12.07.2015 Views

META 2012/6 - VVBAD

META 2012/6 - VVBAD

META 2012/6 - VVBAD

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

tijdschrift voorbibliotheek& archief<strong>2012</strong> | 6ThemanummerBeNcHmArKINgOK!PI: Overzicht Kwantitatieve Performantie-IndicatorenHet Publieksonderzoek Archieven 2011Bios2: gewikt en gewogenBenchmarking in bibliotheken hoger onderwijs in Nederland


ContactSwets Information Services NVEuropark-Oost 34 C9100 Sint-NiklaasT : 03/780.62.62E : marketing@be.swets.comI : www.swets.beEANDIS getuigt over administratievevereenvoudiging dankzij SwetsDe Eandis-vestiging in Melle doet algeruime tijd beroep op de diensten vanSwets. Bart Soens, verantwoordelijke P.R. &Externe relaties bij Eandis getuigt:“Tegenwoordig draait alles omimagobuilding en perceptie. In een tijdwaarin magnumreclame of protserigepubliciteit zelfs afgelegen, exotischelocaties overwoekert, houdt Swets hetliever wat serener en bescheidener. Tochkunnen veel bedrijven zich nog ampervoorstellen hoe ze het ooit gered hebbenzonder de administratieve bemiddeling vandeze competente firma.”“Administratie kan, in geval van wanbeheer,een nachtmerrie worden. Elk bedrijf datzichzelf of de belangen van de klant ernstigneemt, kan chaos missen als kiespijn.”“In de loop der jaren ontstond een waresymbiose tussen de nood bij Eandis aaneen oordeelkundige overzichtelijkecentralisatie van alle abonnementen opkranten, magazines en elektronischenaslagwerken en de polyvalente dienstenvan Swets. Het is een verademing en voeltcomfortabel aan dat alle gegevens dooréén enkele instantie bewaard en ‘bewaakt’worden. In deze context zijn coördinatie enonderlinge coöperatie geen loze begrippen.Er is persoonlijke betrokkenheid dankzij ééncentraal aanspreekpunt, waarbij depermanentie verzekerd wordt tijdens ziekteof vakantie. Ik kan Swets dan ookaanbevelen aan alle bedrijven die hetbeheer van hun abonnementen willenvereenvoudigen en hierbij de nodige tijden uitgaven willen besparen. Samenwerkenmet een bedrijf van dit kaliber blijkt eensuccesformule. Een investering die zichzelfop langere termijn terugbetaalt.”Bart SoensExterne Relaties & Public AffairsEandis


editoriaalEvalueren om te innoverenVERANTWOORDELUKE UITGEVERJulie Hendrickx, Statiestraat 179, 2600 BerchemHOOFDREDACTEURJulie Hendrickx • julie.hendrickx@vvbad.beREDACTIEKlaartje Brits, Jo Cooymans,Beatrice De Clippeleir, Gerd De Coster,Ingrid De Pourcq, Noël Geirnaert, Raf Guns,Myriam Lemmens, Kris Michielsen,Paul Nieuwenhuysen, Veronique Rega,Peter Rogiest, Saskia Scheltjens, Eva Simon,Patrick Vanhoucke, Bruno Vermeeren.VRIJWILLIGERCindy MergitsREDACTIESECRETARISTom Van Hoye • tom.vanhoye@vvbad.beREDACTIEADRES<strong>VVBAD</strong> • <strong>META</strong>Statiestraat 179, 2600 BerchemTel. 03 281 44 57meta@vvbad.behttp://www.vvbad.be/metaReageer op Twitter: #overmetaADVERTENTIESMarc Engels • marc.engels@vvbad.beLAY-OUTMarc EngelsDRUKEnschedé-Van Muysewinkel<strong>META</strong> verschijnt 9x per jaar,niet in januari, juli en augustus.<strong>META</strong> is een uitgave van de <strong>VVBAD</strong> en isbegrepen in het lidmaatschap, maar is ookverkrijgbaar als abonnement. Meer informatieop http://www.vvbad.be/lidmaatschap.Julie Hendrickx, hoofdredacteurOm elke vlucht vijf minuten sneller in de lucht te krijgen, bestudeerde vliegtuigmaatschappijUnited Airlines in 2006 de werkwijze van de pitcrews in deAmerikaanse NASCAR-autorace. Want vijf minuten minder betekent een vergrotingvan de capaciteit tot 100 extra vluchten per dag. Zonder de aankoopvan nieuwe toestellen uiteraard. En of het nu om auto’s of vliegtuigen gaat, hetconcept blijft hetzelfde: auto of vliegtuig zo snel mogelijk controleren en buitenwerken. Het idee hierachter: de eigen prestaties en kwaliteit verbeteren doorandere methoden in kaart te brengen en te analyseren: benchmarking.Het is jammer dat ‘benchmarking’ een beetje klinkt als de zoveelste managementtrenddie werd overgenomen. Toegegeven: de methodiek komt uit debedrijfswereld maar kent zeker zijn gelijke in de bibliotheek- en archiefsector.Er zijn genoeg instrumenten die de performantie van bib en archief registrerenen waardoor men met behulp van benchmarking op zoek gaat naar de positiein het werkveld en mogelijke verbeteringen.Dat benchmarking zo vanzelfsprekend is geworden in de BAD-sector is op zijnzachtst gezegd opmerkelijk. Zeker omdat het zo’n langdurig proces van zelfevaluatieis dat een zeker engagement van een bib of archief vraagt. Deze editievan <strong>META</strong> is dan ook de perfecte weerspiegeling van de dynamiek in één sector.Het is dankzij de inspiratie van het team Meten en Kwaliteit – van de werkgroepBibliotheken (BASSO) binnen de Associatie KU Leuven – dat dit (extradikke) themanummer voor u ligt. De realisatie van OK!PI (Overzicht KwantitatievePerformantie-Indicatoren) zou in <strong>META</strong> aangekondigd worden met een artikel,maar waarom niet een volledig nummer rond benchmarking? Ideeën genoeg:in 2009 verscheen in Bibliotheek- & archiefgids een artikel over Bios, tijd om deresultaten en de vooruitgang eens te bekijken. De KU Leuven legde in 2008 haarbibliotheekgebruikers een bevraging voor over de kwaliteit van de dienstverleningen in 2011 deed het Publieksonderzoek Archieven zijn ronde in de sector:wat waren de intenties, verwachtingen en uiteindelijke resultaten?Dat dit themanummer min of meer samenvalt met het emeritaat van Prof. MelCollier — hoofdbibliothecaris KU Leuven en voorzitter BASSO — is een bijzondereerbetoon, vanwege de bibliotheeksector in het algemeen maar uit naam vanBASSO in het bijzonder. Colliers idee dat een bibliotheekbeleid pas volwaardigkan zijn door correcte cijfers te hanteren, is voor velen een mantra.Gegevens verzamelen is dus slechts het begin in een bechmarkingsproces.De uitkomsten kunnen echter groots zijn: betere prestaties en best practices.Evalueren om te innoveren, moet dat niet vanzelfsprekend zijn?ISSN 2033-639X<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 1


inhoud<strong>META</strong> <strong>2012</strong>/6Jaargang 88 - september <strong>2012</strong>1 EditoriaalEvalueren om te innoveren4 Nieuws8 ArtikelOK!PI: OverzichtKwantitatieve Performantie-IndicatorenJohan Cauwenbergh, Paul Sijsmansen Dirk Smet14 InterviewBios2: gewikt en gewogenCindy Mergits en Tom Van Hoye19 ArtikelHet PublieksonderzoekArchieven 2011Hendrik Ollivier24 EssayZin en onzin vanbechmarking in bibliothekenHilde Sels28 SignalementStudiereis Zweden,13-15 juni <strong>2012</strong>30 EtalageHet bedrijfsarchief van KBC35 Het cijferHet plan36 EssayOver de ondergang enhet belang van de digitalebibliotheekBibnet40 EssayMijmeringen overwetenschappelijkeinformatievoorziening inVlaamse instellingen voorhoger onderwijs anno <strong>2012</strong>Patrick Vanouplines43 ColumnVerkiezingskoortsPaul WoutersHet citaat44 TrendVlaamse bibliotheken ensecundaire scholenKoen Vandendriessche45 DuurzaamRio +20 en Open AccessKatrien Bergé31 InzetInge Van Nieuwerburgh32 Over de grensBenchmarking inbibliotheken hoger onderwijsin NederlandHenk Voorbij34 TrendLibQUAL+Paul Sijsmans enFrederic Vandoolaeghe46 Kroniek50 Personalia52 Toepassing53 Zo gelezenJohan Mijs54 Activiteiten56 Uitzicht<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 3


nieuwsWinnares ‘Beste Boekenjuf of Boekenmeester <strong>2012</strong>’De 47-jarige Marleen Coppens is dit jaar benoemd tot ‘BesteBoekenjuf <strong>2012</strong>’. De vakjury koos Marleen als beste boekenjufvanwege haar hartstocht voor boeken en de manier waarop zedeze geestdrift overbrengt op zowel haar leerlingen als op deandere leerkrachten.Winnares Marleen Coppens is boekenjuf op de school ReginaCaeli in Dilbeek en probeert de kinderen te enthousiasmerenvoor boeken. Hiervoor organiseert ze activiteiten en auteurslezingen.Zo verspreidt ze bijvoorbeeld allerlei feitjes over eenauteur in de klas en geeft ze de kinderen diverse doe-, weet,- enboekvragen zodat ze deze auteur beter leren kennen. Haar visie:als kinderen de auteurs kennen, dan kunnen ze doelgericht naarboeken zoeken. Natuurlijk bespreekt ze buiten de auteurs ookde onderwerpen, betekenissen en achtergronden van verhalen.De manier waarop ze spelenderwijs met boeken omgaat, maakthet voor kinderen heel boeiend. Ze laat hen niet enkel lezen,maar ook projecten doen rond boeken: zoals knutselen, muziekmaken of tekenen. Marleen werkt ook graag met kamishibai: eenJapans verteltheater. De winnares kreeg voor haar nominatie100 boeken voor de bibliotheek in haar school.De andere laureaten zijn: Claire Deboutte, Heidi Van Eenoo,Sofie De Jonghe, Kristien De Schuyter, Nadine Provost en hetteam van school De Regenboog. Zij krijgen elk een mand met35 boeken voor hun school. Bovendien ontvangen zij en MarleenCoppens ook nog een gratis coaching van CANON Cultuurcelzodat ze een literair project kunnen organiseren op hun scholen.‘Beste boekenjuf of Boekenmeester’ is een initiatief van CANONCultuurcel en de Vlaamse Uitgevers Vereniging (VUV). Deredenering achter de wedstrijd: leerkrachten die zich elke dagopnieuw inzetten voor de leesbevordering door kinderen teintroduceren en leren werken met leuke kinderboeken, moeteneens in de bloemetjes gezet worden.Cindy MergitsNieuwe kwaliteitslabelsVlaams minister van Cultuur JokeSchauvliege kent aan het StedelijkMuseum Hoogstraten, de PlantentuinUniversiteit Gent, het STAM, het NationaalVisserijmuseum Oostduinkerke, het MAS,het Museum van Oudenaarde en deVlaamse Ardennen, het Archief OCMWGent, het Stadsarchief Waregem en hetStadsarchief Ieper een kwaliteitslabel toe.Met het label erkent de Vlaamse overheidsinds 1996 de kwaliteitsvolle werking vanerfgoedinstellingen.Naar het voorbeeld van andere Europeselanden bestaan er basis voorwaardenwaaraan een professioneel museum,zowel klein als groot, moet voldoen. “Maarin Vlaanderen gaan we nog een stap verderen kunnen naast musea ook culturelearchiefinstellingen en erfgoedbibliothekeneen kwaliteitslabel aanvragen.Hiermee gaan we internationaal voorop”,zegt Vlaams minister van Cultuur JokeSchauvliege.Door het toekennen van kwaliteitslabelsdraagt de Vlaamse overheid bij tot eenduurzame en kwaliteitsvolle cultureelerfgoedwerking,die kadert binnen eenintegraal en geïntegreerd cultureel-erfgoedbeleid.De organisaties tonen met ditlabel aan dat ze hun verantwoordelijkheidals beheerder van het cultureel erfgoedernstig nemen. Ze oefenen de vier basisfuncties(verzamelen, behouden en beheren,onderzoeken en beschikbaar stellenaan het publiek) op een evenwichtigewijze uit en geven garanties op het vlakvan het management. Het label creëertook mogelijkheden voor (internationale)bruiklenen, collectiemobiliteit en informatie-uitwisseling.In <strong>2012</strong> dienden dertien organisatieseen aanvraag in voor een kwaliteitslabel.Minister Schauvliege kent aan negenorganisaties nu een label toe.4 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


nieuwsVerlaging btw-tarief inFrankrijk en LuxemburgWie dacht dat het eventjes rustig zoublijven rond btw op elektronische literatuurhad het mis. In <strong>META</strong> 9 van 2011rapporteerden we over de resolutie vanhet EU-parlement op 17 november 2011.We schreven toen nog letterlijk: “Hetprobleem is dat momenteel geen enkeleEU-lidstaat op eigen houtje een verlaagdbtw-tarief mag toepassen op elektronischeliteratuur, ook al is de inhoud gelijkaan de papieren tegenhanger.” Maar inFrankrijk en Luxemburg maakte men ronddie btw-verlaging niet echt een probleem:vanaf 1 januari <strong>2012</strong> wordt in die beidelanden een verlaagd btw-tarief gehevenop elektronische boeken (in Frankrijk isdat 7 procent (nadat de laagste btw-voetrecentelijk van 5,5 procent naar 7 procentging (en op 1 januari 2013 terug naar 5,5procent gaat), in Luxemburg 3 procent).VoorgeschiedenisWisten Frankrijk en Luxemburg dan nietdat zoiets niet mag? Uiteraard wel. Hetlijkt op een provocatie. Misschien wel omde processen te versnellen. Daar moetje Frankrijk en Luxemburg deels gelijkin geven. De tarieven voor elektronischeliteratuur naar beneden halen moet vialogge, tergend langzame procedures. Hetkan ook zijn dat Frankrijk en Luxemburgzwichtten onder druk van hun nationaleuitgevers.Of zijn er rechtlijniger denkers inFrankrijk en Luxemburg dan in de andereEU-lidstaten? In 2009 rapporteerden weover de door Europa toegelaten verlagingvan het btw-tarief van boeken op fysiekedrager. Nederland en Frankrijk gingendaar snel op in (en verlaagden het btwtariefwaar ze mochten). Waarom alleenop fysieke drager, en niet meteen ook deboeken die gedownload worden? En watmoet België doen?tik op de vingersDe reactie vanwege de EU kon niet uitblijven.De Europese Commissie tiktFrankrijk en Luxemburg op de vingers,maar formuleert dat in eerste instantiezacht: “… VAT rates they are applying todigital books are potentially incompatiblewith EU law.” Maar vervolgens komter heel duidelijk: “Downloading of digitalbooks is regarded as a service suppliedelectronically, which is not included in thislist and cannot therefore be taxed at thereduced rate.”En dan zegt de Europese Commissie indie persmededeling “jullie zijn te vlug”,verwijzend naar de lancering van hetdebat (de resolutie van het EU-parlement),met de mededeling dat er convergentieverwacht wordt op basis van voorstellen.Een regelrechte actie, zoals deFrans-Luxemburgse, heeft de EuropeseCommissie niet graag. Inderdaad, “Thissituation is creating serious distortions ofcompetition that are damaging to economicoperators in the other 25 MemberStates …”, en dat is uiteraard spijtig, wantniet evenwichtig (precies wat de EUnastreeft).het vervolgNu zijn er drie stappen te doorlopen .Frankrijk en Luxemburg kregen hunboodschap en mogen daarop binnen demaand reageren. Als de uitleg niet volstaat,dan kan de Commissie de uitspraakdoen dat er een inbreuk is, waarna deEuropese Commissie naar beide landeneen geargumenteerde vraag zendt om dewetgeving aan te passen. Ten slotte kande Europese Commissie doorverwijzennaar het Europees Hof (voor juridischebehandeling).Hoe het verdere verloop, en de uitkomstdaarvan, zal zijn is moeilijk in te schatten.Maar ook dit alles gaat lang aanslepen,ook al omdat een land haar wetgevingniet snel kan veranderen. En dan valt nogte bezien of beide landen dat wensen (enkunnen, zonder gezichtsverlies).En dan komen we terug bij de vraag diewe ons in het begin stelden: moet Belgiëmeedoen met buurlanden Frankrijk enLuxemburg? Het antwoord is neen, wanter is nu al genoeg ophef gemaakt en drukuitgeoefend – het vuurtje wordt nu echtwel brandend gehouden. Had België in2009 moeten meedoen met Nederlanden Frankrijk en de btw-verlaging ‘legaal’naar beneden halen voor boeken op drager?Daarop is het antwoord ja. Maar spijtiggenoeg was ons land op dat momentregeringloos. Nog een vraag: gaat Belgiëde boot missen? Daarop is het antwoordeen optimistisch, maar toch genuanceerdneen: het grote werk moet nu eerst doorde Europese Commissie gebeuren. Enhopelijk komt de mogelijkheid om debtw te verlagen op alle literatuur met eengoede timing zodat België die verlagingnetjes kan toepassen, zonder al te veel inhet financiële vel te moeten snijden.Patrick VanouplinesEblida lanceerte-bookscampagneTijdens zijn jaarlijkse congres inKopenhagen, lanceerde het EuropeanBureau of Library Information andDocumentation Associations (EBLIDA)een campagne rond het lenen vane-books. In een verklaring (die ook inhet Nederlands beschikbaar is) wijst deEuropese bibliotheekorganisatie op hetverschil tussen het uitlenen van papierenboeken en dat van e-books. Het aanbiedenvan e-books is een dienst en uitlenenis alleen mogelijk mits toestemmingvan de uitgevers. “Het is opmerkelijk, enin onze visie onacceptabel, dat uitgeversover het aanschafbeleid van bibliothekenkunnen besluiten, en dat de vrije toegangvoor Europese burgers door uitgeversbepaald wordt”, aldus EBLIDA. Daaromstelt de organisatie twee oplossingenvoor: een Memorandum of Understandingmet de Federatie van Europese Uitgeversvoor ‘Fair Licensing Models’ en eenactualisering van het auteursrecht voore-books, e-lenen en e-content (digitalebronnen) opdat bibliotheken hun dienstenkunnen uitvoeren voor alle Europeseburgers. (bv)> http://www.eblida.org/index.php?page=e-bookscampaign(http://bit.ly/Mt4xKB)Auteursrecht in het EuropeesParlementOp woensdag 30 mei organiseerdenbibliotheek- en consumentenorganisatieseen meeting rond auteursrechtin het Europees Parlement. Deinitiatiefnemers waren IFLA, EBLIDA,Electronic Information For Libraries(eIFL), Informations Sans Frontières(ISF), Copyright for Creativity (C4C),de European Consumers’ Organisation(BEUC) en Consumers International (CI).Thema’s van de dag waren de rol vanbibliotheken in het bieden van toegangtot culturele werken en een auteursrechtdat beter rekening houdt met de wensenvan de gebruikers.In zijn keynote had Kai Ekholm van deNationale Bibliotheek van Finland en vanIFLA’s FAIFE Comité het over het uitlenenvan e-books, monopolievorming<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 5


nieuwsbij de uitgevers en de nood aan nieuwefinancieringsvormen en marktoplossingenopdat bibliotheken hun functie in dedigitale era kunnen uitoefenen. Een aanpassingvan de uitzonderingen op hetauteursrecht zou bibliotheken helpen omhun functie beter uit te oefenen in eendigitale wereld, zo bleek tijdens de voormiddag.Niet alleen binnen Europa, maarook binnen de World Intellectual PropertyOrganisation (WIPO) ijveren bibliotheekorganisatiesvoor aangepaste uitzonderingenop het auteursrecht.De namiddagsessie ging in op het standpuntvan de gebruikers, die niet begrijpenwaarom bepaalde handelingen verbodenzijn, al zijn ze ondertussen onderdeelgeworden van ons virtuele leven.Tv-programma’s opnemen om ze laterte bekijken, of een back-up maken vanaangekochte digitale bestanden zijn daarvoorbeelden van. Of ze wel of niet toegestaanzijn, verschilt van land tot landen ook de houding van beheersvennootschappen,zoals Sabam of Reprobel, kanverschillen. De verwachtingen van de consumentenen de regels van het auteursrechtzijn niet langer in evenwicht.Bij het gebruik van auteursrechtelijkbeschermd werk bewegen zowel bibliothekenals individuele consumenten zichin een grijze zone. Het lijkt erop dat deEuropese Unie het probleem begint teerkennen. Alleen evolueert de technologieveel sneller dan de wetgeving en vondenlobbygroepen van producenten, uitgeversen auteurs tot nu toe veel snellergehoor bij de Europese instellingen danbibliotheken of consumenten. In dat laatstelijkt nu stilaan verandering te komen.(bv)> http://www.ifla.org/en/news/ifla-participates-inmaking-copyright-work-for-libraries-and-consumers(http://bit.ly/lllr6d)Vlaams Parlement keurtdecreten goedOp woensdag 27 juni keurde het VlaamsParlement een reeks ontwerpdecretengoed. Daaronder ook het decreetLokaal Cultuurbeleid en het Cultureelerfgoeddecreet.Na de hoorzitting van 30 mei voor deCommissie Cultuur werden op beidedecreten nog amendementen ingediend.De parlementsleden probeerden zo tegemoette komen aan bezorgdheden dieonder meer de <strong>VVBAD</strong> had geuit.decreet lokaal CultuurbeleidBij het decreet Lokaal Cultuurbeleidbenadrukten de parlementsleden hetbelang van deskundigheid in bibliothekenen cultuurcentra door in artikel 5 in iedergeval de aanwezigheid van de nodigedeskundigheid te vragen.Ook de laagdrempeligheid van de bibliotheekwerd door de parlementsledenbeklemtoond door een toevoeging aanartikel 9, 4° “de raadpleging in de bibliotheekvan alle informatiedragers en deuitlening van materialen en bestandenzo laagdrempelig mogelijk maken, in hetbijzonder voor moeilijk bereikbare doelgroepenen voor mensen met een beperktinkomen”.Hoewel de aanpassingen aan het decreetbeperkt blijven, geven ze duidelijk aandat parlementsleden van meerderheiden oppositie, de bezorgdheden van de<strong>VVBAD</strong> rond de laagdrempeligheid en dedeskundigheid van het personeel delen.Cultureel-erfgoeddecreetDe aanpassingen aan het Cultureelerfgoeddecreetgingen verder. Op vraagvan de sector stelden de commissieledenvan sp.a, CD&V, N-VA, Groen en Open VLDeen nieuwe afdeling voor in het decreetdie de belangenbehartiging regelt.Concreet zou een belangenbehartigervan 1 januari 2016 gesubsidieerd kunnenworden. Ook in andere decreten, zoalshet decreet Lokaal Cultuurbeleid en hetKunstendecreet, worden belangenbehartigersdoor de overheid ondersteund.De overheid legt wel strikte voorwaardenop. Artikel 53 stipuleert ondermeer: “de organisatie moet minstens dehelft van alle op basis van dit decreeterkende en door de steden en gemeenten,intergemeentelijke samenwerkingsverbanden,provincies, de VlaamseGemeenschapscommissie en de VlaamseGemeenschap gesubsidieerde cultureelerfgoedorganisatiestot lid hebben”.Van elke deelsector moet de helft vande organisaties lid zijn. Op dit momentbestaat een dergelijke organisatie niet.Het Cultureel-erfgoedoverleg, waarvanook de <strong>VVBAD</strong> deel uitmaakt, werkt aaneen traject om tot een belangenbehartigervoor de cultureel-erfgoedsector tekomen. (bv)SARC begint aan een tweedetermijnOp 6 juli <strong>2012</strong> benoemde de Vlaamseregering de leden voor de tweede termijnvan de Strategische AdviesRaadvoor Cultuur, Jeugd, Sport en Media(SARC). De voorzitter en de onafhankelijkedeskundigen voor de AlgemeneRaad en de leden van de sectorradenwerden benoemd. Later worden per sectorraadtwee leden afgevaardigd naar deAlgemene Raad.In de sectorraad Sociaal-Cultureel Werkzitten onder meer Geert Puype (OBMenen) en Miet Withofs (OB Hasselt).In de sectorraad Kunsten en Erfgoedvinden we onder meer Noël Geirnaert(Stadsarchief Brugge) en Leen van Dijck(Letterenhuis). De volledige samenstellingvind je op de website van deSARC (http://www.cjsm.vlaanderen.be/raadcjsm/over-de-raad/samenstelling/).De Vlaamse regering is verplicht om deSARC advies te vragen over de voorontwerpenvan decreet en de ontwerpen vanbesluit en moet ook duiding geven overhaar beslissingen. De raad brengt voortuit eigen beweging of op verzoek adviesuit over de hoofdlijnen van het beleid metbetrekking tot Cultuur, Jeugd, Sport enMedia. De raad draagt bij tot de vormingvan een beleidsvisie over Cultuur, Jeugd,Sport en Media. Hij volgt en interpreteertde maatschappelijke ontwikkelingen opdit vlak van Cultuur, Jeugd, Sport enMedia en reflecteert over beleidsnota’sen beleidsbrieven. Alle informatie over dewerking is terug te vinden op de websitevan de SARC (http://www.cjsm.vlaanderen.be/raadcjsm/index.shtml).(BV)6 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


nieuwsNieuwehoofdredacteurArchievenbladHans Berende isniet langer hoofdredacteurvanArchievenblad. Vierjaar had hij deleiding over hetoudste archivarissenvakblad ter wereld.Inmiddels is René Spork benoemd tot denieuwe hoofdredacteur. Een mooie opvolging!Het Nederlandse Archievenblad besteedt(sinds 1892!) aandacht aan ontwikkelingenin het archiefwezen, wetten en regelgevingarchieven, methoden en techniekendie in het archiefwezen wordengehanteerd en archiefopleidingen. HetArchievenblad verschijnt 10 keer per jaar.Leden van de KVAN krijgen het blad gratistoegezonden.Nieuw duurzaamRijksarchiefgebouw in GentServais Verherstraeten, staatssecretarisvoor de Regie der Gebouwen, gaf op 27juni <strong>2012</strong> het officiële startschot van debouw van het nieuwe rijksarchiefgebouw(Bagattenstraat) in Gent. Het gebouw iseen ontwerp van architecten Robbrechten Daem.Het huidige Rijksarchief beschikt slechtsover opslagruimte voor 7 km archieven.Hierdoor worden de archieven van de19e en 20e eeuw in Beveren bewaard.Daarenboven is de leeszaal te klein, kanmen er geen goede dienstverlening gevenen voldoet het gebouw niet op het vlakvan klimaatregeling,DUUrZAAM BOUwENDe temperatuur in de nieuwe depotswordt zowel op passieve als actievemanier geregeld. De muren wordenheel massief uitgevoerd, zodat de ruimteneen grote thermische inertie krijgen.Zo worden kortstondige schommelingenin interne warmte- of vochtbelastingdoor de wanden gemakkelijk gebufferden getemperd. Anderzijds wordt degebouwschil ook heel goed thermischgeïsoleerd.Om thermische redenen zijn er ook geengevelramen voorzien in de depots. Dezepassieve maatregelen worden aangevuldmet een erg performante klimaatinstallatieom de vooropgestelde klimaateisen tegaranderen. Het nieuwe gebouw zal eind2013/ begin 2014 beschikbaar zijn.Nieuw reglementondersteuning reis- enverblijfskostenDe internationale werking van de afdelingVolksontwikkeling en LokaalCultuurbeleid is gebaseerd op de uitgangspuntenvan de beleidsnota Cultuur.In deze beleidsnota formuleert ministerSchauvliege de versterking van het internationaalcultuurbeleid als één van dezeven belangrijke strategische doelstellingenvan het cultuurbeleid.Een eerste belangrijk uitgangspunt is deinvloed van Europa op steeds meer culturelesectoren. Daarnaast wordt gewezenop het belang van de expertiseontwikkelingen netwerking met het doel deVlaamse culturele actoren beter te stimulerenen te ondersteunen in hun zoektochtnaar Europese subsidies. Ook internationalemobiliteit wordt aangemoedigdwaarbij zowel het presenteren van artistiekeproducties als deskundigheid opdiverse culturele domeinen aan bod kankomen.ONDErSTEUNINg rEIS- ENVErBlIJfKOSTENIn het kader hiervan komt de Vlaamseoverheid tegemoet in de reis- en verblijfkostenvoor internationale initiatievenvoor actoren binnen het beleid vooramateurkunsten, sociaal-cultureel volwassenenwerk,participatie, VlaamseGebarentaal, circus en het lokaal cultuurbeleidaan de hand van een reglement.Controleer vooraf de subsidievoorwaarden(http://tinyurl.com/d2fu5rl) en maakgebruik van het aanvraagformulier (http://www.sociaalcultureel.be/volwassenen/intsamenwerking_intedienen.aspx) indienhet initiatief voldoet aan de voorwaarden.heBt u ooK nieuws Voor deze ruBrieK? stuur het naar Meta@VVBad.Be<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 7


artiKelOK!PIOverzicht KwantitatievePerformantie-IndicatorenJohan Cauwenbergh, Hogeschool-Universiteit BrusselPaul Sijsmans, KU leuvenDirk Smet, lessius-Mechelen“Zonder cijfers kan je geen volwaardig bibliotheekbeleidvoeren.” “En ook al zeggen ruwestatistieken op zichzelf iets, afgeleide statistiekenin een bredere context vertellen meer.”Twee uitspraken van Mel Collier, hoofdbibliothecarisvan KU Leuven en voorzitter van dewerkgroep bibliotheken Associatie KU Leuven(BASSO), op een workshop in 2008 over hetverzamelen van statistische gegevens metbetrekking tot de werking van bibliotheken.Deze woorden vielen niet in dovemansorenen werden het richtsnoer om een waardigeopvolger voor de LibEcon-vragenlijst te ontwikkelen.AANlOOPOp 16 mei 2008 organiseerdede werkgroepProfessionalisering, Benchmarkingen Kwaliteitszorg(PBK) — een subgroep vanBASSO — een workshop statistieken.Aanleiding was hetbeleidsplan 2008 van deAssociatie KU Leuven dat bijzondereaandacht vroeg voorhet verzamelen en analyserenvan geïntegreerde bibliotheekstatistieken.1 Die workshop islater het startpunt geblekenvoor het project waarvan hetrelaas hier voorligt.Tevens was er nood aaneen alternatief voor desterk verouderde LibEconvragenlijstdie door hetVlaams Overlegorgaaninzake WetenschappelijkBibliotheekwerk (VOWB)sedert 1990 gebruikt werdom statistische gegevens vanwetenschappelijke bibliothekenin kaart te brengen 2 .De werkgroep kreeg van deAssociatie KU Leuven deopdracht om op basis vaninternationaal aanvaarde indicatoreneen nieuwe vragensette ontwikkelen met het oogop interne (associatiebibliothekenonderling) en externe(vergelijken met gelijkaardigeinstellingen/bibliotheken in8 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


artiKelbinnen- en buitenland) benchmarking.De continuïteit methet LibEcon-verleden diendedaarbij zoveel mogelijk te wordenbewaard.Buitenlandse voorbeeldenop vlak van benchmarkingvan (wetenschappelijke)bibliotheken werden onderlingmet elkaar vergelekenom tot best practices tekomen die de basis voor hetnieuwe model zouden vormen.Tevens werd de door deInternational Federation ofLibrary Associations and institutions(IFLA) in 2007 uitgegevenhandleiding rond kwaliteitsmetingin bibliotheken 3 alsleidraad gebruikt. Daarnaastwerd een beroep gedaan opde ISO-standaarden 2789(Informatie en documentatie- Internationale bibliotheekstatistiek),11620 (Informatieen documentatie - Bibliotheekperformantie indicatoren) en5127 (Informatie en documentatie- Vocabularium). HetOK!PI-model (uit te sprekenals ‘okapi’) was geboren.STAP 1-2-3:DATAVErZAMElINgDe werkgroep startte haarwerkzaamheden met hetopstellen van een tienstappenplan.De eerste doelstellingwas de ingebruikname vaneen nieuw model vanaf 2010(gegevens 2009). De eerstedrie stappen waren op de concreteuitwerking van dit doelgericht. Na het selecteren vande ruwe data en het opstellenvan een vragenlijst (stap1), werden op basis hiervanindicatoren bepaald (stap 2).Dit alles moest ondersteundworden door een uitgebreidehandleiding met duidelijke envooral eenduidige definities bijelke vraag (stap 3).In de aanloopfase van ditproject bleek al snel dat eenloutere bewerking van deLibEcon-vragenlijst geenoptie was. Ondanks het bijsturenvan de definities, bleef dekwaliteit van de ingeleverdecijfers onder de verwachtingen.Bovendien leefde meeren meer het gevoel dat dezeset geen duidelijk zicht gaf opde werking van een hedendaagsebibliotheek. Zo werdhet gebruik van de elektronischecollectie nauwelijks ofniet in kaart gebracht.De Associatie KU Leuvenbesliste dat er een eigen basissetmet gegevens zou wordenontwikkeld. Daarbij werdenvan meet af aan een aantalprincipes naar voren geschoven:1. continuïteit met het verledendoor de link metLibEcon;2. eenduidige definities ominterpretaties uit te sluiten;3. zoveel mogelijk centraal verzameldegegevens.Het feit dat ondertussen debeslissing genomen was omalle associatiebibliothekentegen uiterlijk 2013 te latenoverstappen naar het bibliotheeksoftwarepakketAleph,maakte de realisatie van ditlaatste principe meteen meerhaalbaar.Bijkomend kreeg de werkgroepPBK een mandaat vande Commissie AlgemeenBeheer (CAB), een beleidsondersteunenden -adviserendorgaan binnen de universiteit,om andere diensten te contacterenen structurele medewerkingte vragen. Dit mandaatis ondertussen van kapitaalbelang gebleken voor de consolidatievan het project.Qua structuur leunt de OK!PIvragenlijstnog dicht aan bij deLibEcon-bevraging. Een eersteinleidend domein (organisatiegegevens)brengt de instellingzelf in kaart. Een tweededomein (collectie) focust opwat door de bibliotheek aangebodenwordt, zowel fysiekals elektronisch. In een derdedomein (dienstverlening engebruik) worden verschillendeaspecten van de outputonder de loep genomen: openingstijden,IBL, leengegevens,fysieke en virtuele bezoekers,raadpleging van de e-collectie.In een laatste domein (middelen)wordt ten slotte stilgestaanbij de beschikbareruimte voor mensen en boeken,het aantal personeelsleden,uitgaven voor collectie,personeel, recurrente werking,en investeringen en inkomsten.In totaal werden een 100-talvragen weerhouden. Dat isongeveer evenveel als er inde LibEcon-vragenlijst voorkwamen.De helft van die vragenwerd trouwens onverkortbehouden.Op basis van deze ruwe datakon werk worden gemaaktvan zogenaamde afgeleidenof indicatoren. Er werd vertrokkenvanuit de ervaringdie door andere buitenlandsemodellen was opgedaan.Vooral het Nederlandse UKBmodelen de Britse SCONULAnnual Library Statistics werkteninspirerend. In een eerstefase werden 38 afgeleidengeselecteerd. Die set werdvervolgens gereduceerd totde helft. Zeven van de kernindicatorenworden gedeeld methet Nederlandse UKB-model:zoals de procentuele verhoudingvan de uitgaven voor de“OK!PI WILGEEN VERHAALBLIJVEN VANDE ASSOCIATIEKU LEUVENALLEEN. MEERPARTNERS LEIDTIMMERS TOTBETERE EN MEERRELEVANTEVERGELIJKINGEN.”BenChMarKing<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 9


artiKele-collectie ten opzichte vanhet totaal van de uitgaven, deuitleen per capita en het aantalzoekacties in databankenper capita. Daardoor behoortalvast internationale benchmarkingtot de mogelijkheden.Het merendeel zijn zogenaamdeinput-indicatoren.Deze afgeleiden geven zichtop de aangewende middelen,zijn relatief gemakkelijk temeten en te controleren, enhebben een hoge mate vanbetrouwbaarheid. Voor hetluik dienstverlening en gebruikkunnen een aantal outputindicatorenberekend worden.Die zijn moeilijker meetbaar.De mate van betrouwbaarheidstaat of valt met de gebruiktemeetmethode. Throughputindicatoren,die meer vertellenover de organisatie vande dienstverlening en de duurvan bepaalde processen, werdenin dit stadium niet weerhouden.Ook outcome-indicatoren,die zicht geven op heteffect van de dienstverleningop de doelgroep, komen nietvoor. Omdat het verzamelenvan data voor dit laatste typeindicatoren een andere aanpakvereist, werd naar samenwerkinggezocht met de stuurgroepKwaliteitszorg van deAssociatie KU Leuven, die inhet kader van hun KONDORprojectmomenteel een kwalitatievebevraging, een zogenaamdekwaliteitsbarometer,op punt stellen. Bedoeling isom in hun vragenlijst een aantalvragen over de bibliotheekwerkingte laten opnemen. Opdie manier kunnen beide projectenelkaars leemten aanvullenen worden ze complementairaan elkaar.STAP 4:SENSIBIlISErINgVan bij de start van het projectwas het de bedoelingom de bibliotheken van deAssociatie KU Leuven en hunrechtstreeks betrokken medewerkersopnieuw warm temaken voor de problematiekvan het verzamelen van statistischegegevens en hen uitte dagen mee het eindproductvorm te geven. Sensibiliserenwerd dus stap 4.De workshop in 2008 had voorde eerste maal de geïnteresseerdecollega’s uit de eigenassociatie samengebracht. Opzich was dat al een grote verdienste.Dries Berings, docentaan Hogeschool-UniversiteitBrussel, sprak de keynoteuit. Daarin had hij het overde mogelijkheden en valkuilenvan kwantitatief beleidsondersteunendonderzoek.Want is meten inderdaadaltijd ook weten? 4 Verrastdoor dit eerste succes werdvrij snel beslist om jaarlijkseen vervolg te organiseren.Dat werden de zogenaamde‘Terugkomdagen’.Waar de eerste Terugkomdag(maart 2009) in het tekenstond van de nieuwe vragenlijsten bijhorende handleidinglag de focus tijdens detweede Terugkomdag (april2010) op het verrassend positieveresultaat van de eersteOK!PI-bevraging en de uitgebreidefeedback die gebruikersbezorgden. Tevens werdeen mogelijke set indicatorenvoorgesteld. Die werdentijdens de keynote grondigtegen het licht gehoudendoor Henk Voorbij, gastsprekervan de dag en bezielervan het Nederlandse UKBmodel.In de marge van dieTerugkomdag werden methem afspraken gemaakt overeen mogelijke toekomstigesamenwerking. Als kers op detaart werd het OK!PI-logo officieelvoorgesteld. Nog een jaarlater werd tijdens de derdeTerugkomdag (mei 2011) deOK!PI-webapplicatie bovende doopvont gehouden. Voorde eerste maal werd de bijeenkomstopengesteld voorvertegenwoordigers van deandere associaties, dit methet oog op een mogelijkeuitbreiding van het modelover Vlaanderen via VOWB.Gastspreker die dag was HildeSels, hoofd Algemene DienstKwaliteit van de KatholiekeHogeschool Kempen, die hetaspect benchmarking in eenbreder perspectief plaatste.STAP 5-8:BEVrAgINg ENBESCHIKBAArSTEllINgAl het voorbereidende werkleidde begin 2010 uiteindelijktot stap 5: de bevraging organiserenbinnen de AssociatieKU Leuven om zo een nieuwestart te maken met het verzamelenvan statistische gegevens.Qua vorm werd de vragenlijstoorspronkelijk in Excelformaataangeboden, netzoals dat het geval was met deLibEcon-vragenlijst. Er werdvan bij de aanvang wel eenopsplitsing gemaakt in drieniveaus. Op het laagste niveau,het deelniveau, worden alleendie vragen aangeboden diedoor elke bibliotheek of bibliotheekdienstvan de betrokkeninstelling lokaal dienen te wordeningevuld. Op het tweedeniveau, het instellingsniveau,moeten cijfers van de deelniveausworden samengetelden kunnen instellingsspecifiekegegevens worden toegevoegd.“BENCHMARKINGEN BESTPRACTICESZIJN TERMENDIE WEL EENSDOOR ELKAARGEBRUIKTWORDEN.”10 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


artiKelOp het derde niveau, hetassociatieniveau, wordende systeemgegenereerde ofcentraal aangeleverde gegevenstoegevoegd. Deze wordenverstrekt door LIBIS(Bibliotheekinformatiedienstvan KU Leuven - Aleph),door VOWB (werkgroepELEKTRON - facturatie engebruiksstatistieken), doorde Vlaamse Hogescholenraad- VLHORA (procentuele verdeelsleutelkostprijs databanken),door de Werkgroep personeelAssociatie KU Leuven(aantallen academisch enonderwijzend personeel), doorde Technische Diensten KULeuven (atlasplannen oppervlaktegebouwen) of wordengehaald uit het StatistischJaarboek Hoger Onderwijs(studentenaantallen). Op dezemanier kunnen de bibliothekenvoor iets minder dan dehelft van de vragen vrijgesteldworden van het verzamelen eninvullen van correcte gegevens.Eens de gegevens op niveau1 en 2 verzameld, wordendeze door de KU Leuven-UBD (Universiteitsbibliotheekdiensten)gecontroleerd opbetrouwbaarheid en volledigheiden wordt indien nodigteruggekoppeld naar deinstellingen teneinde de kwantiteiten de kwaliteit van hetaangeleverde te verhogen.Tot slot worden de gegevensin overzichtstabellen samengebracht,ontsloten via het KULeuven intranet en de elektronischeleeromgeving Toledo,en ter beschikking gesteld aande respondenten en betrokkenbeleidsorganen (stap 6).Aangezien het verzamelenen verwerken van statistischegegevens via Excel-invullijstenomslachtig en tijdrovend is,werd van bij de start van ditproject werk gemaakt van hetontwikkelen van een onlineapplicatie (stap 7). Eind 2009werd door de werkgroep eenblauwdruk uitgewerkt waarinalle wensen en verlangensbeschreven stonden waaraande webapplicatie ‘OK!PI bibliotheekstatistiekenen benchmarking’minimaal diende tevoldoen. Het Bios2-model(Bibliotheek Informatie enOpvolgingsSysteem - Vlaamseopenbare bibliotheken), enHet OK!PI-team.Onderaan v.l.n.r.: Frederic Vandoolaeghe, Dirk Smet, Johan Cauwenbergh, Paul Sijsmans, Ann Dewulf.Bovenaan v.l.n.r.: Leen Grietens, Barbara De Mild, Martine Pieters.Niet op de foto: Mieke De Meester, Pieter De Veuster, Luc Lannoy.de Finse FinELib ResearchLibrary Statistics Databasezorgden voor de nodige inspiratie.De applicatie moest initieelin een vijftal mogelijkhedenvoorzien. Statistische gegevensen indicatoren moesten,deels automatisch, ingevoerd,bewaard en voor allegebruikers raadpleegbaargemaakt worden. Het opvragenen afdrukken van statistischegegevens en indicatoren,ook in vergelijkende rapportenover verschillende jaren (vooréén instelling) of verschillendeinstellingen (voor één jaar),moest mogelijk zijn. Toegang,gebruik en authorisatieniveau(op niveau bibliotheek, instelling,of associatie) moest geregeldworden via Shibboleth,de authenticatie- enauthorisatiesoftware diedoor de Associatie KULeuven gebruikt wordt.Gegevensinvoer moest opgevolgdkunnen worden aan dehand van domeinstatussen (todo, done en closed).LIBIS zorgde voor de realisatievan de applicatie, die vanafde bevraging <strong>2012</strong> (gegevens2011) in gebruik werd genomenen voorzien werd vaneen specifieke gebruikershandleiding.Om vergelijkenderapporten mogelijk temaken voerde KU Leuven-UBD de 2009- en 2010-gegevensretroactief in. Momenteelwordt nog volop gewerkt aanhet op punt stellen van deindicatorenmodule.Tijdens dit hele proces blijfthet evalueren en bijstellen van<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 11


artiKelde naaM en het logoOm het project een grotere herkenbaarheid tegeven, besloot de deelgroep in 2008 om opzoek te gaan naar een naam met een bijbehorendlogo. Uiteindelijk werd gekozen voor OK!PI(uit te spreken als ‘okapi’). Bij de keuze van dezenaam was het mooi meegenomen dat het projectzich op die manier kon plaatsen in een reeksvan andere, bibliotheekgerelateerde projecten inVlaanderen, zoals ANTILOPE en IMPALA.Het acroniem staat voor ‘OverzichtKwAntitatieve Performantie-Indicatoren’. Dezeomschrijving dekt voldoende de lading. DeOK!PI-vragen- en indicatorenlijst is immers inde eerste plaats een kwantitatief, en geen kwalitatiefproduct. Bovendien is het einddoel omvia het berekenen van indicatoren de performantiein kaart te brengen en vervolgens om doorbenchmarking op zoek te gaan naar mogelijkeverbeterpunten.Er werd contact opgenomen met een docentplastische opvoeding (Hogeschool-UniversiteitBrussel) om het logo te ontwerpen. De okapistapt vooruit, maar kijkt achterom. Zo wordthet streven naar een moderne aanpak uitgedrukt,zonder evenwel de link met het verledenlos te laten. Het uitroepteken vervangt de letter‘A’ in het logo en wil zo het jeugdige imago,maar vooral ook het belang van statistiekenbenadrukken. De Okapi is een dier dat stevigop zijn poten staat. Een onuitgesproken ambitievan deze werkgroep? De toevoeging van hetassociatielogo bepaalde ten slotte het kleurgebruik.Het logo werd voorgesteld in 2009 tijdensde tweede Terugkomdag.de vragenlijst, de definities ende handleidingen een voortdurendaandachtspunt (stap 8).STAP 9-10:rAPPOrTErINg,ANAlySE ENINTErPrETATIETot 2011 (gegevens 2010)bleef de rapportering aan hetbestuur en de bibliothecarissenbeperkt tot een overzichtstabelin Excel. Hoewel dezenaakte cijfers al een eersteruwe vergelijking toelieten opinstellingsniveau, was dit nogniet het beleidsinstrument datmen bij het begin van het projectvoor ogen had. Bedoelingwas immers om te komen toteen gemeenschappelijk associatierapportdat als basiskon dienen om een gezamenlijkbeleid uit te stippelen, deinterne kwaliteitszorg van deindividuele associatiebibliothekente sturen, de werkingvan de associatiebibliothekenop elkaar af te stemmen en degemeenschappelijke strategieverder te bepalen. Hiervoorwas een uitgebreidere rapporteringmet de bovenvermeldeindicatoren, benchmarkingen best practices aangewezen.Op die manier biedt eenrapport niet alleen een zichtop het verleden, maar laat hetook toe trends te detecterenen te documenteren, bijvoorbeeldde evolutie van een klassiekenaar een digitale bibliotheek.Hierdoor wordt het ookeen toekomstgericht beleidsinstrument.Benchmarking en best practiceszijn termen die wel eensdoor elkaar gebruikt worden.Benchmarking gaat na in hoeverrevooraf bepaalde standaardenof ijkpunten wordengehaald, al dan niet in vergelijkingmet andere, vergelijkbarebibliotheken (‘peer libraries’).Bij best practices gaatmen na hoe anderen het doen,of ze het daarbij beter doen,en hoe dit in de eigen instellingovergenomen kan worden.De combinatie van interne encompetitieve benchmarkinglaat toe dat instellingen hunrelatieve sterktes en zwakteskunnen achterhalen ende kwaliteit van hun werkingkunnen evalueren en verbeteren.Voorwaarde is wel dater een set van standaardenbeschikbaar is waartegen deeigen cijfers kunnen afgezetworden. De werkgroepManagement en Beleid, eenandere subgroep van BASSO,is in <strong>2012</strong> begonnen met hetuitwerken van kwaliteitsstandaardenvoor de AssociatieKU Leuven, onder andere opbasis van het document vande ACRL 5 . De gegevens vanuitOK!PI zijn hiervoor eenbelangrijke insteek, maar ditheeft tevens tot gevolg dat deechte benchmarking met ijkpuntennog niet beschikbaarzal zijn in <strong>2012</strong>.Het streefdoel van OK!PI is tekomen tot een volwaardigerapportering, zowel op associatieniveauals op niveauvan de individuele instelling.Het eerste echte rapportwordt uitgewerkt in <strong>2012</strong> enis bedoeld voor de AssociatieKU Leuven. Het toont eenvergelijking op het niveauvan de afzonderlijke instellingen.Cijfers en indicatorenworden gevisualiseerd in eencombinatie van grafieken entabellen. Een goede visualisatielaat toe om een complexedataset beter te doorgrondenen patronen te ontdekken. Degegevens worden ook gegroepeerdbinnen vooraf bepaaldethemata om bepaalde trendsbeter te kunnen duiden. Ditvergelijkend overzicht laat toede eigen instelling te positionerenbinnen de bibliotheekwerkingvan de AssociatieKU Leuven. Belangrijk is dat12 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


artiKeldit op een niet-bedreigendewijze gebeurt. Om geen appelenmet citroenen te vergelijken,worden hierbij de universiteiten de hogescholen apartbehandeld. Daarnaast wordtvoor iedere instelling ook eenaparte identificatiefiche metenkele kerncijfers mee opgenomen.Hierdoor kan de lezerzich een idee vormen overwelk soort instelling het gaatwanneer hij aan het vergelijkengaat. De neerslag vandeze soort rapportering zalde vorm aannemen van eenpublicatie en heeft een eerderstatisch karakter. De frequentieis jaarlijks.Een tweede soort rapport zalbedoeld zijn voor de individueleinstelling. Op dit momentis het al mogelijk om vanuitde webapplicatie rapportente genereren met de antwoordenen indicatoren voor één ofmeerdere instellingen (tot ophet niveau van de campusbibliotheek),voor één of meerderejaren. Deze rapporteringgeeft de data in een Exceltabel,zonder visualisering ofbenchmarking. Bedoeling isom op termijn interne en competitievebenchmarking mogelijkte maken, zowel op instellingsniveauals op het niveauvan de individuele campusbibliotheken.Deze rapporteringzal waarschijnlijk gebeuren opbasis van een online databasemet daaraan gekoppeld eendashboard, per instelling personaliseerbaar.Dit moet toelatenop een dynamische manier‘on the fly’ de gegevens teselecteren en te visualiseren.TOEKOMSTDe toekomst van OK!PI wordteen verhaal van verdiepenen verbreden. Zoals hierbovenaangehaald, is de datasetzoals die nu in OK!PI isvastgelegd eerder beperkten een compromis tussenhet haalbare en het wenselijke.De grotendeels kwantitatievegegevens wordenidealiter aangevuld met resultatenuit kwalitatieve bevragingen,zoals LibQual+ en deKONDOR-kwaliteitsbarometer.Dit gebeurt bij voorkeur aande hand van gemeenschappelijkeen/of internationaalerkende methodes om vergelijkingenmogelijk te maken.De webapplicatie wordt verderverfijnd en waar nodigbijgestuurd. Het doel is om tekomen tot een optimale koppelingmet bestaande systemendie OK!PI kunnen voedenmet data, waardoor delast van het invullen tot eenminimum wordt herleid. Hetop punt stellen van de rapporteringis eveneens nog eengrote uitdaging.OK!PI wil geen verhaal blijvenvan de Associatie KU Leuvenalleen. Meer partners leidtimmers tot betere en meerrelevante vergelijkingen. Deeerste aanzet om op Vlaamsniveau benchmarking en bestpractices te realiseren is reedsgegeven door het OK!PImodelter beschikking te stellenvan de andere Vlaamseassociaties via VOWB. Hetis nu aan hen om die uitdagingaan te gaan en dit projectmee verder uit werken.Samenwerking en het uitwisselenvan informatie in eenopen sfeer zijn hierbij cruciaal.Op internationaal niveau zijner al contacten met Nederlandop het gebied van de universiteitsbibliotheken(UKB). Voorde hogescholen wordt nogsamenwerking gezocht. OK!PIkan eveneens open staan voorandere soorten bibliotheken,bijvoorbeeld de erfgoedbibliotheken.Maar dan moetsamen met hen wel op zoekgegaan worden naar vergelijkbareinstellingen.1 Meerjarenplan voor investeringen, infrastructuur en bibliotheek- en documentatievoorzieningenvan de Associatie KU Leuven: actualisatie van het meerjarenplan2008 (inclusief belangrijkste realisaties) - versie 2009, p. 35-36.2 LibEcon was een EU-project dat kaderde in het Telematics for Libraries-projectvan DG XIII. Doel was het verzamelen per land van beschikbare bibliotheekstatistieken.Het VOWB hanteerde een eigen, op LibEcon geënte, Nederlandstaligevragenlijst. Het project op Europees niveau werd in 2004 stopgezet.3 Measuring Quality: Performance Measurement in Libraries, 2nd revised edition/ Roswitha Poll, Peter te Boekhorst; - KG Saur München 2007; - IFLAPublications 1274 Meten is weten? Reflecties over de mogelijkheden en valkuilen van kwantitatiefbeleidsondersteunend onderzoek / Dries Berings; - HUB Research Paper2008/36 (september 2008)5 Standards for libraries in higher education / Association of College andResearch Libraries; - Chicago, 2011; - http://www.ala.org/acrl/standards/standardslibrariesSCANNEN - GEOREFEREREN ENDIGITALISEREN VAN OUDE KAARTENIJzerweglaan 48 I 9050 Gent Belgiuminfo@aquaterra.be I www.aquaterra.beT +32 (0)9 230 55 15 I F +32 (0)9 230 21 10<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 13


“Als er vragen komen vanbeleidsmakers, is Bios hétinstrument om een antwoordte geven.”


interViewBios2gewikt en gewogenBenChMarKingInterview: Cindy Mergits en Tom Van Hoyefoto’s: Benoit VermeerenBios2 is een begrip in de Vlaamse bibliotheeksector. Sinds 2008 zijn de Vlaamse bibliotheekgegevensvoor iedereen toegankelijk op internet. De website, www.bibliotheekstatistieken.be,is een uitstekend instrument om de werking van de bibliotheek te analyseren en waar nodigbij te sturen. Om te praten over deze benchmarkingstool zat <strong>META</strong> rond de tafel met MaartenVandekerckhove, domeinverantwoordelijke openbare bibliotheken bij het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen, voormalig bibliothecaris Ward Kerckhof, nu directeurvrije tijd in Halle, Nadine Christiaens bibliothecaris in Schaarbeek en Wim Verhulst, stafmedewerkerstreekgericht bibliotheekbeleid bij de provincie Antwerpen.In 2009 publiceerde Bibliotheek- & archiefgids een artikel overBios2 dat het jaar voordien digitaal raadpleegbaar werd. welktraject heeft Bios2 ondertussen afgelegd?Maarten: Qua vorm en qua inhoud is Bios (Bibliotheek informatie-en opvolgingssysteem) sindsdien niet echt veel veranderd.Het is ook onze bedoeling geweest om een vrij stabiel systeemte maken en zeker niet te veel te gaan wijzigen. Natuurlijk zijner hier en daar wel een aantal kleinigheden aangepast of watwijzigen gebeurd op basis van feedback die we gekregen hebben,maar structureel gezien is er niet veel gewijzigd. Er zijn weleen aantal afgeleide producten ontstaan. Zo zijn we begonnenmet het maken van themarapportjes waarbij we tweemaal perjaar een thema uitlichten en waarbij we een aantal trends enevoluties in kaart brengen, omdat we nu toch al over vijf jaargegevens beschikken, binnenkort over zes jaar. We kunnen dustoch al over een soort van historische reeks spreken. Wij hebbenook heel recent de cijfergegevens van vijf jaar Bios laten onderzoekendoor de VUB. Onderzoeksgroep TOR heeft voor ons opeen wetenschappelijke manier geprobeerd naar de cijfers tekijken om een aantal zaken in een ander daglicht te plaatsenen een aantal verbanden proberen te zoeken. Dit onderzoekleverde een aantal verrassende resultaten op.Krijgen jullie veel positieve of negatieve feedback van de sector?Maarten: De meeste feedback die wij krijgen is meer rond problemenof zaken die op dat moment niet duidelijk zijn voor degebruiker. De feedback die wij krijgen is meestal positief. Defeedback die negatief is, komt misschien bij andere instantiesterecht. Dat weet ik niet. Het enige dat we soms horen is:“wewillen nog meer online zien, nog meer cijfers.”Peilen jullie zelf ook naar de ervaring met Bios bij de gebruikers?Maarten: We hebben binnen het agentschap een klantenbevraginggeorganiseerd van al onze systemen die lopende zijn,waaronder Bios. Hopelijk kunnen we daar genoeg informatieuithalen. Als het toch blijkt dat het niet op onze maat is, dangaan we misschien wel kijken om zelf rond Bios een diepere,bredere evaluatie te maken. We wachten nog even af.wat zijn volgens de sector de sterke en zwakke kanten vanBios?wim: Een zeer sterk punt is dat het een goed instrument isom als organisatie snel een indicatie te hebben van waar jestaat. Alle kerncijfers die je nodig hebt, heb je eigenlijk snel bijde hand. Je kan vergelijken en je hebt een historiek. Dat is heelwaardevol. Als er vragen komen van beleidsmakers , is Bios hétinstrument om een antwoord te geven. Wat eventueel beterkan? We hadden onlangs, in het kader van een denkoefeningover de toekomst van het Provinciaal Bibliotheeksysteem (PBS),een gesprek met Antwerpse bibliothecarissen rond het themadatabeheer. Daaruit bleek dat men graag een koppeling wensttussen de beide systemen. Een andere gehoorde opmerking isdat het misschien dynamischer mag. Nu loop je met de rapporten,een beetje zoals met de belastingen, telkens een jaar achter.ward: Ik had het idee dat er ergens toch al een koppeling is metbibliotheeksystemen?Maarten: Er is een koppeling in die zin dat de PBS’en wel hundata laten doorstromen, op jaarbasis, maar het is niet zo dat eral een constante doorstroom is van data. Ik kan volledig inkomenin wat Wim zegt. Dat zou inderdaad handig zijn. Bios iswel opgebouwd als grootste gemene deler voor de sector. Weproberen ervoor te zorgen dat alle data die erin zitten, iedereenook kan geven. Elk PBS zal wel een aantal verschillendeparameters hebben. Om die op een uniforme manier in Bios tekrijgen is op zich al vrij veel werk. Bios is eigenlijk eerder eensoort van rapporteringstool, zonder die dynamiek daarvan tewillen uitsluiten natuurlijk.nadine: In Schaarbeek werken wij altijd samen met de driepartners: de bibliotheek, de dienst Nederlandse cultuur en hetgemeenschapscentrum. Het valt me wel op dat wij binnen diedrie partners eigenlijk de best gemeten instelling zijn, mededankzij Bios. Het feit dat je zoveel cijfermateriaal hebt, is goed.Zo zagen wij bijvoorbeeld dat er een aantal jaren een constantedaling zat in de uitleen van cd’s. We hebben dan een beleidsbeslissinggenomen om daar minder budget in te investeren. Watbetreft de zwakkere kant in mijn ogen: de vraagstelling binnenBios gaat volgens mij te veel over controle op de naleving vande opdracht: “Hoe groot is de bibliotheek? Is jouw beheersorgaanvan de juiste vorm? Wat is jullie budget? …” Het wordtbijna een technisch aftoetsen: check, check, check. Voor mijwordt er te weinig gepeild naar inhoud. Waar zijn jullie inhoudelijkmee bezig?Ik heb bijvoorbeeld een probleempje met de rubriek “publiek”.Voor mij is de vraagstelling veel te oppervlakkig. Er is geen verdelingmannen/vrouwen en ook geen leeftijdsaanduiding. Hoe<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 15


interViewMaarten VandekerckhoveWim Verhulstziet het gemiddelde publiek van een bibliotheek in Vlaandereneruit? Ook naar nationaliteit wordt er niet gepeild.Er wordt ook gevraagd naar de hoeveelheid activiteiten om hetbibliotheekgebruik te promoten. Dat is voor mij veel te vaag.Wat is dat een activiteit om het bibliotheekgebruik te promoten?Is dat een affiche hangen aan het raam? Is dat een infostand ineen school? Is dat een contact met een andere partner? Ik zieook geen concrete meting van de samenwerkingsverbandenmet de andere partners. Wij doen bijvoorbeeld elk jaar een aantalprojecten in het kader van het lokaal cultuurbeleidsplan. Erwordt wel gevraagd: “is er samenwerking?” Het antwoord daarop is “ja” of “nee”, maar er wordt niet gemeten hoe intensief.Voor de standaardregistratie is het een kwestie om afsprakente maken, voor zover datmogelijk is, tussen verschillendePBS’en. In het Brunonetwerkheeft normaalgezien elke lener één kaart,maar daar is al direct eenuitzondering op: eenzelfdekind kan een kaart “jeugd”hebben en een kaart “leerling”en dat is voor mij eenabsurditeit dat een lenertwee keer geteld wordt.Andere bibliotheken komen zo aan astronomische aantallenterwijl wij zeggen: “een kaart is een kaart, een kind is een kind”.Dus als het op zulke kleine dingen al verschilt is het misschiengeen slecht idee om er op een hoger niveau gelijkvormigheidin te brengen.Maarten: Dat is een terechte opmerking. Ik denk dat wij ookaltijd de bedoeling hebben gehad om nauw samen te werkenmet de PBS’en om dat te gaan uitvlakken, die verschillende aanpakper bibliotheek. Hoe meer dat je met de PBS’en kan samenwerken,hoe meer we die data op een uniforme manier kunnenkrijgen. Los daar van moeten we ook de grootste gemene delerhanteren om iedereen zijn data te kunnen laten invoeren. Voorde rest is het natuurlijk een band van vertrouwen. Dat beseffenwij ook wel. Bibliotheken hebben er zelf ook wel voordeel“ER GEBEURT VEEL MEER IN DEBIBLIOTHEEK EN DAT ZIEN WEAAN DE CIJFERS”bij om hun data en gegevens zo correct mogelijk aan ons doorte geven.Het is natuurlijk volledig terecht wat Nadine zegt en wij waarschuwendaar ook voor, dat je het kwalitatieve nooit mag loszien van het kwantitatieve aspect. De Bios-gegevens en de cijfersop zich, die zijn er en die staan ook voor iets. Die hebbenwel degelijk hun waarde maar het kwalitatieve verhaal dat er dikwijlsaan vast hangt bijvoorbeeld: Zijn er scholen in de gemeenteof net niet? Zijn er andere spelers in de gemeente? … Dat zijnallemaal randaspecten die de cijfers kunnen beïnvloeden.. Wijvragen ons altijd wel af of de sector daar wel zo gediend meezou zijn als er naast al die kwantitatieve cijfers ook nog eens eenkwalitatief verhaal moet ingediend worden. We weten ook nietof het nodig is om dat opVlaamse schaal mee te integreren.Het is een piste diehet onderzoeken waard is.nadine: Ik denk het welwant uiteindelijk word jeer als bibliotheek ook opgeëvalueerd: Zijn we alleennog de instelling die boekenuitleent en mooie cijfersscoort in uitleningenen bezoekers of kan je projectmatig ook wat voorleggen. Datwordt trouwens ook opgelegd door de overheid.ward: We moeten de praktijk ook niet ondergeschikt makenaan de statistieken. Het moet geen omgekeerde wereld worden.Hoe is die lijst van Bios-vragen eigenlijk opgesteld?Maarten: Het is destijds een groep van bibliothecarissen geweestdie de Bios-set heeft samengesteld. Zij hebben bepaald welkegegevens erin moesten komen. Het is altijd wel een vereistegeweest dat er meer dan alleen cijfergegevens over collectieen personeel, de evidente zaken, moesten in staan. Maar het isnatuurlijk een kwantitatief systeem. Er is altijd een beetje die linkgeweest van iets moet in een cijfer uitgedrukt kunnen worden.16 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


interViewWard KerckhofNadine ChristiaensLosstaand van het feit dat dat inderdaad misschien af en toeeen kwalitatief verhaal zou moeten zijn.Voor ons is het ook altijd interessant geweest om over dergelijkedata te beschikken om ook een evolutie en een trend tezien in het bibliotheekwerk. Trends die we bijvoorbeeld zienis dat de uitleenbibliotheek van vroeger wel stilaan aan hetverdwijnen is. Het aantal leners daalt, het aantal uitleningensinds kort ook maar wat we wel zien is dat, ook al is het misschienmaar een kwantitatief gegeven, het aantal activiteitenimmens is aan het toenemen, bijna een verdubbeling over vijfjaar, en het gaat niet enkel over echte bibliotheekactiviteitenmaar ook randactiviteiten die in die bibliotheek plaatsvinden.En dat zijn beleidsmatig wel interessante data die ons een aantaldingen aantonen.Vinden de cijfers ook daadwerkelijk hun vertaling naar hetbibliotheekbeleid? want aan de slag gaan met cijfers berustop vrijwilligheid en de interpretatie blijft moeilijk.nadine: Je kunt een trend pas zien na een jaar of twee, drie.Voor dingen die zeer goed scoren, maken we extra budget vrij.Meer dan de helft van onze leners is jonger dan 18 jaar. Het iseen grote groep waarvoor we moeten werken en we doen erook veel voor. Als je dan aan de andere kant ziet dat je geenleners hebt boven de 75, loont het dan om daar iets voor tedoen? Maar wij gebruiken de cijfers dus wel.wim: Bios biedt troeven voor het bibliotheekbeleid, en zekervoor het starten van een collectiebeleid. Voor alle grote collectiesegmentenwordt bijvoorbeeld de gebruikscoëfficiënt gerapporteerd,ideale informatie om beleidsmatig verder mee aan deslag te gaan. Soms blijkt daaruit dat elk boek nauwelijks één keerontleend wordt. Het is dan zeker nodig om verder te analyseren.Als je bovendien vergelijkt met andere bibliotheken hou je bestrekening met bijvoorbeeld verschillende uitleenvoorwaarden diezo’n gebruikscoëfficiënt beïnvloeden. Cijfers zeggen dus nietalles en vragen een goede interpretatie.Maarten: Maar ze kunnen soms wel een alarmbel doen afgaan.Iets wat je gevoelsmatig misschien niet merkt.nadine: Op een zeker moment gaat het dan echt over veel geld.We zijn met de bibliotheek aan het overgeschakelen op RFID.We hadden een collectie van bijna 10.000 cd’s. We hebben aldie cd’s stuk voor stuk bekeken en dan kom je tot verrassendevaststellingen. Het bleek dat een derde van die collectie nognooit was uitgeleend. Gaan we dan op elk van die cd’s een duretag kleven om daar verder te staan bestoffen?ward: Ik vind niet dat je daar altijd Bios voor nodig hebt. Je hebtook nog je eigen bibliotheeksysteem en het PBS. De sterkte vanBios, met het spijtige dat je pas later met de cijfers kan werken,is dat je kan vergelijken. Dat is voor mij nooit echt managementinformatiegeweest maar je gebruikt het wel als je ietsmoet hebben. Er komt bijvoorbeeld een nieuw jeugd- en cultuurcentrumin Halle en de personeelsformatie moet aangepastworden. Dan zou je in CCinC (de tegenhanger van Bios voor decultuurcentra) kunnen vergelijken met CC’s van vergelijkbareoppervlakte. In die zin gebruik je het wel als beleidsinformatieals je naar je bestuur stapt, zij het misschien alleen als de cijfersje betoog ondersteunen. Dat zijn gegevens waar je anders nietaan geraakt, of zeer moeilijk omdat er maar om de tien jaar eengebruikersonderzoek wordt gedaan en daar anders dan staatmet je cijfers van 2001. Dat is wel de grote waarde van Bios,dat die rapporteringstool er is gekomen en dat je met een paarmuisklikken een rapportje kan maken.Zijn lokale besturen gevoelig voor vergelijkend cijfermateriaal?ward: Ik weet dat niet, je kan niet in hun hoofd kijken maarik vind dat zelf wel een sterk argument: vergelijkbare cultuurcentraof bibliotheken met dezelfde inwonersgrootte, dezelfdecategorieën kunnen vergelijken. Bestuurders vergelijken zichook gemakkelijk met de buurgemeenten. Daar zullen ze zekergevoelig voor zijn.wim: Als we op provinciaal niveau met gemeentebesturen pratenover provinciale projecten dan is men wel geïnteresseerdwelke gemeenten ook deelnemen aan die projecten. Een schepenwil heel graag weten wat de buren doen.ward: Het staat volledig open en dat is ook het fijne van Bios.<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 17


interView“HET STAATVOLLEDIGOPEN ENDAT IS OOKHET FIJNEVAN BIOS.IEDEREENKAN GAANKIJKEN.”Iedereen kan gaan kijken. Hetis niet dat de bibliothecarisenkel kan uittrekken wat inzijn kraam past.worden de cijfergegevensvoldoende gekoppeld aan dedoelstellingen van de bibliotheek?Maarten: Ik denk eigenlijk weldat een bibliotheek dat zoumoeten doen. Ik verondersteldat als een bibliotheek vooreen aantal zaken staat, datze daar ook extra op inzettenen dat dat cijfermatig zoumoeten worden gereflecteerd,zeker in vergelijking metandere gemeenten die danandere punten benadrukken.wim: De cijfers die Bios aanbiedtzijn zulke fundamentelecijfers dat ze strategischgezien altijd wel ingezet kunnenworden.nadine: Wij nemen die ookwel op in het actieplan omzeker te zijn dat het wordtgoedgekeurd door het college.ook een uitlening en in heel wat andere landen is een uitleninggewoon een uitlening en dat stopt bij één keer. Dat zijn dan almeteen cijfers die niet te vergelijken zijn met andere landen.Wat niet wegneemt dat we wel hier en daar cijfers van anderelanden proberen te pakken krijgen.wim: In Nederland is bijvoorbeeld het lidgeld zoveel procentenduurder dan bij ons. Dat kadert natuurlijk in een ander beleiden heeft z’n weerslag op het aantal leden of uitleningen. Hetlijkt me zeker zinvol om te vergelijken, maar altijd de zaken tebeoordelen in de juiste context.Maar zijn er wel buitenlandse modellen die inspireren?Maarten: Bios is geïnspireerd op een Fins en een Amerikaansmodel. Het is een mix van die twee. In Duitsland hebben ze ookeen soort van online rapporteringstool maar daar gaan ze nogeen stapje verder. Er wordt daar een schaal per thema gecreeerd.Die bibliotheek scoort het beste en dan die en die… Ietswat wij in Vlaanderen zeker niet willen. De cijfers zijn cijfersmaar ze zijn maar wat ze zijn. En wij hebben altijd gekozenvoor de optie: het is een in eerste instantie benchmarkingstool.Iedereen kan zich vergelijken met andere bibliotheken volgenszelfgekozen parameters, maar achter die parameters staan wenog steeds.Plannen jullie ook de verwachtingen en de evaluatie van gebruikersen niet-gebruikers mee op te nemen?Maarten: Dat is wat ik eerder ook al verteld heb. We hebbenbinnen ons agentschap een grotere klantenbevraging gehad,waaronder ook alle bibliotheken en het is een beetje afwachtenwat daar uitkomt.Bios registreert wel het aantal Daisy-uitleningen en Daisyboekenin de bibs, maar niet de Daisy-lezers. Is het mogelijkom daar een zicht op te krijgen?wim: We hebben niet meteen info over het aantal gebruikers,maar uit marktonderzoek bij vijftien Antwerpse bibliothekenblijkt dat vanuit de inwoners van gemeenten weinig vraag isnaar Daisy-boeken, wat op zich begrijpelijk is vanwege de eerderkleine doelgroep. Ondanks deze beperkte vraag behorende Daisy-boeken wel tot de best gebruikte collecties.nadine: Dat is misschien ook een kwestie van privacy. Mensenop die manier registreren kan niet, of is niet wenselijk. Wij hebbeneen vrij grote collectie van Daisy-boeken. De opmerkingdie wij krijgen is dat die alleen maar mag uitgeleend wordenaan mensen die effectief slechtziend of blind zijn. Uiteraardcontroleren wij dat niet.Plannen jullie ook buitenlandse cijfers mee op te nemen? Ofzijn dat vergelijkingen die niet op gaan?Maarten: Mee opnemen in Bios al zeker niet, het blijft eenVlaams product. We kijken uiteraard wel naar buitenlandse cijfers.Het grote verschil is wel dat die openheid en transparantiedie wij in Vlaanderen hebben ten opzichte van onze bibliotheekcijfers,dat die eigenlijk vrij uniek is. Er zijn weinig anderelanden die zomaar, zeker op individueel niveau, cijfers op hetnet smijten. Dat doen wij wel en dat is een heel bewuste keuzegeweest. Vandaar dat het ook wel moeilijk is om goede data tevinden. Je vindt het wel eerder op landelijk niveau, algemenecijfers. We zien toch ook dat we, hetgeen wij met Bios krijgenveel gedetailleerder is dan in heel wat andere landen en dat weheel wat ruimere sets hebben. Bovendien zijn niet alle zakenzomaar te vergelijken. Om maar een aspect te noemen: uitleningenen verlengingen bijvoorbeeld. Bij ons is een verlengingwat is de relatie tussen de Bios-resultaten en de resultaten vande cultuurcentra? Zijn er gelijkaardige trends?Maarten: Met CCinC, gelijkaardig aan Bios maar dan voor decultuurcentra, zijn we nu pas voor het eerste jaar aan het registrerenin een online tool. Maar ze hebben wel al data vanaf2006. Maar die hebben eerder hun eigen rapporteringsmethodeen geen benchmarkingsysteem als de bibliotheken. Een voorbeelddat we nu wel gevonden hebben dankzij dat onderzoekdat we laten doen hebben, is dat we toch parallellen zien tussencultuurcentra en bibliotheken. Eén daarvan was ondermeerpersoneel. Op het moment dat er een kwalitatief hoog personeelbestandis, heeft dat toch blijkbaar een positieve effect opde werking van zowel bibliotheken als cultuurcentra. Bij bibliothekenwerd dat dan vertaald in verhoudingsgewijs meer uitleningenen meer leners en bij cultuurcentra in meer activiteitenen meer deelnemers. Dat zijn wel evoluties die voor beidesectoren gelden, toch wel een interessant beleidsitem. Zekernu met het nieuw decreet dat er aan komt waarbij er geen personeelsverplichtingenmeer zijn, noch voor bibliotheek, nochvoor cultuurcentra.welke trends ‘voorspelt’ Bios voor de toekomst?Maarten: Bibliotheken zijn niet enkel nog uitleencentra. Ergebeurt veel meer in de bibliotheek en dat zien we ook aan decijfers. Leners dalen, het aantal bezoekers neemt toe, ondankseen lichte daling vorig jaar. Maar toch zien we dat er over deafgelopen zes jaar dat er heel wat meer bezoekers komen. Demensen komen nog wel naar de bibliotheek maar niet noodzakelijkom een boek of een cd uit te lenen. Maar echte toekomstvoorspellingen,daar wagen we ons niet aan.Oké, bedankt allen voor dit fijne gesprek.18 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


artiKelHet PublieksonderzoekArchieven 2011BenChMarKingHendrik Ollivier, Amsab-Instituut voor Sociale geschiedenis“U maakt geschiedenis, wij bewaren ze” is het motto van Amsab-ISG. Het drukt kernachtig uitwaar het instituut voor sociale geschiedenis voor staat. Amsab-ISG speelt een bijrol, de hoofdrolwordt gespeeld door een zeer uiteenlopend gamma van actoren. Samen met een publiek datdit erfgoed verkent, beleeft en bestudeert — onze ‘klanten’ — vormen zij een brede erfgoedgemeenschap.Dienstverlening is onze voornaamste bestaansreden. Dit vertaalt zich in eendagelijkse praktijk, die we niet alleen zien in Amsab-ISG, maar in vrijwel elke archiefinstelling.De tijd dat instellingen eralleen waren voor zichzelf, ofalthans toch die indruk wekten,ligt gelukkig achter ons.Het zou in elk geval zeer pretentieuszijn deze dienstverlenendeingesteldheid alleenvoor Amsab-ISG te claimen.Gesprekken met collega’s,veelvuldige researchin andere instellingen, leerdeons dat archiefmedewerkerszich vrijwel overal uitslovenom bezoekers zo goed en zosnel mogelijk te helpen. Metgrote zekerheid kan ik stellendat, zonder de spontanehulp van oprecht geïnteresseerdecollega’s, veel van deprojecten waar ik zelf ooit aanwerkte maar half zo geslaagdzouden zijn.Waarschijnlijk zijn we er allemaalvan overtuigd dat wealtijd ons stinkende bestdoen. Toch is het nuttig dezedienstverlening van tijd tottijd aan een kritische toetste onderwerpen. Als ik omme heen kijk, zie ik dikwijlsmedewerkers die al jarenmeedraaien, onze alertheidkan verzwakken, zelfgenoegzaamheidloert altijd om dehoek. Uiteraard knopen wewel eens een gesprek aan meteen bezoeker, polsen we naarzijn of haar tevredenheid. In deleeszaal staat een ‘klachtenbox’,in sommige instellingenligt een boek waar bezoekersopmerkingen in kunnen noteren,en nog andere nemen demoeite om een vragenlijst opte stellen om op die manier tepeilen naar de tevredenheidvan de bezoekers.Erg wetenschappelijk kunnenwe deze aanpak echter nietnoemen. Een goed onderbouwdeenquête, afgenomenbij een representatievesteekproef, geeft ongetwijfeldeen veel accurater beeld.Dergelijke enquête maaktook vergelijkingen mogelijk.Vergelijkingen doorheende tijd en vergelijkingen metandere instellingen, voor zoverde enquête uiteraard bij meerdereinstellingen wordt afgenomen.Niet dat er meteeneen keiharde competitie tussenarchiefinstellingen in hetleven moet worden geroepen,benchmarking is onontbeerlijkom een goed zicht te krijgenop de eigen sterktes en zwaktes.Een beter zicht krijgen opde eigen sterktes en zwaktes,daarmee de mogelijkheid creërenom te remediëren, om eventuelevooruitgang te meten bijopeenvolgende bevragingen,vergelijkingen te maken metandere instellingen, dat warenin elk geval de motieven voorAmsab-ISG om te participerenaan publieksbevragingen.EEN BEKNOPTEVOOrgESCHIEDENISIn 2007 en in 2009 participeerdeAmsab-ISGaan de KwaliteitsmonitorDienstverlening Archieven. DeKwaliteitsmonitor werd opgestartin Nederland in 2002 envanaf 2003 participeerdenook Belgische instellingen.De enquête gebeurde eerstjaarlijks en vanaf 2005 tweejaarlijks.In 2007 namen 27Belgische archiefinstellingendeel, het merendeel daarvanrijksarchieven. In 2009 beslootFARO, Vlaams steunpuntvoor cultureel erfgoed, vooralwegens de relatief hoge kostprijs(in 2002 bedroeg die 490euro) de kwaliteitsmonitor nietmeer te ondersteunen. Nogslechts twee Belgische archievenparticipeerden. Een vande redenen om te participerenaan de Kwaliteitsmonitor, metname de benchmarking, werd<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 19


artiKeldaardoor flink uitgehold: wekonden ons alleen nog vergelijkenmet Nederlandse instellingenof met die ene andereBelgische instelling.EEN NIEUw INITIATIEfBij Amsab-ISG waren wedan ook zeer tevreden methet plan van FARO om zelfeen publieksbevraging op tezetten. Op die manier wildeFARO de kosten drukken enmeteen ook meer archievenaansporen om te participeren.Er werd een werkgroep opgestartwaaraan verschillendearchiefinstellingen deelnamen.Bart De Nil en AlexanderVanderstichele van FAROcoördineerden de activiteitenen prof. Henk Roose vande faculteit sociologie van deUniversiteit Gent waakte overhet wetenschappelijk karaktervan de bevraging. Samen metBart Van Ransbeeck maaktehij een handleiding ‘publieksonderzoekbij erfgoedinstellingen’.Deze uiterst bruikbarehandleiding telt 25 pagina’s,met onder meer een stappenplanen criteria voor een gedegenpublieksonderzoek, enhandelt verder over de afbakeningvan het onderwerp,het opstellen van een vragenlijst,het trekken van een steekproefen het verzamelen vande data, met als toemaatje eenvoorbeeld van een kort, wervendintroductietekstje.De werkgroep kwam in deloop van 2009 en 2010 verschillendemalen bijeen. Hetconcept van de bevragingwerd besproken: hoe zou debevraging gebeuren? In welkeperiode? De inhoud werdvastgelegd, mogelijke vragenoverlopen. Aan de hand vande bedenkingen in de werkgroep,steunend op de handleidingvan prof. Roose, steldenBart De Nil en AlexanderVanderstichele de definitieveenquête op. Dat een aantalvragen uit de vroegere kwaliteitsmonitoropnieuw aan deorde waren is evident, tochwerd er zorg gedragen om degebreken van de kwaliteitsmonitorte verhelpen. De vragenlijstwerd uitgebreider en erwerden zowel verplichte vragenals facultatieve vragenin opgenomen. In het nieuweconcept probeerde men ookenkele zwakke plekken vande kwaliteitsmonitor te remediëren,met name het gebrekkigesteekproefkader (deenquêtes werden verspreidvia de leeszaal en de website)en het ongelukkige bevragingsmoment(de zomermaanden).Hierdoor was derespons beperkt gebleven enkon men zich ook vragen stellennaar de representativiteitvan de steekproef en bijgevolgnaar de veralgemeenbaarheidvan de resultaten. Vandaardat een nieuw concept voorde bevraging werd voorgesteld.In plaats van de bevragingvia de bezoekers van deleeszaal en via de website tedoen, werd besloten de bevragingvia e-mail te laten verlopen,op basis van de e-mailbestandenvan de individuelearchieven. De enquête zouper e-mail gebeuren, maar desteekproef zou echter alleende bezoekers van de laatstezes maanden omvatten. Doordeze manier van bevragenhoopte men op een hogererespons en bijgevolg op eengrotere representativiteit. Dekostprijs zou afhangen vanhet aantal participerendearchieven (hoe meer participanten,hoe goedkoper), vanhet aantal te versturen e-mails(per instelling, hoe meer, hoeduurder) en van de respons opde vragenlijst (per instelling,idem), en bijgevolg ook varieren.Wat de output betreftvoorzag FARO een algemeenrapport op basis van de volledigedataset en individuelerapporten per instelling.Archieven konden eventueelook bijkomende facultatievevragen laten opnemen.DE ENqUêTEDe enquête peilde enerzijdsnaar de tevredenheidvan de bezoekers en probeerdeanderzijds ook eenprofiel van de bezoekers opte stellen. In een eerste setjevragen werden gegevensverzameld over de bezoekfrequentieen het bezoekverloop(Bezocht u de laatste zesmaanden het archief? Hoeveelkeer? Wanneer bezocht uhet archief voor het eerst?Enz.) Vervolgens werd ookgevraagd of er nog anderearchieven bezocht werden enzo ja welke? Er werd gepeildnaar de motivatie of het doelvan het bezoek (doctoraat,“WAARSCHIJNLIJK ZIJN WE ERALLEMAAL VAN OVERTUIGD DATWE ALTIJD ONS STINKENDE BESTDOEN. TOCH IS HET NUTTIG DEZEDIENSTVERLENING VAN TIJD TOTTIJD AAN EEN KRITISCHE TOETSTE ONDERWERPEN.”masterscriptie, publicatie, lesvoorbereiding,verbouwingenz.). Ook werd gepeild naarde informatiekanalen waarlangsmen het archief leerdekennen, met een opsommingvan mogelijke kanalen(nieuwsbrief, al dan niet digitaal,website, enz.) en eenopen antwoordmogelijkheid.In het tweede, meest uitgebreidedeel van de enquête,werd gepeild naar de tevredenheidvan de bezoekers. Opelke vraag kon geantwoordworden op een schaal van 1 tot7, gaande van zeer ontevreden(1) over neutraal (4) tot zeertevreden (7), met een mogelijkheidom ‘niet van toepassing’te antwoorden. Een eersteluik betrof de tevredenheidover het personeel, met vragenover de herkenbaarheid,de vriendelijkheid, de snelheidwaarmee de bezoeker geholpenwordt, de kwaliteit en derelevantie van de antwoordenop de gestelde vragen, demate waarin aan een vraag,opmerking of klacht gevolgwordt gegeven, de hulp diemen krijgt wanneer men problemenondervindt bij het aanvragenvan documenten en deinformatie die men krijgt overde verwachte duurtijd of procedurevoor het aanvragenvan documenten. Interessantwas ook de vraag naar deappreciatie van ongevraagde,spontane hulp: werd die geapprecieerdof eerder als storendervaren?In een tweede luik werdgepeild naar de tevredenheidover de leeszaal, met vragenover het werkcomfort, de rust,de plaatsaanduidingen, debeschikbare handbibliotheek,de hulpmiddelen of werkinstrumenten(inventarissen,plaatsingslijsten, catalogi), debeschikbare computers en dekwaliteit ervan, het gebruiksgemakvan de software, debeschikbaarheid en de kwaliteitvan de microfilmleestoestellen,de procedures voorhet aanvragen van documenten,de duurtijd tussen aanvraagen ontvangen van dedocumenten, de mogelijkheidom zelf digitale foto’s tenemen, de wachttijden aan debalie/kassa.Een derde luik ging over decontacten met het archief, metopnieuw vragen over de snelheiden de kwaliteit van hetantwoord bij zowel vragen pere-mail of telefoon als schriftelijkevragen, al blijken dezelaatste echt wel uitzonderlijkte worden. Een vierde luikbetrof vragen over de website,met zowel vragen over vormelijkeen functionele aspecten,als vragen over de inhoud. Watde vormelijke aspecten betreftwerden vragen gesteld over20 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


artiKelde structuur en de opbouwvan de site (navigatie, logischeplaatsing van de teksten), overde begrijpbaarheid (zinsconstructies,vakjargon), de leesbaarheid,de lay-out of vormgeving,de snelheid van de site,de werking van de zoekfunctie,de interactieve mogelijkheden,de online catalogusen de gebruiksvriendelijkheid.Inhoudelijk werd gepeild naarde tevredenheid over de informatieover de historiek, doelstellingenen missie van deorganisatie, over de organisatiestructuuren de medewerkers,over de collecties,over de publicaties uitgegevendoor het archief, overhet onderzoek dat er verrichtwordt, over de proceduresvoor het aanvragen van documenten,over de regels enreglementen, over de prijzenvan kopieën of reproducties,over de contactgegevens, overde bereikbaarheid en over deopeningstijden. Ten slotte ookvragen over de geschiedkundigeinformatie die aangebodenwordt, over de FAQ’s,over de digitale bronnen enover het doorverwijzen naarandere themawebsites dieal dan niet door het archief(mee) beheerd worden enover de mate waarin de websiteup to date is.Hierna volgde nog een luikmet vragen over het aanvragenvan (digitale) kopieën ofreproducties via e-mail, brief,telefoon, website, vragen overde procedure, de duurtijd tussenaanvragen en ontvangen,de kwaliteit, de kostprijs, ditzowel voor documenten alsbeeldmateriaal.In een laatste luik ten slottewerden enkele socio-demografischegegevens opgevraagd:geslacht, geboortejaar,woonplaats (postcode),beroep, opleiding/diploma, aldan niet lid van een erfgoedvereniging.In het voorjaar van 2011 werdeninformatiesessies georganiseerdin verschillendeprovincies. De publieksbevragingwerd er beknoptWat het personeel betreft liggen de scores aan de hoge tot zeer hoge kant.voorgesteld en gemotiveerd,er werd een kostenraminggegeven, een timing vooropgestelden vooral een warmeoproep gedaan om te participeren.Uiteindelijk namendertien archieven deel aande publieksbevraging, waarvanzeven stadsarchieven(Aalst, Felixarchief Antwerpen,Geel, Gent, Halle, Mechelenen Leuven), drie culturele(Amsab-ISG, Letterenhuis,Liberaal Archief) en verderhet Provinciaal Archiefvan West-Vlaanderen, hetAartsbisschoppelijk Archiefin Mechelen en het OCMWarchiefvan Gent. Naar onzemening een toch vrij geringeparticipatie, al dient opgemerktdat het rijksarchief in2011 een eigen bevragingorganiseerde en bijgevolg nietdeelnam.ZEEr gOEDE rESPONSDe bevraging gebeurde van1 juni tot 15 juli 2011. Zoalshoger vermeld, gebeurde deenquête niet meer via de leeszaal,maar via e-mail, gebruikmakend van de e-mailbestandenvan de instellingen. Wieniet reageerde op de eerstemail kreeg nog een tweedemail toegestuurd. Het versturenen opvolgen van dee-mails gebeurde met eenonline bevragingstool vanhttp://www.checkmarket.com.De respons was bijzondergroot, voor de dertien archievensamen werden 1700enquêtes ingevuld, het hoogsteaantal antwoorden perinstelling was 272, het laagste30. Ter vergelijking: bijde bevraging voor de kwaliteitsmonitorin 2007 werden1320 enquêtes ingevuld voor27 archieven, met een maximumvan 91 en een minimumvan 8. De follow-up met herhalingenvoor wie niet meteenantwoordde, heeft hierbijongetwijfeld een rol gespeeld.De respons van 47,9 procentwas in elk geval een onverhooptpositief resultaat.Indien enkel rekening gehoudenwordt met respondentendie de e-mail effectief bekeken,stijgt het antwoordpercentagezelfs tot 72,8 procent.Op de mogelijkheid omvia een weblink de enquête inte vullen werd dan weer nauwelijksgereageerd, slechts 5procent antwoordde via deweblink. Van de bevraagdenbezocht 62 procent gedurendede laatste zes maandenhet archief. Alleen dezegroep kwam in aanmerkingvoor het invullen van de volledigeenquête. De gemiddeldeinvulduur bedroeg 8 minutenen 54 seconden, al bij alwerd dus slechts een geringeinspanning gevraagd.HET OOrDEEl VAN DEKlANTOpvallende algemene vaststelling:de bezoekers zijnzeer tevreden. Dit geldt vooralle aspecten die bevraagdwerden. Het loont echter tochde moeite om de verschillendebevraagde aspectenvan naderbij te bekijken. Wathet personeel van de archievenbetreft liggen de scoresaan de hoge tot zeer hogekant, met een gemiddeldevoor alle archieven van 5,95(schaal 1 tot 7). De culturelearchieven scoren iets hogerdan de stadsarchieven. Deherkenbaarheid van het personeelhaalt de laagste score,toch nog 5,44. Blijkbaar werkenin de archieven alleen<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 21


artiKelvia e-mail, 19 procent via telefoonen nog slechts 1 procentvia brief.Wat het websitebezoekbetreft zijn er vooreerstenkele gegevens over dewijze waarop men voor heteerst op de website terechtkwam. Voor 36 procent is datvia een zoekmachine, voor 22procent rechtstreeks ingetikt,voor 18 procent via de sitevan de gemeente of de provincie,voor slechts 4 procentgebeurde dit via een link opeen andere website. Zowelvoor de vormelijke als deinhoudelijke aspecten van dewebsite liggen de scores aande hoge kant, met gemiddeldentussen 5 en 6. Wat de vormelijkekant van de websitesbetreft scoren de culturelearchieven iets beter dan destadsarchieven.Ook over het aanvragen vankopieën of reproducties tenslotte is de tevredenheidgroot. Het minst scoort dekostprijs voor het reproducerenvan beeldmateriaal.Stadsarchieven scoren ophet vlak van aanvragen vankopieën of reproducties opalle vragen iets lager dan culturelearchieven.Het klantenbestand van archieven bestaat grotendeels uit mannen op leeftijd.Foto: Katrijn Gonnissen.zeer vriendelijke mensen, descore op vriendelijkheid is inelk geval het hoogst. Ook overde snelheid en de kwaliteit vande antwoorden is de tevredenheidzeer groot. Belangrijk omweten is dat de bezoekers ookongevraagde hulp van het personeelop prijs stellen.Ook over de leeszaal zijn debezoekers zeer tevreden. Destadsarchieven scoren hier ietsbeter dan de culturele archieven,al zijn de verschillen ookhier miniem. De beschikbareinstrumenten worden hetminst op prijs gesteld, meteen slechtste score (toch nog4,77) voor de kwaliteit van demicrofilmleestoestellen.Het wordt inderdaad eentonig,maar ook de communicatiemet de archieven wordt overhet algemeen sterk gewaardeerd.44 procent van de respondentennam contact opPrOfIEl VAN DEBEZOEKErSHet profiel van de bezoekersbiedt niet echt grote verrassingen.Archiefbezoekers zijnvoor bijna 70 procent mannen(iets meer dan 70 procentvoor de stadsarchieven,iets minder dan 70 procentvoor de culturele archieven),de gemiddelde leeftijd is 52jaar (54 voor de stadsarchieven,49 voor de culturele), demeeste bezoekers zijn hoogopgeleid (voor de culturelearchieven meestal universitairniveau, voor de stadsarchievenuniversitair/hogermiddelbaar). Ca. 50 procentis professioneel actief, in destadsarchieven is ca. 40 procentgepensioneerd, in de culturelearchieven is dit ca. 33procent, in de culturele archievenzijn ca. 15 procent van debezoekers studenten, in de22 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


artiKelstadsarchieven een kleine 7procent. Samengevat: hetklantenbestand van archievenbestaat grotendeels uitmannen op leeftijd, waarvaneen aanzienlijk deel gepensioneerdis. De studenten in deculturele archieven sturen decijfers enigszins bij.wAT MET DErESUlTATEN?Dat de resultaten van debevraging zeer goed zijn,stemt natuurlijk tot tevredenheid.Tegelijk hebben we heter wat moeilijk mee. Wat moetenwe met dit zeer goed rapport?Wat kunnen we ermeeaanvangen? Zelfgenoegzaamterugblikken en verder doenzoals we bezig zijn? Was hetniet juist de bedoeling een kritischeblik te werpen op onzedienstverlening, te kijken waarwe zaken kunnen verbeteren?Met de resultaten in absolutecijfers kunnen we met anderewoorden weinig aanvangen.Toch valt er uit de enquêteeen en ander te leren. Wegaan de resultaten vanAmsab-ISG niet in detailoverlopen, die lopen overigensin grote lijnen parallelmet de algemene resultaten,we proberen wel een analysete maken. Opvallendevaststelling: op vrijwel allevragen antwoordde eenklein percentage zeer negatief.Het zou kunnen dat eenpaar mensen zich systematischvergist hebben en ‘zeerontevreden’ geantwoord hebbenin plaats van ‘zeer tevreden’.Dit bleek bijvoorbeeldhet geval te zijn in een vande participerende stadsarchieven,waar een beduusdeleeszaalbezoeker kwam meldendat hij zich systematischhad vergist. Maar het heeftweinig zin hiervan uit te gaan.Een meer diepgaande analysevan de resultaten, meteen koppeling aan het profielvan de bezoeker (uiteraardwel anoniem), zou in dit gevalnuttig kunnen zijn. In Amsab-ISG merkten we via anderekanalen dat sommige vragen(telefonisch, via e-mail) inhet intern verkeer verdwalen.“ELKE INSTELLING MOETUITMAKEN IN WELKE MATEZE WIL OF KAN WERKEN AANDE VERBETERING VAN HAARDIENSTEN. ALLICHT ZULLENDAARBIJ KEUZES GEMAAKTMOETEN WORDEN ENPRIORITEITEN GELEGD.”Iemand die helemaal geenantwoord krijgt op een vraag,om het even om welke reden,is natuurlijk ontevreden. Hetontvangen en registrerenvan binnenkomende vragen,zowel per telefoon als pere-mail of brief, en het zonderal te veel omwegen doorsluizenvan die vragen naarde meest geschikte persoon,is alvast een van onze aandachtspunten.Kunnen we met de absolutecijfers weinig aanvangen,we kunnen wel vergelijken.Vooreerst kunnen we internde scores op de verschillendevragen vergelijken: wat zijnsterke punten, wat zijn zwakkepunten? De matrix die destijdsgegeven werd bij de resultatenvan de kwaliteitsmonitor,was hierbij een uitstekendinstrument. De resultaten werdengeprojecteerd op tweeassen (zwak — goed, minderbelangrijk — belangrijk)en gaven meteen een beeldvan de zwakke en sterke punten,en het relatieve belangervan. Dergelijke matrix werdbij de huidige publieksbevragingniet gegeven, maar meteen kleine inspanning kunnendie gegevens uit de enquêtegehaald worden. Wat Amsab-ISG betreft, bevestigen diegegevens voor een stuk watwe zelf al aanvoelden, vooreen stuk zijn het ook eyeopeners.Vervolgens kunnen we ookvergelijken met andereinstel lingen, ook dit geeft eenzicht op sterke en zwakkepunten. Met deze vergelijkingmoeten we voorlopig voorzichtigzijn, omdat uiteindelijktoch relatief weinig instellingendeelnamen en de cijfersbovendien meestal zeer dichtbij elkaar liggen.Ten slotte kunnen we ookvergelijkingen maken in detijd: hebben we vooruitganggeboekt ten opzichte van eenvorige bevraging? Dit soortvergelijkingen zal pas mogelijkzijn wanneer de enquêtes opregelmatige tijdstippen blijvengebeuren en onderling vergelijkbaarzijn. Voorlopig dusnog niet aan de orde.Een analyse maken van deresultaten is één zaak, er vervolgensiets mee doen is eenandere. Uiteraard is dit vooreen groot deel de verantwoordelijkheidvan elke instellingafzonderlijk. Elke instellingmoet uitmaken in welkemate ze wil of kan werkenaan de verbetering van haardiensten. Allicht zullen daarbijkeuzes gemaakt moetenworden en prioriteiten gelegd.Veel gebruikers zijn bijvoorbeeldontevreden over dekwaliteit van de leestoestellenvoor microfilm. Investerenwe nog in dure leestoestellenof investeren we eerderin digitalisering? Tegelijk lijkthet me nuttig zaken op hetniveau van de sector aan tepakken. Veel gebruikers klagenbijvoorbeeld dat ze nietongebreideld kunnen fotokopiëren.Moeten we ingaanop die vraag of moeten webeter uitleggen waarom ditniet altijd kan? Moeten we deprocedures in de instellingenaanpassen of moeten we eerderde gebruiker beter informeren?Is dit een zaak die ophet niveau van de instellingenmoet worden aangepaktof kan dit beter gezamenlijk,in onderling overleg? Genoegstof tot nadenken en genoegmateriaal om mee aan de slagte gaan.CONClUSIEDe enquête is zeker een nuttig en bruikbaar instrument.Jammer dat er niet meer instellingen participeerden. Degoede resultaten zullen misschien meer instellingen overde brug halen. Anderzijds moeten de goede resultatener ook toe aanzetten de enquête zelf nog eens zeer kritischte bekijken. Wat met de steekproef? Gebeurde dieonbewust niet te veel in een kring van ‘vrienden van deinstelling’? Was het een goed idee om de eigen vrijwilligersde enquête te laten invullen? En een misschieniets fundamentelere kritiek: zijn we bij het opstellen vande vragen niet te veel uitgegaan van de vragen die deinstellingen willen stellen? Hadden we niet, in de fase vanhet opstellen van de enquête, de gebruikers op een ofandere manier moeten laten participeren? In een van deopen antwoorden werd dit treffend als volgt verwoord:“de dingen die jullie doen, doen jullie zeer goed, de vraagis echter ook: doen jullie de goeie dingen?”<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 23


essayZin en onzin van benchmarkingin bibliothekenHilde Sels, Katholieke Hogeschool KempenDe roep naar benchmarking klinkt sinds een aantal jaren steeds luider. Wat ooit begon in debedrijfswereld, dringt meer en meer door tot non-profitorganisaties en overheidsdiensten.Bibliotheken, documentatiecentra en archieven ontsnappen niet aan die tendens.EEN DEfINITIEZoals wel vaker het geval is, is benchmarking een begrip datvele ladingen kan dekken. Er doen dan ook allerhande definitiesde ronde. In zijn meest eenvoudige vorm slaat benchmarkingop het vergelijken van cijfers om de eigen positie te bepalen ineen concurrerende omgeving, maar daarover gaat het niet in hetkader van dit essay. Het gaat evenmin over impliciet benchmarken.Als bijproduct van informatieverzameling of onafhankelijkbenchmarken beperkt dit zich louter tot het afzetten van deeigen situatie tegen publiek beschikbare gegevens.Benchmarken wordt pas echt interessant als er aan een aantalvoorwaarden voldaan is. Deze voorwaarden zijn vervat in dedefinitie die ESMU (European Centre for Strategic Managementof Universities) hanteert. Deze definitie is gericht op het hogeronderwijs, maar is bij uitbreiding ook bruikbaar in andere sectoren,zoals die van de informatieprofessionals.“Benchmarking is het vrijwillig proces van zelfevaluatie en verbeteringdoor systematisch en collaboratief praktijken en prestatiesin gelijkaardige organisaties te vergelijken om zo sterktesen zwaktes te ontdekken en te leren hoe organisatieprocessenaan te passen en te verbeteren” (ESMU, 2008).Het gaat in de eerste plaats om een ‘vrijwillig’ proces.Benchmarking die opgelegd wordt door overheden of andereinstanties, dreigt op niets uit te lopen. Benchmarking is immerseen veeleisende oefening, die daadwerkelijk engagement vanalle betrokkenen vraagt, een engagement dat enkel mogelijkis als betrokkenen op eigen en vrij initiatief meestappen in deoefening.Het gaat ook om ‘collaboratie’ of samenwerking. Bij een echtebenchmarking-oefening bepalen de betrokkenen samen wat zewillen meten, hoe ze dit zullen doen en welke informatie ze willenuitwisselen. Bovendien zullen alle partijen ook verregaandinterne informatie ter beschikking stellen. Dit vraagt een sterkemate van vertrouwen tussen de partners en de zekerheid dathet engagement van iedereen even ver gaat.de beste praktijken met de bedoeling deze te adapteren en zote komen tot verbetering van de eigen werking en resultaten.Benchmarking volgens de definitie van ESMU is een ‘internproces’. Het is dus niet gericht op externe profilering. Het kanmet andere woorden niet ingezet worden voor externe verantwoordingof voor vormen van ranking. Van zodra organisatiesbenchmarking hiervoor gaan inzetten, komt het hele procesonder druk te staan. Deelnemers zullen minder bereid zijn hunvertrouwelijke informatie vrij te geven. Bovendien zal het eenimpact hebben op de wijze waarop deelnemers zich positionerenten opzichte van de anderen.BENCHMArKINg IN HET HOgEr ONDErwIJSOok het hoger onderwijs voelt de druk om te gaan benchmarken.Vanuit de overheid en vanuit NVAO (Nederlands-VlaamsAccreditatie-orgaan) komen signalen dat benchmarking op termijneen noodzakelijk instrument zal zijn in het kwaliteitsgebeuren.Binnen Vlaanderen was er tot voor kort weinig ervaring metechte benchmarking, zoals omschreven in de definitie van ESMU.Er zijn wel voorbeelden waarbij opleidingen zich met elkaarvergelijken, bijv. in het Interactum-project waarbinnen lerarenopleidingengegevens in verband met studierendement naastelkaar leggen. De rapporten die de bevindingen van visitaties bijopleidingen in Vlaanderen oplijsten, geven in vergelijkend perspectiefeveneens aanleiding tot onderlinge positionering, hoeweldit niet de bedoeling is. In deze voorbeelden ontbreken telkensenkele van de fundamentele kenmerken van benchmarking.“BENCHMARKING DIE OPGELEGDWORDT DOOR OVERHEDEN OFANDERE INSTANTIES, DREIGT OP NIETSUIT TE LOPEN.”In een benchmarking-oefening willen de deelnemers ‘leren’ vanelkaar en leren van de goede gebruiken van anderen. In samenspraakbepalen de deelnemers wat goede/beste praktijken zijn.Eventueel gaan ze op zoek naar organisaties die beantwoordenaan deze beste praktijk.Het uiteindelijke doel van benchmarking is te komen tot verbetering.Op basis van een analyse van de eigen werking enin vergelijking met anderen gaan de deelnemers op zoek naarDaarom besliste de stuurgroep kwaliteit van de AssociatieKU Leuven om binnen het KONDOR-project expertise opte bouwen inzake benchmarking. KONDOR staat voor een‘Kwaliteitssysteem inzake ONDerwijs Ontwikkelen en Realiseren’.Het project heeft als doel meetinstrumenten en methodiekenter beschikking te stellen om de kwaliteit van het onderwijs teverbeteren. Benchmarking past in dit opzet.24 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


essayBenChMarKingBinnen het project hebben negentien opleidingen in acht hogescholensamengewerkt rond het thema ‘werken met resultatenvan metingen’. Van bij de aanvang is er daarbij gekozen voorde definitie van ESMU, wat van de oefening een ambitieuzeonderneming maakte. Het project loopt af in augustus <strong>2012</strong>. Hetheeft veel nuttige ervaring opgeleverd, ook op het vlak van demethodiek van benchmarken.HOE BENCHMArKEN?Er bestaat niet één vaste methodiek voor benchmarking.Afhankelijk van het onderwerp, het aantal deelnemers en desector zijn verschillende vormen en toepassingen mogelijk. Tochliggen enkele stappen min of meer vast.In een eerste stap gaat de initiatiefnemer op zoek naar partnersvoor de benchmarking-oefening. Soms liggen deze voor dehand, bijvoorbeeld als de idee voor de oefening ontstaat binneneen beroepsvereniging of een bestaande groep van organisaties,maar soms zal de initiatiefnemer elders op zoek gaan naarmogelijke partners. Meestal zullen dat gelijkaardige organisatieszijn, maar het kan ook een verrijking zijn om een of meerderepartners te zoeken in andere sectoren. Zo kan het een goedidee zijn voor een bibliotheek in een hogeschool of universiteitom zich te vergelijken met een documentatiecentrum vaneen bedrijf. Of een openbare bibliotheek kan zich vergelijkenmet een cultureel centrum als het gaat om het aantrekken vanbepaalde doelgroepen.Vervolgens zal de initiatiefnemer samen met de partnershet thema afbakenen. Dit vraagt de nodige aandacht en tijd.Iedereen moet zich immers kunnen vinden in het thema en hetmoet bovendien voldoende duidelijk zijn voor het verder verloopvan de oefening. Zelden zal een benchmarking-oefeningde werking van de organisatie als geheel onder de loep nemen.Dit is immers te omvangrijk. De meest waardevolle oefeningenzoomen in op een specifiek aspect van de werking en bekijkendaarbij de hele waardeketen: input, throughput, output en outcome.Toch zijn er eveneens voorbeelden van oefeningen waarbijde focus ligt op processen (zowel input als throughput) diebijzonder relevante resultaten opleveren.Van bij het begin moeten de partners goede afspraken maken.Omdat benchmarking uitgaat van een grote mate van vertrouwenin elkaar is dit vaak het moment waarop een gedragscodewordt afgesproken waarin duidelijk staat wat de verwachtingenzijn ten aanzien van de partners en hoe iedereen zal omgaanmet de (vertrouwelijke) informatie.De eigenlijke oefening bestaat uit drie stappen: het bepalen vande indicatoren en de benchmarks, het positioneren van de eigenorganisatie en het ontwikkelen van actieplannen. Meestal volgtna een jaar een laatste stap: de follow-up waarbij men nagaatof en in hoeverre de acties effectief zijn uitgevoerd en tot hetgewenste resultaat geleid hebben.INDICATOrEN EN BENCHMArKSIndicatoren zijn vooraf bepaalde criteria die toelaten om na tegaan of de kwaliteit voldoende hoog is. Een indicator heeft eensignalerende functie en geeft een aanwijzing over de mate vankwaliteit. Indicatoren kunnen kwantitatief of kwalitatief, objectiefof subjectief zijn.Het bepalen van de indicatoren vormt een van de belangrijksteuitdagingen in een benchmarking-oefening. Zelden kunnen debetrokken organisaties putten uit een set van indicatoren. Bijbenchmarking gaat men immers op zoek naar een goede mixvan kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren.Kwantitatieve indicatoren zijn objectief als ze uit bepaalde databestandenkomen. Het aantal ontleningen per potentiële gebruikerin een bibliotheek is hiervan een voorbeeld. Maar ze kunnenook subjectief zijn. Perceptiemetingen geven vaak kwantitatieveinformatie, maar deze zijn per definitie subjectief: de tevredenheidvan de bibliotheekgebruikers over de collectie geeft kwantitatieve,maar ook subjectieve informatie.Kwalitatieve indicatoren kunnen ook objectief zijn: het bestaanvan expliciete procedures, de aanwezigheid van een communicatieplan,een uitgewerkt beleid rond conservering zijn voorbeeldenvan kwalitatieve indicatoren die objectief aantoonbaarzijn. Kwalitatieve indicatoren die subjectief zijn vormen uiteraardde moeilijkste categorie. Een indicator als ‘het communicatieplanis goed ‘ is uiterst moeilijk meetbaar en definieerbaar. Dezecategorie zal slechts zelden een rol spelen bij benchmarking.Indicatoren zijn dus meer dan enkel cijfers, het zijn ook meerdan ratio’s. Ze moeten altijd informatie geven over de kwaliteitvan de werking van een organisatie.In een benchmarking-oefening vergt het selecteren en definierenvan de indicatoren heel wat aandacht en tijd. De set vanindicatoren moet aan een aantal criteria voldoen: ze moetenrelevant zijn voor het onderwerp van de benchmarking, ze moetenduidelijk gedefinieerd zijn, ze moeten haalbaar zijn en alsgeheel moeten ze een volledig beeld geven van de kwaliteit vanhet onderwerp van de benchmarking.In een benchmarking-oefening gaan de deelnemers vervolgensop zoek naar de benchmark. Dit is het ijkpunt waartegen organisatieshun eigen werking afzetten. Ook hier is slechts zeldeneen onmiddellijk inzetbare set beschikbaar. Er zijn verschillendewegen mogelijk om tot de benchmark te komen: dit kan gebeurendoor verschillende goede praktijken samen te brengen endaaruit een beste uitvoering te destilleren. Of men kan ook echtop zoek gaan naar een organisatie die voor het gekozen themabekend staat als de ‘best in class’. Soms kan de literatuur inspirerendwerken. Zeker in de bibliotheekwereld waar organisatiesals IFLA en ACRL standaarden hebben uitgewerkt. In deze fasespeelt zich een groot stuk van het leerproces af: deelnemers<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 25


essaykrijgen een beter inzicht in de processen die een rol spelen bijhet gekozen thema; vanuit de inbreng van de andere partnerskrijgen ze al een idee van de werking elders; en door samen nate denken over de benchmark vormen ze zich een beeld vanwaar ze naartoe willen.EEN DUrE OEfENINgHoe men het ook draait of keert. Een echte benchmarkingoefeningis duur. Het vergt een groot en volgehouden engagementvan alle betrokken partners. Doorgaans zijn er per partnermeerdere vertegenwoordigers betrokken bij de oefening. Inprincipe zal minstens één van hen tot het leidinggevend kaderbehoren om te verzekeren dat er echte beslissingen genomenkunnen worden. Een doorsnee oefening zal meerdere maandenin beslag nemen. In die periode zijn er enkele dagvullende vergaderingenwaaraan alle partners deelnemen. Deze zijn nodigvoor het bepalen van het thema, het definiëren van de indicatorenen de benchmarks en het uitwisselen van goede praktijken.Het aantal plenaire vergaderingen hangt af van de groepen het thema, maar het gaat al snel om vijf vergaderingen ofmeer. Tussen de plenaire vergaderingen door gaan de partnersintern aan de slag om zaken voor te bereiden, afspraken af tetoetsen, de eigen organisatie te positioneren ten opzichte vande benchmark en dit te documenteren, enzovoort.“BENCHMARKING IS GEEN DOEL OPZICH. SOMS ZIJN ANDERE TECHNIEKENEVEN GOED OF BETER OM HET DOELTE BEREIKEN.”Mogelijk zal de groep die de oefening doet, ook een (extern)expert of consulent aantrekken en hiervoor een vergoedingvoorzien. Dit alles komt bovenop verplaatsingen en logistiekeondersteuning. Wil men zich wagen aan een internationalebenchmarking, dan ligt de kost uiteraard nog een stuk hoger.BENCHMArKINg IN BIBlIOTHEKENBibliotheken zijn traditioneel cijfergevoelig. In het verledenheeft Vlaanderen meegewerkt aan de LibEcon-statistieken. DeAssociatie KU Leuven heeft gedeeltelijk daarop verder bouwendOK!PI ontwikkeld. Binnen de openbare bibliotheken is er hetBios2-model. Internationaal zijn er tal van voorbeelden, ondermeer in Nederland, Finland de VS en het VK. De beschikbaarheidvan gezamenlijk afgesproken definities voor kwantitatieveindicatoren en de beschikbaarheid van data uit het verledenvormen een belangrijke troef om te gaan benchmarken.Tegelijk houdt het echter ook een gevaar in. De verleiding isimmers groot om de gegevens te vergelijken en het daarbij telaten. Er is dus een risico dat men de context uit het oog verliest.In Nederland vangt men dit deels op door bij de vergelijkingop zoek te gaan naar peers, maar ook dan krijgt men pas echtinzicht in de processen als men komt tot een vergelijking vanpraktijken met de bedoeling te leren van elkaar.Als bibliotheken bijvoorbeeld een benchmarking willen opzettenrond collectievorming, zijn er heel wat kwantitatieve indicatorendenkbaar: het aantal nieuwe volumes in een bepaaldeperiode, het aantal nieuwe volumes per potentiële gebruiker,het budget voor collectievorming (al dan niet in verhoudingtot het aantal nieuwe volumes of in verhouding tot het aantalpotentiële gebruikers), enzovoort. Zeggen al deze cijfers echtiets over collectievorming? Ja, wellicht wel. Geven ze voldoendeinformatie? Ongetwijfeld niet. Het is immers ook belangrijk datde collectie afgestemd is op de doelgroep, dat ze tijdig beschikbaaris en dat de doelgroep op de hoogte is van de nieuweboeken. Daarover zeggen de vermelde indicatoren niets. Ookhier zijn kwantitatieve indicatoren denkbaar: bijvoorbeeld hetpercentage gebruikers dat aangeeft tevreden te zijn over hetaanbod aan nieuwe boeken, of de gemiddelde doorlooptijd tussenbestelling van een boek en de beschikbaarheid ervan op hetrek. Toch bieden kwalitatieve indicatoren hier andere maar evenwaardevolle informatie. Enkele voorbeelden: is er een procedurevoor collectievorming; betrekt de bibliotheek de doelgroep bijde collectievorming; is er een kanaal om nieuwe aanwinstenbekend te maken, …Werken met input-indicatoren en throughput-indicatoren ismeestal het gemakkelijkst. Het wordt een stuk moeilijker ookoutput- en vooral outcome-indicatoren te betrekken bij debenchmarking. Maar vaak wordt het dan pas interessant. Eenvoorbeeld uit de wereld van het onderwijs: indicatoren overinformatievaardigheden zouden kunnen slaan op het aantal sessiesdat een bibliotheek voorziet voor studenten, de werkvormendie de bibliotheek daarbij hanteert en het aantal studentendat ook effectief de sessies bijwoont. Maar wat een bibliotheekecht wil weten is of de studenten ook werkelijk informatievaardigerworden en of dit een effect heeft op de werkstukken dieze maken. Dat meten is niet eenvoudig.VAlKUIlEN VAN BENCHMArKINgBenchmarking is geen doel op zich. Soms zijn andere techniekeneven goed of beter om het doel te bereiken. Wie benchmarktonder druk van de omgeving of van overheden kan vaneen kale reis thuiskomen.Benchmarken vervangt het gezond verstand niet. Wie van eenbenchmarking-oefening een kant-en-klare oplossing verwacht,vergist zich. De benchmarking zal organisaties wel bewustmaken van processen, hen goede praktijken leren kennen enhen helpen te beslissen waar verbetering mogelijk is. Maar hetblijft de verantwoordelijkheid van de organisatie zelf om de verbeteractiesvorm te geven en in goede banen te leiden.Te snel data willen verzamelen verhindert het leerproces. Inzichtkrijgen in het proces is juist de belangrijkste doelstelling vanbenchmarking en dus van essentieel belang. Indicatoren envooral kwantitatieve gegevens kunnen immers een valse indrukvan vergelijkbaarheid en objectiviteit wekken. Wie cijfers verzamelten vergelijkt zonder inzicht in de context en de daarbijhorende processen, loopt het risico foute conclusies te trekken.Benchmarking is geen eenvoudige oefening. Het vergt een grondigevoorbereiding en blijvend engagement van alle betrokkenen.Het is noodzakelijk om iemand — bij voorkeur iemand metervaring op het vlak van benchmarking — aan te duiden die hetproces in goede banen leidt en die de onderscheiden stappenbegeleidt en stuurt. Vaak betrekken organisaties bij het benchmarkeneen externe consultant met expertise binnen het gekozenthema. Deze kan waardevolle inhoudelijke input leveren ende oefening mee sturing geven.Deze methodiek is ten slotte geen middel om tot ranking tekomen. Zoals gezegd is de eerste en belangrijkste voorwaarde26 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


essayvoor een succesvolle benchmarking een grote mate van vertrouwentussen de betrokken partners. Daaruit volgt dat het absoluutniet mogelijk is de resultaten van de oefening te gebruikenvoor externe profilering. Dit zal immers verhinderen dat dedeelnemers aan de oefening in alle openheid kunnen en willenmeewerken.actieplannen. Bovendien zal de oefening leiden tot identificatievan goede praktijk, van tekorten in de prestaties van eigenwerking en tot identificatie van prioriteiten voor de toekomst.Dit zijn belangrijke elementen in het beslissingsproces om tekomen tot verbeteracties.ZIN EN ONZIN VAN BENCHMArKINgOmdat benchmarking zeer verscheiden ingevuld kan worden, ishet zowat overal een mogelijk en bruikbaar instrument.Benchmarking is duur en tijdsintensief dus het heeft enkel zinvoor thema’s die voor de organisatie van strategisch belang zijn.Daarom ook is het louter nuttig voor wie de bedoeling heeft uitde oefening te leren en actieplannen te ontwikkelen op basisvan de resultaten. Voor wie er alleen maar naar streeft kennis temaken met de manier van werken van anderen, zijn er andereinstrument om ervaringen uit te wisselen, zoals studiedagen ofwederzijdse bezoeken.Benchmarken is meer dan leren van elkaar: het gaat om eensystematisch, formeel, analytisch en continu proces. Dat leidttot verbetering. Bij een succesvolle oefening komen de partnerstot uitdagende en tegelijk haalbare doelen en realistische“BENCHMARKING IS DUUR ENTIJDSINTENSIEF DUS HET HEEFTENKEL ZIN VOOR THEMA’S DIE VOORDE ORGANISATIE VAN STRATEGISCHBELANG ZIJN.”Uiteindelijk zal benchmarking leiden tot betere prestaties, eenbetere werking en een betere organisatie. Het kan eveneensaanleiding geven tot netwerking, tot samenwerking en wederzijdsbegrip. Bovendien kan het inzicht geven in processen enpraktijken, en kan het tonen hoe ze te verbeteren.<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 27


signaleMentMeer foto’s vindt u op http://www.flickr.com/photos/vvbad.SverigeStudiereis Zweden, 13-15 juni <strong>2012</strong>Foto’s: Miche Bekaert, Klaartje Brits, Sissi Losstermans en Carol Vanhoutte.28 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


signaleMent<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 29


etalage“ONDANKS DE ECONOMISCHE CONJUNCTUUR, VINDT KBC HET BELANGRIJK OMZIJN WORTELS EN DE SPOREN VAN ZIJN VERLEDEN TE BEWAREN.”Het bedrijfsarchief van KBCHet historisch archief van KBC bevat geschreven bronnen, beeldmateriaal en voorwerpen vande voorgangers van Kredietbank (1889-1935), van Kredietbank (1935-1998) en van KBC. Eenaanzienlijke deel gaat ook over de Bank van Roeselare, Cera, Centea, Fidea en een klein deelover ABB (belangrijkste archieven van deze laatste zijn ondergebracht in KADOC). GertieLindemans is de archivaris.waar bevindt het archief zich in het organigramvan KBC?Het historisch archief is een onderdeelvan de directie Communicatie, op zijnbeurt onderdeel van ‘Divisie België’ vanKBC. ik werk in nauwe samenwerking metStephanie De Cock, bibliothecaris vande verzekeringsbibliotheek in Leuven enHildegard Van De Velde, beheerder vanhet kunstpatrimonium van KBC.Met welke uitdagingen worden bedrijfsarchieventegenwoordig geconfronteerd?Ondanks de economische conjunctuur,vindt KBC als bankverzekeringsinstellinghet belangrijk om zijn wortels ende sporen van zijn verleden te bewaren,te inventariseren en consulteerbaarte maken voor collega’s en externen. Endaarvoor ruimte en deeltijds personeelte voorzien.Conservatie van bestaand beeldmateriaalis een heet hangijzer. Het historischarchief van KBC bezit filmpellicules,video’s en dvd’s die dringend toe zijn aanconservatiebehandeling. Hiervoor kan erberoep worden gedaan op de deskundigheidvan de audio-visuele afdeling vanKBC die het beeldmateriaal op XD-camkopieert. Meteen wordt ook van de gelegenheidgebruik gemaakt om het materiaaluit te zuiveren en de inventarisatieervan te uniformiseren en aan te vullen.In een groot bedrijf als KBC zorgen velehanden voor communicatie. Sommigecommunicatie bestaat enkel in digitalevorm. Een policy voor het bijhouden vandergelijke info bestaat er (nog) niet : elkeafdeling bewaart/vernietigt naar eigengoeddunken zijn ‘vervallen documenten’.Het is dus een permanente opdracht vande historisch archivaris om die communicatiedie aan actualiteit heeft ingeboet,op te sporen en te behoeden voor vernietiging.Gertie LindemansVoorts is het samenbrengen van de verschillendedeelarchieven na de fusie van1998 tot een coherent geheel een heleklus: zowel fysisch als het bijeenvoegenvan de verschillende deelinventarissenen de verwerking ervan tot een grotergestructureerd geheel.wat maakt jullie team zo uniek?De archivaris is ‘een vreemde eend in debijt’; het archief is een ‘randgebeuren’omdat de hoofdactiviteit van het bedrijfzich nu eenmaal op zuiver economischterrein bevindt. Van een echt team kan jeniet spreken vermits het historisch archiefslechts één deeltijds personeelslid omvat.Wel is er een goede samenwerking metde KBC-bibliothecaris in Leuven die deverzekeringsbibliotheek beheert.Op welke verwezenlijkingen zijn jullietrots?Het archief wordt hoofdzakelijk interngebruikt maar staat ook ter beschikkingvan studenten. Archiefstukken wordenook uitgeleend zowel voor externe alsinterne tentoonstellingen. Voor het ogenblikloopt er een tentoonstelling in Spanje(Barcelona, nadien Madrid) over wolkenkrabbers.Daar mocht de ‘Boerentoren’in Antwerpen natuurlijk niet op ontbreken!Intern loopt er in het KBC-kantoorin Mechelen op de Grote Markt een tentoonstellingnaar aanleiding van de 50everjaardag van het kantoor.welke ambities willen jullie nog graagverwezenlijkt zien in de toekomst?We zouden nog graag sommige onderdelenvan het archief herschikken zodat allemateriaal van elke onderneming afzonderlijkfysisch bij elkaar ligt. Verder willenwe een plaatsingscode bij elk onderdeelvan het archief aanbrengen en wacht ernog een grondige doorlichting van elkearchiefruimte (acht ruimtes).30 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


inzetInge Van Nieuwerburgh:“Het is een verrijking metanderen in contact te komen”Hoe lang ben je al actief binnen de<strong>VVBAD</strong>? En wat was je motivatie om lidte worden?Heel precies weet ik het niet, maar ikdenk sinds 2005. Ik was toen net coördinatordigitale bibliotheek van deUniversiteitsbibliotheek Gent gewordenen vanuit die functie is opvolgen van evolutiesin de bibliotheekwereld en contacthouden met ‘het veld’ zeer belangrijk.Voor het delen van kennis met andereinformatiespecialisten is de <strong>VVBAD</strong> eengoed platform.Op welke vlakken ben je nu actief?Ik ben nu vooral bezig met wetenschappelijkecommunicatie en OpenAccess, digitale preservering en discovery.Sinds 2002 is Open Access voor deUniversiteitsbibliotheek een belangrijkaandachtspunt. Op diverse niveaus willenwe stakeholders warm maken voorOpen Access als enige weg voor het verspreidenvan onderzoeksresultaten. Omdat nog eens in de verf te zetten, organiserenwe 22 oktober, als startpunt voorde Open Access-week, een conferentiein Brussel. Verder zijn we actief betrokkenbij verschillende openaccessprojecten,zoals nu OpenAIRE en OpenAIREpluswaarin we samenwerken met de EuropeseCommissie om dit idee verder te ondersteunen.Binnen Universiteit Gent staanwe in voor het beheer van de publicatiesvan de onderzoekers, de academischebibliografie. We zijn best wel trotsop de diensten die er ondertussen zijningebouwd.Aan het vraagstuk digitale preservatiekan je ondertussen niet meer ontsnappen.Zeker in een bibliotheek die zoweleen wetenschappelijk bibliotheek als eenerfgoedbibliotheek is, zijn heel wat terrabyteste bewaren voor de toekomst. Diehoeveelheid data beheersen, is een uitdaging.In de projecten BOM_vl en Archipelwerkten we mee aan onderzoek hoe eengoede strategie op te zetten om iedereinstelling toe te laten data te archiveren.En als we het over discovery hebben, danbetreden we het moeilijke vraagstuk hoeje de onderzoeker en de student nog efficiënttot je collectie kan leiden als Googleeen quasi-monopolie heeft op zoeken,ook in de wetenschappelijke wereld.Concurreren willen we niet met Google,maar wel een strategie opzetten die degebruiker naar de juiste resultaten leidtvia Google of andere favoriete kanalen.welk thema ligt je nauw aan het hart?Iedereen weet ondertussen dat dat OpenAccess is. Sinds 2005 spreek ik wel opiedere Informatie-vakbeurs van de<strong>VVBAD</strong> over het onderwerp. De vraaghoe je anderen bereikt met de resultatenvan je onderzoek, hoe je nieuwe inzichtenkan halen uit het delen van data, nieuweverbanden kan leggen, dat is wat hetonderwerp zo interessant maakt.wat haal je er voor jezelf uit, zowel persoonlijkals professioneel?Ik ben een sociaal mens. Het netwerk datik ondertussen heb uitgebouwd, zowel inbinnen- als buitenland, werkt inspirerend.“HOE MAAK JEDAT JE DE LEDENKWALITEITSVOLLEACTIVITEITEN ENINFORMATIE BLIJFTGEVEN ALS HET STEEDSMOEILIJKER WORDTVRIJWILLIGERS TEBETREKKEN BIJ DEORGANISATIE?”Hoe heb je de vereniging zien evolueren?Ik heb de wissel van directeur Marc Stormsnaar coördinator Bruno Vermeeren meegemaakt.Na jaren inzet koos Marc vooreen andere richting, zelfs letterlijk: hij verhuisdenaar Brazilië. Steeds na zo’n langeperiode is er wat schrik wat er zal gebeurenals een nieuwe persoon start. Ik denkdat we ondertussen allemaal weten datBruno het fantastisch overgenomen heeft.Wat me wel wat zorgen baart, is dat de<strong>VVBAD</strong> nood heeft aan de vrijwillige inzetvan specialisten uit de sector. En dat bijvelen de tijd (niet de wil) ontbreekt datte doen.Hoe hoop je dat de vereniging zelf zalevolueren in de toekomst?Ik hoop dat de vereniging meer en meerkan wegen op beleid, dat ze een stemheeft die gehoord wordt. Daartoe is hetbelangrijk samen te werken met andereactoren, zoals de <strong>VVBAD</strong> ook is meegestapt in het Samenwerkingsverbandvoor Auteursrecht en Samenleving.wat raad je jonge mensen aan die zichwillen engageren in de vereniging?Gewoon doen! Het is een verrijking metanderen in contact te komen.inge Van nieuwerburgh is coördinatordigitale bibliotheek in deUniversiteitsbibliotheek van Gent. Binnende <strong>VVBAD</strong> is ze lid van de sectie WDI enoud-redactielid. De onderwerpen die haarvoornamelijk interesseren zijn wetenschappelijkecommunicatie en OpenAccess, digitale preservering in al z’nfacetten, copyright en de vraag hoe demeest relevante informatie bij de gebruikerte krijgen, discovery dus.<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 31


oVer de grensBenchmarking in bibliothekenhoger onderwijs in NederlandHenk Voorbij, Koninklijke Bibliotheeek NederlandNederland telt dertien universiteitsbibliotheken. Samen met de Koninklijke Bibliotheek zijn zijverenigd in het samenwerkingsverband UKB. Sinds het jaar 2000 participeren deze dertienbibliotheken in een benchmarkingproject.Jaarlijks worden gegevens verzameld engeanalyseerd en de bevindingen gerapporteerd.De hogeschoolbibliotheken zijnin 2005 gestart met een vergelijkbaarproject, waaraan op dit moment achttienvan de 33 instellingen, die tezamenhet Samenwerkingsverband HogeschoolBibliotheken vormen, deelnemen.Beide typen bibliotheken beschikkenover een op maat gesneden vragenlijst.Deze bestrijkt gegevens over de moederinstelling(zoals het aantal studenten),middelen (zoals uitgaven aan collecties),aanbod (zoals het aantal e-journals, openingsuren),processen (zoals snelheid vande boekverwerking) en gebruik (zoalshet aantal geraadpleegde artikelen inScience Direct). Hoewel tegenwoordigaspecten als waarde, impact en outcomesveel aandacht krijgen, zijn hier noggeen geschikte maten voor ontwikkeld.Aanvankelijk maakten ook twee korte vragenlijsten,gericht op het gedrag en deervaringen van leden van de doelgroep,deel uit van het instrument. Helaas zijndeze nooit toegepast en al weer snel vanhet toneel verdwenen. De universiteitsbibliothekenvullen de gegevens in op eenExcelformulier, de hogeschoolbibliothekengebruiken daarvoor een wiki.Om de uitkomsten onderling te vergelijken,worden de ruwe gegevens omgezetin indicatoren. Voorbeelden zijn het percentagecollectie-uitgaven op de totaleuitgaven van de bibliotheek (bijvoorbeeld30,5 procent) of het aantal uitleningenper capita (bijvoorbeeld 6,14 procent).Zo worden voor elke bibliotheek 14waarden berekend. Door de eigen scoreste vergelijken met die van anderen krijgteen bibliotheek inzicht in haar sterke enzwakke punten. Deze komen grafisch fraaitot uiting wanneer alle waarden omgezetworden in relatieve scores: de positie tenopzichte van de mediaan. Wanneer bijvoorbeeldbij de gemiddelde bibliotheek3,77 uitleningen per capita voorkomen,heeft de bibliotheek uit het voorbeeld eenrelatieve score van (6,14 / 3,77) x 100 =163. De interpretatie is eenvoudig: eenscore boven 100 is bovengemiddeld, eenscore onder 100 benedengemiddeld.Vergelijking van resultaten is pas zinvol alsde gegevens betrouwbaar zijn. Daarom iseen uitgebreide handleiding vervaardigddie ingaat op definities en meetmethodenvan alle gevraagde gegevens. Hoemeet je de doorlooptijd van de boekverwerking?Hoe bepaal je de hoogte vanoverheadkosten, zoals schoonmaak enbeveiliging, indien die verborgen zijn inde jaarrekening van de moederinstelling?Reken je, bij de telling van het aantalelektronische tijdschriften, links naargratis e-journals mee? Is het aantal uitleningeninclusief of exclusief verlengingen,reserveringen of IBL-honoreringen? Ookvindt, voorafgaand aan de analyse vande aangeleverde cijfers, altijd eerst eenbetrouwbaarheidscontrole plaats. Wijkthet opgegeven cijfer sterk af van dat vanhet vorige jaar of dat van vergelijkbarebibliotheken? Deze controle leidt vaaktot een aantal correcties of toelichtingen.Vergelijking van resultaten staat opgespannen voet met de eigen aard vanelke instelling. Zo heeft Nederland viergrote klassieke universiteitsbibliotheken,maar ook vier op bètawetenschappengerichte bibliotheken; bibliothekenwaarbij bijzondere collecties een groot ofklein aandeel hebben; universiteiten meten zonder academisch ziekenhuis. Ookbij de hogeschoolbibliotheken zijn groteverschillen. De omvang, afgemeten aanhet aantal studenten, varieert van 1300tot 42.000. Bij per capita indicatoren zijnkleinere instellingen altijd in het voordeel:voor een kleine doelgroep zijn al aanzienlijkebasisvoorzieningen vereist, naarmatede doelgroep groter wordt, speelt hetprincipe van economy of scale een steedsgrotere rol. Bibliotheken zullen daaromgeneigd zijn hun resultaten met name tevergelijken met die van hun ‘peers’.Een verschijnsel van de laatste jaren isdat bibliotheken steeds meer onderdeelworden van een groter geheel. Zois de bibliotheek van de Universiteitvan Tilburg in 2007 samengegaan methet Rekencentrum en het AudiovisueelCentrum. Het is daarom niet langer mogelijkom de kosten van de bibliotheekafzonderlijk te berekenen.In de benchmarkingfilosofie is het verzamelenen vergelijken van gegevensslechts een eerste stap. Het uiteindelijkedoel is het eigen functioneren teverbeteren door gebruik te maken vande inzichten van bibliotheken die opeen bepaald onderdeel een beter resultaatboeken. Een tweede stap is daaromhet achterhalen van de wijze waarop zijdit resultaat bereikt hebben. Sommigeonderdelen lenen zich daartoe gemakkelijkerdan andere. Zo kan het gebruik vanelektronische bronnen sterk beïnvloedworden door de manier waarop de websiteis ingericht en wordt gepresenteerd.Wellicht komt een bibliotheek, na bestuderingvan de website van bibliothekenmet hoge gebruikscijfers, tot de conclusiedat de eigen website tekort schiet. Ookeen aspect als doorlooptijd van de boekverwerkingleent zich sterk voor verbeteringdoor vergelijking met, in dit opzicht,vooraanstaande bibliotheken.32 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


oVer de grensJaarlijks vindt overleg plaats met de coördinatorenvan alle bibliotheken. Dit leidttot aanscherping van de handleiding enaanpassing van het instrument om in depas te blijven lopen met recente ontwikkelingen.Sinds enkele jaren worden erbijvoorbeeld gegevens verzameld overrepositories. De aanlevering verlooptsoms nog moeizaam, maar het uiteindelijkedoel is per instelling een dekkingspercentagete berekenen: hoeveel van dedoor de facultaire medewerkers vervaardigdepublicaties is full text toegankelijkvia de repository?Hoewel het instrument jaarlijks enkeleaanpassingen ondergaat, blijft het merendeelongewijzigd. Daarom is ook een vergelijkingvan jaar tot jaar mogelijk, zowelvoor bibliotheken afzonderlijk als voor hetsamenwerkingsverband als geheel. Uiteen meerjarenvergelijking kan naar vorenkomen dat een bibliotheek haar prestatiesop een bepaald onderdeel verbeterdheeft, maar tevens een relatieve achteruitgangvertoont omdat andere bibliothekenzich nog sterker verbeterd hebben.Uit de analyse van de UKB-bibliothekenals geheel tussen de jaren 2007 en 2010kwam onder meer naar voren dat het aantalraadplegingen van artikelen in ScienceDirect met 51 procent gestegen is, terwijlhet aantal boekuitleningen gedaald is met17 procent.“ELK ZICHZELF RESPECTEREND LAND ZOU OVERBETROUWBARE BASALE BIBLIOTHEEKGEGEVENSMOETEN BESCHIKKEN.”indiCator 10. aantal uitleningen / oMVang doelgroepBibl 9.1. Uitleningen 1.4. OmvangdoelgroepAantal uitleningen / omvang doelgroepUitleningen /omvang doelgroepScoretov mediaanA 280.478 36.347 7,72 205B 244.512 30.919 7,91 210C 233.036 22.518 10,35 274D 242.795 35.110 6,92 183E 109.256 28.962 3,77 100F 55.735 16.834 3,31 88G 142.666 23.246 6,14 163H 74.193 24.521 3,03 80I 46.332 14.413 3,21 85J 67.395 20.274 3,32 88K 39.412 9.726 4,05 107L 28.797 11.421 2,52 67M 26.143 8.245 3,17 84Minimum 2,52Maximum 10,35Gemiddelde 5,03Mediaan 3,77Strikt genomen zijn dit statistische gegevensdie los staan van de benchmarkinggedachte.Zij zijn echter niet minder waardevol.Elk zichzelf respecterend land zouover betrouwbare basale bibliotheekgegevensmoeten beschikken. Alleen aldaarom is het van belang door te gaanmet het verzamelen en analyseren vanstatistische gegevens.> Meer informatie:http://www.ukb.nl/activiteiten/benchmarking.htmlhttp://www.shb-online.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=44&itemid=63Figuur 1. Ruwe gegevens, indicator en relatieve scores.BenChMarKing<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 33


trendLibQUAL+ : tool voorkwaliteitsbeleid en benchmarkingPaul Sijsmans, KU leuven enfrederic Vandoolaeghe, KU leuven KulakBenChMarKingDe werkgroep Kwaliteit en Dienstverlening van de Universiteitsbibliotheek (UB) van de KULeuven, kreeg in 2006 de opdracht van het Management Team van de UB om richtlijnen op testellen voor continue kwaliteitsverbetering. Dit kwaliteitsbeleidsplan werd in 2008 gelanceerdonder de titel Just for you: een kwaliteitsbeleid voor de UB.Naast een jaarlijks kwaliteitsprogramma,een user charter, service level agreementsen het in kaart brengen en vergelijken vankwantitatieve gegevens (OK!PI), werd inhet plan ook het belang van tevredenheidsonderzoekenbenadrukt. Daaromwerd besloten om vanaf 2008 gebruik temaken van LibQUAL+ om die klanttevredenheidte meten, te vergelijken en eroverte rapporteren. 1wAT IS lIBqUAl+?LibQUAL+ is ontwikkeld door ARL(Association of Research Libraries). Hetis een reeks van instrumenten die bibliothekengebruiken om de wensen van deklanten beter te begrijpen en om te reagerenop gebruikersadviezen over dekwaliteit van de dienstverlening. Spilvan het protocol is een webgebaseerdeenquête. De vragenlijst (22 vaste standaardvragen,5 lokaal te kiezen vragen,en 8 stellingen) peilt bij elk onderdeel vande dienstverlening naar de verwachtingenvan de klant en de mate waarin hij of zijdaarover tevreden is. Dankzij de gestandaardiseerdeaanpak, is het mogelijk omde resultaten met andere instellingen tevergelijken en om aan (internationale)benchmarking te doen.bibliotheek en de aan te pakken uitdagingen.Het continue proces van kwaliteitsverbeteringkan in kaart gebracht wordendoor de bevraging na enkele jarente herhalen. Hebben de acties resultatenopgeleverd? Waar kunnen nieuwe actiesgeformuleerd worden?BENCHMArKINg ENACTIEPUNTENBij aanvang van de bevraging in 2008werden alle studenten en personeels ledenvia e-mail aangeschreven. Uiteindelijknamen 4325 bibliotheekgebruikers deel(= 10,9 procent van de bevraagde populatie).De sterkste troeven bleken de collecties,de dienstverlening, de vakkennis vanhet personeel en de rustige bibliotheekruimtes.De belangrijkste aandachtspuntenwaren de externe toegang totelektronische bronnen, faciliteiten voorgroepswerk en de openingstijden.“DANKZIJ DE GESTANDAARDISEERDE AANPAK, ISHET MOGELIJK OM DE RESULTATEN MET ANDEREINSTELLINGEN TE VERGELIJKEN.”maakte elke deelbibliotheekopbasis van eeneigen analyse eenspecifiek actieplanop. De benchmarkingvan deUB-resultatenmet vijf buitenlandse(consortiavan) bibliotheken 2leverde voor deKU Leuven interessantebijkomendeinformatie op overde kwaliteit van de dienstverlening.Er werd beslist om de enquête in delente van <strong>2012</strong> te herhalen, met als doelde bovenstaande acties te evalueren ennieuwe aandachtspunten te identificeren.De volledige populatie werd opnieuw aangeschreven.Om de participatiegraad teverhogen opteerde de werkgroep voor dezogenaamde Lite-versie, waarbij het aantalvragen sterk gereduceerd wordt viarandom sampling. Met slechts 23 vragenen invulvelden (in de plaats van 46) werdde invultijd quasi gehalveerd en steeg derespons tot ruim 14 procent. De resultatenop UB-niveau werden inmiddels verwerkten zullen opnieuw vertaald worden naaracties voor het strategisch plan.> de resultaten worden eveneens bekend gemaaktvia: http://bib.kuleuven.be/ub/over/tevredenheidsenquete.Alle stellingen en vragen worden door derespondenten middels een negenpuntenschaalop drie aspecten geëvalueerd: deminimale verwachting, de waargenomenservice, en de dienstverlening die menidealiter zou wensen te ervaren. De verhoudingentussen deze waarden latentoe om zicht te krijgen op de prioriteitenvan de gebruikers, de sterktes van deDe werkgroep vond het van meet af aanbelangrijk dat de conclusies van de bevragingwerden vertaald naar actielijnen dietegemoetkomen aan de verwachtingenen de suggesties van de eindgebruikers.In de strategische planning van de UBwerden acties ondernomen: een verbeteringvan de off campus raadplegingvan de e-bronnen (via de stuiterproxy),opleidingstrajecten voor bibliotheekmedewerkers,een doorgedreven harmoniseringen uitbreiding van de openingstijdenen de oprichting van een gloednieuwleercentrum Humane Wetenschappen inde Leuvense binnenstad (opening voorzienin het voorjaar van 2013). Bovendien1 Aerts, D. en Beyens, W., ‘Bibliotheek op de testbank.Universiteitsbibliotheek evalueert haardienstverlening’, in: Bibliotheek- en archiefgids, 86(2010) 3, p. 4-9.2 ARL consortium (USA), SCONUL consortium (UK),Universiteit Stellenbosch (SA), University CollegeLondon (UK), University of Warwick (UK)34 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


het Cijfer / het plan14.324Dit cijfer representeert het aantal bibliotheekintroductiesdie in 2010 zijn georganiseerdin openbare bibliotheken. 14.324lijkt veel, maar zo een initiatie is dan ookeen van de meest courante activiteitenin openbare bibliotheken; ongeveer elkebibliotheek geeft wel een aantal introductiesper jaar. De hoeveelheid hangt veelaf van de grootte en gemeente van debibliotheek. Zo gaf de openbare bibliotheekvan Mechelen er 193 terwijl debibliotheek van Elsene er 6 gaf. In 2010hebben er in het totaal rond de 108.880bezoekers een bibliotheekintroductiegehad. Deze gegevens moeten wel inperspectief gezet worden, aangezien erniet van alle bibliotheken cijfers bekendzijn en de gegevens met betrekking totbezoekers niet altijd volledig zijn. De cijfersdie we toch hebben, zijn bekend doorhet laatste themanummer van Bios2.In het themanummer komen onder meerook internetcursussen, themastands,auteurslezingen, tentoonstellingen, voorleessessies,clubs en activiteiten aan bod.De bibliotheekintroducties en internetlessenworden echter het meest toegelicht.Zo lees je dat er in die vijf jaar eenstijgende trend is geweest in de hoeveelheidvan bibliotheekinitiaties, gaandevan 12.663 in 2006 naar 14.324 in 2010.Bovendien ontdek je dat de initiaties in2010 voor 90 procent werden gegeven infunctie van het onderwijs, dit komt neerop ongeveer 13.036 mensen, en dat deintroducties voor volwassenen neerkwamenop 5 procent van alle initiaties, rondde 770 volwassenen dus. De internetinitiatiesgegeven door de openbare bibliothekenzijn de voorbije vijf jaren ook sterkgestegen, gaande van 674 in 2006 tot 927in 2010. De keuze om deze voorlichtingte geven, hangt sterk af van gemeentetot gemeente.> de cijfers zijn te vinden op http://www.bibliotheekstatistieken.be.Cindy MergitsBenChMarKingFoto: Daniele Nicolucci. www.flickr.com/photos/jollino.Een Vlaams-Nederlands netwerk vanzadenbibliotheken ontluikt!Op Stille Zaterdag las ik op de blog van Edwin Mijnsbergen over deopkomst en het succes van een 35-tal zadenbibliotheken inAmerikaanse openbare bibliotheken. De paasklokken brachten eendag later het idee om mijntuin.org in te zetten als zaden catalogus. Ikvroeg de mening van de tuiniers op het forum van deze sociale tuinsiteen onmiddellijk regende het positieve reacties. Op Paasmaandagzaaide ik op Kenniskantoor een oproep om een Vlaams-Nederlandsnetwerk van zadenbibliotheken te vormen. Ook bij de collega’s waser heel wat belangstelling! Al na enkele mails stelden de beheerdersvan mijntuin.org voor om het uitleensysteem en de zadencatalogusuit te bouwen en het te integreren in de site. Met wat geluk — enmits goedkeuring door onze lokale besturen — steken rond oktoberde twee eerste Vlaamse zadenbibliotheken hun kopje boven!Het concept is eenvoudig: klanten ‘lenen’ gratis zaden, leren hoe zezelf zaden kunnen oogsten en brengen aan het einde van het seizoennieuwe zaden terug. Het systeem is voor 100 procent gebaseerd opvertrouwen: geen controle, geen termijnen en geen boetes. Niet elkeklant brengt zaden terug, maar de tuiniers die dat wel doen schenkendoorgaans een veelvoud van wat ze geleend hebben. Met dezaden van één tomaat kweek je immers een tuin vol tomatenplanten.Hoe werkt het? De klant maakt eerst een account op mijntuin.orgen scant de QR-codes op de zadenzakjes die hij ontleent. De bibmonteert hiervoor bijvoorbeeld een tablet en een steun voor de zakjesdie gescand worden. Klanten kunnen ook met hun eigen smartphonezaden lenen. Thuis de QR-code scannen of de plant opzoekengeeft toegang tot teeltinformatie. Ieder lid van mijntuin.org kaneigen kennis en ervaring toevoegen. Er wordt getoond in welke bibzaden beschikbaar zijn en door wie deze geschonken werden. Deklant kan doorklikken op deze persoon — of op de zadenbib — omte kijken wat die nog zoal in de aanbieding heeft. Uitleningen endonaties worden getoond op de pagina van de zadenbib en op hetprofiel van de klant. Optioneel kunnen deze automatisch gedeeldworden op Facebook en Twitter. Vrienden en volgers kunnen metnuttige tips reageren op berichten over geleende zaden. Via hetforum kunnen bovendien vragen gesteld worden aan andere tuiniers.De klant kan trouwens na het zaaien met één muisklik de zaden aanzijn eigen tuincatalogus toevoegen.Via de pinboards van mijnzadenbib op Pinterest delen de zadenbibliothekensamen met klanten én sympathisanten relevante onlineinformatie en inspirerende foto’s. Dit alles past naadloos binnen debelevenisbib en brengt de collecties tuinieren en koken helemaal totleven! Via mijntuin.org stimuleert de bib het online delen van kennisbinnen de lokale gemeenschap en doet ze aan gemeenschapsvorming.De zadenbib leent zich uitstekend voor initiatieven rondarmoedebestrijding en is de perfecte kapstok voor tal van kruisbestuivendeactiviteiten: schooltuinen, thematisch voorlezen, kookwedstrijden,… Ze is ook eenvoudig buitenshuis in te zetten voorbibliotheekpromotie.Tim lerno, Bibliotheek londerzeel<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 35


essayOver de ondergang enhet belang van de digitalebibliotheekDeze tekst is gezamenlijk geschreven door verschillende medewerkers van Bibnet. Auteurs die het meest rechtstreeks hebben bijgedragenzijn: Johan Delaure, lisbeth Vandoorne, Johan Mijs, Koen Vandendriessche en Jan Braeckman.In een artikel met de tot de verbeelding sprekende titel TheDecline and Fall of the Library Empire — De ondergang en valvan het bibliotheekrijk — beschrijft Steve Coffman 1 in het tijdschriftSearcher 2 de paradigma’s die het bibliotheekwerk deafgelopen 30 jaar hebben gestuurd. Steeds heeft de bibliotheeksectorgeprobeerd een antwoord te bieden op pertinente uitdagingendie vanuit de hoek van het digitale op het publiekwerden losgelaten. Het resultaat volgens Coffman? De informatiemaatschappijheeft de bibliotheek ingehaald en de openbarebibliotheek heeft zichzelf op het terrein van het digitale totaaloverbodig gemaakt.We vatten hieronder de teneur van zijn argumentatie samen.Vervolgens willen we door het vollediger belichten van de gegevens,aantonen — binnen de ruimte van dit essay — dat de (digitale)openbare bibliotheek niet alleen een blijvend belang heeftmaar ook een noodzaak is voor de moderne informatiemaatschappij.Maar eerst Coffman dus.DIgITAlE INfOrMATIEBEMIDDElINg(Niet eens zo) lang geleden werd informatie digitaal opgeslagenin gespecialiseerde databanken. De databanken uit dejaren tachtig en negentig, met ronkende namen als Dialog, BRS-Search, Citation Index enz. hadden typisch een eigen zoektaal,en de toegang en het zoeken zelf was een dure aangelegenheid.In de bibliothecaris vond de gebruiker een tussenpersoon metde vaardigheden om zijn zoekvraag te vertalen naar queriesvoor de databanken. Het waren de gloriedagen voor de bibliothecarisals informatiebemiddelaar.Maar vandaag staat dezelfde informatie meestal ook online,waar iedereen ze kan vinden via Google. Databanken die jeniet op het web terugvindt, zetten zichzelf buiten de markt enblijken nauwelijks van publiek belang. De bibliotheek als uniekelocatie voor toegang tot informatie moet het afleggen tegende schier oneindige aggregatie van informatie op internet; decatalogus als zoekplaats werd verruild voor de online zoekmachines.Tussenpersonen zijn meestal overbodig geworden, enwie een gevorderde vraag heeft, zal volgens Coffman eerderberoep doen op de specialisten werkzaam in het domein inkwestie dan op een bibliothecaris. Exit de taak van de bibliotheekvoor digitale informatiebemiddeling.TOEgANg TOT INTErNETEn dan was er die andere kerntaak voor de openbare bibliotheek:het voorzien van toegang tot internet: het dichten van dedigitale kloof. Het aantal computers in de bibliotheken is sindsde jaren negentig non-stop blijven stijgen. Bibliotheken hebbenhier een indrukwekkende dienst geleverd. Maar, aldus Coffman,alles wijst erop dat de dagen ervan zijn geteld. Hij citeert cijfersuit het rapport van Pew 3 uit 2011 dat stelt dat 78 procent vande Amerikanen thuis over internettoegang beschikt. Nu steedsmeer mensen surfen via mobiele toestellen (91 procent van deAmerikanen heeft een mobiele telefoon), rijst stilaan de vraagof dit nog langer een kernproduct van de bibliotheek kan zijn.De cijfers van bibliotheken in Californië tonen alvast een dalingvan het gebruik van deze diensten. Exit de taak van de bibliotheekom publieke toegang tot internet te voorzien.wEBDIrECTOrIESDe bibliothecarissen beperkten zich niet louter tot het aanbiedenvan internet in de bibliotheek en het helpen van gebruikersbij het verwerven van de competenties om het internet tegebruiken. In de begindagen van het www streefden de bibliothecarissenernaar om met deze nieuwe bron te doen wat zealtijd hadden gedaan: rubriceren en catalogiseren. De bibliothecarissenwensten zo te komen tot een selectie van goede‘bibliotheekgecertifieerde’ bronnen om de burgers wegwijs temaken in de chaos van het www-wilde westen. Begin deze eeuwverrezen de webdirectories. Exponent daarvan in Vlaanderen isde Webwijzer. Coffman stelt dat de meeste gebruikers zich nietdruk maken in het wel of niet gecertificeerd zijn van een brondoor een informatieprofessional. Ze beginnen hun zoektochtrechtstreeks op Google, Bing en andere zoekmachines. Exit ontsluitingvan internet als taak voor de bibliothecaris.DE VIrTUElE VrAAgBAAKKort daarna was er de internationale opwinding rond de aska librarian-functie, waarbij de bibliothecaris meesurfend opde chat-hype de vragen van bibliotheekgebruikers online zoubeantwoorden. Exponenten waren QuestionPoint in de VS enAl@din bij onze noorderburen. Over de hele wereld werden miljoenengeïnvesteerd. Ook commerciële diensten zoals GoogleAnswers volgden… en verdwenen weer door een gebrek aanbelangstelling bij de eindgebruikers. Als je geen afdoende antwoordvindt op je vragen via Google, dan zal volgens Coffmanook een generalist als een bibliothecaris niet veel voor je kunnendoen en moet je domeinspecialisten gaan aanspreken. Exitde virtuele vraagbaak als taak van de bibliotheek.BIBlIOTHEEK 2.0En dan kwam bibliotheek 2.0: we zouden met de instrumentenvan het sociale web bibliotheekgebruikers in contact brengenmet mekaar en met de bibliotheekmedewerkers, en viacrowdsourcing de klassieke titelbeschrijvingen spekken met (enwie weet ooit vervangen door) besprekingen, evaluaties, tags,blogs enz. Intussen gebeurt dit alles inderdaad, … maar nietop de bibliotheekwebsites; wel op Amazon, LibraryThing, enandere reuzen. Volgens Coffman blijft de interactie met en tussenbibliotheekgebruikers op de websites van de bibliotheken36 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


essaybedroevend laag. Hoofdreden volgens Coffman is wellicht datbibliotheken een te beperkt — lokaal — publiek bedienen: wemissen eenvoudigweg de kritische massa die noodzakelijk is omdergelijke vormen van ontsluiting en communicatie op gang tebrengen en gaande te houden. En zo gaat ook de web 2.0-bekervoorbij aan de bibliotheek.E-BOEKENDe bulk van Coffman’s artikel gaat over de laatste hype in bibliotheekland:e-boeken. Het krampachtig geworstel om toch maarvan uitgevers gedaan te krijgen dat e-boeken ‘online uitgeleend’mogen worden, lijkt wel de laatste kramp van de stervendebibliotheekdinosaurus.Uitgevers en auteurs staan met de omslag naar het digitale vooreen megarevolutie van het uitgeverslandschap. Ze hebben demuziekindustrie in enkele jaren tijd over kop zien gaan en zienhoe de dagbladpers worstelt. Ze zijn bijzonder nerveus en uitzelfbehoud zijn ze niet geneigd de kruimels die hen resten tedelen met bibliotheken. Op de vragen van de bibliotheeksectorom e-boeken te kunnen aanbieden voor tijdelijk lezen, krijgendeze dan ook meer en meer een ferm njet. Bibliotheken blijvenpleiten dat dankzij de leenpropositie mensen meer titels gaankopen 4 omdat ze zo nieuwe auteurs leren kennen. Uitgevers zijner zich wel degelijk van bewust dat het vrij weggeven van content(bijvoorbeeld een eerste hoofdstuk) mensen doet kopen.Maar bibliotheken hebben al lang geen monopolie meer op hetvrij ter beschikking stellen van content (Cfr. Amazon). De uitgeverkan ook zelf kiezen om content vrij te geven (bijv. heteerste hoofdstuk), en dan heeft hij bovendien zelf de controleover het hele proces.Als de uitgevers dan toch al uitlening toestaan, dan zijn de licentievoorwaardenzo restrictief dat de totale kost van het aanbodper gebruiker duurder wordt dan wat een particulier zou moetenbetalen op de e-boekenmarkt om aan een equivalent aanbod tegeraken. Tezelfdertijd daalt de gemiddelde prijs van e-boekenalmaar. Wanneer je boeken voor de prijs van een biertje kankopen, besluit Coffman, dan weegt de hele organisatie van eenbibliotheek niet meer op tegen de baten.Ook de bibliotheek als massief gebouw met een ‘grote collectie’is achterhaald in de digitale wereld, stelt Coffman. Hetaanbod van online boekhandels zoals Amazon, Barnes & Nobleen Apple is veel groter dan wat we in onze bibliotheken kunnenaanbieden. Amazon levert 1,2 miljoen titels en Google nogveel meer. En veel van die boeken kan je bovendien (gratis) inhet publieke domein verkrijgen. Geen bibliotheek kan hiertegenop. Exit e-boeken als vernieuwing en actualisering van hetbibliotheekaanbod.DE BIBlIOTHEEK IS UITgESPEElDCoffman besluit dat de bibliotheekwereld trots mag zijn op haarverwezenlijkingen bij het tot stand komen van de digitale bibliotheeken het mensen vertrouwd maken met digitale informatie.Maar zover gekomen, stelt hij, moeten we nu ook erkennen datde rol van de bibliotheek is uitgespeeld. De oude droom vande bibliotheek is in de digitale wereld gerealiseerd, maar ze iswel gebouwd en bestuurd door andere spelers dan de openbarebibliotheken. Voor Coffman blijft er voor de bibliotheekdan ook geen plaats in de digitale wereld, en zo, stelt hij, zijnwe terug waar we begonnen zijn: bij onze gebouwen, fysiekecollecties en de (nog steeds) miljoenen bezoekers die dagelijksover de vloer komen. Coffman besluit opperend dat de bibliothecarissenzich daarin misschien moeten terugtrekken als hunenige troef in een tijd waar fysieke boekenwinkels en plaatsenwaar mensen samenkomen rond teksten en verhalen steedszeldzamer worden.HEEfT COffMAN gElIJK?Tot daar de analyse van Coffman. We onderschrijven graag methem het belang van de fysieke collectie en de bibliotheek alsgebouw. We onderschrijven ook graag met hem de uitdagingvoor de bibliotheek om te evolueren in de richting van het paradigmadat de Googles van deze wereld hebben opgenomen enuitgewerkt. Maar besluiten dat een digitale bibliotheek compleetoverbodig zou zijn gemaakt door commerciële partijen en internet,is in onze ogen misplaatst en maatschappelijk niet gewenst.DE BIBlIOTHEEK IS NIET-COMMErCIEElCommerciële partijen willen zo veel mogelijk winst maken. Eenbreed, kwalitatief aanbod kan voor hen een strategie zijn om ditte verwezenlijken, maar het is voor hen een middel, geen doel.De bibliotheek daarentegen is het niet in eerste instantie te doenom zo veel mogelijk mensen in zo kort mogelijke tijd met zoveel mogelijk boeken te zien vertrekken. Anders gesteld: ze kanhet zich permitteren om dit niet te doen omdat haar doel nietfinanciële winst is maar het democratisch verschaffen van kennis,cultuur en ontspanning. Waar de wereld van het commerciëlezich richt op kopen, wil de bibliotheek een omgeving zijn diemensen stimuleert om te leren en te ontdekken. De bibliotheekis die omgeving omdat ze collecties samenstelt, toegang verschaften etaleert volgens andere principes dan het verkopenvan het laatste nieuwe.“EN ZO GAAT OOK DE WEB 2.0-BEKERVOORBIJ AAN DE BIBLIOTHEEK.“Vandaag gaat het daarbij ook niet om de omvang van debibliotheekcollectie; er is immers overvloed. De meerwaardevan bibliotheken ligt in het veelzijdig en laagdrempelig aanboden alle activiteiten die ze onderneemt die haar bezoekers blijvenstimuleren om te ontdekken. En de bib doet dit vanuit hetbelang van de gebruiker zelf.Het is hierdoor dat bibliotheken een cruciale factor blijven omeen (lees)cultuur te ontwikkelen bij een zo groot mogelijk aandeelvan de bevolking. Voor de commerciële partijen betekentdit dat bibliotheken mee de markt creëren. Voor de samenlevingbetekent dit dat er meer mensen zijn die zich rijker en gevarieerderkunnen ontplooien en goed geïnformeerde burgers zijn.NIET AllES IS OVErAl EN AlTIJD OP INTErNET TEVINDENCoffman gaat ervan uit dat alles (legaal) op internet is te vinden.In zijn betoog klinkt de post-scarcity economy door: internetdoet schaarste verdwijnen. Zover zijn we echter nog lang niet.Sommige contentleveranciers willen niet digitaal gaan omwillevan angst voor piraterij of een afbreuk aan kwaliteit, of ze kunnenzich niet vinden in het aangeboden business model vanmonopolisten als Apple, Amazon en Google. Anderen zijn teklein of te lokaal georiënteerd of hebben onvoldoende middelen.Niet alles is daarom vrij op internet te vinden.Coffman gaat er ook van uit dat alles overal op internet te<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 37


essayvinden is. Dat is zeker niet altijd zo. Omwille van commerciëleafspraken, rechtenproblemen of de territorialiteit van auteursrechtenorganisaties,is internet verdeeld in geografische zonesdie de vrije toegang tot informatie in de weg staan. Kleine advertentiemarktenof taalgebieden blijven vaak ‘achter’ ten opzichtevan de Angelsaksische wereld. Bovendien verbinden bepaaldecontentleveranciers hun aanbod exclusief aan bepaalde hardwareleveranciersof internetproviders, zodat er nergens meereen volledig en onafhankelijk aanbod ontstaat.Coffman veronderstelt ook dat alles altijd op internet te vindenzal blijven. Zonder in te gaan op gespecialiseerde methodenvoor langetermijnopslag, is het maar de vraag of en hoecontentleveranciers duurzaam zullen omgaan met hun aanbod.Zeker nu her en der vragen opduiken bij het economische succesvan de ‘long tail’ 5 . Wie garandeert dat alle content beschikbaarblijft op de bestaande platformen?Zonder ingrijpen dreigt hier een ‘digitale content kloof’ teontstaan 6 . Openbare bibliotheken zijn de aangewezen nietcommerciëlespeler om afspraken te maken met de contentleveranciers om de elementaire digitale toegang duurzaam teverzekeren. Idealiter wordt deze rol ook verankerd in een wetgevendkader. Ons inziens is die rol van de digitale bibliotheeknog duidelijker en noodzakelijker in Vlaanderen en Nederlanddan in de Verenigde Staten, het referentiekader van Coffman.DE DIgITAlE KlOOf IS NIET gEDICHTEind de jaren negentig kon de bibliotheek gratis en snel internetaanbieden en dat op een moment dat de meeste bezoekersthuis geen internet hadden. De meerwaarde van het louter toeganggeven was erg groot. Intussen zijn diezelfde bezoekersmassaal van thuis uit online gegaan en Coffman stelt zich devraag of er op de duur nog wel voldoende overblijft om dit alseen kerntaak van de bibliotheek te blijven zien.In ieder geval, nu zijn we er nog niet, dat erkent ook Coffman.Op vandaag heeft nog steeds een aanzienlijk deel van de bevolkinggeen toegang tot internet. In 2011 had in Vlaanderen nogsteeds 20 procent van de huishoudens geen toegang (in Brussel25 procent). De digitale kloof van de eerste graad — de loutermateriële toegang — is dus zeker nog niet gedicht.Maar Coffman doet ook een toekomstvoorspelling: in eenwereld waar iedereen altijd en overal online kan, zal de bibliotheekdeze rol verliezen. Maar ook daar zijn kanttekeningen bijte maken. Inderdaad, ook in Vlaanderen komen smartphones(mobiele telefoontoestellen met internettoegang) heel snel op,en in alle lagen van de bevolking, en dat zou kunnen betekenendat de kloof in de toekomst smaller zal worden (steeds meermensen hebben toegang).Maar tegelijkertijd wordt die kloof ook steeds dieper: de restgroepdie achterblijft, ligt steeds verder achter. Het gebruik vaninternet wordt intenser: van zij die wel toegang hebben, zegtmaar liefst 79 procent dagelijks op internet te gaan. Daar werkenze, ontspannen ze en communiceren ze met vrienden, opmanieren die steeds vaker geen offline variant hebben.Alomtegenwoordige internettoegang via smartphones maakthet contrast tussen de haves en de have-nots alleen maar groter.Wat de bibliotheek voor deze restgroep kan doen, wordtdus steeds belangrijker.Maar het hebben van toegang is uiteraard slechts de eerstevoorwaarde om gebruik te kunnen maken van de kansen dieinternet biedt. De digitale kloof van de tweede graad belicht deverschillen in gebruik en vaardigheden en toont hoe ook dezekunnen leiden tot sociale uitsluiting. De mate waarin iemand‘digitaal geletterd’ is, bepaalt in groeiende mate hoeveel sociale,professionele en arbeidskansen iemand heeft.En helaas fietst Vlaanderen achteraan het Europese peloton alshet op digitale vaardigheden aankomt. We hebben niet alleenveel mensen met weinig digitale vaardigheden (18 procent,tegenover 13 procent gemiddeld in de EU), maar ook weinigmensen met veel vaardigheden (18 procent, tegenover 27 procentgemiddeld in de EU).Coffman heeft het niet over de digitale kloof van de tweedegraad, maar de bibliotheken kunnen een belangrijke rol spelen,aanvullend op die van het onderwijs, in het bevorderen van dezeonline informatievaardigheid.VOOrwAArDEN VOOr E-BOEKENWat de argumentatie rond e-boeken betreft, kunnen we Coffmanook niet volgen. Stel dat het fysieke boek verdwijnt en plaatsmaakt voor e-boeken die goedkoop worden aangeboden, en deonline boekhandels vinden een akkoord met de uitgevers overeen huur- of uitleensysteem. Is de bibliotheek dan overbodig?Ja, de bibliotheek wordt overbodig maar alleen als en slechtsals de volgende voorwaarden vervuld zijn:• alle e-boeken zeer goedkoop zijn;• alle boekhandels kinderen gratis of zeer goedkoop laten lezenin e-boeken;• alle uitgevers of boekhandels lang blijven bestaan, en al hunwerken lang ter beschikking houden van iedereen;• alle uitgevers werken met open technologie zodat het publiekonafhankelijk van hun toestel elk aanbod kan lezen;• alle boekhandels ook werken aanbieden die niet commercieelrendabel zijn maar wel nog grote maatschappelijke of culturelewaarde hebben;• alle boekhandels inspanningen leveren om een rijke digitalecontext te creëren rond alle boeken, rond auteurs, en rondcollecties;• alle uitgevers of boekhandels hun aanbod vrij raadpleegbaarmaken binnen publieksvriendelijke limieten;• alle boekhandels bijzondere diensten leveren aan scholentegen zeer lage tarieven, tot gratis;• er heel veel boekhandels zijn zodat het publiek op wandeloffietsafstand kennis kan maken met het digitale aanbod enuitleg kan krijgen;• indien de promotie en het etaleren van Nederlandstalige boekenaangepast aan lokale interesses optimaal verloopt via deinternet aggregatoren zoals Google en Amazon.In afwachting dat deze voorwaarden vervuld zijn, dienen wetoch nog even de bibliotheken open te houden, dachten we zo.DE BIBlIOTHEEK IS EEN wAArBOrgDe conclusie van Coffman is dat de recente evolutie heeft aangetoonddat de bibliotheek zich keer op keer overbodig maakt.Oppervlakkig gezien heeft hij gelijk. Het is de opdracht van debibliotheek om op tal van manieren producten en diensten teontwikkelen die inspelen op situaties van ongelijkheid of drempels.Die situaties van ongelijkheid kunnen verschuiven. Het isechter niet omdat bepaalde invullingen van deze opdracht naverloop van tijd gedateerd zijn, dat de opdracht op zich overbodigzou worden. In onze steeds sneller evoluerende informatiemaatschappijzullen er steeds weer opnieuw drempels ontstaan.38 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


essayHet instituut bibliotheek is daarbij een waarborg om, rekeninghoudend met alle maatschappelijke evoluties, onze samenlevingop vlak van toegang tot informatie en cultuur democratisch enrechtvaardig te houden. Maar het is wel aan de bibliotheekprofessionalsom in dialoog met beleidsmakers de opdracht keerop keer te herdefiniëren.De bibliotheekwerking blijft een middel: het doel is het bijdragenaan de ontplooiing van samenleving en individu, en dat kan— IFLA citerend — “alleen worden gerealiseerd door goed geïnformeerdeburgers, die in staat zijn hun democratische rechtenuit te oefenen en een actieve rol te spelen in de samenleving.Constructief deelnemen aan het maatschappelijk leven en meewerkenaan het vormgeven van de democratie zijn afhankelijkvan voldoende opleiding en van vrije en onbeperkte toegangtot kennis, wetenschap, cultuur en informatie. (…) De collectiemoet een afspiegeling zijn van actuele trends en van de ontwikkelingendie zich voordoen in de samenleving, maar ook van watmensen ooit hebben bedacht en tot stand gebracht. Collectiesen diensten mogen niet onderworpen zijn aan enige vorm vanideologische, politieke of godsdienstige censuur of onder drukstaan van commerciële belangen.” 7Tot nader order staan deze doelstellingen niet in de strategischenota’s van spelers als Amazon, Google en Apple. Tot dan blijvenonze bibliotheken van steen en mortel, onze fysieke collecties,onze dienstverlening en onze digitale service van belang enlenigen ze een reële nood.1 Steve Coffman is vice-president van LSSI, een serviceorganisatie voor openbarebibliotheken in Maryland, Verenigde Staten.2 In Searcher, volume 20, nummer 3, april <strong>2012</strong>. Searcher is een tijdschrift voordatabankprofessionals, dat deel uitmaakt van de Information Today groep. Devolledige tekst van het artikel is beschikbaar op http://www.infotoday.com/searcher/apr12/Coffman--The-Decline-and-Fall-of-the-Library-Empire.shtml.3 Het Pew Internet and American Life Project (http://pewinternet.org) is eenlanglopende studie naar het gebruik van internet in de Amerikaanse samenlevingdie startte in 2000.4 We verwijzen naar het Koop,leen en lees-onderzoek. http://www.locusnet.be/portaal/Locus/Publiekswerking/Koop-%20leen-%20leesgedrag.5 The Long Tail is een boek van Chris Anderson uit 2006 dat door de zoek- enverkoopsmogelijkheden van internet een schier oneindige verkoopscurvevoorspelt voor oudere en obscure werken uit de catalogus. In 2008 plaatstenonderzoeken van Anita Elberse en Will Page vraagtekens bij het concept.6 Zie het korte artikel van Molly Raphael, voorzitster van de American LibraryAssociation die de term ‘digital content divide’ introduceert in: http://www.huffingtonpost.com/molly-raphael/publishers-long-overdue-i_b_1610108.html(19juni <strong>2012</strong>).7 Zie IFLA/UNESCO Public Library Manifesto 1994 te raadplegen op http://www.unesco.org/webworld/libraries/manifestos/libraman.html.De juiste informatiebij de juiste persoonAdlib Bibliotheek catalogiseert meer dan boeken alleen.Adlib Bibliotheek vormt de kern van een compleet informatieenkenniscentrum. Desgewenst kunt u deze kern uitbouwenmet de uitleen-, bestel- en tijdschriftenmodules, of metvragenregistratie, SDI, full-text search en verschillendeonline services. Iedere vorm van informatie wordt zo op maatgemaakt voor uw gebruikers. Niet voor niets is Adlib Bibliotheekin gebruik bij vele mediatheken, bedrijven, (hoge)scholen,en juridische en overheidsinstellingen.Adlib BibliotheekVeelzijdig Overzichtelijk Aanpasbaar aan alle soorten publicaties Internetmodules:SDI attenderen, Online reserveren en Full text zoeken Eenvoudig titelbeschrijvingenontlenen Makkelijk rapporteren Geïntegreerde aanvullende modules: Bestelmodule,Uitleenmodule en Tijdschriftenmodule Meertalig Internationale standaarden SRU,ISBD/AACR2, Z39.50 MARCXML, OAI-PMH en meer Integreerbaar met Adlib Museumen Adlib Archief tot één ‘crossdomain’ systeem API-koppelingen Keuze databases MSSQL Server, Oracle, Adlib Internet ready.Adlib Information Systems+31 (0)346 586800sales@adlibsoft.comwww.adlibsoft.com<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 39


essayMijmeringen overwetenschappelijkeinformatievoorziening inVlaamse instellingen voor hogeronderwijs anno <strong>2012</strong>Patrick VanouplinesAlvast mijn excuses: zeker als ik mijmer, zal ik in eerste instantiedenken aan universiteiten. Wie mij kent, weet dat ik steedshogescholen verdedig en mee opneem in discussies, maar mijnherkomst en achtergrond verstoppen is nu eenmaal moeilijk.Ik wou dat het anders was in tijden waarin de associaties voorhoger onderwijs tot ontplooiing komen.Het uitgangspunt voor elke instelling voor hoger onderwijsmoet zijn dat de toegang tot wetenschappelijke documentaireinformatiebronnen (hierna “informatiebronnen” genoemd) degrondstof is voor onderzoekers, en absoluut noodzakelijk isvoor docenten en studenten. Hierop besparen is het laatstewat men mag doen. Het budget voor informatiebronnen is evenonsamendrukbaar als dat voor bijvoorbeeld energie. De vergelijkingmet energievoorziening gaat in ruimere mate op danmen op het eerste gezicht zou denken: als de energieprijzenstijgen, dan kan de instelling voor hoger onderwijs niet andersdoen dan de factuur betalen. Warme/ koude winters en schommelingenin de buitenlandse valuta zijn niet te voorzien, en ermoet de nodige financiële bufferruimte aangelegd worden omde marktspelingen aan te kunnen.Het is lastig om te bepalen hoe groot die bufferruimte moetzijn voor informatiebronnen. En beslissen voor hoeveel jaar zo’nfinanciële buffer moeten dienen is helemaal lastig. Al een tijdjevoordat mijn overheid mij vroeg een vijfjarenbegroting op testellen, maakte ik berekeningen. Noteer dat het budget voorinformatiebronnen in de Vrije Universiteit Brussel (hierna VUBgenoemd) centraal wordt gereserveerd: het zijn dus niet defaculteiten die elk ‘hun’ budget voor informatiebronnen moetenopzijzetten (zoals elders soms het geval is). Noteer eveneensdat het globale budget voor informatiebronnen aan de VUBdient voor de aanschaf van tijdschriften, gegevensbanken, boeken,enzovoort. Uit het centrale budget voor informatiebronnenworden eerst de terugkerende uitgaven gehaald (tijdschriften,gegevensbanken, vervolgwerken, enzovoort). Het resterendebudget wordt gebruikt voor de aanschaf van monografieën.Omdat de prijsstijgingen van informatiebronnen groter zijn dande stijging van de index der consumptieprijzen (en zeker groterdan de stijging van de beschikbare budgetten), komt ereen moment waarop er geen boeken meer aangeschaft kunnenworden. Als je dat meldt aan de overheid en je krijgt geengehoor, vertel het dan aan de studenten: die voeren meteenactie en zorgen ervoor dat binnen de kortste keren een budgetvrijgemaakt wordt. Deze werkwijze kan je wellicht maar een keerin de tien jaar toepassen, want anders krijg je het deksel op jearme bibliothecarisneus.Het aanleggen van reserves is voor een overheidsinstelling inde meeste gevallen niet goed. Op zijn zachtst uitgedrukt doetdit bij een regeringscommissaris de wenkbrauwen fronsen. Enals de minister dan ook nog constateert dat de reserves vande universiteiten en hogescholen groot zijn, terwijl er steen enbeen geklaagd wordt over de budgetten, dan geeft die ministeruiteraard aan de regeringscommissarissen de opdracht eerst diereserves af te bouwen. Ook voor de aanschaf van informatiebronnenmogen er dus geen reserves opgebouwd worden. Endaar gaat mijn advies (reserves aanleggen: ja; abonnementenstopzetten: neen) de mist in.Vlaanderen staat bij de uitgevers en leveranciers van informatiebronnengekend als een harde onderhandelaar. Dat moetook zo. Alle instellingen voor hoger onderwijs moeten gezamelijkuitgevers en leveranciers dwingen tot het uiterste gaan.Of die uitgevers en leveranciers dan echt tot het uiterste gaan,weet je nooit. De onderhandelaars uit onze instellingen voorhoger onderwijs verrichten hier telkens opnieuw hard werk, metbehoorlijke resultaten. En toch loopt er heel veel verkeerd: deuitgevers maken veel te veel winst. Dat is internationaal zo, endaar wordt internationaal dan ook tegen gevochten. Met veelte weinig resultaat, want de uitgevers hebben een monopoliepositie.Package deals werken dat in de hand: daarmee loopthet helemaal mis. Het betreft een historische evolutie waarvanwe misschien niet meer dan een toeschouwer zijn. Als instellingvoor hoger onderwijs zijn we ondertussen met handen envoeten gebonden: je kan niet zomaar individuele titels uit eenpakket schrappen — met een pakket aan tijdschriften is hetalles of niets. Hooguit mondjesmaat titels schrappen, maar niette veel, want daar houden uitgevers niet van. Zie hiervoor ookhet artikel van Richard Poynder in Information Today van september2011: http://www.infotoday.com/it/sep11/The-Big-Deal-Not-Price-But-Cost.shtmlOverigens is de door Poynder voorgestelde oplossing theoretischmooi, maar praktisch niet haalbaar. Wetenschappers gaanniet minder publiceren om de kostprijs van informatiebronnenop de lange termijn te laten dalen, want dat schaadt hun cven al op korte termijn halen hun werkgevers daardoor minderbasisfinanciering binnen.Kan een instelling voor hoger onderwijs zich echt niet40 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


essayveroorloven om te besparen op informatiebronnen? Neen,want, zoals eerder gezegd, gaat het om een basisvoorziening;de huidige budgetten volstaan in vele instellingen voorhoger onderwijs nauwelijks voor wat we een basisset vaninformatiebronnen kunnen noemen. En geen enkele instellingkan het zich veroorloven minder (basis-)informatiebronnenaan te bieden dan de concurrentie. Want dan publiceren dewetenschappers minder goed en trager dan die van andereinstellingen, wat negatieve gevolgen heeft voor de productievan de wetenschappers. En dat telt dan weer mee voorde financiering van de instelling. Beknibbelen op het budgetvoor informatiebronnen zet een neerwaartse spiraal in gangdie geen enkele instelling wilt.Met de integratie van academische opleidingen vanuit de hogescholennaar de universiteiten moeten we oppassen. Uitgeversen leveranciers van informatiebronnen zien de bui al lang hangen,en hebben al lang hun paraplu’s klaar. Helemaal zekerweten zij niet hoe de toekomst eruitziet. Wij trouwens ook niet.En dat is nu net gevaarlijk. Uitgevers bouwen ondertussen testerke stellingen, waar wij moeilijk tegenop kunnen, en waar wijons te weinig op voorbereiden.“ALS INSTELLING VOOR HOGERONDERWIJS ZIJN WE ONDERTUSSENMET HANDEN EN VOETEN GEBONDEN:JE KAN NIET ZOMAAR INDIVIDUELETITELS UIT EEN PAKKET SCHRAPPEN.”Daarbij verwijs ik naar mijn onderzoek (dat ik in 2006 publiceerdein Bibliotheek- & archiefgids 1 ) naar de invloed van duurderwordende buitenlandse valuta en btw op de prijzen vaninformatiebronnen. Dat thema is na zes jaar nog altijd brandendactueel. Ik herhaal kort de denkwijze in dat artikel: Alsde buitenlandse valuta plots duurder worden, zullen de prijzenvan informatiebronnen daardoor stijgen (ook de prijzen vande producten die we in euro betalen, want die komen vaak vanbuiten de EU). In dat artikel toonde ik hoe groot de ramp zouzijn voor een middelgrote bibliotheek, maar ik bood ook eenoplossing aan: een verlaging van de btw-voet op de elektronischevorm van informatiebronnen. Nog altijd betalen we hetstandaardtarief op de elektronische vorm die toch alleen maareen alternatieve, zij het eigentijdse, verpakking is van dezelfdeinhoud, waarvoor de btw-voet niet verschillend zou mogen zijn.Als de standaard btw-voet (in België 21 procent) voor elektronischeinformatiebronnen naar de meer logische verlaagde btwvoetvan 6 procent zou gaan, dan zou dat een oplossing biedenvoor allerlei problemen. Een bibliotheek mag met die ‘winst’ (15procent) geen nieuwe terugkerende uitgaven doen, want dansmelt die zogenaamde winst als sneeuw voor de zon. Met die15 procent ‘winst’ kan ongeveer twee jaar het hoofd gebodenworden aan de prijsstijgingen van informatiebronnen (want deabonnementsprijzen stijgen jaarlijks met 4 tot 12 procent). Of erkan een plots duurder worden van de buitenlandse valuta meeopgevangen worden, zoals ik in het artikel beschreef.Wat betreft die (nog niet) verlaagde btw-voet op elektronischeinformatiebronnen schijnt er, zoals ik vorig jaar beschreef in<strong>META</strong> 2 , een piepklein lichtje in de duisternis. Aangespoord dooreen resolutie van het EU-parlement zelf zou er een aanpassingkunnen komen aan de Europese btw-richtlijn. Dat gaat echternog even duren. Voor het doorlopen van alle administratie binnende EU moeten we alvast op eind <strong>2012</strong> rekenen. En dan is hetaan de lidstaten vrij om de verlaagde btw-voet al dan niet toete passen. Dat kan heel erg moeilijk liggen in perioden waarinhet land alleen maar aan besparen denkt. Maar we staan sterkerdan de vorige keer toen senator Sabine de Bethune eengewaardeerde strijd tegen de windmolens voerde (zie de korteverslaggeving in 2010 3 ).Ondertussen loopt de totale kostprijs op. Al dat onderhandelen,opvolgen, rapporteren kost tijd. De tijd dat de bibliothecaris eenrustige job had is voorgoed voorbij. Soms zie je nog wel eensin een sollicitatiebrief dat iemand kiest voor de carrière vanbibliothecaris omdat de sollicitant van een rustige taak houdt.De taakinhoud van de bibliothecaris is veel uitgebreider danvroeger geworden en het is heel realistisch om in vacatureberichtente schrijven dat kandidaten stressbestendig moeten zijn.Bibliothecarissen moeten, net zoals in zoveel andere beroepen,bereid zijn om continu bij te studeren. En dat allemaal omdatde verpakking van de informatiebronnen veranderde en omdatde gebruiker meer, beter en vooral sneller de juiste informatiebronnenwilt. Met bibliotheekgerelateerde vakkennis valt hetvoor de bibliothecaris nog mee: je moet dan wel de eerderverworven kennis om de zoveel jaar volledig ‘verversen’, maaruiteindelijk zijn er parallellen te vinden, zelfs tussen kennis diestamt uit het papieren tijdperk en het huidige tijdperk metzijn onstuimige evolutie naar digitaal. Timemanagement wordtuitermate belangrijk voor wie leiding geeft in de bibliotheek.En dat brengt ons bij andere soorten management: bibliothecarissenzijn daar niet specifiek voor opgeleid. Maar leidinggevendebibliothecarissen moeten wel een heel arsenaal aanmanagementtechnieken kennen en kunnen toepassen. In eeninstelling voor hoger onderwijs word je daar tegenwoordig inruime mate mee geconfronteerd, zeker als er leiders aan detop van de overkoepelende organisatie staan die zelf managementtechniekenkennen en kunnen toepassen. Vaak lijkt het danvoor de bibliothecaris alsof het hek van de dam is. Dan gaateen substantieel deel van de bibliothecaristijd managementtijdworden. Je moet al dat andersoortig werk er maar even bijdoen. En je medewerkers moeten meegaan. Zij hebben hetzelfdeprobleem als jij en vragen zich evenzeer af waar al datmanagementgedoe goed voor is. Waar is de tijd?Met de evolutie van gedrukt naar elektronisch moeten we onsook vragen stellen over de financiële waarde van de collectie.Vooral bij bibliotheken met een jonge collectie of waar debewaarfunctie beperkt is, speelt die overgang naar virtueel eenrol. Stel dat de bibliotheek, of een deel daarvan, onherstelbaarbeschadigd wordt. Dan hopen we dat de verzekering ons instaat zal stellen zo vlug mogelijk terug een bruikbare collectieaan te leggen voor onderzoek en onderwijs. Het kan ook zijn datde overkoepelende organisatie, na jaren stilte daarover, vraagtnaar de patrimoniumwaarde van uw collectie. Die waarde is nietgelijk aan de som van de uitgaven aan informatiebronnen overde voorgaande jaren. Enerzijds is er de afname van de gebruikswaarde,anderzijds is er het toenemende percentage van deuitgaven dat naar virtuele collecties gaat. Een boek waarvoortoegang tot de elektronische versie wordt aangeschaft, maaktgeen deel meer uit van de tastbare collectie. Het moet dus ookniet meer verzekerd worden en maakt geen deel meer uit vande patrimoniumwaarde voor de moederinstelling.<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 41


essayWe wijken af van het oorspronkelijke onderwerp. Veel dichteraanleunend bij de problematiek zijn de aspecten informatiegeletterdheid,het ‘vergooglen’ van de maatschappij en het invraag stellen van de noodzaak aan bibliotheken. Dat laatstestaat in schril contrast met de goede intenties die bibliothecarissenhebben met de gebruikers van de bibliotheken. De bibliothecarissenwillen toegang tot informatiebronnen aanschaffen, diebronnen zo goed mogelijk ter beschikking stellen van de gebruiker,en er op de koop toe ook nog even voor zorgen dat diegebruiker de informatiebronnen optimaal hanteert. Ik maaktehet nog net mee, die tijd waarin de bibliotheekgebruiker geachtwerd naar de bibliotheek te komen om daar te worstelen metpapier. Via sluikse, en soms minder sluikse wegen wriemelden deelektronische informatiebronnen zich binnen in de bibliotheek.In onderzoeksbibliotheken waren dat eerst de bibliografischegegevensbanken. Daarmee liet je de bibliotheekgebruiker absoluutniet alleen aan de slag: het was de informatie-intermediairdie de gebruiker, op basis van heel wat mondelinge interactie,behoedzaam de gewenste informatie leverde. En plots lieten wede gegevensbanken wel op de gebruiker los. Weg was de begeleiding.Was de bibliotheekgebruiker dan toch slimmer dan wedachten? Of hadden we het verkeerde vermoeden dat enkeleinspanningen op het gebied van informatiegeletterdheid een enander wel zouden goedmaken? En het werd nog erger. Zo goedals iedereen kon zelf eigen schrijfsels wereldwijd te grabbelgooien; een webpagina bouwen en volstouwen met al dan nietkwalitatieve informatie werd gemakkelijk. Als antwoord kwamenzoekmachines waarmee je alle regels van ordentelijk zoeken metde voeten kon vegen. Toch was er goede wetenschap op hetinternet te vinden. In tegenstelling tot de gevestigde publicatieketenwerd er niet aan peer-reviewing gedaan. Ik besef hetnu pas: ook daardoor ontstond het publiceren in Open Access(OA). Daarmee gingen nieuwe, maar ook traditionele uitgevershet wildpubliceren toch weer in goede banen leiden. Niet meervia een parallel circuit maar met een wijze van werken die haardeugd al een drietal eeuwen bewezen had.Publiceren in Open Access (en Open Access in het algemeenpromoten), zoals ondermeer de Gentse universiteit intensiefdoet, is een weg die we beslist verder moeten verkennen. Eenweg waar nog veel aan getimmerd moet worden. De impactfactorenvan OA-tijdschriften zijn vaak lager dan de impactfactorenvan de gevestigde wetenschappelijke tijdschriften, maar dat ismomenteel zeker niet meer voor alle disciplines zo. Auteursdie geëvalueerd worden door de instelling waartoe ze behoren,zijn eerder terughoudend ten aanzien van Open Access. Eris nochtans meer en meer sprake van een nieuwe benaderingmet betrekking tot zowel het proces van peer-reviewing, alsde berekeningswijze van de impactfactoren. Overigens biedenintussen ook meerdere commerciële uitgevers hun auteurs eenmodel aan waarin ze na verloop van tijd (bijvoorbeeld 3 tot 12maanden) hun publicaties vrij toegankelijk kunnen maken.Aangaande een inspanning om Lars Björnshauge (eertijds DOAJ,Directory of Open Access Journals, www.doaj.org) en de JCRvan Thomson Reuters dichter bij elkaar te brengen verwijs ikgraag naar: http://www2.fz-juelich.de/zb/datapool/page/1000/Vanouplines_Abstract.pdf en http://wowter.net/tag/openaccess/waardoor DOAJ tegenwoordig de impactfactoren vanDOAJ-titels (gratis) doorgestuurd krijgt van Thomson Reuters,terwijl Thomson Reuters van DOAJ informatie krijgt over hunOpen Access-tijdschriften in de JCR met een impactfactor.We mogen echter niet vergeten dat rechtstreeks in OpenAccess publiceren (golden road) in de meeste gevallen betekentdat de kosten van de bibliotheek overgeheveld worden naarde onderzoeker en zijn departement. Voor het publiceren inOA-tijdschriften wordt een kost aangerekend van gemiddeldtussen 1250 en 3000 euro per artikel. Hier zijn mogelijk takenvoor de bibliotheek weggelegd (bibliothecarissen bezittenimmers heel wat expertise met betrekking tot uitgevers): onderhandelenom tot de beste prijsvoorwaarden te komen (al danniet in consortium met andere universiteiten), verdeling vanpublicatiemogelijkheden die met uitgevers werden afgesproken,betaling van de publicaties aan de uitgever (dan moet debibliotheek het nodige budget krijgen), enzovoort.“ONZE OVERHEDEN DUIDELIJK MAKENDAT DE BASISINFORMATIEBRONNENMOETEN BEHOUDEN BLIJVEN, ENDAT HET OM ONSAMENDRUKBAREBUDGETTEN GAAT, IS DE ANDEREBOODSCHAP DIE IK WIL MEEGEVEN.”Ondanks al mijn gemijmer kan ik blijkbaar geen pasklare oplossingaanbieden. Misschien is er ook geen oplossing die echt vooriedereen passend is. Uiteindelijk werd dit artikeltje een pleidooivoor het ontwikkelen van een strategie rond Open Access, dieeen oordeelkundige keuze maakt tussen de gouden, de groeneof de hybride weg. Zoals ik al schreef, is het nodig om aan dieweg timmeren want stilstaan bij noodscenario’s levert ook nietsop. Maar onze overheden duidelijk maken dat de basisinformatiebronnenmoeten behouden blijven, en dat het om onsamendrukbarebudgetten gaat, is de andere boodschap die ikwil meegeven.Persoonlijk onthoud ik van deze mijmeringen dat ik de verlagingvan de btw-voet op alle informatiebronnen, ongeacht hunverpakking, hoog in mijn agenda moet blijven zetten. Laat ditook een aansporing voor de lezer zijn om interessante btwnieuwtjesnaar mij te sturen.Met dank aan Katrien Bergé om af en toe samen over dit onderwerpte mijmeren.foto: tax Credits (www.flickr.com/people/76657755@n04/)1 Vanouplines P., ‘Invloed van btw en inflatie op collectievorming’, In: Bibliotheek-& archiefgids, 2006(2), p 3-8.2 Vanouplines P., ‘Verlaagd btw-tarief elektronische literatuur op komst?’, In:<strong>META</strong>, 2011(9), p 5.3 P. Vanouplines, ‘Senator Sabine de Bethune vecht tegen btw op elektronischeliteratuur’, In: <strong>VVBAD</strong>-Info, 2010 (maart 2010), p. 16-18.42 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


COLUMNVerkiezingskoortsPaul Wouters14 oktober <strong>2012</strong> is niet enkel voor onzevroede gemeentevaderen een crucialedatum maar ook voor ons, openbarebibliotheken, staat er veel op het spel. Intijden van slinkende gemeentebudgettenen oplopende begrotingstekorten zal destrijd voor de resterende koek hevig zijn.En welke argumenten kan onze eerbiedwaardigeinstelling in de weegschaal leggenom de balans in ons voordeel te latendoorslaan? We moeten niet enkel optornentegen de, evenzeer gerechtvaardigde,verlangens van onze collega’s uit het veldvan cultuur en vrije tijd, ook de anderestads- of gemeentediensten hebben hunverlanglijstjes klaarliggen.Hoe verdedigen we ons tegen beweringendat Google, Wikipedia en consorten informatieveboeken deels overbodig maken?Dat streaming audio en video-on-demandhet einde betekenen van de audiovisueleafdelingen? Dat digitale kranten ene-books de gang naar de openbare bibliotheekoverbodig gaan maken? Dat zelfbedieningsbaliesen betaalautomaten deplek kunnen innemen van te duur gewordenarbeidsplaatsen?Alvast niet met onze leden- en uitleencijferswant die vertonen in heel wat gevalleneen neerwaartse trend. Ook niet doorhardnekkig vast te houden aan onze versnipperdeen weinig efficiënte arbeidsprocessenop het vlak van collectiebeleid,-vorming en -verwerking. En ik betwijfel of‘het klapke met de baliemedewerker’ zalvolstaan als argument om de geldsluizennaar onze bibliotheken opnieuw open tedraaien.Bovenal zullen we moeten aantonen datwe een visie hebben op de toekomst vanonze bibliotheken. Een visie die meer isdan het verder zetten van wat was, maardie onze bestuurders overtuigt dat hunbibliotheek een unieke meerwaarde biedtin hun gemeente. Een toekomst waarinde (gekrompen) middelen efficiënt wordeningezet door lokale en bovenlokalesamenwerking en het smeden van bondgenootschappenmet instellingen enorganisaties die hierin een eind weegskunnen gaan. Een bibliotheek waarinde medewerkers geen leenautomatenen plankenvullers zijn maar klantgerichteinformatiebemiddelaars die hunPaul Wouters is bibliothecaris vande Turnhoutse openbare bibliotheek.Door een sectorgenoot “een angelin de broek van de zelfgenoegzamenavelstaarder” genoemd maar hijvindt dat te veel eer voor een eenvoudigeKempenzoon.gemeentenaren wegwijs maken in deinformatievloed.Misschien tijd om de tekst Zeven uitdagingenvoor de lokale bibliotheek. Eenstrategisch kader nog eens boven tehalen.citaat“This is a library. Kids and adventurerswelcome. All others stay out.”Dean Koontz"Dit is een bibliotheek.Kinderen en avonturierszijn welkom. Alle anderenblijven buiten.”<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 43


trendVlaamse bibliotheken ensecundaire scholenKoen Vandendriessche, BibnetEen langdurige samenwerking uitbouwen met een secundaire school is voor een openbarebibliotheek niet altijd eenvoudig. De (figuurlijke) afstand tussen de bib en de school is vaakgroot, het contact is vaak sporadisch. Nochtans lijken de bibliotheken en de scholen, met hungedeeltelijk gelijklopende educatieve opdracht, hun sterke lokale inbedding en complementairecompetenties, natuurlijke partners te zijn.DE KANSEN VOOr DE BIBDoor in te zetten op secundaire scholengeeft de bib vorm aan haar kerntaak vaneducatie (naast informatie, cultuur, ontspanningen ontmoeting). Aanwezigheidzijn binnen de (digitale) muren van deschool laat toe om onder de aandacht teblijven van de jongeren, die anders massaalwegblijven vanaf 15 jaar. De bib laatdan een andere kant van zichzelf zien:een naar buiten tredende organisatiedie graag hulp biedt aan leerlingen, eenorganisatie die ook digitaal gemakkelijkte bereiken is. De gerichte vraagontwikkelinglaat collectieonderdelen die bij uitstekinteressant zijn voor jongeren beterrenderen. Tenslotte is het een uitgelezenkans om de positie in de eigen stad ofgemeente te versterken: kunnen bogenop samenwerking met de lokale scholen,is een mooi verhaal tegenover het lokalebestuur.DE KANSEN VOOr DE SCHOOlScholen krijgen via de bibliotheek toegangtot kwalitatief en actueel bronnenmateriaal,een vraag die bij elke schoolleeft. Goeie afspraken met de lokale bibkan betekenen dat een school de eigenbibliotheek of mediatheek kan afbouwen.De lasten van een schoolbibliotheek zijnvaak groter dan de lusten: weinig scholenhebben de expertise en het budgetom een aantrekkelijke collectie in standte houden.Ook inhoudelijk samenwerken biedt kansenen dat hoeft geen extra belasting tezijn voor een school. Het kan ook een welgekomencreatieve manier zijn om invullingte geven aan de eindtermen en leerplannenvoor Lezen en Literatuur, maarook voor de vakoverschrijdende eindtermenMediawijsheid en Leren leren.DE BIB OP SCHOOlBibnet heeft een aantal middelen ontwikkelddie de bibliotheek toelaten om meteen verrijkt aanbod naar de secundairescholen te stappen. Gebundeld onderde naam ‘De Bib op School’ omvattenze praktische instrumenten, inhoudelijkebegeleiding en een draaiboek. Hetgebruik ervan is gratis, zowel voor deschool als voor de bibliotheek.‘De Bib op School’ biedt veel mogelijkhedenen weinig verplichtingen. De uiteindelijkesamenwerking wordt in dialoogtussen school en bibliotheek vorm gegevenop basis van de lokale behoeften enmogelijkheden. Het kan de aanleidingzijn voor een eerste gesprek met eenschool of een kader bieden om een reedsbestaande samenwerking te evalueren ente verdiepen.MEDIArgUS OP SCHOOl EN DEBIB OP DE lEErOMgEVINgBibnet en Mediargus hebben hun overeenkomstuitgebreid met Mediargusscholentoegang via de bib. Voortaan kaneen lokale bibliotheek haar Mediargustoegangzonder meerkost delen met descholen op haar grondgebied.Bibnet ontwikkelde ook een zoekmodulevoor op de elektronische leeromgevingvan de school. Daarmee krijgen de leerlingenen leerkrachten vanuit de schoolomgevingtoegang tot de catalogus, dedigitale collectie en diensten van de bib.De module garandeert extra zichtbaarheiden een eenvoudige toegang.INHOUDElIJKE BEgElEIDINgBibnet neemt de rol op van inspirator enbruggenbouwer voor Mediawijsheid. Veelbibliotheken voelen de noodzaak om ‘ietsmet mediawijsheid’ te doen, maar hebbendaar tegelijkertijd veel vragen bij.Wat betekent mediawijsheid voor jouwbibliotheek, gezien de lokale mogelijkhedenen prioriteiten? Bibnet wil hier meeover nadenken, inspireren en ook bruggenslaan tussen inspirerende praktijken.LOCUS neemt dezelfde rol op voorLezen. LOCUS verzamelt expertise enverspreidt inspirerende praktijkvoorbeelden.Daarnaast stimuleert LOCUSook de onderlinge uitwisseling vanideeën of oplossingen, via de Denktanken Werkgroep Leesplezier en via praktijkondersteuning.> interesse? alle info via http://www.bibnet.be.44 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


duurzaaMRio +20 en Open AccessKatrien Bergé, fUNDPfoto Cristo redentor: www.flickr.com/photos/marciofleuryAl bij voorbaat was er weinig hoop datde klimaatconferentie van de VerenigdeNaties (Rio +20, United NationsConference on Sustainable Development,20-22 juni <strong>2012</strong>), twintig jaar na de Topover de Aarde in hetzelfde Rio de Janeiro,een reële stap vooruit zou betekenen.Sommige krantenkoppen liegen er nietom: “Van Rio naar Rio: aan het bed vaneen zieke planeet”.Veel van de hinderpalen om vooruitgangte boeken zijn — mutatis mutandis— ook op onze sector van toepassing,zoals bijvoorbeeld het onvermogen omeen akkoord te vinden voor de oprichtingvan een wereldagentschap voor hetmilieu en om nieuwe financieringsvormentoe te passen.Op de officiële webstek van de conferentie(http://www.uncsd<strong>2012</strong>.org/), trok éénvan de vijftien korte thematische verslagen(issues briefs) onze aandacht, metname Wetenschap en Technologie voorduurzame ontwikkeling (Science andTechnology for Sustainable Development).De kerngedachte die de informatiesectoraanbelangt, is dat om de ontwikkeling teverduurzamen, technische instrumentenen productiewijzen moeten veranderen.Het toenemende belang van open internationalenetwerken en opensourceoplossingen,zijn concrete ontwikkelingen diewe op z’n minst moeten volgen.Ik stel me de vraag wat er over Rio +20 inenkele Open Access (OA)-publicaties nureeds verschenen is, vanuit de gedachtedat vrije toegang tot informatie en duurzaamheidonze toekomstvisie zoudenmoeten schragen. Een kleine verkenninglevert vooralsnog weinig resultaten op.De franse portaalsite OpenEdition (http://www.openedition.org) biedt toegang tothet tijdschrift Développement durable& territoires - Econonomie, Géographie,Politique, Droit, Sociologie (DD&T) en totVertigO, la révue électronique en sciencesde l’environnement.Het editoriaal van het julinummer vanDD&T kijkt naar het vervolg op Rio +20(http://developpementdurable.revues.org/, Éditorial - Rio+20, Dépasserl’horizon de la conférence, vol. 3, n°2,Juillet <strong>2012</strong>), het laatste nummer vanVertigO dateert van net voor de conferentie,en ook in de vorige nummers iser niets over RIO +20 geschreven (http://vertigo.revues.org/).Consilience: The Journal Of SustainableDevelopment (http://consiliencejournal.org/), publiceerde in het eerste nummervan <strong>2012</strong> een algemeen inleidend artikelmet als titel The <strong>2012</strong> United NationsConference on Sustainable Developmentand the Future of InternationalEnvironmental Protection.Momenteel geen artikel in de volgendevier titels op de Springerlijst vanOA-tijdschriften: Ecological Processes;Energy, Sustainability and Society;Environmental Sciences Europe enEnvironmental Systems Research. (http://www.springeropen.com).Economics, , een OA-tijdschrift dat sindsjanuari <strong>2012</strong> in de SSCI (Social ScienceCitation Index) opgenomen wordt, dekthet onderwerpsgebied ring (Climate Change). Ook hierklimaatverandenoggeen nieuwsover RIO +20.Het Canadese tional Journal of Sustainable ableInternadevelopment,, is een interdisciplinaireOA-publicatie van het Canadian Centerof Science and Education (http://www.ccsenet.org/journal/index.php/jsd).Geen spoor van RIO, evenmin in het eveneensinterdisciplinaire Sustainability, toegankelijkvia het MDPI (MultidisciplinaryDigital Publishing Institute)-platform, datoverigens ook toegang biedt tot anderemilieugerelateerde tijdschriften (http://www.mdpi.com/).Het Social Science Research Network(SSRN, http://www.ssrn.com), bevateen working paper, RIO +20:RealProgress towards Measuring SustainableDevelopment (Fabio Eboli - june 20,<strong>2012</strong>).We besluiten waar we eigenlijk haddenmoeten starten, met name met hetadresboek van Open Access-tijdschriften(DOAJ - Directory of Open AccessJournals – http://www.doaj.org). Hetonderwerpsgebied ecology in de rubriekearth and environmental sciences, bevat54 tijdschriftentitels, waaronder geenenkele Belgische of Nederlandse publicatie.Binnen het bestek van deze bijdrageheb ik de titels in kwestie niet doorzocht.Het weze duidelijk dat het hier slechtseen beperkte en veeleer intuïtieve zoekactiebetreft, in een volgende bijdragegaan we hier verder op in. Maar intussen,beste lezer, zijn uw suggesties en kritischeopmerkingen, van harte welkom.<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 45


KronieKOKBV-workshop & feestelijke afsluiter van het werkingsjaarleuven – 21 juni <strong>2012</strong>Het is een blij en gezellig weerzien inhet KADOC in Leuven op 21 juni met dekunstbibliothecarissen vanuit verschillendehoeken van het land en zelfs éénuit Nederland. In de voormiddag verdiepenwe ons tijdens de workshop ‘Zie jedoor de bomen het bos niet meer? Here-bronnenvoor de kunstbibliothecaris’in de wereld van de e-bronnen diebelangrijk zijn voor het kunstonderzoek.Aan de hand van enkele concrete casespasseren heel wat bekende en minderbekende databases de revue. Door middelvan deze zoekinstrumenten kunnenwij biografische informatie vinden overkunstenaars en schilderijen identificeren.Er worden ervaringen uitgewisseld overwelke e-bronnen kunnen dienen om eenbibliografie op te stellen van een artiest.Ook tips over e-bronnen voor herkomstonderzoekvan kunstwerken wordenbesproken. Uiteenlopende vragen komenaan bod en er worden telkens verschillendezoekpistes aangekaart en genanalyseerd.Voor hoeveel werd een bepaaldschilderij op een veiling afgeklopt? Hoekunnen we nagaan of een oude druk inonze collectie goed gedateerd is? Waarvinden we informatie over een (Belgisch)architect en is zijn archief bewaard en/of raadpleegbaar? In het tweede deelvan de workshop zoeken we oplossingenom op een rationele en open manierde kennis over deze onderzoeksinstrumentente delen en te beheren, op maatvan de kunstbibliotheek. We concluderendat de kunstbibliothecaris niet alleszelf moet doen. Men kan onderzoekersdoorverwijzen naar collega-bibliothecarissenen op de OKBV-website kunnen debelangrijkste e-bronnen verzameld worden.Sommige bibliothecarissen beherenreeds een dergelijke lijst voor hun vakgebiedop hun website. Daarnaast blijfthet uiterst belangrijk om de vraagstellinggoed te definiëren, ‘kwaliteit’ te herkennenin de massa e-informatie en steedseen kritische houding aan te nemen.De namiddag vangt aan met een zelfkritischgesprek over het OKBV. De aanwezigenbenadrukken de rol van OKBV alsoverlegplatform dat van onderuit wordtgevoed. Het uitwisselen van concreteervaringen op workshops, studiebezoekenen -dagen blijft noodzakelijk. Er wordtbesloten om een werkgroep op te richtenrond veilingcatalogi. Het bestuur kijkt,samen met de collega’s van OKBN, verdernaar relevante thema’s. Suggesties enideeën blijven uiteraard welkom.Na het interne overleg wordt een blikachter de schermen geworpen vanhet CRKC (Centrum voor ReligieuzeKunst en Cultuur vzw) en het KADOC(Documentatie- en Onderzoekscentrumvoor Religie, Cultuur en Samenleving).Directeur jan Klinckaert licht toe hoehet CRKC zich ontwikkelde tot hetexpertisecentrum voor religieus erfgoedin Vlaanderen. Het CRKC onderneemtdiverse acties om het religieus cultureelerfgoed te registeren, inventariseren,onderzoeken, herbestemmen en valoriseren— een enorme opgave gezien de leegloopvan de kerken en de vergrijzing inde religieuze instituten. Een partner metwie het CRKC die taak opneemt, is hetKADOC, een collectiebeherende cultureel-ergoedinstellingdie zowel een bibliotheek-als archievencollectie opbouwt enbeheert, onderzoek doet als publiekswerkingorganiseert.De OKBV-ers zijn vooral in de bibliotheekwerkingvan KADOC geïnteresseerd.godfried Kwanten, hoofd van de AfdelingCollectie, gaat in op de maatschappelijkeopdracht van KADOC en de concretewerking van het centrum. Carine dujardinvan de KADOC-bibliotheek, een erkendeerfgoedbibliotheek, focust vooral op deverwerving van boeken en de diversestappen die boeken doorlopen eens zebij KADOC zijn. We bezoeken de leeszaalen het ondergrondse depot KADOC I.Jammer dat het programma geen tijd laatom naar Heverlee te gaan. Daar is KADOCII gesitueerd, het nieuwe depot van hetKADOC uit 2009. Maar ook het CRKCwerkt vanuit Heverlee, in de Abdij van hetPark, waar het de fundamenten legt voorhet toekomstige Museum voor religieuzekunst en cultuur.We mogen besluiten dat deze OKBV-dagonmiddellijk zijn vruchten heeft afgeworpenaangezien alle deelnemers tevredenmet nieuw materiaal en stof tot nadenkennaar huis gingen.Ingrid goddeeris & Sofie De CaignyApps, Books & Catalogs:het ABC van mobieledienstverlening vanuit debibliotheekK.h.Kempen, turnhout - 31 mei <strong>2012</strong>Docent e ric s laats (FontysHogeschool) lichtte in zijn bijdrage deresultaten van het iFontys-project toe.In dit onderwijsinnovatieproject werdgeëxperimenteerd met het gebruik vansmartphones en tablets in het onderwijs.Als een van de conclusies vanhet project beklemtoonde Slaats hetbelang van e-content. Uit zijn opsommingvan de gewenste karakteristiekenvan een e-book bleek duidelijk dat hetgedrukte boek niet meer aan de verwachtingenvan de huidige generatiestudenten voldoet (“Print is dying …”).Hij voorspelde dat in de nabije toekomstalles gedigitaliseerd zal wordenen dat uitgeverijen hun businessmodellenhierop zullen moeten afstemmen,maar dat de sense of urgencyin de sector voorlopig nog ontbreekt.Als uitsmijter liet Slaats het publiek nogkennismaken met iPresent en weView,twee gratis beschikbare mobiele applicatiesdie studenten toelaten om actiefte participeren tijdens een hoorcollege.Na het aanstekelijke vooruitgangsoptimismevan de eerste spreker, wasde uiteenzetting van bibliothecarisdigitale bibliotheek peter nugteren(De Nieuwe Bibliotheek, Almere) voorvelen allicht een reality check. Uit zijnverhaal bleek duidelijk dat bibliothekendie e-books willen uitlenen metverschillende hindernissen geconfronteerdworden. In De Nieuwe Bibliotheekwordt hier sinds 2007 mee geëxperimenteerd.Aanvankelijk werden ere-readers met content uitgeleend,maar in september 2008 werd het NBDBiblion ePortal gelanceerd. In 2011 hadhet ePortal 1400 gebruikers, maar hetbeperkte titelaanbod staat het grotesucces in de weg. Dit is deels te verklarendoordat de samenwerking metde uitgeverijen spaak liep in 2010. Bijontstentenis van een landelijke leenrechtovereenkomstmoeten bibliothekenvoorlopig over elke titel die ze digitaalwillen aanbieden met de uitgeveronderhandelen. De recentste ontwikkelingbij onze noorderburen is streamingvan e-books via Public Library Online,een landelijk initiatief van de stichtingBibliotheek.nl.In de afsluitende presentatie probeerdedavy hanegreefs, innovatiemanagerbij Boek.be, het publiek te overtuigen46 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


KronieK<strong>VVBAD</strong> – Studiereis ZwedenVerslag 13 juni <strong>2012</strong>Na de vlucht, een korte busrit naar het hotel en een lichtelunch aldaar was het meteen tijd voor ons eerste bezoek:de Koninklijke Bibliotheek. Gunilla Herdenberg, hoofd vandeze instelling was helaas ziek en afdelingshoofd AgnetaHolmenmark nam de rol van gastvrouw over. Zij gaf eenoverzicht van de historiek en de huidige opdrachten van deKoninklijke Bibliotheek [http://www.kb.se]. In de KB werkenongeveer 370 mensen en de instelling beheert en ontsluit ca.20 miljoen items, waaronder belangrijke historische collectiesen audiovisuele materialen. (+ 8 miljoen uren). De KB fungeertook als onderzoeksbibliotheek voor de humane en socialewetenschappen, levert infrastructuur voor de Zweedse onderzoeksgemeenschapen speelt een belangrijke rol in de promotievan samenwerking tussen bibliotheken. In haar presentatieging Agneta dieper in op de huidige prioriteiten voor de KB.Het wettelijk depot — met historische wortels tot in de 17eeeuw — dekt sinds <strong>2012</strong> ook elektronische publicaties. Hetopzetten van een technische infrastructuur voor ontsluitingen digitale duurzame bewaring vormt een zeer grote uitdaging.Verder wil de KB sterk inzetten op digitaliseringsprojecten(kranten, overheidsinformatie en handschriften). Zijcoördineert in samenwerking met wetenschappelijke bibliothekeneen aantal belangrijke initiatieven zoals consortiumafspraken voor elektronische informatie en Open Access.Zij is gangmaker van de LIBRIS collectieve catalogus diedoor integratie van het bezit van openbare bibliotheken zalFoto: Lars Odemark.uitgroeien tot een echte nationale catalogus. Tot slot werkt deKB ook aan een herinrichting van haar ruimten. Dat kondenwe meteen ook merken tijdens de rondleiding die CatharinaMelldahl ons nadien gaf. Naast de oorspronkelijke leeszaalbeschikt de bibliotheek ook over aparte vrij kleine leeszalenvoor tijdschriften, audiovisuele materialen, microfilms en preciosa.Alhoewel ons bezoek op zich wel leerrijk was, blevende meesten van ons toch wat op hun honger. De presentatiemiste wat diepgang en de KB heeft een kans laten liggen omuit te pakken met haar meest innovatieve projecten.Na de rondleiding volgde een tweede presentatie. IngaLundén, voorzitster van de Swedish Library Association (SLA)(http://www.biblioteksforeningen.org) en tevens hoofd vande openbare bibliotheek van Stockholm stelde haar verenigingvoor. SLA is in 2000 ontstaan na fusie van twee oudereverenigingen. Zij telt 3500 leden en vertegenwoordigt ca.300 openbare bibliotheken, 80 wetenschappelijke en specialebibliotheken en ongeveer 3000 schoolbibliotheken. Ledenkunnen deelnemen aan diverse lang- of kortlopende initiatievenrond diverse thema’s en de vereniging heeft ook regionaleafdelingen. De SLA wil focussen op ontwikkeling enonderzoek binnen het vakgebied en wil met campagnes zoalsLibrary Lovers (http://www.librarylovers.se) pleitbezorger zijnvoor een nationaal bibliotheekbeleid. Zij wil ook snel kunneninspelen op erg actuele thema’s zoals het model voor vrijetoegang tot e-boeken dat vandaag in Zweden ter discussiestaat en waar de SLA namens de gehele sector met deuitgevers onderhandelingen aanknoopt. Inga Lundén is eenbegeesterende dame. Haar quote dat een bibliotheek tegelijkertijdeen heiligdom (sanctuary, een plaats bij uitstek omals individu te groeien) en een genootschap (fellowship, eenplaats bij uitstek om met anderen in dialoog te gaan) kan zijn,vond ik wel origineel.Daarmee zat de interessante namiddag erop en was er nogruim de tijd om te genieten van de late en lange zonsondergangboven de stad.Jan Corthouts(Het vervolg van deze studiereis naar Zweden leest u in devolgende <strong>META</strong>. Bekijk de foto’s op http://www.flickr.com/photos/vvbad)dat de uitgeverswereld zich wel degelijkvolop aan het voorbereiden is op het kantelmomentwaarop tien percent van deomzet afkomstig zal zijn van de verkoopvan e-content. Na een stand van zakenvan de markt voor e-books in de VS. enVlaanderen in 2011, blikte Hanegreefsvooruit naar de toekomstige uitdagingenvoor de sector. Zo zal de toekomstvan het e-book in Vlaanderen afhankelijkzijn van de mate waarin het geïllustreerdeboek succesvol gedigitaliseerd kan worden.Daarom experimenteren uitgeverijenmet nieuwe formaten als HTML 5en ePub 3. Daarnaast wordt er ook nagedachtover nieuwe businessmodellenzoals streaming, time reading, printingon demand, offline verkoop van e-booksen e-lending. Wat e-lending betreft, riepHanegreefs de bibliothecarissen in hetpubliek nog op om te lobbyen voor eenwettelijke regeling om te vermijden datdigitaal lenen door een commerciële spelerà la Amazon of Apple wordt gecommercialiseerden bibliotheken hun raisond’être verliezen.Johan Poukens<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 47


KronieKTentoonstelling ‘Ex Cathedra: Het leren zoals het was’universiteitsbibliotheek, Ku leuven – april-augustus <strong>2012</strong>De KU Leuven is zeer trots op haar collectievan collegedictaten uit de 16e totde 18e eeuw, bestaande uit 175 banden.Daarom organiseerde ze een tentoonstelling,lopend van april tot augustus<strong>2012</strong>, over deze studentencursussenen het daarbij horende studentenleven.Benieuwd naar ‘het leren zoals het was’,ging ik eens een kijkje nemen.De eerste indruk van de tentoonstellingwas heel goed. Ze had echt een toplocatie:in de Universiteitsbibliotheek aanhet Ladeuzeplein. De ruimte was redelijkgroot, er stonden mooie vitrinekasten ener hingen meerdere informatieborden enuitvergrote posters. Door de verlichtingen de raamdecoratie straalde de ruimteook gezelligheid uit.De spil van de tentoonstelling was dehandgeschreven studentencursus. Destudenten schreven hun notities netjesover in boeken en maakten er dan illustratiesbij of kleefden er prenten in. Hiervanwaren dan ook een aantal prachtexemplarenuitgestald. Zo kon je zeer nauwkeurigetekeningen bewonderen van deanatomie van de maag en het hart, maarook illustraties van onder meer de fasenvan de planeten, de bewegingen vanMercurius, het stelsel van Copernicus, eenpneumatische pomp, duikersklokken, deregenboog en zwaartekracht. Het merendeelvan de collegedictaten was afkomstiguit de Artesfaculteit.Bij de boeken werd ook wat informatiegegeven over de lessen, de zware dagindelingen de huisvesting van de studenten.Zo leerde je dat jongere Leuvensestudenten van de Artesfaculteit vroegerverbleven in een van de vier pedagogieën:het Varken, de Lelie, de Burcht of de Valk.Eenmaal je dit wist, snapte je waarom jein sommige collegedictaten ineens eenvarken of burcht zag verschijnen. Vanelk van deze pedagogieën waren de versierdetitelbladen (frontispices) te bewonderen.Niet elke illustratie in de boeken pasteperfect bij de lesinhoud. Zo vond je weleens een tekening van een drinkbeker,bijvoorbeeld in Universa philosophia etlogica Aristotelis van Franciscus van derMeren uit 1659-1660, of een illustratievan drinkende mensen in een studentencursus.Vooral in de tweede helft van de17e eeuw verschenen deze studentikozetekeningen. Een leerling in het bijzonderwerd geselecteerd voor de tentoonstelling:Henricus Joannes van Cantelbeke.Van hem heeft de KU Leuven zeven handgeschrevenstudentencursussen in bezit.Van Cantelbeke valt vooral op door zijnhumor en decoratieve illustraties.De tentoonstelling leerde je ook ietsover de verkiezing van beste leerling vanhet jaar: de primus. Deze primus werdgevierd met optochten en drinkgelagendie dagen konden duren. Je kon een aantalvan de Zegezangen voor de primusbezichtigen en ook een boek met reglementenbij de feestelijke optocht voor deinhuldiging van de beste student JoannesBaptiste Hellebaut, daterend uit 1793.Buiten de collegedictaten kon je ookenkele emblemen, zeer geliefd bij studentenin de 17e en begin 18e eeuw, enwetenschappelijke instrumenten bekijken.Zo waren er onder meer een toverlantaarn,microscoop, elektriseermachine,planetarium en vacuümpomp. Door hetvolgen van de pijlen, werd je geleid naareen van de pronkstukken van de tentoonstelling:het oudste collegedictaat uit decollectie, genaamd Philosophia logicalis48 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


KronieKFoto’s:Boven: Versierde titelbladen (offrontispices) van de vier pedagogieën.Onder: ‘Fasen van de planeten’ inDe cosmographia van Jean-JosephHavelange uit 1767.Achtergrond: Microscoop uit de 19eeeuw.p.48: Het spandoek aan het gebouw.uit de periode 1513-1514. De bladzijde diewas opengeslagen, toonde een tamboer,pijper en vendelier.Horende bij de gehele collectie washet boek Ex Cathedra: Leuvense collegedictatenvan de 16e tot de 18eeeuw, verkrijgbaar en te bekijken inde Universiteitsbibliotheek van de KULeuven. Hierin is alle informatie over decollegedictaten en het studentenleven tevinden. Voor de kinderen was er ook eenklein boekje waardoor ze spelenderwijsmeer over de tentoonstelling leerden.De KU Leuven mag met recht trots zijnop haar verzameling handgeschreven studentencursussen.Je zag dat er veel werkwas gestoken in de inrichting van de tentoonstellingen dat resulteerde in een uitnodigendesfeer. De boeken, illustratiesen instrumenten toonden uitstekend hetleven van de Leuvense studenten uit de16e tot 18e eeuw.Voor meer informatie is er ook nog deinformatieve site over de collectie en detentoonstelling: http://expo.bib.kuleuven.be/.Cindy Mergits<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 49


personaliaOp vrijdag 15 juni vond de emeritaatsviering van Prof. Mel Collier plaats, aansluitendop de zeer succesvolle Europeana Plenary conferentie die in Leuven een beeldgaf van de verschillende Europese digitaliseringsprojecten en waarvan Mel eenvan de leidende figuren is. KU Leuven neemt hiermee afscheid van haar hoofdbibliothecarisdie de Universiteitsbibliotheek de afgelopen zeven jaar geleid heeft.Mel Collier werd geboren in Bolton (VK) in 1947 en studeerde aan de befaamdeSt Andrews University Arabistiek. Na zijn studies startte hij op een tijdelijke baanin de bibliotheek van St Andrews als catalograaf van de collectie Oosterse Talen.Het werk beviel hem en hij besloot een postgraduaat te volgen aan StrathclydeUniversity in 1972. Aan het University College Cardiff waar hij hierna startte alsAutomation Librarian was hij lid van het project team dat zorgde voor het eersteelektronische bibliotheeksysteem in het Verenigd Koninkrijk (SWALCAP). Na eenkorte tussenstap werd hij Adjunct bibliothecaris aan PCL (Polytechnic of CentralLondon) waar hij betrokken was in vele projecten rond bibliotheekautomatisatie.Een van deze projecten was, raar genoeg voor de VOWB-leden, het OKAPIprojectdat voor het eerst een microsysteem van computers gebruikte voor eenbibliotheekproject.In 1985 werd Mel hoofdbibliothecaris van Leicester Polytechnic (nu De Montfort).De universiteit en de bibliotheekstructuur groeiden sterk uit en in 1989 was Melhoofd van een aantal samengevoegde diensten waarin de bibliotheek, IT, AV enMedia& Learning. Op zijn 50e besloot hij dat een carrièrewissel welkom was enwerd Strategy Director van Dawsons. Na de verkoop aan RoweCom in 2000 werktehij enkele jaren als consultant over de hele wereld om uiteindelijk hoofdbibliothecariste worden in Tilburg. Als talenknobbel leerde hij zeer snel en goed Nederlands.In deze periode werd zijn vrouw ernstig ziek en gaf hij zijn baan op om haar te verzorgen.Anne overleed in oktober 2004 toen Mel net aanvaard had tijdelijk changemanagerte worden van de Leuvense Universiteitsbibliotheek. Ondanks deze klapbleef hij in Leuven en werd in juli 2005 aangesteld als hoofdbibliothecaris. In dezeven jaar die volgden kreeg de Universiteitsbibliotheek een grondige facelift. Erwerden twee strategische plannen uitgewerkt en uitgevoerd, de bibliotheek gingals een geheel functioneren en nam deel aan een hele reeks Europese projectenonder impuls van Mel. Twee campusbibliotheken (Arenberg en de Biomedischebib) kozen resoluut voor e-only voor hun onderzoekscollectie en konden op dezemanier binnen hun bibliotheken plaats maken voor de leercentra-faciliteiten waarde studenten zo om vroegen. Voorjaar 2013 zal Agora, het leercentrum van debinnenstad, geopend worden; resultaat van de sterke impuls die Mel hiervoor gafbinnen de universiteit.Ook op Vlaams niveau was Mel de bezieler van vele succesvolle projecten: hetstatistiekenproject OK!PI, het VOWB-depotproject voor de Biomedische bibliothekenen ook de Vlaamse Erfgoedbibliotheek.In al deze drukte is Mel hertrouwd met Hedwig Schwall wat hem een sterke bandgeeft met Leuven en hem hopelijk niet te ver uit ons beeld laat verdwijnen. Zoalshij zelf aangeeft: met een goede golfcourse in de buurt, heeft hij nu eindelijk tijdom deze sport opnieuw op te pakken.> een zeer volledig carrièreoverzicht is te vinden in Serials, 23(2), july 2010, p. 166-167)reChtzettingIn het editoriaal van <strong>META</strong> <strong>2012</strong>/5 sloop een ongelukkig foutje: niet de openbare bibliotheekvan Zonnebeke maar die van Wachtebeke behoorde tot de twaalf genomineerdebibliotheken voor de prijs Beste Bib van Vlaanderen en Brussel <strong>2012</strong>. De bibliotheekvan Wachtebeke werd in 2008 al bekroond met de eretitel Boekegem en mocht in2010 ook de Bib Bang-prijs in ontvangst nemen.50 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


personaliaVanaf 1 februari <strong>2012</strong> is sofie leyns waarnemendDiensthoofd Bibliothecaris van de Bibliotheekvan Knokke-Heist. Ze studeerde af als licentiaat-geaggregeerdeGermaanse filologie aan deRijksuniversiteit in Gent en was tot 1995 leerkrachtmiddelbaar onderwijs. December 1995stapte ze over naar de bibliotheekwereld enstartte als bibliotheekassistente in de avm-afdelingvan de bibliotheek van Knokke-Heist. Alsboekenwurm en film- en muziekliefhebber wasdit de juiste keuze. Sinds 2002 was ze er assistent-dienstleideren daarna adjunct-diensthoofdvan de mediatheek en leeszaal. Ze is ook gastdocenteaan de Bibliotheekschool waar ze cursussenfilm(geschiedenis) en muziek geeft.Katrien Bonte is vanaf 1 juli <strong>2012</strong> bibliothecaris inKuurne. Zij volgt de vorig jaar overleden bibliothecarisPhilip Gheskiere op. Katrien werkt sinds2006 in de bib van Kuurne — ze doorliep er elkemogelijke functie — en volgde intussen met succesde initiatie en het graduaat bibliotheekwezenaan de bibliotheekschool in Gent. Voordien was ze,dankzij haar diploma graduaat verzekeringswezenactief in de bank- en verzekeringswereld en laterook in de plaatselijke journalistiek. Samen met hetzevenkoppig bibteam kijkt zij uit naar de geplandeuitbreiding van de bestaande bib met daarbij deinstallatie van een RFID-systeem. Kuurne is eengemeente met 13.000 inwoners, de bib is 20 uuropen en telt een 50.000 uitleenbare werken........................................................................................ons cultureel verleden anno nu:DIGITAAL BESCHIKBAAR!Alle middelen, kennis en ervaring worden door GMS ingezet bij het digitaliserenvan archiefcollecties - zeker als het gaat om cultureel erfgoed. Uniek en duskostbare archiefstukken die met de grootst mogelijke zorg moeten wordenbehandeld en waarbij uiterst hoge eisen worden gesteld aan het digitaliseren......................................................................................................................Bureau Metamorfoze van de Koninklijke Bibliotheek heeft GMS erkend als eenkwalitatieve en deskundige digitaliseringspartner. Een bevestiging van onzekennis en kunde, die al onze klanten de garantie geeft van kwaliteitswerk.Foto’s | Dia’s | Affiches | (glas)negatieven | Prentbriefkaarten | Gedrukte boekenDTB-boeken | Dossiers | Ingebonden handschriften | Losbladige handschriftenRegisters burgelijke stand | Notariële protocollen | BevolkingsregistersBouwtekeningen | Tijdschriften | Kranten | Technische tekeningen........DIGITALISERINGWWW.GMSNL.COM op onze website vindt u eenDIGITALISEREN INDEXEREN CONVERSIESLAGENoverzicht van de mogelijkheden die GMS biedt.GMS GMS GMS GMS GMSEdisonweg 50d | 2952 AD ALBLASSERDAM | Postbus 260 | 2950 AG ALBLASSERDAMTel. +078-69 31 300 | Fax +31 (0)78-69 31 123 | info@gmsnl.com | www.gmsnl.com............................................................................................GMS<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 51


personaliaOp 2 juli <strong>2012</strong> startte Mieke haeck als hoofdbibliothecarisbij de Openbare Bibliotheek van De Haan.Mieke studeerde Germaanse Taal- en Letterkunde(UGent), Film en Visuele Cultuur (UA) en volgdede graduaatsopleiding in het Bibliotheekwezenen de Documentaire Informatiekunde in Gent.Na haar universitaire studies kon ze aan de slagbij de documentatiedienst van SABAM, waar zejarenlang aan het hoofd stond van de afdelingenmuziek, audiovisuele producties en podiumkunsten.Centraal in deze functie stond de informatiebemiddelingtussen uitgevers, auteurs en buitenlandseauteursmaatschappijen. In haar nieuwefunctie zal ze deze ervaringen met een passie voorhet bibliotheekveld verenigen.Op 1 juni <strong>2012</strong> trad Dr. goran proot als AndrewW. Mellon Curator of Rare Books in dienst van deFolger Shakespeare Library in Washington, DC. Debibliotheek is in de Angelsaksische wereld vooralvermaard om zijn rijke Shakespeare-collectie envroege Engelse drukken. Minder goed bekend isdat de bibliotheek behalve toneel ook continentaledrukken verzamelt, gaande van militaria totreisboeken en van embleemboeken tot politiekepamfletten. Samen met het Folger Institute stimuleertde bibliotheek het onderzoek over de vroegmodernetijd. In het theater dat aan de instellingverbonden is, worden elk jaar verschillende toneelstukkenvan Shakespeare opgevoerd en vinden ooktalrijke concerten plaats.toepassingDigitaal lezen in een web-2.0-jasjeIlse Depré, Openbare bibliotheek leuvenEr bestaan ondertussen tientallen apps om digitale boeken te lezen op iPad, Android en Windows tablets. Despelers op de e-boekenmarkt, zoals Apple (iBooks), Amazon (Kindle), Barnes & Nobles (NOOK), en — korter bijhuis — Bol.com (Boekenbol) en Boek.be (e-boek.org). Ook interessant is de app vanStanza, waarin je niet enkel duizenden gratis boeken kan downloaden, maar tevensje eigen boeken en andere documenten (epub, pdf, …) kan opladen. De functionaliteitenvan deze apps verschillen nogal, maar de meeste laten je toe om bladwijzerste plaatsen, het lettertype te vergroten, de helderheid aan te passen, enz. Vaak kanje ook aantekeningen maken, en enkele apps hebben zelfs ingebouwd (Engelstalig)woordenboek.Een buitenbeentje in dit aanbod is Kobo. Hoewel deze gratis app zich voorlopigvooral richt op een Engelstalig publiek, bezit het enkele nieuwigheden die de tool toteen ander niveau tillen. Kobo maakt digitaal lezen tot een sociaal gebeuren. De apphoudt je leesgeschiedenis bij, en laat je toe om info over of citaten uit interessanteboeken te delen met vrienden via Facebook, Twitter of mail. Bovendien kan je zienwie van je vrienden het boek nog aan het lezen is, of de commentaren bekijken dieze achterlieten. Check statistieken over het boek of ga met anderen in interactie over een bepaalde passage.Kobo biedt je niet enkel een interessante e-boekapp, maar tegelijk ook een wereldwijde digitale leesclub, dieje leeservaringen kan verrijken.> Meer info en nuttige app: http://bibidee.blogspot.com52 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


zogelezenJohan Mijs“Het legale en illegaledigitaal aanbod in hetEngels is overweldigend”wat zijn je leesgewoontes? Hoe en waarlees je?Mijn iPad heeft mijn non-fictie leesgewoontessterk veranderd. Het legale enillegale digitaal aanbod in het Engels isoverweldigend. Veel boeken bevattenhyperlinks naar andere boeken, en eendownload is zo gebeurd. Je leest dus veelmeer browsend en afgeleid in een e-boek.Je verzamelt in een oogwenk het completeoeuvre van een auteur in je iBooksbibliotheek.Het geeft me het ‘verzamelgevoel’van bij het begin van digitalemuziekomwenteling. Toch stellen illegaledownloads vaak teleur, want de leeservaringis vaak pover. En een slordige pdfleest niet zo lekker als een mooi gelayouteepub. Een tip voor de boekenindustrie:zet in op een ultragebruiksvriendelijkeen gelinkte leeservaring. Aan deNederlandstalige boekenindustrie: aarzelniet om bibliotheken in te schakelen in defragiele waardeketen en maak samen sneleen sterke backlist beschikbaar...welk boek ligt er nu op je nachtkastje?Ondanks een flinke overdosis in deGermaanse, staat door gebrek aan tijden het verslavende van televisiereeksenals Breaking Bad, Borgen of Gameof Thrones, lezen van fictie op een laagpitje. Ik volg enkel nog grote Britten alsJonathan Coe en Ian McEwan. Solar ligtal een tijdje open, zeker niet McEwan’sbeste maar wel een van zijn grappigsteboeken. Wel iets te lang, less is more —kijk naar zijn Chesil Beach.Ik lees vaker nonfictieen ben netbegonnen aanBlack Swan vanNassim NicholasTaleb, een turf overhet belang van toevalen het onwaarschijnlijke.BlackSwan is een vande laatste in mijnvoorraadje fysieke boeken van vorig jaar.welk boek mag er altijd in je nachtkastjeblijven liggen?Moeilijke vraag. Wat non-fictie betreft:Everything is Miscellaneous van DavidWeinberger, een totale aha-erlebnis overde derde dimensie die internet toevoegtaan de orde der dingen. Een absolutemust read voor bibliotheekprofessionals.Fictie: Mmm…. TheWings Of The Dovevan Henry James.Om af en toe mijnEngels bij te spijkeren.Eén zinlezen kan wonderendoen. Of Life ofPi van Yann Martel,een magische, verfrissende,zomerse parabel.welk boek ligt er al een tijdje op je tewachten?Making Ideas Happen van Scott Belsky. Ikheb hem vorig jaar horen spreken op hetWorld Creativity Forum in Hasselt, maarik ben nog niet aan zijn boek toegekomen.Hij presenteerde toen enthousiasteen samenvatting van het boek, en hetvoelt een beetje dubbelop om het ookte lezen.welk boek ben je begonnen maar onmiddellijkgestopt?Ik heb Too big too know van DavidWeinberger net opzijgelegd. Na zijn fantastischeEverything is Miscellaneous, eentotale afknapper: een typisch voorbeeldvan een uit de hand gelopen essay (overhet gevaar maar ook de kracht van deinformation overload), uitgerokken tot300 pagina’s. 290 pagina’s te veel.johan MijsJohan Mijs is gebiedsverantwoordelijke Publiekstoepassingen bij Bibnet en leidt hetproject Bibliotheekportalen. In <strong>2012</strong> werkt hij vooral aan een grondige vernieuwingvan de zoekomgeving en de lancering van thuisgebruik voor het Mediarguskrantenarchief. Johan is gepassioneerd door het verbinden van mensen, interfacesen diensten. Hij houdt van klassieke muziek, kwaliteitstelevisieseries en nieuwetechnologie. Hij is papa van twee kleine bibliotheekleners.Foto: Ingemar Johansson<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 53


aCtiViteitenInteractieve workshopInformatiediensten in een veranderende omgevingBesturen en directies stellen het nut van een eigen bibliotheekof informatievoorziening steeds vaker in vraag. Iedereen dieverantwoordelijk is voor een interne informatiedienst (bibliotheek,documentatiedienst, kenniscentrum of anderszins) moetvoortdurend de meerwaarde van die informatiediensten en -productenbij de beslissers voor het voetlicht te brengen. Als deinformatiediensten en –producten niet mee evolueren met dekernactiviteiten van de organisatie, komt hun bestaansrecht ingevaar. Bovendien evolueert de werkomgeving van de doelgroepook. Steeds meer nuttige tools en online bronnen staanuw klanten ter beschikking buiten de eigen bibliotheek om.doelstellingDe verantwoordelijke voor de informatiedienst wapenen om inde eigen werkomgeving de bestaanszekerheid van de dienst teversterken, door relevante inzichten en een nieuwe manier vandenken over te dragen.doelgroepLeidinggevenden en medewerkers van een interne informatiedienstbij overheid, bedrijven en non-profitorganisaties.MethodeDe mondelinge overdracht van kennis en ervaring door de trainergebeurt centraal in een kleine groep van maximaal 15 deelnemers,zodat er voldoende aandacht is voor de specifiekewerksituatie van elke deelnemer. Het interactieve karakter vande workshop draagt ertoe bij dat deelnemers uit de diverse sectorenvan elkaars ervaringen en aanpak kunnen leren.expertTrainer van deze interactieve workshop is Hanneke Smulders,adviseur bij Infomare, adviesbureau op het gebied van informatiebeheer.Infomare heeft gespecialiseerde kennis opgebouwd over onderandere het analyseren van informatiebehoeften en informatiestromen.En is ervaren in het laten aansluiten van de informatievoorzieningop de primaire werkprocessen waarbinnende betreffende informatie een rol moet spelen. Als redacteurvan de Kennisbank Audiovisuele Archivering staat HannekeSmulders bovendien in de praktijk van de informatieprofessional.Enkele referenties van Infomare: Cargill R&D Centre Europe –Vilvoorde; Grontmij Industry – Zelzate; IDEWE – Leuven; ISBvzw – Sint Niklaas; KRO Omroep – Hilversum; NederlandsInstituut voor Beeld en Geluid – Hilversum; Van Traa Advocaten– Rotterdam; Vereniging van Nederlandse Gemeenten – DenHaag; Waalse Krook vzw – Gent.PrAKTISCHDatum 25 oktober <strong>2012</strong>, van 13 tot 17 u.Plaats <strong>VVBAD</strong>-secretariaat, BerchemPrijs 90 euro (leden), 130 euro (niet-leden)Inschrijven Via http://www.vvbad.beRestauratievakmanvan boeken en archiefStart 24 september <strong>2012</strong> in campus BruggeSyntra West en CORES - het Competentiecentrum voorConservatie en Restauratie van Boeken en Archief - biedenvanaf september <strong>2012</strong> opnieuw de professionele opleiding‘Restauratievakman van boeken en archief’ aan binnen eentweejarig modulair traject. De modules kunnen afzonderlijkof gecombineerd gevolgd worden.Wenst u de folder te ontvangen? Stuur dan een mail naartom.demeyere@syntrawest.be of bezoek vrijblijvend onzeinfomomenten op zaterdag 25 augustus van 9u tot 12u en opmaandag 27 augustus van 14u tot 20u. Tijdens de kantoorurenkan u ons steeds bereiken via het nummer 078/353 653 (tarieflokaal gesprek) of per mail naar info@syntrawest.be.www.syntrawest.beDeze opleiding komt totstand in samenwerkingmet Rijksarchief Brugge,Stad Brugge, OCMWBrugge en Bisdom Brugge.54 | <strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6


aCtiViteitenFocus op duurzaamheidDuurzaamheid staat hoog op de (culturele) agenda, sinds het Cultuurforum 2020,gelanceerd door minister van Cultuur en van Leefmilieu Joke Schauvliege, doorbrakenformuleerde op vlak van eco-cultuur.Toch is duurzaamheid in de bibliotheek- en archiefsector een dubbelzinnig begrip. Vaakliggen associaties met digitale duurzaamheid en het duurzaam bewaren van erfgoedmeer voor de hand dan bekommernissen op vlak van een ‘transitie naar rechtvaardigeduurzaamheid’ zoals het Cultuurforum die formuleerde. Nochtans mag het besef datde draagkracht van de aarde eindig is ook de informatiesector niet onberoerd laten.Is er een verband tussen duurzaam bewaren en een meer ecologische invulling vanhet begrip duurzaamheid? Welke rol kan de informatiesector spelen in de transitienaar rechtvaardige duurzaamheid? Het denken over vragen zoals deze, staat nog inzijn kinderschoenen. Initiatieven zijn vaak kleinschalig en projectmatig.Met Focus op duurzame bibliotheken en archieven willen de <strong>VVBAD</strong> en opleidingCultuurmanagement van de Universiteit Antwerpen de sector uitnodigen om na tedenken over de invulling van het begrip ‘duurzaamheid’ in de informatiesector. Na eenvoormiddag met een theoretische introductie, worden de deelnemers uitgenodigdom in de namiddag, aan de hand van praktijkvoorbeelden aanbevelingen te formulerenrond vier specifieke thema’s.PrOgrAMMA9.30 u. Keynote: Waarom duurzaamheid op de agenda?Erik Paredis, Universiteit Gent10.15 u. Op weg naar een duurzaam beleidProf. Dr. Annick Schramme, Universiteit Antwerpen, Cultuurmanagement11.00 u. Naar een duurzaam (personeels)management van organisatiesProf. Dr. Peggy De Prins, UA Cultuurmanagement11.45 u. Groene ICT en duurzaamheidPaul Dekkers, SURF12.30 u. Lunch13.30 u. Naar aanbevelingen voor sector en beleidThematische workshops15.00 u. Pauze15.30 u. De bijdrage van de informatiesector aan een transitie naar rechtvaardigeduurzaamheidProf. Bruno Verbergt16.30 u. Afsluitende drinkPrAKTISCHDatum 20 september <strong>2012</strong>Plaats Universiteit AntwerpenPrijs 70 euro (leden), 105 euro (niet-leden)Inschrijven Via http://www.vvbad.beaCtiViteitenKalender20.09 Focus op duurzame bibliothekenen archieven<strong>VVBAD</strong>, UA08.10 Denk- en discussiedagBibnet12.10-23.11 DigitaliserenBibliotheekschool Gent25.10 Informatiediensten in eenveranderende omgeving<strong>VVBAD</strong>13.11 Studienamiddag Archievenvan architectuuropleidingenCentrum VlaamseArchitectuurarchieven13.11-22.01 Start to Web 2.0 in23 stappenBibliotheekschool GentUw activiteit in deze kalender?Meld ze aan via onze websitehttp://www.vvbad.be/activiteiten<strong>META</strong> <strong>2012</strong> | 6 | 55


uitziChtKulturhuset StockholmFoto: Miche Bekaert


wij richten bibliotheken in ...Bibliothèque communale de VirtonMeer op: www.sbnl.be/fotoAppelweg 94 CB-3221 HolsbeekTel.: 016 623 340Fax: 016 620 400info@sbnl.bewww.sbnl.be


DeelDeelVoor meer informatie:Filip Trenson - Sales Manager Benelux | Tel. 32 2 727.78.01 | filip.trenson@infor.com

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!