12.07.2015 Views

De impact van whiplash ten gevolge van een verkeersongeval op ...

De impact van whiplash ten gevolge van een verkeersongeval op ...

De impact van whiplash ten gevolge van een verkeersongeval op ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>De</strong> <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong> <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het levenEen pilootstudie voor 'de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> de kwaliteit<strong>van</strong> het leven'RA-2005-60Els Inghelbrecht, Bert Willems, Jan BernheimOnderzoekslijn Kennis <strong>van</strong> verkeersonveiligheidDIEPENBEEK, 2012.STEUNPUNT VERKEERSVEILIGHEID.


DocumentbeschrijvingRapportnummer:RA-2005-60Titel: <strong>De</strong> <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong> <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het levenOndertitel: Een pilootstudie voor 'de <strong>impact</strong> <strong>van</strong><strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven'Auteur(s):Promotor:Onderzoekslijn:Partner:Aantal pagina’s: 203Trefwoorden:Els Inghelbrecht, Bert Willems, Jan BernheimProf. Dr. L. Hens & Prof. Dr. S. H. IdrissiKennis <strong>van</strong> verkeersonveiligheidLimburgs Universitair Centrum<strong>whiplash</strong>, chronische WAD, kwaliteit <strong>van</strong> het leven,pilootstudie, enquêtesProjectnummer Steunpunt: 1.4Projectinhoud:projectinhoud steunpuntprojectUitgave: Steunpunt Verkeersveiligheid, mei 2005.Steunpunt VerkeersveiligheidUniversitaire CampusGebouw DB 3590 DiepenbeekT 011 26 81 90F 011 26 87 11E info@steunpuntverkeersveiligheid.beI www.steunpuntverkeersveiligheid.be


SamenvattingIn <strong>een</strong> vorig rapport <strong>van</strong> het Steunpunt Verkeersveiligheid (Lammar & Hens, 2003) werdal aangetoond dat de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> de volksgezondheid aanzienlijkis. In deze studie wordt er verder ingegaan <strong>op</strong> deze <strong>impact</strong>. Omdat het <strong>van</strong> belang is datniet enkel technisch-medische <strong>gevolge</strong>n in kaart worden gebracht, zal gebruik gemaaktworden <strong>van</strong> <strong>een</strong> meting <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven: <strong>een</strong> globaal oordeel over delevenskwaliteit dat zowel fysische, psychische als sociale aspec<strong>ten</strong> omvat, en intoenemende mate vereist wordt als voornaamste ‘outcome’ <strong>van</strong> gezondheidszorg- ensociale interventies. Bovendien zijn niet enkel de <strong>gevolge</strong>n <strong>op</strong> korte termijn belangrijk,ook de lange termijn<strong>gevolge</strong>n moe<strong>ten</strong> in rekening gebracht worden. Als onderzochtep<strong>op</strong>ulatie wordt ge<strong>op</strong>teerd voor <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong>. Een <strong>whiplash</strong> kan in eersteinstantie slechts lichte last met zich meebrengen, maar <strong>op</strong> lange termijn kunnendergelijke patiën<strong>ten</strong> dikwijls ernstige klach<strong>ten</strong> blijven vertonen die vaak vele maanden ofjaren kunnen blijven aanslepen, en invaliderend kunnen zijn.<strong>De</strong> term <strong>whiplash</strong> krijgt naargelang <strong>van</strong> context en ‘school’ verschillende inhouden enbetekenissen. Voor dit onderzoek worden vooraf de volgende definities geponeerd:1. Whiplash voorval is het voorval waardoor <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel kan ontstaan(vaak bij <strong>een</strong> k<strong>op</strong>-staart <strong>verkeersongeval</strong>)2. Whiplash verwijst naar het fysi<strong>op</strong>athologisch mechanisme waardoor <strong>een</strong><strong>whiplash</strong>letsel tot stand kan komen.3. Het <strong>whiplash</strong>letsel is het letsel aan de nek zelf, bvb. nekverstuiking,nekverrekking, …4. WAD (<strong>whiplash</strong> geassocieerde stoornissen) bevat<strong>ten</strong> de klach<strong>ten</strong> ensymptomen die <strong>op</strong>treden <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>.Uit <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> de internationale literatuur blijkt dat <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> <strong>een</strong>verscheidenheid aan symptomen kunnen vertonen die in de meeste gevallen snelverdwijnen maar in <strong>een</strong> aanzienlijk deel blijven voortbestaan. Men spreekt <strong>van</strong>chronische WAD wanneer de pijn of de klach<strong>ten</strong> langer aanslepen dan 6 maanden. Overhet aantal <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> dat tot deze laatste groep behoort en over de risicofactorenervoor bestaat heel wat controverse. <strong>De</strong>ze controverse wordt enerzijds veroorzaakt doorbui<strong>ten</strong>we<strong>ten</strong>schappelijke factoren (medico-legale factoren, o.a. in verband metschadevergoedingen, invaliditeit en andere motieven voor secundair ziektegewin) maar isanderzijds het gevolg <strong>van</strong> we<strong>ten</strong>schappelijke controverse binnen degezondheidszorggem<strong>een</strong>schap. <strong>De</strong> epidemiologische studies die uitgevoerd zijn om <strong>een</strong>antwoord te formuleren <strong>op</strong> deze vragen vertonen immers <strong>een</strong> veelheid aanmethodologische verschillen (definitie <strong>van</strong> herstel, design <strong>van</strong> de studie,rekruteringsmethode <strong>van</strong> patiën<strong>ten</strong>, …), waardoor de conclusies <strong>van</strong> de betreffendestudies nogal kunnen afwijken <strong>van</strong> elkaar.Ook <strong>op</strong> het vlak <strong>van</strong> pathogenetische theorieën worden verschillende modellenvoorgesteld die verklaren waarom <strong>een</strong> groot deel <strong>van</strong> de <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> klach<strong>ten</strong>en/of pijn blijven ondervinden terwijl de grote meerderheid snel geneest. <strong>De</strong> modellenkunnen <strong>van</strong> elkaar onderscheiden worden door het respectievelijke belang dat gehechtwordt aan de fysische, psychische of sociale factoren. Een belangrijk theoretisch model,het bi<strong>op</strong>sychosociaal model, werd <strong>op</strong>gesteld om rekening te houden met zowel defysische, de psychische als de sociale factoren. Omdat het de nadruk legt <strong>op</strong> de <strong>gevolge</strong>n<strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven (<strong>een</strong> holistische benadering diezowel fysische, psychische als sociale aspec<strong>ten</strong> omvat) kan het huidige onderzoekgekaderd worden binnen dit bi<strong>op</strong>sychosociaal model.Het onderzoek tracht <strong>een</strong> antwoord te formuleren <strong>op</strong> drie grote onderzoeksvragen:Steunpunt Verkeersveiligheid 4 RA-2005-60


1. Welke factoren spelen <strong>een</strong> rol in het herstel <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong>? Hierbij zalherstel geformuleerd worden in enerzijds fysische, psychische en functioneletermen, maar anderzijds ook in termen <strong>van</strong> globale subjectieve levenskwaliteit.2. Wat is het relatieve belang <strong>van</strong> verschillende domeinen (fysische, psychisch<strong>een</strong> sociale) <strong>op</strong> de globale levenskwaliteit? Omdat het relatieve belang <strong>van</strong> dezeverschillende domeinen afhankelijk kan zijn <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> herstel, wordt ookdeze variabele mee <strong>op</strong>genomen in dit onderdeel (herstel gedefinieerd infunctionele termen).3. Welke invloed heeft het <strong>whiplash</strong>letsel <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> <strong>op</strong>de globale subjectieve kwaliteit <strong>van</strong> het leven? Hierbij wordt deze invloedwederom bepaald in functie <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> herstel (waarbij herstel gedefinieerdwordt in fysische, psychische en functionele termen).Binnen het onderzoek worden twee onderzoeksgroepen bestudeerd. <strong>De</strong> personen uitonderzoeksgroep 1 worden gerekruteerd uit de dienst spoedgevallen <strong>van</strong> hetAkademisch Ziekenhuis <strong>van</strong> de VUB en bestaan uit <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> die 10 tot 26maanden voor het onderzoek <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en hebben <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong>. Velen <strong>van</strong> hen zijn hersteld, en de andere hebben blijvende klach<strong>ten</strong><strong>van</strong> wisselende ernst. <strong>De</strong> personen uit onderzoeksgroep 2 worden gerekruteerd via devzw Whiplash en bestaan vrijwel geheel uit <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> die voor hun aanslependeklach<strong>ten</strong> hulp hebben gezocht bij deze vereniging.Alle personen uit de twee onderzoeksgroepen worden gevraagd enkele vragenlijs<strong>ten</strong> inte vullen. <strong>De</strong> informatie die zo verkregen wordt, is ingedeeld in informatie over hunherstel (uitkomstvariabelen) en informatie over mogelijke factoren die verband houdenmet dit herstel (verklarende variabelen). <strong>De</strong> uitkomstvariabelen omvat<strong>ten</strong> de fysischetoestand, de psychische toestand, de functionele toestand en de globale subjectievekwaliteit <strong>van</strong> het leven. <strong>De</strong> verklarende variabelen omvat<strong>ten</strong> socio-demografischegegevens, ongevalgerelateerde factoren, de bi<strong>op</strong>sychosociale toestand <strong>op</strong> het moment<strong>van</strong> het onderzoek, persoonlijkheidsfactoren en diverse dimensies binnen de kwaliteit <strong>van</strong>het leven.<strong>De</strong> resulta<strong>ten</strong> met betrekking tot de eerste onderzoeksvraag (factoren <strong>van</strong>herstel) geven aan dat er niet veel verbanden zijn tussen het herstel <strong>van</strong> de<strong>whiplash</strong>patiënt en de mogelijke risicofactoren die in dit onderzoek bevraagd worden.Bovendien verschillen de verbanden naargelang <strong>van</strong> de bestudeerde p<strong>op</strong>ulatie(onderzoeksgroep 1 en onderzoeksgroep 2) en naargelang <strong>van</strong> de manier waar<strong>op</strong> herstelgedefinieerd wordt (fysisch herstel, psychisch herstel, functioneel herstel, herstel intermen <strong>van</strong> globale levenskwaliteit).<strong>De</strong> resulta<strong>ten</strong> met betrekking tot de tweede onderzoeksvraag (relatief belang<strong>van</strong> fysisch, functioneel en psychisch herstel <strong>op</strong> de globale levenskwaliteit)geven aan dat het relatieve belang <strong>van</strong> de verschillende factoren die de globalelevenskwaliteit bepalen <strong>op</strong>nieuw verschillend is naargelang <strong>van</strong> de rekruteringsmethod<strong>een</strong> naargelang <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> herstel (in functionele termen).<strong>De</strong> resulta<strong>ten</strong> met betrekking tot de derde onderzoeksvraag (<strong>impact</strong> <strong>van</strong><strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong> de globale levenskwaliteit) geven aan dat <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel <strong>een</strong>aanzienlijke <strong>impact</strong> kan hebben <strong>op</strong> de globale levenskwaliteit, die uiteraard sterksamenhangt met de mate <strong>van</strong> herstel. <strong>De</strong>ze negatieve invloed <strong>van</strong> hun <strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong>de globale levenskwaliteit (namelijk <strong>een</strong> beduidend lagere globale levenskwaliteit <strong>op</strong> hetmoment <strong>van</strong> het onderzoek in vergelijking met de globale levenskwaliteit in de periodevoor het ongeval) is sterker aanwezig binnen onderzoeksgroep 2. Binnenonderzoeksgroep 1 vertonen echter degenen die psychisch niet hersteld zijn ook <strong>een</strong>lagere globale levenskwaliteit na het <strong>whiplash</strong>letsel.<strong>De</strong> resulta<strong>ten</strong> worden <strong>ten</strong>slotte besproken met betrekking tot de epidemiologischestudies die al uitgevoerd werden en binnen het kader <strong>van</strong> het bi<strong>op</strong>sychosociaal model.Verder worden <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> deze studie met <strong>een</strong> geselecteerde pathologie enkeleSteunpunt Verkeersveiligheid 5 RA-2005-60


aanbevelingen geformuleerd die globaal aangeven welke maatregelen gewenst zijn omde <strong>impact</strong> <strong>van</strong> alle <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> de volksgezondheid na te gaan (los <strong>van</strong> degeselecteerde pathologie). Vooral het belang <strong>van</strong> de globale levenskwaliteit als meting<strong>van</strong> deze volksgezondheid en het belang <strong>van</strong> de <strong>gevolge</strong>n <strong>op</strong> lange termijn worden hierinbenadrukt.Steunpunt Verkeersveiligheid 6 RA-2005-60


SummaryThat the <strong>impact</strong> of traffic accidents on public health can be considerable was shown in aprevious report by the Traffic Policy Research Centre (Lammar & Hens, 2003). In thisstudy further at<strong>ten</strong>tion is given to this <strong>impact</strong>. Because it is important that not onlytechnical-medical factors are considered, a measurement of the subjective quality oflife will be used: a global judgement about the quality of life taking physical,psychological and social aspects into account. Not only the short term consequences areimportant, the long term consequences are just as important. It is decided to select<strong>whiplash</strong> patients as the p<strong>op</strong>ulation of interest in this study. Whiplash injuries areconsidered as injuries with a primarily low severity grade. However, previous researchhas shown that these patients can have severe and invalidating complaints, in manycases persisting after several months or years.The term <strong>whiplash</strong> is used in different contexts with different meanings. The definitionsused in this study are:1. Whiplash event is an event leading to a <strong>whiplash</strong> injury (of<strong>ten</strong> at the occasionof a head-to-tail traffic accident)2. Whiplash refers to the path<strong>op</strong>hysiological mechanism leading to the <strong>whiplash</strong>injury.3. The Whiplash injury refers to an injury to the neck (for example a sprain or astrain of the neck).4. WAD (<strong>whiplash</strong> associated disorders) refers to the symptoms as a consequenceof the <strong>whiplash</strong> injury.A review of the international literature shows that pe<strong>op</strong>le who had a <strong>whiplash</strong> injury canhave several symptoms that quickly disappear but in many casese persist. When the painand/or the complaints persist 6 months and longer the term chronic WAD is used. Thereis no consensus on the fraction of pe<strong>op</strong>le undergoing a <strong>whiplash</strong> trauma who go on tobelong to this second group or about the factors that put these pe<strong>op</strong>le at risk. This lackof agreement is on the one hand caused by non scientific factors (medico-legal factors orsecondary gain) but is on the other hand a consequence of scientific disagreementswithin the health-care community itself. The epidemiological studies which try toformulate answers to these questions differ in several methodological aspects (definitionof recovery, study design, method of recruitment, …), giving rise to different conclusions.Moreover, at the level of theories of pathogenesis there are several models that explainwhy a considerable part of the <strong>whiplash</strong> patients can have long term complaints evenafter a long time while most of them do not. These models can be categorised by therelative importance they give to physical, psychological and social factors. Anotherimportant theoretical model, the bi<strong>op</strong>sychosocial model, was devel<strong>op</strong>ed to take intoaccount all of these factors (physical, psychological and social factors together). Bystressing the importance of the influence of traffic accidents on the global subjectivequality of life (an approach which considers physical, psychological and social factors) thepresent study can be framed within this bi<strong>op</strong>sychosocial model.This study aims to formulate an answer to three main research questions:1. Which factors have an influence on the recovery of a <strong>whiplash</strong> injury in the longterm? For this part, recovery is on the one hand defined in terms of physical,psychological and functional aspects and on the other hand in terms of globalquality of life.2. What is the relative importance of different factors (physical, psychological andsocial) influencing the global judgement of the quality of life? Because it can beassumed that the relative importance of these different factors is influenced bySteunpunt Verkeersveiligheid 7 RA-2005-60


the recovery of the patient, this variable was included as well in this part of thestudy (recovery defined in functional terms).3. What is the influence of a <strong>whiplash</strong> injury on the global subjective quality oflife? Again, this influence will be determined as a function of recovery (recovery interms of physical, psychological and functional aspects).Two p<strong>op</strong>ulations are studied within this study. Persons from the first p<strong>op</strong>ulation arerecruited from the comprehensive archives of the emergency department of the AZ VUBuniversity hospital who had a <strong>whiplash</strong> injury due to a traffic accident 10 to 26 monthsbefore the time the study was conducted. Many had recovered. Persons of the secondp<strong>op</strong>ulation are recruited through the Whiplash Association (a self-aid group) and consistof subjects who are members of this association. Almost all are chronicallt affected.The subjects of both p<strong>op</strong>ulations are asked to fill in a questionnaire. The informationthat is collected in this way is categorised in information concerning the recovery of thepatient (outcome variables) and information concerning possible associations with thisrecovery (explaining variables). The outcome variables contain the physical, thepsychological and the social situation of the patient and a global judgement about theirquality of life. The explaining variables contain socio-demographic variables, accidentrelatedvariables, the bi<strong>op</strong>sychosocial situation at the moment of the study, personalityfactors and dimensions contributing to the global quality of life.The results concerning the first research question (factors contibuting torecovery) show rather weak or even non-existing associations betw<strong>een</strong> recovery of the<strong>whiplash</strong> patients and the possible risk factors. Moreover, these associations depend onthe p<strong>op</strong>ulation condidered (first or second p<strong>op</strong>ulation) and the way recovery is defined(physical recovery, psychological recovery, functional recovery, or recovery in terms ofglobal quality of life).The results concerning the second research question (respective importance ofphysical, functional and psychological factors in recovery) show that the relativeimportance of the different factors that determine the global subjective quality of lifeagain differs according to the p<strong>op</strong>ulation recruited and the definition of recovery.The results concerning the third research question (<strong>impact</strong> of a <strong>whiplash</strong> injuryon the global subjective quality of life) show that a <strong>whiplash</strong> injury can haveprofound effects on the global quality of life. This effect depends on the degree ofrecovery of the patient. This negative <strong>impact</strong> of a <strong>whiplash</strong> injury on global quality of life(i.e; when global quality of life is judged higher in the period before the injury, comparedwith the global quality of life at the moment of the study) is strong for the subjects of theself-aid group. However, a decrease in global quality of life was also found within the firstp<strong>op</strong>ulation in the subjects who had not fully recovered in terms of psychological recovery.Finally the results are discussed in the light of the existing epidemiological studies andthis within the global framework of the bi<strong>op</strong>sychosocial model. Furthermore, based onthis study with a selected pathology, some recommendations are formulated on whichmeasures are likely to be the most suitable to assess the influence of traffic accidentswith other injuries on public health. Especially the importance of the global quality of lifeas a measurement of this public health is stressed as well as the importance of the longtermconsequences.Steunpunt Verkeersveiligheid 8 RA-2005-60


TabellenTabel 1Tabel 2Tabel 3Tabel 4Tabel 5Tabel 6Tabel 7Aantal slachtoffers, volgens de aard <strong>van</strong> de weggebruiker en de ernst <strong>van</strong>de verwondingen voor het jaar 2001.Klinische classificatiesysteem: indeling <strong>van</strong> WAD in graden <strong>van</strong> ernstNosografie en glossarium: overzicht <strong>van</strong> de gebruikte termen en hunbetekenis binnen de <strong>whiplash</strong>problematiek met verwijzing naar de tekst.Autogebonden factoren die <strong>een</strong> rol kunnen spelen <strong>op</strong> het ontstaan <strong>van</strong> <strong>een</strong><strong>whiplash</strong>.Frequente klach<strong>ten</strong> <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel.Tijdfasen na het ongeval: tijdsperiode en percentage personen dat nogklach<strong>ten</strong> ondervindt.Prevalentie <strong>van</strong> klach<strong>ten</strong> en symptomen onmiddellijk (tot < 4 weken) enzes maanden na het ongeval.Tabel 8 Mogelijke behandelstrategieën bij WAD I met beoordeling <strong>van</strong>aanbevelingswaardigheid.Tabel 9Tabel 10Tabel 11Tabel 12Mogelijke behandelstrategieën bij WAD II en III met beoordeling <strong>van</strong>aanbevelingswaardigheid.Risicofactoren: prognostische factoren die gesuggereerd werden alsbevorderende in het ontwikkelen <strong>van</strong> chronische klach<strong>ten</strong> na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>.Overzicht <strong>van</strong> het gebruikte instrumentarium (meetinstrument, variabelendie geme<strong>ten</strong> worden en eventuele schalen).<strong>De</strong> gestructureerde vragenlijst: thema’s en subthema’s met itemverwijzing.Tabel 13 Score-interval en interpretatie <strong>van</strong> de NDI (Vernon & Mior, 1991).Tabel 14 Overzicht <strong>van</strong> de klasse-indeling per onderzoeksgroep en peruitkomstvariabele (fysische, functionele en psychische toestand en kwaliteit<strong>van</strong> het leven).Tabel 15 Socio-demografische karakteristieken <strong>van</strong> participan<strong>ten</strong> en nietparticipan<strong>ten</strong><strong>van</strong> de databank.Tabel 16Tabel 17Tabel 18Tabel 19Tabel 20Gerapporteerde klach<strong>ten</strong> in de week na het ongeval aangegeven dooronderzoeksgroep 1 (n = 76) met percentage dat de klacht zelf aangegevenheeft.Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 (n = 73) en <strong>een</strong>normgroep (n = 309) <strong>op</strong> de variabelen <strong>van</strong> de sociale steunlijst.Aantal responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 die binnen de verschillendeklassen <strong>van</strong> de NPV vallen t.o.v. normscores per subschaal.Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 (n = 71) en denormgroep gewone bevolking/’normalen’ (n = 2366) <strong>op</strong> de variabelen <strong>van</strong>de klach<strong>ten</strong>lijst.Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 (n = 74) en <strong>een</strong>geselecteerde normgroep (n = 5279) <strong>op</strong> de subschalen <strong>van</strong> de SF-20.Tabel 21 Percentage klach<strong>ten</strong> in de week na het ongeval (n = 91).Tabel 22Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 (n = 87) en <strong>een</strong>normgroep (n = 309) <strong>op</strong> de variabelen <strong>van</strong> de sociale steunlijst.Steunpunt Verkeersveiligheid 9 RA-2005-60


Tabel 23Tabel 24Tabel 25Tabel 26Tabel 27Tabel 28Tabel 29Tabel 30Tabel 31Tabel 32Tabel 33Tabel 34Tabel 35Tabel 36Tabel 37Tabel 38Tabel 39Tabel 40Aantal responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 die binnen de verschillendeklassen <strong>van</strong> de NPV vallen t.o.v. normscores.Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 (n = 87) en denormgroep gewone bevolking/’normalen’ (n = 2366) <strong>op</strong> de variabelen <strong>van</strong>de klach<strong>ten</strong>lijst.Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 (n = 87) en denormgroep chronische pijnpatiën<strong>ten</strong> (n = 2458) <strong>op</strong> de variabelen <strong>van</strong> deklach<strong>ten</strong>lijst.Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 (n = 90) en <strong>een</strong>geselecteerde normgroep (n = 5279) <strong>op</strong> de subschalen <strong>van</strong> de SF-20.Onderzoeksgroep 1: verbanden tussen de verschillende uitkomstvariabelenmet 2 -waarde en significantie.Onderzoeksgroep 1: verband tussen de variabelen ‘bi<strong>op</strong>sychosocialefactoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS ‘nu’) en herstel in termen<strong>van</strong> fysische toestand (Fys)’ (Model a <strong>van</strong> Fig 11).Onderzoeksgroep 1: verband tussen de variabelen ‘bi<strong>op</strong>sychosocialetoestand <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS ‘nu’) en herstel in termen<strong>van</strong> functionele toestand (Func)’.Onderzoeksgroep 1: verband tussen de variabelen ‘bi<strong>op</strong>sychosocialetoestand <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS) en herstel in termen <strong>van</strong>psychische toestand (Psy)’.Onderzoeksgroep 1: verband tussen de variabelen ‘bi<strong>op</strong>sychosocialetoestand <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS) en herstel i.f.v. kwaliteit<strong>van</strong> het leven (Qol)’.Onderzoeksgroep 1: overzicht <strong>van</strong> de verschillende uitkomstvariabelen metde items die <strong>ten</strong>minste met één <strong>van</strong> de uitkomstvariabelen significantgerelateerd zijn.Onderzoeksgroep 2: verbanden tussen de verschillende uitkomstvariabelenmet 2 -waarde en significantie.Onderzoeksgroep 2: overzicht <strong>van</strong> de verschillende uitkomstvariabelen metde items die <strong>ten</strong>minste met één <strong>van</strong> de uitkomstvariabelen significantgerelateerd zijn.Onderzoeksgroep 1 (n=64): gemiddelde ACSA-score en bijhorendebetrouwbaarheidsinterval (95%). Resulta<strong>ten</strong> worden weergegeven pergroep en per tijdstip waar<strong>op</strong> geme<strong>ten</strong> werd.Onderzoeksgroep 1 (n=64): gemiddelde verschil in ACSA-score voor en nahet <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> WAD en bijhorende t-waarde per groep.Onderzoeksgroep 1 (n=61): gemiddelde ACSA-score en bijhorendebetrouwbaarheidsinterval (95%). Resulta<strong>ten</strong> worden weergegeven pergroep en per tijdstip waar<strong>op</strong> geme<strong>ten</strong> werd.Onderzoeksgroep 1 (n=61): gemiddelde verschil in ACSA-score voor en nahet <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> WAD en bijhorende t-waarde per groep.Onderzoeksgroep 1 (n=59): gemiddelde ACSA-score en bijhorendebetrouwbaarheidsinterval (95%). Resulta<strong>ten</strong> worden weergegeven pergroep en per tijdstip waar<strong>op</strong> geme<strong>ten</strong> werd.Onderzoeksgroep 1 (n=59): gemiddelde verschil in ACSA-score voor en nahet <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> WAD en bijhorende t-waarde per groep.Steunpunt Verkeersveiligheid 10 RA-2005-60


Tabel 41Tabel 42Tabel 43Tabel 44Tabel 45Tabel 46Onderzoeksgroep 2 (n=77): gemiddelde ACSA-score en bijhorendebetrouwbaarheidsinterval (95%). Resulta<strong>ten</strong> worden weergegeven pergroep en per tijdstip waar<strong>op</strong> geme<strong>ten</strong> werd.Onderzoeksgroep 2 (n=77): gemiddelde verschil in ACSA-score voor en nahet <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> WAD en bijhorende t-waarde per groep.Onderzoeksgroep 2 (n=76): gemiddelde ACSA-score en bijhorendebetrouwbaarheidsinterval (95%). Resulta<strong>ten</strong> worden weergegeven pergroep en per tijdstip waar<strong>op</strong> geme<strong>ten</strong> werd.Onderzoeksgroep 2 (n=76): gemiddelde verschil in ACSA-score voor en nahet <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> WAD en bijhorende t-waarde per groep.Onderzoeksgroep 2 (n=74): gemiddelde ACSA-score en bijhorendebetrouwbaarheidsinterval (95%). Resulta<strong>ten</strong> worden weergegeven pergroep en per tijdstip waar<strong>op</strong> geme<strong>ten</strong> werd.Onderzoeksgroep 2 (n=74): gemiddelde verschil in ACSA-score voor en nahet <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> WAD en bijhorende t-waarde per groep.FigurenFiguur 1 Evolutie <strong>van</strong> het aantal motorvoertuigen en voertuigkilometers <strong>van</strong> 1972tot 2002-2003, uitgedrukt in index-cijfers.Figuur 2Figuur 3Figuur 4Figuur 5Figuur 6Figuur 7Risico voor auto-inzit<strong>ten</strong>den om <strong>een</strong> ≥ 1% invaliditeit <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong>lichte letsels per lichaamsregio te ontwikkelen (Nordhoff et al., 1996).Hoofd – nekbewegingen na <strong>een</strong> k<strong>op</strong>-staartbotsing.Het ontstaan <strong>van</strong> chronische klach<strong>ten</strong> volgens het bi<strong>op</strong>sychosociaalmodel in de acute (a) en de chronische (b) fase in het geval dat deindirecte factoren de directe helemaal ver<strong>van</strong>gen.Visuele voorstelling <strong>van</strong> de modellen die de invloed <strong>van</strong> iedere verklarendevariabele <strong>op</strong> iedere uitkomstvariabele weergeven en het model dat deuitkomstvariabelen onderling in verband brengen.Model dat de invloed <strong>van</strong> de zes dimensies <strong>van</strong> de levenskwaliteit <strong>op</strong> deglobale levenskwaliteit representeert.Verwachte verschillen in globale levenskwaliteit voor en na <strong>een</strong> nekletselt.g.v. <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> in functie <strong>van</strong> het al dan niet hersteld zijn. Ofmen al dan niet hersteld is, kan gedefinieerd worden <strong>op</strong> drie manieren: infysische termen, in psychische termen en in termen <strong>van</strong> functionelebelemmeringen.Figuur 8 Flowchart <strong>van</strong> het rekruteringsproces <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1.Figuur 9Onderzoeksgroep 1: model met de vier uitkomstvariabelen en significantie<strong>van</strong> de verbanden.Figuur 10 Onderzoeksgroep 1: frequentiehistogrammen <strong>van</strong> de significanteverbanden tussen uitkomstvariabelen.Figuur 11Figuur 12Visuele voorstelling <strong>van</strong> de modellen die de invloed <strong>van</strong> iedere verklarendevariabele <strong>op</strong> iedere uitkomstvariabele weergeven en het model dat deuitkomstvariabelen onderling in verband brengen.Onderzoeksgroep 2: model met de vier uitkomstvariabelen en significantie<strong>van</strong> de onderlinge verbanden.Figuur 13 Onderzoeksgroep 2: significante verbanden tussen verschillendeuitkomstvariabelen.Steunpunt Verkeersveiligheid 11 RA-2005-60


Figuur 14Onderzoeksgroep 1: g<strong>een</strong> functionele beperkingen. Overzicht <strong>van</strong> derelatieve bijdrage <strong>van</strong> iedere subschaal <strong>van</strong> de SF-20 in het verklaren <strong>van</strong>de globale levenskwaliteit (ACSA).Figuur 15 Onderzoeksgroep 1: milde tot gematigde functionele beperkingen.Overzicht <strong>van</strong> de relatieve bijdrage <strong>van</strong> iedere subschaal <strong>van</strong> de SF-20 inhet verklaren <strong>van</strong> de globale levenskwaliteit (ACSA).Figuur 16 Onderzoeksgroep 2: milde tot gematigde functionele beperkingen.Overzicht <strong>van</strong> de relatieve bijdrage <strong>van</strong> iedere subschaal <strong>van</strong> de SF-20 inhet verklaren <strong>van</strong> de globale levenskwaliteit (ACSA).Figuur 17Figuur 18Figuur 19Figuur 20Figuur 21Figuur 22Figuur 23Onderzoeksgroep 2: ernstige tot complete functionele beperkingen.Overzicht <strong>van</strong> de relatieve bijdrage <strong>van</strong> iedere subschaal <strong>van</strong> de SF-20 inhet verklaren <strong>van</strong> de globale levenskwaliteit (ACSA).Onderzoeksgroep 1 (n=64): gemiddelde ACSA-score in de periode voor het<strong>op</strong>doen <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (voor) en <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek(na). Resulta<strong>ten</strong> zijn weergegeven i.f.v. de mate <strong>van</strong> herstel waarbijherstel geme<strong>ten</strong> wordt in termen <strong>van</strong> fysische klach<strong>ten</strong> en/of pijn.Onderzoeksgroep 1 (n=61): gemiddelde ACSA-score in de periode voor het<strong>op</strong>doen <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (voor) en <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek(na). Resulta<strong>ten</strong> zijn weergegeven i.f.v. de mate <strong>van</strong> herstel waarbijherstel geme<strong>ten</strong> wordt in termen <strong>van</strong> functionele beperkingen.Onderzoeksgroep 1 (n=59): gemiddelde ACSA-score in de periode voor het<strong>op</strong>doen <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (voor) en <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek(na). Resulta<strong>ten</strong> zijn weergegeven i.f.v. de mate <strong>van</strong> herstel waarbijherstel geme<strong>ten</strong> wordt in termen <strong>van</strong> psychische gezondheid.Onderzoeksgroep 2 (n=77): gemiddelde ACSA-score in de periode voor het<strong>op</strong>doen <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (voor) en <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek(na). Resulta<strong>ten</strong> zijn weergegeven i.f.v. de mate <strong>van</strong> herstel waarbijherstel geme<strong>ten</strong> wordt in termen <strong>van</strong> fysische klach<strong>ten</strong> en/of pijn.Onderzoeksgroep 2 (n=76): gemiddelde ACSA-score in de periode voor het<strong>op</strong>doen <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (voor) en <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek(na). Resulta<strong>ten</strong> zijn weergegeven i.f.v. de mate <strong>van</strong> herstel waarbijherstel geme<strong>ten</strong> wordt in termen <strong>van</strong> functionele beperkingen.Onderzoeksgroep 2 (n=74): gemiddelde ACSA-score in de periode voor het<strong>op</strong>doen <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (voor) en <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek(na). Resulta<strong>ten</strong> zijn weergegeven i.f.v. de mate <strong>van</strong> herstel waarbijherstel geme<strong>ten</strong> wordt in termen <strong>van</strong> psychische gezondheid.AppendicesAppendix AAppendix B<strong>De</strong> gestructureerde vragenlijstTabellen met de cijfergegevens over de karakteristieken <strong>van</strong> de tweeonderzoeksgroepen.TekstboxenTekstbox 1Vertekeningen bij dataverzameling <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>slachtoffers.Steunpunt Verkeersveiligheid 12 RA-2005-60


SF-20 : Medical Outcome Study Short-Form General Health survey 20 itemsSCL-90 : Symptom Checklist (90 items)SPSS : Statistical Package for the Social SciencesSQOL : Subjectieve kwaliteit <strong>van</strong> het levenSSL : Sociale SteunlijstWAD : Whiplash - Associated DisorderYLD : Years Lived with DisabilityYLL : Years of Life Lost of ‘verloren levensjaren’Steunpunt Verkeersveiligheid 14 RA-2005-60


Inhouds<strong>op</strong>gave1. TEN GELEIDE: NAAR HET HUIDIG ONDERZOEKSOPZET ............................. 181.1 Situering <strong>van</strong> de problematiek 181.1.1 Impact <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> de volksgezondheid ......................181.1.2 Letsel<strong>gevolge</strong>n en ernst: naar <strong>een</strong> geselecteerde pathologie enmethodologie ...........................................................................................201.2 Aandachtspun<strong>ten</strong> binnen het huidige onderzoeks<strong>op</strong>zet 242. STATUS QUESTIONES: WHIPLASH ................................................... 252.1 Theoretische achtergrond 252.1.1 Historiek <strong>van</strong> de term “<strong>whiplash</strong>” ....................................................252.1.2 Glossarium en poneren <strong>van</strong> duidelijke definities ................................252.2 <strong>De</strong> <strong>whiplash</strong>problematiek 282.2.1 Oorzaak <strong>van</strong> de <strong>whiplash</strong> (etiologie) ................................................282.2.2 Ontstaansmechanismen .................................................................282.2.3 Letsels <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> de <strong>impact</strong> ...................................................312.2.4 Klinische kenmerken: symptomen en klach<strong>ten</strong> ..................................322.2.5 Prognose ......................................................................................342.2.6 Epidemiologische gegevens ............................................................362.2.7 Behandeling .................................................................................402.3 Chronische <strong>whiplash</strong> gerelateerde stoornissen (WAD) 442.3.1 Inleiding ......................................................................................442.3.2 Methodologische factoren verantwoordelijk voor de controverse ..........442.3.3 Meta-analyses als antwoord ...........................................................462.3.4 Theoretische modellen <strong>van</strong> chronische WAD .....................................462.3.5 Factoren die <strong>een</strong> invloed kunnen hebben <strong>op</strong> het ontstaan <strong>van</strong> chronischeWAD 503. BIJDRAGE VAN HUIDIG ONDERZOEKSOPZET EN ONDERZOEKSVRAGEN ........... 573.1 Bijdrage <strong>van</strong> het onderzoeksvoorstel 573.1.1 Synthese literatuuroverzicht ...........................................................573.1.2 Bijdrage huidig onderzoeksvoorstel .................................................583.1.3 Nadelen <strong>van</strong> het onderzoeks<strong>op</strong>zet ...................................................593.2 Onderzoeksvragen 603.2.1 Factoren in verband met het al dan niet herstellen <strong>van</strong> WAD ..............603.2.2 Bepalende factoren voor de globale levenskwaliteit ...........................613.2.3 Invloed <strong>van</strong> WAD <strong>op</strong> de globale kwaliteit <strong>van</strong> het leven ......................623.2.4 Overzichtelijke weergave <strong>van</strong> de onderzoeksvragen...........................634. EMPIRISCH ONDERZOEK: CHRONISCHE WAD EN QOL .............................. 65Steunpunt Verkeersveiligheid 15 RA-2005-60


4.1 Methode 654.1.1 Responden<strong>ten</strong> ...............................................................................654.1.2 <strong>De</strong>sign .........................................................................................674.1.3 Instrumentarium ...........................................................................684.1.4 Procedure.....................................................................................764.1.5 Analyses ......................................................................................774.2 Resulta<strong>ten</strong> 804.2.1 Algemene karakteristieken <strong>van</strong> de twee onderzoeksgroepen in hungeheel 804.2.2 Verschillen tussen onderzoeksgroep 1 en 2.......................................984.2.3 Onderzoeksvraag 1: verbanden met het al dan niet herstellen <strong>van</strong> WAD1034.2.4 Onderzoeksvraag 2: bepalende factoren voor de globale levenskwaliteit1234.2.5 Onderzoeksvraag 3: invloed <strong>van</strong> WAD <strong>op</strong> de globale kwaliteit <strong>van</strong> hetleven 1284.3 Methodologische discussie 1374.3.1 Onderzoeksvraag 1: verbanden met het al dan niet herstellen <strong>van</strong> WAD1384.3.2 Onderzoeksvraag 2: bepalende factoren voor de globale levenskwaliteit1394.3.3 Onderzoeksvraag 3: invloed <strong>van</strong> WAD <strong>op</strong> de globale levenskwaliteit .. 1395. GLOBALE OMKADERING VAN DE RESULTATEN ..................................... 1415.1 Plaatsing <strong>van</strong> de resulta<strong>ten</strong> binnen de beschreven literatuur 1415.1.1 Methodologische beperkingen ....................................................... 1415.1.2 Epidemiologie <strong>van</strong> WAD ............................................................... 1425.1.3 Oorzaken <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong> .......................................................... 1435.1.4 Vervoerstechnische factoren ......................................................... 1435.1.5 Whiplashletsels ........................................................................... 1435.1.6 Symptomen en klach<strong>ten</strong> .............................................................. 1445.1.7 Prognose .................................................................................... 1455.1.8 Behandeling <strong>van</strong> WAD .................................................................. 1495.2 Maatschappelijke rele<strong>van</strong>tie en aanbevelingen voor het beleid 1515.2.1 Inleiding .................................................................................... 1515.2.2 Duidelijke indeling <strong>van</strong> de verschillende aandoeningen t.g.v. <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong> ..................................................................................... 1525.2.3 Systematische verzameling <strong>van</strong> epidemiologische gegevens ............. 1535.2.4 Grootschalig onderzoek naar de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> dekwaliteit <strong>van</strong> het leven ............................................................................ 1545.2.5 Diepgaand onderzoek over rehabilitatie na <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> ....... 1555.3 Korte samenvatting <strong>van</strong> de aanbevelingen 156Steunpunt Verkeersveiligheid 16 RA-2005-60


6. LITERATUURLIJST .................................................................... 158Steunpunt Verkeersveiligheid 17 RA-2005-60


Index 1972 = 1001 . T E N G E L E I D E : N A A R H E T H U I D I GO N D E R Z O E K S O P Z E T1.1 Situering <strong>van</strong> de problematiek1.1.1 Impact <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> de volksgezondheidVolgens <strong>een</strong> eerder gepubliceerd rapport dat de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> devolksgezondheid nagaat, blijkt die <strong>impact</strong> aanzienlijk (Lammar & Hens, 2003). Onder dedoodsoorzaken blijken <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>ten</strong> <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> andere ongevallen enaandoeningen en/of ziek<strong>ten</strong> <strong>een</strong> hoge positie in te nemen. Dit is ook het geval metverloren po<strong>ten</strong>tiële levensjaren als criterium <strong>van</strong> <strong>impact</strong>. Vooral demotorvoertuigongevallen nemen <strong>een</strong> heel belangrijke plaats in wat betreft devermijdbare en vroegtijdige doodsoorzaken in België. Niet enkel het aantal doden <strong>ten</strong><strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len is <strong>van</strong> belang, ook in termen <strong>van</strong> klach<strong>ten</strong> enbeperkingen <strong>ten</strong><strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> verkeersletsels is de <strong>impact</strong> <strong>op</strong> de gezondheid aanzienlijk.Om zicht te krijgen <strong>op</strong> de verkeers(on)veiligheid in België, kan beroep gedaan worden <strong>op</strong>de officiële statistieken <strong>van</strong> het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS). Uit dieverkeersstatistieken 1 kunnen omtrent mobiliteit in het algem<strong>een</strong> en verkeersonveiligheiden <strong>verkeersongeval</strong>len in het bijzonder rele<strong>van</strong>te data geëxtraheerd worden, zoals hetaantal geregistreerde motorvoertuigen, het aantal slachtoffers <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len,de aard <strong>van</strong> de weggebruikers, de leeftijd, de ernst <strong>van</strong> de verwondingen, ...2802602402202001801601401201001972 1975 1978 1981 1984 1987 1990 1993 1996 1999 2002JaarMotorvoertuigenVoertuigkilometersBron: FOD Mobiliteit en Vervoer.1 Daaronder vallen alle <strong>verkeersongeval</strong>len die gepaard gingen met lichamelijke letsels. <strong>De</strong> <strong>verkeersongeval</strong>lenmet uitslui<strong>ten</strong>d materiële schade zijn niet meer in de statistiek <strong>op</strong>genomen sinds 1973.Steunpunt Verkeersveiligheid 18 RA-2005-60


Figuur 1. Evolutie <strong>van</strong> het aantal motorvoertuigen en voertuigkilometers <strong>van</strong>1972 tot 2002-2003, uitgedrukt in index-cijfers.In de lo<strong>op</strong> der jaren brengen mensen steeds meer tijd door in hun voertuig. Een manierom de verhoogde mobiliteit uit te drukken is de evolutie <strong>van</strong> het aantal motorvoertuigenen voertuigkilometers weer te geven. Als de laatste geregistreerde cijfers oververkeersveiligheid in aanmerking genomen worden, ziet men <strong>een</strong> stijgende trend 2 . Uitfiguur 1 kan afgeleid worden dat voor het aantal geregistreerde voertuigen in 2003 <strong>een</strong>stijging met 119% waar te nemen in vergelijking met 1972. Voor het aantalvoertuigkilometers is er in 2002 <strong>een</strong> stijging <strong>van</strong> 184%. <strong>De</strong> verhoogde mobiliteit brengtmet zich mee dat er <strong>een</strong> verhoogd risico is <strong>op</strong> botsingen tussen voertuigen. <strong>De</strong>meerderheid <strong>van</strong> die botsingen zijn gelukkigerwijs licht en resulteren meestal in g<strong>een</strong> ofslechts lichte letsels. In het jaar 2001 vielen in België 66.780 verkeersslachtoffers,waaronder 1.486 doden, 8.949 ernstig gewonden en 56.345 lichtgewonden (cijfers NIS-BIVV 3 ). Procentueel gezien komt dit neer <strong>op</strong> 85% lichtgewonden <strong>ten</strong> <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> hettotaal aantal verkeersslachtoffers. Uit tabel 1 blijkt even<strong>een</strong>s dat het grootste percentage<strong>van</strong> die lichtgewonden terug te vinden is bij bestuurders <strong>van</strong> personenauto’s. <strong>De</strong> meestebotsingen betreffen ook één of meer personenauto’s. Een aanzienlijke groepverkeersslachtoffers zijn lichtgewonden bij <strong>een</strong> botsing tussen 1 of meerderepersonenauto’s. 56.345 lichtgewonden/jaar betekent even<strong>een</strong>s dat ongeveer 0,5% <strong>van</strong>de Belgische bevolking jaarlijks hiertoe behoort.2 Voor bepaalde gegevens zijn data ter beschikking tot het jaar 2002, voor andere tot 2003. Recenteregegevens zijn momenteel nog in bewerking.3 BIVV: Belgische Instituut voor de VerkeersVeiligheid.Steunpunt Verkeersveiligheid 19 RA-2005-60


Tabel 1. Aantal slachtoffers, volgens de aard <strong>van</strong> de weggebruiker en de ernst<strong>van</strong> de verwondingen voor het jaar 2001.DodendertigdagenErnstiggewondenLicht-gewondenTOTAALVoetgangers 158 703 2.775 3.636Fietsers 128 872 5.540 6.540Bromfietsers 63 970 6.530 7.563Motorfietsers 147 824 2.450 3.421Personenauto’s- Bestuurders6623.60123.98828.251- Passagiers2371.49911.89513.631Bussen 9 44 585 638Vrachtwagens 76 401 2.387 2.864Anderen enonbekenden6 35 195 236TOTAAL 1.486 8.949 56.345 66.780Bron: FOD Mobiliteit en Vervoer. Legende: Doden dertig dagen: doden + dodelijk gewonden (elkepersoon die overleed aan de <strong>gevolge</strong>n en dit binnen de dertig dagen na de datum <strong>van</strong> ditongeval, maar die niet is gestorven ter plaatse of voor <strong>op</strong>name in het ziekenhuis); Ernstiggewonden: elke persoon die in <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> gewond wordt en wiens toestand zodanig isdat <strong>een</strong> <strong>op</strong>name voor meer dan 24 uur in <strong>een</strong> ziekenhuis noodzakelijk is; Lichtgewonden: elkepersoon die in <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> gewond wordt en <strong>op</strong> wie de bepaling <strong>van</strong> dodelijk of ernstiggewonde niet <strong>van</strong> toepassing is.Dat deze botsingen <strong>van</strong> lichte aard zijn en initieel slechts lichte verwondingen met zichmeebrengen, impliceert niet dat ze niet kunnen resulteren in aanzienlijke pijn eninvaliditeit na het <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en <strong>van</strong> het letsel. <strong>De</strong>ze kunnen heel ingrijpend zijn voor zowel hetindividu als de samenleving (Nygren & Cassidy, 1995). Het is onbewezen dat lichteletsels steeds zouden resulteren in lage niveaus <strong>van</strong> ervaren pijn en beperkingen. <strong>De</strong>studie naar de <strong>gevolge</strong>n die verkeersslachtoffers ondervinden, is <strong>van</strong> belang om zicht tekrijgen over de gehele <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len.1.1.2 Letsel<strong>gevolge</strong>n en ernst: naar <strong>een</strong> geselecteerde pathologie en methodologieToekomstvoorspellingen geven aan dat bij <strong>een</strong> ongewijzigd beleid de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> deverkeersonveiligheid <strong>op</strong> de volksgezondheid eerder nog zal toenemen dan afnemen(Lammar & Hens, 2003). Daarbij is het belangrijk <strong>een</strong> duidelijk en specifiek beeld tekrijgen <strong>op</strong> de korte- en langetermijn<strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len en dit ook specifiekvoor verschillende letseltypes. In België zijn gegevens over welke letsels worden<strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en beschikbaar. Gegevens over hoe die letsels evolueren en in welke mate zij hetleven <strong>van</strong> het verkeersslachtoffer beïnvloeden, worden echter binnen de nationaleliteratuur genegeerd en zijn quasi onbestaande. Net die gegevens ontbreken om deSteunpunt Verkeersveiligheid 20 RA-2005-60


totale om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len te kennen. <strong>De</strong>langetermijn<strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> kunnen <strong>van</strong> mins<strong>ten</strong>s even groot belang<strong>op</strong> gezondheidskundig en beleidsmatig vlak zijn als de korte termijn<strong>gevolge</strong>n.a. Methodologie: meting <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het levenEr zijn veel studies over de effec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> letsels na <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>. <strong>De</strong> meestebeperken zich evenwel tot de puur medische <strong>gevolge</strong>n en definiëren herstel als hetverdwijnen <strong>van</strong> objectieve afwijkingen. Soms worden andere factoren ook in de studiebetrokken, zoals het voorkomen <strong>van</strong> psychisch lijden, graden <strong>van</strong> beperkingen in relatietot werk, duur <strong>van</strong> ziekteverlof en aantal hospitalisatiedagen (Haukeland, 1996). <strong>De</strong>zestudies vertonen dikwijls tekor<strong>ten</strong>. Vooral het ontbreken <strong>van</strong> de lange termijn<strong>op</strong>volgingvalt <strong>op</strong>. Klach<strong>ten</strong> kunnen ofwel pas maar in <strong>een</strong> later stadium <strong>op</strong>treden, ofwelzijn ze zo chronisch dat ze bui<strong>ten</strong> het bestuderingsvenster <strong>van</strong> <strong>een</strong> studie vallen. Eenbelangrijk deel <strong>van</strong> de gezondheids<strong>impact</strong> <strong>van</strong> verkeersonveiligheid blijft occult omdat delaattijdige en chronische klach<strong>ten</strong> <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len ongeregistreerdblijven. Hieronder vallen naast onder andere fysische klach<strong>ten</strong> die laattijdig <strong>op</strong>treden,ook de psychologische <strong>gevolge</strong>n, des te meer daar zij ook - en vaak laattijdig -voorkomen zonder dat er <strong>een</strong> lichamelijk letsel wordt <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en.Verkeersongevallen kunnen verschillende graden <strong>van</strong> beperkingen of invaliditeit met zichmeebrengen die <strong>een</strong> aanzienlijke tijd kunnen aanhouden of onomkeerbaar blijken.Fysische beperkingen kunnen in belangrijke mate de kwaliteit <strong>van</strong> het alledaagse levenbeïnvloeden, zo ook leveren psychologische factoren <strong>een</strong> bijdrage tot de verandering <strong>van</strong>verschillende domeinen <strong>van</strong> de levenskwaliteit. Er is veel individuele variatie maar deeffec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> zowel lichte als zwaardere letsels kunnen <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> iemand zijn 4leven groot zijn (Mayou, 1997).Na bestudering <strong>van</strong> de wereldliteratuur over de kwaliteit <strong>van</strong> het leven blijkt dat weinigbekend is over de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven. QOL 5studies betreffen vooral de kwaliteit <strong>van</strong> leven bij patiën<strong>ten</strong> met specifiekeziektetoestanden. In België zijn verkeersslachtoffers <strong>op</strong> die manier nog niet bestudeerd.In het bui<strong>ten</strong>land is deze groep slachtoffers ook maar in beperkte mate <strong>op</strong> gebied <strong>van</strong>QOL bestudeerd. <strong>De</strong>ze leemte is te wij<strong>ten</strong> aan verschillende factoren. Enerzijds - zoalshierboven aangegeven - veroorzaken de beperking <strong>van</strong> de langetermijn<strong>op</strong>volging en hetal dan niet voorkomen <strong>van</strong> bepaalde symptomen bij verkeersslachtoffers dit tekort.Anderzijds is de leemte te wij<strong>ten</strong> aan de slechts vrij recente ontwikkeling <strong>van</strong>betrouwbare methodes <strong>van</strong> levenskwaliteitsonderzoek (Bernheim, 1999; Brazier &<strong>De</strong>verill, 1999; Spilker, 1996). <strong>De</strong> onderschatting <strong>van</strong> de problematiek - dat<strong>verkeersongeval</strong>len <strong>een</strong> grote invloed kunnen uitoefenen <strong>op</strong> het kwaliteit <strong>van</strong> het leven -zou des te groter zijn indien de post-accidentele psychiatrische aandoeningen (posttraumaticstress disorder (ptsd) 6 , angst en/of depressie) in rekening worden gebracht. Bijongeveer één derde <strong>van</strong> de verkeersslachtoffers zouden degelijke aandoeningen ontstaan(Mayou, Bryant & Ehlers, 2001). <strong>De</strong>rgelijke psychiatrische aandoeningen hebben <strong>een</strong>even grote <strong>impact</strong> <strong>op</strong> de levenskwaliteit als andere onderzochte psychiatrische ofpsychosomatische syndromen en tas<strong>ten</strong> het subjectief welbevinden meer aan dansomatische aandoeningen (Rose, Scholler, Klapp & Bernheim, 1998). Het is duswaarschijnlijk dat <strong>verkeersongeval</strong>len niet all<strong>een</strong> <strong>een</strong> onderschatte morbiditeit enmortaliteit tot gevolg hebben, maar ook <strong>een</strong> langdurige en <strong>een</strong> tot hiertoeongeregistreerde aantasting <strong>van</strong> de levenskwaliteit.4 Met de bepaling ‘hij / zijn’ wordt ook verwezen naar ‘zij / haar’. In dit rapport wordt deze bepaling <strong>op</strong> diemanier verder gebruikt.5 QOL staat voor de Engelse benaming voor kwaliteit <strong>van</strong> het leven, ‘quality of life’. <strong>De</strong>ze afkorting komt in deliteratuur heel courant voor en zal verder in dit rapport ook gebruikt worden.6 Ptsd = posttraumatic stress disorder of in het Nederlands: ptss = posttraumatische stress stoornis.Steunpunt Verkeersveiligheid 21 RA-2005-60


. Het bijzondere geval <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>Verkeersslachtoffers in het algem<strong>een</strong> ondervinden vaak functionele beperkingen en <strong>een</strong>verminderde graad <strong>van</strong> welzijn in verschillende levensdomeinen (Haukeland, 1996).Motorvoertuigongevallen in het bijzonder veroorzaken veelvuldig tijdelijke en permanenteinvaliditeit. <strong>De</strong> letsels <strong>van</strong> dergelijke ongevallen bevinden zich <strong>op</strong> <strong>een</strong> ander niveau danandere letseltypes, zoals sport- en werkgerelateerde letsels (Nordhoff, 1996). <strong>De</strong>gemiddelde verzuimduur voor <strong>verkeersongeval</strong>len bedraagt 16 dagen en ligt boven hetgemiddelde <strong>van</strong> 11 dagen voor alle ongevallen - <strong>verkeersongeval</strong>len, arbeidsongevallen,privé-ongevallen en sportblessures - tezamen (Mulder, Bloemhof, Harris, <strong>van</strong> Kampen &Schoots, 1995). Als aut<strong>op</strong>assagiers vergeleken worden met andere verkeersdeelnemerskomt naar voor dat ze ook <strong>op</strong> het vlak <strong>van</strong> psychisch leed slechter scoren wat betreftptsd en fobische reisangst. Van de auto-inzit<strong>ten</strong>den die betrokken waren in <strong>een</strong> ongeval,heeft 38% <strong>een</strong> jaar na het ongeval nog gezondheidsklach<strong>ten</strong>, waar<strong>van</strong> 6% <strong>van</strong> ernstigegraad. Uit dit onderzoek volgde ook dat <strong>een</strong> hoog percentage (83%) persisterendeklach<strong>ten</strong> ontstaat bij gewonde personen met betrekkelijk lichte verwondingen. Weliswaarkomen de letsels met <strong>een</strong> lage ernstgraad het meeste voor, maar toch is het <strong>op</strong>merkelijkdat ernstig gewonden nauwelijks hogere klach<strong>ten</strong>percentages scoren (Clay, 1986). Uitverschillende andere studies blijkt dat ongeveer 6 tot 12% <strong>van</strong> de slachtoffers <strong>van</strong>motorvoertuigongevallen significante invaliditeit vertonen (Nordhoff, 1996).Daarbij is de locatie <strong>van</strong> de letsels <strong>van</strong> belang en bepalend voor het ontstaan <strong>van</strong>persisterende klach<strong>ten</strong> (Clay, 1986). Onder andere hebben letsels aan de nek <strong>een</strong> grotekans om in invaliditeit te resulteren (Norin, 1997). Figuur 2 geeft het risico weer tot <strong>een</strong>invaliditeit <strong>van</strong> <strong>ten</strong>minste 1% per lichaamsregio na <strong>een</strong> licht letsel <strong>ten</strong><strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong> (Nordhoff, 1996). Het valt <strong>op</strong> dat vooral bij nek- en rugletsels <strong>een</strong> hoogrisico <strong>op</strong> invaliditeit bestaat. Passagiers rapporteren ook frequenter blijvende pijn die ingrote mate bestaat uit nek- en andere musculo-skeletale klach<strong>ten</strong> (Mayou et al., 2001).Samenvat<strong>ten</strong>d kan gesteld worden dat het voornamelijk bij auto-inzit<strong>ten</strong>den <strong>op</strong>valt datnekletsels <strong>een</strong> veel voorkomend letseltype zijn die <strong>een</strong> belangrijke beperking en/ofinvaliditeit met zich meebrengen.Steunpunt Verkeersveiligheid 22 RA-2005-60


Minor Injury0,350,30,30,250,20,190,150,10,070,080,060,050Skull/Brain Neck Spine Lower Extremity Upper ExtremityLegende: AIS-1: Abbreviated Injury Scale 7Figuur 2. Risico voor auto-inzit<strong>ten</strong>den om <strong>een</strong> ≥ 1% invaliditeit <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong><strong>van</strong> lichte letsels per lichaamsregio te ontwikkelen (Nordhoff, 1996).Een studie <strong>van</strong> <strong>een</strong> Engelse spoedgevallendienst toonde aan dat 65% <strong>van</strong> de slachtoffers<strong>van</strong> <strong>een</strong> botsing nekletsels had (Olney & Marsen, 1986). Het meest frequente letseltype<strong>van</strong> de nek dat bij motorvoertuigongevallen voorvalt, is <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel ofnekverstuiking 8 (Carroll, 2000). Het is de meest frequente aandoening <strong>van</strong>motorvoertuiginzit<strong>ten</strong>den die <strong>op</strong> spoeddiens<strong>ten</strong> behandeld worden (Quinlan, Annest,Myers, Ryan & Hill, 2004). <strong>De</strong> voornaamste nektraumata resulteren uit <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>(zweepslag). Een <strong>whiplash</strong> bestaat in <strong>een</strong> snelle voor-achterwaartse beweging <strong>van</strong> denek door <strong>een</strong> plotse versnelling <strong>van</strong> het lichaam t.o.v. het hoofd. Whiplash wordt hetvaakst <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en bij botsingen bij <strong>een</strong> lage snelheid (meestal bij k<strong>op</strong>-staartbotsingen).Die <strong>impact</strong> kan <strong>een</strong> letsel veroorzaken dat vervolgens kan leiden tot <strong>whiplash</strong>geassocieerdestoornissen (WAD 9 ), <strong>een</strong> waaier <strong>van</strong> klach<strong>ten</strong> die met het <strong>whiplash</strong>letselsamenhangen (Eck, Hodges & Humphreys, 2001; Mayou & Radanov, 1996; Spitzer et al.,1995). Er is sprake <strong>van</strong> chronische WAD wanneer 6 maanden of langer na hetongevaltrauma het klach<strong>ten</strong>patroon nog aanwezig is. In de meeste gevallen wordt dit na<strong>een</strong> jaar geëvalueerd (Freeman et al., 1999). WADs zijn <strong>een</strong> belangrijkvolksgezondheidskundig probleem. In de VS resulteert 1 miljoen <strong>op</strong> de 13 miljoenjaarlijkse auto-ongevallen in <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>, met <strong>een</strong> geschatte kost <strong>van</strong> 40 miljoen dollar(Cabbell & Papad<strong>op</strong>oulos, 1996; Sturzenegger et al., 1994). Die kost is vrijwel geheel tewij<strong>ten</strong> aan chronische WAD. Voor Eur<strong>op</strong>a zouden de kos<strong>ten</strong> <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels <strong>op</strong>l<strong>op</strong>entot ongeveer 10 miljard Euros per jaar (Otte, Pohlemann & Blauth, 1998; Radanov &Dvorak, 1996).Na <strong>een</strong> 1-jarige follow-up <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> vonden Radanov en collega’s (1994) dat5% <strong>van</strong> de patiën<strong>ten</strong> <strong>een</strong> zekere invaliditeit vertoonde, terwijl 24% nog altijd te lijdenhad onder bepaalde letselgerelateerde symptomen. Negen % werd definitiefwerkonbekwaam en 38% tijdelijk (William & Young, 2001). Slachtoffers <strong>van</strong> autoongevallenmet nekletsels namen aanzienlijk meer ziekteverlof dan slachtoffers metnekletsels <strong>van</strong> andere oorsprong (Nordhoff, 1996). Een studie die 5.000 <strong>whiplash</strong>gevallenanalyseerde, heeft zelfs aangetoond dat ongeveer 25% <strong>een</strong> chronische invaliditeitontwikkelde (Nordhoff, 1996). Er zijn bovendien ook duidelijke aanwijzingen dat <strong>whiplash</strong>meer dan andere traumata aanleiding kan geven tot sinistrose 10 en andere chronische7 Internationaal systeem om letsels <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> botsingen tussen voertuigen te categoriseren.8 In het volgend deel <strong>van</strong> het rapport wordt uitgebreid teruggekomen <strong>op</strong> de termen <strong>whiplash</strong>, nekverstuiking,<strong>whiplash</strong> geassocieerde stoornissen of <strong>whiplash</strong> associated disorders (WAD) en de chronische variant <strong>van</strong>dergelijke nekletsels.9 WAD is de afkorting <strong>van</strong> ‘Whiplash associated disorders’10 Sinistrose: pathologisch gedrag <strong>van</strong> iemand die <strong>een</strong> ongeluk heeft gehad en weigert te erkennen dat hijgenezen is, soms uit motieven <strong>van</strong> ziektegewin, soms zuiver psychologisch.Steunpunt Verkeersveiligheid 23 RA-2005-60


klach<strong>ten</strong>patronen (Barsky & Borus, 1999; Cassidy et al., 2000; Obelieniene et al., 1999;Pearce, 1999; Schrader et al., 1996).1.2 Aandachtspun<strong>ten</strong> binnen het huidige onderzoeks<strong>op</strong>zetIn België werd maar beperkte aandacht geschonken aan de boven omschrevenproblemen. In de eerste plaats gaat de beleidsaandacht naar verkeersdoden en ernstiggewonden die <strong>op</strong> het eerste zicht het meest waarschijnlijk zware <strong>gevolge</strong>n met zichmeebrengen. Hierboven wordt er<strong>op</strong> gewezen dat letsels die initieel als minder ernstigebeoordeeld werden, niet altijd leiden tot weinig of minder zware <strong>gevolge</strong>n.Verkeersslachtoffers die enkel ambulant behandeld worden, maken immers <strong>een</strong>belangrijk aandeel uit <strong>van</strong> de personen die met blijvende klach<strong>ten</strong> of invaliditeitgeconfronteerd worden. Vooral bij <strong>whiplash</strong> worden de letsels doorgaans als lichtbeoordeeld en soms in eerste instantie genegeerd of gebagatelliseerd. Whiplashgerelateerde klach<strong>ten</strong> ontwikkelen zich vaak pas na enige tijd. Dit heeft tot gevolg dat er<strong>een</strong> onderrapportage <strong>van</strong> de problematiek is. <strong>De</strong> verkeersslachtoffers met klach<strong>ten</strong> alsgevolg <strong>van</strong> nekletsels zijn niet altijd gemakkelijk <strong>op</strong> te sporen, maar de vaststelling datze vrij frequent voorkomen, is <strong>een</strong> voldoende aanwijzing om <strong>een</strong> verhoogde aandacht terechtvaardigen. Omdat er duidelijke aanwijzingen zijn dat <strong>whiplash</strong> kan resulteren inernstige chronische klach<strong>ten</strong> en/of invaliditeit, en het probleem onderschat wordt, wordtge<strong>op</strong>teerd voor chronische <strong>whiplash</strong>gevallen als de primair te bestuderen p<strong>op</strong>ulatie in ditonderzoek naar de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> de levenskwaliteit.<strong>De</strong> nadruk leggen <strong>op</strong> het me<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de levenskwaliteit <strong>van</strong> deze personen brengt <strong>een</strong>duidelijke meerwaarde met zich mee. In de eerste plaats werd in België via dezemethode naar <strong>een</strong> verkeersp<strong>op</strong>ulatie nog g<strong>een</strong> onderzoek gevoerd. Bovendien is QOLmeting <strong>een</strong> interessante methode die aangewend kan worden om <strong>een</strong> beeld te krijgen<strong>van</strong> de letselernst en de <strong>gevolge</strong>n <strong>op</strong> langere termijn bij verkeersslachtoffers (Lammar &Hens, 2003), in dit onderzoek meerbepaald <strong>whiplash</strong>slachtoffers. In hoofdstuk 3 wordtverder ingegaan <strong>op</strong> de meerwaarde <strong>van</strong> dit onderzoeks<strong>op</strong>zet.Steunpunt Verkeersveiligheid 24 RA-2005-60


2 . S T A T U S Q U E S T I O N E S : W H I P L A S H2.1 Theoretische achtergrond2.1.1 Historiek <strong>van</strong> de term “<strong>whiplash</strong>”Een <strong>whiplash</strong> betekent letterlijk <strong>een</strong> “zweepslag”. Volgens Pearce (1994) werd de termvoor het eerst in 1928 gebruikt door Dr. Harold E. Crow <strong>op</strong> <strong>een</strong> bij<strong>een</strong>komst <strong>van</strong> de‘Western Orth<strong>op</strong>edic Association’. Crow omschreef het als ‘<strong>een</strong> plotselinge acceleratiedeceleratiekracht die <strong>een</strong> “zweepachtig effect” uitoefent <strong>op</strong> de nek en de bovenste delen<strong>van</strong> de romp afkomstig <strong>van</strong> externe krach<strong>ten</strong>’ (geciteerd in Mainz et al., 2001, p.4). Kortnadat de term in de medisch-we<strong>ten</strong>schappelijke literatuur geïntroduceerd werd, rezen alcontroversen. Zo stelde <strong>een</strong> zekere Bosworth dat ‘de diagnose vaag en helemaalonwe<strong>ten</strong>schappelijk is’ (geciteerd in Mainz et al., 2001, p.4). <strong>De</strong> term die origineelbedoeld was als de beschrijving <strong>van</strong> <strong>een</strong> onfysiologische beweging, had allengs <strong>een</strong>diagnostische betekenis gekregen. Later, in 1963 gaf Crow zelf toe dat de term‘ongelukkig gekozen’ was, omdat zijn bedoeling enkel de beschrijving <strong>van</strong> <strong>een</strong> bewegingwas, niet de omschrijving <strong>van</strong> <strong>een</strong> ziekte-entiteit (Hyde, 1992). Whiplash is desondankstot <strong>op</strong> heden de meest gebruikte term voor de diagnose nekverstuiking e.d. Dit gebruikblijft bekritiseerd (Nordhoff, 1996). Whiplash impliceert hoofdzakelijk <strong>een</strong> de vluggehoofd- en nekbeweging die voorkomt bij <strong>een</strong> k<strong>op</strong>-staartbotsing. <strong>De</strong> term <strong>whiplash</strong> wordtechter ook toegepast om (1) <strong>een</strong> halsverrekking, <strong>een</strong> halsverstuiking, flexieletsels,uitrekkingsletsels,…; (2) de verschillende mechanismen over hoe de halsverrekking of -verstuiking veroorzaakt wordt, en (3) de <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> de <strong>impact</strong> zelf aan te duiden. Hetlijkt er<strong>op</strong> dat <strong>whiplash</strong> om het even welke betekenis krijgt die iemand beslist eraan tegeven (Hyde, 1992).2.1.2 Glossarium en poneren <strong>van</strong> duidelijke definitiesWegens de onduidelijkheid over het gebruik <strong>van</strong> de term is het voor deze studieaangewezen <strong>een</strong> duidelijke definitie te poneren. Wij gebruiken de definities <strong>van</strong> de‘Quebec Task Force on Whiplash’ (Cassidy et al., 1995):‘<strong>whiplash</strong> is <strong>een</strong> acceleratie-deceleratie mechanisme met energieoverdracht naar de nek. Dat kan het gevolg zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong> k<strong>op</strong>staartbotsingof <strong>van</strong> <strong>een</strong> voertuigbotsing met zijdelinge <strong>impact</strong>, maarkan ook voorkomen bij het duiken en andere ongevallen. <strong>De</strong> <strong>impact</strong> kanresulteren in letsels <strong>van</strong> de b<strong>een</strong>deren of <strong>van</strong> de weke delen <strong>van</strong> de nek(<strong>whiplash</strong>letsel). Op zijn beurt kan dit leiden tot tal <strong>van</strong> klinischemanifestaties (<strong>whiplash</strong> geassocieerde stoornissen).’ 11<strong>De</strong> ‘Quebec Task Force on Whiplash’ houdt zich dus aan de orthodoxe definitie <strong>van</strong><strong>whiplash</strong> als <strong>een</strong> fysi<strong>op</strong>athologisch mechanisme. Sommigen (Cesarani et al., 1996a;Ferrari & Russell, 2003; Moog et al., 2002; Sartori et al., 2003) gebruiken de term‘<strong>whiplash</strong>syndroom’ als benaming <strong>van</strong> de klinische diagnose. Het <strong>whiplash</strong>syndroom11 Vrije vertaling <strong>van</strong> Cassidy et al. (1995, p. 22S): “Whiplash is an acceleration-deceleration mechanism ofenergy transfer to the neck. It may result from rear-end or side-<strong>impact</strong> motor vehicle collisions, but can alsooccur during diving or other mishaps. The <strong>impact</strong> may result in bony or soft-tissue injuries (<strong>whiplash</strong> injury),which in turn may lead to a variety of clinical manifestations (Whiplash - Associated Disorders -WAD)”.Steunpunt Verkeersveiligheid 25 RA-2005-60


wordt gekenmerkt door <strong>een</strong> cluster <strong>van</strong> klach<strong>ten</strong> en symptomen, zoals nekpijn,hoofdpijn, beperking <strong>van</strong> hoofdbewegingen en cognitieve aantasting die het gevolg zijn<strong>van</strong> plotselinge krach<strong>ten</strong> <strong>op</strong> de nek… 12 (Stovner, 1996). <strong>De</strong>ze omschrijving komt over<strong>een</strong>met ‘<strong>whiplash</strong> geassocieerde stoornissen’, WAD (Whiplash-Associated Disorders), <strong>een</strong>waaier <strong>van</strong> klach<strong>ten</strong> die met het <strong>whiplash</strong>letsel samenhangen. WAD bevat<strong>ten</strong>verscheidene klach<strong>ten</strong> en symptomen waarmee <strong>een</strong> klassering in vijf graden <strong>van</strong> ernstgedefinieerd wordt (zie tabel 2). Bij elke graad <strong>van</strong> ernst (te beginnen bij graad I)kunnen klach<strong>ten</strong> aanwezig zijn zoals doofheid, duizeligheid, oorsuizen, hoofdpijn,geheugenverlies, slikstoornissen en pijn in het temporomandibulair gewricht. <strong>De</strong> WADbetreffen zowel pijnsyndromen in de hoofd- en halsstreek, met inbegrip <strong>van</strong> hetkaakgewricht, klach<strong>ten</strong> die in verband staan met het zenuwstelsel zoalsevenwichtsproblemen en cognitieve stoornissen, als psychische klach<strong>ten</strong> zoals depressie.Er is sprake <strong>van</strong> chronische WAD wanneer 6 maanden of langer na het ongevaltrauma deklach<strong>ten</strong> nog steeds aanwezig zijn. In de meeste gevallen wordt dit na <strong>een</strong> jaargeëvalueerd (Cabbell & Papad<strong>op</strong>oulos, 1996; Freeman et al., 1999).Tabel 2. Klinische classificatiesysteem: indeling <strong>van</strong> WAD in graden <strong>van</strong> ernst.GraadKlach<strong>ten</strong> en afwijkingen0 g<strong>een</strong> klach<strong>ten</strong>, g<strong>een</strong> subjectieve en objectieve afwijkingen.IIIpijn, stijfheid en gevoeligheid in nek, maar g<strong>een</strong> objectieveafwijkingen.nekklach<strong>ten</strong> en andere klach<strong>ten</strong> <strong>van</strong> het houdings- enbewegingsapparaat (bijvoorbeeld afgenomen mobiliteit,drukpuntgevoeligheid).III nekklach<strong>ten</strong> en neurologische uitvalsverschijnselen(bijvoorbeeld afgenomen of verdwenen peesreflexen,spierzwakte en sensorische stoornissen).IVnekklach<strong>ten</strong> en fracturen of dislocaties.Bron: Quebec Task Force Clinical Classification of Whiplash-Associated Disorders (Spitzer et al.,1995).Samenvat<strong>ten</strong>d kan gesteld worden dat <strong>whiplash</strong> verwijst naar het mechanisme; het<strong>whiplash</strong>letsel is het letsel aan de nek zelf, bvb. nekverstuiking, nekverrekking,…;WAD doelt <strong>op</strong> de klach<strong>ten</strong> en symptomen die <strong>op</strong>treden na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>, <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong><strong>whiplash</strong>letsels. In dit rapport zal verder “<strong>whiplash</strong>” gebruikt worden als oorzaak <strong>van</strong> <strong>een</strong>letsel. Om het geheel <strong>van</strong> de problematiek aan te duiden, wordt ge<strong>op</strong>teerd voor de term<strong>whiplash</strong>problematiek. In tabel 3 wordt <strong>een</strong> overzicht gegeven <strong>van</strong> de termen en hunbetekenis die in dit werkstuk gehanteerd zullen worden. <strong>De</strong>ze betekenisverlening geldtvoor het volledige rapport en heeft niet de bedoeling te gelden voor de algemeneliteratuur.12 <strong>De</strong>finities <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>syndroom zijn even<strong>een</strong>s controverseel. Dit is deels te wij<strong>ten</strong> aan de veleverschillende combinaties <strong>van</strong> symptomen.Steunpunt Verkeersveiligheid 26 RA-2005-60


Tabel 3. Nosografie en glossarium: overzicht <strong>van</strong> de gebruikte termen en hunbetekenis binnen de <strong>whiplash</strong>problematiek met verwijzing naar de tekst.NosografischeindelingGlossarium Betekenis Verwij-zingEtiologieVerkeersongeval<strong>De</strong> oorzaak <strong>van</strong> de <strong>whiplash</strong>:- k<strong>op</strong>-staartbotsing2.2.1- botsingen metzijdelinge <strong>impact</strong>- frontale botsingPathogeneseWhiplashOntstaansmechanisme: <strong>een</strong>acceleratie-deceleratie mechanismemet energie overdrachtnaar de nek.2.2.2Afwijkingen Whiplashletsel Het letsel aan de nek zelf:- fracturen of dislocaties- letsels aan de wekedelen <strong>van</strong> de nek:nekverstuiking, -verrekking, ontstekingsreacties,...- ...2.2.3KliniekWhiplashgeassocieerdestoornissen(WAD)Het syndroom (klinischekenmerken): het geheel <strong>van</strong>- klach<strong>ten</strong>- symptomen2.2.4- functiestoornissenChronischeWADHet klach<strong>ten</strong>patroon is na zesmaanden nog steeds bestaande.2.2.5 &2.3Steunpunt Verkeersveiligheid 27 RA-2005-60


2.2 <strong>De</strong> <strong>whiplash</strong>problematiek2.2.1 Oorzaak <strong>van</strong> de <strong>whiplash</strong> (etiologie)Een <strong>whiplash</strong>letsel is het meest frequente letsel dat bij motorvoertuigongevallenvoorkomt (Cassidy et al., 2000; Carroll, 2000). Een <strong>whiplash</strong> wordt het meest <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>enbij botsingen bij <strong>een</strong> lage snelheid (Nordhoff 1996; Nygren & Cassidy, 1997; <strong>van</strong>Kampen, 2000). Volgens Castro en collega’s (1997) geldt dit voor ongeveer 65% <strong>van</strong> de<strong>whiplash</strong>letsels. <strong>De</strong>ze botsingen beperken zich niet enkel tot k<strong>op</strong>-staartbotsingen, integenstelling met vroegere noties (Gargan et al., 1997; Nordhoff 1996; Nygren &Cassidy, 1997; <strong>van</strong> Kampen, 2000). Volgens verscheidene onderzoekers (Richter et al.,2004; von Koch et al., 1995; Morris & Thomas, 1996) komen de meeste <strong>whiplash</strong>letselsvoor in frontale botsingen of botsingen met meerdere aanrijdingen. Kullgren et al. (2000)stellen dat 1/3 <strong>van</strong> alle <strong>whiplash</strong>letsels voorkomen in frontale botsingen. In <strong>een</strong>onderzoek <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>slachtoffers <strong>van</strong> Richter et al. (2004) betrof slechts 15% <strong>een</strong>pure k<strong>op</strong>-staartbotsing. Een <strong>whiplash</strong> kan dus <strong>op</strong>treden bij botsingen <strong>van</strong>uit verschillenderichtingen.2.2.2 Ontstaansmechanismena. Fysi<strong>op</strong>athologisch mechanisme <strong>van</strong> het letselVia experimentele studies en computermodellen kan de <strong>op</strong>volging <strong>van</strong> bewegingenduidelijk geregistreerd worden. Bij ‘dummies (p<strong>op</strong>pen)’ en vrijwilligers die zich aangecontroleerde botsingen blootstellen, kan de sequentie <strong>van</strong> bewegingen <strong>van</strong> romp,schouders, nek en hoofd bij versnelling en vertraging bestudeerd worden (zie figuur 3).In geval <strong>van</strong> k<strong>op</strong>-staartbotsingen wordt door de <strong>impact</strong> het aangereden voertuig naarvoor versneld, wat (na ongeveer 100 msec) gevolgd wordt door <strong>een</strong> gelijkaardigeversnelling <strong>van</strong> de romp en schouders, geïnduceerd door de zetel <strong>van</strong> het voertuig. Hethoofd en de nek blijven statisch in de ruimte, wat resulteert in <strong>een</strong> krachtigeachterwaartse uitrekking (ex<strong>ten</strong>sie) <strong>van</strong> de nek terwijl de schouders voorafgaandelijkonder het hoofd naar voor verschoven zijn. Na de uitrekking is de traagheid <strong>van</strong> hethoofd overwonnen en wordt het tevens naar voor versneld. Dit passieve fenom<strong>een</strong> kanversterkt worden door <strong>een</strong> reflectoire actief-musculaire naar-voren buiging (anteflexie)<strong>van</strong> het hoofd, die de passieve beweging <strong>van</strong> het hoofd versterkt. <strong>De</strong> nek gedraagt zichdan als <strong>een</strong> hefboom en forceert zich <strong>op</strong> die manier in <strong>een</strong> verbuiging. <strong>De</strong> krach<strong>ten</strong> dieinwerken zijn aanzienlijk. Er ontstaat dus, samengevat, <strong>een</strong> nekverstuiking <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong><strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>op</strong><strong>een</strong>volgende brutale hyperex<strong>ten</strong>sie en <strong>een</strong> reflectieve hyperflexie <strong>van</strong> de hals(Eck et al., 2001).Steunpunt Verkeersveiligheid 28 RA-2005-60


Bron: PMRF's Whiplash-Associated Disorders: A Comprehensive Syllabus (B.C. WhiplashInitiative, 1998).Figuur 3. Hoofd – nekbewegingen na <strong>een</strong> k<strong>op</strong>-staartbotsing.Recent wordt bovenstaande hypothese – dat <strong>whiplash</strong>letsels het resultaat zijn <strong>van</strong>hyperex<strong>ten</strong>sieletsels – betwist <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de bevindingen <strong>van</strong> verscheidenebiomechanische studies. Panjabi en collega’s (1998) vonden tijdens <strong>een</strong>laboratoriumexperiment <strong>een</strong> tweefasische reactie <strong>van</strong> de cervicale wervelkolom bij <strong>een</strong>k<strong>op</strong>-staart<strong>impact</strong>. In <strong>een</strong> eerste fase neemt de wervelkolom <strong>een</strong> S-vorm aan, met flexiehoog-cervicaal en hyperex<strong>ten</strong>sie laag-cervicaal. In <strong>een</strong> tweede fase vindt ex<strong>ten</strong>sie plaats<strong>op</strong> alle niveaus <strong>van</strong> de wervelkolom. Het <strong>whiplash</strong>letsel zou ontstaan in de eerste fase.Het patroon <strong>van</strong> beweging – dat de nekwervels <strong>een</strong> bepaalde S-beweging zouden maken– verschilt <strong>van</strong> de normale fysiologische beweging en zou <strong>een</strong> rol spelen in deontwikkeling <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels (Grauer et al., 1997; Kaneoka et al., 1999; Panjabi etal., 1998). Hier verder in detail treden ligt bui<strong>ten</strong> het onderzoeks<strong>op</strong>zet 13 . Daarom wordtook niet verder ingegaan <strong>op</strong> het mechanisme bij botsingen <strong>van</strong> <strong>een</strong> andere aard, zoalsfrontale of zijwaartse botsingen.b. Beïnvloedende factoren <strong>op</strong> het ontstaansmechanismeBepaalde factoren kunnen <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel verhinderen of initieel minder ernstigmaken, zoals goed afgestelde hoofdsteunen, <strong>een</strong> goede rugleuning, ... Technieken rondverkeersveiligheid moe<strong>ten</strong> <strong>een</strong> integraal deel uitmaken <strong>van</strong> de preventie <strong>van</strong><strong>whiplash</strong>letsels. <strong>De</strong> primaire en secundaire preventie zijn in de eerste plaats verkeers- enautotechnisch. Door het schenken <strong>van</strong> de nodige aandacht aan de infrastructuur, deverkeersgeleiding en de verkeersinformatie (primaire preventie) en door <strong>een</strong> verbetering<strong>van</strong> technische kenmerken <strong>van</strong> autovoertuigen (secundaire preventie) kunnen veel <strong>van</strong>de <strong>whiplash</strong>letsels voorkomen worden (<strong>van</strong> Kampen, 2000; Navin et al., 2000). <strong>De</strong>belangrijkste preventiemaatregel bestaat in het vermijden <strong>van</strong> nekverstuiking door <strong>een</strong>adequater gebruik <strong>van</strong> hoofdsteunen (<strong>van</strong> Kampen, 2000; Ferrari, 2001). Terwijlverbeteringen aan autovoertuigen de ernst <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels kunnen verminderen -wanneer <strong>een</strong> botsing in de eerste plaats voorkomt - kunnen <strong>whiplash</strong>-inducerendebotsingen door verhoging <strong>van</strong> de verkeersveiligheid in de eerste plaats vermeden worden(Navin et al, 2000). Tabel 4 geeft kort de autogebonden factoren aan die <strong>een</strong> invloedkunnen uitoefenen <strong>op</strong> het mechanisme.13 Voor <strong>een</strong> goed overzicht <strong>van</strong> studies en meer uitleg omtrent dergelijke studies, zie Eck et al. (2001). Voor<strong>een</strong> detaillistische beschrijving en uitleg <strong>van</strong> het mechanisme, zie Cesarani et al. (1996b).Steunpunt Verkeersveiligheid 29 RA-2005-60


Tabel 4. Autogebonden factoren die <strong>een</strong> rol kunnen spelen <strong>op</strong> het ontstaan<strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>.AutogebondenfactorHoofdsteun &rugleuningVeiligheidsgordel &airbagsReferentiesChapline et al., 2000Ferrari, 2001Haland et al., 1996Lauwerence & Siegmund,2000Olsson et al., 1990O’Neill, 1999<strong>van</strong> Kampen, 2000Allen et al., 1985<strong>De</strong>ans et al., 1987Teifke et al., 1993Inhoud▪ Hoofdsteunen <strong>op</strong> dejuiste hoogteverminderen hetrisico tot<strong>whiplash</strong>letsels.▪ Een (te) schuinestand <strong>van</strong> derugleuning speelt <strong>een</strong>ongunstige rol.▪ Veel epidemiologischestudies gevenaan dat veiligheidsgordels<strong>een</strong> verhoogdrisico geven <strong>op</strong> licht<strong>een</strong> gemiddelde<strong>whiplash</strong>letsels.Hoofdsteun & rugleuningOmtrent het gebruik <strong>van</strong> de hoofdsteunen en de rugleuning zijn al tal <strong>van</strong> studies<strong>op</strong>gezet. Haland en collega’s (1996) suggereren dat de voertuigzetel het grootsteveiligheidsmiddel is voor de preventie of de verlichting <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels. Ze spelenalleszins <strong>een</strong> grote rol in de veiligheid bij botsingen aan <strong>een</strong> lage snelheid (Lawrence &Siegmund, 2000). <strong>De</strong> meeste aandacht gaat daarbij uit naar de hoofdsteunen.Hoofdsteunen zijn in de eerste plaats ontworpen om te vermijden dat het hoofd inhyperex<strong>ten</strong>sie gaat wanneer het voertuig <strong>van</strong> achteren geraakt wordt (Eck et al., 2001).Niet enkel de hoofdsteun zelf, maar ook de stand <strong>van</strong> de zetel speelt <strong>een</strong> rol. Indien dezetel teveel achterover staat en <strong>een</strong> hoofdsteun <strong>op</strong> de juiste plaats ontbreekt, is er veelmeer ruimte voor hyperex<strong>ten</strong>tie. Als het hoofd vrij kan bewegen, kan deze <strong>een</strong>bewegingsamplitude halen <strong>van</strong> 120 graden, terwijl de normale maximalebewegingsamplitude slechts 70 graden bedraagt. Het is dan niet verwonderlijk dat deweke delen <strong>van</strong> de nek uitgerekt worden, waar<strong>op</strong> verscheidene studies gewezen hebben.Bovendien is niet enkel de aanwezigheid <strong>van</strong> <strong>een</strong> hoofdsteun belangrijk; ook moet dehoofdsteun goed afgesteld worden. <strong>De</strong> stand <strong>van</strong> hoofdsteunen is in vele gevallenongeschikt. Zo bleek uit <strong>een</strong> studie <strong>van</strong> O’Neill (1999) die de auto’s in parkeergaragesonderzocht, dat meer dan de helft <strong>van</strong> de verstelbare hoofdsteunen in hun lage positiewerden gela<strong>ten</strong>.Veiligheidsgordel & airbagsHoewel de verbeterde veiligheid <strong>van</strong> auto-inzit<strong>ten</strong>den door middel <strong>van</strong> gordels en airbagsgeleid heeft tot <strong>een</strong> verminderde frequentie <strong>van</strong> letsels die gerelateerd zijn aan autoongevallen,is de frequentie <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels in de laatste jaren toegenomen (Richteret al., 2004). Controverse bestaat er over het al dan niet voordelig zijn <strong>van</strong> het gebruik<strong>van</strong> veiligheidsgordels om <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel te voorkomen of enigszins te verlich<strong>ten</strong>.Veiligheidsgordels zijn nuttig om <strong>een</strong> persoon <strong>op</strong> zijn plaats te houden bij <strong>een</strong> frontaleSteunpunt Verkeersveiligheid 30 RA-2005-60


<strong>impact</strong>. Bij <strong>een</strong> achteraanrijding zijn ze minder nuttig (Eck et al., 2001).Veiligheidsgordels redden levens maar terzelfder tijd verhogen ze ook het risico totverstuikingen en/of verrekkingen (Nordhoff et al., 1996). In <strong>een</strong> studie <strong>van</strong> Allen encollega’s (1985) met 758 slachtoffers <strong>van</strong> <strong>een</strong> auto-ongeval met en zonderveiligheidsgordel hadden de individuen die <strong>een</strong> veiligheidsgordel droegen twee maal meerkans <strong>op</strong> letsels <strong>van</strong> de weke delen <strong>van</strong> de nek dan de individuen die g<strong>een</strong>veiligheidsgordel droegen. Teifke en collega’s (1993) deden <strong>een</strong> gelijkaardig onderzoekmet 386 individuen, waar bij degenen met <strong>een</strong> veiligheidsgordel meer <strong>whiplash</strong>letselsvoorkwamen dan bij degenen zonder (13.9% vs. 5.1%). Het dragen <strong>van</strong> <strong>een</strong> gordelverkleint de kans <strong>op</strong> <strong>een</strong> hoofdletsel, maar vergroot de kans <strong>op</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letseldoordat het lichaam tegen de stoel gedrukt blijft en het hoofd vrij h<strong>een</strong> en weer slingert.Hierdoor worden de nekwervels sterker belast.2.2.3 Letsels <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> de <strong>impact</strong>Betreffende de <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>impact</strong>, meer bepaald de anatomische structuren diebeschadigd kunnen worden, bestaat veel controverse. <strong>De</strong> <strong>impact</strong>, de <strong>whiplash</strong> zelf, kan -eerder zelden - beschadiging teweegbrengen aan bot<strong>ten</strong>, of – vaker - aan de weke delen<strong>van</strong> de nek. Wat betreft de aantasting <strong>van</strong> anatomische structuren zijn de resulta<strong>ten</strong> <strong>van</strong>studies naar de <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong> veelal niet <strong>een</strong>duidig. Overzichtsartikelennoemen <strong>een</strong> groot aantal mogelijk beschadigde anatomische structuren (Barnsley et al.,1994a; Bogduk, 1986): de facetgewrich<strong>ten</strong>, tussenwervelschijven, spieren, ligamen<strong>ten</strong>,atlanto-axiale gewrich<strong>ten</strong>, cervicale wervels, het temporomandibulair gewricht en dehersenen.a. Fracturen of dislocatiesIn de eerste plaats kan via beeldvorming (röntgen-, computertomografische of nucleairemagnetische resonantie <strong>op</strong>namen) nagegaan worden of er g<strong>een</strong> bot<strong>ten</strong> gebroken ofverschoven zijn (fracturen of dislocaties). <strong>De</strong>ze komen echter eerder zelden voor. In <strong>een</strong>retrospectieve studie <strong>van</strong> 200 patiën<strong>ten</strong> die <strong>een</strong> schadevergoeding eis<strong>ten</strong> na <strong>een</strong><strong>whiplash</strong>letsel vertoonde toch 10% fracturen of dislocaties (Van Goethem et al., 1996).b. Letsels aan de weke delen <strong>van</strong> de nekVeel vaker zouden beschadigingen voorkomen aan de weke delen (spieren, pezen,gewrichtskapsels, gewrichtbanden, zenuwen en bloedva<strong>ten</strong>) <strong>van</strong> de nek. In zo’n geval iser sprake <strong>van</strong> <strong>een</strong> nekverstuiking (neck sprain) of nekverrekking (neck strain). Dit zijnechter veelal uitsluitingsdiagnoses, want beeldvormingstudies vlak na het ongevalvertonen meestal g<strong>een</strong> afwijkingen die plei<strong>ten</strong> voor letsels aan de weke delen <strong>van</strong> de nek(Ronnen et al., 1996). <strong>De</strong> studies die zich eerder <strong>op</strong> de rol <strong>van</strong> de spieren en deligamen<strong>ten</strong> na de <strong>impact</strong> hebben geconcentreerd, <strong>op</strong>peren de mogelijkheid <strong>van</strong>spierletsels (Brault et al., 2000; Magnusson et al., 1999; Shea et al., 1992). <strong>De</strong>nekspieren trekken brutaal samen als reflectoire respons, waardoor spierletsels kunnenontstaan (Brault et al., 2000). Die onderzoekers schrijven het <strong>whiplash</strong>syndroomhoofdzakelijk toe aan letsels <strong>van</strong> spieren of ligamen<strong>ten</strong> in de nek (neck sprain) omdatbewijzen <strong>van</strong> letsels aan het skelet of het zenuwstelsel over het algem<strong>een</strong> ontbreken(Stovner, 1996).Steunpunt Verkeersveiligheid 31 RA-2005-60


c. Problematiek <strong>van</strong> de detectie <strong>van</strong> het letselExperimentele studies en post-mortemstudies hebben tal <strong>van</strong> letsels aangetoond dieverantwoordelijk kunnen zijn voor de symptomen <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel (Bogduk &Yoganandan, 2001). Via medische beeldvormingtechnieken worden deze letsels echtervaak niet geïdentificeerd. Er bestaat ook nog altijd onvoldoende inzicht in het<strong>whiplash</strong>mechanisme in biomechanisch <strong>op</strong>zicht. <strong>De</strong> mechanismen waardoor de klach<strong>ten</strong>ontstaan, zijn nog gro<strong>ten</strong>deels hypothetisch. <strong>De</strong> weke delen <strong>van</strong> de hals, maar ook deperifere zenuwen en het centrale zenuwstelsel kunnen traumata <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en. Ze zijn echterslechts aannemelijk, want zij kunnen met de huidige technische diagnosemiddelenslechts uitzonderlijk aangetoond worden (Cesarani et al., 1996a). Dit komt duidelijk totuiting als de nadruk <strong>op</strong> het klinisch onderzoek en de beeldvormingstudies gelegd wordt.Voor de meerderheid <strong>van</strong> de patiën<strong>ten</strong> die <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong> hebben <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en kunnenhedendaagse technieken nog steeds g<strong>een</strong> diagnostisch uitsluitsel geven. <strong>De</strong><strong>whiplash</strong>problematiek blijft onduidelijk door de ondetecteerbaarheid <strong>van</strong> objectieveletsels.Samenvat<strong>ten</strong>d kan gesteld worden dat talrijke letsels het gevolg kunnen zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong><strong>whiplash</strong>. Even talrijk en divers zijn de symptomen die eruit voortvloeien. <strong>De</strong>verschillende combinaties <strong>van</strong> symptomen leiden <strong>op</strong> hun beurt tot verschillendesyndromen die in de literatuur verschillende omschrijvingen krijgen (bv. cervicaalsyndroom, traumatisch cervicaal syndroom, cervico-cefalisch syndroom, cervicaalbrachiaalsyndroom,...) (Cesarani et al., 1996a). Verschillende traumamechanismenwaarnaar met <strong>whiplash</strong> gerefereerd wordt, kunnen verschillende typen <strong>van</strong> discreteletsels veroorzaken, waar<strong>van</strong> elk gerelateerd is aan <strong>een</strong> bepaald klinisch beeld (Stovner,1996).2.2.4 Klinische kenmerken: symptomen en klach<strong>ten</strong><strong>De</strong> klach<strong>ten</strong> na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong> ontstaan meestal binnen enkele uren na het ongeval. Nietieder<strong>een</strong> rapporteert dezelfde klach<strong>ten</strong> en die klach<strong>ten</strong> verschillen sterk in ernst. <strong>De</strong>meest voorkomende klach<strong>ten</strong> zijn pijn in de nek en het achterhoofd, uitstralend naar deschouders en soms ook naar de armen, hoofdpijn, vermoeidheid, misselijkheid,duizeligheid, evenwichtstoornissen, concentratieproblemen, lichtschuwheid enslaapproblemen (zie tabel 5). In de eerste momen<strong>ten</strong> na het ongeval staat desymptomatologie, gekenmerkt door pijn in de cervicale en occipitale (achterhoofd)regio’s, met inbegrip <strong>van</strong> de schoudergordel en de rug <strong>op</strong> de voorgrond. <strong>De</strong> in<strong>ten</strong>siteitpiekt meestal in de uren en dagen na de <strong>impact</strong> (Meani et al., 1996). <strong>De</strong> aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong>symptomen is in de typische gevallen voor enkele uren uitgesteld en ze verslechterenover <strong>een</strong> periode <strong>van</strong> 24 tot 48 uren (Mayou & Radanov, 1996) 14 . Als de fysischeklach<strong>ten</strong> lang aanhouden, kunnen er ook psychische klach<strong>ten</strong> als angst, onzekerheid,somberheid, prikkelbaarheid en slapeloosheid ontstaan.14 <strong>De</strong>ze kinetiek is compatibel met deze <strong>van</strong> de zogenaamde laattijdige ontstekingsreactie, zoals bekend in deallergologie en traumatologie Dit komt neer <strong>op</strong> <strong>een</strong> gradueel <strong>op</strong> gang komende cascade <strong>van</strong> cellulairgemedieerde,amplificerende inflammatoire mechanismen.Steunpunt Verkeersveiligheid 32 RA-2005-60


Tabel 5. Frequente klach<strong>ten</strong> <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel.Klach<strong>ten</strong>KenmerkenNek- en rugpijn Ontstaan binnen 6 uren: 65%24 uren: 28%72 uren: 7%Hoofdpijn• spierspanningstype• occipitale neuralgie• pijn geassocieerd met het temporomandibulairegewricht• migraineOorklach<strong>ten</strong> • evenwichtsstoornissen met of zonder vertigo 150%• ‘floating’ sensaties 35%• tinnitus 2 14%• gehoorverslechtering 5%Paresthesieën 3SpierzwakheidCognitieve stoornissenVisuele stoornissen• brachiale plex<strong>op</strong>athie• cervicale radicul<strong>op</strong>athie• brachiale plex<strong>op</strong>athie• cervicale radicul<strong>op</strong>athie• geheugendefec<strong>ten</strong>, aandachtstoornissen• irritatie, nervositeit• vermoeidheid• slaapstoornissen• persoonlijkheidsveranderingen• convergentiedefec<strong>ten</strong>• beschadiging <strong>van</strong> achter<strong>een</strong>volgende ofsaccadische bewegingen• Horner syndroom 4• oculomotorische verlammingBron: Meola & Sansone (1996). Legende: 1 Vertigo: het gevoel dat u zelf of uw omgevingronddraait, zeker wanneer u uw hoofd draait. 2 <strong>De</strong> perceptie <strong>van</strong> geluid in de oren of het hoofdzonder de aanwezigheid <strong>van</strong> <strong>een</strong> externe geluidsbron. 3 Abnormale huidsensaties. 4 Aantasting<strong>van</strong> de sympathicuszenuw in het halsgebied met als gevolg pupilvernauwing, afzakking <strong>van</strong> hetbovenste ooglid en inzakking <strong>van</strong> de oogbol in de oogkassen.<strong>De</strong> klach<strong>ten</strong> en symptomen <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel kunnen samengebracht worden in deverzamelterm WAD. <strong>De</strong> diverse symptomen komen in tal <strong>van</strong> combinaties voor. Ze zijnzoals uit Tabel 5 blijkt <strong>van</strong> orth<strong>op</strong>edische, neurologische, equilibriometrisch,neur<strong>op</strong>sychologische,... oorsprong. Whiplash is dus <strong>een</strong> verzameling <strong>van</strong> pathologisch<strong>een</strong>titei<strong>ten</strong> die extreem verschillend zijn in hun entiteit, prognose en behandeling (Meaniet al., 1996). Over het algem<strong>een</strong> is het klinische beeld wel <strong>op</strong>merkelijk consis<strong>ten</strong>t, in dieSteunpunt Verkeersveiligheid 33 RA-2005-60


zin dat er weinig klinische tekens zijn (Sturzenegger et al., 1994). <strong>De</strong> vaak voorkomendealgemene symptomen en tekens die geassocieerd zijn met <strong>whiplash</strong>letsels zijn nek- enrugpijn, hoofdpijnen en duizeligheid; meer zeldzame klach<strong>ten</strong> zijn visuele symptomen,torticollis 15 , kortdurende algemene amnesie.Radanov en collega’s (1992) onderscheiden twee klinische condities <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong><strong>whiplash</strong>letsels naargelang <strong>van</strong> het niveau <strong>van</strong> de voornaamste letsels: <strong>een</strong> ‘cervicoencephalitischsyndroom’, gekenmerkt door hoofdpijn, vermoeidheid, duizeligheid,cognitieve problemen en <strong>een</strong> verstoorde aanpassing aan lichtin<strong>ten</strong>siteit en <strong>een</strong> ‘laagcervicaal ruggemergsyndroom’ met hoofdzakelijk nek- en armpijn. In deze tweede groepworden minder cognitieve problemen geobserveerd.2.2.5 Prognosea. Duur <strong>van</strong> de klach<strong>ten</strong>Het natuurlijke belo<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> geassocieerde stoornissen (WAD) kan ingedeeldworden in verschillende tijdfasen na het ongeval (zie tabel 6). Het normalegenezingsproces houdt in dat ongeveer 75% <strong>van</strong> de slachtoffers na <strong>een</strong> maand (in deeerste 3 fasen) weer normaal kan functioneren. Na deze periode komt er <strong>een</strong> kritischefase voor het ontstaan <strong>van</strong> chronische klach<strong>ten</strong>. Wanneer mensen na drie weken niethersteld zijn en nog klach<strong>ten</strong> ondervinden, is er sprake <strong>van</strong> <strong>een</strong> vertraagd herstel. Dithoudt weliswaar nog niet in dat ze chronische klach<strong>ten</strong> zullen ontwikkelen. Wanneeriemand langer dan 6 maanden klach<strong>ten</strong> heeft, is er sprake <strong>van</strong> chroniciteit <strong>van</strong> WAD. <strong>De</strong>ene persoon ondervindt g<strong>een</strong> enkele hinder <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>, <strong>een</strong> ander heeft klach<strong>ten</strong>gedurende enkele weken en weer <strong>een</strong> ander blijft klach<strong>ten</strong> houden. Het onmiddellijkeverlo<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> ongecompliceerd letsel is vaak kortstondig en goedaardig, maar bij <strong>een</strong>significant aantal gevallen persisteren de klach<strong>ten</strong> en symptomen (Mayou & Radanov,1996).Er bestaan zeer uit<strong>een</strong>l<strong>op</strong>ende cijfergegevens over de prognose <strong>van</strong> WAD. Stovner(1996) stelt dat 6 maanden na het ongeval 50 tot 80% g<strong>een</strong> klach<strong>ten</strong> meer heeft.Freeman en collega’s (1998) rapporteren uit hun lezing <strong>van</strong> de literatuur dat 19 tot 60%<strong>van</strong> de patiën<strong>ten</strong> na 6 maanden wel nog klach<strong>ten</strong> heeft. Uit tabel 6, naar Nederlandsegegevens kan afgeleid worden dat bij 80% <strong>van</strong> de mensen de klach<strong>ten</strong> binnen de 3maanden zouden verdwijnen. Slechts <strong>een</strong> klein percentage heeft na <strong>een</strong> jaar nogklach<strong>ten</strong>. Anderen beweren dan weer dat na <strong>een</strong> half jaar tot de helft <strong>van</strong> de slachtoffersnog één of meer klach<strong>ten</strong> vertoont. <strong>De</strong>ze gegevens illustreren het gebrek aan<strong>een</strong>duidigheid betreffende de prognose <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>. Verder zal ook nog blijken dat hetaantal gerapporteerde <strong>whiplash</strong>gevallen die chronische klach<strong>ten</strong> hebben ontwikkeld, zeerverschillend is over landen en regio’s.15 Torticollis: onvrijwillige contracteren <strong>van</strong> de nekspieren die leiden tot abnormale houdingen enbewegingsbelemmering <strong>van</strong> het hoofd.Steunpunt Verkeersveiligheid 34 RA-2005-60


Tabel 6. Tijdfasen na het ongeval: tijdsperiode en percentage personen datnog klach<strong>ten</strong> ondervindt.Fase Interval na het ongeval % met klach<strong>ten</strong>Fase 1 Tot 4 dagen 50%Fase 2 4 tot 21 dagen 35%Fase 3 22 tot 45 dagen 25%Fase 4 46 tot 180 dagen 20%Fase 5 meer dan 6 maanden 15%Bron: Brochure Fysiotherapie Daalmeer, Fysiotherapie en <strong>whiplash</strong> (2003).htpp://www.fysiotherapiedaalmeer.nl/daalmeerfolders.htmlb. Aard <strong>van</strong> de klach<strong>ten</strong>Tabel 7. Prevalentie <strong>van</strong> klach<strong>ten</strong> en symptomen onmiddellijk (tot < 4 weken)en zes maanden na het ongeval.Symptomen Onmiddellijk Zes maandenNekpijn 90-100% 10-45%Verminderde beweging <strong>van</strong> de nek 40-95% 14%Hoofdpijn 50-90% 8-30%Gevoeligheid voor licht 30-80%Pijn in schouder en arm 40-70% 5-25%Duizeligheid 20-70% 3-20%Concentratieproblemen 20-60% 5-21%Vermoeidheid 60%Angst 45-50% 5-12%Afgenomen gezichtsvermogen 20-45% 3%<strong>De</strong>pressieve klach<strong>ten</strong> 45% 5-10%Rugpijn 35%Slapeloosheid 35%Prikkelbaarheid 20% 9-14%Prikkelingen in de hand(paresthesi<strong>een</strong>)10-15%Verlies libido 7%Bron: Stovner, 1996.Steunpunt Verkeersveiligheid 35 RA-2005-60


<strong>De</strong> klach<strong>ten</strong> na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel zijn niet enkel uit<strong>een</strong>l<strong>op</strong>end qua duur, maar ook quapatroon. <strong>De</strong> meest voorkomende symptomen onmiddellijk na het ongeval zijn nekpijn,<strong>een</strong> verminderde mobiliteit <strong>van</strong> de nek en hoofdpijn. Hiernaast kunnen minder vaak ookfotofobie (lichtschuwheid), duizeligheid, concentratiestoornissen en vermoeidheid<strong>op</strong>treden. Zes maanden na het ongeval wordt naast nekpijn en <strong>een</strong> verminderdemobiliteit <strong>van</strong> de nek, hoofdpijn frequent aangegeven, in de meeste gevallen afkomstig<strong>van</strong> de nek en uitstralend naar het aangezicht, vaak rond de ogen (Lord et al., 1994).Daarnaast worden ook nog pijn in schouders en armen, duizeligheid,concentratieproblemen en <strong>een</strong> verhoogde irritatie gerapporteerd (zie tabel 7). <strong>De</strong>zeproblemen kunnen het dagelijks functioneren ernstig belemmeren en het lijdt g<strong>een</strong> twijfeldat veel mensen hieraan, naast gezondheids- en emotionele schade, ook financiëleschade ondervinden door bijvoorbeeld ziekteverzuim of het missen <strong>van</strong> kansen in hunlo<strong>op</strong>baan. Persisterende klach<strong>ten</strong> hebben kunnen sociale <strong>gevolge</strong>n hebben zoalsbeperkingen en participatieproblemen in het werk, de huishoudelijke activitei<strong>ten</strong> ensport.2.2.6 Epidemiologische gegevensa. Epidemiologie <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letselsIn de geïndustrialiseerde landen betekenen <strong>whiplash</strong>letsels <strong>een</strong> significantvolksgezondheidsprobleem. Een <strong>whiplash</strong>letsel is het meest voorkomende letsel dat volgt<strong>op</strong> botsingen tussen motorvoertuigen. Bovendien is het <strong>een</strong> belangrijke oorzaak <strong>van</strong>chronische beperkingen en las<strong>ten</strong> (Cassidy et al., 2000). Hoewel <strong>whiplash</strong>letsels slechtszeer zelden levensbedreigend zijn, kunnen ze significante langetermijn<strong>gevolge</strong>n met zichmeebrengen. WAD zijn <strong>een</strong> internationaal medico-legaal en sociaal twistpunt geworden inde samenleving (Ferrari & Russell, 1999). Ondanks de talrijke preventieve stappen diedoor de automobielsector en de overheden zijn genomen, blijven <strong>whiplash</strong>letsels <strong>een</strong>groot probleem (Benoist & Rouaud, 2002).Sinds midden jaren ’80 wordt <strong>een</strong> traag, maar constant stijgende trend waargenomen inde aandacht die aan de <strong>whiplash</strong>problematiek geschonken wordt. Die groeiende interesseis ontstaan door de escalerende las<strong>ten</strong>, invaliditei<strong>ten</strong> en compensatiekos<strong>ten</strong> die<strong>whiplash</strong>letsels met zich meebrengen. Steeds meer aandacht wordt geschonken aan degrootte <strong>van</strong> de problematiek, meer bepaald aan de incidentie en prevalentie 16 <strong>van</strong><strong>whiplash</strong>letsels (Côté et al., 2003). Volgens <strong>een</strong> uitgebreide review <strong>van</strong> de literatuur <strong>van</strong><strong>whiplash</strong> door de Quebec Task Force in 1995 is er nog te weinig gewe<strong>ten</strong> over deepidemiologie <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels (Spitzer et al., 1995). Tot 1998 waren er volgens Côtéet al., (2003) g<strong>een</strong> betrouwbare gegevens beschikbaar over de incidentie <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>.<strong>De</strong> cijfergegevens die wel ter beschikking staan, zijn in de meeste gevallen afgeleid <strong>van</strong>het aantal ingediende verzekeringsschadeclaims in <strong>een</strong> bepaald land. Die data geven nietnoodzakelijk het werkelijk voorkomen <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels weer 17 . <strong>De</strong> jaarlijkseincidentiecijfers <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels per land en per werelddeel l<strong>op</strong>en zeer uit<strong>een</strong>. Zijvariëren bijna tienvoudig <strong>van</strong> 13 (Nieuw-Zeeland) over 70 (Quebec) tot 106 (Victoria,staat in Australië) per 100.000 inwoners per jaar (Mills & Horne, 1986). Anderen(Barnsley et al., 1993a) schat<strong>ten</strong> de jaarlijkse incidentie <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels <strong>op</strong> ongeveer4 per 1.000 personen. Voor Nederland wordt het aantal nieuwe patiën<strong>ten</strong> met <strong>een</strong><strong>whiplash</strong> geschat <strong>op</strong> 94 tot 188 per 100.000 inwoners per jaar (Bekkering et al., 2001).<strong>De</strong>ze cijfers zijn <strong>op</strong>merkelijk verschillend <strong>van</strong> vele voorgaande cijfers. Dit kan in zekeremate verklaard worden omdat ze <strong>van</strong> <strong>een</strong> andere soort bron afkomstig zijn, namelijk <strong>van</strong>16 Incidentie: het aantal nieuwe gevallen die <strong>op</strong>duiken in <strong>een</strong> gegeven periode in <strong>een</strong> gespecificeerdep<strong>op</strong>ulatie; prevalentie: het aantal slachtoffers in <strong>een</strong> gedefinieerde p<strong>op</strong>ulatie.17 Voor meer informatie omtrent vertekeningen die kunnen <strong>op</strong>treden bij de dataverzameling <strong>van</strong><strong>whiplash</strong>slachtoffers, zie tekstbox 1Steunpunt Verkeersveiligheid 36 RA-2005-60


ongevalstatistieken. In Nederland vallen er jaarlijks bij <strong>verkeersongeval</strong>len ongeveer15.000 slachtoffers met <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel, waar<strong>van</strong> ongeveer 5.000 zich voorspoedeisende hulp in <strong>een</strong> ziekenhuis melden. Daarnaast zijn er nog 10.000 slachtoffersmet andere nekklach<strong>ten</strong> 18 (Kennisbank SWOV, 2004). <strong>De</strong>ze aantallen<strong>whiplash</strong>slachtoffers zijn aanzienlijk groter dan het aantal slachtoffers dat afgeleid wordt<strong>van</strong> ongevalgegevens, wat wijst <strong>op</strong> <strong>een</strong> <strong>een</strong> moeilijke herkenbaarheid <strong>van</strong> dit typeslachtoffers en onderregistratie 19 .b. Epidemiologie <strong>van</strong> WADOpmerkelijke epidemiologische contras<strong>ten</strong> werpen <strong>een</strong> beeld <strong>op</strong> het divers natuurlijkverlo<strong>op</strong> <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> en de ontwikkeling <strong>van</strong> chronische <strong>gevolge</strong>n. In Canada, VerenigdeSta<strong>ten</strong>, Australië, Frankrijk, Italië, Japan, Nederland, Ierland, de Scandinavische landenen Zwitserland zijn er grote aantallen <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> die chronische pijn rapporteren.In Duitsland, Griekenland, Litouwen, Nieuw-Zeeland en Singapore lijken zowat alle<strong>whiplash</strong>slachtoffers die acute pijn hadden gerapporteerd zich binnen enkele weken albeter te voelen (Ferrari, 1999). Er is g<strong>een</strong> reden <strong>op</strong> te denken dat in Litouwen <strong>whiplash</strong>anders zou voorkomen dan in de rest <strong>van</strong> de wereld, maar chronische symptomenworden daar <strong>op</strong>merkelijk minder gerapporteerd. Litouwen gaat door voor <strong>een</strong> land waarweinig kennis of verwachtingen zouden bestaan over de mogelijkheid dat <strong>een</strong><strong>whiplash</strong>letsel tot chronische symptomen kan leiden. Verzekeringen zijn er zeldzaam, laatstaan therapeutische gem<strong>een</strong>schappen. Het is interessant te observeren dat<strong>verkeersongeval</strong>sslachtoffers in Litouwen g<strong>een</strong> hoger risico hebben tot WAD dan dealgemene bevolking (Schrader et al., 1996). Ook in Griekenland en Duitsland is deprognose <strong>van</strong> <strong>een</strong> acute <strong>whiplash</strong> <strong>op</strong>vallend goed. In vergelijking met Australië zijn er inSingapore en Nieuw-Zeeland tevens <strong>op</strong>merkelijk minder personen die chronische<strong>gevolge</strong>n rapporteerden en dat bij <strong>een</strong> gelijkaardig aantal acute <strong>whiplash</strong>gevallen (Ferrari& Russell, 1999). In Canada verschilt het voorkomen <strong>van</strong> eisen voor schadevergoedingen<strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong> over verschillende provincies en verzekeringsstelsels. In1987 was de incidentie <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>claims in Quebec onder <strong>een</strong> no-fault (nietaansprakelijkheids-)systeem 70 <strong>op</strong> 100,000 inwoners. In Saskatchewan, dat <strong>op</strong>ereertonder <strong>een</strong> tort (benadelings-) systeem waren er 700 <strong>op</strong> 100,000 <strong>whiplash</strong>claims (Spitzeret al., 1995). Meer recent is in Saskatchewan de incidentie gedaald sinds overgeschakeldwerd naar <strong>een</strong> no-fault systeem (Cassidy et al., 2000).Verschillen in het voorkomen <strong>van</strong> chronische <strong>gevolge</strong>n wijzen <strong>op</strong> de invloed <strong>van</strong> sociaaleconomischeof culturele verschillen. Vooral financieel gewin naargelang <strong>van</strong> hetverzekeringssysteem dat in <strong>een</strong> land wordt gehanteerd, lijkt <strong>een</strong> invloed te hebben <strong>op</strong>het aantal gerapporteerde gevallen. Cassidy en collega’s (2000) concludeerden dat deincidentie en prognose <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel gerelateerd zou zijn aan het in aanmerkingkomen voor financiële compensatie voor pijn en lijden. Na veranderingen in hetwettelijke systeem die dergelijke compensatie elimineerden was er <strong>een</strong> verlaagdeincidentie <strong>van</strong> WAD en <strong>een</strong> verbeterde prognose <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>. <strong>De</strong> grote variatie in hetaantal personen die klach<strong>ten</strong> rapporteren en het tekort aan duidelijk diagnostischestudies, hebben geleid tot discussie betreffende de validiteit <strong>van</strong> WAD. Gedurende delaatste 10 jaar evolueerde de kijk <strong>op</strong> <strong>whiplash</strong> <strong>van</strong> zijnde <strong>een</strong> hoofdzakelijk biologischeziekte naar <strong>een</strong> complex construct dat door biologische, psychologische, sociale, legal<strong>een</strong> economische factoren beïnvloed wordt (Côté et al., 2001). 20 Zoals WAD in sommigelanden onbekend blijft zo was dat gro<strong>ten</strong>deels het geval 10 jaar geleden in Nederland enBelgië. Ook <strong>van</strong>daag nog vinden veel mensen die lijden aan <strong>whiplash</strong>letsels nauwelijksgehoor.18 Voor <strong>een</strong> deel zal het daarbij ook om hetzelfde soort klach<strong>ten</strong> gaan als bij echte <strong>whiplash</strong>.19 Zie ondermeer tekstbox 1.20 Voor <strong>een</strong> uitgebreidere bespreking, zie 2.3 en verderSteunpunt Verkeersveiligheid 37 RA-2005-60


c. Epidemiologische gegevens in BelgiëOm <strong>een</strong> zicht te krijgen <strong>op</strong> het voorkomen <strong>van</strong> WAD, kunnen <strong>op</strong> verschillende manierengegevens gegenereerd worden. Er kan gebruik gemaakt worden <strong>van</strong> data <strong>van</strong> (1)verzekeraars; (2) ziekenhuizen; (3) nationale statistieken / verkeerspolitiegegevens; (4)p<strong>op</strong>ulatiestudies en (5) veldonderzoek (Nygren, 2000). <strong>De</strong> verschillende manieren <strong>van</strong>dataverzameling hebben elk hun voor- en nadelen, naargelang <strong>van</strong> het type informatiedat men wil genereren. Als de nadruk <strong>op</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel zelf en de ontwikkelingen na<strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel wordt gelegd, m.a.w. als men aan letselonderzoek wil doen en deprognose <strong>van</strong> het letsel, dan zijn studies uitgevoerd met patiën<strong>ten</strong> <strong>van</strong> ziekenhuizen heelrele<strong>van</strong>t. Data afkomstig <strong>van</strong> verzekeringmaatschappijen en <strong>van</strong> politiediens<strong>ten</strong> zulleneerder <strong>een</strong> specifieke groep bestuderen 21 . Als men uitspraken wil doen over hetvoorkomen <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels in de algemene bevolking, dan zijn de studies diesteekproeven <strong>van</strong> de gehele p<strong>op</strong>ulatie bevragen <strong>van</strong> toepassing. In België zijn dergelijkestudies tot <strong>op</strong> heden niet uitgevoerd. <strong>De</strong> officiële ongevalstatistieken <strong>van</strong> het NISregistreren de verschillende letseltypes na <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> niet. Ook kan er langsandere weg of gebruik makend <strong>van</strong> andere bronnen g<strong>een</strong> zicht <strong>op</strong> de epidemiologie <strong>van</strong><strong>whiplash</strong> verkregen worden.Tekstbox1. Vertekeningen bij dataverzameling over <strong>whiplash</strong>slachtoffersEr bestaan g<strong>een</strong> <strong>een</strong>duidige en betrouwbare cijfers betreffende de epidemiologie <strong>van</strong><strong>whiplash</strong>, <strong>whiplash</strong>letsels en WAD . Verschillende aspec<strong>ten</strong> spelen daar <strong>een</strong> rol in.Vooral de wijze waar<strong>op</strong> data verzameld wordt, heeft <strong>een</strong> invloed. Het is belangrijk tewe<strong>ten</strong> waaruit <strong>een</strong> steekproef <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> getrokken wordt. Verschillen inselectie kunnen deels verklaren waarom er grote verschillen zijn tussen landen overhet voorkomen <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>.1) Bepaalde studies analyseren gegevens <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>slachtoffers diegerekruteerd worden uit <strong>een</strong> p<strong>op</strong>ulatie <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> die <strong>een</strong>verzekeringsschadeclaim hebben ingediend voor hun letsel. Een voorbeeld<strong>van</strong> <strong>een</strong> dergelijke studie is deze door Côté en collega’s (2003) inSaskatchewan. Het aantal schadeclaims voor <strong>whiplash</strong>letsels wordt sterkbeïnvloed door de momentele en lokale bekoombaarheid <strong>van</strong> <strong>een</strong>schadevergoeding. (Cassidy et al., 2000). Schadevergoedingsgewin leidt allichttot overrapportering.Daar staat tegenoverdat lang niet alle <strong>whiplash</strong>slachtoffers<strong>een</strong> verzekeringsschadeclaim indienen, wat tot . onderrapporteringleidt. Erbestaat g<strong>een</strong> internationale consis<strong>ten</strong>tie over de aangifte <strong>van</strong> ongevallen,verzekeringen of compensatieprocedures (Barnsley, 2000). <strong>De</strong>gegevensverzameling via verzekerings-organisaties leveren vertekendecijfergegevens over het voorkomen <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>.2) Andere studies maken gebruik <strong>van</strong> nationale ongevalstatistieken diemeestal gebaseerd zijn <strong>op</strong> politieregistratie. Ook in dit geval treden erproblemen <strong>op</strong>. Er is vaak in nationale ongevalstatistieken - al dan niet bewust -<strong>een</strong> selectieve aandacht voor de acuut meer ernstig gewonden <strong>ten</strong><strong>gevolge</strong> <strong>van</strong><strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>. Er wordt namelijk <strong>van</strong> uitgegaan dat bij hen de meeste,de langdurigste en/of de ernstigste <strong>gevolge</strong>n <strong>op</strong>treden. <strong>De</strong>ze veronderstelling isniet noodzakelijk juist. Whiplashletsels zijn in eerste instantie nietlevensbedreigend. Ze scoren initieel <strong>op</strong> de ernstschaal niet hoog, maar ditimpliceert niet dat er g<strong>een</strong> ernstige, en langdurige <strong>gevolge</strong>n kunnen <strong>op</strong>tredenwaaraan zowel voor het individu als voor de volksgezondheidszorg <strong>een</strong> grotekost verbonden kan zijn (<strong>van</strong> Kampen & Wesemann, 2002). Vervolgens wordenletsels <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> vaak niet goed gecodeerd, als zeüberhaupt al worden gecodeerd. In België worden letseltypes niet gecodeerd in21 Zie voor verdere toelichting, tekstbox 1Steunpunt Verkeersveiligheid 38 RA-2005-60


de ongevalsstatistieken. Er wordt enkel <strong>een</strong> onderverdeling gemaakt naar deernst <strong>van</strong> de verwondingen. Ook geven de officiële statistieken niet alle<strong>verkeersongeval</strong>len weer. Dat is deels te wij<strong>ten</strong> aan het feit dat niet bij alle<strong>verkeersongeval</strong>len de politie <strong>op</strong>geroepen wordt. In Zweden was het zo dat hetmeest frequente letsel, verrekking <strong>van</strong> de nek, het meest voorkwam in deongevallen die niet door de politie werd geregistreerd (Nygren, 2000). Indienze er wel bijgehaald worden en deletseltypes geclassificeerd worden, wil ditniet zeggen dat het correct gedaan werd. Die classificaties vertonen vaaktekor<strong>ten</strong>. Whiplashletsels zullen in dit geval ondergerapporteerd zijn.Verscheidene studies hebben aangetoond dat politiedata inadequaat zijn zowelqua aantal als qua betrouwbaarheid (Quinlan et al., 2004).3) In andere studies maakt men gebruik <strong>van</strong> ziekenhuisdata om <strong>whiplash</strong> tebestuderen (onder andere Mayou & Bryant, 2002; Quinlan et al., 2004).Hetzelfde probleem als hierboven komt <strong>op</strong>nieuw voor, namelijk dat er maar<strong>een</strong> deel <strong>van</strong> de <strong>whiplash</strong>gevallen geïncludeerd worden, meer bepaald diewelke na <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> in <strong>een</strong> ziekenhuis <strong>op</strong>genomen worden.<strong>De</strong>rgelijke studies kunnen informatie geven over de bezetting in <strong>een</strong> ziekenhuis<strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>slachtoffers na <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>, het letselpatroon, deproblemen die eruit voortvloeien, de behandeling,… In het algem<strong>een</strong> worden<strong>whiplash</strong>slachtoffers niet in <strong>een</strong> ziekenhuis <strong>op</strong>genomen (<strong>van</strong> Kampen, 2000).Vooral de minder ernstige gevallen vallendaardoor bui<strong>ten</strong> beschouwing. <strong>De</strong>prevalentie en incidentie <strong>van</strong> verkeersslachtoffers die <strong>whiplash</strong>letsels hebben<strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en, kunnen bijgevolg <strong>op</strong> die manier moeilijk berekend worden (Nygren,2000).4) Om diverse <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> te kunnen bereiken, kan er beroep gedaanworden <strong>op</strong> spoeddiens<strong>ten</strong> <strong>van</strong> ziekenhuizen. Whiplash wordt vaak binnen<strong>een</strong> spoeddienst geobserveerd. Het is de meest frequente aandoening <strong>van</strong>motorvoertuiginzit<strong>ten</strong>den die <strong>op</strong> spoeddiens<strong>ten</strong> behandeld worden (Quinlan etal., 2004). Het onderzoek via spoeddiens<strong>ten</strong> gesuggereert dat het probleem<strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels veel groter is dan geobserveerd wordt via de anderemethoden <strong>van</strong> gegevensverzameling. Opnieuw worden echter niet alle<strong>whiplash</strong>gevallen bereikt. <strong>De</strong>genen die zich niet aanmelden in <strong>een</strong> dienstspoedgevallen vallen hier ook uit de boot. Sommigen daar<strong>van</strong> zoeken g<strong>een</strong>enkele medische hulp voor hun letsels; anderen gaan naar hun huisdokter ofrechtstreeks naar <strong>een</strong> specialist. Dit kan onder andere het gevolg zijn <strong>van</strong> delaattijdige <strong>op</strong>komst <strong>van</strong> klach<strong>ten</strong>(de Mol & Heijer, 1996; Kischka et al., 1991;Got<strong>ten</strong>, 1956), en draagt ook bij onderregistratie(Ferrando et al., 2000)...Klinische symptomen ontwikkelen zich immers vaak over <strong>een</strong> periode <strong>van</strong> 48uur (<strong>De</strong>insberger et al., 2000). Een andere probleem dat rijst bijgegevensverzameling binnen <strong>een</strong> ziekenhuisp<strong>op</strong>ulatie, is de diagnosestelling.Steeds was er onduidelijkheid over het gebruik <strong>van</strong> de term <strong>whiplash</strong> ben overzijn betekenis. Doelt de term enkel <strong>op</strong> het mechanisme of kan hij tevensgebruikt worden als <strong>een</strong> diagnose? Whiplash als <strong>een</strong> diagnose gebruiken is nietcorrect. <strong>De</strong> term slaat puur <strong>op</strong> de beweging die de nek maakt bij <strong>een</strong> bepaalde<strong>impact</strong>, het acceleratie-deceleratiemechanisme. <strong>De</strong> voorstanders <strong>van</strong> diebetekenisverlening, zullen <strong>whiplash</strong> als diagnose niet aanvaarden en veeleerover <strong>een</strong> nekverstuikinggewagen. <strong>De</strong> diagnose is niet-gestandaardiseerd endus onbetrouwbaar (Freeman et al., 1998). Daarenboven is <strong>een</strong> <strong>een</strong>duidigediagnose niet gemakkelijk te stellen, zeker niet in <strong>een</strong> vroeg stadium. Dit allesleidt tot foute coderingen(<strong>van</strong> Kampen & Wesemann, 2002).Whiplashslachtoffers zijn dus moeilijk te traceren voor inclusie in onderzoek (<strong>van</strong>Kampen & Wesemann, 2002). Vooral met betrekking tot de bepaling <strong>van</strong> incidenti<strong>een</strong> prevalentie zullen de vermelde problemen allicht onderregistratie met zichmeebrengen.Steunpunt Verkeersveiligheid 39 RA-2005-60


d. Economische kost<strong>De</strong> economische kost gerelateerd aan WAD (de medische kos<strong>ten</strong>, invaliditeit,ziekteverzuim en verlies aan werkproductiviteit) wordt geschat <strong>op</strong> jaarlijks 3.9 miljarddollar in de Verenigde Sta<strong>ten</strong>. Wanneer de kos<strong>ten</strong> voor schadevergoeding ook in rekeningworden genomen, stijgt dit bedrag tot meer dan 29 miljard dollar (Lord et al., 1996;Freeman et al., 1999). In Eur<strong>op</strong>a worden jaarlijks miljoenen <strong>whiplash</strong>blessuresgerapporteerd (1/3 <strong>van</strong> de ongevalaangif<strong>ten</strong> met lichamelijke letsels bijverzekeringsmaatschappijen) die <strong>een</strong> totale kost <strong>van</strong> 8 à 10 miljard euro per jaarteweegbrengen (Radanov & Dvorak, 1996). Over de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> het probleem in Belgiëbestaan er g<strong>een</strong> betrouwbare cijfergegevens.2.2.7 Behandelinga. InleidingTot nu toe is er in de medische wereld g<strong>een</strong> over<strong>een</strong>stemming over hoe<strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> het best kunnen geholpen worden. <strong>De</strong> advisering na het <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en <strong>van</strong><strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel blijft controversieel en tegenstrijdig. <strong>De</strong> verschillende meningenbetreffen onder andere medicatie, rust of mobilisering, het dragen <strong>van</strong> <strong>een</strong> halskraag,oefeningen, manipulatie, fysiotherapie / manuele therapie, ... <strong>De</strong> meeste behandelingenhebben niet de nodige klinische tes<strong>ten</strong> ondergaan om hun effectiviteit ontegensprekelijkte bevestigen 22 (Bogduk, 1995). Overigens is de effectiviteit <strong>van</strong> de behandeling moeilijkte beoordelen. Er zijn meestal g<strong>een</strong> objectieve letsels, enkel subjectieve klach<strong>ten</strong>.Bovendien zijn rationele behandeling moeilijk te ontwerpen als er zoveel onduidelijkheidbestaat betreffende de diagnosestelling, de beschadigde structuren, de inwerkendemechanismen, de verschillende klinische beelden en symptomen, ...b. “Conservatieve” versus “progressieve” aanpakTraditioneel wordt volgende werkwijze gehanteerd die onder de “conservatieve” aanpakkan geklasseerd worden. Wie klach<strong>ten</strong> na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel heeft, zal als eerste <strong>op</strong><strong>van</strong>gvaak pijnstillers voorgeschreven krijgen voor gedurende de eerste drie weken. Daarnaastwordt vaak geadviseerd <strong>een</strong> halskraag te dragen en wordt rust voorgeschreven. Erbestaat controverse over deze advisering. Bewijzen <strong>van</strong> de doeltreffendheid voor <strong>een</strong>dergelijke conservatieve behandeling zijn dun en schaars (Aker et al., 1996, Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al., 2001).<strong>De</strong> “progressieve” behandeling berust <strong>op</strong> twee grote pijlers. Ten eerste wordtgeruststelling en voorlichting gegeven. <strong>De</strong> prognose <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel is goed.Er is immers maar <strong>een</strong> klein percentage waarbij de klach<strong>ten</strong> na <strong>een</strong> jaar nog bestaan endan berust dit mogelijk <strong>op</strong> <strong>een</strong> incorrecte aanpak. <strong>De</strong> onterechte angst bij mensen dat zijna <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>ongeval niet meer beter worden, kan de klach<strong>ten</strong> onderhouden enversterken. Ten tweede wordt aanbevolen om, ondanks de klach<strong>ten</strong>, geleidelijk hetnormale functioneren weer <strong>op</strong> te pakken. <strong>De</strong> eerste dagen staan de klach<strong>ten</strong> <strong>van</strong> destijve nek <strong>op</strong> de voorgrond. Dan is het belangrijk de nek geleidelijk weer te gaanbewegen. Hierbij kunnen fysiotherapie en pijnstillers helpen. In <strong>een</strong> later stadium isgeleidelijke werkhervatting en het <strong>op</strong>nieuw deelnemen aan sociale activitei<strong>ten</strong> belangrijk.Mensen herstellen sneller als ze ondanks hun klach<strong>ten</strong> hun activitei<strong>ten</strong> <strong>op</strong>nieuwaanvat<strong>ten</strong>.22 G<strong>een</strong> enkele studie behoort tot de zogenaamde “Evidence based Medicine, an approach to health care thatpromotes the collection, interpretation, and integration of valid, important and applicable patient-reported,clinician-observed, and research-derived evidence" (Booth 1995).Steunpunt Verkeersveiligheid 40 RA-2005-60


c. Overzicht <strong>van</strong> belangrijke behandelstrategieënEr is <strong>een</strong> verschil in behandelingsaanpak naargelang <strong>van</strong> het tijdsinterval na het letsel ennaargelang <strong>van</strong> de ernst <strong>van</strong> het letsel. Acute behandeling is heel anders dan die <strong>van</strong>chronische klach<strong>ten</strong>. Ook moet <strong>een</strong> onderscheid gemaakt worden tussen WAD graad I enWAD graden II en III (zie tabel 2). <strong>De</strong> aanbevelingen in tabel 8 en 9 zijn gebaseerd <strong>op</strong>de Recommendations for Clinical Practice <strong>van</strong> de Quebec Task Force (Spitzer et al.,1995).Genezing betekent dat de patiënt zijn dagelijkse activitei<strong>ten</strong> kan hernemen (Spitzer etal., 1995). Bij de behandeling is regelmatig herevalueren <strong>van</strong> groot belang <strong>De</strong>behandeling moet er naar streven om in de acute fase zowel de pijn te verzach<strong>ten</strong> als deprogressie naar chronische symptomen te vermijden. Tijdens de behandeling moet menalert zijn om tekenen en symptomen te herkennen die kunnen leiden tot chroniciteit. Opdie manier zouden de chronische WAD kunnen vermeden worden. Die risicofactoren voorongunstige evolutie zijn: 1) g<strong>een</strong> tekenen <strong>van</strong> verbetering na <strong>een</strong> week; 2) progressiefverslechtering <strong>van</strong> de klach<strong>ten</strong> na 1 of 2 weken; 3) symptomen of tekenen <strong>van</strong>“symptoom magnificatie”; 4) niet <strong>op</strong>volgen <strong>van</strong> aanbevelingen; 5) rust <strong>op</strong>zoeken en zichterugtrekken uit dagelijkse verantwoordelijkheden; 6) het werk niet hervat<strong>ten</strong> en/of g<strong>een</strong>pogingen ertoe nemen; 7) ontbreken/ontkennen <strong>van</strong> effect <strong>van</strong> medicatie en/of eis totmedicatieverhoging stellen ; 8) ziektewinst; 9) progressief disfunctioneel worden en 10)symptomen of tekenen <strong>van</strong> depressie vertonen.Tabel 8. Mogelijke behandelstrategieën bij WAD I met beoordeling <strong>van</strong>aanbevelingswaardigheid.BehandelingsvormenCodeNormale activiteit +Geruststelling +Voorlichting +Nekoefeningen, zelf uitgevoerd of gesuperviseerd +Mobilisatie / manipulatie voor <strong>een</strong> korte tijdsperiode +Analgetica voor <strong>een</strong> korte tijdsperiode +Non-Steroidale Anti-Inflammatoire Drugs (NSAID) +Rekking (korte termijn) +Passieve modalitei<strong>ten</strong> (nekkussen, warmte / ijs, massage,acupunctuur, TENS 1 , diathermie 2 , ultrasone golven, laser, sprayen stretch, elektromagnetische therapie+/-Langdurig gebruik <strong>van</strong> passieve therapieën -Langdurige medicaties (analgetica, sedatieven, relaxantia) -Werkonderbreking -Operatie -Rust -Bron: PMRF's Whiplash-Associated Disorders: A Comprehensive Syllabus (B.C. WhiplashInitiative, 1998). Legende: + : Aanbevolen behandel<strong>op</strong>ties; +/- : g<strong>een</strong> doorslaggevend bewijsvoor (noch positief, noch negatief); - : niet aanbevolen behandel<strong>op</strong>ties; 1 TENS (TranscutaneousSteunpunt Verkeersveiligheid 41 RA-2005-60


Electrical Nerve Stimulation) is <strong>een</strong> niet-binnendringende, medicatievrije methode <strong>van</strong>pijnverlichting. 2 Behandeling d.m.v. hoogfrequente warmte.Tabel 9. Mogelijke behandelstrategieën bij WAD II en III met beoordeling <strong>van</strong>aanbevelingswaardigheid.BehandelingsvormenCodeAangepaste activitei<strong>ten</strong> gedurende de eerste week +Realistische geruststelling en voorlichting +Nekoefeningen, activiteit en mobiliteit +Manipulatie of mobilisering voor <strong>een</strong> korte tijdsperiode als deel<strong>van</strong> <strong>een</strong> globaal ‘activiteitsbehandelings’-strategie.+Analgetica en NSAID voor de eerste weken +Halskraag (niet meer dan 72 uren) +Rekking (korte termijn) +Operatie kan noodzakelijk zijn voor sommige specifieke indicatieszoals voor <strong>een</strong> progressief neurologische stoornis+Passieve modalitei<strong>ten</strong> +/-Aanhoudend gebruik <strong>van</strong> kalmeringsmiddelen, sedatieven,spierrelaxantia of analgetica+/-Lange termijn manipulatiebehandeling +/-Injectie in gewrich<strong>ten</strong> of weke delen valt te overwegen, maar isvooral <strong>van</strong> diagnostische waardeAanhoudend gebruik <strong>van</strong> passieve modalitei<strong>ten</strong> (meer dan 3weken)+/--Langdurig gebruik <strong>van</strong> <strong>op</strong>ia<strong>ten</strong> of sedatieven -Bron: PMRF's Whiplash-Associated Disorders: A Comprehensive Syllabus (B.C. WhiplashInitiative, 1998). Legende: + : Aanbevolen behandel<strong>op</strong>ties; +/- : g<strong>een</strong> doorslaggevend bewijsvoor (noch positief, noch negatief); - : niet aanbevolen behandel<strong>op</strong>ties.d. MedicatiesVerschillende groepen <strong>van</strong> medicatie werden in bovenstaande tabellen aangegeven ensommige daar<strong>van</strong> zijn nuttig gebleken. In <strong>een</strong> studie <strong>van</strong> Bonelli en collega’s (2001) werdgewezen <strong>op</strong> het belang <strong>van</strong> analgetica. <strong>De</strong> patiën<strong>ten</strong> die analgetica voor <strong>een</strong> week werdvoorgeschreven, klaagden na 12 maanden minder over voortdurende pijn dan de groepwie g<strong>een</strong> medicatie werd voorgeschreven. Zij bevelen het onmiddellijk onder controlebrengen <strong>van</strong> initiële pijn met analgetica aan. Ook werd onderzoek gevoerd naar hetgebruik <strong>van</strong> NSAID 23 . <strong>De</strong>ze verlich<strong>ten</strong> de symptomen in de acute fase. Ze worden23 NSAID = non-steroidal anti-inflammatory drugsSteunpunt Verkeersveiligheid 42 RA-2005-60


verondersteld de (onzichtbare) vermoede ontstekingsletsels in de weke delen teverminderen. Een therapie bestaande uit <strong>een</strong> hoge dosis glucocorticoïden intraveneusgedurende de eerste 48 uren kan heilzaam zijn (Szpalski et al., 1997; Borchgrevink etal., 1998). Bogduk (1999) beweert dat voor acute nekpijn de simpele analgetica enNSAID’s gebruikt kunnen worden terwijl de patiënt <strong>een</strong> natuurlijk herstel ondergaat,maar stelt dat de effectiviteit <strong>van</strong> die medicatie niet groter is dan wanneer <strong>een</strong> placebogebruikt wordt. Voor het gebruik <strong>van</strong> zware kalmeringsmiddelen en antidepressiva zijn erg<strong>een</strong> aanwijzingen. Na 8 weken kunnen analgetica gebruikt worden en in de chronischefase kan het gebruik er<strong>van</strong> gerechtvaardigd worden wegens humanitaire redenen, maaronderzoek levert g<strong>een</strong> we<strong>ten</strong>schappelijke evidentie daarvoor. NSAID’s mogen slechtsdoorgegeven worden indien <strong>een</strong> proefbehandeling effectief was, en men dient at<strong>ten</strong>t tezijn <strong>op</strong> neveneffec<strong>ten</strong> (Bogduk, 1999).e. Mobilisering versus rustHet voorschrijven <strong>van</strong> rust is controversieel. Ook wordt door sommigen het gebruik <strong>van</strong><strong>een</strong> halskraag afgeraden. Rust zou niet de efficiëntste behandeling zijn. Op de afdelingFysische Revalidatie <strong>van</strong> het Universitair Ziekenhuis Gasthuisberg te Leuven menen deartsen dat het dragen <strong>van</strong> <strong>een</strong> halskraag en rust tot <strong>een</strong> minimum moe<strong>ten</strong> beperktworden 24 . Zodra de verlichting <strong>van</strong> de acute pijn bereikt is, lijkt <strong>een</strong> programma metmobilisatie en oefeningen effectiever dan <strong>een</strong> verlengde immobilisatie en het gebruik <strong>van</strong><strong>een</strong> halskaag (Rosenfeld et al., 2000; Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al., 2001). Het risico <strong>van</strong> rus<strong>ten</strong> fixatie is namelijk dat nekspieren gaan verzwakken 25 . Er wordt geadviseerd om teproberen om <strong>op</strong> <strong>een</strong> rustige manier door te gaan met de normale alledaagse activitei<strong>ten</strong>,zonder te forceren. Vlug het werk en de vroegere activitei<strong>ten</strong> hervat<strong>ten</strong> is aanbevolen.Daarbij moet de patiënt duidelijk verzekerd worden dat de outcome <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> veelaluitstekend is (Benoist & Rouaud, 2002).<strong>De</strong> meest gebruikte behandelingsmodalitei<strong>ten</strong> zijn fysiotherapie of manuele therapie,waarbij massage en mobilisatie <strong>van</strong> de nek en schouders voor<strong>op</strong>staan (Gross et al.,2002). Manipulatie / mobilisatie interventies zijn effectief gebleken (Fernandez et al.,2004). Bovendien is het gebleken dat hoe vroeger de behandeling <strong>op</strong>gestart wordt, hoebeter: <strong>een</strong> studie heeft aangetoond dat de resulta<strong>ten</strong> beter waren indien de behandelinggestart werd binnen de 4 dagen dan binnen de 14 dagen na het ongeval (Rosenfeld etal., 2000).Samenvat<strong>ten</strong>d kunnen we stellen dat er weinig over<strong>een</strong>stemming is tussen verschillendetherapeu<strong>ten</strong> over de ideale behandeling <strong>van</strong> WAD (Valera et al., 2003). Volgens Bogduk(1999) werkt iedere behandeling voor nekpijn. Welke behandeling beter werkt dan deandere en hoelang zij moet gegeven worden we<strong>ten</strong> wij niet daar goed <strong>op</strong>gezettevergelijkende studies nog niet uitgevoerd zijn. Chronische <strong>whiplash</strong> geassocieerdestoornissen (WAD).24 Kran<strong>ten</strong>knipsel, vzw <strong>whiplash</strong>, http://www.vzw-<strong>whiplash</strong>.net/downloads/goede%20hoofdsteun.pdf25 Uit de fysische therapie en orth<strong>op</strong>edie is bekend dat moeilijk reversiebele spieratrofie na enkele wekenimmobiliteit <strong>een</strong> feit is.Steunpunt Verkeersveiligheid 43 RA-2005-60


2.3 Chronische <strong>whiplash</strong> gerelateerde stoornissen (WAD)2.3.1 InleidingIn vorige delen <strong>van</strong> dit rapport zagen we dat de klach<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de meeste mensen die <strong>ten</strong><strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en hebben, snel verdwijnen.Bij <strong>een</strong> deel <strong>van</strong> hen is dit echter niet het geval. Zelfs na in<strong>ten</strong>sieve behandelingenondervinden zij <strong>een</strong> blijvende last, die in sommige gevallen zelfs levenslang kanaanwezig blijven. In dit deel wordt ingegaan <strong>op</strong> de vraag waarom sommige mensenchronische klach<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de <strong>impact</strong> blijven ondervinden en anderen niet. Welke zijn defactoren die <strong>een</strong> invloed uitoefenen <strong>op</strong> de prognose <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel? Een beterbegrip <strong>van</strong> het ontstaan <strong>van</strong> chronische klach<strong>ten</strong> <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong><strong>whiplash</strong>letsel kan <strong>ten</strong>slotte leiden tot <strong>een</strong> aangepast klinisch beleid ter voorkominger<strong>van</strong>. Eens er <strong>een</strong> duidelijk beeld ontstaat <strong>van</strong> de rele<strong>van</strong>te risicofactoren en hunaandeel in het ontstaan <strong>van</strong> chronische klach<strong>ten</strong> kunnen risicogroepen aangeduid wordenwaarvoor <strong>een</strong> aangepaste behandeling kan ontwikkeld worden. Ook kan <strong>een</strong> beter begrip<strong>van</strong> de problematiek als basis dienen voor remediërende beleidsaanbevelingen.Zoals zal blijken uit de bespreking <strong>van</strong> deze theorieën en empirische studies - en zoals albleek uit de vorige delen <strong>van</strong> dit rapport - is er heel wat controverse over de oorzaken<strong>van</strong> WAD. <strong>De</strong>ze controverse is enerzijds het gevolg <strong>van</strong> het gebrek aan voldoende kennisover het probleem, maar ook andere niet-we<strong>ten</strong>schappelijke (medico-legale) factorenspelen in deze context <strong>een</strong> rol. Omdat er dikwijls veel geld gemoeid is bij het behandelen<strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len waarbij dit soort <strong>van</strong> letsels <strong>op</strong>getreden is (Radanov & Dvorak,1996), zorgt dit voor <strong>een</strong> extra druk die uitgeoefend wordt <strong>op</strong> <strong>een</strong> zuiverewe<strong>ten</strong>schapsbeoefening (Pearce, 1999b).2.3.2 Methodologische factoren verantwoordelijk voor de controverseOndanks het feit dat niet-we<strong>ten</strong>schappelijke factoren <strong>een</strong> rol spelen in deze controverseblijft de voornaamste oorzaak natuurlijk het gebrek aan voldoende kennis:we<strong>ten</strong>schappers zijn het niet <strong>een</strong>s over de mogelijke oorzaken <strong>van</strong> WAD en hanteren <strong>een</strong>eigen zienswijze en methodes. Dit maakt dat er in de literatuur <strong>een</strong> zeer groteverscheidenheid aan studies te vinden is die om verschillende redenen moeilijk metelkaar te vergelijken zijn.a. Selectie, <strong>op</strong>erationalisatieTen eerste verschillen de studies in patiën<strong>ten</strong>selectie, de gehanteerde <strong>op</strong>erationalisatie 26<strong>van</strong> wat <strong>een</strong> ‘<strong>whiplash</strong>patiënt’ is. Soms behoort men tot de onderzoeksgroep omdat menzelf verklaart ooit <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en te hebben (zie bijvoorbeeld Wenzel et al.,2002). Elders behoort men tot de onderzoeksgroep <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de diagnosestelling <strong>van</strong><strong>een</strong> arts bij de eerste aanmelding (ICD-9 code 847.0; zie bijvoorbeeld Harder et al.,1998) of <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> <strong>een</strong> verhoogde score <strong>op</strong> <strong>een</strong> test <strong>van</strong> functionele belemmering(bijvoorbeeld de ‘Neck Disability Index’, Vernon & Mior, 1991; zie bijvoorbeeldNederhand et al., 2003). Zelfs betrokken geraken bij <strong>een</strong> k<strong>op</strong>-staartbotsing kan somsvoldoende zijn om tot de onderzoeksgroep te behoren (zie bijvoorbeeld Obelieniene et26 <strong>De</strong> <strong>op</strong>erationalisatie verwijst naar de manier waar<strong>op</strong> binnen iedere studie <strong>een</strong> persoon gecategoriseerd wordtals <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>patiënt of niet.Steunpunt Verkeersveiligheid 44 RA-2005-60


al., 1999). <strong>De</strong> conclusies zullen variëren als gevolg <strong>van</strong> deze verscheidenheid aan<strong>op</strong>erationalisaties.b. StudiedesignEen tweede manier waarin de studies kunnen verschillen is het gebruikte design <strong>van</strong> destudie 27 . Zowel retrospectieve case-controlstudies (zie bijvoorbeeld Harder et al., 1998)als prospectieve studies (zie bijvoorbeeld Mayou et al., 2001) kunnen gebruikt wordenom prognostische factoren aan te duiden die <strong>een</strong> voorspellende waarde hebben metbetrekking tot het ontwikkelen <strong>van</strong> chronische klach<strong>ten</strong> als <strong>een</strong> gevolg <strong>van</strong> <strong>een</strong><strong>whiplash</strong>letsel. Tenslotte wordt in enkele gevallen ook <strong>een</strong> experimenteel designgebruikt, met bijvoorbeeld randomisatie tussen twee interventies (Borchgrevink et al.,1998). Omdat de aard <strong>van</strong> de verbanden die gevonden worden tussen de prognostischefactoren en het al dan niet ontwikkelen <strong>van</strong> chronische klach<strong>ten</strong> sterk afhangt <strong>van</strong> hetgebruikte design 28 kan men ook hier stellen dat conclusies kunnen verschillen naargelangde gebruikte methode <strong>van</strong> dataverzameling.c. RekruteringEen derde manier waarin de studies kunnen verschillen is in het rekruteren <strong>van</strong> de<strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong>. In de literatuur kunnen verschillende soor<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzochtep<strong>op</strong>ulaties gevonden worden waaruit de <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> gerekruteerd worden. Zoworden soms de <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> gerekruteerd via <strong>een</strong> dienst spoedgevallen (ziebijvoorbeeld Mayou & Bryant, 1996; Sterling et al., 2003b). Een andere keer worden zegerekruteerd uit de groep personen die behandeld worden voor hun <strong>whiplash</strong>letsel bij<strong>een</strong> huisarts of specialist (zie bijvoorbeeld Radanov et al., 1996). Ook kunnen zegerekruteerd worden uit de groep personen die naar aanleiding <strong>van</strong> hun <strong>whiplash</strong>letselaanspraak maken <strong>op</strong> <strong>een</strong> vergoeding bij <strong>een</strong> verzekeringsmaatschappij (zie bijvoorbeeldKrafft et al., 2000). Voor bepaalde doeleinden wordt er zelfs gekozen voor het rekruteren<strong>van</strong> de <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> uit de gehele p<strong>op</strong>ulatie (zie bijvoorbeeld Cassidy et al., 2000;Wenzel et al., 2002). Om redenen die reeds hiervoor aangehaald werden 29 , kunnen deconclusies <strong>op</strong>nieuw verschillen naargelang <strong>van</strong> de p<strong>op</strong>ulatie waaruit gerekruteerd werd.d. <strong>De</strong>finiëring <strong>van</strong> herstelEen vierde manier waarin de studies kunnen verschillen is in de manier waar<strong>op</strong> ‘herstel’gedefinieerd wordt. Zo wordt herstel soms gedefinieerd in termen <strong>van</strong> fysischesymptomen (waarbij bovendien ook de gekozen symptomen kunnen verschillen). Herstelbetekent dan dat <strong>een</strong> bepaald symptoom of <strong>een</strong> bepaalde groep <strong>van</strong> symptomenverdwenen is (zie bijvoorbeeld Kasch et al., 2003; Obelieniene et al., 1999). Herstel kanechter ook gedefinieerd worden in termen <strong>van</strong> functionele belemmeringen (waarbijbovendien ook de specifieke belemmeringen kunnen verschillen). Men is volledig hersteldindien men g<strong>een</strong> last meer heeft <strong>van</strong> <strong>een</strong> bepaalde functionele belemmering (ziebijvoorbeeld Sterling et al., 2003b). In andere studies is men volledig hersteld wanneermen mentaal terug volledig in orde is (waarbij ook de gebruikte meetinstrumen<strong>ten</strong> voormentale gezondheid kunnen verschillen; zie bijvoorbeeld Turner et al., 2003; Mayou etal., 2001). In nog andere studies is men volledig hersteld wanneer de behandelingst<strong>op</strong>gezet wordt (zie bijvoorbeeld Satoh et al., 1997). Studies met verschillende definities<strong>van</strong> ‘herstel’ kunnen niet rechtstreeks met elkaar vergeleken worden.27 Voor <strong>een</strong> verdere uitwerking, zie ook 2.3.5 a28 bijvoorbeeld uitspraken over de aard <strong>van</strong> het verband (oorzakelijk of slechts gecorreleerd) zijn afhankelijk <strong>van</strong>het gebruikte design29 Zie tekstbox 1 in 2.2.6Steunpunt Verkeersveiligheid 45 RA-2005-60


2.3.3 Meta-analyses als antwoordOm conclusies te trekken uit <strong>een</strong> veelheid <strong>van</strong> uit<strong>een</strong>l<strong>op</strong>ende kleinere studies kunnenmeta-analyses uitgevoerd worden: 1) de literatuur wordt systematisch afgezocht naarstudies die handelen over WAD en de mogelijke oorzaken er<strong>van</strong>, 2) ze worden elkbeoordeeld <strong>op</strong> hun kwaliteit, en 3) vervolgens wordt er gekeken of over het geheel <strong>van</strong>de weerhouden studies bepaalde prognostische factoren zijn die consis<strong>ten</strong>t of statistischsignificant naar voren komen als rele<strong>van</strong>t (factoren die het risico <strong>op</strong> <strong>een</strong> slechte evolutieverhogen of verlagen; zie bijvoorbeeld Spitzer et al., 1995; McClune et al., 2002; Côté etal., 2001; Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al., 2003).Ook hier zijn er verschillen te vinden die afhankelijk zijn <strong>van</strong> criteria die gebruikt wordenom te beoordelen of <strong>een</strong> studie al dan niet weerhouden wordt in de analyse. Zo wordenin het overzicht <strong>van</strong> Côté et al (2001) alle prognostische studies weerhouden terwijl inhet overzicht <strong>van</strong> Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al. (2003) enkel de prospectieve studiesweerhouden worden. Dit verschil kan de verschillende conclusies getrokken door dezetwee groepen <strong>van</strong> onderzoekers verklaren. Een mogelijke uitweg voor dit probleem is hetsystematisch variëren <strong>van</strong> de inclusiecriteria zelf (variëren <strong>van</strong> de criteria die bepalenwelke studies weerhouden worden). Factoren die rele<strong>van</strong>t blijven over alle variaties <strong>van</strong>inclusiecriteria h<strong>een</strong> kunnen dan uiteindelijk weerhouden worden als de prognostischefactoren <strong>van</strong> WAD. Jammer genoeg is <strong>een</strong> dergelijke systematische manipulatie <strong>van</strong> dezeinclusiecriteria enkel in beperkte mate uitgevoerd in het kader <strong>van</strong> <strong>een</strong> meta-analyse (ziebijvoorbeeld Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al., 2003, voor enkele variaties) waardoor er nog heelwat onzekerheid overblijft over de mogelijke rele<strong>van</strong>tie <strong>van</strong> bepaalde factoren.Nadat er besproken wordt welke theoretische modellen er voorhanden zijn ter verklaring<strong>van</strong> de chronische klach<strong>ten</strong> <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel zullen de mogelijkeprognostische factoren besproken worden en hun rele<strong>van</strong>tie m.b.t. de chronischeklach<strong>ten</strong> <strong>van</strong> WAD. <strong>De</strong> bespreking hier<strong>van</strong> zal gro<strong>ten</strong>deels gebaseerd zijn <strong>op</strong> de tweemeest recente meta-analyses die voorhanden zijn m.b.t. deze problematiek (Côté et al.,2001; Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al., 2003). Tenslotte zal deze empirische studie geplaatstworden binnen de besproken literatuur.2.3.4 Theoretische modellen <strong>van</strong> chronische WADMet betrekking tot de prognose <strong>van</strong> WAD wordt dikwijls het bi<strong>op</strong>sychosociaal modelgehanteerd. Vooraleer dit model te beschrijven, kan het gecontrasteerd worden met driegroepen <strong>van</strong> andere modellen die niet altijd expliciet verwoord worden doorwe<strong>ten</strong>schappers maar wel impliciet de inhoud <strong>van</strong> hun onderzoek beïnvloeden. <strong>De</strong>ze driegroepen <strong>van</strong> modellen verschillen vooral in de aard <strong>van</strong> de beïnvloedende factoren dieerin aangehaald worden waarbij de eerste groep vooral de organische factoren zalbenadrukken, de tweede vooral de psychische factoren en de derde vooral de cultureelsocialefactoren. Het bi<strong>op</strong>sychosociaal model zal <strong>ten</strong>slotte de drie groepen <strong>van</strong> factorenintegreren ter verklaring <strong>van</strong> de chronische klach<strong>ten</strong> bij <strong>een</strong> deel <strong>van</strong> de<strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong>.a. ‘Chronic Injury’-modellenHet idee achter deze modellen is dat de chronische pijn veroorzaakt wordt door blijvendeschade <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> eerder <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en trauma. <strong>De</strong>ze schade kan aangericht zijnter hoogte <strong>van</strong> zowel de hersenen als de bovenste delen <strong>van</strong> het ruggenmerg. Op basis<strong>van</strong> heel wat onderzoek met de modernste beeldvormingtechnieken voor organischeSteunpunt Verkeersveiligheid 46 RA-2005-60


letsels (PET, MRI, EEG, …) is men echter niet in staat gebleken organische oorzaken aante tonen bij personen met <strong>een</strong> chronische WAD (Pearce, 1999b). Daarom wordt er indeze context dikwijls gesproken <strong>van</strong> subklinische letsels: de hersen- of gewrichtsletsels(zowel functioneel als structureel) zijn er allicht wel maar kunnen niet aangetoondworden door middel <strong>van</strong> de voorhanden zijnde technieken.b. Psychogene modellenHet idee achter deze modellen is dat de chronische pijn niet <strong>een</strong> blijvend gevolg is <strong>van</strong>het <strong>whiplash</strong>letsel maar eerder <strong>een</strong> gevolg <strong>van</strong> psychische oorzaken. Vooral destemmingsstoornissen worden gezien als <strong>een</strong> mogelijke oorzaak <strong>van</strong> dezepsychosomatische pijnklach<strong>ten</strong> (Vandereycken et al., 1994). <strong>De</strong> objectieve oorzaak <strong>van</strong>de pijn veroorzaakt door het acute <strong>whiplash</strong>letsel verdwijnt maar de psychische toestand<strong>van</strong> de patiënt (vooraf bestaand of veroorzaakt door het trauma) zorgt voor de blijvendeklach<strong>ten</strong>.c. Cultureel-sociale modellenHet idee achter deze modellen is dat de chronische pijnklach<strong>ten</strong> vooral te verklaren zijndoor culturele en sociale factoren. Factoren die in deze context vermeld kunnen worden,zijn de verwachting over de prognose <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel (Schrader et al., 1996),onbewuste en zelfs bewuste overdrijving (Schmand et al., 1998), al dan niet ondersteunddoor <strong>een</strong> gerechtelijke context die ziektegewin zou bevorderen (Cassidy et al., 2000).d. Het bi<strong>op</strong>sychosociaal model ter verklaring <strong>van</strong> chronische WADIn de literatuur is er zeer weinig we<strong>ten</strong>schappelijke evidentie voorhanden dat dechronische symptomen veroorzaakt zijn door blijvende fysische letsels. Meestalkunnen door gebruik te maken <strong>van</strong> beeldvormingtechnieken g<strong>een</strong> functionele en/ofstructutele afwijkingen aangetoond worden 30 . Indien er bijvoorbeeld wel functioneleafwijkingen <strong>op</strong>gemerkt worden, kunnen deze eerder verklaard worden door desomatische of psychische klach<strong>ten</strong> zelf (Bicik et al., 1998; Otte et al., 1997).Ook zijn er heel wat geografische of culturele verschillen <strong>op</strong> te merken die nietverklaard kunnen worden door de hypothese dat enkel <strong>een</strong> blijvende organische oorzaakde klach<strong>ten</strong> zou teweeg brengen. Zo zijn er de studies die aantonen dat in sommigeculturen, waar er onder de bevolking veel minder gewe<strong>ten</strong> is over de mogelijke <strong>gevolge</strong>n<strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel, g<strong>een</strong> of toch zeer weinig WAD voorkomen 31 . <strong>De</strong> prevalentie <strong>van</strong>nekpijn en hoofdpijn binnen <strong>een</strong> groep <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> was dezelfde binnen <strong>een</strong> groeppersonen die niet blootgesteld werden aan <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> (zie bijvoorbeeldSchrader et al., 1996; Obelieniene et al., 1999). Aangezien er duidelijk geografische ofculturele verschillen zijn in de prevalentie <strong>van</strong> WAD kan men moeilijk volhouden dat <strong>een</strong>onderliggend <strong>whiplash</strong>letsel er de enige oorzaak <strong>van</strong> is. Ook in experimenteelgeïnduceerde botsingen met vrijwilligers werd nooit chronische pijn vastgesteld, wat deonderzoekers deed beslui<strong>ten</strong> dat <strong>een</strong> blijvend <strong>whiplash</strong>letsel de oorzaak niet kon zijn <strong>van</strong>de chronische pijn (Ferrari, 1999).Enigszins daarentegen werd aangetoond dat binnen <strong>een</strong> groep <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> depsychologische stoornissen eerder het gevolg waren <strong>van</strong> de pijn dan dat ze er deoorzaak <strong>van</strong> waren (Radanov et al., 1994b). Voor WAD lijkt het er dus <strong>op</strong> dat dechronische pijn niet beschouwd kan worden als <strong>een</strong> somatische manifestatie <strong>van</strong>psychologisch disfunctioneren <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> het <strong>verkeersongeval</strong>.30 Zie ook 2.2.3 c31 Zie ondermeer ook 2.2.6 bSteunpunt Verkeersveiligheid 47 RA-2005-60


Het bi<strong>op</strong>sychosociaal model tracht al deze bevindingen te integreren en reserveert <strong>een</strong>rol voor zowel biologische, psychologische als sociale factoren 32 . In het model wordenzowel directe als indirecte effec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> onderscheiden (zie figuur 4). <strong>De</strong> directeeffec<strong>ten</strong> omvat<strong>ten</strong> letsels aan de weke delen <strong>van</strong> de hals. <strong>De</strong> indirecte effec<strong>ten</strong> omvat<strong>ten</strong>de reactie <strong>van</strong> de patiën<strong>ten</strong> <strong>op</strong> deze directe effec<strong>ten</strong> en <strong>op</strong> het <strong>verkeersongeval</strong>(psychologische reactie <strong>op</strong> het <strong>verkeersongeval</strong> zoals bijvoorbeeld <strong>een</strong> posttraumatischestressstoornis; zie bijvoorbeeld Jaspers, 1998 voor <strong>een</strong> review). In de acute fase zijn hetvooral de directe effec<strong>ten</strong> die het klach<strong>ten</strong>patroon verklaren, maar de indirecte effec<strong>ten</strong>kunnen na verlo<strong>op</strong> <strong>van</strong> tijd de overhand nemen. Omdat het klach<strong>ten</strong>patroon echterhetzelfde blijft lijkt het alsof dit het gevolg is <strong>van</strong> de directe effec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> het letsel.Op welke manier ontstaan bij sommige mensen deze indirecte effec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong><strong>whiplash</strong>letsel? Om dit te verklaren worden verscheidene psychosociale factoren(behorend tot de persoonlijkheidskenmerken en de omringende cultuur) aangehaald. Zobestaat <strong>een</strong> eerste element uit de verwachting die gecreëerd wordt betreffende de<strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong> (‘Symptom expectation’, Ferrari & Schrader, 2001). Regio’swaar bij de gewone bevolking veel kennis voorhanden is over deze <strong>gevolge</strong>n (Noord-Amerika, Noorwegen, Nederland, …) gaan dan ook <strong>een</strong> grotere prevalentie vertonen <strong>van</strong>WAD dan landen waar deze kennis minder voorhanden is (Griekenland, Litouwen,Duitsland, …). Door dit verwachtingspatroon worden bepaalde symptomen versterkt(‘Symptom amplification’, Ferrari & Schrader, 2001): men vertoont <strong>een</strong> verhoogdewaakzaamheid voor bepaalde symptomen, normale gewaarwordingen worden alsabnormaal ervaren en men reageert emotioneel <strong>op</strong> deze gewaarwordingen. <strong>De</strong>zeversterking <strong>van</strong> symptomen in verband met het patroon <strong>van</strong> verwachtingen wordtdikwijls nog bevorderd door de manier waar<strong>op</strong> de patiënt in eerste instantie geholpenwordt: waarschuwingen om niet te bewegen, het dragen <strong>van</strong> <strong>een</strong> halskraag, het rich<strong>ten</strong><strong>van</strong> de aandacht wordt <strong>op</strong> de symptomen gericht (door bijvoorbeeld de patiënt <strong>een</strong>dagboek te la<strong>ten</strong> bijhouden over zijn/haar symptomen), …32 <strong>De</strong>ze bespreking <strong>van</strong> het model is gebaseerd <strong>op</strong> Vendrig et al., 2002; en <strong>op</strong> Ferrari, & Schrader, 2001Steunpunt Verkeersveiligheid 48 RA-2005-60


Figuur 4. Het ontstaan <strong>van</strong> chronische klach<strong>ten</strong> volgens het bi<strong>op</strong>sychosociaalmodel in de acute (a) en de chronische (b) fase in het geval dat de indirectefactoren de directe helemaal ver<strong>van</strong>gen.Doordat de symptomen <strong>op</strong> <strong>een</strong> andere manier waargenomen worden, gaat de persoonzich ook anders gedragen: de patiënt trekt zich terug uit de normale activitei<strong>ten</strong>, neemt<strong>een</strong> slechte posturale houding aan (‘Disuse hypothesis’, Vendrig et al., 2002). Ookfysiologische veranderingen in de reactiviteit <strong>van</strong> de nekspieren worden waargenomen bij<strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> die langdurig pijn ondervinden <strong>van</strong> hun letsel (‘Muscle spasmhypothesis’, Vendrig et al., 2002; Nederhand et al., 2000). <strong>De</strong>ze fysischehyperreactiviteit wordt niet waargenomen in de acute fase <strong>van</strong> de WAD (Nederhand etal., 2003). <strong>De</strong> patient ontwikkelt tevens onaangepaste cognities (bijvoorbeeld ‘fearavoidance’,Nederhand et al., 2004). Door deze onaangepaste gedragingen en cognitiesontstaan weer nieuwe symptomen die bijgevoegd worden aan de verzamelingsymptomen.Er wordt verondersteld dat er bij ieder<strong>een</strong> <strong>een</strong> verzameling <strong>van</strong> symptomen (hoofdpijn,nekpijn, rugpijn, vermoeidheid, duizeligheid, …) in lichte mate aanwezig is. (Anderson etal., 1993; Bovim et al., 1994; Brattberg et al., 1998). Ferrari en Schrader (2001)gebruiken de verzamelnaam ‘Symptom pool’. <strong>De</strong>ze symptomen kunnen aanverschillende pathogenetische factoren te wij<strong>ten</strong> zijn (te hoge werklast, te weinig slaap,Steunpunt Verkeersveiligheid 49 RA-2005-60


te weinig beweging, …). In het normale dagelijkse leven worden deze ongemakken goedverdragen, maar na <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> is het anders. Door dit (onaangepaste) gedragontstaan dan weer nieuwe symptomen.<strong>De</strong>ze indirecte effec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (de versterkt waargenomen symptomenuit de ‘symptom pool’ alsook de symptomen <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> onaangepast gedrag)worden toegeschreven aan het <strong>verkeersongeval</strong> (‘Symptom attribution’, Ferrari &Schrader, 2001). Door het toeschrijven <strong>van</strong> deze symptomen aan <strong>een</strong> serieus trauma(zoals <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>) in plaats <strong>van</strong> aan het dagelijkse leven met <strong>een</strong> te hogewerklast, te weinig slaap of te weinig beweging…. worden de symptomen nog extraversterkt. Het toegediend krijgen <strong>van</strong> medicatie en het vertonen <strong>van</strong> eventuelepsychische stoornissen als gevolg <strong>van</strong> de chronische pijn kunnen ook weer nieuwesymptomen doen ontstaan die aan de verzameling toegevoegd worden waar<strong>op</strong> depsychosociale factoren weer kunnen inwerken.Samenvat<strong>ten</strong>d neemt het bi<strong>op</strong>sychosociaal model aan dat bij chronische<strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> de indirecte effec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel de oorzakelijke rolovernemen <strong>van</strong> de directe effec<strong>ten</strong>. <strong>De</strong>ze verschuiving <strong>van</strong> rechtstreekse naaronrechtstreekse effec<strong>ten</strong> als verklaring voor het klach<strong>ten</strong>patroon staat vooral onderinvloed <strong>van</strong> gedragsmatige en psychosociale factoren. Tenslotte moet gesteld worden datde chronische klach<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de patiënt niet toegekend worden aan het bewust overdrijven<strong>van</strong> de symptomen. <strong>De</strong> chronische problemen <strong>van</strong> de <strong>whiplash</strong>patiënt moe<strong>ten</strong> ernstiggenomen worden ondanks het feit dat onderkend wordt dat culturele en sociale factoren<strong>een</strong> rol spelen in het ontstaan er<strong>van</strong>.Een bespreking <strong>van</strong> de theorieën die gehanteerd worden in het begrijpen <strong>van</strong> chronischeklach<strong>ten</strong> <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel suggereerde dat <strong>een</strong> verklaring in termen<strong>van</strong> louter organische, louter psychische of louter cultureel-sociale factoren niet houdbaaris. Een verklaring waarin deze drie groepen <strong>van</strong> factoren samengebracht kunnen wordenin <strong>een</strong> coherent geformuleerd model lijkt <strong>een</strong> betere modellering <strong>van</strong> de voorhandenzijnde gegevens. Het bi<strong>op</strong>sychosociaal model is alvast <strong>een</strong> poging om gebaseerd <strong>op</strong> debevindingen <strong>van</strong> empirische studies <strong>een</strong> verklaring voor WAD aan te bieden die de driegroepen <strong>van</strong> factoren en hun interacties bevat. <strong>De</strong> waarde <strong>van</strong> het model zal vooralmoe<strong>ten</strong> blijken uit empirische studies die nagaan of de maatregelen die volgen uit hetmodel (zie bijvoorbeeld Ferrari & Russell, 2003) inderdaad preventief zijn voor hetontstaan <strong>van</strong> chronische klach<strong>ten</strong> na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel.2.3.5 Factoren die <strong>een</strong> invloed kunnen hebben <strong>op</strong> het ontstaan <strong>van</strong> chronische WADNaast de ontwikkeling <strong>van</strong> theoretische modellen kan men ook gebruik maken <strong>van</strong>empirische studies bij het beantwoorden <strong>van</strong> de vraag waarom sommige patiën<strong>ten</strong>chronische klach<strong>ten</strong> ontwikkelen en andere niet. Sommige eigenschappen <strong>van</strong>verkeersslachtoffers met <strong>whiplash</strong>letsels en sommige eigenschappen <strong>van</strong> het<strong>verkeersongeval</strong> zelf kunnen namelijk <strong>een</strong> invloed uitoefenen <strong>op</strong> de prognose <strong>van</strong> het<strong>whiplash</strong>letsel. <strong>De</strong>ze eigenschappen noemen we prognostische factoren. <strong>De</strong>zeprognostische factoren kunnen <strong>van</strong> belang zijn in het aanduiden <strong>van</strong> risicogroepen en inhet <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> <strong>een</strong> adequate wijze <strong>van</strong> behandeling.a. Gehanteerde studiesprognostische waarde hebben, kan gebruik gemaakt worden <strong>van</strong> <strong>een</strong> retrospectievestudie. Dit soort <strong>van</strong> studies onderzoekt de patiën<strong>ten</strong> <strong>op</strong> het moment dat al bekend is ofze na verlo<strong>op</strong> <strong>van</strong> tijd chronische klach<strong>ten</strong> hebben of niet. Op dat moment worden zeondervraagd over de persoonseigenschappen of de eigenschappen <strong>van</strong> het<strong>verkeersongeval</strong> waar<strong>van</strong> men verwacht dat ze <strong>een</strong> voorspellende waarde hebben.Omdat met dit soort studie enkel <strong>een</strong> statistisch verband kan aangetoond worden is hetSteunpunt Verkeersveiligheid 50 RA-2005-60


echter niet altijd duidelijk of de prognostische factoren die <strong>op</strong> deze manier achterhaaldworden werkelijk de oorzaak zijn <strong>van</strong> de chroniciteit of eerder het gevolg.Een beter beeld <strong>van</strong> de oorzakelijke relatie tussen predictor en resultante kan verkregenworden door gebruik te maken <strong>van</strong> prospectieve studies: de patiën<strong>ten</strong> die blootgesteldworden aan <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel worden onderzocht alvorens men weet of ze na verlo<strong>op</strong><strong>van</strong> tijd chronische klach<strong>ten</strong> gaan hebben of niet. <strong>De</strong>ze groep <strong>van</strong> patiën<strong>ten</strong> wordtvervolgens <strong>op</strong> regelmatige tijdstippen <strong>op</strong>nieuw onderzocht. Verschillen tussen genezenen chronisch geworden patiën<strong>ten</strong> kunnen oorzakelijk zijn, en zijn dan prognostisch. Dieverschillen zullen des te waarschijnlijker oorzakelijk zijn wanneer men zeker weet dat zeal voor de chronische nekklach<strong>ten</strong> aanwezig waren.Duidelijk oorzakelijke verbanden kunnen <strong>ten</strong>slotte aangetoond worden door gebruik temaken <strong>van</strong> <strong>een</strong> gerandomiseerde experimentele studie. <strong>De</strong> patiën<strong>ten</strong> dieblootgesteld worden aan <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong> worden willekeurig toegewezen aan <strong>een</strong> typeinterventie en men observeert of er zich chronische klach<strong>ten</strong> ontwikkelen of niet. All<strong>een</strong>het nut <strong>van</strong> de aangeboden behandeling kan hiermee getest worden (Schol<strong>ten</strong>-Peeters etal., 2001).Sommige factoren vertonen enkel <strong>een</strong> verband met het al dan niet ontwikkelen <strong>van</strong>chronische klach<strong>ten</strong> omdat ze zelf in verband staan met <strong>een</strong> andere, werkelijkoorzakelijke prognostische factor. Om oorzakelijke factoren <strong>van</strong> co-variabelen teonderscheiden moet men multivariate analyses (in tegenstelling tot <strong>een</strong> univariateanalyse) uitvoeren, waarmee men kan uitzoeken hoeveel voorspellende waarde iederepo<strong>ten</strong>tieel prognostische factor heeft wanneer ook de andere factoren mee in rekeningworden gebracht.Een tweede mogelijkheid om nuttige prognostische factoren te identificeren is depaarsgewijze case-control studie: iedere patiënt uit de groep met chronischenekklach<strong>ten</strong> wordt gek<strong>op</strong>peld met <strong>een</strong> patiënt die g<strong>een</strong> nekklach<strong>ten</strong> meer vertoont. Elkk<strong>op</strong>pel moet gelijkaardig zijn wat betreft mogelijks of zeker prognostische factorenwaar<strong>op</strong> men toch g<strong>een</strong> vat kan hebben, en die dus <strong>op</strong> zichzelf g<strong>een</strong> aanwijzingen zijnvoor <strong>een</strong> bepaalde preventieve of therapeutische aanpak, bijvoorbeeld. Leeftijd engeslacht. Wanneer dan <strong>een</strong> verband gevonden wordt tussen <strong>een</strong> factor en chroniciteitkan beslo<strong>ten</strong> worden dat deze factor <strong>een</strong> voorspellende waarde heeft los <strong>van</strong> de factorenwaar<strong>op</strong> de twee groepen gelijkgesteld zijn (zie bijvoorbeeld Radanov et al., 1996).b. Beïnvloedende factorenTabel 10 geeft <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> de mogelijke factoren die <strong>een</strong> rol kunnen spelen in deontwikkeling <strong>van</strong> chronische klach<strong>ten</strong> na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel. <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>tie <strong>van</strong> dezefactoren is door tal <strong>van</strong> studies gesuggereerd, maar ontbreekt in tal <strong>van</strong> andere studies.Omwille <strong>van</strong> de methodologische verschillen of tekor<strong>ten</strong> en de grote verscheidenheid aangehanteerde definities moe<strong>ten</strong> deze factoren met enige gereserveerdheid geïnterpreteerdworden. Na de bespreking <strong>van</strong> de rele<strong>van</strong>te factoren worden ook de conclusies besproken<strong>van</strong> de twee meest recente en volledige literatuurstudies met betrekking tot iederefactor, namelijk deze <strong>van</strong> Côté et al., 2001 en Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al., 2003.Tabel 10. Risicofactoren: prognostische factoren die gesuggereerd werden alsbevorderende in het ontwikkelen <strong>van</strong> chronische klach<strong>ten</strong> na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>.PersoonsgebondenfactorenReferentiesRisicofactorenGeslacht Bui<strong>ten</strong>huis et al., 2003 ▪ Vrouwelijk.Steunpunt Verkeersveiligheid 51 RA-2005-60


Côté et al., 2001Fysiotherapie Daalmeer,2003Harder et al., 1998Squires et al., 1996Sterner et al., 2003Leeftijd Côté et al., 2001Harder et al., 1998Parmar & Raymakers, 1993Radanov et al., 1996Squires et al., 1996▪ Oudere leeftijd.MedischevoorgeschiedenisInitiële pijn &klach<strong>ten</strong>Radanov et al., 1993Radanov et al., 1995Radanov et al., 1996Schrader et al., 1996Sterner et al., 2003Côté et al., 2001Gargan et al., 1997Gore et al., 1987Jensen & Kash, 2000Kasch et al., 2001Radanov et al., 1993Radanov et al., 1996Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al.,2003▪ Nekpijn, <strong>een</strong> eerderhoofdtrauma enmigraine voor de<strong>impact</strong>.▪ Ernstigere initiële<strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> hetongeval en snel<strong>op</strong>komende pijndirect na het ongeval.Halskraag Borchgrevink et al., 1998Rosenfeld et al., 2000C<strong>op</strong>ing 1 Bosma & Kessels, 2002Bui<strong>ten</strong>huis et al., 2003Bunketorp et al., 2001Jensen et al., 1991Richter et al., 2004Söderlund & Lindberg, 1999▪ Het gebruik <strong>van</strong> <strong>een</strong>zachte halskraag enimmobilisatie alsadvies.▪ Passieve c<strong>op</strong>ingstrategieën.▪ Een waargenomengebrek aan controleover de symptomen.Psychologische,psycho-sociale ensociale factorenCassidy et al., 2000Castro et al., 2001Drottning et al., 2001▪ Psychologischefactoren:persoonlijkheid,gemoedsgesteldheid,angst, verandering inSteunpunt Verkeersveiligheid 52 RA-2005-60


Motieven <strong>van</strong>compensatiegewinImpactgebondenfactorenPositie <strong>van</strong> hethoofdPlaats in hetvoertuigHet al dan niet infout zijnBeweging <strong>van</strong> hetvoertuigHet aantalbotsingenFerrari & Russell, 1999Gaitsch et al., 2001Harder et al., 1998Mayou & Bryant, 1996Radanov et al., 1993Radanov et al., 1996Richter et al., 2004Sterner et al., 2003Cassidy et al., 2000Côté et al., 2001Côté et al., 2003Pearce, 1999aPearce, 1999bSturzenegger et al., 1995Winkelstein et al., 2000Berglund et al., 2003Harder et al., 1998Parmar & Raymakers, 1993Cassidy et al., 2000Ferrari & Russell, 2001Harder et al., 1998Radanov et al., 1995Sturzenegger et al., 1995Richter et al., 2004psychologisch functioneren,…▪ Psychosocialefactoren: verwachtingenm.b.t. slechteprognose, kennis <strong>van</strong>de <strong>gevolge</strong>n, …▪ Sociale factoren:het vermijden <strong>van</strong>sociale activiteit, <strong>een</strong>grote afhankelijkheid<strong>van</strong> andere personen,<strong>een</strong> lager <strong>op</strong>leidingsniveau,…▪ Compensatie voorpijn en lijden eninkomensverleis.▪ Een geroteerd hoofdtijdens de <strong>impact</strong>.▪ Het ongeval alspassagiermeegemaakt hebben.▪ G<strong>een</strong> aandeel in hetveroorzaken <strong>van</strong> hetongeval.▪ Botsen met <strong>een</strong>bewegend object.▪ Eigen voertuig inbeweging <strong>op</strong> moment<strong>van</strong> de <strong>impact</strong>.▪ Meerdere botsingen.Legende: 1 C<strong>op</strong>ing: omgaan met problemen.Socio-demografische gegevensHeel wat studies toonden <strong>een</strong> verband aan tussen het geslacht en de prognose <strong>van</strong>WAD. Vrouwen vertoonden in deze studies <strong>een</strong> verhoogd risico <strong>op</strong> het ontwikkelen <strong>van</strong>chronische klach<strong>ten</strong> na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel in vergelijking met de mannen (bijvoorbeeldHarder et al., 1998). Echter ook heel wat studies konden g<strong>een</strong> verband aantonen tussenhet geslacht en de prognose <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (bijvoorbeeld Radanov et al., 1995).Gebaseerd <strong>op</strong> hun literatuurstudie konden Côté et al. (2001) beslui<strong>ten</strong> dat er voldoendeevidentie is om aan te nemen dat het geslacht bepalend is voor het al dan nietSteunpunt Verkeersveiligheid 53 RA-2005-60


ontwikkelen <strong>van</strong> chronische klach<strong>ten</strong> na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel. Dit is echter niet inover<strong>een</strong>stemming met de beslui<strong>ten</strong> <strong>van</strong> Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al. (2003). Zij vonden heelwat evidentie voor de bewering dat geslacht absoluut g<strong>een</strong> prognostische waarde heeftmet betrekking tot WAD. <strong>De</strong> verschillen in conclusies kunnen te wij<strong>ten</strong> zijn aan het feitdat er andere selectiecriteria gebruikt werden om studies al dan niet te weerhouden in deliteratuurstudie. <strong>De</strong> methodologische heterogeneïteit <strong>van</strong> het uitgangsmateriaalvermindert de betrouwbaarheid <strong>van</strong> meta-analyses.Ook wordt in sommige studies <strong>een</strong> verband met de leeftijd aangetoond (bijvoorbeeldRadanov et al., 1996): hoe ouder men is <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het ongeval, hoe groter dekans <strong>op</strong> het ontwikkelen <strong>van</strong> chronische klach<strong>ten</strong>. Ook met betrekking tot deze factorkomen de twee onderzoeksgroepen niet over<strong>een</strong>. Enerzijds vinden Côté et al. (2001) datde leeftijd <strong>een</strong> prognostische waarde heeft maar Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al. (2003)concluderen <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> hun selectie <strong>van</strong> rele<strong>van</strong>te studies dat leeftijd absoluut g<strong>een</strong>voorspellende waarde heeft met betrekking tot de prognose <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel. Voorandere socio-demografische variabelen (<strong>op</strong>leiding, werkgerelateerde factoren, …)zijn de twee groepen <strong>van</strong> onderzoekers het erover <strong>een</strong>s dat er g<strong>een</strong> slui<strong>ten</strong>de evidentievoorhanden is voor hun voorspellende waarde.Het kan zijn dat het verband tussen socio-demografische factoren en de prognoseafhankelijk is <strong>van</strong> de manier waar<strong>op</strong> de studie uitgevoerd werd. Als we de meestrele<strong>van</strong>te studies bekijken zien we dat het herstel meestal gedefinieerd werd in termen<strong>van</strong> fysische klach<strong>ten</strong>, functionele beperkingen of het st<strong>op</strong>zet<strong>ten</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong>verzekeringsprocedure. Het is niet uitgeslo<strong>ten</strong> dat er wel over<strong>een</strong>stemming in resulta<strong>ten</strong>bereikt zou kunnen worden wanneer herstel <strong>op</strong> <strong>een</strong> andere manier zou gedefinieerd zijn(bijvoorbeeld in termen <strong>van</strong> mentale gezondheid).Fysische factorenUit sommige studies bleek dat <strong>een</strong> hogere initiële pijn (in<strong>ten</strong>siteit <strong>van</strong> nek- enhoofdpijn) <strong>een</strong> voorspellende waarde heeft met betrekking tot de ontwikkeling <strong>van</strong> WAD.In beide meta-studies komt deze factor naar voren als zeer rele<strong>van</strong>t. Côté et al. (2001)vermelden echter ook radiculaire symptomen als prognostische factor. Dit is echterweer niet in over<strong>een</strong>stemming met Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al. (2003): <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> hunliteratuurselectie vinden ze g<strong>een</strong> voorspellende waarde voor deze factor. Andere fysischevariabelen waarvoor ze <strong>een</strong> beperkte evidentie vonden zijn <strong>een</strong> verhoogd aantalklach<strong>ten</strong> vlak na het ongeval, <strong>een</strong> beperking in het draaien <strong>van</strong> het hoofd en <strong>een</strong>lagere belasting <strong>van</strong> de nekspieren.Hoewel de medische voorgeschiedenis <strong>van</strong> <strong>een</strong> persoon (had de persoon voor hetongeval al last <strong>van</strong> hoofdpijn, lijdde hij aan spondylosis 33 , …) soms aangehaald wordt alsmogelijke prognostische factor (zie bijvoorbeeld Schrader et al, 1996; Turner et al, 2003)wordt deze factor, gebaseerd <strong>op</strong> de twee beste literatuurstudies, toch niet beschouwd alsprognostisch rele<strong>van</strong>t. Toch is ook hier mogelijk dat het al dan niet vertonen <strong>van</strong>verbanden afhankelijk is <strong>van</strong> de gebruikte definitie <strong>van</strong> herstel (mentale gezondheidi.p.v. fysische gezondheid).Psychosociale factorenIn heel wat studies werd onderzoek gedaan naar de prognostische waarde <strong>van</strong>psychologische variabelen (persoonlijkheid, gemoedstoestand, angst, …) metbetrekking tot de ontwikkeling <strong>van</strong> WAD (zie bijvoorbeeld Radanov et al., 1996; Sterlinget al., 2003b; Andersson et al., 1997; Wenzel et al., 2002; Turner et al., 2003; Richter etal., 2004).33 Reumatische of tuberculeuze ontsteking <strong>van</strong> één of meer wervels.Steunpunt Verkeersveiligheid 54 RA-2005-60


Richter en collega’s (2004) vonden in hun prospectieve studie dat enkel subjectievevariabelen (geme<strong>ten</strong> a.d.h.v. de subjectieve levenskwaliteitsschaal SF-36) <strong>een</strong>predictieve waarde hadden met betrekking tot de duur en de ernst <strong>van</strong> de symptomen(o.a. nek-, hoofd-, en schouderpijn) en niet de fysische variabelen.In <strong>een</strong> andere studie werden metingen <strong>van</strong> deze variabelen gebruikt <strong>van</strong> voor hetongeval (gebaseerd <strong>op</strong> medische dossiers <strong>van</strong> deze patiën<strong>ten</strong> die beschikbaar waren <strong>van</strong>voor het ongeval; Turner et al., 2003). Hierin werd g<strong>een</strong> voorspellende waarde gevondenvoor de ernst <strong>van</strong> de psychologische factoren m.b.t. de chroniciteit <strong>van</strong> de klach<strong>ten</strong>.Psychologische variabelen werden in deze studie zeer breed <strong>op</strong>gevat (<strong>een</strong> globalepsychiatrische score gebaseerd <strong>op</strong> beschikbare psychiatrische rappor<strong>ten</strong>).Sommige psychologische variabelen worden pas waarneembaar nadat het ongevalgebeurd is. Zo werden psychologische variabelen zoals ‘fear avoidance’ (Nederhand etal., 2004) en ‘c<strong>op</strong>ing-strategieën’ 34 (Bosma & Kessels, 2002; Bui<strong>ten</strong>huis et al., 2003;Söderlund & Lindberg, 2003) onderzocht als mogelijke prognostische factoren. Er werdaangetoond dat patiën<strong>ten</strong> die nog klach<strong>ten</strong> vertoonden <strong>van</strong> hun <strong>whiplash</strong> meer gebruikmaak<strong>ten</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> ‘catastr<strong>op</strong>hizing’-strategie 35 dan genezen patiën<strong>ten</strong>. In <strong>een</strong>vervolgstudie werd verder aangetoond dat de gebruikte strategieën ook kondenveranderen over de tijd en dus niet louter als <strong>een</strong> persoonlijkheidstrek kunnenbeschouwd worden, maar veeleer als <strong>een</strong> proces dat zich aanpast aan deomstandigheden (Söderlund & Lindberg, 2003). <strong>De</strong> manier waar<strong>op</strong> patiën<strong>ten</strong> dus omgaanmet zowel hun initiële als hun chronische klach<strong>ten</strong> kan dus bepalend zijn voor hetgenezingsproces.Hoewel sommige <strong>van</strong> deze studies <strong>een</strong> verband aantoonden met de prognose <strong>van</strong><strong>whiplash</strong>letsels worden psychologische variabelen in g<strong>een</strong> <strong>van</strong> beide literatuuroverzich<strong>ten</strong>beschouwd als rele<strong>van</strong>te prognostische factoren (Côté et al. (2001), Schol<strong>ten</strong>-Peeters etal. (2003)). Een verstoord psychisch functioneren wordt beschouwd als het gevolg <strong>van</strong> desomatische klach<strong>ten</strong>, eerder dan dat ze er de oorzaak <strong>van</strong> zijn (Radanov et al., 1996;Sterling et al., 2003b). Het gebrek aan <strong>een</strong> consis<strong>ten</strong>t verband tussen psychologischevariabelen en de prognose <strong>van</strong> de WAD kan echter ook hier weer te wij<strong>ten</strong> zijn aan demanier waar<strong>op</strong> het herstel geme<strong>ten</strong> wordt. Hoewel in sommige studies de mentalegezondheid als uitkomstvariabele wordt genomen, is dit niet in alle studies het geval (ziebijvoorbeeld Turner et al., 2003 voor <strong>een</strong> uitzondering).Als sociale factor worden soms motieven <strong>van</strong> compensatiegewin aangehaald alsmogelijke prognostische factor. Er werd aangetoond dat de manier waar<strong>op</strong>gecompenseerd werd voor de <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel (‘No-fault’-systeem invergelijking met <strong>een</strong> ‘Tort’-systeem) <strong>een</strong> invloed had, niet all<strong>een</strong> <strong>op</strong> de duur <strong>van</strong> <strong>een</strong>verzekeringsaanspraak, maar ook <strong>op</strong> de incidentie <strong>van</strong> chronische WAD (Cassidy et al.,2000). Ook werd er aangetoond dat er veel meer overdrijving <strong>van</strong> symptomen (metname cognitieve disfunctie) voorkwam wanneer de patiënt betrokken was in <strong>een</strong>verzekeringsaanspraak (Schmand et al., 1998). Toch worden ook deze factoren in detwee literatuurstudies niet als rele<strong>van</strong>te prognostische factoren beschouwd (Côté et al.,2001; Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al., 2003).Factoren met betrekking tot het ongeval<strong>De</strong> <strong>impact</strong>snelheid, de hoek <strong>van</strong> de <strong>impact</strong>, of het voertuig in beweging was of niet, k<strong>op</strong>staartbotsing,ernst <strong>van</strong> het ongeval, passagiers aanwezig, schuldig of niet, plaats in hetvoertuig, richting <strong>van</strong> het hoofd, anticipatie <strong>van</strong> het ongeval, grootte <strong>van</strong> het voertuig, …werden onderzocht (Sturzenegger et al., 1995; Schrader et al., 1996; Harder et al.,1998; Satoh et al., 1997). G<strong>een</strong> <strong>van</strong> deze factoren wordt echter door de twee34 C<strong>op</strong>ing-strategieën: de handelingen en gedach<strong>ten</strong> die iemand hanteert om met hun klach<strong>ten</strong> om te gaan.35 Catastr<strong>op</strong>hizing-strategie: gedach<strong>ten</strong> en handelingen die <strong>een</strong> negatieve voorspelling <strong>van</strong> het genezingsprocesveronderstellen.Steunpunt Verkeersveiligheid 55 RA-2005-60


literatuurstudies als rele<strong>van</strong>te prognostische factor beschouwd voor de chronicisering <strong>van</strong>de klach<strong>ten</strong> (Côté et al., 2001; Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al., 2003).BehandelingDoor middel <strong>van</strong> retrospectieve en prospectieve studies is onderzocht of <strong>een</strong> bepaaldtype <strong>van</strong> behandeling <strong>een</strong> positief effect heeft <strong>op</strong> de prognose <strong>van</strong> WAD. In g<strong>een</strong> <strong>van</strong>beide literatuuroverzich<strong>ten</strong> (Côté et al., 2001; Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al., 2003) komenbehandelingstypes echter voor als rele<strong>van</strong>t. <strong>De</strong> toegediende behandeling is <strong>een</strong> variabeledie random toegekend kan worden aan de <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong>. In <strong>een</strong> anderliteratuuroverzicht geven Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al. (2001) <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> deexperimentele studies die uitgevoerd werden om <strong>een</strong> idee te krijgen <strong>van</strong> de beste manierwaar<strong>op</strong> acute <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> behandeld kunnen worden <strong>op</strong>dat het risico <strong>op</strong>chronische klach<strong>ten</strong> zo klein mogelijk blijft. Uit dit overzicht concluderen ze dat depatiënt best actief behandeld worden (zo snel mogelijk de voorgaande activitei<strong>ten</strong>hervat<strong>ten</strong>, nekoefeningen, …). Ze vermelden er wel bij dat het om <strong>een</strong> voorzichtigeconclusie gaat omdat slechts drie studies aan hun kwaliteitsnormen voldeden 36 .Het overzicht <strong>van</strong> de literatuur geeft duidelijk aan dat er weinig over<strong>een</strong>stemming is overwelke factoren <strong>een</strong> voorspellende waarde hebben met betrekking tot de ontwikkeling <strong>van</strong>chronische klach<strong>ten</strong> <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>. Een gebrek aan consis<strong>ten</strong>tie (allichtvoornamelijk veroorzaakt door <strong>een</strong> grote verscheidenheid aan gebruikte methodes endefinities <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>) is de voornaamste oorzaak <strong>van</strong> het feit dat uit de meta-analyseszeer weinig factoren als rele<strong>van</strong>t naar voren kwamen. Zoals al hiervoor aangehaald, kanhet echter ook de definitie <strong>van</strong> herstel zijn die het gebrek aan consis<strong>ten</strong>tie veroorzaakt.Dikwijls worden enkel de medische <strong>gevolge</strong>n in rekening gebracht en blijven depsychologische <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel onderbelicht. Hieruit blijkt de nood aanempirische studies die naast fysische <strong>gevolge</strong>n, ook de psychosociale <strong>gevolge</strong>n <strong>op</strong> langetermijn nagaan bij patiën<strong>ten</strong> met chronische klach<strong>ten</strong> <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel.36 Zie ook 2.2.7Steunpunt Verkeersveiligheid 56 RA-2005-60


3 . B I J D R A G E V A N H U I D I G O N D E R Z O E K S O P Z E T E NO N D E R Z O E K S V R A G E N<strong>De</strong> voorstelling <strong>van</strong> het huidig onderzoeksvoorstel vertrekt uit de voorafgaandehoofdstukken om de <strong>op</strong>zet, de methodologie en de te onderzoeken variabelen terechtvaardigen. Uit hoofdstuk 1 volgde al de geselecteerde methodologie en pathologie.Hoofdstuk 2 ging dieper in <strong>op</strong> de <strong>whiplash</strong>problematiek, gaande <strong>van</strong> het ontstaan <strong>van</strong><strong>een</strong> <strong>whiplash</strong> tot de evolutie <strong>van</strong> chronische WAD. Daaruit konden te onderzoekenvariabelen afgeleid worden. In het volgend hoofdstuk worden het huidig onderzoeks<strong>op</strong>ze<strong>ten</strong> de onderzoeksvragen uit<strong>een</strong>gezet.3.1 Bijdrage <strong>van</strong> het onderzoeksvoorstel3.1.1 Synthese literatuuroverzichtUit hoofdstuk 1 en 2 volgde dat de <strong>whiplash</strong>problematiek pertinent en om<strong>van</strong>grijk is.Whiplashslachtoffers ondervinden vaak functionele beperkingen en <strong>een</strong> verlaagde graad<strong>van</strong> welzijn in verschillende levensdomeinen t.g.v. hun ongeval. Dit niet enkel in termen<strong>van</strong> onmiddellijke <strong>gevolge</strong>n (<strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en letsels), maar ook in termen <strong>van</strong> langdurige<strong>gevolge</strong>n. Whiplash komt frequent voor - het is het meest frequente letseltype bijmotorvoertuigongevallen - en het is <strong>een</strong> belangrijk volksgezondheidskundig probleem datzowel voor de samenleving als voor het individu zelf <strong>een</strong> grote kost met zich meebrengt.Kenmerkend is dat <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong> in bepaalde gevallen initieel lichte verwondingen metzich meebrengt die kunnen resulteren in <strong>een</strong> hoge mate <strong>van</strong> pijn, invaliditeit en/ofbeperkingen. <strong>De</strong>ze problematiek brengt bovendien ook met zich mee dat er veelcontroverse bestaat zowel rond de definiëring als rond de resulta<strong>ten</strong> <strong>van</strong> studies <strong>op</strong> datgebied uitgevoerd. Daarbij spelen zowel methodologische aspec<strong>ten</strong> (zoals de variatie inde <strong>op</strong>erationalisatie <strong>van</strong> zowel de responden<strong>ten</strong> als de geme<strong>ten</strong> eindpun<strong>ten</strong>, bijvoorbeeldherstel, het gebruikte studiedesign, de rekruteringspool, ...) als inhoudelijke aspec<strong>ten</strong>(bijvoorbeeld voorstander zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong> bepaald theoretisch model dat <strong>ten</strong> grondslag ligtaan <strong>een</strong> studie) <strong>een</strong> rol. In eerste instantie wordt in deze studie d.m.v. het poneren <strong>van</strong>duidelijke definities en omschrijvingen getracht om zo weinig mogelijk misverstanden tecreëren. In tweede instantie wordt de studie <strong>op</strong>gezet <strong>van</strong>uit <strong>een</strong> nieuwe invalshoek,namelijk de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> <strong>op</strong> de levenskwaliteit.Whiplashletsels worden vaak in eerste instantie gecategoriseerd als lichte verwondingen.Over de risocofactoren <strong>van</strong> ongunstige evolutie naar chonisch WAD bieden studies g<strong>een</strong><strong>een</strong>duidigheid. Studies over de evolutie <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels zijn vaak beperkt tot enkelde fysische factoren. We <strong>op</strong>teren voor <strong>een</strong> bi<strong>op</strong>sychosociaal model zodat zowel fysische,psychologische als sociale factoren in onze studie zullen aan bod komen. Levenskwaliteitals primaire outcomevariabele integreert de hoofddimensies <strong>van</strong> het bi<strong>op</strong>sychosociaalmodel, en wordt geme<strong>ten</strong> <strong>op</strong> het daarboven gelegen emergent niveau.Steunpunt Verkeersveiligheid 57 RA-2005-60


3.1.2 Bijdrage huidig onderzoeksvoorstelVernieuwend aan dit onderzoek is de bijdrage <strong>van</strong> ‘Subjective Quality of life’-metingaan reeds gekende outcomemetingen. Verschillende metingen kunnen aangewendworden in het geval <strong>van</strong> de <strong>whiplash</strong>problematiek. Het generisch instrument NDI 37 meetde zelf waargenomen beperkingen afkomstig <strong>van</strong> nekletsels (al dan niet t.g.v. <strong>een</strong><strong>whiplash</strong>letsel). <strong>De</strong> NDI kan groepen identificeren <strong>op</strong> het spectrum <strong>van</strong> functioneelvolledig hersteld tot volledig beperkt. <strong>De</strong> NDI bevat items <strong>van</strong> bepaaldeprobleemgebieden die vaak voorkomen bij <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong>, maar er ontbreken itemsdie betrekking hebben <strong>op</strong> frequent aangegeven problemen, zoals hoofdzakelijk dementale en sociale domeinen (Hoving et al., 2003). Om tegemoet te komen aan deontbrekende informatie <strong>op</strong> psychisch vlak, kan de SCL-90 38 <strong>een</strong> algemene maat voorpsychisch functioneren gebruikt worden. Ook kan via de subschaal ‘psychischfunctioneren’ <strong>van</strong> de SF-20, de verkorte vorm <strong>van</strong> het ‘Medical Outcome study’ 39 ,hierover informatie bekomen worden. <strong>De</strong> subschalen ‘rolvervulling’ en ‘sociaalfunctioneren’ <strong>van</strong> de SF-20 kunnen tevens binnen het bi<strong>op</strong>sychosociaal model geplaatstworden. <strong>De</strong> NDI en de subschalen ‘lichamelijke pijn’ en ‘lichamelijk functioneren’ <strong>van</strong> deSF-20 me<strong>ten</strong> de mate <strong>van</strong> fysisch herstel. <strong>De</strong> mate <strong>van</strong> herstel <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels en(chronische) WAD kan <strong>op</strong> alle bovenstaande vlakken nagegaan worden.Figuur 5 geeft de verbanden weer tussen de verschillende soor<strong>ten</strong> eindpun<strong>ten</strong> ofuitkomstvariabelen in <strong>een</strong> bi<strong>op</strong>sychosociaal model. Vroegere studies hebben vaak defunctionele belemmeringen en/of fysische klach<strong>ten</strong> als eindpunt genomen –wat onder aen b aangegeven wordt. Daarnaast maken vele studies ook gebruik <strong>van</strong> ‘einde <strong>van</strong>behandeling in termen <strong>van</strong> fysieke klach<strong>ten</strong>’ om aan te geven of de responden<strong>ten</strong>hersteld zijn. In dit onderzoek wordt <strong>van</strong>uit <strong>een</strong> ander standpunt vertrokken en wordt denadruk gelegd <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven (<strong>op</strong>tie d in figuur 5). ‘Quality of life’-meting,meer bepaald de globale bevraging naar de algemene levenskwaliteit <strong>van</strong> iemand zijnleven vertrekt <strong>van</strong>uit het algem<strong>een</strong> model en betrekt alle factoren in <strong>een</strong> globale maat.Die globale maat kadert volledig binnen het bi<strong>op</strong>sychosociaal model. Daaraan kunnenbovendien prognostische factoren verbonden worden. Hierdoor kunnen nieuwehypothesen <strong>op</strong>gesteld worden die niet enkel het fysisch aspect, de functionelebelemmering, het psychisch functioneren als eindpunt nemen, maar het globaalsubjectief eindresltaat. Er wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> betrouwbare, gevalideerde enont<strong>van</strong>kelijke instrumen<strong>ten</strong>, zoals de NDI, de SCL-90 en SF-20, wat <strong>een</strong> meerwaarde is(Schol<strong>ten</strong>-Peeters et al., 2003).Belangrijk is ook de beperkingen <strong>van</strong> onze studie voor<strong>op</strong> aan te geven. <strong>De</strong> bescheidensteekproef en het gebruikte design kunnen g<strong>een</strong> definitief antwoord bieden <strong>op</strong> degestelde onderzoeksvragen. Het hoofddoel <strong>van</strong> deze pilootstudie is tot interessan<strong>ten</strong>ieuwe testbare hypothesen te komen. Het kan niet in het <strong>op</strong>zet liggen algem<strong>een</strong>geldende prognostische factoren te bewijzen. <strong>De</strong>ze studie wil zich concentreren <strong>op</strong> delevenskwaliteit en de ermee samenhangende prognostische factoren. <strong>De</strong>ze pilootstudiegaat de haalbaarheid <strong>van</strong> <strong>een</strong> grootschalig onderzoek terzake na. Door middel <strong>van</strong> <strong>een</strong>pilootstudie <strong>op</strong> de geselecteerde <strong>whiplash</strong>problematiek die behoort tot de vermoedelijkeondergeregistreerde postaccidentele ziektetoestanden, wordt de haalbaarheid enmethodologie geverifieerd <strong>van</strong> grootschaliger onderzoek naar de <strong>impact</strong> <strong>van</strong><strong>verkeersongeval</strong>len in het algem<strong>een</strong> <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven. Het aanreiken <strong>van</strong>mogelijks prognostische factoren kan het beleid helpen aanbevelingen en richtlijnen terverbetering <strong>van</strong> de <strong>whiplash</strong>problematiek te formuleren. Men kan ook h<strong>op</strong>en groepen teidentificeren waar<strong>op</strong> het beleid zich preferentieel zou kunnen rich<strong>ten</strong> ter verlaging <strong>van</strong> degezondheids<strong>impact</strong>. Op die factoren kan men zich dan prioritair rich<strong>ten</strong> en grootschaligeronderzoek <strong>op</strong>stellen om ze te toetsen.37 <strong>De</strong> Neck Disability Index, zie 4.1.3 d voor <strong>een</strong> uitgebreide documentatie.38 Zie 4.1.3 f voor <strong>een</strong> uitgebreide documentatie omtrent de SCL-90 (de symptom checklist – 90 items).39 Punt 4.1.3 c.5 behandelt de SF-20.Steunpunt Verkeersveiligheid 58 RA-2005-60


<strong>De</strong> gekozen onderzoeksp<strong>op</strong>ulaties zijn interessant. Ten eerste worden mensengerekruteerd <strong>van</strong>uit de databank <strong>van</strong> <strong>een</strong> grote dienst spoedgevallen. Whiplash is <strong>een</strong><strong>van</strong> de meest frequente aandoeningen <strong>van</strong> motorvoertuigongevallen die behandeldworden binnen de spoedgevallen. Voor spoedgevallendiens<strong>ten</strong> is het <strong>van</strong> belang hetpercentage patiën<strong>ten</strong> te kennen dat <strong>ten</strong>minste na <strong>een</strong> jaar na de <strong>impact</strong> nog lastondervindt. Weliswaar worden langs deze weg niet alle <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> bereikt, maarhet is <strong>een</strong> interessante ingangspoort die minder vertekeningen met zich meebrengt danandere rekruteringspolen 40 . <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> deze eerste groep is ook dat zegeselecteerd worden <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>een</strong> ICD-9 code 41 aan de hand <strong>van</strong> <strong>een</strong>diagnosestelling <strong>van</strong> <strong>een</strong> arts (code 847.0 voor de code ‘sprain of the neck’). Eenhomogenere groep wordt bereikt dan <strong>een</strong> groep die zou geselecteerd worden <strong>op</strong> enkelnekklach<strong>ten</strong> na <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>. Hierbij moet wel rekening gehouden worden datover het algem<strong>een</strong> de ernstigste gevallen door gebruik te maken <strong>van</strong> dezediagnosestelling bui<strong>ten</strong> beschouwing gela<strong>ten</strong> worden. Slachtoffers met breuken ofdislocaties krijgen <strong>een</strong> andere ICD-9 code. Bovendien kunnen de patiën<strong>ten</strong> <strong>een</strong> verkeerdediagnose krijgen (zie onder andere hoofdstuk 2, over verwarring en niet-standaardisatiebij de diagnose <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> . Het is heel waarschijnlijk dat door bovenstaande redenenveel <strong>whiplash</strong>gevallen over het hoofd gezien worden.Mede daarom worden in deze studie in de tweede plaats ook <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong>geselecteerd <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> lidmaatschap <strong>van</strong> <strong>een</strong> zelfhulpgroep, aangezien <strong>van</strong> diemensen verwacht kan worden dat ze nog last ondervinden <strong>van</strong> hun letsels. Door dezeselectie worden mensen met de chronische variant <strong>van</strong> WAD bereikt. Werken met <strong>een</strong>groep gerekruteerd uit <strong>een</strong> zelfhulpgroep is binnen de internationale literatuurvernieuwend: het gaat hier om auto-selectie. Het spectrum <strong>van</strong> bestudeerde patiën<strong>ten</strong>zal dus gaan <strong>van</strong> mensen die g<strong>een</strong> last meer hebben tot mensen die nog erg lijden.In deze studie wordt ook de lange termijn<strong>op</strong>volging in rekening gebracht. <strong>De</strong> eersterekruteringspool omvat patiën<strong>ten</strong> 10 tot 26 maanden na het <strong>verkeersongeval</strong>. Voor <strong>een</strong>beeld <strong>van</strong> de langere termijn<strong>op</strong>volging worden <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> uit de zelfhulpgroepgerekruteerd 42 .3.1.3 Nadelen <strong>van</strong> het onderzoeks<strong>op</strong>zetIn hoofdstuk 5 wordt uitgebreid ingegaan <strong>op</strong> de beperkingen en tekortkomingen <strong>van</strong>onze studie. In dit deel worden kort enkele nadelen <strong>op</strong>gegeven die in één of ander<strong>op</strong>zicht onvermijdelijk zijn.Ten eerste betreft het in dit onderzoek <strong>een</strong> retrospectief onderzoeksdesign, mindersterk dan <strong>een</strong> prospectieve studie om oorzaak-gevolg relaties aan te tonen enbetrouwbare prognostische uitspraken te doen. Prospectieve studies zijn echter duur enheel tijdsin<strong>ten</strong>sief. Aangezien er in dit geval sprake is <strong>van</strong> <strong>een</strong> pilootstudie diebeperkingen kent qua financiële aspec<strong>ten</strong> en duur wordt ge<strong>op</strong>teerd voor <strong>een</strong> retrospectiefdesign. Dit soort <strong>op</strong>zet kan elemen<strong>ten</strong> aanreiken die in <strong>een</strong> grootschalig prospectiefonderzoek kunnen uitgeklaard worden.Vervolgens moet ook rekening gehouden worden met het feit dat er twee verschillendeonderzoeksgroepen geselecteerd zijn. <strong>De</strong> voordelen werden hierboven vermeld. Nadeel<strong>van</strong> <strong>een</strong> onderzoeksdesign met twee groepen afkomstig <strong>van</strong>uit verschillende p<strong>op</strong>ulaties,is dat er moeilijkheden kunnen <strong>op</strong>treden in verband met het interpreteren <strong>van</strong> deresulta<strong>ten</strong>. Wat de twee groepen gem<strong>een</strong>schappelijk hebben, is dat ze ooit <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>hebben gehad t.g.v. <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>. Op vele andere aspec<strong>ten</strong> zijn ze verschillend,40 Zie ondermeer ook tekstbox 1, hoofdstuk 241 Zie verder ook sectie methode42 In hoofdstuk 4, sectie resulta<strong>ten</strong> kunnen de verschillen in verband met duur na het ongeval tussen de tweegroepen geobserveerd worden.Steunpunt Verkeersveiligheid 59 RA-2005-60


ijvoorbeeld, ze zijn niet beiden geselecteerd <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>een</strong> ICD-9 code, ze hebbenniet allemaal <strong>een</strong> dienst spoedgevallen bezocht, ze verschillen in tijdsperiode tussen hetongeval en het moment <strong>van</strong> het onderzoek... . Er kunnen in deze studie g<strong>een</strong> uitsprakengedaan worden over alle <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong>, en de twee groepen zijn slechts gedeeltelijkvergelijkbaar. Bijgevolg zullen voor iedere onderzoeksvraag telkens twee analysesuitgevoerd worden, één voor de groep afkomstig <strong>van</strong> de databank, <strong>een</strong> andere voor degroep afkomstig <strong>van</strong> de zelfhulpgroep.3.2 OnderzoeksvragenPrimair doel <strong>van</strong> deze studie is het nagaan <strong>van</strong> de levenskwaliteit <strong>van</strong> mensen die <strong>een</strong><strong>whiplash</strong> hebben gehad t.g.v. <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> (zie 3.2.3). Daarnaast wordtonderzocht welke factoren <strong>een</strong> invloed uitoefenen <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven <strong>van</strong> diepersonen (zie 3.2.2). Omdat er bui<strong>ten</strong> <strong>een</strong> globale vraag naar de kwaliteit <strong>van</strong> het levenook <strong>een</strong> multidimensionele bevraging uitgevoerd wordt, kan het verband tussen dezetwee verschillende soor<strong>ten</strong> <strong>van</strong> metingen nagegaan worden. Tenslotte wordt onderzochtwelke verbanden er zijn tussen enerzijds verklarende variabelen en anderzijds het al danniet herstellen <strong>van</strong> WAD (zie 3.2.1). Bij deze laatste wordt ‘herstel’ <strong>op</strong>nieuw <strong>op</strong> <strong>een</strong>andere manier ge<strong>op</strong>erationaliseerd dan al gedaan werd bij voorgaande studies.3.2.1 Factoren in verband met het al dan niet herstellen <strong>van</strong> WAD<strong>De</strong>ze studie tracht <strong>ten</strong> eerste na te gaan welke factoren <strong>een</strong> invloed uitoefenen <strong>op</strong> hetherstel <strong>van</strong> de <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong>. Hierbij kan het herstel gedefinieerd worden <strong>op</strong> basis<strong>van</strong> vier uitkomstvariabelen (zie figuur 5, a tot d). In deze eerste vier onderdelen <strong>van</strong>deze figuur worden de vier modellen achterliggend aan deze berekeningengepresenteerd. In de literatuur maakt men vaak gebruik <strong>van</strong> de eerste twee onderdelen,herstel gedefinieerd in termen <strong>van</strong> fysieke klach<strong>ten</strong> (a) of functionele belemmeringen (b).Uit voorgaande delen is gebleken dat herstel echter ook gedefinieerd kan worden intermen <strong>van</strong> psychische klach<strong>ten</strong> (c) of in termen <strong>van</strong> algehele levenskwaliteit (d). <strong>De</strong>prognostische factoren voor deze vier uitkomstvariabelen zijn niet noodzakelijk dezelfde.Zoals blijkt uit figuur 5e wordt de mogelijkheid <strong>op</strong>en gela<strong>ten</strong> om verbanden tussen deuitkomstvariabelen onderling na te gaan. Het is immers vrij waarschijnlijk is dat hetherstel zoals gedefinieerd in termen <strong>van</strong> psychische klach<strong>ten</strong> beïnvloed wordt door hetherstel zoals gedefinieerd in termen <strong>van</strong> fysische klach<strong>ten</strong>.Omdat de twee onderzoeksgroepen <strong>op</strong> <strong>een</strong> totaal andere manier gerekruteerd worden enniet voldoen aan dezelfde selectiecriteria, is het moeilijk <strong>een</strong> rechtstreekse vergelijking temaken tussen de twee onderzoeksgroepen. Hoe kunnen de verschillen inuitkomstvariabelen geïnterpreteerd worden als niet enkel de verklarende variabelenverschillen maar ook nog andere ongecontroleerde variabelen? Daarom wordenverbanden tussen verklarende variabelen en iedere uitkomstvariabele nagegaan binneniedere onderzoeksgroep.Vanwege het kleine aantal personen in de twee onderzoeksgroepen zullen voor dezeonderzoeksvraag enkel de enkelvoudige verbanden bekeken worden. Zo is hetbijvoorbeeld goed mogelijk dat <strong>een</strong> eerste variabele <strong>een</strong> verband vertoont met <strong>een</strong>uitkomstvariabele enkel en all<strong>een</strong> door het feit dat deze eerste variabele <strong>een</strong> verbandvertoont met <strong>een</strong> tweede verklarende variabele die ook <strong>een</strong> verband vertoont met deuitkomstvariabele. Het onderzoeken <strong>van</strong> de enkelvoudige invloed <strong>van</strong> <strong>een</strong> variabele <strong>op</strong> deuitkomstvariabele (g<strong>een</strong> rekening houdend met de invloed <strong>van</strong> mogelijke anderevariabelen) kan echter dienen als <strong>een</strong> eerste stap in het selecteren <strong>van</strong> mogelijkeSteunpunt Verkeersveiligheid 60 RA-2005-60


isicofactoren die in <strong>een</strong> grootschaliger onderzoek getoetst kunnen worden met meeruitgebreide modellen (die wel rekening houden met de onderlinge verbanden tussenverklarende variabelen).Het gebruik <strong>van</strong> de tweede onderzoeksgroep heeft <strong>een</strong> methodologisch voordeel. Vandeze groep valt te verwach<strong>ten</strong> dat ze slechter scoren <strong>op</strong> globale levenskwaliteit, fysischetoestand, psychische toestand, functionele toestand, ... Eventuele afwezigheden <strong>van</strong>verschillen in prognostische variabelen tussen herstelde en niet-herstelde patiën<strong>ten</strong>(gedefinieerd <strong>op</strong> de vier hierboven vermelde manieren) binnen de eerste onderzoeksonderzoeksgroep kunnen in dat geval niet te wij<strong>ten</strong> zijn aan <strong>een</strong> gebrek inonderscheidingsvermogen <strong>van</strong> de gebruikte instrumen<strong>ten</strong>.Legende: a) Het model met de fysische toestand () als uitkomstvariabele; b) Het model met defunctionele toestand (ƒ) als uitkomstvariabele; c) Het model met de psychische toestand () alsuitkomstvariabele; d) Het model met kwaliteit <strong>van</strong> het leven (Qol) als uitkomstvariabele en e) Hetmodel met de 4 uitkomstvariabelen. Gebruikte afkortingen: Persoonlijkheidsfactoren (P), Socio-<strong>De</strong>mografische factoren (SD), OngevalsGerelateerde factoren (OG), Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong>het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS).Figuur 5. Visuele voorstelling <strong>van</strong> de modellen die de invloed <strong>van</strong> iedereverklarende variabele <strong>op</strong> iedere uitkomstvariabele weergeven en het modeldat de uitkomstvariabelen onderling in verband brengen.3.2.2 Bepalende factoren voor de globale levenskwaliteitTen tweede wil deze studie achterhalen wat de bepalende factoren zijn voor de globalelevenskwaliteit <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong>. Een beoordeling <strong>van</strong> deze levenskwaliteit isSteunpunt Verkeersveiligheid 61 RA-2005-60


immers gebaseerd <strong>op</strong> meerdere dimensies (die zowel lichamelijke, geestelijke als socialegezondheid omvat<strong>ten</strong>). Al deze dimensies kunnen <strong>een</strong> verschillende bijdrage leveren aande algehele levenskwaliteit (zie figuur 6).Dit onderdeel <strong>van</strong> de studie betreft het vierde model uit de eerste onderzoeksvraag(figuur 5d). Toch zijn er rele<strong>van</strong>te verschillen <strong>op</strong> te merken t.o.v. het vierde deel <strong>van</strong> deeerste onderzoeksvraag. Ten eerste worden er andere verklarende variabelen gebruikt.Conceptueel kunnen ze over<strong>een</strong>komen met variabelen die bij het behandelen <strong>van</strong> deeerste onderzoeksvraag aan bod kwamen maar ditmaal worden ze <strong>op</strong> <strong>een</strong> andere manierge<strong>op</strong>erationaliseerd (zie instrumentarium in 4.1.3). Ten tweede zal hier ook rekeninggehouden worden met de verbanden tussen alle verklarende variabelen onderling. <strong>De</strong>invloed <strong>van</strong> iedere verklarende variabele <strong>op</strong> de uitkomstvariabele zal nagegaan worden inhet licht <strong>van</strong> de invloed die andere variabelen hebben <strong>op</strong> de uitkomstvariabele. Ten derdezal de analyse niet enkel per onderzoeksgroep gebeuren maar ook binnen iedereonderzoeksgroep wordt <strong>een</strong> verdere <strong>op</strong>splitsing gemaakt die gebaseerd is <strong>op</strong> de matewaarin de personen hersteld zijn. Het kan immers zijn dat de factoren die bepalen of menal dan niet tevreden is met zijn leven afhankelijk zijn <strong>van</strong> de mate waarin men hersteldis. Herstel wordt hierbij gedefinieerd in termen <strong>van</strong> functionele belemmeringen.Gebruikte afkortingen: Herstel in termen <strong>van</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het leven (Qol); Lichamelijkefunctioneren (LF), Rolvervulling (RV), Sociaal functioneren (SF), Psychische gezondheid (PG),Ervaren gezondheid (EG), Lichamelijke pijn (LP).Figuur 6. Model dat de invloed <strong>van</strong> de zes dimensies <strong>van</strong> de levenskwaliteit <strong>op</strong>de globale levenskwaliteit representeert.3.2.3 Invloed <strong>van</strong> WAD <strong>op</strong> de globale kwaliteit <strong>van</strong> het leven<strong>De</strong>ze studie wil nagaan in welke mate de algemene levenskwaliteit beïnvloed wordt door<strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> waarbij <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en wordt. Hiervoor is het nodigom de globale levenskwaliteit <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek te vergelijken met deglobale levenskwaliteit in de maanden voor het <strong>verkeersongeval</strong>.Er kan verwacht worden dat verschillen in levenskwaliteit voor en na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letselt.g.v. <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> kunnen verschillen in functie <strong>van</strong> het al dan niet ‘hersteld’zijn. Herstel kan ook hier <strong>op</strong> verschillende manieren gedefinieerd worden (in termen <strong>van</strong>fysische toestand, in termen <strong>van</strong> psychische toestand en in termen <strong>van</strong> functioneletoestand). Op basis <strong>van</strong> de gebruikte uitkomstvariabele zal iedere onderzoeksgroep intwee of drie categorieën ingedeeld worden. Op deze manier kan het effect <strong>van</strong> iedereuitkomstvariabele <strong>op</strong> het verschil in levenskwaliteit nagegaan worden.Steunpunt Verkeersveiligheid 62 RA-2005-60


Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden is het <strong>op</strong>nieuw belangrijk om de gegevens<strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 in rekening te brengen. Van deze personen kan verwacht wordendat het <strong>verkeersongeval</strong> waarbij het <strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en werd verregaande<strong>gevolge</strong>n heeft voor de globale levenskwaliteit (d.w.z. <strong>een</strong> verschil in levenskwaliteit vooren na het <strong>verkeersongeval</strong>). Wanneer gemerkt wordt dat zowel de personen uitonderzoeksgroep 1 die hersteld zijn <strong>van</strong> hun <strong>whiplash</strong>letsel als diegene die er niet <strong>van</strong>hersteld zijn, g<strong>een</strong> verschil in levenskwaliteit vertonen voor en na het <strong>verkeersongeval</strong>,kan er<strong>van</strong> uitgegaan worden dat deze afwezigheid <strong>van</strong> <strong>een</strong> effect niet te wij<strong>ten</strong> is aan deongevoeligheid <strong>van</strong> het meetinstrument. Om er zeker <strong>van</strong> te zijn dat voor sommigen <strong>een</strong>effect geobserveerd wordt <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven wordt daarom ookonderzoeksgroep 2 <strong>op</strong>gesplitst in diegene die <strong>een</strong> matige belemmering vertonen (matigescore <strong>op</strong> de uitkomstvariabele) en diegene die <strong>een</strong> ernstige belemmering vertonen(slechte score <strong>op</strong> de uitkomstvariabele). Vooral <strong>van</strong> deze tweede groep kunnen weverwach<strong>ten</strong> dat ze <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek <strong>een</strong> verschil in levenskwaliteitervaren in vergelijking met de periode voor hun ongeval. Het globale design wordtgepresenteerd in figuur 7, met daarbij de verwachte resulta<strong>ten</strong>.Legende: Qol(v): kwaliteit <strong>van</strong> het leven voor het ongeval; Qol(n): kwaliteit <strong>van</strong> het leven <strong>op</strong> hetmoment <strong>van</strong> het onderzoek. Func01: g<strong>een</strong> functionele beperkingen (0-4); Func02: milde totgematigde functionele beperkingen (5-24); Func03: ernstige tot complete functionelebeperkingen (25). Fys01: g<strong>een</strong> klach<strong>ten</strong> en/of pijn meer; Fys02: <strong>een</strong> beetje klach<strong>ten</strong> en/of pijn;Fys03: veel klach<strong>ten</strong> en/of pijn; Psy01: psychisch ‘normalen’ (<strong>van</strong> zeer laag t.e.m. bovengemiddelde); Psy02: onderzoeksgroep 1: psychisch ‘hoog tot zeer hoog’; Psy03:onderzoeksgroep 2: psychisch ‘hoog’; Psy04: onderzoeksgroep 2: psychisch ‘zeer hoog’.Figuur 7. Verwachte verschillen in globale levenskwaliteit voor en na <strong>een</strong>nekletsel t.g.v. <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> in functie <strong>van</strong> het al dan niet hersteldzijn. Of men al dan niet hersteld is, kan gedefinieerd worden <strong>op</strong> driemanieren: in fysische termen, in psychische termen en in termen <strong>van</strong>functionele belemmeringen.3.2.4 Overzichtelijke weergave <strong>van</strong> de onderzoeksvragenIn hoofdstuk 4 wordt de methodologie uitgelegd en wordt door middel <strong>van</strong> analyses <strong>een</strong>antwoord gezocht <strong>op</strong> bovenstaande onderzoeksvragen. <strong>De</strong> algemene kenmerken <strong>van</strong> deresponden<strong>ten</strong> worden in de eerste plaats gepresenteerd. <strong>De</strong> gegevens <strong>van</strong> deverschillende verklarende variabelen en uitkomstvariabelen worden eerst aangegevenaangezien ze allen in de daar<strong>op</strong>volgende analyses aangewend worden. In de sectieresulta<strong>ten</strong> zal volgende onderverdeling teruggevonden worden:Steunpunt Verkeersveiligheid 63 RA-2005-60


A. Karakteristieken <strong>van</strong> de twee onderzoeksgroepen <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong>:i. Socio-demografische factoren (SD)ii. Ongevalgerelateerde factoren (OG)1. Verkeersongeval zelf2. Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren na het ongevaliii. Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> hetonderzoek (BPS)1. Algem<strong>een</strong>2. Sociale steuniv. Persoonlijkheidsfactoren (P)v. Functionele toestand (ƒ)vi. Psychische toestand ()vii. Fysische toestand ()viii. Quality of life (Qol)B. Vergelijkingen tussen de 2 onderzoeksgroepen <strong>op</strong>bovenvermelde onderverdelingenC. Onderzoeksvraag 1: welke verbanden zijn er tussen deverklarende variabelen en de uitkomstvariabelen?*a. Verbanden tussen de uitkomstvariabelen onderlingb. Herstel wordt geformuleerd in termen <strong>van</strong> verschillendeuitkomstvariabelen:i. Fysische toestand (Fys)ii. Functionele toestand (Func)iii. Psychische toestand (Psy)iv. Kwaliteit <strong>van</strong> het leven (Qol)c. Vergelijking <strong>van</strong> de resulta<strong>ten</strong> per uitkomstvariabeleD. Onderzoeksvraag 2: welke factoren hebben <strong>een</strong> invloed <strong>op</strong> dekwaliteit <strong>van</strong> het leven?*a. Verklarende variabelen: dimensies <strong>van</strong> de SF-20**i. Lichamelijk functionerenii. Rolvervullingiii. Sociaal functionereniv. Psychische gezondheidv. Ervaren gezondheidvi. Lichamelijke pijnb. Uitkomstvariabele: ACSA***E. Onderzoeksvraag 3: wat is de invloed <strong>van</strong> WAD <strong>op</strong> de globalelevenskwaliteit?*a. Groepen worden ingedeeld <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> herstel intermen <strong>van</strong>:i. Fysische toestand (Fys)ii. Functionele toestand (Func)iii. Psychische toestand (Psy)b. Vergelijking tussen twee momen<strong>ten</strong>:Qol(v) – Qol(n)* Dit telkens voor beide onderzoeksgroepen** Multidimensioneel multi-item ‘Qol’-instrument*** Globaal ‘Qol’-instrumentSteunpunt Verkeersveiligheid 64 RA-2005-60


4 . E M P I R I S C H O N D E R Z O E K : C H R O N I S C H E W A D E N Q O LOm <strong>een</strong> antwoord te formuleren <strong>op</strong> bovenstaande onderzoeksvragen wordt <strong>een</strong>kwantitatief onderzoek <strong>op</strong>gezet waarin schriftelijk enkele vragenlijs<strong>ten</strong> <strong>van</strong> tweeonderzoeksgroepen afgenomen worden. <strong>De</strong> manier waar<strong>op</strong> dit gebeurt wordt hieronderuitgebreid beschreven.4.1 Methode4.1.1 Responden<strong>ten</strong><strong>De</strong>ze studie maakt gebruik <strong>van</strong> twee groepen <strong>van</strong> responden<strong>ten</strong>. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> diebehoren tot de eerste groep verschillen <strong>van</strong> die <strong>van</strong> de tweede door de manier waar<strong>op</strong> zegeselecteerd worden (selectiecriteria) en door de manier waar<strong>op</strong> ze gerekruteerd worden(rekruteringsprocedure). Vandaar dat ze doorh<strong>een</strong> dit rapport als twee afzonderlijkeonderzoeksgroepen worden behandeld.a. Onderzoeksgroep 1: databank spoeddienstSelectiecriteria<strong>De</strong> eerste onderzoeksgroep bestaat uit 143 personen die voldoen aan de volgendeselectiecriteria: Verkeersongeval: de persoon raakte betrokken bij <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> 10 tot 26maanden geleden (m.b.t. de datum <strong>van</strong> het onderzoek, maart-augustus, 2004).Whiplashletsel: door het <strong>verkeersongeval</strong> liep de persoon <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong>(ICD-9 code 847.0 bij diagnosestelling door <strong>een</strong> arts).‘Informed consent’: de persoon verl<strong>een</strong>t zijn medewerking aan het onderzoek.Leeftijd: de persoon is ouder dan 18 jaar.Taal: de persoon is Nederlandstalig.Mentale toestand: ongestoord bewustzijn en ongestoorde cognitieve vermogens <strong>op</strong>het moment <strong>van</strong> het onderzoek.Whiplash antecedent: de persoon heeft g<strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en voor hetbetreffende <strong>verkeersongeval</strong>. Op deze manier zijn de klach<strong>ten</strong> die <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong>het onderzoek aanwezig zijn, afkomstig <strong>van</strong> het betreffende <strong>verkeersongeval</strong> (en niet<strong>van</strong> problemen die al voorh<strong>een</strong> aanwezig waren).Rekruteringsprocedure<strong>De</strong> eerste onderzoeksgroep wordt gerekruteerd d.m.v. de bestanden <strong>van</strong> de dienstspoedgevallen <strong>van</strong> het AZ-VUB, die ter beschikking gesteld werd door Prof. Dr. SaidHachimi-Idrissi. Het rekruteren verlo<strong>op</strong>t in twee fasen (figuur 8).In <strong>een</strong> eerste fase wordt via de databestanden <strong>een</strong> eerste groep personen samengestelddie in aanmerking komt voor het onderzoek. <strong>De</strong>ze groep bestaat uit 281 personen enwordt samengesteld <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de informatie die de bestanden bevat<strong>ten</strong> m.b.t. devoornaamste selectiecriteria: datum <strong>van</strong> het ongeval, aard <strong>van</strong> het ongeval, <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>enletsel, leeftijd en taal. Van de 554 personen bij wie <strong>een</strong> diagnose <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> 10 tot 26Steunpunt Verkeersveiligheid 65 RA-2005-60


maanden geleden werd gesteld, worden er 273 personen niet weerhouden om devolgende redenen: de persoon is jonger dan 18 jaar (n=35), de persoon is anderstalig ofverblijft in het bui<strong>ten</strong>land (n=184), de informatie over de persoon is vertrouwelijk enwordt niet vrijgegeven (n=15) of het betrof g<strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>(n=39).Figuur 8. Flowchart <strong>van</strong> het rekruteringsproces <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1.In <strong>een</strong> tweede fase worden de 281 overgebleven personen telefonisch gecontacteerd viade telefoonnummers die in de elektronische dossiers voorkomen. <strong>De</strong>zetelefoongesprekken worden zowel tijdens de dag als ’s avonds uitgevoerd <strong>ten</strong>einde zoveel mogelijk personen te bereiken. Het telefoongesprek heeft drie doelen. Ten eerstewordt hiermee nagegaan of de informatie die vervat zat in de databestanden kl<strong>op</strong>t. Tentweede worden de selectiecriteria die niet vervat za<strong>ten</strong> in de databestanden nagegaan:bereid tot medewerking aan het onderzoek en mentale toestand. Tenslotte wordtbijkomende informatie ingewonnen over het al dan niet nog klach<strong>ten</strong> te ondervindent.g.v. <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong> na <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>. Op basis <strong>van</strong> deze telefoongesprekkenworden 143 responden<strong>ten</strong> weerhouden. Tijdens de tweede fase worden 138 mensen nietweerhouden: het telefoonnummer <strong>van</strong> de persoon blijkt niet meer te bestaan (n=51), depersoon blijkt na meerdere pogingen onbereikbaar (n=39), de persoon beheerst deNederlandse taal onvoldoende (n=27), de persoon heeft voor het betreffende<strong>verkeersongeval</strong> al <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en (n=4), de persoon weigert mee tewerken aan het onderzoek (n=13), de persoon heeft <strong>een</strong> gestoord bewustzijn of <strong>een</strong>andere zware problematiek (n=2), of de persoon heeft helemaal g<strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel<strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en (n=2).Steunpunt Verkeersveiligheid 66 RA-2005-60


. Onderzoeksgroep 2: vzw WhiplashSelectiecriteria<strong>De</strong> tweede onderzoeksgroep bestaat uit 245 personen die voldoen aan het volgendeselectiecriterium:vzw Whiplash: de persoon is lid <strong>van</strong> de zelfhulpgroep vzw Whiplash.RekruteringsprocedureOnderzoeksgroep 2 wordt samengesteld d.m.v. de ledenbestanden <strong>van</strong> <strong>een</strong>zelfhulpgroep, vzw Whiplash. Dit is <strong>een</strong> vereniging die zich <strong>ten</strong> doel stelt informatie terbeschikking te stellen over WAD. Regelmatig worden bij<strong>een</strong>koms<strong>ten</strong> en congressengeorganiseerd en 3 maal per jaar wordt er <strong>een</strong> brochure naar alle leden verzonden. Alleleden <strong>van</strong> de vzw Whiplash worden beschouwd als behorende tot deze tweedeonderzoeksgroep.4.1.2 <strong>De</strong>signDoor middel <strong>van</strong> <strong>een</strong> pakket <strong>van</strong> vragenlijs<strong>ten</strong> (zie 4.1.3 voor <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> degebruikte vragenlijs<strong>ten</strong>) wordt voor iedere persoon uit de twee onderzoeksgroepeninformatie ingewonnen. Een deel <strong>van</strong> deze informatie betreft variabelen die iets zeggenover het herstel <strong>van</strong> de patiënt en worden doorh<strong>een</strong> dit rapport de uitkomstvariabelengenoemd. Een ander deel <strong>van</strong> deze informatie betreft variabelen die mogelijk <strong>een</strong> invloeduitoefenen <strong>op</strong> deze uitkomstvariabelen. <strong>De</strong>ze variabelen worden doorh<strong>een</strong> het rapport deverklarende variabelen genoemd.a. UitkomstvariabelenIn deze studie wordt herstel <strong>op</strong> vier verschillende manieren gedefinieerd:Fysische toestand: herstel gedefinieerd in termen <strong>van</strong> fysieke klach<strong>ten</strong>.Psychische toestand: herstel gedefinieerd in termen <strong>van</strong> psychische klach<strong>ten</strong>. Functionele toestand: herstel gedefinieerd in termen <strong>van</strong> functionelebelemmeringen.Kwaliteit <strong>van</strong> het leven: herstel gedefinieerd als globaal niveau <strong>van</strong>welbevinden.b. Verklarende variabelen<strong>De</strong> verklarende variabelen zijn de variabelen die mogelijk <strong>een</strong> verband vertonen met deuitkomstvariabelen. <strong>De</strong> lijst <strong>van</strong> verklarende variabelen die gebruikt worden in dezestudie is gebaseerd <strong>op</strong> <strong>een</strong> uitgebreide literatuurstudie die geraadpleegd kan worden inhoofdstuk 2.Socio-demografische factoren: leeftijd, geslacht, <strong>op</strong>leidingsniveau, …Ongevalgerelateerde factoren: factoren over het <strong>verkeersongeval</strong> zelf (plaats<strong>van</strong> de <strong>impact</strong>, aandeel in het veroorzaken er<strong>van</strong>, …) en bi<strong>op</strong>sychosociale factorenna het ongeval (medicatiegebruik, halskraag, klach<strong>ten</strong>, ...)Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek: algem<strong>een</strong>(klach<strong>ten</strong>, vrijetijdsbesteding, behandeling, ...) en sociale steun <strong>van</strong> de omgeving.Steunpunt Verkeersveiligheid 67 RA-2005-60


Persoonlijkheidsfactoren: persoonlijkheidsprofiel <strong>van</strong> de ondervraagde. Factoren binnen de kwaliteit <strong>van</strong> het leven: verschillende factoren(lichamelijk functioneren, rolvervulling, ...) die de globale levenskwaliteitbeïnvloeden.c. Gebruik <strong>van</strong> de verschillende variabelen<strong>De</strong> <strong>op</strong>deling <strong>van</strong> variabelen in uitkomstvariabelen en verklarende variabelen komt bij hetbeantwoorden <strong>van</strong> iedere onderzoeksvraag niet noodzakelijk over<strong>een</strong> met hetonderscheid tussen afhankelijke of onafhankelijke variabelen 43 . Terwijl de verklarendevariabelen altijd als onafhankelijke variabele zullen <strong>op</strong>treden, is het niet zo dat deuitkomstvariabelen altijd als afhankelijke variabelen zullen <strong>op</strong>treden. Zo wordt bij hetbeantwoorden <strong>van</strong> onderzoeksvraag 2 en 3 bepaalde uitkomstvariabelen gebruikt om detwee onderzoeksgroepen verder onder te verdelen. In deze gevallen wordt de <strong>op</strong>deling inverschillende groepen gebaseerd <strong>op</strong> <strong>een</strong> uitkomstvariabele die gebruikt wordt als <strong>een</strong>onafhankelijke variabele.4.1.3 Instrumentariuma. Inleiding en overzichtOm de onderzoeksvragen die in hoofdstuk 3 werden <strong>op</strong>gesteld te beantwoorden, wordtgebruik gemaakt <strong>van</strong> verscheidene gestandaardiseerde vragenlijs<strong>ten</strong>. Daarnaast wordt<strong>een</strong> zelf <strong>op</strong>gestelde gestructureerde vragenlijst toegevoegd. Het geheel bevat devolgende documen<strong>ten</strong> (zie tabel 9): 1) Een informatiebrief met informed consent; 2) Eengestructureerde vragenlijst; 3) ‘Quality of life’-bevraging (conventionele vraag, ACSA enSF-20); 4) <strong>De</strong> NDI (Neck Disability Index); 4) <strong>De</strong> psychosociale bevraging, waaronder deNPV (Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst), de SCL-90 (Symptom checklist-90) en deSSL (sociale steunlijst).b. <strong>De</strong> gestructureerde vragenlijst (Appendix A)Ontwikkeling <strong>van</strong> de vragenlijst<strong>De</strong> gestructureerde vragenlijst wordt ontwikkeld <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>een</strong> uitgebreideliteratuurstudie en gesprekken met experts. Die experts zijn mensen die lijden aanchronische WAD, ervaringsdeskundigen. Vooreerst hebben we <strong>een</strong> focusgroep <strong>van</strong>verschillende mensen die deel uitmaken <strong>van</strong> de vzw Whiplash en zelf lijden aanchronische WAD. In de tweede plaats wordt <strong>een</strong> uitgebreid gesprek gehouden met <strong>een</strong>man die al 6 jaar lijdt aan chronische WAD. Ook wordt <strong>een</strong> vrouw geïnterviewd die <strong>een</strong>mildere vorm <strong>van</strong> chronische WAD vertoont en dit voor <strong>een</strong> minder lange duur (ongeveer<strong>een</strong> jaar).43 In menswe<strong>ten</strong>schappelijk onderzoek wordt nagegaan welke set <strong>van</strong> variabelen <strong>een</strong> invloed uitoefenen <strong>op</strong> <strong>een</strong>tweede set <strong>van</strong> variabelen. <strong>De</strong> eerste set <strong>van</strong> variabelen worden de onafhankelijke variabelen genoemd terwijlde tweede set de afhankelijke variabelen worden genoemdSteunpunt Verkeersveiligheid 68 RA-2005-60


Tabel 11. Overzicht <strong>van</strong> het gebruikte instrumentarium (meetinstrument,variabelen die geme<strong>ten</strong> worden en eventuele schalen).Variabele Meetinstrument Schaal1. Socio-demografischegegevens(SD)2. Ongevalgerelateerdegegevens(OG)3. Fysische toestand ()Beperkingen in hetdagelijks leven t.g.v.nekklach<strong>ten</strong> (ƒ)‘Quality of life’-bevraging (QOL)GestructureerdevragenlijstNDI 1ConventionelevraagPersoonlijkheidsfactoren(P)ACSA 2SF-20 3 - Lichamelijk functioneren- Rolvervulling- Sociaal functioneren- Psychische gezondheid- Ervaren gezondheid- Lichamelijke pijnNPV 4 - Inadequatie- Sociale inadequatie- Rigiditeit- Verongelijktheid- Zelfgenoegzaamheid- Dominantie- ZelfwaarderingPsychische toestand () SCL-90 5 - Agorafobie- Angst- <strong>De</strong>pressie- Somatische klach<strong>ten</strong>- Insufficiëntie <strong>van</strong>denken en handelen- Wantrouwen en interpersoonlijkesensitiviteit- Hostiliteit- Slaapproblemen- PsychoneuroticismeSociale steun (S) SSL 6 - Alledaagse emotioneleondersteuning- Emotionele ondersteuningbij problemen- Waarderingssteun- Instrumenteleondersteuning- Social companionship- InformatieveondersteuningLegende: 1 Neck Disability Index; 2 Anamnestic Comparative Self Assessment; 3 Short Form MedicalOutcome study (20 items); 4 Nederlandse PersoonlijkheidsVragenlijst; 5 Symptom CheckList (90items); 6 Sociale SteunLijst.Steunpunt Verkeersveiligheid 69 RA-2005-60


Doel en inhoud <strong>van</strong> de vragenlijst<strong>De</strong> gestructureerde vragenlijst dient om <strong>een</strong> overzicht te krijgen <strong>van</strong> de klach<strong>ten</strong> die deresponden<strong>ten</strong> ondervinden t.g.v. het ongeval en nog steeds ondervinden. Ook wordt erinformatie verzameld over het ongeval zelf en bepaalde socio-demografische kenmerken<strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong>. <strong>De</strong> volledige vragenlijst is terug te vinden in appendix A.Samengevat toont tabel 10 de grote thema’s met de <strong>op</strong>splitsing in verschillendesubthema’s met verwijzing naar de items. Aangezien het <strong>een</strong> pos<strong>ten</strong>quête betreft, wordthoofdzakelijk gebruik gemaakt <strong>van</strong> geslo<strong>ten</strong> vragen die per thema geordend worden.Tabel 12. <strong>De</strong> gestructureerde vragenlijst: thema’s en subthema’s metitemverwijzing.Thema Subthema ItemsooSociodemografischefactorenOngevalgerelateerdefactoren15 31-32 61-642.1 Het <strong>verkeersongeval</strong> zelf 1-142.2 Gevolgen <strong>van</strong>het ongeval(onmiddellijk & naenkele weken/maanden)2.2.1 Gevolgen <strong>op</strong>lichamelijk vlak enhet medischeparcours2.2.2 Gevolgen <strong>op</strong>psychosociaal vlak16-263437-3840-4143-4446-47o Gevolgen <strong>van</strong> het ongeval <strong>ten</strong> tijde <strong>van</strong> het onderzoek 27-303335-3639 424548-60In de eerste plaats wordt via de gestructureerde vragenlijst informatie verzameld overspecifieke ongevalgerelateerde factoren. Zowel aspec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> het ongeval zelf als de<strong>gevolge</strong>n (korte- en langetermijn<strong>gevolge</strong>n) er<strong>van</strong> worden uitgebreid bevraagd.Voorbeelden <strong>van</strong> de bevraging <strong>van</strong> het ongeval zelf zijn: plaats <strong>van</strong> het ongeval,betrokken voertuigen, schade, voertuigkenmerken. <strong>De</strong> <strong>gevolge</strong>n betreffen deonmiddellijke <strong>gevolge</strong>n, <strong>gevolge</strong>n na enkele weken/maanden en de <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> hetongeval nu ervaren. Telkens wordt dit nagegaan voor de verschillende levensdomeinen.<strong>De</strong> vragen betreffen onder andere: klach<strong>ten</strong>, behandeling, halskraag, diagnosestelling,juridische zaken, psychische problemen, relationele zaken, inschatting <strong>van</strong> de ernst <strong>van</strong>de <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en letsels. Daarnaast worden ook bepaalde socio-demografischekenmerken bevraagd, gaande <strong>van</strong> de burgerlijke staat tot het <strong>op</strong>leidingsniveau <strong>van</strong> derespondent.Steunpunt Verkeersveiligheid 70 RA-2005-60


c. ‘Quality of Life’-bevragingWat betekent het concept ‘Quality of life’?Kwaliteit <strong>van</strong> het leven of ‘Quality of life’ verwijst naar de levensvoldoening, ‘de goedheid’<strong>van</strong> het leven, het geluk, het welzijn. Quality of life (QOL, zoals verder gebruikt wordt) is<strong>een</strong> amorf concept dat gebruikt wordt binnen verschillende disciplines, zoals binnen deaardrijkskunde, literatuur, filosofie, reclamewereld, gezondheidspromotie en de medisch<strong>een</strong> sociale we<strong>ten</strong>schappen (Bowling, 2001). Bijgevolg wordt het <strong>op</strong> verschillendemanieren gedefinieerd. Er is g<strong>een</strong> <strong>een</strong>duidige, universeel geaccepteerde definitie <strong>van</strong>QOL (Lauer, 1999) en het is algem<strong>een</strong> gewe<strong>ten</strong> dat er weinig over<strong>een</strong>stemming is overde betekenis (Gill & Feinstein, 1994; Krupinski, 1980). QOL heeft verschillendebetekenissen voor verschillende personen (Adolfsson, 2003) en <strong>op</strong> verschillende tijden(Campbell, 1976; Cantril, 1966). QOL kan bijvoorbeeld als volgt gedefinieerd worden:“de voldoening of geluk <strong>van</strong> <strong>een</strong> individu met zijn/haar leven in domeinen diehij/zij als belangrijk beschouwt (Oleson, 1990)”In het algem<strong>een</strong> wordt gesteld dat QOL <strong>een</strong> complex, abstract en multidimensioneelconcept is dat moeilijk te definiëren en te me<strong>ten</strong> valt (Bergner, 1989; Cella, 1994; Mast,1995; Bowling, 2001). Theoretisch calculeert QOL alle aspec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> het leven <strong>van</strong> <strong>een</strong>individu in (Bowling, 2001).Verschillende metingen <strong>van</strong> QOLWat betreft de meting <strong>van</strong> QOL zijn verschillende manieren voorhanden. Twee grotesubtypes kunnen onderscheiden worden: namelijk objectieve en subjectieve QOL(Barnett, 1991; Butter, 1992; Spilker, 1990). Subjectieve en objectieve data gevenverschillende types <strong>van</strong> informatie (Ruggeri et al., 2001). <strong>De</strong> definitie die bijvoorbeelddoor de World Health Organization wordt gebruikt, legt de nadruk <strong>op</strong> het subjectieveperspectief (WHOQOL Group, 1993), terwijl andere breder zijn en ook objectieveindicatoren incalculeren.In de eerste plaats kan QOL beoordeeld worden aan de hand <strong>van</strong> <strong>een</strong> objectieve meting.<strong>De</strong> objectieve QOL bij chronische of definitieve ziektetoestanden wordt beoordeeld <strong>op</strong>grond <strong>van</strong> medische, fysiologische en sociale criteria en wordt geme<strong>ten</strong> d.m.v. objectieveindicatoren zoals invaliditeitsgraad, ‘activities of daily living’, werkverzuim e.d. QOLbeoordelen enkel <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> objectieve indicatoren is problematisch. Individuen hebbensterke variërende persoonlijke levensstijlen, overtuigingen, waarden, doelen en noden.<strong>De</strong>rgelijke generische instrumen<strong>ten</strong> kunnen beter niet gebruikt worden om QOL <strong>van</strong> <strong>een</strong>bepaalde persoon te me<strong>ten</strong> (Li et al., 1998). <strong>De</strong> selectie <strong>van</strong> de items door deonderzoeker is altijd onvolledig of onvolledig pertinent voor individuen, en het gewichtdat aan ieder item wordt gehecht is <strong>een</strong> arbitraire keuze. Bovendien interageren de itemsmet elkaar, zodat hun afzonderlinge meting minder pertient is (Bernheim 1999).Onderzoek heeft ook aangetoond dat <strong>een</strong> objectieve verbetering inlevensomstandigheden ook negatieve subjectieve reacties kan produceren (Lehman,1996). <strong>De</strong> subjectieve waardering <strong>van</strong> het leven staat slechts in beperkte of g<strong>een</strong> relatiemet objectieve levensomstandigheden (Barry & Crosby, 1996; Warner, 1999).<strong>De</strong> subjectieve QOL (sQOL) kan volgens drie verschillende strategieën geme<strong>ten</strong>worden. <strong>De</strong> eerste twee maken het gros uit <strong>van</strong> de zogenaamde Health-Related QOL 44onderzoek (Spilker, 1996), de derde is niet specifiek gerelateerd aan gezondheid enwordt tot hiertoe vooral in sociaal onderzoek toegepast.44 HRQOL kan omschreven worden als <strong>op</strong>timum niveaus <strong>van</strong> mentale, fysische, rol- (b.v. werk, ouder,...) ensociaal functioneren, bevat<strong>ten</strong>de relaties en percepties <strong>van</strong> gezondheid, goede conditie, levensvoldoening enwelzijn (Bowling, 2001, p.6).Steunpunt Verkeersveiligheid 71 RA-2005-60


<strong>De</strong> eerste is de klassiek-gezondheidseconomische utiliteitsbenadering, berus<strong>ten</strong>d <strong>op</strong> debeoordeling door representatieve steekproeven <strong>van</strong> de bevolking <strong>van</strong> allerlei fysische enfunctionele disfuncties en gezondheidstoestanden zoals bijvoorbeeld lidmaatamputatie ofverlamming (Brazier & <strong>De</strong>verill, 1999). Die benadering maakt gebruik <strong>van</strong> <strong>een</strong> algemenemeting <strong>van</strong> het gezondheidsresultaat, namelijk <strong>van</strong> QALY (Quality Adjusted Life Years).Een QALY is <strong>een</strong> jaar <strong>van</strong> volledige levenskwaliteit (Bowling, 2001). Nadelen <strong>van</strong> <strong>een</strong>dergelijke benadering zijn dat gro<strong>ten</strong>deels voorbijgegaan wordt aan de beleving door debetrokkenen zelf (zodat bijvoorbeeld emotionele en psychologische aspec<strong>ten</strong> onderbelichtblijven) en dat de scores in dergelijke instrumen<strong>ten</strong> zeer cultuurgevoelig zijn. Zij zijnbovendien niet in Vlaanderen gevalideerd.In de tweede benadering gaat men uit <strong>van</strong> <strong>een</strong> model waarbij verscheidene dimensies(fysisch, psychologisch, emotioneel, sociaal, economisch...) geacht worden aan de QOLbij te dragen en meet men items die indicatoren zijn voor elk <strong>van</strong> die dimensies. Men kandan scores berekenen voor elk <strong>van</strong> de dimensies (Spilker, 1996). <strong>De</strong>ze scores kunnengemiddeld samen genomen worden tot één index <strong>van</strong> subjectieve QOL, wat echter doorde ontwerpers ontraden wordt en controversieel blijft (Bernheim, 1995, 1999). Dit modelwordt het meest toegepast in HRQOL studies (Spilker, 1996). Multidimensionele multiitemHRQOL methodes zijn meer <strong>van</strong> nut in gecontroleerde klinische trials dan in<strong>impact</strong>onderzoek. Omdat de items en dimensies min of meer arbitraire gewich<strong>ten</strong> krijgenen bovendien niet onafhankelijk zijn <strong>van</strong> elkaar, moet men dit soort instrumen<strong>ten</strong>immers als veeleer descriptief dan evaluatief voor de algehele sQOL beschouwen(Bernheim, 1999; Freeman et al., 1999). Er is ook aangetoond dat zij slechts ongeveer40% <strong>van</strong> de totale variantie <strong>van</strong> de globale sQOL verklaren (Rose et al., 1998a).<strong>De</strong> derde benadering bestaat in het door de responden<strong>ten</strong> zelf la<strong>ten</strong> evalueren <strong>van</strong> hunalgehele of globale (s)QOL door gebruik te maken <strong>van</strong> <strong>een</strong> enkelvoudige vraag. <strong>De</strong> sQOLwordt hierin beschouwd als <strong>een</strong> individueel emergent (<strong>op</strong>komend) construct. Het situeren<strong>van</strong> globale (s)QOL <strong>op</strong> <strong>een</strong> (emergent) niveau dat dit <strong>van</strong> de interagerende componen<strong>ten</strong>overstijgt is systeemtheoretisch in over<strong>een</strong>stemming met de evidentie dat de menselijkepsyche <strong>een</strong> complex systeem is (Bernheim, 1999). <strong>De</strong> globale (s)QOL wordt dangeme<strong>ten</strong> als het antwoord <strong>op</strong> de vraag naar het globaal welbevinden (V<strong>een</strong>hoven, 1996).In feite is het belangrijk twee types <strong>van</strong> meetinstrumen<strong>ten</strong> te gebruiken, <strong>een</strong>beschrijvend en <strong>een</strong> globaal evaluatief. Dit heeft als bijkomend voordeel dat dan doorregressie <strong>van</strong> de item- en dimensionele scores tegen de globale sQOL de gewich<strong>ten</strong> <strong>van</strong>de verschillende dimensies <strong>van</strong> HRQOL kunnen berekend worden (Rose et al., 1998b).Vermits deze gewich<strong>ten</strong> sterk verschillen tussen diverse p<strong>op</strong>ulaties (bijvoorbeeldpsychiatrische en somatische patiën<strong>ten</strong>), kan men door de combinatie <strong>van</strong> beidemethodes aanwijzingen krijgen over <strong>op</strong> welk gebied de problemen liggen die de sQOL hetsterkst aantas<strong>ten</strong>. Dan krijgt men namelijk aanwijzingen voor de efficiëntie(kost/effectiviteit) <strong>van</strong> remediërende interventies. Vooral dit laatste is <strong>van</strong> het grootstebelang wanneer de finaliteit <strong>van</strong> het onderzoek beleidsgericht is. Er wordt dus ge<strong>op</strong>teerdvoor <strong>een</strong> combinatie <strong>van</strong> de SF-20, die hoort bij de multidimensionele benadering, metde ACSA en <strong>een</strong> andere conventionele bevraging, die beiden globaal evaluatief zijn, alsonderzoeksbatterij <strong>van</strong> de sQOL.<strong>De</strong> conventionele bevraging <strong>van</strong> QOL<strong>De</strong> globale vraag, de conventionele bevraging gaat de mate <strong>van</strong> subjectieve QOL na. <strong>De</strong>responden<strong>ten</strong> worden gevraagd naar ‘hoe ze zich voelen over hun leven in hetalgem<strong>een</strong>’. Daarbij wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> <strong>een</strong> 5-pun<strong>ten</strong>schaal. <strong>De</strong> enkelvoudigeconventionele vraag over iemands algem<strong>een</strong> welbevinden, geluk of levenskwaliteit heeftbepaalde goede psychometrische kwalitei<strong>ten</strong> (Andrews & Whitney, 1976), maar brengtdoor haar gevoeligheid voor externe biases, vertekeningen met zich mee. Vandaar datge<strong>op</strong>teerd wordt voor gebruik <strong>van</strong> de ACSA (Bernheim, 1999) in combinatie met deglobale vraag. Voordeel <strong>van</strong> deze laatste is ook dat ze gebruik maakt <strong>van</strong> <strong>een</strong> metrischeschaal, terwijl de conventionele bevraging <strong>een</strong> categorische verdeling kent.Steunpunt Verkeersveiligheid 72 RA-2005-60


<strong>De</strong> Anamnestic Comparative Self Assessment (ACSA)<strong>De</strong> ernst en betrouwbaarheid <strong>van</strong> antwoorden <strong>op</strong> de conventionele vraag naar sQOLworden bevorderd door de respondent <strong>een</strong> schaal te la<strong>ten</strong> gebruiken die berust <strong>op</strong>zijn/haar eigen levenservaring, zodat de schaal concreet en experiëntieel is, envertekeningen door externe relativitei<strong>ten</strong> (zoals cultuur-, peer- en socialewenselijkheidsrelativiteit) geminimaliseerd worden. Hier<strong>op</strong> berust de AnamnesticComparative Self Assessment (ACSA), <strong>een</strong> longitudinaal gevoelig instrument met <strong>een</strong>schaal tussen +5 en –5 dat sterk discrimineert tussen patiën<strong>ten</strong>groepen (Bernheim,1999; Bernheim & Buyse, 1983; Rose et al., 1998b). <strong>De</strong>ze schaal heeft bovendien hetvoordeel, in tegenstelling met de conventionele bevraging naar welbevinden (Radanov etal., 1994), niet gevoelig te zijn voor allerlei socio-demografische variabelen die ingezondheidsgerelateerde situaties irrele<strong>van</strong>t zijn (Bernheim et al., 2003). Zij isbovendien met goed gevolg gebruikt bij Duitse patiën<strong>ten</strong> waaronder 78 patiën<strong>ten</strong> metdiscushernia, <strong>een</strong> met <strong>whiplash</strong> vergelijkbare pathologie (Rose et al., 1998a). Daarwerden ongeveer 3.500 ongeselecteerde patiën<strong>ten</strong> schriftelijk bevraagd met diverse QOLmeetinstrumen<strong>ten</strong>. Daaruit bleek dat de ACSA de meest discriminerende meting was(Rose et al., 1998a).<strong>De</strong> SF-20<strong>De</strong> SF-20, de Medical Outcome Study Short-Form General Health survey is <strong>een</strong> verkorteversie <strong>van</strong> de ‘RAND Health Insurance Study Questionnaire’. Die vragenlijs<strong>ten</strong> me<strong>ten</strong> dealgemene gezondheidstoestand en brengen die in kaart. Tal <strong>van</strong> vragenlijs<strong>ten</strong> zijndaarover ontwikkeld. <strong>De</strong> meeste zijn tamelijk lang en nemen relatief veel tijd in beslagom afgenomen te worden. <strong>De</strong> SF-20 werd speciaal ontwikkeld om de belasting <strong>van</strong> depatiënt tot <strong>een</strong> minimum te herleiden, terwijl er toch minimale standaarden <strong>van</strong> precisieom groepen te vergelijken, afgeleid kunnen worden. <strong>De</strong> 20-item versie is weliswaar <strong>een</strong>minder verfijnd instrument dan de oorspronkelijke, maar de psychometrischeeigenschappen zijn bevredigend. <strong>De</strong> SF-20 werd speciaal ontwikkeld voor patiën<strong>ten</strong> metchronische condities. <strong>De</strong> SF-20 heeft al aangetoond redelijk betrouwbaar te zijn (Stewartet al., 1988).<strong>De</strong> SF-20 stelt drie dimensies centraal: lichamelijke, geestelijke en sociale gezondheid(Kempen et al., 1995; Kempen, 1992) en voorziet in zes subschalen: lichamelijkfunctioneren, rolvervulling, sociaal functioneren, psychische gezondheid, ervarengezondheid en lichamelijke pijn. Het instrument beoogt snel en <strong>een</strong>voudig <strong>een</strong> profiel <strong>van</strong>de gezondheidstoestand te geven. <strong>De</strong> antwoordmogelijkheden variëren over desubschalen. Per subschaal wordt <strong>een</strong> score berekend. Het is niet gebruikelijk <strong>een</strong>totaalscore te berekenen. <strong>De</strong> afzonderlijke schaalscores kunnen gezien worden als <strong>een</strong>multi-dimensionele indicator voor de (aan gezondheid gerelateerde) kwaliteit <strong>van</strong> hetleven (Kempen et al., 1995). <strong>De</strong> vragenlijst kan zowel schriftelijk als mondelingafgenomen worden. <strong>De</strong> gemiddelde afnametijd is 3 tot 4 minu<strong>ten</strong> en de instructies enformuleringen bij de items spreken voor zich.d. <strong>De</strong> ‘functionele toestand’-bevraging (NDI)<strong>De</strong> Neck Disability Index, NDI (‘beperkingen door de nek’-index), beschreven doorVernon & Mior (1991) is gebaseerd <strong>op</strong> de Oswestry vragenlijst voor lage rugklach<strong>ten</strong>(Fairbank et al., 1980). Qua <strong>op</strong>zet is de NDI gelijk aan de Oswestry, weliswaar meet deNDI specifiek de beperkingen <strong>van</strong> activiteit <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> nekpijn. <strong>De</strong> items en deantwoordcategorieën zijn aangepast voor patiën<strong>ten</strong> met nekklach<strong>ten</strong>. Het isoorspronkelijk ontwikkeld met het doel activitei<strong>ten</strong> in het dagelijks leven <strong>van</strong> lijders <strong>van</strong>beperkende nekpijn, in het bijzonder <strong>van</strong> het type <strong>whiplash</strong>letsel, te beoordelen (Vernon& Mior, 1991). <strong>De</strong> NDI meet zelfgerapporteerde pijn en beperking. Het bevat 10 itemsgericht <strong>op</strong> enerzijds deelgebieden <strong>van</strong> het dagelijks functioneren zoals persoonlijkeSteunpunt Verkeersveiligheid 73 RA-2005-60


verzorging, tillen, lezen, rijden, slapen, werken en vrije tijd, anderzijds <strong>op</strong> pijnin<strong>ten</strong>siteit,concentratie en hoofdpijn. Er zijn per vraag 6 antwoordcategorieën. <strong>De</strong> eersteantwoordcategorie (score 0) geeft g<strong>een</strong> beperking aan, de laatste categorie (score 5)betekent de meeste beperkingen. Een algemene score (<strong>op</strong> 100), hetbeperkingspercentage wordt berekend door de scores <strong>op</strong> de 10 items <strong>op</strong> te tellen en tevermenigvuldigen met twee. Een hogere score wijst <strong>op</strong> meer pijn en <strong>een</strong> groterebeperking. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> kunnen ook <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de scores <strong>op</strong> de 10 items,onderverdeeld worden in 5 verschillende klassen (zie tabel 11). <strong>De</strong> NDI toont <strong>een</strong> hogegraad <strong>van</strong> test-hertest betrouwbaarheid, interne consis<strong>ten</strong>tie en <strong>een</strong> aanvaardbare graad<strong>van</strong> validiteit (Vernon & Mior, 1991; Pietrobon et al., 2002; Stratford et al., 1999;Wlodyka et al., 2004). In het algem<strong>een</strong> vertoont de NDI stabiele psychometrischeeigenschappen en kan het bijgevolg gebruikt worden als <strong>een</strong> objectief middel ombeperkingen die mensen ondervinden <strong>van</strong> nekpijn te beoordelen (Hains et al., 1998).Tabel 13. Score-interval en interpretatie <strong>van</strong> de NDI (Vernon & Mior, 1991).Score intervalInterpretatie0 – 4 G<strong>een</strong> beperking5 – 14 Milde beperking14 – 24 Matige beperking25 – 34 Ernstige beperkingBoven 34Complete beperkingUit de voorafgaande literatuurstudie volgde dat chronische WAD <strong>een</strong> grote last en kostmet zich meebrengen voor het individu en zijn/haar omgeving. <strong>De</strong> NDI kan aangeven inwelke mate de nekklach<strong>ten</strong> <strong>een</strong> invloed hebben <strong>op</strong> de dagelijkse activitei<strong>ten</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong>respondent. Hij geeft <strong>een</strong> duidelijke beoordeling <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> functionele beperking.In tegenstelling tot de SF-20 die behoort tot de algemene groep <strong>van</strong> instrumen<strong>ten</strong>,behoort de NDI tot de conditie-specifieke instrumen<strong>ten</strong> die veel gevoeliger zijn voorveranderingen <strong>van</strong> symptomen (K<strong>op</strong>ec et al., 1995; Stucki et al., 1995). <strong>De</strong> NDI werdwereldwijd gebruikt in verschillende p<strong>op</strong>ulaties om beperkingen <strong>ten</strong><strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> nekpijnte me<strong>ten</strong> (Borghouts et al., 1999; Falla et al., 2003; Hains et al., 1998; Hurwitz et al.,2004). <strong>De</strong> ‘Neck Disability Index’ kan worden gebruikt om <strong>een</strong> beoordeling te voorzienover de mate <strong>van</strong> de waargenomen functionele tekor<strong>ten</strong> bij <strong>whiplash</strong>responden<strong>ten</strong>(Bunketorp et al., 2002) en wordt bij deze laatste vaak gebruikt (Busse et al., 2004;Hains et al., 1998; Hoving et al., 2003; Moog et al., 2002; Sterling et al., 2003a, 2003b,2003c). Via de NDI kunnen responden<strong>ten</strong> geclassificeerd worden volgens de ernst <strong>van</strong>hun nekklach<strong>ten</strong> en de invloed er<strong>van</strong> <strong>op</strong> het dagelijks leven (zie tabel 11). Inverschillende studies (Sterling et al., 2003a, 2003b, 2003c) wordt binnen de WAD groepgedifferentieerd <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de NDI. Sterling en collega’s (2003b) hebben <strong>op</strong> basis <strong>van</strong>de NDI de relatie bevestigd tussen gerapporteerde pijn en beperking en psychologischestress <strong>van</strong> zowel herstelde als niet-herstelde <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> na <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>.<strong>De</strong> NDI draagt bij tot het verkrijgen <strong>van</strong> psychologische profielen (Moog et al., 2002).e. <strong>De</strong> ‘persoonlijkheids’-bevraging (NPV)Om <strong>een</strong> persoonlijkheidsprofiel <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> te bekomen, wordt gebruik gemaakt<strong>van</strong> de Nederlandse persoonlijkheidsvragenlijst (NPV). Die vragenlijst (Luteijn et al.,2000) bestaat uit 133 items die gescoord worden <strong>op</strong> <strong>een</strong> driepun<strong>ten</strong>schaal (Juist - ? -Onjuist). <strong>De</strong> respondent moet telkens aangeven in welke mate de uitspraak <strong>van</strong>Steunpunt Verkeersveiligheid 74 RA-2005-60


toepassing is. Als zij meestal <strong>van</strong> toepassing is, is het “juist”; meestal niet <strong>van</strong>toepassing wordt dan “onjuist”; indien niet met één <strong>van</strong> voorgaande kan beantwoordworden, is het “?”. <strong>De</strong> volgende zeven persoonlijkheidseigenschappen worden geme<strong>ten</strong>(zie ook tabel 9): inadequatie, sociale inadequatie, rigiditeit, verongelijktheid,zelfgenoegzaamheid, dominantie en zelfwaardering. Drie dimensies liggen aan degrondslag <strong>van</strong> de NPV-schalen: neuroticisme, extraversie en dogmatisme. <strong>De</strong> NPVbeschikt over goede psychometrische eigenschappen en kent vijf verschillendenormtabellen, waar<strong>van</strong> er voor sommige schalen gecorrigeerd zijn voor <strong>op</strong>leiding,geslacht en school<strong>op</strong>leidingsniveau (Luteijn et al., 2000).Verscheidene studies hebben het persoonlijkheidsprofiel bij chronische <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong>nagegaan. Daarbij werd gebruik gemaakt <strong>van</strong> verschillendepersoonlijkheidsvragenlijs<strong>ten</strong>. Zo hebben Borchgrevink en collega’s (1997) demogelijkheid tot het distilleren <strong>van</strong> <strong>een</strong> persoonlijkheidsprofiel <strong>van</strong> patiën<strong>ten</strong> metchronische nekklach<strong>ten</strong> nagegaan. Hun studie kon de <strong>op</strong>vatting dat premorbidepersoonlijkheidstrekken het resultaat <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> beïnvloeden, nietbevestigen. Hodge (1971) beweerde nochtans dat bijna alle individuen die langdurendebeperkingen hadden <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> nekverstuiking vroeger bestaande persoonlijkhedenmet sterke elemen<strong>ten</strong> <strong>van</strong> hostiliteit en afhankelijkheid hebben. Hij gaf echter nooitempirische bewijzen voor deze stelling. Hoffman (1991) vond in zijn studie dat 30% <strong>van</strong>de patiën<strong>ten</strong> die leden aan het <strong>whiplash</strong>syndroom, ook leden aan overdrevenpersoonlijkheidstrekken of persoonlijkheidsstoornissen. Radanov et al. (1994) vondendan weer dat de prognose <strong>van</strong> patiën<strong>ten</strong> met <strong>whiplash</strong> niet beïnvloed is door hunpersoonlijkheid. Eenduidige gegevens zijn daaromtrent niet voorhanden. Uit <strong>een</strong> anderonderzoek is evenwel gebleken dat persoonlijkheid en klach<strong>ten</strong> samen <strong>een</strong> invloedhebben <strong>op</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het leven en psychologisch functioneren bij patiën<strong>ten</strong> die lijdenaan WAD (Versteegen et al., 2003).f. <strong>De</strong> ‘psychische toestand’-bevraging (SCL-90)<strong>De</strong> Symptom Checklist-90, SCL-90 (Arrindell & Ettema, 2003) is <strong>een</strong> multidimensioneleklach<strong>ten</strong>lijst die gebaseerd is <strong>op</strong> zelfbeoordeling door de onderzochte. Zij omvat debelangrijkste klach<strong>ten</strong>gebieden in de psych<strong>op</strong>athologie <strong>van</strong> volwassenen. <strong>De</strong> SCL-90 is<strong>een</strong> instrument dat oorspronkelijk door <strong>De</strong>rogatis en zijn medewerkers (1973) ontwikkeldis en wordt momenteel wereldwijd in 26 talen gebruikt. In 1986 versch<strong>een</strong> de eersteNederlandstalige versie <strong>van</strong> de SCL-90 (Arrindell & Ettema, 1986). Begin 2003 kwam <strong>een</strong>herziene handleiding <strong>op</strong> de markt met <strong>een</strong> uitgebreide scala aan betrouwbaarheids- envaliditeitsgegevens en waarin het aantal normgroepen uitgebreid is.<strong>De</strong> SCL-90 bestrijkt <strong>een</strong> belangrijk deel <strong>van</strong> de klach<strong>ten</strong> die men zowel bij <strong>op</strong>genomen alsbij ambulante patiën<strong>ten</strong> kan aantreffen. Zij verschaft <strong>een</strong> schatting <strong>van</strong> de ervarenpathologie (als toestand) over acht dimensies (zie ook tabel 9): Angst, Agorafobie,<strong>De</strong>pressie, Somatische klach<strong>ten</strong>, Wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit,Insufficiëntie <strong>van</strong> denken en handelen, Slaapproblemen en Hostiliteit. Bovendien geeft deSCL-90 <strong>een</strong> algemene maat voor het psychoneurotisch-somatisch niet-welbevinden, dieuitgedrukt wordt in <strong>een</strong> algemene maat, genaamd Psychoneuroticisme. <strong>De</strong> dimensies zijnbeschrijvingsdimensies en g<strong>een</strong> diagnostische categorieën. Er zijn 90 items die elk <strong>een</strong>lichamelijke of psychische klacht omschrijven. <strong>De</strong> respondent moet <strong>op</strong> <strong>een</strong> 5-pun<strong>ten</strong>schaal (gaande <strong>van</strong> ‘helemaal niet’ tot ‘heel erg’) aangeven in welke mate hij/zijgehinderd werd door de gegeven uitspraak gedurende de afgel<strong>op</strong>en week met <strong>van</strong>daagerbij. <strong>De</strong> vragen zijn daarbij gericht <strong>op</strong> <strong>een</strong> niveau <strong>van</strong> beleving dat de respondent kanervaren en rapporteren (Arrindell et al., 2003). <strong>De</strong> SCL-90 kan in ongeveer 20 minu<strong>ten</strong>worden afgenomen en is <strong>een</strong>voudig te scoren. In het gebruik is de vragenlijst bestemdvoor toepassing bij psychiatrische patiën<strong>ten</strong> en niet-psychiatrische personen. Er zijnnormscores beschikbaar voor verschillende groepen waar<strong>van</strong> de normscores voor nietpsychiatrischepersonen of de gewone bevolking (N=2.368) en voor patiën<strong>ten</strong> dieambulant in behandeling zijn voor chronische benigne pijn (N=2.458) in dit onderzoekbetrokken worden. Het is raadzaam om gegevens met meer dan één normgroep teSteunpunt Verkeersveiligheid 75 RA-2005-60


vergelijken om tot meer gedifferentieerde uitspraken te komen (Arrindell & Ettema,2003).<strong>De</strong> SCL-90 werd reeds gebruikt om patiën<strong>ten</strong> met verscheidene types <strong>van</strong> chronischepijnsyndromen te beoordelen. Het werd beoordeeld als zijnde <strong>een</strong> geschiktepsychologische schaal voor gebruik met chronische pijnpatiën<strong>ten</strong> (Duckro et al., 1985;Bernstein et al., 1994). Zij is ook al herhaaldelijk gebruikt bij patiën<strong>ten</strong> met <strong>een</strong><strong>whiplash</strong>letsel (McGuire & Shores, 2001; Moog et al., 2002; Peebles et al., 2001; Pennie& Agambar, 1991; Wallis et al., 1996a, 1996b, 1997, 1998). In het bijzonder werd devragenlijst gebruikt om het niveau <strong>van</strong> psychologische leed bij patiën<strong>ten</strong> met chronischepijn na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel te beoordelen (Barnsley et al., 1993b, 1994b, 1995; Blokhorstet al., 2002; Bosma & Kessels, 2002; Lord et al., 1994; Smed, 1997; Wallis et al.,1996b, 1998). Bovendien werd reeds <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de SCL-90 <strong>een</strong> uniek en specifiekkarakteristiek profiel voor personen met <strong>whiplash</strong>letsels ge<strong>op</strong>perd (Wallis et al, 1996a,1996b), wat door anderen (Peebles et al., 2001) dan weer ontkracht werd.g. <strong>De</strong> ‘sociale steun’-bevraging (SSL)<strong>De</strong> sociale steunlijst (Van Sonderen, 1993) meet sociale steun met behulp <strong>van</strong> de socialesteunlijst - Interacties (SSL-I) en de sociale steunlijst - Discrepanties (SSL-D). Socialesteun kan overgedragen worden in de vorm <strong>van</strong> interacties. Er is sprake <strong>van</strong> discrepantiewanneer er <strong>een</strong> verschil is tussen geboden interacties en de behoefte. <strong>De</strong> SSL-I bestaatuit 34 items die betrekking hebben <strong>op</strong> verschillende vormen <strong>van</strong> ondersteunendeinteracties. Er zijn ook 7 items <strong>op</strong>genomen die betrekking hebben <strong>op</strong> negatieveinteracties. <strong>De</strong> SSL-D bestaat tevens uit 34 items. Hier wordt gevraagd naar de matewaarin de verkregen ondersteuning over<strong>een</strong>komt met de behoefte <strong>van</strong> de respondent.Sociale steun zou <strong>een</strong> rol spelen in relatie tot welbevinden (Van Sonderen, 1993).Onderzoek naar de relatie tussen sociale steun en welbevinden leverde echter <strong>een</strong>diversiteit aan resulta<strong>ten</strong> <strong>op</strong> (Van Sonderen & Ormel, 1997). Sommige auteurs (onderandere Cohen & Wills, 1985; Pierce et al., 1996) vonden dat in algemeneomstandigheden sociale steun tot <strong>een</strong> verminderde invloed <strong>van</strong> stressoren <strong>op</strong> hetwelbevinden leidde. Anderen vonden dat verband niet tot zelfs <strong>een</strong> omgekeerd verband(zie meta-analyse <strong>van</strong> Schwarzer & Leppin, 1991). Sociale steun zou wel <strong>een</strong> invloedhebben <strong>op</strong> het omgaan met belas<strong>ten</strong>de omstandigheden in het algem<strong>een</strong> en met ziektein het bijzonder (Cohen & Wills, 1985; Itkowitz et al., 2003). Het zoeken naar socialesteun is <strong>een</strong> bepaalde c<strong>op</strong>ingstijl. Die bepaalde c<strong>op</strong>ingstijl treedt <strong>op</strong> wanneer iemandsociaal comfort en begrip zoekt. Die personen delen hun zorgen met anderen. In hetgeval <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> werd dit onderzocht door Bui<strong>ten</strong>huis en collega’s (2003). Zijrapporteerden dat zij die sociale steun <strong>op</strong>zoch<strong>ten</strong> <strong>een</strong> kortere duur <strong>van</strong> nekpijn haddenna het hebben <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong> <strong>ten</strong><strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>.4.1.4 Procedurea. Afname <strong>van</strong> de instrumen<strong>ten</strong>In het begin <strong>van</strong> de beschrijving <strong>van</strong> de gebruikte instrumen<strong>ten</strong> werd reeds aangegeven<strong>op</strong> welke manier het pakket <strong>van</strong> vragenlijs<strong>ten</strong> samengesteld is. Iedere persoon uit detwee onderzoeksgroepen wordt <strong>een</strong> dergelijk pakket <strong>op</strong>gestuurd waarbij enkel debegeleidende informatiebrief verschilt tussen de twee onderzoeksgroepen. Rele<strong>van</strong>teverschillen zijn de volgende:Ieder goed ingevuld pakket <strong>van</strong> vragenlijs<strong>ten</strong> door de personen uit de eersteonderzoeksgroep geeft recht <strong>op</strong> <strong>een</strong> boekenbon als beloning ter waarde <strong>van</strong> 10Euro. Omwille <strong>van</strong> het grote aantal personen uit de tweede onderzoeksgroepworden er 10 boekenbonnen verloot onder diegenen die <strong>een</strong> goed ingevuld pakketSteunpunt Verkeersveiligheid 76 RA-2005-60


<strong>van</strong> vragenlijs<strong>ten</strong> terugstuurde. Dit wordt duidelijk aangegeven in debegeleidende informatiebrief. <strong>De</strong>ze beloning dient: 1) ter motivatie voor hetcorrect invullen <strong>van</strong> de vragenlijs<strong>ten</strong> en 2) om de responsgraad zo hoog mogelijkte houden. <strong>De</strong> begeleidende informatiebrief voor de eerste onderzoeksgroep wordtgeschreven <strong>van</strong>uit het standpunt <strong>van</strong> de onderzoekers (waarbij verwezenwordt naar het reeds gevoerd telefoongesprek en de ingewonnen toestemming)terwijl de begeleidende informatiebrief voor de tweede onderzoeksgroepgeschreven wordt <strong>van</strong>uit het standpunt <strong>van</strong> de voorzitster <strong>van</strong> de vereniging(vzw Whiplash). Dit wordt gedaan om aan de leden <strong>van</strong> de vereniging de terechteverzekering te geven dat hun adressen niet doorgespeeld worden aan derden endat de anonimiteit bewaard blijft.In beide begeleidende informatiebrieven wordt bovendien aangegeven dat de resulta<strong>ten</strong>volledig anoniem verwerkt zouden worden en dat persoonlijke gegevens zeker nietdoorgegeven zouden worden aan derden.Ieder pakket <strong>van</strong> vragenlijs<strong>ten</strong> bevat <strong>een</strong> gefrankeerde envel<strong>op</strong>pe met daar<strong>op</strong> hetadres <strong>van</strong> de onderzoekers.b. Anonieme verwerking <strong>van</strong> de gegevensZodra <strong>een</strong> pakket <strong>van</strong> vragenlijs<strong>ten</strong> aan de onderzoekers terug bezorgd is, worden degegevens ingevoerd in het statistische softwarepaket SPSS waarbij iedere referentie naarde persoonlijke gegevens wordt vermeden.4.1.5 Analysesa. Identificatie <strong>van</strong> groepen <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de uitkomstvariabelenIn de volgende onderzoeksvragen worden telkens groepen geïdentificeerd <strong>op</strong> basis <strong>van</strong>herstel. Drie <strong>van</strong> de vier uitkomstvariabelen (namelijk de functionele, de fysische enpsychische toestand) worden anders gecodeerd om tot rele<strong>van</strong>te klassen te komen. Alsuitkomstvariabele <strong>van</strong> QOL wordt in onderzoeksvraag 1 de ‘conventionele bevraging’(categorische variabele) gebruikt. Die variabele wordt <strong>op</strong>nieuw gecodeerd om tot 3 groteklassen te komen. In de twee andere onderzoeksvragen wordt de ACSA (metrischevariabele) als uitkomstvariabele gehanteerd. Die hoeft niet gehercodeerd te worden. <strong>De</strong>vier uitkomstvariabelen worden <strong>op</strong> volgende manier <strong>op</strong>gedeeld:Herstel in termen <strong>van</strong> fysische toestand (item 53 Fys):Fys01: g<strong>een</strong> klach<strong>ten</strong> en/of pijn meerFys02: <strong>een</strong> beetje klach<strong>ten</strong> en/of pijnFys03: veel klach<strong>ten</strong> en/of pijnHerstel in termen <strong>van</strong> functionele toestand (NDI klasse Func):Func01: g<strong>een</strong> functionele beperkingen (0-4)Func02: milde tot gematigde functionele beperkingen (5-24)Func03: ernstige tot complete functionele beperkingen (25)Herstel in termen <strong>van</strong> psychische toestand (SCL-90 totaalscore t.o.v. de normgroepgewone bevolking/’normalen’ Psy):Psy01: psychisch ‘normalen’ (<strong>van</strong> zeer laag t.e.m. boven gemiddelde)Steunpunt Verkeersveiligheid 77 RA-2005-60


Psy02: onderzoeksgroep 1: psychisch ‘hoog tot zeer hoog’ 45Psy03: onderzoeksgroep 2: psychisch ‘hoog’Psy04: onderzoeksgroep 2: psychisch ‘zeer hoog’Herstel in termen <strong>van</strong> ‘kwaliteit <strong>van</strong> het leven’ (c.v. Qol):Qol01: niet tevreden (c.v. score 1 en 2)Qol02: niet tevreden / niet ontevreden (c.v. score 3)Qol03: tevreden (c.v. score 4 en 5)Uit bovenstaande volgt dat de verdeling in klassen kan verschillen tussen de 2onderzoeksgroepen. In onderstaand tabel (tabel 14) wordt per onderzoeksgroepaangegeven welke groepen in de analyse worden betrokken.Tabel 14. Overzicht <strong>van</strong> de klasse-indeling per onderzoeksgroep en peruitkomstvariabele (fysische, functionele en psychische toestand en kwaliteit<strong>van</strong> het leven).Herstel in termen <strong>van</strong>:Fysische toestand (Fys)Functionele toestand (Func)Psychische toestand (Psy)Kwaliteit <strong>van</strong> het leven (Qol)Legende: zie bijhorende tekst.Onderzoeksgroep1Fys01Fys02Fys03Func01Func02Psy01Psy02Qol01Qol02Qol03Onderzoeksgroep2Fys01Fys02Fys03Func02Func03Psy01Psy03Psy04Qol01Qol02Qol03b. Mogelijke verbanden tussen verklarende factoren en uitkomstvariabelenOm na te gaan welke verbanden er zijn tussen de verschillende variabelen wordt gebruikgemaakt <strong>van</strong> contingentietabellen. Alle metrische variabelen worden binnen dezeanalyse dus behandeld als categorische variabelen. Eerst worden de tabellengepresenteerd die de verbanden tussen de uitkomstvariabelen onderling weergeven.Vervolgens worden de tabellen gepresenteerd die de verbanden tussen de verklarendevariabelen en de uitkomstvariabelen weergeven. Of de geobserveerde verbandensignificant zijn of niet wordt nagegaan door het berekenen <strong>van</strong> de chi-kwadraat45 Binnen de eerste onderzoeksgroep bevatte de groep die zeer hoog scoorden te weinig personen zodat tweegroepen samengenomen werden waardoor er binnen de eerste onderzoeksgroep <strong>een</strong> groep minderonderscheiden wordt in vergelijking met onderzoeksgroep 2, waar de <strong>op</strong>splitsing wel behouden wordt.Steunpunt Verkeersveiligheid 78 RA-2005-60


statistiek (‘Pearson Chi-square’) en deze te situeren binnen de theoretische chikwadraatverdeling.c. Bepalende factoren voor de globale levenskwaliteitOm voor iedere onderzoeksgroep na te gaan welke factoren <strong>een</strong> rol spelen in het bepalen<strong>van</strong> de globale levenskwaliteit wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> <strong>een</strong> lineaire regressie. <strong>De</strong>onafhankelijke variabelen zijn daarbij de zes subschalen <strong>van</strong> de SF-20 en de metrischeafhankelijke variabele is de score <strong>op</strong> de ACSA (zie instrumentarium, 4.1.3).Omdat er verwacht kan worden dat de beïnvloedende factoren <strong>op</strong> de globale kwaliteit<strong>van</strong> het leven kunnen verschillen in functie <strong>van</strong> herstel (voor deze analyse gedefinieerd intermen <strong>van</strong> functionele belemmeringen, Func 46 ) worden de analyses apart gedaan voorde verschillende groepen, namelijk: Onderzoeksgroep 1:Func01Func02 Onderzoeksgroep 2:Func02Func03Voor iedere groep worden telkens twee analyses gepresenteerd:Een analyse gebaseerd <strong>op</strong> het model dat alle verklarende variabelen mee in rekeningbrengt (‘enter-methode’).Een analyse gebaseerd <strong>op</strong> het model dat enkel de meest verklarende variabelenbehoudt (‘forward-methode’) 47 .d. Invloed <strong>van</strong> WAD <strong>op</strong> de globale levenskwaliteitOm na te gaan hoe verschillend de globale levenskwaliteit is in vergelijking met deperiode voor het <strong>verkeersongeval</strong> waarbij het <strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en werd, wordtgebruik gemaakt <strong>van</strong> <strong>een</strong> variantie-analyse (ANOVA). Er zullen per onderzoeksgroepdrie analyses gepresenteerd worden waarbij de metrische afhankelijke variabele telkens<strong>op</strong>nieuw de score <strong>op</strong> de ACSA is (zie instrumentarium, 4.1.3). <strong>De</strong> eerste onafhankelijkevariabele (tijdstip <strong>van</strong> de meting) is ook dezelfde voor deze drie analyses en deze wordtbinnen ieder subject geme<strong>ten</strong> (‘within subject variable’). <strong>De</strong> tweede onafhankelijkevariabele is de mate <strong>van</strong> herstel en deze wordt tussen de verschillende subjec<strong>ten</strong>geme<strong>ten</strong> (‘betw<strong>een</strong> subject variable’). <strong>De</strong>ze laatste onafhankelijke variabele isverschillend voor de drie analyses afhankelijk <strong>van</strong> de manier waar<strong>op</strong> herstel gedefinieerdwordt:Analyse 1: Fys: herstel gedefinieerd in termen <strong>van</strong> fysische toestand.Analyse 2: Func: herstel gedefinieerd in termen <strong>van</strong> functionele toestand.Analyse 3: Psy: herstel gedefinieerd in termen <strong>van</strong> psychische toestand.46 Aangezien de aantallen <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> beide onderzoeksgroepen <strong>op</strong> de NDI beter verdeeld zijn,wordt <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de functionele toestand (Func) herstel gedefinieerd en groepen geselecteerd. <strong>De</strong> NDI istevens <strong>een</strong> betrouwbare en valide vragenlijst die in de analyse <strong>van</strong> onderzoeksvraag 2 gehanteerd kan worden.47 Eerst wordt de factor behouden die de meeste variantie in de afhankelijke variabele verklaart, vervolgens defactor die los <strong>van</strong> deze eerste factor daar nog het meeste verklaarde variantie aan kan toevoegen, enzovoort.Dit proces blijft zich herhalen tot g<strong>een</strong> enkele <strong>van</strong> de overblijvende factoren nog <strong>een</strong> significante bijdrage levertin verklaarde variantie.Steunpunt Verkeersveiligheid 79 RA-2005-60


Binnen de model-formuleringen <strong>van</strong> deze analyses zijn zowel de hoofdeffec<strong>ten</strong> alsinteractie-effec<strong>ten</strong> <strong>op</strong>genomen. Een significant hoofdeffect <strong>van</strong> de groep geeft aan dat deglobale levenskwaliteit (gemiddeld over de voor- en de nameting) verschillend is voormins<strong>ten</strong>s één groep. Een significant hoofdeffect <strong>van</strong> het tijdstip geeft aan dat de globalelevenskwaliteit (gemiddeld over de verschillende groepen) voor het letsel verschillend is<strong>van</strong> deze <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek. Interessanter zijn echter de interactieeffec<strong>ten</strong>.Een significant interactie-effect geeft aan dat het verschil tussen delevenskwaliteit voor het letsel en de levenskwaliteit <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoekafhankelijk is <strong>van</strong> de groep (afhankelijk <strong>van</strong> de mate waarin men hersteld is). Omuiteindelijk na te gaan welke groepen <strong>een</strong> verschil in globale levenskwaliteit vertonenwordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> <strong>een</strong> paarsgewijze t-test (‘paired samples t-test’).4.2 Resulta<strong>ten</strong>4.2.1 Algemene karakteristieken <strong>van</strong> de twee onderzoeksgroepen in hun geheela. Gehele onderzoeksgroep 1: databank spoeddienstWhiplashproblematiek binnen de databankVia de databank <strong>van</strong> de spoeddienst <strong>van</strong> het Academisch Ziekenhuis kunnen gegevensomtrent <strong>whiplash</strong> verzameld worden. Quinlan en collega’s (2004) hebben aangetoond datnekletsels de meest frequente aandoeningen <strong>van</strong> motorvoertuiginzit<strong>ten</strong>den zijn die <strong>op</strong>spoeddiens<strong>ten</strong> behandeld worden. In de spoeddienst <strong>van</strong> het Academisch Ziekenhuis <strong>van</strong>Jette worden de gegevens <strong>van</strong> de aldaar aangemelde personen bijgehouden in <strong>een</strong>geïnformatiseerde databank. Daar wordt <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel gecodeerd als de formelecode voor “sprain of the neck” of “nekverstuiking”, namelijk met de ICD-9 48 code 847.0.Van alle verkeersslachtoffers <strong>van</strong> het jaar 2002 zijn de gegevens <strong>van</strong> de databank terbeschikking. In 2002 hebben 1121 slachtoffers zich na <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> aangemeld.Daar<strong>van</strong> heeft 27% <strong>een</strong> ICD-9 code 847.0 gekregen. In absolute cijfers betekent dit dat303 verkeersslachtoffers <strong>een</strong> dergelijke diagnose hebben gehad. In 53,5% <strong>van</strong> degevallen waren dat vrouwen. Van de 303 <strong>whiplash</strong>slachtoffers had 85,5% die diagnoseals eerste diagnose gekregen. Er kan dus afgeleid worden dat <strong>whiplash</strong>letsels regelmatigvoorkomen binnen <strong>een</strong> dienst spoedgevallen. In België zouden er jaarlijks naar schattingongeveer 10.000 <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> zijn, <strong>een</strong> jaarincidentie <strong>van</strong> 1/1000 49 . Rekeninghoudend met wat aangegeven werd in voorgaande hoofdstukken, is er g<strong>een</strong> zekerheidover dit cijfer. Niet alle <strong>whiplash</strong>gevallen zoeken <strong>een</strong> dienst spoedgevallen <strong>op</strong> na <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong>. Velen zouden maar in tweede instantie naar <strong>een</strong> huisarts gaan ofzoeken medische hulp bij bijvoorbeeld specialis<strong>ten</strong>, fysiotherapeu<strong>ten</strong> enz. Er is heelweinig gewe<strong>ten</strong> over het voorkomen <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> in België. Binnen deze studie kandaarover ook g<strong>een</strong> informatie geleverd worden.Binnen de databank kan nagegaan worden hoeveel personen die <strong>een</strong> diagnose <strong>van</strong>nekverstuiking hebben gehad, slachtoffer waren <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>. Van de 554personen die 10 tot 26 maanden geleden t.o.v. de datum <strong>van</strong> het onderzoek <strong>een</strong><strong>whiplash</strong> hebben gehad, waren er slechts 39 personen die niet het slachtoffer waren <strong>van</strong><strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> 50 . Dat betekent dat 93% <strong>van</strong> de personen met <strong>een</strong> ICD-9 code847.0 het slachtoffer waren <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>. <strong>De</strong> overige 7% had <strong>een</strong> ander48 ICD-9: 9th Revision of the International Classification of Diseases.49 Dit cijfer is niet afgeleid <strong>van</strong> betrouwbaar onderzoek.50 Zie ook figuur 8 in de sectie methode <strong>van</strong> dit hoofdstuk.Steunpunt Verkeersveiligheid 80 RA-2005-60


soort ongeval gehad, zoals <strong>een</strong> sportongeval, arbeidsongeval, ... Uit deze cijfers maggesteld worden dat <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel dat binnen <strong>een</strong> dienst spoedgevallen geobserveerdwordt, het vaakst voorkomt bij <strong>verkeersongeval</strong>len.Participan<strong>ten</strong> versus niet-participan<strong>ten</strong>Van de 143 mensen die aan de telefoon hebben meegedeeld aan het onderzoek te willenmeewerken en wie bijgevolg <strong>een</strong> vragenlijst is toegestuurd, hebben 76 uiteindelijk devragenlijst teruggestuurd. Dit komt neer <strong>op</strong> <strong>een</strong> responsgraad <strong>van</strong> 53,1%. Er zijn enkelesocio-demografische kenmerken (zoals leeftijd, geslacht en de tijdsduur tussen hetmoment <strong>van</strong> het onderzoek en het moment <strong>van</strong> het ongeval zelf) ter beschikking over depersonen die wel of niet hebben meegewerkt aan het onderzoek (tabel 15). Op het vlak<strong>van</strong> de drie socio-demografische karakteristieken zijn er g<strong>een</strong> significante verschillentussen de participan<strong>ten</strong> en niet-participan<strong>ten</strong> te bemerken. Er mag dus aangenomenworden dat <strong>op</strong> het vlak <strong>van</strong> die drie karakteristieken hier<strong>op</strong> volgende resulta<strong>ten</strong> ookzouden gelden voor de gehele groep.Tabel 15. Socio-demografische karakteristieken <strong>van</strong> participan<strong>ten</strong> en nietparticipan<strong>ten</strong>aan het onderzoek.Participan<strong>ten</strong>Niet-participan<strong>ten</strong>z-waarde(n=76)(n=67)Geslacht (%)Man28 (36,80)33 (49,30)0,74Vrouw48 (63,20)34 (50,70)LeeftijdGem.(S.D.)TijdsintervalGem.(S.D.)35,55 (12,88) 32,21 (12,61) 1,0319,87 (4,27) 20,46 (4,49) 0,78Legende: Gem. = Gemiddelde; S.D. = Standaarddeviatie.Karakteristieken <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> het vragenlijstpakketAppendix B bevat alle variabelen die bevraagd zijn. Die items worden gegroepeerd inverschillende categorieën, namelijk: Socio-demografische factoren Ongevalgerelateerde factoreno Verkeersongeval zelfo Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren na het ongevalBi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoeko Algem<strong>een</strong>o sociale steunPersoonlijkheidsfactorenFunctionele toestandPsychische toestandFysische toestandKwaliteit <strong>van</strong> het levenSteunpunt Verkeersveiligheid 81 RA-2005-60


<strong>De</strong> laatste vier categorieën worden in de volgende onderzoeksvragen alsuitkomstvariabelen gehanteerd 51 . Per variabele wordt ofwel het gemiddelde en destandaarddeviatie genoteerd (dit in geval het gaat om <strong>een</strong> metrische variabele) ofwelwordt het aantal en de percentages per categorie gerapporteerd (in het geval <strong>van</strong>categorische variabelen). <strong>De</strong> cijfergegevens omtrent de variabelen worden hier niet meerherhaald. Enkel de rele<strong>van</strong>te gegevens en <strong>op</strong>vallendheden worden hier besproken.Appendix B dient volledig ter ondersteuning <strong>van</strong> dit deel <strong>van</strong> de rapportage. <strong>De</strong>belangrijkste bevindingen worden overzichtelijk weergegeven. Socio-demografische factorenIn deze onderzoeksgroep zijn er meer vrouwen (+/- 63%) terug te vinden, wat nietnoodzakelijkerwijze betekent dat <strong>whiplash</strong>letsels meer bij vrouwen voorkomen. In dedatabank <strong>van</strong> 554 personen 52 die zich 10 tot 26 maanden geleden t.o.v. de datum<strong>van</strong> het onderzoek hebben aangemeld aan de dienst spoedgevallen en <strong>een</strong> ICD-9code <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels hebben gehad, zijn er iets meer vrouwen terug te vinden(54%). Van de 281 personen die telefonisch gecontacteerd werden, bedroeg ditpercentage 50%. Van de 143 personen die schriftelijk gecontacteerd werden, is dan<strong>op</strong>nieuw 56% vrouwelijk. Er kan beslo<strong>ten</strong> worden dat <strong>whiplash</strong>letsels nietnoodzakelijkerwijze meer bij vrouwen geobserveerd worden. Het hogere percentagein de effectieve onderzoeksgroep zou eerder wijzen <strong>op</strong> <strong>een</strong> hogere graad <strong>van</strong>medewerking <strong>van</strong> vrouwen t.o.v. mannen.Er is ook <strong>een</strong> hoger percentage hooggeschoolden terug te vinden, wat <strong>op</strong>nieuw nietbetekent dat <strong>whiplash</strong>letsels meer voorkomen bij hooggeschoolden. Dit kan <strong>op</strong>nieuwwijzen <strong>op</strong> <strong>een</strong> hogere medewerkingspercentage bij die bepaalde groep.<strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> zijn nog redelijk jong. <strong>De</strong> categorie met de meeste responden<strong>ten</strong> isin de leeftijdsgroep 18-29. Daarin situeren zich onder andere de studen<strong>ten</strong>.Dit laatste zou in samenhang staan met het percentage dat g<strong>een</strong> werkstatuutheeft, aangezien studen<strong>ten</strong> nog niet zouden werken. <strong>De</strong> meeste werken evenwelbinnen <strong>een</strong> bediendencontract en voltijds, wat dan <strong>op</strong>nieuw in verband kan gebrachtworden met het <strong>op</strong>leidingsniveau.In deze groep werd de levenskwaliteit voor het ongeval als gunstig ingeschat. <strong>De</strong>meeste responden<strong>ten</strong> zijn tevreden tot heel tevreden met hun leven in het algem<strong>een</strong>.Verkeersongeval zelf Ongevalgerelateerde factorenIn deze onderzoeksgroep zijn de meeste betrokkenen in <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> autoinzit<strong>ten</strong>den,waar<strong>van</strong> de meeste bestuurders zijn.Bij het <strong>verkeersongeval</strong> is er in bijna alle gevallen <strong>een</strong> ander voertuig betrokken,meestal <strong>een</strong> andere auto.<strong>De</strong> aanrijding werd in 3/4 <strong>van</strong> de gevallen door de andere uitgevoerd. Zowelfrontaal als <strong>een</strong> achteraanrijding worden frequent gerapporteerd. Toch gaat het in demeeste gevallen om <strong>een</strong> k<strong>op</strong>-staartbotsing.<strong>De</strong> meeste betrokkenen zijn in hun recht.Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren na het ongevalOmtrent de medische <strong>op</strong><strong>van</strong>g direct na het ongeval en het medisch parcours datdoorl<strong>op</strong>en werd, kan gemeld worden dat de meeste responden<strong>ten</strong> nooit <strong>een</strong> <strong>op</strong>name51 Binnen de groep ‘kwaliteit <strong>van</strong> het leven’ worden de subschalen <strong>van</strong> de SF-20 gehanteerd als verklarendevariabelen.52 Zie figuur 8 in de sectie methode <strong>van</strong> dit hoofdstuk.Steunpunt Verkeersveiligheid 82 RA-2005-60


hebben gehad t.g.v. het ongeval. Het betreft in de meeste gevallen initieel lichteletsels die g<strong>een</strong> in<strong>ten</strong>sieve behandeling vereisen. “Sprain” betreft <strong>een</strong> verstuiking die,indien ze voorkomt <strong>op</strong> <strong>een</strong> andere plaats <strong>op</strong> het lichaam, ook g<strong>een</strong> <strong>op</strong>name vereist.Het grootste deel <strong>van</strong> de slachtoffers is <strong>een</strong> halskraag voorgeschreven. Artsen gevenvaak het advies om <strong>een</strong> halskraag te dragen en aangezien binnen dezeonderzoeksgroep de responden<strong>ten</strong> gerekruteerd zijn uit <strong>een</strong> dienst spoedgevallen,hebben ze in de meeste gevallen daar <strong>een</strong> halskraag meegekregen. Momenteel is erwel controverse omtrent het al dan niet dragen <strong>van</strong> <strong>een</strong> halskraag (Eck et al., 2001).Het advies nu zou luiden om <strong>een</strong> halskraag maximaal <strong>een</strong> week te dragen, wat bijverscheidene responden<strong>ten</strong> het geval was. Het dragen <strong>van</strong> <strong>een</strong> halskraag voorlangere periodes komt minder vaak voor.Meer dan de helft heeft ook medicatie genomen voor hun <strong>whiplash</strong>letsels. Daaroveris er ook g<strong>een</strong> <strong>een</strong>sgezindheid. Er zijn blijkbaar voor <strong>een</strong>zelfde diagnose, namelijk deICD-9 code 847.0 verschillende behandelingsstrategieën.Opvallend is ook dat de meeste personen <strong>een</strong> diagnose hebben gekregen <strong>van</strong><strong>whiplash</strong> wat duidt <strong>op</strong> het frequent gebruik <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> als diagnose. Uitvoorgaande werd duidelijk dat de term enkel de beweging 53 aanduidt en niet alsdiagnose hoort te worden. In de praktijk wordt dit echter wel gedaan. Daarbijaanslui<strong>ten</strong>d vonden niet alle responden<strong>ten</strong> dat ze correcte informatie hebbengekregen. Dat wijst ook <strong>op</strong> de onvolledige kennis omtrent <strong>whiplash</strong>letsels en WAD.Tabel 16. Gerapporteerde klach<strong>ten</strong> in de week na het ongeval aangegevendoor onderzoeksgroep 1 (n = 76) met percentage dat de klacht zelfaangegeven heeft.Klach<strong>ten</strong>PercentageNekpijn 69,7%Hoofdpijn 38,2%Pijn aan thorax 17,1%Spierpijnen en/of stijfheid 14,5%Rugpijn 13,2%Pijn aan benen 11,8%Hoofdwonden en/of kneuzingen 11,8%Schouderpijn 9,2%Duizeligheid 7,9%Armpijnen 6,6%Misselijkheid 5,3%Psychische problemen 5,3%Tintelende gevoelens en/of warmtegevoelens 3,9%Rotatie- en bewegingsbeperkingen 2,6%53 Zie tabel 3 in hoofdstuk 2 voor <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> de gebruikte termen.Steunpunt Verkeersveiligheid 83 RA-2005-60


Slaapproblemen en/of vermoeidheid 1,3%Uit bovenstaande kan beslo<strong>ten</strong> worden dat er niet veel <strong>een</strong>duidigheid is omtrent dediagnosestelling en de behandeling. Omtrent de klach<strong>ten</strong> die na het ongevalgerapporteerd worden, kan het volgende gezegd worden:In de eerste week na het ongeval rapporteerden meer dan de helft vermoeidheiden concentratieproblemen; <strong>een</strong> vierde depressieve gevoelens en geheugenproblemen.In de maanden na het ongeval gaven nog 1/3 <strong>van</strong> de mensen aan last te hebben <strong>van</strong>vermoeidheid en concentratieproblemen. Een vierde heeft nog last <strong>van</strong> depressievegevoelens en <strong>een</strong> vijfde had nog geheugenproblemen. Opvallend is dat deresponden<strong>ten</strong> zelf deze klach<strong>ten</strong> niet aangeven, enkel wanneer er expliciet naargevraagd wordt.Van de zelf gerapporteerde klach<strong>ten</strong> in de eerste week na het ongeval kwam nekpijnhet meest voor, gevolgd door hoofdpijn, pijn aan de thorax, spierpijnen, rugpijn, pijnaan de benen, hoofdwonden en/of kneuzingen en schouderpijn. Andere minderfrequent aangegeven klach<strong>ten</strong> vindt men terug in tabel 16.<strong>De</strong> klach<strong>ten</strong> die in de vragenlijst aangegeven worden omtrent vermoeidheid, depressievegevoelens, concentratie- en geheugenproblemen komen in bovenstaande tabel niet terugwat wijst <strong>op</strong> het feit dat de responden<strong>ten</strong> deze klach<strong>ten</strong> niet spontaan zullen rapporterenterwijl ze er toch last <strong>van</strong> ondervinden. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> zullen eerder pijnen aangevenals klacht in vergelijking met andere klach<strong>ten</strong>, zoals die teruggevonden kunnen wordenbinnen het psychische of fysiologische gebied. <strong>De</strong> meest zelf gerapporteerde klach<strong>ten</strong> zijnook in verband te brengen met pijn en dit <strong>op</strong> verschillende plaatsen <strong>van</strong> het lichaam.Algemene gegevens Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoekOver de huidige toestand kunnen de volgende rele<strong>van</strong>te gegevens vermeld worden:Een derde <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> neemt nog steeds medicatie voor WAD t.g.v. het<strong>verkeersongeval</strong>.Een vijfde <strong>van</strong> de mensen is momenteel ook nog in behandeling voor de <strong>gevolge</strong>n<strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel.Omtrent de zelf aangegeven probleemgebieden heeft <strong>een</strong> vierde nog steeds last<strong>van</strong> vermoeidheid. Concentratie- en geheugenproblemen en depressieve gevoelensworden iets minder frequent aangegeven. Bij de vraag 54 of men nog last of klach<strong>ten</strong> heeft <strong>van</strong> het letsel t.g.v. het<strong>verkeersongeval</strong> geven 26 mensen aan g<strong>een</strong> pijn en/of last meer te hebben, 36mensen hebben nog <strong>een</strong> beetje pijn en/of last en 13 nog veel pijn en/of last. Eénpersoon weet niet of de pijn en/of last wel <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> is <strong>van</strong> de toen <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>enletsels. Op basis <strong>van</strong> deze vraag 55 kan men stellen hoeveel mensen er na 10 tot 26maanden nog last en/of pijn ondervinden t.g.v. hun <strong>whiplash</strong>letsel na <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong>. Meer dan de helft <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> rapporteert nog last,namelijk 64,5% geeft aan nog <strong>een</strong> beetje of veel last te ondervinden.In de eerste plaats werd langs de telefoon ook gevraagd of mensen nog last ondervinden<strong>van</strong> hun <strong>whiplash</strong>letsels. Daar<strong>van</strong> heeft niet ieder<strong>een</strong> meegewerkt aan het onderzoekzelf. Van de 144 mensen die <strong>een</strong> enquête werden toegestuurd, hebben 60 personen54 Zie deel ‘fysische toestand in appendix B voor de cijfergegevens. <strong>De</strong>ze vraag wordt gebruikt alsuitkomstvariabele voor de fysische toestand, zie verder.55 Item 53 <strong>van</strong> de gestructureerde vragenlijst.Steunpunt Verkeersveiligheid 84 RA-2005-60


telefonisch aangegeven nog last te hebben; 84 personen deelden mee g<strong>een</strong> last meer tehebben. Met andere woorden 58,3% rapporteerde g<strong>een</strong> last meer te hebben. Dit is invergelijking met bovenstaande percentage <strong>een</strong> omgekeerde percentage. Dit wijst er<strong>op</strong>dat mensen die nog steeds last ondervinden eerder geneigd zijn aan onderzoekdaaromtrent mee te werken dan degenen die g<strong>een</strong> last meer ondervinden.Sociale steunVia de sociale steunlijst (Van Sonderen, 1993) werd de mate <strong>van</strong> sociale steun (I)geme<strong>ten</strong> en de mate waarin de respondent <strong>een</strong> tekort aan sociale steun (D) ervaart. Opbasis <strong>van</strong> gegevens die verzameld werden om het begrip sociale steun <strong>op</strong> conceptueelniveau te verhelderen, kunnen gemiddelde schaalscores en standaarddeviatiesgerapporteerd worden (<strong>van</strong> Sonderen & Ormel, 1997). Tabel 17 toont de vergelijkingtussen onderzoeksgroep 1 en de normgroep door <strong>van</strong> Sonderen (1993) aangegeven.Tabel 17. Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 (n = 73) en<strong>een</strong> normgroep (n = 309) <strong>op</strong> de variabelen <strong>van</strong> de sociale steunlijst.VariabeleOnderzoeksgroep 1Normgroep t-waardeGem. S.D. Gem. S.D.I: alledaagse emotionele steun 10,3 2,3 10,6 2,7 -1,14I: emot. ondersteuning bij probl. 17,7 4,9 17,0 4,4 1,31I: waarderingssteun 15,6 3,3 14,2 2,9 3,48***I: instrumentele ondersteuning 13,5 3,3 13,1 3,3 1,11I: social companionship 13,3 3,0 12,3 2,8 2,74**I: informatieve ondersteuning 8,5 2,5 8,3 2,2 0,65I: totaalscore 78,9 15,7 75,5 14,3 1,85D: alledaagse emotionele steun 5,7 2,0 5,4 1,9 1,37D: emot. ondersteuning bij probl 11,1 3,4 10,5 3,5 1,46D: Waarderingssteun 8,3 2,4 7,6 2,2 2,52*D: instrumentele ondersteuning 9,3 2,5 8,3 2,3 3,32***D: social companionship 6,8 2,5 6,9 2,2 -0,43D: informatieve ondersteuning 5,6 1,9 5,7 1,8 -0,31D: totaalscore 46,8 11,8 44,3 11,5 1,79Legende: I: Interacties; D: Discrepanties; * p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001Uit deze tabel volgt dat <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> het aantal interacties dat door de responden<strong>ten</strong>aangegeven worden er g<strong>een</strong> grote verschillen bestaan, behalve <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong>waarderingssteun en ‘social companionship’. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> dezeonderzoeksgroep ondervinden meer sociale steun <strong>op</strong> beide vlakken, maar het verschilis niet aanzienlijk, en <strong>van</strong> dubieuze pertinentie. Op de totaalscore wordt g<strong>een</strong> verschilgeobserveerd.Steunpunt Verkeersveiligheid 85 RA-2005-60


In verband met de discrepanties of m.a.w. de mate waarin de respondent <strong>een</strong>tekort aan sociale steun ondervindt, zijn er verschillen <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> instrumenteleondersteuning en waarderingssteun. Op die 2 variabelen ondervindt dezeonderzoeksgroep <strong>een</strong> groter tekort , maar <strong>op</strong>nieuw is het verschil niet aanzienlijk.Opnieuw is er g<strong>een</strong> verschil tussen de onderzoeksgroep en de <strong>op</strong>gegeven normgroep<strong>op</strong> de totaalscore. PersoonlijkheidsfactorenTen <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> de normscores <strong>van</strong> <strong>een</strong> normale p<strong>op</strong>ulatie (Luteijn et al., 2000) bevindtdeze onderzoeksgroep zich in de meeste gevallen en over al de schalen h<strong>een</strong> rond hetgemiddelde (zie tabel 18).Tabel 18. Aantal responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 die binnen deverschillende klassen <strong>van</strong> de NPV vallen t.o.v. normscores per subschaal.ZeerlaagLaagGemid-deldHoogZeerhoogTotaalInadequatie 1 12 44 13 5 75Sociale inadequatie 9 16 37 9 4 75Rigiditeit 1 12 45 13 4 75Verongelijktheid 3 5 39 19 9 75Zelfgenoegzaamheid 2 11 45 13 4 75Dominantie 0 3 33 29 10 75Zelfwaardering 0 8 43 19 5 75Toch is het <strong>op</strong>vallend dat er meer dan de helft <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> zich situeren inde hoge tot zeer hoge klasse <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> dominantie. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> zijn duidelijkdominanter dan de normgroep.Op vlak <strong>van</strong> zelfwaardering, zelfgenoegzaamheid, inadequatie, rigiditeit enverongelijktheid zijn de meeste terug te vinden in de gemiddelde klasse, maar <strong>van</strong>de overigen zijn er meer responden<strong>ten</strong> terug te vinden in de hogere klassen dan in delagere klassen t.o.v. de normgroep.Enkel <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> sociale inadequatie zijn er, bui<strong>ten</strong> degenen die zich in degemiddelde klasse bevinden, meer responden<strong>ten</strong> terug te vinden in de lagere klassen. Functionele toestandIn appendix B bevinden zich ook de frequenties binnen de verschillende NDI klassen.Verwijzend naar tabel 13, kunnen de responden<strong>ten</strong> ingedeeld worden in verschillendeklassen <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> hun ruwe score.Dat betekent dat 29 mensen hersteld zijn <strong>van</strong> hun nekklach<strong>ten</strong> en bijgevolg g<strong>een</strong>functionele beperkingen meer ondervinden die afkomstig zijn <strong>van</strong> nekklach<strong>ten</strong>.Ach<strong>ten</strong>twintig personen ondervinden milde beperkingen. <strong>De</strong> overige 17 personen ondervinden gematigde beperkingen t.g.v. hunnekklach<strong>ten</strong>.Steunpunt Verkeersveiligheid 86 RA-2005-60


G<strong>een</strong> enkele respondent zit binnen de klasse ernstige beperking en binnen de klassecomplete beperkingen.Binnen deze onderzoeksgroep zit<strong>ten</strong> dus herstelde responden<strong>ten</strong> en responden<strong>ten</strong> diemilde tot gematigde beperkingen ondervinden. Mensen met zwaardere functionelebeperkingen zijn binnen deze groep niet te observeren. Dat zou te verklaren zijn door deinitiële diagnose waar<strong>op</strong> de responden<strong>ten</strong> zijn geselecteerd. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> werdengeselecteerd <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de ICD-9 code 847.0, “sprain of the neck”, <strong>een</strong> nekverstuiking.Een verstuiking is minder ernstig dan <strong>een</strong> dislocatie of <strong>een</strong> fractuur. Tabel 2 <strong>van</strong>hoofdstuk 2 toont de verschillende ernstgraden waarin <strong>whiplash</strong>letsels ingedeeld kunnenworden. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> binnen deze onderzoeksgroep zouden–door hun gekregendiagnose- zich bevinden binnen de middelste ernstgraden <strong>van</strong> tabel 2. Graad IV,waaronder dislocaties en fracturen <strong>van</strong> de nek vallen, krijgen <strong>een</strong> andere ICD-9 code. <strong>De</strong>personen met <strong>een</strong> ernstgraad IV vallen bijgevolg bui<strong>ten</strong> deze onderzoeksgroep. Dat zoude reden kunnen zijn dat er niemand <strong>van</strong> deze onderzoeksgroep binnen de klassen <strong>van</strong>de ernstige en complete beperkingen afkomstig <strong>van</strong> nekklach<strong>ten</strong> vallen. <strong>De</strong> initieelernstige <strong>whiplash</strong>gevallen worden via de selectiecriteria niet bereikt. Psychische toestandOp basis <strong>van</strong> de SCL-90 56 kan <strong>een</strong> algemene maat voor het psychoneurotischfunctioneren of de ‘psychische toestand’ bepaald worden. Arrindell & Ettema (2003)hebben in hun handleiding de normtabellen ter beschikking gesteld met onder andere<strong>een</strong> normgroep voor de gewone bevolking/’normalen’ (Nederlandse p<strong>op</strong>ulatie). Op basis<strong>van</strong> die gegevens kan <strong>een</strong> vergelijking gemaakt worden <strong>van</strong> de scores <strong>van</strong> deresponden<strong>ten</strong> binnen de onderzoeksgroep met de gemiddelden <strong>van</strong> de normgroep. Tabel19 geeft de gemiddelden <strong>van</strong> de onderzoeksgroep en de normgroep (gewone bevolking)aan met de bijhorende t-waarde.Tabel 19. Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 (n = 71) ende normgroep gewone bevolking/’normalen’ (n = 2366) <strong>op</strong> de variabelen <strong>van</strong>de klach<strong>ten</strong>lijst.VariabeleOnderzoeksgroep1Normgroep t-waardeGem. S.D. Gem. S.D.SCL: Angst 13,17 3,46 12,76 4,41 1,00SCL: Agorafobie 7,79 1,54 7,86 2,34 -0,39SCL: <strong>De</strong>pressie 22,31 8,39 21,58 a 7,56 0,73SCL: Somatische klach<strong>ten</strong> 19,58 6,69 16,68 a 5,34 3,65***SCL: Insufficiëntie 13,61 4,26 12,63 b 4,25 1,93SCL: Sensitiviteit 24,80 7,31 24,05 7,64 0,87SCL: Hostiliteit 7,35 1,69 7,22 2,10 0,66SCL: Slaapproblemen 5,38 2,88 4,46 b 2,20 2,69**SCL: Psychoneuroticisme 125,51 30,78 118,28 c 32,38 1,9856 Zie 4.1.3 d.3Steunpunt Verkeersveiligheid 87 RA-2005-60


Legende: a n = 2367; b n = 2361; c n = 2368; * p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001Daaruit kan afgeleid worden dat de onderzoeksgroep significant verschilt <strong>van</strong> denormgroep <strong>op</strong> de subschalen somatische klach<strong>ten</strong> en slaapproblemen. Dat deresponden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de onderzoeksgroep meer somatische klach<strong>ten</strong> rapporteren, is <strong>een</strong>logisch gevolg <strong>van</strong> de veronderstelling dat vele responden<strong>ten</strong> nog chronische klach<strong>ten</strong>aangeven. Dat werd reeds aangetoond <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>een</strong> ander item (item 53 <strong>van</strong> devragenlijst 57 ) of <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>een</strong> vragenlijst (de NDI 58 ).Op de andere schalen zijn er g<strong>een</strong> significante verschillen te bemerken tussen deonderzoeksgroep en de aangegeven normgroep.Op vlak <strong>van</strong> psychoneurotisch functioneren is er g<strong>een</strong> significant verschil, wat er<strong>op</strong> duidt dat de personen uit onderzoeksgroep 1 dezelfde waarden vertonen dan degewone bevolking. Fysische toestand<strong>De</strong> ‘fysische toestand’ wordt in onderstaande onderzoeksvragen gehanteerd alsuitkomstvariabele. Die wordt bepaald <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> één enkel item, namelijk item 53 <strong>van</strong>de gestructureerde vragenlijst. In appendix B en in het deel ‘Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong>het moment <strong>van</strong> het onderzoek: algemene gegevens’ werd dit item reeds aangegeven enbesproken. Hier<strong>op</strong> wordt verder niet meer ingegaan. Kwaliteit <strong>van</strong> het levenVerschillende QOL-metingen werden uitgevoerd en in <strong>een</strong> voorgaand deel 59 uitvoerigbesproken. Twee QOL-metingen, namelijk de ACSA en de conventionele bevragingworden hoofdzakelijk als uitkomstvariabelen gehanteerd. <strong>De</strong> subschalen <strong>van</strong> de SF-20worden als verklarende variabelen gebruikt (zie onderzoeksvraag 2). <strong>De</strong> waarden <strong>op</strong> zichhebben ook <strong>een</strong> betekenis. Daarom worden de gegevens <strong>van</strong> de subschalen <strong>van</strong> de SF-20 <strong>van</strong> de onderzoeksgroep vergeleken met de gemiddelde scores <strong>van</strong> <strong>een</strong> steekproef<strong>van</strong> 5279 zelfstandig wonende ouderen, uitgevoerd door Ormel et al. (1992). Tabel 20toont de gemiddelden en standaarddeviatie <strong>van</strong> beide groepen 60 met bijhorende t-waarde.In vergelijking met <strong>een</strong> groep ouderen verschilt deze onderzoeksgroep <strong>op</strong> desubschalen psychische gezondheid, lichamelijk functioneren en lichamelijkepijn. <strong>De</strong>ze onderzoeksgroep scoort slechter <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> psychische gezondheid. Zescoort beter <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> lichamelijk functioneren, maar geeft tegelijkertijd meerlichamelijke pijn aan in vergelijking met de groep ouderen. Doordat in deonderzoeksgroep verschillende responden<strong>ten</strong> nog pijn en/of last aangeven t.g.v.nekklach<strong>ten</strong> afkomstig <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>, kan de hogere score <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong>lichamelijke pijn verklaard worden. Ze zouden anders lichamelijk wel beterfunctioneren; Dit is te verklaren door de oudere leeftijd bij de normgroep. <strong>De</strong>zelfstandig wonende ouderen zullen door hun hogere leeftijd automatisch <strong>een</strong> slechterlichamelijk functioneren hebben. Bij de onderzoeksgroep is er ook <strong>een</strong> slechterpsychisch functioneren, wat kan verklaard worden door de lichamelijke pijn. Pijn kan–eerder dan <strong>een</strong> beperkt functioneren- <strong>een</strong> verminderd psychisch functionerenveroorzaken. Dat is echter puur hypothetisch en hier volledig terzijde.Op de andere subschalen zijn er g<strong>een</strong> verschillen tussen de twee groepen.57 Zie 4.2.1 a.3 Bi<strong>op</strong>sychosociale toestand <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek: algemene gegevens en 4.2.1 a.3Fysische toestand.58 Zie voorgaande, sectie methode.59 Zie 4.1.3 c ‘Quality of Life’-bevraging.60 <strong>De</strong> gemiddelde scores en standaarddeviaties zijn ter beschikking in de handleiding <strong>van</strong> Kempen et al. (1995).Steunpunt Verkeersveiligheid 88 RA-2005-60


Wat betreft de twee andere globale QOL-metingen kan het volgende aangegevenworden:<strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> hebben <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de ACSA met score 0 als ‘even slecht als deslechtste periode in mijn leven’ en score 10 als ‘even goed als de beste periode inmijn leven’, <strong>een</strong> gemiddelde score <strong>van</strong> 7,06 wat neerkomt dat de responden<strong>ten</strong> nu inhet algem<strong>een</strong> vrij tevreden zijn met hun leven.Als de conventionele vraag in ogenschouw wordt genomen, geeft de helft <strong>van</strong> deresponden<strong>ten</strong> aan tevreden te zijn met hun leven. <strong>De</strong> levenskwaliteit wordt over het algem<strong>een</strong> als gunstig gezien. Eenvergelijkingsgroep is deze <strong>van</strong> 2545 patiën<strong>ten</strong> met diverse ziek<strong>ten</strong> <strong>van</strong> het CharitéZiekenhuis <strong>van</strong> de Humboldtuniversiteit te Berlijn (Bernheim et al 2004). OnzeBelgische responden<strong>ten</strong> scoren veel hoger in ACSA dan Duitse patiën<strong>ten</strong>.Tabel 20. Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 (n = 74) en<strong>een</strong> geselecteerde normgroep (n = 5279) <strong>op</strong> de subschalen <strong>van</strong> de SF-20.VariabeleOnderzoeksgroep1Normgroep t-waardeGem. S.D. Gem. S.D.SF: Lichamelijkfunctioneren77,0 30,8 67,8 29,6 2,59*SF: Rolvervulling 80,8 a 37,8 73,7 41,3 1,61SF: sociaal functioneren 84,6 20,8 80,9 25,7 1,53SF: Psychischegezondheid64,9 17,6 76,0 18,9 -5,44***SF: Ervaren gezondheid 71,1 b 71,1 67,6 24,8 1,35SF: Lichamelijke pijn 44,3 32,2 30,4 31,1 3,70***Legende: a n = 73; b n = 72; * p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001In voorgaande werd ingegaan <strong>op</strong> de verschillende rele<strong>van</strong>te factoren bij onderzoeksgroep1. Nu wordt verder ingegaan <strong>op</strong> de karakteristieken <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2.b. Gehele Onderzoeksgroep 2: vzw WhiplashGroepseigenschappen<strong>De</strong> tweede onderzoeksgroep verschilt hierin <strong>van</strong> de eerste dat ze volledig <strong>van</strong>uit <strong>een</strong>andere p<strong>op</strong>ulatie gerekruteerd wordt. Er zijn g<strong>een</strong> gegevens over de gehele p<strong>op</strong>ulatie terbeschikking daar de zelfhulpgroep dergelijke gegevens niet bijhoudt. Er is g<strong>een</strong> zicht <strong>op</strong>geslachts- en leeftijdsverdeling binnen deze p<strong>op</strong>ulatie. Wat wel afgeleid kan worden, isde responsgraad. <strong>De</strong> zelfhulpgroep heeft 245 enquêtes via de post verstuurd. Daar<strong>van</strong>zijn er 98 ingevuld terugbezorgd. Eén is onge<strong>op</strong>end teruggestuurd wegensadreswijziging. <strong>De</strong> responsgraad bedraagt bijgevolg 40,2%. <strong>De</strong>ze responsgraad kan nietrechtstreeks vergeleken worden met de responsgraad <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 daar dezelaatste eerst telefonisch gecontacteerd werd en de medewerking gevraagd werd,vooraleer de vragenlijst werd bezorgd.Steunpunt Verkeersveiligheid 89 RA-2005-60


In de verdere analyses worden niet alle 98 personen betrokken. Zeven personen wordenniet in onderzoeksgroep 2 <strong>op</strong>genomen omdat ze g<strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> hebben gehad.Twee hebben <strong>een</strong> sportongeval gehad, 2 <strong>een</strong> ongeval thuis, 1 <strong>een</strong> arbeidsongeval entwee nog <strong>een</strong> ander soort ongeval. Dit betekent dat binnen de groep <strong>van</strong> personen diegereageerd hebben <strong>op</strong> de enquête, 7 mensen g<strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> hebben gehad, watbetekent dat 92,9% <strong>van</strong> de personen die gereageerd hebben <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>hebben gehad. Dat percentage komt over<strong>een</strong> met het percentage <strong>van</strong> onderzoeksgroep1.Karakteristieken <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> het vragenlijstpakketOnderzoeksgroep 2, afkomstig <strong>van</strong> de zelfhulpgroep, werd <strong>op</strong> dezelfde manier bevraagdals onderzoeksgroep 1. Opnieuw zijn alle gegevens ter beschikking in appendix B enwordt hier enkel ingegaan <strong>op</strong> de belangrijkste bevindingen. Socio-demografische factorenOpvallend in deze onderzoeksgroep is het hoge percentage vrouwen. Dit wijst, zoalseerder aangegeven, niet <strong>op</strong> het feit dat vrouwen veel meer kans hebben chronische<strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>. Er zijn g<strong>een</strong> gegevens over de geslachtsverdeling binnen dezelfhulpgroep beschikbaar, daar deze door het bestuur niet systematisch bijgehoudenwordt. Bovendien gaat het binnen <strong>een</strong> zelfhulpgroep niet altijd om slachtoffers;familieleden en sympathisan<strong>ten</strong> kunnen er ook terecht. <strong>De</strong> kennis omtrent degeslachtsverdeling binnen deze groep zou dan ook g<strong>een</strong> meerwaarde betekenen. <strong>De</strong>hypothese kan wel gesteld worden dat vrouwen vaker naar <strong>een</strong> zelfhulpgroep stappendan dat mannen dit doen. <strong>De</strong> drempel kan bij deze laats<strong>ten</strong> hoger liggen. Daarnaastgeldt ook <strong>op</strong>nieuw het feit dat vrouwen vaker aan onderzoek meewerken. Er dus kanniet beslo<strong>ten</strong> worden dat vrouwen meer <strong>whiplash</strong>letsels zouden <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en of meerchronische klach<strong>ten</strong> ontwikkelen.<strong>De</strong> gemiddelde leeftijd is ongeveer 45 jaar. <strong>De</strong> hogere leeftijd binnen dezeonderzoeksgroep heeft te maken met de p<strong>op</strong>ulatie die in de meeste gevallen naar <strong>een</strong>zelfhulpgroep gaat. Jongere mensen slui<strong>ten</strong> minder vaak bij <strong>een</strong> zelfhulpgroep invergelijking met hun oudere lotgeno<strong>ten</strong>.<strong>De</strong> mees<strong>ten</strong> in de onderzoeksgroep zijn daarmee aanslui<strong>ten</strong>d ook gehuwd.Ook is het <strong>op</strong>vallend dat de werkstatus gewijzigd is <strong>van</strong> de toestand voor hetongeval naar de huidige werkstatus (z = -5,16; p 0,001) 61 . <strong>De</strong> negatieve z-waardewijst <strong>op</strong> het minder vaak voorkomen <strong>van</strong> voltijdse werkstatus <strong>ten</strong> <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>een</strong>duidelijke verhoging <strong>van</strong> klasse 2 en 3, respectievelijk deeltijdse werkstatus en g<strong>een</strong>enkele werkstatus <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek. Verschillende redenen kunnendaaraan <strong>ten</strong> grondslag liggen. Ten eerste kan dit wijzen <strong>op</strong> het feit dat t.g.v. dechronische klach<strong>ten</strong> die deze responden<strong>ten</strong> hebben ontwikkeld, ze meer problemenhebben gehad <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> werk. Het hoge percentage dat positief geantwoord heeft<strong>op</strong> de vraag of letsels t.g.v. het ongeval problemen <strong>op</strong> de werksituatie hebbengecreëerd 62 , geeft <strong>een</strong> duidelijke aanwijzing in die richting. Ten tweede kan hettijdsinterval tussen het moment <strong>van</strong> het ongeval en het onderzoeksmoment <strong>een</strong> rolspelen. <strong>De</strong>ze factor is g<strong>een</strong> inclusiecriterium en kan bijgevolg lang zijn. Rekeninghoudend met het feit dat de responden<strong>ten</strong> al wat ouder zijn en de tijdsperiodegemiddeld 7 en <strong>een</strong> halve jaar is, is er meer kans dat de werksituatie bij dezepersonen zich wijzigt. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> kunnen over de tijd h<strong>een</strong> gepensioneerd zijnof invalide geworden. Hoe meer tijd er verstreken is, hoe meer kans <strong>op</strong> wijziging <strong>op</strong>vlak <strong>van</strong> de werkstatus.61 Analyse is uitgevoerd met behulp <strong>van</strong> de Wilcoxon test.62 In appendix B terug te vinden onder de hoofding ‘Bi<strong>op</strong>sychosociale toestand nu’.Steunpunt Verkeersveiligheid 90 RA-2005-60


Tenslotte schat<strong>ten</strong> meer dan de helft <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> hun globalelevenskwaliteit voor het ongeval als heel tevreden in. Vijfennegentig procent was<strong>ten</strong>minste tevreden met zijn leven in het geheel voor het ongeval. Als ze de periode<strong>van</strong> voor het ongeval vergeleken met de beste (+10) en slechtste periode (0) in hunleven gaven ze gemiddeld <strong>een</strong> ACSA score <strong>van</strong> 8,29, wat wijst <strong>op</strong> <strong>een</strong> hogetevredenheid.Verkeersongeval zelf Ongevalgerelateerde factorenGemiddelde is het ongeveer 89 maanden geleden dat de responden<strong>ten</strong> het<strong>verkeersongeval</strong> hebben meegemaakt. Uit de hoge gemiddelde tijdsinterval volgt datmensen nog heel lang last en klach<strong>ten</strong> kunnen vertonen t.g.v. hun letsels na <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong>. In de hierna beschreven delen zal dat duidelijk tot uiting komen.Bij deze responden<strong>ten</strong> gaat het ook voornamelijk over auto-inzit<strong>ten</strong>den (waar<strong>van</strong>de meerderheid bestuurders zijn), waarbij in het ongeval <strong>een</strong> ander voertuig isbetrokken.Ook hier is het ander voertuig meestal <strong>een</strong> auto waarbij deze laatste de aanrijdingheeft uitgevoerd. <strong>De</strong> meeste aanrijdingen zijn k<strong>op</strong>-staartbotsingen.Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren na het ongevalOmtrent de bi<strong>op</strong>sychosociale factoren na het ongeval zijn volgende aspec<strong>ten</strong> tevermelden:<strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> deze onderzoeksgroep zijn ofwel terechtgekomen in <strong>een</strong> dienstspoedgevallen of zijn naar hun eigen huisarts gegaan. <strong>De</strong> meeste hebben g<strong>een</strong>residentiële <strong>op</strong>name achter de rug. <strong>De</strong>genen die wel al <strong>op</strong>genomen geweest zijn(27% <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong>) hebben waarschijnlijk <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel gehad met <strong>een</strong>zwaardere ernstgraad. Dat is puur hypothetisch aangezien er g<strong>een</strong> gegevens omtrentdiagnosestelling en ernstgraad niet ingewonnen werd. Het zou interessant zijndergelijke gegevens ook ter beschikking te hebben.Ook i.v.m. diagnosestelling en aard <strong>van</strong> de diagnose zou meer informatie nuttigzijn. Ongeveer 3/5 heeft <strong>een</strong> diagnose gekregen. Bij iets meer dan de helft was dat<strong>whiplash</strong>. <strong>De</strong>zelfde redeneringen <strong>van</strong> bij onderzoeksgroep 1 gelden hier ook, namelijkhet foutief gebruik <strong>van</strong> de term ‘<strong>whiplash</strong>’ als diagnose. Niet ieder<strong>een</strong> heeft <strong>een</strong>diagnose <strong>whiplash</strong> gehad, wat er ook kan <strong>op</strong> wijzen <strong>op</strong> het feit dat er vroeger minderover de <strong>whiplash</strong>problematiek gewe<strong>ten</strong> was dan nu het geval is.Opvallend hierbij is dat meer dan de helft <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> vinden g<strong>een</strong> correcteinformatie te hebben ont<strong>van</strong>gen. Dat wijst ook in de richting dat er vroeger mindergewe<strong>ten</strong> was over de <strong>whiplash</strong>problematiek of dat mensen die vinden g<strong>een</strong> correcteinformatie te hebben gehad naar <strong>een</strong> zelfhulpgroep trekken.Qua behandeling werd bijna 73% <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> medicatie voorgeschreven;4/5 werd tevens ziekteverlof voorgeschreven.Omtrent de aangegeven klach<strong>ten</strong>, zijn er hoge percentages te bemerken <strong>op</strong> hetvlak <strong>van</strong> vermoeidheid, concentratie- en geheugenproblemen en depressievegevoelens in de eerste week na het ongeval. Meer responden<strong>ten</strong> geven zelfs dieklach<strong>ten</strong> aan in de maanden na het ongeval. Op het vlak <strong>van</strong> problemen metconcentratie geven bijna alle responden<strong>ten</strong> in de maanden na het ongeval klach<strong>ten</strong>aan, wat <strong>een</strong> significante vermeerdering is t.o.v. de week na het ongeval (z = -3,09;p 0,01). Ook <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> geheugen geven significant meer responden<strong>ten</strong> klach<strong>ten</strong>in de maanden na het ongeval (z = -4,52; p 0,001). <strong>De</strong>pressieve gevoelens wordtminder vaak geobserveerd in de eerste week na het ongeval in vergelijking met deandere klach<strong>ten</strong>; in de maanden erna is dit percentage wel significant gestegen (z = -4,21; p 0,001) en geven meer responden<strong>ten</strong> klach<strong>ten</strong> aan. Er is ook <strong>een</strong> stijging <strong>op</strong>Steunpunt Verkeersveiligheid 91 RA-2005-60


vlak <strong>van</strong> vermoeidheid, doch deze is niet significant. Negen <strong>op</strong> de 10 mensenrapporteren vermoeidheid enkele maanden na het ongeval. <strong>De</strong> meeste klach<strong>ten</strong>nemen dus toe met de tijd.Tabel 21. Percentage klach<strong>ten</strong> in de week na het ongeval (n = 91).Klach<strong>ten</strong>PercentageNekpijn 65,9%Hoofdpijn 51,6%Rugpijn 22,0%Pijn aan benen 16,5%Misselijkheid 14,3%Schouderpijn 13,2%Spierpijnen en/of stijfheid 13,2%Psychische problemen 12,1%Duizeligheid 11,0%Armpijnen 11,0%Hoofdwonden en/of kneuzingen 8,8%Pijn aan thorax 8,8%Hersenschudding en/of bewustzijnsverlies 8,8%Rotatie- en bewegingsbeperkingen 4,4%Concentratie- en/of geheugenproblemen 4,4%Slaapproblemen en/of vermoeidheid 3,3%Gevoelloosheid armen en/of benen 3,3%Problemen m.b.t. het zicht 2,2%Tintelende gevoelens en/of warmtegevoelens 1,1%Daarnaast zijn er nog de zelf aangegeven klach<strong>ten</strong>. Tabel 21 geeft die klach<strong>ten</strong>weer met de vermelding <strong>van</strong> het percentage <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> die de klach<strong>ten</strong>hebben genoteerd. Nekpijn en hoofdpijn zijn het meest zelf genoteerd, gevolgd doorpijnen <strong>op</strong> andere plaatsen. Opnieuw is het <strong>op</strong>vallend dat de responden<strong>ten</strong> de klach<strong>ten</strong>die specifiek in de vragenlijst worden bevraagd, niet zelf aangeven binnen de vraagwelke lichamelijke klach<strong>ten</strong> en problemen de responden<strong>ten</strong> ondervinden na hetongeval. <strong>De</strong> nadruk wordt binnen die vraag eerder gelegd <strong>op</strong> de pijnen en niet <strong>op</strong> debijkomende problemen 63 .63 Er moet evenwel rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat de responden<strong>ten</strong> bij die vraag kunnengedacht hebben dat het om puur lichamelijke pijnen moest gaan. <strong>De</strong> kans zit erin dat ze de vraag niet ruimergeïnterpreteerd zouden hebben en als gevolg de problemen erbij aanslui<strong>ten</strong>d hier niet genoteerd hebben.Steunpunt Verkeersveiligheid 92 RA-2005-60


Algemene gegevens Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoekWat betreft de huidige toestand heeft bijna 95% <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong>onderzoeksgroep 2 nog pijn en/of last t.g.v. hun <strong>whiplash</strong>letsels na <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong>.Ze ondervinden <strong>op</strong> verschillende vlakken nog last. Hun financiële toestand isveranderd; ze hebben meer problemen gehad <strong>op</strong> de werkvloer; ze hebbenconcentratie- en geheugenproblemen; ze hebben last <strong>van</strong> vermoeidheid; hunvrijetijdsbesteding is verslechterd; en ook <strong>op</strong> relationeel en huishoudelijk vlak gaatalles minder vlot. <strong>De</strong> helft rapporteert ook <strong>een</strong> verslechtering <strong>op</strong> seksueel vlak.Vier <strong>op</strong> 5 zijn nog in behandeling voor WAD en nemen nog medicatie. <strong>De</strong> meeste(3 <strong>op</strong> 5) geloven niet meer in herstel en delen mee nog grote problemen over tehouden <strong>van</strong> hun <strong>whiplash</strong>letsels. Sociale steunOp vlak <strong>van</strong> sociale steun zijn er g<strong>een</strong> verschillen tussen onderzoeksgroep 2 en denormgroep. <strong>De</strong> subschalen <strong>van</strong> de interacties geven g<strong>een</strong> significante verschillen.Op vlak <strong>van</strong> het ervaren <strong>van</strong> <strong>een</strong> tekort <strong>van</strong> sociale steun zijn er <strong>op</strong> deverschillende subschalen ook g<strong>een</strong> significante verschillen te observeren. Enkel <strong>op</strong> detotaalscore is er <strong>een</strong> significant verschil, waar bij de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong>onderzoeksgroep 2 <strong>een</strong> iets groter tekort wordt ervaren dan bij de normgroep (tabel22).Steunpunt Verkeersveiligheid 93 RA-2005-60


Tabel 22. Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 (n = 87) en<strong>een</strong> normgroep (n = 309) <strong>op</strong> de variabelen <strong>van</strong> de sociale steunlijst.VariabeleOnderzoeksgroep 2Normgroep t-waardeGem. S.D. Gem. S.D.I: alledaagse emotionele steun 9,5 7,1 10,6 2,7 -1,46I: emot. ondersteuning bij probl. 17,1 8,8 17,0 4,4 0,07I: waarderingssteun 14,1 7,9 14,2 2,9 -0,09I: instrumentele ondersteuning 12,1 7,5 13,1 3,3 -1,28I: social companionship 11,8 6,7 12,3 2,8 -0,74I: informatieve ondersteuning 7,2 6,4 8,3 2,2 -1,63I: totaalscore 74,6 19,1 75,5 14,3 -0,42D: alledaagse emotionele steun 5,9 6,2 5,4 1,9 0,77D: emot. ondersteuning bij probl 11,3 9,7 10,5 3,5 0,72D: Waarderingssteun 7,6 7,0 7,6 2,2 -0,04D: instrumentele ondersteuning 9,2 7,3 8,3 2,3 1,09D: social companionship 6,5 6,9 6,9 2,2 -0,57D: informatieve ondersteuning 5,0 6,5 5,7 1,8 -1,03D: totaalscore 48,5 18,2 44,3 11,5 2,14*Legende: * p 0,05 PersoonlijkheidsfactorenOp de verschillende subschalen <strong>van</strong> de Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst situerende meeste responden<strong>ten</strong> zich in de gemiddelde klasse als hun score vergeleken wordtmet de scores <strong>van</strong> <strong>een</strong> normgroep (zie tabel 23).Opvallend hierbij is dat <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> inadequatie, rigiditeit, verongelijktheid endominantie meer responden<strong>ten</strong> hoog tot zeer hoog scoren.Op de subschalen sociale inadequatie en zelfgenoegzaamheid gaat de verdelingnaar <strong>een</strong> normverdeling.Op vlak <strong>van</strong> zelfwaardering scoren de responden<strong>ten</strong> beduidend lager in vergelijkingmet de normgroep.Steunpunt Verkeersveiligheid 94 RA-2005-60


Tabel 23. Aantal responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 die binnen deverschillende klassen <strong>van</strong> de NPV vallen t.o.v. normscores.ZeerlaagLaagGemid-deldHoogZeerhoogTotaalInadequatie 0 5 47 27 8 87Sociale inadequatie 4 13 55 11 4 87Rigiditeit 0 15 51 17 4 87Verongelijktheid 3 7 36 24 17 87Zelfgenoegzaamheid 2 8 61 11 5 87Dominantie 3 7 56 21 0 87Zelfwaardering 18 21 43 4 1 87 Functionele toestand<strong>De</strong> functionele toestand, door de responden<strong>ten</strong> aangegeven d.m.v. de NDI, wordt alsvolgt ingeschat:Twee personen geven aan hersteld te zijn. <strong>De</strong>ze mensen zijn nog actief in dezelfhulpgroep, maar vertonen g<strong>een</strong> klach<strong>ten</strong> meer. Vervolgens zijn 15 mensen mild beperkt, 40 matig beperkt, 29 ernstig beperkt en 5compleet beperkt. <strong>De</strong> meeste responden<strong>ten</strong> bevinden zich dus in de klasse <strong>van</strong>matige tot ernstige beperking. Dat correleert met het aangeven <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> zelf dat ze nog veel last (2/3<strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong>) hebben <strong>van</strong> hun <strong>whiplash</strong>letsels. Psychische toestandBij onderzoeksgroep 2 worden vergelijkingen gemaakt met de normscores <strong>van</strong> degewone bevolking / ‘normalen’ en de normscores <strong>van</strong> chronische pijnpatiën<strong>ten</strong>.In het eerste geval verschillen de scores <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 significant met degemiddelde scores <strong>van</strong> de normgroep (zie tabel 24).Op alle subschalen en psychoneuroticisme scoort de zelfhulpgroep beduidendslechter in vergelijking met de gewone p<strong>op</strong>ulatie.Steunpunt Verkeersveiligheid 95 RA-2005-60


Tabel 24. Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 (n = 87) ende normgroep gewone bevolking/’normalen’ (n = 2366) <strong>op</strong> de variabelen <strong>van</strong>de klach<strong>ten</strong>lijst.VariabeleOnderzoeksgroep2Normgroep*t-waardeGem. S.D. Gem. S.D.SCL: Angst 17,33 5,90 12,76 4,41 7,23***SCL: Agorafobie 9,60 3,26 7,86 2,34 4,97***SCL: <strong>De</strong>pressie 30,70 11,57 21,58 a 7,56 7,35***SCL: Somatische klach<strong>ten</strong> 28,06 8,09 16,68 a 5,34 13,12***SCL: Insufficiëntie 23,10 7,69 12,63 b 4,25 12,70***SCL: Sensitiviteit 30,00 10,23 24,05 7,64 5,43***SCL: Hostiliteit 8,77 2,62 7,22 2,10 5,51***SCL: Slaapproblemen 7,36 7,38 4,46 b 2,20 3,66***SCL: Psychoneuroticisme 166,11 52,77 118,28 c 32,38 8,45***Legende: * Normgroep normale bevolking/’normalen’; a n = 2367; b n = 2361; c n = 2368; * p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001In vergelijking met chronische pijnpatiën<strong>ten</strong> 64 zijn er ook significante verschillen tebemerken (zie tabel 25), maar niet <strong>op</strong> alle subschalen.Op vlak <strong>van</strong> angst, somatische klach<strong>ten</strong>, insufficiëntie <strong>van</strong> denken enhandelen, sensitiviteit en hostiliteit scoren de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep2 slechter dan de groep chronische pijnpatiën<strong>ten</strong>.Ook <strong>op</strong> de totaalscore, psychoneuroticisme scoren ze significant slechter danchronische pijnpatiën<strong>ten</strong>. Chronische WAD kan veel psychische problemen met zichmeebrengen, maar <strong>een</strong> bijdrage <strong>van</strong> voorafbestaande persoonlijkheidsfactoren kanniet uitgeslo<strong>ten</strong> worden.Let wel dat <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> agorafobie, depressie en slaapproblemen g<strong>een</strong>verschillen te bemerken zijn.NB. Enkel <strong>een</strong> subgroep <strong>van</strong> personen met chronische WAD die nog pijn ondervindt valtonder de groep chronische pijnpatiën<strong>ten</strong>.64 <strong>De</strong>ze vergelijking is interessant omdat mensen met chronische klach<strong>ten</strong> na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel ook onder <strong>een</strong>grotere noemer <strong>van</strong> chronische pijnpatiën<strong>ten</strong> vallen.Steunpunt Verkeersveiligheid 96 RA-2005-60


Tabel 25. Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 (n = 87) ende normgroep chronische pijnpatiën<strong>ten</strong> (n = 2458) <strong>op</strong> de variabelen <strong>van</strong> deklach<strong>ten</strong>lijst.VariabeleOnderzoeksgroep2Normgroep*t-waardeGem. S.D. Gem. S.D.SCL: Angst 17,33 5,90 15,36 a 6,29 3,12**SCL: Agorafobie 9,60 3,26 9,06 b 3,95 1,54SCL: <strong>De</strong>pressie 30,70 11,57 28,43 11,36 1,83SCL: Somatische klach<strong>ten</strong> 28,06 8,09 24,88 b 7,93 3,66***SCL: Insufficiëntie 23,10 7,69 17,86 c 6,40 6,36***SCL: Sensitiviteit 30,00 10,23 25,15 d 9,13 4,42***SCL: Hostiliteit 8,77 2,62 8,15 e 3,11 2,21*SCL: Slaapproblemen 7,36 7,38 7,42 f 3,67 -0,08SCL: Psychoneuroticisme 166,11 52,77 148,57 45,51 3,10**Legende: * Normgroep chronische pijnpatiën<strong>ten</strong>; a n = 2450; b n = 2451; c n = 2457; d n =2456; e n = 2452; f n = 2436; * p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001 Fysische toestandOpnieuw kan fysische toestand bepaald worden <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> item 53 <strong>van</strong> degestructureerde vragenlijst dat nagaat of iemand al dan niet nog pijn of last ondervindt<strong>van</strong> zijn <strong>whiplash</strong>letsels. In het onderdeel ‘bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong>het onderzoek’ werd reeds ingegaan <strong>op</strong> dit item. Op basis <strong>van</strong> dit item kan nagegaanworden hoeveel responden<strong>ten</strong> g<strong>een</strong>, <strong>een</strong> beetje of nog veel last en/of pijn ondervinden.Dit item wordt in volgende onderzoeksvragen gehanteerd om <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de fysischetoestand groepen in te delen. Quality of lifeIn vergelijking met <strong>een</strong> steekproef <strong>van</strong> 5279 zelfstandig wonende ouderen, scoortonderzoeksgroep 2 <strong>op</strong> alle subschalen <strong>van</strong> de SF-20 significant slechter (zie tabel 26).<strong>De</strong> scores <strong>op</strong> alle subschalen, behalve de subschaal lichamelijke pijn, waar hetomgekeerde geldt, zijn allemaal beduidend lager in vergelijking met de steekproefouderen. Dit lijden beperkt zich niet tot het lichamelijke, maar wordt doorgetrokken<strong>op</strong> andere belangrijke aspec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> het leven.Op de ACSA hebben ze <strong>een</strong> gemiddelde score <strong>van</strong> 5,47 <strong>ten</strong> <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> de besteperiode <strong>van</strong> hun leven (+10) en hun slechtste periode <strong>van</strong> hun leven (0). Ze zijnbijgevolg niet echt tevreden, noch ontevreden. <strong>De</strong>ze score ligt tussen deze <strong>van</strong>psychiatrische en somatische patiën<strong>ten</strong> (Bernheim et al 2004). <strong>De</strong> aangegeven lagescores <strong>op</strong> de verschillende subschalen <strong>van</strong> de SF-20 zullen waarschijnlijk <strong>een</strong> rolspelen in het globale welbevinden 65 .65 Zie verder onderzoeksvraag 2 (4.2.4)Steunpunt Verkeersveiligheid 97 RA-2005-60


Op de conventionele vraag wordt de klasse ‘niet tevreden/niet ontevreden’tevens het meest aangeduid. Hier geeft 37% ook aan dat ze tevreden tot heeltevreden zijn; 33,7% is ontevreden tot helemaal niet tevreden. Binnen deze vraag iser veel variatie <strong>op</strong> te merken.Tabel 26. Vergelijking tussen subjec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 (n = 90) en<strong>een</strong> geselecteerde normgroep (n = 5279) <strong>op</strong> de subschalen <strong>van</strong> de SF-20.VariabeleOnderzoeksgroep2Normgroept-waardeGem. S.D. Gem. S.D.SF: Lichamelijkfunctioneren36,3 25,8 67,8 29,6 -11,58***SF: Rolvervulling 20,4 a 37,6 73,7 41,3 -13,27***SF: sociaal functioneren 51,1 27,8 80,9 25,7 -10,16***SF: Psychischegezondheid56,9 19,6 76,0 18,9 -9,25***SF: Ervaren gezondheid 38,5 b 26,3 67,6 24,8 -10,33***SF: Lichamelijke pijn 73,3 24,5 30,4 31,1 16,61***Legende: a n = 88; b n = 87; * p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,0014.2.2 Verschillen tussen onderzoeksgroep 1 en 2In appendix B zijn de cijfergegevens <strong>van</strong> de toetsen over verschillen tussen de groepen.Er wordt enkel ingegaan <strong>op</strong> de variabelen waar<strong>van</strong> er significante verschillen zijn <strong>op</strong> temerken.a. Socio-demografische factorenOp vlak <strong>van</strong> socio-demografische factoren zijn verschillen te bemerken <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong>leeftijd, geslachtsverdeling, burgerlijke staat, beroep, werkstatus voor het ongeval en dehuidige werkstatus en globale levenskwaliteit voor het ongeval.<strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 zijn veel ouder. Dat wijst niet <strong>op</strong> het feitdat ouderen meer chronische klach<strong>ten</strong> zouden vertonen, maar zou eerder teverklaren zijn door het feit dat eerder oudere mensen naar <strong>een</strong> zelfhulpgroep zullenstappen dan dat jongere mensen dat zouden doen. Hetzelfde zou kunnen gelden voorhet geslacht.<strong>De</strong> oudere leeftijd brengt met zich mee dat er meer mensen gehuwd zijn binnenonderzoeksgroep 2, terwijl in onderzoeksgroep 1, waar meer studen<strong>ten</strong> zich binnendeze groep bevinden, nog ongehuwd zijn.Ook zijn er binnen groep 2 meer mensen thuis (onder andere <strong>een</strong> hogere percentagehuisman/-vrouw, gepensioneerd en invalide). Onderzoeksgroep 2 bevat meerresponden<strong>ten</strong> die chronische klach<strong>ten</strong> vertonen voor <strong>een</strong> langere tijdsperiode; zegeven ook aan problemen te hebben <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> werk en ze hebben <strong>een</strong> hogerefunctionele beperking. Die aspec<strong>ten</strong> zouden tot gevolg kunnen hebben dat zedaardoor meer thuis zijn.Steunpunt Verkeersveiligheid 98 RA-2005-60


<strong>De</strong> cijfers <strong>van</strong> de huidige werkstatus wijzen ook in deze richting, want <strong>een</strong> hogerpercentage <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 werkt momenteel niet in vergelijking metonderzoeksgroep 1. Dat er verschillen zijn tussen de twee groepen <strong>op</strong> de variabele‘werkstatus voor het ongeval’, is te verklaren doordat in onderzoeksgroep 1 meerstuden<strong>ten</strong> zijn die niet werken dan in onderzoeksgroep 2.In verband met de globale kwaliteit <strong>van</strong> het leven voor het ongeval zijn er ookverschillen te bemerken tussen de twee onderzoeksgroepen.Op basis <strong>van</strong> de ACSA is de gemiddelde score in onderzoeksgroep 2 hoger danonderzoeksgroep 1.b. Ongevalgerelateerde factorenVerkeersongeval zelfOp vlak <strong>van</strong> factoren gerelateerd aan het <strong>verkeersongeval</strong> zelf, zijn er verschillen <strong>op</strong> devariabelen: tijdsperiode, plaats <strong>van</strong> het ongeval, gordeldracht en airbags.Aangezien de periode tussen het <strong>verkeersongeval</strong> en het onderzoeksmoment g<strong>een</strong>vaststaand inclusiecriterium is bij onderzoeksgroep 2, is het tijdsinterval veel ruimerdan bij onderzoeksgroep 1. Bovendien is het kenmerkend aan <strong>een</strong> zelfhulpgroep datmensen maar <strong>een</strong> dergelijke organisatie zullen bezoeken, als andere mogelijkhedenuitgeput geraken, dwz veel later. Er zijn ook verschillen <strong>op</strong> de variabele ‘plaats <strong>van</strong> het ongeval’. Bijonderzoeksgroep 1 zijn er meer <strong>verkeersongeval</strong>len gerapporteerd in de bebouwdekom en <strong>op</strong> de autostrade, terwijl het <strong>verkeersongeval</strong> <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong>onderzoeksgroep 2 meer <strong>op</strong> autowegen voorkwam. <strong>De</strong> verklaring voor dezeverschillen is waarschijnlijk dat het AZ <strong>van</strong> Jette binnen <strong>een</strong> zwaar bebouwd gebiedligt met veel autostrades.I.v.m. de gordeldracht hebben de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 in meergevallen <strong>een</strong> gordel aan <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het ongeval. Dat zou de hypothesekunnen bevestigen dat gordeldracht prognostisch slecht is. Gezien het design, hetkleine aantal responden<strong>ten</strong> binnen de steekproef en de grote verschillen tussen detwee onderzoeksgroepen kan dit echter niet getoetst worden.Ook m.b.t. de activering <strong>van</strong> de airbags is er <strong>een</strong> verschil tussen de twee groepen,maar dit zou te verklaren zijn door de langere tijdsduur, wat maakt dat deonderzoeksgroep 2 meer waarschijnlijk <strong>een</strong> oudere auto heeft die g<strong>een</strong> airbags heeft.Dat zou het hoge percentage <strong>van</strong> ‘niet <strong>van</strong> toepassing’ verklaren. In allebei degroepen zijn die niet vaak geactiveerd geraakt.Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren na het ongeval<strong>De</strong> verschillen die in dit onderdeel geobserveerd worden, zijn <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong>: de eerstezorgen toegediend, het al dan niet bij spoedgevallen terechtgekomen, <strong>op</strong>names gehad,tijdsduur <strong>van</strong> het dragen <strong>van</strong> <strong>een</strong> halskraag, de diagnosemededeling en welke diagnosegekregen, correcte informatie verkregen over het letsel en zijn <strong>gevolge</strong>n, al dan nietziekteverlof gekregen met tijdsduur en klach<strong>ten</strong>patroon (concentratie- engeheugenproblemen, vermoeidheid en depressieve gevoelens).In bijna 65% <strong>van</strong> de gevallen zijn de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 terechtgekomen <strong>op</strong> <strong>een</strong> dienst spoedgevallen 66 , wat <strong>een</strong> recruteringscriterium was bijonderzoeksgroep 1. Meer dan 1/3 is in eerste instantie naar de huisarts getrokken.66 Daar<strong>van</strong> zijn ze niet allemaal rechtstreeks naar de dienst spoedgevallen getrokken. Vijfentachtig procent <strong>van</strong>de responden<strong>ten</strong> zijn er geweest voor de eerste zorgen. <strong>De</strong> overige <strong>van</strong> de 65% zijn maar in tweede instantienaar de dienst spoedgevallen gegaan.Steunpunt Verkeersveiligheid 99 RA-2005-60


Het bepalen <strong>van</strong> het aantal <strong>whiplash</strong>slachtoffers kan dus niet gebaseerd worden <strong>op</strong> decijfergegevens afkomstig <strong>van</strong> <strong>een</strong> dienst spoedgevallen all<strong>een</strong>.Meer responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 hebben ooit <strong>een</strong> residentiële <strong>op</strong>namegehad voor <strong>whiplash</strong>letsels t.g.v. <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>. Onderzoeksgroep 2 betreftallicht <strong>een</strong> zwaardere problematiek dan onderzoeksgroep 1. In onderzoeksgroep 1zijn er respectievelijk slechts 3 en 2 mensen residentieel en semi-residentieel<strong>op</strong>genomen geworden.In verband met het dragen <strong>van</strong> <strong>een</strong> halskraag is het <strong>op</strong>vallend dat de responden<strong>ten</strong><strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 langer <strong>een</strong> halskraag hebben gedragen dan de responden<strong>ten</strong><strong>van</strong> onderzoeksgroep 1. <strong>De</strong> grootste groep <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 heeft langer dan 4weken <strong>een</strong> halskraag moe<strong>ten</strong> dragen, terwijl de meerderheid <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2minder dan 2 weken <strong>een</strong> halskraag hebben moe<strong>ten</strong> dragen. Ofwel wijst dit <strong>op</strong> initieelzwaardere letsels bij onderzoeksgroep 2 ofwel zou dit kunnen wijzen <strong>op</strong> de negatieveinvloed <strong>van</strong> het dragen <strong>van</strong> <strong>een</strong> halskraag <strong>op</strong> het ontwikkelen <strong>van</strong> chronischeklach<strong>ten</strong>. <strong>De</strong>ze hypotheses kunnen echter slechts onderzocht worden in <strong>een</strong>grootschalig onderzoek met <strong>een</strong> ander design.In verband met de diagnosestelling en de informatie zijn er ook verschillen. Erwerden minder <strong>whiplash</strong>diagnoses meegedeeld bij onderzoeksgroep 2. Bijonderzoeksgroep 2 schat<strong>ten</strong> de meeste in dat de artsen verkeerde informatie hebbenmeegedeeld over hun aandoening. Het verschil met onderzoeksgroep 1 kan o.a.toegeschreven worden aan medische vooruitgang tijdens de laatste jaren of aanandere praktijken in <strong>een</strong> akademisch ziekenhuis.<strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 hebben ook meer ziekteverlof moe<strong>ten</strong>nemen en dit ook voor <strong>een</strong> langere tijd. Dit zou <strong>op</strong>nieuw kunnen wijzen <strong>op</strong> deaanwezigheid <strong>van</strong> <strong>een</strong> zwaardere problematiek of <strong>op</strong> <strong>een</strong> nefaste invloed <strong>van</strong> hetgeven <strong>van</strong> <strong>een</strong> langere periode <strong>van</strong> ziekteverlof voor het ontwikkelen <strong>van</strong> chronischeklach<strong>ten</strong>. <strong>De</strong>zelfde redenering geldt als bij het dragen <strong>van</strong> <strong>een</strong> halskraag.Tenslotte zijn <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> concentratie- en geheugenproblemen, vermoeidheiden depressieve gevoelens hogere percentages <strong>op</strong> te merken bij onderzoeksgroep2. Dit zou <strong>op</strong>nieuw wijzen <strong>op</strong> <strong>een</strong> zwaardere problematiek binnen deze groep.c. Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoekAlgem<strong>een</strong>Ook in dit onderdeel kan verwacht worden dat er veel verschillen tussen de twee groepengevonden worden. Er werd in voorgaande onderdelen al gewezen <strong>op</strong> de verscheidenheid<strong>van</strong> de twee groepen. Onderzoeksgroep 2 wordt gekenmerkt door het nog steeds last enklach<strong>ten</strong> te ondervinden, terwijl onderzoeksgroep 1 enkel gekenmerkt wordt door ooit<strong>een</strong> <strong>whiplash</strong> te hebben gehad. In appendix B komen alle gegevens voor.Op alle variabelen, behalve <strong>op</strong> het nu nog al dan niet betrokken zijn in <strong>een</strong>rechtzaak, zijn er significante verschillen tussen de twee groepen.<strong>De</strong> personen <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 zijn nog vaker in behandeling en nemen nog vakermedicatie dan de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1.Op het vlak <strong>van</strong> legale kwesties zijn er verschillen die waarschijnlijk te verklarenzijn doordat bij onderzoeksgroep 2 –er is al <strong>een</strong> geruime tijd verstreken sinds het<strong>verkeersongeval</strong>- de zaak meestal al afgehandeld is, terwijl dat niet het geval is bijonderzoeksgroep 1. Bij onderzoeksgroep 1 is de zaak nog in volle evolutie. Eventuelecomplicaties kunnen misschien maar in <strong>een</strong> latere fase <strong>op</strong>treden.Op psychosociaal vlak zijn er <strong>een</strong> duidelijke verschillen: onderzoeksgroep 2 scoortbeduidend slechter voor problemen <strong>op</strong> de werksituatie, financiële toestand enproblemen, vrijetijdsbesteding, relaties/sociaal, seksueel functioneren en hethuishouden.Steunpunt Verkeersveiligheid 100 RA-2005-60


<strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 hebben ook meer last <strong>van</strong> concentratie- engeheugenproblemen, vermoeidheid en depressieve gevoelens.Tenslotte zijn er <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> de inschatting <strong>van</strong> pijn, ernstgraad en herstel ookverschillen. Er is <strong>een</strong> hoger percentage <strong>van</strong> ‘niet <strong>van</strong> toepassing’ in onderzoeksgroep 1.Aangezien 1/3 <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> binnen deze groep g<strong>een</strong> last en/of pijn meerondervindt, zullen de scores <strong>op</strong> bovenstaande variabelen ‘niet <strong>van</strong> toepassing’ zijn. Inonderzoeksgroep 2 zijn er slechts 2,2% antwoorden ‘niet <strong>van</strong> toepassing’; als echterdeze categorie uit de analyse geweerd wordt, dan zijn ze nog altijd significantverschillend: dagen pijn ( 2 = 20,37, p 0,001); in<strong>ten</strong>siteit pijn ( 2 = 15,93, p 0,01);mate <strong>van</strong> herstel ( 2 = 32,98, p 0,001); inschatting ernstgraad ( 2 = 40,96, p 0,001)en geloof in herstel ( 2 = 14,23, p 0,01).Op al deze variabelen scoort onderzoeksgroep 2 slechter dan onderzoeksgroep 1. Zehebben meer dagen pijn gehad. <strong>De</strong> in<strong>ten</strong>siteit <strong>van</strong> de pijn is hoger. Ze schat<strong>ten</strong>hun mate <strong>van</strong> herstel slechter in, in die zin dat ze nog grote problemenoverhouden. Ze schat<strong>ten</strong> de ernst <strong>van</strong> hun klach<strong>ten</strong> ernstiger in en gelovenbeduidend minder ooit nog hersteld te geraken.Sociale steunOp vlak <strong>van</strong> mate <strong>van</strong> sociale steun die de responden<strong>ten</strong> ondervinden en het tekort aansociale steun zijn er g<strong>een</strong> verschillen tussen de twee groepen. <strong>De</strong> gemiddelde scoreskomen over<strong>een</strong> en d.m.v. de chi-square toets zijn er g<strong>een</strong> significante verschillen tebemerken.d. PersoonlijkheidsfactorenOp de verschillende subschalen <strong>van</strong> de Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst zijn erenkele subschalen waar <strong>een</strong> verschil te observeren is:Er is <strong>een</strong> verschil <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> Inadequatie, Dominantie en zelfwaardering. <strong>De</strong>responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 zijn inadequater en hebben <strong>een</strong> lagere graad<strong>van</strong> dominantie en zelfwaardering.<strong>De</strong> eerste subschaal, namelijk de ‘inadequatie-schaal’ bevat items die wijzen <strong>op</strong> vageangs<strong>ten</strong>, vage lichamelijke klach<strong>ten</strong>, <strong>een</strong> gedrukte stemming en insufficiëntiegevoelens.Dat onderzoeksgroep 2 die tevens <strong>een</strong> hogere score heeft <strong>op</strong> de SCL-90en daarmee <strong>een</strong> hogere mate <strong>van</strong> psychisch disfunctioneren, <strong>op</strong> deze subschaal hogerscoort is dan ook niet verwonderlijk. Bovendien scoren ze ook hoger <strong>op</strong> de NDI(functionele toestand), zo ook is de score hoger <strong>op</strong> item 53 (fysische toestand) enhebben ze <strong>een</strong> lagere kwaliteit <strong>van</strong> het leven.<strong>De</strong> items uit de ‘dominantie-schaal’ hebben te maken met initiatief willen nemen enleiding willen geven aan anderen en zelfvertrouwen in <strong>een</strong> groep. <strong>De</strong> items uit de‘zelfwaardering-schaal’ verwijzen naar <strong>een</strong> positieve houding t.o.v. werken, zichzelfen het leven, en goed aangepast zijn en actief zijn.<strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 scoren slechter <strong>op</strong> de laatste tweesubschalen. Ze zullen eerder doen wat anderen zeggen en zich afhankelijk <strong>op</strong>stellen.Ze zijn ook meer ontevreden, pessimistisch en hebben <strong>een</strong> gebrek aan vitaliteit en<strong>een</strong> negatieve kijk <strong>op</strong> zichzelf.e. Functionele toestandWaar bij onderzoeksgroep 1 niemand zich in de klassen ‘ernstige beperking’ en ‘completebeperking’ bevindt, is dit wel het geval bij onderzoeksgroep 2 (37%). Hier kan <strong>op</strong>nieuwde hypothese gesteld worden dat onderzoeksgroep 2 personen met <strong>een</strong> zwaardereSteunpunt Verkeersveiligheid 101 RA-2005-60


problematiek bevat, terwijl in onderzoeksgroep 1 mensen met <strong>een</strong> mildere letselvormzit<strong>ten</strong>.f. Psychische toestandOok <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> psychische toestand kunnen er verschillen <strong>op</strong>gemerkt worden.Zowel <strong>op</strong> de totaalscore als <strong>op</strong> de verschillende subschalen zijn er significanteverschillen.Op alle subschalen scoren de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 slechter dandegenen <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1.Aangezien onderzoeksgroep 1 <strong>een</strong> ruime samengestelde groep is met personen diegenezen zijn en personen die nog klach<strong>ten</strong> ondervinden kan hier g<strong>een</strong> uitspraakgedaan worden of de groep met chronische WAD ook <strong>een</strong> hogere graad <strong>van</strong>psychische problemen hebben. In onderzoeksvraag 1 wordt daar verder <strong>op</strong> ingegaan.g. Fysische toestandOp basis <strong>van</strong> item 53 <strong>van</strong> de gestructureerde vragenlijst wordt de fysische toestand <strong>van</strong>de responden<strong>ten</strong> nagegaan. Ook <strong>op</strong> dit item is onderzoeksgroep 2 er veel slechter aantoe.In onderzoeksgroep 2 zijn er namelijk bijna g<strong>een</strong> mensen die g<strong>een</strong> last meerondervinden.Van degenen die wel nog last ondervinden geven de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong>onderzoeksgroep 2 vaker aan dat ze nog veel last hebben, terwijl dat bij deresponden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 niet het geval is.Een bepaalde deel <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 heeft ook nog last maar ze schat<strong>ten</strong> dieernst minder hoog in dan de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2.h. Kwaliteit <strong>van</strong> het levenOp vlak <strong>van</strong> levenskwaliteit zijn er ook <strong>op</strong> de verscheidene bevragingen en subschalenverschillen tussen de 2 groepen te vinden, behalve <strong>op</strong> de subschaal psychischegezondheid. Daar<strong>op</strong> scoren de twee groepen gelijkaardig.<strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 scoren veel slechter <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong>lichamelijk functioneren, rolvervulling, sociaal functioneren, ervarengezondheid en lichamelijke pijn.Dat er g<strong>een</strong> verschil is <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> psychische gezondheid is echter wel <strong>op</strong>vallend.<strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 scoren immers <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de SCL-90 welslechter en dat verwijst naar <strong>een</strong> slechter psychoneurotisch functioneren invergelijking met onderzoeksgroep 1. Op de SF-20 is er <strong>een</strong> niet-significant lagerepsychische score. Dat zou te verklaren zijn door de items zelf. In de SF-20 wordtpsychische gezondheid bepaald door 5 items die verwijzen naar nervositeit, kalmte enrust, neerslachtigheid, geluk en somberheid. <strong>De</strong>ze 5 items zijn zeer algem<strong>een</strong> engaan veeleer over emoties, terwijl er in de SCL-90 veel meer items aanwezig zijn dieook over meerdere subaspec<strong>ten</strong>, waaronder ook somatische klach<strong>ten</strong>, gaan. In de SF-20 valt dit laatste in <strong>een</strong> andere subschaal, namelijk lichamelijk functioneren enlichamelijke pijn.Wat betreft de globale levenskwaliteit-inschatting scoren de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong>onderzoeksgroep 1 beter dan degenen <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2.Op de ACSA hebben ze <strong>een</strong> significant hogere score.Steunpunt Verkeersveiligheid 102 RA-2005-60


Ook <strong>op</strong> de conventionele bevraging is er <strong>een</strong> verschil <strong>op</strong> te merken. Vanonderzoeksgroep 1 geeft ongeveer 70% aan dat ze tevreden tot heel tevreden zijnmet het leven in het algem<strong>een</strong>, terwijl dat voor onderzoeksgroep 2 maar 37% is. Indeze laatste geeft 1/3 <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> <strong>een</strong> score <strong>van</strong> ontevreden tot helemaalniet tevreden. In onderzoeksgroep 1 is dat maar 12%. Dat de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong>onderzoeksgroep 2 slechter scoren is <strong>op</strong>nieuw te verklaren door de kenmerken <strong>van</strong>chronische klach<strong>ten</strong> en de zwaardere problematiek bij onderzoeksgroep 2.i. Besluit<strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 hebben geheel andere karakteristieken dan deresponden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2. <strong>De</strong>ze laatste geven duidelijk meer klach<strong>ten</strong> aan,<strong>van</strong> pijn en allerlei subjectieve en objectieve problemen. Ze hebben bijna allemaalchronische WAD. In onderzoeksgroep 1 is dat iets meer dan de helft weliswaar in <strong>een</strong> ietsminder ernstige mate dan in onderzoeksgroep 2. Binnen onderzoeksgroep 2 zijn depersonen terug te vinden die <strong>een</strong> zwaardere <strong>whiplash</strong>problematiek kennen. Ze hebben<strong>een</strong> zelfhulpgroep <strong>op</strong>gezocht, zoals vaker als <strong>een</strong> last niet meer kan gedragen worden ende ho<strong>op</strong> <strong>op</strong> herstel miniem wordt. Dit zal logischer wijze meer voorkomen in de ernstigergevallen. Dat de problematiek initieel, dus <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het <strong>verkeersongeval</strong> alernstiger was, kan verondersteld worden.4.2.3 Onderzoeksvraag 1: verbanden met het al dan niet herstellen <strong>van</strong> WADHerstel kan gedefinieerd worden in termen <strong>van</strong> 4 verschillende uitkomstvariabelen:fysische toestand, functionele toestand, psychische toestand en herstel i.f.v. kwaliteit <strong>van</strong>het leven. Belangrijk hierbij is figuur 5 in hoofdstuk 3 die de verschillende modellenweergeeft. <strong>De</strong> bijhorende tekst is daarbij ook <strong>van</strong> grote rele<strong>van</strong>tie. Aangezien desteekproef maar te beperkt aantal observaties bevat, kan g<strong>een</strong> gebruik gemaakt worden<strong>van</strong> regressie-analyses. <strong>De</strong> nadruk wordt gelegd <strong>op</strong> verbanden tussen de verschillendevariabelen. Over de richting <strong>van</strong> het verband kunnen vaak g<strong>een</strong> uitspraken gedaanworden. <strong>De</strong> meeste variabelen die hier in de analyse betrokken worden, zijn categorischevariabelen. Indien de variabele metrisch is, wordt die behandeld als <strong>een</strong> categorischevariabele. Per onderzoeksgroep worden de resulta<strong>ten</strong> beschreven. Telkens worden deitems onderverdeeld in de verschillende verklarende variabelen. Per item worden decontingentietabellen met de bijhorende 2 -waarde (Pearson Chi-Square) weergegeven.Indien die waarde significant is, wordt <strong>een</strong> enkelvoudig verband tussen de verklarendevariabele en de uitkomstvariabele verondersteld.a. Onderzoeksgroep 1: databank spoeddiens<strong>ten</strong>In de eerste plaats wordt binnen deze onderzoeksgroep de samenhang tussen deverschillende uitkomstvariabelen onderzocht. Vervolgens worden de verbanden in hetlicht <strong>van</strong> de verschillende modellen besproken.Model 1: vergelijking <strong>van</strong> de verschillende uitkomstvariabelenIn de eerste plaats worden de verschillende uitkomstvariabelen vergeleken om na tegaan of ze met elkaar in verband te brengen zijn. Uitspraken over de richting <strong>van</strong> dieverbanden kunnen hier niet gemaakt worden. Daarvoor zijn er te weinig observaties en ishet design niet <strong>op</strong>timaal. Er kan enkel <strong>een</strong> uitspraak gedaan worden over het al dan nietaanwezig zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong> verband.Steunpunt Verkeersveiligheid 103 RA-2005-60


Tabel 27. Onderzoeksgroep 1: verbanden tussen de verschillendeuitkomstvariabelen met 2 -waarde en significantie.Func Psy Qoln 2 -waarde N 2 -waarde n 2 -waardeFys 73 28,49*** 70 4,79 75 7,12Func 69 4,46* 73 3,94Psy 70 25,35***Legende: Fys: herstel i.f.v. fysische toestand; Func: herstel i.f.v. functionele toestand; Psy:herstel i.f.v. psychische toestand; Qol: herstel i.f.v. kwaliteit <strong>van</strong> het leven. * p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001Legende: fysische toestand (); functionele toestand (ƒ); psychische toestand (); kwaliteit <strong>van</strong>het leven (Qol). * p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001.Figuur 9. Onderzoeksgroep 1: model met de vier uitkomstvariabelen ensignificantie <strong>van</strong> de onderlinge verbanden.Uit figuur 9 en tabel 27 volgt dat niet alle uitkomstvariabelen <strong>een</strong> verband met elkaarvertonen. <strong>De</strong> functionele toestand vertoont <strong>een</strong> significante samenhang met fysischetoestand en psychische toestand. <strong>De</strong>ze laatste vertoont <strong>een</strong> significante samenhang metherstel in termen <strong>van</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het leven.Samenhang Psy – Qol: de groep ‘Psy01: de psychisch gezonden’ rapporteert <strong>een</strong>hogere kwaliteit <strong>van</strong> het leven in vergelijking met ‘Psy02: de psychischhoogscoorders’ of omgekeerd gesteld: degenen die <strong>een</strong> grotere kwaliteit <strong>van</strong> hetleven rapporteren hebben minder waarschijnlijk psychische klach<strong>ten</strong> (zie figuur 10c).Samenhang Func – Fys: de samenhang tussen functionele toestand en fysischetoestand is terug te vinden in figuur 10b. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> die meer functionelebeperkingen rapporteren hebben meer fysische last en/of pijn. Omgekeerd geldtdezelfde redenering.Samenhang Func – Psy: <strong>ten</strong>slotte wijst figuur 10a naar de samenhang tussenpsychische toestand en functionele beperkingen. Responden<strong>ten</strong> die functionelebeperkingen aangeven hebben <strong>een</strong> hogere score <strong>op</strong> psychisch disfunctioneren.Opnieuw geldt de omgekeerde redenering: degenen die psychisch slecht functionerenhebben <strong>een</strong> grotere kans belemmeringen hebben.Steunpunt Verkeersveiligheid 104 RA-2005-60


Legende: a) tussen ‘herstel in termen <strong>van</strong> psychische toestand (Psy) en functionele toestand(Func); b) tussen ‘herstel in termen <strong>van</strong> fysische toestand (Fys) en functionele toestand (Func)en c) tussen ‘herstel in termen <strong>van</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het leven (Qol) en psychische toestand (Psy).Func01: g<strong>een</strong> functionele beperkingen (NDI-score <strong>van</strong> 0 tot 4); Func02: milde tot matigefunctionele beperkingen (NDI-score 5 tot 24). Psy01: score zeer laag tot boven gemiddeld (SCL-90); Psy02: score hoog tot zeer hoog (SCL-90). Fys01: g<strong>een</strong> klach<strong>ten</strong> en/of pijn meer; Fys02:<strong>een</strong> beetje klach<strong>ten</strong> en/of pijn; Fys03: veel klach<strong>ten</strong> en/of pijn.Figuur 10. Onderzoeksgroep 1: frequentiehistogrammen <strong>van</strong> de significanteverbanden tussen uitkomstvariabelen.In de volgende pun<strong>ten</strong> wordt telkens één bepaalde uitkomstvariabele voor<strong>op</strong>gesteld enwordt nagegaan welke factoren er <strong>een</strong> invloed <strong>op</strong> uitoefenen. Enkel de factoren die <strong>een</strong>significant verband vertonen worden vermeld.Model a: invloed <strong>op</strong> fysisch herstel (Fys)Als eerste (model a <strong>van</strong> figuur 11) wordt het model met ‘fysische toestand’voor<strong>op</strong>gesteld.Steunpunt Verkeersveiligheid 105 RA-2005-60


Legende: a) Het model met de fysische toestand () als uitkomstvariabele; b) Het model met defunctionele toestand (ƒ) als uitkomstvariabele; c) Het model met de psychische toestand () alsuitkomstvariabele, en d) Het model met kwaliteit <strong>van</strong> het leven (Qol) als uitkomstvariabele.Gebruikte afkortingen: Persoonlijkheidsfactoren (P), Socio-<strong>De</strong>mografische factoren (SD),OngevalsGerelateerde factoren (OG), Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> hetonderzoek (BPS).Figuur 11. Visuele voorstelling <strong>van</strong> de modellen die de invloed <strong>van</strong> iedereverklarende variabele <strong>op</strong> iedere uitkomstvariabele weergeven en het modeldat de uitkomstvariabelen onderling in verband brengen. Socio-demografische factoren (SD)Onder de socio-demografische factoren toont g<strong>een</strong> enkel item <strong>een</strong> verband met al danniet fysisch herstel na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel. <strong>De</strong> ‘globale levenskwaliteit voor hetongeval’ 67 vertoont er wel <strong>een</strong> verband mee ( 2 = 21,69; p 0,01). <strong>De</strong> meesteresponden<strong>ten</strong> geven <strong>een</strong> hoge waarde aan hun globale levenskwaliteit voor het ongeval.<strong>De</strong>genen die nog veel fysische klach<strong>ten</strong> ondervinden, rapporteren zelfs <strong>een</strong> heel hogelevenskwaliteit voor het ongeval. Er lijkt <strong>een</strong> chiasmatische relatie te bestaan tussen QOLvoor en na het probleem. Dit suggereert vertekening <strong>van</strong> de perceptie <strong>van</strong> het verledendoor het heden. Ongevalgerelateerde factoren (OG)Onder de factoren die met het ongeval zelf te maken hebben, staat het item m.b.t. dehoeveelheid schade aan het voertuig (item 7) in verband met het al dan niet fysischherstellen na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel ( 2 = 19,93; p 0,05). <strong>De</strong> meeste responden<strong>ten</strong>rapporteren veel tot heel veel schade. Van de responden<strong>ten</strong> die weinig schaderapporteren, zijn er maar enkele met <strong>een</strong> beetje en veel last. Ook het item m.b.t. deairbags (item 11) staat in verband met fysisch herstel ( 2 = 10,17; p 0,05). <strong>De</strong>meeste airbags zijn niet geactiveerd geraakt. Enkel bij de activatie <strong>van</strong> de airbagsworden er responden<strong>ten</strong> teruggevonden die nog last ondervinden.M.b.t. de bi<strong>op</strong>sychosociale <strong>gevolge</strong>n na het ongeval zijn er meerdere variabelen die <strong>een</strong>negatieve invloed uitoefenen <strong>op</strong> fysisch herstel, namelijk:67 Geme<strong>ten</strong> met de conventionele bevraging. <strong>De</strong>ze variabele is g<strong>een</strong> socio-demografische variabele maar wordttoch in dit onderdeel besproken.Steunpunt Verkeersveiligheid 106 RA-2005-60


Item 34: ziekteverlof moe<strong>ten</strong> nemen ( 2 = 14,21; p 0,05) en item 34a: duurziekteverlof ( 2 = 33,42; p 0,05).Item 38: problemen met concentratie in de maanden na het ongeval ( 2 = 31,22; p 0,001). Item 40 en 41: problemen met geheugen in de eerste week ( 2 = 21,45; p 0,001)en in de maanden ( 2 = 13,52; p 0,001) na het ongeval.Items 43 en 44: last <strong>van</strong> vermoeidheid in de eerste week ( 2 = 11,43; p 0,05) enin de maanden ( 2 = 24,82; p 0,001) na het ongeval. Item 47: depressieve gevoelens in de maanden na het ongeval ( 2 = 13,24; p 0,001).<strong>De</strong> meeste hebben ziekteverlof genomen. Van degenen die g<strong>een</strong> ziekteverlof hebbengenomen, zijn er meer responden<strong>ten</strong> die g<strong>een</strong> last meer ondervinden. G<strong>een</strong> <strong>van</strong> degenendie g<strong>een</strong> fysische last en/of pijn meer ondervinden, hadden in de maanden na hetongeval problemen met concentratie. Hetzelfde geldt voor items 40, 41, 44 en 47. Vooritem 43 geldt dat last <strong>van</strong> vermoeidheid het meest voorkomt bij de responden<strong>ten</strong> die nog<strong>een</strong> beetje pijn en/of last ondervinden. Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS)Hier kan verwacht worden dat de factoren die <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek inverband staan met het al dan niet fysisch hersteld zijn. <strong>De</strong> meeste items die onder dezenoemer vallen zijn significant (zie tabel 28).Tabel 28. Onderzoeksgroep 1: verband tussen de variabelen ‘bi<strong>op</strong>sychosocialefactoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS ‘nu’) en herstel in termen<strong>van</strong> fysische toestand (Fys)’ (Model a <strong>van</strong> Fig 11).Variabele (item N°) Fys Variabele (item n°) FysOnder medicatie (27) 25,08*** Vrijetijdsbesteding (49) 21,98***Betrokken rechtzaak (28) 9,96* Relationeel vlak (50) 38,78***Schadevergoeding (29) 15,21* Seksueel vlak (51) 11,24Complicaties bijschadevergoeding (30)11,59* Huishoudelijk vlak (52) 30,80***Problemen <strong>op</strong> werk (33) 31,61*** Behandeling (55) 20,31***Financiële toestandveranderd (35)Financiële problemen(36)9,47** Dagen pijn pijn laaste 4weken (56)15,32 In<strong>ten</strong>siteit pijn laaste 4weken (57)74,60***77,52***Concentratieproblemen(39)16,40** Gevoel herstel (58) 74,76***Geheugenproblemen (42) 11,99 Inschatting ernst huidigeletsels (59)75,77***Vermoeidheid (45) 18,46** G<strong>een</strong> geloof herstel (60) 62,27***Steunpunt Verkeersveiligheid 107 RA-2005-60


<strong>De</strong>pressieve gevoelens(48)12,25* Cijfers stellen chi-kwadraat waardenvoor.* p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001Enkel items 36, 42 en 51 zijn niet significant gerelateerd met fysisch herstel. Voor deandere items geldt dat er meer problemen aangegeven worden door degenen die fysischniet hersteld zijn. Ook is dat meer bij degenen die meer last en/of pijn aangeven.<strong>De</strong>genen die g<strong>een</strong> fysische last meer ondervinden nemen nu g<strong>een</strong> medicatie meer, zijnniet betrokken in <strong>een</strong> rechtzaak, hebben g<strong>een</strong> problemen <strong>op</strong> het werk, hebben g<strong>een</strong>concentratieproblemen, hebben g<strong>een</strong> pijn meer, … Persoonlijkheidsfactoren (P)G<strong>een</strong> enkele persoonlijkheidsfactor staat in verband met het al dan niet fysischherstellen. Het persoonlijkheidsprofiel zou dus g<strong>een</strong> invloed uitoefenen <strong>op</strong> het al dan nietfysisch herstellen <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel.Model b: verbanden met functioneel herstel (Func)Hier wordt de uitkomstvariabele veranderd naar ‘herstel’ in termen <strong>van</strong> functioneletoestand’ of model b <strong>van</strong> figuur 11. Socio-demografische factoren (SD)Met de functionele toestand als uitkomstvariabele is enkel <strong>op</strong> item 62, de gezinssituatie<strong>een</strong> verband te vinden ( 2 = 9,32; p 0,01): all<strong>een</strong>wonenden hebben <strong>een</strong> hogere graad<strong>van</strong> functionele beperking. Ongevalgerelateerde factoren (OG)Op vlak <strong>van</strong> ongevalgerelateerde factoren, dwz de factoren die in verband staan met het<strong>verkeersongeval</strong> zelf, worden g<strong>een</strong> significante verbanden met de uitkomstvariabele‘functionele toestand’ waargenomen.M.b.t. de bi<strong>op</strong>sychosociale factoren na het ongeval zijn verscheidene items significant,namelijk: Item 25: het krijgen <strong>van</strong> correcte informatie ( 2 = 10,45; p 0,05). Item 34a: duur <strong>van</strong> het ziekteverlof ( 2 = 19,90; p 0,05). Item 37 en 38: problemen met concentratie in de eerste week ( 2 = 8,76; p 0,05)en in de maanden ( 2 = 19,30; p 0,001) na het ongeval. Items 40 en 41: problemen met geheugen in de eerste week ( 2 = 7,94; p 0,05)en in de maanden na het ongeval ( 2 = 11,42; p 0,01). Item 44: vermoeidheid in de maanden na het ongeval ( 2 = 21,02; p 0,001). Item 47: depressieve gevoelens in de maanden na het ongeval ( 2 = 5,98; p 0,05).<strong>De</strong>genen die functioneel hersteld zijn, hebben minder lang ziekteverlof genomen dandegenen die milde tot gematigde functionele beperkingen ondervinden. Er is maar éénpersoon <strong>van</strong> de functioneel herstelden die vindt g<strong>een</strong> correcte informatie te hebbenont<strong>van</strong>gen. In verband met de andere items geldt dezelfde redenering als bij model a.Steunpunt Verkeersveiligheid 108 RA-2005-60


Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS)Opnieuw kan verondersteld worden dat er meerdere significante verbanden tussen devariabelen <strong>van</strong> de bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek en herstelgedefinieerd in termen <strong>van</strong> functioneel herstel geobserveerd zal worden. Tabel 29presenteert die verbanden.Tabel 29. Onderzoeksgroep 1: verband tussen de variabelen ‘bi<strong>op</strong>sychosocialefactoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS ‘nu’) en herstel in termen<strong>van</strong> functionele toestand (Func)’.Variabele (item n°) Func Variabele (item n°) FuncOnder medicatie (27) 17,00*** Vrijetijdsbesteding (49) 13,52**Betrokken rechtzaak (28) 5,26* Relationeel vlak (50) 8,74Schadevergoeding (29) 3,30 Seksueel vlak (51) 3,55Complicaties bijschadevergoeding (30)7,51* Huishoudelijk vlak (52) 15,25***Problemen <strong>op</strong> werk (33) 28,36*** Nog in behandeling (55) 5,49*Financiële toestandveranderd (35)Financiële problemen drongeval (36)3,51 N dagen pijn laatste 4weken (56)11,55* In<strong>ten</strong>siteit pijn laatste 4weken (57)36,37***39,43***Concentratieproblemen(39)14,63** Gevoel herstel (58) 38,89***Geheugenproblemen (42) 9,48* Inschatting ernsthuidige letsels (59)42,67***Vermoeidheid (45) 12,76** G<strong>een</strong> geloof herstel (60) 41,49***<strong>De</strong>pressieve gevoelens(48)5,48 Cijfers stellen chi-kwadraat waardenvoor.* p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001Vijf items zijn niet gerelateerd aan herstel in termen <strong>van</strong> functionele toestand. <strong>De</strong> anderezijn wel significant. <strong>De</strong>zelfde items worden teruggevonden als bij model a. Met dezever<strong>van</strong>ging in het achterhoofd kunnen dezelfde redeneringen gevolgd worden als bijmodel b dezelfde factoren zijn verbonden met symptoomvrijheid en functionele toestand. Persoonlijkheidsfactoren (P)Op vlak <strong>van</strong> persoonlijkheid zijn er g<strong>een</strong> significante verbanden met functionele toestand.Het persoonlijkheidsprofiel oefent hier g<strong>een</strong> invloed uit <strong>op</strong> het al dan niet functioneelherstellen <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel.Steunpunt Verkeersveiligheid 109 RA-2005-60


Model c: verbanden met psychisch herstel (Psy) (Model c <strong>van</strong> figuur11) Socio-demografische factoren (SD)Onder wat we socio-demografische factoren noemden zijn g<strong>een</strong> variabelen significant inverband te brengen met psychische toestand. <strong>De</strong> globale levenskwaliteit voor hetongeval vertoonde echter wel <strong>een</strong> verband. Zowel via de ACSA als de conventionelebevraging zijn er significante verbanden ( 2 = 17,76; p 0,05 en 2 = 11,51; p 0,01respectievelijk). Psychisch ‘gezonden’ geven <strong>een</strong> hogere levenskwaliteit voor het<strong>verkeersongeval</strong> aan dan personen die psychisch disfunctioneren. Omgekeerd kan ookgesteld worden dat mensen met <strong>een</strong> hogere levenskwaliteit voor het ongevalwaarschijnlijker <strong>een</strong> beter psychisch functioneren rapporteren. Ongevalgerelateerde factoren (OG)<strong>De</strong> factoren die met het <strong>verkeersongeval</strong> zelf te zien hebben zijn niet in verband tebrengen met herstel in termen <strong>van</strong> psychische toestand.M.b.t. de bi<strong>op</strong>sychosociale factoren zijn volgende items met de psychische toestand inverband te brengen: Items 37 en 38: problemen met concentratie in de eerste week ( 2 = 7,61; p 0,05) en in de maanden ( 2 = 9,77; p 0,01) na het ongeval. Item 44: last <strong>van</strong> vermoeidheid in de maanden na het ongeval ( 2 = 13,63; p 0,01). Item 47: last <strong>van</strong> depressieve gevoelens in de maanden na het ongeval ( 2 = 5,86;p 0,05).Psychische ‘gezonden’ (Psy01) hadden minder problemen en/of last <strong>op</strong> bovenstaandeitems dan psychisch disfunctionerende personen (Psy02). Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS)In tabel 30 blijkt dat bepaalde items significant zijn <strong>op</strong> het psychisch herstel.Steunpunt Verkeersveiligheid 110 RA-2005-60


Tabel 30. Onderzoeksgroep 1: verband tussen de variabelen ‘bi<strong>op</strong>sychosocialefactoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS) en herstel in termen <strong>van</strong>psychische toestand (Psy)’.Variabele(item n°) Psy Variabele (item n°) PsyOnder medicatie (27) 1,04 Vrijetijdsbesteding (49) 20,53***Betrokken in rechtzaak(28)4,01 Relationeel vlak (50) 15,51**Schadevergoeding (29) 7,02 Seksueel vlak (51) 9,33*Complicaties (30) 7,26* Huishoudelijk vlak (52) 12,28**Problemen <strong>op</strong> werk (33) 4,88 Behandeling (55) 0,54Financiële toestand (35) 4,54* Dagen pijn laatste 4weken (56)9,19Financiële problemendooor ongeval (36)7,69 In<strong>ten</strong>siteit pijn laatste 4weken (57)6,54Concentratieproblemen(39)8,87* Gevoel herstel (58) 8,96*Geheugenproblemen (42) 3,82 Inschatting ernsthuidige toestand (59)5,62Vermoeidheid (45) 6,05* Geloof herstel (60) 12,48*<strong>De</strong>pressieve gevoelens(48)6,81** Cijfers stellen chi-kwadraat waardenvoor.* p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001 Persoonlijkheidsfactoren (P)Inadequatie’ significant negatief gerelateerd aan psychisch herstel ( 2 = 16,51; p 0,01). <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> die psychisch niet zo goed functioneren zijn meer inadequaterdan degenen die psychisch ‘gezond’ zijn. Omgekeerd geldt ook dat de personen die hoogscoren <strong>op</strong> inadequatie <strong>een</strong> grotere kans hebben om psychisch te disfunctioneren.Model d: invloed <strong>op</strong> herstel i.f.v. ‘Quality of Life’ (Qol)Hierbij wordt verwezen naar model d in figuur 11. Voor de uitkomstvariabele ‘hersteli.f.v. kwaliteit <strong>van</strong> het leven’ wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> de conventionele vraag <strong>op</strong> hetmoment <strong>van</strong> het onderzoek. Socio-demografische factoren (SD)Er zijn g<strong>een</strong> significante verbanden, behalve met de variabele die de inschatting <strong>van</strong> de‘globale kwaliteit <strong>van</strong> het leven voor het ongeval’ ( 2 = 81,44; p 0,001) 68 . In demeeste gevallen is de QOL om het moment <strong>van</strong> het onderzoek dezelfde gebleven als voorhet ongeval. In drie gevallen is die met 1 punt gestegen. In de andere gevallen is de68 Om het verband na te gaan tussen die twee variabelen werd de oorspronkelijke <strong>op</strong>deling <strong>van</strong> deconventionele vraag behouden i.p.v. de hercodering die voor de andere items gebruikt wordt.Steunpunt Verkeersveiligheid 111 RA-2005-60


globale levenskwaliteit ofwel met 1 punt (11 gevallen), 2 pun<strong>ten</strong> (3 gevallen), 3 pun<strong>ten</strong>(4 gevallen) of met 4 pun<strong>ten</strong> (1 geval) gedaald. Met de Wilcoxon toets (voor gematchteparen) wordt <strong>een</strong> z-waarde gevonden <strong>van</strong> –3,49*** die <strong>op</strong> hoge significantie wijst 69 . Vandie daling geeft ongeveer de helft aan dat zij te wij<strong>ten</strong> is aan het ongeval zelf. <strong>De</strong> anderehelft geeft andere factoren <strong>op</strong>, zoals familiale problemen, privé-factoren,... Ongevalgerelateerde factoren (OG)Van de factoren die met het <strong>verkeersongeval</strong> zelf te maken hebben zijn tijdsintervall ( 2= 13,50; p 0,01) en het al dan niet in recht zijn (item 8) significant gerelateerd metQol. <strong>De</strong> groep die ontevreden is met zijn leven in het geheel wordt niet teruggevonden inde groep met <strong>een</strong> korte tijdsduur (tussen <strong>een</strong> jaar en anderhalf jaar) tussen het ongevalen het moment <strong>van</strong> het onderzoek, maar wel in de andere twee groepen (<strong>van</strong> anderhalfjaar tot 2 jaar en iets meer dan 2 jaar). In de eerste twee tijdsintervalgroepen wordenvooral responden<strong>ten</strong> met <strong>een</strong> niet tevreden / niet ontevreden en tevreden levenskwaliteitgeobserveerd. <strong>De</strong> meeste responden<strong>ten</strong> waren in hun recht (item 8), maar Het al danniet in recht zijn is ook significant verbonden met herstel i.f.v. kwaliteit <strong>van</strong> het leven ( 2= 10,15; p 0,05).Op het vlak <strong>van</strong> de bi<strong>op</strong>sychosociale factoren na het ongeval zijn volgende itemssignificant verbonden met Qol:Item 41: problemen met geheugen in de maanden na het ongeval ( 2 = 11,04; p 0,05). Item 44: Vermoeidheid in de maanden na het ongeval ( 2 = 13,06; p 0,05).Item 46 en 47: <strong>De</strong>pressieve gevoelens in de eerste week ( 2 = 12,45; p 0,05) enin de maanden ( 2 = 13,71; p 0,01) na het ongeval.Voor al deze items geldt dat hoe minder problemen aangegeven wordt door deresponden<strong>ten</strong>, hoe meer tevreden ze zijn met hun leven in het algem<strong>een</strong>. M.a.w. als inde eerste week na het ongeval depressieve gevoelens worden gerapporteerd en in demaanden erna geheugenproblemen, vermoeidheid en <strong>op</strong>nieuw depressieve gevoelens,dan is er meer kans dat de responden<strong>ten</strong> <strong>een</strong> mindere kwaliteit <strong>van</strong> het leven zullenaangeven. Omgekeerd geldt ook dat degenen die aangeven tevreden te zijn met hunleven in het algem<strong>een</strong>, waarschijnlijk bovenstaande problemen niet zullen gehad hebben. Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS)Tabel 31 geeft de verbanden tussen bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> hetonderzoek en herstel i.f.v. kwaliteit <strong>van</strong> het leven. Voor al de significante items is het zodat degenen die tevreden zijn met hun leven beduidend minder problemen of g<strong>een</strong>veranderingen in hun leven aangeven. Voor de meeste items (35, 36, 39, 45, 48 en 50)is de verdeling bij degenen die niet tevreden zijn met hun leven ongeveer gelijk overg<strong>een</strong> problemen en wel problemen, behalve bij item 49, waar de ontevredenresponden<strong>ten</strong> beduidend meer problemen aangeven. Voor degenen die nietontevreden/niet tevreden zijn, worden meestal gelijkaardige bevindingen gevonden alsbij degenen die tevreden zijn.69 Zie onderzoeksvraag 3 voor <strong>een</strong> uitbreiding <strong>van</strong> deze vraagstelling.Steunpunt Verkeersveiligheid 112 RA-2005-60


Tabel 31. Onderzoeksgroep 1: verband tussen de variabelen ‘bi<strong>op</strong>sychosocialefactoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS) en herstel i.f.v. kwaliteit<strong>van</strong> het leven (Qol)’.Variabele (N° item) Qol Variabele (N° item) QolMedicatie (27) 3,11 Vrijetijdsbesteding (49) 23,98***Betrokken in rechtzaak(28)6,05 Relationeel vlak (50) 22,24**Schadevergoeding (29) 12,32 Seksueel vlak (51) 9,42Complicaties (30) 10,47* Huishoudelijk vlak (52) 11,95*Problemen <strong>op</strong> werk (33) 8,69 Nog in behandeling (55) 4,30Financiële toestandveranderd (35)Financiële problemen drongeval (36)12,06** N dagen pijn laatste 4weken (56)19,50* In<strong>ten</strong>siteit pijn laatste 4weken (57)17,12*11,58Concentratieproblemen(39)11,50* Gevoel herstel (58) 11,66*Geheugenproblemen (42) 6,95 Inschatting ernst (59) 4,39Vermoeidheid (45) 15,97** Geloof herstel (60) 9,97<strong>De</strong>pressieve gevoelens(48)11,57* Cijfers stellen chi-kwadraat waardenvoor.* p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001 Persoonlijkheidsfactoren (P)Op vlak <strong>van</strong> de persoonlijkheid is de subschaal ‘Inadequatie’ significant met Qolverbonden ( 2 = 26,05; p 0,01). <strong>De</strong>genen die aangeven niet tevreden te zijn met hunleven in het algem<strong>een</strong> scoren ofwel gemiddeld, hoog of zeer hoog <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong>inadequatie. Hetzelfde geldt voor degenen die niet tevreden/niet ontevreden zijn. Voordegenen die tevreden zijn, benadert de verdeling <strong>van</strong> heel laag tot heel hoog denormaalverdeling. Hoe inadequater men is, hoe meer kans <strong>op</strong> <strong>een</strong> lagere kwaliteit <strong>van</strong>het leven. Ook de subschaal ‘Zelfwaardering’ is significant met Qol ( 2 = 14,61; p 0,05) verbonden. <strong>De</strong> tevreden responden<strong>ten</strong> hebben <strong>een</strong> beduidend hogerezelfwaardering in vergelijking met degenen die niet tevreden zijn of die niettevreden/niet ontevreden zijn. Modelvergelijking binnen onderzoeksgroep 1Tabel 32 bevat de items die met één of meerdere uitkomstvariabelen in verband staan.Het is dus afhankelijk <strong>van</strong> de uitkomstvariabelen welke factoren <strong>een</strong> rol spelen <strong>op</strong>herstel. Met hoe meer uitkomstvariabelen ze correleren, hoe sterker hun <strong>impact</strong> allichtis: Vermoeidheid in de eerste maanden na het ongeval (item 44) <strong>De</strong>pressieve gevoelens in de maanden na het ongeval (item 47) Complicaties bij legale kwesties (item 30) Concentratieproblemen <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (item 39) Vermoeidheid <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (item 45)Steunpunt Verkeersveiligheid 113 RA-2005-60


Problemen gekregen <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> vrijetijdsbesteding (item 49) Problemen gekregen <strong>op</strong> huishoudelijk vlak (item 52) Mate <strong>van</strong> herstel (item 58)Voor al deze items geldt dat degenen die g<strong>een</strong> fysische klach<strong>ten</strong> meer hadden (Fys01),g<strong>een</strong> functionele beperkingen meer vertoonden (Func01), psychisch ‘gezond’ waren(Psy01) en tevreden waren met hun leven in het algem<strong>een</strong> (Qol03) of toch nietontevreden (dus ook Qol02) 70 beduidend minder problemen hebben gehad dan deresponden<strong>ten</strong> die wel nog last en/of pijn aangaven (Fys02 en Fys03), functioneel beperktwaren (Func02), psychisch disfunctioneerden (Psy03) en ontevreden waren met hunleven in het algem<strong>een</strong> (Qol01).Tabel 32. Onderzoeksgroep 1: overzicht <strong>van</strong> de verschillendeuitkomstvariabelen met de items die <strong>ten</strong>minste met één <strong>van</strong> deuitkomstvariabelen significant gerelateerd zijn.Items Fys Func Psy QolSoc-<strong>De</strong>m.Gezinssituatie (62) **Kwaliteit <strong>van</strong> het leven voor het ongeval(C.V)** ** ***Kwaliteit vh leven voor het ongeval (ACSA) *Ong.Ge-relatTijdsinterval **Hoeveelheid schade (7) *In je recht zijn (8) *Airbags geactiveerd (10) *Correcte informatie (25) *Ziekteverlof genomen (34) *Duur ziekteverlof (34a) * *Concentratie eerste week (37) * *Concentratie maanden (38) *** *** **Geheugenprobleem eerste week (40) *** *Geheugenprobleem maanden (41) *** ** *Vermoeidheid eerste weken (43) *Vermoeidheid maanden (44) *** *** ** *<strong>De</strong>pressieve gevoelens eerste weken (46) *<strong>De</strong>pressieve gevoelens maanden (47) ** * * **BPS Onder medicatie (27) *** ***70 Op herstel in termen <strong>van</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het leven, horen voor de interpretatie <strong>van</strong> sommige items de groepQol02 eerder bij de tevreden responden<strong>ten</strong> (Qol03); voor andere items zijn ze eerder <strong>een</strong> all<strong>een</strong>staande groep.Steunpunt Verkeersveiligheid 114 RA-2005-60


Sociaal Betrokken rechtzaak (28) * *Schadevergoeding (29) *Complicaties bij schadevergoeding(30) * * * *Problemen <strong>op</strong> werk (33) *** ***Financiële toestand veranderd (35) ** * **Financiële problemen (36) * *Concentratieproblemen (39) ** ** * *Geheugenproblemen (42) *Vermoeidheid (45) ** ** * **<strong>De</strong>pressieve gevoelens (48) * ** *Vrijetijdsbesteding (49) *** ** *** ***Relationeel vlak (50) *** ** **Seksueel vlak (51) *Huishoudelijk vlak (52) *** *** ** *Onder behandeling (55) *** *N dagen pijn laatste 4 weken (56) *** *** *In<strong>ten</strong>siteit pijn laatste 4 weken (57) *** ***Gevoelen herstel (58) *** *** * *Inschatting ernst huidige letsels (59) *** ***Geloof herstel (60) *** *** *Psy Inadequatie * **Zelfwaardering *Legende: * p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001b. Onderzoeksgroep 2: vzw WhiplashModel 1: vergelijking <strong>van</strong> de verschillende uitkomstvariabelenIn dit deel wordt nagegaan welke uitkomstvariabelen <strong>een</strong> verband met elkaar vertonen inonderzoeksgroep 2. Formele uitspraken over de richting <strong>van</strong> de verbanden kunnen hier<strong>op</strong>nieuw niet gedaan worden.Steunpunt Verkeersveiligheid 115 RA-2005-60


Tabel 33. Onderzoeksgroep 2: verbanden tussen de verschillendeuitkomstvariabelen met 2 -waarde en significantie.Func Psy Qoln 2 -waarde N 2 -waarde n 2 -waardeFys 89 20,79*** 86 7,49 89 15,23Func 84 12,81** 87 19,63**Psy 84 44,19***Legende: Fys: herstel i.f.v. fysische toestand; Func: herstel i.f.v. functionele toestand; Psy:herstel i.f.v. psychische toestand; Qol: herstel i.f.v. kwaliteit <strong>van</strong> het leven. * p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001.Legende: fysische toestand (); functionele toestand (ƒ); psychische toestand (); kwaliteit <strong>van</strong>het leven (Qol). * p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001.Figuur 12. Onderzoeksgroep 2: model met de vier uitkomstvariabelen ensignificantie <strong>van</strong> de onderlinge verbanden.Uit figuur 12 en tabel 33 volgt dat functionele toestand met al de andereuitkomstvariabelen <strong>een</strong> samenhang vertoont. Daarnaast vertoont psychische toestandook <strong>een</strong> significante samenhang met herstel in termen <strong>van</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het leven.Samenhang Psy – Qol: de groep ‘Psy01’, dwz de psychisch ‘gezonden’, rapporterenvaker <strong>een</strong> hogere kwaliteit <strong>van</strong> het leven dan ‘Psy02’ en ‘Psy03’. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> diepsychisch hoger scoren (Psy02) geven ook nog <strong>een</strong> goede tevredenheid aan. <strong>De</strong>responden<strong>ten</strong> met <strong>een</strong> heel hoog psychisch disfunctioneren scoren beduidend slechterdan de andere twee groepen. Omgekeerd kan ook gesteld worden dat hoe tevredenermen is, hoe minder psychische problemen men aangeeft (zie figuur 13c).Samenhang Func – Fys (figuur 13b): In deze onderzoeksgroep zijn alle betrokkenresponden<strong>ten</strong> enigermate functioneel beperkt. <strong>De</strong>ze groep scoort slechter dan deeerste. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> met ernstige functionele beperkingen geven ook nog heelveel last en/of pijn aan. <strong>De</strong>genen die milde tot matige beperkingen ondervinden,geven tevens <strong>een</strong> beetje last en/of pijn aan. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> die meer functionelebeperkingen rapporteren hebben tegelijkertijd ook meer fysische last en/of pijn.Omgekeerd geldt dezelfde redenering. <strong>De</strong> samenhang Func – Fys is sterk.Samenhang Func – Psy (figuur 13a): <strong>De</strong>genen die in ernstige mate belemmerdzijn, geven <strong>een</strong> hoger psychisch disfunctioneren aan. <strong>De</strong>genen die mild tot matigbeperkt zijn, hebben ook <strong>een</strong> psychisch disfunctioneren, maar in de meeste gevallenin <strong>een</strong> iets minder ernstige mate. Belangrijk is dat er ook <strong>een</strong> grote groepSteunpunt Verkeersveiligheid 116 RA-2005-60


esponden<strong>ten</strong> zijn die functioneel matig beperkt zijn, maar psychisch goedfunctioneren.Samenhang Func – Qol (figuur 13d): <strong>De</strong>genen die ernstige beperkingen aangeven,rapporteren <strong>een</strong> lagere levenskwaliteit dan degenen met milde en matigebeperkingen. Omgekeerd kan ook gesteld worden dat hoe hoger iemand zijnlevenskwaliteit inschat, hoe minder ze functioneel beperkt zijn.Legende: : a) tussen ‘herstel in termen <strong>van</strong> psychische toestand (Psy) en functionele toestand(Func); b) tussen ‘herstel in termen <strong>van</strong> fysische toestand (Fys) en functionele toestand (Func);c) tussen ‘herstel in termen <strong>van</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het leven (Qol) en psychische toestand (Psy) en d)tussen ‘herstel in termen <strong>van</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het leven (Qol) en functionele toestand (Func).Func01: g<strong>een</strong> functionele beperkingen (NDI-score <strong>van</strong> 0 tot 4); Func02: milde tot gematigdefunctionele beperkingen (NDI-score 5 tot 24). Psy01: score zeer laag tot boven gemiddeld (SCL-90); Psy02: score hoog tot zeer hoog (SCL-90). Fys01: g<strong>een</strong> klach<strong>ten</strong> en/of pijn meer; Fys02:<strong>een</strong> beetje klach<strong>ten</strong> en/of pijn; Fys03: veel klach<strong>ten</strong> en/of pijn.Figuur 13. Onderzoeksgroep 2: significante verbanden tussen verschillendeuitkomstvariabelen. Modellen: invloed <strong>op</strong> fysisch, functioneel, psychisch herstel en herstelin termen <strong>van</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het levenVoor onderzoeksgroep 2 worden de verschillende modellen niet afzonderlijk besproken,maar wordt onmiddellijk de samenvat<strong>ten</strong>de tabel met al de mogelijke verbandengerepresenteerd. Per verklarende variabele worden de significante verbanden tussen deverklarende variabele en één of meerdere uitkomstvariabele besproken.Steunpunt Verkeersveiligheid 117 RA-2005-60


Tabel 34. Onderzoeksgroep 2: overzicht <strong>van</strong> de verschillendeuitkomstvariabelen met de items die <strong>ten</strong>minste met één <strong>van</strong> deuitkomstvariabelen significant gerelateerd zijn.Items (n° item) Fys Func Psy QolSoc-<strong>De</strong>m.DKwaliteit <strong>van</strong> het leven voor het ongeval(C.V)* *Medische voorgeschiedenis (15) *Huidige werkstatus (32) *Beroep (63) *Ong.ge-relatAanrijding door andere (5) *In je recht zijn (8) *Halskraag gedragen(23) *Periode halskraag (23a) *Duur ziekteverlof (34a) * *Concentratie maanden (38) * ** *Geheugen eerste week (40) **Geheugen maanden (41) **<strong>De</strong>pressieve gevoelens maanden (47) **BPS Onder medicatie (27) *** * **Problemen <strong>op</strong> werk (33) * *** **Concentratieproblemen (39) *** ** *** **Geheugenproblemen (42) * * *Vermoeidheid (45) ** * * *<strong>De</strong>pressieve gevoelens (48) * * ** **Vrijetijdsbesteding (49) ** * *Relationeel vlak (50) ** ** *** **Seksueel vlak (51) * **Huishoudelijk vlak (52) *** * *** **Behandeling (55) ** **Dagen pijn laatste 4 weken (56) *** *** * *In<strong>ten</strong>siteit pijn laatste 4 weken (57) *** *** ** *Gevoel herstel (58) *** *** **Inschatting ernst huidige toestand (59) *** *** ** **Steunpunt Verkeersveiligheid 118 RA-2005-60


Geloof herstel (60) ** * *P Inadequatie *** **Sociale inadequatie *Verongelijktheid ** **Zelfwaardering **Legende: * p 0,05; ** p 0,01; *** p 0,001In onderstaande onderdelen worden de significante verbanden <strong>van</strong> tabel 34 besproken. Socio-demografische factoren (SD)Op vlak <strong>van</strong> socio-demografische factoren en herstel zijn volgende verbanden significant:Kwaliteit <strong>van</strong> het leven voor het ongeval (c.v.) – Fys/Psy: hoe meer pijn en/oflast de responden<strong>ten</strong> aangeven, hoe hoger ze hun tevredenheid met hun leven in hetalgem<strong>een</strong> voor het <strong>verkeersongeval</strong> inschat<strong>ten</strong>. Voor herstel in termen <strong>van</strong>psychische toestand geldt dat hoe meer men psychisch disfunctioneert, hoe hogermen zijn kwaliteit <strong>van</strong> het leven inschat in de periode voor het <strong>verkeersongeval</strong>.Item 15 – Qol: al de responden<strong>ten</strong> die tevreden zijn met hun leven in het algem<strong>een</strong>hebben g<strong>een</strong> medische voorgeschiedenis of m.a.w. chronische klach<strong>ten</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong>andere oorsprong dan het <strong>verkeersongeval</strong>. Bij degenen die wel <strong>een</strong> medischevoorgeschiedenis kennen, zijn de meeste ontevreden over hun kwaliteit <strong>van</strong> hetleven.Item 32 – Func: de ernstig functioneel belemmerde responden<strong>ten</strong> hebben vaker,aanslui<strong>ten</strong>d bij bovenstaande, g<strong>een</strong> werkstatuut <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek.Ze zijn minder werkzaam, zowel vol- als deeltijds.Item 63 – Func: de ernstige functioneel belemmerde responden<strong>ten</strong> geven vaker aangepensioneerd/invalide en werkloos te zijn in vergelijking met de responden<strong>ten</strong> metmatige functionele belemmeringen. Die groep werkt vaker als bediende. Ongevalgerelateerde factoren (OG)I.v.m. de factoren die met het <strong>verkeersongeval</strong> zelf te zien hebben, zijn er tweesignificante verbanden:Item 5 – Psy: de meeste aanrijdingen werden veroorzaakt door <strong>een</strong> bestuurder <strong>van</strong><strong>een</strong> ander voertuig. Van de psychisch ‘hoogscoorders’ (zowel hoog als heel hoog) isdat bui<strong>ten</strong> 5 gevallen altijd het geval. Bij de psychisch ‘gezonden’ zijn ze in 4 gevallenzelf verantwoordelijk voor de aanrijding en in 3 gevallen is er g<strong>een</strong> sprake <strong>van</strong> <strong>een</strong>aanrijding.Item 8 – Fys: de meeste responden<strong>ten</strong> waren in hun recht. Vooral bij deresponden<strong>ten</strong> die nog veel en/of pijn rapporteren, is maar 1 <strong>op</strong> 60 niet in zijn recht.Bij degenen die g<strong>een</strong> klach<strong>ten</strong> meer aangeven, is dit maar 1 <strong>op</strong> 5.M.b.t. de bi<strong>op</strong>sychosociale factoren na het ongeval zijn volgende significante verbandente observeren:Item 23 – Func: al degenen die functioneel ernstig belemmerd zijn, hebben <strong>een</strong>halskraag gedragen. Enkele responden<strong>ten</strong> die matig beperkt zijn, hebben g<strong>een</strong>halskraag moe<strong>ten</strong> dragen. Dit kan wijzen <strong>op</strong> <strong>een</strong> initieel zwaarder letsel <strong>op</strong> hetmoment <strong>van</strong> het ongeval, dat <strong>een</strong> halskraag verantwoordde.Item 23a – Func: de meeste responden<strong>ten</strong> die <strong>een</strong> halskraag hebben gedragen,hebben die dag en nacht gedragen. Van de ernstig functioneel belemmerdeSteunpunt Verkeersveiligheid 119 RA-2005-60


personen zijn er enkele die hun halskraag enkel tijdens de dag hebben gedragen. Vandie groep heeft niemand die enkel ’s nachts gedragen.Item 34a – Fys/Func: <strong>van</strong> de twee groepen die nog fysische klach<strong>ten</strong> aangeven(fys02 en fys03), hebben de mees<strong>ten</strong> meer dan 6 maanden ziekteverlof moe<strong>ten</strong>nemen. <strong>De</strong>genen die veel last en/of pijn aangeven, hebben ook in de meeste gevallenmeer dan 6 maanden ziekteverlof moe<strong>ten</strong> nemen. Van degenen die <strong>een</strong> beetje pijnen/of last aangeven, gaat dit <strong>van</strong> 1 maanden tot meer dan 6 maanden.Item 38 – Fys/Func/Qol: de meeste responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 gavenconcentratieproblemen aan in de maanden na het <strong>verkeersongeval</strong>. Bij de groepdie <strong>een</strong> beetje last en/of pijn aangeeft, hebben slechts 4 <strong>op</strong> de 25 responden<strong>ten</strong> g<strong>een</strong>concentratieproblemen. Ook in termen <strong>van</strong> psychisch herstel hebben) alle behalveéén responden<strong>ten</strong> die psychisch disfunctioneren concentratieproblemen. Van depsychisch ‘gezonden’ geeft 1 <strong>op</strong> 4 dergelijke problemen niet aan. Ook in termen <strong>van</strong>levenskwaliteit zijn er responden<strong>ten</strong> die dit problemen niet aangeven en dat zijndegenen die hun leven als tevreden inschat<strong>ten</strong>.Item 40 – Func: bijna de helft <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> die mild tot gematigd beperktzijn, hebben g<strong>een</strong> geheugenproblemen aangegeven in de eerste week na hetongeval. Van de ernstig belemmerden geeft slechts ongeveer 1 <strong>op</strong> 5 aan g<strong>een</strong>klach<strong>ten</strong> te hebben gehad.Item 41 – Psy: <strong>van</strong> de psychisch ‘gezonden’ heeft de helft geheugenproblemengehad in de maanden na het ongeval. Van de andere responden<strong>ten</strong>, de psychischdisfunctionerende, hebben de meeste wel geheugenproblemen gehad.Item 47 – Fys: de meeste responden<strong>ten</strong> die g<strong>een</strong> last en/of pijn meer aangaven,hadden g<strong>een</strong> last <strong>van</strong> depressieve gevoelens in de maanden na het ongeval. Vandegenen die g<strong>een</strong> last en/of pijn aangeven, heeft slechts 1 <strong>op</strong> 4 last <strong>van</strong> depressievegevoelens gehad. Van degenen die wel nog fysische last hebben, is dit netomgekeerd: dan heeft slechts 1 <strong>op</strong> 4 g<strong>een</strong> last gehad <strong>van</strong> depressieve gevoelens. Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (BPS)Item 27 – Fys/Func/Psy: <strong>van</strong> de functioneel ernstig beperkte responden<strong>ten</strong> staatslechts 1 <strong>op</strong> de 15 nu niet onder medicatie. Bij de minder ernstige gevallen neemtongeveer 1 <strong>op</strong> 4 nu g<strong>een</strong> medicatie. Hetzelfde wordt gezien bij herstel in termen <strong>van</strong>fysische toestand. <strong>De</strong>genen die veel last en/of pijn aangeven, moe<strong>ten</strong> vakermedicatie nemen dan degenen die maar <strong>een</strong> beetje last en/of pijn meer aangeven.Ook <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> herstel in termen <strong>van</strong> psychische toestand hebben degenen diepsychisch hoog en heel hoog scoorden, vaker medicatie dan de psychisch ‘gezonden’.Item 33 – Fys/Psy/Qol: <strong>op</strong> het vlak <strong>van</strong> problemen <strong>op</strong> het werk hebben alleresponden<strong>ten</strong> die nog veel pijn en/of last aangeven (Fys03), meer dergelijkeproblemen gekregen. Bij Fys01 en Fys02 zijn er responden<strong>ten</strong> die g<strong>een</strong> problemenhebben <strong>op</strong> het werk. Van de psychisch ‘hoogscoorders’ (hoog en heel hoog) hebbenook alle responden<strong>ten</strong> problemen gehad. Van de psychisch ‘gezonden’ heeft 1 <strong>op</strong> 4g<strong>een</strong> problemen gekend. Hetzelfde geldt voor herstel i.f.v. kwaliteit <strong>van</strong> het leven.<strong>De</strong>genen die ontevreden en niet tevreden / niet ontevreden zijn hebben allemaalproblemen. Van degenen die tevreden zijn, heeft ongeveer 1 <strong>op</strong> 6 g<strong>een</strong> problemen.Item 39 – Fys/Func/Psy/Qol: de functioneel ernstig beperkte responden<strong>ten</strong>hebben allemaal concentratieproblemen nu (<strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek).Van de Func02 groep heeft bijna 1/5 g<strong>een</strong> concentratieproblemen. Bij degenen metveel fysische last en/of pijn heeft bijna ieder<strong>een</strong> concentratieproblemen. Van deandere twee groepen is het bijna gelijk verdeeld. Ook hebben de psychischhoogscoorders (Psy03 en Psy04) meer concentratieproblemen, terwijl bij depsychische ‘gezonden’ dit minder het geval is. Hetzelfde resultaat als hierboven geldt<strong>op</strong> het vlak <strong>van</strong> herstel i.f.v. kwaliteit <strong>van</strong> het leven. Van de tevreden responden<strong>ten</strong>heeft 1 <strong>op</strong> 3 nu g<strong>een</strong> concentratieproblemen.Item 42 – Fys/Func/Psy: geheugenproblemen nu hangen samen met deuitkomstvariabelen, behalve Qol. <strong>De</strong>zelfde beslui<strong>ten</strong> als hierboven gelden. <strong>De</strong>verbanden zijn wel iets minder uitgesproken.Steunpunt Verkeersveiligheid 120 RA-2005-60


Item 45 – Fys/Func/Psy/Qol: vermoeidheid heeft gelijkaardige correlaties.Item 48 – Fys/Func/Psy/Qol: depressieve gevoelens nu kenmerken defunctioneel ernstig beperkte personen meer dan de matig functioneel beperktepersonen. G<strong>een</strong> <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> die g<strong>een</strong> last en/of pijn meer hebben, heeftdepressieve gevoelens, tegenover 2 <strong>op</strong> 3 met veel last en/of pijn. Voor de groep die<strong>een</strong> beetje pijn en/of last aangeven, is dat 1 <strong>op</strong> 2. <strong>De</strong> psychisch ‘gezonden’ geven ookveel minder depressieve gevoelens aan. Het verband tussen depressiviteit enlevenstevredenheid is gelijkaardig.Item 49 – Fys/Func/Psy: <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> vrijetijdsbesteding hebben de ernstigbeperkte personen aangegeven dat deze slechter geworden is, terwijl bij de minderernstige gevallen 1 <strong>op</strong> 5 aangeeft dat die hetzelfde is gebleven of zelfs verbeterd is(in 2 gevallen). Ongeveer hetzelfde wordt gerapporteerd bij herstel in termen <strong>van</strong>fysische toestand. <strong>De</strong> psychisch heel hoog disfunctionerende responden<strong>ten</strong> gevenallemaal ook <strong>een</strong> slechtere vrijetijdsbesteding aan.Item 50 – Fys/Func/Psy/Qol: <strong>op</strong> relationeel vlak wordt ongeveer hetzelfdegeobserveerd als voorgaande, met bijkomend dat er ook <strong>een</strong> samenhang is metherstel in termen <strong>van</strong> globale levenskwaliteit. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> die ontevreden zijnmet hun leven hebben vaker problemen <strong>op</strong> relationeel vlak dan de andere tweegroepen. Van de levenstevreden responden<strong>ten</strong> geeft 1 <strong>op</strong> 2 aan g<strong>een</strong> relationeleproblemen te hebben.Item 51 – Func/Psy: <strong>op</strong> seksueel vlak zien we <strong>een</strong> kleiner verband, maar dit gaatin dezelfde zin, doch enkel bij herstel in termen <strong>van</strong> functionele en psychischetoestand.Item 52 – Fys/Func/Psy/Qol: <strong>op</strong> huishoudelijk vlak is het verband <strong>op</strong>nieuwuitgesproken over alle uitkomstvariabelen h<strong>een</strong>.Item 55 – Fys/Func: Blijvende behandeling is significant gerelateerd met defunctionele toestand. <strong>De</strong> ernstig beperkte personen zijn, behalve 2 gevallen allemaalnog in behandeling. Van de minder ernstige groep is meer dan 1 <strong>op</strong> 4 niet meer inbehandeling. <strong>De</strong>zelfde beslui<strong>ten</strong> gelden bij fysische toestand als uitkomstvariabele.Item 56 – Fys/Func/Psy/Qol: het aantal dagen dat de responden<strong>ten</strong> pijnondervinden heeft <strong>een</strong> sterker verband met Fys en Func dan met Psy en Qol, die erechter wel in mindere, maar significante mate mee gecorreleerd zijn.Item 57 – Fys/Func/Psy/Qol: voor de in<strong>ten</strong>siteit <strong>van</strong> de pijn geldt hetzelfde alshierboven. <strong>De</strong> in<strong>ten</strong>siteit <strong>van</strong> de pijn is verbonden met de mate <strong>van</strong> herstel <strong>op</strong> welkemanier die ook ge<strong>op</strong>erationaliseerd wordt.Item 58 – Fys/Func/Qol: hoe de responden<strong>ten</strong> hun mate <strong>van</strong> herstel inschat<strong>ten</strong>is ook significant gerelateerd met de uitkomstvariabelen, behalve met herstel intermen <strong>van</strong> psychische toestand. Logischerwijze geven de fuctioneel ernstig beperktepersonen minder herstel aan dan de wat minder ernstige gevallen. Hetzelfde geldtvoor fysisch herstel. Ook qua algemene levenskwaliteit geven de ontevreden mensenvaker aan niet hersteld te zijn.Item 59 – Fys/Func/Psy/Qol: dezelfde beslui<strong>ten</strong> als hierboven gelden voor deinschatting <strong>van</strong> de ernst <strong>van</strong> de letsels. Ook t.o.v. psychisch herstel schat<strong>ten</strong> depsychisch heel hoog disfunctionerende personen hun letsels en <strong>gevolge</strong>n veel vakerals ernstig tot heel ernstig in.Item 60 – Fys/Func/Psy: <strong>ten</strong>slotte geven <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> geloof in herstel demeeste responden<strong>ten</strong> aan er niet meer in te geloven. <strong>De</strong>genen die ernstig beperktzijn, geloven in de tweede plaats <strong>een</strong> beetje in herstel; bij de matig beperktepersonen gaat dat <strong>van</strong> <strong>een</strong> beetje tot nogal. Ook bij herstel in termen <strong>van</strong> fysischetoestand wordt ongeveer hetzelfde geobserveerd. Enkel bij de psychisch gezondenzijn er responden<strong>ten</strong> die nog heel veel in herstel geloven. Persoonlijkheidsfactoren (P)Verscheidene subschalen zijn significant gerelateerd aan herstel in termen <strong>van</strong>psychische toestand en in termen <strong>van</strong> globale levenskwaliteit:Steunpunt Verkeersveiligheid 121 RA-2005-60


Inadequatie – Psy/Qol: g<strong>een</strong> enkele respondent die behoort tot de groep <strong>van</strong>psychisch ‘gezonden’ scoort hoog of heel hoog <strong>op</strong> het vlak <strong>van</strong> inadequatie. Bijdegenen die psychisch hoog scoren, scoort bijna de helft hoog tot heel hooginadequaat. Van de responden<strong>ten</strong> die <strong>een</strong> heel hoge mate <strong>van</strong> psychischdisfunctioneren aangeven, scoort ongeveer 3 <strong>op</strong> 4 hoog tot heel hoog. Hetzelfdewordt geobserveerd bij herstel in termen <strong>van</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het leven. <strong>De</strong>genen dieniet tevreden zijn met hun leven in het algem<strong>een</strong>, hebben vaker <strong>een</strong> hoge score dandegenen die niet tevreden / niet ontevreden zijn en vervolgens ook dan degenen diewel tevreden zijn. <strong>De</strong>ze laats<strong>ten</strong> scoren vaker laag en gemiddeld.Sociale inadequatie – Psy: voor de subschaal sociale inadequatie komenbovenstaande redeneringen ook terug, weliswaar enkel voor herstel in termen <strong>van</strong>psychische toestand. <strong>De</strong> sterkte <strong>van</strong> dit verband is ook iets geringer.Verongelijktheid – Psy/Qol: ook voor de subschaal verongelijktheid wordengelijkaardige observaties gemaakt. Hier vindt men bij herstel in termen <strong>van</strong> kwaliteit<strong>van</strong> het leven <strong>op</strong>nieuw <strong>een</strong> verband. <strong>De</strong>genen die niet tevreden zijn over hunlevenskwaliteit hebben vaker <strong>een</strong> heel hoge score <strong>op</strong> de subschaal verongelijktheid.Zelfwaardering – Psy: Psychisch ‘gezonden’ scoren over het algem<strong>een</strong> gemiddeldhoger. <strong>De</strong>genen die psychisch hoog en heel hoog disfunctioneren hebben vaker <strong>een</strong>lage tot heel lage zelfwaardering.c. Samenvatting <strong>van</strong> de resulta<strong>ten</strong>: onderzoeksvraag 1In dit deel werd nagegaan welke variabelen <strong>een</strong> verband vertonen met het al dan niethersteld zijn <strong>van</strong> WAD. Hierbij werd herstel <strong>op</strong> 4 verschillende manierenge<strong>op</strong>erationaliseerd, namelijk in termen <strong>van</strong> fysische toestand, functionele toestand,psychische toestand en herstel in temen <strong>van</strong> globale levenskwaliteit. Uit voorafgaandedelen 71 werd gesuggereerd dat bepaalde significante verbanden <strong>van</strong> variabelen over deverschillende uitkomstvariabelen zouden kunnen variëren. Dat zou er<strong>op</strong> neerkomen datsommige variabelen niet zouden correleren met bepaalde uitkomstvariabelen, maar welmet andere.Voor onderzoeksgroep 1 geldt dat herstel geformuleerd in termen <strong>van</strong> functioneletoestand correleert met herstel geformuleerd in termen <strong>van</strong> fysische toestand enpsychische toestand. <strong>De</strong>ze laatste correleert bovendien ook met herstel in termen <strong>van</strong>kwaliteit <strong>van</strong> het leven. <strong>De</strong> volgende variabelen vertonen <strong>op</strong> alle vier deuitkomstvariabelen <strong>een</strong> verband, wat betekent dat gelijk hoe herstel geformuleerd wordt,die bepaalde variabele <strong>een</strong> rol speelt: Ervaren <strong>van</strong> vermoeidheid in de maanden na het ongeval (item 44) Ervaren <strong>van</strong> depressieve gevoelens in de maanden na het ongeval (item 47) Complicaties bij legale kwesties (item 30) Concentratieproblemen <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (item 39) Vermoeidheid <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (item 45) Problemen gekregen <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> vrijetijdsbesteding (item 49) Problemen gekregen <strong>op</strong> huishoudelijk vlak (item 52) Mate <strong>van</strong> herstel (item 58)Voor onderzoeksgroep 2 geldt dat herstel geformuleerd in termen <strong>van</strong> functioneletoestand correleert met de drie andere uitkomstvariabelen, m.a.w. met herstelgeformuleerd in termen <strong>van</strong> fysische toestand, psychische toestand en globalelevenskwaliteit. <strong>De</strong>ze laatste correleert bovendien ook met herstel in termen <strong>van</strong>psychische toestand. Binnen deze onderzoeksgroep is herstel in termen <strong>van</strong> functionele71 Dit werd onder andere in hoofdstuk 3 weergegeven.Steunpunt Verkeersveiligheid 122 RA-2005-60


toestand beduidend sterk. Als de nadruk gelegd wordt <strong>op</strong> de afzonderlijke variabelen,worden <strong>op</strong>nieuw verbanden gezien met ofwel één of meerdere uitkomstvariabelen. <strong>De</strong>volgende variabelen vertonen <strong>op</strong> alle vier de uitkomstvariabelen <strong>een</strong> verband, watbetekent dat gelijk hoe herstel geformuleerd wordt, die bepaalde variabele <strong>een</strong> rolspeelt: Concentratieproblemen <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek (item 39) Problemen gekregen <strong>op</strong> relationeel vlak (item 50) Problemen gekregen <strong>op</strong> huishoudelijk vlak (item 52) Dagen <strong>van</strong> ervaren pijn (item 56) In<strong>ten</strong>siteit <strong>van</strong> de pijn (item 57) Inschatting <strong>van</strong> de ernst (item 59)Welke factoren <strong>een</strong> rol spelen is afhankelijk <strong>van</strong> de steekproef die getrokken wordt, hoeherstel geformuleerd wordt en hoe de variabelen ge<strong>op</strong>erationaliseerd en <strong>op</strong>gesplitstworden. Enkel concentratieproblemen <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek en problemenondervonden <strong>op</strong> huishoudelijk vlak spelen in beide onderzoeksgroepen <strong>een</strong> statistischsignificante rol. In beide onderzoeksgroepen zijn socio-demografische enpersoonlijkheidsgerelateerde factoren met enkele uitkomstvariabelen gerelateerd, maarnooit met alle uitkomstvariabelen. Voor de andere factoren binnen hetongevalgerelateerde deelgebied en bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> hetonderzoek worden de volledige verbanden (met de 4 uitkomstvariabelen) ook nietgeobserveerd. In al die gevallen correleren de verklarende variabelen met <strong>ten</strong>minste 1uitkomstvariabele (zie tabel 32 en tabel 34). Hieruit kan beslo<strong>ten</strong> worden dat desamenhang tussen de beïnvloedende variabelen en de uitkomstvariabelen in de meestegevallen afhankelijk is <strong>van</strong> hoe herstel geformuleerd wordt.Bij dit onderzoeks<strong>op</strong>zet werd uitgegaan <strong>van</strong> de meerwaarde <strong>van</strong> <strong>een</strong>levenskwaliteitsmeting aan reeds bestaande metingen. Verscheidene items staanall<strong>een</strong> met Qol (herstel in termen <strong>van</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het leven) significant in verband.Andere items staan bijvoorbeeld enkel maar met Fys (herstel in termen <strong>van</strong> fysischetoestand) in verband of enkel met Func (herstel in termen <strong>van</strong> functionele toestand).Iedere manier waar<strong>op</strong> herstel geformuleerd wordt, kan <strong>een</strong> beduidende meerwaardegeven aan <strong>een</strong> studie. Zich beperken tot 1 bepaalde uitkomstvariabele implieert dat erveel informatie over het hoofd gezien wordt. Een globale benadering die de verschillenderele<strong>van</strong>te eindpun<strong>ten</strong> includeert (zowel fysische, functionele, psychische als globalelevenskwaliteit) kan veel meer informatie leveren.4.2.4 Onderzoeksvraag 2: bepalende factoren voor de globale levenskwaliteitDoor middel <strong>van</strong> <strong>een</strong> lineaire regressie-analyse wordt nagegaan welke de meestbepalende factoren zijn voor de globale levenskwaliteit <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> hetonderzoek. Omdat er verwacht wordt dat de mate <strong>van</strong> herstel hierin <strong>een</strong> grote rol speeltworden de analyses apart gedaan voor iedere groep (deze groepsvariabele is gebaseerd<strong>op</strong> de mate <strong>van</strong> herstel). Herstel wordt in dit deel enkel gedefinieerd in termen <strong>van</strong>functionele beperkingen aangezien met deze <strong>op</strong>deling de personen binnen iedereonderzoeksgroep het best verdeeld zijn over de verschillende groepen (func01, func02 enfunc03; zie tabel 14).<strong>De</strong> afhankelijke variabele is de globale levenskwaliteit <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek(ACSA) en de onafhankelijke variabelen zijn de 6 subschalen <strong>van</strong> de SF-20. Voor iederegroep worden twee analyses gepresenteerd: 1) de analyse waarbij al de zes subschalenSteunpunt Verkeersveiligheid 123 RA-2005-60


in de modelformulering vertegenwoordigd zijn (‘enter’-methode) 2) de analyse waarbijenkel de belangrijkste subschalen in de modelformulering vertegenwoordigd zijn. Dit zijnde subschalen die onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar <strong>een</strong> significante bijdrage leveren in hetverklaren <strong>van</strong> de totale variantie <strong>op</strong> de afhankelijke variabele (volgens de ‘forward’-methode).a. Onderzoeksgroep 1 (databank spoeddienst)Onderzoeksgroep 1: g<strong>een</strong> functionele beperkingen<strong>De</strong> resulta<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de regressie-analyses <strong>op</strong> de ACSA-scores <strong>van</strong> de personen uitonderzoeksgroep 1 die g<strong>een</strong> functionele beperkingen meer aangeven wordengepresenteerd in figuur 14. In het eerste deel <strong>van</strong> deze figuur (figuur 14a) worden deresulta<strong>ten</strong> gepresenteerd <strong>van</strong> de analyse met alle subschalen <strong>van</strong> de SF-20. Persubschaal wordt <strong>een</strong> cijfer gepresenteerd dat de relatieve belangrijkheid <strong>van</strong> debetreffende subschaal weergeeft in het verklaren <strong>van</strong> de variantie <strong>op</strong> de globalelevenskwaliteit (gestandaardiseerde beta-coëfficien<strong>ten</strong>, ). <strong>De</strong> totale variantie verklaarddoor de verklarende variabelen in het model wordt onderaan in de figuur weergegeven(R²). <strong>De</strong>ze waarde bedraagt maximaal 1 (d.w.z. alle variantie <strong>van</strong> de afhankelijkevariabele kan voorspeld worden door de verklarende variabelen) en minimaal 0 (d.w.z.de verklarende variabelen hebben helemaal g<strong>een</strong> voorspellende waarde m.b.t. deafhankelijke variabele). Of het model als geheel <strong>een</strong> significante bijdrage levert t.o.v.helemaal g<strong>een</strong> model kan getoetst worden aan de hand <strong>van</strong> <strong>een</strong> variantie-analyse.In het tweede deel <strong>van</strong> de figuur (figuur 14b) worden de resulta<strong>ten</strong> gepresenteerd <strong>van</strong> deanalyse met enkel die subschalen die onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar <strong>een</strong> significante bijdrageleveren in het verklaren <strong>van</strong> de variantie <strong>op</strong> de afhankelijke variabele (te beginnen metde belangrijkste subschaal). Ook in deze figuur worden de gestandaardiseerde betacoëfficien<strong>ten</strong><strong>van</strong> de resterende subschalen gepresenteerd alsook de R² <strong>van</strong> het modelmet de beperkte set <strong>van</strong> subschalen. Een vergelijking <strong>van</strong> deze R² met die <strong>van</strong> het vorigemodel (met alle subschalen) geeft aan in hoeverre het geoorloofd is de minst belangrijkesubschalen uit het model weg te la<strong>ten</strong>.<strong>De</strong> lineaire combinatie <strong>van</strong> de zes subschalen <strong>van</strong> de SF-20 blijkt significant gerelateerdmet de globale levenskwaliteit (F(6,19)=4,67**). Ook voor het model met hetgereduceerde aantal subschalen is dit het geval (F(2,23)=14,10***). Binnen hetvolledige model levert echter g<strong>een</strong> enkele subschaal los <strong>van</strong> de andere subschalen <strong>een</strong>significante bijdrage in het verklaren <strong>van</strong> de variantie <strong>op</strong> de globale levenskwaliteit.Wanneer enkel de belangrijkste subschalen in de modelformulering weerhouden blijvendoor middel <strong>van</strong> de ‘forward’-methode enkel ‘Ervaren gezondheid’ en ‘Lichamelijkepijn’ over. ‘Ervaren gezondheid’ duidt <strong>op</strong> <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> oordeel over de huidigegezondheid en ‘Lichamelijke pijn’ duidt <strong>op</strong> de mate <strong>van</strong> lichamelijke pijn de laatste vierweken. <strong>De</strong>ze laatste vertoont <strong>een</strong> negatief verband (hoe minder men scoort <strong>op</strong>‘Lichamelijke pijn’ hoe beter men zich voelt). Het model met deze twee factoren verklaart55% <strong>van</strong> de totale variantie <strong>op</strong> de globale levenskwaliteit wat slechts <strong>een</strong> fractie minderis dan het model waarin alle subschalen <strong>van</strong> de SF-20 vervat zit<strong>ten</strong>.Steunpunt Verkeersveiligheid 124 RA-2005-60


Gebruikte afkortingen: Lichamelijk Functioneren (LF), Rolvervulling (RV), Sociaal Functioneren(SF), Psychische Gezondheid (PG), Ervaren gezondheid (EG), Lichamelijke Pijn (LP), Quality-oflife(QOL). Legende: a) Model waarbij iedere subschaal deel uitmaakt <strong>van</strong> de modelformulering(‘enter’-methode). b) Model waarbij enkel die subschalen in de modelformulering <strong>op</strong>genomen zijndie onafhankelijk <strong>van</strong> de andere subschalen <strong>een</strong> significante bijdrage leveren (‘forward’-methode).Figuur 14. Onderzoeksgroep 1: g<strong>een</strong> functionele beperkingen. Overzicht <strong>van</strong>de relatieve bijdrage <strong>van</strong> iedere subschaal <strong>van</strong> de SF-20 in het verklaren <strong>van</strong>de globale levenskwaliteit (ACSA).Onderzoeksgroep 1: milde tot gematigde functionele beperkingen<strong>De</strong> lineaire combinatie <strong>van</strong> de zes subschalen <strong>van</strong> de SF-20 is niet significant gerelateerdmet de globale levenskwaliteit (F(6,26)=2,25; zie figuur 15). Het model met hetgereduceerde aantal subschalen blijkt wel significant te zijn (F(1,31)=8,64**). Binnen ditmodel zit enkel de subschaal ‘Psychische gezondheid’ in de modelformulering. Zij betreftde algemene stemming (inclusief depressieve en angstgevoelens) en het psychischwelbevinden <strong>van</strong> de laatste maand. <strong>De</strong> verklaarde variantie bedraagt echter slechts 22%.Gebruikte afkortingen: zie figuur 14. Legende: a) Model waarbij iedere subschaal deel uitmaakt<strong>van</strong> de modelformulering (‘enter’-methode). b) Model waarbij enkel die subschalen in deSteunpunt Verkeersveiligheid 125 RA-2005-60


modelformulering <strong>op</strong>genomen zijn die onafhankelijk <strong>van</strong> de andere subschalen <strong>een</strong> significantebijdrage leveren (‘forward’-methode).Figuur 15. Onderzoeksgroep 1: milde tot gematigde functionele beperkingen.Overzicht <strong>van</strong> de relatieve bijdrage <strong>van</strong> iedere subschaal <strong>van</strong> de SF-20 in hetverklaren <strong>van</strong> de globale levenskwaliteit (ACSA).b. Onderzoeksgroep 2 (vzw Whiplash)Onderzoeksgroep 2: milde tot gematigde functionele beperkingenIn figuur 16 worden de resulta<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de regressie-analyses <strong>op</strong> de ACSA-scores <strong>van</strong> depersonen uit onderzoeksgroep 2 die milde tot gematigde functionele beperkingenaangeven, gepresenteerd. <strong>De</strong> lineaire combinatie <strong>van</strong> de zes subschalen <strong>van</strong> de SF-20 issignificant gerelateerd met de globale levenskwaliteit (F(6,38)=4,82***) alsook delineaire combinatie <strong>van</strong> de twee subschalen die overbleven na het toepassen <strong>van</strong> de‘forward’-methode (F(2,42)=13,68***). In het volledige model blijkt de ‘Psychischetoestand’ onafhankelijk <strong>van</strong> de andere subschalen <strong>een</strong> significante bijdrage te leveren inhet verklaren <strong>van</strong> de variantie <strong>op</strong> de afhankelijke variabele. Ook na het toepassen blijftdeze subschaal aanwezig in het model tesamen met de subschaal ‘Rolverdeling’. <strong>De</strong>zelaatste subschaal geeft weer in welke mate de gezondheid interfereert met de socialeactivitei<strong>ten</strong> (zoals <strong>op</strong> bezoek gaan bij vrienden of naaste familie). Het aantal subschalenbeperken tot deze twee zorgt ervoor dat 40% <strong>van</strong> de totale variantie verklaart wordt watmaar <strong>een</strong> beetje lager is dan de 43% verklaarde variantie wanneer alle subschalen in demodelformulering <strong>op</strong>genomen worden.Gebruikte afkortingen: zie figuur 14. Legende: a) Model waarbij iedere subschaal deel uitmaakt<strong>van</strong> de modelformulering (‘enter’-methode). b) Model waarbij enkel die subschalen in demodelformulering <strong>op</strong>genomen zijn die onafhankelijk <strong>van</strong> de andere subschalen <strong>een</strong> significantebijdrage leveren (‘forward’-methode).Figuur 16. Onderzoeksgroep 2: milde tot gematigde functionele beperkingen.Overzicht <strong>van</strong> de relatieve bijdrage <strong>van</strong> iedere subschaal <strong>van</strong> de SF-20 in hetverklaren <strong>van</strong> de globale levenskwaliteit (ACSA).Onderzoeksgroep 2: ernstige tot complete functionele beperkingenFiguur 17 presenteert de resulta<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de regressie-analyses <strong>op</strong> de ACSA-scores <strong>van</strong> depersonen uit onderzoeksgroep 2 die <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek ernstige totcomplete functionele beperkingen aangeven. <strong>De</strong> lineaire combinatie <strong>van</strong> de zessubschalen <strong>van</strong> de SF-20 blijkt niet significant gerelateerd te zijn met de globaleSteunpunt Verkeersveiligheid 126 RA-2005-60


levenskwaliteit (F(6,21)=1,44). Het gereduceerde model met slechts één subschaal,‘Ervaren gezondheid’ is het wel (F(1,26)=4,69*) doch slechts in geringe mate (15%).Gebruikte afkortingen: zie figuur 14. Legende: a) Model waarbij iedere subschaal deel uitmaakt<strong>van</strong> de modelformulering (‘enter’-methode). b) Model waarbij enkel die subschalen in demodelformulering <strong>op</strong>genomen zijn die onafhankelijk <strong>van</strong> de andere subschalen <strong>een</strong> significantebijdrage leveren (‘forward’-methode).Figuur 17. Onderzoeksgroep 2: ernstige tot complete functionelebeperkingen. Overzicht <strong>van</strong> de relatieve bijdrage <strong>van</strong> iedere subschaal <strong>van</strong> deSF-20 in het verklaren <strong>van</strong> de globale levenskwaliteit (ACSA).c. Samenvatting <strong>van</strong> de resulta<strong>ten</strong>: onderzoeksvraag 2In dit deel werd nagegaan welke de meest bepalende factoren zijn voor de globalelevenskwaliteit <strong>op</strong> het moment dat het onderzoek uitgevoerd werd. <strong>De</strong> tweeonderzoeksgroepen werden <strong>op</strong>gedeeld volgens de mate waarin ze nog functionelebeperkingen ondervonden t.g.v. hun <strong>whiplash</strong>letsel. Uit de resulta<strong>ten</strong> blijkt dat de mate<strong>van</strong> functionele beperking <strong>een</strong> grote invloed heeft <strong>op</strong> de aard <strong>van</strong> de factoren die hetglobale welbevinden beïnvloeden. Voor diegenen die g<strong>een</strong> functionele beperkingen meer ondervinden(onderzoeksgroep 1) zijn het vooral de lichamelijke pijn en de ervaren gezondheiddie gerelateerd zijn met het globale welbevinden. Voor diegenen die milde tot gematigde beperkingen aangeven (zowelonderzoeksgroep 1 als onderzoeksgroep 2) gaat vooral de psychische gezondheid<strong>een</strong> rol spelen in het bepalen <strong>van</strong> de globale levenskwaliteit (eventueel incombinatie met de mate waarin de gezondheid interfereert met de socialeactivitei<strong>ten</strong>).Voor diegenen <strong>ten</strong> slotte die ernstige tot complete functionele beperkingenaangeven (onderzoeksgroep 2) speelt vooral hun eigen oordeel over de huidigegezondheid <strong>een</strong> rol in hun globaal welbevinden.Steunpunt Verkeersveiligheid 127 RA-2005-60


4.2.5 Onderzoeksvraag 3: invloed <strong>van</strong> WAD <strong>op</strong> de globale kwaliteit <strong>van</strong> het levenHiervoor wordt <strong>een</strong> variantie-analyse gebruikt. Omdat er verwacht wordt dat de mate<strong>van</strong> herstel hierin <strong>een</strong> grote rol speelt wordt ook deze variabele mee <strong>op</strong>genomen in deanalyse. Het zijn dus vooral de interactie-effec<strong>ten</strong> die het antwoord <strong>op</strong> dezeonderzoeksvraag bevat<strong>ten</strong>. Een significant interactie-effect geeft aan of de verandering inlevenskwaliteit t.g.v. WAD afhankelijk is <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> herstel. Welke groepen <strong>een</strong>verschil in globale levenskwaliteit vertonen wordt vervolgens nagegaan met <strong>een</strong>paarsgewijze t-test.a. Onderzoeksgroep 1 (databank spoeddienst)Herstel gedefinieerd in termen <strong>van</strong> fysische toestandPer groep (<strong>op</strong>deling in termen <strong>van</strong> fysische klach<strong>ten</strong> en pijn) en per tijdstip worden degemiddelde ACSA-scores berekend en deze worden samen met de betreffendebetrouwbaarheidsintervallen weergegeven in tabel 35. Een visuele representatie <strong>van</strong>deze gegevens kan teruggevonden worden in figuur 18.Tabel 35. Onderzoeksgroep 1 (n=64): gemiddelde ACSA-score en bijhorendebetrouwbaarheidsinterval (95%). Resulta<strong>ten</strong> worden weergegeven per groepen per tijdstip waar<strong>op</strong> geme<strong>ten</strong> werd.Qol(v) Qol(n) nFys01 7,22 (6,38 – 8,05) 7,17 (6,17 – 8,18) 23Fys02 7,39 (6,67 – 8,10) 7,26 (6,39 – 8,12) 31Fys03 7,67 (6,33 – 9,00) 6,00 (4,40 – 7,60) 9Legende: Qol(v): globale levenskwaliteit, voormeting; Qol(n): globale levenskwaliteit, nameting;Fys01: g<strong>een</strong> klach<strong>ten</strong> en/of pijn meer; Fys02: <strong>een</strong> beetje klach<strong>ten</strong> en/of pijn; Fys03: veelklach<strong>ten</strong> en/of pijn.Uit deze gegevens blijkt dat er voor onderzoeksgroep 1 hoog gescoord wordt wat betreftde globale levenskwaliteit en dat er slechts kleine verschillen zijn tussen delevenskwaliteit voor het <strong>whiplash</strong>letsel en de levenskwaliteit <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> hetonderzoek (10 tot 26 maandan na het <strong>whiplash</strong>letsel). Terwijl de daling in levenskwaliteitiets groter is naarmate men aangeeft meer klach<strong>ten</strong> of pijn te ervaren, is deze daling nietuitgesproken. <strong>De</strong>ze resulta<strong>ten</strong> worden bevestigd door de variantie-analyse die uitgevoerdwerd <strong>op</strong> deze ACSA-scores. Beide hoofdeffec<strong>ten</strong> blijken niet significant (F(1,60)=3,33 enF(2,60)=0,24 voor tijdstip <strong>van</strong> meting en groep respectievelijk) en ook het interactieeffectbleek niet significant te zijn (F(2,60)=1,76). Tabel 36 geeft <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> depaarsgewijze contras<strong>ten</strong>. Ook deze tabel geeft aan dat er onafhankelijk <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong>herstel in fysische termen g<strong>een</strong> verschil is in levenskwaliteit tussen de tweemeetmomen<strong>ten</strong>.Steunpunt Verkeersveiligheid 128 RA-2005-60


Gemiddelde ACSA-score1086420Fys01Fys02Fys03VoorTijdsstip <strong>van</strong> de metingNaFiguur 18. Onderzoeksgroep 1 (n=64): gemiddelde ACSA-score in de periodevoor het <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (voor) en <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> hetonderzoek (na). Resulta<strong>ten</strong> zijn weergegeven i.f.v. de mate <strong>van</strong> herstelwaarbij herstel geme<strong>ten</strong> wordt in termen <strong>van</strong> fysische klach<strong>ten</strong> en/of pijn.Tabel 36. Onderzoeksgroep 1 (n=64): gemiddelde verschil in ACSA-scorevoor en na het <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> WAD en bijhorende t-waarde per groep.Qol(n)-Qol(v)t-waardeFys01 -0,04 -0,11Fys02 -0,13 -0,35Fys03 -1,67 -1,27Legende: Qol(v): globale levenskwaliteit, voormeting; Qol(n): globale levenskwaliteit, nameting;Fys01: g<strong>een</strong> klach<strong>ten</strong> en/of pijn meer; Fys02: <strong>een</strong> beetje klach<strong>ten</strong> en/of pijn; Fys03: veelklach<strong>ten</strong> en/of pijn.Herstel gedefinieerd in termen <strong>van</strong> functionele toestandTabel 37 en figuur 19 tonen dezelfde gemiddelde ACSA-scores waarbij deze keer de<strong>op</strong>deling voor de groepsvariabele gebaseerd is <strong>op</strong> de mate <strong>van</strong> herstel in termen <strong>van</strong>functionele beperkingen (NDI-score).Steunpunt Verkeersveiligheid 129 RA-2005-60


Gemiddelde ACSA-scoreTabel 37. Onderzoeksgroep 1 (n=61): gemiddelde ACSA-score en bijhorendebetrouwbaarheidsinterval (95%). Resulta<strong>ten</strong> worden weergegeven per groepen per tijdstip waar<strong>op</strong> geme<strong>ten</strong> werd.Qol(v) Qol(n) nFunc01 7,16 (6,37 – 7,95) 7,44 (6,48 – 8,40) 25Func02 7,47 (6,81 – 8,13) 6,72 (5,92 – 7,52) 36Legende: Qol(v): globale levenskwaliteit, voormeting; Qol(n): globale levenskwaliteit, nameting;Func01: g<strong>een</strong> functionele beperkingen (NDI-score <strong>van</strong> 0 tot 4); Func02: milde tot gematigdefunctionele beperkingen (NDI-score 5 tot 24).108642Func01Func020VoorTijdsstip <strong>van</strong> de metingNaFiguur 19. Onderzoeksgroep 1 (n=61): gemiddelde ACSA-score in de periodevoor het <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (voor) en <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> hetonderzoek (na). Resulta<strong>ten</strong> zijn weergegeven i.f.v. de mate <strong>van</strong> herstelwaarbij herstel geme<strong>ten</strong> wordt in termen <strong>van</strong> functionele beperkingen.Ook wanneer herstel gedefinieerd wordt in termen <strong>van</strong> functionele belemmeringen zijn erg<strong>een</strong> grote verschillen in globale levenskwaliteit <strong>op</strong> te merken. <strong>De</strong>ze resulta<strong>ten</strong> worden<strong>op</strong>nieuw bevestigd door de variantie-analyse <strong>op</strong> deze ACSA-acores. Beide hoofdeffec<strong>ten</strong>blijken niet significant (F(1,59)=0,58 en F(2,59)=0,18 voor tijdstip <strong>van</strong> meting en groeprespectievelijk) en ook het interactie-effect blijkt niet significant te zijn (F(1,59)=2,80).Tabel 38 geeft <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> de paarsgewijze contras<strong>ten</strong>. Uit deze tabel blijkt ook dater onafhankelijk <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> herstel in termen <strong>van</strong> functionele belemmeringen g<strong>een</strong>verschil is in levenskwaliteit tussen de twee meetmomen<strong>ten</strong>, alhoewel het verschil in detweede groep (milde tot gematigde functionele belemmeringen) de significantiebenadert.Steunpunt Verkeersveiligheid 130 RA-2005-60


Tabel 38. Onderzoeksgroep 1 (n=61): gemiddelde verschil in ACSA-scorevoor en na het <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> WAD en bijhorende t-waarde per groep.Qol(n)-Qol(v)t-waardeFunc01 0,28 0,59Func02 -0,75 -1,92Legende: Qol(v): globale levenskwaliteit, voormeting; Qol(n): globale levenskwaliteit, nameting;Func01: g<strong>een</strong> functionele beperkingen (NDI-score <strong>van</strong> 0 tot 4); Func02: milde tot gematigdefunctionele beperkingen (NDI-score 5 tot 24).Herstel gedefinieerd in termen <strong>van</strong> psychische toestandTabel 39 en figuur 20 tonen <strong>op</strong>nieuw dezelfde gemiddelde ACSA-scores waarbij deze keerde <strong>op</strong>deling voor de groepsvariabele gebaseerd is <strong>op</strong> de mate <strong>van</strong> herstel in psychischetermen (psychoneuroticisme-schaal <strong>van</strong> de SCL-90).Tabel 39. Onderzoeksgroep 1 (n=59): gemiddelde ACSA-score en bijhorendebetrouwbaarheidsinterval (95%). Resulta<strong>ten</strong> worden weergegeven per groepen per tijdstip waar<strong>op</strong> geme<strong>ten</strong> werd.Qol(v) Qol(n) nPsy01 7,54 (6,91 – 8,16) 7,51 (6,77 – 8,26) 25Psy02 7,11 (6,16 – 8,06) 6,11 (4,99 – 7,23) 36Legende: Qol(v): globale levenskwaliteit, voormeting; Qol(n): globale levenskwaliteit, nameting;Psy01: score zeer laag tot boven gemiddeld (SCL-90); Psy02: score hoog tot zeer hoog (SCL-90).Steunpunt Verkeersveiligheid 131 RA-2005-60


Gemiddelde ACSA-score108642Psy01Psy020VoorTijdsstip <strong>van</strong> de metingNaFiguur 20. Onderzoeksgroep 1 (n=59): gemiddelde ACSA-score in de periodevoor het <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (voor) en <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> hetonderzoek (na). Resulta<strong>ten</strong> zijn weergegeven i.f.v. de mate <strong>van</strong> herstelwaarbij herstel geme<strong>ten</strong> wordt in termen <strong>van</strong> psychische toestand.Herstel definiëren in termen <strong>van</strong> psychische toestand maakt niet dat er groterewijzigingen in levenskwaliteit geobserveerd worden in de periode voor of 10 tot 26maanden na <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel. <strong>De</strong>ze resulta<strong>ten</strong> worden <strong>op</strong>nieuw bevestigd door devariantie-analyse <strong>op</strong> deze ACSA-scores. Beide hoofdeffec<strong>ten</strong> blijken niet significantalhoewel de groepsvariabele significantie benadert (F(1,57)=2,25 en F(1,57)=3,08 voortijdstip <strong>van</strong> meting en groep respectievelijk) en ook het interactie-effect blijkt nietsignificant te zijn (F(1,57)=2,04). Tabel 40 geeft <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> de paarsgewijzecontras<strong>ten</strong>. Uit deze tabel blijkt dat er nu wel <strong>een</strong> verschil is in levenskwaliteit wanneerenkel de tweede groep genomen wordt (zij die hoog tot zeer hoog scoren <strong>op</strong> depschoneuroticisme-schaal <strong>van</strong> de SCL-90). Zij zijn het minst hersteld qua psychischetoestand en hun levenskwaliteit na het <strong>whiplash</strong>letsel is significant lager dan ervoor.Tabel 40. Onderzoeksgroep 1 (n=59): gemiddelde verschil in ACSA-scorevoor en na het <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> WAD en bijhorende t-waarde per groep.Qol(n)-Qol(v)t-waardePsy01 -0,02 -0,06Psy02 -1,00 -2,64*Legende: Qol(v): globale levenskwaliteit, voormeting; Qol(n): globale levenskwaliteit, nameting;Psy01: score zeer laag tot boven gemiddeld (SCL-90); Psy02: score hoog tot zeer hoog (SCL-90).*p≤0.05Steunpunt Verkeersveiligheid 132 RA-2005-60


Gemiddelde ACSA-scoreb. Onderzoeksgroep 2 (vzw Whiplash)Herstel gedefinieerd in termen <strong>van</strong> fysische toestandOok de tweede onderzoeksgroep wordt <strong>op</strong>gedeeld in groepen. <strong>De</strong>ze <strong>op</strong>deling isgebaseerd <strong>op</strong> de mate waarin ze hersteld zijn waarbij herstel ditmaal gedefinieerd wordtin termen <strong>van</strong> fysische klach<strong>ten</strong> en pijn. Tabel 41 toont en per groep en per tijdstip degemiddelde ACSA-scores en de betreffende betrouwbaarheidsintervallen. Een visuelerepresentatie <strong>van</strong> deze gegevens wordt getoond in figuur 21.Tabel 41. Onderzoeksgroep 2 (n=77): gemiddelde ACSA-score en bijhorendebetrouwbaarheidsinterval (95%). Resulta<strong>ten</strong> worden weergegeven per groepen per tijdstip waar<strong>op</strong> geme<strong>ten</strong> werd.Qol(v) Qol(n) nFys01 8,20 (6,70 – 9,70) 7,40 (5,44 – 9,36) 5Fys02 8,54 (7,83 – 9,26) 6,91 (5,97 – 7,84) 22Fys03 8,18 (7,71 – 8,65) 4,64 (4,02 – 5,26) 50Legende: Qol(v): globale levenskwaliteit, voormeting; Qol(n): globale levenskwaliteit, nameting;Fys01: g<strong>een</strong> klach<strong>ten</strong> en/of pijn meer; Fys02: <strong>een</strong> beetje klach<strong>ten</strong> en/of pijn; Fys03: veelklach<strong>ten</strong> en/of pijn.1086420Fys01Fys02Fys03VoorTijdsstip <strong>van</strong> de metingNaFiguur 21. Onderzoeksgroep 2 (n=77): gemiddelde ACSA-score in de periodevoor het <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (voor) en <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> hetonderzoek (na). Resulta<strong>ten</strong> zijn weergegeven i.f.v. de mate <strong>van</strong> herstelwaarbij herstel geme<strong>ten</strong> wordt in termen <strong>van</strong> fysische klach<strong>ten</strong> en/of pijn.Steunpunt Verkeersveiligheid 133 RA-2005-60


Uit deze gegevens blijkt dat er voor onderzoeksgroep 2 wel verschillen <strong>op</strong>gemerktworden in globale levenskwaliteit: de personen uit deze onderzoeksgroep geven aan <strong>een</strong>hogere globale levenskwaliteit te genie<strong>ten</strong> voor het <strong>whiplash</strong>letsel (in vergelijking met deglobale levenskwaliteit <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek). <strong>De</strong>ze daling in levenskwaliteitis het kleinst voor de personen die minder pijn en klach<strong>ten</strong> aangeven <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong>het onderzoek en deze daling wordt groter naarmate de pijn en de klach<strong>ten</strong> toenemen.<strong>De</strong>ze resulta<strong>ten</strong> worden bevestigd door de variantie-analyse die uitgevoerd werd <strong>op</strong> dezeACSA-scores. <strong>De</strong> gemiddelde scores <strong>van</strong> mins<strong>ten</strong>s 1 groep weken af <strong>van</strong> de gemiddeldescores <strong>van</strong> andere groepen (F(2,74)=7,51**) en globaal werden de ACSA-scores voorhet <strong>whiplash</strong>letsel hoger ingeschat dan <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek(F(1,74)=18,99***). <strong>De</strong>ze twee hoofdeffec<strong>ten</strong> moe<strong>ten</strong> echter in het licht bekekenworden <strong>van</strong> het interactie-effect tussen deze twee variabelen: het verschil tussen devoor- en de nameting bleek niet hetzelfde te zijn voor de drie groepen (F(2,74)=5,44**).Dit wordt bevestigd in de resulta<strong>ten</strong> die gepresenteerd zijn in tabel 42. <strong>De</strong>ze tabel geeft<strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> de paarsgewijze contras<strong>ten</strong>. Hieruit blijkt dat het verschil inlevenskwaliteit <strong>op</strong> de twee meetmomen<strong>ten</strong> enkel significant is voor de twee groepen diehet meeste klach<strong>ten</strong> en pijn rapporteerden <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek.Tabel 42. Onderzoeksgroep 2 (n=77): gemiddelde verschil in ACSA-scorevoor en na het <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> WAD en bijhorende t-waarde per groep.Qol(n)-Qol(v)t-waardeFys01 -0,80 -1,09Fys02 -1,64 -3,95**Fys03 -3,54 -8,41***Legende: Qol(v): globale levenskwaliteit, voormeting; Qol(n): globale levenskwaliteit, nameting;Fys01: g<strong>een</strong> klach<strong>ten</strong> en/of pijn meer; Fys02: <strong>een</strong> beetje klach<strong>ten</strong> en/of pijn; Fys03: veelklach<strong>ten</strong> en/of pijn. ** p ≤ 0,01; *** p ≤ 0,001Herstel gedefinieerd in termen <strong>van</strong> functionele toestandTabel 43 en figuur 22 tonen dezelfde gemiddelde ACSA-scores waarbij deze keer de<strong>op</strong>deling voor de groepsvariabele gebaseerd is <strong>op</strong> de mate <strong>van</strong> herstel in termen <strong>van</strong>functionele beperkingen (NDI-score).Tabel 43. Onderzoeksgroep 2 (n=76): gemiddelde ACSA-score en bijhorendebetrouwbaarheidsinterval (95%). Resulta<strong>ten</strong> worden weergegeven per groepen per tijdstip waar<strong>op</strong> geme<strong>ten</strong> werd.Qol(v) Qol(n) nFunc02 8,19 (7,70 – 8,68) 6,28 (5,63 – 6,92) 47Func03 8,41 (7,79 – 9,04) 4,07 (3,25 – 4,89) 29Legende: Qol(v): globale levenskwaliteit, voormeting; Qol(n): globale levenskwaliteit, nameting;Func02: milde tot gematigde functionele beperkingen (NDI-score <strong>van</strong> 5 tot 24); Func03: ernstigetot complete functionele beperkingen (NDI-score 25+).Steunpunt Verkeersveiligheid 134 RA-2005-60


Gemiddelde ACSA-score108642Func02Func030VoorTijdsstip <strong>van</strong> de metingNaFiguur 22. Onderzoeksgroep 2 (n=76): gemiddelde ACSA-score in de periodevoor het <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (voor) en <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> hetonderzoek (na). Resulta<strong>ten</strong> zijn weergegeven i.f.v. de mate <strong>van</strong> herstelwaarbij herstel geme<strong>ten</strong> wordt in termen <strong>van</strong> functionele beperkingen.Ook wanneer herstel gedefinieerd wordt in termen <strong>van</strong> functionele belemmeringenworden er verschillen in globale levenskwaliteit <strong>op</strong>gemerkt tussen de tweemeetmomen<strong>ten</strong>. <strong>De</strong>ze resulta<strong>ten</strong> worden ook hier bevestigd door de variantie-analyse <strong>op</strong>deze ACSA-scores. Beide hoofdeffec<strong>ten</strong> zijn significant (F(1,74)=105,65*** enF(1,74)=7,99** voor tijdstip <strong>van</strong> meting en groep respectievelijk) en ook het interactieeffectis weer significant (F(1,74)=15,92***). Tabel 44 geeft <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> depaarsgewijze contras<strong>ten</strong>. Uit deze tabel blijkt dat voor beide groepen het verschil inglobale levenskwaliteit significant is.Tabel 44. Onderzoeksgroep 2 (n=76): gemiddelde verschil in ACSA-scorevoor en na het <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> WAD en bijhorende t-waarde per groep.Qol(n)-Qol(v)t-waardeFunc02 -1,91 -5,30***Func03 -4,34 -8,53***Legende: Qol(v): globale levenskwaliteit, voormeting; Qol(n): globale levenskwaliteit, nameting;Func02: milde tot gematigde functionele beperkingen (NDI-score <strong>van</strong> 5 tot 24); Func03: ernstigetot complete functionele beperkingen (NDI-score 25+). ***p ≤ 0,001Herstel gedefinieerd in termen <strong>van</strong> psychische toestandTabel 45 en figuur 23 tonen <strong>op</strong>nieuw dezelfde gemiddelde ACSA-scores waarbij deze keerde <strong>op</strong>deling voor de groepsvariabele gebaseerd is <strong>op</strong> de mate <strong>van</strong> herstel in psychischetermen (psychoneuroticisme-schaal <strong>van</strong> de SCL-90).Steunpunt Verkeersveiligheid 135 RA-2005-60


Gemiddelde ACSA-scoreTabel 45. Onderzoeksgroep 2 (n=74): gemiddelde ACSA-score en bijhorendebetrouwbaarheidsinterval (95%). Resulta<strong>ten</strong> worden weergegeven per groepen per tijdstip waar<strong>op</strong> geme<strong>ten</strong> werd.Qol(v) Qol(n) nPsy01 8,47 (7,70 – 9,25) 7,05 (5,98 – 8,12) 19Psy03 8,50 (7,90 – 9,10) 5,25 (4,43 – 6,07) 32Psy04 8,00 (7,30 – 8,70) 4,52 (3,55 – 5,49) 23Legende: Qol(v): globale levenskwaliteit, voormeting; Qol(n): globale levenskwaliteit, nameting;Psy01: score zeer laag tot boven gemiddeld (SCL-90); Psy03: score hoog (SCL-90); Psy04: scorezeer hoog (SCL-90).1086420Psy01Psy03Psy04VoorTijdsstip <strong>van</strong> de metingNaFiguur 23. Onderzoeksgroep 2 (n=74): gemiddelde ACSA-score in de periodevoor het <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (voor) en <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> hetonderzoek (na). Resulta<strong>ten</strong> zijn weergegeven i.f.v. de mate <strong>van</strong> herstelwaarbij herstel geme<strong>ten</strong> wordt in termen <strong>van</strong> psychische toestand.Herstel definiëren in termen <strong>van</strong> psychische toestand geeft hetzelfde patroon inresulta<strong>ten</strong> als bij de andere definities <strong>van</strong> herstel, <strong>een</strong> patroon dat <strong>op</strong>nieuw bevestigdwordt door de variantie-analyse <strong>op</strong> deze ACSA-acores. Beide hoofdeffec<strong>ten</strong> zijnsignificant (F(1,71)=67,76 en F(2,71)=5,29 voor tijdstip <strong>van</strong> meting en groeprespectievelijk) alsook het interactie-effect tussen deze twee variabelen (F(2,71)=3,44).Tabel 46 geeft <strong>een</strong> overzicht <strong>van</strong> de paarsgewijze contras<strong>ten</strong>. Alle contras<strong>ten</strong> blijkensignificant te zijn.Steunpunt Verkeersveiligheid 136 RA-2005-60


Tabel 46. Onderzoeksgroep 2 (n=74): gemiddelde verschil in ACSA-scorevoor en na het <strong>op</strong>doen <strong>van</strong> WAD en bijhorende t-waarde per groep.Qol(n)-Qol(v)t-waardePsy01 -1,42 -3,13**Psy02 -3,25 -6,61***Psy03 -3,48 -5,10***Legende: Qol(v): globale levenskwaliteit, voormeting; Qol(n): globale levenskwaliteit, nameting;Psy01: score zeer laag tot boven gemiddeld (SCL-90); Psy03: score hoog (SCL-90); Psy04: scorezeer hoog (SCL-90). ** p ≤ 0,01; *** p ≤ 0,001c. Samenvatting <strong>van</strong> de resulta<strong>ten</strong>: onderzoeksvraag 3In dit deel werd nagegaan wat de invloed is <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong> de globalekwaliteit <strong>van</strong> het leven. Bij deze analyses werd rekening gehouden met het feit dat dezeinvloed verschilt naargelang de mate <strong>van</strong> herstel. Daarom werd ook deze variabele meein rekening gebracht bij het beantwoorden <strong>van</strong> deze onderzoeksvraag.Onderzoeksgroep 1 bestond uit personen die 10 tot 26 maanden geleden <strong>een</strong><strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong>liepen t.g.v. <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>. Uit de gegevens bleek dat diegenendie nog niet hersteld zijn <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek <strong>een</strong> lagere globalelevenskwaliteit vertoonden dan in de periode voor het <strong>whiplash</strong>letsel. <strong>De</strong>ze verschillen inglobale levenskwaliteit waren echter niet erg uitgesproken en kwamen enkel duidelijknaar voren wanneer herstel gedefinieerd werd in termen <strong>van</strong> psychische toestand.Voor onderzoeksgroep 2, de personen die gerekruteerd werden via de vzw Whiplash,waren de verschillen in globale levenskwaliteit tussen de twee meetmomen<strong>ten</strong> veelduidelijker. Ook hier werd gevonden dat deze verschillen afhankelijk waren <strong>van</strong> de mate<strong>van</strong> herstel: diegenen die nog het meeste last ondervonden (in zowel fysische,psychische als functionele termen) ervoeren de grootste daling in globale levenskwaliteit.4.3 Methodologische discussieIn deze studie werden twee groepen <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> bestudeerd. Op basis <strong>van</strong> <strong>een</strong>schriftelijke bevraging werd nagegaan welke de <strong>gevolge</strong>n zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel. Omaan te geven wat er met de <strong>gevolge</strong>n bedoeld wordt, moe<strong>ten</strong> twee aspec<strong>ten</strong> benadruktworden. Ten eerste werden de <strong>gevolge</strong>n in deze studie breed <strong>op</strong>gevat. Niet enkelfysische, psychische en sociale aspec<strong>ten</strong> kwamen aan bod in het onderzoek. Ook <strong>een</strong>globale maat <strong>van</strong> welbevinden (de kwaliteit <strong>van</strong> het leven) die <strong>op</strong>gevat kan wordenals <strong>een</strong> overkoepeling <strong>van</strong> al deze aspec<strong>ten</strong> vormde <strong>een</strong> essentieel onderdeel <strong>van</strong> dezestudie.Ten tweede werden niet enkel de <strong>gevolge</strong>n <strong>op</strong> korte termijn beschouwd. Zowel de eersteals de tweede onderzoeksgroep bevatte patiën<strong>ten</strong> die reeds gedurende lange tijd lastondervonden <strong>van</strong> hun nekletsel. Moest dit onderzoek enkel gericht zijn geweest <strong>op</strong> debi<strong>op</strong>sychosociale aspec<strong>ten</strong> vlak na het ongeval zouden heel wat <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> hetnekletsel over het hoofd gezien worden. Een studie die de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len<strong>op</strong> de volksgezondheid tracht na te gaan kan dan ook niet anders dan rekening houdenmet deze <strong>gevolge</strong>n <strong>op</strong> lange termijn.Steunpunt Verkeersveiligheid 137 RA-2005-60


In het vervolg <strong>van</strong> deze paragraaf zal per onderzoeksvraag ingegaan worden <strong>op</strong> enkelemethodologische aspec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> het onderzoek. <strong>De</strong> bespreking en interpretatie <strong>van</strong> deconcrete resulta<strong>ten</strong> wordt gereserveerd voor hoofdstuk 5.4.3.1 Onderzoeksvraag 1: verbanden met het al dan niet herstellen <strong>van</strong> WADIn dit deel werd nagegaan welke variabelen <strong>een</strong> verband vertonen met het al dan niethersteld zijn <strong>van</strong> WAD. Hierbij werd herstel <strong>op</strong> 4 verschillende manierenge<strong>op</strong>erationaliseerd. <strong>De</strong> resulta<strong>ten</strong> bevestigen de hypothese dat andere factoren <strong>een</strong> rolspelen wanneer herstel <strong>op</strong> andere manieren gedefinieerd wordt. <strong>De</strong> factoren dieuitmaken of men na lange tijd bijvoorbeeld nog pijn zal ondervinden (herstel gedefinieerdals fysische pijn en/of last) zijn blijkbaar niet dezelfde als de factoren die bijvoorbeelduitmaken of men na verlo<strong>op</strong> <strong>van</strong> tijd nog tevreden is met zijn leven (herstel gedefinieerdin termen <strong>van</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het leven) 72 . Aangezien goede preventieve acties tervoorkoming <strong>van</strong> chronische WAD gebaseerd zijn <strong>op</strong> de kennis omtrent de beïnvloedendefactoren zal <strong>op</strong> voorhand uitgemaakt moe<strong>ten</strong> worden welke definitie <strong>van</strong> herstelgehanteerd zal worden bij het <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> deze acties (zie ook hoofdstuk 5).Het betrof hier <strong>een</strong> retrospectief design en alle variabelen werden dus noodzakelijkerwijs<strong>op</strong> hetzelfde moment geme<strong>ten</strong>. Er kunnen bijgevolg g<strong>een</strong> uitspraken gedaan worden overde oorzakelijkheid <strong>van</strong> de gevonden verbanden. Indien hier toch uitspraken over gedaanmoe<strong>ten</strong> worden, is verder onderzoek vereist. Een significant verband is wel <strong>een</strong>noodzakelijke voorwaarde om <strong>een</strong> predictieve (risico)factor te zijn. Binnen dit onderzoekbleek bijvoorbeeld de sociale steun die de responden<strong>ten</strong> hebben ervaren (of mis<strong>ten</strong>) g<strong>een</strong>invloed uitoefende <strong>op</strong> <strong>een</strong>der welke uitkomstvariabele 73 .Omdat de aangetoonde verbanden tussen verklarende variabelen (mogelijkerisicofactoren) en herstel afhankelijk zijn <strong>van</strong> de manier waar<strong>op</strong> herstel gedefinieerdwordt, is het moeilijk om te spreken over de risicofactoren <strong>van</strong> WAD. Een mogelijkheid iszich te baseren <strong>op</strong> factoren die consis<strong>ten</strong>t over alle vier de definities <strong>van</strong> herstel <strong>een</strong>significante invloed uitoefenen <strong>op</strong> het herstel (zie tabel 32 en 34, hoofdstuk 4). <strong>De</strong>zeselectie <strong>van</strong> factoren bleken echter vooral factoren te zijn die geldig waren <strong>op</strong> hetmoment <strong>van</strong> het onderzoek zelf en eerder beschouwd kunnen worden als het gevolg <strong>van</strong>de waarde <strong>op</strong> de uitkomstvariabele. Het zou theoretisch kunnen dat ‘vermoeidheid <strong>op</strong> hetmoment <strong>van</strong> het onderzoek’ beïnvloedende factor is <strong>op</strong> alle vier de uitkomstvariabelenmaar waarschijnlijker is dat deze factor eerder <strong>een</strong> gevolg is <strong>van</strong> het uitblijven <strong>van</strong>herstel. <strong>De</strong> verbanden die dus <strong>op</strong> deze manier geobserveerd werden (door teveralgemenen over alle vier de definities <strong>van</strong> herstel) zijn minder aangewezen om er <strong>een</strong>beter beleid aangaande preventieve acties <strong>op</strong> te baseren.Bij het beantwoorden <strong>van</strong> onderzoeksvraag 1 werd voor iedere uitkomstvariabele (demanier waar<strong>op</strong> de mate <strong>van</strong> herstel ge<strong>op</strong>erationaliseerd was) weergegeven welkefactoren er <strong>een</strong> verband mee vertonen. Er werd herhaaldelijk gesteld dat het definiëren<strong>van</strong> herstel in termen <strong>van</strong> globale levenskwaliteit <strong>een</strong> meerwaarde was voor ditonderzoek. Hierbij werd er <strong>van</strong>uit gegaan dat globale levenskwaliteit <strong>een</strong> overkoepelendconstruct was <strong>van</strong> de andere uitkomstvariabelen (de globale levenskwaliteit wordtbepaald door zowel fysisch, psychische als functionele aspec<strong>ten</strong>). In dat geval zou erechter ook <strong>een</strong> significant verband moe<strong>ten</strong> geobserveerd worden tussen de globalelevenskwaliteit en de andere drie uitkomstvariabelen wat niet altijd uitkwam. Ookvertoonden sommige verklarende variabelen <strong>een</strong> verband met <strong>een</strong> andereuitkomstvariabele zonder <strong>een</strong> significant verband te vertonen met de globale72 Omdat significantieniveau <strong>van</strong> 5% gehanteerd werd, wordt 1/20 <strong>van</strong> de verbanden verkeerdelijk significantbevonden. Daar het echter om <strong>een</strong> exploratief piloot-project gaat, werd gekozen er niet voor te corrigeren. <strong>De</strong>globale conclusie zou bovendien niet verschillen door het gebruik <strong>van</strong> deze correctie.73 <strong>De</strong> resulta<strong>ten</strong> <strong>van</strong> deze vragenlijst (SSL) vertoonden te weinig variantie over de verschillende responden<strong>ten</strong>.Steunpunt Verkeersveiligheid 138 RA-2005-60


levenskwaliteit. <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> de globale levenskwaliteit als<strong>op</strong>erationalisatie <strong>van</strong> herstel is dus niet gelegen in het feit dat deze meting kan gebruiktworden als <strong>een</strong> ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> de andere drie aspec<strong>ten</strong> (fysieke, psychische enfunctionele toestand) maar eerder dat ze er <strong>een</strong> noodzakelijke aanvulling <strong>op</strong> is.4.3.2 Onderzoeksvraag 2: bepalende factoren voor de globale levenskwaliteitIn dit deel werd nagegaan <strong>op</strong> welke factoren het oordeel over de globale levenskwaliteitgebaseerd was. Hiervoor werd iedere onderzoeksgroep <strong>op</strong>gedeeld volgens de mate <strong>van</strong>herstel (in functionele termen). <strong>De</strong> resulta<strong>ten</strong> gaven aan dat binnen iedereonderzoeksgroep de mate <strong>van</strong> herstel in grote mate bepaalde <strong>op</strong> welke aspec<strong>ten</strong> hetglobale oordeel over de levenskwaliteit gebaseerd was.Het pakket <strong>van</strong> vragenlijs<strong>ten</strong> waaraan de personen uit de twee onderzoeksgroepenonderworpen werden, was om<strong>van</strong>grijk. Om die reden werd de SF-20 gebruikt i.p.v. deSF-36 om de verschillende deelaspec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de globale levenskwaliteit te me<strong>ten</strong>. <strong>De</strong>verkorte versie <strong>van</strong> dit multidimensionele meetinstrument <strong>van</strong> de levenskwaliteit hadinderdaad als voordeel dat daarmee het totaal aantal vragen dat beantwoord moestworden, werd verkleind. Er waren echter ook nadelen verbonden aan deze keuze.Doordat er t.o.v. het originele meetinstrument items wegvielen waren sommigesubschalen <strong>van</strong> de SF-20 slechts gebaseerd <strong>op</strong> twee items wat zijn consequenties heeftvoor validiteit en betrouwbaarheid <strong>van</strong> het meetinstrument.Om de globale levenskwaliteit te me<strong>ten</strong> werd gebruik gemaakt <strong>van</strong> de ACSA. Doordat delevenskwaliteit aangegeven werd door deze te positioneren t.o.v. de levenskwaliteit <strong>op</strong>het moment waar<strong>op</strong> de respondent het meest en het minst gelukkig was, kon dezevariabele als metrische variabele beschouwd worden (de verschillen tussen deverschillende waarden <strong>van</strong> de schaal zijn interpreteerbaar), wat <strong>een</strong> grote meerwaarde ist.o.v. de conventionele bevraging. Toch moet er ook <strong>een</strong> kanttekening geplaatst wordenbij het gebruik <strong>van</strong> dit meetinstrument. Om de exacte bedoeling er<strong>van</strong> uit te leggen,moest heel wat uitleg gegeven worden en dat <strong>op</strong> <strong>een</strong> redelijk omslachtige manier.<strong>De</strong>sondanks werd deze vraag niet door ieder<strong>een</strong> <strong>op</strong> <strong>een</strong> goede manier ingevuld (gebrekaan concentratie, gebrek aan motivatie, …). Dit kon afgeleid worden uit het feit dat erbijvoorbeeld soms twee antwoorden gegeven werden. In verder onderzoek moet er zekerrekening gehouden worden met de afweging tussen de duidelijkheid <strong>van</strong> de instructies<strong>van</strong> de gebruikte meetinstrumen<strong>ten</strong> en de uitgebreidheid er<strong>van</strong>. Een onderzoekspakketdat minder omslachtig is, zou het concentratiepeil <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> minderbenadelen, zodat de ACSA <strong>op</strong> <strong>een</strong> correctere manier ingevuld kan worden. Vast staat datface-to-face bevraging met ACSA goed werkt, maar de methode zou in <strong>een</strong> uitgebreidvragenpaket wel <strong>een</strong>s te veel nadenken vereisen.4.3.3 Onderzoeksvraag 3: invloed <strong>van</strong> WAD <strong>op</strong> de globale levenskwaliteitHet beantwoorden <strong>van</strong> deze vraag bestond erin <strong>een</strong> vergelijking te maken tussen delevenskwaliteit zoals die <strong>op</strong> twee verschillende momen<strong>ten</strong> in de tijd ervaren werd: deperiode voor het betreffende <strong>verkeersongeval</strong> en het moment <strong>van</strong> het onderzoek zelf. Infunctie <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> herstel konden inderdaad verschillen in levenskwaliteitaangetoond worden. Dit verschil in levenskwaliteit is echter veel groter voor de tweedeonderzoeksgroep. Alhoewel g<strong>een</strong> rechtstreekse vergelijking mogen gemaakt wordentussen de twee onderzoeksgroepen (ze werden immers <strong>op</strong> geheel andere wijzeSteunpunt Verkeersveiligheid 139 RA-2005-60


gerekruteerd) kan hieruit wel afgeleid worden dat de afwezigheid <strong>van</strong> <strong>een</strong> groot effectbinnen de eerste onderzoeksgroep niet te wij<strong>ten</strong> is aan de ongevoeligheid <strong>van</strong> hetgebruikte meetinstrument. In dat geval zou ook binnen onderzoeksgroep 2 g<strong>een</strong> grooteffect geobserveerd kunnen worden.Binnen iedere onderzoeksgroep zijn de resulta<strong>ten</strong> vrij gelijkaardig wanneer de analysesmet de verschillende uitkomstvariabelen met elkaar vergeleken worden. Dit is nietverwonderlijk aangezien er uit de resulta<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksvraag 1 bleek dat er heel watverbanden bestonden tussen de uitkomstvariabelen onderling. Toch kan gesteld wordendat binnen onderzoeksgroep 1 het patroon meer uitgesproken is wanneer herstelgedefinieerd wordt in termen <strong>van</strong> psychische toestand. Dit zou er <strong>op</strong> kunnen wijzen dathet verschil in levenskwaliteit tussen de twee momen<strong>ten</strong> (voor en na het <strong>whiplash</strong>letsel)in grote mate bepaald werd door de psychische toestand <strong>van</strong> de respondent. <strong>De</strong>zeinterpretatie wordt gesteund door de observatie in onderzoeksvraag 2 dat voor diegenendie niet hersteld waren (in functionele termen) het vooral de psychische toestand was diebepalend was voor de huidige globale levenskwaliteit.Tenslotte moet nogmaals <strong>op</strong>gemerkt worden dat het hier om <strong>een</strong> retrospectief designgaat. Vooral de meting <strong>van</strong> de globale levenskwaliteit in de periode voor het<strong>whiplash</strong>letsel kan daardoor vertekend zijn. Omdat de respondent zich moet herinnerenhoe hij zich voelde <strong>op</strong> <strong>een</strong> moment dat reeds enige tijd voorbij is kan dit oordeel <strong>een</strong>vertekening bevat<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de werkelijke levenskwaliteit <strong>op</strong> dat moment. Dat er <strong>een</strong>vertekening zou <strong>op</strong>treden die te maken heeft met het feit dat er beroep moet gedaanworden <strong>op</strong> het geheugen kan enigszins afgeleid worden uit de resulta<strong>ten</strong> <strong>van</strong>onderzoeksgroep 2. Zij vertoonden immers <strong>een</strong> hogere gemiddelde globalelevenskwaliteit dan de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1. Dit zou er <strong>op</strong> kunnenwijzen dat de periode voor het <strong>whiplash</strong>letsel door de tweede onderzoeksgroep als veelrooskleuriger ingeschat wordt. Een alternatieve verklaring zou kunnen zijn dat deresponden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 hun levenskwaliteit voor het <strong>whiplash</strong>letsel veelnegatiever inschat<strong>ten</strong> maar het feit dat de gemiddelde duur tussen het <strong>whiplash</strong>letsel enhet moment <strong>van</strong> het onderzoek veel groter was voor onderzoeksgroep 2 in vergelijkingmet die <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 lijkt de eerste verklaring te ondersteunen.Om geheugenvertekeningen te vermijden zal men moe<strong>ten</strong> werken met <strong>een</strong> prospectiefdesign waarbij de levenskwaliteit bijvoorbeeld bevraagd wordt vlak na het <strong>op</strong>l<strong>op</strong>en <strong>van</strong><strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel. Op deze manier worden grote vertekeningen vermeden en kunnen deverschillen in levenskwaliteit tussen de twee momen<strong>ten</strong> nauwkeuriger en <strong>op</strong> <strong>een</strong> meervalide manier geme<strong>ten</strong> worden.Steunpunt Verkeersveiligheid 140 RA-2005-60


5 . G L O B A L E O M K A D E R I N G V A N D E R E S U L T A T E N5.1 Plaatsing <strong>van</strong> de resulta<strong>ten</strong> binnen de beschreven literatuur5.1.1 Methodologische beperkingenVooraleer in te gaan <strong>op</strong> de conclusies <strong>van</strong> deze studie, is het belangrijk aan te geven dater beperkingen zijn. Met deze tekor<strong>ten</strong> moet rekening gehouden worden bij deinterpretatie <strong>van</strong> de resulta<strong>ten</strong>. Enkele algemene methodologische problemen wordenhier kort aangegeven.a. Patiënt-gecentreerdheid <strong>van</strong> dit onderzoekTen eerste betreft deze studie het standpunt <strong>van</strong> de patiënt. Behalve het gebruik <strong>van</strong> deICD-9 code als belangrijk inclusiecriterium bij onderzoeksgroep 1 wordt) er nietuitgegaan <strong>van</strong> precieze medische gegevens of de visie <strong>van</strong> <strong>een</strong> arts. Omtrent alleingewonnen gegevens werd enkel de patiënt zelf bevraagd, zonder betrokkenheid <strong>van</strong> debehandelde arts of ander medisch personeel. Dit is anderzijds <strong>een</strong> meerwaarde t.o.v.andere studies die vaak de visie <strong>van</strong> de patiënt bui<strong>ten</strong> beschouwing la<strong>ten</strong>. Het nadeel <strong>van</strong>deze werkwijze is echter dat bepaalde rele<strong>van</strong>te medische gegevens niet in beschouwingkunnen genomen worden.b. Retrospectief design en oorzakelijkheidstoeschrijvingTen tweede moet iets gezegd worden over het gebruikte design. Om de <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong><strong>een</strong> bepaalde gebeur<strong>ten</strong>is <strong>op</strong> lange termijn na te gaan kan gebruik gemaakt worden <strong>van</strong><strong>een</strong> prospectief of <strong>een</strong> retrospectief design. In tegenstelling tot <strong>een</strong> prospectief design ishet bij <strong>een</strong> retrospectief design veel moeilijker om oorzakelijke interpretaties te gevenaan de verbanden die binnen de studie blootgelegd worden. Omdat beide variabelenwaartussen <strong>een</strong> verband gevonden wordt <strong>op</strong> hetzelfde moment geme<strong>ten</strong> worden, kan inprincipe niet uitgemaakt worden welke de oorzaak is en welke het gevolg. Om in ditgeval oorzakelijke interpretaties te geven moet er beroep gedaan worden <strong>op</strong> externeinformatie (andere studies, logica, intuïtie, …). In deze studie wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong><strong>een</strong> retrospectief design. Er moet bijgevolg rekening gehouden worden metbeperkingen die daaraan gebonden zijn. In sommige gevallen kan de oorzakelijkheid <strong>van</strong><strong>een</strong> verband aangegeven worden <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> externe informatie. Het is bijvoorbeeld vrijlogisch dat het niet in zijn recht zijn <strong>een</strong> oorzakelijke factor kan zijn <strong>van</strong> latere pijn enklach<strong>ten</strong>, want de ongevalsverantwoordelijkheid is objectief, ligt in principe met<strong>een</strong> vast,en de latere toestand kan er g<strong>een</strong> invloed <strong>op</strong> hebben. In andere gevallen is <strong>een</strong><strong>een</strong>duidige interpretatie <strong>van</strong> de oorzakelijke zin <strong>van</strong> het verband moeilijker te maken. Is<strong>een</strong> lage score <strong>op</strong> psychische toestand de oorzaak <strong>van</strong> <strong>een</strong> lage levenskwaliteit of zorgtde lage levenskwaliteit voor de problemen <strong>op</strong> psychisch vlak? Bij dergelijke verbandenmoet men voorzichtig zijn met oorzakelijke interpretaties.c. Vergelijkbaarheid <strong>van</strong> de studiegroepenEen derde methodologisch aspect waarmee rekening dient gehouden te worden, is methet aspect dat er twee verschillende groepen onderzocht werden. Het is aanlokkelijkom de twee groepen met elkaar te vergelijken en de ene als controle te beschouwen voorSteunpunt Verkeersveiligheid 141 RA-2005-60


de andere. <strong>De</strong> twee groepen <strong>van</strong> patiën<strong>ten</strong> zijn echter veel te verschillend <strong>op</strong>dat men deresulta<strong>ten</strong> rechtstreeks zou kunnen vergelijken. Ze zijn elk uit <strong>een</strong> andere p<strong>op</strong>ulatiegerekruteerd, hebben verschillende inclusiecriteria, andere kenmerken, enz… Binnendeze studie werden de groepen elk <strong>op</strong> zich behandeld. Ze mogen niet samengenomenworden. Verschillende onderzoeksresulta<strong>ten</strong> tussen de twee groepen kunnen nooit<strong>een</strong>duidig aan één of ander verschil toegeschreven worden, maar kunnen in principe metalle verschillen tussen de groepen te maken hebben. Omdat binnen deze studie de tweeonderzoeksgroepen elk <strong>op</strong> zich behandeld werden, lijkt het <strong>een</strong> probleem dat er voorbeide onderzoeksgroepen g<strong>een</strong> controlegroep gebruikt werd. Het is enkel voor degestandaardiseerde tes<strong>ten</strong> dat er normgegevens voorhanden waren. Om toch rele<strong>van</strong>teverbanden aan te tonen, werden daarom binnen iedere onderzoeksgroep verdere<strong>op</strong>delingen gemaakt (<strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> herstel). <strong>De</strong>ze werkwijze maakte hetmogelijk om binnen de onderzoeksgroep zelf verbanden aan te geven die welgeïnterpreteerd konden worden 74 .Tenslotte moet er <strong>op</strong> gewezen worden dat het om <strong>een</strong> pilootstudie gaat die beperkt isin <strong>op</strong>zet en om<strong>van</strong>g, en slechts tot toetsbare hypotheses kan leiden. Met het beschikbarebudget was in één jaar g<strong>een</strong> definitieve en decisieve studie mogelijk. <strong>De</strong>ze studie ging uit<strong>van</strong> algemene en brede veronderstellingen, en resulteert in precieze en toetsbarehypothesen. <strong>De</strong> gevonden mogelijke oorzakelijke factoren kunnen getoetst worden ingrootschalig onderzoek. Het beperkt aantal responden<strong>ten</strong> dat in het deel over demogelijke verbanden (zie onderzoeksvraag 1) de analyses noodzakelijkerwijs beperktblijven tot het nagaan <strong>van</strong> univariate verbanden. Het is bijgevolg mogelijk dat <strong>een</strong>deel <strong>van</strong> de gevonden verbanden niet betekenisvol of oorzakelijk zijn. Dit kan gebeurenwanneer deze variabele zelf in verband staat met <strong>een</strong> andere verklarende variabele diewél <strong>een</strong> invloed uitoefent <strong>op</strong> de uitkomstvariabele. Voor de invloed <strong>van</strong> demultidimensionele bevraging <strong>van</strong> QOL <strong>op</strong> de globale QOL (onderzoeksvraag 2) werd voordeze schijnverbanden 75 gecontroleerd door de verklarende variabelen samen in <strong>een</strong>regressiemodel te plaatsen. Voor deze analyse was het aantal verklarende variabelenimmers beperkt, waardoor de onderzochte p<strong>op</strong>ulatie groot genoeg was. Voor de overigeverklarende variabelen (onderzoeksvraag 1) was de onderzochte p<strong>op</strong>ulatie echter te kleinom te controleren voor eventuele schijnverbanden. Er moet dus <strong>op</strong>nieuw met grotevoorzichtigheid omgesprongen worden bij de interpretatie <strong>van</strong> deze verbanden.In de volgende onderdelen worden de resulta<strong>ten</strong> telkens geïnterpreteerd engepresenteerd binnen het kader <strong>van</strong> de literatuurgegevens.5.1.2 Epidemiologie <strong>van</strong> WADIn België zijn er g<strong>een</strong> cijfers ter beschikking die <strong>een</strong> duidelijk beeld scheppen <strong>van</strong> deincidentie en prevalentie <strong>van</strong> WAD. Er werd reeds gewezen <strong>op</strong> het feit dat er langsverschillende manieren hier<strong>op</strong> zicht kan gekregen worden. Elke manier heeft zijnbeperkingen, voordelen en nadelen. Een manier om meer <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> te kunnenbereiken, is te werken met de cijfergegevens afkomstig <strong>van</strong> ziekenhuizen, meer bepaald<strong>van</strong> de spoeddiens<strong>ten</strong>. <strong>De</strong>ze gegevensbron is echter ook niet volledig (zie tekstbox 1,hoofdstuk 2), onder andere omdat niet alle <strong>whiplash</strong>slachtoffers in <strong>een</strong> dienstspoedgevallen terechtkomen. Dat bleek onder andere ook uit ons onderzoek. Bij deresponden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 die bijna nog allemaal te lijden hebben onder WADbleek dat niet ieder<strong>een</strong> <strong>een</strong> dienst spoedgevallen had bezocht. Een groot deel <strong>van</strong> dieslachtoffers hebben rechtstreeks hun huisarts bezocht. <strong>De</strong> incidentie en prevalentie <strong>van</strong>74 Op die manier konden bijvoorbeeld binnen onderzoeksgroep 1 herstelden als controlegroep dienen voor nietherstelden.75 Alhoewel het om echte verbanden gaat is de oorzakelijkheid er<strong>van</strong> niet duidelijk.Steunpunt Verkeersveiligheid 142 RA-2005-60


WAD kan dus niet gebaseerd worden <strong>op</strong> cijfergegevens die afkomstig zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong> dienstspoedgevallen. Een bevolkingsonderzoek lijkt onontkomelijk.5.1.3 Oorzaken <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>Dit onderzoek bevestigt dat <strong>whiplash</strong>letsels het meest voorkomen tgv <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong>: ongeveer 93% <strong>van</strong> de personen binnen de dienst spoedgevallen alsbinnen de zelfhulpgroep. Bijgevolg is het in de eerste plaats belangrijk om het aantal<strong>verkeersongeval</strong>len te beperken. Dit valt hier echter volledig bui<strong>ten</strong> het onderzoeks<strong>op</strong>zet.Recente literatuur (Richter et al., 2004; von Koch et al., 1995; Morris & Thomas, 1996)heeft gewezen <strong>op</strong> het feit dat <strong>whiplash</strong>letsels het meest voorkomen bij frontale botsingenof botsingen met meerdere aanrijdingen. In dit onderzoek werd dit echter niet bevestigd.<strong>De</strong> meeste botsingen waarbij het <strong>whiplash</strong>letsel <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en werd, waren k<strong>op</strong>staartbotsingen.Toch moet gewezen <strong>op</strong> het feit dat <strong>whiplash</strong>letsels <strong>op</strong>treden bijbotsingen <strong>van</strong>uit alle richtingen. Dit wordt ook geobserveerd binnen deze studie.5.1.4 Vervoerstechnische factorenSpecifiek rond het vermijden <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels werd al gewezen <strong>op</strong> het belang <strong>van</strong> dehoofdsteun en de rugleuning. Indien deze twee adequaat gebruikt en gepositioneerdworden, kunnen <strong>whiplash</strong>letsels vermeden worden. In dit onderzoek rapporteerden demeeste responden<strong>ten</strong> dat <strong>een</strong> hoofdsteun aanwezig was die naar hun mening in demeeste gevallen juist gepositioneerd was. Een vierde geeft echter wel aan niet meer tewe<strong>ten</strong> of de hoofdsteun wel goed gepositioneerd was. Het zou kunnen dat de hypothesedat vele hoofdsteunen niet goed afgesteld staan <strong>op</strong> patiën<strong>ten</strong> kan getoetst worden. Ditwas echter g<strong>een</strong> hoofdvraagstelling <strong>van</strong> onze studie. Aanslui<strong>ten</strong>d hierbij speelt de positie<strong>van</strong> de rugleuning ook <strong>een</strong> rol. <strong>De</strong> combinatie <strong>van</strong> deze twee factoren zou het onderwerpkunnen zijn <strong>van</strong> toekomstig onderzoek m.b.t. vervoerstechnische aspec<strong>ten</strong> <strong>van</strong>voorkoming <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels.I.v.m. de airbags kan gesteld worden dat in de meeste gevallen deze niet geactiveerdzijn geweest. Een verklaring kan zijn dat in de meeste ongevallen die <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letselals gevolg hebben de <strong>impact</strong> niet heel groot is. Hierbij moet er ook rekening meegehouden worden dat airbags in de oudere wagens nog niet ingebouwd waren. <strong>De</strong>zetwee aspec<strong>ten</strong> verklaren het lage percentage <strong>van</strong> activering. Uit het onderzoek bleek datin de gevallen waar de airbags wel geactiveerd waren, de responden<strong>ten</strong> nog altijd las<strong>ten</strong>/of pijn ondervinden. Verder onderzoek zal nodig zijn om het verband na te gaantussen de airbag en fysisch herstel. Bovenstaand verband kan het gevolg zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong>zwaardere <strong>impact</strong> met <strong>een</strong> initieel zwaarder letsel ofwel heeft het activeren <strong>van</strong> de airbagwerkelijk <strong>een</strong> negatieve invloed <strong>op</strong> het ontstaan <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel.5.1.5 WhiplashletselsIn dit retrospectief onderzoek werd g<strong>een</strong> uitvoerige medische informatie ingewonnenover de letsels onmiddellijk na de <strong>whiplash</strong>. Wel was onderzoeksgroep 1 samengesteld <strong>op</strong>basis <strong>van</strong> <strong>een</strong> ICD-9 code die tijdens de <strong>op</strong>name binnen de dienst spoedgevallen gegevenwerd. Het letsel geldt bijgevolg als <strong>een</strong> inclusiecriterium. Voor onderzoeksgroep 2 werdenechter <strong>op</strong> dit vlak g<strong>een</strong> medische gegevens ingewonnen. <strong>De</strong> medische aspec<strong>ten</strong> omtrenthet letsel behoorden niet tot de doelstellingen <strong>van</strong> dit onderzoek.Steunpunt Verkeersveiligheid 143 RA-2005-60


Wat er wel rond de letsels kan meegedeeld worden is informatie rond het letseltype. <strong>De</strong>ICD-9 code 847.0 die als inclusiecriterium geldt binnen onderzoeksgroep 1 staat voor‘sprain of the neck’ of nekverstuiking. <strong>De</strong>ze code wordt gebruik voor de diagnose <strong>van</strong><strong>whiplash</strong> binnen de spoedgevallen. <strong>De</strong>ze diagnose of letselvorm kan geplaatst wordenbinnen het klinisch classificatiesysteem dat geldt voor <strong>whiplash</strong>letsels en WAD (zie tabel2). <strong>De</strong>ze code omvat niet alle <strong>whiplash</strong>letsels: de ernstigste, graad IV (fracturen ofdislocaties), valt erbui<strong>ten</strong>. <strong>De</strong> diagnose ‘sprain of the neck’ betreft waarschijnlijk vooralde graden I en II. Binnen onderzoeksgroep 1 kwamen dus allicht g<strong>een</strong> personen voormet de ernstiger letseltypes die <strong>een</strong> andere ICD-9 code gekregen hebben. Ernstigere<strong>whiplash</strong>gevallen zijn misschien wel terug te vinden binnen onderzoeksgroep 2. Daaroverbestaat echter g<strong>een</strong> zekerheid aangezien dergelijke gegevens voor deze groep nietkonden ingewonnen worden. <strong>De</strong>ze hypothese wordt wel gesteund door corroborerendegegevens over onderzoeksgroep 2 76 .Onderzoeksgroep 2 is uit <strong>een</strong> wezenlijk andere p<strong>op</strong>ulatie afkomstig dan onderzoeksgroep1. <strong>De</strong> verschillen kunnen reeds <strong>op</strong> het vlak <strong>van</strong> het letseltype liggen: allicht ernstiger danin onderzoeksgroep 1. Op diverse vlakken rapporteren de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong>onderzoeksgroep 2 meer last: ze hebben zwaarder te lijden onder hun klach<strong>ten</strong>; zegeven meer psychologische problemen en/of functionele belemmeringen aan; hunlevenstevredenheid schat<strong>ten</strong> ze lager in. Dit bevestigt het vermoeden dat deresponden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 initieel zwaardere letsels hadden dan inonderzoeksgroep1. Dit blijkt o.a. ook uit de meerdere ondergane behandelingen. Dat zouenerzijds kunnen wijzen <strong>op</strong> <strong>een</strong> initieel zwaarder letsel binnen deze onderzoeksgroep,maar kan anderzijds ook het gevolg zijn <strong>van</strong> hun aanslepende klach<strong>ten</strong>, losstaand <strong>van</strong> deernst <strong>van</strong> het initiële letsel. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met het feit dathet <strong>verkeersongeval</strong> bij de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 langer geleden isgebeurd, waardoor ze ook meer behandelingen hebben kunnen ondergaan.Bovenstaande beschouwingen kunnen nader getoetst worden in <strong>een</strong> andere studie.5.1.6 Symptomen en klach<strong>ten</strong><strong>De</strong> meest vermelde klach<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> zijn pijnen. Nekpijn wordt het meestgerapporteerd gevolgd door hoofdpijn en rugpijn. Een aantal responden<strong>ten</strong> geven nogbijkomende klach<strong>ten</strong> zoals misselijkheid, duizeligheid, één of ander psychisch probleem,… Andere klach<strong>ten</strong> (concentratie/geheugen problemen, vermoeidheid, depressievegevoelens) worden veel minder spontaan aangegeven dan na expliciete bevraging.Binnen onderzoeksgroep 2 komen dergelijke klach<strong>ten</strong> <strong>van</strong> bij 34% (depressievegevoelens in de eerste week na het ongeval) tot bij 93% (concentratieproblemen in demaanden na het ongeval) <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> voor. Binnen onderzoeksgroep 1 is dit<strong>van</strong> 16% (geheugenproblemen in de maanden na het ongeval) tot 67% (last <strong>van</strong>vermoeidheid in de eerste maanden <strong>van</strong> het ongeval). Hier moet wel rekening gehoudenworden met de heterogeniteit <strong>van</strong> de groep: <strong>een</strong> deel er<strong>van</strong> is hersteld terwijl de andereresponden<strong>ten</strong> nog blijvende klach<strong>ten</strong> en/of pijn rapporteren. Uit tabel 32 bleek immersdat diegenen die hersteld zijn (ofwel volgens de fysische, psychische of functioneletoestand of in termen <strong>van</strong> globale levenskwaliteit) beduidend minder problemen <strong>op</strong> vlak<strong>van</strong> concentratie, geheugen, vermoeidheid en depressieve gevoelens aangeven. Andereklach<strong>ten</strong> dan pijn zijn belangrijk binnen het klinische beeld <strong>van</strong> WAD.<strong>De</strong> prevalentie <strong>van</strong> sommige klach<strong>ten</strong> lijkt toe te nemen met de tijd.Concentratieproblemen nemen in onderzoeksgroep 2 met 13% toe tussen de eerste week76 <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 zijn bijvoorbeeld vaker <strong>op</strong>genomen geweest in <strong>een</strong> ziekenhuis.Initiële lichte letsels vragen g<strong>een</strong> residentiële <strong>op</strong>name, terwijl ernstiger letsels in vele gevallen wel <strong>een</strong> <strong>op</strong>namevereisen. Ook kan het feit dat de responden<strong>ten</strong> binnen onderzoeksgroep 2 nog veel klach<strong>ten</strong> en/of last vertonenal initieel zwaardere letsels verantwoorden.Steunpunt Verkeersveiligheid 144 RA-2005-60


na het ongeval en maanden na het ongeval 77 . Voor geheugenstoornissen is deze stijging25%, voor vermoeidheid 5% en voor depressieve gevoelens 33%. Dat wijst <strong>op</strong> het feitdat bepaalde klach<strong>ten</strong> slechts in tweede instantie, dus pas na verlo<strong>op</strong> <strong>van</strong> tijd kunnen<strong>op</strong>duiken. Het pathogenetisch mechanisme hiervoor is onduidelijk: laattijdigecomplicaties <strong>van</strong> het chronisch wordend trauma, psychische <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> deziektetoestand, inductie en ziektegewin? In ieder geval is de langetermijns<strong>op</strong>volging<strong>van</strong> heel groot belang. Indien enkel de klach<strong>ten</strong> die onmiddellijk na het ongeval <strong>op</strong>tredenin het onderzoek zouden betrokken worden, zou <strong>een</strong> groot deel <strong>van</strong> de informatie over deklach<strong>ten</strong> en de evolutie <strong>van</strong> die klach<strong>ten</strong> verloren gaan. Een longitudinaal onderzoek dat<strong>op</strong> verschillende tijdstippen de klach<strong>ten</strong> registreert, zou hierover meer zekerheid kunnengeven. <strong>De</strong>ze studie geeft aan dat er nood is aan grootschalig onderzoek dat delangetermijns<strong>op</strong>volging incalculeert.Hierbij wordt weer gewezen <strong>op</strong> de diversiteit <strong>van</strong> het klinische beeld <strong>van</strong> WAD. Uit deverschillende enquêtes en uit tabel 16 en 21 78 kan afgeleid worden dat er twee groepenbestaan <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de symptomen en klach<strong>ten</strong>. Er is <strong>ten</strong> eerste <strong>een</strong> groep die enkelnekpijn, met al dan niet uitstralingen naar schouders, hoofd, rug en/of armenrapporteert. Daarnaast is er <strong>een</strong> groep die bijkomende klach<strong>ten</strong> rapporteren (psychischeklach<strong>ten</strong>, problemen met het gezicht, duizeligheid,…). Dit leidt tot de hypothese dat er bijWAD twee grote klinische beelden zouden zijn. Die verschillende klinische beeldenzouden afkomstig kunnen zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong> verschillend letseltype of <strong>een</strong> beschadiging <strong>van</strong>andere anatomische structuren. Radanov en collega’s (1992) onderscheiden tweeklinische condities die kunnen <strong>op</strong>treden na nekletsels, voornamelijk t.g.v. <strong>een</strong><strong>whiplash</strong>letsel: <strong>een</strong> ‘cervico-encephalitisch syndroom’, gekenmerkt door hoofdpijn,vermoeidheid, duizeligheid, cognitieve problemen en <strong>een</strong> verstoorde aanpassing aanlichtin<strong>ten</strong>siteit enerzijds, en <strong>een</strong> ‘lage cervicale ruggemergsyndroom’ hoofdzakelijk nekenarmpijn bevat<strong>ten</strong>de. In deze tweede groep worden minder cognitieve problemen enpsychische klach<strong>ten</strong> teruggevonden. Die twee syndromen worden binnen deze studi<strong>een</strong>igermate ook geobserveerd. Dat er <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> symptomen zoveel verscheidenheid isbinnen de groep <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> kan hierdoor verklaard worden. Dat het eerstesyndroom mettertijd in het andere zou overgaan, werd echter tot hiertoe nietbeschreven.5.1.7 Prognosea. Prognose <strong>van</strong> WAD 10 tot 26 maanden na het <strong>verkeersongeval</strong>Uit de literatuurstudie blijkt dat <strong>een</strong> deel <strong>van</strong> de <strong>whiplash</strong>slachtoffers zelfs na <strong>een</strong> jaar ofmeer nog steeds klach<strong>ten</strong> en/of pijn ondervindt. Dit kan in deze studie onderzochtworden door na te gaan hoeveel responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de databank 10 tot 26 maanden nahet <strong>verkeersongeval</strong> nog pijn en/of last ondervinden <strong>van</strong> WAD. In het totaal zijn 143personen aangeschreven (zie figuur 8). Van die groep hebben 83 personen aan detelefoon al aangegeven g<strong>een</strong> last meer te ondervinden <strong>van</strong> het <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en <strong>whiplash</strong>letsel;de overige 60 personen gaven aan wel nog pijn en/of last te ondervinden. Dit betekentdat binnen de databank 42% <strong>van</strong> de personen die binnen de inclusiecriteria vallen noglast en/of pijn ondervindt, wat past in de cijfergegevens <strong>van</strong> de literatuur (19 tot 60%<strong>van</strong> de patiën<strong>ten</strong> heeft nog klach<strong>ten</strong> na zes maanden; Freeman et al., 1998). Van de 76responden<strong>ten</strong> die effectief aan het onderzoek hebben meegewerkt, geeft 34% aan g<strong>een</strong>77 Aangezien in onderzoeksgroep 1 verschillende responden<strong>ten</strong> na enkele weken al hersteld zijn, zullen anderebevindingen teruggevonden worden dan bij onderzoeksgroep 2, waar bijna ieder<strong>een</strong> nog te lijden heeft onderchronische WAD. <strong>De</strong> vermelde klach<strong>ten</strong> zullen minder aangegeven worden binnen onderzoeksgroep 1 en zalook in de plaats <strong>van</strong> stijgen in de maanden na het ongeval eerder dalen.78 Uit die twee tabellen blijkt dat verscheidene responden<strong>ten</strong> enkel pijnen rapporteren (verscheidenerapporteren zelfs enkel nekpijn). Enkele responden<strong>ten</strong> geven naast die pijnen andere klach<strong>ten</strong> aan, zoalsduizeligheid, misselijkheid, vermoeidheid, concentratie- en geheugenproblemen, gevoelloosheid, enz.Steunpunt Verkeersveiligheid 145 RA-2005-60


pijn en/of last meer te ondervinden <strong>van</strong> hun <strong>whiplash</strong>letsels 10 tot 26 maanden na het<strong>verkeersongeval</strong>. Bijna de helft geeft aan <strong>een</strong> beetje last en/of pijn te hebben. <strong>De</strong>overige 17% geeft nog veel last en/of pijn aan. In deze studie kan <strong>een</strong> groot deel <strong>van</strong> deresponden<strong>ten</strong> geclassificeerd worden als personen met chronische WAD. Weliswaar geeftde meerderheid wel aan dat ze maar <strong>een</strong> beetje last meer ondervinden. Het hogerepercentage <strong>van</strong> degenen die nog klach<strong>ten</strong> ondervinden is te verklaren door de hogereneiging tot medewerking <strong>van</strong> degenen die nog last en/of pijn ondervinden. Binnenonderzoeksgroep 1 worden minder ernstige gevallen geobserveerd. <strong>De</strong> meesteresponden<strong>ten</strong> rapporteren dat ze aan hun letsels maar enkele kleine problemenoverhouden. Slechts één <strong>op</strong> tien geeft grote problemen aan. Van de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong>onderzoeksgroep 2 geeft zes <strong>op</strong> tien grote problemen aan, wat wijst <strong>op</strong> <strong>een</strong> zwaardereproblematiek bij personen die <strong>een</strong> zelfhulpgroep vervoegen. Dit verklaart ook de hogerepercentages <strong>van</strong> responden<strong>ten</strong> die nog klach<strong>ten</strong> aangeven zoals <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> relaties,vrijetijdsbesteding, huishoudelijk vlak, … Ook ondervinden ze meer problemen in dewerksituatie en is hun financiële toestand beduidend slechter geworden. Ze geven ookmeer dagen pijn aan. <strong>De</strong> in<strong>ten</strong>siteit <strong>van</strong> de pijn is hoger. Ze schat<strong>ten</strong> hun letselsernstiger in en geloven in meerdere mate niet meer in herstel.b. Beïnvloedende factoren <strong>op</strong> herstelVoor beide onderzoeksgroepen spelen bepaalde factoren <strong>een</strong> rol bij het al dan niethersteld zijn en dat in termen <strong>van</strong> de verschillende aspec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> het bi<strong>op</strong>sychosociaalmodel. In dit onderzoek werd de nadruk gelegd <strong>op</strong> de fysische, functionele en psychischetoestand en <strong>op</strong> de algemene levenskwaliteit. Slecht enkele <strong>van</strong> de mogelijkebeïnvloedende factoren spelen <strong>een</strong> rol <strong>op</strong> het al dan niet herstellen. Dit is bovendienafhankelijk <strong>van</strong> de manier waar<strong>op</strong> herstel gedefinieerd werd. Ook zijn de bevindingenanders bij de twee onderzoeksgroepen. Of factoren wel of niet <strong>een</strong> rol spelen, is ookafhankelijk <strong>van</strong> de manier waar<strong>op</strong> de responden<strong>ten</strong> gerekruteerd werden (dienstspoedgevallen of zelfhulpgroep). Zoals vaak in de literatuur aangegeven, vonden wij nietveel variabelen die <strong>een</strong> invloed uitoefenen <strong>op</strong> de prognose <strong>van</strong> WAD. Slechts tweefactoren oefenen over alle definities <strong>van</strong> herstel en over de twee manieren <strong>van</strong>rekrutering <strong>een</strong> invloed uit <strong>op</strong> de mate <strong>van</strong> herstel, namelijk het al dan niet hebben<strong>van</strong> concentratieproblemen <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek en het ervaren<strong>van</strong> problemen <strong>op</strong> huishoudelijk vlak. G<strong>een</strong> <strong>van</strong> deze factoren is initieel en dusprognostisch. Zo spelen bijvoorbeeld persoonlijkheidsfactoren g<strong>een</strong> rol en factoren die inverband staan met het <strong>verkeersongeval</strong> zelf vertonen ofwel g<strong>een</strong> verband of zwakkeverbanden met herstel, afhankelijk <strong>van</strong> hoe het gedefinieerd wordt. Factoren in verbandmet de positie <strong>van</strong> het hoofd, de plaats in het voertuig, het al dan niet in de fout zijn, hetal dan niet in beweging zijn <strong>van</strong> het voertuig spelen g<strong>een</strong> rol. Socio-demografischefactoren zoals leeftijd, geslacht, <strong>op</strong>leidingsniveau e.d. oefenen tevens g<strong>een</strong> invloed uit <strong>op</strong>het herstel. Zelfs factoren als initiële problemen en/of klach<strong>ten</strong> kunnen niet altijdgerelateerd worden aan het al dan niet herstellen <strong>van</strong> <strong>een</strong> respondent of in welke matede persoon hersteld is. Het blijft waarschijnlijk dat in <strong>een</strong> grootschalig onderzoek tochprognostische factoren statistisch significant zouden zijn.c. Plaats <strong>van</strong> QOL binnen het bi<strong>op</strong>sychosociaal model <strong>van</strong> chronische WADHerstel definieren in termen <strong>van</strong> fysische klach<strong>ten</strong> en/of pijn of functionelebelemmeringen (fysische eindpun<strong>ten</strong>) is conform het ‘chronic injury’ model. Wanneer depsychische toestand wordt voor<strong>op</strong>gesteld, wordt WAD eerder geplaatst binnen depsychogene modellen. Aangezien hier vertrokken wordt <strong>van</strong>uit <strong>een</strong> globaal(bi<strong>op</strong>sychosociaal) model zijn al deze zienswijzen pertinent. Dat de nadruk hier ookgelegd wordt <strong>op</strong> globale levenskwaliteit, past volledig binnen deze globale benadering<strong>van</strong> chronische WAD.Steunpunt Verkeersveiligheid 146 RA-2005-60


d. Heeft het <strong>verkeersongeval</strong> invloed <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven?Binnen dit onderzoek werd navraag gedaan naar de globale levenskwaliteit <strong>op</strong> hetmoment <strong>van</strong> het onderzoek en de periode voor het <strong>verkeersongeval</strong> (onderzoeksvraag3). Voor beide onderzoeksgroepen bleek <strong>een</strong> daling in levenskwaliteit <strong>op</strong>getreden te zijn.<strong>De</strong>ze daling was meer uitgesproken voor onderzoeksgroep 2. Dat is <strong>op</strong>nieuw te verklarendoor de zwaardere problematiek, meer last, meer functionele belemmeringen, ... Inonderzoeksgroep 1 bleek de levenskwaliteit <strong>een</strong> grotere daling te vertonen bij degenendie nog niet hersteld waren. Dit geldt echter enkel wanneer herstel gedefinieerd wordt intermen <strong>van</strong> psychisch herstel. Dit betekent dat de fysisch herstelden g<strong>een</strong> verschillenvertonen met degenen die niet fysisch hersteld zijn <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> algemenelevenskwaliteit. Hetzelfde geldt voor de functionele belemmeringen. <strong>De</strong>genen diepsychisch goed functioneren kennen g<strong>een</strong> daling in levenskwaliteit, terwijl de personendie psychisch disfunctioneren wel <strong>een</strong> daling vertonen ongeacht de fysische toestand. <strong>De</strong>psychische toestand is niet noodzakelijk afkomstig <strong>van</strong> het <strong>verkeersongeval</strong>. Eenvoorafbestaande psychische kwetsbaarheid zou prognostisch determinerend kunnen zijn.Bijkomend onderzoek die deze uitbreiding nagaat (psychische <strong>gevolge</strong>n al dan nietafhankelijk <strong>van</strong> het <strong>verkeersongeval</strong>), kan deze factor nagaan.Bij onderzoeksgroep 2 zijn de <strong>impact</strong>en <strong>op</strong> QOL veel meer uitgesproken. Binnen dezeonderzoeksgroep wordt de <strong>impact</strong> <strong>op</strong> levenskwaliteit in grote mate bepaald door de mate<strong>van</strong> herstel en dit onafhankelijk <strong>van</strong> de manier waar<strong>op</strong> herstel gedefinieerd wordt. Dit isniet verwonderlijk aangezien er grote verbanden gevonden werden tussen deuitkomstvariabelen onderling (zie onderzoeksvraag 1). Er kan geconcludeerd worden datde globale levenskwaliteit in grote mate aangetast wordt door chronische WAD. Het feitdat deze dalingen meer uitgesproken waren bij onderzoeksgroep 2 kan <strong>op</strong>nieuwverklaard worden door de zwaardere problematiek bij deze groep. <strong>De</strong> duur <strong>van</strong> deklach<strong>ten</strong> kan hierin <strong>een</strong> rol spelen, namelijk dat degenen <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 al veellanger te lijden hebben onder chronische WAD. <strong>De</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len waar<strong>van</strong> hun<strong>whiplash</strong>letsels het gevolg waren, gebeurden gemiddeld ongeveer 7 jaar geleden. Invergelijking met de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 (10 tot 26 maanden) hebbendie responden<strong>ten</strong> al veel langer klach<strong>ten</strong>. Het kan zijn dat naarmate de tijd vordertchronische WAD <strong>een</strong> grotere invloed uitoefent <strong>op</strong> de globale kwaliteit <strong>van</strong> het leven.Hierbij moet ook rekening gehouden worden met het feit dat de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong>onderzoeksgroep 2 hun globale QOL voor het <strong>verkeersongeval</strong> gunstiger inschat<strong>ten</strong>. Ditvergroot het verschil tussen de twee tijdsperiodes. Bovendien is de bevraging ookretrospectief, m.a.w. de responden<strong>ten</strong> moe<strong>ten</strong> <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek delevenskwaliteit <strong>van</strong> <strong>een</strong> tijd geleden inschat<strong>ten</strong>. <strong>De</strong> responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2kunnen hun levenskwaliteit als hoger inschat<strong>ten</strong> door ze te la<strong>ten</strong> contrasteren met detoestand <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek. Hierdoor is het mogelijk dat de waarneming<strong>van</strong> de toestand voor het ongeval vertekend wordt door hun slechtere toestand <strong>op</strong> hetmoment <strong>van</strong> het onderzoek. Het feit dat de tijdsduur voor deze onderzoeksgroepgemiddeld langer is, zou hier ook <strong>een</strong> rol kunnen spelen. Die personen moe<strong>ten</strong> invergelijking met de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 immers <strong>een</strong> periode inschat<strong>ten</strong>die al veel langer voorbij is. Retrospectieve vertekeningen kunnen dus vaker en ingrotere mate bij onderzoeksgroep 2 voorkomen.e. Beïnvloedende factoren <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het levenEr kan dus aangenomen worden dat het <strong>verkeersongeval</strong> met <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel alsgevolg <strong>een</strong> invloed heeft <strong>op</strong> de globale levenstevredenheid. In de literatuur werdherhaaldelijk gewezen <strong>op</strong> het multidimensionele karakter <strong>van</strong> QOL. Zowel psychische,fysische, functionele als sociale aspec<strong>ten</strong> bepalen deze globale levenskwaliteit. <strong>De</strong> matewaarin ieder aspect <strong>een</strong> rol speelt in de QOL is echter anders voor verschillendeindividuen en groepen. Om de levenskwaliteit <strong>van</strong> <strong>een</strong> bepaalde groep te verbeteren, kanhet nuttig zijn te we<strong>ten</strong> welke deelgebieden de grootste invloed uitoefenen <strong>op</strong> dealgemene kwaliteit <strong>van</strong> het leven. Op deze deelgebieden kan dan ook prioritair ingewerktworden. Ook binnen deze deelstudie (onderzoeksvraag 2) werden de tweeSteunpunt Verkeersveiligheid 147 RA-2005-60


onderzoeksgroepen <strong>op</strong>gedeeld en dit <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> de mate <strong>van</strong> herstel in termen <strong>van</strong>functionele belemmeringen. Om de levenskwaliteit <strong>van</strong> deze responden<strong>ten</strong> te kunnenverhogen is het dus <strong>van</strong> belang om te we<strong>ten</strong> welke aspec<strong>ten</strong> de grootste invloeduitoefenen en dit in functie <strong>van</strong> herstel. Uit dit onderzoek bleek dat de beïnvloedendefactoren variëren over de verschillende groepen (dus in de mate dat de respondentfunctioneel hersteld is).Binnen onderzoeksgroep 1 zijn voor degenen die g<strong>een</strong> functionele beperkingen meerondervinden (die dus althans <strong>op</strong> dit gebied hersteld zijn) de ervaren gezondheid enlichamelijke pijn beïnvloedende factoren voor algemene kwaliteit <strong>van</strong> het leven. <strong>De</strong>volledig herstelde personen behoren eigenlijk tot de ‘algemene bevolking’. Bij die mensenlijkt de levenskwaliteit af te hangen <strong>van</strong> hun algemene gezondheid, die allicht niet meerdoor <strong>whiplash</strong>letsels beïnvloed wordt. Bovenstaande gegevens zijn bijgevolg minder <strong>van</strong>belang in het kader <strong>van</strong> onze onderzoeksvraag die focust <strong>op</strong> chronische WAD en minder<strong>op</strong> de ‘gezonde’ responden<strong>ten</strong>.Als men kijkt naar de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 die wel nog functionelebelemmeringen, meer bepaald milde tot gematigde functionele beperkingen ondervindent.g.v. hun <strong>whiplash</strong>letsels is het vooral de psychische gezondheid die de globalelevenskwaliteit bepaalt. Dit verband werd ook al in onderzoeksvraag 1 gevonden, waarkwaliteit <strong>van</strong> het leven, geme<strong>ten</strong> met de conventionele vraag significant gerelateerd wasmet de psychische toestand, geme<strong>ten</strong> met de SCL-90. Ook kan dit gerelateerd wordenmet de gegevens <strong>van</strong> onderzoeksvraag 3. Daar werd geobserveerd dat de daling inlevenskwaliteit het sterkst was voor degenen die niet hersteld waren <strong>op</strong> het gebied <strong>van</strong>de psychische toestand. Er kan dus beslo<strong>ten</strong> worden dat voor de mensen die 10 tot 26maanden na hun <strong>verkeersongeval</strong> last hebben <strong>van</strong> chronische WAD, hun psychischwelzijn het sterkst correleert met hun levenstevredenheid.Dit kan gekaderd worden binnen het bi<strong>op</strong>sychosociaal model besproken in hoofdstuk 2(zie figuur 4). Het model suggereert dat het klach<strong>ten</strong>patroon zowel door directe alsindirecte effec<strong>ten</strong> bepaald kan worden en dat na verlo<strong>op</strong> <strong>van</strong> tijd enkel de indirecteeffec<strong>ten</strong> het klach<strong>ten</strong>patroon onderhouden. Daar deze indirecte effec<strong>ten</strong> vooral bepaaldworden door de psychologische reactie <strong>op</strong> het <strong>verkeersongeval</strong>, is het niet verwonderlijkdat binnen deze groep vooral de psychische gezondheid <strong>een</strong> rol speelt in hetvoortbestaan <strong>van</strong> het klach<strong>ten</strong>patroon. <strong>De</strong>genen die psychische klach<strong>ten</strong> ondervinden,zullen minder vlug herstellen <strong>van</strong> WAD. Psychische problemen zullen hetverwerkingsproces verhinderen en het klach<strong>ten</strong>patroon onderhouden. Het chronischaanslepen <strong>van</strong> <strong>een</strong> aandoening heeft blijkbaar ook bij <strong>whiplash</strong> <strong>een</strong> grote invloed <strong>op</strong>tevredenheid met het leven in het algem<strong>een</strong>. Hier mag echter niet uit het oog verlorenworden dat de richting <strong>van</strong> het verband hier niet kan bepaald worden. Veroorzaaktpsychisch disfunctioneren chronische WAD (zoals het bi<strong>op</strong>sychosociaal modelveronderstelt) of hebben de aanslepende klach<strong>ten</strong> <strong>van</strong> chronische WAD het psychischdisfunctioneren veroorzaakt? Dit kan enkel d.m.v. longitudinaal onderzoek nagegaanworden.Binnen onderzoeksgroep 2 werden de responden<strong>ten</strong> in twee groepen verdeeld, namelijkde milde tot matig functioneel beperkte personen en de ernstig tot zeer ernstigfunctioneel beperkte personen. <strong>De</strong> eerste <strong>van</strong> de twee groepen vertonen dezelfde mate<strong>van</strong> functionele beperkingen als de tweede groep <strong>van</strong> onderzoeksgroep 1 hierbovenbeschreven. Net als bij deze groep speelt psychische gezondheid <strong>een</strong> belangrijke rol,hoewel nu ook de rolvervulling <strong>een</strong> invloed uitoefent. Hoe beter men zijn rol kanvervullen <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> werk en/of huishouden, hoe beter men zijn levenskwaliteit inschat.<strong>De</strong> positieve invloed <strong>van</strong> <strong>een</strong> goede rolvervulling komt er<strong>op</strong> neer dat mensen die hoogscoren <strong>op</strong> rolvervulling actiever zouden omgaan met hun functionele beperkingen. In hetkader <strong>van</strong> het voor<strong>op</strong>gesteld bi<strong>op</strong>sychosociaal model zou dat kunnen betekenen dat deverwachting over de <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> het <strong>whiplash</strong>letsel (‘symptom expectation’) inpositieve zin beïnvloed wordt. Als de respondent veronderstelt dat zijn letsel hem nietzwaar zal hinderen en hij weet dat het belangrijk is zijn taken verder zo goed mogelijk teblijven uitvoeren, zal er meer kans zijn dat hij <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> rolvervulling hoog zal scoren.Steunpunt Verkeersveiligheid 148 RA-2005-60


Dat zal dan <strong>een</strong> invloed uitoefenen <strong>op</strong> zijn algemene levenskwaliteit. Bovendien werd inde literatuur al gewezen <strong>op</strong> het belang <strong>van</strong> <strong>een</strong> adequaat activiteitsniveau en de zo vlugmogelijke werkhervatting als beschermende factoren tegen het ontwikkelen <strong>van</strong>chronische WAD.Voor de ernstig beperkte personen binnen onderzoeksgroep 2 zijn bovenstaande factorenniet <strong>van</strong> grote invloed <strong>op</strong> de algemene levenstevredenheid. Voor hen is enkel de ervarengezondheid <strong>van</strong> invloed: hoe hoger men zijn eigen gezondheid inschat, hoe tevredenermen is over zijn leven in het algem<strong>een</strong>. <strong>De</strong>ze mensen geven over het algem<strong>een</strong> <strong>een</strong> lagekwaliteit <strong>van</strong> het leven aan, en ervaren hun gezondheid als heel slecht. Dit kan inverband gebracht worden met de ‘catastr<strong>op</strong>hizing-strategie’, zoals in hoofdstuk 2aangegeven. Personen met chronische WAD kunnen gedach<strong>ten</strong> en gedragingen hebbendie <strong>een</strong> negatieve invloed uitoefenen <strong>op</strong> het genezingsproces. Als de respondent deindruk heeft dat hij nooit meer zal herstellen <strong>van</strong> zijn letsels (2 <strong>op</strong> 3 geeft aan in degestructureerde vragenlijst niet meer in herstel te geloven wat mogelijk wijst <strong>op</strong> <strong>een</strong>catastr<strong>op</strong>hizing- strategie), zal hierdoor mede het klach<strong>ten</strong>patroon in stand gehoudenworden met <strong>een</strong> lage levenskwaliteit tot gevolg. Een positieve ingesteldheid zou <strong>een</strong>hogere ervaren gezondheid met zich meebrengen die <strong>op</strong> zijn beurt <strong>een</strong> hogerelevenskwaliteit kan creëren.5.1.8 Behandeling <strong>van</strong> WADIn de literatuur werd het verschil aangegeven tussen <strong>een</strong> conservatieve en progressieveaanpak <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong> behandeling. <strong>De</strong> meer conservatieve aanpak is dikwijl gebaseerd <strong>op</strong>het toedienen <strong>van</strong> pijnstillers, het dragen <strong>van</strong> <strong>een</strong> halskraag en het voorschrijven <strong>van</strong>rust. Een meer progressieve aanpak daarentegen schrijft <strong>een</strong> positieve ingesteldheid voorin die zin dat ze positieve feedback geeft en streeft naar <strong>een</strong> geleidelijke hervatting <strong>van</strong>de activitei<strong>ten</strong>. Hierbij wordt soms medicatie voorgeschreven, maar dan vooral in deernstiger gevallen, en eerder om hinder <strong>op</strong> beweging te verminderen. Aangezien in ditonderzoek navraag werd gedaan over het al dan niet dragen <strong>van</strong> <strong>een</strong> halskraag, het aldan niet nemen <strong>van</strong> medicatie, het verstekken <strong>van</strong> juiste informatie, …, kan onderzochtworden in welke mate de aangegeven behandelingsmodalitei<strong>ten</strong> bij de responden<strong>ten</strong>toegepast werden. Bovendien werden ook de verbanden <strong>van</strong> die behandelingsaspec<strong>ten</strong>met het al dan niet herstellen <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel onderzocht. Dit laat toe om teoordelen of de besproken behandelingswijze al dan niet toegepast moet worden tervoorkoming <strong>van</strong> chronische WAD 79 .a. Behandelingsmodalitei<strong>ten</strong>Voor beide onderzoeksgroepen kan <strong>op</strong>gemerkt worden dat heel veel elemen<strong>ten</strong> uit deconservatieve aanpak toegepast worden. Zo heeft de meerderheid <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong><strong>een</strong> halskraag gedragen, ongeveer twee <strong>op</strong> drie heeft medicatie toegediend gekregen enmeer dan de helft heeft ziekteverlof genomen. Bij de responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep2 is dit zelfs <strong>een</strong> grote meerderheid. Toch wordt deze aanpak niet altijd toegepast enwordt deze voor verschillende responden<strong>ten</strong> vaak anders ingevuld. Dit wijst <strong>op</strong> <strong>een</strong>gedifferentieerde aanpak <strong>van</strong> chronische WAD. Zelfs binnen één spoedgevallendienstwordt <strong>een</strong> grote verscheidenheid aan behandelingsmodalitei<strong>ten</strong> gehanteerd. Dit wijst er<strong>op</strong> dat <strong>een</strong> gestandaardiseerde aanpak ter preventie <strong>van</strong> chronische WAD ver zoek is.Een onvolledige kennis inzake <strong>whiplash</strong>letsels en WAD, ook bij het medische personeel,wordt hierdoor gesuggereerd. Daarnaast hangt de therapeutische verscheidenheidwaarschijnlijk ook in grote mate af <strong>van</strong> de ernst <strong>van</strong> de <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en letsels. WAD omvatverschillende symptomen en klach<strong>ten</strong>. Het kan ook duiden <strong>op</strong> verscheidene letsels en kan79 Aangezien eventuele verbanden hier wel oorzakelijk geïnterpreteerd mogen worden.Steunpunt Verkeersveiligheid 149 RA-2005-60


dus <strong>een</strong> ruime en zeer heterogene groep patiën<strong>ten</strong> omvat<strong>ten</strong>. Wat die patiën<strong>ten</strong> gem<strong>een</strong>hebben, is het voorval <strong>van</strong> de <strong>whiplash</strong> als beweging. Alles wat daar<strong>op</strong> volgt kanverschillend zijn tussen twee responden<strong>ten</strong>. Een <strong>een</strong>duidige aanpak is hier dan ook niet<strong>van</strong> toepassing.b. <strong>De</strong> informatie die verkregen werd <strong>van</strong>wege het medisch personeel<strong>De</strong>ze wordt door de meerderheid <strong>van</strong> de responden<strong>ten</strong> binnen onderzoeksgroep 1 alscorrect ingeschat. Zij werden in <strong>een</strong> akademisch ziekenhuis behandeld dat communicatiemet patiën<strong>ten</strong> hoog aanschrijft. Toch geeft één <strong>op</strong> vijf responden<strong>ten</strong> aan g<strong>een</strong> correcteinformatie te hebben ont<strong>van</strong>gen. Bij onderzoeksgroep 2 wordt het omgekeerdegevonden: daar geeft 2 <strong>op</strong> 3 aan g<strong>een</strong> correcte informatie te hebben gekregen. Dit zoukunnen betekenen dat er <strong>op</strong> het vlak <strong>van</strong> voorlichting tekor<strong>ten</strong> zijn. Niet alle medischepersoneelsleden zouden adequate informatie kunnen leveren over de <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> het<strong>whiplash</strong>letsel. Een alternatieve uitleg is dat leden <strong>van</strong> <strong>een</strong> zelfhulpgroep, met ernstigeletsel<strong>gevolge</strong>n, zich naderhand wel grondig zullen geïnformeerd hebben, en retrospectiefde gekregen informatie des te onvoldoende zullen vinden. Binnen het bi<strong>op</strong>sychosociaalmodel en binnen de progressieve aanpak wordt gewezen <strong>op</strong> het belang <strong>van</strong> hetverkrijgen <strong>van</strong> duidelijke en correcte informatie, waarbij moet vermeden worden teoverdrijven of te banaliseren. Bijkomend onderwijs aan gezondheidswerkers isongetwijfeld <strong>van</strong> belang.Binnen de twee onderzoeksgroepen nemen de meeste responden<strong>ten</strong> die nog last en/ofpijn ondervinden <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek nog steeds medicatie. Het langdurignemen <strong>van</strong> medicamen<strong>ten</strong> wordt echter afgeraden als behandelings<strong>op</strong>tie. Van dieresponden<strong>ten</strong> is binnen onderzoeksgroep 1 nog één derde in behandeling, vooronderzoeksgroep 2 is dit 4 <strong>op</strong> 5 (wat <strong>op</strong>nieuw wijst <strong>op</strong> de zwaardere problematiek <strong>van</strong>deze onderzoeksgroep). Veel responden<strong>ten</strong> <strong>van</strong> onderzoeksgroep 2 zijn zelfs nagemiddeld 7 jaar nog steeds in behandeling.c. Verband tussen behandeling en herstelOmtrent het verband tussen verschillende behandelingsmodalitei<strong>ten</strong> (het al dan nietdragen <strong>van</strong> <strong>een</strong> halskraag, het al dan niet nemen <strong>van</strong> medicatie direct na het ongeval,ziekteverlof, de inschatting <strong>van</strong> het al dan niet verkrijgen <strong>van</strong> juiste informatie) en het aldan niet herstellen <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel zijn er verschillen tussen de tweeonderzoeksgroepen. Bij onderzoeksgroep 1 heeft enkel de factor duur <strong>van</strong> hetgenomen ziekteverlof <strong>een</strong> verband met herstel in termen <strong>van</strong> fysische en functioneletoestand. Hoe langer de respondent ziekteverlof heeft moe<strong>ten</strong> nemen, hoewaarschijnlijker hij <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoek nog fysische last en/of pijn offunctionele beperkingen heeft. Duur <strong>van</strong> ziekteverlof is dus gecorreleerd met het al danniet herstel <strong>van</strong> de respondent, wat <strong>van</strong> de andere behandelingsgerelateerde factorenniet gezegd kan worden. Bij onderzoeksgroep 2 waar responden<strong>ten</strong> ingedeeld werdenvolgens de mate <strong>van</strong> herstel werd <strong>op</strong>nieuw <strong>een</strong> verband gevonden met de duur <strong>van</strong> hetziekteverlof. Hoe langer men ziekteverlof heeft genomen, hoe ernstiger de fysischeklach<strong>ten</strong> en functionele beperkingen blijken te zijn. <strong>De</strong> lengte <strong>van</strong> het ziekteverlof kannatuurlijk door de ernst <strong>van</strong> de letsels verklaard worden, maar het is niet uitgeslo<strong>ten</strong> dathet nala<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de progressieve aanpak, die <strong>een</strong> zo vroeg mogelijke werkhervatting enbeperkte rust voorschrijft ter voorkoming <strong>van</strong> chronische WAD, <strong>een</strong> rol gespeeld heeft.<strong>De</strong> andere behandelingsmodalitei<strong>ten</strong> staan niet in verband met al dan niet herstel <strong>van</strong>chronische WAD. Dit betekent dat, statistisch gesproken, het voorschrijven <strong>van</strong>medicatie en <strong>een</strong> halskraag het herstel <strong>van</strong> chronische WAD niet beïnvloedt. <strong>De</strong>literatuur wijst <strong>op</strong> het belang <strong>van</strong> <strong>een</strong> goede <strong>op</strong><strong>van</strong>g die bestaat uit <strong>een</strong>meersporenbeleid met onder andere <strong>een</strong> graduele mobilisatie en <strong>een</strong> psychologische<strong>op</strong><strong>van</strong>g die in hoge mate <strong>op</strong> geruststelling berust (Ferrari & Schrader, 2001; Ferrari,2002; Borchgrevink et al., 1998; McKinney, 1989; Vendrig et al., 2000; Schol<strong>ten</strong>-Steunpunt Verkeersveiligheid 150 RA-2005-60


Peeters et al., 2003). Daarnaast bestaan er ook aanwijzingen dat vroegepijnbehandeling chronische pijnsyndromen kan voorkomen, allicht bij voorkeur metontstekingsremmende pijnstillers die het po<strong>ten</strong>tieel hebben de vicieuze cirkel <strong>van</strong> pijn enontsteking te doorbreken (Bonelli et al., 2001). Laboratoriumonderzoek heeft bovendienrecent aangetoond dat bij de ontwikkeling <strong>van</strong> chronische WAD de pijndrempel <strong>van</strong><strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> verlaagd wordt en de pijnwaarneming versterkt wordt (Sterling et al.,2003b). Ontstekingsremmende pijnstillers zouden <strong>een</strong> zowel letselbeperkend alspsychisch effect kunnen hebben. Hierover bestaat echter nog g<strong>een</strong> consensus. Watzeker <strong>een</strong> goede behandelingsbenadering is, is <strong>een</strong> positieve ingesteldheid en hetwerken <strong>van</strong>uit <strong>een</strong> bi<strong>op</strong>sychosociaal model om de levenskwaliteit <strong>op</strong> <strong>een</strong> goed niveau tehouden.5.2 Maatschappelijke rele<strong>van</strong>tie en aanbevelingen voor het beleid5.2.1 InleidingUit bovenstaande conclusies kan, mits rekening te houden met de beperkingen <strong>van</strong> destudie, in de eerste plaats beslo<strong>ten</strong> worden dat het <strong>verkeersongeval</strong> met chronische WADtot gevolg <strong>een</strong> duidelijke <strong>impact</strong> heeft <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven. In deze pilootstudiewerd de nadruk gelegd <strong>op</strong> chronische WAD. <strong>De</strong>ze pathologie werd geselecteerd omdat delate <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> onderbestudeerd gebleven zijn. Whiplashletsels wordensoms in eerste instantie niet <strong>op</strong>gemerkt 80 , ofwel worden ze gebagatelliseerd, ofwel,indien het progressief model bevestigd wordt, medisch-psychologisch overbehandeld, enrevaldatiegewijs onderbehandeld. Na bestudering <strong>van</strong> de wereldliteratuur is gebleken dater weinig gewe<strong>ten</strong> is over de kwaliteit <strong>van</strong> het leven na <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>. Inverscheidene studies en statistieken wordt over het algem<strong>een</strong> gebruik gemaakt <strong>van</strong>berekeningen <strong>van</strong> de ‘burden of disease’ 81 . <strong>De</strong> berekening er<strong>van</strong> gebeurt voornamelijkd.m.v. DALYs (Disability-adjusted life years) en dat <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> mortaliteits- enmorbiditeitsgegevens. Mortaliteit wordt uitgedrukt als het totaal aantal verlorenlevensjaren (YLLs: number of years of life lost). Morbiditeit wordt uitgedrukt als aantallevensjaren met invaliditeit (YLDs: years lived with disability). Samengevat is de burdenof disease in DALYs de som <strong>van</strong> YLLs en YLDs. Indien er gebruik gemaakt wordt <strong>van</strong> <strong>een</strong>dergelijke berekening worden bepaalde aspec<strong>ten</strong> over het hoofd gezien. Hier wordtvooral gewezen <strong>op</strong> het feit dat de aandoeningen die g<strong>een</strong> meetbare morbiditeit enmortaliteit met zich meebrengen, niet in studies en analyses betrokken zullen worden.Uit dit onderzoek blijkt wel degelijk dat bepaalde aandoeningen - in dit geval chronischeWAD - laag kunnen scoren <strong>op</strong> bovenstaande vermelde meet<strong>een</strong>heden, terwijl ze <strong>een</strong>aanzienlijke invloed kunnen uitoefenen <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven <strong>van</strong> het slachtoffer.In onze studie als significant bevonden <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong> zoals verstoring <strong>van</strong> hethuiselijk leven en ‘goedaardige’ psychische stoornissen worden namelijk niet onder degebruikelijke morbiditeitslabels <strong>op</strong>genomen. Zij zouden moe<strong>ten</strong> <strong>op</strong>genomen worden invoor <strong>whiplash</strong> specifieke meetinstrumen<strong>ten</strong> <strong>van</strong> QoL. Generische meetinstrumen<strong>ten</strong> la<strong>ten</strong>veel <strong>van</strong> de <strong>whiplash</strong>problematiek ongeëxploreerd, en kunnen bovendien g<strong>een</strong>onderscheid maken tussen voor WAD pertinente (zoals werkcapaciteit) en niet-pertinenteitems (zoals voeding), zodat alle items onterecht <strong>een</strong>zelfde gewicht krijgen, wat dezeinstrumen<strong>ten</strong> ongevoelig maakt. Levenskwaliteitsmeting kan derhalve niet zonder globaleinschatting zoals de conventionele globale vraag of ACSA (Bernheim, 1955; Bernheim,1999). Bovendien wordt binnen de huidige maatschappij meer en meer de nadruk gelegd80 Zoals reed aangegeven kunnen de klach<strong>ten</strong> pas in tweede instantie <strong>op</strong>treden.81 Een maat voor het aantal verloren gezonde levensjaren t.g.v. ziekte of <strong>een</strong> externe oorzaak, zoals <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong>.Steunpunt Verkeersveiligheid 151 RA-2005-60


<strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven, nu <strong>een</strong> lange overleving ons zo goed als gegarandeerdwordt. Er wordt steeds vaker gedacht in termen <strong>van</strong> <strong>een</strong> nastreven <strong>van</strong> <strong>een</strong> goedelevenskwaliteit. Het beleid richt zich <strong>op</strong> het verhogen <strong>van</strong> levenskwaliteit <strong>op</strong>dat mensentevreden zouden zijn met hun leven in het algem<strong>een</strong>, wat niet noodzakelijk over<strong>een</strong>komtmet het verlagen <strong>van</strong> de conventioneel geme<strong>ten</strong> ‘burden of disease’. Het verhogen <strong>van</strong>de levenskwaliteit <strong>van</strong> personen kan <strong>van</strong>uit het beleid mede bevorderd worden.Bij verkeersslachtoffers zijn g<strong>een</strong> gegevens ter beschikking over de <strong>impact</strong> die hetongeval kan hebben <strong>op</strong> de algehele kwaliteit <strong>van</strong> het leven. Er is <strong>een</strong> ruimeonderschatting <strong>van</strong> deze problematiek. <strong>De</strong>ze laatste is des te groter aangezien blijkt dat<strong>whiplash</strong>, als voorbeeld <strong>van</strong> de post-accidentele psychiatrische aandoeningen die bijongeveer één derde <strong>van</strong> de verkeersslachtoffers ontstaan (Mayou et al., 2001), <strong>een</strong> evengrote <strong>impact</strong> <strong>op</strong> de levenskwaliteit blijkt te hebben als andere onderzochte psychiatrischeof psychosomatische syndromen (Rose et al., 1998a). Posttraumatic Stress Disorder(PTSD), angst en depressiepatiën<strong>ten</strong> hebben lijden in dit grootschalig Duits onderzoekmet ACSA erger dan de meeste somatisch zieken. Bovendien geeft de ‘Diagnostic andStatistical Manual of Mental Disorders, 4 th edition (DSM-4)’ depressie <strong>een</strong> mortaliteit <strong>van</strong>ongeveer 15% aan (Jamison, 1986). Het is dus waarschijnlijk dat <strong>verkeersongeval</strong>lenniet enkel <strong>een</strong> onderschatte morbiditeit en mortaliteit tot gevolg hebben, maar ooklangdurige en tot hiertoe ongeregistreerde aantastingen <strong>van</strong> de globale levenskwaliteit.Sommige hier<strong>van</strong> zouden vermijdbaar kunnen zijn, als de risic<strong>op</strong>atiën<strong>ten</strong> in eersteinstantie beter herkenbaar werden.In dit onderdeel worden bepaalde aanbevelingen gedaan om de <strong>impact</strong> <strong>van</strong><strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven en daarmee <strong>op</strong> de volksgezondheidpositief te kunnen beïnvloeden. Verschillende aspec<strong>ten</strong> zijn daarbij belangrijk. Voor <strong>een</strong>benadering die algem<strong>een</strong> gebruikt wordt binnen de volksgezondheid (Martinez, 1997)moet er<strong>van</strong> uitgegaan worden dat men (1) gebruik moet maken <strong>van</strong> gegevens om degrootte <strong>van</strong> het probleem te identificeren: incidentie en prevalentie; (2) de oorzaken <strong>van</strong>het probleem moet identificeren (welke zijn de risicofactoren?); (3) interventies entegenmaatregelen om het probleem te reduceren moet voorstellen en toetsen en (4) deinterventies en tegenmaatregelen moet implementeren, observeren en hun effectiviteitt.o.v. het probleem moet me<strong>ten</strong>.Wat incidentie en prevalentie betreft zijn in België gegevens over het aantalverkeersslachtoffers en de <strong>op</strong>deling in doden – ernstig gewonden – licht gewonden welvoorhanden, maar niet over de letselvormen en de <strong>gevolge</strong>n er<strong>van</strong>. <strong>De</strong>rgelijke gegevenszijn ook heel rele<strong>van</strong>t, want het is reeds gebleken dat lichte verwondingen ookaanzienlijke las<strong>ten</strong> met zich kunnen meebrengen. In tweede instantie is het ookbelangrijk om <strong>op</strong> zoek te gaan naar de risicofactoren. In België zouden dus <strong>ten</strong> eersteduidelijke epidemiologische gegevens moe<strong>ten</strong> verzameld worden en zou moe<strong>ten</strong>nagegaan worden hoe rele<strong>van</strong>te gegevens kunnen geclassificeerd worden, om vervolgensover te gaan naar het onderzoek om risicofactoren en risicogroepen te kunnenidentificeren. In laatste instantie kunnen dan specifieke maatregelen genomen worden.5.2.2 Duidelijke indeling <strong>van</strong> de verschillende aandoeningen t.g.v. <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>Indien men wil onderzoeken wat de <strong>gevolge</strong>n zijn <strong>van</strong> de verschillende aandoeningent.g.v. <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> is het <strong>van</strong> groot belang om duidelijke definities <strong>van</strong> deverschillende aandoeningen te hanteren. In deze studie werd benadrukt dat er heel watbegripsverwarring rond de specifieke aandoening <strong>whiplash</strong>letsels t.g.v. <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong> kan bestaan. Zo wordt de term <strong>whiplash</strong> niet enkel gebruikt om teverwijzen naar het mechanisme, maar wordt het ook als diagnose gebruikt. Ook wordt inhet classificatiesysteem <strong>van</strong> de dienst spoedgevallen de ICD-9 code gebruikt voor dereferentie naar <strong>whiplash</strong>, terwijl er onder WAD meer dan enkel <strong>een</strong> nekverstuiking valt,meer bepaald ook de dislocaties en fracturen. Het valt te verwach<strong>ten</strong> dat voor andereSteunpunt Verkeersveiligheid 152 RA-2005-60


aandoeningen dezelfde onduidelijkheden kunnen gelden. Om de grootte <strong>van</strong> hetprobleem voor iedere aandoening in kaart te brengen, is het dus nodig dat ieder<strong>een</strong>hetzelfde verstaat onder elke aandoening.Een duidelijk classificatiesysteem <strong>van</strong> de verschillende aandoeningen die kunnenresulteren uit <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> moet <strong>op</strong>gesteld worden. <strong>De</strong> daarvoor compe<strong>ten</strong>tepersonen zijn huisartsen, artsen die werken binnen de spoeddiens<strong>ten</strong>, als specialis<strong>ten</strong> diewerken binnen ziekenhuizen en revalidatiecentra en gespecialiseerd zijn <strong>op</strong> vlak <strong>van</strong>bepaalde letselvormen t.g.v. <strong>verkeersongeval</strong>len. D.m.v. literatuuronderzoek,focusgesprekken en interviews met die actoren kan men komen tot <strong>een</strong> degelijksysteem. Over heel Vlaanderen 82 zouden gegevens over verschillende letselvormenconsis<strong>ten</strong>t gebruikt moe<strong>ten</strong> worden. Het consis<strong>ten</strong>t gebruik er<strong>van</strong> is vooral belangrijkomdat gegevens over de epidemiologie en de prognose gebaseerd zijn <strong>op</strong> ditclassificatiesysteem. Indien gewerkt wordt met <strong>een</strong> verschillende terminologie en <strong>een</strong>ander systeem toegepast wordt voor de codering <strong>van</strong> de <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en letsels, kunnen g<strong>een</strong>veralgem<strong>een</strong>bare gegevens gegenereerd en vergeleken worden. <strong>De</strong>rgelijkclassificatiesysteem is bovendien ook onmisbaar wanneer gekozen moet worden welkebehandeling het meest effectief is om de negatieve <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> letsels <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en t.g.v.<strong>verkeersongeval</strong>len te beperken tot <strong>een</strong> minimum. Uitzoeken welke behandeling hetmeest aangewezen is bij iedere aandoening is zelfs zonder de problemen die voortkomenuit <strong>een</strong> onduidelijke terminologie moeilijk. Door gebruik te maken <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>een</strong>duidigsysteem kunnen gegevens omtrent toegepaste behandelingsmodalitei<strong>ten</strong> ook in kaartgebracht worden. Vervolgens kunnen richtlijnen daaromtrent <strong>op</strong>gesteld worden.5.2.3 Systematische verzameling <strong>van</strong> epidemiologische gegevensOm de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven na te gaan werdgewezen <strong>op</strong> het belang <strong>van</strong> goede gegevens om de grootte <strong>van</strong> het probleem aan tegeven. Cijfers aangaande de epidemiologie <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>letsels en de epidemiologie <strong>van</strong>bijvoorbeeld WAD zijn in België niet beschikbaar. Een eerste aanbeveling betreftbijgevolg het systematisch verzamelen <strong>van</strong> gegevens omtrent de epidemiologie <strong>van</strong>verschillende aandoeningen die kunnen resulteren uit <strong>verkeersongeval</strong>len.Uit de gegevens <strong>van</strong> deze studie bleek dat <strong>een</strong> aanzienlijk deel <strong>van</strong> deverkeersslachtoffers die langdurig klach<strong>ten</strong> en/of pijn ondervonden <strong>van</strong> hun letsel niet via<strong>een</strong> dienst spoedgevallen geholpen werden. Een deel <strong>van</strong> hen heeft hun huisartsgeraadpleegd en bleven bij de huisarts in behandeling. Sommigen gaven pas na enkeleweken of maanden aan klach<strong>ten</strong> en/of pijn te ondervinden en hebben in eerste instantieg<strong>een</strong> spoedgevallendienst geraadpleegd. Zich beperken tot de gegevens <strong>van</strong> deverschillende spoeddiens<strong>ten</strong> <strong>van</strong> alle ziekenhuizen zou bijgevolg <strong>een</strong> onderschatting <strong>van</strong>de problematiek tot gevolg hebben.Een eerste exploratieve epidemiologische methode zou erin kunnen bestaan gebruik temaken <strong>van</strong> de zgn. ‘peilpraktijken’, <strong>op</strong> dit ogenblik <strong>een</strong> honderdtal huisartsen die vergoedworden voor het registreren <strong>van</strong> de incidenties en prevalenties <strong>van</strong> bepaaldegezondheidsproblemen. Het geheel <strong>van</strong> deze peilpraktijken zou vrij representatief zijnvoor de eerste lijnsgezondheidszorg. Bijvoorbeeld lo<strong>op</strong>t momenteel in deze organisatie<strong>een</strong> studie over terminale zorgen aan kankerpatiën<strong>ten</strong>.82 In eerste instantie zou men zich tot Vlaanderen beperken, maar <strong>een</strong> uitbreiding naar België en zelfs naarEur<strong>op</strong>a zou <strong>van</strong> nut zijn. Vooral in het laatste geval zou dat <strong>een</strong> meerwaarde kunnen betekenen voorvergelijkende studies over verschillende landen h<strong>een</strong> wat betreft de letsels die het resultaat zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong>. Op die manier kunnen vergelijkingen gemaakt worden over de epidemiologische gegevens,maar ook over de eerste zorgen die toegekend worden voor <strong>een</strong> specifieke aandoening en de verschillendebehandelingsstrategieën die toegepast worden.Steunpunt Verkeersveiligheid 153 RA-2005-60


In het ideale geval wordt het classificatiesysteem dat beschreven werd in 5.2.2 door allebetrokken instanties (<strong>van</strong> huisartsen totartsen <strong>van</strong> spoeddiens<strong>ten</strong> als) consis<strong>ten</strong>t gebruik<strong>ten</strong> komen de gegevens samen in <strong>een</strong> gecentraliseerde gegevensbank. Hier<strong>op</strong> kan menzich baseren om uitspraken te doen over de epidemiologie <strong>van</strong> de verschillendeaandoeningen in Vlaanderen die het resultaat zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>. Op dezemanier zijn de gegevens beschikbaar <strong>van</strong> alle aandoeningen die kunnen resulteren uit<strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> zonder zich te beperken tot de aandoeningen <strong>op</strong> korte termijn. Hetis in ieder geval belangrijk om ook de gegevens <strong>van</strong> huisartsen mee in rekening tebrengen. Zij komen immers vaak als eerste in contact met verschillende aandoeningent.g.v. <strong>verkeersongeval</strong>len. Huisartsen volgen bovendien de evolutie <strong>van</strong> de patiënt en zijnook verantwoordelijk voor de <strong>op</strong>stelling <strong>van</strong> medische getuigschrif<strong>ten</strong> voor werkverzuimen de verzekeringsmaatschappijen. <strong>De</strong>ze informatie kan verder gebruikt worden invervolgonderzoek dat verder ingaat <strong>op</strong> de <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> iedere aandoening <strong>op</strong>bijvoorbeeld de kwaliteit <strong>van</strong> het leven. Ook dienen zij om degelijke informatie door tegeven aan de patiënt, niet enkel over de evolutie <strong>van</strong> het letsel, maar ook over demedisch-legale factoren. <strong>De</strong>rgelijk onderzoek is nuttig voor de verschillende partijen diein de problematiek betrokken worden. In 5.2.4 en 5.2.5 wordt over dit soort onderzoekverder uitgeweid.5.2.4 Grootschalig onderzoek naar de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> de kwaliteit<strong>van</strong> het leven<strong>De</strong> pilootstudie die hier uitgevoerd werd <strong>op</strong> chronische WAD heeft uitgewezen dat <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong> daadwerkelijk <strong>een</strong> grote invloed kan uitoefenen <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> hetleven <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>slachtoffer. <strong>De</strong> gegevens <strong>van</strong> de QOL-metingen gelden echterenkel voor de <strong>whiplash</strong>slachtoffers en kunnen niet veralgem<strong>een</strong>d worden naar alleverkeersslachtoffers. Een <strong>whiplash</strong>letsel is welliswaar het frequentste letseltype bij<strong>verkeersongeval</strong>len. Daarnaast zijn er echter nog veel andere letseltypes die heelverschillend kunnen zijn qua ernst en om<strong>van</strong>g. Er kan aangenomen worden dat ookslachtoffers <strong>van</strong> ander letseltypes, w.o. patiën<strong>ten</strong> die in tweede instantie PTSD, angs<strong>ten</strong>/ofdepressieklach<strong>ten</strong> vertonen, na <strong>een</strong> jaar of meer <strong>een</strong> lagere levenskwaliteit zullenrapporteren. Om te kunnen we<strong>ten</strong> <strong>op</strong> welke pathologie het beleid zich prioritair zoumoe<strong>ten</strong> rich<strong>ten</strong> om het grootste aantal DALY’s te vrijwaren, moe<strong>ten</strong> verschillendeletseltypes <strong>op</strong>genomen worden in het onderzoek. Ook moe<strong>ten</strong> verkeersslachtoffers dieonmiddellijk na het <strong>verkeersongeval</strong> g<strong>een</strong> duidelijk aanwijsbare letsels hebben,betrokken worden in het onderzoek. Op die manier worden de slachtoffers die pas in <strong>een</strong>later stadium klach<strong>ten</strong> ontwikkelen niet uit het oog verloren en worden depostaccidentele ziektetoestanden ook in het onderzoek betrokken. Het kan zijn datbepaalde letseltypes <strong>een</strong> grotere <strong>impact</strong> <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven veroorzaken invergelijking met andere letseltypes. Daarbij kan bij bepaalde groepen (bijvoorbeeldautobestuurders of passagiers, ouderen, vrouwen, enz.) de <strong>impact</strong> <strong>op</strong> de levenskwaliteitveel groter zijn dan bij andere groepen. Als daarover uitspraken kunnen gedaan worden,kan het beleid zich prioritair <strong>op</strong> de groepen met het grootste risico rich<strong>ten</strong>.Dit grootschalig onderzoek zou, zoals blijkt uit dit onderzoek, <strong>een</strong> prospectieve studiemoe<strong>ten</strong> zijn met verschillende meetmomen<strong>ten</strong> (<strong>een</strong> longitudinaal onderzoek). Het eerstemeetmoment zou onmiddellijk na het <strong>verkeersongeval</strong> zijn, <strong>een</strong> tweede meetmoment zesmaanden en <strong>een</strong> derde meetmoment <strong>een</strong> jaar na het ongeval. Dit onderzoek zou <strong>een</strong>steekproef moe<strong>ten</strong> omvat<strong>ten</strong> <strong>van</strong> alle verkeersslachtoffers die zich bij <strong>een</strong> dienstspoedgevallen hebben aangemeld, alsook de gevallen uit representatievepeilpraktijken 83 . Van de verkeersslachtoffers zou het letseltype en bepaalde rele<strong>van</strong>temedische gegevens door de arts aangegeven kunnen worden. Het verkeersslachtoffer83 Hierbij moet <strong>op</strong>nieuw vermeld worden dat via <strong>een</strong> dienst spoedgevallen niet alle verkeersslachtoffers bereiktworden. Dat is <strong>een</strong> grote beperking. Een deel <strong>van</strong> de slachtoffers gaat rechtstreeks naar hun huisarts.Steunpunt Verkeersveiligheid 154 RA-2005-60


zelf geeft gegevens over socio-demografie, rele<strong>van</strong>te informatie over het<strong>verkeersongeval</strong> en de kwaliteit <strong>van</strong> het leven voor het <strong>verkeersongeval</strong>. Willenmeewerken aan follow-up wordt gevraagd en <strong>een</strong> half jaar en <strong>een</strong> jaar na het<strong>verkeersongeval</strong> worden de responden<strong>ten</strong> die meegewerkt hebben, <strong>op</strong>nieuw gevraagd dekwaliteit <strong>van</strong> hun leven in te schat<strong>ten</strong>. Indien de respondent <strong>een</strong> betrokken huisartsheeft, kan via deze laatste bijkomende medische gegevens ingewonnen worden.Uiteraard zou in dit onderzoek de anonimiteit volledig verzekerd worden en zoutoestemming <strong>van</strong> <strong>een</strong> ethisch comité gevraagd worden. Bij dit onderzoek moetbijzondere aandacht worden gegeven aan de bescherming <strong>van</strong> de privacy <strong>van</strong> dedeelnemende betrokken verkeersslachtoffers, de deelnemende artsen en de betrokkeninstanties. Men kan de steekproefp<strong>op</strong>ulatie <strong>van</strong> verkeersslachtoffers uit het Vlaamsgewest trekken. Gestreefd wordt naar <strong>een</strong> steekproef die representatief is voor alleverkeersslachtoffers.Een belangrijke doelstelling <strong>van</strong> dit onderzoek was om d.m.v. <strong>een</strong> pilootstudie <strong>op</strong> <strong>een</strong>geselecteerde pathologie (chronische WAD), die behoort tot de vermoedelijkeondergeregistreerde postaccidentele ziektetoestanden, de haalbaarheid en methodologiete verifiëren voor grootschaliger onderzoek naar de <strong>impact</strong> <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> dekwaliteit <strong>van</strong> het leven. Uit deze studie kwam duidelijk naar voor dat het <strong>verkeersongeval</strong>waarbij <strong>een</strong> <strong>whiplash</strong>letsel werd <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en <strong>een</strong> grote <strong>impact</strong> kan hebben <strong>op</strong> de kwaliteit<strong>van</strong> het leven bij de personen die na jaren te lijden hebben onder chronische WAD.Binnen de (geselecteerde) zelfhulpgroep <strong>van</strong> <strong>whiplash</strong>patiën<strong>ten</strong> kwam dit het duidelijksttot uiting. Binnen dit onderzoek kwam ook naar voor dat vele ongeselecteerde<strong>whiplash</strong>slachtoffers na <strong>een</strong> interval <strong>van</strong> ongeveer 1 à 2 jaar na het <strong>verkeersongeval</strong> nogsteeds klach<strong>ten</strong> vertonen. Er kan geconcludeerd worden dat <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> <strong>een</strong>aanzienlijke invloed kan uitoefenen <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven. Als dit onderzocht zouworden, kan men aanwijzingen krijgen over de <strong>impact</strong>grootte <strong>van</strong> verschillende soor<strong>ten</strong>ongevallen, letsels, alsook over mogelijke verschillen in QOL-<strong>impact</strong>gevoeligheid <strong>van</strong>verschillende soor<strong>ten</strong> weggebruikers naargelang <strong>van</strong> hun socio-demografischekenmerken en hun hoedanigheid als voetganger, fietser, bromfietser, motorrijder ofauto-inzit<strong>ten</strong>de (bestuurder - passagier). Hierdoor kan men groepen identificeren waar<strong>op</strong>het beleid zich preferentieel zou kunnen rich<strong>ten</strong> ter verlaging <strong>van</strong> de gezondheids<strong>impact</strong>.5.2.5 Diepgaand onderzoek over rehabilitatie na <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>Indien verkeersslachtoffers die <strong>een</strong> hoog risico <strong>op</strong> chronische symptomen vertonen, snelna het <strong>verkeersongeval</strong> herkend worden kunnen ze vroeger <strong>een</strong> effectieve behandelingkrijgen. Factoren omtrent verkregen behandeling, c<strong>op</strong>ing, overtuigingen, gedragingenomtrent pijn en vermijding en reacties <strong>van</strong> de slachtoffers zijn ook belangrijk. Op diemanier kan de rehabilitatie <strong>van</strong> de patiën<strong>ten</strong> versneld worden en de negatieve <strong>impact</strong> die<strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> kan hebben <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven vermeden worden. Omover bovenstaande aspec<strong>ten</strong> informatie te kunnen inwinnen, kan in eerste instantieonderzoek uitgevoerd worden <strong>op</strong> <strong>een</strong> geselecteerde risicogroep.Een universeel erkende en <strong>op</strong> evidence based medicine-gegevens gebaseerde effectievebehandeling voor WAD blijft, zoals blijkt uit voortdurende controverses dienaangaande.Vele personen die lijden aan chronische WAD voelen zich onbegrepen. <strong>De</strong> problematiekwordt vaak aanzien als <strong>een</strong> psychische problematiek zonder <strong>een</strong> duidelijk aanwijsbaarletsel. Ze is daarom niet minder reëel.Het onderzoek dat nagaat wat de risicofactoren zijn voor ieder letsel t.g.v. <strong>een</strong><strong>verkeersongeval</strong> zou kunnen bestaan uit twee grote fases, waarbij in de eerste fase denadruk ligt <strong>op</strong> exploratie. Vanuit het standpunt <strong>van</strong> de patiënt en de behandelende artsmoet informatie ingewonnen worden. Via kwalitatieve interviews en focusgroepen kaninformatie ingewonnen worden over de evolutie <strong>van</strong> de betreffende aandoening, demanier waar<strong>op</strong> ermee omgegaan wordt (zowel door de arts als de patiënt), overtuigingenSteunpunt Verkeersveiligheid 155 RA-2005-60


die heersen omtrent de problematiek, reactiepatronen <strong>van</strong> de patiënt, pijnvermijdendegedragingen, enz. Ook meer specifieke informatie over positieve feedback, <strong>een</strong> positieveingesteldheid, het actief aanpakken <strong>van</strong> het probleem, …, zou <strong>van</strong> groot nut zijn indiende ‘progressieve’ behandelingsstrategie <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> het bi<strong>op</strong>sychosociaal model verdersuperieur zou blijken. Een grootschalig onderzoek hierover is in Nederland onderweg(Schol<strong>ten</strong>-Peters et al., 2003). Dit kwalitatief deel <strong>van</strong> de studie kan gebeuren <strong>op</strong> basis<strong>van</strong> het huidig onderzoek en zou moe<strong>ten</strong> vertrekken <strong>van</strong>uit <strong>een</strong> visie die hetbi<strong>op</strong>sychosociaal model als basis neemt, omdat dit het breedste is en het rijkste aandiverse mogelijke uitkoms<strong>ten</strong>.Op grond hier<strong>van</strong> kan in <strong>een</strong> tweede fase <strong>een</strong> grootschalig kwantitatief onderzoek<strong>op</strong>gesteld worden. Daarin zouden ook de belangrijkste factoren die in dekwalitatief/exploratieve fase naar voor gekomen zijn, getoetst worden. Via <strong>een</strong> bekn<strong>op</strong>t<strong>een</strong> duidelijk gestructureerde enquête kunnen gegevens gegenereerd worden die geldigzijn voor heel Vlaanderen.Ook kan voor iedere aandoening de basistoestand qua klinisch beleid gedefinieerdworden. Dit zou in eerste instantie moe<strong>ten</strong> gebeuren voor WAD omdat uit deze studiebleek dat daaraan <strong>een</strong> duidelijke nood is. Ook andere aandoeningen kunnen echter hetonderwerp zijn <strong>van</strong> zulke studies. <strong>De</strong> diagnostische en preventief-therapeutischepraktijken m.b.t. de <strong>op</strong><strong>van</strong>g <strong>van</strong> verkeersslachtoffers met de betreffende aandoeningendoor de spoed<strong>op</strong>namediens<strong>ten</strong> kan hiermee in kaart gebracht worden. Door middel <strong>van</strong><strong>een</strong> survey <strong>van</strong> representatieve spoed<strong>op</strong>namediens<strong>ten</strong> in Vlaanderen kan daar<strong>op</strong> <strong>een</strong>zicht gekregen worden. <strong>De</strong> gegevens die eruit zouden voortvloeien kunnen dienen om<strong>een</strong> basisdocument <strong>op</strong> te maken voor het ontwerpen <strong>van</strong> <strong>een</strong> zorgleidraad en kan deoverheid adviseren over het <strong>op</strong>vullen <strong>van</strong> vastgestelde lacunes en de organisatie <strong>van</strong> <strong>een</strong>bijscholing.5.3 Korte samenvatting <strong>van</strong> de aanbevelingenTenslotte worden kort de bovenstaande aanbevelingen herhaald:Opstellen <strong>van</strong> <strong>een</strong> éénduidig classificatiesysteem: hierin kunnen alleaandoeningen die <strong>op</strong>treden als gevolg <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong> <strong>op</strong> <strong>een</strong> éénduidigemanier in ondergebracht worden. Het <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> dit systeem kan gebeuren aande hand <strong>van</strong> kwalitatief onderzoek. <strong>De</strong> informatie in dit systeem kan dienen voorvergelijkingen te maken over streken en eventueel landen h<strong>een</strong>. Binnen allediens<strong>ten</strong> spoedgevallen en binnen iedere huisartspraktijk zouden de gegevens <strong>op</strong><strong>een</strong> <strong>een</strong>duidige manier moe<strong>ten</strong> bijgehouden worden. Om <strong>op</strong>timaal gebruik temaken <strong>van</strong> deze gegevens is het aan te bevelen om ze in <strong>een</strong> centralegegevensbank te verzamelen.Het systematisch inzamelen <strong>van</strong> epidemiologische gegevens: <strong>op</strong>stellen <strong>van</strong><strong>een</strong> grootschalige p<strong>op</strong>ulatiestudie om zicht te krijgen <strong>op</strong> het voorkomen <strong>van</strong>verschillende letselvormen die het resultaat zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>. Ermoe<strong>ten</strong> gegevens ingezameld worden niet enkel over het voorkomen <strong>van</strong><strong>whiplash</strong>letsels, maar <strong>van</strong> alle letsels <strong>ten</strong> <strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>.Impact <strong>van</strong> <strong>verkeersongeval</strong>len <strong>op</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het leven: <strong>een</strong>longitudinaal onderzoek naar de <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>verkeersongeval</strong>. Een studiedie de lange termijn<strong>op</strong>volging waarborgt, waarbij naast de spoeddiens<strong>ten</strong>, dehuisarts <strong>een</strong> cruciale rol speelt.Diepgaand onderzoek naar de oorzaken en behandelingsmodalitei<strong>ten</strong>voor de verschillende aandoeningen: kwalitatief en kwantitatief onderzoekSteunpunt Verkeersveiligheid 156 RA-2005-60


enerzijds naar de risicofactoren <strong>van</strong> bepaalde aandoeningen (welke factorenspelen <strong>een</strong> rol m.b.t. de prognose) en daarmee samenhangend de mogelijkebehandelingen die hier<strong>op</strong> kunnen inspelen. Doelstellingen zouden zijn:basisdocument <strong>op</strong>maken voor het ontwerpen <strong>van</strong> <strong>een</strong> zorgleidraad om lacunes inde behandeling te kunnen <strong>op</strong>vullen.Steunpunt Verkeersveiligheid 157 RA-2005-60


6 . L I T E R A T U U R L I J S TAker, P.D., Gross, A.R., Goldsmith, C.H., & Peloso, P. (1996) Conservative managementof mechanical neck pain: Systematic overview and meta-analysis. British MedicalJournal, 313, 1291–1296.Allen, M.J., Barnes, M.R., & Boduwala, G.G. (1985). The effect of seat belt legislation oninjuries sustained by car occupants. Injury, 16(7), 471-476.Anderson, H.I., Ejlertsson, G., Leden, I., & Rosenberg, C. (1993). Chronic pain in ageographically defined p<strong>op</strong>ulation: studies of differences in age, gender, social class,and pain localization. Clinical journal of pain, 9, 174-182.Andersson, A.L., Bunketorp, O., & Allebeck, P. (1997). High rates of psychosocialcomplications after road traffic injuries. Injury, 28, 539-543.Adolfsson, J. (2003). Health-related quality of life assessment in patients with ad<strong>van</strong>cedcancer of the prostate. Pharmacoeconomics, 21(4), 241-247.Andrews, F.M., & Withney, S.B. (1976). Social indicators of well-being. Plenum, NewYork.Arrindell, W.A., & Ettema, J.H.M. (2003). SCL-90. Handleiding bij <strong>een</strong> multidimensionelepsych<strong>op</strong>athologie-indicator. Lisse: Swets Zeitlinger.Arrindell, W.A., & Ettema, J.H.M. (1986). SCL-90. Handleiding bij <strong>een</strong> multidimensionelepsych<strong>op</strong>athologie-indicator. Lisse: Swets Zeitlinger.Arrindell, W.A., Ettema, J.H.M., Groenman, N., Brook, F., Janssen, I., Slaets, J. et al.(2003). <strong>De</strong> groeiende inbedding <strong>van</strong> de Nederlandse SCL-90-R: psychodiagnostischgereedschap. <strong>De</strong> Psycholoog, 38, 576-582.Barnett, D.B. (1991). The measurement of quality of life. American Journal of Cardiology,67(12), 41-43.Barnsley, L. (2000). Epidemiology of <strong>whiplash</strong>. Annals of Rheumatology and Diseases,59, 394-400.Barnsley, L., Lord, S., & Bogduk, N. (1993a). The path<strong>op</strong>hysiology of <strong>whiplash</strong>. SpineState of Art Reviews, 7, 329-353.Barnsley, L., Lord, S., & Bogduk, N. (1994a). Whiplash injury: clinical review. Pain, 58,283-307.Barnsley, L., Lord, S.M., Wallis, B.J., & Bogduk N. (1993b). False-positive rates ofcervical zygap<strong>op</strong>hyseal joints blocks. Clinical Journal of Pain, 9, 124-130.Barnsley, L., Lord, S.M., Wallis, B.J., & Bogduk N. (1994b). Lack of effect of intraarticularcorticosteroids for chronic pain in the cervical zygap<strong>op</strong>hyseal joints. Nuclear EnglishJournal of Medicine, 330, 1047-1050.Barnsley, L., Lord, S.M., Wallis, B.J., & Bogduk N. (1995). The prevalence of chroniccervical zygap<strong>op</strong>hyseal joint pain after <strong>whiplash</strong>. Spine, 20, 20-26.Barry, M.M., & Crosby, C. (1996). Quality of life as an evaluative measure in passing the<strong>impact</strong> of community care on pe<strong>op</strong>le with long-term psychiatric disorders. BritishJournal of Psychiatry, 168, 210-216.Barsky, A.J., & Borus, J.F. (1999). Functional somatic syndromes. Annals of InternalMedicine, 130(11), 910-921.B.C. Whiplash Initiative (1998). PMRF’s Whiplash-associated disorders: a comprehensivesyllabus. Physical Medicine Research Foundation. http://www.healthsciences.ubc.ca/<strong>whiplash</strong>.bc/[24/08/2004].Steunpunt Verkeersveiligheid 158 RA-2005-60


Bekkering, G.E., Hendriks, H.J.M., Lanser, K., Oos<strong>ten</strong>dorp, R.A.B., Peeters, G.G.M.,Verhagen, A.P., & <strong>van</strong> der Windt, D.A.W.M. (2001). KNGF-richtlijn <strong>whiplash</strong>.Supplement bij het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, 3, 1-26.Benoist, M., & Rouaud, J-P. (2002). Whiplash: Myth or reality? Joint Bone Spine, 69,358-362.Berglund, A., Alfredsson, L., Jensen, I., Bodin, L., & Nygren, A. (2003). Occupant- andcrash-related factors associated with the risk of <strong>whiplash</strong> injury. Annals ofEpidemiology, 13(1), 66-72.Bergner, M. (1989). Quality of life, health status, and clinical research. Medical Care, 27,S148-S156.Bernheim, J.L. (1995). Quality of life, or qualities of life? <strong>De</strong>scriptive or evaluativeinstruments? A critique, and a plea for emphasised global assessment of QOL. Qualityof Life Research, 3, 155-156.Bernheim, J.L. (1999). How to Get Serious Answers to the Serious Question: `How haveyou b<strong>een</strong>?': Subjective Quality of Life (QOL) as an Individual Experiential EmergentConstruct. Bioethics, 13, 272-287.Bernheim, J.L., & Buyse, M. (1983). The anamnestic comparative self assessment formeasuring the subjective quality of life of cancer patients. Journal of PsychosocialOncology, 1(4), 25-38.Bernheim, J.L., Theuns, P., Mazaheri, M., & Rose, M. (2003). Anamnestic ComparativeSelf-Assessment (ACSA) to Measure Qol. II. Ad<strong>van</strong>tages of an Internal Standard.Quality of Life Research (in press).Bernstein I.H., Jaremko, M.E., & Hinkley, B.S. (1994). On the utility of the SCL-90-R withlow back pain patients. Spine, 19, 42-48.Bicik, I., Radanov, B.P., Schäfer, N., Dvorak, J., Blum, B., Weber, B., Burger, C., vonSchulthess, G.K., & Buck, A. (1998). PET with 18 fluorodeoxyglucose andhexamethylpr<strong>op</strong>ylene amine oxime SPECT in late <strong>whiplash</strong> snydrome. Neurology, 51,345-349.Blokhorst, M.G.B.G., Lousberg, R., Vindgerhoets, A.J.J.M., Winter, F.A.M., & Zilvold, G.(2002). Daily hassles and stress vulnerability in patients with a <strong>whiplash</strong> associateddisorder. International Journal of Rehabilitation Research, 25(3), 173-179.Bogduk, N. (1986). The anatomy and path<strong>op</strong>hysiology of <strong>whiplash</strong>. Clinical Biomechanics,1,92-101.Bogduk, N. (1995). Editorial. Spine, 20:8S-9S.Bogduk, N. (1999). The neck. Clinical Rheumatology, 13(2), 261–285.Bogduk, N, & Yoganandan, N. (2001). Biomechanics of the cervical spine Part 3: Minorinjuries. Clinical Biomechanics, 16, 267-275.Bonelli, R.M., Reisecker, F., & Költringer, P. (2001). Preventiuon of chronic pain in<strong>whiplash</strong> injury. Journal of Pain and Symptom Management, 21(2), 92-93.Booth, A. (1995). The SCHARR Guide to EBP (Evidence-based Practice) SCHARRInformation Resources, <strong>De</strong>cember 1995, EBM Internet Discussion List.Borchgrevink, G.E., Stiles, T.C., Borchgrevink P.C., & Lereim, I. (1997). Personalityprofile among symptomatic and recovered patients with neck sprain injury, measuredby MCMI-I acutely and 6 months after car accidents. Journal of PsychosomaticResearch, 42(4), 357-367.Borchgrevink, G.E., Kaasa, A., McDonagh, D., Stiles, T.C., Haraldseth, O., & Lereim, I.(1998). Acute treatment of <strong>whiplash</strong> neck sprain injuries: A randomized trial oftreatment during the first 14 days after a car accident. Spine, 23, 25-31.Steunpunt Verkeersveiligheid 159 RA-2005-60


Borghouts, A.J., Janssen, H.J., Koes, B.W., Muris, J.W.M., Metsemakers, J.F.M., & Bouter,L.M. (1999). The management of chronic pain in general practice: a retrospectivestudy. Scandinavian Journal of Primary Health Care, 17, 215-220.Bosma, F.K., & Kessels, R.P.C. (2002). Cognitive impairments, psychological dysfunction,and c<strong>op</strong>ing styles in patients with chronic <strong>whiplash</strong> syndrome. Neur<strong>op</strong>sychiatry,Neur<strong>op</strong>sychology, and Behaioral Neurology, 15, 56-65.Bovim, G., Schrader, H., & Sand, T. (1994). Neck pain in the general p<strong>op</strong>ulation. Spine,20, 625-629.Bowling, A. (2001). Measuring disease: a review of disease-specific quality of lifemeasurement scales (2 nd Ed.). Buckingham: Open University Press.Brattberg, G., Thorslund, M., & Wikman, A. (1998). The results of a postal survey in acounty of Sweden. Pain, 37, 215-222.Brault, J.R., Siegmund, G.P., & Wheeler, J.B. (2000). Cervical muscle response during<strong>whiplash</strong>: Evidence of a lengthening muscle contraction. Clinical Biomechanics, 15,426-435.Brazier, J., & <strong>De</strong>verill, M. (1999). Obtaining the ‘Q’ in QALYS: A comparison of five multiattributeutility scales. The University of Sheffield. Sheffield Health Economics Group.Discussion Paper Series. Februari 1999. Ref: 99/1.Bui<strong>ten</strong>huis, M.D., Spanjer, J., & Fidler, V. (2003). Recovery from Acute Whiplash: TheRole of C<strong>op</strong>ing Styles. Spine, 28(9), 896-901.Bunketorp, O., Olsson, I., Carlsson, S.G., & Styf, J. (2001). Outcome of WAD predictedby MPI. Berne, Germany: International Congress on Whiplash Associated Disorders,March 8-10.Bunketorp, L., Nordholm, L., & Carlsson, J. (2002). A descriptive analysis of disorders inpatients 17 years following motor vehicle accidents. Eur<strong>op</strong>ean Spine Journal, 11(3),227-234.Busse, J.W., Dufton, J.A., Kilian, B.C., & Bhandari, M. (2004). The <strong>impact</strong> of non-injuryrelatedfactors on disability secondary to <strong>whiplash</strong> associated disorder type II: aretrospective file review. Journal of Manipulative and Physiological Therapeutics,27(2), 79-83.Butter, R.N. (1992). Quality of life: can it be an endpoint? How can it be measured?American Journal of Clinical Nutrition, 55, 1267s-1270s.Cabbell, K., & Papad<strong>op</strong>oulos, S.M. (1996). Whiplash syndrome. In A.H. Menezes, & V.K.Sonntag (Eds.), Principles of spinal surgery, Vol 2 (pp. 801-806). New York: McGraw-Hill.Campbell, A. (1976). Subjective measures of well-being. American Psychologist, 31, 117-124.Cantril, H. (1966). The pattern of human concerns. New Brunswick, NJ: RutgersUniversity Press.Carroll, L. (2000). Psychosocial factors in recovery from traffic injuries. In H. von Holst,A. Nygren, A.E. Andersson (Eds.). Transportation, Traffic Safety and Health: Man andMachine (pp. 155-169). Second International Conference, Brussels, Belgium, 1996.Berlin Heidelberg: Springer-Verlag.Cassidy, J.D., Carroll, L.J., Côté, P., Lemstra, M., Berglund, A., & Nygren, A. (2000).Effect of eliminating compensation for pain and suffering on the outcome of insuranceclaims for <strong>whiplash</strong> injury. New English Journal of Medicine, 342(16), 1179-1186.Cassidy, J.D., Duranceau, J., Liang, M.H., Salmi, L.R., Skovon, M.L., & Spitzer, W.O.(1995). Scientific Monograph of the Quebec Task Force on Whiplash-AssociatedDisorders. Spine, 20, 8S-58S.Steunpunt Verkeersveiligheid 160 RA-2005-60


Castro, W.H.M., Schilgen, M., Meyer, S., Weber, M., Peuker, C., & Wörtler, K. (1997). Do“Whiplash injuries” occur in low-speed rear <strong>impact</strong>s? Eur<strong>op</strong>ean Spine Journal, 6(6),366-375.Castro, W.H.M., Meyer, S.J., Becke, M.E.R., Nentwig, C.G., Hein, M.F., Ercan, B.I.,Thomann, S., Wessels, U., & Du Chesne, A.E. (2001). No stress – no <strong>whiplash</strong>?Prevalence of “<strong>whiplash</strong>” symptoms following exposure to a placebo rear-endcollision. International Journal of Legal Medicine, 114, 316-322.Cella, D.F. (1994). Quality of life: concepts and definition. Journal of Pain SymptomManagement, 9, 186-192.Cesarani, A., Claussen, C.F., & Alpini, D. (1996a). Whiplash : An interdisciplinarychallenge. In A. Cesarani, D. Alpini, R. Boniver, C.F. Claussen, P.M. Gagey, L.Magnusson, M.L. Ödkvist (Eds.). Whiplash injuries: Diagnosis and treatment. Berlin:Springer.Cesarani, A., Alpini, D., Boniver, R., Claussen, C.F., Gagey, P.M., Magnusson, L., &Ödkvist, M.L. (1996b). Whiplash Injuries. Berlin: Springer.Chapline, J.F., Ferguson, S.A., Lillis, R.P., Lund, A.K., & Williams, A.F. (2000). Neck painand head restraint position relative to the driver’s head in rear-end collisions.Accident Analysis and Prevention, 32, 287-297.Clay, W. (1986). Letsel<strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> auto-inzit<strong>ten</strong>den na <strong>een</strong> auto-ongeval: Eenvolksgezondheidkundige studie. Rijksuniversiteit Groningen. Groningen: DrukkerijVan <strong>De</strong>nderen B.V.Cohen, S., & Wills, T.A. (1985). Stress, social support, and the buffering hypothesis.Psychological Bulletin, 98, 310-357.Côté, P., Cassidy, J.D., & Carroll, L. (2003). The epidemiology of neck pain: What wehave learned from our p<strong>op</strong>ulation-based studies. Journal of the Canadian Chir<strong>op</strong>racticAssociation, 47, 284-290.Côté, P., Cassidy, D., Carroll, L., Frank, J.W., & Bombardier, C. (2001). A systematicreview of the prognosis of acute <strong>whiplash</strong> and a new conceptual framework tosynthesize the literature. Spine, 26(19), E445-E458.<strong>De</strong>ans, G.T., Magalliard, J.N., Kerr, M., & Rutherford, W.H. (1987). Neck sprain: A majorcause of disability following car accidents. Injury, 18, 10-12.<strong>De</strong>insberger, W., Daentzer, D., & Boeker, D.K. (2000). Neurosurgical management ofspinal instability after <strong>whiplash</strong> injury. In N. Yoganandan, F. Pintar (Eds.). Frontiers inWhiplash trauma (pp. 542-547). Amsterdam: IOS Press.<strong>De</strong>rogatis, L.R., Lipman, R.S., & Covi, L. (1973). SCL-90: An outpatient psychiatric ratingscale – preliminary report. Psych<strong>op</strong>harmacology Bulletin, 9, 13-27.de Mol, B.A., & Heijer, T. (1996). Late <strong>whiplash</strong> syndrome. Lancet, 348, 124-125.Drottning, M., Staff, P.H., & Malt, U.K. (2001). The one-year prevalence of posttraumaticstress response after common <strong>whiplash</strong>. Berne, Germany: InternationalCongress on Whiplash Associated Disorders, March 8-10.Duckro, P.N., Margolis, R.B., & Tait, R.C. (1985). Psychological assessment in chronicpain. Journal of Clinical Psychology, 41, 499-504.Eck, J.C., Hodges, S.D., & Humphreys, S.C. (2001). Whiplash: A review of a commonlymisunderstood injury. American Journal of Medicine, 10, 651-656.Fairbank, J.T., Couper, J., Davies, J.B., & O’Brien, J.P. (1980). The Oswestry low backpain disability questionnaire. Physiotherapeutics, 66, 271-273.Steunpunt Verkeersveiligheid 161 RA-2005-60


Falla, D., Rainoldi, A., merletti, R., & Jull, G. (2003). Myoelectric manifestations ofsternocleidomastoid and anterior scalene muscle fatigue in chronic neck pain patients.Clinical Neur<strong>op</strong>hysiology, 114, 488-495.Fernandez de las Penas, C., Fernandez Carnero, J., Palomeque del Cerro, L., &Miangolarra Page, J.C. (2004). Manipulative treatment vs conventional physiotherapytreatment in <strong>whiplash</strong> injury. A rondomized controlled trial. Journal of Whiplash andRelated Disorders, 3(2), in press.Ferrari, R. (2002). Prevention of chronic pain after <strong>whiplash</strong>. Emergency MedicineJournal, 19: 526-530.Ferrari, R. (2001). Putting head restraints to rest. Accident Analysis & Prevention, 33,685-686.Ferrari, R. (1999). The Whiplash Encycl<strong>op</strong>edia: The Facts and Myths of Whiplash.Gaithersburg, Maryland: Aspen Publishers.Ferrari, R., & Russell, A.S. (2003). Neck pain. Best Practice & Research ClinicalRheumatology, 17(1), 57-70.Ferrari, R., & Russell, A.S. (2001). Why blame is a factor in recovery from <strong>whiplash</strong>injury. Medical Hypotheses, 56(3), 372-375.Ferrari, R., & Russell, A.S. (1999). Epidemiology of <strong>whiplash</strong>: An international dilemma.Annals of the Rheumatic Diseases, 58, 1-5.Ferrari, R., & Schrader, H. (2001). The late <strong>whiplash</strong> syndrome: a bi<strong>op</strong>sychosocialapproach. Journal of Neurosurgical Psychiatry, 7, 722-726.Freeman, M.D., Croft, A.C., & Rossignol, A.M. (1998). “Whiplash associated disorders:Redefining <strong>whiplash</strong> and its management” by the Quebec Task Force: A criticalevaluation. Spine, 23(9), 1043-1049.Freeman, M.D., Croft, A.C., Rossignol, A.M., Weaver, D.S., & Reiser, M. (1999). A reviewand methodologic critique of the literature refuting the <strong>whiplash</strong> syndrome. Spine,24(1), 86-98.Fysiotherapie Daalmeer (2003). Brochure Fysiotherapie en <strong>whiplash</strong>.http://www.fysiotherapiedaalmeer.nl. [07-10-2004].Gaitsch, G., Stude, P., Baume, B., Hasenbring, M., Diener, H.C., & Keidel, M. (2001).Predictors of delayed recovery from post-traumatic neck pain in <strong>whiplash</strong> injury.Berne, Germany: International Congress on Whiplash Associated Disorders, March 8-10.Gargan, M.F., Bannister, G.C., Main, C.S., & Hollis, S.T. (1997). The behavioral responseto <strong>whiplash</strong> injury. Journal of bone and joint surgery, 97-B, 523-526.Gill, T., & Feinstein, R. (1994). A critical appraisal of the quality of life measurements.Journal of the American Medical Association, 272, 619-626.Gore, D.R., Sepic, S.B., Gardner, G.M., & Murray, M.P. (1987). Neck pain: A long-termfollow-up of 205 patients. Spine, 12, 1-5.Got<strong>ten</strong>, N. (1956). Survey of one hundred cases of <strong>whiplash</strong> after settlement of litigation.Journal of the American Medical Association, 162, 865-867.Grauer, J.N., Panjabi, M.M., Cholewicki, J., Nibu, K., & Dvorak, J. (1997). Whiplashproduces an S-shaped curvature of the neck with hyperex<strong>ten</strong>sion at lower levels.Spine, 22(21), 2489-2494.Gross, A.R., Kay, T., Hondrass, M., Goldsmith, C., Haines, T., Peloso, P., Kennedy, C., &Hoving, J. (2002). Manual therapy for mechanical neck disorders: a systematicreview. Manual Therapy, 7(3), 131-149.Steunpunt Verkeersveiligheid 162 RA-2005-60


Hains, F., Waalen, J., & Mior, S. (1998). Psychometric pr<strong>op</strong>erties of the neck disabilityindex. Journal of Manipulative Physiological Therapeutics, 21(2), 75-80.Haland, Y., Lindh, F., Fredriksson, R., Autoliv, A.B., & Svensson, M. (1996). The influenceof the car body and the seat on the loading of the front seat occupant's neck in lowspeed rear <strong>impact</strong>s. Proceedings 29th ISATA.Harder, S., Veilleux, M., & Suissa, S. (1998). The effect of socio-demographic and crashrelatedfactors on the prognosis of <strong>whiplash</strong>. Journal of Clinical Epidemiology, 51,377-384.Haukeland, J.V. (1996). Welfare consequences of injuries due to traffic accidents.Accident analyses and Prevention, 28(1), 63-72.Hodge, J.R. (1971). The <strong>whiplash</strong> neurosis. Psychosomatics, 12, 245-249.Hoffman, B.F. (1991). The demographic and psychiatric characteristics of 110 personalinjury litigants. Bulletin of American Academy of Psychiatry and Law, 19, 227-236.Hoving, J.L., O’Leary, E.F., Niere, K.R., Gr<strong>een</strong>, S., & Buchbinder, R. (2003). Validity ofthe neck disability index, Northwick Park neck pain questionnaire, and problemelicitation technique for measuring disability associated with <strong>whiplash</strong>-associateddisorders. Pain, 102, 273-281.Hurwitz, E.L., Morgenstern, H., Vassilaki, M., & Chiang, L. (2004). Adverse reactions tochir<strong>op</strong>ractic treatment and their effects on satisfaction and clinical outcomes amongpatients enrolled in the UCLA neck pain study. Journal of Manipulative andphysiological Therapeutics, 27(1), 16-25.Hyde, A.S. (1992). Crash injuries: How and why they happen. Key Biscayne, Florida:Hyde Associates, inc.Itkowitz, N.I., Kerns, R.D., & Otis, J.D. (2003). Support and connary heart disease: Theimportance of significant other responses. Journal of Behavioral Medicine, 26(1), 19-30.Jaspers, J.P.C. (1998). Whiplash and post-traumatic stress disorder. Disability andrehabilitation, 20(11), 397-404.Jensen, T.S., & Kasch, H. (2000). A prospective study of <strong>whiplash</strong> injury with ankleinjuredcontrols. Nice, France: Third Congress of the Eur<strong>op</strong>ean Federation of IASPChapters.Jensen, M. P., Turner, J. A., Romano, J. M., & Karoly, P. (1991). C<strong>op</strong>ing with chronicpain: A critical review of the literature. Pain, 47, 249–283.Kaneoka, K., Ono, K., Inmi, S., & Hayashi, K. (1999). Motion analysis of cervicalvertebrae during <strong>whiplash</strong> loading. Spine, 24, 763-770.Kasch, H., Bach, F.W., & Jensen, T.S. (2001). Risk for the assessment after acute<strong>whiplash</strong> injury: A one-year prospective study. Berne, Germany: InternationalCongress on Whiplash Associated Disorders, March 8-10.Kasch, H., Bach, F.W., S<strong>ten</strong>gaard-Pedersen, K., & Jensen, T.S. (2003). <strong>De</strong>vel<strong>op</strong>ment inpain and neurologic complaints after <strong>whiplash</strong>. Neurology, 60, 743-761.Kempen, G.I.J.M. (1992). Het me<strong>ten</strong> <strong>van</strong> de gezondheidstoestand <strong>van</strong> ouderen: <strong>een</strong>toepassing <strong>van</strong> <strong>een</strong> Nederlandse versie <strong>van</strong> de MOS-schaal. Tijdschrift voorGerontologie en Geriatrie, 23, 132-140.Kempen, G.I.J.M., Brilman, E.I., Heyink, J.W., & Ormel, J. (1995). Het me<strong>ten</strong> <strong>van</strong> dealgemene gezondheidstoestand met de MOS Short-Form General Health survey (SF-20): Een handleiding. Groningen: Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken.Kennisbank SWOV (2004): http://www.swov.nl/nl/kennisbank. [21-06-2003].Steunpunt Verkeersveiligheid 163 RA-2005-60


Kischka, U., Ettlin, T., Heim, S., & Schmid, G. (1991). Cerebral symptoms following<strong>whiplash</strong>. Eur<strong>op</strong>ean Neurology, 31, 136-140.K<strong>op</strong>ec, J.A., Esdaile, J.M., Abrahamowicz, M., Abenhaim, L., Wood-Dauphinee, S.,Lamping, D.L., & Williams, J.I. (1995). The Quebec Back Pain Disability Scale.Measurement pr<strong>op</strong>erties. Spine, 20, 341-352.Krafft, M., Kullgren, A., Tingvall, C., Boström, O., Fredriksson, R. (2000). How crashseverity in rear <strong>impact</strong>s influences short- and long-term consequences to the neck.Accident Analysis and Prevention, 32, 187-195.Krupinski, J. (1980). Health and quality of life. Social Sciences and Medicine, 14A, 203-211.Kullgren, A., Krafft, M., Nygren, A., & Tingvall, c. (2000). Neck injuries in frontal<strong>impact</strong>s: influence of crash pulse characteristics on injury risk. Accident Analysis andPrevention, 32(2), 197-205.Lammar, P., & Hens, L. (2003). Impact <strong>van</strong> de verkeersonveiligheid <strong>op</strong> de volksgezondheid:SVSM-rapport RA-2003-10. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid.Lauer, G. (1999). Concepts of quality of life in mental health care. In S. Priebe, J.P.J.Oliver, W. Kaiser (Eds.). Quality of life and mental health care (pp. 19-34).Philadelphia: Wrightson Biomedical.Lawrence, J.M., & Siegmund, G.P. (2000). Seat back and head restraint response duringlow-speed rear-end automobile collisions. Accident Analysis and Prevention, 32, 219-232.Lehman, A.F. (1996). Measures of quality of life among persons with severe andpersis<strong>ten</strong>t mental disorders. In G. Thornicroft, M. Tansella (Eds.). Mental HealthOutcome Measures (pp. 75-92). Berlin: Springer.Li, L., Young, D., Wei, H., Zhang, Y., Zheng, Y., Xiao, S., Wang, X., & Chen, X. (1998).The relationship betw<strong>een</strong> objective life status and subjective life satisfaction withquality of life. Behavioral Medicine, 23(4), 149-159.Lord, S.M., Barnsley, L., Wallis, B.J., & Bogduk, N. (1996). Chronic cervicalzygap<strong>op</strong>hysial joint pain after <strong>whiplash</strong>: A placebo-controlled prevalence study. Spine,21(15), 1737-1745.Lord, S.M., Barnsley, L., Wallis, B.J., & Bogduk, N. (1994). Third occipital nerveheadache: A prevalence study. Journal of Neurology, Neurosurgery and Psychiatry,57, 1187-1190.Luteijn, F., Starren, J., & Van Dijk, H. (2000). Tweede herziene NPV handleiding. Lisse:Swets & Zietlinger.Magnusson, M.L., P<strong>op</strong>e, M.H., Hasselquist, L.Bolte, K .M., Ross, M., Goel, V.K., Lee, J.S.,Spratt, K., Clark, C.R., & Wilder D.G. (1999). Cervical electromyographic activityduring low-speed rear <strong>impact</strong>. Eur<strong>op</strong>ean Spine Journal, 8(2), 118-125.Mainz, E.A., Mandel, S., Esposito, J., Gordon, J.E., Massari, D.J., & Scalzo, M. (2001).The neur<strong>op</strong>sychological sequelae of <strong>whiplash</strong> injury. The Pain Practitioner, 11(4), 4-12.Martinez R. (1997). Traffic Safety as a health issue. In H von Holst, A Nygren & R Thord(Eds.). Transportation, traffic safety and health: the new mobility (pp. 19-36). FirstInternational Conference, Göteborg, Sweden, 1995. New York: Springer.Mast, M.E. (1995). <strong>De</strong>finition and measurement of quality of life in oncology nursingresearch: review and theoretical implications. Oncology Nursing Forum, 22, 957-964.Mayou, R. (1997). The psychiatry of road traffic accidents. In M. Mitchell (Ed.). Theaftermath of road accidents: Psychological, social and legal consequences of aneveryday trauma. London: Routledge.Steunpunt Verkeersveiligheid 164 RA-2005-60


Mayou, R., & Bryant, B. (1996). Outcome of ‘<strong>whiplash</strong>’ neck injury. Injury, 27(9), 617-623.Mayou, R., & Bryant, B. (2002). Psychiatry of <strong>whiplash</strong> neck injury. British Journal ofPsychiatry, 180, 441-448.Mayou, R., & Radanov, B.P. (1996). Whiplash neck injury. Journal of PsychosomaticResearch, 40(5), 461-474.Mayou, R., Bryant, B., & Ehlers, A. (2001). Prediction of psychological outcomes one yearafter a motor vehicle accident. American Journal of Psychiatry, 158(8), 1231-1238.McClune, T., Burton, A.K., & Waddell, G. (2002). Whiplash associated disorders: a reviewof the literature to guide patiënt information and advice. Emergency Medicine Journal,19, 499-506.McGuire, B.E., & Shores, E.A. (2001). Simulated pain on the Symptom Checklist 90-Revised. Journal of Clinical Psychology, 57(12), 1589-1596.Meani, E., Brambilla, S., Mondini, A., & Romanò, C.L. (1996). Whiplash lesions:Orth<strong>op</strong>aedic considerations. In A. Cesarani, D. Alpini, R. Boniver, C.F. Claussen, P.M.Gagey, L. Magnusson, L.M. Ödkvist (Eds.). Whiplash injuries: Diagnosis andtreatment (pp. 30-37). Berlin: Springer.Meola, G., & Sansone, V. (1996). The neurological point of view. In A. Cesarani, D.Alpini, R. Boniver, C.F. Claussen, P.M. Gagey, L. Magnusson, L.M. Ödkvist (Eds.).Whiplash injuries: Diagnosis and treatment (pp. 38-41). Berlin: Springer.Mills, H., & Horne, G. (1986). Whiplash: Manmade disease? New Zealand Medical Journal,99, 373-374.Moog, M., Quintner, J., Hall, T., & Zusman, M. (2002). The late <strong>whiplash</strong> syndrome: Apsych<strong>op</strong>hysical study. Eur<strong>op</strong>ean Journal of Pain, 6, 283-294.Morris, A.P., & Thomas, P. (1996). A study of soft tissue neck injuries in the UK. Proc.15 th ESV Conference, Melbourne.Mulder, S., Bloemhoff, A., Harris, S., <strong>van</strong> Kampen, L.T.B., & Schoots, W. (1995).Ongevallen in Nederland: Opnieuw geme<strong>ten</strong> 1992/1993. Stichting Consument enVeiligheid.Navin, F., Zein, S., & Felipe, E. (2000). Road safety engineering: An effective tool in thefight against <strong>whiplash</strong> injuries. Accident Analysis and Prevention, 32, 271-275.Nederhand, M.J., IJzerman, M.J., Hermens, H.J., Turk, D.C., & Zilvold, G. (2004).Predictive value of fear avoidance in devel<strong>op</strong>ping chronic neck pain disability:consequences for clinical decision making. Archives of Physical and MedicalRehabilitation, 85, 496-501.Nederhand, M.J., Hermens, H.J., IJzerman, M.J., Turk, D.C., & Zilvold, G. (2003). Chronicneck pain disability due to an acute <strong>whiplash</strong> injury. Pain, 102, 63-71.Nederhand, M.J. IJzerman, M.J., Hermens, H.J., Ba<strong>ten</strong>, C.T., & Zilvold, G. (2000).Cervical muscle dysfunction in the chronic <strong>whiplash</strong> associated disorder grade II(WAD-II). Spine, 25, 1938-1943.Nordhoff, L.S. (1996). Motor Vehicle Collision Injuries: Mechanisms, diagnosis, andmanagement. Gaithersburg, Maryland: Aspen Publishers Inc.Nordhoff, L.S., Murphy, D., & Underhill, M.L. (1996). Diagnosis of common crash injuries.In L.S. Nordhoff (Ed.). Motor vehicle collision injuries: Mechanism, diagnosis, andmanagement (pp. 1-69). Gaithersburg, Maryland: Aspen Publishers Inc.Norin, H. (1997). Traffic safety and the vehicle. In H. von Holst, A. Nygren, A.E.Andersson (Eds.). Transportation, Traffic Safety and Health: The New Mobility (pp.Steunpunt Verkeersveiligheid 165 RA-2005-60


161-180). First International Conference, Göteborg, Sweden, 1995. New York:Springer.Nygren, A. (2000). Insurance Records: An important source in traffic safety research. InH. von Holst, A. Nygren, A.E. Andersson (Eds.). Transportation, traffic safety andhealth: Man and machine (pp. 19-28). Second International Conference, Brussels,Belgium, 1996. Berlin Heidelberg: Springer-Verlag.Nygren, A., & Cassidy, D. (1997). Whiplash: An important agenda for the future. In: Hvon Holst, A Nygren & R Thord (Eds.). Transportation, traffic safety and health: Thenew mobility (pp. 203-223). First International Conference, Göteborg, Sweden, 1995.New York: Springer.Obelieniene, D., Schrader, H., Bovim, G., Miseviciene, I., & Sand, T. (1999). Pain after<strong>whiplash</strong>: A prospective controlled inception cohort study. Journal of Neurology,Neurosurgery and Psychiatry, 66(3), 279-283.Oleson, M. (1990). Subjectively perceived quality of life. Image, 22, 187-190.Olney, D.B., & Marsen, A.K. (1986). The effect of head restraints and seat belts on theincidence of neck injury in car accidents. Injury, 17, 365-367.Olsson, I., Bunketorp, O., Carlsson, G., Gustafsson, C., Planath, I., Norin, H., & Ysander,L. (1990). An in-depth study of neck injuries in rear end collisions. Proceedings of the1990 International IRCOBI Conference on the Biomechanics of Impacts, IRCOBI,Lyon, France.O’Neill, B. (1999). Head-restraints: The neglected countermeasure. Accident Analysis &Prevention, 32(2), 143-150.Ormel, J.,Kempen, G.I.J.M., Steverink, B.J.M., Eijk, L.E. <strong>van</strong>, Brilman, E.I.,Wolffensperger, E.W., & Meyboom-de Jong, B. (1992). The Groningen LongitudinalAging Study 1992-1997 (GLAS) on functional status and need for care; outline of aNESTOR research program. Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken,Rijksuniversiteit Groningen.Otte, D., Pohlemann, T., & Blauth M. (1998). HWS Distorsionen im geringenunfallschwerebereich. Verkehrsunfall Fahrzeugtech, 1, 15-21.Otte, A., Mueller-Brand, J., Nitzsche, E.U., Wachter, K., & Ettlin, T.M. (1997). Functionalbrain imaging in 200 patients after <strong>whiplash</strong> injury. The Journal of Nuclear Medicine,38(6): 1002.Panjabi, M.M., Cholewicki, J., Grauer, J.N., Babat, L., & Dvorak, J. (1998). Mechanism of<strong>whiplash</strong> injury. Clinical Biomechanics, 13, 239-249.Parmar, H.V., & Raymakers, R. (1993). Neck injuries from rear <strong>impact</strong> road trafficaccidents: Prognosis in person seeking compensation. Injury, 24, 75-78.Pearce, J.M.S. (1999a). A critical appraisal of the chronic <strong>whiplash</strong> syndrome. Journal ofNeurology, Neurosurgery and Psychiatry, 66, 273-276.Pearce, J.M.S. (1999b). The myth of chronic <strong>whiplash</strong> syndrome. Spinal Cord, 37(11),741-748.Pearce, J.M.S. (1994). Polemics of chronic <strong>whiplash</strong> injury. Neurology, 44, 1993-1997.Peebles, J.E., McWilliams L.A., & MacLennan, R. (2001). A comparison of SymptomChecklist 90 – Revised profiles from patients with chronic pain from <strong>whiplash</strong> andpatients with other musculoskeletal injuries. Spine, 26(7), 766-770.Pennie, B., & Agambar, L. (1991). Patterns of injury and recovery in <strong>whiplash</strong>. Injury, 22,57-59.Pierce, G.R., Sarason, B.R., & Sarason, I.G. (1996). Handbook of social support and thefamily. New York: Plenum.Steunpunt Verkeersveiligheid 166 RA-2005-60


Quinlan, K.P., Annest, J.L., Myers, B., Ryan, G., & Hill, H. (2004). Neck strains andsprains among motor vehicle occupants. Accident Analyses & Prevention, 36, 21-27.Radanov, B.P., & Dvorak, J. (1996). Spine update. Impaired cognitive functioning after<strong>whiplash</strong> injury of the cervical spine. Spine, 21, 392-397.Radanov, B.P., Sturzenegger, M., & Di Stefano, G. (1995). Long-term outcome after<strong>whiplash</strong> injury : A 2-year follow-up considering features on injury mechanism andsomatic, radiologic and psycholsocial findings. Medicine, 74, 281-297.Radanov, B.P., Dvorak, J., & Valach, L. (1992). Cognitive deficits in patients after softtissue injury of the cervical spine. Spine, 17(2), 127-131.Radanov, B.P., Bergé, S., Sturzenegger, M., & Augustiny, F. (1996). Course ofpsychological variables in <strong>whiplash</strong>-injury: A 2-year follow-up with age, gender andeducation pain-matched patients. Pain, 64, 429-434.Radanov, B.P., Sturzenegger, M., Di Stefano, G., & Schnidrig, A. (1994a). Relationshipbetw<strong>een</strong> early somatic radiological, cognitive and psychosocial findings and outcomeduring a one-year follow-up in 117 patients suffering from common <strong>whiplash</strong>. BritishJournal of Rheumatology, 33(5), 442-448.Radanov, B.P., Di Stefano, G., Schnidrig, A., & Sturzenegger, M. (1994b). Comon<strong>whiplash</strong>: psychosomatic or somat<strong>op</strong>sychic? Journal of Neurological and NeurosurgicalPsychiatry, 57, 486-490.Radanov, B.P., Sturzenegger, M., Di Stefano, G., Schnidrig, A., & Mumenthaler, M.(1993). Ergebnisse der einjahrigen verlaufsstudie nach HWS-Schleudertrauma.Schweizerische Medizinische Wochenschrift, 123, 1545-1552.Richter, M., Ferrari, R., Otte, D., Kuenseback, H-W., Blauth, M., & Krettek, C. (2004).Correlation of clinical findings, collision parameters, and psychological factors in theoutcome of <strong>whiplash</strong> associated disorders. Journal of Neurology, Neurosurgery andPsychiatry, 75, 758-764.Ronnen, H.R., de Korte, P.J., Brink, P.R., <strong>van</strong> der Bijl, H.J., Tonino, A.J., & Franke, C.L.(1996). Acute <strong>whiplash</strong> injury: Is there a role for MR imaging? A retrospective studyof 100 patients. Radiology, 201, 93-96.Rose, M., Scholler, G., Klapp, B.P., & Bernheim, J.L. (1998a). Weighting dimensions in‘Generic’ QOL questionnaires by anamnestic comparative self-assessment: Differentweights in different diseases. Quality of Life Research, 7, 655.Rose, M., Burkert, U., Scholler, G., Schir<strong>op</strong>, T., Danzer, G., & Klapp, B.F. (1998b).<strong>De</strong>terminants of the quality of life of patients with diabetes under in<strong>ten</strong>sified insulintherapy. Diabetes Care, 21(11), 1876-1885.Rosenfeld, M., Gunnarsson, R., & Borenstein, P. (2000). Early intervention in <strong>whiplash</strong>associateddisorders. A comparison of two treatment protocols. Spine, 25, 1782-1787.Ruggeri, M., Warner, R., Bisoffi, G., & Fontecedro, L. (2001). Subjective and objectivedimensions of quality of life in psychiatric patients: A factor analytical approach.British Journal of Psychiatry, 178, 268-275.Sartori, G., Forti, S., Birbaumer, N., & Flor, H. (2003). A brief and unobstrusiveinstrument to detect simulation and exaggeration in patients with <strong>whiplash</strong> syndrome.Neuroscience Letters, 342, 53-56.Satoh, S., Naito, S., Konishi, T., Yoshikawa, M., Morita, N., Okada, T., Kageyama, T., &Matsuzaki, I. (1997). An examination of reasons for prolonged treatment in Japanesepatients with <strong>whiplash</strong> injuries. Journal of Muscoloskeletal Pain, 5, 71-84.Steunpunt Verkeersveiligheid 167 RA-2005-60


Schmand, B., Lindeboom, J., Schagen, S., Heijt, R., Koene, T., & Hamburger, H.L.(1998). Cognitive complaints in patients after <strong>whiplash</strong> injury: the <strong>impact</strong> ofmalingering. Journal of Neurological and Neurosurgical Psychiatry, 64, 339-343.Schol<strong>ten</strong>-Peeters, G.G.M., Verhagen, A.P., <strong>De</strong> Bie, R.A., & Oos<strong>ten</strong>dorp, R.A. (2001). Theefficacy of conservative treatment in patients with injury: A systematic review ofclinical trials. Spine, 26(Suppl), 64-73.Schol<strong>ten</strong>-Peeters, G.G.M., Verhagen, A.P., Bekkering, G.E., <strong>van</strong> der Windt, A.W.M.,Barnsley, L., Oos<strong>ten</strong>dorp, R.A.B., & Hendriks, E.J.M. (2003). Prognostic factors of<strong>whiplash</strong>-associated disorders: A systematic review of prospective cohort studies.Pain, 104, 303-322.Schrader, H., Obelieniene, D., Bovim, G., Surkiene, D., Mickeviciene, D, Mickeviciene, I.,& Sand, T. (1996). Natural evolution of late <strong>whiplash</strong> syndrome outside themedicolegal context. Lancet 347(9010), 1207-1211.Schwarzer, R., & Leppin, A. (1991). Social support and health: a theoretical andempirical overview. Journal of Social and Personal Relationships, 8, 99-127.Shea, M., Wit<strong>ten</strong>berg, R.H., Edwards, W.T., White, A.A., & Hayes, W.C. (1992). In vitrohyperex<strong>ten</strong>sion injuries in the human cadaveric cervical spine. Journal of Orth<strong>op</strong>edicResearch, 10, 611-616.Smed A. (1997). Cognitive function and distress after common <strong>whiplash</strong> injury. ActaNeurologica Scandinavica, 95(2), 73-80.Söderlund, A., & Lindberg, P. (2003). Whiplash-associated disorders – predictingdisability from a process-oriented perspective of c<strong>op</strong>ing. Clinical rehabilitation, 17,101-107.Söderlund, A., & Lindberg, P. (1999). Long-term functional and psychological problems in<strong>whiplash</strong> associated disorders. International Journal of Rehabilitation Research, 22,77-84.Spilker, B. (1996). Quality of Life and Pharmacoeconomics in Clinical Trials (2nd Ed.).Lippincott- Raven Publishers.Spilker, B. (1990). Quality of Life Assessment on clinical trials. New York: RavenPublishers.Spitzer, W.O., Skovron, M.L., Salmi, R.L., Cassidy, J.D., Duranceau, J., Suissa, S., & ZeisE. (1995). Scientific monograph of the Quebec Task Force on <strong>whiplash</strong>-associateddisorders: Redefining “<strong>whiplash</strong>” and its management. Spine, (Suppl 20), 1S-73S.Squires, B., Gargan, M. F. & Bannister, G. C. (1996). Soft-tissue injuries of the cervicalspine, 15 year follow-up. Journal of Bone and Joint Surgery, 78-B, 955-957.Sterling, M., Jull G., Vicenzino, B., & Kenardy, J, (2003a). Sensory hypersensitivityoccurs soon after <strong>whiplash</strong> injury and is associated with poor recovery. Pain, 104,509-517.Sterling, M., Kenardy, J, Jull G., & Vicenzino, B. (2003b). The devel<strong>op</strong>ment ofpsychological changes following <strong>whiplash</strong> injury. Pain, 106, 481-489.Sterling, M., Jull G., Vicenzino, B., Kenardy, J., & Darnezll, R. (2003c). <strong>De</strong>vel<strong>op</strong>ment ofmotor system dysfunction following <strong>whiplash</strong> injury. Pain, 103, 65-73.Sterner, Y., Toolanen, G., Gerdle, B., & Hildingsson, C. (2003). The incidence of <strong>whiplash</strong>trauma and the effects of different factors on recovery. Journal of Spinal Disordersand Techniques, 16(2), 195-199.Steward, A.L., Hays, R.D., & Ware, J.E. (1988). The MOS short form general healthsurvey: reliability and validation in a patient p<strong>op</strong>ulation. Medical Care, 26, 724-735.Steunpunt Verkeersveiligheid 168 RA-2005-60


Stovner, L.J. (1996). The nosologic status of the <strong>whiplash</strong> syndrome: A critical reviewbased on a methodological approach. Spine, 21, 2735-2746.Stratford, P.W., Riddle, D.L., Binkley, J.M., Spadoni, G., Westaway, M.D., & Padfield, B.(1999). Using the neck index to make decisions concerning individual patients.Physiotherapy Canada, 51, 107-112.Stucki, G., Liang, M., Fossel, A., & Katz, J. (1995). Relative responsiveness of conditionspecificand generic health status measures in degenerative lumbar spinal s<strong>ten</strong>osis.Journal of Clinical Epidemiology, 48, 1369-1378.Sturzenegger, M., Radanov, B.P., & Di Stefano, G. (1995). The effect of accidentmechanisms and initial findings on the long term cause of <strong>whiplash</strong> injury. Journal ofNeurology, 242, 443-449.Sturzenegger, M., Di Stefano, G., Radanov, B.P., & Schnidrig, A. (1994). Presentingsymptoms and sings after <strong>whiplash</strong> injury: The influence of accident mechanisms.Neurology, 44, 688-693.Szpalski, M., Gunzburg, R., Soeur, M., Bauherz, G., Hayez, J.P., & Michel, F. (1997).Pharmacologic interventions. In R. Gunzburg, M. Szpalski (Eds.). Whiplash injuries(pp. 175-181). Philadelphia: Lippincott Raven.Teifke, A., <strong>De</strong>greif, J., Geist, M., Schild, H., Strunk, H., & Schunk, K. (1993). The safetybelt: effects on injury patterns of automobile passengers. Rofo. Fortschritte auf demgebiete der Rontgenstrahlen and der Neuen Bildgeben den Verfahren, 159, 278-283.Turner, M.A., Taylor, P.J., & Neal, L.A. (2003). Physical and psychiatric predictors of late<strong>whiplash</strong> syndrome. Injury, 34, 434-437.Valera, F., Garoz, S., Lavin, M., & Pena, C. (2003). Algorithm of treatment for thephysiotherapy <strong>op</strong>tions of patients with <strong>whiplash</strong>. XIV World Congress of PhysicalTherapy (WCPT), Barcelona, Spain, 7-12 June.Vandereycken, W., Hoogduin, C.A.L., & Emmelkamp, P.M.G. (1994). Handboekpsych<strong>op</strong>athologie. Bohn Stafleu Van Loghum, Hou<strong>ten</strong>/Zaventem.Van Goethem, J.W.M., Biltjes, I.G.G.M., <strong>van</strong> den Hauwe, L., Parizel, P.M., & <strong>De</strong> Schepper,A.M.A. (1996). Whiplash injuries: is there a role for imaging? Eur<strong>op</strong>ean Journal ofRadiology, 22, 30-37.<strong>van</strong> Kampen, B.L.T. (2000). Factors influencing the occurrence and outcome of car earendcollisions: The problem of <strong>whiplash</strong> injury in the Netherlands. IATTS Research,24, 43-52.<strong>van</strong> Kampen, L.T.B., & Wesemann, P. (2002). Gevolgen <strong>van</strong> letsel voorverkeersslachtoffers: Eerste fase <strong>van</strong> <strong>een</strong> onderzoek naar <strong>een</strong> methodiek voor hetbeschrijven <strong>van</strong> om<strong>van</strong>g, aard en ernst <strong>van</strong> letsel<strong>gevolge</strong>n. Leidschendam: SWOV.Van Sonderen, E. (1993). Het me<strong>ten</strong> <strong>van</strong> sociale steun met de Sociale Steun LijstInteracties (SSL-I) en de Sociale Steunlijst Discrepanties (SSL-D). Een handleiding.Groningen: Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken.Van Sonderen, E., & Ormel, J. (1997). Het me<strong>ten</strong> <strong>van</strong> aspec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> sociale steun en hunrelatie met welbevinden. Gedrag & Gezondheid, 25(4), 190-200.V<strong>een</strong>hoven, R. (1996). Happy Life-Expectancy. A comprehensive measure of quality-oflifein nations. Social Indicators Research, 39, 1-58.Vendrig, L., McWhorter, K., & <strong>van</strong> Akkerveeken, P. (2002). Treatment of <strong>whiplash</strong>associateddisorders. In D.C. Turk, R.J. Gatchel (Eds.). Psychological Approaches toPain Management: A Practitioner’s Handbook (pp. 417-437). New york: GuilfordPress.Vernon, H., & Mior, S. (1991). The neck disability index: a study of reliability andvalidity. Journal of Manipulative and Physiological Therapeutics, 14(7), 409-415.Steunpunt Verkeersveiligheid 169 RA-2005-60


Versteegen, G.J., Dijkstra, P.U., Jaspers, J.P.C., Meijler, W.J., <strong>ten</strong> Duis, H.J., & Klip, E.C.(2003). Sprain of the neck: Quality of life and psychological functioning. A 4-yearretrospective study. Quality of Life Research, 12(3), 335-343.Von Koch, M., Kullgren, A., Lie, A., Nygren, A., & Ingvall, C. (1995). Soft tissue injury ofthe cervical spine in rear-end and frontal collisions. Proc. 1995 IRCOBI Conference,Brunnen.Wallis, B.J., & Bogduk, N. (1996a). Faking a profile: can naive subjects simulate <strong>whiplash</strong>responses? Pain, 66, 223-227.Wallis, B.J., Lord, S.M., & Nogduk, N. (1997). Resolution of psychological distress of<strong>whiplash</strong> patients following treatment by radiofrequency neurotomy: a randomised,double-blind, placebo-controlled trial. Pain, 73, 15-22.Wallis, B.J., Lord, S.M., Barnsley, L., & Nogduk, N. (1998). The psychological profiles ofpatients with <strong>whiplash</strong>-associated headache. Cephalalgia, 13, 101-105.Wallis, B.J., Lord, S.M., Barnsley, L., & Nogduk, N. (1996b). Pain and psychologicsymptoms of Australian patients with <strong>whiplash</strong>. Spine, 21, 804-810.Warner, R. (1999). The emics and etics of quality of life assessment. Social Psychiatryand Psychiatric Epidemiology, 34, 117-121.Wenzel, H.G., Haug, T.T., Mykleltun, A., & Dahl, A.A. (2002). A p<strong>op</strong>ulation study ofanxiety and depression among persons who report <strong>whiplash</strong> traumas. Journal ofPsychosomatic Research, 53, 831-835.WHOQOL Group (1993). Measuring quality of life: the devel<strong>op</strong>ment of the World HealthOrganization quality of life instrument (WHOQOL). Geneva: WHO.William, F., & Young, M.D. (2001). The enigma of <strong>whiplash</strong> injury: Current managementstrategies and controversies, VOL 109 / NO 3 / MARCH 2001 / POSTGRADUATEMEDICINE.Wlodyka-<strong>De</strong>maille, S., Poiraudeau, S., Catanzariti, J., Rannou, F., Fermanian, J., & Reve,M. (2004). The ability to change of three questionnaires for neck pain. Joint BoneSpine, 71(4), 317-326.Steunpunt Verkeersveiligheid 170 RA-2005-60


Appendix A<strong>De</strong> gestructureerde vragenlijstNAVRAAG OVER HET ONGEVALInstructies: Gelieve telkens het cijfer bij het juiste antwoord te omcirkelen.Bij sommige vragen is er <strong>een</strong> categorie voorzien die u zelf kan aanvullenindien het juiste antwoord zich niet tussen de antwoord-categorieën bevindt.Het is belangrijk g<strong>een</strong> enkele vraag over te slaan.DEEL I: Het VerkeersongevalKunt u (vooraleer de vragen in te vullen) in enkele zinnen of trefwoorden kortomschrijven hoe het ongeval gebeurd is?1. Op het moment <strong>van</strong> het ongeval was ik<strong>een</strong>1 voetganger2 autobestuurder3 aut<strong>op</strong>assagier vooraan4 Aut<strong>op</strong>assagier achteraan5 Fietser6 Bromfietser7 Motorfietser8 vrachtwagenbestuurder/passagier9 andere:....................................2. Waar is het ongeval gebeurd? 1 In de bebouwde kom2 Op <strong>een</strong> autostrade3 Op <strong>een</strong> autoweg4 Op <strong>een</strong> landelijke weg5 Op <strong>een</strong> andere plaats: ..............................Steunpunt Verkeersveiligheid 171 RA-2005-60


3. Was er <strong>een</strong> ander voertuig betrokkenbij het ongeval?1 Ja2 NeeIndien ja3a. Het ander voertuig was <strong>een</strong> 1 Auto2 Vrachtwagen3 Motorfiets4 Bromfiets5 Fiets6 andere:.......................................4. Indien u met <strong>een</strong> voertuig reed, stonduw auto stil of was uw auto inbeweging?1 Stilstaand2 In beweging3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing: ik was niet met<strong>een</strong> voertuig5. Werd u aangereden door <strong>een</strong> ander ofbent u zelf tegen iets aangereden?1 Aangereden door <strong>een</strong> ander2 Zelf tegen iets aangereden3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing: ik was niet met<strong>een</strong> voertuig of heb g<strong>een</strong> aanrijdinggehad6. Waar werd uw wagen, fiets,brom- of motorfiets of uzelfaangereden?1 Vooraan2 Achteraan3 Rechter zijkant4 Linker zijkant5 Andere:....................................................6 Weet het niet meerSteunpunt Verkeersveiligheid 172 RA-2005-60


7. Hoeveel schade was er aan uw auto,fiets, brom- of motorfiets?1 Heel veel (total loss)2 Veel (grote reparatie)3 Weinig (blikschade)4 Heel weinig tot niets (watschrammen)5 Weet het niet meer6 Niet <strong>van</strong> toepassing: ik was niet met<strong>een</strong> voertuig8. Was u in uw recht? 1 Ja2 Nee3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing9. Is de politie erbij gekomen? 1 Ja2 Nee3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing10. Had u <strong>een</strong> gordel aan? 1 Ja2 Nee3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing: g<strong>een</strong> voertuig11. Werden de airbags geactiveerd? 1 Ja2 Nee3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing: g<strong>een</strong> voertuigSteunpunt Verkeersveiligheid 173 RA-2005-60


12. Was er <strong>een</strong> hoofdsteun? 1 Ja2 Nee3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing: g<strong>een</strong> voertuig13. Stond de hoofdsteun <strong>op</strong> de juistehoogte?*1 Ja2 Nee3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing: g<strong>een</strong> voertuig* Juiste hoogte is: niet meer dan 6 cm lager dan het hoogste punt <strong>van</strong> uw hoofd enniet meer dan 2 cm verder <strong>van</strong> het achterste punt <strong>van</strong> uw hoofd14. Wat was de positie <strong>van</strong> uw hoofd <strong>op</strong>het moment <strong>van</strong> het ongeval?1 Recht vooruit2 Gedraaid3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassingDEEL II: Lichamelijke klach<strong>ten</strong>(voor het ongeval)<strong>De</strong>ze vraag gaat over lichamelijke klach<strong>ten</strong> voor u uw <strong>verkeersongeval</strong> had15. Had u bepaalde gezondheidsproblemenvoorafgaande het ongeval?1 Ja2 NeeIndien ja, welke:.........................................................................................................................................................................Steunpunt Verkeersveiligheid 174 RA-2005-60


DEEL III: Lichamelijke klach<strong>ten</strong>(onmiddellijk na het ongeval)16. Wat waren de eerste lichamelijkeklach<strong>ten</strong> en problemen onmiddellijkna het ongeval?Gelieve één klacht per vakje te noteren(ter info: indien er maar 1 klacht ofprobleem was, zal maar één vakjeingevuld zijn)17. Wat waren de lichamelijke klach<strong>ten</strong>en problemen in de eerste wekenna het ongeval?Gelieve één klacht per vakje te noteren(ter info: indien er maar 1 klacht ofprobleem was, zal maar één vakjeingevuld zijn)18. Wie heeft u de eerste zorgenverl<strong>een</strong>d?1 Eigen huisarts2 Andere huisarts3 Arts <strong>op</strong> de dienst spoedgevallen4 Niemand (g<strong>een</strong> consultatie)5 Andere:............................................19. Bent u na het ongeval bij <strong>een</strong> dienstspoedgevallen terechtgekomen?1 Ja2 Nee3 Weet het niet meerSteunpunt Verkeersveiligheid 175 RA-2005-60


20. Welke medische zorg enbehandelingen hebt u sinds hetongeval tot nu ondergaan?Gelieve één bepaalde zorg of behandeling pervakje te noteren (ter info: indien u g<strong>een</strong>behandelingen en zorgen hebt ondergaan,schrijf dan <strong>op</strong> de eerste lijn ‘g<strong>een</strong>behandeling’)Wat uitleg:In de eerste kolom noteert u de persoon of afdeling die u bezocht heeft voor dezorgIn de tweede kolom noteert u welke zorg of behandeling u ondergaan hebtIn de derde kolom noteert u de periode <strong>van</strong> de welbepaalde behandelingEen voorbeeld:Persoon ofafdelingZorg, methode, behandelingPeriodeSpoeddienstJetteCT-scan + <strong>een</strong> zachte halskraag + medicatie (14 dagen) 15/10/2002Huisarts Pijnstillers voor nekpijn 18/06/2003 tot <strong>op</strong>hedenKinesist Warmtekraag en nekmassage (2 x per week) 20/06/2003 tot23/08/2003Specialist(reumatoloog)CT-scan en halskraag (4 raadplegingen)05/10/2003 tot26/10/2003Door u in te vullen (indien u te weinig plaats hebt, kunt u onderaan meer informatienoteren):Persoon ofafdelingZorg, methode, behandelingPeriodeSteunpunt Verkeersveiligheid 176 RA-2005-60


21. Bij wie bent u al in behandelinggeweest?Gelieve ieder cijfer te omcirkelen bij depersoon bij wie u al in behandelingbent geweest.1 Huisarts 7 Psycholoog2 Specialist:................................... 8 Psychiater3 Kinesist 9 Andere:......................................4 Manuele therapeut 10 Niemand5 Home<strong>op</strong>aat 11 Weet het niet meer6 Oste<strong>op</strong>aat22. Bent u al dan niet ergens<strong>op</strong>genomen geweest?1 Nee, nergens2 Ja, residentieel (overnach<strong>ten</strong>)3 Ja, semi-residentieel/dagbehandeling4 Meerdere:.................................................23. Hebt u <strong>een</strong> halskraag gedragen? 1 Ja2 Nee3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassingIndien ja:23a. In welke periodes?Van ..... / ..... / ...... tot ..... / ..... / ......Van ..... / ..... / ...... tot ..... / ..... / ......Van ..... / ..... / ...... tot ..... / ..... / ......23b. Welke halskraag? 1 Harde halskraag2 Zachte halskraag3 Beide23c. Op welke periode <strong>van</strong> de dag? 1 Enkel dagkraag2 Enkel nachtkraag3 BeideSteunpunt Verkeersveiligheid 177 RA-2005-60


24. Heeft de arts die u het eerstgeconsulteerd hebt, u <strong>een</strong> diagnosemeegedeeld?1 Ja2 Nee3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing (g<strong>een</strong> artsgeconsulteerd)Indien ja24a. Welke diagnose? ………...........................................25. Vindt u dat u correcte informatie hebtgekregen <strong>van</strong> de eerste arts die ugeconsulteerd hebt over de aard enhet verlo<strong>op</strong> <strong>van</strong> uw aandoening?1 Ja2 Nee3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing26. Werd u direct na het ongevalmedicatie voorgeschreven?1 Ja2 Nee3 Weet het niet meerIndien ja, welke:……………………………................................................................................27. Neemt u nu nog medicatie voor <strong>een</strong>aandoening <strong>ten</strong><strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> uwongeval?1 Ja2 Nee3 Weet het niet meerIndien ja, welke:………..................................................................................................Steunpunt Verkeersveiligheid 178 RA-2005-60


DEEL IV: Gevolgen <strong>van</strong>het ongevalDit deel <strong>van</strong> de vragenlijst gaat over de <strong>gevolge</strong>n <strong>van</strong> uw ongeval <strong>op</strong> verschillendeaspec<strong>ten</strong> <strong>van</strong> uw leven28. Bent u momenteel betrokken in <strong>een</strong>rechtzaak i.v.m. uw ongeval?1 Ja2 Nee3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing29. Hebt u <strong>een</strong> schadevergoeding voorfysische letsels gekregen n.a.v. uwongeval?1 Ja2 Nee3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing30. Zijn er complicaties geweest of zijn ermomenteel complicaties bij deregeling?1 Ja2 Nee3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing31. Werkte u voor het ongeval? 1 Ja, voltijds2 Ja, deeltijds: ........... %3 Nee32. Werkt u nu? 1 Ja, voltijds2 Ja, deeltijds: ........... %3 NeeSteunpunt Verkeersveiligheid 179 RA-2005-60


33. Heeft uw ongeval nu meer of minderproblemen voor u <strong>op</strong> uw werksituatiegecreëerd?1 Ja, meer problemen gekregen2 Ja, minder problemen gekregen3 Nee, g<strong>een</strong> problemen4 Weet het niet5 Niet <strong>van</strong> toepassing: ik werk(te)niet34. Hebt u ziekteverlof moe<strong>ten</strong> nemen? 1 JaIndien ja2 Nee3 Weet het niet meer4 Niet <strong>van</strong> toepassing: ik werk(te)niet34a. Hoelang? ............................................................35. Is uw financiële toestand sinds hetongeval veranderd?1 Ja2 Nee36. Heeft het ongeval meer of minderfinanciële problemen voor ugecreëerd?1 Ja, meer problemen gekregen2 Ja, minder problemen gekregen3 Nee, g<strong>een</strong> problemen4 Weet het niet5 Niet <strong>van</strong> toepassing37. Hebt u problemen ondervonden <strong>op</strong>vlak <strong>van</strong> concentratie in de eersteweek na het ongeval?1 Ja2 Nee3 Weet het niet4 Niet <strong>van</strong> toepassingSteunpunt Verkeersveiligheid 180 RA-2005-60


38. Hebt u problemen ondervonden <strong>op</strong>vlak <strong>van</strong> concentratie in demaanden na het ongeval?1 Ja2 Nee3 Weet het niet4 Niet <strong>van</strong> toepassing39. Ondervindt u nu nog problemen <strong>op</strong>vlak <strong>van</strong> concentratie?1 Ja2 Nee3 Weet het niet4 Niet <strong>van</strong> toepassing40. Hebt u problemen ondervonden <strong>op</strong>vlak <strong>van</strong> geheugen in de eersteweek na het ongeval?1 Ja2 Nee3 Weet het niet4 Niet <strong>van</strong> toepassing41. Hebt u problemen ondervonden <strong>op</strong>vlak <strong>van</strong> geheugen in de maandenna het ongeval?1 Ja2 Nee3 Weet het niet4 Niet <strong>van</strong> toepassing42. Ondervindt u nu nog problemen <strong>op</strong>vlak <strong>van</strong> geheugen?1 Ja2 Nee3 Weet het niet4 Niet <strong>van</strong> toepassing43. Hebt u last ondervonden <strong>van</strong>vermoeidheid in de eerste week nahet ongeval?1 Ja2 Nee3 Weet het niet4 Niet <strong>van</strong> toepassingSteunpunt Verkeersveiligheid 181 RA-2005-60


44. Hebt u last ondervonden <strong>van</strong>vermoeidheid in de maanden na hetongeval?1 Ja2 Nee3 Weet het niet4 Niet <strong>van</strong> toepassing45. Ondervindt u nu nog last <strong>van</strong>vermoeidheid?1 Ja2 Nee3 Weet het niet4 Niet <strong>van</strong> toepassing46. Hebt u last ondervonden <strong>van</strong>depressieve gevoelens in de eersteweek na het ongeval?1 Ja2 Nee3 Weet het niet4 Niet <strong>van</strong> toepassing47. Hebt u last ondervonden <strong>van</strong>depressieve gevoelens in demaanden na het ongeval?1 Ja2 Nee3 Weet het niet4 Niet <strong>van</strong> toepassing48. Ondervindt u nu nog last <strong>van</strong>depressieve gevoelens?1 Ja2 Nee3 Weet het niet4 Niet <strong>van</strong> toepassing49. Is uw vrijetijdsbesteding veranderdsinds het ongeval?1 Slechter2 Nee3 Beter4 Weet het niet5 Niet <strong>van</strong> toepassingSteunpunt Verkeersveiligheid 182 RA-2005-60


50. Is uw leven sinds het ongevalveranderd <strong>op</strong> relationeel/sociaal vlak?1 Slechter2 Nee3 Beter4 Weet het niet5 Niet <strong>van</strong> toepassing51. Is uw leven sinds het ongevalveranderd <strong>op</strong> seksueel vlak?1 Slechter2 Nee3 Beter4 Weet het niet5 Niet <strong>van</strong> toepassing52. Is uw leven sinds het ongevalveranderd <strong>op</strong> huishoudelijk vlak?1 Slechter2 Nee3 Beter4 Weet het niet5 Niet <strong>van</strong> toepassingDEEL V: Pijn en last nu53. Hebt u momenteel nog pijn of last<strong>ten</strong><strong>gevolge</strong> <strong>van</strong> uw ongeval?1 Nee2 Ja, <strong>een</strong> beetje3 Ja, veel4 Weet het niet5 Niet <strong>van</strong> toepassingIndien nee, ga dan naar vraag 61!Steunpunt Verkeersveiligheid 183 RA-2005-60


54. Waaruit bestaat die pijn of last? Gelieve één klacht per vakje te noteren(ter info: indien er maar 1 klacht ofprobleem is, zal maar één vakje ingevuldzijn)55. Bent u momenteel nog in behandelingvoor iets dat verband houdt met hetongeval?1 Ja2 Nee3 Weet het niet4 Niet <strong>van</strong> toepassing56. Hoeveel dagen heeft u de afgel<strong>op</strong>en 4weken pijn gehad?0 G<strong>een</strong> enkele dag1 Een beetje (<strong>een</strong> paar dagen)2 Nogal (tussen 3 en 9 dagen)3 Veel (tussen 10 en 16 dagen)4 Heel veel (meer dan 16 dagen)57. Hoe was die pijn in in<strong>ten</strong>siteit deafgel<strong>op</strong>en 4 weken?0 G<strong>een</strong> pijn1 Een beetje pijn2 Nogal pijn3 Veel pijn4 Heel veel pijn58. Hoe goed vindt u dat u (al dan niet)hersteld bent <strong>van</strong> de letsels <strong>van</strong> hetongeval?1 Terug normaal2 Enkele kleine problemen3 Grote problemenSteunpunt Verkeersveiligheid 184 RA-2005-60


59. Hoe ernstig schat u uw letsels in? 0 Niet ernstig1 Een beetje2 Nogal3 Ernstig4 Heel ernstig60. Gelooft u nog in herstel? 0 N<strong>een</strong>1 Een beetje2 Nogal3 Veel4 Heel veelDEEL VI: Enkeledemografische gegevens61. Uw burgerlijke staat is 1 Ongehuwd2 samenwonend3 gehuwd4 Gescheiden5 Weduwstaat62. Uw huidige gezinssituatie is 1 samenwonend met partner /getrouwd2 all<strong>een</strong>wonend3 inwonend bij familie / vrienden4 andere:nl......................................Steunpunt Verkeersveiligheid 185 RA-2005-60


63. Uw beroep is 1 zelfstandig / vrij beroep2 Bediende3 arbeid(st)er4 huisvrouw/man5 Student6 Werkloos7 gepensioneerd / invalide8 andere:.....................................64. Uw <strong>op</strong>leidingsniveau is 1 hoger onderwijs / universiteit2 hoger secundair onderwijs3 lager secundair onderwijs4 lager onderwijs / G<strong>een</strong> diplomaSteunpunt Verkeersveiligheid 186 RA-2005-60


Appendix B Tabellen met de cijfergegevens over de karakteristieken<strong>van</strong> de twee onderzoeksgroepen.Socio-demografische factorenVariabeleOnderzoeksgroep1Onderzoeksgroep2Testn waarde n waarde waarde(sign.)Leeftijd (jaren): Gem.(S.D.)76 35,46(12,91)90 45,38(10,31)2,80*** (§)Leeftijdgroep769018 – 293242,1%66,7%30 – 391823,7%2022,2%40 – 491317,1%2628,9%50 – 59911,8%3235,5%> 6045,3%66,7%Geslacht769111,37** (£)Mannelijk2836,8%1314,3%Vrouwelijk4863,2%7885,7%Burgerlijke staat769116,57** (£)Ongehuwd2634,2%1516,5%Samenwonend1621,1%88,8%Gehuwd2634,2%5762,6%Gescheiden79,2%99,9%Weduwstaat11,3%22,2%Gezinssituatie76917,11 (£)Samenwonend4660,5%6470,3%All<strong>een</strong>wonend1621,1%1920,9%Inwonend bij fami-1418,4%66,6%lie / vriendenAnder00%22,2%Opleidingsniveau76916,52 (£)H.O./univ.4559,2%3639,6%H.S.O.2228,9%3740,7%L.S.O.810,5%1617,6%L.O./G<strong>een</strong> diploma11,3%22,2%Steunpunt Verkeersveiligheid 187 RA-2005-60


Beroep769130,99*** (£)Zelfst./vrij beroep45,3%44,4%Bediende3647,4%3740,7%Arbeider911,8%88,8%Huisman/vrouw33,9%77,7%Student1013,2%11,1%Werkloos00%1112,1%Gepensioneerd/invalide45,3%1213,2%Onderwijs810,5%22,2%Amb<strong>ten</strong>aar22,6%99,9%Werkstatus voor hetongevalVoltijds<strong>De</strong>eltijdsG<strong>een</strong>765161967,1%7,9%25,0%9160181365,9%19,8%14,3%6,56* (£)Huidige werkstatus769122,25*** (£)Voltijds4964,5%2729,7%<strong>De</strong>eltijds67,9%2527,5%G<strong>een</strong>2127,6%3942,9%Medische voorgeschiedenis76910,82 (£)Ja1114,5%99,9%Nee6585,5%8290,1%Globale levenskwaliteitvoor het ongeval (C.V.)758913,24** (£)Helemaal niet tevredenOntevredenNiet tevreden / nietontevreden1191,3%1,3%12,0%0220%2,2%2,2%TevredenHeel tevreden392552,0%33,3%355039,3%56,2%Globale levenskwaliteitvoor het ongeval (ACSA):Gem. (S.D.)64 7,39 (1,96) 77 8,29 (1,67) 1,50* (§)(§) z-waarde (Kolmogorov-Smirnov toets)(£) 2 -waarde(Pearson Chi-Square)Steunpunt Verkeersveiligheid 188 RA-2005-60


Ongevalgerelateerde factorenVerkeersongeval zelfVariabeleOnderzoeksgroep1Onderzoeksgroep2Testn waarde n waarde waarde (sign.)Tijdsperiode (inmaanden): Gem.(S.D.)76 19,86 (4,25) 91 89,15(69,85)5,52*** (§)Soort weggebruiker76918,10 (£)Voetganger00%44,4%Autobestuurder5369,7%5156,0%Aut<strong>op</strong>assagier vooraan1317,1%2628,6%Aut<strong>op</strong>assagierachteraanFietserBromfietserMotorfietserVrachtwageninzit<strong>ten</strong>de421215,3%2,6%1,3%2,6%1,3%332113,3%3,3%2,2%1,1%1,1%Plaats769120,33*** (£)Bebouwde kom2837,3%3716,5%Autostrade2533,3%108,8%Autoweg1216,0%3262,6%Landelijke weg56,7%119,9%Andere56,7%12,2%Ander voertuig betrokken76911,12 (£)Ja7294,7%8997,8%Nee45,3%22,2%Steunpunt Verkeersveiligheid 189 RA-2005-60


Hoedanigheid <strong>van</strong> voertuig769110,57 (£)Auto5977,6%7885,7%Vrachtwagen67,9%33,3%Motorfiets11,3%11,1%Bromfiets00%00%Fiets00%11,1%Lichte vrachtwagen22,6%33,3%Bestelwagen33,9%33,3%Bus11,3%00%Andere00%22,2%Niet <strong>van</strong> toepassing45,3%00%Beweging <strong>van</strong> eigenvoertuigStilstaandBewegendWeet niet meerG<strong>een</strong> voertuig7632421142,1%55,3%1,3%1,3%9145392549,5%42,9%2,2%5,5%3,99 (£)Aanrijding76914,38 (£)Ander5977,6%7986,8%Zelf1519,7%88,8%G<strong>een</strong> aanrijding22,6%44,4%Plaats <strong>van</strong> aanrijding76915,72 (£)Recht vooraan1114,5%1314,3%Recht achteraan3850,0%5257,1%Rechter zijflank22,6%44,4%Linker zijflank56,6%11,1%Rechts vooraan33,9%44,4%Links vooraan67,9%66,6%Rechts achteraan33,9%22,2%Links achteraan67,9%66,6%Weet het niet00%11,1%Niet <strong>van</strong> toepassing22,6%22,2%Steunpunt Verkeersveiligheid 190 RA-2005-60


Schade76911,86 (£)Heel veel4052,6%5257,1%Veel2026,3%2224,2%Weinig1215,8%1213,2%Heel weinig tot niets22,6%33,3%Weet niet meer11,3%00%Niet <strong>van</strong> toepassing11,3%22,2%Recht76915,51 (£)Ja6078,9%8391,2%Nee1215,8%77,7%Weet niet meer00%00%Niet <strong>van</strong> toepassing45,3%11,1%Politie75912,26 (£)Ja5877,3%6571,4%Nee1621,3%2628,6%Weet niet meer00%00%Niet <strong>van</strong> toepassing11,3%00%Gordeldracht76908,05* (£)Ja5673,7%7684,4%Nee1519,7%55,6%Weet niet meer00%00%Niet <strong>van</strong> toepassing55%910,0%Airbags759013,47** (£)Ja79,3%22,2%Nee5573,3%5156,7%Weet niet meer00%11,1%Niet <strong>van</strong> toepassing1317,3%3640,0%Hoofdsteun76912,97 (£)Ja6788,2%8087,9%Nee22,6%22,2%Weet niet meer22,6%00%Niet <strong>van</strong> toepassing56,6%99,9%Steunpunt Verkeersveiligheid 191 RA-2005-60


Hoogte <strong>van</strong> hoofdsteun75911,13 (£)Ja4256,0%5257,1%Nee79,3%55,5%Weet niet meer1925,3%2325,3%Niet <strong>van</strong> toepassing79,3%1112,1%Positie <strong>van</strong> het hoofd75915,27 (£)Recht vooruit4864,0%4953,8%Gedraaid1114,7%2527,5%Weet niet meer1317,3%1617,6%Niet <strong>van</strong> toepassing34,0%11,1%Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren na het ongevalVariabeleOnderzoeksgroep1Onderzoeksgroep2Testn waarde n waarde waarde(sign.)Eerste zorgen769142,47*** (£)Eigen huisarts00%3437,4%Andere huisarts00%33,3%Arts spoedgevallen7497,4%5358,2%G<strong>een</strong> consultatie00%11,1%Ander22,6%00%Spoedgevallen769129,93*** (£)Ja7598,7%5964,8%Nee11,3%3235,2%Opname768920,95*** (£)Nee7193,4%5865,2%Ja, residentieel33,9%2427,0%Ja, semi-residentieel22,6%33,4%Meerdere00%44,5%Steunpunt Verkeersveiligheid 192 RA-2005-60


Halskraag76912,69 (£)Ja6484,2%8492,3%Nee1215,8%77,7%Halskraag: hoelang769067,15*** (£) 1 week2431,6%33,3%1 – 2 weken1418,4%44,4%2 – 3 weken56,6%55,6%3 – 4 weken11,3%44,4%4 – 8 weken67,9%2426,7%8 – 16 weken11,3%1617,8%> 16 weken22,6%2224,4%Niet <strong>van</strong> toepassing1317,1%77,8%Weet het niet1013,2%55,6%Halskraag: welke74909,16 (£)Harde68,1%1415,6%Zachte5168,9%5662,2%Beide34,1%1213,3%Niet <strong>van</strong> toepassing1317,6%77,8%Weet het niet11,4%11,1%Halskraag: periode <strong>van</strong> dedagDagNachtBeideNiet <strong>van</strong> toepassing74210401328,4%0%54,1%17,6%9128155730,8%1,1%60,4%7,7%4,46 (£)Diagnosemededeling76919,06* (£)Ja6382,9%5964,8%Nee79,2%2527,5%Weet het niet67,9%77,7%Diagnose: welke769110,31* (£)G<strong>een</strong>79,2%2426,4%Whiplash5268,4%4852,7%Andere45,3%88,8%Niets aan de hand11,3%22,2%Weet het niet1215,8%99,9%Steunpunt Verkeersveiligheid 193 RA-2005-60


Correcte informatie769138,36*** (£)Ja5977,6%2729,7%Nee1519,7%5964,8%Weet het niet11,3%33,3%Niet <strong>van</strong> toepassing11,3%22,2%Medicatie76911,74 (£)Ja4863,2%6672,5%Nee2127,6%1819,8%Weet het niet79,2%77,7%Ziekteverlof769116,64** (£)Ja4457,9%7784,6%Nee1621,1%55,5%Weet het niet22,6%00%Niet <strong>van</strong> toepassing1418,4%99,9%Ziekteverlof: hoelang769160,03*** (£)0 dagen1621,1%44,4% 1 week1722,4%33,3%1 – 2 weken911,8%33,3%2 – 3 weken33,9%44,4%3 weken – 1 maand22,6%00%1 – 3 maanden79,2%1314,3%3 – 6 maanden33,9%1415,4%> 6 maanden33,9%3437,4%Niet <strong>van</strong> toepassing1418,4%99,9%Weet het niet22,6%77,7%Concentratie: eerste week769115,96** (£)Ja4255,3%7380,2%Nee3039,5%1213,2%Weet het niet45,3%55,5%Niet <strong>van</strong> toepassing00%11,1%Concentratie: maanden759171,38*** (£)Ja2330,7%8593,4%Nee4864,0%66,6%Weet het niet45,3%00%Steunpunt Verkeersveiligheid 194 RA-2005-60


Geheugen: eerste week759121,12*** (£)Ja1824,0%5257,1%Nee5168,0%3134,1%Weet het niet68,0%77,7%Niet <strong>van</strong> toepassing00%11,1%Geheugen: maanden759173,06*** (£)Ja1216,0%7582,4%Nee5573,3%1516,5%Weet het niet810,%711,1%Vermoeidheid:weekJaNeeWeet het nieteerste765118767,1%23,7%9,2%90777685,6%7,8%6,7%9,08* (£)Vermoeidheid: maanden769165,05*** (£)Ja2330,3%8290,1%Nee4761,8%66,6%Weet het niet67,9%33,3%<strong>De</strong>pressie: eerste week76916,61* (£)Ja2026,3%3134,1%Nee5572,4%5257,1%Weet het niet11,3%88,8%<strong>De</strong>pressie: maanden769137,65*** (£)Ja1823,7%6167,0%Nee5775,0%2527,5%Weet het niet11,3%44,4%Niet <strong>van</strong> toepassing00%11,1%Bi<strong>op</strong>sychosociale factoren <strong>op</strong> het moment <strong>van</strong> het onderzoekAlgem<strong>een</strong>VariabeleOnderzoeksgroep1Onderzoeksgroep2Testn waarde n waarde waarde(sign.)Steunpunt Verkeersveiligheid 195 RA-2005-60


Medicatie769043,69*** (£)Ja2330,3%7381,1%Nee5369,7%1718,9%Betrokken in rechtzaak76893,34 (£)Ja2128,0%3539,3%Nee5370,7%5460,7%Niet <strong>van</strong> toepassing11,3%00%Schadevergoeding759117,06** (£)Ja2330,7%5762,6%Nee4864,0%3134,1%Weet het niet22,7%22,2%Niet <strong>van</strong> toepassing22,7%11,1%Complicaties748923,58*** (£)Ja1925,7%5258,4%Nee5067,6%2932,6%Weet het niet00%44,5%Niet <strong>van</strong> toepassing56,8%44,5%Problemen<strong>op</strong>werksituatieJa, meerNeeWeet het nietNiet <strong>van</strong> toepassing76223631528,9%47,4%3,9%19,7%907750885,6%5,6%0%8,9%58,36*** (£)Financiële toestand759044,65*** (£)Ja912,0%5864,4%Nee6688,0%3235,6%Financiële problemen758838,92*** (£)Ja, meer912,0%5259,1%Ja, minder22,7%11,1%Nee5472,0%2831,8%Weet het niet34,0%33,4%Niet <strong>van</strong> toepassing79,3%44,5%Concentratie: nu769165,84*** (£)Ja1722,4%7784,6%Nee5572,4%1415,4%Weet het niet45,3%00%Steunpunt Verkeersveiligheid 196 RA-2005-60


Geheugen: nu759165,61*** (£)Ja912,0%6874,7%Nee5776,0%1920,9%Weet het niet810,7%44,4%Niet <strong>van</strong> toepassing11,3%00%Vermoeidheid: nu769061,10*** (£)Ja1925,0%7684,4%Nee5471,1%1112,2%Weet het niet33,9%33,3%<strong>De</strong>pressie: nu769037,44*** (£)Ja1013,2%5055,6%Nee6585,5%3741,1%Weet het niet00%33,3%Niet <strong>van</strong> toepassing11,3%00%Vrijetijdsbesteding769050,34*** (£)Slechter2330,7%7381,1%Nee5066,7%1415,6%Beter00%22,2%Weet het niet00%11,1%Niet <strong>van</strong> toepassing22,7%00%Relationeel vlak769057,22*** (£)Slechter1114,5%6370,0%Nee6180,3%2224,4%Beter11,3%00%Weet het niet11,3%44,4%Niet <strong>van</strong> toepassing22,6%11,1%Seksueel vlak769048,10*** (£)Slechter45,3%4550,0%Nee6889,5%3437,8%Beter00%00%Weet het niet11,3%33,3%Niet <strong>van</strong> toepassing33,9%88,9%Steunpunt Verkeersveiligheid 197 RA-2005-60


Huishoudelijk vlak769174,05*** (£)Slechter1722,4%8087,9%Nee5876,3%1011,0%Beter00%00%Weet het niet11,3%11,1%Niet <strong>van</strong> toepassing00%00%behandeling: nu759163,06*** (£)Ja1520,0%7279,1%Nee3344,0%1718,7%Weet het niet00%00%Niet <strong>van</strong> toepassing2736,0%22,2%Dagen pijn (4 weken)769149,17*** (£)G<strong>een</strong> enkele dag45,3%22,2%Een paar dagen1317,1%1011,0%Tussen 3 en 9 dagen1823,7%1920,9%Tussen 10 en 16dagenMeer dan 16 dagenNiet <strong>van</strong> toepassing68277,9%10,5%35,5%1741218,7%45,1%2,2%In<strong>ten</strong>siteit pijn769145,90*** (£)G<strong>een</strong>45,3%22,2%Een beetje1722,4%1314,3%Nogal2127,6%4246,2%Veel79,2%2527,5%Heel veel00%77,7%Niet <strong>van</strong> toepassing2735,5%22,2%Herstel769161,67*** (£)Terug normaal67,9%00%Enkele kleine problemen 3444,7%3235,2%Grote problemen911,8%5762,6%Niet <strong>van</strong> toepassing2735,5%22,2%Steunpunt Verkeersveiligheid 198 RA-2005-60


Inschatting ernst769169,46*** (£)Niet ernstig67,9%00%Een beetje2330,3%1112,1%Nogal1215,8%2729,7%Ernstig810,5%3740,7%Heel ernstig00%1415,4%Niet <strong>van</strong> toepassing2735,5%22,2%Geloof in herstel769144,41*** (£)N<strong>een</strong>1722,4%5661,5%Een beetje1519,7%2224,2%Nogal810,5%66,6%Veel67,9%44,4%Heel veel33,9%11,1%Niet <strong>van</strong> toepassing2735,5%22,2%Sociale steunVariabeleOnderzoeksgroep1Onderzoeksgroep2Testn waarde n waarde waarde(sign.)Interacties: alledaagseemotionele steun: Gem.(S.D.)Interacties: emotioneleondersteuning bijproblemen: Gem. (S.D.)Interacties: waarderingssteun:Gem. (S.D.)Interacties: instrumenteleondersteuning:Gem. (S.D.)Interacties: social companionship:Gem. (S.D.)Interacties: informatieveondersteuning:Gem. (S.D.)73 10,29 (2,34) 87 9,49 (7,07) 0,61 (§)73 17,75 (4,91) 87 17,07 (8,79) 0,43 (§)73 15,56 (3,34) 87 14,13 (7,87) 0,81 (§)73 13,53 (3,35) 87 12,07 (7,54) 0,86 (§)73 13,27 (3,04) 87 11,77 (6,72) 0,91 (§)73 8,49 (2,55) 87 7,17 (6,43) 1,01 (§)Steunpunt Verkeersveiligheid 199 RA-2005-60


Interacties: totaalscore:Gem. (S.D.)73 78,90(15,71)87 74,64(19,09)0,72 (§)Negatieve interacties:Gem. (S.D.)Discrepanties: alledaagseemotionele steun:Gem.(S.D.)Discrepanties: emotioneleondersteuning bijproblemen: Gem.(S.D.)Discrepanties: waarderingssteun:Gem.(S.D.)Discrepanties: instrumenteleondersteuning:Gem.(S.D.)Discrepanties: socialcompanionship:Gem.(S.D.)Discrepanties: informatieveondersteuning: Gem.(S.D.)71 10,70 (3,14) 85 10,35 (6,98) 0,46 (§)70 5,73 (2,01) 86 5,92 (6,25) 1,05 (§)70 11,10 (3,44) 86 11,26 (9,67) 0,86 (§)70 8,31 (2,37) 86 7,57 (7,03) 0,44 (§)70 9,29 (2,49) 86 9,16 (7,31) 0,77 (§)70 6,77 (2,51) 86 6,48 (6,93) 0,67 (§)70 5,63 (1,90) 86 4,98 (6,51) 0,23 (§)Discrepanties: totaalscore:Gem. (S.D.)70 46,83(11,83)86 48,51(18,22)0,87 (§)PersoonlijkheidsfactorenVariabeleOnderzoeksgroep1Onderzoeksgroep2Testn waarde n waarde t-waarde(sign.)NPV Inadequatie: Gem.(S.D.)NPV Sociale inadequatie:Gem. (S.D.)NPV Rigiditeit: Gem.(S.D.)NPV Verongelijktheid:Gem. (S.D.)75 12,59 (8,87) 87 17,11 (8,91) -3,23***75 8,32 (7,18) 87 10,23 (6,81) -1,7375 26,32 (7,59) 87 28,49 (6,65) -1,9475 19,19 (7,08) 87 21,05 (7,75) -1,58Steunpunt Verkeersveiligheid 200 RA-2005-60


NPVZelfgenoegzaamheid:Gem. (S.D.)NPV Dominantie: Gem.(S.D.)NPV Zelfwaardering:Gem. (S.D.)75 11,56 (4,80) 87 11,93 (4,52) -0,5175 17,68 (5,39) 87 12,91 (5,07) 5,80***75 29,73 (4,70) 87 22,31 (6,40) 8,48***Functionele toestandVariabeleOnderzoeksgroep1Onderzoeksgroep2Testn waarde n waarde Waarde(sign.)NDI ruwe score: Gem. (S.D.) 74 8,47 (7,00) 91 22,19(8,30)3,91*** (§)NDI klasse749155,82*** (£)Hersteld (0-4)2939,2%22,2%Milde beperking (5-14)2837,8%1516,5%Gematigde beperking (15-24)1723,0%4044,0%Ernstige beperking (25-34)00%2931,9%Complete beperking (34-50)00%55,5%Psychische toestandVariabeleOnderzoeksgroep1Onderzoeksgroep2Testn waarde n waarde waarde(sign.)SCL Angst: Gem. (S.D.) 71 13,17 (3,46) 87 17,33 (5,90) 2,55*** (§)SCL Agorafobie: Gem.(S.D.)71 7,79 (1,54) 87 9,60 (3,26) 1,77** (§)SCL <strong>De</strong>pressie: Gem.(S.D.)71 22,31 (8,39) 87 30,70(11,57)2,74 *** (§)Steunpunt Verkeersveiligheid 201 RA-2005-60


SCL Somatische klach<strong>ten</strong>:Gem. (S.D.)SCL Insufficiëntie: Gem.(S.D.)71 19,58 (6,69) 87 28,06 (8,09) 3,36*** (§)71 13,61 (4,26) 87 23,10 (7,69) 3,37*** (§)SCL Sensitiviteit: Gem.(S.D.)71 24,80 (7,31) 87 30,00(10,23)1,68** (§)SCL Hostiliteit: Gem.(S.D.)SCL Slaapproblemen:Gem. (S.D.)71 7,35 (1,69) 87 8,77 (2,62) 2,16*** (§)71 5,38 (2,88) 87 7,36 (7,38) 2,22*** (§)SCL Psychoneuroticisme:Gem. (S.D.)71 125,51(30,78)87 166,11(52,77)2,94*** (§)Fysische toestandVariabeleOnderzoeksgroep1Onderzoeksgroep2Testn waarde n waarde waarde(sign.)Nu pijn & last769147,38*** (£)Nee2634,2%55,5%Ja, <strong>een</strong> beetje3647,4%2527,5%Ja, veel1317,1%6167,0%Weet het niet11,3%00%Kwaliteit <strong>van</strong> het levenVariabeleOnderzoeksgroep1Onderzoeksgroep2Testn waarde n waarde waarde(sign.)Steunpunt Verkeersveiligheid 202 RA-2005-60


Globalenu (C.V.)levenskwaliteit758921,88*** (£)Helemaal niettevredenOntevredenNiet tevreden / niet54136,7%5,3%17,3%11192612,4%21,3%29,2%ontevredenTevredenHeel tevreden361748,0%22,7%27630,3%6,7%Globale levenskwaliteitnu (ACSA): Gem. (S.D.)64 7,06 (2,39) 79 5,47 (2,43) 1,90** (§)SF Lichamelijkfunctioneren: Gem.(S.D.)74 77,05(30,77)90 36,30(25,81)3,70*** (§)SF Rolvervulling: Gem.(S.D.)73 80,82(37,85)88 20,45(37,63)3,93*** (§)SF sociaal functioneren:Gem. (S.D.)74 84,59(20,82)90 51,11(27,82)3,44*** (§)SF Psychischegezondheid: Gem. (S.D.)74 64,86(17,59)90 56,89(19,59)1,28 (§)SF Ervaren gezondheid:Gem. (S.D.)72 71,11(22,13)87 38,51(26,27)3,43*** (§)SF Lichamelijke pijn:Gem. (S.D.)74 44,26(32,20)90 73,33(24,52)2,79*** (§)Steunpunt Verkeersveiligheid 203 RA-2005-60

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!