Naar een toegankelijk Sociaal Huis - Vlaanderen.be

Naar een toegankelijk Sociaal Huis - Vlaanderen.be Naar een toegankelijk Sociaal Huis - Vlaanderen.be

www4wvg.vlaanderen.be
from www4wvg.vlaanderen.be More from this publisher
12.07.2015 Views

lokaal sociaal beleidNaar een toegankelijk Sociaal HuisNaar een toegankelijk Sociaal HuisEen eerste verkenningLeen SannenProjectleiding: Barbara DemeyerHIVA - KU LeuvenOnderzoek in opdracht van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Algemeen Welzijnsbeleid

lokaal sociaal <strong>be</strong>leid<strong>Naar</strong> <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong><strong>Naar</strong> <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>Een eerste verkenningL<strong>een</strong> SannenProjectleiding: Barbara DemeyerHIVA - KU LeuvenOnderzoek in opdracht van het ministerie van de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap, afdeling Algem<strong>een</strong> Welzijns<strong>be</strong>leid


lokaal sociaal <strong>be</strong>leid<strong>Naar</strong> <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>Een eerste verkenningL<strong>een</strong> SannenProjectleiding: Barbara DemeyerHIVA - KU LeuvenOnderzoek in opdracht van het ministerie van de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap, afdeling Algem<strong>een</strong> Welzijns<strong>be</strong>leid


InhoudLijst van afkortingenVIIInleiding 1Hoofdstuk 1 / Probleemstelling, opbouw rapport en methodologie 31. Probleemstelling 32. Opbouw van het rapport en gebruikte methode 4Hoofdstuk 2 / Visies op het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> 51. Beleidsdocumenten van de centrale overheid 51.1 Vlaams regeerakkoord 51.2 Beleidsnota minister Vogels (Agalev) 61.3 Beleidsnota (voormalig) minister Sauwens (VU&ID) 71.4 Besluit 82. Visie van koepelorganisaties van voorzieningen (aanbodzijde) 82.1 Visie van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gem<strong>een</strong>ten (VVSG) 82.1.1 Geïntegreerde dienstverlening naar de burger 92.1.2 Betere samenwerking tussen de lokale <strong>be</strong>sturen 102.1.3 Betere samenwerking tussen lokale <strong>be</strong>sturen en private sector 112.2 Visie van het Steunpunt Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk (SAW) 122.2.1 Netwerkidee 142.2.2 Eénloket idee 152.2.3 Twee complementaire modellen 162.2.4 Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als oplossing voor het<strong>toegankelijk</strong>heidsprobleem? 172.3 Visie van de Vereniging van Vlaamse Gem<strong>een</strong>telijke Welzijnsdiensten (VVGW) 182.3.1 De inhoudelijke discussie dient te primeren boven de organisatorische 182.3.2 Focus op samenwerking en afstemming 192.3.3 Rol van de gem<strong>een</strong>te onder<strong>be</strong>licht 202.3.4 Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als oplossing voor het<strong>toegankelijk</strong>heidsprobleem? 21


Inhoud2.4 Visie Vlaamse Vereniging van OCMW Ontvangers en Secretarissen (VVOS) 212.5 Visie Federatie van Vlaamse OCMW-Maatschappelijk Werkers vzw 222.5.1 De Visie van de VVSG als uitgangspunt 222.5.2 Troeven van het OCMW 222.5.3 Organisatorische aspecten 232.6 Visie integratiesector/opbouwwerk 253. Visie van doelgroeporganisaties (vraagzijde) 273.1 Visie organisaties die zich richten naar kansarmen 273.1.1 Vzw Recht-Op (Antwerpen) 273.1.2 Buurtwerk Casablanca (Kessel-Lo, Leuven) 293.1.3 Vzw De Keeting (Mechelen) 303.2 Visie migrantenverenigingen 313.2.1 Federatie van Marokkaanse verenigingen 313.2.2 Federatie van Vooruitstrevende Turkse Verenigingen (CDF) 313.2.3 Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO) 313.2.4 Besluit 323.3 Visie Vlaams Centrum Woonwagenwerk 323.4 Visie Haven vzw (samenwerkingsverband Antwerpsvluchtelingenwerk) 333.4.1 Belang van <strong>een</strong> laagdrempelig onthaal 333.4.2 Afstemming met het concept geïntegreerde wijkcentra 343.4.3 Besluit 363.5 Visie Steunpunt Mensen Zonder Papieren (Brussel) 364. Een blik op de buitenlandse praktijk 384.1 De Scandinavische praktijk: verregaande decentralisatie 384.2 Nederland: grootschalige welzijnsfusies 395. Samenvatting 40Hoofdstuk 3 / Theoretische invulling van het concept 511. Mogelijke functies van <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> 511.1 Coördinatie- en planningsfunctie 511.1.1 Regiemodel 521.1.2 Collectieve regie via <strong>een</strong> <strong>be</strong>leidsnetwerk 52


Inhoud1.2 Facilitator 521.3 Informatie- en doorverwijsfunctie 531.4 Signaalfunctie 532. Theoretische invullingen van het concept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’en hieraan verbonden voor- en nadelen 532.1 Afstemming op cliëntniveau 542.2 Niveau van voorzieningen 562.2.1 Eénloket 562.2.2 Integratie van OCMW en gem<strong>een</strong>telijke welzijnsdienst 642.2.3 Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als vorm van samenwerking ennetwerkvorming 652.3 Beleidsniveau 672.4 Samenvatting en <strong>be</strong>sluit 68Hoofdstuk 4 / Aandachtspunten vanuit het cliëntperspectief 711. Hoe <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> uitbouwen? 711.1 Aan<strong>be</strong>velingen op organisatorisch vlak 721.1.1 Aanbod kenbaar maken 721.1.2 Aanbod afstemmen op de reële noden 721.1.3 Fysieke <strong>be</strong>reikbaarheid 731.1.4 Aan<strong>be</strong>velingen i.v.m. de inrichting van het gebouw 731.1.5 Betaalbaarheid hulpverlening 741.1.6 Beschikbaarheid hulpverlening 741.2 Aan<strong>be</strong>velingen m.b.t. de relatie hulp- of dienstverlener en cliënt 741.2.1 Een juiste attitude van de hulp- of dienstverlener 741.2.2 Kennis van het <strong>be</strong>staande aanbod 761.2.3 Nood aan <strong>een</strong> samenhangend netwerk 771.2.4 Afroming vermijden 771.2.5 Bereiken van ‘moeilijke’ doelgroepen 771.2.6 Belang van continuïteit 781.2.7 Bedenking: opgedrongen hulpverlening? 781.3 Aan<strong>be</strong>velingen t.a.v. de Vlaamse overheid 78


Inhoud1.3.1 Ruimte voor lokale diversiteit 781.3.2 <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> kaderen binnen het bredere lokaal sociaal <strong>be</strong>leid 791.3.3 Stimuleren van samenwerking 791.3.4 Nood aan ver<strong>een</strong>voudiging sociale administratie 791.3.5 Nood aan (basis)financiering 801.3.6 Charter met basisrechten voor cliënten en <strong>een</strong> ombudsdienst 801.3.7 Afstemming met concept ‘geïntegreerde wijkcentra’ 801.3.8 Slot<strong>be</strong>merking 801.4 Bestuurskundige invulling van het concept: <strong>een</strong> moeilijke evenwichtsoefening 801.4.1 Bevoegdheidsverdeling Vlaamse/Federale overheid 801.4.2 ‘Territoriumtwisten’ 811.4.3 Verzuiling 821.4.4 Categoriale versus integrale <strong>be</strong>nadering 821.4.5 Schaalproblematiek 831.4.6 Breedte van het aanbod 831.4.7 Autonoom versus ingebouwd welzijnswerk 832. Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als antwoord op de <strong>toegankelijk</strong>heidsproblematiek? 83Bijlagen 85Bijlage1 / Stuurgroep ‘Toegankelijkheid van de algemene voorzieningenen de welzijnsrechten voor de armen en etnisch-culturele minderheden’ 85Bijlage 2 / Lijst <strong>be</strong>voorrechte getuigen 87Bibliografie 89


VIILijst van afkortingenAWW Algem<strong>een</strong> WelzijnswerkBS Belgisch StaatsbladCAW Centrum Algem<strong>een</strong> WelzijnswerkCDF Federatie van Vooruitstrevende Turkse VerenigingenCLB Centrum voor Leerlingen<strong>be</strong>geleidingCICI Centrum voor Interculturele Communicatie en InteractieFESO Federatie SamenlevingsopbouwFMDO Federatie van Marokkaanse Democratische OrganisatiesFMV Federatie van Marokkaanse VerenigingenHIVA Hoger Instituut voor de Ar<strong>be</strong>idICEM Interdepartementale Commissie Etnisch-culturele MinderhedenLOGO Lokaal GezondheidsoverlegOCMW Openbaar Centrum voor Maatschappelijk WelzijnPAO Permanent Armoede OverlegPWA Plaatselijk Werkgelegenheids AgentschapROSI Regionaal Overleg SamenwerkingsinitiatievenRVA Rijksdienst voor Ar<strong>be</strong>idsvoorzieningRVT Rust- en VerzorgingstehuisSAW Steunpunt Algem<strong>een</strong> WelzijnswerkSIF <strong>Sociaal</strong> ImpulsfondsSIT Samenwerkingsinitiatieven in de ThuiszorgVBSG Vereniging van Belgische Steden en Gem<strong>een</strong>tenVCW Vlaams Centrum Woonwagenwerk vzwVDAB Vlaamse Dienst voor Ar<strong>be</strong>ids<strong>be</strong>middeling en BeroepsopleidingVMC Vlaams MinderhedencentrumVVGW Vereniging van Vlaamse Gem<strong>een</strong>telijke WelzijnsdienstenVVJ Vereniging van Vlaamse JeugdconsulentenVVSG Vereniging van Vlaamse Steden en Gem<strong>een</strong>ten


1InleidingVoorliggend document is het tweede deel van <strong>een</strong> onderzoek over de<strong>toegankelijk</strong>heid van welzijnsvoorzieningen. Het eerste deel ‘Drempels naarwelzijnsvoorzieningen: de cliënt aan het woord. Literatuurstudie en diepte-interviewsbij kansarmen en etnisch-culturele minderheden’ verschijnt naar aanleidingvan het Vooruitgangscongres Armoede op 27 mei 2002.Beide publicaties kaderen binnen de grotere onderzoeksopdracht ‘Bevorderingvan de <strong>toegankelijk</strong>heid van de algemene voorzieningen en de welzijnsrechtenvoor de armen en etnisch-culturele minderheden’. Deze onderzoeksopdracht,die liep van 1 decem<strong>be</strong>r 2000 tot 30 novem<strong>be</strong>r 2001, was <strong>een</strong> verlengingvan <strong>een</strong> over<strong>een</strong>komst die in juli 1999 werd aangegaan tussen het Hoger Instituutvoor de Ar<strong>be</strong>id (HIVA)–K.U.Leuven en de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap ten lastevan de <strong>be</strong>groting van Gezin en Maatschappelijk Welzijn. De algemene coördinatievan het onderzoeksproject was in handen van Barbara Demeyer, projectleider Sector<strong>Sociaal</strong> en Economisch Beleid van het HIVA. De uitvoering ge<strong>be</strong>urde deelsdoor het Centrum voor Interculturele Communicatie en Interactie (CICI)van de Universiteit Gent, o.l.v. Ghislain Verstraete, coördinator van CICI.De onderzoeksopdracht <strong>be</strong>stond uit vier deelluiken. Een eerste deelluik,waarvan voorliggend document – samen met het te verschijnen eerste deel - deweerslag is, handelt over de <strong>toegankelijk</strong>heid van welzijnsvoorzieningen vanuithet cliëntperspectief en geeft <strong>een</strong> conceptuele insteek voor <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong><strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>. Dit eerste deelluik is van de hand van L<strong>een</strong> Sannen, wetenschappelijkmedewerker aan het HIVA, onder <strong>be</strong>geleiding van Barbara Demeyer, projectleider.Een tweede deelluik heeft als onderwerp de buurtgerichte <strong>be</strong>naderingen de samenwerkingsmogelijkheden op lokaal niveau, in het bijzonder tussende integratiesector en het opbouwwerk. Een derde deelluik formuleert <strong>een</strong> adviesomtrent interculturele <strong>be</strong>middeling als <strong>toegankelijk</strong>heidsinstrument.Zowel het tweede als het derde deelluik werden uitgewerkt door Peter Renty,wetenschappelijk medewerker aan het CICI, onder <strong>be</strong>geleiding vanGhislain Verstraete. Een vierde deelluik tot slot handelt over het aanbodaan interculturele vorming in <strong>Vlaanderen</strong>. Dit vierde deelluik werd uitgevoerd doorGerlinde Doyen en Kurt Willems, <strong>be</strong>iden wetenschappelijk medewerker aan hetHIVA, onder leiding van Miet Lam<strong>be</strong>rts, projectleider Sector Ar<strong>be</strong>id en Organisatie.


2SamenstellingL<strong>een</strong> Sannen, Hoger Instituut voor de Ar<strong>be</strong>id (HIVA), KU LeuvenBarbara Demeyer, projectleiding, Hoger Instituut voor de Ar<strong>be</strong>id (HIVA), KU LeuvenOnderzoek in opdracht van het ministerie van de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap,afdeling Algem<strong>een</strong> Welzijns<strong>be</strong>leidUitgaveAfdeling Inspectie en Toezicht WelzijnDrukGevaert Printing nv, ZwevezeleDepotnummerD/2002/3241/138


3Hoofdstuk 1PROBLEEMSTELLING,OPBOUW RAPPORT ENMETHODOLOGIE1. ProbleemstellingIn <strong>Vlaanderen</strong> is het aanbod van hulp- en dienstverlening in de welzijnssector zeer uitgebreid.Voor diverse <strong>be</strong>volkings- en probleemcategorieën zijn er initiatieven en dit in allerlei vormen:naast diensten die openstaan voor alle burgers zijn er gespecialiseerde en categoriale dienstendie zich richten naar specifieke (doel)groepen, naast de institutionele sector is er de ambulantesector, etc. Dit geeft aanleiding tot <strong>een</strong> versnipperd en onoverzichtelijk aanbod wat de <strong>toegankelijk</strong>heid,de kwaliteit en de effectiviteit van de hulp- en diensverlening niet ten goedekomt.Naast - en deels samenhangend met - dit versnipperd aanbod is het <strong>een</strong> steeds terugkerendevaststelling dat <strong>be</strong>paalde groepen, waaronder kansarmen en etnisch-culturele minderheden 1 ,moeilijk aanspraak kunnen maken op <strong>een</strong> aantal sociale rechten. Diverse uitsluitingsmechanismenmaken dat diensten deze groepen niet of onvoldoende <strong>be</strong>reiken. Ook lopen hulpvragersvaak verloren in het <strong>be</strong>staande kluwen van voorzieningen. Wanneer men de hulpvraag niet duidelijkkan stellen, komt men slechts via omwegen bij de juiste voorziening terecht. Bovendienheb<strong>be</strong>n sommige groepen formeel gezien g<strong>een</strong> toegang tot <strong>be</strong>paalde voorzieningen. Er zijn bijgevolgdiverse drempels die maken dat niet alle diensten voor ieder<strong>een</strong> voldoende <strong>toegankelijk</strong>zijn.1 Conform het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaams <strong>be</strong>leid t.a.v. etnisch-culturele minderheden (BS19 juni 1998) rekenen we tot deze groep zowel de allochtonen, vluchtelingen, woonwagen<strong>be</strong>woners als mensenzonder papieren. Ook de trekkende <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volking (foorreizigers, binnenschippers en circusmedewerkers)zijn op Vlaams niveau ondergebracht bij het minderheden<strong>be</strong>leid.


4Het concept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’, voor het eerst vernoemd in het Vlaams regeerakkoord van juli 1999,zou orde moeten scheppen in het versnipperde aanbod en de <strong>toegankelijk</strong>heid van de hulpdienstverleningvoor alle burgers dienen te <strong>be</strong>vorderen. Tot op heden blijft de omschrijving vanhet concept echter algem<strong>een</strong> en vaag. Het is niet duidelijk hoe de concrete invulling dient tege<strong>be</strong>uren en de <strong>be</strong>trokken ministers geven er <strong>een</strong> eigen, verschillende, invulling aan. Ook depraktijk staat niet stil en in diverse gem<strong>een</strong>ten wordt reeds <strong>een</strong> eigen model van <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong><strong>Huis</strong> uitgewerkt. Sommigen zien het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als <strong>een</strong> ‘nuldelijns dispatchingcentrum’.Anderen zien het concept eerder als <strong>een</strong> ‘Open <strong>Huis</strong>’ dat zich richt naar ‘de burger’ in de brede<strong>be</strong>tekenis van het woord en naar de meest kwetsbare groepen in de samenleving in het bijzonderen hierbij zowel eerste- als tweedelijns opdrachten uitvoert. Nog anderen denken in derichting van <strong>een</strong> ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>houden’ waarbij de nadruk ligt op netwerkvorming en onderlingeafstemming tussen de welzijnsactoren. Volgens <strong>een</strong> eerder minimalistische opvatting volstaatdan weer <strong>een</strong> nieuwe naam voor het OCMW.Voorliggend rapport heeft de intentie om hierin wat klaarheid te scheppen en enkele aanzettentot verdere conceptualisering van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> te formuleren, vanuit het cliëntperspectief.De vragen die hierbij centraal staan zijn of en op welke manier het ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ als conceptde <strong>toegankelijk</strong>heid van de dienstverlening voor de armen en etnisch-culturele minderhedenkan vergroten en/of ver<strong>be</strong>teren en hoe kan worden <strong>be</strong>waakt dat het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> voldoende<strong>toegankelijk</strong> is voor deze doelgroepen. Er worden <strong>een</strong> aantal mogelijke modellen van<strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> aangereikt, waarbij de focus ligt op de inhoudelijke en niet zozeer op de organisatorischeinvulling.2. Opbouw van het rapport en gebruikte methodeIn de eerste plaats wordt getracht om de verschillende visies die anno 2001 leven omtrent het<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> in kaart te brengen (hoofdstuk 2). Hierbij vertrekken we van formele <strong>be</strong>leidsdocumenten(regeerakkoord, <strong>be</strong>leidsnota’s). Ook geven we de standpunten van diverse verenigingenen organisaties weer. We baseerden ons zowel op schriftelijke nota’s en standpunt<strong>be</strong>palingenals op gesprekken met sleutelfiguren van de <strong>be</strong>treffende instanties. In <strong>een</strong> volgendhoofdstuk (hoofdstuk 3) gieten we deze visies in abstractere theoretische modellen, geïllustreerdmet concrete voor<strong>be</strong>elden uit de praktijk, gebaseerd op schriftelijke documenten. Nadien(hoofdstuk 4) <strong>be</strong>sluiten we met <strong>een</strong> aantal aandachtspunten waarmee rekening dient gehoudente worden wil het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> voldoende <strong>toegankelijk</strong> zijn voor i.h.b. kansarmen enetnisch-culturele minderheden. In bijlage zijn de namen van de leden uit de stuurgroep voorhet brede onderzoeksproject en de gecontacteerde personen in het kader van voorliggend luikopgenomen. Een bibliografie sluit het geheel af.


5Hoofdstuk 2VISIES OP HET SOCIAAL HUIS1. Beleidsdocumenten van de centrale overheidWe <strong>be</strong>perken ons hier tot bronnen waarin het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> expliciet vernoemd wordt.1.1 Vlaams regeerakkoordIn het Vlaams regeerakkoord (dd. juli 1999) werd het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> voor het eerst vernoemd. DeOCMW’s zouden volgens dit akkoord moeten omgebouwd worden tot <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> waarelke burger terecht kan voor administratieve en sociale dossiers, voor premies, uitkeringen entegemoetkomingen:‘De Vlaamse regering bouwt het <strong>be</strong>staande OCMW uit tot <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> waar elkeburger terecht kan voor alle administratieve en sociale dossiers, voor premies, uitkeringenen tegemoetkomingen. Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> wordt <strong>een</strong> mensvriendelijk en <strong>een</strong><strong>toegankelijk</strong> aanspreekpunt dat de drempelvrees voor overheidsdiensten en de administratiemoet wegwerken. Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> stelt zich ook op als informatieloket enverwijst naar andere dienstverlenende instellingen, zoals de Vlaamse Dienst voorAr<strong>be</strong>ids<strong>be</strong>middeling en Beroepsopleiding (VDAB) en bureaus voor consultatie enrechtspleging. Hervormingen in de verschillende administraties moeten op termijningepast worden in de filosofie van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>. Rechten, premies en tegemoetkomingendie tot de <strong>be</strong>voegdheid van de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap of het VlaamseGewest <strong>be</strong>horen moeten, in de mate van het mogelijke, automatisch worden toegekendzonder voorafgaande verplichtingen. De Vlaamse regering zal via proefprojectendie door de Gem<strong>een</strong>schap worden gefinancierd <strong>een</strong> initiatief nemen. Daartoewordt <strong>een</strong> samenwerkingsakkoord gesloten met de lokale <strong>be</strong>sturen.’


6De doelstelling van deze passage in het Vlaams regeerakkoord is bijgevolg tweevoudig:- hervormen van de OCMW’s en- wegnemen van de drempelvrees bij overheidsdiensten (m.a.w. streven naar <strong>be</strong>ter <strong>toegankelijk</strong>eoverheidsdiensten).Tot op heden blijft echter onduidelijk waar de regering met dit <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> naartoe wil.Inhoudelijke concepten ontbreken tot op vandaag. De manier waarop het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> in<strong>be</strong>leidsnota’s wordt omschreven en in de praktijk zijn uitwerking krijgt is zeer uit<strong>een</strong>lopend,zoals hieronder zal blijken.1.2 Beleidsnota minister Vogels (Agalev)Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, M. Vogels legt vooral de nadrukop het <strong>be</strong>lang van samenwerking tussen de actoren in het welzijnsveld. Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> wordtin haar <strong>be</strong>leidsnota (dd. februari 2000) omschreven als <strong>een</strong> samenwerkingsmodel tussen volgendepartners uit de eerste welzijnslijn:- lokale <strong>be</strong>sturen (gem<strong>een</strong>te en OCMW);- algem<strong>een</strong> welzijnswerk (CAW);- samenlevingsopbouw;- integratiesector;- thuiszorg.Deze actoren heb<strong>be</strong>n - aldus de minister - als gezamenlijke opdracht ‘antwoord te bieden opde zorg- en hulpverleningsvragen die de draagkracht van de sociale netwerken (gezin, vrijwilliger,mantelzorger) overstijgen’. Het OCMW wordt hierbij als <strong>een</strong> centrale actor <strong>be</strong>schouwd(Vogels, 2000: 17). Samenwerking en netwerkvorming tussen de welzijnspartners moet ordebrengen in het onoverzichtelijk aanbod van diensten. Het streven naar ‘orde in de chaos’ dienttevens de <strong>toegankelijk</strong>heid van de <strong>be</strong>staande diensten te <strong>be</strong>vorderen. Door de nadruk te leggenop samenwerking en netwerkvorming, verkiest de minister de term ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>houden’dat als basis moet dienen voor <strong>een</strong> goed werkend <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>. Het is echter niet duidelijk watdit <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> precies inhoudt, evenmin welke vormen van samenwerking het <strong>be</strong>treft. Doorook de integratiesector en het opbouwwerk in het concept te <strong>be</strong>trekken, is het bovendienonduidelijk hoe het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> zich verhoudt tot de geïntegreerde wijkcentra.Vermits uit het verleden is gebleken dat samenwerkingsvormen die de Vlaamse overheid oplegtg<strong>een</strong> gegarandeerd succes zijn, krijgen de <strong>be</strong>trokken actoren de nodige vrijheidsgraden. DeVlaamse overheid wil samen met de partners op het terrein zoeken naar de ideale samenwerkingsvormen.Hierbij zal de Vlaamse overheid de krachtlijnen trekken waarbinnen het gesprekoptimaal kan verlopen (Vogels, 2000: 17; Capelle, 2001: 23). Tijdens <strong>een</strong> reeks regionale ontmoetingenin januari en februari 2001, waarin minister Vogels de Vlaamse <strong>be</strong>leidsmaatregelenvoorstelde die inspirerend kunnen werken bij het uitstippelen van het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid,werd duidelijk dat de minister m.b.t. het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> in de eerste plaats <strong>een</strong> zicht wil krijgenop de inhoudelijke invulling van het concept, alvorens de discussie te focussen op de structuur.Hierbij gaat de minister er van uit dat, pas als duidelijk is wie wat doet, de gepaste structurenkunnen worden ontwikkeld.


7Bij deze inhoudelijke discussie staan vier vragen centraal:1. Wat zijn de kerntaken van lokaal sociaal <strong>be</strong>leid <strong>be</strong>keken vanuit de Vlaamse overheid? Indit verband is de minister van mening dat openbare individuele hulpverlening op lokaalvlak nodig is en blijft. Individuele kansarmoede<strong>be</strong>strijding en zorg op maat blijven dan ooktot de kerntaken van het OCMW <strong>be</strong>horen. Eén van de grote uitdagingen waarvoor hetOCMW staat is de juiste methodieken te vinden om minder mondige cliënten te <strong>be</strong>reiken.Hierbij moet het OCMW zijn <strong>be</strong>langrijke coördinerende rol als kapstok voor sociaal <strong>be</strong>leid<strong>be</strong>houden.2. Welke basisfinanciering is er nodig? De minister is van mening dat er voor de individuelehulpverlening <strong>een</strong> financiering moet komen die losstaat van het Gem<strong>een</strong>tefonds.3. Hoe financiert men de rol van de lokale overheid? Een vraag die hiermee samenhangt isof de regionale solidariteit op <strong>be</strong>paalde punten de lokale solidariteit niet moet vervangen,mede omdat het <strong>be</strong>lang van <strong>be</strong>paalde instellingen het lokale niveau overstijgt (bv. <strong>een</strong>openbaar ziekenhuis met <strong>een</strong> regionale uitstraling).4. Moet het lokale <strong>be</strong>stuur g<strong>een</strong> regiefunctie krijgen? Deze regiefunctie is volgens de ministerdub<strong>be</strong>l. Enerzijds moet het lokale niveau voor het publiek de toegangspoort met delage drempel vormen (éénloketfunctie). De hulpvrager kan er met al zijn vragen terecht enwordt naar de juiste instantie doorverwezen. Anderzijds heeft het lokale <strong>be</strong>stuur door <strong>een</strong>overleg met alle partners van het sociaal veld ook <strong>een</strong> regiefunctie. De vraag die zich hierbijevenwel stelt is of de lokale overheid nog wel zelf hulp- en dienstverlening moet aanbieden.Als de regisseur tegelijkertijd aanbieder is van diensten, krijgt men immers <strong>een</strong> precairesituatie. Bovendien zijn in het welzijnslandschap allerlei privé-partners actief. Deminister streeft in dit verband in de eerste plaats naar <strong>een</strong> <strong>be</strong>tere structurele samenwerkingtussen publieke en private actoren. Complementariteit dient hierbij het sleutelwoordte zijn (Capelle, 2001: 22-26).Tijdens deze regionale ontmoetingen gaf de minister tevens aan dat het bij de uitwerking vanhet ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ niet de <strong>be</strong>doeling is dat in het ambulant welzijnswerk alles in één huis, in één‘supermarkt van welzijn en geluk’ wordt gestopt. Wel dient te worden gestreefd naar professioneelmanagement. Tevens wordt van elke eerstelijnszorgverstrekker verwacht dat hij/zij dehulpvrager wegwijs kan maken in het hulpverleningslandschap. Op lokaal niveau zou dezefunctie versterkt worden door <strong>een</strong> informatieloket (als onderdeel van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>) dat op<strong>een</strong> onafhankelijke manier oriënterend werkt voor ieder<strong>een</strong> met vragen rond gezondheids- enwelzijnsvoorzieningen. Wie het geheel van het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid dient te coördineren is nogniet duidelijk. Ook is de minister van mening dat <strong>een</strong> effectief lokaal sociaal <strong>be</strong>leid enkel kan<strong>be</strong>reikt worden als de lokale overheid ook <strong>een</strong> <strong>be</strong>roep doet op de ervaringsdeskundigheid in degem<strong>een</strong>te. Speciale aandacht gaat hierbij naar verenigingen waarin armen het woord nemen,zodat ook moeilijker <strong>be</strong>reikbare burgers inspraak krijgen (Capelle, 2001: 27).1.3 Beleidsnota (voormalig) minister Sauwens (VU&ID)Ook in de <strong>be</strong>leidsnota van J. Sauwens (dd. februari 2000), voormalig Vlaams minister vanBinnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport - <strong>be</strong>voegd voor het toezicht opde OCMW’s (Laenen, 2001: 11) - wordt het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> vernoemd. In plaats van het OCMWstaat hierin de gem<strong>een</strong>te centraal. De voornaamste doelstelling van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> <strong>be</strong>staat in


8het voorzien van <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong>e administratie en informatie voor alle burgers. Om dit terealiseren pleit de minister voor de uitbouw van <strong>een</strong> ‘geïntegreerd gem<strong>een</strong>teloket’ voor de burger.Omwille van hun laagdrempeligheid moeten de gem<strong>een</strong>ten uitgroeien tot het <strong>be</strong>langrijkstefysiek aanspreekpunt van de Vlaming in het contact met de overheid. De gem<strong>een</strong>te dienthierbij gezien te worden als de toegangspoort voor de hele (centrale) overheid.Naast <strong>een</strong> fysiek aanspreekpunt is het de <strong>be</strong>doeling dat het geïntegreerd loket ook in digitalevorm wordt aangeboden waarbij de burger – idealiter - via één virtueel aanspreekpunt <strong>een</strong> dossierkan inleiden, waarna het automatisch op geïntegreerde wijze <strong>be</strong>handeld wordt. Men wiltevens de lokale <strong>be</strong>sturen de mogelijkheid bieden om aan te sluiten op de informatienetwerkenvan de Vlaamse overheid. Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> wordt dan <strong>een</strong> soort ‘dispatchingcenter’ waarde burger terecht kan met al zijn vragen en <strong>be</strong>hoeften, van werkaanbiedingen tot <strong>be</strong>staansminimum(Laenen, 2001: 3).De minister voegt hier in zijn <strong>be</strong>leidsnota aan toe dat de uitbouw van <strong>een</strong> dergelijk geïntegreerdloket niet los kan worden gezien van de <strong>be</strong>paling in het Vlaams regeerakkoord over de uitbouwvan <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>. Voor zijn ontslag als minister had hij de intentie hierover het nodige overlegte plegen met de minister van Welzijn. Tevens zou worden nagegaan hoe er <strong>een</strong> maximaleafstemming en integratie van de gem<strong>een</strong>te en het OCMW kan komen (Sauwens, 2000). Hij formuleerdein dit verband voorstellen i.v.m. het opgaan van het OCMW in de gem<strong>een</strong>te, waardoorhet thema ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ <strong>een</strong> erg geladen discussiepunt werd.1.4 BesluitUit het voorgaande blijkt dat de Vlaamse <strong>be</strong>leidsmakers verschillende invullingen geven aan hetconcept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’. Daar waar het regeerakkoord vertrekt van het OCMW, ziet ministerVogels het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> eerder als <strong>een</strong> samenwerkingsverband tussen OCMW, gem<strong>een</strong>te en departiculiere sector waarbij de verschillende partners in de ‘eerste welzijnslijn’ als evenwaardigepartners worden omschreven. Voormalig minister Sauwens legt de klemtoon op de gem<strong>een</strong>t<strong>een</strong> focust op de communicatie tussen overheid en burger.2. Visie van koepelorganisaties vanvoorzieningen (aanbodzijde)2.1 Visie van de Verenigingvan Vlaamse Steden en Gem<strong>een</strong>ten (VVSG) 1De Afdeling Maatschappelijk Welzijn van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gem<strong>een</strong>ten -koepelorganisatie van de Vlaamse OCMW’s - heeft samen met de stuurgroep ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ <strong>een</strong>tekst opgesteld met hun visie op het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> en de rol van de OCMW’s hierin (Stokx &Vandenbussche, 2000). Deze visie wordt tevens gedragen door de raad van <strong>be</strong>stuur van de1 De informatie is afkomstig uit de visietekst omtrent het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> en het gesprek met Mevr. R. Stokx, HoofdAfdeling Maatschappelijk Welzijn, VVSG (dd. 9 maart 2001).


9VVSG. De passage in het Vlaams regeerakkoord <strong>be</strong>treffende de omvorming van het OCMW tot<strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> vormt het uitgangspunt. Volgens de VVSG <strong>be</strong>tekent het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> voor deOCMW’s <strong>een</strong> integratieconcept m.b.t. het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid. Men spreekt zich niet uit overhet regionaal welzijns<strong>be</strong>leid. Dit integratieconcept is gebaseerd op drie pijlers:- geïntegreerde dienstverlening naar de burger;- <strong>be</strong>tere samenwerking tussen de lokale <strong>be</strong>sturen;- <strong>be</strong>tere samenwerking tussen lokale <strong>be</strong>sturen en private sector.2.1.1 Geïntegreerde dienstverlening naar de burgerIn de eerste plaats is de VVSG van mening dat het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>, meer nog dan het huidigeOCMW, <strong>een</strong> zo geïntegreerd mogelijke dienstverlening aan de burger moet geven. Hierbij moetde wettelijk vastgelegde taak van het OCMW inzake informatieverstrekking worden opgewaardeerden meer professioneel uitgebouwd. 2 De rol van informatieverstrekker zou bovendien‘pro-actief’ moeten aangepakt worden wat <strong>be</strong>tekent dat niet enkel ingegaan wordt op devragen die <strong>een</strong> persoon stelt, maar ook op andere zaken waar de persoon recht op heeft (bv.premies) of formulieren die hij moet in orde brengen. Momenteel ge<strong>be</strong>urt dat vaak niet bijgebrek aan voldoende maatschappelijk werkers en bij gebrek aan methodieken daar rond.Deze pro-actieve aanpak veronderstelt immers dat maatschappelijk werkers al die premies kennen.De VVSG is tevens van oordeel dat de burger zo veel mogelijk in het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> zelf verdergeholpen moet worden (het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als één loket). Hierbij kan <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> tevens dedeuren openstellen voor andere organisaties die hun dienstverlening ter plekke kunnen aanbieden.De uitbouw van de Kruispuntbank en de informatisering van de administratie moetenop termijn de verspreiding van gegevens m.b.t. individuele personen vergemakkelijken. Derealisatie van deze éénloket functie dient, aldus het hoofd van de Afdeling MaatschappelijkWelzijn, in de praktijk evenwel pragmatisch te worden aangepakt. Rekening houdend met dediverse lokale situatie dienen in dit verband voldoende vrijheidsgraden te worden ingebouwd:‘De lokale situatie is zeer verschillend en investeren in bakstenen is zeker g<strong>een</strong> noodzaakom goed samen te werken. (…) Laten we op maat werken van de lokale <strong>be</strong>sturen.Een alternatief voor bakstenen is goed samenwerken met de gem<strong>een</strong>te, bv.afspreken dat de documenten voor de pensioenaanvraag - die moet je normaal gaanafhalen bij de gem<strong>een</strong>te - door het OCMW worden afgeven. Hetzelfde geldt voornaturalisatieaanvragen: vreemdelingen zijn heel vaak het typisch cliënteel van hetOCMW; als die Belg kunnen worden, zorg er dan voor dat je die aanvraagformulierenook hebt liggen op je OCMW; dat je hen ook kan helpen bij het invullen van datdocument. Dat soort zaken vinden wij stappen naar zo <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>.’ (hoofdAfdeling Maatschappelijk Welzijn, VVSG)2 Het <strong>be</strong>treft informatie m.b.t. diensten, rechten, tegemoetkomingen en premies van gem<strong>een</strong>ten, OCMW’s, provinciale,Vlaamse en federale overheid over domeinen als gezondheid, hulpverlening, inkomen, sociale rechtsbijstanden sociale aspecten van huisvesting, tewerkstelling, mobiliteit, cultuur en onderwijs.


10De ‘verzuiling’ (bv. van ziekenfondsen en vakbonden) maakt samenwerking en afstemmingevenwel niet altijd even <strong>een</strong>voudig. Ook zijn <strong>be</strong>paalde aspecten van het sociaal <strong>be</strong>leid (nog)federaal geregeld (bv. de sociale zekerheid). Het ter <strong>be</strong>schikking stellen van aanvraagformulierenvoor sociale zekerheidsuitkeringen vanuit het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> is reeds <strong>een</strong> eerste stap.Aangezien echter - zeker op korte termijn - niet alle dossiers in het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> zelf kunnenafgehandeld worden dient aan deze informatieplicht tevens <strong>een</strong> goed doorverwijssysteemgekoppeld te zijn, waarbij de doorverwijzing ook kan worden opgevolgd. De rol dient bijgevolgverder te gaan dan het louter doorgeven van <strong>een</strong> adres:‘In <strong>een</strong> OCMW-<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> zou in principe - zeker bij mensen waarvan je van in het<strong>be</strong>gin voelt van dat zijn mensen die het moeilijker heb<strong>be</strong>n om dat verder te zetten -eventueel zelf meegaan; vanuit het OCMW <strong>be</strong>llen om <strong>een</strong> afspraak te maken; datsoort zaken. Ook echt achteraf nagaan of het echt ge<strong>be</strong>urd is. Dus die opvolging vindenwij heel <strong>be</strong>langrijk.’ (hoofd Afdeling Maatschappelijk Welzijn, VVSG)Hierbij is <strong>een</strong> goede sociale kaart van de gem<strong>een</strong>te en regio onont<strong>be</strong>erlijk.2.1.2 Betere samenwerking tussen de lokale <strong>be</strong>sturenHet <strong>be</strong>treft hier zowel samenwerking tussen OCMW en gem<strong>een</strong>te als tussen OCMW’s onderling.Zowel de gem<strong>een</strong>te als het OCMW vervullen welzijnstaken. Een goede samenwerking tussen<strong>be</strong>ide is dan ook noodzakelijk om <strong>een</strong> geïntegreerd lokaal welzijns<strong>be</strong>leid te voeren. Een overlegcomitégem<strong>een</strong>te–OCMW wordt door de VVSG als <strong>een</strong> goed instrument <strong>be</strong>schouwd om diesamenwerking waar te maken. Nadat afspraken zijn gemaakt, moet elk <strong>be</strong>stuur deze evenwelautonoom kunnen uitvoeren. In verband met de taakafbakening tussen <strong>be</strong>ide actoren heeft deVVSG <strong>een</strong> ‘ontwerp<strong>be</strong>stuursakkoord tussen gem<strong>een</strong>te en OCMW’ opgesteld voor de legislatuur2001-2006. Hierin doet de VVSG <strong>een</strong> voorstel naar de OCMW’s en gem<strong>een</strong>ten om taakafsprakente maken rond ‘wie doet wat?’ Twee opties worden voorgelegd:- Toewijzing van het volledige welzijns<strong>be</strong>leid aan het OCMW, tenzij juridisch onmogelijk, enzonder afbreuk te doen aan de samenhang tussen aanverwante <strong>be</strong>leidsdomeinen. Dezesuggestie wordt gedaan aan gem<strong>een</strong>ten waar er nog g<strong>een</strong> gem<strong>een</strong>telijke welzijnsdienstis.- Specifieke taakverdeling tussen gem<strong>een</strong>te en OCMW. Deze suggestie geldt voor gem<strong>een</strong>tenwaarin reeds <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>telijke welzijnsdienst <strong>be</strong>staat. Gem<strong>een</strong>te en OCMW nemenelk specifieke welzijnstaken op zich. Deze taken dienen complementair te zijn. Hierbij ishet van <strong>be</strong>lang dat er <strong>een</strong> duidelijk aanspreekpunt is en dat er <strong>een</strong> eindverantwoordelijkewordt aangeduid voor taken die door <strong>be</strong>ide <strong>be</strong>sturen worden uitgevoerd. De VVSGopteert ervoor dat het OCMW dit eerste aanspreekpunt voor de burger is, en doorverwijstnaar de gem<strong>een</strong>telijke diensten voor domeinen die de gem<strong>een</strong>te <strong>be</strong>hartigt.Ook <strong>een</strong> <strong>be</strong>tere samenwerking met andere OCMW’s uit de regio wordt noodzakelijk geachtvoor de uitbouw van <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>. Hierdoor kan immers het aanbod van ieder <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>


11verruimen. Omwille van de schaalgrootte heeft het - aldus de VVSG - weinig zin dat elk OCMWalle diensten all<strong>een</strong> uitbouwt.2.1.3 Betere samenwerking tussen lokale <strong>be</strong>sturen en private sectorJe kan als OCMW/<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> maar <strong>een</strong> geïntegreerde dienstverlening aan de burger aanbiedenals er ook wordt samengewerkt met de privé-sector. In het lokale welzijnslandschap zijndiverse private actoren (bv. CAW’s, samenlevingsopbouw, integratiecentra, thuiszorg, …) enprivate instellingen (bv. rusthuizen, ziekenhuizen, kinderopvangcentra, gehandicaptenvoorzieningen,…) aanwezig. Dit maakt afstemming noodzakelijk, op twee vlakken.- Op <strong>be</strong>leidsmatig vlak is er nood aan afstemming van deze private initiatieven met elkaaren met de publieke welzijns- en gezondheidsinitiatieven. Complementariteit en gerichtedoorverwijzing moeten ook hier, aldus de VVSG, centraal staan. Een intens netwerk tussende welzijnspartners is hierbij nodig. Om dit op lokaal vlak mogelijk te maken is het volgensde VVSG noodzakelijk dat het OCMW - het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> in elke gem<strong>een</strong>te - vanuithet openbaar <strong>be</strong>lang de coördinerende taak opneemt 3 , waarbij het tevens gaat om overaanbodvermijden en blinde vlekken invullen. Tevens is de VVSG van mening dat hetOCMW <strong>een</strong> advies<strong>be</strong>voegdheid moet krijgen in het geval van planning, erkenning en/ofsubsidiëring door de hogere overheden van voorzieningen en diensten in de welzijns- engezondheidszorg op het grondgebied van het OCMW.- Op individueel vlak is er nood aan afstemming tussen alle welzijnspartners die met <strong>een</strong>specifieke persoon werken rond <strong>een</strong>zelfde doel. Hierbij is de VVSG van mening dat hetorganiseren van <strong>een</strong> permanent overleg tussen hulpverleners rond concrete dossiers weerom<strong>een</strong> taak is van het OCMW.Een goede samenwerking en onderlinge afstemming impliceert uiteraard dat het OCMW deprivate sector goed kent. Ook <strong>een</strong> duidelijke taakafbakening tussen de welzijnspartners wordtals <strong>be</strong>langrijk <strong>be</strong>schouwd waarbij het principe van complementariteit primeert. Dit is evenwelslechts mogelijk als dit principe ook op centraal niveau wordt gevolgd.‘Wij vragen zeker in de toekomst dat de Vlaamse overheid die complementariteitrespecteert, dus dat er g<strong>een</strong> nieuw decreet wordt gemaakt waarin <strong>een</strong> identiekeopdracht wordt gegeven aan verschillende instanties.’(hoofd Afdeling Maatschappelijk Welzijn, VVSG)De VVSG spreekt zich niet uit over welke actor het <strong>be</strong>st welke taken opneemt. Het <strong>be</strong>langrijksteis dat de verschillende taken worden uitgevoerd, niet wie dit uiteindelijk doet. Het OCMWkrijgt in het concept wel <strong>een</strong> centrale rol - eerder dan <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>te of <strong>een</strong> CAW - zowelomwille van zijn historische <strong>be</strong>trokkenheid bij het welzijns<strong>be</strong>leid als omwille van het feit dat er<strong>een</strong> OCMW is binnen elke gem<strong>een</strong>te:3 Hierbij wordt er van uit gegaan dat het OCMW het <strong>be</strong>st geplaatst is om het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid te coördineren,vermits het gaat om <strong>een</strong> wettelijke en federaal verankerde opdracht (art. 62 OCMW-wet).


12‘Als je zegt dat het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> voor alle burgers is, dan moet je ervoor zorgen datje er in elke gem<strong>een</strong>te één hebt. (…) Wij zien het <strong>Sociaal</strong> niet als iets regionaal, maarecht als iets lokaal.(…) Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> moet zich positioneren binnen de gem<strong>een</strong>t<strong>een</strong> zien: wat is er binnen onze gem<strong>een</strong>te. In kleine gem<strong>een</strong>ten zal dat vaak niets zijnen dan is het <strong>be</strong>langrijk dat zij regionaal ook gaan kijken: welk aanbod kan ik gebruikenin mijn gem<strong>een</strong>te dat op regionaal vlak wordt uitgebouwd (…). De netwerkvormingis deel van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>, maar is niet het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> ‘as such’. (hoofdAfdeling Maatschappelijk Welzijn, VVSG)Daarnaast moeten ook andere – private - actoren (bv. CAW, Kind en Gezin, …) bij het <strong>Sociaal</strong><strong>Huis</strong> <strong>be</strong>trokken worden, bijvoor<strong>be</strong>eld onder de vorm van zitdagen.Naast de doelstellingen op het vlak van coördinatie, informatie, doorverwijzing en éénloket isde VVSG van oordeel dat het OCMW tevens <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke hulpverleningsopdracht moet blijvenvervullen, met daarin prioritaire aandacht voor kansarmen. Om stigmatisering te vermijdendient het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> zich evenwel te richten naar alle burgers. Met <strong>be</strong>trekking tot <strong>een</strong> mogelijkeafstemming van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> met het geïntegreerd wijkcentrum wordt vooral het<strong>be</strong>lang van wederzijdse doorverwijzing onderstreept.‘Als het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> de trekker is van het samenbrengen van ieder<strong>een</strong> die opgem<strong>een</strong>telijk vlak rond welzijn <strong>be</strong>zig is, dan gaat rond die tafel zeker de geïntegreerdewijkwerking zitten. Indien mensen bij het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> aankomen, die eigenlijkvooral nood heb<strong>be</strong>n aan contact binnen de buurt dan kan je die daar naar doorverwijzen.’(I: Vanuit het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> naar de wijkcentra?) ‘Ja, of vanuit <strong>een</strong> wijkcentrum,als ze zeggen van: jij zit duidelijk met <strong>een</strong> aantal vragen rond premies of zo: ga<strong>een</strong>s naar het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>.’ (hoofd Afdeling Maatschappelijk Welzijn, VVSG)Tot slot worden er <strong>een</strong> aantal randvoorwaarden geformuleerd die de centrale overheden moetenvoorzien opdat het concept van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> zou kunnen gerealiseerd worden. Het gaatom voldoende financiële ondersteuning, informaticaondersteuning en <strong>een</strong> campagne om hetnieuwe concept <strong>be</strong>kend te maken bij de burgers.2.2 Visie van het SteunpuntAlgem<strong>een</strong> Welzijnswerk (SAW) 4Tot op heden formuleerde de koepel van de Centra voor Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk nog g<strong>een</strong><strong>een</strong>duidige visie <strong>be</strong>treffende het concept <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>. Er heersen i.v.m. het concept nog te veelonduidelijkheden, ook wat de (verdere) samenwerking OCMW-CAW <strong>be</strong>treft. In de praktijk4 De informatie is gebaseerd op het gesprek met L. Serrien (coördinator SAW) en J. Vos (stafmedewerker) datplaatsvond op 5 maart 2001.


13<strong>be</strong>staan reeds diverse samenwerkingsinitiatieven tussen <strong>be</strong>ide actoren, zowel op het niveau vande cliënt, van de voorzieningen als op het vlak van <strong>be</strong>leidsdossiers. Doorgaans zijn deze samenwerkingsvormenechter ingegeven door de plaatselijke context zoals ook blijkt uit onderstaandcitaat.‘Er zijn op de drie niveaus op het terrein diverse vormen van samenwerking.Bijvoor<strong>be</strong>eld op het niveau van de cliënt: vanaf het moment dat er <strong>een</strong> <strong>be</strong>staansminimumdossieris en deze cliënt wordt ook <strong>be</strong>geleid door het CAW, dan denk ik dater - ad hoc - regelmatig samenwerkingsafspraken zijn met de sociale dienst van hetOCMW. Op het niveau van voorzieningen zien we toch ook wel <strong>een</strong> aantal vormenvan samenwerking, tot zelfs CAW’s waar OCMW’s mee in het <strong>be</strong>heer zitten. Maardat is dan wel grotendeels historisch <strong>be</strong>paald door het feit dat OCMW’s vroeger ook<strong>een</strong> kleinschalig opvangcentrum of <strong>een</strong> Centrum voor Levens- en Gezinsvragen haddenopgericht en in het kader van het algem<strong>een</strong> welzijnswerk daar middelen van kregen.Nadien zijn die mee opgenomen in de fusie. Ook op het niveau van de <strong>be</strong>leidsdossiersdenk ik dat er voor<strong>be</strong>elden van samenwerking zijn. Dat is zeer sterk plaatselijk<strong>be</strong>paald en dat hangt er ook van af wie in de gem<strong>een</strong>te of de regio voortrekkeris van <strong>een</strong> aantal <strong>be</strong>leidsontwikkelingen: is dat het OCMW, is dat de gem<strong>een</strong>te?’(coördinator SAW)In <strong>een</strong> nota van het Steunpunt Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk n.a.v. <strong>een</strong> studiedag omtrent het‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ die plaatshad in maart 2001 5 , wordt gesteld dat het concept <strong>be</strong>trekking kan heb<strong>be</strong>nop de <strong>be</strong>perkte sector van de welzijnszorg of (individuele) hulpverlening of op het ruimesociaal <strong>be</strong>leid. 6 Bij de inhoudelijke uitwerking van het ruimere concept zijn verschillende functiesen gradaties voor het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> mogelijk, met name:- informatie verstrekken over diensten, rechten, tegemoetkomingen en premies vangem<strong>een</strong>ten, OCMW’s, hogere <strong>be</strong>sturen en private instellingen;- hulp bij het invullen van formulieren voor het verkrijgen van diensten of het aanvragen vanpremies, tegemoetkomingen, …;- al dan niet <strong>be</strong>geleide doorverwijzing en draaischijf t.a.v. sociale voorzieningen in de regio;- gedeconcentreerde dienstverlening: toegangspoort tot en met volledige afhandeling oplokaal niveau t.a.v. provinciale, Vlaamse en federale voorzieningen, diensten, premies entoelagen (o.m. via Kruispuntbank);- <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als afstemmingsforum voor individueel casemanagement;- <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als fysiek overkoepelend dak voor verschillende eerstelijns diensten;- <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als <strong>be</strong>leidsorgaan dat het lokaal welzijns<strong>be</strong>leid stuurt en regisseert, zowel opindividueel niveau (afstemming tussen de individuele vraag en het algem<strong>een</strong> aanbod) alsop het niveau van de programmatie (bijsturing aanbod in functie van de vraag). Hierbijstelt zich de vraag welke materies of zorgsectoren zich lenen tot <strong>een</strong> lokale planning enwelke op regionaal niveau moeten aangepakt worden (Vos & Serrien, 2001).5 ‘Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>: huis van de toekomst in welzijnsland?’, ACW-studiedag i.s.m. het Vlaams centrum voor werknemersvorming,Elewijt-Center, 10 maart 2001.6 D.w.z. gezondheid, tewerkstelling, inkomen, sociale zekerheid, mobiliteit, educatie/onderwijs, cultuur, hulpverleningen rechtsbijstand.


142.2.1 NetwerkideeVoor de CAW’s ziet men binnen het concept van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> vooral <strong>een</strong> rol weggelegd inde netwerkidee. Hierbij is het van <strong>be</strong>lang dat de <strong>be</strong>trokken actoren zich duidelijk positionerenin het welzijnsveld, mekaars competenties erkennen en <strong>een</strong> duidelijke missie formuleren. Zoalsbij de VVSG wordt het <strong>be</strong>lang van het complementariteitsprincipe onderstreept. Dit blijkt ookuit <strong>een</strong> nota over het algem<strong>een</strong> welzijnswerk:‘Het algem<strong>een</strong> welzijnswerk heeft op de ‘eerste lijn’ <strong>be</strong>langrijke partners. In de eersteplaats zijn dit de sociale diensten van de OCMW’s, die <strong>een</strong> zeer vergelijkbare basisopdrachtheb<strong>be</strong>n. Toch zijn er ook <strong>be</strong>langrijke verschilpunten op het vlak van: al danniet conditionele hulpverlening, werkingsgebied, openbaar versus privaat, verschillenin het <strong>be</strong>reiken van specifieke doelgroepen, enz. Het verzekeren van <strong>een</strong> complementairaanbod is voor <strong>be</strong>ide sectoren echter <strong>een</strong> steeds <strong>be</strong>langrijker uitdaging.Hetzelfde geldt t.a.v. andere sectoren op de ‘eerste lijn’: de integratiecentra en -dienstenvoor minderheden, het opbouwwerk, geïntegreerde buurt- en wijkcentra,jeugdwerkingen met kansarme groepen, consultatiebureaus en zorgencentra vanKind en Gezin, enz. Een derde partner vormen de diverse vormen van hulp- en dienstverlening,ingebouwd in maatschappelijke basissectoren: in de sociale huisvesting, inhet onderwijs (de centra voor leerlingen<strong>be</strong>geleiding), in de rechts<strong>be</strong>deling (justitiehuizen,…), en dergelijke meer.’ (Serrien, 2000: 31).Een dergelijk netwerk van hulpverlening, zowel op het niveau van de voorzieningen als opcliëntniveau, kan - aldus de respondenten - het <strong>be</strong>st op regionaal niveau worden georganiseerd,rekening houdend met de regionaal uitgebouwde dienstverlening van bv. Centra voorGeestelijke Gezondheidszorg, de Bijzonder Jeugdzorg, CAW’s, etc. Een vlotte <strong>be</strong>reikbaarheidvan de diensten (bv. via het openbaar vervoer) is hierbij <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke randvoorwaarde.Idealiter zouden alle eerstelijnsdiensten bij het netwerk moeten <strong>be</strong>trokken worden, met uitzonderingvan de sector thuiszorg vermits die vanuit <strong>een</strong> andere logica vertrekt (men wil mensenzo lang mogelijk thuis houden).Het voornaamste knelpunt is wie de regisseursrol bij de samenwerking gaat opnemen. In deeerste plaats hangt dit - aldus de gesprekspartners - af van het schaalniveau waarop de afstemmingen samenwerking georganiseerd wordt. Gaat het hierbij om het afstemmen van voorzieningenop lokaal niveau - de regie van het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid -, dan komt deze rol toe aanhet OCMW of aan de gem<strong>een</strong>te of aan <strong>be</strong>ide. Hierbij kunnen ook private welzijnsdiensten aangesprokenworden, in die mate dat ze met die lokale problematiek te maken heb<strong>be</strong>n. Op cliëntniveaukan dit echter <strong>be</strong>ter door de vertrouwenspersoon:‘Maar of het OCMW nu op elk cliëntniveau de regie moet gaan doen? Ik geloof veelmeer in het principe dat op de eerste lijn diegene die <strong>een</strong> vertrouwensrelatie heeft deverdere taak<strong>be</strong>geleider is, de regisseur van de cliënt is.’ (coördinator SAW) ‘En danmoeten er misschien ook andere welzijnsdiensten op dat eerstelijnsniveau gevaloriseerdworden, bv. buurtwerkers die vaak <strong>een</strong> sleutelrol spelen naar afstemming vandiensten.’ (stafmedewerker SAW)


152.2.2 Eénloket ideeEr kan volgens de respondenten echter ook <strong>een</strong> heel andere piste verkend worden, die eerderaanleunt bij de opvattingen van (voormalig) minister Sauwens en waarbij wordt gefocust op dever<strong>een</strong>voudiging van de (sociale) administratie via de uitbouw van de éénloket gedachte. Beidepistes - de visie van minister Vogels en deze van (ex) minister Sauwens - kunnen tegelijkertijduitgewerkt worden. Opnieuw wordt bij de uitbouw van de éénloket gedachte het <strong>be</strong>lang vande Kruispuntbank onderstreept. Er wordt <strong>een</strong> vergelijking gemaakt met de werkgelegenheidsloketten(Lokale Werkwinkels):‘Als je de algemene dienstverlening zou <strong>be</strong>kijken, dan heb<strong>be</strong>n mensen terecht kritiekop de versnippering van alles wat met sociaaladministratieve zaken te maken heeft.Als je ziet wat voor <strong>een</strong> papierwerk je moet invullen. Er zou veel kunnen <strong>be</strong>spaard enver<strong>een</strong>voudigd worden. Dat is dan <strong>een</strong> <strong>be</strong>etje de éénloket gedachte. Zoals men nu inde sector tewerkstelling met de werkgelegenheidsloketten of de tewerkstellingslokettenwerkt, met de bundeling van RVA, VDAB, vakbonden, PWA, eigenlijk alles watmet lokale tewerkstelling te maken heeft, zo kan je perfect ook met wat te makenheeft met sociale administratie tot <strong>een</strong> éénloket func-tie komen.’ (stafmedewerkerSAW)In die formule is niet dadelijk <strong>een</strong> rol weggelegd voor de CAW’s.‘In die formule is het CAW nauwelijks <strong>be</strong>trokken. Het zijn dan de basisinstituties diebij sociale administratie <strong>be</strong>trokken zijn die zich gaan hergroeperen en reorganiserendat de zaken efficiënter ge<strong>be</strong>uren. Zo kan je via de Kruispuntbank perfect <strong>een</strong> aantaldingen kort-sluiten, dat <strong>een</strong> OCMW of gelijk wie basisrechten van mensen kantoekennen zonder dat die heel de papiermolen moeten gaan doen en de aanvraag,de toewijzing en de uit<strong>be</strong>taling dras-tisch kan versoepelen. Als je ziet hoeveel moeitehet soms kost om iemand zijn kinderbijslagdossier in orde te krijgen, eigenlijk zoudat heel <strong>een</strong>voudig kunnen.’ (stafmedewerker SAW)Het uitwerken van <strong>een</strong> dergelijk concept veronderstelt echter dat <strong>een</strong> aantal ‘taboes’ wordenopgeheven, waarbij opnieuw op het ‘knelpunt’ van de verzuiling wordt aangehaald. Om <strong>be</strong>langenvermengingte vermijden kan het éne loket het <strong>be</strong>st autonoom georganiseerd worden. Deschaal waarop deze loketten moeten ingeplant zijn is niet zo <strong>een</strong>voudig te <strong>be</strong>palen. Idealiterzouden ze zo breed mogelijk gespreid moeten zijn. Deze éénloket idee ziet men in de eersteplaats haalbaar voor administratieve zaken. Op het vlak van individuele hulpverlening ligt datheel wat moeilijker:


16‘Op het terrein van de hulpverlening denk ik dat dat veel moeilijker is. Uiteindelijk gaathet over zeer individuele gevoelige vragen, die je niet puur administratief kan afhandelen.Ik kan me niet in<strong>be</strong>elden dat iemand met relatieproblemen naar <strong>een</strong> bureaugaat vanwaar men dan administratief verwezen wordt naar de meest geschikte dienst.Ik denk dat de realiteit wel iets gevoeliger is dan dat.’ (stafmedewerker SAW)2.2.3 Twee complementaire modellenDe respondenten zijn van oordeel dat het gaat om twee verschillende, maar complementairemodellen, afhankelijk of er al dan niet ruimte wordt voorzien voor individuele hulpverlening:- Enerzijds is er het model waarbij administratieve ver<strong>een</strong>voudiging wordt nagestreefd doorde verschillende aanvragen op één plaats (éénloket) te <strong>be</strong>handelen. Hierbinnen kan nog<strong>een</strong> onderscheid gemaakt worden tussen <strong>een</strong> loket waar je met vragen over verschillendeproblemen (sociale huisvesting, tewerkstelling, pensioen, etc.) terecht kan en <strong>een</strong> loket datzich specialiseert in <strong>een</strong> <strong>be</strong>paald segment (bv. tewerkstelling).- Anderzijds is er het model waarbij aan de administratieve hulp ook psychosociale <strong>be</strong>geleidingwordt gekoppeld:‘Ik <strong>be</strong>n er van overtuigd dat er, vertrekkend van de dienstverlening inzake rechten enuitkeringen, ook heel zinvolle hulpverlening kan aangeboden worden. Bijvoor<strong>be</strong>elddat mensen die <strong>een</strong> sociale woning komen vragen, en uiteindelijk <strong>be</strong>geleid wordenin die aanvraag van <strong>een</strong> sociale woning, dat die ook wel <strong>een</strong> aantal vragen heb<strong>be</strong>nnaar sociale vaardigheden en zelfredzaamheid en dergelijke meer, dat die dingen danvrij snel aan het licht kunnen komen in zo <strong>een</strong> procedure. De potentiële kracht vande zogenaamde ‘ingebouwde’ vormen van hulpverlening zit in het feit dat men daardirect op kan inspelen.’ (coördinator SAW)Vaak is er binnen de administratieve hulpverlening echter niet veel ruimte om in te gaan op achterliggendeproblemen. Hierin ziet het CAW <strong>een</strong> mogelijke samenwerking met het OCMW,zeker in de grotere steden.‘In de realiteit zien we dat binnen heel wat vormen van administratieve hulpverleningweinig ruimte is om ook verder te werken met de cliënt aan achterliggende vragen,psychosociale problemen, enz. Vaak is het dan noodzakelijk om voor die vragen <strong>een</strong><strong>be</strong>roep te doen op <strong>een</strong> CAW. Ik denk dat dat ook <strong>een</strong> goede manier van samenwerkingkan zijn, waarmee we die diensten niet willen terugdringen op hun puur administratievetaak, maar zeker in grotere steden zal er tussen OCMW’s en CAW’s ook<strong>een</strong> nauwere samenwerking zijn: het dossier van het <strong>be</strong>staansminimum is voor hetOCMW en de verdere <strong>be</strong>geleiding, psychosociaal voor het CAW. In landelijkegem<strong>een</strong>ten ligt dat anders, want daar is ook het CAW vaak niet aanwezig. Daar zalde maatschappelijk werker van het OCMW wellicht wat meer ruimte heb<strong>be</strong>n om metde cliënt ook verder te gaan dan het financiële.’ (coördinator SAW)


17Om de inspanningen van verschillende hulpverleners die zich richten op <strong>een</strong>zelfde persoon opelkaar af te stemmen, ziet het SAW vooral <strong>een</strong> mogelijkheid in initiatieven zoals individueelcasemanagement.2.2.4 Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als oplossingvoor het <strong>toegankelijk</strong>heidsprobleem?Aan de respondenten werd tevens de vraag voorgelegd in welke mate het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> <strong>een</strong>oplossing kan zijn voor het <strong>toegankelijk</strong>heidsprobleem van welzijnsvoorzieningen naar <strong>be</strong>paaldedoelgroepen zoals kansarmen en etnisch-culturele minderheden. Hierbij wordt in de eersteplaats het <strong>be</strong>lang van <strong>een</strong> duidelijke profilering van de actoren onderstreept.‘Ik denk dat vooral het uitklaren van die competenties, zoals dat dan zo mooigenoemd wordt; onderlinge profilering, dat dat de zaak toch wel wat zou kunnenvooruithelpen.’ (stafmedewerker SAW)Tevens dient vermeden te worden dat hulpvragers van het kastje naar de muur wordengestuurd. Gerichte doorverwijzing kan dit vermijden. Dit impliceert evenwel dat de hulpvragershun vraag duidelijk kunnen verwoorden, wat in de praktijk niet steeds het geval is, zeker nietals het gaat om psychosociale hulpverlening. Een goede doorverwijzing hangt tevens samenmet <strong>een</strong> duidelijke profilering van de <strong>be</strong>trokken actoren, gekoppeld aan <strong>een</strong> goed doorverwijzingssysteemwaarbij ‘missing links’ worden opgelost.‘Ik kan mij in<strong>be</strong>elden dat heel wat mensen voor psychosociale problemen zich wendentot de huisarts en dat daar ook de ‘missing link’ is: weet die huisarts waar dieverder terecht kan? Die zal vanuit zijn referentiekader misschien vooral zicht heb<strong>be</strong>nop de gezondheidssector, het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg, …’ (…) Ikdenk dat op het vlak van de netwerkformule in het kader van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> rondpsychosociale hulpverlening er al kan werk gemaakt worden op regionaal vlak van<strong>een</strong> goede profilering t.a.v. elkaar en aan-sluitend dat er <strong>een</strong> goed doorverwijssysteemis. Dat is al heel wat. (coördinator SAW)Er kan echter pas <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> gecreëerd worden indien men op de hoogte isvan de drempels die cliënten ervaren wanneer zij <strong>een</strong> <strong>be</strong>roep (wensen te) doen op welzijnsvoorzieningen:‘Ik vind wel dat in heel de discussie de cliënt centraal moet staan, zoals in jullie onderzoek.Ik <strong>be</strong>n zelf wel <strong>be</strong>nieuwd over hoe cliënten zelf <strong>toegankelijk</strong>heid definiëren. (…)Toegankelijkheid is niet all<strong>een</strong> <strong>be</strong>reikbaarheid. (…) Vanuit het cliëntperspectief <strong>be</strong>keken,daar is nog veel te weinig onderzoek rond gedaan: op welke manier wenden zijzich tot <strong>be</strong>paalde dien-sten? Welke verwachtingen heb<strong>be</strong>n zij en wat is hun initiëlevraag? Of zit daar met<strong>een</strong> al <strong>een</strong> vraag achter? Hoe ervaren zij zelf die drempels?’.(coördinator SAW)


182.3 Visie van de Vereniging vanVlaamse Gem<strong>een</strong>telijke Welzijnsdiensten (VVGW)Ook vanuit de Vereniging van Vlaamse Gem<strong>een</strong>telijke Welzijnsdiensten werd tot op hedeng<strong>een</strong> standpunt op papier gezet m.b.t. de mogelijke of wenselijke invulling van het concept‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’. Wel werden door de voorzitter reeds <strong>een</strong> aantal <strong>be</strong>denkingen in de rand van dediscussie geformuleerd, met name:- oppassen voor enkel <strong>een</strong> <strong>be</strong>stuurlijke discussie zonder inhoudelijke discussie over <strong>een</strong> kwalitatief<strong>be</strong>ter lokaal welzijns<strong>be</strong>leid;- nood aan vrijheid om plaatselijk te kiezen voor <strong>een</strong> model van geïntegreerde dienstverlening;- niet enkel regisseurschap zonder uitvoering (g<strong>een</strong> Nederlands model);- verdieping van de bipolariteit tussen gem<strong>een</strong>te en OCMW (via samenwerkingsakkoord,overlegcomité, vertegenwoordiging OCMW en gem<strong>een</strong>te, uitbouw <strong>be</strong>leidsnetwerken,opstellen <strong>be</strong>leidsplan integratie lokaal welzijns<strong>be</strong>leid);- twee lokale regisseurs zijn mogelijk en zelfs wenselijk, regisseurs zijn soms zelf actor, ander<strong>be</strong>stuur kan dan die rol overnemen;- inclusief <strong>be</strong>leid blijft nodig versus zorg<strong>be</strong>leid;- versterking van de <strong>be</strong>leidsnetwerken tussen overheid en particuliere sector;- andere relatie tot de particuliere sector; overheid moet sturen op output;- <strong>be</strong>tere dienstverlening aan de burger staat centraal;- verweving van het aanbod kan positief werken naar het klimaat van <strong>een</strong> dienst;- geïntegreerde dienstverlening van OCMW, gem<strong>een</strong>te, Lokale Werkwinkels, ombudsdienst(Vandebuerie, 2001).Een aantal van deze <strong>be</strong>denkingen worden hieronder verder uitgewerkt.2.3.1 De inhoudelijke discussie dient te primerenboven de organisatorischeOp basis van het interview met de voorzitter van de VVGW en met <strong>een</strong> medewerker van desociale dienst van de Stad Kortrijk werden bijkomende elementen in de discussie omtrent het<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> verzameld. Zo wenst de Vereniging te focussen op de inhoudelijke discussie, nietop de organisatorische. Hierbij moet in de eerste plaats nagegaan worden welk <strong>be</strong>leid de stadof gem<strong>een</strong>te - i.s.m. het OCMW - wil voeren. Pas nadien dient te worden <strong>be</strong>paald wie wat zaldoen. In de praktijk draait het evenwel vaak anders uit.‘En dan krijg je in eerste instantie - en dat is wat er nu aan het ge<strong>be</strong>uren is - <strong>een</strong>machtsdiscussie: ‘we gaan eerst <strong>een</strong>s kijken wie de regisseur is en we gaan dan <strong>be</strong>palenwat er gaat ge<strong>be</strong>uren.’ (…) Het gaat over posten, over jobs, over mandaten en datprimeert eigenlijk de discussie over de inhoud. (…) Wij pleiten eerst voor <strong>een</strong> inhoudelijkediscussie: wat wil <strong>een</strong> stad of gem<strong>een</strong>te als <strong>be</strong>leid gaan voeren, en laat ons danafspreken wie wat uitvoert. (…) Eigenlijk zijn wij voor <strong>een</strong> netwerksturing waar nietéén iemand baas is, maar waar het geheel in interactie en door de samenwerking zichzelfgaat sturen. Maar politiek is dat bijna niet te verkopen.’ (voorzitter VVGW)


19Door de nadruk te leggen op de inhoudelijke discussie kunnen de rollen van de actoren in hetwelzijnsveld worden uitgeklaard. Ook hier wijst men op het <strong>be</strong>lang van het in kaart brengenvan de competenties van de <strong>be</strong>trokken actoren (‘Ieder<strong>een</strong> gaat moeten durven opkomen voordatgene waar men sterk in is’). Op basis hiervan kan <strong>be</strong>slist worden wie wat gaat doen.Het streven naar één model van <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> voor gans <strong>Vlaanderen</strong> wordt echter niet als realistisch<strong>be</strong>schouwd, aangezien de realiteit lokaal vaak zeer divers is:‘Als men op Vlaams niveau gaat <strong>be</strong>palen hoe dat gem<strong>een</strong>ten en steden dat moetendoen, dan krijg je <strong>een</strong> model dat slechts voor enkele gem<strong>een</strong>ten werkbaar zal zijn.Per definitie heb je 308 verschillende situaties in <strong>Vlaanderen</strong>. (…) Men zou even goedkunnen zeggen: wij willen de steden en gem<strong>een</strong>ten ondersteunen indien zij <strong>een</strong> netwerk,duidelijk aantoonbaar, met duidelijke afspraken, ondertekenen van: dit gaanwij doen op die manier, en wij willen dat <strong>be</strong>reiken, enz. Dat mag met meetbare resultatenzijn. Dat er <strong>een</strong> dergelijke richtlijn komt van bovenuit, daar heb ik op zich g<strong>een</strong>problemen mee. Als men zegt: vanaf nu, van het ene uiterste: we schaffen hetOCMW af, tot het andere uiterste van: het OCMW moet alles doen, dat kan niet.’(respondent sociale dienst Stad Kortrijk)Ook het concept van <strong>een</strong> fysiek huis, waarin verschillende actoren worden samengebracht,wordt organisatorisch niet als haalbaar <strong>be</strong>schouwd, zeker niet in de (middelgrote) steden:‘Dan spreken we waarschijnlijk niet meer over <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>, maar over <strong>een</strong> SocialeStraat.’ (respondent sociale dienst Stad Kortrijk)2.3.2 Focus op samenwerking en afstemmingSamenwerking en afstemming dient te primeren. De concrete vormgeving wordt als secundair<strong>be</strong>schouwd. De respondent maakt hierbij <strong>een</strong> vergelijking met het ‘vreemdelingenloket’.‘Het gaat over: wat is er? Op welke manier kunnen we samenwerken? Hoe kunnenwe die samenwerking efficiënt maken? Hoe kunnen we zorgen dat de mensen die er<strong>een</strong> <strong>be</strong>roep op doen weten waar ze naartoe moeten? Of dat dat nu in één huis, inéén straat of in <strong>een</strong> stad is, ik vind dat secundair.’ (…) ‘Dat is ook heel de discussiedie we nu meemaken met het ‘vreemdelingenloket’; in eerste instantie is het voor mijniet <strong>be</strong>langrijk dat al die mensen per sé op dat ene punt komen om van daar doorgestuurdte worden, maar er moet wel ergens <strong>een</strong> draaischijf zijn die zorgt dat mensenter plaatse komen.’ (respondent sociale dienst Stad Kortrijk)Ook voor de afschaffing van de OCMW’s is de Vereniging g<strong>een</strong> vragende partij. Wel dient er<strong>be</strong>ter samengewerkt te worden tussen OCMW en gem<strong>een</strong>te/stad. Dit kan - aldus de voorzittervan de VVGW - bijvoor<strong>be</strong>eld door het sluiten van <strong>een</strong> samenwerkingsakkoord, de versterkingvan de inhoud van het overlegcomité, vertegenwoordiging van OCMW in gem<strong>een</strong>te en omgekeerd,de uitbouw van <strong>be</strong>leidsnetwerken, het opstellen van gezamenlijke <strong>be</strong>leidsplannen en hetuitwerken van <strong>een</strong> geïntegreerd lokaal welzijns<strong>be</strong>leid. Een voor<strong>be</strong>eld van <strong>een</strong> goede samenwerkingen afstemming is het welzijnsconsortium in de regio Kortrijk.


20‘In de streek zitten we op dat vlak al redelijk ver: het welzijnsconsortium dat eigenlijk<strong>een</strong> samenwerkingsverband is tussen de gem<strong>een</strong>ten enerzijds en de OCMW’s anderzijdsvan het ganse arrondissement, en de particuliere sector. De ondersteuningwordt daar in de praktijk gebracht door het feit dat ieder gem<strong>een</strong>te<strong>be</strong>stuur en iederOCMW van het ganse arrondissement 4 fr. per inwoner bijdraagt, dus dat is 8 fr. perinwoner aan dat consortium.’ (respondent sociale dienst Stad Kortrijk)Ook is het naar de toekomst toe onvermijdelijk dat er meer dient samengewerkt te worden metde particuliere sector. De schaal waarop deze samenwerking georganiseerd wordt, hangt medeaf van de grootte van de gem<strong>een</strong>te. Aan de Vlaamse overheid wordt vooral <strong>een</strong> stimulerend<strong>een</strong> <strong>be</strong>geleidende rol toe<strong>be</strong>deeld in het tot stand brengen van deze samenwerkingsverbanden.Hoe de financiële ondersteuning het <strong>be</strong>st kan ge<strong>be</strong>uren, is echter niet zo duidelijk: ‘moet je blijvenopsplitsen in verschillende terreinen of moet je het Gem<strong>een</strong>tefonds versterken?’2.3.3 Rol van de gem<strong>een</strong>te onder<strong>be</strong>lichtDe respondenten zijn tevens van mening dat de discussie omtrent het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> te sterkgefocust is op de rol van het OCMW. De gem<strong>een</strong>te blijft daarin onder<strong>be</strong>licht, hoewel degem<strong>een</strong>te <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke rol kan vervullen in het lokaal welzijns<strong>be</strong>leid, i.h.b. wat het uitbouwenvan <strong>een</strong> inclusief <strong>be</strong>leid <strong>be</strong>treft.‘In alle oefeningen die gemaakt worden is het het OCMW dat moet veranderen, terwijlik vind dat gem<strong>een</strong>te<strong>be</strong>sturen in feite ook moeten veranderen als wij kwalitatieflokaal welzijns<strong>be</strong>leid willen heb<strong>be</strong>n. Het moet duidelijker zijn dat de finaliteit vanieder overheidshandelen eigenlijk het welzijn van de burger is. Ook wij moeten nogdat inclusief <strong>be</strong>leid waarmaken, we moeten dat welzijn pro<strong>be</strong>ren te realiseren in sectorenals ruimtelijke ordening, verkeers<strong>be</strong>leid, noem maar op. (…) Het is precies daardenk ik dat de specifieke opdracht van <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>te ook ligt binnen het lokaal welzijns<strong>be</strong>leid:dat inclusief karakter pro<strong>be</strong>ren waar te maken. Daar waar het OCMWvooral <strong>be</strong>trokken is bij het zorg<strong>be</strong>leid, kan de gem<strong>een</strong>te die relaties leggen naarandere domeinen, en dat ge<strong>be</strong>urt in <strong>een</strong> aantal gem<strong>een</strong>ten ook effectief.’ (voorzitterVVGW)Ook dient er <strong>een</strong> afstemming te komen tussen het concept van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> en de LokaleWerkwinkel.‘Hoe kan je dat nu lokaal verdedigen dat er één loket zou geopend worden, <strong>een</strong><strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>, in het OCMW dat g<strong>een</strong> enkele band zou heb<strong>be</strong>n met die LokaleWerkwinkel of met wat er in de gem<strong>een</strong>telijke welzijnsdienst ge<strong>be</strong>urt? Wij vinden datde gem<strong>een</strong>ten in ieder geval moeten kunnen meespreken over dat <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>, datdat g<strong>een</strong> kwestie is van de OCMW’s all<strong>een</strong>.’ (voorzitter VVGW)De VVGW is tevens van mening dat de regisseursrol toekomt aan de lokale overheid (gem<strong>een</strong>t<strong>een</strong> OCMW). Het opnemen van de regie hoeft <strong>een</strong> uitvoerende rol echter niet in de weg testaan. Beide rollen dienen gekoppeld te blijven, zodat de regisseur ook weet wat er op het ter-


21rein ge<strong>be</strong>urt. Wel dienen ‘rechter-partij’-situaties vermeden te worden. In plaats van ‘regisseur’ziet men de gem<strong>een</strong>te en het OCMW eerder als ‘kernactor’ in het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid waarbijhet sturend vermogen van de stad moet opgedreven worden, waarbij weliswaar in samenspraakmet de andere (publieke en private) actoren wordt <strong>be</strong>paald waar men met het lokaalsociaal <strong>be</strong>leid naartoe wil.2.3.4 Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>als oplossing voor het <strong>toegankelijk</strong>heidsprobleem?Men verwacht dat het uitbouwen van <strong>een</strong> netwerk, gekoppeld aan <strong>een</strong> duidelijke taakafbakeningvan de actoren zal leiden tot <strong>een</strong> meer gerichte doorverwijzing, wat in de eerste plaats dekansarmen en etnisch-culturele minderheden ten goede zal komen.(I: En denken jullie dat zo <strong>een</strong> netwerk <strong>be</strong>paalde voordelen heeft inzake de <strong>toegankelijk</strong>heidvan de dienstverlening naar kansarmen en etnisch-culturele minderheden?)‘De <strong>toegankelijk</strong>heid zou daar moeten <strong>een</strong> gevolg van zijn, omdat <strong>een</strong> aantal organisatiesop dit moment door de verscheidenheid aan dienstverleningsplaatsen en vormende reflex heb<strong>be</strong>n van: wij heb<strong>be</strong>n g<strong>een</strong> tijd, pro<strong>be</strong>er daar <strong>een</strong> keer of: dat is nietvoor ons, dus ze sturen u door. Op het moment dat je <strong>een</strong> netwerk kan uitbouwenwaar afspraken gemaakt worden, waar taakafbakeningen zijn, waar dat er ook doorde overheid voor gezorgd wordt dat de capaciteit voldoende wordt, denk ik dat datonrechtstreeks ten goede zal komen van kansarmen en etnisch-culturele minderheden,want dat zijn de eersten die doorgestuurd worden omdat ze minder mondigzijn.’ (respondent sociale dienst Stad Kortrijk)2.4 Visie Vlaamse Verenigingvan OCMW Ontvangers en Secretarissen (VVOS)De VVOS werkt momenteel <strong>een</strong> globaal standpunt uit <strong>be</strong>treffende het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>. De eindredactievan het tijdschrift ‘OCMW-Visies’ formuleerde <strong>be</strong>gin 2000, n.a.v. de VVSG-trefdag op 1decem<strong>be</strong>r 1999, reeds <strong>een</strong> aantal voor<strong>be</strong>schouwingen. Hierbij wordt uitgegaan van deomschrijving van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> in het Vlaams Regeerakkoord. Een aantal van deze puntenkomen ook terug bij de visie van de VVSG.- Het OCMW is gelegitimeerd om op te treden als coördinerende, plannende en uitvoerendeinstantie. De VVOS pleit voor <strong>een</strong> advies<strong>be</strong>voegdheid van het OCMW in geval van planning,erkenning en/of subsidiëring van voorzieningen en diensten in de welzijns- engezondheidszorg.- De VVOS opteert tevens voor <strong>een</strong> versteviging van het OCMW in relatie tot het gem<strong>een</strong>te<strong>be</strong>stuur.Zij verwijst hierbij naar het Pact tussen de Vlaamse regering en de VlaamseOCMW’s dat het OCMW erkent als <strong>een</strong> volwaardige partner. In dit verband pleit zij voor<strong>een</strong> degelijke basisfinanciering en voldoende personeel, zodat blijvend kan worden ingegaanop de stroom van nieuwe opdrachten.- De VVOS is bovendien van oordeel dat de verwezenlijking van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> <strong>een</strong> evolutiefproces is waarbij het OCMW, rekening houdend met zijn mogelijkheden, de waaiervan voordelen en premies waarvoor het <strong>een</strong> loketfunctie vervult of aanspreekpunt is geleidelijkuitbreidt.


22- Tevens wordt gesuggereerd dat de OCMW’s waarbij de sociale dienst apart gehuisvest is,alvast het gebouw ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ kunnen noemen om op die manier <strong>een</strong> proactief <strong>be</strong>leidte voeren.- De discussies over de verhouding tussen OCMW en gem<strong>een</strong>te en tussen OCMW en particulierewelzijnssector mogen niet vermengd worden met de inhoudelijke discussie over deuitbouw van het OCMW tot <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>, zoals omschreven in het VlaamsRegeerakkoord.- Tot slot wordt ook het <strong>be</strong>lang van netwerkvorming onderstreept, zowel tussen OCMW’sonderling als tussen OCMW’s en private welzijnsorganisaties. Onduidelijk is de link met demutualiteiten en de vakbonden.2.5 Visie Federatievan Vlaamse OCMW-Maatschappelijk Werkers vzw2.5.1 De Visie van de VVSG als uitgangspuntIn het ontwerpstandpunt <strong>be</strong>treffende het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> van de Federatie van Vlaamse OCMW-Maatschappelijk werkers (dd. 19 april 2001) wordt de visie van de VVSG gedeeltelijk bijgetreden.De federatie <strong>be</strong>schouwt het OCMW als centrale actor in het concept en onderschrijft dedrie pijlers vooropgesteld door de VVSG (geïntegreerde basisdienstverlening naar de burger,<strong>be</strong>tere samenwerking tussen de lokale <strong>be</strong>sturen, <strong>be</strong>tere samenwerking tussen lokale <strong>be</strong>sturenen private sector). Andere punten waarin de federatie over<strong>een</strong>stemt met de visie van de VVSGzijn onder meer: het <strong>be</strong>houden van het OCMW als zelfstandig openbaar <strong>be</strong>stuur met <strong>een</strong> eigenrechtspersoonlijkheid, de overtuiging dat het OCMW het <strong>be</strong>st geplaatst is om het lokaal sociaal<strong>be</strong>leid te coördineren, het streven naar complementariteit tussen de actoren <strong>be</strong>trokken bijhet lokaal sociaal <strong>be</strong>leid (zonder dat dit evenwel de vrije keuze in het gedrang brengt) en hetstandpunt dat het OCMW <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke hulpverleningsopdracht moet blijven vervullen.2.5.2 Troeven van het OCMWTroeven van het OCMW die mee de richting aangeven van <strong>een</strong> nieuw concept zoals het <strong>Sociaal</strong><strong>Huis</strong> zijn volgens de federatie:- De OCMW-sociale dienst is aanwezig in elke gem<strong>een</strong>te en is <strong>een</strong> goed gekende dienst bij<strong>een</strong> brede <strong>be</strong>volkingsgroep.- Het OCMW <strong>be</strong>kleedt <strong>een</strong> sterke positie binnen het hulpverleningslandschap omdat het<strong>een</strong> monopolie <strong>be</strong>zit wat <strong>be</strong>treft de financiële hulpverlening. Deze hulpverlening kantevens <strong>een</strong> opening vormen naar andere problematieken, waardoor mensen <strong>be</strong>reikt wordendie met <strong>een</strong> armoede- en uitsluitingsproblematiek te kampen heb<strong>be</strong>n, maar slechtsheel moeilijk de stap zetten naar andere diensten.- Het OCMW is vertrouwd met de problematiek van kansarmen, waarbij aangepaste methodenen <strong>een</strong> laagdrempelige aanpak gehanteerd worden.- Het OCMW biedt <strong>een</strong> waaier aan van dienstverlening en kansen (financiële steun, huisvesting,poetshulp, kinderopvang, budget<strong>be</strong>geleiding, …). Dit biedt mogelijkheden tot<strong>een</strong> integrale en gecoördineerde aanpak.- Het OCMW heeft <strong>een</strong> bijzondere knowhow opgebouwd in de hulpverlening en ondersteuningvan kansarmen via budgettering, budget<strong>be</strong>geleiding en schuld<strong>be</strong>middeling, alsook viavormen van participatieve en integrale <strong>be</strong>geleiding zoals maatzorg en empowerment.


232.5.3 Organisatorische aspectenDe visie van de Federatie wordt in het ontwerpstandpunt verder geconcretiseerd op organisatorischvlak. Uitgangspunten hierbij zijn onder meer de vaststelling dat het huidig takenpakketvan <strong>een</strong> grote groep OCMW-maatschappelijk werkers heel breed en gediversifieerd is, watmaakt dat er minder ruimte is voor <strong>een</strong> gericht onthaal, voor psychosociale <strong>be</strong>geleiding of ommet andere diensten gecoördineerd te werken rond <strong>een</strong> <strong>be</strong>paalde cliëntsituatie. Er is evenminvoldoende ruimte voor <strong>een</strong> gerichte, methodisch gefundeerde en gestructureerde vorm vanhulpverlening, op maat van de hulpvrager. Dit geldt in het bijzonder voor kleine en middelgroteOCMW’s. Ook heeft de toegenomen activeringsdruk de psychosociale <strong>be</strong>geleiding in heelwat OCMW’s doen verengen tot <strong>een</strong> ééndimensionale aanpak van de problematiek, met name<strong>een</strong> toeleiding tot de ar<strong>be</strong>idsmarkt. Dit heeft tot gevolg dat de <strong>be</strong>geleiding zich vaak toespitstop die groep steuntrekkers die nog integreerbaar is op de ar<strong>be</strong>idsmarkt. 7 Deze ar<strong>be</strong>idstraject<strong>be</strong>naderingwerkt m.a.w. <strong>een</strong> nieuwe vorm van uitsluiting in de hand. Tevens neemt de complexiteitvan de dossiers toe evenals de heterogeniteit van het cliënteel. Om aan bovenstaandeproblemen tegemoet te komen, stelt de Federatie <strong>een</strong> reorganisatie voor van alle OCMW-socialediensten op drie niveaus:- Niveau 1: onthaal, informatie, intake en kortlopende hulpverlening;- Niveau 2: opvolging en <strong>be</strong>geleiding van het <strong>be</strong>staansminimum, financiële hulp, budget<strong>be</strong>heeren schuld<strong>be</strong>middeling;- Niveau 3: integrale <strong>be</strong>geleiding van kwetsbare groepen, coördinatie van hulpverlening,preventieve hulpverlening.Hieronder werken we deze drie niveaus wat verder uit.a) Niveau 1: Onthaal, informatie, intake en kortlopende hulpverleningHet <strong>be</strong>treft <strong>een</strong> brede baliefunctie voor elke burger in de gem<strong>een</strong>te die er terecht kan voor allemogelijke vragen i.v.m. welzijn:- informatie omtrent de sociale kaart en mogelijke voorzieningen en dienstverlening;- aanvragen voor tussenkomst in alle mogelijke vormen van premies en tussenkomsten opsociaal vlak;- aanvragen pensioen en mindervaliditeit; voorschotten op sociale uitkeringen; (equivalent)<strong>be</strong>staansminimum en aanvullende financiële hulp;- aanvraag budget<strong>be</strong>geleiding, budget<strong>be</strong>heer, schuld<strong>be</strong>middeling;- aanvraag tot juridische hulpverlening;- aanvraag voor tussenkomst van de verblijfskosten in <strong>een</strong> erkend onthaaltehuis, rusthuis,RVT;- dringende hulpverlening en voedselpakketten;- crisisopvang en dakloosheid;- niet gedefinieerde hulpvragen.7 Uit vroeger onderzoek van het HIVA blijkt dat het gemiddeld percentage potentieel activeerbaar geachteOCMW-cliënten slechts 37,5% <strong>be</strong>draagt van het totaal cliënteel. In de OCMW’s uit de grootste steden ligt ditpercentage het laagst (32,8%). Bron: Sannen L., Struyven L. & Vos S. (2000), De Vlaamse OCMW’s in hetar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leid: van stille actor tot actieve partner. Analyse van <strong>be</strong>leidsinspanningen en samenwerkingsverbanden,HIVA-K.U.Leuven.


24Het gaat om <strong>een</strong> specifieke vorm van maatschappelijk werk die <strong>een</strong> ruime kennis van de wetgeving,sociale kaart en administratieve regelgeving vereist. De ‘onthaaldienst’ heeft <strong>een</strong><strong>be</strong>langrijke doorverwijzende functie, zowel naar diensten binnen het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> op het tweed<strong>een</strong> derde niveau als naar andere diensten binnen de lokale dienst- en hulpverlening en naargespecialiseerde diensten in het bredere welzijnslandschap.b) Niveau 2: Opvolging en <strong>be</strong>geleiding van <strong>be</strong>staansminimum, financiële hulp, budget<strong>be</strong>heeren schuld<strong>be</strong>middelingVoor wat het <strong>be</strong>staansminimum en de financiële hulpverlening <strong>be</strong>treft, wordt op dit niveau hetsteunverlenend maatschappelijk werk <strong>be</strong>houden. Het <strong>be</strong>treft <strong>een</strong> vorm van maatschappelijkwerk waarbij er <strong>een</strong> evenwicht is tussen <strong>een</strong> ambtelijk-administratieve en <strong>een</strong> hulpverleningsfunctie.Het maatschappelijk werk is hierbij geënt op drie invalshoeken:- onderzoek, controle en uit<strong>be</strong>talingen;- methodische <strong>be</strong>geleiding: opbouwen van <strong>een</strong> hulpverleningsplan van de problemen opdiverse levensterreinen; focus op psychosociale problemen die samengaan met situatie vanfinanciële problematiek; samenwerking en overleg met andere diensten via PAO(Permantent Armoede Overleg);- opleiding en tewerkstelling: trajectmatige aanpak in functie van activering en doorverwijzingnaar de ar<strong>be</strong>idsmarkt; samenwerking met o.m. Lokale Werkwinkel.Ook budget<strong>be</strong>heer en schuld<strong>be</strong>middeling zitten tussen administratie en dossier<strong>be</strong>heer enerzijdsen bredere hulpverlening anderzijds.c) Niveau 3: Integrale <strong>be</strong>geleiding van kwetsbare groepen, coördinatie van hulpverlening,preventieve hulpverleningBij dit derde niveau staat de kernfunctie van de armoede<strong>be</strong>strijding centraal: de moreleopdracht van het OCMW om elke persoon in de mogelijkheid te stellen <strong>een</strong> leven te leiden dat<strong>be</strong>antwoordt aan de menselijke waardigheid. De nadruk ligt op het <strong>be</strong>geleidingsaspect, binnende typische context van de OCMW-hulpverlening, waarbij ook veel aandacht is voor het materiël<strong>een</strong> waarbij maximaal gebruik gemaakt wordt van het aanwezige kansenkader op het vlakvan opleiding en tewerkstelling, huisvesting, etc. Op dit niveau wordt ook de cliëntgebondencoördinatiefunctie (bv. via <strong>een</strong> Permanent Armoede Overleg) gesitueerd.Aspecten die op dit derde niveau aan bod kunnen komen, zijn onder meer:- opname van dossiers vanuit het eerste en het tweede niveau;- intensieve gezins<strong>be</strong>geleiding;- lange termijnhulpverlening;- nauwe samenwerking met andere diensten en ondersteunende kaders binnen en buitenhet <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>;- versterken van personen en gezinnen op het vlak van vaardigheden, draagkracht, in<strong>be</strong>ddingen vertrouwen;- focus op preventieve werking;- signalisatie naar het coördinatieniveau van tekorten en knelpunten in het welzijns<strong>be</strong>leid;- etc.


25Het zijn voornamelijk deze aspecten waar diverse OCMW’s momenteel te weinig ruimte voorheb<strong>be</strong>n, vermits men zich te veel met andere aspecten dient <strong>be</strong>zig te houden. In kleineregem<strong>een</strong>ten kan men dit niveau eventueel via onderlinge samenwerking tussen OCMW’s organiseren:één maatschappelijk werker voor meerdere OCMW's. Het is ook op dit niveau datmethodieken zoals maatzorg en empowerment thuishoren. De Federatie is van mening dat demaatzorgprincipes ook binnen het concept van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> dienen <strong>be</strong>houden te blijven, endat de functie het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> niet verengd wordt tot <strong>een</strong> soort ‘dispatchingfunctie’.Door dit onderscheid in niveaus zouden maatschappelijk werkers <strong>be</strong>wust kunnen kiezen voor<strong>be</strong>paalde taken (bv. al dan niet intensieve hulpverlening aan kansarmen of eerder administratievezaken). Naast deze drie niveaus die staan voor het cliëntgericht werken, worden <strong>een</strong> aantalondersteunende kaders voorzien: sociale tewerkstelling, juridische bijstand, <strong>be</strong>jaardenzorg/thuiszorgen lokale ondersteunende initiatieven. 8Tot slot wordt er op gewezen dat op <strong>be</strong>leidsmatig vlak nood is aan <strong>een</strong> afstemming van al dezeinitiatieven met elkaar en met private welzijns- en gezondheidsinitiatieven. Complementariteiten gerichte doorverwijzing naar elkaar moet <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke doelstelling zijn van <strong>een</strong> lokaalwelzijnsoverleg. Hierbij is nood aan <strong>een</strong> intens netwerk tussen alle welzijnspartners. Deze coördinerendetaak is volgens de Federatie - evenals voor de VVSG - <strong>een</strong> taak voor het OCMW, het<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> in iedere gem<strong>een</strong>te. Als hart van <strong>een</strong> ruim netwerk en vele samenwerkingsakkoordenmoet het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>/OCMW voor de burger de toegangspoort zijn voor elke welzijnsvraag.2.6 Visie integratiesector/opbouwwerkVanuit de integratiesector en het opbouwwerk is er (nog) g<strong>een</strong> <strong>een</strong>duidig neergeschreven visieomtrent het concept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’. Wel vraagt de ad hoc werkgroep opbouwwerk–integratiesectorvan het FESO (Federatie Samenlevingsopbouw) in het kader van de discussie omtrent het<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> aandacht voor de volgende overwegingen:Beleidsmensen dringen aan op <strong>een</strong> <strong>be</strong>tere afstemming van voorzieningen vanuit de nood aan<strong>een</strong> efficiënte werking van de organisaties, wat door de leden van de werkgroep wordt<strong>be</strong>aamd, evenals het <strong>be</strong>lang van <strong>een</strong> administratieve ver<strong>een</strong>voudiging. Het is evenwel niet duidelijkwelke doelstelling de kern van het debat vormt: a) de dienstverlening aan de cliënt verhogen(d.w.z. streven naar <strong>een</strong> grotere <strong>toegankelijk</strong>heid van diensten) of b) de afstemming enzichtbaarheid van voorzieningen <strong>be</strong>vorderen. Beide aspecten zijn niet steeds <strong>een</strong>voudig te koppelen.Meerdere niveaus lopen in de discussie door elkaar.Tevens dient <strong>een</strong> onderscheid te worden gemaakt tussen a) informatieverstrekking, dienstverleningen doorverwijzing en b) hulpverlening. De werkgroep is van mening dat hulpverlening<strong>be</strong>ter niet in het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> plaatsvindt. Wel dient er informatie voorzien te worden m.b.t. het8 Het <strong>be</strong>treft hier initiatieven die vanuit het SIF of <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> lokaal worden uitgebouwd als aanvulling op hiatenin het lokale hulpverleningslandschap. Ze dienen als ondersteuning van andere openbare of privé-initiatievenzoals buurtwerk, sociaal verhuurkantoor, schoolopbouwwerk, psychotherapeutische hulpverlening.


26hulpverleningsaanbod (zowel publiek als privaat), premies, etc., in het bijzonder gericht naarhet professioneel kader (hulpverleners i.p.v. hulpvragers).Bij de doorverwijzing of dispatching moet de keuzevrijheid van de cliënt voorop blijven staanversus <strong>een</strong> te dirigistisch model van samenwerking/overleg. Bij multi-probleemgezinnen zie jeimmers vaak <strong>een</strong> haat-liefde verhouding tot de openbare instellingen of initiatieven. Door hunnegatieve ervaringen met (overheids)instellingen of met officiële instanties wantrouwen zebovendien dé overheid. Dat is voor velen <strong>een</strong> ernstige psychologische drempel. Tevens wordthet <strong>be</strong>lang van intakegesprekken onderstreept, i.h.b. met het oog op vraagverheldering bijmulti-probleemgezinnen.Er moet ook <strong>een</strong> onderscheid gemaakt worden tussen grote(re) steden en kleine(re) gem<strong>een</strong>ten:verschillende organisatiemodellen zijn mogelijk naargelang de schaal. In grotere steden zaldat ene ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ waar verschillende welzijnsvoorzieningen onder één dak wordengebracht, erg lijken op <strong>een</strong> grote supermarkt van welzijnsvoorzieningen. Dat zal de <strong>toegankelijk</strong>heidin g<strong>een</strong> geval <strong>be</strong>vorderen. Hier kan meer heil worden verwacht van <strong>een</strong> geïntegreerdewijkwerking of <strong>een</strong> geïntegreerd wijkcentrum. Ook vanuit de sector van het opbouwwerk enhet buurtwerk wordt <strong>een</strong> bijdrage geleverd tot deze geïntegreerde wijkwerking.- Het buurtwerk verwijst <strong>be</strong>woners actief door naar welzijnsdiensten, zorgt voor de followup,doet soms ook individuele hulpverlening en organiseert groepsactiviteiten.- Het opbouwwerk speelt <strong>een</strong> rol in dat participatieproces rond gem<strong>een</strong>schappelijke itemsin de buurt. Het opbouwwerk signaleert vanuit die rol ook problemen en leidt armen toenaar de diensten en voorzieningen. Hulpverlening <strong>be</strong>hoort niet tot de kerntaken van hetopbouwwerk. In <strong>be</strong>paalde buurten gaat daarom om <strong>een</strong> tandem van opbouwwerkerbuurtwerkeraan de slag: de opbouwwerker kiest daarbij voor <strong>een</strong> projectmatige aanpakvan gem<strong>een</strong>schappelijke problemen in de wijk, terwijl de buurtwerker zich sterker kan toeleggenop de individuele <strong>be</strong>geleiding of opvang.Van <strong>be</strong>lang om te melden is dat het buurtwerk/opbouwwerk - aldus de leden van de werkgroep- niet de (enige) toeleider mag worden naar hulpverleners, hoewel men deze rol in depraktijk meer en meer - impliciet of expliciet - vervult.In het (recente) verleden speelde ook de integratiesector <strong>een</strong> sleutelrol in de individuele hulpverlening.Precies omdat <strong>be</strong>staande voorzieningen vaak heel moeilijk of niet <strong>toegankelijk</strong>waren, bouwde men <strong>een</strong> eigen sociale dienst uit. Nu wordt deze sociale dienst (verplicht) afgebouwden legt de integratiesector zich ten volle toe op de emancipatie en de toeleiding naarvoorzieningen. Een knelpunt is evenwel dat de reguliere diensten vaak (nog) niet <strong>toegankelijk</strong>zijn voor deze doelgroep.Tot slot vindt de werkgroep dat het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> g<strong>een</strong> ‘bijenkorf’ van voorzieningen mag zijn,maar dat de kernopdracht <strong>be</strong>staat uit het verhogen van de dienstverlening aan de zwakstemaatschappelijke groepen door het landschap van voorzieningen doorzichtiger te maken. Eeninstrument daarbij is <strong>een</strong> goede sociale kaart van de diensten die lokaal en regionaal wordenaangeboden. Een dergelijke kaart maakt ook duidelijk waar hiaten of overlappingen zijn. Eenopen vraag is dan door wie en op welk niveau wordt bijgestuurd. Wie is m.a.w. de regisseur?(verslag werkgroep 19 septem<strong>be</strong>r 2001).


273. Visie van doelgroeporganisaties (vraagzijde)3.1 Visie organisaties die zich richten naar kansarmenHieronder worden de visies m.b.t. het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> van <strong>een</strong> aantal organisaties die zich richtentot kansarmen <strong>be</strong>schreven. Het <strong>be</strong>treft de organisaties die werden gecontacteerd i.v.m. hetselecteren van respondenten voor de diepte-interviews. 93.1.1 Vzw Recht-Op (Antwerpen)In het interview met Diane Moras, coördinator van vzw Recht-Op, worden diverse mogelijkeinvullingen van het concept overlopen.- De coördinator is van mening dat het g<strong>een</strong> zin heeft om - bij wijze van spreken – 27 lokettente creëren, waardoor het voor de hulpvrager niet duidelijk is naar welke instantie menzich met <strong>een</strong> <strong>be</strong>paalde vraag kan richten.- Daarnaast wordt evenwel gesteld dat het onderbrengen van alle hulp- en dienstverleningsinstantiesop één centrale plaats, in <strong>een</strong> soort ‘superbuilding’ ook g<strong>een</strong> goede oplossingis, vermits hierdoor de controle op de hulpvrager te groot wordt. De hulpvrager moet- aldus de coördinator - zelf kunnen <strong>be</strong>palen welke informatie over zijn/haar situatie wordtverstrekt aan welke dienst. Zo kan het voor generatiearmen <strong>een</strong> verademing zijn om<strong>be</strong>paalde problemen gescheiden te houden.- Ook het uitbouwen van <strong>een</strong> éénloket functie waar mensen met allerlei vragen omtrenthulp- en dienstverlening terecht kunnen <strong>be</strong>schouwt men niet als haalbaar, vermits dit vande <strong>be</strong>treffende loket<strong>be</strong>diende(n) <strong>een</strong> verregaande specialisatie vergt op diverse terreinen.- Een concept dat wel als haalbaar wordt <strong>be</strong>schouwd, is het creëren van <strong>een</strong> soort draaischijffunctiewaar het eerste contact plaatsvindt, gevolgd door <strong>een</strong> <strong>be</strong>geleide doorverwijzingvan de hulpvrager naar de geschikte dienst. In grote steden kan er, omwille van degrootschaligheid, voor geopteerd worden om deze draaischijffunctie binnen verschillendediensten (op wijkniveau) uit te bouwen. Eenvoudige vragen kunnen dadelijk <strong>be</strong>antwoordof opgelost worden (bv. het helpen met het opstellen van <strong>een</strong> aangetekende brief voor<strong>een</strong> huisbaas).Een mogelijke invulling van het concept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ is - aldus de coördinator - de uitbouwvan stedelijke wijkkantoren, zoals deze in Antwerpen <strong>be</strong>staan.a) Stedelijk wijkkantoor als mogelijke invulling van het concept <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>Stedelijke wijkkantoren heb<strong>be</strong>n als opdracht de Stad dichter bij haar burgers te brengen en <strong>een</strong>dialoog uit te bouwen tussen <strong>be</strong>ide partijen. Ze zijn <strong>een</strong> antwoord op de malaise in sommigewijken, waar de <strong>be</strong>woners vinden dat de stad hen weinig aandacht geeft. Door <strong>een</strong> kleinscha-9 De migrantenverenigingen die in het kader van het onderzoek werden gecontacteerd (Federatie vanVooruitstrevende Turkse Verenigingen, Federatie van Marokkaanse Democratische Orga-nisaties) hadden op hetmoment van de <strong>be</strong>vraging g<strong>een</strong> duidelijke visie op het concept.


28lige, laagdrempelige dienstverlening te voorzien, dicht bij de burger, tracht de Stad de <strong>be</strong>wonersvan het tegendeel te overtuigen. De pijlers ‘informatie’ en ‘stedelijk wijkoverleg’ kunnen<strong>be</strong>woners er bovendien van overtuigen dat de Stad wel <strong>een</strong> actieve interesse <strong>be</strong>toont voor debuurt en dat de <strong>be</strong>woners inspraak heb<strong>be</strong>n. Aangezien armen vaak het gevoel heb<strong>be</strong>n dat niemandhun mening <strong>be</strong>langrijk vindt en dat ze nergens enige invloed kunnen uitoefenen, vormenzij <strong>een</strong> zeer <strong>be</strong>langrijke doelgroep voor de wijkkantoren. De grote uitdaging hierbij is hetherstel van het vertrouwen in het <strong>be</strong>leid van hun stad. Daarnaast kan <strong>een</strong> wijkkantoor als eerstelijnsdienst, dicht in de buurt, <strong>een</strong> laagdrempelig hulpverleningsaanbod uitbouwen.Op het vlak van individuele hulpverlening kan het wijkkantoor onder meer volgende opdrachtenopnemen:- informatie verstrekken;- <strong>be</strong>middelen tussen de hulpvrager en andere diensten of tussen diensten onderling;- <strong>be</strong>geleiden van de hulpvrager en opvolgen van de doorverwijzing;- coördineren van het totale hulpverleningsaanbod;- crisisinterventie;- signaleren van structurele oorzaken die aan de basis liggen van <strong>een</strong> on<strong>be</strong>vredigende hulpverleningaan armen (Recht Op, 1999: 7).Naast individuele hulpverlening is het stimuleren van de <strong>be</strong>trokkenheid van alle burgers - inclusiefde armen - op de samenleving en de wijk <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke taak van het wijkkantoor.Initiatieven in dit verband zijn <strong>een</strong> infoknooppunt en het stedelijk wijkoverleg. Via deze pijlerskunnen de <strong>be</strong>woners invloed uitoefenen op het <strong>be</strong>leid van de wijk. De ervaring van vzw RechtOp leert dat het gebruik van visuele voorstellingen, persoonlijke en creatieve uitnodigingen enhet organiseren van inspraak volgens doordachte participatiemethoden de kans op actievedeelname van armen verhoogt. Uiteraard zijn <strong>be</strong>trokkenheid en inzet bij wijkproblemen slechtsmogelijk als de individuele leefsituatie de nodige ruimte biedt: als men andere zorgen heeft,komen het lokale speelplein of de verkeerssituatie in de buurt niet op de eerste plaats.b) RandvoorwaardenBij het uitwerken van het concept <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> dient in de eerste plaats rekening gehouden teworden met de door Recht-Op eerder genoemde drempels (zie hoofdstuk 3). Dit impliceertonder meer dat hulpvragers niet dadelijk met <strong>een</strong> <strong>be</strong>schuldigende vinger worden gewezen, datfouten mogen gemaakt worden zonder dat dit de hulpverleningsrelatie op de helling zet, dathulpvragers gestimuleerd worden om in de mate van het mogelijke - en met voldoende <strong>be</strong>geleiding- zelf <strong>be</strong>paalde dingen te doen, etc. In principe dienen alle problemen aan bod te kunnenkomen, waarbij samen met de hulpvrager gezocht wordt naar <strong>een</strong> mogelijke oplossing ofnaar <strong>een</strong> <strong>be</strong>ter geplaatste dienst.Wat de fysieke nabijheid van de hulp- of dienstverlening <strong>be</strong>treft, heeft de coördinator vanuithaar werking ervaren dat hulpvragers in Antwerpen het doorgaans niet als <strong>een</strong> drempel<strong>be</strong>schouwen om zich met <strong>een</strong> <strong>be</strong>paalde hulpvraag naar de andere kant van de stad te verplaatsen,op voorwaarde dat men de vraag eerst kan voorleggen aan <strong>een</strong> instantie in de buurtdie hen vervolgens gericht doorverwijst en evt. reeds <strong>een</strong> afspraak met de <strong>be</strong>treffende dienstmaakt.


29Tot slot wordt toegevoegd dat het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> zich zou moeten richten naar alle burgers, zonderdat er speciale regelingen zijn voor generatiearmen. Wel dient er rekening mee gehoudente worden dat de armen vaak de barometer zijn voor wanneer er iets misloopt. Initiatieven dieaan deze problemen trachten tegemoet te komen, komen dan ook de andere burgers tengoede.We kunnen tevens opmerken dat deze aanpak op wijkniveau voornamelijk zin heeft in grotesteden, maar dat de algemene principes ook gelden voor <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>telijke welzijnsdienst en<strong>een</strong> sociale dienst van het OCMW.3.1.2 Buurtwerk Casablanca (Kessel-Lo, Leuven)In onderstaande paragraaf zoomen we in op de visie van Johan Follet, buurtwerker vanCasablanca, op het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>.a) Buurtwerk als mogelijke invulling van concept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’De buurtwerker is van mening dat de buurtwerking, met zijn vijf sporen of functies (ontmoeting,animatie, hulpverlening, vorming, werken aan de buurt) kan <strong>be</strong>schouwd worden als <strong>een</strong><strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> waarbij de buurt<strong>be</strong>woners zélf zich engageren, initiatieven nemen en verantwoordelijkhedenopnemen. Wel zou de onthaalfunctie professioneler moeten kunnen uitgebouwdworden. Momenteel wordt deze functie in Casablanca opgenomen door vaste vrijwilligersuit de doelgroep.Idealiter ziet de buurtwerker het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als <strong>een</strong> soort ‘infohuis’ in <strong>een</strong> grote sociale woonwijk;<strong>een</strong> ‘sociaal informatiepunt’ of nog <strong>een</strong> ‘sociaal loket op mensenmaat’, eerder dan <strong>een</strong>reusachtig gebouw in de stad waarin men zijn weg niet gemakkelijk vindt. Vooral de professionaliseringvan de onthaalfunctie (cf. supra) wordt hierbij als essentieel <strong>be</strong>schouwd. De doelstellingvan <strong>een</strong> dergelijk ‘sociaal loket’ zou er in kunnen <strong>be</strong>staan om het aanbod aan hulp- endienstverlening, zowel van het buurtwerk als van andere diensten, <strong>be</strong>kend te maken in de wijk.Een dergelijke invulling van het concept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ zou de <strong>toegankelijk</strong>heid van de dienstverleningvan zowel het buurtwerk als het OCMW e.d. volgens de buurtwerker zeker ten goedekomen, indien aan <strong>be</strong>paalde voorwaarden is voldaan.b) Randvoorwaarden- De persoon die aan het ‘loket’ zit dient voldoende gekend te zijn bij de doelgroep. Dit kanall<strong>een</strong> wanneer deze persoon zichzelf voldoende ‘kenbaar’ maakt door deelname aan activiteitenin de wijk, door gesprekken aan te gaan met de <strong>be</strong>woners, etc.- Tevens dient hij/zij goed op de hoogte te zijn van het <strong>be</strong>staande aanbod aan hulp- endienstverlening, zodat cliënten gericht kunnen worden doorverwezen.- Ook dient hij/zij zich flexi<strong>be</strong>l op te stellen naar de doelgroep, waarbij <strong>een</strong> ‘informele’ werkhoudingwordt aangenomen (bv. voldoende tijd uittrekken voor <strong>een</strong> ‘informele bab<strong>be</strong>l’met de cliënt).


30Ook hulpverleners van andere diensten zouden bij dit <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> kunnen (en idealiter moeten)<strong>be</strong>trokken worden, zoals het opbouwwerk, het OCMW, de integratiesector, etc. Dit vergtevenwel voldoende ruimte voor bureaus en het openstaan voor de ‘informele’ aanpak die eigenis aan het buurtwerk. Ook zouden de medewerkers uit de ‘externe’ organisaties ruimte moetenkunnen vrijmaken om deel te nemen aan algemene activiteiten van het buurtwerk (bv. uitstappen).Zo kunnen zij informele contacten leggen met de doelgroep, wat sterk drempelverlagendkan werken.Deze invulling van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> leunt sterk aan bij het concept van de ‘geïntegreerde wijkcentra’.De respondent verwijst tevens naar het voor<strong>be</strong>eld van de stedelijke wijkkantoren inAntwerpen. De scheidingslijn tussen het concept van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> en het geïntegreerd wijkcentrumis dan ook niet zo duidelijk te stellen wanneer geopteerd wordt voor de uitbouw van<strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> op wijkniveau.Tot slot wordt gewezen op het <strong>be</strong>lang van voldoende overleg tussen de <strong>be</strong>trokken actoren, inhet bijzonder wanneer het niet mogelijk wordt geacht om hen fysiek samen te zetten in ééngebouw. All<strong>een</strong> door voldoende op de hoogte te zijn van mekaars aanbod en manier van werkenkan volgens de buurtwerker oplossingsgericht gehandeld worden. Om tot <strong>een</strong> goed overlegte komen, is evenwel nood aan <strong>een</strong> ‘onafhankelijke’ coördinator(/regisseur), die zelf g<strong>een</strong>deel uitmaakt van <strong>een</strong> <strong>be</strong>paalde deelwerking. All<strong>een</strong> op die manier kunnen rechter- en partijsituaties en <strong>be</strong>langenvermenging vermeden worden, aldus de buurtwerker.3.1.3 Vzw De Keeting (Mechelen)Vzw De Keeting heeft g<strong>een</strong> echte visie m.b.t. het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> op papier staan. Wel formuleerdeStef Jorissen, coördinator, in het interview eind juli 2001 <strong>een</strong> aantal <strong>be</strong>denkingen en aan<strong>be</strong>velingenbij het concept.- Zo is de coördinator van mening dat samenwerking en afstemming tussen diensten maartot stand komt indien de <strong>be</strong>treffende diensten dat zelf willen en indien men <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>schappelijkdoel heeft. Samen in één gebouw zitten is niet voldoende.- Tevens drukt de coördinator de vrees uit dat de dienstverlening in het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> steedsmeer gespecialiseerd zal zijn; dat er g<strong>een</strong> tijd meer zal zijn om echt naar de cliënten enhun problemen te luisteren. Het is echter van <strong>be</strong>lang - in het bijzonder voor kansarmegroepen - dat er <strong>een</strong> vertrouwelijke sfeer wordt gecreëerd waar mensen hun verhaal aaniemand kwijt kunnen. Ook dient in het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> ruimte te zijn voor het geven van antwoordenop ‘<strong>een</strong>voudige’ vragen.- Met <strong>be</strong>trekking tot de loketfunctie is de coördinator van mening dat de loket<strong>be</strong>diende <strong>een</strong>centrale rol vervult waardoor het <strong>be</strong>st <strong>een</strong> specialist <strong>be</strong>treft die op de hoogte is van hetaanbod, zowel binnen het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als daarbuiten. All<strong>een</strong> op die manier kunnen hulpvragersgericht worden doorverwezen.- Ook wordt gewezen op het <strong>be</strong>lang van de basishouding van de hulp- en dienstverlenersin het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>. Er moet <strong>een</strong> wederzijds vertrouwen tussen hulpverlener en cliënt kunnengroeien, waarbij het duidelijk is wat men aan elkaar heeft. Beiden heb<strong>be</strong>n nood aan<strong>een</strong> ‘eerlijk klankbord’. Het is tevens van <strong>be</strong>lang dat de hulpverlener vertrekt van <strong>een</strong> maatschappelijki.p.v. individueel schuldmodel.- De voornaamste doelstelling van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> moet er in <strong>be</strong>staan de noden van demensen <strong>een</strong> plaats te geven.


31- De actoren die bij het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> dienen <strong>be</strong>trokken te worden zijn: het Algem<strong>een</strong>Welzijnswerk (de CAW’s), de Integratiesector, het Opbouwwerk en de Kinderwerking.3.2 Visie migrantenverenigingen3.2.1 Federatie van Marokkaanse verenigingenOok de Federatie heeft (nog) g<strong>een</strong> uitgesproken mening over het concept, maar MohammedShakar, directeur van de Federatie, formuleert wel <strong>een</strong> aantal randvoorwaarden.- Zo dient bij <strong>een</strong> <strong>be</strong>leid t.a.v. allochtonen niet vertrokken te worden van de verschillen metautochtonen (bv. inzake kleding, cultuur, godsdienst), wel van de gelijkenissen. Vaak heb<strong>be</strong>n(kansarme) allochtonen immers dezelfde noden en <strong>be</strong>hoeften als (kansarme) autochtonen(bv. werkloosheid, slechte huisvesting, schoolachterstand).- De Federatie is hierbij voorstander van <strong>een</strong> inclusief i.p.v. categoriaal <strong>be</strong>leid waarbij<strong>be</strong>staande organisaties worden aangepast aan de nieuwe - multiculturele - realiteit. In <strong>een</strong>eerste fase kan men opteren voor het opstarten van projecten gericht naar allochtonen,binnen de <strong>be</strong>staande structuren en niet los ervan. Categoriale voorzieningen kunnen <strong>een</strong>essentiële tussenfase zijn, maar dienen <strong>een</strong> tijdelijk karakter te heb<strong>be</strong>n. Inclusief <strong>be</strong>leiddient tevens tot uiting te komen in het personeels<strong>be</strong>leid: aanwerving van - professioneelopgeleide - allochtonen.- De Federatie kan als toeleider naar de <strong>be</strong>staande voorzieningen fungeren, aangezien zij<strong>een</strong> grote groep van allochtonen <strong>be</strong>reiken.- De Federatie gelooft niet in het concept van het samenbrengen van verschillende organisatiesin één gebouw op zich (bv. conform de geïntegreerde wijkcentra). Van <strong>be</strong>lang isimmers dat er <strong>een</strong> duidelijke visie achter zit, waarbij het <strong>be</strong>lang van de wijk primeert bovenhet <strong>be</strong>lang van de <strong>be</strong>trokken organisaties. Tevens dienen de migrantenverenigingen bij deuitbouw van dergelijke concepten <strong>be</strong>trokken te worden.3.2.2 Federatie van Vooruitstrevende Turkse Verenigingen (CDF)Ook de CDF heeft (nog) g<strong>een</strong> uitgesproken visie op het concept van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>. Wel isAydemir Fekret, directeur van de Federatie, van mening dat momenteel nog niet geïntegreerd kangewerkt worden, aangezien noch de Turkse, noch de Belgische gem<strong>een</strong>schap er - aldus de directeur- klaar voor is. Op korte termijn zijn aparte initiatieven noodzakelijk. Het integraal dan welcategoriaal werken is tevens <strong>een</strong> aandachtspunt bij de uitwerking van het concept <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>.3.2.3 Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO)Ook Mohammed Sebbahi, directeur van de FMDO, schetst <strong>een</strong> aantal randvoorwaarden:- In de eerste plaats dient het centrale <strong>be</strong>leid <strong>een</strong> duidelijke keuze te maken of in de toekomstgeïntegreerd dan wel categoriaal gewerkt wordt, of <strong>een</strong> combinatie van <strong>be</strong>ide.Indien meer geïntegreerd gewerkt wordt, moet het personeel van de <strong>be</strong>staande dienstenhier ook op voor<strong>be</strong>reid worden (bv. via aangepaste vorming). Ook de ‘omgeving’ dienthierop voor<strong>be</strong>reid te worden (bv. bij de opname van allochtone cliënten in <strong>een</strong> rust- en verzorgingstehuis,dienen de autochtone cliënten hierop voor<strong>be</strong>reid te worden).- In het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> dient in ieder geval plaats gemaakt te worden voor allochtonen. Dewerking van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>/OCMW moet <strong>een</strong> weerspiegeling zijn van de omgeving/wijk,zowel naar personeel als naar visie, …- Tevens dient er <strong>een</strong> vertrouwelijke sfeer gecreëerd te worden t.a.v. allochtonen.


32- Als Federatie wil men bij de uitwerking van het concept van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> <strong>een</strong> rol opnemen,op voorwaarde dat dit gepaard gaat met extra financiële middelen.3.2.4 BesluitMet uitzondering van de FMDO heb<strong>be</strong>n de <strong>be</strong>vraagde Federaties (voorlopig) g<strong>een</strong> uitgesprokenneergeschreven visie over het concept van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>, mede doordat ze hieromtrentg<strong>een</strong> of weinig informatie heb<strong>be</strong>n opgevangen. Het is dan ook niet zo duidelijk waar zij zichprecies kunnen/wensen positioneren t.a.v. het concept. Veel zal afhangen van hoe het conceptzal worden ingevuld. In ieder geval heb<strong>be</strong>n de Federaties, en meer nog de migrantenverenigingendie zij overkoepelen, <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke doorverwijzingsrol naar de (welzijns)voorzieningendie binnen de context van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> worden vernoemd, aangezien zij <strong>een</strong> (groot) deelvan de allochtonen <strong>be</strong>reiken. Tevens kunnen zij suggesties geven over hoe de omgang met enhet <strong>be</strong>reik van allochtonen door de <strong>be</strong>staande welzijnsvoorzieningen het <strong>be</strong>st ge<strong>be</strong>urt, wat<strong>be</strong>staande drempels - zowel vanuit de cliënt, de hulp- of dienstverlener als de voorziening - kanverlagen. In die zin dienen de migrantenverenigingen en hun Federaties zeker op de hoogtegehouden te worden van de evoluties m.b.t. het concept.3.3 Visie Vlaams Centrum WoonwagenwerkGezien het regelmatig verhuizen van Voyageurs en Zigeuners vraagt Toon Machiels, coördinatorvan het Vlaams Centrum Woonwagenwerk, zich af of de doelgroep veel baat heeft bij <strong>een</strong>concept zoals <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>, indien dat op gem<strong>een</strong>telijk niveau wordt uitgebouwd. Er zou,aldus de coördinator, <strong>een</strong> methode moeten <strong>be</strong>dacht worden om regionale en lokale werkingenmet elkaar te verbinden. Zo dient vanuit het - lokaal uitgebouwde - <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> in ieder geval<strong>een</strong> link met de - regionaal uitgebouwde - Centra voor Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk en het regionalewoonwagenwerk te worden voorzien.Ook dient binnen het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> ruimte te worden voorzien voor ‘vindplaatsgericht werken’:‘Ik denk dat, als zo <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> iets wil <strong>be</strong>tekenen in het landschap, dan moethet straathoekwerkgehalte stijgen. (…) (I: Ik vond dat wel <strong>een</strong> leuke suggestie, zo <strong>een</strong>woonwagen er naast, die dan naar de groepen toetrekt.) Ja, dat zou nog iets zijn,<strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> met <strong>een</strong> bus, <strong>een</strong> ‘outreachingbus’. (…) Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> moetmobiel zijn.’ (coördinator VCW)De coördinator gelooft niet echt in het concept van <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als <strong>een</strong> fysiek huis waardiverse diensten samen zitten.‘Ik denk dat het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> op zich g<strong>een</strong> enkele garantie geeft voor de <strong>toegankelijk</strong>heidvan diensten voor kansarmen of voor etnisch-culturele minderheden. Ik denkzelfs integendeel. Er wordt gezegd van: er wordt <strong>een</strong> nieuw gebouw gezet, daar zitdan alles wat met probleemsituaties te maken heeft bij elkaar. Wie gaat daar binnen?(…) Ik <strong>be</strong>n er bang van als ze al die zaken gaan concentreren in één huis. Het zou desamenwerking tussen die diensten misschien wel kunnen vermeerderen, maar zelfsdan.’ (coördinator VCW)


33Samenwerking dient van bovenaf (d.i. vanuit de centrale overheden) gestimuleerd te worden,bijvoor<strong>be</strong>eld via het verschaffen van <strong>een</strong> basistoelage waarbij synergie tussen diensten moet<strong>be</strong>wezen worden. Een andere mogelijkheid is het aanwerven van extra personeel, onder meerbij de integratiesector, opdat er ruimte is om vanuit die sector daadwerkelijk met de doelgroepvan Voyageurs en Zigeuners te werken.Voor zichzelf ziet het Vlaams Centrum Woonwagenwerk binnen het concept van het <strong>Sociaal</strong><strong>Huis</strong> vooral <strong>een</strong> rol weggelegd als <strong>be</strong>middelaar, <strong>een</strong> rol die de organisatie ook nu reedsopneemt. Men wenst als organisatie als zodanig niet ‘fysiek’ in het concept opgenomen teworden. Wel zou het interessant zijn om binnen het concept, indien er gekozen wordt voor <strong>een</strong>fysiek <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>, <strong>een</strong> soort ‘aandachtsambtenaar’ te voorzien, specifiek voor etnisch-cultureleminderheden, waaronder de Voyageurs en Zigeuners.Tevens dient nagedacht over hoe men de doelgroep zelf kan laten participeren aan de uitbouwvan het concept, zodat rekening wordt gehouden met hun specifieke noden.Tot slot wordt gewezen op het <strong>be</strong>lang van het opnemen van <strong>een</strong> juridische dienst binnen hetconcept.3.4 Visie Haven vzw(samenwerkingsverband Antwerps vluchtelingenwerk)3.4.1 Belang van <strong>een</strong> laagdrempelig onthaalMet <strong>be</strong>trekking tot het concept van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> gelooft Geert Lauwers, toenmalig coördinatorvan Haven vzw, vooral in <strong>een</strong> model van laagdrempelig onthaal. In de steden dient ditonthaal uitgebouwd te worden op wijkniveau, conform het geïntegreerd wijkcentrum en hetpilootproject ‘ModeM’ in Deurne (cf. infra). De plaats van het OCMW binnen dit concept isevenwel voor Haven vzw (nog) niet zo duidelijk:‘Waar ik wel mijn twijfels bij heb is van: hoe ga je dan het OCMW daarin laten functioneren?(…) Soms zitten mensen met problemen met het OCMW, je gaat altijd <strong>een</strong>heel dub<strong>be</strong>le situatie krijgen. Je hebt bijvoor<strong>be</strong>eld <strong>een</strong> juridische dienst bij hetOCMW, dan kunnen mensen gaan procederen van daaruit tegen het OCMW, maarik denk niet dat dat laagdrempelig is op die manier.’ (coördinator Haven vzw)Niet iedere cliënt heeft goede ervaringen met het OCMW, zodat de particuliere sector <strong>een</strong> uitwegmoet kunnen (blijven) bieden. Het OCMW omvormen tot <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> is volgens decoördinator dan ook niet zo <strong>een</strong> goed idee. Wel dient het OCMW in het netwerk rond het<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> <strong>be</strong>trokken te worden.Om het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> ook voor vluchtelingen <strong>toegankelijk</strong> te maken, moeten <strong>een</strong> aantal randvoorwaardenzijn vervuld, zoals vindplaatsgericht (d.i. in de buurt van de doelgroep) en laagdrempeligwerken en het voorzien in voldoende knowhow. Haven vzw ziet voor zichzelf <strong>een</strong>rol weggelegd in het overdragen van knowhow en het bieden van ondersteuning, eventueelonder de vorm van lokale steunpunten. De actoren die bij het concept moeten <strong>be</strong>trokken wordenzijn de CAW’s, de stedelijke wijkkantoren en eventueel de OCMW’s. Daarnaast dient <strong>een</strong>netwerk tussen diverse actoren te worden uitgebouwd.


343.4.2 Afstemming met het concept geïntegreerde wijkcentraHet proefproject ModeM, dat loopt van januari 2001 tot decem<strong>be</strong>r 2002 10 , is <strong>een</strong> niet-categoriaal,laagdrempelig, integraal hulpverleningsconcept, ondergebracht in <strong>een</strong> geïntegreerdwijkcentrum. De hulpverlening is verweven in de algemene werking van het centrum. ModeMwerkt aanvullend op de <strong>be</strong>staande hulpdiensten en focust vooral op ‘voorzorg’, ‘tussenzorg’en ‘nazorg’. Dit zijn vaak ontbrekende schakels in het hulpverleningsaanbod van het algem<strong>een</strong>welzijnswerk. Vanuit <strong>een</strong> nuldelijns visie zorgt de ModeM-werker ervoor dat cliënten het aanbodvan eerstelijnshulp aankunnen en het geheel <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>grijpen. Mensen worden voor<strong>be</strong>reidom te ‘schakelen’ en door te verwijzen (‘schakelhulpverlening’). De timing van doorverwijzingenen de nood aan samenwerking van verschillende diensten wordt afgestemd op de draagkrachtvan de cliënt:‘Wat ze nu pro<strong>be</strong>ren in de geïntegreerde wijkcentra is om daar <strong>een</strong> laagdrempelighulpverleningspunt op te enten, waarbij buurthuis en integratiecentrum samen heteerste onthaalpunt in het kader van hulpverlening gaan uitbouwen. Dat eerste onthaalzou moeten zijn voor ieder<strong>een</strong>, dus voor ongeacht uw situatie of uw originemoet je daar terechtkunnen.’ (coördinator Haven vzw)Aspecten die in het hulpverleningsconcept ModeM centraal staan zijn:- vindplaatsgericht werken (o.a. via vele huis<strong>be</strong>zoeken);- cliëntgericht werken (focus op vertrouwensrelatie, cliënt participeert in hulpproces, …);- integrale aanpak (rondetafel, ankerfiguren, …);- basisschakels;- netwerkvorming (lange termijn denken, welzijnsoverleg, …).Het uitgangspunt van het project is de vaststelling dat vooral het buurtwerk en het integratiewerkvanuit hun basiswerk nog permanent geconfronteerd worden met mensen die nood heb<strong>be</strong>naan individuele hulp. Deze mensen zijn vaak in <strong>een</strong> complexe probleemsituatie verzeildgeraakt en dikwijls botsen hun attitudes met het aanbod van hulpverleners. Hierdoor zijn zijniet klaar om (terug) gerichte hulp te ontvangen.De doelstelling van het project <strong>be</strong>staat er onder meer in om in het wijkcentrum <strong>een</strong> laagdrempeligaanspreekpunt te vormen voor buurt<strong>be</strong>woners met hulpvragen. Men wenst zich specifiekte richten naar mensen die verloren lopen in het welzijnslandschap of dit aanbod nog als te<strong>be</strong>dreigend ervaren en naar personen die vastzitten in <strong>een</strong> multiprobleemsituatie. ModeM wilde <strong>toegankelijk</strong>heid tot het hulpverleningsveld vergroten en <strong>een</strong> aanvullende schakel zijn om tekomen tot die hulpverlening door toeleiding en netwerkvorming. Hierbij wil ModeM het dossier<strong>be</strong>heren (casemanagement) om overzichtelijk te kunnen schakelen (door te verwijzen) en10 Na twee jaar wordt het project geëvalueerd en zal CAW Markant de mogelijkheden tot overname <strong>be</strong>spreken.


35de totale persoon en zijn/haar omgeving niet te verliezen (integrale <strong>be</strong>nadering). Tevens wilmen preventief werken, onder meer in functie van het ‘schakelen’ en doorverwijzen.Op organisatorisch vlak zijn volgende partners <strong>be</strong>trokken bij het project: buurtwerk ’t Pleintje,integratiecentrum De Acht en CAW Markant. Buurtwerk ’t Pleintje zorgt voor de infrastructuuren detacheert <strong>een</strong> personeelslid. Ook De Acht stelde <strong>een</strong> halftijds personeelslid ter <strong>be</strong>schikking.Markant zorgt voor in<strong>be</strong>dding binnen het algem<strong>een</strong> welzijnswerk. Het is de <strong>be</strong>doeling om hetalgem<strong>een</strong> welzijnswerk in te <strong>be</strong>dden in het geïntegreerd wijkcentrum ’t Pleintje. Tevens wordtsamengewerkt met diverse actoren in de wijk (de zogenaamde ‘ankerfiguren’ en ‘ankerdiensten’).Op termijn wil men <strong>een</strong> link creëren tussen het Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk en alle geïntegreerdewijkcentra. In de wijk wil ModeM komen tot <strong>een</strong> welzijnsoverleg om het netwerk werkbaarte maken. Een werkgroep methodiek is gestart met de <strong>be</strong>doeling <strong>be</strong>staande methodiekenin dit specifiek concept te gieten.ModeM onderscheidt zich van andere laagdrempelige hulpverleningsdiensten door binnen volgendepijlers te vallen:- wijkgericht werken;- in<strong>be</strong>dding in <strong>een</strong> geïntegreerd wijkcentrum;- link tussen het algem<strong>een</strong> welzijnswerk en het geïntegreerd wijkcentrum;- niet categoriale duo-aanpak (via principe van participatie, intercultureel werken, aanstellingallochtone en autochtone medewerker, …);- preventief samenwerken (via <strong>een</strong> stevig opgebouwd netwerk <strong>be</strong>vorderend en schakelendwerken) (basistekst pilootproject, juni 2001).In het gesprek met de coördinator van Haven vzw worden nog <strong>een</strong> aantal randvoorwaarden bijhet concept geformuleerd, met name: werken met <strong>een</strong> multicultureel team dat: (1) voldoendeop de hoogte is van werken met etnische minderheden en generatiearmen, die (2) de socialekaart ook voldoende kennen om gericht te kunnen doorverwijzen, die (3) kunnen helpen methet in kaart brengen van de problemen van hulpvragers en hierin prioriteiten kunnen <strong>be</strong>palen,(4) samen met andere actoren <strong>een</strong> (hulpverlenings-)netwerk kunnen opzetten.Positief aan <strong>een</strong> dergelijk geïntegreerd wijkcentrum, aldus de coördinator, is dat je de koppelinghebt met de wijk en met de leefomgeving. Het zal evenwel niet <strong>een</strong>voudig zijn om ookvluchtelingen en mensen zonder papieren de toegang tot <strong>een</strong> dergelijk centrum te doen vinden.‘Veel mensen zonder papieren en zelfs <strong>een</strong> aantal asielzoekers, die zitten op ditmoment eigenlijk nog niet echt in de wijk. Misschien wel fysiek, die huren wel iets,maar die zijn daar nog niet …’ (I: Niet geïntegreerd?) ‘Het gaat niet all<strong>een</strong> over integratie,het gaat ook over het feit dat die mensen drie maand ergens wonen en danweer drie maand ergens anders en dat die in <strong>een</strong> onzekere procedure zitten en in hetmoeilijk overleven dag na dag van iemand die illegaal is. (…) Dus het zal nog <strong>een</strong>kwestie zijn om te garanderen dat de mensen de weg daar naartoe vinden.’ (coördinatorHaven vzw)


363.4.3 BesluitOp basis van het voorgaande kan gesteld worden dat ModeM (en <strong>een</strong> geïntegreerd wijkcentrumin het algem<strong>een</strong>), i.p.v. dit als <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> te definiëren, ook kan gezien worden als <strong>een</strong>soort ‘eerste stap’ of ‘toeleider’ naar het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>, vanuit de veronderstelling dat in het<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> voornamelijk (<strong>een</strong> deel van) de eerstelijns hulpverlening wordt ondergebracht. Eengeïntegreerd wijkcentrum kan hierbij zorgen voor <strong>een</strong> soort ‘voortraject’ om de hulpvrager voorte <strong>be</strong>reiden op de formele/reguliere hulpverlening.3.5 Visie Steunpunt Mensen Zonder Papieren (Brussel)De stafmedewerker geeft aan niet direct <strong>be</strong>trokken te zijn bij het concept en er niet van dichtbijvan op de hoogte te zijn. Toch worden <strong>een</strong> aantal <strong>be</strong>langrijke randvoorwaarden en aandachtspunten,vanuit het standpunt van de mensen zonder papieren, geformuleerd. Zo dienter binnen het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> voldoende aandacht te zijn voor deze doelgroep, in het bijzonderdiegenen die g<strong>een</strong> regularisatieaanvraag indienden. Zij dreigen nu evenwel uit de boot te vallen.‘Met de zaak Semira Adamu is de aandacht voor de doelgroep naar <strong>een</strong> hoogtepuntgegaan. Toen wou ieder<strong>een</strong> iets voor de mensen zonder papieren doen. Dan is deregularisatiecampagne er gekomen. Heel veel integratiecentra, vluchtelingendiensten,OCMW's, gem<strong>een</strong>telijke diensten en zo verder heb<strong>be</strong>n zich ingezet om de campagnetot <strong>een</strong> goed einde te brengen.(…) Eénmaal de campagne achter de rug, is deaandacht voor mensen zonder papieren sterk naar <strong>be</strong>neden gegaan. Vooral de mensendie g<strong>een</strong> aanvraag ingediend heb<strong>be</strong>n dreigen uit de boot te vallen. Ik hoop inieder geval dat, als er zo'n concept <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> komt, dat er voldoende aandacht isvoor die doelgroep.’ (stafmedewerker)Hoe die aandacht voor mensen zonder papieren kan verzekerd worden is evenwel niet evident,mede omdat de doelgroep - omwille van hun <strong>be</strong>perkte rechten - zo moeilijk in te passen is inhet <strong>be</strong>staande hulp- en dienstverleningsaanbod. De basisrechten, onder meer ingeschreven inhet Verdrag van de Rechten van de Mens dienen echter verzekerd te worden. Ook het <strong>Sociaal</strong><strong>Huis</strong> kan hiertoe <strong>een</strong> aanbod creëren.‘Wij gaan altijd uit van <strong>een</strong> aantal basisrechten die de mensen zonder wettig verblijftoch heb<strong>be</strong>n. Rechten die ingeschreven zijn in het Verdrag van de Rechten van deMens, het Kinderrechtenverdrag, het Europees Verdrag, en zo verder. Waaronderhuisvesting, toegang tot voeding, onderwijs, gezondheidszorg en die zaken. (…) Jemoet <strong>een</strong> stuk die basisrechten pro<strong>be</strong>ren af te dwingen (…). Dat is dan iets wat hetOCMW kan doen, of waar in zo'n <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> aandacht aan <strong>be</strong>steed kan worden.’(stafmedewerker)Een groot struikelblok blijft evenwel het gebrek aan financiële middelen om deze basisrechtente waarborgen.


37De rol van het Steunpunt en het Vlaams Minderhedencentrum (VMC) - i.h.b. de integratiesector- in de verwezenlijking van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> kan er in <strong>be</strong>staan hun expertise m.b.t. de doelgroepter <strong>be</strong>schikking stellen (bv. rond vreemdelingenrecht, rond de noden van de doelgroep,de contacten die men met de doelgroep heeft). Opnieuw is evenwel de vraag wat men wilinvesteren t.a.v. de groep van mensen zonder papieren.Indien gekozen wordt voor <strong>een</strong> concept waarbij verschillende diensten worden ondergebrachtin één gebouw is het - aldus de stafmedewerker - van <strong>be</strong>lang dat iemand binnen het gebouwgespecialiseerd is in de problematiek van mensen zonder papieren. Dit geldt vooral voor het<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> in de grote steden, vermits de meerderheid van de mensen zonder papieren daarverblijft. De actoren die idealiter in dat concept moeten <strong>be</strong>trokken worden zijn het OCMW, destedelijke integratiediensten en de welzijnsdiensten. De haalbaarheid van <strong>een</strong> dergelijk conceptwordt evenwel in vraag gesteld, mede omwille van het hoge kostenplaatje.Een alternatief <strong>be</strong>staat in de uitbouw van <strong>een</strong> ‘<strong>be</strong>perkt’ <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> onder de vorm van <strong>een</strong>loketfunctie met doorverwijzing, dat dichter aanleunt bij de visie van voormalig ministerSauwens. Een goed doorverwijzings<strong>be</strong>leid gekoppeld aan <strong>een</strong> samenhangend netwerk vandienstverlening is hierbij evenwel essentieel, wat in de praktijk - zeker in <strong>een</strong> stad zoals Brussel- niet steeds het geval is. De stafmedewerker is evenwel minder voorstander van dit conceptvan netwerkvorming waarbij personen worden doorverwezen. Beter is te voorzien in <strong>een</strong> integraleaanpak, vermits diverse problemen waarmee mensen zonder papieren te maken heb<strong>be</strong>nmeestal onderling samenhangen.‘Doorverwijzing dat heeft voor- en nadelen vind ik.(…) Ik <strong>be</strong>n meer voor de centralisatievan <strong>be</strong>paalde dingen, de integrale aanpak van één persoon. Ik denk: die persoonheeft zowel op vlak van huisvesting <strong>een</strong> aantal problemen als op vlak van onderwijs,op vlak van voe-ding, etc. Men zou dat allemaal tegelijkertijd moeten kunnenopvolgen binnen één dienst. (…) Een probleem als huisvesting dat hangt samen methet probleem van het niet heb<strong>be</strong>n van <strong>een</strong> inkomen. (…) Gezondheid hangt er dan<strong>een</strong> stuk mee samen, het heb<strong>be</strong>n van g<strong>een</strong> papieren hangt daar ook mee samen.Zeker voor onze doelgroep hangen al die problemen wel <strong>een</strong> stuk samen.’ (stafmedewerker)In de eerste plaats dient evenwel verduidelijkt te worden hoe de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap in detoekomst met deze doelgroep wenst om te gaan:‘En dat is nu de vraag, wat de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap met de doelgroep wenst tedoen. Wensen zij hun aanbod verder af te bouwen en af te stemmen op de <strong>be</strong>leidsintentiesvan de federale regering die zeggen van: "zoveel mogelijk mensen repatriërenen voor de rest doen alsof de doelgroep niet <strong>be</strong>staat"? Dat ge<strong>be</strong>urt er momenteel.Men heeft regularisatiekandidaten, men heeft daarnaast <strong>een</strong> aantal uitgeprocedeerdeasielzoekers, maar daarnaast doet men alsof de doelgroep niet meer <strong>be</strong>staat.Ik denk dat daar eerst <strong>een</strong> keer duidelijkheid over moet worden geschept, vooraleerdat je inderdaad <strong>een</strong> aanbod kunt doen naar de doelgroep. Wat willen we de doelgroepaanbieden? En dan pas: wat kunnen we aanbieden?’ (stafmedewerker)


38Tot slot wordt er op gewezen dat er, alvorens <strong>een</strong> concept van <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> uit te werkendat zich richt tot mensen zonder papieren, moet nagegaan worden wat de precieze noden vandeze groep zijn (vraaggestuurd aanbod). Deze noden kunnen verschillen nationaliteit tot nationaliteit,van (geloofs)gem<strong>een</strong>schap tot gem<strong>een</strong>schap en van individu tot individu (aanpak opmaat).4. Een blik op de buitenlandse praktijkHieronder gaan we kort in op <strong>een</strong> aantal evoluties in het buitenland die tevens interessant kunnenzijn in het kader van de discussie omtrent het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>.4.1 De Scandinavische praktijk:verregaande decentralisatieHet lokaal <strong>be</strong>stuur is in de Scandinavische landen (Noorwegen, Zweden, Finland, Denemarken)van groot <strong>be</strong>lang. Het centrale gezag enerzijds en het lokale gezag anderzijds is in deze gebiedensterk uitgebouwd. Nieuwe <strong>be</strong>leidsimpulsen komen meestal van onderuit. Het lokale<strong>be</strong>stuurssysteem staat dicht bij de mensen. Hierbij worden inspraak en consensusvorminggemaximaliseerd. In het Scandinavisch overheids<strong>be</strong>leid komen volgende basis<strong>be</strong>grippen steedsterug:- participatie,- vertegenwoordiging,- transparantie,- ‘checks and balances’ tussen alle machten en instanties,- samenwerking op basis van consensus,- compromis en vermijding van conflicten,- de gelijkheid tussen man en vrouw en- het holisme (d.w.z. het ontwikkelen van <strong>een</strong> globaal <strong>be</strong>leid over verschillende <strong>be</strong>leidsdomeinenh<strong>een</strong>; integraliteit).Zo wordt in Denemarken voortdurend <strong>een</strong> discussie gevoerd over de kwaliteit van de dialoogen de samenwerking met de burger. Burgers dragen via zogenaamde ‘gebruikersraden’ <strong>een</strong>zekere verantwoordelijkheid in hun gem<strong>een</strong>te. De decentralisatie gaat hierbij zo ver dat burgersin schoolraden, comités voor kinderdagverblijven of ouderlingentehuizen inspraak heb<strong>be</strong>nin de <strong>be</strong>steding van de gem<strong>een</strong>temiddelen voor deze instellingen. Dit sluit aan bij het programmavan integrale kwaliteitszorg dat de D<strong>een</strong>se gem<strong>een</strong>ten sinds enkele decennia consequenttrachten na te volgen.Weinig landen heb<strong>be</strong>n <strong>een</strong> vergelijkbare graad van doorgedreven decentralisatie ten voordelevan het lokaal <strong>be</strong>stuur, zowel op het vlak van <strong>be</strong>sluitvorming als op financieel vlak.Zo komen in Denemarken de uitgaven van gem<strong>een</strong>ten over<strong>een</strong> met 31% van het BrutoNationaal Product. In België zou het, volgens cijfers van 1995, slechts om 7% gaan. Als je detotale uitgaven van de overheidssector <strong>be</strong>kijkt, nemen de D<strong>een</strong>se gem<strong>een</strong>ten ongeveer 54%


39voor hun rekening, in België <strong>be</strong>draagt het percentage 13,5%. Inzake financiën zijn de gem<strong>een</strong>tenin Denemarken quasi onafhankelijk: het zijn de gem<strong>een</strong>ten zelf die ieder individueel de<strong>be</strong>lastingen innen. Momenteel zijn in Denemarken twee duidelijke trends zichtbaar. Enerzijdszet de sterke traditie van intercommunale samenwerking zich voort, zelfs op administratiefvlak. Anderzijds gaan de gem<strong>een</strong>ten op zoek naar de essentie van het lokaal <strong>be</strong>stuur, waarbij<strong>be</strong>paalde activiteiten (bv. nutsvoorzieningen, kinderdagverblijven, …) worden afgestoten diehet <strong>be</strong>heer van de gem<strong>een</strong>te te ingewikkeld maken. De gem<strong>een</strong>te blijft hierover echter de eindverantwoordelijkheiddragen.Ook de Finse lokale <strong>be</strong>sturen heb<strong>be</strong>n brede eigen <strong>be</strong>voegdheden: ze <strong>be</strong>heren de dienstenonderwijs, sociaal welzijn, gezondheidszorg, etc. Het gem<strong>een</strong>telijk <strong>be</strong>leid wordt in <strong>be</strong>langrijkemate met lokale of provinciale <strong>be</strong>lastingen gefinancierd.In Zweden staat het lokale niveau vooral in voor basisonderwijs, huisvesting, wegen, riolering,watervoorziening, algemene bijstand, ouderenzorg en jeugdzorg.Deze verregaande decentralisatie is mede het gevolg van de geografische uitgestrektheid vanlanden als Zweden en Noorwegen: Stockholm en Oslo kunnen onmogelijk inspelen op alleplaatselijke verschillen en <strong>be</strong>hoeften (Dhaene, 2000: 8-10; Segers, 2000: 11; Criekemans,2000: 17-21).Een tegengestelde evolutie zien we in Nederland.4.2 Nederland: grootschalige welzijnsfusiesIn Nederland vinden momenteel grote fusies en integraties plaats binnen het welzijnsveld. Zogaan in Eindhoven dit jaar (2001) elf welzijnsdiensten (samen <strong>een</strong> zeshonderd werknemers)over in <strong>een</strong> ‘welzijnsfusie’. Er wordt gekozen voor clusters die één of meerdere stadsdelen<strong>be</strong>dienen. De fusie omhelst het Maatschappelijk Werk, Buurtwerk en Stichting DienstverleningWelzijnswerk, Stichting Welzijn Ouderen, Ontwikkeling en Ondersteuning, PeuterspeelzalenEindhoven, Jongerencentrum Dynamo, Stichting Ar<strong>be</strong>id en Scholing, PlatformGehandicapten<strong>be</strong>leid, Steunpunt Vrijwilligerswerk en het discriminatiemeldpunt (<strong>Sociaal</strong>,2001/3: 14). Zijn ook de Sociale Huizen in ons land <strong>een</strong> eerste stap naar grote fusies en integratiesbinnen het welzijnsveld?


405. SamenvattingUit het voorgaande blijkt dat het concept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ verschillende ladingen dekt. Het is ‘<strong>een</strong>dekseltje dan op veel potjes past’ (Capelle M., 2001). In onderstaande ta<strong>be</strong>l worden de <strong>be</strong>langrijkstekenmerken samengevat.Ta<strong>be</strong>l 2.1Verschillende visies op ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ samengevatBron Doel Organisatorische kenmerken1. Beleidsdocumenten centrale overheidVlaamsRegeerakkoordHervormen OCMW’sWegnemen drempelvrees overheidsdiensteng mensvriendelijker en<strong>toegankelijk</strong>er aanspreekpuntFocus op administratieve en socialedossiersOCMW’s worden omgebouwd tot<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> waar elke burger terechtkan voor administratieve en socialedossiers, premies, uitkeringen entegemoetkomingen<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> tevens informatieloket datdoorverwijst naar anderedienstverlenende instellingenMinister Vogels(Agalev)Orde brengen in onoverzichtelijkaanbod van welzijnsvoorzieningenProfessioneel managementToegankelijkheidwelzijnsvoorzieningen <strong>be</strong>vorderenFocus op zorg- enhulpverleningsvragenNetwerkvorming en samenwerkingtussen ‘partners uit de eerstewelzijnslijn’ g <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>houdenEerst inhoudelijke discussie: wie doetwat? (nadien structurele discussie)Voormalig ministerSauwens (VU/ID)Toegankelijke administratie en informatievoor alle burgersUitbouw ‘geïntegreerd gem<strong>een</strong>teloket’voor de burger (fysiek en virtueel)<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als ‘dispatchingcenter’


41Centrale actoren Niveau van afstemming Schaalniveau Onduidelijkheden(cliënt, voorzieningen, <strong>be</strong>leid)OCMWCliënt: individuele hulp- enLokaalConcrete invulling?dienstverleningOCMW i.s.m.Afstemming tussen?Link <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>houden engem<strong>een</strong>telijke wel-voorzieningen; focus op<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>?zijnsdienst, CAW,hulpverleningVerhouding tot geïntegreer-integratiesector,de wijkcentra?opbouwwerk, thuiszorgGem<strong>een</strong>teCliënt; focus op (persoonsge-LokaalPlaats van het OCMW?bonden) dienstverlening


42Bron Doel Organisatorische kenmerken2. Koepelorganisaties van voorzieningen (aanbodzijde)VVSG<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> is voor OCMW’s integratieconceptm.b.t. lokaal sociaal<strong>be</strong>leid, gebaseerd op 3 pijlers:- geïntegreerde dienstverleningnaar de burger- <strong>be</strong>tere samenwerking lokale<strong>be</strong>sturen- <strong>be</strong>tere samenwerking lokale<strong>be</strong>sturen en private sectorInformatieverstrekking opwaarderen enprofessioneel uitbouwen (o.m. viaKruispuntbank, informatiseringadministratie)Goed doorverwijssysteemOpwaarderen overlegcomitégem<strong>een</strong>te–OCMWDuidelijke taakafbakening; streven naarcomplementariteitOCMW als coördinator van netwerktussen welzijnspartnersSAWSamenwerking en afstemming opcliëntniveau en op niveau van voorzieningenVer<strong>een</strong>voudiging administratieCAW ziet voor zichzelf vooral rol innetwerkidee g complementariteit,duidelijke profilering, goeddoorverwijssysteemUitwerking éénloket idee ook interessantepiste (o.m. via Kruispuntbank);aan administratieve dienst-verleningintensieve individuele hulpverleningkoppelen <strong>be</strong>ide pistes kunnenTegelijkertijd uitgewerkt wordenVVGW<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als samenwerkingsverbandtussen:gem<strong>een</strong>te/OCMWPublieke/private sectorEerst inhoudelijke discussie: welk soort<strong>be</strong>leid willen we voeren?Dan organisatorische discussie: competentiesin kaart brengen en uitmaken:wie gaat wat doen?Eén model voor <strong>Vlaanderen</strong> niet realistischgezien lokale verscheidenheidRegie en uitvoering dienen gekoppeldte blijven; wel rechter-partij situatiesvermijdenVVOS(Globaal standpunt m.b.t. <strong>Sociaal</strong><strong>Huis</strong> wordt nog uitgewerkt)OCMW als uitvoerende, plannende encoördinerende instantiem.b.t. <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>Versteviging OCMW in relatie totgem<strong>een</strong>te<strong>be</strong>stuurEvolutief procesBelang van netwerkvorming


43Centrale actoren Niveau van afstemming Schaalniveau Onduidelijkheden(cliënt, voorzieningen, <strong>be</strong>leid)OCMW omvormenCliënt: persoonsgebondenLokaalConcrete uitwerkingtot <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>dienstverleningconcept niet zo duidelijk;afstemming tusseneerder aansluiting bijvoorzieningenéénloket ideeWelzijnsdienstenCliëntNetwerk: regionaalVerschillende functies enop de eerste lijnVoorzieningenLoket: niet zogradaties van <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>duidelijkmogelijkWie moet regisseursrolbinnen netwerk opnemen?Lokale <strong>be</strong>sturenAfstemming tussenSchaalniveau(gem<strong>een</strong>te envoorzieningennaargelang grootteOCMW) i.s.m.gem<strong>een</strong>ten:private sectorKleine gem<strong>een</strong>ten:intergem<strong>een</strong>telijkesamenwerkingSteden: deelgebieden/deelgem<strong>een</strong>tenOCMW?LokaalLink met mutualiteiten,(sociale dienst)vakbonden


44Bron Doel Organisatorische kenmerkenFederatie vanVlaamse OCMWMaatschappelijkwerkers<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als integratieconceptm.b.t. lokaal sociaal <strong>be</strong>leid; gebaseerdop 3 pijlers (cf. VVSG)maatzorgprincipes binnen concept<strong>be</strong>houden, niet verengen tot ‘dispatchingfunctie’OCMW: <strong>be</strong>st geplaatst voor coördinatielokaal sociaal <strong>be</strong>leidComplementariteit, onderlinge afstemming,netwerkOCMW moet <strong>be</strong>langrijke hulpverleningsopdrachtblijven vervullenReorganisatie sociale dienst OCMW opdrie niveaus:a) brede baliefunctie g doorverwijzingb)opvolging en <strong>be</strong>geleiding <strong>be</strong>staansminimum,financiële hulp, budget<strong>be</strong>heeren schuld<strong>be</strong>middelingc) integrale <strong>be</strong>geleiding kwetsbare groepen,coördinatie hulpverlening, preventievehulpverleningIntegratiesector/opbouwwerkLandschap van welzijnsvoorzieningendoorzichtiger makenSociale kaart van lokale en regionalediensten (+ hiaten/ overlappingen)Informatieverstrekking, dienstverle-ning,doorverwijzing (g<strong>een</strong> hulpverlening)Keuzevrijheid cliënt centraal


45Centrale actoren Niveau van afstemming Schaalniveau Onduidelijkheden(cliënt, voorzieningen, <strong>be</strong>leid)OCMWCliëntLokaalVoorzieningenIn kleine gem<strong>een</strong>ten:Intern binnen OCMWevt. via onderlingesamenwerking tussenOCMW’s?VoorzieningenLokaal/wijkniveauWie is de regisseur?(in grote steden)


46Bron Doel Organisatorische kenmerken3. Doelgroepenorganisaties (vraagzijde)Vzw Recht-Op(G<strong>een</strong> visie m.b.t. <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> oppapier)<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als ‘draaischijffunctie’van waaruit <strong>be</strong>geleide gerichtedoorverwijzing ge<strong>be</strong>urt naargespecialiseerde dienstStedelijk wijkkantoor mogelijkeinvulling van conceptStedelijk wijkkantoor: twee pijlers:- laagdrempelige individuele hulpverlening+ informatie; gerichte doorverwijzing- stimuleren <strong>be</strong>trokkenheid van alleburgers op de samenleving en de wijk(stedelijk wijkoverleg)BuurtwerkCasa-Blanca(G<strong>een</strong> visie m.b.t. <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> oppapier)Buurtwerking mogelijke invullingvan conceptIdeaal: ‘infohuis’/‘sociaal informatiepunt’/‘sociaalloket op mensenmaat’in grote sociale woonwijkDoelstelling ‘sociaal loket’: <strong>be</strong>staandehulp- en dienstverlening <strong>be</strong>kend makenin de wijknood aan overleg met andere actorenuit welzijnsveld* Troeven buurtwerking:Eerste contact met doelgroepLaagdrempeligGerichte doorverwijzingVzw De Keeting(G<strong>een</strong> visie m.b.t. <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> oppapier; wel aantal randvoorwaarden)Samenwerking en afstemmingnoden van de mensen <strong>een</strong> plaatsgevenSamen in één gebouw niet voldoende;nood aan gem<strong>een</strong>schappelijk doelBelang van vertrouwelijke sfeerloket<strong>be</strong>diende centrale rol bij doorverwijzingFederatie vanMarokkaanseVerenigingen(G<strong>een</strong> visie m.b.t. <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> oppapier; wel aantalrandvoorwaarden)Men gelooft niet in samenbrengenorganisaties in één gebouw;Federatie als toeleider naarwelzijnsvoorzieningenStreven naar inclusief <strong>be</strong>leid(ook in personeels<strong>be</strong>leid)Focussen op gelijkenissenallochtonen en allochtonen


47Centrale actoren Niveau van afstemming Schaalniveau Onduidelijkheden(cliënt, voorzieningen, <strong>be</strong>leid)Stad/gem<strong>een</strong>teCliënt: individuele hulp- enLokaaldienstverlening gericht naarBinnen grote steden:alle burgersevt. op wijkniveauStad (buurtwerk)Cliënt: individuele hulp- enGrote socialeLeunt sterk aan bij concepti.s.m.dienstverleningwoonwijk‘geïntegreerde wijkcentra’opbouwwerk(doorgaans in steden)OCMWintegratiesectoretc.CAW’sCliënt: individuele hulp-??Integratiesectoren dienstverleningOpbouwwerkKinderwerking???(ook migrantenverenigingen<strong>be</strong>trekkenbij uitbouw concept)


48Bron Doel Organisatorische kenmerkenFederatie vanMarokkaanseDemocratischeOrganisaties (FMDO)(G<strong>een</strong> visie m.b.t. <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> oppapier; wel aantalrandvoorwaarden)Beleid moet keuze maken: in toekomstgeïntegreerd of categoriaal werken ofcombinatie van <strong>be</strong>ide<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>: plaats voor allochtonenWerking: weerspiegeling van deomgeving/wijk(zowel naar personeel als naar visie)Vertrouwelijke sfeer t.a.v. allochtonenVlaams CentrumWoonwagenwerk(G<strong>een</strong> visie m.b.t. <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> oppapier; wel aantalrandvoorwaarden)Link lokale/regionale initiatieven‘Mobiel’ <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>(vindplaatsgericht werken)Stimulering samenwerking van bovenuitAandachtsambtenaar voor etnischcultureleminderheden in <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>Participatie doelgroepJuridische dienstHaven vzwLaagdrempelig onthaalNetwerk rond <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>Particuliere sector moet uitweg blijven biedenVindplaats gericht werkenLaagdrempeligVoldoende knowhow m.b.t. vluchtelingenmaterieNood aan afstemming met geïntegreerdewijkcentraVisie SteunpuntMensen ZonderPapieren(G<strong>een</strong> visie m.b.t. <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> oppapier; wel aantalrandvoorwaarden)Voldoende aandacht voor mensen zonderpapierenAanbod creëren opdat basisrechtenverzekerd zijnKnow-how <strong>be</strong>treffende problematiekvan doelgroep aanwezig stellenIntegrale aanpakVraaggestuurd aanbod


49Centrale actoren Niveau van afstemming Schaalniveau Onduidelijkheden(cliënt, voorzieningen, <strong>be</strong>leid)OCMW?LokaalStreven naar categoriale ofWijkintegrale aanpak??Lokaal(regionaal)CAW?LokaalPlaats OCMWStedelijk wijkkantoorWijk (in steden)(OCMW’s)OCMW, stedelijke??Hoe wenst de Vlaamseintegratiediensten,Gem<strong>een</strong>schap in dewelzijnsdienstentoekomst met dedoelgroep om te gaan?


51Hoofdstuk 3THEORETISCHE INVULLINGVAN HET CONCEPTOp basis van het schema op het einde van vorig hoofdstuk trachten we in voorliggend hoofdstukte komen tot <strong>een</strong> meer theoretische invulling van het concept van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>, geïllustreerdmet <strong>een</strong> aantal praktijkvoor<strong>be</strong>elden gebaseerd op schriftelijke documenten. De focusligt op de inhoudelijke invulling en niet zozeer op de organisatorische. In de eerste plaats gevenwe <strong>een</strong> overzicht van mogelijke taken en functies van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>. Vervolgens schetsen we<strong>een</strong> aantal mogelijke modellen van het concept, geïllustreerd met concrete voor<strong>be</strong>elden. Tevens<strong>be</strong>schrijven we voor- en nadelen van de modellen in functie van de <strong>toegankelijk</strong>heid, i.h.b. naarkansarmen en etnisch-culturele minderheden.1. Mogelijke functies van <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>Algem<strong>een</strong> geformuleerd kan de doelstelling van <strong>een</strong> lokaal welzijns<strong>be</strong>leid omschreven wordenals het combineren van <strong>een</strong> kwalitatief hoogstaand aanbod van dienstverlening met <strong>een</strong> sociale<strong>toegankelijk</strong>heid voor alle burgers (Laenen, 2001: 5). Ook het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> dient deze doelstellingenna te streven. Om dit te realiseren kan het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> verschillende functies vervullen,welke deels in het Vlaams regeerakkoord werden omschreven (zie vorig hoofdstuk). Hetoverzicht van mogelijke functies dat hieronder volgt is zeker nog niet volledig, maar dient<strong>be</strong>schouwd te worden als <strong>een</strong> eerste aanzet.1.1 Coördinatie- en planningsfunctieEen eerste <strong>be</strong>langrijke functie van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> kan <strong>be</strong>staan uit het trachten orde te brengenin het onoverzichtelijk aanbod van welzijnsvoorzieningen; m.a.w. de coördinatie van het(lokaal) sociaal <strong>be</strong>leid. Het <strong>be</strong>treft hier het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als <strong>be</strong>leidsorgaan dat het lokaal wel-


52zijns<strong>be</strong>leid stuurt of regisseert (Vos & Serrien, 2001). Laenen spreekt in dit verband van het<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als <strong>een</strong> soort van ‘kapitein op het schip die de koers van het lokale welzijns<strong>be</strong>leidin <strong>be</strong>langrijke mate <strong>be</strong>paalt’ (Laenen, 2001: 4). Deze coördinatiefunctie dient volgens Laeneningevuld te worden op twee vlakken:- in materiële termen: overaanbod vermijden, onderaanbod invullen, de verschillende<strong>be</strong>staande initiatieven op elkaar afstemmen;- in immateriële termen: informatieverstrekking en doorverwijzing (Laenen, 2001: 4-5).Een manier waarop deze coördinatiefunctie kan vervuld worden is via netwerkvorming, samenwerkingen onderlinge afstemming tussen de welzijnspartners in <strong>een</strong> <strong>be</strong>paaldegem<strong>een</strong>te/regio. De coördinatiefunctie dient ingevuld te worden op drie niveaus:- cliëntniveau;- niveau van de voorzieningen en- <strong>be</strong>leidsniveau.Bij de uitwerking van de theoretische modellen gaan we hier dieper op in. Globaal genomenkunnen twee modellen van coördinatie worden onderscheiden: het regiemodel en de collectieveregie via <strong>een</strong> <strong>be</strong>leidsnetwerk (cf. werknota ACW).1.1.1 RegiemodelBij het regiemodel treedt één actor op als spilfiguur van het lokaal welzijns<strong>be</strong>leid. Deze actor is‘spelleider’, <strong>be</strong>paalt het verloop, verdeelt de verantwoordelijkheden, etc. De <strong>be</strong>doeling is dathet welzijns<strong>be</strong>leid als één geheel opereert. In dit model wordt uitgegaan van <strong>een</strong> sterke hiërarchie.1.1.2 Collectieve regie via <strong>een</strong> <strong>be</strong>leidsnetwerkEen ander model van regie is de collectieve regie via <strong>een</strong> <strong>be</strong>leidsnetwerk. Hierbij wordt er vanuitgegaan dat het lokaal welzijns<strong>be</strong>leid <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>schappelijke opdracht is van zowel burgers,middenveld en overheidsactoren (gem<strong>een</strong>te en OCMW). Al deze actorgroepen zijn medespelersen mederegisseur.1.2 FacilitatorTevens kan het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> de rol van facilitator binnen het (lokaal) welzijns<strong>be</strong>leid vervullen,mede met het oog op het onderling afstemmen van het aanbod van de verschillende welzijnsvoorzieningen.Deze rol - die deels samenvalt met de coördinerende functie - houdt onder meerin dat het huidig aanbod van hulp- en dienstverlening in kaart wordt gebracht, dat samenwerkingtussen de <strong>be</strong>trokken partners wordt gestimuleerd, dat (vernieuwende) initiatieven wordengenomen om <strong>een</strong> kwalitatief en <strong>toegankelijk</strong> aanbod te realiseren, dat ook andere (private)instanties worden geactiveerd om blinde vlekken in te vullen, etc.Het is niet per definitie noodzakelijk dat de lokale overheden (gem<strong>een</strong>te en OCMW) zelf alleinitiatieven nemen. Indien <strong>een</strong> blinde vlek niet ingevuld werd of wordt door het privaat initiatief,kan (en moet) de overheid evenwel zelf initiatief nemen om voorzieningen in te richten (zieook: ACW, ontwerpstandpunt: 3).


531.3 Informatie- en doorverwijsfunctieEen derde <strong>be</strong>langrijke taak van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> kan <strong>be</strong>staan uit het verstrekken van informatieaan de burgers (bv. over diensten, rechten, tegemoetkomingen, premies, diverse regelgevingen,statuten, voorwaarden om voor <strong>een</strong> <strong>be</strong>paalde regeling in aanmerking te komen, aanbodvan lokale diensten, etc.). Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> kan m.a.w. fungeren als ‘geïntegreerde basisinformatieverstrekker’.Ook dit is <strong>een</strong> manier om klaarheid te brengen in het kluwen van voorzieningen,wat in het bijzonder voor de zwakste categorieën <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke drempel vormt.Hierbij is het streven naar <strong>een</strong> meer <strong>een</strong>voudige administratie <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke randvoorwaarde,die uiteraard in de eerste plaats op centraal niveau dient aangepakt te worden.Een stap verder dan louter informatieverstrekking gaat het ter <strong>be</strong>schikking stellen van formulierenvoor de aanvraag van premies etc. en het helpen van de cliënt bij het invullen hiervan.Nog verder gaat het volledig afhandelen van het dossier binnen het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>, waarbij diensten,rechten en premies lokaal worden geregistreerd en toegewezen. De Kruispuntbank zalhierbij in de toekomst <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke rol vervullen.Aan deze rol van informatieverstrekking is tevens <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke doorverwijzingsrol, ‘dispatchingfunctie’of draaischijffunctie gekoppeld. Indien de vragen van de burger niet binnen het<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> kunnen worden <strong>be</strong>handeld, moet <strong>een</strong> gerichte doorverwijzing en opvolgingge<strong>be</strong>uren (bv. naar de mutualiteit, Kind en Gezin, huisvestingsdienst, Lokale Werkwinkel, vakbond,integratiedienst, etc.).1.4 SignaalfunctieHet <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> kan tot slot <strong>een</strong> signaalfunctie van het welzijnswerk vervullen, waarbij knelpunten(bv. inzake afstemming, <strong>toegankelijk</strong>heidsproblemen, etc.) aan de centrale overhedenworden gesignaleerd.2. Theoretische invullingen van het concept‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ en hieraan verbondenvoor- en nadelenZoals in vorige paragraaf aangegeven, vormt het streven naar samenwerking en afstemmingtussen de diverse actoren in het welzijnsveld doorgaans de basis van het concept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’,mede met het oog op het <strong>be</strong>vorderen van de <strong>toegankelijk</strong>heid van de welzijnsvoorzieningen,in het bijzonder voor kwetsbare groepen in de samenleving. Het kan hierbij gaan om samenwerkingen afstemming op drie niveaus, met name:- cliëntniveau of niveau van individuele hulp- en dienstverlening: dit heeft te maken metkwaliteit van de dienstverlening, relatie hulpverlener(s)-cliënt, ondersteuning, <strong>be</strong>geleidingen doorverwijzing;- niveau van de voorzieningen: dit houdt verband met afstemming tussen voorzieningen(extern) en tussen personen en afdelingen binnen <strong>een</strong> <strong>be</strong>paalde voorziening (intern);- <strong>be</strong>leidsniveau of niveau van maatschappelijke <strong>be</strong>leidskeuzes: dit heeft te maken met


54bijsturing van het aanbod aan welzijnsvoorzieningen in functie van de vraag (gebaseerd opF. De Rynck, 1999: 55).Deze drie niveaus vormen het uitgangspunt voor de verdere theoretische conceptualisering vanhet ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’. In de praktijk kunnen welzijnsvoorzieningen tegelijkertijd initiatieven nemenop meerdere niveaus. Zo zagen we dat ook bij de uitwerking van het concept van het <strong>Sociaal</strong><strong>Huis</strong> vaak naar afstemming en samenwerking op verschillende niveaus wordt gestreefd. Devoor<strong>be</strong>elden die we hieronder <strong>be</strong>spreken zijn bijgevolg niet steeds onder te brengen bij één<strong>be</strong>paalde categorie, hoewel we - mede omwille van de leesbaarheid - genoodzaakt zijn om <strong>een</strong>opdeling te maken.2.1 Afstemming op cliëntniveauHet concept van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> wordt in dit geval opgevat als <strong>een</strong> afstemmingsforum tussenverschillende hulpverleners die <strong>be</strong>trokken zijn bij <strong>een</strong>zelfde cliënt. De coördinatie van de hulpverleningstaat centraal en het <strong>be</strong>treft in feite <strong>een</strong> vorm van geïntegreerd <strong>be</strong>leid op het niveauvan het individu. In de literatuur spreekt men in dit geval ook van ‘casemanagement’.Vanden<strong>be</strong>mpt (2001) komt op basis van de elementen die in meerdere definities terug te vindenzijn, tot volgende omschrijving van de term ‘casemanagement’. 1 Het <strong>be</strong>treft <strong>een</strong> proceswaarbij:- via <strong>een</strong> daartoe aangewezen persoon (de casemanager of coördinator) of team,- op het niveau van de individuele cliënt- en gebaseerd op <strong>een</strong> inschatting van de individuele <strong>be</strong>hoeften, noden en mogelijkhedenvan de cliënt (d.i. assessment),- <strong>een</strong> hulpverleningsplan wordt opgesteld en- <strong>een</strong> zorgpakket wordt samengesteld, georganiseerd, gelinkt aan de cliënt, gecoördineerd,opgevolgd en geëvalueerd- dat zowel verzorging, <strong>be</strong>handeling, <strong>be</strong>geleiding, praktische hulp en ondersteuning alsdienstverlening kan omvatten- en dat zowel door formele als door informele zorgaanbieders (o.a. cliënt zelf, familie,buren en mantelzorg) geleverd kan worden,- met de <strong>be</strong>doeling enerzijds <strong>een</strong> goed georganiseerde hulp- en dienstverlening te waarborgen(effectief, efficiënt, continu, tijdig en ‘op maat’)- maar anderzijds ook het functioneren en het welzijn van de cliënt te ver<strong>be</strong>teren- en dit speciaal voor mensen met meervoudige en complexe problemen.Deze afstemming tussen hulpverleners verhoogt tevens de kwaliteit van de dienstverlening,<strong>be</strong>vordert de ondersteuning en <strong>be</strong>geleiding van de cliënt en leidt tot <strong>een</strong> meer gerichte doorverwijzing(De Rynck, 1999: 55). Voor<strong>be</strong>elden van casegebonden overleg zijn onder meer hetPermanent Armoede Overleg (PAO), de Samenwerkingsinitiatieven in de Thuiszorg (SIT) en dewekelijkse teamvergadering in het OCMW van Ichtegem.1 Voor <strong>een</strong> meer gedetailleerde <strong>be</strong>schrijving van casemanagement, zie: Vanden<strong>be</strong>mpt K. (2001),Casemanagement: de nieuwe kleren van de keizer? Cliëntoverleg tussen zorginhoudelijke ontwikkeling en systeemoplossing:<strong>een</strong> literatuuronderzoek, HIVA-K.U.Leuven, Leuven.


55* Voor<strong>be</strong>eld 1: Permanent Armoede Overleg (PAO) GenkSinds 1992 <strong>be</strong>staat in Genk het lokaal Permanent Armoede Overleg dat gecoördineerd wordt door hetOCMW. Men richt zich hierbij op kansarme gezinnen waarin verschillende hulpverleners en dienstenactief zijn. Dit leidt zowel voor de hulpverlener als voor de hulpvrager vaak tot <strong>een</strong> onoverzichtelijke situatie.Via <strong>een</strong> casegebonden overleg (d.w.z. via rondetafelgesprekken tussen alle bij <strong>een</strong> cliënt <strong>be</strong>trokkenhulpverleners), worden hulpvraag en -aanbod op elkaar afgestemd en wordt het totale hulpverleningspakketgecoördineerd. Hierbij wordt in de eerste plaats <strong>een</strong> taakverdeling tussen de hulpverleners opgemaakt.Daarnaast tracht men tot <strong>een</strong> gezamenlijke strategie en doelstellingen op korte en lange termijnte komen (Vanden<strong>be</strong>mpt, 2001: 41-42). Ook op andere plaatsen (bv. Leuven, Kortrijk, Heusden-Zolder,Mol) wordt er gewerkt met <strong>een</strong> PAO.* Voor<strong>be</strong>eld 2: Samenwerkingsinitiatieven in de Thuiszorg (SIT’s)De Samenwerkingsinitiatieven in de Thuiszorg <strong>be</strong>staan sinds 1990. Een dergelijk samenwerkingsinitiatiefhoudt in dat verschillende zorgverleners (professionelen, vrijwilligers, mantelzorgers, thuisverzorgers)met elkaar samenwerken, overleggen en afspraken maken, opdat de hulp die ze aan <strong>een</strong> hulp<strong>be</strong>hoevendepersoon bieden goed gecoördineerd en op elkaar afgestemd zou zijn. De nadruk wordt hierbijgelegd op <strong>een</strong> integrale <strong>be</strong>nadering van de zorg<strong>be</strong>hoevende persoon en op continuïteit en kwaliteitvan de zorg. Het <strong>be</strong>treft regionale initiatieven: er kan één samenwerkingsinitiatief erkend en gesubsidieerdworden per regio van minstens 25 000 inwoners. Het SIT fungeert als overlegplatform. De takenvan het SIT zijn onder meer: de thuisverzorging <strong>be</strong>kend maken en stimuleren, taakafspraken maken,gem<strong>een</strong>schappelijke initiatieven opzetten ter <strong>be</strong>vordering van de kwaliteit van de thuiszorg en terondersteuning van de thuisverzorger, vrijwilligerswerk ondersteunen en stimuleren, vorming volgen oforganiseren, doorverwijzen in geval van specifieke individuele hulpvragen en zorg<strong>be</strong>middeling organiseren.De zorg<strong>be</strong>middelaar zorgt onder meer voor het samenbrengen van alle hulpverleners van éénpersoon om <strong>een</strong> zorgenplan op te stellen. Hij/zij ziet er tevens op toe dat dit plan regelmatig wordt geëvalueerden aangepast. In principe kan elke <strong>be</strong>trokken hulpverlener zorg<strong>be</strong>middelaar zijn (Gids in dethuiszorg, 1999: 119-122).* Voor<strong>be</strong>eld 3: Wekelijkse teamvergadering in OCMW IchtegemIn Ichtegem zijn de taken van de maatschappelijk werkers inhoudelijk opgesplitst en wordt er wekelijks<strong>een</strong> teamvergadering gehouden o.l.v. het diensthoofd waar de verschillende (individuele) dossiers worden<strong>be</strong>sproken (Vandenbussche, 2000: 33).Bovenstaande manier van werken heeft zowel voor- als nadelen.Voordelen:- De hulpverleners krijgen <strong>een</strong> <strong>be</strong>ter zicht op de meervoudige problematiek van de cliënt.- De hulpverleners weten van elkaar wie waar mee <strong>be</strong>zig is.- De hulpvrager heeft <strong>een</strong> <strong>be</strong>ter overzicht van de <strong>be</strong>trokken hulp- en dienstverleners.- Overlap in hulp- en dienstverlening kan vermeden worden.- Tevens kan vermeden worden dat <strong>een</strong> cliënt of gezin ‘overspoeld’ wordt door hulpverleners.- Individueel casemanagement laat tot slot toe om <strong>een</strong> rangorde te maken in de aanpak vanproblemen, rekening houdend met de ‘draagkracht’ van de cliënt en het prioritair zijn van<strong>be</strong>paalde problemen.


56Nadelen:- De cliënt kan minder zelf <strong>be</strong>palen wat hij aan welke hulpverlener toevertrouwt.- De privacy van de cliënt is minder gewaarborgd.- Het kan voor <strong>een</strong> cliënt ‘<strong>be</strong>dreigend’ overkomen om al die hulpverleners rond de tafel tezien zitten.- Casemanagement vraagt inzet van alle <strong>be</strong>trokken hulp- en dienstverleners.2.2 Niveau van voorzieningenDe samenwerking en afstemming op het niveau van de voorzieningen kan globaal drie vormenaannemen, met name: (1) éénloket; (2) integratie van OCMW en gem<strong>een</strong>telijke welzijnsdienst;(3) netwerkvorming. Daarbinnen zijn diverse varianten mogelijk.2.2.1 EénloketDe éénloket idee kan op verschillende manieren worden ingevuld:- het fysiek samen zetten van verschillende voorzieningen op één plek;- het creëren van één toegangspoort tot het welzijnslandschap.a) Verschillende welzijnsvoorzieningen onder één dakEen eerste invulling van de éénloket idee <strong>be</strong>staat uit het infrastructureel samen zetten van verschillendewelzijnsvoorzieningen op één locatie. Hierbij fungeert het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als fysiek overkoepelenddak voor diverse eerste lijnsdiensten. Doorgaans heeft deze gem<strong>een</strong>schappelijkehuisvesting de <strong>be</strong>doeling de interne doorverwijzing en samenwerking te vergemakkelijken ende cliënt in het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> zoveel mogelijk verder te helpen. Samen in één gebouw zitten isechter niet altijd <strong>een</strong> garantie voor <strong>een</strong> gezamenlijk <strong>be</strong>leid of <strong>een</strong> geïntegreerde dienstverlening(Vos & Serrien, 2001). Ook hier zijn verschillende gradaties en vormen mogelijk.Zo kan <strong>een</strong> ‘loket’ op verschillende schaalniveaus georganiseerd zijn, met name:- lokaal (d.i. het niveau van de gem<strong>een</strong>te);- wijkniveau. Een voor<strong>be</strong>eld van <strong>een</strong> loket op wijkniveau zijn de welzijnsbureaus in Gent.* Voor<strong>be</strong>eld 4: Welzijnsbureaus Gent: diverse voorzieningen in één gebouwIn <strong>een</strong> welzijnsbureau bundelt men de krachten van de sociale dienstverlening die wordt aangebodendoor de stad, het OCMW en Kind en Gezin binnen <strong>een</strong> <strong>be</strong>paalde wijk of buurt. Wat de dienstverlening<strong>be</strong>treft, <strong>be</strong>tekent dit dat de buurtcentra (stad), de welzijnscentra (OCMW) en de consultatiebureaus(Kind en Gezin) nauw zullen samenwerken en indien dit ook infrastructureel mogelijk is, samenwonen.Overlappingen in zowel infrastructuur als in de dienstverlening dienden weggewerkt te worden. Naastdeze drie structurele partners wordt er ook ruimte vrijgelaten voor andere organisaties en diensten, dieafhankelijk van de <strong>be</strong>hoeften in de wijk kunnen aansluiten bij het concept. Er wordt hierbij gedacht aanhet straathoekwerk, initiatieven rond tewerkstelling (Lokale Werkwinkels), wonen (Woonwinkel),gezondheid, … Het is echter niet de <strong>be</strong>doeling om alle diensten samen te brengen, dit is immers onmogelijk.Wel is het doel te komen tot <strong>een</strong> <strong>be</strong>tere doorstroming en/of verwijzing naar de verschillende diensten(Vandenbussche, 2000: 77-79). Het samenbrengen van deze dienst(en)verlening gaat verder danlouter ‘samen zitten’. Er wordt ook samengewerkt: uitbouw infobalie, opzetten lokaal welzijnsoverleg,


57etc. (De Gem<strong>een</strong>te, augustus-septem<strong>be</strong>r 2000: 60).Op het niveau van de individuele hulpverlening werd de afspraak gemaakt dat - indien nodig - hetOCMW het initiatief neemt om samen te komen rond <strong>een</strong> <strong>be</strong>paald dossier met de <strong>be</strong>trokken hulpverleners(cf. PAO Genk). Wanneer het om de gezondheid van <strong>een</strong> persoon gaat, dan nemen de mutualiteitenhet initiatiefrecht op zich (Vandenbussche, 2000: 77-79).Het is de <strong>be</strong>doeling om de welzijnsbureaus op 7 locaties in te planten. Momenteel wordt het conceptal gehanteerd in de verschillende wijken. In mei 2000 ging ook het eerste ‘stenen’ welzijnsbureau open(wijk Nieuw Gent). In de infobrochure van het Welzijnsbureau Nieuw Gent staat te lezen dat dit hetnieuw ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ is in de wijk Nieuw Gent. Volgende partners vinden onderdak in het welzijnsbureau:OCMW, stedelijk buurtwerk Nieuw Gent, Opbouwwerk steunpunt Noord, Lokaal integratiecentrumGent-Zuid vzw DHKD, stedelijke jeugddienst, preventiezorgcentrum Kind en Gezin, Universitaircentrum voor Eerstelijnsgezondheidszorg . Het project van de wijkbureaus wordt gefinancierd door hetSIF (<strong>Sociaal</strong> Impulsfonds). Tevens wenst men in de toekomst <strong>een</strong> duidelijkere analyse te maken van deinvloed die het concept heeft op de dienstverlening naar de burger (Vandenbussche, 2000: 78).Tevens kan de gradatie van samenwerking en afstemming variëren van:- louter in hetzelfde gebouw zitten (zonder dat er sprake is van samenwerking of afstemming);- werken met zitdagen (<strong>een</strong> andere organisatie biedt haar dienstverlening op vaste tijdstippenin het ‘loket’ aan);- geïntegreerde dienstverlening uitbouwen (geïntegreerd loket).In het Ontmoetingscentrum Marke (Kortrijk) zitten diverse diensten in één gebouw, zonder dater evenwel sprake is van <strong>een</strong> geïntegreerde werking.* Voor<strong>be</strong>eld 5: Ontmoetingscentrum Marke (Kortrijk): diverse voorzieningen in één gebouwIn het ontmoetingscentrum (geopend op 16 okto<strong>be</strong>r 1999) wordt <strong>een</strong> gamma aan dienstverleningsamengebracht van zowel de stad Kortrijk (wijkagenten van de stedelijke politie, dienst stedelijk buurtwerk,dienst burgerzaken, cultureel centrum, bibliotheek) als het OCMW (dienstencentrum Marke). Dediensten werken onafhankelijk van elkaar (er is m.a.w. g<strong>een</strong> sprake van <strong>een</strong> geïntegreerd loket), maardoor het samen gehuisvest zijn is er ook uitwisseling tussen de diensten, zowel informeel als formeel enzowel van praktische als van inhoudelijke aard. Een <strong>be</strong>langrijke plaats in het gebouw is de centrale balie.Deze fungeert als eerste aanspreekpunt waar informatie kan gegeven worden over de verschillendediensten. Daarnaast doet de balie dienst als permanentie wanneer <strong>een</strong> <strong>be</strong>paalde dienst niet <strong>toegankelijk</strong>is. Zo wordt altijd <strong>een</strong> minimale dienstverlening verzekerd. Het project is <strong>be</strong>doeld als experiment vangedeconcentreerde dienstverlening binnen de stad. Na evaluatie is het de <strong>be</strong>doeling om dit aanbod op<strong>een</strong> gelijkaardige manier te organiseren in alle deelgem<strong>een</strong>ten (Vandenbussche, 2000: 70-71).Een vergelijkbaar initiatief is er in Sint-Genesius-Rode.* Voor<strong>be</strong>eld 6: Sint-Genesius-Rode: diverse actoren in één gebouwHier zijn in het gebouw van het OCMW nog andere diensten gevestigd (CAW, PWA, juridische permanentie,…). Het onthaal wordt verzorgd door <strong>een</strong> maatschappelijk werker. Nadien worden personendoorverwezen naar de dienst die het meest aangewezen is (Vandenbussche, 2000: 33).


58In Heusden-Zolder heeft het CAW zitdagen in het OCMW.* Voor<strong>be</strong>eld 7: OCMW Heusden-Zolder - CAW Het Klaverblad: werken met zitdagenIn 1997 werd tussen het OCMW en het Centrum voor Relationeel en Maatschappelijk Welzijn (recentgewijzigd in CAW het Klaverblad) <strong>een</strong> samenwerkingscontract afgesloten. Beide partijen engageren zichtot <strong>een</strong> integrale cliënt<strong>be</strong>nadering. Het Klaverblad verzorgt gedurende 19 uren per week spreekuren inhet OCMW omtrent relatie- en gezinsproblemen. Er is maximale afstemming met de basisdienstverleningvan de Sociale Dienst van het OCMW, … (Vandenbussche, 2000: 72-73).Een voor<strong>be</strong>eld van geïntegreerde dienstverlening vinden we in Kuurne. Ook de lokale dienstencentrain het kader van de thuiszorg kunnen hierbij als voor<strong>be</strong>eld dienen.* Voor<strong>be</strong>eld 8: Kuurne: openbare <strong>be</strong>sturen in één gebouwIn Kuurne is er <strong>een</strong> principieel akkoord tussen de gem<strong>een</strong>te en het OCMW om in 2002 de sociale dienstvan de gem<strong>een</strong>te en die van het OCMW samen te brengen in één gebouw (evenals jeugd- en huisvestingsdienstvan gem<strong>een</strong>te). Het is de <strong>be</strong>doeling de drempel van deze dienst zo laag mogelijk te houdenen het als ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ te promoten. Men streeft naar de uitbouw van <strong>een</strong> ‘éénloketfunctie’ vertrekkendevanuit <strong>een</strong> ruim onthaalloket en waarbij de personen dan naargelang hun vraag zullen geholpenworden door de verschillende personen. Infrastructureel zouden hiervoor zithoeken en spreekkamersworden voorzien. Men kiest ervoor om de gem<strong>een</strong>telijke ambtenaren te detacheren naar het OCMWzodat ze onder hiërarchisch gezag werken van het OCMW (Vandenbussche, 2000: 52). De gem<strong>een</strong>telijkesociale dienst en het OCMW zullen vanuit dat gem<strong>een</strong>schappelijk gebouw geïntegreerd en gecentraliseerdhet lokale welzijns<strong>be</strong>leid sturen, plannen, <strong>be</strong>palen en voor <strong>een</strong> gedeelte uitvoeren in samenwerkingmet alle plaat-selijke actoren die actief zijn in het welzijns<strong>be</strong>leid. Bovendien zal dit huis het loketbij uitstek zijn waar de inwoner terecht kan met vragen over dienst- en hulpverlening, informatie enadvies en waar hij - zo nodig - doorverwezen kan worden naar het hele gamma van al dan niet gespecialiseerdediensten en organisaties voor materiële, financiële, psychische, psychosociale, sociale en juridischebijstand. In het huis zal het <strong>be</strong>staande netwerk van professionele zorg- en hulpverlening geformaliseerdworden via coördinatie, samenwerking en overleg onder de gezamenlijke verantwoordelijkheidvan de lokale <strong>be</strong>sturen (gem<strong>een</strong>te en OCMW) en zal ondersteuning geboden worden aan socialenetwerken die <strong>een</strong> preventieve rol te vervullen heb<strong>be</strong>n op welzijnsvlak (Laenen, 2001: 3; De Gem<strong>een</strong>te,augustus-septem<strong>be</strong>r 2000: 62).* Voor<strong>be</strong>eld 9: Lokale dienstencentraEen lokaal dienstencentrum, erkend in het kader van de thuiszorg, zorgt ervoor dat <strong>een</strong> ruim gammavan diensten en activiteiten wordt ontwikkeld ten <strong>be</strong>hoeve van inwoners van <strong>een</strong> wijk of gem<strong>een</strong>te, methun zelfstandigheid, hun emancipatie via <strong>een</strong> grotere mondigheid en hun integratie in de gem<strong>een</strong>schaptot doel. Lokale dienstencentra werken hoofdzakelijk met (senioren-)vrijwilligers en zijn minstens 32uren per week open. Men vindt er <strong>een</strong> geïntegreerd aanbod van hulpverlening, sociaal-cultureel vormingswerk,advies en informatie, ondersteuning en vrijwilligerswerk, coördinatie en ontwikkeling vandiensten. Concrete voor<strong>be</strong>elden van aangeboden diensten zijn: de oprichting van <strong>een</strong> senioren infofoon,het aanbieden van warme maaltijden, de aanwezigheid van <strong>een</strong> diëtiste of <strong>een</strong> pedicure, etc. Eenlokaal dienstencentrum kan zelf accenten leggen, afhankelijk van de specifieke plaatselijke noden. Delokale dienstencentra worden meestal <strong>be</strong>heerd door het OCMW. Tot op heden zijn ze vooral te vindenin steden, alsook in grote en middelgrote gem<strong>een</strong>ten (Gids in de Thuiszorg, 1999: 122-123).


59Tot slot kan ook de inhoudelijke invulling van het loket sterk verschillen:- gericht op welzijns<strong>be</strong>leid in het algem<strong>een</strong>;- gericht op <strong>een</strong> specifiek thema (bv. huisvesting, sociale uitkeringen, …);- gericht op <strong>een</strong> specifieke doelgroep (bv. senioren).Een voor<strong>be</strong>eld van <strong>een</strong> loket gericht op <strong>een</strong> specifiek thema is er onder meer in Heusden-Zolder.Hier kunnen de burgers op één plaats terecht voor <strong>een</strong> hulpvraag m.b.t. huisvesting.Gelijkaardige initiatieven zijn de Woonhoek in Sint-Niklaas en de regionale Woonwinkels in deWesthoek.* Voor<strong>be</strong>eld 10: <strong>Sociaal</strong> Verhuurkantoor (Heusden-Zolder)Het <strong>Sociaal</strong> Verhuurkantoor is <strong>een</strong> vzw waarvan de coördinatie ge<strong>be</strong>urt door <strong>een</strong> maatschappelijk werkstervan het gem<strong>een</strong>te<strong>be</strong>stuur. Omwille van de <strong>be</strong>trokkenheid bij de OCMW-dienstverlening is het<strong>Sociaal</strong> Verhuurkantoor sinds 1997 gehuisvest in de gebouwen van het OCMW. Er is <strong>een</strong> over<strong>een</strong>komstafgesloten tussen het OCMW en het gem<strong>een</strong>te<strong>be</strong>stuur waarin de wederzijdse engagementen van <strong>be</strong>ide<strong>be</strong>sturen voor de werking van de dienst worden omschreven. Een voordeel van het ‘samen onder ééndak’ zitten is onder meer dat er <strong>een</strong> minder grote drempel is voor cliënten bij doorverwijzing, waardoorze ook minder afhaken. Dit speelt vooral bij kansarmen. Door het initiatief kunnen de inwoners van degem<strong>een</strong>te op één plaats terecht voor hun hulpvraag <strong>be</strong>treffende huisvesting (Vandenbussche, 2000:74).* Voor<strong>be</strong>eld 11: De Woonhoek (Sint-Niklaas)Het opzet van de Woonhoek is enerzijds <strong>een</strong> geïntegreerde, individuele dienstverlening aanbieden rondhuisvesting (de cliënt heeft hierdoor <strong>een</strong> duidelijke plaats waar hij terecht kan met vragen en problemen)en anderzijds door samenwerking nadenken over deze thematiek op <strong>be</strong>leidsniveau (m.a.w. tevensvoor<strong>be</strong>eld van samenwerking en afstemming op <strong>be</strong>leidsniveau). Ook worden <strong>be</strong>leidsvoorstellen rondhuisvesting op lokaal niveau uitgewerkt. Volgende partners werken samen: stads<strong>be</strong>stuur, OCMW, huisvestingsmaatschappijSint-Niklaas, Huurdersbond Waasland, Maatschappelijk Opbouwwerk Waasland(MOW). Wat de individuele dienstverlening <strong>be</strong>treft, gaat de aandacht vooral naar mensen in problematischewoonsituaties. Daarnaast worden specifieke projecten rond huisvestingsthema’s opgezet naarspecifieke doelgroepen, vooral in samenwerking met het MOW. In de Woonhoek is tevens de DienstWoon<strong>be</strong>geleiding van het OCMW gevestigd, evenals het regionaal sociaal verhuurkantoor, waarnaargerichte doorverwijzing ge<strong>be</strong>urt. De Woonhoek is <strong>een</strong> project dat werd opgezet in het kader van het SIF(Vandenbussche, 2000: 66-67).* Voor<strong>be</strong>eld 12: Regionale Woonwinkels (Westhoek)Ook in de Westhoek worden initiatieven genomen voor de oprichting van regionale woonwinkels, diedienstverlening bieden aan de burger op het vlak van wonen. Het is de <strong>be</strong>doeling formules voor drempelverlagendewooninitiatieven, onder de vorm van ‘woonwinkels’ met <strong>een</strong> regionale werking uit tewerken, waarin ook huurdersbonden hun plaats moeten krijgen. Tevens wenst men te komen tot <strong>een</strong>regiodekkend netwerk van sociale verhuurkantoren (brochure Streekhuis Esenkasteel, 2001: 7, 16).Het OCMW van Wommelgem fungeert als loket voor wat <strong>be</strong>treft de <strong>be</strong>handeling van <strong>be</strong>staansminimumdossiersen andere vormen van financiële steun.


60* Voor<strong>be</strong>eld 13: OCMW Wommelgem als <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>In Wommelgem heeft het nieuwe gebouw van het OCMW <strong>een</strong> nieuwe look gekregen, met als naam‘OCMW <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’. Deze naam wordt gekoppeld aan de werking van de sociale dienst van hetOCMW. Men heeft vastgesteld dat de ambitie om <strong>een</strong> éénloket te creëren waar men terecht kan vooralle mogelijke sociale uitkeringen en tegemoetkomingen (het geïntegreerd loket) niet haalbaar is. Zo ishet Vlaamse niveau niet <strong>be</strong>voegd voor de meeste uitkeringen (bv. bijstandsuitkeringen en sociale verzekeringen).Bovendien zouden ook de ziekenfondsen (ziekte-uitkeringen) en de vakbonden (werkloosheidsuitkeringen)geïntegreerd moeten wor-den. Vandaar dat er in het geïntegreerd loket vanWommelgem voor werd geopteerd om te vertrekken van het <strong>be</strong>staansminimum en de andere vormenvan OCMW-steun. Mensen die hierop recht heb<strong>be</strong>n wenst men vanuit hetzelfde <strong>toegankelijk</strong> lokettevens te laten genieten van zoveel mogelijk andere voordelen en premies waarop men recht heeft.Vervolgens wenst men deze oefening te herhalen voor de andere bijstandsuitkeringen (bv. gewaarborgdinkomen voor <strong>be</strong>jaarden, gewaarborgde kinderbijslag, tegemoetkomingen voor gehandicapten, …).Hierbij komt echter de taakverdeling met de gem<strong>een</strong>te ter discussie.Door de creatie van het loket wordt vermeden dat mensen van hier naar daar moeten lopen voor hunpapieren. Men wenst ervoor te zorgen dat ze vanuit één plaats zoveel mogelijk sociale voordelen in ordekunnen brengen. Men is er zich evenwel van <strong>be</strong>wust dat de maatschappelijk werker aan het loket tegelijkertijdpolyvalent als specialist moet zijn, wat geduld en <strong>een</strong> degelijke opleiding vergt.Ook verwacht men veel mogelijkheden van de informatisering en de toetreding van de OCMW’s tot deKruispuntbank. Dit kan leiden tot <strong>een</strong> virtueel geïntegreerd loket. In dit verband moet nog verder wordennagedacht over hoe men de informatica, e-mail, internet en website kan inschakelen bij de uitbouwvan <strong>een</strong> geïntegreerd sociaal loket. Hierbij wenst men de burger met weinig sociale vaardigheden deskundigte blijven helpen en is men van oordeel dat het OCMW naast de materiële hulpverlening ook<strong>een</strong> immateriële, psychosociale en <strong>be</strong>geleidingstaak heeft. Bij de uitbouw van het geïntegreerd loketwenst men echter uit te gaan van <strong>een</strong> actieve burger, die zelf heel wat wil en kan. Tevens denkt men eraan om in het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> te werken met zitdagen van andere organisaties. Tot slot is men van oordeeldat voor de uitbouw van <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> samenwerking tussen omliggende OCMW’s <strong>een</strong> must is.Momenteel werkt men reeds onderling samen rond het kwaliteits<strong>be</strong>leid, Minder Mobielen Centrale,Werkgroep eerste lijn, vorming personeel en raadsleden of diensten gezinszorg (De Gem<strong>een</strong>te, augustus-septem<strong>be</strong>r2000: 63-64; nota ACW, 2001; Laenen, 2001: 11).Een initiatief dat zich richt op <strong>een</strong> specifieke doelgroep is het thuiszorgcentrum te Brasschaat.Het <strong>be</strong>treft hier <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> voor senioren en personen met <strong>een</strong> handicap.* Voor<strong>be</strong>eld 14: Thuiszorgcentrum BrasschaatIn het centrum van Brasschaat is (op de site die eigendom is van het OCMW) <strong>een</strong> nieuw gebouw opgetrokkendat ongeveer alle diensten groepeert die zich richten op senioren, zowel publiek als privaat. Het<strong>be</strong>treft meer <strong>be</strong>paald de sociale dienst van de gem<strong>een</strong>te, de thuiszorgondersteunende diensten van hetOCMW (dagverzorgingscentrum, dienstencentrum met seniorenrestaurant, sociale dienst van hetOCMW – sector senioren: serviceflats, aanvraag poetsdienst, warme maaltijden, …), <strong>een</strong> particulieredienst voor gezinshulp en thuisverpleging, andere particuliere diensten, <strong>een</strong> wassalon en <strong>een</strong> kapsalon.Er wordt tevens ruimte gereserveerd voor (private) diensten die zitdagen willen organiseren in hetgebouw. Het <strong>be</strong>treft m.a.w. <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> voor senioren en personen met <strong>een</strong> handicap (DeGem<strong>een</strong>te, augustus-septem<strong>be</strong>r 2000: 61).


61Ook aan de uitwerking van de éénloket idee zijn voor- en nadelen verbonden.Voordelen:- De cliënt dient zich met zijn hulpvraag maar tot één locatie (het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>) te richten,wat de mobiliteitsdrempel verlaagt en tijd <strong>be</strong>spaart.- Voorzieningen kunnen gemakkelijker tot samenwerking komen.- Cliënten kunnen gemakkelijker van de ene naar de andere dienst worden doorverwezen;indien nodig kan er iemand meegaan.Nadelen:In de eerste plaats kunnen <strong>een</strong> aantal organisatorische knelpunten worden vernoemd:- In grotere steden is de uitwerking van deze vorm van één loket, zeker indien het <strong>een</strong> breedwelzijnsdomein omvat, praktisch gezien moeilijk haalbaar door de veelheid aan hulpverlenendeinstanties; het is waarschijnlijk onmogelijk om ze allemaal in één gebouw onder tebrengen.- Bovendien zijn welzijnsvoorzieningen op verschillende schaalniveaus uitgebouwd. Zo is hetOCMW lokaal en soms op wijkniveau uitgebouwd, daar waar het CAW <strong>een</strong> regionaal initiatief<strong>be</strong>treft. Dit <strong>be</strong>moeilijkt het onder één dak brengen van verschillende diensten.Daarnaast kunnen ook t.a.v. de cliënt <strong>een</strong> aantal nadelen van <strong>een</strong> dergelijk concept wordenaangegeven:- De keuzevrijheid van <strong>een</strong> cliënt kan in het gedrang komen door publieke en private dienstensamen te zetten.- Het samenbrengen van verschillende diensten in <strong>een</strong>zelfde gebouw kan in grotere stedentevens <strong>een</strong> drempel vormen naar de cliënt omwille van de grootschaligheid, onoverzichtelijkheid,etc.Ook ten aanzien van de <strong>be</strong>trokken voorzieningen kunnen <strong>een</strong> aantal knelpunten worden gesignaleerd:- Fysiek samen zitten all<strong>een</strong> volstaat niet; er moet ook samengewerkt worden.- Het onder één dak brengen van publieke en private initiatieven kan tevens nefast zijn voorhet pluralistisch aanbod, de flexibiliteit, de vrijwilligheid van het privaat initiatief (Laenen,2001: 9).- Ook de ambities om één loket te creëren waar burgers terechtkunnen voor alle mogelijkesociale uitkeringen en tegemoetkomingen (geïntegreerd loket) wordt niet door ieder<strong>een</strong>als haalbaar <strong>be</strong>schouwd. Zo is het Vlaams niveau niet <strong>be</strong>voegd voor de meeste uitkeringen(bv. premies voor gehandicapten, zieken, <strong>be</strong>staansminimum). Bovendien zouden ookde ziekenfondsen en de vakbonden geïntegreerd moeten worden, wat men niet als haalbaaracht (Laenen, 2001: 11).- Door in één gebouw samen te zitten kan het tevens ge<strong>be</strong>uren dat onderhuidse verwachtingenworden gecreëerd die niet steeds geëxpliciteerd worden. Dit kan <strong>een</strong> alibi vormenvoor personeelsleden of diensten om <strong>be</strong>paalde dossiers niet actief op te nemen en mensente snel door te verwijzen.


62b) Het creëren van één toegangspoort tot het welzijnslandschapEen andere invulling van het concept <strong>be</strong>staat er in om het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> te laten fungeren als<strong>een</strong> soort informatiebalie van waar hulpvragers worden doorverwezen naar meer gespecialiseerdehulp- en dienstverlening die elders wordt voorzien. Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> wordt hier m.a.w.<strong>een</strong> (enig) informatieloket, <strong>een</strong> soort gem<strong>een</strong>schappelijke toegangspoort of dispatchingcentrum,dat <strong>een</strong> ‘toegangsticket’ verl<strong>een</strong>t voor andere welzijnsdiensten. Momenteel zijn er in het‘welzijnslandschap’ diverse toegangspoorten: het OCMW, het gem<strong>een</strong>te<strong>be</strong>stuur, huisartsen,buurtwerkers, straathoekwerkers, jongerenwerkers, private organisaties (vakbonden, ziekenfondsen,Centra voor Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk, ...), etc.Het doel van deze invulling van het concept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ <strong>be</strong>staat er in om informatie <strong>be</strong>treffendede <strong>be</strong>staande welzijnsvoorzieningen te bundelen en mensen vervolgens gericht door te verwijzen.Hierbij kan <strong>een</strong> onderscheid gemaakt worden tussen:- <strong>een</strong> fysiek loket;- <strong>een</strong> ‘virtueel loket’.1. Fysiek loketHet fysiek loket kan fungeren als <strong>een</strong> soort ‘front office’ van waaruit de cliënt -of zijn dossierwordtdoorgestuurd. De verdere <strong>be</strong>geleiding van de cliënt of de afhandeling van het dossierge<strong>be</strong>urt elders.Een voor<strong>be</strong>eld m.b.t. het <strong>be</strong>handelen van dossiers is het OCMW dat optreedt als ‘brievenbus’en ‘doorgeefluik’ van dossiers in het kader van de zorgverzekering. 2* Voor<strong>be</strong>eld 15: OCMW’s als brievenbus en doorgeefluik in het kader van de zorgverzekeringHoewel de rol van de OCMW’s in de zorgverzekering momenteel (eind juni 2001) nog niet duidelijk is,en in dit verband nog volop gesprekken lopen tussen de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap en de Vereniging vanVlaamse Steden en Gem<strong>een</strong>ten, <strong>be</strong>staat <strong>een</strong> mogelijke rol van de OCMW’s er - aldus de VVSG - in omin het kader van de zorgverzekering te fungeren als brievenbus of ‘doorgeefluik’ naar de Vlaamse zorgkasdie het geheel <strong>be</strong>heert in Brussel. Hierbij plaatsen alle OCMW’s <strong>een</strong> brievenbus van de Vlaamse zorgkasnaast hun eigen brievenbus (cf. mutualiteiten). Naast de brievenbusfunctie zal het OCMW altijd kunnenaangesproken wor-den voor informatie. Ook het helpen (indien nodig) bij het invullen van de nodigeaanslui-tings- en tenlastenemingsformulieren zou door de OCMW’s ge<strong>be</strong>uren (Stokx, 2001).Voordelen:- De middelen kunnen vanuit één rationaliteit worden ingezet (Laenen, 2001: 7).- De planning wordt niet gehinderd door andere <strong>be</strong>slissingsniveaus (Laenen, 2001: 7).- De samenhang wordt vanuit één centrum <strong>be</strong>waakt (Laenen, 2001: 7).2 In het kader van het optimaliseren van de <strong>toegankelijk</strong>heid van ouderenvoorzieningen werd de zorgverzekeringdoor het Vlaams parlement geïntroduceerd. De zorgverzekering heeft de <strong>be</strong>doeling de niet medische kostenvan zorg<strong>be</strong>hoevenden mede te dekken door <strong>een</strong> verzekering. Hiermee wil de Vlaamse overheid anticiperen opde hoge kosten waarmee zorg<strong>be</strong>hoevenden worden geconfronteerd en erkennen dat diegenen die instaanvoor de mantelzorg <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke taak op zich nemen. Bij de organisatie hiervan is <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijk en uitgebreidtakenpakket voor de lokale <strong>be</strong>sturen voorzien (Vogels, 2001: 20).


63Nadelen:- De veelheid aan toegangspoorten heeft ook <strong>een</strong> voordeel. De kans om ergens <strong>een</strong> toegangte vinden wordt immers vergroot (Laenen, 2001: 10).- G<strong>een</strong> enkele organisatie kan alles <strong>be</strong>heersen, regelen en realiseren (Laenen, 2001: 7).- De uitbouw van één toegangspoort tot het welzijnslandschap vergt <strong>een</strong> zeer brede kennisvan de persoon die aan het loket zit. Het is evenwel onmogelijk om van alle regelgevingenm.b.t. het welzijns<strong>be</strong>leid op de hoogte te zijn. Een alternatief <strong>be</strong>staat in <strong>een</strong> doorverwijzingsfunctie,waarbij de loket<strong>be</strong>diende evenwel op de hoogte moet zijn van sociale kaart,wat in <strong>een</strong> grotere stad niet steeds <strong>een</strong>voudig is.- De hulpvraag moet reeds duidelijk kunnen geformuleerd worden aan het loket. Voor kansarmenen etnisch-culturele minderheden is dit echter vaak niet evident, in het bijzonderwanneer het <strong>een</strong> meervoudige problematiek <strong>be</strong>treft. Tevens is het niet zo <strong>een</strong>voudig omaan <strong>een</strong> ‘vreemde’ loket<strong>be</strong>diende je hele verhaal te vertellen met <strong>een</strong> rij wachtenden achterje. Voor louter administratieve vragen (bv. aanvragen formulier, stempel, pas, …) is ditwel mogelijk.- Het veel gebruikte <strong>be</strong>eld dat de gebruikers in het welzijnslandschap door het bos debomen niet meer zien of voortdurend van het kastje naar de muur worden gestuurd, heeftvaak geleid tot de al te simplistische stelling dat één algemene toegangspoort de <strong>be</strong>steoplossing zou zijn (Serrien, 2000: 21).2. ‘Virtueel’ loketGezien de ontwikkelingen in de informatica en de <strong>be</strong>leidsintentie van het e-government in deSeptem<strong>be</strong>rverklaring van de Vlaamse regering, is het niet ondenkbaar dat de informatieopdrachtvan het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> op <strong>een</strong> centraal punt wordt uitgebouwd (en <strong>be</strong>heerd). Dit zou danresulteren in <strong>een</strong> ‘virtueel loket’ dat op termijn de <strong>toegankelijk</strong>heid en de doorzichtigheid vanhet welzijnsterrein kan verhogen (Laenen, 2001: 11). De Kruispuntbank speelt in deze ontwikkelingen<strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke rol.Voordelen:- De informatie <strong>be</strong>treffende verschillende welzijnsthema’s kan gecentraliseerd worden.- Hulpverleners heb<strong>be</strong>n snel <strong>een</strong> overzicht van het <strong>be</strong>staande aanbod, van regelgevingen,premies, etc.- Voor <strong>een</strong> deel van de burgers is dit zeker <strong>een</strong> stap vooruit.Nadelen:- Informatieverstrekking via dergelijke ‘virtuele loketten’ is doorgaans niet <strong>toegankelijk</strong> vooro.m. kansarmen en etnisch-culturele minderheden, omwille van diverse drempels (gebrekaan kennis van computers, g<strong>een</strong> aansluiting op internet, gebrek aan kennis van hetNederlands, analfa<strong>be</strong>tisme, laaggeschooldheid, etc.). Voorlichting all<strong>een</strong> volstaat niet;deze moet afgestemd zijn op de doelgroep die op zijn <strong>be</strong>urt <strong>be</strong>staat uit verschillende subgroepenmet diverse capaciteiten en vaardigheden. Ook onderstaand citaat van één vande <strong>be</strong>vraagde kansarme respondenten illustreert dit:‘Ik volg bij Open School computerlessen voor <strong>be</strong>ginners, wat dus veel uitgebreiderzou moeten worden naar ouderen toe, want alles gaat met de computer en we gerakenhopeloos achterop hé. We gaan dus binnen de kortste keren niet meer meekunnen.’


642.2.2 Integratie van OCMW en gem<strong>een</strong>telijke welzijnsdienstOok de integratie van het OCMW en de gem<strong>een</strong>telijke welzijnsdienst wordt door sommigenaanzien als <strong>een</strong> goede oplossing voor het afstemmen van de hulp- en diensverlening. Ondermeer in Knokke-Heist denkt men in deze richting, waar men het OCMW wil integreren in degem<strong>een</strong>telijke welzijnsdienst.* Voor<strong>be</strong>eld 16: Knokke-Heist: OCMW geïntegreerd in de gem<strong>een</strong>telijke sociale dienstIn Knokke-Heist wil men het OCMW omvormen tot <strong>een</strong> sociale dienst van het gem<strong>een</strong>te<strong>be</strong>stuur. Metdit project wil men <strong>een</strong> cliëntvriendelijke oplossing aanbieden voor de nood van de plaatselijke <strong>be</strong>volking.De <strong>be</strong>doeling is om de sociale dienst van de gem<strong>een</strong>te (het vroegere OCMW) onder te brengen in<strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> waar ook andere diensten - inclusief private instellingen - <strong>een</strong> plaats krijgen. Hierbij wilmen tevens de band met de private instellingen nauwer aanhalen (Vandenbussche, 2000: 52).Voortgaand op dit voor<strong>be</strong>eld, waarbij het OCMW zou omgevormd worden tot <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>telijkewelzijnsdienst zien we volgende voor- en nadelen:Voordelen:- De gem<strong>een</strong>te zou zich <strong>be</strong>ter <strong>be</strong>trokken kunnen voelen bij sociale materies.- Het OCMW zou minder stigmatiserend overkomen indien het zou ondergebracht wordenonder gem<strong>een</strong>telijke welzijnsdienst.Nadelen:- De gem<strong>een</strong>teraad zou dan <strong>be</strong>slissen over individuele dossiers tot steunaanvraag. Dit vergtevenwel <strong>een</strong> grote <strong>be</strong>trokkenheid van de gem<strong>een</strong>teraad bij de problematiek, die niet(steeds) gegarandeerd is.- Er zouden op de gem<strong>een</strong>teraad te veel verschillende dossiers moeten <strong>be</strong>sproken worden,met als risico dat ‘sociale’ thema’s in de verdrukking komen (brengen niet zo veel op, trekkenniet veel kiezers aan, resultaat niet duidelijk zichtbaar). De integratie van het OCMWin de gem<strong>een</strong>te kan er toe leiden dat armenzorg en welzijnszorg tweederangs <strong>be</strong>leidsproblemenworden (Luyten, 2000: 7). Een apart <strong>be</strong>stuur voor welzijn is als <strong>een</strong> soort veiligheidszonetegen pogingen om de sociale hulpverlening in te perken of te <strong>be</strong>lemmerenvanuit andere motieven dan het sociale (Verschuere, 2001).- De gem<strong>een</strong>telijke welzijnsdienst - in de mate dat die reeds binnen de gem<strong>een</strong>te aanwezigis - zou op<strong>een</strong>s enorm veel nieuwe taken bij krijgen, waarop ze momenteel niet voor<strong>be</strong>reidzijn.- Momenteel is de dienstverlening van het OCMW gekend bij het merendeel van de burgers.Dit zou verloren gaan wanneer het OCMW zou geïntegreerd worden in de gem<strong>een</strong>te.- Ook zou de flexibiliteit van het OCMW als apart <strong>be</strong>stuur verloren gaan. Nu <strong>be</strong>treft het <strong>een</strong>aparte rechtspersoon die samenwerkingsverbanden kan afsluiten met private actoren.- Tot slot zou de specialisatie en specifieke hulpverleningscultuur van het OCMW verdwijnen,evenals de aan de professionele zorgverstrekking aangepaste structuur (Luyten,2000: 7).


65Bemerkingen:- In kleine gem<strong>een</strong>ten is <strong>een</strong> meer concrete samenwerking tussen gem<strong>een</strong>te en OCMWzeker <strong>een</strong> goede oplossing voor <strong>een</strong> aantal praktische zaken (bv. gezamenlijke boekhouding,gezamenlijke tuinman/tuinploeg in dienst nemen). Hierbij hoeft het echter niet perdefinitie te gaan om <strong>een</strong> echte integratie.- Een alternatieve oplossing is de intergem<strong>een</strong>telijke samenwerking tussen OCMW’s onderlingen tussen gem<strong>een</strong>ten onderling, evenals samenwerking met private organisaties. Ditbrengt ons bij de volgende mogelijke invulling van het concept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’.2.2.3 Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als vorm van samenwerking en netwerkvormingWe heb<strong>be</strong>n reeds meermaals aangestipt dat in het welzijnslandschap diverse voorzieningen(zowel particuliere, semi-openbare als openbare) actief zijn. Om te vermijden dat deze actorennaast elkaar zouden werken is samenwerking en netwerkvorming <strong>een</strong> absolute ‘must’. Naasthet stimuleren van samenwerkingsverbanden, kan de rol van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> er binnen dezecontext in <strong>be</strong>staan de <strong>be</strong>trokken voorzieningen te stimuleren om <strong>be</strong>staande ‘witte vlekken’ inhet welzijnslandschap in te vullen. Wie deze hiaten dient op te vullen, moet lokaal <strong>be</strong>kekenworden. Bij netwerkvorming 3 tussen voorzieningen kan opnieuw <strong>een</strong> onderscheid gemaaktworden tussen:- netwerkvorming m.b.t. welzijns<strong>be</strong>leid in het algem<strong>een</strong>;- netwerkvorming rond <strong>een</strong> <strong>be</strong>paald thema.Bovendien kan het zowel gaan om formele als informele vormen van samenwerking en overleg.Tot slot kan netwerkvorming georganiseerd zijn op verschillende schaalniveaus, met name:- wijkniveau (zie ook deelluik 2: geïntegreerde wijkwerking);- lokaal niveau;- intergem<strong>een</strong>telijk/regionaal niveau.a) Samenwerking m.b.t. welzijns<strong>be</strong>leid in het algem<strong>een</strong>Zowel het welzijns<strong>be</strong>leid van Kuurne als Welzijnszorg Kempen zijn voor<strong>be</strong>elden van samenwerkingm.b.t. welzijns<strong>be</strong>leid in het algem<strong>een</strong>. Daar waar het in Kuurne gaat om samenwerkingtussen de publieke en de private sector, is Welzijnszorg Kempen <strong>een</strong> voor<strong>be</strong>eld van onderlingesamenwerking tussen OCMW’s.* Voor<strong>be</strong>eld 17: Welzijns<strong>be</strong>leid KuurneHet Kuurnse welzijns<strong>be</strong>leid is in al zijn facetten <strong>een</strong> samenwerkingsverband. De <strong>be</strong>trokken overheidsinstantiesspreken met de particuliere sector gezamenlijk af welke hulpverlening ter plaatse wordt opgenomenen voor welke vraag doorverwezen zal worden. Aan de hand van formele afspraken en convenantsworden <strong>be</strong>paalde zaken duidelijk afgebakend (Laenen, 2001: 10).3 Voor <strong>een</strong> gedetailleerd theoretisch kader inzake netwerkvorming verwijzen we naar: Suys S. (1999), Netwerken:de dans der partners. Uitdagingen in de samenwerking tussen organisaties, VIBOSO.


66* Voor<strong>be</strong>eld 18: Welzijnszorg KempenDe publiekrechtelijke vereniging Welzijnszorg Kempen is <strong>een</strong> samenwerking tussen 26 OCMW’s.Welzijnszorg Kempen heeft eigen initiatieven (bv. project drughulpverlening, centrum voor residentiëlecrisisopvang, etc.). Daarnaast participeert het samenwerkingsverband in diverse vzw’s (bv. Centrum voorGeestelijke Gezondheidszorg, CAW De Kempen, Samenwerkingsinitiatief ThuisverzorgingArrondissement Turnhout, <strong>Sociaal</strong> Verhuurkantoor Zuiderkempen & Noorderkempen, etc.) en overlegfora(Welzijnsoverleg Kempen, Regionaal Overleg en Samenwerkingsinitiatief – ROSI). Tot slot heeft hetinitiatief <strong>een</strong> aantal algemene opdrachten (bv. informatieverstrekking, studiewerk, etc.). Door de kleinereOCMW’s die <strong>be</strong>horen tot dit samenwerkingsverband wordt deze samenwerking als essentieel<strong>be</strong>schouwd voor de verdere uitbouw van <strong>een</strong> hedendaags OCMW in <strong>een</strong> kleine gem<strong>een</strong>te(Vandenbussche, 2000: 56).b) Samenwerking en netwerkvorming rond <strong>een</strong> <strong>be</strong>paald themaVoor<strong>be</strong>elden van netwerkvorming rond <strong>een</strong> <strong>be</strong>paald thema zijn het Netwerk Zorgzaam Herzele,het Overleg tussen de thuisoppas diensten te Ichtegem en de LOGO’s (LokaalGezondheidsoverleg).* Voor<strong>be</strong>eld 19: Netwerk Zorgzaam HerzeleHet project ‘Netwerk Zorgzaam Herzele’ brengt alle hulpverleners samen rond <strong>be</strong>paalde thema’s(Alcohol, CO-vergiftiging, …). Het netwerk is vooral gericht op het samenbrengen van de verschillendehulpverleners die in Herzele professioneel of op vrijwillige basis actief zijn. Via het samenbrengen wilmen tot <strong>een</strong> meer gecoördineerde hulpverlening motiveren (Vandenbussche, 2000: 61).* Voor<strong>be</strong>eld 20: Overleg thuisoppas diensten IchtegemIn Ichtegem wordt <strong>een</strong> overleg opgezet met alle thuisoppas diensten die werkzaam zijn in de gem<strong>een</strong>te.Het OCMW kiest duidelijk voor het samenbrengen van de diensten en zo ondersteuning te biedenzonder zelf initiatief te nemen om zelf <strong>een</strong> dienst op te richten (Vandenbussche, 2000: 61).* Voor<strong>be</strong>eld 21: Lokaal Gezondheidsoverleg (LOGO’s)LOGO’s, waarvan de gem<strong>een</strong>te één van de partners is, werken verplicht rond volgende gezondheidsdoelstellingen:gezonde voeding, roken, ongevallen in de privé-sfeer en het verkeer, borstkanker en vaccinaties.Daarnaast kan men <strong>be</strong>slissen om bijkomende initiatieven te nemen (bv. rond CO-intoxicatie)(Vogels, 2001: 18).Voor<strong>be</strong>elden die eerder aanleunen bij samenwerking rond <strong>een</strong> <strong>be</strong>paald thema zijn (1) desamenwerking rond crisisopvang te Sint-Niklaas en (2) het gezamenlijk aanwerven van <strong>een</strong>jurist voor de dienst schuld<strong>be</strong>middeling van de OCMW’s en CAW’s van de regio Kortrijk.* Voor<strong>be</strong>eld 22: Sint-Niklaas: samenwerking rond crisisopvangIn Sint-Niklaas voorzien <strong>een</strong> pool van vrijwilligers uit verschillende organisaties (maatschappelijk werkersuit CAW, OCMW, …) buiten de kantooruren en in het weekend permanentie m.b.t. crisisopvang. Depersoon die de permanentie doet krijgt <strong>een</strong> telefoon ter <strong>be</strong>schikking waarvan het nummer all<strong>een</strong>gekend is bij politie, rijkswacht en de spoedgevallendienst van ziekenhuizen. Indien nodig roepen dezediensten de vrijwilliger op en pro<strong>be</strong>ert die dan in de nodige opvang te voorzien. Tevens <strong>be</strong>staat er <strong>een</strong><strong>be</strong>urtrol m.b.t. huisvestingspermanentie: wanneer g<strong>een</strong> opvang mogelijk is binnen het reguliere circuit,


67wordt <strong>een</strong> <strong>be</strong>roep gedaan op ziekenhuizen, kloosterordes en rusthuizen die <strong>een</strong> ruimte ter <strong>be</strong>schikkinghouden (Vandenbussche, 2000: 68-69).* Voor<strong>be</strong>eld 23: Gezamenlijke aanwerving jurist voor dienst schuld<strong>be</strong>middeling van OCMW’s en CAW’s inregio KortrijkIn maart 1998 nam het Welzijnsconsortium Kortrijk het initiatief om alle <strong>be</strong>trokkenen van zowelOCMW’s als CAW’s in de regio Kortrijk (13 gem<strong>een</strong>ten, 2 CAW’s) uit te nodigen voor <strong>een</strong> eerste informatiebij<strong>een</strong>komstrond de thematiek van schuld<strong>be</strong>middeling. In 2000 werden alle voor<strong>be</strong>reidingengetroffen om de regionale dienst schuld<strong>be</strong>middeling concreet op te zetten. In 2001 ging het initiatiefvan start met (voorlopig) negen partners, waaronder één CAW met verschillende afdelingen in de regioKortrijk. De deelnemende partners brengen fondsen bij<strong>een</strong> om via <strong>een</strong> gedeelde financiering de tewerkstellingvan (<strong>een</strong>) jurist(en) te kunnen verzekeren. De jurist zal <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijk aandeel van de tijd spenderenin ‘zitdagen’ bij de OCMW’s en het CAW. De vaste standplaats waar studiewerk, telefonische contactenenz. zullen ge<strong>be</strong>uren, <strong>be</strong>vindt zich in de kantoren van het Welzijnsconsortium (cf. infra). HetWelzijnsconsortium treedt op als juridisch werkgever, <strong>be</strong>heert dus de financiële input en regelt alle personeelszakenen andere administratieve aangelegenheden. Een stuurgroep, samengesteld uit vertegenwoordigersvan de deelnemende partners, staat de vzw bij als <strong>een</strong> inhoudelijke coach van de jurist. Hetsamenwerkingsmodel ligt voor minimum 3 jaar vast (Dewaele, 2001: 32-34).Andere thema’s waarrond in de praktijk - vanuit gem<strong>een</strong>ten of OCMW’s - formele of informelesamenwerking wordt opgezet zijn onder meer: gezondheidspreventie (al dan niet binnen hetkader van <strong>een</strong> Lokaal Gezondheidsoverleg/LOGO), sociale werkplaats, PWA, kringloopcentra,onthaal<strong>be</strong>leid nieuwkomers, preventieinitiatieven, <strong>be</strong>reiding warme maaltijden, kwaliteitsdecreet,Lokale Werkwinkels, etc. (VVSG, 2000: 48-49).2.3 BeleidsniveauWe spreken van samenwerking en afstemming op <strong>be</strong>leidsniveau wanneer verschillende actorenin het welzijnsveld samen <strong>een</strong> <strong>be</strong>leid uitstippelen (bv. door gezamenlijk opstellen van <strong>een</strong><strong>be</strong>leidsplan). Dit gaat <strong>een</strong> stapje verder dan netwerkvorming in de <strong>be</strong>tekenis die wij er aangeven, met name het trachten te komen tot onderlinge taakafstemming tussen verschillendevoorzieningen, al dan niet m.b.t. <strong>een</strong> <strong>be</strong>paald thema (cf. supra). In de praktijk zijn <strong>be</strong>ide niveausevenwel niet steeds duidelijk te scheiden.Voor<strong>be</strong>elden van samenwerking op <strong>be</strong>leidsniveau zijn het welzijnsconsortium in Kortrijk en deintercommunale IMSIR in de Rupelstreek.* Voor<strong>be</strong>eld 24: Welzijnsconsortium KortrijkHet Welzijnsconsortium Kortrijk is <strong>een</strong> intergem<strong>een</strong>telijk en intersectoraal samenwerkingsverband tussenpublieke en private welzijnsactoren uit de regio Kortrijk. De algemene vergadering is samengesteldmet vertegenwoordigers van de lokale <strong>be</strong>sturen uit de regio (13 gem<strong>een</strong>ten), de Provincie West-<strong>Vlaanderen</strong>, het particuliere welzijnswerk, de Regionale Welzijnsraad regio Kortrijk, RISO West-<strong>Vlaanderen</strong>, Intercommunale Leiedal, sociale partners, sector sociale huisvesting, sector opleiding entewerkstelling, sociale hogescholen, sector gezondheidszorg en de politieke partijen. Het consortiumheeft tot doel overleg en samenwerking tussen de OCMW’s, de gem<strong>een</strong>te<strong>be</strong>sturen en de private enpublieke actoren in de regio Kortrijk te stimuleren bij de uitbouw van <strong>een</strong> lokaal welzijns<strong>be</strong>leid. Er wordt


68<strong>een</strong> draagvlak gecreëerd om gezamenlijk te denken rond welzijn en welzijns<strong>be</strong>leid. Het consortium adviseerten ondersteunt de lokale en regionale welzijnsactoren om te komen tot <strong>een</strong> sectoroverstijgendeaanpak van <strong>be</strong>paalde welzijnsproblemen (bv. schuld<strong>be</strong>middeling). Meer in het bijzonder wil men initiatieven<strong>be</strong>geleiden en ondersteunen die de mogelijkheden van <strong>een</strong> afzonderlijk OCMW en/of gem<strong>een</strong>te<strong>be</strong>stuurte boven gaan (Vandenbussche, 2000: 62; Dewaele, 2001: 32).* Voor<strong>be</strong>eld 25: Intercommunale IMSIR, RupelstreekIMSIR staat voor Intercommunale voor Medico-sociale Instellingen van de Rupelstreek. Het <strong>be</strong>treft <strong>een</strong>samenwerkingsverband tussen de gem<strong>een</strong>ten en OCMW’s van Boom, Hemiksem, Niel en Rumst. Deintercommunale werd opgericht in 1964 en spitst zich toe op volgende werkterreinen: extramurale hulpverleningaan <strong>be</strong>jaarden en gezinnen, psychosociale dienstverlening en gehandicaptenzorg (met <strong>een</strong><strong>be</strong>schermde werkplaats). Voor de sociale en psychosociale dienstverlening is <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>schappelijkesociale dienst uitgebouwd, maar de <strong>be</strong>slissing over de individuele dossiers van OCMW-cliënten blijft inhanden van de raden voor maatschappelijk welzijn van de OCMW’s. De gem<strong>een</strong>schappelijke socialedienst richt zich op nieuwe initiatieven die de afzonderlijke OCMW’s moeilijk all<strong>een</strong> kunnen uitvoeren:<strong>een</strong> project voor de <strong>be</strong>geleiding van kansarme gezinnen, <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>schappelijke aanvraag voor budget<strong>be</strong>geleiding,<strong>een</strong> TOK-project, … De laatste jaren werd vanuit IMSIR ook sterk gewerkt aan <strong>een</strong>regionaal welzijnsoverleg en fungeerde de intercommunale als motor voor de oprichting van het‘Samenwerkingsinitiatief Thuiszorg (SIT) Regio Rupel’ en <strong>een</strong> intergem<strong>een</strong>telijk PWA. Dankzij de uitgebreideoverkoepelende werking kon tevens zonder problemen <strong>een</strong> regionaal SIF-<strong>be</strong>leidsplan wordenopgesteld, met accenten op sociale dienstverlening, wonen en werken. Tevens werd <strong>een</strong> feitelijk samenwerkingsverbandafgesloten met het CAW De Brug (vroeger het intercommunaal consultatiecentrumvoor gezinsplanning en seksuele opvoeding). De intercommunale vormt tevens <strong>een</strong> forum waar overlegtussen gem<strong>een</strong>te<strong>be</strong>sturen en OCMW’s over het sociale <strong>be</strong>leid kan plaatsvinden (Vandenbussche, 2000:75-76).2.4 Samenvatting en <strong>be</strong>sluitIn onderstaand schema worden de verschillende mogelijke invullingen van het concept <strong>Sociaal</strong><strong>Huis</strong> samengevat.


69Ta<strong>be</strong>l 3.1Theoretische modellen m.b.t. het concept <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>Niveau van afstemmingvan de hulpverlening1.Cliënt2.Voorzieningena) intern(binnen het OCMW)b)extern(tussen verschillendeactoren)3.BeleidsniveauModellenIndividueel casemanagement (bv.PAO, SIT): netwerkvorming en geïntegreerd<strong>be</strong>leid op niveau van hetindividu1) OCMW krijgt naam‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’2) <strong>be</strong>tere afstemming interne dienstenen bundeling informatieinterne diensten bij onthaal1) samenwerking en netwerkvormingtussen voorzieningen2) éénloket idee2a) creëren van één toegangspoorttot welzijnslandschap2b) verschillende voorzieningenonder één dak3) integratie van OCMW engem<strong>een</strong>teDoel- kwaliteit dienstverlening verhogen- ondersteuning en <strong>be</strong>geleiding<strong>be</strong>vorderen- meer gerichte doorverwijzing- prioriteiten <strong>be</strong>palen‘imagebuilding’ (negatieve opvattingover OCMW trachten te verminderen)vlottere interne doorverwijzingtaakafstemming tussen voorzieningen- ‘dispatchingcentrum’- gerichte doorverwijzing- uitbouw van hulp- en dienstverleningop één locatie- sociale administratie ver<strong>een</strong>voudigen- cliënt zoveel mogelijk verder helpenin <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>welzijnspartners stippelen samen <strong>be</strong>leiduit (bv. gezamenlijke meerjarenplanning)Variantena) overleg samen met cliëntb) overleg over cliënt(minimalistische opvatting)- schaalniveau- inhoudelijke invulling: welzijns<strong>be</strong>leidin het algem<strong>een</strong> • <strong>be</strong>paald thema- formele • informele samenwerkingen netwerkvorminga) fysiek loket (geïntegreerd loket)b) virtueel/digitaal loket (loketfunctie)- schaalniveau- gradatie van samenwerking- inhoudelijke invulling: welzijns<strong>be</strong>leidin het algem<strong>een</strong> • <strong>be</strong>paald themaa) OCMW ondergebracht bij gem<strong>een</strong>telijkesociale dienstb) Gem<strong>een</strong>telijke sociale dienst ondergebrachtbij OCMW- publiek- publiek – privaat- privaat


70Uit bovenstaand schema blijkt dat <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> verschillende vormen kan aannemen.Afhankelijk van diverse lokale factoren (waaronder schaalgrootte, reeds <strong>be</strong>staande vormen vansamenwerking, aanwezigheid van <strong>be</strong>paalde doelgroepen, aanbod van voorzieningen, etc.) kangeopteerd worden voor <strong>een</strong> <strong>be</strong>paald model, variërend van:- minimalistische < -> maximalistische invulling;- focus op <strong>be</strong>paald thema < -> ruime ‘sociaal <strong>be</strong>leid’;- nadruk op netwerkvorming < -> fysiek samenbrengen van actoren;- louter dienstverlening < -> tevens intensieve individuele <strong>be</strong>geleiding;- focus op specifieke doelgroepen < -> open voor alle burgers;- etc.Deze diversiteit, zowel theoretisch als in de praktijk, impliceert dat het niet veel zin heeft omvanuit de centrale overheden één <strong>be</strong>paald model van <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> ‘op te leggen’ aan depraktijk. Het gaat hier niet om <strong>een</strong> ‘of-of’ situatie. Wij opteren eerder voor <strong>een</strong> ‘en-en’ situatie.We wensen dan ook de discussie open te laten welk model het <strong>be</strong>st is. Dit zal immers sterkafhangen van de lokale context. Wel hopen we met bovenstaande <strong>een</strong> aantal inspirerendevoor<strong>be</strong>elden te heb<strong>be</strong>n aangereikt die de <strong>be</strong>trokken actoren kunnen stimuleren om <strong>een</strong> eigenmodel, ‘op maat’ van de lokale situatie uit te werken. Van <strong>be</strong>lang hierbij is evenwel dat alleburgers (inclusief de kansarmen en etnisch-culturele minderheden) de weg vinden naar de welzijnsorganisatiesen op de hoogte zijn van het aanbod, zodat ze er gebruik van kunnen makenindien ze dit wensen. Er is bijgevolg nood aan <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong> aanbod. In volgend hoofdstukworden <strong>een</strong> aantal ‘richtingaanwijzers’ en minimumvoorwaarden omschreven om <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong><strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> uit te bouwen, in het bijzonder voor kansarmen en etnisch-culturele minderheden.


71Hoofdstuk 4AANDACHTSPUNTENVANUIT HET CLIËNTPERSPECTIEFHet is niet mogelijk om op basis van voorliggend onderzoek <strong>een</strong> uitspraak te doen over welkeinvulling van het concept <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> het <strong>be</strong>st is. Dit vergt immers <strong>een</strong> effectevaluatie die pasmogelijk is als <strong>be</strong>paalde concepten reeds voldoende in de praktijk zijn uitgewerkt. Eén conceptis bovendien niet wenselijk aangezien de invulling van het concept sterk contextgebonden is(cf. infra). Wel kunnen we - op basis van de in het kader van het eerste deel van het onderzoekgeïnventariseerde drempels naar welzijnsvoorzieningen - <strong>een</strong> aantal randvoorwaarden aangevenwaarmee rekening dient gehouden te worden, opdat het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> - los van voor welkconcept geopteerd wordt - voldoende <strong>toegankelijk</strong> zou zijn voor alle burgers en in het bijzonderde kansarmen en etnisch-culturele minderheden. 1 Het concept is immers mede ontstaanvanuit de vaststelling dat niet alle (welzijns)diensten voldoende <strong>toegankelijk</strong> zijn voor alle burgers.Ook geven we <strong>een</strong> eerste aanzet tot <strong>be</strong>oordeling van <strong>be</strong>paalde modellen van <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>,vanuit het <strong>toegankelijk</strong>heidsperspectief.1. Hoe <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> uitbouwen?We baseren ons bij de aan<strong>be</strong>velingen op de resultaten van het eerste deelrapport ‘Drempelsnaar welzijnsvoorzieningen: de cliënt aan het woord. Literatuurstudie en diepte-interviews bijkansarmen en etnisch-culturele minderheden.’ We maken hierbij <strong>een</strong> onderscheid tussen aan<strong>be</strong>velingenop organisatorisch vlak, aan<strong>be</strong>velingen m.b.t. de relatie hulpverlener – cliënt enaan<strong>be</strong>velingen t.a.v. de Vlaamse overheid. We ronden af met <strong>een</strong> aantal (mogelijke) spanningsveldenop <strong>be</strong>stuurskundig vlak.1 Voor <strong>een</strong> overzicht van voor- en nadelen van <strong>een</strong> specifieke invulling van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> vanuit het <strong>toegankelijk</strong>heidsperspectiefverwijzen we naar hoofdstuk 3.


721.1 Aan<strong>be</strong>velingen op organisatorisch vlak1.1.1 Aanbod kenbaar makenUiteraard is <strong>een</strong> eerste aspect van <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> dat het concept, evenals dedienstverlening die er wordt aangeboden, voldoende kenbaar wordt gemaakt, zowel bij deburgers als bij hulp- en dienstverleners.- Ten aanzien van de burgers impliceert dit dat <strong>een</strong> gerichte informatie- en promotiecampagnewordt gevoerd, aangepast aan de doelgroep (bv. via folders, de zogenaamde ‘etnische’pers, vormings- en voorlichtingsmomenten, geleide <strong>be</strong>zoeken, toeleiding via groepsactiviteiten,huis<strong>be</strong>zoeken, etc.) (zie ook: van der Zwaard & Pannebakker, 1999: 59).Hierbij dient rekening gehouden te worden met het feit dat niet ieder<strong>een</strong> kan lezen, deNederlandse taal verstaat, <strong>be</strong>schikt over <strong>een</strong> TV, etc. In het bijzonder voor allochtonen diede Nederlandse taal niet (voldoende) machtig zijn en die vaak ook niet vertrouwd zijn metschriftelijk verspreide informatie (folders, informatiebrochures, …), blijkt het werken metvideomateriaal (bv. in <strong>een</strong> buurthuis, de wachtzaal van het OCMW, bij migrantenverenigingen,etc.) <strong>een</strong> goede manier.- Ten aanzien van de hulpverleners <strong>be</strong>tekent dit dat ook zij op de hoogte moeten zijn vanhet aanbod van andere voorzieningen. Tevens die-nen zij gesensibiliseerd te worden omcliënten gericht door te verwijzen.1.1.2 Aanbod afstemmen op de reële nodenHet verstrekken van informatie over de <strong>be</strong>staande dienstverlening heeft echter maar zin indienhet aanbod afgestemd is op de reële noden van de (doel)groepen die men <strong>be</strong>oogt. Hierbij dienende welzijnsvoorzieningen rekening te houden met de steeds diverser wordende samenleving,waardoor ook het doelpubliek verandert en men met nieuwe - vaak complexere - hulpvragente kampen krijgt. Met het eerste deel van het onderzoek heb<strong>be</strong>n we getracht om deze<strong>be</strong>hoeften in kaart te brengen. Meer systematisch onderzoek hierrond is evenwel gewenst.Manieren om het aanbod <strong>be</strong>ter af te stemmen op de reële noden zijn (1) het <strong>be</strong>trekken van dedoelgroep(organisaties) bij de uitbouw van het concept <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> 2 , (2) voorzien in <strong>een</strong> aanbodop maat en (3) vraaggestuurd werken. 3 De concrete vragen en <strong>be</strong>hoeften van de hulpvragers<strong>be</strong>palen immers welke hulp- en dienstverlening nodig is. Pas in <strong>een</strong> volgende stap dient teworden nagegaan hoe dit noodzakelijke aanbod kan georganiseerd worden. Idealiter zou deorganisatie van het hulp- en dienstverleningsaanbod dus als volgt moeten ge<strong>be</strong>uren:2 Hierbij is het van <strong>be</strong>lang dat er rekening wordt gehouden met verschillen tussen etnisch-culturele minderhedenonderling en binnen deze groepen (bv. eerste, tweede, derde generatie), evenals binnen de groep van kansarmen.3 Met vraaggestuurd werken wordt <strong>be</strong>doeld: open staan voor de <strong>be</strong>hoeften van de doelgroep, verkennen vanhun <strong>be</strong>levingswereld en die als uitgangspunt nemen voor de hulpverlening, vertrouwen heb<strong>be</strong>n in de ervaringsdeskundigheidvan de doelgroep, inzien van het nut van feedback van cliëntgroepen. Niet on<strong>be</strong>langrijkhierbij is de <strong>be</strong>reidheid om zowel het eigen functioneren als dat van de organisatie ter discussie te stellen enveranderingen in het aanbod door te voeren naar aanleiding van de signalen die men oppikt van de doelgroep(Van Loenen & Meerdink, 2000: 6-9).


731. inventarisatie vragen en <strong>be</strong>hoeften (bv. via <strong>een</strong> omgevingsanalyse);2. afbakenen noodzakelijke hulp- en dienstverlening;3. organisatie van het aanbod (Welke competenties zijn reeds lokaal aanwezig? Wat zijneventuele hiaten? Hoe kunnen deze weggewerkt worden?);4. regelmatige evaluatie van het aanbod (Zijn prioriteiten nog wel opportuun? Werpen genomeninitiatieven vruchten af? Worden de <strong>be</strong>oogde doelgroepen <strong>be</strong>reikt?).Aangezien vragen en <strong>be</strong>hoeften g<strong>een</strong> statisch gegeven zijn, en mede <strong>be</strong>paald worden door desamenstelling van de lokale <strong>be</strong>volking, dient deze inventarisatie regelmatig opnieuw te ge<strong>be</strong>uren.Tevens kan het aanbod lokaal sterk verschillen afhankelijk van de plaatselijke noden en<strong>be</strong>hoeften.In het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> al dan niet <strong>een</strong> specifiek aanbod t.a.v. allochtonen voorzien, heeft zowelvoor- als nadelen. Door aparte spreekuren voor migranten te organiseren, weten migrantenenerzijds dat hun problemen ernstig worden genomen (Pauwels, 1994). Anderzijds bleek uit de<strong>be</strong>vraging van de autochtone kansarmen dat dit <strong>een</strong> gevoel van discriminatie kan te weegbrengen. Bovendien <strong>be</strong>moeilijkt de grote diversiteit binnen de groep allochtonen, zowel naartaal, cultuur als periode dat ze reeds in ons land verblijven de uitbouw van <strong>een</strong> aangepast aanbodper deelgroep. Een aantal van deze aspecten gelden ook in geval van <strong>een</strong> specifiek aanbodvoor autochtone kansarmen, verschillend van dat voor de ‘modale’ burger.Specifiek t.a.v. de mensen zonder papieren blijft zich het probleem stellen dat zij slechts zeer<strong>be</strong>perkt gebruik kunnen maken van welzijnsvoorzieningen. Bepaalde basisvoorzieningen (bv.inzake gezondheid, huisvesting, …) dienen ook voor hen - tot het moment van hun eventueleterugkeer - gegarandeerd te zijn.1.1.3 Fysieke <strong>be</strong>reikbaarheidDienstverlening is maar <strong>toegankelijk</strong> als zij ook fysiek <strong>be</strong>reikbaar is voor diegenen waarvoor zij<strong>be</strong>doeld is. Specifiek m.b.t. kansarmen en etnisch-culturele minderheden dient rekeninggehouden te worden met hun doorgaans <strong>be</strong>perktere mobiliteit. In grote steden, waar kansarmenvaak geconcentreerd zijn in <strong>be</strong>paalde wijken, kan dan ook geopteerd worden om dedienstverlening van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> op wijkniveau te voorzien (bv. via gedecentraliseerdeantennes). Uiteraard dient hierbij naar <strong>een</strong> afstemming te worden gezocht met de dienstverleningvan de geïntegreerde wijkcentra. Op andere plaatsen dient voorzien te worden dat delocatie <strong>be</strong>reikbaar is met het openbaar vervoer. Dat de gebouwen ook voor rolstoelgebruikersfysiek <strong>toegankelijk</strong> moeten zijn, spreekt voor zich.1.1.4 Aan<strong>be</strong>velingen i.v.m. de inrichting van het gebouwLos van het feit of het nu het OCMW is dan wel de sociale dienst van de gem<strong>een</strong>te dat tot<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> wordt omgevormd of dat het <strong>een</strong> nieuwe voorziening met nog andere partnerswordt: het dient voor de burger duidelijk te zijn waar het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> zich <strong>be</strong>vindt (via <strong>be</strong>wegwijzering,duidelijke naamvermelding, etc.). Om de <strong>toegankelijk</strong>heid te <strong>be</strong>vorderen, dient hetgebouw tevens - letterlijk en figuurlijk - <strong>een</strong> lage drempel te heb<strong>be</strong>n. Ideaal zou zijn <strong>een</strong> letterlijke‘open deur’. Ook de uitstraling van het gebouw is van <strong>be</strong>lang.Eén maal binnen, dient het duidelijk te zijn waar de cliënt met zijn vraag terecht kan. Een duidelijke<strong>be</strong>wegwijzering, ook binnen, is <strong>een</strong> mogelijkheid (wie zit waar, spreekuren, …). Het


74werken met <strong>een</strong> onthaalloket of <strong>een</strong> centrale balie is <strong>een</strong> mogelijk alternatief. Deze kan fungerenals eerste aanspreekpunt waar informatie gegeven wordt over het aanbod van de verschillendeaanwezige diensten. Tevens kan de balie dienst doen als permanentie wanneer <strong>een</strong><strong>be</strong>paalde dienst niet <strong>toegankelijk</strong> is (VVSG, 2000: 70). Van <strong>be</strong>lang hierbij is evenwel dat de privacyvan de cliënt gewaarborgd is (m.a.w. vermijden dat andere cliënten kunnen meeluisteren).Ook dient rekening gehouden te worden met het feit dat het - in het bijzonder voor multiprobleemgezinnenen allochtonen die (nog) niet vertrouwd zijn met het Westerse hulpverleningsaanbod- niet steeds <strong>een</strong>voudig is om <strong>een</strong> probleem te <strong>be</strong>noemen en <strong>een</strong> duidelijke hulpvraagte stellen. Voor deze mensen dient <strong>een</strong> uitgebreid intakegesprek te worden voorzien, doormensen die ervaring heb<strong>be</strong>n met deze doelgroepen.1.1.5 Betaalbaarheid hulpverleningEen <strong>toegankelijk</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> is tevens <strong>een</strong> huis waar de financiële drempel on<strong>be</strong>staande of zolaag mogelijk wordt gehouden. Deze randvoorwaarde geldt in het bijzonder voor de hulpverleningin de psychotherapeutische sfeer en het meer specialistisch aanbod.1.1.6 Beschikbaarheid hulpverleningToegankelijkheid houdt ook verband met de <strong>be</strong>schikbaarheid van de hulp- of dienstverlening.Wachtlijsten en wachttijden zijn hierbij uit den boze. Burgers die met <strong>een</strong> vraag naar het <strong>Sociaal</strong><strong>Huis</strong> stappen dienen snel en adequaat geholpen te worden of - indien nodig - gericht doorverwezen.1.2 Aan<strong>be</strong>velingen m.b.t. de relatie hulpofdienstverlener en cliëntMomenteel is het nog niet duidelijk in welke mate ook intensieve hulpverlening en langdurige<strong>be</strong>geleiding in het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> zal worden aangeboden. Toch kunnen we ook hier <strong>een</strong> aantalrandvoorwaarden formuleren die in principe gelden voor zowel <strong>een</strong> loket<strong>be</strong>diende als <strong>een</strong>hulpverlener. Een juiste attitude van de hulp- of dienstverlener is hierbij cruciaal.1.2.1 Een juiste attitude van de hulp- of dienstverlenerOm te kunnen inspelen op de - vaak specifieke - <strong>be</strong>hoeften van <strong>be</strong>paalde doelgroepen, zoalskansarmen en etnisch-culturele minderheden, impliceert dit onder meer dat hulp- of dienstverlenershun eigen denk<strong>be</strong>elden, stereotypen of vooroordelen t.a.v. die groepen opzij zetten. Dehulpverlener dient in de eerste plaats respect te heb<strong>be</strong>n voor andere culturen, opvattingen engewoonten. Dit vertaalt zich onder meer in voldoende tijd maken voor de cliënt, echt luisterennaar zijn verhaal, on<strong>be</strong>vooroordeeld oordelen, etc.Uiteraard is inzicht in waarden, normen en gewoonten van andere culturen <strong>een</strong> pluspunt, maarer kan niet van de hulpverlener verwacht worden dat hij op de hoogte is van de cultuur vanalle etniciteiten die momenteel in België verblijven. Een ‘open ingesteldheid’ t.a.v. andere culturenis evenwel al <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke stap. Dit kan echter pas van de hulpverlener verwacht wordenals deze openheid t.a.v. andere culturen ook gedragen wordt door de hele voorziening, vanhulpverlener tot op het managementniveau. Dit impliceert m.a.w. dat de idee van ‘interculturalisering’en ‘diversiteitsdenken’ doordringt in alle geledingen van de voorziening.Ook is het van <strong>be</strong>lang dat de hulp- of dienstverlener zich <strong>be</strong>wust is van drempels t.a.v. wel-


75zijnsvoorzieningen zoals die door de doelgroep worden aangevoeld (hoe staan zij tegenover<strong>be</strong>paalde diensten/vormen van hulpverlening?). Zo dient de hulpverlener er rekening mee tehouden dat de differentiële sociale of culturele positie tussen hulpverlener en cliënt - watgepaard kan gaan met gevoelens van schaamte, onmacht, stigmatisering, wantrouwen, etc. -de <strong>toegankelijk</strong>heid van de hulp- of dienstverlening kan <strong>be</strong>lemmeren. Door dit inzicht kan dehulpverlener trachten te anticiperen op gevoelens van wantrouwen bij de hulpvrager, op voortijdigeonderbreking van de hulpverlening, etc.Daarnaast dienen <strong>be</strong>staande hulpverleningsmethodieken vertaald te worden naar de specifiekesituatie van de doelgroep.Rekening houdend met de toenemende diversiteit in de samenleving is het tevens van <strong>be</strong>langdat <strong>een</strong> open houding ten aanzien van ‘vreemde’ culturen ook in de diverse opleidingen tothulpverlener wordt aangeleerd. Het systematisch opzetten van bijscholingscursussen voor hulpverlenersover cul-tuurverschillen en de manier van hulpverlening aan doelgroepen is <strong>een</strong> absolute‘must’. Een <strong>be</strong>ter inzicht in de cultuur en levenswijze van doelgroepen <strong>be</strong>vordert immersin sterke mate de deskundigheid van de <strong>be</strong>trokkenen, helpt vooroordelen weg te werken, ver<strong>be</strong>tertde communicatie en leidt tot <strong>een</strong> wederzijds <strong>be</strong>grip en <strong>een</strong> sterker vertrouwen (Pauwels,1994). Uiteraard dient tevens rekening gehouden te worden met de diversiteit tussen autochtonen.Laagdrempelig werken stelt bijgevolg specifieke eisen aan de houding van de hulp- of dienstverlener.Concreet impliceert dit volgens Brinkman (1993) onder meer dat hij/zij:- de participatie van de cliënt in de hulpverlening optimaliseert;- <strong>be</strong>reid is om verschillende methoden en technieken te gebruiken;- oog heeft voor de sterke en zwakke kanten van de cliënt;- respect opbrengt voor de cliënt en zijn levenswijze;- geduld heeft en de cliënt herkansingen biedt;- in staat is om de cliënt los te laten;- zichzelf ziet als slechts <strong>een</strong> schakel in het leven van de cliënt;- samenwerking met andere instanties op waarde weet te schatten (Brinkman, 1993: 6).Dit alles veronderstelt <strong>een</strong> ontvankelijke en tegemoetkomende opstelling van de hulpverlener,die rekening houdt met de mogelijkheden, <strong>be</strong>perkingen en wensen van de cliënt. Bijkomendeaandachtspunten voor de hulpverlener zijn onder meer:- aangepast taalgebruik (moeilijke woorden en jargon zoveel mogelijk vermijden);- geduld en flexibiliteit, met ruimte voor <strong>een</strong> eventuele terugval, opnieuw <strong>be</strong>ginnen en bijstellen;- haalbare doelen, afgestemd op de mogelijkheden van de cliënt;- actie<strong>be</strong>reidheid: als de hulpverlener iets doet (bv. <strong>een</strong> formulier invullen, <strong>een</strong> brief schrijven,contact opnemen met <strong>een</strong> <strong>be</strong>paalde dienst, …), zal de cliënt vaak sneller vertrouwenin de hulpverlening heb<strong>be</strong>n;- non-verbale communicatie: de wijze waarop iets wordt gezegd is net zo <strong>be</strong>langrijk als deinhoud van de boodschap;- verantwoordelijkheid (gedeeltelijk en tijdelijk) overnemen;- <strong>be</strong>vestigen: vermijden dat de cliënt zich all<strong>een</strong> waarneemt als <strong>een</strong> probleemgeval; zoekennaar de sterke kanten van de cliënt en die <strong>be</strong>krachtigen;


76- ondersteunen: de cliënt laten weten dat hij niet all<strong>een</strong> staat;- overtuigen: soms kan het nodig zijn om de cliënt te overtuigen (bv. om <strong>een</strong> formulier in tevullen, om medicatie te gebruiken, etc.) uiteraard in het <strong>be</strong>lang van de cliënt;- onderhandelen: wanneer hulpverlening en cliënt niet tot over<strong>een</strong>stemming komen;- voorkomen van vooroordelen;- oog heb<strong>be</strong>n voor heden, verleden en toekomst;- inschatten van <strong>be</strong>perkingen en mogelijkheden;- stellen van prioriteiten: dit geldt in het bijzonder voor cliënten met <strong>een</strong> meervoudige problematiek;- blijven zoeken naar werkzame mechanismen (waarbij de <strong>be</strong>nadering indien nodig wordtbijgesteld) (Brinkman, 1993: 8-15).Tot slot is het van <strong>be</strong>lang dat er wordt samengewerkt met externe instanties. De problemen vanin het bijzonder kansarmen strekken zich immers vaak uit over verschillende gebieden (sociaal,materieel, psychosociaal, …). Hierbij heeft de hulp- of dienstverlener <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke rol inzakehet verstrekken van informatie, <strong>be</strong>middeling, doorverwijzing en <strong>be</strong>langen<strong>be</strong>hartiging. Hettevens van <strong>be</strong>lang dat de hulpverlener voorkomt dat de cliënt ‘tussen wal en schip valt’.Aandachtspunten daarbij zijn:- de cliënt voor<strong>be</strong>reiden op contacten met externe instanties en aandacht heb<strong>be</strong>n voor hetverloop van die contacten;- de cliënt goed informeren over wat hij van de externe instantie mag verwachten;- participeren in de aanmelding door vooroverleg met de externe instantie te plegen (liefstin aanwezigheid van de cliënt);- concrete afspraken maken met de externe hulpverlener;- de externe hulpverlener aanspreken op zijn verantwoordelijkheden;- gezamenlijke gesprekken voeren met de cliënt en de externe hulpverlener;- als meer externe instanties bij de hulpverlening zijn <strong>be</strong>trokken, <strong>een</strong> zogenaamde ‘caseconference’(cliëntoverleg) organiseren;- de samenwerking regelmatig evalueren (Brinkman, 1993: 16). 41.2.2 Kennis van het <strong>be</strong>staande aanbodOpdat de hulp- of dienstverlener <strong>een</strong> cliënt gericht kan doorverwijzen is het van <strong>be</strong>lang dathij/zij op de hoogte is van het <strong>be</strong>staande aanbod aan hulp- en dienstverlening. Dit verondersteltgedetailleerde en up-to-date kennis van de lokale/regionale sociale kaart. Het ter <strong>be</strong>schikkingstellen van <strong>een</strong> geautomatiseerd, overzichtelijk en geactualiseerd informatiesysteem metgegevens <strong>be</strong>treffende het <strong>be</strong>staande aanbod (openingsuren, contactpersonen, …) zou hulpverlenersreeds ver vooruit helpen.4 Voor bijkomende suggesties i.v.m. de kwaliteit van de dienstverlening, in het bijzonder t.a.v. kansarmen, verwijzenwe naar <strong>een</strong> recent verschenen publicatie van het UFSIA: Degeeter D., Lauwers J. & Van Cauwen<strong>be</strong>rgkK. (2001), Werken aan kwaliteit: kinderspel? Evaluatieinstrument voor de hulpverlening aan kansarmen. Eenhandboek, Leuven, Garant.


771.2.3 Nood aan <strong>een</strong> samenhangend netwerkHet kan niet de <strong>be</strong>doeling zijn om alle diensten die <strong>be</strong>trokken zijn bij welzijnsthema’s op éénlocatie samen te brengen. In <strong>een</strong> stedelijke context met tientallen welzijnsorganisaties is ditimmers organisatorisch niet mogelijk. Wel wezen we er reeds meermaals op het <strong>be</strong>lang van <strong>een</strong><strong>be</strong>tere onderlinge afstemming en doorverwijzing. Gerichte, al dan niet <strong>be</strong>geleide, toeleiding endoorverwijzing is evenwel pas mogelijk indien hulpverleners en diensten - evenals actoren opde nulde lijn - over <strong>een</strong> samenhangend netwerk <strong>be</strong>schikken waarbij men op de hoogte is vanelkaars aanbod. Het ‘matchen’ van <strong>een</strong> individu met de geschikte hulpverlening vereist m.a.w.<strong>een</strong> degelijk netwerkmodel waarbij zowel de categoriale als de geïntegreerde diensten <strong>be</strong>trokkenzijn en dat zich buiten de gem<strong>een</strong>telijke grenzen uitstrekt. Diverse initiatieven (bv. deCAW’s, Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, etc.) zijn immers niet lokaal uitgebouwd.1.2.4 Afroming vermijdenOpdat de hulp- en dienstverlening van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> of de welzijnsvoorzieningen in het algem<strong>een</strong><strong>toegankelijk</strong> zou zijn voor iedere burger - en de maatschappelijk kwetsbare in het bijzonder- dient vermeden te worden dat all<strong>een</strong> diegenen worden geholpen die het <strong>be</strong>ste in hetstramien van de hulp- en dienstverlening passen, en dat andere - ‘moeilijkere’ - cliënten tegemakkelijk worden doorverwezen. Anders verwoordt <strong>be</strong>tekent dit dat de rechten van iedereburger dienen te worden erkend.1.2.5 Bereiken van ‘moeilijke’ doelgroepenRekening houdend met de in het eerste deelrapport geïnventariseerde drempels dient er vanuitgegaan te worden dat <strong>be</strong>paalde groepen niet spontaan de stap naar het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> (ofgelijk welke welzijnsvoorziening) zullen zetten. Dit heeft zowel te maken met negatieve ervaringenmet <strong>be</strong>paalde voorzieningen in het verleden als met gebrekkige mobiliteit, wantrouwen,gebrek aan kennis van het aanbod, etc.Bij de <strong>be</strong>schrijving van mogelijke oplossingen voor <strong>een</strong> aantal drempels wijzen we in het<strong>be</strong>treffende rapport op het <strong>be</strong>lang van <strong>een</strong> zogenaamde ‘outreachende <strong>be</strong>nadering’ waarbij dehulp- en dienstverleners van achter hun bureau komen en naar de doelgroep toestappen. Ookbinnen het concept van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> dient ermee rekening gehouden te worden dat men -indien men louter van achter <strong>een</strong> loket of <strong>een</strong> bureau diensten of hulp aanbiedt - <strong>be</strong>paaldegroepen niet zal <strong>be</strong>reiken.Om de toeleiding van ‘moeilijk’ te <strong>be</strong>reiken doelgroepen naar het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> (of welzijnsvoorzieningenin het algem<strong>een</strong>) te <strong>be</strong>vorderen kunnen ook schakelfiguren op de nulde- en deeerste lijn worden ingezet die de doelgroepen doorgaans wel <strong>be</strong>reiken (inclusief artsen, wijkverpleegkundigenvan Kind en Gezin, migrantenorganisaties, moskeeverenigingen, integratiecentraen -diensten, verenigingen waarin armen het woord nemen, buurtwerkers, straathoekwerkers,medewerkers van de regionale cellen Vlaams Centrum Woonwagenwerk, SteunpuntMensen Zonder Papieren, etc.). Uiteraard veronderstelt dit opnieuw dat de <strong>be</strong>trokken personenvoldoende op de hoogte zijn van het <strong>be</strong>staande aanbod.Dit <strong>be</strong>tekent tevens dat het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> niet gezien kan worden als de enige toegangspoortnaar de individuele hulpverlening. We opteren voor het <strong>be</strong>houd van verschillende ‘toegangspoorten’tot het welzijnslandschap.


78Een specifieke vorm van schakel- of brugfiguren naar kansarmen zijn de zogenaamde ‘ervaringsdeskundigenin de armoede’. Zij trachten de kloof tussen hulpverlener en hulpvrager teoverbruggen.Aan de kant van de allochtonen zijn er enerzijds de – zuivere - ‘taaltolken’ om de drempel van detaal (gedeeltelijk) weg te werken. Anderzijds zijn er de zogenaamde ‘interculturele <strong>be</strong>middelaars’of interculturele <strong>be</strong>middeling als methodiek. Daarnaast wezen we er in <strong>een</strong> vorig hoofdstuk opdat de Federaties van migrantenverenigingen, en meer nog de verenigingen die zij overkoepelen,<strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke doorverwijzingsrol heb<strong>be</strong>n naar de (welzijns)voorzieningen die binnen de contextvan het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> worden vernoemd, aangezien zij <strong>een</strong> (groot) deel van de allochtonen <strong>be</strong>reiken.Tevens kunnen zij suggesties geven over hoe de omgang met en het <strong>be</strong>reik van allochtonendoor de <strong>be</strong>staande welzijnsvoorzieningen het <strong>be</strong>st ge<strong>be</strong>urt, wat <strong>be</strong>staande drempels - zowel vanuitde cliënt, de hulp- of dienstverlener als de voorziening - kan verlagen.Bij de woonwagen<strong>be</strong>woners kan <strong>een</strong> vertrouwenspersoon dienen als brugfiguur naar officiëleinstanties, bij vluchtelingen iemand van <strong>een</strong> vluchtelingencentrum, bij schippers vervult deschippersalmoezenier vaak deze functie. Zij fungeren tevens vaak als doorverwijzings- en schakelfiguurnaar hulp- en dienstverlening.1.2.6 Belang van continuïteitContinuïteit in de relatie hulpverlener–cliënt is noodzakelijk voor het opbouwen van <strong>een</strong> vertrouwensrelatie.In de literatuur lezen we hieromtrent: ‘Met name voor de moeilijk <strong>be</strong>reikbaregroepen is continuïteit essentieel. Je moet de tijd krijgen om mensen de drempel van <strong>be</strong>paaldevoorzieningen over te krijgen, om uit te pro<strong>be</strong>ren wat daarvoor nodig is, om de mensen vervolgenste informeren en te interesseren voor het aanbod, om vertrouwen te winnen en decontacten te onderhouden’ (van der Zwaard & Pannebakker, 1999: 60-68).1.2.7 Bedenking: opgedrongen hulpverlening?In de loop van het onderzoek bij de doelgroepen stelden we vast dat <strong>be</strong>paalde groepen - medevanuit <strong>een</strong> sterk ingebakken overlevingscultuur en het daarmee samenhangende zelfredzaamheidsprincipe- g<strong>een</strong> gebruik wensen te maken van <strong>be</strong>paalde vormen van hulp- en dienstverlening.Zo bleek dat woonwagen<strong>be</strong>woners vaak weinig redenen zien om volledig aan te knopenbij het ‘gewone’ maatschappelijk leven en daar ook weinig heil van verwachten. Bovendienworden sommige door de ‘westerse’ wereld vastgestelde vormen van sociale uitsluiting door<strong>be</strong>paalde groepen niet als uitsluiting ervaren (bv. de trekkende <strong>be</strong>roeps<strong>be</strong>volking heeft doorgaansg<strong>een</strong> nood aan <strong>een</strong> eigen, vaststaande privé-woning). De vraag die we ons hier kunnen- en moeten - stellen is in welke mate <strong>be</strong>paalde vormen van hulpverlening kunnen wordenopgedrongen.1.3 Aan<strong>be</strong>velingen t.a.v. de Vlaamse overheid1.3.1 Ruimte voor lokale diversiteitDe praktijkvoor<strong>be</strong>elden van mogelijke invullingen van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> illustreren dat deze zeerdivers en sterk contextgebonden zijn. We zijn dan ook g<strong>een</strong> voorstander van <strong>een</strong> centraalopgelegd uniform model. Wel kan de Vlaamse overheid via <strong>een</strong> aantal richtlijnen mee de contouren<strong>be</strong>palen, waarbinnen echter voldoende vrijheidsruimte voor de <strong>be</strong>trokken actoren wordtgegarandeerd.


791.3.2 <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> kaderen binnen het bredere lokaal sociaal <strong>be</strong>leidHet is van <strong>be</strong>lang dat de discussie over het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> gekaderd wordt binnen de recente<strong>be</strong>sprekingen omtrent het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid en het te voeren kerntakendebat. Het is pas ophet moment dat duidelijk is welke actor in de toekomst welke rol(len) opneemt dat tot duidelijkeafspraken omtrent het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> kan gekomen worden. Voor aan<strong>be</strong>velingen omtrent demanier waarop het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> hierin organisatorisch kan ingepast worden, verwijzen we naarhet recent afgerond onderzoek van het Instituut voor de Overheid (K.U.Leuven) in opdracht vande Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur. 5 Dit onderzoek had als doelstelling <strong>een</strong> aantal langetermijn modellen <strong>be</strong>treffende de organisatie van het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid uit te tekenen, in hetbijzonder gefocust op de relatie gem<strong>een</strong>te - OCMW.1.3.3 Stimuleren van samenwerkingIn eerste instantie is het evenwel van <strong>be</strong>lang dat de <strong>be</strong>staande actoren in het welzijnsveld(zowel publiek als particulier) overtuigd worden van het <strong>be</strong>lang van <strong>een</strong> gezamenlijk lokaal sociaal<strong>be</strong>leid. Er is nood aan <strong>een</strong> breed draagvlak. Dit vergt ook samenwerking ‘over de zuilenh<strong>een</strong>’. Eén van de <strong>be</strong>langrijkste rollen van de Vlaamse overheid inzake het lokaal sociaal <strong>be</strong>leidin het algem<strong>een</strong> en m.b.t. het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> in het bijzonder is dan ook het <strong>be</strong>vorderen van deonderlinge samenwerking en afstemming tussen welzijnsvoorzieningen, zowel op lokaal als opregionaal niveau (bijvoor<strong>be</strong>eld onder de vorm van het afsluiten van samenwerkingsconvenants).All<strong>een</strong> op die manier zullen diensten <strong>be</strong>ter op de hoogte zijn van mekaars aanbod enkan informatie gecentraliseerd worden, wat <strong>een</strong> basisvoorwaarde is voor <strong>een</strong> gerichte doorverwijzing(het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als ‘dispatchingcentrum’). Dit <strong>be</strong>vordert op zijn <strong>be</strong>urt de <strong>toegankelijk</strong>heiden overzichtelijkheid van het aanbod voor de hulpvrager.Het is evenwel van <strong>be</strong>lang dat de samenwerking van onderuit kan groeien, zodat <strong>be</strong>staandesamenwerkingsinitiatieven kunnen verdergezet worden, rekening houdend met de lokale context.Voor <strong>be</strong>paalde aspecten van samenwerking kan de overheid eventueel meer dwingendoptreden (bv. het gezamenlijk opstellen van <strong>een</strong> omgevingsanalyse). Binnen het geplandekaderdecreet dient echter nog voldoende experimenteerruimte te zijn.1.3.4 Nood aan ver<strong>een</strong>voudiging sociale administratieOok is er nood aan <strong>een</strong> ver<strong>een</strong>voudiging van de ‘sociale administratie’, d.w.z. alle formaliteitendie te maken heb<strong>be</strong>n met het aanvragen, toewijzen en uitkeren van diverse uitkeringen. Ditkan mede mogelijk gemaakt worden via het soepeler kunnen aanwenden van gegevens uit deKruispuntbank door voorzieningen. Dit impliceert niet noodzakelijk dat actoren op dezelfdeplaats fysiek samen zitten. Het impliceert wel dat <strong>be</strong>paalde dossiers op <strong>een</strong> gezamenlijk puntkunnen afgehandeld worden en dat hulpvragers niet ‘van het kastje naar de muur’ gestuurdwordt. Hiermee samenhangend pleiten we voor <strong>een</strong> ‘automatisch rechtenonderzoek’ watimpliceert dat systematisch wordt nagegaan op welke rechten (premies, etc.) de cliënt rechtheeft (zie ook paragraaf 1.3.6).5 Het <strong>be</strong>treffende onderzoeksrapport ‘<strong>Naar</strong> <strong>een</strong> optimale verhouding tussen gem<strong>een</strong>te en OCMW’ kangeraadpleegd worden op de website van de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur:http://binnenland.vlaanderen.<strong>be</strong>/HRBB.


801.3.5 Nood aan (basis)financieringWe volgen tevens de mening van Capelle die stelt dat de Vlaamse overheid aan het lokaleniveau voldoende budgetten ter <strong>be</strong>schikking moet stellen waarmee de <strong>be</strong>trokken actoren dekerntaken op het vlak van sociaal <strong>be</strong>leid naar <strong>be</strong>horen kunnen uitvoeren. Dit <strong>be</strong>tekent ondermeer dat er voor de individuele hulpverlening financiering dient te komen die losstaat van hetGem<strong>een</strong>tefonds, zodat het OCMW niet telkens bij de gem<strong>een</strong>te moet gaan <strong>be</strong>delen (Capelle,2001: 24).Ook de uitwerking van het concept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ vergt financiële middelen, onder meer op hetvlak van informatica, infrastructuur, etc. (cf. Lokale Werkwinkel).1.3.6 Charter met basisrechten voor cliënten en <strong>een</strong> ombudsdienstBinnen het concept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ dienen tevens ruimte en middelen te worden voorzien, enerzijdsvoor het vastleggen van <strong>een</strong> soort charter met de basisrechten van cliënten, anderzijdsvoor de uitbouw van <strong>een</strong> – onafhankelijke – ombudsdienst. Uit de gesprekken met de doelgroepenblijkt immers dat zij vaak negatieve ervaringen heb<strong>be</strong>n met welzijnsvoorzieningen (bv.gevoel van discriminatie, gebrek aan respect bij de hulpverlener, etc.) waarmee zij doorgaansbij niemand terechtkunnen. Het kennen van hun basisrechten en <strong>een</strong> dergelijke ombudsdienstlaat, naast het oplossen van individuele geschillen, tevens toe dat structurele problemengemakkelijker aan het licht komen.1.3.7 Afstemming met concept ‘geïntegreerde wijkcentra’Het concept ‘geïntegreerde wijkcentra’ vormde het onderwerp van het onderzoeksluik uitgevoerddoor het Centrum voor Interculturele Communicatie en Interactie (CICI, UniversiteitGent). Het is van <strong>be</strong>lang dat <strong>be</strong>ide concepten op elkaar worden afgestemd, vermits ze <strong>be</strong>iden<strong>be</strong>trekking heb<strong>be</strong>n op het welzijnsveld.1.3.8 Slot<strong>be</strong>merkingHet spreekt voor zich dat bovenstaande aan<strong>be</strong>velingen niet all<strong>een</strong> gelden met het oog op hetuitbouwen van <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>. Elk van de (welzijns)voorzieningen dient immers<strong>toegankelijk</strong> te zijn voor de (doel)groepen die zij <strong>be</strong>oogt.1.4 Bestuurskundige invulling van het concept:<strong>een</strong> moeilijke evenwichtsoefeningDit onderzoek heeft voornamelijk als doelstelling <strong>een</strong> aantal inhoudelijke aanzetten tot het concept‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’ te geven, vertrekkend van het cliëntperspectief. De concrete organisatorischeinvulling zal mede op politiek niveau, in overleg met de <strong>be</strong>trokken actoren op het terrein,moeten ge<strong>be</strong>uren. Hierbij zal men rekening moeten houden met <strong>een</strong> aantal (mogelijke) spanningsvelden.1.4.1 Bevoegdheidsverdeling Vlaamse/Federale overheidIn de eerste plaats maakt de huidige <strong>be</strong>voegdheidsverdeling de uitbouw van <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>zeer complex: zo is op Vlaams niveau Minister Van Grem<strong>be</strong>rgen <strong>be</strong>voegd voor het toezicht opde OCMW’s, Minister Vogels voor de OCMW-wetgeving, die echter tevens gedeeltelijk tot de


81federale <strong>be</strong>voegdheid <strong>be</strong>hoort. Van essentieel <strong>be</strong>lang is dat de cliënt in deze discussies centraalblijft staan, m.a.w. dat het <strong>be</strong>lang van de cliënt primeert op het politieke <strong>be</strong>lang en het <strong>be</strong>langvan de actoren die <strong>be</strong>trokken zijn bij de onderhandelingen omtrent het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>.1.4.2 ‘Territoriumtwisten’Momenteel <strong>be</strong>staat het welzijns<strong>be</strong>leid in <strong>Vlaanderen</strong> uit <strong>een</strong> ‘mixmodel’, met de lokale overheden(gem<strong>een</strong>te en OCMW) en de particuliere non-profit (waaronder de CAW’s) als <strong>be</strong>langrijksteactoren. Het OCMW kan er voor kiezen de dienstverlening zelf te organiseren, dit tedoen in samenwerking met anderen of ze uit te <strong>be</strong>steden (Laenen, 2001: 8). Deze situatie leidtertoe dat diverse actoren in het welzijnsveld vaak dezelfde taken opnemen, wat op zijn <strong>be</strong>urtaanleiding geeft tot <strong>een</strong> onoverzichtelijk aanbod en tot ‘territoriumtwisten’. De oorzaak vandeze spanningen ligt vaak bij het centraal gevoerde <strong>be</strong>leid:- Zo kregen de Centra voor Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk (CAW’s) en OCMW’s decretaal bijnadezelfde opdracht, met parallelle doorverwijzingscircuits voor gevolg (bv. inzake schuld<strong>be</strong>middeling).- Via het <strong>Sociaal</strong> Impulsfonds kregen op hun <strong>be</strong>urt gem<strong>een</strong>te en OCMW vergelijkbareopdrachten en verantwoordelijkheden. Bovendien werd de taakverdeling tussen gem<strong>een</strong>t<strong>een</strong> OCMW grotendeels overgelaten aan de lokale <strong>be</strong>sturen zelf.- Tevens zijn de opdrachten van gem<strong>een</strong>te en OCMW niet zo duidelijk omschreven: met deorganieke wet van 8 juli 1976 werd het aan de lokale overheden overgelaten om tot <strong>een</strong>taakverdeling te komen inzake het sociaal <strong>be</strong>leid op gem<strong>een</strong>telijk vlak. Er <strong>be</strong>staat veelonduidelijkheid over kerntaken en basisdoelstellingen en de afbakening tussen OCMW engem<strong>een</strong>telijke welzijnsdiensten is doorgaans toevallig.- Ook kregen particuliere instanties coördinatieopdrachten (bv. in de ROSI’s 6 , LOGO’s 7 )waarbij g<strong>een</strong> of onvoldoende rekening werd gehouden met de wettelijke coördinatieopdrachtvan het OCMW (redactie OCMW-Visies, 1/2000: 2; Capelle, 2001: 25; gesprekkenkoepelorganisaties).Het voorgaande leidt tot <strong>een</strong> moeilijke driehoeksverhouding waarin het lokaal welzijns<strong>be</strong>leidzich afspeelt en waarbinnen het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> vorm moet krijgen. Bovendien zijn er lokaal groteverschillen m.b.t. de mate van pro-activiteit van de lokale <strong>be</strong>sturen. Dit geeft aanleiding totspanningen tussen gem<strong>een</strong>te en OCMW enerzijds en tussen publieke en private actoren anderzijds.Het kerntakendebat dient dan ook dringend gevoerd te worden, waarbij onder meer deregiefunctie van het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid wordt uitgeklaard, evenals de plaats van doelgroeporganisatieszoals verenigingen waarin armen het woord nemen en migrantenverenigingen (enhun relatie tot de integratiesector).6 ROSI = Regionaal Overleg Samenwerkingsinitiatieven. Het ROSI heeft o.m. tot taak de verplichte samenwerkingtussen de centra voor algem<strong>een</strong> welzijnswerk te organiseren. Het initiatief tot de samenstelling en de oprichtingvan dit ROSI <strong>be</strong>hoort in eerste instantie aan de sector zelf. Het draaiende houden van het ROSI is <strong>een</strong> essentiëleopdracht van de centra voor algem<strong>een</strong> welzijnswerk. Het ROSI wordt <strong>be</strong>stuurd door <strong>een</strong> college datsamengesteld is uit ten minste één vertegenwoordiger van elk centrum voor algem<strong>een</strong> welzijnswerk in deregio. De OCMW’s heb<strong>be</strong>n, zo ze dit zelf willen, <strong>een</strong> gegarandeerde vertegenwoordiging in dit <strong>be</strong>stuur(http://www.vlaanderen.<strong>be</strong>).7 LOGO = Lokaal Gezondheidsoverleg


821.4.3 VerzuilingDe <strong>be</strong>staande verzuiling kan samenwerking tussen enerzijds private en publieke diensten enanderzijds private diensten onderling sterk <strong>be</strong>moeilijken. Ook is het verre van duidelijk welkeplaats de mutualiteiten en vakbonden, die optreden als verzekerings- en uitkeringsinstanties inhet kader van de sociale zekerheid, in het concept van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> krijgen en hoe de actorendie in het kader van het concept doorgaans centraal staan (OCMW, gem<strong>een</strong>te, CAW’s) zichhiertoe dienen te verhouden.1.4.4 Categoriale versus integrale <strong>be</strong>naderingZodra gesproken wordt over dienstverlening t.a.v. <strong>be</strong>paalde doelgroepen, komt de vraag bovenof in de toekomst (verder) geïnvesteerd dient te worden in categoriale diensten (die enkel openstaan voor <strong>be</strong>paalde groepen) of in integrale diensten dan wel in <strong>be</strong>ide. Op het terrein levenhieromtrent verschillende meningen.Wij sluiten ons aan bij de mening van de <strong>be</strong>vraagde migrantenverenigingen die stellen dat opdit moment nog niet louter geïntegreerd kan gewerkt worden omdat noch de voorzieningen,noch de cliënten (zowel autochtonen als allochto-nen) er klaar voor zijn. Hierdoor blijft (opkorte termijn) <strong>een</strong> categoriale <strong>be</strong>nade-ring noodzakelijk (eventueel inge<strong>be</strong>d in algemene voorzieningen),tot de <strong>be</strong>staande organisaties aangepast zijn aan de nieuwe - multiculturele - realiteit.Wel dient de mogelijkheid tot hulp-op-maat <strong>be</strong>houden te blijven. Om de overgang te vergemakkelijkenkan binnen <strong>een</strong> algemene voorziening <strong>een</strong> tijdelijk project opgestart worden datzich richt naar specifieke doelgroepen, als essentiële tussenfase. Ook in de literatuur lezen wehieromtrent dat categoriale voorzieningen <strong>een</strong> tussenfase kunnen zijn om <strong>be</strong>paalde moeilijk te<strong>be</strong>reiken doelgroepen alsnog te <strong>be</strong>reiken. Het nemen van specifieke maatregelen met het oogop het <strong>be</strong>reiken van <strong>be</strong>paalde doelgroepen hoeft echter niet in te houden dat aparte voorzieningenworden gecreëerd (van der Zwaard & Pannebakker, 1999: 60). De centrale focus dientevenwel te liggen op de brede interculturalisering van de welzijnssector, haar organisatie enpersoneel.Het is <strong>een</strong> <strong>be</strong>leidskeuze om te <strong>be</strong>palen welke weg men in de toekomst wil uitgaan: integratieversus categoriale voorzieningen of <strong>een</strong> combinatie van <strong>be</strong>ide. Als de keuze valt op <strong>een</strong> integratievan allochtonen (en andere etnisch-culturele minderheden) in de algemene voorzieningenmoeten - aldus de migrantenverenigingen - <strong>een</strong> aantal voorwaarden vervuld zijn, wil dezeintegratie kans op slagen heb<strong>be</strong>n:- het personeels- en cliënt<strong>be</strong>stand moet <strong>een</strong> afspiegeling zijn van de samenleving;- uitbreiding van het inzetten van interculturele <strong>be</strong>middelaars;- autochtone hulp- en diensverleners via <strong>een</strong> specifieke vorming voldoende voor<strong>be</strong>reiden ophet omgaan met allochtonen;- allochtonen op hun <strong>be</strong>urt op de hoogte brengen van hoe de hulp- en dienstverlening inBelgië functioneert.Het voor<strong>be</strong>reiden van het personeel in het omgaan met doelgroepen via specifieke vorminggeldt ook voor de omgang met autochtone kansarmen. Het is echter van <strong>be</strong>lang er op te blijvenwijzen dat dé kansarmen, dé allochtonen of dé etnisch-culturele minderheden niet<strong>be</strong>staan. Er zijn immers grote verschillen tussen de (etnische) groepen onderling, maar ook binnende groepen zelf. De wensen en <strong>be</strong>hoeften van etnische groepen zijn niet all<strong>een</strong> afhanke-


83lijk van hun cultuur, religie, traditie en migrantengeschiedenis, maar ook van de banden diemen (nog) heeft met het land van herkomst, evenals individuele factoren zoals milieu, opleidingen duur van het verblijf in België/<strong>Vlaanderen</strong> (Prakken, 1993 in: Pauwels, 1994).1.4.5 SchaalproblematiekEen andere vraag die aan de orde is <strong>be</strong>treft hoeveel Sociale Huizen dienen te worden voorzienen waar deze dienen geïmplementeerd te worden (er van uitgaande dat er geopteerd wordtvoor <strong>een</strong> ‘fysiek’ <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>). Uit de praktijkvoor<strong>be</strong>elden blijkt dat zowel initiatieven <strong>be</strong>staanop wijkniveau (voornamelijk in de grotere steden), op lokaal niveau, op intergem<strong>een</strong>telijkniveau (voornamelijk in kleinere gem<strong>een</strong>ten) en op regionaal niveau. Schaaldiversiteit zal danook het antwoord zijn.Uiteraard is de grootte van de gem<strong>een</strong>te hierin <strong>een</strong> <strong>be</strong>langrijke factor. Bij de keuze voor <strong>een</strong><strong>be</strong>paalde schaal spelen evenwel ook andere factoren mee, zoals de traditie inzake intergem<strong>een</strong>telijkesamenwerking, de aan- of afwezigheid van <strong>be</strong>paalde diensten in de gem<strong>een</strong>te, het‘werkingsgebied’ van diensten, etc. Ook zal veel afhangen van het concept dat men verkiest:<strong>een</strong> netwerk kan gemakkelijker op grotere schaal worden gerealiseerd dan vormen van dagdagelijksesamenwerking en afstemming. Indien de optie genomen wordt om het OCMW omte vormen tot <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> is dit vrij duidelijk. De vraag blijft evenwel wat dan met de socialediensten uitgebouwd op wijk-niveau (cf. Antwerpen). Afstemming met regionaal georganiseerdevoorzieningen (CAW’s) zal in dit geval de nodige creativiteit vergen. Punt is in ieder gevaldat het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> voor iedere burger <strong>be</strong>reikbaar moet zijn.1.4.6 Breedte van het aanbodHet is momenteel niet duidelijk in welke mate binnen het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> intensieve, langdurigeindividuele <strong>be</strong>geleiding zal worden voorzien. De vraag is m.a.w. krijgt het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> voornamelijk<strong>een</strong> ‘dispatchingfunctie’ of wordt de doelstelling breder geformuleerd? Het antwoord opdeze vraag hangt af van de manier waarop het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> wordt ingevuld.1.4.7 Autonoom versus ingebouwd welzijnswerkTot slot dient ook de verhouding tussen het autonome en het ingebouwde welzijnswerk meein rekening te worden genomen in de conceptualisering van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>. Zo is het algem<strong>een</strong>welzijnswerk dat via de CAW’s wordt geboden <strong>een</strong> alternatief voor het ingebouwd welzijnswerkdat geboden wordt door bv. mutualiteit, OCMW, CLB.2. Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als antwoordop de <strong>toegankelijk</strong>heidsproblematiek?Het concept <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> is mede ontstaan vanuit de idee dat het <strong>een</strong> (gedeeltelijk) antwoordzou kunnen zijn op de <strong>toegankelijk</strong>heidsproblematiek. De vraag die dan centraal staat is inwelke mate <strong>een</strong> <strong>be</strong>paald model van <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> de <strong>toegankelijk</strong>heid van de voorzieningen voorkansarmen en etnisch-culturele minderheden kan <strong>be</strong>vorderen? Zoals in de inleiding van dithoofdstuk aangegeven, vergt het antwoord op deze vraag <strong>een</strong> effectstudie die niet tot descope van voorliggend onderzoek <strong>be</strong>hoorde.


84Wel kunnen we de mogelijke modellen trachten kritisch onder de loep te nemen vanuit het <strong>toegankelijk</strong>heidsperspectiefi.h.b. wat <strong>be</strong>treft kansarmen en etnisch-culturele minderheden.- Zo kunnen we stellen dat de opvatting van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als virtueel loket zeker <strong>een</strong>aantal drempels inhoudt t.a.v. <strong>be</strong>paalde groepen, met name diegenen die de Nederlandsetaal niet (goed) kennen, analfa<strong>be</strong>ten, computerleken, … Ten aanzien van hulpverlenerszelf biedt deze invulling daarentegen heel wat voordelen: zij kunnen op <strong>een</strong> snelle manier<strong>een</strong> zicht krijgen op <strong>be</strong>staande (welzijns)diensten in de buurt en hun aanbod, op voorwaardedat de informatie gecentraliseerd en geactualiseerd is.- Het samenbrengen van verschillende welzijnsdiensten in één gebouw heeft als voordeeldat cliënten zich slechts tot één locatie moeten richten met <strong>een</strong> <strong>be</strong>paald probleem. Demobiliteitsdrempel wordt hierdoor verminderd, op voorwaarde dat het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> voorieder<strong>een</strong> <strong>be</strong>reikbaar is. Ook kunnen hulpvragers op die manier sneller worden doorverwezen.De haalbaarheid, in het bijzonder in grote steden, is evenwel <strong>een</strong> discussiepunt.Werken met antennes op wijkniveau – conform de Lokale Werkwinkels - kan <strong>een</strong> oplossingbieden.- Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als netwerk is <strong>een</strong> mogelijk alternatief. Hierdoor zijn hulp- en dienstverleners<strong>be</strong>ter op de hoogte van mekaars aanbod en kan het aanbod meer op elkaar wordenafgestemd. Hieruit volgt <strong>een</strong> meer gerichte doorverwijzing, die ook t.a.v. de hulpvragersde doorzichtigheid (en daardoor de <strong>toegankelijk</strong>heid) van het aanbod kan <strong>be</strong>vorderen.- Ook het uitbouwen van het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> als <strong>een</strong> soort dispatchingcentrum, zonder dat verschillendediensten op één plaats zijn ondergebracht, kan reeds heel wat drempels verlagen.Net als bij het netwerkmodel kan hierbij vermeden worden dat de cliënt ‘van het kastjenaar de muur’ gestuurd wordt. Cliënten dienen evenwel de weg naar het centrum tekennen en hun vraag duidelijk te kunnen formuleren, wat - zoals eerder aangegeven - bij<strong>be</strong>paalde groepen niet zo <strong>een</strong>voudig is. Bovendien vergt het omgaan met mensen uit<strong>be</strong>paalde doelgroepen <strong>een</strong> specifieke aanpak van de dienstverlener. Tevens stellen we onsde vraag of het mogelijk is om alle informatie <strong>be</strong>treffende het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid te centraliserenin één of enkele personen achter het loket. Een virtuele sociale kaart is <strong>een</strong> eerstestap.- Het omvormen van het OCMW tot <strong>een</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> heeft onder meer als voordeel dat het‘stigma’ dat nog vaak leeft op deze dienst kan verdwijnen, op voorwaarde dat de dienstzich richt naar alle burgers. Gezien de reeds <strong>be</strong>staande werkdruk op de huidige OCMW’simpliceert dit in de eerste plaats dat bijkomend personeel ter <strong>be</strong>schikking wordt gesteld.Tot zover <strong>een</strong> aantal eerste <strong>be</strong>denkingen bij de invulling van het concept. Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>all<strong>een</strong> is echter niet hét toverwoord voor het <strong>toegankelijk</strong>heidsprobleem. Hoewel <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong><strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> heel wat drempels kan verlagen naar <strong>be</strong>paalde doelgroepen, zullen <strong>be</strong>paalde‘<strong>toegankelijk</strong>heidsproblemen’ op centraal niveau moeten opgelost worden, zoals de doelgroepomschrijving(<strong>be</strong>paalde doelgroepen heb<strong>be</strong>n wettelijk g<strong>een</strong> toegang tot <strong>be</strong>paalde voorzieningen).Ook vergt het aanbieden van <strong>een</strong> <strong>toegankelijk</strong> aanbod voor alle doelgroepen indiverse organisaties (en bij <strong>be</strong>staande doelgroepen) <strong>een</strong> mentaliteitswijziging. Het diversiteitsdenkenheeft zowel bij hulp- en dienstverleners als bij cliënten nog <strong>een</strong> hele weg af te leggen.


85BijlagenBijlage1 /Stuurgroep ‘Toegankelijkheid van de algemenevoorzieningen en de welzijnsrechten voor dearmen en etnisch-culturele minderheden’Voorzitter: J. Cassaert, Ministerie van de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap, AfdelingshoofdAlgem<strong>een</strong> Welzijns<strong>be</strong>leida) Beleid- Veerle De<strong>be</strong>uckeleer, Kabinet Minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen- Geert Lauwers, Kabinet Minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen- Lieve De Grande, Ministerie van de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap, Afdeling Algem<strong>een</strong>Welzijns<strong>be</strong>leid- Annemie Degroote, Ministerie van de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap, InterdepartementaleCommissie Etnisch-culturele Minderhedenb) Universitaire partners- Prof. H. Baert, Sociale pedagogie, KUL- Prof. M.C. Foblets, Sociale en culturele antropologie, KUL- Prof. J. Vrancken, Vakgroep SSB – CASUM, UFSIA- Prof. J. Lauwers, Politieke en sociale wetenschappen, UIA- Prof. F. Louckx, Sociale gezondheidswetenschappen, VUB- Prof. R. Pinxten, Vergelijkende cultuurwetenschappen, UGc) Werkveld1. Gebruikers van welzijnsvoorzieningen: armen en etnisch-culturele minderheden- Diane Moras, Recht-Op- Forum van organisaties van etnisch-culturele minderheden- Mohammed Sebbahi, Federatie Marokkaanse Democratische Organisaties- Henk Van Hootegem, Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racisme<strong>be</strong>strijding,


86Armoedecel2. Aanbieders van welzijnsvoorzieningen/opleiding-ondersteuning (professionelen, paraprofessionelen)- Ludo Serrien/Annik Vanderst<strong>een</strong>e, Steunpunt Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk- Piet Janssen/Pascale Creten, Vlaams Minderheden Centrum- Luc Ver<strong>be</strong>ke, VIBOSO- Flor Boven, VVSG – Afdeling Maatschappelijk Welzijn- Martin Vandebuerie, Vereniging van Vlaamse Gem<strong>een</strong>telijke welzijnsdiensten- Rudy De Cock/Elke Speltincx, Kind & Gezin- Toon Walschap, De Link vzw- Hans Verrept, Coördinatiecel Interculturele Bemiddelingd) Onderzoekers- Ghislain Verstraete, CICI-UG- Peter Renty, CICI-UG- Miet Lam<strong>be</strong>rts, HIVA-KU Leuven- Gerlinde Doyen, HIVA-KU Leuven- Kurt Willems, HIVA-KU Leuven- L<strong>een</strong> Sannen, HIVA-KU Leuven- Barbara Demeyer, HIVA-KU Leuven


87BijlagenBijlage 2 /Lijst <strong>be</strong>voorrechte getuigen1. Koepels- Dhr. Martin Vandebuerie, Voorzitter Vereniging van Vlaamse Gem<strong>een</strong>telijkeWelzijnsdiensten (VVGW)- Dhr. Bart Verhaeghe, sociale dienst stad Kortrijk- Dhr. Ludo Serrien, coördinator Steunpunt Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk (SAW)- Dhr. Jan Vos, stafmedewerker Steunpunt Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk- Mevr. Ruth Stokx, Afdelingshoofd Afdeling Maatschappelijk Welzijn, Vereniging vanVlaamse Steden en Gem<strong>een</strong>ten (VVSG)- Dhr. Toon Machiels, coördinator woonwagenwerk Vlaams Minderheden Centrum (VMC),Vooruitgangstraat 323, Brussel (tel.: 02/205 00 57)- Dhr. Johan Van Drogenbroek, celmedewerker woonwagenwerk, cel Brussel- Dhr. Walter L<strong>een</strong>ders, Steunpunt Mensen Zonder Papieren (tel.: 02/274 14 31)2. Organisaties die zich richten naar kansarmen- Mevr. Diane Moras, coördinator vzw Recht-Op, Antwerpen- Dhr. Johan Follet, volwassenwerker buurtwerk Casablanca, Kessel-Lo- Dhr. Stef Jorissen, coördinator vzw De Keeting, Mechelen3. Organisaties die zich richten naar etnisch-cultureleminderheden- Dhr. Mohammed Shakar, coördinator Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV),Driekoningenstraat 67, 2600 Berchem (tel.: 03/239 98 31; fax: 03/239 98 32)- Dhr. Mohammed Sebbahi, directeur Federatie Marokkaanse Democratische Organisaties(FMDO), Bondgenotenstraat 52, 1190 Brussel (tel.: 02/346 17 71; fax: 02/346 17 71)- Dhr. Abdellatif Salef, stafmedewerker ALMANAR (lidorganisatie FMDO die zich in het bijzonderricht naar allochtone ouderen in Brussel); Bondgenotenstraat 52, 1190 Brussel (tel.:02/346 17 71; fax: 02/346 17 71)


88- Dhr. Aydemir Fikret, directeur Federatie van Vooruitstrevende Turkse Verenigingen (CDF),Dendermondsest<strong>een</strong>weg 239, 9040 Gent (tel.: 09/228 90 55; fax: 09/228 90 55)- Dhr. Geert Lauwers, Haven vzw (koepel Antwerps Vluchtelingenwerk), Van Daelstraat 32,Borgerhout (tel.: 03/270 33 32)4. Mensen uit de doelgroep(om hun privacy te respecteren worden hun namen hier niet vernoemd)5. Andere- Dhr. Geert De Maertelaere, stafmedewerker sociaal <strong>be</strong>leid, Vormingscentrum voorOCMW’s, VVSG- Dhr. Stef Herman, praktijklector en methodiekdocent aan het KVMW, Sociale HogeschoolGent en educatief medewerker Vormingscentrum voor OCMW’s, VVSG- Dhr. Koen Vansevenant, maatschappelijk werker OCMW Oostende, educatief medewerkerVormingscentrum voor OCMW’s, VVSG


89BibliografieACW (2001), Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>: <strong>een</strong> nieuwe structuur?, Algem<strong>een</strong> secretariaat ACW, Brussel.Agten J. & Assel<strong>be</strong>rghs L. (2000), OCMW Zakboekje 2000, Kluwer, Diegem.Akhbar (2001), Trimesterieel tijdschrift van de Federatie van Marokkaanse DemocratischeOrganisaties, voorjaar 2001.Baert H. & Hellinckx L. (1992), ‘Geïntegreerde basisschakels in de armoede<strong>be</strong>strijding.Contouren van <strong>een</strong> methodiek’, Welzijnsgids-Welzijnszorg, Armoede<strong>be</strong>strijding, Afl. 5(okto<strong>be</strong>r), p. 1-22.Baert H. (2001), ‘Solidariteit: is daar <strong>een</strong> dienst voor? Over welzijnswerk als solidariteitswerk’,Tijdschrift voor Welzijnswerk, jrg. 25, nr. 233, p. 5-11.Baisier L. (2000), Het concept ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’, Nota aan mevrouw Mieke Vogels, Vlaams ministervan Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Ministerie van de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap,Afdeling Inspectie en Toezicht Welzijn.Brinkman F. (1993), Laagdrempelig werken, NIZW, Utrecht, 27 p.Broos D. (1996), ‘Leren loslaten van het traditionele hulpverleningsmodel. Een <strong>be</strong>geleidingshoudingbij multiprobleemgezinnen’, Tijdschrift voor Orthopedagogiek, Kinderpsychiatri<strong>een</strong> Klinische Kinderpsychologie, 21, p. 163-172.Capelle M. (2001) ‘Inspiratie voor <strong>een</strong> draaiboek lokaal sociaal <strong>be</strong>leid’, De Gem<strong>een</strong>te, nr. 3,maart, p. 22-27.Coenegracht A. (1985), ‘De hulpverlener als gezinslid’, Welzijnsmaandblad, jrg. 39, nr. 3, p.25-29.Coenegracht A., Maas V. & Roosma D. (1991), ‘Intensivering Hulpverlening: helpen waar alhet andere ophoudt ofwel helpen voor er geholpen kan worden’, in: H. Baartman (red),Praktisch-pedagogische thuishulp in <strong>be</strong>werkelijke gezinnen, Bohn Stafleu Van Loghum,Houten/Antwerpen, p. 100-115.Criekemans D. (2000), ‘<strong>Naar</strong> <strong>een</strong> <strong>be</strong>ter inzicht in de Noordse <strong>be</strong>leidsdimensies’, De EuropeseGem<strong>een</strong>te, jrg. 4, nr. 20, p. 17-21.De Acht, Modem - Deurne, basistekst pilootproject, juni 2001.De Clercq K., Serrien L. & Vos J. (2001), Steunpunt Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk, Adresboekje2001.De Cock A. (2000), Samen gaan we vooruit. Over de methode van de dialoog, Beweging vanMensen met <strong>een</strong> Laag Inkomen en Kinderen vzw, Groep Oostende, Gent.


90De Cock A. (2000), Samen gaan we vooruit. Over de methode van de dialoog, Welwijs, jrg.11, nr. 3, p. 38-40.De Cock R. & Buysse B. (1997), Kansarmoede-atlas van gezinnen met jonge kinderen 1997,Kind en Gezin Afdeling Preventieve zorg, Brussel.De Decker P. & Vranken J. (2000), ‘Van ‘government’ naar ‘governance’? Recente ontwikkelingeninzake stedelijk <strong>be</strong>leid, in J. Vranken, D. Geldof, G. Van Menxel. & J. Van Ouytsel(2000), Armoede en Sociale Uitsluiting, Jaarboek 2000, Acco, Leuven, p. 271-278.Degeeter D., Lauwers J. & Van Cauwen<strong>be</strong>rgh K. (2001), Werken aan kwaliteit: kinderspel?Evaluatie-instrument voor de hulpverlening aan kansarmen. Een handboek, Garant,Leuven.Degroote A. (1999), Vlaams <strong>be</strong>leid t.a.v. etnisch-culturele minderheden. Jaarrapport 1999,Interdepartementele commissie etnisch-culturele minderheden (ICEM), Ministerie van deVlaamse Gem<strong>een</strong>schap, Brussel.De Keulenaer F., ‘De ontwikkeling van <strong>een</strong> meervoudige armoede-index’ in J. Vranken, D.Geldof, G. Van Menxel, & J. Van Ouytsel (red) (2000), Armoede en Sociale Uitsluiting,Jaarboek 2000, Acco, Leuven.De Rynck F. (1999) ‘De organisatie van het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid’ in D. Luyten (hoofdredactie)(1999), Het OCMW gaat voor wat het is. Essentie, plaats en rol, VVOS/VVSG.Dewaele T. (2001), ‘OCMW’s en Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk uit regio Kortrijk slaan handen inelkaar. Jurist vertsterkt gespecialiseerde dienst schuld<strong>be</strong>middeling’, De Gem<strong>een</strong>te, jrg. 76,nr. 532, p. 32-34.Dhaene C. (2000), ‘Zit de mosterd in Denemarken?’, De Europese Gem<strong>een</strong>te, jrg. 4, nr. 20,p. 8-10.Dogan G., Van Dijke A. & Terpstra L. (2000), Wie zijn er ‘moelijk <strong>be</strong>reikbaar’?Aanknopingspunten voor ondersteuning en <strong>be</strong>geleiding van ‘moeilijk <strong>be</strong>reikbare’ gezinnenen jongeren, NIZW, Utrecht.Federatie van Vlaamse OCMW-Maatschappelijk Werkers vzw, Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>: EenToekomstproject voor de OCMW’s, <strong>een</strong> (ontwerp)standpunt, 19-04-2001.Fraihi T. (2000), ‘Het ‘probleem’ allochtoon’, De Standaard, 18/12/2000 in Akhbar,Trimesterieel tijdschrift van de FMDO, nr. 1, 2001.Fret L. (2001), ‘Ervaringsdeskundigen. Een rondetafel over hun (para)professionele inzet’,Alert, jrg. 27, nr. 2, p. 5-7.Geldof D., Luyten D. & Van Ruym<strong>be</strong>ke M. (1998), ’20 jaar OCMW’s. Een aanzet tot evaluatievan hun rol in de armoede<strong>be</strong>strijding, met bijzondere aandacht voor het bijstands<strong>be</strong>leid’in J. Vranken, B. Vanhercke, L. Catron & G. Van Menxel (red), 20 jaar OCMW. <strong>Naar</strong> <strong>een</strong>actualisering van het maatschappijproject, Acco, Leuven, p. 23-42.Genard M. & Van der Auweraert J. (2001), ‘Mensen zonder papieren zoeken vaste woonplaats’,Ter Zake, nr. 5, p. 54-55.Hautekeur G. (2001), ‘Samenwerking tussen de integratiesector en de samenlevingsopbouwgroeit van onderuit’, Ter Zake, nr. 5, p. 3-4.Haven vzw, Jaarverslag 2000.ICCM (1999), Educatief pakket: Activiteitensubsidie: inhoudelijke en financiële planning, 32p. + bijlage.Jorissen S. (2001) ‘Participatie van de cliënt in het hulpverleningsproces: basisvoorwaardendie de participatie van de cliënt mee kunnen garanderen in de hulpverlening’, vzw De


91Keeting, intern werkdocument.Laenen J. (2001), ‘Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>: <strong>een</strong> nieuwe structuur?’ in Map ACW-studiedag i.s.m. hetVlaams centrum voor werknemersvorming ‘Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>: huis van de toekomst in welzijnsland?’,Elewijt-Center, 10 maart 2001.Lescrauwaet D. (2000), ‘De (on)<strong>toegankelijk</strong>heid van sociale dienstverlening in het algemenewelzijnswerk’ in J. Vranken, D. Geldof, G. Van Menxel, J. Van Ouytsel (red.), Armoede enSociale Uitsluiting, Jaarboek 2000, Acco, Leuven.Leyman D. (eindred.) (2000), Etnisch-culturele minderheden in <strong>Vlaanderen</strong>, brochure VlaamsMinderhedencentrum, Brussel.Leyman D. (eindred.) (2001), Divers, Nieuwsbrief van het Vlaams Minderhedencentrum, nr.12, maart.Luyten D. (2000), ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong> tussen gem<strong>een</strong>te en gem<strong>een</strong>schap. Over de verhoudingOCMW en gem<strong>een</strong>te’, OCMW-Visies, 3/2000, p. 2-10.Medisch Steunpunt Mensen Zonder Papieren, Samenvatting Jaarverslag 2000.Ministerie van de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap (1996), Het <strong>Sociaal</strong> Impulsfonds: <strong>een</strong> instrumentvoor het stedelijk <strong>be</strong>leid, Brussel.Ministerie van de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap (2001), Vlaams Actieplan Armoede<strong>be</strong>strijding,Brussel.Nicaise I. & De Wilde C. (1995), Het zwaard van Damocles. Arme gezinnen over de bijzonderejeugdzorg, Garant, Leuven–Kessel-Lo/Apeldoorn.Opde<strong>be</strong>eck S., Van Audenhove Ch. & Lammertyn F. (red.) (1998), De <strong>toegankelijk</strong>heid van devoorzieningen in de welzijns- en gezondheidszorg. Visies uit de praktijk, het onderzoek enhet <strong>be</strong>leid, Lucas/K.U.Leuven.Pauwels K. (1994), ‘Toegankelijkheid van reguliere welzijnsvoorzieningen voor migranten.Twintig voorstellen op basis van recent Nederland en Vlaams onderzoek’, CBGSDocument, 1994, 2.Philippeth G. (2001), ‘Stads<strong>be</strong>stuur Genk: Participatie en inspraak moet je volhouden’, TerZake, nr. 5, p. 9-10.Recht-Op vzw (1999), Het Stedelijk Wijkkantoor: <strong>een</strong> schakel tussen de stad en haar <strong>be</strong>volking,Antwerpen, 14 p.Redactie OCMW-Visies (2000), ‘Sociale huizen: zo hoog in de hemel is alles hetzelfde’,OCMW-Visies, 1/2000, p. 1-2.Sannen L., Struyven L. & Vos S. (2000), De Vlaamse OCMW’s in het ar<strong>be</strong>idsmarkt<strong>be</strong>leid: vanstille actor tot actieve partner. Analyse van <strong>be</strong>leidsinspanningen en samenwerkingsverbanden,HIVA-K.U.Leuven, Leuven.Sauwens J. (2000), Beleidsnota Binnenlandse Aangelegenheden 2000-2004.Segers E. (2000), ‘De Noordelijke dimensie. De Finse visie op Europese samenwerking, DeEuropese Gem<strong>een</strong>te, jrg. 4, nr. 20, p. 11-12.Sergeant M. (eindredactie) (1999), Project ‘Toegankelijkheid Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk voorHolebi’s’, Eindrapport, Steunpunt Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk, Berchem.Serrien L. (2000), Het algem<strong>een</strong> welzijnswerk; bijdrage Welzijnsgids 2000.Sab<strong>be</strong> P. (2001), ‘Mieke Vogels zet krachtlijnen uit voor <strong>een</strong> nieuw ouderen<strong>be</strong>leid’, OCMW-Focus, jrg. 12, nr. 8, 16-30 april.Sioen D. (red) (2001), Aan <strong>een</strong> streek werk je niet all<strong>een</strong>. Het verhaal van het steekhuisEsenkasteel, brocure provincie<strong>be</strong>stuur West-<strong>Vlaanderen</strong>, 25 p.


92St<strong>een</strong>ssens K. & Vermeire K. (1999), ‘Functioneel analfa<strong>be</strong>tisme en basiseducatie’ in J.Vranken, D. Geldof & G. Van Menxel, Armoede en Sociale Uitsluiting. Jaarboek 1999,Acco, Leuven, p. 133-144.St<strong>een</strong>ssens K. & Vermeire K. (2000), Algem<strong>een</strong> Verkennend en Kwalitatief Onderzoek naarde Leefwereld van de Trekkende Beroeps<strong>be</strong>volking in het kader van het VlaamsMinderheden<strong>be</strong>leid, Onderzoeksgroep Armoede, Sociale Uitsluiting en Stad, VakgroepSociologie en <strong>Sociaal</strong> Beleid, UFSIA-Universiteit Antwerpen.Steunpunt Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk, Werkplan 2001.Steunpunt Algem<strong>een</strong> Welzijnswerk, http://www.steunpunt.<strong>be</strong>Steunpunt Mensen Zonder Papieren vzw, Jaarverslag 2000.Steunpunt Mensen Zonder Papieren vzw (2000), Eindverslag project ‘Recht op onderdak voormensen zonder wettig verblijf’.Stokx R. & Vandenbussche A. (2000), ‘Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>: <strong>een</strong> toekomstproject voor deOCMW’s’, De Gem<strong>een</strong>te, 8/9, p. 55-57.Stokx R. (2001), ‘De zorgverzekering en de rol van de OCMW’s: stand van zaken’, OCMW-Focus, jrg. 12, nr. 12, p. 3.Taels W. (2001) ‘Integratiecentra en integratiediensten zitten op drie sporen’, Ter Zake, nr. 5,p. 31-34.Thienpont S. & Vanob<strong>be</strong>rgen B. (2001), ‘Het concept ‘goede opvoeding’ bij zigeuners. Eenpersoonlijk ons-moeten in <strong>een</strong> Rom-gem<strong>een</strong>schap’, Welwijs, jrg. 12, nr. 2, p. 22-32.Thys R. & De Clercq E. (1999), ‘Nieuwe tendensen in de hulpverlening’ in J. Vranken, D.Geldof & G. Van Menxel (1999), Armoede en Sociale Uitsluiting. Jaarboek 1999, Acco,Leuven, p. 181-189.Van Beugen M. (red.) (1979), Hulpverlenen in de eerste lijn, Van Gorcum, Assen.Vandebuerie M. e.a. (2000), Op zoek naar <strong>een</strong> profiel en functies van en voor <strong>een</strong> gem<strong>een</strong>telijkewelzijnsdienst, Vereniging Vlaamse Gem<strong>een</strong>telijke Welzijnsdiensten (sneuveltekst).Vandebuerie M. (2000), Een nieuw platform voor het gem<strong>een</strong>telijk welzijns<strong>be</strong>leid: deVereniging voor Gem<strong>een</strong>telijke Welzijnsdiensten, perstekst.Vandebuerie M. (2001), Items <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>, werkdocument.Vanden<strong>be</strong>mpt K. (2001), Op eigen kracht verder. Hulpverlening aan huis bij kansarmen,Acco, Leuven.Vanden<strong>be</strong>mpt K. (2001), ‘Permanent Armoede Overleg: instrument van het Genkse welzijns<strong>be</strong>leid’,De Gem<strong>een</strong>te, nr. 1, p. 41-45.Vanden<strong>be</strong>mpt K. (2001), Casemanagement: de nieuwe kleren van de keizer? Cliëntoverlegtussen zorginhoudelijke ontwikkeling en systeemoplossing: <strong>een</strong> literatuuronderzoek,HIVA–K.U.Leuven, Leuven.Vandenbussche A. (2000), Verkenning van het huidige welzijns-, gezondheids- en gelijkekansen <strong>be</strong>leid, Vereniging van Vlaamse Steden en Gem<strong>een</strong>ten, Afdeling MaatschappelijkWelzijn, Brussel.Van der Zwaard J. & Pannebakker M. (1999), Pedagogische advisering aan Marokkaanseouders. Drempels en kansen, NIZW Uitgeverij, Utrecht.Vanhees M. e.a. (1995), Hulp vragen en hulp vragen. Beleidsrelevante determinanten van dehulpvraag in het algem<strong>een</strong> ambulant welzijnswerk, LUCAS, Leuven.Vanhees M. e.a. (1996), ‘Hulp vragen en hulpvragen in het ambulant algem<strong>een</strong> welzijnswerk’,Tijdschrift voor Welzijnswerk, jrg. 20, nr. 197, p. 5-13.


93Van Loenen M. & Meerdink J. (2000), We gaan er wat aan doen! Handreiking voor het doenvan kwalitatief cliëntonderzoek in de jeugdzorg, B.V. Uitgeverij SWP, Amsterdam.Vanpée K., Sannen L. & Hedebouw G. (2000), Kinderopvang in <strong>Vlaanderen</strong>. Gebruik, keuzevan de opvangvorm en evaluatie door de ouders, HIVA-K.U.Leuven, Leuven.Van Regenmortel T. (1996-1997), Maatzorg. Een methodiek voor het <strong>be</strong>geleiden van kansarmen.Theorie en praktijk in het OCMW van Genk, Acco, Leuven/Amersfoort.Van Regenmortel T., Demeyer B., Vertstraete G. & Renty P. (2000), Samenwerking voor de<strong>be</strong>vordering van de toegang voor etnisch-culturele minderheden en armen tot de algemenevoorzieningen in de welzijnssector. Eindrapport periode juli 1999-maart 2000, HIVA-K.U.Leuven.Vlaams Centrum Woonwagenwerk vzw, Begeleiden van Voyageurs en Zigeuners (nota, nietgedateerd).Vlaams Centrum Woonwagenwerk vzw, Jaarverslag 1999.Vlaams Minderhedencentrum vzw, Ondersteuningscentrum Voyageurs en Zigeuners,Evaluatieverslag 2000.Vlaams Minderhedencentrum vzw, Voyageur, Manoesj, Rom: cultuur, historiek, woonwagenwerk(niet gedateerd).Vlaams Overleg Woonwagenwerk vzw, Beleidsplan 1997-2002.Vercaeren M. & Fret L. (2001), ‘Van goed idee tot gegeerde methodiek’, Alert, jrg. 27, nr. 2,p. 8-18.Verlinden E. (2001) ‘Een stap naar <strong>een</strong> nieuw ouderen<strong>be</strong>leid. Studie <strong>be</strong>reidt samenwerkingvoor tussen SIT’s en lokale dienstencentra’, OCMW-Focus, jrg. 12, nr. 8, 16-30 april.Verreth B. (1989), ‘De muur van schrik. Generatie-armen en hulpverlening’,Samenlevingsopbouw, nr. 3, p. 11-13.Verstraete G. (2001), ‘Competenties <strong>be</strong>noemen én erkennen’, Ter Zake, nr. 5, p. 56-58.Vogels M. (2000), Beleidsnota. Welzijn, gezondheid en gelijke kansen in perfecte harmonie:<strong>een</strong> symfonie.Vogels M. (2001), Inspiratie voor <strong>een</strong> draaiboek lokaal sociaal <strong>be</strong>leid, Regionale ontmoetingenlokaal sociaal <strong>be</strong>leid januari–februari 2001, Kabinet van Vlaams minister van Welzijn,Gezondheid en Gelijke Kansen, Brussel.Vos J. & Serrien L. (2001), ‘Het "<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>": what’s in a name?’, Steunpunt Algem<strong>een</strong>Welzijnswerk, bijdrage aan informatiemap ACW-studiedag ‘Het <strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>: huis van detoekomst in welzijnsland?’, Elewijt-Center, 10 maart 2001.Vranken J., Geldof D. & Van Menxel G. (1999), Armoede en Sociale Uitsluiting. Jaarboek1999, Acco, Leuven.Vranken J., Geldof D., Van Menxel G. & Van Ouytsel J. (2000), Armoede en SocialeUitsluiting. Jaarboek 2000, Acco, Leuven.VVSG (2000), Het lokaal sociaal <strong>be</strong>leid onder de loep. Resultaten VVSG-enquête voorgem<strong>een</strong>te en OCMW (voorlopige versie, 11/10/2000).VVSG, http://www.vvsg.<strong>be</strong>(X) (1999), Vademecum buurtwerk/wijkbureau Casablanca, Kessel-Lo.(X) (1999), Gids in de thuiszorg, Werkgroep thuisverzorgers vzw, Heverlee.(X) (2000), Welzijnszakboekje 2000-2001.(X), Van OCMW tot ‘<strong>Sociaal</strong> <strong>Huis</strong>’, ontwerpstandpunt, ACW.Ysebaert C. & Assel<strong>be</strong>rghs C. (2000), Gem<strong>een</strong>telijk Zakboekje 2000, Kluwer, Diegem.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!