12.07.2015 Views

Mestgazet 5 - Derogatie 2007-2010 - Vlaamse Landmaatschappij

Mestgazet 5 - Derogatie 2007-2010 - Vlaamse Landmaatschappij

Mestgazet 5 - Derogatie 2007-2010 - Vlaamse Landmaatschappij

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Predictive Biomarkers of Prostate CancerIMRT Radiotherapy: IndividualizingTreatmentRobert Bristow MD PhD FRCPCClinician-Scientist and Professor,Radiation Oncology and Medical Biophysics,Princess Margaret Hospital & University of TorontoHead, CFCRI-PMH Prostate Cancer Research ProgramClinical and Experimental Radiation Biology 2013Princess Margaret HospitalUniversity Health Network


S TA P 4Dierlijke mest die toegelaten is voor toepassing op derogatiepercelen,de ‘derogatiemest’, is mest van runderen (metuitzondering van mestkalveren), schapen, geiten en paarden.Ook de dunne fractie van varkensmest, verkregen na fysischmechanischescheiding, komt in aanmerking voor gebruikop derogatiepercelen onder de voorwaarde dat u over eendunnefractieattest beschikt. U kan een dunnefractieattestbekomen bij de Mestbank. Indien u dunne fractie afneemt,krijgt u een kopie van het dunnefractieattest en hoeft u geendunnefractieattest aan te vragen bij de Mestbank.Een dunnefractieattest wordt toegekend als:· de dunne fractie afkomstig is van een fysisch-mechanischescheider waaraan een efficiëntieattest werd toegekenddoor de Mestbank;· de verhouding stikstof/fosfaat van de dunne fractie minstens3,3 is;· de stikstofconcentratie van de dunne fractie minstens 3 kgN per m³ is.De dunne fractie mag geen verdere behandeling ondergaanen mag niet gemengd worden met dierlijke mest, kunstmestof andere meststoffen. Als overgangsmaatregel in2008 is het toegelaten de dunne fractie samen op te slaanmet derogatiemest van rundvee.WELKE MESTSOORTEN?Aandacht!U kan een efficiëntieattest bekomen voor een fysisch-mechanischescheider als:· er maximaal 20 % zwevende stoffen (of maximaal 40 %droge stof ) aanwezig is in de dunne fractie t.o.v. de ruwevarkensmest;· er maximaal 65 % N aanwezig is in de dunne fractie t.o.v.de ruwe varkensmest;· er maximaal 30 % P2O5 aanwezig is in de dunne fractiet.o.v. de ruwe varkensmest;· de verhouding stikstof/fosfaat van de dunne fractie minstens3,3 is;· de stikstofconcentratie van de dunne fractie minstens 3 kgN per m³ is.De resterende dikke fractie na scheiding, moet verder verwerktworden in een verwerkingseenheid en mag niet afgezetworden op <strong>Vlaamse</strong> landbouwgrond, met uitzonderingvan parken, plantsoenen en particuliere tuinen.Uitbaters van scheidingsinstallaties rapporteren jaarlijksde hoeveelheid en samenstelling van de ruwe varkensmest,dunne en dikke fractie aan de Mestbank. Zij moeten eveneensde bestemming van de dunne en dikke fractie melden.Deze gegevens worden bij de aangifte gevoegd.De uitbaters van deze scheidingsinstallaties moeten de ammoniakemissieopvangen om een verhoogde uitstoot vanammoniak naar de atmosfeer te verhinderen.Waarom geen anderedierlijke mestsoorten?Op derogatiepercelen mag u geen ruwe varkensmestof effluent toepassen. U mag op deze percelenook geen kalvergier of pluimveemest gebruiken. Destikstof/fosfaatverhouding van deze mestsoorten iste laag.Daardoor zouden bij een verhoogde dierlijke bemestingteveel fosfaten worden toegediend. Dezemestsoorten kunnen bijgevolg niet toegediendworden op derogatiepercelen.Scheiding van varkensmestin beeldDe Europese Commissie wil dat de Mestbank descheiding van ruwe varkensmest, het gebruik vande dunne fractie als meststof en de verwerking enafvoer van de dikke fractie in goede banen leidt.De overheid moet er bovendien op toezien dat deverwerkingscapaciteit voor de dikke fractie is afgestemdop de verhoogde aanvoer ten gevolge van dederogatie. Een goede werking van de scheidingsinstallatiesen een goede kwaliteit van de aangebodendunne fractie, wordt gewaarborgd door hetefficiëntieattest >voor de scheider en het dunnefractieattestvoor de dunne fractie.Hoe een efficiëntieattest en dunnefractieattest aanvragen?Aandacht!U vraagt beide attesten aan bij de Mestbank.Bij de aanvraag van een efficiëntieattest voegt u:· de resultaten van de analyse van minstens één representatief staal van telkens de ruwe varkensmest en de bijhorendedunne en dikke fractie na scheiding (hiertoe moet een massa van minstens 10 ton ruwe varkensmest worden gescheidenen moet de analyse uitgevoerd zijn door een erkend laboratorium);· de massa’s van de ruwe varkensmest (minstens 10 ton) en de bijhorende dunne en dikke fractie na scheiding;· een beschrijving van het type mestscheider, samen met nummerplaat en chassisnummer indien het een mobiele scheiderbetreft;· een beschrijving van het mestscheidingsprocedé en de technische specificaties ervan;· de verbintenis dat bij het gebruik van de mestscheider de maatregelen worden genomen uit Artikel 5.28.3.4.1. § 1. vanVlarem II (o.a. overkapping van de mestscheider, het afzuigen van luchtemissies en het behandelen ervan door middelvan filtratie over een biobed of een zure wasser).Na ontvangst van uw aanvraag, brengt de Mestbank u binnen de maand op de hoogte van haar beslissing. Het efficiëntieattestis 1 jaar geldig vanaf de datum van toekenning.Bij de aanvraag van een dunnefractieattest vermeldt of voegt u:· de hoeveelheid dunne fractie waarvoor u een dunnefractieattest aanvraagt;· het efficiëntieattestnummer van de mestscheider waarvan de dunne fractie afkomstig is;· de resultaten van de analyse van minstens één representatief staal van de dunne fractie (de analyse moet uitgevoerd zijndoor een erkend laboratorium en mag niet meer dan één maand oud zijn);· een beschrijving van de wijze waarop de dunne fractie is opgeslagen, met exacte locatie op het bedrijf en de opslagcapaciteit.Na ontvangst van uw aanvraag, brengt de Mestbank u binnen 14 kalenderdagen op de hoogte van haar beslissing. Hetdunnefractieattest is 6 maanden geldig vanaf de datum van toekenning.> De aanvraagformulieren voor het efficiëntieattest en het dunnefractieattest kan u vinden op dewebsite van de VLM (zie www.vlm.be). U kunt ze ook aanvragen bij uw provinciale afdeling van deMestbank. De voorwaarden verbonden aan deze attesten komen aan bod in de folder ‘Attesten bijhet gebruik van dunne fractie van varkensmest op derogatiepercelen’ (zie www.vlm.be).3


Wat staat er in een bemestingsplan?1 Per diercategorie:· gemiddelde veebezetting;· staltype;· nettoproductie aan dierlijke mest (in kg N en kg P2O5).2 Per mestsoort:· opslagcapaciteit;· hoeveelheid (in ton of m³, kg N en kg P2O5) mest die geproduceerd wordt.Voor het invullen van diercategorieën en mestsoorten kan u gebruikmaken van de gegevens op uw aangifte.3 Per perceel of perceelsgroep:· schets van de ligging (uw verzamelaanvraag kan hiervoor dienen);· de oppervlakte, voorteelt, hoofdteelt en nateelt;· of er derogatie aangevraagd is; Aandacht!· verwachte bemestingsbehoeften aan N en P2O5 van de gewassen, op basis van bv. een bodemstaalname en bemestingsadvies;· de geplande bemesting met dierlijke mest, kunstmest en andere meststoffen, per mestsoort (in ton of m³, kg N en kgP2O5);· de geplande bemesting met dierlijke mest door beweiding (kg N en kg P2O5);4 De hoeveelheden dierlijke mest, kunstmest en andere meststoffen die aan- of afgevoerd zullenworden, per mestsoort (in ton of m³, kg N en kg P2O5)Waaromeen bemestingsplan?Het bemestingsplan is een handig hulpmiddel. Eengoede planning helpt om het mestgebruik op uwbedrijf te optimaliseren, om in te schatten hoe u demest verdeelt over de verschillende gewassen, omte weten welke mestsoorten u op welk tijdstip moetaanvoeren … Op deze manier vermijdt u overbemestingen verrassingen op het einde van de rit.Het resultaat is een betere waterkwaliteit én eenoptimale opbrengst van uw gewassen.Hoe maakt ueen bemestingsplan op?Op de website van de VLM (www.vlm.be) staan verschillendevoorbeelden van bemestingsplannen, opmaat van de landbouwer. U kan deze voorbeeldenook aanvragen bij de Mestbank. Als u dit wenst,kunnen onze medewerkers u helpen om uw bemestingsplanop te stellen. Reeds 200 landbouwersvroegen de Mestbank om hulp bij de opmaak vanhun bemestingsplan.5 De dunnefractieattestenAandacht!Lees meer over de bemesting met dierlijke mest door beweiding in de folder ‘Berekening van de bemestingdoor beweiden’ (www.vlm.be).S TA P 7BO D E M S TALEN VAN UW DEROGATIEPERCELENAandacht!Als u derogatie aanvraagt, moet u in het voorjaar bodemstalen laten nemen van de derogatiepercelen. De staalname enanalyse moeten uitgevoerd worden door een erkend laboratorium.FosfaatVan de derogatiepercelen moet u minstens om de 4 jaar van elk perceel of elke perceelsgroep het fosfaatgehalte laten bepalen.Hiervoor is minstens één analyse per 5 ha vereist. U kan een fosfaatbepaling gebruiken die u in het verleden liet uitvoerendoor een erkend laboratorium. Een voorwaarde hierbij is wel dat het fosfaatgehalte ten hoogste 4 jaar voorafgaand aan1 januari van het jaar waarin u derogatie toepast, gekend is.StikstofVan de derogatiepercelen moet u minstens om de 4 jaar van elk perceel of elke perceelsgroep, het stikstofgehalte (nitraat enammonium) laten bepalen. Hiervoor is minstens één analyse per 5 ha vereist. Bovendien laat u in het jaar waarin u derogatieaanvraagt, minstens één bodemstaal nemen per 20 ha, in de periode van 1 januari tot en met 15 juni, voor een analyse vanhet stikstofgehalte (nitraat en ammonium).De volgende bepalingen zijn van belang voor het erkend laboratorium dat de staalname en analyse uitvoert:· Voor de analyse van het fosfaatgehalte wordt bemonsterd tot 23 cm diepte voor akkerland en tot 6 cm diepte voor grasland.Het fosfaatgehalte wordt bepaald d.m.v. een ammoniumlactaatextractie en uitgedrukt in mg P per 100 g luchtdrogegrond.· Voor de analyse van het stikstofgehalte wordt een bodemstaal genomen tot een diepte van 90 cm en onderverdeeld in 3bodemlagen van elk 30 cm (0-30 cm, 30-60 cm en 60-90 cm). Het gehalte aan nitraatstikstof en ammoniakale stikstofwordt bepaald voor elke bodemlaag en uitgedrukt in respectievelijk kg NO3 - -N per hectare en kg NH4 + -N per hectare. Opde bovenste bodemlaag van 30 cm wordt ook het gehalte aan organische koolstof bepaald (% C).Bodemstaalname,een goed ideeVeel landbouwers hebben nu al de gewoonte omin het voorjaar een bodemstaalname uit te voerenmet het oog op een bemestingsadvies. Dat iszinvol, want dankzij een analyse van de bodemkan u beter inschatten welke de behoeften aannutriënten zijn. Dit helpt om uw bemestingsplanzo efficiënt mogelijk op te stellen, rekening houdendmet de nutriëntenvoorraad in de bodem,het nutriëntenleverend vermogen van de bodemen de gewasbehoeften. Het erkend laboratoriumdat de staalname van uw bodem uitvoert, kan ueen gericht advies geven.5


6Berekening vande einduitscheidingsnormenbij derogatieDe reële uitscheiding van melkkoeien varieert sterk,afhankelijk van de melkgift en het voederrantsoen.Het nieuwe Mestdecreet houdt hier rekening meedoor de uitscheidingsnormen van melkkoeien tedifferentiëren, afhankelijk van de melkgift en hetvoederrantsoen.In de zomer van <strong>2007</strong> werden de nieuwe uitscheidingsnormenvoor melkvee voorgesteld in eenaantal voorlichtingsvergaderingen, georganiseerddoor de Mestbank en de Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling(ADLO) van het DepartementLandbouw en Visserij.In <strong>2007</strong> werd nog een uitscheidingsnorm van109 kg N per dier per jaar gehanteerd voor melkkoeienmet een productie van meer dan 7 500 kgmelk per jaar. De nieuwe uitscheidingsnormenvan melkkoeien worden in verschillende fasen ingevoerdom de melkveehouders de kans te gevenzich hieraan aan te passen, bv. door extra afzetmogelijkhedente zoeken. Rundveehouderijen diegebruikmaken van een derogatie beschikken overdeze extra mogelijkheden voor de afzet van dierlijkemest en dienen bijgevolg de reële uitscheidingsnormente hanteren.S TAP 8melkkoeien meteen melkproductie(kg melk/jaar) 1 :EINDUITSCHEIDINGSNORMEN MELKKO E IENMETEEN VA N T O E PA S S I N GRundveehouderijen die gebruik willen maken van een derogatie dienen meteen de reële einduitscheidingsnormen voor stikstofvan melkkoeien te hanteren. Voor rundveehouderijen die geen derogatie aanvragen, blijft de gefaseerde invoering vande uitscheidingsnormen geldig. In onderstaande tabel leest u welke forfaitaire uitscheidingsnorm voor u van toepassing is.uitscheidingsnorm (kg N per dier per jaar)geen derogatie<strong>2007</strong> 2008 2009 <strong>2010</strong>derogatie<strong>2007</strong>-<strong>2010</strong>hoger dan 7 500 tot en met 7 750 109 111 111 111 111hoger dan 7 750 tot en met 8 000 109 113 113 113 113hoger dan 8 000 tot en met 8 250 109 115 115 115 115hoger dan 8 250 tot en met 8 500 109 117 117 117 117hoger dan 8 500 tot en met 8 750 109 117 119 119 119hoger dan 8 750 tot en met 9 000 109 117 121 121 121hoger dan 9 000 tot en met 9 250 109 117 123 123 123hoger dan 9 250 tot en met 9 500 109 117 125 125 125hoger dan 9 500 tot en met 9 750 109 117 125 127 127hoger dan 9 750 tot en met 10 000 109 117 125 129 129hoger dan 10 000 109 117 125 131 131(1) Voor melkkoeien met een melkproductie kleiner dan of gelijk aan 7 500 kg melk per jaar, raadpleeg de uitscheidingsnormen in de folder ‘Normen-editie januari 2008’.Let op! Deze forfaitaire uitscheidingsnormen kunt u slechts hanteren als u aan twee voorwaarden voldoet:12U mag maximaal drie melkkoeien – gemiddeld in één bepaald productiejaar – hebben per ha voedergewas- en graslandoppervlakte.Het aandeel voedergewasoppervlakte moet minstens 45 % zijn van uw totale oppervlakte voedergewas en productief grasland.Indien u niet aan deze voorwaarden voldoet, worden de uitscheidingscijfers trapsgewijs verhoogd.> Meer informatie vindt u in de folder ‘Voederrantsoenen bij melkkoeien’.


S TA P 9CO D E VAN GOEDE LANDBOUWPRAKTIJKENEen betere waterkwaliteit nastreven én meer mest toedienen, het lijkt geen gemakkelijke klus. Toch is het mogelijk als u eenaantal goede landbouwpraktijken respecteert.Op derogatiepercelen moet u de volgende landbouwpraktijken naleven:· Breng minstens 2/3 van de derogatiemest op vóór 15 mei, met uitzondering van uitscheiding door dieren bij beweiding.· Zaai na de oogst van wintertarwe onmiddellijk en uiterlijk op 10 september een niet-vlinderbloemig vanggewas in. Het vanggewasmag niet ingewerkt worden vóór 15 februari van het jaar nadien.· Bij het inzaaien of doorzaaien mag u geen zaadmengsel gebruiken dat zaden bevat van leguminosen of van andere plantendie stikstof opnemen uit de lucht. In de praktijk betreft het voornamelijk gras-klavermengsels. Aandacht!· Bij de teelt van maïs voorafgegaan door één snede gras, zaait u dit gras in ten laatste op 30 november van het voorafgaandejaar. U maait het gras en voert het af in het jaar waarvoor u een derogatie aanvraagt.Daarnaast zijn er een aantal landbouwpraktijken die gelden voor álle percelen van het bedrijf:· Grasland scheurt u in het voorjaar, van 15 februari tot en met 31 mei.· Na scheuren van grasland zaait u ten laatste op 31 mei een gewas in met een hoge stikstofbehoefte 1 .· In het jaar dat u blijvend grasland scheurt, kunt u geen meststoffen meer toedienen, met uitzondering van uitscheiding doordieren bij beweiding.· Voorafgaand aan grasteelt kan u geen dierlijke mest toedienen in de periode van 1 september tot en met 15 februari van hetjaar nadien, met uitzondering van uitscheiding door dieren bij beweiding.Aandacht!Voor percelen gelegen in de zware kleigronden van de Polders gelden dezelfde bepalingen betreffende het scheuren van graslanden het inzaaien van een gewas met een hoge stikstofbehoefte na scheuren als in de andere landbouwstreken.Aandacht!Goede landbouwpraktijken,heldere beken binnenhandbereikDe gepaste hoeveelheid mest toedienen op het juistemoment én op de correcte manier: dat is de achterliggendeboodschap bij deze landbouwpraktijken.Het belang van voorjaarsbemesting komt duidelijknaar voor. Het toedienen van dierlijke mest in hetnajaar verhoogt immers het risico op uitspoelingvan nitraten naar oppervlakte- en grondwater inde wintermaanden. Ploeg grasland in het voorjaar.Het ploegen (scheuren) van grasland leidt immerstot een zeer sterke mineralisatie van het organischemateriaal. Ploegen in het najaar verhoogt gevoelighet risico op uitspoeling van nitraten tijdens dewinter daarop. Na het ploegen van grasland dienthet inzaaien van gewassen met een hoge stikstofopnameom de grote hoeveelheid vrijgestelde stikstofvast te leggen in dit gewas, zodat uitspoelingvan nitraten verhinderd wordt.> U merkt het: mits het respecteren vande code van goede landbouwpraktijkenkan u uw steentje bijdragen aan eenbetere waterkwaliteit in Vlaanderen.(1) Gewassen met een hoge stikstofbehoefte zijn alle gewassen behalve de gewassen met een lage stikstofbehoefte (witloof, cichorei, fruit, sjalotten, uien, vlas, erwtenen bonen) en leguminosen andere dan erwten en bonen.S TA P 1 0AN A LY S E VA N D E R O G AT I E M ESTVOOR ELK TRANSPORTVóór elk transport van derogatiemest door een erkende mestvoerder met mestafzetdocument, moet een mestanalyse uitgevoerdworden. Aandacht!De mestanalyse gebeurt door een erkend laboratorium en mag maximaal 1 jaar oud zijn. De aanbieder van de derogatiemestmaakt de resultaten van de analyse over aan de Mestbank. De afnemer kan een kosteloos afschrift van de analyse aanvragenbij de aanbieder.Wat is het voordeel voor u?Als u een derogatie aanvraagt, bent u verplicht dierlijke mest te gebruiken die voldoet aan een aantal voorwaarden (zie stap4). Afnemers van dierlijke mest krijgen nu een extra garantie dat de aangevoerde mest voldoet aan die vereisten. Bovendiengeldt ook hier het principe ‘meten is weten’. Dankzij analyse weet de afnemer van de mest beter wat erin zit en kan hij zooordeelkundiger bemesten.7


DE OVERHEID WERKT MEEDE M E S T B A N K , U W PA R T N E R I N D E D E R O G AT I EDe Mestbank wil haar informerende en begeleidende rol waarmaken. Ook voor de derogatie is dat het geval. In januari enfebruari 2008 organiseerde de Mestbank daarom een voorlichtingscampagne om de landbouwers zo snel mogelijk vertrouwdte maken met de voorwaarden van de derogatie. De voorlichtingscampagne was een succes. Ongeveer 3000 landbouwers enintermediairs woonden de 14 infosessies bij, verspreid over de verschillende provincies.Daarnaast gaan medewerkers van de Mestbank sinds februari 2008 het terrein op om uitleg te geven aan landbouwers overde derogatie en meer specifiek over het bemestingsplan. Ongeveer 200 landbouwers worden door de Mestbank bijgestaan bijhet opstellen van hun bemestingsplan.De Mestbank houdt u eveneens op de hoogte via berichten in de vakpers en via de website (www.vlm.be).> Zoals steeds kan u ook terecht bij medewerkers van de Mestbank, telefonisch of op afspraak in een provinciale afdelingvan de Mestbank. De gegevens van de contactpersoon in uw provincie vindt u op de laatste bladzijde van deze<strong>Mestgazet</strong>.EEN RECHTVAARDIGE CONTROLEDe Europese Commissie wil dat Vlaanderen de derogatie goed opvolgt. Daartoe begeleidt de Mestbank, maar ziet ze ook op eeneerlijke manier toe op de correcte toepassing van de derogatie. Wij maken hierbij gebruik van volgende instrumenten:1 Het nitraatresidu. Het nitraatresidu in de bodem blijkt reeds enkele jaren een goede maatstaf voor de bemestingsstrategiein het voorgaande bemestingsseizoen. Het nitraatresidu is dus een krachtig instrument om de toegepaste bemesting op perceelsniveaute beoordelen. In het kader van de derogatie analyseren wij het nitraatresidu jaarlijks op minstens 25 % van dederogatiebedrijven en 5 % van de derogatiepercelen. Daarnaast wordt ter vergelijking ook minstens 1 % van de percelen metandere gewassen geanalyseerd op het nitraatresidu. <strong>Derogatie</strong>percelen met een nitraatresidu hoger dan de grenswaardevan 90 kg NO3--N (nitraatstikstof ) per ha, wijzen op onaangepaste bemesting tijdens het voorgaande bemestingsseizoen,en worden het jaar nadien uitgesloten voor derogatie. Daarnaast zijn er ook andere gevolgen verbonden aan het overschrijdenvan deze grenswaarde.> Voor meer informatie hierover kan u terecht op de website (www.vlm.be),of bij de contactpersoon voor uw provincie.2 Administratieve controles en terreincontroles. Om na te gaan of de voorwaarden die verbonden zijn aan de derogatiecorrect nageleefd worden, krijgen alle derogatiebedrijven jaarlijks een administratieve controle. Zo’n controle omvateen nazicht van de mestbalans, landgebruik, mestverwerking en vervoer. Bijkomend doen we jaarlijks terreincontroles opminstens 5 % van de derogatiebedrijven. Waar gecontroleerd wordt, bepalen we op basis van een risicoanalyse en vorigecontroles.Indien uit de administratieve of terreincontrole blijkt dat u de voorwaarden voor derogatie niet naleeft, wordt u hiervan opde hoogte gesteld en wordt uw aanvraag voor het betreffende jaar volledig of gedeeltelijk afgewezen.Voor uw balans van dat jaar rekent de Mestbank dan met de bemestingsnorm van 170 kg N uit dierlijke mest per ha per jaarvoor de percelen of perceelsgroepen waarvoor derogatie wordt geweigerd. Het volgende jaar kunt u opnieuw een derogatieaanvragen. Enkel die percelen waar het nitraatresidu de grenswaarde van 90 kg NO3 - -N per ha overschrijdt, komen niet inaanmerking voor derogatie het jaar nadien.Weigering van derogatie voor álle percelen of perceelsgroepen waarvoor u derogatie aangevraagdhebt bij onder meer:Aandacht!8· toepassen van derogatie op percelen met andere gewassen dan de derogatiegewassen (met andere woorden anderegewassen dan gras, maïs, wintertarwe, suikerbieten en voederbieten);· scheuren van percelen blijvend grasland zonder aangifte via de verzamelaanvraag bij het ALV;· overschrijden van de maximale bemestingsnormen voor dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen op derogatiepercelen;· opbrengen van dierlijke mest, andere dan derogatiemest, op derogatiepercelen (bv. ruwe varkensmest of kalvergier);· niet opbrengen van 2/3 derogatiemest vóór 15 mei op derogatiepercelen, met uitzondering van uitscheiding door dierenbij beweiding;· niet respecteren van de code van goede landbouwpraktijken inzake graslandbeheer (bv. scheuren in het najaar, niettijdig inzaaien van een gewas met hoge stikstofbehoefte, bemesting van gescheurd grasland);· niet of onvolledig bijhouden van een bemestingsplan en bemestingsregister voor alle percelen of perceelsgroepen vanhet bedrijf;· niet aanpassen van het bemestingsplan binnen de 7 kalenderdagen na wijziging van de geplande bedrijfsvoering;· niet of niet-correcte staalname of analyse van het fosfaat- en stikstofgehalte van de bodem.


Aandacht!Weigering van derogatie voor de percelen of perceelsgroepen waarvoor u derogatie aangevraagd hebt van eenzelfdetype derogatiegewas bij onder meer:· gebruik van een zaadmengsel dat zaden bevat van leguminosen of van andere planten die stikstof opnemen uit delucht bij het inzaaien of doorzaaien;· niet tijdig inzaaien van de voorjaarssnede gras vóór de teelt van maïs of niet maaien en afvoeren van de voorjaarssnedegras;· niet tijdig inzaaien van een vanggewas na de oogst van wintertarwe of te vroeg inwerken ervan.3 Controle van de mesttransporten. Ten slotte controleert de Mestbank jaarlijks minstens 1 % van alle uitgevoerdemesttransporten. De verplichtingen inzake erkenning, de begeleidende documenten en de oorsprong en bestemmingvan de mest wordt hierbij grondig gecontroleerd. Wij bemonsteren en analyseren de vervoerde mest om demestsamenstelling na te gaan. De selectie van transporten gebeurt eveneens op basis van een risicoanalyse en deadministratieve controles.De Mestbank wil alle mesttransporten nauwgezet opvolgen en in beeld brengen. De AGR-GPS-verplichting voor mestvoerdersklasse C en B kadert in deze missie, en werpt zijn vruchten af.Geen AGR-GPS voor klasse AAandacht!Klasse A mestvoerders hebben geen AGR-GPS-verplichting. Een gevolg van het definitieve derogatiebesluit is datbepaalde transporten niet langer uitgevoerd mogen worden door klasse A mestvoerders. Enkel de volgende transportenvan dierlijke mest of andere meststoffen mogen nog uitgevoerd worden door klasse A mestvoerders:- vanuit een exploitatie naar landbouwgronden van dezelfde exploitatie: alle transporten, ongeacht of laad- oflosplaats in het <strong>Vlaamse</strong> Gewest liggen;- vanuit een exploitatie naar landbouwgronden van een andere exploitatie:- als de mestvoerder bekend is als de exploitant van een van de twee betrokken exploitaties: alle transporten,op voorwaarde dat de laad- en losplaats in het <strong>Vlaamse</strong> Gewest liggen;- als de mestvoerder niet bekend is als de exploitant van een van de betrokken exploitaties: enkel transportenbinnen eenzelfde of naar een aangrenzende gemeente, op voorwaarde dat de laad- en losplaats in het<strong>Vlaamse</strong> Gewest liggen;- vanuit een exploitatie naar een verzamelpunt, bewerkingseenheid of verwerkingseenheid: enkel transportenbinnen eenzelfde of naar een aangrenzende gemeente, op voorwaarde dat de laad- en losplaats in het <strong>Vlaamse</strong>Gewest liggen;- vanuit een verzamelpunt, bewerkingseenheid, verwerkingseenheid of een uitbating waar andere meststoffengeproduceerd worden naar landbouwgronden van een exploitatie: enkel transporten binnen eenzelfde ofnaar een aangrenzende gemeente, op voorwaarde dat de laad- en losplaats in het <strong>Vlaamse</strong> Gewest liggen.VLAANDEREN BRENGT VERSLAG U I TDe <strong>Vlaamse</strong> overheid moet jaarlijks een rapport overmaken aan de Europese Commissie. Dat rapport zal volgende informatiebevatten:- een schets van de evolutie van de waterkwaliteit en de nitraatresidu’s in Vlaanderen;- een overzicht van de naleving van de derogatievoorwaarden door de landbouwers;- informatie over de verwerking van ruwe varkensmest in Vlaanderen, meer bepaald over het gebruik van de dikke fractiena scheiding, de karakteristieken en de efficiëntie van de scheiding en de samenstelling van de dunne fractie;- informatie over de bemesting op derogatiebedrijven, de evolutie van de mestproductie, de resultaten van de controlesop mesttransporten en op de uitscheidingsbalansen van varkens en pluimvee.Naast dit rapport moet de <strong>Vlaamse</strong> overheid ieder jaar ook kaarten bezorgen aan de Europese Commissie, waarop het aantalbedrijven, het areaal landbouwgrond, het aantal percelen en het aantal dieren vervat in de derogatie staan aangegeven.De Europese Commissie zal de resultaten uit het rapport in overweging nemen om in <strong>2010</strong> de vraag van Vlaanderen naarverlenging van de derogatie te evalueren.MO N I T O R I N G :D E V I N G E RA A N D E P O L SDe <strong>Vlaamse</strong> overheid zal de kwaliteit vanhet oppervlaktewater en grondwater verderopvolgen aan de hand van de MAPmeetnetten.In de bekkens met zandgrondenzullen meer metingen gebeuren,omdat het risico op nitraatuitspoelingnaar grondwater in zandige bodems groteris. Daarnaast zal een monitoringsnetwerkopgezet worden bij 150 landbouwbedrijven,die geselecteerd zullen wordenop basis van o.a. bodemtextuur en het aldan niet toepassen van derogatie. Dezemonitoring zal de overheid in staat stellende verliezen van nutriënten in detail tebestuderen.9


Milieuverantwoordebedrijfsvoering hoedan ook een aanraderDe meeste voorwaarden verbonden aan de derogatieen vooral de code van goede landbouwpraktijkenvoor een milieuverantwoorde bedrijfsvoeringzijn een absolute aanrader. Ook als u geen derogatieaanvraagt.Een oordeelkundige bemesting begint met hetanalyseren van de bodem voor een gericht bemestingsadvies.Een landbouwer die zijn bemesting afstemtop een dergelijk advies, in plaats van louterde bemestingsnormen in te vullen, bemest optimaalvolgens de noden van het gewas en de bodem.De kans op een te hoog nitraatresidu in hetnajaar is dan lager, en een betere waterkwaliteit isverzekerd.Ook het plannen van de bemesting in het geheelvan uw bedrijfsvoering door middel van een bemestingsplan,kan een voordeel zijn. Zo’n bemestingsplanzet immers aan tot nadenken en kan eenantwoord geven op verschillende vragen, zoals“Kan ik voldoende mest krijgen op het momentdat ik het nodig heb?”, “Is mijn opslag voldoendeom de winter te overbruggen?” …Daarnaast zijn alle maatregelen in verband metgraslandbeheer, inzaaien van een vanggewas nade teelt waar mogelijk, en het tijdstip van de bemestingeen must voor elke landbouwer die eenoptimale bedrijfsvoering wil combineren met eengoede waterkwaliteit.DE LOEP OP DE DEROGAT I E VOOR <strong>2007</strong>De totale oppervlakte aan landbouwgrond die in aanmerking komt voor derogatie is aanzienlijk. Ongeveer 523.000 ha of80 % van het totale landbouwareaal in Vlaanderen valt binnen de voorwaarden om derogatie toe te passen. In <strong>2007</strong> vroegen10.800 landbouwbedrijven een derogatie aan bij de Mestbank voor een totale oppervlakte van 196.000 ha. Dit betekenteen extra mogelijkheid om zo’n 14,5 miljoen kg stikstof uit dierlijke mest op een oordeelkundige manier aan te wenden.Vooral de afzet op grasland zal toenemen met ongeveer 10 miljoen kg stikstof, gevolgd door de afzet op maïs met 4 miljoenkg stikstof. De bijkomende afzet op bieten en wintertarwe zal beperkt blijven tot 0,5 miljoen kg stikstof.Verbetering van de waterkwaliteit: onze eerste zorgDe verbetering van de waterkwaliteit is een absolute prioriteit. Als de kwaliteit van het oppervlakte- of grondwaterer niet op vooruitgaat, is de kans reëel dat Europa Vlaanderen op de vingers tikt en er geen verlenging van dederogatie komt.Groeikansen geven aan de landbouwsector én tegelijkertijd de waterkwaliteit verbeteren, dát zijn de uitdagingenwaar de sector en de Mestbank vandaag samen voor staan.WAT ZIT ER VOOR U IN?Veehouders die in de derogatie stappen, hebben meer mogelijkheden om dierlijke mest af te zetten. Vooral rundveehouderijenhebben hierdoor meer mogelijkheden, maar ook varkenshouderijen krijgen nieuwe stimulansen. Zo biedthet gebruik van de dunne fractie van varkensmest nieuwe perspectieven voor een extra afzet.Akkerbouwers kunnen door een hogere benutting van stikstof uit dierlijke mest, het gebruik van kunstmest sterkverminderen. De dunne fractie van varkensmest kan een gepaste meststof zijn bij de teelt van wintertarwe in hetvoorjaar. Het biedt een beter alternatief voor het gebruik van dierlijke mest dan bemesting op de stoppel na de teelt.Waar vindt u ons?• VLM West-Vlaanderen, Dienst Mestbank, Velodroomstraat 28, 8200 BruggeTel: 050 45 81 00, Fax: 050 45 81 98, uw contactpersoon: Els Goethals: 050 45 81 67,els.goethals@vlm.beColofonDe <strong>Mestgazet</strong> is een uitgave van de Mestbank,afdeling van de <strong>Vlaamse</strong> <strong>Landmaatschappij</strong>,Gulden Vlieslaan 72, 1060 Brussel.Verantwoordelijke uitgever: ir. Roland de Paepe,gedelegeerd bestuurder <strong>Vlaamse</strong> <strong>Landmaatschappij</strong>.Realisatie en tekstbewerking: www.pantarein.beGrafisch concept: www.pimiento.beOplage: 2.500 exemplarenGedrukt op milieuvriendelijk papier10VLAAMSE LANDMAATSCHAPPIJUW PARTNER IN DE OPEN RUIMTE• VLM Oost-Vlaanderen, Dienst Mestbank, Ganzendries 149, 9000 GentTel: 09 244 85 00, Fax: 09 244 85 98, uw contactpersoon: Luc Gallopyn: 09 244 86 12,luc.gallopyn@vlm.be• VLM Limburg, Dienst Mestbank, Koningin Astridlaan 10, 3500 HasseltTel: 011 29 87 00, Fax: 011 29 87 98, uw contactpersoon: Vital Vandewaerde: 011 29 87 37,vital.vandewaerde@vlm.be• VLM Antwerpen, Dienst Mestbank, Cardijnlaan 1, 2200 HerentalsTel: 014 25 83 00, Fax: 014 25 83 98, uw contactpersoon: Els Daemen: 014 25 83 04,els.daemen@vlm.be• VLM Vlaams-Brabant, Dienst Mestbank, Diestsevest 25, 3000 LeuvenTel: 016 31 17 00, Fax: 016 31 17 98, uw contactpersoon: Denise Devenyns: 016 31 18 00,denise.devenyns@vlm.beVraag, suggestie ofverbeterpunt?Wij zijn geïnteresseerd in uw ideeën, zorgenen vragen. U kunt deze aan ons doorspelenvia www.vlm.be. Dossiervragen worden behandelddoor onze gespecialiseerde dossierbeheerdersop de VLM-diensten. Klachtenkrijgen een afzonderlijke behandeling. Deklachtencoördinator van de VLM zorgt tijdigvoor een antwoord en sluit de klachten af.> Schrijf ons viahet contactformulier op www.vlm.be

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!