jong, i-j zult daor de schuppe wel mooi blank holden, i-j liever dan ik, moar as ik oezo bekieke liekt 't mi-j da'j d'r stark genog veur bint".'s Avonds komt het feest eerst goed op gang. De glaasjes, de boerenjongens, dejenever en de wijn <strong>van</strong> Samos komen op tafel. leder krijgt „zien nat en zien dreug".De jonge jolige gasten dansen en springen, hetgeen uitloopt op een polonaiseonder het zingen <strong>van</strong> bekende bruiloftsliederen als: „En wie zal dat betalen -zoete lieve Gerritje, Ribberink zal 't betalen, zoete lieve meid."Bruid en bruidegom worden op een stoel gehesen en met vereende krachtenrondgedragen, waarbij de bruid wel wat angstig rondkijkt. Laat in de avond gaande gasten „op huus an". leder is het er over eens dat het een mooie bruiloft isgeweest, zonder overdadig drankgebruik. Niet zelden loopt het feest uit op ruzie,houwen en snijen. Er gebeurden in 1910 op bruiloften ook wel dingen die wellichtniet direct met drankmisbruik te maken hadden, maar die toch opschuddingveroorzaakten. Zo lezen we in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant<strong>van</strong> 20 januari dat er grote consternatie was in Gramsbergen na afloop <strong>van</strong>een trouwplechtigheid, waarbij men enige geweerschoten loste ter ere <strong>van</strong> hetbruidspaar. Dit had tot gevolg dat het elfjarig dochtertje <strong>van</strong> de familie Brink in delinkervoet werd getroffen, terwijl een tweede schot dwars door een ruit in dekamer <strong>van</strong> de heer Krikke een gordijn vernielde en een schilderij verbrijzelde. HetSallandsch Voiksblad wist verder te melden dat ook nog een kast beschadigdwerd. Het is ook gebeurd dat een bruidspaar uit Bergentheim, dat in het ouderaadhuis <strong>van</strong> Ambt-Hardenberg te Heemse getrouwd was, op de terugweg nietzo'n prettige reis had. Ze waren even buiten Hardenberg toen de paarden op holsloegen waardoor de wagen kantelde. De jas <strong>van</strong> de bruidegom was gescheurden een oude vrouw, die ook in het rijtuig zat, werd pijnlijk verwond.Drukke tijdenVoor de jonge Ribberinks breken drukke tijden aan. De tuin moet op orde gebrachtworden en in het huis valt er heel wat te vertimmeren. Op 1 juni 1910 vindt deverhuizing plaats en kan Hendrik Jan aan het ontginnen <strong>van</strong> de woeste grond. Datblijkt een zwaar werk te zijn. Daar komen houwer, spade en spierkracht aan te pas,nadat het buntgras in brand is gestoken. Onvermoeibaar ploetert hij, dag in daguit, om zich op te worstelen naar een vrijer bestaan. Gaandeweg wordt veeaangeschaft: het begint met varkens en twee koeien. De laatsten worden ook alstrekdier gebruikt, voor de ploeg en voor de kar. Het blijkt dat de jonge ontginner557
estand is tegen het zware werk: hij is nooit ziek en vertoont niet als anderen desporen <strong>van</strong> een „verzwakt lichaam".Het moet gezegd worden dat Aaltje hem flink terzijde staat. Zij verzorgt de tuin, hetvee en het huis. In de keuken pruttelt de koffiepot gezellig op het fornuis, elke weekkeurig zwart gepoetst met kachelpotlood; de petroleumlamp moet ze regelmatigschoonmaken, dan krabt ze ook de lampekous af om beter licht te krijgen; hetbeddegoed uit de bedstee lucht ze regelmatig, want in de koetse kan het benauwden vochtig zijn. Daarom wordt ook het beddestro <strong>van</strong> tijd tot tijd vernieuwd. De ijlegeur <strong>van</strong> brandende turf mengt zich in het huis met de frisse lucht <strong>van</strong> groenezeep. Voor brandstof zorgen ze zelf: Hendrik Jan wint zijn eigen turf uit eenturfblokje dat hij zich verworven heeft. Aaltje helpt bij het stapelen <strong>van</strong> de turvendie moeten drogen. In de zomer <strong>van</strong> 1911 moet ze het wat kalmer aandoen wantop 22 juni <strong>van</strong> dat jaar wordt hun eerste kind, Hendrikes, geboren. In 1911 is hetuitzonderlijk warm waardoor veel zuigelingen sterven. Hendrikes groeit evenwelgezond op.Op vrijdagavond 28 juli 1911 is er een zwaar noodweer boven Ebbenbroek enverre omtrek. 's Avonds om ongeveer negen uur schrikken de Ribberinks op <strong>van</strong>een daverende slag. Het moet vlakbij ingeslagen zijn. Waar? Het blijkt dat deboerderij <strong>van</strong> Op de Haar getroffen is met het gevolg dat vrouw Op de Haardodelijk getroffen neervalt, terwijl haar man en haar zoon bewusteloos achteroverstorten. Gelukkig heeft de jonge vrouw de tegenwoordigheid <strong>van</strong> geest haar kindin veiligheid te brengen en daarna haar moeder, vader en man uit het brandendehuis te slepen. De buren, ook Ribberink, snellen toe, maar er valt niets meer teredden uit de laaiende vuurzee. Het hoornvee, het paard, de varkens, ze komenalle om in de vlammen. Sinds die dag heeft Ribberink een heilig ontzag vooronweer. Dan wil hij dat Aaltje met de kleine Hendrikes dadelijk naar de deel gaatom daar het einde <strong>van</strong> de bui af te wachten. Hoe gaat het verder met de Ribberinks?Het echtpaar krijgt vijf kinderen, waar<strong>van</strong> er twee kort na hun geboorteoverlijden tijdens de eerste wereldoorlog.Zondags lopen Hendrik Jan en Aaltje de eerste jaren <strong>van</strong> hun huwelijk langsmodderige paden naar de Höftekerk in Hardenberg. Vaak komen ze met nattevoeten in de stad aan. Daarom nemen ze een stoof mee met in de test een kooltjevuur om tijdens de kerkdienst de voeten te kunnen warmen. Vlak bij de kerkhebben ze een „ingang" bij Pullen, waar hun kist staat met de kerkboeken, zodatze die niet iedere zondag behoeven mee te nemen uit Ebbenbroek. Later stallen zeer hun fietsen en nog later, als het hun steeds beter gaat, zoeken ze bij Pullen eenplaats voor de kleedwagen waarin ze naar de kerk rijden.De fietsRibberink had in 1910 een goede Duitse fiets gekocht, een Brennabor, die nogalzwaar trapte. Engelse fietsen golden als de beste, maar die waren duur.Omstreeks 1909 en 1910 raakte de fiets steeds meer ingeburgerd op het platteland,ook in Hardenberg. De opvattingen over de gevaren die het wielrijden metzich meebracht veranderden gaandeweg. Zo werd nog tien jaren tevoren vooralmeisjes en vrouwen afgeraden te gaan fietsen langs de toen nog vaak hobbeligeen oneffen wegen en paden. De vrouwen zouden niet opgewassen zijn tegen dezware vermoeienissen <strong>van</strong> het wielrijden. Maar ook „bejaarde mannen" <strong>van</strong>veertig jaar, „als men de vier kruizen op de rug558