12.07.2015 Views

New Title - Fenac

New Title - Fenac

New Title - Fenac

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

HZVAN HOREN ZEGGEN•Psychomotorische therapie•Congres ’Tinnitus, professioneel bekeken’•Interview Theo van Munnen6 jaargang 46 | december 2005


Federatie van Nederlandse Audiologische CentraDe Federatie van Nederlandse Audiologische Centrageeft brochures uit. De brochures behandelen alle aspectenvan zorg binnen het audiologisch centrum.Voor een volledig overzicht kunt u de FENAC site bezoeken:www.fenac.nlPublicatiePrijsBestelwijze: de genoemde prijzen (wijzigingenvoorbehouden) zijn exclusief portokosten. U kunt depublicaties bestellen bij het bureau van de FENAC teUtrecht. Na uw bestelling ontvangt u een rekening.Adres voor bestelling:Postbus 222,3500 AE Utrecht,fax 030 - 271 28 92,email: info@fenac.nl.U kunt de brochures ook bestellen via de internetsitevan de FENAC: www.fenac.nl Op de site van de FENACstaan de meest actuele prijzen en uitgaven, samen meteen korte omschrijving van de inhoud van de brochures.Een slechthorende kind in het reguliere onderwijs g 2,002004, 12 e druk, 24 pagina’sHet audiologisch centrum g 2,002002, 4 e druk, 24 pagina’sHoren met één oor g 2,002004, 8 e druk, 20 pagina’sKinderen met een hoortoestel g 2,002004, 5 e druk, 28 pagina’sKinderen met luisterproblemen g 2,002005, 4 e druk, 32 pagina’sKinderen met spraak- en taalproblemen g 2,002004, 2 e druk, 36 pagina’sKinderen met een tijdelijk verminderd gehoor g 2,002004, 3 e druk, 28 pagina’sLeidraad voor hoortoestelgebruikers g 2,002004, 15 e druk, 36 pagina’sOuderen en slechthorendheid g 2,002004, 6 e druk, 28 pagina’sPlots- en Laatdoof g 2,002000, 1 e druk, 24 pagina’sSlechthorende peuters g 2,002004, 3 e druk, 28 pagina’sSlechthorendheid op het werk g 2,001998, 1 e druk, 20 pagina’s, plus Arbo-wet, 1998Technische hulpmiddelen voor slechthorenden g 2,002003, 3 e druk, 36 pagina’sKan uw kind niet goed horen. Arabisch/Nederlands g 3,602001, 1 e druk, 40 pagina’sKan uw kind niet goed horen. Engels/Nederlands g 3,602001, 1 e druk, 40 pagina’sKan uw kind niet goed horen. Turks/Nederlands g 3,602001, 1 e druk, 40 pagina’sKan uw kind niet goed praten. Arabisch/Nederlands g 3,602001, 1 e druk, 44 pagina’sKan uw kind niet goed praten. Engels/Nederlands g 3,602001, 1 e druk, 44 pagina’sKan uw kind niet goed praten. Turks/Nederlands g 3,602001, 1 e druk, 44 pagina’sCD - Kan uw kind niet goed horen. Arab./Marok./Ned. 2002 g 6,80CD - Kan uw kind niet goed horen. Berber/Nederlands 2002 g 6,80CD - Kan uw kind niet goed praten. Arab./Marok./Ned. 2002 g 6,80CD - Kan uw kind niet goed praten. Berber/Nederlands 2002 g 6,80Auditieve aspecten van Arbo-zorg 1997, 90 pagina’s g 4,50


VHZINHOUDTEN GELEIDEPAGINA 4NIEUWSEen taalbrug tussen de scholenPrijzen en promotieNieuw onderzoek NSDSKBinnenlandse tijdschriftenBuitenlandse tijdschriftenPAGINA 7ORGANISATIENIEUWSVan de besturen FENAC en SiméaPAGINA 8REPORTAGETinnitus congresPAGINA 10INTERVIEWTheo van MunnenPAGINA 12ARTIKELENKatja Sterkman en Bianca Boomsma:Psychomotorische therapie helpt dovekinderen met sociaal-emotioneleproblemen.PAGINA 20GESIGNALEERDPAGINA 22COLOFONPAGINA 24AGENDA, COLUMN EN CARTOONFoto omslag: Bianca BoomsmaVHZ DECEMBER 2005 3


VHZNIEUWSPrijzen en promotieTijdens het onlangs gehoudenjubileumsymposium vande Mgr.Van Overbeekstichting,subsidieverstrekker vooronderzoek naar gehoor-,spraak- en taalstoornissen,zijn de Mgr. Van Overbeekprijzen uitgereikt voor beste dissertatie,beste scriptie of artikel en beste poster.De jury koos het proefschrift van Marjolijn van Weerdenburg,“Languageand literacy development in children with specific languageimpairment” als beste ingezonden dissertatie.De prijs voor het beste artikel ging naar Joost Schilperoort,Vanja deGroot en Nic van Son voor hun artikel “Non-verbatim captioningin Dutch television programs:A text linguistic approach”, verschenenin het Journal of Deaf Studies and Deaf Education.Posterprijzen werden uitgereikt voor “T-NGT.Testenbatterij voorde Nederlandse Gebarentaal” van Daan Hermans en voor “Classificatievan kinderen met pragmatische taalproblemen” van MiekeKetelaars.Tot slot reikte de jury een aanmoedigingsprijs uit aan EllenDefesche, zelf ernstig slechthorend, voor haar scriptie “Doof, maarzeker niet stom…” Hiermee wil de jury onderzoek naar de gevolgenvan gehoor-, spraak- en taalproblemen door onderzoekers diezelf deze problemen ervaren, stimuleren.Leesonderzoek dove kinderenDr. Loes Wauters (Radboud Universiteit Nijmegen), in januari vandit jaar gepromoveerd op een onderzoek naar leesbegrip bij dovekinderen en op dit moment als onderzoeker bezig met het bestuderenvan de effecten van het Twinschool Project aan de school voordove kinderen Talent, heeft een stipendium van de Niels StensenStichting gewonnen. Na afloop van het huidige schooljaar vertrektLoes voor een jaar naar de Verenigde Staten om op het NationalTechnical Institute for the Deaf onderzoek te gaan doen naar de differentiesdie doven maken bij het lezen van teksten of bij het kijkennaar gebarentaalfragmenten. Het onderzoek wordt uitgevoerd insamenwerking met prof. Marc Marschark.PromotieDrs. Marjolijn van Weerdenburg promoveert op woensdag 11 januari2006 om 13.30 uur in de aula van de Radboud UniversiteitNijmegen op haar proefschrift “Language and literacy developmentin children with specific language impairment”. Dit proefschriftbevat de neerslag van het grootschalige Nederlandse classificatieonderzoeknaar kinderen met ernstige spraak- en taalmoeilijkheden,Dit onderzoek is gestimuleerd door de toenmalige VeBoss en veelvan de huidige Simea-scholen hebben geparticipeerd. Promotor isprof. dr. Ludo Verhoeven, dr. Hans van Balkom is co-promotor.Harry KnoorsBUITEN LANDSE TIJDSCHRIFTENChild Development, July/August 2005,vol. 76, No. 4, 856-868Heidi M. Feldman (University of Pittsburgh) en haar collega’szijn de auteurs van het artikel “Concurrent andPredictive Validity of Parents Reports of Child Languageat Ages 2 and 3 Years”. Het artikel gaat in op de MacArthur-BatesCommunicative Development Inventories (CDI), een instrument metbehulp waarvan ouders rapporteren over de taalontwikkeling en decommunicatieve ontwikkeling van hun jonge kind. Het instrumentwordt heel veel gebruikt in de diagnostiek bij zeer jonge kinderen.Het bestaat uit een onderdeel ‘woorden en gesticulaties’, geschikt voorkinderen tussen de leeftijd van 8 tot 16 maanden en een onderdeel‘woorden en zinnen’ dat te gebruiken is bij kinderen tussen 16 en 30maanden. In het tweede onderdeel rapporteren ouders niet alleen overde lexicale, maar ook over de grammaticale ontwikkeling van hunkind. De auteurs beschrijven een onderzoek onder 113 ouders vanjonge kinderen waarin de scores op de CDI op de leeftijd van 2 en 3jaar gecorreleerd zijn met de scores op cognitietesten en taalbegriptoetsentoen de kinderen 3 jaar oud waren. Het onderzoek toont aandat er sprake is van een redelijke concurrente en predictieve validiteit.De uitkomsten wijzen ook uit dat redelijke tot goede scores op hetonderdeel woordenschat van CDI op de leeftijd van 2 jaar een normaletaalvaardigheid op de leeftijd van 3 jaar voorspellen, al is de matchBINNEN LANDSE TIJDSCHRIFTENWoordenschatIn Jeugd in School en Wereld, nr. 2, oktober2005, staat een interview met Marianne Verhallen.Zij begeleidt onderwijskansscholen in het aanbiedenvan taal en is co-auteur van het boek ‘Metwoorden in de weer’. Zij vindt onder andere datleerkrachten methodes niet tot op de letter moetenvolgen, maar juist meer moeten gebruiken alsbronnenboek. Kinderen moeten woorden die inhet onderwijs centraal staan kunnen koppelen aan bestaande kennisstructuren.Dat gebeurt volgens Verhallen in de huidige taalmethodesniet of nauwelijks.Woordenschat moet dan ook niet gezien worden alseen los onderdeeltje bij de taalles, als een los vak op het rooster, maarals de kern van de gecombineerde taal- èn cognitieve ontwikkeling.In het interview beschrijft Verhallen haar eigen ontwikkeling als onderzoekeren wordt ingegaan op de door haar ontwikkelde methodiek.Vroegtijdige interventieSinds dit jaar wordt overal in Nederland de neonatalegehoorscreening toegepast. In Logopedie en Foniatrie,nr. 10, oktober 2005 staat een artikel van Ellen Gerrits,Jan Brokx en Eveline Rozier van het Academisch ZiekenhuisMaastricht over de procedure van die gehoorscreeningen de mogelijke effecten van vroege identificatie vaneen ernstig gehoorverlies op de taalontwikkeling van eenkind. De vroege start van interventie, begeleiding en4VHZ DECEMBER 2005


niet perfect. Enkele 3-jarige kinderen blijken tekort teschieten in hun taalvaardigheid, terwijl ze volgens hunouders een normale woordenschatontwikkeling hadden opde leeftijd van 2 jaar. Het komt overigens vaker voor datkinderen met lage woordenschatscores op de leeftijd van 2jaar uiteindelijk een jaar later op taaltesten een normaletaalvaardigheid hebben.nomen bij 107 horende leerlingen van een middelbareschool. De kwantitatieve resultaten tonen aan dat ergeen statistisch verschil is tussen de slechthorende endove leerlingen enerzijds en de horende controlegroepanderzijds als het gaat om sociale participatie. Omdatgedetailleerdere observaties met kwantitatieve technieken meestal niet mogelijkzijn, is het onderzoek aangevuld met een kwalitatief gedeelte. 12 slechthorendeen dove leerlingen, 6 jongens en 6 meisjes werden geïnterviewd. 2 van de 12waren doof, 1 leerling had een cochleair implantaat. Uit de interviews blijkt datsommige slechthorende en dove leerlingen zichzelf ongemakkelijk voelden ininteracties met horende leeftijdsgenoten. Ook werd een enkele keer sociaal isolementen eenzaamheid gerapporteerd. Echter, er zijn geen indicaties dat gevoelensvan sociaal isolement samenhangen met de mate van gehoorverlies. Hetlijkt erop dat veel factoren, waaronder persoonlijkheidskenmerken, in combinatiemet het gehoorverlies invloed hebben op de sociale participatie. De auteursstellen ook vast dat de leerlingen die problemen rapporteren, aangeven dat dezeproblemen een wisselend effect op hun leven hebben, maar niet overheersendvan aard zijn.Wat tot slot opvallend was, was dat veel van de geïnterviewde jongerenzich zorgen maakten over transities naar een vervolgstudie of naar werk.Ze bleken onzeker over de implicaties van hun gehoorverlies voor hun functionerenin deze nieuwe omgevingen. Sommige jongeren bleken bepaaldeberoepsrichtingen al op voorhand uit te sluiten. Ze bleken bleek weinig inzichtte hebben in de mogelijkheden om beperkingen op de werkplek te voorkomen.Harry Knoors, lid van de redactieDeafness & Educational International,Vol. 7, No. 3, 2005“The Social Participation and Career Decision-making ofHard-of-hearing Adolescents in Regular Classes” is de titelvan het artikel van Renée Punch en Merv Hyde, beidenverbonden aan de Griffith University in Australië. Het artikelbeschrijft een kwantitatief en kwalitatief onderzoeknaar de sociale participatie van slechthorende en dove adolescenten,die, veelal individuele, een reguliere middelbareschool bezoeken. Ze worden op deze school ondersteunddoor ambulante begeleiders. Een vragenlijst over socialeeenzaamheid werd gestuurd naar 126 slechthorende endove leerlingen op 110 verschillende middelbare scholen.65 Vragenlijsten werden correct ingevuld geretourneerd,een respons rate van 51.6%. De vragenlijst werd ook afgebetrokkenheidvan de ouders blijkt een positieve bijdragete leveren aan de taalvaardigheid van slechthorende en dovekinderen. Dat is ook uit internationaal onderzoek gebleken.In het artikel een overzicht van de gehoorscreening inNederland en een beschrijving van het effect van neonatalegehoorscreening op de taalontwikkeling.Vervolgens wordter aandacht besteed aan de belangrijke rol van gezinsbegeleidingen logopedist in het kader van vroege interventie.Logopedische begeleiding van de communicatie, gesprokentaal en gebarentaal en het auditief functioneren is van cruciaalbelang voor de ontwikkeling van het kind.Indicatiestelling en RugzakjesIn augustus 2003 is de Wet op de Expertise Centra ingegaan.Kinderen met een handicap kunnen via leerlinggebondenfinanciering op een reguliere basisschool blijven ofkomen. Marije Hemmer vraagt zich af hoe onderbouwleerkrachtenover deze nieuwe regeling denken. In De Wereldvan het Jonge Kind, nr. 1, september 2005 onderzoekt zeof Basisontwikkeling een oplossing kan bieden voor problemen.Basisontwikkeling biedt in haar opinie veel aanknopingspuntenom kinderen met een handicap verder te helpenin hun ontwikkeling. Het spel, de zone van de naasteontwikkeling en handelingsgericht observeren dragen daaraanbij. Een leerkracht op een reguliere school is echtergeen volleerd leerkracht speciaal onderwijs. Leerkrachtenhebben (specialistische) steun nodig van intern en ambulantbegeleiders, remedial teachers en management. Hetonderwijs in de klas is vaak nog niet ingesteld op hetomgaan met een grote diversiteit aan leerlingen. Basisontwikkelingbiedt volgens de auteur een manier ombeter om te gaan met de verschillen tussen leerlingen,waaronder kinderen met een ‘rugzakje’.Om voor een dergelijk ‘rugzakje’ in aanmerking te komen is onafhankelijkeindicatiestelling nodig. Daarmee worden extra middelen verstrekt om de feitelijkebehoefte van leerling aan extra onderwijs en zorg mogelijk te maken. Hoedoen ze dat in andere landen en hoe kan het beter?In het Tijdschrift voor Orthopedagogiek, nr. 10, oktober 2005, staat een vergelijkendeinternationale literatuurstudie van G.M. van der Aalsvoort en K.J.Eendhuizen over functionele indicatiestelling. De auteurs zijn nagegaan hoe deindicatiestelling is geregeld in Scandinavië, Groot-Brittannië en de VerenigdeStaten. Met de literatuurstudie in de hand is vervolgens nagegaan of het procesvan diagnosticeren voor verbeteringen vatbaar is. Om de huidige indicatiestellingfunctioneler te maken zou de weg náár indicatie verbeterdkunnen worden. Een andere methode gaat ervan uit dat indicatiecriteriaverfijnd kunnen worden door de uitkomsten vanhet onderwijsaanbod te onderzoeken op effectiviteit. Een wegdus ná de indicatiestelling. Op basis van de literatuurstudie zijnin dat kader vier mogelijke proefstudies ontwikkeld. Ze hebbentot doel om voor het bestaande Nederlandse onderwijssysteemuitspraken te kunnen doen over effecten van specialeonderwijszorg bij leerlingen met een onderwijsbeperking.Frans Mollee, lid van de redactieVHZ DECEMBER 2005 5


VHZNIEUWSFollow-up van kinderen/jeugdigen meternstige auditieve beperkingenDe Nederlandse Stichting voor het Dove enSlechthorende Kind (NSDSK) ontving in2004 de Nationale Revalidatie Prijs.Het aan deze prijs verbonden geldbedrag zalde NSDSK aanwenden voor een exploratiefonderzoek waarin ze nagaat ‘hoe hetmomenteel staat’ met de kinderen die ooit inzorg waren bij de Stichting GezinsbegeleidingAmsterdam (SGA) van de NSDSK. DeSGA is een van de zeven centra die kinderenmet ernstige auditieve beperkingen en hunouders begeleiden.Tot de leeftijd van 3-4jaar zijn deze kinderen en hun ouders intensiefin zorg bij de gezinsbegeleidingscentrawaarna ze doorverwezen worden naar speciaalof regulier onderwijs.In het onderzoek staat de vraag centraal ’hoehet nu gaat met de kinderen die ooit in zorgwaren bij de NSDSK’. Naast het welbevindenvan deze groep kinderen worden ookzaken als schoolloopbaan en het schoolfunctionerenin kaart gebracht.Tevens zullen demodus van communicatie en het sociaal netwerkbetrokken worden in het onderzoek.Een ander centraal thema in het onderzoekis de vraag hoe de transitie van zorg naaronderwijs verlopen is en welke knelpuntende ouders hierbij hebben ervaren.Onderzoeksgegevens worden verzameld aande hand van een schriftelijke enquête onderouders van kinderen die ooit in zorg warenbij de SGA. Indien kinderen 12 jaar of ouderzijn, zullen, niet alleen de ouders, maar ookzijzelf bevraagd worden.Circa 80-100 ouders van kinderen met ernstigeauditieve beperkingen in de leeftijd van4-15 jaar die in zorg zijn geweest bij deSGA, worden benaderd voor deelname aanhet onderzoek. Bij een klein aantal respondentenzal aanvullende informatie wordenverzameld aan de hand van een interview.De resultaten worden zo mogelijk gebruiktom het (zorg)traject te verbeteren.Nadere informatie:drs.Vanessa Lo-A-Njoe, onderzoekerNSDSK: vlo-a-njoe@nsdsk.nlV. Lo-A-Njoe, GWG Spaai, StichtingOnderzoek en Ontwikkeling, NSDSKJ. Meijs, Stichting GezinsbegeleidingAmsterdam, NSDSKEen taalbrug tussen de scholenEen massale voorgevel met vooral veel glas.Daarachter veel kleine ruimten, ook met veelglas en ruimtelijke openingen en afscheidingen.Vorigjaar stonden hier nog drie apartescholen voor kinderen met spraaktaal- encommunicatieproblemen: de Beemden, deHorst en Ekkersbeek. Op vrijdag 7 oktoberjl. is het nieuwe gebouw van de Taalbrugofficieel geopend: de scholen zijn nu letterlijkaan elkaar verbonden. Er is een bruggeslagen, een Taalbrug.De drie scholen hebben niet alleen lokalenbijgebouwd, maar ook spreek- en werkruimten.Die zijn voor de scholen gezamenlijk,zodat de samenwerking als vanzelf intensieveren uitgebreider wordt. En dat was ook debedoeling: de scholen willen meer en meergebruik gaan maken van elkaars kennis enervaring om zo de leerlingen in de toekomstnog meer ‘zorg op maat’ te kunnen bieden.Bij de entree is een centrale receptie voor dedrie scholen samen. Op de bovenverdiepingvan de nieuwbouw is ruimte voor het SSOE(Stichting Speciaal Onderwijs Eindhoven),het bestuur van onder andere deze driescholen, gevestigd. In het gebouw is nu ookde Dienst Ambulante Begeleiding van descholen ondergebracht. En ook nieuw hier isde vestiging van het CAP: het CentraleAanmeld Punt. Hier komen alle aanmeldingenvoor dit soort onderwijs binnen. EenRegionaal Diagnostisch Team behandelt dieaanmeldingen en zorgt voor nader onderzoek,waarna een onafhankelijke indicatiecommissieuiteindelijk de verwijzing geeftvoor deze of eventueel andere scholen.In de nieuwbouw heeft ook een gezamenlijkemediatheek een plekje gekregen.Ter gelegenheid van de opening van ‘deTaalbrug’ was er samen met zorg- en kenniscentrumSint Marie een mini-symposiumgeorganiseerd rondom het thema ‘Een brugtussen onderwijs en zorg.’SamenwerkingJan Cremers is directeur van de Horst en isheel verguld met de nieuwbouw: ‘We warenalledrie uit ons jasje gegroeid.We hadden erlos van elkaar voor kunnen kiezen een paarklassen bij te bouwen. Door deze nieuwbouwkregen we er niet zomaar een paarlokalen bij, maar heel veel andere, extrazaken. En daardoor ontstaan op de werkvloerheel veel mogelijkheden voor samenwerking.Je ziet nu meer en meer dat de medewerkerscollegae van de andere scholenopzoeken. De mensen komen uit hun eigenhokje.Voor iedereen is dit een geweldigewin-win situatie. Het is geen opgelegdesamenwerking van bovenaf, maar een naarelkaar toegroeien vanuit de werkvloer.’Frans Mollee6VHZ DECEMBER 2005


VHZORGANISATIENIEUWSVan het bestuur FENACNog maar een paar weken en dan stappenwe opnieuw een nieuw jaar in!Wanneer het een jaar wordt zoals 2005tot nu toe is geweest, mogen we beslistniet ontevreden zijn. Dit zesde nummervan Van Horen Zeggen markeerthet eerste, geslaagde jaar van samenwerkingin dit tijdschrift tussen Siméaen de FENAC. Het smaakt naar meeren dat zal in 2006 ongetwijfeld wordenverzilverd. De besturen van Siméa enFENAC hebben akkoord gegeven vooreen speciaal nummer in 2006 overketenzorg. Dit naar aanleiding van heteerder verschenen Rapport ‘Willens inKetens’, waarin ingegaan wordt opsamenwerking in onze kleine sector;tussen onderwijs, zorg en diagnostiek.Samenwerking is een hoofdthemageweest voor de FENAC in 2005. Zoheeft u eerder kunnen lezen dat wesamen met het Nederlands TinnitusPlatform een congres hebben georganiseerd.Dat dit een succes bleek kuntu lezen in zowel Van Horen Zeggen alsin het zusterblad Horen (NVVS).Daarnaast werd samengewerkt met deNVVS en het Tinnitus Platform in deoprichting van het Tinnitus loket. Inde eerste anderhalve maand waren er almeer dan 1000 telefoontjes naar ditloket geregistreerd! Met de NVVSwordt momenteel eveneens samengewerktals het gaat om hoorproblemenbij ouderen, een project waarvan deomvang nog niet is te overzien. Envoor november 2006 staat er een congresmet de NVVS op de rol rondomhet thema gehoor en werk.Samenwerken doen we niet alleen metorganisaties rondom de FENAC, maarook binnen de FENAC werken deleden samen. Dit heeft dit jaar voor eenaantal belangrijke mijlpalen gezorgd.Zo zijn in oktober definitief door deleden de kwaliteitscriteria voor audiologischecentra, aangesloten bij deFENAC, vastgelegd. Dat is niet niks!Dit betekent namelijk dat de audiologischecentra ingaande 2008 langs de‘FENAC lat’ worden gelegd.“Aangeslotenbij de FENAC” betekent vanafdat moment dan ook “voldoen aan landelijkekwaliteitscriteria voor een multidisciplinairaudiologisch centrum”.In de afgelopen ledenvergadering werdeveneens het branchekader voor dekomende 5 jaar vastgelegd. Het biedtvoldoende kapstokken om de komendetijd in jaarplannen het beleid van deFENAC nader uit te werken. Uiteraardblijven belangrijke thema’s de komendejaren hoog op de agenda staan. Denieuwe bekostiging van audiologischeproducten, waarvan de invoeringopnieuw een jaar is uitgesteld; dedoorontwikkeling van gezamenlijkkwaliteitssbeleid; de samenwerking metandere organisaties op tal van onderwerpen.Wegaan met open vizier hetnieuwe jaar in en verwachten veel vansamenwerking binnen en buiten deFENAC.Van Horen Zeggen feliciterenwe met het eerste jaar waarin desamenwerking tussen Siméa enFENAC tot uiting is gekomen in eenprofessioneel blad voor de gehele auditiefcommunicatieve sector! We nodigeniedereen werkzaam in de sectoruit om ook in ‘ons blad’ de ‘sectorsamenwerking’in beeld te brengen!Van de voorzitterNog niet zo lang geleden had ik eentelefoongesprek met de directeur vaneen van onze organisatieleden.Tijdenshet gesprek gaf de collega te kennenweinig te merken van Siméa.Verbaasdvroeg ik haar, wat ik mij daarbij danwel moest voorstellen. Siméa isimmers een vereniging en het belangrijkstekenmerk van een vereniging istoch wel dat je in gezamenlijkheideen doel nastreeft! Een verenigingben je met elkaar.In een gesprek dat ik met onze vakgroeppsychologen/orthopedagogenhad, bleek mij eens te meer dat wijelkaar hard nodig hebben. Op de bresvoor goede diagnostiek en begeleidingwillen deze leden support vanhet bestuur van Siméa.Anderzijds wilhet bestuur gevoed worden metideeën en suggesties voor de beleidsvoorbereiding.Het gevleugelde woordis dan communicatie! Hoe bereik jeelkaar. Het is dan toch opvallend, datin deze 21ste eeuw met alle modernetechnologie, de ander niet altijd snelgevonden wordt. Jammer, want wijhebben elkaar echt nodig. Ik wil hierbijin ieder geval vanuit Siméa aangeven,dat wij altijd open staan vooropmerkingen, suggesties en opinies:info@simea.nl en 030-2769902 zijnbeide kanalen die ieder daarvoor kangebruiken. En leden kunnen via hetinloggen op de website van Siméa(www.simea.nl) op de hoogte blijvenvan de Siméa activiteiten.Bij het verschijnen van deze VHZ isde eindstreep van 2005 in zicht. Defeestdagen lonken en wij mogen evenafstand nemen van het primaire proces.Even reflecteren en nadenkenover de toekomst. Het lijkt wel of ereen recordaantal wijzigingen op 1januari a.s. worden doorgevoerd.Watmoet ik met mijn ziektekostenverzekering,ga ik voor de levensloopregeling,wil ik de herijking van hetonderwijszorgstelsel positief tegemoettreden? Gelukkig, het is geen ja ofnee, er blijven grijstinten in mijnmeningsvorming.Alleen in de praktijkgaat het soms ruw om ja of nee.In de realisatie van de doelstellingenvan Siméa mogen die nuances gelukkignog steeds tegen het licht wordengehouden. In het belang van leerlingendie ook na 2010 nog steeds rechthebben op goed onderwijs en voortreffelijkezorg gelet op hun auditieveen/of communicatieve problematiek.2006 mag wat mij betreft het jaarworden waarop de branche echt gezamenlijkde handen ineen slaat. Marktwerkingof niet. Ik wens u namensmijn medebestuursleden een geïnspireerd2006 toe.Theo W.J. van MunnenVHZ DECEMBER 2005 7


VHZREPORTAGEV.l.n.r.: Hans Zahn,Arjan Bosman enMartin Stollman.Nettie van DoornMeer aandacht voorTinnitusproblemen noodzakelijkOp vrijdag 14 oktober meldden zich zo’n tweehonderdbelangstellenden in Lunteren voor het congres ‘Tinnitus,professioneel bekeken’. De organisatie lag bij hetNederlands Tinnitus Platform (NTP) en de Federatie vanNederlandse Audiologische Centra (FENAC). Op hetprogramma stond een aantal lezingen, die aan elkaargepraat werden door de dagvoorzitter, Martin Stollman,audioloog bij het audiologisch centrum Venlo.Van Horen Zeggen was deze dag te gast op het congresen vroeg deelnemers naar hun ervaringen.Er is sprake van tinnitus als iemand een geluidsgewaarwordingheeft zonder dat er een externe bron aan te wijzen is.Men hoort geluiden die er niet zijn. Zo’n geluid kan in allemogelijke vormen voorkomen: ruisen, geluid als van de zee,fluiten, suizen, muzikale geluiden, hoog of laag, continu ofafwisselend, hard of zacht. Een deel van deze mensen ondervindthiervan zoveel hinder, dat een normaal leven verstoordwordt. Ongeveer een miljoen Nederlanders zijn bekend metde verschijnselen van tinnitus.Tien procent daarvanheeft er echt last van. En weer een kwart daarvan,dus zo’n 25.000 Nederlanders, heeft zo’n last dat erpsychosociale problemen door ontstaan.“ Tinnitus komt heel veel voor en is een onderschatprobleem”, zo stelt Martin Stollman vast. Op devraag naar de bedoeling van dit congres antwoordthij:“Het congres is bedoeld om alle mensen dieklinisch werken met patiënten met tinnitusklachten bij tepraten over ontwikkelingen, maar ook om weer extra aandachtte vragen voor Tinnitus. En natuurlijk is de openingvan het Tinnitusloket ook belangrijk vandaag”.TinnitusloketDe klachten waar Tinnituspatiënten mee te kampenhebben vragen om meer aandacht.Hans Zahn, de nieuwe voorzitter van de CommissieTinnitus en Hyperacusis van de NVVS en heel nauwbetrokken bij de voorbereiding van dit congres, vertelt indit verband het volgende:“Het is een groot probleem datveel tinnituspatiënten met zware klachten in de regulieregezondheidszorg vastlopen. Ze krijgen te weinig informatievan huisartsen, van KNO-artsen die te makkelijk reageren;zo van ‘Hé, je moet er maar mee leren leven’ en weiniginvoelend zijn. Daar is nog zoveel te winnen.” Om dehulpverlening te verbeteren zijn de krachten verenigd: deFENAC, het Tinnitusplatform (een landelijk overleg vanaudiologen, psychologen, KNO-artsen, maatschappelijkwerkers en andere hulpverleners die zich inzetten voor dezorg aan tinnituspatiënten) plus de NVVS zijn aan de slag8VHZ DECEMBER 2005


gegaan. Daaruit is het Tinnitusloket voortgekomen: een0900 telefoonnummer waar mensen naartoe kunnen bellen.Achterdat telefoonnummer zit een heel vangnet voorhet helpen bij problemen. Het nummer is bereikbaar tussen9 en 17 uur, maar het streven is een continue dienstverleningte realiseren. Hans Zahn:“De bedoeling is dat erdirect een stuk hulpverlening op gang komt. Maar ookwordt er informatie gegeven. Mensen worden vaak acuutmet Tinnitus geconfronteerd en moeten dan hun weg gaanzoeken. Dat zoekproces willen we graag versnellen. Nietalleen voor informatie kan men daar terecht, maar ookvoor lotgenotencontact. Het loket is een prachtig voorbeeldvan hoe deskundigen van verschillende disciplinesmet elkaar kunnen samenwerken om de zorg voor depatiënt zo optimaal mogelijk te laten zijn”.De directeur van de FENAC, Marco Strik, kon tijdenshet congres aan alle aanwezigen demonstreren dat hetTinnitusloket werkt. Nadat er op Radio 1 en in enkelelokale dagbladen aandacht aan was besteed kwamen detelefoontjes al direct in groten getale binnen. Bij elke meldingwordt er een vast protocol gevolgd; van luisteren totinformatie geven, van advies tot verwijzing. Er is een registratiesysteemaan vastgekoppeld, zodat er een beeld zal ontstaanvan hulpvragen, soorten klachten, etc.Inmiddels zijn er meer dan 1000 gesprekken met hettinnitusloket geregistreerd.584 bellers vroegen om hulp, 368 mensen zochten informatieover tinnitus en 34 zochten contact met anderemensen die tinnitus hebben. Het overgrote deel, bijna 90%,van de mensen vond het tinnitusloket door de berichtgevingin de media.CongresOp het congres konden de deelnemers kennis nemenvan diverse inzichten en behandelmethoden in binnen- enbuitenland.“Als we kijken naar de zorg in Nederland is datwat achtergebleven, maar ik heb de indruk dat we nu goedaan het inhalen zijn”, stelt Arjan Bosman vast. Hij is dedrijvende kracht achter het Tinnitusplatform en is audioloogbij het Audiologisch Centrum in Nijmegen.“Eenaantal fouten dat in het buitenland gemaakt is, hoeven weniet na te doen. Het loket is een nieuwe ontwikkeling, ookinternationaal gezien. Het is een echt loket, waar je echtehulp kunt krijgen”.Dennis Nandoe is werkzaam als akoepedist en probeertop deze dag inzicht te krijgen in nieuwe behandelmethodenvan Tinnitus. In zijn werk komt hij regelmatigTinnituspatiënten tegen.“Meestal is die Tinnitus gekoppeldaan slechthorendheid. Dat is een bekend gegeven.Maar ik heb vandaag ook iemand aandacht horen vragenvoor goedhorende Tinnituspatiënten. Die kom ik ooktegen en er werd naar mijn mening te luchtig over heengestapt.Voor die mensen is maar een heel beperkt aantalbehandelmogelijkheden beschikbaar.Alleen extra aandachten uitleg geven”.Patrick Brienesse, audioloog van het AudiologischCentrum Alkmaar heeft ook klinische ervaring metTinnituspatiënten:“In de therapeutische setting moet heelpersoonsgebonden worden bekeken wat de beste oplossingis. Dat is vaak een aangepast hoortoestel. De verrijking vande akoestische achtergrond staat bij ons niet zo vooraan.Dan ga je eigenlijk in zoveel mogelijk lawaai zitten.Wepassen het wel toe, maar dan veel meer ingebed in een psychosocialecoping strategie. Daarbij is het belangrijk dat depsycholoog wordt ingezet”.Op de vraag hoe het met kinderen en Tinnitus zit, jehoort er nauwelijks iets over; hebben ze die klachten niet?antwoordt Brienesse:“Ik denk dat ze waarschijnlijk welTinnitus hebben, maar dat de klachten niet als zodanigdoor hen worden ervaren. Het komt wel voor, maar is niette vergelijken met echt tinnituslijden: dat is ook meer danalleen Tinnitus. Daar komen de psychosociale factorenmeer naar voren. Kinderen zullen er waarschijnlijk snelleren beter aan wennen en mee omgaan”.Ook Jeroen Taalman, directeur audioloog van het ACAmersfoort vindt Tinnitus bij kinderen een lastig onderwerp.“Daaris nog heel weinig over geschreven en ik denkdat op alle audiologische centra wordt erkend dat er teweinig van bekend is. Ik heb twee of drie keer een kindmeegemaakt dat klachten had die deden denken aanTinnitus; heel jonge kinderen die het hadden over een‘denkpiep’. Dan denk je toch aan Tinnitus.Als je die kinderendan een half jaar later terugziet is het probleem erniet meer; althans het kind klaagt er niet meer over.”Terugkijkend op deze dag kan Taalman alleen maar positiefzijn:“Er waren goede sprekers die goed in staat warenvan enige afstand naar het onderwerp te kijken; met leukevoorbeelden en relativerend.Toch werd niet uit het oogverloren dat Tinnitus een groot probleem is waar we metzijn allen hard aan moeten werken”. VHZFrans MolleeVoor korte samenvattingen van de congreslezingen kuntu terecht bij Bureau Audcom:030 - 2769902 of info@audcom.nlOp de website www.tinnitus.nl staat veel informatievoor patiënten en hulpverlenersVHZ DECEMBER 20059


VHZINTERVIEWEind september heeft minister Van der Hoeven de notitie Vernieuwing zorgstructurenfunderend onderwijs aan de Kamer aangeboden. De minister van Onderwijs signaleertverschillende knelpunten in het onderwijs aan leerlingen van 4 tot 16 jaar en draagtmogelijke oplossingen aan. In december debatteert de Tweede Kamer er over. VanHoren Zeggen vroeg Theo van Munnen, voorzitter van Siméa en secretaris van de WECraad,om een reactie.Siméa-voorzitter Theo van Munnen overplannen van minister Van der Hoeven:‘Als de landelijke indicatiecriteriaworden afgeschaft zijn de gevolgen groot’Theo van Munnen:‘Ik vind het goed dat belemmerende wetgeving wegvalt ener meer mogelijkheden ontstaan voor reguliere en speciale scholen om samen tewerken.’Er zijn teveel regels. Dat is de rode draad in de notitieVernieuwing zorgstructuren funderend onderwijs.Scholen in het regulier en speciaal onderwijs dieinitiatieven nemen om de zorg te verbeteren aan leerlingendie extra aandacht nodig hebben, lopen tegen allerlei knelpuntenaan in de huidige wet- en regelgeving. De ministerconstateert dat WSNS (Weer Samen Naar School) en LGF(Leerlinggebonden Financiering) een hoop hebben opgeleverd,maar ook dat het effectiever kan. Samengevat signaleertze de volgende knelpunten: de gescheiden en ingewikkeldeindicatieprocedures voor het verkrijgen van(extra)zorg; de terughoudendheid van scholen bij het toelatenvan leerlingen met een beperking en het aantal leerlingendat tussen wal en schip raakt en thuis zit.Letty ZilverbergTheo van Munnen herkent de knelpunten. Hij onderschrijftde analyse van de minister.‘Ik vraag me echter af ofhaar oplossingen het gewenste resultaat opleveren. In de10VHZ DECEMBER 2005


praktijk kunnen haar voorstellen grote gevolgen hebben,maar de situatie kan net zo goed bij het oude blijven. Deverantwoordelijkheid komt bij de schoolbesturen in deregio te liggen. En het is maar de vraag of die de situatiealtijd willen veranderen.’ZorgplichtIn de nieuwe plannen krijgen scholen een zorgplicht.Ouders die hun kinderen aanmelden op een willekeurigeschool mogen niet geweigerd worden. Dit betekent nietdat scholen ieder kind moet aannemen, maar wel dat zeeen passende onderwijsplek moeten zoeken in de regio. Deschoolbesturen in de regio krijgen veel verantwoordelijkheid.In de praktijk kan dit betekenen dat een aantal scholenin een regio zelf een voorziening oprichten voor bijvoorbeeldkinderen met een autistische stoornis. Die scholenkunnen op die manier aan ouders een goede plek voorhun autistische kind bieden.‘Hierin zit hem het positieve effect van de plannen vande minister,’ vindt Theo van Munnen:‘Haar ideeën makenhet veel makkelijker voor schoolbesturen om creatief naaroplossingen te zoeken voor leerlingen die specifieke hulpnodig hebben. Ook samenwerking tussen de verschillendeclusters zal mogelijk zijn.’Een en ander kan echter gevolgen hebben voor de indicatiestelling.In de huidige situatie zijn er landelijke indicatiecriteria.Alsde plannen van de minister doorgaan, is ereen reële kans dat iedere regio eigen criteria vaststelt. Ditalles moet in 2010 gerealiseerd zijn.Van Munnen:‘Als je leerlingen gaat spreiden en regio’sgaan zelf leerlingen indiceren en voorzieningen in hetleven roepen, is de kans heel groot dat er expertise verlorengaat. Op het moment dat je het huidige systeem opheft,moet je ervoor zorgen dat de expertise gehandhaafd blijft.’Siméa heeft er in de afgelopen jaren voor gezorgd dat decluster 2 doelgroepen steeds herkenbaarder worden. Delandelijke criteria hebben hieraan meegewerkt. Daardoor ishet veld steeds beter in staat om de kennis en ervaring inhet speciaal onderwijs onder woorden te brengen en tebehouden.‘Simea is voorstander van een zorgplicht. Het is van dezotte dat scholen leerlingen met een rugzak kunnen weigeren.Maar de doelgroepen waar wij voor werken zijnklein en de mogelijkheden voor onderzoek en ontwikkelingrelatief beperkt. Dit moet veilig gesteld worden’, vindtde Siméa-voorzitter.ProfessionaliserenVeel reguliere scholen ontbreekt het aan visie op leerlingendie extra zorg nodig hebben, stelt Van Munnen.‘Professionaliseren van deze medewerkers is dan ook ergbelangrijk.Als dit niet gebeurt, kunnen we de hele discussiewel stop zetten. Ik ben hierover wel ongerust.Vraag isof de medewerkers van de scholen voldoende deskundig temaken zijn om die zorg te kunnen leveren. En wat is de rolvan de ouders? Is er voldoende geld om de plannen uit tevoeren en hoe kunnen scholen gestimuleerd worden omdit te verwezenlijken?’En wat zijn de gevolgen voor het speciaal onderwijs? Devoorzitter van Siméa is ervan overtuigd dat er altijd scholenvoor speciaal onderwijs blijven bestaan ‘Momenteel zijn degevolgen moeilijk in te schatten. De Kamer moet er eerstnog over debatteren. Er zullen zeker opmerkingen gemaaktworden over de onrust die hierdoor zal ontstaan. Hetonderwijs heeft de laatste jaren met wel erg veel beleidswijzigingente maken gehad. Bovendien wordt volgendjaar de lumpsum financiering ingevoerd.’ Op de vraag ofde ambulante begeleiding zal groeien in de nieuwe situatiehaalt Van Munnen weifelend zijn schouders op.‘Ik weethet niet. De ambulante begeleiding is de laatste jaren sterkgegroeid.Veel groei zit er volgens mij niet meer in. Ik denkwel dat er behoefte blijft aan onze expertise en dat er binnende ambulante begeleiding een verschuiving zal optreden.Nu richten wij ons meer op individuele leerlingen. Ineen nieuwe situatie zullen we ons meer moeten richten ophet ondersteunen van systemen in het onderwijs.’ Hij lichttoe:‘Het regulier en het speciaal onderwijs zijn nu nogtwee gescheiden systemen met ieder hun eigen wet- enregelgeving. Hierdoor ontstaan de genoemde knelpunten.De minister wil daarvan af.Alle scholen worden voor dewet scholen voor basisonderwijs of voortgezet onderwijs,ook de speciale scholen. Dit maakt het stelsel een stuk eenvoudiger,maar onze rol een andere.’‘Als in het nieuwe systeem het geld het kind blijft volgen,zijn er goede mogelijkheden om onze expertise boventafel te houden. Als alle middelen echter aan een regionaalverband worden gegeven, moeten we met onze kleine sectorheel veel lobbywerk verrichten zodat de juiste hulp aande cluster 2 leerling wordt gegeven. Ik ben benieuwd. Inhet voorjaar wil de minister het onderwijsveld uitvoerigover haar plannen informeren en bevragen.’ VHZMarjan Bruins en Peter van VeenDe volgende link leidt u naar de ‘Notitie Vernieuwing vande zorgstructuren in het funderend onderwijs’, waarover indit interview gesproken wordt:www.minocw.nl/brief2k/2005/doc/39025b.pdfVHZ DECEMBER 2005 11


VHZARTIKELENALS IK HOOR DAN VERGEET IKALS IK ZIE DAN ONTHOUD IKALS IK DOE DAN BEGRIJP IK(een oud chinees spreekwoord)Dove kinderen blijken een groter risico te lopen op sociaalemotioneleontwikkelingsproblematiek. Het zoeken was naarspecifieke ondersteuning. De Guyotschool voor SO in Harenstartte twee jaar geleden met Psychomotorische Therapie(PMT). Bianca Boomsma en Katja Sterkman beschrijven in ditartikel de werkwijze en resultaten van de PMT.Psychomotorischetherapiehelpt dove kinderen met sociaal-emotionele problemenOp de Guyotschool voor SO (basisschool voor dove kinderen) werden regelmatig individuelegedragsproblematiek en problemen in de groepsinteractie gesignaleerd. Deze bleken vaak onvoldoende beïnvloedbaar viahet gebruikelijke systeem van leerling-zorg. Er ontstond behoefte aan specifieke ondersteuning bij deze problematiek. Inoverleg met betrokken ouders, het management van de school en de afdeling Ambulante Zorg Noord-/ Midden-Nederlandwerd psychomotorische therapie (PMT) ingezet. PMT is een therapievorm waarbij de directe ervaring (‘zien en doen’) alsuitgangspunt genomen wordt. Verwacht werd, dat deze vorm van therapie goed zou aansluiten bij de behoefte van dovekinderen met sociaal-emotionele ontwikkelingsproblematiek.Inmiddels is twee jaar ervaring opgedaan met individueleen groepsgewijze PMT. In dit artikel beschrijven weonze ervaringen.We gaan in op wat PMT in het algemeenen bij dove kinderen in het bijzonder inhoudt.Webeschrijven aan de hand van praktijkvoorbeelden het procesvan indicatiestelling en behandeling.Tot slot wordt deinzet van PMT op de Guyotschool voor SO in algemenezin geëvalueerd.AANDACHT VOOR DE SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIK-KELING VAN DOVE KINDEREN VAN GROOT BELANGDe sociaal-emotionele ontwikkeling van dovekinderenDe sociale en emotionele ontwikkeling van dove kinderenverloopt anders dan die van horende kinderen (Becken de Jong, 1990; Meerum Terwogt, e.a. 2002). Dove kinderenblijken een groter risico te lopen op sociaal-emotioneleontwikkelingsproblematiek.Van Eldik e.a. (2000)toonden bijvoorbeeld aan dat twee tot drie maal zo veeldove jongeren (4 tot 18 jaar oud) problemen ondervindtop sociaal en emotioneel gebied in vergelijking met horendeleeftijdgenoten.Andere onderzoeken geven hetzelfdebeeld (Van Gent, 1999 en 2000).Als verklaringen hiervoorworden door Rieffe e.a. (2001) gegeven: de effecten vandoofheid op de communicatie, het missen van leerervaringendoor niet kunnen luisteren naar wat er in de omgeving12VHZ DECEMBER 2005


BIANCA BOOMSMA EN KATJA STERKMANgebeurt (incidenteel leren) en gewoontevorming in reactiepatronen.Specifieke aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkelingvan dove kinderen is dan ook van groot belang. Omproblematiek te voorkomen, te verminderen of op te heffenzal een passend aanbod beschikbaar moeten zijn (preventiefof behandelgericht, individueel of groepsgewijs).Op de Guyotschool voor SO is zoals gezegd gestart metPMT als behandelmogelijkheid.Wat is psychomotorische therapie (PMT)?In de PMT staan lichaamservaring en het handelen inbewegingssituaties centraal. Het bewegen wordt gezien alsexpressiemogelijkheid van gevoelens, gedachten en ervaringen.De PMT gaat er van uit dat problemen op psychosociaalof psychiatrisch gebied zichtbaar zijn in het bewegen.De psychomotorisch therapeut (PMT-er) kijkt naar debelevings- en emotionele aspecten van het bewegen enhoe iemand daarbij met materiaal en zichzelf omgaat. Erwordt gekeken naar het hoe en waarom: naar de ‘symbolische’betekenis van het bewegen. Bijvoorbeeld: durftiemand te ‘springen’ (wat kan staan voor het (durven) loskomenvan iets of iemand); neemt iemand veel of weinigruimte in; staat iemand ‘aan de zijlijn’. In de therapiecreëert de PMT-er bewegingssituaties, waarbinnen cliëntende mogelijkheid krijgen specifieke ervaringen op te doen.De betekenisverlening aan die ervaringen is vervolgens vanessentieel belang.PMT bij kinderenIn zijn manier van bewegen (het bewegingsgedrag) laathet kind zien hoe het in relatie staat tot zichzelf en deomgeving. Emotionele problemen, problemen in de omgangmet anderen en traumatische ervaringen kunnen inhet bewegingsgedrag van het kind tot uitdrukking komen.Peter (8 jaar) rent tijdens een partijtje voetbal druk ronden heeft eigenlijk alleen oog voor de bal. Zodra hij de balheeft onderschept, schopt hij hard richting doel. Peterreageert niet op de andere kinderen die ‘roepen’ om debal. Hij lijkt ze niet eens te zien en hij botst dan ookregelmatig tegen een ander kind aan. Dan reageert Peterboos (soms met slaan of schoppen) en gebaart dat hij/zijbeter moet opletten. Peter beweegt druk, impulsief enongericht, waarbij hij niet adequaat contact maakt metandere kinderen.Karin (10 jaar) kijkt voorzichtig om het hoekje van degymzaal, voordat ze binnenkomt. Ze loopt enigszins voorovergebogen en kijkt onzeker naar de andere kinderendie aan het spelen zijn. Karin blijft voortdurend aan derand van de zaal staan, het liefst met haar rug tegen demuur. Ze houdt de andere kinderen nauwlettend in degaten.Tijdens een partijtje hockey loopt ze voorzichtig enonzeker rond en blijft dichtbij haar eigen doel. Als eenander kind in haar buurt komt stapt ze achteruit. Ze gaatde confrontatie uit de weg.Kinderen uiten in hun bewegen wat met woorden vaak(nog) niet lukt. Het verwoorden van gevoelens en gedachtenis vaak te moeilijk of te bedreigend. Omdat kinderenzich bewegend en spelend ontwikkelen, is dit een natuurlijkaangrijpingspunt binnen therapie. Door de omgevingte structureren en te beïnvloeden kunnen bewegingssituatiesgecreëerd worden waarin het kind ervaringen zalopdoen en waaraan het zich kan ontwikkelen (ervaringsgerichtwerken). Door probleemsituaties aan den lijve teervaren en ermee te oefenen, leert het kind begrijpenwelke effecten het eigen gedrag heeft en leert het verantwoordingte nemen (oefengericht werken). Het kind kande mogelijkheid worden geboden zich te uiten en daarmeeproblemen te verwerken (conflictgericht werken).PMT kan individueel en in een groep(je) aangebodenworden. PMT is geschikt voor zowel jonge als oudere kinderenen kan bij verschillende vormen van sociaal-emotioneleontwikkelingsproblematiek worden ingezet.PMT bij dove kinderenOmdat in PMT de nadruk ligt op lichaamsbeleving,lichaamswaardering en bewegen, sluit deze therapie directVHZ DECEMBER 2005 13


VHZARTIKELENaan bij het dove kind.Voor hen speelt het lichaam immerseen extra belangrijke rol, doordat zij bijna uitsluitend visueelcommuniceren (gebarentaal, spraakafzien en lichaamstaal).Door aan het dove kind terug te geven wat zichtbaaris aan de uitdrukking op zijn/haar gezicht of door hetgedrag van het kind of een interactie in de groep na te spelenen er vervolgens een alternatief naast te zetten, vindt(h)erkenning plaats en is verandering mogelijk. In en doorhet bewegen krijgt het kind ook directe feedback; als hetde bal te hard tegen de muur gooit, is het opvangen moeilijk.Door dove kinderen aan te spreken op en in hunnatuurlijke uitingsvorm (bewegen en lichaamstaal), bestaatde mogelijkheid tot veelvuldig en heel direct positiefbekrachtigen.beter verloopt. Bij een meer confronterende opdracht ervarende kinderen duidelijk wat het betekent om gepest teworden: één van de kinderen staat binnen de kring en probeertde bal af te pakken die de kringleden naar elkaar toespelen. Alle kinderen komen aan de beurt voor de positiebinnen de kring (dus zowel de pester(s), als de kinderendie gepest worden) en ervaren aan den lijve hoe het is omin je eentje ‘tegen’ de hele groep te moeten spelen. Dekinderen worden bevraagd op hun gevoelens hierover (altijdens het spelen) en het vragen van een ‘helper’ wordtgeoefend. Ze ervaren in het spel dat het samen gemakkelijkergaat. Bij het evalueren met de kinderen wordt de transfernaar andere situaties gemaakt.DOVE KINDEREN UITEN ZICH VIABEWEGEN EN LICHAAMSTAALVeel dove kinderen blijken de neiging te hebben hungevoelens direct om te zetten in bewegingsgedrag, zonderaan te geven hoe ze zich voelen. Juist in de context vaneen concrete aanleiding kunnen gesprekken over gevoelens,motieven en alle andere mentale processen die je nietdirect kunt observeren, veel duidelijk maken (MeerumTerwogt, e.a. (2002).Wanneer de therapeut het gedrag ende beleving tijdens spel en bewegingssituaties benoemt,wordt het dove kind zich bewust van zijn denken, voelenen handelen. Er kan inzicht en reflectie ontstaan.Van probleemsignalering tot verwijzing naarPMTSociaal-emotionele ontwikkelingsproblematiek, al of nietals gevolg van een ontwikkelingsstoornis, zoals AttentionDeficit and Hyperactivity Disorder (ADHD), een AutismeSpectrum Stoornis (ASS) of een Post-TraumatischeIn groep 6 (zes enkelvoudig dove kinderen in de leeftijdvan 9 en 10 jaar) is sprake van pestgedrag. Er zijn conflictenonderling en de kinderen hebben problemen met hetaangeven en respecteren van (elkaars) grenzen. De dovepsychologe wordt gevraagd om een aantal gesprekken metde kinderen te voeren. Deze gesprekken gaan over situatiesdie niet prettig verliepen en hoe het anders zou kunnen.De kinderen kunnen daar goed over praten, maar ditheeft geen effect op hun gedrag in de praktijk. Beslotenwordt om acht keer sociale vaardigheidstraining op basisvan PMT aan te bieden. De groep wordt begeleid doorde PMT-er en de dove psychologe. Bij een opdracht waarbijde kinderen van plaats mogen wisselen (ieder kindstaat in een hoepel), wordt snel duidelijk dat de kinderengeen of nauwelijks oogcontact maken. Dit is een voorwaardeom de opdracht uit te kunnen voeren én voorwaardevoor contact/communicatie. Dit wordt besprokenmet de kinderen, waarna ze er mee kunnen oefenen. Zeervaren dat de opdracht na het maken van oogcontact14VHZ DECEMBER 2005


PSYCHOMOTORISCHE THERAPIEStressStoornis (PTSS)), kan op verschillende manierenzichtbaar worden. Pameijer en van Beukering (1997) gevende volgende indeling:Gedragsproblemen – externaliserend gedrag zoals vijandig-agressiefgedrag, niet luisteren, ongehoorzaam, oppositioneelopstandig gedrag.Emotionele problemen - internaliserend gedrag zoalsschuw, stil en teruggetrokken gedrag, passief, angstig, verdrietig/somber,negatief zelfbeeld, laag gevoel van competentie.Sociale problemen in relatie met opvoeders of anderekinderen – sociaal onvaardig gedrag, zwak sociaal inzicht,weinig inlevingsvermogen, problemen in de omgang metandere kinderen, ruzie maken, sociale angst, sociaal geïsoleerd.In de praktijk op de Guyotschool voor SO wordtsociaal-emotionele ontwikkelingsproblematiek van kinderenvaak al op jonge leeftijd gesignaleerd. Uit gesprekkenmet ouders hierover blijkt vaak, dat het gedrag meestal ookthuis herkend wordt. Dit leidt op school in eerste instantietot specifiek handelen van de leerkracht, beschreven in eenhandelingsplan. Soms vragen ouders ondersteuning bij deopvoeding van hun kind aan.Wanneer de problematiek vaneen kind na verloop van tijd niet voldoende te beïnvloedenblijkt, kan het zijn dat er intensievere begeleiding en anderekennis en vaardigheden nodig zijn dan van een leerkrachten van ouders gevraagd mag worden.Voor de inzetvan PMT in die situaties kan globaal uitgegaan worden vandrie indicatiegebieden (Hammink, 2003):Problemen in de regulatie van prikkels, die zichtbaar zijnin het bewegingsgedrag.Gebrek aan zelfvertrouwen en aan positieve ervaringenmet het eigen lichaam en de omgeving.Een actuele problematische situatie of vroegere traumatischeervaringen, die in de lichaamshouding en/of spierspanningzijn opgeslagen, dan wel waarvan wordt verwachtdat onderliggende gevoelens, gedachten en ervaringen hetbest via het bewegen kunnen worden geuit.GEDRAGSKUNDIGE VERZORGT METOUDERS DE PMT-VERWIJZINGLijkt PMT een geschikte vorm bij de beschreven problematiek,dan verzorgt de betrokken gedragskundige inoverleg met ouders een PMT-verwijzing. Daarin staat eenbeschrijving van de kernproblematiek en de vraagstellingvoor een PMT-observatie.Al vanaf de onderbouw komt tijdens de leerlingbesprekingennaar voren dat Peter druk is, dat zijn gedrag slechtte sturen is en dat de kwaliteit van de interactie metandere kinderen te wensen overlaat. De ervaren ernstvarieert met de leerkracht die hij heeft. Dat maakt hetook moeilijk om samen met ouders na te gaan of er nudaadwerkelijk sprake is van een probleem of niet.Uiteindelijk blijkt uit diagnostiek van de GGZ dat ersprake is van ADHD-kenmerken (impulsiviteit en onvoldoendeprikkelregulatie) in combinatie met een sterkbepalende en ontvlambare persoonlijkheidsstructuur. DeGGZ adviseert gedragstherapeutische begeleiding. Diekrijgt vorm door middel van individuele PMT op school.Karin wordt omschreven als een kwetsbaar meisje. Zehuilt snel als er iets mis gaat, wil alles graag heel goeddoen, trekt zich veel dingen persoonlijk aan. Ze wordtregelmatig gepest. Karin heeft moeite met ‘nee’ zeggen,met voor zichzelf opkomen, met relativeren. Na overlegmet haar ouders wordt gestart met de observatie door dePMT-er.VHZ DECEMBER 2005 15


VHZARTIKELENHandelingsplan PMTObservatiefasePMT start met een observatiefase. Doel is na te gaan inhoeverre de beschreven problematiek via PMT te beïnvloedenis en te komen tot specifieke doelen.Tijdens deobservaties wordt zowel gekeken naar datgene waar hetkind moeite mee heeft, als naar de mogelijkheden van hetkind.Wanneer de PMT-er meent dat de beschreven problematiekinderdaad via PMT positief te beïnvloeden is enhet kind bereikbaar en leerbaar is via bewegingssituaties enlichaamsgerichte opdrachten, geeft zij het advies de behandelingte starten. Dit wordt met de ouders en vervolgensmet de leerkracht besproken.Peter krijgt de opdracht om te doelen op de basket. Hijkrijgt, uit elk van de vijf hoepels die op een verschillendeafstand van de basket liggen, drie pogingen. Daarnavraagt de therapeut hem één hoepel te kiezen en aan tegeven hoeveel hij er, van de tien pogingen die hij krijgt,denkt raak te schieten. Peter geeft ‘tien’ als antwoord. Hijkiest de middelste hoepel en begint enthousiast met deopdracht. Als hij echter na twee pogingen ook de derdemist, wordt hij druk in zijn bewegen, gooit hij de balsteeds harder richting basket en kijkt hij boos. Na tienpogingen, waarvan er drie raak waren, vervolgt Peter hetdoelen op de basket. De therapeut geeft aan dat hij al tienpogingen gehad heeft, maar Peter zegt dat hij door wilgaan. Als de therapeut hem vervolgens vraagt hoe hijvindt dat hij de opdracht gedaan heeft, antwoord hij dathij er tien in wilde schieten en hij kijkt er boos bij. Later,zegt hij dat hij er van baalt dat het niet gelukt is. Hij magde opdracht nog een keer doen. Hij geeft opnieuw aandat hij tien raak denkt te schieten. Alhoewel Peter er dezekeer opnieuw drie in schiet, stelt hij het aantal tijdens devolgende poging bij tot acht. De opdracht gaat nog eentijdje op dezelfde manier verder. Peter is niet in staat omop basis van de opgedane ervaring het aantal adequaat bijte stellen. Hij blijft hoge eisen aan zichzelf stellen, waarmeehij zichzelf keer op keer frustreert.De doelen binnen de PMT zullen zijn Peter te helpencontrole te krijgen over de (motorische) impulsiviteit enzijn teveel aan energie te reguleren. Een ander doel zalzijn een reëel zelfbeeld na te streven.Tevens zal aandachtworden besteed aan het ontwikkelen van adequaat spelgedrag(samenspel), in eerste instantie tussen de therapeuten Peter.Karin krijgt de opdracht om de therapeut, door het gevenvan aanwijzingen met haar handen, dichterbij te latenkomen. Zij bepaalt daarbij zelf hoe dichtbij ze de therapeutwil laten komen. Opvallend is dat wanneer Karin detherapeut binnen een afstand van ongeveer vijf meter nógdichterbij laat komen, ze met haar bovenlichaam achterovergaat hangen en een stapje achteruit maakt. Karin laatde therapeut op een afstand van twee meter tot stilstandkomen. Ze kijkt opzij en heeft een rood hoofd. Als detherapeut Karin teruggeeft wat zij heeft gezien aan delichaamshouding en mimiek van Karin, zegt Karin dat zeeigenlijk vindt dat de therapeut te dichtbij staat en dat zeer zenuwachtig van wordt. De therapeut geeft aan datKarin haar weer verder weg mag zetten, zo ver dat hetwél prettig voelt voor haar. Karin zet de therapeut op eenafstand van ongeveer vier meter en geeft aan dat ze dezeafstand prettig vindt, omdat zij en de therapeut nu opooghoogte van elkaar staan.Voor Karin zal de PMT tot doel hebben een positievelichaams- en zelfbeleving te ontwikkelen, evenals plezierin bewegen. Andere doelen zullen zijn haar zelfvertrouwente stimuleren, haar een assertievere houding bij tebrengen en dat zij zich (emotioneel) durft te uiten.16VHZ DECEMBER 2005


PSYCHOMOTORISCHE THERAPIEBehandelfaseHet therapeutisch proces komt niet op gang door deactiviteiten op zichzelf, maar door de wijze van aanbiedendoor de psychomotorisch therapeut, de betekenis die hetkind geeft aan de aangeboden activiteiten en de interventiesvan de PMT-er. De interventies kunnen door middelvan het materiaal of de sociale context plaatsvinden. DePMT-er maakt ondermeer gebruik van gedragstherapeutischetechnieken, zoals positief bekrachtigen,“de 5 G’s”(gebeurtenis, gevoel, gedachte, gedrag, gevolg), stappenplan(wat – hoe – doen – hoe ging het?) en psychodynamischetechnieken (inzicht in en bewustwording van eigen denken,voelen en handelen en internaliseren hiervan).Om Peter te leren controle te krijgen over zijn impulsiviteiten hem te leren zijn teveel aan energie te reguleren,krijgt hij activiteiten aangeboden, waarin het opbouwenen afbouwen in intensiteit van bewegen van belang is.Voorbeelden: trampolinespringen en een bal tegen demuur schoppen. Het voordeel is dat Peter in beide activiteitzèlf onmiddellijk feedback krijgt. Als hij te hard in detrampoline springt, wordt hij als het ware gelanceerd enheeft hij geen controle over het springen. Hetzelfde geldtvoor het schoppen tegen de muur; als hij de bal te hardschopt kan hij hem de volgende keer niet in één keeropnieuw tegen de muur schoppen. De eerste opdracht bijhet trampolinespringen is om rustig te beginnen en vervolgenssteeds iets hoger te springen en daarna weergeleidelijk aan rustiger te springen, totdat hij weer stilstaat.Later krijgt Peter de opdracht om samen met detherapeut te springen, waarbij hij dus moet leren af testemmen op de ander.Peter leert werken met een zogenaamde thermometer. Hijleert gevoelens (in eerste instantie op fysiek niveau) herkennenen aan te geven met welke intensiteit hij diebeleeft. Zo staat de waarde nul voor bijvoorbeeld helemaalniet moe, niet boos, rustig en de waarde tien staatvoor heel erg moe, woedend, heel druk. Peter maakt eenkaart met daarop de thermometer. Hij schrijft erop dat hijbij de waarden 1 t/m 4 nog in staat is om te stoppen. Bij6 of hoger kan hij niet meer zelf stoppen. Als Peter dusaangeeft dat de thermometer op 5 staat, oefent hij tijdensde therapie met naar een rustplek gaan. Daar leert hijzelfstandig tot rust te komen door een paar keer diep tezuchten. Later kan hij hiermee de transfer maken naar deklas en in de school, door op het moment dat zijn thermometerop 5 staat, even uit de situatie te stappen (enbijvoorbeeld naar de gang te gaan).Bij Karin is vooral de eerste fase van wennen en vertrouwenkrijgen van belang. Ze heeft de neiging om snel ‘laatmaar’ te zeggen. De therapeut laat haar ervaren dat alleswat Karin zegt en voelt er mag zijn en nodigt Karin uitom dat ook aan te geven. Geleidelijk wordt Karin vrijeren opener. Ze durft meer de confrontatie aan te gaan –ook in fysiek opzicht. Na een aantal maanden krijgt Karineen opdracht waarin ze haar grenzen moet aangeven. Zemoet op doel gaan staan en de ballen die de therapeutgooit tegenhouden. Ze krijgt daarbij de opdracht om“stop” te zeggen op het moment dat zij dit nodig vindt.De eerste keer gooit de therapeut (zonder dit aan te kondigen)de ballen steeds sneller achter elkaar, op zo’nmanier dat het voor Karin onmogelijk is de ballen tegente houden. Karin krijgt een rood hoofd, begint onzeker tegiechelen, maar zegt niets. De therapeut stopt en vraagtKarin naar haar ervaringen. Karin geeft aan dat ze de ballenniet meer tegen kon houden. De therapeut geeft aandat zij de ballen ook wel erg snel achter elkaar aan gooideen vraagt Karin wat zij de volgende keer graag anderszou willen. Karin stelt voor dat de therapeut de bal pasmag gooien als zij dat aangeeft.Voordat ze de opdrachtopnieuw doen wordt Karin uitgenodigd om eerder “stop”te zeggen. De therapeut daagt Karin hierin uit en maakt(als Karin er aan toe is) de oefensituatie geleidelijk aansteeds een beetje moeilijker, door bijvoorbeeld tóch testarten voordat Karin het startsein heeft gegeven, dichtbijhet doel te gaan staan, twee ballen tegelijk te gooien, kleineballen te gebruiken. Karin leert op deze manier haargrenzen te herkennen, erkennen en aan te geven. Stapvoor stap oefent Karin hoe ze dit kan doen, zowel ingebarentaal (wat ze zegt) als in lichaamstaal (hoe ze hetzegt).Evaluatie en transfer:Na elke tien behandelingen maakt de PMT-er een evaluatieverslagmet een voorstel voor het vervolg. Dit wordtdoor de PMT-er en de gedragskundige besproken metouders en vervolgens met de betrokken leerkracht.Het kan zijn dat de PMT-er aan ouders adviezen geeftover hoe thuis om te gaan met bepaalde situaties. De transfervan de therapiesituatie naar de groep komt aan bod tijdenshet gesprek met de leerkracht. De therapie wordtbeëindigd als de beschreven doelen behaald zijn of wanneervastgesteld kan worden dat bereikt is wat maximaalhaalbaar is.PMT RICHT ZICH OP LICHAAMSERVARING ENHANDELEN IN BEWEGINGSSITUATIESVHZ DECEMBER 2005 17


VHZARTIKELENSlotbeschouwingZowel de kinderen als hun ouders en betrokkenen vande Guyotschool voor SO zijn positief over de PMT.Kinderen zeggen het fijn te vinden naar de PMT te gaanen kunnen adequaat aangeven wat ze geleerd hebben.Ouders herkennen de problematiek van hun kind, voelenzich erkend in hun eigen ervaringen (en probleemsituaties)met hun kind en ervaren dat het gedrag van hun kindpositief verandert. Ouders vinden het prettig dat therapieop school mogelijk is; de stap naar begeleiding binnen deGGZ blijkt voor ouders en kinderen vaak heel groot.Leerkrachten hadden (en hebben) tijd nodig om te wennenaan een dergelijke vorm van therapie binnen deschool. De leerkrachten die inmiddels ervaring hebbenopgedaan met PMT aan één of meerdere kinderen uit hungroep, vinden dat PMT een belangrijke bijdrage levert aande ontwikkeling van het kind/de kinderen.Voor Peter is de thermometer (ook thuis) een goed hulpmiddelgeweest om zijn zelfcontrole te verbeteren.Watbetreft de transfer binnen de school en naar de groepblijft het lange tijd lastig om met prikkelrijke situaties,zoals op het schoolplein en tijdens de gymles, om te gaan.Hij heeft dan zelf wel door dat hij drukker wordt, maarhij is nog niet in staat op tijd uit de situatie te stappen alsdat nodig is. Zowel thuis als op school is Peter beter aante spreken op zijn gedrag en zijn boze buien zijn van kortereduur. De ouders van Peter geven aan dat Peter veelrustiger is vergeleken met een jaar geleden: “In de maandennovember en december (vanwege Sint Maarten,Sinterklaas en Kerst) was er anders geen land met hem tebezeilen. Nu is Peter rustiger en beter aanspreekbaar opzijn gedrag. Het is thuis gezelliger”.Met contra-indicaties voor PMT hebben we nog niet temaken gehad. In alle gevallen was sprake van een voldoendeveilige thuissituatie en positieve houding van de ouderstegenover PMT. Het is, zeker in het geval van complexeproblematiek, wenselijk te investeren in samenwerking metde GGZ. Zo kan gezamenlijk worden nagegaan welk aanbodgewenst en haalbaar is.Aan het bieden van PMT zijn een aantal voorwaardenverbonden. De therapeut van dove kinderen moet vaardigzijn in communiceren via de Nederlandse Gebarentaal,kennis hebben van de (sociaal-emotionele) ontwikkelingvan dove kinderen en inzicht in specifieke aspecten van deDovencultuur. Een andere voorwaarde is, dat het biedenvan een therapievorm binnen een school ondersteundKarin is in het contact met de therapeut vrijer en openergeworden en ze durft meer de confrontatie aan te gaan,ook in fysiek opzicht.Tijdens wedstrijdvormen pakt zij zonu en dan de therapeut vast om te voorkomen dat dezekan scoren. Karin geniet van het spelen en bewegen enbrengt variatie aan in haar activiteitenkeuze. In verschillendeopdrachten is lichaamshouding aan bod geweest.Karin vindt dit spannend, maar ze herkent (en erkent)gaandeweg steeds meer het belang ervan. Ze is beter instaat om haar grenzen aan te geven. Moeder geeft aan datKarin thuis vaker aangeeft wat zij wel en niet wil. Dat iseven wennen voor moeder, maar zij begrijpt dat dit eenbelangrijke ontwikkeling is voor Karin.18VHZ DECEMBER 2005


PSYCHOMOTORISCHE THERAPIEwordt door de directie en het team van de school. Het isbelangrijk vanuit een gedeelde visie naar het gedrag vankinderen te kijken en met dat gedrag om te gaan. Nietalleen voor het adequaat signaleren van probleemgedrag,maar ook voor een goede transfer naar de school- en klassensituatie.Naast PMT zijn speltherapie en creatieve therapie (beeldenden drama) ook behandelvormen waarbij de directeervaring als uitgangspunt genomen wordt en die niet primairverbaal van aard zijn.Welke therapievorm (en duswelk middel) het beste past bij een kind wordt bepaalddoor leeftijd, interesse en kwaliteiten van het kind en deaanwezige problematiek. Naar onze ervaring is PMT eenvorm van therapeutische begeleiding die past bij dove kinderenvan alle leeftijden én bij verschillende vormen vansociaal-emotionele ontwikkelingsproblematiek. Zoals verwachtis bewegen en lichamelijkheid een geschikt aangrijpingspuntvoor therapie bij dove kinderen.Onze ervaring geldt auditief beperkte kinderen, maargeeft aanleiding te veronderstellen dat PMT ook een passendetherapievorm kan zijn voor kinderen met communicatievebeperkingen (ESM-en SH-kinderen). PMT doetimmers niet primair een beroep op de verbale vaardighedenvan een kind.SamenvattingOp de Guyotschool voor SO bestaat de mogelijkheid psychomotorischetherapie (PMT) in te zetten bij individuelegedragsproblematiek en problemen in de groepsinteractie.De PMT gaat er van uit dat problemen op psychosociaalof psychiatrisch gebied zichtbaar zijn in het bewegen enricht zich op de lichaamservaring en het handelen inbewegingssituaties. Dove kinderen uiten zich primair viabewegen en lichaamstaal en worden door de PMT directaangesproken. Inmiddels is op de Guyotschool voor SOtwee jaar ervaring opgedaan met individuele en groepsgewijzePMT bij kinderen met verschillende vormen vangedragsproblematiek. Aan de hand van praktijkvoorbeeldenwordt het proces van probleemsignalering, indicatiestelling,behandeling en evaluatie besproken. De ervaringenvan de kinderen, hun ouders en betrokkenen van deschool zijn positief. PMT blijkt een vorm van therapeutischebegeleiding die heel goed past bij dove kinderen metsociaal-emotionele ontwikkelingsproblematiek.Tot slotwordt, naast een aantal andere evaluatieve punten, aangegevendat PMT breder toepasbaar zou kunnen zijn binnencluster 2 dan alleen bij dove kinderen.De positieve ervaringen met PMT op de Guyotschoolvoor SO hebben er toe geleid dat de aanvankelijk op tijdelijkebasis toegekende uren voor PMT structureel worden.Daarnaast stelt de afdeling Ambulante Zorg Noord-/Middenuren beschikbaar voor het ontwikkelen en aanbiedenvan PMT op andere scholen binnen de regio. VHZOver de auteursBianca Boomsma is psychomotorisch therapeut, werkzaam bij de afdeling Ambulante Zorg Noord-/Midden-Nederland van de Effatha Guyot Groep. Daarnaast is zij leerkracht bewegingsonderwijs op de Guyotschool voor SOin Haren, basisschool voor dove kinderen (B.Boomsma@KEGG.nl).Katja Sterkman is orthopedagoog op de Guyotschool voor SO in Haren (K.Sterkman@KEGG.nl).De Guyotschool voor SO is onderdeel van de Koninklijke Effatha Guyot GroepLiteratuur:Beck, G. & J. de Jong (1990) Opgroeien in een horende wereld. Twello, Van TrichtEldik, Th. Van, J.W. Veerman, F.D.A. Treffers & F.C. Verhulst (2000) Probleemgedrag en opvoedingsomgeving van dovekinderen. Kind en Adolescent, 21 (4), p. 233 - 251Gent, T. van (1999) Gedragsproblemen bij ernstig auditief beperkte kinderen. Van Horen Zeggen, 40 (4),p.8-12Gent, T. van (2000) Onderzoek en diagnostiek bij dove kinderen en jeugdigen. Kinder- en jeugdpsychiatrie.Onderzoek en diagnostiek. Assen, Van Gorcum. Hoofdstuk 21, p. 393 – 406Hammink, M. (2003) Psychomotorische diagnostiek binnen het kinder- en jeugdpsychiatrisch zorgveld –ontwikkeling van een Psychomotorisch Diagnostisch Construct. Maastricht, Shaker Publishing BV.Meerum Terwogt, M., C. Rieffe & C. Smit (2002) Hoe brengen dove en horende kinderen een emotioneel geladenboodschap over? Van Horen Zeggen, 43 (3)Pamerijer, N.K. & J.T.E. van Beukering (1997) Handelingsgerichte diagnostiek – een praktijkmodel voor diagnostieken advisering bij onderwijsleerproblemen. Leuven / Voorburg, Acco.Rieffe, C, M. Meerum Terwogt, E. Dirks & C. Smit (2001) Voorspellen en verklaren van emoties bij dove kinderen.Kind en Adolescent, 22 (2), p. 73 - 84VHZ DECEMBER 2005 19


VHZGESIGNALEERDMiniwoordenboek Nederlandse GebarentaalHet nieuwe Prisma miniwoordenboek Nederlandse Gebarentaal isgericht op horende mensen die graag een begin willen maken methet leren van Gebarentaal.Er zijn op dit moment in Nederland 1,5 miljoen mensen metgehoorproblemen, variërend van slechthorendheid tot totale doofheid.Alsmeer horenden een beetje gebarentaal zouden leren, zoudat de maatschappelijke integratie en betrokkenheid van dovenaanzienlijk vergroten.Voor veel doven in Nederland is gebarentaal de moedertaal. HetNederlands waarmee horenden opgroeien is voor hen daarom eentweede taal. Het heeft veel tijd en energie gekost om dat inzicht inbrede kring te laten doordringen. Maar niet zonder succes: debelangstelling voor gebarentaal is de laatste jaren sterk toegenomen.Tochzijn we er nog niet, want in Nederland is gebarentaalnog steeds niet officieel erkend, ook al wordt daar hard aangewerkt. Er bestaan nog hardnekkige misverstanden over gebarentaal.Aande hand van een aantal vragen en antwoorden wordtgeprobeerd deze uit de weg te ruimen.Dit woordenboek vormt een bijdrage om in de groeiende behoefteaan informatie te voorzien. Het bevat 122 gebaren die thematischzijn gerangschikt. Het biedt horenden een opstapje om opeen elementaire manier met doven te communiceren. Het spreektvanzelf dat voor een intensiever contact veel meer nodig is.Verder bevat dit boek informatie over een aantal kenmerken vanNederlandse Gebarentaal.Voor degenen die daarover meer willenweten of een cursus gebarentaal willen volgen, staan achterin verwijzingenopgenomen.Oren en horen“In brede kringhet inzicht bevorderenin de actueleen toekomstigeontwikkeling entoepassing van debiowetenschappen,in het bijzondermet het oog op debetekenis en gevolgenvoor mens enmaatschappij.”Dat is de doelstellingvan de onafhankelijkestichtingBio-Wetenschappenen Maatschappij (BWM). Het voornaamste instrument daarvoorzijn de cahiers, themaboekjes die steeds één actueel themavan alle kanten belichten. Er verschijnen vier van zulke cahiers perjaar. Ze onderscheiden zich van veel populair-wetenschappelijkeuitgaven doordat ze worden geschreven door vooraanstaandewetenschappers die zich in ons land met het betreffende themabezighouden.Dit pas verschenen dubbelcahier biedt een uitgebreide tocht doorhet gehele gehoororgaan: vanaf de oorschelp tot en met de auditievecortex en zelfs de verbindingen met nog andere hersendelenkomen aan bod. Het is niet alleen een caleidoscoop van hoe hetallemaal werkt en wat de consequenties zijn, maar geeft ook denieuwste wetenschappelijke inzichten en snufjes, met hier en daareen weidse blik in de toekomst.De volgende hoofdstukken komen in het cahier aan bod:- Het gehoor van Nederland- Trillende lucht- Akoestiek: de kunst van verstaanbaarheid- Horen en slecht(er) horen- Erfelijke slechthorendheid- Testen en meten van baby tot bejaarde- Hoortoestellen van toeter tot pinda- Chirurgische hulp- Taalgeluid ontcijferenPrisma MiniwoordenboekNederlandse GebarentaalSamenstelling: Mathilde deGeus en Joni OysermanISBN: 90-274-2303-2Prijs: E 7,95Met bijdragen van ondermeer J.J. Grote, E.M.H.W. Koenen,J.A.P.M. de Laat,W.J. Rietveld,W. Soede, J.H.M. Frijns,Y. Hilhorst-Hofstee, R.J.C.Admiraal, J.A.H. Eekhof,H. de Ridder-Sluiter, R. van der Wilk,A. van Dijk, R. Bastiaanse.Dubbelcahier ‘Oren en horen’. Prijs: E 11,- euro incl. verzendkosten.www.biomaatschappij.nl20VHZ DECEMBER 2005


VANHORENZEGGEN@AUDCOM.NLSymposium Alle Taal Centraal 2006Op dinsdag 21 maart 2006 organiserenorthopedagogisch centrum Sint Marie ende gemeenschap van scholen voor (voortgezet)speciaal onderwijs De Taalbrug huntweejaarlijks symposium over spraaktaalproblemen,slechthorendheid en autisme.Dit symposium is interessant voor iedereen die zich beroepsmatigbezighoudt met kinderen en jongeren met auditieve en communicatievebeperkingen, zoals leerkrachten, logopedisten, medewerkersvan audiologische centra en medewerkers in de eerste- en tweedelijnsgezondheidszorg. Het symposium wordt wederom georganiseerdin Conferentiecentrum Koningshof in Veldhoven.Hoofddoel van het symposium is om nieuwe kennis en voortschrijdendinzicht te delen met vakgenoten in ons werkgebied.Professor Dorothy Bishop van Oxford University zal als keynotespreker een lezing verzorgen in het plenaire programma. DorothyBishop doet reeds dertig jaar wetenschappelijk onderzoek op hetgebied van spraaktaalstoornissen en autisme. Daarnaast is ze actiefop het gebied van testontwikkeling.De symposiumcommissie is daarnaast bezig een aantrekkelijk programmasamen te stellen voor de deelnemers. Daarbij zal in desubsessies ruime gelegenheid worden geboden voor verdieping vankennis. Een vooraankondiging van het programma zal in decemberaan onze relaties worden toegezonden.Het symposium is toegankelijk voor maximaal 600 personen. Deinschrijving start begin januari 2006.Voor meer informatie kunt unu reeds contact opnemen met Hanneke Bastiaans, projectleidersymposium, Sint Marie Eindhoven, telefoon (040) 264 70 04,e-mail h.bastiaans@sintmarie.nlDe geheime bunker“Op een dag vindt Loranne vlak bijde boerderij van haar ouders een bunker,waarin een dagboek ligt. Ze leester in en besluit de dagboekschrijver(die ondertekent met R.) terug teschrijven via het dagboek. R. schrijfthaar weer terug en zo krijgt ze steedsmeer te horen over de achtergrondenvan R. Die heeft allerlei geheimzinnigeproblemen en loopt na een tijdjezelfs weg van huis!Hoewel Lorannes beste vriendinChantal na een ziekte plotseling slechthorend wordt, belet dit haarniet om Loranne en R. te helpen. Het boek gaat op ontspannenwijze in op enkele problemen waar Chantal en haar omgevingtegenaan lopen nu ze slechthorend geworden is”.De geheime bunker is een spannend kinderboek voor kinderenvanaf ongeveer 8 jaar. Het is een spannend avontuur, waarin onderwerpenals vriendschap en verliefdheid, maar ook meer serieuzethema’s als slechthorendheid en pesten een plek krijgen….De auteur is Elsewine Rietveld. Zij werkt als logopedist in het speciaalbasisonderwijs en heeft veel gewerkt met kinderen metspraak/taal- en hoorproblemen. Het feit dat er nog zo weinigromans voor kinderen zijn die over slechthorendheid gaan, inspireerdehaar tot het schrijven van dit boek.Elsewine Rietveld: De geheime bunker. Uitgeverij Free MusketeersISBN nummer: 90-8539-165-2. Prijs: E 16,95. www.geheimebunker.nlWAP-symposium NT2 revisited... 25 jaar ‘Nederlands als tweede taal’: de stand van zakenOp vrijdag 10 februari 2006 organiseert het Werkverband AmsterdamsePsycholinguïsten een symposium met de titel ‘NT2 revisited’.Wemaken de balans op na ruim 25 jaar onderzoek over enonderwijs in Nederlands als tweede taal.Wat weten we nu eigenlijkover grammaticale ontwikkeling, woordenschatopbouw en innovatievetoepassingen in het tweede taalonderwijs? En wat betekent datvoor het onderwijs?Jan Hulstijn (hoogleraar Tweedetaalverwerving) en Folkert Kuiken(bijzonder hoogleraar Nederlands als tweede taal) bespreken debelangrijkste ontwikkelingen in het vakgebied tweedetaalverwerving(van het Nederlands).Verder zijn er drie parallelsessies met presentatiesvan onderzoek over tweedetaalverwerving in VVE, basisonderwijsen voortgezet onderwijs en volwasseneneducatie. Bovendienzijn er digitale en/of interactieve posterpresentaties over nieuweontwikkelingen, materialen en methodes op het gebied vanNederlands als tweede taal.Het symposium zal plaatsvinden op 10 februari 2006, in hetgebouw van de Hogeschool INHOLLAND in Diemen (Bergwijkdreef6) en is goed bereikbaar met het openbaar vervoer én perauto. Deelname kost E 100,- voor niet-Wapleden; E 75,- voorWAPleden; E 45,00 voor studenten, op vertoon van hun collegekaart)en is inclusief lunch en een CD-ROM met (een selectie uit)de gepresenteerde lezingen en posters.Aanmelding door overmaking van het juiste bedrag op rekeningnummer:4123651 tnv WAP-symposiumcommissie, Pythagorasstraat125-hs, 1098 GA Amsterdam, ovv Symposium + naam en(email)adres van de betreffende deelnemer.VHZ DECEMBER 2005 21


VHZGESIGNALEERDRedactielid gevraagdHeb je werkervaring binnen een audiologisch centrum en schrijf je metgemak of ben je in staat over leesbaarheid van teksten te oordelen?De redactie van Van Horen Zeggen is op zoek naar een kandidaat redactielidmet deze achtergrond. De werkzaamheden bestaan uit het vergaren vannieuws, het redigeren van artikelen en het schrijven van berichten of interviews.Binnen de redactie worden taken onderling verdeeld.Interessant?Meld je als kandidaat of vraag om meer informatie bij Marjan Bruins,hoofdredacteur, tel. 06-29022726 of e-mail vanhorenzeggen@audcom.nl.Het redactielid wordt benoemd door de besturen van FENAC en Siméa.Een artikel insturen?Wilt u een artikel insturen? Vraag dan de uitgebreideversie van de auteursrichtlijnen aan via vanhorenzeggen@audcom.nl.Hieronder vindt u de belangrijkstepunten uit de richtlijnen.- Als u als auteur een artikel voor publicatie in VanHoren Zeggen wilt aanbieden, dient u vakjargonzoveel mogelijk te vermijden en vaktaal zodanig teomschrijven dat ook onervaren professionals zich hetartikel eigen kunnen maken.- Om lezers uit te nodigen om uw artikel te lezen, komtu zo snel mogelijk to-the-point. Dit kan bijvoorbeelddoor vooral aandacht te besteden aan inhoudsaspectenals de kern van het artikel. In een dergelijk gevalbesteedt u zo min mogelijk aandacht aan bijvoorbeeldhet proces van totstandkomen van die inhoud.- Ten aanzien van de lengte van het artikel zijn er tweeopties:• U schrijft een artikel van minimaal 2000 en maximaal2400 woorden óf uw schrijft een artikel van minimaal4000 en maximaal 4500 woorden.• Deze bepaling is noodzakelijk, opdat uw artikel in hetformat van het tijdschrift past.- De redactie ontvangt het artikel op diskette of via dee-mail (vanhorenzeggen@audcom.nl) in Word forWindows, vergezeld van twee uitdraaien per post.- Indien het artikel voor plaatsing in aanmerking komtlevert de auteur foto's en/of illustraties bij het artikel.De auteur kan ook aan de redactie het verzoek doenfoto's te (laten) maken, die bij het artikel passen. Foto’sen illustraties met een resolutie van 72 dpi moetenminimaal het formaat hebben van 1600 X 1200. Bijeen resolutie van 300 dpi is de grootte van minderbelang.- De redactie doet suggesties met betrekking tot de stijlen structuur van het artikel. Geringe wijzigingenbrengt de redactie zelf aan. In andere gevallen wordtde auteur gevraagd zijn/haar artikel aan te passen.VHZCOLOFONVan Horen Zeggen is een uitgave van Siméa, belangenbehartiger namens personen en instellingen voor communicatief beperkten, slechthorenden en doven en de FENAC, Federatie Nederlandse Audiologische Centra.• Hoofdredactie Mw. M.C. Bruins• Eindredactie Dhr. F. C. M. Mollee• Redactie Mw. N. Hoiting, Dhr. H. Knoors, Dhr. P. van Veen,Dhr. D. Hoeben, Dhr. W. Geurts, Dhr. J. van Daal, Mevr. C. Blad,Mw. C. Constandse-van Dijk• Redactie-adres en Administratie Van Horen ZeggenBureau AudCom, Postbus 222, 3500 AE Utrecht,Tel. 030 276 99 02 Fax 030 271 28 92E-mail vanhorenzeggen@audcom.nl(wijzigingen uitsluitend schriftelijk doorgeven)• Fotografie H. Op den Kamp• Illustrator J. Horvers• Vormgeving/Drukwerk UnitedGraphics Zoetermeer• Siméa- Dhr. Th.W.J. van Munnen, voorzitter- mw H.T. Damhof, mw A.J.M. Smolders,mw T.J.A.G. Raedts-Thomassen, dhr H.E.Th. Knoors,dhr R.A. Boerman, mw G.M. Schermer.giro 3554500 t.n.v. penningmeester Siméa te Utrecht• FENAC Federatie Nederlandse Audiologische Centra- Mw.W. Lijs, voorzitter- Dhr. A. Van Esterik, penningmeester- Mw. J. Schapink, secretaris- Mw. E. Laanen, bestuurslid• Ambtelijk secretariaat en ledenadministratie Siméa en FENACBureau AudCom, Postbus 222, 3500 AE UtrechtTel. 030 276 99 02 Fax 030 271 28 92 Teksttel. 030 273 04 59Bezoekadres: Chr. Krammlaan 8-10, Utrecht• Kopij aanleveren 22 juni - 31 augustus - 26 oktoberKopij kan worden ingediend conform de auteursrichtlijnen. Deze zijnopvraagbaar bij de redactie. Op de eerstvolgende redactievergaderingzal worden besloten of en wanneer de kopij zal worden gepubliceerd.• Verschijningsfrequentie 6 x per jaar• Abonnementsprijs e 25,50 per jaar Losse nummers e 8,-(exclusief verzendkosten voor abonnees in het buitenland)Indien u vóór 1 november van het lopende jaar uw abonnement niethebt opgezegd, wordt dit automatisch met een jaar verlengd.22VHZ DECEMBER 2005


Siméa congres 200620 & 21 aprilSamen werken ofsamenwerkenLocatie: Congreshotel ‘De Werelt’ te LunterenSiméa staat bekend om inhoudelijk sterke congressen. In 2005 werd het programmanog met een 7,5 gewaardeerd door de congresgangers. Zoals u van ons gewend bent,worden ook in 2006 ruim 40 minilezingen gehouden over actuele onderwerpen op hetgebied van zorg, onderwijs, diagnostiek en begeleiding van mensen met een communicatievebeperking, slechthorenden en doven.Om u alvast in de gelegenheid te stellen de congresdata in uw agenda te reserverendoen wij hiermee een vooraankondiging voor ons jaarlijks congres.Begin 2006 volgt nadere informatie over het definitieve programma.Vanaf dat momentkunt u zich ook inschrijven voor het congres. Hiervoor kunt u terecht opwww.simea.nlDe CongrescommissieInge van Kampen,Annet de Klerk, Esther Kolen,Gerti Rijpma, Fred Saan,Arie Terpstra & Carla VernooijContactadres: Bureau AudComPostbus 222, 3500 AE UtrechtTel.: 030 – 276 99 02Fax: 030 – 271 28 92Email: info@simea.nlVHZ DECEMBER 2005 23


VHZAGENDA30 NOVEMBER 2005EFFATHA GUYOT SYMPOSIUMTOTAALVAARDIGHet symposium is in eerste instantie voorzorg en onderwijs medewerkers van deKEGG en directe relaties uit het netwerkvan deze medewerkers.Plaats: De Meervaart,AmsterdamInfo: www.effathaguyot.nl11 JANUARI 2006PROMOTIE DRS. MARJOLIJN VANWEERDENBURGProefschrift “Language and literacy developmentin children with specific languageimpairment”Plaats: De aula van de RadboudUniversiteit Nijmegen; om 13.30 uur10 FEBRUARI 2006WAP-SYMPOSIUM NT2 REVISITED...25 jaar ‘Nederlands als tweede taal’: destand van zakenPlaats: Hogeschool INHOLLAND,DiemenInfo:WAP-symposiumcommissie,Pythagorasstraat 125-hs,1098 GA Amsterdam21 MAART 2006SYMPOSIUM ALLE TAAL CENTRAAL2006Tweejaarlijks symposium over spraaktaalproblemen,slechthorendheid en autisme.Plaats: Conferentiecentrum Koningshof inVeldhovenInfo: Hanneke Bastiaans, Sint MarieEindhoven, telefoon (040) 264 70 04, e-mail h.bastiaans@sintmarie.nl20-21 APRIL 2006SAMEN WERKEN OFSAMENWERKENJaarlijks congres van SiméaPlaats: Congreshotel de Werelt, LunterenInfo: www.simea.nlCOLUMNWILLEM GEURTSBouwvalAls onderwijs niet ‘uw ding’ is, dan biedt deze column u weinigbelangwekkends. Jammer, of, blijf tóch even! Eind september dook eenpersbericht op, dat in brede kring klaarblijkelijk onopgemerkt bleef. Deinhoud echter heeft het in zich om vloeren van klas- en vergaderlokalente laten bewegen. Tot heden bleef het wonderlijk stil. Geen golf vanverontwaardiging die door ‘speciaal onderwijs’land stoof.Onze hoogsteigen, door deze of gene zelfs geliefde Minister van OC&WVan der Hoeven wil het wettelijk onderscheid tussen reguliere enspeciale scholen laten vervallen. De beminnelijke bewindsvrouwe (hiervolgt een citaat) ‘wil het mes zetten in het woud aan regels voor dehuidige speciale scholen’. Bravo Excellentie, U heeft een decennialanguitgesproken bede aanhoord. U ruimt tenminste alles op wat afleidt vanhet primaire proces. De minister wil het speciaal onderwijs afschaffen.In 2010. Tot dan moeten we ons nog even behelpen…Op Van der Hoeven’s schouders rust de beslist niet geringe opdrachthet onderwijs in Nederland op een hoger plan te brengen (de‘handafdruk’ van haar regeerperiode voor het nageslacht is eenafgeleide). Zij laat zich, gelijk het beleidsmakers betaamt, influisterendoor deskundigen. Mensen die absoluut ook of vooral weten hoe eenorganisátie er behoort uit te zien. Rijksambtenaren die in deze tijdenvan gelijkheid-voor-iedereen handelen conform het adagium ‘vrije keuzevoor eenieder’.Over een jaartje of vijf kent Nederland één indicatie. Glunderend van detoebedeelde vrijheid stappen kind en ouders dan dankbaar de schoolnaar hun dromen binnen. Schuiven op een stoeltje naast hun buurjongen/-meisje.Reguliere scholen die anno 2010 gedijen als prei in eenvochtrijke vroegzomer, vanwege een hogere bekostiging. Díe plaatjespassen.Maar vervolgens, innemend glimlachende minister, wat mogen we onsvoorstellen met passend en kansrijk onderwijs voor – laten we hetgewoon zo noemen – kwetsbare groepen scholieren? Want dát vragenze, de leerlingen en ook hun ouders – in het jaar des Heren 2005 tot inlengte der dagen – zelfs al hoor je ze niet. Bedenk asjeblief Den Haag,een minister is er maar voor éven, onderwijs krijgt ieder voor het léven.CARTOON

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!