12.07.2015 Views

Rondje Europa - VNO-NCW

Rondje Europa - VNO-NCW

Rondje Europa - VNO-NCW

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

publicatie van <strong>VNO</strong>-<strong>NCW</strong> en mkb-nederlandAdres Postbus 930022509 aa Den HaagTelefoon 070 349 03 49Ledennummer 070 349 03 66(vraagbaak voor leden)Fax 070 349 03 00E-mailinformatie@vno-ncw.nlInternet www.vno-ncw.nlAdres Postbus 930022509 aa Den HaagTelefoon 015 219 12 12Fax 015 219 14 14E-mailbureau@mkb.nlInternet www.mkb.nlKantoor Brussel (<strong>VNO</strong>-<strong>NCW</strong> en MKB-Nederland)Adres Archimedesstraat 5, bus 4,b-1000 BrusselTelefoon 00 32 (0)2 510 08 80Fax 00 32 (0)2 510 08 85E-mailbrussel@vno-ncw.nl<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong><strong>Europa</strong>: de weg terug naar economische groeiActuele onderwerpen in het kader van hetBelgische voorzitterschap van de Europese Unie(1 juli 2010 - 1 januari 2011)


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong><strong>Europa</strong>: de weg terug naareconomische groeiActuele onderwerpen in het kader van hetBelgische voorzitterschap van de Europese Unie(1 juli 2010 – 1 januari 2011)


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>vno-ncwvno-ncw is de grootste centrale ondernemingsorganisatie van Nederland. Zij behartigt de gemeenschappelijke belangen van160 brancheverenigingen met hun ruim 115.000 aangesloten ondernemingen. De vijf bij vno-ncw aangesloten regionalewerkgeversverenigingen en Jong Management vertegenwoordigen 10.000 persoonlij ke leden.vno-ncw representeert 90 procent van de werkgelegenheid in de marktsector.Adres Postbus 930022509 aa Den HaagTelefoon 070 349 03 49Ledennummer 070 349 03 66(vraagbaak voor leden)Fax 070 349 03 00E-mailinformatie@vno-ncw.nlInternet www.vno-ncw.nlmkb-NederlandMet ruim 186.000 bedrijven en instellingen uit 135 brancheorganisaties en 250 regionale en lokale ondernemersverenigingenis de Koninklijke Vereniging mkb-Nederland dé centrale werkgevers-organisatie voor het midden- en kleinbedrijf. mkb-Nederland bundelt de belangen van ondernemers en ondernemersorganisaties in het mkb en (publieke) instellingen die zichmet ondernemerschap identificeren met als doel het ondernemerschap in al zijn facetten te versterken.Adres Postbus 930022509 aa Den HaagTelefoon 015 219 12 12Fax 015 219 14 14E-mailbureau@mkb.nlInternet www.mkb.nlKantoor Brussel (vno-ncw en mkb-Nederland)Adres Archimedesstraat 5, bus 4B-1000 BrusselTelefoon +32 (0)2 510 08 80Fax +32 (0)2 510 08 85E-mailbrussel@vno-ncw.nl© vno-ncw, mkb-nederlandaugustus 2010isbn: 97-890-5771-142-8Foto omslag: Brussel (Google Earth)Ontwerp en opmaak: Curve, grafische vormgeving bno2


inhoudvoorwoord 7<strong>Europa</strong>: de weg terug naar economische groei 9(algemene beschouwing)1. Herstel uit de economische crisis 111.1 Economische vooruitzichten 2010/2011 111.2 Het Stabiliteits- en Groeipact en de euro 111.3 Toezicht op financiële markten 122. Algemeen beleidskader 152.1 <strong>Europa</strong> 2020 152.2 Small Business Act 152.3 Budget review 163. Innovatie en onderwijs 193.1 Onderzoek- en innovatiestrategie 193.2 Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling 193.3 Europese onderzoeksruimte 203.4 European Institute of Innovation and Technology 213.5 Biotechnologie 213.6 Nanotechnologie 223.7 Intellectueel Eigendom 223.8 Onderwijs 234. Versterking interne markt 254.1 Vervolmaking interne markt 254.2 Betere regelgeving / handhaving 264.3 Digitale Agenda 264.4 Dienstenrichtlijn 274.5 Diensten van algemeen belang 284.6 Single Euro Payments Area 294.7 Patiëntenmobiliteit 305. Consumenten- en productenbeleid 335.1 Richtlijn inzake consumentenrechten (herziening consumenten-acquis) 335.2 Collectieve schadeafhandeling in het consumentendomein 335.3 Richtlijn algemene productveiligheid en andere interne marktrichtlijnen 34ten aanzien van de veiligheid van producten5.4 Voedseletikettering 346. Mededinging 356.1 Horizontale en verticale samenwerkingsovereenkomsten 353


13. Pensioenen 6913.1 Vergrijzingsproblematiek, publicatie Groenboek 6913.2 Arbeidsmobiliteit en aanvullend pensioen 6913.3 International Accounting Standards (ias) 7013.4 Solvency ii 7113.5 Diversen 7114. Handelspolitiek 7314.1 Nieuwe handelspolitieke strategie van de eu 7314.2 wto 7314.3 Bilaterale vrijhandelsakkoorden 7414.4 Liberalisering van de handel in milieugoederen 7514.5 Border Adjustment Measures 7614.6 Market Access Strategy 7614.7 Land-van-oorsprongetikettering (‘made in labelling’) 7614.8 Ontwikkelingssamenwerking 7714.9 Maatschappelijk verantwoord ondernemen 77bijlagenI eu-lobby vno-ncw en mkb-Nederland 81II Overzicht van branches aangesloten bij vno-ncw en mkb-Nederland 85die actief zijn in Brussel5


6<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>


8<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>


<strong>Europa</strong>: de weg terug naareconomische groei(algemene beschouwing)De positie van de Europese UnieDe politieke positie van de Europese Unie is verzwakt. ‘Kopenhagen’heeft laten zien dat het leiderschap in mondialevraagstukken bij andere spelers ligt dan <strong>Europa</strong>. Bij groteproblemen als de financiële crisis en het klimaatprobleemis het een moeizaam en langdurig proces om tot bindendeEuropese besluiten te komen. Deze zwakke politieke positiemoet versterkt worden. Het nieuwe Verdrag, met een EuropesePresident en een versterkte Hoge Commissaris voor hetbuitenlands- en veiligheidsbeleid, geeft daartoe een aanzet.De ambitie van <strong>Europa</strong> moet zijn om met één vertegenwoordigingaan tafel te zitten bij landen als de Verenigde Staten enChina. Deze zwakke politieke positie van de Europese Uniedoet geen recht aan de economische positie van ons werelddeel.Met nog geen 10% van de wereldbevolking is het aandeelin de wereldeconomie 25%.Voor ons is duidelijk: zonder de Europese samenwerkingzou <strong>Europa</strong> veel zwakker zijn en was Nederland veel ernstigerdoor de crisis geraakt. Daarom is het van belang voor Nederlanden voor het Nederlandse bedrijfsleven dat <strong>Europa</strong>’skracht zich positief ontwikkelt. <strong>Europa</strong> is geen ‘buitenland’meer. <strong>Europa</strong> is juist wezenlijk voor een sterk Nederland. Deeconomische positie van Nederland is rechtstreeks verbondenmet die van de andere lidstaten van de Europese Unie.Onze inzet in Nederland en in <strong>Europa</strong> moet dan ook gerichtzijn op een verdergaande Europese economische integratie.Het is zaak dat de Europese Unie op de terreinen die tot haartakenpakket behoren meer politiek doorzettingsvermogenen macht krijgt en daadkracht gaat tonen. Alleen dan is hetmogelijk om tot de noodzakelijke structurele hervormingente komen die nodig zijn voor de economische groei die essentieelis om onze welvaart in <strong>Europa</strong> en Nederland te behouden.Inmiddels worden er stappen gezet in de richting vanmeer Europese Governance en dat is een goede zaak. Zoals vaakbij een crisis in <strong>Europa</strong> is het juist dan mogelijk om een volgendestap te zetten in het eenwordingsproces.Daadkracht en snelheid zijn nodig omdat de rest van de wereldniet wacht tot de huidige moeizame besluitvorming is afgerond.De groei en innovativiteit en de snelheid daarin vande opkomende machten als China, India en Brazilië moetenniet worden onderschat.Het Spaanse voorzitterschapHet Spaanse voorzitterschap had een ambitieuze agenda, diein de praktijk sterk door de financiële crisis is gedomineerd.Daarbij kwam dat de nieuwe Commissie later dan voorzienbenoemd werd en zich nog moest inwerken wat tot vertragingenheeft geleid. Ook was dit het eerste voorzitterschap datmoest werken onder het verdrag van Lissabon, waarbij de verhoudingentussen Raad, Commissie en Parlement zich in hunonderlinge samenhang opnieuw moesten vinden, en waarbijer voor het eerst een vaste voorzitter van de Raad is. Inmiddelszijn er al wel afspraken gemaakt tussen de Commissieen het Europees Parlement om hun werkzaamheden in denieuwe krachtsverhoudingen af te stemmen. Ook de vulkaanuitbarstingop ijsland met de daarop volgende luchtvaartcrisisheeft veel aandacht gevergd van het Spaanse voorzitterschap.Wel is hierdoor de Europese samenwerking in de lucht eenstap dichterbij gekomen.Onder het Spaanse voorzitterschap is de opvolger van de Lissabonstrategie,de ‘<strong>Europa</strong> 2020 strategie’, aangenomen en isgewerkt aan het versterken van het toezicht op de financiëlesector, waarbij de besluitvorming onder het Belgische voorzitterschapafgerond moet worden. Hetzelfde geldt voor deEuropese Dienst voor Extern Optreden (de edeo). Ook hierzijn stappen in de goede richting gezet, maar zal de afrondingonder het Belgische voorzitterschap plaats gaan vinden.Het Belgische voorzitterschapDit voorzitterschap is per 1 juli van start gegaan terwijl er noggeen nieuwe regering is. De verdere uitwerking van de structureleaanpak van de crisis en het uitwerken van de <strong>Europa</strong>2020 strategie, met als doel weer tot duurzame economischegroei te komen, staan hoog op de agenda van het Belgischevoorzitterschap. In dat kader wil het Belgische voorzitter-9


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>schap ook nadrukkelijk aandacht besteden aan werkgelegenheid.Ook zal het lang verwachte innovatieplan uitkomen enin december in een speciale Raad besproken worden. Ook wildit voorzitterschap proberen het gemeenschapoctrooi, zowelwat betreft het talenregime als wat betreft één Europese juridischeprocedure eindelijk tot een goed einde te brengen.Verder zal een integraal en duurzaam industriebeleid op deagenda staan, evenals de uitwerking van de Digitale Agendaen grensoverschrijdende infrastructuur met speciale aandachtvoor infrastructuur gericht op energiezekerheid. Ookzullen voorstellen voor het versterken van de interne marktbesproken worden, waarbij de Commissie zal reageren op deaanbevelingen ter zake, die professor Monti, oud-commissarisMededinging en Interne Markt, op verzoek van presidentBarroso heeft opgesteld. Tenslotte zal de voorbereiding van devolgende internationale klimaatconferentie in Cancún veelaandacht vergen.Prioriteiten vno-ncw en mkb-NederlandDeze prioriteiten zijn in wezen nog dezelfde als begin van ditjaar, met een nog sterker accent op structurele hervormingenen aandacht voor economische groei. Voor dat laatste zijn hetvoltooien en versterken van de interne markt, een goed innovatie-en industriebeleid, dat een integraal onderdeel vanhet hele beleid van de Commissie uitmaakt, van wezenlijkbelang. Ook betere regelgeving en handhaving en een ambitieusenergie- en klimaatbeleid dat goed ingebed is in de mondialeontwikkelingen hoort tot onze prioriteiten. En door ditalles heen blijft de aandacht voor het mkb, een belangrijkegroeimotor van de economie, essentieel. De uitvoering Europeesen nationaal van de Small Business Act is daarvan eenbelangrijk onderdeel.In de navolgende hoofdstukken vindt u al deze onderwerpennader uitgewerkt met onze voorstellen en opvattingen daarover.Joke van den Bandt-Stel10


1. Herstel uit deeconomische crisis1.1 Economische vooruitzichten 2010/2011De financiële crisis heeft de wereldeconomie in een zwarerecessie gebracht. Productie en de bestedingen zijn gedaald,de wereldhandel kromp aanzienlijk en werkloosheid en overheidstekortenliepen overal in de wereld op. Aandelenkoersenstortten in en de risico-opslagen op de rente stegen enwaren hoger dan vóór het uitbreken van de crisis.Medio 2010 zijn tekenen van herstel zichtbaar. In het tweedekwartaal van 2010 was er een omslag van krimp naar weerenige bbp-groei in de meeste lidstaten. Deze omslag is te dankenaan enerzijds de ingrepen van nationale regeringen, centralebanken en Europese instellingen en anderzijds aan oppeil blijvende groei-impulsen vanuit de opkomende economieën– voornamelijk in Azië – die relatief weinig last van decrisis hebben gehad. De constante groei van deze economieënheeft een positieve uitwerking op de exportcijfers van Europesebedrijven. Het vertrouwen van met name ondernemerskeert zich ten goede. Productie en bbp laten sinds enige tijdweer herstel zien met als koplopers binnen <strong>Europa</strong> Duitslanden Frankrijk. Nederland volgde daarin met enige vertraging.Het herstel is echter nog fragiel. De Europese Commissie verwachtin zijn recente voorjaarsraming van 2010 dat de negatieveeconomische en sociale gevolgen van de crisis nog langhun stempel op de wereldeconomie en in het bijzonder <strong>Europa</strong>zullen drukken. Na een krimp van 4,2% in het rampjaar2009 wordt voor dit jaar voor de hele eu dankzij een aantrekkendeexport een bbp-groei van 1% voorspeld die mogelijkvolgend jaar aantrekt tot 1,7%. Dat herstel zal door internespanningen over ernstig gederailleerde overheidsfinanciënin een aantal eurolanden duidelijk een slag minder zijn(1,5%). In de ramingen van de Commissie scoort Nederlandmet een krimp van 4% in 2009 en een voorspelde groei van1,3% in 2010 en 1,8% in 2011 iets boven het Europese gemiddelde.Deze prognose van de Europese Commissie is in lijnmet de prognose van businesseurope.We zien in de ramingen van de Europese Commissie dat nade forse banengroei in de achterliggende jaren de werkgelegenheidin <strong>Europa</strong> in 2009 en 2010 flink krimpt met mogelijkeen keerpunt in 2011 (stabilisatie of zeer magere groei). Ditkeerpunt is echter nog niet terug te zien in de recente EconomicOutlook van businesseurope; daarin wordt ook voor 2011nog verdere krimp voorspeld met als gevolg nog iets verderoplopende werkloosheid in 2011.De economische ontwikkelingen lopen binnen <strong>Europa</strong> (euen Eurogebied) sterk uiteen. Op dit moment daalt alleen inDuitsland en Nederland sinds een paar maanden de werkloosheidwaarbij Nederland (samen met Oostenrijk) opvaltdoor zijn Europees vergeleken lage werkloosheid (dit jaarrond 5% versus 10% voor heel de eu. Dat neemt niet weg dat degemiddelde werkloosheid ook in Nederland volgens het cpbwaarschijnlijk in 2011 nog wat zal oplopen. De verwachting isdat voor heel <strong>Europa</strong> de werkloosheid hoog zal blijven.Enerzijds door de groeiende werkloosheid en de verminderdefiscale inkomsten als gevolg van de sterke terugval van hetbbp en anderzijds door de getroffen tijdelijke anticrisis-maatregelenzijn de overheidsfinanciën van de Europese lidstatenaanzienlijk verslechterd. Uit de prognoses van de EuropeseCommissie blijkt dat het tekort van de Europese lidstaten alsgeheel dit jaar oploopt tot ruim 7% bbp met mogelijk volgendjaar enige daling naar 6,5% vanwege aflopende anticrisismaatregelenen nu allerlei in gang gezette ombuigingen inde lidstaten. Ook op het punt van het financieringstekort zijner grote verschillen binnen de eu, respectievelijk het Eurogebied.Van de eurolanden scoren Griekenland, Spanje, Portugalen Ierland aanzienlijk boven het gemiddelde en zijn mededaardoor en het groeiende wantrouwen over de afbetalingdoor die landen van hun staatsschulden een bron van grotespanningen rond de euro geworden. Binnen de eu behoortonder andere het Verenigd Koninkrijk bij de budgettair ernstiguit het lood geslagen landen.1.2 Het Stabiliteits- en Groeipact en de euroDe huidige economische crisis heeft geleerd dat het Stabiliteits-en Groeipact (sgp), bedoeld om gezonde overheidsfinanciënte bereiken en vast te houden als een solide basis onderde euro, ernstig heeft gefaald ten aanzien van verschillendeeurolanden. Hetzelfde geldt voor het toezicht op de nalevingvan gezond economisch hervormingsbeleid in diverse lidsta-11


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>ten. Door de recessie kampen weliswaar bijna alle eurolandenthans met buitensporige tekorten (meer dan 3% bbp) waaronderook Nederland. Maar verschillende landen hebben doorslechte naleving van het sgp in het verleden, in economischgunstiger tijden, nu onder invloed van de huidige crisis temaken met zeer grote tekorten en hoge staatsschulden. Datbetreft met name landen in Zuid-<strong>Europa</strong>. Omdat die landentegelijk al langer verslechtering van hun groeivermogen doorerosie van hun concurrentiepositie als gevolg van eigen slechtbeleid laten zien, is er in de markt ernstige twijfel ontstaan ofdie landen wel in staat zullen zijn hun schulden af te betalen.Schulden die ze hebben uitstaan bij verschillende financiëleinstellingen (banken, pensioenfondsen e.d.) in <strong>Europa</strong>. Dietwijfel begon met de Griekse schuldencrisis maar verbreeddezich naar andere budgettair zwakke eurobroeders. De vreesin de markt voor potentiële wanbetaling door die overhedenbrengt niet alleen de financiële stabiliteit en de zo noodzakelijkegezondmaking van banken in <strong>Europa</strong> in gevaar maarbreder de cohesie van het hele europroject.Als antwoord op dat gevaar hebben de Europese regeringsleidersde afgelopen maanden diverse maatregelen genomen:– samen met de Commissie, de ecb en het imf is op 10 meieen zeer omvangrijk financieel noodplan ontworpen in devorm van vooral een 750 miljard collectief garantiefondswaarop onder strikte voorwaarden lidstaten die op de kapitaalmarktgeconfronteerd worden met uitzonderlijkeonbeheersbare omstandigheden een beroep kunnen doenvoor financiering van hun staatsleningen;– het sgp zal in zijn eisen en toezicht aanzienlijk wordenaangescherpt om eurolanden die budgettair zijn ontspoordte dwingen tot aanzienlijke corrigerende aanpassingen enom voor de toekomst dit soort ontsporingen te voorkomen;– daarbij zal tevens strikter worden toegezien op nalevingvan de noodzakelijke aanpassingen in hun economischbeleid (niet alleen in de eurolanden maar breder in de eu).oordeel vno-ncw en mkb-nederlandSamen met businesseurope zijn we van mening dat het noodplanvan 750 miljard garantiefinanciering voor overhedenvan eurolanden in moeilijkheden onvermijdelijk is. Om hetgrote belang van één muntunie voor het bedrijfsleven en depositie van <strong>Europa</strong> te behouden is echter aanzienlijk meernodig. Als structurele maatregel is een aanzienlijke aanscherpingvan het sgp in zijn opzet en in zijn toepassing dringendgeboden. Zowel op het preventieve vlak als op het corrigerendevlak naar lidstaten die in de fout zijn gegaan. De voorstellendie thans voorliggen (toezicht op betrouwbaardere statistieken,meer focus op budgettaire langetermijn houdbaarheid,een versterkt breder en meer onafhankelijk toezicht zowelbudgettair als economisch, meer bindende afspraken overnaleving van het sgp die ook neergelegd worden in nationalewettelijke regels, strengere en meer automatische sancties)spreken ons zonder meer aan. Dat geldt minder voor het planvoor een permanent systeem van crisismanagement en crisisoplossingals follow up van het huidige noodpakket vanwegede gevaren van moral hazard die hieraan vastzitten. Eendergelijk permanent systeem is alleen aanvaardbaar als striktde hand wordt gehouden aan strenge voorwaarden voor aanpassingendoor lidstaten die hier beroep op doen en aan samenwerkingmet het imf. Elke vorm van bail-out van zwakkebroeders moet worden voorkomen. En bij alle plannen voormeer governance door regeringsleiders van het economischbeleid van lidstaten mogen de problemen van die lidstatennimmer worden afgeschoven op de budgettair en economischgoed presterende landen. Voorts mag op geen enkelemanier worden getornd aan de onafhankelijkheid van de ecb.1.3 Toezicht op financiële marktenDe Europese Commissie heeft naar aanleiding van de financiëlecrisis een aantal wetgevingsvoorstellen gedaan om hettoezicht en de regelgeving aan te pakken in delen van deeconomie met een hoge mate van systeemrisico. Zo heeft deCommissie plannen gepresenteerd om het bankentoezichtte versterken, kapitaaleisen voor banken te verhogen, derivatenmarktentransparanter te maken en hedge- en privateequityfondsen te reguleren.BankentoezichtOp de Raad voor economische en financiële zaken hebben deministers van Financiën van de lidstaten een akkoord bereiktover verbetering van het toezicht op de financiële sector. Hetakkoord komt als gevolg van aanbevelingen van de expertgroepvan de Europese Commissie onder leiding van Jacquesde Larosière. Het Europees Parlement heeft de voorstellenaangescherpt. Momenteel lopen de onderhandelingen methet ep over de nieuwe toezichthouders nog. Wel is het strevenvan alle partijen om de nieuwe instituten per 1 januari2011 in werking te laten treden.Door de regeringsleiders werd eerder ook onderschreven dater nadere richtsnoeren moesten komen ten aanzien van hetbeloningsbeleid (met name bonussen). Onlangs heeft hetEuropees Parlement ingestemd met nieuwe regels voor bonussenvan bankiers. De bankiers mogen voortaan hooguit30 procent van hun bonus (20 procent van bijzonder grotebonussen) direct in contant geld ontvangen. Een groot deel(tussen 40 en 60 procent) van alle bonussen moet minstensdrie jaar in een potje blijven wachten: als het bedrijf in de tussentijdniet genoeg winst maakt of failliet gaat, is de bankierhet geld kwijt. Verder moet minstens 50 procent van de totalebonus als aandelen worden uitbetaald of in de vorm van fondsendie als eerste kunnen worden aangesproken in het gevalvan bankmoeilijkheden. De bonussen moeten bovendien ineen bepaalde verhouding staan tot het salaris. De ministersvan Financiën hebben zich nog niet uitgesproken over dezezeer strenge nieuwe regels.Recentelijk hebben de regeringsleiders ook besloten dat de euhet voortouw moet nemen voor een mondiale aanpak bij hetinvoeren van regelingen voor heffingen en belastingen op financiëleinstellingen die wereldwijd gelijke spelregels garanderen.De invoering van een mondiale belasting op financiëletransacties moet in dat verband nader worden bestudeerd enontwikkeld. Op de G20 Top in Toronto in juni is men echterhierover niet tot een akkoord gekomen. Een Europese invoeringvan een bankenheffing wordt nu onderzocht.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland zijn voorstander van stevigtoezicht op de financiële sector. Ook verhoging van de kapitaal-en liquiditeitsvereisten om het operationeel risico van12


anken te verkleinen is nodig teneinde toekomstige financiëlecrises te voorkomen. Maar bij alle strengere reguleringvan de Europese financiële sector is wel een eis dat dit in internationaalverband breder dan <strong>Europa</strong> gebeurt. Want eeninternationaal gelijk speelveld is ook voor de financiële sectoreen belangrijke eis. Voorts is van groot belang dat er scherpop wordt gelet dat verzwaring van kapitaal- en liquiditeitseisenaan balansen van banken niet doorschiet en bovendien inhet juiste tempo en dus geleidelijk gaat gebeuren. Dit om tevoorkomen dat de ruimte van banken voor kredietverlening(waaronder ook exportfinanciering) aan in de kern gezondebedrijven en nieuwe startups in de knel komt, een gevaar datvooral straks bij een aantrekkende kredietvraag bij verdereconomisch herstel kan gaan spelen. Het politieke voorstelvoor een bankenbelasting is in dit verband dan ook een schadelijkplan en wijzen wij derhalve af.regulering van hedgefondsen. Echter, regulering mag de administratievelasten voor bedrijven niet verhogen en moetin zijn reikwijdte niet doorschieten. mkb-Nederland en vnoncwzijn kritisch op de breedte van de voorgestelde regulering.Fondsen die geen systematisch risico veroorzaken dienente worden uitgesloten van regulering.Inlichtingen:Jan Klaver (070 349 04 30; klaver@vno-ncw.nl)Het aanpakken van het bancaire bonusbeleid is positief, mitsdit tot resultaat heeft dat de bonussen de juiste financiëleprikkels vormen en dat het internationaal breed geschiedtom een ongelijk speelveld op de arbeidsmarkt voor financiëleinstellingen en beschadiging van de Europese financiële sectorte voorkomen.vno-ncw en mkb-Nederland zijn geen voorstander van eenbelasting op financiële transacties. Buiten het feit dat hetwaarschijnlijk technisch moeilijk uitvoerbaar is, bemoeilijkteen dergelijke heffing het proces van vermogensversterkingvan banken en daarmee indirect ook de kredietverlening aanhet bedrijfsleven. Een eenzijdige Europese in plaats van mondialeinvoering is zeer schadelijk voor het gelijk speelveld endus de concurrentiepositie van Europese banken en het Europesebedrijfsleven.Voorgestelde regulering financiële markt hedgeenprivate equityfondsenDe Europese Commissie heeft in het kader van hervormingvan de financiële infrastructuur een voorstel gepresenteerdwaarin ook hedge- en private equityfondsen worden gereguleerd.Het voorstel bevat verschillende maatregelen omde transparantie – en dus controleerbaarheid – van alternatievebeleggingsfondsen te verhogen. De intensieve handelin markten voor krediet kan grote gevolgen hebben voor destabiliteit van het financiële systeem.Derivatenmarkten zullen tevens worden aangepakt doorhandel via een intermediair te verplichten en een informatieplichtin te stellen. De Raad heeft een akkoord bereikt betreffendederivatenmarkten. Over regulering inzake hedge- enprivate equityfondsen moet nog worden beslist door Raad enParlement.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland steunen een gereguleerde marktvoor derivaten vanwege efficiencytoename en afname vanrisico. Ingrijpen in het vrije-marktmechanisme van de otcderivatenmarkt moet wel terughoudend gebeuren, omdatdeze markt zeer belangrijk is in het proces van spreiding vande kasstroom van grote bedrijven.Vanuit het oogpunt van toegenomen risico als gevolg vanhedgefondsen steunen vno-ncw en mkb-Nederland de13


14<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>


2. Algemeen beleidskader2.1 <strong>Europa</strong> 2020De Europese Commissie heeft op woensdag 3 maart 2010 eennieuwe tienjarenstrategie gepresenteerd. Dit langverwachtetoekomstplan <strong>Europa</strong> 2020 is een vervolg op de Lissabon strategie(2000-2010). Deze laatste heeft niet de gehoopte resultatenbehaald.De nieuwe strategie draait om ‘slimme, duurzame en inclusieve’groei op basis van een betere coördinatie van nationaalen Europees beleid. Kernpunten van de strategie zijnbevordering van een koolstofarme industrie, investeren inde ontwikkeling van nieuwe producten, de digitale economiede ruimte geven en modernisering van onderwijs enopleiding. De Commissie heeft vijf streefcijfers voorgesteld:verruiming van de werkgelegenheid van 69% tot 75%, verhogingvan de uitgaven voor R&D tot 3% van het bbp, vasthoudenaan de 20/20/20 klimaatdoelstelling van de eu, reductievan het aantal armen met 25% en het terugbrengen van hetaantal voortijdige schoolverlaters van 15% naar 10%. Het percentageuniversitair afgestudeerden moet omhoog van 31%naar 40%. De regeringen van de eu-landen moeten nationaledoelstellingen vaststellen die enerzijds rekening houden metde omstandigheden in eigen land maar anderzijds helpen dedoelstelling voor de eu als geheel te halen. De Europese Commissiezal de vooruitgang zorgvuldig monitoren. De <strong>Europa</strong>2020 strategie is tijdens de Europese Raad van regeringsleidersop 17 juni 2010 aangenomen.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland hebben positief gereageerd ophet feit dat er meer focus is in deze nieuwe strategie. Ook hetfeit dat de doelstellingen landelijk gedifferentieerd kunnenworden aansluitend bij de nationale uitgangspunten is positief.Gemist wordt meer aandacht voor de positie van <strong>Europa</strong>in de wereld en de concurrentiepositie van het bedrijfsleven.Belangrijk is dat ook de Europese Commissie in haar werkprogrammavoor de komende vijf jaar de doelen uitwerkt enzich daaraan committeert. Dit moet dan ook zijn vertalingkrijgen in het budget van de Commissie. Hetzelfde geldt voorhet commitment van de landen. Concreet betekent dat danook dat de uitwerking voor Nederland zijn vertaalslag moetkrijgen in een nieuw regeerakkoord.Inlichtingen:Kirsten Guyaux (+32 (0)2 510 08 72; guyaux@vno-ncw.nl)2.2 Small Business ActIn 2008 publiceerde de Europese Commissie de lang verwachteSmall Business Act (sba). De sba heeft geen wetgevendkarakter. Het is een beleidsaanbevelingspakket van circa 90aanbevelingen voor de lidstaten en voor de Commissie. Hetpolitiek succes van de sba hangt niet alleen af van de wetgevendeinitiatieven van de Commissie, maar ook van de voortvarendheidvan de lidstaten waarmee de initiatieven uit desba nationaal worden geïmplementeerd.De sba bestaat uit twee principes:– maatschappelijk erkenning en respect voor ondernemerschapmoet groeien teneinde de bereidheid om ondernemerte worden te stimuleren en– Think small first: regelgeving enten op het mkb.Er worden tien actielijnen geformuleerd:1. Klimaat scheppen waarin ondernemers en ondernemerschapbeloond wordt.2. Bonafide ondernemers die failliet gaan moeten een tweedekans krijgen.3. Think small first als grondhouding bij nieuwe regelgeving.4. Overheden moeten meer openstaan voor de behoefte vanhet mkb.5. Deelname aanbestedingen dusdanig vereenvoudigen zodathet mkb mee kan doen en ook staatssteun mogelijkmaken voor mkb bedrijven.6. Verbetering toegang tot financiering en respecteren vanbetalingstermijnen.7. Mogelijkheden interne markt optimaal benutten.8. Bevorderen opleidingsniveau en innovatie.9. Milieu en duurzaamheid als nieuwe marktkans voor hetmkb stimuleren enerzijds en energie-efficiëntie bevorderenanderzijds.10. Het mkb laten profiteren van kansen op markten buitende eu.15


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>Onder het Zweedse en Spaanse voorzitterschap liepen er drieinitiatieven die rechtstreeks uit de sba vloeien:– Aanpassing richtlijn betalingstermijnen; Late betalingsrichtlijn(zieparagraaf 6.5 Overheidsaanbestedingen).– Europese bv, behandeling in de Raad.– Vereenvoudiging btw-aangifte.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandIn 2008 hebben vno-ncw/mkb Nederland een standpunt opgestelden aan de Tweede Kamer gestuurd met als titel ‘Actievoor een Small Business Act, in <strong>Europa</strong> en Nederland’. Hierondervolgt een greep van beleidsaanbevelingen, aspecten engerelateerde dossiers uit de sba die voor het Nederlandse mkbvan belang zijn.sba algemeenDe actielijn think small first is eigenlijk geen actielijn maar eengrondbeginsel dat automatisch in economisch beleid verankerdzou moeten zijn. Wij zijn op nationaal Europees niveauvoor een onafhankelijke impact assessment waarin een uitgebreidemkb-toets prominent is ingebed.Actielijn 4. Overheden moeten meer openstaan voor de behoeftenvan het mkbOne-stop shops waar ondernemers centraal en in één keeradministratieve handelingen kunnen verrichten en informatiekunnen krijgen dienen te worden bevorderd. Nu moetenondernemers vaak langs diverse overheidsloketten. Overhedendienen zich allereerst de vraag te stellen of vergunningengepast zijn en of zij niet beter door algemene regels kunnenworden vervangen. Hierdoor verminderen de kosten, voorzowel het mkb als de overheid zelf. Het only-once-principle omte voorkomen dat ondernemers dezelfde data diverse kerenaan overheden moeten verstrekken, moet zo snel mogelijkworden ingevoerd.Actielijn 6. Toegang tot financiering en respecteren van betalingstermijnenLang maakte Nederland onvoldoende gebruik van de eib- eneif-faciliteiten, doordat de producten niet aansluiten op debehoeften van het bedrijfsleven, waaronder het mkb. DeNederlandse overheid, in casu het ministerie van Financiën,heeft daar verbetering in gebracht door de banken aan te sporenook een eib-kredietlijn op te nemen. Deze kredietlijnenzijn succesvol uitgezet, maar er is nog onvoldoende zicht ophoe deze kredietlijnen zijn verdeeld binnen het mkb.sba performance review / ScoreboardDe Commissie heeft onderzoek gedaan aan de hand van eenaantal indicatoren naar de implementatie van de sba op lidstaatniveauen zet deze resultaten af tegen het eu gemiddelde.Voor het hele onderzoek geldt dat lidstaten niet goed alle gegevensaanleveren waardoor indicatoren ontbreken. Wij hamerenop een goed werkend scoreboard. Op nationaal niveaugeldt deze gewenste verbeterslag ook inzake de rapportageen het overleg tussen de Europese Commissie, het ministerievan Economische Zaken en onze werkgeversorganisaties.De basis is goed, maar de methodiek dient verder verbeterdte worden. Om dit concreet te maken is een scoreboard metuniforme evaluatiecriteria op Europees en nationaal niveaunoodzakelijk. Deze evaluaties dienen door de Europese Commissiete worden opgesteld, zodat een uniforme onderzoeksmethodieken evaluatie op Europees niveau wordt toegepast,gebaseerd op een nulmeting, zodat alle lidstaten de juistegegevens kunnen aanleveren en er een faire vergelijkendestudie kan worden uitgevoerd. In de sba performance reviewvalt verder op dat Nederland gemiddeld presteert bij het implementerenvan de Small Business Act. Opmerkelijk is dat weslecht presteren op het gebied van aanbestedingen.Mid-term Review Small Bussiness ActTijdens de sba conferentie georganiseerd door het Spaansevoorzitterschap kondigde de Commissie een mid-term reviewaan van de sba in het najaar. Wij moedigen dit aan. Het Belgischevoorzitterschap heeft aangekondigd meer aandacht tegeven aan de mkb dimensie. Zo zal de uitvoering van de sbaopnieuw worden bestudeerd, met een speciale focus op internationalisering,toegang tot buitenlandse markten, administratievelastenreductie en toegang tot financiering.Inlichtingen:Femke den Hartog (015 219 12 52; f.denhartog@mkb.nl)Ullrich Schröder (+32 (0)2 510 08 77; u.schroder@mkb.nl)2.3 Budget reviewDe Europese Commissie bereidt een herijking van het eubudgetvoor en zal naar verwachting in juli 2011 haar voorstelvoor het volgend meerjarig financieel kader presenteren. Hethuidige lange termijn begrotingskader loopt van 2007 tot enmet 2013; het volgende zou in 2014 beginnen. De verwachtingis dat in het nieuwe eu-budget meer focus ligt op duurzamegroei en banen, klimaat, energie en infrastructuur en eenmondiaal <strong>Europa</strong>. Om de flexibiliteit van het budget te vergrotenoverweegt men misschien de begrotingstermijn naarvijf jaar te verlengen.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandVoor vno-ncw en mkb-Nederland moet het uitgangspuntzijn dat het subsidiariteitsbeginsel consequent wordt toegepast.De eu begroting zou zich sterker moeten richten op uitgavenvoor oplossing van grensoverschrijdende problemen,waar eu financiering een meerwaarde biedt. Volgens beideverenigingen moet het eu budget met name besteed wordenaan grensoverschrijdende ambities, namelijk onderzoek entechnologische innovatie, klimaatbeleid en energie-innovatie,infrastructuur, terrorismebestrijding en veiligheid enbewaking van buitengrenzen tegen illegale immigratie. Daarnaastmoet er ruimte zijn voor solidariteit, voor toetredendelanden op grond van nader te bepalen criteria, zoals economischeachterstand en onder voorwaarde van tijdelijkheid. Bijhet ontwikkelen van eigen eu-middelen, waar wij overigensvooralsnog geen voorstander van zijn, is het voor vno-ncwen mkb-Nederland een randvoorwaarde dat dit niet mag leidentot een extra lastenverzwaring voor ondernemers. Ookmoet in meer algemene zin het rondpompen van geld zoveelmogelijk worden voorkomen.Concreet stellen vno-ncw en mkb-Nederland voor dat heteu-budget volgens de volgende lijnen moet worden opgebouwd:prioriteiten, bepalen wat echt Europees gedaanmoet worden (en wat niet), dan hoeveel geld hiervoor nodigis en tot slot op welke wijze dit kan worden gefinancierd. Ten16


aanzien van de herijking van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid(glb) stellen wij voor dat de productiesteun aanlandbouwproducenten wordt afgebouwd en het glb-budgetwordt teruggebracht om ruimte te geven aan lidstaten voornationale financiering. Het glb moet ná 2013 gericht zijn optwee pijlers: marktgerichte productie en gerichte vergoedingenvoor publieke diensten. Ook vinden wij dat meer geïnvesteerdmoet worden in innovatie, klimaat, energie en daarwel in onderlinge samenhang, en veiligheid. Volgens vnoncwen mkb-Nederland zouden de structuurfondsen vooralgericht moeten zijn op de armste eu-lidstaten, maar onderduidelijke voorwaarden en met een tijdelijk karakter.Inlichtingen:Kirsten Guyaux (+32 (0)2 510 08 72; guyaux@vno-ncw.nl)17


18<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>


3. Innovatie en onderwijs3.1 Onderzoek- en innovatiestrategieIn september 2010 zal de Europese Commissie met een onderzoek-en innovatiestrategie komen. Deze strategie vormteen belangrijk aspect van de bredere strategie van <strong>Europa</strong>2020, die op 17 juni door de Europese Raad is aangenomenconform het voorstel van de Commissie. Deze <strong>Europa</strong>-strategievoor 2020 herhaalt de doelstelling van het stimuleren vanonderzoek en ontwikkeling (R&D)-uitgaven in <strong>Europa</strong> tot 3%van het bbp (bruto binnenlands product).De details van de onderzoeks- en innovatiestrategie zijnnog niet bekend. Wel wordt verwacht dat de strategie vooronderzoek en innovatiebeleid zich zal concentreren op debelangrijkste maatschappelijke uitdagingen voor <strong>Europa</strong> ende wereld, zoals klimaatverandering, energie-efficiëntie, gezondheiden vergrijzing. Daarnaast zal de strategie zijn gebaseerdop een ruim begrip van ‘innovatie’. Andere aspecten diein de strategie aan bod zullen komen zijn de bevordering vande mobiliteit van onderzoekers, het ontwikkelen van onderzoeksinfrastructurenvan wereldklasse en het verminderenvan de versnippering van de nationale onderzoeksinspanningen.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandmkb-Nederland en vno-ncw onderschrijven deze aandachtspuntenen uitdagingen. Beide organisaties vinden het belangrijkdat er een betere verbinding tot stand wordt gebrachttussen het onderzoek in de publieke sector, de private sectoren innovatie. Het innovatiebeleid moet de focus leggen opeen bijdrage aan de concurrentiekracht van <strong>Europa</strong>. Het gaathierbij niet enkel om het onderzoek zelf, maar vooral omde ver taling van dit onderzoek naar innovatie en toepassingen.vno-ncw en mkb-Nederland ondersteunen dat er meernadruk komt op maatschappelijke uitdagingen, mits een duidelijkekoppeling wordt gelegd met de kansen die de maatschappelijkeuitdagingen bieden voor het bedrijfsleven. Hetversterken van de concurrentiekracht is immers het primairedoel van het innovatiebeleid.Daarnaast pleiten vno-ncw en mkb-Nederland voor eenbetere samenwerking tussen de dg’s. Innovatie dient nietalleen een zaak te zijn voor de Eurocommissaris van Wetenschap,innovatie en onderzoek, maar van de gehele EuropeseCommissie. Een stap in de goede richting is de vorming vaneen comité van ‘innovatie-commissarissen’ onder leidingvan commissaris Geoghegan-Quinn. In dit comité zitten devoor innovatie meest relevante commissarissen, wat hopelijkkan bijdragen aan een meer integraal en minder versnipperdbeleid. Het financiële instrument van het nieuwe kaderprogramma(zie 3.2) zal deze integrale aanpak moeten ondersteunen.Inlichtingen:Thomas Grosfeld (070 349 04 15; grosfeld@vno-ncw.nl)Rik Mooijweer (015 219 14 30; r.mooijweer@mkb.nl)3.2 Kaderprogramma voor onderzoek entechnologische ontwikkelingIn 2007 is het Zevende Kaderprogramma (kp7) voor onderzoeken technologische ontwikkeling van start gegaan. DeEuropese Commissie trekt tot en met 2013 ruim 50 miljardeuro uit voor het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling.kp7 is bedoeld om enerzijds de innovatiekracht van de Europeseindustrie te verbeteren en anderzijds om wetenschap enindustrie uit te dagen oplossingen te bedenken voor belangrijkeEuropese vraagstukken op het terrein van bijvoorbeeldmilieu, vergrijzing en duurzame energie. De subsidies uit kp7worden rechtstreeks door de eu uitgekeerd aan projecten. Erzijn over het algemeen minimaal drie partners uit verschillendeeu-lidstaten nodig om aan een project deel te nemen.Tijdens de Mid-term Review kp7 en de besprekingen van denieuwe Lissabonstrategie in 2010 zullen de eerste fundamentenvoor kp8 worden gelegd. Het voorstel van de EuropeseCommissie voor kp8 wordt echter pas eind 2011 verwacht.Een belangrijk thema is de vereenvoudiging van het kp (zowelkp7 als richting kp8). Recent heeft de Commissie een aantalmededelingen gedaan die hierop zijn gericht (op 29 april de‘mededeling ter vereenvoudiging van de implementatie vanhet kp’ en op 26 mei het document ‘meer of minder controle?Naar een goede balans tussen de administratieve kosten van19


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>controle en de risico’s op fouten’). Ook een aantal facetten vanhet voorstel van de Commissie van 28 mei om het eu FinancieelReglement aan te passen zijn gericht op vereenvoudigingvan het kp.De Europese Commissie presenteert in deze mededelingenhaar plannen om de procedures voor deelneming aan doorde eu gesubsidieerde onderzoeksprojecten te vergemakkelijken.Het algemene doel is om de deelneming transparant enaantrekkelijk te maken voor de beste onderzoekers en innoverendebedrijven in <strong>Europa</strong> en daarbuiten. Daarnaast heeftde Commissie een groep van onafhankelijke deskundigenaangesteld om alle aspecten van het lopende kp7 te evaluerenin het kader van de mid-term review, die naar verwachting ookenige lijnen voor kp8 zal uitzetten.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandTen behoeve van de discussies over kp8, willen vno-ncwen mkb-Nederland de volgende punten onder de aandachtbrengen.Een eu-begroting met meer budget voor R&D en innovatie iswenselijk. Van het huidige eu-budget gaat 44% van de circa120 miljard euro per jaar naar de landbouwuitgaven, terwijlhet totaal van de verschillende activiteiten gericht op R&D eninnovatie slechts ca. 15% betreft. Een verschuiving in budgettennaar meer R&D/innovatie en minder landbouw is wenselijkom de totale gelden van het kp omhoog te brengen.Tegengaan van de daling van de deelname door het bedrijfslevenombuigen. Met name ten gevolge van de complexiteit ende bureaucratie in het kp is er sinds 1997 een voortdurendedaling geweest van de deelname door het bedrijfsleven, vanbijna 40% in 1997 naar 25% nu. De rest gaat grotendeels naarpublieke onderzoeksinstituten en universiteiten, die het kaderprogrammasteeds meer zijn gaan gebruiken als derdegeldstroom. Er moet weer gestreefd worden naar een optimalebalans, waarbij het Kaderprogramma weer primair in hetteken staat van het bevorderen van het concurrentievermogenvan <strong>Europa</strong>, zoals ook de onafhankelijke evaluatiecommissiein de herziening van kp 6 concludeerde.Programma’s voor het mkb meer vraaggericht en mkb-specifiekmaken. Hierbij zou het ook helpen om kleine projectenbinnen de thema’s uit te voeren. Voorts valt te overwegen omde categorie associate partner uit eerdere kaderprogramma’sweer in te voeren en de mogelijkheden voor het mkb te vergrotenom in de latere fases van lopende projecten aan te haken.vno-ncw en mkb-Nederland vinden dat in het volgend Kaderprogrammameer nadruk moet liggen op toepassing eninnovatie, waardoor de participatie van het bedrijfsleven omhoogkan. Ook vinden beide organisaties dat moet wordeningespeeld op de rol van bedrijven als een belangrijke oplosservan maatschappelijke vraagstukken. Markten zijn eenbelangrijke stimulans voor R&D- en innovatie-investeringenvanuit bedrijven. Het idee om Europese maatschappelijke uitdagingente formuleren als lead markets geeft een gerichte stimuleringvan R&D-investeringen door bedrijven. Een anderbelangrijk aspect is om de maatschappelijke vraagstukkenin te bedden in reguliere technologieprogramma’s. De R&Droadmaps van verscheidene jti’s laten zien dat een koppelingmet economische activiteit een breed scala van mogelijkhedenbiedt. vno-ncw en mkb-Nederland vinden ook dat er meeraandacht moet komen voor de toegankelijkheid van risicokapitaalals aanvulling op het huidige innovatie- en onderzoeksbeleidbinnen <strong>Europa</strong>. De organisaties als eib en eif kunnendaarin een rol vervullen. Tenslotte vinden beide verenigingendat een betere balans moet worden gebracht tussen mkbgeldendie gealloceerd zijn voor thematische mkb-deelname(nu 5 mld euro) en mkb-specifieke programma’s (nu 1,4 mldeuro). Een verdeling van 50%-50% zou tot positief gevolg hebbendat de slaagkans van de mkb-specifieke programma’s van12% tot 30% zou stijgen.vno-ncw en mkb-Nederland vinden de mededelingen vande Commissie over de vereenvoudiging een stap in de goederichting. Wel maken beide organisaties zich zorgen over deaanbevelingen om te komen tot meer output gebaseerde financiering(dat trekt minder risicovolle projecten aan) ende lump sum financiering (wat bedrijven met kapitaalintensiefonderzoek kan benadelen). Uiteindelijk is het omeen echte doorbraak te bereiken in de bureaucratie van dekaderprogramma’s noodzakelijk om over te gaan op een meerop vertrouwen en risicobeheersing gebaseerde aanpak. Decombinatie van persoonlijke aansprakelijkheid van een Europeseambtenaar met het zerotrust- en zerotolerancebeleid werktremmend voor het slagen van de Europese onderzoeksparagraaf.De Nederlandse High Trust benadering kan daarbij alsvoorbeeld dienen, waarin ook het aantal controles wordt verminderdom de administratieve lasten te verlagen. De Mededelingover tolerable risk zet stappen in de goede richting. vnoncwen mkb-Nederland dringen aan op snelle implementatie.Wel zouden ook de bepalingen in het eu Financieel Reglementover persoonlijke aansprakelijkheid voor Europeseambtenaren verzacht moeten worden, maar dit is helaas geenonderdeel van het recente voorstel van de Commissie. Voortsmoeten de toekenningtermijnen (time to contract) aanzienlijkverkort worden. De nationale programmacomités hebbeneen belangrijke rol in de beleidsvoorbereidende evaluatietrajecten,en dienen ook de individuele projectbeoordelingenglobaal te monitoren, zonder het werk van de EuropeseCommissie over te doen. Een schriftelijke procedure kan onnodigevertragingen hierbij beperken.Daarnaast is het van belang dat het kaderprogramma vooronderzoek en ontwikkeling goed aansluit op de era doelstellingenen er een goede afstemming is met initiatieven dieop dit vlak vanuit andere dg’s geleverd worden, zoals o.a. heteit, cip, het Lead Markets initiatief en programma’s gericht opduurzaamheid en energie, waar ook nog veel onderzoek voornodig is. Nu lijkt er toch nog vaak sprake te zijn van losse,soms concurrerende, initiatieven uit diverse dg’s.Inlichtingen:Thomas Grosfeld (070 349 04 15; grosfeld@vno-ncw.nl)Rik Mooijweer (015 219 14 30; r.mooijweer@mkb.nl)3.3 Europese onderzoeksruimteIn 2000 besloot de eu tot het creëren van de European ResearchArea (era) om een impuls te geven aan het Europees onder-20


zoeksbeleid, met name door het intensiveren van de samenwerkingtussen de onderzoeksactiviteiten van de lidstaten.In 2007 presenteerde de Commissie een groenboek over deEuropese onderzoeksruimte om input te krijgen van belanghebbenden.In 2008 heeft de Commissie op basis van dezeconsultatie acties gepresenteerd op een vijftal terreinen. Ookzijn de lidstaten in de Raad een nieuwe werkwijze overeengekomen,ook wel genoemd het ‘Ljubljana proces’. Hiermeehopen de lidstaten de bestaande fragmentatie tussen onderzoeksprogramma’stegen te gaan. Tijdens de concurrentieraadvan december 2009 is de noodzaak tot een betere interactietussen onderwijs, onderzoek en innovatie in de KnowledgeTriangle nogmaals onderschreven.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland zijn het er mee eens dat <strong>Europa</strong>een sterker, effectiever publiek onderzoeksysteem nodigheeft in het kader van de economische, sociale en milieuuitdagingenwaar de eu voor staat. Behalve betere samenwerkingtussen de lidstaten moet er echter ook een betere connectieontstaan tussen het onderzoek in de publieke sector,de private sector en innovatie. Het onderzoekbeleid moetworden gedreven door het doel van innovatie: een bijdrageleveren aan de concurrentiekracht van <strong>Europa</strong>. Dat vereist actievebetrokkenheid van het bedrijfsleven. Daarnaast zou defocus niet alleen moeten liggen op onderzoek zelf, maar ookop de vertaling van dit onderzoek naar innovatie en toepassingen.Ook bij de keuze van onderzoekrichtingen zou vooreen belangrijk deel richtinggevend moeten zijn de bijdragedie dat onderzoek kan geven aan economie en maatschappij.Inlichtingen:Thomas Grosfeld (070 349 04 15; grosfeld@vno-ncw.nl)Rik Mooijweer (015 219 14 30; r.mooijweer@mkb.nl)3.4 European Institute of Innovation andTechnologyIn 2008 hebben Raad en Parlement hun definitieve goedkeuringgegeven aan de oprichting van een Europees Instituutvoor Innovatie en Technologie (eit). Het gaat hierbij om eenhecht netwerk van kennisinstellingen en bedrijven. Er zijnin eerste instantie drie zogenaamde ‘kennis- en innovatiegemeenschappen’(kics) in oprichting die elk een thema behandelennamelijk sustainable energy; mitigation and adaptation ofclimate change en future information and communication society.Op basis van een open tender in 2009 is voor elk thema eenkennis- en innovatiegemeenschap bestaande uit kennisinstellingenen bedrijven geselecteerd, die vervolgens zelf invullingkan geven aan het thema. Inmiddels zijn er drie kennis-en innovatiegemeenschappen goedgekeurd, namelijk ophet terrein van klimaat, energie en ict, waar ook Nederlandruim van profiteert. Begin juni zijn de kic’s ook officieel vanstart gegaan.De financiering van deze eerste fase van het eit loopt tot 2013.Uit diverse onderdelen van het eu-budget is 309 miljoen eurobij elkaar gesprokkeld om het eit de eerste drie kennis- eninnovatiegemeenschappen op te laten zetten. Voor de financieringvan de eigenlijke onderzoek-, onderwijs- en innovatieactiviteitenvan de kennis- en innovatiegemeenschappenworden daarnaast substantiële bijdragen verwacht van bedrijven,kennisinstellingen en nationale en regionale overheden.Ook zal gebruik worden gemaakt van projecten in het 7 eKaderprogramma en andere Europese programma’s.Het eit heeft zijn hoofdkantoor in Boedapest. De governingboard bestaat uit zwaargewichten met een industriële en wetenschappelijkeachtergrond, onder wie twee Nederlanders.De governing board moet de concrete vormgeving van heteit uitwerken en is verantwoordelijk voor de selectie van dekennis- en innovatiegemeenschappen. Ook is de governingboard verantwoordelijk voor het opstellen van een meerjarigestrategische innovatieagenda, die vervolgens op voorstel vande Europese Commissie door Raad en Parlement zal moetenworden aanvaard. De consultatie voor deze agenda start in deherfst van dit jaar.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland onderschrijven de aanpak omuit te gaan van kennis- en innovatiegemeenschappen en deaanpak gericht op de driehoek onderwijs, onderzoek en innovatiemet bijzondere aandacht voor ondernemerschap.De toekomst van het eit op langere termijn zal in belangrijkemate afhangen van de wijze van implementatie van de eerstekennis- en innovatiegemeenschappen. De eerste stappen zijnveelbelovend, maar de ‘proof of the pudding is in the eating’. Bijhet opstellen van de meerjarige strategische innovatieagendazou het gewenst zijn een verband te leggen met de uitwerkingvan de Europese Onderzoeksruimte en de koppelingmet het achtste kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling(2014-2020).Het eit zal zeker een plaats moeten krijgen in de nieuwe onderzoek-en innovatiestrategie van de eu die eind septemberuitkomt.Inlichtingen:Thomas Grosfeld (070 349 04 15; grosfeld@vno-ncw.nl)Rik Mooijweer (015 219 14 30; r.mooijweer@mkb.nl)3.5 BiotechnologieEén van de belangrijke gebieden voor innovatie is modernebiotechnologie. Het gaat daarbij zowel om ‘groene’ (landbouwen voeding), ‘rode’ (medische) als ‘witte’ (industriële) biotechnologie.De ontwikkeling van biotechnologie in <strong>Europa</strong> looptinternationaal echter achter en verliest nog steeds terrein tenopzichte van de Verenigde Staten en in toenemende mateook van Azië. Met betrekking tot de groene biotechnologieis de achtergrond hiervan een gebrek aan maatschappelijkeacceptatie, voortkomend uit de verwarring die milieuorganisatiesde afgelopen jaren hebben gezaaid. Dit heeft voorveel biotechnologische producten geleid tot onzekerheidrond wetgeving en marktontwikkelingen in <strong>Europa</strong>, o.a. bijde toelating, etikettering en traceerbaarheid van genetischgemodificeerde organismen (ggo’s). Voor alle gebieden geldtdat een teveel aan onnodig restrictieve regelgeving nieuweactiviteiten smoort. Daarnaast is de maatschappelijke weerstandtegen biotechnologie buiten de eu kleiner. De kansenvoor biotechnologie in <strong>Europa</strong> zijn door deze factoren mindergroot dan elders, waardoor de groei achterblijft en biotechno-21


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>logische bedrijfsactiviteiten en onderzoekers vertrekken. Ditis slecht voor de economische bedrijvigheid en voor de innovatiein <strong>Europa</strong>.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandOm de neergaande trend te keren en het vertrouwen in biotechnologiein de eu te herstellen, dringen vno-ncw en mkb-Nederland aan op een eenduidig beleid vanuit het beginsel‘kansen verantwoord benutten’. Positief is dat de EuropeseCommissie het de facto moratorium voor producten op basisvan ggo’s in 2005 heeft opgeheven en dat de eerste toelatingvan gm-producten op de Europese markt gerealiseerd is. Ditis echter bij lange na niet voldoende.Concreet verwachten beide organisaties van de eu:– een versnelling van de Europese toelatingsprocedure, zodatde toelatingstatus van gg-gewassen in de eu en anderelanden niet onnodig verschilt. Dit is mogelijk met waarborgingvan het huidige hoge niveau van veiligheid voor mens,dier en milieu;– het introduceren van een werkbare en realistischedrempel waarde voor de import van de volgende categorieëngg-gewassen:• gg-gewassen met een positieve beoordeling van de efsa(de Europese Voedselveiligheidautoriteit);• gg-gewassen, toegelaten in een derde land (mits detoelating gebaseerd is op een met de eu vergelijkbarerisicoanalyse).Deze oplossingen passen binnen de internationaleafspraken waar de eu zich in september 2007 inhet kader van de Codex Alimentarius aan heeft gecommitteerd;– wetenschappelijk onderbouwd risicomanagement, dus ophoudenmet ‘perceptiemanagement’ en misbruik van hetvoorzorgbeginsel;– innovatiebevorderende toelatingsprocedure voor geavanceerdetherapieën in de medische zorg en overige toepassingsgebiedenvan de biotechnologie;– een op innovatie gericht beleid voor medische toepassingendat ook ruimte biedt aan onderzoek op het terrein vanmenselijke stamcellen, therapeutisch kloneren en gentherapie;– een voortvarende implementatie van de eu-Routekaart voorBiotechnologie, waarmee tot nu toe vrijwel geen voortgangis geboekt;– een coherent, gecoördineerd en alomvattend algemeenbeleidskader ter ondersteuning van het Lead Market Initiativein alle zes prioritaire gebieden, met name in de ontwikkelingvan een markt voor bio-based producten en ondersteuningvan de in deze lmi’s ontwikkelde aanbevelingen,waarmee actualisering en implementatie van wet- en regelgevingvan deze – voor <strong>Europa</strong> belangrijke – markten gerealiseerdwordt;– Europese criteria voor de duurzaamheid van biobrandstoffenmoeten worden gebaseerd op technologieneutrale,transparante en wetenschappelijke criteria;– met spoed een voorstel voor praktische en economischhaalbare drempelwaarden voor de onvoorziene aanwezigheidvan ggo’s in zaden.Inlichtingen:Thomas Grosfeld (070 349 04 15; grosfeld@vno-ncw.nl)3.6 NanotechnologieNanotechnologie is een sterk opkomende technologie. Zowelmultinationals als het mkb zijn bezig met onderzoek of hebbenreeds producten waarin nanodeeltjes zijn verwerkt. Derisico’s van nanotechnologie zijn echter nog niet helemaalbekend. De Nederlandse regering gaat uit van het voorzorgsbeginselen hanteert het principe van risk governance. Datbetekent dat bedrijven in eerste instantie zelf verantwoordelijkzijn om te laten zien dat ze goed met deze eventuelerisico’s omgaan.De Europese Commissie wil dat het bedrijfsleven via hetvoorzorgsbeginsel risico’s van nanotechnologieën binnen deperken houdt. Dit heeft er o.a. toe geleid dat de Commissieeen gedragscode voor R&D in nanotechnologieën heeft ontwikkeld.Daarnaast is afgesproken dat een aparte werkgroepvan de Commissie beziet op welke manier nanodeeltjes eenplaats in de reach-regelgeving kan krijgen. In 2010 komt deCommissie met een nieuw actieplan voor nanotechnologieën,waarbij ook nader wordt ingegaan over de noodzaaktot extra regulering.Ook het Europees Parlement heeft zich uitgesproken over derisicobeoordeling van nanotechnologieën. Zij wil dat de Commissiezich nog eens buigt over de vraag of de huidige regelgevingwel voldoende is. Intussen is in de novel food verordeningopgenomen dat opname van nanomaterialen in voedselpas na toestemming van de Commissie op de markt gebrachtmag worden. Voor cosmeticaproducten geldt een meldplicht.Momenteel wordt gediscussieerd over een goede definitievan nanomaterialen. Dit is nodig om wetgeving goed te latenwerken.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland stellen zich proactief op in dediscussie over risico’s van nanotechnologie. Het bedrijfslevenheeft de taak om te laten zien dat zij verantwoord met nanotechnologieomgaat. Zij maakt afspraken met de Nederlandseoverheid over de risicoaanpak. vno-ncw en mkb-Nederlandleggen het accent op een Europese aanpak van risico’s vannanotechnologieën. Volgens beide organisaties is geen extraEuropese regelgeving nodig, maar zijn bestaande kaders zoalsreach en productregelgeving afdoende om de risicoaspectente beheersen. Daarnaast willen zij bedrijven stimuleren omdoor middel van het voorzorgsbeginsel goed om te gaan metnanotechnologie.Inlichtingen:Willem-Henk Streekstra (070 349 03 59; streekstra@vno-ncw.nl)3.7 Intellectueel EigendomHet beschermen van intellectueel eigendom (auteursrecht,octrooien, merken en modellen) is belangrijk voor de kenniseconomieen voor het verbeteren van de concurrentiekrachtvan <strong>Europa</strong>. Het octrooisysteem in <strong>Europa</strong> kan verder wordenverbeterd om bedrijven effectiever juridische zekerheidte bieden en innovatie te bevorderen. Al sinds 1962 staat ditop de agenda in <strong>Europa</strong>. De eu Concurrentiekrachtraad heeft22


in december 2009 een akkoord bereikt om te komen tot eengemeenschappelijke Europese aanpak. Het Europese Hof isgevraagd in hoeverre de voorgestelde overeenkomst over geschillenbeslechtingin overeenstemming is met het Verdragover het Functioneren van de eu (tfeu).Het punt van de vertalingen van het eu-octrooi is ook nogniet geregeld. Hiervoor heeft Commissaris Barnier recenteen voorstel ingediend. Dit voorstel van de Commissie bouwtvoort op het bestaande taalstelsel van het eob. De Commissiestelt voor dat eu-octrooien in één van de officiële talen vanhet eob (Engels, Frans of Duits) worden onderzocht en verleend.De Commissie heeft becijferd dat een eu-octrooi dat de27 lidstaten beslaat dan minder dan 6.200 euro zou kosten,waarvan slechts 10% voor vertalingen. Ter vergelijking, op ditmoment kost een octrooi dat in 13 landen wordt bekrachtigdongeveer 20.000 euro, waarvan 14.000 euro voor vertalingen.In de thans gekozen opzet voor het eu-octrooi is een wijzigingnodig van zowel het Europees Octrooiverdrag (epc), welkewijziging door de 37 epc staten geratificeerd moet worden,als het Patent Cooperation Treaty (pct), waarvoor 142 ratificatiesnodig zijn.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandOns algemene uitgangspunt is en blijft een systeem dat voorspelbaar,snel en kosteneffectief is. De kwaliteit van een euoctrooiis nu hoog en dat moet zo blijven. Belangrijk daarbijis ook dat de kosten van vertalingen niet ten laste van de octrooiaanvragerskomen. Immers het nieuwe octrooisysteemmoet goedkoper worden dan het huidige systeem om de toegankelijkheidvoor het midden- en kleinbedrijf te verbeteren.vno-ncw en mkb-Nederland zijn positief over het recentevoorstel van de Commissie over het talenregime. Het voorstelzou een stap vooruit betekenen. De kosten van octrooien zullennaar beneden gaan.kwaliteit en efficiency van het onderwijs verbeteren; kansengelijkheid,sociale cohesie en actief burgerschap bevorderen;innovativiteit en creativiteit (inclusief ondernemerschap)bevorderen. Het onderwijsbeleid blijft een zaak van de nationaleoverheden, maar middels het werkprogramma wil menkomen tot meer uitwisseling en samenwerking. Ook zijn ereen aantal in 2020 te bereiken benchmarks afgesproken, zoalstenminste 40% hoger opgeleiden in de leeftijdsgroep 30-34 enmaximaal 10% voortijdig schoolverlaters (d.w.z. schoolverlatenmet hoogstens een diploma van de eerste fase voortgezetonderwijs, in Nederland is dat het vmbo). Deze doelstellingenzijn ook opgenomen in de nieuwe <strong>Europa</strong>2020-strategie (ziepar. 2.1).oordeel vno-ncw en mkb-nederlandAangezien het onderwijs een erkende essentiële factor isvoor economische ontwikkeling en een goed functionerendearbeidsmarkt, is het positief dat de Europese lidstaten, gegevende economische integratie en de open arbeidsmarkt, intoenemende mate ervaringen uitwisselen en samenwerkenop het gebied van onderwijs en beroepsopleiding, ook al blijvende lidstaten autonoom op dit gebied. Veelzeggend in ditverband is ook dat de zogeheten ‘Bologna-afspraken’ over deinvoering van de bachelor-master structuur in het hoger onderwijs,overigens geen initiatief van de Europese Commissiemaar van enkele lidstaten, inmiddels door alle eu-landenworden onderschreven en door de meeste landen, waaronderNederland, inmiddels zijn ingevoerd. Ook is het positief dater concrete benchmarks zijn afgesproken. Nederland zal metde meeste daarvan overigens weinig moeite hebben, behalvemet de norm van maximaal 10% voortijdig schoolverlaters.Inlichtingen:Chiel Renique (070 349 02 21; renique@vno-ncw.nl)Thomas Grosfeld (070 349 04 15; grosfeld@vno-ncw.nl)Mocht de voorgestelde opzet niet haalbaar zijn, dan zoudenvno-ncw en mkb-Nederland graag zien dat de haalbaarheidvan een model gebaseerd op Artikel 142 epc wordt onderzocht.Hiervoor hoeven het epc en het pct niet gewijzigd teworden. Ook hoeft er voor verschillende deelaspecten dangeen unanimiteit gevonden te worden.Inlichtingen:Thomas Grosfeld (070 349 04 15; grosfeld@vno-ncw.nl)3.8 OnderwijsIn februari 2010 is met een eindrapportage het Europesewerkprogramma 2002-2010 voor onderwijs en opleiding afgeslotenen gaat een nieuw strategisch kader voor Europesesamenwerking op dit gebied tot 2020 van start. In het afgelopenprogramma is onder meer gewerkt aan versterking vanleven lang leren en het inbrengen in beroepsonderwijs vannaast technische vaardigheden, ook algemene vaardighedenzoals vreemde talen, ondernemerschap, sociale vaardigheden.Voor de komende periode zijn de volgende strategischedoelen benoemd: implementatie van leven lang leren; de23


24<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>


4. Versterking interne markt4.1 Vervolmaking interne marktNaar verwachting zal Europees Commissaris Barnier in hetnajaar van 2010 met een Witboek over de interne markt komen.In de aanloop naar dit Witboek heeft CommissievoorzitterBarroso aan voormalig Europees Commissaris voor deinterne markt en later mededinging, Mario Monti, gevraagdom met aanbevelingen te komen voor het vervolmaken vande interne markt. Monti heeft zijn rapport A new strategy forthe internal market in mei gepresenteerd. In zijn rapport constateerthij dat de interne markt (de kern van het integratieproces)onvoldoende politieke aandacht, zorg en prioriteitheeft gekregen. De interne markt werd ten onrechte als voltooidbeschouwd. Er was ook onvoldoende draagvlak voor devervolmaking van de interne markt. Daardoor is potentieelvan de interne markt onvoldoende aangepast aan nieuweelementen zoals de digitale agenda, duurzaamheid en energiezekerheid.Gezien de huidige economische situatie zijn versterking vande interne markt en structurele hervormingen in de lidstatenhard nodig om groei te bereiken. Het Monti-rapport zegt nietalleen iets over het wegnemen van belemmeringen maar ookover het versterken van het draagvlak en een strategie om degewenste hervormingen te realiseren.Het Monti-rapport onderscheidt 3 categorieën initiatievenom de interne markt te versterken:– Initiatieven met betrekking tot het wegnemen van belemmeringenen fragmentatie op de interne markt.– Initiatieven ter vergroting van het draagvlak voor de internemarkt.– Initiatieven voor betere prestatie van de interne marktdoor middel van beter toezicht en regulering.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHet revitaliseren van de Interne Markt moet hoog op de agendavan de nieuwe Commissie staan. Dit is in het bijzondervan belang vanwege de protectionistische tendensen in de diverselidstaten. Een goed functionerende Interne Markt moetook centraal staan in de eu 2020 strategie van de Commissie,als opvolger van de Lissabonagenda ter verbetering van hetconcurrentievermogen van de Europese economie.Het is nu aan de Europese Commissie om mede op basis vanhet Monti-rapport een interne markt strategie neer te zetten,waarin politieke keuzes worden gemaakt.In dit kader is het positief dat Monti vasthoudt aan het basisprincipevan een gelijk speelveld en een transparant mededingingskaderen dat een groot aantal initiatieven wordenvoorgesteld om belemmeringen weg te nemen, zoals op hetterrein van telecom/digitale markt; consumentenbescherming;energie en klimaat; milieu; vrij verkeer van goederen;eu-patent; dienstenmarkt en arbeidsmobiliteit. Wij zijn echterbezorgd over een mogelijke invoering van eu-regelgevingover het voeren van collectieve schadeclaims (collective redress).Het is vooralsnog niet duidelijk wat Monti voor ogenheeft met corporate taxation, maar wij zijn voorstander vanharmonisering van de grondslag van corporate taxation, maarniet van de tarieven. Helaas komt onvoldoende naar voren defilosofie van think small first en de ‘mkb-test’ (wat goed uitpaktvoor kleine bedrijven is ook goed voor grotere bedrijven), zoalsin de Small Business Act prominent als belangrijke doelstellingwordt genoemd.Het is positief dat Monti pleit voor versterking van het toezichten een betere regulering. De nadruk op een goede implementatieen handhaving van interne marktregels en eennauwere samenwerking tussen de Europese Commissie en delidstaten, past bij de aanbevelingen die vno-ncw en mkb-Nederlandin hun nieuwe brochure Wanneer wordt het echt 1992?Concrete voorstellen om de interne markt te voltooien hebben gedaan.Deze brochure bevat een inventarisatie van de concretebelemmeringen die individuele bedrijven en sectoren in deinterne markt ervaren. Bovendien doet het bedrijfsleven concretevoorstellen aan de Europese Commissie en de lidstatenom een einde te maken aan de bestaande onvolkomenhedenin de interne markt. Zo pleit het bedrijfsleven ervoor om problemenbij de bron aan te pakken en te zorgen voor goede eneenduidige regelgeving, waarvan de effecten zijn beoordeeld.Ook pleit het bedrijfsleven voor een betere omzetting van Europeseregels in wetgeving van lidstaten, een verbeterd toezichtop de naleving van Europese regelgeving, een snellereklachtenbehandeling en goede informatievoorziening.25


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>De brochure kan worden opgevraagd bij Angelique Ganpat(070 349 02 76; ganpat@vno-ncw.nl).Inlichtingen:Mechteld Oomen (070 349 04 29; oomen@vno-ncw.nl)4.2 Betere regelgeving / handhavingDe Europese Commissie gaat in de komende periode het lopendereguleringsprogramma Better Regulation verder uitvoerenen verstevigen onder de nieuwe titel Smart Regulation. Deverantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de CommissievoorzitterBarroso. Daarmee vormt het een speerpunt voor de nieuweCommissie.Het Better Regulation programma kent de volgende doelstellingen:– De Europese administratieve lasten met 25% terug te brengenin 2012. Inmiddels kennen meer dan 20 lidstaten dezelfdedoelstelling.– Het intrekken of wijzigen van ‘hangende’ wetgevingsvoorstellen.Tot nu toe heeft de Commissie ruim 150 wetgevingsvoorstellenteruggetrokken van circa 200 ingediende.– Het nemen van maatregelen om bestaande wetgeving tevereenvoudigen. Hier staat de teller inmiddels op 300 stukkenregelgeving hetgeen verhoogd dient te worden naar500.– Nieuwe regelgeving onderwerpen aan een zware impact assessmenten publieke consultatie in de voorbereidende fase.Begin 2008 heeft de Commissie een High level groep ingesteldvan onafhankelijke experts om het proces (kritisch) tevolgen en te voeden. Deze wordt geleid door oud-ministerStoiber uit Duitsland. Vanuit Nederland neemt Robin Linschoten,voorzitter van Actal, deel. Inmiddels heeft de Highlevel groep veel adviezen uitgebracht, o.a. inzake Europesearbo-regelgeving en e-factureren. De Commissie en de Highlevel groep hebben aangegeven dat bij een maximale uitvoeringde besparing voor het Europese bedrijfsleven kan oplopentot 40 miljard euro.De Europese Commissie wil in het Smart Regulation programmahaar interne richtsnoeren bijwerken met het oogop een betere beoordeling van het effect van haar voorstellenvia zogenaamde business impact assessments. De Commissiehandhaaft de geïntegreerde aanpak inzake effectbeoordeling(dat wil zeggen dat er ook rekening wordt gehouden met milieu-en sociale effecten), maar de nieuwe richtsnoeren bevattennu steviger de opdracht om te letten op de effecten vannieuwe regelgevingvoorstellen op de economie en het concurrentievermogenvan bedrijven. Sinds kort is er daarbij ookbijzondere aandacht voor de effecten van regelgeving voorhet midden- en kleinbedrijf (het zogenaamde think small firstprincipe uit de Small Business Act).Conform de nieuwe aanpak van de Commissie inzake betereregelgeving, wordt in de herziene richtsnoeren bepaald datde diverse diensten van de Commissie bij het uitstippelenvan hun beleid ook moeten nagaan of er geen alternatievenzijn voor de ‘klassieke’ regelgevinginstrumenten. Daarnaastwil de Commissie naast de administratieve lasten zich ookvoorzichtig gaan buigen over de inhoudelijke kosten van Europeseregels en de nalevingkosten. Hiermee begint men ophet terrein van milieu, industrie en arbo-beleid. Men wil ookkijken naar onderlinge tegenstrijdigheden in eu-wetgeving.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHet Nederlandse bedrijfsleven is positief over de Europese activiteiten.Van groot belang is echter dat de Commissie explicietkiest voor een netto-doelstelling. Dat wil zeggen dat nietop hetzelfde moment zoveel nieuwe Europese regelgevingwordt geïntroduceerd, waardoor de winst wegvalt.Het vernieuwde impact assessment instrument leidt in beginseltot meer inzicht over nut en noodzaak van Europeseregelgeving. De instelling van een onafhankelijke groep expertsonder leiding van Stoiber is in dat opzicht een stap in degoede richting. Van belang voor de impact assessments is eveneensdat deze, naar Amerikaans voorbeeld, bekend wordengemaakt vóór publicatie van het wetsvoorstel.Voor de toekomst bevelen vno-ncw en mkb-Nederland hetvolgende aan:– De verbreding naar nalevingkosten moet voortvarend enmet concrete doelstellingen ingevuld worden.– De kwaliteit van de impact assessment en de naleving ervandoor de Commissiediensten kan nog verbeterd worden, o.a.door controle door een externe waakhond.– Voor blijvend succes is cruciaal dat voortaan veel scherperdan tot nu toe wordt gelet op wat Brussel wel en niet behoortte doen en wat aan de lidstaten kan worden overgelaten(subsidiariteitsprincipe).– Er moet meer aandacht komen voor een gelijkwaardige implementatievan eu-regelgeving in de lidstaten zodat nationalekoppen en nationale verschillen echt verdwijnen tenbehoeve van een volwaardige interne markt.Inlichtingen:Sigrid Verweij (070 349 04 39; verweij@vno-ncw.nl)4.3 Digitale AgendaCommissaris Kroes presenteerde medio mei de DigitaleAgenda voor <strong>Europa</strong>. Deze agenda is één van de belangrijkepijlers onder de <strong>Europa</strong> 2020-strategie die de eu uit de crisismoet helpen en de eu-economie voorbereidt op de komendetien jaar. De Commissie benoemt een zevental hoofdacties:1. Creëren van een digitale interne markt.2. Realiseren van interoperabele it-producten en -diensten.3. Vergroten van vertrouwen in en veiligheid van het internet.4. Toegang realiseren voor Europeanen tot snel en zeer snelinternet.5. Meer investeren in Onderzoek en Opleiding (O&O).6. Verbetering van de digitale geletterdheid, de digitale vaardighedenen de digitale inclusie.7. ict als facilitator van maatschappelijke baten in de eu (ommaatschappelijke problemen als klimaatverandering envergrijzing het hoofd te bieden).26


oordeel vno-ncw en mkb-nederlandEr is veel waardering voor deze agenda. De juiste aandachtspuntenworden door de Commissie geadresseerd. vno-ncwen mkb-Nederland drukken de Commissie op het hart vooralde focus te houden binnen deze agenda en scherp te krijgenwaar de rol van de eu ligt. De belangrijkste opgave is ict te benaderenals belangrijke vitale infrastructuur.De ondernemingskoepels zien het bevorderen van een investeringsklimaaten een geharmoniseerd regelgevend kaderbinnen de eu daarbij als primaire onderwerpen waarbij deCommissie een rol dient te spelen. Deze zullen het fundamentleggen waarop de mondiale concurrentiepositie van deeu, digitale toepassingen voor ondernemers en burgers optimaalkunnen gedijen. Belangrijk is daarbij de focus te houdenop de belangen van ook het mkb.vno-ncw en mkb-Nederland vragen aandacht voor een goede,alerte beleidscoördinatie binnen de Commissie. Ook juistop de terreinen die buiten de bevoegdheid van CommissarisKroes liggen. Enkele in het oog springende en voor ondernemersbelangrijke acties zijn:– De realisering van een digitale interne markt, waarbij voorondernemers behoefte is aan geharmoniseerde regelgeving.– Vertrouwen en veiligheid. Bij ondernemers is er veel behoefteaan het terugdringen van administratieve lasten enhet stroomlijnen van het eu-juridisch regime met dat vanderdelanden.– Investeren in innovatie. Inpassing in brede innovatiestrategievan de eu en werkelijk meer investeren. De ondernemingskoepelssteunen de inzet op precommerciële investeringenen publiekprivate samenwerking.Privacy & TelecomDe Algemene Privacyrichtlijn (95/46/eg) was onderwerp vaneen brede publieke consultatie door de Commissie aan heteinde van 2009. In overeenstemming met de inzet van vnoncwen mkb-Nederland zet de Commissie nu in op de herzieningvan het gehele eu-regelgevingkader dat zich richt op debescherming van gegevens en de persoonlijke levenssfeer.Voor vno-ncw en mkb-Nederland moet dit met name gaanleiden tot korte, praktische geharmoniseerde regelgeving.Dat zijn regels met heldere definities en consistente taal dietoepasbaar zijn op relevante terreinen. Die regelgeving moetde basis zijn van proportionele handhaving. Ook moet de euregelgeving,gezien de mondiale gegevensverspreiding viahet internet, beter gestroomlijnd worden met het recht inderdelanden.Inlichtingen:Martijn Hos (070 349 03 54; hos@vno-ncw.nl)4.4 DienstenrichtlijnDe eu-lidstaten moesten de Europese dienstenrichtlijn(2006) vóór 28 december 2009 in nationale wetgeving omzettenen uitvoeren. De richtlijn is bedoeld om de bureaucratischebelemmeringen weg te nemen die het vrije verkeer vandiensten bemoeilijken. De richtlijn voorziet in maatregelendie zijn gericht op vereenvoudiging van het vestigen van eendienstverlenend bedrijf in de eu, vermindering van administratieveprocedures en belemmeringen, bevordering van administratievesamenwerking tussen lidstaten bij de controlevan dienstverleners en verbetering van informatievoorzieningover de dienstverlening aan de consument.De Dienstenrichtlijn verbetert de interne markt voor dienstenop een aantal manieren:1. One stop shop via www.antwoordvoorbedrijven.nl (in Nederland).Op deze website vindt men relevante overheidsinformatieop één plek. Het is bovendien mogelijk elektronischzaken te regelen met de overheid en alle lidstaten krijgen zo’nloket. Op Antwoord voor bedrijven staan de links naar de vergelijkbareloketten en websites van de andere lidstaten.2. Minder belemmeringen, meer gemak. Ongeoorloofde regelsen eisen zijn afgeschaft en aanvraagprocedures voor bijvoorbeeldvergunningen zijn verbeterd. Zo wordt een vergunningautomatisch verleend als de overheidsinstantie de officiëlebeslistermijn overschrijdt.3. Plicht om klanten goed te informeren. Naast meer gemak enkansen, levert de Dienstenrichtlijn ook een specifieke informatieplichtop voor dienstverleners. De meeste informatiemoet men op grond van Nederlandse regels al verstrekken.De Commissie heeft op 24 juni een zogeheten ‘met redenenomkleed advies’ verzonden aan de lidstaten die de Commissienog niet in kennis hebben gesteld van alle wijzigingen vande regelgeving die in het kader van de richtlijn noodzakelijkzijn, namelijk Oostenrijk, België, Cyprus, Frankrijk, Duitsland,Griekenland, Ierland, Luxemburg, Portugal, Roemenië,Slovenië en het Verenigd Koninkrijk. Dit is de tweede fasein een eu-inbreukprocedure. Als de Commissie niet binnentwee maanden een bevredigend antwoord van de lidstatenontvangt, kan de zaak aanhangig worden gemaakt bij het EuropeesHof van Justitie.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandOndernemende dienstverleners worden in <strong>Europa</strong> en in Nederlandbelemmerd door ingewikkelde regelgeving en onduidelijkeprocedures. Hierdoor blijft de dienstenexport beduidendachter bij de goederenexport, terwijl de dienstenmarkteen stuk groter is. Het is positief dat de dienstenrichtlijn zakeneenvoudiger zal maken. vno-ncw en mkb-Nederland zijnbezorgd over de vertraging die diverse lidstaten oplopen bijde uitvoering van de eu-dienstenrichtlijn. Nederland heeftper 28 december 2009 de dienstenrichtlijn geïmplementeerd.Maar het onbenutte potentieel in het grensoverschrijdenddienstenverkeer zal niet volledig tot wasdom komen als anderelidstaten de dienstenrichtlijn met vertraging of onjuistin nationale regelgeving omzetten. Bij uitstek voor ‘dienstenexportland’Nederland is een goede implementatie van grootbelang.In de komende periode beoordelen de lidstaten en de EuropeseCommissie de genomen maatregelen om belemmeringenvoor dienstverleners weg te nemen. vno-ncw en mkb-Nederlandzullen deze gelegenheid benutten om in samenwerking27


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>met de brancheorganisaties te toetsen of onrechtmatige belemmeringenin andere lidstaten daadwerkelijk zijn weggenomenzoals de Dienstenrichtlijn voorschrijft.Inlichtingen:Mechteld Oomen (070 349 04 29; oomen@vno-ncw.nl)4.5 Diensten van algemeen belangMet ‘diensten van algemeen economisch belang’ worden bedoeldeconomische en sociale activiteiten op het gebied vancommerciële dienstverlening waarbij taken van algemeenbelang worden vervuld en die niet (uitsluitend) aan de marktworden overgelaten en die (tot op zekere hoogte) worden gereguleerd(bv. telecom, energiesector, de watervoorziening endelen van de zorg). Het aanbod van kwalitatief hoogwaardigediensten van algemeen economisch belang is een belangrijkepijler voor het concurrentievermogen van de Europese Unie.De Europese Commissie kwam in 2004 met een Witboekover de diensten van algemeen belang. Hierin wordt onderstreeptdat het belangrijk is dergelijke diensten kwalitatiefhoogwaardig en betaalbaar te houden. De diensten van algemeenbelang kunnen door de private sector worden geleverd,maar de overheid behoudt een verantwoordelijkheid in hetreguleren van de markt.In het Verdrag van Lissabon is een protocol over diensten vanalgemeen belang opgenomen. Dit protocol benadrukt metname de subsidiariteit en diversiteit van diensten van algemeenbelang en onderstreept een aantal onderliggende principes(kwaliteit, veiligheid, betaalbaarheid, gelijke behandelingen universele toegang en gebruikersrechten).Als bijlage bij de Single Market Review van november 2007 iseen mededeling van de Europese Commissie over dienstenvan algemeen belang opgenomen. Daarin onderstreept deCommissie dat het protocol over diensten van algemeen belang,zoals dat in het nieuwe Verdrag van Lissabon is opgenomen,een goede wettelijke verankering biedt van de principesen beginselen van diensten van algemeen belang en datverdere, horizontale wetgeving voor deze diensten niet nodigis. Diensten van algemeen economisch belang zijn volgensde Commissie primair een interne marktaangelegenheid, dievanuit sectoraal beleid benaderd moeten worden.De Commissie heeft naar aanleiding van de mededeling uit2007 een interactive information service opgezet, waar individuelevragen over de toepassing van het Gemeenschapsrecht opde diensten van algemeen belang worden behandeld en waarregelmatig gestelde vragen te vinden zijn, zoals over onderandere de financiering van diensten van algemeen belangin relatie tot het mededingingsrecht en over geïnstitutionaliseerdeprivate partnerschappen en aanbestedingen. Op 10juni is de Europese Commissie een consultatie gestart overde toepassing van het pakket ‘diensten van algemeen economischbelang’. Deze consultatie heeft als doel het pakket teevalueren en loopt af op 10 september 2010.Publiekprivate samenwerkingDe Europese Commissie onderschrijft de belangrijke rol voorpubliekprivate partnerschappen, zoals nogmaals bevestigdin de mededeling van de Europese Commissie van 2008 overhet economisch herstel. Hierop volgend publiceerde de Commissieeen mededeling over publiekprivate samenwerking innovember 2009.Uit de analyse van de Commissie blijkt dat er geen onmiddellijkenoodzaak voor een nieuw wetgevend kader is. Meer inhet algemeen kan pps, wanneer zij worden bedacht en uitgevoerdop de juiste manier, kosten verminderen, verbeteren enversnellen van de projecten en meer opbrengst halen uit deinfrastructuur.De Commissie stelt vijf kernacties voor:– meer financiële middelen voor pps door te werken met deEuropese Investeringsbank (eib), door heroriëntatie vanbestaande communautaire instrumenten en door het ontwikkelenvan garantie-instrumenten voor pps-financiering;– in geval van eu-financiering, betere regels en proceduresom te zorgen voor een level playing field tussen volledigdoor de overheid beheerde projecten en die beheerd op basisvan pps;– een meer doeltreffend kader voor innovatie, met inbegripvan de mogelijkheid voor de eu om deel te nemen aan privaatrechtelijkeorganen en rechtstreeks te investeren inspecifieke projecten;– een eu-wetgevend instrument inzake concessies, gebaseerdop de lopende Impact Assessment wordt overwogen;– betere verspreiding van informatie en uitwisseling vanbeste praktijken, waaronder de vorming van een nieuweppp-groep waarin betrokkenen hun zorgen kunnen delenen verdere ideeën met betrekking tot pps.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandEfficiënte, kosteneffectieve en kwalitatief hoogwaardigeopenbare diensten zijn essentieel voor de Europese samenleving.Ze vergroten de kwaliteit van ons leven en dragen inhoge mate bij aan de bevordering van de territoriale en socialecohesie in <strong>Europa</strong>.vno-ncw en mkb-Nederland zijn geen voorstander van eenhorizontaal rechtskader voor diensten van algemeen belang.Diensten van algemeen economisch belang moeten zoveelmogelijk worden verricht in overeenstemming met – enniet tegengesteld aan – de beginselen van mededinging, zoalsvastgelegd in de vigerende gemeenschapswetgeving. Hetcreëren van nieuwe uitzonderingen op de mededingingsregelsen overregulering van de betrokken sectoren betekeneneen ongewenste stap terug in het structurele economischehervormingsproces. Het is ten aanzien van diensten van algemeeneconomisch belang juist belangrijk om concurrentiete blijven bevorderen, staatssteun verder te reduceren en deinterne markt te vervolmaken.Het is dan ook positief dat de Europese Commissie in de mededelingover diensten van algemeen belang vasthoudt aande lijn om diensten van algemeen economisch belang primairals een aangelegenheid te zien van de interne markt. DeCommissie stelt subsidiariteit voorop en pleit voor een secto-28


ale benadering (en dus geen one-size-fits-all benadering) omte kijken naar publieke belangen.mkb-Nederland en vno-ncw zijn blij met de aandacht van deCommissie voor publiekprivate partnerschappen (ppp). DeMededeling hierover is in lijn met de recent uitgebrachtebrochure van businesseurope Public services in the 21st century:driving for excellence towards a stronger public and private partnership.De huidige context van de snel verslechterende openbarefinanciën betekent voor veel lidstaten minder financiëlespeelruimte voor het leveren van goede openbare dienstenen infrastructuur. Sterker partnerschap tussen de publiekeen particuliere sector kan helpen in te spelen op deze uitdagingenen het genereren van toegevoegde waarde voor desamenleving in de vorm van ruimere keuze en innovatieveoplossingen, een betere prijs-kwaliteitverhouding en nieuwebronnen van financiering.Inlichtingen:Guusje Dolsma (070 349 02 30; dolsma@vno-ncw.nl)4.6 Single Euro Payments AreaOp 28 januari 2008 werd sepa (Single Euro Payments Area) inde Europese Unie gelanceerd. Na de invoering van de euro isdit de volgende stap naar de harmonisatie van het betalingsverkeerin <strong>Europa</strong>. sepa moet ervoor zorgen dat er één Europeesbetalingssysteem komt. Op dit moment heeft elk landhaar eigen betaalsysteem met eigen incasso’s, bankpasjesen overschrijvingen en is betalen naar het buitenland vaakeen stuk lastiger en gaat gepaard met extra kosten. Dit moetstapsgewijs veranderen, zodat bedrijven en consumenten in<strong>Europa</strong> een stuk makkelijker, efficiënter en goedkoper kunnenbetalen en er uiteindelijk geen verschil meer is tussenbinnenlands en buitenlands betalingsverkeer.Deze harmonisatie vraagt niet alleen de nodige aanpassingenbij de banken maar ook bij de consument en het Nederlandsebedrijfsleven als gebruikers van het betalingsverkeer. Zo zullenvoor het Nederlandse bedrijfsleven noodzakelijke aanpassingenzijn:– Verandering van bankrekeningnummers van klanten, toeleveranciersen van bedrijven zelf. Deze rekeningnummersworden in verband met bic en iban-codes een stuk langer(in nl van 10 naar 18 tekens) om overschrijvingen nu naaren uit alle eurolanden makkelijker te maken. Dit vergt aanpassingenin administraties, briefpapier, factuursystemenen computersystemen.– Veranderingen in het systeem van automatische incasso’sdie vanaf eind 2009 nu ook in het grensoverschrijdende Europesebetalingsverkeer voor ondernemingen naar klantenmogelijk zijn (veranderingen in de aanlevering van machtigingsinformatieaan de banken voor incasso-opdrachtenen de lengte (langer) van de tijd voor het herroepen van eenautomatische afschrijving door een klant).– Bankpassen en betaalterminals in winkels zullen eind 2010veranderen, zodat de consument overal in de Eurozone metzijn bankpas een betaling kan doen.– Los van sepa, maar wel van groot belang voor consument enretailer: de magneetstrip op de betaalkaart wordt vervangendoor een emv-chip. Deze emv-chip moet er voor zorgendat transacties veiliger worden en skimmen en dergelijkewordt tegengegaan.Ondanks dat Nederland reeds het efficiëntste en goedkoopstesysteem van betalingsverkeer van <strong>Europa</strong> heeft, zal sepaop termijn ook extra voordelen voor Nederland en het Nederlandsebedrijfsleven opleveren. De Europese Commissie heefteen onderzoek laten uitvoeren genaamd Potential Benefits atStake waarin wordt gesteld dat Nederland als geheel (banken,bedrijven en consumenten samen) zelfs het meest van alleEuropese lidstaten van sepa zou kunnen gaan profiteren. Devoordelen van sepa voor <strong>Europa</strong> en de afzonderlijke landenzijn:– meer gemak in het internationale betalingsverkeer;– lagere kosten van betalingsverkeer, direct en door het losmakenvan meer concurrentie in <strong>Europa</strong> tussen banken inde afhandeling van het betalingsverkeer. Voor heel <strong>Europa</strong>zijn die volgens die studie indrukwekkend en veelbelovend(op termijn voor heel <strong>Europa</strong> cumulatief ruim 120 miljard);– lagere kosten door efficiëntere organisatie van bedrijfsprocessenbij bedrijven;– Europese marktverruiming voor bedrijven (door het eenvoudigerinternationale betalingsverkeer nu ook makkelijkerklanten van buiten Nederland kunnen aantrekken);– kostenbesparing door E-voicing (elektronisch factureren)wat in het kader van sepa makkelijker wordt. Voor Nederlandkan dit ongeveer € 4 miljard per jaar gaan betekenen.De invoering van sepa gebeurt stapsgewijs en marktgedreven.Daardoor heeft het sepa-proces in de overgangsfase eenduaal karakter (oude en nieuwe systeem). Een formele einddatumvoor de volledige overgang op sepa is nog niet officieelgepland. De geleidelijke stapsgewijze invoering van sepa isbegin 2008 gestart voor overschrijvingen (sepa Credit Transfers)waardoor men nu zijn leveranciers bij 4500 banken in<strong>Europa</strong> gemakkelijk kan betalen en per 1 juli is er de automatischeEuropese incasso gekomen. Later volgen andere betaalproducten.De bedoeling is dat vanaf 2011 sepa-betalingen allenationale betalingen in de eurozone hebben vervangen. Hiervooris van belang dat de magneetstrip op alle betaalkaartenwordt vervangen door een emv-chip.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandmkb-Nederland en vno-ncw zijn voorstander van de invoeringvan sepa. De te behalen kostenvoordelen voor het Europeseen Nederlandse bedrijfsleven zijn ruim aanwezig.sepa zorgt voor een efficiënter betalingsverkeer in <strong>Europa</strong>.Eén van de belangrijkste zaken waar beide organisaties goedop letten zijn de kosten van het betalingsverkeer. Cruciaal isdat de huidige lage kosten en goede dienstverlening van onshuidige Nederlandse betalingsverkeer ook voor onze binnenlandsopererende ondernemingen niet verloren gaan. Tevensis belangrijk dat bij de overgang op de Europese automatischeincasso ook over de grens heen (naar klanten ook in andereEuropese landen) bedrijven die nu in hun betalingsverkeermet hun binnenlandse klanten gebruik maken van automatischeincasso’s (bv. energiemaatschappijen, telecombedrijven)juridisch niet door sepa worden opgezadeld met extra lasten,doordat zij al hun bestaande machtigingen van klanten zoudenmoeten hernieuwen. Dat is gelukkig ook zo gebeurd.Voor het slagen van het proces is het daarnaast zaak dat metname de banken en dnb, maar ook ondernemingsorganisa-29


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>ties steeds genoeg en op tijd informatie aan bedrijven verstrekkenten behoeve van hun voorbereiding op sepa. Hetblijkt dat nu de grote bedrijven redelijk bekend zijn met sepaen bezig zijn met de voorbereiding erop, maar dat in het mkbbewustzijn en voorbereiding nog laat zijn. Met het oog hierophouden vno-ncw en mkb-Nederland voorlichtingsbijeenkomsten.Het is verder belangrijk dat het overgangsproces naar de nieuwesepa-situatie voor ondernemingen bovenal een marktgedrevenproces is waarin het tempo van overgang zo veel mogelijkdient aan te sluiten bij de natuurlijke investeringscyclivan ondernemingen. Dit om bedrijven niet op onnodige kostente jagen. Daarom is vooralsnog nog geen formele einddatumbepaald zoals indertijd wel bij de overgang naar de euro.Dat marktgedreven proces zal primair bepalend moeten zijnvoor de keuze t.z.t. van de formele einddatum voor de overgangsperiodenaar sepa. Dat neemt echter niet weg dat binnenniet al te lange tijd formeel in Europees verband toch eenformele toekomstige einddatum zal moeten worden bepaald.Dit om hardnekkige achterblijvers tot extra actie aan te zettenen zo bij bedrijven en banken onnodig lange en kostenverhogendeduale periodes van verschillende systemen naastelkaar te voorkomen (bij de banken in <strong>Europa</strong> zijn de kostenvan de dubbele infrastructuur al 2 miljard per jaar). Over watde formele einddatum zal moeten worden vinden nu consultatiesplaats. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft daarbijaangegeven dat die einddatum niet voor 2014 moet komen teliggen. Tevens hebben de meeste marktpartijen bij ons aangegevendat gekozen moet worden voor één enkele einddatumvoor alle sepa-producten en voor heel <strong>Europa</strong>.Inlichtingen:Jan Klaver (070 349 04 30; klaver@vno-ncw.nl)4.7 PatiëntenmobiliteitDe Europese Commissie presenteerde in juli 2008 eenontwerprichtlijn betreffende de toepassing van de rechtenvan patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg. DeCommissie wil de rechtszekerheid en duidelijkheid op hetgebied van grensoverschrijdende gezondheidszorg vergroten,onder meer door de arresten van het Europese Hof overde rechten van patiënten op medische behandeling in hetbuitenland te codificeren. De ontwerprichtlijn bestaat uitdrie pijlers.In de eerste pijler worden de gemeenschappelijke beginselenvoor het gezondheidsstelsel uiteen gezet. De Commissie steltonder meer voor de lidstaten te verplichten een kwaliteitskaderop te stellen voor verleende zorg, opdat burgers erop kunnenvertrouwen dat zorg in een andere lidstaat kwalitatiefhoogwaardig is.De tweede pijler biedt een specifiek kader voor grensoverschrijdendezorg, waarbij vergoedingsregels worden gegevenin geval een burger zorg in een andere lidstaat wil gebruiken.Expliciet is vastgelegd dat patiënten hetzelfde bedrag vergoedkrijgen als wanneer de behandeling in eigen land zou plaatsvinden.De Europese samenwerking op het gebied van de gezondheidszorgis uiteengezet in de derde pijler van de ontwerprichtlijn.Door middel van de derde pijler beoogt de Commissienadere samenwerking tot stand te brengen tussen delidstaten, teneinde de grensoverschrijdende gezondheidszorgte verbeteren. Deze samenwerking onder leiding van deEuropese Commissie vindt plaats in de vorm van Europesereferentienetwerken van zorgaanbieders.De ontwerprichtlijn biedt tevens een kader om te komen totgemeenschappelijke indelingen en normen die door verschillendesystemen en verschillende landen kunnen worden gebruiktrespectievelijk tot het bevorderen van ict-gebruik en-ontwikkeling binnen de gezondheidszorg. Dit als randvoorwaardenom een passend antwoord te realiseren op de toenamebinnen de eu van het aantal mensen met één of meerderechronische ziekte(n).In april 2009 heeft het Europees Parlement in eerste lezingplenair gestemd over de ontwerprichtlijn van de EuropeseCommissie betreffende patiëntenrechten bij grensoverschrijdendegezondheidszorg. Het Europees Parlement wildeonder andere de definitie van zorg overeenkomstig laten zijnaan de definitie in de betreffende lidstaat waar zorg wordtverleend. Verder moesten de nationale bevoegdheden op hetgebied van organisatie en verstrekking van gezondheidszorgten volle geëerbiedigd worden en moesten zorgaanbieders ineen lidstaat niet verplicht zijn om gezondheidszorg te verlenenaan een verzekerd persoon uit een andere lidstaat. HetEuropees Parlement voegde toe dat ook goederen welke gerelateerdzijn aan gezondheidszorg en gekocht in een anderelidstaat, vergoed moeten kunnen worden. Lidstaten mogen,onder bepaalde voorwaarden, een stelsel van voorafgaandetoestemming invoeren voor de vergoeding van de ziekenhuiszorg.Patiënten met een zeldzame ziekte of handicapmoesten recht hebben op gezondheidszorg en vergoeding ineen andere lidstaat, zelfs wanneer de behandeling in kwestieniet in de wetgeving van hun lidstaat is voorzien. Hiervoorzou geen voorafgaande toestemming nodig zijn. Er moetennationale contactpunten worden opgericht om patiënten vaninformatie te voorzien en hen te helpen verhaal te halen inhet geval van schade veroorzaakt door gezondheidszorg ineen andere lidstaat.De Nederlandse regering heeft steeds een kritische grondhoudinggehad daar waar het de subsidiariteit betreft. Hetrichtlijnvoorstel regelt zaken die verder gaan dan codificatievan jurisprudentie van het Hof, zoals waar het voorstel betrekkingheeft op eisen van kwaliteit en veiligheid. VanuitNederlands perspectief is er een beperkte meerwaarde vandit voorstel qua proportionaliteit en opportuniteit. Het gaathoofdzakelijk om het codificeren van hetgeen al voor de internemarkt en voor de bescherming van de consument isbereikt via het Europese Hof van Justitie. Met de invoeringvan de Zorgverzekeringswet heeft Nederland zich al geconformeerdaan deze uitspraken. Verder hoort de EuropeseCommissie zich niet meer te bemoeien met de organisatie enfinanciering van ons nationale zorgstelsel dan strikt noodzakelijkis op grond van de regels van de interne markt.Tijdens de Raad voor Volksgezondheid van 1 december 2009,hadden de ministers uiteindelijk geen politiek akkoord we-30


ten te bereiken op het dossier patiëntenrechten bij grensoverschrijdendezorg. Nadat het Zweeds voorzitterschap eencompromis tekst had voorgesteld (waarbij langdurige zorgbuiten de richtlijn zou blijven) bleek er toch een blokkerendemeerderheid te zijn.De Europese ministers van Volksgezondheid hebben beginjuni 2010 een politiek akkoord bereikt over het recht op zorgin het buitenland. De ministers van Volksgezondheid hebbenhet voorstel van de Commissie nu afgezwakt door af te sprekendat patiënten voor dure behandelingen vooraf toestemmingmoeten vragen aan hun verzekeraar. Patiënten hebbenalleen recht op zorg in het buitenland als ze in eigen land ookaanspraak zouden maken op die specifieke behandeling. Dezorgkosten in het buitenland zullen vergoed worden conformtarieven in eigen land.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandIn grote lijnen staan de beide verenigingen achter het voorstelvan de Europese Commissie om voor eu-burgers toegangte krijgen tot gezondheidszorg in een andere lidstaat, wanneerdit medisch gezien noodzakelijk is en de patiënt die zorgniet tijdig in eigen land kan verkrijgen. Wel zijn wij van meningdat het voorstel van de Commissie de soevereiniteit vande lidstaten op het terrein van de gezondheidszorg op enkelepunten meer dan nodig inperkte en dat daarbij onvoldoenderekening werd gehouden met de verschillen tussen de gezondheidszorgstelsels.Dit is in het bijzonder van belang voorhet Nederlandse stelsel dat een privaatrechtelijke uitvoering(marktwerking) kent. De wijziging die de ministers vanVolksgezondheid nu hebben afgesproken doen ons inziensmeer recht aan de verschillen tussen nationale gezondheidszorgstelsels.ProcedureHet Belgische voorzitterschap zal in de tweede helft van 2010onderhandelen met het Europees Parlement. Men hoopt indecember hierover een akkoord te bereiken. Overigens zal ditniet veel consequenties hebben voor Nederland, omdat veelonderdelen ervan in ons land al zijn geregeld.Inlichtingen:Ton Schoenmaeckers (015 219 12 43; schoenmaeckers@mkb.nl)31


32<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>


5. Consumenten- enproductenbeleid5.1 Richtlijn inzake consumentenrechten(herziening consumenten-acquis)De nieuwe voor deze richtlijn verantwoordelijke EuropeseCommissaris lijkt te kiezen voor een minder ambitieuze benaderingdan haar voorgangster. Het oorspronkelijk voorstelvoor deze richtlijn betrof de totale harmonisatie van de huidigevier richtlijnen inzake oneerlijke bedingen, koop en garantievan consumentenproducten, verkoop op afstand, en directeverkoop aan huis. De eerder voorgestelde richtlijn beoogdeenerzijds de regelgeving voor het bedrijfsleven te vereenvoudigenen te verbeteren, om zo de grensoverschrijdendehandel te bevorderen en anderzijds de bescherming voor deconsument te verbeteren en waarnodig uit te breiden, om hetvertrouwen van de consument in de interne markt te versterken.De nieuwe Commissaris heeft laten doorschemeren datzij toe wil naar totale harmonisatie van slechts een nog naderaf te bakenen deel van het oorspronkelijke voorstel, omdat erwaarschijnlijk geen overeenstemming tussen lidstaten en inhet Europees Parlement te verwachten is om het resterendedeel ook totaal te harmoniseren.Afhankelijk van waar deze cesuur zal worden aangebracht,kan een dergelijke aanpak afdoen aan hetgeen in Nederlandin juni 2009 in de ser-commissie voor Consumentenaangelegenheden(cca) tussen consumentenorganisaties enbedrijfsleven kon worden afgesproken. De cca kon immersinstemmen met het karakter van volledige harmonisatie vande toekomstige richtlijn, onder de voorwaarden van een hoogniveau van consumentenbescherming en geen extra administratievelasten voor het bedrijfsleven. Het Nederlandse kabinetstelde zich inmiddels op hoofdlijnen achter dit ser ccaadvies.Het Europese Parlement is zich nog aan het beraden over hetCommissievoorstel, maar lijkt de benadering van de nieuweCommissaris te volgen. vno-ncw en mkb-Nederland hebbende Engelstalige versie van het cca advies in Brussel onder deaandacht gebracht.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland waren verheugd toen de EuropeseCommissie het oorspronkelijk richtlijnvoorstel het karaktergaf van totale harmonisatie. Alleen langs deze weg zullende huidige belemmeringen voor consument én bedrijfsleven,die er zijn vanwege het principe van minimumharmonisatiein de huidige vier richtlijnen, tot het verleden behoren.Voor vno-ncw en mkb-Nederland is het, hoe de harmonisatiein de nieuwe richtlijn dan ook uitpakt, in elk geval belangrijkdat de nationale kop die Nederland thans nog in het BurgerlijkWetboek heeft met betrekking tot het regiem inzake dewettelijke garantie rond producten (non conformiteit), komtte vervallen. In Nederland moeten we op dit punt een regiemkrijgen langs de lijn die in Nederland tussen de belangrijkstestakeholders kon worden afgesproken in het cca advies.Inlichtingen:Hubert van Breemen (070 349 03 58; breemen@vno-ncw.nl)5.2 Collectieve schadeafhandeling in hetconsumentendomeinDe nieuwe Europese Commissie heeft besloten tot nadereconsultatie rond de problematiek van het verkrijgen van redressdoor consumenten in geval er schade optreedt voor grotegroepen consumenten ten gevolge van het handelen van eenonderneming. Ook al was er eerder een groenboek ‘collectieveschadeafhandelingen (collective redress) voor consumenten’uitgebracht.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland vinden het verstandig dat deconsultaties worden voortgezet. Eerdere documenten wezenin de kern toch op de beperkte grensoverschrijdende componentvan deze problematiek, alsmede op de begrijpelijkeverschillen die er nu eenmaal zijn in de vormgeving van denationale stelsels. De noodzaak van enig communautair wettelijkhandelen achten wij dan ook nog steeds zeer betwistbaar.mkb-Nederland en vno-ncw onderschrijven uiteraarddat daar waar er tussen consument en ondernemer schadeontstaat doordat wetgeving is overtreden, er adequate mogelijkhedenvoor compensatie moeten bestaan. In Nederlandkennen we die al: ons palet aan mogelijkheden omvat de WetCollectief Actierecht, alsmede de aan te scherpen Wet Collec-33


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>tieve Afwikkeling Massaschade. vno-ncw en mkb-Nederlandzullen er zich voor blijven inzetten om deze goede Nederlandseoplossingen te kunnen behouden en eventueel te exporterennaar de andere lidstaten van de Europese Unie.Inlichtingen:Hubert van Breemen (070 349 03 58; breemen@vno-ncw.nl)5.3 Richtlijn algemene productveiligheid enandere interne marktrichtlijnen ten aanzienvan de veiligheid van productenDe Europese Commissie is zowel een consultatie gestart overde aanpassing van 10 bestaande eu-richtlijnen voor productenaan het eerder aangenomen zogenaamde New LegislativeFramework, alsmede een consultatie gestart over de eu-richtlijnalgemene productveiligheid.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHet is goed dat de Commissie de diverse sectorspecifiekerichtlijnen voor productgroepen gaat aanpassen aan het algemeneLegislative Framework, zodat ook definities wordenverhelderd en de eisen voor ondernemers verder wordengestroomlijnd. Wij juichen deze verdere harmonisatie vanregelgeving toe.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland achten een goede voedselinformatieverstrekkingaan de consument van groot belang.Administratieve lastenverzwaring en mogelijke negatieveneveneffecten voor het bedrijfsleven dienen daarbij zo beperktmogelijk te blijven. vno-ncw en mkb-Nederland zijnvoorstander van het uitzonderen van niet-voorverpakte productenvan de productinformatierichtlijn. Dit zijn productendie meestal door bakkers, slagers en kaaswinkels of versafdelingenvan supermarkten voor onmiddellijke verkoopworden aangeboden. Gunstig is dat het Europees Parlementtijdens de stemming blijk heeft gegeven oog te hebben voorde problematiek omtrent dagelijkse versproducten. vno-ncwen mkb-Nederland zijn tegen het land-van-oorsprongbeginsel.Het aangeven van de herkomst van ingrediënten genereertextra administratieve lasten en leidt tot protectionistischereflexen.Inlichtingen:Femke den Hartog (015 219 12 52; f.denhartog@mkb.nl)Vooral voor (individuele) onveilige producten die niet aanpakbaarzijn via een sectorspecifieke richtlijn, is de richtlijnalgemene productveiligheid, als vangnet, bedoeld. De op basisvan deze richtlijn door lidstaten getroffen maatregelenzijn niet automatisch aan elkaar gelijk. Dat ook hier wordtgestreefd naar een betere harmonisatie onderschrijven wij,goede risk assessment guidelines zijn daarvan een onderdeel.vno-ncw en mkb-Nederland zijn echter van mening dat dezerichtlijn niet moet verworden tot een vehikel waarmee de EuropeseCommissie kan overgaan tot het vaststellen van permanenteeisen waaraan groepen/categorieën van productenmoeten gaan voldoen. Daartoe dient de traditionele weg vande harmonisatie van wetgeving door Raad en Europees Parlementte worden bewandeld.Inlichtingen:Hubert van Breemen (070 349 03 58; breemen@vno-ncw.nl)5.4 VoedseletiketteringIn juni 2009 heeft het Europees Parlement gestemd over hetvoorstel voor de verordening verstrekking van voedselinformatieaan de consumenten. De consument moet op basis vangoede adequate productinformatie, de juiste keuze kunnenmaken, is het uitgangspunt van deze verordening. Om deconsument juist te informeren heeft de Commissie in de verordeninggedetailleerd beschreven aan welke eisen een etiketmoet voldoen. Het voorstel zal tijdens het Belgische voorzitterschapin de Raad worden behandeld. De verwachting is dater geen overeenstemming bereikt zal worden in de Raad ener een Tweede lezing in het Europees Parlement zal komen.34


6. Mededinging6.1 Horizontale en verticalesamenwerkingsovereenkomstenDe Europese Commissie heeft op 20 april een verordeningvastgesteld waarin een groepsvrijstelling is opgenomen voorovereenkomsten tussen producenten en distributeurs voorde verkoop van producten en diensten (verticale samenwerkingsovereenkomsten).In de verordening en de bijhorenderichtsnoeren wordt rekening gehouden met de ontwikkelingenvan de afgelopen tien jaar waarin internet steeds meerwerd gebruikt als instrument voor online-verkopen en grensoverschrijdendehandel. Het basisprincipe blijft dat ondernemingenzelf kunnen beslissen hoe hun producten gedistribueerdworden, op voorwaarde dat in hun overeenkomstengeen prijsstellingbepalingen of andere restricties zijn opgenomenen dat zowel de producent als de distributeur geenmarktaandeel van meer dan 30% heeft. Het staat de erkendedistributeurs vrij om producten via internet te verkopen zonderbeperkingen qua hoeveelheden, de plaats waar de klantenzich bevinden of prijs.De Europese Commissie heeft 6 mei een raadpleging geopendover de herziening van de regels die van toepassingzijn op horizontale samenwerkingsovereenkomsten. De horizontalerichtsnoeren bieden een analytisch kader voor debeoordeling van de meest gangbare vormen van horizontalesamenwerkingsovereenkomsten, zoals onderzoek- en ontwikkelingovereenkomsten,productieovereenkomsten, inkoopovereenkomsten,commercialiseringsovereenkomstenen standaardiseringsovereenkomsten. De groepsvrijstellingsverordeningenvoorzien in een vrijstelling voor onderzoeks-en ontwikkelings-, alsook specialisatie- en gemeenschappelijkeproductieovereenkomsten van het algemeneverbod dat in de eu geldt voor concurrentiebeperkende ondernemingspraktijken,voor zover zij voldoen aan alle in deverordeningen uiteengezette voorwaarden.De belangrijkste wijzigingen in de richtsnoeren betreffen hethoofdstuk over de beoordeling van informatie-uitwisselingtussen ondernemingen, richtsnoeren inzake standaardbedingenin het hoofdstuk over standaardisering en een verduidelijkingvan de toepassing van de mededingingsregels opovereenkomsten tussen gemeenschappelijke ondernemingenen hun moedermaatschappijen.In de twee verordeningen betreffen de belangrijkste wijzigingen:een omschrijving van de relevante intellectuele-eigendomsrechtenen herziening van de hardcore beperkingen(in de O&O-groepsvrijstellingsverordening) en invoeringvan een tweede marktaandeeldrempel voor specialisatie- engezamenlijke productieovereenkomsten ten aanzien van productenvoor eigen gebruik (in de specialisatie-groepsvrijstellingsverordening).oordeel vno-ncw en mkb-nederlandmkb-Nederland en vno-ncw vinden het belangrijk dat denieuwe verordening verticale overeenkomsten niet meerrechtsonzekerheid voor franchises oplevert. Op een aantalterreinen valt dat nog in de praktijk te bezien, zoals de marktaandeeldrempel.Of er sprake is van een effect op de markt,hangt namelijk onder meer af van de geografische schaal enwelke productmarkt het betreft.vno-ncw en mkb-Nederland zien in de herziening van de verordeningvoor horizontale samenwerkingsovereenkomsteneen mogelijkheid meer rechtszekerheid en houvast te biedenaan ondernemingen. Ten aanzien van standaardisatie valt welop te merken dat niet alle standaardisatie problemen ingrijpendoor een mededingingsautoriteit vereisen. Op bepaaldeterreinen is nog meer houvast nodig voor de ondernemingen,zoals de beoordeling wanneer standaardisatie eerlijk, redelijken non-discriminatoir is. Beide organisaties zijn blij dater meer duidelijkheid wordt geboden omtrent de mededingingsrechtelijkegrenzen aan informatie-uitwisseling. Dezeduidelijkheid zou nog vergroot kunnen worden, als de Commissiebereid is meer voorbeelden toe te voegen.6.2 StaatssteunbeleidHet staatssteunbeleid heeft door de financiële crisis een extradimensie gekregen. Aan de ene kant hebben lidstaten interventiesgepleegd in de financiële sector die om een aangepaststaatssteunbeleid vroegen. De Europese Commissie heefthiertoe richtsnoeren gepubliceerd hoe deze situaties beoordeeldmoeten worden die in principe tot 31 december 2010gelden. Aan de andere kant werden bedrijven geconfronteerdmet kredietproblemen. In december 2008 heeft de Commissiedaarom een tijdelijke kaderregeling aangenomen die de35


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>lidstaten extra mogelijkheden bood om de gevolgen van dekredietschaarste voor de reële economie tegen te gaan. Indecember 2009 heeft de Commissie het tijdelijk raamwerkaangepast. Ook voor Nederland zijn belangrijke stimuleringsmaatregelengoedgekeurd door de Commissie, zoals deNederlandse exportkredietverzekering. De Tijdelijke AanvullendeStaatsfaciliteit voor Kredietverzekering is bedoeld voorondernemingen die door de financiële crisis onvoldoendeterecht konden bij particuliere verzekeraars en daardoor vande Nederlandse overheid een verzekeringsdekking krijgen.Uit de laatste State Aid Scoreboard bleek dat het gebruik van hettijdelijk steunkader is afgenomen. Er wordt momenteel eendiscussie gevoerd in Brussel over het tempo waarin de steunmaatregelenmoeten worden afgebouwd.De Europese Commissie heeft daarnaast een consultatie geopendover de toepassing van haar pakket ‘diensten van algemeeneconomisch belang (daeb)’ van 2005. Dit pakket dientals richtsnoer om na te gaan wanneer de financiering doorde staat van daeb’s verenigbaar is met de eu-staatssteunregels(n.a.v. Altmark-arrest). Kern van dit pakket was dat hetconcurrentiebeleid niet op alle diensten van algemeen belangvan toepassing is, alleen wanneer deze economisch vanaard zijn. De lidstaten hebben grote vrijheid om te beslissenwelke diensten als diensten van algemeen belang wordenbeschouwd. Compensatie voor diensten van algemeen economischbelang wordt gezien als staatssteun, tenzij er aan deAltmark voorwaarden is voldaan. In het pakket van 2005 is ditverder uitgewerkt.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandmkb-Nederland en vno-ncw hebben al eerder aangegeven datde huidige situatie een tijdelijke versoepeling van de steunregelsdoor de Europese Commissie rechtvaardigt. Wanneermogelijk, dient het steunkader wel te worden afgebouwd.Met betrekking tot de diensten van algemeen economisch belang,vinden beide organisaties dat er vrijheid moet zijn voorde lidstaten om te definiëren welke diensten hieronder vallen.Het is belangrijk dat er geen oneerlijke concurrentie vande overheid ontstaat wanneer deze zich op de commerciëlemarkt begeeft met publiek geld en daardoor een oneerlijkevoorsprong heeft (kruis subsidiëring). Ook wordt niet allesaanbesteed, waardoor private bedrijven opdrachten mislopen.6.3 MededingingsproceduresDe Europese Commissie heeft een aantal documenten gepubliceerd,die een nadere toelichting op de procedures inkartelzaken moeten geven. Het betreft de volgende drie documenten:– Best practices voor kartelprocedures.– Best practices voor het verschaffen van economisch bewijsmateriaal.– Aanwijzingen over de rol van de raadadviseurs-auditeurs inkartelprocedures.Het doel van deze nadere toelichting is meer transparantie enbetere voorspelbaarheid. Deze documenten moeten ondernemingentegen wie een onderzoek loopt, een beter inzichtgeven in hoe het onderzoek zal verlopen, wat zij van de Commissiemogen verwachten en wat de Commissie van hen verwacht.Ook past de Commissie de bestaande procedures aan,om ze transparanter te maken en het onderzoek doelmatigerte laten verlopen. Zo wordt in kartelzaken de formele procedurevroeger ingeleid en er wordt sneller toegang geboden totde tekst van de klacht, zodat partijen hun standpunt al tijdensde onderzoeksfase kenbaar kunnen maken.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland vinden het positief dat de EuropeseCommissie dit pakket heeft gepresenteerd om zodoendede procedures te verbeteren en meer in lijn te komen metde principes van procedural fairness. De beide organisaties enbusinesseurope zijn van mening dat de Europese Commissiehier nog wel verdere stappen in zou kunnen zetten, bijvoorbeelddoor een strikter onderscheid tussen onderzoek en besluitvorming,door het invoeren van meer procedurele rechtenbij hogere boetes en meer voorspelbaarheid bij de boetes.6.4 Schadevergoedingsacties schendingcommunautaire mededingingsregelsIn april 2008 is het witboek betreffende schadevergoedingsactieswegens schending van de communautaire gedragsregelsgepubliceerd. Het witboek doet een aantal aanbevelingendie moeten garanderen dat burgers of ondernemingen dieschade lijden als gevolg van inbreuken op het mededingingsrechtcollectief herstel kunnen eisen van de partij die de schadeheeft veroorzaakt. Dit witboek heeft tot op heden nog niettot een wetgevend initiatief geleid.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandDe organisaties vno-ncw en mkb-Nederland vinden het zowelvoor burgers als voor ondernemingen van belang dat zij rechthebben op compensatie als er teveel is betaald voor een product,resp. als zij financiële schade hebben geleden doordathun concurrent misbruik maakte van een machtspositie. Hetis daarbij noodzakelijk een balans te vinden tussen het vindenvan manieren van compensatie en het voorkomen vaneen claimcultuur.Dat betekent niet dat wij voorstander zijn van een Europeesclass action systeem, ook als gezegd wordt dat het niet zal lijkenop een Amerikaans class action systeem, zit dat risico erwel vaak in. mkb-Nederland en vno-ncw vinden dat er eerstheel goed gekeken moet worden naar wat er nu mist in deEuropese rechtssystemen en daarom eventueel een Europeesbeleid vereist. Dat zou wat ons betreft dan eerder de kant opgaanvan alternatieve rechtsbemiddeling. Deze mogelijkheidis ook genoemd in het Monti-rapport betreffende de internemarkt (zie §4.1) en in ser-verband bij collectieve schadeafhandelingin het consumentendomein (§5.2).36


6.5 OverheidsaanbestedingenHet Europees regelgevend kader voor aanbestedingen betrefttwee Europese aanbestedingsrichtlijnen, richtlijn nr.2004/17/eg en richtlijn nr. 2004/18/eg. Deze richtlijnenzijn in 2005 tekstueel vrijwel één op één geïmplementeerdin twee algemene maatregelen van bestuur, het Besluit aanbestedingsregelsvoor overheidsopdrachten (Bao) en het Besluitaanbestedingen speciale sectorbedrijven (Bass). Naarverwachting wordt eind juni een nieuw wetsontwerp naarde Kamer gestuurd, die de eu-regels in nationale wetgevingvertaalt en verder uitwerkt. Het kabinet beoogt hiermee eenbevordering van de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid ennaleving van het aanbestedingsrecht.De Europese Commissie werkt aan het opzetten van een evaluatievan de aanbestedingsrichtlijnen. Een van de onderwerpendie daarbij mogelijk een rol gaat spelen is de hoogte vande aanbestedingsdrempels. Ook in het Monti-rapport betreffendede interne markt (zie hoofdstuk 4) wordt gepleit vooreen herziening van de Europese richtlijnen. Het EuropeesParlement heeft juist een initiatiefrapport aangenomen, methet standpunt dat een herziening te prematuur zou zijn.Daarnaast spelen de volgende onderwerpen op Europees niveaugerelateerd aan openbare aanbesteding:– De Europese Commissie heeft aangekondigd met een leidraadte komen over de toepassing van sociale criteria bijaanbestedingen; deze is echter nog niet gepubliceerd. Erbestaat op dit moment veel onduidelijkheid over de mogelijkhedendergelijke sociale criteria toe te passen.– De Europese Commissie ontwikkelt milieucriteria voordiverse productgroepen. Daarnaast is de Commissie voornemensmeer samenhang aan te brengen tussen het ecodesign,het eco-label en green public procurement, om op dezewijze met gelijke criteria te werken.– De Europese Commissie werkt aan een initiatief op concessies.Er leven namelijk veel vragen over de toepassing vanhet Europese aanbestedingsrecht op de gunning van concessies.– Het Europees Parlement heeft in eerste lezing gestemd overhet richtlijnvoorstel ter bestrijding van de betalingsachterstandenbij handelstransacties. Het voorstel scherpt eeneerdere richtlijn over dit onderwerp aan, nu is gebleken datde betalingstermijnen met name bij de overheid nog altijdveelvuldig worden overschreden. Uitgangspunt is een betalingstermijnvan 30 dagen, waarna een boete volgt. HetEuropees Parlement pleit voor een minder hoge boete envoor uitbreiding van de reikwijdte naar business-to-businessrelaties.De verwachting is dat de Raad dit standpunt nietgeheel overneemt, waarna een tweede termijn volgt.en het bijbehorend flankerend beleid zouden tegemoet moetenkomen aan de huidige problemen.Met betrekking tot de leidraad over de toepassing van socialecriteria bij aanbestedingen heeft businesseurope een positionpaper gemaakt. businesseurope erkent dat een gids nuttigkan zijn, als het Europees rechtskader onveranderd blijft enals sociale criteria niet worden gebaseerd op niet meetbareconcepten.mkb-Nederland en vno-ncw zien op dit moment geen noodzaaktot nieuwe wetgeving voor concessies. Contractvrijheiden flexibiliteit zijn belangrijk, om te voorkomen dat innovatiegehinderd wordt.vno-ncw en mkb-Nederland steunen het voorstel van de Commissieom de richtlijn late betalingen aan te scherpen. Metname in tijden van economische neergang, is het belangrijkdat de kasstroom bij bedrijven stabiel blijft, dan wel verbetert.De organisaties vinden het desgewenst belangrijk dat bedrijven,in geval van betalingsachterstand, instrumenten ter beschikkinghebben om hun recht uit te oefenen. Beide organisatiesvinden het belangrijk dat dit wetsvoorstel niet wordtafgezwakt en overheden beperkt worden in hun mogelijkheidom af te wijken van de betalingstermijn. Er is geen steun vooruitbreiding van de reikwijdte naar business-to-businessrelaties,al bood het laatste compromis waarin partijen nog steeds devrijheid hebben af te wijken van de voorgeschreven termijnvan 60 dagen wel ruimte voor de nodige contractvrijheid.Inlichtingen:Linda van Beek (070 349 03 30; beek@vno-ncw.nl)oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHet bedrijfsleven ondervindt veel problemen met aanbestedingen.Deze problemen hebben diverse oorzaken, waarondereen slechte toepassing van de regelgeving, onnodig hogeselectiecriteria, clustering van overheidsopdrachten, beperktetoegang voor het mkb, te hoge administratieve lasten eneen gebrek aan professionaliteit en kennis bij de uitvoeringop nationaal niveau. Het nieuwe wetsvoorstel in Nederland37


38<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>


7. Belastingen, douane enaccijnzen7.1 Directe belastingenHet in 2008 verwachte Commissievoorstel voor een gemeenschappelijkebelastinggrondslag in de vennootschapsbelasting(common consolidated corporate tax base – cctb) is vooralsnoguitgebleven. Lange termijn maatregelen om bij te dragenaan de Lissabon Strategie (zoals uiteengezet in de CommunicatieThe contribution of Taxation and Customs Policies to theLisbon Strategy uit 2005), lijken in het huidige economischklimaat weinig prioriteit van de lidstaten te krijgen. In april2009 publiceerde de Commissie een nieuwe mededeling overTaxation & Good Governance waarin zij o.a. de lidstaten oproeptvorderingen te maken op eerdere gepubliceerde voorstellen.Onder de huidige Commissaris van belastingen, de heer Semeta,wordt wel nog een implementatierapport van de interesten royalties richtlijn verwacht.BelastingpakketIn juni 2003 heeft de Ecofin Raad te Luxemburg een akkoordbereikt over het belastingpakket. Het pakket bestaat uit drieonderdelen, te weten de spaartegoedenrichtlijn, de richtlijninterest en royalties en de gedragscode. De eerste afsprakenover dit belastingpakket zijn al gemaakt in 1997.Richtlijn spaartegoedenDe lidstaten zijn het er over eens geworden dat informatieuitwisselingover spaartegoeden tussen lidstaten het einddoelvan de richtlijn blijft. Gedurende een overgangstermijnzal een aantal lidstaten, namelijk België, Luxemburg en Oostenrijk,in plaats van informatie uit te wisselen een bronbelastinginhouden op rentestromen naar andere lidstaten. Vande opbrengst van deze bronbelasting staan zij driekwart afaan de lidstaten waar de ontvangers van de rentestromen wonen(revenuesharing).Sinds 1 januari 2005 wordt de richtlijn daadwerkelijk toegepast.Dit betekent dat over rentebetalingen in 2005 voor heteerst informatie werd uitgewisseld, dan wel dat over deze betalingeneen bronheffing wordt ingehouden. Vanaf 1 januari2005 hebben ook de derde landen de met hen overeengekomengelijkwaardige maatregelen toegepast. In de voorbereidendeRaadswerkgroepen wordt gestaag vordering gemaaktmet het herzieningsvoorstel van deze richtlijn.Richtlijn interest en royaltiesHet akkoord over het belastingspakket heeft betekend dat derichtlijn interest en royalties met ingang van 1 januari 2004is gaan gelden. Er wordt binnen de eu door de lidstaten nietlanger een bronbelasting ingehouden op betalingen vanrente en royalty binnen een groep ondernemingen. Voor hetNederlandse bedrijfsleven betekent dit in de praktijk ook datzij binnen de eu niet langer te maken hebben met administratieveprocedures voor het verrekenen van in het buitenlandingehouden bronbelasting. Dit is voor deze bedrijven een verlichtingvan de administratieve lasten.GedragscodeHet derde deel van het akkoord betreft de gedragscode of codeof conduct. Hierbij gaat het om een politieke verbintenis dieziet op belastingregelingen voor ondernemingen. Doel vande gedragscode is om belastingmaatregelen tegen te gaan dieschadelijke gevolgen hebben voor andere landen. Het gaatdaarbij niet alleen om nieuwe, nog in te voeren maatregelen,maar ook om bestaande wet- en regelgeving. Bij nieuwemaatregelen dienen lidstaten de aan de code ten grondslagliggende principes in acht te nemen; bestaande maatregelenworden in het licht van de code beoordeeld. De vorige Commissarisvoor belastingen een mededeling waarin maatregelenuiteen worden gezet die lidstaten zouden moeten nemenom ‘goed gedrag’ (ten aanzien van transparantie, oneerlijkebelasting concurrentie, uitwisseling van informatie) in hetbelastingsdomein te verbeteren. Voor het concernfinancieringsregimewas al op de Ecofin Raad van januari 2003 overeenstemmingbereikt over een overgangstermijn tot en met2010 voor bedrijven die nu gebruik maken van dit regime.StaatssteunMede in het kader van de bereikte overeenstemming over degedragscode heeft de Commissie een beschikking uitgebrachtwaarin het cfa (Concern Financiering Activiteiten) als steunwordt aangemerkt, maar op basis van verkregen rechten nietzal worden teruggevorderd en voor bestaande cfa-regimeseen overgangstermijn tot en met 2010 in acht zal worden genomen.De beslissing impliceert wel dat cfa-beschikkingendie aflopen voor 2010, niet mogen worden verlengd tot enmet 2010. In 2007 heeft de Commissie een staatssteunonderzoekgeopend naar de zogenaamde groepsinterestbox.39


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>Mededeling inzake vennootschapsbelasting (cctb)De Mededeling inzake vennootschapsbelasting betreft eenstrategie gebaseerd op twee sporen. Op de kortere termijnwordt voorzien in de aanpak van een aantal knelpunten ophet gebied van verrekenprijzen, cross-border verliescompensatieen grensoverschrijdende fusies en reorganisaties. Op delangere termijn wordt een fundamentele aanpak nagestreefdin de vorm van een consolidated tax base voor alle Europese activiteiten.De Commissie stelt geen tariefharmonisatie voor,maar laat de hoogte van de tarieven expliciet over aan de lidstaten.Teneinde belastingconcurrentie tegen te gaan hebben deDuitse en Franse regering in 2004 de Commissie echter verzochtop korte termijn met voorstellen te komen voor een gemeenschappelijkebelastinggrondslag in de vennootschapsbelastingmet minimum tarief of bandbreedte voor het tarief.De Nederlandse regering heeft zich bij dit initiatief aangeslotenen daarbij aangegeven dat een minimumtarief van 20%acceptabel zou zijn.Op basis van een non-paper van de Commissie inzake deuitgangspunten voor een gemeenschappelijke grondslagvoor de vennootschapsbelasting heeft de Ecofin in september2004 besloten tot een studie op technisch niveau naar debeginselen en uitgangspunten voor een common consolidatedcorporate tax base (ccctb). De studie is voortvarend uitgevoerddoor een werkgroep waarin lidstaten participeren (commonconsolidated corporate tax working group). De Commissie hadhet voornemen om in 2008 met een richtlijn over de ccctbte komen. Zoals hierboven reeds vermeld, is dit voorstel totdusver om politieke redenen bij de Commissie op de plankblijven liggen.Mededeling coördinatie van de directebelasting stelsels van de lidstatenIn een reeks van arresten heeft het Europese Hof van Justitieonderdelen van nationale fiscale wetgeving niet in overeenstemmingverklaard met het gemeenschapsrecht. Dit speeltmet name op de terreinen van cross border relief, exit taxes enfiscale behandeling van pensioenen. In december 2006 heeftde Commissie een mededeling uitgebracht inzake Co-ordinatingMember States direct tax systems in the Internal Market. Indeze mededeling noemt de Commissie als uitgangspuntenvoor coördinatie van belastingsystemen het wegnemen vandiscriminatie, de voorkoming van dubbele of geen belastingheffing,bestrijding van misbruik en verlichting van administratievelasten. In de mededeling wordt concreet aandachtbesteed aan de genoemde cross border relief en de exit heffingen.Voorts wordt aandacht besteed aan een te realiserenccctb. In december 2007 heeft de Commissie een mededelinguitgebracht waarin lidstaten worden uitgenodigd hun fiscaleanti-misbruikbepalingen te bezien in het licht van de jurisprudentievan het Europese Hof en mogelijkheden te onderzoekenvoor gecoördineerde oplossingen.Het eu Joint Transferpricing Forum is werkzaam om de problematiekvan verrekenprijzen te coördineren, met name op hetpunt van documentatie en voorkoming van dubbele belastingdoor arbitrage.In het op 9 mei 2010 gepubliceerde rapport A new strategy forthe single market geeft oud-Commissaris Mededinging en InterneMarkt, Mario Monti, op het terrein van de directe belastingeneen kort advies: elimination of tax barriers, updatingrules on cross border relief, binding dispute settlement on ccctb. Hetbedrijfsleven mist hier onderwerpen als administratieve lastenverlichtingvooral op het terrein van transfer pricing, encoördinatie op het terrein van business restructuring, exit taxationen anti abuse rules. Deze onderwerpen zijn binnen de eudivers geregeld en kunnen dus tot dubbele belasting leiden.In het rapport wordt wel ruim aandacht gegeven aan het belangvan het minimaliseren van harmful tax competition doorversterking van de rol van de Code of Conduct Group en eengrotere beleidscoördinatie ten aanzien van schadelijke fiscaleregimes, mismatches en andere schadelijke effecten van belastingconcurrentie.Het bedrijfsleven acht een (nog) sterkererol voor de Code of Conduct Group ongelukkig omdat hier nietsprake is van een verdragsrechtelijk proces dat met rechterlijketoetsing is gewaarborgd maar van een soms opportunistischpolitiek proces dat noodzakelijke fiscale vernieuwingkan tegengaan. Het voorstel van coördinatie van milieubelastingenmede in het kader van een mogelijke verschuiving vandirecte naar indirecte belastingen is verstandig. Coördinatieof harmonisatie van milieubelastingen versterkt de effectiviteiten voorkomt een unlevel playing field.Mededeling inzake bedrijfspensioenregelingenDeze Mededeling betreft ‘De opheffing van fiscale barrièresvoor grensoverschrijdende bedrijfspensioenregelingen’. Indeze mededeling wordt het zgn. eet-systeem bepleit en wordtvoorgesteld te komen tot een mogelijkheid van een pan-Europeespensioenfonds. De Commissie kiest in dit dossier deweg van open coördinatie om tot afstemming te komen. Tevensonderstreept de Commissie haar beleid om in het belangvan de interne markt de vier Verdragsvrijheden te bewakenen te versterken, zo nodig door het voeren van een infractieprocedure.Overigens blijkt uit jurisprudentie van het Hofvan Justitie (Donner, Lankhorst en Bosal Holding) dat de verdragsvrijhedenin beginsel prevaleren boven de interne cohesievan fiscale stelsels van lidstaten.Nederlands fiscaal beleidOm het Nederlands fiscaal vestigingsklimaat concurrerendte houden in een globaliserende economie is het tarief vande vennootschapbelasting stapsgewijs verlaagd van 34,5%naar 25,5% in 2007. Tevens werd per 2007 onder beslag vannog te verlenen Europese goedkeuring een groepsrente- eneen octrooibox geïntroduceerd met een tarief van 5% voorgroepsrente en van 10% voor voordelen uit octrooien. Met degroepsrentebox wordt beoogd een meer gelijke behandelingte geven aan vreemd en eigen vermogen en wordt bevorderddat mobiel kapitaal wordt behouden. Deze maatregel werdpas in 2009 goedgekeurd als niet zijnde staatssteun. In verbandmet Europees-rechtelijke risico’s is besloten de renteboxniet te implementeren. De octrooibox bevordert innovatie.Deze box is in 2007 in werking getreden.In het kader van bestrijding van de economische crisis geldtvoor de jaren 2009 en 2010 een vervroegde afschrijving van2 x 50% voor investeringen in bedrijfsmiddelen (excl. gebouwen),is de achterwaartse verliesverrekening (carry back)40


verlengd van één naar drie jaar (gelimiteerd op 10 mln) enwordt verliesverrekening sneller uitbetaald. Daarnaast is metingang van 2010 de eerder genoemde octrooibox omgebouwdtot een innovatiebox met een bredere grondslag voor innovatie(waaronder software) waarvoor geen octrooi is aangevraagd.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHarmonisatie waar noodzakelijk, beleidsconcurrentie waarmogelijk. vno-ncw en mkb-Nederland hebben als uitgangspuntdat gezonde beleidsconcurrentie, waaronder belastingconcurrentie,een proces is dat leidt tot een optimum en geenrace to the bottom is. Zeker op het terrein van de fiscaliteit is eenzekere mate van soevereiniteit nodig om invulling te kunnengeven aan het nationaal te voeren financieel en sociaal-economischbeleid. De emu-criteria, de stabiliteitsprogramma’s,de globale richtsnoeren, het steunkader en de vier verdragsvrijhedenbepalen het speelveld en waarborgen dat nationaalbeleid geen afbreuk doet aan de goede ontwikkeling van deinterne markt.mkb-Nederland en vno-ncw zijn huiverig het unanimiteitsbeginselin belastingzaken in te ruilen voor besluitvormingbij gekwalificeerde meerderheid. Om de uitvoeringskostenvan ondernemingen te verminderen is stemming bij gekwalificeerdemeerderheid nuttig voor eenvormige implementatievan bij unanimiteit genomen besluiten.Het voorgaande neemt niet weg dat ter wille van een goedfunctioneren van de interne markt en het behalen van efficiencyvoordelenop verschillende terreinen het verstandig isom coördinatie of soms harmonisatie aan te brengen.Dit speelt onder meer op de volgende terreinen. Ten eerstespeelt dit bij het wegnemen van obstakels die de vier vrijhedenblokkeren zoals in het pensioendossier. vno-ncw en mkb-Nederland ondersteunen dan ook volledig de mededelingen het beleid van de Commissie om de fiscale barrières op teheffen bij grensoverschrijdende bedrijfspensioenregelingen.Dit bevordert de arbeidsmobiliteit en de werking van arbeidsmarktenen vermindert (loon)kosten van ondernemingen.Ten tweede speelt dit bij het wegnemen van fiscale obstakelsdie ondernemingen ondervinden bij het opereren op de internemarkt met 27 verschillende fiscale jurisdicties, vooral invergelijking met andere grote markten zoals de vs en Japan.Het gaat hierbij om (1) bronheffing op rente en royalty’s, (2)verrekenprijsproblematiek, (3) Europese verliescompensatie(in de vs worden winsten en verliezen met elkaar gecompenseerden dat geldt niet binnen <strong>Europa</strong>), en (4) reorganisatieen fusie (exit-heffingen). Daarom pleit het bedrijfsleven vooreen optionele common consolidated base taxation. In dit conceptwordt de winst voor alle Europese activiteiten op uniformewijze vastgesteld via een one-stop-shop, waarna die winst viaeen verdeelsleutel wordt toegedeeld aan de betreffende landen,die vervolgens hun eigen tarief daarop toepassen. Indeze systematiek vervallen in één klap alle hiervoor aangegevenknelpunten en administratieve rompslomp. Deze visieis opgenomen in het businesseurope Memorandum on crossbordercompany taxation obstacles in the Single Market. Ten derdespeelt dit bij het milieubeleid, met name ten aanzien van deregulerende energiebelasting. In het kader van milieubeleid,met name door een steviger klimaatbeleid, worden milieubelastingeningezet. Inmiddels bestaat de lastendruk voorondernemingen al voor een belangrijk deel uit milieuheffingen.vno-ncw en mkb-Nederland vinden belastingconcurrentieop dit vlak economisch schadelijk, omdat milieuproblematiekveelal grensoverschrijdend is en milieuheffingenmeer specifiek op bepaalde producties, bedrijven of sectorenrusten. Dat geeft grote concurrentiedistorsies. In Nederlandwordt milieubeleid gevoerd door middel van een mix vaninstrumenten: regelgeving, (fiscale) subsidies, convenanten,emissiehandel en milieubelastingen. Bij mondiale milieuvraagstukkenzijn beide verenigingen voorstander van eenbeleid gericht op mondiale dynamische, innovatie gedrevenprestatienormen voor producties (performance standard rateof psr) en een specifiek bronbeleid met dynamische efficiencynormenvoor apparaten, verlichting, gebouwen e.d. Voortransport behelst het bronbeleid energie- en uitstootnormenvoor auto’s. Het louter invoeren van volumedoelstellingenmiskent het politieke gegeven van economische groei inzich ontwikkelende landen. Mondiale dynamische prestatienormenzullen eerder politiek aanvaardbaar zijn, omdat hetde ontwikkeling niet remt maar maximaal bijdraagt aan deduurzame economische groei en maximaal instrumenteel isvoor volumereductie die anders slechts in hoge mate virtueelzou zijn. Mondiale prestatienormen geven een level playingfield. Zonder gelijk speelveld verplaatst productie zich, hetgeenniet leidt tot een beter mondiaal milieu. Binnen dezeanalyse past behoedzaamheid met eenzijdige milieubelastingenen veiling van emissierechten (zie hoofdstuk 10).Inlichtingen:Pieter Dijckmeester (070 349 04 18; dijckmeester@vno-ncw.nl)7.2 btwbtw-wijzigingen per 1 januari 2010: nog niet alles isgoed geregeldOp 1 januari 2010 zijn de nieuwe btw-regels voor grensoverschrijdendedienstverlening in werking getreden. Ook is eeneenvoudiger procedure ingevoerd voor het terugvragen vanin een andere lidstaat betaalde btw. Op zichzelf positieve veranderingen,maar ondernemers zijn nog niet tevreden overde uitvoering.Sinds 1 januari jongstleden geldt voor een groot aantal business-to-businessdienstende hoofdregel dat zij met btw wordenbelast in de lidstaat waar de afnemer is gevestigd. De oudehoofdregel – btw-heffing in de lidstaat van de dienstverlener– is vervallen. Door de nieuwe hoofdregel hoeft bij het verlenenvan diensten aan ondernemers in een andere lidstaatgeen btw meer gefactureerd te worden. De afnemer moetin de eigen lidstaat voor de btw-afhandeling zorgen (de btwwordt naar hem verlegd). Hiermee wordt een aanzienlijkevereenvoudiging bereikt. De nieuwe btw-regels, die in dewetgeving van de lidstaten zijn opgenomen, bevatten nieuwebegrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Om te bewerkstelligendat alle lidstaten de begrippen op zelfde manieruitleggen, heeft de Europese Commissie (hierna: ec) een voorstelvoor een uniforme uitleg van de begrippen opgenomenin de uitvoeringsverordening btw. Als die verordening door41


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>de lidstaten wordt aanvaard, geldt de uniforme uitleg automatischin alle lidstaten. Maar zover is het nog lang niet. Endat is slecht voor de uitvoeringspraktijk. Voor het bedrijfslevenis van groot belang dat de lidstaten zo snel mogelijk overeenstemmingbereiken.Op 1 januari 2010 is de procedure voor de teruggave van ineen andere lidstaat betaalde btw veranderd. Nieuw is dat alleteruggaafverzoeken langs elektronische weg (via de portal)bij de eigen belastingdienst moeten worden ingeleverd. Diestuurt de verzoeken door naar de belastingdienst van de lidstaatdie moet terugbetalen. Voor de beoordeling en uitbetalingkrijgt de lidstaat 4 maanden de tijd (oplopend tot 8 maandenals meer informatie van de ondernemer nodig is). Bij eente late betaling heeft de ondernemer recht op rente.Een half jaar na de invoering kan vastgesteld worden dat denieuwe elektronische procedure nog steeds niet goed werkt.Er zijn vele klachten, vooral uit de transportsector. Duidelijkis dat de problemen niet louter in Nederland zijn op te lossen.Veel problemen worden veroorzaakt door het niet goed functionerenvan het samenstel van het Europese netwerk met dedaaraan gekoppelde nationale portals. Zo worden technischespecificaties door lidstaten verschillend uitgelegd (waardoordoorgezonden teruggaafverzoeken niet door de lidstaat vanteruggaaf worden geaccepteerd), wordt de bevoegdheidsverdelingtussen de lidstaten niet goed nageleefd, om maarenkele voorbeelden te noemen. Veel problemen moeten opEuropees niveau opgelost worden. Mede op aandrang vanvno-ncw en mkb-Nederland heeft businesseurope er bij de ecop aangedrongen om in actie te komen en de oude (papieren)teruggaafregeling in ere te herstellen totdat het elektronischenetwerk goed functioneert.Richtlijnvoorstel verzekerings- en financiële dienstenDaar de huidige btw-vrijstelling voor verzekerings- en financiëlediensten is verouderd en door de lidstaten verschillendwordt uitgelegd en toegepast, heeft de ec eind 2007 een richtlijnvoorstelgepresenteerd waarin de btw-regels voor dezediensten worden gemoderniseerd. Daarmee wordt beoogdmeer rechtszekerheid te creëren en de administratieve lastente verminderen. Hoewel de financiële sector de eerste belanghebbendeis, is het richtlijnvoorstel ook relevant voor ondernemingenin andere sectoren. Daarbij gaat het onder meerom ondernemingen die financiële diensten afnemen van eenverbonden onderneming. Die dienstverlening is vaak grensoverschrijdend.Het gevolg van uiteenlopende interpretatiesvan onder meer de btw-vrijstelling leidt ertoe dat in veel gevallenextern advies moet worden ingewonnen met alle kostenvan dien. Tot nu toe zijn de lidstaten er niet in geslaagdovereenstemming te bereiken.btw-regels voor (e-)facturerenDe Ecofin Raad heeft in maart 2010 een politiek akkoord bereiktover het richtlijnvoorstel waarin de btw-regels voor(elektronisch) factureren worden herzien. Het bedrijfslevenkeek halsreikend uit naar het vervallen van het onderscheidtussen papieren en elektronische facturen (e-facturen). Deec had dat in het oorspronkelijke richtlijnvoorstel goed geregeld:de specifieke eisen aan elektronische facturen warengeschrapt. Maar dat was voor de lidstaten helaas niet aanvaardbaar.In maart jongstleden is een compromis tot stand gekomen.Met ingang van 2013 bepalen niet langer de overheden hoeonder andere de echtheid van een elektronische factuur moetworden gegarandeerd, maar kunnen de ondernemingen zelfde methode kiezen. Dat is een belangrijke vooruitgang. Maarhet compromis is zo geformuleerd dat lidstaten de tekst ookkunnen aangrijpen om de eisen aan papieren facturen op teschroeven. Dan zou geen sprake zijn van een administratievelastenverlichting, maar van een lastenverzwaring. Het is dusniet overbodig dat de Europese landen, op aandrang van Nederland,hebben afgesproken om de werking van de nieuweregels al op korte termijn te evalueren.Door de bestaande Europese regels komt grensoverschrijdende-factureren – waarmee volgens de ec substantiële bedragenzijn te besparen – niet goed van de grond. De regels schrijvennu voor dat de lidstaten e-facturen moeten accepteren, mitsde authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoudervan worden gewaarborgd. Dat kan op verschillendemanieren. Als gevolg van deze beleidsvrijheid bestaan er verschillenin eisen die door de lidstaten aan e-factureren wordengesteld. Nederland was van meet af aan relatief liberaal,andere lidstaten niet. Zo eist Duitsland dat op elke e-factuureen gekwalificeerde elektronische handtekening staat.btw-fraudebestrijdingTijdens de begin december 2009 gehouden Ecofin Raad hebbende lidstaten overeenstemming bereikt over een optioneleen tijdelijke verleggingsregeling voor co 2-emissierechten.Het doel van deze regeling is het bestrijden van fraude, in hetbijzonder carrouselfraude. Het recent door de ec gepresenteerdevoorstel is een reactie op medio 2009 door Frankrijk,Nederland en het vk genomen maatregelen om fraude metco 2-rechten in te dammen. De verleggingsregeling, die eindigtop 30 juni 2015, zorgt ervoor dat de verschuldigde btwover de verkoop wordt verlegd van de verkoper naar de koper.De Ecofin Raad heeft aangekondigd verder te werken aan hetbereiken van overeenstemming over uitbreiding van de verleggingsregelingtot o.a. mobiele telefoons.vno-ncw en mkb-Nederland vinden een optionele en tijdelijkeverleggingsregeling voor bepaalde rechten/goederen niet debeste aanpak. De fraude kan zich verplaatsen naar een anderelidstaat (de regeling is immers optioneel) en naar andere nietonder de verleggingsregeling vallende goederen. Bovendienontstaat voor ondernemers het risico van nieuwe administratievelasten. Volgens beide organisaties is de beste aanpak eengedegen risicoanalyse en daarop gerichte maatregelen en eensnelle uitwisseling van informatie.Inlichtingen:Janny Kamp (070 349 04 19; kamp@vno-ncw.nl)7.3 DouaneVerordening 648/2005 is gedeeltelijk in werking getredenper 1 januari 2006. Vanaf dat moment gelden een aantal gemeenschappelijkerisicomanagementbenaderingen in degehele eu met betrekking tot safety & security. Per 1 januari2008 is het gedeelte in werking getreden dat ziet op de AuthorisedEconomic Operator (aeo). aeo wordt gedefinieerd als:42


‘een marktdeelnemer die voor de gehele Europese Gemeenschapals veilig en betrouwbaar bestempeld kan worden, metbetrekking tot zijn douaneactiviteiten, en op basis daarvanvoordelen kan genieten in de gehele Gemeenschap.’ Het gedeeltedat ziet op de verplichting tot het verstrekken vanpre-arrival en pre-departure informatie voordat goederen deeu binnenkomen, dan wel verlaten zal per 1 januari 2011 inwerkingtreden.Nationaal betekent dit uitstel dat de klassiekedomproc gedurende deze periode mogelijk blijft voor directeuitvoer.Parallel aan dit proces is een algehele herziening van het cdwgaande. Deze algehele herziening zal waarschijnlijk niet voor2013 in werking treden. Op dat moment zal Verordening648/2005 worden geïncorporeerd in deze herziening.Authorised Economic OperatorVanaf 1 september 2007 kon het Nederlandse bedrijfsleven bijde Douane de status van aeo aanvragen. De verlening van deaeo certificaten verloopt in principe goed in Nederland, maarer is een duidelijke terugloop te zien in het aantal aanvragen.De douane gaat daarom bedrijven actief benaderen om aeo teworden. Dit zou zo’n 60% van de goederenstroom moeten beslaan.Het werven van aeo blijft moeizaam, omdat lastig is omaan te geven wat de voordelen precies zijn. Van belang is daaromdat de voordelen van het aeo-schap worden uitgebreid. Zolijken er voor directe vertegenwoordigers weinig voordelenaan de aeo te kleven, omdat ze geen aangever zijn. Financiënwil echter de directe vertegenwoordigers aeo worden van uitde ketenbenadering.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandDe lidstaten hebben enige vrijheid bij invulling van de aeoen verdere vereenvoudiging van de douaneprocessen. Naarde mening van vno-ncw en mkb-Nederland moet Nederlanddaarin een duidelijke voortrekkersrol nemen. Niet alleen zoalsis gebeurd met het inrichten van de aanvraagprocedurevan de aeo-status, maar ook voor de uiteindelijke voordelendie dit moet bieden. In Nederland zijn vno-ncw en mkb-Nederlandhiervoor intensief met het ministerie van Financiënin overleg om invulling te geven aan de manier waarop hetHorizontaal toezicht op grensoverschrijdend goederenvervoerkan worden toegepast.Wederzijdse erkenning aeoVan groot belang voor de aeo is dat er sprake is van wederzijdseerkenning van het aeo-certificaat door andere landen. Momenteelloopt er een drietal trajecten waarbij onderhandeldwordt over de wederzijdse erkenning van aeo-programma’stussen de eu en derde landen. Het gaat daarbij om onderhandelingenmet Japan, de Verenigde Staten en China.Het traject waar de meeste vooruitgang in zit is dat met Japan.Er lijkt een akkoord te zijn dat aan het eind van juni 2010 zoukunnen worden ondertekend. De onderhandelingen met deVerenigde Staten staan al enige tijd op een laag pitje vanwegeveranderingen in de top van de Customs and Border ProtectionAgency. Pas na de benoeming van een nieuwe Europees Commissariszullen de onderhandelingen hervat worden. Er zijnveel overeenkomsten tussen het Europese aeo-programmaen het C-tpat programma van de vs. Er lijkt daarom wel globaleovereenstemming te zijn, maar waar de Europese Commissiehoopt op een formeel akkoord, lijkt de vs meer te zienin een MoU type overeenkomst. Waarschijnlijk zal door dewerkgroep sstl eu-China worden geconstateerd dat de aeoprogramma’sequivalent zijn en zal worden aanbevolen eenen ander vast te leggen in een jccc (joint customs consultativecommittee) besluit. Een afgeronde mra met China wordt echterniet verwacht voor 2011.Naast de onderhandelingen met de drie landen als hiervoorgenoemd, is er ook sprake van een wederzijdse erkenning vande aeo-programma’s van Zwitserland en Noorwegen.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandWederzijdse erkenning is zeer belangrijk voor echte voordelenvan de aeo-status in de internationale handelsverhoudingen.Dit zal met name van belang zijn voor handelfacilitatiebij het aanleveren van prearrival- en predeparture-informatie.Het is positief dat de onderhandelingen met Japan zo goed alsafgerond zijn. Er moet meer voortgang worden geboekt metde Verenigde Staten en China.Herziening Communautair DouanewetboekDe Implementng Provisions to the Modernised Customs Code (mccip)moet per 2013 inwerking treden. Op dit moment zijner veel werkgroepen aan verschillende delen van de mccipaan het werk. De Europese Commissie streeft ernaar om dedatum van 2013 te halen. Als gevolg hiervan wordt te weinigmogelijkheid aan het bedrijfsleven gegeven om hun inbrengte leveren. Het georganiseerde bedrijfsleven heeft hier tegengeageerd. Dit lijkt ertoe te hebben geleid dat de EuropeseCommissie toch weer serieus met het bedrijfsleven in deTrade Contact Group gaat spreken.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHet is positief dat de ec wat toeschietelijker lijkt richtingbedrijfsleven over de wijze waarop zij worden gehoord. vnoncwen mkb-Nederland blijven echter sceptisch met betrekkingtot het proces en deze toezeggingen.DouanewaardeIn de mccip zijn de bepalingen inzake douanewaarde vangroot belang. Hierbij gaat het om first sale for export, maar ookover hoe met royalties moet worden omgegaan. De EuropeseCommissie lijkt de huidige bepalingen te willen wijzigingten behoeve van betere controleerbaarheid. Een wijziging vande huidige regels zal echter in de praktijk tot grote problemenleiden.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland dringen er met vele Brusselse organisatiesop aan dat het huidige regime met betrekking totde douanewaarde behouden blijft. Wel is er bereidheid om tebezien op welke wijze de controleerbaarheid kan worden verbeterdzonder dat de faciliteit verdwijnt.Centralised ClearanceZaken die aan de mccip zijn verbonden zijn onder meer btwbij invoer en Centralised Clearance. Het leek er lange tijd op dater op het gebied van btw geen koppeling mogelijk zou zijnmet Centralised Clearance, maar de Europese Commissie heeftaangekondigd in 2011 te komen met een voorstel om de btwrichtlijnhierop aan te passen.43


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland wachten het voorstel af. Met hetoog op Centralised Clearance moet voor maximale faciliteringook de koppeling worden gelegd met de mogelijkheden voorentry in the records. Dat sluit ook aan bij het feit dat in Nederlandal veelvuldig wordt gewerkt met sasp, terwijl er in anderelidstaten veelal wordt gemeld op transactieniveau.Self AssessmentEr worden vorderingen gemaakt op het gebied van Self Assessment.Duidelijk is echter wel dat niet alle lidstaten er evenhard aan trekken. Nederland, Zweden en uk lopen voorop.Er is inmiddels een business case met een Frans bedrijf uitgevoerd.Hiervan gaat een verslag naar de Europese Commissie.Naar aanleiding hiervan zullen meer business cases wordengestart.Er is bij het Nederlandse bedrijfsleven een dringende behoefteaan technische informatie voor de verdere implementatievan emcs. Deze informatie blijft vooralsnog uit. De EuropeseCommissie verwijst in haar antwoorden op concrete vragenvaak door naar de lidstaten. De vrees bestaat dat vanwege detoch al zeer beperkte tijd om emcs te implementeren, dit gebrekaan informatie tot problemen in de praktijk zal leiden.Inlichtingen:Jeroen Lammers (070 349 04 23; lammers@vno-ncw.nl)oordeel vno-ncw en mkb-nederlandSelf Assessment wordt tevens verder besproken in de comités,maar het laatste voorstel is een verslechtering. Het is de bedoelingom de scope van Self Assessment zo breed mogelijk tehouden. Ook hier is er overigens een duidelijke link met btwen accijns. Er moet druk op blijven worden uitgeoefend.Inlichtingen:Jeroen Lammers (070 349 04 23; lammers@vno-ncw.nl)7.4 AccijnzenRichtlijn 2008/118Bij de herziening van de Richtlijn hoort een toepassingsverordeningdie de inhoud van het elektronisch accijns geleidedocument(e-ad) - en alle andere relevante elektronische berichten- regelt. In het accijnscomité is de finale versie van detoepassingsverordening besproken. In juni 2010 wordt hierovergestemd. Eind juli zal het vervolgens officieel wordenaanvaard. Het nationale wetsvoorstel voor de implementatievan de richtlijn zal kort daarna in de Ministerraad komen.emcsIn de toepassingsverordening is opgenomen dat alle lidstatenvanaf april 2010 in staat moeten zijn om zendingen ondere-ad in het Excises Movement and Control System (emcs) te ontvangenen dat vanaf 1 januari 2011 zendingen moeten kunnenworden verzonden in emcs. Inmiddels wordt een beperktaantal emcs-aangiften ontvangen en de Nederlandse webapplicatieblijkt redelijk goed te werken.Een aantal lidstaten heeft de datum van 1 april niet gehaald.Ondertussen lijkt het niet onwaarschijnlijk dat ook 1 januari2011 door een aantal lidstaten niet zal worden gehaald. Het isnog de vraag of de Europese Commissie daar sancties aan zalverbinden voor deze lidstaten.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandVeel data van de binnenkomende emcs-aangiften is optioneel,zodat het enig uitzoekwerk vergt. Ook zal de webapplicatieniet geschikt zijn voor de (grootschalige) verzending van goederenonder Functional Stage 1 (fs1) (vanaf 1 januari 2011).44


8. Corporate Governance8.1 Actieplan ondernemingsrechtIn het kader van het Actieplan modernisering ondernemingsrechtdat de Europese Commissie in mei 2003 publiceerde,heeft de Commissie in juli 2007 een consultatie uitgezet overde vereenvoudiging van het ondernemingsklimaat op hetgebied van vennootschapsrecht, financiële verslaglegging encontrole van jaarrekeningen. Doel van de vereenvoudiging ishet verminderen van administratieve lasten en vergroten vande flexibiliteit teneinde de concurrentiepositie van Europesebedrijven te vergroten. In het consultatiedocument wordtten aanzien van een aantal richtlijnen op het gebied van hetvennootschapsrecht (eerste, tweede, derde, zesde, elfde richtlijn)gevraagd of de voorkeur wordt gegeven aan het geheelof gedeeltelijk intrekken, ofwel aan het vereenvoudigen vaneen aantal richtlijnen. In vervolg op de consultatie heeft deCommissie wijzigingen op een aantal richtlijnen voorgesteld.Inlichtingen:Suzanne Drion (070 349 04 09; drion@vno-ncw.nl)8.2 Richtlijn aandeelhoudersrechtenDe richtlijn aandeelhoudersrechten die minimumnormenbevat om het voor aandeelhouders van beursgenoteerde ondernemingengemakkelijker te maken om hun rechten overde grenzen uit te oefenen is in juni 2007 aangenomen. Deimplementatiedatum (3 augustus 2009) is inmiddels ruimschootsoverschreden. Op 8 december 2009 is het implementatiewetsvoorstelgoedgekeurd door de Tweede Kamer. Hetwetsvoorstel is nu in vergaand stadium van behandeling bijde Eerste kamer.De Commissie heeft in mei 2007 een consultatie uitgezet omte onderzoeken of, in aanvulling op de richtlijn, een aantalaanvullende bepalingen zouden moeten worden opgenomenin een aanbeveling. De resultaten van de consultatie zijn innovember 2007 gepubliceerd en de Commissie beraadt zichsindsdien nog steeds.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland zijn van mening dat de eu hetondernemings- en effectenrecht zoveel mogelijk dient tedereguleren en zich moet concentreren op die onderwerpenwaarbij actie op eu-niveau onmisbaar is bij het assisteren vanlidstaten en Europese ondernemingen bij het vereenvoudigenvan grensoverschrijdende ondernemings- en effectentransacties.Waar regelgeving op eu-niveau noodzakelijk is,dient te worden gekozen voor vormen van regelgeving dietot zo min mogelijk lasten voor ondernemingen leiden en diehen zoveel mogelijk flexibiliteit bieden.Beide organisaties zijn van mening dat in een aanbeveling,als aanvulling op de richtlijn aandeelhoudersrechten, slechtsaan de orde zouden moeten komen de verplichtingen van tussenpersonendie aandelen houden in grensoverschrijdendeketens (identificatie van aandeelhouders) en de uitoefeningvan het stemrecht op ingeleende aandelen.Inlichtingen:Suzanne Drion (070 349 04 09; drion@vno-ncw.nl)8.3 Voorstel tot wijziging Eerste en Elfde richtlijnHet voorstel heeft tot doel de administratieve lasten voorondernemingen terug te dringen. Wijzigingen in handelsregisterinschrijvingenen deponering van de jaarrekeningenhoeven niet langer in het nationale publicatieblad van eenlidstaat te worden gepubliceerd; publicatie op een toegankelijkelektronisch platform volstaat (wijziging Eerste richtlijn).De kosten van vertaling van documenten bij het openen vanbijkantoren in andere lidstaten worden verminderd, doordathet mogelijk wordt vertalingen die reeds in een lidstaat zijnbeëdigd opnieuw te gebruiken wanneer in een andere lidstaateen bijkantoor wordt geopend (wijziging Elfde richtlijn). Degoedkeuring van het voorstel is geblokkeerd door een minderheidin de Raad. De onderhandelingen worden voortgezet.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland onderschrijven het doel van ditvoorstel en kunnen zich met de inhoud verenigen.Inlichtingen:Suzanne Drion (070 349 04 09; drion@vno-ncw.nl)45


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>8.4 Voorstel tot verdere wijziging Derde en ZesdeRichtlijnDe derde en de zesde Richtlijn bevatten een aantal gedetailleerdeverslaggevings-verplichtingen die vennootschappendie aan een fusie of splitsing deelnemen, in acht moeten nemen.De tekst van de aangepaste richtlijn met nr. 2009/109/eg is op 16 september 2009 gepubliceerd. De voornaamstewijzigingen worden hierna vermeld. Aandeelhouders krijgende mogelijkheid om bij unaniem besluit af te zien van (i) hetschriftelijk verslag waarin een toelichting op de fusie/splitsingwordt gegeven en (ii) de verplichting tot het bekendmakenvan tussentijdse cijfers als de jaarrekening ouder is dan 6maanden. De verplichting om tussentijdse cijfers bekend temaken wordt afgeschaft voor de gevallen dat de vennootschapuit hoofde van de Transparantierichtlijn een halfjaarlijks financieelverslag heeft opgesteld. De verplichte deponeringvan het fusie- of splitsingsvoorstel bij het handelsregister isvervallen en vervangen door de toestemming aan vennootschappeneen internetsite te gebruiken om de te verstrekkeninformatie openbaar te maken. Vennootschappen mogen eenvereenvoudigde fusie- of splitsingprocedure toe passen wanneerde fusie of splitsing plaatsvindt binnen een concern. Aanvennootschappen kan in het kader van een splitsing ontheffingworden verleend van de verslaggevingsverplichting uithoofde van de tweede richtlijn wanneer een deskundigenverslagwordt opgesteld. De implementatiedatum is 30 juni 2011.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandmkb-Nederland en vno-ncw onderschrijven het doel van dewijzigingen en kunnen zich met de inhoud verenigen.Inlichtingen:Suzanne Drion (070 349 04 09; drion@vno-ncw.nl)8.5 Statuut voor een Europese beslotenvennootschapAls onderdeel van de Small Business Act heeft de EuropeseCommissie op 25 juni 2008 haar voorstel voor een statuutvoor een Europese besloten vennootschap (Societas Privata <strong>Europa</strong>ea,spe) gepubliceerd. Dit volgt op de consultatie die deCommissie in juli 2007 had gelanceerd over de belemmeringendie kleine en middelgrote ondernemingen ondervindenwanneer ze grensoverschrijdend opereren, alsmede naar debehoefte aan een Europese besloten vennootschap. Met hetvoorstel voor een Europese bv wordt beoogd grensoverschrijdendeactiviteiten van kleine en middelgrote ondernemingente bevorderen door vestiging en bedrijfsvoering op deinterne markt te vergemakkelijken.Het statuut betekent dat besloten vennootschappen in alle lidstatenvolgens dezelfde principes kunnen worden opgerichten geëxploiteerd. Op dit moment zijn kleine ondernemingenverplicht om in alle lidstaten waar zij actief willen zijn, dochterondernemingenop te richten met diverse bedrijfsvormen.Het gaat om een optionele regeling, waarbij er sprake is vancontractuele vrijheid. Belangrijkste discussiepunten betreffende hoogte van het minimumkapitaal, het vereiste vangrensoverschrijdendheid en de medezeggenschap van werknemers.Tijdens de laatste onderhandelingen op 4 december2009 is geen overeenstemming bereikt ten gevolge van bezwarenvan Duitsland. De onderhandelingen zijn uitgesteldtot een nog nader bekend te maken tijdstip.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandDe spe is van belang omdat dit statuut bedrijven kan helpenom hun potentieel volledig te benutten door een verminderingvan administratieve en financiële lasten. mkb-Nederlanden vno-ncw vinden dat het minimumkapitaal vastgesteldmoet worden op een bedrag van €1,-. Hiermee blijft de spetoegankelijk voor starters en voor het mkb. Daarnaast menenbeide organisaties dat grensoverschrijdende activiteitengeen vereiste mogen zijn voor het kunnen oprichten van eenspe, zodat ondernemingen de mogelijkheid hebben om vanaanvang af voor de spe als rechtsvorm te kiezen en pas na eenperiode van groei over te gaan tot internationale activiteiten.Met betrekking tot de medezeggenschap van werknemers,zijn vno-ncw en mkb-Nederland van mening dat de medezeggenschap,informatievoorziening en raadpleging geregeldmoet worden conform de wet in het land van vestiging vande onderneming. Sinds 2002 is er een algemene kaderrichtlijnbetreffende de informatie en consultatie van werknemersvan toepassing, waardoor minimumstandaarden betreffendede werknemersparticipatie worden gegarandeerd. Een eigen,specifiek spe-regime, naast de al bestaande regimes, isoverbodig. Essentieel is dat het doel van het voorstel gehaaldwordt en dat de spe een aantrekkelijke rechtsvorm zal zijnvoor ondernemingen. Zoals het politiek akkoord in de Raad ernu uitziet, biedt de spe weinig meerwaarde.Inlichtingen:Suzanne Drion (070 349 04 09; drion@vno-ncw.nl)8.6 Statuut voor een Europese vennootschapHet Statuut van de Europese Vennootschap (se) beoogt ondernemingendie in meer dan één lidstaat werkzaam zijn, demogelijkheid te geven hun grensoverschrijdende activiteitenonder één Europese noemer samen te brengen. Dit stelt hetin staat om binnen een stabiel wettelijk kader te werken, deinterne onkosten die voortvloeien uit het in meerdere landenactief zijn , te verminderen en zo beter te concurreren op deinterne markt. Het statuut kan sinds oktober 2004 wordengebruikt. Eind 2009 waren er circa 430 se’s geregistreerd.De se is in sommige lidstaten erg populair, maar in anderelidstaten niet van de grond gekomen. Om uit te maken of erwijzigingen moeten worden aangebracht om het se-statuutbeter te laten functioneren, heeft de Europese Commissie inmaart een publieke consultatie uitgezet. De consultatietermijnsloot eind mei.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandEvenals voor de spe geldt dat se van belang is omdat het statuutbedrijven zal helpen om hun potentieel volledig te benuttendoor een sterke vermindering van administratieve enfinanciële lasten. vno-ncw en mkb-Nederland menen dat deoprichtingsvereisten kritisch moeten worden bekeken. Zijmenen o.a. dat het oprichtingskapitaal van € 120.000 te hoogis en dat het mogelijk moet zijn om bestaande vennootschappenom te zetten in een se, dan wel een se te creëren door fusiemet besloten vennootschappen. Ook zou de mogelijkheidmoeten worden geopend dat de statutaire zetel en de hoofd-46


vestiging niet in dezelfde lidstaat liggen. Voorts ontbrekengeschikte fiscale voorzieningen en is de medezeggenschapsregelingerg complex.Inlichtingen:Suzanne Drion (070 349 04 09; drion@vno-ncw.nl)8.7 Jaarrekeningvoorschriften voor beursfondsenVanaf 2005 stellen Europese beursgenoteerde ondernemingenhun geconsolideerde jaarrekening op volgens InternationalFinancial Reporting Standards (ifrs) van de International AccountingStandards Board (iasb). In de eu besluit de AccountingRegulatory Committee – deze bestaat onder voorzitterschapvan de Europese Commissie uit vertegenwoordigers van deEuropese lidstaten – over verplichte toepassing van ifrs. Goedkeuringis overigens pas mogelijk wanneer ook het EuropeesParlement geen bezwaren heeft tegen de goedkeuring van destandaarden. In de praktijk adviseert de European FinancialReporting Advisory Group (efrag) over de toepasbaarheid van deifrs in <strong>Europa</strong>.efrag heeft inmiddels vele adviezen aan de Europese Commissiegegeven en voert op verzoek van de Europese Commissiebedrijfseffectentoetsen voor de invoering van ifrs uit.efrag heeft bij iasb de status van preferred standard setter. Methet doel om als ‘de stem van <strong>Europa</strong>’ meer invloed bij iasb tekrijgen, stelt efrag discussiedocumenten op over actuele accountingissues.Over verschillende onderwerpen, vastgelegd in bestaandestandaarden (zoals bijvoorbeeld over leasing, income taxes andpension accounting) heeft de iasb inmiddels voorstellen voorwijziging gepubliceerd die, als ze ongewijzigd in standaardenzouden worden omgezet, tot aanzienlijke aanpassingenin de praktijk van de verslaggeving zouden leiden. Alhoewelde iasb eerder had aangegeven vóór 2009 geen nieuwe standaardenuit te brengen, heeft de kredietcrisis ertoe geleiddat bestaande standaarden over fair-value waardering vanbepaalde financiële instrumenten snel worden aangepast.Zo is onlangs een geheel nieuw voorstel voor de (fair-value)waardering van financiële instrumenten uitgebracht, dat in<strong>Europa</strong> vooralsnog niet op brede steun kan rekenen. Hetzelfdegeldt voor de wijzigingsvoorstellen voor aanpassing van destandaard over de verwerking van pensioenen (ias 19) die dein de praktijk bestaande problemen met deze standaard nietoplost.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandBij de verdere harmonisatie van regelgeving op het gebiedvan financiële verslaggeving is het uitgangspunt van vnoncwen mkb-Nederland dat de voordelen daarvan voor beursgenoteerdeondernemingen, door de toenemende internationalisering,met name op mondiaal niveau moeten wordenverkregen. Door het grote belang van de Amerikaanse kapitaalmarktenis het positief dat de Amerikaanse beurstoezichthoudersec heeft bepaald dat niet-Amerikaanse ifrs toepassendeondernemingen met een beursnotering in de VerenigdeStaten geen aanpassing meer naar us-gaap behoeven te makenen dat ifrs over enige tijd ook door Amerikaanse ondernemingenkan worden toegepast.Op Europees niveau is efrag het belangrijkste orgaan dat eenproactieve rol speelt bij de voorbereiding van nieuwe iasbstandaarden.vno-ncw ondersteunt het werk van efrag. Eensterke Europese stem in die fase is belangrijk om te voorkomendat niet-goedkeuring van ifrs als ultieme sanctie gebruiktmoet worden om standaarden tegen te houden die de belangenvan de Europese economie kunnen schaden. De recenteaanpassing van de structuur van efrag en de ondersteuningdaarvan door de Europese Commissie valt in dit verband positiefte waarderen. Alleen zo kan adequaat tegenwicht gebodenworden aan verregaande en niet wenselijke rules based reguleringvan iasb en ook de Amerikaanse standard setter fasb. Voorwaardeis wel dat businesseurope voldoende invloed heeft inde groep van technische experts van efrag, zodat onder meerkan worden gewaarborgd dat efrag zich niet ontwikkelt toteen Europese standard setting body.Inlichtingen:Martin Noordzij (070 349 04 24; noordzij@vno-ncw.nl)8.8 Jaarrekeningvoorschriften voor niet-beursgenoteerdeondernemingenDe Europese Commissie heeft voorgesteld dat het binnen deEuropese regels betreffende de financiële rapportageverplichtingenvoor ondernemingen (4e en 7e eu-Richtlijn) mogelijkmoet zijn voor lidstaten om zeer kleine bedrijven hiervan vrijte stellen. Op dit moment moeten ook de kleinste bedrijven,die door hun rechtsvorm beperkt aansprakelijk zijn naar derden,jaarrekeningen opstellen die aan de eu-normen voldoen.Om de administratieve lasten voor deze ondernemingen teverminderen, wordt een uitzondering voorgesteld. Het gaatom bedrijven met 10 of minder werknemers en een lage omzet.De nationale verplichtingen om gegevens te verzamelenvoor de boekhouding en belastingaangifte blijven wel instand.Het voorstel wordt via een medebeslissingsprocedurevoorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad. De onderhandelingenin Brussel zijn vastgelopen door een blokkerendeminderheid. Daarnaast heeft de Europese Commissieeen consultatie gehouden over de mogelijke toepassing vanifrs for sme in <strong>Europa</strong> en is de Europese Commissie bezig omvia overleg met de lidstaten te bezien hoe modernisering vande 4e en 7e eu-Richtlijn verder gestalte kan krijgen.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw, mkb-Nederland, businesseurope en ueapme zijnvoorstander van het bewerkstelligen van lastenreductie viade vereenvoudiging van vereisten in de 4e en 7e eu-Richtlijnen,bijvoorbeeld door toe te staan dat informatie op basisvan fiscale in plaats van commerciële grondslagen wordt gepubliceerd.Voor wat betreft ifrs for sme is het uitgangspunt van mkb-Nederlanden vno-ncw dat niet-beursgenoteerde ondernemingen,waaronder vele familiebedrijven, niet aan ifrs of aan deonlangs gepubliceerde ifrs for sme behoeven te voldoen; voorhen gelden de desbetreffende bepalingen uit de Nederlandsewet (Burgerlijk Wetboek) en in aanvulling daarop kunnenzij de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (rj)toepassen. De Nederlandse wet laat overigens (vrijwillige)toepassing van ifrs toe. Hetzelfde zou voor ifrs for sme in alle47


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>lidstaten moeten gelden, zodat ondernemingen met vestigingenin verschillende lidstaten kunnen volstaan met één setvan normen op basis waarvan zij hun jaarrekening opstellen.Ten aanzien van overige in discussie zijnde voorstellen vooraanpassing van de 4e en 7e eu-richtlijnen zijn vno-ncw enmkb-Nederland van mening dat modernisering bijvoorbeeldop het gebied van de nu voorgeschreven indeling vande jaarrekening wenselijk is en dat bestaande vrijstellingenen sommige verwerkingswijzen (bijvoorbeeld het afboekenvan goodwill van het eigen vermogen) gehandhaafd moetenworden. Niet wenselijk is het zonder meer volgen van ifrsbepalingenbijvoorbeeld over fair-value.Inlichtingen:Martin Noordzij (070 349 04 24; noordzij@vno-ncw.nl)48


9. Energie enklimaatverandering9.1 Klimaatverandering enco 2-emissiehandelIntegratie van energie-, klimaat- en industrie beleid isnoodzakelijke stap voorwaartsHet Nederlandse bedrijfsleven is gecommitteerd aan de Europeseklimaatdoelstellingen voor 2020. Veel bedrijven werkenaan innovatieve klimaatoplossingen, omdat dat kansenbiedt op de Europese en mondiale markt. Investeringen inontwikkeling en toepassing van efficiënte en schone technologiezijn mogelijk, indien het investeringsklimaat voorbedrijven in Nederland en <strong>Europa</strong> daarvoor de ruimte biedt.Om dat mogelijk te maken, dient op Europese en nationaleschaal het energie- en klimaatbeleid te worden geïntegreerdmet het industrie- en innovatiebeleid. Concreet betekent ditbijvoorbeeld dat:– meer wordt ingezet op het stimuleren van innovaties waarmeeklimaatoplossingen goedkoper en effectiever wordenen daarmee ook concurrerend in de groeiende wereldmarktvoor klimaatoplossingen;– bij kostentoedeling rekening wordt gehouden met de positievan de internationaal concurrerende energie-intensieveindustrie;– de doelstellingen op een kosteneffectieve wijze gerealiseerdworden, door gebruik te maken van de goedkoopsteoplossingen;– het beleidskader toekomstvast en consistent is zodat bedrijvenop grond daarvan lange termijn investeringsbeslissingenkunnen nemen;– inkomsten voor de overheid uit belastingen of veilingen teruggesluisdworden naar het bedrijfsleven, om investeringenin klimaatoplossingen te stimuleren via financieringsarrangementen,fondsen voor innovaties etc.;– meer gebruik te maken van de overheid als inkoper vanproducten en diensten die klimaatvriendelijk en duurzaamzijn, zowel op het niveau van decentrale overheid, lidstatenen de eu.Energie- en klimaatpakket (‘3 x 20’)De ambitie van Nederland en van de eu ten aanzien van hetversterken van het internationale klimaatbeleid is groot. Deeu streeft naar een reductie van de uitstoot van broeikasgassenmet tenminste 20% (bij een mondiale aanpak van klimaatverandering30%) en een energiebesparing van 20% in2020 ten opzichte van 1990 en in 2020 een aandeel van 20%duurzame energie in de energievoorziening.Het energie- en klimaatpakket bevat reductiedoelstellingenvoor de eu als geheel. Via zogenaamde effort sharing wordende overalldoelstellingen voor co 2-reductie en de inzet vanduurzame energie of hernieuwbare energie verdeeld over delidstaten. Voor de verdeling van de doelstelling voor duurzame/hernieuwbareenergie geldt dat er tussen de lidstatenenorme verschillen zijn in de ‘natuurlijke’ mogelijkhedenvoor het produceren van duurzame of hernieuwbare energie.Daarom is het noodzakelijk dat bij de uitwerking van hetpakket de mogelijkheid wordt geboden voor het verhandelenvan duurzame/hernieuwbare energie, door middel van bijvoorbeeldeen systeem van handel in certificates of origin. Voorverschillende vormen van duurzame energie zoals biomassaof biobrandstoffen is het noodzakelijk dat deze ook daadwerkelijkduurzaam zijn. Met name bij 1e generatie biomassa/biobrandstoffen blijkt dit niet altijd het geval te zijn. De totaleimpact op het milieu is groter dan bij fossiele vormen en erspeelt specifiek het bedreigen van de voedselsituatie in ontwikkelingslanden.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandOm die reden zijn vno-ncw en mkb-Nederland er voorstandervan om de duurzaamheidcriteria voor hernieuwbare energievoorop te plaatsen. De consequentie hiervan kan zijn dat dedoelstelling voor 2020 onrealistisch zwaar wordt. Het is danverstandig dit te onderkennen en de blijkbaar onrealistischedoelstellingen voor de inzet van duurzame/hernieuwbareenergie in 2020 los te laten. Tegelijkertijd betekent dit datnog harder gewerkt moet worden aan de verdere ontwikkelingvan duurzame bronnen en technologieën, zodat deze zosnel mogelijk op grotere schaal concurrerend uitgerold kunnenworden en de ambitieuze doelstellingen voor 2050 welgehaald kunnen worden.De focus in de discussies op numerieke doelstellingen neemthet zicht weg op waar het werkelijk om moet gaan: een integraalEuropees beleid voor de industrie. In dit beleid moeteen integrale low carbon strategie worden uitgezet die er toeleidt dat de industrie in <strong>Europa</strong> blijft en hier kan innoverenen vernieuwen. Het is daarvoor noodzakelijk om nu nog gro-49


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>tendeels gescheiden beleidsthema’s samen te voegen en teintegreren. Het gaat hierbij vooral om beleid ten aanzien vaninnovatie, energie-efficiency en productie-efficiency, internemarkt en voorzieningszekerheid. Het adagium dat gehanteerdmoet worden is dat het bedrijfsleven de oplossers zijnvan het probleem.Om het mondiale klimaatprobleem adequaat aan te kunnenpakken is het noodzakelijk dat belangrijke economieën zoalsde Verenigde Staten, China en India volwaardig meedoenaan een bindend mondiaal klimaatverdrag. Het draagvlak bijhet bedrijfsleven voor scherpe reducties van de uitstoot vanbroeikasgassen brokkelt sterk af als belangrijke concurrerendeeconomieën zoals de vs, China en India niet meedoen aaneen dergelijk mondiale aanpak.Bij de ambitie van de eu en individuele lidstaten om eenscherp (unilateraal) klimaatbeleid te voeren, ontbreekt vaakde aandacht voor de economische gevolgen van een solistischen geïsoleerd klimaatbeleid en vindt er in de ogen van het bedrijfslevenniet of nauwelijks een afweging plaats van economischeen sociale effecten. Er is te weinig aandacht voor hetfeit dat <strong>Europa</strong> verantwoordelijk is voor slechts 12,5% van demondiale uitstoot van broeikasgassen. Door de groei van deenergievraag, met name in Azië, zal het aandeel van <strong>Europa</strong>teruglopen tot onder de 10%. Om klimaatverandering effectiefen efficiënt aan te kunnen pakken, moeten de landen dieverantwoordelijk zijn voor 90% van de uitstoot actief wordenbetrokken bij een mondiale afspraak over de reductie van deuitstoot van broeikasgassen.Internationale klimaatonderhandelingenDe onderhandelingen over een nieuw internationaal klimaatakkoordin Kopenhagen in december 2009 hebben niet geresulteerdin een juridisch bindend mondiaal klimaatakkoord.De afspraak die in Kopenhagen gemaakt is heeft vooral hetkarakter van een politieke afspraak met stevige committments.De internationale onderhandelingen zullen in het najaar inCancún voortgezet worden.Geconstateerd is dat andere economieën/landen aanmerkelijklagere ambities hebben voor reductie van broeikasgassendan <strong>Europa</strong>. In die zin is er absoluut geen zicht op een gelijkinternationaal speelveld voor de verschillende sectoren vanhet bedrijfsleven. Daarmee is voor <strong>Europa</strong> het aanscherpenvan de reductiedoelstelling van -20% naar -30% in 2020 geenoptie. De noodzakelijke economische groei zou met een unilateralestap van de eu onder grote druk komen. Om van deklimaatuitdaging een kans te maken moet de eu inzetten opspecifieke instrumenten die innovatie bevorderen, zodat dedoelstellingen makkelijker gehaald kunnen worden en hetbedrijfsleven kan profiteren van de wereldwijde groei inklimaatoplossingen. Integratie van het energie- en klimaatbeleidmet het innovatie- en industriebeleid is hiervoor eennoodzakelijke randvoorwaarde. Verder zal <strong>Europa</strong> het beleidvoor het beschermen van de carbon leakage sectoren moetenvoortzetten en waar nodig moeten uitbreiden. Hierbij is hetvan belang dat de Europese Commissie snel duidelijkheidgeeft over het kader dat geldt voor de compensatie voor indirectekosten, als gevolg van de hogere elektriciteitsprijs.Ondanks het teleurstellende resultaat van Kopenhagen hebbenvno-ncw en mkb-Nederland aangegeven door te gaan methet Duurzaamheidakkoord (zie verderop) dat zij in 2007 methet kabinet hebben afgesloten.Duurzaamheidsakkoord kabinet-werkgeversOp 1 november 2007 hebben vno-ncw, mkb-Nederland enlto Nederland met het kabinet een duurzaamheidakkoordafgesloten 1 . Dit akkoord rust op 2 pijlers. In de eerste plaatsheeft het bedrijfsleven zich verbonden aan de Europese doelstellingenvoor co 2-reductie, energie-efficiencyverbeteringen de inzet van duurzame energie zodat Nederland haarevenredige bijdrage levert aan het oplossen van het mondialeenergie en klimaatvraagstuk. De tweede pijler is innovatie.Innovatie is de sleutel voor verduurzaming. Het akkoordmoet de weg bereiden voor een prominente rol van het Nederlandsebedrijfsleven op de internationale groeimarkt vanduurzame productie en consumptie. Nederland kan hierdoorinternationaal een vooraanstaande positie innemen op hetgebied van energie- en klimaatinnovatie. Op basis van hetoverkoepelende duurzaamheidakkoord zijn inmiddels een9-tal sectorale deelakkoorden en programma’s afgesloten enin uitvoering gekomen. Uit een evaluatie in april 2010 blijktdat Nederland op koers ligt om de in Brussel afgesprokendoelen te halen. De innovatiepijler is echter nog onvoldoendeontwikkeld om op langere termijn grote slagen te kunnenblijven maken. Het beleid zal daarom vooral op innovatie gerichtmoeten worden.co 2-emissiehandelEen belangrijk onderdeel van het klimaatbeleid is de mogelijkheidom emissiereducties te realiseren via zogenaamdeflexibele instrumenten. Voor de industrie is met name dehandel in uitstootrechten voor broeikasgassen relevant. Deeerste fase is op 1 januari 2005 van start gegaan. De tweedehandelsperiode (2008-2012) loopt nu nog. Alle lidstaten hebbenin een allocatieplan aangegeven hoeveel emissierechtenaan elk van de deelnemende bedrijven is toegekend. Omdatde allocatieplannen per lidstaat verschillen, ontbreekt nogeen gelijk speelveld. Zo is bijvoorbeeld in Nederland de reservevoor nieuwkomers op, terwijl investeerders in anderelanden nog wel rechten ontvangen.Begin 2009 is de richtlijn emissiehandel voor de periode na2012 gewijzigd. Uitgangspunten zijn één Europese allocatievan emissierechten, het totaal aantal rechten met tenminste20% reduceren in 2020 waarbij toewijzing van rechten plaatsvindtop basis van Europese benchmarks en rechten voor deelektriciteitsproductie geveild worden. Ter voorkoming vancarbon leakage 2 krijgen bedrijven die bloot staan aan internationaleconcurrentie de rechten grotendeels gratis toegewezen.De lijst met carbon leakage sectoren is in december 2009vastgesteld. Voor de andere bedrijven daalt het percentagetoegewezen rechten van 80% in 2013 naar 30% in 2020. Kleinebedrijven zullen buiten het systeem gaan vallen. De EuropeseCommissie en de lidstaten zijn nu bezig met de verdere uitwerkingvan dit akkoord:– Het uitwerken van de benchmarks en allocatieregels. Productbenchmarks worden in samenspraak met de betreffende sectorvastgesteld, om de top 10% efficiëntie te bepalen. Ookkomen er warmtebenchmarks en brandstofbenchmarks.1 Dit akkoord is ook in het Engels vertaald en als brochure verschenenonder de titel: Climate Change – an offer you cannot refuse.2 Bedrijven die blootgesteld zijn aan internationale concurrentie kunnenals gevolg van de hoge kosten van veilen hun productie verplaatsennaar het buitenland, waardoor koolstofemissie ‘weglekt’.50


Bij warmte is het van belang dat de allocatie niet de commerciëlerelatie tussen producent en afnemer verstoort, eneen prikkel voor efficiënt gebruik (wkk) wordt ingebouwd.Tenslotte komen er regels voor nieuwkomers en sluitingen.Hierbij moet gelijke behandeling voor nieuwkomersvoorop staan, zodat investeringen niet belemmerd worden.– De compensatie voor indirecte kosten waarmee elektriciteitsverbruikersgeconfronteerd worden. De Commissiezal dit uitwerken in nadere regelgeving. Het is van belangdat gebruikers van elektriciteit gecompenseerd worden, enhierover zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen. Lidstatenkunnen voor deze compensatie de inkomsten uit de veilingopbrengstengebruiken.– De invulling in Nederland van de (voor Nederland) 16% co 2-reductie voor de bedrijven die niet onder ets vallen.– Het uitwerken van een veilingsystematiek. Hierbij wil hetbedrijfsleven graag één Europese veiling. Nationale veilingenmoeten zoveel mogelijk voorkomen worden.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHet bedrijfsleven ziet wereldwijde emissiehandel als eenbelangrijk instrument om op marktconforme wijze emissiereductiete realiseren. De klimaatdoelstellingen kunnendaardoor voor Nederland op een meer kosteneffectieve manierworden gerealiseerd. Dit onder de voorwaarde dat emissiehandelgeen oneerlijke verstoring van concurrentie magveroorzaken. De nadere uitwerking van de gewijzigde Richtlijnzoals hierboven geschetst is daarbij van groot belang.Daarnaast dient het energie- en klimaatbeleid te worden geïntegreerdmet het innovatie- en industriebeleid, om van deuitdagingen een economische kans te maken.9.2 Liberalisering energiemarktenIn juni 2009 is het ‘3 e energiepakket’ vastgesteld. Dit pakketbevat een aantal richtlijnen en verordeningen ter vervolmakingvan de interne gas- en elektriciteitsmarkt in <strong>Europa</strong>.De belangrijkste onderdelen hiervan zijn ondermeer de verschillendemogelijkheden voor het invullen van ontvlechting(unbundling) van transmissienetwerken, het opzettenvan Europees toezicht op de interne energiemarkt en het opEuropees niveau coördineren van grensoverschrijdende samenwerkingvan transmissie netwerkbeheerders. Het pakketzal onder meer uitgewerkt worden door het maken vanEuropese netwerkcodes en 10-jarenplannen voor de verdereuitbreiding en ontwikkeling van het netwerk. Hierbij zijn desamenwerkende netwerkbeheerders betrokken, de netwerkgebruikers,de Europese Commissie en het te vormen Agentschapdat toezicht zal houden op de uitwerking en uitvoering.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandDe besluitvorming over de interne marktkwesties van het 3 eenergiepakket heeft geresulteerd in een compromis dat in depraktijk helaas niet tot een geharmoniseerde regulering voorde ontvlechting van (transmissie)netwerken leidt. De keuzevoor de wijze waarop deze ontvlechting vorm krijgt en vervolgensde uitvoering daarvan is van groot belang voor het goedfunctioneren van de interne energiemarkt. Het is nadelig datNederland nu in de splitsing voorop loopt, terwijl de rest van<strong>Europa</strong> niet hoeft te volgen.vno-ncw en mkb-Nederland steunen de optie om vanuit <strong>Europa</strong>aan te sturen op betere samenwerking van transmissienetwerkbeheerdersop Europees regionale schaal. Hierdoorkunnen vooruitlopend op de interne Europese markt al goedfunctionerende regionale markten ontstaan. Nederland heefthet initiatief genomen voor een dergelijke aanpak met omliggendelanden. Dit heeft al goede resultaten opgeleverd.vno-ncw en mkb-Nederland pleiten ervoor dat de condities enrandvoorwaarden van liberalisering op een geharmoniseerdewijze moeten worden doorgevoerd en dat de Europese Commissienu werk maakt van lidstaten die het minder nauwnemen met de uitvoering van de Europese marktregels. Ditgeldt overigens niet alleen voor specifiek de interne marktregels, maar dit geldt ook voor de milieueisen die worden gesteldaan elektriciteitsopwekking. Nederlandse elektriciteitscentrales,waaronder veel warmtekracht installaties waarinrelatief schoon en zuinig elektriciteit en warmte wordt geproduceerd,kunnen bijvoorbeeld op dit moment niet goedconcurreren met centrales in andere landen.De integratie van de energiemarkt in Noordwest <strong>Europa</strong>moet niet wachten op ontwikkelingen in de gehele eu.Marktkoppeling, betere benutting en eventueel vergrotingvan interconnectie-capaciteit tussen lidstaten zijn belangrijk.Verbeterde samenwerking tussen de beheerders van delandelijke transportnetten is daarvoor noodzakelijk. De internationaalopererende energie-intensieve bedrijven in Nederlandondervinden een groot concurrentienadeel van hetongelijke speelveld in Noordwest <strong>Europa</strong>. Verbetering van devrije marktwerking en betere toegang tot goedkopere energiemarktenin <strong>Europa</strong> zijn daarom prioriteiten van vno-ncwen mkb-Nederland.9.3 Energiebelasting / Fiscale vergroeningRecentelijk heeft de Europese Commissie oude voorstellenvoor een Richtlijn voor de introductie van een co 2-belastingactief opgepakt. Voor activiteiten en producten die niet onderemissiehandel vallen bestaan reeds verschillende soortenheffingen, deze zijn echter niet gebaseerd op de energie-inhoudof co 2-uitstoot. Voor de ets-sectoren bestaat co 2-emissiehandel,hier valt ongeveer 50% van de Europese co 2-uitstootonder. Veel activiteiten en producten vallen niet onder emissiehandel,zoals transport (door ec geschat verantwoordelijkvoor 23% van co 2-uitstoot), huishouden (10%), en de industriebuiten ets (voornamelijk kleine installaties, 3%).Binnen de eu zijn er 3 lidstaten die een co 2-belasting hebbeningevoerd (se, dk, fi) andere zijn daar op dit moment mee bezig(fr, ie) en er zijn lidstaten die een energiebelasting kennenuit milieuoogpunt zonder specifiek co 2te belasten (nl, de, si,uk).De Europese Commissie heeft besloten een impact assessmentuit te voeren.51


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland vinden het correct dat de EuropeseCommissie eerst heeft besloten tot het uitvoeren van eenimpact assessment. In Nederland zijn al verschillende energiebelastingenvan toepassing op producten. Overlap van maatregelenen heffingen moet voorkomen worden.Inlichtingen:Frits de Groot (070 349 03 26; groot@vno-ncw.nl)Erik te Brake (070 349 03 21; brake@vno-ncw.nl)52


10. Milieu10.1 Zevende Milieu actieplanDe Europese Commissie zal voor de periode 2010 - 2020 eenmilieuagenda opstellen. De vorm waarin is nog niet bekend.In 2012 zal de milieuagenda worden gepubliceerd. Het bedrijfslevenheeft echter wel een aantal wensen voor de komendeperiode. De Commissie wil in ieder geval aandachtgeven aan biodiversiteit, resource efficiency en klimaat. Ookstaat beter uitvoering van het huidige milieubeleid op hetlijstje.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland vinden de volgende punten vanbelang voor map7:– meer accent op harmonisatie van uitvoering in <strong>Europa</strong> vande bestaande milieuregelgeving dan het opstellen van nieuwemilieudoelen;– meer harmonisatie van toezicht en handhaving van bestaandemilieuregels;– verdere integratie van milieuregels;– erkenning dat milieuregelgeving een koppeling moet bevattenmet gebiedskwaliteiten en dat bevoegd gezag deafweging moet kunnen maken tussen verschillende milieudoelen,ruimtelijke ontwikkeling en verhoging van gebiedskwaliteiten;– onderzoek naar mogelijkheden om marktinstrumentenmeer in te zetten;– sterkere nadruk op de kansen die het duurzaamheidbeleidbiedt voor bedrijven;– voorkomen van directe koppeling tussen Europese milieurichtlijnenen vergunningen.– mkb-Nederland en vno-ncw zullen deze punten inbrengenin de Brusselse discussies.10.2 Resource efficiencyEurocommissaris Potocnik heeft aangekondigd werk te makenvan efficiënter gebruik van grondstoffen. Doel is het milieuminder te belasten door minder gebruik te maken vangrondstoffen en meer werk te maken van hergebruik. Volgensde Commissie zouden hiervoor toetsbare criteria ontworpenmoeten worden.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHet bedrijfsleven is uiteraard voorstander van efficiëntergebruik van grondstoffen. Maar zij vindt niet dat dit binnen<strong>Europa</strong> met ingewikkelde criteria aan producten gesteld moetenworden. Zij is voorstander om in overleg met bedrijven tekomen tot goede strategieën om minder gebruik van grondstoffente stimuleren.De discussie over efficiënter gebruik van grondstoffen staatvolgens het bedrijfsleven niet los van bijvoorbeeld het opkopenvan grondstofrijke gebieden door China in Afrika en dehandelspolitieke belemmeringen die het land opwerpt. <strong>Europa</strong>zal stappen moeten ondernemen om grondstofwinningvoor het Europese bedrijfsleven veilig te stellen.Om deze reden roept het bedrijfsleven de Commissie op omde grondstoffenproblematiek breed (handelspolitieke aspecten,recycling, innovatieve oplossingen, minder materiaalgebruik,etc.) aan te pakken en af te zien van regelgeving die deadministratieve lasten van bedrijven dreigt te vergroten.10.3 BiodiversiteitIn 2002, bij de Wereldtop in Johannesburg over DuurzameOntwikkeling, is afgesproken om in 2010 de verdere degradatievan biodiversiteit een halt toe te roepen. Dit doel zal nietgehaald worden. Tijdens de Conferentie van partijen (Conferenceof Parties/CoP) 10 van het Biodiversiteitsverdrag, die inoktober van dit jaar zal plaatsvinden in Nagoya, Japan, zalworden gestreefd naar de formulering van een nieuwe doelstelling,omdat het behoud van biodiversiteit van cruciaal belangis.De conclusies van de milieuraad van december 2009 gevenaan welke uitgangspunten de eu heeft bij het formuleren vaneen dergelijke nieuwe doelstelling. De belangrijkste puntenuit de conclusies zijn:– De eu is bezorgd over de achteruitgang van biodiversiteit,het verslechteren van ecosysteemfuncties en het verliesvan ecosysteemdiensten dat daardoor zal optreden.– De eu ziet daarom het belang van een nieuw doel na hetverlopen van het huidige doel voor 2010. Het huidige doelis niet gehaald en lastig te meten en te operationaliseren.De eu erkent het belang van een koppeling tussen het53


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>behouden van biodiversiteit en het mitigeren van klimaatverandering.– Wat betreft de eu moet de doelstelling bestaan uit een langetermijnvisie,aangevuld met op korte termijn op actiegeoriënteerde, meetbare doelen die zijn gebaseerd op wetenschappelijkbewijs.– De eu erkent dat een ambitieuze visie alleen haalbaar iswanneer er een mondiaal betalingssysteem voor biodiversiteitkomt. Nederland vindt het tegengaan van biodiversiteitverliesbelangrijk. Nederland onderschrijft ook hetbelang voor het overeenkomen van een nieuwe langetermijnvisieen duidelijke doelen tijdens CoP 10, om het biodiversiteitverliestegen te gaan.– Daarnaast vindt Nederland het van belang dat het zgn. greendevelopment mechanism, het instrument waarbij landenworden betaald voor het beschermen en duurzaam gebruikenvan biodiversiteit, wordt genoemd als concrete uitwerkingom ecosysteemdiensten mondiaal een prijs te geven.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandBiodiversiteitverlies is een belangrijk onderwerp voor hetbedrijfsleven, omdat het verlies ervan de toekomstige mogelijkhedenvoor bepaalde economische sectoren ernstigbeperkt (farmacie, voedingsindustrie, cosmetica). Ook moetworden verwacht dat in het kader van de noodzakelijke verduurzamingvan de mondiale economie een steeds groter accentzal komen te liggen op bio-based productie, hetgeen hetbelang van behoud van biodiversiteit nog vergroot. Om dezereden vinden vno-ncw en mkb-Nederland het van belang dater wereldwijde afspraken komen om het biodiversiteitverliestegen te gaan. Het voorstel van Nederland om tot een mondiaalbetalingssysteem te komen wordt door de beide organisatiesnog nader bekeken. Het Green Development Mechanismis een instrument dat nadere studie vraagt. vno-ncw en mkb-Nederland trachten in goede dialoog met de rijksoverheid enmilieuorganisaties tot een zinvolle en doelmatige aanpak tekomen.10.4 BodemDe Europese Commissie heeft op 25 september 2006 een thematischeBodemstrategie gepresenteerd. De Strategie bestaatuit een serie acties gericht op bodembescherming door preventievemaatregelen en herstel van verontreinigde bodem.Kern van de Strategie vormt het voorstel om dit aan te pakkenvia een richtlijn.Zowel voor als na publicatie van de richtlijn heeft veel discussieplaatsgevonden, omdat een groot aantal leden van hetEuropees Parlement en een aantal lidstaten bezwaar maaktetegen het wettelijk karakter van de Strategie. In het EuropeesParlement heeft dit niet geleid tot verwerping, en is deeerste lezing afgerond. Dankzij de inzet van de Nederlandse<strong>Europa</strong>rlementariërs zijn in ieder geval amendementen ingediendgericht op maximale flexibiliteit voor lidstaten enlokale overheden en een kosteneffectieve aanpak.In de Milieuraad echter is op de valreep van 2007 een blokkerendeminderheid gevormd tegen de Bodemrichtlijn. Nederland,Duitsland, Engeland en Oostenrijk verklaarden zichtegen en uiteindelijk sloot Frankrijk zich hierbij aan.Wat betreft de stand van zaken heeft de Europese Commissiereeds laten weten dat wat hen betreft de plannen niet definitiefvan tafel zijn.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland scharen zich achter de kritiekdat wetgeving in de vorm van een richtlijnvoorstel zich nietverhoudt met de principes van subsidiariteit en proportionaliteit.Op basis van deze principiële bezwaren zijn beide organisatiesdus verheugd over het voortzettende verzet van eenblokkerende minderheid tegen deze richtlijn. Bodem blijfteen lokaal probleem waarvoor bindende Europese regelgevingniet het geëigende instrument is. Bovendien ontberende lidstaten die nog geen bodembeleid kennen en de Europeseinterventie zo steunen, de kennis om op waarde te schattenwaartegen ze eventueel ja zouden hebben gezegd.De beperkte grensoverschrijdende effecten en verstoringenpleiten ervoor dat als de discussie weer geopend wordt, hetrichtlijnvoorstel wordt vervangen door een niet-bindendestrategie gericht op het verspreiden en integreren van bodemregelgeving.Een aantal van de voornaamste bezwarentegen het huidige voorstel betreffen:– Europese regelgeving kan nooit recht doen aan de complexiteiten diversiteit van de bodemmaterie. Specifiekeregionale en lokale omstandigheden spelen een cruciale rolen betekenen dat de bodemproblematiek in <strong>Europa</strong> enormvarieert. Verschijnselen als bosbranden of woestijnvormingtreden hier niet op, maar spelen in mediterrane gebiedeneen grote rol. Ook de Nederlandse bodem heeft eenaantal zeer specifieke kenmerken, zoals de nauwe samenhangmet het grondwater. Een one size fits all-benaderingpast hier niet. De Commissie geeft zelf aan dat er al meerdan 300 hoofdbodemtypen te onderscheiden zijn. Inhoudelijkvalt er bijzonder veel aan te merken op het voorstel.– De Commissie noemt het kaderwetgeving doordat ze algemenedoelstellingen introduceren, maar de maatregelenen ambities overlaten aan de lidstaten. Dat roept vragenop: enerzijds is er overeenstemming dat het niet mogelijkis een Europese meetlat of normatief kader vast te stellen,anderzijds worden wel begrippen geïntroduceerd als ‘aanzienlijkerisico’s’ of ‘bevredigende bodemtoestand voor eenindustrieterrein’. Daarmee ontstaat een situatie waarbij viade rechter duidelijkheid afgedwongen zal moeten wordenover de interpretatie van de richtlijn. Dat kan nooit het doelzijn van een wetgever.– Het leidt tot bureaucratie en extra rapportageverplichtingenvoor lidstaten. De Commissie introduceert bijvoorbeeldrisicogebieden. Naast de waterlichamen, beschermdegebieden, Ecologische hoofdstructuur, Vogel- en habitatvoegt dit weer een begrip aan de lijst toe.Er kan veel beter en intensiever worden ingezet op kennisoverdracht,in het bijzonder naar de lidstaten die nog geenenkel bodembeleid kennen. Er is een reëel risico dat investeringenuit het verleden daarmee alsnog waardeloos zijngeworden. Ook roept het voorstel veel vragen op over eigendomsrechtenen financiële aansprakelijkheid.Gezien deze bezwaren en het feit dat er nu al jarenlang gediscussieerdwordt over dit voorstel in de Raad, zonder vooruitgangte bereiken in een Europees bodembeleid, zouden54


vno-ncw en mkb-Nederland er voorstander van zijn dat deEuropese Commissie het voorstel voor een bodemrichtlijnintrekt. De Commissie kan zich dan beraden op een effectievebeleidsstrategie, gericht op kennisuitwisseling, best practicesen het verbeteren van een bodembeleid in de lidstaten waardit nog niet bestaat.10.5 Richtlijn Industriële Emissies (ippc)De Richtlijn Industriële Emissies is met het verschijnen vandit nummer nagenoeg afgerond. De nieuwe richtlijn beoogtde uitvoering van de vergunningverlening aan striktere conditieste onderwerpen, aangezien er door bepaalde lidstatenop dit moment nog een erg ruime interpretatie wordt aangehoudenbij de uitvoering van de ippc. Het is een samenvoegingvan o.a. de ippc richtlijn, de richtlijn Grote Stook Installaties(lcp-richtlijn) en de richtlijn Organische Stoffen.Met de nieuwe richtlijn hebben lidstaten minder mogelijkheidom af te wijken van wat als best beschikbare technieken(bbt) wordt beschouwd. Nu komt het voor dat vergunningsvoorwaardenvoor het milieu in vergelijkbare lidstaten ruimbemeten emissie-eisen stellen, terwijl andere lidstaten welbbt toepassen. Daarnaast is er de mogelijkheid om minimaleemissie limietwaarden vast te stellen. Voor bepaalde grotestook installaties geldt dat zij per 2020 aan de nieuwe emissiegrenzenmoeten voldoen. Ook wordt een monitoringsverplichtingvoor de bodemkwaliteit ingevoerd.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw heeft zich in de laatste fase van het besluitvormingprocesachter het voorstel geschaard om te komen tot het stellenvan minimale grenswaarden voor bepaalde installaties.De reden is dat bepaalde lidstaten erg gemakkelijk derogatieverlenen om niet aan de bbt eisen te voldoen. Deze grenswaardengeven in <strong>Europa</strong> een beter gelijk speelveld. In Nederlandis het gebruikelijk dat installaties bbt-proof zijn. De huidigeNederlandse praktijk komt dan ook ongeveer overeenmet deze richtlijn. vno-ncw betreurt echter de extra tijd (tot2020) voor grote stookinstallaties om aan de emissiegrenzente gaan voldoen. Dit betekend dat installaties 10 jaar lang eenuitzondering krijgen, terwijl in Nederland vergelijkbare installatieallang bbt zijn.10.6 no x/ so 2-handelDe Europese Commissie heeft entec opdracht gegeven te onderzoekenof no x/so 2-handel een instrument voor <strong>Europa</strong> kanzijn. De uitkomst van deze studie is wat positief: no x/so 2-handelis een interessant instrument voor bedrijven in <strong>Europa</strong>.Handel kan voor het bedrijfsleven een middel zijn dat meervrijheid van handelen geeft : investeren of rechten kopen. Inmiddelsis een vervolgonderzoek ingesteld om te kijken hoezo’n instrument er uit moet zien. Aan de hand daarvan wil deCommissie bezien of een richtlijn no x/so 2-handel gemaaktmoet worden. Het huidige systeem van command en controllaat die keuze niet en leidt in Nederland tot procedures bij deRaad van State.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland vinden het vooral belangrijk dateen lidstaat de ruimte krijgt om in plaats van bbt per installatieeen instrument als no x/so 2-handel in te zetten (zoals inNederland het geval is). In Nederland is de milieugebruiksruimtevrij beperkt, waardoor een flexibel instrument eenwaardevolle aanvulling kan zijn om de milieudoelen op eenkosteneffectieve manier te bereiken. Dat kan handel zijn,maar ook andere instrumenten zijn denkbaar. vno-ncw enmkb-Nederland steunen de gedachte van de Commissie dateconomische instrumenten daar waar mogelijk ingezet worden.Het entec onderzoek kan een positieve stimulans zijnom daarover door te denken.Het bedrijfsleven in <strong>Europa</strong> is overigens mordicus tegen no x-en so 2-handel. vno-ncw en mkb-Nederland vinden dat hetEuropese bedrijfsleven er verstandig aan doet om een bredevisie op instrumenten te ontwikkelen en zich niet alleen opbbt per installatie te verlaten. De ingestelde werkgroep vanbusinesseurope kan hierin een belangrijke rol spelen.10.7 reachDe reach-verordening (Registratie, Evaluatie en Authorisatievan chemische stoffen) is op 1 juni 2007 in werking getreden.In de loop van 2008 is begonnen met de zogenoemde ‘preregistratie’bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen(echa) Helsinki. Met deze preregistratie maakten bedrijvenhun voornemen kenbaar om stoffen te registreren. Preregistratieis een voorwaarde voor bedrijven om gebruik te kunnenmaken van de overgangsregeling (registratie van stoffenin 2010, 2013 of 2018) voor de registratie van zogenaamdegeleidelijk geïntegreerde stoffen. Momenteel zijn bedrijvendruk bezig om hun registratiegegevens voor 1 december 2010voor de grote bulkstoffen en gevaarlijke stoffen in te leverenin Helsinki. Bij de uitvoering van dit proces zijn een reeksvragen gerezen die een goed uitvoering van deze complexewetgeving vertragen. Een speciale high-level contact group (metdaarin o.a. vertegenwoordigers van de Europese Commissie,het European Chemicals Agency, reach Alliance, en Europesekoepelorganisaties zoals Eurométaux, cefic en ueapme) heeftde vraagstukken geanalyseerd en daarop antwoord gegeven.Hierdoor zullen de grootste problemen uit de lucht zijn.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandEen succesvolle uitvoering van reach is erg belangrijk omdraagvlak bij bedrijven, ngo’s en politiek te houden. Daaromvindt het bedrijfsleven dat veel aandacht aan een goede invoeringwordt gegeven. Ook moeten gerezen vragen over de uitvoeringzo goed mogelijk opgelost worden. Van belang is dathandhavers, het echa en het bedrijfsleven in goed onderlingcontact blijven.Inlichtingen:Willem-Henk Streekstra (070 349 03 59; streekstra@vno-ncw.nl)55


56<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>


11. Transport11.1 eu-transportbeleidDe Europese Commissie heeft een Mededeling gepresenteerdthe Future of Transport als voorbereiding voor een nieuw WitboekTransport dat eind 2010 wordt verwacht. Het betreft allevervoersectoren (weg, water, lucht). Hoofdonderwerpen zullenzijn financiering van Europese infrastructuurverbindingen,energieverbruik en klimaat en voltooien van de internemarkt. De verwachting over het Belgische voorzitterschap isdat op de transportagenda komen de herziening van het Eurovignet(zie 12.5) en normen voor energiegebruik van bestelauto’s.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandEen efficiënt en duurzaam transportsysteem dat op marktconformewijze tegemoet komt aan de groeiende behoefteaan transport en mobiliteit is een voorwaarde voor economischeefficiency en concurrentiekracht, voor economischeintegratie van de lidstaten en dus voor economische groei.Voor duurzaamheid, het schoner en zuiniger maken vantransport, is Europees beleid onmisbaar en succesvol. De euheeft ook grote vorderingen gemaakt met de liberaliseringvan de vervoermarkt, maar het doel, één interne markt waarinvervoerders overal hun diensten kunnen aanbieden, is nogniet bereikt. Vooral het wegvervoer en het spoorwegvervoerondervinden nog belemmeringen vanuit protectie en/of diversiteitin regels en/of verschil in technische standaarden(spoor).11.2 Liberalisering wegvervoerEr blijven nog tot 2014 beperkingen voor vervoerders uit anderelidstaten. Het wegvervoer ondervindt ook hinder vanbeperkingen die wel gemotiveerd worden met het argumentveiligheid, maar die vaak meer door negatief sentiment en/ofdoor angst voor concurrentie zijn ingegeven, zoals beperkingvan rijtijden en werktijden, weekendrijverboden, voor containervervoeronpraktische beperkingen in afmetingen enz.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandBeperkingen op de vrijheid om vervoerdiensten in anderelanden aan te bieden zijn in strijd met de principes van de internemarkt en belemmeren de efficiency. Een volledige vrijemarkt vanaf 2014 is politiek het vroegst haalbare. Efficiëntvervoer is nodig uit een economisch oogpunt en voor verminderingmilieubelasting en energieverbruik; operationelebeperkingen moeten daarom worden weggenomen indien zeniet nodig zijn voor de veiligheid.11.3 Organisatie arbeidstijd mobielewerkzaam heden wegvervoerDe Europese Commissie presenteerde in oktober 2008 hetvoorstel om zelfstandige chauffeurs uit te zonderen van richtlijn2002/15/ec betreffende de organisatie van arbeidstijd vanpersonen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen.In deze richtlijn wordt de maximale arbeidstijd bepaald diebesteed mag worden aan alle wegvervoersactiviteiten. Dit betreftnaast rijden, ook activiteiten zoals het laden en lossen,schoonmaken en technisch onderhoud.Bepaald werd dat op 23 maart 2009 (7 jaar na de totstandkomingvan de richtlijn), de richtlijn ook van toepassing zouzijn op zelfstandige bestuurders. Voorts werd bepaald dat deEuropese Commissie voor het verstrijken van deze datum eenanalyse maakt van de gevolgen die de uitsluiting van zelfstandigebestuurders zou kunnen hebben op de verkeersveiligheid,de concurrentievoorwaarden, de beroepsstructuur ensociale aspecten. In oktober 2008 presenteerde de Commissiedeze analyse en concludeerde dat de uitzondering van zelfstandigechauffeurs kon worden gecontinueerd aangeziende veiligheid op de weg met deze uitzondering voor zelfstandigenniet in het geding is. Zij kwam tot deze afweging o.a.omdat maximale rijtijden reeds zijn vastgelegd in een rij- enrusttijden verordening (561/2006), die van toepassing is opzowel chauffeurs in loondienst als zelfstandige chauffeurs.Het voorstel van de Commissie om zelfstandige chauffeursuitgezonderd te laten blijven is op 15 juni door het EuropeesParlement verworpen. Hierdoor zijn zelfstandige ondernemersin de transportsector gebonden aan een arbeidstijdenbeperking.Hetgeen in geen enkele andere sector het geval is.57


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>De Europese Commissie heeft aangegeven het voorstel te zullenterugtrekken. Onzeker is of de Europese Commissie meteen nieuw voorstel zal komen.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandVeiligheid is in deze discussie, zoals de Europese Commissieterecht concludeert, niet in het geding. vno-ncw en mkb-Nederland, net als businesseurope en ueapme achten hetprincipieel onjuist om een ondernemer te binden aan eenmaximaal aantal uren dat hij of zij aan de ondernemingmag besteden. Het is daarom te betreuren dat het EuropeesParlement het voorstel van de Europese Commissie heeft verworpen.11.4 Duurzame toekomst voor het vervoerVoor de vermindering van uitstoot van vervuilende stoffendoor wegtransport gelden Europese normen. Voor de scheepvaartzijn via de internationale maritieme organisatie, de imo,afspraken gemaakt. De Commissie werkt aan voorstellen omhet energiegebruik in het transport te verminderen. Om nietalleen de doelstellingen voor 2020 (- 20%) te halen maar ookde ambities voor beperking van klimaatverandering voorde toekomst is een trendbreuk nodig. De voorstellen zulleningaan op technische verbeteringen en innovatie voor transportmiddelenen energiedragers maar ook op hoe de logistiekeefficiency te verbeteren. Een inventariserend rapport overemissies en mogelijkheden om deze te beperken is in juniverschenen. Het Europees Parlement nam in juli een ontwerpresolutieaan A Sustainable Future for Transport. Het Belgischevoorzitterschap is voornemens in de Raad een oriënterenddebat te houden over het ‘Witboek duurzaam vervoer 2010-2020’ dat de Commissie zal voorstellen.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandEuropees beleid voor milieu en klimaat is noodzakelijk omdoelstellingen op dat terrein te halen. Bronbeleid – eisenaan emissies – en emissiehandel zijn in principe efficiënteinstrumenten, beter dan heffingen of volumebeperkingen.De luchtvaartsector is bereid tot deelname in emissiehandel,mits goed gelet wordt op de concurrentiepositie. Dit vergtzorgvuldige uitwerking. Ook voor andere sectoren is het zaakbalans te vinden tussen Europese ambities en mondiale concurrentieverhoudingen.Voor het wegvervoer geldt dat veelmilieu- en klimaatkosten in feite al in rekening worden gebrachtvia accijnzen.11.5 Trans-Europese netwerkenDe eu heeft een programma opgesteld van Trans-EuropeseNetwerken (ten’s) die met voorrang zouden moeten wordengerealiseerd of verbeterd. De eu draagt daaraan bij meteen bijdrage in de investeringen. De prioriteitenlijst bestaatvooral uit spoorwegprojecten. De Commissie zal met eenherziening van het ten-programma komen; verwachte inzetis meer focus op ‘co-modaliteit’, dat wil zeggen het op knooppuntenbeter verbinden van verschillende netwerken aan elkaar(havens, water, weg, spoor). De eu onderkent een rol tekunnen spelen in het ontwikkelen van open standaarden diemoeten leiden tot een internationaal en intermodaal bruikbaarraamwerk van ict-infrastructuur. Toepassingen zijnmogelijk op het gebied van veiligheid (security), beveiliging(tegen criminaliteit), douaneafhandeling, navigatie en betaalfuncties,verkeersmanagement en intermodaal logistiekmanagement.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland staan kritisch tegenover veel bemoeienisvan de eu met investeringen in infrastructuur. Deondersteuning van de eu moet beperkt zijn en met voorranggericht op verbeteren van grensoverschrijdende trajectenvan Europese hoofdverbindingen en op de maatschappelijkmeest rendabele infrastructuren. Beide verenigingen steunende aandacht voor vervoer over water en voor het faciliterenvan Europese ict-infrastructuur.11.6 Prijsbeleid, infrastructuurheffingDe Europese Commissie wil het mogelijk maken voor lidstatenom milieukosten van transport te internaliseren via eentoeslag op heffingen voor infrastructuur (‘vervuiler betaalt’),te beginnen met wegvervoer. Tot op heden mochten lidstatenslechts de kosten van aanleg en onderhoud van wegen via tolheffingdoorberekenen via het eurovignet. Men beoogt metkaderstelling onredelijke heffingen te vermijden en duidelijkheidte brengen in de geaccepteerde methoden van kostenberekeningen de doelen waarvoor geheven mag worden.De Transportraad is het nog niet eens kunnen worden over devoorwaarden. Het Belgische voorzitterschap heeft aangegevende werkzaamheden te willen voortzetten om tot een kaderakkoordte komen over de herziening van de betreffenderichtlijn (1999/62/eg-Eurovignet).oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHet bedrijfsleven steunt de intentie van de Commissie omgrenzen te stellen aan lasten die lidstaten op het vervoer mogenleggen. vno-ncw en businesseurope hebben randvoorwaardengeformuleerd waaronder internaliseren van externekosten acceptabel zou zijn. Het gaat om handhaving vaneerlijke concurrentieverhoudingen (internationaal en tussenmodaliteiten), het vermijden van dubbele lasten (via accijnzenen andere heffingen) en de garantie dat opbrengstenbeschikbaar zijn voor infrastructuur of voor het schoner enzuiniger maken van transport. De totale lasten op transportmoeten niet hoger zijn dan de redelijkerwijs aan transporttoe te rekenen kosten. Een congestieheffing op de weg vooruitsluitend goederenvervoer is zinloos en onacceptabel.11.7 LuchtvaartDe Europese Unie is succesvol geweest met liberaliseringvan de luchtvaart. De ervaringen met de aswolk uit ijslandhebben het gebrek aan coördinatie in de Europese luchtvaartblootgelegd. De Transportraad heeft een serie verbeteringenaanvaard die door de Europese Commissie werden voorgesteld,waaronder betere besluitvorming in geval van calamiteitenen versnelling naar één gemeenschappelijk Europeesluchtruim en gecoördineerde luchtverkeersleiding (SingleEuropean Sky). Ook een herziening van de richtlijn voor passagiersrechtenin deze sector is aangekondigd omdat de huidige58


ichtlijn geen rekening houdt met extreme omstandighedenbuiten de schuld van de luchtvaartmaatschappijen.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHet bedrijfsleven steunt de richting van de voorstellen vande Commissie naar aanleiding van de aswolk. De Single EuropeanSky en een geharmoniseerd luchtverkeersbegeleidingsysteemzullen de Europese luchtvaart efficiënter maken enenergieverspilling terugdringen. Luchtvaartmaatschappijenvragen terecht herziening van de richtlijn voor passagiersrechtenomdat deze niet alleen al het vervoerrisico eenzijdigbij de vervoerder leggen maar ook een open einde lijken tehebben ten aanzien van claims.Wat betreft deelname aan de emissiehandel door de luchtvaartsteunen vno-ncw en mkb-Nederland de sector datscherp moet worden gelet dat geen concurrentienadelen ontstaanvoor Europese carriers of bestemmingen.11.8 Zeescheepvaart, havensDe Commissie heeft een maritieme strategie die moet leidentot één Europese maritieme ruimte om het intra-Europesevervoer over zee te faciliteren en tot richtinggevende interpretatievan soms tegenstrijdige regels voor het maritiememilieu en de zeevaart.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en het belanghebbende bedrijfsleven verwelkomende initiatieven van de Commissie omdat die de kustvaart efficiënterkunnen maken. Wat betreft milieu en klimaat benadrukkenwij het belang voor de zeevaart van mondiale kaders.Er blijft behoefte aan richtlijnen voor de publieke financieringvan havens om eerlijke concurrentie te waarborgen.Inlichtingen:August Mesker (070 349 03 33; mesker@vno-ncw.nl)59


60<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>


12. Arbeidsmarkt, arbeidsrechten sociale dialoog12.1 Belangrijkste ontwikkelingenHet overleg in Brussel op sociaal terrein heeft in de afgelopentijd vooral in het teken gestaan van de crisis en de oplopendewerkloosheid. Verwacht mag worden dat de Commissie in dekomende tijd weer met voorstellen voor de langere termijnzal komen. Ter voorbereiding van wetgeving ter zake zal deCommissie doorgaan met de consultatie van de Europese socialepartners over herziening van de arbeidstijdenrichtlijn.Ook kunnen we voorstellen verwachten gericht op verbeteringvan de implementatie van de Detacheringsrichtlijn en ophet gebied van arbeidsomstandigheden. In een binnenkort tepubliceren Groenboek Pensioenen zal een openbare consultatieplaatsvinden over mogelijk acties die de Commissie kannemen op dit terrein, o.a. met het oog op financieel houdbaresystemen en de vergrijzing. Ook zal de Commissie een mededelingpubliceren over maatschappelijk verantwoord ondernemen.Het Belgische voorzitterschap heeft aangegeven inhet komende half jaar aan deze dossiers ook aandacht te willenbesteden, naast het overleg over herziening van de richtlijnter bescherming van zwangere werkneemsters. België wilook zijn bijdrage leveren aan de discussie over herziening vande arbeidstijdenrichtlijn via de organisatie van een seminar.Daarnaast worden discussies geïnitieerd over de gevolgenvoor de arbeidsmarkt van vergroening van de economie envan vergrijzing voor met name de zorgsector.De Europese sociale partners zullen ieder een antwoord moetengeven op het tweede consultatiedocument van de Commissieover herziening van de arbeidstijdenrichtlijn en besluitenof zij hierover eventueel willen gaan onderhandelen.Daarnaast zullen zij hun gezamenlijke projecten uitvoerennaar de invoering in de lidstaten van het flexicurity-beleid ennaar de sociale en werkgelegenheidsconsequenties van klimaatverandering.12.2 Europese sociale dialoogIn de Europese sociale dialoog is in maart 2010 de overeenkomstinclusive labour markets afgesloten. De overeenkomstmoet nu door de nationale sociale partners in de lidstatenworden geïmplementeerd. Het doel van de overeenkomst isom te bevorderen dat zo veel mogelijk mensen aan het werkkomen en blijven. Daarvoor moeten nog bestaande belemmeringenworden geïnventariseerd en – zo mogelijk – wordenopgelost.Ook hebben de sociale partners een gezamenlijke Verklaringuitgebracht over de voorstellen van de Commissie voor een<strong>Europa</strong> 2020 strategie. Hierin wordt – onder meer – het belangvan duurzame economische groei en de noodzaak tot innovatieen productiviteitsverhoging onderstreept.In maart 2010 is het overleg afgerond met de Europese vakbewegingover de gevolgen van een viertal uitspraken vanEuropese Hof van Justitie die raken aan de verhouding tussenbescherming van werknemers enerzijds en vrijheid vandiensten en vrijheid van vestiging anderzijds. Het betreft dezaken Viking, Laval, Rüffert en Commissie vs. Luxemburg.Hierin bevestigt het Hof dat bescherming van werknemersdie in overeenstemming is met de Detacheringsrichtlijn teallen tijde gerechtvaardigd is. Collectieve actie om rechtenaf te dwingen wordt door het Hof erkend als een grondrecht.Tegelijkertijd wordt gesteld dat de uitoefening van dit rechtbeperkingen kent. Het opleggen van verplichtingen aan buitenlandsedienstverleners die verdergaan dan waartoe deDetacheringsrichtlijn verplicht, is een beperking van het vrijverkeer van diensten, aldus het Hof. Een dergelijke beperkingis alleen toegestaan als het algemeen belang, zoals het voorkomenvan sociale dumping, in het geding is. In de onderhavigezaken was daarvan geen sprake. Omdat deze uitspraken totveel discussie hebben geleid, heeft de Europese Commissie desociale partners gevraagd om gezamenlijk een analyse te makenvan deze zaken. Het Report on joint work on the ecj rulingsin the Viking, Laval, Rüffert and Luxembourg cases bevat naastverdeelde standpunten ook een aantal gedeelde observaties,zoals: het belang van de interne markt voor onze welvaart, hetbelang van mobiliteit van werknemers, het gevaar van protectionismeen xenofobie en erkenning van de fundamentelesociale rechten.In januari 2010 is een gezamenlijk project afgerond over dewijze waarop in de verschillende lidstaten herstructureringvan bedrijven plaatsvindt. Per lidstaat zijn hiervoor studiesverricht en heeft een seminar plaats gevonden. Het eindrapportvan dit project is tijdens een slotconferentie besproken.In 2010 is een start gemaakt met een tweetal gezamenlijke61


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>projecten, namelijk naar de invoering in de lidstaten van hetflexicurity-beleid en naar de sociale en werkgelegenheidsconsequentiesvan klimaatverandering.12.3 Werkgelegenheidsbeleid en ‘flexicurity’Op voorstel van de Europese Commissie werd in maart 2010de <strong>Europa</strong> 2020-strategie vastgesteld als opvolger van de zogenoemdeLissabonstrategie. Naast nadruk op duurzameeconomische groei wordt hierin ook nadruk gelegd op hogearbeidsparticipatie en sociale cohesie. Op laatstgenoemdeterreinen zijn voor de eu de volgende kwantitatieve doelengesteld: verhoging arbeidsparticipatie naar 75% en verminderingarmoede met 20 miljoen mensen. Lidstaten worden gevraagddeze doelen te vertalen in passende nationale streefcijfers.Vervolgens heeft de Commissie voorstellen gedaan voorrichtsnoeren voor het economische en werkgelegenheidsbeleidvan de lidstaten. Dit beleid is immers is een coördinatiebeleid,waarbij de primaire verantwoordelijkheid bij de lidstatenblijft. Uiteraard zijn de lidstaten wel gehouden om dedoor hen zelf in de Raad afgesproken richtsnoeren serieus tenemen bij de uitvoering van hun nationale beleid. Van de tienvoorgestelde richtsnoeren, zijn er vier ‘sociale’ richtsnoeren:verhoging arbeidsparticipatie mede op basis van flexicurityuitgangspunten,ontwikkeling human resources o.a. via levenslangleren, verbetering onderwijs- en schoolsystementer vergroting aantal afgestudeerden tertiair onderwijs en hetbestrijden van armoede, primair via de weg van de arbeidsdeelname.De Raad heeft ingestemd met de (licht gewijzigde)voorstellen van de Commissie en met de streefcijfers die voorafzonderlijke lidstaten gaan gelden.Nu moeten de lidstaten een hervormingsprogramma makenwaarin gedetailleerd wordt aangegeven welke maatregelenzij nemen om de nationale doelen (streefcijfers) te bereiken.Vervolgens moeten de lidstaten jaarlijks rapporteren aan deCommissie over de voortgang bij de uitvoering van het hervormingsprogramma.De Raad is voornemens onder het Belgischevoorzitterschap een beslissing over de richtsnoerenvoor werkgelegenheid goed te keuren.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandBeide organisaties zijn op hoofdlijnen positief over de doorde Commissie en de Raad ingenomen standpunten. De richtsnoerenen streefcijfers zijn teruggebracht tot de essentie. Bovendienbiedt het nieuwe beleid ruimte voor maatwerk doornationale streefcijfers vast te stellen. Naar verwachting zal ditleiden tot een betere naleving van de afspraken en doorvoeringvan de noodzakelijke hervormingen in de lidstaten. Dezedifferentiatie in streefcijfers tussen lidstaten is in overeenstemmingmet het advies dat de Sociaal-Economische Raad(ser) in juni 2009 heeft uitgebracht over <strong>Europa</strong> 2020.12.4 Vrij verkeer van werknemersDe Europese regelgeving staat het toe dat lidstaten overgangsmaatregelennemen ten aanzien van het vrij verkeer vanwerknemers voor de per 1 mei 2004 toegetreden Midden- enOost-Europese lidstaten (met uitzondering van Malta en Cyprus)en voor Roemenië en Bulgarije die per 1 januari 2007zijn toegetreden.De Europese afspraken zijn als volgt:– gedurende de eerste twee jaar na toetreding wordt de toeganggeregeld door de lidstaten zelf. Zij kunnen derhalvenog een werkvergunning eisen;– gedurende de volgende drie jaar kunnen lidstaten de nationale,belemmerende, wetgeving handhaven, maar dienendit dan wel aan de Europese Commissie te melden; in beginselwordt hiermee de overgangstermijn beëindigd;– alleen als er zich in een lidstaat een ernstige verstoring vande arbeidsmarkt voordoet, kan deze lidstaat de Commissieverzoeken om opnieuw voor een periode van maximaaltwee jaar de nationale maatregelen te laten gelden.Tot 1 mei 2007 heeft Nederland gebruik gemaakt van de mogelijkheidom overgangsmaatregelen te treffen voor werknemersuit Polen, Slowakije, Hongarije, Tsjechië, Slovenië,Estland, Letland en Litouwen. Daarna is het vrij verkeer vanwerknemers voor deze acht nieuwe lidstaten volledig ingevoerden is dus geen tewerkstellingsvergunning meer nodig.Voor werknemers uit Roemenië en Bulgarije geldt in Nederlandnog geen vrij verkeer. In november 2008 heeft het kabinetbesloten om, vanwege de onduidelijke ontwikkeling vande werkgelegenheid in Nederland, voorlopig nog af te zienvan het openen van de grenzen voor Roemenen en Bulgaren.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandWij zijn voorstander van een volledig vrij verkeer van personenom zowel principiële als arbeidsmarkttechnische eneconomische redenen. Zowel de Stichting van de Arbeid alsde ser hebben zich uitgesproken voor het opheffen van debestaande belemmeringen voor onderdanen uit Roemenië enBulgarije.12.5 Detachering van werknemersDetachering van werknemers, via tijdelijke tewerkstellingin een andere lidstaat voor het verrichten van diensten, isgeregeld in de Europese Detacheringsrichtlijn (in Nederlandgeïmplementeerd in de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdendearbeid waga). Zowel de discussie over detotstandkoming van de dienstenrichtlijn als de toetredingvan nieuwe lidstaten, heeft geleid tot toenemende discussieover de reikwijdte van bepalingen in de Detacheringsrichtlijnin relatie tot het vrij verkeer van diensten. Deze discussiewerd verder aangewakkerd door het Europees Verbondvan Vakverenigingen (evv) naar aanleiding van een aantaluitspraken van het Europese Hof van Justitie (ehvJ) die opdeze relatie betrekking hadden. Voor de Europese Commissiewas deze discussie aanleiding om haar standpunt ten aanzienvan de Detacheringsrichtlijn te verduidelijken. De Commissiedringt aan op: een juiste implementatie van de richtlijn inde lidstaten, voldoende controle op de naleving en een goedesamenwerking tussen de autoriteiten in verband met noodzakelijkinformatie-uitwisseling. In 2009 heeft de Commissieeen Comité van experts ingesteld die naar technische zakenm.b.t. de implementatie van de richtlijn zal kijken en alle problemendie daarbij ontstaan, zal bespreken. Voorts heeft deCommissie in haar werkprogramma aangekondigd om eind2010 of begin 2011 met een wetgevend voorstel te komen omde implementatie en naleving van de Detacheringsrichtlijnte verbeteren, o.a. via betere samenwerking tussen overhe-62


den, introductie van sancties en voorkoming van misbruik.Een wijziging van de Detacheringsrichtlijn, waarop door deEuropese vakbeweging wordt aangedrongen, is daarbij nietaan de orde.Op verzoek van de Europese Commissie hebben de Europesesociale partners over de (gevolgen van de) hiervoor vermeldeuitspraken van het ehvJ een rapport uitgebracht (zie ook paragraaf12.2 inzake Europese sociale dialoog).oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHet is van groot belang dat de Europese Commissie kritischblijft op de neiging van lidstaten om onnodige belemmeringenop te werpen voor het vrij verkeer van diensten. vno-ncwen mkb-Nederland krijgen daarover regelmatig klachten vanhun leden die ook bij de Nederlandse overheid worden aangekaart.Over de implementatie van de waga heeft de Stichting van deArbeid in 2006 een uitgebreide aanbeveling uitgebracht enmet de Nederlandse overheid een handhavingskader vastgesteld.Dit kader is in juni 2008 door de betrokken partijen geëvalueerdmet als conclusie dat het kader redelijk goed functioneert.In 2010 wordt opnieuw een evaluatie uitgevoerd.De hiervoor vermelde uitspraken van het ehvJ zijn heel evenwichtig,met zowel aandacht voor ‘sociaal’ als ‘interne markt’.Er is dan ook geen enkele aanleiding tot wijziging van de Detacheringsrichtlijn,zoals door het evv bepleit wordt.12.6 MigratieReeds in 2007 heeft de Europese Commissie een drietal voorstelleningediend voor Europese regelgeving over immigratievan mensen uit landen buiten de eu. Het eerste voorstelbeoogt werkgevers te beboeten die illegalen in dienst hebben(Sanctierichtlijn). Daarna zijn voorstellen verschenen vooreen richtlijn over ‘de voorwaarden voor binnenkomst en verblijfvan derdelanders voor hooggekwalificeerd werk’ (BlueCard ) en voor een kaderrichtlijn gericht op de vereenvoudigingvan procedures voor het aanvragen en verkrijgen vanéén vergunning voor werk en verblijf voor arbeidsmigrantenuit derde landen (Single permit). Laatstgenoemde richtlijnenbevatten ook bepalingen over de rechten van deze arbeidsmigranten.De Raad heeft in 2009 de richtlijn voor de Europese Blue Carden de Sanctierichtlijn aangenomen. Het overleg over de Singlepermit bevindt zich in een stadium van afronding.In aanvulling op de hiervoor genoemde voorstellen, zal deCommissie naar verwachting in juli 2010 komen met tweenieuwe richtlijnvoorstellen, namelijk voor:– het toelaten van seizoensarbeiders;– de toelating en het tijdelijk verblijf van werknemers uitderde landen die binnen een concern worden overgeplaatsten van betaalde trainees.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland vinden het van belang dat er euregelskomen die het mogelijk maken dat nationale overhedensnel kunnen reageren op behoeften van bedrijven omwerknemers van buiten de eu aan te trekken. De Europeseregelgeving moet gericht zijn op onbureaucratische, snelleen transparante procedures op nationaal niveau waarbij éénloket wordt gecreëerd voor het verkrijgen van vergunningenom het land binnen te komen, te verblijven en te werken. Verderis het van belang dat de grensoverschrijdende mobiliteitwordt verbeterd van migranten uit derde landen die reeds ineen eu-lidstaat werken en wonen. Tegen deze achtergrondzijn wij teleurgesteld dat de besluitvorming over de Blue Cardniet heeft geleid tot een echt aantrekkelijke Europese regeling.Kenniswerkers moeten aan hoge eisen voldoen en lidstatenkrijgen teveel ruimte om kenniswerkers te weigerenook als zij al in een andere eu-lidstaat werkzaam waren. Metbelangstelling wordt uitgekeken naar de twee nieuwe voorstellendie de Commissie binnenkort zal uitbrengen.12.7 Herstructurering van bedrijvenReeds geruime tijd besteedt de Europese Commissie veelaandacht aan de wijze waarop in bedrijven geherstructureerdwordt.De Commissie erkent dat economische groei en welvaart inbelangrijke mate afhangen van de flexibiliteit van bedrijvenen werknemers. Een vergroting van het aanpassingsvermogenmoet resulteren in de ontwikkeling van nieuwe economischeactiviteiten, maar zal ook inkrimping of het verdwijnenvan bestaande activiteiten tot gevolg hebben. Hetmanagement van herstructureringen verdient daarom meeraandacht, aldus de Commissie.De Commissie heeft aangekondigd in 2010 met een Mededelingte komen over ‘Industriebeleid in een tijdperk van globalisering’,waarin o.a. aandacht wordt geschonken aan de overgangnaar een low-carbon economie, het anticiperen op dezeverandering en het managen van de sociale gevolgen.Ten slotte is in dit kader het Europees Globaliseringsfondsvan belang. Op aanvraag van lidstaten kunnen uit dit fondsuitkeringen worden verstrekt om de negatieve gevolgen tebestrijden van herstructureringen die het gevolg zijn van globalisering.Dit fonds beschikt jaarlijks over €500 miljoen.Sinds het voorjaar van 2009 zijn de voorwaarden voor het verkrijgenvan uitkeringen uit dit fonds tijdelijk uitgebreid naarherstructureringen als gevolg van de economische en financiëlecrisis. De criteria zijn versoepeld. Vooral is van belangdat de drempel voor aanspraak op het fonds is verlaagd van1.000 naar 500 ontslagen werknemers (in een bedrijf, regioof bedrijfstak) en dat de bijdrage van de eu-financiering is verhoogdvan 50 naar 65%.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandDe benadering die de Commissie kiest ten aanzien van herstructureringenspreekt vno-ncw en mkb-Nederland aan.Veranderingen en herstructureringen zijn aan de orde vande dag en moeten zo snel mogelijk kunnen worden doorgevoerd;dit is van essentieel belang voor de concurrentiepositievan het Europese bedrijfsleven en voor behoud en creëren vanwerkgelegenheid. Nationale regelgeving moet hier op inspelen.Hoewel wij niet de grootste voorstander waren van de totstandkomingvan het Europees Globaliseringsfonds, wordteen tijdelijke uitbreiding van het doel van dit fonds in verbandmet de economische crisis onderschreven.63


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>12.8 Europese OndernemingsradenIn december 2008 is overeenstemming bereikt over een herzieningvan de richtlijn Europese ondernemingsraden. Injuni 2009 is de nieuwe richtlijn in werking getreden. Lidstatenkrijgen 2 jaar de tijd om de herziene richtlijn in nationalewetgeving te implementeren. De belangrijkste wijzigingenvan de richtlijn zijn:– Een verduidelijking van hetgeen op Europees niveau en opnationaal niveau met de werknemersvertegenwoordigingbesproken moet worden. Dit is van belang om dubbele trajectente voorkomen.– De introductie van definities voor de begrippen ‘informatie’en ‘consultatie’. Hiermee is – onder meer – beoogdbedrijven te verplichten tot tijdige informatieverschaffingzodat eor’en ook in staat zijn deze gegevens te analyserenen om desgewenst advies uit te brengen. Van belang is datdaarbij ook aandacht is voor de eigen verantwoordelijkheidvan het management en het feit dat dit soort procedures hetaanpassingsvermogen van bedrijven niet in gevaar mogenbrengen.– Een voorwaardelijk recht op scholing voor eor-leden.Van wezenlijk belang is dat de organen voor informatie enconsultatie die reeds bestonden vóór de implementatiedatumvan de oorspronkelijke richtlijn (22 september 1996; zogenoemdeartikel 13 overeenkomsten) niet wezenlijk geraaktworden door de wijziging van de richtlijn. Bedrijven met eendergelijke maatwerkovereenkomst kunnen die behouden.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHoewel wij van oordeel zijn dat voor het beter functionerenvan eor’en geen wijziging van de richtlijn noodzakelijk was,kunnen wij – alles afwegende – leven met het bereikte akkoord.Het is nu van belang dat de herziene richtlijn op correctewijze in nationale wetgeving wordt geïmplementeerd.Hiervoor wordt naar verwachting in het najaar 2010 een wetsvoorstelbij de Tweede Kamer ingediend.12.9 UitzendarbeidNa een lang voortraject is in 2008 overeenstemming bereiktover een Europese uitzendrichtlijn. Uitgangspunt van deovereengekomen tekst is dat de basisarbeidsvoorwaardenvan uitzendkrachten dezelfde zijn als die van toepassingzouden zijn als zij direct door de inlener zouden zijn gerekruteerdvoor dezelfde baan. Daarop zijn drie uitzonderingengemaakt waarvan lidstaten gebruik kunnen maken, namelijk:– ingeval uitzendkrachten een contract hebben voor onbepaaldetijd en ook tussen uitzendingen worden doorbetaald;– ingeval sociale partners collectieve overeenkomsten sluitenof handhaven over de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachtenen– voor lidstaten waarin geen systeem bestaat om cao’s algemeenverbindend te verklaren (of een vergelijkbaarsysteem met hetzelfde effect) bestaat de mogelijkheid datsociale partners op nationaal niveau een overeenkomstsluiten over de basisarbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten.Het wordt daarbij aan de lidstaten overgelatenom te bepalen of aanvullende sociale zekerheidregelingen,zoals pensioen, ziekengeld en regelingen voor financiëleparticipaties onderdeel uitmaken van de basisarbeidsvoorwaarden.Voorts zijn bepalingen in de richtlijn opgenomen over hetopheffen van belemmeringen voor uitzendarbeid en overtoegang tot een vaste baan in het inlenende bedrijf, tot collectievevoorzieningen van de inlener, de toegang tot trainingen over vertegenwoordiging van uitzendkrachten.Lidstaten hebben drie jaar de tijd om de richtlijn te implementeren.Naar verwachting wordt het wetsvoorstel ter implementatievan deze richtlijn in het najaar bij de Tweede Kameringediend. Dit zal geen vergaande consequenties hebbenvoor de Nederlandse wetgeving aangezien die op hoofdlijnenal voldoet aan de Europese richtlijn.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland kunnen instemmen met detotstandkoming van de uitzendrichtlijn. Voor de verdereontwikkeling van de uitzendbranche in de eu is de totstandkomingvan een eu-richtlijn een goede zaak. Het is nu van belangdat bestaande belemmeringen voor uitzendarbeid in delidstaten daadwerkelijk worden weggenomen.12.10 ArbeidstijdenrichtlijnIn het voorjaar van 2009 is een herziening van de arbeidstijdenrichtlijngestrand omdat Raad en Europees Parlementgeen overeenstemming konden bereiken. Twee onderwerpenstonden daarbij centraal:– hoe om te gaan met aanwezigheidsdiensten; eerder hadhet Europese Hof van Justitie aangegeven dat aanwezigheidsdienstenmoeten worden aangemerkt als werktijd;een herziening van de richtlijn beoogde deze uitspraak terepareren;– het wel of niet handhaven van de zogenoemde opt-out. Deopt-out maakt het mogelijk om in individuele gevallen af tewijken van het maximum van (gemiddeld) 48-uur werkenper week.In maart 2010 heeft de Europese Commissie een nieuw wetgevingstrajectin gang gezet via een consultatie van de Europesesociale partners. De Commissie kiest in haar consultatiedocumenteen brede invalshoek door te schetsen hoe dewereld van de arbeid is veranderd sinds de totstandkomingvan de richtlijn in 1993. De vraag is wat de betekenis moetzijn van deze veranderingen voor de inhoud van de richtlijn.De sociale partners hebben in juni daarop ieder afzonderlijkgereageerd. Verwacht wordt dat de Commissie na de zomer(2010) de tweede consultatie fase zal inluiden en daarbij meerduidelijkheid zal scheppen over de richting die men wil ingaanbij de herziening van de richtlijn.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandWij zijn voorstander van een herziening van de richtlijnwaarbij niet alleen de problematiek van de aanwezigheidsdienstenwordt opgelost, maar waarbij ook meer ruimtewordt gecreëerd voor passende arbeidstijdpatronen op ondernemings-en/of sectoraal niveau. Het doel van de richtlijn,64


namelijk bescherming van de veiligheid en gezondheid vanwerknemers, dient te worden gehandhaafd en niet te wordenuitgebreid met bijvoorbeeld ‘combinatie van arbeid en zorg’.12.11 Transnationale collectieve onderhandelingenIn de Sociale Agenda 2005-2010 heeft de Europese Commissieaangegeven een optioneel kader te willen ontwikkelenvoor grensoverschrijdende collectieve onderhandelingen opondernemings- of sectoraal niveau. Hiermee kunnen de aarden de resultaten van dit overleg in juridische zin worden geformaliseerd,aldus de Commissie.Het Europese bedrijfsleven heeft aangegeven hieraan geenbehoefte te hebben. Gezien het gebrek aan draagvlak heeftde Commissie hierover (nog) geen wetgevend voorstel ingediend.Wel is in juli 2008 een Mededeling gepubliceerdwaarin gegevens zijn gepubliceerd die voor dit dossier vanbelang zijn. Ook heeft de Commissie in 2009 een Expert Groupon transnational company agreements ingesteld om de ontwikkelingenop dit terrein te volgen en informatie uit te wisselen.Deze groep is ingesteld voor twee jaar en komt twee maalper jaar bijeen. Leden van de groep zijn vertegenwoordigersvan overheden, wetenschappers en sociale partners (waarondervno-ncw).oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHet is een goede zaak dat de Europese Commissie op dit terreinniet met wetgevende voorstellen is gekomen. Het signaalzou volstrekt verkeerd zijn: collectieve onderhandelingenworden in de praktijk steeds verder gedecentraliseerd ommeer maatwerk mogelijk te maken. Voor zover overleg eengrensoverschrijdend Europees karakter heeft, wordt in depraktijk gewoonlijk niet beoogd een juridisch afdwingbaarkader te creëren. Uitvoering van afspraken moeten immersaltijd passen binnen de arbeidsverhoudingen en binnen dewetgeving van een lidstaat.12.12 Coördinatie sociale zekerheidVia een Verordening wordt bepaald waar een eu-onderdaansociaal verzekerd is wanneer hij grensoverschrijdend werkt.Medio 2009 is een langdurig proces van onderhandeling afgerondover vervanging van Verordening 1408/71 die de coördinatievan nationale sociale zekerheidsregelingen in deeu regelt. Per 1 mei 2010 is deze regelgeving vervangen doorVerordening 883/04 en de toepassingsverordening 987/09.Verordening 1408/71 blijft nog gelden voor werknemers uitandere lidstaten dan de eu zolang de onderhandelingen daarovernog niet zijn afgerond. Verwacht wordt dat op korte termijnovereenstemming wordt bereikt.In de nieuwe situatie blijft de hoofdregel dat een werknemerverzekerd is in het werkland, ook al woont hij in een anderelidstaat. Werkt de werknemer echter ook 25% of meer in zijnwoonland dan moet hij verzekerd worden in het woonland.Onder de ‘oude’ verordening hoefde een werknemer slechtséén dag in de maand in zijn woonland te werken om daar verzekerdte zijn. Er is een overgangsrecht van 10 jaar afgesprokenwaardoor een werknemer er voor kan kiezen nog onderde oude regeling te blijven.Een tweede belangrijke wijziging heeft betrekking op de situatievan detachering. Een werknemer die door zijn werkgever(tijdelijk) wordt uitgezonden naar een andere lidstaat kandan maximaal 24 maanden in zijn oorspronkelijke lidstaatverzekerd blijven. Deze termijn was 12 maanden met een mogelijkheidtot verlenging naar 24 maanden.Tenslotte heeft de nieuwe verordening wezenlijke consequentiesvoor de transportsector, waarvoor onder de oudeverordening aparte regels golden. Deze komen per 1 mei a.s.te vervallen. Gevolg kan zijn dat een werknemer, afhankelijkvan de routes die hij rijdt, vaart of vliegt, in een andere eulidstaatverzekerd is. Het gaat dan wel om werknemers die ineen ander land wonen dan waar hun werkgever gevestigd is.Om praktische problemen, waaronder extra administratievelasten, voor bedrijven te voorkomen vindt er mede dankzij deinzet van het Nederlandse Ministerie van Sociale Zaken enWerkgelegenheid overleg plaats met de Europese Commissieover de toepassing van de nieuwe regels in de praktijk.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandWij zijn in beginsel voorstander van modernisering en vereenvoudigingvan procedures. De vraag is echter of de nieuweverordeningen voldoende rekening houden met de toenemendedynamiek in het grensoverschrijdend werken en metde situatie in de vervoerssector in het bijzonder. De ervaringzal leren of de toepassing van de nieuwe regels in de praktijkwerkbaar zijn. Zou dat niet het geval zijn, dan zullen we aandringenop wijziging van de Verordening(en).12.13 Combinatie van arbeid en zorgNaar aanleiding van een consultatie door de Europese Commissiehebben de Europese sociale partners in 2009 eenovereenkomst gesloten tot wijziging van de richtlijn Ouderschapsverlof.Deze overeenkomst is inmiddels omgezetin een herziene richtlijn Ouderschapsverlof die uiterlijk inmaart 2012 moet zijn geïmplementeerd in nationale wetgeving.Belangrijkste wijziging is een uitbreiding van hetouderschapsverlof van drie naar vier maanden. Deze maandextra verlof mag niet aan de partner worden overgedragen,waardoor vooral ook vaders worden gestimuleerd verlof op tenemen. Overigens is dit laatste voor Nederland niet van belangomdat wij geen overdraagbaar recht kennen.Ondanks dit initiatief van de Europese sociale partners heeftde Europese Commissie in oktober 2008 toch een voorstel ingediendtot wijziging van de richtlijn inzake de beschermingvan zwangere werkneemsters. De belangrijkste elementenuit dit voorstel zijn:– een uitbreiding van het minimale zwangerschaps- en bevallingsverlofvan 14 naar 18 weken (thans in Nederland: 16weken);– een verhoging van de betaling van dit verlof tot in beginsel100% van het loon;– een uitbreiding van de ontslagbescherming om redenenvan zwangerschap of moederschap.Het overleg in de Raad over dit voorstel verloopt langzaam.Veel lidstaten hebben (terecht) bezwaren tegen onderdelenvan het voorstel. Het voltallige Europees Parlement heeft nogniet over het voorstel gestemd, maar de Vrouwencommissie65


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>heeft aangegeven voorstander te zijn van een volledig betaaldzwangerschaps- en bevallingsverlof van minimaal twintigweken en twee weken betaald vaderschapsverlof. Inmiddelsis aan deze commissie van het ep gevraagd een impact assessmentuit te voeren naar de gevolgen van deze voorstellen voordater stemming plaats vindt in de voltallige vergadering vanhet ep. Daardoor is deze uitgesteld tot na de zomer.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandWij hebben groot bezwaar tegen een generieke uitbreidingvan het zwangerschaps- en bevallingsverlof als dat niet nodigis voor de bescherming van de gezondheid van moeder en/of kind. De Commissie heeft daarvoor geen enkele onderbouwinggegeven.Het verlof voor de verzorging van kinderen neemt al toe metéén maand vanwege de uitbreiding van het verlof in de richtlijnouderschapsverlof. Het gaat hierbij om een uitbreidingvan het recht op verlof voor beide ouders en niet alleen demoeder.De gevolgen van het uitbreiden van het verlof zoals wordtvoorgesteld door de Vrouwencommissie van het ep zijn voorNederland geraamd op €515 miljoen per jaar. Een dergelijkelastenverzwaring is onacceptabel temeer daar daar geen goedereden voor is.12.14 Gelijke behandelingIn de eu gelden twee richtlijnen (2000/43/eg en 2000/78/eg), die directe en indirecte discriminatie op grond van rasof etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap,leeftijd of seksuele geaardheid verbieden. Vergelijkbarerichtlijnen die onderscheid op grond van geslacht verbiedenbestaan al langer.Discriminatie op grond van ras (richtlijn 2000/43/eg) is verbodenop het gebied van werkgelegenheid, beroepsopleiding,onderwijs, sociale bescherming, sociale voordelen en toegangtot goederen en diensten. De geboden bescherming tegen discriminatieop grond van godsdienst of overtuiging, leeftijd,handicap en seksuele geaardheid (richtlijn 2000/78/eg) geldtuitsluitend voor werkgelegenheid, beroep en beroepsopleidingen niet voor de toegang tot goederen en diensten.Juli 2008 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijnbij de Raad ingediend, gericht op gelijke behandeling vanpersonen bij de toegang tot en de aanbieding van goederenen diensten. Het gaat daarbij om de volgende gronden: godsdienst,handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Het overlegin de Raad verloopt zeer moeizaam, vooral waar het gaat omde bepaling inzake gelijke behandeling op grond van handicap.De door de Commissie voorgestelde tekst leidt tot grotejuridische onzekerheid en potentieel hoge kosten voor overheiden bedrijfsleven.Daarom heeft het Nederlandse kabinet besloten een eigen impactassessment te laten uitvoeren, waarin een inventarisatieis gemaakt van de financiële, praktische en juridische effectenvan de richtlijn. Op basis van dit onderzoek is vastgestelddat afhankelijk van het gekozen scenario de kosten voor Nederlandtussen de €9 en €54 miljard zullen bedragen. Voorhet kabinet is dat niet acceptabel. Het kabinet zet in op eenexpliciete en duidelijke afbakening van de werkingssfeer vande richtlijn en verduidelijking van de financiële en administratievegevolgen. Tevens moet een eventuele richtlijn voldoenderuimte bieden voor specifieke voorzieningenwetgeving,bijvoorbeeld voor de toegankelijkheid van het vervoerof gebouwen. Door de inwerkingtreding van het Verdrag vanLissabon per 1 december 2009 is de besluitvormingsprocedurevoor deze richtlijn gewijzigd. Er is nog steeds unanimiteitin de Raad vereist, maar het Europees Parlement heeft nugoedkeuringsrecht in plaats van adviesrecht. Het Belgischevoorzitterschap heeft aangegeven de werkzaamheden opdeze richtlijn te zullen voortzetten.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHoewel wij uiteraard voorstander zijn van gelijke kansenen gelijke behandeling van personen, ongeacht godsdienst,handicap enz., stuit het voorstel van de Commissie op grotebezwaren. De bezwaren spitsen zich toe op de bepalingen diegericht zijn op gelijke toegang voor gehandicapten en gelijkebehandeling op grond van leeftijd. De verplichtingen voorbedrijven en de daaruit voortvloeiende financiële consequenties,vooral waar het gaat om aanpassingen voor gehandicapten,brengen onaanvaardbaar grote onzekerheden met zichmee. Het verbod op ongelijke behandeling naar leeftijd gaatzo ver dat allerlei in de samenleving geaccepteerde vormenvan leeftijdsonderscheid er ook onder (dreigen te) vallen. Ookdat is onwenselijk.Wij juichen het toe dat de Nederlandse overheid de negatieveconsequenties van deze richtlijn serieus neemt en deze zwaarmee laat wegen bij zijn opstelling in de onderhandelingen.Inlichtingen (§12.1 t/m 12.14):Loes van Embden Andres (070 349 02 23; embdenandres@vno-ncw.nl)12.15 ArbeidsomstandighedenStrategie gezondheid en veiligheid op dearbeidsplaats 2007-2012De Europese Strategie voor veiligheid en gezondheid op hetwerk 2007-2012 is gericht op een vermindering van het aantalberoepsgerelateerde ongevallen en beroepsziekten met 25%.Daarbij moet rekening worden gehouden met grote verschillentussen lidstaten, sectoren, bedrijven en categorieën werknemers.Ongevallen en beroepsziekten komen vooral voor inkleine en middelgrote ondernemingen. De bouw, de agrarischesector, transport en de gezondheidssector vertonen bovengemiddeldearbeidsrisico’s. Jonge en oudere werknemers,migranten en flexwerkers lopen volgens de Europese Commissiede hoogste risico’s.De Commissie wil de bestaande regelgeving vereenvoudigenen implementatie bevorderen via de uitwisseling van goedepraktijken, het bevorderen van risicobewustzijn en scholingen training. Daarnaast wil zij dat de lidstaten nationale doelstellingenformuleren, gericht op de meest risicovolle sectoren.Ook wil zij arbobeleid integreren in andere beleidsterreinenals onderwijs, volksgezondheid en onderzoek. Tot slotwil zij nieuwe risico’s tijdig signaleren en beoordelen.Richtlijnen en richtsnoeren in voorbereiding– De Europese Commissie bereidt een nieuwe richtlijn voorbetreffende de bescherming van werknemers tegen de ri-66


sico’s van spier- en gewrichtsaandoeningen (Musculo SkeletalDisorders – msd). Deze richtlijn moet de bestaanderichtlijnen betreffende Beeldschermwerk en Handmatigtillen van lasten, alsmede de helft van de richtlijn Trillingenvervangen. Werkgevers en nationale overheden hebbenaangedrongen op zorgvuldigheid boven haast.– De Europese Commissie heeft een derde lijst van IndicativeOccupational Exposure Limits voor gevaarlijke stoffen aan deRaad en het Europese Parlement voorgelegd. De Raad heeftingestemd en het ep reageerde niet. Daarmee is overeenstemmingover de inhoud van de lijst. Er wordt nu eenrichtlijn voorbereid om de lijst kracht van wet te geven.– Omdat de grenswaarden voor blootstelling aan Elektromagnetischevelden (emv) in het laagfrequente gebied inde praktijk niet haalbaar zijn en er bovendien aanwijzingenzijn dat deze grenswaarden te laag zijn vastgesteld, isde implementatiedatum van de richtlijn emv met vier jaaruitgesteld tot 30 april 2012. In de periode tot 2012 zal eennieuw gezondheidskundig advies betreffende de grenswaardenworden ingewonnen, zal een impact assessmentstudy worden uitgevoerd en zal de Commissie een nieuwvoorstel tot wijziging van de bestaande richtlijn indienen.De Commissie wil alle sectoren onder de richtlijn laten vallen.Het Belgische voorzitterschap heeft aangegeven eenpolitiek akkoord te willen bereiken in de Raad.de evaluatie van de bestaande arbo-richtlijnen te ontwikkelen.vno-ncw en mkb-Nederland dringen er samen metbusiness­europe en ueapme bij de Europese Commissie opaan dat de in voorbereiding zijnde nieuwe msd-richtlijn eenechte vereenvoudiging vormt ten opzichte van de bestaanderichtlijnen die erdoor worden vervangen. De nieuwe lidstatendienen aan de geldende Europese richtlijnen te voldoenen de kandidaat-lidstaten moeten zich erop voorbereiden omhieraan te voldoen.Inlichtingen (§12.15):Mario van Mierlo (015 219 12 24; M.vanMierlo@mkb.nl)Verder zijn bij de Europese Commissie in voorbereiding:– een methodologie voor de evaluatie van de bestaande richtlijnenop het gebied van veiligheid en gezondheid op hetwerk;– een aanpassing van de richtlijn voor kankerverwekkendestoffen;– een publicatie wordt voorbereid van voorbeelden van goedepraktijken bij de bescherming van werknemers in de zorgsectortegen de risico’s van beroepsmatige blootstelling aanfysieke belasting, chemische en biologische agentia, psychosocialerisico’s;– voorbeelden van goede praktijken bij de bescherming vanwerknemers tegen de risico’s van beroepsmatige blootstellingaan emv (deze gids voor goede praktijken zal waarschijnlijkpas worden gepubliceerd nadat de eventueel gewijzigderichtlijn is vastgesteld).Onder het Belgische voorzitterschap:– organiseert het Senior Labour Inspectorate Committee een conferentieter voorbereiding van het Europese inspectieproject2010/2011 betreffende het veilig omgaan met gewichten.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland zijn voorstander van een Europeesgelijk speelveld, zowel op het gebied van de arbowetgevingals op het gebied van de handhaving.vno-ncw en mkb-Nederland onderschrijven het streven naarharmonisatie bij de uitvoering en handhaving van de reedsin de Unie aanvaarde normen. In dit verband bepleiten vnoncwen mkb-Nederland samen met de Nederlandse overheidin <strong>Europa</strong> dat de bestaande richtlijnen worden geëvalueerdop hun effectiviteit en efficiëntie en dat zij waar nodig enmogelijk worden vereenvoudigd. Daarom scharen beide ondernemings-en werkgeversorganisaties zich actief achterhet initiatief van de Commissie om een methodologie voor67


68<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>


13. Pensioenen13.1 Vergrijzingsproblematiek, publicatieGroenboekIn de afgelopen jaren heeft de Europese Commissie jaarlijkseen rapport uitgebracht over de demografische ontwikkelingenin <strong>Europa</strong>. Daarin worden thema’s geïdentificeerd die vanwezenlijke invloed zijn op <strong>Europa</strong>’s toekomstige welvaart.Het gaat daarbij om de invloed van een stijgende levensverwachting,dalende vruchtbaarheidscijfers, een vergrijzendeberoepsbevolking en – als gevolg daarvan – de druk op de solidariteittussen generaties. De Commissie bepleit dat lidstatenmaatregelen nemen op verschillende terreinen om de gevolgenvan deze demografische ontwikkelingen het hoofd te bieden.Het gaat daarbij onder meer om de aanpassing van pensioenregelingenzodat deze ook op langere termijn kunnenstandhouden. Dit is ook vastgelegd in de nieuwe richtsnoerenvoor economisch en werkgelegenheidsbeleid die in het kadervan de nieuwe <strong>Europa</strong> 2020-strategie zijn vastgesteld.De financiële crisis van de afgelopen jaren en de gevolgendaarvan voor de houdbaarheid van de arbeidspensioenen,hebben de aandacht van de Commissie voor pensioenvraagstukkenversterkt. In dat kader presenteerde de EuropeseCommissie in juli 2010 een discussiestuk (‘Groenboek’). Onderwerpendie daarbij aan de orde komen zijn:– Arbeidsmobiliteit en de overdraagbaarheid van pensioenrechten.– Risico’s van deconfitures van sponsoren voor opgebouwdepensioenrechten.– Solvency-issues.– Defined Contribution/Defined benefit-regelingen.– Niveau en houdbaarheid van pensioenregelingen.– Pensioencommunicatie.Naar verwachting zal de Commissie de reacties verwerkenin een Witboek. Dit kan voor sommige onderwerpen eenvolgende stap zijn op weg naar concrete wetgevingsvoorstellen.Overigens merkt de Commissie nadrukkelijk op (in hetWerkprogramma van de Commissie voor 2010), dat men tenaanzien van pensioenen uit wil (blijven) gaan van de ‘Opencoördinatiemethode’.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandBeide organisaties onderschrijven de eu-doelstellingen omaan te sturen op financieel gezonde en ook op de langere termijnhoudbare pensioensystemen. Tegelijkertijd verzettende verenigingen zich tegen soms opkomende ideeën om viaEuropese regelgeving (minimum) normen voor pensioen tegaan formuleren. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bijde lidstaten: bij de wetgever voor wat betreft de eerste pijleren bij de sociale partners voor wat betreft de tweede pijler.De wijze waarop in Nederland de verschillende partijen hunverantwoordelijkheid hebben ingevuld heeft een pensioenstelselopgeleverd dat de internationale toets der kritiek kandoorstaan.13.2 Arbeidsmobiliteit en aanvullend pensioenHet bevorderen van mobiliteit op de arbeidsmarkt is eenhoofdpunt van beleid. Naarmate de grensoverschrijdendemobiliteit toeneemt, wordt de behoefte om bestaande knelpuntenweg te nemen groter. Voor staatspensioenen (1 stepijler) geldt de Verordening die de sociale zekerheid in deeu coördineert (sinds 1 mei 2010: Verordening 883/2004).De knelpunten voor aanvullende pensioenen (2 de pijler) zijnvooral het gevolg van verschillen tussen lidstaten in de financieringswijze:omslag of kapitaaldekking.Oplossingen in de sfeer van het aanvullende pensioen zijnechter pas echt mogelijk als eerst de fiscale knelpunten zijnopgeruimd en als de soms lange wachttijden voorafgaand aanpensioendeelname zijn verkort. Reeds in 2001 heeft de EuropeseCommissie aangegeven dat de fiscale barrières die degrensoverschrijdende arbeid belemmeren, moeten wordenopgeruimd. Het meest voorkomende systeem binnen de euis het systeem waarbij de pensioenpremies en de beleggingswinstaftrekbaar zijn of in elk geval niet worden belast en depensioenuitkeringen wel worden belast. Een aantal lidstatenmet een afwijkend stelsel is dringend verzocht maatregelente nemen om dit stelsel ook in te voeren. Teneinde dit proceste bespoedigen heeft de Europese Commissie tegen enkelelanden een gerechtelijke procedure aangespannen, omdat dielanden naar het oordeel van de Commissie te weinig voortgangmaken bij de herinrichting van hun fiscaal stelsel.Na een consultatie van de Europese sociale partners heeft deCommissie in 2005 een richtlijnvoorstel ingediend om de‘overdraagbaarheid van aanvullende pensioenen’ op Europees69


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>niveau te regelen. De belangrijkste elementen uit dit voorstelwaren: 1) minimumvoorwaarden voor verwerving van eenaanvullend pensioen; 2) behoud van slapersrechten; 3) rechtop overdraagbaarheid van pensioenrechten en 4) recht op informatieover pensioenrechten.Al snel bleek dat de bepalingen over het recht op overdraagbaarheidop grote technische en politieke bezwaren stuitte inzowel de Raad van ministers als het Europees Parlement (ep).In Nederland bestonden ook bij de sociale partners en de pensioenuitvoerdersgrote bezwaren tegen de ontwerprichtlijn,met name wat betreft de grote verschillen in de wachtperiodealsmede de grote verschillen (in kwaliteit) van de pensioenregelingen,waarbij met name de stevig, met kapitaalsopbouwgefinancierde Nederlandse pensioenregelingen vreesde te‘verwateren’ door waardeoverdrachten uit andere, minderstevige regelingen.Sinds 2008 zit het overleg in de Raad over dit dossier muurvast.Er wordt geen enkele vooruitgang meer geboekt. Ditdossier maakt echter ook onderdeel uit van het GroenboekPensioenen. Mogelijk wil de Commissie de discussie over ditdossier daarmee weer lostrekken.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandGezien de grote verschillen in gebruik en ontwikkeling vanaanvullende pensioenen in de eu geven de beide verenigingenen businesseurope de voorkeur aan de totstandkomingvan een vrijwillig instrument, zoals een aanbeveling, om convergentietussen aanvullende pensioenregelingen en daarmeemobiliteit te bevorderen. Bovendien lost een eg-richtlijnhet belangrijkste knelpunt voor grensoverschrijdende mobiliteitniet op, namelijk de verschillende fiscale behandeling inde lidstaten van aanvullende pensioenen.13.3 International Accounting Standards (ias)De invoering van nieuwe internationale accounting standardskan grote gevolgen hebben voor Nederlandse pensioenregelingen.Ongewijzigde invoering van ias-19 in de Nederlandsesituatie kan tot gevolg hebben dat de juridische en economischescheiding tussen de onderneming en het pensioenfonds- zoals die in Nederland op grond van wettelijke verplichtingenbestaat - ter discussie wordt gesteld. Dit kan er toe leidendat tekorten en overschotten alsook de harde verplichtingenvan pensioenfondsen (constructive obligations), meer dan inhet verleden het geval is geweest, op de balans van de ondernemingmoeten worden vermeld. Dit kan tot grote schommelingenin balansposities van ondernemingen leiden. InEngeland, waar inmiddels de accounting standard frs-17 inwerking is getreden, heeft dit geleid tot een grote vlucht indefined contribution-regelingen. Het voordeel daarvan is datde kosten voor de onderneming bekend en stabiel zijn. Hetnadeel daarvan is echter dat het risico van inflatie en beleggengeheel komt te liggen bij de deelnemers in de pensioenregeling.Zonder in dit kader een oordeel uit te spreken over devoor- en nadelen van dergelijke regelingen verzetten vnoncwen mkb-Nederland zich ertegen dat de sociale partnersop grond van gewijzigde accountingvoorschriften zoudenworden gedwongen de inhoud van hun pensioenregeling aante passen.mkb-Nederland en vno-ncw hebben zich samen met andereorganisaties enkele jaren geleden ingespannen om in goedoverleg met de Nederlandse Raad voor de Jaarverslagleggingen de European Financial Reporting Advisory Group (efrag)tot voor Nederland goed werkbare oplossingen te komen.Dit heeft gestalte gekregen in de wijze waarop de standaardias-19 is vertaald in de Nederlandse richtlijn rj-271 die vantoepassing is op alle niet-beursgenoteerde Nederlandse ondernemingen,met uitzondering van kleine ondernemingenwaarvoor een beperkt ias-19/rj-271-regime geldt. Ook voorondernemingen die vallen onder een bedrijfstakpensioenregelinggelden afwijkende regels, omdat de financiële verplichtingvan die werkgevers zich per definitie beperkt tot deverschuldigde premie.Op dit moment gaat de discussie over de nieuwe regels in hetbijzonder over de toepassing daarvan in de praktijk. Daarbijgaat het vooral om het transparant maken van de verplichtingenvan de werkgever jegens het pensioenfonds of deverzekeraar. Als in het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomstof het verzekeringscontract de verplichtingenhelder zijn verwoord en aan een maximumpremie zijngebonden, dan kan de bestaande pensioenregeling – ook alheeft die voor de werknemers een defined benefit (db)-karakter(middelloon of eindloon) – in het kader van de verslaggevingvan de onderneming worden gekwalificeerd als een definedcontribution(dc-)regeling (beschikbare premieregeling). In datgeval zijn – voor wat betreft de pensioenverplichtingen – degevolgen van de nieuwe verslaggevingsregels voor de ondernemingbeperkt. Van belang daarbij is wel dat de communicatieover pensioenen transparant is en dat het feitelijke gedragvan de werkgever of van de pensioenuitvoerder in lijn is methet reglement.Voor het overige kan wat betreft dit dossier nog het volgendeworden gemeld:– In Nederland is de Raad voor de Jaarverslaggeving in 2008druk bezig geweest met de evaluatie van rj-271 en met hetverwerken van de conclusies daarvan. Uit de reacties vanNederlandse ondernemingen is gebleken dat er zeker behoeftewas om rj-271 aan te passen. Begin 2009 is een geheelvernieuwde ontwerprichtlijn rj 271 uitgebracht. In dienieuwe ontwerprichtlijn is gekozen voor een benaderingwaarbij primair wordt gekeken naar de wijze waarop hetNederlandse pensioenstelsel is ingericht en in de praktijkfunctioneert. De rj is in de eerste helft van 2009 als een definitieverichtlijn gepubliceerd. De Richtlijn is van toepassingop boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2010.– Thans bekijkt in Londen een brede internationale werkgroepde revisie van ias-19. In mei is een zogenaamde Exposuredraft gepubliceerd, waarop door betrokkenen gereageerdkan worden. In de aanloop naar deze draft was deindruk ontstaan dat er bij de ias-Board geleidelijk aan meerbegrip was voor de uniekheid van het Nederlandse pensioenstelsel,en dan met name voor het fenomeen dat de relatieonderneming vs. pensioenfonds in termen van financiëlerisico’s veel minder zwart/wit is dan door iasb werdverondersteld. Maar helaas moet nu de conclusie wordengetrokken dat dit optimisme voorbarig is geweest. In dedraft wordt uitgebreid stilgestaan bij de afschaffing van dezogenaamde corridor, maar wordt er overigens nog steedsvan uit gegaan dat bij Nederlandse pensioenregelingen de70


sponsor volledig financieel verantwoordelijk is voor hetwel en wee van het pensioenfonds.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandmkb-Nederland en vno-ncw zijn uiteraard voorstander vantransparante verslaggeving. Maar dan wel op basis van spelregelsdie passen bij de stelsels waarop ze moeten wordentoegepast. Op pensioenterrein kent Nederland een stelsel datafwijkt van de stelsels in de meeste andere landen. Daarop deaccountingregels vanuit de Angelsaksische wereld onverkortloslaten geeft grote problemen. Derhalve pleiten wij er voordat de regelgeving in ias-19 zodanig wordt geformuleerd datook de Nederlandse pensioenregelingen met een hoog dbgehalte,met een voorwaardelijke toeslagregeling en met eenvan de onderneming afgescheiden vermogen daarin passen.De nieuwe Nederlandse Richtlijn rj 271 kan daarbij als lichtendvoorbeeld dienen. mkb-Nederland en vno-ncw verzettenzich er tegen dat er een sfeer gaat ontstaan waarbinnen onderdruk van accountingregels de inhoud van pensioenregelingenwordt aangepast.13.4 Solvency iiOp dit moment geldt een nieuw financieel toezichtkader voorverzekeraars (Solvency ii) dat het sterk verouderde Solvency Ivervangt. De Europese Commissie heeft overwogen om Solvencyii ook van toepassing te verklaren op pensioenfondsen.Na protest vanuit de pensioenwereld heeft de Commissie eenbeslissing hierover uitgesteld en partijen geraadpleegd overde wenselijkheid van harmonisatie van solvabiliteitsregelsdie van toepassing zijn op fondsen voor aanvullend pensioen.Vanuit Nederland is er een gezamenlijke reactie opgestelddoor alle betrokken partijen, te weten: de regering, de Stichtingvan de Arbeid, de Vereniging van Bedrijfspensioenfondsen(vb), Stichting Ondernemingspensioenfondsen (Opf) ende Nederlandse Bank (dnb). Hierin wordt aangegeven dat deverplichtingen uit Solvency ii niet zonder meer op pensioenfondsenvan toepassing moeten worden. De verschillen tussenpensioenfondsen en verzekeraars zijn daarvoor te groot,zeker op het punt van de omvang en aard van de risico’s. Pensioenfondsenhebben een langere termijn perspectief en hebbenmeer mechanismen om eventuele tekorten aan te vullen.De collectieve pensioenregelingen in Nederland zijn niet tevergelijken met de meer individuele (pensioen)productenvan banken en verzekeraars. Wat de zekerheidsstelling betreftgeldt er bijvoorbeeld in Nederland voor pensioenfondseneen zekerheidstelling van 97,5% en voor verzekeraars van99,5%.Tegen deze achtergrond wijzen alle betrokken Nederlandsepartijen harmonisatie van solvabiliteitsregels voor pensioenfondsenaf. Bepleit wordt een degelijke analyse te maken vanvoor- en nadelen van het stellen van Europese regels die danook van toepassing moeten zijn op andere pensioenregelingen,zoals omslagstelsels of zogenoemde book reserves. Ookbusinesseurope heeft zijn afwijzende standpunt aan de Commissiekenbaar gemaakt.vermelde partijen hebben vno-ncw en mkb-Nederland deCommissie in overweging gegeven om eerste een degelijkeanalyse uit te voeren naar voor- en nadelen (inclusief kosten)van Europese regelgeving ten aanzien van solvabiliteit alvorensmet voorstellen te komen tot wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn(iorp).13.5 DiversenDe afgelopen periode is er in Nederland een probleem aan hetlicht gekomen met betrekking tot toepassing van het FinancieelToetsingskader (ftk) bij herverzekerde pensioenfondsen.Bij de implementatie van de eu-herverzekeringsrichtlijn inNederland, leek er een leemte te zijn ontstaan, waardoor depositie van een volledig herverzekerd pensioenfonds in gevalvan een deconfiture van een herverzekeraar in een vacuümdreigde terecht te komen. Deze kwestie is vervolgens aan deEuropese Commissie voorgelegd. Het ging daarbij met nameom het wel (of niet) mogen toepassen van de zogenaamderangregeling, zoals deze voor verzekerde pensioenregelingenwél geldt. In het begin van het jaar is de (gunstige) boodschapuit Brussel gekomen, dat de rangregeling wél geldt voor herverzekerdepensioenfondsen. Op dit moment wordt door hetMinisterie van Sociale Zaken overwogen hoe het verder moetmet dit soort pensioenfondsen.Inlichtingen:Ap Fraterman (070 349 02 24; fraterman@vno-ncw.nl)oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland zijn van mening dat de regelsop grond van Solvency ii niet onverkort kunnen worden toegepastop pensioenfondsen. Samen met de andere hiervoor71


72<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>


14. Handelspolitiek14.1 Nieuwe handelspolitieke strategie van de euDe Europese Commissie is begin juni een publieke consultatievia internet begonnen over de toekomstige handelspolitiek.businesseurope heeft al in februari van dit jaar een voorlopigstandpunt met hoofdlijnen voor het nieuwe handelspolitiekebeleid aan de Commissie gestuurd 3 . In oktober komt de EuropeseCommissie met een mededeling. De verwachting is dathierin een aantal nieuwe accenten zal plaatsen in de handelspolitiek,maar een totaal nieuwe aanpak wordt niet verwacht.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandHet hoofddoel van de eu-handelspolitiek moet blijven de concurrentiepositievan de eu in de wereld te versterken. Daartoemoet een organische band bestaan tussen het interne en hetexterne beleid van de eu. De economische dimensie van deexterne actie van de eu moet versterkt worden. Dat moet ookherkenbaar zijn in de bemensing van de nieuwe eu-delegatiesin derdelanden onder de op te richten External Action Service(Europese Dienst voor Extern Optreden, edeo).Daarnaast moet de eu nieuwe markttoegang realiseren doormultilaterale en bilaterale akkoorden te onderhandelen endoor nakoming van bestaande afspraken af te dwingen.De eu moet verder een samenhangende strategische benaderinguitwerken voor de relaties met de belangrijkste handelspartnerszoals de vs, China, Rusland, India, Japan en Brazilië.Om verdere groei van de handel mogelijk te maken is nieuwbeleid nodig op de gebieden van grondstoffenstrategie,overheidsaanbestedingen, handelsbeperkende regelgeving,de verspreiding van groene technologieën en de digitale economie.Het behoud van het Europese en het mondiale level playingfield moet uitgangspunt zijn.Inlichtingen:Winand Quaedvlieg (070 349 04 40; quaedvlieg@vno-ncw.nl)3 businesseurope Priorities for External Competitiveness 2010 – 2014:Building on Global Europe.14.2 wtoDe onderhandelingen in de wto Doha Development Round(dda) liggen sinds 2008 zo goed als stil. Sinds de bijna-doorbraakin juni van dat jaar, toen een akkoord binnen handbereikleek, zijn er geen noemenswaardige ontwikkelingen geweest.Het doel om nog in 2010 een akkoord te bereiken heeftde wto stilzwijgend laten vallen.Door het uitblijven van een wto-dda akkoord blijft het internationalebedrijfsleven verstoken van een majeure belastingverlagingen hervormingen in de douanepraktijk, blijven bestaandehandelsdistorsies bestaan en wordt het vertrouwenin het op regels gebaseerde multilaterale handelssysteemondermijnd.Een belangrijke positieve ontwikkeling op het terrein vande wto is, dat de organisatie zich met het uitbreken van deeconomische crisis in 2008 een essentiële nieuwe taak heefttoebedeeld. Dit betreft het snel en accuraat in kaart brengenvan alle protectionistische maatregelen die in de wereld genomenworden, zodat onmiddellijk meer druk kan wordenuitgeoefend om de maatregelen weer van tafel te krijgen ofhun effect te beperken. Met deze taak heeft de wto zijn nut enzijn legitimiteit opnieuw bevestigd. Behalve door de wto wordenhet opkomend protectionisme ook bijgehouden door o.a.de Europese Commissie en particuliere initiatieven als hetGlobal Trade Alert. Deze breed gedragen waakzaamheid heeftertoe geleid dat het stelsel van de op wto-regels gebaseerdewereldhandel grosso modo overeind is gebleven, ondanks deongekende teruggang van de economie en de wereldhandelin 2009. Desalniettemin is ook een aanzienlijk corpus vanbijna 1000 protectionistische maatregelen wereldwijd totstand gebracht. Daarmee is evident dat uiterste waakzaamheidgeboden is, zeker met het oog op de nog steeds onzekereeconomische situatie, om een verder afglijden te voorkomen.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandGezien het onbetwistbare belang van het multilaterale handelsstelselvoor het bedrijfsleven zal vno-ncw zich in internationaalverband krachtig blijven inzetten voor een snelleafronding van de dda. Een essentiële voorwaarde bij een73


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>definitief dda-akkoord is dat via een impact assessment is aangetoonddat het akkoord economisch profijtelijk is voor hetNederlandse bedrijfsleven.Prioriteiten van het bedrijfsleven voor een wto-akkoord zijn:substantiële extra markttoegang op derde markten voor industrieproductenen landbouwproducten; substantiële liberaliseringvan het internationale dienstenverkeer; vereenvoudigingvan douaneprocedures; verbetering van wto-regelso.a. op het terrein van anti-dumping (in het bijzonder het afwijzenvan de zgn. zeroing).Op basis van een realistisch oordeel over de waarde van deconcessies over en weer die nu op tafel liggen en over deextra’s die nog gevraagd kunnen worden, moet met spoedgestreefd worden naar de afsluiting van een evenwichtigakkoord met voldoende substantie. Onderwerpen waarovergeen overeenstemming bereikt kan worden, moeten wordendoorgeschoven naar een built-in agenda waarover na het akkoordverder gesproken wordt. Vervolgens dient een nieuwegeneratie handelsvraagstukken die zich meldt (zoals milieu,grondstoffen, energie en investeringen) worden aangepakt.Indien eind 2011 nog geen uitzicht op een afronding van dedda bestaat, moet serieus onderzocht worden of een aantalonderwerpen eruit gelicht moet worden om daarover deelakkoordente sluiten. Het meest voor de hand liggende onderwerpdaarvoor is vereenvoudiging van douaneprocedures.Inlichtingen:Winand Quaedvlieg (070 349 04 40; quaedvlieg@vno-ncw.nl)14.3 Bilaterale vrijhandelsakkoordenHoewel het multilaterale bestel van de wto de pijler blijftwaarop het liberale wereldhandelssysteem steunt, is de realiteitvan dit moment dat handelsliberalisatie vooral langs deweg van bilaterale en regionale vrijhandelsakkoorden plaatsvindt.Eigenlijk is preferentiële handelsakkoorden een betereterm voor deze akkoorden dan vrijhandelsakkoorden omdater nooit sprake is van volledige vrijhandel. Overal op de wereldwordt over dergelijke akkoorden onderhandeld, zij het inwisselende intensiteit. In de vs ligt het proces vrijwel stil: erligt een uitonderhandeld akkoord met Korea op ratificatie tewachten bij het Congres en de onderhandelingen over tweeandere akkoorden, met Colombia en Panama, liggen stil. Erzijn in de vs geen plannen voor nog andere akkoorden. In Aziëwordt over een grote kluwen van vrijhandelsakkoorden onderhandeldtussen allerlei wisselende groepen landen, maardeze akkoorden kenmerken zich vaak door een beperkt ambitieniveau.De eu heeft op dit moment zonder twijfel de meest ambitieuzeagenda voor het afsluiten van vrijhandelsakkoorden, zowelwat betreft de aantallen als wat betreft verregaande inhoud.Hieronder volgt een overzicht van deze agenda.De bilaterale preferentiële handelsakkoorden hebben eenzeer directe invloed op de handelscondities en de concurrentieverhoudingenomdat de partners substantiële tariefliberalisatiesen andere slechting van barrières overeenkomen,waardoor niet-deelnemers aan de akkoorden het nakijkenhebben.De eu werkt aan handelsakkoorden met o.a. de volgende landen:KoreaDe onderhandelingen tussen de eu en Korea over een vrijhandelsakkoordzijn vorig jaar oktober afgesloten. Momenteelwerken de Europese instellingen aan de implementatiewetgevingvoor dit akkoord, waarin o.a. het toezicht op de nalevingvan afspraken (vooral over niet tarifaire belemmeringen)en de toepassing van vrijwaringsmechanismen geregeldmoet worden. Deze implementatiewetgeving is essentieelom zorgen bij een aantal bedrijven en sectoren (vooral deauto-industrie en daaraan gelieerde bedrijven) over mogelijkeimportstijgingen weg te nemen. businesseurope, mkb-Nederland en vno-ncw hebben zich uitgesproken ten faveurevan het akkoord eu-Korea, op voorwaarde dat er een zorgvuldigeimplementatiewetgeving komt. Nadat de implementatiewetgevingis vastgesteld, zal het Europees Parlement zichbuigen over de tekst van het akkoord zelf. De bedoeling vanRaad en Commissie is dat het akkoord voor het einde van ditjaar voorlopig in werking kan treden, in afwachting van deratificatie door de lidstaten. Dat is een model dat reeds vakeris gehanteerd.Het akkoord eu-Korea is een deep and comprehensive handelsakkoorddat op veel terreinen (tariefverlaging, wegnemenvan niet-tarifaire belemmeringen, transparantie van regelgevingen administratieve procedures, bescherming van intellectueleeigendom, overheidsaanbestedingen, mededinging,markttoegang voor dienstverleners, douaneprocedures) totliberalisering zal leiden die verder gaat dan wat in de wto bereiktkan worden.Het belang van het vrijhandelsakkoord eu-Korea moet ook ineen breder verband worden bezien. Steeds meer belangrijkelanden sluiten vrijhandelsakkoorden met Korea af met o.a.substantiële tariefverlagingen; als de eu achterblijft zal haarconcurrentiepositie geleidelijk afkalven.De Commissie wil dat het akkoord met Korea het ijkpuntwordt voor volgende vrijhandelsakkoorden waar nu aan gewerktwordt. Daarom is de ratificatie van het akkoord ookessentieel. Als deze niet doorgaat zal de hele agenda van handelsonderhandelingenvan de eu voorlopig tot stilstand komen.CanadaDe onderhandelingen met Canada zijn vorig jaar begonnenen lopen naar verluidt goed. Belangrijke onderwerpen zijntariefverlaging, energie, diensten, intellectuele eigendomsbescherming,oorsprongsregels, overheidsaanbestedingen enlandbouw. Het vrijhandelsakkoord met het hoogontwikkeldeoeso-lid Canada wordt veelal ook als een test gezien voor mogelijketoekomstige vrijhandelsakkoorden van de eu met Japanof de vs.Singapore, Vietnam, MaleisiëNadat eerste pogingen van de eu om met de hele asean alsregio een vrijhandelsakkoord af te sluiten waren mislukt, isde eu onderhandelingen met Singapore begonnen, als eer-74


ste individueel land in de asean. Singapore heeft reeds eenvrijhandelsakkoord met de vs. Belangrijke onderwerpen zijndiensten, overheidsaanbestedingen en mededinging. Het akkoordmoet vooral op het terrein van normen en certificeringtoonaangevend worden. Het akkoord zal ook de standaardworden voor toekomstige handelsovereenkomsten van de eumet andere asean-leden. Met Vietnam is reeds afgesprokenom onderhandelingen te gaan voeren, met Maleisië zijn verkennendebesprekingen gaande.IndiaDe onderhandelingen van de eu met India lopen reeds enigejaren. Na een trage start lijkt er nu meer dynamiek in te komen.Voor India gaat het om het eerste vrijhandelsakkoordmet werkelijke substantie dat het land zou afsluiten. Belangrijkeonderwerpen zijn tarieven en andere prijsverhogendebelastingen, overheidsaanbestedingen, informatietechnologieen vrij verkeer van dienstverleners. businesseurope heeftgeïnsisteerd dat het aantal sectoren waar India een uitzonderingsbehandelingvoor wil vragen uiterst beperkt moet zijn,en dat uiteindelijk het tariefniveau voor de eu en voor Indiagelijk moet worden, hoewel verschil mogelijk is in de termijnwaarop dat bereikt zal worden (asymmetrie ten aanzien vanhet tijdpad, maar niet ten aanzien van het einddoel). Het akkoordzal moeten uitgaan van de situatie waarin India zichover 10 jaar zal bevinden, niet van de huidige situatie.Centraal Amerika (Costa Rica, El Salvador, Guatemala,Honduras, Nicaragua, Panama)Met deze regio heeft de eu op 18 mei jl. een veelomvattendvrijhandelsakkoord afgesloten. Industrieproducten makeninmiddels een aanzienlijk deel van de export van deze landenuit.Colombia en PeruDe onderhandelingen van de eu met deze twee landen zijn optechnisch niveau afgerond.Mercosur (Argentinië, Brazilië, Paraguay, Uruguay (enop termijn Venezuela))Onderhandelingen van de eu met deze regio over een vrijhandelsakkoordzijn in 2004 stopgezet maar in mei van ditjaar weer geopend. De bedoeling is ook hier om een akkoordte bereiken dat verder gaat met liberaliseren dan binnen dewto mogelijk is. Belangrijke onderwerpen zijn tarieven, nontarifairebelemmeringen, intellectuele eigendomsbescherming,mededinging en sanitaire en fytosanitaire bepalingen.Het akkoord zal van speciaal belang zijn voor de landbouw envoedselverwerkende industrie.Middellandse Zee-landen (Egypte, Israel, Jordanië,Libanon, Libië, Marokko, Syrië en Tunesië)De eu heeft met deze landen verschillende deelakkoordenafgesloten over goederen, diensten, landbouw en geschillenbeslechting.Het plan is om binnen twee jaar met al dezelanden dezelfde akkoorden te hebben afgesloten, zodat ereen gemeenschappelijke handelsstandaard voor de hele regioontstaat.IrakMet Irak heeft de eu een interim handelsakkoord afgeslotenin het kader van een Partnerschap- en Samenwerkingsakkoord.Het treedt binnenkort in werking.Landen in Afrika en het Caraïbisch gebiedMet een grote groep voormalige koloniën in Afrika en hetCaraïbisch gebied is de eu voornemens Economic PartnershipAgreements (epa’s) af te sluiten. De epa met het Caraïbisch gebied(Cariforum) is reeds afgesloten.OverigVerder vinden verkennende handelsbesprekingen plaats metChina, Rusland en de vs.De eu heeft reeds handelsakkoorden afgesloten met Albanië,de Westelijke Balkanlanden, Chili, Mexico, Noorwegen, Turkije,Zuid Afrika en Zwitserland.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland steunen de inspanningen vande eu om nieuwe vrijhandelsakkoorden af te sluiten; daarbijmoet het gaan om substantiële akkoorden, bij voorrang metde belangrijkste handelspartners, die reële nieuwe markttoegangtot stand brengen.Via bilaterale handelsakkoorden kunnen ook afspraken wordengemaakt op terreinen die niet op de wto-agenda staan.Een voorbeeld hiervan is exportheffingen. Deze mogelijkheidom in belangrijke behoeften van het bedrijfsleven te voorzienmoet benut worden.De door de eu afgesloten akkoorden moeten wto-conformzijn en moeten ook onderling op dezelfde leest geschoeid zijnzodat er zo min mogelijk administratieve lasten voor bedrijvenontstaan.De gevolgen van de bilaterale vrijhandelsakkoorden voor bedrijvenzijn aanzienlijk en heel concreet; zij veranderen decondities op het speelveld aanmerkelijk. Nog onvoldoendeondernemingen lijken zich daarvan bewust te zijn. Daaromzal vno-ncw doorgaan met - net als in de afgelopen tijd - innauwe samenwerking met ez hoorzittingen te organiserenvoor bedrijven om hun wensen ten aanzien van de akkoordenin een vroeg stadium duidelijk te maken, zodat deze door ezbij de Commissie kunnen worden ingebracht. De Commissievraagt ook nadrukkelijk om meer input van het bedrijfsleven.Inlichtingen:Winand Quaedvlieg (070 349 04 40; quaedvlieg@vno-ncw.nl)14.4 Liberalisering van de handel inmilieugoederenBinnen de eu en in wto-kader wordt reeds lang gesprokenover de mogelijkheid om extra tariefverlagingen overeen tekomen voor zogenaamde ‘milieugoederen’. Dit onderwerp isook onderdeel van de Doha-ronde. Hoewel het idee sympathieklijkt, is het in de praktijk vaak buitengewoon gecompliceerdom tot een praktisch hanteerbare definitie van milieugoederente komen, die niet leidt tot ongerechtvaardigdeverschillen in de behandeling van identieke of substitueerbareproducten. Een eenvoudige vraag maakt dit duidelijk:gelden chemicaliën die gebruikt worden voor productie of75


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>onderhoud van windmolens, zonnepanelen of accu’s nu alsmilieugoed of niet? De invoering van het concept milieugoedkan een van de fundamenten van de wto, namelijk dat gelijkeproducten gelijk behandeld worden, op de helling zetten 4 .Milieugoederen kunnen vaak niet geproduceerd wordenzonder allerlei input van traditionele, niet specifiek groene,industrieën. Radicale energiebesparingen vinden plaats inalle industrieën.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandInvoering van definiëring van milieugoederen in wto-kadermoet vanwege de onvermijdelijke praktische complicatiesworden vermeden. Niettemin is tariefreductie op dit terreindenkbaar als productsectoren op een duidelijke en niet discriminerendemanier kunnen worden afgebakend, bijvoorbeelddoordat zij op een hele tarieflijn betrekking hebben.Inlichtingen:Winand Quaedvlieg (070 349 04 40; quaedvlieg@vno-ncw.nl)14.5 Border Adjustment MeasuresIn het kader van mogelijke veranderingen in de internationaleconcurrentieverhoudingen als gevolg van klimaatbeleidwordt vaak bepleit om carbon taxes of Border AdjustmentMeasures (bam) mogelijk te maken. Dat betekent handelsbeperkendemaatregelen in het kader van klimaatbeleid. Erzijn echter sterke argumenten die pleiten tegen bam. Teneerste hebben bam alleen zin als er sprake is van een aanzienlijkeheffing aan de grens; daarmee zullen echter tal van halfproductenvoor de Europese verwerkende industrie duurderworden waardoor de concurrentiepositie van deze bedrijvenzal verzwakken. Ten tweede is de export naar <strong>Europa</strong> voor veelvan de landen waar de extra te belasten producten vandaankomen beperkt in verhouding tot de totale locale productie;de eu heeft dus te weinig marktmacht om gedragsveranderingaf te dwingen. Ten derde is het zeer onzeker of bam genomenkunnen worden zonder dat sprake is van strijdigheidmet de wto-regels.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandGezien de sterke tegenargumenten moeten Border AdjustmentMeasures (bam) worden afgewezen.Inlichtingen:Winand Quaedvlieg (070 349 04 40; quaedvlieg@vno-ncw.nl)14.6 Market Access StrategyNu er binnen het kader van de wto geen voortgang zit innieuwe liberaliseringsafspraken, is het cruciaal dat de bestaandeafspraken in de wto en de liberalisering via nieuwaf te sluiten vrijhandelsakkoorden in ieder geval worden nageleefd.De Market Access Strategy (mas) is daarvoor het aangewezeninstrument. Het is een door de Commissie ontwikkeldconcept waarbij de expertise van bedrijven, lidstaten en de4 Zie hierover: Trade and climate change: what now?, presentatie vanFredrik Erixon, directeur van de handelspolitieke denktank ecipe, vooricc, 5 mei 2010.Commissie zelf gecombineerd worden in nauwe projectmatigesamenwerking om specifieke handelsbarrières op teruimen. De mas is dan ook een kernelement van de eu-handelspolitiek.Inlichtingen:Winand Quaedvlieg (070 349 04 40; quaedvlieg@vno-ncw.nl)14.7 Land-van-oorsprongetikettering (‘made inlabelling’)De Europese Commissie heeft het voorstel voor verplichte‘land-van-oorsprongetikettering’ (country of origin labelling,made in labelling) uit 2005 aan het Europees Parlement voorgelegd.vno-ncw en mkb-Nederland zijn tegen een verplichtingtot land-van-oorsprongetikettering omdat deze:– puur protectionistisch is en belastend voor de douane;– schadelijk is voor Europese en Nederlandse bedrijven;– schijninformatie aan de consument geeft;– op gespannen voet staat met de wto en moeilijk handhaafbaaris en– een volstrekt verkeerd internationaal signaal geeft.Puur protectionisme en belastend voor de douaneEr worden door de voorstanders diverse rechtvaardigingenvoor land-van-oorsprongetikettering aangevoerd, zoals transparantieof consumenteninformatie. Het werkelijke motieferachter is echter geen ander dan puur protectionisme. Deverplichte etikettering zal immers kostenverhogingen voorimporten met zich meebrengen, veroorzaakt door het aanbrengenvan de etiketten, de controle op de productieketens,en administratieve en controlekosten in verband met de benodigdedocumentatie en douaneafhandeling. Zo wordengeïmporteerde producten dus doelbewust in een nadeligerconcurrentiepositie geplaatst dan producten die volgens deoorsprongsregels gelden als in de eu vervaardigd. De etiketteringis ook in strijd met het streven van de eu naar zo eenvoudigen efficiënt mogelijke douaneprocedures.Schadelijk voor Europese en Nederlandse bedrijvenOok binnen de eu kan het vereiste van oorsprongsvermeldingbedrijven schaden. Er zijn immers veel Europese en Nederlandsebedrijven die het ontwerp van producten in de eu en/of Nederland laten maken en (delen van) de productie eldersin de wereld doen plaatsvinden, om vervolgens het product inde eu en/of Nederland te verkopen. Deze bedrijven worden ineen nadeliger positie geplaatst als ze hun producten, waarvande toegevoegde waarde voor een belangrijk deel in de eu ofNederland ligt, moeten voorzien van een etiket dat doet voorkomenof ze in het buitenland vervaardigd zijn.Schijninformatie voor de consumentDe etikettering zal geen voor de consument relevante informatiebevatten. Zij geeft geen informatie over de kwaliteitvan het product of over de gebruikte productieprocessen enmethodes (bijvoorbeeld milieumaatregelen of kinderarbeid).En bij de tegenwoordige sterk internationaal gespreide productieketens,en daarmee verband houdende ingewikkeldeoorsprongsregels, zegt de aanduiding dat een product uitland X komt heel weinig. De samenstellende delen van eenproduct zijn vaak bepalend voor de kwaliteit van een product,76


maar bij land-van-oorsprongetikettering zal de pure assemblagemeestal bepalend zijn voor de oorsprong. Zo betekent deaanduiding ‘Made in eu lidstaat X’ voor schoenen in de praktijkniet meer dan dat het bovendeel en het onderdeel van deschoen, die beide vanuit de hele wereld kunnen komen, in debetreffende eu-lidstaat aan elkaar bevestigd zijn. Die bevestigingkan dan ook nog zijn verricht door Chinese werknemersin een sweatshop ter plekke. Land-van-oorsprongetiketteringbiedt dus schijninformatie aan de consument.Het is dan ook niet zomaar dat de Nederlandse Consumentenbonden de European Consumer Consultative Group tegen‘land-van-oorsprongetikettering’ zijn. Voor nutteloze schijninformatiemoet de consument een hogere prijs betalen. Ditbeperkt weer zijn keuzevrijheid tussen geïmporteerde productenen eu-producten (volgens de definitie daarvan langsde oorsprongsregels).Op gespannen voet met de wto en moeilijk handhaafbaarHet is hoogst twijfelachtig of een land-van-oorsprongetikettering,die alleen voor bepaalde producten uit derde landengeldt, verenigbaar is met de regels van de Wereldhandelsorganisatie(wto). Immers, regels die wel voor bepaalde buitenlandseproducten maar niet voor eu producten gelden,zijn discriminerend en in strijd met het gebod van nationalebehandeling van de wto, het kerngebod van deze organisatie.Tot slot bestaan er serieuze twijfels of het door de Commissievoorgestelde systeem voor land-van-oorsprongetiketteringhandhaafbaar is en of het controleerbaar is.Volstrekt verkeerd internationaal signaalNaar de mening van vno-ncw en mkb Nederland zou de eudoor een regeling voor land-van-oorsprongetikettering vastte stellen met een evident protectionistische beweegreden engeen aantoonbaar ander doel een volstrekt verkeerd internationaalsignaal geven, en zichzelf in internationale handelsbesprekingenin een nadelige positie plaatsen.Inlichtingen:Winand Quaedvlieg (070 349 04 40; quaedvlieg@vno-ncw.nl)14.8 OntwikkelingssamenwerkingDe Commissie zal in de loop van het jaar een aantal initiatievenontwikkelen, waarvan er drie ook met aandacht vanhet bedrijfsleven gevolgd zullen worden. Ten eerste, zal eeneu-actieplan voorstellen als voorbereiding op de top over demillenniumdoelstellingen voor ontwikkeling in 2015. Er zijnspecifieke werkzaamheden van start gegaan ter verzekeringvan de doeltreffendheid van hulp, het afleggen van verantwoordingen rekenschap en consistente synergieën tussenhet ontwikkelingsbeleid en andere beleidsgebieden alsmigratie, veiligheid, klimaatactie en energie, voedselzekerheid,toegang tot gezondheidszorg en onderwijs. Ten tweedewil de Commissie een debat over het gebruik van begrotingssteunals beleidsinstrument gaan voeren. Ten derdeheeft de Europese Commissie in haar werkprogramma 2010aan gegeven met een initiatief te willen komen, waarin eenondernemingsstrategie voor de ontwikkelingslanden voorhet versterken van groei en concurrentievermogen in partnerschapmet het bedrijfsleven wordt ontwikkeld. Dit terbevordering van de groei en werkgelegenheid in de ontwikkelingslanden.oordeel vno-ncw en mkb-nederlandIn navolging van de conclusies van het rapport van de WetenschappelijkeRaad voor Regeringsbeleid over het Nederlandseontwikkelingssamenwerkingsbeleid pleiten vno-ncw enmkb-Nederland voor een duidelijke keuze voor economischeontwikkeling als kern van het Europese ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.De economische groei van een ontwikkelingslandkomt vooral tot stand door ontwikkeling van eengoed ondernemersklimaat, de verdere uitbouw van goedeinfrastructuur en het bevorderen van de (intra)regionale handel.Het zijn juist deze aandachtsgebieden waarop China haarbeleid richt en de eu en haar lidstaten het initiatief in eigenhand moeten houden om een goede partner voor de opkomendeeconomieën in bijvoorbeeld Afrika te kunnen blijven.vno-ncw en mkb-Nederland zijn van mening dat de EuropeseCommissie ten aanzien van het beleidsinstrument begrotingssteun,zeer voorzichtig te werk moet gaan. Uit onderzoekin Nederland blijkt dat dit instrument nauwelijks werkten de eu ook niet inzichtelijk kan maken in welke landenbegrotingssteun daadwerkelijk de gewenste effecten heeftbereikt 5 . vno-ncw en mkb-Nederland spreken de wens uit datde Commissie het besluit durft te nemen om begrotingssteunstop te zetten als blijkt dat het doel niet wordt bereikt. Effectiviteitmoet hier voor bestedingsdruk gaan.vno-ncw en mkb-Nederland steunen het voornemen van deCommissie om in samenwerking met het bedrijfsleven eenstrategie te ontwikkelen ter bevordering van de groei enwerkgelegenheid in ontwikkelingslanden. De private sectoris te lang buiten beeld gebleven in de beleidsontwikkelingvan een economische visie op ontwikkelingssamenwerking.Inlichtingen:Sam Stevens (070 349 04 38; stevens@vno-ncw.nl)14.9 Maatschappelijk Verantwoord OndernemenMaatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) betekentdat een bedrijf rekening houdt met markt, milieu, mens enmaatschappij, zowel met het oog op de eigen continuïteit alsom marktkansen te benutten.In een Commissie mededeling uit 2006 wordt betoogd datCorporate Social Responsibility (csr) primair een aangelegenheidvan de bedrijven zelf is en zich daarom niet leent vooroverheidsregulering of ingrijpen anders dan via bewustmaking,uitwisseling van goede voorbeelden, bevorderen vande dialoog en onderwijs. Maatschappelijk verantwoord ondernemenkan tegelijk een belangrijke bijdrage leveren aande vitaliteit en concurrentiekracht van bedrijven. vno-ncwen mkb-Nederland ondersteunen deze visie van de EuropeseCommissie.5 Zie ook: www.minbuza.nl/nl/Organisatie/Evaluatie/Afgeronde_onderzoeken/2008/02/iob_Het_Nederlandse_Afrikabeleid_1998_2006_Evaluatie_van_de_bilaterale_samenwerking77


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>Van belang is dat de good practices en successen van csr de nodigeaandacht krijgen en bedrijven van elkaar leren. Voor diebeide doelstellingen is in 2006 de Europese csr-Alliantie opgericht,een Europees netwerk van bedrijven die willen meewerkenaan de kennisuitwisseling over en ter bevorderingvan mvo.De Europese Commissie organiseerde o.a. in overleg metbusinesseurope in 2009 een Europese Multi-stakeholder ReviewMeeting over csr (mvo), die elke twee jaar plaatsvindt. Daarinis aan de orde welke voortgang bedrijven maken op het terreinvan mvo. In aansluiting daarop heeft de Europese Commissieenkele initiatieven genomen, o.a.:– een nader onderzoek naar de extraterritoriale werking vanEuropese wet- en regelgeving;– de organisatie van vijf workshops in het najaar 2009 enbegin 2010, waar ondernemingen en de verschillendestakeholdersgroepen (investeerders, ngo’s, vakbonden,overheden) hun visies hebben gegeven op transparantieen maatschappelijke verslaglegging door bedrijven (de gebruikteterm is esg-informatie, d.w.z. informatie over deaspecten ecologie, sociaal en governance). Deze workshopshadden een open karakter. De achterliggende gedachte isdat verbeteringen mogelijk zijn in de rapportage.in juni 2008 is vastgesteld. In vervolg hierop is tenslotte in december2008 een ser-Verklaring inzake Internationaal mvouitgebracht, die bedrijven oproept om te rapporteren overinternationaal mvo respectievelijk ketenbeheer 9 . Een eerstevoortgangsrapportage van dit ser-initiatief Waarde winnen,ook in de keten verscheen in september 2009. Achtereenvolgendekabinetten sinds 2000 hebben de mvo-visie die in deser is ontwikkeld in hun beleid overgenomen.businesseurope en vno-ncw hebben kritisch gekeken naar hetonderzoeksvoorstel van de Commissie over de extraterritorialewerking van Europese wet- en regelgeving. Met namedient goed te worden bezien wat over dit uiterst complexevraagstuk reeds aan kennis voorhanden is, bijvoorbeeld inhet kader van de rapporten van John Ruggie, die uitvoerigonderzoek deed naar extraterritoriale werking van mensenrechten,en in het kader van de studies van de icc (InternationalChamber of Commerce).Inlichtingen:Huib Klamer (070 349 04 68; klamer@vno-ncw.nl)In <strong>Europa</strong> is ook grote interesse voor de rapporten die professorJohn Ruggie (verbonden aan Harvard University, speciaalgedelegeerde vanuit de Verenigde Naties) uitbracht overmensenrechten en bedrijfsleven. Daarin werkt Ruggie eendrieledig framework van verantwoordelijkheden uit: protect,respect and remedies. De overheden hebben de plicht om mensenrechtente beschermen (duty to protect). Het bedrijfslevenheeft de verantwoordelijkheid om mensenrechten te respecteren(responsibility to respect); dit houdt allereerst in datondernemingen geen schade (no harm) toebrengen aan detoepassing van mensenrechten. Verder moeten bedrijven eenbeleid van due diligence voeren; dat houdt in: bewust zijn vande impact van de eigen activiteiten op mensenrechten, aandachtvoor het integreren van mensenrechten in bedrijfsprocessen,monitoring en zorgen voor klachtenmechanismes.vno-ncw en mkb-Nederland zien de positieve waarde van ditframework. Tien grote Nederlandse bedrijven werken meeaan een project binnen Global Compact Nederland om te onderzoekenhoe dit framework concreet handen en voeten kankrijgen. Eind juni is daarvan een eindrapport beschikbaar gekomenmet concrete handreikingen voor bedrijven 6 .oordeel vno-ncw en mkb-nederlandvno-ncw en mkb-Nederland benadrukken dat mvo een kwestievan maatwerk en vrijwilligheid is. vno-ncw en mkb-Nederlandzijn daarom geen voorstander van Nederlandse of Europeseregels voor maatschappelijke verslaglegging, duurzaaminkopen en ketenbeheer.Dit standpunt is in lijn met het advies De winst van waardenvan de Sociaal-Economische Raad van december 2000 7 en nogeens bevestigd in het ser-advies Duurzame globalisering 8 dat6 Zie ook: www.gcnetherlands.nl/report_business_human_rights.htm7 Engelstalige editie: Corporate Social Responsibility: a Dutch approach.8 Ook hiervan is een Engelstalige versie verschenen onder de titel: Onsustainable globalisation: a world to be won.9 De Engelse vertaling hiervan is begin 2009 verschenen.78


Bijlagen79


80<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>


I eu-lobby <strong>VNO</strong>-<strong>NCW</strong> enMKB-NederlandHet vno opende in 1993 een kantoor in Brussel onder verantwoordelijkheidvan de zogeheten ‘permanent gedelegeerde’.In 1996 werd dit het kantoor van vno-ncw. Per 1 januari 2010is dit het kantoor van vno-ncw en mkb-Nederland geworden.Thans zijn daar in totaal 7 personen werkzaam. Het kantoorligt op loopafstand van het Berlaymontgebouw (waarin eenbelangrijk deel van de Europese Commissie is gevestigd), hetEuropees Parlement en het nieuwe gebouw van de NederlandsePermanente Vertegenwoordiging bij de eu.Het Brusselse kantoor vormt als het ware de verbindingsschakeltussen de Brusselse politiek en het Haagse hoofdkwartierin de Malietoren. Vier hoofdtaken worden behartigd:– Het volgen en analyseren van de ontwikkelingen in deBrusselse politiek en het verschaffen van relevante informatiedaarover aan de directie en staf van respectievelijk deleden van vno-ncw en mkb-Nederland.– Het openen van deuren voor de leden in de Brusselse lobby.– Het voeren van lobbyactiviteiten, samen of in samenspraakmet specialisten van vno-ncw en mkb-Nederland, ten aanzienvan onderwerpen met een specifiek belang voor hetNederlandse bedrijfsleven.– Het ondersteunen van en deelnemen aan de lobby van businesseurope,ueapme, en EuroCommerce ten aanzien vanonderwerpen met een belang voor het gehele Europese bedrijfsleven.businesseuropeIn 1958 werd een Europese werkgeversfederatie opgerichtdoor acht nationale werkgeversorganisaties, waaronder tweerechtsvoorgangers van vno en ncw. De naam daarvan wasunice (Union des Industries de la Communauté Europeénne). Sinds23 januari 2007 is de naam Confederation of European Business,met als merknaam businesseurope. Met deze naamswijzigingis beoogd om de kernmissie van de organisatie, het bevorderenvan de bedrijvigheid in <strong>Europa</strong>, sterker tot uitingte brengen. Op die dag is ook een Verklaring uitgebracht tergelegenheid van het 50-jarig bestaan van de eu, waarin de Europesegezindheid van het gezamenlijke bedrijfsleven helderverwoord is. De daarin genoemde prioriteiten voor het beleidin de komende jaren zijn:– implementing the reforms for growth and jobs, including the reformof European social systems;– integration of the European market, including the fight againstnational protectionism;– the governance of the Union; taking advantage of the opportuntiesof enlargement.businesseurope heeft per 1 januari 2010 41 leden. Naastde leden uit de eu-landen, zijn er ook werkgeversverenigingenaangesloten uit Noorwegen, ijsland, Zwitserland, SanMarino, Kroatië en Turkije. Het heeft een eigen kantoor inBrussel met enkele tientallen stafleden. De beleidsvoorbereidingvindt plaats in zeven hoofdcommissies en zeventig werkgroepen,waaraan stafleden van de lidverenigingen deelnemen.Voortdurend vindt ook overleg plaats met de permanentgedelegeerden van de diverse lidverenigingen over de lobbykoers10 .De bestuurlijke eindverantwoordelijkheid berust bij de Raadvan Presidenten (waarin ieder lid zijn eigen voorzitter afvaardigt),die doorgaans twee keer per jaar bijeenkomt. Uitdit bestuur worden een president (thans Jürgen Thumann)alsmede een aantal vice-presidenten (waaronder vno-ncwvoorzitterBernard Wientjes voor 2009-2010) gekozen.febisDe sectorspecifieke belangen van het Europese bedrijfslevenworden behartigd door Europese bedrijfstakorganisaties (FédérationEuropéennes des Branches d’Industries; afgekort febis),waarvan nationale brancheorganisaties lid zijn. In 2004 hebbenbusinesseurope en febis ter versterking van de werkgeverslobbyeen formele alliantie gesloten onder de naam Alliancefor a Competitive European Industry.ueapmeueapme 11 (Union Européenne des Artisanats et des Petites et MoyennesEntreprises, European Association of Craft and Small andMedium-sized Enterprises), opgericht eind jaren zeventig, isde Europese koepel van de ambachten en het mkb. ueapmevertegenwoordigt 83 lidorganisaties uit 36 landen, bestaandeuit nationale mkb-koepels, Europese branche-organisatiesen geassocieerde leden die de mkb-familie ondersteunen.10 www.businesseurope.eu11 www.ueapme.com81


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>ueapme vertegenwoordigt samen met businesseurope dewerkgevers in de Europese Sociale Dialoog. ueapme vertegenwoordigt12 miljoen ondernemingen met 55 miljoen werknemers.De doelstellingen van ueapme zijn:– monitoren van de Europese politieke en het Europese wetgevingsproces,informeren van de leden hierover;– vertegenwoordigen van het Europese mkb en het behartigenvan hun belangen en behoeften tegenover de Europeseinstituties, de Europese sociale partners en de Europesemedia;– het ondersteunen van de leden ter zake van allerlei zakensamenhangende met de Europese integratie;– het bevorderen van Europese integratie en samenwerking.Het hoogste orgaan van ueapme is de Algemene Ledenvergadering,die twee keer per jaar bijeenkomt (eenmaal met hetaccent op huishoudelijke zaken, eenmaal met het accent opbeleidsmatige zaken). Uit het midden van de alv is een presidiumgeformeerd, dat zich meer direct met strategie en beleidbemoeit. Sinds 1 januari 2007 is de Oostenrijker Georg Toiflpresident en Benne van Popta is namens mkb-Nederland eenvan de vice-presidenten.EuroCommercemkb-Nederland is naast ueapme ook lid van EuroCommerce.EuroCommerce vertegenwoordigt sinds 1993 de Europesehandel in de volle breedte: detail- en groothandel, import enexport. De 6 miljoen ondernemingen in deze branche biedenwerkgelegenheid aan ongeveer 30 miljoen werknemers. Organisatiesuit 31 landen zijn lid van EuroCommerce. De DuitserDr. Reinhard Freiherr von Leoprechting is voorzitter.Het kantoor in Brussel heeft 20 stafmedewerkers. Het inhoudelijkewerk gebeurt in de volgende commissies: socialezaken; internationale handel; milieu en logistiek; voedselveiligheid;fiscale zaken; consumentenzaken; betalingsverkeer;mkb-ondernemingen.Het Europees Economisch en Sociaal ComitéHet Europees Economisch en Sociaal Comité (gevestigd inBrussel) is een raadgevend orgaan dat het maatschappelijkmiddenveld vertegenwoordigt. Het Comité bestaat uit driegroepen: een werkgeversgroep, een werknemersgroep en eengroep die met name non-gouvernementele organisaties enconsumenten vertegenwoordigt. Het eesc adviseert gevraagden ongevraagd aan de Europese Commissie, de Raad en hetEuropees Parlement 12 .Namens vno-ncw hebben vier vertegenwoordigers (Joost vanIersel, Jan Simons, Joke van den Bandt, Frank van Oirschot)en namens mkb-Nederland één vertegenwoordiger (per 1 september2010 Ullrich Schröder) zitting in het eesc.European Round TableEen forum voor ceo’s van grote bedrijven is de European RoundTable of Industrialists (ert) 13 . De ert bestaat uit 45 Europesemultinationals. De ert zet zich in voor beleid op nationaal enEuropees niveau waardoor het vestigings klimaat wordt verbeterden de voorwaarden worden geschapen voor Europese12 www.eesc.europa.eu13 www.ert.beeconomische groei. De ert richt zich vaak op de lange termijnof de grote onderwerpen, zoals de financiële crisis en het klimaatbeleid.European Affairs PlatformHet European Affairs Platform (eap) is een vereniging die zichricht op het stimuleren van netwerkvorming, samenwerkingen het leggen van contacten tussen Nederlanders die zichberoepshalve bezighouden met eu-aangelegenheden. Ledenzijn zowel in Nederland als in Brussel werkzaam in het bedrijfsleven,bij werkgeversorganisaties, rijks- en lagere overheden,Europese instellingen, etc. Het eap organiseert geregeldseminars en bijeenkomsten waarbij er sprekers ingaanop een specifiek thema. Esmeralde van Vliet is namens vnoncwlid van het bestuur van het eap.TransparantieOp 23 juni 2008 is de vrijwillige registratie van belangenvertegenwoordigersvoor de Europese Unie van start gegaan. Bijdeze registratie stemmen de belangenvertegenwoordigersook in met een gedragscode. Op dit moment geldt de registratiealleen voor de Europese Commissie. De Commissiestreeft ernaar om in een verdere toekomst tot één register engedragscode te komen voor alle eu-instellingen. Organisatiesdie zich kunnen registreren zijn zij ‘die erop gericht zijn debeleidsbepaling en de besluitvorming van de Europese instellingente beïnvloeden’.Het doel van deze registratie is om burgers en belanghebbendenin de eu meer inzicht te geven in de rol van lobbygroeperingenbij de besluitvormingsprocedures. Daarnaast beoogthet te bewerkstelligen dat alle lobbyisten zich aan dezelfderegels houden en in alle onafhankelijkheid dezelfde behandelingen, indien nodig, sancties krijgen. Er zijn geen privilegesaan de registratie verbonden, behalve dan een automatischeaankondiging van consultaties van de Europese Commissie.Het niet-registreren kan een nadeel opleveren, wanneer eenbelangenvertegenwoordiger input levert op een consultatievan de Europese Commissie. De Commissie waarschuwt dezeinput bij niet-registratie niet als een visie van een belangengroep,maar slechts als van een individu te beschouwen.Tot nu toe zijn meer dan 2100 belangengroepen geregistreerd,waaronder businesseurope. De beslissing om wel ofniet te registreren wordt aan iedere organisatie afzonderlijkovergelaten. Via de volgende link kan men zich inschrijvenen heeft men inzage in het register van de lobbyisten:https://webgate.ec.europa.eu/transparency/regrin/welcome.doInformatie voor ondernemers over ondernemenin de Europese interne marktWebsite ‘Your Europe – Business’De Europese Commissie heeft in 2008 een vernieuwde websitegelanceerd voor bedrijven die meer willen weten overondernemen in een specifieke lidstaat van de eu. De site biedtper land uitgebreide informatie over alle fasen van ondernemen:van de oprichting van een bedrijf via uitbreiding in deEuropese markt en innovatie tot het opheffen van een bedrijf.Momenteel is de informatie beschikbaar in het Engels en de82


eigen taal van het betreffende land. De site is te vinden op:http://ec.europa.eu/youreurope/business.Mkb portalVoor het midden- en kleinbedrijf (mkb) is er een speciale portal,die het mogelijk maakt snel en gemakkelijk informatie tevinden over alle beleidsmaatregelen en initiatieven van deEuropese Unie die van belang zijn voor kleine en middelgroteondernemingen. Het opzetten en onderhouden van de portalwordt gefinancierd met behulp van het Kaderprogrammavoor concurrentievermogen en innovatie (cip) dat erop gerichtis het concurrentievermogen van Europese bedrijven testimuleren.Zie: http://ec.europa.eu/enterprise/sme/about_nl.htm.Enterprise Europe NetworkOp 5 juni 2008 is de Nederlandse afdeling van het EnterpriseEurope Network gelanceerd. Dit Europees netwerk moetvoor kleine en middelgrote ondernemingen fungeren alsaanspreekpunt op hun weg door <strong>Europa</strong>. Het netwerk zal helpenbij het vinden van een Europese zakenpartner, helpen bijhet ontwikkelen van nieuwe producten en het aanboren vannieuwe markten, kleine bedrijven adviseren over technischekwesties, zoals intellectuele eigendomsrechten, normen enEuropese wet- en regelgeving en deelname aan eu-fondsen.Het Enterprise Europe Network bestaat in Nederland uit SenterNovem,evd (die inmiddels zijn opgegaan in het Agentschapnl) en Syntens. Door deze one-stop-shop wordt alledienstverlening van de genoemde agentschappen gebundeld.Daarnaast verzamelt het Enterprise European Network ervaringenmet regelgeving, die zij terugkoppelt naar de EuropeseCommissie en worden er business panels georganiseerd. Hetnetwerk telt 600 organisaties in 40 landen, waardoor het eenbereik heeft van 23 miljoen ondernemers.Meer informatie is te vinden op www.enterpriseeuropenetwork.nl/index.aspen het Enterprise Europe Network Nederlandis te bereiken via telefoonnummer: 088 444 07 77 of viae-mail: info@enterpriseeuropenetwork.nlKlachtenprocedures voor ondernemers bijuitvoering eu-regelsAlgemeenOndernemers die tijdens het zakendoen op internationaalniveau problemen ondervinden op het gebied van oneerlijkeconcurrentie, interne marktregels of Europese instellingenkunnen terecht bij de Europese Ombudsman, solvit of hetCrash Team Oneerlijke Concurrentie.Europese OmbudsmanBij de Europese Ombudsman kunnen bedrijven en burgersterecht met klachten over het functioneren van Europeseinstellingen en organen. Door een niet-juridische procedurekan de Europese Ombudsman helpen om een oplossing tevinden voor het probleem. Op het moment dat de EuropeseOmbudsman een klacht aanneemt, meldt hij de klacht bij dedesbetreffende instelling, een stap die in sommige gevallenal een doorbraak bij een slepend conflict kan zijn. Vervolgenskan hij de partijen tot een schikking laten komen en ontwerpaanbevelingendoen. Indien deze aanbevelingen niet wordenaangenomen, kan de Ombudsman verslag uitbrengen aan hetEuropees Parlement, zodat <strong>Europa</strong>rlementariërs vragen aande Europese Commissie kunnen stellen.De Europese Ombudsman is bereikbaar via telefoonnummer:+33 3 88 172313, of door te e-mailen naar euro-ombudsman@europarl.europa.eu. Voor het indienen van een klacht is er eenformulier beschikbaar op www.ombudsman.europa.eu.solvitAls bedrijven problemen ondervinden op het gebied van deregels voor de interne markt, dan kan men bij solvit terecht.solvit zoekt kosteloos en binnen een termijn van circa 10 wekennaar een oplossing voor klachten die voortvloeien uitde verkeerde toepassing van Europese regels door nationaleoverheidsinstanties van lidstaten. Voorwaarde is wel dat dezaak nog niet bij de rechter is aangebracht. Hiermee vormtsolvit een aantrekkelijk alternatief voor langdurige juridischeprocedures.Klachten die solvit behandelt, hebben onder andere betrekkingop een beperkte markttoegang voor producten endiensten, problemen met de vestiging van een bedrijf en hetbetalen van belastingen. In het afgelopen jaar zijn er voornamelijkzaken behandeld op het gebied van sociale zekerheid,wederzijdse beroepserkenning en terugbetaling van btwvorderingen.Voor solvit Nederland werken twee medewerkers van hetministerie van Economische Zaken aan de afhandeling vanklachten. solvit Nederland maakt onderdeel uit van een Europeesnetwerk met vestigingen in alle eu-lidstaten en Noorwegen.In een door de Europese Commissie beheerde onlinedatabank wordt de voortgang van de klachten-behandelingbijgehouden en geëvalueerd.solvit Nederland is bereikbaar via telefoonnummer: 070 37977 48 of door te e-mailen naar solvit@minez.nl. Het indienenvan een klacht kan men het beste online doen, dat kan ophttp://ec.europa.eu/solvit/site/submission/index_nl.htm.Meer informatie over solvit is ook te vinden op www.solvit.ez.nl.Crash Team Oneerlijke ConcurrentieBedrijven die worden geconfronteerd met oneerlijke concurrentiein een buitenlandse markt, zoals illegale staatssteunof discriminatie bij een aanbesteding, kunnen terecht bij hetCrash Team Oneerlijke Concurrentie. Dit team maakt onderdeeluit van het ministerie van Economische Zaken. Onderleiding van de coördinator zet een ad hoc samengesteld teamzich, samen met medewerkers van ambassades en andereministeries, in voor een gelijk speelveld op internationaalmarktniveau.Het Crash Team behandelt problemen als het gaat om een Nederlandsbedrijf dat internationaal onderneemt en mogelijkin een oneerlijke concurrentiepositie is beland als gevolg vanverondersteld niet-naleven van wetten en overeenkomstendoor een buitenlandse overheid. Crash Team-zaken geven geregeldaanleiding om met andere lidstaten bepaalde gevallenaanhangig te maken bij de Europese Commissie. Het Crash83


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>Team bewandelt daarbij een eigen weg, in aanvulling op debestaande procedures.Voor het indienen van een klacht kan men een klachtenformulierinvullen op: http://appz.ez.nl/crashteamoneerlijkeconcurrentie/.84


II Overzicht van branchesaangesloten bij vno-ncwen mkb–Nederland dieactief zijn in BrusselHierbij treft u voor het eerst een overzicht aan van branches, aangesloten bij MKB-Nederland en <strong>VNO</strong>-<strong>NCW</strong> die actief zijn inBrussel met hun eerste contactpersoon, en waar relevant, hun internationale brancheorganisatie in Brussel.Deze lijst zal bij elk volgende publicatie worden aangevuld en geactualiseerd.Aedes Vereniging van WoningcorporatiesDe heer S. GarnierE: s.garnier@aedes.nlT: +31 (0)35 626 83 11Algemene Bond Uitzendondernemingen (abu)Aangesloten bij: ciettMevrouw L. SpangenbergE: spangenberg@abu.nlT: +31 (0)20 655 82 15Algemene Nederlandse Vereniging vanReisondernemingen (anvr)Aangesloten bij: ectaaDe heer F. OostdamE: f.oostdam@anvr.travelT: +31 (0)35 543 34 10Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (bno)De heer R. HuismanE: rob@bno.nlT: +31 (0)20 624 47 48Bouwend NederlandDe heer R. HeeremansE: r.heeremans@bouwendnederland.nlT: +31 (0)79 325 22 15Bogin, geneesmiddelenbrancheAangesloten bij: egaDe heer P.F. BongersE: bogin@planet.nlT: +31 (0)70 799 92 37bovagAangesloten bij: cecraDe heer A. KoopmansE: arnoldkoopmans@bovag.nlT: +31 (0)30 659 52 05cbob / Kantoor BinnenvaartAangesloten bij: esoDe heer H. van der VeldeE: hjvdvelde@cbob.nlT: +31 (0)10 213 41 71cbw-mitexMevrouw E. de KruifE: edkruif@cbwmitex.nlT: +31 (0)343 47 32 73Cedris, brancheorganisatie voor socialewerkgelegenheid en arbeidsintegratieDe heer A. PieterseE: apieterse@cedris.nlT: +31 (0)30 290 68 14Club van ElfAangesloten bij: iaapaDe heer J. BertusE: jeff@clubvanelf.nlT: +31 (0)40 211 32 30Cumela NederlandAangesloten bij: ceettarDe heer J. MarisE: jmaris@cumela.nlT: +31 (0)33 247 49 0085


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>Detailhandel NederlandDe heer H.-J. van OostrumE: hendrikjan.vanoostrum@dedetailhandel.nlT: +32 (0)2 736 58 30Dutch Dialogue Marketing Association (ddma)Mevrouw D. JanssenE: dianajanssen@ddma.nlT: +31 (0)20 452 84 13Dutch Produce Association (dpa)De heer H. van EsE: j.vanes@dpa.euT: +31 (0)76 528 84 83evo, organisatie voor transport en logistiekDe heer G. SmitE: gsmit@evo.nlT: +31 (0)79 346 72 33Federatie FidiNAangesloten bij: biparDe heer R. GroenemeijerE: r.groenemeijer@federatiefidin.nlT: +31 (0)33 464 31 08Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie(fnli)De heer G. de RooijE: gderooij@fnli.nlT: +31 (0)70 336 51 50Federatie Textielbeheer Nederland (ftn)De heer P. WennekesE: ftn@ftn-nl.comT: +31 (0)344 65 04 37Federatie van Betaald Voetbal Organisaties (fbo)De heer S. RossmeislE: serge.rossmeisl@fbo.nlT: +31 (0)343 43 84 31Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten (fnl)Mevrouw C. Dassen-SoonsE: fnl@wispa.nlT: +31 (0)13 594 47 78hiswa VerenigingAangesloten bij: European Boating IndustryDe heer G. DijksE: g.dijks@hiswa.nlT: +31 (0)343 52 47 24Koninklijke Horeca NederlandAangesloten bij: HotrecDe heer M. CordesiusE: m.cordesius@horeca.orgT: +31 (0)348 48 94 24Koninklijke kvgoDe heer F. BakkesE: f.bakkes@kvgo.nlT: +31 (0)20 543 54 82Koninklijke MetaalunieAangesloten bij: emu en OrgalimeDe heer P.H.J. VerlindenE: verlinden@metaalunie.nlT: +31 (0)30 605 33 44Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (kvnr)De heer M. DorsmanE: dorsman@kvnr.nlT: +31 (0)10 217 62 65Koninklijke vnp - Vereniging van NederlandsePapier- en kartonfabriekenDe heer G.-J. KoopmanE: e.freriks@vnp-online.nlT: +31 (0)20 654 30 51modint, Ondernemersorganisatie voor mode,interieur, tapijt en textielDe heer J. WintermansE: wintermans@modint.nlT: +31 (0)30 232 09 22Nederlandse Aardappel Organisatie (nao)De heer R. van DiepenE: diepen@nao.nlT: +31 (0)70 358 93 31Nederlands Instituut van Registeraccountants (nivra)/Nederlandse Orde van Accountants Administratieconsulenten(novaa)De heer D. KootE: d.koot@nivra.nlT: +31 (0)20 301 02 68De heer A. SukkelE: asukkel@novaa.nlT: +31 (0)70 338 36 13Nederlands Instituut van Register Experts (nivre)Aangesloten bij: fuediDe heer C. van den BergE: c.vandenberg@nivre.nlT: +31 (0)10 242 85 55Nederlandse Emballage- en Palletindustrie Vereniging(epv)De heer F. CeelaertE: epv@wispa.nlT: +31 (0)13 594 43 03Nederlandse MuseumverenigingDe heer S. WeideE: sweide@museumvereniging.nlT: +31 (0)20 551 29 0086


Nederlandse Ondernemersvereniging voorAfbouwbedrijven (noa)Aangesloten bij: ueepDe heer F. RohofE: f.rohof@noa.nlT: +31 (0)318 52 72 90Nederlandse Thuiswinkel OrganisatieDe heer W. JongenE: wijnandjongen@thuiswinkel.orgT: +31 (0)318 64 85 75Nederlandse Vereniging van Banken (nvb)De heer S. FisherE: fisher@nvb.nlT: +31 (0)20 550 28 88Nederlandse Vereniging van Makelaars o.g. envastgoeddeskundigenDe heer D. KeijE: d.keij@nvmorg.nlT: +31 (0)30 608 52 78Nederlandse Vereniging vanParticipatiemaatschappijen (nvp)Mevrouw T. MolenaarE: molenaar@nvp.nlT: +31 (0)20 571 22 70Nederlandse Vereniging voor de BakkerijDe heer A. BaasE: nvbinfo@nedverbak.nlT: +31 (0)70 354 98 47Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie (nvs)Aangesloten bij: European Cigar Manufacturers AssociationDe heer M. CrijnenE: m.crijnen@sigaar.nlT: +31 (0)13 594 41 25Nederlandse Vlees en Vleeswarensector (nvv)De heer F. van DongenE: fdongen@skynet.beT: +32 (0)2 230 75 00Nederlandse Zuivel Organisatie nzoDe heer J.M. VrijE: vrij@nzo.nlT: +31 (0)79 343 03 27nvz vereniging van ziekenhuizenDe heer J. BettelheimE: j.bettelheim@nvz-ziekenhuizen.nlT: +31 (0)30 273 93 67Plantum nlDe heer A. van ElsenE: a.vanelsen@plantum.nlT: +31 (0)182 68 86 68provoetDe heer C. van de GroesE: directie@provoet.nlT: +31 (0)318 51 42 00Transport en Logistiek Nederland (tln)De heer H. KramerE: hkramer@tln.nlT: +32 (0)2 230 93 17vakcentrum Brancheorganisatie voor zelfstandigeondernemers in de detailhandelMevrouw P. HoogstraatenE: directiesecretariaat@vakcentrum.nlT: +31 (0)348 41 97 71VeBONDe heer H. LigtermoetE: info@vebon.nlT: +31 (0)341 55 90 00Vereniging vbo Makelaar, brancheorganisatie voorMakelaars & TaxateursDe heer A. GrootE: asgroot@quickent.nlT: +31 (0)70 345 87 03Vereniging van Nederlandse Fabrikanten vanKinder- en Dieetvoedingsmiddelen (vnfkd)Mevrouw M. MellemaE: vnfkd@vnfkd.nlT: +31 (0)70 336 51 56Verbond van Nederlandse Tussenpersonen (vnt)Mevrouw C. RosE: info@vnt.orgT: +31 (0)20 305 77 32Verbond van VerzekeraarsDe heer J. AlbertsE: j.alberts@verzekeraars.nlT: +31 (0)70 333 87 64Vereniging AfvalbedrijvenDe heer D. HoogendoornE: hoogendoorn@verenigingafvalbedrijven.nlT: +31 (0)73 627 94 44Vereniging fme-cwmAangesloten bij: OrgalimeMevrouw H. JansenE: hja@fme.nlT: +31 (0)79 353 12 76Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie(vnci)Mevrouw C. AlmaE: coenen@vnci.nlT: +31 (0)70 337 87 2187


<strong>Rondje</strong> <strong>Europa</strong>Vereniging Nederlandse Kerftabakindustrie (vnk)Aangesloten bij: esta (European Smoking TobaccoAssociation)De heer A. van Voorst VaderE: info@kerftabak.nlT: +31 (0)70 361 73 33Vereniging van Nederlandse Autoleasemaatschappijen(vna)Aangesloten bij: leaseuropeMevrouw R. HemerikE: renatehemerik@vna-lease.nlT: +31 (0)30 659 52 96Vereniging Gemeenschappelijk Zuivelsecretariaat(GemZu)De heer O. BoersmaE: o.boersma@gemzu.nlT: +31 (0)70 413 19 10Vereniging van Bloemenveilingen in Nederland (vbn)De heer H. van GinkelE: h.vanginkel@vbn.nlT: +31 (0)6 53 24 35 74Vereniging voor smeerolieondernemingen inNederland (vsn)De heer J. JongE: vsn@nvg.nlT: +31 (0)6 55 30 04 40vhg, Branchevereniging voor ondernemers in hetgroenDe heer E. RoozenE: e.roozen@vhg.orgT: +31 (0)30 659 55 50VimagroMevrouw C. Cassen-SoonsE: vmg@wispa.nlT: +31 (0)13 594 45 30Zorgverzekeraars Nederland (zn)De heer W. DekkerE: w.dekker@zn.nlT: +31 (0)30 698 82 28Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van EetbareOliën en Vetten (vernof)De heer C. BlomsmaE: secretariaat@vernof.nlT: +31 (0)70 390 52 63Vereniging van Onafhankelijke Tankopslag Bedrijven(votob)Aangesloten bij: fetsaDe heer H. StandaarE: standaar@votob.nlT: +31 (0)70 337 87 50Vereniging van Samenwerkende NederlandseUniversiteiten (vsnu)Mevrouw A. SchusterE: schuster@vsnu.nlT: +31 (0)70 302 14 35Vereniging van Scheepsbevrachters en Logistiekedienstverleners in de Binnenvaart (vslb)De heer M. van DijkE: mhzefir@gmail.comT: +31 (0)6 22 70 11 32Vereniging Verticaal Transport (vvt)Aangesloten bij: estaDe heer L. VerhagenE: l.verhagen@verticaaltransport.nlT: +31 (0)345 51 69 93Vereniging voor de Bakkerij- en ZoetwarenindustrieDe heer A. BaasE: vbz@vbz.nlT: +31 (0)70 355 47 0088

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!