'nieuwe?' etc. etc. Dit kan een serie zijn <strong>van</strong> ongeveer100 zinnen, misschien ook 200. Als er bezoekersin <strong>de</strong> klas komen, wordt er een show gegeven. Dekin<strong>de</strong>ren uiten een hoop zinnen, correct binnen<strong>de</strong> situatie, en <strong>de</strong> bezoekers zijn verbaasd. Ze <strong>de</strong>nkendat <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren bijna normale taal hebben! Zij zijnzich <strong>het</strong> feit niet bewust dat <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren alleen maarweten wat ze tonen; ze kennen dat erg goed, maarniets an<strong>de</strong>rs. Als er in zo'n klas een leestest wordt afgenomen,valt <strong>de</strong> leerkracht door <strong>de</strong> mand. Het <strong>de</strong>nken<strong>van</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren blijkt dan vastgeschroefd te zijnin zeer kleine kringen <strong>van</strong> concrete i<strong>de</strong>eën. Er blijkt eengebrek <strong>aan</strong> intuïtief begrip zelfs in kin<strong>de</strong>ren met eenzeer hoge intelligentie.Het moet gezegd wor<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> weg somsgevolgd wordt in <strong>de</strong> opvoeding <strong>van</strong> horen<strong>de</strong> imbcillekin<strong>de</strong>ren. Daar is <strong>de</strong>ze metho<strong>de</strong> misschien tegebruiken, maar niet voor normaal intelligente dovekin<strong>de</strong>ren.5. Te weinig uitbrei<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschatVeel leerkrachten, vooral jonge, blijven in <strong>de</strong> opzet <strong>van</strong>hun leeslesjes hangen <strong>aan</strong> <strong>de</strong> vaak simpele woor<strong>de</strong>nschat,gebruikt in <strong>het</strong> gesprek. Reeds in <strong>het</strong> gesprekzou <strong>de</strong> leerkracht meer en meer woor<strong>de</strong>n, idioom,uitdrukkingen etc. etc. moeten introduceren. Maarvooral in <strong>de</strong> leeslesjes moet <strong>de</strong> leerkracht niet bang zijnnieuw idioom, dat niet in <strong>het</strong> gesprek gebruikt is, teintroduceren. De leerkracht moet altijd <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschat<strong>van</strong> zijn kin<strong>de</strong>ren uitbrei<strong>de</strong>n. Als <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>renoverg<strong>aan</strong> naar normale leesboeken is <strong>de</strong> eerstemoeilijkheid niet zo zeer <strong>de</strong> structuur <strong>van</strong> <strong>de</strong> taal, maareen gebrek <strong>aan</strong> woor<strong>de</strong>nschat: te veel woor<strong>de</strong>n zijnonbekend. Dit is erg frustrerend voor <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren. Bijhoren<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren is gebleken, dat ze een leesboekwegleggen als meer dan 5% <strong>van</strong> <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n hunonbekend zijn.Kin<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> ongeveer 7-12 jaar hebben vaak eenverzamel-hobby, zoals postzegels, speldjes, prentbriefkaartenverzamelen etc. etc. Deze ten<strong>de</strong>ns moetgebruikt wor<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschat! De leerkrachtmoet zijn kin<strong>de</strong>ren een alfabetische klapper geven,losbladig, waarin <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> nieuwe woor<strong>de</strong>n en52uitdrukkingen die ze hebben verzameld kunnenopschrijven. Ze zien dan, hoe hun woor<strong>de</strong>nschat groeit,met ook een groeien<strong>de</strong> voldoening: ze kunnen lerenplezier te krijgen in <strong>het</strong> verzamelen <strong>van</strong> woor<strong>de</strong>nen uitdrukkingen.6. Onvoldoen<strong>de</strong> training <strong>van</strong> lezenAls we dove kin<strong>de</strong>ren een leeslesje geven en wevertellen ze dat ze dat moeten lezen, zijn we er echtniet zeker <strong>van</strong> dat ze dat ook doen, ook al volgen<strong>de</strong> ogen <strong>de</strong> regels of zelfs ook al lezen ze hardop. Wemoeten controleren of ze begrijpen wat ze lezen.In hogere klassen discussiëren we dan over <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>n zoeken uit of ze <strong>het</strong> opgenomen hebben. In <strong>de</strong>voorschool en in <strong>de</strong> eerste en twee<strong>de</strong> klas zal ditgewoonlijk te moeilijk zijn. Op <strong>de</strong>ze leeftijd kunnen we<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren vragen ons een plaatje te tonen dathoort bij een speciale zin, evt. een serie plaatjes die bijbepaal<strong>de</strong> zinnen horen. We kunnen <strong>de</strong> gebeurtenissendramatiseren en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren vragen <strong>de</strong> zinnen tezoeken die bij <strong>de</strong>ze dramatisaties horen, en omgekeerdkunnen we <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren vragen <strong>de</strong> inhoud <strong>van</strong><strong>de</strong> zinnen te dramatiseren, enz. We hebben ech<strong>ter</strong> eenan<strong>de</strong>r soort lees-oefeningen voorgesteld, die nietzo visualiserend zijn, en min<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> lijn <strong>van</strong> beeld<strong>de</strong>nken.We on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> 5 stappen:(1) We zoeken naar <strong>de</strong> sprekers in <strong>het</strong> leeslesjeen tekenen <strong>de</strong> hoof<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze sprekers met lege'praat-ballonnen'. Bijv.:
De 'zeg-zinnen' <strong>van</strong> <strong>de</strong> leeslesjes wor<strong>de</strong>n gezocht,geschreven op stukjes papier, en dan wordt er <strong>van</strong> <strong>de</strong>kin<strong>de</strong>ren gevraagd <strong>de</strong> juiste 'zeg-zin' in <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong>'praat-ballon' te leggen. Als ze dit goed doen,moeten ze <strong>de</strong> zin tot op zekere hoogte hebben gelezen.Wij noemen dit <strong>het</strong> 'Wie zegt dat'-spelletje.(2) We knippen <strong>de</strong> zinnen <strong>van</strong> een leeslesje uit, doenze door elkaar en vragen <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren om ze in <strong>de</strong>juiste volgor<strong>de</strong> te leggen.(3) We g<strong>aan</strong> over naar <strong>het</strong> gebruik <strong>van</strong> vraag-woor<strong>de</strong>n.Dit vooron<strong>de</strong>rstelt dat <strong>de</strong> vraagwoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>renbekend zijn. We hebben in ons boek Taalverwervingdoor taalarme kin<strong>de</strong>ren' Rot<strong>ter</strong>dam 1973, uitgelegdhoe vraagwoor<strong>de</strong>n geleerd moeten wor<strong>de</strong>n <strong>aan</strong>dove kin<strong>de</strong>ren, nl. door <strong>de</strong> '<strong>van</strong>g-metho<strong>de</strong>'. Deleerkracht luis<strong>ter</strong>t goed naar <strong>de</strong> spontane vragen <strong>van</strong><strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren, hoe stuntelig ze ook geuit zijn. Hij haalt zeeruit, zet ze in <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> linguistische vorm, spreektze <strong>het</strong> kind voor en schrijft ze op een speciale kaart; pasdaarna geeft hij <strong>het</strong> antwoord. Als hij <strong>het</strong> zo doet,zal hij binnen een paar m<strong>aan</strong><strong>de</strong>n hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n vragen <strong>van</strong><strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren verzameld hebben: vragen met vraagwoor<strong>de</strong>nen ja/nee vragen. Dan kan hij <strong>de</strong> vragenon<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>len overeenkomstig <strong>de</strong> vraagwoor<strong>de</strong>n bijv.wie-vragen, wat-vragen, hoe-vragen, wanneer-vragen,waar-vragen enz., ja/nee vragen ook. Zo gauw <strong>de</strong>kin<strong>de</strong>ren dit begrepen hebben, kan hij <strong>het</strong> gebruikenvoor <strong>de</strong> leeslesjes. Hij on<strong>de</strong>rstreept speciale woor<strong>de</strong>nen/of uitdrukkingen in <strong>de</strong> zinnen en vraagt <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>renwelk vraagwoord bij dat woord of uitdrukking hoort,bijv.:'Kijk! Ik heb een vlin<strong>de</strong>r ge<strong>van</strong>gen\'riep Jan.Hij vraagt <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren: 'Welk vraagwoord hoort bij ik?'(Wie?) 'Welk vraagwoord hoort bij een vlin<strong>de</strong>r?'(Wat?) 'Welke vraagzin hoort bij ge<strong>van</strong>gen?' (Watheeft Jan ged<strong>aan</strong>?) Etc. 'Wie kan een vraag maken <strong>van</strong>:"Maria was erg bang"?' (Was Maria erg bang? Ja.)Etc.(4) De kin<strong>de</strong>ren leren hele vragen te formuleren, bijv.'Wie heeft een vlin<strong>de</strong>r ge<strong>van</strong>gen?' 'Wat heeft Jange<strong>van</strong>gen?' Etc. Als <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren ongeveer 9 of 10 jaarzijn, kan men ze vragen vragen over zinnen te maken,waarvoor ze eerst enkele woor<strong>de</strong>n en/of uitdrukkingenzelf moeten on<strong>de</strong>rstrepen.(5) De kin<strong>de</strong>ren leren vragen op te stellen over eenheel hoofdstuk in hun leesboeken, bijv.: welk probleemwordt er uitgelegd? Wat is <strong>het</strong> centrale i<strong>de</strong>e <strong>van</strong>dat hoofdstuk? Bijv. 'Welke re<strong>de</strong>nen wor<strong>de</strong>n hiergegeven voor <strong>de</strong> lange reis?" Etc. Op <strong>de</strong>ze manierkunnen ze kritisch leren lezen.7. Scheiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> spraakkunst leren en <strong>het</strong> lerenlezenErg vaak wordt <strong>de</strong> spraakkunst alleen <strong>aan</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rengeleerd bij <strong>het</strong> leren bouwen <strong>van</strong> zinnen, dat is in <strong>de</strong>actieve taal, hoe ze zichzelf juist moeten uitdrukken.Wij zeggen ech<strong>ter</strong>, dat <strong>de</strong> taalregels allereerst begrepenmoeten wor<strong>de</strong>n, voordat ze toegepast kunnenwor<strong>de</strong>n. Bijv. moeten <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zich eerst <strong>de</strong> werkwoor<strong>de</strong>nbewust wor<strong>de</strong>n als erg veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nZe wor<strong>de</strong>n ertoe gebracht <strong>de</strong>ze typische woor<strong>de</strong>nin <strong>de</strong> begrepen leeslesjes te ont<strong>de</strong>kken. Pas daarna kanmen <strong>de</strong> <strong>ter</strong>m 'werkwoord' gebruiken bij opstellen,bijv. als een kind een brief naar huis schrijft: 'Je vergeeteen werkwoord in <strong>de</strong>ze zin!' 'De vorm <strong>van</strong> dat werkwoordis fout!' Etc. We hebben een heel programma<strong>van</strong> reflec<strong>ter</strong>en<strong>de</strong> spraakkunst-oefeningen opgezet,om <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> taalregels te laten ont<strong>de</strong>kken.Bijv. 'Zoek <strong>de</strong> <strong>aan</strong>wijswoor<strong>de</strong>n en wat ze betekenen!''Zoek <strong>de</strong> passieve voorwerpen!' 'Zoek <strong>de</strong> tangbouwsels!'Etc. etc.Op <strong>de</strong>ze manier wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën <strong>van</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>renniet vastgeschroefd, ze blijven flexibel; <strong>het</strong> begripblijft intuïtief; <strong>het</strong> lezen vor<strong>de</strong>rt be<strong>ter</strong> en be<strong>ter</strong>, entoch leren ze <strong>de</strong> spraakkunst.8. Training <strong>van</strong> <strong>het</strong> tempo bij lezen wordt vergetenWe hebben al uitgelegd, hoe belangrijk tempo is inverband met <strong>de</strong> in<strong>ter</strong>pretatie <strong>van</strong> woor<strong>de</strong>n overeenkomstig<strong>de</strong> contekst. Het tempo <strong>van</strong> <strong>de</strong> spraak isook al erg belangrijk voor <strong>de</strong> verst<strong>aan</strong>baarheid, ziebijv. <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> John en Howarth (1965).53