29.11.2012 Views

Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht

Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht

Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

6 HET DEPAALDHEIDSVEREISTE<br />

gekend clientnummer. Voldoende is dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel<br />

achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat.'<br />

De Hoge Raad verstaat hier het bepaaldheidsvereiste als een vereiste van<br />

bepaalbaarheid. De akte van cessie hoeft geen nauwkeurige omschrijving<br />

van de gecedeerde vorderingen te bevatten. De aanduiding van de vorderingen<br />

kan zelfs een generieke omschrijving zijn, mits de omschrijving van de<br />

vorderingen van zodanige aard is dat zij het mogelijk maakt vast te stellen<br />

welke vorderingen in de overdracht begrepen zijn.'<br />

Een vergelijkbare benadering wordt gehanteerd in andere <strong>recht</strong>sstelsels.' In art. 5(a)<br />

van het Factoringverdrag wordt bepaald dat <strong>voor</strong> de cessie van bestaande of toekomstige<br />

vorderingen niet nodig is dat de vorderingen individueel vermeld worden. Voldoende<br />

is dat de vorderingen ten tijde van het contract, of wanneer zij ontstaan,<br />

bepaald kunnen worden. Art. 9 van het UNCITRAL-ontwerp kent een zelfde regeling.<br />

Voor de stille verpanding geldt het vereiste dat de verpande vorderingen ten<br />

tijde van het verlijden of registreren van de akte reeds bestaan of <strong>recht</strong>streeks<br />

zullen worden verkregen uit een op dat moment bestaande <strong>recht</strong>svel'houding.<br />

In geval van cessie en openbare verpanding dient slechts aan het (ruime)<br />

criterium van Spaarbank Riviel'enland/Gispen q.q. voldaan te zijn.<br />

6.2 Reeds bestaande <strong>recht</strong>sverhouding vereist?<br />

Door vel'scheidene auteurs is betoogd dat het bepaaldheidsvereiste met zich<br />

brengt dat men slechts toekomstige vorderingen kan cederen <strong>voor</strong> zover die<br />

vorderingen <strong>recht</strong>streeks zullen worden verkregen uit een ten tijde van de<br />

cessie reeds bestaande <strong>recht</strong>sverhouding.' Dat dit niet het geval is, blijkt uit<br />

de parlementaire geschiedenis s en wordt bevestigd in het arrest OntvangerlRabobank<br />

lJmuiden. De Hoge Raad overweegt:<br />

2 In dezelfde zin o.a. Kleijn, NJ 1995,447; Kortmann/Faber, WPNR 6324 (1998), p. 618-620.<br />

3 Miinchener Kommentar (Roth), § 398, RdNr. 63-74; Overdracht en inpandgeving van<br />

schuldvorderingen (Verbeke), nr. 110; Chitty, nr. 20-032.<br />

4 R.H.W.A. Verhoeven, WPNR 6025 (1991), p. 773, waartegen R.r.V.F. Bertrams, WPNR 6040<br />

(J 992), p. 196-197; J.W. Winter, Concernfinanciering, diss. Groningen, Deventer 1992, p. 17<br />

(noot 30); Struycken, Het bepaaldheidsvereiste in ontwikkeling, p. 132-133. Winter erkent<br />

dat op grond van het hierna te bespreken arrest Ontvanger/Rabobank IJmuiden moet worden<br />

aangenomen dat de grondslag-eis niet geldt <strong>voor</strong> cessie en open bare verpanding. Zie<br />

Winter, NbBW 1995, p. 106-108.<br />

5 ParI. Gesch. Boek 3 (IIlV. 3,5 ell 6), p. 1337-1338.<br />

86<br />

6 HET BEPAALDHEJDSVEREISTE<br />

'3.4.2. Het <strong>voor</strong> het veer 1 januari 1992 geldende <strong>recht</strong> door de <strong>recht</strong>spraak aanvaarde<br />

vereiste dat de over te dragen vordering reeds ten tijde van de cessie ook naar haar<br />

inhoud in voldoende mate door de abe van cessie wordt bepaald, brengt <strong>voor</strong> de overdracht<br />

van vorderingen die op het moment van de cessie nog moe ten ontstaan, mee dat<br />

zij hun onmiddellijke grondslag moeten hebben in een <strong>recht</strong>sverhouding die op dat<br />

moment reeds bestaat. Dat aan dit laatste in dit geval was voldaan, voIgt reeds uit het<br />

in 3.3 overwogene. Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat die <strong>recht</strong>sverhouding ook<br />

in de akte tot uiting kwam en - te<strong>recht</strong> - dat aldus ook aan het eerste vereiste was voldaan.<br />

Nadere eisen vinden geen steun in het toenmalige <strong>recht</strong>, waarbij opmerking verdient<br />

dat <strong>voor</strong> het huidige <strong>recht</strong> - overeenkomstig de in art. 3:84 lid 2 gestelde eis van<br />

'voldoende bepaaldheid' - voldoende is dat de akte van cessie zodanige gegevens bevat<br />

dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering<br />

het gaat.'<br />

De wetgever heeft een heel bewuste keuze gemaakt: de mogelijkheid tot stille<br />

verpanding van toekomstige vorderingen wordt beperkt door de grondslag-eis,<br />

terwijl bij openbare verpanding en cessie deze beperking in de<br />

mededelingseis ligt besloten. De Hoge Raad heeft deze keuze erkend. De<br />

verwijzing naar het huidige <strong>recht</strong> is onmiskenbaar een obiter dictflm over de<br />

bepaaldheidseis zoals die in het huidige <strong>recht</strong> geldt, een obiter dictum dat<br />

niet specifiek is gerelateerd aan de feiten van het arrest;6 de aan de Hoge<br />

Raad vool'gelegde <strong>recht</strong>svraag diende immel'S naar oud <strong>recht</strong> te worden<br />

opgelost. Waar aileen art. 3:239 BW de eis stelt dat de vorderingen hun<br />

onmiddellijke grondslag moeten hebben in een <strong>recht</strong>sverhouding die ten tijde<br />

van de verpanding reeds bestaat, terwiji volgens art. 3:94 lid 1 BW en art.<br />

3:2361id2 BW <strong>voor</strong> cessie en openbare verpanding mededeling aan de debiteur<br />

volstaat en waar de parlementaire geschiedenis dit nog eens uitdrukke­<br />

Jijk bevestigt, kan het arrest van de Hoge Raad moeilijk andel'S dan in deze<br />

zin worden gelezen.'<br />

Wij kunnen ons overigens nog iets <strong>voor</strong>stellen bij de gelijkstelling de ill)'e constiwendo<br />

van de open bare verpanding met de stille verpanding en het beslag, door ook <strong>voor</strong> een<br />

openbare verpanding het vereiste van een reeds bestaande <strong>recht</strong>sverhouding te stellen.<br />

Art. 475 Rv beoogt dat de verhaals<strong>recht</strong>en van de beslaglegger niet gefrustreerd worden<br />

door een stille verpanding bij <strong>voor</strong>baat. Men zou het met Struycken <strong>voor</strong> wense-<br />

6 In tegenstelling tot Winter is Struycken door het arrest Ontvanger/Rabo IJmuiden niet<br />

bekeerd. Struycken stelt dat, omdat het in casu ging om een toekomstige vordering uit een<br />

ten tijde van de cessie reeds besraande <strong>recht</strong>sverhouding, het arrest onvoldoende sreull biedt<br />

<strong>voor</strong> de conclusie dat de grondslag-eis niet geldr <strong>voor</strong> de open bare verpanding en de cessie<br />

Van hele pakketten vorderingen. Zie WPNR 6366 (1999), p. 579.<br />

7 In dezelfde zin Winter, NbBW 1995, p. 106-108; Kortmann/Faber, WPNR 6374 (J 999), p.<br />

752.<br />

87

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!