Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht

Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht

verenigingvoorburgerlijkrecht.nl
from verenigingvoorburgerlijkrecht.nl More from this publisher
29.11.2012 Views

5 DE FIDUCIAIRE CESSIE Het huidige Burgerlijk Wetboek kent een rege!ing die in situaties waarin een verge!ijkbare splitsing van juridische en economische eigendom van vorderingsrechten plaatsvindt, bescherming biedt aan de be!anghebbende. Deze rege!ing is te vinden in art. 7:420 BW. Indien een nlssenpersoon in eigen naam maar voor rekening van een ander een overeenkomst aangaat met een derde, kan men hem eveneens als fiduciair rechthebbende van de uit deze overeenkomst voortvloeiende vorderingen beschouwen." Indien de tussenpersoon na het totstandkomen van de overeenkomst met de derde failleert, kan degene voor wiens rekening de overeenkomst is aangegaan door medede!ing aan de tussenpersoon en de derde bewerkstelligen dat, ondanks het faillissement van de tussenpersoon, de vorderingen op hem overgaan. De economisch eigenaar van een vordering wordt hier derhalve bescherming geboden tegen de gevolgen van insolventie van de juridisch eigenaar. De economisch eigenaar van een vordering wordt eveneens beschermd in geval van een 'kwaliteitsrekening'. In het Slis-Stroom-arrest (HR 3 februari 1984, NJ 1984, 752) opende de Hoge Raad de moge!ijkheid dat onder omstandigheden het vorderingsrecht op de bank, in verband met een creditsaldo op een ten name van de notaris staande bankrekening, een afgescheiden vermogen vormt ten behoeve van de lastgever(s) van de notaris. 26 VerdeI' kan men nog denken aan de certificering van vorderingen op naam waarbij de certificaathouders van rechtswege een gezamenlijk pandrecht krijgen op de gecertificeerde vorderingen (art. 3:259 BW). Wij zijn van mening dat het wenselijk is dat in aile gevallen waarin iemand ten tite! van beheer rechthebbende is van goederen, derhalve ook bij de fiduciaire eigendom van vorderingen, de beheerde goederen een afgescheiden vermogen vormen. Over de wenselijkheid van het aannemen van een afgescheiden vermogen bij eigendom ten tite! van beheer van goederen in het algemeen en over de mogelijkheid om dit naar huidig recht te realiseren, zullen wij het hier niet hebben. Wij verwijzen hiervoor in het bijzonder naar het preadvies van Uniken Venema en Eisma en naar de bijdrage van Faber in Vertrouwd met de Trust." Uit deze publicaties blijkt dat het moge!ijk is naar 25 Uniken Venema/Eisma, Preadvies Vereeniging 'Hande!srecht', p. 22-23, 190-196. 26 Vgl. HR 21 mei 1999, JOR 1999/157, m.nt. N.E.D. Faber. 27 Uniken Venema/Eisma, Preadvies Vereeniging 'Hande!srecllt', p. 29-42; Faber, Vertrouwd met de Trust, p. 195-260. In vergelijkbare zin Kortmann en Verhagen in: D.J. Hayton, S.c.].J. Kortmann, H.L.E. Verhagen (eds.), Principles of European Trust Law, Law of Business and Finance, Volume 1,1999, p. 195-215; H.L.E. Verhagen, Trusts in the Civil Law: Making Use of the Experience of 'Mixed' Jurisdictions (verschijnt in European Review of Private Law 200013). Voor een kritische doch in beginse! positieve benadering zie W. Snijders, in: Onderneming en 5 jaar nieuw Burgerlijk Recht, p. 87 -105. 82 5 DE FIDUCIAIRE CESS IE huidig recht een afgescheiden vermogen te aanvaarden zonder dat dit berust op een uitdrukke!ijke bepaling in de wet. Bepalingen als art. 3:84 lid 3 BW, art. 3:276 BW, art. 3:277 BW en art. 20 Fw staan hier niet aan in de weg. Wij volstaan hier met de stelling dat er bij de fiduciaire eigendom van vorderingen reden te meer is voor het aanvaarden van een afgescheiden vennogen. Wij zien geen: rechtvaardiging voor het gegeven dat bij bepaalde vormen van fiduciaire eigendom van vorderingen (certificering, middellijke vertegenwoordiging, kwaliteitsrekening) de be!anghebbende wei, maar bij andere vormen (cessie ten tite! van beheer, niet medegedee!de cessie) de be!anghebbende geen bescherming geboden wordt tegen de insolventie van de fiduciair rechthebbende.'· Het aanvaarden van een afgescheiden vermogen zou bovendien de nade!ige gevolgen van het voor overdracht constitutieve karakter van de medede!ing verzachten. In situaties waarin medede!ing van de cessie nog niet he eft plaatsgevonden wanneer de cedent failliet wordt ver­ Idaard, zou de cessionaris immel's meer zijn dan een gewone concurrente crediteur. De vorderingen zouden geen deel uitmaken van het verhaalsaansprake!ijke vermogen van de cedent en zouden in zijn faillissement buiten de failliete boede! vall en. Zowe! in het Enge!se recht als in het Duitse recht wordt in het faillissement van de fiduciair rechthebbende bescherming geboden aan de belanghebbende bij de vordering (trust, Treuhand)." De door ons voorgeste!de benadering zou het Nederlands recht doen aansluiten bij een tweetal be!angrijke rechtsste!se!s van de Europese Unie en zou het overbodig maken dat het Nederlands recht wordt ontweken door midde! van een rechtskeuze. Onder omstandigheden kan het Haagse Trustverdrag de moge!ijkheid bieden een trust in het leven te roepen met betrekking tot vorderingen op naam. Dit kan geschieden door middel van een 'overdracht ten tite! van beheer' aan een trustee of door l11iddel van een 'declaration of trust'. In het laatste geval verldaart de rechthebbende van de vorderingen dat hij deze voortaan ten tite! van trust voor bepaalde begunstigden houdt. In beide situaties gaan de vorderingen een afgescheiden verl110gen vormen, dar niet dee!uitmaakt van de failliete boede! van de trustee. Art. 11 van het Trustverdrag 28 Wanneer bij een lwop van vorderingen waarbij geen l11ededeling van de cessie heeft plaatsgevonden, het debiteurenrisico gehee! bij de verkoper blijft, zou men kunnen zeggen dat de koper geen econol11isch eigenaar van de vorderingen is geworden en dat er derhalve geen afgescheiden vennogen ontstaat. 29 Voor vorderingen die ten tite! van trust zijn overgedragen, zie c.ft:. Uniken Venema, Law en Equity in het Anglo-Amerikaanse Privaatrecht, Zwolie 1990, nr. 29.4. Voor vorderingen die ten titel van beheer zijn overgeclragen aan een Treuhiincler, zie Staudinger (Kaduk), Einl zu § 398 ff, Rz 116-148. 83

5 DE FIDUCIAIRE CESSIE<br />

Het huidige Burgerlijk Wetboek kent een rege!ing die in situaties waarin een<br />

verge!ijkbare splitsing van juridische en economische eigendom van vorderings<strong>recht</strong>en<br />

plaatsvindt, bescherming biedt aan de be!anghebbende. Deze<br />

rege!ing is te vinden in art. 7:420 BW. Indien een nlssenpersoon in eigen<br />

naam maar <strong>voor</strong> rekening van een ander een overeenkomst aangaat met een<br />

derde, kan men hem eveneens als fiduciair <strong>recht</strong>hebbende van de uit deze<br />

overeenkomst <strong>voor</strong>tvloeiende vorderingen beschouwen." Indien de tussenpersoon<br />

na het totstandkomen van de overeenkomst met de derde failleert,<br />

kan degene <strong>voor</strong> wiens rekening de overeenkomst is aangegaan door medede!ing<br />

aan de tussenpersoon en de derde bewerkstelligen dat, ondanks het<br />

faillissement van de tussenpersoon, de vorderingen op hem overgaan. De<br />

economisch eigenaar van een vordering wordt hier derhalve bescherming<br />

geboden tegen de gevolgen van insolventie van de juridisch eigenaar. De<br />

economisch eigenaar van een vordering wordt eveneens beschermd in geval<br />

van een 'kwaliteitsrekening'. In het Slis-Stroom-arrest (HR 3 februari 1984,<br />

NJ 1984, 752) opende de Hoge Raad de moge!ijkheid dat onder omstandigheden<br />

het vorderings<strong>recht</strong> op de bank, in verband met een creditsaldo op<br />

een ten name van de notaris staande bankrekening, een afgescheiden vermogen<br />

vormt ten behoeve van de lastgever(s) van de notaris. 26 VerdeI' kan men<br />

nog denken aan de certificering van vorderingen op naam waarbij de certificaathouders<br />

van <strong>recht</strong>swege een gezamenlijk pand<strong>recht</strong> krijgen op de gecertificeerde<br />

vorderingen (art. 3:259 BW).<br />

Wij zijn van mening dat het wenselijk is dat in aile gevallen waarin iemand<br />

ten tite! van beheer <strong>recht</strong>hebbende is van goederen, derhalve ook bij de fiduciaire<br />

eigendom van vorderingen, de beheerde goederen een afgescheiden<br />

vermogen vormen. Over de wenselijkheid van het aannemen van een afgescheiden<br />

vermogen bij eigendom ten tite! van beheer van goederen in het<br />

algemeen en over de mogelijkheid om dit naar huidig <strong>recht</strong> te realiseren, zullen<br />

wij het hier niet hebben. Wij verwijzen hier<strong>voor</strong> in het bijzonder naar het<br />

preadvies van Uniken Venema en Eisma en naar de bijdrage van Faber in<br />

Vertrouwd met de Trust." Uit deze publicaties blijkt dat het moge!ijk is naar<br />

25 Uniken Venema/Eisma, Preadvies Vereeniging 'Hande!s<strong>recht</strong>', p. 22-23, 190-196.<br />

26 Vgl. HR 21 mei 1999, JOR 1999/157, m.nt. N.E.D. Faber.<br />

27 Uniken Venema/Eisma, Preadvies Vereeniging 'Hande!srecllt', p. 29-42; Faber, Vertrouwd<br />

met de Trust, p. 195-260. In vergelijkbare zin Kortmann en Verhagen in: D.J. Hayton,<br />

S.c.].J. Kortmann, H.L.E. Verhagen (eds.), Principles of European Trust Law, Law of Business<br />

and Finance, Volume 1,1999, p. 195-215; H.L.E. Verhagen, Trusts in the Civil Law:<br />

Making Use of the Experience of 'Mixed' Jurisdictions (verschijnt in European Review of<br />

Private Law 200013). Voor een kritische doch in beginse! positieve benadering zie W. Snijders,<br />

in: Onderneming en 5 jaar nieuw Burgerlijk Recht, p. 87 -105.<br />

82<br />

5 DE FIDUCIAIRE CESS IE<br />

huidig <strong>recht</strong> een afgescheiden vermogen te aanvaarden zonder dat dit berust<br />

op een uitdrukke!ijke bepaling in de wet. Bepalingen als art. 3:84 lid 3 BW,<br />

art. 3:276 BW, art. 3:277 BW en art. 20 Fw staan hier niet aan in de weg. Wij<br />

volstaan hier met de stelling dat er bij de fiduciaire eigendom van vorderingen<br />

reden te meer is <strong>voor</strong> het aanvaarden van een afgescheiden vennogen.<br />

Wij zien geen: <strong>recht</strong>vaardiging <strong>voor</strong> het gegeven dat bij bepaalde vormen van<br />

fiduciaire eigendom van vorderingen (certificering, middellijke vertegenwoordiging,<br />

kwaliteitsrekening) de be!anghebbende wei, maar bij andere<br />

vormen (cessie ten tite! van beheer, niet medegedee!de cessie) de be!anghebbende<br />

geen bescherming geboden wordt tegen de insolventie van de fiduciair<br />

<strong>recht</strong>hebbende.'· Het aanvaarden van een afgescheiden vermogen zou<br />

bovendien de nade!ige gevolgen van het <strong>voor</strong> overdracht constitutieve<br />

karakter van de medede!ing verzachten. In situaties waarin medede!ing van<br />

de cessie nog niet he eft plaatsgevonden wanneer de cedent failliet wordt ver­<br />

Idaard, zou de cessionaris immel's meer zijn dan een gewone concurrente<br />

crediteur. De vorderingen zouden geen deel uitmaken van het verhaalsaansprake!ijke<br />

vermogen van de cedent en zouden in zijn faillissement buiten de<br />

failliete boede! vall en.<br />

Zowe! in het Enge!se <strong>recht</strong> als in het Duitse <strong>recht</strong> wordt in het faillissement<br />

van de fiduciair <strong>recht</strong>hebbende bescherming geboden aan de belanghebbende<br />

bij de vordering (trust, Treuhand)." De door ons <strong>voor</strong>geste!de benadering<br />

zou het Nederlands <strong>recht</strong> doen aansluiten bij een tweetal be!angrijke<br />

<strong>recht</strong>sste!se!s van de Europese Unie en zou het overbodig maken dat het<br />

Nederlands <strong>recht</strong> wordt ontweken door midde! van een <strong>recht</strong>skeuze.<br />

Onder omstandigheden kan het Haagse Trustverdrag de moge!ijkheid bieden een trust<br />

in het leven te roepen met betrekking tot vorderingen op naam. Dit kan geschieden<br />

door middel van een 'overdracht ten tite! van beheer' aan een trustee of door l11iddel<br />

van een 'declaration of trust'. In het laatste geval verldaart de <strong>recht</strong>hebbende van de<br />

vorderingen dat hij deze <strong>voor</strong>taan ten tite! van trust <strong>voor</strong> bepaalde begunstigden<br />

houdt. In beide situaties gaan de vorderingen een afgescheiden verl110gen vormen, dar<br />

niet dee!uitmaakt van de failliete boede! van de trustee. Art. 11 van het Trustverdrag<br />

28 Wanneer bij een lwop van vorderingen waarbij geen l11ededeling van de cessie heeft plaatsgevonden,<br />

het debiteurenrisico gehee! bij de verkoper blijft, zou men kunnen zeggen dat de<br />

koper geen econol11isch eigenaar van de vorderingen is geworden en dat er derhalve geen<br />

afgescheiden vennogen ontstaat.<br />

29 Voor vorderingen die ten tite! van trust zijn overgedragen, zie c.ft:. Uniken Venema, Law<br />

en Equity in het Anglo-Amerikaanse Privaat<strong>recht</strong>, Zwolie 1990, nr. 29.4. Voor vorderingen<br />

die ten titel van beheer zijn overgeclragen aan een Treuhiincler, zie Staudinger (Kaduk), Einl<br />

zu § 398 ff, Rz 116-148.<br />

83

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!