Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht
Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht
Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
4 TOEK01lSTIGE VORDERINGEN IN DE ZIN VAN ART. l) FW<br />
hoeft te geld en, omdat de mededeling 'reeds een praktisch voldoende belangrijke<br />
beperking van de verpanding of cessie van toekomstige vorderingen zal opleveren'."<br />
Met andere woorden, ook aan de <strong>voor</strong> eessie en open bare verpanding geldende vereisten<br />
is een beperking inherent, die het zou kunnen <strong>recht</strong>vaardigen dat wat goederen<strong>recht</strong>elijk<br />
kan, ook in faillissement stand houdt. De beperlcing die geldt <strong>voor</strong> de mogelijkheid<br />
van stille verpanding is echter gelegen in een eigenschap waaraan de vordering<br />
dient te voldoen: zij dient <strong>voor</strong>t te vloeien uit een reeds bestaande <strong>recht</strong>sverhouding.<br />
Bij de cessie en de open bare verpanding is de beperking niet gelegen in een eigenschap<br />
van de vordering, maar juist in de leveringshandeling zelf.<br />
4.5 Toepassing van het 'grondslag-criterium' op verpanding en cessie<br />
Wij zijn van mening dat wat art. 3:239 lid 1 BW toestaat, ook in geval van<br />
faillissement van de pandgever zou moeten standhouden. Dit zou betekenen<br />
dar degene aan wie <strong>voor</strong> de faillietverldaring vorderingen uit reeds bestaande<br />
<strong>recht</strong>sverhoudingen (bestaande en relatief toekomstige vorderingen) verpand<br />
zijn, in het faillissement van de pandgever als pandhouder separatist is.<br />
Dezelfde bescherming dient toe te komen aan de verkrijger van relatief toekomstige<br />
vorderingen. De cessionaris van vorderingen die <strong>voor</strong>tvloeien uit<br />
ten tijde van de faillietverldaring bestaande <strong>recht</strong>sverhoudingen wordt in<br />
onze benadering derhalve <strong>recht</strong>hebbende van de vorderingen. Er is geen<br />
goede reden om de verkrijger van dergelijke vorderingen op een andere wijze<br />
te behandelen dan de <strong>recht</strong>hebbende van een stil pand<strong>recht</strong>. Er is weliswaar<br />
een verschil tussen de stille verpanding enerzijds en de cessie en openbare<br />
verpanding anderzijds. In tegenstelling tot bij stille verpanding is <strong>voor</strong><br />
de overdracht en openbare verpanding van vorderingen die ontstaan uit later<br />
gesloten overeenkomsten geen nieuwe levering of vestiging vereist.<br />
Als <strong>voor</strong> de faillietverklaring ontstane vorderingen kunnen niet alleen vorderingen<br />
worden aangemerkt die <strong>voor</strong>tvloeien uit ten tijde van de cessie reeds bestaande overeenkomsten,<br />
maar ook vorderingen uit onderliggende overeenkomsten die gesloten<br />
zijn in het tijdvak tussen de cessie bij <strong>voor</strong>baat en de dag van faillietverklaring. Dergelijke<br />
vorderingen zijn toekomstige vorderingen ten tijde van de cessie bij <strong>voor</strong>baat,<br />
maar worden bestaande vorderingen zodra de betreffende onderliggende overeenkomst<br />
tot stand komt.<br />
Dit betekent evenwel niet dat de cedent door middel van een leveringshandeling<br />
aile vorderingen uit na de cessie gesloten overeenkomsten faillissementsbestendig<br />
kan overdragen. Mededeling aan de debitor cessus blijft<br />
immel'S vereist, met als gevolg dat in de regel aIleen de cessie bij <strong>voor</strong>baat van<br />
29 ParI. Geseh. Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1338.<br />
58<br />
4 TOEKOMSTIGE VORDERINGEN IN DE ZIN VAN ART. 35 FW<br />
vorderingen uit overeenkomsten met bestaande handelsrelaties in overdracht<br />
resulteert. Hier geldt dat de mededeling 'reeds een praktisch voldoende<br />
belangrijke beperking van de verpanding of cessie van toekomstige<br />
vorderingen zal opleveren'. 30<br />
Een <strong>voor</strong>deel dat aan onze benadering verbonden is dat deze resulteert in<br />
een consistente regeling van de verhaalsmogelijkheden van crediteuren in en<br />
buiten faillissement. Zowel bij individueel verhaal (beslag) als bij collectief<br />
verhaal (faillissement) is de prioriteitsregel beslissend <strong>voor</strong> de vraag of de<br />
concurrente crediteuren zich op de vorderingen kunnen verhalen. Noch een<br />
individueel beslag noch het algemene faillissementsbeslag kan afbreuk doen<br />
aan de <strong>recht</strong>en van degene aan wie eerder een relatief toekomstige vordering<br />
gecedeerd of verpand is.<br />
Stel dat de cedent A vorderingen uit reeds bestaande <strong>recht</strong>sverhoudingen verkocht en<br />
gecedeerd heeft aan cessionaris B. Crediteuren X, Y en Z kunnen zich niet door middel<br />
van een na de cessie gelegd executoriaal beslag op deze vorderingen verhalen. Wanneer<br />
men deze vorderingen evenwel als toekomstige vorderingen aanmerkt, kunnen X,<br />
Y en Z door het aanvragen van A's faillissement wei degelijk bewerkstelligen dat de<br />
vorderingen vatbaar worden <strong>voor</strong> (collectief) verhaa!. Die vorderingen die op de dag<br />
van faillietverklaring nog toekomstig zijn vallen immel'S vanwege art. 35 lid 2 Fw in de<br />
failliete boede!. Wij zien niet in waarom het belang van de gezamenlijke crediteuren<br />
van A (X, Y en Z) ineens zou moeten prevaleren boven dat van de individuele crediteur<br />
B." Een dergelijk resultaat zou kUIlIlenleiden tot 'trigger-happy' crediteuren, die<br />
eerder ,dan, normalerwijze het geval zou zijn zouden aansturen op een faillissement van<br />
hun debiteur. Neemt men aan dat vorderingen die <strong>voor</strong>tvloeien uit ten tijde van de cessie<br />
bestaande overeenkomsten bestaande vorderingen zijn dan wordt dit onbillijke<br />
resultaat vermeden. De vorderingen bevinden zich immers reeds ten tijde van de cessie<br />
in het vermogen van cessionaris B.<br />
Wij zouden derhalve in het kader van toepassing van art. 35 lid 2 Fw aIle vorderingen<br />
die hun grondslag vinden in een reeds bestaande <strong>recht</strong>sverhouding<br />
(bestaande en relatief toekomstige vorderingen) als bestaande vorderingen<br />
willen aanmerken. De leer in de arresten van de Hoge Raad, dat het feit dat<br />
een vordering haar grondslag heeft in een reeds bestaande <strong>recht</strong>sverhouding<br />
nog niet betekent dat de vorderingen <strong>voor</strong> toepassing van art. 35 lid 2 Fw als<br />
bestaande goederen geld en, zou derhalve verlaten dienen te worden.32<br />
30 ParI. Gesch. Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1338.<br />
31 In dezelfde zin, ].H.M. van Swaaij, Beschikken en reehtsovergang, diss. Groningen, 's-Gravenhage<br />
2000 (hiema: 'Van Swaaij, diss.'), p. 240.<br />
32 In het bijzonder HR 26 rna an 1982, N] 1982,615 SOS/ABN; HR 30 januari 1987, NJ 1987,<br />
530 (WUH/Emmerig q.q).<br />
59