29.11.2012 Views

Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht

Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht

Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

4 TOEKOMSTIGE VORDERINGEN IN DE ZIN VAN ART, 35 FW<br />

en met de overeenkomst, die immers de sc!JlIldeischer de bevoegdheid geeft, een ander<br />

in zlj'n plaats te stellen.' (cursivering toegevoegd)."<br />

Het is dan ook in het bijzonder bij roerende zaken dat art. 35 lid 2 Fw een<br />

zelfstandige functie vervult naast de vereisten die gelden <strong>voor</strong> overdracht,"<br />

door <strong>voor</strong> faillissementssituaties grenzen te stellen aan de ruime mogelijkheid<br />

van overdracht van toekomstige zaken en aldus de uitholling bij <strong>voor</strong>baat<br />

van het verhaalsaansprakelijke vermogen van de debiteur te <strong>voor</strong>komen.<br />

Aan de door ons <strong>voor</strong>gestelde benadering ten aanzien van vorderingen<br />

op naam is een dergelijke bescherming inherent."<br />

'In art. 35 lid 2 Fw wordt gesteld dat goederen die op de dag van faillietverldaring<br />

nog toekomstig zijn, deel gaan uitmaken van de boede!. Deze bepaling<br />

heeft een <strong>recht</strong>spolitieke achtergrond. Zij beoogt een grens te stellen aan<br />

het op ruime schaal lever en en verpanden van toekomstige goederen: <strong>voor</strong>­<br />

; komen dient te worden dat de boede! benadeeld wordt doordat een of meer<br />

!bepaalde crediteuren separatist zijn met betrekking tot goederen die na de<br />

faillietverklaring van de beschikker verkregen worden.» In de woord'en van<br />

de wetgever:<br />

'Het gaat uit van de gedachte dat de boede! niet moet kunnen worden benadee!d door<br />

een zodanige levering van goederen die de schuldenaar op de dag van faillietverklaring<br />

zelf nog niet verkregen heeft. De regel moet <strong>voor</strong>al in verband worden gezien met de<br />

mime schaal waarop in afdeling 3.9.2 tliellw B. W. het bij <strong>voor</strong>baat bezitloos verpanden<br />

van toekomstige goederen wordt toegelaten. Dit zou bezwaren gaan opleveren, als het<br />

pand<strong>recht</strong> zelfs ten aanzien van nil de faillietverklaring door de schuldenaar verkregen<br />

goederen nog werking kan hebben.'16 (cursivering toegevoegd).<br />

De wetgever had dus blijkbaar <strong>voor</strong>al de vuistloze ('bezitloos') verpanding<br />

van roerende zaken op het oog, bij het invoeren van art. 35 lid 2 Fw.<br />

22 Ph. A.N. Houwing, Praeadviezen over Overdracht van toekomstige <strong>recht</strong>en, Broederschap<br />

van Candidaat-Notarissen 1940, p. 83.<br />

23 Bij registergoederen heeft men evenmin art. 35 lid 2 BW nodig, teneinde de overige faillissementscrediteuren<br />

te beschermen tegen bij <strong>voor</strong>baat verrichte beschikkingshandelingen.<br />

Deze zijn immers niet mogelijk bij registergoederen (art. 3:97 lid 1 BW, art. 3:260 jo. art. 3:98<br />

BW).<br />

24 In vergelijkbare zin, <strong>voor</strong> het Duitse <strong>recht</strong>, Miinchener Kommentar (Roth), § 398, RdNr. 80-<br />

83 (zie hierboven § 3.3).<br />

25 Zie ParI. Gesch, Wijziging Rv. e.a.w. (Inv. 3, 5 en 6), p. 381; Asser-Mijnssen-De Haan, nr.<br />

299; Struycken, Het bepaaldheidsvereiste in ontwikkeling, p, 136- \3 7 en WPNR 6366<br />

(1999), p. 581.<br />

26 ParI. Gesch. Wijziging Rv. e.a.W. (Inv. 3, 5 en 6), p. 381.<br />

56<br />

4 TOEKOMSTIGE VORDERINGEN IN DE ZIN VAN ART. 35 FW<br />

De wetgever staat de stille verpanding van vorderingen op naam toe, indien<br />

de vorderingen <strong>recht</strong>streeks zullen worden verkregen uit een reeds bestaande<br />

<strong>recht</strong>sverhouding. Deze beperking was aanvankelijk niet in de wet opgenomen:<br />

art. 3.9.2.3 (eindtekst 1980) bepaalde eenvoudigweg dat vorderingen<br />

op naam door middel van een authentieke akte of een geregistreerde onderhandse<br />

akte verpand konden worden. Het vereiste dat de verpande vorderingen<br />

<strong>recht</strong>streeks dienen te worden verkregen uit ten tijde van de vestiging<br />

reeds bestaande <strong>recht</strong>sverhoudingen is pas bij de invoeringswetgeving in de<br />

wet opgenomen, als remedie tegen:<br />

'de thans vrijwel onbeperkte mogelijkheid overeenkomstig artikeI3.9.2.3 op toekomstige<br />

vorderingen stil pand<strong>recht</strong> te vestigen, hetgeen ten koste zou kunnen gaan van de<br />

gewone schuldeisers die in de praktijk in belangrijke mate op derdenbeslag zijn aangewezen,I17<br />

Aldus heeft de wetgever welbewust de mogelijkheid van stille verpanding<br />

van vorderingen aan banden ge!egd, teneinde de verhaalsmogelijkheden van<br />

de overige crediteuren te beschermen. Dezelfde functie wordt door art. 35<br />

lid 2 Fw vervuld ten aanzien van de levering en verpanding van roerende<br />

zaken.<br />

Art. 3:239 lid 1 BW heeft dezelfde ratio als art. 35 lid 2 Fw. Beide bepalingen<br />

kunnen als een wettelijke uitwerking van het beginsel der paritas creditorum<br />

worden gezien. Wij zouden art. 3:239 lid 1 BW in verhouding tot art.<br />

35 lid 2 Fw als een soort 'lex specialis' willen beschouwen:" voldoet een verpanding<br />

aan het criterium van art. 3:239 lid 1 BW dan is er geen sprake van<br />

een toekomstig goed in de zin van art. 35 lid 2 Fw. Slechts vorderingen die<br />

een grondslag ontberen in een op de faillissementsdatum reeds bestaande<br />

<strong>recht</strong>sverhouding, zijn toekomstige goederen in de zin van art. 35 lid 2 Fw.<br />

Absoluut toekomstige vorderingen worden getroffen door art. 35 lid 2 Fw,<br />

relatief toekomstige vorderingen niet.<br />

Men zou overigens nog verder kunnen gaan en als regel kunnen formuleren dat bij vorderingen<br />

aile beschikkingshandelingen bij <strong>voor</strong>baat faillissementsbestendig kunnen<br />

geschieden. In de parlementaire geschiedenis wordt immers opgemerkt dat bij openbare<br />

verpanding en cessie het vereiste van een reeds bestaande <strong>recht</strong>sverhouding niet<br />

27 ParI. Gesch, Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1337.<br />

28 Voor zover men art. 35 lid 2 Fw wil zien als een uitwerking van art. 23 Fw, geldt dat art. 3:239<br />

lid 1 BW oole ten opzichte van art. 23 Fw heeft te gelden als een lex specialis.<br />

57

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!