Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht
Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht
Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
loDE OVERGANG VAN DANK·· EN KREDIETZEKERHEIDSRECHTEN<br />
Welke uitleg ligt nu het meest <strong>voor</strong> de hand? N aar onze mening is dat de uitleg<br />
genoemd onder (3). Wij zouden, anders dan de Hoge Raad in 1927 deed,<br />
<strong>voor</strong> het huidige <strong>recht</strong> als uitgangspunt willen nemen dat een bank- of krediethypotheek<strong>recht</strong><br />
in geval van cessie geheel of gedeeltelijk overgaat op de<br />
cessionaris, ongeacht of de bank- of kredietrelatie is geeindigd. In de woorden<br />
van Meijers: er geldt een 'vermoeden van overdraagbaarheid'. De<br />
bewoordingen van een doorsnee bankhypotheek- of krediethypotheekakte<br />
zijn onzes inziens duidelijk. De clausule dat het hypotheek<strong>recht</strong> strekt tot<br />
zekerheid van al hetgeen de hypotheekhouder 'uit welken hoofde ook' heeft<br />
te vorderen (bankhypotheek) of van al hetgeen verschuldigd is of wordt ter<br />
zake van een bepaald krediet (krediethypotheek), wijst duidelijk op een partijbedoeling<br />
het hypotheek<strong>recht</strong> afhankelijk te doen zijn van elke vordering<br />
die uit de bank- of kredietrelatie <strong>voor</strong>tvloeit. 1o Indien de bewoordingen van<br />
een bank- of krediethypotheekclausule er niet op wijzen dat het hypotheek<strong>recht</strong><br />
is gevestigd <strong>voor</strong> de restantvordering, dan kan het hypotheek<strong>recht</strong><br />
naar onze mening niet anders dan afhankelijk zijn van elke afzonderlijke<br />
vordering die <strong>voor</strong>tvloeit uit de bank- of kredietrelatie. Zoals wij<br />
hier<strong>voor</strong> reeds hebben opgemerkt, kent het Nederlandse <strong>recht</strong> niet de hypo- '<br />
theek die accessoir is aan de tussen hypotheelcgever en hypotheeknemer<br />
bestaande <strong>recht</strong>sverhouding. De enige vraag die dan overblijft, is of als hoofdregel<br />
moet worden aanvaard dat een bank- of krediethypotheek<strong>recht</strong> een<br />
hoogstpersoonlijk karakter heeft, zodat het niet <strong>voor</strong> overgang in geval van<br />
cessie vatbaar is. Deze vraag kan naar onze mening ontkennend worden<br />
beantwoord. De bewoordingen van een doorsnee bank- of krediethypotheekclausule<br />
geven in ieder geval geen enkele aanleiding om te veronderstellen<br />
dat het hypotheek<strong>recht</strong> een hoogstpersoonlijk karakter heeft. ICon<br />
men in het veri eden nog verdedigen dat de aard van de <strong>recht</strong>sverhouding<br />
tussen bank en client met zich bracht dat een bank- of krediethypotheek<strong>recht</strong><br />
een hoogstpersoonlijk karakter bezat, in deze tijd lijkt ons deze stelling<br />
echter niet meer op te gaan.<br />
Men zou hiertegen kunnen aanvoeren dat de bewoordingen van de hypotheekakte niet<br />
doorslaggevend zijn. Bij contractsuitleg kan immers niet met een zuiver taalkundige<br />
benadering worden volstaan. Beslissend is de betekenis die partijen in de gegeven<br />
omstandigheden over en weer aan de omschrijving van de vorderingen waar<strong>voor</strong><br />
hypotheek is verleend, mochten toekennen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar<br />
mochten verwachten. Wij zouden willen aannemen dat tegenwoordig in het merendeel<br />
10 Anders Fesevllr, Kwartaalbericht Nieuw BW 1990, p. 63, die van mening is dat in het algemeen<br />
moet worden uitgegaan van de bedoeling dat het hypotheek<strong>recht</strong> is gevestigd <strong>voor</strong> de<br />
restantvordering die de hypotheekhouder bij het einde van de bankrelatie op de hypotheekgever<br />
heeft.<br />
144<br />
10 DE OVERGANG VAN BANK- EN KREDJETZEKERHEIDSRECHTEN<br />
van de gevallen verstrekkers van hypothecair krediet erop mogen vertrouwen dat in<br />
geval van cessie van een mede door het hypotheek<strong>recht</strong> gedekte vordering het hypotheek<strong>recht</strong><br />
de gecedeerde vordering geheel of gedeeltelijk voigt, ongeacht of de bankof<br />
kredietrelatie is geeindigd. Daartegen zou men kunnen aanvoeren dat de schuldenaar<br />
belang kan hebben bij uitsluiting van de mogelijkheid van een overgang van het<br />
hypotheek<strong>recht</strong> op een <strong>recht</strong>sopvolger van zijn schuldeiser, welk belang zwaarder<br />
weegt dan dat van de schuldeiser. De schuldenaar zou immers geconfronteerd kU11l1en<br />
worden met een cessionaris die een strenger incassobeleid voert en derhalve wei eens<br />
eerder tot uitwinning van het hypotheek<strong>recht</strong> zou kunnen besluiten dan de cedent<br />
gedaan zou hebben. Naar onze mening snijdt dit argument geen hout. Reeds het feit<br />
dat de hypothecaire vordering zelf <strong>voor</strong> overdracht vatbaar is, maakt het mogelijk dat<br />
de schuldenaar een nieuwe schuldeiser tegenover zich ziet die minder coulant is dan<br />
zijn <strong>voor</strong>ganger.<br />
Ter <strong>voor</strong>koming van iedere twijfel zou men in de hypotheekakte kunnen bepalen dat<br />
in geval van cessie (of ruimer: overgang) van een door het hypotheek<strong>recht</strong> gedekte vcrdering,<br />
het hypotheek<strong>recht</strong> geheel of gedeeltelijk overgaat op de cessionaris. In dat<br />
geval kan er geen twijfelmeer over bestaan dat het hypotheek<strong>recht</strong> (mede) accessoir is<br />
aan de gecedeerde vordering en dat het hypotheek<strong>recht</strong> geen hoogstpersoonlijk <strong>recht</strong><br />
is dat niet <strong>voor</strong> overgang vatbaar is.<br />
Naar onze mening geldt als hoofdregel dat de cessionaris van een door een<br />
bank- of krediethypotheek<strong>recht</strong> verzekerde vordering een gedeelte van het<br />
hypotheek<strong>recht</strong> verkrijgt. De cessie van een vordering die is versterkt met<br />
een bank- of krediethypotheek<strong>recht</strong>, verschilt in juridisch opzicht niet<br />
wezenlijk van de cessie van een gedeelte, van een vordering waar<strong>voor</strong> een<br />
vaste hypotheeic is gevestigd. Aigemeen wordt aangenomen dat ook in dat<br />
geval de cessionaris een gedeelte van het hypotheek<strong>recht</strong> verkrijgt." Hetzelfde<br />
geldt <strong>voor</strong> een vaste hypotheek die is verleend <strong>voor</strong> twee of meer<br />
bestaande vorderingen, waarna een van deze vorderingen in haar geheel<br />
wordt gecedeerd. Ook in dat geval verkrijgt de cessionaris een gedeelte van<br />
het hypotheek<strong>recht</strong>. Het feit dat het bank- of krediethypotheek<strong>recht</strong> mede<br />
strekt tot zekerheid van ten tijde van de cessie nog toekomstige vorderingen<br />
die min of meer onbepaald zijn, staat de overgang van een deel van het hypotheek<strong>recht</strong><br />
niet in de weg. Dit is slechts anders indien uit de omschrijving<br />
van de vorderingen waar<strong>voor</strong> hypotheek is verleend, voIgt dat het hypotheek<strong>recht</strong><br />
een persoonlijk karaher he eft, dan wel is gevestigd <strong>voor</strong> de restantvordering<br />
bij beeindiging van de bank- of kredietrelatie.<br />
II Zie ParI. Gesch. Boek 6, p. 528, p. 534 en p. 560; A.A. van Velten, WPNR 6141 (1994), p.<br />
422; PolakNan Mierlo, Verstrekking van zekerheden, p .. 44; M.P. van Achterberg en A.B.<br />
Brakel, Kredietverlening door een groep van banken en de vestiging van zakelijke zekerheden,<br />
De NV 1998, p. 70; Van 't Westeinde, WPNR 6371 (1999), p. 689 en Mon. Nieuw B\'(/,<br />
B-44 (Van Achterberg), ms. 9 en 10.<br />
145