Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht
Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht
Cessie - Vereniging voor burgerlijk recht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
9 <strong>Cessie</strong> en het <strong>recht</strong> op ontbinding<br />
9.1 Heersende leer: het <strong>recht</strong> op ontbinding is geen neven<strong>recht</strong><br />
Als gevolg van de cessie verkrijgt de cessionaris niet aileen de gecedeerde<br />
vordering, maar in beginsel tevens de bij de vordering behorende neven<strong>recht</strong>en,<br />
zo voIgt uit art. 6: 142 BW. Het wezenskenmerk van een neven<strong>recht</strong><br />
is dat het verbonden is aan een vordering. Algemeen wordt aangenomen dat<br />
de neven<strong>recht</strong>en moeten worden onderscheiden van de <strong>recht</strong>en die niet zijn<br />
verbonden aan een vordering, maar die deel uitmaken van de gehele <strong>recht</strong>sverhouding<br />
tussen de schuldenaar en de oorspronkelijke schuldeiser.' Derhalve<br />
gaan de wils<strong>recht</strong>en van ontbinding en vernietiging van de cedent in<br />
geval van cessie niet over op de cessionaris. Deze <strong>recht</strong>en zijn, althans zo<br />
wordt vrij algemeen aangenomen, niet verbonden aan een vordering, maar<br />
aan de gehele <strong>recht</strong>sverhouding waaruit de gecedeerde vordering <strong>voor</strong>tspruit.<br />
Ten aanzien van het <strong>recht</strong> op ontbinding oordeelde de Hoge Raad in<br />
1958 dat dit <strong>recht</strong> slechts toekomt aan degene die partij bij de overeenkomst<br />
is.' Hetgeen geldt <strong>voor</strong> de <strong>recht</strong>en van ontbinding en vernietiging geldt<br />
evenzeer <strong>voor</strong> de bevoegdheid van opzegging van een duurovereenkomst en<br />
het <strong>recht</strong> van reclame. Ook hier gaat het om bevoegdheden die strekken tot<br />
beeindiging van de gehele <strong>recht</strong>sverhouding tussen schuldenaar en cedent en<br />
zij zijn derhalve geen neven<strong>recht</strong>en.'<br />
In de literatuur zijn ook andere zienswijzen verdedigd. Volgens sommige auteurs zou<br />
moeten worden onderscheiden tussen cessie van een enkel vorderings<strong>recht</strong> en cessie<br />
van aile <strong>recht</strong>en uit de overeenkomst russen schuldenaar en cedent. In het eerste geval<br />
zou de cessionaris het <strong>recht</strong> om de overeenkomst re ontbinden niet verkrijgen, in her<br />
Zie HR 12 november 1999, RvdW 1999, 170C en Pitlo/Reehuis, Heisterkamp, nr. 274; Asser<br />
Hartkamp 4-I, nr. 566 en Snijders/Rank-Berenschot, Goederen<strong>recht</strong>, nr. 48.<br />
2 Zie HR 7 maarr 1958, NJ 1958,278, m.nt. LEHR (Claassen/Schattenkerk).<br />
3 Zie Asser-Hartkamp 4-1, nr. 566 en Mon. Nieuw BW B-44 (Van Achterberg), nr.12.<br />
130<br />
9 CESSIE EN HET RECHT OP ONTBINDING<br />
tweede geval wel.< Kamphuisen gaat nog verder en he eft het standpunt ingenomen dat<br />
ook in geval van de cessie van een enkele vordering de cessio naris het <strong>recht</strong> op ontbinding<br />
en vernietiging verkrijgt.' Ook ter zake van subrogatie in een vordering uit overeenkomst<br />
is in de literatuur weI verdedigd dar de gesubrogeerde tevens het <strong>recht</strong> op<br />
ontbinding verkrijgt, zij het dat sommigen daar<strong>voor</strong> als <strong>voor</strong>waarde stellen dat de<br />
gehele schuld door de gesubrogeerde moet zijn voldaan en niet slechts een dee! daarvan."<br />
Over het algemeen wordt echter ook <strong>voor</strong> subrogatie betoogd dat de gesubrogeerde<br />
niet treedt in de wils<strong>recht</strong>en van ontbinding en vernietiging. Interessant is de<br />
vraag of het <strong>recht</strong> op ontbinding <strong>voor</strong> zelfstandige overdracht vatbaar is en derhalve<br />
aan de cessionaris kan worden overgedragen. De literaruur is verdeeld over deze kwestie.'<br />
In de jurisprudentie is de zelfstandige overdraagbaarheid een enkele keer aanvaard,<br />
maar ook afgewezen."<br />
Art. 3:246 lid 2 BW bepaalt dat in geval van een openbaar pand<strong>recht</strong> de pandhouder de<br />
bevoegdheid tot opzegging toekomt, indien de vordering niet opeisbaar is, maar door<br />
opzegging opeisbaar gemaakt kan worden. De pandhouder is jegens de pandgever<br />
gehouden niet node!oos van deze bevoegdheid gebruik te maken. Eenze!fde regeling<br />
ge!dt in geval van beslag (zie art. 477 lid 4 Rv). Hierbij kan bij<strong>voor</strong>bee!d worden<br />
gedacht aan een vordering tot terugbetaling van een lening die opeisbaar gemaakt kan<br />
worden door de overeenkomst van verbruildeen op te zeggen. Wij zouden willen aannemen<br />
dat ook de cessionaris deze bevoegdheid toekomt.<br />
4 Aldus N.K.F. Land, Verklaring van het Burgerlijk Wetboek, vijfde dee!, 2e druk, Haarlem<br />
1915-1932, p. 121; G. Diephuis, Het Nederlandsch Burgerlijk Recht, elfde dee!, Groningen<br />
1888, p. 353; L.C. Hofmann, Het Nederlandsch Verbintenissen<strong>recht</strong>, tweede deel, De bijzondere<br />
overeenkomsten, Groningen 1936, p. 92. Vgl. ook Rb. Haarlem 2 november 1920,<br />
NJ 1920, 1167 waar overgang Van het <strong>recht</strong> op ontbinding werd aanvaard. Vgl. verder Wiarda,diss.,<br />
p. 329.<br />
5 Zie Asser-Kamphuisen III, derde stuk, Bijzondere overeenkomsten I, Zwolle 1945, p. 155. Zo<br />
ook Pitlo/Wolffensperger/Frenkel, Benoemde overeenkomsten, 8e druk, Arnhem 1979, p.<br />
54, die aanneemt dat cessie van de gehele vordering aanleiding geeft aan te nemen dar ook het<br />
<strong>recht</strong> op ontbinding in de cessie is betrokken. DaartegenJ.H. Beekhuis in zijn noot onder HR<br />
19 juni 1964, NJ 1965,341.<br />
6 Zie Pitlo/Wolffensperger/Frenke!, Benoemde overeenkomsten, Be druk, Arnhem 1979, p.<br />
387; A.R. de Bruijn, RM Themis 1944, p. 102; C.L.K. van Gorkum, WPNR 3384 (1934), p.<br />
474 en p. 475; G. Diephuis, Het Nederlandsch Burgerlijk <strong>recht</strong>, tiende dee!, Groningen 1886,<br />
p. 563 en]. Kappeyne van de Coppello, Themis 1851, p. 385 e.v. en Themis 1852, p. 14 e.v.<br />
7 Bevestigend (onder omstandigheden) A.W:]. van Vrijberghe de Coningh, Subrogatie, Zwolle<br />
1943, p. 27;J.H. Beekhuis, noot onder HR 19 juni 1964, NJ 1965,341 en L.E.H. Rutten, noot<br />
onder HR 7 maart 1958, NJ 1958,278. Ontkennend Wiarda, diss., p. 329; Asser-Mijnssen-De<br />
Haan, Zwolle 1992, nr. 367; Verbintenissen<strong>recht</strong> (A.I.M. van Mierlo), aant. 20 bij art. 6:142 en<br />
(met be trekking tot het <strong>recht</strong> van reelame) H.A.G. Fikkers, Recht van reelame, diss. Rotterdam<br />
1992, p. 118-119.<br />
8 Overdraagbaarheid wenl aanvaard door Hof Amsterdam 23 februari 1939, NJ 1939, 879 en<br />
Hof 's-Hertogenbosch 1 oktober 1975, NJ 1976,294 en afgewezen door Hof Arnhem 26 juni<br />
1963, re kennen uir HR 19 juni 1964, NJ 1965,341.<br />
131