V e r w i j z i n g v a n s l e c h t z i e n d e n e n b l i n d e n m e t d i a b e t i s c h e r e t i n o p a t h i ev o o r v i s u e l e r e v a l i d a t i eBewijsklassetabel voor verwijzing voor revalidatie.Onderwerp Conclusie Organisatie Op basis van deonderzoek(en)Rendement vanverwijzing- Oogzorgverleners moeten letten op de gevolgen van slechtziendheid. AAO AAO’01 (RL)- Het is zinvol om te verwijzen naar een zorgverlener die ervaring heeft in de revalidatie van blinden en slechtzienden. AAO AAO’01 (RL)- De kwaliteit van leven en het dagelijks functioneren van patiënten met een visuele handicap verbeteren doorverstrekking van low-vision-hulpmiddelen en verwijzing naar revalidatiecentra.SIGN Leat 1994, Kalafat1993, VanZandt 1994,LVSCG1999- Circa 80% van de patiënten gebruikt hulpmiddelen blijvend en naar tevredenheid. NOG Van Rens, Harper, Rinnert,Neve, Hinds, Watson 1997,Watson 2001- Over het algemeen verbetert de (visus-specifieke) kwaliteit van leven na hulpmiddelenverstrekking of verwijzing. NOG Scott, Harper, Rinnert,Leat, Hinds, Wolffsohn,McCabe- Training in het gebruik van hulpmiddelen lijkt een gunstig effect te hebben. NOG Nilsson, Szlyk- De resultaten van onderzoeken naar voorspellers van succes van hulpmiddelenverstrekking/revalidatie sprekenelkaar tegen.NOG Watson 1997, Watson2001, LeatMoment vanverwijzing- Verwijs voor revalidatie (gespecialiseerde optometrist/regionaal revalidatiecentrum) bij een hulpvraag en bijvisus # 0,3/leesvisus # 0,25/diameter gezichtsveld # 30°.NOG Mening van de werkgroep(aanbeveling)- Ook bij een restvisus tussen 0,3 en 0,5 kan, indien sprake is van een duidelijke hulpvraag en hiervoor onvoldoendetherapeutische mogelijkheden bestaan in de reguliere oogheelkundige praktijk, een verwijzing naar eenvorm van revalidatie gerechtvaardigd zijn.NOG Mening van de werkgroep(aanbeveling)79
D i a b e t i s c h e r e t i n o p a t h i eblinden of slechtzienden zinvol is bij enerzijds een hulpvraag en anderzijds een visusvan 0,3 of minder, een leesvisus van 0,25 of minder, of een gezichtsvelddiameter van30° of minder. Deze waarden zijn conform de WHO-criteria voor slechtziendheid.• Indien sprake is van een duidelijke hulpvraag en hiervoor onvoldoende mogelijkhedenbestaan in de reguliere oogheelkundige praktijk, stelt de NOG-richtlijnwerkgroepdat verwijzing ook gerechtvaardigd kan zijn bij een visus tussen de 0,3 en 0,5,bij onvoldoende leesvermogen met een leesadditie van +4, bij een gezichtsveldbeperkinganders dan concentrisch van 30° of minder, en bij ernstige hinder van licht.Deze consensus vormt het best beschikbare bewijs en wordt daarom door de huidigewerkgroep overgenomen.Aanbevelingen8.1 Verwijs naar een gespecialiseerde optometrist of een regionaal revalidatiecentrumvoor blinden en slechtzienden bij enerzijds een hulpvraag en anderzijdseen visus van 0,3 of minder, een leesvisus van 0,25 of minder, of eengezichtsvelddiameter van 30° of minder.8.2 Indien bij een duidelijke hulpvraag onvoldoende mogelijkheden bestaan inde reguliere oogheelkundige praktijk, kan verwijzing ook gerechtvaardigdzijn bij een visus tussen de 0,3 en 0,5, bij onvoldoende leesvermogen meteen leesadditie van +4, bij een gezichtsveldbeperking anders dan concentrischvan 30° of minder, en bij ernstige hinder van licht.Literatuur1. Boer MR de, Langelaan M, Jansonius NM, Rens GHMB van. Verwijzing naar revalidatie bij blijvende visuele beperkingen;richtlijn NOG. Ned Tijdschr Geneesk 2005;149(27):1502-4.2. American Academy of Ophthalmology. Vision rehabilitation for adults. San Francisco (CA): American Academyof Ophthalmology, 2001.3. <strong>Richtlijn</strong> SIGN 2002 (zie appendix 1).4. Richtijn AAO 2003 (zie appendix 1).5. Rens GHMB van, Chmielowski RJ, Lemmens WA. Results obtained with low vision aids. A retrospective study.Doc Ophthalmol 1991;78(3-4):205-10.6. Harper R, Doorduyn K, Reeves B, Slater L. Evaluating the outcomes of low vision rehabilitation. OphthalmicPhysiol Opt 1999;19(1):3-11.7. Rinnert T, Lindner H, Behrens-Baumann W. At home utilization of low-vision aids by the visually impaired. KlinMonatsbl Augenheilkd 1999;215(5):305-10.8. Neve JJ, Korten WE, Jorritsma FF, Kinds GF, Legein CP. The Visual Advice Centre, Eindhoven, The Netherlands.An intervenient evaluation. Doc Ophthalmol 1992;82(1-2):15-23.9. Hinds A, Sinclair A, Park J, Suttie A, Paterson H, Macdonald M. Impact of an interdisciplinary low vision serviceon the quality of life of low vision patients. Br J Ophthalmol 2003;87(11):1391-6.80