Richtlijn Diabetische retinopathie - Nederlands Oogheelkundig ...
Richtlijn Diabetische retinopathie - Nederlands Oogheelkundig ... Richtlijn Diabetische retinopathie - Nederlands Oogheelkundig ...
Hoofdstuk 5DiagnostiekInleidingIn dit hoofdstuk worden aanbevelingen gedaan voor de diagnostiek van diabetischeretinopathie. Onder diagnostiek wordt verstaan de bepaling van de ernst van de diabetischeretinopathie; diagnostiek wordt door oogartsen verricht.Uitgangsvragen• Welke methode heeft de voorkeur bij de diagnostiek, dat wil zeggen het bepalen vande ernst van de diabetische retinopathie?• Wanneer is aanvullend onderzoek aangewezen?5.1 Welke methode heeft de voorkeur bij de diagnostiek, dat wil zeggenhet bepalen van de ernst van diabetische retinopathie?Wetenschappelijke onderbouwingVoor de diagnostische beoordeling van de retina op diabetische retinopathie voldoenuiteraard de gouden standaarden. Zevenvelden-stereofotografie is echter zeer bewerkelijk enleent zich alleen voor researchdoeleinden. Fluorescentieangiografie is eveneens bewerkelijken bovendien invasief, het laat niet zien waar de retina verdikt is en is vooral geïndiceerdals leidraad bij de behandeling. Biomicroscopie in mydriasis is van de drie goudenstandaarden de meest geschikte methode. Indirecte funduscopie is wel als screeningsmethode,maar niet als diagnostische methode onderzocht. Directe funduscopie bleek niette voldoen als screeningsmethode en is daarmee ook niet geschikt voor de diagnostiek.Met fundusfotografie, dat wil zeggen fotografie van één of enkele velden en zonder stereobeeld,werd een marginale specificiteit bereikt die niet hoog genoeg is voor gedetailleerdediagnostiek; indien digitale 45°-fundusfotografie, van twee velden per oog, wordt uitgevoerd,worden een hogere specificiteit en sensibiliteit bereikt (zie 4.1).ConclusiesNiveau 4Van de drie gouden standaarden is biomicroscopie in mydriasis de meestgeschikte methode voor diagnostiek bij diabetische retinopathie.57
D i a b e t i s c h e r e t i n o p a t h i eOverige overwegingenBiomicroscopie in mydriasis is vanwege de mogelijkheid van stereoscopische beoordelingvan de macula van de drie gouden standaarden de meest geschikte methode vandiagnostiek voor de dagelijkse oogheelkundige praktijk, waarbij indirecte funduscopieeen aanvullende rol kan spelen.Aangezien met indirecte funduscopie geen adequate beoordeling van macula-oedeemmogelijk is, voldoet deze methode niet op zichzelf voor diagnostiek.In de oogheelkundige praktijk kan in bepaalde gevallen fundusfotografie in het kadervan taakherschikking worden toegepast bij het volgen van patiënten. Hiermee kan retinaverdikkingechter niet worden opgespoord.Aanbeveling5.1 Bij bepaling van de ernst van diabetische retinopathie (diagnostiek) dientdoor de oogarts biomicroscopie in mydriasis te worden uitgevoerd, eventueelin combinatie met indirecte funduscopie.5.2 Wanneer is aanvullend onderzoek aangewezen?Wetenschappelijke onderbouwingFluorescentieangiografie, echografie en retinale diktemetingen worden beschouwdals aanvullende onderzoeken bij de diagnostiek van diabetische retinopathie. FAGonderzoek,gouden standaard voor de detectie van diabetische retinopathie, kan beginnendediabetische retinopathie, macula-oedeem, vaatwandlekkage, retinale ischemie enneovascularisaties zichtbaar maken, die kunnen worden gemist bij funduscopie, biomicroscopieen fundusfotografie. 1,2,3Retinal thickness analyzing (RTA) en optical coherence tomography (OCT) zijn recentontwikkelde onderzoekmethoden om met name objectief macula-oedeem aan te tonen, 5(bewijskracht B) maar van deze methoden is de diagnostische kwaliteit ten tijde van hetschrijven van deze richtlijn nog niet goed onderzocht.ConclusieNiveau 2Fluorescentieangiografie geeft aanvullende informatie en kan zinvolzijn bij de diagnostiek en behandeling, onder meer om klinisch nietzichtbareneovascularisaties aan te tonen en om bij een onbegrepenvisusdaling maculaire ischemie aan te tonen.Hutchinson 158
- Page 8: Screening, diagnostiek en behandeli
- Page 11 and 12: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 13 and 14: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 15 and 16: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 17 and 18: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 19 and 20: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 22 and 23: Hoofdstuk 1Algemene inleiding1.1 Do
- Page 24 and 25: A l g e m e n e i n l e i d i n gwo
- Page 26 and 27: A l g e m e n e i n l e i d i n gzo
- Page 28 and 29: A l g e m e n e i n l e i d i n gDe
- Page 30 and 31: Hoofdstuk 2Achtergrond2.1 Pathofysi
- Page 32 and 33: A c h t e r g r o n dmellitus type
- Page 34 and 35: Hoofdstuk 3Risicofactoren en preven
- Page 36 and 37: R i s i c o f a c t o r e n e n p r
- Page 38 and 39: R i s i c o f a c t o r e n e n p r
- Page 40 and 41: R i s i c o f a c t o r e n e n p r
- Page 42: R i s i c o f a c t o r e n e n p r
- Page 45 and 46: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 47 and 48: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 49 and 50: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 51 and 52: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 53 and 54: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 55 and 56: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 57: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 61 and 62: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 63 and 64: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 65 and 66: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 67 and 68: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 69 and 70: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 71 and 72: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 73 and 74: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 75 and 76: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 78 and 79: Hoofdstuk 8Verwijzing van slechtzie
- Page 80 and 81: V e r w i j z i n g v a n s l e c h
- Page 82: V e r w i j z i n g v a n s l e c h
- Page 85 and 86: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
- Page 87: D i a b e t i s c h e r e t i n o p
Hoofdstuk 5DiagnostiekInleidingIn dit hoofdstuk worden aanbevelingen gedaan voor de diagnostiek van diabetische<strong>retinopathie</strong>. Onder diagnostiek wordt verstaan de bepaling van de ernst van de diabetische<strong>retinopathie</strong>; diagnostiek wordt door oogartsen verricht.Uitgangsvragen• Welke methode heeft de voorkeur bij de diagnostiek, dat wil zeggen het bepalen vande ernst van de diabetische <strong>retinopathie</strong>?• Wanneer is aanvullend onderzoek aangewezen?5.1 Welke methode heeft de voorkeur bij de diagnostiek, dat wil zeggenhet bepalen van de ernst van diabetische <strong>retinopathie</strong>?Wetenschappelijke onderbouwingVoor de diagnostische beoordeling van de retina op diabetische <strong>retinopathie</strong> voldoenuiteraard de gouden standaarden. Zevenvelden-stereofotografie is echter zeer bewerkelijk enleent zich alleen voor researchdoeleinden. Fluorescentieangiografie is eveneens bewerkelijken bovendien invasief, het laat niet zien waar de retina verdikt is en is vooral geïndiceerdals leidraad bij de behandeling. Biomicroscopie in mydriasis is van de drie goudenstandaarden de meest geschikte methode. Indirecte funduscopie is wel als screeningsmethode,maar niet als diagnostische methode onderzocht. Directe funduscopie bleek niette voldoen als screeningsmethode en is daarmee ook niet geschikt voor de diagnostiek.Met fundusfotografie, dat wil zeggen fotografie van één of enkele velden en zonder stereobeeld,werd een marginale specificiteit bereikt die niet hoog genoeg is voor gedetailleerdediagnostiek; indien digitale 45°-fundusfotografie, van twee velden per oog, wordt uitgevoerd,worden een hogere specificiteit en sensibiliteit bereikt (zie 4.1).ConclusiesNiveau 4Van de drie gouden standaarden is biomicroscopie in mydriasis de meestgeschikte methode voor diagnostiek bij diabetische <strong>retinopathie</strong>.57