12.07.2015 Views

koetswerk - Aclvb

koetswerk - Aclvb

koetswerk - Aclvb

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Paritair Subcomité 149.02KoetswerkLiberale Vakbond KOETSWERK - PC 149.02K O E T S W E R KParitair Subcomité 149.02Liberale Vakbond


Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>(PSC n°149.2)COLLECTIEVEARBEIDSOVEREENKOMSTENUitgave 2009-2010


INHOUDSOPGAVE000 Werkingssfeer Paritair Subcomité010 Toepassingsgebied100 Verloning110 Loonvoorwaarden111 Beroepenclassificatie112 Loonvorming115 Vergoeding aan leerlingen120 Uurlonen130 Eindejaarspremie151 Vervoerskosten160 Ecocheques200 Arbeidstijd: week, jaar, loopbaan210 Wekelijkse arbeidsduur220 Jaarlijkse arbeidsduur221 Anciënniteitsverlof230 Brugpensioen230.2007-2010 Brugpensioen na ontslag(2007 - 2010)230.2010-2013 Brugpensioen na ontslag(2010 – 2013)230.58.2007-2010 Brugpensioen vanaf 58 jaar(2007 - 2010)230.58.2010-2013 Brugpensioen vanaf 58 jaar(2010 – 2013)


233 Berekeningswijze van de aanvullendevergoeding234.56.2010 Brugpensioen vanaf 56 jaar235 Halftijds brugpensioen240 Flexibiliteit, nieuwe arbeidsregelingen242 Invoering van nieuwe arbeidsregelingen247 Sectorale omkadering van de regimesmet nachtprestaties249 Arbeidsorganisatie300 Arbeidsovereenkomsten310 Klein verlet315 Carenzdag320 Opzeggingstermijnen342 Recht op tijdskrediet en loopbaanvermindering362 Meldingsplicht contracten bepaalde duur,voor een duidelijk omschreven werk,uitzendarbeid en onderaanneming400 Vorming en tewerkstelling400 Vorming en opleiding500 Sociaal overleg510 Statuut vakbondsafvaardigingen513 Erkenning van de representatieve functie520 Vakbondsvorming530 Werkzekerheid


600 Bestaanszekerheid610 FBZ-statuten620 Bijdrage aan het Fonds630 Sectoraal pensioenstelsel700 Sociale programmatie700 Nationaal akkoord 2009-2010800 Tabellen810 Minimumlonen820a Vervoerskosten – openbaar vervoer820b Vervoerskosten – privé vervoer


K.B.: 13/03/85 B.S.: 16/04/851. InhoudToepassingsgebied van het P.S.C. voor het <strong>koetswerk</strong>.2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’s3. DuurtijdVanaf 16 april 1985 voor onbepaalde duur.


010 ToepassingsgebiedKoninklijk besluit van 13 maart 1985PARITAIR SUBCOMITEBENAMING & BEVOEGDHEIDKoninklijk besluit tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van debevoegdheid van paritaire subcomités voor de sectors die aan de metaal-, machineenelektrische bouw verwant zijn en tot vaststelling van het aantal leden ervan.Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, te weten, de ondernemingen die, metuitsluiting van die welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-,machine- en elektrische bouw of het Paritair Comité voor het garagebedrijf, zichhoofdzakelijk bezighouden met:a) de herstelling van plaatwerk en spuitwerk van het <strong>koetswerk</strong> van motorvoertuigen;b) de ombouw, de herstelling of het rechten van chassis van al dan nietgemotoriseerde wegvoertuigen;c) de constructie en de ombouw, in beperkte serie en buiten serie, van het <strong>koetswerk</strong>van al dan niet gemotoriseerde wegvoertuigen, van cabines, aanhangwagensen opleggers; onder beperkte serie en buiten serie moet begrepen worden devervaardiging op niet-industriële basis.010-1


100 Verloning110 Loonvoorwaarden111 Beroepenclassificatie112 Loonvorming115 Vergoeding aan leerlingen120 Uurlonen130 Eindejaarspremie151 Vervoerskosten160 Ecocheques


C.A.O.: 14/03/91 K.B.: 20/01/92 B.S.: 28/02/92Registratiedatum: 27/05/91Registratienummer: 27440/CO/149.2Publicatie van registratie in het B.S.: 26/10/911. Inhoud• Beroepenclassificatie:A.1. HulpwerkmanA.2. Hulpwerkman (6 maanden anciënniteit in de onderneming)B.1. Geoefende hulpwerkmanB.2. Geoefende hulpwerkman (6 maanden bedrijfsanciënniteit)C. Geschoolde werkman 2e klasseD. Geschoolde werkman 1e klasseE. Werkman buiten categorie• Verplichte vermelding van de klasse op de loonfiche (art.5)2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’sC.A.O.: 22/03/78 K.B.: 04/09/78 B.S.: 04/01/793. DuurtijdVanaf 1 januari 1991 voor onbepaalde duur.


111 BeroepenclassificatieCollectieve arbeidsovereenkomst van 14 maart 1991BEROEPENCLASSIFICATIEArtikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers enwerklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>.Artikel 2Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder“werklieden” verstaan: de werklieden of de werksters.Artikel 3HOOFDSTUK II. - BEROEPENCLASSIFICATIEDe werklieden tewerkgesteld in de in artikel 1 bedoelde ondernemingen wordenin zeven categorieën ingedeeld, rekening houdend met de aard van de uitgevoerdewerken, de vakbekwaamheid en de graad van zelfstandigheid en verantwoordelijkheidbij de uitvoering van de hun toevertrouwde werken of nog hun anciënniteit.Worden beschouwd als:A.1. Hulpwerkman:De werkman die geen speciale kennis of bijzonder lichamelijke geschiktheid moetbezitten en die de eenvoudigste werken zonder speciale richtlijnen uitvoert.A.2. Hulpwerkman (6 maanden anciënniteit in de onderneming):De werkman die geen speciale kennis of bijzonder lichamelijke geschiktheid moetbezitten en die de eenvoudigste werken zonder speciale richtlijnen uitvoert en die 6maanden anciënniteit heeft in de onderneming.111-1


B.1. Geoefende hulpwerkman:- de werkman die bekwaam is eenvoudige werken en doorgaans herhaalde werkenuit te voeren waarvoor slechts een vakopleiding uit gewoonte is vereist welke dooreen korte aanpassingsperiode wordt verworven;- de herschoolde werkman die titularis is van een attest van de VDAB, FOREM ofORBEM, voor zover het een opleiding specifiek voor de sector betreft.De verantwoordelijkheid van de geoefende hulpwerkman is strikt beperkt tot eengewoon elementair werk dat onder toezicht wordt uitgevoerd. De hulpwerkmandie zware, vuile of ongezonde werken moet verrichten wordt met deze categoriegelijkgesteld.B.2.Geoefende hulpwerkman (6 maanden anciënniteit in de categorie “geoefendehulpwerkman”):Elke werkman met een anciënniteit van 6 maanden in de categorie “B.1. Geoefendehulpwerkman”.C. Geschoolde werkman 2e klasse:- de werkman, die bekwaam is onder hogere leiding, beroepswerken uit te voeren,welke een door ervaring verkregen vakkennis vergen;- de werkman die een theoretische vakopleiding heeft genoten, aangevuld doorminstens één jaar vakpraktijk.De geschoolde werkman van tweede klasse werkt niet zelfstandig en zijnverantwoordelijkheid is beperkt.D. Geschoolde werkman 1e klasse:De werkman die bekwaam is werken te verrichten welke een normalevakbekwaamheid en verscheidene jaren ervaring vereisen, zo mogelijk aangevulddoor theoretische kennis welke onder meer in de avondschool kan worden opgedaan.De verantwoordelijkheid gaat verder dan de afwerking van het opgedragen werk enslaat op het geheel van het werk. Er wordt echter geen zelfstandige arbeid vereist.E. Werkman buiten categorie:De werkman die bekwaam is zelfstandig kwaliteitswerk uit te voeren dat een hogeregraad van vakbekwaamheid, een technische opleiding verkregen in de vakschool ofeen ervaring door lange jaren praktijk vereist.111-2


Hij dient een volledige zelfstandigheid bij de uitvoering van het werk tebezitten en moet zich van zijn verantwoordelijkheid bewust zijn en bovendienverantwoordelijkheidszin bezitten inzake ploegwerk.Artikel 4De werkman die geen theoretische opleiding heeft genoten wordt evenwel alsgeschoolde werkman 1e klasse of zelfs als werkman buiten categorie beschouwd,indien de uitvoering van werken, zoals voorzien in de bepaling van deze categorieën,volledig zelfstandig van hen worden gevergd.Daarenboven kan de werkman die slechts volgens de richtlijnen onder het toezichten de verantwoordelijkheid van een derde werkt niet op de hoogste kwalificatieaanspraak maken.De categorieën aldus op nationaal vlak omschreven zijnde, wordt de eigenlijkeclassificatie van de tewerkgestelde werklieden (naargelang van het verrichte werken op grond van de in de bepalingen opgenomen maatstaven) in de ondernemingvastgesteld.Artikel 5Op iedere individuele loonfiche en loonafrekening, overhandigd aan de werkman,moet de juiste beroepencategorie, waartoe betrokkene hoort, vermeld worden.Iedere werkman behoort noodzakelijkerwijze tot één van de beroepencategorieënvermeld onder artikel 3.Voor de vermelding volstaat het gebruik van de kenletter behorende bij iedereberoepencategorie: categorie “A.1.” of “A.2.” of “B.1.” of “B.2.” of “C.” of “D.” of “E.”.Artikel 6HOOFDSTUK III. - GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 22 maart 1978, gesloten inhet Nationaal Paritair Comité voor de sectoren welke aan de metaal-, machine- enelektrische bouw verwant zijn, tot vaststelling van de beroepenclassificatie van dewerklieden en de werksters tewerkgesteld in de <strong>koetswerk</strong>ondernemingen welkeonder dat comité ressorteren, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluitvan 4 september 1978 (Belgisch Staatsblad van 4 januari 1979).111-3


Artikel 7Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1991 en geldtvoor een onbepaalde tijd.Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van zesmaanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzittervan het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.111-4


C.A.O.: 18/06/09 K.B.: B.S.:Registratiedatum: 14/09/09Registratienummer: 94262/CO/149.2Publicatie van registratie in het B.S.: 30/09/20091. InhoudLoonvorming:Vaststelling minimumuurlonenLoonspanning voor de minimumuurlonenAfronding van de uurlonenIndexkoppeling2. Vervanging van C.A.O.’sC.A.O.: 08/07/03 K.B.: 23/06/04 B.S.: 30/08/043. DuurtijdVanaf 1 juli 2009 voor onbepaalde duur.


112 LoonvormingCollectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009LOONVORMINGIn uitvoering van artikel 5 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder“werklieden” verstaan: de werklieden of de werksters.HOOFDSTUK II. - LONENArtikel 2De minimumuurlonen van de werklieden tewerkgesteld in de bij artikel 1 bepaaldeondernemingen, worden vastgesteld door het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Artikel 3Alle verhogingen of aanpassingen van de minimumuurlonen worden op hetminimumuurloon van de hulpwerkman (spanning 100) toegepast en schommelenvoor de andere categorieën volgens de hierna bepaalde loonspanning:112-1


CategorieSpanningA.1. Hulpwerkrnan 100%A.2. Hulpwerkrnan105%(6 maanden anciënniteit in de onderneming)B.1. Geoefende hulpwerkman 111,5%B.2. Geoefende hulpwerkman (6 maanden anciënniteit 116,5%in de categorie “geoefende hulpwerkman”)C. Geschoolde werkman 2e klasse 122,5%D. Geschoolde werkman 1e klasse 130%E. Werkman buiten categorie 140%Artikel 4HOOFDSTUK III. - KOPPELING VAN DE LONENAAN HET INDEXCIJFER VAN DE CONSUMPTIEPRIJZENDe minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen zijn gekoppeld aan hetindexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks vastgesteld door de FederaleOverheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie en bekend gemaakt inhet Belgisch Staatsblad.Alle indexberekeningen worden uitgevoerd rekening houdend met de derdedecimaal en afgerond tot op het honderdste, het halve honderdste wordt tot hethogere honderdste afgerond.Artikel 5Sinds 2005 worden de minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen telkensop 1 februari aangepast aan de reële index. De aanpassing wordt berekend doorde sociale index van de maand januari van het kalenderjaar te vergelijken met desociale index van de maand januari van het voorgaande kalenderjaar.112-2


HOOFDSTUK IV. - AFRONDINGSREGELSArtikel 6Conform de wettelijke bepalingen worden alle verhogingen of aanpassingen van delonen berekend, rekening houdend met de vierde decimaal.De uitkomst van deze verhogingen of aanpassingen van de lonen wordt afgerond totop de dichtst bijgelegen eurocent.Voorbeeld- ...,0001 euro tot en met ....,0049 euro wordt afgerond naar de lagere eurocent- ....,0050 euro tot en met .....,0099 euro wordt afgerond naar de hogere eurocentArtikel 7Wanneer een verhoging samenvalt met een aanpassing, wordt de verhoging eersttoegepast.Artikel 8HOOFDSTUK V. - SLOTBEPALINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze betreffende de loonvorming,afgesloten in het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> van 8 juli 2003, algemeenverbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 23 juni 2004 (Belgisch Staatsblad van30 augustus 2004).Artikel 9Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2009en wordt gesloten voor onbepaalde duur.Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van driemaanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzittervan het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.112-3


K.B.: 20/02/95 B.S.: 19/04/541. InhoudVergoeding verschuldigd aan de leerlingen.2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’s3. DuurtijdVanaf 1 september 1994 voor onbepaalde duur.


115 Vergoeding aan leerlingenKoninklijk besluit van 20 februari 1995BEREKENINGSWIJZE VAN DE VERGOEDING DIE VERSCHULDIGD ISAAN DE LEERLINGENArtikel 1Dit besluit is van toepassing op de patroons en de leerlingen die in toepassing van de wetvan 19 juli 1983 op het leerlingenwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemersin loondienst, een leerovereenkomst hebben gesloten in de ondernemingen die tothet ressort van het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> behoren.Artikel 2De in artikel 1 bedoelde leerling heeft recht op een vergoeding waarvan het bedragovereenstemt met een bepaald percentage van het minimumloon van hulpwerkman,zoals bepaald voor de ondernemingen die tot het ressort van het Paritair subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong> behoren.Het in het eerste lid bedoelde percentage wordt als volgt vastgesteld:- 60% wanneer de leerling 15 of 16 jaar is;- 70% wanneer de leerling 17 jaar is;- 80% wanneer de leerling 18 jaar of ouder is.Artikel 3De in artikel 2 bedoelde vergoeding wordt uitgekeerd voor alle uren die als leertijdin de onderneming worden doorgebracht.Artikel 4Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1994.Artikel 5Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.115-1


C.A.O.: 18/06/09 K.B.: / / B.S.: / /Registratiedatum: 14/09/09Registratienummer: 94263/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 30/09/20091. InhoudUurlonen- Vaststelling van de minimumuurlonen- Indexkoppeling2. Vervanging van C.A.O.C.A.O.: 04/03/08 K.B.: 16/12/08 B.S.: 12/02/093. DuurtijdVanaf 1 juli 2009 voor onbepaalde duur.


120 UurlonenCollectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009UURLONENIn uitvoering van artikel 5 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder“arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.Artikel 2HOOFDSTUK II. - LONENDe minimumuurlonen worden als volgt vastgesteld:Categorieën Spanning 38u/week01/02/09A.1. Hulpwerkman 100 10,80A.2. Hulpwerkman (6 maanden anc. in de 105 11,34onderneming)B.1. Geoefende Hulpwerkman 111,5 12,04B.2. Geoefende Hulpwerkman (6 maanden anc. 116,5 12,58in categorie “geoefende hulpwerkman”)C. Geschoolde 2e Klasse 122,5 13,23D. Geschoolde 1e Klasse 130 14,04E. Buiten categorie 140 15,12120-1


Artikel 3 - Koppeling van de lonen aan het indexcijferDe minimumuurlonen en de werkelijk betaalde lonen van toepassing op 1 februari2009 stemmen overeen met de indexaanpassing van 1 februari 2009 op basis vanhet referte-indexcijfer (januari 2009) 111,27. Zij schommelen overeenkomstig debepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvormingvan 18 juni 2009 en de in voege zijnde wettelijke bepalingen.Artikel 4HOOFDSTUK III. - GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomstinzake uurlonen van 4 maart 2008, gesloten in het Paritair Subcomité voor het<strong>koetswerk</strong>, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 16 december2008 (Belgisch Staatsblad van 12 februari 2009).Artikel 5Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2009en wordt gesloten voor onbepaalde duur.Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van driemaanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan deVoorzitter van het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.120-2


C.A.O. 18/06/09 K.B.: / / B.S.: / /Registratiedatum: 14/09/2009Registratienummer: 94266/CO/149.2Publicatie van registratie in het B.S.: 30/09/20091. Inhoud: EindejaarspremieBedrag: 8,33% van het brutoloonReferteperiode: 1 januari - 31 decemberBetaalperiode: met loonafrekening van decemberVoorwaarde: minstens 3 maanden in de onderneming.Pro rata:- minder dan 1 jaar dienst op 31.12;- ontslag door de werkgever;- ontslag door de arbeider bij tijdelijke werkloosheid;- ontslag door arbeider (5 jaar anciënniteit of meer in de onderneming);- einde contract van bepaalde duur, contract voor een duidelijk omschreven werkof vervangingsovereenkomst van minimum 3 maanden;- beëindiging van een contract wegens overmacht;- pensioen en brugpensioen en overlijden: voor 30 juni: 8,33 % van het brutoloonuitbetaald gedurende de 6 maanden vóór het vertrek - na 30 juni: 8,33 % van hetbrutoloon uitbetaald gedurende de 12 maanden vóór het vertrek;- beëindiging van een contract in onderlinge toestemming indien schriftelijkakkoord.;Verlies van het recht: ontslag door arbeider (< 5 jaar anciënniteit in deonderneming) of om dringende reden.Gelijkstellingen:zwangerschapsverlof, bevallingsrust en vaderschapsverlof worden gelijkgesteldmet effectieve prestaties.De gelijkstelling van de ziekteperiodes, de periode voor ongevallen van gemeenrecht en arbeidsongevallen is beperkt tot 90 werkdagen en wat betreft de tijdelijkewerkloosheid is deze gelijkstelling beperkt tot 120 werkdagen.2. Vervanging van C.A.O.C.A.O.: 21/06/07 K.B.: 19/02/08 B.S.: 03/04/083. DuurtijdVanaf 1 januari 2010 voor onbepaalde duur.


130 EindejaarspremieCollectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009EINDEJAARSPREMIEIn uitvoering van artikel 6 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder“arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.Artikel 2HOOFDSTUK II. - TOEKENNINGSMODALITEITENOnverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden wordt,samen met de loonafrekening van de maand december van de referteperiode, doorde werkgevers een eindejaarspremie betaald aan alle arbeiders die minstens driemaanden anciënniteit tellen in de onderneming.Artikel 3Het bedrag van de eindejaarspremie wordt vastgesteld op 8,33% van het effectievebrutoloon, uitbetaald aan 100% tijdens de referteperiode en aangegeven bij deRijksdienst voor Sociale Zekerheid.130-1


Artikel 4Voor de toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst,dient onder referteperiode te worden verstaan, het beschouwde kalenderjaar.Artikel 5Voor de berekening van de eindejaarspremie worden volgende periodes vanschorsingen van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld met effectieve prestaties:• bevallingsrust, moederschaps- en vaderschapsverlof;• ziekte, ongeval van gemeen recht, arbeidsongeval en tijdelijke werkloosheid (ookschoolverlaters in hun wachtperiode).Per referteperiode wordt deze gelijkstelling voor alle bovengenoemde gevallensamen evenwel begrensd tot negentig arbeidsdagen afwezigheid.Voor de periodes van tijdelijke werkloosheid is de gelijkstelling begrensd tothonderdtwintig werkdagen afwezigheid per referteperiode.In de berekening van deze negentig en honderdtwintig dagen wordt geen rekeninggehouden met de schorsingen van de arbeidsovereenkomst waarvoor de werkgevergehouden is tot betaling van het loon aan 100%, noch met de tweede weekgewaarborgd weekloon bij ziekte, noch met de jaarlijkse vakantiedagen.Het fictief loon dat in aanmerking genomen wordt voor de gelijkgestelde dagen,wordt berekend met inachtneming van het koninklijk besluit van 18 april 1974 enhaar wijzigingen tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de Wet van 4januari 1974 betreffende de feestdagen.Artikel 6In geval van pensioen of brugpensioen vóór 30 juni van de referteperiode, is deeindejaarspremie gelijk aan het percentage voorzien bij artikel 4, van het brutoloonuitbetaald tijdens de laatste zes maanden voor het vertrek.In geval van pensioen of brugpensioen na 30 juni van de referteperiode, is deeindejaarspremie gelijk aan het percentage voorzien bij artikel 4, van de brutolonenuitbetaald tijdens de laatste twaalf maanden voor het vertrek.Artikel 7In geval van overlijden van de arbeider, wordt de eindejaarspremie uitbetaald aan derechthebbenden, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 6.130-2


Artikel 8De arbeiders ontslagen om dringende redenen verliezen het recht op deeindejaarspremie.Artikel 9In de gevallen, zoals bepaald in §1 tot en met §5, hebben de arbeiders recht opeen pro rata eindejaarspremie (naar rata van de geleverde prestaties gedurende dereferteperiode):§ 1. De arbeiders die de onderneming vrijwillig verlaten terwijl zij zich in een periodevan tijdelijke werkloosheid bevinden, in toepassing van artikel 51 van de Wet van3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of wanneer zij gedurende hunopzeg een tegenopzeg geven, voor zover deze arbeiders drie maanden anciënniteittellen.§ 2. De arbeiders waarvan het contract beëindigd wordt wegens redenen vanovermacht.§ 3. De arbeiders met een contract van bepaalde duur, of voor een duidelijkomschreven werk, of een vervangingsovereenkomst van minstens 3 maanden.§ 4. De arbeiders die vrijwillig de onderneming verlaten in de loop van dereferteperiode, en een anciënniteit van 5 jaar of meer hebben in de onderneming.§ 5. De arbeiders die ontslagen worden in de loop van de referteperiode, om gelijkwelke andere reden dan de dringende reden, en zelfs wanneer zij gedurende hunopzeg een tegenopzeg geven.Zij genieten deze eindejaarspremie op het ogenblik datzij de onderneming verlaten. Ook de periode gedekt door een verbrekingsvergoeding,geeft recht op deze pro rata eindejaarspremie.Zij genieten deze eindejaarspremie op het ogenblik dat zij de ondernemingverlaten. Voor deze gevallen geldt de normale referteperiode niet. Wanneer heteen contract van bepaalde duur van meer dan een jaar betreft, wordt per jaar eeneindejaarspremie betaald, op basis van de dat jaar geleverde prestaties en waarbijde laatste afrekening gebeurt op het ogenblik van het verlaten van de onderneming.Artikel 10Wordt de arbeidsovereenkomst beëindigd met onderlinge toestemming, danwordt uiterlijk de laatste werkdag schriftelijk vastgelegd of de eindejaarspremie130-3


al dan niet verschuldigd is. Bij gebrek aan een dergelijk schriftelijk document is deeindejaarspremie niet verschuldigd.Artikel 11Deze eindejaarspremie mag niet worden gecumuleerd met de eindejaarsvoordelenwelke eventueel op het vlak van de onderneming bestaan en die voordeliger zijn.Artikel 12HOOFDSTUK III - SLOTBEPALINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 21 juni 2007, geslotenin het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, betreffende de eindejaarspremie,algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 februari 2008 (BelgischStaatsblad van 3 april 2008).Artikel 13Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari2010 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van driemaanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzittervan het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.130-4


C.A.O.: 12/05/09 K.B.: B.S.:Registratiedatum: 05/08/09Numéro d’enregistrement: 93410/CO/149.2Publicatie van registratie in het B.S.: 14/08/091. InhoudWerkgeverstussenkomst in de vervoerkosten:- Vervoer per spoor of elk ander gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel:tussenkomst van 75% van de prijs van de treinkaart of elk ander gemeenschappelijkopenbaar vervoermiddel- Privé vervoer: tussenkomst van de werkgever = werkgeversbijdrage in hetweekabonnement van de NMBS aan 60 % gedeeld door 5 (dagvergoeding).2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’sC.A.O.: 14/03/91 K.B.: 31/03/92 B.S.: 13/05/923. DuurtijdVanaf 1 juli 2009 voor onbepaalde duur.


151 VervoerskostenCollectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 2009VERVOERSKOSTENIn uitvoering van artikel 8 van de nationale overeenkomst 2009-2010 van 12 mei2009.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritairsubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Artikel 2Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder“arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.Artikel 3De bepalingen van deze arbeidsovereenkomst zijn alleen toepasselijk indien dewerkelijke heen en terug opgetelde afstanden ten minste 1 kilometer bedragen.HOOFDSTUK II. - GEMEENSCHAPPELIJK OPENBAAR VERVOERAFDELING 1 - VERVOER PER SPOORArtikel 4Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met de trein, heeft hij recht op eenvergoeding conform artikel3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19octiesbetreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer vande werknemers, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 20 februari 2009.151-1


AFDELING 2 - ANDER GEMEENSCHAPPELIJK OPENBAAR VERVOERArtikel 5Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met een ander gemeenschappelijkopenbaar vervoer, georganiseerd door de regionale vervoermaatschappijen,heeft hij recht op dezelfde vergoeding zoals bepaald in artikel 4 van onderhavigeovereenkomst.Wanneer het een eenheidsprijs betreft, ongeacht de afstand, wordt de bijdragevan de werkgever forfaitair vastgesteld conform artikel 4 van de collectievearbeidsovereenkomst nr. 19octies betreffende de financiële bijdrage van dewerkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers.Artikel 6De modaliteiten van de bijdrage van de werkgevers ten gunste van de arbeiders diedit type van vervoer gebruiken, worden vastgesteld als volgt:- De arbeider legt aan de werkgever een ondertekende verklaring voor, waarbijverzekerd wordt dat hij gewoonlijk een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddelgebruikt, georganiseerd door de regionale vervoermaatschappijen, voor deverplaatsing van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling en omgekeerd enpreciseert het aantal effectief afgelegde kilometers.Hij waakt erover in de kortst mogelijke tijd alle wijzigingen in deze toestand tesignaleren.- De werkgever kan op elk ogenblik de authenticiteit van de hierboven bedoeldeverklaring nagaan.AFDELING 3 - GEMENGDE OPENBARE VERVOERMIDDELENArtikel 7Wanneer de arbeider verschillende openbare gemeenschappelijke vervoermiddelengebruikt, heeft hij recht op dezelfde vergoeding zoals bepaald in artikel 4 vanonderhavige overeenkomst voor de afstand die overeenstemt met de som van deafstanden van de verschillende vervoermiddelen.151-2


HOOFDSTUK III. – PRIVÉ-VERVOERArtikel 8Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met het eigen vervoer of te voet,heeft de arbeider recht op een dagvergoeding, gebaseerd op de werkgeversbijdragein het weekabonnement, zoals opgenomen in de tabel gevoegd bij artikel 11 van decollectieve arbeidsovereenkomst 19octies betreffende de financiële bijdrage van dewerkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers.De verplaatsing met het eigen vervoer heeft betrekking op alle mogelijke eigenvervoermiddelen.Artikel 9Deze dagvergoeding wordt bekomen door de werkgeversbijdrage in hetweekabonnement van de NMBS te delen door 5.Artikel 10Voor de arbeider die zich, voor een gedeelte of de ganse afstand, met de fietsverplaatst, wordt de tussenkomst van de werkgever bedoeld in artikel 8 en artikel 9beschouwd als een fietsvergoeding.De werkgever zal op vraag van de arbeider jaarlijks de nodige gegevens bevestigendie het de arbeider mogelijk maakt zijn fietsgebruik aan te tonen. Deze gegevenshebben betrekking op de in aanmerking genomen afstand tot de werkplaats, hetaantal gewerkte dagen en de betaalde vergoeding.Artikel 11Deze dagvergoeding dient jaar1ijks op 1 februari te worden geïndexeerdovereenkomstig de jaarlijkse indexering van de treintarieven van de NMBS, conformhet advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.Artikel 12HOOFDSTUK IV. - BETALINGSMODALITEITENDe bijdrage van de werkgevers in de door de arbeiders gedragen vervoerkostenwordt maandelijks betaald voor het vervoerbewijs met geldigheid voor één maand,151-3


en éénmaal per week voor de vervoerbewijzen met geldigheid van één week.Artikel 13De bijdrage van de werkgevers in de vervoerkosten per spoor wordt betaald tegenindiening van het speciaal getuigschrift voor de sociale abonnementen afgeleverddoor de NMBS.De bijdrage van de werkgevers in de kosten voor het vervoer, georganiseerd doorde regionale vervoermaatschappijen, wordt betaald tegen overhandiging van hetvervoerbewijs afgeleverd door deze maatschappijen.Artikel 14De werkgever komt tussen in de kosten veroorzaakt door de andere vervoermiddelenop voorwaarde dat de arbeider het bewijs levert van de werkelijk afgelegde afstand.Indien de arbeider dit bewijs niet kan leveren, wordt de berekening, in gemeenakkoord tussen de partijen, afzonderlijk in iedere onderneming opgemaakt,rekening houdende met de plaatselijke bijzonderheden.De arbeider mag niet weigeren het(de) eventueel(ele) vervoerbewijs(zen) of, bijontstentenis, een door hem ondertekende verklaring, nodig voor het vaststellen vande afgelegde afstand, voor te leggen.HOOFDSTUK V. – SPECIFIEKE BEPALINGENAfdeling 1 – Verplaatsing naar opleidingArtikel 15Indien een arbeider zich verplaatst naar een vormingscursus, heeft hij recht op debepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk II en III van onderhavige overeenkomst,afhankelijk van het door de arbeider gebruikte vervoermiddel.Afdeling 2 – Verplaatsing voor leerlingenArtikel 16Een leerling die zich van thuis naar het werk verplaatst, heeft recht op de bepalingen151-4


zoals opgenomen in hoofdstuk II en III van onderhavige overeenkomst, afhankelijkvan het door de leer1ing gebruikte vervoermiddel.Afdeling 3 - Voertuig van de werkgeverArtikel 17Wanneer de werkgever een voertuig ter beschikking stelt aan de arbeider voorverplaatsingen naar de werkplaats of naar een vormingscursus zijn de vervoerkostenzoals bepaald in de hoofdstukken II en III van onderhavige overeenkomst niet vantoepassing.Artikel 18HOOFDSTUK VI. - SLOTBEPALINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomstmet betrekking tot de vervoerkosten van 14 maart 1991, gesloten in het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluitvan 31 maart 1992 (Belgisch Staatsblad 13 mei 1992).Artikel 19Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2009 en wordtgesloten voor onbepaalde duur.Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van driemaanden. betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzittervan het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.151-5


C.A.O.: 18/06/09 K.B.: B.S.:Neerlegging:Registratiedatum: 14/09/09Registratienummer: 94261/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 30.09.091. Inhoud: Sectoraal systeem van ecochequesToekenning:- De uitbetaling van drie halfjaarlijkse schijven met een respectievelijke waardevan 125,00 euro aan elke arbeider die voltijds is tewerkgesteld ;- De nominale waarde van de ecocheque bedraagt maximaal 10 euro;- Een ecocheque heeft een geldigheidsduur van 24 maanden;- De ecocheque kan uitsluitend gebruikt worden voor de aankoop van producten endiensten die van ecologische aard zijn. Deze producten en diensten zijn opgenomenin de lijst die bijgevoegd wordt aan de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 98van de Nationale Arbeidsraad;- Ze kunnen niet ingewisseld worden tegen geld, zelfs niet gedeeltelijk.Betaling : Artikel 4Referentieperiode: gewerkte dagenGelijkstellingen:- De dagen die opgenomen zijn in artikel 6 van de CAO nummer 98 van de NationaleArbeidsraad;- De dagen van tijdelijke werkloosheid;- 30 dagen van ziekte of afwezigheid ten gevolge van een (arbeids)ongeval bovenopde dagen die gedekt zijn door het gewaarborgde loon.Uitzendkrachten:- Hebben recht op ecocheques ten laste van het uitzendkantoor dat hen tewerkstelt;- Het bedrag van 125 euro wordt aangepast in functie van het aantal gewerktedagen, volgens het pro rata principe dat toepasselijk is op de binnenkomende enuitgaande werknemers (artikel 12 van de huidige overeenkomst).Pro rata:- Voor de arbeiders die in dienst zijn gekomen of die de onderneming hebben verlatenin de loop van het betrokken semester : 1/25ste per week met een maximum van25/25sten voor elke week die minstens één gewerkte of gelijkgestelde dag bevat;- Voor deeltijdse werknemers: pro rata in functie van de tewerkstellingsbreuk.Wanneer een arbeider de onderneming verlaat, worden de ecocheques die pro rataworden toegekend, ten laatste uitbetaald op het moment van het vertrek uit deonderneming.2. DuurtijdVanaf 1 juli 2009 voor onbepaalde duur.


160 EcochequesCollectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009SECTORAAL SYSTEEM VAN ECOCHEQUESIn uitvoering van artikel 4 afdeling 2 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12mei 2009.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder“arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.Artikel 2HOOFDSTUK II. – ALGEMEEN KADERDeze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig en inuitvoering van- het interprofessioneel akkoord 2009-2010 van 22 december 2008;- de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 98 betreffende de ecocheques gesloten inde Nationale Arbeidsraad van 20 februari 2009;- het advies nr. 1675 betreffende de ecocheques van de Nationale Arbeidsraad van20 februari 2009;- het koninklijk besluit van 14 april 2009 tot invoeging van een artikel 19quaterin het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 november 1944 betreffende demaatschappelijke zekerheid der arbeiders (Belgisch Staatsblad 20 mei 2009).160-1


HOOFDSTUK III. – TOEKENNING VAN DE ECOCHEQUESArtikel 3Aan elke voltijds tewerkgestelde arbeider worden 3 semestriële schijven vanecocheques betaald, elk ter waarde van 125,00 euro.Artikel 4De betaling van deze ecocheques vindt plaats op volgende tijdstippen:- in de loop van de maand december 2009 en ten laatste op 31 december 2009. Dereferteperiode loopt van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2009.- in de loop van de maand juni 2010 en ten laatste op 30 juni 2010. De referteperiodeloopt van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010.- in de loop van de maand december 2010 en ten laatste op 31 december 2010. Dereferteperiode loopt van 1 juli 2010 tot en met 31 december 2010.Artikel 5De hoogste nominale waarde van de ecocheque die wordt toegekend, zoalsopgenomen in artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, bedraagt 10euro per ecocheque.Artikel 6De ecocheque wordt op naam van de arbeider afgeleverd. Deze voorwaarde wordtgeacht te zijn vervuld als de toekenning ervan en de daarop betrekking hebbendegegevens voorkomen op de individuele rekening van de arbeider, overeenkomstigde reglementering betreffende het bijhouden van sociale documenten.Artikel 7Bovendien dient op de ecocheque duidelijk te worden vermeld dat zijn geldigheid tot24 maanden beperkt is en dat hij slechts mag aangewend worden voor de aankoopvan producten en diensten met een ecologisch karakter zoals opgenomen in de lijstgevoegd als bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 98 van de NationaleArbeidsraad.Artikel 8De ecocheques kunnen geheel noch gedeeltelijk voor geld omgeruild worden.160-2


HOOFDSTUK IV. – PRESTATIES EN GELIJKSTELLINGENArtikel 9Voor de toekenning van de ecocheques wordt per referteperiode rekening gehoudenmet de gewerkte dagen van de arbeider die voltijds is tewerkgesteld.Artikel 10Met gewerkte dagen worden gelijkgesteld alle dagen die zijn opgenomen in artikel6 van de hierboven vermelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 98 van de NAR.Bovendien worden ook met gewerkte dagen gelijkgesteld, alle dagen van tijdelijkewerkloosheid en 30 dagen ziekte of (arbeids)ongeval bovenop de dagen gedekt doorgewaarborgd maandloon.Artikel 11Uitzendkrachten, tewerkgesteld in een onderneming behorende tot het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, krijgen op de hierboven vermelde tijdstippenecocheques uitbetaald ten laste van het uitzendkantoor dat hen tewerkstelt.Het bedrag van 125 euro wordt aangepast in functie van het aantal tewerkgesteldedagen, en dit volgens het pro rata principe van in- en uitdiensttreders, zoalsopgenomen in artikel 12 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.Artikel 12HOOFDSTUK V. – PRO RATA TOEKENNINGEr wordt een pro rata uitbetaald in volgende gevallen:- Arbeiders die in de loop van het betrokken semester in de onderneming in dienstof uit dienst treden, hebben recht op een pro rata van de semestriële schijven, a ratovan 1/25ste per week, met een maximum van 25/25ste. Voor de toepassing van dezealinea wordt met week bedoeld, elke week waarin minimum 1 dag wordt gewerktof gelijkgesteld.- Deeltijdse arbeiders hebben recht op een pro rata in functie van detewerkstellingsbreuk. De tewerkstellingsbreuk is de verhouding tussen degemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de arbeider en de gemiddelde wekelijksearbeidsduur van een voltijdse arbeider.160-3


Artikel 13Bij uitdiensttreding dienen de ecocheques, die pro rata worden toegekend, teworden uitbetaald ten laatste op het moment van uitdiensttreding.Artikel 14HOOFDSTUK VI. – RECURRENTIEElke vorm van invulling van de koopkracht geldt voor onbepaalde duur. De waardevan de koopkracht bedraagt 250 euro per jaar (inclusief RSZ bijdragen voorwerkgever en werknemer) vanaf 2011.Artikel 15Na de interprofessionele evaluatie van het netto voordeel in uitvoering van hetinterprofessioneel akkoord 2009-2010 en eventuele beslissingen over de wijzigingen,dient een sectorale evaluatie te worden voorzien om de recurrentie van de premievan 250 euro in te vullen vanaf 1 januari 2011.Artikel 16HOOFDSTUK VII. – GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2009 en wordtgesloten voor onbepaalde duur.Zij kan door een van de partijen worden opgezegd mits een opzeg van 6 maandenbetekend met een ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van hetParitair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> en aan de ondertekenende organisaties.160-4


200 Arbeidstijd: week - jaar - loopbaan210 Wekelijkse arbeidsduur220 Jaarlijkse arbeidsduur221 Anciënniteitsverlof230 Brugpensioen230.2007-2010 Brugpensioen na ontslag(2007-2010)230.2010-2013 Brugpensioen na ontslag(2010-2013)230.58.2007-2010 Brugpensioen vanaf 58 jaar(2007-2010)230.58.2010-2013 Brugpensioen vanaf 58 jaar(2010-2013)233 Berekeningswijze van de aanvullende vergoeding234.56.2010 Brugpensioen vanaf 56 jaar235 Halftijds brugpensioen240 Flexibiliteit, nieuwe arbeidsregelingen242 Invoering van nieuwe arbeidsregelingen247 Sectorale omkadering van de regimesmet nachtprestaties249 Arbeidsorganisatie


C.A.O.: 04/07/01 K.B.: 04/09/02 B.S.: 20/11/02Neerlegging: 09/07/01Registratiedatum: 19/12/01Registratienummer: 60372/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 16/01/021. InhoudVermindering van de wekelijkse arbeidsduur tot 38u vanaf 01/01/03.2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’sC.A.O.: 10/06/99 K.B.: 05/09/01 B.S.: 07/12/013. DuurtijdVanaf 1 januari 2003 voor onbepaalde duur.


210 Wekelijkse arbeidsduur (vanaf 01/01/03)Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001WEKELIJKSE ARBEIDSDUURIn uitvoering van artikel 16 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 7 mei 2001.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritairsubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder“werklieden” verstaan: de werklieden of de werksters.Artikel 2HOOFDSTUK II. - ARBEIDSDUURVanaf 1 januari 2003 zal de conventionele arbeidsduur in de ondernemingen vande sector gemiddeld niet meer dan 38 uur per week mogen bedragen op jaarbasis.Artikel 3Andere toepassingsmodaliteiten inzake de verkorting van de arbeidsduur kunnen opvlak van de bij artikel 1 bedoelde ondernemingen worden vastgesteld bij collectievearbeidsovereenkomst tussen de partijen.Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet ter inlichting door bemiddeling vanhaar Voorzitter, aan het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> worden voorgelegd.210-1


HOOFDSTUK III. - DUURTIJD EN OPZEGGINGArtikel 4Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en isgesloten voor onbepaalde duur.Zij vervangt deze van 10 juni 1999 gesloten in het Paritair subcomité voor het<strong>koetswerk</strong> geregistreerd op 15 september 2000 onder het nummer 55.558/CO/149.02.Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van driemaanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter vanhet Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> en aan de ondertekenende organisaties.210-2


C.A.O.: 12/06/97 K.B.: 31/08/99 B.S.: 04/12/99Neerlegging: 08/07/97Registratiedatum: 18/11/97Registratienummer: 46083/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 07/05/981. InhoudAnciënniteitsverlof:- 1 dag na 10 jaar anciënniteit- 2 dagen na 15 jaar- 3 dagen na 20 jaar2. DuurtijdVanaf 1 januari 1997 voor onbepaalde duur.


221 AnciënniteitsverlofCollectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1997ANCIËNNITEITSVERLOFArtikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers enwerklieden van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder“werklieden” verstaan: de werklieden of de werksters.Artikel 2HOOFDSTUK II. - TOEKENNINGSMODALITEITENOnverminderd de op ondernemings- of gewestelijk vlak bestaande voordeligertoestanden, wordt vanaf 1 januari 1997 volgend stelsel van anciënniteitsverlofingevoerd:- één dag verlof na 10 jaar anciënniteit in de onderneming;- twee dagen verlof na 15 jaar anciënniteit in de onderneming;- drie dagen verlof na 20 jaar anciënniteit in de onderneming.Artikel 3Elke dag van het anciënniteitsverlof wordt door de werkgever betaald op basis vanhet normaal loon, berekend met inachtneming van het koninklijk besluit van 18april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari1974 betreffende de feestdagen.221-1


HOOFDSTUK III. - GELDIGHEIDArtikel 4Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en geldtvoor een onbepaalde tijd.Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van driemaanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan deVoorzitter van het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.221-2


C.A.O. 21/06/07 K.B.: 29/06/08 B.S.: 25/09/08Neerlegging: 29/06/07Registratiedatum: 11/07/07Registratienummer: 83814/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 01/10/071. InhoudMannen/Vrouwen: 57 jaar (na 38 jaar beroepsverleden).Solidarisering van de aanvullende vergoeding en van de hoofdelijke bijdrage doorhet Sociaal Fonds.2. Verlenging van C.A.O.’sC.A.O.: 26/05/06 (registratienummer 75.208/CO/149.02)3. DuurtijdVanaf 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2010.


230.2007-2010Brugpensioen na ontslag (2007 - 2010)Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007BRUGPENSIOEN NA ONTSLAGIn uitvoering van artikel 16 § 2 van het nationaal akkoord 2007-2008 van 24 mei2007.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Artikel 2HOOFDSTUK II. - ALGEMENE BESCHIKKINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst coördineert en verlengt decollectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005, gesloten in het Paritair Subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>, betreffende het brugpensioen na ontslag, geregistreerd op 17juni 2005 onder het nummer 75.208/CO/149.02.Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst brengt geen wijzigingaan de leeftijdsvoorwaarden vermeld in de bovengenoemde collectievearbeidsovereenkomst.230.2007-2010-1230.07-1


HOOFDSTUK III. - TOEPASSINGSMODALITEITENArtikel 3Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden enconform de criteria vastgelegd in het koninklijk besluit van 7 december 1992betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneelbrugpensioen wordt de bestaande collectieve arbeidsovereenkomst ongewijzigdverlengd voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2010.Artikel 4De brugpensioenleeftijd voor werklieden en werksters is vastgelegd op 57 jaar voorzover dat de voorwaarden inzake brugpensioen- en werkloosheidsreglementeringworden nageleefd.Artikel 5De leeftijd bedoeld bij artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet tenlaatste bereikt zijn bij het effectief verstrijken van de opzegtermijn.HOOFDSTUK IV. - HOOFDELIJKE BIJDRAGE VAN DE WERKGEVER PERBRUGGEPENSIONEERDE EN PER MAANDArtikel 6Het “Sociaal fonds voor de <strong>koetswerk</strong>ondernemingen” neemt de betaling van debijkomende hoofdelijke bijdrage, ten laste van de werkgever, op zich volgens doorhet fonds bepaalde modaliteiten.Artikel 7HOOFDSTUK V. - GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2007 en treedtbuiten werking op 30 juni 2010.230.2007-2010-2 230.07-2


C.A.O. 18/06/09Registratiedatum: 14/09/09Registratienummer: 94268/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 30.09.091. InhoudMannen/Vrouwen: 57 jaar (na 38 jaar beroepsverleden).Solidarisering van de aanvullende vergoeding en van de hoofdelijke bijdrage doorhet Sociaal Fonds.2. Prolongation de C.A.O.C.A.O. 21/06/2007 K.B. :29/06/08 B.S. : 25/09/083. DuurtijdVan 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2013.


230.2010-2013Brugpensioen na ontslag (2010 - 2013)Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009BRUGPENSIOEN NA ONTSLAGIn uitvoering van artikel 12 § 1 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,werklieden en werksters van deondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Artikel 2HOOFDSTUK II. - ALGEMENE BESCHIKKINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst verlengt de collectieve arbeidsovereenkomstvan 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, betreffendehet brugpensioen na ontslag, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluitvan 29 juni 2008 (Belgisch Staatsblad van 25 september 2008).Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst brengt geen wijzigingaan de leeftijdsvoorwaarden vermeld in de bovengenoemde collectievearbeidsovereenkomst.Artikel 3HOOFDSTUK III. - TOEPASSINGSMODALITEITENOnverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden en230.2010-2013-1230.10-1


conform de criteria vastgelegd in het koninklijk besluit van 7 december 1992betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneelbrugpensioen wordt de bestaande collectieve arbeidsovereenkomst verlengd voorde periode van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2013.Artikel 4De brugpensioenleeftijd voor mannelijke en vrouwelijke werkliedenbedraagt 57 jaar, mits voldaan aan de voorwaarden inzake brugpensioen- enwerkloosheidsreglementering.Artikel 5De leeftijd bedoeld bij artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet tenlaatste bereikt zijn bij het effectief verstrijken van de opzegtermijn.Artikel 6HOOFDSTUK IV. - HOOFDELIJKE BIJDRAGE VAN DE WERKGEVERPER BRUGGEPENSIONEERDE EN PER MAANDHet “Sociaal fonds voor de <strong>koetswerk</strong>ondernemingen” neemt de betaling van debijkomende hoofdelijke bijdrage, ten laste van de werkgever, op zich volgens doorhet fonds bepaalde modaliteiten.Artikel 7HOOFDSTUK V. - GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2010 en treedtbuiten werking op 30 juni 2013.230.2010-2013-2 230.10-2


C.A.O. 21/06/07 K.B.: 29/06/08 M. B. : 25/09/08Neerlegging: 29/06/07Registratiedatum: 11/07/07Registratienummer: 83813/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 01/10/071. InhoudBrugpensioen vanaf 58 jaar (mannen en vrouwen)- tot 31 december 2007: 25 jaar voor mannen en vrouwen;- vanaf 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009: 35 jaar voor mannenen 30 jaar voor vrouwen;- vanaf 1 januari 2010: 37 jaar voor mannen en 33 jaar voor vrouwen.Solidarisering van de aanvullende vergoeding en van de “hoofdelijke bijdrage”door het Sociaal Fonds.2. Vervanging van C.A.O.C.A.O. 26/05/05 K.B. 15/06/06 B.S. 05/07/063. DuurtijdVanaf 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2010.


230.58.2007-2010Brugpensioen vanaf 58 jaar (2007-2010)Convention collective de travail du 21 juin 2007BRUGPENSIOEN VANAF 58 JAARIn uitvoering van artikel 16 § 1 van het nationaal akkoord 2007-2008 van 24 mei 2007.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers enwerklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder“werklieden” verstaan: de werklieden en de werksters.Artikel 2HOOFDSTUK II. - BRUGPENSIOEN VANAF 58 JAARIn toepassing van artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regelingvan aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indienzij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16januari 1975, wordt de regeling brugpensioen uitgebreid tot de werklieden van 58jaar en ouder die worden afgedankt om elke andere dan een dringende reden.Artikel 3De regeling zoals bepaald in artikel 2 doet geen afbreuk aan bestaande sectoraleregelingen, die het brugpensioen onder bepaalde voorwaarden mogelijk makenvanaf een lagere leeftijd.230.58.2007-2010-1230.58.01


HOOFDSTUK III. - GELDIGHEIDArtikel 4Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2007 en treedtbuiten werking op 30 juni 2010.230.58.2007-2010-2230.58.02


C.A.O. 18/06/09 K.B.: / / B.S. / /Neerlegging:Registratiedatum: 14/09/09Registratienummer: 94269/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 30.09.1091. InhoudBrugpensioen vanaf 58 jaar.Beroepsverleden:- vanaf 1 januari 2010 tot 31 december 2011: 37 jaar voor mannen en 33 jaar voorvrouwen;- vanaf 1 januari 2012: 38 jaar voor mannen en 35 jaar voor vrouwen.Solidarisering van de aanvullende vergoeding en van de“hoofdelijke bijdrage” doorhet Sociaal Fonds.2. Coördinatie en verlenging van C.A.O.C.A.O. 21/06/07 K.B. 29/06/08 B.S. 25/09/083. DuurtijdVanaf 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2013.


230.58.2010-2013Brugpensioen vanaf 58 jaar (2010-2013)Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009BRUGPENSIOEN VANAF 58 JAARIn uitvoering van artikel 12 § 1 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers enwerklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder“werklieden” verstaan: de werklieden en de werksters.Artikel 2HOOFDSTUK II. – ALGEMENE BESCHIKKINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst coördineert en verlengt de collectievearbeidsovereenkomst van 21 juni 2007 gesloten in het Paritair Subcomité voor het<strong>koetswerk</strong>, betreffende brugpensioen vanaf 58 jaar, algemeen verbindend verklaardbij koninklijk besluit van 29 juni 2008 (Belgisch Staatsblad van 25 september 2008).Artikel 3HOOFDSTUK III. - BRUGPENSIOEN VANAF 58 JAARIn toepassing van artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling230.58.2010-2013-1230.58.05


van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indienzij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16januari 1975, wordt de regeling brugpensioen uitgebreid tot de werklieden van 58jaar en ouder die worden afgedankt om elke andere dan een dringende reden, voorzover voldaan aan de anciënniteitvoorwaarden, zoals opgenomen in het koninklijkbesluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kadervan het generatiepact (Belgisch Staatsblad van 8 juni 2007).Artikel 4De regeling zoals bepaald in artikel 3 doet geen afbreuk aan bestaande sectoraleregelingen, die het brugpensioen onder bepaalde voorwaarden mogelijk makenvanaf een lagere leeftijd.Artikel 5HOOFDSTUK III. - GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2010 en treedtbuiten werking op 30 juni 2013.230.58.2010-2013-2230.58.06


C.A.O.: 05/10/98 K.B.: 27/06/00 B.S.: 13/10/00Neerlegging: 27/10/98Registratiedatum: 06/11/98Registratienummer: 49014/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 03/02/991. InhoudBerekeningswijze van de aanvullende vergoeding van de brugpensioenen:berekening van het netto-referteloon op 100%.2. DuurtijdVanaf 1 juli 1998 voor onbepaalde duur.


233 Berekeningswijze van de aanvullende brugpensioenvergoedingCollectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 1998BEREKENINGSWIJZE VAN DE AANVULLENDE BRUGPENSIOENVERGOEDINGArtikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers enwerklieden van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder“werklieden” verstaan: de werklieden of de werksters.Artikel 2HOOFDSTUK II. - TOEPASSINGSMODALITEITENVoor alle werklieden die vanaf 1 juli 1998 ontslagen worden met het oog opbrugpensioen, volgens geldende collectieve arbeidsovereenkomsten geslotenop sectoraal of ondernemingsvlak zullen, om het in artikel 6 van de collectievearbeidsovereenkomst nr 17 van 19 december 1974 bepaalde netto-referteloonte berekenen, de sociale zekerheidsbijdragen berekend worden op 100% van hetreferte bruto maandloon.Artikel 3HOOFDSTUK III. - GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 1998 en geldt vooreen onbepaalde tijd.Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van zesmaanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzittervan het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.233-1


C.A.O.: 18/06/09 K.B.: B.S.:Neerlegging:Registratiedatum: 14/09/09Registratienummer: 94270/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 30.09.091. InhoudBrugpensioen 56 jaar na 40 jaar beroepsverledenVergoeding ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid2. DuurtijdVanaf 1 januari 2010 tot 31 december 2010.


234.56.2010 Brugpensioen vanaf 56 jaarCollectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009BRUGPENSIOEN VANAF 56 JAARIn uitvoering van artikel 12 § 3 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, dearbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder“arbeiders” verstaan de mannelijke en vrouwelijke werklieden.Artikel 2HOOFDSTUK II. - ALGEMENE BESCHIKKINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten:• overeenkomstig en in uitvoering van de bepalingen opgenomen in de collectievearbeidsovereenkomst nummer 96 van 20 februari 2009 gesloten in de NationaleArbeidsraad tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommigeoudere werknemers die worden ontslagen, ter uitvoering van het interprofessioneelakkoord van 22 december 2008;• de bepalingen opgenomen in het advies nummer 1627 van 20 december 2007gesloten in de Nationale Arbeidsraad;• hoofdstuk III van de wet betreffende de uitvoering van het interprofessioneelakkoord 2007-2008 van 21 december 2007 (Belgisch Staatsblad 31 december 2007).234.56.2010-1234-1


Artikel 3HOOFDSTUK III. – RECHTHEBBENDEN OP DE AANVULLENDEVERGOEDINGBovendien moeten deze arbeiders het bewijs leveren dat vóór de leeftijd van17 jaar tenminste 78 dagen arbeidsprestaties zijn geleverd waarvoor socialezekerheidsbijdragen zijn betaald of tenminste 78 dagen arbeidsprestaties zijngeleverd in het kader van leerlingenwezen welke zich situeren vóór 1 september1983.Artikel 4HOOFDSTUK IV. - TOEPASSINGSMODALITEITENVoor de bepalingen die niet zijn geregeld via deze collectieve arbeidsovereenkomst,zijn de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 17 van 19december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunstevan sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, van toepassing.HOOFDSTUK V. - BETALING VAN DE AANVULLENDE VERGOEDINGArtikel 5De betaalplicht van de aanvullende vergoeding van de werkgever wordt overgedragenaan het “Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector van het <strong>koetswerk</strong>”.Het Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector van het <strong>koetswerk</strong> zal hiertoe denodige modaliteiten uitwerken.Artikel 6HOOFDSTUK VII. - GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2010 en treedtbuiten werking op 31 december 2010.234.56.2010-2 234-2


234.56.2010-3234-3


C.A.O.:18/06/2009 K.B.: / / B.S.: / /Neerlegging:Registratiedatum: 14/09/09Registratienummer: 94271/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 30.09.091. InhoudHalftijds brugpensioen 55 jaarToepassingsmodaliteiten op bedrijfsvlak – Bedrijfs-C.A.O.Aanvullende vergoeding ten laste van FondsOvergang naar voltijds brugpensioen2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’sC.A.O. 21/06/07 K.B.:29/06/08 B.S.: 25/09/083. DuurtijdVanaf 1 januari 2009 tot 31 december 2010.


235 Halftijds brugpensioenCollectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009HALFTIJDS BRUGPENSIOENIn uitvoering van artikel 12 § 2 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers enwerklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder“werklieden” verstaan: de werklieden en de werksters.Artikel 2HOOFDSTUK II. - ALGEMENE BESCHIKKINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten:• overeenkomstig en in uitvoering van de bepalingen opgenomen in de collectievearbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993, gesloten in de Nationale Arbeidsraaden algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993,tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige ouderewerknemers, in geval van halvering van de arbeidsprestaties, hierna collectievearbeidsovereenkomst nr. 55 genoemd;• overeenkomstig het wettelijk kader.235-1


HOOFDSTUK III. - LEEFTIJDSVOORWAARDEArtikel 3In de sector <strong>koetswerk</strong> wordt een recht op halftijds brugpensioen ingevoerd enovereenkomstig artikel 112 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgischactieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (BelgischStaatsblad van 1 april 1999), en latere wijzigingen, wordt de leeftijd voor dewerklieden bepaald op 55 jaar.Artikel 4HOOFDSTUK IV. - TOEPASSINGSMODALITEITENOP ONDERNEMINGSNIVEAUOp ondernemingsniveau dient een collectieve arbeidsovereenkomst te wordengesloten, die de concrete modaliteiten vastlegt voor invoering binnen deonderneming van de regeling bedoeld bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55,inzonderheid voor al deze modaliteiten die niet expliciet worden geregeld door decollectieve arbeidsovereenkomst nr. 55.Deze collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsniveau dient tergoedkeuring te worden voorgelegd aan het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Artikel 5Bovendien zal voor alle betrokken werklieden, afzonderlijk en schriftelijk eenarbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid worden vastgesteld volgens demodaliteiten bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende dearbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), en dit uiterlijkop de dag waarop de betrokken werklieden in halftijds brugpensioen worden gesteld.De inhoud van en de modaliteiten voor deze individuele arbeidsovereenkomst zullenworden vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsniveaubedoeld in artikel 4.235-2


HOOFDSTUK V. - BETALING VAN DE AANVULLENDE VERGOEDINGArtikel 6In uitvoering van artikel 9, § 1, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 wordtde betaalplicht van de aanvullende vergoeding van de werkgever overgedragen aanhet “Sociaal Fonds voor het <strong>koetswerk</strong>”.Het “Sociaal Fonds voor het <strong>koetswerk</strong>” zal hiertoe de nodige modaliteiten uitwerken.HOOFDSTUK VI. - OVERGANG NAAR HET VOLTIJDS BRUGPENSIOENArtikel 7De overgang van het halftijdse naar het voltijdse brugpensioen is mogelijk volgensde voorwaarden en modaliteiten bepaald in het artikel 11 van de collectievearbeidsovereenkomst nr. 55.Artikel 8HOOFDSTUK VII. - GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari2009 en treedt buiten werking op 31 december 2010.235-3


BIJLAGE BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 18 JUNI 2009MODEL C.A.O.Tussen de onderneming:hierbij vertegenwoordigd door:en volgende werknemersorganisaties:vertegenwoordigd door:wordt overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 55 van 13 juli1993 en inuitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het ParitairSubcomité voor het<strong>koetswerk</strong> op 26 mei 2005 in het raam van het halftijds brugpensioen het volgendeovereengekomen:TOEPASSINGSMODALITEITENArtikel 1§ 1. De deeltijdse arbeidsregeling, met name het aantal wekelijks te presteren uren,waarin de werknemer in het raam van het halftijds brugpensioen instapt, wordt alsvolgt bepaald:§ 2. Inzake het werkrooster van de halftijds bruggepensioneerde kan een keuzeworden gemaakt tussen:• een halftijds werkrooster op dagbasis;• een halftijds werkrooster op weekbasis;• een halftijds werkrooster week per week;• een halftijds werkrooster op maandbasis;• eender werk andere formule met akkoord tussen werkgever en werknemer.235-4


§ 3. Bovenvermelde arbeidsregeling en werkrooster dienen in onderling akkoordtussen werkgever en werknemer schriftelijk te worden vastgelegd, en dit ten laatsteop de dag waarop de werknemer in halftijds brugpensioen wordt gesteld.Vervangingsplicht van de halftijds bruggepensioneerde.Artikel 2In uitvoering van afdeling 3 van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffendehet halftijds brugpensioen is de werkgever verplicht de werknemer die in halftijdsbrugpensioen wordt gesteld te vervangen door een volledig uitkeringsgerechtigdewerkloze.DuurtijdArtikel 3Deze collectieve arbeidsovereenkomst is geldig vanaf ................... tot en met...................Namens de onderneming:Namens de werknemersorganisaties:235-5


C.A.O.: 10/06/99 K.B.: 18/09/01 B.S.: 11/12/01Neerlegging:Registratiedatum: 15/09/00Registratienummer: 55556/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 11/10/001. Inhoud• Procedure en voorwaarden inzake de invoering van nieuwe arbeidsregelingen inde ondernemingen• Sectorale evaluatie2. DuurtijdVanaf 1 januari 1999 voor onbepaalde duur.


242 Invoering van nieuwe arbeidsregelingenCollectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999NIEUWE ARBEIDSREGELINGENIn uitvoering van artikel 12. van het nationaal akkoord 1999-2000 van 28 april 1999.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en opde werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>.Artikel 2Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder“werklieden” verstaan: de werklieden en de werksters.Artikel 3HOOFDSTUK II. - DRAAGWIJDTE EN TOEPASSINGSSFEERVAN DE OVEREENKOMSTIn uitvoering van artikel 7 a) en b) van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van 2juni 1987, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de invoering van nieuwearbeidsregelingen in de ondernemingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijkbesluit van 18 juni 1987 (Belgisch Staatsblad van 26 juni 1987), beslissen de partijen dat deonderhandelingen over de inhoud van nieuwe arbeidsregelingen, gelet op de verscheidenheidvan de sector, kunnen gevoerd worden op ondernemingsvlak, en dit vanaf 1 januari 1993.Onder nieuwe arbeidsregelingen worden verstaan de regelingen omschrevenovereenkomstig de wet van 17 maart 1987 (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1987) dieertoe strekken de uitbreiding of de aanpassing van de bedrijfstijd mogelijk te maken en dewerkgelegenheid te bevorderen.242-1


Artikel 4HOOFDSTUK III. - WEERSLAG OP DE WERKGELEGENHEIDDe invoering van de nieuwe arbeidsregeling moet een positieve weerslag hebben opde werkgelegenheid met name:- toename van het aantal tewerkgestelde arbeiders met extra aandacht voor deaanwerving van personen behorende tot de “risicogroepen”;- de vermindering van het aantal dagen gedeeltelijke werkloosheid of;- de vermindering van het aantal in uitzicht gestelde ontslagen in het kader van deprocedure voor collectief ontslag;- andere evenwaardige, onderhandelde alternatieven.Artikel 5HOOFDSTUK IV. - VOORAFGAANDE INFORMATIEWanneer de werkgever voornemens is een nieuwe arbeidsregeling in te voerenmoet hij minstens 1 maand voorafgaandelijk aan de ondernemingsonderhandelingschriftelijk informatie verstrekken aan de vakbondsafvaardiging en bij ontstentenisaan de werknemers van zijn onderneming en de vertegenwoordigers van devakbonds- en werkgeversorganisaties in het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>,dit laatste door een aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritairsubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.De informatie moet betrekking hebben op het soort arbeidssysteem en de factorendie de invoering ervan rechtvaardigen.HOOFDSTUK V. - ONDERHANDELING OP ONDERNEMINGSNIVEAUArtikel 6De onderhandeling op ondernemingsvlak moet ten minste betrekking hebben op dehiernavolgende elementen:- de regeling inzake organisatie van de arbeidstijd, waaronder met name dearbeidsduur, de werktijden, de rustpauzes en de rusttijden;- de arbeidsvoorwaarden met bijzondere aandacht voor de relatie arbeid-gezin;- modaliteiten inzake de positieve weerslag op de werkgelegenheid;- wanneer er een vakbondsafvaardiging bestaat, de vakbondsvertegenwoordigingrekening houdend met de arbeidsregeling overeenkomstig artikel 8, 2° en 6° van242-2


de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 van 24 mei 1971, gesloten in de NationaleArbeidsraad, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen van hetpersoneel der ondernemingen;- de modaliteiten betreffende de periodieke evaluatie van en controle op de nieuweregeling;- de consequenties van de nieuwe arbeidsregeling op de sociale zekerheid van debetrokken werknemers;- de modaliteiten van individueel en/of collectieve terugstap naar de vroegerearbeidsregeling;- de modaliteiten inzake vorming en opleiding van de betrokken werknemers.Artikel 7Indien er in de onderneming een vakbondsafvaardiging voor arbeiders bestaat,kan de nieuwe arbeidsregeling maar gebeuren door tussen de werkgever enalle representatieve werknemersorganisaties die in de vakbondsafvaardigingvertegenwoordigd zijn, een collectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten in de zinvan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten de paritaire subcomités.Artikel 8Indien er in de onderneming geen vakbondsafvaardiging voor arbeiders bestaat,kan de nieuwe arbeidsregeling maar gebeuren door terzake met de representatievewerknemersorganisaties van het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, eencollectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten in de zin van de wet van 5 december1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de Paritaire subcomités.Artikel 9Ondernemingsovereenkomsten die een volgens de wet van 17 maart 1987, artikel2, 1°, 3° of 5° toegelaten afwijking beogen van de volgende wettelijke bepalingen:1° het verbod van zondagarbeid en de termijn voor toekenning van inhaalrust,voorgeschreven door respectievelijk de artikelen 11 en 16, eerste lid van deArbeidswet van 16 maart 1971;2° het verbod van arbeid op feestdagen, de verplichting om feestdagen die met eenzondag of een gewone inactiviteitsdag samenvallen te vervangen door een gewoneactiviteitsdag en de verplichting om de inhaalrust, toegekend na arbeid verricht opeen feestdag, aan te rekenen op de arbeidsduur voorgeschreven door de artikel 4, 6,10 en 11, vierde lid van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen;3° de grenzen van de arbeidsduur voorgeschreven door de artikelen 19, eerstelid, 20, 20bis en 27, van de Arbeidswet van 16 maart 1971, op voorwaarde dat de242-3


dagelijkse arbeidstijd twaalf uren niet overschrijdt en dat de overschrijdingen vande grenzen vastgesteld bij de voornoemde artikelen 19, eerste lid, 20, 20bis en 27,onderworpen worden aan de voorwaarden vastgesteld bij artikel 26bis, §1. van deArbeidswet van 16 maart 1971.kunnen slechts worden afgesloten, na voorafgaande goedkeuring van die afwijkingdoor het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Artikel 10In afwijking van de artikelen 11 en 12 van de wet van 1965 tot instelling van dearbeidsreglementen worden de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst,zoals omschreven in de artikelen 6 en 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomstdie het arbeidsreglement wijzigen, in dit reglement ingevoerd zodra deze collectievearbeidsovereenkomst werd neergelegd op de Griffie van het Ministerie vanTewerkstelling en Arbeid.Artikel 11HOOFDSTUK VI. - TOEPASSINGSMODALITEITENDe bij de invoering van de nieuwe arbeidsregeling betrokken werknemers moetentewerkgesteld zijn in het kader van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.Artikel 12De inschakeling van de werknemers in de nieuwe arbeidsregeling mag slechtsgebeuren op vrijwillige basis.Artikel 13Aan de werknemers wordt werkzekerheid geboden, dit wil zeggen dat er nietzal overgegaan worden tot afdanking om economische redenen of motieven vanreorganisatie.Indien deze redenen toch zouden worden ingeroepen zal de werkgever eerst alleandere middelen tot herverdeling van de arbeid, met inbegrip van gedeeltelijkewerkloosheid, inschakelen.Indien nodig zal hij overgaan tot een bespreking met de vakbondsafvaardiging ofbij ontstentenis met de representatieve werknemersorganisaties teneinde anderemaatregelen te treffen.242-4


HOOFDSTUK VII. - SECTORALE EVALUATIEArtikel 14Tegelijkertijd met de neerlegging van de ondernemingsovereenkomst, zoalsomschreven bij de artikelen 6, 7 en 8, wordt een afschrift van de afgeslotenovereenkomst overgemaakt aan de voorzitter van het Paritair subcomité voor het<strong>koetswerk</strong>. Deze informatie gebeurt bij aangetekend schrijven.Artikel 15Na het verstrijken van een periode van 18 maanden, te rekenen vanaf 1 januari1999, zal in het paritair subcomité overgegaan worden tot een evaluatie van dein de ondernemingen toegepaste arbeidsregelingen in de zin van de collectievearbeidsovereenkomst nr. 42 van 2 juni 1987 en de wet van 17 maart 1987, vermeldin artikel 3.Deze evaluatie zal zowel de gevolgde procedure als de inhoud en de gevolgen vande arbeidsregelingen betreffen.Deze evaluatie kan eventueel leiden tot het afsluiten van een aanvullende sectoralecollectieve arbeidsovereenkomst.Artikel 16HOOFDSTUK VIII. - UITZONDERINGENDe ondernemingsovereenkomsten betreffende de versoepeling van de arbeidsduuren/of speciale tijdsregelingen afgesloten vóór 1 januari 1999 mogen wordenbehouden en verder worden toegepast.Artikel 17HOOFDSTUK IX. - DUURTIJDDeze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en isgesloten voor onbepaalde duur.Zij kan worden opgezegd op verzoek van één der ondertekenende partijen, mitsinachtneming van een opzeggingstermijn van 3 maanden, betekend bij een ter postaangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair subcomité voor het<strong>koetswerk</strong> en aan de ondertekenende organisaties.242-5


C.A.O.: 05/10/98 K.B.: 18/04/00 B.S.: 13/10/00Neerlegging:Registratiedatum: 06/11/98Registratienummer: 49413/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 03/02/991. InhoudSectorale omkadering van de regimes met nachtprestaties:- Omkaderingsmaatregelen:• principe van vrijwilligheid• enkel voor werknemers met een contract van onbepaalde duur• terugkeerrecht voor zwangere werkneemsters en voor alle werknemers omwillevan ernstige medische, familiale en sociale redenen• gelijke behandeling van mannen en vrouwen- Procedure bij invoering van nieuwe regimes met nachtprestaties:• voorafgaandelijk informatie en motivatie door werkgever• ondernemingen met vakbondsafvaardiging: C.A.O. op ondernemingsvlak isnoodzakelijk (ondertekend door alle vakbonden)• ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging: goedkeuring door het P.S.C. overresultaten van besprekingen met de werknemers3. DuurtijdVanaf 5 oktober 1998 voor onbepaalde duur.


247 NachtarbeidCollectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 1998SECTORALE OMKADERING VAN DE REGIMESMET NACHTPRESTATIESArtikel 1 - ToepassingsgebiedHOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers enwerklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onderwerklieden verstaan: de werklieden of werksters.Artikel 2 - Voorwerpa) De collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van de wetvan 17 februari 1997 en het koninklijk besluit van 16 april 1998 tot uitvoering vanvermelde wet en van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 46 betreffendede begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voorandere vormen van arbeid met nachtprestaties en nr. 49 betreffende de waarborgvan een specifieke financiële vergoeding ten gunste van de werknemers die zijntewerkgesteld in het kader van ploegenarbeid met nachtprestaties of anderevormen van arbeid met nachtprestaties.Partijen maken toepassing van de C.A.O. nr. 42 betreffende het invoeren van nieuwearbeidsregelingen in ondernemingen en verkrijgen aldus een afwijking op hetverbod om nachtarbeid te verrichten, zoals bepaald in artikel 35 van de Arbeidswetvan 16 maart 1997, althans wat betreft de regimes met nachtprestaties ingevoerdna 8 april 1998.b) Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de omkaderingsmaatregelen diegelden bij:247-1


- het openstellen van regimes met nachtprestaties, toepasselijk voor mannelijkewerklieden vóór 8 april 1998, op vrouwelijke werklieden;- de invoering van regimes met nachtprestaties na 8 april 1998, voor zowelmannelijke als vrouwelijke werklieden.Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt eveneens de te volgen procedure bijde invoering van regimes met nachtprestaties.c) Onder nachtarbeid wordt verstaan de prestaties gewoonlijk verricht tussen 20 en6 uur met uitsluiting van:- prestaties uitsluitend verricht tussen 6 en 24 uur;- prestaties die gewoonlijk vanaf 5 uur ‘s morgens worden aangevat.Artikel 3 - Positieve weerslag op de tewerkstellingDe invoering van regimes met nachtprestaties moet een positieve weerslag hebbenop de werkgelegenheid.Die positieve weerslag kan met name het gevolg zijn van een toename van het aantaltewerkgestelde werklieden, van de vermindering van het aantal dagen tijdelijkewerkloosheid of van de vermindering van het aantal in het vooruitzicht gesteldeontslagen in het kader van de procedure die voor collectief ontslag is vastgesteld.Artikel 4 - VrijwilligheidHOOFDSTUK II. - OMKADERINGSMAATREGELENZowel bij aanwerving als bij overschakeling naar een regime met nachtprestatiesmoet het principe van de vrijwilligheid worden toegepast op de werklieden.Conform de bepalingen van artikel 2 - voorwerp hebben werklieden recht op eenproefperiode van drie maanden gedurende welke zij een einde kunnen maken aanhun tewerkstelling met nachtprestaties door middel van een opzegging van zevendagen.Bij overschakeling is er een terugkeerrecht naar de vroegere werkpost.247-2


Artikel 5 - ContractvormenDe werklieden die betrokken zijn bij de invoering van regimes met nachtprestatiesmoeten tewerkgesteld zijn in het kader van een arbeidsovereenkomst vanonbepaalde duur.Artikel 6 - Zwangere arbeidstersDe zwangere arbeidster, tewerkgesteld in een arbeidsregeling met nachtprestaties,heeft het recht om, na schriftelijk verzoek, gestaafd door medisch attest, in eenarbeidsregeling zonder nachtprestaties te worden tewerkgesteld met behoud vanminimum het inkomen verbonden aan nachtprestaties en dit tot drie maanden nade bevallingsrust.Artikel 7 - TerugkeerrechtDe werklieden tewerkgesteld in regimes met nachtprestaties hebben het rechttijdelijk of definitief terug te keren naar een arbeidsregime zonder nachtprestatiesomwille van ernstige medische, familiale en sociale redenen.Op bedrijfsvlak dient er een overeenkomst te worden gemaakt dewelke deprecisering geeft van het begrip “ernstige medische, familiale en sociale redenen”.Artikel 8 - Gelijke behandelinga) In regimes met nachtprestaties geldt het principe van gelijk loon en gelijkefunctieclassificaties voor mannelijke en vrouwelijke werklieden.b) De werklieden tewerkgesteld in regimes met nachtprestaties kunnen op hunverzoek bij voorrang een vacante betrekking met dagprestaties verkrijgen in zoverrezij aan de vereiste kwalificaties voldoen.c) De werkgever dient aandacht te besteden aan de veiligheid van de werkliedentewerkgesteld in regimes met nachtprestaties. Hij dient ook te zorgen voor hetnodige toezicht en voor de bereikbaarheid van de vertrouwenspersoon inzake“ongewenst seksueel gedrag”.247-3


HOOFDSTUK III. - PROCEDURE BIJ INVOERINGVAN NIEUWE REGIMES MET NACHTPRESTATIESArtikel 9 - Voorafgaande informatie en motivatieWanneer de werkgever voornemens is nachtarbeid in te voeren moet hijvoorafgaandelijk aan de werklieden schriftelijke informatie verstrekken omtrent hetsoort arbeidsregeling die hij wil invoeren en omtrent de factoren die de invoeringervan rechtvaardigen. Ook de concrete omkaderingsmaatregelen voorzien inhoofdstuk II van deze collectieve arbeidsovereenkomst en de concrete uurroostersworden besproken met de leden van de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenismet de individuele werklieden.Artikel 10 - Procedure bij ondernemingen met vakbondsafvaardigingIs er een vakbondsafvaardiging, dan kan een arbeidsregeling met nachtprestatiesmaar worden ingevoerd mits er tussen de werkgever en alle organisaties die in dezevakbondsafvaardiging vertegenwoordigd zijn, een collectieve arbeidsovereenkomstwordt gesloten in de zin van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en Paritaire comités.Artikel 11 - Procedure bij ondernemingen zonder vakbondsafvaardiginga) Het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> controleert of er voldaan wordt aan devoorwaarden van onderhavige overeenkomst.b) In de ondernemingen waar geen vakbondsafvaardiging bestaat worden deresultaten van besprekingen met de werklieden zoals voorzien in artikel 9 tergoedkeuring van het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> (P.S.C. 149.2) voorgelegd.Ingeval van eenparig advies van het betrokken Paritair subcomité wordt het regimeautomatisch ingeschreven in het arbeidsreglement.c) De Voorzitter van het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> stelt de onderneminghiervan in kennis.Artikel 12 - Jaarlijkse evaluatieHOOFDSTUK IV. - SLOTBEPALINGENOndertekenende partijen zullen jaarlijks en voor de eerste keer één jaar na deinwerkingtreding van huidige collectieve arbeidsovereenkomst, de toepassing ervan247-4


in het Paritair subcomité evalueren.Artikel 13 - DuurtijdDeze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 5 oktober 1998 en isgesloten voor onbepaalde duur. Ze kan door één van de partijen worden opgezegdmits een opzeg van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief,gericht aan de Voorzitter van het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd ter Griffie van de Dienstder Collectieve Arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling enArbeid.De algemeen bindend verklaring bij koninklijk besluit van deze collectievearbeidsovereenkomst wordt gevraagd.247-5


C.A.O.:18/06/09 K.B.: / / B.S.: / /Neerlegging:Registratiedatum: 14/09/09Registratienummer: 94264/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 30.09.091. InhoudOveruren in het kader van:• een buitengewone vermeerdering van het werk• werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheidOveruren kunnen in dit kader enkel worden gepresteerd mits het voorafgaandeakkoord van de vakbondsafvaardiging.Eerste 65 overuren per kalenderjaar: keuzemogelijkheid aan arbeider om terecupereren of uit te betalen (binnen wettelijk kader).Noch op niveau van de sector, noch op het vlak van de onderneming, wordt demogelijkheid voorzien tot invoering van de bijkomende schijf van 65 overuren perkalenderjaar.2. Verlenging van C.A.O.’sC.A.O.: 21/06/07 K.B.:05/03/08 B.S.: 14/04/083. DuurtijdVanaf 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2011.


249 ArbeidsorganisatieCollectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009ARBEIDSORGANISATIEIn uitvoering van artikel 11 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder arbeidersverstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.Artikel 2HOOFDSTUK II. – TOEPASSINGSMODALITEITENDe arbeiders hebben binnen het wettelijk kader de keuzemogelijkheid om de eerste65 overuren per kalenderjaar in het kader van buitengewone vermeerdering vanwerk (artikel 25 van de Arbeidswet van 16 maart 1971) of van de werkzaamhedeningevolge een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26 §1,3° van de Arbeidswet van16 maart 1971) te recupereren of uitbetaald te krijgen.Artikel 3Noch op het sectorale niveau, noch op het vlak van de onderneming wordt eenmogelijkheid voorzien om een bijkomende schijf van 65 overuren per kalenderjaarin het kader van buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van deArbeidswet van 16 maart 1971) of van de werkzaamheden ingevolge een onvoorzienenoodzakelijkheid (artikel 26 §1,3° van de Arbeidswet van 16 maart 1971) in te voeren.249-1


Artikel 4Conform artikel 25 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 (buitengewonevermeerdering van werk) en conform artikel 26 §1,3° van de Arbeidswet van 16maart 1971 (werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid) kunnenoveruren in dit kader enkel worden gepresteerd mits het voorafgaande akkoord vande vakbondsafvaardiging.Artikel 5HOOFDSTUK III. - GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2009 en treedtbuiten werking op 30 juni 2011.249-2


300 Arbeidsovereenkomsten310 Kort verzuim315 Carenzdag320 Opzeggingstermijnen342 Recht op tijdskrediet en loopbaanvermindering362 Meldingsplicht contracten bepaalde duur,duidelijk omschreven werk, uitzendarbeiden onderaanneming


C.A.O.:18/06/2009 K.B.: / / B.S.: / /Neerlegging:Registratiedatum: 14/09/2009Registratienummer: 94265/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 30.09.091. InhoudKort verzuim.2. Vervanging van C.A.O.C.A.O.: 21/06/07 K.B.: 19/02/2008 B.S.: 03/04/20083. DuurtijdVanaf 1 juli 2009 voor onbepaalde duur.


310 Kort verzuimCollectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009KORT VERZUIMIn uitvoering van artikel 16§1 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeidersen arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid vanhet Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder arbeiders verstaan: de mannelijkeen vrouwelijke werklieden.Artikel 2HOOFDSTUK II. - VOORWERPDeze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van:1. het koninklijk besluit betreffende het behoud van het normaal loon van dewerklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworvenvoor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid vanfamiliegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke plichten of vanburgerlijke opdrachten van 28 augustus 1963 (Belgisch Staatsblad van 11 september1963) en alle latere wijzigingen;2. het koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectievearbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende het behoudvan het normale loon van de werknemers voor de afwezigheidsdagen ter gelegenheidvan bepaalde gebeurtenissen van 3 december 1974 (Belgisch Staatsblad van 23januari 1975);310-1


3. de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, van10 februari 1999, betreffende het behoud van het normaal loon van de werknemersvoor de afwezigheidsdagen ter gelegenheid van het overlijden van overgrootoudersen achterkleinkinderen;4. de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, van17 november 1999 betreffende het behoud van het normaal loon van de wettelijksamenwonende werknemers voor de afwezigheidsdagen ter gelegenheid vanbepaalde familiegebeurtenissen5. de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid enkwaliteit van het leven (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001).6. de programmawet van 9 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004) en, inuitvoering van deze wet, het artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende dearbeidsovereenkomsten.Artikel 3HOOFDSTUK III. - REDEN EN DUUR VAN DE AFWEZIGHEIDTer gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor vervulling van staatsburgerlijkeverplichtingen of van burgerlijke opdrachten welke hierna opgesomd zijn, hebbende in artikel 1 bedoelde werklieden het recht, met behoud van hun normaal loon,van het werk afwezig te zijn voor een als volgt bepaalde duur:1. Huwelijk van de werkman: drie dagen te kiezen door de betrokkene.2. De dag van het huwelijk voor het huwelijk- van een kind van de werkman of van zijn echtgeno(o)t(e)- van een regelmatig door hem opgevoed kind- van een broer of een zuster- van een schoonbroer of een schoonzuster- van de vader of de moeder- van een grootmoeder of een grootvader- van de schoonvader of de schoonmoeder- van de van de stiefvader of stiefmoeder- van een kleinkind van de werkman- van de schoonbroer of de schoonzuster van de echtgeno(o)t(e) van de werkman- en van gelijk welk ander familielid wonend onder hetzelfde dak als dat van dewerkman.310-2


3. De dag van de plechtigheid voor de priesterwijding of intrede in het klooster- van een kind van de werkman of van zijn echtgeno(o)t(e)- van een regelmatig door hem opgevoed kind- van een broer of een zuster- van een schoonbroer of schoonzuster- van een schoonbroer of een schoonzuster van de echtgeno(o)t(e) van de werkman- van gelijk welk andere bloedverwant wonend onder hetzelfde dak als dat van dewerkman.4. Geboorte van een kind waarvan de afstamming van de werkman vaststaat: driedagen door de werkman te kiezen tijdens de dertig kalenderdagen te rekenen vanafde dag der bevalling.5. Overlijden van de echtgenoot of echtgenote van een kind van de werkman ofvan zijn echtgeno(o)t(e), van een door de werkman opgevoed kind, van de vader,moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder of stiefmoeder van de werkman:drie dagen door de werkman te kiezen tijdens de periode die begint met de dagwelke het overlijden voorafgaat en eindigt de dag die op de begrafenis volgt.6. Overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader,de overgrootvader, de grootmoeder, de overgrootmoeder van een kleinkind, eenachterkleinkind, schoonzoon of schoondochter, die bij de werkman inwoont: tweedagen door de werkman te kiezen in de periode die begint met de dag van hetoverlijden en eindigt met de dag van de begrafenis.7. Overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader,overgrootvader, de grootmoeder, de overgrootmoeder van een kleinkind, eenachterkleinkind, schoonzoon of schoondochter die niet bij de werkman inwoont: dedag van de begrafenis.8. Overlijden van gelijk welke bloedverwant wonend onder hetzelfde dak als dat vande werkman, van de voogd(es) van de minderjarige werkman of van het minderjarigkind voor wie de werkman als voogd optreedt: de dag van de begrafenis.9. Plechtige communie van een wettig, gewettigd, aangenomen of natuurlijk erkendkind van de werkman of van zijn echtgeno(o)t(e) of van een regelmatig door dewerkman opgevoed kind: één dag te kiezen door de werkman.10. Deelneming van een wettig, gewettigd, aangenomen of natuurlijk erkendkind van de werkman of van zijn echtgeno(o)t(e) of van een regelmatig door de310-3


werkman opgevoed kind aan het feest van de “vrijzinnige jeugd” daar waar dat feestplaatsheeft: één dag te kiezen door de werkman.11. Verblijf van de dienstplichtige werkman in een recruterings- en selectiecentrumof in een militair hospitaal ten gevolge van zijn verblijf in een recruterings- enselectiecentrum: de nodige tijd met een maximum van drie dagen.12. Deelneming aan een officieel bijeengeroepen bijeenkomst van de familieraad:de nodige tijd met een maximum van één dag.13. Deelneming aan een jury, oproeping als getuige voor de rechtbank ofpersoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank: de nodige tijdmet een maximum van vijf dagen.14. Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdstembureau of enig stembureaubij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen: de nodige tijd.15. Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdbureau voor stemopnemingbij de parlements-, provincieraads-, en gemeenteraadsverkiezingen: de nodige tijdmet een maximum van vijf dagen.16. Uitoefening van het ambt van bijzitter in een van de hoofdbureaus bij de verkiezingenvan het Europees Parlement: de nodige tijd met een maximum van 5 dagen.17. Het onthaal van een kind in het gezin van de werkman in het kader van een adoptie:drie dagen naar keuze van de werkman in de maand volgend op de inschrijving inhet bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar dewerkman zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van zijn gezin.18. Verblijf van de werknemergewetensbezwaarde op de administratievegezondheidsdienst of in één van de verplegingsinrichtingen, die overeenkomstig dewetgeving houdende het statuut van de gewetensbezwaarden door de Koning zijnaangewezen: de nodige tijd met een maximum van drie dagen.Artikel 4§ 1. Voor de toepassing van artikel 3.2., artikel 3.3. en artikel 3.5. wordt hetaangenomen of natuurlijk kind gelijkgesteld met het wettig of gewettigd kind.§ 2. Voor de toepassing van artikel 3.6. en artikel 3.7. worden de schoonbroer, deschoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de echtgeno(o)t(e) van dewerkman gelijkgesteld met de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en degrootmoeder van de werkman.310-4


Artikel 5Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 3. van deze collectievearbeidsovereenkomst, wordt de persoon, die samenwoont met de werkman en vanzijn gezin deel uitmaakt, gelijkgesteld met de echtgenote of echtgenoot.Artikel 6Voor de toepassing van artikel 3. van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordenalleen als afwezigheidsdagen beschouwd de gewone werkdagen waarvoor dewerkman aanspraak had mogen maken op het loon, indien hij door de redenenvoorzien bij hetzelfde artikel 3. niet belet was geweest te werken.Het normaal loon wordt berekend met inachtneming van de besluiten genomen teruitvoering van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemenewijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.Artikel 7Voor de toepassing van artikel 3.4 hebben conform Hoofdstuk V. Afdeling 1Vaderschapsverlof van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening vanwerkgelegenheid en kwaliteit van het leven (Belgisch Staatsblad van 15 september2001), de werklieden het recht om gedurende tien dagen van het werk afwezig tezijn.Gedurende de eerste drie dagen afwezigheid geniet de werkman het behoud vanzijn loon.Mits een overeenkomst op bedrijfsvlak kunnen deze eerste drie dagen afwezigheidook in de vorm van halve dagen worden opgenomen.Gedurende de volgende zeven dagen geniet de werkman een uitkering waarvan hetbedrag wordt bepaald door de Koning en die hem wordt uitbetaald in het raam vande verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.Artikel 8§ 1. Voor de toepassing van artikel 3.17 hebben, conform de Programmawet van 9juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004) en in uitvoering daarvan, artikel 30tervan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, de arbeiders hetrecht om afwezig te zijn van het werk:310-5


• indien het kind geen drie jaar oud is bij aanvang van het verlof: zes wekenononderbroken en naar keuze van de arbeider, aanvangend binnen de twee maandenvolgend op de inschrijving in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregistervan de gemeente waar de arbeider zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend vanzijn gezin.• indien het kind drie jaar of ouder is bij aanvang van het verlof: vier wekenononderbroken en naar keuze van de arbeider, aanvangend binnen de twee maandenvolgend op de inschrijving in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregistervan de gemeente waar de arbeider zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend vanzijn gezin.§ 2. De afwezigheidsperiodes, zoals bepaald in § 1. van onderhavig artikel, wordenverdubbeld tot respectievelijk 12 of 8 weken, indien het kind getroffen is door eenlichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 % of een aandoeningheeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 vande medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving op de kinderbijslag.§ 3. De afwezigheidsperiodes, zoals bepaald in § 1. en § 2. van onderhavig artikel,dienen aan te vangen binnen de twee maanden volgend op de inschrijving in hetbevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar dearbeider zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van zijn gezin.Artikel 9HOOFDSTUK V. - DUUR EN OPZEGGINGDe onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectievearbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in de schoot van het paritairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluitvan 19 februari 2008 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 3 april 2008.Artikel 10Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2009 en is geslotenvoor onbepaalde duur.Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van driemaanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter vanhet Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> en aan de ondertekenende organisaties.310-6


C.A.O.: 04/07/01 K.B.: 14/03/03 B.S.: 04/06/03Neerlegging: 09/07/01Registratiedatum: 19/12/01Registratienummer: 60375/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 16/01/021. InhoudUitbetaling alle carenzdagen bij ziekte.2. Vervanging van C.A.O.C.A.O.: 22/03/78 K.B.: 31/08/78 B.S.: 10/10/78C.A.O.: 10/06/99 K.B.: 10/11/01 B.S.: 10/01/023. DuurtijdVanaf 1 juli 2001 voor onbepaalde duur.


315 CarenzdagCollectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001CARENZDAGIn uitvoering van artikel 10 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 7 mei 2001.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder debevoegdheid van het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder werklieden verstaan: de werkliedenen werksters.Artikel 2HOOFDSTUK II. - VOORWERPAan de werklieden worden alle carenzdagen, zoals bepaald in artikel 52 § 1 van dewet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, van het kalenderjaaruitbetaald, ongeacht de duur van de arbeidsongeschiktheid.Conform artikel 31 § 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten,is het voorleggen van een medisch getuigschrift verplicht.Artikel 3HOOFDSTUK III. - GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt en harmoniseert decollectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1978 inzake de carenztijd bij315-1


arbeidsongeschiktheid, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van31 augustus 1978 (Belgisch Staatsblad van 10 oktober 1978) en de collectievearbeidsovereenkomst van 10 juni 1999 inzake de betaling van carenzdagen.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is geldig vanaf 1 juli 2001 en geldt voor eenonbepaalde tijd.Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van driemaand, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter vanhet Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> en aan de ondertekenende partijen.315-2


K.B.: 10/07/03 B.S.: 05/08/031. InhoudOpzeggingstermijnenA. Algemeen regimeAnciënniteit Opzeg wg. Opzeg wn.0-4 jaar 35 dagen 14 dagen5-9 jaar 42 dagen 14 dagen10-14 jaar 70 dagen 21 dagen15-19 jaar 98 dagen 21 dagen20-24 jaar 140 dagen 28 dagen+ 25 jaar 154 dagen 42 dagenB. Bij brugpensioenAnciënniteitOpzeg wg.- 20 jaar 28 dagen+ 20 jaar 56 dagen2. Opheffing K.B.K.B.: 21/06/01 B.S.: 04/07/013. DuurtijdVanaf 5 augustus 2003 voor onbepaalde duur.


320 OpzeggingstermijnenKoninklijk Besluit van 10 juli 2003OPZEGGINGSTERMIJNENArtikel 1Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en werklieden van ondernemingendie onder het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> ressorteren.Artikel 2In afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffendede arbeidsovereenkomsten wordt de te geven opzeggingstermijn bij het beëindigenvan de arbeidsovereenkomst voor werklieden, gesloten voor onbepaalde tijd,vastgesteld op:1. vijf weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en twee weken wanneerde opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft die minder danvijf jaar ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst zijn gebleven;2. zes weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en twee wekenwanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft dietussen vijf en minder dan tien jaar ononderbroken bij dezelfde onderneming indienst zijn gebleven;3. tien weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en drie wekenwanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft dietussen tien en minder dan vijftien jaar ononderbroken bij dezelfde onderneming indienst zijn gebleven;4. veertien weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en drie wekenwanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft dietussen vijftien en minder dan twintig jaar ononderbroken bij dezelfde ondernemingin dienst zijn gebleven;5. twintig weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en vier wekenwanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreft320-1


die tussen twintig en minder dan vijfentwintig jaar ononderbroken bij dezelfdeonderneming in dienst zijn gebleven;6. tweeëntwintig weken wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en zesweken wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat wat de werklieden betreftdie tenminste vijfentwintig jaar ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienstzijn gebleven.Artikel 3In geval van opzegging met het oog op brugpensioen gelden de opzeggingstermijnenzoals bepaald in artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende dearbeidsovereenkomsten.Artikel 4De opzeggingen, betekend voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijven al hungevolgen behouden.Artikel 5Het koninklijk besluit van 21 juni 2001 tot vaststelling van de opzeggingstermijnenvoor de ondernemingen die onder het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>ressorteren, wordt opgeheven.Artikel 6Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordtbekendgemaakt.Artikel 7Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.320-2


C.A.O.: 21/06/07 K.B.: 19/02/08 B.S.:03/04/08Neerlegging: 10/07/07Registratiedatum: 06/08/07Registratienummer: 84170/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 09/10/071. InhoudRecht op tijdskrediet en loopbaanvermindering• recht op tijdskrediet 2 jaar, op ondernemingsvlak te verlengen totmaximum 5 jaar• recht op een 1/5 loopbaanvermindering• ondernemingen meer dan 10 werknemers onvoorwaardelijk recht, maar vanaf5% van de werknemers afspreken van voorrangsregels op ondernemingsvlak• specifieke vormen van loopbaanonderbreking (ouderschapsverlof, medischebijstand en palliatief verlof) vallen buiten die 5%.2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’sC.A.O.: 10/10/01 K.B.: 04/09/02 B.S.: 11/10/023. DuurtijdVanaf 1 juni 2007 voor onbepaalde duur.


342 Recht op tijdskrediet en loopbaanverminderingCollectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007RECHT OP TIJDSKREDIET EN LOOPBAANVERMINDERINGIn uitvoering van artikel 15 van het nationaal akkoord 2007-2008 van 24 mei 2007.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritairsubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder“werklieden” verstaan: de werklieden en de werksters.Artikel 2HOOFDSTUK II. - ALGEMENE BESCHIKKINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig en inuitvoering van:• de bepalingen opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst nummer77bis van 19 december 2001 gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoeringvan een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van dearbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, algemeen verbindend verklaard bijkoninklijk besluit op 25 januari 2002 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 5maart 2003, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 77ter van10 juli 2002, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit op 20 september2002 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 5 oktober 2002 en gewijzigddoor de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 77quater van 30 maart 2007,hierna CAO 77bis genoemd.342-1


• hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening vanwerkgelegenheid en kwaliteit van het leven (Belgisch Staatsblad van 15 september2001).• koninklijk besluit van 12 december 2001 (Belgisch Staatsblad van 18 december2001) tot uitvoering van hoofdstuk IV van de Wet van 10 augustus 2001, gewijzigddoor het koninklijk besluit van 16 april 2002 (Belgisch Staatsblad van 17 april 2002).Artikel 3HOOFDSTUK III. - RECHT OP TIJDSKREDIET§ 1. Conform de bepalingen van artikel 3 § 2. van de collectieve arbeidsovereenkomst77bis wordt de duur van het recht op tijdskrediet op 2 jaar gebracht.§ 2. De onderneming kan bij collectieve arbeidsovereenkomst de duur van het rechtop tijdskrediet verlengen tot maximum 5 jaar.Artikel 4HOOFDSTUK IV. - RECHT OP EEN 1/5 LOOPBAANVERMINDERING§ 1. In uitvoering van artikel 6 § 2. en artikel 9 § 2. van de collectievearbeidsovereenkomst 77bis hebben werklieden die in ploegen of in cycli werkenrecht op een 1/5 loopbaanvermindering.§ 2. De nadere regels voor het organiseren van het recht op loopbaanverminderingmet 1/5 worden bepaald op ondernemingsniveau rekening houdend met de volgendevoorwaarden:- de bestaande arbeidsorganisatie moet verder toegepast kunnen worden. Hiermeewordt bedoeld dat de toepassing van de arbeidscycli en van de ploegenstelselsgegarandeerd moeten blijven;- de loopbaanvermindering moet minstens per volledige dag genomen worden.§ 3. De afgesproken organisatieregels worden opgenomen in een collectievearbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsvlak.342-2


HOOFDSTUK V. - ORGANISATIEREGELArtikel 5§ 1. Conform de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst 77bis bestaater een onvoorwaardelijk recht op tijdskrediet en loopbaanvermindering voorondernemingen vanaf 10 werknemers.§ 2. Indien 5% van de werknemers tegelijkertijd van dit recht wensen gebruik te makenmoeten op ondernemingsvlak hieromtrent voorrangsregels worden afgesproken,zoals opgenomen in afdeling 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst 77bis.§ 3. Ondernemingen die bij ingang van dit akkoord reeds een gunstigerpercentage hanteren, kunnen dit percentage behouden. Hiertoe moet opondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereenkomst worden afgesloten.§ 4. In ondernemingen met minder dan 10 werknemers zijn de formules vantijdskrediet, 1/5 loopbaanvermindering en loopbaanverminderingen voor+50-jarigen toegelaten mits individueel akkoord tussen de werkgever en dewerkman.Artikel 6HOOFDSTUK VI. - SPECIFIEKE VORMENVAN LOOPBAANONDERBREKINGDe specifieke regelingen inzake loopbaanonderbreking, met name:• recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zeer zwaarziek gezins- of familielid, opgenomen in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998(Belgisch Staatsblad van 8 september 1998);• recht op ouderschapsverlof in het kader van loopbaanonderbreking, opgenomenin het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot wijziging van het koninklijk besluitvan 29 oktober 1997;• recht op loopbaanonderbreking in het kader van palliatief verlof, opgenomen inhet koninklijk besluit van 22 maart 1995 (Belgisch Staatsblad van 5 mei 1995);• installeren een apart recht op loopbaanonderbreking en vallen hierdoorvolledig buiten het hierboven vermelde recht.342-3


Dit betekent dat deze vormen van loopbaanonderbreking in de onderneming nietmee kunnen worden geteld in de berekening van de 5%.Artikel 7HOOFDSTUK VII. - OVERGANG NAAR VOLTIJDS BRUGPENSIOENBij overgang naar voltijds brugpensioen na loopbaanvermindering en navermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking wordt deaanvullende vergoeding brugpensioen berekend op grond van het arbeidsregimeen de bezoldiging die de werkman voor de vermindering van zijn prestaties genoot.Artikel 8HOOFDSTUK VIII. - BEHOUD VAN ANCIËNNITEITBij loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot eenhalftijdse betrekking blijft de anciënniteit en functiecategorie waarin de werkmanzich bevond voor de vermindering van prestaties behouden.Artikel 9HOOFDSTUK IX. - SLOTBEPALINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomstvan10 oktober 2001 betreffende het recht op tijdskrediet en loopbaanvermindering,gesloten in het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, algemeen verbindendverklaard bij koninklijk besluit op 4 september 2002 en gepubliceerd in het BelgischStaatsblad op 11 oktober 2002.Artikel 10Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni 2007 en wordtgesloten voor onbepaalde duur.Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van zesmaanden betekend met een ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzittervan het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 januari 2009.342-4


C.A.O.: 21/06/07 K.B.: 19/02/08 B.S.: 03/04/08Neerlegging: 10/07/07Registratiedatum: 06/08/07Registratienummer: 84171/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 09.10.071. InhoudMeldingsplicht contracten bepaalde duur of duidelijk omschreven werk,uitzendarbeid en onderaanneming.De tijdens deze tijdelijke overeenkomsten gecumuleerde anciënniteit wordt inaanmerking genomen. Hieruit vloeit voort dat er geen proefperiode mag wordenvoorzien in geval van aanwerving met een contract van onbepaalde duur.2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’sC.A.O.: 26/05/05 K.B.: 19/04/06 B.S.: 05/07/063. DuurtijdVanaf 1 juli 2007 voor onbepaalde duur.


362 Meldingsplicht contracten bepaalde duurof duidelijk omschreven werk, uitzendarbeiden onderaanneming.Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007MELDINGSPLICHT CONTRACTEN BEPAALDE DUUR OF DUIDELIJKOMSCHREVEN WERK, UITZENDARBEID EN ONDERAANNEMINGIn uitvoering van artikel 8 van het nationaal akkoord 2007-2008 van 24 mei 2007.Artikel 1HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeidersen arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid vanhet Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder“arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.Artikel 2HOOFDSTUK II. – BEGRIPSOMSCHRIJVINGVoor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden volgendebegrippen als volgt gedefinieerd:• contracten van bepaalde duur: de arbeidsovereenkomst zoals voorzienin de artikelen 9, 10, 11 en 11bis van de Wet van 3 juli 1978 betreffende dearbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad 22 augustus 1978);• uitzendarbeid: arbeid verricht door een uitzendkracht zoals gedefinieerd engereglementeerd in de wet van 24 juli 1987 betreffende tijdelijke arbeid, uitzendarbeiden terbeschikkingstelling van werkkrachten aan gebruikers (Belgisch Staatsblad 20362-1


augustus 1987) en alle collectieve arbeidsovereenkomsten in uitvoering van dezewet;• onderaanneming: werk uitgevoerd enkel op basis van een overeenkomst tussende opdrachtgever en de onderaannemer, waarbij tussen de opdrachtgever en hetpersoneel van de onderaannemer geen band van gezag bestaat in de zin van artikel17, 2°, van de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.Artikel 3HOOFDSTUK III. - MELDINGSPLICHTBehoudens wettelijke of conventionele beschikkingen die andere verplichtingenopleggen (bijvoorbeeld voorafgaande toestemming) moeten de ondernemingendie arbeiders aanwerven met een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd,een beroep doen op uitzendkrachten of een beroep doen op ongebruikelijkeonderaanneming, voorafgaandelijk de ondernemingsraad of bij ontstentenisdaarvan, de syndicale afvaardiging, of, bij ontstentenis daarvan de representatievewerknemersorganisaties hiervan in kennis stellen.Artikel 4HOOFDSTUK IV. – MODALITEITEN§1. In geval van tewerkstelling van arbeiders met een arbeidsovereenkomst voorbepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk, dienen de ondernemingen debestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake loon- en arbeidsvoorwaardenintegraal toe te passen.§ 2. In geval van uitzendarbeid, dienen de lonen van toepassing in de ondernemingvoor de functie of het werk waarvoor de uitzendkracht wordt tewerkgesteld, toegepastte worden en dit onverminderd de conventionele en wettelijke beschikkingenbetreffende bedoelde contracten.§ 3. In geval van ongebruikelijke onderaanneming heeft de bovengenoemdemeldingsplicht inhoudelijk betrekking op: de identiteit van de onderaannemer, hetparitair (sub)comité waaronder de activiteit van onderaannemer ressorteert, deaard van de opdracht, de voorziene periode van onderaanneming, het aantal voor deopdracht ingeschakelde arbeiders van de onderaannemer.362-2


HOOFDSTUK V. – OVERGANG NAAR CONTRACT VAN ONBEPAALDE DUURArtikel 5§ 1. Indien een arbeider aangeworven wordt met een contract van onbepaalde duurna één of meerdere contracten van bepaalde duur, na één of meerdere contractenvoor een duidelijk omschreven werk, of na één of meerdere uitzendcontracten,wordt de anciënniteit opgebouwd tijdens deze contracten van bepaalde duur,deze contracten voor een duidelijk omschreven werk en deze uitzendcontracten,meegerekend.§ 2. Indien een arbeider wordt aangeworven met een contract van onbepaalde duuraansluitend op één of meerdere contracten van bepaalde duur, voor een duidelijkomschreven werk of uitzendarbeid, mag er geen proefperiode worden opgenomen.§ 3. Teneinde oneigenlijk gebruik van uitzendarbeid te weren uit de sector wordenuitzendcontracten omwille van tijdelijke vermeerdering van het werk, na een periodevan zes maanden omgezet in een contract van onbepaalde duur.Artikel 6HOOFDSTUK VI. - GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomstvan 26 mei 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, betreffendede meldingsplicht contracten bepaalde duur, uitzendarbeid en onderaanneming,algemeen verbindend verklaard via Koninklijk Besluit van 19 april 2006 engepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 5 juli 2006.Artikel 7Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2007 en wordtgesloten voor onbepaalde duur.Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzeg van zes maandenbetekend met een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van hetParitair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.362-3


400 Opleiding en tewerkstelling400 Vorming en opleiding


C.A.O.:18/06/2009 K.B.: / / B.S.: / /Neerlegging:Registratiedatum: 14/09/2009Registratienummer: 94267/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 30.09.091. InhoudVorming en opleiding:• Risicogroepen• Sectorale tewerkstellingscel• Permanente vorming• Vormingskrediet• Bedrijfsopleidingsplan• Paritaire sectorale stuurgroep2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’sC.C.T : 21/06/07 K.B.: 18/02/08 B.S.: 03/04/083. DuurtijdVanaf 1 juli 2009 voor onbepaalde duur.


400 Vorming en opleidingCollectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009VORMING EN OPLEIDINGIn uitvoering van artikel 9 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.Artikel 1 – ToepassingsgebiedHOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,de arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder debevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder arbeiders verstaan: de mannelijkeen vrouwelijke werklieden.HOOFDSTUK II. – RISICOGROEPENArtikel 2 – Bijdragen voor risicogroepenOvereenkomstig hoofdstuk VIII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006houdende diverse bepalingen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28december 2006, en haar uitvoeringsbesluit van 26 april 2009 ter activering van deinspanning ten voordele van personen die tot de risicogroepen behoren en van deinspanning ten bate van de actieve begeleiding en opvolging van werklozen voor deperiode 2009-2010, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 18 mei 2009, wordtde inning van 0,15 % van de brutolonen aan 108%, voorzien voor onbepaalde duur,bevestigd.Gezien deze inspanning, vragen partijen dat de Minister van Werk de sectorzou vrijstellen van de stortingen van 0,10% in 2009 en 2010 bestemd voor hetTewerkstellingsfonds.400-1


Artikel 3 – Definitie van risicogroepenRekening houdende met de bepalingen van hoger genoemd koninklijk besluit, wordtdeze inning aangewend tot ondersteuning van vormings- en opleidingsinitiatievenvan personen uit risicogroepen, met name langdurig werkzoekenden,kortgeschoolde werkzoekenden, werkzoekenden van 45 jaar en ouder, herintredersen herintreedsters, leefloners, personen met een arbeidshandicap, allochtonen,werkzoekenden in een herinschakelingsstatuut, (deeltijds) lerende jongeren,kortgeschoolde arbeiders, arbeiders die geconfronteerd worden met meervoudigontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologie en arbeiders van45 jaar en ouder.Voor deze laatste categorie wordt daarenboven aanbevolen om vooraleer overte gaan tot de afdanking van een arbeider van 45 jaar of meer, contact op tenemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van dewerknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair subcomité, teneindealternatieve mogelijkheden inzake beroepsopleiding of herscholing te onderzoeken(conform de afspraken omtrent de sectorale tewerkstellingscel en artikel 2 vande collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003 betreffende de werkzekerheid,algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 september 2004 engepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 6 oktober 2004).Individuele gevallen kunnen overgemaakt worden aan het Sociaal fonds dat in overlegmet de sectorale tewerkstellingscel binnen EDUCAM begeleidingsmaatregelen zalvoorstellen.Artikel 4 – TewerkstellingscelIn het kader van het nationaal akkoord 2001-2002 van 7 mei 2001 werd binnen debestaande Educamwerking een sectorale tewerkstellingscel ingevoerd.Deze tewerkstellingscel heeft zich sinds 1 juli 2007 meer specifiek ingeschrevenin de afspraken gemaakt in het generatiepact en in de regelgeving op nationaal enregionaal vlak.De sociale partners trachten binnen Educam – rekening houdend met bovenvermeldeprincipes - verder uitvoering geven aan de sectorale tewerkstellingscel.Deze cel dient zich specifiek te richten op de doelgroep, met name de volledigwerklozen binnen het Sociaal Fonds voor het Koetswerk, en arbeiders getroffendoor herstructureringen.400-2


Daarenboven dient de wedertewerkstellingsbegeleiding van met ontslaggeconfronteerde en van ontslagen arbeiders – met inbegrip van aanvullendeopleidingen en begeleiding in het sollicitatietraject – het behoud van tewerkstellingbinnen de sector mogelijk te maken.De sectorale tewerkstellingscel tracht een coördinerende taak uit te oefenen : reedsbestaande instrumenten zoals arbeidsbemiddeling, loopbaanadvies, outplacementen erkenning van verworven competenties kunnen worden geïntegreerd in haarwerking. Het uiteindelijk doel is de arbeiders zo efficiënt mogelijk te begeleidengebruik makend van de reeds bestaande instrumenten.Artikel 5 – Alternerend opleidingssysteemIn het kader van de opleiding van de deeltijds lerende jongeren engageren deondertekenende partijen zich tot het verder uitbouwen van een kwalitatief en paritairbeheerd alternerend opleidingssysteem. Daartoe zullen de in dit kader reedsopgestarte pilootprojecten geëvalueerd worden (samenwerkingsovereenkomstenmet deeltijds onderwijs en middenstandsleerlingwezen). In functie van de evaluatiezal een landelijke verspreiding van deze aanpak gebeuren.HOOFDSTUK III. – RECHT OP PERMANENTE VORMINGArtikel 6 – Bijdragen voor permanente vormingDe inspanningen op het gebied van de voortdurende vorming van werknemers enwerkgevers worden verder ondersteund door de inning van 0,55 % van de brutolonen,voorzien voor onbepaalde duur.Artikel 7 – Opdrachten aan EDUCAMDe basisopdracht van EDUCAM omvat het ondersteunen van een sectoraalopleidingsbeleid, met name:• Het onderzoeken van kwalificatie- en opleidingsnoden, o.a. door het oplijsten vande opleidingsnoden binnen de ondernemingen;• Het ontwikkelen van opleidingstrajecten in functie van de instroom en depermanente vorming;• De kwaliteitsbewaking en certificering van de opleidingsinspanningen ten behoevevan de sector;• Het voeren van een promotiebeleid rond de EDUCAM-producten en dienstverlening,in de eerste plaats ten aanzien van de bedrijven die ressorteren onder400-3


het toepassingsgebied van het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, alsook tenaanzien van de opleidingsactoren. Dit promotiebeleid moet bijdragen tot een beterebekendheid van EDUCAM als dusdanig en haar rol in de realisatie van een paritairopleidingsbeleid, alsook tot het imago van de sector in het algemeen;• De samenwerking tussen EDUCAM en de bediendesector (via Cevora), zal verderworden uitgebouwd, teneinde de opleidingsinitiatieven op bedrijfsvlak voor arbeidersen bedienden optimaal te ondersteunen;• Het ijveren voor een toename van de bedrijfsopleidingsplannen (zie ook artikel 9van onderhavige overeenkomst);• Het bijstaan van bedrijfsleiders en vakbondsafgevaardigden bij de uitwerking vanhet opleidingsplan en het competentiebeheer in de ondernemingen;• Het bijstaan en adviseren van werkgevers en arbeiders indien er zich opondernemingsvlak problemen zouden voordoen bij het opmaken en uitwerken vanopleidingsplannen voor arbeiders die van hun recht op permanente vorming geengebruik kunnen of willen maken;• Andere door de sector te bepalen opleidingsinitiatieven.Artikel 8 – VormingskredietVanaf 1 januari 2004 wordt per onderneming een collectief recht op vormingen opleiding opgebouwd à rato van vier uur per kwartaal per arbeider, hetvormingskrediet.Dit vormingskrediet is voor de onderneming het bij CAO gestelde objectief om depermanente vorming van de arbeiders te verzekeren. Onder «permanente vorming»wordt verstaan: de vorming die het vakmanschap van de arbeider bevordert, zijnarbeidsmarktpositie versterkt en beantwoordt aan de noden van de ondernemingenen de sector.Het aantal arbeiders per onderneming wordt berekend op basis van de meest recentbeschikbare gegevens bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, verder KSZgenaamd, per 30 juni.Bijvoorbeeld: voor een bedrijf waarvoor deze KSZ-gegevens 10 arbeiders opgeven,bedraagt het vormingskrediet voor een volledig jaar 4 uur x 4 (kwartalen) x 10(arbeiders) = 160 uur.Ieder jaar in de loop van het vierde kwartaal, meldt EDUCAM aan de bedrijven dieressorteren onder het Paritair Subcomité hun vormingskrediet. Dit vormingskredietbepaalt dan voor de onderneming het objectief voor het komende jaar van hetaantal te realiseren opleidingsuren voor de arbeiders. Dit vormingskrediet is nietoverdraagbaar van het ene jaar naar het andere.400-4


Het vormingskrediet wordt verminderd à rato van het aantal door de arbeider ofarbeiders gevolgde opleidingsuren. Hiervoor komen uitsluitend door EDUCAMerkende opleidingen in aanmerking. EDUCAM beheert het vormingskrediet.De afbouw van het vormingskrediet is gekoppeld aan het bedrijfsopleidingsplanwaarvan sprake in artikel 9 en wordt in overleg met de vakbondsafvaardiging, bijontstentenis in overleg met de arbeiders, maximaal gespreid over alle categorieënarbeiders van de onderneming.De opleidingssteun voor erkende opleidingen wordt gekoppeld aan het naleven vande CAO-verplichtingen inzake vorming en opleiding.Artikel 9 – BedrijfsopleidingsplannenElke onderneming vanaf 15 werknemers (arbeiders en bedienden samen), steltjaarlijks een bedrijfsopleidingsplan op. Dergelijk bedrijfsopleidingsplan wordt tergoedkeuring aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de vakbondsafvaardigingof aan het personeel, voorgelegd.Ondernemingen van minder dan 15 werknemers kunnen in het kader van decollectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001 betreffende de representatievefunctie, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 september2002 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 november 2002, hunbedrijfsopleidingsplan opmaken.Het jaarlijkse bedrijfsopleidingsplan wordt telkens vóór 15 februari van hetbetreffende jaar aan EDUCAM overgemaakt.Dit plan houdt rekening met de bestaande opleidingsnoden van de werknemersen de gewenste antwoorden hierop van het bedrijf. In functie van een sectoralecertificering of erkenning en een optimaal gebruik van het vormingskrediet en vande Wet op het Betaald educatief verlof, verloopt de uitvoering van dit plan in overlegmet EDUCAM.De uitvoering van dit plan wordt eveneens paritair opgevolgd en jaarlijks geëvalueerd.De jaarlijkse evaluatie gebeurt in de ondernemingsraad, bij ontstentenis insamenspraak met de vakbondsafvaardiging of door het paritair subcomité.EDUCAM heeft als taak een instrument te ontwikkelen dat bedrijven moet helpen eenopleidingsplan op te stellen en zodoende de kwaliteit van die plannen te verhogen.Naast het erkennen van opleidingen dient EDUCAM ook een systeem en een400-5


procedure van certificering van werknemers uit te werken. Indien het opleidingsplanin door EDUCAM erkende opleidingen voorziet en indien ze gevolgd worden door eencompetentietest in het kader van certificering, dan dient daarover voorafgaand en/of in het kader van het opleidingsplan een akkoord te bestaan tussen de werkgeveren de vakbondsafvaardiging (indien aanwezig).In geval van negatieve testresultatenwordt een principe-recht op remediëring voorzien, waarin de werkgever er zich toeverbindt om een niet-geslaagde cursist een éénmalig recht op een remediëring aante bieden.Artikel 10 – Paritaire sectorale stuurgroepDe sociale partners richten een paritaire sectorale stuurgroep op, die uitwerkingdient te geven aan onder meer volgende opdrachten:• Onderzoeken in hoeverre de ondernemingen er in slagen om voor 1,9% vorming teorganiseren in de onderneming in uitvoering van het generatiepact.Indien uit dit onderzoek blijkt dat bijkomende vormingsinspanningen zich opdringen,dient deze stuurgroep te onderzoeken welke meerwaarde vanuit onderstaandedenkpistes kan voortvloeien:o Beter afstemmen van de opleidingsbehoeften binnen de ondernemingen op hetopleidingsaanbod.o Aanbeveling om een individueel recht op permanente vorming in te voeren en ditbinnen het kader van het collectief recht op vorming en opleiding.• Voortzetten van de werkzaamheden inzake het optimaliseren van de aansluitingopleiding - arbeidsmarkt, ook voor het voltijds onderwijs.• Onderzoeken op welke manier een systeem van opleidingsCV kan wordeningevoerd binnen de sector.Deze stuurgroep dient zijn werkzaamheden ten laatste op 30 juni 2010 af te ronden.Artikel 11HOOFDSTUK IV. – GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 21 juni 2007, geslotenin het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, betreffende vorming en opleiding,algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 februari 2008 (BelgischStaatsblad van 3 april 2008).400-6


Artikel 12 – DuurDeze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2009 en wordtgesloten voor onbepaalde duur.Zij kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd, mits eenopzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief,gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> en aan dein dat paritair subcomité vertegenwoordigde organisaties.400-7


500 Sociaal overleg510 Statuut vakbondsafvaardigingen513 Erkenning van de representatieve functie520 Vakbondsvorming530 Werkzekerheid


C.A.O.: 18/06/09 K.B.: B.S.:Neerlegging:Registratiedatum: 14/09/2009Registratienummer: 94272/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 30.09.091. InhoudStatuut vakbondsafvaardiging.2. Vervanging van C.A.O.C.A.O.: 26/05/05 K.B.: 16 /02/06 B.S.: 15 /03/063. DuurtijdVanaf 1 juli 2009 voor onbepaalde duur.


510 Statuut vakbondsafvaardigingenCollectieve Arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009STATUUT VAKBONDSAFVAARDIGINGENIn uitvoering van artikel 16§3 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.Artikel 1HOOFDSTUK I.- TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, dearbeiders en de arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder hetParitair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijkeen vrouwelijke werklieden.Artikel 2HOOFDSTUK II.- ALGEMENE BEGINSELENDeze collectieve arbeidsovereenkomst, aangegaan in uitvoering van enovereenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het statuut vande vakbondsafvaardigingen van het personeel der ondernemingen, op 24 mei en 30juni 1971 afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, regelt de oprichting en het statuutvan de vakbondsafvaardigingen van het werkliedenpersoneel.Artikel 3De werkgevers erkennen dat hun georganiseerd werkliedenpersoneel bij henvertegenwoordigd wordt door een vakbondsafvaardiging waarvan de ledenaangewezen of verkozen zijn onder het georganiseerd werkliedenpersoneel van deonderneming.Onder georganiseerd werkliedenpersoneel wordt verstaan het werkliedenpersoneel510-1


Voor de ondernemingen waar meer dan 150 arbeiders tewerkgesteld zijn, wordenéén bijkomende effectieve afgevaardigde en één bijkomende plaatsvervangendeafgevaardigde aangewezen per begonnen schijf van 50 arbeiders.Voor de ondernemingen met minder dan 15 arbeiders, zullen de meest betrokkenrepresentatieve werknemersorganisaties aan de voorzitter van het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, de ondernemingen laten kennen waar een syndicalemacht bestaat die een vakbondsafvaardiging rechtvaardigt.De plaatsvervangende afgevaardigden wonen de vergaderingen van de afvaardigingen de audiënties slechts bij in geval van afwezigheid of verhindering van de effectieveafgevaardigden en in dezelfde verhouding.Artikel 7Om het mandaat van afgevaardigde te kunnen uitoefenen moeten de leden van hetwerkliedenpersoneel aangesloten bij één der werknemersorganisaties, bedoeld bijartikel 3, aan volgende voorwaarden voldoen:1. 18 jaar oud zijn op het ogenblik van de aanwijzing;2. sedert ten minste zes maanden in de onderneming tewerkgesteld zijn.Het mandaat neemt in ieder geval een einde op schriftelijk verzoek van dewerknemersorganisatie die de kandidatuur van de afgevaardigde heeft voorgedragen.Indien het mandaat van een vakbondsafgevaardigde, om gelijk welke reden, eeneinde neemt tijdens de uitoefening van dit mandaat, heeft de werknemersorganisatiewaartoe deze afgevaardigde behoort, het recht om, bij ontstentenis van eenplaatsvervangende afgevaardigde, de persoon aan te duiden die het mandaat zalvoleindigen.Artikel 81. De aangewezen of verkozen afgevaardigden, worden uitgekozen op grond van hetgezag waarover zij bij de uitvoering van hun kiese opdrachten moeten beschikkenen hun bevoegdheid welke een degelijke kennis van de onderneming en van debedrijfstak omvat. De duur van de mandaten wordt op vier jaar bepaald; zij kunnenhernieuwd worden.2. De vakbondsafgevaardigden worden aangewezen door de in het Paritair Subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong> vertegenwoordigde organisaties van werknemers, hetzij opgrond van het aantal aangeslotenen, hetzij op grond van de stemresultaten van deverkiezingen in ondernemingsraad en / of het comité voor preventie en bescherming510-3


op het werk. Onderlinge regionale afspraken tussen werknemersorganisatiesblijven onverminderd van toepassing.De mandaten worden hernieuwd naar aanleiding van de verkiezingen voor deondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk. Dewerknemersorganisaties beschikken, na deze verkiezingen, over een periode vanzes maanden om tot de hernieuwing over te gaan.3. De werknemersorganisaties kunnen overeenkomen, dat, voor de ondernemingenwaar verkiezingen georganiseerd worden voor de Comités voor preventie enbescherming op het werk, de aanwijzing van de afgevaardigden wordt vervangendoor verkiezingen.In deze gevallen worden verkiezingen georganiseerd, binnen deondernemingen, gelijktijdig met deze voor de comités voor preventie en beschermingop het werk, met dien verstande dat alle maatregelen om de vrijheid en het geheimvan de stemming te verzekeren, moeten genomen zijn.De verkiezingsprocedure en de verdeling van de mandaten worden geregeldovereenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994betreffende de aanwijzing van de personeelsafgevaardigden in de comités voorpreventie en bescherming op het werk, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsbladvan 2 september 1994.Artikel 9Alle arbeiders van de onderneming kunnen stemmen, op voorwaarde dat zij:• de leeftijd van 16 jaar bereikt hebben;• sedert ten minste drie maanden tewerkgesteld zijn in de onderneming.HOOFDSTUK IV.- BEVOEGDHEID VAN DE VAKBONDSAFVAARDIGINGArtikel 10De vakbondsafvaardiging wordt zo spoedig mogelijk ontvangen door de werkgeverof zijn afgevaardigde, rekening houdend met de omstandigheden, naar aanleidingvan:1. elke vraag betreffende:• de arbeidsbetrekkingen;• de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve overeenkomstenof akkoorden in de schoot van de onderneming zonder dat daarbij afbreuk wordtgedaan aan de collectieve overeenkomsten of akkoorden die op andere vlakken zijn510-4


gesloten;• de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, van de collectievearbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en van de individuele arbeidsovereenkomsten;• de toepassing van de loonschalen en van de classificatieregels;• de naleving van de algemene beginselen bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst.2. elk geschil of betwisting van collectieve aard dat zich in de onderneming voordoetof wanneer dergelijke geschillen of betwistingen dreigen te ontstaan.3. elk individueel geschil dat of elke individuele betwisting die niet kon worden opgelostna te zijn ingediend langs de gewone hiërarchische weg door de belanghebbendearbeider, op zijn verzoek bijgestaan door zijn vakbondsafgevaardigde.4. elke beslissing die ingrijpende veranderingen voor de arbeidsorganisatie of dearbeidsovereenkomsten kan meebrengen.Bovendien is de vakbondsafvaardiging in ondernemingen met minder dan 50werknemers ook bevoegd voor de jaarlijkse toelichting van de economischfinanciëleinformatie.Artikel 11HOOFDSTUK V.- STATUUT VAN DE LEDEN VAN DEVAKBONDSAFVAARDIGINGHet mandaat van vakbondsafgevaardigde mag geen aanleiding geven tot enig nadeelvoor diegene die het uitoefent. Dit betekent dat de afgevaardigden recht hebbenop de normale promoties en bevorderingen van de categorie arbeiders waartoe zijbehoren.Artikel 12 - FaciliteitenDe leden van de vakbondsafvaardiging kunnen, gedurende het normaalwerkrooster, over de nodige tijd en faciliteiten beschikken om de in deze collectievearbeidsovereenkomst omschreven vakbondsopdrachten en activiteiten collectief ofindividueel uit te oefenen.De kredieturen die voor het uitvoeren van hun opdracht nodig zijn, worden ingemeenschappelijk overleg op het vlak van de onderneming bepaald, met een510-5


minimum van twee uren per week per afgevaardigde. Deze uren worden bezoldigdop grond van het normaal gemiddeld loon van elke belanghebbende.De onderneming stelt een lokaal ter beschikking van de vakbondsafgevaardigdenteneinde hen toe te laten hun opdrachten passend te vervullen.Artikel 13 - Bescherming tegen afdanking§ 1. De effectieve en plaatsvervangende leden van de vakbondsafvaardiging mogenniet worden afgedankt om redenen die eigen zijn aan de uitoefening van hunmandaat.De werkgever die voornemens is een effectieve of plaatsvervangendevakbondsafgevaardigde om gelijk welke reden, met uitzondering van dringenderedenen, af te danken, verwittigt voorafgaandelijk de vakbondsafvaardigingevenals de vakbondsorganisatie die de kandidatuur van deze afgevaardigde heeftvoorgedragen. Deze verwittiging gebeurt bij aangetekend schrijven en heeftuitwerking op de derde dag volgend op de datum van de verzending.De betrokken vakbondsorganisatie beschikt over een termijn van zeven dagenom mee te delen dat zij de geldigheid van de voorgenomen afdanking weigert teaanvaarden. Deze mededeling gebeurt bij aangetekend schrijven. De termijnvan zeven dagen neemt een aanvang op de dag waarop het door de werkgevertoegezonden schrijven uitwerking geeft.Het uitblijven van reactie van de vakbondsorganisatie moet beschouwd worden alseen aanvaarding van de geldigheid van de voorgenomen afdanking.Indien de vakbondsorganisatie weigert de geldigheid van de voorgenomen afdankingte aanvaarden, legt de meest gerede partij het geval voor aan het oordeel van hetverzoeningsbureau van het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>. Gedurende dezeperiode mag de maatregel tot afdanking niet worden uitgevoerd.Indien het verzoeningsbureau tot geen eenparige beslissing is kunnen komenbinnen de dertig dagen na de aanvraag om bemiddeling, of indien het geschil bijhem niet aanhangig is gemaakt, wordt de betwisting betreffende de geldigheidvan de redenen die door de werkgever worden ingeroepen om de afdanking teverantwoorden aan de arbeidsrechtbank voorgelegd.§ 2. Dringende redenIn geval van afdanking van een effectieve of plaatsvervangende vakbondsafgevaardigdewegens dringende redenen moet de vakbondsorganisatie daarvan onmiddellijk op510-6


de hoogte worden gebracht.§ 3. Forfaitaire vergoedingEen forfaitaire vergoeding is door de werkgever verschuldigd in navolgende gevallen:• Indien hij een effectieve of plaatsvervangende vakbondsafgevaardigde afdankt,zonder de in artikel 13§1 bepaalde procedure na te leven.• Indien, op het einde van deze procedure, de geldigheid van de redenen vanafdanking, rekening houdend met de bepaling van artikel 13, §1, lid 1 door hetverzoeningsbureau of door de arbeidsrechtbank niet wordt erkend.• Indien de werkgever een effectieve of plaatsvervangende afgevaardigde heeftontslagen wegens dringende redenen en de arbeidsrechtbank het ontslagongegrond heeft verklaard.• Indien de arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens zware fout van dewerkgever die voor de effectieve of plaatsvervangende afgevaardigde een reden istot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst.Deze forfaitaire vergoeding is gelijk aan de bruto bezoldiging van één jaar,onverminderd de toepassing van de artikelen 39 en 40 van de wet van 3 juli 1978 opde arbeidsovereenkomsten.Artikel 14. - Interne en externe communicatieDe vakbondsafvaardiging kan mondeling of schriftelijk overgaan tot allemededelingen welke nuttig zijn voor het personeel, zonder dat zulks de organisatievan het werk mag verstoren. Deze mededelingen moeten van professionele ofsyndicale aard zijn.Op de arbeidsplaats en gedurende de werkuren kunnen voorlichtingsvergaderingenvoor het personeel van de onderneming ingericht worden door devakbondsafvaardiging. Deze vergaderingen kunnen slechts mits instemming vande werkgever doorgaan. Hij mag echter niet willekeurig zijn toestemming weigerente geven.Artikel 15 – CommunicatiefaciliteitenGezien de nieuwe technologische evoluties zullen binnen de ondernemingen dewerkingsfaciliteiten (bijvoorbeeld computer, fax, internet) ter beschikking wordengesteld voor de verkozen werknemersafgevaardigden in de ondernemingsraaden het comité voor preventie en bescherming op het werk en voor devakbondsafgevaardigden, onder volgende voorwaarden:510-7


• Door de vakbondsorganisaties wordt een controlerecht voor de werkgevergewaarborgd op het gebruik en het misbruik ervan.• De faciliteiten moeten reeds aanwezig zijn in de ondernemingen. De bepaling indit artikel mag geen bijzondere investering inhouden voor de onderneming.• De rechten en verplichtingen voor het gebruik van deze faciliteiten zijn dezelfdeals voor de andere gebruikers in de onderneming.• De bestaande sectorale en ondernemingsCAO’s inzake het statuut van devakbondsafvaardiging en de wetgeving betreffende de ondernemingsraden en decomités voor preventie en bescherming op het werk blijven onverkort van toepassing.Dit houdt onder andere in dat de mededelingen die via elektronische weg aan hetpersoneel worden gericht vooraf aan de directie worden voorgelegd.• In paritair overleg zullen op ondernemingsvlak ook de gebruiksregels voorafworden opgesteld.Indien blijkt dat voormelde regeling tot misbruiken leidt, kan de meest gerede partijdeze opnieuw bespreekbaar maken op het niveau van het Paritair Subcomité.Artikel 16De vrijgestelden van de vakbondsorganisaties kunnen, na akkoord van dewerkgever, de vergaderingen bijwonen die de afgevaardigden onderling beleggenbinnen de omheining van de onderneming alsmede de vergaderingen die er door deafgevaardigden worden ingericht.Artikel 17In geval van noodzaak erkend door de vakbondsafvaardiging of door de werkgever,doen de partijen na de andere partij vooraf te hebben verwittigd, beroep op devrijgestelden van hun respectieve organisaties. In geval van blijvend meningsverschil,dienen zij eveneens een dringend verhaal in bij het verzoeningsbureau van hetParitair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Artikel 18HOOFDSTUK VI. – PARITAIRE COMMISSIE ‘OVERLEG’Bij betwisting op ondernemingsvlak over de installatie en / of werkingvan de vakbondsafvaardiging, kunnen hetzij de werkgever, hetzij dewerknemersvertegenwoordigers beroep doen op de paritaire commissie ‘overleg’.Deze commissie bestaat uit techniekers van de sociale partners, verbonden aan hetParitair Subcomité voor het Koetswerk.510-8


Deze commissie onderzoekt ter plaatse het probleem en formuleert een voorstelaan beide partijen, teneinde zo snel mogelijk tot een oplossing te komen.Artikel 19HOOFDSTUK VII.- OPHEFFING VAN DE COLLECTIEVEARBEIDSOVEREENKOMSTDeze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomstvan 26 mei 2005 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen, algemeenverbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 februari 2006 (Belgisch Staatsbladvan 15 maart 2006).Artikel 20HOOFDSTUK VIII. - SLOTBEPALINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2009en wordt gesloten voor onbepaalde duur.Zij kan slechts door één der partijen worden opgezegd mits een opzegging van zesmaanden wordt gegeven.De partij die het initiatief van de opzegging neemt, verbindt er zich toe de redenenvan opzegging op te geven en tegelijkertijd amendementsvoorstellen in te dienenwelke binnen één maand na de ontvangst in de schoot van het Paritair Subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>, besproken worden.Artikel 21Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de duur vande opzegging inbegrepen, gaan de meest representatieve werkgevers- enwerknemersorganisaties de verbintenis aan niet over te gaan tot staking of lockoutzonder dat door hun tussenkomst een voorafgaande verzoening werd betrachten desnoods door een dringend beroep te doen op het Paritair Subcomité voor hetof het verzoeningsbureau ervan.Artikel 22Speciale of in deze collectieve arbeidsovereenkomst niet voorziene gevallen wordendoor het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> onderzocht.510-9


C.A.O.: 04/07/01 K.B.: 25/09/02 B.S.: 20/11/02Neerlegging: 09/07/01Registratiedatum: 19/12/01Registratienummer: 60376/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 16/01/021. Inhoud• Erkenning van de representatieve functie in ondernemingen met minder dan 15werknemers• Limitatieve lijst regionale verantwoordelijken van de werknemersorganisaties2. DuurtijdVanaf 1 januari 2001 voor onbepaalde duur.


513 Erkenning van de representatieve functieCollectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2001ERKENNING VAN DE REPRESENTATIEVE FUNCTIEIn uitvoering van artikel 21 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 7 mei 2001.Artikel 1 - ToepassingsgebiedDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder debevoegdheid van het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder werklieden verstaan: de werkliedenen werksters.Artikel 2 - VoorwerpWerkgevers met minder dan 15 werknemers die ressorteren onder de bevoegdheidvan het Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, erkennen de representatieve functievan de werknemersorganisaties die deel uitmaken van het Paritair subcomité.De telling van het aantal werknemers gebeurt op basis van de RSZ-aangifte op 30juni van het voorgaande kalenderjaar.Artikel 3 - Modaliteiten§1. De officiële zakagenda’s van de representatieve vakorganisaties worden jaarlijksofficieel overhandigd op het Paritair subcomité en ter beschikking gesteld van dewerkgeversorganisatie. Enkel de regionaal verantwoordelijken op deze lijst hebbeneen representatieve functie in de bedrijven onder het toepassingsgebied.§2. Een regionaal verantwoordelijke kan contact opnemen met de werkgevers vanbedrijven uit het toepassingsgebied.Binnen de 10 dagen na de eerste contactname wordt dit contact schriftelijkaangekondigd bij de werkgeversorganisatie met vermelding van de identificatie van513-1


het bedrijf, de plaats, datum en agenda van het contact.De betrokken werkgever kan zich bij het contact laten bijstaan door eenvertegenwoordiger van de werkgeversorganisatie.§3. Het contact voor de regionaal verantwoordelijke kan betrekking hebben op:• de arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden;• de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, de collectieve enindividuele arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement;• informatieverstrekking aan de werknemers;• het opstellen van bedrijfsopleidingsplannen in het kader van vorming en opleiding.De aard van de contacten is in de eerste plaats preventief in functie van hetvoorkomen van conflicten.§4. In gevallen van betwisting kan op vraag van de meest gerede partij beroepgedaan worden op het verzoeningsbureau.Artikel 4 - Bijkomende bepalingenDeze procedure kan niet in de plaats treden van de aanduiding en de bevoegdheden vande vakbondsafvaardigingen zoals vastgelegd bij de collectieve arbeidsovereenkomststatuut van de vakbondsafvaardigingen van 4 juli 2001.Artikel 5 - GeldigheidOnderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is geldig vanaf 1 januari 2001 vooronbepaalde duur.Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van driemaanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter vanhet Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> en aan de ondertekenende organisaties.513-2


C.A.O.: 21/06/07 K.B.: 05/03/08 B.S.: 14/04/08Neerlegging: 10/07/07Registratiedatum: 06/08/07Registratienummer: 84172/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 09/10/071. Inhoud• Vakbondsvorming• Het aantal dagen vakbondsvorming wordt vastgelegd op 3 per jaar2. Verlenging/vervanging van C.A.O.’sC.A.O.: 08/07/99 K.B.: 27/12/02 B.S.: 27/03/033. DuurtijdVanaf 1 januari 2008 voor onbepaalde duur.


520 VakbondsvormingCollectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007VAKBONDSVORMINGIn uitvoering van artikel 18 van het nationaal akkoord 2007-2008 van 24 mei 2007.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers enwerklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder“werklieden” verstaan: de werklieden of de werksters.Artikel 2HOOFDSTUK II. - ALGEMENE BEGINSELENDeze beschikkingen regelen de toepassing van punt 7 van het nationaalinterprofessioneel akkoord van 15 juni 1971, betreffende de syndicale vorming,en van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 9 maart 1972 in deNationale Arbeidsraad tot coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad geslotennationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende deondernemingsraden, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli1974, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluitenvan 12 september 1972 en 5 september 1974.Artikel 3Rekening houdend met de rol welke de vertegenwoordigers van de werkliedenin de ondernemingen spelen, wordt hun binnen de hierna omschreven grenzen,faciliteiten verleend om vormingscursussen te volgen welke nodig zijn voor het520-1


volbrengen van hun taak in de beste voorwaarden.Artikel 4In functie daarvan wordt het de vertegenwoordigers van de werklieden toegestaanzonder loonderving, op tijdstippen welke samenvallen met de normale arbeidsurenen volgens zekere modaliteiten, cursussen en seminaries bij te wonen, welke:a) worden georganiseerd door de nationale of regionale vakverbonden of hunberoepscentrales, hun regionale afdelingen inbegrepen;b) zijn gericht op de vervolmaking van hun economische, sociale, technische ensyndicale kennis binnen het kader van hun taak als vertegenwoordigers van dewerklieden.Artikel 5HOOFDSTUK III. - TOEKENNINGSMODALITEITENa) De begunstigden van deze bepalingen zijn de vaste, verkozen of aangewezenleden van de ondernemingsraden, van de comités voor preventie en beschermingop het werk en van de vakbondsafvaardigingen daar waar een of meerdere van dezeorganen bestaan.In zekere uitzonderlijke gevallen, afzonderlijk in gemeenschappelijk overleg bepaaldtussen het ondernemingshoofd en de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenisde betrokken vakorganisatie, kunnen evenwel een of meerdere van de in devorige paragraaf bedoelde lasthebbers worden vervangen door andere syndicaleverantwoordelijken, die door de meest representatieve werknemersorganisaties bijnaam zullen worden aangeduid.b) De duur van de afwezigheid wegens het bijwonen van de in de artikelen 3 en 4bedoelde cursussen en seminaries, is vastgesteld op tien dagen per vast mandaatover een periode van vier jaar.c) Het globaal aantal van de in b) van dit artikel bepaalde toegestaneafwezigheidsdagen, wordt onder de meest representatieve werknemersorganisatiesverdeeld naar rata van het aantal mandaten die zij in de drie in elke ondernemingbestaande vertegenwoordigingsorganen hebben verkregen.d) Elke afwezigheidsdag, krachtens deze bepalingen toegestaan en door de520-2


echthebbenden besteed aan de syndicale vorming tijdens effectieve werkdagen,wordt door de werkgever betaald op basis van het normaal loon, berekend metinachtneming van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van dealgemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende defeestdagen.e) De meest representatieve werknemersorganisaties dienen drie weken opvoorhand bij de betrokken werkgevers hun schriftelijke aanvraag in om toestemmingtot afwezigheid van hun leden wegens het bijwonen van cursussen voor syndicalevorming.Deze aanvraag moet het volgende behelzen- de naamlijst van de vakbondsmandatarissen voor wie een toestemming totafwezigheid wordt gevraagd, alsmede de duur van hun afwezigheid;- de datum en duur van de georganiseerde cursussen;- thema en leerstof welke worden onderwezen en bestudeerd.f) Teneinde te voorkomen dat de gelijktijdige afwezigheid van een of verscheidenewerklieden de organisatie van het werk zou verstoren, worden het ondernemingshoofden de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis de betrokken vakorganisatie het pergeval eens over het maximum aantal toe te stane afwezigheden.g) Bij voorkeur dienen de in punt b) van onderhavig artikel bepaalde dagen involledige dagen en niet aaneensluitend te worden genomen. Daartoe dienen opondernemingsvlak afspraken te worden gemaakt.Artikel 6Gelet op de wet van 5 maart 1999 met betrekking tot de sociale verkiezingen, wordt,ten gevolge van het uitstel van de sociale verkiezingen van het jaar 1999 naar hetjaar 2000, voor het bijkomende jaar, de duur van de afwezigheden voorzien in artikel5., b), vermeerderd met 2,5 dagen per vast mandaat en dit tot aan de installatie vande vakbondsafvaardigingen na de sociale verkiezingen van het jaar 2000.Artikel 7HOOFDSTUK IV. - PROCEDUREAlle geschillen waartoe de toepassing van deze bepalingen aanleiding zou kunnengeven, worden onderzocht in het raam van de normale verzoeningsprocedure.520-3


Artikel 8De in deze bepalingen niet voorziene gevallen worden onderzocht door het Paritairsubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Artikel 9HOOFDSTUK V. - VERVANGING VAN COLLECTIEVEARBEIDSOVEREENKOMSTDeze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomstsyndicale vorming van 8 juli 1999 gesloten in het Nationaal Paritair Comité voorde sectoren welke aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijnen algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 december 2002(Belgisch staatsblad 27 maart 2003).Artikel 10HOOFDSTUK VI. - SLOTBEPALINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2008 en geldtvoor een onbepaalde tijd.Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van driemaand, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter vanhet Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> en aan de ondertekenende organisaties.520-4


C.A.O.: 08/07/03 K.B.: 01/09/04 B.S.: 06/10/04Neerlegging: 14/07/03Registratiedatum: 16/09/03Registratienummer: 67545/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 02/10/031. Inhoud: werkzekerheiddefinitie meervoudig ontslag- 29 werknemers en minder: 2 werklieden- 30 tot 59 werknemers: 3 werklieden- 60 tot 79 werknemers: 4 werklieden- 80 tot 99 werknemers: 5 werklieden- 100 werknemers en +: 6 werkliedenbinnen periode van 60 kalenderdagen• procedure- informatieplicht- overleg- eveneens bij faillissement• sanctie- vergoeding gelijk aan loon voor opzeggingstermijn2. Vervanging van C.A.O.C.A.O.: 04/07/01 K.B.: 25/09/02 B.S.: 20/11/023. DuurtijdVan 1 januari 2003 voor onbepaalde duur.


530 WerkzekerheidCollectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003WERKZEKERHEIDIn uitvoering van artikel 16 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers enwerklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder“werklieden” verstaan: de werklieden en de werksters.AFDELING 1 - PRINCIPEArtikel 2HOOFDSTUK II. - VOORWERPVoor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst zal in geen enkeleonderneming overgegaan worden tot meervoudig ontslag vooraleer anderetewerkstellingsbehoudende maatregelen - met inbegrip van tijdelijke werkloosheid- uitgeput zijn en vooraleer de mogelijkheid tot beroepsopleiding voor de getroffenwerklieden werd onderzocht. Voor de werklieden ouder dan 45 jaar zal prioritairnaar tewerkstellingsbehoudende maatregelen worden gezocht.AFDELING 2 - DEFINITIESArtikel 3Als “ontslag” wordt beschouwd elk ontslag om economische, financiële, structurele,530-1


technische en alle andere redenen onafhankelijk van de wil van de werklieden, metuitzondering van het ontslag om dringende redenen.Artikel 4Als “meervoudig” wordt beschouwd een ontslag van ten minste 2 werklieden inondernemingen met 29 werknemers en minder, van tenminste 3 werkliedenin ondernemingen van 30 tot 59 werknemers, van tenminste 4 werklieden inondernemingen van 60 tot 79 werknemers, van tenminste 5 werklieden tussen80 en 99 werknemers en van tenminste 6 werklieden in ondernemingen met 100werknemers en meer, dit alles in de loop van een periode van zestig kalenderdagen.SECTION 3 - PROCEDUREArtikel 5Indien een onderneming zich in onvoorzienbare en onvoorziene economische en/offinanciële omstandigheden bevindt, waardoor bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheidof andere equivalente maatregelen sociaal economisch onhoudbaar worden, is dewerkgever gehouden de volgende sectorale overlegprocedure na te leven. Tijdensdeze overlegprocedure kan niet tot ontslag worden overgegaan.1. Wanneer de werkgever - die zich dus in onvoorzienbare en onvoorziene economischeen/of financiële omstandigheden bevindt zoals hierboven beschreven - voornemensis over te gaan tot ontslag van meerdere werknemers, dat als meervoudig ontslagkan worden beschouwd, licht hij voorafgaandelijk de ondernemingsraad of, bijontstentenis, de vakbondsafgevaardigde in. In geval er geen ondernemingsraad ofvakbondsafvaardiging bestaat, licht hij voorafgaandelijk en individueel de betrokkenwerknemers schriftelijk in.2. Binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de syndicalevertegenwoordigers van de werklieden dienen partijen op ondernemingsvlakde besprekingen te starten over de maatregelen die ter zake kunnen wordengenomen. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dan wordt binnen de achtkalenderdagen na het vaststellen van een niet-akkoord op ondernemingsvlak,beroep gedaan op het verzoeningsbureau op initiatief van de meest gerede partij.3. In geval er geen ondernemingsraad of vakbondsafvaardiging bestaat in deonderneming, kan, binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan dewerknemers, dezelfde overlegprocedure worden ingeleid op initiatief van devakbondsorganisaties die de werklieden vertegenwoordigen.Deze procedure is eveneens van toepassing bij faillissement.530-2


AFDELING 4 - SANCTIEArtikel 6Bij niet-naleving van de procedure bepaald in artikel 5, dient de in gebreke zijndewerkgever, naast de normale opzeggingstermijn, aan de betrokken werknemerseen vergoeding te betalen.Deze vergoeding is gelijk aan het loon verschuldigd voor de genoemdeopzeggingstermijn.In geval van betwisting wordt beroep gedaan op het verzoeningsbureau op vraag vande meest gerede partij.De afwezigheid van een werkgever op de in deze procedure voorziene bijeenkomstvan het verzoeningsbureau wordt beschouwd als een niet-naleving van debovenstaande procedure. De werkgever kan zich laten vertegenwoordigen door eenbevoegde afgevaardigde behorende tot zijn onderneming.Indien de overlegprocedure niet is gevolgd is de sanctie eveneens van toepassing ingeval van faillissement.De sanctie is eveneens van toepassing op de werkgever die een unaniem advies vanhet verzoeningsbureau niet toepast.Artikel 7HOOFDSTUK III. - GELDIGHEIDDeze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomstvan 4 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, algemeenverbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 september 2002 (BelgischStaatsblad 20 november 2002).Artikel 8Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari2003 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van driemaanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter vanhet Paritair subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> en aan de ondertekenende organisaties.530-3


600 Bestaanszekerheid610 FBZ-statuten620 Bijdrage aan het Sociaal fonds630 Sectoraal pensioenstelsel


C.A.O.: 18/06/09 K.B.: / / B.S.: / /Neerlegging: //Registratiedatum: 14/09/2009Registratienummer: 94273/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 30.09.091. InhoudStatuten van het “Sociaal fonds voor de Koetswerkondernemingen”1. Aanvullende vergoedingenVanaf 1 januari 2010 worden alle aanvullende vergoedingen geïndexeerd op basisvan de reële loonindexeringen op 1 februari 2008 (2.36 %) en op 1 februari 2009 (3,89%). Naar aanleiding van deze berekening worden de aanvullende vergoedingen met6,34 % geïndexeerd.1.1. Tijdelijke werkloosheid• economische redenen• sluiting wegens jaarlijkse vakantie (waaronder jeugdvakantie en seniorenvakantie)• technische stoornis• slecht weer• overmacht9,00 euro/dag (6d./week) – 4,50 euro/dag halftijds (ook bij jeugdvakantie enseniorenvakantie)1.2. Volledige werkloosheid• 5 jaar anciënniteit in de metaalsectoren• 5,73 euro/dag – 2,87 euro/dag halftijds• 200 dagen uitbetaald in 6 d./week 45 jaar1.3. Ziekte• Na minstens 30 dagen ononderbroken ongeschiktheid• Gedurende 36 maanden maximum• 2,13 euro/volledige uitkering (6 uitkeringen per week) – 1,07 euro/halve uitkering(6 uitkeringen per week)• Uitkering wordt ook toegekend gedurende het zwangerschapsverlof.


1.4. Oudere werklozen• 20 jaar beroepsloopbaan (waarvan 5 jaar in de sector)• minstens 55 j. zijn op eerste dag werkloosheid• 5,73 euro/dag per uitkering voor volledige werkloosheid (2,87 euro/halveuitkering)1.5. Oudere zieken• 20 jaar beroepsloopbaan (waarvan 5 jaar in de sector)• minstens 55 j. zijn op eerste dag arbeidsongeschiktheid• wachttijd van 30 kalenderdagen• 5,73 euro/dag (2,87 euro/dag halftijds) tot de pensioengerechtigde leeftijd (6 d./week stelsel)1.6. Sluiting van onderneming• minstens 45 jaar oud zijn• 5 jaar anciënniteit in de onderneming• 283,84 euro + 14,31 euro per bijkomend jaar anciënniteit met een max. van936,23 euro• binnen 30 kalenderdagen geen nieuwe arbeidsovereenkomst1.7. Brugpensioen• de 1/2 van het verschil tussen het laatste nettoloon en de werkloosheidsuitkeringbij het begin van het brugpensioen• minstens 5 jaar anciënniteit in de sector1.8. Halftijds brugpensioen vanaf 55 jaar1.9. Halftijdse loopbaanonderbreking• vanaf 53 jaar• een RVA-uitkering ontvangen• 70,96 euro gedurende 60 maanden2. VakbondsvormingDe werkgever betaalt het loon en recupereert van het Fonds.3. Bevordering van aanwerving & vormingVia de vzw Educam


2. Vervanging van C.A.O.C.A.O.: 21/06/07 KB 01/07/08 BS: 25/09/08Gewijzigd doorCAO: 04/03/08 KB 26/03/08 BS: 22/04/083. DuurtijdVanaf 1 januari 2010 voor onbepaalde duur.


610 Statuten van het Sociaal fondsCollectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009WIJZIGING EN COORDINATIE VAN DE STATUTENVAN HET SOCIAAL FONDSIn uitvoering van artikel 7 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers,werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder“werklieden” verstaan: de werklieden of de werksters.Artikel 2De statuten van het “Sociaal fonds voor de <strong>koetswerk</strong>ondernemingen” zijnbijgevoegd in bijlage.Artikel 3Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2010 en isgesloten voor onbepaalde duur.Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van zesmaand, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter vanhet Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Artikel 4Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomstvan 21 juni 2007, betreffende het “Sociaal fonds voor de <strong>koetswerk</strong>ondernemingen”,610-1


algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 juli 2008 (BelgischStaatsblad van 25 sep-tember 2008).De collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007 werd gewijzigd door decollectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 2008, geregistreerd op 26 maart 2008onder het nummer 87.592/CO/149.02 (Belgisch Staatsblad van 22 april 2008).STATUTEN1. BENAMINGArtikel 1HOOFDSTUK I. - BENAMING, ZETEL, OPDRACHTEN, DUUREr wordt een Fonds voor bestaanszekerheid opgericht bij collectievearbeidsovereenkomst van 30 november 1967, algemeen bindend verklaard bijkoninklijk besluit van 15 maart 1968 (Belgisch Staatsblad 5 april 1968) genaamdhet “Sociaal fonds voor de <strong>koetswerk</strong>ondernemingen”, verder in deze statuten hetFonds genoemd.2. ZETELArtikel 2De maatschappelijke zetel van het Fonds is te 1200 Brussel, Woluwelaan gevestigd.Hij kan, bij beslissing van het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, naar elkeandere plaats in België worden overgebracht.3. OPDRACHTENArtikel 3Het fonds heeft als opdracht:3.1. De inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren;3.2. De toekenning en de uitkering van aanvullende sociale voordelen te regelen ente verzekeren;3.3. De vakbondsvorming van de werklieden te bevorderen;3.4. De vorming en informatie van de werkgevers te bevorderen;610-2


3.5. Een deel van de werking en sommige initiatieven van de v.z.w. Educam tefinancieren volgens door de raad van bestuur vastgestelde regels;3.6. Ten laste nemen van bijzondere bijdragen;3.7. De inning van de bijdrage voorzien voor de financiering en inrichting van eensectoraal pensioenstelsel.4. DUURArtikel 4Het Fonds wordt opgericht voor onbepaalde tijd.Artikel 5HOOFDSTUK II. - TOEPASSINGSGEBIEDOnderhavige statuten zijn van toepassing op de werkgevers, de arbeiders enarbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>.Met “arbeiders” wordt bedoeld de mannelijke en vrouwelijke werklieden.HOOFDSTUK III. - STATUTAIRE OPDRACHTEN VAN HET FONDS1. INNING EN INVORDERING VAN DE BIJDRAGENArtikel 6Het Fonds is gelast de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de inartikel 5 bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren.2. TOEKENNING EN UITKERING VAN DE AANVULLENDE VERGOEDINGENArtikel 7Vanaf 1 januari 2010 worden alle aanvullende vergoedingen geïndexeerd op basisvan de reële loonindexering op 1 februari 2008 en op 1 februari 2009 (de socialeindex van de maand januari van het kalenderjaar wordt vergeleken met de socialeindex van de maand januari van het voorgaande kalenderjaar).610-3


Door deze berekening, met name 2,36 % op 1 februari 2008 en 3,89 % op 1 februari2009 worden de aanvullende vergoedingen met 6,34% geïndexeerd.2.1. AANVULLENDE WERKLOOSHEIDSVERGOEDING BIJ TIJDELIJKEWERKLOOSHEIDArtikel 8§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht, ten laste van het Fonds,voor elke werkloosheidsuitkering of halve werkloosheidsuitkering erkend door deRijksdienst voor Arbeidsvoorziening en voorzien in- artikel 26 1° - tijdelijke werkloosheid omwille van overmacht;- artikel 28, § 1 - tijdelijke werkloosheid omwille van sluiting van de ondernemingwegens jaarlijks verlof;- artikel 49 - tijdelijke werkloosheid omwille van technische stoornis;- artikel 50 - tijdelijke werkloosheid omwille van slecht weer;- artikel 51 - tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenenvan de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten op de vergoedingvoorzien in artikel 8 § 2 van deze statuten, voor zover zij volgende voorwaardenvervullen:- werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de reglementering op dewerkloos-heidsverzekering;- op het ogenblik van de werkloosheid in dienst van de werkgever zijn.§ 2. Vanaf 1 januari 2010 worden de aanvullende vergoedingen bij tijdelijkewerkloosheid geïndexeerd volgens het principe zoals opgenomen in artikel 7 vandeze collectieve arbeidsovereenkomst en tegelijkertijd verhoogd.Hierdoor bedraagt deze aanvullende vergoeding vanaf 1 januari 2010:- 9,00 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van dereglementering op de werkloosheidsverzekering;4,50 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van dereglementering op de werkloosheidsverzekering.Artikel 9Vanaf 1 januari 2010 dient de aanvullende vergoeding bij tijdelijke werkloosheid ookte worden betaald bij jeugdvakantie en seniorenvakantie.610-4


2.2. AANVULLENDE WERKLOOSHEIDSVERGOEDING BIJ VOLLEDIGEWERKLOOSHEIDArtikel 10§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben, ten laste van het Fonds, voor elkewerkloosheidsuitkering recht op de bij artikel 10 § 2, voorziene vergoeding, met eenmaximum van respectievelijk 200 dagen en 300 dagen per geval, al naargelang zijop de eerste werkloosheidsdag minder dan 45 jaar oud zijn of 45 jaar en ouder zijn,en voor zover zij volgende voorwaarden vervullen:1. werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de wetgeving op dewerkloosheidsverzekering;2. door een in artikel 5 bedoelde werkgever ontslagen geweest zijn;3. op het ogenblik van het ontslag, ten minste vijf jaar tewerkgesteld zijn in éénof meerdere ondernemingen die onder een van de volgende paritaire comités ofparitaire subcomités ressorteren:- Paritair Comité voor de ijzernijverheid (Paritair Comité 104);- Paritair Comité voor de voortbrenging van non-ferro metalen (Paritair Comité 105);- Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw (Paritair Comité111);- Paritair Subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie (ParitairSubcomité 149.1)- Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> (Paritair Subcomité 149.2);- Paritair Subcomité voor de edele metalen (Paritair Subcomité 149.3);- Paritair Subcomité voor de metaalhandel (Paritair Subcomité 149.4);- Paritair Comité voor het garagebedrijf (Paritair Comité 112);- Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen (Paritair Subcomité 142.1);- Paritair Comité voor de wapensmederij met de hand (Paritair Comité 147).§ 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding wordt vanaf 1 januari2010 vastgesteld op:- 5,73 euro per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van dereglementering op de werkloosheidsverzekering;- 2,87 euro per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van dereglementering op de werkloosheidsverzekering.610-5


2.3. AANVULLENDE ZIEKTEVERGOEDINGArtikel 11§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben na ten minste dertig dagenononderbroken arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval,met uitsluiting van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van beroepsziekte ofarbeidsongeval recht, ten laste van het Fonds, op een vergoeding ter aanvulling vande uitkeringen voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, met een maximum van 36maanden, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen:- de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekeringgenieten bij toepassing van de wetgeving terzake;- op het ogenblik waarop de ongeschiktheid zich voordoet, in dienst van een inartikel 5 bedoelde werkgever zijn.§ 2. Het bedrag van de bij artikel 11 bedoelde vergoeding wordt vanaf 1 januari 2010als volgt vastgesteld:- 2,13 euro per volledige ziekteuitkering betaald in toepassing van de reglementeringop de ziekteverzekering (naar rata van 6 uitkeringen per week)- 1,07 euro per halve ziekte-uitkering betaald in toepassing van de reglementeringop de ziekteverzekering (naar rata van 6 uitkeringen per week)§ 3. Een arbeidsongeschiktheid kan, ongeacht de duur ervan, slechts aanleidinggeven tot de toekenning van een enkele reeks vergoedingen; het hervallen ineenzelfde ziekte wordt beschouwd als integraal deel uitmakend van de vorigeongeschiktheid wanneer die zich voordoet binnen de eerste veertien dagen volgendop het einde van die periode van arbeidsongeschiktheid.§ 4. De aanvullende vergoeding bij ziekte dient ook te worden betaald bijzwangerschapsverlof.2.4. AANVULLENDE VERGOEDING VOOR OUDERE WERKLOZENArtikel 12§ 1. De in artikel 5 bedoelde arbeiders die volledig werkloos worden gesteld, hebbenvoor elke werkloosheidsuitkering recht op de bij artikel 12 § 2 voorziene vergoeding,onder de volgende voorwaarden:- ten minste 55 jaar oud op de eerste dag van de werkloosheid- uitkeringen voor volledige werkloosheid genieten610-6


- 20 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen waarvan 5 jaar in de sector Koetswerk(PSC 149.02)§ 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding wordt vanaf 1 januari2010 vastgesteld op:- 5,73 euro per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van dereglementering op de werkloosheidsverzekering;- 2,87 euro per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van dereglementering op de werkloosheidsverzekering.§ 3. Arbeiders die zijn ontslagen en een aanvullende vergoeding ontvangen conformde bepalingen van artikel 12 § 1 en § 2. behouden het recht op deze aanvullendevergoeding:- wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dande werk-gever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technischebedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen;- ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaardedat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeftontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technischebedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.2.5. AANVULLENDE VERGOEDING VOOR OUDERE ZIEKENArtikel 13§ 1. De in artikel 5 bedoelde arbeiders die verkeren in een toestand vanblijvende arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, met uitsluiting vanarbeidsongeschiktheid wegens beroepsziekte of arbeidsongeval, hebben voor elkeziekte-uitkering recht op de bij artikel 13 § 2 voorziene vergoedingen, onder devolgende voorwaarden:- ten minste 55 jaar oud zijn op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid;- uitkeringen van ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten;- een carenztijd van dertig kalenderdagen hebben vervuld, ingaande op de eerstedag van de ongeschiktheid;- 20 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen waarvan 5 jaar in de sector Koetswerk(PSC 149.02).§ 2. Het bedrag van de aanvullende ziektevergoeding wordt vanaf 1 januari 2010vastgesteld op:- 5,73 euro per volledige ziekte-uitkering betaald in toepassing van de reglementering610-7


op de ziekteverzekering;- 2,87 euro per halve ziekte-uitkering betaald in toepassing van de reglementeringop de ziekteverzekering.2.6. AANVULLENDE VERGOEDING BIJ SLUITING VAN DE ONDERNEMINGArtikel 14§ 1. De in artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht op een aanvullende vergoedingin geval van sluiting van onderneming, volgens de hierna bepaalde voorwaarden:1. op het ogenblik van de sluiting van de onderneming ten minste 45 jaar oud zijn;2. op het ogenblik van de sluiting van de onderneming een anciënniteit van minimum5 jaar in de onderneming hebben;3. het bewijs leveren niet opnieuw krachtens een arbeidsovereenkomst te zijnaangeworven binnen een termijn van 30 kalenderdagen te rekenen vanaf de datumvan ontslag.§ 2. Onder ‘sluiting van onderneming’ in de zin van §1 van onderhavig artikel, verstaatmen de totale en definitieve stopzetting van de activiteiten van de onderneming.§ 3. Het bedrag van de aanvullende vergoeding wordt vanaf 1 januari 2010 bepaaldop 283,84 euro.Dit bedrag wordt met 14,31 euro verhoogd per bijkomend jaar anciënniteit, met eenmaximum van 936,23 euro.2.7. AANVULLENDE VERGOEDING BIJ BRUGPENSIOEN NA ONTSLAGArtikel 15§ 1. In toepassing van en overeenkomstig:- de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 1974 gesloten in deNationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoedingten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen,algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 (BelgischStaatsblad 31 januari 1975);- de collectieve arbeidsovereenkomst brugpensioen vanaf 58 jaar van 21 juni 2007met een looptijd van 1 juli 2007 tot 30 juni 2010, gesloten in het Paritair Subcomitévoor het <strong>koetswerk</strong>;- de collectieve arbeidsovereenkomst brugpensioen na ontslag van 21 juni 2007 meteen looptijd van 1 juli 2007 tot 30 juni 2010, gesloten in het Paritair Subcomité voorhet <strong>koetswerk</strong>;610-8


- de collectieve arbeidsovereenkomst brugpensioen vanaf 58 jaar van 18 juni 2009met een looptijd van 1 juli 2010 tot 30 juni 2013, gesloten in het Paritair Subcomitévoor het koets-werk;- de collectieve arbeidsovereenkomst brugpensioen na ontslag van 18 juni 2009 meteen looptijd van 1 juli 2010 tot 30 juni 2013, gesloten in het Paritair Subcomité voorhet koets-werk;- de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 2008 betreffende het brugpensioen56 jaar tussen 1 januari 2008 en 31 december 2009, afgesloten in het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>;- de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009 betreffende het brugpensioen56 jaar tussen 1 januari 2010 en 31 december 2010, afgesloten in hat ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>;- de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 1998 betreffende deberekeningswijze van de aanvullende vergoeding brugpensioen, gesloten in hetParitair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.neemt het Fonds de helft van het verschil tussen het netto referteloon en dewerkloosheidsuitkering te zijnen laste.Deze vergoeding wordt berekend op het ogenblik van de op brugpensioenstelling enblijft ongewijzigd onder voorbehoud van het feit dat zij gebonden is aan de evolutievan het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de modaliteiten van toepassingop het vlak van werkloosheidsuitkeringen overeenkomstig de bepalingen van de wetvan 2 augustus 1971.Bovendien wordt het bedrag van deze vergoeding elk jaar op 1 januari herzien doorde Nationale Arbeidsraad in functie van de conventionele evolutie van de lonen.§ 2. De aanvullende werkloosheidsvergoedingen voorzien in artikel 10 worden inaanmerking genomen voor de berekening van de aanvullende vergoeding voorzienin artikel 15 § 1.§ 3. De betrokken arbeiders moeten een anciënniteitvoorwaarde van 5 jaar in desector <strong>koetswerk</strong> (PSC 149.02) voorleggen.Indien een arbeider een anciënniteit heeft opgebouwd in éénzelfde onderneming, dieeen bepaalde periode niet tot het Paritair Subcomité voor het Koetswerk behoorde,of die opgedeeld is in verschillende technische entiteiten behorend tot verschillendeparitaire comités, dan wordt deze anciënniteit als één geheel beschouwd.§4. Onder de voorwaarden bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomstnr. 17 en volgens de daarin bepaalde modaliteiten behouden de arbeiders diezijn ontslagen met het oog op brugpensioen in het kader van deze collectievearbeidsovereenkomsten of in het kader610-9


van een op ondernemingsniveau gesloten collectieve arbeidsovereenkomst inzakebrugpensioen het recht op de aanvullende vergoeding:- wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dande werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technischebedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen;- ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaardedat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeftontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technischebedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.§ 5. De ondernemingen die bij ondernemingsovereenkomst de leeftijd voor hetbrugpensioen bepalen tussen 50 en 58 jaar kunnen ten laatste op het ogenblikwaarop de bedoelde overeenkomst tot stand komt, een aanvraag indienen bij hetdagelijks bestuur van het Fonds, omtrent de overname door het Fonds van debetaalplicht van deze aanvullende vergoeding met ingang van de leeftijd van 58 jaar.De werkgever dient een kopie van de ondernemingsovereenkomst over te makenaan het Sociaal fonds en dient de bijdrage, zoals voorzien in artikel 37, te vereffenen.Deze aanvragen worden beantwoord uiterlijk binnen de zestig werkdagen na deontvangst van de voormelde aanvraag.§ 6. Het Fonds kan voorschotten betalen aan bruggepensioneerden die hunaanvraag tot brugpensioen indienden bij het Fonds tot vergoeding van de in gevalvan sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers bij toepassing van artikel4 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds totvergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers.Deze voorschotten worden uitgekeerd tot op het ogenblik waarop het Fonds totvergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemerszijn verplichtingen werkelijk uitvoert.De betaling van de voorschotten is onderworpen aan de ondertekening door debetrokkene van een verbintenis van in-de-plaatsstelling ten voordele van het Fonds.§ 7. In toepassing van en overeenkomstig:- de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 gesloten op 13 juli 1993, in de NationaleArbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voorsommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties;- de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007 betreffende het halftijdsbrugpensioen tussen 1 januari 2007 en 31 december 2008, gesloten in het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>;610-10


neemt het Fonds de aanvullende vergoeding ten laste. Deze aanvullende vergoedingwordt berekend op het ogenblik van de op halftijdsbrugpensioenstelling enblijft ongewijzigd, onder voorbehoud dat zij gekoppeld is aan de evolutie van hetindexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten van toepassing op dewerkloosheidsuitkeringen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus1971.Het bedrag van deze aanvullende vergoeding wordt berekend volgens de formulezoals omschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55.Voormelde bepalingen zijn van toepassing op arbeiders en arbeidsters vanaf deleeftijd van 55 jaar.2.8. AANVULLENDE VERGOEDING BIJ VERMINDERING VAN DEARBEIDSPRESTATIES TOT EEN HALFTIJDSE BETREKKINGArtikel 16Vanaf 1 juli 2007 betaalt het Fonds een aanvullende vergoeding van 70,96 europer maand gedurende 60 maanden aan werklieden van 53 jaar en meer die hunarbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking conform de collectievearbeidsovereenkomst nr. 77 bis van 19 december 2001 en de hieraan aangebrachtewijzigingen en in dit kader van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een uitkeringontvangen.2.9. SYNDICALE PREMIEArtikel 17§1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders, die sedert ten minste een jaar lid zijn vanéén van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke opnationaal niveau verbonden zijn, hebben recht, ten laste van het Fonds, op eensyndicale premie, voor zover zij op 1 oktober van het lopende jaar ingeschreven zijnin het personeelsregister van de bij hetzelfde artikel 5, bedoelde ondernemingen.§2. Het bedrag van de bij artikel 17 § 1, bedoelde syndicale premie wordt vastgesteld,op voorstel van de raad van bestuur van het fonds, in een algemeen verbindendverklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.610-11


2.10. BETALINGSMODALITEITENArtikel 18§ 1. De in de artikelen 8 en 9 (aanvullende werkloosheidsvergoeding bijtijdelijke werkloosheid), 10 (aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledigewerkloosheid), 11 (aanvullende ziektevergoeding), 12 (aanvullende vergoeding vooroudere werklozen), 13 (aanvullende vergoeding voor oudere zieken), 14 (aanvullendevergoeding bij sluiting van de onderneming), 15 (aanvullende vergoeding bijbrugpensioen na ontslag) en 16 (aanvullende vergoeding bij vermindering van dearbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking) bedoelde vergoedingen wordenrechtstreeks door het Fonds aan de betrokken werklieden betaald, in zover zij hetbewijs leveren dat zij recht hebben op de aanvullende vergoedingen voorzien invoormelde artikelen, volgens de modaliteiten vastgesteld door de raad van bestuur.§ 2. De in artikel 17 bedoelde vergoeding (syndicale premie) wordt betaald doorde interprofessionele representatieve werknemersorganisaties welke op nationaalniveau verbonden zijn.Artikel 19De raad van bestuur bepaalt de datum en de modaliteiten van betaling van de doorhet Fonds toegekende vergoedingen.In geen geval mag de betaling van de vergoedingen afhankelijk zijn van de stortingder bijdragen welke door de aan het Fonds onderworpen werkgever verschuldigdzijn.3. BEVORDEREN VAN DE VAKBONDSVORMINGArtikel 20Het Fonds betaalt aan de werkgevers die het voorschot hebben verleend en ophun verzoek de lonen (verhoogd met de patronale lasten) terug, uitgekeerd aan dewerklieden die afwezig waren in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomstvan 8 juli 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor hetKoetswerk betreffende de vakbondsvorming, algemeen verbindend verklaard bijkoninklijk besluit van 27 december 2002 (Belgisch Staatsblad 27 maart 2003.Artikel 21Het bedrag tot inrichting van deze syndicale vorming wordt jaarlijks vastgestelddoor de raad van bestuur van het Fonds.610-12


4. BEVORDEREN VAN DE PATRONALE INFORMATIEArtikel 22§ 1. Het Fonds betaalt aan de representatieve werkgeversorganisatie, de “KoninklijkeBelgische Federatie der Rijtuigmakerij en Bijhorende Ambachten v.z.w.”, afgekortFebelcar v.z.w. een vergoeding voor informatiekosten.§ 2. Deze vergoeding wordt door het Fonds rechtstreeks betaald aan derepresentatieve werkgeversorganisatie, overeenkomstig de door de raad vanbestuur bepaalde modaliteiten.5. FINANCIERING VAN EEN DEEL VAN DE WERKING EN VAN SOMMIGEINITIATIEVEN VAN DE V.Z.W. EDUCAMArtikel 23§ 1. In uitvoering van artikel 2 en artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomstinzake Vorming en opleiding van 18 juni 2009 financiert het Fonds een deel van dewerking en sommige van de initiatieven van de v.z.w. Educam.§ 2. De v.z.w. Educam organiseert voor de subsector van het <strong>koetswerk</strong> deberoepsopleiding en vorming voor de arbeiders zoals omschreven in de statutenvan de v.z.w. Educam.6. TEN LASTE NEMEN VAN BIJZONDERE BIJDRAGENArtikel 24De bijzondere bijdragen ten laste van de werkgevers op het conventioneelbrugpensioen en ingevoerd enerzijds door de programmawet van 22 december1989 en anderzijds door de programmawet van 29 december 1990, respectievelijkverschuldigd aan de Rijksdienst voor werknemerspensioenen en de Rijksdienstvoor Sociale Zekerheid worden door het Fonds ten laste genomen.Artikel 25§ 1. De bedoelde bijzondere bijdragen worden vanaf 1 januari 1993 ten laste genomenvoor de arbeiders die een aanvullende vergoeding betaald krijgen in toepassingvan artikel 15 van deze overeenkomst vastgelegde voorwaarden, en voor zover hetbrugpensioen een aanvang heeft genomen tussen 1 januari 1993 en 30 juni 2013.610-13


§ 2. De bijzondere bijdragen worden ten laste genomen onder bovenvermeldevoorwaarden tot de op pensioenstelling van de arbeiders.Artikel 26De raad van bestuur van het Fonds bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van artikel 25.Artikel 27De voorwaarden van toekenning van de aanvullende vergoedingen en de financiëletegemoetkomingen welke door het Fonds worden verleend evenals het bedragdaarvan, kunnen op voorstel van de raad van bestuur gewijzigd worden, bij collectievearbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>,algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.Artikel 28HOOFDSTUK IV. - BEHEER VAN HET FONDS§ 1. Het Fonds wordt beheerd door een raad van bestuur, paritair samengesteld uitvertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties.§ 2. Deze raad van bestuur bestaat uit zestien leden, hetzij acht vertegenwoordigersvan de werkgevers en acht vertegenwoordigers van de werknemers.§ 3. De leden van de raad van bestuur worden voorgedragen door de respectievelijkerepresentatieve organisaties, zoals opgenomen in § 1 van dit artikel, en wordenbenoemd door het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Artikel 29Het voorzitterschap wordt door de werkgeversafgevaardigden waargenomen. De1ste en 3de ondervoorzitter behoren tot de werknemersgroep en worden jaarlijksaangeduid door de Raad van bestuur. De 2de ondervoorzitter behoort tot dewerkgeversgroep en wordt jaarlijks door de Raad van bestuur aangeduid.Artikel 30§ 1. De raad van bestuur wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen. De voorzitteris ertoe gehouden de raad van bestuur ten minste eenmaal per semester bijeen teroepen en telkens wanneer ten minste twee leden van de raad van bestuur eromverzoeken.610-14


§ 2. De uitnodiging vermeldt de agenda.§ 3. De notulen worden door de raad van bestuur aangeduide directeur opgesteld.§ 4. Wanneer tot stemming moet overgegaan worden, dient een gelijk aantal ledenvan elke afvaardiging aan de stemming deel te nemen. Is het aantal ongelijk, danonthoudt (onthouden) zich het jongste lid (de jongste leden).§ 5. De raad van bestuur kan slechts geldig beslissen over de op de agendagestelde kwesties en in aanwezigheid van ten minste de helft van de leden dietot de werknemersafvaardiging en ten minste de helft van de leden die tot dewerkgeversafvaardiging behoren. De beslissingen worden met een meerderheidvan twee derden van de stemgerechtigden genomen.Artikel 31§ 1. De raad van bestuur heeft tot taak het Fonds te beheren en alle maatregelen tetreffen die voor zijn goede werking zijn vereist. Hij beschikt over de meest uitgebreidebevoegdheid inzake het beheer en de leiding van het Fonds.§ 2. De raad van bestuur treedt in rechte op in naam van het Fonds op vervolgingen ten verzoeke van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigde bestuurder.§ 3. De raad van bestuur kan bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meervan zijn leden of zelfs aan derden. Voor al de andere handelingen dan deze waarvoorde raad van bestuur speciale volmachten heeft verleend, volstaan de gezamenlijkehandtekeningen van twee bestuurders (één van werknemerszijde en één vanwerkgeverszijde).§4. De verantwoordelijkheid van de bestuurders beperkt zich tot de uitvoering vanhun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende hunbeheer ten opzichte van de verplichtingen van het Fonds.§ 5. Een lid dat voor de vergadering van de Raad van bestuur belet is, kan schriftelijkof per telefax volmacht verlenen aan een van zijn collega’s behorende tot dezelfdegroep (werknemers- of werkgeversgroep) om hem te vervangen. Nochtans maggeen enkel lid meer dan één andere bestuurder vertegenwoordigen.Artikel 32§ 1. De Raad van bestuur richt in zijn schoot een Bureau op dat is paritairsamengesteld uit de voorzitter en 7 bestuurders.610-15


§ 2. Het Bureau staat in voor de politieke beslissingen van het Fonds en werktvolgens de beslissingen of richtlijnen van de Raad van bestuur. Het Bureau kan zicheveneens laten bijstaan door derden of deskundigen.§ 3. Het Bureau wordt door de voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter is ertoegehouden het Bureau ten minste eenmaal per semester bijeen te roepen en telkenswanneer ten minste twee leden van het Bureau erom verzoeken§ 4. De uitnodiging vermeldt de agenda.§ 5. De notulen worden door de door het Bureau aangeduide directeur opgesteld.De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter of door twee bestuurdersondertekend.§ 6. De beslissing van het Bureau is slechts geldig over de kwesties die op de agendavermeld staan en bij minimum de helft van de leden van de werknemersafvaardigingen de helft van de leden van de werkgeversafvaardiging.§ 7. De beslissingen worden bij unanimiteit genomen.§ 8. Het Bureau rapporteert aan de Raad van bestuur over zijn activiteiten enbeslissingen.§ 9. De directeur van het Fonds is belast met het dagelijks beheer van het Fonds insamenspraak met het Bureau.§ 10. De directeur van het Fonds staat onder meer in voor volgende taken:- Tekenen van kwijtingen en ontlastingen tegenover de publieke administraties;- Uitvoeren van financiële verrichtingen bij eender welke bank of financieelorganisme voor de rekeningen van het Fonds;- Uitvoeren van beleggingen of terugname van fondsen onder zijn handtekening endie van de Voorzitter samen of deze van de twee ondervoorzitters samen.Artikel 33HOOFDSTUK V. - FINANCIERING VAN HET FONDSOm de financiering van de in de artikelen 8, 9, 10, 11,12, 13, 14, 15, 16,17, 20, 23,24 en 25, bedoelde voordelen te verzekeren, beschikt het Fonds over de bijdragenwelke door de bij artikel 5 bedoelde werkgevers verschuldigd zijn.610-16


Artikel 34§ 1. Vanaf 1 januari 2006 wordt de bijdrage van de werkgevers bepaald op 3,54 % vande brutolonen van de arbeiders, waarvan 1,3 % is voorzien voor de financiering vanhet sociaal sectoraal pensioenstelsel.Vanaf 1 januari 2008 wordt de bijdrage van de werkgevers bepaald op 3,84 % van debrutolonen van de arbeiders, waarvan 1,6 % is voorzien voor de financiering van hetsociaal sectoraal pensioenstelsel.§ 2. Een buitengewone bijdrage kan door de raad van bestuur van het Fonds wordenbepaald, die eveneens de innings- en verdelingsmodaliteiten vaststelt.§ 3. Deze buitengewone bijdrage moet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijkecollectieve arbeidsovereenkomst bekrachtigd bij koninklijk besluit.Artikel 35§ 1. In toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsenvoor bestaanszekerheid, worden de inning en de invordering van de bijdragen doorde Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verzekerd.§ 2. Van de aldus door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan het Fonds gestortesom, worden vooraf de door de raad van bestuur vastgestelde kosten afgetrokken.§3. De raad van bestuur bepaalt de verdeling van de bijdragen voorzien in deartikelen 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 20 en 25.Artikel 36§ 1. Een bijdrage van 2,24 % gebaseerd op de laatste bruto bezoldiging aan 108 %verdiend door de arbeiders bedoeld bij artikel 15 § 5, wordt rechtstreeks aan hetFonds betaald door de werkgever. Zij wordt berekend vanaf de aanvang van hetbrugpensioen in de onderneming tot de sectorale leeftijd brugpensioen.§ 2. De bijdrage bedoeld onder §1 wordt betaald door de werkgever vóór de datumvan het brugpensioen van de arbeiders. Zij wordt forfaitair berekend en betaaldvolgens de modaliteiten, bepaald door de raad van bestuur van het Fonds.610-17


Artikel 37HOOFDSTUK VI. - BEGROTING, REKENINGEN VAN HET FONDSHet dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december.Artikel 38Elk jaar, uiterlijk gedurende de maand december, wordt een begroting voor hetvolgend jaar aan het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> ter goedkeuringvoorgelegd.Artikel 39De rekeningen van het afgelopen jaar worden op 31 december afgesloten.De raad van bestuur evenals de door het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>aangeduide revisor of accountant maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag opbetreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar.De balans, samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarverslagen, moetenuiterlijk gedurende de maand juni aan het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>worden voorgelegd.HOOFDSTUK VII. - ONTBINDING, VEREFFENING VAN HET FONDSArtikel 40Het Fonds kan slechts bij eenparige beslissing van het Paritair Subcomité voorhet <strong>koetswerk</strong> worden ontbonden. Dit laatste dient tegelijkertijd de vereffenaars tebenoemen, hun bevoegdheden en hun bezoldiging vast te stellen en de bestemmingvan de activa van het Fonds te bepalen.610-18


C.A.O.: 21/06/07 K.B.:01 /07/08 B.S.: 25/09/08Neerlegging: 29/06/07Registratiedatum: 11/07/07Registratienummer: 83815/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.: 01/10/071. InhoudBijdrage voor het sociaal fonds van 3,84%, waarvan 1,6% voor het sectoraalpensioenfonds.2. Vervanging van C.A.O.C.A.O. 26/05/05 K.B.: 01/05/06 B.S.: 05/07/063. DuurtijdVanaf 1 januari 2008 voor onbepaalde duur.


620 Bijdrage aan het Sociaal fondsCollectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007BIJDRAGE AAN HET SOCIAAL FONDSIn uitvoering van artikel 6 van het nationaal akkoord 2007-2008 van 24 mei 2007.Artikel 1HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, dearbeiders en de arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder debevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder arbeidersverstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.Artikel 2HOOFDSTUK II. - BIJDRAGEIn uitvoering van artikel 35 §1 van de statuten van het Fonds voor bestaanszekerheid,gecoördineerd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, wordt debijdrage voor het sociaal fonds vanaf 1 januari 2008 gebracht op 3,84 % van de nietgeplafonneerde bruto lonen van de arbeiders.Artikel 3Van hogervermelde bijdrage wordt 1,6 % van de bruto-bezoldigingen van dearbeiders voorbestemd om het sociaal sectoraal pensioenfonds te financieren,zoals werd bepaald in artikel 6 van het nationaal akkoord 2007-2008 van 24 mei2007.620-1


Artikel 4De bijdrage van 1,6 % van de brutolonen van de arbeiders voorbestemd om hetsociaal sectoraal pensioenstelsel te financieren, wordt als volgt verdeeld :- 1,53 % wordt aangewend ter financiering van de opbouw van de pensioentoezegging;- 0,07 % wordt aangewend ter financiering van het solidariteitsluik.Artikel 5HOOFDSTUK III. - INNING EN INVORDERINGDe inning en invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor SocialeZekerheid verzekerd bij toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid (Belgisch Staatsblad van 7 februari1958).Artikel 6HOOFDSTUK IV. - SLOTBEPALINGENDeze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomstvan 26 mei 2005, gesloten in het Pariatir Subcomité voor het Koetswerk inzake debijdrage aan het Sociaal Fonds, geregistreerd onder het nummer 76.428/CO/149.02en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit op 1 mei 2006 (BelgischStaatsblad van 5 juli 2006).Artikel 7Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2008, en wordtgesloten voor onbepaalde tijd.Ze kan opgezegd worden door één van de partijen met inachtneming van eenopzegtermijn van zes maanden, kenbaar gemaakt door een aangetekende brief,gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.620-2


CCT: 09/10/07 A.R:30/07/08 M.B: 25/09/08Registratiedatum: //08.11.07Registratienummer: /CO/149.2 85.656/CO/149.02Publicatie van registratie in B.S.: 20.11.071. InhoudBijdrage van 1,60 % voor het sectoraal pensioenfonds• 12 maanden anciënniteit in één van de volgende sectoren: <strong>koetswerk</strong> (PsC 149.2),garages (PC 112) en metaalhandel (PsC 149.4);• om het even welk soort arbeidsovereenkomst (bepaalde of onbepaalde duur,voltijds of deeltijds, …);• minimumrendement van 3,25%;• opvraging: keuze tussen een eenmalige kapitaalsuitkering of een jaarlijkse,levenslange rente • solidariteitsbepalingen;• inrichter: Fonds voor Bestaanszekerheid.2. Vervanging van C.A.O.C.A.O.: 26/05/05 K.B.: 24/09/06 B.S.: 16/10/06Gewijzidg doorC.A.O.: 05/09/06 K.B.: 13/06/07 B.S.: 09/07/073. DuurtijdVanaf 1 januari 2008 voor onbepaalde duur.


630 Sectoraal pensioenfondsCollectieve Arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007WIJZIGING EN COORDINATIEVAN HET SOCIAAL SECTORAAL PENSIOENSTELSELUitvoering van hoofdstuk III, artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van24 mei 2007 betreffende het nationaal akkoord 2007-2008.Artikel 1HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED§1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers enarbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité149.02 voor het Koetswerk.§2 Worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze overeenkomst, de buitenBelgië gevestigde werkgevers waarvan de werknemers in België gedetacheerdworden in de zin van de bepalingen van titel II van de verordening (EEG) nr. 1408/71van de Raad.§3 Onder arbeiders wordt verstaan de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.Artikel 2HOOFDSTUK II - VOORWERP§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel om vanaf 1 januari 2008,en dit in uitvoering van artikel 6 van het nationaal akkoord 2007 – 2008 afgeslotenin het Paritair Subcomité voor het Koetswerk op 24 mei 2007, de bijdragen teverhogen die worden gestort in het kader van het sociaal sectoraal pensioenstelseldat werd ingesteld in uitvoering van artikel 5 van het nationaal akkoord 2001 – 2002afgesloten in het Paritair Subcomité voor het Koetswerk op 7 mei 2001 en conformartikel 10 van de Wet betreffende de aanvullende pensioenen (Wet van 28 april 2003betreffende de aanvullende pensioenen en het630-1


elastingsstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzakesociale zekerheid (B.S. 15 mei 2003, ed. 2., p. 26.407, erratum B.S. 26 mei 2003) endiens uitvoeringsbesluiten.§2. De begrippen die in het vervolg van deze collectieve arbeidsovereenkomstopgenomen zijn, moeten worden opgevat in hun betekenis zoals verduidelijkt inartikel 3 (definities) van de voormelde Wet.§3. De Wet zal in het vervolg van deze collectieve arbeidsovereenkomst “W.A.P.”worden genoemd.Artikel 3HOOFDSTUK III – AANDUIDING VAN DE INRICHTER§1. Overeenkomstig artikel 3, §1, 5° van de W.A.P. werd het Fonds voorBestaanszekerheid via de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 door derepresentatieve organisaties van het voormelde Paritair Subcomité aangeduid alsInrichter van onderhavig sociaal sectoraal pensioenstelsel.§2. Deze aanduiding blijft uiteraard gelden in het kader van de collectievearbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaalsectoraal pensioenstelsel..Artikel 4HOOFDSTUK IV - AANSLUITINGSVOORWAARDEN§1. Alle arbeiders die op of na 1 januari 2002 met de werkgevers zoals bedoeld in artikel1, §1 van deze overeenkomst verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst(ongeacht de aard van arbeidsovereenkomst), worden ambtshalve aangesloten bijonderhavig sociaal sectoraal pensioenplan.§2. Worden evenwel niet aangesloten bij onderhavig pensioenplan:- de personen tewerkgesteld via een overeenkomst van studentenarbeid;- de personen tewerkgesteld via een overeenkomst voor uitzendarbeid, zoalsgeregeld door hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijkearbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van de werknemers tenbehoeve van gebruiken;- de personen tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst gesloten in het kader vaneen speciaal met steun van de overheid gevoerd opleidings-, arbeidsinspannings-,en omscholingsprogramma.630-2


HOOFDSTUK V - VOORDEELArtikel 5§1 In het voordeel van de in artikel 4 bedoelde personen zullen er maandelijks doorde Inrichter één of meerdere bijdragen gestort worden ter financiering van hetsociaal sectoraal pensioenstelsel ter aanvulling van de wettelijke pensioenregeling.§2 De totale jaarlijkse bijdrage per aangeslotene bij het sociaal sectoraalpensioenstelsel wordt vanaf 1 januari 2008 vastgesteld op 1,6 procent van diensjaarlijkse brutoloon waarop RSZ-inhoudingen worden gedaan.§3 Deze bijdrage wordt als volgt verdeeld: 1,53 procent wordt aangewend terfinanciering van individuele pensioenrechten in hoofde van de bij het sociaalsectoraal stelsel aangeslotenen en de overige 0,07 procent wordt gebruikt terfinanciering van een solidariteitstoezegging zoals bedoeld in titel 2, hoofdstuk 9 vande W.A.P.Artikel 6HOOFDSTUK VI - PENSIOENTOEZEGGING:BEHEER EN PENSIOENINSTELLING§1. Het financieel, boekhoudkundig, actuarieel en administratief beheer van depensioentoezegging werd door de Inrichter toevertrouwd aan Sepia c.v.b.a., erkenddoor de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen onder nummer 1529,met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Livingstonelaan 6 (hierna genoemdpensioeninstelling). Gezien binnen de juridische structuur van de pensioeninstellinghet mogelijk is dat de Inrichter er voor opteert om één of meerdere deelaspectenvan het beheer uit te besteden aan derden, worden de werkzaamheden in het kadervan het administratief beheer deels toevertrouwd aan de v.z.w. SEFOCAM.§2. De beheersregels van de pensioentoezegging zijn vastgelegd in eenpensioenreglement dat wordt opgenomen als bijlage bij deze collectievearbeidsovereenkomst waarvan het integraal deel uitmaakt. Het pensioenreglementzal door de pensioeninstelling aan de aangeslotenen ter beschikking wordengesteld op hun eenvoudig verzoek.§3. Er werd binnen de pensioeninstelling (in overeenstemming met artikel 41, §2van de W.A.P.) een toezichtcomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uitwerknemersvertegenwoordigers (die het personeel vertegenwoordigen aan wie630-3


de onderhavige pensioentoezegging wordt gedaan) en voor de andere helft uitwerkgevers zoals bedoeld in artikel 1, §1 van deze overeenkomst. Dit toezichtcomitéziet toe op de goede uitvoering van het beheer van de pensioentoezegging doorde pensioeninstelling en wordt door voormelde jaarlijks in het bezit gesteld vaneen zogenaamd «transparantieverslag» alvorens de pensioeninstelling dit terbeschikking stelt van de Inrichter van het pensioenstelsel, evenals «the statementof principles».§4. Onder de naam «transparantieverslag» stelt de pensioeninstelling of, invoorkomend geval, de derde aan wie een deelaspect van het beheer werduitbesteed, jaarlijks een verslag op over het door haar gevoerde (deelaspect vanhet) beheer van de pensioentoezegging. Na raadpleging van het toezichtcomité steltde pensioeninstelling het transparantieverslag ter beschikking van de Inrichter diehet op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen. Het verslag betreft deelementen zoals beschreven in de W.A.P..§5. De Raad voor aanvullende pensioenen kan de uitvoering van het pensioenstelselonderzoeken op voorwaarde dat 10 procent van de werkgevers zoals bedoeld inartikel 1, §1 van deze overeenkomst of van de aangeslotenen zulks vraagt. Indien hetrendement ondermaats zou zijn, kan de Raad aanbevelen van pensioensinstellingte veranderen of het beheer geheel of gedeeltelijk uit te besteden aan anderebeheerders.Artikel 7HOOFDSTUK VII – OPTING-OUT§1. De werkgevers die op 1 januari 2002 nog niet werkzaam waren onder het ressortvan het Paritair Subcomité voor het Koetswerk, kunnen in afwijking van artikel 6van deze overeenkomst, gedurende een in de tijd beperkte periode er voor opterenom de uitvoering van de pensioentoezegging zelf te organiseren. Deze mogelijkheidstaat enkel open voor de werkgevers binnen wiens onderneming er reeds eencollectieve arbeidsovereenkomst of collectief akkoord bestond vóór 31 december2000 betreffende een ondernemingspensioenstelsel. In dit geval zal de in artikel 5van deze overeenkomst voorziene bijdrage voor de financiering van de individuelepensioenrechten van de betrokken arbeiders worden aangewend tot uitbreiding vanhet bewuste ondernemings-pensioenstelsel. De in artikel 5 van deze overeenkomstvoorziene bijdrage voor de solidariteitstoezegging blijft daarentegen verschuldigdop sectorvlak.§2. Indien voormelde ondernemingsregeling om de één of andere redenen wordt630-4


stopgezet, dan zijn de werkgever en zijn arbeiders verplicht om vanaf het tijdstip vande stopzetting, aan te sluiten bij de sectorale pensioentoezegging.§3. De minimale voorwaarden waaraan een «opting-outplan» dient te voldoenen de te volgen procedure, zijn opgenomen als bijlage aan deze collectievearbeidsovereenkomst waarvan ze integraal deel uitmaken.Artikel 8HOOFDSTUK VIII – UITBETALING VAN DE VOORDELENDe procedure, de modaliteiten en de vorm van de uitbetaling van de voordelen wordenbeschreven in artikel 7 tot en met artikel 13 van het bijgevoegde pensioenreglement.Artikel 9HOOFDSTUK IX – SOLIDARITEITSTOEZEGGING:BEHEER- EN SOLIDARITEITSINSTELLING§1. Vanaf 1 januari 2004 wordt een gedeelte van de in artikel 5 van deze overeenkomstbepaalde bijdrage (in overeenstemming met artikel 43 van de W.A.P.) aangewendter financiering van de solidariteitstoezegging die deel uitmaakt van het sociaalsectoraal pensioenstelsel. Het deel van de globale bijdrage dat hiertoe wordtaangewend, wordt vastgesteld op 0,07 procent.§2. Deze bijdrage wordt aangewend ter financiering van de solidariteitsprestaties,waaronder met name de financiering van de opbouw van de pensioentoezegginggedurende bepaalde periodes van inactiviteit en de vergoeding van inkomstenverliesin bepaalde gevallen. De exacte inhoud van deze solidariteitstoezegging alsook definancieringswijze ervan, werd uitgewerkt in een solidariteitsreglement (zie hiernain artikel 10).§3. In tegenstelling tot de pensioentoezegging, hebben de werkgevers zoals bedoeldin artikel 1, §1 van deze overeenkomst, inzake de solidariteitstoezegging niet demogelijkheid om deze geheel of gedeeltelijk zelf te organiseren.§4. Het beheer van de solidariteitstoezegging werd door de Inrichter toevertrouwdaan Sepia c.v.b.a., erkend door de Commissie voor Bank-, Financie- enAssurantiewezen onder het nummer 1529, met maatschappelijke zetel te 1000Brussel, Livingstonelaan 6 (hierna genoemd solidariteitsinstelling). Gezien binnen630-5


de juridische structuur van de solidariteitsinstelling het mogelijk is dat de Inrichterer voor opteert om enig deelaspect van het beheer uit te besteden aan derden,worden de werkzaamheden in het kader van het administratief beheer deelstoevertrouwd aan de v.z.w. SEFOCAM.§5. Inzake de solidariteitstoezegging zal de solidariteitsinstelling een«transparantieverslag» opstellen betreffende het door haar gevoerde beheervan de solidariteitstoezegging. Na raadpleging van het toezichtcomité zal desolidariteitsinstelling dit transparantieverslag ter beschikking stellen van deInrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan deaangeslotenen. Het verslag betreft de elementen zoals beschreven in de W.A.P.Artikel 10HOOFDSTUK X - SOLIDARITEITSREGLEMENT§1. Het solidariteitsreglement expliciteert de modaliteiten van de solidariteitstoezeggingen werd als bijlage opgenomen bij deze collectieve arbeidsovereenkomstwaarvan het integraal deel uitmaakt.§2. Het solidariteitsreglement zal door de solidariteitsinstelling op hun eenvoudigverzoek ter beschikking worden gesteld aan de bij onderhavig pensioenstelselaangesloten werknemers.HOOFDSTUK XI – INGEVAL VAN UITTREDING VAN EEN ARBEIDERArtikel 11De procedure van uittreding uit het sectoraal pensioenstelsel wordt geregeld doorartikel 17 van het hierna bijgevoegde pensioenreglement.Artikel 12HOOFDSTUK XII – INNINGSMODALITEITEN§1 Teneinde de bijdragen zoals voorzien in artikel 5 van deze overeenkomst in tevorderen zal door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, overeenkomstig artikel7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor Bestaanszekerheideen voorlopige bijdrage worden geïnd. Deze voorlopige bijdrage zal na de630-6


terbeschikkingstelling ervan aan de Inrichter door laatstgenoemde wordendoorgestort aan de pensioeninstelling.§2 Van zodra de pensioeninstelling over definitieve loongegevens beschikt, zal devoorlopige bijdrage worden vergeleken met de effectief verschuldigde bijdrage.Indien de voorlopige bijdrage groter is dan de effectief verschuldigde bijdrage,wordt de reserve die voortvloeit uit het verschil, in mindering gebracht van deeerstvolgende voorschotbijdrage. In het omgekeerde geval, zal het reservetekortten laste gelegd worden van de Inrichter.§3 Gezien de Inrichter ervoor wist te opteren om voor wat betreft de inhoudingvan deze bijdragen geen onderscheid te maken tussen de werkgevers dieovereenkomstig artikel 7 van deze overeenkomst voor de opting-out hebben gekozenen de werkgevers waarvoor dit niet het geval is, stort hij de bijdragen ingehoudenbij de werkgevers die, overeenkomstig artikel 7 van deze overeenkomst, er voorgeopteerd hebben om de uitvoering van dit pensioenstelsel zelf te organiseren, aanhen terug na inhouding (en doorstorting ervan aan de solidariteitsinstelling) van debijdrage ter financiering van de solidariteitsprestaties zoals voorzien in artikel 9 vandeze overeenkomst.§4 De in het vorige lid bedoelde terugstortingen zullen gebeuren binnen eentijdsspanne van één maand te rekenen vanaf de dag waarop de Inrichter hiertoe denodige gegevens terbeschikking heeft, dan wel vanaf de dag waarop de stortingen aan de Inrichter terbeschikking zouden worden gesteld door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheidindien deze datum zich na de terbeschikkingstelling van de gegevens zou situeren.Op de terugstortingen worden geen verwijlintresten toegekend.Artikel 13HOOFDSTUK XIII - ALGEMEEN BINDEND-VERKLARINGOndertekenende partijen vragen dat onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst,inclusief de bijlagen, zo vlug mogelijk bij koninklijk besluit algemeen verbindendwordt verklaard.630-7


HOOFDSTUK XIV – INWERKINGTREDING ENOPZEGGINGSMOGELIJKHEDENArtikel 14§1 De collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatievan het sociaal sectoraal pensioenstelsel in het Paritair Subcomité voor hetKoetswerk, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 september2006 (Belgisch Staatsblad van 16 oktober 2006) en gewijzigd door de collectievearbeidsovereenkomst van 5 september 2006, algemeen verbindend verklaard bijkoninklijk besluit van 13 juni 2007 (Belgisch Staatsblad van 9 juli 2007) wordenopgeheven vanaf 1 januari 2008.§2 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari2008 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.§3 Zij kan worden beëindigd mits opzegging van zes maanden en wordt betekendper aangetekend schrijven, gericht aan de Voorzitter van het voormeldeParitair Subcomité. Voorafgaandelijk aan de opzegging van de collectievearbeidsovereenkomst moet het Paritair Subcomité de beslissing nemen om hetsectoraal pensioenstelsel op te heffen. Deze beslissing tot opheffing is enkel geldigwanneer zij wordt genomen in overeenstemming met de bepalingen in artikel 10,§1, 3° W.A.P.630-8


BIJLAGE N°. 1.Bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007WIJZIGING EN COORDINATIE VAN HET SOCIAAL SECTORAAL PENSIOENSTELSELAANVULLEND PENSIOENPLAN TEN GUNSTE VAN DE ARBEIDERS VAN HETPARITAIR SUBCOMITÉ VOOR HET KOETSWERKSECTORAAL PENSIOENREGLEMENTafgesloten in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9oktober 2007.INHOUDSTAFELHoofdstuken1. Voorwerp2. Begripsomschrijvingen3. Aansluiting4. Rechten en plichten van de Inrichter5. Rechten en plichten van de aangeslotenen6. Gewaarborgde prestaties7. Uitbetaling van de aanvullende pensioenen8. Modaliteiten voor de uitbetaling9. Uitbetalingsvorm10. Verzekeringscombinatie11. Bijdragen12. Verworven reserves en verworven prestaties13. Procedure in geval van uittreding14. Beëindiging van het pensioenstelsel15. Financieringsfonds16. Toezichtcomité17. Transparantieverslag18. Jaarlijkse informatie aan de aangeslotenen: de pensioenfiche19. Fiscale bepaling (80 procent-regel)20. Wijzigingsrecht21. Niet-betaling van de premies22. De bescherming op de persoonlijke levensfeer23. Aanvang630-9


HOOFDSTUK I - VOORWERPArtikel 1§1 Dit sectoraal pensioenreglement wordt opgemaakt in uitvoering van artikel 6 vande collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatievan het sociaal sectoraal pensioenstelsel.§2 Dit pensioenreglement beoogt het pensioenreglement dat als bijlage opgenomenwas bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 aan te passen enerzijdsaan de verhoging van de bijdragen waartoe besloten werd in uitvoering van hoofdstukIII, artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 2007 betreffendehet nationaal akkoord 2007 – 2008 en aan de reglementaire evoluties die sindsdienplaatsgrepen anderzijds.§3 Dit pensioenreglement bepaalt de rechten en de plichten van de Inrichter, depensioeninstelling, de werkgevers die behoren tot het ressort van het voormeldeParitair Subcomité, de aangeslotenen en hun rechtverkrijgenden. Tevensworden de aansluitingsvoorwaarden alsook de regels inzake de uitvoering van depensioentoezegging vastgelegd.Artikel 2HOOFDSTUK II - BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN1. Het aanvullend pensioenHet rust- en/of overlevingspensioen bij overlijden van de aangeslotene (vóór of napensionering), of de ermee overeenstemmende kapitaalswaarde, die op basis vande in dit pensioenreglement bepaalde verplichte stortingen worden toegekend teraanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteldpensioen.2. De pensioentoezeggingDe toezegging van een aanvullend pensioen gedaan door de Inrichter aan deaangeslotenen en/of hun rechtverkrijgende(n) in uitvoering van de collectievearbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook – in voorkomend geval – van decollectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaalsectoraal pensioenstelsel.3. Het pensioenstelselEen collectieve pensioentoezegging.630-10


4. W.A.P.Wet van 28 april 2003 (betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelselvan die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake socialezekerheid, aangevuld met haar uitvoeringsbesluiten zoals gepubliceerd in het B.S.van 15 mei 2003, erratum B.S. 26 mei 2003). De begrippen die in het vervolg vandit reglement opgenomen zijn, moeten worden opgevat in hun betekenis zoalsverduidelijkt in artikel 3 (definities) van de voormelde Wet. De Wet zal in het vervolgvan dit pensioenreglement “W.A.P.” worden genoemd.5. De InrichterConform artikel 3, §1, 5° van de W.A.P. werd door de representatieve organisatiesvertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor het Koetswerk 149.02, het Fondsvoor Bestaanszekerheid van het Koetswerk aangeduid als Inrichter van het sectoraalaanvullende pensioenstelsel en dit via de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002.6. De werkgeversDe werkgevers zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5juli 2002, alsook – in voorkomend geval – van de collectieve arbeidsovereenkomst(en)tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, die nietgeopteerd hebben voor opting-out zoals bedoeld in artikel 6 ervan.7. De arbeiderDe persoon die in uitvoering van een arbeidsovereenkomst tot het hoofdzakelijkverrichten van handenarbeid is tewerkgesteld door een werkgever als bedoeld inartikel 2.6.8. De aangesloteneDe werknemer die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de Inrichteronderhavig pensioenstelsel heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaardenvan het pensioenreglement voldoet en de gewezen werknemer die nog steedsactuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig dit pensioenreglement.9. De uittredingDe beëindiging van een arbeidsovereenkomst (anders dan door overlijden ofpensionering) voor zover de werknemer geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeftgesloten met een werkgever die eveneens behoort tot het ressort van het ParitairSubcomité voor het Koetswerk (P.S.C. 149.02) die daarenboven niet geopteerd heeftvoor opting-out.10. De pensioeninstellingSepia c.v.b.a., erkend door de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezenonder nr. 1529, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Livingstonelaan 6.630-11


11. De verworven prestatiesWanneer de aangeslotene ingeval van uittreding ervoor kiest om zijn verworvenreserves bij de pensioeninstelling te laten, dan is de verworven prestatie de prestatiewaarop de aangeslotene aanspraak kan maken op zijn pensioenleeftijd.12. De verworven reservesDe reserves waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeftovereenkomstig dit pensioenreglement. Deze reserves zijn het resultaat van desommatie van 1) de persoonlijke rekening (nettobijdragen gestort door de Inrichter),2) de prestaties toegewezen in het kader van de solidariteitstoezegging en 3) invoorkomend geval, de deelname in de winst. De hierboven vermelde bedragenworden opgerent aan het gewaarborgd minimumrendement, zoals bepaald in deW.A.P.13. De jaarbezoldigingHet jaarlijkse brutoloon waarop de inhoudingen voor de sociale zekerheid wordengedaan (dus verhoogd met 8%).14. De pensioenleeftijdMet de pensioenleeftijd wordt de wettelijke pensioenleeftijd bedoeld.1) Deze pensioenleeftijd bedraagt in principe 65 jaar.2) Voor specifieke beroepsgroepen (ex-mijnwerkers) zal de uitbetaling van hetaanvullend pensioen kunnen gebeuren van zodra de aangeslotene de wettelijkepensionering kan aantonen en dit zonder enige beperking qua leeftijd.15. De vervroegde pensioenleeftijdLeeftijd waarop iemand met brugpensioen gaat in overeenstemming met dewettelijke of conventionele bepalingen terzake of de leeftijd ingeval van vervroegdpensioen (wettelijke pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar).16. De einddatumDe einddatum wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand die volgt op dedatum van de 65ste verjaardag van de aangeslotene.17. De tarievenDe door de pensioeninstelling gebruikte technische grondslagen neergelegd bij deCommissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen.18. Het verzekeringsjaarDe vervaldag van dit pensioenreglement wordt vastgesteld op 1 januari. Eenverzekeringsjaar valt dan ook steeds samen met de tijdsspanne gelegen tussen 1januari en de daaropvolgende 31 december.630-12


19. Het financieringsfondsHet collectieve tak 21-fonds dat bij de pensioeninstelling in het kader van onderhavigpensioenstelsel wordt gevormd.20. Het kindElk wettig geboren of verwekt kind van de aangeslotene alsook elk erkendnatuurlijk kind of elk geadopteerd kind van de aangeslotene evenals elk kind van deechtgeno(o)t(e) of partner van de gehuwde, respectievelijk wettelijk samenwonendeaangeslotene dat gedomicilieerd is op het adres van de aangeslotene.21. Het premievrij contractDit is de waarde van het verzekeringscontract waarvoor de aangeslotenen verzekerdblijven zonder enige verdere premiebetaling.22. De onthaalstructuur§1 Dit pensioenstelsel voorziet in een onthaalstructuur in de zin van de W.A.P.. Deverzekeringsovereenkomst onderschreven in het kader van deze onthaalstructuurgaat uit van een verzekeringscombinatie uitgesteld kapitaal met tegenverzekeringvan de reserves met een gewaarborgde intrestvoet verhoogd met winstdeelname. Indit kader waarborgt de pensioeninstelling een intrestvoet gelijk aan het gewaarborgdminimumrendement zoals bepaald in de W.A.P.. De door de pensioeninstelling indit kader gebruikte tarieven zijn opgemaakt conform de technische basissen diedoor de pensioeninstelling krachtens het van kracht zijnde uitvoeringsbesluit Levenbij de C.B.F.A. werden neergelegd.§2 In de onthaalstructuur kunnen volgende reserves worden ondergebracht:enerzijds verworven reserves (in voorkomend geval aangevuld tot de bedragengewaarborgd in toepassing van de minimumrendementsgarantie zoals voorzien inde W.A.P.) die toebehoren aan uittreders en anderzijds overgedragen reserves vannieuwe aangeslotenen.§3 De volgende reserves kunnen hierin aldus gestort worden:1) De reserves van de ‘intreders’ die ervoor gekozen hebben om hun opgebouwdereserves in het pensioenplan van hun vorige werkgever of sectorale Inrichter overte dragen naar het sectoraal pensioenstelsel voor het Koetswerk.2) De reserves van de uittreders gevormd door bijdragen gefinancierd doorafhoudingen van het loon verworven bij hun nieuwe werkgever, uiteraardovereenkomstig de voorwaarden en de grenzen bepaald in de W.A.P.23. Het afgezonderd fondsDit zijn activa op de balans van de pensioeninstelling die van haar andere activa wordenafgezonderd en aldus een afgescheiden fonds vormen. De winstdelingsresultatenin dit pensioenstelsel hangen af van de opbrengst van de contracten verbonden aanhet afgezonderd fonds.630-13


24. De wettelijk samenwonendeDe persoon die samen met zijn of haar samenwonende partner een verklaring heeftafgelegd overeenkomstig artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek.25. De v.z.w. SEFOCAMHet administratief en logistiek coördinatiecentrum van de sociale sectoralepensioenstelsels voor de arbeiders uit het Garagebedrijf, het Koetswerk, deMetaalhandel en de Terugwinning van Metalen. De maatschappelijke zetel vande v.z.w. SEFOCAM is gevestigd op het Woluwedal 46/7 te 1200 Brussel. De v.z.w.SEFOCAM is telefonisch bereikbaar op het nummer 00.32.2.761.00.70. en per mailop het adres helpdesk@sefocam.be. De v.z.w. SEFOCAM beschikt evenzeer over eenwebsite met name www.sefocam.be.Artikel 3HOOFDSTUK III - AANSLUITING§1 Het pensioenreglement is verplicht van toepassing op alle arbeiders, die opof na 1 januari 2002 met de werkgevers, zoals bepaald in artikel 2.6., verbondenzijn of waren via een arbeidsovereenkomst, ongeacht de aard van dezearbeidsovereenkomst; met uitzondering van deze vermeld onder artikel 4, §2 vande collectieve arbeidsovereenkomst ter wijziging en coördinatie van het sociaalsectoraal pensioenstelsel van 9 oktober 2007.§2 Voormelde personen worden onmiddellijk aangesloten bij onderhavigesolidariteitstoezegging, dit wil zeggen vanaf de datum dat zij voldoen aan de hiervoorvermelde aansluitingsvoorwaarden.Artikel 4HOOFDSTUK IV – RECHTEN EN PLICHTEN VAN DE INRICHTER§1 De Inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doenwat voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli2002, alsook – in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en)tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, vereist is.§2 De bijdrage die de Inrichter verschuldigd is ter financiering van depensioentoezegging wordt door de Inrichter zonder verwijl aan de pensioeninstellingovergemaakt. Dit geschiedt minimaal 4 maal per kwartaal.§3 De Inrichter zal via het intermediair van de v.z.w. SEFOCAM op regelmatige630-14


tijdstippen alle nodige gegevens overmaken aan de pensioeninstelling.§4 De pensioeninstelling is slechts tot uitvoering van haar verplichtingen gehoudenvoor zover haar, tijdens de duur van dit pensioenreglement volgende gegevensmeegedeeld werden:1) de naam, de voorna(a)m(en) en de geboortedatum van de aangeslotene alsookgeslacht, taalstelsel, burgerlijke staat en identificatienummer in de socialezekerheid;2) het adres van de aangeslotene;3) de benaming, de maatschappelijke zetel en het nummer van de werkgever,waarmee de aangeslotene via een arbeidsovereenkomst verbonden is, bij deRijksdienst voor Sociale Zekerheid / de Kruispuntbank van Ondernemingen;4) aansluitingsdatum bij het sectoraal pensioenstelsel;5) het bruto kwartaalloon van de aangeslotene;6) enige andere terzake doende gegevens zoals gevraagd door de pensioeninstelling.Naderhand: de wijzigingen welke, tijdens de duur van de aansluiting, in voormeldegegevens voorkomen.§5 De Inrichter wist ten voordele van de aangeslotenen een « helpdesk » teorganiseren waarbij de coördinatie werd toevertrouwd aan de v.z.w. SEFOCAM.Deze v.z.w. zal een vraag enkel doorspelen aan de pensioeninstelling indien zijde bewuste vraag niet zelf beantwoorden kan. In uitzonderlijke gevallen, wanneerzulks het proces aanzienlijk kan versnellen en vergemakkelijken, heeft de helpdeskde mogelijkheid de aangeslotene rechtstreeks contact te laten opnemen met depensioeninstelling.HOOFDSTUK V – RECHTEN EN PLICHTEN VAN DE AANGESLOTENENArtikel 5§1 De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de collectievearbeidsovereenkomst ter invoering van het sectoraal pensioenstelsel afgesloten op5 juli 2002, van – in voorkomend geval – de collectieve arbeidsovereenkomst(en)tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en van ditpensioenreglement. Deze documenten maken één geheel uit.§2 De aangeslotene machtigt de Inrichter de nodige verzekeringen op zijn leven afte sluiten.§3 De aangeslotene machtigt de Inrichter om via de v.z.w. SEFOCAM aan depensioeninstelling alle inlichtingen en bewijsstukken over te maken die nodigzijn zodat de pensioeninstelling zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene oftegenover de rechtverkrijgende(n) kan nakomen zonder uitstel.630-15


§4 De aangeslotene maakt in voorkomend geval de ontbrekende inlichtingen enbewijsstukken over via v.z.w. SEFOCAM aan de pensioeninstelling zodat deze zijnverplichtingen tegenover de aangeslotene of tegenover zijn rechtverkrijgende(n)kan nakomen.§5 Mocht de aangeslotene een hem door dit pensioenreglement of door decollectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook – in voorkomend geval –van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van hetsociaal sectoraal pensioenstelsel, opgelegde voorwaarde niet nakomen, en mochtdaardoor voor hem enig verlies van recht ontstaan, dan zullen de Inrichter en depensioeninstelling in dezelfde mate ontslagen zijn van hun verplichtingen tegenoverde aangeslotene in verband met het bij dit pensioenreglement geregeld aanvullendpensioen.Artikel 6HOOFDSTUK VI – GEWAARBORGDE PRESTATIES§1 De pensioentoezegging heeft, ter aanvulling van een krachtens een wettelijkesociale zekerheidsregeling vastgesteld pensioen, tot doel:• een kapitaal (of een hiermee overeenstemmende rente) samen te stellen dat vanafde pensioenleeftijd aan de « aangeslotene » wordt uitgekeerd indien hij in leven is;• een overlijdenskapitaal uit te keren aan de rechtverkrijgende(n) indien de «aangeslotene » overlijdt vóór of na de pensioenleeftijd, in dit laatste geval, zo hetaanvullend pensioen nog niet werd opgevraagd door de aangeslotene zelf.§2 De oprenting aan het wettelijk gegarandeerde minimumrendement geschiedtvanaf het ogenblik dat de bijdragen juridisch verschuldigd zijn.§3 Deze oprenting loopt tot op de dag waarop de uitbetaling van het aanvullendpensioen gebeurt.§4 Bovenvermelde kapitalen worden verhoogd met een winstdeling zoals beschrevenin het hierna weergegeven winstdelingsreglement. Deze winstdeling wordtgekoppeld aan de resultaten van het afgezonderd fonds bij de pensioeninstelling.De winstdeling wordt jaarlijks toegekend in de vorm van een kapitaalsverhoging enis aldus definitief verworven door de aangeslotenen. Het percentage van jaarlijkseonmiddellijke toekenning wordt bepaald door het toezichtcomité. Enige winstdelingdie niet onmiddellijk wordt toegekend aan de contracten, zal worden aangewend terfinanciering van een collectief sectoraalwinstdelingsfonds.Het winstdelingsreglement van het afgezonderd fonds “Sefocam - Pensioen”:630-16


De bijdragen worden geïnvesteerd in een afgezonderd fonds « Sefocam – Pensioen »,dat hoofdzakelijk is samengesteld uit financiële activa die afkomstig zijn van de EURO- zone. Ieder jaar kan de pensioeninstelling aan de contracten een winstdeelnemingtoekennen die bepaald wordt in functie van de resultaten van dit afgezonderd fonds.Deze winstdeelneming wordt pas toegekend op voorwaarde dat de verrichtingenvan het fonds rendabel zijn. De winstdeelneming is gelijk aan een bijkomendrendementspercentage dat toegekend wordt aan de contracten die op 31 decembervan het afgelopen boekjaar van kracht zijn. Het bijkomend rendementspercentageis gelijk aan het positieve verschil tussen het netto rendementspercentage van hetafgezonderd fonds en de gewaarborgde rentevoet zoals bepaald in artikel 24, §2,eerste lid van de W.A.P.Het netto rendementspercentage van het fonds is het in procent uitgedrukteresultaat ten opzichte van de gemiddelde waarde van het fonds in de loop vanhet afgelopen boekjaar, van 100 procent van de financiële winsten die door hetfonds gerealiseerd worden, vrij van financiële lasten, fiscale en parafiscaleinhoudingen. De financiële winsten worden bepaald overeenkomstig de evaluatie –en waarderingsregels van de pensioeninstelling. Ten einde de financiële prestatiesgerealiseerd door het afgezonderd fonds te stabiliseren, kan een quotiteit van deuitzonderlijke opbrengsten (zie hierna) elk jaar een reserve stijven waarop doorde Inrichter aanspraak kan gemaakt worden het jaar nadien. Een gedeelte vande uitzonderlijke opbrengsten kan dus van jaar tot jaar overgedragen worden. Deuitzonderlijke opbrengsten zijn samengesteld uit de meer- en minwaarden vanobligaties en aandelen, de eventuele monetaire aanpassingen op rentedragendeactiva, alsook de waardeverminderingen of terugnames van waardeverminderingen.De investeringspolitiek van het afgezonderd fonds heeft tot doel de veiligheid, hetrendement en de liquiditeit van de beleggingen te waarborgen.Hierbij wordt rekening gehouden met een oordeelkundige diversificatie en spreidingvan de beleggingen. De beleggingsportefeuille is voor minimaal 75 procent belegdin obligaties waarvan de emittenten van uitstekende kwaliteit zijn. Het gaathoofdzakelijk om Staatsobligaties van de EURO-zone. Het fonds investeert ook eenminderheidsaandeel ten belope van maximaal 25 procent van de waarde van hetfonds in aandelen van de EURO-zone en van diverse sectoren van de economie omop gemiddelde termijn een financiële winst te realiseren die hoger ligt dan deze dieenkel zou gebaseerd zijn op investeringen met vaste opbrengst. Het fonds beschikttevens over een veranderlijk bedrag aan liquiditeiten voor maximum 20 procent vande waarde van het fonds.HOOFDSTUK VII – UITBETALING VAN DE AANVULLENDE PENSIOENENArtikel 7Al de in dit hoofdstuk vermelde formulieren kunnen bekomen worden via de630-17


helpdesk van de v.z.w. SEFOCAM, Woluwedal 46/7 te 1200 Brussel, telefoonnummer02/761.00.70. of kunnen worden gedownload via de website www.sefocam.be.AFDELING 1 - UITBETALING BIJ WETTELIJK (OF VERVROEGD) PENSIOENArtikel 8§1 Elke aangeslotene kan zijn aanvullend pensioen opvragen vanaf dat hij hetstatuut van gepensioneerde geniet.§2 Het recht tot opvragen van het aanvullend pensioen vervalt, conform de wet op delandsverzekeringsovereenkomsten, na 30 jaar in geval van leven. Bij ontstentenisvan enige aanvraag binnen de voormelde termijn wordt het voordeel overgemaaktaan het Financieringsfonds.§3 Twee maanden vóór het bereiken van de pensioenleeftijd ontvangt de aangeslotenevia het intermediair van de v.z.w. SEFOCAM, een schrijven van de Inrichter waarindeze wordt herinnerd aan het bedrag van zijn thans verworven reserves binnenhet sociaal sectoraal pensioenstelsel en de te vervullen formaliteiten teneinde deuitbetaling van het aanvullend pensioen te concretiseren.§4 Om een aanvullend pensioen te kunnen ontvangen dient de aangeslotene hetaanmeldingsformulier S1 volledig en correct ingevuld en voorzien van de hiernavermelde bijlagen over te maken aan de v.z.w. SEFOCAM:- een kopie van de kennisgeving van de beslissing inzake het toekennen van depensioendatum (uitgereikt door de Rijksdienst voor Pensioenen);- een kopie recto/verso van de identiteitskaart van de aangeslotene;- een attest welke de activiteit weergeeft die de aangeslotene kende tijdens eenreferteperiode van 3 jaar voorafgaand aan de wettelijke pensioenleeftijd:• ofwel een tewerkstellingsattest al dan niet met vermelding van verminderdeprestaties ingevolge de opname van tijdskrediet;• ofwel een werkloosheidsattest met vermelding dat het gaat om een onvrijwilligewerkloze die geen werk en/of opleiding wist te weigeren en dat de werkloosheid nietvalt binnen de brugpensioenregeling;• ofwel een invaliditeitsattestering.§5 Mocht de aangeslotene in aanvulling op zijn pensioen nog prestaties leveren bij eenwerkgever zoals vermeld onder artikel 2.6 en geschiedt er op dat ogenblik nog eenverdere premiebetaling voor het aanvullend pensioen, dan kan deze aangeslotenepas zijn aanvullend pensioen opvragen vanaf het ogenblik van stopzetting van dewerkzaamheden bij die werkgever.§6 Het voordeel bij leven dat wordt uitgekeerd vóór het bereiken van de einddatumis gelijk aan de theoretische afkoopwaarde van het contract, dit is de reserve die bij630-18


de pensioeninstelling gevormd werd door de kapitalisatie van de in het voordeel vande aangeslotene gestorte bijdragen en toegekende winstdeling, rekening houdendmet de verbruikte sommen.AFDELING 2 - UITBETALING BIJ BRUGPENSIOENArtikel 9§1 Indien de aangeslotene op brugpensioen wordt gesteld, in overeenstemmingmet de afspraken hieromtrent gemaakt in het voormelde Paritair Subcomité, kanhij zijn aanvullend pensioen opvragen, conform de wetgeving terzake.• In toepassing van artikel 61, §1 van de W.A.P. kan een aangeslotene tot 31/12/2009zijn aanvullend pensioen opvragen op het moment van zijn brugpensionering, ookonder de leeftijd van 60 jaar.• Vanaf 01/01/2010 kan de aangeslotene zijn aanvullend pensioen, ook in geval vanbrugpensionering (op vroegere leeftijd), slechts opvragen vanaf de leeftijd van 60jaar.§2 Het recht tot opvragen van het aanvullend pensioen vervalt, conform de wet op delandsverzekeringsovereenkomsten, na 30 jaar in geval van leven. Bij ontstentenisvan enige aanvraag binnen de voormelde termijn wordt het voordeel overgemaaktaan het Financierings-fonds.§3 De Inrichter informeert maandelijks de v.z.w. SEFOCAM over de nieuwe brugpensioendossiersin haar sector. De v.z.w. SEFOCAM schrijft desgevallend debetrokken aangeslotenen aan met vermelding van de mogelijkheid tot opvragingvan het aanvullend pensioen in het kader van zijn brugpensionering.§4 Om een aanvullend pensioen te kunnen ontvangen dient de aangeslotene hetaanmeldingsformulier S2 volledig en correct ingevuld en voorzien van de hiernavermelde bijlagen over te maken aan de v.z.w. SEFOCAM:- een kopie van de C4-Voltijds Brugpensioen of de C4ASR- Voltijds Brugpensioen(uitgereikt door de werkgever);- een kopie recto/verso van de identiteitskaart van de aangeslotene.§5 Het voordeel bij leven dat wordt uitgekeerd vóór het bereiken van de einddatumis gelijk aan de theoretische afkoopwaarde van het contract, dit is de reserve die bijde pensioeninstelling gevormd werd door de kapitalisatie van de in het voordeel vande aangeslotene gestorte bijdragen en toegekende winstdeling, rekening houdendmet de verbruikte sommen630-19


AFDELING 3 - UITBETALING BIJ OVERLIJDENArtikel 10§1 Indien de aangeslotene overlijdt en mocht hij zijn aanvullend pensioen nog niet ofonvolledig hebben uitgekeerd gekregen, wordt het aanvullend pensioen uitgekeerdaan zijn rechtverkrijgende(n), volgens onderstaande volgorde:1) ten bate van zijn of haar echtgeno(o)t(e) op voorwaarde dat de betrokkenen:- niet uit de echt gescheiden zijn (alsook niet in aanleg tot echtscheiding);- niet gerechtelijk gescheiden van tafel en bed (alsook niet in aanleg tot gerechtelijkescheiding van tafel en bed).2) bij ontstentenis, ten bate van de wettelijk samenwonende partner (in de zin vanartikels 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek);3) bij ontstentenis, ten bate van (een) andere natuurlijke perso(o)n(en) die door deaangeslotene door middel van een aangetekend schrijven kenbaar werd gemaaktaan de pensioeninstelling. Het bewuste aangetekend schrijven dient zowel voorde pensioeninstelling als voor de aangeslotene als bewijs van de aanduiding. Deaangeslotene kan ten alle tijden deze aanduiding herroepen door middel van eennieuw aangetekend schrijven. Indien de aangeslotene na deze aanduiding zouhuwen of hij samen met zijn /haar partner een wettelijk samenlevingscontract zouonderschrijven, en er dus een persoon is zoals beschreven inpunt 1) hiervoor, wordt deze aanduiding geacht definitief herroepen te zijn;4) bij ontstentenis, ten bate van zijn kinderen of van hun rechtverkrijgenden, bijplaatsvervulling;5) bij ontstentenis, ten bate van zijn ascendenten, voor gelijke delen;6) bij ontstentenis, ten bate van zijn broers en zusters;7) bij ontstentenis aan de andere wettelijke erfgena(a)m(en) met uitzondering vande Staat;8) bij ontstentenis van de hiervoor vermelde begunstigden wordt het voordeel aanhet Financieringsfonds gestort.§2 Het recht tot opvragen van het aanvullend pensioen vervalt, conform de wetop de lands-verzekeringsovereenkomsten, na 3 jaar in geval van overlijden (dusdatum overlijden + 3 jaar). Deze termijn kan verlengd worden tot maximum 5 jaarconform de bepalingen van artikel 34, §1 van diezelfde wet. Bij ontstentenis vanenige aanvraag binnen de voormelde termijn(en) wordt het voordeel overgemaaktaan het Financieringsfonds.§3 De Inrichter zal, nadat hij op de hoogte is van een overlijdensdatum, via hetintermediair van de v.z.w. SEFOCAM een schrijven richten op het domicilie van deoverleden aangeslotene waarbij hij de rechtverkrijgende(n) oproept tot het vervullenvan de nodige formaliteiten met het oog op de uitbetaling van het aanvullendpensioen.630-20


§4 Om een aanvullend pensioen te kunnen ontvangen dient/dienen derechtverkrijgende(n) het aanmeldingsformulier S3 volledig en correct ingevuld envoorzien van de hierna vermelde bijlagen over te maken aan de v.z.w. SEFOCAM:1. De rechtverkrijgende is de weduwe(naar) van de aangeslotene- een kopie van de overlijdensakte van de aangeslotene;- een kopie recto/verso van de identiteitskaart van de rechtverkrijgende.2. De rechtverkrijgende is niet de weduwe(naar) van de aangeslotene- een kopie van de overlijdensakte van de aangeslotene;- een kopie recto/verso van de identiteitskaart van de rechtverkrijgende;- een kopie van de akte van bekendheid of van de erfrechtverklaring of van de aktevan erfopvolging;- het bewijs van geblokkeerde bankrekening (enkel in het geval dat derechtverkrijgende minderjarig is).§5 Elke rechtverkrijgende dient een aanmeldingsformulier S3 over te maken aande v.z.w. SEFOCAM.Artikel 11HOOFDSTUK VIII – MODALITEITEN VAN DE UITBETALING§1 Opdat de pensioeninstelling tot de effectieve betaling van het aanvullendpensioen kan overgaan, dient ze te beschikken over de loongegevens van de ganseaansluitingsduur bij het sectoraal pensioenstelsel.§2 De aangeslotene, respectievelijk de rechtverkrijgende, zal een voorschotontvangen binnen de 5 werkdagen nadat de pensioeninstelling de nodige stukkenen de keuzemodaliteit van opname, zoals bepaald in respectievelijk artikel 8 of9 of 10 en artikel 12 en 13, heeft ontvangen en dit op basis van de beschikbareloongegevens op het ogenblik van de aanvraag.§3 Het eventueel resterende saldo van het aanvullend pensioen zal uitbetaaldworden in de maand september van het jaar volgend op de datum waarop deaanmelding wist te geschieden.Artikel 12HOOFDSTUK IX – UITBETALINGSVORMDe aangeslotene of in voorkomende geval diens rechtverkrijgende(n) kan/kunnenkiezen voor:630-21


1) hetzij een éénmalige uitbetaling in kapitaal,2) hetzij een omzetting in een jaarlijks levenslange rente.Artikel 13§1 Een omvorming is echter niet mogelijk wanneer het jaarlijks bedrag van derente bij de aanvang ervan niet meer bedraagt dan 500 EUR bruto. Dit bedragwordt geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971,houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen,bijdragen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommigesociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehoudenbij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders,alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan hetindexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.§2 De pensioeninstelling brengt de aangeslotene of, in voorkomend geval, diensrechtverkrijgende(n) van dit recht op de hoogte twee maanden vóór de pensioneringof binnen de twee weken nadat hij van de vervroegde of de brugpensionering of vanhet overlijden kennis wist te nemen.§ 3 Indien binnen de maand te rekenen vanaf de hiervoor vermelde kennisgeving,geen aanvraag in deze zin door de aangeslotene aan de pensioeninstellingwordt betekend, wordt verondersteld dat hij geopteerd heeft voor de éénmaligekapitaalsuitkering. De rechtverkrijgende(n) van het voordeel bij overlijden zullen,in voorkomend geval, hun keuze voor een rente-uitkering kenbaar maken op deaanvraag tot uitbetaling van het voordeel, zoniet wordt (worden) hij/zij geacht tehebben geopteerd voor de éénmalige kapitaaluitkering.Artikel 14HOOFDSTUK X - BIJDRAGENDe dekking van de twee risico’s, zoals vermeld in artikel 6 hiervoor, wordt totstand gebracht door het afsluiten van een levensverzekering van het type uitgesteldkapitaal met tegenverzekering van de reserve, welke een kapitaal leven waarborgtdat op de einddatum vervalt enerzijds en een overlijdenskapitaal waarborgt dat bijoverlijden van de aangeslotene onmiddellijk betaalbaar is, anderzijds. Het kapitaaloverlijden dat door die verzekering gewaarborgd wordt, is gelijk aan de reserveopgebouwd op het ogenblik van overlijden verhoogd met de rendementsgarantieen in voorkomend geval de winstdeelname en dit tot op datum van de uitbetaling.630-22


HOOFDSTUK XI - BIJDRAGENArtikel 15§1 Alle vereiste uitgaven tot het waarborgen van de voordelen vermeld in artikel 6hiervoor vallen geheel ten laste van de Inrichter. Deze bijdrage bedraagt per actieveaangeslotene 1,53 procent van diens jaarbezoldiging.§2 Deze bijdrage wordt bepaald door artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomstvan 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraalpensioenstelsel.§3 De Inrichter zal de globale bijdrage maandelijks aan de pensioeninstelling storten.HOOFDSTUK XII - VERWORVEN RESERVES EN VERWORVEN PRESTATIESArtikel 16§1 Overeenkomstig artikel 17 van de W.A.P., moet een aangeslotene minstensgedurende een al dan niet onderbroken periode van één jaar aangesloten geweestzijn bij onderhavig pensioenstelsel, alvorens hij aanspraak kan maken op verworvenreserves en verworven prestaties.§2 Is deze minimumaansluitingstermijn niet voldaan ten tijde van de uittreding vande aangeslotene, dan worden, in voorkomend geval de maanden aansluiting bijonderstaande sociale sectorale pensioenstelsels meegeteld teneinde uit te makenof er al dan niet sprake is van een minimumaansluitingstermijn van 12 maanden.Aansluitingen bij:- het sociaal sectoraal pensioenstelsel van het Paritair Comité voor het Garagebedrijf(P.C. 112);- het sociaal sectoraal pensioenstelsel van het Paritair Subcomité voor deMetaalhandel (P.S.C. 149.04);- het sociaal sectoraal pensioenstelsel van het Paritair Subcomité voor deTerugwinning van metalen (P.S.C. 142.01).§3 Dit heeft tot gevolg voor wat betreft de verworvenheid van de reserves:- In het geval er sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal12 maanden, al dan niet onderbroken, dan worden de latente rechten die debetrokkene bezit – dit wil zeggen de rechten en de reserves die overeenstemmenmet een aansluitingstermijn van minder dan 12 maanden – in het kader van derespectievelijke sectorale pensioenstelsels toch verworven voor de aangeslotene.Dit heeft eveneens tot gevolg dat ingeval van herintreding van de aangeslotene in630-23


één van de 4 sectorale pensioenstelsels, hij op dat ogenblik reeds beschikt oververworven rechten waardoor er niet wederom aan een minimum-aansluitingstermijnvan 12 maanden dient te worden voldaan.- In het geval er geen sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal 12maanden, al dan niet onderbroken, dan zal de tot op dit moment gevormde reservein het financieringsfonds gestort worden. Indien de aangeslotene echter naderhandwederom zou toetreden tot onderhavig pensioenstelsel, dan zal de ten tijde van deuittreding in hoofde van de aangeslotene gevormde reserve uit het financieringsfondsworden gehaald om opnieuw te worden toegewezen aan de bewuste aangeslotene.Indien de aangeslotene opnieuw zou uittreden, dan zal deze procedure wordenherhaald indien de totale aansluitingstermijn van de betrokkene de 12 maandennog steeds niet overschrijdt. De aangeslotene behoudt in voorkomend geval zijnlatente rechten in het kader van de 4 sectorale pensioenstelsels.§4 Indien de aangeslotene ten tijde van diens uittreding beschikt over verworvenreserves in het kader van onderhavig sectoraal pensioenstelsel, is de Inrichter erop dit tijdstip toe gehouden om enige tekorten aan te zuiveren. De tekorten tenopzichte van de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, §2van de W.A.P., worden ten laste genomen door de pensioeninstelling.Artikel 17HOOFDSTUK XIII – PROCEDURE INGEVAL VAN UITTREDING§1 Ingeval van uittreding van een aangeslotene, stelt de Inrichter, via het intermediairvan de v.z.w. SEFOCAM, de pensioeninstelling hiervan elektronisch in kennis. Dezekennisgeving zal minimaal vier maal per jaar gebeuren.§2 De pensioeninstelling zal, via het intermediair van de v.z.w. SEFOCAM uiterlijkbinnen de 30 dagen na deze kennisgeving het bedrag van de verworven reserves enprestaties en de hierna opgesomde keuzemogelijkheden schriftelijk meedelen aande betrokken uittreder.§3 De betrokken aangeslotene heeft op zijn beurt 30 dagen de tijd (te rekenenvanaf de kennisgeving door de pensioeninstelling) om zijn keuze te bepalen uitde hierna volgende mogelijkheden inzake de aanwending van diens verworvenpensioenreserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgdin toepassing van artikel 24, §2 van de W.A.P.:1. de verworven reserves overdragen naar de pensioeninstelling van:a) ofwel de nieuwe werkgever met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft,zo hij aangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die werkgever;630-24


) ofwel de nieuwe Inrichter van een sectoraal pensioenstelsel waaronder dewerkgever ressorteert met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft, zo hijaangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die Inrichter;2. de verworven reserves overdragen naar een pensioeninstelling die de totalewinst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kostenbeperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning;3. de verworven reserves bij de pensioeninstelling laten en behouden zonder wijzigingvan de pensioentoezegging (vanzelfsprekend zonder verdere premiebetaling);4. de verworven reserves laten bij de pensioeninstelling- en via de nieuwe werkgever verder gaan met de premiebetaling;- enkel indien minstens 42 maanden aangesloten bij één of meerdere van de inartikel 16, §2 opgesomde sociale sectorale pensioenstelsels;- enkel indien er geen pensioentoezegging bij de nieuwe werkgever bestaat;- deze premiebetalingen mogen niet meer dan 1.500 EUR per jaar bedragen (nietgeïndexeerd);- indien de aangeslotene hiervoor wist te opteren, zal de Inrichter de aangeslotenevoor de inning van de nieuwe premies afleiden naar de onthaalstructuur opgerichtbinnen de pensioeninstelling waarvan sprake in artikel 2.22. van dit reglement (depensioeninstelling zal hierbij een rechtstreekse relatie aangaan met de nieuwewerkgever van de uitgetreden werknemer).§4 Wanneer de aangeslotene de voormelde termijn van 30 dagen laat verstrijken,wordt hij verondersteld te hebben gekozen voor de mogelijkheid bedoeld in artikel17, §3 3.. Na het verstrijken van deze termijn kan de aangeslotene evenwel ten allentijde vragen om zijn reserves over te dragen naar een pensioeninstelling bedoeld inartikel 17, §3 1., 2. of 4. hiervoor.§5 De pensioeninstelling zal er voor zorgen dat de door de aangeslotene gemaaktekeuze binnen de 30 daaropvolgende dagen gerealiseerd wordt. De over te dragenverworven reserve van de keuze bedoeld in artikel 17, §3 1. en 2. zal geactualiseerdworden tot op de datum van de effectieve overdracht rekening houdend met deinventarisgrondslagen die door de pensioeninstelling bij de Commissie voor Bank,Financie- en Assurantiewezen werden neergelegd.§6 Wanneer een gewezen deelnemer wist te opteren voor één van de keuze vermeldonder artikel 17, §3 1. of 2. en nadien herintreedt tot het sectorplan wordt hij alseen nieuwe deelnemer beschouwd.§7 Afkoop van het contract is enkel mogelijk conform de wettelijke bepalingen terzake.§8 De onthaalstructuur zal worden gebruikt om de overgedragen reserves van denieuwe aangeslotenen onder te brengen en de nieuwe premies zoals vermeld inartikel 17, §3 4. te beheren.630-25


Artikel 18HOOFDSTUK XIV – BEËINDIGING VAN HET PENSIOENSTELSELIngeval van stopzetting van het pensioenstelsel of bij liquidatie van een werkgever,verwerven de (bewuste) aangeslotenen, die minstens één jaar aangesloten warenbij onderhavig pensioenstelsel, de verworven reserves, desgevallend aangevuld totde minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, §2 van de W.A.P.Artikel 19HOOFDSTUK XV – FINANCIERINGSFONDS§1 Door de Inrichter wordt overgegaan tot de oprichting van een financieringsfonds.Het financieringsfonds wordt beheerd door de pensioeninstelling als een wiskundigeinventarisreserve.§2 Het fonds wordt gefinancierd door eventuele stortingen van de Inrichter, alsooksommen die bij toepassing van artikels 6, 8 §2, 10 en 16 beschikbaar komen.§3 Ingeval van liquidatie van een werkgever zonder dat die werkgever wordtovergenomen door een andere werkgever zoals bedoeld in artikel 2 6., zullen degelden van het fonds die proportioneel slaan op de verplichtingen van die bepaaldewerkgever, noch volledig noch gedeeltelijk worden teruggestort aan de Inrichter.Het zal daarentegen onder de aangeslotenen van die bepaalde werkgever wordenverdeeld in verhouding met hun wiskundige reserve, desgevallend aangevuld tot deminimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24,§2 van de W.A.P.§4 Ingeval van stopzetting van onderhavig pensioenplan, zullen de gelden vanhet fonds in geen geval noch volledig noch gedeeltelijk worden teruggestort aande Inrichter. Het zal daarentegen onder alle aangeslotenen worden verdeeldin verhouding met hun wiskundige reserve, desgevallend aangevuld tot deminimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, §2 van de W.A.P.Artikel 20HOOFDSTUK XVI – TOEZICHTCOMITɧ1 In overeenstemming met artikel 41, §2 van de W.A.P., werd er binnen depensioeninstelling een toezichtcomité opgericht dat voor de helft is samengestelduit leden die het personeel vertegenwoordigen aan wie de onderhavigepensioentoezegging wordt gedaan en voor de andere helft uit werkgevers.630-26


§2 Dit toezichtcomité ziet toe op de goede uitvoering van de pensioentoezeggingdoor de pensioeninstelling en wordt door voormelde jaarlijks in het bezit gesteldvan het transparantieverslag alvorens zij dit ter beschikking stelt aan de Inrichter.§3 Bovendien beslist het toezichtcomité jaarlijks over het percentage winstdelinggerealiseerd in het afgezonderd fonds dat aan de aangeslotene zal toegekend worden.HOOFDSTUK XVII – TRANSPARANTIEVERSLAGArtikel 21§1 Onder de naam « transparantieverslag » zal de pensioeninstelling of enigandere derde indien de Inrichter beslist om een deelaspect van het beheer uitte besteden, jaarlijks een verslag opstellen over het door haar gevoerde beheervan de pensioentoezegging en dit - na raadpleging van het toezichtcomité - terbeschikking stellen van de Inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan deaangeslotenen.§2 Het verslag betreft de volgende elementen:- de financieringswijze van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen indie financiering;- de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbijrekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;- het rendement van de beleggingen;- de kostenstructuur;- in voorkomend geval, de winstdeling.HOOFDSTUK XVIII – JAARLIJKSE INFORMATIE AAN DE AANGESLOTENEN:DE PENSIOENFICHEArtikel 22§1 Elk jaar (november – december) verstuurt de pensioeninstelling de pensioenficheaan elke aangeslotene die beschikt over verworven reserves, met uitzondering vande rentegenieters, de aangeslotenen die overleden zijn en van de aangeslotenen diereeds een voorschot op hun aanvullend pensioen wisten te ontvangen zoals bedoeldin artikel 11, §2 .§2 Deze pensioenfiche bevat volgende informatie:1) de persoonlijke gegevens van de aangeslotene;2) het bedrag van de verworven reserves, in voorkomend geval met vermelding vanhet bedrag dat overeenstemt met de minimumbedragen gewaarborgd in toepassingvan artikel 24, §2 van de W.A.P.;3) het bedrag van de verworven prestaties;630-27


4) de variabele elementen waarmee bij de berekening van de hiervoor vermeldebedragen wordt rekening gehouden;5) het bedrag van de (herrekende) verworven reserves van het vorige jaar;6) het bedrag van de te verwachten bruto rente bij einddatum;7) het actuele financieringsniveau van de verworven reserves en van de waarborgbedoeld in artikel 24, §2 van de W.A.P.;8) andere gegevens die in dit kader worden nuttig geacht door het toezichtcomité.§3 Voor elk bruto kapitaal zal ook een netto kapitaal vermeld worden.§4 In het kader van de rentebedragen zoals hiervoor vermeld (onder 6)) gaat mener terzake van uit dat de huidige premies zullen worden doorbetaald en voorwat betreft de “slapers” (dit zijn de personen bedoeld in artikel 17, §3 3. van ditpensioenreglement) zullen hun verworven reserves worden opgerent aan deminimale rentevoet.Artikel 23HOOFDSTUK XIX – FISCALE BEPALING (80 PROCENTREGEL)§1 Het pensioen dat uit onderhavig pensioenstelsel voortvloeit, winstdelingeninbegrepen, verhoogd met het wettelijk pensioen dat geschat wordt in functie vanhet aantal jaren dienst bij een werkgever of elders, mag in geen geval 80 procentoverschrijden van de laatste normale bruto jaarbezoldiging van de aangeslotene,vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal werkelijk gepresteerdejaren bij de werkgever of elders is, en de noemer het aantal jaren van de normaleduurtijd van de beroepsactiviteit die vastgesteld wordt op 40 jaar.§2 De laatste normale bruto jaarbezoldiging is de bruto jaarbezoldiging die,gelet op de vorige bezoldigingen van de aangeslotene, als normaal kan wordenbeschouwd en die hem betaald of toegekend werd gedurende het laatste jaar vóórzijn oppensioenstelling waarin hij een normale beroepsactiviteit heeft uitgeoefend.Artikel 24HOOFDSTUK XX – WIJZIGINGSRECHT§1 Dit pensioenreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 6 van decollectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie vanhet sociaal sectoraal pensioenstelsel. Het is dan ook onlosmakelijk verbonden metde voormelde collectieve arbeidsovereenkomst.§2 Bijgevolg zal dit pensioenreglement worden gewijzigd en/of worden stopgezetindien en in de mate dat ook deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gewijzigden/of stopgezet.630-28


HOOFDSTUK XXI – NIET-BETALING VAN DE PREMIESArtikel 25§1 Alle premies die in uitvoering van onderhavig pensioenreglement (met inbegripvan de beheersovereenkomst zoals afgesloten tussen de pensioeninstelling ende Inrichter ter toelichting van de dienstverlening van de pensioeninstelling)verschuldigd zijn of zullen worden, dienen door de Inrichter maandelijks voldaan.Zij maken één geheel uit voor alle verzekerde risico’s en voor alle aangeslotenen.§2 Bij niet betaling van de premies door de Inrichter, zal deze door depensioeninstelling d.m.v. een aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden.§3 Deze ingebrekestelling, die de Inrichter aanmaant tot betaling en hem op degevolgen van de niet-betaling wijst, wordt ten vroegste 30 dagen na de vervaldag vande onbetaalde premie verzonden. Indien, om welke reden ook, deze ingebrekestellingniet zou zijn verzonden aan de Inrichter, dan zal iedere aangeslotene uiterlijk driemaanden na de vervaldag van de premies van de niet-betaling op de hoogte gebrachtworden.§4 Indien de premiebetaling wordt stopgezet voor het geheel van de contracten vanonderhavig pensioenstelsel worden die contracten premievrij gemaakt conformartikel 2.21.. Zij blijven onderworpen aan dit pensioenreglement en delen verderin de winst. De vordering waarover de pensioeninstelling beschikt wegens het nietbetalen van de bijdragen door de Inrichter, verjaren drie jaar na de datum waaropde bijdragen opeisbaar werden.§5 De contracten kunnen echter worden afgekocht met het doel de afkoopwaardenover te dragen naar een andere toegelaten onderneming. Deze beslissing dientechter te worden genomen bij sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. DeInrichter licht de aangeslotenen in over de verandering van pensioeninstelling ende eventueel daaruit volgende overdracht van de pensioenreserves, na hieromtrentde Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen op de hoogte te hebbengebracht.HOOFDSTUK XXII – DE BESCHERMING OP DE PERSOONLIJKELEVENSSFEERArtikel 26§1 De partijen verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van depersoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zijin kennis gesteld worden in het kader van de huidige overeenkomst slechts mogenverwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze overeenkomst. Departijen verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsookde onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen.630-29


§2 Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen dienodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige ofongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot,en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.§3 Voor wat betreft de gegevens betreffende de gezondheid en de gevoelige gegevensin de zin van de Wet van 8 december 1992 op de bescherming van de persoonlijkelevenssfeer wijzen partijen de categorieën van personen aan die deze gegevenskunnen verwerken, waarbij de hoedanigheid van deze personen ten opzichte vande verwerking van de betrokken gegevens nauwkeurig wordt omschreven. Partijenzullen een lijst van de aldus aangewezen personen ter beschikking houden vande Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en zullenervoor zorgen dat de aangewezen personen door een wettelijke, statutaire ofevenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijk karaktervan de betrokken gegevens in acht te nemen.§4 Partijen zullen de nodige middelen aanwenden ter eerbiediging van de onder ditartikel aangegane verbintenissen derwijze dat ieder gebruik voor andere doeleindenof door andere personen dan deze die bevoegd zijn om de gevoelige gegevens ende gegevens betreffende de gezondheid te verwerken, uitgesloten is. Aangeziende inbreuken op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeereveneens personen kan treffen die geen partij zijn bij de huidige overeenkomst,maar die de aansprakelijkheid van een van de partijen kunnen inroepen, zal deandere partij de aldus aangesproken partij vrijwaren tegen vorderingen gebaseerdop een inbreuk op deze wetgeving.Artikel 27HOOFDSTUK XXIII – AANVANG§1 Het pensioenreglement dat als bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomstvan 26 mei 2005 was gevoegd, wordt opgeheven vanaf 1 januari 2008. Ditpensioenreglement vangt aan op 1 januari 2008 en wordt voor onbepaalde duuraangegaan. Het bestaan van dit pensioenreglement is gekoppeld aan het bestaanvan de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging encoördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.§2 Beide partijen kunnen dit reglement in haar geheel opzeggen tegen het einde vanieder verzekeringsjaar. Deze opzegging geschiedt bij een aangetekend schrijven, terichten aan de zetel van de medecontractant en op het postkantoor af te geventen laatste zes maanden voor het einde van het verzekeringsjaar. Deze opzeg isonderworpen aan de modaliteiten zoals voorzien in artikel 14 van de collectievearbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaalsectoraal pensioenstelsel.630-30


BIJLAGE N°. 2.Bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007WIJZIGING EN COORDINATIE VAN HET SOCIAAL SECTORAAL PENSIOENSTELSELSECTORAAL SOLIDARITEITSREGLEMENTter uitvoering van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.INHOUDSTAFELHoofdstuken1. Voorwerp2. Begripsomschrijvingen3. Aansluiting4. Rechten en plichten van de Inrichter5. Rechten en plichten van de aangeslotenen6. Gewaarborgde prestaties7. Uitvoering van de gewaarborgde prestaties8. Technische grondslagen9. Bijdragen10. Solidariteitsfonds11. Toezichtcomité12. Transparantieverslag13. Informatieverstrekking aan de aangeslotenen14. Fiscaliteit15. Wijzigingsrecht16. Niet betaling van de bijdragen17. De bescherming van de persoonlijke levenssfeer18. Verplichtingen ten opzichte van de C.B.F.A.19. Herstelplan20. AanvangArtikel 1HOOFDSTUK I - VOORWERP§1 Dit sectoraal solidariteitsreglement wordt opgemaakt in uitvoering van artikel9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging encoördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.630-31


§2 Dit solidariteitsreglement beoogt het solidariteitsreglement dat was opgenomenals bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 en deze bij decollectieve arbeidsovereenkomst van 5 september 2006 tot wijziging van de bedragentoegekend in het solidariteitsluik van het sociaal sectoraal pensioenstelsel aante passen enerzijds aan de verhoging van de bijdragen waartoe besloten werd inuitvoering van hoofdstuk III, artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van24 mei 2007 betreffende het nationaal akkoord 2007 – 2008 en aan de reglementaireevoluties die sindsdien plaatsgrepen anderzijds.§3 Dit reglement bepaalt de rechten en de verplichtingen van de Inrichter, desolidariteitsinstelling, de werkgevers die behoren tot het ressort van het voormeldeParitair Subcomité, de aangeslotenen en hun rechtverkrijgenden. Tevens wordende aansluitingsvoorwaarden alsook de regels inzake de uitvoering van desolidariteitstoezegging vastgelegd.§4 In overeenstemming met artikel 10, §1 van de W.A.P. (zie hierna artikel 2.15),strekt deze solidariteitstoezegging er mede toe het sectoraal pensioenstelsel tedoen genieten van het bijzonder statuut vastgesteld door artikel 176², 4°bis vanhet wetboek van de met zegel gelijkgestelde taksen en door artikel 10 van de wetvan 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot vrijwaring van hetconcurrentievermogen. Dezesolidariteitstoezegging maakt een integrerend onderdeel uit van het sociaalsectoraal pensioenstelsel.Artikel 2HOOFDSTUK II - BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN1. De solidariteitstoezeggingDe toezegging van de in dit solidariteitsreglement bepaalde prestaties doorde Inrichter (zie hierna 2.2.) aan de aangeslotenen (zie hierna 2.7.) en/of hunrechtverkrijgenden. De solidariteitstoezegging dient beschouwd te worden als eenaanvullende dekking of een bijkomend risico op de pensioentoezegging.2. De InrichterConform artikel 3, §1, 5° van de W.A.P. (zie hierna 2.15.) werd door de representatieveorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor het Koetswerk149.02, het Fonds voor Bestaanszekerheid aangeduid als Inrichter van het sectoraalpensioenstelsel en van onderhavig solidariteitsstelsel en dit via de collectievearbeidsovereenkomst van 5 juli 2002.630-32


3. Het toezichtcomitéHet comité opgericht binnen de solidariteitsinstelling (zie 2.9. hierna) dat voorde helft is samengesteld uit leden die het personeel vertegenwoordigen aan wiede onderhavige solidariteitstoezegging wordt gedaan en voor de andere helft uitwerkgevers zoals bedoeld in 2.5. hierna.4. Het transparantieverslagHet jaarlijks verslag opgesteld door de solidariteitsinstelling (zie 2.9. hierna) overhet door haar gevoerde (deelaspect) van het beheer van de solidariteitstoezegging.5. De werkgeversDe werkgevers zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5juli 2002, alsook – in voorkomend geval – van de collectieve arbeidsovereenkomst(en)tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Hieronder zijneveneens de werkgevers begrepen die in uitvoering van artikel 6 van de collectievearbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 , alsook – in voorkomend geval – van decollectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaalsectoraal pensioenstelsel, hebben geopteerd voor opting-out.6. De arbeiderDe persoon die in uitvoering van een arbeidsovereenkomst tot het hoofdzakelijkverrichten van handenarbeid is tewerkgesteld door een werkgever als bedoeld inartikel 2.5..7. De aangesloteneDe werknemer die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de Inrichter hetsectoraal pensioenplan en dus onderhavige solidariteitstoezegging heeft ingevoerden die aan deaansluitingsvoorwaarden van het solidariteitsreglement voldoet.8. De uittredingDe beëindiging van de arbeidsovereenkomst (anders dan door overlijden ofpensionering) voorzover de werknemer geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeftgesloten met een werkgever zoals bedoeld in 2.5..9. De solidariteitsinstellingDe rechtspersoon belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging, namelijkSepia c.v.b.a., erkend door de Commissie van Bank-, Financie- en Assurantiewezenonder nr. 1529, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Livingstonelaan 6.10. De jaarbezoldigingHet jaarlijkse brutoloon waarop de inhoudingen voor de sociale zekerheid wordengedaan (dus verhoogd met 8%).630-33


11. Het solidariteitsfondsHet collectieve fonds dat bij de solidariteitsinstelling in het kader van onderhavigesolidariteitstoezegging, alsook van de respectievelijke solidariteitstoezeggingengedaan in het kader van de sociale sectorale pensioenstelsels van het Paritair Comitévoor het Garagebedrijf (P.C. 112), het Paritair Subcomité voor de Metaalhandel (P.S.C.149.04) en het Paritair Subcomité voor de Terugwinning van metalen (P.S.C. 142.01),wordt gevormd en afgescheiden van diens overige activiteiten wordt beheerd.12. Het verzekeringsjaarDe vervaldag van dit solidariteitsreglement wordt vastgesteld op 1 januari. Eenverzekeringsjaar valt dan ook steeds samen met de tijdsspanne gelegen tussen 1januari en de daaropvolgende 31 december.13. De collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007De collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatievan het sociaal sectoraal pensioenstelsel.14. Het pensioenreglementHet pensioenreglement genomen in uitvoering van artikel 6 van de collectievearbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaalsectoraal pensioenstelsel.15. W.A.P.Wet van 28 april 2003 (betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelselvan die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake socialezekerheid, aangevuld met haar uitvoeringsbesluiten zoals gepubliceerd in het B.S.van 15 mei 2003, erratum B.S. 26 mei 2003). De begrippen die in het vervolg vandit reglement opgenomen zijn, moeten worden opgevat in hun betekenis zoalsverduidelijkt in artikel 3 (definities) van de voormelde Wet. De Wet zal in het vervolgvan dit solidariteitsreglement “W.A.P.” worden genoemd.16. Het solidariteitsbesluitKoninklijk Besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de solidariteitsprestatiesverbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels (B.S., 14 november 2003,ed. 2, p. 55.263).17. Het financieringsbesluitKoninklijk Besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de regels inzake definanciering en het beheer van de solidariteitstoezegging (B.S., 14 november 2003,ed. 2, p. 55.258).18. De C.B.F.A.De Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen.630-34


19. De v.z.w. SEFOCAMHet administratief en logistiek coördinatiecentrum van de sociale sectoralepensioenstelsels voor de arbeiders uit het Garagebedrijf, het Koetswerk, deMetaalhandel en de Terugwinning van Metalen. De maatschappelijke zetel vande v.z.w. SEFOCAM is gevestigd op het Woluwedal 46/7 te 1200 Brussel. De v.z.w.SEFOCAM is telefonisch bereikbaar op het nummer 00.32.2.761.00.70. en per mailop het adres helpdesk@sefocam.be. De v.z.w. SEFOCAM beschikt evenzeer over eenwebsite met name www.sefocam.be.Gezien deze solidariteitstoezegging een integrerend onderdeel uitmaakt van hetsectoraal pensioenstelsel, dienen de hierna in het reglement gehanteerde termendie niet zouden opgenomen zijn in de hiervoor vermelde begrippenlijst te wordenopgevat in hun betekenis in het licht van de W.A.P.. of de in artikel 2 van hetpensioenreglement opgenomen begrippenlijst.Artikel 3HOOFDSTUK III – AANSLUITING§1 Het solidariteitsreglement is verplicht van toepassing op alle arbeidersdie op of na 1 januari 2004 met de werkgevers, zoals bepaald in artikel 2.5.verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst, ongeacht de aard van dezearbeidsovereenkomst.§2 Voormelde personen worden onmiddellijk aangesloten bij onderhavigesolidariteitstoezegging, dit wil zeggen vanaf de datum dat zij voldoen aan de hiervoorvermelde aansluitingsvoorwaarden.§3 In afwijking van de eerste paragraaf van dit artikel, is het solidariteitsreglementniet van toepassing op de arbeiders vermeld onder artikel 4, §2 van de collectievearbeidsovereenkomst ter wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraalpensioenstelsel van 9 oktober 2007.Artikel 4HOOFDSTUK IV – RECHTEN EN PLICHTEN VAN DE INRICHTER§1 De Inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doenwat voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli2002, alsook – in voorkomend geval – van de collectieve arbeidsovereenkomst(en)tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, vereist is.630-35


§2 De bijdrage die de Inrichter verschuldigd is ter financiering van desolidariteitstoezegging wordt door de Inrichter zonder verwijl aan desolidariteitsinstelling overgemaakt. Dit geschiedt minimaal 4 maal per kwartaal.§3 De Inrichter zal via het intermediair van de v.z.w. SEFOCAM op regelmatigetijdstippen alle nodige gegevens overmaken aan de solidariteitsinstelling.§4 De solidariteitsinstelling is slechts tot uitvoering van haar verplichtingengehouden voor zover haar, tijdens de duur van dit solidariteitsreglement – enbuiten de gegevens haar meegedeeld in het kader van het pensioenluik – volgendegegevens meegedeeld werden:- per aangeslotene, het aantal dagen van economische werkloosheid zoalsomschreven in artikel 7 hierna;- per aangeslotene, het aantal dagen van arbeidsongeschiktheid tengevolge van(beroeps)ziekte en/of (arbeids)ongeval zoals omschreven in artikel 8 hierna;- enige andere terzake doende gegevens zoals gevraagd door de solidariteitsinstelling.Naderhand: de wijzigingen welke, tijdens de duur van de aansluiting, in voormeldegegevens voorkomen.§5 De Inrichter wist ten voordele van de aangeslotenen een « helpdesk » teorganiseren waarbij de coördinatie werd toevertrouwd aan de v.z.w. SEFOCAM.Deze v.z.w. zal een vraag enkel doorspelen aan de solidariteitsinstelling indien zijde bewuste vraag niet zelf beantwoorden kan. In uitzonderlijke gevallen, wanneerzulks het proces aanzienlijk kan versnellen en vergemakkelijken, heeft de helpdeskde mogelijkheid de aangeslotene rechtstreeks contact te laten opnemen met desolidariteitsinstelling.HOOFDSTUK V – RECHTEN EN PLICHTEN VAN DE AANGESLOTENENArtikel 5§1 De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de collectievearbeidsovereenkomst ter invoering van het sectoraal pensioenstelsel afgesloten op5 juli 2002, van – in voorkomend geval – de collectieve arbeidsovereenkomst(en)tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, van hetpensioenreglement en van dit solidariteitsreglement. Deze documenten maken ééngeheel uit.§2 De aangeslotene machtigt de Inrichter de nodige verzekeringen af te sluiten opzijn hoofd.630-36


§3 De aangeslotene machtigt de Inrichter om via de v.z.w. SEFOCAM aan desolidariteitsinstelling alle inlichtingen en bewijsstukken over te maken die nodigzijn zodat de solidariteitsinstelling zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene oftegenover de rechtverkrijgende(n) kan nakomen zonder uitstel.§4 De aangeslotene maakt in voorkomend geval de ontbrekende inlichtingen enbewijsstukken over via v.z.w. SEFOCAM aan de solidariteitsinstelling zodat deze zijnverplichtingen tegenover de aangeslotene of tegenover zijn rechtverkrijgende(n)kan nakomen.§5 Mocht de aangeslotene een hem door dit solidariteitsreglement of door decollectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 , alsook – in voorkomend geval– van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van hetsociaal sectoraal pensioenstelsel, opgelegde voorwaarde niet nakomen, en mochtdaardoor voor hem enig verlies van recht ontstaan, dan zullen de Inrichter ende solidariteitsinstelling in dezelfde mate ontslagen zijn van hun verplichtingentegenover de aangeslotene in verband met de bij dit solidariteitsreglementgeregelde solidariteitsprestaties.Artikel 6HOOFDSTUK VI – GEWAARBORGDE PRESTATIES§1 In overeenstemming met artikel 43, §1 van de W.A.P., zoals uitgevoerd doorhet Solidariteitsbesluit, heeft onderhavig solidariteitsreglement tot doel de hiernavolgende solidariteitsprestaties te waarborgen.§2 Voor de uitvoering van de solidariteitsprestaties zoals omschreven in de artikels7 en 8 hierna, worden enkel de gegevens in aanmerking genomen die de Inrichtervia de v.z.w. SEFOCAM verkrijgt vanuit het netwerk van de Kruispuntbank van deSociale Zekerheid. Enige individuele aangiften van aangeslotenen zullen niet inaanmerking worden genomen.§3 De aangeslotenen hebben slechts recht op de effectieve uitvoering van desolidariteitsprestaties op voorwaarde dat de solidariteitsinstelling in hun voordeelbijdragen ontvangen heeft ter financiering van deze solidariteitstoezegging.630-37


AFDELING 1 - PREMIEVRIJSTELLING GEDURENDE PERIODES VAN ECONOMISCHEWERKLOOSHEIDArtikel 7§1 Gedurende de periodes waarin de aangeslotene tijdelijk werkloos zou zijn in dezin van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten(code type 71 in de gegevensstroom van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid),wordt de opbouw van het pensioenluik tijdens de voormelde periodes verdergefinancierd door de solidariteitsinstelling op forfaitaire basis.§2 In dit kader zal per dag van economische werkloosheid zoals hiervoor beschrevenin hoofde van de aangeslotene, een forfaitair bedrag van 0,50 EUR worden toegekendaan de individuele pensioenreserve van de bewuste aangeslotene.§3 De toepassing van de premievrijstelling geldt ongeacht de arbeidsduur bepaaldin de arbeidsovereenkomst.AFDELING 2 - PREMIEVRIJSTELLING GEDURENDE PERIODES VANARBEIDSONGESCHIKTHEID TENGEVOLGE VAN (BEROEPS) ZIEKTE EN/OF(ARBEIDS)ONGEVALArtikel 8§1 Gedurende de vergoede periodes van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte ofongeval en de periodes die worden gedekt door een tijdelijke arbeidsongeschiktheidten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, (code typen 10, 50, 60 of61 in de gegevensstroom van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid) waarmeeeen aangeslotene zich geconfronteerd ziet, wordt de financiering van de opbouwvan het pensioenluik tijdens de voormelde periodes verder gefinancierd door desolidariteitsinstelling op forfaitaire basis.§2 In dit kader zal per dag dat de aangeslotene zich bevindt in één van de periodeszoals hiervoor beschreven, een forfaitair bedrag van 0,50 euro worden toegekendaan de individuele pensioenreserve van de bewuste aangeslotene.§3 De toepassing van de premievrijstelling geldt ongeacht de arbeidsduur bepaaldin de arbeidsovereenkomst.630-38


AFDELING 3 - RENTE-UITKERING INGEVAL VAN OVERLIJDENArtikel 9§1 Ingeval van overlijden van een aangeslotene wordt er door de solidariteitsinstellingaan de rechtverkrijgende(n) zoals aangeduid in het pensioenluik een vergoedingtoegekend onder de vorm van een rente-uitkering, evenwel op voorwaarde dat ofwel:- er in hoofde van de aangeslotene tijdens het verzekeringsjaar waarin hetoverlijden zich situeert bijdragen gestort zijn geweest zoals bedoeld in artikel 5 vande collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007;- het overlijden van de aangeslotene zich situeert binnen de 365 dagen na debegindatum van de vergoede periode van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte ofongeval.§2 Het vestigingskapitaal ter financiering van de voormelde rente-uitkeringbedraagt 1.500 euro (winstdeling inbegrepen). Dit kapitaal zal worden gebezigdter vestiging van een niet-geïndexeerde levenslange rente op het hoofd van derechtverkrijgende(n).§3 Indien evenwel het jaarbedrag van de rente – na de wettelijk verschuldigdefiscale en parafiscale inhoudingen – kleiner is dan 300 euro, dan zal het nettovestigingskapitaal worden uitbetaald. Dit bedrag wordt geïndexeerd volgens debepalingen van de wet van 2 augustus 1971, houdende inrichting van een stelselwaarbij de wedden, lonen, pensioenen, bijdragen en tegemoetkomingen ten lastevan de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzenwaarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen vande sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebiedopgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen wordengekoppeld.HOOFDSTUK VII – UITVOERING VAN DE GEWAARBORGDE PRESTATIESAFDELING 1 - SOLIDARITEITSPRESTATIES ZOALS BESCHREVEN IN ARTIKEL 7 EN 8Artikel 10§1 De uitkeringen van de solidariteitsprestaties zoals beschreven in artikel 7 en 8van het solidariteitsreglement, worden jaarlijks in de maand september gestort opde binnen de solidariteitsinstelling beheerde individuele polissen in kwestie.§2 Deze storting heeft betrekking op de risico’s die zich hebben voorgedaan tussen630-39


1 januari en 31 december van het voorgaande jaar.§3 Bij de toekenning wordt er rekening gehouden met een kapitalisatie vande solidariteitsprestaties aan een intrestvoet van 3,25 procent alsof allesolidariteitsprestaties uit de beschouwde periode zouden betaald zijn op 1 juli vandat jaar.Artikel 11§1 In hoofde van de aangeslotenen wiens werkgever gekozen heeft voor opting-outin uitvoering van artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, wordende gekapitaliseerde solidariteitsprestaties gestort aan de pensioeninstelling die hetopting-outplan beheert binnen de 5 dagen nadat de solidariteitsinstelling door depensioeninstelling in kwestie, in kennis is gesteld van alle daartoe nodige gegevens.§2 De solidariteitsinstelling neemt jaarlijks hiertoe contact op met depensioeninstelling in kwestie ten laatste op 1 oktober volgend op het refertejaar.§3 De Inrichter stelt via de v.z.w. SEFOCAM hiertoe de solidariteitsinstelling jaarlijkseen lijst ter beschikking van de werkgevers die gekozen hebben voor opting-out, endit ten laatste per 1 september.Artikel 12Wist een aangeslotene die zich tijdens het afgelopen jaar bevond in een situatiezoals beschreven in artikel 7 of 8, tijdens dat jaar zelf of diens rechtverkrijgende(n)het voorschot op aanvullend pensioen uitgekeerd te krijgen, dan zullen desolidariteitsprestaties zoals bedoeld in artikel 7 of 8 waarop de betrokkene rechtheeft, worden verwerkt in het saldo dat hem in het kader van het pensioenluik zalworden toegekend.SECTION 2 - SOLIDARITEITSPRESTATIE ZOALS BESCHREVEN IN ARTIKEL 9Artikel 13§1 Om tot de uitbetaling van de solidariteitsprestatie zoals beschreven in artikel9 hiervoor te kunnen overgaan dient/dienen de rechtverkrijgende(n) dezelfdeprocedure te volgen als deze voorzien voor de uitbetaling van de voordelen bijoverlijden in het kader van het pensioenluik.630-40


§ 2 De Inrichter zal, indien nodig, via de v.z.w. SEFOCAM een tewerkstellingsattestopvragen bij de werkgever van de aangeslotene, zoals bedoeld in artikel 2.5. vandit solidariteitsreglement, waaruit moet blijken of de prestatie zoals beschreven inartikel 9 gewaarborgd is.Artikel 14HOOFDSTUK VIII - TECHNISCHE GRONDSLAGEN§1 Voor de dekking van de solidariteitsprestaties zoals vermeld in artikels7 en 8 hiervoor, sluit de Inrichter een verzekeringsovereenkomst af met desolidariteitsinstelling. De solidariteitsinstelling onderschrijft ter zake eenresultaatsverbintenis.§2 De solidariteitstoezegging wordt gefinancierd overeenkomstig de tariferingregelsdie door de solidariteitsinstelling gebruikt wordt voor de bewuste risico’s, rekeninghoudende met de verplichtingen ter zake voorzien in het Financieringsbesluit.Artikel 15Ter dekking van de solidariteitsprestaties zoals beschreven in:- artikel 7 en 8 wordt telkens een tijdelijke verzekering van een jaar onderschrevenin hoofde van elke aangeslotene;- artikel 9 wordt een tijdelijke overlijdensverzekering onderschreven waarbij desolidariteitsinstelling op het hoofd van elke aangeslotene eenvestigingskapitaal ter financiering van een rente-uitkering ingeval van een eventueelvroegtijdig overlijden verzekert.Artikel 16HOOFDSTUK IX - BIJDRAGEN1 Alle vereiste uitgaven tot het waarborgen van de solidariteitsprestaties vermeld inartikels 7, 8 en 9 hiervoor vallen geheel ten laste van de Inrichter.§2 Deze bijdrage vormt per aangeslotene 0,07 procent van diens jaarbezoldiging. Dezebijdrage wordt bepaald door artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9oktober 2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.§3 De Inrichter zal de globale bijdrage per maand aan de solidariteitsinstelling storten.630-41


HOOFDSTUK X – SOLIDARITEITSFONDSArtikel 17§1 In de schoot van de solidariteitsinstelling wordt een solidariteitsfonds ingericht,genaamd het SEFOCAM Solidariteitsfonds.§2 De bijdragen voor de solidariteitstoezegging alsook de bijdragen gestort door derespectievelijke Inrichters van de solidariteitstoezeggingen gedaan in het kader vande sectorale pensioenstelsels van het Paritair Comité voor het Garagebedrijf (P.C.112) , het Paritair Subcomité voor de Metaalhandel (P.S.C. 149.04), alsook deze vanhet Paritair Subcomité voor de Terugwinning van metalen (P.S.C. 142.01), wordengestort in dit solidariteitsfonds.§3 Het solidariteitsfonds wordt door de solidariteitsinstelling afzonderlijk van zijnoverige activiteiten beheerd als een wiskundige inventarisreserve.§4 De solidariteitsinstelling verbindt er zich toe om bovenop de tariefgrondslagen, degerealiseerde winst afkomstig uit de verzekeringen en de beleggingen in bepaaldehiervoor aangewezen activa, integraal als winstdeling te verdelen en toe te kennen.Deze activa worden van de andere activa van de solidariteitsinstelling afgezonderden vormen bijgevolg een afgezonderd fonds. Evenwel zal het rendement van hetfonds maar toegekend worden indien de verrichtingen van het fonds rendabel zijn.§5 Er wordt een inventaris bijgehouden die alle bestanddelen van het vermogenvan het fonds bevat. Deze inventaris wordt opgemaakt voor elke dag waarop eenwijziging van de samenstelling van het fonds plaatsheeft. Daarenboven werd er hethierna weergegeven winstdelingsreglement opgesteld.Winstdelingreglement van het afgezonderd fonds « Sefocam – Solidariteit » :De tegoeden die in dit kader worden aangehouden, worden geïnvesteerd in eenafgezonderd fonds « Sefocam – Solidariteit » dat hoofdzakelijk is samengesteld uitfinanciële activa die afkomstig zijn van de EURO–zone. De beleggingsportefeuilleis voor minimaal 75 procent belegd in obligaties waarvan de emittenten vanuitstekende kwaliteit zijn. Het gaat hoofdzakelijk om Staatsobligaties van de EUROzone.Het fonds investeert ook een minderheidsaandeel ten belope van maximaal25 procent van de waarde van het fonds in aandelen van de EURO-zone en vandiverse sectoren van de economie om op gemiddelde termijn een financiële winstte realiseren die hoger ligt dan deze die enkel zou gebaseerd zijn op investeringenmet vaste opbrengst. Het fonds beschikt tevens over een veranderlijk bedrag aanliquiditeiten voor maximum 20 procent van de waarde van het fonds.630-42


De resultaten van dit afgezonderd fonds worden gereserveerd binnen het fondsen worden besteed aan de financiering van de toekomstige verplichtingen van hetsolidariteitsstelsel.De financiële winsten worden bepaald overeenkomstig de evaluatie – enwaarderingsregels van de solidariteitsinstelling. Ten einde de financiële prestatiesgerealiseerd door het afgezonderd fonds te stabiliseren, kan een quotiteit van deuitzonderlijke opbrengsten (zie hierna) elk jaar een reserve stijven waarop doorde Inrichter aanspraak kan gemaakt worden het jaar nadien. Een gedeelte vande uitzonderlijke opbrengsten kan dus van jaar tot jaar overgedragen worden. Deuitzonderlijke opbrengsten zijn samengesteld uit de meer- en minwaarden vanobligaties en aandelen, de eventuele monetaire aanpassingen op rentedragendeactiva, alsook de waardeverminderingen of terugnames van waardeverminderingen.De investeringspolitiek van het afgezonderd fonds heeft tot doel de veiligheid,het rendement en de liquiditeit van de beleggingen te waarborgen. Hierbij wordtrekening gehouden met een oordeelkundige diversificatie en spreiding van debeleggingen.§6 De solidariteitsinstelling stelt een financieel jaarverslag op dat toelaat na te gaanof het gedeelte van de aan de overeenkomsten toegekende winsten en de uitgevoerdebeleggingen aan de bepalingen van het winstdelingsreglement beantwoorden. Ditverslag wordt ter beschikking gesteld van het toezichtcomité.§7 Het solidariteitsfonds kan slechts worden gedebiteerd door betaling vanverzekeringspremies die de betrokken risico’s dekken en van de kosten verbondenaan deze solidariteitstoezeggingen.§8 Ingeval van liquidatie van een werkgever, zullen de gelden van het solidariteitsfondsdie proportioneel slaan op de verplichtingen van die bepaalde werkgever, nochgeheel noch gedeeltelijk worden teruggestort aan de Inrichter. Deze gelden zullendaarentegen worden aangewend ter financiering van de solidariteitsprestaties tengunste van de overige aangeslotenen.§9 Ingeval van stopzetting van het sectoraal pensioenplan, zullen de gelden vanhet fonds in geen geval noch volledig noch gedeeltelijk worden teruggestort aande Inrichter. Het zal daarentegen onder alle aangeslotenen die minstens één jaaraangesloten waren bij het sectoraal pensioenstelsel, beschouwd op het momentvan de stopzetting ervan, worden verdeeld in verhouding met de verworven reservewaarover de betrokkenen beschikken in het kader van het pensioenstelsel,desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing vanartikel 24, §2 van de W.A.P.630-43


§10 Geen enkele vergoeding of verlies van winstdelingen zal ten laste wordengelegd van de aangeslotenen of van de op het ogenblik van de overdracht verworvenreserves worden afgetrokken.Artikel 18HOOFDSTUK XI – TOEZICHTCOMITɧ1 Er werd binnen de solidariteitsinstelling een toezichtcomité opgericht dat voor de helftis samengesteld uit leden die het personeel vertegenwoordigen aan wie de onderhavigesolidariteitstoezegging wordt gedaan en voor de andere helft uit werkgevers.§2 Dit toezichtcomité ziet toe op de goede uitvoering van de solidariteitstoezeggingdoor de solidariteitsinstelling en wordt door laatstgenoemde voorafgaandelijkgeraadpleegd over:- de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbijrekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;- het rendement van de beleggingen;- de kostenstructuur;- in voorkomend geval, de winstdeling.Artikel 19HOOFDSTUK XII – TRANSPARANTIEVERSLAG§1 Onder de naam « transparantieverslag » zal de solidariteitsinstelling jaarlijkseen verslag opstellen over het door haar gevoerde (deelaspect) van het beheervan de solidariteitstoezegging en dit - na raadpleging van het toezichtcomité - terbeschikking stellen van de Inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan deaangeslotenen.§2 Het verslag betreft de volgende elementen:- de financieringswijze van de solidariteitstoezegging en de structurele wijzigingenin die financiering;- de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbijrekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;- het rendement van de beleggingen;- de kostenstructuur;- in voorkomend geval, de winstdeling.630-44


HOOFDSTUK XIII - INFORMATIEVERSTREKKING AAN DEAANGESLOTENENArtikel 20§1 De solidariteitsinstelling zal ten minste één maal per jaar aan de aangeslotenenmeedelen op welke solidariteitsprestaties zij voor wat betreft het bewusteverzekeringsjaar recht hadden.§2 Deze gegevens worden geïncorporeerd op de pensioenfiche die depensioeninstelling (die tevens de solidariteitsinstelling is) jaarlijks – in uitvoeringvan artikel 22 van het pensioenreglement – aan de aangeslotenen dient te bezorgen.§3 Volgende informatie wordt aldus opgenomen in de pensioenfiche voor wat betreftde solidariteitsprestaties:1. Het aantal weerhouden gelijkgestelde dagen bij tijdelijke werkloosheid omwillevan economische redenen;2. Het aantal weerhouden gelijkgestelde dagen bij arbeidsongeschiktheid ingevolge(beroeps) ziekte en/of (arbeids)ongeval;3. Het forfaitair bedrag toegekend per gelijkgestelde dag zijnde 0,50 euro;4. Het toegekend nettobedrag gedurende het refertejaar aan het pensioenluik zijndehet aantal weerhouden gelijkgestelde dagen vermenigvuldigd met het forfaitairbedrag van 0,50 euro.§4 De tekst van dit solidariteitsreglement zal door de Inrichter ter beschikkingworden gesteld aan de aangeslotenen op diens eenvoudig verzoek..Artikel 21HOOFDSTUK XIV - FISCALITEIT§1 Deze solidariteitstoezegging wordt door de solidariteitsinstelling opeen gedifferentieerde wijze beheerd zodat voor elke aangeslotene ofdiens rechtverkrijgende(n) de toepassing van het specifieke regime inzakeinkomstenbelastingen en met het zegel gelijkgestelde taksen gewaarborgd is,zowel inzake de behandeling van de bijdragen als van de prestaties.§2 Het pensioen dat – in voorkomend geval – uit de toepassing van dezesolidariteitstoezegging voortvloeit, winstdelingen inbegrepen, verhoogd met hetwettelijk pensioen dat geschat wordt in functie van het aantal jaren dienst bij eenwerkgever of elders, mag in geen geval 80 procent overschrijden van de laatstenormale bruto jaarbezoldiging van de aangeslotene, vermenigvuldigd met een breuk630-45


waarvan de teller het aantal werkelijk gepresteerde jaren bij de werkgever of eldersis en de noemer het aantal jaren van de normale duurtijd van de beroepsactiviteitdie vastgesteld wordt op 40 jaar.§3 De laatste normale bruto jaarbezoldiging is de bruto jaarbezoldiging die,gelet op de vorige bezoldigingen van de aangeslotene, als normaal kan wordenbeschouwd en die hem betaald of toegekend werd gedurende het laatste jaar voorzijn oppensioenstelling waarin hij een normale beroepsactiviteit heeft uitgeoefend.Artikel 22HOOFDSTUK XV - WIJZIGINGSRECHT§1 Dit solidariteitsreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 9 van decollectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie vanhet sociaal sectoraal pensioenstelsel en is er dan ook onlosmakelijk mee verbonden.§2 Bijgevolg zal dit solidariteitsreglement worden gewijzigd en zelfs wordenstopgezet indien en in de mate dat de collectieve arbeidsovereenkomst wordtgewijzigd of stopgezet.§3 Er wordt een uitzondering voorzien voor de bepaling van het bedrag van de forfaitszoals bepaald in artikel 7 en 8, alsook voor het bedrag van het vestigingskapitaal vande rente-uitkering bij overlijden zoals voorzien in artikel 9. Deze bedragen kunnendoor de Inrichter worden gewijzigd zonder te moeten overgaan tot een wijziging vande collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatievan het sociaal sectoraal pensioenstelsel.§4 In voorkomend geval licht de Inrichter de aangeslotenen, alsook de C.B.F.A. inover de wijziging van solidariteitsinstelling.Artikel 23HOOFDSTUK XVI - NIET BETALING VAN DE BIJDRAGEN§1 Alle bijdragen die in uitvoering van onderhavig solidariteitsreglement (met inbegripvan de beheersovereenkomst zoals afgesloten tussen de solidariteitsinstelling ende Inrichter ter toelichting van de dienstverlening van de solidariteitsinstelling)verschuldigd zijn of zullen worden, dienen door de Inrichter voldaan op de gesteldevervaldagen. Zij maken één geheel uit voor alle verzekerde risico’s en voor alleaangeslotenen.630-46


§2 Bij niet betaling van bijdragen door de Inrichter, zal deze door desolidariteitsinstelling door middel van een aangetekend schrijven in gebrekegesteld worden.§3 Deze ingebrekestelling, die de Inrichter aanmaant tot betaling en hemop de gevolgen van de niet - betaling wijst, wordt ten vroegste 30 dagen na devervaldag van de onbetaalde bijdrage verzonden. Indien, om welke reden ook,deze ingebrekestelling niet zou zijn verzonden aan de Inrichter, dan zal iedereaangeslotene uiterlijk drie maanden na de vervaldag van de niet-betaalde bijdragenop de hoogte gebracht worden.§4 Indien de bijdragebetaling wordt stopgezet voor het geheel van de contractenvan het sectoraal pensioenstelsel, vervalt het recht van de aangeslotenen op enigeuitbetaling in het kader van de solidariteitsprestaties. In dit geval zijn de modaliteitenvan het laatste lid van artikel 17 van dit solidariteitsreglement van toepassing.HOOFDSTUK XVII - DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEERArtikel 24§1 De partijen verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van depersoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zijin kennis gesteld worden in het kader van de huidige overeenkomst slechts mogenverwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze overeenkomst. Departijen verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsookde onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen.§2 Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen dienodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige ofongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot,en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.§3 Voor wat betreft de gegevens betreffende de gezondheid en de “gevoelige”gegevens in de zin van de Wet van 8 december 1992 op de bescherming van depersoonlijke levenssfeer, wijzen partijen de categorieën van personen aan diedeze gegevens kunnen verwerken, waarbij de hoedanigheid van deze personenten opzichte van de verwerking van de betrokken gegevens nauwkeurig wordtomschreven. Partijen zullen een lijst van de aldus aangewezen personen terbeschikking houden van de Commissie voor de Bescherming van de PersoonlijkeLevenssfeer en zullen ervoor zorgen dat de aangewezen personen door eenwettelijke, statutaire of evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijnhet vertrouwelijk karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen.630-47


§4 Partijen zullen de nodige middelen aanwenden ter eerbiediging van de onder ditartikel aangegane verbintenissen derwijze dat ieder gebruik voor andere doeleindenof door andere personen dan deze die bevoegd zijn om de gevoelige gegevens ende gegevens betreffende de gezondheid te verwerken, uitgesloten is. Aangeziende inbreuken op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeereveneens personen kan treffen die geen partij zijn bij de huidige overeenkomst,maar die de aansprakelijkheid van een van de partijen kunnen inroepen, zal deandere partij de aldus aangesproken partij vrijwaren tegen vorderingen gebaseerdop een inbreuk op deze wetgeving.HOOFDSTUK XVIII - VERPLICHTINGEN TEN OPZICHTE VAN DE C.B.F.A.Artikel 25§1 De solidariteitsinstelling stelt op het einde van ieder boekjaar eenresultatenrekening op, evenals een balans met activa en passiva van hetsolidariteitsfonds en zendt die stukken binnen de maand na hun goedkeuring aande C.B.F.A..§2 De activa van het solidariteitsfonds moeten worden belegd en geëvalueerdovereenkomstig de regels van toepassing op de dekkingswaarden van devoorzorgsinstellingen in uitvoering van de wet van 9 juli 1975 betreffende decontrole der verzekeringsondernemingen. Eengedetailleerde staat van die waarden zal samen met de balans vermeld in het eerstelid, worden toegezonden aan de C.B.F.A..§3 De solidariteitsinstelling duidt een actuaris aan die voldoet aan de voorwaardenvastgelegd in het K.B. van 22 november 1994 houdende uitvoering van artikel40bis van de voormelde wet van 9 juli 1975 met betrekking tot het bepalen van devoorwaarden waaraan actuarissen moeten voldoen.§4 De aangeduide actuaris brengt jaarlijks advies uit over de financiering evenalsover de resultatenrekening en de balans zoals bedoeld in het eerste lid. Dat adviesbevat ook zijn oordeel over de toeslagen. Het advies wordt toegezonden aan hettoezichtcomité.630-48


HOOFDSTUK XIX - HERSTELPLANArtikel 26§1 Ingeval van een tekort moet de Inrichter een plan aan de C.B.F.A. voorleggenwaarin hij de maatregelen preciseert om het evenwicht te herstellen. Dezemaatregelen kunnen bijvoorbeeld een bijkomende storting inhouden of eenverlaging van de prestaties.§2 Dit herstelplan dient aan de C.B.F.A. te worden opgestuurd binnen de door haargestelde termijn.§3 Indien uit het daaropvolgende jaarlijkse advies van de aangewezen actuarisblijkt dat dit herstelplan niet geleid heeft tot het financieel evenwicht van hetsolidariteitsfonds, dan zal de Inrichter een nieuwe herstelplan voorstellen. Ook hetnieuwe herstelplan zal aan de C.B.F.A. worden opgestuurd binnen de door haargestelde termijn.§4 Indien uit het daaropvolgende jaarlijkse advies van de aangewezen actuaris blijktdat ook het nieuwe herstelplan niet geleid heeft tot het financieel evenwicht van hetsolidariteitsfonds, dan zal de Inrichter aan de C.B.F.A. verzoeken om een herstelplanop te leggen.§5 Ingeval van een eventuele vereffening van het solidariteitsfonds zijn de modaliteitenvan het laatste lid van artikel 17 van dit solidariteitsreglement van toepassing.Artikel 27HOOFDSTUK XX – AANVANG§1 Het solidariteitsreglement dat als bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomstvan 26 mei 2005 was gevoegd evenals deze bij de collectieve arbeidsovereenkomstvan 5 september 2006 tot wijziging van de bedragen toegekend in het solidariteitsluikvan het sociaal sectoraal pensioenstelsel, worden opgeheven vanaf 1 januari 2008.Dit solidariteitsreglement vangt aan 1 januari 2008 en wordt voor onbepaalde duuraangegaan. Haar bestaan is echter gekoppeld aan het bestaan van de collectievearbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaalsectoraal pensioenstelsel.§2 Beide partijen kunnen dit reglement in haar geheel opzeggen tegen het einde vanieder verzekeringsjaar. Deze opzegging geschiedt bij een aangetekend schrijven, te630-49


ichten aan de zetel van de medecontractant en op het postkantoor af te geventen laatste zes maanden voor het einde van het verzekeringsjaar. Deze opzeg isonderworpen aan de modaliteiten zoals voorzien in artikel 14 van de collectievearbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaalsectoraal pensioenstelsel.BIJLAGE N°. 3.BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 9 OKTOBER 2007WIJZIGING EN COORDINATIE VAN HET SOCIAAL SECTORAALPENSIOENSTELSEL MINIMALE VOORWAARDEN WAARAAN EENOPTING – OUT – PLAN DIENT TE VOLDOENter uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002kunnen de werkgevers die op 1 januari 2002 nog niet werkzaam waren onder hetressort van het Paritair Subcomité voor het Koetswerk, gedurende een in de tijdbeperkte periode, er voor opteren om de uitvoering van een pensioenstelsel zelf teorganiseren. Deze mogelijkheid staat enkel open voor de werkgevers binnen wiensonderneming er reeds een collectieve arbeidsovereenkomst of collectief akkoordbestond vóór 31 december 2000 betreffende een ondernemingspensioen-stelsel.In voorkomend geval zal de in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomstvan 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraalpensioenstelsel voorziene bijdrage worden aangewend tot uitbreiding van hetbewuste ondernemingspensioenstelsel. Het ondernemingsstelsel dient minstenste voldoen aan de hierna volgende voorwaarden:INHOUDSTAFELHoofdstuken1. Ondernemingspensioenstelsel2. Informatie3. Minimale evenwaardigheid van rechten4. Procedure ingeval van niet-betaling van de premies of van stopzettingvan het ondernemingspensioenstelsel5. Procedure630-50


HOOFDSTUK I - ONDERNEMINGSPENSIOENSTELSELAFDELING 1 - AANSLUITINGSVOORWAARDENArtikel 1§1 Alle arbeiders die op of na 1 januari 2002 met een werkgever die gebruikgemaakt heeft van de opting-outmogelijkheid zoals bedoeld in artikel 7 van decollectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007, verbonden zijn of waren viaeen arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van deze arbeidsovereenkomst),moeten aangesloten worden bij het ondernemingsplan.§2 Dit houdt ondermeer in dat:- ook de arbeiders die tewerkgesteld worden op basis van een arbeidsovereenkomstvan bepaalde duur, dienen aan te sluiten;- de aansluiting onmiddellijk gebeurt ten tijde van het afsluiten van dearbeidsovereenkomst, waardoor de aansluiting dus niet kan uitgesteld worden toteen bepaalde leeftijd zoals bijvoorbeeld de 25ste verjaardag van de aangeslotene.§3 Moeten evenwel niet aangesloten worden bij het ondernemingsplan:- de personen tewerkgesteld via een overeenkomst van studentenarbeid;- de personen tewerkgesteld via een overeenkomst voor uitzendarbeid, zoalsgeregeld door hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijkearbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van de werknemers tenbehoeve van gebruiken;- de personen tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst gesloten in het kader vaneen speciaal met steun van de overheid gevoerd opleidings-, arbeidsinspannings-,en omscholingsprogramma.AFDELING 2 - RECHT OP VERWORVEN RESERVES EN VERWORVEN PRESTATIESArtikel 2§1 Het ondernemingsstelsel mag voorzien dat de aangeslotene minstens gedurendeeen al dan niet onderbroken periode van één jaar dient te zijn aangesloten geweestbij het ondernemings-stelsel alvorens hij aanspraak kan maken op verworvenreserves en verworven prestaties.§2 Niettegenstaande het voorgaande dient het ondernemingsstelsel te bepalendat de aangeslotene wel degelijk verworven reserves verwerft (zelfs ingeval vanuitdiensttreding binnen het jaar):630-51


- indien hij of zij een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt bij een werkgever zoalsbedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook –in voorkomend geval – van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging encoördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel;- wanneer door het mee in aanmerking nemen van de maanden aansluiting bij hetsectoraal pensioenstelsel van:• het Paritair Comité voor het Garagebedrijf (P.C. 112);• het Paritair Subcomité voor de Metaalhandel (P.S.C. 149.04);• alsook het Paritair Subcomité voor de Terugwinning van metalen (P.S.C. 142.01),de minimale aansluitingstermijn van 12 maanden wel overschreden wordt. Voor watbetreft de verworvenheid van de reserves heeft dit het volgende gevolg:1. In het geval er sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal12 maanden, al dan niet onderbroken, dan worden de latente rechten die debetrokkene bezit – dit wil zeggen de rechten en de reserves die overeenstemmenmet een aansluitingstermijn van minder dan 12 maanden – in het kader van derespectievelijke sectorale pensioenstelsels toch verworven voor de aangeslotene.Dit heeft eveneens tot gevolg dat ingeval van herintreding van de aangeslotene inéén van de vier sectorale pensioenstelsels, hij op dat ogenblik reeds beschikt oververworven rechten waardoor hij niet wederom aan een minimumaansluitingstermijnvan 12 maanden al dan niet onderbroken in één of meerdere van de hiervoorvermelde sectoren dient te worden voldaan alvorens er wederom sprake zou zijnvan verworven rechten.2. In het geval er geen sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal12 maanden, al dan niet onderbroken, dan zal de tot op dit moment gevormdereserve in het financieringsfonds gestort worden. Indien de aangeslotene echternaderhand wederom zou toetreden tot onderhavig pensioenstelsel, dan zal de tentijde van de uittreding in hoofde van de aangeslotene gevormde reserve uit hetfinancieringsfonds worden gehaald om opnieuw te worden toegewezen aan debewuste aangeslotene. Indien de aangeslotene opnieuw zou uittreden, dan zal dezeprocedure worden herhaald indien de totale aansluitingstermijn van de betrokkenede 12 maanden niet overschrijdt. De aangeslotene behoudt in voorkomend gevalzijn latente rechten in het kader van de drie andere hiervoor vermelde sectoralepensioenstelsels.AFDELING 3 - FINANCIERINGArtikel 3§1 Het bestaande ondernemingsstelsel dient te worden verhoogd met de bijdragezoals voorzien in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober630-52


2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en ditvanaf de daarin voorziene datum van inwerkingtreding.§2 Deze bijdrage kan enkel aangewend worden als premie voor een verzekering inde combinatie « uitgesteld kapitaal met tegenverzekering van de reserve ».AFDELING 4 - BEPERKING VAN DE KOSTEN EN DE INTEGRALE WINSTVERDELINGArtikel 4De in het ondernemingspensioenstelsel aangerekende kosten en de winstverdelingvan het pensioenstelsel dienen te voldoen aan de bepalingen van artikel 11, §1, 4 °van de W.A.P.AFDELING 5 - RENDEMENTSGARANTIEArtikel 5Op de in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007voorziene bijdrage, dient een resultaatsverbintenis te worden aangegaan dat dezeop een zodanige manier zal worden opgerent dat minimaal steeds voldaan zal zijnaan de bepalingen van artikel 24, §2 van de W.A.P.AFDELING 6 - VASTGOEDVERRICHTINGENArtikel 6Zolang de aangeslotene via een arbeidsovereenkomst verbonden is met dewerkgever die gebruik gemaakt heeft van de opting-out-mogelijkheid zoals bedoeldin artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007, kan hij geenvoorschot bekomen op zijn contract, noch het afkopen, noch het voordeel ervanafstaan of in pand geven.AFDELING 7 - TOEZICHTCOMITÉArtikel 7§1 Indien de pensioeninstelling aan wie het beheer van het ondernemingsstelsel630-53


werd toevertrouwd niet op paritaire wijze beheerd wordt, dient er een toezichtcomitéte worden opgericht in uitvoering van artikel 41, §2 van de W.A.P..§2 Het aan de basis van het ondernemingsstelsel liggende pensioenreglementvermeldt deze verplichting en de wijze waarop het toezichtcomité samengesteldwordt.AFDELING 8 - AFKOOPWAARDENArtikel 8De theoretische en praktische afkoopwaarden bedragen in alle gevallen 100 procentvan de opgebouwde reserves met inbegrip van 100 procent van de al toegekendewinstdeling.Artikel 9HOOFDSTUK II - INFORMATIE§1 Een werkgever die gebruik gemaakt heeft van de opting-outmogelijkheid zoalsbedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook– in voorkomend geval – van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijzigingen coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, deelt minstens eenmaalper jaar een lijst van de aangeslotenen van het ondernemingsstelsel die voldoenaan de aansluitingsvoorwaarden zoals bedoeld in artikel 4 van de collectievearbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaalsectoraal pensioenstelsel, mee aan de Inrichter.§2 Daarenboven zal de hiervoor vermelde werkgever de Inrichter op de hoogtehouden van elke wijziging die doorgevoerd wordt aan het ondernemingsstelsel doormiddel van het opsturen van een afschrift van het gewijzigde pensioenreglementbinnen de twee maanden te rekenen vanaf de begindatum van het gewijzigdeondernemingsstelsel.§3 De pensioeninstelling die het ondernemingsstelsel beheert dient bij dezegelegenheid een verklaring op te stellen dat de rechten van de aangeslotenen in hetkader van het gewijzigde ondernemingsstelsel minstens evenwaardig zijn aan dezevan de aangeslotenen van het sectorstelsel (zie hierna).§4 Tenslotte zal de werkgever op eenvoudig verzoek van de Inrichter aan deze630-54


laatste alle gegevens overmaken die hem toelaten om de juiste uitvoering van deverplichtingen zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel te (laten)controleren.Artikel 10HOOFDSTUK III - MINIMALE EVENWAARDIGHEID VAN RECHTEN§1 Het wijzigen van het ondernemingspensioenstelsel kan enkel via een collectiefakkoord of een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak en mag erniet toe leiden dat de rechten van de aangeslotenen van het ondernemingsstelselminder zouden bedragen dan deze van de aangeslotenen van het sectorstelsel.§2 Dit houdt in dat:- voor vaste bijdragen stelsels, de jaarlijks te storten bijdrage niet minderkan bedragen dan de bijdrage zoals voorzien in artikel 5 van de collectievearbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaalsectoraal pensioenstelsel;- voor vaste prestaties stelsels, de verworven reserves op geen enkel ogenbliklager mogen zijn dan de verworven reserves die voortvloeien uit het sectoraalpensioenstelsel.§3 De Inrichter heeft het recht om de evenwaardigheid te (laten) controleren.Artikel 11HOOFDSTUK IV - PROCEDURE INGEVAL VAN NIET-BETALING VAN DE PREMIES OF VAN STOPZETTING VAN HETONDERNEMINGSPENSIOENSTELSEL§1 Het ondernemingsstelsel dient te voorzien in een procedure die ingeval van nietbetalingvan de premies door de werkgever die gebruik gemaakt heeft van de optingoutmogelijkheidzoals bedoeld in artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomstvan 9 oktober 2007, minstens de volgende elementen voorziet:- ingeval van niet betaling van de premies binnen een termijn van 30 dagen na devervaldag ervan, zal de bewuste werkgever door de pensioeninstelling door middelvan een aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden en aangemaand wordenom over te gaan tot betaling van de premies;630-55


- indien de premies binnen een termijn van 60 dagen na de vervaldag ervan nog nietbetaald zijn, zal de bewuste werkgever door de pensioeninstelling door middel vaneen aangetekend schrijven nogmaals in gebreke gesteld worden en aangemaandworden om over te gaan tot betaling van de premies. De pensioeninstelling brengtde Inrichter hiervan schriftelijk op de hoogte;- indien de premies binnen een termijn van 90 dagen na de vervaldag ervan nogniet betaald zijn, zal de bewuste werkgever door de pensioeninstelling d.m.v. eenaangetekend schrijven op de hoogte worden gesteld dat de contracten binnen dedrie weken premievrij zullen worden gemaakt. De pensioeninstelling brengt deinrichter, alsook de aangeslotenen van het ondernemingspensioenstelsel hiervanschriftelijk op de hoogte.§2 Ingeval van blijvende niet-betaling van de in het kader van het ondernemingsstelselverschuldigde premies, of ingeval van stopzetting van het ondernemingsstelsel, is dewerkgever verplicht om vanaf het tijdstip van de stopzetting van de premiebetalingof van het ondernemingsstelsel, aan te sluiten bij het sectorale pensioenstelsel.Artikel 12HOOFDSTUK V - PROCEDURE§1 De werkgever die in uitvoering van artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomstvan 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraalpensioenstelsel wenst gebruik te maken van de opting-out-mogelijkheid, dientvolgende procedure te volgen:AFDELING 1 - INLICHTINGEN TE VERSTREKKEN AAN DE INRICHTER§2 Ter controle en goedkeuring dienen een aantal documenten te worden voorgelegdaan de Inrichter bij wege van een aangetekend schrijven uiterlijk binnen eentijdsspanne van 9 maanden te rekenen vanaf het tijdstip waarop men startte met deactiviteiten die behoren tot het ressort van het voormelde Paritair Subcomité.§3 Het gaat meer bepaald over de volgende stukken:- de collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord waarop het vóór 31december 2000 bestaande ondernemings-pensioenstelsel gebaseerd is, alsook hetbijhorende pensioenreglement;- de collectieve arbeidsovereenkomst waarin de sociale partners op ondernemingsniveau– in uitvoering van artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9630-56


oktober 2007 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelselervooropteren om de uitvoering van het pensioenstelsel zelf te organiseren;- en het nieuwe pensioenreglement dat voldoet aan de voorwaarden van decollectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie vanhet sociaal sectoraal pensioenstelsel.AFDELING 2 - BERAADSLAGING DOOR DE INRICHTER§4 Binnen de twee maanden na de hiervoor vermelde kennisgeving door dewerkgever, laat de Inrichter ofwel zijn akkoord ofwel zijn weigering ofwel een vraagom meer inlichtingen geworden aan de werkgever.§5 De Inrichter kan enkel een aanvraag tot opting-out van een werkgever weigerenindien niet voldaan is aan de voorwaarden die terzake worden gesteld door decollectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2007 tot wijziging en coördinatie vanhet sociaal sectoraal pensioenstelsel.Artikel 13§1 Enige geschillen terzake zullen worden voorgelegd aan de voorzitter van hetParitair Subcomité voor het Koetswerk.630-57


700 Sociale programmatie700 Nationaal akkoord 2009-2010


CCT: 12/05/09 A.R: // M.B: //Neerlegging: 28/05/09Registratie: 05/08/09Registratienummer: 93408/CO/149.2Publicatie van registratie in B.S.:14.08.091. Inhoud1. Toepassingsgebied2. Voorwerp3. Inkomenszekerheid3.1. Koopkracht3.2. Sectoraal systeem ecocheques3.3. Jongerenlonen3.4. Eindejaarspremie3.5. Sociaal fonds3.6. Vervoerskosten4. Vorming en opleiding4.1. Algemene bepalingen5. Arbeidstijd en flexibiliteit5.1. Tewerkstellingsbevorderende maatregel5.2. Flexibiliteit6. Loopbaanplanning6.1. Brugpensioen7. Inspraak en overleg7.1. Werknemersvertegenwoordiging8. Sectorale projecten 2009-20108.1. Paritaire sectorale stuurgroep8.2. Gemengd paritair comité8.3. Technische aanpassingen9. Sociale vrede10. Duur2. DuurtijdVanaf 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010, tenzij anders vermeld.


700 Nationaal akkoordCollectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 2009NATIONAAL AKKOORD 2009-2010Artikel 1 – ToepassingsgebiedHOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIEDDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeidersen arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid vanhet Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong>.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder arbeidersverstaan de mannelijke en vrouwelijke werklieden.Artikel 2 – VoorwerpHOOFDSTUK II. – KADERDeze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd op de Griffie van deAlgemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale OverheidsdienstWerkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg overeenkomstig de bepalingen vanhet koninklijk besluit van 7 november 1969 tot vaststelling van de modaliteiten vanneerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten.De ondertekenende partijen vragen de algemeen bindend verklaring bij Koninklijkbesluit van deze collectieve arbeidsovereenkomst, inclusief de bijlage.Artikel 3 – Uitvoering interprofessioneel akkoordDeze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van hetinterprofessioneel akkoord 2009- 2010 van 22 december 2008.700-1


Artikel 4 – KoopkrachtAFDELING 1 – INDEXERINGHOOFDSTUK III. – INKOMENSZEKERHEIDAlle minimumuurlonen en de effectieve uurlonen worden jaarlijks op 1 februariaangepast aan de reële index volgens de formule ‘sociale index’ (= 4-maandelijksgemiddelde) januari van het kalenderjaar tegenover januari van het voorafgaandekalenderjaar.AFDELING 2 – SECTORAAL SYSTEEM ECOCHEQUESIn uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2009- 2010 van 22 december 2008en in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 98 betreffende deecocheques gesloten in de Nationale Arbeidsraad van 20 februari 2009 wordt eenkader uitgewerkt van een sectoraal systeem ecocheques, rekening houdend metvolgende principes:- Betaling aan elke voltijds tewerkgestelde arbeider van 3 semestriële schijven vanecocheques, elk ter waarde van 125,00 euro;- De betaling van deze ecocheques vindt plaats op volgende tijdstippen:o ten laatste op 31 december 2009 en behelst de referteperiode van 1 juli 2009 toten met 31 december 2009;o ten laatste op 30 juni 2010 en behelst de referteperiode van 1 januari 2010 toten met 30 juni 2010;o ten laatste op 31 december 2010 en behelst de referteperiode van 1 juli 2010 toten met 31 december 2010.Er wordt een pro rata uitbetaald in volgende gevallen:o Arbeiders die in de loop van het betrokken semester in de onderneming in dienstof uit dienst treden, hebben recht op een pro rata van de semestriële schijvenzoals hierboven vermeld, a rato van 1/25e per week, met een maximum van25/25e. Voor de toepassing van deze alinea wordt met week bedoeld, elke weekwaarin minimum 1 dag wordt gewerkt of gelijkgesteld.o Deeltijdse arbeiders hebben recht op een pro rata in functie van detewerkstellingsbreuk. De tewerkstellingsbreuk is de verhouding tussende gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de arbeider en de gemiddeldewekelijkse arbeidsduur van een voltijdse arbeider.700-2


- Met gewerkte dagen worden gelijkgesteld alle dagen die opgenomen zijn in artikel6 van de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 98.- Bovendien worden ook met gewerkte dagen gelijkgesteld, de dagen bij tijdelijkewerkloosheid en 30 dagen bij ziekte of (arbeids)ongeval bovenop de dagen gedektdoor het gewaarborgd maandloon.- Uitzendkrachten, tewerkgesteld in een onderneming behorende tot het ParitairSubcomité voor het <strong>koetswerk</strong>, krijgen op de hierboven vermelde tijdstippenecocheques uitbetaald ten laste van het uitzendkantoor dat hen tewerkstelt. Het bedragvan 125 euro wordt aangepast in functie van het aantal tewerkgestelde dagen,en dit volgens het pro rata principe van in- en uitdiensttreders, zoals hierbovenvermeld.Opmerking:Rekening houdend met bovenvermelde principes dient een collectievearbeidsovereenkomst inzake een sectoraal systeem ecocheques te wordenuitgewerkt, met ingang van 1 juli 2009 voor onbepaalde duur.Elke vorm van invulling van de koopkracht geldt voor onbepaalde duur. De waardevan de koopkracht bedraagt 250 euro per jaar (inclusief RSZ bijdragen voorwerkgever en werknemer) vanaf 2011. Na de interprofessionele evaluatie vanhet netto voordeel in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2009-2010 eneventuele beslissingen over de wijzigingen, dient een sectorale evaluatie te wordenvoorzien om de recurrentie van de premie van 250 euro in te vullen vanaf 1 januari2011.Artikel 5 – JongerenlonenIn uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007- 2008 wordt de bestaandeleeftijdsdiscriminatie voor jongeren binnen de uurlonen weggewerkt. Hierdoorhebben arbeiders die jonger zijn dan 18 jaar ook recht op een loon aan 100 %.Opmerking:De collectieve arbeidsovereenkomsten inzake loonvorming van 8 juli 2003 en inzakeuurlonen van 4 maart 2008 zullen vanaf 1 juli 2009 in die zin worden aangepast vooronbepaalde duur.De collectieve arbeidsovereenkomst inzake loonvorming dient op een aantaltechnische punten nog verder te worden verduidelijkt.700-3


Artikel 6 – Eindejaarspremie- Het aantal gelijkgestelde dagen in geval van schorsing van de arbeidsovereenkomstwegens (arbeids)ongeval en gewone ziekte wordt verhoogd tot maximum 90kalenderdagen per referteperiode.- Het aantal gelijkgestelde dagen in geval van tijdelijke werkloosheid wordt verhoogdtot maximum 120 kalenderdagen per referteperiode.Opmerking:De collectieve arbeidsovereenkomst inzake eindejaarspremie van 21 juni 2007 zalvanaf 1 januari 2010 in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur.Artikel 7 – Sociaal fonds§ 1. Vanaf 1 januari 2010 worden de aanvullende vergoedingen bij tijdelijkewerkloosheid geïndexeerd tot 9,00 euro per werkloosheidsvergoeding en tot 4,50euro per halve werkloosheidsvergoeding.§ 2. Vanaf 1 januari 2010 wordt de aanvullende ziektevergoeding uitbetaald ineen dagvergoeding, en dit vanaf de 31ste ziektedag gedurende een periode vanmaximum 36 maanden.§ 3. Vanaf 1 januari 2010 worden alle aanvullende vergoedingen geïndexeerd opbasis van de reële loonindexeringen op 1 februari 2008 en op 1 februari 2009 (desociale index van de maand januari van het kalenderjaar wordt vergeleken met desociale index van de maand januari van het voorgaande kalenderjaar).Door deze berekening, met name 2,36 % op 1 februari 2008 en 3,89 % op 1 februari2009 worden de aanvullende vergoedingen met 6,34 % geïndexeerd.Hierdoor worden de aanvullende vergoedingen vanaf 1 januari 2010 als volgtverhoogd:- aanvullende vergoedingen bij volledige werkloosheid, voor oudere werklozen enoudere zieken:• 5,73 euro per werkloosheids- en ziekte-uitkering• 2,87 euro per halve werkloosheids- en ziekte-uitkering- aanvullende vergoedingen bij ziekte:• 2,13 euro per ziekte-uitkering• 1,07 euro per halve ziekte-uitkering700-4


- aanvullende vergoeding bij sluiting:• 283,84 euro + 14,31 euro/jaar met een maximum van 936,23 euro- aanvullende vergoeding bij halftijds tijdskrediet:• 70,96 euroOpmerking:De collectieve arbeidsovereenkomst inzake statuten Sociaal fonds van 21 juni 2007zal vanaf 1 januari 2010 in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur.Deze collectieve arbeidsovereenkomst dient bovendien op een aantal technischepunten nog verder te worden verduidelijkt.In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake statuten Sociaal fondsdient de collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de syndicale premievoor 2008 van 4 maart 2008 onder dezelfde voorwaarden te worden verlengd van 1januari 2009 tot en met 31 december 2010.Artikel 8 – Vervoerskosten§ 1. Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met het openbaar engemengd vervoer, heeft hij recht op een vergoeding conform de collectievearbeidsovereenkomst nr. 19octies van 20 februari 2009.§ 2. Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met het eigen vervoer ofte voet heeft hij recht op een dagvergoeding, gebaseerd op de werkgeversbijdragein het weekabonnement, zoals opgenomen in de tabel gevoegd bij artikel 11 vanbovenvermelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19octies van 20 februari 2009.De verplaatsing met het eigen vervoer heeft betrekking op alle mogelijke eigenvervoermiddelen.Er dient conform de collectieve arbeidsovereenkomst 19octies, ook een volwaardigevergoeding te worden betaald voor de afstanden van minder dan 3 kilometer.Deze dagvergoeding dient jaarlijks op 1 februari te worden geïndexeerdovereenkomstig de jaarlijkse indexering van de treintarieven van de NMBS, conformhet advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.§ 3. Indien een leerling zich verplaatst naar de werkplaats met om het evenwelk vervoermiddel heeft hij recht op terugbetaling van de vervoerskostendoor de werkgever. Deze terugbetaling is conform de regels die gelden voor deverplaatsingen van de arbeiders uit de sector.700-5


§ 4. Wanneer een arbeider zich verplaatst naar een vormingscursus, heeft hijrecht op dezelfde vergoeding als wanneer hij zich verplaatst met om het even welkvervoermiddel naar het werk.§ 5. Wanneer de werkgever een voertuig ter beschikking stelt aan de arbeider ofleerling voor verplaatsingen naar de werkplaats of naar een vormingscursus, zijnde hierboven vermelde § niet van toepassing.Opmerking:De collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervoerkosten van 14 maart 1991 zalvanaf 1 juli 2009 in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur.Artikel 9 – Algemene bepalingenHOOFDSTUK IV. – VORMING EN OPLEIDING§ 1. In uitvoering van het interprofessioneel akkoord engageren de sociale partnerszich binnen de schoot van Educam een onderzoek uit te voeren en na te gaan inhoeverre de ondernemingen er in slagen om voor 1,9 % vorming te organiseren inde onderneming in uitvoering van het generatiepact.§ 2. Dit onderzoek dient te gebeuren in de paritaire sectorale stuurgroep die inde schoot van Educam in uitvoering van het nationaal akkoord 2007-2008 werdopgericht.§ 3. Indien blijkt dat bijkomende vormingsinspanningen zich opdringen, dient dezestuurgroep te onderzoeken welke meerwaarde vanuit onderstaande denkpistes kanvoortvloeien:- beter afstemmen van de opleidingsbehoeften binnen de ondernemingen op hetopleidingsaanbod.- aanbeveling om een individueel recht op permanente vorming in te voeren en ditbinnen het kader van het collectief recht op vorming en opleiding.§ 4. De paritaire sectorale stuurgroep dient bovendien te onderzoeken op welkemanier een systeem van opleidingsCV kan worden ingevoerd binnen de sector.§ 5. Deze stuurgroep dient haar werkzaamheden ten laatste op 30 juni 2010 af teronden.700-6


HOOFDSTUK V. – ARBEIDSTIJD EN FLEXIBILITEITArtikel 10 – Tewerkstellingsbevorderende maatregelDe ondernemingen kunnen in het geval van herstructurering of indien dearbeidsorganisatie kan versoepeld worden, via een collectieve arbeidsovereenkomstde tewerkstelling bevorderen door onder meer collectieve arbeidsduurverminderingtoe te passen.Ze kunnen hiervoor gebruik maken van de bestaande wettelijke en decretaleaanmoedigingspremies en de omzetting van de loonsverhogingen.Artikel 11 – FlexibiliteitOpmerking:De collectieve arbeidsovereenkomst inzake arbeidsorganisatie van 21 juni 2007 zalvan 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2011 worden verlengd.Artikel 12 – BrugpensioenHOOFDSTUK VI – LOOPBAANPLANNING§ 1. Het brugpensioen in de sector wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen dewettelijke mogelijkheden verlengd van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2013.Opmerking:In die lijn zal de bestaande collectieve arbeidsovereenkomst inzake brugpensioenvanaf 58 jaar van 21 juni 2007 worden aangepast en verlengd van 1 juli 2010 tot enmet 30 juni 2013.§ 2. Het recht op halftijds brugpensioen vanaf 55 jaar wordt verlengd voor de periodevan 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010.Opmerking:De collectieve arbeidsovereenkomst inzake halftijds brugpensioen van 21 juni 2007wordt ver-lengd van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 en zal in die zinworden aangepast.§ 3. Het recht op brugpensioen vanaf 56 jaar mits 40 jaar loopbaan wordt onderdezelfde voorwaarden verlengd van 1 januari 2010 tot en met 31 december2010700-7


Opmerking:De collectieve arbeidsovereenkomst inzake het recht op brugpensioen vanaf 56 jaarvan 4 maart 2008 wordt verlengd van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 enzal in die zin worden aangepast.§ 4. Voor de duur van het akkoord 2009-2010 worden de aanbevelingen inzakebrugpensioenprocedure, zoals voorzien in artikel 16 § 6 van het nationaal akkoord2007-2008 verlengd:Op vlak van brugpensioen bevelen de partijen in het kader van de arbeidsherverdelendemaatregelen op ondernemingsvlak volgende procedure aan: ten laatste 2 maandvoor het bereiken van de brugpensioenleeftijd nodigt de werkgever de betrokkenarbeider uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming.Bij dit onderhoud kan de arbeider zich laten bijstaan door zijn vakbondsafgevaardigde.Bij dit onderhoud zullen zowel naar timing van het brugpensioen als naar opleidingvan de vervanger van de bruggepensioneerde sluitende afspraken gemaakt worden.HOOFDSTUK VIII. – INSPRAAK EN OVERLEGArtikel 13 – WerknemersvertegenwoordigingVoor de duur van het akkoord 2009-2010 worden de bepalingen inzake dewerknemersvertegenwoordiging, voorzien in artikel 17 van het nationaal akkoord2007- 2008, verlengd.Concreet betekent dit: in de ondernemingen, waar de ondernemingsraad, hetcomité voor preventie en bescherming op het werk en/of de vakbondsafvaardigingniet moet worden hernieuwd ingevolge een daling van het aantal werknemers,kunnen de werknemersafge-vaardigden die niet langer beschermd zijn, pasworden ontslagen, nadat het Paritair Subcomité samengeroepen op initiatief van deVoorzitter, bijeengekomen is en zich, binnen de 30 dagen na de kennisgeving aan deVoorzitter, heeft uitgesproken over het ontslag.Deze procedure is niet geldig in geval van ontslag wegens zwaarwichtige redenen.Niet naleving van de procedure wordt gelijkgesteld met willekeurig ontslag.700-8


HOOFDSTUK IX. - SECTORALE PROJECTEN 2009-2010Artikel 14 – Paritaire sectorale stuurgroepDe sociale partners engageren zich tot de oprichting van een paritaire sectoralestuurgroep omtrent onderstaande thema’s:- Onderzoek naar de mogelijkheden om een sectorale hospitalisatieverzekering uitte werken.- Onderzoek naar stress, absenteïsme en veiligheid (inclusief gevaarlijke producten)in de onderneming met het 009 op het uitwerken van een sectorale campagne en/ofsectorale hulpmiddelen. De aanbeveling omtrent antistress- en veiligheidsbeleid inde ondernemingen, zoals opgenomen in artikel 19 van het nationaal akkoord 2007-2008 kan hiervoor ais basis dienen.- Afronden van het onderzoek naar de evolutie van de rendabiliteit in de sector ennaar de kostenelementen van de bedrijven.Artikel 15 – Gemengd Paritair ComitéDe sociale partners engageren zich om in de looptijd van dit akkoord de nodigestappen te zetten naar een gemengd Paritair Comité.Artikel 16 – Technische aanpassingen§ 1. Collectieve arbeidsovereenkomst inzake kort verzuim:- in artikel 4 punt 2 (huwelijk van een familielid van de arbeider) slaat het begrip‘’wonend onder hetzelfde dak” enkel op “gelijk welk ander familielid”.- in artikel 8 (vaderschapsverlof) dient te worden toegevoegd dat de eerste 3 dagenafwezigheid ook in halve dagen kunnen worden opgenomen, mits een akkoord opondernemingsvlak.Opmerking:De collectieve arbeidsovereenkomst inzake kort verzuim van 21 juni 2007 zal vanaf1 juli 2009 in die zin worden aangepast, en dit voor onbepaalde duur.§ 2. Collectieve arbeidsovereenkomst inzake statuten Sociaal fonds:- wanneer een oudere werkloze, die een aanvullende vergoeding ontvangt van hetFonds voor bestaanszekerheid, het werk hervat, dient deze aanvullende vergoedingte worden doorbetaald.- de aanvullende vergoeding bij tijdelijke werkloosheid dient te worden betaald vooralle vor-men van tijdelijke werkloosheid, ook bij jeugdvakantie en seniorenvakantie.- de aanvullende vergoeding bij ziekte dient ook te worden betaald bijzwangerschapsverlof.700-9


Opmerking:De collectieve arbeidsovereenkomst inzake statuten sociaal fonds van 21 juni 2007zal vanaf 1 januari 2010 in die zin worden aangepast, en dit voor onbepaalde duur.§ 3. Collectieve arbeidsovereenkomst inzake statuut van de vakbondsafvaardigingen:Opmerking:De collectieve arbeidsovereenkomst inzake statuut van de vakbondsafvaardigingenzal vanaf 1 juli 2009 worden aangepast aan de bevoegdheden van devakbondsafgevaardigden conform de Europese richtlijn, en dit voor onbepaaldeduur.HOOFDSTUK X. – SOCIALE VREDE EN DUURTIJD AKKOORDArtikel 17 – Sociale vredeOnderhavige collectieve arbeidsovereenkomst verzekert de sociale vrede in de sectortijdens heel de duur van het akkoord. Bijgevolg zal geen enkele eis van algemene ofcollectieve aard voorgelegd worden, noch op nationaal, noch op regionaal, noch opvlak van de individuele onderneming.Artikel 18 – DuurDeze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur, gaandevan 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010, tenzij anders bepaald.De artikels die van toepassing zijn voor onbepaalde duur kunnen worden opgezegdmits eenopzeggingstermijn van drie maanden, betekend per aangetekend schrijven aan deVoorzitter van het Paritair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> en aan de ondertekenendeorganisaties.De artikels die van toepassing zijn op het Sociaal fonds voor onbepaalde duurkunnen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van zes maanden, betekendper aangetekend schrijven aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor het<strong>koetswerk</strong> en aan de ondertekenende organisaties.700-10


PARITAIR SUBCOMITÉVOOR HET KOETSWERKBIJLAGE AAN HET SECTORAAL AKKOORD 2009- 2010PREMIES VLAAMS GEWESTDe ondertekenende partijen verklaren dat de arbeiders ressorterend onder hetParitair Subcomité voor het <strong>koetswerk</strong> en die inzake domicilie en tewerkstellingvoldoen aan de omschrijving van het Vlaamse gewest gebruik kunnen maken van deaanmoedigingspremies van kracht in het Vlaamse gewest namelijk:- zorgkrediet- opleidingskrediet- ondernemingen in moeilijkheden of herstructureringen.700-11


800 Tabellen810 Minimumlonen820a Vervoerskosten – openbaar vervoer820b Vervoerskosten – privé vervoer


810 Minimumuurlonen01/02/2009 +3,89 % indexMINIMUMUURLONENCategorieën Spanning 38u/w 38,5u/w* 39u/w* 40u/w*A.1. Hulpwerkman 100 10,80 € 10,69 € 10,57 € 10,35 eA.2. Hulpwerkman105 11,34 € 11,22 € 11,10 € 10,87 €(6 maanden anc. in deonderneming)B.1. Geoefende hulpwerkman 111,5 12,04 € 11,92 € 11,79 € 11,54 €B.2. Geoefende hulpwerkman 116,5 12,58 € 12,45 € 12,31 € 12,06 €(6 maanden anc. in de cat.«Geoefende hulpwerkman»)C. Geschoolde 2e klasse 122,5 13,23 € 13,10 € 12,95 € 12,68 €D. Geschoolde 1e klasse 130 14,04 € 13,90 € 13,74 € 13,46 €E. Werkman buiten categorie 140 15,12 € 14,97 € 14,80 € 14,49 €Volgende indexering 01.02.2010*40u/week, 39u/week en 38,5u/week enkel mogelijk mits compensatiedagen.810-1


820aTabel vervoerkosten – openbaar vervoerWERKGEVERSBIJDRAGE IN HET WOON-WERKVERKEERVOOR OPENBAAR VERVOERVANAF 1 FEBRUARI 2009Aantal km.Wekelijkse bijdragevan de werkgevereMaandelijkse bijdragevan de werkgever1 5,50 18,302 6,10 20,503 6,70 22,304 7,30 24,405 7,90 26,006 8,40 28,007 8,90 30,008 9,40 31,009 9,90 33,0010 10,40 35,0011 11,00 37,0012 11,50 38,5013 12,10 40,0014 12,60 42,0015 13,10 43,5016 13,60 45,0017 14,10 47,5018 14,60 49,0019 15,30 51,0020 15,80 53,0021 16,30 54,0022 16,80 56,00e820a-1


Aantal km.Wekelijkse bijdragevan de werkgeverMaandelijkse bijdragevan de werkgever23 17,40 58,0024 17,90 59,0025 18,40 62,0026 19,10 63,0027 19,50 65,0028 19,90 67,0029 20,60 68,0030 21,00 70,0031 - 33 21,80 73,0034 - 36 23,30 78,0037 - 39 24,40 82,0040 - 42 26,00 87,0043 - 45 27,50 91,0046 - 48 29,00 96,0049 - 51 30,00 101,0052 - 54 31,50 104,0055 - 57 32,00 107,0058 - 60 33,50 111,0061 - 65 34,50 115,0066 - 70 36,00 120,0071 - 75 38,00 126,0076 - 80 40,00 132,0081 - 85 41,50 137,0086 - 90 43,00 143,0091 - 95 44,50 148,0096 - 100 46,00 153,00101 - 105 48,00 160,00106 - 110 49,50 165,00111 - 115 51,00 171,00116 - 120 53,00 177,00121 - 125 54,00 181,00820a-2


Aantal km.Wekelijkse bijdragevan de werkgeverMaandelijkse bijdragevan de werkgever126 - 130 56,00 187,00131 - 135 58,00 192,00136 - 140 59,00 198,00141 - 145 61,00 203,00146 - 150 63,00 211,00151 - 155 64,00 214,00156 - 160 66,00 220,00161 - 165 67,00 225,00166 - 170 69,00 231,00171 - 175 71,00 236,00176 - 180 73,00 242,00181 - 185 74,00 246,00186 - 190 76,00 253,00191 - 195 78,00 258,00196 -200 79,00 264,00820a-3


820b Tabel vervoerskosten – privé vervoerWERKGEVERSBIJDRAGE PRIVE VERVOERVANAF 1 JULI 2009Tariefafstandin km.Bijdrage werkgeverper dag (5d./w)e1 0,352 0,713 1,064 1,145 1,246 1,327 1,388 1,469 1,5410 1,6211 1,7212 1,8013 1,8814 1,9615 2,0416 2,1417 2,2218 2,3019 2,4020 2,4821 2,5622 2,6423 2,7424 2,82820b-1


Tariefafstandin km.Bijdrage werkgeverper dag (5d./w)25 2,8826 3,0027 3,0628 3,1229 3,2430 3,3031 - 33 3,4434 - 36 3,7237 - 39 3,9440 - 42 4,2043 - 45 4,4446 - 48 4,7249 - 51 4,9452 - 54 5,1055 - 57 5,3058 - 60 5,5061 - 65 5,7066 - 70 6,0071 - 75 6,2076 - 80 6,6081 - 85 6,8086 - 90 7,1091 - 95 7,4096 - 100 7,60101 - 105 7,90106 - 110 8,20111 - 115 8,50116 - 120 8,80121 - 125 9,00126 - 130 9,30131 - 135 9,60820b-2


Tariefafstandin km.Bijdrage werkgeverper dag (5d./w)136 - 140 9,80141 - 145 10,20146 - 150 10,60151 - 155 10,60156 - 160 11,00161 - 165 11,20166 - 170 11,40171 - 175 11,80176 - 180 12,00181 - 185 12,40186 - 190 12,60191 - 195 12,80196 -200 13,20820b-1

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!