12.07.2015 Views

De waardecreatie van verduurzaamde kantoorgebouwen

De waardecreatie van verduurzaamde kantoorgebouwen

De waardecreatie van verduurzaamde kantoorgebouwen

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

SamenvattingHet doel <strong>van</strong> het onderzoek is het ontwikkelen <strong>van</strong> een methode om de meerwaarde te bepalen <strong>van</strong>het duurzaam aanpassen <strong>van</strong> bestaande <strong>kantoorgebouwen</strong>. Belangrijke eisen aan de methode zijndat de meerwaarde uitgedrukt wordt in geld en dat het resultaat snel en overzichtelijk weergegevenwordt. Met behulp <strong>van</strong> het waardekader model is een methode ontwikkeld die voldoet aan de eisen,het integrale waardemodel. Per waardekader wordt de meerwaarde berekend. <strong>De</strong> mogelijkewaardekaders zijn: de basale waarde, de gebruikswaarde, de economische waarde, de ecologischewaarde, de strategische waarde en de belevingswaarde. <strong>De</strong> belevingswaarde <strong>van</strong> het gebouw wordtin dit onderzoek niet meegenomen. Aangezien de financiële aspecten zo belangrijk zijn voor depersonen die de keuzes maken in het proces <strong>van</strong> verduurzamen zal elk waardekader vertaald wordennaar de economische waarde. Aan de hand <strong>van</strong> een test case zijn de mogelijkheden <strong>van</strong> het modelinzichtelijk gemaakt.<strong>De</strong> leegstand <strong>van</strong> verouderde <strong>kantoorgebouwen</strong> is momenteel groot. Door deze panden teverduurzamen worden ze weer aantrekkelijk voor huurders. <strong>De</strong> test case is samengesteld op basis<strong>van</strong> criteria waaraan het grootste gedeelte <strong>van</strong> de leegstaande <strong>kantoorgebouwen</strong> voldoen. <strong>De</strong>selectiecriteria zijn een gebruiksoppervlakte <strong>van</strong> 5.000 m 2 tot 10.000 m 2 , moet gebouwd zijn tussen1970 en 1990 en het type infrastructuur is hoogbouw of een laag langwerpig gebouw. Hetreferentiegebouw <strong>van</strong> de test case die voldoet aan de opgestelde criteria is gebaseerd op tweebestaande <strong>kantoorgebouwen</strong>. Voor de test case zijn drie concepten ontworpen. Bij het ontwerp <strong>van</strong>de duurzame concepten is de aanname gemaakt dat het referentiegebouw geheel gestript wordt,dus inclusief de schil. Ieder concept bestaat uit een bouwkundig en een installatietechnisch gedeelte.<strong>De</strong> bouwkundige aanpassing is voor ieder concept hetzelfde. Het installatietechnisch gedeelte <strong>van</strong>het concept is ontworpen op basis <strong>van</strong> het beschikbare budget, de investering. In de praktijk namelijkwordt de mate <strong>van</strong> het investeren in duurzaamheid vaak bepaald door het budget. Uit de test caseblijkt dat het concept met het grootste budget de meest duurzame optie is, zowel op het financiëlegebied, als op het sociale en ecologische gebied.<strong>De</strong> variabelen die een rol spelen tijdens de exploitatiefase en zijn meegenomen in het onderzoek zijnde productiviteit <strong>van</strong> de werknemers (basale waarde), het energiegebruik <strong>van</strong> het gebouw(ecologische waarde), de investering (economische waarde), het onderhoud <strong>van</strong> de installaties(gebruikswaarde) en de flexibiliteit <strong>van</strong> het gebouw met betrekking tot herindelingen (strategischewaarde). <strong>De</strong> productiviteit <strong>van</strong> de werknemers is de enige variabele die invloed heeft op de omzet<strong>van</strong> het gehuisveste bedrijf. <strong>De</strong> overige variabelen behoren tot de jaarlijkse kosten <strong>van</strong> het gebouw.Uit de resultaten blijkt dat de toename in productiviteit de meeste invloed heeft op dewinstgevendheid <strong>van</strong> een onderneming. Aangezien de basale waarde een belangrijk aandeel heeft inhet totale financiële overzicht, is het <strong>van</strong> belang om de ecologische waarde niet over het hoofd tezien. <strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> het kantoor op het milieu is een aspect waar rekening meegehouden moetworden.Dankzij de diagrammen die zijn ontstaan uit de gevoeligheidsanalyse en het integrale waarde modelis snel en overzichtelijk de meerwaarde te berekenen <strong>van</strong> concepten. Het resultaat is een financieeloverzicht <strong>van</strong> de investering versus de kosten en opbrengsten tijdens de exploitatie. <strong>De</strong> ingenieur kande resultaten gebruiken als designtool om het ontwerp te optimaliseren en tevens de resultatengebruiken om de opdrachtgever te overtuigen <strong>van</strong> de meerwaarde <strong>van</strong> duurzame maatregelen.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 2


InhoudsopgaveSummary ................................................................................................................................................. 1Samenvatting ........................................................................................................................................... 21. Inleiding ........................................................................................................................................... 51.1. Achtergrond ............................................................................................................................. 51.2. Doelstelling .............................................................................................................................. 61.3. Methodologie .......................................................................................................................... 62. <strong>De</strong> methode ..................................................................................................................................... 92.1. <strong>De</strong> test case ........................................................................................................................... 102.2. <strong>De</strong> selectiecriteria .................................................................................................................. 102.3. Het referentiegebouw ........................................................................................................... 122.4. <strong>De</strong> duurzame concepten ....................................................................................................... 143. <strong>De</strong> waarde <strong>van</strong> duurzame gebouwen............................................................................................ 183.1. <strong>De</strong> basale waarde .................................................................................................................. 183.1.1. Luchtkwaliteit ................................................................................................................ 183.1.2. Thermisch comfort ........................................................................................................ 243.1.3. Akoestisch comfort ........................................................................................................ 273.1.4. Visueel comfort ............................................................................................................. 323.1.5. Test case ........................................................................................................................ 343.1.6. Discussie ........................................................................................................................ 343.2. <strong>De</strong> strategische waarde ......................................................................................................... 383.2.1. Het integrale waardemodel........................................................................................... 383.2.2. Test case ........................................................................................................................ 413.3. <strong>De</strong> ecologische waarde .......................................................................................................... 433.3.1. Het integrale waardemodel........................................................................................... 443.3.2. Test case ........................................................................................................................ 453.4. <strong>De</strong> gebruikswaarde ................................................................................................................ 473.4.1. Productieondersteuning ................................................................................................ 473.4.2. beheerbaarheid ............................................................................................................. 484. <strong>De</strong> totale waarde (Economische waarde) ..................................................................................... 504.1. Investeringen ......................................................................................................................... 514.1.1. Het integrale waardemodel........................................................................................... 524.1.2. Test case ........................................................................................................................ 524.2. Exploitatie .............................................................................................................................. 54TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 3


4.2.1. Test case ........................................................................................................................ 554.3. Netto contante waarde ......................................................................................................... 574.3.1. <strong>De</strong> test case ................................................................................................................... 574.4. Gevoeligheidsanalyse ............................................................................................................ 584.4.1. Basale waarde: productiviteit........................................................................................ 584.4.2. Ecologische waarde: energiegebruik ............................................................................. 594.4.3. Strategische waarde: flexibiliteit ................................................................................... 614.5. Waardecreatie voor de gebouweigenaar of gebruiker? ....................................................... 635. Discussie ........................................................................................................................................ 646. Conclusie ....................................................................................................................................... 687. Aanbevelingen ............................................................................................................................... 69Bibliografie ............................................................................................................................................ 70Bijlage 1 – ontwikkeling kantoormarkt ................................................................................................. 74Bijlage 2 – uitgangspunten test case ..................................................................................................... 76Referentie .......................................................................................................................................... 76Concept minimaal.............................................................................................................................. 79Concept modaal ................................................................................................................................ 81Concept luxe ...................................................................................................................................... 83Bijlage 3 – Voorbeeld morfologische overzichten ................................................................................. 85Bijlage 4 – overzicht werking VABI module productiviteit .................................................................... 87Bijlage 5 – investeringskosten test case ................................................................................................ 88Bijlage 6 – cd: Het integrale waardemodel + berekeningen ................................................................. 92TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 4


1. Inleiding1.1. AchtergrondDuurzaamheid is onlosmakelijk verbonden met de gebouwde omgeving. <strong>De</strong> bouw is verantwoordelijkvoor circa 30% <strong>van</strong> de gehele CO 2 emissie (Sustinno, 2010). Duurzaamheid is echter door de jarenheen steeds meer een containerbegrip geworden dat voor meerdere interpretaties vatbaar is. Hetbegrip duurzame ontwikkeling wordt door de Commissie Brundtland in 1987 gedefinieerd als: ‘eenontwikkeling die voorziet in de behoefte <strong>van</strong> de huidige generatie zonder daarmee voor detoekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien’(SenterNovem, 2006). Belangrijk is dat naast het ecologische belang tevens rekening gehoudenwordt met de sociale en economische belangen.Figuur 1: grafische weergave <strong>van</strong> het begrip duurzame ontwikkeling volgens Brundtland (SenterNovem, 2006)Gedurende de duurzame ontwikkeling <strong>van</strong> de gebouwde omgeving, waarin sociale, milieukundige eneconomische dimensies een rol spelen, moet gekeken worden naar de huidige situatie om totoplossingen voor de toekomst te komen. Zo blijkt dat gebouwen in de utiliteitsector, met namekantoren, behoren tot de grootste energieverspillers <strong>van</strong> Nederland (Kroon, 1997). <strong>De</strong>kantorenmarkt is verantwoordelijk voor 16% <strong>van</strong> de totale energieconsumptie in Nederland. In dezemarkt liggen daarom kansen voor verduurzaming, het besparingspotentieel bedraagt maar liefst 80%(SenterNovem, 2009). Binnen de kantorenmarkt heeft met name de bestaande bouw veel potentie,per jaar wordt slechts 1 à 2 procent nieuw gebouwd. Slopen is vaak geen goede optie, omdat dit leidttot onnodige kapitaalsvernietiging en extra CO 2 emissie. Het is dus belangrijk om de huidige voorraad<strong>kantoorgebouwen</strong> te verduurzamen. Gezien de definitie <strong>van</strong> Brundtland moeten voor een integraalverduurzamingsproces naast de milieu aspecten ook de sociale en economische aspecten <strong>van</strong> eengebouw worden meegenomen.<strong>De</strong> waarde <strong>van</strong> duurzaam gerenoveerde gebouwen verschilt vaak per gebouw. <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong>een duurzaam gebouw wordt namelijk in de huidige markt zelden meegenomen in de marktwaarde.Bijvoorbeeld het Royal Institute for Chartered Surveyors (RICS) stelt in het onderzoeksrapport ‘Issustainability reflected in commercial property prices: an analysis of the evidence base’ dat er weinig“hard evidence” is voor de meerwaarde <strong>van</strong> duurzaam vastgoed. Dit onderzoek heeft met namebetrekking op de kantorenmarkt in de Verenigde Staten. Tevens blijkt uit zeer recent onderzoek inNederland dat duurzaamheid in de kantorenmarkt nog verre <strong>van</strong> eenduidig gewaardeerd wordtTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 5


(Berkhout, 2010). In het onderzoek maakten taxateurs <strong>van</strong> verschillende firma’s geen onderscheid intaxatiewaarden tussen niet-duurzame en duurzame kantoorruimte. Indien wel onderscheid werdgemaakt was het waarde-effect zeer divers.<strong>De</strong> relatie tussen duurzaamheid en de waarde <strong>van</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> is nog verre <strong>van</strong> duidelijk.Verschillende aspecten spelen hier een rol in. Zo wordt de invloed <strong>van</strong> een gebouw op de gezondheiden behaaglijkheid <strong>van</strong> de gebruikers vaak niet meegenomen in de marktwaarde. Uit onderzoek blijktechter dat er een positieve relatie bestaat tussen een gezond binnenklimaat en dearbeidsproductiviteit. Dit aspect levert dus een meerwaarde op voor de gebouwgebruiker en indirectvoor de gebouweigenaar. Vanwege een beter binnenmilieu kan de gebouweigenaar namelijk eenhogere huur vragen.1.2. DoelstellingIndien het lukt om ontwikkelaars, investeerders, gebouweigenaren en huurders <strong>van</strong> bestaande<strong>kantoorgebouwen</strong> bewust te maken <strong>van</strong> de meerwaarde die duurzame maatregelen kunnenopleveren zullen zij sneller investeren in duurzame maatregelen.Dit leidt tot het volgende doel <strong>van</strong> het onderzoek:Het ontwikkelen <strong>van</strong> een methode om de meerwaarde te bepalen <strong>van</strong> het duurzaam aanpassen <strong>van</strong>bestaande <strong>kantoorgebouwen</strong>.Aangezien duurzaamheid alleen te bereiken is door economische innovatie, immers de kosten speleneen belangrijke rol in het keuzeproces <strong>van</strong> de opdrachtgever, zal het resultaat uitgedrukt worden ineen economische maatstaf. <strong>De</strong>ze maatstaf zal bestaan uit een financieel overzicht <strong>van</strong> de investeringversus de exploitatie. Daarnaast is het streven dat de methode snel en overzichtelijk de waarde <strong>van</strong>een duurzaam kantoorgebouw in kaart brengt, zodat de resultaten teruggekoppeld kunnen wordenaan de ontwerper en opdrachtgever. Hierdoor is het mogelijk voor de ontwerper om de methode tegebruiken als ontwerptool en tevens als hulpmiddel om de opdrachtgever te overtuigen <strong>van</strong>duurzame maatregelen.1.3. MethodologieNiet elk kantoorgebouw is geschikt voor renovatie, daarom is het noodzakelijk om eerst eenonderzoek te starten om te bepalen of het desbetreffende gebouw in aanmerking komt voorverduurzaming. <strong>De</strong> eerste stap <strong>van</strong> de methodiek Duurzame Kans Bestaande <strong>kantoorgebouwen</strong>,ontwikkeld door DTZ Zadelhoff, Inbo en <strong>De</strong>erns, is een goed hulpmiddel om snel en inzichtelijk teonderzoeken of een bestaand kantoorgebouw in aanmerking komt voor verduurzaming (klep,Buurman, & Simons, 2010). <strong>De</strong> eerste stap bestaat uit verkenning <strong>van</strong> de geschiktheid <strong>van</strong> de locatieen het gebouw. Factoren die in deze beoordelingsfase een rol spelen zijn de leeftijd <strong>van</strong> het gebouwen commerciële criteria zoals type locatie, parkeernorm, afstand tot de eerste snelwegafrit, reistijdopenbaar vervoer, organisaties in de omgeving en voorzieningen.Indien blijkt dat het kantoorgebouw na de verkenningsfase genoeg potentie heeft om teverduurzamen kan het ontwerpproces gestart worden. Na een analyse <strong>van</strong> het gebouw zijn deaspecten bekend waarop winst valt te behalen, bijvoorbeeld een “lekke” gevel luchtdicht maken ofgebruik gaan maken <strong>van</strong> aardwarmte in plaats <strong>van</strong> een verwarmingsketel. Uitgaande <strong>van</strong> demogelijkheden die binnen het budget liggen en op basis <strong>van</strong> de wensen en eisen <strong>van</strong> deTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 6


opdrachtgever zullen één of meerdere duurzame concepten samengesteld worden. Elk concept zalbestaan uit een aantal duurzame maatregelen.Na de ontwerpfase zal per concept de eventuele meerwaarde er<strong>van</strong> bepaald worden. Daarvoor is hetbelangrijk om inzicht te krijgen in de aspecten die een gebouw duurzaam maken. Internationaal zijnal veel systemen verschenen om de duurzaamheid <strong>van</strong> gebouwen vast te stellen. Een voorbeeld ishet veelgebruikte en populaire programma BREEAM. Veel <strong>van</strong> dit soort certificeringprogramma’s,zoals BREEAM, nemen echter de economische waarde niet mee. Aangezien de kosten <strong>van</strong>verduurzaming een belangrijke rol spelen in de beslissing <strong>van</strong> ontwikkelaars, investeerders,gebouweigenaren en huurders, is de economische waarde <strong>van</strong> het gebouw wel degelijk <strong>van</strong> belang.Om de mate <strong>van</strong> duurzaamheid te bepalen dient dus naar een andere methodiek gekeken te worden.Een methodiek die zowel de ecologische, economische en sociale belangen meeneemt in debeoordeling <strong>van</strong> duurzaamheid zijn de waardekaders (Rutten, 2005). <strong>De</strong> kracht <strong>van</strong> deze integralemethodiek is dat geen enkel aspect tijdens het verduurzamingsproces over het hoofd wordt gezien.Met behulp <strong>van</strong> de waardekaders kan op elk tijdstip <strong>van</strong> de levenscyclus <strong>van</strong> een bouwwerk dewaarde er<strong>van</strong> berekend worden door de balans te bepalen tussen door de gebruiker gevraagde endoor het gebouw geleverde prestaties. Een gebouw waar<strong>van</strong> het prestatieaanbod lager is dan degevraagde prestaties is uiteraard slecht, omdat het niet voldoet. Daarentegen is het ook niet goed alshet prestatieaanbod veel hoger is dan de gevraagde prestatie, omdat het dan waarschijnlijk veel teduur is. Elk kader vormt de basis voor een groep waarin de specifieke gebouwwaarde voor dat kaderkan worden bepaald door die af te zetten tegen de door de gebouwsystemen geleverde prestaties:een waardekader. <strong>De</strong> mogelijke waardekaders zijn: de basale waarde, de gebruikswaarde, deeconomische waarde, de ecologische waarde, de strategische waarde en de belevingswaarde, ziefiguur 2. <strong>De</strong> belevingswaarde <strong>van</strong> het gebouw zal in dit onderzoek niet mee worden genomenaangezien dat meer het werkgebied <strong>van</strong> de architect is. <strong>De</strong>sondanks kan de beleving een grotemeerwaarde hebben voor de gehuisveste onderneming, met name als een onderneming zichzelfprofileert als duurzaam en/of in een markt werkzaam is waarin duurzaamheid een belangrijke rolspeelt.<strong>De</strong> werknemer zal het kantoor vooral waarderen op een aantal basale prestaties (gebouw-mens). <strong>De</strong>basale waarde bestaat uit de prestaties bescherming, veiligheid, gezondheid&behaaglijkheid enruimtelijke beleving. Dit onderzoek richt zich voornamelijk op de prestatie gezondheid enbehaaglijkheid ofwel een goede luchtkwaliteit, een goed thermisch, visueel en akoestisch comfort.<strong>De</strong> invloed die een gebouw tijdens zijn levenscyclus heeft op het milieu, in termen <strong>van</strong> gebruik <strong>van</strong>eindige grondstoffen en energiegebruik, kan aangeduid worden binnen het kader <strong>van</strong> de ecologischewaarde. Naast het binnenmilieu en de ecologie zal het kantoorgebouw getoetst worden op degebruikswaarde. Voor het gehuisveste bedrijf zijn de productieondersteuning door het gebouw, debetrouwbaarheid en beheerbaarheid <strong>van</strong> een gebouw essentiële aspecten. <strong>De</strong>productieondersteuning bepaalt in welke mate de ruimtelijke indeling en de technischevoorzieningen inspelen op de eisen die het primaire proces <strong>van</strong> de onderneming stelt. Om in detoekomst te blijven voldoen aan de variërende prestatie-eisen is veranderbaarheid <strong>van</strong> het gebouwnodig. <strong>De</strong> veranderbaarheid <strong>van</strong> een gebouw neemt toe naarmate veranderingen sneller, goedkoperen met groter hergebruik <strong>van</strong> materialen uitgevoerd kunnen worden.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 7


GebouwsystemenGebouw Prestaties WaardekadersInrichting- bescherming- veiligheid- gezondheid &behaaglijkheid- ruimtelijke belevingBasale waardegebouw - mensRuimtelijkeindeling- poductieondersteuning- beheerbaarheid- betrouwbaarheidGebruikswaardeGebouw - organisatieInstallaties- energiegebruik enwaterverbruik- materiaalgebruik- emissies- afvalEcologischewaardeGebouw - milieuSchil- veranderbaarheidStrategischewaardeGebouw - tijdConstructie- stichtingskosten /marktwaarde- operationele kostenEconomischewaardeGebouw - eigenaarFiguur 2: waardekaders: balans tussen de gevraagde en geleverde prestaties (Rutten, 2005)<strong>De</strong> basale en gebruikswaarde beschrijven de mate waarin een gebouw voldoet aan rele<strong>van</strong>teprestatie-eisen in de relaties die een gebouw onderhoudt met de mens of groepen mensen (Rutten,2005). <strong>De</strong> economische waarde <strong>van</strong> een gebouw wordt bepaald door de mate waarin hetprestatieaanbod en de prestatievraag <strong>van</strong> een koper of huurder bij elkaar aansluiten en deecologische waarde omsluit de relatie <strong>van</strong> het gebouw met het milieu. Om in de toekomst te voldoenaan veranderde prestatie-eisen binnen het basale, gebruiks-, economisch en ecologisch waardekadermoet er sprake zijn <strong>van</strong> veranderbaarheid <strong>van</strong> het gebouw, zie figuur 3. Tijdens het gebruik <strong>van</strong> hetgebouw heeft de strategische waarde dus invloed op de andere waardekaders.Structuur& StrategieOrganisatieMilieuEigenaarTijdMensFiguur 3: <strong>De</strong> strategische waarde in relatie tot de andere waardekaders (Rutten, 2005)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 8


2. <strong>De</strong> methode<strong>De</strong> economische belangen <strong>van</strong> verduurzaming spelen een belangrijke rol in de beslissing <strong>van</strong>ontwikkelaars, investeerders, gebouweigenaren en huurders om duurzame maatregelen toe tepassen. Een opdrachtgever wil niet weten dat de concentratie vluchtige organische stoffen in hetbinnenmilieu is afgenomen, maar dat door een verbeterde luchtkwaliteit de werknemersproductiever zijn en dus winstgevender. Aangezien de financiële aspecten zo belangrijk zijn voor depersonen die de keuzes maken in het proces <strong>van</strong> verduurzamen zal elk waardekader vertaald wordennaar de economische waarde. Het economische waardekader wordt dus het overkoepelende kader,zie figuur 4. Door elke meerwaarde per kader uit te drukken in euro’s kunnen ontwikkelaars,investeerders, gebouweigenaren en huurders eerder aangezet worden tot het nemen <strong>van</strong> duurzamemaatregelen.economischewaardestrategischewaardebasalewaardeecologischewaardegebruikswaardeFiguur 4: elke waarde wordt vertaald naar de economische waardeSamenvattend moeten een aantal stappen doorlopen worden om de integrale meerwaarde <strong>van</strong> eenduurzaam concept inzichtelijk te maken. <strong>De</strong>ze stappen zijn:1. Het ontwerpen <strong>van</strong> verschillende duurzame concepten2. Het bepalen <strong>van</strong> de meerwaarde per waardekader voor elk concept3. <strong>De</strong> meerwaarde per kader uitdrukken in euro’s (€)4. Het bepalen <strong>van</strong> de totale meerwaarde per concept (economische waardekader)Eén <strong>van</strong> de subdoelen <strong>van</strong> de methode is om de waarde <strong>van</strong> een duurzaam concept overzichtelijk ensnel in kaart te brengen, zodat de resultaten teruggekoppeld kunnen worden aan de ontwerper enopdrachtgever. Hierdoor is het mogelijk voor de ontwerper om de methode te gebruiken alsontwerptool en tevens als hulpmiddel om de opdrachtgever te overtuigen <strong>van</strong> duurzamemaatregelen. Vanwege het snel en overzichtelijk in kaart brengen <strong>van</strong> de waarde <strong>van</strong> een concept isTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 9


een model ontwikkeld. Dit zelfontwikkelde model bestaat uit de stappen 2 t/m 4 <strong>van</strong> bovenstaandoverzicht. <strong>De</strong> resultaten <strong>van</strong> het model worden teruggekoppeld aan het ontwerpproces (stap 1).Door de terugkoppeling kunnen ontwerpkeuzes onderbouwd of indien nodig aangepast worden. Hetmodel zal in het vervolg <strong>van</strong> het rapport benoemd worden als het integrale waardemodel.2.1. <strong>De</strong> test caseHet ontwikkelde integrale waardemodel wordt getoetst door hem eenmaal te doorlopen voor eentest case. <strong>De</strong> test case staat referent voor een reeks gebouwen, zodat voor één type kantoorgebouwde meerwaarde <strong>van</strong> duurzame maatregelen berekend wordt. <strong>De</strong> berekende meerwaarde kandaardoor gebruikt worden door ontwerpers om opdrachtgevers te overtuigen. Het onderzoekbestaat dus uit twee delen, het ontwikkelen <strong>van</strong> een model om de meerwaarde te bepalen <strong>van</strong><strong>verduurzaamde</strong> gebouwen en het toepassen <strong>van</strong> dit model in de vorm <strong>van</strong> een test case.In de zoektocht naar een geschikte test case is de eerste stap het afbakenen <strong>van</strong> een referentiekader.Het kader dient als referentie voor een bepaalde reeks gebouwen met overeenkomstige functies enprestaties. Naast het feit dat het om bestaande kantoorbouw gaat zijn er nog een aantalselectiecriteria. Om tot de selectiecriteria te komen is aan de hand <strong>van</strong> een literatuurstudie deontwikkeling <strong>van</strong> de kantoormarkt geanalyseerd. Met behulp <strong>van</strong> de studie is een helder beeldverkregen <strong>van</strong> de huidige kantorenmarkt. Hierdoor wordt inzichtelijk welke type kantoren het meestgeschikt zijn voor verduurzaming. Op basis hier<strong>van</strong> zijn vervolgens de criteria opgesteld. Hetoverzicht <strong>van</strong> de ontwikkelingen binnen de kantoormarkt is beschreven in bijlage 1.2.2. <strong>De</strong> selectiecriteriaVanwege de dynamiek in de maatschappij en het bedrijfsleven is de kantorenmarkt onderhevig aansnelle veranderingen. Na het verlopen <strong>van</strong> huurcontracten, de duur bedraagt meestal vijf tot tienjaar, verhuizen gebruikers vaak naar modernere <strong>kantoorgebouwen</strong>. <strong>De</strong> gemiddeldeverhuisfrequentie <strong>van</strong> een kantoororganisatie bedraagt momentaal ongeveer vijf jaar (Evers, 2007).<strong>De</strong> verouderde gebouwen blijven hierdoor leeg staan. <strong>De</strong> structurele leegstand <strong>van</strong> kantoorruimte issteeds meer opgelopen. Op basis <strong>van</strong> economische en demografische ontwikkelingen zal deleegstand alleen nog maar verder toenemen (Dynamis, 2009). <strong>De</strong> kloof tussen vraag en aanbodwordt onder andere vergroot door de huidige kredietcrisis.Vanwege de grote leegstand op de kantorenmarkt is het een interessante optie om deze gebouwente verduurzamen, waardoor ze weer interessant worden voor ontwikkelaars, investeerders enondernemingen. <strong>De</strong> gebouwen uit de periode 1970-1990 hebben het grootste aandeel in deleegstand (Troostwijk Taxaties Research, 2009) (Remøy & Jonge). Om te zorgen dat de resultaten<strong>van</strong> de test case zoveel mogelijk toegepast kunnen worden in de praktijk is het eerste selectiecriteria:het kantoorgebouw moet gebouwd zijn tussen 1970 en 1990.<strong>De</strong> range <strong>van</strong> de oppervlakten <strong>van</strong> de gedateerde leegstaande <strong>kantoorgebouwen</strong> is groot. Omdatveel onderdelen <strong>van</strong> een gebouw, zoals de constructie en de gebouwgebonden installaties, eenverband hebben met de gebruiksoppervlakte <strong>van</strong> een gebouw zal dit het tweede criteria zijn waarophet gebouwtype geselecteerd wordt. Kleinere <strong>kantoorgebouwen</strong> hebben vaak eenvoudigereinstallaties, kleinere organisaties, minder emissies en afval, lager totaal energiegebruik en geen ofeen simplistisch gebouwbeheer. Duurzame investeringen zullen daarom vaak minder rendabel zijn.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 10


<strong>De</strong> oppervlakte <strong>van</strong> het gebouwtype moet minimaal 5.000 m 2 zijn. Gebouwen boven de 10.000 m 2worden niet meegenomen omdat deze door extreme eigenschappen teveel kunnen verschillen <strong>van</strong>de overige gebouwen. Uit verscheidene bronnen blijkt daarnaast dat gebouwen met eengebruiksoppervlakte tussen de 5.000 m 2 en 10.000 m 2 een groot aandeel hebben in het aanbod <strong>van</strong>kantoorruimten.<strong>De</strong> standaard <strong>kantoorgebouwen</strong> uit de jaren zeventig en tachtig hebben een simpele vorm (Remøy &Jonge). Twee soorten infrastructuur zijn dominant. Onder infrastructuur wordt het geheel <strong>van</strong>blijvende onroerende voorzieningen verstaan (Kamerling & Kamerling, 1997), zoals:- <strong>De</strong> draagconstructie- <strong>De</strong> verkeersvoorzieningen als trappenhuizen en liftschachten- <strong>De</strong> specifieke ruimten als vluchtwegen- <strong>De</strong> installatieruimten en leidingschachten<strong>De</strong> levensduur <strong>van</strong> de elementen <strong>van</strong> de infrastructuur is vaak gelijk aan de levensduur <strong>van</strong> hetgebouw. Het eerste type infrastructuur is een hoog gebouw en de draagconstructie bestaat uitvloervelden met kolommen gestabiliseerd door een centrale kern bestaande uit trappenhuizen enliftschachten. Extra stabiliteit wordt verkregen door het plaatsen <strong>van</strong> dragende elementen in debuitengevel.Het tweede type is een laag langwerpig gebouw, waar<strong>van</strong> de draagconstructie ook bestaat uitvloervelden met kolommen. Behalve de kolommen worden afhankelijk <strong>van</strong> het vloertype dragendeelementen in een of tweerichtingen geplaatst. <strong>De</strong>Verkeersvoorzieningen, oa liftschacht en trappenhuisverkeersvoorzieningen zijn ookKolommenDragende elementenhier in het centrum <strong>van</strong> hetvluchtroutesgebouw te vinden. <strong>De</strong>vluchtroutes bevinden zich aande dwarsgevels <strong>van</strong> het gebouw.Figuur 5: <strong>De</strong> twee typen infrastructuren die dominant warenin de jaren zeventig en tachtig met betrekking tot kantoren<strong>De</strong> locatie <strong>van</strong> hetkantoorgebouw speelt in ditonderzoek geen rol. Het gaat indit onderzoek om de duurzameaanpassing <strong>van</strong> het gebouw,daarom zal de waarde gecreëerddoor de locatie niet veranderenaangezien de locatie ongewijzigdblijft.Samenvattend moet de test case, dat dient als referentie voor een reeks gebouwen, de volgendeeigenschappen bevatten: gebouwfunctie: kantoor bouwperiode: 1970-1990 gebruiksoppervlakte: 5.000 m 2 – 10.000 m 2 structuur: Hoogbouw of laag langwerpig gebouwTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 11


2.3. Het referentiegebouw<strong>De</strong> test case die voldoet aan de opgestelde criteria is gebaseerd op twee bestaande<strong>kantoorgebouwen</strong>. Beide kantoren, de zilveren toren en de groene toren, maakten onderdeel uit <strong>van</strong>een gezamenlijk project uitgevoerd door ingenieursbureau <strong>De</strong>erns. <strong>De</strong> groene toren is in de juisteperiode gebouwd, namelijk in 1983, maar heeft niet de juiste infrastructuur. <strong>De</strong> zilveren torendaarentegen heeft de structuur <strong>van</strong> de eerder beschreven hoogbouw, maar het bouwjaar komt nietovereen met de criteria. Voor de test case zal dus de structuur <strong>van</strong> de zilveren toren aangehoudenworden en op basis <strong>van</strong> de groene toren zullen de installatietechnische en bouwkundigeuitgangspunten opgesteld worden. Tezamen vormen zij de basis voor het referentiegebouw <strong>van</strong> detest case.<strong>De</strong> installatietechnische en bouwkundige eigenschappen <strong>van</strong> de groene toren komen niet geheelovereen met de gebruikelijke eigenschappen <strong>van</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> afkomstig uit de bouwperiode1970-1990. <strong>De</strong>ze eigenschappen zullen aangepast worden aan de gangbare installatietechnische enbouwkundige eigenschappen uit die periode. <strong>De</strong> test case dient immers als referentie voor een reeksgebouwen. <strong>De</strong> zilveren toren is hoogbouw en heeft een draagconstructie bestaande uit vloerveldendie met kolommen en twee centrale kernen bestaande uit trappenhuizen en liftschachtengestabiliseerd wordt. <strong>De</strong>ze constructie komt goed overeen met de opgestelde criteria. Daarentegenis de totale gebruiksoppervlakte <strong>van</strong> de zilveren toren groter dan de criteria eis <strong>van</strong> 10.000 m 2 ,daarom is slechts het gebouwdeel <strong>van</strong>af de begane grond t/m de 6 e verdieping meegenomen.Project Zilveren toren Groene torenBouwjaar 1969 1983 (entrée in 2000)Oppervlakte 27.239 m 2 22.140 m 2PlattegrondGebouwschilTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 12


Ten opzichten <strong>van</strong> de huidige situatie waren de gevels <strong>van</strong> de gebouwen rond 1980 slecht geïsoleerden was de luchtdichtheid vaak <strong>van</strong> slechte kwaliteit. Vanwege het warmteverlies via de gevel werdvoor de ruimteverwarming veelal uitgegaan <strong>van</strong> een systeem met verwarmingselementen ter plaatse<strong>van</strong> de borstwering. Daarnaast was het noodzakelijk om ruimteverwarming onder de beglazing aante brengen om koudeval en koudestraling tegen te gaan. Voor veel gebouwen werd in die periodeuitgegaan <strong>van</strong> radiatorenverwarming in combinatie met een ventilatiesysteem met een constantdebiet (Afdeling Klimaattechniek TVVL, 2009). Meer luxe gebouwen werden voorzien <strong>van</strong> eensysteem met convectoren of inductie-units langs de gevel. <strong>De</strong> verwarmingsinstallatie <strong>van</strong> de groenetoren bestaat uit inductie-units ter plaatse <strong>van</strong> de borstwering. Een systeem <strong>van</strong> lijnroosters met eenconstant volume debiet in combinatie met radiatoren was echter meer gangbaar, daarom zal ditinstallatieprincipe aangehouden worden voor de referentie. Het uitblaaspatroon <strong>van</strong> de lijnroostersis langs het plafond gericht waarbij het rooster gebruik maakt <strong>van</strong> het coanda-effect. Het wasgebruikelijk om gebouwen te voorzien <strong>van</strong> viervoudige ventilatie waar<strong>van</strong> ongeveer 70%gerecirculeerd werd. Warmteterugwinning in de vorm <strong>van</strong> een twin-coil unit was al op de markt,maar werd toen nog zelden toegepast. In bijlage 2 zijn de bouwkundige en installatietechnischeuitgangspunten nader omschreven.gebouwniveau verdiepingsniveau werkplekniveauVRKMLBKrecirculatieflexibiliteit (indeelbaarheid)Conventioneletl verlichtingFiguur 6: Overzicht <strong>van</strong> het referentiegebouw (KM = koelmachine, VR = verbeterd rendement ketel, LBK =luchtbehandelingskast)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 13


2.4. <strong>De</strong> duurzame conceptenInzicht in de consequenties <strong>van</strong> een lichte renovatie tot vergaande vernieuwing is noodzakelijk omverantwoorde keuzes te maken. Vanwege het huidige grote aanbod <strong>van</strong> kantoorruimte en eenachterblijvende opname geniet de huurder een grote mate <strong>van</strong> keuzevrijheid. Uitgaande <strong>van</strong> debestaande bouw kan de keuze onderverdeeld worden in het huren <strong>van</strong> een pand in ongewijzigdevorm, het huren <strong>van</strong> een pand na renovatie en het huren <strong>van</strong> een nieuwbouwpand na sloop <strong>van</strong> hetbestaande pand. <strong>De</strong>ze laatste categorie gebouwen wordt niet verder behandeld aangezien het in ditonderzoek gaat om duurzame renovatie.Dit leidt tot de volgende huurscenario’s:- Een kantoorgebouw in ongewijzigde vorm huren- Een kantoorgebouw na lichte renovatie huren (vernieuwd: binnenwanden, plafonds eninstallaties)- Een kantoorgebouw na ingrijpende renovatie huren (gebouw geheel gestript, dus ook gevels)Kantoorgebouwen afkomstig uit de jaren ’70 en ’80 hebben vaak een groot warmteverlies <strong>van</strong>wegeeen slecht geïsoleerde buitenschil en een hoog infiltratievoud. Daarnaast zijn bij deze gebouwen deinstallaties meestal al afgeschreven. <strong>De</strong> resterende levensduur <strong>van</strong> het kantoorgebouw zal in dezesituatie circa 10 jaar zijn (W/E adviseurs, 2010). Vanwege de matige kwaliteit <strong>van</strong> het gebouw en zijninstallaties bestaat er een grote kans dat het gebouw een deel <strong>van</strong> de resterende levensduur leegblijft staan. Het huurscenario een pand in ongewijzigde vorm huren is dus geen goede optie. Dit geldtvoor zowel de huurder als de gebouweigenaar. Immers een leegstaand kantoorgebouw betekentvoor de gebouweigenaar geen opbrengsten, maar alleen kosten. Onderhoud aan het pand eninstallaties blijft nodig.<strong>De</strong> twee huurscenario’s die overblijven zijn een pand huren na lichte en na ingrijpende renovatie. Ineen studie verricht door W/E adviseurs zijn deze twee huurscenario’s met elkaar vergeleken (W/Eadviseurs, 2010). <strong>De</strong> lichte renovatie bestaat in de studie uit indelingswijzigingen en upgrading <strong>van</strong>onder andere installaties, inrichting en afwerking. Het casco wordt niet aangepakt en de schil alleenwaar dit zonder grote ingrepen kan. Aangenomen is dat de resterende levensduur 25 jaar bedraagt.Bij de zware renovatie worden zowel het exterieur als het interieur grondig aangepakt. <strong>De</strong> gehelegevel wordt ver<strong>van</strong>gen. Dit geldt ook voor de dakisolatie- en bedekking. In het gebouw wordt devolledige indeling, afwerking en uitrusting ver<strong>van</strong>gen. Het casco, bestaande uit de vloeren, dedragende wanden en het dak, wordt niet aangepakt. <strong>De</strong> resterende levensduur bedraagt in dit geval40 jaar. In de studie is in deze 40 jaar na 25 jaar een lichte renovatie verondersteld.Uit de studie blijkt dat op het gebied <strong>van</strong> de integrale milieubelasting (<strong>van</strong> energie- enmateriaalgebruik) het vaak zinvol is om ingrijpend te renoveren bij <strong>kantoorgebouwen</strong> <strong>van</strong> 20 jaar enouder (W/E adviseurs, 2010). Bij gebouwen met een energielabel D of slechter, lijkt een forseverbeteringsgreep zelfs de enige optie die leidt tot een duurzaam resultaat. Het energielabel is eenmaat voor de energieprestatie <strong>van</strong> een bestaand gebouw. Het energielabel geeft met letters A t/m Gde energiezuinigheid aan. Klasse A staat voor zuinig en klasse G voor onzuinig. Indien een gebouween energielabel B of beter heeft, komt de lichte renovatie ook als duurzame optie in beeld.Kantoorgebouwen afkomstig uit de jaren ’70 en ‘ 80 beschikken vaak niet over een groen label (A,Bof C). Vanwege de hoge milieubelasting, onder andere een heel erg hoog warmteverlies, is een zwareTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 14


Concept luxeHet laatste concept bestaat uit de meest moderne maatregelen op het gebied <strong>van</strong> duurzaamheid.Een <strong>van</strong> de meest duurzame methode om een goed thermisch binnenklimaat te realiseren is hetopslaan <strong>van</strong> warmte en koude in de bodem. <strong>De</strong> energieopslag vindt plaats in aquifers, door de natuurgevormde zandlagen in de bodem. In de winter wordt water uit de warme bron gepompt en middelseen warmtepomp op juiste temperatuur gebracht voor de verwarming <strong>van</strong> het kantoor. Nadat hetverwarmingswater zijn warmte heeft afgestaan zal het in de koude bron geïnfiltreerd worden. In dezomer speelt het omgekeerde proces zich af. Dus de koude bron wordt dan ontladen en de warmebron geladen. Een goed passend afgiftesysteem moet verwarmen met een relatief lage temperatuuren koelen met een relatief hoge temperatuur. Het systeem dat aan deze voorwaarde voldoet entevens ten goede komt <strong>van</strong> de flexibiliteit zijn klimaatplafonds. Flexibiliteit is een <strong>van</strong> de speerpunten<strong>van</strong> het ontwerp. Indien na enkele jaren de indeling <strong>van</strong> het kantoor gewijzigd wordt zijn de kostenminimaal. <strong>De</strong> installatie is hierop afgestemd.gebouwniveau verdiepingsniveau werkplekniveauLBKIncl. warmtewielflexibiliteit (indeelbaarheid)HF verlichtingWPFiguur 9: overzicht concept luxe (LBK = luchtbehandelingskast, WP = warmtepomp, HF = hoogfrequent)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 17


<strong>De</strong> omgeving <strong>van</strong> een gebouw heeft ook invloed op het binnenmilieu <strong>van</strong> een kantoorgebouw.Aangezien het in dit onderzoek gaat om de verduurzaming <strong>van</strong> bestaande <strong>kantoorgebouwen</strong> wordtde omgeving buiten beschouwing gelaten. Vanwege het geringe en vaak kwalitatieve onderzoek naarconsumenten producten en gebruiksactiviteiten zullen deze onderwerpen ook niet verder behandeldworden.BouwmaterialenAangezien materialen in gebouwconstructies, met name de materialen die direct grenzen aan debinnenruimte, constant in aanraking komen met de binnenlucht is het belangrijk om de bijdrage aande luchtverontreiniging <strong>van</strong> deze materialen te onderzoeken. Dit geldt voor zowel kunstmatige alsnatuurlijke materialen. <strong>De</strong> luchtverontreiniging kan ontstaan door direct contact <strong>van</strong> luchtstromingenmet het oppervlak <strong>van</strong> materialen of doordat atomen en/of moleculen <strong>van</strong> de materialen eenchemische binding aangaan zodat nieuwe stoffen ontstaan, de reactieproducten. Hetlaatstgenoemde proces wordt onder andere beïnvloed door de grootte en structuur <strong>van</strong> dereactanten, de microstructuur <strong>van</strong> het materiaal, de temperatuur, het vochtgehalte en de pH (ENVIE,2008).Het effect <strong>van</strong> het materiaal op de binnenlucht varieert sterk per type materiaal. Niet alleeninrichtingsmaterialen bevatten gevaarlijke stoffen maar ook bouw-, isolatie en afwerkingsmaterialen.Verschillende onderzoeken hebben al aangetoond dat materialen, zoals verf, producten bestaandeuit koolteer en verschillende polymeren, de binnenlucht over een lange termijn vervuilen(Gustafsson, 1992) (ENVIE, 2008). Daarnaast zijn ook materialen bekend, zoals vers hout, die op kortetermijn emissies uitstoten. <strong>De</strong> emissie kan veroorzaakt worden door verval <strong>van</strong> het materiaal of doorreacties veroorzaakt door vocht. Daarnaast kan de luchtvervuiling <strong>van</strong> het materiaal per merkverschillen, zoals bij latex verf. Materialen met een minimalistisch vervuiling zijn steen, glas enroestvrij staal (ENVIE, 2008). Gezien de vele soorten materialen, verschillende mogelijkheden <strong>van</strong>vervuiling en variërende gezondheidseffecten zijn in dit onderzoek slechts enkele prominentematerialen behandeld. Voor een uitgebreid overzicht <strong>van</strong> materialen en de bijbehorende emissie kanhet best de BUMA Database geraadpleegd worden (Priorizitation of BUilding MAterials as indoorpollution sources).Overige vervuilingsbronnenNaast bouwmaterialen zijn ook andere bronnen in een kantoorruimte aanwezig die de luchtkwaliteitnegatief beïnvloeden. Voorbeelden <strong>van</strong> luchtvervuilingsbronnen zijn luchtbevochtiging, recirculatie<strong>van</strong> afgevoerde lucht, grote printers of copiers in de werkruimte en vervuilde vloerbedekking. Uit<strong>De</strong>ens laboratoriumonderzoek blijkt dat het verwijderen <strong>van</strong> vervuilingsbronnen, oude vervuildevloerbedekking of vervuilde luchtbevochtiging, uit een werkruimte leidt tot een vergroting <strong>van</strong> deproductie <strong>van</strong> 3% bij administratieve taken en 7% bij tekstverwerking, beide objectief gemeten (SBR,2002). Uit een ander <strong>De</strong>ens onderzoek komen soortgelijke resultaten. <strong>De</strong> vervuilingsbronnen warenin dit onderzoek linoleum, verouderde kit en houten schappen met boeken en papierendocumenten. Door het verwijderen <strong>van</strong> de vervuilingsbronnen wordt de waargenomen luchtkwaliteitverbeterd zonder toename <strong>van</strong> de ventilatiehoeveelheid (Wargocki, Bakó-Biró, Clausen, & Fanger,2002). <strong>De</strong> studie toont aan dat gebruik <strong>van</strong> materialen met weinig emissies leidt tot een betereluchtkwaliteit.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 19


Voor een ander laboratoriumonderzoek is een goed controleerbare normale kantoorruimte gebruikt,waarin twee verschillende luchtkwaliteiten zijn gerealiseerd. Eén ruimte werd voorzien <strong>van</strong> eenvloertapijt als extra bron <strong>van</strong> verontreiniging. Het vloertapijt was onzichtbaar voor de gebruikers <strong>van</strong>de ruimte. <strong>De</strong>zelfde proefpersonen werkten in beide ruimten gedurende 4,5 uur aan gesimuleerdekantoorwerkzaamheden. <strong>De</strong> productiviteit <strong>van</strong> de proefpersonen bleek 6,5 % hoger te zijn (P


verontreinigingen met elkaar reageren, waardoor nieuwe verbindingen ontstaan die meer irriterendan de oorspronkelijke (smog). Ten slotte leidt recirculatie in veel gevallen tot te lage verseluchthoeveelheden <strong>van</strong>wege gebrek aan controle over de regelkleppen.<strong>De</strong> aanwezige luchtkwaliteit kan naast het aanpassen <strong>van</strong> het ventilatiesysteem ook verbeterdworden door het aanbrengen <strong>van</strong> beplanting. Een belangrijk voordeel <strong>van</strong> planten in gebouwen is deverlaging <strong>van</strong> de CO 2 concentratie en de productie <strong>van</strong> zuurstof als gevolg <strong>van</strong> de fotosynthese.Daarnaast kan beplanting fungeren als fijnstoffilter, omdat het namelijk de stofbelasting in eenruimte verminderd. Naast het fysiologisch effect <strong>van</strong> planten op de luchtkwaliteit kan beplanting ookpositief werken op de productiviteit <strong>van</strong> werknemers ten gevolge <strong>van</strong> psychologische effecten. Uitrecente onderzoeken blijkt dat beplanting een positief effect heeft op de productiviteit <strong>van</strong>werknemers (SBR, 2010). Bijvoorbeeld het aanwezig zijn <strong>van</strong> bladplanten in een binnenomgevingverbeterd het typen <strong>van</strong> tekst (Doi, Matsumoto, & Nakao). Hierin is geen onderscheid gemaakttussen fysische en psychologische effecten. Te weinig onderzoek is verricht naar het effect <strong>van</strong>planten op de productiviteit <strong>van</strong> werknemers om een kwantitatief verband samen te stellen.Fanger (Fanger, 2007) behandelt in zijn artikel nog andere methoden dan bovenstaande om deluchtkwaliteit te verbeteren. Zo zijn de zuiveringsmethoden, absorptie en fotokatalyse, veelbelovende methoden om de lucht <strong>van</strong> gasvormige verontreinigingen te zuiveren. Voor de typischemenging <strong>van</strong> honderden chemicaliën aanwezig in erg kleine concentraties in het binnenmilieu, kanmet een combinatie <strong>van</strong> de twee bovengenoemde methoden een zuiveringsefficiëntie <strong>van</strong> meer dan80% haalbaar zijn. Ook persoonlijke ventilatie kan een sterke verbetering opleveren <strong>van</strong> deluchtkwaliteit rondom de werknemer. Van de verse lucht die wordt toegevoerd in een kantoor metmengventilatie wordt per persoon slechts 1% ingeademd. Het idee is daarom om iedere gebruiker tevoorzien <strong>van</strong> schone lucht die zo min mogelijk verontreinigd is door de verontreinigingsbronnen in deruimte. In een kantoor kan deze persoonlijke ventilatie worden geleverd door een individuele,eenvoudige verplaatsbare uitlaat. Onder ideale omstandigheden kan de werknemer schone lucht <strong>van</strong>de kern <strong>van</strong> de luchtstroom inademen. Tochtklachten worden vermeden door een lage snelheid enturbulentie <strong>van</strong> de toegevoerde lucht. Verder onderzoek <strong>van</strong> de beschreven methoden is echternodig.Samenvattend kan de kwaliteit <strong>van</strong> het binnenmilieu dus verbeterd worden door de bron aan tepakken, zoals vermindering <strong>van</strong> milieuvervuilende materialen en producten, en door het nemen <strong>van</strong>externe maatregelen, zoals het verhogen <strong>van</strong> de ventilatiehoeveelheid.Het integrale waardemodel<strong>De</strong> Rehva taskforce productiviteit heeft twee kwantitatieve verbanden ontwikkeld voor de effecten<strong>van</strong> de binnenluchtkwaliteit op de werkprestatie bij kantoorwerkzaamheden. Dit zijn de volgendekwantitatieve verbanden (REHVA, 2006):- het verband tussen de ventilatiehoeveelheid en de werkprestatie- het verband tussen de waargenomen luchtkwaliteit en de werkprestatie.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 21


Test case<strong>De</strong> drie duurzame concepten <strong>van</strong> de test case zijn met elkaar vergeleken en doorberekend in hetintegrale waardemodel. Aangezien de productiviteitsverandering berekend wordt aan de hand <strong>van</strong>het verschil in luchtverversing tussen twee concepten wordt het resultaat altijd weergegeven tenopzichte <strong>van</strong> een referentie. In dit geval is de referentie het concept minimaal. <strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> deluchtkwaliteit op de concepten <strong>van</strong> de test case is dus berekend op basis <strong>van</strong> deventilatieverandering <strong>van</strong> de concepten modaal en luxe ten opzichte <strong>van</strong> het concept minimaal. Inonderstaande tabel zijn de resultaten weergegeven.Tabel 1: Toename productiviteit als gevolg <strong>van</strong> de verhoging <strong>van</strong> de ventilatiehoeveelheidConceptenVentilatiehoeveelheidToename productiviteit tovConcept minmaalConcept minimaal 30 l/s per persoon -Concept modaal 20 l/s per persoon -0,7 %Concept luxe 20 l/s per persoon -0,7 %Het ventilatietype <strong>van</strong> het concept minimaal is een VAV-systeem. <strong>De</strong> luchthoeveelheid is bepaald aande hand <strong>van</strong> het benodigd koelvermogen. Uit berekeningen volgde een luchtverversing <strong>van</strong> 28 l/s perpersoon uitgaande <strong>van</strong> een gemiddelde bezetting <strong>van</strong> 65%. <strong>De</strong> ventilatiehoeveelheid wordt per stap<strong>van</strong> 5 l/s ingevoerd in het integrale waardemodel. <strong>De</strong> concepten modaal en luxe zijn voorzien <strong>van</strong> 2-voudige ventilatie. Het bouwbesluit eist voor nieuwbouw met als functie kantoor een minimaleluchtverversing <strong>van</strong> 1,3 l/s per m 2 . Vanwege het verkrijgen <strong>van</strong> een goede luchtkwaliteit is gekozenvoor een hoger ventilatievoud.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 23


prestatie aan de uurlijks weggeschreven data <strong>van</strong> VA114 (Plokker & Wijsman, 2009). <strong>De</strong>ze bewerkingwordt uitgevoerd in een nabewerkingsprogramma. Dit programma is echter nog niet op de markt,maar dankzij Vabi Software BV is een testversie beschikbaar gesteld voor dit onderzoek.<strong>De</strong> VABI module berekent voor ieder uur en per ruimte de productiviteit door iedere situatie tebeoordelen ten opzichte <strong>van</strong> de ideale situatie, een binnenluchttemperatuur <strong>van</strong> 22 °C. <strong>De</strong>berekening gebeurt alleen tijdens de gebruiksuren. <strong>De</strong> gebouwgemiddelde productiviteit wordtberekend aan de hand <strong>van</strong> de productiviteit per ruimte en het aantal personen per ruimte. Naast hetverlies in productiviteit veroorzaakt door de binnentemperatuur neemt de module ook hetproductiviteitsverlies mee op het gebied <strong>van</strong> de ventilatiehoeveelheid en de luchttemperatuur. <strong>De</strong>module zal echter niet gebruikt worden voor deze twee laatste parameters. Voor een uitgebreidoverzicht <strong>van</strong> de werking <strong>van</strong> de module zie bijlage 4.Test case<strong>De</strong> gebouwgemiddelde productiviteit <strong>van</strong> elk concept <strong>van</strong> de test case is berekend met behulp <strong>van</strong> deVABI module. Aangezien de productiviteitsverandering berekend wordt ten opzichte <strong>van</strong> de idealesituatie is er altijd sprake <strong>van</strong> afname in productiviteit.Tabel 2: Toename productiviteit als gevolg <strong>van</strong> het thermisch comfortConceptenAfname gebouwgemiddeldeproductiviteit tov ideale situatieToename productiviteit tovConcept minimaalConcept minimaal 0,94% -Concept modaal 0,86% 0,08 %Concept luxe 0,82% 0,12 %TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 26


3.1.3. Akoestisch comfortGeluid kan hinderlijk zijn voor werknemers waardoor de prestatie zal afnemen. Diverse factorenbepalen de hinderlijkheid <strong>van</strong> geluid: de voorspelbaarheid <strong>van</strong> (de duur <strong>van</strong>) het geluid, devertrouwdheid <strong>van</strong> geluid en de beheersbaarheid <strong>van</strong> het geluid. Daarnaast spelen andere zaken eenrol, zoals de geluidsgevoeligheid <strong>van</strong> de blootgestelde personen en de geluidsfrequentie. <strong>De</strong> kwaliteit<strong>van</strong> het gehoor <strong>van</strong> de blootgestelden is belangrijk; zo zullen slechthorenden (10% <strong>van</strong> de bevolking)veel eerder hinder ondervinden <strong>van</strong> achtergrondgeluid bij een gesprek dan mensen met een perfectgehoor (SBR, 2004). Lawaai wordt doorgaans gedefinieerd als ieder ongewenst signaal of als geluiddat door mensen als hinderlijk wordt ervaren. Het begrip lawaai is dus enigszins subjectief, immersde perceptie <strong>van</strong> een persoon bepaalt wanneer het geluid als lawaai wordt ervaren.<strong>De</strong> bron <strong>van</strong> geluidshinder kan zich buiten het gebouw bevinden of binnen in het gebouw. <strong>De</strong> matewaarin het verkeerslawaai of ander geluid binnen hinder veroorzaakt is afhankelijk <strong>van</strong> degeluidsisolerende eigenschappen <strong>van</strong> de gevel. Naast de akoestische isolatie <strong>van</strong> de dichte gevel enbeglazing spelen factoren zoals de infiltratie, open delen, bijvoorbeeld ventilatieroosters, enkierdichting een rol.Geluidshinder <strong>van</strong>uit het gebouw zelf wordt vaak veroorzaakt door de directe omgeving, zoalscollega’s, of door installaties. Geluidshinder als gevolg <strong>van</strong> gebouwinstallaties komt met name voor inwoningen. Hinder veroorzaakt door geluid <strong>van</strong>uit de directe omgeving, bijvoorbeeld eentelefonerende collega of verkeer in de gang, is een actueel probleem voor kantoren. Dit type lawaaiis nadelig voor het welzijn en het concentratievermogen <strong>van</strong> de desbetreffende werknemer,waardoor de arbeidsproductiviteit vermindert. Men gaat dus slechter presteren, vooral als het gaatom denkwerk (in het bijzonder het korte termijngeheugen) en werk waarbij creativiteit is vereist.Twee <strong>van</strong> de belangrijkste oorzaken <strong>van</strong> lawaai op de werkplek zijn de introductie <strong>van</strong> de openkantoorwerkplek en het zo transparant mogelijk uitvoeren <strong>van</strong> gesloten bedoeldekantoorwerkplekken (Roelofsen, 2007).<strong>De</strong> indeling <strong>van</strong> kantoren kan grofweg in twee typen ingedeeld worden, kantoorcellen enkantoortuinen. Het concept <strong>van</strong> de kantoortuin is het laatste decennia steeds populairder geworden.Het heeft namelijk een aantal voordelen vergeleken met de kantoorcellen. <strong>De</strong> grootste voordelen zijnhet halveren <strong>van</strong> de werkruimte per werknemer, het gemak waarmee de ruimte aangepast kanworden en het flexibel indelen <strong>van</strong> de ruimte. Daarnaast bevordert het de communicatie tussenwerknemers, waardoor meer en sneller informatie uitgewisseld wordt en de relaties onderlingverbeterd worden. Daarentegen is het akoestisch comfort <strong>van</strong> kantoortuinen vaak matig. Hetomgevingslawaai zorgt vaak voor een zeer lage spreekprivacy.Op het gebied <strong>van</strong> het akoestische comfort is nog onvoldoende kwantitatief onderzoek uitgevoerdom een kwantitatief verband te ontwikkelen tussen geluid en prestatie <strong>van</strong> de werknemers.<strong>De</strong>sondanks blijkt uit literatuur dat een slecht akoestisch comfort negatieve effecten heeft op deprestatie. Zo worden complexe cognitieve taken gehinderd door geluid <strong>van</strong> 70-80 dB(A) en deleesvaardigheid gaat achteruit indien men aan kantoorgeluid <strong>van</strong> 80 dB(A) wordt blootgesteld invergelijking met 55 dB(A) (REHVA, 2006).TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 27


Een eerste poging is gedaan om een verband te leggen tussen geluid en productiviteit. Zo heeftValtteri Hongisto een model ontwikkeld dat het productiviteitsverlies berekent als gevolg <strong>van</strong> despraakverstaanbaarheid <strong>van</strong> collega’s (Hongisto V. , 2005). Uit literatuuronderzoek is namelijkgebleken dat spraak het meest hinderlijke geluid is in kantoren (Roelofsen, 2007) & (Hongisto, 2010).Bij spraak kan gedacht worden aan intern overleg, telefoongesprekken etc. <strong>De</strong> meest afleidendefactor is niet het volume <strong>van</strong> het gesprek of de aanwezigheid <strong>van</strong> meerdere gesprekken, maar hetverstaan <strong>van</strong> het gesprek. Indien een werknemer eenmaal is afgeleid duurt het gemiddeld tienminuten om weer op hetzelfde concentratieniveau te komen (Roelofsen, 2007). Spraak vermindertdus de prestatie <strong>van</strong> de werknemer, bijvoorbeeld de negatieve beïnvloeding <strong>van</strong> het korte termijngeheugen. Het vervolg <strong>van</strong> deze paragraaf zal gebaseerd zijn op meerdere wetenschappelijkeartikelen <strong>van</strong> Hongisto waarin het bovengenoemde model beschreven is.Spraak is alleen storend wanneer het duidelijk hoorbaar is, ofwel verstaanbaar. <strong>De</strong>spraakverstaanbaarheid in kantoren neemt toe indien het achtergrondgeluid of de nagalmtijdafneemt. <strong>De</strong> verstaanbaarheid <strong>van</strong> de spraak is te bepalen door het meten <strong>van</strong> de SpeechTransmission Index (STI). <strong>De</strong> waarde <strong>van</strong> deze index varieert tussen 0, niet verstaanbaar, en 1, zeergoed verstaanbaar. <strong>De</strong>ze index maakt het mogelijk om despraak te meten zonder tussenkomst <strong>van</strong> mensen. <strong>De</strong> SpeechTransmission Index kan bepaald worden indien de nagalmtijd<strong>van</strong> de ruimte en de ratio tussen het te meten geluid en hetachtergrondgeluid bekend zijn. Het verband tussen desubjectieve spraakverstaanbaarheid en de index isverschillend voor zinnen, woorden en lettergrepen. Hetmodel is gebaseerd op het verband dat is samengesteld opbasis <strong>van</strong> gesproken zinnen.<strong>De</strong> grafische weergave <strong>van</strong> het ontwikkelde model is te zien infiguur 13. Daarin is het verlies in prestatie als een functie <strong>van</strong>STI uitgezet. <strong>De</strong> hoogste prestatie wordt verkregen wanneerer geen spraak is (STI = 0,00) en het hoogste prestatieverliestreedt op indien de spraak goed verstaanbaar is (STI > 0,70)ongeacht het geluidsniveau. <strong>De</strong> spreekprivacy is goed in hetgeval <strong>van</strong> slechte spraakverstaanbaarheid en vice versa. Inonderstaande tabel zijn de waarden <strong>van</strong> de STI index inwoorden beschreven en zijn enkele voorbeelden voorkantoorvertrekken weergegeven.Figuur 13: <strong>De</strong> grafische weergave <strong>van</strong>het model met daarin het verlies inprestatie, DP, als een functie <strong>van</strong> deSpeech Transmission Index.(Hongisto V. , 2005).TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 28


Tabel 3:<strong>De</strong> STI index gekoppeld aan voorbeelden <strong>van</strong> kantoren (Hongisto V. , 2005)STI Spraakverstaanbaarheid spreekprivacy Voorbeelden(kantoren)0,00-0,05 heel slecht uitstekendTussen twee kantoorcellen, goedegeluidisolatie0,05-0,20 slecht goed0,20-0,40 matig redelijk0,40-0,60 redelijk slecht0,60-0,75 goed heel slecht0,75-0,99 uitstekend geenTussen twee kantoorcellen, gangbaregeluidisolatieTussen werkplekken in een kantoortuinmet een goed akoestisch comfortTussen twee kantoorcellen met de deuropenTussen werkplekken in een kantoortuinmet een gangbaar akoestisch comfortTussen werkplekken in een kantoortuinmet een slecht akoestisch comfortVergaderruimteTussen werkplekken in een kantoortuinmet een heel slecht akoestisch comfortEen optimaal akoestisch comfort is te verkrijgen door een indeling met kantoorcellen met voldoendegeluidsisolatie. Aangezien kantoortuinen ten opzichte <strong>van</strong> kantoorcellen veel voordelen hebben,zoals het bevorderen <strong>van</strong> de communicatie, zullen werkgevers vaak kiezen voor een concept metkantoortuinen. Om een goed akoestisch comfort te verkrijgen zullen daarom aanvullendemaatregelen genomen moeten worden. Belangrijke maatregelen daarbij zijn goede isolatie,voldoende absorberende materialen en het maskeren <strong>van</strong> storende achtergrondgeluiden. Het zorgenvoor geluidsisolatie in kantoortuinen kan door middel <strong>van</strong> het plaatsen <strong>van</strong> geluidsschermen. Ditheeft alleen effect indien de plafond- en wandoppervlakken bestaan uit of voorzien zijn <strong>van</strong>geluidsabsorberende materialen. Vaak zijn deze maatregelen nog niet voldoende om een goedakoestisch comfort te creëren. Het geluidsniveau <strong>van</strong> de spraak kan door het nemen <strong>van</strong> dezemaatregelen terug worden gebracht tot 40-45 dB. Aangezien het geluid <strong>van</strong> een ventilatiesysteemdoorgaans een geluidniveau heeft <strong>van</strong> ongeveer 35 dB zal de spraak toch goed verstaanbaar zijn (STI> 0,50). Aanvullende maatregelen zijn dus een vereiste om een goed akoestisch comfort teverkrijgen. Het maskeren <strong>van</strong> het achtergrondgeluid is hiervoor een goede optie. <strong>De</strong>ze methodevoegt geluid binnen een bepaald frequentiegebied toe in een ruimte, waardoor het ongewenstegeluid <strong>van</strong> de spraak gereduceerd wordt. Dit resulteert in een redelijk tot goede spreekprivacy <strong>van</strong>een werknemer in een kantoortuin. Uit zeer recent onderzoek blijkt dat de prestatie <strong>van</strong>verscheidene cognitieve taken significant verbetert indien de spreekprivacy verandert <strong>van</strong> slecht (STI= 0,65) naar goed (STI 0,35).Een andere parameter om een beeld te krijgen <strong>van</strong> het akoestisch comfort in een kantoortuin is de“distraction distance”. Dit is de afstand tussen werkplekken waar de STI <strong>van</strong> normale spraak lager isdan 0,50. In kantoortuinen met een slecht akoestisch comfort is deze afstand groter dan 16 meter(Hongisto, Haapakangas, Haka, & Keskinen, 2010). Met andere woorden de spraak kan in de geheleruimte verstaan worden. In kantoortuinen met een goed akoestisch comfort was deze afstand slechts5 meter.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 29


Het integrale waardemodel<strong>De</strong> berekening <strong>van</strong> de invloed <strong>van</strong> het akoestisch comfort op de productiviteit in het integralewaardemodel is gebaseerd op de classificering <strong>van</strong> de spraakverstaanbaarheidsindex, zie tabel 4. <strong>De</strong>eerste twee klassen (STI 0,00-0,05; STI 0,05-0,20) en de laatste twee klassen (STI 0,60-0,75; STI 0,75-0,99) <strong>van</strong> de oorspronkelijke tabel, tabel 3, zijn samengevoegd. Het productiviteitsverlies is namelijkhetzelfde in deze klassen, zie figuur 14.Tabel 4: de classificering <strong>van</strong> de spraakverstaanbaarheidsindex zoals gebruikt in het integrale waardemodelSTI Spraakverstaanbaarheid spreekprivacy Voorbeelden(kantoren)0,00-0,20heel slecht tot slechtUitstekend totgoed0,20-0,40 matig redelijk0,40-0,60 redelijk slecht0,60-0,99Goed totuitstekendheel slecht totgeenTussen twee kantoorcellen, goedegeluidisolatieTussen twee kantoorcellen, gangbaregeluidisolatieTussen werkplekken in een kantoortuinmet een goed akoestisch comfortTussen twee kantoorcellen met de deuropenTussen werkplekken in een kantoortuinmet een gangbaar akoestisch comfortTussen werkplekken in een kantoortuinmet een slecht akoestisch comfortVergaderruimte<strong>De</strong>ze klassen zijn door het model <strong>van</strong> Hongisto te koppelen aan het productiviteitsverlies, zie figuur14. Bijvoorbeeld in een kantoortuin met een slecht akoestisch comfort is de spraakverstaanbaarheid<strong>van</strong> elkaar goed en dus is de spreekprivacy zeer slecht. Naar alle waarschijnlijkheid zal debijbehorende STI waarde dan tussen de 0,60 en 1 liggen. Dat betekent dat een werknemer in dezekantoortuin 7% minder productief is dan wanneer hij of zij in een kantoorcel met goedegeluidsisolatie zou werken.Figuur 14: <strong>De</strong> grafische weergave <strong>van</strong> het verlies in prestatie, DP, alseen functie <strong>van</strong> de STI. <strong>De</strong> rode klassen geven de spreekprivacy aan.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 30


Test case<strong>De</strong> werkplekken <strong>van</strong> de duurzame concepten minimaal en modaal bevinden zich hoofdzakelijk inkantoortuinen. Gezien het hogere budget <strong>van</strong> het concept modaal zijn er meer akoestischemaatregelen getroffen. Het kantoorlandschap <strong>van</strong> het concept luxe bestaat uit een optimalecombinatie <strong>van</strong> flexplekken in kantoortuinen en kantoorcellen. Indien een werknemer zich moetconcentreren is er de mogelijkheid om zichzelf terug te trekken in een kantoorcel en indien erbehoefte is aan communicatie onderling biedt een flexplek in een kantoortuin de uitkomst.Tabel 5: Toename productiviteit als gevolg <strong>van</strong> het akoestisch comfortConcepten Type indeling STIConcept minimaalConcept modaalConcept luxeKantoortuin met eengangbaar akoestisch comfortKantoortuin met eengoed akoestisch comfortCombinatie kantoorcellen enkantoortuin (flexplekken)Toename productiviteit tovConcept minmaal0,40-0,60 -0,20-0,40 3,70 %0,00-0,20 5,40 %TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 31


3.1.4. Visueel comfortLicht beïnvloedt het dagelijks ritme en het welzijn <strong>van</strong> mensen op een fysiologische, psychologischeen biologische wijze. Licht zorgt er niet alleen voor dat de mens kan zien, want naast visuelereceptoren zitten ook niet-visuele fotoreceptorcellen in het oog. <strong>De</strong>ze receptoren zijn ontdekt bijrecentelijk onderzoek en beïnvloeden de biologische klok <strong>van</strong> een mens (Aries, 2005)&(Górnicka,2008). <strong>De</strong>ze interne klok regelt dagelijkse, maandelijkse en jaarlijkse ritmes <strong>van</strong> velelichaamsprocessen, zoals lichaamstemperatuur, slaap patronen, cognitieve prestaties, stemming ende aanmaak of onderdrukking <strong>van</strong> diverse hormonen. Het proces gaat als volgt te werk: blauwachtiglicht zorgt voor een remming <strong>van</strong> de productie <strong>van</strong> melatonine. Melatonine is een hormoon datinvloed heeft op het slaap-waakritme (24-uurs ritme). Indien de productie <strong>van</strong> melatonine opgangkomt, bij vermindering <strong>van</strong> blootstelling aan licht, is dit voor het lichaam een signaal om de dagactiviteiten te verminderen en zich voor te bereiden op de nacht. Daarentegen wordt de productie<strong>van</strong> cortisol (stresshormoon) juist gestimuleerd bij blootstelling aan licht. Cortisol zorgt voor afbraak<strong>van</strong> bepaalde eiwitten in de spieren waardoor energie in de vorm <strong>van</strong> glucose vrijkomt.Figuur 15: Het zien en de biologische klok (Beld, 2006)Figuur 16: overzicht <strong>van</strong> variabelen in een 24-uur ritme die gegenereerd worden door de biologische klok,het blauwe gedeelte in de tijdlijn is de nacht. <strong>De</strong> variabelen zijn de lichaamstemperatuur (rode grafiek), dealertheid (gele grafiek), het hormoon melatonine (licht blauwe grafiek) en het hormoon cortisol (donkerblauwe grafiek) (Beld, 2006)Licht heeft via twee wegen invloed op de prestatie <strong>van</strong> werknemers, via visuele processen en vianon-visuele processen. <strong>De</strong> non-visuele effecten zijn onder te verdelen in directe effecten, zoals dereactie <strong>van</strong> de pupil en de onderdrukking <strong>van</strong> melatonine, en lange termijn effecten, bijvoorbeeld debeïnvloeding <strong>van</strong> het 24-uur ritme. <strong>De</strong> biologische klok <strong>van</strong> ochtend en avondmensen toont groteverschillen. Dit is terug te zien in de prestatie <strong>van</strong> de mens bij vaste werktijden. <strong>De</strong> prestatie opTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 32


ijvoorbeeld de maandagochtend wordt beïnvloed door het slaapgedrag tijdens het weekeinde. Zelfsde overgang <strong>van</strong> zomer naar wintertijd veroorzaakt verschillen in prestaties (Beld, 2006). <strong>De</strong>biologische functionaliteit <strong>van</strong> licht kan bijdragen tot het optimaliseren <strong>van</strong> cognitieve functies zoalsstemming, alertheid, concentratie en de slaap, en kan daarom <strong>van</strong> directe invloed zijn op zowel deproductiviteit als het maken <strong>van</strong> fouten op de werkplek (SBR, 2004).<strong>De</strong> huidige normen en richtlijnen met betrekking tot kantoorverlichting, NEN 12464-1, zijnhoofdzakelijk gebaseerd op visuele criteria. <strong>De</strong>ze norm houdt rekening met factoren alsdaglichtopeningen, helderheid en kleur binnen de ruimte, armaturen, lampen en optieken, eventueleregelsystemen en zonwering. <strong>De</strong> belangrijkste parameters bij het ontwerpen <strong>van</strong> verlichting inkantoren is de horizontale verlichtingssterkte, de gelijke verdeling <strong>van</strong> het licht en het beperken <strong>van</strong>de reflectie. Voor niet-visuele stimulatie is de horizontale verlichtingssterkte niet rele<strong>van</strong>t. Om eenkantoor aan biologische lichtcondities te laten voldoen is de verticale verlichtingssterkte belangrijk.Het integrale waardemodelVerschillende studies hebben aangetoond dat een goed visueel comfort een positief effect heeft opde werkprestatie <strong>van</strong> de werknemers. Zo is het bewezen dat mensen productiever werken in eenruimte met veel daglicht dan in een inpandige ruimte met standaard kunstverlichting. Er zijn enkelestudies gedaan naar de invloed <strong>van</strong> verschillende verlichtingssystemen op zelf gerapporteerdeprestatie, bijvoorbeeld hoe computerwerk wordt beïnvloed door het verlichtingstype. Met name deflikkering <strong>van</strong> TL-verlichting is aangetoond hinderlijk en slecht voor de gezondheid te zijn (REHVA,2006). Daarnaast is bewezen dat de nabijheid <strong>van</strong> een raam een belangrijke factor is in detevredenheid over het desbetreffende verlichtingssysteem (SBR, 2004). <strong>De</strong>sondanks is te weinigonderzoek verricht naar de effecten <strong>van</strong> het visuele comfort op de prestatie om een kwantitatiefverband op te stellen tussen licht en de arbeidsproductiviteit.Vanwege de complexiteit en het geringe onderzoek naar het verband tussen het visuele comfort ende arbeidsproductiviteit is dit onderdeel niet meegenomen in het model. Belangrijk is dat tijdens hetontwerp <strong>van</strong> een lichtplan op basis <strong>van</strong> de comforteisen naast de visuele effecten <strong>van</strong> licht ookrekening gehouden wordt met de niet visuele effecten <strong>van</strong> licht.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 33


3.1.5. Test caseVoor een goede analyse <strong>van</strong> de duurzame concepten moeten ze met elkaar vergeleken worden. Inhet kader <strong>van</strong> de basale waarde wordt de meerinvestering afgewogen tegen de verhoging <strong>van</strong> deproductiviteit als gevolg <strong>van</strong> een beter binnenmilieu. In onderstaande tabel is de toename inproductiviteit weergegeven <strong>van</strong> de concepten modaal en luxe ten opzichte <strong>van</strong> het conceptminimaal. <strong>De</strong> financiële gevolgen <strong>van</strong> een verhoging <strong>van</strong> de productiviteit worden in hoofdstuk 4inzichtelijk gemaakt.Tabel 6: Toename in productiviteit <strong>van</strong> de concepten modaal en luxe ten opzichte <strong>van</strong> concept minimaalHet binnenmilieu Concept modaal Concept luxe- Luchtkwaliteit -0,70% -0,70%- Thermisch comfort 0,08% 0,12%- Akoestisch comfort 3,70% 5,40%- Visueel comfort - -Totaal 3,08% 4,82%Onderzoek en praktijk hebben zich vooral gericht op de enkelvoudige onderdelen <strong>van</strong> hetbinnenmilieu: het thermisch comfort, het visueel comfort, het akoestisch comfort en deluchtkwaliteit. In een kantooromgeving zullen deze onderdelen <strong>van</strong> het binnenmilieu elkaarbeïnvloeden, maar tot op heden is weinig bekend over de gecombineerde effecten <strong>van</strong> dezefactoren. Het gecombineerde effect wordt daarom als volgt berekend: <strong>De</strong> mate <strong>van</strong> hetgecombineerde effect is de som <strong>van</strong> de aparte parameters. <strong>De</strong>ze aanname wordt verder besprokenin de discussie.3.1.6. DiscussieLuchtkwaliteit<strong>De</strong> binnenluchtkwaliteit kan verbeterd worden door de luchtvervuilingsbronnen, bijvoorbeeldmaterialen, te minimaliseren en door het nemen <strong>van</strong> externe maatregelen, zoals verhoging <strong>van</strong> deverse lucht toevoer. Enkel de invloed <strong>van</strong> de ventilatiehoeveelheid is meegenomen in de berekening<strong>van</strong> de invloed <strong>van</strong> de binnenluchtkwaliteit op de werkprestatie. <strong>De</strong> effecten <strong>van</strong> deventilatiehoeveelheid en de luchtvervuilingsbronnen staan namelijk niet los <strong>van</strong> elkaar. Voor eenbetere benadering <strong>van</strong> de werkelijkheid zouden beide variabelen meegenomen moeten worden. Eenverhoging <strong>van</strong> de ventilatiehoeveelheid heeft immers meer effect op de luchtkwaliteit indien in hetgebouw veel luchtvervuilingsbronnen aanwezig zijn.Thermische comfortConform het kwantitatieve verband tussen de temperatuur en de werkprestatie stijgt de prestatie bijtemperaturen lager dan circa 22°C en daarboven daalt de werkprestatie (REHVA, 2006). <strong>De</strong> aannameis gemaakt dat de productiviteit maximaal is bij de temperatuur <strong>van</strong> 22°C. Het is onduidelijk of hethierbij gaat om de luchttemperatuur of de comforttemperatuur.<strong>De</strong> thermische omgeving bestaat uit de luchttemperatuur, de stralingstemperatuur, de luchtsnelheiden de luchtvochtigheid. <strong>De</strong>ze factoren in samenwerking met persoonsgebonden factoren kunnenTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 34


leiden tot thermisch discomfort. Indien sprake is <strong>van</strong> discomfort zal de productiviteit <strong>van</strong> dewerknemers afnemen. Ook snelle of langzame temperatuurwisselingen kunnen een negatief effecthebben op de productiviteit. Slechts de temperatuur is meegenomen in de berekening <strong>van</strong> deproductiviteitswinst ten gevolge <strong>van</strong> een goed thermisch comfort.<strong>De</strong> verandering <strong>van</strong> de werkprestatie <strong>van</strong> de werknemers ten gevolge <strong>van</strong> het temperatuurverloopwordt berekend door de VABI module. Eén <strong>van</strong> de subdoelen <strong>van</strong> het integrale waardemodel is hetsnel en overzichtelijk in kaart brengen <strong>van</strong> de waarde <strong>van</strong> een duurzaam kantoorgebouw. <strong>De</strong>simulatie <strong>van</strong> het kantoor met het programma VABI neemt teveel tijd in beslag. <strong>De</strong> simulatie iswelbeschouwd te complex voor een snelle indicatieve berekening <strong>van</strong> de productiviteitsverandering.Akoestisch comfortIn het model <strong>van</strong> Hongisto is het maximale productieverlies 7 procent. Dit is gebaseerd op cijfers uiteen aantal literatuuronderzoeken. <strong>De</strong>ze cijfers variëren <strong>van</strong> elkaar en binnen elk onderzoek komt erook een sterke spreiding <strong>van</strong> de cijfers voor. Daarnaast is het daadwerkelijk productiviteitsverliesafhankelijk <strong>van</strong> de te verrichte taak <strong>van</strong> de werknemer. Per type werktaak kan de grafiek afgeleidworden <strong>van</strong> het algemene model. Hierbij moet kritisch gekeken worden naar de helling <strong>van</strong> degrafiek, deze kan namelijk per taak lichtelijk variëren. Nader onderzoek is benodigd om de steilheid<strong>van</strong> de hellingen te verifiëren. Met name in het gebied <strong>van</strong> 0.30 STI tot 0.50 STI zijn nog onvoldoendegegevens bekend om harde conclusies te trekken.Hongisto et al (2004) heeft tevens een model ontwikkeld dat de STI tussen naast elkaar gelegenwerkplekken in een kantoortuin kan berekenen. Het model berekent aan de hand <strong>van</strong> het volume<strong>van</strong> de ruimte, de nagalmtijd, het materiaal waar het plafond uit bestaat, de plafondhoogte, deeventuele schermhoogte en de afstand tussen de werkplekken, de bijbehorende STI waarde. Ditmodel is een handig hulpmiddel om de productiviteit te bereken. Indien de STI waarde namelijkbekend is kan gemakkelijk de productiviteit berekend worden, zie figuur 14.Figuur 17: Schematisch weergave <strong>van</strong> het verband tussen de spraakverstaanbaarheid index (STI), denagalmtijd (T) en de ratio tussen het te meten geluid en het achtergrondgeluid (L SN ). <strong>De</strong> aanname is gemaaktdat de nagalmtijd en de ratio onafhankelijk zijn <strong>van</strong> de geluidsfrequentie.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 35


Het grote voordeel <strong>van</strong> het concept <strong>van</strong> de kantoortuin is de bevordering <strong>van</strong> de communicatie ensamenwerking onderling. <strong>De</strong>ze interactieve taken zijn niet meegenomen in bovengenoemdeonderzoeken. <strong>De</strong> resultaten in de vorm <strong>van</strong> prestatieverbetering kunnen dus enkel toegeschrevenworden aan individueel werk.Figuur 18: Akoestische privacy gaat vaak gepaard met een verlaging <strong>van</strong> de communicatie (Voordt & Meel,2002)Binnenmilieu<strong>De</strong> relatie tussen het binnenmilieu en het welzijn <strong>van</strong> de gebruikers/bewoners is zeer complex.Klachten en gezondheidseffecten, gerelateerd aan het binnenmilieu, worden meestal nietveroorzaakt door een enkelvoudige parameter. Uit onderzoek werd geconcludeerd dat het ‘Sickbuilding syndroom’ (SBS) een <strong>van</strong> meerdere factoren afhankelijk oorzaak effectprobleem is, waar<strong>van</strong>de oorzaken slechts indicatoren <strong>van</strong> andere factoren kunnen zijn (Bluyssen, 2010). <strong>De</strong> onderliggendemechanismen worden niet volledig begrepen. Behalve de fysiologische factoren, zijn ook dezogeheten “zachte” factoren (leeftijd, geslacht, positie op het werk, sociale status etc.) betrokken. <strong>De</strong>basale meerwaarde wordt enkel berekend op basis <strong>van</strong> het binnenmilieu, veronderstellende dat defysiologische factoren en de psychologische factoren tijdens dit proces constant blijven. Inwerkelijkheid hebben deze factoren natuurlijk ook een invloed op de productiviteit.<strong>De</strong> productiviteit kan op verschillende manier gemeten worden, zowel objectief, subjectief of eencombinatie <strong>van</strong> beide. Ongeacht de meetmethode is het moeilijk om het effect te bepalen <strong>van</strong> eenbepaalde factor op de productiviteit in een gecontroleerde omgeving. Een <strong>van</strong> de redenen is in devorige alinea beschreven, namelijk dat er zoveel factoren invloed hebben op de productiviteit.Daarnaast zijn bij de meetmethoden kanttekeningen te plaatsen, waardoor de rele<strong>van</strong>tie <strong>van</strong> deresultaten <strong>van</strong> het onderzoek discutabel worden. Zo bestaan objectieve meetmethoden <strong>van</strong> deproductiviteit vaak uit monotone activiteiten die onderdeel zijn <strong>van</strong> dagelijkse bezigheden <strong>van</strong> eenwerknemer, zoals het typen <strong>van</strong> tekst. Alleen wanneer de geteste activiteit dominant is voor denormale bezigheden <strong>van</strong> de geteste persoon (wat betekent dat die persoon waarschijnlijk niet snellerleert typen tijdens de testperiode), is de test rele<strong>van</strong>t voor het meten <strong>van</strong> het resultaat <strong>van</strong> dieTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 36


kanalisatie is het transport <strong>van</strong> elektrische bedrading afgeschermd door behuizing. Voor een flexibelconcept bestaat de kanalisatie uit flexibele vloergoten. <strong>De</strong> meerinvestering <strong>van</strong> de kanalisatie wordttevens meegenomen in het model. <strong>De</strong> vier mogelijkheden waaruit gekozen kan worden metbijbehorende prijzen zijn (<strong>De</strong>erns, 2009):- Kabelgoot en wandgoot €10,- per m 2 bvo (bruto vloeroppervlakte)- Kabelgoot en opvoerzuilen €15,- per m 2 bvo (bruto vloeroppervlakte)- Kabelgoot en vloergoot €19,- per m 2 bvo (bruto vloeroppervlakte)- Flexibele vloergoot €25,- per m 2 bvo (bruto vloeroppervlakte)Ten slotte wordt de meerinvestering op bouwkundig gebied in de vorm <strong>van</strong> verplaatsbarebinnenwanden meegenomen. Dragende binnenwanden worden <strong>van</strong>zelfsprekend niet meegenomen,omdat deze tijdens een verbouwing blijven staan. <strong>De</strong> kosten <strong>van</strong> vaste binnenwanden inclusiefdeurunits en glaspanelen bedragen €64,39 per m 2 wand (bbn adviseurs, 2005). <strong>De</strong> kosten <strong>van</strong> deverplaatsbare binnenwanden zijn inclusief deurunits en glaspanelen €67.63 per m 2 wand. Voor beidetype materialen wordt uitgegaan <strong>van</strong> vergelijkbare materialen. <strong>De</strong> vaste binnenwand loopt door totaan de vaste bovenconstructie en de verplaatsbare binnenwand loopt door tot aan hetsysteemplafond. In de ruimte boven het systeemplafond wordt ter plaatse <strong>van</strong> de wanden eengeluidsbarrière aangebracht.<strong>De</strong> kosten bij een herindeling zullen hoger uitvallen bij de strategie waar geen rekening is gehoudenmet flexibiliteit. <strong>De</strong> parameters die de extra kosten veroorzaken en onderdeel uitmaken <strong>van</strong> hetmodel zijn het opnieuw indelen <strong>van</strong> de hoofdkanalen (lucht), de verbouwing <strong>van</strong> de kanalisatie enhet opnieuw plaatsen <strong>van</strong> de binnenwanden. Alleen de kosten <strong>van</strong> hoofdkanalen wordenmeegenomen, omdat de overige luchtkanalen ook bij de flexibele indeling ver<strong>van</strong>gen of opnieuwgeplaatst moeten worden. Met overige luchtkanalen worden de vertakkingen bedoeld die <strong>van</strong> dehoofdkanalen naar de ruimten leiden. <strong>De</strong> hoofdkanalen <strong>van</strong> het flexibele concept zijn net als deluchtbehandelingskast overgedimensioneerd en hoeven niet ver<strong>van</strong>gen of verplaatst te worden.Daarnaast zal door een nieuwe ruimtelijke indeling de kanalisatie opnieuw ingedeeld moetenworden. Het kantoor met het flexibele concept bespaart ook op dit gebied kosten, omdat de gootniet in de vloer is gestort. <strong>De</strong> aansluitpunten zijn namelijk geplaatst boven verlaagde plafonds, onderverhoogde vloeren of in zuilen die bereikbaar zijn door flexibele goten direct op de vloer. <strong>De</strong>verhoogde vloer bestaat uit metalen tegels die op kunststof voeten geplaatst worden of uitvloerbedekking die tevens in tegelvorm uitgevoerd wordt. Op deze manier zijn de kabels altijdbereikbaar. <strong>De</strong> aansluitpunten voor de werkplekken bevinden zich in vloerdozen of kolommen(Technisch Buro Teeuwen).Tijdens het opnieuw indelen <strong>van</strong> het kantoor worden de binnenwanden in een flexibele indelingverplaatst. Bij een niet flexibele indeling wordt een deel <strong>van</strong> de binnenwanden gesloopt en wordenvervolgens nieuwe wanden geplaatst. <strong>De</strong> kosten <strong>van</strong> het herindelen <strong>van</strong> verplaatsbare wandenbedraagt per m2 wand €127,89, uitgaande dat 2 personen (€35,- per uur) in 1 week (80 uur) 200 m 2systeemwand verplaatsen (bbn adviseurs, 2005). <strong>De</strong> kosten <strong>van</strong> het slopen en opnieuw plaatsen <strong>van</strong>een binnenwand bedraagt per m2 wand €193,51 (bbn adviseurs, 2005). Het percentage binnenwanddat gesloopt of herplaatst wordt tijdens de verbouwing is als extra parameter in het modelopgenomen.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 39


Om de investeringskosten te verrekenen met de verbouwingskosten in de toekomst is de nettocontante waarde methode gebruikt. <strong>De</strong>ze methode wordt uitvoerig beschreven en behandeld inhoofdstuk 4. <strong>De</strong> mogelijkheden <strong>van</strong> het integrale waardemodel worden inzichtelijk gemaakt door eenvoorbeeld te behandelen. <strong>De</strong> volgende gegevens zijn benodigd en ingevoerd:- Het bruto vloeroppervlak 10.818 m 2- <strong>De</strong> totale oppervlakte binnenwand 8.000 m 2- <strong>De</strong> totale luchthoeveelheid 48.000 m 3 /h- Het percentage overdimensionering luchtbehandeling 20%- Het type kanalisatie kabelgoot en opvoerzuilen- Discontovoet 7%- Percentage binnenwand dat tijdens een herindelinggesloopt/verplaatst wordt 75%Indien bovenstaande gegevens ingevoerd zijn wordt onderstaande tabel verkregen.Tabel 7: <strong>De</strong> besparing <strong>van</strong> een flexibele indeling indien een verbouwing plaats vindt na een bepaalde periodeperiode datverbouwingplaatsvindtscenariomeerinvestering[€]extraverbouwingskosten[€]besparing flexibeltov niet flexibel0 herindeling 193.138,00 - -5 herindeling - 448.482,15 255.344,1510 herindeling - 351.397,50 158.259,5015 herindeling - 275.329,14 82.191,1420 herindeling - 215.727,58 22.589,5825 herindeling - 169.028,21 -24.109,7930 herindeling - 132.438,02 -60.699,98Gezien de tabel is de meerinvestering in flexibiliteit voor dit kantoor €193.138,-. Indien uitgegaanwordt <strong>van</strong> 100% zekerheid op een herindeling binnen een periode <strong>van</strong> 20 jaar is het flexibele conceptde beste keus. <strong>De</strong> besparing <strong>van</strong> het flexibele concept ten opzichten <strong>van</strong> het niet flexibele concept isin dit geval €22.589,58. <strong>De</strong>s te later het kantoor opnieuw ingedeeld wordt des te lager debesparingen <strong>van</strong> het flexibele concept. Bovenstaande grafiek houdt echter geen rekening met deprognose <strong>van</strong> een herindeling. <strong>De</strong> kans op een nieuwe indeling wordt als extra variabele aan hetmodel toegevoegd. Het integrale waardemodel houdt rekening met vijf verschillende prognoses,namelijk 0, 25, 50, 75 en 100% kans op een herindeling. <strong>De</strong>ze variabele is meegenomen in deresultaten weergegeven in onderstaande grafiek.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 40


€300.000,00200.000,00100.000,000,00-100.000,005 10 15 20 25 300%25%50%75%100%-200.000,00-300.000,00periode (aantal jaar)Figuur 19: Voorbeeld <strong>van</strong> de besparing <strong>van</strong> een flexibele indeling ten opzichte <strong>van</strong> een niet flexibele indelingIn dit voorbeeld is af te leiden dat bij een kans <strong>van</strong> 75% op een herindeling de verbouwing alleeneconomisch positief uitpakt als de herindeling plaats vindt binnen 17 jaar. <strong>De</strong> exacte waarde <strong>van</strong> deeventuele besparing <strong>van</strong> een flexibele indeling tov een niet flexibele indeling wordt berekend indienin het model de periode en de kans op een herindeling ingevoerd worden.3.2.2. Test case<strong>De</strong> gegevens <strong>van</strong> de drie duurzame concepten die nodig zijn voor de invoer <strong>van</strong> de moduleflexibiliteit in het model zijn in onderstaande tabel weergegeven. Het merendeel <strong>van</strong> deinvoergegevens komen overeen aangezien de concepten enkel verschillen op installatietechnischgebied. <strong>De</strong> variërende parameters zijn de totale luchthoeveelheid en het type kanalisatie. Bij hetontwerp <strong>van</strong> het concept luxe is uitgegaan <strong>van</strong> een flexibele indeling. <strong>De</strong> vloergoot is flexibeluitgevoerd en er is rekening gehouden met 10% overdimensionering <strong>van</strong> de luchtbehandeling. <strong>De</strong>zeflexibele maatregelen zijn niet meegenomen voor de invoer <strong>van</strong> het model, zodat de eventuelemeerwaarde <strong>van</strong> deze flexibele maatregelen ten opzichte <strong>van</strong> een niet flexibele indeling bepaald kanworden. Zonder deze flexibele maatregelen komen de invoergegevens <strong>van</strong> het concept luxe overeenmet de invoergegevens <strong>van</strong> het concept modaal. Kortom het daadwerkelijke ontwerp <strong>van</strong> hetconcept minimaal en modaal is niet flexibel uitgevoerd en het concept luxe heeft wel een flexibeleindeling.Tabel 8: invoergegevens <strong>van</strong> de concepten ten behoeve <strong>van</strong> de flexibiliteitInvoergegevens Concept minimaal Concept modaal Concept luxeBruto vloeroppervlak 10.818 m 2 10.818 m 2 10.818 m 2Totale oppervlaktebinnenwand8.000 m 2 8.000 m 2 8.000 m 2Totale luchthoeveelheid 82.700 m 3 /h 48.000 m 3 /h 48.000 m 3 /hOverdimensioneringluchtbehandeling10% 10% 10%Type kanalisatieKabelgoot enKabelgoot en Kabelgoot enwandgootvloergootvloergootDiscontovoet 7% 7% 7%Percentage binnenwandengesloopt/verplaatst75% 75% 75%TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 41


Indien uitgegaan wordt <strong>van</strong> 100% zekerheid op een herindeling binnen een periode <strong>van</strong> 15 jaar is deinvestering in flexibiliteit winstgevend voor het concept minimaal, zie figuur 19. <strong>De</strong> investering inflexibiliteit verdient zich niet meer terug als de kans op een herindeling 50% of lager is en deherindeling plaats vindt na een periode <strong>van</strong> minimaal 5 jaar.Besparing <strong>van</strong> een flexibele indelingtov een niet flexibele indeling300.000,00€200.000,00100.000,000,00-100.000,005 10 15 20 25 30Kans opherindeling0%25%50%75%-200.000,00100%-300.000,00periode (aantal jaar)Figuur 20: <strong>De</strong> eventuele besparing indien het concept minimaal flexibel wordt uitgevoerd<strong>De</strong> kans op een besparing <strong>van</strong> een flexibele indeling ten opzichten <strong>van</strong> een niet flexibele indelingvoor de concepten modaal en luxe is groter in vergelijking met het concept minimaal. Indien er zekereen herindeling plaats vindt binnen 22 jaar is een flexibele indeling op termijn winstgevender.Besparing <strong>van</strong> een flexibele indelingtov een niet flexibele indeling€400.000,00300.000,00200.000,00100.000,000,00-100.000,005 10 15 20 25 30Kans opherindeling0%25%50%75%100%-200.000,00periode (aantal jaar)Figuur 21: <strong>De</strong> eventuele besparing indien het concept modaal flexibel wordt uitgevoerdTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 42


3.3. <strong>De</strong> ecologische waarde<strong>De</strong> ecologische waarde <strong>van</strong> het gebouw is de invloed <strong>van</strong> het kantoor op het milieu tijdens de gehelelevenscyclus. <strong>De</strong> ecologische waarde <strong>van</strong> het kantoor wordt bepaald door het toepassen <strong>van</strong> eenbeoordelingsmethode. In Nederland zijn diverse meetmethoden beschikbaar voor de beoordeling<strong>van</strong> een gebouw met betrekking tot de ontwikkeling en het beheer <strong>van</strong> duurzaam vastgoed.Voorbeelden zijn GreenCalc + , Groenverklaring, EPC, GPR Gebouw en Triodos Toets voor duurzaamvastgoed. In Europa, als ook mondiaal, worden daarnaast ook diverse beoordelingsmethodesgebruikt. Een aantal hier<strong>van</strong> is zeer succesvol, zoals de methoden LEED en BREEAM, maar ook GreenGlobes voor bestaande utiliteitsgebouwen in Canada, CASBEE in Japan en de Europeseimplementatie <strong>van</strong> de energiecertificaten (EPBD).Een aantal criteria zijn opgesteld waaraan de beoordelingsmethode moet voldoen. Zo moet demethode geschikt zijn voor bestaande bouw, veel programma’s bestaan uit twee delen, één voorbestaande bouw en één voor nieuwbouw. Ten tweede moeten de resultaten kwantitatief zijn,bijvoorbeeld in kWh of MJ. Anders is het onmogelijk om het energiegebruik uit te drukken in kosten.Immers elk waardekader wordt vertaald naar eenzelfde munteenheid, de euro. Daarnaast moet hetprogramma bekend en betrouwbaar zijn en geschikt voor utiliteitsgebouwen. Een aantal succesvolleprogramma’s, zoals LEED en BREEAM, vallen af omdat deze methoden het resultaat uitdrukken in devorm <strong>van</strong> punten of categorieën, waardoor de energiekosten niet te berekenen zijn. <strong>De</strong> programma’sdie overblijven en een grote bekendheid dragen in Nederland, dus ook een groter draagvlak in hetbedrijfsleven, zijn EPC en GreenCalc + . <strong>De</strong> concepten worden eerst in de EPC methodiek ingevuld omvervolgens ingelezen te worden in GreenCalc + . In GreenCalc + worden de verschillende concepten metelkaar vergeleken.GreenCalc + is een instrument waarmee de duurzaamheid <strong>van</strong> een gebouw in kaart wordt gebracht.<strong>De</strong> beoordeling <strong>van</strong> de duurzaamheid geschiedt op basis <strong>van</strong> drie thema’s: materiaalgebruik,watergebruik en energiegebruik. Indien verschillende gebouwvarianten doorberekend worden is eenobjectieve vergelijking mogelijk tussen duurzame en niet-duurzame oplossingen. Het programma isdoor Stichting Sureac en DGMR raadgevend ingenieurs ontwikkeld voor de Rijksgebouwendienst. <strong>De</strong>mate <strong>van</strong> duurzaam bouwen wordt gemeten door het bepalen <strong>van</strong> de belasting die het gebouwgedurende zijn bestaansperiode heeft op het milieu. <strong>De</strong>ze belasting wordt uitgedrukt in geld, demilieukosten. Anders gezegd: ‘milieukosten zijn de kosten die gemaakt zouden moeten worden omde milieuschade die door een materiaalkeuze of oplossing worden veroorzaakt, te kunnen herstellen’(Duifhuizen, <strong>van</strong> Hooren, <strong>van</strong> Bergen, & Ubbels, 2000). <strong>De</strong> milieukosten <strong>van</strong> een bestaand gebouwkan zodoende afgewogen worden tegen renovatie alternatieven. Hierdoor is het mogelijk ombouwkundige en installatietechnische maatregelen te vergelijken en tegen elkaar af te wegen. Opbasis <strong>van</strong> deze vergelijking kan een pakket maatregelen beoordeeld worden.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 43


3.3.1. Het integrale waardemodelHet jaarlijks energiegebruik dat uit de GreenCalc + berekening volgt wordt in het integralewaardemodel ingevoerd. <strong>De</strong> mogelijkheden <strong>van</strong> het model worden inzichtelijk gemaakt door eenvoorbeeld te behandelen. <strong>De</strong> volgende gegevens zijn benodigd en ingevoerd:- Het bruto vloeroppervlak 10.818 m 2- Gasgebruik per jaar 68.100 m 3 per jaar- Elektriciteitsgebruik per jaar 24,3 kWh per jaar per m 2 bvo- Discontovoet 7%- Exploitatieperiode 25 jaar- Huidig gastarief €0,40 per m 3 gas- Huidig elektriciteitstarief €0,15 per kWh- Jaarlijkse stijging gasprijs 7%- Jaarlijkse stijging elektriciteitsprijs 5%<strong>De</strong> discontovoet en exploitatieperiode zijn benodigd om de netto contante waarde <strong>van</strong> hetenergiegebruik over de desbetreffende periode te berekenen. <strong>De</strong> netto contante waarde methodeneemt de netto contante waarde <strong>van</strong> investeringen als maatstaf voor het vergelijken <strong>van</strong> voordelen.Alle kasstromen die samenhangen met een investeringsproject worden terug gedisconteerd naar hetbegin <strong>van</strong> de gebruiksperiode. <strong>De</strong>ze methode wordt uitvoerig beschreven en behandeld in hoofdstuk4. Het resultaat <strong>van</strong> de energiemodule zijn onder andere een overzicht <strong>van</strong> de jaarlijkseenergiekosten, zie figuur 21.€300.000,00250.000,00200.000,00150.000,00100.000,0050.000,000,000 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24EgasFiguur 22: overzicht <strong>van</strong> de jaarlijkse energiekosten <strong>van</strong> een voorbeeldproject<strong>De</strong> jaarlijkse prijsstijging <strong>van</strong> de gasprijs en elektriciteitsprijs zijn als variabelen toegevoegd aan hetintegrale waardemodel, zodat een gevoeligheidsanalyse <strong>van</strong> de energietarieven uitgevoerd kanworden. Gezien de ontwikkelingen op de energiemarkt zijn variërende energieprijzen een niet meeruit te bannen fenomeen: variaties kunnen ontstaan door mondiale ontwikkelingen die de olieprijsbeïnvloeden of door individuele onderhandelingen met leverende partijen (Raadgevend TechniesBuro Van Heugten bv, 2004). Variërende energieprijzen beïnvloeden de berekeningsresultaten. Het isniet zeker hoe de energietarieven zich in de toekomst gaan ontwikkelen. Onvoorspelbare ensamenlopende factoren als technische en politieke ontwikkelingen maken het opstellen <strong>van</strong> eenbetrouwbare voorspelling nagenoeg onmogelijk. Ter indicatie sinds 1972 tot 2002 bedraagt deTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 44


stijging <strong>van</strong> de energieprijs 7% voor aardgas en 4% voor elektriciteit (Raadgevend Technies Buro VanHeugten bv, 2004). Vanwege de onzekerheid <strong>van</strong> de energietarieven in de toekomst is er eengevoeligheidsanalyse <strong>van</strong> de energietarieven uitgevoerd. <strong>De</strong>ze analyse is beschreven in hoofdstuk 4.3.3.2. Test caseHet energiegebruik <strong>van</strong> de concepten is berekend met GreenCalc + en vervolgens ingevoerd in hetintegrale waardemodel. Naast het energiegebruik zijn de volgende gegevens ingevoerd:- Het bruto vloeroppervlak 10.818 m 2- Discontovoet 7%- Exploitatieperiode 25 jaar- Huidig gastarief €0,40 per m 3 gas- Huidig elektriciteitstarief €0,15 per kWh- Jaarlijkse stijging gasprijs 8%- Jaarlijkse stijging elektriciteitsprijs 4%- Gasgebruik per jaaro Concept minimaal 69.650 m 3 per jaaro Concept modaal 92.350 m 3 per jaaro Concept luxe 0 m 3 per jaar- Elektriciteitsgebruik per jaaro Concept minimaal 65,5 kWh per jaar per m 2 bvoo Concept modaal 61,1 kWh per jaar per m 2 bvoo Concept luxe 70,8 kWh per jaar per m 2 bvo<strong>De</strong> jaarlijkse energiekosten stijgen per jaar ten gevolge va de stijging <strong>van</strong> de energietarieven.Vanwege de uitputting <strong>van</strong> de fossiele energiebronnen zal naar alle waarschijnlijkheid de gasprijsprocentueel harder stijgen dan de elektriciteitsprijs. <strong>De</strong> prognose <strong>van</strong> de jaarlijkse energiekostenvoor het concept minimaal zijn weergegeven in onderstaande figuur. <strong>De</strong> verwarming <strong>van</strong> het kantoorgebeurt op basis <strong>van</strong> het verbranden <strong>van</strong> gas. Het elektriciteitsgebruik wordt veroorzaakt door onderandere de ventilatie, de koeling en de verlichting.€500.000,00400.000,00300.000,00200.000,00100.000,000,00Jaarlijkse energiekosten0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24EgasFiguur 23: jaarlijkse energiekosten concept miniaal, het gasgebruik is 69.650 m 3 per jaar en hetelektriciteitsgebruik is 65,5 kWh per jaar per m 2 bvo.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 45


Het concept modaal gebruikt meer gas voor verwarming en meer elektriciteit voor koeling dan hetconcept minimaal. Het elektriciteitsgebruik ten gevolge <strong>van</strong> de ventilatie is lager bij het conceptmodaal.€600.000,00500.000,00400.000,00300.000,00200.000,00100.000,000,00Jaarlijkse energiekosten0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24EgasFiguur 24: jaarlijkse energiekosten concept modaal, het gasgebruik is 92.350 m 3 per jaar en hetelektriciteitsgebruik is 61,1 kWh per jaar per m 2 bvo.Het concept luxe heeft geen gasaansluiting. Het totale energiegebruik is geheel gebaseerd opelektriciteit.€350.000,00300.000,00250.000,00200.000,00150.000,00100.000,0050.000,000,00Jaarlijkse energiekosten0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24EgasFiguur 25: jaarlijkse energiekosten concept luxe, het elektriciteitsgebruik is 70,8 kWh per jaar per m 2 bvoTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 46


3.4. <strong>De</strong> gebruikswaardeHet gebruik <strong>van</strong> het gebouw behelst de relatie tussen het gebouw en de daarin gehuisvesteonderneming. Het gaat er in dit waardekader om hoe de activiteiten die in het kantoorgebouwplaatsvinden worden ondersteund. <strong>De</strong> onderliggende eisen <strong>van</strong> de gebruikswaarde zijn:productieondersteuning, beheerbaarheid, betrouwbaarheid en locatie (Rutten, 2005). <strong>De</strong>productieondersteuning en de beheerbaarheid worden in dit onderzoek behandeld. <strong>De</strong> factorbetrouwbaarheid is te verdelen in constructieve integriteit en betrouwbaarheid <strong>van</strong> de installaties.Aangenomen wordt dat de constructieve integriteit, of het gebouw <strong>van</strong>uit constructief oogpuntstevig genoeg is, in orde is. Dit aspect wordt berekend door de constructeur. Het andere aspect, debetrouwbaarheid <strong>van</strong> de installaties, is belangrijk om kostbare bedrijfsonderbrekingen enopstartprocedures te voorkomen. Vanwege de tijdsduur en om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het onderzoek is de downtime <strong>van</strong> de installaties niet meegenomen in het model <strong>van</strong> dit onderzoek. <strong>De</strong> aanname wordtdaarom gemaakt dat door een goed ontwerp <strong>van</strong> de concepten en regelmatig onderhoud er geenkostbare bedrijfsonderbrekingen en bijbehorende opstartprocedures plaatsvinden. Naast debetrouwbaarheid wordt ook de locatie <strong>van</strong> het kantoorgebouw niet verder onderzocht. Het gaat indit onderzoek om de duurzame aanpassing <strong>van</strong> het gebouw, daarom zal de waarde gecreëerd doorde locatie niet veranderen aangezien de locatie ongewijzigd blijft.3.4.1. ProductieondersteuningIndien de kosten <strong>van</strong> een werknemer geanalyseerd worden blijkt dat per vierkante meterkantoorgebouw de salariscomponent verreweg de grootste en belangrijkste is (REHVA, 2006). Het isdaarom <strong>van</strong> belang dat het gebouw en de gebouwgebonden installaties dusdanige ondersteuning endiensten levert dat de totale kosten geminimaliseerd worden. Werknemers zullen productiever zijnindien een gezond en behaaglijk binnenmilieu heerst, zoals besproken in het basale waardekader.Naast de fysiologische aspecten <strong>van</strong> het binnenmilieu spelen ook psychologische aspecten een rol,zoals individuele regelbaarheid. Een groot gedeelte <strong>van</strong> de <strong>kantoorgebouwen</strong> worden gekenmerktdoor een binnenmilieu waarin een mens geen zeggenschap heeft over de instelling <strong>van</strong> een aantalbinnenklimaatvariabelen, zoals de temperatuur en luchtsnelheid (Rutten, 2005). <strong>De</strong> werknemer is indit geval overgeleverd aan een binnenmilieu dat geregeld wordt door een technisch complexsysteem. Uit onderzoek is gebleken dat een minimum <strong>van</strong> vijf procent <strong>van</strong> een aantal mensen in eenbepaald uniform binnenklimaat zich onbehaaglijk voelt en daarom ontevreden is (Rutten, 2005).<strong>De</strong>ze onderzoeken tonen tevens aan dat de gevoeligheid <strong>van</strong> de behaaglijksheids gewaarwordingvoor variaties in bijvoorbeeld kleding en activiteitsniveau aanzienlijk is. Indien werknemersontevreden zijn zullen ze minder productief zijn. Een oplossing is het dusdanig ontwerpen <strong>van</strong> deinstallaties dat het binnenmilieu geregeld kan worden door de individuele werknemer. Per individuregelen is moeilijk realiseerbaar, maar per 2 à 4 personen is mogelijk.Uit onderzoek blijkt dat gebruikers het appreciëren als gebouwen responderen op hun acties(Bordass, Leaman, & Ruyssevelt, 1999). Aspecten als te openen ramen, de reactie snelheid <strong>van</strong> deinstallaties en individuele regelbaarheid zijn daarom belangrijk voor de gebouwgebruikers. Indiengebouwgebruikers zich prettiger voelen zullen ze ook productiever zijn. <strong>De</strong>ze aspecten die deproductiviteit <strong>van</strong> de werknemers ondersteunen zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Te weinigliteratuur is beschikbaar om indicatieve getallen <strong>van</strong> een verandering in productiviteit te bepalen.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 47


<strong>De</strong> ruimtelijke indeling is tevens een aspect dat invloed heeft op de productiviteit. Naar allewaarschijnlijkheid is de productiviteit hoger in kleine en meer geïntegreerde werkgroepen (Bordass &Leaman, Probe 15: Productivity - the killer variables, 1998). Er is te weinig onderzoek gedaan omdeze veronderstelling te onderbouwen. Gezien communicatie tussen werknemers bevorderend isvoor de productiviteit zijn werkgroepen gewenst. <strong>De</strong> grens <strong>van</strong> goed geïntegreerde werkgroepen iscrirca 4 a 5 personen (Bordass & Leaman, Probe 15: Productivity - the killer variables, 1998). Indiende werkgroepen groter worden kunnen de risico’s <strong>van</strong> een lagere productiviteit proportioneeltoenemen met de grootte <strong>van</strong> de groep.3.4.2. beheerbaarheidIndien het ontwerp <strong>van</strong> een kantoorgebouw het beheer doelmatiger maakt neemt degebruikswaarde toe. <strong>De</strong> beheerbaarheid bestaat uit werkzaamheden als schoonmaken, onderhouden regelen en besturen <strong>van</strong> informatiesystemen. Het doel <strong>van</strong> onderhoud is de instandhouding <strong>van</strong>de functie <strong>van</strong> het gebouw. Belangrijk daarbij is om de conditie <strong>van</strong> het gebouw te bewaken enachterstallig onderhoud te voorkomen door tijdig preventief technisch onderhoud uit te voeren.Om de onderhoudskosten <strong>van</strong> de concepten <strong>van</strong> de test case te berekenen wordt gebruik gemaakt<strong>van</strong> de Life Cycle Costs (LCC) applicatie <strong>van</strong> <strong>De</strong>erns raadgevende ingenieurs bv. In deze methodiekworden de onderhoudskosten <strong>van</strong> een klimaatconcept berekend gedurende de levenscyclus <strong>van</strong> eengebouw op basis <strong>van</strong> de netto contante waarde. <strong>De</strong> totale onderhoudskosten zijn onderverdeeld inver<strong>van</strong>gend, correctief en preventief onderhoud. Hieronder zijn per concept de onderhoudskostenweergegeven over een exploitatieperiode <strong>van</strong> 25 jaar.Figuur 26: totale onderhoudskosten <strong>van</strong> het concept minimaal over een exploitatieperiode <strong>van</strong> 25 jaar(<strong>De</strong>erns)Figuur 27: totale onderhoudskosten <strong>van</strong> het concept modaal over een exploitatieperiode <strong>van</strong> 25 jaar(<strong>De</strong>erns)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 48


Het onderhoud neemt toe naarmate het budget per concept toeneemt. Het onderhoud <strong>van</strong> eeninductie unit is namelijk een stuk duurder dan het onderhoud <strong>van</strong> een radiator. Het kosten <strong>van</strong>onderhoud zijn het hoogst voor het concept luxe. Dat komt met name door het ver<strong>van</strong>gendeonderhoud. Vaak is er een positief verband tussen de hoogte <strong>van</strong> de investering en de hoogte <strong>van</strong>het ver<strong>van</strong>gende onderhoud.Figuur 28: totale onderhoudskosten <strong>van</strong> het concept luxe over een exploitatieperiode <strong>van</strong> 25 jaar (<strong>De</strong>erns)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 49


4. <strong>De</strong> totale waarde (Economische waarde)<strong>De</strong> concepten worden geanalyseerd door het vergelijken <strong>van</strong> de investering met de kosten enopbrengsten tijdens de exploitatiefase. Een concept wordt vergeleken met een alternatief concept.Het verschil in kasstromen tussen de concepten wordt met behulp <strong>van</strong> de netto contante waardemethode terug verdisconteerd naar het begin <strong>van</strong> de gebruiksperiode, zodat het vergeleken kanworden met de meerinvestering.<strong>De</strong> investeringskosten worden in een aparte module ingevoerd in het integrale waardemodel,hierover meer in paragraaf 4.1. <strong>De</strong> investering is onderdeel <strong>van</strong> de economische waarde <strong>van</strong> hetkantoor. <strong>De</strong> overige waardekaders hebben invloed op de exploitatie, zowel op de omzet als op dekosten. <strong>De</strong> brutowinst <strong>van</strong> een onderneming bestaat uit de omzet minus de kosten. <strong>De</strong> omzet wordtbepaald door de productie en door de verkoopprijzen. Een goed binnenmilieu, dus een hogerearbeidsproductiviteit, zorgt voor een hogere productie en dus meer winst (basale waarde). <strong>De</strong>karakteristieke jaarlijkse kosten <strong>van</strong> een kantoorgebouw, de exploitatiekosten, zijn afhankelijk <strong>van</strong>factoren als het bouwjaar, de grootte, de kwaliteit en de locatie <strong>van</strong> het gebouw. Tot deexploitatiekosten behoren onder andere de energiekosten (ecologische waarde), onderhoudskosten(gebruikswaarde), kosten ten gevolge <strong>van</strong> een herindeling (strategische waarde) en vaste kosten,zoals de huur en de verzekeringen (economische waarde). <strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> de duurzame maatregelenop de exploitatie fase wordt verder toegelicht in paragraaf 4.2. Samenvattend zijn de factoren diemeegenomen zijn in het integrale waardemodel in onderstaand schema weergegeven.Achtereenvolgens zullen per paragraaf de investering, exploitatie en netto contante waardebehandeld worden en toegelicht worden door de test case door te rekenen.InvesteringEconomische waardekader- InvesteringDuurzame conceptMaatregel 1Maatregel ...Mogelijke <strong>waardecreatie</strong>+OmzetBasale waarde: productiviteitExploitatie- Bruto winst(jaarlijks)-KostenStrategische waarde: flexibiliteitGebruikswaarde: onderhoudEcologische waarde: energiegebruikFiguur 29: Overzicht <strong>van</strong> de factoren die meegenomen zijn in het integrale waardemodelTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 50


4.1. InvesteringenEen investering betreft in dit onderzoek een uitgave ofwel een kapitaalsinjectie ten behoeve <strong>van</strong> eendoel dat op lange termijn wordt behaald. Door de gedane investeringen ontstaan vaste activa diemeerjarig worden gebruikt. Door en gedurende het gebruik daalt de waarde <strong>van</strong> de activa, watfinancieel zijn vertaling vindt in afschrijvingen. <strong>De</strong> afschrijvingen vormen samen met de rentelasten,de kapitaallasten <strong>van</strong> de investeringen (Drechtsteden, 2008).<strong>De</strong> afschrijvingstermijn is afgestemd op de toekomstige gebruiksduur ofwel de levensduur. <strong>De</strong>levensduur <strong>van</strong> vaste activa wordt bepaald door technische slijtage en economische veroudering.Tussen deze twee soorten levensduur zit verschil, te weten (Gemeente Drechterland, 2006):- <strong>De</strong> technische levensduur; de periode waarin het technisch mogelijk is het actief tegebruiken- <strong>De</strong> economische levensduur; de periode waarin het actief naar schatting ook economischkan worden gebruikt, dat wil zeggen dat het afgestane nut opweegt tegen de kosten.In principe is de gebruiksduur de technische levensduur <strong>van</strong> het bedrijfsmiddel, dus de periodetotdat het helemaal versleten is. Indien de technische levensduur langer is dan de economischelevensduur wordt als gebruiksduur de economische levensduur aangehouden. Bijvoorbeeld deeconomische levensduur <strong>van</strong> een machine is de periode waarin de machine nog een economischewaarde heeft voor het bedrijf. <strong>De</strong> machine wordt ver<strong>van</strong>gen zodra de aanschaf <strong>van</strong> een nieuwemachine economisch waardevoller is dan het behoud <strong>van</strong> de huidige machine. <strong>De</strong> machine kanechter nog steeds gebruikt worden. <strong>De</strong> periode totdat de machine geheel versleten is wordt detechnische levensduur genoemd.Er zijn verschillende methoden om op basis <strong>van</strong> de afschrijvingsduur te komen tot de afschrijving perperiode waaraan de lasten worden toegerekend. <strong>De</strong>ze methoden zijn (Gemeente Drechterland,2006):- Afschrijving op basis <strong>van</strong> een vast bedrag per periode (lineair)- Progressief afschrijven per periode (annuïtair)- <strong>De</strong>gressief afschrijven per periode (percentage <strong>van</strong> de boekwaarde)- Variabele afschrijving per periode (afhankelijk <strong>van</strong> gebruik)Van deze methoden worden de lineaire en annuïtaire methode het meest toegepast. Bij een lineaireafschrijving laten de jaarlijkse kapitaallasten <strong>van</strong> de investering een dalend verloop zien. <strong>De</strong>afschrijvingslasten worden evenredig verspreid over de gebruiksperiode. Aangezien de rente wordtberekend over de actuele boekwaarde, daalt het totaal <strong>van</strong> de afschrijvings- en rentelasten in deloop <strong>van</strong> de gebruiksperiode. Bij de annuïtaire methode zijn de jaarlijkse som <strong>van</strong> afschrijving entoegerekende rente gedurende de gebruiksduur elk jaar gelijk. Aangezien de rente wordt berekendover de actuele boekwaarde nemen de rentekosten per jaar af en nemen de afschrijvingskosten perjaar toe.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 51


4.1.1. Het integrale waardemodelIn het integrale waardemodel moeten de investeringskosten ingevoerd worden. <strong>De</strong>ze kunnenbijvoorbeeld bestaan uit bouwkundige, elektrotechnische en werktuigbouwkundige investeringen.Het is tevens mogelijk andere investeringskosten mee te nemen, bijvoorbeeld de advieskosten. Aande hand <strong>van</strong> de keuze tussen de lineaire en annuïtaire methode wordt een overzicht gegenereerd<strong>van</strong> de jaarlijkse kapitaallasten <strong>van</strong> de investering. In figuur 29 is een voorbeeld gegeven waarbijbeide methoden te zien zijn.80Lasten706050403020100lineair bouwkundiglineair E+Wannuitair bouwkundigannuitair E+W1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25JaarFiguur 30: Voorbeeld <strong>van</strong> de jaarlijkse kapitaallasten <strong>van</strong> een investering voor zowel de lineaire alsannuïtaire methodeIn het voorbeeld is de technische levensduur <strong>van</strong> de installaties 15 jaar. <strong>De</strong> afschrijvingstermijn <strong>van</strong>de installaties is daarom afgestemd op een periode <strong>van</strong> 15 jaar. <strong>De</strong> technische levensduur <strong>van</strong> debouwkundige investering is 30 jaar. Aangezien de economische levensduur 25 jaar is wordt voor deafschrijvingstermijn een periode <strong>van</strong> 25 jaar aangehouden.4.1.2. Test caseOm de hoogte <strong>van</strong> de investeringskosten <strong>van</strong> de gebouwgebonden installaties <strong>van</strong> de concepten teberekenen wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> de Life Cycle Costs (LCC) applicatie <strong>van</strong> <strong>De</strong>erns raadgevendeingenieurs bv. <strong>De</strong> uitkomst <strong>van</strong> het LCC-model gezien de investering is opgesplitst in de investering inde werktuigbouwkundige installaties en de investering in elektrotechnische installaties. Eenuitgebreid overzicht <strong>van</strong> de investering is weergegeven in bijlage 5. <strong>De</strong>ze twee getallen moeteningevoerd worden in het integrale waardemodel. Het model genereert vervolgens de afschrijving perperiode volgens één <strong>van</strong> de twee meest toegepaste methoden, de lineaire en annuïtaire methode.Voor alle drie de concepten zijn beiden methoden weergegeven in onderstaande figuren.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 52


Lasten€60504030201001 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25Jaarlineair bouwkundiglineair E+Wannuitair bouwkundigannuitair E+WFiguur 31: Afschrijving <strong>van</strong> de jaarlijkse kapitaallasten per m 2 <strong>van</strong> de investering <strong>van</strong> het concept minimaal,de werktuigbouwkundige investeringskosten bedragen €224,-/m 2 (bvo) en de elektrotechnischeinvesteringskosten bedragen €140,-/m 2 (bvo)Lasten€807060504030201001 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25Jaarlineair bouwkundiglineair E+Wannuitair bouwkundigannuitair E+WFiguur 32: Afschrijving <strong>van</strong> de jaarlijkse kapitaallasten per m 2 <strong>van</strong> de investering <strong>van</strong> het concept modaal, dewerktuigbouwkundige investeringskosten bedragen €264,-/m 2 (bvo) en de elektrotechnischeinvesteringskosten bedragen €261,-/m 2 (bvo)Lasten€120100806040200lineair bouwkundiglineair E+Wannuitair bouwkundigannuitair E+W1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25JaarFiguur 33: Afschrijving <strong>van</strong> de jaarlijkse kapitaallasten per m 2 <strong>van</strong> de investering <strong>van</strong> het concept luxe, dewerktuigbouwkundige investeringskosten bedragen €313,-/m 2 (bvo) en de elektrotechnischeinvesteringskosten bedragen €386,-/m 2 (bvo)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 53


In het vervolg <strong>van</strong> het hoofdstuk wordt enkel de meerinvestering <strong>van</strong> de concepten meegenomen.Voor de analyse <strong>van</strong> de concepten zijn de jaarlijkse investeringskosten in verhouding tot hetbasisalternatief <strong>van</strong> belang. Het basisalternatief <strong>van</strong> de test case is het concept minimaal. <strong>De</strong>investering <strong>van</strong> de concepten modaal en maximaal worden vergeleken met de investering <strong>van</strong> hetconcept minimaal. <strong>De</strong> bouwkundige aanpassing is voor ieder concept hetzelfde waardoor er geenmeerinvestering ontstaat op dit gebied.4.2. Exploitatie<strong>De</strong> variabelen die een rol spelen tijdens de exploitatiefase en zijn meegenomen in het onderzoek zijnde productiviteit <strong>van</strong> de werknemers, het energiegebruik <strong>van</strong> het gebouw, het onderhoud <strong>van</strong> deinstallaties en de flexibiliteit <strong>van</strong> het gebouw met betrekking tot herindelingen. <strong>De</strong> productiviteit <strong>van</strong>de werknemers is de enige variabele die invloed heeft op de omzet <strong>van</strong> het gehuisveste bedrijf. <strong>De</strong>overige variabelen behoren tot de jaarlijkse kosten <strong>van</strong> het gebouw.Een goed binnenmilieu, dus een hogere arbeidsproductiviteit,is sterk afhankelijk <strong>van</strong> het typeinstallatie. <strong>De</strong> prestatie <strong>van</strong> de installatie gaat vaak gepaard met hogere investerings- enbeheerkosten. Een beter binnenmilieu zorgt voor toename in productiviteit <strong>van</strong> de werknemers. <strong>De</strong>kostenpost <strong>van</strong> bijna iedere onderneming bestaat grotendeels uit arbeidskosten. Een kleineverhoging <strong>van</strong> de arbeidsproductiviteit kan daardoor een grote besparing opleveren voor deonderneming. <strong>De</strong> grootte <strong>van</strong> de meerwaarde op het gebied <strong>van</strong> het binnenklimaat die ontstaat doorhet investeren in betere klimaatinstallaties hangt <strong>van</strong> verschillende factoren af. <strong>De</strong>ze factoren zijn:- <strong>De</strong> werkwaarde <strong>van</strong> de werknemer- Het vloeroppervlak per werknemer- <strong>De</strong> discontovoet- <strong>De</strong> levensduur <strong>van</strong> de investering- <strong>De</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> de werknemer- <strong>De</strong> verandering <strong>van</strong> de productiviteit<strong>De</strong> hoogte <strong>van</strong> de energiekosten zijn gebaseerd op het energiegebruik, de energieprijs en de stijging<strong>van</strong> de energietarieven. <strong>De</strong> hoogte <strong>van</strong> de onderhoudskosten is afhankelijk <strong>van</strong> het type installatie.<strong>De</strong> verhouding <strong>van</strong> de exploitatie variabelen ten opzichte <strong>van</strong> elkaar wordt inzichtelijk gemaakt doorhet behandelen <strong>van</strong> de test case. <strong>De</strong> variabele flexibiliteit is niet opgenomen in het totaal overzicht.<strong>De</strong> besparing <strong>van</strong> een flexibele indeling ten opzichte <strong>van</strong> een niet flexibele indeling wordt perconcept berekend en niet ten opzichte <strong>van</strong> elkaar. <strong>De</strong> totale luchthoeveelheid en kanalisatie isverschillend per concept, waardoor ook de verbouwingskosten en de meerinvestering <strong>van</strong> deoverdimensionering en kanalisatie verschillen. <strong>De</strong> gevoeligheid <strong>van</strong> een aantal parameters op hetgebied <strong>van</strong> de flexibiliteit komt nog aan bod in paragraaf 4.4.3.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 54


4.2.1. Test case<strong>De</strong> kapitaallasten <strong>van</strong> de investering zijn ook meegenomen in het totaal overzicht <strong>van</strong> de exploitatie.<strong>De</strong> analyse <strong>van</strong> de concepten geschiedt door het vergelijken <strong>van</strong> de meerinvestering met de kostenen opbrengsten tijdens de exploitatiefase. <strong>De</strong> exploitatie variabelen <strong>van</strong> de concepten modaal enmaximaal worden vergeleken met de variabelen <strong>van</strong> het concept minimaal. <strong>De</strong> volgendeeconomische uitgangspunten zijn aangehouden in het integrale waardemodel om dewinstgevendheid <strong>van</strong> een verandering <strong>van</strong> de productiviteit te berekenen:- <strong>De</strong> werkwaarde <strong>van</strong> de werknemer €40.000,-- Het vloeroppervlak per werknemer 21,6 m 2- <strong>De</strong> discontovoet 7%- <strong>De</strong> levensduur <strong>van</strong> de investering 25 jaar- <strong>De</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> de werknemer 65%- <strong>De</strong> verandering <strong>van</strong> de productiviteito Concept modaal tov concept minimaal 4,08% (zie paragraaf 3.1.5.)o Concept luxe tov concept minimaal 5,82% ( zie paragraaf 3.1.5.)<strong>De</strong> overige uitgangspunten, de jaarlijkse kosten, zijn reeds in hoofdstuk 4 besproken. <strong>De</strong> afschrijving<strong>van</strong> de investering gebeurt op basis <strong>van</strong> een vast bedrag per periode, de lineaire methode.€/m2 bvo6050403020100-10-20-30-40meerinvestering E+W productiviteit energiegebruik gas energiegebruik elektra onderhoudskosten E+W1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25Figuur 34: Overzicht <strong>van</strong> de jaarlijkse opbrengsten en kosten <strong>van</strong> het concept modaal ten opzichte <strong>van</strong> hetconcept minimaal€/m2(bvo)50,0040,0030,0020,0010,000,00totaaltotaal1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25Figuur 35: Totale jaarlijkse opbrengst <strong>van</strong> het concept modaal ten opzichte <strong>van</strong> het concept minimaalTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 55


<strong>De</strong> variabele met de meeste invloed voor zowel het concept luxe als het concept modaal ten opzichte<strong>van</strong> het concept minimaal is de verandering <strong>van</strong> de productiviteit. In vergelijking met deproductiviteit en de investering zijn het energiegebruik en het onderhoud slechts een kleinpercentage <strong>van</strong> de jaarlijkse exploitatielasten.€/m2 bvo100806040200-20-40-60meerinvestering E+W productiviteit energiegebruik gas energiegebruik elektra onderhoudskosten E+W1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25Figuur 36: Overzicht <strong>van</strong> de jaarlijkse opbrengsten en kosten <strong>van</strong> het concept luxe ten opzichte <strong>van</strong> hetconcept minimaal€/m2(bvo)100,0080,0060,0040,0020,000,00totaaltotaal1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25Figuur 37: Overzicht <strong>van</strong> de jaarlijkse opbrengsten en kosten <strong>van</strong> het concept luxe ten opzichte <strong>van</strong> hetconcept minimaalTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 56


4.3. Netto contante waarde<strong>De</strong> vergelijking <strong>van</strong> de concepten in het integrale waardemodel gebeurt op basis <strong>van</strong> de nettocontante waarde methode, ook wel net present value genoemd. Dit is een disconteringsmethode diegoed bruikbaar is bij investeringsbeslissingen. Uitgangspunt <strong>van</strong> de NCW methode is dat detoekomstige kasstromen worden verdisconteerd naar het moment <strong>van</strong> initiële uitgave <strong>van</strong> hetproject. Met andere woorden de waarde <strong>van</strong> de toekomstige kasstromen wordt uitgedrukt in deeurowaarde op het moment <strong>van</strong> investeren. <strong>De</strong> algemene formule is (WEKA Financieel):Z = alle in- en uitgaande stromen <strong>van</strong> het investeringsprojectI= de discontovoett= het aantal periodenRente staat voor de vergoeding voor het beschikbaar stellen <strong>van</strong> vermogen. Indien rente berekendwordt over de huidige waarde (startkapitaal) wordt er gesproken <strong>van</strong> interest. Ingeval de renteberekend wordt over de toekomstige waarde wordt er gesproken <strong>van</strong> disconto. Bij de netto contantewaarde methode wordt de toekomstige waarde gebruikt waardoor er sprake is <strong>van</strong> disconto(Vreeburg). <strong>De</strong> discontovoet I is in beginsel gelijk aan het rendement dat te halen is bij eenalternatieve belegging met een gelijk risicoprofiel (WEKA Financieel).4.3.1. <strong>De</strong> test case<strong>De</strong> netto contante waarde <strong>van</strong> de concepten is berekend in het integrale waardemodel, zie tabel 10.Uitgangspunt bij de berekening <strong>van</strong> de waarden zijn een discontovoet <strong>van</strong> 7% en een levensduur <strong>van</strong>25 jaar.Tabel 9: <strong>De</strong> netto contante waarde per m 2 bvo <strong>van</strong> de concepten modaal en luxe ten opzichte <strong>van</strong> conceptminimaal<strong>De</strong> Netto Contante WaardePer m 2 bvoInvestering(economische waarde)Productiviteit(basale waarde)Onderhoud(gebruikswaarde)Energie(ecologische waarde)Totaal(economische waarde)<strong>De</strong> ncw <strong>van</strong> concept modaaltov concept minimaal<strong>De</strong> ncw <strong>van</strong> concept luxe tovconcept minimaal- €161,- - €335,-+ €571,- + €815,-- €45,- - €59,-- €12,- + €58,-+ €353,- + €478,-TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 57


4.4. GevoeligheidsanalyseVoor een aantal aspecten is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. <strong>De</strong>ze aspecten zijn de verandering<strong>van</strong> de productiviteit, de hoogte <strong>van</strong> de energiekosten en de mate <strong>van</strong> flexibiliteit. Per aspect wordtde gevoeligheid <strong>van</strong> een aantal parameters onderzocht.4.4.1. Basale waarde: productiviteitEen toename in productiviteit levert een financieel voordeel op voor de gehuisveste onderneming.<strong>De</strong> grootte <strong>van</strong> het financiële voordeel hangt af <strong>van</strong> een aantal parameters. Behalve de toename inproductiviteit zijn de overige parameters de werkwaarde <strong>van</strong> de werknemer, het vloeroppervlak <strong>van</strong>de werknemer, de discontovoet, de levensduur <strong>van</strong> de investering en de gemiddelde aanwezigheid<strong>van</strong> de werknemers op kantoor. <strong>De</strong> parameters die niet onderzocht worden op de gevoeligheid zijnde discontovoet en de levensduur <strong>van</strong> de investering. <strong>De</strong> discontovoet bedraagt 7% en de levensduur<strong>van</strong> de investering is hetzelfde als de afschrijvingsduur die is aangehouden in de test case, 15 jaar.Met behulp <strong>van</strong> het onderstaande nomogram is aan de hand <strong>van</strong> de overige te kiezen parameters denetto contante waarde te berekenen <strong>van</strong> een toename in productiviteit.Oppervlakte (bvo) per werknemer€ per m 2 bvo1% 2%Verhoging productiviteit320018,0 m 24%21,6 m 22400160080027,0 m 2 Bezettingsgraadx1.000€waardeperwerknemer(binnen)4836241220250500 750 1000€NCWper m 2 bvo4080% 65% 50%60x1.000 €werkwaarde per werknemerFiguur 38: gevoeligheidsanalyse <strong>van</strong> de netto contante waarde <strong>van</strong> de winst die ontstaat door een beterearbeidsproductiviteitAan de hand <strong>van</strong> een voorbeeld, de rode pijlen, wordt de werking <strong>van</strong> het diagram inzichtelijk. Opbasis <strong>van</strong> het diagram kan bepaald worden wat de toename in productiviteit zou moeten zijn indiende investering <strong>van</strong> het concept modaal ten opzichte <strong>van</strong> het concept minimaal terugverdiend wordt.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 58


<strong>De</strong> meerinvestering <strong>van</strong> het concept modaal bedraagt €161,- per m 2 bvo (NCW). <strong>De</strong> overigeaangehouden waarden zijn een werkwaarde per werknemer <strong>van</strong> €40.000, een gemiddeldebezettingsgraad <strong>van</strong> 65% en een vloeroppervlak <strong>van</strong> 21,6 m 2 per werknemer. In het diagram is nu afte lezen dat bij een verhoging <strong>van</strong> de productiviteit <strong>van</strong> circa 1,5% de meerinvestering terugverdiendwordt.4.4.2. Ecologische waarde: energiegebruik<strong>De</strong> totale energiekosten <strong>van</strong> een gebouw gedurende de levenscyclus is afhankelijk <strong>van</strong> hetenergiegebruik, de energieprijs en de jaarlijkse stijging <strong>van</strong> de energietarieven. Om de energiekostente vergelijken met investeringen is het praktisch om de jaarlijkse kosten te verdisconteren naar hetmoment <strong>van</strong> de investering. <strong>De</strong> parameters benodigd om de netto contante waarde te bereken <strong>van</strong>de energiekosten zijn de discontovoet en de exploitatieperiode. <strong>De</strong>ze parameters worden nietonderzocht op gevoeligheid. <strong>De</strong> discontovoet bedraagt 7% en voor de exploitatieperiode is 25 jaaraangehouden. Om de gevoeligheid <strong>van</strong> de parameters te onderzoeken is een diagram gemaakt voorhet elektriciteitsgebruik en het gasgebruik.In het diagram <strong>van</strong> het elektriciteitsgebruik is een voorbeeld te zien <strong>van</strong> de gevoeligheid <strong>van</strong> deprocentuele jaarlijkse stijging <strong>van</strong> de elektriciteitsprijs, zie de rode pijlen in figuur 39. Uitgaande <strong>van</strong>een elektriciteitsgebruik <strong>van</strong> 50 kWh per jaar per m 2 (bvo) is de netto contante waarde <strong>van</strong> deenergiekosten €110,- per m 2 op basis <strong>van</strong> een jaarlijkse prijsstijging <strong>van</strong> 2%. Indien de prijsstijgingjaarlijks met 8% toeneemt is de netto contante waarde <strong>van</strong> de energiekosten €210,- per m 2 . Hetverschil in netto contante waarde is €100,- per m 2 . Het diagram is gebaseerd op een elektriciteitsprijs<strong>van</strong> €0,15 per kWh in het eerste jaar.Jaarlijkse stijging elektriciteitsprijs6%8%NCW per m 2 bvo€4004%3202%24016080kWh per jaarper m 2 bvo120100806040 20Figuur 39: gevoeligheidsanalyse <strong>van</strong> de netto contante waarde <strong>van</strong> de elektriciteitskosten over eenexploitatieperiode <strong>van</strong> 25 jaarTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 59


Vanwege de uitputting <strong>van</strong> de fossiele energiebronnen zal naar alle waarschijnlijkheid de gasprijsprocentueel harder stijgen dan de elektriciteitsprijs. Het diagram <strong>van</strong> het gasgebruik heeft daaromhogere waarden voor de procentuele jaarlijkse stijging <strong>van</strong> het energietarief. Het diagram isgebaseerd op een gasprijs <strong>van</strong> €0,40 per m 3 gas in het eerste jaar.Jaarlijkse stijging gasprijs11%NCW per m 2 bvo€2001608%1205%8040kWh per jaarper m 2 bvo120100806040 20Figuur 40: gevoeligheidsanalyse <strong>van</strong> de netto contante waarde <strong>van</strong> de kosten <strong>van</strong> het gasgebruik over eenexploitatieperiode <strong>van</strong> 25 jaarTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 60


4.4.3. Strategische waarde: flexibiliteit<strong>De</strong> strategische waarde wordt berekend door de meerinvestering <strong>van</strong> een flexibele indeling inverhouding tot een niet flexibele indeling te vergelijken met de besparing op verbouwingskostentijdens een herindeling. Voor de berekening <strong>van</strong> de meerinvestering en voor de berekening <strong>van</strong> deextra verbouwingskosten is een diagram opgesteld. Indien de meerinvestering lager is dan de nettocontante waarde <strong>van</strong> de verbouwingskosten bespaart de flexibele indeling kosten ten opzichte <strong>van</strong>een niet flexibele indeling. <strong>De</strong> meerinvestering in een flexibele indeling is afhankelijk <strong>van</strong> de totaleluchthoeveelheid, de overdimensionering, het type kanalisatie en de totale oppervlakte aan nietdragende binnenwanden. <strong>De</strong> werking <strong>van</strong> beide diagrammen wordt inzichtelijk gemaakt door tweevoorbeelden te behandelen. <strong>De</strong> groene pijlen staan referent voor het concept minimaal <strong>van</strong> de testcase en de rode pijlen voor het concept modaal. <strong>De</strong> meerinvestering voor beide projecten bedraagtrespectievelijk €240.000,- en €120.000,-, zie figuur 41.Kabelgoot enwandgootKabelgoot enopvoerzuilenType kanalisatieMeerinvesteringx1.000 €240180Totale oppervlakte niet dragende binnenwanden6.000 m 28.000 m 210.000 m 2Kabelgoot envloergoot12060x1.000€Meerinvestering8060402060120 180 240x1.000€Meerinvestering204060Overdimensionering8015%10% 5%X1.000 m 3 /hTotale luchthoeveelheidFiguur 41: gevoeligheidsanalyse <strong>van</strong> de meerinvestering in een flexibele indeling ten opzichte <strong>van</strong> een nietflexibele indelingTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 61


<strong>De</strong> meerinvestering in een flexibele indeling <strong>van</strong> het concept minimaal bedraagt €240.000,- en demeerinvestering <strong>van</strong> het concept modaal is €120.000,-. Indien een flexibele indeling een besparingoplevert moet de netto contante waarde <strong>van</strong> de extra verbouwingskosten ten gevolge <strong>van</strong> een nietflexibele indeling hoger zijn dan de meerinvestering. Bij het opstellen <strong>van</strong> het diagram om de nettocontante waarde <strong>van</strong> de extra verbouwingskosten te berekenen is uitgegaan <strong>van</strong> een discontovoet<strong>van</strong> 7%. In het onderstaande diagram is af te leiden dat een flexibele indeling voor het conceptminimaal winstgevend is als er binnen 15 jaar met 100% zekerheid een herindeling plaats vindt. <strong>De</strong>investering in een flexibele indeling voor het concept modaal is financieel voordelig indien eenherindeling met 100% zekerheid plaats vindt binnen 25 jaar.Totale extraOppervlakte binnenwand dat verbouwingskosten8.000 m 2 Periode dat er met 100% zekerheidverplaatst / gesloopt wordtx1.000 € 25 jaar 15 jaareen verbouwing plaats vindt8006004002006.000 m 2 X 1.000 m 3 /h5 jaar4.000 m 2x1.000€Extraverbouwingskosten32024016080120240 360 480x1.000 €NCWExtraverbouwingskosten20Typekanalisatie4060Kabelgoot envloergoot80Kabelgoot enopvoerzuilenKabelgoot enwandgootTotale luchthoeveelheidFiguur 42: gevoeligheidsanalyse <strong>van</strong> de extra verbouwingskosten <strong>van</strong> een niet flexibele indeling ten opzichte<strong>van</strong> een flexibele indelingTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 62


4.5. Waardecreatie voor de gebouweigenaar of gebruiker?<strong>De</strong> investering in duurzame maatregelen kan per waardekader een meerwaarde opleveren wat leidttot financiële voordelen. <strong>De</strong>ze voordelen volgen uit de verschillende waardekaders. Voorbeelden zijneen hogere arbeidsproductiviteit <strong>van</strong> de werknemers, een lager ziekteverzuim, een lagerenergiegebruik en lagere onderhouds- en verbouwingskosten. In de praktijk is de gebouweigenaarvaak niet de gebouwgebruiker. In dat geval wordt de meerwaarde <strong>van</strong> een investering over de tweepartijen verdeeld. Een goed binnenklimaat bijvoorbeeld leidt tot betere werkprestaties <strong>van</strong> dewerknemers en is direct een toegevoegde waarde voor de huurder. Het is indirect een toegevoegdewaarde voor de gebouweigenaar indien de meerwaarde wordt doorberekend in de huur. Een flexibelgebouw heeft bij aanpassing <strong>van</strong> de indeling lagere verbouwingskosten en dat kan voor zowel degebouweigenaar als de gebouwgebruiker voordeel opleveren. Hieronder zijn de eventuele financiëlevoordelen schematisch weergegeven voor zowel de gebruiker als de eigenaar <strong>van</strong> eenkantoorgebouw.Basal valuePossibleValue creationProfit for de building owner and building userBuilding owner ≠ building userIndoor climateStrategicvalueIncreased productivityReduced sick leaveFinancial profitsbuilding ownerSustainableconceptschangeabilityReduced renovationcostsHigher rentBuilding ownerInvestmentMeasure 1Measure 2EcologicalvalueFinancial profitsbuilding userMeasure 3Measure 4Measure ..Impact on theenvironmentFunctionalvalueMaintenanceLower energy andwater useReduced maintenancecostsNet financialprofitsbuilding userDowntimeMinimum downtimeExperiencevalueappearanceSustainableimageFiguur 43: overzicht <strong>van</strong> de mogelijke financiële voordelen <strong>van</strong> duurzame maatregelenTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 63


5. DiscussieBasale waarde<strong>De</strong> basale waarde <strong>van</strong> een kantoorgebouw wordt berekend op basis <strong>van</strong> de verandering inproductiviteit <strong>van</strong> de werknemers ten gevolge <strong>van</strong> het binnenmilieu. Uit de resultaten <strong>van</strong> de testcase en het integrale waardemodel blijkt dat het thermisch comfort in vergelijking met hetakoestisch comfort en de luchtkwaliteit minder invloed heeft op de productiviteit. <strong>De</strong> toename inproductiviteit is een gemiddelde <strong>van</strong> het gehele gebouw. <strong>De</strong> verandering <strong>van</strong> de productiviteit op hetgebied <strong>van</strong> het thermisch comfort wordt berekend op basis <strong>van</strong> het temperatuurverloop. In eenkantoorgebouw is vaak voldoende verwarmingscapaciteit aanwezig om het in de winter optemperatuur te houden. Het productiviteitsverschil wordt vaak gecreëerd door te hogetemperaturen. Te hoge temperaturen treden vaak alleen op in de vertrekken aan de zonbelastegevels <strong>van</strong> het gebouw. Aangezien de hoge temperaturen slechts in enkele vertrekken optreedt zalhet maar een geringe invloed hebben op de gebouwgemiddelde productiviteit.Het akoestisch comfort en de luchtkwaliteit hebben de grootste invloed op de productiviteit <strong>van</strong> dewerknemer. Een werknemer is in een ruimte waar de spreekprivacy goed is 7% productiever dan ineen ruimte waar de spreekprivacy slecht is. <strong>De</strong> luchtkwaliteit heeft vooral veel invloed op deproductiviteit indien de totale luchtverversing in het alternatieve concept aan de lage kant is. <strong>De</strong>productiviteit neemt met 2% toe indien de luchtverversing verhoogd wordt <strong>van</strong> 10 liter per secondeper persoon naar 30 liter per seconde per persoon. Indien de luchtverversing per persoon <strong>van</strong> 30 l/swordt verhoogd naar 50 l/s is de toename in productiviteit slechts 0,55%.<strong>De</strong> productiviteit <strong>van</strong> de werknemers bepaalt voor een deel de winst <strong>van</strong> de onderneming. <strong>De</strong>invloed <strong>van</strong> de productiviteit op de winst is afhankelijk <strong>van</strong> een aantal parameters. Door eengevoeligheidsanalyse is een diagram opgesteld waarmee eenvoudig de netto contante waarde teberekenen is <strong>van</strong> de opbrengt die ontstaat door een betere arbeidsproductiviteit. Met behulp <strong>van</strong> ditdiagram kan berekend worden wat de verbetering in productiviteit moet zijn om de meerinvesteringten opzichte <strong>van</strong> een alternatief concept terug te verdienen. Bijvoorbeeld de meerinvestering <strong>van</strong> hetconcept modaal wordt terugverdiend indien de productiviteit <strong>van</strong> de werknemers met circa 1,5%toeneemt. Tevens kan met behulp <strong>van</strong> het diagram berekend worden hoeveel de gemiddeldeproductiviteit <strong>van</strong> de werknemers moet toenemen om de investering in de werktuigbouwkundigeinstallaties terug te verdienen. Zo wordt de werktuigbouwkundige investering <strong>van</strong> concept modaal,€264,- per m 2 bvo (bruto vloeroppervlak), geheel terugverdiend indien de gebouwgemiddeldeproductiviteit toeneemt met 2%, zie groene pijlen in figuur 44. <strong>De</strong> rode pijlen in figuur 44 tonen eenvoorbeeld waarin uitgegaan wordt <strong>van</strong> gunstigere financiële condities <strong>van</strong> de onderneming. <strong>De</strong>werkwaarde <strong>van</strong> de werknemer is €60.000,- in plaats <strong>van</strong> €40.000,- en de oppervlakte perwerknemer neemt af <strong>van</strong> 21,6 m 2 naar 18,0 m 2 . Onder deze omstandigheden wordt de investering inde werktuigbouwkundige installaties al terugverdiend bij een productiviteitsstijging <strong>van</strong> 1%.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 64


Oppervlakte (bvo) per werknemer€ per m 2 bvo1% 2%Verhoging productiviteit320018,0 m 24%21,6 m 22400160080027,0 m 2 Bezettingsgraadx1.000€waardeperwerknemer(binnen)48362412250500 750 1000€NCWper m 2 bvo20406080% 65% 50%x1.000 €werkwaarde per werknemerFiguur 44: gevoeligheidsanalyse <strong>van</strong> de netto contante waarde <strong>van</strong> de winst die ontstaat door een beterearbeidsproductiviteit<strong>De</strong> basale waarde <strong>van</strong> een kantoorgebouw is onderzocht door de toename <strong>van</strong> dearbeidsproductiviteit te berekenen als gevolg <strong>van</strong> een goed binnenmilieu. Het binnenmilieu heeftechter niet alleen effect op de productiviteit, maar ook op het voorkomen <strong>van</strong> faalkosten, op eenpositief creativiteitseffect en op vermindering <strong>van</strong> het ziekteverzuim (TVVL Magazine, 2007). Indiende concentratie <strong>van</strong> de werknemers vermindert kunnen fouten ontstaan die leiden tot extraorganisatiekosten. Het voorkomen <strong>van</strong> fouten, het stimuleren <strong>van</strong> creatief denkwerk en een lagerziekteverzuim ten gevolge <strong>van</strong> een goed binnenmilieu kan leiden tot forse besparingen. Hierdoorverbetert het financiële rendement <strong>van</strong> de investering in een beter binnenmilieu.In de hele samenleving is een toename te zien <strong>van</strong> het comfortniveau, bijvoorbeeld het steeds vakertoepassen <strong>van</strong> koeling in huizen (TVVL Magazine, 2007). Het gevolg hier<strong>van</strong> is de vermindering <strong>van</strong>de acceptatiegraad <strong>van</strong> een matig of slecht binnenmilieu. Een werknemer zal zwaardere eisen stellenen hogere verwachtingen hebben voor het binnenmilieu. <strong>De</strong> marktwaarde <strong>van</strong> de kantoren met een‘matig’ binnenmilieu wordt lager ten gevolge <strong>van</strong> een lagere acceptatiegraad. Door een daling inwaarde daalt ook de huur. Tevens kan een verlaging <strong>van</strong> de acceptatiegraad leiden tot een negatiefeffect met betrekking tot de werving en het behoud <strong>van</strong> werknemers.Strategische waarde<strong>De</strong> strategische waarde wordt berekend door de meerinvestering <strong>van</strong> een flexibele indeling inverhouding tot een niet flexibele indeling te vergelijken met de besparing op verbouwingskostentijdens een herindeling. Indien de meerinvestering lager is dan de netto contante waarde <strong>van</strong> deverbouwingskosten bespaart de flexibele indeling kosten ten opzichte <strong>van</strong> een niet flexibele indeling.Uit de gevoeligheidsanalyse <strong>van</strong> de meerinvestering blijkt dat de totale oppervlakte <strong>van</strong> debinnenwanden weinig invloed heeft op de meerinvestering. Het verschil in kosten tussen nieuweverplaatsbare binnenwanden en niet verplaatsbare binnenwanden is namelijk erg klein. Uit hetdiagram blijkt dat de totale luchthoeveelheid en het type kanalisatie het meeste invloed hebben opTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 65


de meerinvestering. Uit de gevoeligheidsanalyse <strong>van</strong> de netto contante waarde <strong>van</strong> deverbouwingskosten blijkt dat de oppervlakte <strong>van</strong> de binnenwanden dat verplaatst of gesloopt moetworden, de totale luchthoeveelheid en de periode dat de herindeling plaats vindt de grootste invloedhebben op de kosten. <strong>De</strong> oppervlakte <strong>van</strong> de binnenwanden heeft meer invloed op deverbouwingskosten dan op de investering. Tijdens de verbouwing moeten de overbodigebinnenwanden eerst gesloopt worden en vervolgens worden er nieuwe wanden geplaatst. Bij eenflexibele indeling kunnen de wanden eenvoudig verplaatst worden. Het type kanalisatie heeft nietzoveel invloed op de verbouwingskosten. <strong>De</strong> aanname is gemaakt dat de helft <strong>van</strong> de kanalisatieopnieuw gelegd moet worden.Uit de resultaten <strong>van</strong> de test case blijkt dat de investering in flexibiliteit rendementvoller is bijontwerpen waar een groter budget mee gemoeid is. Een groter budget betekent vaak duurderecentrale elektrotechnische voorzieningen. Indien er meer geld begroot is voor onder andere dekanalisatie dan is de meerinvestering voor een flexibele indeling kleiner. <strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> het typekanalisatie op de extra verbouwingskosten is niet zo groot als de invloed op de meerinvestering.<strong>De</strong> strategische waarde <strong>van</strong> een kantoorgebouw is de mate <strong>van</strong> veranderbaarheid. <strong>De</strong>zeveranderbaarheid is nodig om in de toekomst te blijven voldoen aan variërende prestatie-eisen <strong>van</strong>de andere waardekaders. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de CO 2 emissie <strong>van</strong> het kantoorgebouw na 20jaar gehalveerd moet worden door het invoeren <strong>van</strong> nieuwe normen. Het kantoor en debijbehorende installaties moeten vervolgens aangepast worden. <strong>De</strong> veranderbaarheid <strong>van</strong> eengebouw neemt toe naarmate veranderingen sneller, goedkoper en met groter hergebruik uitgevoerdworden. Dit onderzoek neemt enkel de flexibiliteit met betrekking tot herindelingen mee.<strong>De</strong> overdimensionering <strong>van</strong> de luchtbehandelingskast en luchtkanalen is één <strong>van</strong> de maatregelen diede flexibiliteit <strong>van</strong> een kantoor vergroot. In de praktijk wordt de totale luchthoeveelheid tijdens hetontwerpproces met het oog op de flexibiliteit met 5% a 10% overgedimensioneerd. Dit levert eenmeerinvestering op voor het flexibele concept. Gezien de exploitatie heeft de ventilator een groteinvloed op de energiekosten. Bij de jaarlijkse exploitatiekosten <strong>van</strong> de luchtbehandelingskast kan70% <strong>van</strong> de kosten worden veroorzaakt door de ventilator (AL-KO Luchttechniek). Hoe lager hetgemiddeld drukverlies over het luchtbehandelingssysteem, hoe lager het asvermogen <strong>van</strong> deventilator. Een lager asvermogen <strong>van</strong> de ventilator betekent ook een lager elektrisch vermogen.Kortom de energiekosten zullen laag zijn, indien het gemiddeld drukverlies ook laag is. Door deoverdimensionering <strong>van</strong> de luchtbehandelingskast en luchtkanalen is het gemiddeld drukverlieslager. <strong>De</strong> lagere energiekosten ten gevolge <strong>van</strong> de overdimensionering <strong>van</strong> het luchtsysteem is nietmeegenomen in het onderzoek.Ecologische waarde<strong>De</strong> totale energiekosten <strong>van</strong> een gebouw gedurende de levenscyclus is afhankelijk <strong>van</strong> hetenergiegebruik, de energieprijs en de jaarlijkse stijging <strong>van</strong> de energie tarieven. Dankzij het diagramdat is verkregen uit de gevoeligheidsanalyse is de netto contante waarde <strong>van</strong> de energiekosten overeen exploitatieperiode <strong>van</strong> 25 jaar te bepalen. Voor de discontovoet is 7% aangehouden. Er is eendiagram gemaakt voor het elektriciteitsgebruik en een voor het gasgebruik. Uitgangspunten hierbijzijn een discontovoet <strong>van</strong> 7% en voor de energieprijzen op het moment <strong>van</strong> de investering zijn deenergietarieven uit 2010 aangehouden. Op basis <strong>van</strong> de diagrammen is te berekenen hoeveelTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 66


kg CO 2 eq.procent <strong>van</strong> de investering in een duurzame maatregel terugverdiend wordt. Stel dat het ver<strong>van</strong>gen<strong>van</strong> de apparatuur en verlichting per jaar 20 kWh per m 2 per jaar bespaart en de kosten in aanschafzijn €200,- per m 2 bvo. Uitgaande <strong>van</strong> een jaarlijkse prijsstijging <strong>van</strong> 4% is de netto contante waarde<strong>van</strong> de energiebesparing circa €40,- per m 2 bvo. Dat betekent dat 20% <strong>van</strong> de investering terug wordtverdiend.<strong>De</strong> diagrammen ten behoeve <strong>van</strong> de gevoeligheid <strong>van</strong> het energiegebruik zijn gebaseerd op deenergietarieven uit 2010. Aangezien jaarlijks de prijs stijgt moet het starttarief <strong>van</strong> de diagrammenjaarlijks aangepast worden. Met behulp <strong>van</strong> het integrale waardemodel zijn de diagrammeneenvoudig aan te passen.Aangezien de basale waarde een belangrijk aandeel heeft in het totale financiële overzicht, is het <strong>van</strong>belang dat de ecologische waarde niet over het hoofd wordt gezien. <strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> het kantoor ophet milieu is een aspect waar rekening meegehouden moet worden. Het integrale waardemodelberekent daarom naast de kosten ook de totale CO 2 emissie <strong>van</strong> het gebouw. <strong>De</strong> meerinvestering <strong>van</strong>het concept modaal wordt terugverdiend, maar het energiegebruik is wel groter. Uit de test caseblijkt dat het concept luxe de meest duurzame optie is, zowel op het financiële gebied, als op hetsociale en ecologische gebied.800.000700.000Emissies - broeikaseffect600.000500.000722.850 733.812 617.673concept minimaal concept modaal concept luxeFiguur 45: CO 2 emissie <strong>van</strong> de concepten <strong>van</strong> de test caseTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 67


6. ConclusieHet overzicht <strong>van</strong> de jaarlijkse kosten en opbrengsten <strong>van</strong> de test case tijdens de exploitatiefasemaken de verhouding <strong>van</strong> de variabelen <strong>van</strong> de waardekaders ten opzichte <strong>van</strong> elkaar inzichtelijk. <strong>De</strong>variabelen die een rol spelen tijdens de exploitatiefase en zijn meegenomen in het onderzoek zijn deproductiviteit <strong>van</strong> de werknemers (basale waarde), het energiegebruik <strong>van</strong> het gebouw (ecologischewaarde), de investering (economische waarde), het onderhoud <strong>van</strong> de installaties (gebruikswaarde)en de flexibiliteit <strong>van</strong> het gebouw met betrekking tot herindelingen (strategische waarde). <strong>De</strong>productiviteit <strong>van</strong> de werknemers is de enige variabele die invloed heeft op de omzet <strong>van</strong> hetgehuisveste bedrijf. <strong>De</strong> overige variabelen behoren tot de jaarlijkse kosten <strong>van</strong> het gebouw. Uit deresultaten blijkt dat de toename in productiviteit de meeste invloed heeft op de winstgevendheid<strong>van</strong> een onderneming. Dat wordt bevestigd door het overzicht <strong>van</strong> de netto contante waarde <strong>van</strong> deconcepten modaal en luxe ten opzichte <strong>van</strong> concept minimaal.Aangezien de berekende productiviteitsstijging een indicatie is kan de toename <strong>van</strong> de productiviteitin werkelijkheid lager uitvallen. Belangrijk is daarom om te bepalen hoeveel procent de toename <strong>van</strong>de arbeidsproductiviteit moet zijn zodat de meerinvestering terugverdiend wordt. Dat kan berekendworden aan de hand <strong>van</strong> het gevoeligheidsdiagram. Zo blijkt dat de meerinvestering <strong>van</strong> het conceptmodaal ten opzichte <strong>van</strong> het concept minimaal terugverdiend wordt bij een toename <strong>van</strong> deproductiviteit met 1,5%. Dat is een ordegrootte (factor 2,5) kleiner dan de berekendeproductiviteitsstijging (4,08%). Verondersteld mag worden dat de meerinvestering terugverdiendwordt.<strong>De</strong> netto contante waarde <strong>van</strong> de kosten bestaande uit de investering en het onderhoud zijnongeveer de helft <strong>van</strong> de opbrengst ten gevolge <strong>van</strong> een toename <strong>van</strong> de arbeidsproductiviteit. Ditgeldt zowel voor het concept modaal in verhouding tot het concept minimaal, als voor het conceptluxe in verhouding tot het concept minimaal. <strong>De</strong> energiekosten hebben een gering aandeel in dejaarlijkse kosten <strong>van</strong> het kantoorgebouw. Gezien de test case heeft de ecologische waarde de minsteinvloed op de totale meerwaarde in vergelijking met de andere variabelen. Het is <strong>van</strong> belang dat deecologische waarde niet over het hoofd wordt gezien, omdat de impact <strong>van</strong> een gebouw op hetmilieu een belangrijk aspect is. Het integrale waardemodel berekent daarom naast de kosten ook detotale CO 2 emissie <strong>van</strong> het gebouw. Voor een goede beoordeling moet gekeken worden naar deeconomische, ecologische en sociale belangen.Dankzij de diagrammen die zijn ontstaan uit de gevoeligheidsanalyse en het integrale waardemodelis snel en overzichtelijk de meerwaarde te berekenen <strong>van</strong> concepten. Het resultaat is een financieeloverzicht <strong>van</strong> de investering versus de kosten en opbrengsten tijdens de exploitatie. <strong>De</strong> ingenieur kande resultaten gebruiken als designtool om het ontwerp te optimaliseren en tevens de resultatengebruiken om de opdrachtgever te overtuigen <strong>van</strong> de meerwaarde <strong>van</strong> duurzame maatregelen. Hetintegrale waardemodel en de gevoeligheidsdiagrammen zijn niet alleen te gebruiken voor bestaandebouw, maar ook toepasbaar voor nieuwbouw.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 68


7. Aanbevelingen<strong>De</strong> stijging <strong>van</strong> de productiviteit <strong>van</strong> de werknemer heeft een grote invloed op de rentabiliteit <strong>van</strong>een investering. In dit onderzoek zijn veel aannames gemaakt om te komen tot een indicatie <strong>van</strong> detoename in productiviteit. Het is daarom <strong>van</strong> belang dat er meer onderzoek gedaan wordt naar deverschillende aspecten die de productiviteit beïnvloeden. In dit onderzoek is de invloed <strong>van</strong> hetvisueel comfort op de productiviteit niet meegenomen. Het is interessant om te weten wat vooreffect het visueel comfort heeft op de productiviteit en wat de verhouding is ten opzichte <strong>van</strong> deandere onderdelen <strong>van</strong> het binnenmilieu.Enkel de invloed <strong>van</strong> de ventilatiehoeveelheid is meegenomen in de berekening <strong>van</strong> het effect <strong>van</strong> debinnenluchtkwaliteit op de werkprestatie. <strong>De</strong> werkelijkheid wordt beter benaderd indien naast deluchthoeveelheid ook de luchtvervuilingsbronnen wordt meegenomen in de berekening. Eendynamisch model dat beide variabelen meeneemt is hiervoor een goede oplossing. <strong>De</strong> verandering<strong>van</strong> de werkprestatie <strong>van</strong> de werknemers ten gevolge <strong>van</strong> het temperatuurverloop wordt berekenddoor de VABI module. <strong>De</strong> simulatie <strong>van</strong> het kantoor met het programma VABI neemt teveel tijd inbeslag. Voor het integrale waardemodel is een snelle indicatieve berekening <strong>van</strong> deproductiviteitsverandering benodigd.Onderzoek en praktijk hebben zich vooral gericht op de enkelvoudige onderdelen <strong>van</strong> hetbinnenmilieu: het thermisch comfort, het visueel comfort, het akoestisch comfort en deluchtkwaliteit. In een kantooromgeving zullen deze onderdelen <strong>van</strong> het binnenmilieu elkaarbeïnvloeden, maar tot op heden is weinig bekend over de gecombineerde effecten <strong>van</strong> dezefactoren. Meer onderzoek is nodig om de gecombineerde invloed <strong>van</strong> de afzonderlijke onderdelen opde productiviteit <strong>van</strong> de werknemer inzichtelijk te maken.Dit rapport neemt enkel de flexibiliteit met betrekking tot herindelingen mee. Om de prestatie-eisen<strong>van</strong> de andere waardekaders in stand te houden is ook veranderbaarheid nodig. Meer inzicht is nodigom de invloed te bepalen <strong>van</strong> de strategische waarde op de andere waarden, zodat ook in detoekomst voldaan kan worden aan de variërende prestatie-eisen <strong>van</strong> een gebouw.<strong>De</strong> belevingswaarde <strong>van</strong> het gebouw is niet meegenomen in de bepaling <strong>van</strong> de meerwaarde <strong>van</strong> eenkantoor. <strong>De</strong>sondanks kan de beleving een grote meerwaarde hebben voor de gehuisvesteonderneming, met name als een onderneming zichzelf profileert als duurzaam en/of in een marktwerkzaam is waarin duurzaamheid een belangrijke rol speelt.Bij het ontwerp <strong>van</strong> de concepten is aangenomen dat de functie <strong>van</strong> het kantoorgebouw niet wijzigt.<strong>De</strong> ontwerpen zijn afgestemd op de functie kantoren. Nederland heeft momenteel een overschotaan <strong>kantoorgebouwen</strong> en er is een vraag naar woningen. Het is daarom interessant om teonderzoeken wat ervoor nodig is om het kantoorgebouw om te bouwen naar eenappartementencomplex en welke meerwaarde dat oplevert.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 69


BibliografieAfdeling Klimaattechniek TVVL. (2009, <strong>De</strong>cember). Verwarmen en koelen. TVVL Magazine , pp. 18-20.AL-KO Luchttechniek. Optimale selectie <strong>van</strong> luchtbehandelingskasten op basis <strong>van</strong> de Life Cycle Costs.Aries, M. (2005). Human Lighting <strong>De</strong>mands. PhD thesis. Eindhoven: Technische UniversiteitEindhoven.BBA Binnenmilieu. (2006). Literatuuronderzoek gebouwgebonden gezondheid, comfort, productiviteiten ziekteverzuim in relatie tot energiegebruik.bbn adviseurs. (2005). Scholen en huisvesting. Houten.Beld, G. v. (2006). Biologische effecten <strong>van</strong> licht.Berkhout, G. (2010). <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> duurzaam vastgoed. Real Estate Research Quarterly , Juli,pp. 35-42.Bluyssen, P. M. (2010). Comfortabele en gezonde gebouwen. TVVL Magazine , Januari, pp. 14-23.Boer Hartog Hooft. (2009). Sprekende Cijfers Kantorenmarkten Eerste Kwartaal Amsterdam.Bordass, B., & Leaman, A. (1998). Probe 15: Productivity - the killer variables. Building services journal, 19-21.Bordass, B., Leaman, A., & Ruyssevelt, P. (1999). Final report 4: Strategic conclusions. In Probestrategic review 1999.Bouten, E. (1995). Het systematiseren <strong>van</strong> klimaatinstallaties en hun waardekenmerken.Masterscriptie Technische Universiteit Eindhoven.Bree, P. v. (2002). Onderzoek flexibele kantoor- / woninghoogbouw.Dartel, H. v., Zeiler, W., Lichtenberg, J., & Panhuys, O. v. (2005). Slimbouwen - Het integraalontwerpen <strong>van</strong> gevel en installatie. TVVL magazine , 149-155.<strong>De</strong>erns. (2009). Installatieconcepten E en W netto contant.<strong>De</strong>erns. (sd). Life Cycle Costs (LCC) applicatie . Ontwikkeld binnen <strong>De</strong>erns. Gebruikt oktober 2010.Doi, K., Matsumoto, H., & Nakao, T. Effect of Foliage Plants on Human Physiological/PsychologicalResponse and Productivity. Clima 2010.Drechtsteden. (2008). Notitie activeren en afschrijven.Duifhuizen, S., <strong>van</strong> Hooren, A., <strong>van</strong> Bergen, P., & Ubbels, A. (2000). Hergebruik loont. Duurzaambouwen , September.Dynamis. (2009). Sprekende Cijfers 2009 kantorenmarkten .Dynamis. (2009). Sprekende Cijfers kantorenmarkten <strong>De</strong>rde kwartaal.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 70


ECORYS Nederland BV. (2009). <strong>De</strong> kantorenmarkt <strong>van</strong> Midden- en Oost-Brabant. Rotterdam.ENVIE. (2008). Co-ordination Action on Indoor Air Quality and Health Effects .Evers, M. (2007). Een duurzame structuur.Fanger, O. (2007). Wat is IAQ? TVVL Magazine , Augustus, pp. 14-20.Gemeente Drechterland. (2006). Nota Activa Drechterland.Geraedts, R. P. (1999). <strong>De</strong>sign For Change - Flexcos compares costs and benefits of flexibility.Geraedts, R. P. (2006). Ugrading the Adaptability of Buildings. Adaptables 2006, InternationalConference On Adaptable Building Structures, (pp. 33-37). Eindhoven.Geraerdts, R. P. (2001). Costs and benefits of flexibility. CIB World Building Congress, (pp. 1-12).Wellington, New Zealand.Górnicka, G. (2008). Lighting at Work. PhD thesis. Eindhoven: Technische Universiteit Eindhoven.Grether, W., Harris, C., Mohr, G., Nixon, C., Ohlbaum, M., Sommer, H., et al. (1971). Effects ofcombined heat noise and vibration stress on human performance and physiological functions.Aerospace Medicine , 1092-1097.Grether, W., Harris, C., Ohlbaum, M., Sampson, P., & Guignard, J. (1972). Further study of combinedheat noise and vibration stress. Aerospace Medicine , pp. 641-645.Gustafsson, H. (1992). Building Materials Identified as Major Emission Sources for Indoor AirPollutants. Swedish Council for Building Research.Halle, R. (2010). LCC-model <strong>De</strong>erns. Persoonlijke communicatie, oktober.Hongisto, V. (2005). A model predicting the effect of speech of varying intelligibility on workperformance. Indoor Air , 458-468.Hongisto, V. (2010). Perception of acoustic environment in private office rooms and open-plan offices- longitudinal study during relocation. 10th REHVA World Congress, Clima2010. Antalya.Hongisto, V., Haapakangas, A., Haka, M., & Keskinen, E. (2010). Subjective disturbance andperformance effects of speech - laboratory experiment simulating sound environments in threedifferent office types. 10th REHVA World Congress, Clima2010. Antalya.ISSO. (2004). ISSO Publicatie 74 Thermische behaaglijkheid.IVBN. (2007). <strong>De</strong> vastgoedbeleggingsmarkt in Nederland 2007.Juslén, H., & Tenner, A. (2005). Mechanisms involved in enhancing human performance by changingthe lighting in the industrial workplace. International Journal of Industrial Ergonomics 35 , 843-855.Kamerling, J., & Kamerling, M. (1997). Jellema Hogere Bouwkunde. Waltman.klep, J. P., Buurman, P., & Simons, J. (2010). Duurzame Kans Bestaande Kantoren.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 71


Kortweg, P. J. (2002). veroudering <strong>van</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong>: probleem of uitdaging? Utrecht.Kroon, J. (1997). Besparing: Na de APK nu de EPK. NRC 27, november.Meel, J. v. (2000). The European office. Rotterdam: 010 Publishers.milieu centraal. (sd). Opgehaald <strong>van</strong> http://www.milieucentraal.nl/. Laatst bekeken: september 2010.NEN. (2004). NEN 2916 Energieprestatie <strong>van</strong> utiliteitsgebouwen.Onderwater, S. (2007). transformatie <strong>van</strong> bedrijventerreinen.Plokker, W., & Wijsman, A. (2009). Productivity and sick leave integrated into building performancesimulation. Eleventh International IBPSA Conference , (pp. 1135-1142). Glasgow, Scotland.Priorizitation of BUilding MAterials as indoor pollution sources. (sd). Opgehaald <strong>van</strong> BUMA:http://www.buma-project.eu. Laatst bekeken: juni 2010.Raadgevend Technies Buro Van Heugten bv. (2004). Haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheden vooraansluiting <strong>van</strong> de campus <strong>van</strong> Servatius te Maastricht op de energiecentrale <strong>van</strong> het azM.REHVA. (2006). Indoor Climate and Productivity in Offices.Remøy, H., & Jonge, H. d. (sd). Transformation and typology; Vacancy,characteristics and conversioncapacity.163-170.Roelofsen, C. (2007). Prestatieverlies in open kantoorruimten door lawaai. TVVL Magazine 5, pp. 30-34.Rutten, P. (2005). Dictaat: Geintegreerd ontwerpen <strong>van</strong> gebouw en installaties. maart.SBR. (2004). Basiswerk binnenmilieu - Cahier A1 uit de serie Praktijkboek Gezonde Gebouwen.Rotterdam: ISSO.SBR. (2002). Binnenmilieu, productiviteit en ziekteverzuim - Cahier A3 uit de serie PraktijkboekGezonde Gebouwen. Rotterdam: ISSO.SBR. (2004). Gezonde Verlichting in Gebouwen - Cahier A2 uit de serie Praktijkboek GezondeGebouwen.SBR. (2010). Groen in gebouwen - Cahier P6 uit de serie Praktijkboek Gezonde Gebouwen. Rotterdam:ISSO.SenterNovem. (2006). Basisdocument Wat is duurzaam bouwen?SenterNovem. (2008). Instrumenten Beoordeling en Promotie Duurzame Kantoren.SenterNovem. (2009, <strong>De</strong>cember). Koplopers doorbreken de Circle of Blame. Duurzaam VastgoedNieuwskrant , p. 1.Seppänen, O., & Fisk, W. (2002). Association of Ventilation System Type with SBS symptoms in OfficeWorkers. International Journal of Indoor Environment and Health , 98-112.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 72


Stoelinga, P. (2007). <strong>De</strong> waarde <strong>van</strong> comfort. TVVL Magazine , 6-11.Stoelinga, P. (2010). Progress meeting (graduation). Persoonlijke communicatie maart 2010.Sustinno. (sd). Duurzaam bouwen. Opgehaald <strong>van</strong> Sustinno duurzaam ontwikkelen:http://www.sustinno.nl/duurzaam_bouwen.html. Laatst bekeken: februari 2010.Technisch Buro Teeuwen. (sd). Netwerk in bekabeling. Opgehaald <strong>van</strong> http://www.tbt.nlTroostwijk Taxaties Research. (2009). kantorenmarkt Rotterdam.TVVL Magazine. (2007). Financieel Rendement. TVVL Magazine , 5.Voordt, D. v., & Meel, J. v. (2002). Psychologische aspecten <strong>van</strong> kantoorinnovatie.Voordt, T. v. (2007). transformatie <strong>van</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong>. Rotterdam: Uitgeverij 010.Vreeburg, M. Bepaling <strong>van</strong> de rentevoet bij investeringsanalysis.W/E adviseurs. (2010). Kiezen voor nieuwbouw of het verbeteren <strong>van</strong> het huidige kantoor. Utrecht.Wargocki, P., Bakó-Biró, Z., Clausen, G., & Fanger, P. O. (2002). Air quality in a simulated officeenvironment as a result of reducing pollution sources and increasing ventilation. Energy andBuildings 34 , 775-783.WEKA Financieel. Achtergrondinformatie NCW en IR.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 73


Bijlage 1 – ontwikkeling kantoormarkt<strong>De</strong>ze bijlage is gebaseerd op en deels overgenomen uit literatuur (Remøy & Jonge) (Meel, 2000).Een <strong>van</strong> de gevolgen <strong>van</strong> de industriële revolutie is het ontstaan <strong>van</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong>. <strong>De</strong>massaproductie in de fabriekshallen creëerden de behoefte aan coördinatie en administratie. Hetkantoor toentertijd bestond uit een hal met daarin lange tafels.Dit kantoortype maakte in het begin <strong>van</strong> de 20 e eeuw plaats voor grote kantoorhallen met daarinkleine bureaus opgesteld in fabriekachtige lijnen. Dit concept was ontwikkeld door Frederick Tayloren legt de focus op hiërarchie, werkdivisies, nauwkeurigheid en controle. <strong>De</strong> grote hallen werdenmogelijk gemaakt door de ontwikkeling <strong>van</strong> nieuwe staalconstructies. <strong>De</strong>ze constructies haddennamelijk een grotere draagkracht waardoor grotere overspanningen mogelijk werden en deconstructie minder ruimte in beslag nam. Daarnaast deed de personenlift zijn intrede waardoor deeerste hoge <strong>kantoorgebouwen</strong> ontstonden.<strong>De</strong> economische groei na de tweede wereldoorlog zorgde voor een extensie <strong>van</strong> de tertiaire sector.Kantoren werden voorzien <strong>van</strong> kunstverlichting en airconditioning. Dit zorgde, in tegenstelling tot inde Verenigde Staten, in Europa niet tot diepere gebouwvertrekken. <strong>De</strong> focus <strong>van</strong> het ontwerp lag opde gebouwschil, in het bijzonder de gevels, en niet op het werkklimaat <strong>van</strong> de werknemers. Hetkantoorgebouw was vaak voorzien <strong>van</strong> een centrale corridor met daaromheen een afwisselende,flexibele ruimte-indeling, zoals kantoorcellen en groepsruimten.In de jaren zestig werd naast de gebouwschil de nadruk gelegd op het werkklimaat. Dat kwam doorhet inzien <strong>van</strong> het belang <strong>van</strong> communicatie en collegialiteit, de toenemende behoefte aanflexibiliteit en door de technische vooruitgang op het gebied <strong>van</strong> de informatica. Hierdoor ontstondhet concept kantoorlandschap. Het kantoorlandschap is één grote ruimte uitgerust met modernekantoormeubels en planten. <strong>De</strong> plaats <strong>van</strong> de werknemers is zo bepaald dat er een optimalecommunicatie onderling ontstaat.In de jaren zeventig verloor het kantoorlandschap haar populariteit. <strong>De</strong> werknemers hadden veelklachten over het binnenklimaat, zoals geluidsoverlast en temperatuurschommelingen. Daarnaastwaren een gebrek aan privacy en weinig visueel contact met de buitenwereld redenen om hetconcept niet meer toe te passen. <strong>De</strong> kantoorcellen kwamen terug en kantoorindelingen werdengestandaardiseerd. Nieuwe concepten voor de lay-out <strong>van</strong> kantoren werden ontwikkeld, zoals in hetgebouw <strong>van</strong> Centraal Beheer (1972). Het kantoor bestaat uit kantoorunits (8-10 personen) die metelkaar verbonden worden door een atrium en ontmoetingsruimten.Na de oliecrisissen in de jaren zeventig begon de economie begin jaren tachtig weer op te bloeien.Dit zorgde voor een modernisering <strong>van</strong> het kantoorconcept. Bijna elke werknemer beschikte middenjaren tachtig over een persoonlijke computer. Het gevolg daar<strong>van</strong> was extra bekabeling en hetkantoor moest voorzien worden <strong>van</strong> extra koeling <strong>van</strong>wege de hogere interne warmtelast. Daarnaastzorgde de ontwikkeling <strong>van</strong> de computer voor de eerste automatische regeling <strong>van</strong> degebouwgebonden installaties, zoals de koeling en ventilatie.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 74


Het beeld <strong>van</strong> het kantoor veranderde in de jaren negentig door de ontwikkeling <strong>van</strong> mobieletelefoons, laptops, internet en e-mail. <strong>De</strong> grens tussen werken en vrije tijd wordt daardoor steedsvager.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 75


Bijlage 2 – uitgangspunten test caseReferentieAlgemeen- Gebouwfunctie kantoorgebouw- Bedrijfstijd installatie 7-18h gedurende ma t/m vr- gebruikstijd 8-17h gedurende ma t/m vr- te huisvesten aantalpersonen500 st- m 2 FNO/persoono kantoorruimte 10,2 m 2o vergaderruimte 2,6 m 2- gelijktijdigheidvergaderruimte 50%- gemiddelde bezettingvergaderruimte 40%- gelijktijdigheido personen 65%o apparatuur 65%o verlichting 90%Bouwkundig- bruto vloeroppervlak 10817,8 m 2- functioneel nuttigvloeroppervlak 6345,8 m 2- stramienmaat 5,25 m- gebouwdiepte 27,9 m- gebouwlengte 55,4 m- aantal verdiepingen 7 st- verdiepingshoogte gem. 3,7 m- netto vertrekhoogte gem. 2,9 m- glaspercentage 32%- te openen ramen nee- zonwering binnenzonwering- Rc waardeno Buitenwand 1,3 m 2 K/W (aluminium vliesgevel)o Tussenwand kalkzandsteen of betono Dak 1,3 m 2 K/Wo Bg vloer 1,3 m 2 K/W- Beglazingo U-waarde, excl. kozijn 2,7 W/m 2 Ko U-waarde, incl. kozijn 4,1 W/m 2 Ko ZTA 0,35o LTA 0,74- Infiltratie 0,0035 m 3 /s/(m 2 x gevel) (ISSO 53)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 76


Werktuigbouwkundige Installaties- Warmte opwekking bestaande cv-ketels- Koude opwekking compressiekoelmachine- Systeem verwarming ventilatielucht, constant volume- Aanvullende verwarming radiatoren met thermostaatkraan- Systeem koeling ventilatielucht, constant volume- Luchtbehandelingssysteem mechanische luchttoe- en afvoer (lijnroosters)- Ventilatiehoeveelheid 4-voudig, waar<strong>van</strong> 70% recirculatie (zie ventilatieschema)- Hoeveelheid verse lucht 36 m 3 /h per persoon (werkplek)- Regeltechniek centraal, thermostaatkraan radiatoren- Stooklijn inblaaslucht Tbuiten Tinblaas18°C 20°C24°C 17°C28°C 17°C40°C 29°C- Setpointso Verwarming overdag 20°C, s’nachts 17°C, weekend 16 °Co Koeling overdag 25°C, s’nachts -°CInterne warmtelast- Verlichting 15 W/m2- Personen 130 W per persoon- Apparatuur 100-150 W per computerElektrotechnische installaties- Kanalisatie vloergoot- Verlichtingstype conventionele tl-verlichting- Regeling conventioneel (vertrekschakeling)- Aansluitpunten datao Indeelbaarheid 1,80mo 1V/2V/3V (pp) 2Vo Draadloos neeTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 77


VentilatieschemaBegane grond1e verdieping t/m 6e verdieping348.9 m2 348.9 m2 182.5 m2 182.5 m2KantoorKantoorKantoorKantoor27 werkplekken,18 personenaanwezigToiletten /Goederenlift175 m3/h 175 m3/h-350 m3/h+4500 m3/h +4500 m3/hGang /50 m3/hPantry / Kopie50 m3/h27 werkplekken,18 personenaanwezig-200 m3/h-4275 m3/h -4275 m3/h+2100 m3/hKantoor+2100 m3/hToiletten /Goederenlift175 m3/h 175 m3/h-1925 m3/h -1925 m3/h14 werkplekken14 werkplekken-350 m3/h9 personen9 personen216.4 m2 216.4 m2Gang /Pantry / Kopie+2500 m3/h +2500 m3/h-200 m3/h50 m3/h 50 m3/hKantoorEntree+580 m3/h+100 m3/h+180 m3/hLift-180 m3/h-580 m3/h229.9 m2-2450 m3/h+100 m3/h-2450 m3/h17 werkplekken11 personen182.5 m2+180 m3/h-180 m3/h Lift17 werkplekken11 personen182.5 m2132.5 m2+1700 m3/h-230 m3/h25 m3/h +180 m3/h 25 m3/hLift / Trap+1700 m3/h132.5 m225 m3/h Lift / Trap 25 m3/h-230 m3/h+2100 m3/h +180 m3/h+2100 m3/hKantoorKantoorKantoorKantoor10 werkplekken -1675 m3/h -1675 m3/h 10 werkplekken14 werkplekken14 werkplekken7 personen7 personen9 personen -2075 m3/h -2075 m3/h 9 personenTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 78


Concept minimaalAlgemeen- Gebouwfunctie kantoorgebouw- Bedrijfstijd installatie 7-18h gedurende ma t/m vr- gebruikstijd 8-17h gedurende ma t/m vr- te huisvesten aantalpersonen500 st- m 2 FNO/persoono kantoorruimte 10,2 m 2o vergaderruimte 2,6 m 2- gelijktijdigheidvergaderruimte 50%- gemiddelde bezettingvergaderruimte 40%- gelijktijdigheido personen 65%o apparatuur 65%o verlichting 90%Bouwkundig- bruto vloeroppervlak 10817,8 m 2- functioneel nuttigvloeroppervlak 6345,8 m 2- stramienmaat 5,25 m- gebouwdiepte 27,9 m- gebouwlengte 55,4 m- aantal verdiepingen 7 st- verdiepingshoogte gem. 3,7 m- netto vertrekhoogte gem. 2,9 m- glaspercentage 32%- te openen ramen nee- zonwering binnenzonwering- Rc waardeno Buitenwand 1,8 m 2 K/Wo Tussenwand kalkzandsteen of betono Dak 3,0 m 2 K/Wo Bg vloer 1,3 m 2 K/W- Beglazingo U-waarde, excl. kozijn 2,7 W/m 2 Ko U-waarde, incl. kozijn 4,1 W/m 2 Ko ZTA 0,35o LTA 0,74- Infiltratie 0,0020 m 3 /s/(m 2 x gevel) (ISSO 53)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 79


Werktuigbouwkundige Installaties- Warmte opwekking HR107-ketels- Koude opwekking compressiekoelmachine- Systeem verwarming ventilatielucht, constant volume (variant met VAV)- Aanvullende verwarming radiatoren met thermostaatkraan- Systeem koeling ventilatielucht, constant volume (variant met VAV)- Luchtbehandelingssysteem mechanische luchttoe- en afvoer (lijnroosters)- Warmteterugwinning twin-coil- Ventilatiehoeveelheid 3,4-voudig- Hoeveelheid verse lucht 102 m 3 /h per persoon (werkplek)- Regeltechniek centraal, thermostaatkraan radiatoren- Stooklijn inblaaslucht Tbuiten Tinblaas18°C 20°C22°C 17°C28°C 17°C40°C 29°C- Setpointso Verwarming overdag 20°C, s’nachts 17°C, weekend 16 °Co Koeling overdag 25°C, s’nachts -°CInterne warmtelast- Verlichting 11 W/m2- Personen 130 W per persoon- Apparatuur 100-150 W per computerElektrotechnische installaties- Kanalisatie vloergoot- Verlichtingstype HF-verlichting- Regeling veegschakeling- Aansluitpunten datao Indeelbaarheid 1,80mo 1V/2V/3V (pp) 2Vo Draadloos neeTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 80


Concept modaalAlgemeen- Gebouwfunctie kantoorgebouw- Bedrijfstijd installatie 7-18h gedurende ma t/m vr- gebruikstijd 8-17h gedurende ma t/m vr- te huisvesten aantalpersonen500 st- m 2 FNO/persoono kantoorruimte 10,2 m 2o vergaderruimte 2,6 m 2- gelijktijdigheidvergaderruimte 50%- gemiddelde bezettingvergaderruimte 40%- gelijktijdigheido personen 65%o apparatuur 65%o verlichting 70%Bouwkundig- bruto vloeroppervlak 10817,8 m 2- functioneel nuttigvloeroppervlak 6345,8 m 2- stramienmaat 5,25 m- gebouwdiepte 27,9 m- gebouwlengte 55,4 m- aantal verdiepingen 7 st- verdiepingshoogte gem. 3,7 m- netto vertrekhoogte gem. 2,9 m- glaspercentage 32%- te openen ramen nee- zonwering geen- Rc waardeno Buitenwand 3,0 m 2 K/Wo Tussenwand kalkzandsteen of betono Dak 4,0 m 2 K/W (vegetatiedak)o Bg vloer 1,3 m 2 K/W- Beglazingo U-waarde, excl. kozijn 1,1 W/m 2 Ko U-waarde, incl. kozijn 2,2 W/m 2 Ko ZTA 0,30o LTA 0,60- Infiltratie 0,0015 m 3 /s/(m 2 x gevel) (ISSO 53)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 81


Werktuigbouwkundige Installaties- Warmte opwekking HR107-ketels- Koude opwekking compressiekoelmachine- Systeem verwarming plafondinductiesysteem- Systeem koeling plafondinductiesysteem- Luchtbehandelingssysteem mechanische luchttoe- en afvoer- Warmteterugwinning warmtewiel- Ventilatiehoeveelheid 2-voudig- Hoeveelheid verse lucht 59 m 3 /h per persoon (werkplek)- Regeltechniek per zone/vertrek (verwarming/koeling/ventilatie)- Stooklijn inblaaslucht Tbuiten Tinblaas18°C 20°C22°C 17°C28°C 17°C40°C 29°C- Setpointso Verwarming overdag 20°C, s’nachts 17°C, weekend 16 °Co Koeling overdag 24°C, s’nachts -°CInterne warmtelast- Verlichting 11 W/m2- Personen 130 W per persoon- Apparatuur 100-150 W per computerElektrotechnische installaties- Kanalisatie vloergoot + vloerpotten- Verlichtingstype HFR-verlichting, gang HF-verlichting- Regeling veegschakeling + aanwezigheidsdetectie- Aansluitpunten datao Indeelbaarheid 1,80mo 1V/2V/3V (pp) 3Vo Draadloos jaTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 82


Concept luxeAlgemeen- Gebouwfunctie kantoorgebouw- Bedrijfstijd installatie 7-18h gedurende ma t/m vr- gebruikstijd 8-17h gedurende ma t/m vr- te huisvesten aantalpersonen500 st- m 2 FNO/persoono kantoorruimte 10,2 m 2o vergaderruimte 2,6 m 2- gelijktijdigheidvergaderruimte 50%- gemiddelde bezettingvergaderruimte 40%- gelijktijdigheido personen 65%o apparatuur 65%o verlichting 70%Bouwkundig- bruto vloeroppervlak 10817,8 m 2- functioneel nuttigvloeroppervlak 6345,8 m 2- stramienmaat 5,25 m- gebouwdiepte 27,9 m- gebouwlengte 55,4 m- aantal verdiepingen 7 st- verdiepingshoogte gem. 3,7 m- netto vertrekhoogte gem. 2,9 m- glaspercentage 32%- te openen ramen nee- zonwering geen- Rc waardeno Buitenwand 3,0 m 2 K/Wo Tussenwand kalkzandsteen of betono Dak 4,0 m 2 K/Wo Bg vloer 1,3 m 2 K/W- Beglazingo U-waarde, excl. kozijn 1,1 W/m 2 Ko U-waarde, incl. kozijn 2,2 W/m 2 Ko ZTA 0,30o LTA 0,60- Infiltratie 0,0006 m 3 /s/(m 2 x gevel) (ISSO 53)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 83


Werktuigbouwkundige Installaties- Warmte opwekking wko + pieklastketel- Koude opwekking wko- Systeem verwarming klimaatplafond- Systeem koeling klimaatplafond- Luchtbehandelingssysteem mechanische luchttoe- en afvoer- Warmteterugwinning warmtewiel- Ventilatiehoeveelheid 2-voudig- Hoeveelheid verse lucht 59 m 3 /h per persoon (werkplek)- Regeltechniek per 4 werkplekken /vertrek (verwarming/koeling/ventilatie)- Stooklijn inblaaslucht Tbuiten Tinblaas18°C 20°C22°C 17°C28°C 17°C40°C 29°C- Setpointso Verwarming overdag 20°C, s’nachts 17°C, weekend 16 °Co Koeling overdag 24°C, s’nachts -°CInterne warmtelast- Verlichting 11 W/m2- Personen 130 W per persoon- Apparatuur 150 W per computerElektrotechnische installaties- Kanalisatie vloergoot + vloerpotten- Verlichtingstype HFR-verlichting + daglichtregeling, gang HF-verlichting- Regeling veegschakeling + aanwezigheidsdetectie + daglichtregeling- Aansluitpunten datao Indeelbaarheid 1,80mo 1V/2V/3V (pp) 3Vo Draadloos jaTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 84


Bijlage 3 – Voorbeeld morfologische overzichtenFunctie: koelingGebouwniveau: verdiepingTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 85


Functie: koelingGebouwniveau: gebouwVervolg opwekking:TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 86


Bijlage 4 – overzicht werking VABI module productiviteitGemeten verbanden Rehva handleidingnr. 6:- kort ziekteverzuim versusventilatiehoeveelheid- prestatie versus ventilatiehoeveelheid- prestatie versus luchtkwaliteit- prestatie versus binnenluchttemperatuur<strong>De</strong> ieder uur berekende productiviteit is hierbijgedefineerd als het verlies in productiviteit tenopzichte <strong>van</strong> de ‘ideale’ situatie:- binnenluchttemperatuur 22C- ventilatiehoeveelheid ‘oneindig’- binnenluchtkwaliteit 0% ontevredenenInvoergegevens:Uurlijkse data die wordtweggeschreven:Algemene uitgangspuntenbinnenluchttemperatuurventilatiehoeveelheidBouwkundige uitgangspuntenInstallatietechnische uitgangspuntenInterne warmtelastVABI114Benodigde verwarmingBenodigde koelingBenodigde ventilatorenergieBenodigde pompenergieEtc.Module VABIMbt productiviteit en ziekteverzuimVerlies aan productiviteitOp jaarbasis per ruimteToename kort ziekteverzuimOp jaarbasis per ruimteTgv ventilatieTgv luchtkwaliteitTgv binnenluchttemperatuurVoorwaarden genoemd in de ISSO/REHVA-handleiding- kort ziekteverzuim is alleen <strong>van</strong> toepassing in situaties waar overdracht <strong>van</strong>infecties mogelijk is (kantoortuin of aanzienlijke recirculatie)- Alleen als er luchtkwaliteit (% ontevredenen) is waargenomen kan er ietsover het effect <strong>van</strong> extra ventilatie worden gezegd. Zo niet dan is heteffect 0,0%- verhoging ventilatiehoeveelheid verhoogd productiviteit tgvventilatiehoeveelheid en luchtkwaliteit. In deze situatie wordt demaximale waarde genomen en andere aan 0,0% gesteldInvoergegevens:- het aantal ruimten- het aantal personen per ruimte bij 100% bezetting- de bezettingsgraad- het kort ziekteverzuim bij een ventilatiehoeveelheid <strong>van</strong> 0 l/s per persoon- de luchtkwaliteit in percentage ontevredenen- het soort kantoorwerkTU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 87


Bijlage 5 – investeringskosten test caseConcept minimaal – werktuigbouwkundig (<strong>De</strong>erns)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 88


Concept modaal – werktuigbouwkundig (<strong>De</strong>erns)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 89


Concept luxe – werktuigbouwkundig (<strong>De</strong>erns)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 90


Elektrotechnische uitgangspunten <strong>van</strong> de investering <strong>van</strong> de concepten (<strong>De</strong>erns, 2009)TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 91


Bijlage 6 – cd: Het integrale waardemodel + berekeningenCd met het integrale waardemodel, VABI berekeningen en de GreenCalc + berekeningen.TU/e Master Building Services <strong>De</strong> meerwaarde <strong>van</strong> <strong>verduurzaamde</strong> <strong>kantoorgebouwen</strong> Pagina 92

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!