Gebouw en directe omgevingOver het gebouw als geheel zegt Petersen in ‘Het kleineJenaplan’: Geen massale scholen: ‘grote scholen moetenopgedeeld worden in eenheden van hoogstens 400 – 500leerlingen. Het gebouw dient laagbouw te zijn, zo veelmogelijk van één verdieping, omgeven door terrein vooreen speelplaats en een schooltuin als “kinderplatteland.”De verbinding tussen binnen en buiten is dus essentieel (ziedaarover ook Both, 1999).‘Het gebouw moet voor elke stamgroep een afzonderlijklokaal bevatten (iets fundamenteels, in tegenstelling tothet Gary- en Daltonplan)’ [ waar lokalen door steeds wisselendegroepen gebruikt werden, KB] – kinderen moetenergens thuis zijn, in de schoolwoonkamer. Daarnaast noemthij een handenarbeidlokaal, een lokaal ‘voor natuurwetenschappelijkwerken’, een gymnastieklokaal en een aulavoor muziekbeoefening, schoolvieringen, toneel, etc. Eneen ‘organisch geïntegreerde kleuterschool’, met zijn eigeneisen aan de ruimte.1933 - kookcursusMeubilairHet meubilair moet stevig en licht zijn, door kinderengemakkelijk te verplaatsen, zelfs naar buiten, ‘zelfs eenkwartier gaans, meegenomen voor een onderwijswandelingnaar een weide, een rivieroever, een steengroeve,een botanische tuin, aangezien het regel moet zijn dat hetonderwijs zoveel mogelijk naar de vrije natuur verplaatstwordt’. Weer zo’n aansporing om vooral ook naar buitente gaan, al zullen veel huidige lezers dat gesjouw met meubelsniet zo zien zitten. Petersen liet voor de school in Jenameubilair ontwerpen door het beroemde Bauhaus. Opoudere foto’s van de school zie je nog ongemakkelijk zittendeklapstoelen en later zie je prachtige moderne meubelendie ook in huidige huiskamers niet zouden misstaan(Both, 1992).Om vast te houdenLaten we van bovenstaande beschouwingen en informatiehet volgende vasthouden als nog van belang voor ons nu:1. De ruimte oefent onbewust invloed uit op kinderen (envolwassenen in de school) – de vormgeving daarvanis dan ook een grote pedagogische verantwoordelijkheid.2. Het vormgeven van de ruimte is een van de voorwaardenvan het kunnen ontstaan van ‘pedagogischesituaties’.3. Kinderen participeren in de vormgeving, inrichting enhet beheer van de ruimte – en dan niet alleen in deuitvoering, maar ook in de planning (zelfbeheer).4. Er is in de ruimte een evenwicht tussen uitdaging totexploratie en structuur. Chaos en ‘rommel’ wordenbestreden en voorkomen.5. De ruimte van de school – en daarbinnen vooral destamgroeplokalen of ‘schoolwoonkamers’ – vormt eenthuis voor de kinderen en de kinderen kunnen het ooktot hun ruimte maken. Dit karakter als thuisbasis van destamgroepen veronderstelt ook dat er grenzen zijn aanhet medegebruik buiten schooltijd door anderen.6. Het zich vrij kunnen bewegen door de kinderen is belangrijkvoor hun welbevinden. Deze vrijheid heeft zijn plaatsbinnen de door de groep gestelde gedragsregels.7. Er zijn geen absoluut vaste plaatsen van kinderen, maarer is flexibiliteit in de inrichting van de ruimte, naargelang verschillende typen situaties dat vereisen.8. Het leren over de ruimte – het zich bewust worden vankleuren, structuren en dingen – is van belang in samenhangmet 1 en 3.9. Er is een levendige relatie tussen ‘binnen’ (in het schoolgebouw)en ‘buiten’ – tuin op het schoolterrein en verderweg liggende natuur. ‘School’ omvat binnen- enbuitenruimte.10. Er zijn gespecialiseerde ruimtes nodig: techniek/ handenarbeidruimte,laboratorium voor natuurwetenschappelijkonderzoek, gymnastiek – en dansruimte,aula voor muziek, toneel, schoolvieringen, e.a.ActualiteitHet is goed als Jenaplanners zich bezighouden met de wortelsvan hun concept: de praktijk en achterliggende theorievan het Jenaplan van Petersen. De visie van Petersen op deruimte van de school is op veel punten nog actueel, geeftnog zeer te denken. Een confrontatie daarvan met eigentijdseopvattingen van bijvoorbeeld de omgevingspsychologieis uiterst vruchtbaar. Dat laatste gebeurt in de tekst‘Ruimte als kwaliteit’, als onderdeel van de NJPV-publicatieover zelfevaluatie in Jenaplanscholen: ‘Groeien en bloeienin De Rozentuin’.Fotografie: uit collectie Archiv-Bilder ‘Universtatsschule Jena 1924-1950© Dr. Tilmann PetersenLITERATUURBoth, K. (1992), Alleen het beste is goed genoeg – Bauhaus-meubilairin Jena. In: Mensenkinderen, septemberBoth, K. (1999), Het schoolterrein als leerlandschap: Lerenvan ‘Learning through Landscapes. In: Mensenkinderen,maartBoth, K. (2005), Kindergarten, tuin voor kinderen. In: DeWereld van het Jonge Kind, januariBroersma, R., e.a. (2004), Geef ze de ruimte. Valthermond:FreinetbewegingCarlier, H. (2005), Tuinen aan de IJssel. In: Caminada (red.),2005Hutchison, D. (2004), A Natural History of Place in Education.New York/ London: Teachers College Press20MENSENKINDEREN <strong>103</strong>september 2006
Ellen Reehorstin samenwerking met Hanneke VenemaVerhalend ontwerpen enwerkstukkenIn dit tweede artikel over Verhalendontwerpen komt het zinvol maken enpresenteren van werkstukken aan bod,gekoppeld aan voorbeelden uit deleerlijn Ruimte.Werkstukken in verhalend ontwerpenAan tafel vertel ik dat ik een artikel over verhalend ontwerpenga schrijven. ‘Waarover precies?’ vraagt mijn oudstepuberdochter, die in haar basisschooltijd vele verhalendeontwerpen heeft meegemaakt. Mijn toelichting dat hetzal gaan over werkstukken lokt een ongelovig gesnuif uit.Onze jongste dochter, die nog meer ervaring heeft metverhalend ontwerpen, valt haar zus bij. ‘Werkstukken maakje niet binnen een verhalend ontwerp’ zegt ze beslist.Over werkstukken hoef je deze meiden niets te vertellen,ze maken ze vanaf de brugklas aan de lopende band. Zoekenop internet, tekst typen in eigen woorden, inhoudsopgaveen mooi voorkantje, mapje erom en klaar. Geenleraar of ouder hoeft erbij te helpen en de cijfers zijn altijdgoed om een rapportcijfer mee op te halen. Blijkbaar hebbenze dit op hun basisschool erg goed geleerd. Bijzonder,want werkstukken hebben ze daar naar eigen zeggen nietgemaakt. Of wel?Hanneke Venema, die op de Annie MG Schmidtschool inGroningen jarenlang hun groepsleidster was, heeft eenverklaring. ‘Een verhalend ontwerp biedt juist erg veelmogelijkheden om kinderen een werkstuk te laten maken,maar ze passen zo goed in het verhaal dat de kinderen hetniet zo ervaren. Ze maken bijvoorbeeld een informatiebordwaarop bezoekers van hun dierentuin alles over een dierkunnen lezen, of een poster over de spijsvertering die inhun kinderziekenhuis aan de muur hangt. Zo oefenen zealle vaardigheden die voor het maken van een werkstukvan belang zijn. Het bevalt mij uitstekend om deze vaardighedenzo aan te bieden. Het gaat veel soepeler en de kwaliteitvan de werkstukken is stukken hoger, waarschijnlijkomdat we ze nodig hebben in het verhaal.’Wie nieuwsgierig is geworden, of het echt zo simpel is omwerkstukken te integreren in een verhalend ontwerp, kanhet makkelijk zelf even proberen. Kies bijvoorbeeld eenverhaallijn van een ontwerp over ‘ruimte’ (zie kader) en kijkof je daarbinnen een logische plek en een zinvolle vormvoor een werkstuk kunt bedenken.Een werkstuk bij de leerlijn RuimteIn het tv-station zou de tv-redactie de resultaten van hunresearch kunnen verwerken in informatieposters over deprovincies. De kinderkrant van het programmablad gaatdan natuurlijk over Nederland. Het architectenbureau werktde resultaten van het wijkonderzoek uit en maakt een folderom de verkoop te stimuleren. Omdat de architect en detoverfee nieuwsgierig zijn naar hun lievelingsplekjes makende kinderen harmonicaboekjes met tekeningen, teksten eneigen foto’s. En zo zijn er vast nog veel meer mogelijkhedente bedenken. Telkens gaat het om research (informatieverzamelen en doordenken), teksten schrijven (vaak doelgroepgericht),vormgeving en presentatie.Een zinvolle plek en een logische vorm blijken in een verhalendontwerp gemakkelijk te vinden. Minstens zo interessantis de vraag hoe je ervoor kunt zorgen dat de werkstukkenook werkelijk kwaliteit krijgen. Hanneke doet dat inelk geval zonder de ‘instructiestencils werkstuk maken’ dieze vroeger uitdeelde. ‘Ondanks die instructiebladen warener elke keer flink wat werkstukken onder de maat. Dusverbeterde ik de informatie, maar dat hielp eigenlijk niets.Behoorlijk frustrerend. Tegenwoordig help ik de kinderenmet een paar sleutelvragen op weg. Dat kost mij mindertijd, zij vinden het leuker en de resultaten zijn veel beter.’Kijk even mee hoe Hanneke episode 3 van het tv-stationaanpakt: ‘Ik vertel dat het tv-station zijn eigen programmabladheeft. In het midden zit een katern voor kinderen enjongeren. Er is in dit katern van alles te vinden over Nederland.Zo weet ik toevallig dat er in ieder geval vraag is naarde volgendeonderwerpen:• klimaat in Nederland• Nederland en het water• het waddengebied• Schiphol• de Rotterdamse haven• export/import• delfstoffenMENSENKINDEREN <strong>103</strong>september 200621