11.07.2015 Views

Download Antenne "Mensenrechten" - deMens.nu

Download Antenne "Mensenrechten" - deMens.nu

Download Antenne "Mensenrechten" - deMens.nu

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ISSN 0772-6627 • Afgiftekantoor Brussel XVerantwoordelijke uitgever: Sonja EggerickxVerschijnt driemaandelijks2008 - 26 ste jaargang nr. 1 <strong>Antenne</strong>Artikel 1Alle mensen wordenvrij en gelijkin waardigheid en rechten geboren.Zij zijn begiftigd metverstand en geweten,en behoren zich jegens elkanderin een geest van broederschapte gedragen.Mensenrechten60 jaar Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)


KernredactieFranky BusscheSonny Van de SteeneMarina Van HaerenUNIE VRIJZINNIGE VERENIGINGEN vzwFederaal SecretariaatBrand Whitlocklaan 87Lay-outC&L&J GrafiekGroepDe standpunten weergegeven in de bijdragen,vertolken enkel de mening van de auteuren zijn niet noodzakelijk de visie van UVV.Abonnementen<strong>Antenne</strong> wordt gratis verspreidbinnen de Vrijzinnige Gemeenschap1200 Sint-Lambrechts-WoluweTel. 02 / 735 81 92Fax 02 / 735 81 66E-mail: cmd.federaal@uvv.bewww.uvv.beAan alle geadresseerden van dit tijdschrift vragen wij of de naam en het adres,zoals afgedrukt op het etiket van de voorpagina, correct zijn.Is dit niet zo, gelieve dan het Federaal Secretariaat schriftelijk of tele fonisch te verwittigen.Reacties op dit <strong>nu</strong>mmer kan u steeds doormailen naar info@uvv.be, deze worden, na overleg en goedkeuring door de kernredactie,geplaatst op de website bij de rubriek ‘Reacties’ van de desbetreffende <strong>Antenne</strong>.Lid van de Unievan de Uitgevers vande Periodieke PersCONFORM DE WET TOT BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER TENOPZICHTE VAN DE VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS (8 DECEMBER 1992)DELEN WIJ U MEE DAT EEN AANTAL VAN UW PERSOONSGEGEVENS OPGENOMEN WOR-DENINONSADRESSENBESTAND.UVV ZAL, ALS HOUDER VAN DIT BESTAND, UW GEGEVENS VERWERKEN IN HET KADERVAN VOLGEND DOELEIND: VERSPREIDEN VAN PUBLICATIES EN INTERNE COMMUNICATIE.OP SCHRIFTELIJKVERZOEK, GERICHT AAN MEVROUW MARINA VAN HAEREN, SECRE-TARIS-GENERAAL, BRAND WHITLOCKLAAN 87 TE 1200 SINT-LAM BRECHTS -WOLUWE, KAN U EEN OVERZICHT KRIJGEN VAN DE DOOR UVV OVER U OPGESLAGENPERSOONSGEGEVENS. ONJUISTE GEGEVENS VERBETEREN WIJ OP UW VERZOEK.


<strong>Antenne</strong>In de eerste bijdrage onderzoekt prof. dr. Gily Coene inwelke mate het huidige migratiebeleid te verzoenen ismet fundamentele mensenrechten en elementaire notiesvan menselijkheid en humanisme. Een te restrictiefmigratiebeleid is volgens de auteur niet alleen onrealistisch,maar getuigt ook van weinig menselijkheid.Mensenrechten en migratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 5De Internationale Humanistische en Ethische Unie (IHEU)maakt zich zorgen over het feit dat het bestrijden van de‘belastering van religies’ door de VN en de nationale eninternationale wetgeving, ernstige gevolgen kan hebbenvoor ingeburgerde vrijheden. Babu R.R. Gogineni, internationaaldirecteur van de IHEU, pleit voor het recht opvrije meningsuiting en voor het recht op bescherming vande overheid als deze vrijheid in het gedrang komt.Belastering van religie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 12Procentueel gezien telt Brussel meer kansarmen danVlaanderen. Sinds 2005 is Nicky Budts directrice van vzwNASCI, die zich als opdracht heeft gesteld de meest kwetsbaregroep in onze samenleving een helpende hand te bieden.Door voornamelijk hulpbehoevende moeders te helpen,streven ze ernaar hen het recht te geven hun kinderenop een menswaardige manier te kunnen opvoeden.Een gesprek van Jan Van den Brande met Nicky Budts,directrice van vzw NASCI, over het recht om je kind eenmenswaardig bestaan te geven. . . . . . . . . . . . . . . p. 18Kanttekeningen bij het boek Straf de armen van LoicWacquant. Moreel consulent Sigrid Ponjaert onderzoektde manier waarop in de VS het recht op privacy geschondenwordt bij veroordeelde seksuele delinquenten.De Amerikaanse klopjacht op seksuele delinquenten:heiligt het doel de middelen? . . . . . . . . . . . . . . . . p. 22Mensenrechten zijn basisrechten. Ook de gedetineerdeblijft burger en in die hoedanigheid drager van fundamentelerechten, die maximaal moeten worden gerespecteerd.De overheid is immers verplicht om alle burgers gelijk tebehandelen. Kunnen we in het gevangeniswezen sprekenover een menswaardig bestaan? Sarah Eelen, consulentstafmedewerkervan de SMBG (Stichting voor MoreleBijstand aan Gevangenen) gaat nader in op deze problematiek.Een mens-waardige detentie . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 31Menswaardig sterven is ook een mensenrecht. Het recht opzelfbeschikking inzake het levenseinde wordt gesteund doorde wetgeving betreffende de rechten van de patiënt, dewet betreffende de palliatieve zorg, de wet betreffendeeuthanasie en de Code van Geneeskundige Plichtenleer.Franky Bussche, hoofd van dienst cel Studie en Onderzoek(Unie Vrijzinnige Verenigingen) gaat dieper in op de problemendie zich stellen in de praktijk.Recht op zelfbeschikking en een kwaliteitsvolle zorg bijhet levenseinde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 35Uit het UVRM zijn zeven mensenrechtenverdragen voortgekomen,waaronder het verdrag dat betrekking heeft opde uitbanning van alle vormen van discriminatie tegenoverde vrouw (1979). Toch maakte een 40-tal landen bijhet aanvaarden van het verdrag een voorbehoud bij éénof meer paragrafen. Bovendien worden talloze vormenvan geweld op vrouwen niet erkend als schendingen vande mensenrechten. Anne Rowie, stafmedewerkster vande Vrouwenraad, brengt hier verslag over uit.Vrouwenrechten na 1948 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 42Naar aanleiding van de studiedag Säkularisation undFreiheitsgarantien des Staates. Humanismus und‘Böckenförde-Diktum’, gaf Sonja Eggerickx, voorzitter vande International Humanist and Ethical Union en de UnieVrijzinnige Verenigingen, op 17 en 18 november 2007 eentoespraak in Berlijn. In haar uiteenzetting gaf zij toelichtingover het gedachtegoed en de werking van twee internationalehumanistische organisaties, namelijk de Inter nationaleHumanistische en Ethische Unie (IHEU) en de EuropeseHumanistische Federatie (EHF).Mensenrechten als kernbegrip binnen de werking vanIHEU en EHF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . p. 50Ten slotte wensen we alle auteurs, die een bijdrage leverden aandit <strong>nu</strong>mmer, uitdrukkelijk te danken voor hun medewerking.4 maart 2008


Mensenrechtenen migratie<strong>Antenne</strong>professor doctor Gily CoeneUniversiteit GentLeerstoel Humanistiek - Vrije Universiteit BrusselGeen enkele paradox in de hedendaagse politiek bevatmeer bittere ironie dan de inspanningen van goedbedoelendeidealisten die koppig vasthouden aan die‘onvervreemdbare’ mensenrechten, die alleen door burgersvan de meest welvarende en geciviliseerde landen wordengenoten, en de situatie van de rechtelozen zelf, schreefHannah Arendt in een commentaar op de situatie van ontheemdenen vluchtelingen in Europa tijdens de eerste helftvan de twintigste eeuw (1) . Personen voor wie mensenrechtenhet meest van belang zijn -omdat ze op geen enkeleandere status beroep kunnen doen dan die van louter eenmens te zijn- kunnen in de realiteit het minst op deze rechtenaanspraak maken. De voorwaarde om mensenrechtendaadwerkelijk te kunnen genieten impliceert immers ‘theright to have rights’ -dit is het recht te hebben deel uit temaken van een gemeenschap of organisatie die bereid isén in staat is verantwoordelijkheid voor de beschermingervan op te nemen.De mensenrechtenparadox waar Hannah Arendt naar verwijst,alludeert op de situatie van vluchtelingen en ontheemdentijdens de eerste helft van de twintigste eeuw.Hoewel de idee van ‘onvervreemdbare’ mensenrechten,zoals verkondigd tijdens de Franse en Amerikaanse revolutiesvan de achttiende eeuw, toen ook al een inspiratiebronvormde voor grondwetten en internationale verdragen,bleven deze rechten in de realiteit voorbehouden aanburgers en onderdanen. Wie het burgerschap of de nationaliteitwerd ontnomen of onthouden, kwam terecht ineen toestand van volstrekte rechteloosheid: een toestandwaarin geen enkel land of politieke organisatie verantwoordelijkheidvoor een individu of groep erkent of wenstop te nemen. De ‘onvervreemdbare’ mensenrechten richtenzich daarom tot een ‘abstracte’ -historisch en sociaalgedecontextualiseerde- mens die nergens lijkt te bestaan,aldus Arendt.De situatie van ontheemding en migratie, of het verliesvan een ‘thuis’ en van de sociale context waarbinnen mensenworden geboren en een bestaan uitbouwen, vormdeechter geen precedent in de geschiedenis. Wat in deze historischeperiode nieuw is, schrijft Arendt, is niet zozeer hetverlies van een thuis, maar de onmogelijkheid om er eenandere te vinden. Deze onmogelijkheid heeft niks temaken met overbevolking of een gebrek aan ruimte, maaralles met de politieke organisatie van de wereld in natie-maart 2008 5


<strong>Antenne</strong>staten. Zij delen de mensheid in op basis van geboorte enverwantschap en beschouwen wie daar buiten valt als eenvreemdeling. Bovendien, en dit in tegenstelling tot depolitieke vluchtelingen in de negentiende en twintigsteeeuw, hadden deze vluchtelingen geen politieke status: zevormen geen aanklacht tegen een despotisch regimewaardoor ze op de goodwill van een ander regime kunnenrekenen. Deze ontheemden en vluchtelingen warenslechts wat ze waren: geboren in de verkeerde groep -opHannah Arendtde verkeerde plaats. Precies hun onschuld, stelt Arendt, ishun grootste ongeluk: hun rechten zijn niet beperkt of ontnomenomdat ze een misdaad hebben gepleegd, maaromdat ze simpelweg buiten het recht -inclusief de universeelgeachte mensenrechten- vallen. Hun lot is niet dat zeongelijk behandeld worden door het recht, maar dat hetrecht niet voor hen bestaat.Hoewel er in de periode tussen deze vlijmscherpe analysevan het mensenrechtenconcept en vandaag reële doorbrakenzijn gerealiseerd op gebied van de bescherming van demensenrechten van vluchtelingen, blijft deze analyse vande ‘perplexiteit van de mensenrechten’ tot op heden relevantin verband met de situatie van asielzoekers en illegaleimmigranten in Europa. De kern van Arendts betoog is dat,hoewel universeel in reikwijdte, mensen die geen anderestatus hebben dan een mens te zijn geen mensenrechtelijkeaanspraken kunnen laten gelden. Toch kunnen vluchtelingenen mensen zonder papieren aanspraken doen op debescherming van hun mensenrechten. De nieuwe rechtelozenvandaag zijn veeleer de would-be vluchtelingen enmigranten die vaak letterlijk stranden tussen een continentdat niet in staat is en een continent dat niet bereid is enigeverantwoordelijkheid voor hun rechten op te nemen.Asiel en bescherming van de mensenrechtenEen eerste mijlpaal in de richting van de erkenning vaneen collectieve verantwoordelijkheid ten aanzien van debescherming van de individuele mensenrechten vormt deUniversele Verklaring van de Rechten van de Mens van1948. Naast talrijke andere rechten die de menselijkewaardigheid beogen te beschermen, declareert dezemensenrechtencataloog ook het recht om asiel te zoekenen te genieten (artikel 14) en het recht om te emigreren(artikel 13.2). Los van de niet-juridische bindende waardevan deze verklaring, drukt ook de formulering van hetbetreffende artikel geen recht op asiel uit. Eenieder heefthet recht om asiel te zoeken en te genieten, maar niet omhet -door een bepaalde staat- verleend te krijgen. Hetrecht om asiel te verlenen is volgens het klassieke internationalerecht het territoriale recht van staten.Het Vluchtelingenverdrag van 1951, beter gekend als deConventie Van Genève, beoogde in de eerste plaats devluchtelingen van de Tweede Oorlog in Europa beter teverdelen onder de verschillende landen en deze personeneen rechtenstatus toe te kennen. Het recht op beschermingdat aan deze vluchtelingen werd verleend, werdlater met het Protocol van 1967 uitgebreid naar alle vluchtelingendie beantwoorden aan de definitie die in hetVerdrag is opgenomen. Bovendien betreft het hier eenVerdrag dat voor de ondertekende staten als bindendwordt beschouwd. Om echter als vluchtelingen te wordenerkend, dient men een gegronde vrees aan te tonen, datmen om welbepaalde redenen (wegens ‘ras’, godsdienst,nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groepof politieke overtuiging) wordt vervolgd en geen beschermingkan of, omwille van de genoemde vrees, niet kanvragen in het land waarvan men de nationaliteit bezit.Omdat het Verdrag bijvoorbeeld zelf niet bepaalt watonder termen als gegronde vrees of vervolging dient teworden verstaan, ontstaat een grote interpretatieruimtedie zowel in genereuze en restrictieve zin kan aangewendworden. De genereuze of mensenrechtelijke interpretatiebaseert zich onder meer op de preambule van het Verdragwaarin wordt verwezen naar de Universele Verklaring voorde Rechten van de Mens, waarin wordt gesteld dat mensen,zonder onderscheid, de fundamentele rechten en vrijhedenvan de mens dienen te genieten.Hoewel cruciaal in de geschiedenis van het vluchtelingenrecht,is de voorbije jaren vooral de ontoereikende en marginalebetekenis van dit Verdrag voor de bescherming van6 maart 2008


vluchtelingen wereldwijd gebleken. De overgrote meerderheidvan de vluchtelingen valt immers niet onder deverdragsbepalingen. De Europese Richtlijn in verband metde subsidiaire of aanvullende bescherming die eind 2006in België in werking trad, beschermt <strong>nu</strong> onder meer ookoorlogsvluchtelingen. Deze uitbreiding is enerzijds eenbelangrijke stap, anderzijds wordt deze beschermingslechts tijdelijk toegekend. Daarmee wordt afstand gedaanIn het klassieke liberale denken is het recht op emigratie-het recht om het land of de politieke gemeenschap teverlaten- van fundamenteel belang om het individu tebeschermen tegen arbitraire gezagsuitoefening. Dit rechtgeeft uitdrukking aan de idee dat niemand aan een land ofstaat toebehoort, en dat gemeenschapsvorming en deaanvaarding van het politieke gezag berust op vrijwilligeinstemming. Beperkingen op de emigratie -zoals in hetvan het in het Vluchtelingenverdrag geïmpliceerde rechtop het verkrijgen van een langdurig of permanent verblijfsrechten wordt de nadruk gelegd op tijdelijke opvang,bijvoorbeeld in naburige landen, en terugkeer naar hetland van herkomst.Recht op migratie en wereldburgerschapDe Universele Verklaring vermeldt verder ook nog het rechtop emigratie. Dit verhindert staten beperkingen op te leggenaan de vrijheid van personen om hun land te verlaten en/ofer naar terug te keren. Hieruit volgt evenwel geen immigratierecht:het recht om het eigen land te verlaten, impliceertnog niet het recht om elders toegelaten te worden.voormalige Oostblok het geval was- worden daarom dusstrijdig bevonden met de individuele mensenrechten.Anderzijds kan de uitoefening van dit emigratierecht ookzeer onrechtvaardig zijn. Men kan dit recht immers aanwendenom solidaire verplichtingen ten aanzien van de gemeenschapte ontlopen. Iemand die bijvoorbeeld met overheidsondersteuningeen diploma heeft kunnen behalen en vervolgensverkiest om in het buitenland te gaan werken, omdatde lonen en inkomsten daar minder belast worden, maaktgebruik van zijn individuele vrijheid, maar gedraagt zich welals een ‘freerider’ ten opzichte van de gemeenschap.In een wereld opgedeeld in soevereine natiestaten lijkteen emigratierecht logischerwijs ook het recht in te hou-maart 2008 7


<strong>Antenne</strong>den om zich elders te vestigen. Toch is dit niet het geval:beperkingen op de immigratie worden niet beschouwdals schendingen van de mensenrechten, maar wordenerkend als legitieme vormen van gezagsuitoefening. Inde mate dat politieke gemeenschapsvorming beroepdoet op een zekere notie van vrijwilligheid, houdt dit ookde mogelijkheid in om te bepalen wie en op basis vanwelke criteria tot de gemeenschap of haar grondgebiedrecht om op vredelievende wijze andere personen overlandsgrenzen heen te bezoeken en met hen handels- enandere maatschappelijke betrekkingen aan te knopen.Kants wereldburgerschapsrecht kadert dus binnen eenvisie op ‘vrije’ wereldhandel, maar is niet beperkt toteconomische migratie. Het houdt ook geen recht in om teplunderen en andere volkeren uit te buiten, te overheersenof te onderdrukken.wordt toegelaten. Dit liberale spanningsveld komt ook totuiting in het ‘ius cosmopoliticum’ dat voor Imma<strong>nu</strong>elKant in Zum Ewigen Frieden (1796) wordt geformuleerdals de basis van een vreedzame wereldorde gebaseerdop een federatie van afzonderlijke staten. Het wereldburgerschapsrechtis voor Kant de uitdrukking van het rechtom zich over het ons gemeenschappelijk toebehorendeaardoppervlak te bewegen en het recht te genieten vande voorwaarden van de algemene of universele gastvrijheid:het recht om bij aankomst in een vreemd land nietals een vijand te worden behandeld. Eenieder heeft hetAls wereldburgers hebben mensen het recht om zich vrijen op vreedzame wijze over het aardoppervlak te begeven,het gezelschap van anderen op te zoeken en relatiesmet hen te vormen. In geval van vluchtelingen kan eenverblijf niet geweigerd worden als dit een schending zouinhouden van de menselijkheid in de persoon van deander. Deze idee ligt ook vervat in het ‘non-refoulement’-beginsel in het vluchtelingenrecht. Kants wereldburgerschapsrechtreflecteert dus een tweevoudig kosmopolitischideaal: enerzijds dat van een universele betrokkenheidvan mensen die hun menselijkheid met elkaar8 maart 2008


gemeen hebben en in die zin ook verantwoordelijkheidvoor elkaar erkennen, en anderzijds dat van de oprechtebelangstelling en openheid voor andere mensen, culturenen praktijken. Toch impliceert het recht op gastvrijheidgeen permanent bezoekrecht of ‘gastrecht’. De toekenningvan dit gastrecht is het voorrecht van de soevereinestaat. Kant erkent dus ook dat politieke gemeenschappenhet recht hebben om te bepalen wie tot hun gemeenschapbehoort en wie in het duurzame samenlevingsverbandwordt opgenomen. Dit primeert niet op het rechtvan alle mensen op een tijdelijk verblijf. Uit het recht optijdelijk verblijf vloeit echter geen permanent verblijfsrechtof een recht op burgerschap voort. De vraag die inhet licht van de huidige omstandigheden naar voortreedt, is of er naast een recht om bescherming te zoekentegen vervolging, het recht om over landsgrenzen heenmet anderen relaties aan te gaan, er ook geen sprakemoet zijn van een recht om te verblijven op de plaatswaar men een deel van zijn leven heeft doorgebracht enverder wenst te ontwikkelen.Het soevereine recht van staten belet echter niet dat regelgevingenen maatregelen in verband met migratie en burgerschapaan universele principes van vrijheid en gelijkheidmoeten getoetst worden. De plaats waar men isgeboren en/of de ouders waar men van afstamt, zijn inmorele zin volstrekt arbitrair en kunnen dus nooit het fundamentvormen van een liberaal of democratisch regimeof regelsysteem. Politieke samenwerkingsverbanden zijninstrumenten om universele menselijkheid en mensenrechtente garanderen; hun eenheid, homogeniteit ofinstandhouding zijn nimmer een doel op zich.In de huidige wereld verhinderen controles en regelgevingnochtans dat personen -omwille van het feit dat ze op eenbepaalde plaatst geboren zijn- kansen en mogelijkhedenkunnen genieten die wel openstaan voor mensen dieelders zijn geboren. Dit gaat over inkomen en tewerkstelling,maar ook over heel basale dingen zoals een normalelevensduur kennen en een leven in een toestand vanbetrekkelijke gezondheid kunnen leiden.De huidige migratiewetgevingen en controles bepalen enbeperken niet alleen de levenskansen die mensen en hunfamilieleden hebben, maar doen dit op zeer ongelijke endus onrechtvaardige wijze. Zo ervaren Belgen, Unie -burgers en westerlingen weinig of geen moeite om naarandere delen van de wereld te reizen, er te werken, testuderen, te investeren, een huwelijk of duurzame relatieaan te gaan, er zich tijdelijk of permanent te vestigenenzovoort. Dit geldt niet voor wie toevallig in het anderedeel van de wereld is geboren. Deze gang van zakendruist fundamenteel in tegen de morele gelijkwaardigheidvan personen. Bovendien draagt deze selectiviteit bijaan het in stand houden van een structurele economischeongelijkheid op wereldvlak. Migratie be perkingen lijkenhaaks te staan op de algemene logica van de globaliseringdie ‘alles’ -goederen, kapitaal, informatie - maar nietarbeid en mensen- ongehinderd laat circuleren. Tochondersteunen dit precies het economische systeem: hetgebruik van goedkope arbeidskrachten is immers noodzakelijkin de economische competitiestrijd tussen de transnationaleondernemingen. Het op zijn plaats houden vandeze arbeid -of het illegaliseren ervan- garandeert haarlage prijs. In tegenstelling tot de goedkope arbeid is,migratie van hoogopgeleide arbeid, managers en kaderfunctiesgeliberaliseerd. Ook België hanteert een zeerselectieve migratiestop.Rechten van migranten en mensen zonderpapierenDe juridisch-bindende mensenrechtenverdragen, zoals hetEuropese Verdrag van de Rechten van de Mens en deFundamentele Vrijheden (EVRM), gewagen niet van eenindividueel recht op migratie of op asiel. Toch zijn dergelijkeinstrumenten wel heel belangrijk in de beschermingvan de mensenrechten van asielzoekers en mensen zonderpapieren. Zo verhinderen artikel 3 van het EVRM, artikel3 van de VN Conventie tegen Marteling en AndereWrede, Onmenselijke en Vernederende Behandeling, enartikel 7 van de het Internationaal Convenant inzakeBurgerlijke en Politieke Rechten wel de verwijdering vanpersonen indien dit een ernstige schending van hun mensenrechtenzou inhouden. Wanneer een vreemdeling inEuropa door terugleiding zou worden blootgesteld aan folteringof een onmenselijke of vernederende behandelingof bestraffing, dan kan men de bescherming tegen dezeuitwijzing van het EVRM inroepen. Het ‘non-refoulement’-beginsel -het principe dat een persoon niet mag teruggeleidworden naar een grondgebied waarin zijn vrijheid ofleven ernstig worden bedreigd- staat ook centraal in hetVluchtelingenverdrag. Bovenvernoemde bepalingen breidendit recht uit naar niet-vluchtelingen. Zo oordeelde hetEuropese Hof dat de uitwijzing van een terminale aidspatiënt,‘D’, een eertijds veroordeelde drugstrafikant, naarzijn herkomstland ‘St-Kitts and Navis”, omwille van eengebrek aan plaatselijke beschikbare medische zorgen eenonmenselijke behandeling zou inhouden (2) .Het EVRM beschermt iedereen die op haar grondgebiedverblijft, ongeacht de reden van hun verblijf, hun verblijfsstatus,hun nationaliteit of burgerschap. Dit Verdragis met andere woorden inclusief ten aanzien van personendie zich op het Europese grondgebied bevinden enmaakt aanspraken op mensenrechten niet langer afhankelijkvan burgerschap of nationaliteit. Anderzijdsbeperkt haar reikwijdte zich tot personen die zich ophaar grondgebied bevinden: wie zich al dan niet legaalop Europees grondgebied bevindt, kan een beroep doenop de bescherming van het EVRM, wie zich buiten datgrondgebied bevindt niet.maart 2008 9


<strong>Antenne</strong>Eens men voet zet op Europees grondgebied kan men -in beginselalthans- de bescherming van het Europese Verdrag voor deRechten van de Mens inroepen. Dit betekent niet dat men nietkan worden vastgehouden of verwijderd -het EVRM aanvaardtde vrijheidsberoving met het oog op het vermijden dat vreemdelingenop een niet-legale wijze het land binnenkomen of methet oog op hun verwijdering van het grondgebied. Het stelt welfundamentele beperkingen aan de wijze waarop staten deambities van hun migratiebeleid in de praktijk kunnen brengen.asielzoekers in de handen gedreven van malafide mensensmokkelaarsen mensenhandelaars, en wordt hetrecht op asiel ernstig ondergraven. Bij aankomst op luchthavensworden asielzoekers vastgehouden gedurende deduur van de procedure waarna ze bij een negatieve beslissingterug naar het land van herkomst gerepatrieerd worden.Dit belet niet alleen het contact met de civielesamenleving, maar bezwaart ook de democratische enjuridische controle.Dit verklaart dan weer wat kan beschreven worden alseen nieuwe mensenrechtenparadox. De voorbije decenniaheeft het asiel- en immigratiebeleid zich immers steedsmeer geëxternaliseerd en zich steeds meer toegespitst ophet beperken van de toegang tot de EU-landen doormigratiecontroles en beperkingen zoveel mogelijk naar debuitengrenzen en de landen van herkomst te delocaliseren.Zo worden visumverplichtingen opgelegd, ook aanburgers van landen waar mensenrechten massaalgeschonden worden. Vervoerders worden streng bestraftindien ze mensen zonder geldige reisdocumenten vervoeren,maar dit is per definitie voor vluchtelingen bijnasteeds het geval. Op die manier worden dus ook bonafideInmiddels is België tweemaal veroordeeld door het EuropeseHof voor de Rechten van de Mens voor het organiseren van eencollectieve uitwijzing van een Gentse Roma-familie en voor deonmenselijke en vernederende behandeling van de vijfjarigeTabitha, die zonder enige begeleiding en garantie van opvangwerd vastgehouden en verwijderd (3) . Het EVRM, de acties vanngo’s en vrijwilligersorganisatie, rapportering in de media enverspreiding van een mensenrechtencultuur onder de publiekeopinie beperken in aanzienlijke mate de ambities van een restrictiefvreemdelingenbeleid. Anderzijds stimuleert dit de strategischesamenwerking met bufferstaten, die niet aan de beperkingenvan het EVRM gebonden zijn, en de export van hetmigratiebeleid, ver uit het oog van camera’s en publieke opinie.10 maart 2008


Ondanks de vele migratiebeperkingen proberen mensenvaak op wanhopige wijze de grenzen van de Europeserechten- en welvaartsenclave te bereiken. In haar nieuwsbriefrapporteert het Platform for International Cooperationon Undocumented Migrants (PICUM) maandelijks over detalrijke ‘doden aan de grens’ met de Europese Unie. Zowerden in de maand juli van 2007 door de organisatieFortress Europe 217 doden gemeld: 79 verdronken in deStraat van Sicilië, 98 op weg naar de Canarische eilanden,34 Afrikanen zijn gestorven in de woestijn tussen Niger enLibië, en 3 verstekelingen werden verstikt teruggevondenin een vrachtwagen in Italië. In augustus 2007 werdenminstens 243 doden geteld. De Franse politie van Mayotte,een Frans overzees departement in de Indische Oceaan,meldde op 13 augustus 17 doden, waarvan 8 kinderen, en19 vermisten van een kleine boot. De Poolse grenspolitierapporteerde in september de dood van drie Tsjetsjeensemeisjes die stierven tijdens de overtocht met hun moederover de bergen tussen Oekraïne en Polen. Sinds 1988 teltde organisatie Fortress Europe 9.756 slachtoffers. DeSpaanse Guardia Civil schat het aantal immigranten dat isgestorven op zee in kleine bootjes op weg naar deCanarische eilanden sinds 2006 op 1.260.Niemand houdt precieze cijfers bij van het aantal geteldedoden, laat staan van de vele vermisten. Geen enkeleoverheid lijkt hierin een noemenswaardig belang te stellen.De doden en vermisten lijken apolitiek, want ze vormengeen aanklacht tegen een onderdrukkend regime, erwordt geen politieke verantwoordelijkheid voor hun situatieopgeëist. Ook vandaag, met de woorden van HannahArendt, hecht de wereld geen beschermingswaardigheidaan de abstracte naaktheid van een mens te zijn.Tot slotHet is van belang er op te wijzen dat de veralgemeningvan een mensenrechtencultuur gepaard gaat met het letterlijkeafgrenzen van die bescherming voor het deel vande wereldbevolking voor wie hun toepassing het meestzou kunnen betekenen. Toch dient de dynamiek van hetmensenrechtendiscours niet onderschat te worden.het kind. Ook mensen zonder papieren eisen basisrechtenop en genieten in België bijvoorbeeld het recht om tehuwen, het recht op dringende medische hulp, het rechtop onderwijs enzovoort.Toch worden armoede, honger, onderontwikkeling, genderdiscriminatieof gebrek aan elementaire gezondheidszorgop wereldvlak vandaag nog altijd niet ‘reëel’ erkendals illegitieme feiten en schendingen van de mensenrechten.Ongeacht de morele impact van het formuleren vanaanspraken in termen van mensenrechten, dwingt dezeachtergrond ook tot een meer bescheiden appreciatie.Mensenrechten dienen immers niet om diegenen die zehet minst nodig hebben een goed gevoel over zichzelf tekunnen bezorgen, maar om diegenen die deze beschermingnodig hebben een beter gevoel te bezorgen.De asiel- en migratierealiteit zijn een complex gegeven.De verhalen van uitgewezen asielzoekers in de media ende vele rapporten van ngo’s en mensenrechtenorganisatiesover gesloten centra of de detentie van kinderen illustrerenhoe moeilijk -dan niet onmogelijk- het huidige migratiebeleidte verzoenen is met fundamentele mensenrechtenen elementaire noties van menselijkheid en humanisme.Hoewel de realiteitszin doorgaans wordt ingeroepenom migratiebeperkingen te verdedigen, kan een restrictiefmigratiebeleid, va<strong>nu</strong>it het standpunt van de rechten vanmigranten zelf, evenzeer als onrealistisch wordenbeschouwd. Mensen komen en blijven op zoek naar beterelevenskansen en mogelijkheden, ongeacht of hen ditwettelijk wordt toegestaan. Een realistisch -of misschien ishet beter om te spreken over een redelijk- migratiebeleiddient daarom ook ‘aanvaardbaar’ te zijn voor mensen diewensen te migreren of ergens willen verblijven. Zolang ditniet het geval is, kan een beleid onmogelijk menselijk ofhumanistisch zijn.Bronnen(1) H. Arendt, The Origins of Totalitarianism, new ed., 1976, Harcourt Brace &Company(2) ECHR, 2 mei 1997, D vs United Kingdom(3) EHRM, Arrest Conka versus België, 5 februari 2002; EHRM, MubilanzilaMayeka en Kaniki Mitungat versus België, 26 ja<strong>nu</strong>ari 2006.Zo wordt vanaf de jaren ’90 onder de slogan ‘women’srights are human rights’ ook de aandacht opgeëist voorvervolging van vrouwen omwille van seksueel geweld enandere gendergebonden vervolgingen. Hiermee heeft deinternationale vrouwen- en feministische beweginggeweldervaringen in het bestaan van vrouwen wereldwijdgepolitiseerd en ‘feiten’ gecreëerd die in een rechtssysteemkunnen worden erkend, waartegen kan beschermden gesanctioneerd worden. Meer recent wordt hetKinderrechtenverdrag ingeroepen om grenzen te stellenaan het overheidsoptreden op het gebied van migratie:opsluiting is voor kinderen een traumatische ervaring envalt op geen enkele wijze te rijmen met de rechten vanmaart 2008 11


<strong>Antenne</strong>Belasteringvan religieBabu R.R. Gogineniinternationaal directeur van de IHEURecente gebeurtenissen• In september 2006 publiceerde een weinig fijngevoeligeDeense krant karikaturen die geïnterpreteerd werden alsafbeeldingen van de islamitische profeet Mohammed alsterrorist. Deze voor het overige totaal oninteressantetekeningen in een obscure krant in een ver land bleekvoor moslimextremisten in andere delen van de wereldhet gedroomde excuus om gewelddadig protest te organiseren.Hele horden opgezweepte woestelingen in vele landenschopten rellen, stichtten brand en plunderden erop los,en hun intimiderende tactieken en verwoestingen eistenin verschillende werelddelen dodelijke slachtoffers.Zeer weinig moslims keurden het geweld openlijk en metklem af, en sommigen geloven dat verscheidene islamitischeregimes de rellen zelfs stilzwijgend aanmoedigden.• De laatste 2 jaar woont de beroemde Indiase kunstenaarM.F. Hussain als balling in Londen en Dubai. Hij durft nietterug te keren naar Mumbai omdat hij bedreigd wordtdoor fanatiekelingen die beweren beledigd te zijn doorzijn naaktafbeelding van Saraswati, de hindoegodin vande kennis. Het doet er voor de fundamentalisten niet toedat bijna alle beelden van goden in hindoetempels naakteof halfaangeklede godinnen voorstellen: als moslimbetaamt het M.F. Hussain niet hindoegodinnen te schilderen,ook al was dat 30 jaar geleden!• In november 2007 werd de in Bangladesh geborenwereldburger Taslima Nasrin door een bende fanaticivan een bepaalde strekking weggejaagd uit Kolkata,waar ze de laatste jaren verbleef. Taslima is het mikpuntvan islamfundamentalisten, omdat ze het aandurfdekritiek te leveren op de islam en de ondergeschiktepositie van vrouwen binnen de islam. De seculiere, doorcommunisten geregeerde staat West-Bengalen, vondhet niet nodig haar recht op vrije meningsuiting te verdedigen,noch Taslima’s waardevolle bijdrage te erkennenin het ijveren voor vrouwenrechten die gevrijwaardworden door de Indiase grondwet. Hoewel de centraleregering, die zichzelf seculier noemt, zich eervollergedroeg, was haar reactie nog steeds onvoldoende enraadde de minister van Buitenlandse Zaken Nasrin zelfsaan de gevoeligheden van de Indiërs niet te krenken.De mensenrechtenactiviste is nog steeds ondergedoken,terwijl de gewelddadige wetsovertreders grotendeelshun gangetje gaan.12 maart 2008


• Nog in november 2007 werd een leerkracht van Britseafkomst in Soedan beschuldigd van godslastering, omdat dekinderen (kleuters) in haar klas een teddybeer naar de profeetMohammed genoemd hadden. Zonder de internationaleaandacht en verontwaardiging die het gewenste resultaatopleverden, was zij zeker ten dode opgeschreven -datweten wij beter dan wie ook omdat onze collega en medehumanistuit Pakistan, dr. Younis Shaikh de doodstraf kreegomdat hij zogezegd godslastering gepleegd had jegens deprofeet Mohammed: hij zou immers gezegd hebben dat deouders van de profeet geen moslims konden zijn, omdat deislam pas na hun dood aan de profeet geopenbaard werd.Sommige onverdraagzame reacties van religieuze gemeenschappenzijn het gevolg van de verontwaardiging datiemand het aandurft de fundamentele uitgangspunten vanhun geloof in vraag te stellen. In sommige gevallen warende reacties van de overheid er specifiek op gericht snel devrede te herstellen, ook al ging dat in tegen het recht vanhet individu. Of de aanleiding <strong>nu</strong> lag in een poging om eenreligie wat meer mensenrechten bij te brengen dan wel deacties van een multicultureel weinig tactvol persoon betrof,al deze schenders van de mensenrechten -de relschoppendemoslims in het Midden-Oosten, de gewelddadige hindoesdie M.F. Hussains kunstgalerij aanvielen en vernielden,de hooligans die Taslima Nasrin achterna zaten, de Iraansestaat die ertoe opriep Salman Rushdie te vermoorden of degevoelloze overheden die de plicht hebben de wet te handhaven-rechtvaardigen hun acties door aan te voeren dathun religieuze gevoeligheid gekrenkt werd.Velen in de westerse wereld lijken ontsteld door deze aanspraakop het ingebeelde pseudo-‘recht om niet gekrenkt teworden’, al ligt dit even goed ten grondslag aan de godslasteringswettenin Europa die in bijna alle Europese landennog bestaan. In sommige landen heet het de belasteringvan religie, in andere is het de blasfemiewet. Ongeacht denaam, is de inhoud en de geest van deze wetten eropgericht een speciaal privilege te creëren voor religie en zete beschermen tegen kritiek. Dit heeft echter als gevolg datde vrije meningsuiting aanzienlijk beknot wordt, van buitenafof als resultaat van zelfcensuur.Omdat ze de situatie zorgwekkend vonden, probeerden deBritish Humanist Association, de Rationalist Press Associationen de National Secular Society enkele jaren geleden de geldigheidvan de Britse blasfemiewet uit 1697 te testen. Maarde politie weigerde hen te beschuldigen, zelf toen ze publiekelijken in groep een gedicht voorlazen dat als blasfemischveroordeeld werd in een vonnis van 1977, omdat het Jezusvoorstelde als homoseksueel. Zeer recent, in december2007, weigerde het hooggerechtshof in het VK een christelijkefanatiekeling de toelating om de BBC te vervolgen voorhet uitzenden van ‘Jerry Springer - The Opera’. Maar nieuwebedreigingen van de vrijheid van gedachten en meningsuitingrijzen in andere landen, zoals Polen en Frankrijk. En hoewelde humanisten ze al enkele keren in vraag gesteld hebben,werd de wet nog steeds niet uitgetest.Dat gedachten een misdaad kunnen zijn, is een barbaarseanomalie in een jaar waarin we de 60ste verjaardag van deUniversele Verklaring van de Rechten van de Mens vieren.Omdat de wereld van vandaag geen leiders en staatsmannenheeft die bereid zijn de hoge waarden van beschavingen de onaantastbare principes van democratie en mensenrechtente verdedigen, en we in hun plaats enkel pragmatischepolitieke managers zien, zijn nationale regeringen nietbepaald enthousiast voor het verbeteren van de binnenlandsesituatie op het vlak van mensenrechten en specifiekvan religieuze vrijheid -die ook de vrijheid omvat om geenreligie te hebben en om andermans geloofssysteem kritischte benaderen en te becommentariëren.maart 2008 13


<strong>Antenne</strong>Als in het betekenisloze multiculturalisme van onze tijd deleiders op nationaal vlak tekortschieten, hoe kan dat dananders zijn op het internationale toneel?De VN en belastering van religieDe International Humanist and Ethical Union (IHEU) is eeninternationale ngo met een speciale adviserende status bijECOSOC, die het recht heeft vergaderingen bij te wonen enverklaringen op te stellen en te verspreiden. Als onderdeelvan deze verantwoordelijkheid om de standpunten van meerdan 100 aangesloten organisaties uit 44 landen te vertegenwoordigen,heeft de IHEU een vertegenwoordiging bij demensenrechtenorganen van de VN in Genève, waar het rechtop religieuze vrijheid en het recht vrij te zijn van religie eenspecifieke focus vormen voor de delegatie van de IHEU.In een tekst die de IHEU recent (in 2007) voorlegde aan de VN,merkt de IHEU op dat de eerste 'religiebelasterings'-resolutiedoor de UNCHR goedgekeurd werd in 1999, vóór de vreselijketerreuraanslagen op de burgerbevolking in de VS van 11 september2001. We merkten op dat de daders van deze terroristischeacties zich daarbij beriepen op God en religie, en wildensterven als martelaars voor hun religie. Maar de verschillendeversies van de resolutie die na 2001 goedgekeurd werden,bevatten geen ondubbelzinnige afkeuring van dergelijk gebruikvan religie als rechtvaardiging van of aansporing voor welkevorm van geweld of haat ook. Heeft het plegen van hersenloosgeweld in de naam van religie dan geen enkele betrekking opde bepalingen van de belastering van religie, vroegen wij.Omdat vele regeringen duidelijk religieus georiënteerde leidershebben en in tal van landen zeer religieuze gemeenschappenleven, stellen wij met enige bezorgdheid vast datdit vaak leidt tot een bepaalde ondertoon bij de VN. Omdatvele regeringen een nationale wet hebben die blasfemie ofhet zogezegde krenken van religieuze gevoelens bestraft,vinden ze het niet erg om op internationaal vlak gelijksoortigemaatregelen te treffen. De islamitische landen makengretig gebruik van deze situatie.We begonnen ons zorgen te maken toen de Mensen rechten -commissie van de Verenigde Naties (United Nations Commissionon Human Rights - UNCHR) in 1999 een ontwerpresolutie ontving,getiteld 'Belastering van de islam’. Deze tekst werd metenkele amendementen door UNCHR goedgekeurd onder de titel‘Belastering van religie’ en is een niet-bindende UNCHR-resolutie.(Resolutie 1999/82 van 30 april 1999).Vergelijkbare resoluties werden goedgekeurd in 2000, 2001,2002, 2003, 2004, 2005 en 2006, en <strong>nu</strong> is de uitdrukking‘belastering van religie' gangbaar bij de VN, zo zeer zelfs dattoen de VN-Algemene Vergadering op 8 september 2006een globale antiterrorismestrategie goedkeurde, de zinsnede"en te ijveren voor wederzijds respect voor religies, en debelastering ervan te voorkomen” erin werd opgenomen.Vreemd genoeg suggereren de resoluties dat ‘belasteringvan religie’, een term die niet precies gedefinieerd wordt endus betrekking kan hebben op alles waartegen een religieuspersoon bezwaar kan hebben, op gelijke hoogte geplaatstmoet worden met ernstige delicten zoals rassendiscriminatieen xenofobie.Stellingname IHEUTerwijl de Organisatie van Islamitische Landen in één takvan de VN, waar ze bijzonder actief is, trachtte elke pogingom haar religie kritisch te evalueren te blokkeren, weestoenmalig VN-speciaal rapporteur voor religieuze onverdraagzaamheid,de geleerde en gerespecteerde professorAbdelfattah Amor, in datzelfde jaar 1999, het jaar waarindeze controversiële resolutie voor het eerst door Pakistangeïntroduceerd werd bij de Mensenrechtencommissie vande VN, er in zijn 23 pagina’s tellend rapport aan de Al -gemene Vergadering van de VN op dat religieus extremismein de hele wereld aan een opmars bezig was. Daarin staatook zijn veelzeggende verklaring: “Geen enkele religie is vrijvan extremisme.” We horen van de mensenrechtencommissievan de VN echter geen verklaringen die religieus extremismeveroordelen met dezelfde ijver als waarmee de resolutiesin kwestie verbale kritiek willen voorkomen.Ondanks de waarschuwing van prof. Amor en ondanks hetniet aflatende protest van de IHEU bij de VN inzake de'religiebelasterings'-resoluties, en zelfs ondanks het feit dateen van de tussenkomsten uit naam van de IHEU gedaanwerd door dr. Shaikh, die de doodstraf kreeg voor het belasterenvan religie (en die mee dankzij de IHEU bevrijd werduit de dodencel in Pakistan), keurde de nieuwe belichamingvan de VN Commissie voor de Mensenrechten, de 47 ledentellende Raad voor de Mensenrechten, in april 2007 deResolutie ‘Bestrijden van de belastering van religies’ goed,met 24 landen voor, 14 tegen en 9 onthoudingen.De niet-islamitische landen Rusland, Cuba en China stemdenvoor een resolutie die stelt de “negatieve stereotiepe voorstelling”van religies en de “pogingen om islam te identificerenmet terrorisme” te willen voorkomen.14 maart 2008


Dankzij deze brede steun wordt de resolutie <strong>nu</strong> met eenernst bejegend die noopt tot een gefundeerde analyse.IHEU en de godsdienstvrijheidAls ngo die humanistische verenigingen vertegenwoordigtdie de vrije meningsuiting verdedigen en bevorderen en alseen organisatie die zich historisch verbonden heeft met hendie ijveren voor de vrijheden, waarden en emancipatie vande mens, beaamt de IHEU samen met haar leden dat degodsdienstvrijheid een onvervreemdbaar recht is van elkemens en dat elk individu de volledige vrijheid moet hebbenom zijn of haar geloof betreffende metafysische en spirituelezaken te vormen, te hebben of te wijzigen. We beamenook dat het recht van alle individuen om er hun eigen standpuntenop na te houden gerespecteerd zou moeten wordenen dat elkeen recht heeft op bescherming van de staat alsdeze vrijheden in het gedrang komen. IHEU bevestigt ookdat religieuze rechten en vrijheden, zoals alle mensenrechten,berusten bij het individu en niet bij de groep.IHEU heeft elke poging tot het aanmeten van stereotypes aanreligies, volgens ras indelen van individuen en elke oproep totgeweld in naam van religie of God in het verleden ondubbelzinnigveroordeeld en blijft deze veroordelen. We keuren deuiteenlopende tegenkantingen en criteria waaraan moslimsonderworpen worden, enkel omwille van hun religie, nietgoed. Maar we staan ook achter beschaafde wetgeving en hetnaleven van wetten met principes die gebaseerd zijn op dewaarden van de Universele Verklaring van de Rechten van <strong>deMens</strong>. Het is dan ook logisch dat zij die de bescherming van dewet inroepen voor hun godsdienstvrijheid, ook aan de wetverantwoording moeten afleggen wat hun vrije beoefeningervan betreft. Zij die mensen aanzetten tot geweld in naamvan hun religie moeten daar rekenschap voor afleggen.Grote bezorgdheidWij maken ons grote zorgen over het feit dat de huidige oefeningin het bestrijden van de ‘belastering van religies' via deVN en via nationale en internationale wetgeving ernstigegevolgen heeft voor ingeburgerde vrijheden, waaronder devrije meningsuiting, de vrijheid van geweten en de godsdienstvrijheid-niettegenstaande dat de voorstanders van deResolutie bij de Raad voor de Mensenrechten de laatstgenoemdeschijnen te willen beschermen.Wij achten deze resoluties zowel overbodig als vol gebreken.Overbodig omdat ze tot doel hebben te beschermen en teverdedigen wat reeds valt onder andere mensenrechten. Volgebreken omdat wat mensenrechten betreft, het conceptzelf van ‘belastering van religie’ geen betekenis heeft, aangezienhet de individuen zijn, zowel gelovigen als niet-gelovigen,die rechten hebben, en niet religies. Bovendien stelthet gebrek aan een definitie van de term ‘belastering’ dezeresoluties bloot aan misbruik. Dit zijn geen loze angsten -inPakistan had dr. Shaikh het geluk te ontsnappen, maar erzijn honderden andere mensen die wel eens vermoord zoudenkunnen worden op beschuldiging van het belasterenvan religie, ofwel door de staat ofwel door het gepeupel.Vrijheid van meningsuitingDe Universele Verklaring van de Rechten van de Mens(1948) bevestigt dat alle individuen het fundamentele rechthebben op “vrijheid van mening en meningsuiting”, onderworpenaan beperkingen welke bij de wet zijn vastgesteld“ter verzekering van de onmisbare erkenning en eerbiedigingvan de rechten en vrijheden van anderen en om te voldoenaan de gerechtvaardigde eisen van de moraliteit, deopenbare orde en het algemeen welzijn in een democratischegemeenschap.”Het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en PolitiekeRechten (IVBPR) bepaalt in zijn artikel 19(1-2) dat"[e]enieder het recht heeft zonder inmenging een mening tekoesteren" en "het recht heeft op vrijheid van meningsuiting."Volgens artikel 19(3) mag een staat de vrijheid vanmeningsuiting beperken "in het belang van de rechten of degoede naam van anderen" en volgens artikel 20 moeten statende vrijheid van meningsuiting beperken om bepleitingvan "op godsdienst gebaseerde haatgevoelens die aanzettentot discriminatie, vijandigheid of geweld” uit te bannen.Zoals de geleerde Maxim Grinberg opmerkte, kantte EleanorRoosevelt zich, in naam van de Verenigde Staten, zich tegenartikel 20 van het IVBPR omdat het regeringen zou toelatenalle kritiek monddood te maken "onder het mom vanbescherming tegen religieuze… vijandigheid", waardoor deandere basisrechten die gewaarborgd worden door deIVBPR "van <strong>nu</strong>l en generlei waarde" worden.Dat is precies wat er <strong>nu</strong> gebeurt en dat is waarom de hoofdvertegenwoordigervan de IHEU, Roy Brown, intervenieerde inde 60ste zitting van de Mensenrechtencommissie van de VN(15 maart - 23 april 2004), met de vraag aan de Commissieom: "te letten op het onderscheid tussen belastering van eenreligie en het publiceren van wetenschappelijk onderzoeknaar het ontstaan, de geschiedenis en de gebruiken ervan.maart 2008 15


<strong>Antenne</strong>Niemand van ons keurt belastering of leugens goed. Maar hetzou een tragedie zijn als we bezorgdheid om belastering eerlijkonderzoek en het publiceren en naar voren brengen vanfeitelijke gegevens in de kiem zouden laten smoren. We willenook alle staten ertoe aansporen te erkennen dat geziende vele uiteenlopende geloofssystemen in de wereld vanvandaag eerlijke verschillen haast onvermijdelijk zijn. Hetoprechte geloof van één man mag door een ander nietbeschouwd worden als de belastering van zijn religie.”In vele landen met een officiële religie worden vrijheid vanmeningsuiting, godsdienstvrijheid en vrijheid van gewetenernstig beknot. Waarom zouden ze dan wel, ondanks degrote wijsheid van de speciale rapporteurs, het vrij tot ontplooiingkomen van deze rechten op internationaal niveauverwelkomen?Godsdienstvrijheid en vrijheid van gewetenDe huidige pogingen bij de VN om ‘de belastering van religieste bestrijden', zijn in feite pogingen om de blasfemiewettendie van kracht zijn in vele van de landen, die fervente pleitbezorgerszijn van de resolutie tegen de belastering van religie,toe te passen op internationaal vlak en in een andere vorm.Het is vandaag mode om elke kritiek op religie te bestempelenals haatdragend, specifiek waar het de islam betreft.'Islamofobie' wordt steeds vaker gebruikt als verzamelnaamvoor kritiek op de islam en moslimhaat. Het wordt doormoslimleiders gebruikt om zelfs hen te demoniseren dielegitieme bezorgdheid uiten over om het even welk aspectvan de islamitische gebruiken, zoals het stenigen van vanoverspel beschuldigde vrouwen, door deze kritiek gelijk testellen aan moslimhaat.Zoals VN-speciaal rapporteur prof. Abdelfattah Amor in april2004 stelde in de Mensenrechtencommissie: “Er zijn tweeproblemen -wanneer religie eigendom is van de staat, enwanneer de staat eigendom is van de religie.” Zijn opvolger,de moedige mevr. Asma Jehangir uit Pakistan, verdedigtmet glans de godsdienstvrijheid en de vrijheid van hen diegeen religieus geloof hebben.De IHEU is van mening dat de groeiende gangbaarheid vanhet misleidende begrip ‘belastering van religie’ zal leidentot een ernstige bedreiging van zowel de godsdienstvrijheidals de vrijheid van geweten. Zoals de IHEU stelde in <strong>deMens</strong>en rechtencommissie van 2004: “…we willen er bij destaten waarvan de wetten gebaseerd zijn op hun interpretatievan Gods wet op aandringen oproepen tot het wijzigenof intrekken van wetten niet te beschouwen als belasteringvan hun religie, of, erger nog, als blasfemie of als bewijs vanafvalligheid.”Het baart ons zorgen dat de VN er in de context van de verschillendemaatregelen om de belastering van religie tebestrijden niet in geslaagd is, blijk te geven van leiderschapdoor de vrijheden te beschermen die vastgelegd werden inde Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van1948. De architect van de Europese Conventie voor <strong>deMens</strong>enrechten, de Raad van Europa, heeft ons echter eenhart onder de riem gestoken door recent op te komen voorde vrijheid van meningsuiting en religieuze groeperingenaan te raden te aanvaarden dat hun geloof niet beschermdkan worden tegen kritiek. De Raad van Europa raadde zijnlidstaten aan de blasfemiewetten af te schaffen: vrijheidvan meningsuiting is niet enkel van toepassing op uitingendie gunstig onthaald worden of als niet-aanstootgevendbeschouwd worden, maar ook op uitingen die de staat ofom het even welk deel van de bevolking kunnen choqueren,krenken of storen binnen de beperkingen van artikel 10van de Conventie. Elke democratische samenleving moetopen debat over religieuze en geloofsaangelegenhedentoelaten.De IHEU beveelt de VN-organen hetzelfde aan met het oogop de kwestie van de ‘belastering van religie’.Tegenstrijdige rechten?Vaak wordt gesuggereerd dat vrijheid van meningsuitingrekening moet houden met de (over)gevoeligheden vande mensen, maar een vrijheid die niet vrij uitgeoefendkan worden, kan men moeilijk een vrijheid noemen.Hoewel we er ons allemaal voor moeten hoeden onzemedemens onnodig te krenken, is het aan ieder individu16 maart 2008


afzonderlijk om met gezond verstand te beoordelen hoehij/zij zich het best uitdrukt, op een manier die maatschappelijkeconflicten tot een minimum beperkt. De verdedigersvan de godsdienstvrijheid moeten aanvaardendat dit wel de vrijheid inhoudt om zijn religie te beoefenen,maar niet het recht om zijn religieuze gevoelens engeloof niet te laten onderzoeken of bekritiseren.Godsdienstvrijheid impliceert het recht zijn eigen ofandermans religie te bekritiseren, een vrijheid die aan debasis ligt van religieuze hervormingen en sociale vooruitgang.Vrijheid van meningsuiting is een fundamenteelmensenrecht en is de vrijheid die vele andere vrijhedenschraagt. Maar al te vaak leidt het ontzeggen van de vrijemeningsuiting tot het ontnemen van andere wezenlijkevrijheden. Ik kan derhalve niet aanvaarden dat de religieuzevrijheid voorrang krijgt ten opzichte van de vrijemeningsuiting.Het debat over tegenstrijdige rechten is in feite gebaseerdop een verkeerde premisse. De vrijheid om niet gekrenkt teworden, bestaat niet.Een dekmantel voor discriminatieHet zou onaanvaardbaar zijn als de bezorgdheid om de‘belastering van religie’ en ‘islamofobie’ ons zou afleidenvan de mensenrechtendialoog en als deze twee begrippenals schild zouden functioneren tegen de kritiek aan hetadres van staten die tekortschieten in hun verplichtingen inhet kader van de verschillende internationale mensenrechtenverdragenen -conventies.Terwijl Pakistan bijvoorbeeld de Resolutie inzake ‘Bestrijdenvan de belastering van religies’ van 2002 indiende, diebetrekking had op alle religies in plaats van alleen de islam,krijgen onder de nationale wetgeving van Pakistan verschillendereligies verschillende niveaus van bescherming vande staat in gevallen van blasfemie. In theocratische staten isde beschuldiging van afvalligheid een voortdurende bedreigingvoor religieuze andersdenkenden en de vrije uitoefeningvan zowel de godsdienstvrijheid als de vrijheid vangeweten wordt ernstig belemmerd. Deze staten krijgen <strong>nu</strong>in de vorm van deze VN-resoluties een extra wapen in handenom deze vrijheden verder te beperken. De huidige discussiesover de ‘belastering van religie’ erkennen op onvoldoendewijze de rechten van individuen om hun religie tekiezen of te veranderen.‘Belastering van secularisme’?Terwijl velen moord en brand schreeuwen over de verondersteldebelastering van religie, stellen we met ontsteltenisvast dat sommigen, geheel in strijd met hun oorspronkelijkebedoelingen, het Europese secularisme demoniseren.Ook de huidige VN-speciaal rapporteur inzake eigentijdsevormen van racisme, dhr. Doudou Diene, bezondigt zichhieraan. Hij begrijpt duidelijk niet dat secularisme -dat wilzeggen de neutraliteit van de staat inzake religieuze engeloofsaangelegenheden- geen uiting van onverdraagzaamheidis, maar een waarborg vormt voor godsdienstvrijheidvoor allen, een verdediging van de waarden waarop demensenrechten gebaseerd zijn, dezelfde waarden die de VNen al hun organen moeten trachten te beschermen.Overbodig, vol gebreken en moreel verkeerdOmdat artikel 4 van het Internationaal Verdrag inzake deUitbanning van Alle Vormen van Rassendiscriminatie de statenreeds verplicht niet alleen het aanzetten tot haat te verbieden,maar ook "het verspreiden, op welke wijze ook, vandenkbeelden die zijn gegrond op rassuperioriteit of rassenhaat,…alsook het verlenen van steun aan tegen bepaalderassen gerichte activiteiten", ben ik ervan overtuigd datnieuwe resoluties en nieuwe wetgevingen overbodig zijn.Een verdere reden tot bezorgdheid is het feit dat bij dedebatten inzake de belastering van religies, bijna alle aandachtnaar de islam gaat. Er is een tendens om bijvoorbeeldantisemitisme te negeren. In vele islamitische landen tiertextreem antisemitisme welig, en zowel scholen en universiteitenals religieuze leiders geven er zich over aan de laagstevormen van door haat gemotiveerde misdaden tegenjoden, zonder ooit beschuldigd te worden van belasteringvan religie.Evenzeer verontrustend is het feit dat het begrip ‘belastering’nergens in de VN-resoluties gedefinieerd wordt. Trachten devrije meningsuiting te beperken om belastering te voorkomen,zonder het begrip ook maar te definiëren, is principieelverkeerd en een slechte manier van wetgeven. Het zou bijvoorbeeldkunnen leiden tot het rechtvaardigen van de criminaliseringvan afvalligheid, omdat die beschouwd zouworden als belastering van de bevoorrechte religie.Pogingen om religies te beschermen tegen ‘belastering’ willeneigenlijk religie beschermen tegen kritische beschouwingen religieuze andersdenkendheid in de kiem smorenen zouden zo een overtreding vormen van de principes vanhet VN-Charter en een loochening van de vrijheden vanindividuen ten voordele van hen die ze ontkennen in naamvan groepsrechten.Er zijn ook diepere morele aspecten in het spel, omdat eenreligie die de macht van een staat en de dreiging met hetbestraffen van kritiek nodig heeft, haar overtuigingskrachten morele karakter verliest. We moeten ons ontwikkelen inde richting van een universele beschaving die zal bloeiendankzij het vrij uitwisselen van ideeën en het kritisch onderzoekenvan elkaars geloof als oprechte viering van onsgemeenschappelijk mens-zijn.De huidige oefening in het ‘bestrijden van de belasteringvan religie’ doet precies het omgekeerde.maart 2008 17


<strong>Antenne</strong>Een gesprek met Nicky Budts,directrice van vzw NASCI,over het recht om je kindeen menswaardig bestaan te geven.SINDS DECEMBER 2005 RUNT NICKY BUDTS DE VZW NASCI,DIE ZICH ALS OPDRACHT HEEFT GESTELD OM DE MEESTKWETSBARE GROEP IN ONZE SAMENLEVING EEN HELPENDEHAND TE BIEDEN. DOOR MOEDERS TE HELPEN, STREVENZE ERNAAR HEN HET RECHT TE GEVEN HUN KINDEREN OPEEN MENSWAARDIGE MANIER TE KUNNEN OPVOEDEN.EEN GESPREK.Jan Van den Brandemoreel consulent PCMD Brussel© DANIEL SUY - NASCI VZWIs armoede vooral een probleem van de grootstad? Kan jeme in het kort voorstellen, wat jullie precies doen?Niemand vraagt om arm te zijn. Helaas, de officiële cijfersliegen er niet om. Eén van de grote uitdagingen voor 2008blijkt de strijd tegen armoede te zijn. Procentueel gezientelt Brussel meer kinderen, meer allochtonen, meernieuwkomers, meer alleenstaande moeders en meerkansarmen dan Vlaanderen. Evenredig hiermee stijgt uiteraardde nood aan ondersteuning. NASCI wil een helpendehand reiken door zeer concrete hulpverlening aan te biedenaan de meest kwetsbare groep in onze samenleving.Sinds 2003 verleent NASCI ondersteuning aan zwangerevrouwen, moeders met kinderen en families die het moetenredden met een minimum aan middelen.NASCI kan rekenen op een geëngageerde voorzitster enraad van bestuur, een enthousiast en daadkrachtig team, eneen zeer divers samengestelde fantastische ploeg van 27vrijwilligers. NASCI is pluralistisch en is er voor iedereen diehulp nodig heeft, ongeacht het land van herkomst, de etnieof levensbeschouwing.Onze vaste stek is een mooi gerenoveerd huis inSchaarbeek, dat kindvriendelijk, warm, gezellig en efficiëntis ingericht. De drempel om binnen te stappen is laag.Waarom was er de nood om jullie vereniging op te richten,rekening houdend met het feit dat er al organisatiesbestaan zoals Kind & Gezin?Nicky Budts © DANIEL SUY - NASCI VZWGeen enkele vereniging kan álle nood lenigen. NASCI biedtdaarom een specifieke ‘aanvullende’ hulpverlening aan.Alle moeders en kinderen die bij NASCI worden geholpen,18 maart 2008


van onze werking. Het bereikte publiek is een mooieweerspiegeling van de reële kleurrijke Brusselse bevolking.Moeders die naar NASCI worden doorverwezen zijn eremotioneel en fysiek vaak slecht aan toe en ze hebbennood aan dringende, concrete hulpverlening. Voor hengaat het oprecht over ‘overleven’. Meer dan 70% van henis alleenstaand en overal vallen ze buiten de mazen vanhet net van de gebruikelijke voorzieningen. Dit maakt hungraad van kwetsbaarheid bijzonder hoog. Vaak gaat hethierbij om nieuwkomers (moeders die regelrecht uit oorlogsgebiedenzijn gevlucht) of om moeders die op devlucht zijn voor echtelijk geweld, vrouwen die verkrachtzijn of door omstandigheden in financiële nood zitten...De grootste ongewilde slachtoffers hiervan zijn altijd de kinderen.Het helpt dan geen moer om je af te vragen wat er van dezekinderen moet worden in de toekomst. NASCI is er zich vanbewust dat deze kinderen er nú zijn en dat ze nú moetengeholpen worden.Armoede is een zeer complex gegeven en uitsluiting bestaatuit een veelvoud van aspecten in ons dagelijks leven.Uiteraard kunnen ook wij niet alle nood lenigen, maar nietsdoen is volgens ons een grotere misdaad. We streven ernaarom hen opnieuw een veilig en aanvaard gevoel te geven enhen op weg te helpen om hun situatie te verbeteren.Medeleven primeert boven medelijden.© DANIEL SUY - NASCI VZWworden door andere instanties naar ons doorverwezen,zoals door Kind & Gezin, OCMW’s, ziekenhuizen, asielcentra,dokters, andere organisaties...Voor de doorverwijzers is NASCI de afgelopen jaren eenonmisbare schakel geworden binnen de geïntegreerdehulpverlening waarnaar we streven binnen Brussel. De aangebodenhulp is, voorlopig althans, ook uniek in heel hetBrussels Hoofdstedelijk Gewest.Welke mensen komen vooral bij jullie om hulp te zoeken?Hebben deze een specifiek profiel?Va<strong>nu</strong>it heel het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden ermoeders naar ons doorverwezen, meteen het actieterreinKunnen ook vaders bij jullie terecht die hun kind niet opeen menswaardige manier kunnen opvoeden?Uiteraard. Onze primaire doelgroep zijn en blijven moeders,maar er komen ook papa’s bij ons aankloppen voor hulp.Soms omdat hun echtgenote de taal niet machtig is ofomdat de vrouw zwaar ziek is maar ook alleenstaandevaders kunnen rekenen op hulp voor hun kinderen. De kinderenprimeren.Wat houdt de concrete hulpverlening in die jullie aanbieden?NASCI wil groot zijn in kleine dingen!De hele werking van NASCI is gebaseerd op een menswaardigeondersteuning mét een opvoedkundige visie en karakter.Dit weerspiegelt zich in onze manier van omgaan metmaart 2008 19


<strong>Antenne</strong>de vaak nog jonge moeders en hun kinderen, het samenlevenmet diverse culturen binnen een Brusselse/Europesecontext, het geven van opvoedkundige tips aan jonge moedersen de aard van de activiteiten die we organiseren. Onzedoelstellingen zijn:• bestrijden van uitsluiting door armoede;• sociaal isolement doorbreken en emotionele steunverlenen;• sociale weerbaarheid en assertiviteit stimuleren;• helpen de zaken op een rijtje te zetten en zelf stappente ondernemen;• verantwoordelijkheidszin aanmoedigen;• zelfvertrouwen en zelfwaardering verhogen;• bijkomende vorming stimuleren (taalcursussen,inburgeringscursussen…);• opvoedkundige kennis vergroten alsook babyverzorging,hygiëne…;• openstaan voor een multiculturele samenleving;• stimuleren en honoreren van solidariteit binnen onzesamenleving.daarom niet blind zijn en moeten concreet actie ondernemenom mensen de kans te geven op een menswaardigemanier aan hun toekomst te kunnen bouwen.Daarom is het voor NASCI soms even moeilijk slikken dat eenvereniging die bijzonder goed werkt, dankzij de solidariteittussen gezinnen en met de hulp van vrijwilligers, moeilijkstructurele overheidsteun kan genieten, omdat de werkingnergens onder ‘past’. Hier kan de overheid wel iets aan doen!De middelen die hiervoor worden ingezet zijn:• materiële hulp (geboortepakketten voor moedersdie moeten bevallen, kledingpakketten voor kids tot12 jaar en ouder, schoeisel, kinderwagens, buggy’s,maxi-cosi, allerlei babybenodigdheden, verschoningskussens,badjes, wiegjes, speelgoed, schoolgerief,luiers, verzorgingsproducten….);• een kader bieden voor opvoedkundige ondersteuning,educatieve of ontspannende activiteiten en ontmoetingen,infosessies, workshops, taalopstapklassen…;• een speciale badruimte ter beschikking stellen voorbaby’s en een speelruimte voor de kleinsten;• advies verlenen en de vrouwen doorverwijzen naarandere instanties, zoals organisaties voor juridischebijstand, voedselbedeling, opleiding en scholen,medische begeleiding en huisvesting;• de mogelijkheid bieden om via vrijwilligerswerkbeter te kunnen integreren in onze samenleving.In het Verdrag inzake de Rechten van het Kind aangenomendoor de Algemene Vergadering van de VerenigdeNaties op 20 november 1989 staat dat ieder kind rechtheeft op maximale gezondheidszorg, een passendelevensstandaard, recht heeft op onderwijs dat moetgericht zijn op een zo volledig mogelijke ontplooiing vande persoonlijkheid. Vind je dat de overheid en ons rechtssysteemhier genoeg oog voor hebben? Wat zijn je bevindingenva<strong>nu</strong>it de praktijk van je werk?Onze overheid heeft er zeker oog voor alleen… in de realiteitzijn er nog grote tekortkomingen. Ik geef toe dat weonmogelijk alle problemen in een oogwenk kunnen oplossenen vaak is het ook dweilen met de kraan open.Feit is dat armoede niet altijd zichtbaar, maar wel voelbaaris voor die diegenen die ze moet ondergaan. We mogen© DANIEL SUY - NASCI VZWWe overleven dankzij een subsidiëring van de VlaamseGemeenschapscommissie en zijn daar zeer dankbaar voor,maar de middelen zijn te beperkt om voldoende personeelaan te werven om te kunnen blijven groeien. We hebbendaarenboven nooit een garantie voor het jaar dat komt.Telkens opnieuw is het bang afwachten. Dit niet zozeer vooronze tewerkstelling, maar wel voor de honderden mensendie jaarlijks dankzij onze hulp het hoofd boven water kunnenhouden.Bij de opmaak van het jaarverslag 2007 merken we op datNASCI goed is voor meer dan 2.000 hulpinterventies perjaar, meer dan 800 gezinnen zijn tot op heden op lange termijngeholpen, honderden mensen kunnen jaarlijks rekenenop urgente hulpverlening… Dit alles wordt gerealiseerd metéén voltijdse en één halftijdse personeelskracht en onsteam vrijwilligers die samen zo’n 2.500 uren hebbengepresteerd, wat enorm is voor een kleine vzw! Deze situatieis niet langer houdbaar en we hebben dringend bijkomendestructurele ondersteuning en sponsoring nodig.20 maart 2008


Zijn er va<strong>nu</strong>it uw ervaring in het omgaan met vluchtelingen,illegalen, armen… adviezen die je aan de beleidsmensenzou willen geven met betrekking tot het beterrespecteren van de rechten van de mens?De problemen zijn vaak structureel van aard. Concreet zoude overheid dringend iets moeten doen aan de jarenlangewachttijd op een antwoord over al dan niet legaliseringvan verblijfsvergunningen. Sta erbij stil dat dit systeemplank. De overheid moet dringend op zoek naar alternatieven.Zo zou ik nog even kunnen doorgaan, maar ik vertel hierzeker niets nieuw.Zoals ik eerder zei, is het een complex gegeven en we moetenmet zijn allen ons steentje bijdragen om ernaar te trachtenalle mensen het recht te geven op een menswaardigbestaan. Alle beetjes helpen.mensen in de illegaliteit duwt en een menswaardig levenhaast onmogelijk maakt. Als ouders het recht niet hebbenom te werken, omdat ze soms tien jaar moeten wachtenop een verblijfsvergunning, dan vraag je om miserie. Laatdeze mensen positief bijdragen aan onze samenleving. Eris werk genoeg waar ze positief kunnen participeren envergeet niet dat deze mensen vaak goed geschoold zijn.Ze vragen niet liever om te mogen werken en hun kroosteen betere start te kunnen geven voor de toekomst.In Brussel alleen al kunnen duizenden kinderen nietterecht in crèches of kleuterklasjes, omdat alles vol zit.Hierdoor zitten alleenstaande ouders letterlijk schaakmat,ze kunnen geen kant uit. Geen werk, geen brood op de© DANIEL SUY - NASCI VZWOok u kan een steentje bijdragen en NASCI daadwerkelijkondersteunen.U kan dit doen door materieel te schenken (eenlijst over hetgeen u kan doneren, vindt u opwww.nascivzw.be), u kan bedrijven stimulerenom te helpen met materiële of financiële middelen,u kan overheden helpen overtuigen vanhet bestaansrecht van verenigingen zoals NASCI,u kan het team van vrijwilligers komen vervoegenof u kan een financiële gift storten op rekening<strong>nu</strong>mmer001-4095646-91 (een fiscaalattest wordt aangeboden vanaf 30 euro).maart 2008 21


<strong>Antenne</strong>De Amerikaanse klopjacht opseksuele delinquenten:heiligt het doel de middelen?DE LEZING VAN HET BOEK STRAF DE ARMEN VAN DE FRANS-AMERIKAANSE SOCIOLOOG LOIC WACQUANT EN VAN ENKELEAMERIKAANSE, BRITSE, NEDERLANDSE EN VLAAMSEPUBLICATIES LEIDDE TOT ONDERSTAAND DISCUSSIESTUK.Sigrid Ponjaertmoreel consulent PCMD BrusselToen mijn collega, JanVan den Brande, coredacteurvan deze <strong>Antenne</strong>over Mensenrechten, me enkelemaanden geleden vroeg eenboekbespreking te maken vanStraf de Armen kon ik niet vermoedenop welke queeste hijme uitzond. Het bewuste boek,dat overigens een ware aanraderis, schetst de gevolgen vanhet neoliberale beleid op hetstrafbeleid. Nadat hoofdstuk zeven met de intrigerendetitel: ‘Moraalridders zetten misdadigers te kijk: de klopjachtop seksuele delinquenten’ achter de kiezen was,nam ik de beslissing dit artikel niet louter te beperken toteen boekbespreking, maar dieper in te gaan op debesproken problematiek van dit hoofdstuk.Het hoofdstuk schetst een onthutsend beeld van de wijzewaarop veroordeelde seksuele delinquenten in deVerenigde Staten na hun vrijlating worden behandeld. Hetligt allerminst in mijn bedoeling de misdrijven die begaanzijn te willen toedekken met de mantel der liefde. Hethoeft geen betoog dat ik, net zoals het merendeel van debevolking, geen enkele sympathie koester voor mensendie zich bezondigen aan seksuele delicten. Het moreelveroordelen van dergelijke feiten mag er ons echter nietblind voor maken dat seksuele delinquenten ook overonaantastbare burgerrechten beschikken. Onder geenenkel beding mag er, al dan niet oogluikend, toegestaanworden dat die geschonden worden. Ook niet in het gevaldat de drager van deze rechten een moreel laakbarefiguur is. In een rechtsstaat moeten ieders rechtengewaarborgd zijn, zo niet is ze haar naam niet meer waardig.Op weinige terreinen is de wetgever de laatste decenniazo actief geweest als op het gebied van seksuele delinquentie.Hoewel dit artikel de situatie in de VerenigdeStaten bespreekt, is er ook in West–Europa een ommezwaaigeweest in de aanpak van en de houding ten aanzienvan zedendelicten. Het toenemende gemoraliseervan politici en de sensatiezucht van de pers in de verslaggevingomtrent seksuele misdrijven heeft verreikendegevolgen. Niet alleen is de publieke opinie dermate gepo-22 maart 2008


lariseerd dat men kan spreken van massahysterie, maartevens is de strafrechtelijke afhandeling van zedendossiersin de Verenigde Staten ontspoord. Seksuele delinquentenworden, ongeacht hun persoonlijke, sociale enstrafrechtelijke antecedenten, beschouwd als ongeneesbaaren tot recidive gedoemd. Ze worden gepercipieerdals een immer aanwezig crimineel gevaar, waartegen demaatschappij dient te worden beschermd.In zowel Engeland als de Verenigde Staten werd het afgelopendecennium een uitgebreide wetgeving ontwikkeldmet als doel de gemeenschap te beschermen tegen hetrecidive van seksueel geweld. Preventieve maatregelenkunnen worden getroffen na vrijlating van de veroordeelde<strong>nu</strong>it detentie of wanneer voor zedendelicten een alternatievestraf zonder vrijheidsbeneming is opgelegd. Dezepreventieve maatregelen omvatten vier soorten:• Notificatie (notification): het op de hoogte stellen vannader te bepalen personen en instellingen van de aanwezigheidvan een bekende pleger van (pedo)seksueelgeweld binnen een lokale gemeenschap.• Registratie: het aanleggen van een register, waarin denamen en adressen (en eventueel andere informatie)worden opgenomen van bekende plegers van seksueledelicten.• Prohibitie: het stellen van beperkingen aan de bewegingsvrijheidvan dergelijke personen.• Prescriptie: een aantal verplichtingen die opgelegd worden(zoals periodiek contact met toezichthouders, hetvolgen van gespecialiseerde behandelingsprogramma’senzovoort).maart 2008 23


<strong>Antenne</strong>Notificatie en registratie: wie moet/magwat weten?Met betrekking tot enerzijds de grootte van de kring vanpersonen die op de hoogte wordt gesteld van de aanwezigheidvan een pleger van seksueel geweld en anderzijdsde hoeveelheid informatie die wordt vrijgegeven, kan ereen onderscheid gemaakt worden tussen drie variantenvan notificatie en registratie:• Broad dessemination: openbaar toegankelijke informatieaangaande alle seksuele delinquenten. Dit kangebeuren via kranten, het internet, het verspreiden vanflyers en posters. De term die hierbij gebruikt wordt, isCommunity Notification (openbare meldplicht).• Limited notification: uitsluitend lokale politiële, justitiële enburgerlijke autoriteiten worden op de hoogte gesteld. Ookkunnen betrokken individuen (slachtoffers) of instellingen(scholen) met een duidelijk aanwijsbaar belang ingelichtworden. Deze vorm van notificatie is de minimumvariant.• Indirecte notificatie: een beheerder van het registratiesysteemfiltert de informatie die enkel opvraagbaar is voorbelanghebbenden. Op verzoek wordt specifieke informatieverschaft over een bekende delinquent. De hoeveelheidvan informatie die wordt doorgegeven, is afhankelijkvan het belang dat de aanvrager heeft. Het oordeel vande beheerder wordt bepaald door specifieke richtlijnen.In de Verenigde Staten ligt de nadruk op het verwittigenvan de gemeenschap van een brede categorie ‘seksueledelinquenten’. De notificatie en registratie werden, naeen aantal ophefmakende en tragische kindermoorden(zie infra), opgeëist door burgers om zich te kunnenbeschermen tegen andere burgers. In Engeland wordtveeleer gefocust op het toezicht door justitiële instellingen,‘monitoring’ genaamd.De totstandkoming van Megan’s Laws (VS)De afgelopen 15 jaar hebben enkele tragische kindermoordende Verenigde Staten op zijn grondvesten doendaveren. Het feit dat deze kinderen, vóór hun gewelddadigedood, eerst ontvoerd en vervolgens seksueel misbruiktwerden door personen die al veroordeeld warengeweest voor (pedo)seksuele feiten, bracht een vloedgolfvan verontwaardigde reacties teweeg. De Amerikaansefederale overheid reageerde door een aantal wetten in tevoeren, met de bedoeling om de recidive van seksuelemisdrijven in te perken. In 1994 werd de Jacob WetterlingAct goedgekeurd waardoor de 50 staten verplicht werdenom een register aan te leggen van de gekende(pedo)seksuele delinquenten. Aanvankelijk was dit registerenkel toegankelijk voor politiële en justitiële diensten.Enkele maanden later werd Megan Kanka, een klein meisjeuit New Jersey, ontvoerd, verkracht en vermoord doorhaar overbuurman. Toen bleek dat deze man al tweemaalveroordeeld was voor pedoseksueel geweld en samenwoondemet twee andere voorwaardelijk invrijheidgesteldeseksuele delinquenten, was het spreekwoordelijke hekvan de dam. De ontredderde ouders van het meisje werden,gesteund door een aantal belangengroepen, ferventevoorvechters van een wettelijk verankerd preventieftoezicht op gekende (pedo)seksuele delinquenten. Eenveel geciteerde uitspraak van moeder Kanka balt hetopzet van hun streven samen: “If I had known that threesex perverts were living across the street from me,Megan should be alive today.” Met de steun van het overgrotedeel van de publieke opinie eisten de ouders Kankavoor iedere burger het recht op om op de hoogte gesteldte worden van de aanwezigheid van gekende seksueledelinquenten in hun lokale gemeenschap. De beleidsmakersbleven niet doof voor de woedende publieke opinieen in 1996 ondertekende de toenmalige president BillClinton Megan’s Law. Deze wet is een aanpassing en uitbreidingvan de eerder besproken Jacob Wetterling Act uit1994. De implicaties van de Megan’s Law (en de latereuitbreidingen ervan) zijn dermate verstrekkend dat naderetoelichting noodzakelijk is.Megan’s Laws in een notedopMegan's Laws is de informele verzamelnaam voor een aantalfederale wetten in de VS, waardoor de ordehandhavendeinstellingen in alle 50 staten verplicht worden om deinformatie inzake de geregistreerde seksuele delinquententoegankelijk te maken voor het brede publiek.Iedere persoon die, na een veroordeling voor een zedendelict,vrijgelaten wordt uit detentie of ontslagen wordtuit een psychiatrische instelling, moet zich laten registrerenbij de lokale autoriteiten. Niet alleen in geval van veranderingvan verblijfplaats, maar ook als de tewerkstellingsplaatsverandert. Daarenboven wordt in vele statenvereist dat veroordeelde seksuele delinquenten zich meteen bepaalde frequentie (bijvoorbeeld om het kwartaal)laten registreren. In vele staten betekent dit de facto datde gegevens, met een frequentie van driemaal per jaar,bekendgemaakt worden via kranten of pamfletten.De community notification (of openbare meldplicht)gebeurt op twee manieren. Enerzijds worden de staten verplichtom hun register online te plaatsen. Anderzijds wordtiedere staat bij wet verplicht de politiediensten in te schakelenom de lokale gemeenschap op de hoogte te stellenvan de aanwezigheid van geregistreerde seksuele delinquenten.De federale wet laat elke vorm toe van publieksvoorlichtingdoor lokale politiële en justitiële diensten: pamfletten,publicatie via dagbladen of tv-journaals, wijkvergaderingen,autostickers, gratis telefoon<strong>nu</strong>mmers enzovoort.Rechtbanken mogen zelfs van een veroordeelde eisen dathij/zij bepaalde kleding draagt, die hem/haar onderscheidten waaruit zijn juridische status af te leiden valt.24 maart 2008


Het gedetailleerde karakter van de vrijgegeven informatiewordt door iedere staat zelf bepaald. Grosso modo kanworden gesteld dat de verschafte informatie het volgendebevat: naam, geboortedatum, adres en een foto van dezedendelinquent alsook de juridische kwalificatie van hetmisdrijf en datum van de veroordeling. Sommige statenverschaffen daarenboven ook gegevens over de <strong>nu</strong>mmerplaatvan het voertuig, de plaats van tewerkstelling, hettype van ‘geprefereerde’ slachtoffers enzovoort. De wijzevan informatieverspreiding wordt ook aan de staat inkwestie overgelaten. Slechts enkele van de 50 staten leggenrestricties op door bijvoorbeeld van de informatieaanvragerte verlangen een bepaald belang aan te tonen.De duur van de registratieplicht verschilt van staat totstaat. Voor misdrijven waar er minderjarigen bij betrokkenzijn, moet de veroordeelde zich levenslang laten registrerenen zich levenslang onderwerpen aan zowel communitynotification als aan de residentiële restricties. Het nietnalevenvan de registratieverplichting is een misdrijf enwordt veelal gesanctioneerd met een gevangenisstraf.Momenteel (over)leven er zo’n 600.000 geregistreerdepersonen in de Verenigde Staten.De zeer rekbare invulling van het begrip ‘sexcrime’De meest recente uitbreiding van Megan’s Law dateert uit2006. Door de Adam Walsh Act (de naamgever van dezewet is een ontvoerd, verkracht en vermoord jongetje) wordtde term ‘sex crime’ uitgebreid tot ieder misdrijf dat een seksueelelement heeft (“a criminal offense that has an elementinvolving a sexual act or sexual contact with another”).Ieder seksueel contact met een minderjarige, onder de zestienjaar oud, wordt als een seksueel delict beschouwd. Ookindien het seksueel contact gebeurt tussen minderjarigenen/of met volle instemming van de minderjarige (‘statutoryrape’), blijft het een seksueel misdrijf. Concreet houdt dit indat ook minderjarigen, die met hun (jongere) vriend(in)vrijen en hiervoor vervolgd en veroordeeld worden, zichmoeten laten registreren als seksueel delinquent en aancommunity notification worden onderworpen. De AdamWalsh Act geldt vanaf de ‘delinquent’ de volle leeftijd heeftbereikt van 14 jaar. Dit leidt tot schrijnende toestanden: eenjongen van 17 jaar wordt levenslang als seksueel delinquentgebrandmerkt, omdat hij seksueel contact had met zijn vijftienjarigvriendinnetje.Ook de meest onschuldige en veelal puberale daden,zoals ‘doktertje spelen’, wildplassen, streaking (bijvoorbeeldnaakt rondrennen tijdens sportwedstrijden), mooning(het publiekelijk tonen van het achterwerk), skinny dipping(nachtelijk naakt zwemmen) worden gekwalificeerd alsseksueel delict. De oorzaak van deze absurde definitieuitbreidingis rechtstreeks gerelateerd aan subsidievereisten.Bepaalde federale subsidies zijn afhankelijk van hetaantal namen die opgenomen zijn in een staatsregister.Hoe meer namen, hoe hoger de subsidies…Andere ‘vervelende kantjes’ van registratieplichten community notificationDe informatie die verspreid wordt via community notificationwordt slechts eenzijdig up-to-date gehouden. Zo wordt deleeftijd van de betrokken delinquent wel aangepast naargelangtijd verloopt, maar de leeftijd van het ‘slachtoffer’wordt niet binnen de veranderde context geduid. Concreetbetekent dit dat de informatie over de zeventienjarige jongendie veroordeeld werd voor ‘statutory rape’ met zijn(gewillige) vijftienjarig vriendinnetje steeds kwalijkerwordt naarmate de tijd vordert. Binnen 20 jaar zal hijimmers nog steeds op het internet opzoekbaar staan alsde verkrachter van een minderjarige. Er wordt immersniet gepreciseerd dat hij op het moment van de feiten zelfook minderjarig was. Het leeftijdsverschil tussen dader enslachtoffer, dat in casu twee jaar was, wordt voor hetonzorgvuldige oog almaar groter, waardoor de feiten ooksteeds zwaarder wegen. Slechts drie van de vijftig statenvermelden op hun register de leeftijd van de delinquentten tijde van het misdrijf.Een ander heikel punt betreft de juridische kwalificatiesvan misdrijven, die bij het overgrote deel van de bevolkingvoor verwarring zorgen. Zo is de term ‘indecentexposure’ een juridische kwalificatie voor zowel exhibitionisme,als voor onschuldige (en veelal studentikoze)daden als skinny dipping (nachtelijk naakt zwemmen),mooning (het tonen van het achterwerk) en streaking(het bij wijze van protest of door een weddenschap naaktrondrennen tijdens sportwedstrijden). In de staatOklahoma gaat een veroordeling voor indecent exposuregepaard met registratieplicht (en in het verlengde daarvanmet community notification) van tien jaar. Zeventienvan de vijftig staten leggen een levenslange registratieplichtop aan iedere seksuele delinquent, ongeacht deernst van het misdrijf.De informatie in de registers, consulteerbaar via het internet,is niet altijd per definitie juist. Hierdoor worden somsonschuldige burgers het slachtoffer van informele repressie.De gerechtelijke instanties van de staat Michigangeven toe dat 20 tot 40% van de informatie in hun databankniet correct is. De Meganregisters zijn ook niet vrijvan onterechte beschuldigingen. Honderden burgers hebbenreeds klacht ingediend tegen gerechtelijke overhedenvoor het verspreiden van vervalste of onjuiste vlugschriften.In sommige staten worden plegers van incest in de vrijgegeveninformatie ook als dusdanig benoemd. In Alabamawordt de lijst van de veroordeelden voor verkrachting,sodomie(!) en incest aangeplakt in gemeentehuizen enpolitiecommissariaten. Bij incest wordt de privacy van hetslachtoffer door community notification dan ook prijsgegeven.Het slachtoffer wordt zo nogmaals gevictimiseerd.De Meganwetten zijn retroactief. Dit betekent een veroordelingdie plaatsvond lang voordat de Megan’s Law werdgoedgekeurd, als aanleiding kan worden genomen ommaart 2008 25


<strong>Antenne</strong>onderworpen te worden aan de registratie- en openbaremeldplicht. De reikwijdte van de retroactiviteit wordt nietfederaal bepaald, maar wordt vastgelegd op staatsniveau.Het gevolg hiervan is dat er een enorme variëteit bestaattussen de verschillende staten. In Louisiana gaat de overheidbijvoorbeeld terug tot 1992, in Texas tot 1970 en inCalifornia tot 1947. Als er rekening gehouden wordt methet feit dat in sommige staten homoseksuele contactenzeer lang strafrechtelijk vervolgbaar waren, dan is hetzeer waarschijnlijk dat een aantal homoseksuelen, dienooit een seksueel misdrijf in de ware zin van het woordhebben gepleegd, ondertussen ook als ‘sex offender’geregisreerd staan en zich aan de openbare meldplichtmoeten onderwerpen.Even moeilijk is het voor geregistreerde seksuele delinquentenom (behoorlijke) huisvesting te vinden.Huiseigenaren die bereid zijn om een geregistreerde eenhuurcontract aan te bieden, zijn erg schaars. In Louisiana isde ex-delinquent zelf verplicht om per brief zijn/haar statusbekend te maken aan de huisbaas, buren en verantwoordelijkenvan scholen en parken. Bij niet-naleving vandeze maatregel kan dit bestraft worden met een gevangenisstrafvan één jaar. Daarenboven maken de residentiëlerestricties die bepaalde staten aan geregistreerde ‘sexoffenders’ opleggen het erg moeilijk om in een stad tewonen. In het overgrote deel van de staten mogen‘geregis treerden’ niet in een straal van één of meerderekilometer(s) rond scholen, crèches, stadsparken en speelpleinenwonen. Ze worden de facto verbannen naar dunbevolkte,rurale gebieden, waar het nog moeilijker is omwerk te vinden. Zelfs indien een geregistreerde seksueledelinquent de eigenaar is van een woning, betekent ditniet dat hij/zij na vrijlating zonder meer terug in het eigenhuis kan wonen. Hierdoor wordt een terugkeer naar hetgezin soms onmogelijk gemaakt. En bij minderjarige enjongere ‘geregistreerden’ betekenen de beperking vanbewegingsruimte veelal een voortijdige stopzetting vanhun opleiding en scheiding van hun gezin.De implicaties van Megan’s LawsDoor de Megan’s Laws wordt rehabilitatie en reïntegratievan veroordeelde seksuele delinquenten in de maatschappijvrijwel onmogelijk gemaakt. Iedereen met toegang tot hetinternet kan nakijken of één van de buren, collega’s, werknemers,kennissen of vrienden een geregistreerde seksueledelinquent is. Zelfs indien men niet beschikt over een internetaansluitingblijft men niet ‘verstoken’ van informatieover de aanwezigheid van een ‘geregistreerde’ in de lokalegemeenschap. Het heropbouwen van een sociaal en professioneelleven wordt zo zeer moeilijk.Amerikaanse parol officers (justitieassistenten belast methet opvolgen van voorwaardelijk invrijheidgestelden)geven aan dat het steeds moeilijker wordt werkgevers tevinden die bereid zijn vrijgelaten seksuele delinquenteneen kans te geven. Niet alleen moet de werkgever inkwestie zeer ruimdenkend zijn, maar tevens loopt die dekans om cliënteel of andere werknemers te verliezenwanneer het nieuws ‘uitlekt’. Daarenboven wordt degeregistreerde, ongeacht de aard van het misdrijf, bij wetuit vele beroepscategorieën geweerd. Deze feitelijke situatiewordt nog schrijnender wanneer men rekening houdtmet de realiteit dat het vinden én het houden van eenbaan veelal een probatievoorwaarde is.Bovenop al deze moeilijkheden stelt zich het probleem vanhet vigilantisme en pesterijen. Human Rights Watch meldthonderden gevallen van ‘geregistreerden’ die het mikpuntworden van pesterijen, fysiek en verbaal geweld en vandalismedoor zogeheten waakzame buren en burgers. Degevallen waarin er non-stop een soort van stakingspostwordt opgezet voor de woonst van een ‘sex offender’ zijnlegio. Dat dit soms volledig uit de hand loopt, hoeft geenbetoog. Een aantal geregistreerde seksuele delinquentenwerd vermoord en velen benamen zich reeds van hetleven.De gezins- en familieleden van geregistreerde seksueledelinquenten worden de facto ook geculpabiliseerd éngevictimiseerd. Familiale en gezinsbanden worden door desociale, professionele, financiële problemen en de verblijfplaatsproblematiekzwaar onder druk gezet.26 maart 2008


Een aantal harde, wetenschappelijk feitenrondom recidive bij seksuele delinquentenDe initiële bedoeling van de Megan’s Laws was het voorkomenof inperken van recidive bij (pedo)seksuele delinquenten.De constructie van de Meganwetten is gebaseerd opde aanname dat seksuele delinquenten in verhouding totandere delinquenten een veel hogere recidivegraad kennen.Dit wordt evenwel tegengesproken door talrijkewetenschappelijke studies. Een grootschalige studie uitgevoerddoor de US Department of Justice toont aan datslechts 3,5% van de veroordeelde seksuele delinquenten,binnen een tijdspanne van drie jaar, opnieuw veroordeeldwerd voor een zedendelict. Een andere studie die over eenperiode van 15 jaar liep, toonde een recidivegraad aan van24%. Door de ernst van de gevolgen voor de slachtoffers, isdit uiteraard geen te verwaarlozen gegeven. Anderzijdsbetekent dit dat 3 op de 4 veroordeelde seksuele delinquentenniet recidiveert.Een andere <strong>nu</strong>ance die men in acht moet nemen bij uitsprakenover recidiverende zedendeliquenten is het feit dat hetgeen homogene groep betreft. De mate van recidive is sterkafhankelijk van het soort van seksuele delict dat gepleegdwordt. Zo recidiveert 13% van de kinderverkrachters, terwijl24% van de verkrachters van volwassenen opnieuw veroordeeldwordt voor gelijkaardige feiten. Ook het type vanslachtoffer speelt een rol bij het inschatten van recidivegevaar:de hoogste recidivegraad treft men aan onder mannendie jongetjes verkrachten (35% binnen een tijdsbestek van15 jaar). Ook de relatie tussen de dader en het slachtoffer issignificant inzake recidive. Daders van wie slachtoffers familieledenwaren, hebben, onder de seksuele delinquenten, hetlaagste recidivecijfer. Een ander opmerkelijke bevinding is datouders die hun kinderen seksueel misbruiken dit vooral doenin perioden waar hun (gezins)leven onder zware interne enexterne druk staat. Dit is slechts een kleine greep uit de resultatenvan wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat ereen differentiatie moet gemaakt worden inzake het ‘recidivegevaar’binnen de zeer heterogene groep van seksuele delinquenten.Indien er gekozen wordt om informatie over gekendeseksuele delinquenten openbaar te maken, zou die rekeningmoeten houden met deze bevindingen.Een andere wijdverspreide misvatting is het uitgangspuntdat seksuele delinquenten ‘onbehandelbaar’ en dus ‘ongeneesbaar’zouden zijn. Wetenschappelijke studies zettenons echter voor een paradox: van alle delinquententypeshebben de veroordeelden die een parafilie (een verstoringin de seksuele lust) vertonen het laagste recidivepercentageindien er een correcte diagnose wordt gesteld en vervolgenseen aangepaste behandeling toegereikt krijgen.Minder dan 10% voor de exhibitionisten en nauwelijks 3%van de pedoseksuelen die het integrale programma van deSexual Disorders Clinic van de John Hopkins University doorlopen.Echter, slechts 10% van de veroordeelde Ameri -kaanse seksuele delinquenten krijgt een behandeling tijdenshun gevangenisstraf.Zijn de Megan’s Laws efficiënt in het terugdringenvan recidive?Wetenschappelijke studies tonen aan dat er geen significantstatistisch verschil in de mate van recidive naar voren komttussen delinquenten die al dan niet onder openbare meldingsplichtstonden. Wel bleek dat de recidiverende ‘genotificeerde’delinquenten gemiddeld sneller gearresteerdworden. Daartegenover staat dat dan weer dat de Megan’sLaws leiden tot een fenomeen dat onder criminologenMegan’s flight genoemd wordt. Door de verreikende implicatiesvan de wetten verkiest een aanzienlijk deel van degeregistreerde seksuele delinquenten ‘ondergronds’ tegaan. Ze vluchten in de clandestiniteit en illegaliteit.Hierdoor krijgen de autoriteiten zelfs niet meer de gelegenheidom op de hoogte te blijven van de verblijfplaats vangekende seksuele delinquenten. Dit staat volledig haaks opde intitiële bedoeling van de Jacob Wetterling Act uit 1994.In deze wet waren de registers enkel toegankelijk voor politiëleen justitiële autoriteiten en was er geen sprake vancommunity notification. Daarenboven worden een aanzienlijkaantal (ex-)seksuele delinquenten door de draconischebepalingen en restricties thuis-, dak- en werkloos. Ze vertoevendan in een situatie waarin ze niets meer te verliezenhebben. Zelfs die veroordeelde seksuele delinquenten die erin slagen om een nieuw leven op te bouwen, leven met depermanente dreiging ontmaskerd te worden. De druk en despanning die dat met zich meebrengt, kan juist een ‘trigger’zijn voor recidive. Op termijn zou het belangrijkste effect vande Megans Laws kunnen zijn dat het recidive zal stijgen.Door het enorme aantal personen (600.000), onder wieeen aanzienlijk aantal dat wezenlijk geen gevaar vormtvoor de maatschappij (zoals mensen die publiekelijk hebbengeürineerd en dergelijke), is het voor de bevoegdeautoriteiten een haast onbegonnen taak om de ‘geregis -treerden’ die daadwerkelijk gevaarlijk zijn te monitoren.Het absurde volume van geregistreerde seksuele delinquentenmaakt het voor de bevoegde autoriteiten onmogelijkom na te gaan of de registratieplicht wordt nagekomen.In 2003 gaf de staat California toe dat het zo’n 33.000gekende seksuele delinquenten uit het ‘oog was verloren’.De enorme budgetten die geïnvesteerd worden in de vervolgingvan (bijwijlen absurde) seksuele delicten en dekosten voor de uitbouw en beveiliging van de registerwebsitesstaan in schril contrast met de karige subsidiëring vande psychiatrische afdelingen van de Amerikaanse penitentiaireinstellingen. Zo besteedde de staat New Jersey in1997 een slordige $ 1.300.000 aan processen tegen seksueledelinquenten (waaronder de honoraria van advocaten).De vraag dringt zich dan ook op of de Amerikaanse maatschappijniet veel veiliger zou zijn indien de definiëring vanhet begrip van ‘sex crime’ preciezer en beperkter zou zijn,de community notification alsook de registratie aan bandengelegd wordt, een differentiatie naargelang recidivegevaaraangebracht wordt en terdege wordt geïnvesteerd inbehandelingsprogramma’s.maart 2008 27


<strong>Antenne</strong>Zijn de Megan’s Law grondwettelijk?Voornamelijk de community notification-procedures zijn opstaats en federaal niveau reeds herhaaldelijk getoetst ophun grondwettelijke aanvaardbaarheid. Ter discussie stondde vraag of community notification een schending was vanhet recht op privacy en in hoeverre dit geen ex post factumstraf vormt (een extra straf na afloop van een eerder opgelegdestraf). Dit laatste is binnen de Amerikaanse grondwetniet toelaatbaar door het constitutionele verbod op “crueland u<strong>nu</strong>sual punishment.” Bijna iedere keer werd geoordeelddat deze praktijk toelaatbaar was. Met betrekking totde vraag of de Megan’s Laws een schending van de privacyinhoudt, werd er veelal geoordeeld dat het bij het verspreidenvan informatie via community notification hoofdzakelijkgaat om gegevens die in principe reeds een openbaarkarakter hebben (meer bepaald informatie omtrenteerder(e) veroordeling(en) en de verblijfplaats). Het tweedebezwaar werd ‘van tafel’ geveegd met het argument datcommunity notification geen feitelijk strafkarakter heeft.De bedoeling van community notification is, aldus debevoegde rechtscolleges, “not to punish offenders but toprotect women and childeren against them. Whateverpunitiveness occurs is only incidential to that protectivefunction and not intended as punishment.”Sinds de invoering van de Sex Offenders Act (1997) bestaatook in Engeland een landelijk register waarvoor in principe‘alle’ seksuele geweldsdelinquenten zich verplicht moetenmelden bij de plaatselijke politie. En ook in Engeland gingener, na enkele tragische en ophefmakende, seksuelemoorden, luide stemmen op een community notificationsysteemin te voeren. Een hoger rechtscollege (Court ofAppeal) bepaalde echter dat een dergelijk notificatiesysteemstrijdig zou zijn met de Europese Conventie voor <strong>deMens</strong>enrechten. De rechters gaven, volledig terecht, aandat: “disclosure should usually be to persons in a position ofresponsibility such as head teachers and that the disclosureto a member of the general public should be very much anexception to the rule.”De penologische betekenis vande MeganwettenDoor de invoering van de Meganwetten worden niet alleeneen aantal burgerrechten op de helling gezet, maar tevensworden een aantal belangrijke pijlers binnen het strafrech-28 maart 2008


<strong>Antenne</strong>taak van de forensisch psychiatrische behandeling van seksuelegeweldsdelinquenten. De openbare meldplichtwordt door de burgers opgeëist om zichzelf te beschermenwaar, volgens hen, de gebruikelijke justitiële en therapeutischeinterventies als ontoereikend worden ervaren. Het iseen duidelijke veranderende afweging van rechtsbeschermingen de reïntegratie van de (ex-)delinquent enerzijdsen de veiligheidsbelangen van de maatschappij anderzijds.Dit betekent dat het resocialiseringsideaal, dat zich medio20 ste eeuw verankerde in de westerse penologie, verlatenwordt. Dit behandelingsidee wordt opnieuw ingeruild voorde rigide deterministische visie die het strafrecht kenmerktebij de opkomst van het positivisme. Een neoclassistischevisie wordt aangenomen, waarbij vergelding debelangrijkste functie én doel is van de straf.In de Verenigde Staten lijkt er een spreekwoordelijke stoelendanste hebben plaatsgevonden; niet het ‘recht’ van destaat op het prijsgeven van de privacy van ex-gedetineerdenmoet worden gerechtvaardigd, maar het recht van destaat om potentieel gevaar niet te onthullen aan degemeenschap.Dat het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten stelt datde Meganwetten niet strijdig zijn met de fundamentelevrijheden is onthutsend. Het argument dat hierbij gebruiktwerd met name dat, niettegenstaande de subjectievebedoelingen van de lokale wetgever, deze wetten nietaansturen op een ‘straf’ maar op een ‘regulering’ die de‘bescherming van de burgers op het oog heeft’, is op zijnminst onrustwekkend te noemen. Temeer daar er wetsvoorstellenklaar liggen die het mogelijk maken om via hetinternet vrije toegang te krijgen tot de volledige lijst vanalle strafrechtelijke veroordeelden (volwassenen en minderjarigen),met inbegrip van inbreuken op de wegcode.Men kan enkel hopen dat de West-Europese politici nieteven gretig reageren op de opkomende stemmen omeigen Meganwetten te stemmen. Het feit dat zowel inBelgië als in Nederland er ‘rechtschapen’ burgers zijn, diezich verdienstelijk maken door websites in het leven teroepen waarop foto’s van overvallers te zien zijn en er ookreeds websites zijn met namen van gekende pedoseksuelen,klinkt na het lezen van het boek Straf de Armen eenstuk minder onschuldig.30 maart 2008


Een mens-waardigedetentie<strong>Antenne</strong>ELKE MENS MOET EEN MENSWAARDIG BESTAAN KUNNENLEIDEN, OOK BINNEN DE GEVANGENIS.WANNEER JE WORDT OPGESLOTEN IN EEN GEVANGENIS,WANNEER JE DE VRIJHEID OM TE KOMEN EN TE GAANWORDT ONTNOMEN, DAN RAAKT JE DAT IN JE MENS-ZIJN.Sarah Eelenconsulent-stafmedewerker Stichting voor Morele Bijstand aan Gevangenen© MAR-YAN QUIRYNENAllereerst vind ik het belangrijk om de zienswijze vande Stichting voor Morele Bijstand aan Gevangenenbetreffende de mensenrechten even toe te lichten.Mensenrechten zijn basisrechten, ze kunnen beschouwd wordenals een minimum aan rechten dat nodig is om van eenmenswaardig bestaan te kunnen spreken.En niet onbelangrijk: mensenrechten gelden voor mensen.Iedereen, elke persoon hier op aarde, verdient respect voor eneerbiediging van zijn mensenrechten. Ook voor gedetineerdengelden mensenrechten. Want een gedetineerde is een mens,van vlees en bloed. Een gedetineerde heeft gevoelens, toontemoties, heeft dromen en koestert verlangens, net als u en ik.Het is soms zeer moeilijk om het te beseffen, maar we moetenblijven benadrukken dat een gedetineerde meer is dan de feitendie hij heeft gepleegd. Mensen zijn niet zwart of wit. ‘Hetkwade’ zien in mensen is voor de hand liggend en weinigge<strong>nu</strong>anceerd, ‘het goede’ zoeken vraagt een inspanning en isconfronterend. Een gedetineerde is een mens met een verhaal,net zoals u en ik.Volgende paragraaf, die werd overgenomen uit het boekStraftijd, bevestigt in al zijn eenvoud dat gedetineerden óókmensen zijn:“Ik had er ook geen idee van wat voor mensen er in eengevangenis zouden zitten, en het is opvallend dat het eigenlijkmeestal doodgewone mensen zijn, mensen als u en ik, die opeen bepaald moment in hun leven even ontspoord zijn. Noemhet hier gerust zo’n beetje de maatschappij in het klein, dewereld in zakformaat: mensen van allerlei nationaliteiten,allerlei huidskleur, alle rang en stand door elkaar. Mensen kunnenhier ook chagrijnig zijn, roddelen, elkaar het leven zuurmaken, maar je ziet ook mensen elkaar helpen, steunen.” (1)maart 2008 31


<strong>Antenne</strong>De vrijheidsstraf -het opsluiten van personen in de gevangenis-is een gangbare strafrechtelijke sanctie in België.Iemand die een misdrijf pleegt, kan door de rechter naarde gevangenis worden gestuurd. Als straf verliest hij danzijn vrijheid. Niemand kan ontkennen dat de gevangenisstrafeen groot leedtoevoegend karakter heeft en hiermeesamengaand een sterk stigmatiserend effect. De massalesociale afkeur die met de opgelegde straf gepaard gaat,mag men zeker niet onderschatten (2) .gedetineerden een maximum aan mogelijkheden geeftop allerlei gebieden: werk, opleiding en onderwijs; communicatiemet anderen via bezoek, briefwisseling entelefooncontact; medische verzorging; hulpverlening;sport en ontspanning… De gedetineerde blijft immers lidvan de samenleving. Het is dan ook belangrijk dat hij ditrecht effectief kan uitoefenen, en dat deze zaken ookbeschikbaar en toegankelijk zijn binnen de gevangenis.Vrijwel elke gedetineerde keert terug naar de samenleving© MAR-YAN QUIRYNEN © MAR-YAN QUIRYNENOvereenkomstig de basisfilosofie van de in 2005 goedgekeurdebasiswet moet de straf zich dan ook enkel enalleen beperken tot de fysieke opsluiting (3) . De gedetineerdeblijft burger én aldus drager van fundamentele(basis)rechten welke maximaal moeten worden gerespecteerd,met aandacht voor de beperking van dedetentieschade en de waardigheid van de gedetineerde.Het gelijkheidsbeginsel wordt binnen deze filosofiegerespecteerd; de overheid is verplicht om alle burgersgelijk te behandelen, op gelijk welk vlak en in gelijkwelke situatie.Een humaan gevangenisregime impliceert respect voorde rechten van gedetineerden. Een menselijk beleid binnende gevangenismuren wil eigenlijk zeggen dat je deen verdient gelijke kansen om tijdens, en ook na de vrijheidsstraf,hieraan weer volop te participeren.Naast het toegang hebben tot al deze mogelijkheden,verdient ook de sociale omgang met gedetineerden denodige aandacht. Er zijn mensen nodig die zich op hunbeurt met mensen bezighouden. Als je dag in dag uit respectlooswordt behandeld, word je niet erkend in jemens-zijn. Dan word je bitter gemaakt.Hoe humaan het regime is in de gevangenis, is sterk afhankelijkvan waar je in België terechtkomt. Het beleid kan enormverschillen van gevangenis tot gevangenis. Wat kan in de enestrafinrichting, is soms zonder aanwijsbare reden niet mogelijkin de andere. Het hoeft geen betoog dat dit een schromelijkeschending is van bovenvermeld gelijkheidsbeginsel.32 maart 2008


Ook de chronische overbevolking in de Belgische gevangenissenheeft nefaste gevolgen voor de mensenrechten enhumane behandeling van gedetineerden. Een overbevolktegevangenis betekent voor de gedetineerde een permanentgebrek aan intimiteit of privacy, gezien ze met teveel personenin een cel worden opgesloten. De aanhoudende fysiekenabijheid van meerdere, vreemde medegevangenen isallerminst een aangename ervaring. Verder zijn er door deoverbevolking te weinig arbeidsplaatsen, overbelastesleutels waar de bewakers heel de dag mee lopen teklingelen, het bleef in mij oren kloppen. Nooit kreeg ikdaar een seconde rust. Altijd was er een bel of eenindringende schreeuw.” “… En dan dat wachten, altijdopnieuw wachten. Wachten tot na de wandeling, wachtentot na het eten, wachten tot de wissel van de wacht.Het is duidelijk: in de gevangenis heerst er een heelander ritme dan dat wij in de vrije, de echte wereld,gewoon zijn. Slopend traag gaat het daar.” (5)gezondheidsdiensten, minder mogelijkheden tot ontspanning,toenemende spanningen die het geweld tussen gedetineerdenen het geweld van het personeel ten aanzien vangedetineerden in de hand werken…Een gevangenis is letterlijk en figuurlijk een gesloten wereld.De draagwijdte van een opsluiting in de gevangenis isenorm. Je leeft in een cel met een krukloze deur. Daar zit jeopgesloten, tot ze de deur voor je openen. Je bent je vrijheidkwijt, het recht om te komen en te gaan waar je wil. “Wiebeweert dat het leven in een gevangenis een makkie is, dieheeft nog nooit een celdeur achter zich horen dichtslaan...” (4)“Nooit was het er stil. Nooit was het stil in de gevangenis.Nooit stopte het met rammelen. Rondrijdende karren,Wanneer je wordt gedetineerd, ruil je je eigen kledij invoor een gevangenisplunje. Samen met je kledij wordteen deel van je persoonlijkheid afgenomen: je krijgt afgeleefdegevangenisschoenen, een gevangenistrui metgaatjes, een veel te ruime gevangenisbroek omdat jouwmaat “er <strong>nu</strong> net even niet meer is”… Niets past zo goedals je eigen kledij. Maar die krijg je pas terug wanneer jedoor de grote poort stapt, richting vrijheid.Eén van de pijnlijkste aspecten van vrijheidsberoving is descheiding tussen de gedetineerde en de personen diehem dierbaar zijn. Familiebanden verzwakken vaak totaalen worden onherroepelijk verscheurd. Ook gedetineerdenhebben recht op een gezinsleven, maar dit wordt hengezien de harde realiteit -het opgesloten zijn- vrijwelmaart 2008 33


<strong>Antenne</strong>onmogelijk gemaakt. Het is moeilijk de rol van papa op tenemen voor je kind, wanneer je de eerste jaren niet meerthuis kan komen. Gedetineerd zijn, leidt spijtig genoegvaak tot een gebroken familie- en gezinsleven.Privacy is een onbestaand iets in de gevangenis. Dit kanworden aangetoond met een treffend voorbeeld: gebrekaan intimiteit bij de dagdagelijkse lichamelijke behoeftes.Het toilet maakt immers deel uit van het celinterieur enwordt enkel afgeschermd door een klein scherm. Niet zoaangenaam wanneer jij de grote boodschap moet doen,terwijl je celgenoot zijn middagmaal verorbert.moreel consulent kan ervoor zorgen dat de gedetineerdezich niet vergeten voelt, dat hij zich erkend voelt in zijnmens-zijn. De moreel consulent toont respect voor de persoonlijkheiden waardigheid van de gedetineerde en aanvaardthem onvoorwaardelijk. Hij tracht zijn leefwereld tebegrijpen, evenwel zonder deze goed te keuren.We moeten blijven zoeken naar hoe we gevangenenmens kunnen laten zijn.De kern van de thematiek rond mensenrechten en gedetineerdenis mijns inziens dat deze laatste vrijwel in alleopzichten volstrekt afhankelijk zijn van anderen. Eengedetineerde kan aldus niet daadwerkelijk aanspraakmaken op de fundamentele mensenrechten zonder tussenkomstvan anderen. Dat maakt van hen een kwetsbareminderheidsgroep en enorm vatbaar voor misbruiken.Het voorbeeld van de rapportbriefjes typeert sterk dezegrote mate van afhankelijkheid. Wil je als gedetineerdebezoek krijgen van een vriend of met iemand bellen,dan moet je dat steeds schriftelijk aanvragen via eenrapportbriefje. Zo’n briefje geef je op vaste tijdstippen afaan de penitentiaire beambte. Pas na goedkeuring wordtje vraag ingewilligd. Wil je een ander paar schoenen?Schrijf een rapportbriefje. Wil je graag wat appelskopen? Bestelling voor de kantine plaatsen via een rapportbriefje.Wil je graag deelnemen aan een cultureleactiviteit? Inschrijven via een rapportbriefje. Heb je dringendeen tandarts nodig? Noteer je aanvraag op eenrapportbriefje.Als gedetineerde word je geconfronteerd met een situatiedie je leven aangrijpend verandert. Dit kan voor heel watproblemen zorgen die zich onder veel verschillende vormenen op verschillende domeinen tegelijk manifesteren:lichamelijk, emotioneel, relationeel, existentieel… Je hebtgeen grip meer op je eigen leven. Je bent je vrijheid kwijt,het recht om te komen en te gaan waar je wil.Daarenboven ben je sterk afhankelijk van anderen. Degevangenis werkt dan ook gevoelens van zinloosheid inde hand.De moreel consulent kan hier een belangrijke, humaniserenderol spelen. De moreel consulenten en hun collegaaalmoezenierszijn zowat de enige mensen binnen degevangenismuren die een onafhankelijke positie bekleden,die naar gedetineerde kunnen luisteren zonder dathet gesprek een effect heeft op een toekomstige (justitiële)beslissing. Hij verandert de wereld niet en evenmin hetgevangenissysteem. Maar hij kan wel een schouder biedendoor onbevooroordeeld en respectvol naar het verhaal vande gedetineerde te luisteren. Opvang, zorg en aandachtvoor de hele mens staat in de morele bijstand centraal. DeReferenties(1) BLANCQUAERT, L., Straftijd, Brussel, Globe, 2006, p. 77.(2) VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen,Antwerpen, Maklu, 1999, p. 339.(3) Basiswet van 12 ja<strong>nu</strong>ari 2005 betreffende het gevangeniswezen en derechtspositie van gedetineerden, B.S. 1/02/2005.(4) BLANCQUAERT, L., Straftijd, Brussel, Globe, 2006, p. 76.(5) BLANCQUAERT, L., Straftijd, Brussel, Globe, 2006, p. 9.34 maart 2008


Recht op zelfbeschikkingen een kwaliteitsvolle zorgbij het levenseinde<strong>Antenne</strong>Franky Busschehoofd van dienst Studie en OnderzoekUnie Vrijzinnige VerenigingenAls burgers hebben we recht op een menswaardigleven. Hierbij vormen de autonomie vanhet individu en het recht op zelfbeschikkingbelangrijke uitgangspunten. De confrontatie met ziekte,lijden en sterven kunnen deze rechten in het gedrangbrengen. De laatste decennia ging de geneeskunde metrasse schreden vooruit. Dankzij de hoogtechnologischegeneeskunde kunnen meer mensen genezen worden enkunnen ze langer in leven gehouden worden. De keerzijdevan de medaille is dat er soms aan therapeutischehardnekkigheid gedaan wordt waardoor het menselijklijden verlengd wordt. Door de vergrijzing van de bevolkingzullen meer mensen kanker krijgen en geconfronteerdworden met andere chronische en levensbedreigendeziekten. We hebben als burgers het recht omonze autonomie, ons recht op zelfbeschikking te behoudenook bij het levenseinde om op een menswaardigewijze te kunnen sterven.Volgens professor dr. Hugo Van den Enden (1) vormen devolgende drie ethische beginselen de basis voor eenbenadering van mondig en waardig sterven en van deproblematiek rond de vrijwillige milde dood: 1) de eerbiedvoor de waardigheid van de menselijke persoon;2) de immoraliteit van artificiële instandhouding van <strong>nu</strong>tteloosen uitzichtloos lijden; 3) de eerbied voor het zelfbeschikkingsrechtvan de persoon over eigen leven ensterven.Professor dr. Wim Distelmans (2) wijst op vier ethische principesin de strijd tegen therapeutische hardnekkigheid:1) beneficiëntie: weldoen aan de patiënt; 2) nonmaleficiëntie– geen schade berokkenen ‘primum non nocere’;3) autonomie – respect voor het zelfbeschikkingsrecht;4) rechtvaardigheid – juiste verdeling van de middelen.Dat de medicalisering van het levenseinde een feit is,werd bewezen door het onderzoek van professor dr. LucDeliens, professor dr. Freddy Mortier en Veerle Provoost (2)naar de handelwijzen van artsen rond het levenseindevan patiënten in Vlaanderen. Dit onderzoek vond plaatsvoor de goedkeuring van de wet betreffende de euthanasieen geeft ons een beeld over de frequentie van deverschillende handelwijzen van artsen rond het levenseindevan hun patiënten. Een analyse werd uitgevoerdop basis van een representatieve steekproef van demaart 2008 35


<strong>Antenne</strong>overlijdens in 1998. In 39,3% van alle sterfgevallen werdhet overlijden voorafgegaan door minimum één medischehandeling.‘Medische Beslissingen omtrent het Levenseinde’ (4)omvatten de volgende mogelijkheden:a) Het stoppen (staken) van een medisch zinlozebehandeling al dan niet op verzoek van depatiënt,b) Het niet opstarten (nalaten) van een medisch zinlozebehandeling al dan niet op verzoek van depatiënt,c) Hulp bij zelfdoding,d) Het opdrijven van de pijnstillers of kalmeermiddelentot er bewusteloosheid, coma en zelfs doodontstaat,e) Levensbeëindigend handelen ‘zonder verzoek’ vande betrokkenen,f) Euthanasie. Dit wordt beschouwd als “het opzettelijkdoden door een arts op uitdrukkelijk verzoekvan de betrokkene in een uitzichtloze situatie.” Dehuidige definitie is dus zeer strikt.Een goede arts-patiëntrelatie is belangrijk voor een zorgop maat en een menswaardige behandeling. Belangrijk isdat de patiënt, wanneer het mogelijk is, steeds betrokkenwordt bij de te nemen beslissingen. Gelukkig stappenmeer en meer artsen af van het paternalistisch model.Volgens artikel 23 van onze Grondwet heeft iedereen hetrecht een menswaardig leven te leiden. Therapeutischehardnekkigheid vormt een aantasting van onze mensenrechten.Wetgeving biedt aan de patiënten garanties voorhun autonomie en zelfbeschikkingsrecht. In het jaar 2002kwamen voor de patiënten drie belangrijke wetten totstand, namelijk de wet betreffende de euthanasie van 28mei 2002, de wet betreffende de palliatieve zorg van 14juni 2002 en de wet betreffende de rechten van depatiënt van 22 augustus 2002. Bovendien behandelt deCode van Geneeskundige Plichtenleer in een apart hoofdstukde problematiek van het naderende levenseinde.Deze wetgevingen zijn echter niet volmaakt. Aanvullingendringen zich op en de rechten kunnen niet altijd gemakkelijkafgedwongen worden.Bovendien ontstaat er ook een groeiende gezondheidsklooftussen arm en rijk. Een onderzoek van de KoningBoudewijnstichting wees er op dat de verdeling vangezondheid de verdeling van geld, opleiding en socialestatus in de maatschappij volgt. Hooggeschoolden levenlanger. Armen leven minder lang en genieten minder langvan een goede gezondheid. Mensen stellen noodgedwongendoktersbezoek uit vanwege de kosten. Als maatschappijdienen we daar meer aandacht aan te besteden,zodat voor de armen het recht op zelfbeschikking en rechtop een optimale zorg ook tijdens het levenseinde nietonbereikbaar worden.Rechten van de patiëntArtikel 5 van de wet stelt dat de patiënt, met eerbiedigingvan zijn menselijke waardigheid en zijn zelfbeschikkingen zonder enig onderscheid op welke grond ook,tegenover de beroepsbeoefenaar recht heeft op kwaliteitsvolledienstverlening die beantwoordt aan zijnbehoeften.In het verleden stelden zich vaak problemen om informatiete bekomen. Om weloverwogen bepaalde beslissingente kunnen nemen moet men echter goed geïnformeerdworden. Krachtens artikel 7 § 1 heeft de patiënt recht opalle hem betreffende informatie die nodig is om inzicht tekrijgen in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijkeevolutie ervan. De communicatie moet gebeuren in eenduidelijke taal. Bovendien kan de patiënt vragen dat deinformatie hem schriftelijk wordt bevestigd. Artikel 33 vande Code van Geneeskundige Plichtenleer ondersteunt dit:“De arts deelt tijdig aan de patiënt de diagnose en deprognose mede; dit geldt ook voor een erge en zelfs vooreen noodlottige prognose. Bij de informatie van depatiënt houdt de arts rekening met diens draagkracht enmet de mate waarin hij wenst geïnformeerd te worden.”Op schriftelijk verzoek van de patiënt kan de informatieworden meegedeeld aan een door hem aangewezen vertrouwenspersoon.Dit verzoek van de patiënt en de identiteitvan deze vertrouwenspersoon worden opgetekendin of toegevoegd in het patiëntendossier (art.7 § 2 wetrechten patiënt). De informatie kan slechts uitzonderlijkonthouden worden aan de patiënt.Heel belangrijk is het recht op toestemming na informatie(artikel 8). Voor het opstarten of verder zetten van elkebehandeling is de toestemming van de patiënt vereist. Deweigering of intrekking van de toestemming heeft niet totgevolg dat het recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekkingophoudt te bestaan. Indien de patiënt, toen hij nog instaat was de rechten zoals vastgelegd in de wet uit teoefenen, schriftelijk te kennen heeft gegeven zijn toestemmingtot een welomschreven tussenkomst van deberoepsbeoefenaar te weigeren, dient deze weigering teworden geëerbiedigd zolang de patiënt ze niet herroeptop een moment dat hij in staat is om zijn rechten zelf uitte oefenen. Zo moet een weigering gerespecteerd wordenwanneer de patiënt niet meer wilsbekwaam is, maarvroeger schriftelijk een bepaalde behandeling weigerde.De patiënt kan ook een vertegenwoordiger aanduiden omin zijn plaats op te treden indien en zolang als de patiëntniet in staat is deze rechten zelf uit te oefenen (artikel 14§ 1). Bij een minderjarige patiënt worden de rechten vande patiënt uitgeoefend door de ouders die het gezag overde minderjarige uitoefenen of door zijn voogd (artikel 12§ 1). De patiënt wordt betrokken bij de uitoefening vanzijn rechten rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit.De opgesomde rechten kunnen door de minderjarigepatiënt die tot een redelijke beoordeling van zijn36 maart 2008


elangen in staat kan worden geacht, zelfstandig worde<strong>nu</strong>itgeoefend (artikel 12 § 2).De wet van 24 november 2004 voerde in artikel 11 bis hetrecht op pijnstilling in: “Elkeen behoort van de beroepsbeoefenaarsin de zorgsector de meest aangepaste zorgte krijgen om de pijn te voorkomen, er aandacht voor tehebben, te evalueren, in aanmerking te nemen, tebehandelen en te verzachten.”levenseinde is een multidisciplinaire totaalzorg vanessentieel belang, zowel op het fysieke, psychische, socialeals morele vlak. Het belangrijkste doel van de palliatievezorg is deze zieke en zijn naasten een zo groot mogelijkelevenskwaliteit en maximale autonomie te bieden.Palliatieve zorg is erop gericht de kwaliteit van het resterendeleven van deze patiënt en nabestaanden te waarborgenen te optimaliseren.”Palliatieve zorgArtikel 2 van de wet omschrijft het begrip palliatieve zorgen het aanbod als volgt:“Elke patiënt heeft recht op palliatieve zorg bij de begeleidingvan het levenseinde. Een voldoende ruim aanbodvan palliatieve zorg en de criteria voor de terugbetalingvan die zorg door de sociale zekerheid moeten er borgvoor staan dat dit soort zorg voor alle ongeneeslijk ziekepatiënten even toegankelijk is, binnen het geheel van hetzorgaanbod.Onder palliatieve zorg wordt verstaan: het geheel vanzorgverlening aan patiënten waarvan de levensbedreigendeziekte niet langer op curatieve therapieën reageert.Voor de begeleiding van deze patiënten bij hunEen goed uitgebouwde palliatieve zorg draagt dan ook bijtot het terugdringen van de therapeutische hardnekkigheid.Nog steeds worden mensen te laat naar palliatieve zorgdoorverwezen. Palliatieve zorg is veel meer dan terminalezorg. Men stelt dan ook voor om beter de term supportievezorg te gebruiken. Binnen de multidisciplinaire equipes werkenook moreel consulenten mee voor het verzorgen vanmorele bijstand aan de patiënten en hun omgeving.Voldoende middelen voor (palliatieve) supportieve zorg zijner echter nog steeds niet. De meeste mensen willen graagthuis sterven in hun vertrouwde omgeving. Een dagcentrum,zoals TOPAZ van het UZ Brussel dat gelegen is teWemmel, vormt een brugfunctie tussen het ziekenhuis ende thuisopvang. Men laat patiënten toe naar huis te gaan enmaart 2008 37


<strong>Antenne</strong>ondersteunt de thuisopvang bij hun taak. Tijdens de vieringvan 10 jaar TOPAZ werd gewezen op de financiële problematiekvan de dagcentra die moeten overleven door allerleiprivé-initiatieven. Aanwezige politici beloofden inspanningente doen. Nochtans kunnen dagcentra er toe bijdragendat patiënten thuis kunnen blijven en geen dure ziekenhuisbeddenhoeven te bezetten. Paradoxaal is ook dat het voorde patiënt duurder is om thuis te sterven.Uit het doctoraatsonderzoek rond medische beslissingenaan het levenseinde en de plaats van overlijden vanJoachim Cohen (5) van de Onderzoeksgroep Zorg rond hetLevenseinde van de Vrije Universiteit Brussel vernemen weeen aantal belangrijke cijfers. In 2001 stierven 54% van demensen in Vlaanderen in het ziekenhuis, 20% in een rusthuis(rob of rvt) en 24% thuis. In 2003 waren in Vlaanderende overlijdens in een ziekenhuis gedaald tot 51,1%.Van de kankerpatiënten overleed in 2001 in Vlaanderen29% thuis, 9% in een rusthuis en 62% in een ziekenhuis. In2003 bedroeg het percentage van overlijdens van kankerpatiëntenin Vlaanderen in een ziekenhuis 59,9%.patiënten in België het tegendeel waar.”Verder onderzoek (7) naar 1690 niet-plotse overlijdens inBelgië in 2005 en 2006 gaf de volgende resultaten vanplaats van sterven: 24% stierf thuis, 27% in een rusthuis,39% in een ziekenhuis en 10% in een palliatieve eenheid.De meeste mensen wensen in hun vertrouwde omgeving(thuis of rustoord) te overlijden. Er is dus duidelijk nog werkaan de winkel om de voorkeurplaats van overlijden te realiserenvoor de mensen.Een ander onderzoek (6) van de Onderzoeksgroep Zorg rond hetLevenseinde van de Vrije Universiteit Brussel werd uitgevoerdin samenwerking met het Wetenschappelijk InstituutVolksgezondheid en beschrijft alle overplaatsingen of transfersvan 892 patiënten in hun laatste levensfase. De gegevenszijn verzameld via de Huisartsen peilpraktijken, een bestaandgezondheidsnetwerk van Vlaamse, Waalse en Brusselse huisartsen.Deze peilartsen hebben in 2005 gedurende een volledigjaar alle overlijdens in hun praktijk geregistreerd. Menrapporteerde en onderzocht alle plaatsen waar men verbleefen verzorgd werd, evenals de verblijfsduur per plaats van allegemelde mensen met een sterfbed. Men sloot plots engeheel onverwachte overlijdens uit de studie.De resultaten waren de volgende:“Bij 62% van de mensen met een sterfbed gebeurde er eenoverplaatsing in de laatste drie levensmaanden. Bij 16% vanalle mensen met een sterfbed werden twee transfers gerapporteerden bij 10% werd men in de laatste levensfase minstensdrie keer heen en weer verhuisd. De meeste transferskwamen voor bij mensen die thuis verbleven. Zeer vaak ginghet om relatief korte ziekenhuisopnames. Die waren ookgeconcentreerd in de laatste weken voor het overlijden.Palliatieve zorgeenheden werden gebruikt door 10% van destervenden, en enkel in de laatste levensdagen.”Onderzoekers Lieve Van den Block en prof. dr. Luc Delienskomen dan ook tot de volgende belangrijke conclusie: “Hetverzekeren van een conti<strong>nu</strong>e en goed georganiseerdelevenseindezorg thuis en in het rusthuis blijft een belangrijkeuitdaging, die door de vergrijzing van de samenlevingalleen maar groter zal worden. Onnodige transfers aan hetlevenseinde moeten zoveel mogelijk vermeden worden…Terminaal zieke patiënten brengen hun laatste levensmaandenen vooral hun laatste levensdagen bij voorkeurdoor in één en dezelfde plaats. Nochtans is voor veleEuthanasieVa<strong>nu</strong>it het recht op zelfbeschikking moeten de mensenrecht hebben op euthanasie.Artikel 2 van de wet verstaat onder euthanasie het opzettelijklevensbeëindigend handelen door een andere dan debetrokkene op diens verzoek. De arts die euthanasie toepast,pleegt geen misdrijf mits het toepassen van een aantalstrenge voorwaarden.De realisatie van de euthanasiewet kwam na een moeizaamparlementair debat tot stand. Voordien was jarenlang het debatonmogelijk in het parlement. De komst van de paarse regeringliet eindelijk dit democratisch debat toe. Tegenstanders vaneuthanasie verkondigen dat door de palliatieve zorg er geeneuthanasievragen meer zouden zijn. Deze redenering kloptechter niet en dit om verschillende redenen.Een goed uitgebouwde palliatieve zorg kan niet alle vragentot euthanasie opheffen. Zo blijven er soms toch nog (geluk-38 maart 2008


kig weinig) problemen in verband met de pijnstilling, hetniet kunnen stoppen van bloedingen… Zelfs met een optimalepijn- en symptoomcontrole kan voor sommige mensenhet psychisch lijden te groot zijn, zodat ze wensen menswaardigte sterven. Mensen kunnen eerst kiezen voor palliatievezorg en in een later stadium toch nog kiezen vooreuthanasie. Anderen wensen bijvoorbeeld geen palliatievezorg en kiezen direct voor euthanasie. Tijdens de euthanasieprocedurekrijgt de patiënt uitleg over de mogelijkhedenvan palliatieve zorg. Het is echter onaanvaardbaar dat meneen palliatieve filter zou invoeren, zoals sommige tegenstandersvan euthanasie wensen. De keuze voor euthanasieof palliatieve zorg vormt de allerindividueelste uiting vanons recht op zelfbeschikking. Het kan dus ook niet dat menva<strong>nu</strong>it enige vorm van geloofsovertuiging die het leven alsonaantastbaar ziet een andersdenkende de mogelijkheidvan euthanasie zou ontzeggen en hem bijvoorbeeld deoptie van palliatieve sedatie zou opdringen.Ondertussen werden er twee rapporten gepubliceerd doorde Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie. Deartsen blijken nauwgezet de wet toe te passen. Geen enkeldossier werd door de Commissie doorverwezen naar hetparket. De gevreesde wildgroei van euthanasie kwam erduidelijk niet. De depenalisatie van euthanasie maakt hetmogelijk dat lijdende mensen die er om verzoeken bijstandkunnen verkrijgen van een arts.De huidige euthanasiewet is een compromistekst. Uit depraktijk blijkt dat er een aantal aanpassingen nodig zijn.Diverse voorstellen hieromtrent werden ingediend.Opnieuw laaien de gemoederen weer op en verzetten detegenstanders van euthanasie zich tegen elke uitbreidingvan de wet. Het wordt afwachten wat het wordt met de volgenderegering en of onze politici prioriteiten willen leggenom deze uitbreiding goed te keuren.Enkele knelpunten zijn: het ontbreken van de doorverwijsplichtvan de arts, de beperkte toepassing van de wilsverklaring,de minderjarigen.Euthanasie is geen afdwingbaar recht. Ook de arts heeft zijnzelfbeschikking en zijn gewetensvrijheid. Hij kan weigerenmee te werken aan de uitvoering van de euthanasie. Dewet verplicht hem niet de patiënt door te verwijzen naareen andere arts die wel bereid is om op de vraag in te gaan.Zo stellen zich problemen dat mensen een weigering krijgenen niet weten waar naartoe. Op deze wijze blijft de keuzemogelijkheideuthanasie beperkt voor de happy few die deweg kennen en mondig zijn om een andere arts te vinden.Het is echter onaanvaardbaar dat verzwakte, lijdende mensenin hun laatste levensfase deze moeilijke zoektocht nogmoeten meemaken en de procedure moeten herbeginnen.Bovendien verzetten heel wat -meestal katholieke- verzorgingsinstellingenzich tegen de toepassing van euthanasie.Het internationaal symposium Public Health at the End ofLife werd op 14 december 2007 te Brussel georganiseerddoor de Belgische Vereniging voor Volksgezondheid en deOnderzoeksgroep Zorg rond het Levenseinde van de VrijeUniversiteit Brussel. Tijdens dit congres werden de beleidslijnenvan instellingen betreffende de levenseindezorg enhun wettelijke implicaties belicht. Joke Lemiengre (8) van deKatholieke Universiteit Leuven besprak de resultaten vaneen onderzoek over de ethische beleidslijnen betreffendeeuthanasie in de Vlaamse ziekenhuizen. Van de 81 ziekenhuizenwerkten er 71 (88%) mee. Hiervan hadden er 45(63%) een geschreven ethische beleidslijn voor euthanasie.Katholieke ziekenhuizen hebben vaker zo’n richtlijn vooreuthanasie dan neutrale ziekenhuizen. Euthanasie werdenkel toegestaan in uitzonderlijke situaties waarbij naast dewettelijke voorwaarden bijkomende voorwaarden zoals depalliatieve filter toegevoegd werden in 75% van de ziekenhuizenvoor wilsbekwame terminale patiënten, in 57% vande ziekenhuizen voor wilsonbekwame terminale patiëntenmet een voorafgaande wilsverklaring en in 50% van de ziekenhuizenvoor niet-terminale patiënten. Euthanasie werdniet toegestaan in 2% van de ziekenhuizen voor wilsbekwameterminale patiënten, in 23% van de ziekenhuizen voorwilsonbekwame terminale patiënten met een voorafgaandewilsverklaring en in 32% van de ziekenhuizen voor niet-terminalepatiënten. Men onderzocht niet of er bij een weigeringvan een vraag naar euthanasie doorverwezen werdnaar een ander ziekenhuis of een andere arts. Zowel katholiekeals niet-katholieke ziekenhuizen formuleren bijkomendevoorwaarden, waarbij de katholieke instellingen restrictieverzijn. Het is onaanvaardbaar dat men in de ziekenhuizenbijkomende voorwaarden oplegt bij een verzoek toteuthanasie of bijvoorbeeld soms weigert euthanasie toe tepassen bij niet-terminale patiënten. De wet betreffende deeuthanasie kwam tot stand na een grondig parlementairdebat. De arts heeft uiteraard recht op gewetensvrijheidmaar zou in het belang van de conti<strong>nu</strong>ïteit van de zorg vanzijn patiënt deze moeten doorverwijzen.Ook minderjarigen kunnen in situaties terecht komen waarbijzij een terechte vraag naar euthanasie stellen. DeNederlandse wetgeving laat euthanasie bij minderjarigenonder bepaalde voorwaarden toe.De wilsverklaring die ons toelaat een vraag naar euthanasiete formuleren voor het ogenblik dat wij dit niet meer zelf kunnenvragen heeft een zeer beperkte toepassing: men moetzich namelijk in een onomkeerbare coma bevinden.De vereniging Recht op Waardig Sterven liet in 2004 doorDimarso in Vlaanderen een onderzoek uitvoeren betreffendede kijk van de meerderjarige burgers op euthanasie. 70% vande respondenten vond dat euthanasie moet mogelijk zijn “ingeval van aangetaste hersenfuncties, onherroepelijke verwardheidof dementie, en indien de patiënt op voorhand zijnwil geuit heeft dat in dat geval zijn leven mag beëindigd worden.”Er blijkt dus een grote discrepantie te bestaan tussen debevolking enerzijds en bepaalde politici-tegenstanders en demaart 2008 39


<strong>Antenne</strong>hiërarchie van de katholieke kerk anderzijds. Een groot deelvan de Vlaamse bevolking is dus bereid de wet uit te breidentot de wilsonbekwame patiënten, zoals dementerenden diezelf niet meer hun keuze voor euthanasie kunnen uiten. Detegenstanders van de uitbreiding negeren de soms schrijnendesituaties die ontstaan bij de ziekte van Alzheimer, anderevormen van dementie, kanker met metastasen naar de hersenenen hersenbloedingen.maken, niet zo ontluisterend gezien te moeten worden doormijn familie en omgeving, niet te willen een andere persoonte zijn. De keuze ligt dus volgens het zelfbeschikkingsrechtbij het individu zelf en het is niet aan anderen om teoordelen of dit leven nog zinvol is of niet.Een bijkomend probleem is de beperkte geldigheidsduur(5 jaar) van de wilsverklaring. Deze beperking zou moetenafgeschaft worden.In de media werden personen die zich inzetten voor de uitbreidingvan de wet aangevallen, omdat ze de dementerendenzouden gelijk stellen met de dood en de zwakheid van dezemensen zouden miskennen. Niets is echter minder waar enhet debat moet eerlijk gevoerd worden. Het is de plicht vanelke samenleving te zorgen voor een goede beschermingen een goed uitgebouwde zorg voor de dementerenden.Deze zorg staat helemaal niet ter discussie. Het gaat om demogelijkheid tot euthanasie voor mensen die op voorhandeen wilsverklaring opgesteld hadden!!! Veel mensen zijnechter bevreesd om in een toestand van verwardheid enontluistering terecht te komen en willen dit niet.Tegenstanders werpen dan op dat demente mensen gelukkiglijken en dat de persoonlijkheid verandert en de wilsverklaringniet meer op deze persoon slaat. Als mens ben ikechter verantwoordelijk voor mijn eigen zingeving. Het isdan ook mijn recht om deze aftakeling niet te willen mee-Code van Geneeskundige PlichtenleerHoofdstuk IX betreffende het naderende levenseinde legtbelangrijke plichten vast.Artikel 95“In het verlengde van artikel 33 informeert de behandelendarts de patiënt tijdig over diens naderende levenseinde ende bijstand die hem daarbij kan worden verleend.Hierbij houdt de arts rekening met de klinische toestandvan de patiënt, diens draagkracht, filosofische en godsdienstigeovertuiging evenals met de mate waarin hij wenst teworden geïnformeerd.Bij elke vraag over het levenseinde, legt de arts uit welkeinitiatieven elke persoon kan nemen zoals het aanstellenvan een vertegenwoordiger en het opstellen zowel van een40 maart 2008


weigering tot toestemming van een welomschreven tussenkomstals van een wilsverklaring tot euthanasie.De arts wijst zijn patiënt er op dat deze altijd recht heeft oppalliatieve zorg.De arts informeert de patiënt tijdig en duidelijk over demedische bijstand die hij bereid is hem bij het naderendelevenseinde te verlenen. De patiënt dient over de nodige tijdte beschikken om een tweede medisch advies in te winnen.De behandelend arts en de patiënt stellen zich akkoord over dete informeren personen en de hen te verstrekken informatie.”Artikel 96“De arts dient voor elke tussenkomst bij het naderendelevenseinde de toestemming van de patiënt te bekomen.Hij dient erover te waken dat deze met kennis van zaken,vrij en onafhankelijk wordt gegeven.Indien de arts meent dat een patiënt niet in staat is om toe testemmen wendt hij zich tot de wettelijke vertegenwoordiger.De behandelende arts betrekt de minderjarige patiënt bijbeslissingen omtrent het levenseinde in functie van diensleeftijd en maturiteit en van de aard van de beoogde tussenkomst.Het is aangewezen de mening van een collegaen van het behandelend team in te winnen.”Artikel 97“Naast de plicht tot informatie en de plicht tot het bekomenvan toestemming staat de arts zijn patiënt bij het naderendelevenseinde medisch en moreel bij.Indien de arts niet over voldoende kennis beschikt betreffendede bijstand bij het naderende levenseinde, wint hijde nodige adviezen in en/of vraagt hij een competente collegain consult.Therapeutische verbetenheid dient te worden voorkomen.De arts is de patiënt behulpzaam bij het opstellen en hetbewaren van verklaringen waarvan sprake in artikel 95,tweede alinea.De arts houdt zich aan de tegenover de patiënt aangeganeverbintenissen.…”Deze opgesomde plichten vormen een belangrijke ondersteuningvoor het respecteren van het recht op zelfbeschikking vande patiënt. Competente artsen kunnen geconsulteerd wordenvia de LEIF-artsen (LevensEinde Informatie Forum) (9) . Deze artsenkunnen niet alleen omgaan met vragen naar euthanasieen andere beslissingen rond het levenseinde, maar zijn tevensop de hoogte van de Vlaamse expertise inzake palliatieve zorg.BesluitOns recht op zelfbeschikking wordt gesteund door de wetgevingbetreffende de rechten van de patiënt, de wet betreffendede palliatieve zorg, de wet betreffende de euthanasie ende Code van Geneeskundige Plichtenleer. Een goede communicatieis van groot belang binnen de arts-patiëntrelatie.Voorzien van goede informatie kan de patiënt dan in samenspraakmet zijn arts weloverwogen beslissen welke behandelingenhij al dan niet wenst. Men dient respect op te brengenvoor de gemaakte keuzes, zoals weigering van een behandeling,palliatieve zorg, palliatieve sedatie of euthanasie.Er valt nog heel wat te doen voor een optimale eindelevenszorg.Bijkomende middelen voor (palliatieve) supportievezorg blijven nodig. Ook de financiële implicaties voor depatiënt moeten bewaakt worden. Het mag niet zijn dat definanciële mogelijkheden een beperking zouden vormen enmen hierdoor niet van de optimale eindelevenszorg zou kunnengenieten. Het nodeloos verplaatsen van mensen bij hetlevenseinde dient vermeden te worden. Indien ze het wensen,moeten mensen in hun vertrouwde omgeving kunnenoverlijden. Respect vormt het sleutelwoord. Wanneer men alsmens ervan verzekerd is dat men zijn gemaakte keuze betreffendehet levenseinde en de plaats van zijn overlijden zal respecterendan kunnen we spreken van een werkelijke humaniseringvan het levenseinde. Menswaardig sterven is eenmensenrecht.Voetnoten(1) Van den Enden (Hugo): Ons levenseinde humaniseren. Over waardig stervenen euthanasie. Brussel, VUBPress, 2004, pp. 37-54.(2) Distelmans (Wim): Een waardig levenseinde. Antwerpen, Houtekiet, 2005, pp.199-218.(3) Deliens (Luc); Mortier (Freddy); Provoost (Veerle): Empirisch onderzoek naarhandelwijzen van artsen rond het levenseinde van patiënten in Vlaanderen. In:UVV-info, Extra <strong>nu</strong>mmer 2002, Dossier euthanasie, pp. 4-12.(4) Distelmans (Wim); Bauwens (Sabien); Van Camp (Ben): Spanningsveld tusseneuthanasie en palliatieve zorg. Bedenkingen va<strong>nu</strong>it de medische gemeenschapvan de VUB. In: <strong>Antenne</strong>, juni 2004, pp. 30-38.(5) Cohen (Joachim): Medische beslissingen aan het levenseinde en plaats vanoverlijden in België en Europa. Brussel, Vrije Universiteit Brussel – FaculteitGeneeskunde & Farmacie, Doctoraat Sociale Gezondheidswetenschappen :medisch-sociale wetenschappen, mei 2007.(6) Van den Block (L.); Deschepper (R.); Bilsen (J.);Van Casteren (V.); Deliens (L) :Transitions between care settings at the end of life in Belgium. In: Journal ofthe American Medical Association Oct. 10 2007, 298 (14), 1638-9.(7) Van den Block (Lieve); Bossuyt (Nathalie); Van Casteren (Viviane); Deliens(Luc)(red.) : Het sterfbed in België. Resultaten van de SENTI-MELC studie 2005-2006. Brussel, Academic and Scientific Publishers, 2007, pp. 36-48.(8) Lemiengre (Joke); Dierckx de Casterlé (Bernadette); Schotsmans (Paul);Gastmans (Christ): Ethics policies on euthanasia in hospitals – A survey inFlanders (Belgium). Leuven, Katholieke Universiteit Leuven, Centre forBiomedical Ethics and Law. In: Belgisch Archief voor Volksgezondheid, volume65 (2007) Supplement 1, p. 33.(9) Distelmans (Wim); Bauwens (Sabien); Van Camp (Ben): Spanningsveld tusseneuthanasie en palliatieve zorg. Bedenkingen va<strong>nu</strong>it de medische gemeenschapvan de VUB. In: <strong>Antenne</strong>, juni 2004, pp. 30-38.maart 2008 41


<strong>Antenne</strong>Vrouwenrechtenna 1948Anne Rowiestafmedewerkster VrouwenraadToen de Verenigde Naties in 1945 opgericht werdenom de wereld te behoeden voor een herhaling vande gruwel van de twee wereldoorlogen, maaktehet Handvest meteen duidelijk dat de mensenrechtengeëerbiedigd moesten worden. Er werd evenwel niet dieperop ingegaan. Tot 10 december 1948, de dag dat deAlgemene Vergadering van de VN de UniverseleVerklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) afkondigde,een verklaring die stelt dat alle mensen vrij en gelijkin waardigheid en rechten geboren worden. Alle volkerenen alle naties worden erin aangemoedigd om de burgerlijke,politieke, economische, sociale en culturele rechtenvan alle mensen, zonder onderscheid naar ras, geslacht,taal, godsdienst, leeftijd, seksuele geaardheid, politiekeof andere overtuiging, nationale of maatschappelijkeafkomst, eigendom, geboorte of andere status enzovoortte eerbiedigen.De mensenrechtenverdragenUit het UVRM zijn zeven internationale mensenrechtenverdragenvoortgekomen: de Internationale Conventie over deUitbanning van alle Vormen van Rassen discriminatie in 1965(geldig sinds 1969), het Inter nationale Verdrag inzakeBurger- en Politieke Rechten in 1966, het InternationaleVerdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten,eveneens in 1966 (beide van kracht sedert 1976), hetVerdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen vanDiscriminatie tegenover de Vrouw in 1979 (het Vrouwen -verdrag, van kracht sedert 1981), de Conventie tegenFoltering en andere Wrede, Onmenselijke of OnterendeBehandeling of Bestraffing in 1984 (in werking sinds 1987),het Kinderrechtenverdrag in 1989 (voortgekomen uit deVerklaring van de Rechten van het Kind en van kracht sinds1990) en het Verdrag ter Bescherming van de Rechten vanMigrerende Werk nemers en hun Gezin in 1990 (geldigsedert 2003).Enkel in die VN-lidstaten die de verdragen ratificeerden,zijn de bepalingen bindend. Maar doordat verdragsstatenover de mogelijkheid beschikken om voorbehouden teformuleren en landen het nationale soevereiniteitsprincipeen dat van niet-inmenging nogal eens durven inroepen,wordt de bescherming die de verdragen biedenondermijnd.ANNE ROWIE42 maart 2008


De VN-Commissie voor de Rechten van de Mens ziet toeop de eerbiediging van mensenrechten in de lidstaten.ECOSOC-resoluties 1235 en 1503 (de Economic and SocialCouncil is het voornaamste VN-orgaan dat het economischeen sociale werk van de VN coördineert) geven haardie ruime bevoegdheid. Dankzij een groot aantal specialeprocedures kunnen rapporteurs en werkgroepen trachtenop te treden tegen staten die zich schuldig maken aanschendingen van mensenrechten. Er is ook nog het Bureauvan de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens.De Commissie kan vragen dat het overheden helpt metadvies en technische samenwerking.Een aantal verdragen, waaronder het Vrouwenverdrag,bevatten een individueel klachtrecht: een burger kan eenklacht indienen wegens schending door zijn regering vaneen mensenrecht dat door één van de verdragenbeschermd wordt.De Commissie voor de Status van de Vrouw(CSW)Toen de stichtende landen van de VN in 1945 hetHandvest onderschreven, hadden in meer dan de helftvan die landen vrouwen nog geen stemrecht verworven.België maakte eveneens deel uit van dat lijstje. Vrouwenkregen hier pas in 1948 stemrecht.Vrij snel drong Eleanor Roosevelt erop aan dat er een specifiekorgaan in het leven geroepen werd dat alle vormen vandiscriminatie ten opzichte van vrouwen zou elimineren. Ditgebeurde in 1946 met de oprichting van een subcommissiebinnen de Commissie voor de Rechten van de Mens. In datzelfdejaar echter werd de subcommissie omgevormd toteen volwaardige en autonome commissie: de Commissionon the Status of Women (CSW) oftewel de Commissie voorde Status van de Vrouw.De Economische en Sociale Raad (ECOSOC) legde voor deCSW de volgende taken vast: verslagen en aanbevelingenopstellen over de rechten van de vrouw op politiek, economisch,burgerlijk, sociaal en pedagogisch vlak, en formeleoverlegparticipatie in de andere VN-organen. DeCSW stelde samen met de Commissie voor de Rechten vande Mens de Universele Verklaring van de Rechten van <strong>deMens</strong> op. Het resultaat is rechtstreeks zichtbaar in detekst: de gelijkheid tussen man en vrouw wordt er explicietin vermeld.De Commissie voor de Status van de Vrouw telt vertegenwoordigersuit 45 landen. ECOSOC duidt deze landen aanvoor een periode van vier jaar. De nationale regeringenmogen zelf hun afvaardiging kiezen. De Belgische vrouwenbewegingmag terecht fier zijn op de afvaardiging in dejaren '90 van feministisch boegbeeld Lily Boeykens (exvoorzitsterNationale en Internationale Vrouwenraad) alsonafhankelijk expert binnen de Bel gische delegatie.De CSW vergadert ieder jaar in New York gedurende tienwerkdagen. Momenteel zit België de Commissie voor.De Division for the Advancement of Women (DAW) is eendienst van het VN-Secretariaat die de agenda voorbereidt, deteksten opstelt en de dagelijkse lopende zaken afhandelt.Het duurde tot de jaren '70 (het hoogtepunt van de tweedefeministische golf) voor de vrouwenproblematiek niet langerbeperkt bleef tot gelijke burgerlijke en politieke rechten.Het VN-ontwikkelingsprogramma kon enkel slagen wanneerer ook aandacht was voor economische, financiële, sociale,humanitaire en culturele problemen van vrouwen. De VNbeseffen vandaag zeer goed dat de verbetering van de positievan de vrouw geen logisch gevolg is van vooruitgang,maar wel een conditio sine qua non voor ontwikkeling,duurzaamheid en vrede. De CSW neemt dan ook aan alleconferenties deel die rechtstreeks of onrechtstreeks met 'de'vrouw te maken hebben.De secretarissen-generaal Boutros Boutros Ghali en KofiAnnan waren de vrouwenzaak erg genegen. De eerstecreëerde de functie van speciale adviseur voor Gender -aangelegenheden, die ervoor moet zorgen dat het genderperspectiefdeel uitmaakt van het globale VN-beleidmaart 2008 43


<strong>Antenne</strong>(dit wordt ook gendermainstreaming genoemd). Voor detweede was de gelijkheid tussen man en vrouw eenonmisbare factor in de zoektocht naar oplossingen vooreconomische, politieke en sociale problemen.Het is de CSV die andere gespecialiseerde VN-organisaties,zoals UNESCO, UNHCR, WHO, FAO enzovoort, vraagtom problemen ook va<strong>nu</strong>it een genderperspectief te benaderen.Het Verdrag bestaat uit zes delen die de gewaarborgderechten bundelen:• Deel I bevat zes artikels met onder meer eendefinitie van discriminatie, de passende maatregelendie de staten verondersteld worden tenemen en de mogelijkheid tot positieve actie.• Deel II (artikels 7-9) is gewijd aan de politiekerechten en de nationaliteit.• Deel III (artikels 10-14) behandelt het onderwijsen de werkgelegenheid.• Deel IV (artikels 15-16) heeft het over de burgerlijkeen familiale rechten.• Deel V (artikels 17-22) regelt het toezicht ophet verdrag.• Deel VI (artikels 23-30) bevat de slotbepalingen.Het VrouwenverdragDe VN-Convention on the Elimination of All Forms ofDiscrimination against Women (CEDAW) of het Verdrag totUitbanning van Alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen(kortweg het Vrouwenverdrag genoemd) houdt internationaalerkende principes in en stelt dat deze van toepassingzijn op alle vrouwen in alle gemeenschappen, zonder enigonderscheid. De ratificerende landen verbinden zich ertoeom effectief iets te doen aan de ontwikkeling en vooruitgangvan de vrouw zowel in het openbaar als in het privéleven.Om de vier jaar rapporteren zij aan het Toezicht -houdend Comité bij het Verdrag over de vooruitgang die zegeboekt hebben. Dit Comité formuleert dan aanbevelingenop basis van die rapporten, maar het formuleert ook algemeneaanbevelingen die verdere preciseringen zijn bij deinvulling en interpretatie van het Verdrag.De Algemene Vergadering aanvaardde dit Verdrag in 1979. Zo'n40 landen maakten een voorbehoud bij één of meerdere paragrafen.Zo formuleerde bijvoorbeeld Marokko een 'voorbehoud'op artikel 16 over het gezinsleven, omdat hun wetten gebaseerdzijn op het islamitisch familierecht oftewel de sharia.Vandaag hebben 185 van de 192 VN-lidstaten het Verdraggeratificeerd. België ondertekende het Verdrag in 1980 enratificeerde het, waarna het van kracht werd in 1985.De lidstaten moeten in hun wetgeving alle discriminatietegengaan. De overheid mag zelf evenmin discrimineren.De basisrechten en fundamentele vrijheden vanvrouwen moeten gewaarborgd zijn. Speciale tijdelijkemaatregelen worden toegelaten om de ongelijke behandelingvan mannen en vrouwen recht te trekken.Uitbuiting door prostitutie en vrouwenhandel moetenaangepakt worden. Vrouwen en mannen moeten gelijketoegang krijgen tot alle maatschappelijke terreinen,zoals onderwijs, werk, politiek, gezondheidszorg, uitkeringenenzovoort.Aanbeveling 19 van het Comité leidde tot de Verklaringover de Uitbanning van Geweld tegen Vrouwen en is eenaanvulling bij het Vrouwenverdrag, waarin gesteld wordtdat het algemeen verbod van discriminatie op basis vangeslacht ook geweld op basis van geslacht omvat.Geweld op vrouwen is een schending van hun mensenrechten,ongeacht of het geweld uitgaat van een privépersoonof van een openbaar orgaan. De Verklaringroept de staten op tot een beleid ter uitbanning vangeweld op vrouwen en reikt manieren aan om daarin teslagen. Dit instrument is juridisch niet bindend, maardoordat het unaniem aangenomen werd door alle lidstatenin de Algemene Vergadering gaat er een grootmoreel gezag van uit.Tot voor acht jaar kon het Toezichthoudend Comité weinigbeginnen tegen inbreuken op het Verdrag. Er kon nietgesproken worden van juridische afdwingbaarheid.Daarom werd in 1999 een Facultatief Protocol aan hetVerdrag toegevoegd, waardoor het mogelijk werd individueelklacht in te dienen bij het CEDAW-Comité en waardoorhet Comité zelf een onderzoek kan starten. Dit betekentdat individuen of groepen van individuen een juridischinstrument kunnen hanteren wanneer hun rechtengeschonden worden op basis van geslacht. Maar een landkan slechts aangeklaagd worden voor een inbreuk wanneerhet de betreffende paragraaf daadwerkelijk aange-44 maart 2008


nomen heeft. Ook kan er enkel klacht ingediend wordentegen een staat, nooit tegen een individu of een privéinstantie.Om een onderzoek te openen moet het geviseerdeland akkoord gaan. Alle nationale rechtsmiddelenmoeten eerst uitgeput zijn. De kans op een schadevergoedingis miniem.Tot <strong>nu</strong> toe hebben 89 landen het Facultatief Protocolondertekend. België heeft het ondertekend in 1999 engeratificeerd in 2004.aanvaarding van deze resolutie is een mijlpaal omdat zede rol en rechten van vrouwen erkent om op gelijke voetmet mannen deel te nemen aan vredesprocessen en-onderhandelingen, om hun eigen leven weer vorm tegeven en samen te werken aan de heropbouw van hunregio of land.In 2007 voerden de Nederlandstalige Vrouwenraad,Moeders voor Vrede, de Conseil des FemmesResolutie 1325Een goed voorbeeld van een VN-document dat vrouwenorganisatiesals drukkingsmiddel gebruiken is de ondertussenwelbekende VN-Resolutie 1325 over 'vrouwen,vrede en veiligheid'. Ze handelt over de impact van gewapendeconflicten op meisjes en vrouwen, over de rol vanvrouwen bij de postconflictreconstructie, de vredesopbouwen -handhaving, en de genderdimensies van vredesprocessenen conflictoplossingen. Ze biedt met anderewoorden een beleidskader met een strategie voor vredesopbouw,gendergelijkheid en duurzame ontwikkeling. DeFrancophones de Belgique en enkele vooraanstaandepolitica’s (waaronder senatrice Sabine de Bethune) depetitieactie en campagne Vrouwenkracht is vredesmacht.Deze groep streeft ernaar dat België tijdens zijn voorzitterschapvan de VN-Veiligheidsraad Resolutie 1325 bovenaande politieke agenda plaatst. De campagne werd afgeslotenop zaterdag 20 oktober 2007 met een grote internationalevredesdag in Ieper.De vrouwenraden hebben samen met defensieministerFlahaut een charter ondertekend waarin dit departementzich ertoe verbindt binnen eigen rangen en op buitenlandsemissies Resolutie 1325 toe te passen.maart 2008 45


<strong>Antenne</strong>De VN-vrouwenconferentiesDe Verenigde Naties hebben al vier grote vrouwenconferentiesgeorganiseerd: Mexico (1975), Kopenhagen(1980), Nairobi (1985) en Peking (1995). Deze laatste,ook gekend als de Vierde Wereldvrouwenconferentie,bracht het Pekingactieplatform voort, een documentdat de twaalf domeinen beschrijft waarbinnen de situatievan de vrouw verbeterd moet worden en dat daartoeSchendingen van de mensenrechten vanvrouwenIn de zogenaamde rijke westerse landen staan de vrouwendikwijls verder in hun strijd dan in bijvoorbeeld armelanden in ontwikkeling. Toch zijn er uitzonderingen, zoalsblijkt uit de Gender Development Index, een onderdeelvan de Human Development Index.Wij hoeven hier voor een groot aantal dingen niet meerop de barricaden te gaan staan. Het spreekt <strong>nu</strong> voor zichdat meisjes verder studeren en zelfs beroepen uitoefenendie vroeger uitsluitend voor mannen toegankelijk waren,dat vele vrouwen zelf bepalen wanneer en hoeveel kinderenze willen, dat een belangrijk percentage financieelonafhankelijk en zelfstandig is, dat ze mee kunnen beslissenin alle domeinen van het maatschappelijk leven enzovoort.ook strategieën aanreikt. Het gaat om armoede, onderwijs,gezondheidszorg, geweld, gewapende conflicten, economie,politieke besluitvorming, institutionele mechanismen,mensenrechten, media, milieu en meisjes.In de Pekingverklaring lezen we dat "Unless the humanrights of women, as defined by international human rightsinstruments, are fully recognized and effectively protected,applied, implemented and enforced in national law as wellas in national practice… they will exist in name only."In 2005 organiseerde de CSW tijdens haar 49 ste zitting 'Peking+10', een top die de stand van zaken van uitvoering van deaanbevelingen van het Pekingactieplatform evalueerde.Vele vrouwenorganisaties zijn toegelaten op de officiële VNconferenties,maar houden daarnaast ook hun eigen zijdelingsefora. Voor de wereldwijde vrouwenbeweging zijn deze conferentieseen ontmoetingsplaats voor verschillende culturen,religies en sociale achtergronden. Toch verschillen hun problemenonderling niet zo heel erg. Vrouwen overal ter wereldstrijden of hebben gestreden voor dezelfde rechten: onderwijsen opleiding, tewerkstelling, gezondheid, seksuele en reproductieverechten, participatie aan de (politieke) besluitvormingop alle niveaus en in alle domeinen enzovoort.Heel wat basisrechten en vrijheden zijn hier gerealiseerdvoor grote groepen mensen, mannen én vrouwen. Tenzijje om de een of andere reden in de armoede terechtkomt(dit is toch het geval voor 1 op de 7 Belgen), heb je steedseen dak boven je hoofd, eten en drinken, toegang totgezondheidszorg en moet je niet vrezen voor het levenvan je kinderen omdat je midden in een oorlogssituatiezit.Zestig jaar na de Universele Verklaring van de Rechten vande Mens is echter zowel hier als in het zuiden de vrouwenbewegingnog hard nodig, niet alleen als waakhondmaar ook voor de realisatie van nog niet verworven rechten.Zoals daar bij ons zijn: gelijk loon voor gelijk werk,meer vrouwen aan de top van het bedrijfsleven en van depolitiek, het wegwerken van het armoederisico vanalleenstaande moeders, de strijd tegen familiaal geweld,de moeilijke combinatie van gezin, job, sociaal engagementen vrije tijd, de uitroeiing van stereotiepe rollenpatronenen van seksistische en vrouwonvriendelijke beeldvorming.Verworven rechten kunnen ook snel weer ingetrokkenworden. Waakzaamheid blijft dus geboden voor nieuwevormen van discriminatie en voor de opmars van voorbijgestreefdedenkbeelden.De feministische mensenrechtenbeweging, waar hetmerendeel van de vrouwenbeweging in Vlaanderen voorstaat, kijkt verder dan eigen volk en is daarom solidairmet vrouwen over de hele wereld. Deze houding is almeer dan honderd jaar één van de pijlers en wapens vande vrouwenrechtenbeweging. Voor heel wat vrouwenoveral ter wereld zijn mensenrechten, vrijheid en gelijkheidimmers een ver-van-mijn-bedshow.Talloze vormen van geweld op vrouwen worden nieterkend als mensenrechtenschendingen en dus worden dedaders niet opgepakt, laat staan gestraft. Denk maar aan46 maart 2008


verkrachtingen in tijden van oorlog, aan vrouwenhandel,dochtermoord, genitale verminking, foltering, terechtstelling,eremoorden, verdwijning, gevangenschap enzovoort.Men beroept zich daarbij op traditie, religie, cultuur,nationale veiligheid, economische belangen of de minderwaardigheidvan vrouwen om de onderdrukking en hetgeweld te rechtvaardigen. Dit in duidelijke tegenspraakmet de internationale verbintenissen in verband metgelijke rechten en vrijheden voor alle mensen.dergebonden vervolging, anderzijds wegens de precairesituatie van de vrouw in een vluchtsituatie en de manierwaarop vluchtelingeninstanties deze problemen opvangen.Mondiaal gezien, bestaat de meerderheid van de vluchtelingenbevolkinguit vrouwen. Binnen de westerse asielgroepvormen ze echter een minderheid.Onder andere het CEDAW-Verdrag kan helpen vaststellen ofeen bepaalde discriminatie ernstig genoeg is om al dan nietde vluchtelingenstatus toe te kennen.In landen waar de schending van de mensenrechten vanvrouwen schering en inslag is, zijn de vrouwen weinig ofniet betrokken bij de politieke besluitvorming. Niemandkomt op voor hun rechten, ze blijven gediscrimineerd endus zijn ze gemakkelijke doelwitten. Ze hebben vaakgeen toegang tot economische hulpmiddelen, zoals kredieten landbezit, wat hen economisch afhankelijk maakten de armoede indrijft. Die armoede maakt hen danweer kwetsbaar voor (seksueel) misbruik. Het recht vanvrouwen op gezondheidszorg bij zwangerschap engeboorte is nog zo'n mensenrecht dat veel regeringenmet voeten treden.Vrouwelijke vluchtelingen vormen een uiterst kwetsbaregroep: enerzijds wegens de soms vrouwspecifieke en gen-In eigen land heeft de Vrouwenraad samen met YWCAAntwerpen gendergevoelige aanbevelingen geformuleerdvoor het onthaal en de opvang van vrouwelijke vluchtelingenen asielzoekers (2003).Ook hier bij ons sterven ieder jaar vrouwen als gevolgvan mishandeling door hun partner. Familiaal geweld,een vorm van structureel geweld, zit ingebakken inonze maatschappij en komt in alle lagen van de bevolkingvoor. Vrouwen hebben het taboe echter doorbrokendoor erover te praten. Die openheid heeft tot nationaleen internationale acties geleid. In België probeertmen geweld op vrouwen te bestrijden door middel vanpreventie, opvang van slachtoffers en vervolging vandaders.maart 2008 47


<strong>Antenne</strong>De Europese UnieDe EU heeft de laatste dertig jaar een regelgeving uitgewerktom seksediscriminatie gerelateerd aan loon, arbeidsvoorwaardenen sociale zekerheid, uit te bannen. De lidstatenhebben deze richtlijnen in nationale wetgeving omgezet.Gelijkheid m/v wordt vandaag erkend als één van de kerndoelstellingenvan de EU. Tegelijk wordt er werk gemaaktvan gendermainstreaming binnen alle domeinen en op alleniveaus van de Europese Unie.organiseren de aanwezigheid van personen van verschillendgeslacht binnen de bestendige deputaties van deprovincieraden, de colleges van burgemeester en schepenen,de raden voor maatschappelijk welzijn, de vastebureaus van de openbare centra voor maatschappelijkwelzijn en in de uitvoerende organen van elk ander interprovinciaal,intercommunaal of binnengemeentelijk territoriaalorgaan.…"En België?Ons land heeft sinds 1995 een reeks inspanningen geleverdom de toepassing van het Pekingactieplatform te waarborgen.Dit (onder meer) aan de hand van een aantal juridischeinstrumenten en institutionele mechanismen.1. De Grondwetsherziening en andere juridische instrumenten• Het principe van de gelijkheid van alle Belgen wordtbekrachtigd door de Grondwet van België van 1831, TitelII (De Belgen en hun rechten) in artikel 6.Vanaf 1994 staat deze bepaling in artikel 10 van deGrondwet. Het gaat over gelijkheid van individuen die Belgzijn. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen wordt nog nergensvermeld.Artikel 11 bepaalt het grondwettelijk discriminatieverbod.Titel II van de Grondwet wordt voor herziening vatbaarverklaard om een nieuw artikel te kunnen invoegen overhet recht op gelijkheid van mannen en vrouwen. Op21 februari 2002 is het zover: de gelijkheid m/v is vanafdan een grondrecht. Artikel 10 krijgt een aanvulling ener wordt een nieuw artikel 11bis in de Grondwet ingevoegd.Titel II De Belgen en hun rechtenArtikel 10:"Er is in de Staat geen onderscheid van standen.De Belgen zijn gelijk voor de wet; …Aanvulling: "De gelijkheid van mannen en vrouwen isgewaarborgd."Artikel 11:"Het genot van rechten en vrijheden aan de Belgen toegekendmoet zonder discriminatie verzekerd worden. …Nieuw artikel 11bis:"De wet, het decreet of de in art. 134 bedoelde regel waarborgenvoor vrouwen en mannen de gelijke uitoefeningvan hun rechten en vrijheden, en bevorderen meer bepaaldhun gelijke toegang tot de door verkiezing verkregen mandatenen de openbare mandaten.De Ministerraad en de Gemeenschaps- en Gewest -regeringen tellen personen van verschillend geslacht.De wet, het decreet of de in art. 134 bedoelde regel• De kieswetten in verband met de paritaire samenstellingvan de kieslijsten houden in dat er evenveel vrouwen alsmannen op de lijst moeten staan en dat bovenaan hetritsprincipe toegepast wordt.• De wet van 12 ja<strong>nu</strong>ari 2007 (vervangt de wet van 6 maart1996 strekkende tot controle op de toepassing van deresoluties van de Vierde Wereldvrouwen conferentie) verankerthet principe van gendermainstreaming in onzewetgeving en bepaalt dat alle maatregelen en alle actiesvan de regering getoetst zullen worden op hun genderimpactvóór uitvoering. Ook moet de genderdimensie in statistiekengeïntegreerd worden, moeten de beleidsverklaringvan de regering en de beleidsbrieven van iedereminister strategische gelijkheidsdoelstellingen bevatten,moet er een genderanalyse van budgetten gemaakt worden,moet het rapportagesysteem voor het parlementverbeterd worden en moet binnen ontwikkelingssamenwerkingde genderdimensie prioriteit krijgen.2. Institutionele mechanismenDe nieuwste antidiscriminatiewet dateert van 10 mei 2007en vervangt die van 25 februari 2003, die de wet wijzigdevan 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voorgelijkheid van kansen en racismebestrijding (27 november2001). Het doel is het creëren van een algemeen kader omdiscriminerend gedrag strafrechtelijk en burgerrechtelijk tebestrijden. Ondanks grondwettelijke bepalingen en anderenationale en internationale regelgeving terzake was dewetgever immers van oordeel dat er onvoldoende beschermingwas tegen heel wat discriminatievormen.De antidiscriminatiewet maakt ook deel uit van de uitvoe-48 maart 2008


ing van het regeerakkoord van 1999, het strijdplan tegendiscriminatie (2000) en twee Europese richtlijnen.De discriminatiegrond 'geslacht' werd na veel gediscussieeruiteindelijk opgenomen in de antidiscriminatiewet, maarhet Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijdingkreeg niet de bevoegdheid om klachten over seksediscriminatiete behandelen. Die taak is weggelegd voor hetInstituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, opgerichtconform de wet van 16 december 2002.gelijkheid van vrouwen en mannen. Het is ook de eerstekeer in België (en wellicht ook in Europa) dat seksistischegedragingen door de rechter in een juridisch kader geplaatstworden. Hij legde een herhalingsverbod op. Per inbreuk enper dag bepaalde hij 2.500 euro schadevergoeding.De oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwenen mannen valt, samen met de oprichting van de celGendermainstreaming (experiment) en het pilootprojectGender budgeting, onder de institutionele mechanismenom tot een echte gelijkheid van vrouwen en mannen tekomen.Tot slotVrouwen zijn zich niet altijd bewust van hun rechten. Het isdan ook nodig dat ze ingelicht worden door de overheid endoor het middenveld. Niet op een belerende toon, maareenvoudig en duidelijk zodanig dat iedereen de boodschapbegrijpt.Ook de maatschappij is zich niet altijd en overal bewust vanhet feit dat zij de plicht heeft om mensenrechten van meisjesen vrouwen te respecteren. Er moeten bijgevolg nogheel wat sensibiliseringsacties ondernomen worden.(Met dank aan collega Maggi Poppe voor de opbouwendesuggesties.)De Vrouwenraad is een koepelorganisatie voor alle verenigingendie werken aan gelijke kansen voor vrouwenen mannen in een multiculturele samenleving.Zijn opdracht bestaat uit drie delen: informeren en sensibiliserenom mensen bewust te maken, overleggen overstandpunten en acties, druk uitoefenen om te wakenover het man-vrouwevenwicht in de samenleving.Nederlandstalige Vrouwenraad vzwMiddaglijnstraat 101210 BrusselT.: 02/229.38.19 • F.: 02/229.38.66E.: info@vrouwenraad.be of nvr@amazone.bewww.vrouwenraad.beDit instituut spande in april 2007 een rechtszaak aan tegenhet dvd-postorderbedrijf Home Entertainment Services enhet reclamebureau Emakina naar aanleiding van de seksistischewebsite Rent a wife. De rechtbank van koophandel teBrussel volgde het Instituut. Op 26 september laatstleden.deed de rechter uitspraak. Hij stelde dat hij ertoe gebondenwas de wet toe te passen, waaronder artikel 6 van de antidiscriminatiewetvan 2003 die het aanzetten tot discriminatie,haat of geweld ten aanzien van vrouwen sanctioneert.Het vonnis is uniek omdat het de eerste beslissing is vaneen rechter in een zaak ingeleid door het Instituut voor deBronnen• De Verenigde Naties. Een wereld van verschil? Jan Wouters en CedricRyngaert (red.), Acco Leuven/Voorburg, 2005.• Vrouwenrechten zijn mensenrechten. Vrouwenraad, eerste trimester 1998.• 50 jaar Verenigde Naties. En de vrouwen? Jaarboek van de vrouw 1995.Nederlandstalige Nationale Vrouwenraad, 1995.• Toekomst na Peking+10. Acties en uitdagingen voor de verdere uitwerkingvan de doelstellingen van het Actieplatform van Peking in België, Instituutvoor de gelijkheid van vrouwen en mannen, 2007.• Website van de Vrouwenraad: dossiers.• Vrouwenrechten zijn Mensenrechten. Dossier van Amnesty InternationalVlaanderen, november 2002 (website).maart 2008 49


<strong>Antenne</strong>Mensenrechtenals kernbegripbinnen de werking van IHEU en EHFSPEECH VAN SONJA EGGERICKX NAAR AANLEIDING VAN DESTUDIEDAG SÄKULARISATION UND FREIHEITSGARANTIEN DESSTAATES. HUMANISMUS UND ‘BÖCKENFÖRDE-DIKTUM’ OP17 EN 18 NOVEMBER IN BERLIJN.Goedenavond dames en heren, vrienden,Het is mij een groot genoegen hier vandaag aanwezig tezijn in uw gezelschap om u de werking van twee internationalehumanistische organisaties uit te mogen leggendie mij nauw aan het hart liggen. Organisaties die dagdagelijksin de weer zijn met de verspreiding, beschermingen implementering van het humanistische gedachtegoedin internationale studiegroepen, middenveldorganisatiesen beleidsorganen. Een humanistisch gedachtegoed datvanzelfsprekend een aantal waarden voorop stelt die fundamentelehoekstenen vormen van vele principes die ookterug te vinden zijn in verscheidene mensenrechtenverdragenen die sterker nog, er vaak de basis van vormen.Dat zij dan ook steeds deze verdragen met verve hebbenverdedigd, ligt voor de hand.In het algemeen stellen internationale humanistischeorganisaties va<strong>nu</strong>it hun levenshouding, de menselijkezelf ontplooiing op de voorgrond, immers de volgendesociale doelstellingen voorop: het recht van elke persoonop voedsel, onderdak en kledij door het voeren van eendoordacht beleid op vlak van bevolkingsgroei en een eerlijkeverdeling van de natuurlijke rijkdommen van dewereld. Het recht van elke persoon om zeker te zijn overzijn/haar fysiek welzijn. Daarom steunen ze de strijdtegen oorlog en verzetten ze zich tegen de toepassing vande doodstraf. Het recht van eenieder op onderwijs, los vansociale status. De afschaffing van slavernij in al zijn vormen,net als de afschaffing van wrede behandeling vanmensen, martelingen en terrorisme. De volledige scheidingvan kerk en staat. Gelijkheid inzake socio-economischestatus. Het recht van elke persoon op zelfbeschikkingvoor zowel seksualiteit, abortus als euthanasie. Het rechtvan elke persoon op privacy. Het recht van elke persoonop voor hem of haar relevant en betekenisvol werk. Deresponsabilisering van personen, bedrijven en staten voorde gevolgen van de daden die zij stellen op het milieu. Enten slotte, het recht van eenieder op vrije toegang totinformatie.SONJA EGGERICKXMet die doelen in het achterhoofd, is het de bedoeling omverder in deze uiteenzetting kort de geschiedenis van deInternational Humanist and Ethical Union (IHEU) en deEuropean Humanist Federation (EHF) te schetsen, hun50 maart 2008


werking toe te lichten, en hun werkingsterreinen eninhoudelijke focus mee te geven.Laten we beginnen bij IHEU, een van de oudste georganiseerdeinternationale humanistische organisaties. Zij werdopgericht in 1952 als een gevolg van het samenbrengenvan twee synchrone, maar volledig onderscheiden humanistischebewegingen, één van de lage landen en één uitIndia. In Nederland was Jaap van Praag, stichter en voorzittervan het Nederlandse Humanistisch Verbond (NHV),en zelf van joodse afkomst, tot de conclusie gekomen dateen wijdverspreid ‘nihilisme’ (moral indifference) meeaan de basis lag van de ongebreidelde opmars van hetnazisme tijdens het interbellum. Hoewel de overgrotemeerderheid van de bevolking zichzelf religieus placht tenoemen, ontbrak er in het algemeen een zeker moreelbewustzijn bij grote delen van hen. De TweedeWereldoorlog bracht op een zeer pijnlijke wijze aan hetlicht hoe belangrijk dit moreel bewustzijn, gebaseerd opfundamentele menselijke waarden, noodzakelijk was vooreen vreedzame en bovenal verdraagzame maatschappij.In India was Manabendra Nath Roy ongeveer op hetzelfdemoment tot de vaststelling gekomen dat politiek een corrumperendeinvloed kon uitoefenen op mensen en datmorele compromissen nodig waren om aan de macht tekomen. Teleurgesteld door de betekenis hiervan, vormdehij zijn politieke onafhankelijkheidspartij, de IndianRadicalist Humanist Movement, dan maar om tot eensociale beweging.Onder impuls van verschillende nationale humanistischeorganisaties, waarvan het Nederlandse HumanistischVerbond en de Indian Radicalist Humanist Movement degrootste en meest invloedrijke waren, werd dan in 1952,onder impuls van het NHV, een congres bijeengeroepen inAmsterdam. Samen met het Belgisch HumanistischVerbond als stichtend lid werd de geboorte van IHEU daarmi<strong>nu</strong>tieus voorbereid.Een eerste probleem waarmee de oprichters geconfronteerdwerden, was het kiezen van een naam. DeAmerikaanse aanwezigen verkozen de term ‘ethical’boven ‘humanist’, dat het best in de smaak viel bij deEuropeanen. Na een vergadering van 14 uur (!) werd uiteindelijkbeslist om dan maar de meest evidente oplossingte kiezen. De nieuwe organisatie zou voortaan‘International Humanist and Ethical Union’ gaan heten.Geschiedkundige bewijzen ontbreken op dit vlak, maaraangenomen wordt dat een overweldigend applaus,voortgebracht door alle 400 aanwezige handen, de zaalhierna overspoelde.Op de laatste dag van het stichtingscongres konden deaanwezigen nogmaals applaudisseren voor het succesvoladopteren van in totaal 5 resoluties. Twee hiervan warenvan opmerkelijk belang, metname de beslissing tot hetdaadwerkelijk oprichten van IHEU en de goedkeuring vande Verklaring van Amsterdam, dat vijf fundamenteleeigenschappen van het humanisme op papier vastlegdeen als leidraad moest gaan dienen voor de werking vande Union. Kort samengevat werden democratie, de ontwikkelingvan de mens, het constructief gebruik vanwetenschap, de principiële vrijheid en waardigheid vande mens, en sociale responsabilisering naar vorengeschoven als de belangrijkste principes waarvan de IHEUde implementatie en verspreiding ervan moest nastreven.Verder werd de ngo-status van de organisatie vastgelegden besloten om zo snel mogelijk aansluiting tezoeken bij Unesco. Men verklaarde zich volledig geallieerdaan de principes van de Universele Verklaring vande Rechten van de Mens, alsook aan enkele andere verklaringendie de VN op dat moment reeds had afgelegd.Met andere woorden, nog voor het stichtingscongres dusal volledig achter de rug lag, was de pro-VN koers van deUnion al bepaald.De pers besteedde uitvoerig aandacht aan het congres,jammer genoeg niet altijd in even positieve bewoordingen.Het Elseviers Weekblad vergeleek de samenkomstvan humanisten met de invallen van barbaarseNoormannen uit het verleden. Meer geprikkeld dan beledigd,liet de net benoemde raad van bestuur dit niet aanhaar hart komen en werd al snel werk gemaakt om deprincipiële verklaringen van het congres om te kunnenzetten in daadwerkelijke actie.In de vroege beginjaren van IHEU kwam de Koude Oorloglangzaam tot een hoogtepunt. De Russen hadden eenatoomprogramma kunnen ontwikkelen dat gemakkelijkdat van de Amerikanen kon evenaren. Het communismeverspreidde zich razendsnel over verschillende werelddelenen het McCarthyisme maakte van politieke paranoiaeen nationale sport. Honden en apen werden de ruimteingeschoten en als nationale helden geëerd. IHEU,bezorgd om deze evolutie en vooral om het loerendegevaar voor een apocalyptische <strong>nu</strong>cleaire oorlog, zag zichgenoodzaakt hierover een resolutie aan te nemen, diebekend zou worden als de Eaton Resolution, naar haarvoorsteller. De resolutie riep op om een nieuw soort denkente ontwikkelen, los van ideologische krijtlijnen enmet een globale, kritische onderslag. Men trachtte hiervoormeteen een eerste aanzet te geven door een interdisciplinaireAtomic Bomb Conference op te zetten metwetenschappelijke en politieke leiders. Een gebrek aanparticipanten van achter het IJzeren Gordijn saboteerdeechter een positieve afloop hiervan op voorhand. Welwerd een eerste aanzet gegeven tot een globale, politiekeverklaring, die in 1962 op een congres in Oslo verderzou worden uitgewerkt.De beginjaren van IHEU werden verder gekenmerkt dooreen gestage en voluntaristische uitbouw van haar activimaart2008 51


<strong>Antenne</strong>teiten en werkingssfeer, zowel territoriaal als inhoudelijk.Diverse humanistische publicaties werden succesvol verspreidover uiteenlopende onderwerpen en in allerleitalen. Het secretariaat van de Union werd verder uitgebouwden aansluiting werd gezocht bij diverse humanistischeorganisaties van over de hele wereld. Tegen 1962hadden humanistische organisaties uit Japan, Korea,Australië, India, Israël en Nigeria zich reeds op een ofandere vorm aangesloten. In Europa groeide het lidmaatschapals een inktvlek en bestreek ze al snel organisatiesuit Duitsland, Frankrijk, Noorwegen, Denemarken, Belgiëen Nederland.Met dat groeiend ledenbestand kon het congres in Oslomoeilijk anders dan een succes worden. Zo’n 450 ledenvan 22 verschillende landen daagden op met de explicietebedoeling de langetermijndoelstellingen van hethumanisme te identificeren. Tussen de vele zaken die aanbod kwamen, werd nog maar eens het belang van deUniversele Verklaring van de Rechten van de Mens onderschreven.De aanwezigen kwamen tegelijk ook tot devaststelling dat de enige manier om uit de toenmaligeOost-Westtegen stellingen te geraken een grotere be<strong>nu</strong>ttingvan de VN-instellingen was en spraken zich positiefuit over de wenselijkheid van een toekomstige ‘worldgovernment’. Een manifest, dat later bekend zou gerakenals de Osloverklaring, riep op tot een nieuw perspectiefinzake internationale relaties, waarbij de humanistischetraditie van tolerantie moest begrepen worden als eenengagement om te streven naar een steeds betere verstandhouding.In algemenere termen riep ze eigenlijk opom een einde te maken aan de Koude Oorlog, de verschillendeideologieën aan beide kanten te aanvaarden en hetstreven naar een vreedzame co-existentie als voornaamstedoelstelling te aanvaarden. Verscheidene resolutiesinzake bevolkingsgroei, honger in de wereld en eenhumanistische kijk op internationalistisch leven werdenook besproken en goedgekeurd.(oorspronkelijk om de vijf jaar, ondertussen al om de driejaar). In de loop der jaren gingen deze zich steeds meerfocussen op de betekenis van praktisch humanistisch levenin een veranderende wereld. Dit uitte zich in de bezorgdheiddie werd uigesproken over de woelige studentenprotestenin die tijd, het kritisch bestuderen van democratie, zoals zein de praktijk ten uitvoer werd gelegd, sociale problemen enverrassend genoeg voor die tijd, de natuurproblematiek. Endat lang voor Al Gore de ecologische route naar de rodeOscarpluche ontdekte.Zoals daarstraks reeds werd vermeld probeerde IHEU ook ophet terrein initiatieven te ontplooien. Vertrekkende va<strong>nu</strong>itde principes van het Freedom From Hunger Campaign vande Food and Agriculture Organisation van de VerenigdeNaties koos men een arme regio van India en trachtte mendoor het opstarten, begeleiden en stimuleren van lokaleproductie en verbeterde levensomstandigheden de lokalebewoners in staat te stellen om op zelfbedruipende wijzeeen hogere levensstandaard te verkrijgen. Deze emancipatorischevorm van ontwikkelingssamenwerking was op zichal een vrij vernieuwend concept voor wat in die tijd eenvoornamelijk paternalistische activiteit was. Om een aantaldiverse redenen, deels te wijten aan de situatie in de regiozelf, maar ook omwille van managementproblemen binnenIHEU, kende het project slechts een matig succes in de9 jaren dat ze actief was.Tijdens de Koude Oorlog trachtte IHEU ook steeds een constructievedialoog te blijven voeren met alle partijen. Hetwas de overtuiging van velen dat open discussies met marxistenen katholieken over humanistische waarden op eenminimaal niveau humanistische minderheden in die groepenkonden ruggensteun verlenen en potentieel kleine veranderingenteweeg brengen. Wat het effect ook mogewezen, IHEU heeft zich steeds volop geëngageerd voor deverdediging van een open en tolerante maatschappij, demensenrechten en burgerlijke vrijheden.In zekere zin vormde het Oslocongres de echte doorstartvan IHEU als een volwassen en volwaardige internationaleorganisatie met een specifieke, eigen kijk op de problemenin het internationale terrein. Aan de ideologischekant waren haar doelstellingen en filosofie duidelijkomlijnd en vastgelegd, aan de praktische kant was er eenhoofdkwartier en een werkende organisationele structuurgekomen. Dit liet haar toe om ook op het terrein acties tegaan ontplooien, zoals het enorm ambitieuze Bihar ThirdWorld Development Project. Paradoxaal genoeg werddeze periode van bloei jammer genoeg ook gekenmerktdoor een steeds aanwezig tekort aan middelen om devolle ambities van de organisatie waar te maken.Het succes van de voorbije verwezenlijkingen maakte evenweldat men steeds verder bleef timmeren aan de weg. NaOslo werden om de zoveel jaar congressen georganiseerdEind de jaren ’70 poogde IHEU via het verdedigen vanwat werd beschouwd als intrinsieke humanistischekernwaarden een grotere zichtbaarheid te verkrijgen.Teneinde dit doel te bereiken, stelde één van de toenmaligecovoorzitters, mr. Rob Tielman, voor om eenHuman Rights Ombudsman-project op te starten. Debedoeling was een centrale ombudsman te installeren-een ervaren en wijd gerespecteerde specialist op vlakvan internationaal recht- bij wie men klachten konindienen wanneer men het slachtoffer werd van mensenrechtenschendingen,en dan vooral op het vlak vanscheiding van kerk en staat of op het recht om niet tegeloven, een bijzondere toepassing van de vrijheid vanreligie. De ombudsman zou op basis van deze klachtendan een onderzoek starten en in die gevallen waarnodig, de juridische ondersteuning verlenen voor hetneerleggen van daaruit vloeiende klachten.52 maart 2008


Uiteindelijk vloeide dit project uit in een heus ombudsteamvan veelal juridisch getrainde vrijwilligers, datgeleid werd door een commissaris voor Mensenrechten(Commissioner for Human Rights). Er werd meteen ookaansluiting gezocht bij andere ngo’s, zoals AmnestyInternational, zodat overlappingen in werkterreinen kondenvermeden worden en strategieën in gezamenlijkoverleg konden besproken worden. Het was tevens deexpliciete bedoeling van het ombudsteam om politiek‘gevoelige’ onderwerpen aan te kaarten waar anderengo’s om velerlei redenen niet aan konden/wilden tornen.Voorbeelden hiervan zijn de gewetensbezwaren,homoseksualiteit en het recht op abortus.In de jaren ’80 trachtte IHEU zijn activiteiten op het vlakvan internationale vrede en ontwikkeling, alsook mensenrechten,op een bescheiden wijze steeds verder te verdiepenen te verbreden. Het aantal vertegenwoordigersbij internationale organisaties werd stelselmatig opgedreven,voornamelijk in de steeds belangrijker wordendeEuropese Gemeenschap en de Verenigde Naties, en eenambitieuze International Humanist Peace Conferencewerd in 1983 georganiseerd om nogmaals op zoek tegaan naar humanistische invalshoeken voor oplossingenin de kernwapenwedloop en het belang van vredesonderwijsva<strong>nu</strong>it een humanistisch perspectief.In deze periode werd ook besloten het ombudsteam projectte herdenken en enkele van de zwakke kanten vanhet project te verhelpen. Om aan deze doelstellingentegemoet te komen werd het mensenrechtenproject uitgebreidmet een ontwikkelingsaspect. Via humanistischegrass-rootorganisaties in derdewereldlanden zou mencontacten leggen met sociale bewegingen ginder, waarondervrouwenrechtenbewegingen, vredesbewegingen,organisaties die zich bezighielden met homorechten enaidsbewegingen. Via contacten en opbouwondersteuningwou men hen sterken in hun strategieën om meer zelfbeschikkingsrechtente bekomen en hun leden onderwijzenin de theorie van de ‘informed consent’. Tegelijkertijdhoopte men zo binnen de lidverenigingen van IHEU eensterker bewustzijn te doen ontstaan rond ontwikkelingssamenwerking.Voorbeelden van projecten die binnen het kader vandeze ontwikkelingsstrategie ontplooid werden, zijn bijvoorbeeldhet Institute for the Advancement of Women,dat lessen ‘juridische geletterdheid’ aanbood, met debedoeling de specifieke doelgroep van Indiase vrouwenbewust te maken van hun rechten en hen informatie teverschaffen over wetten die een invloed uitoefenen ophun leven. De cursisten werden hierbij geselecteerd ophun plaats binnen hun eigen gemeenschap en in het bijzonderop leiderschapsposities. Zo konden ze later fungerenals doorgeefluik van hun kennis aan andere vrouwenbinnen hun groep, zogenaamde ‘trainers van trainers’.Gehoopt werd op deze manier een vermenigvuldigingseffectaan de opleiding te koppelen. Nog in Indiastartte men ook met de Society for the Rehabilitation ofthe Socially Abandoned. Deze vereniging werd in hetleven geroepen om bijstand, onderwijs, medische faciliteitenen landbouwkundige ondersteuning te bieden aanvrouwen die het slachtoffer waren geworden van hetzogenaamde ‘Jogini’-systeem, waarbij kasteloze meisjeszich opofferden aan een lokale godin en de facto hierdoorde prostitutie in gestuurd werden. In Ghana richttemen de Ghanian Association of Women’s Welfare op, diemoderne medische trainingen organiseerde voor de doortraditie voorgeschreven praktijk van vroedvrouwen.Met de razendsnelle opkomst van elektronische mediawon IHEU in de jaren ’90 ook gestaag verder aan invloed.Doordat men <strong>nu</strong> onmiddellijk acties kon coördinerenover landgrenzen en zelfs werelddelen heen, kon menveel efficiënter optreden. Wanneer individuele protagonistenvan humanisme en tolerantie in gevaar komen testaan door bijvoorbeeld fundamentalistische regimes,kan men via het netwerk van IHEU razendsnel enwereldwijd oproepen tot actie. Globalisatie bracht eenintensifiëring van interpersoonlijke en interorganisationelecontacten met zich mee. IHEU, uitgerust met eennieuwe en werkelijk transglobale motor, kan <strong>nu</strong> echt opkruissnelheid geraken en de problemen van de modernetijd met een voluntaristische voet op de pedaal van debaan vegen.Vandaag de dag kan IHEU genieten van een bevoorrechte‘Special Consultative ngo-status’ bij de Verenigde Naties,hetgeen haar automatisch het recht verleent om verklaringenaf te leggen voor ECOSOC, waar ze tot in 2000 envóór het verlenen van deze status, niet toe in staat wasgeweest. De vertegenwoordiging bij de instellingen vande VN is in de laatste jaren (niet onbetwist) ook stelselmatiguitgebouwd; zo zijn er onder andere al 5 mensenpermanent verbonden aan de VN-vertegenwoordigingsmissiein New York.In 1990 was de raad van bestuur ook tot de vaststellinggekomen dat de werking van IHEU in aanmerking zoukunnen komen voor Europese subsidiëring, hetgeen eenheleboel financiële besognes zou kunnen oplossen.Teneinde hier de noodzakelijke voorwaarden voor te creëren,werd besloten de European Humanist Federation op terichten, die ondertussen de meeste Europese leden vanIHEU onder een nieuwe paraplu verenigt.EHF focust zich ondertussen vooral op drie grote gebiedenvan activiteit: een gespecificeerde Europese werking,waar we later nog op zullen terugkomen, lobbywerk bijde Europese instellingen en het zoeken naar Europesesubsidiëring voor de uitbreiding van haar activiteiten. Zijvervult een brugfunctie tussen de Europese Unie en demaart 2008 53


<strong>Antenne</strong>Europese IHEU-lidorganisaties. Ook diende ze als inspiratievoor het opzetten van intra-organisationele lokale netwerkenbij IHEU in bijvoorbeeld Noord-Amerika (de NorthAtlantic Committee for Humanism ) en Zuid-Azië (de SouthAsian Humanist Network (SAHN)). Deze laatste omschrijfthaar doel als volgt: “het focussen op de échte bekommernissenvan humanisme in de regio: democratisering, rationalisme,mensenrechten, armoede, fundamentalistischeheropstanding, bijgeloof en bevolkingsgroei.” Het zijn bijuitstek deze lokale netwerken die het best geplaatst zijnom een specifieke lokale invulling te geven aan hun werkingen problemen van het humanisme in hun respectieveregio’s zo doeltreffend mogelijk aan te pakken, zoalsSAHN zo treffend in haar doel beschrijft.En zo zijn we aangekomen in de moderne tijd. In het laatstedeel van deze uiteenzetting zou ik graag even stilstaanbij de huidige inhoudelijke focus van IHEU en EHF en deuitdagingen waarvoor ze staan even te belichten.Momenteel focust IHEU zich via lijvige interventies binneninternationale organisaties, waarvan de Verenigde Natiesen de Raad van Europa de meest prominente zijn, vooralop het voorkomen van schendingen van mensenrechtenop basis van religie. Zo mocht ze onlangs een commentaarindienen bij de voorbereiding van de White Paper onIntercultural Dialogue, en meer bepaald het religieuzeaspect van deze dialoog. In het commentaar, dat metConcerns about the undue religious influence and religiousactivities compromising human rights als titel weinig aande verbeelding overliet, worden een aantal bekommernissenvan humanisten uitgelegd en uitgebreid verantwoordmet verwijzing naar religieus beïnvloedde inbreukenop de mensenrechten. De meest frequente inbreukenhouden verband met de vrije meningsuiting, met hetrecht om van geloof te veranderen of het geloof af tezweren, discriminatie tegen vrouwen en homoseksuelenen de vrijheid van vereniging. Het recht van vrouwen opde controle over hun voortplanting, beslissingen inzakebegin en einde van leven en de vrije wetenschappelijkevooruitgang komen in verschillende plaatsen ook weeronder druk te staan.Maar niet alleen specifieke situaties en inbreuken wordendoor IHEU op de agenda geplaatst. De organisatie zet zichook volop in om de universaliteit van mensenrechten tevrijwaren. Er is immers al enige tijd een discussie aan degang binnen verschillende internationale organisaties ende academische wereld over de toepasbaarheid van de‘westerse constructie’ van mensenrechten in Oosterse landen.Op het zelfde moment wordt, weer in het Oosten,maar ook va<strong>nu</strong>it verschillende plaatsen door inheemsevolkeren, de primauteit van individuele rechten op collectievegroepsrechten in vraag gesteld. Als humanistischegeïnspireerde beweging verzet IHEU zich hier tegen. Elkemens moet de kans krijgen zich maximaal als individu teontplooien. Een door religieuze of andere motievenbeperking op dit principe is voor IHEU onaanvaardbaar.Een goed voorbeeld hiervan is de manier waarop IHEU zichinspant om de situatie van de Dalits op de internationaleagenda te krijgen. De Dalits maken deel uit van de onderstelaag van het kastesysteem in India, maar ook in Nepal,Japan, Nigeria… bestaan er zogenaamde ‘untouchables’en krijgen door deze maatschappelijke positie een heleboelproblemen te verduren. Zo worden deze untouchablesin Indië regelmatig verjaagd uit hun woonplaatsen,onbestraft verkracht door leden van hogere kastes ofdoor ‘mob justice’ terechtgesteld wanneer een van henal dan niet terecht beschuldigd wordt van kleine misdaden,bijvoorbeeld een winkeldiefstal. Op alle tijdstippenvan hun leven, weze het in het onderwijs, het zoekennaar werk of het aangaan van sociale relaties, wordendeze mensen nog steeds als minderwaardig beschouwd.Dit kan va<strong>nu</strong>it een humanistisch standpunt natuurlijkniet blijven duren.Ook EHF focust zich voornamelijk op dergelijke inbreuken,maar dan uiteraard eerder op een Europees niveau. Naastenkele opmerkingen te hebben gemaakt betreffendeduurzame ontwikkeling als doel van het Europees projecten het belang van de civiele maatschappij en participatievedemocratie, vocht (en vecht) EHF vooral een bitterestrijd voor het behoud van het seculiere karakter van deondertussen ter ziele gedragen Europese Grondwet. Zoalsalgemeen bekend was er destijds een hele discussie overhet al dan niet aanpassen van de preambule van degrondwettelijke tekst door de opname van een explicieteverwijzing naar de christelijke God als inspiratie voorgemeenschappelijke Europese waarden. EHF zag hierineen discriminatie tegen niet- en andersgelovigen en eenbedreiging voor de strikte scheiding van kerk en staat.Een democratische rechtsstaat ontleent daarenboven zijnlegitimiteit door en namens de wil van het volk, nietdoor een of ander beroep op religie. Slechts één stem ineen grote menigte die zich met deze discussie inliet,zette EHF toch voluit in op een tekst die volledig neutraalzou verwijzen naar gemeenschappelijke waarden, zoalsmenselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid en solidariteit.Zaken die niet zomaar exclusief kunnen opgeëistworden door een of andere godsdienst. Waar eenieder inEuropa beroep op kan doen en trots op mag zijn, zonderper se een christelijk etiket op het hoofd te moeten plakken.Ook de speciale status die aan religies verleendwerd in artikel 52 (ex-artikel 51) was vele humanisteneen doorn in het oog. Op basis hiervan werd immers aansommige religies het recht verleend om tussen te komenbij de vorming van nieuwe Europese wetgeving. Eeniedermoet weliswaar een recht hebben om zijn mening teuiten, maar speciale status toekennen aan vooraf bepaaldereligieuze groeperingen is discriminerend en ondemocratisch.54 maart 2008


De visie van IHEU en EHF op een seculier Europa werd doordeze organisaties treffend samengevat in de BrusselsDeclaration, die zo goed als dat kan uit alle culturele traditiesvan Europa een grootst mogelijke gemene delerheeft proberen te distilleren. Het belang dat aan mensenrechtenbinnen deze waarden verleend wordt, blijkt uithet feit dat de eerste waarde die opgesomd word, errechtstreeks naar verwijst:• Wij bevestigen de waarde, waardigheid en autonomievan elk individu en het recht voor iedereen op een zogroot mogelijke vrijheid die verenigbaar is met de rechtenvan anderen. Wij onderschrijven het belang vandemocratie en mensenrechten en proberen de meestvolledige ontwikkeling van elk individu te bevorderen.Verder wordt er verwezen naar de verantwoordelijkheiddie we dragen voor het behoud van de natuur voor onzetoekomstige generaties, de principiële en totale gelijkheidvan man en vrouw, de vrijheid van religie, de scheidingvan kerk en staat, het belang van sociale responsabilisering,de primauteit van de principes van tolerantieen vrije meningsuiting, het recht op een open en volledigescholing, de verwerping van geweld als middel voorhet beslechten van discussies, respect voor artistieke vrijheiden de vrijheid van onderzoek.Een heet hangijzer binnen de EU en haar lidstatenmomenteel is de asielproblematiek. EHF ijvert binnen deEuropese instellingen om de regelgeving en praktijk indeze zo humaan mogelijk in te richten, op alle niveaus.Daartoe tracht ze het huidige asielbeleid aan een kritischeen globale evaluatie door het Europees Parlement teonderwerpen, vraagt ze dat opvang een minimum vanbepaalde menswaardige standaarden haalt en datmigranten eerlijk toegang krijgen tot middelen om hunverblijfsaanvragen correct te starten en af te ronden. Omhet probleem van migratie bij de wortels aan te pakken,pleit EHF voor een koppeling van het ontwikkelingsbeleiden de uitbouw van Noord-Zuidrelaties.repressieve aanpak met een strategische focus op eengebalanceerd en niet vooringenomen informatieproces, inde hoop dat een degelijke nieuwe aanpak een oplossingvoor het probleem dichterbij zou brengen.Samen kijken de twee organisaties met een hoopvolle,doch bij tijden ook bezorgde blik naar de toekomst. Dewereld staat momenteel voor grote uitdagingen en veranderingenen de natuurlijke tendens van mensen om hieropconservatief te reageren en terug te grijpen naar derelatieve veiligheid van ‘hogere machten’ plaatsen IHEUen EHF in een bijzonder uitdagende positie. Gewapendmet de gezonde macht der rede moet dit echter nietnoodzakelijk een bij voorbaat verloren strijd zijn. Het ismijn (en vele van mijn medewerkers hun) ambitie omervoor te zorgen dat de waarden die wij altijd verdedigdhebben, zich verder blijven verspreiden en dat we ten allekoste een achteruitgang in onze internationale morelevooruitgang kunnen vermijden. U zult dus zeker nog vanons horen.Ik dank u voor uw aandacht.Sonja Eggerickxvoorzitter International Humanist and Ethical UnionIn dezelfde lijn pleit EHF ook voor een grotere rol voorEuropa op het internationaal politieke toneel, waar zeslechts een minimale bijrol heeft die in groot contraststaat met haar feitelijke economische macht. De uitbouwvan een ‘rapid deployment force’ en een gemeenschappelijkbuitenlands beleid in de handen van een democratischen machtiger Europees Parlement moeten hiervoorde noodzakelijke voorwaarden creëren.Ook binnen de Organisatie voor Veiligheid en Samen -werking in Europa timmert EHF aan de weg door het promotenvan haar waarden binnen de werkvelden van dieorganisatie. Zo presenteerde ze in mei 2006 een voorstelvoor een nieuwe aanpak van de drugsproblematiek, dieondanks een eeuw repressief optreden nooit significant inomvang is gedaald, integendeel zelfs. Met die gedachte inhet achterhoofd riep EHF op tot een nieuwe, mindermaart 2008 55


UNIE VRIJZINNIGE VERENIGINGEN v.z.w.Provinciale Centra Morele DienstverleningBRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWESTPCMD BrusselStalingradlaan 18-20 - 1000 BrusselT 02 242 36 02 - F 02 242 56 17cmd.brussel@uvv.beFEDERAAL SECRETARIAATBrand Whitlocklaan 871200 Sint-Lambrechts-WoluweT 02|735 81 92 - F 02|735 81 66cmd.federaal@uvv.bewww.uvv.bePROVINCIE LIMBURGPCMD HasseltA. Rodenbachstraat 18 - 3500 HasseltT 011 21 06 54 - F 011 23 55 16cmd.hasselt@uvv.bePROVINCIE VLAAMS-BRABANTPCMD LeuvenBrusselsestraat 78 - 3000 LeuvenT 016 23 56 35 - F 016 20 75 47cmd.leuven@uvv.bePROVINCIE ANTWERPENPCMD AntwerpenJan Van Rijswijcklaan 96 - 2018 AntwerpenT 03 259 10 80 - F 03 259 10 89cmd.antwerpen@uvv.bePROVINCIE OOST-VLAANDERENPCMD GentCoupure Rechts 4 - 9000 GentT 09 233 52 26 - F 09 233 74 65cmd.gent@uvv.bePROVINCIE WEST-VLAANDERENPCMD BruggeJeruzalemstraat 51 - 8000 BruggeT 050 33 59 75 - F 050 34 51 69cmd.brugge@uvv.beCentra Morele DienstverleningBRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWESTCMD JetteJetse laan 362 - 1090 JetteT 02 513 16 33cmd.jette@uvv.bePROVINCIE ANTWERPENCMD AntwerpenBreughelstraat 60 - 2018 AntwerpenT 03 227 47 70cmd.antwerpenlokaal@uvv.beCMD HerentalsLantaarnpad 20 - 2200 HerentalsT 014 85 92 90 - F 014 85 44 39cmd.herentals@uvv.beCMD MechelenO.-L.-Vrouwestraat 29 - 2800 MechelenT 015 45 02 25 - F 015 43 55 19cmd.mechelen@uvv.beCMD TurnhoutBegijnenstraat 53 - 2300 TurnhoutT 014 42 75 31 - F 014 42 54 40cmd.turnhout@uvv.bePROVINCIE LIMBURGCMD GenkBochtlaan 16 bus 6 - 3600 GenkT 089 51 80 40 - F 089 51 80 49cmd.genk@uvv.beCMD MaaslandPauwengraaf 63 - 3630 MaasmechelenT 089 77 74 21 - F 089 77 74 22cmd.maasmechelen@uvv.beCMD TongerenVlasmarkt 11 - 3700 TongerenT 012 45 91 30 - F 012 45 91 39cmd.tongeren@uvv.bePROVINCIE OOST-VLAANDERENCMD AalstKoolstraat 80-82 - 9300 AalstT 053 77 54 44 - F 053 77 97 70cmd.aalst@uvv.beCMD RonseZuidstraat 13 - 9600 RonseT 055 21 49 69 - F 055 21 66 68cmd.ronse@uvv.beCMD Sint-NiklaasAnkerstraat 96 - 9100 Sint-NiklaasT 03 777 20 87 - F 03 777 31 64cmd.sintniklaas@uvv.beCMD ZottegemKastanjelaan 73 - 9620 ZottegemT 09 326 85 70 - F 09 326 85 73cmd.zottegem@uvv.bePROVINCIE VLAAMS-BRABANTCMD HalleMolenborre 28/02 - 1500 HalleT 02 383 10 50 - F 02 383 10 51cmd.halle@uvv.beCMD VilvoordeVlaanderenstraat 69 - 1800 VilvoordeT 02 253 78 54 - F 02 253 57 87cmd.vilvoorde@uvv.bePROVINCIE WEST-VLAANDERENCMD IeperKorte Torhoutstraat 4 - 8900 IeperT 057 23 06 30 - F 057 23 06 39cmd.ieper@uvv.beCMD KortrijkOverleiestraat 15A - 8500 KortrijkT 056 25 27 51 - F 056 25 27 53cmd.kortrijk@uvv.beCMD RoeselareGodshuislaan 94 - 8800 RoeselareT 051 26 28 20 - F 051 26 28 26cmd.roeselare@uvv.be<strong>Antenne</strong>s Morele DienstverleningPROVINCIE ANTWERPENAMD LierAntwerpsestraat 148 (1 ste verdieping)2500 LierT 03 488 03 33 - F 03 488 03 33amd.lier@uvv.beAMD MolLaar 2 bus 3a2400 MolT 014 31 34 24 - F 014 31 34 24amd.mol@uvv.bePROVINCIE LIMBURGAMD BilzenKlokkestraat 4 bus 13740 BilzenT 089 30 95 60 - F 089 56 57 94amd.bilzen@uvv.beAMD Sint-TruidenKazernestraat 10/0013800 Sint-TruidenT 011 88 41 17 - F 011 31 26 45amd.sinttruiden@uvv.beUnie Vrijzinnige Verenigingenwww.uvv.be

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!