SWSWetenswaardighe<strong>de</strong>n, april 2000, 9e jaargang, nummer 126Korps moet eigen potentieelopsporenIn- en externe mobiliteit bij regiopolitie Drenthe. Drs. C.J.H. Lunter is hoofd stafdienstP&O regiopolitie Drenthe en directeur van organisatieadviesbureau Lunter consultancy.C.J.H. Lunter is in 1998 afgestu<strong>de</strong>erd aan <strong>de</strong> OUNL, arbeids- en organisatiepsychologie.Hij doet in dit artikel verslag van zijn scriptieon<strong>de</strong>rzoek, zoals verschenen in hetTijdschrift voor <strong>de</strong> Politie, nr. 1/2, 1999. Hier volgt een ietwat aangepaste versie van ditartikel.Ronald LunterPolitie Drenthe liet on<strong>de</strong>rzoek doen on<strong>de</strong>rhaar werknemers naar <strong>de</strong> bereidheid totmobiliteit, en welke factoren van invloedzijn op <strong>de</strong> in- en externe mobiliteit. Heton<strong>de</strong>rzoek is verricht tegen <strong>de</strong> theoretischeachtergron<strong>de</strong>n van verloop en mobiliteit.Als on<strong>de</strong>rzoeksinstrument is gekozenvoor een schriftelijke enquête on<strong>de</strong>r220 werknemers, in <strong>de</strong> salarisschalen 4t/m 12, in executieve en administratieftechnischefuncties. De respon<strong>de</strong>nten dieaan het on<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong>elnamen, zijn tussen<strong>de</strong> 23 en 58 jaar en werken gemid<strong>de</strong>ldbijna 18 jaar in een politieorganisatie. Detotale respons is 142 (64.5 procent).Het on<strong>de</strong>rzoek meet niet het feitelijkmobiliteitsgedrag, maar <strong>de</strong> intenties van<strong>de</strong> respon<strong>de</strong>nten. Uit on<strong>de</strong>rzoeken komtnamelijk naar voren dat <strong>de</strong> intentie eengoe<strong>de</strong> voorspeller is van gedrag.In <strong>de</strong> toekomstige ontwikkelingen op hetgebied van personeelsmanagement krijgt<strong>de</strong> mobiliteit van werknemers steedsmeer aandacht. De huidige krapte op <strong>de</strong>arbeidsmarkt, maar ook <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> vergrijzing,vragen om maatregelen.Technologische omgevingsveran<strong>de</strong>ringenen veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> taken van organisatieslei<strong>de</strong>n tot veran<strong>de</strong>ring in functiesen competenties van <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers. Ditbetekent dat er - meer dan voorheen -een beroep wordt gedaan op <strong>de</strong> bereidheidvan <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werker om een an<strong>de</strong>refunctie of an<strong>de</strong>re functietaken uit te voerenen/of te veran<strong>de</strong>ren van (geografische)werkplek en hiervoor opleidingente volgen. Mobiliteit zorgt voor het veiligstellenvan het behoud van personeel op<strong>de</strong> juiste tijd en <strong>de</strong> juiste plaats met <strong>de</strong>juiste (toekomstige) gewenste vaardighe<strong>de</strong>n.Daarom is mobiliteit zo van belang.Veel politiekorpsen stimuleren mobiliteit.Ze gebruiken allerlei (financiële) regelingenen actieplannen als push- of pullfactorenop <strong>de</strong> (interne) arbeidsmarkt. Maarwat weten wij nu over <strong>de</strong> bereidheid van<strong>de</strong> politiewerknemer om zich in zijn loopbaante ontwikkelen? En welke factorenbepalen <strong>de</strong> bereidheid van <strong>de</strong> politiewerknemerom van baan te veran<strong>de</strong>ren?Kortom: hebben wij inzicht in <strong>de</strong> factorendie het individuele beslissingsproces van<strong>de</strong> werknemer over mobiliteit beïnvloe<strong>de</strong>n?Dit on<strong>de</strong>rzoek geeft antwoord op<strong>de</strong>ze vragen.Theoretisch ka<strong>de</strong>rMobiliteit, ook wel doorstroom genoemd,heeft als begrip twee kanten: het betreftzowel een organisatiekenmerk als eenkenmerk van individueel gedrag. Het doelvan mobiliteit is het laten bewegen vanmensen in een organisatie. Hiermee verkrijgtmen enerzijds een optimale bezettingvan functies, en an<strong>de</strong>rzijds realiseertmobiliteit een zo regelmatig mogelijkeontplooiing en ontwikkeling van <strong>de</strong> carrièrevoor <strong>de</strong> individuele me<strong>de</strong>werker.
SWetenswaardighe<strong>de</strong>n, april 2000, 9e jaargang, nummer 1Bovendien ontwikkelen mensen zich inhun levensloop en veran<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> maatschappelijkecontext waarbinnen organisatieswerken.In dit on<strong>de</strong>rzoek gaat het met name omwerknemers bij Politie Drenthe die vanfunctie veran<strong>de</strong>ren binnen hun eigenorganisatie. On<strong>de</strong>r interne mobiliteitwordt in dit on<strong>de</strong>rzoek dan ook verstaan:<strong>de</strong> vrijwillige veran<strong>de</strong>ring van functiebinnen Politie Drenthe.Interne mobiliteit is in twee categorieënte on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n:– Verticale mobiliteit: <strong>de</strong> <strong>nieuwe</strong> baanbevindt zich op een hoger niveau in <strong>de</strong>hiërarchie. Dit vertaalt zich in een hogeresalarisschaal en al dan niet in een geografischemobiliteit.– Horizontale mobiliteit: <strong>de</strong> <strong>nieuwe</strong> baanbevindt zich op hetzelf<strong>de</strong> niveau in <strong>de</strong>hiërarchie als <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> baan. Dit vertaaltzich in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> salarisschaal en al danniet in een geografische mobiliteit.On<strong>de</strong>r externe mobiliteit wordt doorstroomnaar buiten <strong>de</strong> organisatie verstaan;een veran<strong>de</strong>ring van baan diesamengaat met veran<strong>de</strong>ring van werkgever.Theoretische achtergrond van mobiliteitIn het on<strong>de</strong>rzoek staat een aantal on<strong>de</strong>rzoeksfactorencentraal. Uit <strong>de</strong> sociologieblijkt dat individuele factoren zoals leeftijd,geslacht, opleiding, maar ook personsgebon<strong>de</strong>nfactoren zoals interesse,ambities en capaciteiten van invloed kunnenzijn op <strong>de</strong> mobiliteit. Daarnaast zijnook werkgerelateer<strong>de</strong> factoren metbetrekking tot <strong>de</strong> werksituatie en werkorganisatiebepalend. We <strong>de</strong>nken hierbij aan<strong>de</strong> mate van verantwoor<strong>de</strong>lijkheid en zelfstandigheid,betrokkenheid, arbeidssatisfactie,<strong>de</strong> werksfeer, e.d.Tot slot zijn <strong>de</strong> economische factoren vaninvloed. Hiermee wordt bedoeld <strong>de</strong> situatiein <strong>de</strong> bedrijfstak, <strong>de</strong> situatie op <strong>de</strong>arbeidsmarkt en het stelsel van socialevoorzieningen.Kortom: consequenties voor het individu,<strong>de</strong> organisatie en <strong>de</strong> samenleving alstotaliteit.In het on<strong>de</strong>rzoek komen <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>on<strong>de</strong>rzoeksfactoren aan bod: <strong>de</strong> attitu<strong>de</strong>van <strong>de</strong> werknemer met betrekking toteer<strong>de</strong>r vertoond gedrag bij functiewisselingenen het aantal dienstjaren, <strong>de</strong> socialevoor- en na<strong>de</strong>len, <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong>sociale omgeving (partner, collega en leidinggeven<strong>de</strong>),<strong>de</strong> waargenomen kansenbinnen en buiten <strong>de</strong> organisatie(doorstroming, opleiding) en tot slot <strong>de</strong>betrokkenheid bij <strong>de</strong> werksituatie en <strong>de</strong>arbeidssatisfactie.ResultatenIn hoeverre is <strong>de</strong> werknemer eigenlijkbereid om zich via interne mobiliteit in <strong>de</strong>eigen loopbaan ver<strong>de</strong>r te ontwikkelen?Slechts een zeer gering aantal collega’szag voor <strong>de</strong> reorganisatie mogelijkhe<strong>de</strong>nom te solliciteren in het Drentse korps.Voor functies buiten het korps vindt eengroter <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> collega’s mogelijkhe<strong>de</strong>nom te solliciteren. De houding tenopzichte van mobiliteit laat an<strong>de</strong>re gelui<strong>de</strong>nhoren. Ruim 40 procent (n=46) van <strong>de</strong>respon<strong>de</strong>nten meent dat zij, na een aantaljaren in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> functie te hebbengewerkt, naar een an<strong>de</strong>re functie zoumoeten kijken. Voor een aantal collega’s(n=31) hoeft <strong>de</strong> sollicitatie niet tot eenbevor<strong>de</strong>ring te lei<strong>de</strong>n. De leeftijd heeftdui<strong>de</strong>lijk invloed op <strong>de</strong> mobiliteitsintenties.Zo blijkt bijvoorbeeld dat ruim 45procent van <strong>de</strong> collega’s in <strong>de</strong> leeftijd van35 t/m 45 jaar <strong>de</strong> huidige functie niet alseen opstap binnen het korps beschouwt.Een relatief klein <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> collega’s in<strong>de</strong>ze leeftijdsklasse (n=19) vindt dat wel.Ook <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> voltooi<strong>de</strong> opleidingheeft invloed. Een fors <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>respon<strong>de</strong>nten met een lager opleidingsniveauzegt hun huidige functie niet alsopstap in het korps te zien. Voor <strong>de</strong> collegamet een hoger opleidingsniveau ligtdit an<strong>de</strong>rs. Ruim 30 procent van <strong>de</strong> hogeropgelei<strong>de</strong> collega’s ziet hun functie welals een opstapfunctie binnen het korps.Een even groot <strong>de</strong>el van hen vindt ditniet.Betekent dit nu ook dat er serieus wordtnagedacht over een an<strong>de</strong>re baan binnenof buiten Politie Drenthe? De resultatentonen aan dat bijna 50 procent van <strong>de</strong>respon<strong>de</strong>nten niet serieus na<strong>de</strong>nkt overeen an<strong>de</strong>re baan binnen Politie Drenthe.Ongeveer 23 procent van <strong>de</strong> collega’s<strong>de</strong>nkt hier wel serieus over na. Tot slotblijkt dat <strong>de</strong> jongere me<strong>de</strong>werkers tot 35jaar intern veel mobieler zijn dan <strong>de</strong>ou<strong>de</strong>re collega’s. De hoger opgelei<strong>de</strong> jongerecollega is ook extern mobieler.Kortom: hoe hoger <strong>de</strong> leeftijd hoe lager<strong>de</strong> mobiliteitsintentie.OpleidingenEr is een opvallend grote bereidheid tothet volgen van opleidingen. Ruim 80 procent(n=114) is geïnteresseerd in het volgenvan opleidingen die relevant zijnvoor hun werk. Hoog is ook <strong>de</strong> bereidheidom naast het werk een opleiding te volgendie van belang is voor <strong>de</strong> huidige eneen toekomstige functie (n=92, resp. 99).Kortom: <strong>de</strong> Drentse collega is zeer bereidom door het volgen van opleidingen inzichzelf en in het korps te investeren.Hier liggen kansen. Ik <strong>de</strong>nk met name aanopleidingen die toegesne<strong>de</strong>n zijn op <strong>de</strong>toekomstige taken en vaardighe<strong>de</strong>n. Eentoekomstgericht opleidingsbeleid, nietalleen gericht op <strong>de</strong> politietaken, maarook op reguliere opleidingen die <strong>de</strong>externe marktwaar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> collega verhogen,is dan geen utopie meer.De mobiliteit binnen en buiten het korpswordt hiermee groter.De enkele scepticus binnen <strong>de</strong>Ne<strong>de</strong>rlandse politie die bromt dat <strong>de</strong>bedrijfsspecifieke politieopleidingen <strong>de</strong>interne en externe mobiliteitsintentieswel zullen belemmeren, stel ik teleur. Uithet on<strong>de</strong>rzoek blijkt namelijk dat <strong>de</strong> collegazijn/haar executieve politieopleidingenhelemaal niet als een beperking op <strong>de</strong>externe arbeidsmarkt ziet. Dit opent <strong>de</strong>urennaar <strong>de</strong> toekomst.De weg ligt immers open voor een combinatietussen bedrijfsspecifieke politieopleidingenen verbreding op <strong>de</strong> reguliereopleidingsmarkt.De sociale omgevingHoe belangrijk zijn nu <strong>de</strong> sociale invloe<strong>de</strong>nuit <strong>de</strong> directe omgeving van <strong>de</strong> werknemer?Hiermee bedoelen wij <strong>de</strong> meningvan <strong>de</strong> partner, familie, collega’s en <strong>de</strong>directe chef. Juist in een politieorganisatiewaarin <strong>de</strong> politie veelal <strong>de</strong> eerste enenige werkgever is en er sprake is vanrelatief langdurige dienstverban<strong>de</strong>n in27
- Page 1 and 2: Postdoctorale opleiding totgezondhe
- Page 3 and 4: SWetenswaardigheden, april 2000, 9e
- Page 5 and 6: SWSWetenswaardigheden, april 2000,
- Page 7 and 8: SWetenswaardigheden, april 2000, 9e
- Page 9 and 10: SWetenswaardigheden, april 2000, 9e
- Page 11 and 12: SWSWetenswaardigheden, april 2000,
- Page 13 and 14: SWetenswaardigheden, april 2000, 9e
- Page 15 and 16: SWetenswaardigheden, april 2000, 9e
- Page 17 and 18: SWSWetenswaardigheden, april 2000,
- Page 19 and 20: SWSWetenswaardigheden, april 2000,
- Page 21 and 22: SWSWetenswaardigheden, april 2000,
- Page 23 and 24: SWetenswaardigheden, april 2000, 9e
- Page 25: SWetenswaardigheden, april 2000, 9e
- Page 29 and 30: SWetenswaardigheden, april 2000, 9e
- Page 31 and 32: SWetenswaardigheden, april 2000, 9e
- Page 33 and 34: SWSWetenswaardigheden, april 2000,