11.07.2015 Views

Winterverblijven voor vleermuizen in Limburg - De Zoogdiervereniging

Winterverblijven voor vleermuizen in Limburg - De Zoogdiervereniging

Winterverblijven voor vleermuizen in Limburg - De Zoogdiervereniging

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Rapport nr.: 2006.033Datum uitgave: Augustus 2006Auteur:Illustraties:Foto kaft:Productie:Naam en adres opdrachtgever:Ben VerboomBen VerboomErw<strong>in</strong> van Manen (baardvleermuis)Sticht<strong>in</strong>g VZZOude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem, NederlandTel. 026-3705318, E-mail: zoogdier@vzz.nlSticht<strong>in</strong>g Instandhoud<strong>in</strong>g Kle<strong>in</strong>e Landschapselementen <strong>in</strong><strong>Limburg</strong> (IKL)Postbus 1546060 AD RoermondDit rapport kan geciteerd worden als:Verboom, B., 2006. <strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>. VZZ rapport 2006.033.Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ, Arnhem.<strong>De</strong> Sticht<strong>in</strong>g VZZ, onderdeel van de Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ is niet aansprakelijk <strong>voor</strong> gevolgschade,alsmede <strong>voor</strong> schade welke <strong>voor</strong>tvloeit uit toepass<strong>in</strong>gen van de resultaten van werkzaamheden ofandere gegevens verkregen van de VZZ; opdrachtgever vrijwaart de Sticht<strong>in</strong>g VZZ <strong>voor</strong> aansprakenvan derden <strong>in</strong> verband met deze toepass<strong>in</strong>g.© Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZNiets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm ofop welke andere wijze dan ook, zonder <strong>voor</strong>afgaande schriftelijke toestemm<strong>in</strong>g van de Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ, nochmag het zonder een dergelijke toestemm<strong>in</strong>g worden gebruikt <strong>voor</strong> enig ander werk dan waar<strong>voor</strong> het is vervaardigd.


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>INHOUDSamenvatt<strong>in</strong>g .................................................................................................. 51 Inleid<strong>in</strong>g .................................................................................................. 71.1 Waarom dit rapport? .............................................................................. 71.2 Doelstell<strong>in</strong>gen......................................................................................... 81.3 Leeswijzer .............................................................................................. 92. <strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> ..............................................................................112.1 Gebruikte gegevens..............................................................................112.2 Objecten................................................................................................112.2.1 Historische ontwikkel<strong>in</strong>g...........................................................112.2.2 Huidige situatie........................................................................ 133. Overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> ......................................................... 173.1 Telmethodiek ........................................................................................ 173.2 Waargenomen soorten......................................................................... 183.3 Huidige betekenis van de <strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven......................... 183.3.1 Recente telresultaten .............................................................. 183.3.2 <strong>De</strong> actuele betekenis van <strong>Limburg</strong>se objecten ....................... 243.3.3 Regionaal belang van Zuid-<strong>Limburg</strong> ....................................... 253.3.4 Zoek- en telfout ....................................................................... 253.3.5 Typen objecten ........................................................................ 263.3.6 Nieuwbouw en <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van bouwwerken ............................. 294. Trends <strong>in</strong> aantalsontwikkel<strong>in</strong>g.......................................................................... 354.1 Algemeen ............................................................................................. 354.2 Trendanalyses per soort ...................................................................... 365. Geschiktheid en beheer van w<strong>in</strong>terverblijven .................................................. 435.1 Welke factoren bepalen de geschiktheid van w<strong>in</strong>terverblijven? .......... 435.1.1 Welke eisen stellen <strong>vleermuizen</strong>?........................................... 435.1.2 <strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven: enkele kenmerken ...................... 455.1.3 Invloed van landschapsfactoren.............................................. 485.1.4 Het ‘ideale’ w<strong>in</strong>terverblijf.......................................................... 516. Bescherm<strong>in</strong>g van <strong>vleermuizen</strong> en hun w<strong>in</strong>terverblijven .................................. 556.1 Aandachtsoorten <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> ................................................................ 556.2 Bescherm<strong>in</strong>g en beheer van w<strong>in</strong>terverblijven ...................................... 553


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>6.3 Aanpass<strong>in</strong>gen van de huidige objecten ................................................586.4 Uitbreid<strong>in</strong>g van het aantal w<strong>in</strong>terverblijven ...........................................596.4.1 Waarom uitbreiden?.................................................................596.4.2 Mogelijkheden..........................................................................606.4.3 Waar uitbreiden?......................................................................636.4.4 Reconstructiegebieden ............................................................646.4.5 F<strong>in</strong>anciële mogelijkheden ........................................................65Dankwoord ...........................................................................................................67Literatuur...............................................................................................................69Bijlagen ................................................................................................714


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>SAMENVATTINGIn opdracht van de Sticht<strong>in</strong>g Instandhoud<strong>in</strong>g Kle<strong>in</strong>e Landschapselementen (IKL) heeft deZoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ een onderzoek uitgevoerd naar de <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> aanwezigeoverw<strong>in</strong>ter<strong>in</strong>gsverblijven en de daar<strong>in</strong> verblijvende <strong>vleermuizen</strong>.In <strong>Limburg</strong> bev<strong>in</strong>den zich momenteel 148 w<strong>in</strong>terverblijven die <strong>in</strong> de periode 2001-2005 op overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> zijn geïnventariseerd. Het betreft hier uitsluitendzogenaamde “ondergrondse” verblijven. Andere plaatsen waar <strong>vleermuizen</strong> overw<strong>in</strong>teren,zoals boomholten en spouwmuren, worden <strong>in</strong> dit rapport buiten beschouw<strong>in</strong>g gelaten.Mergelgroeven nemen <strong>in</strong> het huidige objectenbestand een prom<strong>in</strong>ente plaats <strong>in</strong>. Inhet huidige bestand bev<strong>in</strong>den zich 89 mergelgroeven (61%). In de afgelopen jaren werdmeer dan 90% van het getelde aantal overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> <strong>in</strong>mergelgroeven waargenomen. In de w<strong>in</strong>ter van 2005 (=2004/2005), de meest recentew<strong>in</strong>ter waarvan een compleet overzicht beschikbaar is, was dat 94%.Niet alle w<strong>in</strong>terobjecten worden elk jaar geïnventariseerd. In 2005 werden <strong>in</strong><strong>Limburg</strong> tell<strong>in</strong>gen uitgevoerd <strong>in</strong> 116 objecten, met daar<strong>in</strong> 3946 <strong>vleermuizen</strong>. <strong>De</strong> afgelopenjaren zijn <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> elf soorten <strong>vleermuizen</strong> overw<strong>in</strong>terend aangetroffen. Hieronderbev<strong>in</strong>den zich soorten die <strong>in</strong> hun <strong>voor</strong>komen (nagenoeg) beperkt zijn tot <strong>Limburg</strong>: de grijzegrootoorvleermuis, de <strong>in</strong>gekorven vleermuis, de vale vleermuis. <strong>De</strong> watervleermuis en degewone baardvleermuis werden het meest aangetroffen.Naast mergelgroeven kent <strong>Limburg</strong> nog 59 w<strong>in</strong>terverblijven van een ander type:kelders (27), ijskelders (5), (bak-, steen-, kalk-)ovens (5), forten (2), bunkers (12), gangen(3), torens (2) en overige typen (3). Vijf soorten, de watervleermuis, de gewonebaardvleermuis, de franjestaart, de <strong>in</strong>gekorven vleermuis en de meervleermuis, vertoneneen <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> mergelgroeven boven de andere typen. <strong>De</strong> franjestaart heeft tevens een<strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> forten. <strong>De</strong> twee forten <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> die als w<strong>in</strong>terverblijf worden gebruikt,bevatten samen <strong>in</strong> 2005 110 <strong>vleermuizen</strong>, waaronder 64 franjestaarten.<strong>De</strong> meest waardevolle w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> zijn enkele grote mergelgroeven:<strong>in</strong> de top vijf staan het Zonnebergstelsel (711 <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> 2005), de Koeleboschgroeve(605 <strong>in</strong> 2004), Groeve de Keel (444 <strong>in</strong> 2005), de Barakkengroeve (374 <strong>in</strong> 2005), deSchenkgroeve (254 <strong>in</strong> 2005). Relatief veel bijzondere soorten worden ook aangetroffen <strong>in</strong>het Zonnebergstelsel, de Koeleboschgroeve, de Sibbergroeve en de Gemeentegroeve.Trendanalyses van zeven soort(groep)en <strong>voor</strong> de periode 1986-2005 laten zien datenkele soorten een toename vertonen. <strong>De</strong>ze is met name spectaculair te noemen <strong>voor</strong> de<strong>in</strong>gekorven vleermuis en de franjestaart, maar ook de vale vleermuis en gewonebaardvleermuis vertonen een duidelijke opgaande lijn <strong>in</strong> de onderzochte periode. <strong>De</strong>aantallen meer<strong>vleermuizen</strong> en water<strong>vleermuizen</strong> bleven netto <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> ongeveer gelijk,terwijl zij landelijk gezien stegen. Ook bij de gewone grootoorvleermuis was geen duidelijketrend zichtbaar. Landelijk nam de soort licht toe.5


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong><strong>De</strong> geschiktheid van een verblijf <strong>voor</strong> overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> is afhankelijk van eenaantal kenmerken van het verblijf zelf en, naar verwacht<strong>in</strong>g, van kenmerken van hetomr<strong>in</strong>gende landschap. Uit een analyse van de effecten van een aantal van deze factoren(volume, klimaat, landschapskenmerken) op de bezett<strong>in</strong>gsgraad van <strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijvenbleek dat <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie het volume van het object bepalend is. Daarnaastkonden positieve effecten van enkele landschapsfactoren worden aangetoond: lijnvormigewateren, heggen, houtwallen en bomenrijen en bebouw<strong>in</strong>g. Er was een negatieve <strong>in</strong>vloedvan snelwegen. Ook blijkt het aantal andere objecten b<strong>in</strong>nen 1000 m een positieve <strong>in</strong>vloedte hebben.<strong>Limburg</strong> neemt b<strong>in</strong>nen Nederland een unieke plaats <strong>in</strong> <strong>voor</strong> overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong>:van alle Nederlandse overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> 2005 is ongeveer 35% <strong>in</strong><strong>Limburg</strong> aangetroffen. Alle gevonden soorten zijn bovendien oververtegenwoordigd <strong>in</strong><strong>Limburg</strong> <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met de rest van Nederland. Op basis hiervan vormt <strong>Limburg</strong> <strong>voor</strong> alle<strong>in</strong> de periode 2001-2005 <strong>in</strong> w<strong>in</strong>terverblijven aangetroffen soorten een regionaal zwaartepunt.Zij kunnen daarom alle worden aangemerkt als aandachtsoort <strong>voor</strong> <strong>Limburg</strong>. Op basis vanhun status <strong>in</strong> nationale en <strong>in</strong>ternationale rode lijsten en verdragen kan tevens een prioriter<strong>in</strong>gworden aangebracht. Hoge prioriteit als aandachtsoort <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> krijgen vale vleermuis,<strong>in</strong>gekorven vleermuis en Bechste<strong>in</strong>’s vleermuis. Een middelhoge prioriteit kan worden toegekendaan franjestaart, meervleermuis en grijze grootoorvleermuis.Door toename van het aantal vrijwilligers kon het aantal objecten <strong>in</strong> de jaren ’80 en’90 van de vorige eeuw sterk stijgen. Tegelijkertijd staat het huidige aantal en de kwaliteit vanobjecten onder druk. Vele kregen <strong>in</strong> de loop der jaren een andere functie en werden m<strong>in</strong>dergeschikt of zelfs volledig ongeschikt als w<strong>in</strong>terverblijf. Een aantal groeven wordt momenteelcommercieel geëxploiteerd, een ontwikkel<strong>in</strong>g die zeker op termijn nadelig zal zijn <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>.<strong>De</strong>ze ontwikkel<strong>in</strong>gen rechtvaardigen het streven om de situatie <strong>voor</strong> overw<strong>in</strong>terende<strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> te waarborgen. Daarnaast zijn er vele mogelijkheden om de situatiete verbeteren door:1. verbeter<strong>in</strong>g van de huidige verblijven2. het zoeken en aanpassen van potentieel geschikte en reeds geschikte bouwwerken3. nieuwbouw.In delen van <strong>Limburg</strong> zijn nauwelijks of geen w<strong>in</strong>terverblijven bekend, zoals <strong>in</strong> hetoostelijk Mergelland, de Mijnstreek en zuidelijke Roerstreek en het zuidelijk en noordelijkPeelgebied. Plaatselijk bev<strong>in</strong>den zich hier geschikte lokaties om het aantal w<strong>in</strong>terverblijvenuit te breiden. Met name het zuidoostelijk deel van Zuid-<strong>Limburg</strong> heeft grote potentie alsleefgebied <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>, zowel <strong>in</strong> de zomer als <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>ter.6


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>1 INLEIDING1.1 Waarom dit rapport?<strong>Limburg</strong> is van oudsher de prov<strong>in</strong>cie waar men aan denkt bij het noemen van <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong>Nederland. S<strong>in</strong>ds het gebruik van handzame bat-detectors, apparaatjes waarmee deecholocatiegeluiden van <strong>vleermuizen</strong> hoorbaar gemaakt kunnen worden, <strong>in</strong> de jaren tachtig,weten we dat <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> het zomerseizoen <strong>in</strong> vrijwel geheel Nederland <strong>voor</strong>komen, enzeker niet alleen <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>. Het onderzoek met bat-detectors leidde destijds tot een stroomvan nieuwe gegevens over <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> hun zomerleefgebieden.In 1997 verscheen de Atlas van de Nederlandse Vleermuizen (Limpens et al.1997). Hieruit bleek dat <strong>in</strong> de onderzoeksperiode 1986-1993 <strong>in</strong> de prov<strong>in</strong>cie <strong>Limburg</strong> ‘szomers zeker 13 soorten <strong>vleermuizen</strong> rondvliegen. Hieronder bev<strong>in</strong>den zich de <strong>in</strong>gekorvenvleermuis, de grijze grootoorvleermuis en de vale vleermuis, soorten die elders <strong>in</strong> Nederlandnagenoeg ontbreken, alsmede verschillende andere soorten van de Nederlandse Rode Lijst.Alleen al op grond hiervan neemt <strong>Limburg</strong> <strong>in</strong> Nederland dus een belangrijke plaats <strong>in</strong>. Doorhaar zuidelijke ligg<strong>in</strong>g is er <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> bovendien een gerede kans op (her)vestig<strong>in</strong>g of(her)ontdekk<strong>in</strong>g van soorten waarvan de huidige areaalgrens zich <strong>in</strong> aangrenzend Duitslandof België bev<strong>in</strong>dt.<strong>De</strong> associatie tussen <strong>vleermuizen</strong> en <strong>Limburg</strong> komt echter <strong>voor</strong> een belangrijk deeldoor de mergelgroeven <strong>in</strong> het zuiden van de prov<strong>in</strong>cie, <strong>voor</strong> velen de traditionele w<strong>in</strong>terverblijven<strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> Nederland. Boomholten zijn weliswaar de enige natuurlijkeverblijven van <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> ons land, maar groeven, ooit uitgehakt door de mens, zou menmet enige goede wil de enige semi-natuurlijke vleermuisonderkomens <strong>in</strong> ons land kunnennoemen, gezien hun gelijkenis met natuurlijke grotten. Gebouwen vormen kunstmatigeonderkomens, maar hebben, als substituut <strong>voor</strong> grotten <strong>in</strong> zuidelijker streken, veel soortende mogelijkheid geboden hun areaal uit te breiden. <strong>De</strong> mergelgroeven en andere w<strong>in</strong>terverblijven<strong>in</strong> de prov<strong>in</strong>cie <strong>Limburg</strong> én hun bewoners vormen het onderwerp van het <strong>voor</strong>liggenderapport.In de w<strong>in</strong>ter zijn <strong>vleermuizen</strong> moeilijker op te sporen dan <strong>in</strong> de zomer. Enkelesoorten brengen deze periode door op plaatsen die <strong>voor</strong> mensen nauwelijks toegankelijkzijn, zoals boomholten of spouwmuren. Hun w<strong>in</strong>terse verspreid<strong>in</strong>gsbeeld is daardoor zeeronvolledig. Van andere <strong>vleermuizen</strong> kennen we meer w<strong>in</strong>terverblijfplaatsen. Het gaat hierom, <strong>voor</strong>namelijk, "ondergrondse" ruimten, zoals kelders, bunkers en dus ook groeven, diedoorgaans goed toegankelijk zijn. Veel van deze w<strong>in</strong>terverblijven kunnen jaarlijksgeïnspecteerd worden. Zodoende is er relatief veel bekend over de soorten die‘ondergronds’ overw<strong>in</strong>teren. Niettem<strong>in</strong> wordt slechts een fractie van de <strong>in</strong> de zomerwaargenomen dieren, teruggevonden <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>ter. We mogen dus aannemen dat eenaanzienlijk deel van de bovengronds gelegen w<strong>in</strong>terverblijven onbekend is.Vleermuizen genieten wettelijke bescherm<strong>in</strong>g, zowel nationaal als <strong>in</strong>ternationaal.Ook de prov<strong>in</strong>cie <strong>Limburg</strong> is zich bewust van haar verantwoordelijkheid om de <strong>vleermuizen</strong>7


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>aangegeven welke soorten speciale aandacht verdienen, en welke objecten relatief rijk aan<strong>vleermuizen</strong> en aan bijzondere soorten zijn.Wat is een w<strong>in</strong>terverblijf?<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> moeten aan bepaalde eisen voldoen. Vele factorenspelen hierbij een rol, maar over het relatieve belang van de factoren die een w<strong>in</strong>terverblijftot een succes kunnen maken, is nog veel onbekend. We proberen <strong>in</strong> dit rapport hetverschijnsel 'vleermuisw<strong>in</strong>terverblijf' tastbaarder te maken <strong>voor</strong> beleidsmakers en beherende<strong>in</strong>stanties. Er wordt een korte profielschets gegevens van het “ideale” w<strong>in</strong>terverblijf.Beheer: kansen en aanbevel<strong>in</strong>genVia beperkte of meer <strong>in</strong>grijpende <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>gsmaatregelen kan de geschiktheid van eenw<strong>in</strong>terverblijf verbeterd worden. Naast bestaande objecten, worden s<strong>in</strong>ds een aantal jarenook geregeld ruimten die zich daar<strong>voor</strong> lenen <strong>in</strong>gericht als w<strong>in</strong>terverblijf, of worden zelfsgeheel nieuwe verblijven gebouwd. Dit rapport beoogt beleidsmakers en beherende<strong>in</strong>stanties attent te maken op de mogelijkheden die er zijn om de situatie <strong>voor</strong> overw<strong>in</strong>terende<strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> te verbeteren. Dit kan men enerzijds bereiken via<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>gsmaatregelen van de nu bekende w<strong>in</strong>terverblijven, anderzijds door op goedgekozen locaties het aantal verblijven uit te breiden. Met dit laatste wordt <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantiegedoeld op bestaande bouwwerken, die hun functie hebben verloren, en die kunnen worden<strong>in</strong>gericht als w<strong>in</strong>terverblijf <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>. <strong>De</strong> kosten die hiermee zijn gemoeid, zijndoorgaans veel ger<strong>in</strong>ger dan met het bouwen van nieuwe w<strong>in</strong>terverblijven. Het kan zelfs eenaanzienlijke kostenbespar<strong>in</strong>g opleveren als de kosten van sloop hoger zijn dan van aanpass<strong>in</strong>g.Enkele van zulke potentiële w<strong>in</strong>terverblijven zijn reeds bekend bij de vleermuistellers.Er is echter een reële kans dat elders <strong>in</strong> de prov<strong>in</strong>cie meer van zulke bouwwerkenaanwezig zijn. Tevens wordt <strong>in</strong> dit rapport aangegeven <strong>in</strong> welke delen van <strong>Limburg</strong> nu noggeen w<strong>in</strong>terverblijven bekend zijn, maar waar dit wel gewenst zou zijn.1.3 LeeswijzerHoofdstuk 2 beschrijft welke gegevens <strong>voor</strong> dit rapport zijn gebruikt en door wie deze zijnverzameld. Vervolgens wordt een beknopt overzicht gegeven van de ontwikkel<strong>in</strong>g van hetaantal objecten <strong>in</strong> de loop der jaren, en van het huidige bestand en de verspreid<strong>in</strong>g van detot nu toe bekende w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>. <strong>De</strong> overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> wordenbehandeld <strong>in</strong> hoofdstuk 3. <strong>De</strong> toegepaste telmethodiek wordt toegelicht en er wordt aandachtbesteed aan de soorten en aantallen <strong>vleermuizen</strong> en hun <strong>voor</strong>komen <strong>in</strong> verschillendetypen verblijven. Ook wordt bekeken <strong>in</strong> hoeverre nieuw gebouwde w<strong>in</strong>terverblijven succesvolzijn. Vervolgens wordt gekeken wat het regionaal belang is van <strong>Limburg</strong> <strong>voor</strong> overw<strong>in</strong>terende<strong>vleermuizen</strong> en welke verblijven van relatief grote waarde zijn. In hoofdstuk 4worden trends <strong>in</strong> de aantalsontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> de afgelopen 20 jaar9


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>geanalyseerd. Hoofdstuk 5 gaat <strong>in</strong> op de eisen die <strong>vleermuizen</strong> stellen aan een w<strong>in</strong>terverblijf.Enkele eigenschappen van <strong>Limburg</strong>se objecten worden bekeken <strong>in</strong> relatie tot hunbewoners. In het verlengde hiervan wordt kort beschreven hoe een goed w<strong>in</strong>terverblijf eruitziet. Hoofdstuk 6 tenslotte gaat dieper <strong>in</strong> op bescherm<strong>in</strong>gsaspecten. Er worden aanbevel<strong>in</strong>gengedaan om het natuurbeleid ten aanzien van overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong><strong>Limburg</strong> richt<strong>in</strong>g te geven. Via (<strong>in</strong>ter)nationale wetgev<strong>in</strong>g en Rode Lijsten worden aandachtsoortengeselecteerd. Vervolgens wordt aangegeven wat de praktische mogelijkheden zijnom het aantal w<strong>in</strong>terverblijven te vergroten en hoe en waar dit het beste kan gebeuren.10


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>2 WINTERVERBLIJVEN IN LIMBURG2.1 Gebruikte gegevensDit rapport is <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie gebaseerd op de Landelijke Database W<strong>in</strong>tertell<strong>in</strong>gen,waarvan de coörd<strong>in</strong>atie en het beheer <strong>in</strong> 1995 werd overgenomen van Gerhard Glas doorde Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ. Dit bestand bevat <strong>voor</strong> de prov<strong>in</strong>cie <strong>Limburg</strong> <strong>in</strong>middels 10.690records (t/m 2005) en wordt jaarlijks aangevuld met nieuwe data.<strong>De</strong> gegevens zijn <strong>voor</strong> een groot deel verzameld door, of onder auspiciën van hetNHGL. Een deel van de <strong>Limburg</strong>se gegevens uit het landelijke bestand is daarnaastafkomstig van een aantal telgroepen, zoals de telgroep LOGE en de Utrechtse telgroep. Zijvoeren jaarlijks tell<strong>in</strong>gen uit <strong>in</strong> een aantal groeven. Met NHGL en de telgroepen is deafspraak gemaakt dat gegevens beschikbaar worden gesteld <strong>voor</strong> verder gebruik door deZoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ.<strong>De</strong> <strong>in</strong> het bestand opgenomen parameters zijn gebaseerd op het formulier‘Tell<strong>in</strong>gen Overw<strong>in</strong>terende Vleermuizen’, dat <strong>in</strong> 1995 werd ontwikkeld en dat landelijk wordtgebruikt <strong>voor</strong> w<strong>in</strong>tertelgegevens van <strong>vleermuizen</strong>. In de loop der jaren is het formulierverschillende malen aangepast. In het bestand v<strong>in</strong>dt men onder meer gegevens over deobjecten (naam, een uniek nummer, coörd<strong>in</strong>aten, eigenschappen), de teldatum en degevonden aantallen per soort.Daarnaast zijn <strong>in</strong> het kader van het project Zoogdiermonitor<strong>in</strong>g vanaf 1995zogenaamde Objectformulieren verspreid onder de telleiders. Hierop kan men gegevensover het object kwijt, zoals over de aard van het object, de toegang, het b<strong>in</strong>nenklimaat,wegkruipmogelijkheden, verstor<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>frastructuur. Eventuele wijzig<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> deze situatiekunnen worden aangegeven op het telformulier.Voor aanvullende <strong>in</strong>formatie zijn <strong>in</strong> het kader van dit project de telleiders benaderd.Een deel van de ontbrekende gegevens met betrekk<strong>in</strong>g tot objecten en tell<strong>in</strong>gen kondendoor hen worden aangevuld. Ed Stevenhagen heeft, met behulp van door hemzelfverzamelde recente meetgegevens, een schatt<strong>in</strong>g gemaakt van volumes van een grootaantal groeven.2.2 Objecten2.2.1 Historische ontwikkel<strong>in</strong>g<strong>De</strong> eerste spaarzame gegevens van <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven, waarvanresultaten <strong>in</strong> het bestand van de Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ bekend zijn, dateren uit 1938(figuur 1). Dit h<strong>in</strong>g samen met het onderzoek van Leo Bels <strong>in</strong> de mergelgroeven van Zuid-<strong>Limburg</strong>. In de jaren 1938-1942 g<strong>in</strong>g het uitsluitend om meld<strong>in</strong>gen van de ook <strong>in</strong> die jarenzeldzame mopsvleermuis en Bechste<strong>in</strong>’s vleermuis.11


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>180160140aantal objecten1201008060402001938194019421944194619481950195219541956195819601962196419661968197019721974197619781980198219841986198819901992199419961998200020022004teljaarFiguur 1. Ontwikkel<strong>in</strong>g van het aantal bekende objecten waar tell<strong>in</strong>gen plaatsvonden. Ook objecten dieniet jaarlijks zijn geïnspecteerd, zijn hier meegeteld, zolang de tell<strong>in</strong>g niet officieel is stopgezet.Pas vanaf 1943 kunnen we spreken van echte tell<strong>in</strong>gen, alhoewel deze nog geensz<strong>in</strong>ssystematisch werden uitgevoerd. Vanaf dat moment werden bovendien ook de meeralgemene soorten geteld, en niet uitsluitend de zeldzame.Het aantal objecten waar<strong>in</strong> regelmatig werd geteld, bleef ook na de TweedeWereldoorlog langzaam, maar gestaag, stijgen tot ruim 30 halverwege de jaren ‘80.Opvallend is, dat tot 1980 uitsluitend gegevens uit mergelgroeven bekend zijn. Pas <strong>in</strong> dejaren ‘80 kregen ook andere typen w<strong>in</strong>terverblijfplaatsen aandacht, zoals ijskelders, bunkersen forten. Vanaf die tijd werden ook steeds meer objecten buiten Zuid-<strong>Limburg</strong> aan hettelbestand toegevoegd.In de periode 1986-1997 zien we een sterke toename van het aantal telobjecten,van ruim 30 <strong>in</strong> 1986 tot bijna 150 <strong>in</strong> 1997. Veel van deze objecten waren ten tijde vanontdekk<strong>in</strong>g niet of we<strong>in</strong>ig geschikt als vleermuisw<strong>in</strong>terverblijf en werden opgeknapt doorvrijwilligers. Van 1997 tot heden bleef het aantal <strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven rond de 150schommelen.In de tweede helft van de vorige eeuw werden tell<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> een aantal groeven nietmeer toegestaan door Staatstoezicht op de Mijnen, die de situatie <strong>in</strong> deze groeven onveiligachtte wegens gevaar van <strong>in</strong>stort<strong>in</strong>g. Daarnaast is een aantal, <strong>voor</strong>al kle<strong>in</strong>ere, groeven nog12


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>niet gekeurd door Staatstoezicht op de Mijnen, zodat een vergunn<strong>in</strong>g danwel een verbod opbetred<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> deze objecten <strong>voor</strong>alsnog ontbreekt. Tell<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> deze objecten werdengecont<strong>in</strong>ueerd, mede omdat de eigenaar wel toestemm<strong>in</strong>g tot betred<strong>in</strong>g verleende. <strong>De</strong>zelaatste categorie groeven wordt <strong>in</strong> dit rapport meegenomen <strong>in</strong> overzichten en analyses.2.2.2 Huidige situatie2.2.2.1 Huidig objectenbestandHet objectenbestand <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> telde <strong>in</strong> 2005 148 objecten (bijlage 1). Hieronder rekenenwe de w<strong>in</strong>terverblijven waar1. <strong>in</strong> de jaren 2001-2005 een of meer tell<strong>in</strong>gen hebben plaatsgevonden én2. waar toekomstige tell<strong>in</strong>gen zijn <strong>voor</strong>zien.Objecten waar, volgens het bestand van de Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ, tell<strong>in</strong>gen zijnstopgezet, en waar deze niet meer zijn hervat, komen dus niet <strong>in</strong> deze lijst <strong>voor</strong>. Objectenwaar <strong>voor</strong> 2001 een tell<strong>in</strong>g heeft plaatsgevonden, maar waar tell<strong>in</strong>gen niet officieel zijnstopgezet, ontbreken eveneens.Gegevens uit 2006 zijn <strong>in</strong> dit rapport niet meegenomen, omdat het merendeel vandeze gegevens op het moment van verschijnen van dit rapport nog niet was verwerkt.2.2.2.2 ClustersEnkele objecten zijn vermoedelijk geclusterd. Onder een cluster zouden we kunnenverstaan 1. objecten die fysiek met elkaar <strong>in</strong> verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g staan en/of 2. objecten waarvan detoegangsopen<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>, <strong>voor</strong> zover bekend, op kle<strong>in</strong>e afstand van elkaargelegen zijn. In beide gevallen is het aannemelijk dat er <strong>in</strong> meer of m<strong>in</strong>dere mate uitwissel<strong>in</strong>gbestaat. Vooral een aantal groevenstelsels bestaan feitelijk uit verschillende delen waartusseneen open verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g bestaat. <strong>De</strong>rgelijke groeven worden veelal apart bezocht en detelresultaten worden apart gedocumenteerd, maar vormen <strong>voor</strong> overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong>functioneel gezien één verblijf. Het apart tellen van deze onderdelen heeft doorgaans eenpraktische reden, die samenhangt met de toegang <strong>voor</strong> de tellers.In dit rapport worden objecten niet geclusterd. <strong>De</strong> reden hier<strong>voor</strong> is dat er momenteeleen discussie gaande is over deze kwestie. Men weet nog we<strong>in</strong>ig over de mate vanuitwissel<strong>in</strong>g tussen verblijven, en ook b<strong>in</strong>nen verblijven die met elkaar <strong>in</strong> verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g staan.Het is daarom onduidelijk onder welke omstandigheden (onderl<strong>in</strong>ge afstand, mate vanuitwissel<strong>in</strong>g) men over een cluster kan spreken.13


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>2.2.2.3 Ligg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Verreweg de meeste <strong>Limburg</strong>se objecten zijn gelegen <strong>in</strong> het zuiden van de prov<strong>in</strong>cie (figuur2). Alleen al <strong>in</strong> de gemeenten Maastricht, Margraten en Valkenburg ligt een concentratie van91 van de 148 objecten, waarvan 82 mergelgroeven. In de rest van de prov<strong>in</strong>cie is dedichtheid een stuk lager. Er zijn gebieden waar vrijwel geen of zelfs helemaal geen objectenbekend zijn, zoals <strong>in</strong> het zuidoosten van Zuid-<strong>Limburg</strong>, <strong>in</strong> de gemeenten Sittard-Geleen enEcht-Susteren, en <strong>in</strong> grote delen van westelijk Midden-<strong>Limburg</strong> en Noord-<strong>Limburg</strong>.2.2.2.4 Naamgev<strong>in</strong>g mergelgroevenVeel objecten, met name mergelgroeven, zijn bekend onder verschillende namen, hetgeenkan leiden tot verwarr<strong>in</strong>g. In dit rapport is <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie gebruik gemaakt van de naamgev<strong>in</strong>gdie door de Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ wordt gehanteerd. In enkele gevallen is deze opadvies van de telleider van het betreffende object aangepast. Een overzicht van alternatievenamen van de <strong>Limburg</strong>se groeven, ook die waar geen <strong>vleermuizen</strong> worden geteld, is tev<strong>in</strong>den <strong>in</strong> Orbons (2005).14


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>15


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>16


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>3 OVERWINTERENDE VLEERMUIZEN IN LIMBURG3.1 Telmethodiek<strong>De</strong> huidige telmethode van overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> komt <strong>in</strong> het kort op het volgendeneer:Met een zaklamp wordt de ruimte systematisch op zicht afgezocht. Bij grote objecten alsgroeven wordt een groep tellers verdeeld <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>e groepen, die elk een deel van de groeve<strong>in</strong>ventariseren. Naast een kaartlezer, die aanwijz<strong>in</strong>gen geeft en nauwkeurig bijhoudt waargeteld is, zoeken enkele tellers zijwanden en plafonds af en eventueel aanwezige spleten ennissen. Op deze wijze tracht men alle zichtbare dieren te tellen en zoveel mogelijk op naamte brengen. Naast gegevens over de <strong>vleermuizen</strong>, verzamelt men ook relevante <strong>in</strong>formatieover het w<strong>in</strong>terverblijf zelf. Inspectie van een w<strong>in</strong>terverblijf wordt, afhankelijk van de groottevan de ruimte, uitgevoerd door een of meer tellers.<strong>De</strong>ze wijze van tellen wordt nog niet zo lang overal op dezelfde wijze toegepast. Hetonderzoek aan overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> ontstond <strong>in</strong> de jaren ’40 van devorige eeuw <strong>in</strong> de groeven. Men maakte aanvankelijk gebruik van gas- en olielampen om de<strong>vleermuizen</strong> op te sporen. Het was met deze relatief zwakke verlicht<strong>in</strong>g niet mogelijk omdieren op te sporen die <strong>in</strong> spleten weggekropen zaten, maar daar was men <strong>in</strong> deze beg<strong>in</strong>tijddan ook niet direct op uit.Er veranderde veel toen men beschikk<strong>in</strong>g kreeg over zaklampen en mijnlampenmet een gerichte straal. <strong>De</strong> zaklampen werden <strong>in</strong> de loop der jaren steeds krachtiger.Hierdoor werd de zoekefficiëntie steeds groter. Naast zaklampen worden ook verrekijkersgebruikt om moeilijk zichtbare dieren te determ<strong>in</strong>eren. En met de opkomst van de digitalecamera wordt ook deze zo nu en dan <strong>in</strong> de strijd gegooid om moeilijk zichtbare of op naamte brengen dieren ter plekke of achteraf te kunnen bekijken.Vanaf de jaren ’60 werden steeds vaker systematische tell<strong>in</strong>gen uitgevoerd, waarbijgetracht werd alle dieren <strong>in</strong> een verblijf te tellen. Doel van de tell<strong>in</strong>gen was steeds meermonitor<strong>in</strong>g en bescherm<strong>in</strong>g. Toch duurde het tot <strong>in</strong> de jaren ’80 totdat zich een gestandaardiseerdemethodiek had ontwikkeld, die vergelijk<strong>in</strong>g tussen jaren mogelijk maakte. Vanaf datmoment worden alle w<strong>in</strong>terverblijven zoveel mogelijk jaarlijks op een constante wijze geteld.Hierdoor is het mogelijk aantalsverander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de loop der jaren zichtbaar te maken.Het is van belang dat de jaarlijkse tell<strong>in</strong>gen op een constante wijze plaatsv<strong>in</strong>den endat deze kwalitatief op een hoog peil staan. Alleen dan kunnen de gegevens gebruiktworden <strong>voor</strong> verdere analyse en kunnen zij een rol spelen <strong>in</strong> onderzoek en beleidsvorm<strong>in</strong>g.Om aan deze <strong>voor</strong>waarden te kunnen voldoen, is de organisatie van de <strong>in</strong>spectiesvan w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> de loop der jaren aangescherpt. <strong>De</strong> teller, <strong>in</strong> het bijzonder de leidervan de tell<strong>in</strong>g van het betreffende object, moet allereerst <strong>in</strong> het bezit zijn van een "machtig<strong>in</strong>gtot het verrichten van bij de Natuurbescherm<strong>in</strong>gswet verboden handel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het kader van17


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>w<strong>in</strong>tertell<strong>in</strong>gen van <strong>vleermuizen</strong>”. <strong>De</strong>ze machtig<strong>in</strong>g wordt, via de Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ,verleend door het m<strong>in</strong>isterie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.<strong>De</strong> tell<strong>in</strong>g dient plaats te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> een jaarlijks door de landelijke coörd<strong>in</strong>ator vast testellen periode, tussen ongeveer december en half februari. Dit is de periode dat de aantallen<strong>vleermuizen</strong> het meest constant zijn.Daarnaast moeten tellers zich houden aan een aantal regels, die <strong>voor</strong>namelijkdienen om verstor<strong>in</strong>g van de <strong>vleermuizen</strong> tot een m<strong>in</strong>imum te beperken. Zo mag eenw<strong>in</strong>terverblijf slechts eenmaal per w<strong>in</strong>ter geïnspecteerd worden, zijn er beperk<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> hetaantal tellers dat een object mag betreden, en dient men zich <strong>in</strong> het w<strong>in</strong>terverblijf te houdenaan strikte gedragsregels.3.2 Waargenomen soortenS<strong>in</strong>ds het beg<strong>in</strong> van het vleermuistell<strong>in</strong>gen, e<strong>in</strong>d jaren ’30, beg<strong>in</strong> jaren ’40 van de vorigeeeuw, zijn <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> 14 soorten <strong>vleermuizen</strong> waargenomen <strong>in</strong> w<strong>in</strong>terverblijven (tabel 1).Drie hiervan, de grote hoefijzerneus, de kle<strong>in</strong>e hoefijzerneus en de mopsvleermuis, wordenal vele jaren niet meer <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> waargenomen. We kunnen deze soorten daarom alsuitgestorven beschouwen.Van de overige elf soorten, zijn met name de Bechste<strong>in</strong>’s vleermuis en de grijzegrootoorvleermuis zeldzaam. Vanaf 1938 zijn <strong>in</strong> totaal slechts 99 Bechste<strong>in</strong>’s <strong>vleermuizen</strong>waargenomen, maar nog steeds komen tellers vrijwel jaarlijks een of twee exemplaren <strong>in</strong><strong>Limburg</strong> tegen.Van de grijze grootoorvleermuis zijn s<strong>in</strong>ds 1988 13 exemplaren waargenomen. <strong>De</strong>laatste meld<strong>in</strong>g komt uit 2002. Vermoedelijk komt deze soort wel meer <strong>voor</strong> dan de cijfersdoen vermoeden, maar wordt deze, gezien de gelijkenis met de gewone grootoorvleermuis,niet als zodanig herkend. Dit laatste geldt mogelijk ook <strong>voor</strong> de Brandts vleermuis, hoewel eraanwijz<strong>in</strong>gen zijn dat deze soort recentelijk zowel <strong>in</strong> Nederland als <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> als zeerzeldzaam beschouwd dient te worden (Mostert et al. 2005).3.3 Huidige betekenis van <strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>3.3.1 Recente telresultatenIn de w<strong>in</strong>ter van 2004/2005 werden <strong>in</strong> totaal <strong>Limburg</strong> 116 w<strong>in</strong>terverblijven geïnspecteerd,78% van het totale huidige <strong>Limburg</strong>se bestand van 148 objecten en ongeveer 13% van hetlandelijke aantal objecten (mondel<strong>in</strong>g mededel<strong>in</strong>g Vilmar Dijkstra, Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ).In 2004 werd <strong>in</strong> 122 objecten <strong>vleermuizen</strong> geteld, waarvan er 24 niet <strong>in</strong> 2005 werdenbezocht.In 2005 werden <strong>in</strong> totaal 3946 <strong>vleermuizen</strong> geteld, 137 meer dan <strong>in</strong> het jaar er<strong>voor</strong>.In 2005 g<strong>in</strong>g het om negen soorten (tabel 2). In 2004 komt daar nog de Bechste<strong>in</strong>’s vleer-18


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Tabel 1. In <strong>Limburg</strong> waargenomen soorten <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> het VZZ-bestand tot en met 2005.Soort wetenschappelijke naam Periode aantalrecordsaantalexx.grote hoefijzerneus Rh<strong>in</strong>olophus ferrumequ<strong>in</strong>um 1954-1974 13 14kle<strong>in</strong>e hoefijzerneus Rh<strong>in</strong>olophus hipposideros 1900-1983 306 2799“baardvleermuis” Myotis mystac<strong>in</strong>us / brandtii 1900-2005 1751 22496gewone baardvleermuis Myotis mystac<strong>in</strong>us 1997-2005 78 1974<strong>in</strong>gekorven vleermuis Myotis emarg<strong>in</strong>atus 1900-2005 916 7630Franjestaart Myotis nattereri 1900-2005 1088 7190Bechste<strong>in</strong>’s vleermuis Myotis bechste<strong>in</strong>ii 1938-2004 96 99vale vleermuis Myotis myotis 1900-2005 550 2177Watervleermuis Myotis daubentonii 1900-2005 1862 41134Meervleermuis Myotis dasycneme 1900-2005 1081 5766Myotis spec. 2004 5 14“dwergvleermuis” Pipistrellus sp. 1962-2005 154 2966gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus 1997-2005 56 377laatvlieger Eptesicus serot<strong>in</strong>us 1987-2005 55 228mopsvleermuis Barbastella barbastellus 1939-1983 126 186“grootoorvleermuis” Plecotus sp. 1983-2005 101 300gewonegrootoorvleermuisPlecotus auritus 1943-2005 1206 3118grijze grootoorvleermuis Plecotus austriacus 1988-2002 11 13vleermuis spec. 1955-2005 1236 4374muis bij, wat het totaal <strong>voor</strong> dat jaar op tien soorten brengt. Ook de grijze grootoorvleermuiswordt verondersteld <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>ter <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> <strong>voor</strong> te komen, ondanks het feit dat deze soort <strong>in</strong>2002 <strong>voor</strong> het laatst met zekerheid is vastgesteld. Dit brengt het huidige soortenaantal op elf.Van de soorten die de afgelopen jaren <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven zijn aangetroffen, wordtde watervleermuis (foto 1) het meest gevonden, gevolgd door de baard<strong>vleermuizen</strong> (tabel2). Gezien de zeldzaamheid van de Brandt’s vleermuis, staat ‘baard<strong>vleermuizen</strong>’ hier naarverwacht<strong>in</strong>g vrijwel uitsluitend <strong>voor</strong> de gewone baardvleermuis (foto 2). <strong>De</strong> watervleermuis19


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>1324657820


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Tabel 2. Aantallen <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> en Nederland <strong>in</strong> 2004 en 2005. <strong>De</strong>landelijke gegevens van 2005, en <strong>in</strong> m<strong>in</strong>dere mate van 2004, zijn nog niet compleet, en zullen dus naarschatt<strong>in</strong>g iets hoger uitvallen.code soort <strong>Limburg</strong>2004<strong>Limburg</strong>2005NL2004NL2005217 watervleermuis 1269 1285 5702 4890210+211 baard<strong>vleermuizen</strong> 966 1038 2328 2355214 franjestaart 620 729 1504 1739213 <strong>in</strong>gekorven vleermuis ca. 450 460 ca. 450 460270+271 grootoor<strong>vleermuizen</strong> 117 106 1042 831218 meervleermuis 83 96 370 279220+221 dwerg<strong>vleermuizen</strong> 85 65 327 331216 vale vleermuis 47 51 51 51241 laatvlieger 1 3 15 8215 Bechste<strong>in</strong>’s vleermuis 1 0 1 2272 grijze grootoorvleermuis 0 0 0 0200 ongedeterm<strong>in</strong>eerd 95 113 301 279totaal <strong>vleermuizen</strong> 3809 3946 12164 11294objecten geteld 122 116 850-900 850-900________________________________________________________________________Foto 1. <strong>De</strong> watervleermuis, hier volledig bedekt met waterdruppels, is de meest gevonden soort <strong>in</strong><strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven. Foto: Ben Verboom.Foto 2. Ook de gewone baardvleermuis komt veel <strong>voor</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven, en wordt <strong>in</strong> aantalalleen overtroffen door de watervleermuis. Beide zijn ook landelijk de meest aangetroffensoorten. Foto: Ben Verboom.Foto 3. Zo’n 40% van de overw<strong>in</strong>terende franjestaarten wordt aangetroffen <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>sew<strong>in</strong>terverblijven, ook buiten groeven. Foto: Jan Buys.Foto 4. <strong>De</strong> <strong>in</strong>gekorven vleermuis is een typisch <strong>Limburg</strong>se soort, zowel ’s zomers als ’s w<strong>in</strong>ters. Foto:Ben Verboom.Foto 5. <strong>De</strong> vale vleermuis, die <strong>voor</strong>al <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> wordt gevonden, is door zijn grootte een opvallendeverschijn<strong>in</strong>g. <strong>De</strong>ze soort hangt doorgaans vrij aan plafond of zijwanden. Foto: Ben Verboom.Foto 6. <strong>De</strong> grijze grootoorvleermuis is als overw<strong>in</strong>teraar een zeldzame verschijn<strong>in</strong>g. <strong>De</strong> soort wordt ‘szomers <strong>in</strong> een aantal <strong>Limburg</strong>se kerken aangetroffen. Foto: Jan Buys.Foto 7. <strong>De</strong> gewone grootoorvleermuis <strong>in</strong> een <strong>Limburg</strong>se groeve. Foto: Ben Verboom.Foto 8. Gewone groot<strong>vleermuizen</strong> overw<strong>in</strong>teren soms vrijhangend, maar kruipen vaak weg <strong>in</strong> eenspleet. Foto: Ben Verboom.21


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>en de gewone baardvleermuis waren samen goed <strong>voor</strong> ruim 60% van het totaal <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong><strong>in</strong> 2005. Beide zijn ook landelijk gezien de meest talrijke soorten <strong>in</strong> w<strong>in</strong>terverblijven.<strong>De</strong>rde op de lijst is de franjestaart (foto 3), zowel <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> als <strong>in</strong> Nederland. <strong>De</strong>zesoort is <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven relatief zeer goed vertegenwoordigd met zo’n 40% vanhet landelijke totaal.Drie soorten worden uitsluitend of vrijwel uitsluitend <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> aangetroffen: de<strong>in</strong>gekorven vleermuis (foto 4), vale vleermuis (foto 5) en grijze grootoorvleermuis (foto 6). <strong>De</strong>Bechste<strong>in</strong>’s vleermuis komt men de laatste jaren ook tegen buiten <strong>Limburg</strong>. Volgens delaatste gegevens zijn overigens <strong>in</strong> 2006 zes exemplaren gevonden <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>se groeven(mondel<strong>in</strong>ge mededel<strong>in</strong>g Vilmar Dijkstra, Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ).Opvallend is het relatief grote aantal <strong>in</strong>gekorven <strong>vleermuizen</strong>. Omdat het gevondenaantal veel groter is dan het geschatte aantal dieren <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> <strong>in</strong> de zomer, komt vermoedelijkeen deel hiervan uit naburig België, waar zich verschillende kraamkoloniesbev<strong>in</strong>den (Verkem et al. 2003). In <strong>Limburg</strong> werd de soort <strong>in</strong> 2005 <strong>in</strong> 24 verblijven aangetroffen,bijna driekwart hiervan werd gevonden <strong>in</strong> zeven groeven.Eveneens opvallend is het kle<strong>in</strong>e aantal dwerg<strong>vleermuizen</strong>. <strong>De</strong> gewonedwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis zijn <strong>in</strong> w<strong>in</strong>terslaap moeilijk van elkaar teonderscheiden. Gewone dwerg<strong>vleermuizen</strong> vormen vermoedelijk de hoofdmoot van de‘dwerg<strong>vleermuizen</strong>’. <strong>De</strong> gewone dwergvleermuis wordt 's w<strong>in</strong>ters slechts spaarzaamaangetroffen <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>terverblijven. Hoewel dit de meest algemene soort van Nederland is,met een geschatte zomerpopulatie van 300.000-600.000 dieren (Limpens et al. 1997), is desoort <strong>in</strong> 2005 slechts <strong>in</strong> drie objecten waargenomen. Voor de gewone dwergvleermuis geldtdat hij, <strong>voor</strong> zover bekend, hoofdzakelijk <strong>in</strong> spouwmuren overw<strong>in</strong>tert. <strong>De</strong> dieren zijn hier<strong>in</strong>moeilijk te v<strong>in</strong>den, zodat het verspreid<strong>in</strong>gsbeeld van de gewone dwergvleermuis <strong>in</strong> dew<strong>in</strong>termaanden erg onvolledig is.Ook de algemene ruige dwergvleermuis overw<strong>in</strong>tert nauwelijks <strong>in</strong> ondergrondsew<strong>in</strong>terverblijfplaatsen. Hetzelfde geldt <strong>voor</strong> de eveneens algemene laatvlieger (geschattezomerpopulatie <strong>in</strong> Nederland 30.000-50.000 dieren; Limpens et al. 1997), waarvan slechtsenkele exemplaren werden gevonden. Net als gewone dwerg<strong>vleermuizen</strong> overw<strong>in</strong>terenlaatvliegers waarschijnlijk grotendeels <strong>in</strong> spouwmuren.Grootoor<strong>vleermuizen</strong> zijn <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> <strong>in</strong> 2005 <strong>in</strong> 44 objecten aangetroffen, maarsteeds <strong>in</strong> lage aantallen. Het totale aantal is dan ook kle<strong>in</strong>. Net als bij de baard<strong>vleermuizen</strong>geldt, dat het hier naar verwacht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> hoofdzaak om de gewone grootoorvleermuis (foto’s 7en 8) gaat. <strong>De</strong> grijze grootoorvleermuis is na 2002, zoals gezegd, niet met zekerheidaangetroffen.22


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong><strong>De</strong> meervleermuis wordt <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>ter relatief veel aangetroffen. Naast de<strong>Limburg</strong>se groeven, het “traditionele” overw<strong>in</strong>ter<strong>in</strong>gsgebied van deze soort, zijn s<strong>in</strong>dsongeveer 20 jaar bunkergangen <strong>in</strong> het Hollands du<strong>in</strong>gebied en, <strong>in</strong> m<strong>in</strong>dere mate, <strong>in</strong>Gelderland sterk <strong>in</strong> opmars. In de du<strong>in</strong>en worden momenteel ’s w<strong>in</strong>ters zelfs ruim twee maalzoveel <strong>vleermuizen</strong> geteld als <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>, <strong>in</strong> Gelderland een derde m<strong>in</strong>der dan <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>.Uit onderzoek met transponders is gebleken dat een deel van de overw<strong>in</strong>terende <strong>Limburg</strong>semeer<strong>vleermuizen</strong> afkomstig is uit de westelijke prov<strong>in</strong>cies (Haarsma 2006).Doordat <strong>vleermuizen</strong> soms diep <strong>in</strong> spleten, kieren en bij<strong>voor</strong>beeld boorgatenwegkruipen en daardoor moeilijk zichtbaar zijn, kan een deel van de jaarlijks aangetroffen<strong>vleermuizen</strong> niet met zekerheid op naam worden gebracht (foto 9). Met name <strong>in</strong> een aantal<strong>Limburg</strong>se groeven v<strong>in</strong>den we spleten en scheuren. Dit verklaart het relatief grote aantalongedeterm<strong>in</strong>eerde dieren, dat <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> <strong>in</strong> 2005 zo’n 40% bedroeg van het landelijkeaantal.3.3.2 <strong>De</strong> actuele betekenis van <strong>Limburg</strong>se objecten <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>Er zijn grote verschillen tussen objecten als het gaat om het belang <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> (tabel3 <strong>in</strong> bijlage 2). In 2005 werden <strong>in</strong> 72 verblijven (62%) tien of m<strong>in</strong>der <strong>vleermuizen</strong>waargenomen, terwijl <strong>in</strong> 19 hiervan (16%) helemaal geen <strong>vleermuizen</strong> werden gezien. Aande andere kant waren er objecten die er wat aantallen betreft uitsprongen, zoals hetZonnebergstelsel (711 <strong>vleermuizen</strong>), Groeve de Keel (444), de Barakkengroeve (374), deSchenkgroeve (254) en de Sibbergroeve (216; foto 10). Met zijn vijven waren deze groevengoed <strong>voor</strong> 46% van alle <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> 2005. Ook de Koeleboschgroeve (605 <strong>vleermuizen</strong>),waar <strong>in</strong> 2004 is geteld, mag <strong>in</strong> dit rijtje niet ontbreken.Naast het aantal <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> het huidige bestand van objecten (laatste teljaar2001-2005), geeft tabel 3 ook het aantal soorten, en het aantal dieren van ‘bijzondere’soorten die het belang van een object doen toenemen. <strong>De</strong>ze bijzondere soorten omvattende <strong>in</strong>gekorven vleermuis en de vale vleermuis, beide typisch <strong>Limburg</strong>se soorten, deeveneens typisch <strong>Limburg</strong>se en zeldzame grijze grootoorvleermuis (<strong>in</strong> 2002 <strong>voor</strong> het laatstwaargenomen <strong>in</strong> de Bemelerbosch III) en de zeer zeldzame Bechste<strong>in</strong>’s vleermuis (<strong>in</strong> 2004<strong>voor</strong> het laatst waargenomen <strong>in</strong> de Barakkengroeve). Ook de meervleermuis wordt hiergenoemd. Dit is een soort van de Nederlandse Rode Lijst, waar<strong>voor</strong> <strong>Limburg</strong> eentraditioneel overw<strong>in</strong>ter<strong>in</strong>gsgebied <strong>in</strong> Nederland vormt.Het onderl<strong>in</strong>ge belang van deze bijzondere soorten is moeilijk te vergelijken. Eenkle<strong>in</strong> aantal groeven, zoals het Zonnebergestelsel, de Koeleboschgroeve, de Sibbergroeveen de Gemeentegroeve, herbergen de grootste aantallen <strong>in</strong>gekorven <strong>vleermuizen</strong>, vale<strong>vleermuizen</strong> en meer<strong>vleermuizen</strong>. Bechste<strong>in</strong>’s vleermuis en grijze grootoorvleermuis zijn ook<strong>in</strong> m<strong>in</strong>der hoog “scorende” objecten aangetroffen. Voor alle bijzondere soorten geldt, dat zebuiten de groeven niet zijn aangetroffen.We kunnen concluderen dat, uitgaande van het aantal <strong>vleermuizen</strong>, het aantalsoorten en de bijzondere soorten, een aantal groeven de meest waardevolle w<strong>in</strong>terverblijven<strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> zijn.24


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>3.3.3 Regionaal belang van Zuid-<strong>Limburg</strong>We kunnen ons afvragen hoe <strong>Limburg</strong> “scoort” <strong>in</strong> verhoud<strong>in</strong>g tot de rest van Nederland alshet gaat om het aantal overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong>. <strong>De</strong>ze <strong>in</strong>formatie is van belang om hetprov<strong>in</strong>ciaal soortenbeleid met betrekk<strong>in</strong>g tot overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> effectief te kunnen<strong>in</strong>zetten.Als we de telresultaten van het laatste teljaar (afgezien van 2006) van alle<strong>Limburg</strong>se objecten <strong>in</strong> het huidige bestand optellen, komen we op een totaal van 5010<strong>vleermuizen</strong> (tabel 3). In 2005 alleen gaat het om 3946 <strong>vleermuizen</strong>. Op grond van hetlaatste getal kunnen we allereerst constateren dat <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> relatief veel <strong>vleermuizen</strong>overw<strong>in</strong>teren (χ 2 =15645,8, df=1, P


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>categorie ‘moeilijk telbaar’, maar toch kunnen we stellen dat ook veel groeven dermate goedzijn te overzien en dermate <strong>in</strong>tensief worden “uitgekamd”, dat de telfout naar verwacht<strong>in</strong>gkle<strong>in</strong> zal zijn. Er is dr<strong>in</strong>gend behoefte aan onderzoek naar deze telfout <strong>in</strong> verschillende typenobjecten.Als we uitgaan van ca. 5000 <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> de bekende objecten, dan kennen we,reken<strong>in</strong>g houdend met bovenstaande schatt<strong>in</strong>gen van tel- en zoekfout, momenteel naarverwacht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> de overw<strong>in</strong>ter<strong>in</strong>gsplaatsen van zo’n 5500-9770 <strong>vleermuizen</strong>.3.3.5 Typen objecten<strong>De</strong> <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>in</strong> typen objecten, zoals die wordt gehanteerd <strong>in</strong> de Landelijke Database W<strong>in</strong>tertell<strong>in</strong>gen,is gebaseerd op historische en fysieke kenmerken. In <strong>Limburg</strong> worden tot opheden de volgende typen gevonden: mergelgroeven, (vest<strong>in</strong>g)gangen, forten, bunkers, ijskelders,kelders, bak-, steen- of kalkovens, torens en “overige” objecten die niet tot de <strong>voor</strong>gaandetypen gerekend kunnen worden. Bij de onderverdel<strong>in</strong>g is niet direct gedacht aanfactoren die <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> van belang zijn. Zo is de variatie b<strong>in</strong>nen een bepaald typesoms groot en is het onderscheid, bij<strong>voor</strong>beeld tussen een kelder en een gang, nogal eensmoeilijk te maken. Anderzijds geldt <strong>voor</strong> een aantal typen dat ze zich tot op zekere hoogteonderscheiden als het gaat om <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> belangrijke eigenschappen zoals volume,klimaat en wegkruip- en hangmogelijkheden. Zo zijn mergelgroeven gemiddeld genomengroter dan kelders en bunkers en hebben zij een stabieler b<strong>in</strong>nenklimaat dan torens.Foto 11. <strong>De</strong> <strong>in</strong>gang van de Wijngaardsberggroeve, waar <strong>in</strong> 2005 85 <strong>vleermuizen</strong> van acht soortenwerden gevonden. Foto: Ben Verboom.26


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Mergelgroeven (foto 11) vormen, zoals eerder geconcludeerd werd, verreweg het belangrijkstetype w<strong>in</strong>terverblijf <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>. In het huidige bestand van 148 verblijvenbev<strong>in</strong>den zich 89 mergelgroeven, 61% van het totaal (figuur 3A). Onder de 116 <strong>in</strong> 2005getelde objecten bevonden zich 73 (63%) mergelgroeven (figuur 3B). Het is niet verwonderlijkdat dit type w<strong>in</strong>terverblijf ook de meeste <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> herbergt. In 2005 werden3706 <strong>vleermuizen</strong> geteld <strong>in</strong> mergelgroeven, 94% van het totaal <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>.A.w<strong>in</strong>terverblijven huidige bestand (n=148)2%1%3%2%1%8%3%19%61%(vest<strong>in</strong>g)gangfortbunkerijskelderkeldermergelgroevesteen-/kalkoventorenoverigB.2%w<strong>in</strong>terverblijven geteld 2005 (n=116)2%3%4%2% 4%3%17%63%Figuur 3. Verdel<strong>in</strong>g over verschillende object-typen van A. de objecten <strong>in</strong> het huidige bestand en B. deobjecten waar <strong>in</strong> 2005 is geteld.27


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Van de niet-groeven zijn kelders het best vertegenwoordigd. <strong>Limburg</strong> telt veel m<strong>in</strong>derobjecten van de overige typen.Kijken we naar het aantal <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> de niet-groeven, dan blijken de twee fortener positief uit te spr<strong>in</strong>gen met respectievelijk 28 (Fort Willem, Maastricht) en 82 (Fort St.Pieter boven) <strong>vleermuizen</strong> van vijf verschillende soorten (figuur 4). <strong>De</strong> overige objecttypendoen het beduidend m<strong>in</strong>der goed.overig n=2toren n=2steen-/kalkoven n=5kelder n=20ijskelder n=4bunker n=5fort n=2(vest<strong>in</strong>g)gang n=30 20 40 60 80 100 120aantal <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> 2005 <strong>in</strong> niet-groevenFiguur 4. Aantal <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> 2005 <strong>in</strong> niet-groeven.overig n=2toren n=2steen-/kalkoven n=5mergelgroeve n=73kelder n=20ijskelder n=4bunker n=5fort n=2(vest<strong>in</strong>g)gang n=30 10 20 30 40 50 60gemiddeld aantal <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> 2005Figuur 5. Gemiddeld aantal <strong>vleermuizen</strong> per type object <strong>in</strong> 2005.28


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Voor alle soorten geldt, dat het merendeel <strong>in</strong> 2005 <strong>in</strong> groeven is gevonden (tabel 4). Ook hetgemiddeld aantal dieren per soort was <strong>in</strong> de groeven het grootst (figuur 5), behalve <strong>voor</strong> degrootoor<strong>vleermuizen</strong>. Vijf soort(groep)en hadden <strong>in</strong> 2005 een aantoonbare <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong>groeven (chikwadraat-toets, P


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Tabel 4. A. Aantal <strong>vleermuizen</strong> (absoluut en gemiddeld per object) per soort per type w<strong>in</strong>terverblijf <strong>in</strong><strong>Limburg</strong> <strong>in</strong> 2005.B. “Voorkeuren” (chikwadraat-toets, P


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>B.Soortgroevefort(vest<strong>in</strong>g)gangbunkerijskelderkelderoventorenoverigwatervleermuis + 0 - - - - - - -baard<strong>vleermuizen</strong> + 0 - - - - - - -franjestaart + + 0 - - - - 0 -<strong>in</strong>gekorven vleermuis + 0 0 - - - - 0 0grootoor<strong>vleermuizen</strong> 0 0 0 0 0 0 0 0 0meervleermuis + 0 0 0 0 - 0 0 0dwerg<strong>vleermuizen</strong> 0 0 0 0 0 0 0 0 0vale vleermuis 0 0 0 0 0 0 0 0 0laatvlieger 0 0 0 0 0 0 0 0 0ongedeterm<strong>in</strong>eerd + 0 0 0 0 - 0 0 -In het huidige bestand (een of meer tell<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> 2001-2005) bev<strong>in</strong>den zich zeven nieuwbouwobjecten(tabel 5; foto 12). In vijf hiervan zijn <strong>vleermuizen</strong> waargenomen. Het g<strong>in</strong>guitsluitend om de gewone grootoorvleermuis. <strong>De</strong> eerste vleermuis werd <strong>in</strong> het derde (drieobjecten) of het vijfde (twee objecten) telseizoen na de bouw waargenomen. Het aantal<strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> deze objecten is bescheiden. Het maximale aantal van zes gewonegrootoor<strong>vleermuizen</strong> werd geteld <strong>in</strong> Vleermuiskelder Breebronne <strong>in</strong> 2003, zes jaar na debouw.Daarnaast zijn er nog tien objecten die vanuit een <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> ongeschiktesituatie zijn <strong>in</strong>gericht tot w<strong>in</strong>terverblijf (tabel 5). <strong>De</strong>ze bouwwerken waren <strong>voor</strong> de <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g alwel toegankelijk <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>. In vier van deze objecten werden tot op heden<strong>vleermuizen</strong> waargenomen. In drie hiervan g<strong>in</strong>g het naast een of meer grootoor<strong>vleermuizen</strong>ook om een andere soort. <strong>De</strong> <strong>in</strong>gekorven vleermuis <strong>in</strong> Bunker Melick <strong>in</strong> 1985, een van dewe<strong>in</strong>ige buiten een groeve, is bijzonder te noemen.31


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Foto 12. <strong>De</strong> ‘Tunnel Stationsweg Herkenbosch’ werd <strong>in</strong> 1990 gebouwd en was het eerste kunstmatigew<strong>in</strong>terverblijf <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>. <strong>De</strong> 36 meter lange gang is opgebouwd uit betonelementen. Tot nu toe bleef debezett<strong>in</strong>g beperkt tot een enkele grootoorvleermuis. In 2006 is het object verder aangepast om degeschiktheid <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> te vergroten. Foto’s: Wouter Jansen.32


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Tabel 5. Nieuw gebouwde en <strong>in</strong>gerichte objecten <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>, waar <strong>in</strong> de jaren 2001-2005 een of meertell<strong>in</strong>gen zijn uitgevoerd.objectnrNaameerste teljaareerstevleermuisteljaar nrmaximum aantalgewone grootooorvlmmaximum aantalandere soortenNieuwbouw948 Tunnel Stationsweg Herkenbosch 1991 1993 3 1 -978 Tunnel Jan Gijsberts America 1993 1997 5 1 -976 Vleermuiskelder A73 Horst 1996 2000 5 3 -977 Vleermuiskelder A73 <strong>De</strong> Zaar 1996 1998 3 5 -993 Vleermuiskelder Breebronne 1998 2000 3 6 -1002 Tunnel de Put Gijsberts 1999 - - - -1216 Kelder Peeters Broekhuizen 2002 - - - -<strong>in</strong>gericht als w<strong>in</strong>terverblijf919 Wildkelder Bethanië 1992 1996 5 4 1 franjestaart929 Kelder de Hamert 1993 - - - -956 Kelder Genbroek, Beek 1994 1998 5 1 1 baardvleermuis968 Kalkoven Kerckhofs 1994 - - - -983 Bunker Melick 1985 1985 1 3 1 <strong>in</strong>gekorven vlm984 Turfkoelbunker 1 1997 - - - -985 Turfkoelbunker 2 1997 - - - -987 Keulsebaanbunker 1997 2003 7 1 -989 L<strong>in</strong>nerheidekelder 1997 - - - -995 Bunker Maalbeek 1999 - - - -33


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>34


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>4 TRENDS IN AANTALSONTWIKKELING4.1 AlgemeenHet aantal overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> dat jaarlijks <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> wordt geteld, vertoont s<strong>in</strong>dsde tweede helft van de jaren ’70 een stijgende lijn (figuur 6). Vanaf 1980 worden jaarlijksmeer dan 1000 <strong>vleermuizen</strong> geteld, <strong>in</strong> 1988 ligt dit aantal al boven de 3000. Enige afvlakk<strong>in</strong>gv<strong>in</strong>dt plaats vanaf de beg<strong>in</strong>jaren ’90. <strong>De</strong> hoogste aantallen, bijna 4600, zijn tot nu toe geteld<strong>in</strong> de jaren 2002 en 2003.<strong>De</strong> toename van het aantal <strong>vleermuizen</strong> vertoont op het oog veel overeenkomstmet het toegenomen aantal objecten waar jaarlijks tell<strong>in</strong>gen hebben plaatsgevonden (figuur6). Het is echter de vraag of de jaarlijkse variatie <strong>in</strong> vleermuisaantallen hiermee wordtverklaard, of dat sprake is van een reële toename <strong>in</strong> de tijd die toegeschreven kan wordenaan andere factoren, zoals <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>gsmaatregelen en verbeterd beheer van de w<strong>in</strong>terverblijvenof verbeterde levensomstandigheden <strong>in</strong> de zomer met betrekk<strong>in</strong>g tot voedsel ofverblijfplaatsen. Hiertoe zijn trendanalyses uitgevoerd <strong>voor</strong> een aantal soorten. Hierbij isgecorrigeerd <strong>voor</strong> de toename van het aantal objecten, zodat de aantalsverander<strong>in</strong>gen alsreëel kunnen worden beschouwd.1605000140120objecten geteld<strong>vleermuizen</strong> geteld450040003500objecten geteld10080604030002500200015001000<strong>vleermuizen</strong>205000019381942194619501954195819621966197019741978198219861990199419982002Figuur 6. Het aantal getelde objecten en <strong>vleermuizen</strong> per jaar.<strong>De</strong> bereken<strong>in</strong>gen zijn uitgevoerd door het Centraal Bureau <strong>voor</strong> de Statistiek (CBS). Zijmaken gebruik van een door henzelf ontwikkelde methode, genaamd TRIM (TRend35


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>analyses In Monitor<strong>in</strong>g data) (Pannekoek & van Strien 2001). <strong>De</strong> methode maakt gebruikvan logl<strong>in</strong>eaire regressie om verander<strong>in</strong>gen tussen jaren (<strong>in</strong>dices) te berekenen. Ontbrekendegegevens (miss<strong>in</strong>g values) worden bijgeschat.4.2 Trendanalyses per soortDoor verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> telmethodiek (zie par. 3.1.) en doordat de onderzoeks<strong>in</strong>tensiteit <strong>in</strong> deloop van de jaren sterk toenam, kunnen gegevens van <strong>voor</strong> de jaren ’80 niet wordengebruikt <strong>voor</strong> trendanalyses met behulp van TRIM. Gegevens van <strong>voor</strong> 1986 zijn moeilijk tevergelijken met gegevens uit de periode erna. Vanaf 1986 wordt <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe <strong>in</strong> alle objecten<strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> zoveel mogelijk jaarlijks op dezelfde wijze geteld. Vanaf 1986 zijn gegevenstussen jaren onderl<strong>in</strong>g vergelijkbaar en voldoen de tell<strong>in</strong>gen aan de <strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> TRIM.Trends werden eerder berekend door Dijkstra et al. (2006), <strong>voor</strong> de periode 1986-2004. <strong>De</strong>nu volgende analyses gaan over de periode 1986-2005. Gegevens uit het jaar 2006 warenop het moment dat de analyses werden uitgevoerd, nog niet beschikbaar.Trends zijn berekend <strong>voor</strong> zeven soorten of soortgroepen waarvan voldoendegegevens <strong>voor</strong>handen waren. Dit zijn: <strong>in</strong>gekorven vleermuis (Myotis emarg<strong>in</strong>atus), franjestaart(M. nattereri), vale vleermuis (M. myotis), watervleermuis (M. daubentonii), meervleermuis(M. dasycneme), baard<strong>vleermuizen</strong> (M. mystac<strong>in</strong>us/brandtii) en grootoor<strong>vleermuizen</strong>(Plecotus auritus/austriacus). Vanwege determ<strong>in</strong>atieproblemen, maken wegeen onderscheid tussen de gewone baardvleermuis (Myotis mystac<strong>in</strong>us) en de Brandtsvleermuis (M. brandtii), en tussen de gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus) en degrijze grootoorvleermuis (Pl. austriacus).<strong>De</strong> <strong>in</strong>dexen (jaarlijkse aantalsverander<strong>in</strong>gen) worden per soort weergegeven,waarbij het startjaar 1986 op 100 is gesteld en het aantal <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> de daaropvolgendejaren daaraan is gerelateerd.Trends zijn berekend <strong>voor</strong> <strong>Limburg</strong> en <strong>voor</strong> groeven. Alleen <strong>voor</strong> de grootoor<strong>vleermuizen</strong>en de franjestaart was het aantal niet-groeven voldoende om ook hier<strong>voor</strong> metenige betrouwbaarheid een trendanalyse te berekenen. Ter vergelijk<strong>in</strong>g zijn ook de trends<strong>voor</strong> heel Nederland weergegeven, behalve <strong>voor</strong> de tot <strong>Limburg</strong> beperkte <strong>in</strong>gekorvenvleermuis.Ingekorven vleermuis<strong>De</strong> <strong>in</strong>gekorven vleermuis wordt tot op heden <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>ter alleen <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> aangetroffen.Vanaf 1986 zien we een sterke toename van de soort. Vanaf 1999 is de groei nog sterker(figuur 7a). In tw<strong>in</strong>tig jaar tijd is zodoende het aantal aangetroffen <strong>in</strong>gekorven <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong><strong>Limburg</strong> 18 zo groot geworden. Buiten een enkele bunker (Bunker Pepijn, Echt), fort (FortSt. Pieter onder) of kelder (Ruïnekelder kasteel Ste<strong>in</strong>), is de soort <strong>in</strong> het verleden uitsluitend<strong>in</strong> mergelgroeven aangetroffen. <strong>De</strong> positieve trend komt daarom geheel <strong>voor</strong> reken<strong>in</strong>g vande groeven.36


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>a. <strong>in</strong>gekorven vleermuis20001800<strong>Limburg</strong> groeven1600140012001000800600400200019861987198819891990199119921993199419951996199719981999200020012002200320042005Figuur 7a. Aantalsverander<strong>in</strong>genvan de <strong>in</strong>gekorvenvleermuis <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>sew<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> de periode1986-2005.b. franjestaart90008000<strong>Limburg</strong> groeven niet-groeven Nederland7000600050004000300020001000019861987198819891990199119921993199419951996199719981999200020012002200320042005Figuur 7b. Aantalsverander<strong>in</strong>genvan franjestaart <strong>in</strong><strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> deperiode 1986-2005.Franjestaart<strong>De</strong> franjestaart neemt <strong>in</strong> de onderzochte periode sterker toe dan alle andere soorten (figuur7b). In 2004 worden ruim 19 keer zoveel dieren aangetroffen dan <strong>in</strong> 1986. <strong>De</strong> <strong>Limburg</strong>se37


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>trend vertoont een sterke overeenkomst met die <strong>in</strong> de groeven. <strong>De</strong> toename buiten degroeven is nog aanzienlijk sterker. <strong>De</strong> <strong>in</strong>dexen <strong>in</strong> niet-groeven zijn echter berekend metslechts een beperkt aantal objecten (n=21) <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met de groeven (n=87).<strong>De</strong> toename <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> is ruim dubbel zo sterk als die <strong>in</strong> Nederland. Opvallend isdaarnaast dat het aantal verblijven met de franjestaart <strong>in</strong> tw<strong>in</strong>tig jaar sterk is gestegen, van11 <strong>in</strong> 1986 (22% van alle objecten dat jaar) tot 57 (49%) <strong>in</strong> 2005.Vale vleermuisHet aantal vale <strong>vleermuizen</strong> wisselde tussen 1986 en 1995 sterk. Na 1995 zette een stijg<strong>in</strong>g<strong>in</strong>, die echter niet zo sterk was als bij de <strong>voor</strong>gaande soorten. In tw<strong>in</strong>tig jaar tijd is de soorttoegenomen tot bijna drie keer het aantal dat <strong>in</strong> 1986 werd aangetroffen (figuur 7c). <strong>De</strong>zetrend komt <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> geheel <strong>voor</strong> reken<strong>in</strong>g van de groeven. <strong>De</strong> landelijke trend is vrijwelidentiek aan de <strong>Limburg</strong>se, omdat vrijwel alle Nederlandse vale <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> zijnaangetroffen.c. vale vleermuis350300<strong>Limburg</strong> groeven Nederland25020015010050019861987198819891990199119921993199419951996199719981999200020012002200320042005Figuur 7c. Aantalsverander<strong>in</strong>genvan de vale vleermuis <strong>in</strong><strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> deperiode 1986-2005.Watervleermuis<strong>De</strong> watervleermuis is vanaf de jaren ’70 van de vorige eeuw <strong>in</strong> de groeven sterktoegenomen (We<strong>in</strong>reich & Oude Voshaar 1987). Vanaf 1986 zien we een stabilisatie: hetaantal <strong>in</strong>dividuen <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> is tussen 1986 en 2005 netto slechts licht gestegen, hoewel detrends van jaar tot jaar verschillen (figuur 7d). Aangezien de meeste dieren zich <strong>in</strong> groevenbev<strong>in</strong>den, v<strong>in</strong>den we hier vrijwel hetzelfde patroon terug. Landelijk gezien is de toenamesterker dan <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>: <strong>in</strong> tw<strong>in</strong>tig jaar tijd is meer dan een verdubbel<strong>in</strong>g zichtbaar.38


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>d. watervleermuis250<strong>Limburg</strong> groeven Nederland20015010050019861987198819891990199119921993199419951996199719981999200020012002200320042005Figuur 7d. Aantalsverander<strong>in</strong>genvan de watervleermuis <strong>in</strong><strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> deperiode 1986-2005.Meervleermuis<strong>De</strong> meervleermuis kende <strong>in</strong> de periode 1986-2005 <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> ups en downs (figuur 7e). Tot1998 zien we gemiddeld genomen een lichte dalende trend, daarna een lichte toename.Netto is het aantal waarnem<strong>in</strong>gen ongeveer gelijk gebleven vergeleken met 1986. <strong>De</strong>zetrend komt vrijwel geheel overeen met die <strong>in</strong> de groeven. Landelijk gezien is demeervleermuis <strong>in</strong> tw<strong>in</strong>tig jaar wel meer dan verdubbeld.e. meervleermuis300250<strong>Limburg</strong> groeven Nederland20015010050019861987198819891990199119921993199419951996199719981999200020012002200320042005Figuur 7e. Aantalsverander<strong>in</strong>genvan de meervleermuis <strong>in</strong><strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> deperiode 1986-2005.39


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Baard<strong>vleermuizen</strong>Het aantal aangetroffen baard<strong>vleermuizen</strong> bedroeg <strong>in</strong> 2005 2,5 keer zoveel als <strong>in</strong> 1986(figuur 7f). Landelijk verdrievoudigde het aantal <strong>in</strong>dividuen, waardoor de stijg<strong>in</strong>g iets groterwas dan die <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>. <strong>De</strong> stijg<strong>in</strong>g zet, zowel <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> als landelijk, pas goed <strong>in</strong> na detijdelijke dip van 1998. <strong>De</strong> trend <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> volgt die van de groeven, omdatbaard<strong>vleermuizen</strong> <strong>voor</strong>namelijk <strong>in</strong> mergelgroeven worden aangetroffen.f. baard<strong>vleermuizen</strong>350300<strong>Limburg</strong> groeven Nederland25020015010050019861987198819891990199119921993199419951996199719981999200020012002200320042005Figuur 7f. Aantalsverander<strong>in</strong>genvan baard<strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong><strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> deperiode 1986-2005.Grootoor<strong>vleermuizen</strong><strong>De</strong> grootoor<strong>vleermuizen</strong> vertonen een zeer grillig beeld (figuur 7g). Na een aantal pieken endalen zien we dat het aantal waarnem<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> <strong>in</strong> de onderzochte periode nettoongeveer gelijk is gebleven. In de groeven zien we een ander, maar eveneens grilligverloop. In 2005 is het aantal <strong>in</strong>dividuen hier licht toegenomen ten opzichte van tw<strong>in</strong>tig jaareerder. Als enige van de hier genoemde soorten, wordt bijna de helft (48%) van degrootoor<strong>vleermuizen</strong> buiten de groeven geteld. <strong>De</strong> trend <strong>in</strong> niet-groeven is, hoewel grillig,netto licht dalend ten opzichte van 1986, en dus m<strong>in</strong>der rooskleurig dan <strong>in</strong> de groeven.Landelijk gezien is het trend eveneens wisselend, maar toch duidelijk positiever: over deperiode 1986-2005 is het aantal grootoor<strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> Nederland bijna verdubbeld.40


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>g. grootoor<strong>vleermuizen</strong>250<strong>Limburg</strong> groeven niet-groeven Nederland20015010050019861987198819891990199119921993199419951996199719981999200020012002200320042005Figuur 7g. Aantalsverander<strong>in</strong>genvan grootoor<strong>vleermuizen</strong><strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong>de periode 1986-2005.41


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>42


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>5 GESCHIKTHEID EN BEHEER VAN WINTERVERBLIJVEN5.1 Welke factoren bepalen de geschiktheid van w<strong>in</strong>terverblijven?Uit de literatuur is veel bekend over de eigenschappen die een verblijf geschikt maken <strong>voor</strong>overw<strong>in</strong>ter<strong>in</strong>g van <strong>vleermuizen</strong>. Informatie is onder meer te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> Ransome (1990) enMitchell-Jones & McLeish (2004). Hier wordt kort op deze materie <strong>in</strong>gegaan, al was hetmaar om het verschijnsel 'vleermuisw<strong>in</strong>terverblijf' tastbaarder te maken.Uit recent onderzoek blijkt overigens steeds vaker dat de traditionele term‘w<strong>in</strong>terverblijf’ aan herzien<strong>in</strong>g toe is. Vleermuizen gebruiken deze verblijven veelal als eensociale ontmoet<strong>in</strong>gsplaats, waarbij uitgebreid zwermgedrag (vliegen rond de <strong>in</strong>gang, waarbijregelmatig wordt “geland”) kan plaatsv<strong>in</strong>den, waar gepaard wordt, waar soms gefoerageerdwordt en waar geregeld ook <strong>in</strong> de zomer dieren al of niet kortstondig verblijven. Er is nogveel onderzoek nodig om dit beeld compleet te krijgen.5.1.1 Welke eisen stellen <strong>vleermuizen</strong>?B<strong>in</strong>nenklimaatIn de ruimte zelf zijn de klimatologische omstandigheden bepalend. Om gedurende dew<strong>in</strong>termaanden <strong>in</strong> lethargie te kunnen raken en deze toestand lang vast te kunnen houden,moet aan een aantal <strong>voor</strong>waarden worden voldaan. Ten eerste dient de b<strong>in</strong>nentemperatuurongeveer tussen de 0 en 10°C te zijn. Komt de temperatuur onder het vriespunt of wordtdeze te hoog, dan ontwaakt de vleermuis, hetgeen leidt tot onnodig verbruik van vetreserves.<strong>De</strong> vleermuis kan <strong>in</strong> zo'n geval genoodzaakt zijn een andere plek te zoeken, ofzelfs naar een ander verblijf te verhuizen. Onder natuurlijke omstandigheden hoeft dit geenprobleem te zijn. Gebeurt dit ontwaken al te vaak, dan kan het extra energieverbruik devleermuis fataal worden.Vleermuizen slapen <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>ter steeds periodes van enkele dagen tot enkeleweken achtereen. Tussendoor ontwaken zij, <strong>voor</strong>al om te dr<strong>in</strong>ken. In een vochtige ruimtekan een vleermuis volstaan met het likken aan de vacht, zodat het energieverbruik tot eenm<strong>in</strong>imum beperkt blijft. Uitdrog<strong>in</strong>g is een belangrijke sterftefactor. Het is daarom van grootbelang dat een w<strong>in</strong>terverblijf een hoog relatief vochtigheidsgehalte heeft. Een hoge relatievevochtigheid zal ontstaan wanneer luchtcirculaties b<strong>in</strong>nen het verblijf m<strong>in</strong>imaal zijn.<strong>De</strong> tolerantie <strong>voor</strong> klimaatschommel<strong>in</strong>gen is per soort verschillend. Gewonedwerg<strong>vleermuizen</strong> en gewone grootoor<strong>vleermuizen</strong> kunnen een dynamischer, m<strong>in</strong>derstabiel, klimaat verdragen dan bij<strong>voor</strong>beeld water<strong>vleermuizen</strong>.43


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Toegang, hangplekken en wegkruipmogelijkhedenHet verblijf moet een goede toegang hebben <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>. Vrij kunnen <strong>in</strong>vliegen,zonder de noodzaak te moeten landen, heeft de <strong>voor</strong>keur. <strong>De</strong> toegang mag daarom niet tekle<strong>in</strong> zijn. Een te grote toegangsopen<strong>in</strong>g heeft echter een ongewenste <strong>in</strong>vloed op hetb<strong>in</strong>nenklimaat. Een al te gemakkelijke toegang <strong>voor</strong> mensen vergroot tevens de kans opverstor<strong>in</strong>g door mensen of zelfs vandalisme.Wegkruipmogelijkheden en hangplekken dienen <strong>in</strong> voldoende mate <strong>in</strong> eengevarieerd aanbod <strong>voor</strong>handen te zijn. Ook hier zijn er specifieke verschillen: vale vleermuisen <strong>in</strong>gekorven vleermuis hangen doorgaans vrij aan het plafond, de meeste andere soortenkruipen bij <strong>voor</strong>keur weg <strong>in</strong> spleten, kieren of gaten, of hangen aan zijwanden.RustDoor het natuurlijke ontwaken verbruikt een vleermuis <strong>in</strong> de loop van een w<strong>in</strong>ter zo'n 75%van zijn vetreserves (Thomas 1993). <strong>De</strong> marges om de w<strong>in</strong>ter te overleven zijn dan ookkle<strong>in</strong>. Ontwaken door menselijke verstor<strong>in</strong>g kan daarom leiden tot een <strong>voor</strong>tijdig verbruik vanvetreserves en, wanneer dit vaak gebeurt, tot sterfte (Gaisler et al. 1981; Thomas 1995).Naast directe aanrak<strong>in</strong>g, kunnen ook licht- en geluidsprikkels leiden tot ontwaken (Thomas1995). Rust is daarom erg belangrijk. Menselijk bezoek, bij<strong>voor</strong>beeld bij een tell<strong>in</strong>g, dient toteen m<strong>in</strong>imum beperkt te worden. Ook ongeoorloofd bezoek dient <strong>voor</strong>komen te worden (zieook 'toegang, hangplekken en wegkruipmogelijkheden').Overigens is het waarschijnlijk dat ook verstor<strong>in</strong>g buiten de w<strong>in</strong>terslaapperiode zijnnegatieve weerslag kan hebben op het gebruik van een object als w<strong>in</strong>terverblijf (mondel<strong>in</strong>gemededel<strong>in</strong>g H. Limpens).Landschappelijke factoren<strong>De</strong> kwaliteit van het landschap <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g van een w<strong>in</strong>terverblijf is een belangrijkefactor. Geleidende vegetatiestructuren vergroten de kans dat een verblijf door <strong>vleermuizen</strong>wordt ontdekt. <strong>De</strong> ervar<strong>in</strong>g heeft geleerd dat deze objecten meer <strong>vleermuizen</strong> herbergendan geïsoleerde objecten <strong>in</strong> een open omgev<strong>in</strong>g zonder dergelijke structuren. In Gelderlandbij<strong>voor</strong>beeld, zijn objecten bekend die <strong>in</strong> potentie zeer geschikt zijn, maar waar geen<strong>vleermuizen</strong> overw<strong>in</strong>teren, vermoedelijk als gevolg van hun geïsoleerde ligg<strong>in</strong>g (Dijkstra etal. 1999).Uit onderzoek van Limpens & Jansen (<strong>in</strong> <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g) is gebleken dat <strong>in</strong> eensituatie waar<strong>in</strong> een aantal <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> geschikte objecten dichtbij elkaar gelegen zijn(zeker wanneer zich hieronder een vleermuisrijk object (‘hotspot’) bev<strong>in</strong>dt), en die bovendienmet elkaar verbonden zijn door een groenstrook, de kans op bezett<strong>in</strong>g per object aanzienlijkgroter is dan <strong>in</strong> het geval van objecten die meer geïsoleerd liggen ten opzichte van andereobjecten.44


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Daarnaast is het zo dat <strong>vleermuizen</strong> vlak <strong>voor</strong> en na hun w<strong>in</strong>terslaapperiode, en gedurendezachte nachten ook tijdens deze periode, <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g van het verblijf jagen. Hetlandschap rond een w<strong>in</strong>terverblijf moet daarom geschikt foerageerhabitat bieden.Sociale factorenSociale factoren (zwermgedrag, de aanwezigheid van territoria, de ligg<strong>in</strong>g ten opzichte vanregionale ‘hotspots’ van de soort; mondel<strong>in</strong>ge mededel<strong>in</strong>g H. Limpens) spelen waarschijnlijkeen belangrijke rol bij de mate waar<strong>in</strong> een object wordt gebruikt <strong>voor</strong> overw<strong>in</strong>ter<strong>in</strong>g. Hieroverweten we <strong>voor</strong>alsnog echter nog we<strong>in</strong>ig. Pas zeer recent zijn hier<strong>voor</strong> aanwijz<strong>in</strong>gengevonden.5.1.2 <strong>Limburg</strong>se w<strong>in</strong>terverblijven: enkele kenmerkenVan de meeste objecten <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> is bekend hoe groot het volume is, hoe het b<strong>in</strong>nenklimaatgetypeerd kan worden, en welke wegkruipmogelijkheden er zijn. We kunnen dezekenmerken relateren aan het aantal <strong>vleermuizen</strong>. Om betrouwbare uitspraken te kunnendoen over de geschiktheid van een verblijf, zal reken<strong>in</strong>g gehouden moeten worden metzowel een aantal eigenschappen van het verblijf zelf (volume, klimaat, aantal hang- enwegkruipmogelijkheden) als met landschappelijk factoren (zie par. 5.1.1.). Allereerst wordenhier kort twee factoren besproken die naar verwacht<strong>in</strong>g deels bepalend zijn <strong>voor</strong> het aantal<strong>vleermuizen</strong> dat een w<strong>in</strong>terverblijf kan bewonen: volume en b<strong>in</strong>nenklimaat. Van een derdefactor die vermoedelijk van belang is, het aantal wegkruipmogelijkheden, waren helaasonvoldoende gegevens beschikbaar.VolumeVoor de meeste groeven is een schatt<strong>in</strong>g gedaan van het volume. Het betreft hier steeds diedelen van de groeven waar daadwerkelijk tell<strong>in</strong>gen hebben plaatsgevonden. <strong>De</strong> schatt<strong>in</strong>genzijn gebaseerd op uitvoerige met<strong>in</strong>gen, uitgevoerd door E. Stevenhagen. Er is zoveelmogelijk reken<strong>in</strong>g gehouden met ganghoogte. <strong>De</strong>sondanks dienen de waarden met enige<strong>voor</strong>zichtigheid te worden gebruikt. <strong>De</strong> variatie <strong>in</strong> grootte tussen de <strong>Limburg</strong>se objecten isrelatief groot. Dit komt doordat een aantal groeven uitzonderlijke afmet<strong>in</strong>gen bereiken. Vande vier grootste worden de volumes geschat op 130.000 m 3 (Geulhemergroeve), 220.000m 3 (Zonnebergstelsel), 420.000 m 3 (Gemeentegroeve) en 500.000 m 3 (Sibbergroeve).<strong>De</strong> relatie met volume lijkt duidelijk: hoe groter het object, des te meer <strong>vleermuizen</strong>kunnen er overw<strong>in</strong>teren. We verwachten dus op <strong>voor</strong>hand een positief, l<strong>in</strong>eair, verband.<strong>De</strong>ze relatie is <strong>in</strong>derdaad aanwezig bij de <strong>Limburg</strong>se verblijven (figuur 8a; R 2 =0,26, n=103,P


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>kunnen de aantallen <strong>vleermuizen</strong> hier <strong>in</strong> de komende jaren nog toenemen. <strong>De</strong> meestegroeven daarentegen worden al vele tientallen tot zelfs enkele honderden jaren gebruiktdoor <strong>vleermuizen</strong>, waardoor sprake is van een m<strong>in</strong> of meer stabiele toestand.Overigens is de relatie met volume gecompliceerder. Om de kans op predatie doorbij<strong>voor</strong>beeld steenmarters en muizen te verkle<strong>in</strong>en, zullen <strong>vleermuizen</strong> doorgaans niet <strong>in</strong> deonderste regionen van een verblijf overw<strong>in</strong>teren. Daarnaast kunnen delen van objectenongeschikt zijn, door <strong>in</strong>stort<strong>in</strong>gen, door een ger<strong>in</strong>ge ganghoogte, door verstor<strong>in</strong>g of omredenen die we niet kennen. Daarom zou men eigenlijk alleen die delen van een object bijhet volume moeten betrekken, waar daadwerkelijk <strong>vleermuizen</strong> verwacht kunnen worden.En zouden we het helemaal goed willen doen, dan gaan we uit van het <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>geschikte oppervlakte van wanden en plafonds. Dit verklaart mogelijk deels het feit dat <strong>in</strong>zeer grote objecten naar verhoud<strong>in</strong>g m<strong>in</strong>der <strong>vleermuizen</strong> zijn aangetroffen dan verwacht.Een andere, meer aannemelijke verklar<strong>in</strong>g is dat er lokaal eenvoudigweg te we<strong>in</strong>ig <strong>vleermuizen</strong>zijn om de capaciteit van zeer grote objecten volledig te benutten. Uitschieters ‘naarbeneden’ zijn de Groeve Scheve Spar (10.000 m 3 , slechts 5 <strong>vleermuizen</strong>) en het NoordelijkStelsel (30.000 m 3 , 28 <strong>vleermuizen</strong>) Anderzijds zijn er kle<strong>in</strong>e objecten met veel <strong>vleermuizen</strong>,zoals Tunnel Kasteel Well (11 <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> 20 m 3 ) en de Carolusgroeve (15 <strong>vleermuizen</strong><strong>in</strong> 30 m 3 ).B<strong>in</strong>nenklimaatBij het onderscheid tussen klimaattypen, is uitgegaan van de mate van stabiliteit van hetb<strong>in</strong>nenklimaat. Hiertoe zijn de volgende categorieën onderscheiden (naar Dijkstra et al.1999; zie ook het Formulier W<strong>in</strong>tertell<strong>in</strong>gen van de Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ):1. stabiele objecten zijn vorstvrij, en er is we<strong>in</strong>ig tocht <strong>in</strong> het object; meestal hebbendergelijke objecten geen bovengrondse zijden en maximaal één open<strong>in</strong>g.2. matig stabiele objecten: matige tocht, enkele open<strong>in</strong>gen; doorgaans is 1 of 2 zijdenbovengronds.3. onstabiele objecten: objecten met veel tocht en vele open<strong>in</strong>gen; doorgaans zijn drie ofmeer zijden bovengronds.4. combi-objecten: (grote) objecten met twee klimaatzones: deels <strong>in</strong>stabiel, deels stabiel(bijv. kelder + bovengronds gedeelte)Naar verwacht<strong>in</strong>g zijn objecten met een stabiel b<strong>in</strong>nenklimaat gunstiger <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>dan objecten met een m<strong>in</strong>der stabiel klimaat. Combi-objecten zouden, door hun groterevariatie <strong>in</strong> klimaatomstandigheden, <strong>voor</strong> meer soorten aantrekkelijk kunnen zijn. InGelderland hadden baard<strong>vleermuizen</strong> en de franjestaart, en <strong>in</strong> m<strong>in</strong>dere mate gewonegrootoorvleermuis, een <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> deze combi-objecten (Dijkstra et al. 1999).Het is niet altijd makkelijk om te beoordelen <strong>in</strong> welke categorie een object valt.Bovendien is de beoordel<strong>in</strong>g subjectief: verschillende personen kunnen tot een verschillendoordeel komen. Dit komt de betrouwbaarheid van de klimaatgegevens niet ten goede.46


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>alle objecten (n=103)1000aantal <strong>vleermuizen</strong> + 11001011 10 100 1000 10000 100000 1000000volume (m3)groeven (n=68)1000aantal <strong>vleermuizen</strong> + 11001011 10 100 1000 10000 100000 1000000volume (m3)niet-groeven (n=35)100aantal <strong>vleermuizen</strong> + 11011 10 100 1000 10000volume (m3)Figuur 8. <strong>De</strong> relatie tussen het aantal <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> 2005 en het volume van <strong>Limburg</strong>se objecten (a),groeven (b) en niet-groeven (c).47


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong><strong>De</strong>salniettem<strong>in</strong> is het z<strong>in</strong>vol de <strong>Limburg</strong>se situatie onder de loep te nemen. Het merendeelvan zowel de groeven als de niet-groeven heeft een stabiel b<strong>in</strong>nenklimaat (tabel 6). Er zijnaan de andere kant slechts drie objecten, alle groeven, <strong>in</strong> de categorie combi-object.Gemiddeld genomen v<strong>in</strong>den we <strong>in</strong> de combi-objecten veel <strong>vleermuizen</strong>. <strong>De</strong>Geulhemergroeve (130.000 m3) en de Fluwelengroeve (40.000 m3) zijn grote combiobjecten.Het volume van de het derde combi-object, de Wijngaardsberggroeve is nietbekend.Tabel 6. Aantal <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>se objecten <strong>in</strong> 2005 <strong>in</strong> relatie tot b<strong>in</strong>nenklimaat.klimaat-stabiliteitTotaal Groeven Niet-groevenaantalobjectenvleerm uizen(gem.)aantalobjecten<strong>vleermuizen</strong>(gem.)aantalobjectenvleerm uizen(gem.)stabiel 82 36,4 56 51,5 26 3,9matig stabiel 16 2,4 6 4,7 10 1,1onstabiel 12 14,3 3 13,3 9 14,7combi-objecten 3 92,7 3 92,7 0 0totaal 113 68 45Van de groeven zijn het, geheel volgens de verwacht<strong>in</strong>g, de stabiele en combi-objecten dierelatief veel <strong>vleermuizen</strong> bevatten. Bij niet-groeven is het juist andersom. Voor dit laatste zijntwee forten, met resp. 28 en 82 <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> 2005, verantwoordelijk. Zowel matig stabielegroeven als niet-groeven waren het m<strong>in</strong>st <strong>in</strong> trek. Onder de niet-groeven zijn er geen combiobjecten.Ook hier geldt, dat een deel van de niet-groeven zich nog <strong>in</strong> de groeifase bev<strong>in</strong>dt,waardoor het aantal <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> deze objecten mogelijk <strong>in</strong> de komende jaren nog zaltoenemen.5.1.3 Invloed van landschapsfactorenIn hoeverre hebben landschappelijke waarden <strong>in</strong>vloed op de mate waar<strong>in</strong> een object door<strong>vleermuizen</strong> wordt gebruikt als w<strong>in</strong>terverblijf? Dit is een belangrijke vraag waarnaar we<strong>in</strong>igonderzoek is gedaan.<strong>De</strong> relatie tussen landschapskenmerken en het aantal getelde <strong>vleermuizen</strong> is hieronderzocht middels stapsgewijze l<strong>in</strong>eaire regressie. Hier<strong>voor</strong> is statistische software vanSPSS (versie 12.0.1) gebruikt.48


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>49


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong><strong>De</strong> volgende keuzes zijn <strong>voor</strong>af gemaakt:• Er is gekozen <strong>voor</strong> het aantal getelde <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> 2005 als afhankelijke variabele.Gezien de aantaltoenames bij veel soorten <strong>in</strong> de afgelopen jaren ligt een beperk<strong>in</strong>g totresultaten van één jaar <strong>voor</strong> de hand.• Objecten die m<strong>in</strong>der dan acht jaar toegankelijk zijn <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> (n=6), doen nietmee. <strong>De</strong>ze objecten verkeren nog <strong>in</strong> een “groeifase” wat het aantal <strong>vleermuizen</strong> betreft(ongepubliceerde gegevens CBS/VZZ).<strong>De</strong> effecten van de volgende parameters zijn onderzocht:• objecten: volume, klimaatstabiliteit• aantal andere objecten b<strong>in</strong>nen een straal van 1000 m• landschap: oppervlakte bos (loof- + gemengd + naald-), lengte l<strong>in</strong>eaire vegetatie(heggen, houtwallen, bomenrijen), lengte opgaande l<strong>in</strong>eaire wateren, oppervlaktebouwland, oppervlakte bebouw<strong>in</strong>g, lengte snelweg.<strong>De</strong> waarden van deze parameters zijn bepaald b<strong>in</strong>nen cirkels rond de objecten met eenstraal (r) van 250 m, 500 m en 750 m. <strong>De</strong> Amersfoortcoörd<strong>in</strong>aten van objecten zijn bekendtot op hectareniveau. Dit betekent dat de werkelijke locatie maximaal ca. 140 meter kanafwijken.Er is uitgegaan van l<strong>in</strong>eaire verbanden, met als verwacht<strong>in</strong>g:• l<strong>in</strong>eair positief verband: volume, klimaatstabiliteit (onstabiel ---> matig stabiel ---> stabiel ---> combi), oppervlakte bos, lengte opgaande l<strong>in</strong>eaire vegetatie, lengte l<strong>in</strong>eaire wateren• l<strong>in</strong>eair negatief verband: oppervlakte bouwland, oppervlakte bebouw<strong>in</strong>g, lengte snelwegAfhankelijk van de verdel<strong>in</strong>g van waarden van parameters, is zonodig een log-transformatietoegepast.<strong>De</strong> resultaten laten zien dat een groot deel van de variatie <strong>in</strong> aantal <strong>vleermuizen</strong> per objectverklaard wordt door het volume van het object (tabel 7). Alleen bij niet-groeven speelt kangeen relatie met volume worden aangetoond (zie ook par. 5.1.2.).Landschapsfactoren die van belang zijn:• bebouw<strong>in</strong>g (r = 250, groeven): het verband is licht positief, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot deverwacht<strong>in</strong>g• lengte lijnvormige wateren: (r = 500 en 750 m, alleen groeven)• snelweg (r = 750 m)• lengte lijnvormige vegetatie (r = 750 m, niet-groeven)• aantal objecten b<strong>in</strong>nen 1000 m (r = 500 m)50


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Van de landschapsfactoren komen ‘oppervlakte bos’ en ‘oppervlakte bouwland’ <strong>in</strong> geenenkel model <strong>voor</strong>.Tabel 7. Resultaten van een regressie-analyse (stepwise) met als afhankelijke variabele het aantal<strong>vleermuizen</strong> per object <strong>in</strong> 2005. Genoemde parameters hebben een significante <strong>in</strong>vloed op het aantal<strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> objecten <strong>in</strong> 2005. Naast volume en klimaatstabiliteit werd de <strong>in</strong>vloed bekeken van eenaantal landschapsparameters alsmede van het aantal andere objecten b<strong>in</strong>nen 1000 m.bebouw<strong>in</strong>g = oppervlakte bebouw<strong>in</strong>g, lijnwater = lengte lijnvormige wateren, lijnvegetatie = lengteopgaande lijnvormige vegetaties (heggen + houtwallen + bomenrijen), snelweg = lengte snelweg,obj1000m = aantal andere objecten b<strong>in</strong>nen 1000 m.significante parameter(s)<strong>in</strong> stepwise modelR 2 (totaal)b<strong>in</strong>nen r = 250 malle objecten volume (+) 0,60Groeven volume (+), bebouw<strong>in</strong>g (+) 0,67niet-groeven -b<strong>in</strong>nen r = 500 malle objecten volume (+), lijnwater (+), obj1000m (+) 0,64Groeven volume (+), lijnwater (+) 0,68niet-groeven -b<strong>in</strong>nen r = 750 malle objecten volume (+), snelweg (-), lijnwater (+) 0,64Groeven volume (+) 0,64niet-groeven snelweg (-), lijnvegetatie (+) 0,265.1.4 Het ’ideale’ w<strong>in</strong>terverblijfWat maakt een ruimte geschikt als w<strong>in</strong>terverblijf <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>? Dit rapport beoogtgeensz<strong>in</strong>s een handleid<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> het <strong>in</strong>richten, bouwen of beheren van een w<strong>in</strong>terverblijf tezijn. Gedetailleerde <strong>in</strong>formatie met betrekk<strong>in</strong>g tot constructie, materialen, maten en dergelijkeis aanwezig bij de vleermuisorganisaties. Inricht<strong>in</strong>g en nieuwbouw van een w<strong>in</strong>terverblijf51


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>dient daarom altijd <strong>in</strong> overleg met deskundigen van deze organisaties te gebeuren.Daarnaast kan een veelvoud aan handboeken en rapporten worden geraadpleegd. Hierwordt volstaan met een profielschets van een geschikt w<strong>in</strong>terverblijf, <strong>in</strong> de vorm van eenbeknopte opsomm<strong>in</strong>g van eigenschappen. <strong>De</strong>ze is gebaseerd op literatuur en praktischeervar<strong>in</strong>gen met bestaande verblijven. Onderstaand beeld wordt grotendeels ondersteunddoor de <strong>in</strong> par. 5.1.2 en 5.1.3 gevonden relaties.1. B<strong>in</strong>nenklimaat.Eigenschappen die een gunstig en stabiel b<strong>in</strong>nenklimaat bevorderen:• boomvegetatie direct rond het verblijf (geldt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> kle<strong>in</strong>e verblijven; Limpens &Jansen, <strong>in</strong> <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g)• het verblijf is aan alle zijden bedekt met een dikke laag grond• dikke buitenmuren• niet meer dan één of twee kle<strong>in</strong>e, open verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen naar buiten• de bodem van het verblijf is lager dan die van de omgev<strong>in</strong>g en ligt (deels) onder hetgrondwaterpeil• een groot volumeDaarnaast is <strong>in</strong> andere delen van het land gebleken, dat ‘combi-objecten’ met zowel warme,stabiele delen als koudere, m<strong>in</strong>der stabiele delen, vaak het rijkst aan soorten en <strong>in</strong>dividuenzijn. <strong>De</strong>ze bieden ruimte aan verschillende soorten met verschillende microklimatologische<strong>voor</strong>keuren.2. Wegkruipmogelijkheden en hangplekken.Omdat soorten verschillen <strong>in</strong> hun plaatskeuze <strong>in</strong> een w<strong>in</strong>terverblijf en <strong>vleermuizen</strong> demogelijkheid moeten hebben van plaats te veranderen al naar gelang de weersomstandigheden(bijv. bij strenge vorst), dienen er, zowel <strong>in</strong> aantal als <strong>in</strong> variatie, voldoende gelegenhedente zijn, waar <strong>vleermuizen</strong> kunnen wegkruipen of hangen.Veel <strong>voor</strong>komende wegkruipmogelijkheden zijn: open<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> metselwerk, spleten en nissen.Om nauwkeurig tellen mogelijk te maken dienen deze niet te diep of onoverzichtelijk tezijn. Het oppervlak van boven- en zijwanden dient ruw te zijn om vrij hangen mogelijk temaken.3. Toegang <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>.<strong>De</strong> open<strong>in</strong>g dient niet groot te zijn (zie 'b<strong>in</strong>nenklimaat'), maar ook niet te kle<strong>in</strong>. Dit laatste omvrij <strong>in</strong>vliegen van <strong>vleermuizen</strong> mogelijk te maken. In veel gevallen wordt een horizontale52


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>spleet (een "brievenbus") van ongeveer 50 x 12 cm aangebracht <strong>in</strong> een deur of schot. Eenverticale toegang is <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> ongewenst en kan zelfs als een val werken.4. Omgev<strong>in</strong>g<strong>De</strong> omgev<strong>in</strong>g van goede w<strong>in</strong>terverblijven is doorgaans ook geschikt als zomerleefgebied.Een voedselrijke omgev<strong>in</strong>g met bij<strong>voor</strong>beeld waterpartijen, oud loofbos en beschutte openruimtes is <strong>in</strong> het <strong>voor</strong>deel boven een boomloze akker, om maar eens twee uitersten tenoemen. Uit de analyse van effecten van landschapfactoren op de bezett<strong>in</strong>g van w<strong>in</strong>terverblijven,blijkt dat de aanwezigheid van geleidende structuren als lijnvormige wateren,heggen, houtwallen en bomenrijen <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g van het object een gunstige <strong>in</strong>vloedheeft. Ook bebouw<strong>in</strong>g kan een positief effect hebben. Tegelijkertijd is er een negatieve relatiemet snelwegen, die <strong>in</strong> zekere mate een barrière <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> vormen.53


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>54


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>6 BESCHERMING VAN VLEERMUIZEN EN HUN WINTERVERBLIJVEN:KANSEN EN AANBEVELINGEN6.1 Aandachtsoorten <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Als gevolg van nationale en <strong>in</strong>ternationale afspraken, draagt ook de prov<strong>in</strong>cie <strong>Limburg</strong> <strong>in</strong> deuitwerk<strong>in</strong>g van haar natuurbeleid verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> de b<strong>in</strong>nen de prov<strong>in</strong>cie <strong>voor</strong>komendesoorten <strong>vleermuizen</strong>. Als soortgroep staan <strong>vleermuizen</strong> sterk als het gaat ombescherm<strong>in</strong>g <strong>in</strong> nationale wetgev<strong>in</strong>g, <strong>in</strong>ternationale verdragen en rode lijsten. In bijlage 3wordt hiervan een overzicht gegeven. Om prioriteiten te kunnen stellen, zetten we het<strong>voor</strong>komen <strong>in</strong> deze verdragen en lijsten van de <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> overw<strong>in</strong>terende soorten <strong>vleermuizen</strong><strong>in</strong> de periode 2001-2005 op een rij (tabel 8). Afhankelijk van de scores kan denoodzaak tot speciale bescherm<strong>in</strong>g van een soort meer of m<strong>in</strong>der groot zijn. Voor eenbeoordel<strong>in</strong>g hiervan zijn niet alleen <strong>in</strong>ternationale verdragen en nationale lijsten van belang,maar moet ook de betekenis van <strong>Limburg</strong> <strong>voor</strong> de betreffende soort <strong>in</strong> Nederland wordenmeegewogen. Zoals eerder vermeld (par. 3.3.3.), vormt <strong>Limburg</strong> <strong>voor</strong> alle <strong>in</strong> de periode2001-2005 <strong>in</strong> w<strong>in</strong>terverblijven aangetroffen soorten een regionaal zwaartepunt. Daaromkunnen deze soorten alle worden aangemerkt als aandachtsoort. Op grond van(<strong>in</strong>ter)nationale wetgev<strong>in</strong>g kan daarnaast de volgende prioriter<strong>in</strong>g worden aangebracht:• lage prioriteit: (gewone) baardvleermuis, watervleermuis, gewone dwergvleermuis,laatvlieger, gewone grootoorvleermuis• middelhoge prioriteit: franjestaart, meervleermuis, grijze grootoorvleermuis• hoge prioriteit: vale vleermuis, <strong>in</strong>gekorven vleermuis, Bechste<strong>in</strong>’s vleermuisVoor alle duidelijkheid, hier wordt alleen <strong>in</strong>gegaan op soorten <strong>in</strong> ondergrondsew<strong>in</strong>terverblijven. Soorten die <strong>in</strong> boomholtes en spouwmuren overw<strong>in</strong>teren zijn natuurlijk ookvan belang, al was het maar omdat de kennis over deze soorten relatief ger<strong>in</strong>g is.6.2 Bescherm<strong>in</strong>g en beheer van w<strong>in</strong>terverblijvenS<strong>in</strong>ds 1938 zijn <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> meer dan 70 objecten verloren gegaan als object waar w<strong>in</strong>tertell<strong>in</strong>genplaatsv<strong>in</strong>den. Van 58 objecten is bekend waarom de tell<strong>in</strong>gen werden beë<strong>in</strong>digd.<strong>De</strong> redenen lopen uiteen. In 21 gevallen werd het object niet (meer) of slechts sporadischdoor <strong>vleermuizen</strong> gebruikt. Driemaal was de teller verhuisd of was deze niet meer <strong>in</strong> degelegenheid om te tellen. In de overige 34 gevallen (59%) was het object niet meer toegankelijk<strong>voor</strong> de teller, <strong>in</strong> zes hiervan ook niet meer <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>. Bij de laatstecategorie gaat het deels om mergelgroeven die door de eigenaar en/of beheerder omveiligheidsredenen, zoals <strong>in</strong>stort<strong>in</strong>gsgevaar, tot verboden gebied zijn verklaard. Maar hetkomt ook geregeld <strong>voor</strong> dat een object een andere bestemm<strong>in</strong>g krijgt, waardoor het alsw<strong>in</strong>terverblijf onbruikbaar wordt.55


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Tabel 8. Overzicht van de status en <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g van de <strong>in</strong> 2001-2005 <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> <strong>in</strong> w<strong>in</strong>terverblijvenwaargenomen soorten <strong>vleermuizen</strong>. Voor de conventies van Bern en Bonn is aangegeven <strong>in</strong> welkebijlage de betreffende soort is opgenomen (zie bijlage 3). Categorieën IUCN Red List: LR=Lower Risk,nt=near threatened, VU=vulnerable. Categorieën Nederlandse Rode Lijst en basisdocument:GE=gevoelig, KW=kwetsbaar, BE=bedreigd, OB=onvoldoende bekend. Tevens is weergegeven of<strong>Limburg</strong> <strong>voor</strong> de soort van meer dan evenredige betekenis is (+). 0=geen verschil met evenredigeverdel<strong>in</strong>g. Op grond van de totaalscore is tenslotte een suggestie gedaan <strong>voor</strong> een prioriter<strong>in</strong>g metbetrekk<strong>in</strong>g tot bescherm<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>. + lage prioriteit, ++ middelhoge prioriteit, +++ hoge prioriteitgrijze grootoorvleermuisgewone grootoorvleermuismeervleermuisBechste<strong>in</strong>’s vleermuisIngekorven vleermuislaatvliegergewone dwergvleermuiswatervleermuisvale vleermuisfranjestaartbaardvleermuisConventie van Bern II II II II III II II II II II IIConventie van Bonn /Bats AgreementHabitatrichtlijn / Natura2000II II II II II II II II II II IIIV IV II/IV IV IV IV II/IV II/IV II/IV IV IVFlora- en faunawet + + + + + + + + + + +Doelsoort NLnatuurbeleid+ + + + + + + + + + +IUCN Red List VU VU VURode Lijst Nederland KW BE BE GE GERode Lijst NLbasisdocumentGE KW BE BE GE GE GE OBRegionale betekenis<strong>Limburg</strong>bescherm<strong>in</strong>gsprioriteit<strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>+ + + + + + + (+) + + (+)+ ++ +++ + + + +++ +++ ++ + ++<strong>De</strong> mate van wettelijke bescherm<strong>in</strong>g die objecten volgens de Nederlandse wet genieten isverschillend. Alle Nederlandse <strong>vleermuizen</strong>soorten, alsmede hun verblijfplaatsen, zijnbeschermd volgens de Flora- en faunawet. Verstor<strong>in</strong>g en vernietig<strong>in</strong>g van overw<strong>in</strong>terende<strong>vleermuizen</strong> en w<strong>in</strong>terverblijfplaatsen is dus verboden. Echter, verstor<strong>in</strong>g en vernietig<strong>in</strong>g van56


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>verblijfplaatsen bij afwezigheid van <strong>vleermuizen</strong> is niet expliciet <strong>in</strong> deze wet opgenomen. Ditzou dus <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe ook gelden <strong>voor</strong> verblijven waar nog nooit <strong>vleermuizen</strong> werden aangetroffen.En dus ook <strong>voor</strong> veel nieuw gebouwde verblijven. Een negatief telresultaat <strong>in</strong> eenbepaald jaar hoeft echter niet altijd te betekenen dat het verblijf niet gebruikt is of wordt.Doordat per jaar slechts eenmalig geteld mag worden, is het heel goed mogelijk dat eerderof later <strong>in</strong> die w<strong>in</strong>ter wel <strong>vleermuizen</strong> aanwezig waren. Wanneer de bescherm<strong>in</strong>g van eenw<strong>in</strong>terverblijf om wat <strong>voor</strong> reden dan ook onder druk komt te staan, is daarom herhaalde<strong>in</strong>spectie gewenst, om zodoende meer zekerheid te krijgen over de status van het object.Indien er goede contacten zijn tussen leden van de vleermuisorganisaties eneigenaren en beheerders van objecten, biedt dit aan deze onbewoonde verblijven tochenige bescherm<strong>in</strong>g. Daarnaast is de mate van veiligstell<strong>in</strong>g van objecten afhankelijk vandegene die het object <strong>in</strong> eigendom of beheer heeft. We kunnen drie categorieën onderscheiden:overheid, natuurbescherm<strong>in</strong>gsorganisaties en particulieren of particuliereorganisaties. In het algemeen kan men stellen dat de kans op veiligstell<strong>in</strong>g van een objecthet grootst is wanneer het <strong>in</strong> eigendom is van een natuurbescherm<strong>in</strong>gsorganisatie. Hetbeheer ten behoeve van <strong>vleermuizen</strong> v<strong>in</strong>dt dan doorgaans plaats <strong>in</strong> nauw overleg met, ofdoor, leden van een vleermuisorganisatie. Een goed beheer van een w<strong>in</strong>terobject is echtervaak een kostbare zaak, waardoor ook de veiligstell<strong>in</strong>g van deze objecten niet altijd isgegarandeerd. Bovendien kan de eigenaar onder f<strong>in</strong>anciële druk genoodzaakt zijn (een deelvan) een object te exploiteren. In <strong>Limburg</strong> bezitten natuurbescherm<strong>in</strong>gsorganisaties, zoals<strong>Limburg</strong>s Landschap, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer, ongeveer 46% van deobjecten (tabel 9; zie ook bijlage 1). Hieronder bev<strong>in</strong>den zich zeer waardevolle objecten alshet Zonnebergstelsel (Natuurmonumenten), de Koeleboschgroeve, de Barakkengroeve, deSchenkgroeve (alledrie <strong>Limburg</strong>s Landschap) en de Sibbergroeve (Staatsbosbeheer).Indien de overheid of een particulier(e organisatie) eigenaar is, zijn de bestemm<strong>in</strong>gvan het object en het vleermuisvriendelijk beheer ervan <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe afhankelijk van de'goodwill' van de eigenaar. Ondanks het feit dat ook hier meestal sprake is van samenwerk<strong>in</strong>gmet een vleermuisorganisatie, kan het toch <strong>voor</strong>komen dat een object op zekermoment een andere bestemm<strong>in</strong>g krijgt toegewezen.Ruim de helft (54%) van de objecten <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>, is eigendom van een gemeente(10%) of is particulier bezit (44%). In veel gevallen is een gemeente of particulier weliswaareigenaar, maar is het beheer uitbesteed een natuurorganisatie. In het geval van groevenlaten het Natuurhistorisch Genootschap <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> en de Sticht<strong>in</strong>g OnderaardseKalksteengroeven het beheer uitvoeren door de vrijwilligers van de Sticht<strong>in</strong>g Ir. D.C. vanSchaïk.Steeds meer gemeenten gaan er toe over vleermuisverblijven op te nemen <strong>in</strong> hunbestemm<strong>in</strong>gsplannen. Om deze objecten <strong>voor</strong> de toekomst veilig te stellen, is het vanbelang ze tevens de status van natuurobject te verlenen. Hiermee wordt <strong>voor</strong>komen dat zealsnog plaats moeten maken <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld nieuwbouwwon<strong>in</strong>gen. Toch is de bescherm<strong>in</strong>gvan ondergrondse natuur, ook die <strong>in</strong> de meest waardevolle groeven, op het niveau vanbestemm<strong>in</strong>gs- en beheersplannen <strong>voor</strong>alsnog onvoldoende geregeld. Dat zou gevoedmoeten worden door aanwijz<strong>in</strong>gen tot beschermde natuur op rijksniveau (Natura2000 met57


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>de <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>gsdoelen) en op prov<strong>in</strong>ciaal niveau (begrenz<strong>in</strong>g EHS, streekplannen). Ditzou moeten leiden tot veiligstel<strong>in</strong>g van tenm<strong>in</strong>ste de meest waardevolle groeven of delenvan groeven.Tabel 9. <strong>De</strong> eigendomsituatie van w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>.eigenaar / beheerderAantal objectennatuurbescherm<strong>in</strong>gsorganisaties 68 (46%)particulieren / particuliere organisaties 65 (44%)overheid 15 (10%)6.3 Aanpass<strong>in</strong>gen van de huidige objectenOm de situatie <strong>voor</strong> overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> te verbeteren, dient <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie aandachtbesteed te worden aan het <strong>in</strong>richten en verbeteren van objecten waar reeds tell<strong>in</strong>genplaatsv<strong>in</strong>den. Gerichte aanpass<strong>in</strong>gen kunnen een object aanzienlijk verbeteren. <strong>De</strong> <strong>voor</strong>lopigeresultaten van een landelijke analyse, uitgevoerd door het CBS, laten zien dat hetaantal <strong>vleermuizen</strong> <strong>voor</strong>al de eerste zeven tot acht jaar na verbeter<strong>in</strong>g sterk kan toenemen,waarna een zekere stabilisatie optreedt (ongepubliceerde resultaten CBS/VZZ).Vanaf 1995 zijn jaarlijks <strong>in</strong> Nederland, <strong>in</strong> enkele tientallen objecten verbeter<strong>in</strong>genuitgevoerd. In 2004 zijn, <strong>voor</strong> zover bekend, <strong>in</strong> ons land zelfs meer dan 100 verblijven aangepast.Ook <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> worden elk jaar objecten verbeterd. Maatregelen betreffen vaak hetverbeteren van de toegang. Daarnaast kan het gaan om aanpass<strong>in</strong>gen om het b<strong>in</strong>nenklimaat,met name de vochthuishoud<strong>in</strong>g, te verbeteren, om te zorgen <strong>voor</strong> meer of beterehang- en wegkruipmogelijkheden, om verstor<strong>in</strong>g te <strong>voor</strong>komen, of om maatregelen die desituatie <strong>in</strong> het omliggende landschap ten goede komen. Bij dit laatste kunnen we denkenaan het kappen van vegetatie die de toegang belemmert, of juist het aanbrengen vangeleidende of beschuttende vegetatie, waardoor een betere aanvliegroute ontstaat.Hoewel de f<strong>in</strong>anciële middelen soms ontbreken, is doorgaans precies bekend water moet gebeuren. Actie is daarom op korte termijn mogelijk. Via de prov<strong>in</strong>ciale coörd<strong>in</strong>atorw<strong>in</strong>tertell<strong>in</strong>gen (L.S.G.M. Verheggen, Sticht<strong>in</strong>g IKL / VZZ, email: ludy.verheggen@vzz.nl) kanworden achterhaald welke objecten <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> aanpass<strong>in</strong>gen behoeven. Via hem kunnentelleiders worden benaderd, die gedetailleerd kunnen aangeven welke maatregelen nodig ofgewenst zijn, en <strong>in</strong> welke objecten.58


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>6.4 Uitbreid<strong>in</strong>g van het aantal w<strong>in</strong>terverblijven6.4.1 Waarom uitbreiden?In de tw<strong>in</strong>tigste eeuw raakten vele ondergrondse bouwwerken <strong>in</strong> onbruik en werdengeschikt als overw<strong>in</strong>ter<strong>in</strong>gsplaats <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>. Hierdoor kon het aantal w<strong>in</strong>terverblijvenstijgen. Aan deze ontwikkel<strong>in</strong>g lijkt echter een e<strong>in</strong>de te zijn gekomen. Veel ondergrondseruimten hebben de laatste jaren een nieuwe functie gekregen, bij<strong>voor</strong>beeld als restaurant,kantoor of wijnkelder.Een toenemend aantal mergelgroeven ontkomt niet aan commerciële exploitatie.Zo v<strong>in</strong>den s<strong>in</strong>ds enkele jaren kerstmarkten plaats <strong>in</strong> de Fluwelengroeve en deGemeentegroeve <strong>in</strong> Valkenburg. <strong>De</strong>ze trekken jaarlijks een stijgend aantal bezoekers,<strong>in</strong>middels meer dan 100.000. In de Groeve onder de Ruïne (particulier eigendom) wordenoverlev<strong>in</strong>gstochten gehouden. Ook de Sibbergroeve wordt een steeds populairderebestemm<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> toeristen. <strong>De</strong> mouta<strong>in</strong>bike- en quad-tochten worden echter <strong>voor</strong>alsnoggeorganiseerd <strong>in</strong> een gedeelte waar relatief we<strong>in</strong>ig <strong>vleermuizen</strong> overw<strong>in</strong>teren. Anders is dit<strong>in</strong> de Roebroekgroeve. S<strong>in</strong>ds het publiek hier wandeltochten kan maken, is er gaandewegeen verplaats<strong>in</strong>g geconstateerd van de overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> naar het ongestoordedeel van de groeve. In de Wilhelm<strong>in</strong>agroeve zijn de aantallen <strong>vleermuizen</strong> achteruitgegaans<strong>in</strong>ds daar activiteiten als pa<strong>in</strong>tball mogelijk zijn (mondel<strong>in</strong>ge mededel<strong>in</strong>g H. We<strong>in</strong>reich).Nu zal de ene activiteit de situatie <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> meer schaden dan de andere,toch zullen (delen van) deze objecten uite<strong>in</strong>delijk <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> m<strong>in</strong>der <strong>in</strong>teressantworden of zelfs ongeschikt raken. Het is daarom van belang verstor<strong>in</strong>g te <strong>voor</strong>komen, zomogelijk via nauw overleg met de organisatoren.Veel bouwwerken worden daarnaast opgeruimd, uit het oogpunt van veiligheid ofomdat men niet denkt aan de mogelijkheid ze een functie als vleermuisw<strong>in</strong>terverblijf tegeven. Ook de huidige tendens tot efficiënter gebruik van ruimte is niet gunstig <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>.In <strong>Limburg</strong> raken zo jaarlijks objecten <strong>in</strong> het slop. Een recent <strong>voor</strong>beeld is eenkelder <strong>in</strong> Nederweert. In december 2005 werden hier nog negen gewone grootoor<strong>vleermuizen</strong>en een baardvleermuis geteld. Nadat de eigenaar de kelder had opgeruimd enleeggepompt, vonden de tellers hier twee maanden later nog slechts één grootoorvleermuisterug.<strong>De</strong> hierboven geschetste ontwikkel<strong>in</strong>gen zullen vermoedelijk tot gevolg hebben datde beschikbaarheid van goede overw<strong>in</strong>ter<strong>in</strong>gsmogelijkheden <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> meer enmeer onder druk zal komen te staan. Bovendien voltrekken deze ontwikkel<strong>in</strong>gen zichgrotendeels buiten het zicht van vleermuis- en andere natuurbescherm<strong>in</strong>gsorganisaties.Afgezien van de bovengeschetste noodzaak om de <strong>voor</strong>ziene teruggang van hetaantal w<strong>in</strong>terverblijven <strong>voor</strong> te zijn, is het uit het oogpunt van monitor<strong>in</strong>g van belang hetaantal objecten uit te breiden. Via positieve dan wel negatieve aantalsverander<strong>in</strong>gen kanmen op het spoor komen van factoren die deze trends bepalen, waarna men maatregelenkan nemen. Vooral <strong>voor</strong> soorten die <strong>in</strong> de zomer relatief we<strong>in</strong>ig worden aangetroffen, zoals59


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>franjestaart en baardvleermuis, vormt monitor<strong>in</strong>g <strong>in</strong> w<strong>in</strong>terverblijven onze belangrijkste enmeest betrouwbare bron van gegevens met betrekk<strong>in</strong>g tot aantalsverander<strong>in</strong>gen.Het streven naar een uitbreid<strong>in</strong>g van het aantal overw<strong>in</strong>ter<strong>in</strong>gsmogelijkheden is danook gerechtvaardigd. Hieronder wordt weergegeven waar een uitbreid<strong>in</strong>g het beste kanplaatsv<strong>in</strong>den en wat de mogelijkheden hiertoe zijn.6.4.2 MogelijkhedenEen uitbreid<strong>in</strong>g van het aantal w<strong>in</strong>terverblijven kan op verschillende manieren tot standkomen:1. Het zoeken van bestaande, geschikte, w<strong>in</strong>terverblijvenHet is van belang zoveel mogelijk bestaande w<strong>in</strong>terverblijfplaatsen van <strong>vleermuizen</strong> tekennen. Dit komt niet alleen de uitvoer<strong>in</strong>g van effectief soortenbeleid, zowel prov<strong>in</strong>ciaal alsnationaal, ten goede. Zodra een "nieuw" object dat reeds wordt bezocht door <strong>vleermuizen</strong> isontdekt, kan men wettelijke bescherm<strong>in</strong>g claimen (zie ook par. 6.1. en bijlage 3) en werkenaan de verdere veiligstell<strong>in</strong>g ervan. Objecten waarvan het niet bekend is dat ze door<strong>vleermuizen</strong> worden gebruikt, zullen om die reden ook niet worden beschermd.Foto 13. <strong>De</strong> ruïne van <strong>voor</strong>malig kasteel Blyenbeek <strong>in</strong> Afferden, Noord-<strong>Limburg</strong>. In de kelderoverw<strong>in</strong>teren de laatste jaren water<strong>vleermuizen</strong>, franjestaarten en gewone grootoor<strong>vleermuizen</strong>.Foto: Natuurhistorisch Genootschap <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>, Henk Heijligers.60


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Via kle<strong>in</strong>e aanpass<strong>in</strong>gen kan men de geschiktheid van een nieuw ontdekt verblijf aanzienlijkverbeteren, zeker <strong>in</strong>dien het reeds beschikt over goede klimatologische omstandigheden.<strong>De</strong>rgelijke objecten kunnen uitgroeien tot belangrijke w<strong>in</strong>terverblijven. Buiten <strong>Limburg</strong> zijn<strong>in</strong>middels diverse succesvolle <strong>voor</strong>beelden bekend.Om meer, bestaande verblijven boven water te krijgen, zal een extra <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>ggeleverd moeten worden door zowel de vleermuisorganisaties als overheden en beherende<strong>in</strong>stanties. Hierbij kan bij<strong>voor</strong>beeld gebruik worden gemaakt van bestaande overzichten vancultuurhistorische objecten <strong>in</strong> de prov<strong>in</strong>cie. Ook publiciteit, alsmede een uitgebreid netwerkvan contacten spelen hierbij een belangrijke rol en kunnen er <strong>voor</strong> zorgen dat nieuwontdekte objecten bekend worden.2. Het <strong>in</strong>richten van bestaande, ongeschikte, ruimtes als w<strong>in</strong>terverblijf.Vrijwel elke ruimte die zich geheel of gedeeltelijk ondergronds bev<strong>in</strong>dt, is <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe geschiktte maken als w<strong>in</strong>terverblijf <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>. Hergebruik van bestaande bouwwerken kanzelfs een aanzienlijke kostenbespar<strong>in</strong>g opleveren als de kosten van sloop hoger zijn dan vanaanpass<strong>in</strong>g. Hier wordt de term 'ondergronds' gebruikt, maar <strong>in</strong> feite gaat het er om dat eenaantal zijden van het bouwwerk niet <strong>in</strong> contact staat met het buitenklimaat, doordat de ruimtezich onder het maaiveld bev<strong>in</strong>dt, doordat het is bedekt met een laag grond of doordat hetzich onder een gebouw bev<strong>in</strong>dt.In <strong>Limburg</strong> zijn s<strong>in</strong>ds het e<strong>in</strong>de van de jaren ‘80 bouwwerken van uiteenlopendeaard aangepast en geschikt gemaakt als w<strong>in</strong>terverblijf (zie ook par. 3.3.6., tabel 5). Vrijwelsteeds gaat het om bouwwerken die hun oude functie hebben verloren. Bij het zoeken naarpotentiële mogelijkheden kan men gebruik maken van beschikbare overzichten van cultuurhistorischeobjecten. Niet alleen oude objecten, zoals ijskelders, kelders van historischebouwwerken (foto 13) en bunkers, komen <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g. Bij wegwerk-zaamheden ofwon<strong>in</strong>gafbraak, stuit men vaak op recenter gebouwde ruimten. Men kan bij<strong>voor</strong>beelddenken aan een transformatorhuisje dat gesitueerd is op de plaats waar men een geluidswalwil plaatsen. In plaats van het transformatorhuisje af te breken, kan men het <strong>in</strong>bouwen <strong>in</strong> degeluidswal en <strong>in</strong>richten als vleermuisw<strong>in</strong>terverblijf. In Tilburg richtte men een <strong>voor</strong>maligekelder van een bungalow, die bovengronds was gesloopt, <strong>in</strong> als w<strong>in</strong>terverblijf. <strong>De</strong> kelder wasgelegen <strong>in</strong> een <strong>in</strong>sectenrijke omgev<strong>in</strong>g langs een bospad, waar 's zomers, met de batdetector, verschillende soorten <strong>vleermuizen</strong> waargenomen waren. <strong>De</strong> <strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong>een kansrijk w<strong>in</strong>terverblijf waren dus aanwezig.3. NieuwbouwAls gevolg van gebrekkige <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g en verkeerde plaatskeuze <strong>in</strong> het landschap, vielen deresultaten van nieuwbouwprojecten landelijk gezien <strong>in</strong> het verleden vaak tegen (zie o.m.Kalsbeek & Voute 1996). Door uitwissel<strong>in</strong>g van opgedane ervar<strong>in</strong>gen is <strong>in</strong> de loop der jarende kennis omtrent de kansrijkdom van nieuwe w<strong>in</strong>terverblijven toegenomen. Inmiddels is <strong>in</strong>den lande een aantal succesvolle nieuwbouwverblijven aangelegd. Men krijgt steeds meer61


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong><strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> de <strong>voor</strong>waarden waaraan het object en zijn omgev<strong>in</strong>g moeten voldoen om de kansop succes te vergroten. Hoewel de bouwmaterialen variëren, worden de meeste nieuweverblijven <strong>in</strong> tegenwoordig gebouwd en <strong>in</strong>gericht op een beproefde wijze. Daarnaast houdtmen meer en meer reken<strong>in</strong>g met het omliggende landschap, en met de aanwezigheid, ’szomers en ’s w<strong>in</strong>ters, van <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g. Ook bij het NHGL bev<strong>in</strong>den zichervaren mensen, die dergelijke projecten vakkundig kunnen uitvoeren en begeleiden.<strong>De</strong> uitgangssituaties bij nieuwbouw kunnen zeer verschillend zijn. Vrij veel nieuweverblijven <strong>in</strong> Nederland worden van oudsher <strong>in</strong>gebed <strong>in</strong> de geluidswal of het dijktalud vaneen weg. Voorbeelden hiervan <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> zijn de vleermuiskelders Á73 Horst’ (foto 14) en'A73 <strong>De</strong> Zaar'. In beide zijn grootoor<strong>vleermuizen</strong> aangetroffen. In andere gevallen wordenbij<strong>voor</strong>beeld duikerelementen, bij <strong>voor</strong>keur gebruikte, toegepast om het verblijf op tebouwen.Overigens is er vanuit de <strong>vleermuizen</strong> gezien <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel geen onderscheid tussennieuwbouw en het omvormen van <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> ontoegankelijk en ongeschikte bouwwerken.In beide gevallen komt een nieuw w<strong>in</strong>terverblijf beschikbaar. Aanpass<strong>in</strong>g van eenbestaand bouwwerk kan zeer <strong>in</strong>grijpend zijn, en neerkomen op het grotendeels opbouwenof herbouwen van het verblijf. Aan de andere kant wordt bij de aanleg van nieuwe objectensoms gebruik gemaakt van bestaande funder<strong>in</strong>gen.Foto 14. <strong>De</strong> ‘Vleermuiskelder A73 Horst’ werd <strong>in</strong> 1995 gebouwd <strong>in</strong> het talud van de A73. S<strong>in</strong>ds 2000overw<strong>in</strong>teren er jaarlijks enkele grootoor<strong>vleermuizen</strong>. Foto: Natuurhistorisch Genootschap <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>,Henk Heijligers.62


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong><strong>De</strong> kosten van zowel aanpass<strong>in</strong>g van bestaande bouwwerken als nieuwbouwprojectenkunnen aanzienlijk verschillen. Bij een vergelijk<strong>in</strong>g tussen beide methoden valt nieuwbouw <strong>in</strong>het algemeen duurder uit.6.4.3 Waar uitbreiden?AlgemeenEen leefgebied van <strong>vleermuizen</strong> valt uiteen <strong>in</strong> een aantal, functioneel van elkaar gescheiden,deelleefgebieden, waaraan <strong>in</strong> het algemeen verschillende eisen worden gesteld. Naastw<strong>in</strong>terverblijfplaatsen maakt een vleermuis <strong>in</strong> de loop van een jaar gebruik van zomerverblijfplaatsen,foerageergebieden, trekroutes tussen verblijfplaats en foerageergebieden enpaargebieden. Zo kan een watervleermuis niet leven <strong>in</strong> een gebied zonder boomholtes, ookal is er voldoende stilstaand water om te jagen. En een uitgestrekt bosgebied met veleboomholtes is ongeschikt <strong>voor</strong> de rosse vleermuis, als daar geen vochtige, open gebiedenzijn om te jagen. Maar omdat we naar verwacht<strong>in</strong>g van slechts een deel van de populatie<strong>vleermuizen</strong> de w<strong>in</strong>terverblijfplaatsen kennen, weten we niet <strong>in</strong> hoeverre de beschikbaarheidvan w<strong>in</strong>terverblijven een beperkende factor is <strong>voor</strong> het <strong>voor</strong>komen van <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> eengebied.Het is bekend dat sommige soorten <strong>vleermuizen</strong> afstanden van tientallen tot zelfshonderden kilometers kunnen afleggen tussen hun zomer- en w<strong>in</strong>terleefgebieden. Voorbeeldenzijn de ruige dwergvleermuis, de rosse vleermuis, de meervleermuis en de valevleermuis. Ook water<strong>vleermuizen</strong> leggen soms meer dan honderd kilometer af op weg naarhun w<strong>in</strong>terkwartieren, maar meestal zijn de afstanden kle<strong>in</strong>er. Baard<strong>vleermuizen</strong>, franjestaarten,bru<strong>in</strong>e grootoor<strong>vleermuizen</strong> en gewone dwerg<strong>vleermuizen</strong> zijn zogenaamdestand<strong>vleermuizen</strong>. Zomer- en w<strong>in</strong>terverblijfplaatsen liggen niet meer dan enkele tientallenkilometers van elkaar verwijderd. Vooral <strong>voor</strong> deze groep m<strong>in</strong>der mobiele soorten kan hetvergroten van het aanbod aan w<strong>in</strong>terverblijfplaatsen <strong>in</strong> (de nabijheid van) hun zomerleefgebiedenvan groot belang zijn.In het algemeen kan men stellen dat een toename van het aantal w<strong>in</strong>terverblijvenhet meeste effect zal hebben <strong>in</strong> gebieden die ook geschikt zijn als zomerleefgebied. Wanneermen streeft naar een evenwichtige verspreid<strong>in</strong>g van het aantal w<strong>in</strong>terverblijven over<strong>Limburg</strong>, dient men hiermee reken<strong>in</strong>g te houden. Geschikte zomerleefgebieden van <strong>vleermuizen</strong>worden meestal gekenmerkt door de aanwezigheid van opgaand loofhout, zoalsbossen, bomenlanen en houts<strong>in</strong>gels. Voedselrijke, waterrijke bostypen zijn doorgaansgunstiger dan arme, droge bossen.Waar <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>?<strong>De</strong> w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> zijn niet gelijkelijk over de prov<strong>in</strong>cie verdeeld. Naast gebiedenmet relatief veel objecten, zijn er delen van <strong>Limburg</strong> waar nauwelijks of zelfs helemaal geenw<strong>in</strong>terverblijven bekend zijn (par. 2.2.2.3., figuur 2). Zo zijn vrijwel alle groeven te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong>63


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>westelijk Mergelland. Niet-groeven uit het objectenbestand zijn <strong>voor</strong>al bekend ten zuiden vanGeleen en Sittard (zuidelijke Mijnstreek, noordelijk Mergelland; n=15), <strong>in</strong> een kle<strong>in</strong> gebied tenzuiden en zuidoosten van Roermond (n=7) en <strong>in</strong> het Maasterrassen-gebied <strong>in</strong> de noordelijkehelft van de prov<strong>in</strong>cie (n=16).Grote “lege” gebieden betreffen met name:• het zuidoosten van Zuid-<strong>Limburg</strong> (oostelijk Mergelland)• de noordelijke Mijnstreek en zuidelijke Roerstreek, een gebied grofweg begrensd doorGeleen <strong>in</strong> het zuiden en Maasbracht <strong>in</strong> het noorden.Gebieden waar de dichtheid aan w<strong>in</strong>terverblijven zeer laag is, zijn:• het Zuidelijk Peelgebied• het Noordelijk Peelgebied<strong>De</strong>len van genoemde gebieden hebben desondanks grote potentie als leefgebied <strong>voor</strong><strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> de zomer en de w<strong>in</strong>ter. Met name <strong>in</strong> oostelijk Mergelland v<strong>in</strong>den we eengrote variatie aan geschikt zomerleefgebied <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> de vorm van kle<strong>in</strong>schaligegraslanden, vochtige beekdalen, kalkgraslanden en rijk gestructureerde loofbossen. Datdeze potentiële rijkdom aan <strong>vleermuizen</strong> <strong>voor</strong>alsnog niet duidelijk blijkt uit recenteverspreid<strong>in</strong>gsgegevens (Huizenga et al. 2005), is naar verwacht<strong>in</strong>g te wijten aan een lage<strong>in</strong>ventarisatie-<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g <strong>in</strong> dit gebied. Oudere gegevens (<strong>voor</strong> 1994) geven echter wel dewaarde aan <strong>voor</strong> een groot aantal soorten <strong>vleermuizen</strong>, waaronder soorten die <strong>in</strong> ondergrondseverblijven overw<strong>in</strong>teren (Limpens et al. 1997, Huizenga et al. 2005). <strong>De</strong> kansrijkdomvan w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> oostelijk Mergelland is naar verwacht<strong>in</strong>g groot. Het is daarom zeergewenst dat de situatie <strong>voor</strong> overw<strong>in</strong>terende <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> dit gebied wordt verbeterd.Ook ten noorden van het Heuvelland zijn op veel plaatsen gunstige <strong>voor</strong>waarden<strong>voor</strong> een aantal soorten <strong>vleermuizen</strong> te v<strong>in</strong>den. Te denken valt aan loof- en gemengdbosgebied, onder meer <strong>in</strong> de vorm van beekdalbos, <strong>in</strong> Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> aanbeiden zijden van de Maas. Hier is weliswaar een aantal w<strong>in</strong>terverbljven bekend, maargezien de potentie van het gebied zouden dit er meer kunnen zijn. Potentieel kansrijke,maar objectarme, gebieden bev<strong>in</strong>den zich verder onder meer plaatselijk <strong>in</strong> het Noordelijk enZuidelijk Peelgebied, en <strong>in</strong> de noordelijke Mijnstreek en zuidelijke Roerstreek. Het gaat hier<strong>voor</strong>al om relatief vochtige gebieden met loof- en gemengd bos. Drogere situaties metnaaldbos op de hogere zandgronden zijn m<strong>in</strong>der geschikt.6.4.4 ReconstructiegebiedenIn het kader van de Reconstructiewet (december 2000) zijn <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> negen gebiedenaangewezen, waar<strong>voor</strong> reconstructieplannen worden opgesteld. <strong>De</strong> w<strong>in</strong>terobjecten <strong>in</strong><strong>Limburg</strong> zijn ongelijk verdeeld over de reconstructiegebieden (tabel 10). Vrijwel alle groevenliggen <strong>in</strong> ‘Maastricht en Mergelland’. Drie groeven bev<strong>in</strong>den zich daarnaast <strong>in</strong> ‘Parkstad64


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong><strong>Limburg</strong>’. Kijken we naar de niet-groeven, dan blijken het zuidwesten (‘Maastricht enMergelland’ en ‘Westelijke Mijnstreek’) en het uiterste noorden (‘Maasdu<strong>in</strong>en’) relatief ietsbeter vertegenwoordigd dan de rest van de prov<strong>in</strong>cie. Het reconstructiegebied ‘VenrayMeerlo-Wanssum’ telt <strong>in</strong> het geheel geen objecten.Tabel 10. Verdel<strong>in</strong>g van w<strong>in</strong>terobjecten (n = 148) over Reconstructiegebieden <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>.Reconstructiegebiedoppervlak (km 2 )totaalobjectenniet-groevennieuwbouw<strong>in</strong>gerichtMaastricht en Mergelland 334 95 9 0 1Maasdu<strong>in</strong>en 221 12 12 0 2Westelijke Mijnstreek 253 9 9 0 1Horst aan de Maas-Sevenum 178 8 8 5 0Ons WCL 322 8 8 1 5Helden 240 6 6 1 1Nederweert 404 5 5 geen geenVitaal Platteland Parkstad <strong>Limburg</strong> 179 5 2 0 1Venray Meerlo-Wanssum 186 0 0 geen geen6.4.5 F<strong>in</strong>anciële mogelijkhedenVoor de f<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g van <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g, verbeter<strong>in</strong>g en onderhoud van w<strong>in</strong>terverblijven zijnverschillende mogelijkheden. Natuurbescherm<strong>in</strong>gsorganisaties voeren de werkzaamhedendoorgaans <strong>in</strong> eigen beheer uit. Voor particulieren is dit <strong>in</strong> veel gevallen niet mogelijk. Zowelnatuurbescherm<strong>in</strong>gsorganisaties als particulieren kunnen een beroep doen op fondsen,zoals het Pr<strong>in</strong>s Bernard Cultuurfonds, het VSB-fonds, het Wereld Natuur Fonds en deMart<strong>in</strong>a de Beukelaarsticht<strong>in</strong>g.Subsidies <strong>voor</strong> verbeter<strong>in</strong>g en onderhoud van w<strong>in</strong>terverblijven kunnen ook verstrektworden vanuit het prov<strong>in</strong>ciale plattelands-, cultuurhistorisch en soortenbeleid. B<strong>in</strong>nen diverseEuropese programma’s wordt de mogelijkheid geboden projecten <strong>voor</strong> maatregelen aanactuele of potentiële w<strong>in</strong>terverblijven <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> te dienen. Enkele <strong>voor</strong>beelden zijn:Reconstructie, POP (Plattelandsontwikkel<strong>in</strong>gsprogramma Nederland), SOS (Susta<strong>in</strong>able65


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Open Space), CERES (Europees Economisch Stimuler<strong>in</strong>gsprogramma Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>), INTERREG en Leader +.66


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>DANKWOORDDit project is uitgevoerd door de Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ <strong>in</strong> opdracht van de sticht<strong>in</strong>gInstandhoud<strong>in</strong>g Kle<strong>in</strong>e Landschapselementen <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> (IKL).Het project werd mogelijk gemaakt dankzij het programma ‘Zuid-<strong>Limburg</strong>, Vitaal Platteland’met subsidie van de Europese Unie en de prov<strong>in</strong>cie <strong>Limburg</strong>. Het project is mede mogelijkgemaakt door medef<strong>in</strong>ancier<strong>in</strong>g uit het EOGFL, afdel<strong>in</strong>g Garantie.Vanuit sticht<strong>in</strong>g IKL werd het project begeleid door Ludy Verheggen en vanuit deZoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ door <strong>De</strong>nnis Wans<strong>in</strong>k.<strong>De</strong> volgende organisaties en personen ben ik dank verschuldigd <strong>voor</strong> hun bijdrage aan detotstandkom<strong>in</strong>g van dit rapport:Het Natuurhistorisch Genootschap <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong> stelde w<strong>in</strong>tertelgegevens beschikbaar aan deZoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ. Van de Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ (Vilmar Dijkstra) kreeg ik allebenodigde <strong>Limburg</strong>se gegevens uit de Landelijke Database W<strong>in</strong>tertell<strong>in</strong>gen.Informatie over <strong>Limburg</strong>se objecten en <strong>in</strong>formatie over telresultaten kreeg ik van Wiel Aelen,Jan Buys, Jos Cobben, Bernard Grol, Henk Heijligers, Wouter Jansen, Jan Kluskens, HansWe<strong>in</strong>reich en Rombout de Wijs.Ed Stevenhagen berekende volumes van groeven.Het CBS (Tom van der Meij, Arco van Strien) leverde <strong>in</strong>dexwaarden ten behoeve vantrendanalyses.Alterra (Henk Meeuwsen) berekende waarden van landschapskenmerken rond <strong>Limburg</strong>sew<strong>in</strong>terverblijven en maakte kaarten (Co Onderstal).Ludy Verheggen (Sticht<strong>in</strong>g IKL, Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ) en Herman Limpens(Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ) leverden commentaar op een eerdere versie van dit rapport.67


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>68


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>LITERATUURBaillie, J. & B. Groombridge (red.) 1996. 1996 IUCN red list of threatened animals. IUCN,Gland, Zwitserland.Bels, L. 1952. Fifteen years of bat band<strong>in</strong>g <strong>in</strong> The Netherlands. Publicatiereeks van hetNatuurhistorisch Genootschap <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>, Maastricht.Bal, D., H.M. Beije, M. Fell<strong>in</strong>ger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal & F.J. van Zadelhoff.Handboek Natuurdoeltypen. Tweede, geheel herziene editie. Rapport nr. 2001/020,Expertisecentrum LNV, Wagen<strong>in</strong>gen.Dijkstra, V., L. Verheggen, H. We<strong>in</strong>reich & B. Daemen 2006. W<strong>in</strong>tertell<strong>in</strong>gen van <strong>vleermuizen</strong><strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>. Natuurhistorisch Maandblad 95 (1): 36-40.Dijkstra, V.A.A., L.S.G.M. Verheggen, H.J.G.A. Limpens, E.A. Jansen & N. Hoogeveen 1999.Vleermuizen <strong>in</strong> Gelderland; naar een actieplan <strong>voor</strong> aandachtsoorten. Prov<strong>in</strong>cieGelderland, Arnhem / Sticht<strong>in</strong>g Vleermuisbureau, Geleen.Gaisler, H., V. Hanak & I. Horacek, 1981. Remarks on the current status of bat populations <strong>in</strong>Czechoslovakia. Myotis 18/19: 68-75.Haarsma, A.-J. 2006. <strong>De</strong> meervleermuis: ver weg of dichtbij <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>ter? Zoogdier 17 (1):11-14.Hollander H. & P. van der Reest 1994. Rode Lijst van bedreigde Zoogdieren <strong>in</strong> Nederland.Mededel<strong>in</strong>g nr. 15, Verenig<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> Zoogdierkunde en Zoogdierbescherm<strong>in</strong>g, Utrecht.Huizenga, C.E., L.S.G.M. Verheggen & R.W. Akkermans 2005. Werkatlas Zoogdieren <strong>in</strong><strong>Limburg</strong>. Sticht<strong>in</strong>g Natuurpublicaties <strong>Limburg</strong>, Roermond.Kalsbeek, M.L. & A.M. Voûte 1996. Nieuwe kunstmatige w<strong>in</strong>terverblijven <strong>voor</strong> Nederlandse<strong>vleermuizen</strong>. Lutra 39 (2): 91-105.Kugelschafter, K. 1994. Untersuchung zur Bedeutung und Optimierung der SegebergerKalkberghöhle und angrenzender Nahrungsbiotope für Fledermäuse.Abschlussbericht. Land Schleswig-Holste<strong>in</strong>, M<strong>in</strong>ister für Natur, Umwelt undLandesentwicklung.Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.) 1997. Atlas van de Nederlandse <strong>vleermuizen</strong>.KNNV, Utrecht.Limpens, H.J.G.A. & E.A. Jansen, <strong>in</strong> <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g. Forten van de Nieuwe HollandseWaterl<strong>in</strong>ie: een analyse van de functies en het belang van forten en landschap van deNieuwe Hollandse Waterl<strong>in</strong>ie <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong>. Rapport Zoogdierverenig<strong>in</strong>g VZZ,Arnhem.L<strong>in</strong>a, P.H.C. & G. van Ommer<strong>in</strong>g 1994. Rode lijst van bedreigde en kwestbare zoogdieren <strong>in</strong>Nederland. Toelicht<strong>in</strong>g op de Rode Lijst. Rapport nr. 12 IKC natuurbeheer,Wagen<strong>in</strong>gen.69


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Mitchell-Jones, A.J, & A.P. McLeish, A.P. (red.) 2004. Bat Workers' Manual (3 rd edition). Jo<strong>in</strong>tNature Conservation Committee, UK.Mostert, K., K. Spoelstra & J.P. Bekker 2005. Het <strong>voor</strong>komen van de gewonebaardvleermuis (Myotis mystac<strong>in</strong>us) en Brandts vleermuis (Myotis brandtii) <strong>in</strong>Nederland. Lutra 48 (1): 57-64.Orbons, J. 2005. Inventarisatie van de <strong>in</strong>gangen van onderaardse kalksteengroeven <strong>in</strong>Nederland. 2002-2004. Sticht<strong>in</strong>g Onderaardse Kalkgroeven, Maastricht.Pannekoek, J. & A. van Strien, 2001. TRIM 3 Manual (Trends & Indices for Monitor<strong>in</strong>g Data).Statistics Netherlands, Voorburg.Ransome, R. 1990. The natural history of hibernat<strong>in</strong>g bats. Christopher Helm, London, UK.Siepel, H., F.A. B<strong>in</strong>k, S. Broekhuizen, A.H.P. Stumpel & W.K.R. E. van W<strong>in</strong>gerden, 1993. <strong>De</strong><strong>in</strong>ternationale betekenis van Nederland <strong>voor</strong> de fauna. 1. <strong>De</strong> terrestrische fauna. IBNrapport012. IBN-DLO, Wagen<strong>in</strong>gen.Thomas, D., 1993. Cont<strong>in</strong>uous radio-telemetry of body temperatures of hibernat<strong>in</strong>g Myotislucifugus: <strong>in</strong>itiation, tim<strong>in</strong>g, and duration of arousals. Proceed<strong>in</strong>gs of the VIthEuropean Bat Research Symposium, Evora, Portugal, 22-27 August 1993.Thomas, D. W.,1995. Hibernat<strong>in</strong>g bats are sensitive to nontactile human disturbance.Journal of Mammalogy 76 (3): 940-946.Verboom, B. 2002. <strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> Noord-Brabant. Rapport 2001.29.Verenig<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> Zoogdierkunde en Zoogdierbescherm<strong>in</strong>g, Arnhem.Verheggen, L.S.G.M. & H.J.G.A. Limpens 2000. Ekologische Kapitaal Index Zoogdieren.Haalbaarheidsstudie referentiewaarden <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> w<strong>in</strong>terverblijven. Rapportnummer 99.06, Sticht<strong>in</strong>g Vleermuisbureau, Geleen.Verkem, S. J. <strong>De</strong> Maeseneer, B. Vandendriessche, G. Verbeylen & S. Yskout (red.) 2003.Zoogdieren <strong>in</strong> Vlaanderen: ecologie en verspreid<strong>in</strong>g van 1987 tot 2002. NatuurpuntStudie / JNM-Zoogdierenwerkgroep, Mechelen / Gent, België.We<strong>in</strong>reich, J.A. & J.H. Oude Voshaar 1987. Populatieontwikkel<strong>in</strong>g van overw<strong>in</strong>terende<strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> de mergelgroeven van Zuid-<strong>Limburg</strong> (1943-1987). Rapport 87.13.Rijks<strong>in</strong>stituut <strong>voor</strong> Natuurbeheer, Leersum.70


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>BIJLAGEN71


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>72


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Bijlage 1. Overzicht van het huidige bestand van w<strong>in</strong>terverblijven <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>. Het betreft hieralle w<strong>in</strong>terverblijven waar 1. <strong>in</strong> de jaren 2001-2005 een of meer tell<strong>in</strong>gen hebbenplaatsgevonden én 2. waar toekomstige tell<strong>in</strong>gen zijn <strong>voor</strong>zien.startjaar: jaar waar<strong>in</strong> de eerste telgegevens bekend zijnSTM? ja: toestemm<strong>in</strong>g Staatstoezicht op de Mijnen <strong>voor</strong> betred<strong>in</strong>g object; nee: object nog niet gekeurdBouwjaar: 0: onbekend, 1: <strong>voor</strong> 1700, 2: 1700-1800, 3: 1801-1900, 4: 1901-1950, 7: 1901-1939, 8:1940-1945, 10: 1946-1950, 5: 1951-1980, 6: na 1980, 9: exact bouwjaar bekendBouwmateriaal: 1: beton, 2: baksteen, 3: pu<strong>in</strong>, 4: hout, 5: comb<strong>in</strong>aties van 1-4, 9: overigplotnummertelnummerobjectnummernaam objectX YEigenaar/beheerderBunker Kathagerbroek-Nuth999 279 279 190.6 326.4 1998 n.v.t. Natuurmonumenten 7 1Geulhemergroeve 860 87 87 182.9 319.7 1900 ja St. de Rotswon<strong>in</strong>g 0 9Fluwelengroeve 844 63 63 186.2 319.1 1943 jagemeenteValkenburg1 9Gemeentegroeve 845 68 68 186.1 319.2 1943 jagemeenteValkenburg0 9Schenkgroeve 912 163 163 181.7 320.4 1944 ja <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Cannerberggroeve 815 30 30 174.6 314.1 1945 ja Limbugs landschap 2 9Vallenberggroeve 843 57 57 186.6 318.0 1945 ja SBB 1 9Gasthuisdellen totaal 821 99 181.7 317.5 1955 ja <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Apostelhoevegroeve 874 96 96 174.6 315.5 1955 jaSt. Lambert vonMiddel2 9Sibbergroeve 842 55 55 186.1 317.5 1958 ja SBB 0 9Flessenberggroeve 903 143 143 186.2 317.6 1958 particulier 0 9Koeleboschgroeve 820 35 35 182.3 318.1 1961 ja <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Cluysberggroeve 818 33 33 181.9 317.9 1962 ja <strong>Limburg</strong>s landschap 0 9Roebroekgroeve 848 75 75 185.7 318.5 1962 jaSteenkolenmijnDaelhemergr.0 9Bergske van Rosalie(Amor)859 84 84 183.1 319.8 1963 ja particulier 0 9Scharkgroeve 808 26 26 175.5 315.3 1972 ja particulier 0 9Mettenberggroeve V 829 42 42 182.2 316.7 1975 ja <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Steenkolenmijn totaal 847 74 99 185.0 318.0 1979 ja particulier 0 9Catacombengroeve 849 78 78 185.6 319.7 1980 ja particulier 0 9Bonsdaelgroeve /Vlaberg863 89 89 182.4 320.0 1980 ja <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9IJskelder Jansberg,Mook920 202 1 193.1 417.1 1986 n.v.t. Natuurmonumenten 0 2Ruïnekelder Jansberg,Mook922 202 3 193.1 417.1 1986 n.v.t. Natuurmonumenten 0 2RuïnekelderSt Holyden/v924 206 206 201.1 405.4 1986 n.v.t.BleyenbeekRijckevorsel0 2Kasteelruïne Horst 931 213 1 201.6 386.5 1986 n.v.t. gemeente Horst 1 2IJskelder Arcen 933 214 214 210.8 387.2 1986 n.v.t. <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 2Bakoven Kaldenbroek 935 216 216 207.9 383.1 1986 n.v.t. particulier 0 2Kelders d'Erp, Baarlo 938 219 219 204.5 371.6 1986 n.v.t. particulier 3 2Kelders Keverborg,KesselstartjaarSTM?941 222 222 201.5 367.0 1986 n.v.t.gemeenteNederweertBouwjaar2 2Bouwmateriaal73


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Zonnebergstelsel 806 8 8 176.3 315.2 1987 ja Natuurmonumenten 0 9W<strong>in</strong>kelberggroeve 817 32 32 181.8 317.8 1987 ja <strong>Limburg</strong>s Landschap 2 9Roothergroeve 831 43 43 182.3 316.7 1987 ja particulier 0 9Schoorberggroeve II 832 43 126 182.4 316.7 1987 ja <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Scharnderberggroeve 835 44 105 180.4 316.3 1987 jaSt. Steunf. jeugdw.DB1 9Wilhelm<strong>in</strong>agroeve 905 146 146 186.4 318.9 1987 ja <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Kruitkelder Kasteel Well 925 207 1 203.6 396.2 1987 n.v.t. Ennerson College 0 2Bunkers Herongerberg 936 217 217 212.1 377.6 1987 n.v.t. particulier 4 1Noordelijk stelsel 803 1 1 176.1 316.0 1988 ja Natuurmonumenten 0 9Fort St.Pieter onder 804 1 1 175.9 316.3 1988 ja Natuurmonumenten 2 9Boschberggroeve(Voorberg)810 28 28 174.5 314.8 1988 ja St. Jezuitenb. St. Lim 2 9Nieuwe groeveSt.Joseph833 44 44 180.5 316.2 1988 ja particulier 0 9Groeve Theunissen II 911 162 162 174.7 316.1 1988 ja particulier 0 9Groeve aan de Heide 914 165 165 186.8 317.7 1988 ja BBL 0 9Kelder Oranjerie Arcen 934 215 215 210.3 387.2 1988 n.v.t. <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 2Ruïnekelder kasteelSte<strong>in</strong>952 233 233 180.8 330.4 1988 n.v.t. particulier 0 5Fort Willem, Maastricht 959 240 240 175.4 318.6 1988 n.v.t. gemeente Maastricht 2 2Vest<strong>in</strong>gwerken BosscheFronten960 241 241 175.6 318.3 1988 n.v.t. gemeente Maastricht 2 2Fort St. Pieter boven 961 242 242 175.9 316.3 1988 n.v.t. Natuurmonumenten 2 2Witte toren kasteel Ste<strong>in</strong> 1198 233 2 180.8 330.4 1988 n.v.t. particulier 0 5Rode toren Ste<strong>in</strong> 1206 233 3 180.8 330.4 1988 n.v.t. particulier 0 2Bemelerbosch II 822 39 39 181.7 317.5 1989 nee particulier 0 9Bemelerbosch III 823 39 39 181.7 317.4 1989 nee <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Bemelerbosch grub 824 39 39 181.7 317.5 1989 nee <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Mettenberggroeve II 826 42 40 181.8 317.1 1989 nee <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Mettenberggroeve III 827 42 41 181.9 317.1 1989 nee <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Mettenberggroeve IV 828 42 42 181.9 317.0 1989 nee <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Groeve e<strong>in</strong>dePlenkertweg851 79 79 185.4 319.5 1989 neegemeenteValkenburg0 9Carolusgroeve 852 79 79 185.3 319.5 1989 nee particulier 0 9Wolfsdriesgroeve 854 81 81 184.2 319.6 1989 nee <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Kle<strong>in</strong>eBonsdalgroeve=Vlaberg864 89 89 182.3 320.0 1989 nee <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Groeve Staal 866 89 89 182.3 320.1 1989 nee particulier 0 9Groeve achter deKalkbranderij868 90 90 182.2 320.3 1989 nee particulier 0 9Groeve westelijk vanSchunck869 90 90 182.0 320.3 1989 nee <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Groeve boven deKalkbranderij870 90 90 182.2 320.2 1989 nee <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Fallenberggroeve 875 97 97 174.5 315.0 1989 ja St. Jezuitenberg 2 9Mosterdberggroevezuid878 108 108 180.3 315.2 1989 nee SBB 0 9Hotsboomgroeve 882 111 111 180.2 314.5 1989 ja SBB 0 9Canadasbergske 888 118 118 186.6 317.8 1989 nee SBB 0 9Gewandgroeve II 892 121 121 186.8 318.3 1989 nee Natuurmonumenten 0 9Pruus Karelgroeve II 893 123 123 187.2 317.9 1989 nee SBB 0 9Groeve Heide 897 129 129 183.4 319.7 1989 ja particulier 0 974


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Paradijsbergske a 898 130 130 183.6 319.6 1989 nee <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Paradijsbergske c 900 130 130 183.5 319.7 1989 nee <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Bekkersbergske 902 142 142 186.3 318.2 1989 nee SBB 0 9Nieuwe groeve 907 154 154 183.7 319.7 1989 nee <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Schaelsberggroeve 908 158 158 187.2 319.3 1989 neegemeenteValkenburg0 9Tunnel kasteel Well 926 207 2 203.6 396.2 1989 n.v.t. Ennerson College 0 2Kalkoven Biebosch 966 248 248 186.5 318.2 1989 n.v.t. particulier 0 5IJskelder Strijthagen 1200 246 1 200.5 321.7 1989 n.v.t. particulier 0 2Nevencluysberggroeve 819 34 34 182.0 318.0 1990 nee St Limb. landschap 0 9Wijngaardsberggroeve 837 50 49 180.0 313.9 1990 ja SBB 0 9Kle<strong>in</strong>berggroeve noord 880 109 109 180.3 314.9 1990 ja SBB 0 9Kle<strong>in</strong>berggroeve zuid 881 110 110 180.2 314.8 1990 ja SBB 0 9Barbecuegrotje 813 28 28 174.6 314.4 1991 nee <strong>Limburg</strong>s landschap 0 9Aardappelgrotje 814 28 28 174.7 314.4 1991 nee <strong>Limburg</strong>s landschap 3 9Mettenberggroeve I 825 42 40 181.7 317.1 1991 nee <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Varkensgat 839 52 52 180.2 313.9 1991 nee SBB 0 9Viltergroeve 853 80 80 184.7 319.4 1991 ja <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Heiberggroeve 890 119 119 186.7 317.8 1991 ja SBB 0 9Kamertje bovenSt.Jansbosch896 124 124 187.1 317.9 1991 nee SBB 0 9Groeve onder de ruïne 904 144 144 186.2 319.2 1991 ja particulier 0 9kelder <strong>De</strong> Bedelaer 942 223 223 191.9 360.3 1991 n.v.t. particulier 0 2Ravensboschgroeve III 1201 159 169 185.2 320.7 1991 ja SBB 0 9Lebensboschgroeve 886 115 115 180.3 312.4 1992 nee SBB 0 9Waterkelder Jansberg,Mook921 202 2 193.1 417.1 1993 n.v.t. Natuurmonumenten 0 2Groeve de Tombe 809 27 27 175.3 315.1 1994 nee Natuurmonumenten 7 9Groeve Sansoved 889 118 118 186.7 317.8 1994 nee SBB 0 9GroevePenderkoolhofweg = 915 180 180 190.7 321.7 1994 nee particulier 0 9CroateloakGroeve Sevensprongh-Noord916 181 181 191.2 320.8 1994 nee WML 0 9Groeve Sevensprongh-Zuid917 182 182 191.2 320.8 1994 nee WML 0 9Kruittoren Kasteel Well 927 207 3 203.6 396.2 1994 n.v.t. Ennerson College 0 2Kalkoven Sch<strong>in</strong>-op-Geul965 247 247 189.8 318.6 1994 n.v.t. particulier 0 9IJskelder Vaeshartelt 1205 239 1 178.8 321.2 1994 n.v.t. particulier 0 2Groeve de Keel 876 100 100 173.7 314.5 1995 ja particulier 0 9Gewandgroeve I 891 120 120 186.7 318.4 1995 nee Natuurmonumenten 0 9Groeve Scheve Spar 894 124 124 187.1 317.6 1995 nee SBB 0 9Steenoven Daniken 954 235 235 187.3 330.6 1995 n.v.t. particulier 0 2Bunker 2 Nederweert 1209 262 2 178.8 366.7 1995 n.v.t. particulier 9 1Bunker 1 Nederweert 1210 262 1 178.8 366.7 1995 n.v.t. particulier 9 1Groeve Zoeren Drees 884 114 114 180.3 312.6 1996 nee SBB 0 9Henkeput 887 115 115 180.2 311.7 1996 nee SBB 0 9Kelder kasteelruïnegracht932 213 2 201.6 386.5 1996 n.v.t. Gem. Horst 1 2Scheggeldergroeve 1461 114 114 180.6 312.8 1996 ja SBB 0 975


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Barakkengroeve onder+ midden856 83 4 183.4 319.5 1997 ja <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Kelder Wellenste<strong>in</strong> 980 260 260 183.1 362.5 1997 n.v.t. particulier 9 2CommandobunkersNederweert982 262 262 178.8 366.7 1997 n.v.t. particulier 9 1Spoorlijnbunker 988 268 268 204.4 353.0 1997 n.v.t. NS 9 1Bosheidebunker 990 270 270 202.6 361.3 1997 n.v.t. Gem. Swalmen 4 1Groeve het1199 151 151 184.4 316.3 2001 ja <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 9Houbenbergske IKoepelgroeve 858 84 84 183.2 319.9 2002 particulier 0 9Bunderberggroeve 1204 127 127 182.6 315.8 2002 nee <strong>Limburg</strong>s landschap 0 9Aardappelopslag 1222 292 292 191.5 416.9 2002 ja particulier 0 2Gerard ten HaafBietenkelder Nuth 1223 291 291 189.9 325.5 2002 n.v.t. particulier 0 9Kasteel Amstenrade 1387 295 4 192.9 327.9 2004 n.v.t. particulier 0 2Kelder D(e<strong>in</strong>de droge gr.)Kasteel Amstenrade 1388 295 3 192.9 327.9 2004 n.v.t. particulier 0 2Kelder C(z-zijde droge gr.)Kasteel Amstenr. 1389 295 2 192.9 327.9 2004 n.v.t. particulier 0 2Kelder B(n-zijde droge gr.)Kasteel Amstenrade 1390 295 1 192.9 327.9 2004 n.v.t. particulier 0 9Kelder A(onder p-plaats)Kelder Belfeld 1391 296 296 204.7 368.2 2004 n.v.t. Rijkswaterstaat 7 2Vuursteenmijn Ryckholt 1392 115 115 180.4 311.9 2004 nee SBB 0 5Keldertje Slavante 1 1467 13 1 176.5 315.1 2005 nee particulier 2 9Keldertje Slavante 2 1468 13 2 176.6 315.1 2005 nee particulier 2 9Bunker Melick 983 263 263 199.0 352.0 1985 n.v.t. particulier 8 1Mosterdberggroeve 879 108 108 180.3 315.3 1989 nee SBB 0 9noordWildkelder Bethanië 919 201 201 189.7 420.3 1992 n.v.t. Natuurmonumenten 5 1Kelder <strong>De</strong> Hamert 929 211 211 209.4 391.2 1993 n.v.t. <strong>Limburg</strong>s Landschap 0 2IJskelder Genbroek, 956 237 237 183.4 327.2 1994 n.v.t. Gem. Beek 0 5BeekKalkoven Kerckhofs 968 249 2 195.6 319.0 1994 n.v.t. particulier 0 5Turfkoelbunker 1 984 264 264 204.3 351.0 1997 n.v.t. particulier 8 1Turfkoelbunker 2 985 265 265 204.4 350.9 1997 n.v.t. particulier 8 1Keulsebaanbunker 987 267 267 204.0 351.7 1997 n.v.t. Gem. Roerdalen 8 1L<strong>in</strong>nerheidekelder 989 269 269 195.8 352.7 1997 n.v.t. particulier 0 2Bunker Maalbeek 995 275 275 207.7 368.8 1999 n.v.t. particulier 8 1Tunnel Stationsweg 948 229 229 202.0 353.6 1993 n.v.t. Gem. Roerdalen 9 1HerkenboschTunnel Jan Gijsberts 978 258 258 196.5 384.4 1995 n.v.t. SBB 9 1AmericaVleermuiskelder A73 976 256 256 201.7 385.9 1996 n.v.t. Gem. Horst/RWS 9 2HorstVleermuiskelder A73 977 257 257 206.4 379.0 1996 n.v.t. Gem. Horst/RWS 9 2<strong>De</strong> ZaarVleermuiskelder993 273 273 201.5 376.9 1999 n.v.t. particulier 9 1BreebronneTunnel de Put Gijsberts 1002 282 282 194.7 383.4 1999 n.v.t. particulier 9 1Kelder Mart PeetersBroekhuizen1216 293 293 207.5 388.5 2002 ja particulier 076


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Bijlage 2. Aantallen <strong>vleermuizen</strong>, soorten en bijzondere soorten per object. Van Bechste<strong>in</strong>’svleermuis en grijze grootoorvleermuis zijn alle waarnem<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de periode 2001-2005vermeld.objectnummernaam objectlaatste teljaaraantal<strong>vleermuizen</strong>aantalsoortenBechste<strong>in</strong>’svleermuisgrijze grootoorvleermuis<strong>in</strong>gekorvenvleermuismeervleermuisVale vleermuismergelgroeven806 Zonnebergstelsel 2005 711 8 72 15 20820 Koeleboschgroeve 2004 605 6 102 15876 Groeve de Keel 2005 444 6 8 6856 Barakkengroeve onder + midden 2005 374 6 ‘04: 1 7 1912 Schenkgroeve 2005 254 6 56 5842 Sibbergroeve 2005 216 7 81 3 11815 Cannerberggroeve 2004 172 8 ‘01: 1 13 1845 Gemeentegroeve 2005 135 7 51 11 9903 Flessenberggroeve 2005 131 5 16 15831 Roothergroeve 2005 124 5 7 3860 Geulhemergroeve 2005 123 7 14 1 1863 Bonsdaelgroeve 2003 88 4 2837 Wijngaardsberggroeve 2005 85 8 28 1 2808 Scharkgroeve 2005 85 5 1835 Scharnderberggroeve 2005 83 5 4 1874 Apostelhoevegroeve 2005 81 5 10844 Fluweelengroeve 2005 70 5 8 8818 Cluysberggroeve 2005 69 8 1 1 1853 Viltergroeve 2004 68 5 1821 Gasthuisdellen totaal 2004 55 5 3833 Nieuwe groeve St.Joseph 2005 53 5 10 1843 Vallenberggroeve 2005 53 4 44 2904 Groeve onder de ruïne 2005 50 6 2 4849 Catacombengroeve 2005 36 7 9 1859 Bergske van Rosalie (Amor) 2005 31 5 1875 Fallenberggroeve 2005 30 6 ‘02: 1 17 1 31201 Ravensboschgroeve III 2005 30 5 1 1803 Noordelijk stelsel 2005 28 5 ‘03: 1832 Schoorberggroeve II 2005 25 4868 Groeve achter de Kalkbranderij 2005 24 3804 Fort St.Pieter onder 2005 22 4 ’01-03: 1848 Roebroekgroeve 2005 21 31199 Groeve het Houbenbergske I 2005 21 4 7892 Gewandgroeve II 2005 18 377


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>809 Groeve de Tombe 2005 18 1864 Kle<strong>in</strong>e Bonsdalgroeve 2005 16 4890 Heiberggroeve 2005 15 4866 Groeve Staal 2003 15 3852 Carolusgroeve 2005 15 3897 Groeve Heide 2003 15 3817 W<strong>in</strong>kelberggroeve 2005 14 5905 Wilhelm<strong>in</strong>agroeve 2004 14 3825 Mettenberggroeve I 2005 12 5 2894 Groeve Scheve Spar 2002 12 4 1 1829 Mettenberggroeve V 2003 12 3891 Gewandgroeve I 2005 12 3911 Groeve Theunissen II 2005 12 2881 Kle<strong>in</strong>berggroeve zuid 2005 10 5 1 1827 Mettenberggroeve III 2005 10 4898 Paradijsbergske a 2005 10 4902 Bekkersbergske 2005 9 4847 Steenkolenmijn totaal 2005 9 2822 Bemelerbosch II 2005 8 4814 Aardappelgrotje 2005 8 3826 Mettenberggroeve II 2005 8 2908 Schaelsberggroeve 2005 8 2914 Groeve aan de Heide 2005 8 2810 Boschberggroeve (Voorberg) 2005 7 4 1858 Koepelgroeve 2005 7 4 1880 Kle<strong>in</strong>berggroeve noord 2005 6 2813 Barbecuegrotje 2005 5 3828 Mettenberggroeve IV 2005 5 3893 Pruus Karelgroeve II 2005 5 3887 Henkeput 2004 5 2839 Varkensgat 2005 4 2851 Groeve e<strong>in</strong>de Plenkertweg 2005 4 2 3854 Wolfdriesgroeve 2004 4 2896 Kamertje boven St.Jansbosch 2005 4 1907 Nieuwe groeve 2005 4 1878 Mosterdberggroeve zuid 2005 3 21468 Keldertje Slavante 2 2005 3 2917 Groeve Sevensprongh-oost 2005 3 1900 Paradijsbergske c 2005 2 2823 Bemelerbosch III 2005 2 1 ‘02: 1870 Groeve boven de Kalkbranderij 2005 2 1882 Hotsboomgroeve 2003 2 1884 Groeve Zoeren Drees 2005 2 1889 Groeve Sansoved 2005 2 1915 Groeve Penderkoolhofweg 2005 2 1916 Groeve Sevensprongh-west 2005 2 178


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>1204 Bunderberggroeve 2005 2 1819 Nevencluysberggroeve 2005 1 1824 Bemelerbosch grub 2005 1 1869 Groeve westelijk van Schunck 2005 1 1888 Canadasbergske 2005 1 11467 Keldertje Slavante 1 2005 1 1879 Mosterdberggroeve noord 2005 0 0886 Lebensboschgroeve 2005 0 01461 Scheggeldergroeve 2004 0 0(vest<strong>in</strong>g)gangen960 Vest<strong>in</strong>gwerken Bossche Fronten 2005 12 41392 Vuursteenmijn Ryckholt 2005 7 3948Tunnel StationswegHerkenbosch2005 1 1forten961 Fort St. Pieter boven 2005 82 4959 Fort Willem, Maastricht 2005 28 5bunkers983 Bunker Melick 2005 3 1936 Bunkers Herongerberg 2005 0 0982 Commandobunkers Nederweert 2004 0 0984 Turfkoelbunker 1 2005 0 0985 Turfkoelbunker 2 2005 0 0987 Keulsebaanbunker 2004 0 0988 Spoorlijnbunker 2004 0 0995 Bunker Maalbeek 2005 0 0990 Bosheidbunker 2001 0 0999 Bunker Kathagerbroek-Nuth 2004 0 01209 Bunker 2 Nederweert 2004 0 01210 Bunker 1 Nederweert 2004 0 0ijskelders920 IJskelder Jansberg, Mook 2005 7 11200 IJskelder Strijthagen 2005 7 1933 IJskelder Arcen 2005 6 2956 IJskelder Genbroek, Beek 2001 0 01205 IJskelder Vaeshartelt 2005 0 0kelders925 Kruitkelder Kasteel Well 2005 15 3924 Ruïnekelder Bleyenbeek 2005 13 3926 Tunnel kasteel Well 2005 11 3980 Kelder Wellenste<strong>in</strong> 2005 8 2931 Kasteelruïne Horst 2005 7 2993 Vleermuiskelder Breedsonne 2005 6 11390 Kasteel Amstenrade Kelder A 2005 5 279


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>952 Ruïnekelder kasteel Ste<strong>in</strong> 2004 4 2919 Wildkelder Bethanië 2005 3 1976 Vleermuiskelder A73 Horst 2005 2 11388 Kasteel Amstenrade Kelder C 2005 2 1921 Waterkelder Jansberg, Mook 2005 1 1938 Kelders d'Erp, Baarlo 2004 1 1942 Kelder de Bedelaer 2004 1 11389 Kasteel Amstenrade Kelder B 2005 1 1922 Ruïnekelder Jansberg, Mook 2004 0 0929 Kelder <strong>De</strong> Hamert 2005 0 0932 Kelder kasteelruïne gracht 2005 0 0934 Kelder Oranjerie Arcen 2004 0 0941 Kelders Keverborg, Kessel 2004 0 0977 Vleermuiskelder A73 <strong>De</strong> Zaar 2005 0 0989 L<strong>in</strong>nerheidekelder 2005 0 01216 Kelder Mart Peeters Broekhuizen 2004 0 01223 Bietenkelder Nuth 2005 0 01387 Kasteel Amstenrade Kelder D 2005 0 0978 Tunnel Jan Gijsberts America 2005 0 01002 Tunnel de Put Gijsberts 2005 0 0bak-, steen-, kalkovens935 Bakoven Kaldenbroek 2005 3 1954 Steenoven Daniken 2005 1 1966 Kalkoven Biebosch 2005 1 1965 Kalkoven Sch<strong>in</strong>-op-Geul 2005 0 0968 Kalkoven Kerckhofs 2005 0 0torens1198 Witte toren kasteel Ste<strong>in</strong> 2005 4 11206 Rode toren Ste<strong>in</strong> 2005 0 0overig1391 Kelder Belfeld 2005 4 1927 Kruittoren Kasteel Well 2005 0 01222Aardappelopslag Gerard tenHaaf2004 0 080


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Bijlage 3. (Inter)nationale verdagen en lijsten met betrekk<strong>in</strong>g tot natuurbescherm<strong>in</strong>g <strong>in</strong>Europa en Nederland.• <strong>De</strong> Conventie van Bern: Verdrag <strong>in</strong>zake de bescherm<strong>in</strong>g van wilde dier- enplantensoorten en hun natuurlijke leefmilieu <strong>in</strong> Europa.Bijlage II: strikt beschermde diersoorten. Omvat alle Nederlandse soorten <strong>vleermuizen</strong>behalve de gewone dwergvleermuis.Bijlage III: beschermde diersoorten die 'exploitatie' kunnen verdragen; de exploitatiemoet zodanig gereguleerd zijn dat deze soorten niet <strong>in</strong> gevaar komen. Hier<strong>in</strong> isopgenomen de gewone dwergvleermuis.• <strong>De</strong> Conventie van Bonn: Verdrag <strong>in</strong>zake de bescherm<strong>in</strong>g van trekkende wildediersoorten.Bijlage II: soorten waar<strong>voor</strong> de bescherm<strong>in</strong>g <strong>in</strong>ternationaal geregeld moet worden <strong>in</strong>'agreements'. Omvat alle Nederlandse soorten <strong>vleermuizen</strong>.• The Agreement on the Conservation of Bats <strong>in</strong> Europe, ook wel Bats Agreementgenoemd. Dit is een door de Nederlandse overheid geratificeerde uitwerk<strong>in</strong>g van deConventie van Bonn.• <strong>De</strong> Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG <strong>in</strong>zake de <strong>in</strong>standhoud<strong>in</strong>g van natuurlijkehabitats en de wilde flora en fauna).Bijlage II: soorten waarvan de bescherm<strong>in</strong>g de aanwijz<strong>in</strong>g van speciale beschermdegebieden vereist. Hier<strong>in</strong> zijn enkele Nederlandse soorten <strong>vleermuizen</strong> opgenomen.Alle Nederlandse soorten <strong>vleermuizen</strong> zijn opgenomen <strong>in</strong> bijlage IV: soorten die strengebescherm<strong>in</strong>g behoeven.Alle gebieden die zijn beschermd via de Habitatrichtlijn, zijn tevens onderdeel van‘Natura 2000’, een samenhangend netwerk (<strong>in</strong> opbouw) van beschermdenatuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie.• Flora- en Faunawet: alle soorten <strong>vleermuizen</strong> genieten bescherm<strong>in</strong>g volgens deNederlandse Flora- en Faunawet.• Lijst van doelsoorten <strong>voor</strong> het Nederlandse natuurbeleid. Gebaseerd op de rode lijstenen i-soortenlijsten. Zie het 'Handboek Natuurdoeltypen <strong>in</strong> Nederland' (Bal et al. 2001).Zie <strong>voor</strong> i-doelsoorten: Wans<strong>in</strong>k (2001).• i-(doel)soorten: soorten waar<strong>voor</strong> Nederland een <strong>in</strong>ternationale verantwoordelijkheiddraagt.Uitgewerkt <strong>in</strong> '<strong>De</strong> <strong>in</strong>ternationale betekenis van Nederland <strong>voor</strong> de fauna 1: deterrestrische fauna' (Siepel et al. 1993).Beslissende criteria: de ligg<strong>in</strong>g van Nederland b<strong>in</strong>nen het verspreid<strong>in</strong>gsgebied en hetpercentage van het soortareaal dat b<strong>in</strong>nen West-Europa ligt.81


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>Bruikbaarder <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> is de aanzet tot een i-soortenlijst <strong>in</strong> het 'basisidocument<strong>voor</strong> de Rode Lijst van Bedreigde Zoogdieren <strong>in</strong> Nederland' (Hollander & van der Reest1994).Criteria: (1) de soort of ondersoort komt geheel of <strong>voor</strong> een belangrijk deel <strong>in</strong> Nederland<strong>voor</strong>, (2) de soort is <strong>in</strong> <strong>in</strong>ternationaal opzicht zeldzaam of bedreigd, (3) de soortoverw<strong>in</strong>tert <strong>in</strong> ons land, komt hier om te paren of bezoekt ons land kortstondig tijdens detrek.Beide i-soortenlijsten zijn <strong>in</strong>middels achterhaald. Volgens de laatste <strong>in</strong>zichten dienen alle<strong>in</strong> Nederland <strong>voor</strong>komende soorten als i-doelsoorten te worden beschouwd (zie ookWans<strong>in</strong>k 2001).• Rode Lijst van Bedreigde en kwetsbare Zoogdieren <strong>in</strong> Nederland (L<strong>in</strong>a & vanOmmer<strong>in</strong>g 1994).Categorieën: 'verdwenen', 'ernstig bedreigd', 'bedreigd', 'kwetsbaar', 'gevoelig' en'onvoldoende bekend'.• Rode Lijst van Bedreigde Zoogdieren <strong>in</strong> Nederland / basisdocument (Hollander &van der Reest 1994)Categorieën: zie bij 'Rode Lijst'.Een <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>in</strong> categorieën <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> mede gebaseerd op het aantal kolonies.• Internationale Rode Lijst / IUCN Red List of Threatened Animals (Baillie &Groombridge 1996).Lijst van soorten die op wereldschaal worden bedreigd.Categorieën: 'ext<strong>in</strong>ct', 'ext<strong>in</strong>ct <strong>in</strong> the wild', 'critically endangered', 'endangered','vulnerable', 'lower risk' (gebruikt <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met: 'conservation dependent', 'nearthreatened' of 'least concern'), 'data deficient', 'not evaluated'.82


VZZ<strong>W<strong>in</strong>terverblijven</strong> <strong>voor</strong> <strong>vleermuizen</strong> <strong>in</strong> <strong>Limburg</strong>83

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!