Vragen Antwoorden Questions Réponses - weblex.irisnet.be ...

Questions et Réponses – Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale – 15 juillet 2008 (n° 42)Vragen en Antwoorden – Brussels Hoofdstedelijk Parlement – 15 juli 2008 (nr. 42)177La plante se développe surtout dans des milieux ouverts etinstables sur des sols nus et filtrants, comme les landes à bruyèreou les pelouses calcaires, où elle peut à terme concurrencer la florelocale. En Région bruxelloise, ces milieux sont quasi absents. LeSéneçon se retrouve principalement sur les ballasts de voiesferrées, les décombres et remblais, c'est-à-dire sur les terrainsferroviaires et les « friches ». Bien que ne constituant pas des sitesprotégés de haute valeur biologique, ces milieux ne sont néanmoinspas sans importance pour la biodiversité régionale.C'est la raison pour laquelle un suivi périodique de la situationest réalisé pour le compte de Bruxelles Environnement, quiparticipe également activement aux différents groupes de travailnationaux relatifs aux espèces invasives.De plant ontwikkelt zich vooral in open en weinig stabielelandschappen op onbegroeide en filtrerende bodems, zoals heidegrondof kalkgrasland, waar op termijn de plaatselijke flora in hetgedrang zou kunnen komen. In het Brussels gewest zijn dergelijkeomgevingen quasi onbestaand. Het Zuid-Afrikaanse kruiskruid isvoornamelijk te vinden op ballast van spoorbanen, puin en aanaarding,dat wil zeggen op spoorweggronden en op brakke grond.Hoewel het hier niet om beschermde sites met hoge biologischewaarde gaat, zijn deze sites evenwel niet onbelangrijk voor deregionale biodiversiteit.Daarom wordt er regelmatig een controle van de situatieuitgevoerd voor rekening van Leefmilieu Brussel die ook actiefdeelneemt aan de verschillende nationale werkgroepen over deinvasieve soorten.Question n° 669 de M. Mustapha El Karouni du 6 juin 2008(Fr.) :Les chenilles processionnaires.De couleur grisâtre, les chenilles processionnaires présententdes flancs plus clairs et sont recouvertes de poils. Les premièresinvasions de chenilles processionnaires remontent aux années 90.Les chenilles processionnaires se nourrissent de feuilles de chêne.Elles peuvent provoquer des défoliations importantes lorsqu'ellessont présentes en masse. Dès la fin du jour, elles se déplacent enprocession à la recherche de feuillage pour se nourrir.Ces chenilles sont communes en Europe centrale et du Sudmais elles ont tendance à se propager à d'autres pays, dont laBelgique et principalement la Flandre. Certains expliquent cettepropagation par l'augmentation des températures liées aux gaz àeffet de serre. Leurs poils, d'une longueur de 0,2 à 0,3 millimètre,sont particulièrement urticants pour l'être humain mais aussi lesanimaux.Disposant à leur extrémité de petits crochets, ils sont facilementdispersés par le vent. Ils apparaissent sur les chenilles de mi-mai àfin juin. Lors d'un contact cutané avec ces poils, les personnestouchées peuvent souffrir de démangeaisons, d'éruptions douloureuseset de yeux rouges. Ces désagréments peuvent perdurerjusqu'à deux semaines mais ils disparaissent dans la plupart descas de manière spontanée. En cas de contact oculaire profond et desoins insuffisants, les poils peuvent occasionner, dans des cas trèsrares, une cécité. L'extermination des chenilles processionnairesdoit être confiée à des professionnels.Notre pays avait été touché l'année dernière par ces chenilles.Après avoir envahi le Limbourg, elles avaient touché des communesdu Brabant flamand ainsi que Neder-Over-Hembeek, près del'hôpital militaire. En ce qui concerne Bruxelles, les chênaies quise concentrent à proximité du bois de la Cambre et du RougeCloître ont été identifiées comme des zones à risques.Je souhaiterais obtenir des renseignements complémentaires etvous poser les questions suivantes :– Quelles sont les procédures de surveillance qui ont été mises enplace suite à ces invasions ?Vraag nr. 669 van de heer Mustapha El Karouni d.d. 6 juni2008 (Fr.) :De processierupsen.De processierupsen zijn grijsgrauw met een lichtgekleurdezijde en zijn behaard. De eerste rupsen zijn hier waargenomen inde jaren 90. Ze voeden zich met eikenbladeren. Ze kunnenaanzienlijke ontbladeringen veroorzaken als ze massaal aanwezigzijn. Vanaf het einde van de dag verplaatsen ze zich in processieop zoek naar voedsel.Die rupsen komen algemeen voor in Centraal-Europa en inZuid-Europa en lijken ook in andere landen in opmars, onder meerin België en vooral in Vlaanderen. Sommige verklaren dit door dehogere temperatuur ten gevolge van het broeikaseffect. Hunbrand haren die 0,2 tot 0,3 milimeter lang zijn zijn uitermateprikkend voor de mens en voor dieren.De brandharen zijn aan het uiteinde voorzien van kleinehaakjes en worden gemakkelijk verspreid met de wind. Ze verschijnenop de rupsen van medio mei tot eind juni. Mensen diemet de huid in contact komen met die haren kunnen last krijgenvan jeuk, pijn en rode ogen. Die ongemakken kunnen tot tweeweken blijven duren maar verdwijnen in de meeste gevallenspontaan. In geval van contact met de ogen en onvoldoendeverzorging kunnen de haren in zeer zeldzame gevallen blindheidveroorzaken. De verdelging van de processierupsen moet wordenopgedragen aan professionals.Ons land werd vorig jaar geteisterd door die rupsen. NaLimburg, kwamen ze ook voor in Vlaams-Brabant en in Neder-Over-Heembeek, in de buurt van het Militair Hospitaal. In Brusselzijn de eikenbossen vooral te vinden in de buurt van hetTerkamerenbos en van het Rood Klooster die als gevarenzoneskunnen worden beschouwd.Ik zou meer inlichtingen willen en de volgende vragenstellen :– Welke bewakingsprocedures zijn er ingesteld bij dezeplagen ?