11.07.2015 Views

n HET

n HET

n HET

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

01 1065 007* UB AMSTERDAM


DEL E V E N SVANPLUTARCHUS.


J. ALLAE. T Ixcud.


D EL E V E N SV A NDOORLUCHTIGEGRIEKENENROMEINEN,ONDERLINGVERGELEEKEN,DOORPLUTARCHUS.UT<strong>HET</strong> OORSPRONKEI.YKE GRTEKSCH , GEHEEL OP NIEUW , VER­TAALD , EN <strong>HET</strong> ZEER VELE AANTEKENINGEN OPGEHELDERD.EERSTEDEEL.METPLAATEN.TE A M S T E R D A M , BYJOH ANNES A L L A R T.H D C C L X ï ï I ï i


V O O R R E D E .J^T/g daar dan, gtinjlig Lezer, een aanvanggemaakt met het uitgeeven van eene NederduitfcheVertaaling der Levens van DoorluchtigeMannen , zo Grieken, als Romeinen, onderlingvergeleeken door PLUTARCHUS. Waarlyk! eene Jloute Onderneming, maar die, geluktzy wel, van groot nut zal kunnen zyn,en de Kundigheden van die genen , welke onderons de Oude, of zogenoemde geleerde Taaienniet verjlaan , op eene ongelooflyke wyzeuitbreiden. De Uitgetver deed, op onderfcheidenety'den, aanzoek by my, dat ik deze taakwilde opneemen. Ik wees zulks voorheen geheelvan de hand. Geen wonder! Wie merkt niet,hoe vele, en vclerley de vereischten zyn, welkehier moesten zamenloopen ? — * Wtlk eentyd hier aan zoude moeten worden te kost ge-Iggd? Eéne Bedenking, evenwel, haalde, wanneer het aanzoek vernieuwd werdt,in het eind de Schaal over: de Vrees, naamelyk,dat men onzen Landgenooten geene Overzettingvan den oorfpronkelyken PLUTARCHUS ;* 3 maar,


V O O R R E D E .VIIhouden, dat deze Vertaaling geenszins is gefchiedmet oogmerk om den Geleerden voor tslichten ; maar wel ten dienfle van hunsditliefst de levendige Taaien leezen, of ook nietanders kunnen: ten dienfle, dus, van onzenLandaart.Wy erkennen, daaretiboven, eengepast en beoordeelend gebruik van de FranfcheVertaaling te hebben gemaakt in opzichtder Aantekeningen, en meenen al hetwezenlyke daar uit in de onze overgebragtte hebben. In het leven van PLUTARCHUS zelvcnis het Franfche Stuk van DACIER meer vannaby gevolgd, zonder het echter te veel te vertrouwen.Liever hebben wy in alles ons eigenoordeel willen gebruiken, en zulks heeft totvele zo Aflaatingen, als Byvoegzels; misfehienook tot eenige Verbeteringen, gelegenheid gegeeven.Vooral zyn de aangehaalde plaatzenvan PLUTARCHUS , in dat Leven , niet naarD ACIER , maar naar het Grieksch zelf vertolkt.Be vrye, of liever de losbandige wyze van vertaaien,by de Franfchen doorgaans in gebruik,gaf hier toe aanleidinge.FranfchenDen nieuwenPLUTARCHUS van VAURILLIERS ; ook*4den


vin V O O R R E D E ,den Engelfchen , hebben wy tot heden niet gezien.Ondertusfchen bleek het , geduurendeden loop der Vertaalinge van dit eerjleDeel, 't welk thans het licht ziet, en waaraande Uitgeever het keurigst cieraad heeft bygezet;(*) dat eene Onderneeming, als deze3zoudezy(*) De Afbeeldingen der vermaarde Grieken en Romeinendoor PLUTARCHUS befehreeven , en in dit werk geplaatst, zyn gevolgd naar afdrukken van gefneedenebteenen der Ouden, door PUIL. DAN. LIPPERT, inSaxifchetalkaarde op de origineelen afgedrukt; welke ,1fd> ukkenoneindig dulirzaamer , vaster, fcherper en voor minderp-rjs te bekomen zyn , dan die in Italiën in Zwavel afgedruktworden.•Tot geleide deezer afdrukken heeft de Heer LIPPERTdaarby uitgegeeven twee 4 0 . Boekdeelen , in de Hoogduitfchetaal te Leipfig in 7 jaar 1767 op de Drukkerjvan B. c. BREiTKOPFF en ZOON gedrukt, ten Tytel voerende:Dnctyliotliec ;das ist Sammlung gerchnittener Steine derAUeu aus denen vornchmften Muleis in Europa zum nutzender fchönen Kunste und Kunstier in zwey taufend af««klieken, ediret von PUIL. DAN.LIPPERT, Anno MDCCLXVH.Het eerfte Deel bevat eene Verklaring der MytholosrJfehe,en het tweede Deel eene Verklaring der Historifcliegefnedene Steenen, mei aamvyzing waar dezelve in deVer-


0 2 ,VOORREDE,IXzy tydig en geregeld worden voortgezet, dooreen - enkelen Perzoon, die buiten dat met veltandere bezigheden bezet was , niet zou kunnen•worden volvoerd. Weshalven men befloot naarhylpe om te zien ; het werk te verdeden , ende Levens der Romeinen aan tenen tweedenVertaaler over te laatcn. Zulks is reeds aanvankelykgefchicd in het Leven van NUMA :terwyl men voornemens is, by ver volg, op dezezelfde wyze voort te gaan. De verfcheidenheidvan Styl, hier uit noodzaakelyk voortvloeyende,zal den Lezer, zo dra hy hier van, naarbchooren , verwittigd is , noch verwonderen ,noch fchaaden. De onderfcheidene Stukken tochyan zeer vele Griekfche Schryvers zyn , evenzo,Verzameling der Afdrukken , die , verdeeld in T—II duizendenz. en in i—'i of meerder Laaden of'Plankjes, waaropde afdrukken zyn vastgehecht, volgens hunne nommerste vinden zyn. Dus is de THE^.US, de ^fte Steen , die hy2befchryft, te vinden in het Mi tl. II. P. t. n. 37. de RO-»IULUS - 455 -M i l L I L P-2- n ' LYCUiGÜS- 313.MUI. I. P. 2- «• l 8 l « e K d e N u m7 *>$ 7 ~2 11. 204. — alle in het tweede Deel, als hehoorende totde ÊtsiorifcheJc.Hrceven.verzameling der gefnedene Steenen, be-*5l'P'


XII V O O R R E D E -heidsperzoon , den Redenaar te fchilderen;„ maar brengt zyn en Lezer, ah het ware, in„ het Kabinet, of liever in de Harten der„ Perzoonen, van welken hy fpreekt, en maakt„ hem kennis met den Vader, den Echtgenoot,„ den Meester, den Vriend. Wy fchynen methun te leeven en om te gaan , en tegen-„ woordig te zyn by hunne Partyen van ver-„ maak; hunne Wandelingen; hunne Feesten;„ hunnen Ommegang ! CICERO merkt ergens„ aan , dat men in het wandelen door Athene„ en de omgeleegene plaatzen naauwlyks eenvoetfap zetten kon , zonder een Gedenkte-„ ken, in de Gefchiedenis Vermeld, te ontdek-„ ken, het geen der Verbeeldinge de gedachte-„ nis aan een groot Man der Oudheid te binncnbragt. ——> Het kezen der Levensbe-„ fchryvingcn van PLUTARCHUS brengt een ge-„ lyk uitwerhzel voort, vertoonende als het„ ware aan onze oogen de groote Mannen,„ waarvan hy /preekt, en ons een denkbeeld„ gecvende van hun Gedrag en Zeden zo leven.„ dig en krachtig , als of wy lydgenooten en„ Metgezellen van hun waren ! "A. j$ ••LE-


H E TL E V E NV A NPLUTARCHUS.,(a )De weergaloze Schryver der Levens vaude berocradfte Grieken en Romeinen , onderlingmee eikanderen vergeleken, ik meenPLUTARCHUS , werdt geboren te Cheronéa,eene itad van Beötien, aan de grenzen vanhet Landfchap Phocis (». By deze ftadgaf Philippus, koning van Macedonië, denederlaag aan het Leger der Bondgenoten ,welker hoofden de Athenienfen en Beotiërswaren; en deed daar door de aloude GriekfcheVryheid het hoofd voor altyd onderhalen(£). Gelukkig echter is zy ook vaneene meer gunftige zyde vermaard geworden;393-Zie Chandler's Reize door Griekenland, bi.(b ) Zie Robertfon's Gefchiedenis van Oud Grie.kenland, If Deel, bl. 189, enz.A


a H E T L E V E Nden; door de geboorte naamelyk van PLUTAR­CHUS.Beötie lag, by ouds, onder den kwaadennaam van geheel niet vruchtbaar te zynin het voortbrengen van fchrandere vernuften.By aldien 'er dan eenige weinige vermaardeMannen geboren zyn, behoort dielof niet aan het Landfchap, maar is volkomeneigen aan die byzondere Perfoonen.En deze aanmerking ftrekke om de eeuwigduurendeeer van eenen PINDARUS, van CE-BES den Thebaan, van EPAMINONDAS , vanonzen PLUTARCHUS , indien mogelyk, nog tevergrooten. 'Er is geen Gewest in de Wereld, in het welk Vernuft en Deugd nietkunnen worden hervoort gebragt.PLUTARCHUS ftamde af van een der voornaamfteen meest aanzienlyke Gedachten teCheronéa. Hy fpreekt van zynen Vader ,als van een deugdzaam en zedig man, zeerkundig in de Wysbegeerte en Godgeleerdheidvan zynen tyd, maar vooral ook geoeffendin het leezen der Dichters. Nergensechter heeft hy hem genoemd, of hetmoest zyn in een van die Boeken, welkeverlooren zyn gegaan.Zyn Grootvader heette LAMPRIAS , aanwien hy het vereerende getuigenis geeft,dathy een zeer welfpreekend man was; van eeneryke verbeeldingskragt ; die zich zeivenover-


VAN PLUTARCHUS. 3overtrof, wanneer hy met zyne vrienden overtafel was (c). Dan wcrdt zyn Geest alsvan een nieuw vuur ontvonkt, en zyne altydvruchtbaare verbeelding nog levendigeren vruchtbaarder. Hy meldt ons een geestiggezegde van dezen Lamprias, die betuigde„ dat de warmte van den Wyn op,, zyn' Geest dezelfde uitwerking had , alshet vuur op den wyrook, welken het zynegcurigite dampen rykelyk doet uitwaas-„ femen (d) ".Zyn Overgrootvader, de Vader van Lamprias, droeg den naam van NICARCHUS. Hetis niet geheel" onwaarfchynelyk , dat dezeGrysaart het genoegen gehad hebbe zynenAchterkleinzoon te zien. Immers deze berichtons, dat Nicarchus gewoon was zekerebyzonderheid van ANTONIUS te vernaaien;dat naamelyk de Burgers van Cheronéadoor hem gedwongen waren geworden,(c) Men viel te Athenen het eerst op de gedachten,om de vrolyke Maaltyden dienstbaar te maakentot Redekavelingen, en het behandelen van de gewig*tigfte , zo wysgeeriga als andere, onderwerpen; endeze Tafelredenen waren doorgaans , overeenkomfligmet tyd en plaats, waar zy gehouden werden , metgeestig zout doormengd. Zulke wysgeerige Gastmaalenzyn ons gefchest door de meesterlyke hindenvan PLAto, vanXENOPHON, en van FLUT^RCTUSzeiven.(yj Frankfortlche uitg 15^9. li Deel, bl. 61a.A 2


4H E T L E V E N .den, tot onderhoud van het leger, zekerehoeveelheid koorns op hunne fchouders naarde Zeekust te draagen, terwyl men hun,die niet genoeg haast maakten,, met geesfelflagenachter aan zat. Eens hadden zy dezenarbeid verricht: de tweede last was nutoegemeeten, en men ftond gereed denzelvenop te vatten, toen de tyding der nederlaagby Actium inkwam, die deze armemenfchen redde. De Antonianen kozen hethazenpad, en de Burgery van Cheronéadeelde het koorn onder zich, in vergoedingder doorgeftaane moeite (e).Men weet niet nauwkeurig het geboortejaarvan PLUTARCHUS : maar hy bericht onszelf, dat hy de lesfen van den Wysgeer AM-MONIUS reeds te Delphi by woonde, wanneerKeizer NERO in Griekenland was. De togtvan Nero door Griekenland heeft plaats gehadin het twaalfde jaar zyner Regeering,wanneer Burgemeesters waren c. SUETONIUSPAULLINUS , en c. LUCIUS TELESINUS ; dat isin het jaar 67 naar onze telling. Toen wasPLUTARCHUS ongetwyffeld reeds 17 of 18 jaarenoud, gelyk men kan opmaaken uit zynegevorderde kennis, blykbaar uit de redeneeringenop dien tyd met andere, in de tegenwoordigheidvan zynen meester Ammonius,(O I Dee'» b l H z -


VAN PLUTARCHUS. 5üius, gehouden, welke hy zelf opgeeft inzyn onderzoek over het geheimzinnig opfchriftvan den Delphifchen Tempel, beftaandealléén uit het woordje INDIEN! (ofEI) Men fchynt dus veilig te mogen befluiten,dat hy nog onder de regeering vanKeizer CLAUDIUS , en wel in diens laatfte jaaren,gebooren is, omtrent het jaar 50 naaidegewoone rekening.Na in zyn Vaderland een geregeld onderwysgenooten te hebben, waar toe, behalvenden genoemden AMMONIUS , zyne eigeneBloedverwanten, alle beminnaars der wetenfehappen,waarfchynelyk niet weinig hebbenmedegewerkt, begaf hy zich , volgensde algemeene gewoonte van die tyden, opreis naar Rome , het middelpunt , waarintoen alles zamenliep, en waar de GriekfcheTaal op dien tyd fchier zo gemeen was,als in Griekenland zeiven. Hy behoefdezich dus minder toe te leggen, om het Latynvolmaakt meester te worden: ook werdthy hier in verhinderd door de zaaken vanzyn Land, met welker bezorging hy zichbelast had (ƒ). Voorts fchynt hy dezereizen naar Italië veelmaalen herhaald te hebben,en aldaar, vooral te Rome, by een verzamelddie keurige BouwftoiTen tot zyn groot(ƒ) I Deel, bl. 846".werk a


6 H E T L E V E Nwerk, de Levens der voornaame Griekenen Romeinen. Men hoore hem zclven inhet leven van Demofthenes (g)-, daar hyzegt: „ Die een groot zamenftel gaat ver-„ vaardigen, en eene Gefchiedenis,in welkegebeurtenisfen zullen voorkomen, die niet„ voor handen of bekend zyn, maar vreemd,,, menigvuldig en door veclerleye gefchriftenverfpreid, dient wel, met 'er daad, een„ burger te zyn en bewooner van eene aanzien-„ lyke, fraaije en volkrykc Stad, waar hyover vloed van allcrleye boeken hebben kan,„ en door vraagen 'wys worden omtrent die„ dingen, welke, niet te boek geflagen, in het„ getrouw geheugen der menfehen bewaardzyn. en du^ klaarblykelyk geloof verdienen;„ op dat hy geen ituk aan het licht brenge ,, waaraan veel, en wel het noodzaakelykstontbreekc.Zyn verblyf te Rome fchynt alleen plaatsgehad te hebben onder de regecririgen vanVESPASIANUS , TITUS . en DOMITIANUS. Na dedood van den laatften bleef hy, waarfchynelyk,in zyn Vaderland, zonder wederomnaar Italië te gaan. Deze gisfing rust opdrieërleijen grond. Voor eerst hier op, dathy, in zyne Lesfen voor hun, welke Staatstakenwillen behandelen (Ji*) , fpreekendeC^-J Aldaar.O) II Deel, bl. 8is.van


VAN PLUTARCHUS. 7van iets met de Rhodiè'rs voorgevallen, zegt:dat zulks onlangs gebeurd zy onder DOMI-TIANUS. Een vast bewys, dat hy die Lesfenopftelde niet lang na het overlyden vandezen Vorst. Nu is het zeker, dat hy omtrentdien tyd eene bediening in zyn eigenStad gehad heeft: waar van in het vervolgnader.Een tweede grond voor het gemeld gevoelenis, dat, wanneer hy de merkwaardigefpreuken der oude Koningen, Princenen Veldhecren verfamelde, en aan KeizerTRAJANUS opdroeg, hy reeds vervaardigd hadzyn groot werk van de Levens der beroemdeMannen. Hy zegt duidelyk in zyne aanfpraakaan den Keizer (i): „De bedry-„ ven dier Mannen zyn wel vervat in ons„ zamenftel van de beroemdlte Veldoverften,„ Wetgevers en Opperheeren onder Grie-„ ken en Romeinen; maar onder het meer-„ derdeel hunner bedryven heeft zich het„ Geluk gemengd: daar de merkwaardige„ Gezegden, te midden van de bedryven,„ onder het woelen der hartstogten, en„ het ondergaan van veele wisfclvallighc-„ den uitgefproken, ons, als in een helde-„ re fpiegel, elks byzondere denkwyze doen„ ontwaren." TRAJANUS ftierf in het jaar,na(/) II Deel, bl. 172.A 4


8 H E T L E V E Nna Christus, 117. PLUTARCHUS had toen ,waarfchynelyk, den ouderdom van 67 of 68jaarén bereikt. Men kan wel niet bepaalen,in welk jaar der Regceringe van Trajanusmeergemelde Spreuken gefchreeven, enaan hem opgedraagen zyn ; maar dit is zeker,dat de boven aangehaalde Lesfen voorhun, welke zich tot de Regeering fchikken,opgefteld zyn onder Trajanus, en datonze Schryver toen eene bedieninge te Cheronéahad, welke hy zelf waarnam.De aangehaalde Opdragt van PLUTARCHUSkan ons dienftig zyn, om het gevoelen tegente gaan van JOANNES VAN SALISBURY('Vfr) J „ dat PLUTARCHUS de Leermeester ge-„ weest zou zyn van TRAJAAN." Hy beroeptzich op zekeren Brief aan den Keizer gefchreeven,welke echter alléén maar in hetLatyn voor handen is. Dan, deze brief iszonder twyffel verdicht. Het is een ftaalvan fchoolvosfery, even weinig overeenkomftigmet de gewoonc zedigheid van onzenSchryver, als met de waardigheid van Trajanus, en den ouderdom, welken deze reedsbereikte by het aanvaarden van het gebied'(7). Byaldicn PLUTARCHUS de eer genootenhad( k ) JOANN. sARESBimiENsrs Policrat. L. v. prol. DezeJOANNESSARESBERIENSIS leefde in de XII Eeuw, eawas een Leerling vnn THOMAS VAN KANTHLBEKG.,(/) Fabric. Bibl. Gr. Vol. III. p. 365*


VAN PLUTARCHUS. 9had dezen Vorst in zyne jeugd te onderwyzen,zou hy, zckerlyk, iets daarvan gemeldhebben in de boven aangehaalde Opdragtder merkwaardige Spreuken van groote Mannen.De aanleiding was natuurlyk: en ondertusfehenfprcekt hy geen woord hier toebetrekkclyk.Maar laat ons hier nog eene andere endieper gewortelde Dwaaling te keer gaan.SUIDAS naamelyk verhaalt, „ dat TRAJANUS hem„ vereerde met de Burgemeestcrlyke waardig-" heid, en bevel gaf, dat alle Overheids-perfoonenin fflyrium O) ^z i c h n a a r" goedvinden richten zouden." Maar ook ditbericht heeft geen gezach hoe genaamd.Plutarchus zou niet vergeeten hebben daarvan te fpreeken, en zyne dankbaarheid aanden dag te leggen. Hy fpreekt van geringere° bedieningen door hem waargenomenin zyn Vaderland; hoe zou hy geengewag hebben gemaakt van zulk een grootaanzien, waartoe hem een Prins,als Trajanus,verheven had? Men kan, derhal ven, dit verhaalvan Suidas niet anders aanzien, dan alseen van die gedienttige verdichtzels, welke,nu en dan , gefmeed en uitgevent zyn ge-wor-(m) Een? groot? Landlreek , nu beken 1 onterden naam "van Sclavonie, en bevaitenie Dalmatie ,Bosnië, Croatie en het eigentlyke Sclavonie.A 5


10 H E T L E V E Nworden, om Schryvers, voor welken meneene zeer hooge achting had opgevat, nogmeerder klisters by te zetten. Maar PLUTAR­CHUS heeft, gelukkigïyk , deze hem vreemdeeertitels niet van noden.Een derde grond, om te itellen dat PLU­TARCHUS zedert den dood van DOMITIANUSzyn Vaderland niet verlaten hebbe, wordtgevonden in zyne Verhandeling : „ of eenMan van jaaren zich nog behoort, te moei-'„ jen met zaaken van Regeering?" Hy richtdit ftuk aan een man van aanzien, genaamdEUPHANES , en zegt hem , onder anderen,dit volgende (»). „ Gy weet, dat ik zintsveele Pythiaden de plechtigheden bezorgop het feest vanAPOLLO ; en evenwel zult, gy my niet willen toevoegen: PLUTARCHUS !', gy hebt genoeg geofferd; genoeg de ftate-', lyke optogten beftierd; de Reven aange-„ voerd! Hctistyd, oude Man, dat Gy de„ kroon aflegt, en het Orakel, van wegensuwen hoogen ouderdom, verlaat!"De Pythiaden, even gelyk de Olympiaden, bevatteden een tusfehentyd van ruimvier jaaren. Als men verfcheidene Pythiadentelt, zedert den tyd, op welken hy,onder de Regeering van TRAJANUS , een burn-erlykampt te Cheronéa bekleedde (o) ,&" danO) II Deel, bl. 792. f.(


VAN PLUTARCHUS. IIdan zal dit ons leiden naar het midden derRegecring van Adrianus. PLUTARCHUS hadtoen, gelyk boven gezegd is, waarfchynelyk67 of 68 jaaren: men telle daar eenige Pythiadenby, en het zal genoegzaam zekerfchynen, dat PLUTARCHUS zyn beftendig verblyfin zyne vaderlyke Stad gehouden hebbezedert het afkerven van Keizer Domitianustot zynen dood toe; en zyne onderfcheidenereizen, naar Italië gedaan, vielen dusvoor in een tydperk van groote twintig jaaren.Voorts behoeft men zich het reeds aangevoerdemaar even te herinneren , om hetgevoelen van den geleerden RUAULD , dat hyzich wel veertig jaaren te Rome zou hebbenopgehouden, als van alle waarfchynelykheidontbloot, te verwerpen.Men voege hier nog eene vierde redeby; de uitmuntende liefde voor zyn Vaderland,welke hem drong, om in hetzelve teverblyven: „ Wat my belangt, zegt hy, in•, den aanvang van het leven van Demofthenes(/;), ik woon in eene kleine Stad,„ en op dat deze niet kleiner worde, dryft„ my de liefde tot myn Land, om daar in„ te blyven wooncn." Dit fchreef hy, langvóór dat hy de opdragt van een veel kleinerwerk aan Keizer Trajanus deed : gelyk(/.)! Deel, bi. 846.voor-


I z H E T L E V E Nvoorhenen is aangeweezen. Voor het overigevervat dit zeggen van PLUTARCHUS denfchoonften trek van Vaderlandsliefde: en alsmen gadeflaat, aan de eene zyde, zyne grooteen veelvuldige bekwaamheden, zynenwerkzaamen en voor zuivere eerzucht vatbaarenGeest; en aan den anderen kant,het grootsch Toneel van Rome, gereed hemten allen tyden met opene armen te ontvangen,en met gunstbewyzen te overlaaden,dan eerst zal men begrypen de grootheid deropofferinge, welke de edele zucht voor zynvaderlvk Cheronéa dezen braaven Man deedoverkomen.Zy, die gefchreeven hebben, dat hy ookeene reize naar Egypte zou hebben ondernomen,verhaalden dit zonder grond, en indat geene, wat wy van Plutarchus overhebben,is geen bewys voor deze gisfing. Alles,wat hy ons bericht van de zeden , gewoontenen Hellingen der Egyptenaaren,had hy gehaald uit Boeken van anderen.Ook is het niet zekerder, dat hy ecnigentyd zyn verblyf te Sparte zou gehad hebben, om dat hy veele zaaken meldt tot dezenStaat betrekkelyk; dan het zeker is. dathy op het eiland Creta zou hebben vertoefd,om dat hy zich over de Wetten enRegeering der Cretenfen meermaalen heeftuitgelaaten. In zyne overig zynde fchriftenbe-


VAN PLUTARCHUS. 13bepaalcn zich zyne reizen en uitlandigheidtot Athene, Italië en Rome: en verders toteenige kleine Steden van Griekenland, buitenBeötie , werwaam hy of door byzondere,of door Landszaaken geroepen werdt.Geduurcndc zyn verblyf te Rome was zynewooning dagelyks vervuld met een zeergroot aantal zelfs van de aanzienlykfte Romeinen, byeen gevloeid om zyne Lesfenaan te hooren. Want in dezen tyd maaktende hoogde Perfoonen, de Keizers zelve,'er zich een vermaak en eere van deLesfen van groote Wysgeeren en beroemdeRedenaars by te woonen. Met welk eenedrift men de openbaare redeneeringen vanPlutarchus hoorde; welk een aandacht daarby plaats had, blykt ten vollen uit het geen'hy ons zelf verhaalt, in zyne Verhandelingover de Nieuwsgierigheid (q~). „ Wanneer„ ik eens te Rome myne openbaare Lesfen„ hield, gebeurde het, dat RUSTICUS (de-, zelfde, welken Domitianus naderhand, uit„ afgunst van wegens zyn' verkreegenen roem,„ liet ombrengen) zich onder myne Toe-, hoorders bevond. Een krygsknecht treedt„ binnen, en overreikt hem een brief van„ den Keizer. Elk een hield zich ftil; ik„ zelf ftaakte myne redenen, ten einde hy(, 7) II Deel, bl. 522.„ den


^4 H E T L E V E N„ den brief laze. Dan hy wilde zulks niet,„ en open.'.e denzelven niet, voor dat ik„ myne les geëindigd had, en de Toehoor-,, ders heen gegaan waren."Deze RUSTICUS , van wiens dood SUETONIUSook gewag maakt in het leven van Domitiaan(r), fchynt dezelfde te zyn met ju-Nius RUSTICUS ARULENUS , een der braaffteMannen, welke Rome onder het Gebied derKeizers gehad heeft. Wanneer de wreedaartNero voorgenomen had, de RaadsheerenIHRASEAS en SORANUS door den Raad zeivente doen veroordeelen , en om het leven brengen,was RUSTICUS, hoe jong ook, moediggenoeg om zich ter verdediging van Thrafeasvoor den vollen Raad aan te bieden:doch deze wees zulks edelmoediglyk van dehand. Hy was vervolgens Hoofdfchout onderVitellius, wien hy de krachtigfte blykenvan trouwe gaf. Onder Domitiaan Heldehy een loffchrift op voor de gedachtenis vanTHRASEAS en HELVIDIUS PRISCUS , waarin hyhen niet fchroomde Mannen van de onbevlektftedeugd te noemen. Dan zulks hielpde woede des Dwingelands aan het zieden,en Rusticus om het leven. Opmerkelyk ishet, dat Domitianus, by deze gelegenheid,alle Wysgeeren uit Rome en geheel Italië(r) Hoofdd. io.ver-


VAN PLUTARCHUS. 15verbande. Gaf de dood van RUSTICUS hieraanleiding toe, dan behoeft men niet te twyffelen,of deze werdt als een geleerd Man,en te gelyk ook, als een groot voorftanderen befchermheer der Geleerden, aangemerkt,en trok zyne ongenade de hunne natuurlyknaar zich. Zouden ook deze gebeurtenisfen,en de moord van zvnen Vriend, PLUTARCHUSvan Rome vervvyderd, en aanleiding gegevenhebben, dat hy, na dien tyd, Italië nimmerwederom wilde zien ?PLUTARCHUS hield, fchoon in de zetel desRomeinfchen Gebieds , zyne lesfen in hetGrieksch. Want hoewel de* Latynfche taaldoor het geheele Ryk in gebruik was, kendehy dezelve niet genoeg om ze te fpreeken.Hy bericht ons zelfs, in het leven van Demofthenes(s~) „ dat, geduurende zyn verblyfte Rome, en in de Italiaanfche Steden, detyd hem ontbrak, om zich deze taaie eigen temaaken, zo van wegen de zaaken en belangenvan zyn Land, welke hy aldaar had waarte neemen, als de menigte lieden, welke hemdagelyks kwamen hooren en fpreeken overwysgeerige onderwerpen: dat hy eerst laat,en op zyne jaaren de fchriften der Romeinenbegon te leezen: dat de uitdrukkingen dezertaal hem minder gediend hadden om kennisvan(s)Op de boven aangeh. plaats.


16 11 B T L E V E Nvan de gebeurtenisfen te krygen, als wel de tevooren verkreegen kennis der gebeurtenisfenhem vorderlyk geweest was in het begrypender taaie." Maar het Grieksch was, gelykboven reeds is opgemerkt, op dien tydoverbekend te Rome. Getuigen de gefchriftenvan Keizer MARCUS AIJRELIUS zclven. Dezegebrekkige kennis van het Latyn heeft onzenPlutarchus ondertusfchen eenige misdagendoen begaan, welke men in zyne fchriftenontdekt. Wat nu verder betreft de openbaareLesfen door hem te R ome gehouden,dezelve hebben, zekerlyk, den grond gelegdvan fommige der Zedekundige Verhandelingen,welke hy heeft nagelaaten. Hy geeftons zelf aanleiding tot dit gevoelen, daar hy,CORNELICS puLCHERaanfpreekende, in zyn onderzoek: hoe men zelfs van zyne vyanden nutkan trekken, zich dus uitdrukt: „ Het geen5, ik derhalven over deze dof in het openbaar„ gefproken heb, zend ik U nu, ook met de-„ zelfde woorden, by een verzameld toe (*)."Vóór dat hy Cheronéa verliet, om naar Romete trekken, waren zyne bekwaamhedenreeds in zyn Vaderland bekend geworden.Want, nog jong zynde, werdt hy toen al,met een' zyner Medeburgers, naar den RomeinfchenLandvoogd, over eene zaak vanbe-(?) II Deel, bladz. 86.


VAN PLUTARCHUS. 17belang, afgevaardigd. En het is dit gezandfchap,'t welk hem aanleiding gaf, om vanzynen Vader een getuigenis af te geven, datdezen de grootfte eere doedt, daar hy onsvermeldt den zeer wyzen raad, welken dezelvehem toediende, by zyne terugkomst («").„ Het heugt my, zegt hy, dat ik, nog jong„ zynde, met nog iemand anders, afgevaar-„ digd werdt naar den Landvoogd. Myn medegezant,om de een of andere reden, ach-„ ter blyvende, verkreeg ik alleen gehoor,„ en bragc de zaak, gelukkiglyk, ten einde.,, Wanneer ik , derhalven , thuis gekomen„ zynde, verflag ftond te doen, rees myn„ Vader op, trok my ter zyden, en vermaan-„ de my, niet te zeggen:" Ik vertrok,„ maar;" wy vertrokken : „ ook niet:" Ikzeidc, „ maar;" wy zeiden; „ en dus ook,„ in al het overige, mynen medegezant mede„ te betrekken, en hem in myn verflag te„ doen delen." My fchiet, by deze gelegenheid,het zoortgelyk zedig gedrag te binnenvan den groten Maarfchalk DE TUBENNE ,welke, van veldflagen, en in dezelve doorzyn beleid en dapperheid behaalde overwinningenfprekende, altyd gewoon was te zeg •gen: „ Wy overwonnen," en niet: „ ik„ ovei-(u) II. Deel. bi. 816.B


i8 H E T L E V E N„ overwon. Wy dreven den vyand op de„ vlucht," en niet: „ ik dreef.Wy maken hier geen gewag van de verfchillendegevoelens en opgaven van een enander tydrekenkundige, omtrent het tydftipder vermaardheid van PLUTARCHUS. Het isbuiten twyffel, dat hy te Rome geweest,en bekend is geworden onder de Regeringenvan VESPASIAAN, TITUS en DOMITIAAN.Zyn roem beklom het hoogde toppunt, nadat hy de Levens der Grieken en Romeinen, onderling vergeleken, had uitgegeeven;dat is, waarfchynelyk, in de eerde Jaarenvan Keizer TRAJANUS. Maar toen was hyniet te Rome.In het mcnfchelyk' leven zyn twéé voornametydfïippen, van welke geluk of ongelukvoor het overige, 'grotendeels, afhangen:dat namelyk van de Geboorte, en vanhet Huwelyk. Het is niet genoeg, dat deGeboorte gelukkig zy: een gelukkig Huwelykmoet 'er bykomen.Dit is eene waarheid , -welke HOMERUSreeds leeraarde, daar hy MENELAUS dusdanigvan NESTOR doedt fpreken (V):,, Ras onderfcheiden wy het kennclyk geflachc„ Van hem , dien JUPITER metryken voorfpoedzegent,„ Wanneer hy trouwt, of eerst ter wereld wordt gebragt.„ Dit heil heeft NESTOR ook zyn leven lang bejegend.Moei-00 Odysf. IV. v. 208.


V A N PLUTARCHUS. ij)Moeijelyk valt het te bepalen, in welk vandeze beide opzichten PLUTARCHUS het gelukkigstgeweest zy. De Natuur opende voorhem, by zyne geboorte, hare kostelykde trezoren;zyne Schriften leveren het fchoonstbewys op van zyne uitmuntende vermogens enbekwaamheden; van zyn uititekend vernuft;van zyne grote wysheid. Zyn Huwelyk wasniet minder gelukkig. Hy bekwam tot zyneBruid eene Vrouw uit een der beste Gedachtenvan Cheronéa, en die een voorbeeld wasvan wysheid, zedigheid en deugd. Zy wasgenaamd TIMOXENE. Vier Zoons, achter denanderen geboren, en een Dogtertje waren devruchten van dezen echt. Aan dit Dogtertje,het welk den wellust van beide de Ouderenuitmaakte, gaf de Vader den naam van zynebeminde TDIOXENE. Hy fpreekt van dit Kindmet veel tederheids, en verhaalt ons, dat hyvan de goedheid van deszeifs hart een gundiggevoelen opvattcde, om dat zy hare Voedderdrong, niet alleen aan andere kinderen, welkezich by haar bevonden, maar ook aan harepoppen, de borst te geven; nodende dusdeze Gasten, als 't ware, op de vriendelykdewyzc, aan hare tafel, en dezelve willendeonthalen op dat gene, 't welk voor haar nogvan alle dingen hetTmakelykst was (x). PLU-TAR-(x) II Deel, bl. 608.B 2


HO H E T L E V E NTARCHUS , deze blykcn opperende van de goedhartigheidvan dit kind, levert ons de cnwederfprekelykfleproeven van zyne eigene braafheid.Hy had het ongeluk twee van zyne Zoonenontydig te verliezen. Ook ftierf zyn Dogtertjepas twee jaaren oud. Wy bezitten een*brief van vertroosting' by dit droevig voorvalaan zyne Echtgenote gefchreven: want hetKind was in zyne afwezigheid geftorven. PLU­TARCHUS meldt ons in dien brief vele trekkenuit het Karakter van zyne Huisvrouw, welkehaar de grootfte eer doen. Hy zegt, niet tetwyffelen, -of zy hebbe in dit geval reeds denodige orde gefield; echter zonder omflag ofvertoon van onmatige droefheid. Dat hy welwist, dat zy, welke zich nimmermeer voorde openbare plaatzen en vertoningen, wanneerzy 'er verfchynen moest, plag op te fchikken;maar die door hare zedige en eenvouwdigekleding aller oogen naar zich trok; zich ookvan allen nodelozen omflag, by de rouwe enbegraaffenis van haar Dogtertje, gewacht zouhebben. Hy pryst verder hare gelatenheid byhet fterfgeval van haren oudflen, en van harentweeden Zoon, den beminnelyken CHARON,welken TIMOXENE zelve gezoogd, en daardooreene zwellende borst gekregen had, in welkeeene pynelyke infnyding had moeten gefchieden.Onkundig van het overlyden van dezenZoon


VAN PLUTARCHUS. 21Zoon keerde de Vader op dien tyd, van cenigezyner goede Vrienden verzeld, naar3mis. Men boódfchapte hem het dervendes Jongelings: zyne Vrienden traden medebinnen,doch alles in ruste en dil bevindendegeloofden zy (gelyk ze naderhand zelveverhaalden) dat de tyding valsch, en hetongelukkig voorval niet gebeurd was. Ditalles was het bedryf dezer verftandige Vrouwe,welke, ook in hare bitterde droefheidgelaten, de regels cencr befchaafde welvoegelykheidopvolgde.De wyze, op welke Man en Vrouw tezamen leefden, kan men niet onduidelyk opmakenuit het duk van PLUTARCHUS zelvcn,waarin hy Lesfen voor het Huwelyk opgeeft.Deze lesfen toch fchynen ontleendte zyn uit zyne eigene huisfelyke levensmanier,en tonen aan de grote zorg, welke hydroeg ter bewaringe van eendragt onderEchtgenoten. Voor diezelfde eendragt yverdehy ook, inzonderheid, in hetburgerlyke.Hierom leerde hy, dat een Overigheidsperzoongereden toegang tot zich behoorde tegeven, en fpraakzaam te zyn jegens allen.Dat diens huis dagelyks open moest dar,n,als eene veilige haven, voor elk, die zyntoevlugt derwaarts zoude willen nemen. Datdezelve zich niet moest vergenoegen meteen gedeelte van den dag te bededen tot hetB 3ver-


•21 H E T L E V E Nverlenen van gehoor, en het befchikken vanftads- of ftaatszaaken; maar dat hy ook eendeel tyds moest afzonderen tot de zorg voorbyzondere belangen, om Mannen, by voorbeeld,met hunne Vrouwen, Naastbeftaandenmet Naastbeftaanden, Vrienden met Vriendente bevredigen. Deze bezigheid befchouwdehy als een der voornaamfte plichten, enfchreef dezelve voor in zyne fhatkundige Lesfen.Want het gebeurt niet zelden, dat oneenighedenvan byzondere Perzonen, welkein het begin van geen belang fchynen, evenals een vonk onder afche verholen, vervolgensvan het grootst gewigt worden, en eencnbrand veroorzaken in flaat om eene geheelcStad in lichter laaije vlam te zetten (j).PLUTARCHUS bekleedde in zyne Vaderfedde aanzienlykfle Eerampten. Men weet dathy Archon geweest is (V); en deze was dehoogite ftcdelyke waardigheid. Maar hy heeftook nog bedieningen van minder aanzien bekleed:echter met dezelfde zorg, denzelfdenyver, hetzelfde genoegen, of zy van meer belangwaren geweest: lerende ons dus, metzyn voorbeeld, dat van alle Bedieningen, welke's Lands oorbaar van ons afvordert, 'ergeene is, welke ons vernederen kan: dat het0) II Deel, bl. 824, 825,. (s) II Deel, bl. 6ps.vaa


VAN PLUTARCHUS. 23van een weldenkend en verftandig Man afhangtdezelve te veredjlen door de wyze,waarop hy 'er zich van kwyt. Tot verderebevestiging hier van maakt hy beroep op EPA-MIXOMDAS, welke te Thcbe,door den invloedzyner tegenftreevcren jaloersch geworden vanzynen roem, en die hem eene kleinigheidzochten aan te doen, tot Telearch verkoorcn,dit ampt geenszins verachtede, zeggende, datniet alleen „ de Bediening den Man verheft,,, maar ook de Man de Bedieninge:" gelykhy zelf ook deze post, welke te vooren in hetopruimen en reinigen van ftcegen en ftraaten,als ook in de afleiden der waterlosfingen bcftond,van toen af gewicht en aanzien byzetteVan zich zeiven fpreekende, zegtonze Schryver, dat het mogelyk by Vreemdelingenftofte van befpotting opleveren zou,wanneer men hem geduurig,in het openbaar,met dusdanige geringe bezigheden onledigzag : maar dar hem hier omtrent te baatkwam, het geen van ANTISTHENES verhaaldwordt, die, wanneer iemand zich ergerde,dat hy hem met zoute visch over de marktzag gaan, aan dezen te houden gaf: „ Ik„ draag hem voor my zeiven! Dus kan ik„ ook," vaart hy voort, „ wanneer men my„ vindt ftaan by het afmeeten en aanvoeren(a) II Deel, bl. 811.B 4n van


n H E T L E V E N„ van Klcy, van Kalk cn Steen, en my daar-„ over doorhaalt, antwoorden: Ik flaa deze„ bouwftoffen niet voor my zeiven gade, maar„ voor het algemeen (£). Iemand moge„ laaghartig en een kruimelaar fchyncn, die„ voor zich zeiven op zulke dingen nauwzien-„ de is, maar wanneer de zaak het publiek en„ den Staat betreft, dan heeft deze bemoei-„ jenis niets onedels. In tegendeel, hoe ge^„ ringer de dingen zyn, tot welke men zyne„ opmerkzaamheid uitftrekt, hoe grooter de„ zorge cn geneigdheid om den Vaderlande te„ dienen, moet voorkomen."Uit deze zedige en zedelyke gemoedsgefteldheid,welke hem ook de geringere Bedieningenin zyn Vaderland niet beneden de yvcrigebehartiging van een braaf Man deedenvoorkomen, ontftond de eerbied en het ontzag,'t welk hy ook aan mindere Overhedengedeeltelyk zelv bewees, en ook aan anderentrachtte in te boezemen. Hy zag nu en dan(en dit gebeurt ook hedendaags meer dan teveel) dat zommige ryke en vermogende Liedenmet verachting nederzicn op Magiftraatsperfoonen,welke in goederen, aanzien ofge-(h) PLUTARCHUS fchynt dus, op dien tyd, het Studshouwmeesterfchapte Cheronéa bekleed, en in die hoe?danigheid toegezien te hebben op de voor rekeningder Stad geleverd wordende bouwltofièn.


VAN PLUTARCHUS. =5geboorte beneden hen zyn. „ 't Is," fchryfthy elders (c), ,, eene zeer goede en nutte„ oefFening, dat men leere zyne Overheden„ te gehoorzaamen; of fchoon zy ons noch„ in magt, noch aanzienelykheid evcnaaren,„ Men begaat eene ongerymdheid, wanneer„ men, met goedkeuring, ecnen THEODORUS,„ of POLUS (d) op het Tooneel onder het„ Gevolg ziet van een'gemeenen Huurling,„ maar welke op zulk een' tyd den koningly-„ ken Haarband en Scepter voert: wanneer„ men hen met denzelven in alle onderdaa-„ nigheid fpreeken doet; terwyl, in ernflige„ zaakcn en het ftaatsbeftier een ryke en aan-„ zienlyke zyne Overheid, wanneer deze eenMan van geringer vermogen cn geboorte„ is, met kleinachting behandelt, cn, door„ zich zeiven te verheffen den Staat vernedert., en fchande aandoedt: daar hy liever, door„ eerbcwys van zyne zyde, het aanzien der„ Regecring met zyn aanzien en magt ver-„ grooten moest: gelyk te Sparte de Konin-„ gen zelve voor de Ephoren," (lieden vangeringer afkomst) „ opflonden."Deze genegenheid van PLUTARCHUS voorzyn Vaderland; deze fterke verkleefdheid aande(c) II Deel, bladz. 8i


£6 H E T L E V E Nde goede Orde,deedr hem,daarenboven,nogeene andere Les aan zyne Medeburgers uitdeden,welke niet minder belangryk voor dehedendaagfche wereld fchynen moet. Hy befchouwdemet verdriet, dat in de verfchillenen twistgedingen, die nu en dan rusfchen byzondereIngezetenen ontftondcn, veele, welkezich voor lieten ftaan hoger aanzien engunst by de Romeinen te hebben, hunne Gedingenrechtftreeks voor deze hogere Rechters, voor den Landvoogd, by voorbeeld, ofHoofdfchout, bragten. En dit misbruik washet, dat hy zocht te verbeteren, en uit teroeijen: „Wanneer men," fchryft hy,„ zyn Vaderland doedt gehoorzaamen aan de„ Oppermagt, moet men het echter, daar„ boven, niet geheel tot laagheid brengen,„ en, daar de beenen reeds gekluisterd zyn,„ ook nog den hals met het Juk bèzwaaren.„ Dit is het wanbedryf van hun, die alle din-„ gen, klein en groot, den Landvoogden of„ Keizeren aandraagende hunne Medeburgers„ het fmertelyk verwyt der flavernye dagelyks„ herinneren: ja den Staat van alle inwendig„ bellier beroofd met gebuktcn hoofde en neêr-„ gellagene oogen zonder magt of heerlykheid„ doen nederzitten. Hebben zy, die, zon-„ der het goedvinden van hunnen Genees-„ heer, noch eeten durven, noch in de Bad-„ {loof gaan, geen gebruik van die gezond-„ heid s


VAN PLUTARCHUS. 27„ heid, welke de weldaadige Natuur hun„ fchenkt; wat moet men van zulke zeggen,„ die by elk Raadsbefluit, by ieder Vergadc-„ ring, by alle Begeevingen, by alle Inrich-„ tingen, den wil des Opperheers inroepen,„ cn hem noodzaaken hen meer als flaaven te„ behandelen, dan hy uit zich zclven begee-„ ren zou? Dus worden Raad, en Volk,„ en Vierfchaar , en Amptenaaren van alle„ gezag ontbloot.'" (e)PLUTARCHUS had twee Broeders, LAMPRIASen TIMON. Hy heeft beider naamen vereeuwigd,daar hy den eerften fpreeken laat in debovengemelde Verhandeling over het Opfchriftvan den Delphifchen Tempel (ƒ;, en denanderen in het eerfte Boek der Tafelredenen(g). 't Schynt dat LAMPRIAS eerst, en voorTIMON geflorven zy; kunnende men zulks opmaakcnuit eene plaats in de Verhandelingover de Broederliefde (//), alwaar hy dusfpreekt: „ My aangaande, behalven dat ik„ een aantal andere Gunsten, voor welke ik„ de hooglle dankbaarheid fchuldig ben, van„ de(f) II Deel, bladz. 814, 815. Men zie uit dezeplaats, welke de toelhnd geweest zy der Wingewestenonder de Roomfche Keizers.(/) II Deel, bl. 385.O) II Deel, bl. 615.(Ji) II Deel, bl. 487.


28 H E T L E V E N„ de" Fortuin genooten heb, ben ik boven„ dat alles by aanhöudenhcid en tot op dit oo-„ genblik in het genot geweest der volle toe-„ genegenheid van mynen Broeder TIMON,„ gelyk dit aan allen, welke immer iets met„ ons te doen gehad hebben, inzonderheid„ aan onze gemeenzaame Vrienden kennelyk„ is." Byaldien LAMPRIAS toen nog geleefdhad, zou PLUTARCHUS, waarfchynelyk, nietalleen van TIMON gefprooken hebben. Ondertusfchenis het ook uit deze woorden blykbaar,dat TIMON een Man van groot vermogenen aanzien geweest is.Onze Schryver beklaagt zich in de aangehaaldeVerhandeling, dat, in zynen tyd, deeensgezindheid onder Broeders even zeldzaamwas, als derzelver tweedragt van ouds, wanneermen die, als iet vreemds, ten Tooncelevoerde. Dat men nu twee Broeders, in eenigheidlevende, met gelyke verwonderingbefchouwde, als die Molioniden, in de Fabelgeschiedenisvermaard, welker Lichaamenfcheenen zamengegroeid te zyn (T). Hydeelt, tot aankweeking van deze edele Deugd,een aantal wyze lesfen uit, welke ons een'fchets opleveren van het geen hy zelf ten dezen(i) EURYTUS en CTEATUS. Zie APOLLODORUS, Bib!,li. Hoofdd. 7. § 2. De aantek. van EUSTATIHUS, opde Ilias, bladz. 834. esz.


VAN PLUTARCHUS. 29zen opzigce waarnam. Hy verhaalt, dat hy,zich te Rome bevindende, op zekeren tydtot fcheidsman tusfchen twee Broeders, welkemet eikanderen over hoop lagen, gekoozenwerdt. "t Zal niet ondienftig zyn hier van dewyze, op welke hy zich in deze zaak gedroeg,verflag te doen, op dat de Lezer met 'sMansdenkwyze meer en meer bekend worde. „ Hetheugt my," meldt hy (£), „dat ik, te„ Rome zynde , tot Scheidsman tusfchen,, twee Broeders aangenomen werdt , vanwelken de een voor een' Wysgeer wilde„ doorgaan. Dan ras bleek het, dat hy deneertitel van Wysgeer, zo wel als den naam„ van Broeder, onwaardig was. Want wan-,, neer ik hem aanfpoorde, om zich jegens„ den anderen, welke een ongeletterd Man,en daar boven zyn Broeder was, zo te ge-,, draagen, als het een Wysgeer betaamde;"antwoordde hy: „ Wat dat aanbelangt, van„ ongeletterd; zulks geef ik U gaarne toe!„ maar, voor de rest, weet ik niet, watvoor tedere betrekking het baare, of vanwat aangelegenheid het zy, dat men uit„ dezelfde deelen voortfproot!" PLUTARCHUSgaf hem, op deze taal, te houden: „ Dat„ het de Leer van alle wyzen en wetgeevers,onder alle Volken, ware, dat men zyne(k) II Deel, bl. 475.„ Ou-


3° H E T L E V E N„ Ouders eeren en believen moest. Dat öfr«„ der de plichten van Kinders jegens hunne„ Ouders geene gevonden werdt, welke hun„ meer vermaak gaf, dan wanneer zy eene-5, vaste Broedermin onder hunne Zooncn be-„ vestigd zagen."In het eerfte Boek der Tafelredenen (/),fprcekt PLUTARCHUS van eenen CRATO , welkenhy y«iA@?óv noemt. In het tweede Boek(m) van eenen HUMUS onder den zelfdennaam. Eindelyk ook nog in het zevendeBoek («) van eenen PATROCLES onder evendezelfde benoeming. Het woord betekent,eigenlyk, iemand, die door huwelyk vermaagfchaptwordt; vervolgens gewoonlyk, by deGrieken, een' Schoonzoon; welke betekenishet, echter, op de aangetoonde plaatzen niethebben kan, om dat het zeer waarfchynelykis, dat onze Schryver geene andere Dogtergehad hebbe, boven die, van welke wy hiervoor gewaagden, en die pas twee jaaren oudgeworden is. Wy moeten, derhalven, hetwoord in een ruimeren zin opvatten voorSchoonvader, Schoonbroeder, of Aanverwant:gelyk het elders ook gebezigd wordt.En valt het dus bezwaarlyk te bepaalen, opwelk(/) II Deel, bladz. 620.(«) Aid. bl. 636.(») Aid. bl. 700.


VAN PLUTARCHUS. 31welk eene wyze de drie genoemde perfoonen,CRATÖ , FIRMUS en PATROCLES met onzenSchryver zyn vermaagfehapt geweest.PLUTARCHUS had ook eenen Neef, genaamdteXTUS, zyns Broeders of Zusters Zoon. DezeSEXTUS van Cheronéa was een zo groot enberoemd Wysgeer, dat hy genoodigd werdt,om eene plaats onder de Leermeesters vanKeizer MARCUS ANTONINUS te bekleeden.Ook bekwam hy van dezen aanzienlyken Leerlingeen' zeer uitmuntende getuigenis door denKeizer zeiven nagelaaten (p)i „ SEXTUS,"zegt hy, „ leerde my de Deugd der Goedwil-„ ligheid: het voorbeeldige van zyn huis alseen Vader te bellieren: het begrip, omvolgens de Natuur te leeven: het deftigezonder gemaaktheid: voor zyne vrienden„ zorg te drstagea met de genegenheid van,, een' naastbeftaanden: geduld te oeffenen,, met onkundigen: zich niet te ftooren aan„ achterdochtigen:" enz. Deze fchildery,welke ons ANTONINUS maakt van den Neef,is het echt af beeldzei van den Oom; en menbehoeft geene andere bewysredenen, dan juistdeze Beeltenis, om het gevoelen van fommio-ente verwerpen, welke geloofd hebben, datdeze Neef van PLUTARCHUS, SEXTUS EMPIRI­CUS, de Pyrrhonist, geweest zoude zyn, welke(0) In het I Doek zyner Gedenkfchriften, § 9.


So H E T L E V E Nke een ftuk over de Sceptifche Wysbegeerteheeft nagelaaten (ƒ>).PLUTARCHUS was een goed Zoon, goedBroeder, goed Vader, goed Man. goedMeester, goed Burger. In één woord, hyvervulde volmaaktelyk, in de Maatfchappye,alle pligten zo der namurlyke, als aangekoomeneverbintenisfen. Wy hebben gezien,met welk eene tederheid hy zynen Vader, zyneEchtgenoote, zyne Kinderen, vooral ook,zyn Vaderland beminde. Dan zyne redelykheidftrekte zich ook tot zyne flaaven, en totzyne beesten uit. Dit karakter doedt zichmet luister voor in het Leven van CATO denZedemeester, daar hy de hardigheid afkeurtvan dezen anderszins grooten Man, welke zyneflaaven, na 'er het best, om zo te fpreeken, af gebruikt te hebben, gewoon was teverkoopen. „ Wat my belangt," zegt onzeSchryver ,, ik houde dit voor wreedaar-„, tigheid en het kenmerk van iemand, die„ denkt, dat de eene mensch met den ande-„ ren niets te maaken hebbe, dan uit belang.Daar evenwel de Deugd van Goedaartig-„ heid(j>) Over dit Gefchil kan nagezien worden GATAKERop de aangehaalde plaats van ANTONIMJS.de Histor. Phil. L. III. C. 12.III, p. 299. enz.(3) IDeel, bl. 339-JONSIUS inKUSTER op SUIDAS , Tom.


VAN PLUTARCHUS. 33„ lieid verder gaat, dan de Rechtvaardig-,, heid: Wetten toch, en rechten kunnen,, wy maar alleen gebruiken jegens onze me-,, demenfehen; maar weldaden en gunstbe-,, wyzen {trekken zich ook gereedelyk uit,, tot de redelooze dieren. Zy vloeijen uit„ Goedaartigheid, als uit eene ryke bron,„ hervoort. Het onderhouden van Paar-,, den, fchoon dezelve door ouderdom enarbeid nutteloos geworden zyn; het voe-«. den van Honden, niet alleen wanneer„ dezelve jong zyn, maar ook in den ou-,, derdom, doet het hart van een medely-„ dend mensch eer aan. Wanneer men eens,, te Athene zekeren Tempel bouwde, gafhet Volk acht op die Muilezels, welke hetmeest hun best gedaan hadden, en liet,, dezelve vervolgens los, en vry en rustigweiden: van welken een, gelyk verhaald„ wordt, uit zich zelf, naderhand, op het,, werk toeloopende, den Lastbeesten, wel-„ ke de Vrachtwagens naar de Burg optrok-,, ken, op zyde plag te gaan, of ook wel„ vooruit toog, hen als het waare aan-„ fpoorende en moed geevende; welken hetVolk ook, by openbaar befluit, gewild„ heeft dat op kosten van den Staat geduurendezyn leven zou gevoed worden. De„ paarden van CIMON, met welke hy, ini„ de Olympifche fpelen, tot driewerf denCprys


3( H E T LEVENptys behaald had, zyn dus ook begra-, ven dicht by de Grafftede van hunnen„ Meester. Veelen heeft men 'er, daaren-„ boven, gevonden, die hunne Tafel- en„ Huishonden begraven hebben, by voor-„ beeld XANTHIPPUS de oude, (vader van„ PERICLES) wiens hond, wanneer Athene„ by de aannadering der Perfen verlaaten„ werdt, het Schip, daar zyn Heer op was,„ al zwemmende bybleef. Men moet met„ dat geen, 't welk ziel en leven heeft,„ niet zo handelen, als met fchoezoolen, of" ander tuig, dat, als het door lang gebruik„ gefcheurd of verfleeten is, wordt weg ge-„ worpen. Neen! al waare het nergens an-„ ders om, dan ten einde menschlievenheid„ te lee'ren, gewenne men zich jegens de-.„ zelve zagtzinnig en vriendelyk te zyn.„ Ik voor my zou niet gaarne een' Ploeg-„ os wegens ouderdom verkoopen; veel min„ een Slaaf aan myn huis en kost gewoon;„ en hem dus, om luttel gelds, van zyn„ Vaderland, als het waare, berooven, daarhy toch voor kooper en verkooper even" onnut moet zyn." Zie daar de menfchelykheidmet een uitneemepd beginzel vanrechtvaardigheid vereenigd!Deze groote Zagtheid van PLUTARCHUSbelettede evenwel niet, dat hy de noodigeftrengheid oeffende omtrent zyne Slaaven,wan-


VAN PLUTARCHUS. 35wanneer dezelve ftraf verdiend hadden: maarhy deed zulks zonder drift, alléén met oogmerkom hen te verbeteren. Een leerlingvan PLUTARCHUS, de Wysgeer TAURUS, verhaalde, hieromtrent, eens een aanmerkelyk gevalaan AULUS GELLIUS (V): „PLUTARCHUS,"dus luidt het bedoeld verhaal, „had onderzyne Slaaven eenen weêrbarlligen Deug-„ niet, maar die, nu en dan, wysgeerigöboeken geleezen, en de Lesfen zo wat„ gehoord had. Dezen beval hy eens,,, wegens zekere misdaad, den rok uit tetrekken, en, naar gewoonte, met Iederes, riemen te geesfelen. Hy fchreeuwde inhet eerst geweldig, en zong den gewoo-„ hen zang van" geen fchuld te hebben,,», niets te hebben misdreeven. Daarna hieldhy, onder de geesfelllagen, plotzeling op„ van klaagen en kermen, maar begon nu„ met ernst te fpreeken en zynen Meester„ te beftraffen, zeggende, dat" hy PLUTAR-CHUS de Man niet waare, wien zulk een» gedrag betaamen kon: dat het een' Phiwlofoof fchandvlekte zich te vergrammen,!„ Dat hy zelf, dikwerf, over het on D e '„ hoorlyke der Gramfchap had geredentwist;„ ook een fchoon Boek gefchreeven had5 )om te leeren, „ hoe men zich voor de(r) Zie de Attifche Nachten, I Boek, H. 26,C 3„ Toom


3f5 H E T L E V E N„ Toorn wachten moest." Dat het ganfche--,, lyk niet met het gefielde in dat ftuk over-„ een kwam zich dusdanig in verregaande„ Gramfchap toe te geeven, en hem der-, maate te doen teisteren! PLUTARCHUS ant-„ woordde, met alle zachtzinnigheid en be-„ daardheid:" Deugniet! op welken grond„ fchyn ik U nu vergramd toe? Kunt Gy„ uit myn gelaat, uit myn' ftem, uit myne„ kleur, of woorden merken,, dat ik door.„ toorn vervoerd worde? Myne oogen gün-„ fleren niet wreedaartig: myn aangezicht is.„ niet beroerd: ik fchreeuw niet uitzinnig:„ ik gloei niet om myn hoofd: het fchuim„ flaat my niet op den mond: ik fpreek„ geene fchandelyke woorden, over welken, tik, naderhand, met reden berouw hebben„ zou: ik beef niet van kwaadheid, noch„ maak geweldige beweegingen met myn„ lichaam! en echter, of gy dit, moogelyk,„ niet wist, zyn deze de blyken van uitge-„ laaten' gramfchap. Ter zelfdcr tyd zich„ wendende tot hem, die de flraf uitvoerde:„ Ga gy voort, fprak hy, met Uwe zaaken,„ terwyl ik en deze knaap hierover twisten."Zie daar eene zeer opmerkelyke koelzinnigheid,die op de bezadigfte wyze uitvoertal wat men van woede en gramfchap mogt.verwachten, PLUTARCHUS was van oordeel,dat men ftraffen kon zonder aanvoering vandrift,


VAN PLUTARCHUS. 37drift. Dan men zal, mogclyk, denken,dat zyn-e goedhartigheid en menfehenliefdehem hadden behooren af te maanen vanzelf ooggetuige dezer ftrafoeffening' te zyn:veel min dezelve met al het voorkoomen•ecner zagte gemaatigdheid te doen voortduwen;cn 'er is, misfchicn, welke die bedaardheidruim zo zeer af zullen keuren,tils de uitbundigfle vervoeringe van Toorn.Maar, wanneer men de tyden van PLUTAR­CHUS, en het groot vermogen der Gewoontegade flaat, dan zal men eenige verfchooning'vinden voor een gedrag, hetwelk ons,aan de dienstbaarheid van Slaaven, en denlyfeigendom niet meer gewoon, anderszinseen hoogflen laakbaar febynen moet (f).En wie zal dien Man niet hoog fchatten,welke zich dus uitdrukt, in de Verhandelingover de Bygeloovigheid (7): „ My asor„ gaande, ik heb liever, dat de menfehenvan my zeggen, dat 'er nimmermeer een,, PLUTARCHUS in de weereld was; dan darzy zeiden: PLUTARCHUS is een onftandvastio\.(s) De plaats, op welke de Slaaf, in het bovenverhaalde, het oog had en zich beriep, vindt men HDeel, bl. 459. Dat onze Schryver gewoonwas de flraf der Slaaven uit te flellen, tot dat zyneDrift bedaard waare, blykt uit II Deel, bl. 640.(O II Deel, bl. 169.C 3


SS H E T L E V E N, tig, een lichtveranderlyk mensch! de ge-„ ringde beuzeling vervoert hem tot gram-H fchap; het minst misdryf wekt zyne„ wraakgierigheid: hy is aanflonds geraakt]] en te onvreden. Indien Gy, anderen ten" eeten vraagende, hem by ongeluk thuisliet; indien Gy, door overmaat van be-" zigheden , 's morgens uwe opwachting"niet by hem kwaamt maaken; indien het'', gebeurde, dat Gy hem vergat aan te, fpreeken; hy zou U wel willen aangrypenen verfcheuren; uw kind vatten en„, Haan zoo lang 'er adem in was; of in-„, dien hy een wild Dier had, het zelve in, uw koorn zenden, en het gewas beder-, ven." Het is duidelyk, dat PLUTARCHUShier ter zyden de bygeloovigheid aantastvan hun, die geloof floegen aan het verhaal,dat DIANE, verfloord op OENEUS, om datdeze vergeeten had ook aan haar van deeerftelingen zyner vruchten te offeren, hetCalydonisch Zwyn op hem losliet, 't welkalle zyne akkers verwoestte,Offchoon PLUTARCHUS het ons niet meteigene woorden gezegd had, dat hy meestoverhelde tot de Platonifchc Wysbegeerte,zouden wy zulks ten overvloede uit zyneSchriften kunnen opmaaken. Uit deze School'haalde hy die wysheid, die denkingskracht,welke wy in zyne werken zien doordraaien»


VAN PLUTARCHUS. 35*kn, en kundigen, zo wel als onkundigen,verbaasd doen ftaan. De Wysgeerte tochvan SOCRATES is de proefTteen van hetfchoone en wanflaltige: van waar en valsch!HORATIUS erkende dit in zyne Dichtkunst(u~). „ Goede fmaak," zegt hy, „ is de, bron en grondflag om wel te kunnenfchryven. Wilt Gy U daar mede bekend„ maaken, de Socratifche Schriften zullen'er U handleiding toe geeven." Dezegoede fmaak, dit gezond oordeel flelde hemin flaat de Daaden der menfchen juist tewikken en te weegen; de Zeden en Karakterswel uit eikanderen te fchiften; de grenspaalenvan Deugden en Ondeugden naauwkeurigaan te wyzen, zonder dezelve immermeerte vermengen, en noit aan de eenete geeven, 't geen aan de andere toebehoorde.Dit gemelde was reeds een groot voordeelvoor onzen Schryver: maar hy had 'ernoch een veel uitmuntender ujt afgeleid.Aan SOCRATES en PLATO was hy verfchuldigddie edele en grootfche begrippen vanGodheid en Godsdienst. Het Weezen vanGod was by hem niet dan Grootheid enMajefleit; en Goedheid, en Liefde, enHeerlykheid. Hy geloofde, dat God overalte-(«) Vers 309, 3io>C 4


4s fin LEVENtegenwoordig was. Hy hield hem voor eengelukkig Wezen: voor onveranderlyk, vooronverderffelyk; en dat zyn waare naam was:Hy die IS. Wy zullen hier eenige trekkenbyvoegen, uit zekere aanmerkelyke plaats inde Verhandeling over het geheimzinnig opfchriftvan den Tempel te Delphi (r).„ Het gaat met den Tyd," zegt hy daar,„ even als het met de Natuur gaat. In,, de Natuur komen de dingen met denTyd te voorlchyn, en gaan 'er mede ver-„, looren. Maar het is onbetaamclyk van„ dat geene, 't welk IS, te zeggen, dat„ het WAS, of ZAL ZYN; want dit fluit,, verloop, afwisfeling en verandering in.„ Men zegge; God IS, en hy isniet voor eenen tyd; maar voor de eeu-,, wigheid; voor eene onbeweeglyke, tydelooze,nimmer afloopcnde eeuwigheid,,, in welke noch eerder noch laater, noch,, korter geleeden is. God één zynde ver-rvult met het ééne NU de gehecle eeu-, wigheid. Hy is het eenige, dat, in diegeheele Eeuwigheid, met 'er daad IS,en niet geweest is, noch zal zyn: Datnoch aanvang genomen heeft, noch zü„ ophouden." Kan 'er grootfcher omfchryvin0-van de Godheid gegeeven worden?Men(V) IIJDeel, bl. 3P3.


VAN PLUTARCHUS. 41Men kan niet ontkennen, dat hy hier endaar van Goden, in het meervoud, gewaagt,even als zyn Meester PLATO: maar dezeuitdrukking moet ons geen ongunftig denkbeeldvan zyne Leere inboezemen. Menkan dezelve, zo veel het Heidendom toelaat,gemakkclyk in een' goeden Zin verklaaren:en op andere plaatzen fpreekt hymaar van éénen God. Het was onmoogelyk,dat een Man, als PLUTARCHUS , cn metzulke gevoelens omtrent de Godheid bezield,Hellen konde, dat 'er veele Goden,elkandercn gelyk in vermoogen, zyn konden.Elders zegt hy, dat God voor demenfchen de goedheid heeft van een Vader;dat hy hen tederlyk bemint; dat hy nimmerophoudt hun wel te doen; dat dat oog dei-Ziele, waardoor God gekend wordt, vanalle de andere het helderst en fcherpzichtigstis; dat het God zelf is, die deze kennisverleent, en dat men niet moet ophoudenhem daarom te verzoeken; dat Godonder geene menfehelyke gedaante vertoondkan worden, en dat men zich niet tot hemkan verheffen, dan met zyne gedachten.Niet minder wel fpreekt hy van de onfterflykheidder Ziele, welke hy erkent gegrondte zyn op redenen, die van deGodheid zelve worden afgeleid; dat is, datzy een gevolg is der Goddelyke GoedheidC 5cn


4i H E T L E V E Nen Rechtvaardigheid. In de Verhandeling,in welke hy onderzoekt, waarom de Godheidtraag is in het ftraffen der Boozen?Iaat hy zich dus uit fV). „ Het is, der-„ halven, een en dezelfde grond, waardoor,, zo wel de Voorzienigheid Gods, als deonfterflykheid van 's menfchen Geest bes,weezen wordt: en het een kan niet be-„ Itaan, indien men het ander wegneemt.Indien de Ziel derhal ven overblyft na de„ dood, is het zo veel te natuurlyker, dat„ dezelve, alsdan, of belooningen, of flraffenondergaan zal. Zy ftrydt toch in dit„ leven als in een Worflelperk: en hieromgeniet zy, de flryd afgelïreeden zynde,,, het geen haar toekoomt. Maar, wyl zy„ daar ter plaatze afgefcheiden en op zich„ zelve is, treft het ons, die leeven, niet,of zy, van wegen haare voorige bedry-„ ven, loon, dan wel ftraffe ontvangt ; ja„ blyft dit veel eer voor ons verborgen,of wordt ook wel in twyffel getrokken."PLUTARCHUS was zo getroffen van de verderffelykegevolgen uit de Leere van EPI-CURUS voortvloeijende, dat hy dezelve gingbchryden. EPICTETUS , tydgenoot van onzenSchryver, had zulks ook van zyne zyde gedaan;maar men kan zeggen, dat hy voor-naa-(if) In de uitgaaf van den Heer wyTTENBACH,bl.70.


VAN PLUTARCHUS. 43naamelyk het bclacchelyke van dit ftclzel betoogde; in plaats dat PLUTARCHUS het aantastmet redenen uit den grond der Phüofophieopgehaald. Dit doedt hy in zyn Betoog, „ dat men zelf volgens EPICURUS geenleven van vermaak leiden kan." De Lezervergenoege zich met de volgende Redekavelingover dit Stuk, daar ter plaatze voorkoomende(x), waar hy, gefprooken hebbendevan het vermaak, uit het leezen derDichters ontftaande, dus voortgaat: „ Maar„ aan dit genoegen hebben die Philofophengeen deel: ook geeven zy voor daar aangeen deel te willen hebben. Want zy„ dwingen het befpiegelend vermoogen der„ Ziele nederwaarts naar het lichaam, en„ haaien het, door de vleefchelyke begeer-„ lykheden, even als met looden' gewichten„ naar den grond. • Zy willen, dat„ de Geest door de lichaamelyke vermaa-, ken even als een varken gemest worde,„ geltaadig gopperende om zich in genot„ of aandenken aan Wellust te verlustigen;„ zonder denzei ven toetelaaten, dat hy ecnig„ hem eigen vermaak of genoegen uit zich„ zelvcn geniete, of begeere. Evenwel is„ 'er niets onredelyker, dan dat, daar des, mensch uit twee deelen beftaat, uit ziel» en00 II Deel, bl 1096.


*4 H E T L E V E N„ en lichaam, en de Ziel, als van edeler„ hoedaanigheid zynde , over het lichaam„ heerfchappy behoort te voeren, men aan„ dit laatfte een natuurlyk, afgezonderd en„ eigen goed toekenne, terwyl men aan de„ Ziel niets overlaat, behalven de bezigheid„ om fteeds het oog op het lichaam te ves-„ tigen, deszelfs genoegens toe te juichen,en daar in allen lust en vermaak te„ fcheppen, daar zy zelfs aanvankelyk als„ zonder gevoel en roerloos zynde niets„ hebben te verliezen, niets te begeeren,„ niets om 'er zich in te verheugen. Want„ men moet of rechtevoort den geheelen„ mensch vervleefchen, het gccllelyk we-„ zen der ziele, gelyk zommige docn,gan-„ fchelyk wegneemende ; of, indien men„ twee onderfcheidene natuuren in ons over-„ laat, dan moet men ook aan elk derzel-„ ver een goed en kwaad, een genoegen„ of ongenoegen toefchryven, het geen 'er„ of eigen aan zy, of vreemd: gelyk elk„ onzer Zinnen zonder eenigen twyffel een„ byzonder zinnelyk gevoel heeft, hoe zeer„ zy anders ook ovcreenftemmen. Nu is„ het zintuig, der Ziele eigen, niets an-„ ders, dan het Verftand: en zou het alle„ ongerymdheid te boven gaan, wanneer„ men fleldc, dat aan dit Verftand niets in„ eigendom behoore; geene befchouwing,» geen "


VAN PLUTARCHUS. 45„ geen gevoel, geene aandoening in wel-„ ker genot de Ziel zich zoude kunnen„ verheugen!" Hy trekt dit nog veel verder,en vervoerd door de bekoorlykheid vande vermaaken der Ziele oppert hy eenezaak, welke men fchier fchroomen zou hemna te zeggen, daar dezelve, zonder twyffel,de vinnigfte tegenfpraak van eene grootemenigte bedorven' menfehen ondergaan zal.Laat ons echter zo moedig zyn van het tedurven zeggen: „ Wie is 'er," dus uit hyzich, „ (;y) welke, honger of dorst heb-„ bende, liever de fpyfen der Phaeacenfen„ genisten zou, dan het verflag der doolin-,, gen van ULYSSES doorloopen? Wie zou„ meer vermaak vinden den nacht met de„ fchoonfle Vrouw door te brengen, dan„ waakende te leezen het geen XENOPHON?, heeft gefchreeven van PANTHEA, of ARI-,, STOBULUS Van TIMOCLCA, of THEOPOAIPUÏ»„ van THISBE (2)?"In eene andere Verhandeling tast hy denflelregel aan der Epicuristen: „ Houd Ufchuil in uw leven; en hy doedt zien, datdeze grondflelling alleen pasfe aan een Man,die(y) II Deel, bl. 1093.(2) Zie XENOPHON in het begin van het 5de Boekder Opvoeding van CYRUS. De twee andere Schry.vers zyn verlooren geraakt.


* 6 H E T L E V E Ndie niet, dan voor zyn lichaam goedvondtte leevcn, en zich niet fchaamde het levenvan een worm te leiden: gelyk dit aan EPI-CURUS door EPICTEET verweeten wordt»Braave lieden leeven niet voor zich zeiven,maar voor anderen. Het past der Ondeugdalleen haar leven te bedekken, en zich verfcholente houden in de duisternis."Een der groote eigenfehappen van PLU­TARCHUS, die naamelyk, welke een' Gefchiedfehryverzo zeer betaamt, is „ deLiefde der Waarheid." In de levens, doorhem befchreeven, zal men noit bevindendat hy aan de Ondeugd het gelaat derDeugd heeft willen geeven, of aan Deugdenhet voorkoomen van Gebreken. Wanneerhy ons DEMETRIUS en ANTONIUS a£fchildert, welke beide Monfters van wreedheiden allerleije ondeugden geweest zynverbergt hy evenwel niet het weinig goed'dat nog by hen huisvestte. Tekent hy onsLUCULLUS af; het aandenken der weldaadendoor dezen aan zyn Vaderland, Bceötie,beweezen, zal hem niet vervoeren om datgeene te ontveinzen, het geen kwaad inhem was, overtuigd, dat LUCULLUS zelf dezedienst niet betaald zoude willen gehad hebbendoor een valsch getuigenis van zynebraafheid opgedischt in een glimpig verhaal.Hy verheft, zo veel hy kan, de uitmuntende


VAN PLUTARCHUS. 47de daaden der groote Mannen : en belangendehunne Gebreken, hy gewaagt daarvanniet , dan voor zo verre dit noodig is omde gelykenis van hun afbeeldzel te bewaaren.En hy geeft zich geene moeite omdaar van in zyn Gefchiedverhaal een naauwkeurigverflag te doen. Des loopt hy 'erligtkens over heen, fpaarende als het waarede arme menfchelyke Natuure, uit medelydenmet derzelver zwakheid, welke hem niettoeliet een geheel volmaakt Origineel voorden dag te brengen, het geen men zou mogenneemen voor een Model van volmaakteSchoonheid, Deugd en Wysheid.Het waare te wenfchen, dat hy denzelfdenSchryftrant overal in zyne ZedekundigeStukken gevolgd had. Dit zou hem in veiligheidhebben gefield tegen een billyk verwyt.Maar hy vergat zich zeiven en zynegewoone onpartydigheid in twee opzichtenvan zeer veel gewigt: en wel, vooreerst,met betrekking tot HERODOTUS. Deeze hadelders kwalyk gefprooken van de Boeötiersen Corinthiers. PLUTARCHUS, genoopt doorde liefde tot zyn vaderland, vatte des de wapenenop om zyne Landgenooten te verdeedigen.Met dit oogmerk fchreef hy eeneverhandeling „ over de Kwaadaartigheid vanHERODOTUS" in welke hy zich op eene wyzezyner wysgeerige beginzelen onwaardig tegens


48 H E T L E V E Ngens deezen Vader der Gefchiedenis uitlaat.Hy vergenoegt zich niet hem Dromeryen enFabelen te verwyten: hy befchuldigt hem van„ Kwaadaartigheid" in den uitgeflrektftenzin,welken dit woord hebben kan. 't Is waar!hy geeft breedvöerigen Lof aan zyn' bevalligenStyl en kunstryken Schryftrant : (a)maar begaat even het zelfde misbedryf, waarvan hy Herodoot befchuldigd; fpillende zynenlof met geen ander oogmerk, dan omhet verwyt en de befchuldigingen zoo veelgeloofwaardiger te maaken. Dan : het ishier de plaats niet, om dit verder uit tehaaien.Voorts is PLUTARCHUS nog in een andergeval van zyne gewoone en pryswaardige o?ipartydigheidafgevveeken : te weeten hier in,dat hy tegen de Stoïcynen gefchreeven heeft.De liefde tot zyn Vaderland gaf aanleidingtot den even-gemclden misdag, en zyne grooteverkleefdheid aan de Platonifche Wysbegeertevervoerde hem tot deezen tweeden.Fly flelde twee Gefchriften op tegen de volgelingenvan Zeno. Het eerfte noemde hy :„ De Tegenftrydigheden der Stoïken." Hetander gaat „ over de gemeene Begrippen"en is van 's gelyken tegen die Sefte ingericht.Men(«) By voorbeeld , II Deel, bladz. ^74. B. en1093. B.


VAN PLUTARCHUS. 49Men kan niet ontkennen, dat de StoïfcheSchool , afwykende van de gevoelens vanPLATO en SOCRATES, tot groote en grovedwalingen vervallen zy. Maar PLUTARCHUShad ongelyk haar met zoo veel bitterheidsaan te vallen: haar onophoudelyk te verongelyken.Hy haalt Tegènftrydigheden op,welke gemakkelyk vereffend kunnen worden:om niet te zeggen, dat het onbillyk is,wanneer de eerfle Stichters eener Secte gefehandvlektworden met de buitenfpoorigeHellingen hunner volgelingen. En wat betreftde gemeene Begrippen: dezelve zyn nietaltyd zoo ongerymd: men kan ze grootendeelszeer wel over een brengen met de Gevoelensdezer Wysgeeren. In een woord.De Schriften van Keizer MARCUS ANTONINUS,en die van EPICTETUS zullen, ten allen tyde^voor de Stoïfche Schoole een voldoende verantwoordingopleveren tegen alles, wat mentot haar nadeel mag hebben voortgebragt.Wy weeten niet naauwkeurig, of onzeSchryver rykelyk zy voorzien geweest vande goederen der Fortuin. Echter moet menbefluiten, dat zyn fland vry onderfcheidengeweest is. Immers hy fpreekt zyne Huisvrouw, TIMOXENE , dezerwyze aan, in denBrief van Vertroosting aan haar gericht (F) t,, Slaa(£) II Deel, Bladz. 6i\, A, B.D


50 <strong>HET</strong> LEVEN„ Slaa geen acht," zegt hy, „ op de traa-„ nen van hun, die U thans koomen be-„ zoeken. Die traanen zyn by hen allen„ de vrucht eener nietswaardige gewoonte.„ Bedenk liever, hoe zeer Gy nu nog van„ wegens de U overblyvende Kinderen, u-„ we Goederen en Levensftand door even„ diezelfde menfchen benyd wordt, 't Waa-„ re immers verkeerd, dat Gy U zo zeer„ over uwe omflandigheden beklaagenzoudt;„ dat Gy over uw tegenwoordig Lot mis-„ noegd zoudt zyn, daar andere, ook na het„ bykoomen dier ramp, welke ons nu treu-„ ren doet, echter van harten gaarne in uwe„ plaats zouden willen zyn."De onbekrompenheid van zyn beftaanblykt nog verder uit eene andere plaats,welke men aantreft in de Vermaaning, „ om„ zich voor fchulden te hoeden." (Y) Wantna een {terken uitval tegen de hardigheidder fchuldeisfchers voegt hy 'er by: „ Denkt^ niet, dat ik, dus fpreekende, aan deeze„ lieden den oorlog verklaare: Zy hebben,, my toch nimmer myn Hoornvee of Paar-„ den ontroofd." 't Is bekend, dat dit dewoorden waaren van ACHILLES (volgens HO­MERUS) fpreekende van de Trojaanen. PLU­TARCHUS bedient 'er zich geestig van: gelvk(0 II Deel, Bladz. 8so, Ë.hy,


VAN PLUTARCHUS,5thy, overal, van de keurigfte gezegden derOuden een zeer fnedig gebruik weet temaaken.Wy zullen deze fchets van PLUTARCHUSLeven befluiten met eene bondige Loffpaakhem vereerd door een' beroemd Letterkundigenvan onzen tyd, aan welken hy eens,zo Wy hoopen, de hoogde verplichting hebbenzal onder alle Geleerden, na den herfieldenbloei der fchoone Wetenfchappen»Dus luidt zy (rf): „ Groot was het verftand„ van(d) De woorden hier opgegeeven, en welke onzenLezer geen gering denkbeeld van PLUTARCHUS zulleninboezemen, zyn die vaji den Hoogleeraar WYTTEN-BACH , in eene Voorrede geplaatst voor de Verhandelingvan onzen Schryver, over de langzaam voortspoedendeWraak der Godheid, door Hem, nu eenige jaarengeleeden, uitgegeeven. 'Kr zyn onder de Geleerdengeweest, welke gezegd hebben, dat, inden menalle oude Schryvers misfen moest, zy van niemandnooder fcheiden zouden, dan van PLUTARCHUS! Hetgewigt zyner Werken billykt deze genegenheid. EenLyst van alle zyne Gefchriften werdt opgemaakt doorzyn' Zoon LAMPRIAS. Dezelve is nog yoorhanden. Wyzien 'er uit, dat niet eens het derde gedeelte van 'sJVlans gadeloozen Arbeid de woede des alverflindendenTyds heeft mogen ontkoomen. En hierom behoorerïdie Hukken, welke overgebleeven zyn, ons zo veelmeerder waard te weezen. Opmerkelyk is het, dat wytem nergens gewag hooren maaken van de CHRISTENEN ?of fchoon de gelegenheid om van hun te fpreekeazich niet zelden aanboodt. Men jnag 'er sit befluiten.Da


£2 K E T L E V E N„ van PLUTARCHUS ; uitmuntend zyne fchrari-,, dere en fraaije trant van redekavelen':„ maar byna ongelooflyk en onbeperkt zy-„ ne bedreevenheid in goddelyke en men-„ fchelyke zaaken 5 ongemeeten de voorraad,„ welken hy, in elk deel der edele Weter>„ fchappen, had opgedaan. Deze welver-,, diende roem is reeds, uit zich zelve, zo„ grootsch en voortreffelyk, dat 'er fchier„ niets kan worden by gedaan: en evenwel„ mag men 'er, tot overmaat van lof, nog„ dit aan toevoegen, dat hy alle de genoem-„ de bekwaamheden geenszins heeft aange-„ wend tot het onderzoek van nietsbedui-V dende Duisterheden, noch ook de Volks-,, gunst daarmede getracht te winnen; maar„ ze dienstbaar heeft gemaakt aan dat gee-„ ne, wat verre wech het belangrykst was,„ dat is, het Nut des Menschdoms in het„ gemeen. Overal beyvert hy zich des om„ onderfcheidelyk te leeren, wat of nuttig„ zy, of onnut: wat begeerlyk zy, of ge-„ myd moet worden. Hier handelt hy over„ het betrachten van onderfcheidenc deug-„ den; ginds over het bellier des- Gemee-„ nendat.hy geen begunftiger van dezen nieuwen Godsdienstgeweest is. Ook: dat hy 'er niet op verbitterd was.Het een, of het ander zou hem zeker aangezet hebben,om 'er, nu of dan,, iets van te gewaagén»


VAN PLUTARCHUS. 53„ nenbests: elders prysthy de Wysbegeerte„ aan, en wel zulk eene Wysbegeerte, wel-„ ke niet, ten einde deftig en grootsch te„ fchynen, het afgetrokken duister bemint,„ noch door fpitsvindigheid van onderlchei-„ den zich als fchrander voordoet; maar die„ Dwaaling en By geloof verbant; de Leer-„ meesteresfe is des menfchelyken levens,„ en eene Uitdryfller der Ondeugden. Het„ getal der Boeken door hem gefchreeven,„ offchoon 'er het derde deel niet eens., van overgebleeven zy, is echter zo groot;„ de florTen daar in behandeld zo verfchei-„ den ; elk derzelver, in haar zoort, zo„ voortreffelyk, dat ik, onder de oude„ Schryvers, zeer weinige met hem gelyk,„ en volftrekt niemand boven hem Helle!„ Wat zal ik gewaagen van zyne kennis en„ bedreevenheid in de Wysbegeerte, vanwelke hy alle de Deelen zo naauwkeurig?, had doorkeeken ? daarom hy ook wat„ ieder Secte goeds had gepreezen, en voor„ het verkeerde, daar en tegen, gewaar-„ fchuwd heeft. Wat fpreek ik van de„ Daaden en Bedryven der Grieken en Ro-„ meincn, in welker verhaal niemand ligte-„ lyk met meerder trouw te werk is gegaan;„ niemand de waare oorzaaken der omwen-„ telingen, als ook de binnenfle fchuilplaatwzen der Harten of fchranderder heeft


54 <strong>HET</strong> LEVEN VAN PLUTARC.„ zien, cf verfiandiger te boek gefield? Wat„ meld ik van de overige deelen der Oud-„ heid, van welke 'er geen is, dat niet uit„ hem op de uitmuntendfte wyze kan wor-„ den opgehelderd : terwyl 'er, daarenbo-„ ven, veel is, welks wetenfchap wy alleen„ aan hem verfchuldigd zyn. Te recht, der-„ halven , zyn groote Mannen van dit ge-„ voelen geweest, dat hy, die onder alle„ de Ouden maar den eenen PLUTARCHUS ge-„ leezen had ; wel te weeten , indien hyvhem met nadenken en gezetheid geleezen„ had; zulk eene kennisfe van de gewich-„ tigfte dingen had begreepen, dat hy, met„ recht, by elk voor een geleerd Manj, mocht gehouden worden."


T H E S E U S.


H E TL E V E NV A NT H E S E U S.Cjrelyk in de Befchryvingen des Aardryksde Geleerden die Landen, welke hunonbekend zyn, op de uiterfte einden hunnerAftekeningen flaauwelyk fchetzen, zomtyds'er byzettende: „ Het geen verder op ligt„ zyn waterlooze zandhoopen en wildernis-„ fen." Ook wel: „ Dit is het onbekend„ Moeras." Of: „ Dit is Scythien met„ fneeuw en ys bedekt." Of: „ Dit is„ toegevroozene zee:" Zo zou ik ook,o sosius SENECIO (o),in de Befchryving deron-(a) c. sosius SENECIO bekleedde viermaalen te Romede Burgeineesterlyke waardigheid; eens onder NERVA ,en, daarenboven, nog driemaalen onder TRAJAAN. 'tIs dgzelfde, aan wien PLINIUS heeft gefchreeven. Zy,die geloofd hebben, dat het deze SENECIO was, welkenDo.MiTiAAN heeft doen fterven, bedriegen zich. Ditw a sD 5


58 H E T L E V E Nonderling vergeleeken Levens, na dat ik hetTydperk afgeloopen heb, waarin de Waarfchynelykheidplaats vindt, en 'er zich eenbetreeden pad voor het verhaal der Gebeurtenisfenopdoet, aangaande de vroegere voorvallenmet recht zeggen mogen: „ Het„ geen hier voorgaat, hangt aan een van„ Wonderen, welke aan het Treurfpel ftof„ verfchaffen. De Dichters en Fabelfchry-„ vers bewoonen het. Geloofwaardigheid,„ of Blykbaarheid worden 'er niet gevon-,, den." Daar wy echter de Levensbefchryvingenvan den Wetgever LYCURGUS en KoningNUMA reeds hadden uitgegeeven, fcheenhet niet ongevoeglyk ook tot ROMULUS, totwiens tyden de Gefchiedenis thans genaderdwas, op te klimmen. Wanneer ik nu inoverweging' nam:Wie zal met zulk een Held in 't moeilyk (Trydperk treden ?Wien ftelt men tegen hem ? wat Koning weegt.hem op ?om met JESCHYLUS te fpreeken (£), dachthet my goed den Bouwer van het fchoon enwyd vermaard Athene te Hellen tegen over,enwas HESENNIUS SENBCio, en niet sosius; hy kwam omvoor dat PLUTARCHUS deze laatrte Levens had opgefteld.Aantekening van den Franfchen Vertaaler.(è) .SSCHYLUS in zyn Treurlpel, de VII tegen Thebe,v. 400, 441.


V A N T II E S £ U S. 59en tc vergelyken met den Vader van hetgrootsch cn onverwinnelyk Rome. Wywenschten ondertusfchen wel, dat al het Verdichtezich onder onze hand zodanig zuiverenliete, dat het de gedaante cener waarachtigeGefchiedenis verkreeg: maar weigertde Fabel ftoutelyk naar de Rede tc luisteren; wil zy gecnerlei inmengzel van hetwaarfchynelyke aanncemen, dan zullen wygunftige Lezers nodig hebben, welke mettoegeeffelykheid het verhaal der gryze Aloudheidontvangen zullen.Gevoegelyk fchynt ons THESEUS, in vceleopzichten, te kunnen vergelccken wordenmet ROMULUS. Beider geboorte was onecht'en duister, en wierden zy daarom gehoudenuit Goden oorfpronkelyk te zyn. Beidewaren zy ftrydbaare Helden, en ging hunnemanhaftigheid met verftand gepaard. Vande twee meest aanzienelykc Steden bouwdede een Rome, en de andere vereenigde verfcheideneBuurfchappen tot de Stad Athene.Beide begingen zy Vrouwenroof. Geen vanbeiden kon huisfelyke rampen, of de wraakzyner Naastbeftaanden ontgaan. Ook wordtvan beiden getuigd, dat zy, op het eindevan hun leven, in den haat hunner Burgerenvervielen; indien men anders eenig geloofmag flaan aan dat geene, wat, zonder ietsvan


6q> H E T L E V E Nvan het wonderbaare te hebben, verhaaldwordt.THESEUS klimt, in zyn afkomst van Vaderszyde, op tot aan ERECHTHEUS , ende eerde AUTOCHTHONES (V). Van Moederszyde was hy uit het bloed van PELOPS. DezePELOPS was', ruim zo zeer door zyn talrykKroost, als overvloed van Rykdommen,de machtigde Koning van Peloponnefus.Veele zyner Dogteren huwde hy uit aan devoornaamde Heeren. Zyne Zoonen, overalverfpreid, bekwamen in veele Staaten deOppermacht. Een van deze was PITTHEUS,die Troezen, eene niet zeer groote Stad,gebouwd heeft, en onder zyne Tydgenooten,inzonderheid, beroemd was van wegen zyne-Voorzeggings-kunde en Wysheid. De Wysheidnu van die dagen had, zoo het fchynt,geen ander gelaat of vermogen, dan waarvan de oude Dichter HESIODÜS zig zoo loffelykbediende. Te weeten: zy bedond inkortbondige Spreuken, hoedanige 'er in zynDichtduk over den Landbouw voorkoomen.Zelfs(c) AUTOCHTHONES werden by ouds genoemd nietalleen I.NBOORELINGEN: maar ook Zy, van welker oorlprongof Gedacht men geen verder naricht had, ofgeeven kon,en die dus uit den vaderlyken grond zeivenfcheenen gebooren te zyn. Hier werden verftaande oudfle en etrfte Eewooners van Attica.


V A N T H E S E U S'. êiZelfs zegt men, dat 'er daaronder eene van.PSTTHEUS zeiven zoude zyn; deeze namelyk00:„ 't Verdiende loon zyfceeds voor uwen Vriend gereed."Dit zeggen bevestigt, onder anderen, ook deWysgeer ARISTOTELES f» En EURIPIDES,wanneer hy HIPPOLYTUS noemt, „ den Voed-„ fterling des heiligen PITTHEUS" (ƒ) geeftdaar mede te kennen de achtinge, welkemen dezen toedroeg. ;EGEÜS nu (g), kinderlooszynde, ging tot het Orakel; wanneermen zegt, dat de Priesteresfe, PYTHÏA,het bekend antwoord uitfprak, hem verbiedendemet eenige Vrouw' gemeenfchap tehebben, voor dat hy weder te Athene kwam.Daar zy zich, evenwel, niet zeer klaar haduitgedrukt, vondt JEGEVS geraaden zig naarTroe-(V) HESIOBOS Landb. v. 370. Met dit zeggan heeftmen te regt vergeleeken de plaats der H. Schrift, Levit.XIX, 13. „ Des daglooners arbeitsloon en zal„ by u niet vernachten tot aan den morgen."(«) Over de Zedek. IX B. 1 H,(ƒ) In het Treurfp. HIPPOLYTUS, v. ri.(g) Men had hier eene nieuwe zinfnede kunnenaanvangen. De naam van .TEGEUS, van welken noggeen gewag gemaakt was, komt hier, eenigszins,onverwacht voor. ^GEUS, Koning van Athene, enVader van THESEUS , was de Achterkleinzoon varitRECBiHEUS, in het voorgaande vermeld.


62 H E T L E V E NTrcezen te begeeven, waar hy de Godfpraakaan PITTHEUS mededeelde , welke in dezewoorden vervat was:„ Gy zult den voet des faks (h% o Vorst, niet eer ontbinden,„ Voor dat ge U wederom t' Athene zuit bevinden."Het blykt niet, wat PITTHEUS bedoeldhebbe, wanneer hy hem (het zy dan metzyn wil, of dat hy hem wat anders dietsmaakte) by zyne Dogter ZETHRA flaapendeed. Zeker is het, dat JEGEUS, ontdekthebbende, dat hy met de Dogter van PIT­THEUS gemeenfehap had gehad, en vermoedendehaare zwangerheid, zyn Zwaard enSchoezoolen achterliet, dezelve onder een'grooten Heen verborgen hebbende, welkevan binnen eene holligheid had groot genoegom het neergelegde juist te bevatten.Voorts vertrok hy, na alleen aan ATHRA dezaak geopenbaard te hebben, met bevel, indieneen Zoon uit haar gebooren werdt,welke, tot manbaarheid gekoomen, in flaatzou zyn den Heen op te richten, en 'er hette pand gelaatene onder van daan te haaien,den-(/!>) Eigenlyk: „ Den uitftekenden voet, of kraandes Lederen-zaks." Wy zuilen ons hier overniet verder uit laaten. Die wil, kau nazien wat overdit Orakel gefchreeven is door w. A. MUKETUS Var,Lect. III, 14 en p. LEOPARDUS Emendat. VII, 13,


V A N T I-I E S E U S. 63denzelven, alsdan, met het gevondene by.zich, tot hem te zenden; echter zoo bedektelyk,als immers mogelyk was, en zonderdat iemand het wist. Want hy vreesdeo-rootelyks de laagen der Pallantiden (i),by welken hy, om dat hy geene Kinderenhad, in verachtinge was: daar zy vyftig ipgetal waren, alle van eenzelfden Vader,PALL


6 4H E T L E V E Naan wien de Achenienfers, nog heden, gewoonzyn, des daags voor het Feest vanTHËSÉUS i een' Ram te offeren; vereerendealdus zyne Gedachtenisfe, en wel uit gewichtiger'oorzaak, dan zulks door hen gefchiedtomtrent SILANION en PARRHASIUS (W},Van welken de eerfte het beeld van THESEUSgegooten, de andere hem gefchilderd heeft.Daar het toen reeds de gewoontewas, dat Jongelingen, welke de manbaareJaaren bereikten, zich naar Delphi begavenom daar ter plaatze de eerftelingen van hunHair aan APOLLO te offeren (V), reisde ookTHESEUS derwaarts: waarom men zegt, datnogken men Pavdagogus noemde, en die volkomen magtover hunne opvoedinge eii bedryven had. ApostelFALLUS zinfpeelt hier zeer fraai op, in den Brief aande Galaten, H. III, v. 23, 24 en H. IV, v. 1, 2.(/«) Twee beroemde Kunstenaars, over welken nageleezenkan worden het geen de geleerde Fa. JUXIUSvan hun uit de Ouden heeft by een gebragt in zynenvoortreffelyken Catalogus Artiff. Veterum. DeTHESSUS van PARRHASIUS werdt, met andere Griekfchekostbaarheden en koustftukken, overgebragt naar Ro.-me, en aldaar 'm het Capitool geplaatst, MEZIRIACmeent, dat hy 'er nog was ten tyde van PLINIUS:(Zie B. XXXV, h. 10) maar hy had verzuimd zyn'Schryver in te zien.(») De Jongelingfchap werdt geacht in de byzonderebeicherming van APOLLO te ftaan, welke Godheidfteeds als een Jongeling afgebeeld, en gehouden werd?eene altyd-duurende jeugd te genieten.


V A N T H E S E U S . 65riog hedendaags zekere plaats naar hem Thefcagenaamd wordt. Dan het Hair werdthem toen alléén maar van het Voorhoofdweggefneden, gelyk HOMERUS getuigt dat deAbanten gewoon waren (V). En deze maniervan fcheeren kreeg van hem den naamvan de Thefeïfche. Belangende de Abanten:zy werden het eerst op deze wyze gefchooren,niet, gelyk fommige gevoelen, op hetvoorbeeld der Arabieren, van welken zyzulks geleerd zouden hebben; noch ook, innavolging' der Myfiërs (ƒ>): maar wyl zyoorlogszuchtig waren , gewoon van dichteby te vegten , en boven al geleerd methunne vyanden handgemeen te worden :ge-Ce) Wad. II B. v. 542.(/>) De ABANTEN waren afkomflig uit het firydbaarThracie, nu Romanie gehecten. Zy bewoonden zederthet fchoone Kubaïa, nu Negrepont; zynde hetgrootfle der Eilanden van den Archipel. Het luidteenigermaate vreemd hier van AHABIERS te hooren ge.wagen. Hier aan ftiet zich ook de Franfche Vertaalerai. DACIER. Tegen welken de Engclfche Uitgever, A.BRYANE uit Strabo (X B. bl. 447) heeft opgemerkt,dat 'er, in de daad, met CADMÜS Arabiers uit het Oostenin Griekenland en Euba;a zyn overgekomen. DeMyfiërs behoorden van ouds ook tot de Thraciers,en bewoonden die Landen aan den Donau, welkemen thans Servië en Bulgarie noemt.E


66 H E T L E V E Ngelyk zulks ook bevestigd wordt door AR-CHILOCHUS in de vólgende verfen., Als MARS zyn' moedige Oorlogsmannen„ Ten ftryde voert in 't open veld,„ Zal men geen aantal Boogen fpannen,„ Geen Slinger zien by eenig' Held:„ Het Zwaard zal 't weeryk werk beflisfen,„ Dat, wen d'Euboeè'r vuist het zwaait,„ Gewoon is noit zyn' JMan te misfen. .op dat zy, derhalven (V) den vyand geenegelegenheid geeven mogten om hun vanvooren by het hair te vatten, lieten zy hetzelvedaar wegfcheeren. Dezelfde reden,zegt men, bewoog ongetwyffeld ALEXANDERden Macedoniër zyne Bevelhebbers te gelastende baarden der Krygslieden af te doenfnyden, dewyl, onder het vechten, niets gereederwas, dan dezelve aan te grypen (Y).Ge-(?) ARCHILOCHUS was een der oudfte Dichters vanGriekenland. Hy leefde omtrent de XXIII Olympiade,en de tyden van ROMULUS; en heeft zich, vooral, door zyne bitze jambifche verfen bekend gemaakt.(r) Voeg 'er Waarheidshalve f>y, [„ dus van digte„ by, niet met flinger, boog of lans; maar met hetzwaard vegtende."]($) PLUTARCHUS verhaalt ons dezelfde zaak eenigszinsomftandiger II Deel, bl. 180. „ Wanneer nu„ alles tot den (lag in gereedheid was gebragt, en„ zyne Hoofdmannen hem vraagden, of hy, boven-„ dien, nog iets te beveelen.had? gaf hy ten ant«„ woord: Niets anders, dan dat men de kinnen der„ Ma-


V A N T H E S E U S . 6fGeduurcnde de Kindschheid van THESEUShield zyne Moeder ^ETHRA de waarheid zynergeboorte bedekt. Een Gerucht, doorPITTHEUS verfpreid, wilde hem voor een'Zoon van NEPTUNUS doen doorgaan, 't IsNEPTUNUS , wien de Trcezeniers , bovenal, vereeren.De Stad zelve is in de byzonderebefcherming van dezen God, aan welken deEerftelingen der Veldvruchten worden aangeboden;terwyl, daarenboven, hunne Geldmunthet teken van een' Drietand voert (r).Maar wanneer hy nu, een Jongeling geworden,by de iterkte des lighaams, blyken gafvan een' Houten moed, zoo wel, als juistoordcel , dat met verftand en vatbaarheidgepaard ging; toen bragt hem ^ETHRA by denSteen; deed verflag van het eigenlyk geheimzyner geboorte, en beval hem, voorts, deKenmerken, door zynen Vader achter gelaaten,weg te nemen, en naar Athene tevaaren. THESEUS ondergreep, hierop, denSteen,„ Macedoniers glad fcheere! en als PARMENfo hier3, over zyne verwondering' toonde, zeide Hy: Weet„ gy niet, dat 'er in den fhyd geen beter handvatzei„ is, dan de Baard?" Bekend is het geval vanJO.'.B en AMASA uit de H. Schrift, II Samuel XX, 9, i o.(t) Niets was natuurlyker, dan dat de Troezeniers,wier Gebied uiet ver van Zee lag , NEPTUNUS byvoorkeur eerbiedigden. Men kan 'er over nazienCIIANDLER'S Griekenland, bl. 327.E 1


68 H E T L E V E N ,Steen, en bragt de holte deszelfs met gemaknaar boven («); dan hy weigerde fcheepte gaan; hoe zeer ook deze weg alleszinsveilig ware, en zyn Grootvader en Moederhem baden dien te kiezen. Geen wonder;daar de Landweg, die naar Athene ging,niet zonder gevaar te betreeden was, alswordende, allerwege, door Roovers en Booswichtenonzuiver en onveilig gemaaktHet was deze Eeuw, zoo het fchynt, welkemenfchen teelde, die in handen-kracht,in fnelheid der voeten, en iterkte des Lighaamshet gewoon vermogen der menfchelykeNatuur te boven gingen, en nimmeraf te matten waren: maar die even dit vermogentot niets betamelyks of nuttigs aanwendden;veel eer vermaak fcheppende inonrecht en overmoed, en hunne krachtenmisbruikende tot wreedheid en boosaartigheid;hunne onverwinnelykheid om alles,wat hun maar in handen viel, met geweldte bedwingen en te verderven. Zy oordeelden,dat Schaamachtigheid, Rechtvaardigheid,Billykheid, Menfchenliefde in hetgeheel niet voegden aan Lieden, die het inhun-0) DACIER verhaalt, dat 'er in het Kabinet desHertogen van Orleans een antique Korna!yn(leen gevondenwordt, in welken dit bedryf des jongen Heldszeer keurig gegraveerd is.


V A N T H E S E U S . 69hunne hand hadden zich van alles meester temaaken. Dat, voorts, het Gemeen de bovengemeldeHoedanigheden alleen maar goedkeurde,om dat het of befchroomd was onrechtte pleegen; of vreesde onrecht te lydcn.Van deze Geweldenaars heeft HERCULES, inzyne veelvuldige togten, een aantal gedooden uitgeroeid. De overige, zich verfchuilendeby zyne nadering, en met fchrik bevangen,maakten zich zoek, zonder dat men zichover hun,daar zy zich Uil hielden en foberlykgeneerden, langer bekreunde (V). Maarwanneer HERCULES het ongeluk overkwam,dat hy krankzinnig werdt, en IPIIITUS doodde(w); en over zulks de reis naar Lydieaannam, alwaar hy een geruimen tyd byOMPHALE diende (V), als hebbende dezeftraf(v) PLUTARCHUS toont hier, en in het vervolg, opde uitnemendlte wyze, hoe bekwaam hy ware om aan,de veele verdichte Gebeurtenisfen der Aloudheid hetwaarfchynelyke mede te deelen, en dezelve tot waareGefchiedenisfen te hervormen.(V) IPHITUS was de oudfte Zoon van EURYTUS , Koningvan OEchalie; en Broeder van IÖLE. H'.RCULUSHortte hem, die anders zyn' Vriend was, in eene vlaagvan rafernye, van de muuren der Stad Tiruns, waarinhy zich toen bevondt. Z. APOLLODOR. II, 6, 2.(x) OMPH.ME, Dogter van IAROAISES, Weduwe vanTWOLUS , regeerde, na de dood van dezen haren Man,over Lydie, een beroemd ryk in klein Afie, welkshoofdftad Sardes was. Thans heet het Carafla.E 3


7° H E T L E V E Nftraf zich zeiven opgelegd, wegens den begaanenDoodflag (2); genooten de Lydiers,voor dien tyd, eene volle vrede en veiligheid.Daarentegen begon in de GriekfcheLandfchappen de Boosheid wederom uit tebotten en los te breeken, wyl 'er niemandwas, die haar betemde of t'onderhield. Zydan, die te Land uit Peloponnefus (a) naarAthene wilden, konden dezen togt niet zonderlyfsgevaar onderneemen.Om deze redenen dan liet PITTHEUS nietsonbezocht, ten einde zynen Kleinzoon overte haaien om over Zee te gaan. Hy deedbreedvoerig verflag van de Roovers cn Straatfchenders,hoofd voor hoofd; hoe fterk enwreed zy waren; hoedanig zy niet de Reizigerste werk gingen! Maar het gemoedvan THESEUS was, zoo het fchynt, reedsvoorlange heimelyk ontvlamd door den roemder dappere daaden van HERCULES. Van dezenmaakte hy by uitnemenheid werk. Warenl»)PLUTARCHUS fielt deze zaak in een gunftig lichtvoor HERCULES voor. f Jy gi„ g„ i e t a l I é é n i n e £° ewillige baUingfcbap, volgens de gewoonte van die Lden, wanneer iemand een' onwiüigen doodflag bcriunhad : maar hy onderging daarom zelfs de llavernveCMPHALE, Koningin van het ryke Lydie, kogt hemvoor drie Talenten, en dit geld werdt ten zoen aan deNaastbeftaanden des yerflagenen gegeeveu.(a) Thans Morea genoemd. '


V A N T H E S E U S . 7*ren 'er, die verhaalen konden, wat Man diewas, vooral zoo zy hem gezien hadden, enoor en ooggetuigen van zyne woorden ofdaaden waren geweest, dan luisterde hy metde grootlle greetigheid. Om kort te gaan:het bleek ten vollen, dat hy toen inwendiggevoelde dat geene, 't welk zich veele Jaarenlaater openbaarde in THEMISTOCLES , wanneerdie zeide: „ dat het Zegeteken van„ MILTIADES hem den llaap uit de oogen„ hield (£)•" Dus ging het ook onzenJongeling, die, daar hy de dapperheid vanHERCULES fteeds bewonderde, des nachts inden droom zich diens daaden vertegenwoordigde,en 's daags, door de nayver opgewekten geprikkeld, vastelyk voornam zichop dezelfde wyze door roemwaardige bedryvente onderfcheiden. Hier kwam by,dat zy eikanderen na bevriend waren, alszynde Zoonen van volle Nichten. WantZETHRA was de Dogter van PITTHEUS;ALC-MENE van LYSIDICE , en deze laatfle eene* Zus-(b") Dit beroemd zeggen van THMISTOCLES wordtook elders van PLUTARCHUS opgegeeven, als II D. bl.?4 B. bladz. 184. A. Na den flag by Maraihonwerdt aldaar, ter eere van MILTIADES , eeneTriumf-zuil opgericht en oudergewoonte vercierd ;dit gezigt deed THtunsTOCLSS, die zich te vooren inallerhande Lichtmisferyen te buiten ging, in edelennayver ontbranden.E.4


7- H E T L E V E NZuster van PITTHEUS, zynde de ouders vanbeide PELOPS en MPPODAMIA. THESEUS oordeeldehet, derhalven, misdaadig en onverdraagelyk,dat zyn Neef HERCULES, overal,op de Boosdoeners zoude los gaan, en Zee'en Land doorzuiveren: hy, daar en tecr en,de gelegenheden om zynen moed te betoonen,welke hem als aangeboden werdenondoopen zou. Hy dacht, dat het den genen,wien de waan en roep van het Gemeenvoor zynen Vader hieldt, onteeren zoudewen hy over Zee vluchten ging:0 0j!zyn' echten Vader fchande aandoen, wanneerhy hem op deze wyze de Kentekensaanboodt; Schoezoolen en een Zwaard no^onbebloed; in plaatz' van aanftonds doorloffelyke daaden en bedryven het onnwfFelbaarblyk zyner edele geboorte daar te Hellen.Met zulke gedachten bezield, en volvan dusdanige overleggingen floeg hy 0pweg, gezind, aan de eene kant, niemand teverongelyken; maar ook, aan de andere zyde, die geenen, welke hem het eerst metgeweld aan boord kwamen, zulks betaald tezetten.Allereerst raakte hy, in het Land van Epidaurus(O, aan den gangm e tP E R I P H E T E^rLTdie00 BK Landfchap wordt nu Malvafia genaamden ,s beroemd van wegens den lekkerenw y D£daar groeit.


V A N THESEUS. 73die een' knods tot zyn wapentuig gebruikte,en hierom de Knodsdraager geheeten werdt.Hy doeg de handen aan THESEUS en belettedehem voort te reizen; maar deze dooddehem, en behaagen fcheppende in zyn' knodsnam hy denzelven naar zich, maakte 'er zynwapen van, en behieldt hem zedert deeds byzich , even als HERCULES de Leeuwenhuid,welke, dezelve dragende, overal blykendeed, hoe groot een Beest hy verwonnenhad. Dus begreep men ook, den bemagtigdenKnods in handen van THESEUS ziende,dat niemand hem denzelven ligt afhandigmaaken zou.In de Landengte van Korinthen hielp hySINIS, „ den Pynboomenbuiger," van kantop de eigende wyze, als deze zo veele anderenvan het leven beroofd had (Y); zonder'er zich eerst op bedagt, of 'er zyn werkvan gemaakt te hebben: toonende dus, datwaare Moed zich boven alle Kunst enOefTening verheft.si-(d) Deze Wreedaart was gewoon de ongelukkigeReizigers, welke in zyne bloeddorflige handen vielen,met de beenen vast te binden aan onderfcheidenetakken van Pynboomen, welke hy tot op dengrond nederwaarts geboogen had, en vervolgens wederomlos liet ; zoo dat het niet misfen kon, of derampzalige Lyders werden, wanneer de fterke takkentot haare natuur weder keerden, van een gefcheurd.Zie j. MEURjius in het leven van THESEUS, Cap. V.E 5


74 H E T L E V E NSINIS had eene zeer fchoone en ryzigeDogter, met naame PERIGONE. Deze nam,na dat haar Vader gedood was, de vlugt;maar werdt van THESEUS, allerwege, nagefpoord.Zy had zig begeven in eene plaatsvol fchuilhoeken, dicht begroeid met wildeAspergies, en gagehlruiken, welke zy, evenof ze gevoel hadden en haar verilaan konden, in haare onfchuld met eene ganschkinderlyke eenvoudigheid fmeekte „ haar te„ willen behoeden, en te maaken, dat men„ haar niet vinden kon! beloovende, in dat„ geval, met eede hen nimmermeer te zul-„ len befchadigen, of te verbranden." Dogwanneer THESEUS haar opriep, en plechtigbeloofde, dat hy goede zorge voor haardraagen zou , en haar op geenerleye wyzeverongelyken, kwam zy voor den dag, envervolgens, gemeenfchap met hem gehadhebbende , baarde zy MELANIPPUS. Naderhandgaf haar THESEUS ten huwelyk aanDEÏO-NEUS, den Zoon van EURYTUS, Koning vanOEchalie. Uit MELANIPPUS, den Zoon vanTHtstus,fproot ioxus, welke, in maatfchappymet ORNYTUS , een' volkplanting' naarCarien overvoerde. Van hem kwamen deIoxiden (t) , by welke het een gewoonvoorouderlyk gebruik was noch de doorn-ach-(e) Eene fhm in Carie, dat nu Aidinelli heet.


V A N T H E S E U S , ."5achtige wilde Aspergies, noch ook de gagelftruikente verbranden, maar dezelve, integendeel, godsdienftig te vereeren.De Cromyonifche Zeug, welke men denbynaam gaf van PIUEA, was geen zwak verachtelykdier, maar flrydbaar, en geenszinsgemakkelyk te temmen (ƒ). THESEUS deed,om harentwille, een uitflap, zocht ze op,en floeg ze dood, niet willende, dat mendenken zou , dat hy alles uit nooddwangverrichtte. Ook oordeelde hy, dat eenkloekhartig Man niet alleen de boosaartigeMcnfchcn, welke hem aanvallen, beftrydenmoet, maar ook gehouden is het moedigwild gedierte zelf op te zoeken, om 'er een'kans mede te waagen. Zommige willen ,dat deze PHTEA een roofzuchtig, bloeddorfligen geil Wyf zy geweest, welke zich aldaarte Cromyon had neergezet: dat zy van wegenhaare Zeden den naam van Zeug ontving,en eindelyk van THESEUS werdt afgemaakt.Vooraan op de grenzen van Megaris hielphy SCIRON van kant, denzelven van de Rotfenafgefmakt hebbende. Het gemeen gevoelenis, dat deze SCIRON een Rover geweest(ƒ) Cromyon, of Croramyon was de naam van eenvlek in het Rechtsgebied van Corinthus, 120 ftadienvan die Stad gelegen, volgens THUCÏDIDES, Boek IV,II. 45. [FR. VERT.]


76 H E T L E V E Nwees: zy, welke de voorby reizenden plagaf te zetten. Andere zeggen, dat hy, uitovermoed en brooddronkenheid, de Reizigerszyne voeten gewoon was toe te fteeken,hun bevelende die te wasfchen. Dathy hun, als zy hier mede bezig waren,vervolgenseen fchop gaf, en ze in Zee ftiet.De Schryvers, echter, uit Megaris zelveoorfpronkelyk , handgemeen wordende methet algemeen Gerucht, en den Tyd beoorlogende("om met SIMONTDES (g) te fpreeken)houden ftaande, dat SCIRON noch Rover,noch Geweldenaar geweest is , maarin tegendeel de Rovers beteugeld heeft, eneen gemeenzaam Vriend geweest is van alwat braaf was, en rechtvaardig handelde.Dat JEACUS gehouden wordt voor den heiligflenMan van geheel Griekenland ([li).Dat CYCHIUUS de Salaminiër goddelyke eergeniet te Athene (i). Dat 'er niemand ison-(g~) SIJIONIDES, een beroemd Lierdichter, was geboorenop het eiland Cea, anders ook Ceos genaamd.Hy bloeide meer dan 500 jaaren voor CKRISTUS, enwist zich, zo te Athene als in Siciüen, in de gunstder Grooten in te dringen.(A) JEACVS werdt gehouden voor een' Zoon van JUPI.TER en /EGINA. Zyne Rechtvaardigheid was zo beroemd,dat men hem, na zyn dood, een' Pechtersplaatsin het ryk der Schimmen toekende.(0 Deze CVCHREUS, van andere CENCHREÜS genaamd,was Heer van Salami's, een eiland niet ver van Atheneaaf-


V A N T H E S E U S . 77onkundig van de vroomheid vanTELAMON.PELEUS enNu was, zeggen zy, SCIRON deSchoonzoon van CVCHREUS ; hy was deSchoonvader van ;EACUS ; de Grootvadervan PELEUS en TELAMON: want deze fprootenuit ENDEÏS de Dogter van SCIRON enCHARICLO (A>); en het is gansch niet waarfchynelyk, dat de braaflle. Mannen zichzouden hebben willen verzwageren met dengrootften Straatfchender, en de beste eh dierbaarllePanden of uit zulke handen ontvangen, of daar in overgeeven (/). Volgens henwerdt SCIRON ook niet door THESEUS verflagen,toen hy het eerst naar Athene ging;maar naderhand, wanneer hy DIOCUES, dieArchon was te Eleufis (ji»), verrast hebbende,die Stad, welke toen in de magt derMegarenfen was, bemagtigde. 't Is dus,dat de ftrydige vernaaien dezer Gebeurtenisregens eikanderen inloopen.Inafgelegen, en dat, doorgaans, in de magt der Athenienfersgeweest is. Hy was de Vader van CHARICLO ,de Vrouw van SCIRON , en de Moeder van ENDEÏS.(JI) ENDEÏS, de Dogter van SCIRON en CHARICLO,trouwde aan ^EACUS, die het eiland ./Egine beheerschte.Zy was de Moeder van PELEUS en TELAMON; deGrootmoeder van ACHILLES en AJAX.(/) Hier wordt gezinfpeeld op het ten huwelyk geevenen ontvangen.0») De Stad Eleufis was gelegen tusfchen Megara enAthene.


"8 H E T L E V Ë NmetIn het Eleufinisch gebied worftelde hyCERCYON , die uit Arcadie geboortigwas, en bragt hem om (,?). Een weiniovoortgetogen,tot by Hermion (V, deed hyeen zelfde lot wedervaaren aan DAMASTKSden Uitrekker, welken hy, geweldigerhand,'op de maat zyner Bedllede bragt, juist zoals deze Wreedaart gewoon was den Vreemdelingen,welke onder zyn bereik kwamen,te doen (ƒ>).THESEUS handelde dus in na-vol-(n) CERCYON werdt gehouden voor een Zoon vanNEPTUNUS. Hy was de eerfte, welke zich, onder hetworilelen , van de verrasfing bediende. Evenwel wasTHESEUS hem nog te gaauw; zynde, zo men verhaalt,onderricht door MINERVA. De plaats, waar deze ftryd'voorviel, werdt nog, ten tyde van P£USAMAS [zie hemop bl. 94.] „ het worftelperk van CERCYON " genoemd., . _ FR. VERT.(ƒ>) DAMASTES, anders ook POLYPFMON, is nog beterbekend by den bynaam PROCRUSTES, d i Uitre'-kerHy kreeg dien, om dat hy, zo men verhaalt, hen'die in zyne handen vielen, in zyne Bedflede plag tedoen liggen, beproevende, of zy de juiste maat daarvan hadden. Vondt hy hen te kort, dan rekte hy de0) Wy volgen hier de gewocne Lezing, fthoonook die de echte niet fchynt te zyn. De EngelfcheUitgever, BRYANE , heeft uit een andere plaats van onzenSchryver, in het Leven van PHOCION, opgemerkt,dat 'er tusfchen Eleufis en Athene eene plaats lag,g e!heeten Herméum, of Hermium. Daaraan zoude'menhier kunnen denken. Andere noemen het verblyf vanDA.-VIASTES Corydallus, een Buurfcliap in Attica, by denCephifus.Lig-


V A N T H E S E U S . 79volging van HERCULES, die, het eerst dooranderen aangevallen, in zyne wraakoefeningeven diezelfde ilraf gewoonlyk bezigde ,welke men hem had toegedacht. Dus verbranddehy BUSIRIS als eene offerhandeDus doodde hy ANT^EÜS worftelende (r);en CYCNUS ia een Lyfgevecht (T). DUSverbryzelde hy TERMFRUS het hoofd: vanwelk geval men zegt dat de (preekmaniervan TERMERITSCH KWAAD hervoort gefprootenis. Want TERMERUS bragt, waarfchynelyk,dieLighamen met geweld tot de begeerde Lengte. Diete lang waren werden door hem afgeknot.(?) BUSIRIS was, volgens het verhaal van APOLLO•DORUS, Koning van iEgypte. Hy offerde de Vreemdelingen, die in het Land kwamen, op aan JUPITER ,volgens den raad van zekeren THRASIUS, en dacht ookHERCULES dit lot te doen ondergaan. Deze liet zichgebonden tot voor het outer voeren, maar verbrakdaar, onverwacht, zyne banden, en de Dwingelandwerdt met de zynen afgemaakt.(r) ANTJEUS , een zogenaamde Reus uit Libye,wordt gezegd een Zoon van de Aarde te zyn geweest,die in het worftelen op den grond geworpen, doorhet aanraaken van zyne Moeder telkens nieuwe krachtenkreeg, HERCULES met hem aan den gang geraakt,merkte dit; beurde hem om hoog, en verflikte hemdus in zyne armen.(s) CYCKUS, een Zoon, zo men zeide, van MARS,daagde HEKCUI.ES uit tot een Tweegevecht, by denEchedorus, een Rivier van Macedonien, en werdt aldaarvan hem overwonnen. Zie van dezen, en devorige, APOLLODORUS, B. II. H. 5.


8o H E T L E V E Ndie geene, welke in zyn magt geraakten,door hen met het hoofd te bonzen, om hetleven (O- Niet anders ging THESEUS tewerk in het beteugelen der Straatfchenders,welke van hem, by vergelding, gelyke ftrafontvingen, als zy anderen gewelddaadig haddenaangedaan. Zy leeden rechtvaardig datzelfde, wat zy anderen onrechtvaardig haddendoen beproeven.Thans voortgereisd en genaderd zynde totaan den vloed Cephifus (V), ontmoette hemaldaar eene Bezending uit het Genacht derPhytaliden (V), welke hem het allereerst eengoed(7) Van TERMERUS , die door Hercules gedood werdtin een zyner tochten door Thesfalie, vindt men weiniggewag, ten zy dan by de Griekfche Verzamelaarsvan Spreekwoorden, ZENOBIUS, DIOGEMAKUS, APOSTO-LIUS,enz.(«) De Cephifus was geene groote, doch beroemdeRivier in Attica.00 De PHYTALIDEN waren Nakomelingen van PHY-TALUS , beroemd wegens zyne Gastvryheid aan de GodinneCES ES betoond. Zie PAUSANIAS, bladz. 89. Dereiniging door hen verricht, en hier bedoeld, is die vanBloedfchuld; waaromtrent men van ouds zo zorgvuldigwas, dat THESEUS, hoe zeer hy geene andere, dan Roversen Onverlaaten van kant geholpen had, evenwelgenoodzaakt was deze plechtige zuivering, van welkemen in de oudfle Gefchiedenisfen van Griekenland, ende zo genoemde Helden-Eeuw, eene overvloed vanvoorbeelden aantreft, te ondergaan, zonder welk hy inde Zamenleving niet zoude hebben kunnen geduld worden.


V A N T H E S E U S . 81goed onthaal aandeeden. En wanneer hybegeerde gereinigd te worden, verrichtedendeze de gewoone plechtigheden van zuivering,en onthaalden hem, daarenboven, aanhuis , nadat het Zoenoffer geofferd wa?.Tot dus verre was hem , op zynen weg,behalven deze, geen gastvry mensch ontmoet.Voorts kwam hy, zo men wil, opden achtften dag der maand, die nu HECA-TOMBAEON heet, en voorheen CRONIUS genaamdwerdt (W), binnen de Stad, alwaarhy niet alleen de algemeene zaken van denStaat vol verwarring en tweefpalt aantrof,maar ook de byzondere van .«GEUS en zynHuis in eene zeer Hechte gefteltenis.MEDEA , uit Corinthen gevlucht, wasthans de Dyzit van AGEUS, beloofd hebbende,door middel haarer Toverkruiden, denfmaad van Kinderloosheid van hem te zullenverwyderen. Dit Vrouwmensen had,voortal, de lucht gekreegen, wie of THE­SEUS ware, toen de Vader 'er nog niets vanwist,(w) De Maand HECATOIIB^EON werdt dus geheetenvan de veelvuldige Hecatomben , of plechtige offerhanden, welke in dezelve plaats hadden. Zy was deeerfte Maand van het gewoon Attisch Jaar, en ftemt,gedeeltelyk , met onze Wiede- en Hooimaanden overeen. Het was, derhalven, midden in den Zomer,toen THESIUS te Athene kwam , welk by uitnementbeidDE STAD genaamd wordt.F


82 H E T L E V E Nwist, en vondt weinig moeite den Koning,die een oud Man was, en, van wegen dealgemeene wanorder, op alles achterdochthad, over te haaien den nieuws-gekoomenVreemdeling, volgens de gewoonte vanGastvryheid (V), by zich te onthaalen enalsdan door vergif om te brengen, THESEUSdus, ter maaltyd gekoomen, oordeelde hetwanvoegelyk aanftonds plat uit te zeggenwie hy ware: maar, willende zyn' Vaderaanleidinge tot de ontdekking geven, trokhy het Zwaard, als 't ware om daar medehet vleesch, dat voor hem op Tafel ftond,te fnyden, en deed het MGKUS in de oogenblinken (j). Ylings herkende deze het;ftiet den Kelk met vergif om verre (z), enom-(x) De Gastvryheid was in deze tyden eene deugd,by welke de Maatfchappy het hoogst belang had.Hierom werden haare rechten hooglyk geëerbiedigd.Wanneer jonge Lieden van geboorte, het zy als Reizigers,of ook als Ballingen , in vreemde Landen ofSteden aankwamen , waren zy verzekerd , ook zelfsten Hove, het beleefdst onthaal te zullen genieten.(31,1 Deeze daad van THESEUS was buitengewoonHy deed het, om de aandacht van zyn' Vader op hetZwaard te doen vallen , en dit gelukte, M. DACIERbefchuldigde des onzen Schryver kwalyk van de Zedenvan dezen tyd niet wel in acht genomen te hebben.(z) OVIDIUS befchryft deze zelfde Gebeurtenis zeerfraay, hoewel eenigzins anders, in het VII Boek derHerfcheppingen.


V A N T H E S E U S . 83omhelsde zynen Zoon, na de Kentekens onderzochtte hebben , tederlyk. Hy riep ,vervolgens de Burgerye by een, en verklaardehem in het openbaar voor zynen Zoon.Ook werdt de Jongeling, van wegens zynekloeke geftalte en fchynbaaren moed, metalgemeene blydfchap ontvangen. Men verhaalt,dat de Kelk viel, en het vergif uitgeftortwerdt op die plaats, waar nu deRingmuur is, in het Delphinium (V): wantaldaar was het hof van ;EGETJS, en den MER-CURIIJS, welke aan de oostzyde des Tempelsflaat, noemt men den MERCURIUS by dePoort van AGEUS (b~).De Pallantiden hadden te vooren gehoopt,datO) Dat is, gelyk M. MEZIRIAC het wel fchynt opgevatte hebben, in dat gedeelte der Stad, ,waar deTempel ftond van APOLLO DELPHINIUS , en DIANA DEL-PHINIA : nevens welke de Vierfchaar was, die men deVierfchaar by het Delphinium noemde, waar in zulkegevonnisd werden, die ja een doodlïag hadden gedaan, maar ftaande hielden , dat zy dien met rechtbegaan hadden; b. v. zo iemand zyn Lyf had moetenverdedigen ; zo een Overfpeelder op heeter daad wasafgemaakt, enz. > • MGEVS het kwartier der Stad,waar hy woonde, willende verfraaijen , had de evengemeldeGebouwen zelf gedicht , z. PAUSAN. bl. 70.(b) Door geheel Athene waren Mercuriusbeeldenvoor de Deuren geplaatst. Vergelyk NEPOS in hetLeven van Alcibiad. H. 3. CHANDLER, Reize doorGriekenland bl. 53.F %


H E T L E V E Ndat de koninglyke waardigheid aan hun koe- 'men zoude, wanneer ^LGEUS eens zonderkinderen overlyden mogt. Toen nu THE­SEUS tot opvolger was verklaard, namen zydit zeer euvel, JEGEVS zelf had den Throonbeklommen met geen ander recht, dan dathy de aangenoomen Zoon was van PAN-DION fV). Hy raakte dus de Erechthiden(d) in het geheel niet. „ Nu," zeiden zy,„ zullen wy wederom onder THESEUS moe-,, ten flaan, een Vreemdeling, die hier van„ buiten is ingekoomen." Zy vatteden desde wapens op, en zich in twee hoopenverdeeld hebbende, trok de eene, met hunVader PALLAS aan het hoofd, opentlyk uitSphettus (e) op de Stad aan. De andereplaatfte zich heimelyk by Gargettus (/) ineene hinderlaag. Het voorneemen was denvyand van twee kanten op te koomen. Byde laatstgenoemde Bende bevondt zich eenHerout, een man uit Agnüs (g), genaamdLEOS.(f) Hier wordt bedoeld PANDION de II, de Klein,zoon van ERECHTHEUS.(d) Van alle de oude Koningen van Athene , voorTHESEUS , was ERECHTHEUS de beroemdde. HOMSRUSgewaagt met lof' van hem in het II 15. der lliade v.547. Zie ook Ovid. Herfch. vi, 677. Zyn Gedacht,of de Erechthiden, waren hierom in het hoogst aanzien, en als 't ware gerechtigd tot de koninglykewaardigheid.(O (/") Cs) ( ! >) Sphettus, Gargettus, Agnüs,Pal.


V A N T H E S E U S. 8£UEOS. Deze openbaarde aan THESEUS deraadflagen der Pall antiden , welke zondermarren hen , die in de hinderlaag waren,op het lyf viel. en allen nederfabelde. Debende van PALLAS , hier van verwittigd,Hoof uit clkanderen. Zedert zegt men,dat het Volk van Pallene geene onderlingehuwelyken wil aangaan met de Agnufiers.Dat ook de Herout het anders inAttica gewoon Formulier: Hoort LEOS (i)!by hen niet oproept. Want zy haaten dennaam , van wegen het verraad door dienMan gepleegd.THESEUS het niet ledig kunnende harden,en zich tevens aangenaam willende maakenby het Volk, trok, hierop, uit tegen denStier van Marathon, die de bewooners vanTe-Pallene zyn alle naamen van Burgten, of Buurfchappenonder het behoor van Athene. (Pagi Attici, inhet Grieksch AHMOI) Men kan ze ook Voordeden, of Landlieden noemen. Het blykt uit de oudeSchryvers, dat zy zeer volkryk zyn geweest. Ookwaren zy door geheel Attica verfpreid.(i) AAOZ , en op zyn Attisch AEftZ betekentVolk. Dit was ook de naam van den gemelden Roeper, of Herout. Het Formulier , hier opgegeeven,werdt uitgefprooken om het Volk te bereiden tot deRedenvoeringen , die voor hetzelve gedaan werden.Daar men nu by het plechtig begin van eenige Zaakgewoon was alle ougelukkige woorden, en die eenkwaade betekenis of voorbeduiding hadden, zorgvul-F 3dig


Só H E T L E V E NTetrapolis niet weinig te doen maakte fT),Hy overwon denzelven, ving hem levendigen vertoonde hem zo, by eene plechtigeomleiding door de Stad, aan het Volk.Eindelyk offerde hy hem aan Apollo Delphinius.HECALE, en het oud verhaal, hoe zy THE­SEUS herbergde en onthaalde, fchynt geenszinsvan alle waarheid vreemd te zyn (J\De inwooners, naamlyk, van de omgelegeneBuurfchappen pleegen eene plechtige zamenkomstte hebben, en alsdan eene offerhandeaan JUPITER HECALEUS te offeren. Dit washet Hecalefium; en zulks gefchiedde tot eervan HECALE, welke men, haaren naam vergoeijelykende,HECALENE noemde (/»), omdatdig t£ vermyden, was het niet vreemd dat de Gargettiërsen Pallena:£rs deezen gehaaten naam in hunneVolksvergaderingen niet wilden hooren.(£) TETRAPOLIS zegt eigeutlyk Vierftad. Vier Burgten,naamelyk, behoorden tot deze Landftreek: Oeuoë,Probalinthus, Tricorythus en Marathon.(/) Deze beroemde Vrouwe, HECALE, hield haarhuis voor niemand gedooten. De geleerde DichterCALLIMACHUS , befchuldigd wordende, dat hy niet dankleine flukjes in het licht gaf, ftelde daarom een werkvan langer adem op, en noemde het naar onze Gastrrye: HECALE Dit Gedicht is , met duizenden wetenswaardigheden, betrekkelyk de Attifche en andereOudheden en het leven van TUESECS , verlooren gegaan.(rn~) By verkleining, r.aamlyk , hoedanige bewoordin.


V A N T H E S E U S . 87dat zy ook, wanneer zy THESEUS herbergde,die toen nog vry jong was, de gewoontehad hem, naar de wyze van oude Lieden,met zulke lieftaalige naamen, by verkleining,te begroeten en te ftreelen. Wanneernu THESEUS tot den flryd («) uittrok,deed zy voor hem eene gelofte aan Jupiter,welke betaald zoude worden , indienhy behouden wederkeerde. Dan, zy kwamvoor zyne wederkomst te nerven, en ontving, zedert, op bevel van THESEUS , devoorzeide erkentenis voor haare Herbergzaamheid,gelyk zulks PHILOCIIORUS in zyneGefchicdenisfen verhaalt (V).Weinig tyds verliep 'er, of men zag uitCreta (ƒ>) voor de derdemaal verfchyncn diegadingen(nomina diniinutiva) doorgaans uit vriendelykheidgegeeven worden.(n) Hier wordt een zekere bepaalde ftryd bedoeld ,ongetwyffeld die tegen den Stier van Marathon. Kwa-]yk ftaat 'er des in de Fr. Vertaal. Si Théfée revenoitd'une expédition qu'il alloit entreprendre. Dit blyktuit den Text en Zamenhang.(0) Deze PHiLocffor.us , een Athenienfer, bloeidegeduurende de Regeeringen van de FTOLEM/BUSSEN ,THILOPATOR en EPIPHANES; ten tyde van ANTIOCHUSde groote. Ily heeft een aantal Werken gefchreeven,waar onder het gewichtigite was, dat hier aangehaaldwordt, de Atheenfche Gcfchiedenis in XVII Boeken,het welk tegen een ander Historie-Schryver, DEMO genaamd,was ingericht.(p) Dit groot en gewigtig Eiland heet thans Candia.F 4


88 H E T L E V E Ngeene, welke de fchatting kwamen af haaien.Te weeten: Nadat ANDROGEOS (q) in Atticaarglistig, zo men voorgaf, om het levenwas geraakt, volgde hier uit, aan de eenezyde, dat MINOS gewapenderhand den Men.fchen veel leeds aanbragt, en dat, anderdeels,ook het Land door 's Hemels gramfchapvernield werdt. De Rivieren droogdenuit: Velden en Akkers lagen onvruchtbaar:het Volk zelf werdt door veele befmettelykeziekten aangegreepen. Als nuApollo uitfpraak had gedaan, dat de Wraakbedaaren zoude, en de Rampen ophouden,indien men MINOS te vreden Helde en zichmet hem verzoende; zonden zy in alle de-moe-(q) ANDROGEOS , een Prins van groote verwachting,was de Zoon van JKNOS de II, Koning van Creta,en achterkleinzoon van den grooten MINOS. Hy (takover naar Athene: mengde zich in de Strydfpslen, endeed 'er zynen moed en kracht in uitblinken. DeZoonen van PALLAS haasteden zich , derhalven , methem vriendfchap te maaken. Dit wekte de achterdochtvan ^EGEL'S , die, gelyk wy boven zagen, aandit euvel hinkte. Hy nam zyn' flag waar, wanneerde vreemde Prins naar Thebe wilde, om ook daar deSpelen by te woonen, en deed hem, opreis, by deEurgt OEnoë, heimolyk ombrengen. Dewyl *r*DRo-GEOS uit het Geflacht van Jupiter afdaalde, moet menhier uit verkiaaren het geen van der Goden gramfchapgemeld wordt, zo op deze plaats, als by DIODOOR,den Siciüaan, B. IV. bl. 183.


V A N T H E S E U S . 89moedigheid Gezanten af, en werdt het vergelykop deze voorwaarden getroffen, datmen, negen jaaren achter een (r) , zevenJongelingen en even zo veele jonge Maagdenzenden zoude. In deze omftandighedenkoomen de meeste Schryvers over een.Maar dan is 'er nog een zeer tragedischverhaal, vol verdichtzelen, medebrengende,dat de jonge Lieden, naar Creta gevoerd,door den MINOTAURUS (J) , in den Doolhofwerden omgebragt, of zelf omdoolende, enden uitgang niet kunnende vinden, daar terplaatze fterven moesten : dat de MINOTAU­RUS, gelyk EURIPIDES zegt, was:„ Een zeldzaam mengzel, en wanfehapen misgeboorte.Of:„ Van tweeërley natuur, gemengd uit Stier en mensch.PHILOCHQRUS, daarentegen, getuigt, dat deCre-(>•_) DIODOUUS meld van zeven Jaaren, en dit velgenwy liefst, om dat hier eene fpeling fchynt te zyn inhet getal van Zeven. Het gevoelen, dat deze fchattingtelkens om de negen jaaren zoude gevorderd zyn geweest,is ongerymd.(s) MINOS , was gewoon alle Jaaren aan NEPTUNUS teofferen den fchoonlten Stier, dien hy had. Op zekerendag zag hy 'er eenen 'zo fchoon, dat hy 'er vanbekoord werdt, en in plaats van denzelven te offerenzonderde hy hem af, een ander in zyn plaats Hellende.Dit verdroot NEPTUNUS : hy deed de Koningin PASI-"róii op dezen zelfden Stier verlieven , en D£DALUSF 5 aar


00 H E T L E V E NCrerenfen die geenszins indemmen, maarzeggen, dat de Labyrinthus, of Doolhofeen gevangenis geweest zy, in welke geenandsr kwaad was, dan dat zy den gevangenenvan zyne vryheid beroofde, MINOS ,zeggen zy, ftelde plechtige ftrydfpelen in,ter eere van ANDROGEOS (t), en gaf dezejonge Lieden tot pryfen aan de overwinnaaren,dezelve tot dus verre in den Labyrinthbewaard hebbende. De eerde reize, datdeze fpelen gevierd werden, behaalde zekereTAURUS de overwinning, die toen 's Koningseerde Gundeling en Veldheer was,een man noch toegevend, noch zacht vanaart, maar die dc Kinderen der Athenienzerstrotfelyk en met hardigheid behandelde.Het blykt ook, dat zelf ARISTOTELES , daarhyonteerde zyne kunst door deze ongelukkige Vorftin inhaare onnatuuriyke drift behulpzaam te zyn. Die driftwas oorzaak van de geboorte van den MINOTSURUS,die te gelyk Stier en menscb was. Zie daar wat 'erde Tabel van zegt. [Aant. van den Fr. Vert.](./) Zoortgelyke Strydfpelcn werden van ouds inGriekenland ingefte!d, om op deze wys te vereeren degedachtenis van beminde Perfoonen na hun Dood. Ditgaf aanleiding tot de Isthmifche en Nemcï'che Spelen.Dus handelt ACHILLES omtrent PATROCLUS , zynenVriend, in het XXIII B. deriuAs, en MSEA.S by VIR-GIUUS omtrent zynen Vader ANCHISES in het V, B. der*:NEis, en MINOS hier ter plaatze omtrent zynen ZoonANDROGEOS.


V A N T H E S E U S . 91hy handelt van de Gemeenebestbeflieringder Bottiaeërs, niet van gevoelen is geweest,dat MINOS de jonge Lieden waarlykgedood hcbbe; maar wel, dat zy in Cretaeen dienstbaar leven geleid en aldaar grysgeworden zyn (a). Dat de Cretenfen eens,ten einde eene oude gelofte af te doen ,Eerflelingen, uit Menfcheh beftaande, naarDelphi hadden afgezonden: dat onder dezeafgezondene vermengd, en mede uitgetrokkenwaren Afitammelingen van de voorgemeldeAthenicnfers, welke, om dat het landhen daar niet voeden kon, eerst overftakennaar Italien , en zich nederzetteden in de(treek van Iapygien (V), en van daar wederomin Thracicn belandden, alwaar zyden naam van Bottiieërs kreegen (V), omwel-(») Verfta hier zulk eene dienstbaarheid, als by welkede Heviten aan de Hebreeuwen, en de Heloten aande Spartaanen onderworpen waren. Dit gedeelte vanhet verhaal van TLUTARCIIUS is ontleend uit een alleszinsgewigtig, doch nu verlooren Werk van den grootenWysgeer ARISTOTELES , waarin hy de Regeeringsvorm,Wetten en Zeden van niet minder dan CLVIIIoude Republieken befchreeven had.M Het Iapygien hier bedoeld was het land der Salentinen,grenzende aan Apulien en Calabrien , en duseen deel van het geen de Ouden Groot Griekenlandnoemden.(V) STRABO B. VI. bl. 082, getuigt ook dat 'er uitCreta eene volkplanting naar Brunduflum gegaan is,en


92 H E T L E V E Nwelke redenen de jonge Dogters van ditVolk, by het volvoeren van zekere plechtigeofferhande, onder het zingen deze woordenherhaalen. „ Laat ons naar Athene„ gaan!"Inderdaad, het fchynt zeer gevaarlyk tezyn met eene Stad, die haare Redenaars enDichters heeft, over hoop te liggen. Ditondervondt MINOS, die altoos een' kwaadennaam had en gefmaad werdt in de Schouwburgenvan Athene. Weinig baatte hethem, dat hy van HESIODUS de grootmagtigfteKoning (_x) was genoemd. Het hielp'eren van daar weder vertrokken naar Bottiaa; dit IaatstgemeldeDeel van THRACIE werdt van het naburigLandfchap Amphaxitis afgefcheiden door de RivierAxius, nu de Vardari geheeten. Het zeggen derJonge Maagden: Laat ons naar Athene gaan! beweesde zucht voor het oude Vaderland.(*) PLUTAKCHUS , gelyk andere reeds hebben opgemerkt,vermengt hier MINOS den ouden , op welken degemelde Eeretitels pasfen , met MIN=OS den II , (vanwien wy boven reeds gewag maakten) den Vader vanANDEOGEOS.HESIODUS noemde den eerften, d. i. denGrooten , den Wetgever MINOS : BASILEUTATON, denKoning by uitnemenhcid; den Koning der Koningen;den grootmagtigften Koning. Op dezelfde wyze wordtAGAMEMNON by HOMERUS begroet. Deze laatfte noemtMINOS I, in het XIX B. der Odysfée, v. 179, dengemeenzamen Zamenkouter en Vriend van Jupiter.MUNOS, naamlyk , de doorluchte Wetgever van CRE­TA J gaf voor, gemeenzame gefprekken, onderhandeld-


V A N T H E S E U S . 93'er niet aan, dat HOMERUS hem begroet hadals den gemeenzamen Zamenkouter met ju-PITER. De Treurfpeldichters , de overhandgekreegen hebbende, deeden dikmaals zynennaam met oneere klinken van de Spreekplaatsen het Tooneel, hem als norsch enwreedaartig affchilderende. En doch zegtmen dat MINOS de Koning was en Wetgeever;maar RHADAMANTHUS Richter en Handhaavervan die billyke Wetten, welke hy,MINOS, had ingelteld.Nalingen en verkeering te hebben met JUPITER. in zekerheilig Hol, en van hem aldaar die Wetten te ontvangen, die hy naderhand uitgaf. Men vergelyke ,met eerbied, de Gefchiedenis van MOSBS in de H. S.en deze vergelyking zal ons het grootfche dezer betitelingvan MINOS, door HOMERUS gefchied, doen bezeffen. Ondertusfchen hebben MEZIRIAC en anderete recht aangemerkt, dat alles wat PLUTARCHUShier verhaalt van het ongelyk door de Treurfpeldichtersaan MINOS aangedaan, ontleend is uit den Dialogusvan PLATO , geheeten MINOS. In welken ook deze«roote Wysgeer den misflag begaat van de beide Minosfente vermengen ; onze Schryver, zulk eenenLeidsman volgende , viel te lichter in dezelfde dwaling,van welke hy zich, anJerzins, misfchien, metmeer andere onder de Ouden, zou gewacht hebben., Met een woord moeten wy hier byvoegen,dat het aanhangzel der Sinfnede , waarop wy thansonze aanmerkinge geeven, weinig op dezelve Ichyntte (luiten : zelfs dan niet eens, wanneer men 'er eeneverdraaide vertaaling van geeft.


94 H E T L E V E N •Na dat, derhal ven, de tyd, om de fchattingvoor de derde maal te betaalen, gekoomenwas, en de Ouders, welke volwasfeneKinderen hadden, met dezelve te voorfchynmoesten koomen om te loten, ontftondden'er op nieuw morringen, ten nadeelevan «dus, onder de Burgerye, welkezich overluid beklaagde en kwalyk nam,dat hy, die de fchuld van alles was, allééngeen deel, hoegenaamd, aan de ftrafhad. Terwyl hy, na de opvolging van hetRyk verzekerd te hebben aan een' Zoon,die buiten het zelve , en buiten wettigenEcht gebooren was , weinig acht floeg,of zy van hunne lieflte panden beroofd enkinderloos gelaaten werden ! Dit trof THE­SEUS : hy oordeelde dat men deze klagtenniet in den wind moest fiaan, maar te °-elykmet de Burgery in de algemeene rampdeel neemen: des geeft hy zich zeiven aan,ook, zonder door het lot geroepen te zyn,toetredende. De Gemeente, aan haarekant, bewonderde deze grootmoedigheid ,en juichte zyne Volksliefde toe ; maarA-GEUS poogde , aan zyne zyde, hem doorgebeden en fmekingen tot andere gedachtente brengen ; dan, hem onwrikbaar enonverzettelyk vindende , was hy genoodzaaktde overige jonge Lieden , die methem reizen moeiten , door het lot tedoen


V A N T H E S E U S . 95doen aanwyzen. HELLANICUS (7) verhaaltde zaak anders , te weeten, dat nietde Stad de Jongelingen en Jonge Dogters, door het lot aangeweezen, gewoonwas af te zenden; maar dat MINOS,zelf in perfoon overgekoomen , dezelveuitkoos. Gelyk dan ook THESEUS heteerst van alle, volgens de bepaalde voorwaarden,door hem werdt uitgekipt. Dathet, daarenboven, onder de voorwaardenwas, dat de Athenienfers het fchip moestenleveren, en dat dan de jonge Lieden zichmet hem moesten infchepen en overvaaren,generlei krygstuig met zich voerende. Datde Itraf dezer fchatting een einde genomenhad na dat de MINOTAURUS was afgemaakt,daar 'er van te vooren niet de min/Ie hoopvan behoudenis aanblonk ; waarom ookhet fchip, dat men afvaardigde, zwartezei-(y) 'Er zyn twee Historyfchryvers van dezen naamgeweest, de eene was geboortig van Mitylene, en deandere van Miletus. De eerfte leefde veel vroeger,zynde zelfs ouder dan HERODOOT. Hy fchreef verfcheidewerken, die nu verlooren zyn; onder ancleren eeneGefchiedenis van Attica , van welke THUCYDIDES ditoordeel velt: dat zy gefchreeven was met naauwkeuiigheiden beknoptheid van ftyl, maar niet naauwkeurigwas omtrent den tyd. [Aant. v. d. Fr. Vert.]HELLANICUS de Milefier werdt nog 12 Jaarenvoor HERODOTUS gebooren. z. GELLIUS XV, 23. Hyheeft, boven de Atheenfche, ook Boeotifche Gefchiedenisfèngefchreeven. Het getuigenis van THUCYDIDES,hem betreffende, vindt men B. I, H. 97.


06 H E T L E V E Nzeilen voerde, een blyke van den zekerendood , die verwacht werdt. Maar toen ,wanneer THESEUS zyn' Vader moed iniprak, en breed opgaf, dat hy den Minotauruszoude overwinnen, gaf deze denStuurman een ander Zeil, een wit, naamclyk,hem bevolen hebbende hetzelve op tehaaien, byaldien hy met THESECS behoudenwederkeerde. Zo niet, dan moest hy zeilenmet het zwarte, en dus het gebeurdongeluk aankondigen, SIMONIDES, van zynezyde, getuigt dat het Zeil, door iEgeusgegeeven, niet witwas, maar vermilioenrood,Doorweekt in 't krachtig zapEens bladerryken Eikenbooms (2),en dat hy hetzelve gefield had tot een kentekenvan hunne behoudenis. De Stuurmanvan het fchip was, volgens denzelfden si-LOCHORUS echter bericht, datTHFSEUS vanSCIRTJS uit Salamis een Stuurman kreeg,NAUSITHOUS geheeten, en nog een' anderen,met naame PHOEAX, die op het voorfchipMONIDES, PHERECLLS AA1ARSYADAS. PHI-be-(z) DACIER heeft opgemerkt dat de eige woordenvan SIMONIRES hier voorkoomen, Eig. (laat 'er „ in devloeibaare Bloem." Maar de Grieken noemdenBloem, AN0O2, dat geene, wat van ieder ding hetkrachtigst en uitneemendst was. Verder wordt hieraangeduid de Steeneike , of Scharlaken boom , vanwelken z. THEOPHR. H. PI. Ui. \6. PLIKIUS XXIV. 4.


v A u T H E S E U S. 97beveelen zou: nadien deAthenienfers zich totdien tyd toe, op de Zeevaart niet haddentoegelegd. Dat ook een der ionge Lieden,MENESTHES, een Dogters Zoon van SCIRUSwas. Dit laatst verhaal wordt waarfchynelykgemaakt door de Kapellen van NAUSI-THOUS en PHOEAX, welke THESEUS flichtte inde havenburgt Phalerum nevens den •Tempel van SCIRUS. Nog maakt PHILOCHO-RUS gewag van zeker Feest, dat, CYBERNE-SIA (£) geheeten, van het fcheepsbeftierden naam ontleende, en hun ter eeren gevierdwerdt.De Loting gefchied zynde, nam THESEUSdie geene, welke zich hadden aangelootmet zich uit het Prytaneum (/) naar hetDel-PHALERUM was een der Buitenlieden , en deoude ha/en van Athene. Z. CHANDLER Reiz. d. Gr.blad/. 28.(b) Eig. werdt de plechtige OtTerhande, naar welkehet Feest vervolgens genoemd is, KTBEPNHÏlAgeheeten. Uit welken naam PHILOCHORUS niet zondergrond opmaakte, dat deze Offerhande gefchiedde tererkenrenisfe der dienden, welke deze twee Mannen,door hunne ervaarenheid in de Stiermanslomst, aan THE­SEUS beweezen hadden.(c) Het PRYTANEUM te Athene was een aanzienlyken groot gebouw, alwaar de Overheidsperzonen, PRV-TAHEK genoemd, hunne raadsvergaderingen hielden ,en dezulke hun onderhoud vonden, die op 'Ï Landskosten gevoed werden. Z. CHANDLER R, d, Gr. bl. 150,G


19B <strong>HET</strong> L E V E NDelphinium, en richtte daar voor hun opde Smeekroede , aan APOLLO toegeheiligd.Dit was een tak, genomen van den gewydenOlyfboom, met witte wolle omwonden(dj. Na vervolgens zyne Geloften gedaante hebben, trad hy af naar Zee, op den fesdender maand Munichion (e), op welkenmen nog heden de jonge Maagden ter verzoeningenaar den Tempel van APOLLODELPHIMUS zendt. De God van Delphi ,zegt men, had hem by eene Godfpraakgeantwoord: dat hy VENUS ten Leidsvrouweneemen, en haar tot eene Reisgenoote inroepenmoest. En wen hy, hier op, aanhet ftrand eene Geite offerde, luidt het verhaal,dat die van zelf in een Bok veranderdwerdt, waarom men ook der Godinne denbynaam gaf van EPITRAGIA (JJ.Over-(d) De Wolle werdt gebruikt by alle gelegenhedenen verootmoedigingeu, wanneer Goden of Menfchente imeeken of te verzoenen waren. Men omgaf 'erde Altaaren mede; ook de hoornen der Offerdieren.De Priefters droegen 'er de Haarbanden van aanhunne Mutzen. Men kan met deze Smeekroede ver.geïyken die van CHRYSES by HOMERUS in het begin derlliade.(e) De maand Munichion komt half met Maart,half met April overeen. Des dwaalde DACIER overzettende:il s'embarqua le 6 de May.(ƒ) TPArOS betekent een Bok. De geilheid vandit Dier is bekend. Verders weet men, dat de Oudenee-


V A N T H E S E U S .


TOO H E T L E V E NMINOS, die, wanneer THESEUS wegvoer, eenfcheepsftryd in de haven tegen hem aanving,aldaar het leven liet. PHILOCHORUSgeeft van de zaak het volgend bericht.„ Als MINOS het ftrydperk wederom had„ opengezet, en het zich liet aanzien, dat,,, TAURUS op nieuw een ieder overwinnen„ zou, werdt de Nyd tegen hem gaande.„ De magt, welke hy zich verkreegen had,„ was elk tot een last van wegen de ruw-„ heid zyner zeden. Ook ging hem na,,, dat hy al te gemeenzaam was met de„ Koningin pAsiPHAë. Wanneer THESEUS ,„ derhalven, lust betoonde te hebben om„ in de ftrydfpelen deel te neemen, flond„ MINOS hem zulks toe, en, daar het in„ Creta (*') gebruikelyk was, dat ook de„ Vrouwen tot de fpelen, onder de andere„ Aanfchouwers, werden toegelaaten , was„ ook ARIADNE daar by tegenwoordig, wel-„ ke, al aanftonds getroffen op het eerst» ge-(«') Dit merkt PLUTARCHUS op, om dat het anders,vooral in de Olympifche Spelen, niet geöorlofd was.Het verbod was hieromtrent zo Kreng, dat die Vrouwen, welke men onder de Aanfchouwers betrapte, vaneene fleilce werden afgeftort. Eene enkele Vrouw, metnaame PHERENICE, werdt toegelaaten, volgens het verhaalvan PAUSANIAS bl. 389 ; om dat zy aantoonde,dat haar Vader, haare Broeders en haar Zoon alle iadeze beroemde Spelen overwonnen hadden.


V A N T H E S E U S . xoi„ gezicht van THESEUS , geheel in verwonde-„ ring opgetoogen werdt door de kloeke„ daaden, welke zy hem, in het Worftel-„ perk, zag verrichten, waarin hy op al-„ len, die hem voorkwamen, de overwin-„ ning behaalde. Grootelyks was ook Mi-„ NOS zelf in zyn fchik, inzonderheid, om„ dat TAURUS verwonnen en te fchande ge-„ maakt was. Des gaf hy aan THESEUS de„ jonge Lieden weder, en fchold Athene„ de fchatting kwyt." Boven de genoemdeSchryvers is 'er nog voorhandenCLIDEMUS (O > welke deze Gebeurtenisfenin het breede, en op eene geheel byzonderewyze aankondigt, dezelve van veel hoogeropnaaiende, Het was, zegt hy, eenealgemeene wet by alle Grieken, dat geen'Galey uit eenige haven in zee fteeken mogtmet meer dan vyf mannen aan boord. AlleenJASON , Bevelhebber over de Argo >voer(*) Men zal den naam van dezen Auteur, op dezelfdewyze gefchreeven, ook in het vervolg aantreffen.Dan zommige Geleerden , als vossius op de aangeh.plaats, bl. 167. a, en MEURSIUS in Pififtrat. H. II. lazenhier gaarne CLITODRMUS. Het valt , om kort tegaan, bezwaarlyk te bepaalen, welke hier de rechtenaam zy. PAUSANIAS, bladz. 834, getuigt dat CÜITO.EEMUS de oudfte is van alle die geene, welke de Gefchiedenisfenvan ATTICA te boek hebben gefteld. Ditpast zeer wel op de hier voor handen zynde Gebeurtenis.G 3


<strong>HET</strong> L E V E Nvoer met meerder Manfchap, om dat hy dezee van Roveryen fchuimde. Wanneer nuDJEDALÜS te fcheep naar Athene gevluchtwas, vervolgde hem MINOS met lange fchepen(7) tegen de wet; doch werdt doorflorm naar Sicilië gedreeven , alwaar hy omhet leven raakte. Als hier na zyn Zoon,DEUCALION, op de Atbenienfers gebeeten,aan hun een Gezandfchap had afgevaardigd ,eisfchende, dat men D^DALUS aan hem overleverenzou, of anders dreigende, dat hy dejonge Lieden , welke MINOS tot gyzelaarsbekoomen had, zou doen ombrengen; gafmen denzelven goede woorden, en THESSUS,zich beroepende, dat hy een naastbeflaande(jn) van D-SDALUS was, en hem in denbloede beilont, wyl deszelfs Moeder wasMEROPE, de Dogter van ERECHTHEUS; viel *terflond aan het uitrusten eener vloote ,waarvan hy, om de zaak geheim te houden,een deel in Attica zelve, by de THY-MüE-(/; By ouds waren de vracht-en koopvaardy-Schepeawyd, en van eene rondachtige gedaante. De oorlog-Schepen , daar en tegen, hoedanige hier verftaan worden,langwerpig.(«) Wy hebben aan het woord ANEflOX, dathier fta?t, en eigenl. een vollen Neef betekent, eene'ruimere betekenis gegeeven. Schoon de Geflachtlyftenverfchillen , is 'er geene die THESEUS en DSDALUS ZOxaby eikanderen plaatst.


V A N T H E S E U S . 103M^TADEN («), verre van de gemeene weg,vervaardigen liet; en het ander te Troezenonder het bellier van PITTHEUS. De fchepenin gereedheid zynde, (lak hy in zee ,tot wegwyzers by zich hebbende MDALUScn de overige, die uit Creta gevlucht waren.Daar nu niemand iets van deze uitrustingvernoomen had, dachten de Cretenfersdat het vrienden-fchepen waren die aan kwamenitevenen; des hy de Haven flraks bemagtigde.Voorts, aan Land geltapt, overvielhy, op het onverwachtst, de Stad cnossus,en {laags geraakt voor de poorten vanden Labyrinth velde hy daar DEUCALIONmet zyne Lyfwachten neder. Wanneer,vervolgens, ARIAD.NE aan het Bellier van zaakengekoomen was, verzoende zich THESEUSmet haar. Hy kreeg de jonge Lieden uithaare handen te rug, en 'er werdt een verbondvan vriendfchap geraamd tusfchen deAthenienfers en die van Creta, by het welkde laatstgenoemde beloofden, dat zy denoorlog nimmer het eerst zouden aanvangen.Van deze voorvallen, en van ARIADNEzyn 'er, boven de gemelde, nog veele ande~(») Volgens STEPHANUS , den Byzantiër, waren deTHYM>ETADEN , of THYMATADEN , ZO als by hettl ge.Ichreeven wordt, een Buurfohap, of Burgt van Attica.Het blykt uit deze plaats, dat dezelve aan Zee gelegenWilS.G 4


io4H E T L E V E Ndere vertellingen voorhanden, welke echtergeene zekerheid hebben. Zommige verhaalen,dat zy, van THESEUS verlaaten, zichzelve verhing. Andere, dat zy, door eenigeSchippers naar Naxos overgevoerd, aldaarhuwde aan ONARUS, den Priester vanBACCHUS; na dat THESÊUS, op eene andereverliefd, haar had laaten zitten;„Want d'onuitbluscbbre Min van EGLI deed hem kwynen."Dezen dichtregel zegt HEREAS de Megarenfer(V), dat PISISTRATUS, ten gevalle derAthenienferen gelicht heeft uit de verfenvan HESIODUS; gelyk hy 'er, daar en tegen,een' zoude hebben ingelascht in het XIBoek der Odysfée van HOMERUS, naamelykdezen (p):„THESEUS — PIEITHOUS, doorluchteZoons van Goden."Men vindt 'er ook, die ver haaien, dat A-RIAD-(d) Deze HEREAS is een van die Megarenfer Schryversboven by PLUTARCHUS aangehaald. Men vind nogeens gewag van hem in dit zelfde Leven van THESEUS ,?n ook in het Leven van SOLOS.(?) PISISTBATUS , de beroemde Overheerfcher vanAthene, bragt de Gedichten van HOMERUS, te voorenuit losfe (tukken betraande, by een, en gaPer dien vormaan, waar in zy nu voorkoomen. Van de vryheid, bybem gebruikt, en hier vermeld, zie KUSTE» Hift. Crit,iiom. p. 105.


V A N T H E S E U S . 105ÏUADNE van THESEUS twee Zoonen had, OE-NOPION en STAPHYLUS. Onder deze is IONvan Chios (


ioö H E T L E V E NVrouwen van Cyprus ARIADNE hadden opgenoomenen gezelfchap gehouden, wyl zy,zich alleen gelaaten ziende, zeer droefgeestigwas. Zelfs brachten zy haar verfierdeBrieven, als van THESEUS aan haar gefchreeven.In den arbeid ftonden zy haar by, enbeweezen haar alle hulp, en wanneer zy,zonder verlost te zyn, kwam te fterven ,begroeven zy haar. Hy voegt 'er by, datTHESEUS , kort hier na aangekoomen, enzeer bedroefd zynde over dit afiterven, aande Lieden van het Land eene fomme geldsachter liet, hun bevoolen hebbende aan A-RIADNE te offeren. Dat hy ook, daar terplaatze, twee kleine Standbeeldjes wydde;een van zilver, en een van koper. Datvoorts op het Feest, daar gevierd wordende opden tweeden dag der maand GORPLEUS (V),een der Jongelingen te bedde wordt gebragt,en het geluid nabootst van Vrouwen,welke in baarens-nood zyn. Dat eindelykde Amathufiërs het heilig Bosch ,waarin zy den Vreemdeling het graf vanARIADNE toonen, nog noemen het heiligBosch van VENUS ARIADNE,On-(0 Het gemeen gevoelen is, dat deze maand overeenftemmemet onzi September of Herfstmaand. Menziet uit deze plaats, dat zy niet alleen by de Macedoniers,maar ook by de Cypriers dezen naam had.


V A N T H E S E U S . 107Onder die van Naxos (0 vindt men 'er,die nog deze byzonderheid verhaalen; dat'er twee MINOSSEN geweest zyn, en tweeARIADNE'S; waar van eene, (de oudde) zozy zeggen, trouwde aan BACCHUS op Naxos,en aldaar STAPHYLUS baarde. Dat de jongdegefchaakt werdt door THESEUS,. en, vanhem verlaatcn, op Naxos kwam, en methaar haare Voedfter, genaamd CORCYNE ,welker begraafplaats nog getoond wordt.Dat ook ARIADNE aldaar kwam te derven,en na haar dood plechtiglyk geëerd werdt;echter op eene verfchillende wyze, als deeerde. Want dat op het Feest van dezeallerleije vreugde en fpelen plaats vinden;tcrwyl de daatelyke Offerhanden, tot eervan de laatde, met rouwe en treurigheidvermengd zyn.Van Creta verzeilende, ankerde hy teDclos, offerde aldaar aan Apollo, en plechtiglykgewyd hebbende het Venusbeeld, 'twelk hy van ARIADNE gekreegen had («),dans-(/) Een der Cycladifche Eilanden, van welke Dekshet voornaamfte was.(») Dit Venus-beeld was door D/EDALUS vervaardigd,en door dezen Kunftenaar gefchonken aan ARIADNE.PAUSANIUS verhaalt 'er het volgende van, bladz. 703:By de Deliërs is nog voorhanden een niet zeer groot„ Beeld van VENUS , het welk door ouderdom aan de„ rechtehand eenigzins befchadigd is. Het heeft, van„ on-


io8 H E T L E V E Ndanste hy aldaar, met de verloste AtheenfcheJongelingen, den feestelyken dans,welke men zegt dat nog heden by de Deliërsin gebruik is, zynde eene navolgingvande draaijen en uitkomiten in den Laby^rinth; uitgevoerd onder een maatgezang, inhet welk, insgelyks, veele wendingen eninvvikkelingen voorkoomen Deze Danswordt by de Deliers de KRAANVOGEL genoemd;gelyk DICEARCHUS verhaalt (V).Hy danste dezen dans om het Altaar vanHoornen (V), dus genoemd, om dat hetza-„ onderen, in plaats van voeten, eene vierkante ge.„ daante. Ik denk, dat ARIADNE hetzelve van D«DA-,. LUS gekreegen hebbe, en dat zy dit beeld, wanneer„ zy THSSEUS volgde, met zich van huis mede nam.„ Wanneer zy daarna aan THISEUS ontfchaakt werdt,„ zeggen de Deliërs, dat deze het Beeld der Godinne„ aan APOLLO van DELOS toewydde. enz." 't Is duidelyk,dat beide Schryvers hetzelfde verhaal op het oo


V A N T H E S E U S . 109zamengefteld was uit een menigte Hoornen,die alle linkfche waren. Zy voegen 'ereindelyk by, dat hy op Delos ook Strydfpeleninftelde, in welke den Overwinnaarentoen, voor het eerst, van hem Palmtakkengegeeven werden.Wanneer zy vervolgens in het gezichtvan Attica kwamen, verhaalt men, dat hy,zo wel als de Stuurman, van vreugde vergathet zeil op te haaien, waar door ^GEUSkennis moest krygen van hunne behoudenisfe;en dat deze uit wanhoop zich, hierop,van de rots afïlortte en omkwam.Binnen gekoomen zynde, offerde THESEU*zelf, aanftonds, aan de Goden in de Phalerifchehaven , die offerhanden, welke hy,by het uitzeilen, beloofd had; en vaardigde, middelerwyl, ook een' Bode af naardehet eiland Delos, op de kunftigfte wyze, gebouwd werdt,geheel uit h$srnen; welke hem zyne Zuster, de Jachtgodin,aanbragt. - Het was een der Wonderen van deoude Wereld; waarover kan nagezien worden A. poLr-TIANUS Mifcell 1 , 52. Ondertusfchen ryst hiereene gewigtige Zwaarigheid. Want PLUTARCHUS meldtelders, Cin zyn Boek over de Schranderheid der Dieren,II D. bl. 983. E.) dat dit Outer niet, gelyk hierflaat, uit linkfche, maar geheel uit rechtfche hoornengemaakt was. De geleerde POLITIANUS, boven aangehaald, wa? niet vreemd van te denken, dat op onzeplaats, in dit leven van THESEUS, eene feil in de Affchriftenzy ingefloopen.


ïio . H E T L E V E N -de Stad, om daar van zyn behouden aankomstkennis te geeven. Deze ontmoette,onderweegs, veele menfchen, die rouwe bedreevenover den dood des Konings; maarook andere, gelyk te denkerj is, die rechtblyde waren, hem hartelyk verwellekomdenen zich haastten zyn hoofd met kranfen (V)te vertieren, van wegen de goede tyding,door hem aangebragt. Deze kranfen namhy aan, maar verfierde zynen ftaf daar mede(y), keerende voorts naar de haven terug; alwaar hy vondr, dat THESEUS de offerhandenog niet volbragthad: weshalven hy,ten einde de heilige plechtigheid niet teftooren, zich buiten af hieldt. Maar, wanneernu het Offer voleind was, gaf hy kennisvan het overlyden van JEGEUS: waarophet geheel Gezelfchap met groote haast'zich , onder eene luidruchtige Weeklage ,He-(x) Dit was eene oude Gewoonte by het aanbrengenvan eene biyde Boodfchap. Zy had haareii oorfprongvan die geenen, welke het Orakel hadden raadgepleegd.Deze,een guuftig antwoord bekoomen hebbende, plagtendus bekranst te rug te keeren.(y) Dat hy niet zyn hoofd, maar ftaf verfierde kwamdaar van daan, dat deze erkentenis niet aan hem, maaraan de boodfchap, welke hy aangebragt had, behoorde.Deze Boden, of Herauten , waren by de oudeGrieken in groot aanzien , en het was eene misdaaddezelve te beledigen.


V A N T H E S E U S . iiiftedewaarts begaf. Hiervandaan komt het ,zegt men, dat in het Feest , OSCHOPHORIAgenaamd (z), de Herout zelf nog hedendaa«-sgeen krans op het hoofd draagt, maarwefeen' bekransten ftaf: en dat de aanweezendeop het einde der Plechtigheid uitroepen:ELELEU! iöu! iöu! van welke uitroepingenmen de eerfte pleegt te gebruiken ingrooten haast, of by een vrolyk gejuich:de andere past by verbazing en fchrik.THESEUS, vervolgens, het lyk van zynenVader ter aarde hebbende befteld, volbragtook, aanftonds, aan APOLLO zyne voorheêngedaane Gelofte, op den zevenden dermaand PYANEPSION (a)\ zynde dit dezelfdedag, op welken zy behouden in de Stad terug waren gekoomen. •• Het kookender(2) Dit Feest ontleent den naam van Takken n:ctdruiven belaaden , welke oudtyds 02XAI genaamdwerden, en op den tyd van dit Feest door Jongelingen ,in vrouwelyk gewaad, in het openbaar gedraagen werden.De meefte plechtigheden, hier naauwkeurig vanPLUTARCHUS opgeteld, en in de Ofchophoria gebruikelyk,hadden betrekking op den Oogst, zo als die inAttica viel.(a) Deze Maand ftemt, gedeeltelyk, met orazJVynenSlachtmaand overeen: en ontleent den naam vanhet kooken der erreten en boonen hier vermeld. B#o*rien werden by de Grieken HTAMOÏ genoemd, inwelk woord de N vervolgens de plaats van de M innam.


i IA <strong>HET</strong> L E V E Nder Peulvruchten, nog hedendaags gebrulkelyk,gefchied, zegt men, wyl zy , diethans veilig waren aangeland , al de kost,welke zy van de reize over hadden, by eenbragten, en het geen gekookt moest worden, in een' algemeenen pot gereed maakten;voorts eene onderlinge maaltyd aanrichtten,en het onder eikanderen opaaten.Zy dragen dan ook in het openbaar de EI-RESIONE, (zynde een tak van een Olyfboommet wolle omgeeven) gelyk THESEUS te voorenden Verzoeningstak; waaraan in het rondgebonden zyn de Eerltelingen van allerleijefoort van Veldvruchten , aangezien de onvruchtbaarheidtoen ophieldt; tervvyl zy 'erook zingende byvoegen:„ EIRESIONE! fchenkons Vygen; fchenk ons Graan;„ En Honig in den Nap, en vloeybaare Oiy-beken.„ Doe krachtig Druivenfap in onze kroefen leeken,„ Op dat Gy vol en zoet met ons moogtflaapen gaan (l).'Er' {b) EPOS, EIP02: EPION, EIPION heet TTolie, en de Staf met wolle bekleed, daarvan, Eirefione.Wy onthouden ons, hier van vele dingen melding temaaken, of aanhaalingen te doen, met welke de NederlandfcheLezer niets te maaken heeft. Dit zullenwy alléén zeggen, dat het ons niet wanvoegelykvoorkomt, dat de zingende menigte hier, in de algemeenevreugde, de Eirefione aanfpreekt, en dezelveais eene Vrouw doet voorkoomen.


V A N T H E S E U S . 113'Er zyn evenwel andere, die mecnen, datdeze plechtigheid verricht wordt ter gedachtenisder HERACLIDEN (cj, welke voorheenop dusdanig eene wyze van de Athenienfersonthaald en gevoed zyn. Dan heteerstgemelde vindt meer geloof.Het fchip, waarin THESEUS de jonge Liedenweg voerde, en waarmede hy, nevenshen, behouden te rug kwam, voerde dertigRiemen. De Athenienfers bewaardenhet tot aan de tyden van DEMETRIUS dePhalereër (dj. Zy namen 'er telkens deverouderde planken af, zetteden nieuwe enfterkere daar voor in plaats, en hielden hetzo(c) Dus werden genoemd de Kinderen en Nakomelingenvan HERCULES. Deze van KURYSTHEUS vervolgdwordende , en overal uitgedreeven , vonden nergensheul, dan alleen by de Athenienfers , die hen opnamen en eone vaste woonplaats aanweezen. Zie Diod.He. B. IV. bl. i.81.(d) d. i. Tot aan de Macedonische tyden. DEMEtaius,gebooren te Phalérum , was een Leerling vanden grooten THEOPHRASTUS. CASSANDER gaf hem hetopperbeftier van Athene , 't welk hy tien jaaren langop de loffelykfte wyze bekleedde. ., Hy muntte zo„ wel uit in Wysgeerige , als in Staatkundige be-„ kwaamheden. Alle de Oude Schryvers pryzen, uiti }eenen monde, zyne deugd en wysheid in 't be-„ wind . en tellen hem onder de grootfte Mannen,die Aihene ooit heeft voortgebragt." Dit is hetgetuigenis van ROBERTSON in de Gefchied. van oudGriekenl. III D. bl. 15.H


114 H E T L E V E Nzo by een. *t Is hier van daan, dat ditSchip deft Wysgeeren aanleiding gegeévenheeft om 'er, by gelegenheid van verfchillendeGevoelens over een' voortgezette redekaveling,eene vergclyking van te ontlee.nen, zeggende zommige, dat het hetzelfdefchip blyft, en andere wederom : dat hethetzelfde niet blyftDe inftelling der OSCHOPIIORIA , met derzelvergebruikelykheden , is men insgelyksaan THESEUS verfchuldigd. Men verhaalt ,naamelyk, dat hy geenszins alle de Maagden, die door het lot waren aangeduid,met zich nam. Maar hy zonderde in haareplaats af een tweetal by hem welbekendeJongelingen, die een gantsch jeugdig enmaagdelyk voorkoomen hadden, dog daar,te gelyk, een mannelyke moed, en vaardigegeest inftak. Deze deed hy geftaadigwarme baden gebruiken, fteeds in de fchaduw, buiten den gloed der fonne, blyvai,en zich beyveren, om, door herhaaldezalvingen, hunne hairlokken en vel, zoveel moogelyk, glansryk en zacht te maaken,en op te luisteren. Hy leerde hen initem, en houding, en gang, zoo veel zyimmers konden , het maagdelyke na tebootzen , zo dat men 'er, hoegenaamd,geen onderfcheid in bemerken kon : enhierop nam hy ze aan onder het getal deran-


V A N T H E S E U S . 115andere Maagden, zonder dat iemand zulksbemerkte. Vervolgens, weder thuis gekoomenzynde, voerde hy, op het Feest, zelfden ftaatclyken optogt aan, nevens de tweegemelde Jongelingen , welke op even dezelfdewyze gekleed waren , als de geenenu nog gekleed zyn , die by de heiligeplechtigheid de Vrucht - Takken draagen.Deze nu draagen zy, of ter eere van BAC-CHUS en ARIADNE , ingevolge de bekendeFabel; of liever, om dat zy in hun vaderftadte rug kwamen, juist wanneer de Oogstingezameld werdt. De Vrouwen, DEIPNO-PHOREN genaamd (e), worden 'er by toegelaaten, en hebben deel aan de Offerhande,om dat zy nabootzen de Moeders dergeenen , op welken het lot gevallen was(want deze bezochten ze dikwyls, haar voorraaden fpyfe aanbrengende). 'Er wordenalsdan ook fprookjes verteld ; om dat dieMoeders zulks ook gedaan hadden, ten eindehaare Kinderen te vervrolyken en tebemoedigen. Ook deze omftandigheden rustenop het Gefchiedverhaal van DEMON.Insgelyks werdt 'er toen voor THESEUS eenAkker (ƒ) afgezonderd, en hy beval dieGe-(e) d. i. Spysdretagfters.(ƒ) Zodanige Akkers, TEMENH genaamd, werdenby ouds afgezonderd en opgedraagen aan Mannen vanH 2 Ver-


u6 H E T L E V E NGeflachten, welke, door aanwyzinge van hetLot, de jonge Lieden hadden moeten uitleveren,aan hem een' fchatting, ter bekostigingvan eene Offerhande , optebrengen.Over deze plechtige Offerhande kreegen dePHYTALIDEN het opzicht, aan welken THE­SEUS deze erkentenis bewees voor hunnegastvryheid.Na den dood van ^EGEUS bepaalde hyzyn' aandacht ter uitvoering' van eengrootsch en verwonderlyk Ontwerp. Hyvereenigde, naamelyk, alle de inwoonersvan Attica tot één Lighaam, en werkteuit , dat het ééne Stad, en één Volkwerdt; daar men tot dus verre , hier endaar, verftrooid woonde, en de vergaderingen,ter beraaming van het algemeene nut,niet, zonder zeer veele moeite, konden byeen geroepen worden. Ook gebeurde hetwel, dat de Buurfchappen met eikanderenover hoop, en aan het oorlogen geraakten.Om dh ontwerp uit te werken , ging hyzelf de Burgten en Familien rond, van welkede Middelftand, zo wel als de kleineGe-Verdienfte; aan Koningen , en vooral ook aan de Goden,SERVIUS ad Virgil. iEu. IX v. 274. „ Mosfue-„ rat, ut Viris fortibus, Jive Regibus, pro honore„ darttur aliqua publici agri particula: ut habuit„ Tarquinius Superbus in Campo Martio"


V A N T H E S E U S . 117Gemeente, zyn voordel gereedelyk aannamen.De meer Vermoogenden haalde hytot zyn gevoelen over , door hun in hetverfchiet te toonen eene Regeeringsvormzonder koninklyk gezag, waarin het Volkde oppermagt hebben zou , en aan hemmaar alleen het opperbevel in den Oorlog,en de handhaving der Wetten worden toevertrouwd: terwyl, voor het overige , alleBurgers in dezelve volmaakt gelyk zoudenzyn. Dit gedeelte der Ingezetenen kreeghy dus door overtuiging in zyn belang.Wat de andere betreft, die zyne magt,welke reeds groot genoeg was, en doutmoedigheidvreesden ; deze verkoozen liever, goed fchiks, met hem in te demmen,dan zich met geweld daar toe te zien noodzaaken.— Hy vernietigde des, overal, deRaadshuizen , Vergaderplaatzen en Overheidsampten, en dichtte, ten dienste vanhet algemeen en den geheelen Staat, éénRaadshuis en Vergaderplaats, daar ter dede,alwaar het nu nog ftaat. Hy gaf aande oude en nieuwe Stad (g) den naamATHE-(g) De oude Stad, of Burgt, droeg eerst den naamCecropia, van haren Stichter CECROPS , die, bovendien,nog elf andere kleinere Stedekens gebouwd had, welkealle door eigene Wetten en Overheden beheerd werden.Deze laatfte vereenigde THESEUS met de Burgflad, enH 3§ a f


u§ H E T L E V E NATHENE,en Helde voor het gantfche Volkvan Attica een algemeen Feest in, PANA-THENiEA genoemdeene plechtige Offerhande, deVoorts offerde hyMETOICIA geheeten(-), op den zestienden der maandHecatombaion , welke nog heden plaatsheeft; en .de koninglyke waardigheid afgelegdhebbende, gelyk hy opentlykhad,beloofdging hy aan het regeicn der zaaken•van het Gen:eenebest, een aanvang van .deGoden gemaakt hebbende. Van DELPHI dan ,.werwaarts hy gezonden had om hetOrakelraad te pleegen over het noodlot zynsnieugafdaarom aan haar, gezamcntlvk, den meervouwigennaam A0HNAI P'UT.A.CHUS onderfcheldt fcle? denaa.men A2TT er, ITO.MS. De laatfitgemeide werdt aande oude of Burgilad gegeeven , volgens THUCYDIDFSBoek II. H. 15. bl. 109, van wiens fchryven PLUTAR­CHUS zich hier ter plaatze bediende De nieuwe Stadh;ette des A2TT. Van welke wederom de Havenftad, of PIR/E'US , naderhand onderfcheiden werdt. Ondertusfehenvindt men geheel Athene niet zeiden, byuirnemenlieid , A2TT genoemd; even zo, als RomeURBS, en Akxandri'g nOAJX geheeten werden.(h) d. i. het Feest van alle At':eenfche Burgen;van geheel Athene, en Attica. I let werdt in de maandHecatombaen, om de vyf jaaren, gevierd, met grooteplechtigheid.(z) d. i. het Vcr'mizings-Offer. THUCYDIDES noemthet HTNOIKIA , d i Het Zamenwoonings - Offer.De redenen van beide benaamingeu , die op een uit koomen,zyn klaar.


V A N T H E S E U S . nonieuwen Gemeenebests, kwam hem het volgendantwoord in:„ O Zoon van HGEUS, in TrcezeneBy PITTHEUS opgevoed !„ Myn Vader (£) fchenkt aan 't nieuw Athene,„ Gebied- in overvloed.„ Ik fpel , dat Uwe Stad zal vaaren,„ (Berust flechts in 't geval!)„ Gelyk een windblaas op de baaien,„ Die nimmer zinken zal."Ook verhaalt men, dat de SIBYLLE (/), inlaatere tyden , nopens de Stad deze Godfpraakuitte:» Gy(£) De Vader van APOLLO , die hier fpreekt, was ju-PiTF-R , aan wien de kennis en behandeling van het Nood«lot behoorde, en die, insgelyks , over Koningen enHeerfchr.ppyen befchikte. Welk eene kieschheid denFr. Vert. bewoog, om hier door A2K02 kurkte verftaanbekennen wy niet te weeten.(/) Hy fchynt te doelen op de tyden van SYLLA , die,Athene ingekomen hebbende,vreeslyk tegen de Bu gerswoedde; weshalven eenige zich heimelyk naar Delphibegaven, en de Godfpraak vroegen: of het einde vanAthene daar was? De Pythia gaf hun toen het bekendantwoord van de Windblaas. Dit verhaalt PAU-SaNias, bl 48, alwaar de geleerde KUSHMI S den finvan het Orakel verklaard ; „ dat Athene wel zwaare„ flryden en rampen zou moeten doorltaan, dog echter„ altyd zich daar uit redden, en het hoofd boven hou-„ den." Deze Godfpraak was fchrander verfierd omde Burgers fteeds te bemoedigen.H 4


i ao H E T L E V E N„ Gy zult wel, als een Blaas in Zee, gedompeld worden ,;, Maai nimmer onder gaan."Om den Scaac nog meer in vermoogen tedoen toeneemen, noodigde hy ieder een ,op gelyke voorrechten , tot denzelven uit,en men zegt, dat het Formulier: „ SPOEDT„ U HERWAARTS , ALLE VOLKEN ! " eeneopenbaare aankondiging van THESEUS geweestzy , die zyn Gemeenebest voor elk,die 'er Burger in wilde worden , als hetware, open zettede. Hy was echter deMan niet, wiens aandacht het ontglippenkon, dat het zyner Volksregeeringe, doortoeloop een er vermengde menigte als overftroomd, aan onderfcheiding en orde mangelde.Hy was, derhalven, de eerlte, diede afgezonderde rangen van EDELEN , vanEIGENERFDEN , en AMBACHTSLIEDEN inftelde,(w) Aan den Edelen fchonk hy de voorrechte»)'£r zyn 'er, die meenen, dat THESEUS niet deeerlte infteller dezer verdeelingen geweest zy : maar dezelveontleend hebbe van de ^Egyptenaaren. Men kanhieromtrent nazien Herodot. B. II. H. 163. Diodor.Sic.B I. H. 28. bl. 33. De Edelen, te Athene Ev:rxT^Sei}geheeten , werden te Rome Patrici: genaamd. DeEigeverfden, eig. de Landbezitters , TsuifA)^oi,beoeffendenden Landbouw , het nuttigst van alle menfchelykebedryven.Onder de Ambachts- of Handwerksliedenzyn ook de Daglooners, of Arbeiders begreepen.De Heer Fr. Vert. tekent aan, dat het geenPLU'


V A N T H E S E U S . iairechten, dat zy het bellier en de Wetenfchapvan den dienst der Goden en Heiligdommenhebben zouden; dat uit hunne ordede Overheidsperfoonen gekoozcn zoudenworden; dat zy de Leeraars der Wetten ende Uitleggers der heilige en godsdienfligeplechtigheden zouden zyn (»)'. Voor hetoverige ftelde hy hen met de andere Burgersals gelyk : terwyl echter de Edelen inaanzien, de Eigenerfden in nut, en deAmbachtslieden in menigte gehouden werdenuit te munten. Dat hy de cerfle was,die de Volksparty toeviel, (gelyk ARISTOTE-LES zich uitdrukt) en het eenhoofdig gezagvaaren liet , daar van fchynt HOMERUS hetbewys aan de hand te geeven, dewyl hyin de Optelling der Schepen (e) de Athe-nien-PLUTARCIIUS van TSSSEÜS zegt, waar is omtrent Griekenland.Maar dat, voor het overige, deze Regeeringsvorm,langen tyd voor hem , bekend was by denHebreeuwen, by welken eerst lang na den dood vanTHtsEUS het Koninglyk gezag Hand greep ! Dan byde Hebreeuwen was JJHOVAH de Koning, en had deGodsregcering plaats "(H) lien oplettend Lezer zal licht opmerken,van hoeveel ge\vigt en invloed deze Voorrechten waren, en datde Magt der Aanzienelyken dies zeer groot moet geweestzyu.(o) HOMERUS noemt, in het II Boek der Iliade, v.547, alwaar hy de Griekfche Scheepsmagt optelt, deAthenienfers HST VOLK van ERECHTHEUS. ARISTOTELES ,H 5


IS» H I T L E V E Nnienfers alleen <strong>HET</strong> VOLK noemt. —— Hyfloeg ook geld , waarop een OS gemuntwas; het zy dan uit oorzaak' van den Stiervan Marathon; of, om aan te duiden denKrygsoverlien van MINOS , TAURUS , doorhem overwonnen; of, eindelyk, om de Ingezetenento: den Landbouw aan te moedigen.Van dezen dus gemunten penningdenken zommige , dat de byvoegelykewoorden HECATOMBCEON en DECABEON herkomfligzyn (pj. Het grondgebied vanMEGARA, vervolgens, by dat van Attica gevoegd,en dezelve Landen naauvv vereenigdhebbende, richtte hy, op den ISTHMUS, ofLandengte van PELOPONNESUS , die beruchteZuil op, welkers opfchrift, in twee dichtre­en andere Uitleggers, by FUSTATHIUS, op de aangeh.plaats, by dit woord: <strong>HET</strong> VOLK, flilflaande, meendendst de Dichier hier mede op de Attifche Folksregceringgezinfpeeld hebbe.< p) Het woord B0T2 , daar het Latynfche. Bosvan afdaalt, betekent een Os of Koe. Niets is gemeener,dan dat de Penningen geheeten worden naar hetgeen 'er op ftaar. Daar van zyn de Philippi, de Loui-Jen, de "Johannesfen een bewys. Dus betekent ookdecabccon iets, dat 10 Os/en, d i. 10 alzo, met eenOs , gemunte Penningen , waardig is. enz. Andereklimmen tot vroegere tyden op , wanneer men noggeen geld of munt gebruikte, maar alles by verruilingtoeging , en vatten dus de woorden ia de eigentlykebetekenis op.


V A N THESEUS. 123regels befhande , de Landfchappen van eenfcheidde. Aan de Oostzyde Hond daar ingegraveerd:„ Dit is löMiêN, en niet PELOFONKESUS.En ten Westen:„ Dit 's niet lö.Më, maar wel PELOPONNESUS.([c]) Hy was de eerde , die daar de Stryd-Tpelen inflelde, in navolging' van HERCULES;begeerte zynde , dat, gelyk de OLYMPISCHEfpelen,door dezen ingeiteld, gevierd werdentot eer van JUPITER ; de Grieken , evenzo , de ISTIIMISCHE , thans door hem ingefteld,vieren zouden ter ecre van NEPTU­NUS (1). Want de Spelen , die van tevoo-(q) Van deze gedenkwaardige Zuil gewaagt ookSTRABO B. IX. bl. 601. Uit her oud eenvouwdig Opfchriftdaar van zien wy, dat THESEUS bet gebied vanAttica uiiftrekte tot aan PELOPONNESUS, of MOREA ; endat ATTICA by ouds den naam van JÖHIE droeg. Ziefcous Att. Oudh bl. J.(f) H5SCUL.ES fteide de Olympifche Strydfpelen in(de voornaamfre van alle andere , en naar welke detyd berekend werdt) ter eer.' van ÏUP;TE I , omdat dezegehouden werdt zyn Vader re zyn Dezelfde redenbewoog THEsr.' s ook bier in hem na te volgen. ——De vermaardheid der Olympifche Spelen (indien HER­CULES dezelve al ingeüeld heeft, waar aan getwyffeldwordt, van wegen het ftilzwygen van HOMERUS) begon,


I2 4HE T L E V E Nvooren pkats hadden ter ecre van MELICER-TES (j), werden by nacht gevierd; en haddenveelmeer de inrichting' van eene geheimzinnigeInwyding (t), dan van eenSchouwipel, of algemeene Feestviering.'Er is 'er toch, die verzekeren, dat deIsthmifche Spelen door THESEUS ingelteldzyn, ter gedachtenisfe van SCIRON, om hierdoor den Doodflag, aan hem begaan, teverzoenen , aangezien zy naauw aan eikanderenvermaagfchapt waren; want dat SCI­RON de Zoon was van CANETHUS, en HE-NIOCHE, de Dogter van PITTHEUS. Andere,wederom, itellen smis hier in de plaats vanSCIRON, en zeggen, dat de Spelen doorTHEgon,echter, meer dan vier Eeuwen laater, ten tydevan JPHITUS, die doorgaans voor de rechte initeller geil3uden wordt.(s) De Fabel van ATHAMAS, INO en haar Zoon MSLI.CERTES, anders PAUEUON genaamd, kan nagezien wordenby oviDtus Herfch. 13. IV. v.511.Vergel.PAUSAN. bl. 108.O) Hier wordt gedoeld op de JIYSTEEIA , of het Feestvan CERES, dat te HLEÜSIS by nacht gevierd werdt, envol Geheimzinnigheden was. Hier mede hadden deISTHMIA , zo aJs die by ouds gevierd werden, eenigeovereenkomst. Laatstgemelde ontleenden den naam vande bekende Landengte (ISTHMUS), waar door MOREAaan het vaste Land verbonden wordt, en waarop hetvermaard Corinthus gebouwd was. De Corinthiërshadden des het opzicht over deze Spelen.


V A N T H E S E U S . 125THESEUS werden ingelleld tot eer van geenen,niet van dezen f>> Hoe het daarmedeook zy , dit is zeker , dat THESEUSden Corinthiërs bevel gaf, en fchikkingmaakte, dat aan de Athenienfers, welke dcISTHMIA zouden komen bywoonen, de voorfteZitplaatfen moesten worden ingeruimd,met vryheid, om zo veel gronds te bezitten,als het uitgefpannen Zeil van het heiligGezantfchapsfchip C» beflaan kon; gelykzulks HELLANICUS en ANDRON VAN HA-UCARNASSUS hebben verhaald (w).Hier-Cli) SINIS , naamelyk, was ook, volgens zommigen.een nabeflaande, of Neef van THESEUS. Zie PAUSAN.bl'(,A°*Men vindt hier den naam ©EP-PI2. Dus werdt,bv uitnementheid te Athene genoemd het Schip, waarmede THESEUS de reis naar CRETA gedaan had; en waarvanhier boven gefprooken is. Volgens eene Geloftevan THESEUS moest het zelve jaarlyks door de Atherüenfersmet Gefchenken en Offerhanden aan APOLLC.naarBELOS wo-den afgevaardigd. Z. IBURS. in Thef. H.XV! bl 6" De geleerde XYLANDER maakt uit dit zeggenvan 'PLUTARCHUS op, dat het Schip ook naar andereplaatzen, ter bywooning van heilige Plechtighedenen Schouwfpelen , Staatswege met een Gezandfchapp l a gte worden afgezonden. Dan hy vergat zichL wanneer hy DELPHI noemt, in plaats van DELOS.yV-VEr zyn verfcheidene Schryvers va» dezen naamgewe st, die by de Ouden dikwerf woraen aangehaaldlis ANDaoN van TEOS, van EPHESUS , vanALEXANDRICS


12.6 H E T L E V E NHierna ondernam hy de reize naardenPONTL'S EUXINUS Q§ , mee HERCULES tenftryde trekkende tegen de AMAZONEN, enbekwam toen ANTIOPE tot eene Eerepryster belooning zyner dapperheid : ingevolgehet verhaal van PIIELOCHORUS , en eenige andereSchryvers. Dan de meeste, onderwelke PHERECYDES, en HELLANICUS, en HE-RODORUS(V) gevonden worden , verzekerenons, dat THESEUS op zich zeiven, na HER­CULES, dezen tocht ondernam, en de AMA­ZONE gevangen kreeg: welk verhaal onsmeer waarfchynelyk voorkomt. Want niemandanders van die geenen, welke dezeonderneeming met hem uitvoerden, wordtvan de Gefchiedfchryvers gezegd eene Amazonegevangen te hebben gekreegen (V).Zelfsook deze van H •LICARWASSÜS , welke een fluk over deBkedver.vandfchappen zou gefchreeven hebben, Zievossius de Hiii. Gr. bl. i öo. a.(*) Thans de Zwarte Zee.O) HERODOHUS van PO.NTUS , hier bedoeld, en inhet vervolg meermaaien aangehaald , had een grootwerk, in veele Boeken befiaande, gefchreeven; in hetwelk de Gefchiedenisfen van HERCULES uitvoerig behandeldwerden, vossius bl. 176 b.(2) „ Niets is Fabelachtiger , dan de Gefchiedenis„ der AMAZONEN , en ST*ABO heeft zeer wel aange-„ merkt, dat van alle de History-Schryvers van ALEXAN-„ DER die geene, welke de waarheid het meest bemin-•> den , zo als ARJSTOBULUS en PTOLEM^EUS , geen„ woord


V A N THESEUS. tafZelfs verzekert BION f» , dat THESEUS deAmazone listiglyk tot zich gelokt, en daaropweggevoerd hebbe. De Amazonen,zet hy, waren den Mannen natuurlyk genegen,en begaven zich, derhalven, geenszinsop de vlucht, toen THESEUS op haarekust verfcheen. In tegendeel: zy verwellekoomdenhem door het zenden van Gefchenken.De Gezante, die dezelve aanbracht, werdt door hem genoodigd aanboord te koomen \ dan naauwlyks had zydit gedaan , of hy maakte zeil, en voerweg.Een ander Schryver, genaamd MENECRA-TES , die de Gefchiedenisfen van Nicxa ,eene Stad in Bithynie, heeft uitgegeeven,(b) verhaalt , dat THESEUS , Antiope voorzich„ woord van haar gemeld hebben. Men behoeft maar,, alleen op derzelver naamen acht te geeven, om tezien, dat het loutere drooraen zyn. HIPPOLYTB, OTR. -„ RA , LAMPSTÜ , PENTHESILEA , MENAL1PPE, ANTIOPE,„ zyn Griekfche naamen. En hoe kwam men aanGriekfche naamen in SCYTHIE?" Aantel:, v. d, F):y ert. — Het gevolg, dat PLUTARCHUS trekt, is dusda*nig, dat men veel eer aan HERCULES, dan aan THESEUS,de eere dezer daad zou hebben toegekend, zo die andersde Beleider der onderneeminge waare geweestia) BSON, de iolenfer, van sou in Cilicien , dieeene Befchryving van ^Tmopië uitgegeeven heeft,vöss. bl. 164.(b) MENECRATES van Xanthtts, uit Lyeie„die deGe-


128 H E T L E V E Nzich bekoomen hebbende , eenigen tyd indie itreeken vertoefde. Dat zich onder zyneTochtgenooten gcvallig drie Jongelingenvan Athene bevonden, zynde drie Gebroeders,EUNEOS, en THOAS, en soLoön. Datde laatstgemelde op ANTIOPE verliefd raakte,en zulks wel voor zyne Broeders bedekthield, maar het openbaarde aan een'vertrouwden Makker. Dat, wanneer dezeANTIOPE hier over onderhouden , en tenvoordeele van zynen Vriend gefprookenhad, zy het aanzoek geitrengelyk verwierp;terwyl ze, echter, in haar gedrag omtrentdit ftuk zo veel zachtaartigheid, als kuischheiddeed doordraaien , en THESEUS nietsdaar van aanbracht. Dog dat deze, wanneerSOLCÖN , zyne hoop afgefneeden ziende ,•hierop in zekere Rivier gefprongen was ,en verdronken, van alles de lucht kreeg;de oorzaak van den dood des Jongelings jgelyk ook zyn Minnedrift gewaar werdt,en zich over deze gebeurtenis zeer bedroefde.Dat hy, in dezen toefland, zich tebinnen bracht zekere Godfpraak van APOL­LO : zynde hem eens te Delphi door dePries-Gefchiedenisfen van zyn Vaderland te boek heeft gellagen,en van wien men voorheên ook had het hier genoemdeftuk over NIC^EA , 't welk ook wordt aangehaaldby TZETZÊS op Lycophron, bl. 74. b. .vossius bl. I3I. a.


V A N T H E S E U S . 129Priesteresfe PYTHIA bevoolen, dat, wanneerhy zich, t'eenigen tyde, in een vreemdLand door groote droeffenis en hartzeerzou vinden aangedaan ; hy daar ter plaatzeeene Stad nichten moest, en zommigen vanzyne Reisgenooten achter laaten , om 'erhet gebied over te voerem Dat hy voorts,aan deze Godfpraak voldaan hebbende, deStad, door hem gedicht, PYTHOPOLIS noemde,naar den bynaam van APOLLO (C), ende naby geleegene Rivier SOLOÖN, ter eerevan den Jongeling Dat hy^ insgelyks, deszelfsBroeders aldaar achterliet als Bevelhebbersen Wetgevers $ en met hun IIERMES;een man uit ouden Atheenfehen adel voortgefprooten, naar welken de Pythopolitaanenzekere plaats „ het Huis van HERMES"heeten, het klankteken kwalyk plaatzende,en dus de eere van den Held tot den GodoverbrengendeDit(e) De oorzaak dezer benoemlnge was, dewyl hyde Stad ltichtte ingevolge der vermaaning van APOLLODELPH:CUS , die PYTHIUS geheeten werdt naar den oudennaam der Stad Delphi, welke PÏTHO of PYTHON was,en aan haar toegeëigend om dat men daar raad vroeg;'t welk by de Grieken voorheen nT©£Z©Al heette.(


i 3o H E T L E V E NDit was, derhalven, het voorwendzel ende aanleiding tot den oorlog met de AMA­ZONEN, welke geenszins van weinig gewigt,of een vrouwelyk bedryf geweest is. Hoezouden zy anders in de Stad zelve hunLeger hebben nedergeflagen ? Hoe zoudenzy handgemeen zyn geworden in 't hart vanAthene, by de PNYX, en het MUSEUM (V)?indien zy niet, na zich van het land te hebbenmeester gemaakt, de Stad zonderfchroom waren ingetrokken. Dan menheeft moeitete gelooven het geen HELLA-NICUS te boek geflaagen heeft, dat zy zelfsvan geene zyde van den CIMMERISCHEN BOS-PORUS, welken zy toegevroofen zynde overtrokken,gekoomen waren (ƒ). Dog datbtykt derhalven , dat deze enige nuttigheid hebben.Dog de verkeerde opvatting, die de benoeming v;nden meer bekenden naam van MERCURIUS afleidde, hadmooglyk reeds plaats gegreep;n voor dat de Klanktekensin gebruik raakten.HELDEN, of HEnoës,werden genaamd uitmuntende Mannen van de oudfteTyden , aan welken, meer of min, goddelyke eere werdtbeweezen.(e) De PNYX en het MUSEUM waren verlierkte Hoogtente Athene, niet ver van de Acropolis, of Burgt;voor welke, gelyk het verhaal van PLUTARCHUS zichhier voordoet, de Amazonen gefluit werden, wanneerzy tot in de Stad zelve waren doorgedrongen. Menkan verder over dezelve nazien MEURSII ATHENJE ATT.B. If H IX. CHANDLPR R. d Gr. bl. 104. en 132.(f) De Cimmerifche Bosporus van de Ouden wordtthans


V A N T H E S E tiS. i 3tzy in de Stad zelve, om zo te fpreeken;haare Legerplaats gehad hebben, wordt bevestigddoor de naamen , welke men daaraantreft, en de Graflieden der gefneuvelden.Langen tyd aarfelde men van wederzydeom het gevegt te beginnen; tot dat eindelykTHESEUS , volgens zekere Godfpraak,eene Offerhandegedaan hebbende aan deVREZE (_g) , haar aangreep. Het gevegtviel voor in de maand BoëDROMioN Qi),thans het Kanaal van Cafra of Kerci geheeten, en iseene Zee-engte tusfchen de Crim en Circasfle; fcheidende, daarenboven , de Zee van Afoff van de ZwarteZee. De Thracifche Bnsporns, van dezen onderfcheiden,heet nu het Kanaal van Conftantinopel. Hetis zeer waarfcbynelyk , dat men het oorlpronkelyke vande verhaalen aangaande de Amazonen aan deze Kantmoet zoeken.(g) Een laater voorbeeld van zulk een Offer vindenwy gegeeven te zyn van ALEXANDER den Grooten,voor den Slag by Arbela. (PLUTARCM. in het leven vanALEXANDER, I Deel bl. 683, li. tot welke plaats deaanmerking des Fr. Vert, behoort, dat men verkeerde*lyk $OLB£l/, d. i. aan APOJ.LO, geleezen heeft, voor$OBf2


ï32H E T LEVENen op dien dag, op welken tot heden toe hetFeest, BoëDROMiA genoemd, gevierd wordt.CLIDEMUS , van alle byzonderheden eennaauwkeurig bericht willende geeven, verhaalt,dat de Linker Vleugel der Amazonenzich uitftrekte tot aan hetAMAZONIUM, datnog dien naam daar van heeft, terwyl deRechter langs CHRYSA (*) tot aan dereikte.PNYXDat de Athenienfers met deze heteerst handgemeen werden, wyl zy van bovenvan hetlyf vielen.MUSEUM de Amazonen op hetDat men hier van daan deGrafueden der Gefneuvelden aantreft omflreeksde Straat uitloopende op de Poortby de Kapel van CHALCODON(£) , welkevan het Attisch Jaar, en (temt gedeeltelyk in met onzeAugustus en September, of Oogst- en Herfstmaand.Zy droeg den naam van het Feest Boëdromia, dat teAthene ingefteld was by gelegenheid dat ION de Zoonvan XUTHUS eene fpoedige hulp aan de Athenienfersbeweezen had, w anneer EUMOLPUS hen beoorlogde.?. CASTSLLAN. de Fest. Gr. bl. 42. In deze zelfdeMaand werden nog andere groote Feesten gevierd.(/) MEÜRSIUS (Ath. Att. p. 155) vernoegt zich dezeplaats alléén te noemen. Het fchynt de naam van eeneStraat te zyn. Men vindt nog hedendaags in zommigeSteden Guldeflraaten , of Goudflraaten.(£) Wie deze Held van den ouden tyd, of Half.God geweest zy, is niet licht te bepaalen Onder deTochtgenooten en Vrienden van HERCULES was 'er eenVan dien naam. (PAUSAN. bl. 631.) Zou misfchien THE­SEUS , die zo veel betrekking op BASCULES had, de ge.nudach*


V A N THESEUS. 133nu de Piraïfche (/) wordt genaamd. Dogdat zy hier aan het wyken gebragt, en doorde Vrouwen te rug gedreeven werden totaan den Tempel der Wraakgodinnen r».Maar dat aan de andere zyde, de RechterVleugel der Amazonen door die geene ,welke 'er van de kant van het PALLADIUM,ARDETTUS en LYCIUM (n) op in vielen, aanhet wyken gebragt, en met groot verliestot aan de Legerplaats zelve te rug geüagendachtenis van dezen door het ftichten dezer Kapelhebben willen vereeren?(l) Van deze Poort is ook melding in het leven vanSÏLLA bl. 460. D.r» d. i. Tot aan de plaats, waar de Tempel derEUMENiD. s naderhand gebouwd werdt. Aamn. vanden Fr. fort.(«) Wy vinden hier de naamen van drie Gerichtplaatzente Athene ; van welke , of immers van deplaats, daar zy vervolgens gebouwd werden. de aanvalder Linker Vleugel van de Athenienfers gefchiedde.Het Palladium heet hier de Tempel, waarin het Palladium, of Pallasbeeld, bewaard werdt, en waar by eeneVierfchaar was, die hier van den naam ontleende.De gelegenheid van de Gerichtplaats AR3ETTUS wordtnaauwkeurig aangeweezen Hoor HAPPOCRATION, in zynWoordenb. bl 27. De Rechte; s van burgerlyke twistgedingen, HELIAST N genoemd, deeden *er den plechtïgeneed Door het LYCIUM verdaan wy geenszinsmet den Fr. Vert het Lyceum. maar ook zekere derdeGerichtsplaats, gewoonlyk de Vierfchaar by de Kapelvan LYCUS genaamd. Zie POLLUX, VIII, ISI.I 3


134 H E T L E V E Ngen werdt. Dat het in de vierde maandtot een vergelyk kwam, door de tusfchenkomftevan HIPPOLYTE: want hy noemt deAmazone , die THESEUS ten vrouwe had,HIPPOLYTE , en niet ANTIOPE. Zommigeevenwel vernaaien, dat deze, terwyl zy aande zyde van THESEUS ftreed, van MOLPADIA.met een' werpfpies getroffen, en gefneuveldzy, en dat de Zuil, die men aantreft byden Tempel van de HEMELSCHE AARDE ( },aan haar zy toegewyd. Waarlyk, het isniet te verwonderen , dat de Gefchiedeniswankele, en, om zo te fpreeken, omdwaalein het verhaal van zo oude gebeurtenisfen:daar immers eenige, wederom, fchryven,dat de gekwecfle Amazonen, heimelykvan ANTIOPE naar Chalcis ( •) gefchikt ,aldaar de beste behandeling vonden, terwylmen(e) „ Dit verdient te worden verklaard. De Tern-„ pel van de Hemelfche Aarde is geen andere, dan„ de Tempel der Maan. PLUT.ARCH s zelf leert ons„ dit, in zyne Verhandeling, over het ophouden derOrakels. [O. II. bl 416. E] waar hy s'erfcbillende„ benaamingen, van ouds aan de .Maan gegeeven, op-„ telt. Zy werdt Hemclfc ! ie Aarde genaamd, om dat„ de Ouden geloofden, dat deze Planeet waarlyk eenebewoonbacre Aarde was , gelyk de onze; en om„ dat men ze in den Luchthemel hangen zag." Aan.tek. van den Fr. Viert' p^ Nu Negropontt , van ouds heette het EilandEubxa. Chalcis was 'er de Hoofdllad van.


V A N T H E S E U S . 135men zommige derzclver , die aan haarewonden ftierven, begroef ter plaatze, waarnog het AMAZONIUM, naar haar genoemd,te vinden is. Maar wat nu betreft hetvoorverhaalde, dat de Oorlog op een Verdraguitliep, daar van draagt getuigenis debenaaming der plaats' by het THEséuM, welkemen de plaats der EEDZWEERING noemt;gelyk ook de Offerhande aan de Amazonen,welke van ouds gedaan werdt voor hetFeest van THESEUS (_q). Die van MEGARBtoonen ook nog in hunne Stad eene Begraafplaatsder Amazonen, ter plaatze, waarmen van de Markt gaat naar de wyk geheetenRHÜS (/•), alwaar men een Gebouwaantreft , hebbende de gedaante van eenBHOMBDS (Y). Men verhaalt oo',, dat eeng e-{q) Plechtige Verdragen werden van de vroegfte tydenaf mi t eene Eedzvvering bevestigd.(r) „ PAUSAMAS, in zyne berichten van Attica, [bl.„ pS.] verhaalt, dat 'er in de Stad van Megare eene„ plaats was geheeten Rhih, of Rfuut, [van een„ Werkwoord dat vloei jen betekent] uit oorzaak, dat„ aldaar van te vooren een fterke Zamenvloeijir.g was„ van water,komende van het naastbygelegengebergte.„ Maar THEAGENES, Vorst van Megare, leidde dit wa-„ ter naar elders af, en richtte op die plaats' een altaar„ op toegewyd aan den Vloed Acheloih. MEZIRIAC."(s) RHOMBUS werdt genoemd eene Figuur, die welgelykzydig , maar niet rechthoekig was. Dit was, volgensde Oude Aardrykskunde, de gedaante van Indië.I 4 **


135 H E T L E V E Ngedeelte van haar omkwamen en begraavenwerden niet ver van Chasronéa (tj, by hetBeekje , 't welk , volgens myn' gisting',weleer THERMODON , en thans H/EMON geheetenwordt. Dog hiervan is ook gefprookenin het leven van DEMOSTHENES (U).Daarenboven fchynen de Amazonen, ooknog, niet zonder moeite en bloedilortingdoor Thesfalië geraakt te zyn; aangezienmen nog heden den Vreemdeling aldaar Begraafplaatzenvan haar aantoont in de nabyheidvan sco'rüsSiEA en CYNos-CEPHALiE (y\Dit was het, dat ons meldens-waardigfcheen met opzicht tot de AMAZONEN.Want het geen de Dichter der THESEÏ-»EZ. STRABO II B. bl 78. DJONYSIUS PETxiEG. V. 1(3031. Wy noemen het een Ruit.(7) Z. hoven bl i.(«) I Deel, bl. 854, a(v) Twee by elkander geleegene plaatzen van Thesfalië,behporende tot die afdeeling van dat Landfchap,welke Pelasgiotis heette. De eerstgemelde wordt bySTRABO Scoui>fa genaamd, zo, ook elders by PLUTARCHUSl Deel bl. 37?. De laaide is beroemd door de overwinning,welke de Romeinen aldaar, onder het geleidevan T. QUINPTIUS FL.IMINIUS , op PHILJPPUS den Koruï.gvan Macedonië behaalden. Zie STRABO IX. B. bl.441. p u.TARCHUs in het leven van den genoemdenVeldheer I Deel bl 1,72, 73. De Griekfche naam be •tekent Honds-hoofden. De Rotzen , naamlyk, dje,jaar waren, vertoonden deze gedaante.I


V A N T H E S E U S . 137DE (w) opgeeft van een' opftand der Amazonentegen THESEUS , toen hy PH^EDRAtrouwde, verwekt door ANTIOPE, tot welkershulp de andere zouden zyn toegefchooten;en van de flachting door HERCULES onderhaar aangericht, dit alles fchynt my,duidelyk , eene verfierde Fabel te zyn.Want THESEUS trouwde PHJEDRA eerst nahet affterven van ANTIOPE , van welke hyeenen Zoon had, met naame HIPPOLYTUS;of zo als PINDARUS zegt , DEMOPHOON.Maar wat belangt de Treurgefchiedenisfenmet PH.EDRA en dezen Zoon voorgevallen:wyl de Historiefchryvers en Treurfpel-Dichtersdaarin volmaakt overeenkoomen, moetmen onderftcllen dat dezelve waarlyk aldushebben plaats gehad, gelyk zy ze bcfchreevenhebben (x).'Er zyn nog van meer andere Huwelykenvan THESEUS een aantal Vertellingenvoorhanden , die echter nimmer op hetToneel gebracht zyn. Die Huwelyken warennoch in hun begin welvoegelyk, nochin de uitkomst gelukkig. Dus verhaalt men,dat hy ANAXO, een' jonge Maagd vanTroe-(V") De naam van dezen Dichter, die het leven vanTHESELS in een uitvoerig ftukbezong, is onzekeu(x) Oeze Gefchiedenisfen zyn uit verfchillendeTreurfpelen; ook van laater Poëten, bekend.15


i 3S H E T L E V E NTroezen, gefchaakt, en, na het ombrengenvan SINIS en CERCYON derzei ver Dogters metgeweld verkracht zoude hebben.PERIBCBA de Moeder vanDat hyAIAX , en naderhandPHEREBCEA en IÖPE , de Dogter vanIPHICLES, trouwde. Ook is 'er tot zyn last,dat hy verliefde op ^EGLE , de Dogter vanPANOPEUS, (waar van hier voor gefprookenisj welke liefde aanleiding' zou gegeevenhebben tot het verlaaten van ARIADNE Qf);een daad die hem even zeer tot oneer' verflrekte,als zy in zich zelve wanvoegelykwas. Tot overmaat van alles wordt by dezeftaalen nog gevoegd het ontfchaaken vanHEEENA, waar voor geheel Attica den oorlogsrampbezuuren moest, terwyl dit bedryfvoor hem zeiven uitliep op ballingfchapen een' einielyken geheelen ondergang.Zaaken, van welke wy zo aanflondsnader zullen fpreeken. En, daar 'er,in dien tyd, veele heldhaftige daaden doorLieden van Geboorte werden verricht, wilHERODORUS weeten, dat THESEUS aan geenevan die alle deel had, uitgezonderd, dathy de LAPITHEN byflond in het gevegt tegende CENTAUREN Qz). Andere, in tegendeel,(y~) Zie hier voor, bladz. 104.(2) De Lapithen hoorden thuis in Thesfalië. Devermaarde ftryd tusfchen hen en de Centauren is ondersa-


V A N T H E S E U S . 139deel, verzekeren, dat hy ook metIASON inColchos ' geweest zy (a), en met MELËA-GER het wild Zwyn hebbe afgemaakt (b~);en dat hier van daan kwam het fprcekwoord:NIET ZONDER THESEUS (c)l Dat hytoch ,zonder hulp van iemand anders teontbceren , zeer veele en roemryke ftryden{treed. Dat het zeggen: DEZE IS DE TWEE­DE HERCULES! op hem paste. Ook was hyADRASTÜS behulpzaam in het opneemen cndoen begraavcn van de Lyken der geenen,welke voor de Muuren vanTHEBE gebleevcnwaren (J\Niet; dat hy de Thebanenzouanderen befchreeven door OVID:US , Herfch. XII B.v. 2 1 o.fV).Hy was, derhalven, een der Argonauten, enwoonde den tocht by om het gulde Vlies tc haaien,(b) De hacchelyke lagt op het wild Zwyn, o IeBeer van Calydon , tot welke alle jonge l.eden vanmoed en geboorte uit geheel Griekenland waren zaaingevloeid,is, insgelyks, zeer fraay door OVJDIÜS berchieeven, Herfch. VIII B v 260 — en onder deNederlandfche Dichters door LUCAS SCHE"MER.(c) Dit Spreekwoord wurdt in het breede verklaarddoor ZENOiitns Prov. Cent. V. prov. 33. enz. Hetwerdt gebruikt van zwaarwichtige Zaaken , wimneermen aanduidde, dat dezelve niet verricht konden worden,zonder dat 'er de een of ander TH..SEUS de handtoe leende.(d) Rene aanmerkelyke omftandigbeid van den beroemdenIh.'baanrchen O rlog , die nog voor denïiojaanfchen ging, is deze, dat de Thebanen weigerden


140 H E T L E V E Nzou hebben aangetast en overwonnen; gelykEURIPIDES het in zyn Treurfpel heeftvoorgefteld: maar hy verkreeg zyne begeertedoor overreding , en by Verdrag. Zovernaaien het de meeste (r). PHILOCHORUSvoegt 'er by , dat dit het eerst Verdragwas, waar by het opneemen en begraavender Gefneuvelden werdt toegedaan. Ondcrtusfchenzal men in het geen van de Daadenvan HERCULES gefchreeven is vermeldvinden, dat deze de eerlte was, die denVyand zyne dooden te rug gaf (ƒ'). Vande gemeenen nu der gemelde Gefneuveldenworden de Begraafplaatzen nog getoond teELEUdende lyken der Gefiieuvelden te laaten volgen aanADRASTUS , Koning van Argos, den eenigften van deBevelhebbers, tegen THESE, ten gevalle van POLYNIUSopgetrokken, die 'er het leven afbracht.(e) Het Treurfpel van EURIPIDES , hier aangehaald,is het zelfde dat hy een weinig lager met naame noemt.Het is wel waar,dat dïscHYLUs.de oudfte zynde, lichtelykin gezag tegen EURIPIDES op kan wegen. Dan,zy waren beide Dichters. De meeste Schryvers , diePLUTARCHUS voor en by zich had, mogen met deneerstgemelden hebben ingeliemd, maar een aantal anderezeggen het tegendeel; dat, naamelyk, THEBEbemagtigd, en de Thebanen met geweld tot het toe-Itaan der begraaffenis gedwongen zyn. Z. APOLLODOR.III. B. 7 H. § 1. PAUSAHIAS bl. 94. welke plaats deonze zeer opheldert, enz.(ƒ_) Wy zien uit deze plaats dat PLUTARCHUS ookhet leven van HERCULES befchreeven heeft.


V A N T H E S E U S . 141EJLEUTHER/E O), en van de Bevelhebbersomftreeks ELEUSIS ; hebbende THESEUS ookdie goedgunftiglyk aan ADRASTUS ingewilligd.Tegen het getuigenis van EURIPIDES ,in zyn Treurfpel DE OOTMOEDIGE, weegt opdat van JESCHYLUS in een Toneelftuk , deELEUSINISCHE genoemd, waarin THESEUS zelfwordt ingevoerd de zaak op dusdanig eenewyz' verhaalende (h\Zyne naauwe vriendfehap met PIRITHOUSnam, zegt men, op deze wyze eenen aanvang.'Er werdt groote lof gefprookenvan zyne llerkte en dapperheid, PIRITHOUS,derhalven, hier van tot zyne overtuigingeen' proef willende neemen, dreef de Kuddenvan THESEUS weg uit de velden vanMARATHON , en , vernomen hebbende , datdeze hem gewapenderhand nazettede, wildehy niet vluchten, maar wendde zich hemte(g) Dit was de naam van eene Stad op de Grenzenvan Js actie en Attica gelegen.(/j) Het Treurfpel van EURIPIDES , de OOTMOEDIGE ,of sMEt KENDE genaamd, is nog voorhanden. Hetdraagt dien naam, om dat de Rey in hetzelve wordtuitgemaakt door de Vrouwen van ARGOS , Moeders vandie geenen, welke in den Thebaanfchen oorlog gefneuveldwaren. Die Moeders verfchynen te Eleufis, enfineeken THESEUS ootmoedig uit te werken, dat haaregefneuvelde Zoonen eindelyk begraaven worden. Hetftuk van «SCHYLWS, ook vermeld by HESÏCHIUS, is 'erniet meer.


142 H E T L E V E Nte gemoete. Als zy nu de een den anderenin het gezicht kreegen, befchoir.vden zy elkandersfchoone geflalte en ftoutrnoedigheidmet verwondering en verbaasdheid, en vergatenhet vechten. De eerlte, die de handreikte , was PIRITHOUS. Hy eischte , datTHESEUS zelf Rechter zou zyn over hetwegdryven van het Vee; zeggende dat hyzich gewillig onderwerpen zou, welke danook de uitfpraak weezen mogt. Dog THE­SEUS fchold hem het geheel Geding kwyt ,en noodigde hem zyn Vriend en Tochtgenootte worden. Hierop zwoeren zy eikanderenvriendfchap. En wanneer PIRITHOUS,vervolgens, DEÏDAMIA trouwde (;j, bad hyTHESEUS ter Bruilofte te koomen, het Landin oogenfchyn te neemen en met de LAPI-THEN kennis te maaken. Hy had, by dezegelegenheid, ook de CENTAUREN ter maaltydgenoodigd; dog wanneer deze in dartelheiduitfpatteden, en, dronken zynde, de handenvan de Vrouwen niet af houden konden, namen de Lapithen wraak daarover,doodden 'er zominigen van, en dreeven deoverigen, na 'er de overwinning op behaaldte(7) De Bruid van riRiTHous heeft by de oudeSchryvers zeer onderfcheidene naamen, als DEÏ «HU,MPPODAMIA , ISCHÜMACHE. Z. MH\CKER. ad Hygia.pag- 93, P4-


V A N THESEUS. 143te hebben, eindelyk wederom het Landuit, waarin de hulp en dapperheid van THE­SEUS hun niet weinig te ftade kwam. Evenwelverzekert HERODORUS, dat deze dingenniet aldus zyn voorgevallen, maar dat THE­SEUS , wanneer de oorlog reeds een' aanvanggenomen had, toen eerst den LAPITHENte hulp getrokken zy , en toen , voor deeerlte reize, HERCULES te zien kreeg' enkennen leerde, zyn werk gemaakt hebbendedenzelven te TRACHIS een bezoek te geeven,alwaar HERCULES thans van al zyn omdoolenen heldenwerk uitrustte (£> Dathunne ontmoeting, wederzyds, gepaard gingmet veel eerbewys, blyken van genegenheidcn loftuitingen. Dan men zal beter doen,liever gehoor te geeven aan die geenen ,welke vernaaien , dat zy eikanderen meermaalenontmoetteden, en dat de Inwydingevan HERCULES tot ftand kwam door de gunftigebemoeijenis van THESEUS (/) ; gelykookfi) TR^CHIS was een Stad van Theslaüe , by denBerg OEta, door HERCULES zeiven gebouwd.(/_) De inwyding in de Eteufinifcbe Geheimenisfenwerdt van de Vreemdelingen met groten yver begeerd.HERCULES werdt niet toegelaaten dan door de voor-1'praak en het aanzien van ÏHESEUS, en om dat hy beweestot een Attisch Geilacbt te behooren. Zie benedenhet verhaal van CASTOR en POLLUX. In laatere tydenwas men rekkelyker, en toen zyn veele Romeinen,daar onder CICERO en ATTICUS, ingewyd.


H4 M E T L E V E Nook nog, voor het inwyden, de plechtigezuivering, welke hy nodig had van wegeneenige onwillige daaden, welke hy het ongelukgehad had te begaan (in).Wanneer hy reeds den ouderdom vanvyftig jaaren bereikt had, vielen , volgenshet verhaal van HELLANICUS, de zaaken voormet HELENA , welke toen nog niet huwbaarwas. Deze omftandigheid heeft zommigendoen trachten hem van de allerzwaarfte dermisdagen, welke men hem te Jast legt, vryte pleiten. Zy zeggen, naamelyk, dat niethy HELENA gefchaakt hebbe, maar dat hy,wanneer zulks gefchied was door IDAS enLVNCEUS O), haar als een toevertrouwdpand ontving en bewaarde, zonder haarwederom aan haare Broeders uit te willenleveren, als die zulks eischten. Of dat hy,immers, haar van TYNDAREUS zeiven omring,uit vreze voor ENARSPHORUS, den Zoon vanHIP-(m) Eerbied voor HERCULES doet PLUTARCHUS hiereene verzachtende uitdrukking' gebruiken. Want diezogenoemde onwillige Daaden waren geene andere,dan onwillige Dood/lagen: *ONOI AKOTïIOI.Over de MYSTERIËN , of heilige Geheimenisfen vanCEKES en PROSERPINA , is een afzonderlyk ftuk gefchreevendoor jo. MEURSIUS. Men treft hetzelve aan inhet VII Deel van den Thefaurm Antiqq. Gr. vanGRONOVIUS.(«) Zoonen van APHAIUUS en ARENS. Z. APOLLOD.III, X, 3.


V A N T H E S E U S . 145HIPPOCOÖN (V), die het bezit van HELENA,fchoon nog onhuwbaar zynde, met geweldbegeerde. Dan het waarfchynelyke , datdoor de meeste gctuigenisfen bevestigdwordt, komt hier op uit. Zy togen beide(p) naar Spane; vonden de Maagd dansfende.in den Tempel van DIANA ORTHIAfchaakten haar, en begaven zich opde vlucht. Zy, die gezonden waren omhen na te zetten, vervolgden ze niet verder,(0) mpfocoöN was de Broeder van TYNDAREUS,Koning van Sparee. Hy had een groot aantal Zoonen,en onder deze BNARSPHORUS, dien de geleerdeI1EYNB (op APOLLO DOR. bl. 713) liever ENARAPUORUSnoemde.(ƒ>) De wereldkundige vriendfehap van THESEUS enPIRITHOUS, als ook de bekendheid van het verhaalzeiven, maakten dat PLUTARCHUS de eigen naamen vandie beiden hier niet byvoegde. De geoelrende Lezerkon die van zeiven aanvullen. Wy oordeelen, derhal-.ven, dat hier niets is uitgelaaten. De menigvuldigheidder zaaken; de verfchillentheid der Verhaalendeeden PLUTARCHUS wel eens meer zulk eene onnaauwkeurigheidbegaan.(q • Eig. DE RECBTE. Dit wordt zeer verfchillendverklaard. Mogelyk betekende het DE RYZIGE. Diebenaaming toch paste by uitftek op DIANE.' J. VANBROEKHUIZEN (Gedichten j bl. 7) zeide daarom:Daar Berggodinnen meer dan duizend omme ftaan,En geèn zoo fchoon is, noch zoo RYZIO als DIAAN.in navolging' van VIRGIL.. ^ïneid. I, v. 498.:K


Ï4Ö H E T L É V E Nder, dan tot TEGEA (r). Dies bevondenzy zich ras met hunne prooye in veiligheid,en PELOPONNESUS doorgetrokken zynde ,kwamen zy overeen, dat hy, wien het loctoeviel , HELENA tot zyne Vrouw hebbenzoude, en zynen Vriend moeten helpen terbekooming' van eene andere Bruid. Volgensdeze affpraak dan het lot geworpenhebbende , won THESEUS het, welke , deMaagd tot zich genoomen hebbende, daarhy ze van wegens haare jongheid nog niettrouwen kon, haar naar APHiDNiE (*) voerde,en zyne Moeder by haar gefield hebbende,vertrouwde hy ze beide aan zynenVriend APHIDNUS , met bevel van ze te bewaaren,en te maaken, dat niemand hiervan wist. Zelf, de behulpzaame hand willendebieden aan PIRITHOUS, trok hy methem weg naar Epirus, om eene kans tewaagen op de Dogter van AÏDONEUS denKoning der Molosfen (f) , welke , zynehuis-(r) Dat is: tot op de uiterfte grenzen van I-aconie.TEGEA was, vervolgens, de eerlte Stad van Arcadie.(s) Eene Landftad van Attica.(/) PLUTARCHUS tracht hier, wederom, de Fabel ineene waare gebeurtenisfe te herfcheppen: de bekendeFabel, naamelyk, van PLUTO, Schaker van PROSEP.PI-NA: dan hy vergist zich door PERSRPHONE (het welkde Griekfche naam is van PROSERPINA) te onderfcheidenvan CORE , en 'er twee van te maaken.CORE betekent


V A N T H E S E U S , 14?buis vrouwe PERSEPHONE; zyne Dogter CORE;en zynen hond CERBERUS genoemd hebbende,bevel gaf, dat al wie naar zyne Dog*terftond, eerst met den Hond vechtenmoest, en dat hy, die denzelven overwon,haar tot zyn deel hebben zoude.dra hy vernam, dat PIRITHOUSDan zomet zynen'Reisgenoot niet als Minnaars kwamen, maarals Rovers, deed hy hen beide vatten; enhielp PIRITHOUS, van ftonden aan^ door denhond van kant,,THESEUS floot hy op in deGevangenis, en deed hem zorgvuldig bewaaken.Omtrent dezen tyd begonMENESTHEUS Jde zoon van PETEOS, de kleinzoon van OR-NEUS„kent eig. eene Dogter: en dus werdt, by uitnementheid,geheeten PROSERPINA, de Dogter van CERBS. 'ÊWas hierom, dat LAPUS FLORENTUNUS in zyne Latynfcheoverzetting den naam van CERES plaats gaf, voor dienvan PERSEPHONE, of PROSERPINA. Dan, Iaat ons dezeplaats verder toelichten. De Molos/en bewoonden nedex-Epirus,dat ten westen van Thesfalie lag, en ziekuitftrekte tot de Iönlfche zee. Dit land bragt grooteHonden, of Doggen voort, die daarom Molosfi genaamdworden, en zulks gaf aanleiding tot het verfierdverhaal van CERBERUS.AÏDONEUS is de Griekfchenaam van dezen Koning, dien de Latynen ORCUSnoemden. Het fchynt ons toe, dat dit geheel verhaalvan PLUTARCHUS getrokken is uit het tweede Boek derAttifche Gefchiedenisfen van PHILOCHORUS : volgens deaanhaaling van EUSEEIUS. Zie vossius de Idol. bl. 56. t>,K *


f48 H E T L E V E NNEUS, de achterkleinzoon van ERECHTHEUS*,'het eerst, zo men verhaalt, van alle menfchenden Demagoog («) te fpeelen enzich door zyne redevoeringen van de Volksgunstmeester te maaken. Het viel hem,aan de eene zyde, licht de Grooten tot afvalte beweegen en te verbitteren, daar zyreeds voorlang het gebied van THESEUS metonwil verdroegen, en zich voor lieten ftaan ,dat hy den Adel, elk in zyne Burgt, hetbewind en de Oppermagt ontwrongen had,en hen, nu in ééne Stad by eikanderen ingeflooten,voor zyne onderdaanen en flaavenhield. Aan den anderen kant maaktehy ook de Menigte oproerig, door uit teftrooijen, als of zy, door eenen droom vanvryheid begoocheld, maar in de daad vanhunne Haardfteden en Altaaren beroofd, inplaats van veele braave en Vaderlandfche Regeerderste hebben, een'enkelden Despoot,die niet dan een Vreemdeling was van buiteningekoomen, naar de oogen moestenzien![u) Wy hebben hier met opzet het onduitfchewoord behouden. Wie of DEMAGOGEN zyn is tegenwoordiggenoeg bekend, DEMAGOOG betekent eig.een' Volksleider. Maar die Leiden waren, meestal,zo niet altoos, verleiders, en hadden niets anders,dan hun eigen belang op het oog.


V A N THESEUS. '149jzien! Terwyl hy aan dit bedryf metallen yver werkte , kreeg de Geest vanNieuwigheid geen geringen byval door hetontitaan van den oorlog, wanneer de Zoonenvan TYNDAREUS (V) in het Land vielen.Zelfs hebben veele verhaald, dat deze opzettelykhier toe door hem uitgenoodigdzouden zyn. , ; In den aanvang onthieldenzy zich van vyandelykheden; alleenlykeischten zy haare Zuster te rug. Maarwanneer die van Athene geantwoord hadden, dat dezelve niet by hun was, nochdat zy ook wisten, waar men haar gelaatenhad, werdt het weldra ernst. Dan een zekereACADEMUS (w), die het geheim verblyfvan HELENA te Aphidna?, ik weet nietop welk eene wyze, was ontwaar geworden,gaf'er hun kennis van. De TYNDARI.EEN beweezen hem daarom by zyn levengroo-(v) CASTOR en POLLUX , Zoonen van TYNDAREUS , Koningvan Sparte, en LEDA ; die kwamen om haare ZusterHELENA te verlosfen.(V) Deze was een der Heroës, of Attifche half-Goden.Zyne Grafftede was niet ver van Athenen afgelegen,en daar by een fchoon Bosch geplant. Ditwas de Academia, alwaar PLATO met zyne Leerlingengewoon was te wandelen, en zyne Wysgeerige redekavelingenvoor hun te doen; waarom zyne Secte de.Academie, of de Academifche genaamd werdt.K 3


ï5o H E T L E V E Ngroote eere, en hoewel de Lacedsmoniërs 9zedert, meermaalen Attica afliepen, en hetgeheele Land zonder genade verwoestten,verfchoonden zy echter altyd de ACADEMIE,uit achting voor de gedachtenis van ACADE-MUS. Men vindt nochthans van DIC^AR-CHUS gefchreeven, dat onder de Tochtgenootender Zoonen van TYNDAREUS opdien tyd zich bevonden zouden hebbentwee jonge Lieden uit Arcadië , ECIIEMUS ,en MARATHUS. De eerfle zou den naamgegeeven hebben aan de ECHEDEMIA, thansACADEMIA genoemd, en de laatfte aan deBuurfchap MARATHON , na dat hy zich vrywillighad overgegeeven , om , ingevolgevan zekere Godfpraak, voor de Legerfpitsgellacht te worden. —— Op APHIDN^E danaangetoogen en de zege bevochten hebbende,verwoestten zy de plaats. Men zegt, dataldaar, onder anderen, te {heuvelen kwamALVCUS, de Zoon van SCIRON, die met depioscuREN (#) te velde getrokken was; endat zekere plaats in het Megarifche, alwaarzyn lichaam begraaven werdt, daarvan nogALYCUS heet. Zelfs wil HEREAS , dat hydoor(je) Dus worden genoemd CASTOR en POLLUX, byïiitnementheid Zoonen van JUPITER. Vergelyk Handel.XXVIII; ii. alwaar bun dezelfde naam gegeevenwordt.


V A N T H E S E U S . 151door de hand van THESEUS zeiven by Aphidn£egebleeven zy : en tot bewys hier vanhaalt hy aan de volgende dichtregels, waarin gemeld wordt van ALYCUS:„ •• Die in APHIDNES ruime velden ,„ Wanneer om HELENA de felle ftryd begon,„ Door THisEus werdt geveld —— " (j).Dog; het is niet te vermoeden, dat in hetbyweezen van THESEUS of de Stad zoudeingenoomen, of deszelfs Moeder gevankelykweggevoerd zyn.Na het inneemen dan van Aphidnse, alsdie van Athene met fchrik vervuld waren,haalde MENESTHEUS het volk over om deTYNDARIDEN in de Stad te ontvangen enbeleefdelyk te onthaalen, wyl deze maaralleen den oorlog tegen THESEUS voerden,die omtrent hen het eerst geweld had gebruikt;en zy, voor het overige, de Behoudersen Weldoeners van het menschdomwaren. - • •Deze gezegden werden doordaaden bevestigd. De TYNDARIDEN, fchoonzy alles in hun magt hadden, verlangdenniets anders, dan te worden ingewyd; aangezienzy geene mindere betrekking opAthene meenden te hebben, dan HERCULES.De-(31) Dit is een (tuk uit een heldendicht, waarvande Dichter onbekend is.K 4


152 H E T L E V E NDezelve was hun verfchaft door APHIDNUSdie ze tot zyne Zoonen had aangenoomen(z): gelyk HERCULES aangenoomenwas door PYLIUS. Ook viel hun Goddelykeeere te beurt, daar men hen ANAKEZnoemde, 't zy dan om den gemaakten ltilftand;of om het toeverzicht, en de aangewendevlyt, dat niemand kwaad mogtoverkoomen, niet tegenftaande 'er zo veeleKrygsbenden binnen de flad lagen. Defpreekwyze toch: ANAKX12 EXEIN wordt gebruiktvan die geenen, welke het opperbewinden de zorge over het een of anderbekoomen hebben, 't Is waarfchynelyk ,dat men juist daarom ook de KoningenANAKTE2 noemt. Dan men vindt 'er ook,die meenen, dat de Zoonen van TYNDAREUSdus geheeten werden van het verfchynenvan hun Gelternte; om dat men het geenOMHOOG is op het Attisch ANEKAS noemt,en het bywoord ANEKAQEN ZO veel betekentals VAN BOVEN (V./Er(z) De Fr. Vert. merkt te recht op, dat men genaturalizeerd moest zyn, om in de Eleuftnifche Broederfchapte worden aangenomen; en dat de ADOPTH,of Zoons aanneming , daar toe het gereedst middelwas voor den Vreemdeling. Zie verder hier boeenbladz. 143. Apoüod. Bibl. II, 5 , 12. en ald. HEYNEbl. 429, 430, 43!. HEMSTERH. ad AR'ST. Plüt. bl.36". enz.(a) cic. de Kat. Depr. III, ai.


V A N T H E S E U S . 153.ETHRA, de Moeder van THESEUS, gevangengenoomen zynde, werdt eerst, zegtmen, weg gevoerd naar Lacedsemon , envan daar, met HELENA , naar Troje. Ditzou HOMERUS bevestigen, daar hy onder hetgevolg van HELENA optelt:De fchoone CLYMENE, met ^THRA PITTHEUS Dogter."Zommige, evenwel, verwerpen dit vers, alsonecht gelyk ook het Vertelzel omtrentMUNICHUS , welken men verhaalt darLAODICE , zwanger van DEMOPHOÖN , hcimelykin Ilium gebaard, en .ETHRA met haaropgevoed zoude hebben (c). Een zeer byzondercn geheel verfchillend verhaal is dat(b) Hetzelve wordt gevonden in liet derde Boekvan ISTER fV), in het XIIIDE Boek derAt-der ILIADE, v. 144. Te zeggen, met den SCTOLIAST,dat men 'er eene andere /ETHRA moet verdaan , voldoetniet , om dat zy duidelyk de Dagter vanPITTHEUS genoemd wordt. Men vindt ook eldersblyk van deze Gevangehisfe van AÏTHRA. en dienstbaarheidby HRLENA , hoe onwaardbynelyk dezelvedan anders ook zy. Zie PAUSANIAS , bl. 424, 25. 861,62.(c) Zie LYCOPHR. Casfandr. v. 498. en PARTHEN.Erotic. H. XVI. op welke plaatzen de naam van dezenZoon van LAODICE verfchillend gefchreeven wordt.(d) Deze ISTER of FTRUS heeft veel gefchreeven.Hy droeg den bynaam van CALLIMACHIUS , om dat hyeenDiscipel was van CALLMACHUS. Zie van hem, enrndere ISTRT, vossius de Histor. Gr. bl. 207. a,K 5


i54 H E T L E V E NAttifche Gefchiedcnisfen, ten aanzien van m>THRA, als of zommige gefchreeven zoudenhebben, dat ALEXANDER , die in Thesfalieden naam van PARIS voerde, door ACHILLESen PATROCLUS in een gevecht by den vloedspERCHéus overwonnen werdt. Dat HECTOR,daarentegen, de Stad Trcczen innam en verwoestte;ook JETHRA van daar gevankelykmet zich voerde. — Maar dit alles luidtgansch ongerymd.Wanneer, vervolgens, AÏDONEUS, de Molosfer,HERCULES by zich gehuisvest had, enby geval melding maakte van THESEUS enPIRITHOUS ; wat zy aan zyn Hof waren komendoen , en wat hun , betrapt zynde ,daarop was overgekoomcn ; toonde HERCU­LES zich zeer aangedaan zo over het deerlyken onedel uiteinde des eenen, als hetlot des anderen , die nog in de kluisterskwynde. En belangende PIRITHOUS, hy zagwel, dat het onnut zou zyn zich wegenshem te beklaagen; dan voor THESEUS tradhy tusfchen beide, en verzocht, dat diensvryheid als eene gunst aan hem mogt wordeningewilligd. Als nu AÏDONEUS zulks hadtoegedaan , kreeg THESEUS zyn omflag, enkeerde wederom naar Athene ; waar zynevrienden nog niet volllrektelyk waren t' ondergebragt. Daar gekoomen, wydde hyalle de Akkers, welke te vooren, ftaatswe-


V A N THESEUS. 155ge, aan hem waren gefchonken en afgezonderd, aan HERCULES , en noemde dezelve HE-RACLéA in plaats van THEséA (Y), behalvenvier, gelyk ons PHILOCHORUS verzekert.Maar wanneer hy, voort hierop, wederomeen aanvang wilde maaken met het gebieden beleid der gemeene zaaken, als te vooren,ontftonden 'er wel dra oproerige bewegingen,en hy bevondt, dat die geene,welke hem by zyn vertrek maar alleenlykhaatten, thans by dien haat nog dit gevoegdhadden , dat zy hem niet meer vreesden.Ook vondt hy den aart des Volks zeer bedorven,want daar het zich te vooren zondergemor aan zyne bevelen onderwierp,wilde het thans gevleid zyn. En wanneerhy, hierop, geweld begon te gebruiken, vingmen aan in de Volksvergaderingen tegenhem redevoeringen te houden, en werdt hy,hoe langs hoe meer, in onlusten ingewikkeld.Eindelyk den toeltand der zaakenreddeloos oordeelende, zondt hy zyne kinderennaar EUB^EA, tot ELEPHENOR , den Zoonvan CHALCODON. Zelf begaf hy zich naarGARGETTUS, en deed 'er plechtige vervloe-kin-(f) De Fr. Vert. heeft hier te recht vergeleekende plaars van EURIPIDES in Hercule Fur. v. 1326. alwaarTHESEUS belooft te zullen doen het geen hy hiergezegd wordt gedaan te hebben.


i 56 H E T L E V E Nkingen tegen de Athenienfers; waarvan mendaar ter plaatze nog het ARATERIUM, of deplaats van vervloeking heeft: en hierop voerhy weg naar SCYRUS(/) , wyl hy meende aldaarvrienden te hebben, en, daarenboven,op dat eiland Landeryen bezat, die hem vanzyn vaderlyk erfgoed aangekoomen waren.LYCOMEDES was op dien tyd Koning derScyriers. Aan dezen, derhalven, vervoegdehy zich, met verzoek van de Landeryen temogen hebben om daar op te gaan woonen.Zommige verzekeren , dat hy hemook den voorflag deed, om hulp tegen deAthenienfers te bekoomen. Maar LYCOME­DES, het zy dat de groote roem des MansHem vreeze aanjoeg, of dat hy het deedten gevalle van MEXESTHEUS ; immers hybragt hem op het hoog gebergte des Lands,als het ware, om hem van daar de Landeryenaan te wyzen, en {tiet hem toen vanboven van de hoogte te pletter (g). Menvindt 'er doch , die zeggen , dat hy vanzeiven uitgeglceden en gevallen zoude zyn,als hy, op den eeten, naar gewoonte wasgaan wandelen. Zo dra was hy niet over-lee-(ƒ) Dit Eiland, nu Seint geheeten, ligt tegen overEubcea, of Negrcponte.(g) Men kan met dit Verhaal vergelyken dat vanPAUSANTAS in A:t. bl 40, 41.


V A N T H E S E U S . 15?leedeti, of niemand bekommerde zich meerover hem: maar MENESTHEUS bekwam dekoninklyke waardigheid te Athene. DeZoonen van THESEUS (ji) leidden een ampteloosleven, en volgden, naderhand, ELE-PHENOR op den togt naar Ilium. Maarwanneer MENESTHEUS aldaar geftorven was,keerden zy naar hun Vaderftad te rug, enbekwamen het Koningryk wederom. Invervolg van tyd werden de Athenienfers zodoor andere omltandigheden aangezet omTHESEUS gelyk een half-God te vereeren;als wel, voornaamelyk, om dat een aantalvan die geenen, welke by Marathon tegende Meden vochten, zich verbeeld haddenhet verfchynzel van THESEUS te zien in vollewapenrusting', voor hen tegen de Barbaarenaanrukkende.Na de Medifche tyden, wanneer PH^DONArchon was (i), geviel het, dat de Athenienfershet Orakel raadpleegden. De Pries-te-(h) DEMOPHOÖN enACAMAS.(*') Dat was voort na de Medifche tyden, of denPerfifchen Oorlog, in het Jaar 474 voor CHRISTUS ge.boorte. De ARCHONTEN waren de opperde Magiftraatsperfoonente Athene, zynde IX in getal; van welkede eerlte in rang EITilNTMOS geheeten werdt, omdat hy het Jaar met zynen naam tekende, gelyk deBurgemeesters zulks te Rome deeden.


t5S H E T L E V E Nteresfe gaf hun te verftaan, dat zy de Beea*deren van THESEUS thuis haaien, dezelve eeneaanzienelyke Begraafplaats' bezorgen enby zich bewaaren moesten. Nu was zowel het wederhaalen daarvan, als de ontdekkingvan het Graf, een' zeer moeijelykezaak van wege de onhandelbaarheid enwoestheid der Barbaaren, die het eiland bewoonden(F). Niet te min had CIMON ,(gelyk in zyne Levensbefchryvinge verhaaldis) na dat hy SCYRUS had ingenoomen* aangezetdoor begeerte om 'er nafpeuring opte doen, als door eene goddelyke aanduidinge,het geluk dezelve op te delven. Hyzag, naamelyk, eenen Arend op zekere verheeven'plaats met zyn bek pikkende, endezelve met zyne klaauwen opkrabbende.Dit bragt hem tot nadenken. Men vondttoen het Graf van een groot Lichaam, alsook eene met koper beflaagene Werpfpies.en Zwaard daar nevens liggende (/). Heteen(k) „ Dit is eene omflandighetd, van een eiland inden Archipel, dicht by Eubaea geleegen, niet welgelooven." Aanm. van den Fr. Vert.(/) De oudfte Wapentuigen; ook hetgereedfchapvoorden Akkerbouw, waren van Koper, niet van Tzer; wamdit Iaatfle kende men nog niet, volgens HESIODUS Op.et D. v. 150. Zie ook PAUSANIAS bl. au. welke plaat?de Fr. Fert. op het oog had.


V A N T H E S E U S . 159een en ander voerde CIMON, op zyne Galeije,met zich naar huis; en de AthenienfersWaren hierover dermaate verblyd, dat zyhem met luisterryke ftaatfie en offerhandeninhaalden, even of het THESEUS zelf ware,die in de Stad te rug keerde. Hy lig:midden in Athene, ter plaatze, waar nu hetGYMNASIUM is (in\ En hier is nog hedeneene Wykplaats voor de Slaaven en allerleigeringer foort van Menfchen, die het geweldvan meer Vermogenden vreezen: zodat THESEUS, als het ware , de algemeeneVoorltander en Helper geworden is, bywiens Menschlievendheid de Gebeden derGeringeren een' gereeden ingang vinden.Het aanzienelykst Offerfeest, hem ter eere,wordt(pi) De Gymna/ia waren Gebouwen, in welke deJeugd in allerley Strydfpelen dagelyks geoeffend werdt.Zulke had men 'er (om van die van byzondere Perfoonenniet te fpreeken} ten minden vier in Athene: t. w.dat van MERCURIUS; dat van PTOLEM/EUS : een in hetCynosarges, by den Tempel van HERCULES; en een inhet Lyceum, by den Tempel van APOLLO. Over dezealle kan nagezien worden MEUDSIUS in Ath. Att. enover het Gymnafium van PTOLEM^US, CHANDLEU R. d.Gr bladz. 112. Het is niet ouwaarfchynlyk, dat PLU­TARCHUS dit laatlte hier op het oog heeft. Het paaldeaan het THESEUM , en fchynt ten tyde van onzen Schryverhet aanzienelykst geweest te zyn.


i6o H E T L E V E Nwordt gevierd op den achtiten dag dérMaand PYANEPSION, op welken hy met dejonge Lieden uit Creta behouden was terug gekeerd. Maar dan wordt hy nog,daarenboven, vereerd op eiken achtiten dagvan de andere Maanden («). Het zy danom dat hy het eerst van Trcèzen te Atheneaangekoomen was op den achtiten dermaandHECATOME^EON , zo als DIODORUSde Aardryksbefchryver ons verhaalt (V):of dat men oordeelde, dat dit getal meerderbetrekking' had op hem , dan opiemand anders, daar hy gehouden werdtvoor een' Zoon van den God NEPTU­NUS. 't Is toch de gewoonte deze Godheidop de achtfte dagen van elke Maand metFeestf»Hier van de naam 'OySo'iiov, of het Achtfte.dag-Feest aan THESEUS toegeheiligd._ Zie HESYCK. FOC.en MEURSIUS in Thes. cap. uit.00 Deze DIODORUS de Periegeet wordt ook doorPLUTARCHLS aangehaard in het leven van THEMISTO-CLES, op het einde; alwaar van een werk van hemover de Graftomben wordt gemeld; en in het Levenvan CIMON bl. 488. C. Dan niemand maaktmeer gewag van dezen Schryver , (die ook een gewichtigStuk over de Burgten of Landlieden van Atticavervaardigd had,) dan HAKPOCRATIO.\' in zyn Woordenboekder Tien Redenaaren.


V A N T H E S E U S . \6tFeestviering te vereeren. Want daar hetACHTTAL , uit even-getallen bedaande, deneerden CUBUS vormt, en het Dubbel vanden eerden Vierhoek uitmaakt, ligt daar inopgellooten de aanduiding van het VASTEen ONBEWEEGLYKE der Vermogens van dezenGod, aan welken wy Grieken de Toenaamengeeven van AXSAAIOX (dat is, denZEKEREN, den ONFEILBAAREN,) en TAIHOXOS(dat is, den LANDJNSLUITER , en BEVESTI­GER.) (p).(p) „ Het getal van Acht is de eerlte cuies; gelykEen is het eerst getal. Ook noemde men het* deVeiligheid ; of gezegende Toe/land. En om 'er devolmaaktheid van aan te duiden , noemden de Pythagoristenhet de Gerechtigheid : wyl het zich verdeeltin gelyke deelen, welke zich wederom even zoverdeelen. Want Acht verdeelt zich in tweemaal vier;én vier verdeelt zich wederom in tweemaal twee. Nognoemde men het NEPTUNUS , om dat het aan dezen Godgewyd was. De Ouden waren dermaate ingenomen metde Getalen, dat zy daar aan groote vermogens toefchreeven.Het kwalyk verdaan der Leere van PYT-HAGORAS gaf hier aanleiding toe. Nimmer toch hielddeze Wysgeer de Getalen voor Oorzaaken of Begin,felen. Zy waren Tekens by hem. De Beginfel-Getal.Itn zyn niet, dan loutere Hersfen-Scbimmen. Want,gelyk ARISTOTELES te recht heeft opgemerkt, de Getalenkunnen nooit Oorzaken zyn van Daaden of Veranderingen.Zy kunnen veelerleije betekenis hebben,en zekere Beginfels aanduiden: maar nimmer kunnenzy die Beginfels zelve worden." Aant, van den Fr.Lfort.


TSS BET L E V E NVert. • NEPTUNUS werdt onder den toenaam vanAV$«\i«f aangeroepen door de Zeevaarenden, op datzy, onder zynen invloed, den rschten koers mogtenhouden De andere toe'-aam , Tmyoyji?, of r


R O M ü L U S,•


<strong>HET</strong>L E V E ïtfVANR O M U L Ü S.Waar van daan de grootiche naam vanROME, welks glorie door alle Volken vèr-Ipreid is, herkomftig zy; door wlert, en omwelke reden dezelve aan de Stad zy gefchonken,is geenszins eene uitgemaakte 2aakby de Historie-fchryvers. Zommige zeggen,dat de PELASGEN (q), de meeste Werelddeelendoorkruist , én een aantal Volkenoverwonnen hebbende, zich in deze {treekennederzetteden , en van wegen hUnneSTERKTE (r) en manhaftigheid de Stad aldusbenoemden. Andere verhaalen, dat, wanneerTroje ingenomen was, eenige Trojanenvan(q) Dit waren zeer oude Volkeren, en óok de eer-Bewooners van Griekenland.(r) PUMH betekende, in het Grieksch, Jierkte^irathi.ï-3


166 H E T L E V E Nvan daar weeken; welke zich van fchepenvoorzien hebbende, op hunne vaart doorde winden naar <strong>HET</strong>RURIE (J) werden weggevoerd,en ten anker kwamen, en aan landgingen by de Rivier THYMBRIS (/). Dat,hunne Vrouwen zich reeds deerlyk afgematbevindende, en de vermoeynis der Zeereizeniet langer kunnende verdraagen, eene derzelver,die in aanzien en verftand inzonderheiduitmuntede, en ROME geheeten was,aan de overige den raad gaf om de fchepenin brand te fteeken. Het welk uitgevoerdzynde namen de Mannen zulks, in heteerst, gansch kwalyk: dan, na dat zy zichals gedwongen omftreeks van het PALATIUM(a) hadden nedergeflaagen , en het hun ,binnen zeer klein verloop van tyd, bovenverwachting wel ging; daar zy het Landzeer goed en vruchtbaar bevonden, en vande Inwooners, thans hunne Nabuuren,vriendelyk behandeld werden, beweezen zyaan ROME , als de oorzaak van dit alles,onder veele andere, dit eerbewys, dat zy deStad naar haaren naam noemden. Zedert,zegt men, bleef het eene volftandige ge-(s) Nu Toscane.(t) Dus noemt P'.UTA'ÏCHVS den Tiber.woon-(«) d. i. den PALmv.sajEN Berg met zyn toebehoo.ren. Daar nam de .Stad het eerst haar begin. Menheeft 'er nu de Tuinen van FAKNESE.


V A N R O M U L U S . \6jvvoónte, dat de Vrouwen haare Naastbeftaanden,en eigene Mannen den mondkusten.Nademaal de gemelde Vrouwen, wanneerzy de fchepen verbrand hadden, haareMannen op deze wyze kusten en liefkoosden, ten einde hen te bevredigen , en degramfchap te doen bedaaren.Andere zeggen, dat de Stad dien naambekwam van zekere ROME, dogter van ITA-LUS en LEUCARIA. Wederom andere vanROME , dogter van TELEPHUS , kleindogtervan HERCULES, welke aan .SNEAS trouwde.Nog andere zyn 'er, die willen, dat zy eeneDogter was van ASCANIUS, den Zoon vaniENEAS. Zommige leiden den naam af vanROMUS, een' Zoon van ULYSSES en CIRCE,welke de Stad zoude gebouwd hebben 0Andere zeggen, dat dit gefchied is door eenenROMUS, Zoon van JEMATHION, van DIO-MEDES uit Troje afgezonden. Eenige willen,dat zulks verricht werdt door ROMUS,Koning der Latynen , na dat hy de Tyrrheniersverdreeven had, welke uit Thesfalienin Lydien, en van daar aangeland warenin Italië.Offchoon nu het waarfchynelykst Gevoelenmedebrengt, dat ROMULUS zynen naamaart de Stad gegeeven hebbe, komt mendaarom evenwel geenszins over een ten aanzienvan het Geflacht, waar uit deze zelveL 4RO?


i*8 H E T L E V E NROMULUS afftamd'. Eenige meenen, dat fiyeen Zoon was van .ENHAS en DEXITHEA deDogter van PHORBAS, en dat hy, nog eenkind zynde, te gelyk met zynen BroederREMUS , naar Italië gevoerd werdt. Dat,wyl de Rivier toen buiten haare boordengetreeden was, de andere Booten door denftroom verfwolgen werden; alleen de Boot,waarin de Kinderen waren, geraakte zydelingsaf in veiligheid op eene zagte hoogte.-Van deze onverwagte behoudenis ,zeggen zy, daalde de naam ROME af. Volgensanderen was ROME (de Dogter dervoorzeide Trojaanfche, gehuwd aan LATI-NUS, den Zoon van TELEMACHÜS) de Moedervan ROMULUS. Andere zeggen, dat hetAMULIA was, de Dogter van .SNEAS en LA-VINIA, die met MARS gemeenfchap had gehad.Nog zyn'er, die geheel beuzelachtigeverhaalen omtrent zyne geboorte aan hetlicht brengen. Dat, naamelyk, aan TAR-C<strong>HET</strong>IUS , Koning der Albaanen , die eenGeweldenaar en Wreedaard was, zich, tehuis, een wonder zeldzaam v'erfchynzel opdeed.Te weeten, een mannelyk Teeldeelrees op uit de haardftede, en bleef daar veeledagen' ftaan. Men vondt, op dien tyd,in Hetrurie een Orakel van TETHYS (C) , vanWaar(?) „ Nimmer hoorde ik ipreeken van een Oro^e!


V A N R O M U L U S . I&9waar eene Godfpraak aan TARC<strong>HET</strong>IUS werdtaangebragt: „ D:.t eene Maagd zich métj, dit Deel moest vermengen, zullende als-„ dan daar uit gebooren worden een Zoon,„ wiens roem alles te boven zoude gaan,„ en die in Deugd, Voorfpoed, en Dap-„ perheid zoude uitmunten. " TARC<strong>HET</strong>IUSmaakte deze Godfpraak bekend aan eenevan zyne Dogters, en gaf haar bevel zichdaar naar te voeger. Dan deze, daarvangansch afkeerig, zondt 'er haare Dienstmaagdop af. Welk beftaan TARC<strong>HET</strong>IUS,zulks vernoomen hebbende, ten hoogllenkwalyk nam, die hierom beide liet gevangenzetten, en voornam haar te doen ombrengen.Dog de Godinne VESTA (W) verfcheenhem in den flaap , en vermaandehem geene handen aan haar te Haan. Hyvan TETHYS, en ik twyffel niet, of deze plaats zy bedorven, indien niet PLUTARCHUS zelf zich in den naamvergist hebbe. Het was niet het Orakel van Tethys,inaar van THEMIS; en deze Themis dezelfde, welke deRomeinen Carinenta noemden, uit hoofde der Godfpraaken,welke zy voortbragt. Zy was de Moedervan Euander. " Aant. van den Fr. Vert. • • • ZiePLUTARCHUS zeiven, II Deel, bladz. 278. B.gaf(H>) De Heiligdommen en eerdienst van deze GodinneVESTA waren by den Romeinen in een byzonder enuitmuntend aanzien. De oorfprong van Rome was,meende men, grootendeels ook haar werk, en het Rykia haare belïendige befcherming.L 5


ITOH E T L E V E Ngaf haar dan in de Gevangenis een Web teweeven, met belofte, dat hy haar uk zoudehuwelyken , als zy dat hadden afgedaan.Zy gingen, hierop, al den dag'met yveraan het werk. Maar TARC<strong>HET</strong>IUS fchikte 'snachts anderen, die het werk weder uithaalden(x). Wanneer, vervolgens, de Dienstmaagd,Vc;n het Monlter bezwangerd, Tweelingenhad gebaard, gaf TARC<strong>HET</strong>IUS dezelveover aan eenen TERATIUS , met bevel van zeom te brengen. Deze bragt de Kinderenweg, en leide ze neder in de nabyheid derRivier', alwaar eene Wolvin hun, van tydtot tyd, kwam zoogen, en Gevogelte vanallerlei foort hun voedfel aanbragt, en bybrokjens in den mond ftak: tot dat eindelykeen Koehei der, die hiervan met verbaazingooggetuige was geweest, hst waagdenader by te koomen, en de Kinderen op teneëmen. Op deze wyze dan behouden enopgewasfen zynde vielen zy TARC<strong>HET</strong>IUS ,onverwacht, op het ;yf, en overweldigdenhem. Dus verre het verhaal van zekerenPROMATHION , die eene Gefchiedenis vanItalië heeft gefchreeven (j).Be-(x) Men herinnert zich hier het verhaal van PENELO-FE , huisvrouwe vanULYSSES.O') Van dezen Gefchiedfchryver is geen verder naricht.


V A N R O M U L U S . i7iBelangende nu het echt gefchiedverhaal,dat geloof verdient, en de meeste getuigenvoor zich heeft, daar van is het geregeldstverflag het eerst den Grieken medegedeelddoor DIOCLES den Peparethiër (V), welkenook FABIUS PICTOR (#) grootendeels gevolgdheeft. Maar, met dat al, heeft 'er nog indeze verhaalen eenig verfchil plaats. Hetkomt, om kort te gaan, hier op uit. Inhet Geflacht van ^.NEAS, het welk te Albaregeerde was de koninklyke waardigheidthans afgedaald op twee Gebroeders,NUMITOR en AMULIUS. De laatstgenoemdeverdeelde toen de voorouderlyke Nalaatenfchapin twee deelen, en Helde tegen deko-(z) DIOCLES, van PEPARETHUS, een der CycladifcheEilanden , behoort tot de oudfte Historiefchryvers, dewylFABIUS picTOd, die hier gezegd wordt hem gevolgdte hebben,reeds ten tyde van HANNJBALleefde.Zie vossiusde Histor. Gr. bl. 170. b. & FABRIC Bibl Gr.(a) Op naam van dezen zeer ouden Roomfchen Historicusgaan nog eenige korte Fragmenten, meermaalenuitgegeeven , en herkomftig van A.NNIUS VITERBIENSIS.Van dezen FABIUS is zeer naauwkeurig, en met oDzetgehandeld door den zo even aangehaalden G. J. vossiusde Hi.toricis Latinis, bl. 4 , 5.(2>) Alba longa was een der oudfie Steden van geheelItalië, en de hov.fdilad van het Latynsch gebied,of het eigentlyk Latium; niet verre van het AlbaanfcheMeer, of Lago d'Albano, of Caflro Gandolfo, geleegen.


172 H E T LEVENkoninglyke waardigheid over de andere goederen, en het goud, dat van Troje wasaangebragt; waarop NUMITOR het Koningrykkoos. Maar AMULIUS, die het geld in handenhad, en hier door meer vermogt danNUMITOR, beroofde hem weldra, en gemakkelykvan deze waardigheid : en wyl hyvreesde, dat zyns Broeders Dogter Zoonenkrygen mogt, djed hy die tot Priesteresfevan VESTA wyden, op dat zy voor altyd eeneongehuwde Maagd blyven mogt. DezeDogter noemen eenige ILIA ; andere RHÉA;zommige SILVIA Het leedt echter nietlang, of men vondt haar, tegen den aarïgenoomenRegel der Veflaalfehe Nonnen ,zwanger, en het ftond gefchaapen , dat zyde Doodftraf zoude hebben moeten ondergaan,- indien niet ANTHO , 's KoningsDogter, haar by haareri Vader verbeedeiihad. Zy werdt dan opgeflooten en veroordeeldbuiten allen omgang van menfchen teleeven, ten einde AMULIUS verzekerde kennisvan haar bevallen draagen' mogt. Ookverloste zy, vervolgens, van twee ZoonenVan ongevvoone grootte en fchoonheid. Zodat AMULIUS, nu nog veel meer bevreesdgeworden , aan een' zyner Bedienden lastgaf de Kinderen te neemen en in de Rivierte werpen. Dezen Bedienden noemen eenigeFAUSTULUS; rüaar andere zeggèn, dat dit


V A N R O M U L U S . 173de naam was van den Man, die de Vondelingenopnam. Die Bediende dan, de Kinderenin een hollen houten bak gelegd hebbende,begaf 'er zich mede naar de Rivierom ze daar in te werpen; dog ziende, datdezelve met een Herken cn geweldigenftroom kwam afvjoeije.i , vreesde hy zichdaar aan te waagen, maar zettede z »nevracht neder ain den oever, en ging heên.De Rivier ondertusfehen buiten haare oeversgetreeden zynde , raakte de houtenBak ook door het overftroomend water vlot ,en werdt zachtjens opgelicht , en gebragtop eene zeer gemakkelyke plaats , die mennu CERMANUS (C) heet, maar welke, denkelyk,van ouds GERMANUS heette , omdatvolle Broeders in het Latyn GERMANI wordengenoemd.Niet ver van daar flor.d de Vygeboom,die den naam droeg van RUMINALIS (


«74 H E T L E V E NKAALT WENDE Dieren aldaar, op den middag,pleegen neder te liggen, en in de fchaduwte rusten (V), of eindelyk, het geen vanalle gevoelens het waarfchynelykst is, omdat de Vondelingen aldaar gezoogd werden.Want de ouden noemden de Mam RUMA ,en zekere Godinne, die men hieldt zorg tedraagen voor het zuigen der Kinderen, RU-MINA. Wanneer aan deze Offerhanden werdenaangebooden, gebruikte men geen Wyn,maar de plechtige Plenging gefchiedde metMelk (ƒ).De Kinderen dan op de gemelde plaatsverlaatcn liggende, verhaalt men dat eeneWolvinne hun te zuigen gaf, en dat, daarenboven,ook eene Specht by hen kwam,die ze, te gelyk met de Wolvin, voeddeen oppaste. Beide deze Dieren waren byden Romeinen toegeheiligd aan MARS. Ookwordt de Specht by hen in groote eer enaanzien gehouden. En hier van daan kreeghet voorgeeven der Moeder niet weinigklem, daar zy verzekerde , dat MARS deVader dezer Tweelingen was. Andere,even-Cs) Ruminari betekende in het Latyn herhaauwen.(ƒ) Hetzelfde wordt herhaald van onzen Schryver,II D. bladz. 278. C. in de Quafl. Rom. — Zie vaadeze Godinne, en dit woord, verder VARRO by NoniusMarcellus. ACGÜSTINUS de Grit Dei L. IV. c. 11. enz.


V A N R O M U L U S . 175evenwel, denken, dat zy in dit opzicht zelvemisleid zy geweest, door dien AMULIUSgewapend by haar kwam, en haarer kuischheidin die gedaante geweld aandeed. Eindelykvindt men 'er nog, die oordeelen,dat de dubbelzinnigheid der betekenis inden naam der Voedfter aanleiding' tot ditVerdichtzel en geheel Gerucht gegeevenhebbe. Want by de Latynen werden LU-TJE geheeten niet alleen de Wyfjens derWolven, maar ook dat foort van Vrouwen,die om geld haar Lyf ten besten gaven.Tot deze nu behoorde ook de Vrouw vanFAUSTULUS , by wien de Kinderen werdenopgevoed. Aan deze Vrouw, die den naamdroeg van ACCA LARENTIA, is men nog byden Romeinen gewoon Offerhanden te doenin de maand April ; wanneer de Priestervan MARS den plechtigen eerdienst op haarGraf verricht. Men noemt dit Feest LA-RENTALIA (g).Zyfj-) „ Men hadde twee Feesten van dezen naam.Het een viel in op den laatftan dag van April; hetlaatfte den 23 December, PLUTARCHUS, in /yne Ra.meinfche Fraagen, verzeken, dat die van de MaandApril waren ingericht voor de Voedfter van ROMULUS;en die van December voor de Minnaresfe van HER­CULES. Maar zulks ftrydt tegen het duidelyk Getuigenisvan OVIDIUS , [Feestgez III B. v. 57.] die hetFeest van LARENTIA, de Voedfter van B.OMüLUs,inDe-cem-


i?6 H E T L E V E NZy eeren ook nog eene andere LAREN-TIA , om volgende redenen. De Tempelwaardervan HERCULES (7z), wien, zo hetfchynt, de ledige tyd verveelde,-Itelde hieromzynen God voor eene kans met hem opden teerling te waagen; onder beding, dat,zo hy het won, de God hem dan het eenof ander goed geluk mogt bezorgen: maarwanneer hy het verloor, dan zou hy zelfhem een' rykelyke maaltyd aanrichten, eneene fchoone Vrouw brengen om 'er by teflaapen. Volgens deze affpraak wierp hyde Iteenen eerst voor HERCULES, en daarnavoor zich zeiven; wanneer het bleek datby de verliezer was. — Om nu zyn woordgeftand te doen, daar hy het billyk oordeeldede gemaakte voorwaarden te vervullen, bereidde hy dén God een Gastmaal,en huurde zekere lichte Vrouwe , LAREN-TIA genoemd, die wel fchoon , maar totdien tyd toe fchier onbekend was; en dezeonthaalde hy in den Tempel, een bed omaan te liggen verzorgd hebbende. Na heteindigen der maaltyd floot hy de Tempel-deu-cember plaatst, en wien men mcc gelooven moet,dan PLUTAKCHÜS." Aant. van den Fr. Vert.(h) Hetzelfde verhaal komt by onzen Schryver, meteenige nadere omftandigheden, voor in de zo even aangehaaldeRomeinfche Fraagen, II Deel,bl. 272,273.


V A N R O M U L U S . i 7?deuren toe , haar , als het ware , aan deomhelzingen van HERCULES overgeevende ;dien men wil dat zich ook met 'er daadaan deze, Vrouw vertoonde , aan welke hybeval, dat zy zich den volgenden morgenmoest begeeven naar de Markt, en aldaarden eerlten, die haar ontmoeten zoude, liefkoozenen tot haaren Vriend maaken. Haarontmoette toen een der Burgeren van deStad, een Man reeds vry verre op zyne jaaren,die groot goed byeen verzameld had:dog, voor het overige , zonder kinderenwas , en ongehuwd leefde. Zyn naam was .TARRUTIUS. Deze bekende LARENTIA , hadhaar zeer lief eh Het haar, by zyn overlyden,erfgenaame van eenen fchoonen enovervloedigen Rykdom, waarvan zy, naderhand,het grootfte deel by uiterite willeaan het Volk van Rome wegfchonk. Menverhaalt, dat deze Vrouw, thans zeer beroemdgeworden ,. en gehouden voor eeneBegunftigde der Goden , op zekeren dagverdween omtrent die zelfde plaats , waarde voorheen gemelde LARENTIA begraavenlag. Die plaats wordt nu VELABRUM genoemd(f), om dat men, wegens de veel-vul-{*") Verfta hier door eene laagte , of Valeije tusfchenden Palatyafchen en Aventynfchen Berg, enMde


i?9 H E T L E V E Nvuldige overitroomingen des Tybers, gewoonwas van daar met Schuiten over tevaaren naar de Markt. Dit overvaaren nunoemen zy VELATURA. Andere zeggen, datde Straat, langs welke men van de Marktnaar den CIRCUS (F) gaat, gewoonelyk doordie geene , welke de Vertooningen ten gevallevan het Volk bekostigden , hier vandaan met Zeilen overdekt werdt. Te Romenu heet een Zeil VELUM (/). En ziedaar dan de oorzaak', waarom ook dezetweedeMarkt; die , voor dat men de Rivier beteugeldbad, dikwyls onder liep, en wel tot zulk eene diepte, dat men 'er met Schuiten over vaaren kon, enmoest. Zie PROPE-RT. IV, 10, 5. TIBULL. II, 5, 33.die van deze omrtandigheid in oude tyden duidelykgewag maaken. VARRO de Ling. Lat. IV, 7. LIVIUSXXVII. B. 37. h.(T) Dus heette, naar deszelfs vorm, dat groot Ge.bouw te Rome ; waar in de onderfcheidene Spelen envertooningen plaats hadden. Hoe aanzienelyk het geweestzy, kan men onder anderen daar uit opmaaken ,dat van de XIV Kwartieren, waarin Rome verdeeldwerdt, het Xlde van dezen CIRCUS MAXIMUS, of GROO-TEN BENBAAN, den naam ontleende.(7) „ Het Velabrum had reeds dien naam lang voordat men den inval kreeg om zulke Zeilen te fpanneuWant QUINTUS CATULUS was de eerlte die dit gebruikinvoerde, by gelegenheid dat het Capitool door hemwerdt ingewyd. Zie PLINIUS B. XIX, H. 1." FrPert.


V A N R O M U L U S . Ï79tweede LARENTIA , by den Romeinen vereerdwordt.FAUSTULUS , de Zwynehoeder van AMULI­US , voedde, zegt men, de Kinderen heiraelykop , zonder dat eenig mensch daar vanwist. Andere, echter, verzekeren met meerwaarfchynelykheid , dat zulks aan NUMITORniet onbekend zy geweest, en dat deze aanhun , die ze opvoedden, daar toe het nodigeverfchafte. Zelfs zegt men , dat zynaar GABII (m) werden gezonden; aldaar deletteren leerden, en verder in alles, watjonge Lieden van Geboorte voegt, onderwysgenooten. Ook wordt van deze zelfdeKinderen verhaald , dat zy van het ZUIGENden naam van ROMULUS en REMUS kreegen,om dat men gezien had , dat zy van deWolvin gezoogd werden. ——— Van hunnevroege jeugd af aan blonk in hun uit eeneEdelaartigheid zichtbaar in hunne geftalteen voorkoomen. In het opwasfen werdenzy fteeds itoutmoediger en heldhaftiger, zodat zy , welke gevaaren zich ook mochtenop doen , zich nergens door lieten ontzetten.In ROMULUS llraalde, evenwel, meerverftands en bekwaamheids om te regeerendoor;(m) Dit was eene oude Stad in Latium, tusfchenRome en' Pr*neste, in de oudlte Romeinfche Histo.rie zeer vermaard.M 3


i8o H E T L E V E Ndoor ; zo dat die geene , welke met hem,het zy in het herdersleven , of op de jagt,eenigen omgang hadden , overvloedig bemerkten,dat hy meer gebooren was om tebeveelen, dan om te gehoorzaamen. Byhunne gelyken , derhal ven , en minderenwaren zy in groot aanzien : maar wat aangaatde Opzieners , en Rentmeesters , enOpperherders (;?) van den Koning, dezelveverachteden zy , ziende dat zy geenszins bovenhen in krachten uitmuntten, en bekreundenzich weinig over hunnen toorn ofbedreigingen. Voorts leidden zy zich opalle edele en rechtfchapene oeffeningen ;oordeelende, dat ledigheid en werkeloosheidniet past aan vrye Lieden , wien het Worftelperkbeter voegt, en de Jagt: — wierwerk het is in de Wedloopen uit te munten;Rovers te verdryven; zich van Dievenmeester te maaken, en hen, dien men geweldaandoet, daarvan te bevryden. _Geen wonder dan , dat hun roem zich weldrawyd en zyd verfpreidde.Het gebeurde eens, dat 'er verfchil ontftondtusfchen de Herders van AMULIUS enNUMITOR ; welke laatfte ook eenig. Veeweg(») Ook de Koningen hadden in oude tyden hunneeigene Kudden en Herders. Zie de Gefchiedenisfenvan SAUL en DAVID.


V A N R O M U L U S . 181weg voerden. Dit konden zy niet verdraagen:maakten 'er daarom eene groote flachtingeonder; dreeven ze op de vlucht enontnamen hun een groot deel van den roof:en als NUMITOR zich hierover te onvredentoonde, rekenden zy zulks niet; maar verzamelden,in tegendeel, tot zich een aantalvan behoeftige Lieden en Slaaven, aan welkenzy den Geest van onaf hankelykheid enmuitzucht mededeelden.Als ROMULUS, hier na, met het doen vanzekere offerhande onledig was (want hyhieldt veel van offeren en de Wichelkunst)ontmoetten de Herders van NUMITOR RE-MUS , die met klein gevolg op weg was.Men raakte handgemeen, en van wederzydenwerden 'er eenige getroffen en gewond.In het eind overwon het Volk van Numitor, en kreeg REMUS levendig in handen.Als deze, vervolgens, voor NUMITOR wasgebragt en befchuldigd, durfde die hem zelfniet ltraffen, uit vreze voor zynen Broeder,wiens verbolgen aart hy kende. Hy begafzich dan tot AMULIUS , en verzocht recht,eensdeels als broeder; en anderdeels, omdat hy verongelykt w^s door de Bediendenvan den Koning zeiven (o\ Ondertusfchentoon-(«) De Koning naamelyk , was zelf Rechter, endus de eerlte, die de misdaaden moest uraifen,M 3


i8a H E T L E V E Ntoonde de Burgerye van ALBA zich zeer teonvrede; oordeelende , dat de Jongelingtegen verdiende kwalyk behandeld werdt: alwaarom AMULIUS , die dit merktte, REMUSovergaf in handen van NUMITOR , om methem naar welgevallen te leeven. Deze,den Jongeling met zich naar huis genomenhebbende, befchouwde daar deszelfs geftaltemet verwondering, nadien hy, zo in grootheidals fterkte, allen overtrof. Hy zag opzyn gelaat uitblinken eene gerustheid en onverfchrokkenheidder Ziele , welke door deómflandigheden , waarin hy zich bevondt ,geenszins nedcrgeflagen , of aangedaan was.Hem werden van zynen Gevangenen daadenen bedryven verhaald, die volmaakt inftemdenmet het geen hy reeds van hem wisten gezien had. Daarenboven , en dit waswel het voornaamfte ; eene Godheid fpeelde, te gelyk, hier onder, en baande dus,tevens, den weg voor de beginzelen vangroote Gebeurtenisfen ; en zo kwam NUMI­TOR , als het ware, by geval tot nadenkenen achterdocht omtrent de waarheid der zaake, en begon REMUS te ondervraagen, wiehy ware, en van wat herkomst ? terwyl hyhem , te gelyk , door de zachtheid zynerftemme, en het vriendelykst Gelaat, vertrouwenen hoope inboezemde: waarop hy dus,vrymoediglyk, aanving te fpreeken:„ Ik


V A N R O M U L U S . 183„ Ik zal in geenen deeje iets voor U„ verborgen houden , want Gy fchynt my„ de vereischtcn van een' Koning veel meer„ te bezitten , dan AMULIUS. Gy hoort,„ immers, en overweegt voor dat Gy ftraf„ oeffent , daar hy zonder te hooren ver-„ oordeelt. Weet dan, dat wy Tweelingen„ zyn , en voorheen niet anders dachten ,„ dan dat wy Zoonen waren van FAUSTU-„ LUS en LARENTIA, 's Konings Bedienden.„ Maar zedert dat wy by U aangeklaagd en„ gelasterd zyn, en ons leven daar door„ in gevaar is , komen 'er ons groote en„ gewigtige dingen, ons zclven betreffende,' ter ooren ; van welker waarheid de hac-" chelyke toeftand, waar in ik my tegen-„ woordig bevind, mooglyk blyk geeven„ zal. Onze Geboorte, zegt men, is een„ geheim. Onze opvoeding, en de wys ,„ waarop wy gezoogd zyn , in onze eerlte„ Kindschheid, nog ongehoorder; want men„ wil , dat wy door diezelfde wilde Vogels„ en Dieren , voor welken wy ten prooije„ geworpen waren, zyn gevoed geworden,„ en gelpysd door de mam eener Wolvin-„ ne , en met de brokjens ons aangebragt„ door een 1 Specht; daar wy lagen in een'„ houtenen Bak aan den oever der groote„ Riviere. Deze Bak is 'er nog, en wordt„ bewaard , zynde met koper beflag voor-M 4 •>•> zien:


184 H E T L E V E N„ zien: ook zyn ia denzelven Letters gegra-„ veerd," dié evenwel nü fchier verileeten„ en onleesbaar zyn geworden. Deze din-„ gen mogen , misfchien, na dezen, hoe-„ wel nutteloos, de Kenmerken opleveren,„ waaruit onze Ouders ons herkennen zul-„ len, wanneer het te laat, en wy reeds„ verlooren zullen zyn! 5 'NUMITOR, deze redenen gehoord hebbende, en zo wel op de wezenstrekken vanden Jongeling, als zynen ouderdom acht geevende,liet zich inneemen door de Hoope,die hem aanlachte , en overwoog te gelykby zich zeiven, hoe hy zyne Dogter hiervan in het geheim zoude kunnen onderrichten.Want zy bevondt zich nog onder ftrengebewaaring.;FAUSTULUS, ontwaar geworden zynde, datREMUS gevangen genomen en overgeleverdwas, fpoorde ROMULUS terftond aan om hemte helpen , nadat hy denzelven eerst eenecht verflag omtrent zyne geboorte had medegedeeld;want te vooren had hy daarvangeene breedvoeriger opening gegeeven, dan'er nodig was, om hen door zyne inboezemingenvan laage bedryven af te houden.Zelf nam hy den houten Bak, om dien aanNUMITOR te brengen. Dan de haast, diehy maakte, en de bekommernis, die hy blykenliet (want hy vreesde te laat te zullenkoo-


V A N R O M U L U S . 185koomen) baarden achterdocht aan 's Konings-Wacht, die by de Poort was (ƒ>). Zyneantwoorden, wanneer men onderzoek deed,waren zeer verward: ook bleek het ras, wathy met zynen Mantel bedekte. Onder deWachten bevondt zich , gevallig, een vandie geenen , aan welken men de Kinderengegeeven had, om ze in den Tyber te werpen, en die hen mede weggebragt had. Deze, den Bak onder het oog krygende, endenzelven aan maakzel en letters onderfcheidende,giste aanftonds, wat 'er gaande ware, en zuimde niet den Koning hier vankennis te geeven ; voor wien FAUSTULUS ,óm ondervraagd te worden, ftraks gebragtwerdt. Deze raakte, te midden van zo veeleen zo grootè gevaaren,-wel eenigzins vanzyn ftuk; maar liet zich, echter, niet geheelverbluffen. Hy beleed wel, dat deKinders nog leefden ; maar zeide, dat zy ineen oord verre van ALBA verwyderd het veeweiden) Het was geenszins de gewoonte van deze tyden, dat de Koningen eene wacht aan de Poorten derSteden hadden. En dit is de reden, waarom DIONY-SIUS vanHALICARNASSUS zorgvuldiglyk heeft aangetekend,dat men te ALBA, toen ter'tyd, voor eene verrasfing'van dezen of geenen Vyand bekommerd was,en dat de Koning daarom eene wacht by de Poortenhad gefield.Fr. Fert.M 5


i86 H E T L E V E Nweidden : en belangende den Bak, dat hyzelf dien aan ILIA was gaan brengen , wyldeze , by herhaaling', begeerd had denzelvente zien, en te behandelen, om te meerovertuigd te worden van de behoudenis haarerZoonen. —— Thans wedervoer aanAMULIUS, het geen gewoonlyk aan hun wedervaart, die, door Vreeze of Gramfchapin verwarring gebragt, het een of ander beginnen: want hy vaardigde in aller yl eenachtingswaardig man af, en die, bovendien,een vriend was van NUMITOR, met last, omdezen uit te hooren, of het Gerucht omtrentde Kinderen, en derzelver behoudenis,ook reeds aan hem bekend ware geworden.Deze Man, henen gegaan zynde, vondt RE­MUS fchier onder de omhelzingen en liefkoozingenvan zynen Grootvader , en veranderdebeider hoop in eene vaste verzekerdheid.Voorts ried hy hen, zonder uitftel,handen aan het werk te Haan ; bleefhun by, en was hun behulpzaam. Ook lietde goede gelegenheid zelve, of fchoon zygewild hadden, hun geen' tyd, om te draalen.Want ROMULUS was reeds tot dicht byde Stad genaderd, en veele Burgers liepen,of uit haat, of vreze voor AMULIUS , tot hemuit. Ook geleidde hy, daar benevens, eeneaanzienelyke Magt, afgedeeld in Rotten vanhonderd tevens, en elke Rot aangevoerddoor


V A N R O M U L U S . 187door een' Man , die een' langen ftok omhoogdroeg , aan welken handvollen Hooi,en groene takken vastgebonden waren. Inhet Latyn heeten dit MANIPULI ; en hier vandaan worden nog hedendaags, in de Legers,de IYIANIPULAR.ES genoemd QqX |Daar nu REMUS die van binnen om zichheen vergaderde , en ROMULUS van buitenaantoog, raakte de Dwingeland in de grootftetwyffelmocdigheid en verwarring', enwerdt , zonder dat hy iets tot zyne eigenebehoudenis gedaan of beflooten had, omcingelden afgemaakt. De meefte dezer Byzonderhedenzyn te boek geflaagen door FA­BIUS PICTOR, cn DIOCLES de Peparethicr,die, zo veel my bewust is, de eerfte was,welke eene Befchryvinge van de Opkomstvan Rome heeft opgefteld (r). Echter ontbreektfa) Volkomen ftemt hier mede in OVIMÜS, Feestgez.UI. B. ii5- v.Illaque de foeno. fed erat reverentia foeno,Quantum nunc Aquilas cernis habere tuas.Pertica fufpenfos portabat ionga maniplos?Unde maniplaris nomina miles habet.Verg. de Vertaling' van HOOGVLIET, welke wy thansniet by de hand hebben.(r) Dewyl de beide, hier en te vooren aangehaaldeSchryvers niet meer voorhanden zyn, kunnen devernaaien van LIVIUS , en vooral van DIONYSIÜS vanHAMCARNASsus hiermede vergeleeken worden.


i88 H E T L E V E Nbreekt het niet aan zulken, by wien dezeVerhaalen weinig geloof vinden, om dat zyte toneelachtig zyn , en zo zeer naar verdichtzelsgelyken. Maar men zal aan dezelvente minder twyffelen , wanneer men hetvermogen der Fortuin gadeflaat, en nadenktvan welke groote uitkomften deze de Bewerklterzy: wanneer men let op het geheelRomeinsch Gebied. Want dat zon,nimmer tot zulk een vermogen opgefteegenzyn, indien het niet zekeren Goddelykenoorfprong had gehad, en 'er met deszelfsbeginzel niet iets groots en wonderbaarlyksware vermengd geweest (j).AMULIUS van kant geholpen en de rustherfteld zynde, wilden zy te Alba niet blyvenwoonen buiten bewind ; noch 'er ookhet gebied voeren , terwyl hun moederlykeGrootvader nog leefde. Zy droegen dan deRegeering aan hem op, en verfchaften ookaan haare Moeder dat aanzien, het welkhaar toekwam; befluitende, verders, op zichzel-(Y) De uitmuntende Historie-SchryverLIVIUS , fchooneen Romein, en de Romeinfche Gefchiedenisfen aanvangende, toont zich minder lichtgeloovig dan PLU­TARCHUS , daar hy bekent , dat de Oor/prong vanRome meer opgefchikt zy door Dichterlyke Vercierfels,dan dat dezelve /leunen zoude op ontwyfelbaare ge -iuigeriisfen der Oudheid.


vA N R O M U L U S .I8pfcelven te gaari woonen, en eene Stad te bouwenop diezelfde plaats, alwaar zy eerst warenopgevoed. Want dit is de welvoegelykitereden, welke men van hun befluit geeverikan. Ook zagen zy zich , waarfchynelyk,gedrongen, wyl 'er zö veele Slaaven enVluchtelingen tot- hun waren te zamen gevloeyd,of dezen allen te laaten gaan, enzich zeiven volftrekt verlaaten te zien; ofzich met hun op eene afzonderlyke plaats'neder te ftaan. Dat toch de inWooners vanAlba niet goedvonden, dat deze Wegloperszich met hun vermengden, en weigerdenhen tot medeburgers aan te neemen, bleekal aanltonds uit het geval met de Vrouwen :aangezien zy dezelve niet roofden uit overmoeden brooddronkenheid, maar daar toegenoodzaakt uit gebrek en verlegenheid omO o kEchrgcnooten (0- hebben zy dezelve,(f) Deze grond is velen ongerymd voorgekoomen.Het is, zegt men , geheel onwaarfchynelyk, dat NU­MITOR , thans Koning van Alba, en wel, door toedóenvan ROMULUS en Zynen Broeder , aan dezenVrouwen geweigerd zoude hebben. Konden zy zichdes met de Albanen vermaagfchappen, dan was deVrouwenroof niet noodzaakelyk! — Maar mendenkt, dus fpreekende, niet op de geringe magt derKoningen van die tyden, welke zeker niet toereikendewas om eeften algemeenen V«lks-af keer te overwinnen.


190 H E T L E V E Nve , na dat zy ze geroofd hadden , op debefcheidenfte wyze behandeld , en vereerd.Wanneer , vervolgens', de eerfle grondflagder Stad gelegd was, openden zy eene Tempel, of Wykplaats , dezelve benoemendenaar den God ASYL/EUS («) , waar in Zy% vluch-(u) Wy brengen ons niet te binnen elders van dezenGod ASYL.ÏUS, of God van het Afylum, eenigemelding' gevonden te hebben; ook niet by hen, dieopzettelyk van het Afylum, of de Vryplaats', doorROMULUS opengezet, handelen. Zie LIVIUS B. I, IJ.8.pioNYSius van HALICARNASSUS II. B. Bladz. 88. Danwy zullen hier niet langer by ftil ftaan. PLU­TARCHUS fpreekt, verders, hier wel van een Tempel;maar men moet dit niet eigentlyk opvatten. Het AST-LUW was eene opene plaats, van wederzyden met geboomteomringd , in het Dal tusfchen de beide Heuveltoppenvan het CapitoHum, of den CapitolynfchmBerg. Zie VJRGIL. NM. VIII. B. 542. v. OVIDIUSFetstgcz. III. B. 431. v. OL. BORRICH:US de Antiq.Urb. Fac. bl. 97. De uiuinding om Landenen Steden op dezen voet te bevolken, is zeer oud;dan werdt, veelal, voor niet zeer betamelyk, of lofwaardiggehouden , om dat men dus , meermaalen,eene deur opende voor het flechtfte Zoort van, Volk;als weggeloopene Slaaven; Lieden , die vol fchuldenftaken, of Boosdoenders, die wegens begaaue Euveldaadenhadden moeten vluchten. Zie PLUTARCHUS zei.ven II D. bl. 166. E. en bl. 828. C. . Hiervandaan bet bit-ter verwyt van JUVEIN'ALIS aan zyneLandgenooten (VUIfte Hekeld. aan het einde) dat ,hoe vroeg Zy hunne Ge/la chtly sten ook begonden; hoehoog Zy ze berekenden; Zy echter niet hooger klimmenkonden, dan tot aan het EERELOOS ASYLUM !


V A N R O M U L U S . 191vluchtelingen van allerley oort ontvingen:zo dat geen Heer zynen Slaaf; geen Schuldeisfcherzynen Schuldenaar kon wederkrygen;noch Moordenaars zelf aan de Overhedenwerden uitgeleverd. Want zy gavenvoor, dat zy deze zekere Wykplaats bevestigdhadden , en ingericht op bevel eenerGodfpraak van APOLLO. Diesvolgens werdtde Stad zeer fpoedig van eene menigte Inwoonersvoorzien : offchoon men wil dathet getal der eerstgebouwde Huizen nietmeer, dan duizend zou beloopen hebben.Zaaken, van welken wy in het vervolg naderzullen fpreeken.Al terltond, wanneer zy het nichten dei-Stad hadden aangevangen, ontrees 'er tusfchenhen een verfchil over de plaats, RO­MULUS verfterkte de ftede, ROMA QUADRA-TA , dat is, het VIERHOEKIG ROME , genoemd ,en wilde, dat daar de Stad zoude zyn (V).— REMUS bouwde op eene verfterkte plaatsvan(y) Deze plaats wordt nader aangeduid door FESTUSin de woorden Ouadrata Roma. PLUTARCHUS fchynthier af te wyken van de opgaaven van anderen; enhier van ontftond een Gefchil onder de Geleerden, waarinwy niet treden zullen, 't Is ons genoeg, indien wykunnen doen zien , wat PLUTARCHUS zegt ; en datkornt hier op uit, dat ROMULUS begon te bouwesn opden Palatynfcken , en REMUS op den Aventjr.fchenBerg.


j9 2H E T L E V E Nyan den Aventynfchen Berg, welke, naarhem REMONIUM geheeten, tegenswoordig dennaam draagt van RIGNARIUM (V). Dan menkwam overeen het verfchil ter beflisflngeaan de Vogel-wichelaarye over te laaten,Als zy nu, met dit oogmerk, elk afzonderlykwaren gaan zitten , zegt men , dat 'erzich aan ROMULUS twaalf Gieren , en aanILEMUS fes opdeeden. Andere verzekeren ,dat REMUS deze Vogels indedaad gezienhad , maar dat ROMULUS zulks valfchelykvoorgaf: of; dat de laatfte zyne twaalf toeneerst zag , wanneer REMUS weder by hemkwam. Ondertusfchen is dit verhaal dégrond ^ waarom de Romeinen nog heden,in het waarzeggen uit de tekenen der Vogelen, vooral op de Gieren acht geeven.Ook verhaalt HERODORUS dé Pontiër , datHERCULES zelf, wanneer hy dé een' of anderezaak ftond te onderneemen, zeer in zyhfchik was, indien hem een Gier verfcheen(v). — Indedaad, de GIER is de onfchul-dig-(_x) Andere leezen hier Rtmorium uit deHandfchriften.Zie FESTUS in de woorden Remurinus agir, enwat daar op is aangetekend. ,(y) PLUTARCHUS is omtrent dit ftuk zo naaüwkeurig,om dat de Gier by de Grieken tot de Aves augura~les, of voorwikkende Vogels, niet behoorde.


V A N R O M U L U S . 193digfte , en min fchadelykfle van alle Vogelen, om dat hy niets aantast van het geende menfchen zaaijen, planten of voeden ;maar leeft van doode Lichaamen. Niets ,daar leven in is, doodt hy, of verderft het;zelfs raakt hy niet aan doode Vogels, omdat zy tot zyn foort behooren. De Arend,in tegendeel, en de Nachtuil, en de Haviktasten hun eigen foort, ook levendig, aan,en verdelgen het. Hoe kan nu , om met/ESCHYLUS te fpreeken;„ Hoe kan een Vogel, die zyn eigen foort verflindt,Of heilig zyn, of ons het nakend lot voorfpellen ?"Men voege hier by, dat de andere vogelsons dagelyksch , om zo te fpreeken , vooroogen zweeven, en zich overal verwonen;terwyl de Gier, in tegendeel, een zeldzaamverfchynzel is. Ook zal men deszelfs nesten jongen niet lichtelyk aantreffen (z).Voorts hebben zommige nog, hoewel teonrecht, gegist, dat de Gier een Trekvogelzy , die van elders uit een vreemd Landherwaarts over koome , dewyl men hem zozelden, en geen' langen tyd achter een , tezien krygt. Nu leezen zy, die zich op deVoorzegkunde verllaan , dat het geen nietvol-(2) Hieromtrent kan vergeleeken worden met onzenSchryver, PLINIUS Nat. Hifi. X. B. 6 H.I. DEEL. N


194 H E T LEVENvolgens de Natuur, noch van zeiven gefchiedt,aan eene goddelyke Befchikkingemoet worden toegekend.REMUS , het bedrog ontdekt hebbende,was daar over zeer misnoegd: en wanneerROMULUS een aanvang met bouwen gemaakt,en de graft gegraaven had, waarmede hyden Stadsmuur omringen zoude, ftak REMUSnu eens den fpot met het werk; dan wederbragt hy 'er zelfs verhindering aan toe; totdat hy 'er, eindelyk, uit veraehtinge, overheên fprong : waarover hy, zo eenige willen, door ROMULUS zeiven werdt afgemaakt: andere zeggen , dat zulks gefchiedzy door CELER , een' vriend van ROMULUS(7/). In het gevecht, dat toen voorviel ,fneuvelden insgelyks FAUSTULUS en PLISTI-NUS welke laatlïe een Broeder zou geweestzyn van FAUSTULUS , die met hemROMULUS en REMUS zoude hebben opgevoed,CELER nam , hierop , de wyk naarHetrurie ; en van hem worden zy, die fnelen vaardig zyn, by de Romeinen CELERESgenaamd. Ook kreeg QUINTUS METELLUS ,als(a) Vergelyk omtrent dezen CELER OVIDIUS Fast.IV B v. 837. enz.(5) Dewyl dit geen Romeinfche naam is, valt hetlichteiyk te vermoeden, dat de rechte lezing hier ver.donkerd zy.


V A N ROMULUS. 195als hy, na het overlyden zyns Vaders, binnenden tyd van weinige dagen een ftrydfpelvan Zwaardvechters in gereedheid hadgebragt, en men zich verwonderde overden fpoed, waar mede alles vervaardigdwas, hiervandaan den toenaam van CELER (C).ROMULUS , na dat hy REMUS en hen,door welke zy beide waren opgevoed, begraavenhad in de plaats REMONIA gehee- 0ten, zettede het bouwen der nieuwe Stadvoort , eenige Lieden ontbooden hebbendeuit Hetrurië (d), welke, even als in eenegeheimzinnige Plegtigheid van inwyding' ,de heilige Gebruikelykheden en Voorfchriftenvan ftuk tot ftuk zouden uitvoeren enaanduiden. Vooreerst dan werdt 'er eenKuil gegraaven in het ronde om het coMi"TIUM heen (zo als men het thans noemt),en(V) Onze Schryver herhaalt dit zelfde geval in hetleven van CORIOLANUS, I D. bl. 218. E. Men ziet 'eruit, hoe zeer het Romeinfche Volk op deze Spelen verzotware , en wat men te doen had, om zich by hetzelve aangenaam te maaken. Vergelyk nog het levenvan COKIOLANUS , aan het einde.(d) De oude Hetruriérs, of Toscanen, waren zeergeoeffend in de kunst van Voorzeggen, en alle heiligeCeremoniën, of Godsdienltige Gebruiken. In dezelve^werden zy het eerst onderweezen door TAGES, die zelfhierin een Leerling was van MERCURIUS. Zie van herröOVIDIUS Herfch. XV 13. v. 553 en volgende. Fr. FtrUN a


ioet H E T L E V E Nen in denzelven werden gelegd de Eerltelingenvan alles, wat by den menfchen hetzy volgens de burgerlyke wet als goed,of volgens de natuurwet als noodzaakelykwordt gebruikt. Waarna elk een kleinenbrok aarde aanbragt uit het Land, van waarhy gekomen was, en dien wierp men op alhet overige : waarna, eindelyk , alles onder«een gemengd werdt. Dezen Kuil noemenzy, even gelyk den Hemel , MUNDUS (eXVervolgens befchreeven zy de Stad, niet andersdan een' Cirkel om zyn middenpunt(ƒ). De Stichter zelf pleeg voorts een koperenploegyzer aan den ploeg te doen ;dan voor denzelven een' Stier en Koe tefpannen, en, zelf den ploeg dryvende, eenediepe Voore om de afgetekende plaats temaaken : terwyl zy, die hem volgen , allede kluiten, welke het kouter opwerpt, zorgvuldigmoeten opneemen en binnen dencirkel werpen , wel degelyk toeziende , dat"er niet eene buitenwaarts blyve liggen (g).En(e) Kwalyk in de Fr. Fert. du mérae nom que rU.riivers.(f) Het middenpunt, of Centrum, was hier de uitgegraavenKuil; en de in het rond opgeploegde Voorebeantwoordde aan den Omtrek, of Cirkel.(g) Het valt zeer bezwaarlyk te gelooven, dat alledeze Geheimzinnige Ceremoniën by de Bouwinge vanRome zouden in acht genomen zyn. Veeleer fchynerlZ7


V A N R O M U L U S . 197En dit fpoor duidt by hen aan het begripvan den muur, en wat achter , of na denMuur is, noemen zy, by zamentrekking',POMERIUM (h\ Ter plaatze, waar zy bepaaldhebben, dat eene Poort in den muurzyn zal, neemen zy het ploegyzer weg,beuren 'er den ploeg over heên , en laatendus eene plek ondoorfneeden. Hiervandaanis de geheele Muur by hen heilig, de Poortenallcenlyk uitgezonderd. Want zo menook de Poorten voor geheiligd hicldt, zouhet bezwaarlyk zyn de noodzaakelyke dingen, en zulke die onrein zyn, zonder kwetzingvan den Godsdienst, daar door in telaaten, of uit tc voeren.Het wordt voor eene uitgemaakte zaakgehouden , dat de bouwing van Rome aanvangnam cp den XXI van Grasmaand (i\Ookzy van laatere uitvinding' en toegepast te zyn op devolgende Lotgevallen der Stad,(h) Of Pomcerium , in plaats van Postmurium, betekenendeiets, dat achter den Muur is, of na den Muurvolgt. Te vergeefsch heeft men eenen anderen finaan de woorden van PLUTARCHUS willen geeven.(i) Zeer wel koomen de Gevoelens overeen omtrentden DAG: om dat naamelyk de Gedachtenis van hetgebeurde door een jaarlyksch Feest bewaard bleef.Anders is het met het JAAR der Bouwinge van Romegeleegen. VARRO, door PLUTARCHUS gevolgd, noemt;het derde Jaar van de Vide Olympiade, DIONYSIUS Ha-


i 98 H E T L E V E NOok vieren de Romeinen dezen dag plechtiglykals den Verjaardag des begins van hunGemeenebest. Men wil, dat zy voorheênniets op denzelven offerden, dat leven had,oordeelende het betaamelyk , dat het Feestder Bouwing van hunne Stad zuiver bewaardwerde zonder met bloed bevlekt te worden.'Er werdt echter ook , nog voor de {lichtingvan Rome, zeker herderlyk Landfeestop even denzeifden dag gevierd, het welkzy de PALILIA noemden (F). De Nieuwemaanen, of eerlte dagen der Maanden vande Romeinen hebben tegenswoordig geheelgeene overeenkomst met de Griekfchen. Menverzekert, evenwel, dat die dag, op welkenROMULUS met het bouwen zyner ftad eenenaanvang maakte, juist dezelfde was, welkende Grieken TPIAKAZ noemen, dat is, dendertigften (Ij, en dat 'er op dien dag eeneSonslicarnmet anderen, het ter ft e Jaar van de Vilde Olym»piade. (I B. bl 78.) Deze en andere Gevoelens, metderzei ver Voorftanders, kan men onder anderen opgenoemdvinden by Pitifcus Lex. Am. V. Roma. en inde Memoires Literaires der Academie van Paryr, Tom.HL P. 54-(k) Om dat het een Feest was ter eere van de Land»Godinne PALES. Zie van hetzelve Ovid. Faft. IV. 721volg. Proper!. IV. 4. 71. SERVIÜS over de Georg;van Virgil. III B. v. 1.(J) De eerfte Dag der maand (by de Romeinen de


V A N R O M U L U S . 199Zonsverduiftering voorviel , (welke menmeent dat ook gezien zoude zyn van ANTT-MACIIUS van Teos f7»), den Heldendichter)in het derde Jaar van de fesde OLYMPIADE.Ten tyde van VAR.RO den Wysgeer, eenMan, die zich in de Gefchiedenisfen ongemeenKakndct genoemd) heette by de Grieken Nau^ijnas,of de Nieuwe Maan. Voorts deelden de Griekenhunne Maanden af in drie deelen , ieder van tien Dagen;en hier van heette de twintig/ie Dag e/icar, dedertigfle T$i*xóf. Ondertusfchen is deze plaats eenigzinsduister ; vooral omdat de naam der GriekfcheMaand verzweegen wordt. De mening is , dat deGriekfche en Romeinfche Maanden wel niet gelykelykaanvingen; maar dat, by overbrenging, de 21 April,of XI Kalend. Maii, by de Romeinen, overeenkwammet den 30 der bedoelde Griekfche Maand ; d. i.waarfchynelyk Thargelion.(m) De Heldendichter AMTCIACHUS , geboortig vanTeos , in klein Afie , moet niet verward worden metANTIMACHUS van Colophon, gelyk hier verkeerdelyk gefchiedis door den Heer DACIER. Zie FABR CIUS Bib!.Gr. I D. bl. 570. De Teler leefde omtrent de VideOlympiade. Die van COLOPHON eerst omtrent deXCHIfte. Deze laatfte wordt met naame aangehaalddoor onzen PLUTARCHUS II D. bl. 513. Beide haddenzeer veele Dichtftukken vervaardigd: waaronderuitmuntte de THEBAÏDE, een Heldendicht van ANTIMA-CHUS van Teos, die daarom hier by uitnemenheid deHeldendichter genoemd wordt. Van de Antimachi.fche Fragmenten, alle toegekend aan ANTUHCnus vanColophon, is onlangs de verzameling ondernomen doorC. Ai c. SCHELLENBERG , Hala; Sax. 1786. 8vo.N 4


200 H E T L E V E Nmeen geoeffend, en van alle Romeinen daarover het meest geleezen had, leefde 'er teRome een zeker bekende van VARRO («),TARUTIUS geheeten , die , behalven dat hyeen Wysgeer en goed Wiskundige was, zichook , befpiegelingshalve , had toegelegd opde Wetenfchap der Geflacht-rekenkundigeTafel , en geacht werdt daarin uit te munten(o). Aan dezen Helde VARRO voor dendag, en het uur der Geboorte van ROMULUSop te fpooren, na dat hy zoude verzameld,en onderling vergeleeken hebben alle de Be-dry-(») M. TERHNTKJS VARRO , een Tydgenoot van CICE­RO, verkreeg den grootfcüen eertitel, dat hy de Ce-Iterdfte alle;- Romeinen was. Het getuigenis van PLU­TARCHUS bekrachtigt dien. TARUTIUS , hier bedoeld,was L. TARUTIUS FIRMANUS , een gemeenzaam Vriendvan VAP.RO en CICERO , en die zich vcornamelyk opde Oofterfche, of Chaldeefche Sterrekunde had toegelegd.Men vindt, hem aangaande, eene aanmerkelykeplaats by CICERO de Divinat. II B. 47 H. „ L. quidemTarutius Firmanus , familiaris tioster , in„ primis Chaldaïcis rationibus eruditus, Urbis etiam„ nostra natalem diem repetebat ab iis Palilibus,,, quibus eam a Romulo conditam accepimus ; Ro-,, maniq. in jugo quum esfet Liwa . natam esfe dicebat,nee eius fata canere dubitabat.'" Wy oordeeldendeze woorden , welke PLUTARCHUS zo zeerophelderen, hier by te moeteu voegen.(0) Met andere woorden: Hy hadt zich toegelegdop het trekken van Horoscopen,


V A N R O M U L U S . soldryven , welke van hem verhaald worden,op gelyke wyze, als men te werk gaat methet oplosfen van wiskundige Voordellen.Hy oordeelde toch, dat, indien men, volgenseene zekere Wetenichap , uit het gegeeventydltip der Geboorte de Levensgevallenvoorzeggen kon; men ook aldus, uit degegeevene Levensgevallen den juilten tydder Geboorte moest kunnen nafpooren (p\TARUTIUS voldeed aan VARRO'S voordel; enna dat hy de Lotgevallen en Bedryven vanROMULUS had overzien; ook zynen Levenstyden de wyze van zyn' Dood met alles,wat daar toe behoorde, onderling vcrgeleeken; deed hy , met zeer vast vertrouwenen de grootde doutmoedigheid, deze uitfpraak:Dat ROMULUS van zyne Moeder ontvangenwas in het eerde Jaar der tweedeOlympiade , op den drie-en-twintigden dermaand by de iEgyptenaaren CIIOEAK geheeten,ten drie uuren, wanneer de Son eenevolflagene Verduideringe onderging. Dat hyter wereld gebragt werdt den eenentwintigdender maand THOTII , met Sonnenopgang.Dat hy Rome begon te bouwen opden(p) Dit is ontwyffelbaar. Indien de Sterrekunde heteen vermogt, zou zy ook het ander vermogen. Maarbeide deze dingen zyn haar evenzeer oninogtlyk. enz.Fr. Fert.N 5


102 H E T L E V E Nden negenden der maand PHARMOUTHItusfchen twee en drie uuren. Want menlaat zich voorftaan , dat de Fortuin eenerftad, even gelyk die van een mensch, verbondenis aan een zeker bepaald punt destyds , het welk uit het geboorte-uur, of begin, met. den ftand der Sterren op dat oogenblikvergeleeken, moet beoordeeld worden.Deze en zoortgelyke vernaaien onzenLezer voorkoomende zullen hem, misfchien,daar zy dus vreemd en zeldzaam luiden ,veelmeer uitlokken, d ltn zy door hunne beuzelachtigheidverveelen zullen.De ftad volbouwd zynde verdeelde hy,allereerst, al wat de Wapens voeren kon,in Krygsbenden. Elke Bende was van DrieduizendVoetknechten en Driehonderd Ruiters, en kreeg den naam van LEGIO , ofLEGIOEN , om dat alle die gene , welke totden Krygsdienst bekwaam waren, uit het geheeleVolk werden UITGELEEZEN (V). Van deoverige maakte hy zyn Volk (V). En datVolk kreeg den naam van POPULUS. Uit hetzelveftelde hy Honderd van de aanzienelykften(g) Van deze vEgyptifche Maanden wordt Choeakgelyk gefield met December; Thoth met September,en Pharmouthi met April.(r) Legere betekent leezen, uitleezen.(O d. i. Zyne Burgerye.


V A N R O M U L U S . 203ften aan tot Raadsheeren. Deze alle werdendoor hem PATRICII genoemd, en hunne VergaderingSENATUS. Het woord SENATUS betekentjuist dat gene, wat in het Griekschis rEPOTZlA (0- D a t d e R^dsheeren PA­TRICII geheeten werden (#) had, volgens eenigen,deze reden, dat zy Vaders waren vanvry geboorene Kinders. Of, volgens anderen, liever; dat zy zelve hunne Vaders kondenaantoonen , het welk met de meesren,die het eerst in dezen nieuwen Staat warenzaamgefchoold , geenszins het geval was.Andere leiden de benaaminge af van hetPATROCINIUM : want zo noemde men weleeren nog hedendaags het PATROON- of Vooritanderfchap(V): en men gelooft, dat zekerPATRON , zynde een van die geenen ,welke met EUANDER in Italië waren aangeland, een man lleeds gereed zyne zorgenen byitand aan den minvermogenden te befteeden, zynen naam daar aan geleend enachtergelaaten hebbe. Dan men zal der waarfchynelykheidhet naast koomen , als mendenkt,(/) Beide Woorden betekenen eene Vergadering vande Oudften des Volks.(») Dit is min naauwkeurig uitgedrukt: want deRaadsheereu zelve waren PATRES, en hun Geflacht enAfftammelingen PATRICII, Raadsheerlyke.(V) De Befcherming van een magtiger Burger aan eenengeringeren verleend.


.ïo-4 H E T L E V E Ndenkt, dat ROMULUS ben dus genoemd hebbe, om dat hy van oordeel was , dat deVermogende en Aanzienelyke met eene Vaderlyketoegenegenheid en bezorgdheid deGeringeren behoorden gade teflaan: ter zeivertyd de Geringeren leerende, dat zy deGrooten niet flaafachtig vreezen moesten,noch hun ook hunne eere en aanzien benyden: dat zy hun veeleer alle genegenheidtoedraagen, hen voor hunne VADERS houdenen met dien naam begroeten moesten. Derhalvenworden zy, die tot den RoomfchenRaad behooren, in de Wingewesten wel vande Ingezetenen VELDHEEREN (V) geheeten;maar de Romeinen zelve noemen hen , noghedendaags, VADERS, en gebruiken dus een'naam, welke het minst van allen pleeg benydte worden, terwyl'er, tevens, de hoogftewaardigheid en eere aan verknogt is.In het eerst werden de Raadsheeren eenvoudigVADERS genoemd: naderhand BE-SCHREEVEN VADERS , wanneer naamelyk eengrooter aantal by de voorigen gevoegd was.En(«0 PIOTARCHÜS gebruikt hier het woord 'üytytm,(of «Vf >'yijAw) dat ook gebezigd wordt HandelXXIII, 26. Men kan het brengen, in het gemeen,tot alle Romeinfche Overheden in de Wingewesten'vooral de Imperatnes, Proconfules, Pra/ides, Pronu'ratores.


V A N R O M U L U S . 205•En deze eerwaardige naam was het dan,waar door ROMULUS de Raadsheerlyke ordevan den Volkftand afzonderde. Maar, daarenboven, onderfcheidde hy de Aanzicnclykenook nog van het Gemeen , door deeerstgemelde PATROONEN , dat is Voorftanders; en de laatfte CLIËNTEN te noemen ,dat is Opwachters , of GedienlHgen (.v)-En hier door vestigde hy tusfchen hen, vanwederzyden, eene verwonderenswaardige Genegenheid; daar de gewichtigfte Rechteninsgelyks uit hervoort fprooten. Want dePATROONEN verklaarden aan deze hunne Befchermelingende Wetten, en verdeedigdenhen in de Vierfchaaren : ook lieten zy hun,noch hun raad , noch toeverzicht in eenigding ontbreeken. Aan de andere zyde maakten(#) Het woord Cliens was gevormd uit Colens;van Colere , eeren , eerbiedigen, opwachten. Wyvoegen hier, als zeer gepast, by het zeggen van 1:0-RATIUS, Briev. II B. 1 G. v. 103.Roma; dulce diu fuit, et follemne reclufaMane domo vigilare, Clienti promere jura.De Cliënten waren de Schare, die de Wetten nietwisten. Ook weet men, hoe gebrekkig, hoe duisteren onzeker de Wetten in de eerlte tyden te Rome waren,en dat de Edelen dezelve, en de kennis daarvanzorgvuldig onder zich behielden.


soó" H E T LEVENten de CLIËNTEN hunne vlytige opwachtingöby de Patroonen, en vereerden dezelve nietalleen op alle wyzen; maar gaven ook, wanneerdeze behoeftig waren, mede tot denBruidfchat, om hunne Dogters uit te huwelyken.Zelfs droegen zy aandeel in debetaalinge hunner fchulden. Geene Wet,geene Overheid was 'er, die den PATROONtegen zynen CLIËNT , of den CLIËNT tegenzynen PATROON kon doen getuigen. Ookzyn deze wederzydfche Rechten zederd inftand gebleeven; dit alleen uitgezonderd, datmen het, in laater tyd, laag en fchandelykrekende , dat Vermogende van hunne Minderengeld ontvangen zouden. En dit washet , het" geen wy hieromtrent te zeggenhadden (y).In de vierde maand na de Bouwing' beftondmen , volgens het verhaal van FABIUS(s), den Vrouwenroof. Men vindt 'er, dieverzekeren, dat ROMULUS zelf de eerlte aanleggervan dit geweld tegen de Sabynen geweestzy ; om dat hy uit den aart tot kryggenegen was, en ook, in gevolge van zekere()•) Deze Inftelling van Befchermheeren en Opwachterswas reeds lange voor de .tyden van ROMULUS bekendin andere ataaten van Italië; als ook in Griekenland;fchoon met onderfcheid.(z) Verlla FABIUS PICTOR, van wien zie boven.


V A N R O M U L U S . 207re Voorfpellingen , zich overtuigd hielde,dat het ROME'S noodlot ware, te midden vanveelvuldige Oorlogen opgekweekt en toegenoomen,in het eind zeer groot en machtigte worden. Dat hy zich daarom niet vanveele , maar van Hechts dertig Maagdenmeester maakte , dewyl het hem meer omOorlog, dan Huwelyken te doen was. Maardit gevoelen heeft geenen fchyn. ROMULUSzag zyne Stad, als op een oogenblik, vervuldvan Bewooners, van welke maar weinigeVrouwen by zich hadden. Het grootlïedeel was een berooide hoop , van duiftereherkomst, en uit dien hoofde veracht, 'tWas geenszins te verwachten , dat deze Menigteop zulk een' voet lang by eikanderenblyven zoude. Hy hoopte des , dat het gepleegdüngelyk zelf, eemger maate, aanleiding'geeven zou tot onderlinge Vermaagfchappingen Gemeenfchap met de Sabynen, wanneer men de Vrouwen maar eersttot Gyzelaars (a) bekoomen had. Hy on-•derging dan het werk op deze manier.Eerst(a) Wy hebben hier plaats gegeeven aan de verbetering,welke de Engelfche Uitgever, de Heer BÜYANE,in den Text gemaakt heeft, leezende 'O ju>jp£u«'# lUÉwïir,tot Cyzelaars gemaakt hebbende; in plaats van ijp.rotjAivoif, bevrediga hebbende ; welk laatiie hier geen*bekwaamen fin oplevert.


20S <strong>HET</strong> L E V E NEerst werdt 'er een Gerucht door hem veF :fpreid , als of hy het Altaar van zekerenGod onder de aarde verborgen gevondenhad. Men noemde dezen God CONSUS ;het zy dan , om dat men het geeven vanRAAD aan hem toefchreef; want RAAD heet,ook nu nog, CONSILIUM, en de BurgemeesterswordenCONSULES genoemd , als 't ware,om dat zy de eerlte'in den RAAD zyn:of dat men 'er den NEPTUNUS EQUESTRIS(F) voor te houden hebbe. Dit Altaartoch wordt in de groote Renbaan (c) bewaard: alwaar het echter den meesten tydvoor niemand te zien is, wordende alleenmaar ontdekt, en te voorfchyn gebragt,wan-(b) Equus betekent een Paard, NÏPTUNUS droeg,,onder anderen, den bynaatn van EQUESTRIS , om dathet opzicht over de kunst van het Paarderyden aanhem werdt toegekend, en hy de menfchen daar eerstin onderweezen had. Z. PAUSANIAS bl. 577. VJRGIL.Georg. 1 , 12. en ald. SEUVJUS. In deze betrekkingwerdt hy ook te Rome geëerd. Z. FESTUS in hetwoord HIPPIUS.(c) Van de groote Renbaan is voorheén gefproo.ken. De reden dat het Altaar van CONSUS daarin verborgenen bewaard werdt, was , om dat ook deTempel zelf van deze Godheid onder de Renbaanwas. Z. u. CUPERUS in Harpocrate bl. 27. DezeÜSgyptifche God KARPOCRATES Hond over de ftilzwygenthcid,gelyk CONSUS over de geheimen ; waarommengist, dat het dezelfde Godheid was.


V A N R O M U L U S . 200wanneer 'er wedloopen met Paarden gehoudenworden. Andere geeven 'er dezereden van, dat, aangezien de Raadflagendoorgaans geheim en onbekend moetenzyn, het zeer veel eigenfchap heeft , dathet Altaar , aan dezen God geheiligd , onderde Aarde bedekt gehouden worde (d).Wanneer dit Gerucht nu genoeg verbreidwas , kondigde hy opentlyk aan , dat hy,van wegen deze ontdekkinge , een openbaaren luisterryk Feest vieren zou, waaropprachtige Offerhanden en Strydfpelen zoudenplaats vinden (e). Eene menigte Menfchenvloeiden hierop van alle kanten t'zamen.Hy zelf zat met de voornaamflertvooraan , uitgedost irt een purperen Tabbaart.Het teken van den rechten tyd omte beginnen was , dat hy opftaan , zynenTabbaart in een plooijen, en aanftonds wederuitfchudden zoude (ƒ). De menigte "dan, hunne zwaarden in gereedheid hebbende,(d) DJ naam Confui daalt af van Condére , d. i.verbergen , bedekken.(e) Dit Feest, de Confualia genoemd, werdt ook,zedert, altyd te Rome gevierd op den XV11I Augustus,of XV Kal. Sept. gelyk de Romeinen fpraaken.(f) Het laaten vallen van een Kleed, of Doek iseen der bekendfte Signalen, of Seinen. Men heeftkier doorgaans niet begreepen wst PLUTARCHUS wilde,*O


2ÏO <strong>HET</strong> LEVENde, Helden het oog op hem gevestigd, ennaauwlyks gaf hy het teken, of zy vielenaan met uitgetoogene zwaarden, onder eengroot gekrysch , cn roofden de Maagdender Sabynen (g) : maar de Mannen , diezich op de vlucht begaven, lieten zy ontkoomen.Zommige zeggen , dat 'er maarXXX geroofd zouden zyn, van welke mende CUR.EE , of Wyken hebbe af te leidenQtX VALERIUS ANTIAS telt DXXVII (7).JUBA (£) DCLXXXIÏI, alle Maagden: hetwelk(g) Uir het vervolg blykt klaar'yk, dat het niet aileende Dogters der Sabynen, maar ook van andereNabuuren waren, die geroofd werden.(//) Men zou zeggen , dat hy LIVIUS op het ooghad , die hier van onderfcbeidelyk het volgende verhaaltI. B, 13 H. ,, Itaque cum popttlum IN CURIASTRIGINTA dividepet [ROMULUS] nomina EAI>UJI [Sabinarumraptarum] Curiis impofuit."(7) Q. V.ILERIÜS ANTIAS had Jaarboeken der RorneinfcheGefchiedenisfen gefchreeven , welke verborenzyn geraakt. Men zal dezen Schryver ook beneden, in het leven van NU.MA , vinden aangehaald.(k) Deze JUBA , dikwerf in de Schriften van PLU­TARCHUS aangehaald, was de eigen Zoon van den beroemdenJUBA , Koning van Mauritanië. Nog eenkindzynde verzelde hy een Zegepraal van OESAR,met ketenen belaaden. Maar de Gevangenis was zyngeluk. Te Rome opgevoed , en in de Latynfche.Taaie onderweezen werdt hy een doorgeleerd en beroemdHiftoriefchryver. Z. onzen PLUTARCH. I D.bl- 733» die blykbaar veel werks van zyne Schrifteamaakte.


V A N ROMULUS. auwelk de voornaamfte verfchoninge 'voorROMULUS oplevert. Want daar zy geene gehirvdeVrouwen roofden , uitgezeid alleenHERSILIA ; (welke hen naderhand wederomzou bevredigen) toonden zy den Roof nieeondernomen te hebben uit Wellust, of Gewelddadigheid,maar te bedoelen de beideVolkeren onderling te vermaagfchappen, endoor de engfle verbintenis , welke ondermenfjhen plaats heeft, zaam te voegen. —'Er zyn , die verhaalen , dat deze HERSILIAde Vrouw werdt van HOSTILIUS , een zeeraanzienlyk Man onder de Romeinen; volgensanderen trouwde ROMULUS zelf aan haar,en kreeg 'er kinderen by, eene Dogter,PRIMA genoemd, om dat zy de EERSTE wasin rang van geboorte, cn nog een' eenigenZoon, dien hy zelf AOLLIUS noemde, (metZinfpeling op de MENIGTE door hem vergaderden tot een' Burgeritaat gevormd (/):)maar die in het vervolg den naam kreegvan ABILLIUS. Dit alles verhaalt ZENODO-TUS van Troezen, die echter veelen gevondenheeft, welke hem hierin tegen fpraken(?«).(On-(/; AOAAH2 is een oud Grieksch woord, byHOMf RUS voorkoomende: het wordt gebruikt van eet?dikken Drom ; van eene talryke by een vergaderdeMenigte(m) Deze ZENOBOTUS de Trcezenië'r wordt ookO 2**a«•\


als <strong>HET</strong> LEVENOnder die gene, welke de Maagden roofden, zegt men, dat op dien tyd zich bevondeneenige van het geringde foort, metzich voerende eene jonge Dogter van uitnemendefchoonheid , en ryzigheid van geftalte.Dezen kwamen te gemoet eenigeder Voornaamften, en wilden hun de Maagdafhandig maaken; maar zy riepen luidkeels,dat zy ze wegvoerden, om haar aan te biedenaan TALASSIUS ; een braaf en by elkwelgeacht Jongeling. Op het hoorenvan dezen naam volgde een algemeen gejuichen handgeklap ; zelfs gingen zommige.in plaats van hunnen voorgenoomen'weg te vervolgen , met hun te rug, dennaam van TALASSIUS, uit toegenegenheid envreugde, dikwerf met luid gefchal herhaalende.Waarvandaan de Romeinen by deBruilofts-feesten nog hedendaags TALASSIUSzingen , even gelyk de Grieken IIYMEN^US(n). Want men voegt 'er by, dat het TA-LASaangehaaldvan DIONYSIUS van Halicarnasfus, en SOLI-NUS ; hy had de Gefchiedenisfen van Umbria , eenLandfchap van Italië, het Vaderland van den DichterPROPERTIUS , befchreeven.(n) Vergelyk het leven van FOMPEJUS, I Deel, bl.620 aan het einde, LIVIUS I. B. 9 H. alwaarmen, na genoeg, het zelfde verhaal aantreft, SERVIU»op de lfte Mn. v. 655. enz. De naam zelfwordt verfchillend gefchreeven, als TALASSIO, TALASsvs,


V A N R O M U L U S . 213fcASSius met deze Vrouwe by uitflekendheidwel ging. Evenwel plag SEXTIUS SYLLA , deCarthaginienfer (V), een Man even zeerdoor de Zanggodinnen , als Bevallighedenbegunftigd, ons te zeggen, dat dit hetwoord ware door ROMULUS tot een tekenvan den Roof gegeeven. Alle dan, die deMaagden wegvoerden , riepen luidkeels TA-UASSIUS. En hier van daan bleef dit, ver.volgens, by de Bruiloften in gebruik. Doghet gemeen gevoelen , ook omhelsd doorJUBA, fielt vast, dat het is een geroep vanaanfpooring' tot werkzaamheid, en <strong>HET</strong> SPIN^NEN , by ons TAAASIA ([p). Want deGriekfche woorden waren toen nog nietmet de Icaliaanfche vermengd. By aidiennu dit niet zonder grond verzekerdwordt, en de Romeinen het woord TAAA-2IA toen, gelyk wy nu, gebruikten , zouietvs,en TALASIUS; en zulks ingevolge der onderfchellicneGevoelens en Afleidingen hier by PLUTARCHUSvermeld.(0) Deze was een Tydgenoot en Bekende van PLU­TARCHUS. De Geleerden waren by ouds gewoon elkanderenVraagen omtrent duiftere 9Zaaken voor teftellen.Dit is het gevoelen van VARRO by FESTUS, inhet w. Talasjio. ,, TALASSIO in Nuptiis fignum ejlLANIFICII, & rell. verg. PLUTARCH. zeiven II D.bladz,271. E.O 3


ai4 H E T L E V E Niemand nog voor die benoeminge eene andere, en meer waarfchynelyke reden konnengisfen. Want na dat de Sabynen tegen deRomeinen geoorlogd hadden , en wederommet hun bevredigd waren , werdt 'er omtrentde Vrouwen een verdrag gemaakt,dat zy den JVLnnen in generley ander werkdienstbaar zouden zyn , ten zy dan in hetgeen tot de TAAASIA behoorde (cf). Hetbleef, derhalven, zedert eene gewoonte byde geenen, welke vervolgens huwden, daten zy, die ze uithuwelykten, en zy, die zevergezelden , ook alle , die tegenwoordigwaren, al fchertzende overluid TALASIUS riepen, willende aanduiden , als of de Vi$uwtot geen ander werk getrouwd werdt, dantot de TALASIA. Ook houdt het nog hedendaagschHand , dat de Bruid zelve nietvan zelfs over den drempel in het huis treede,maar opgelicht, en 'er dus ingedraagenworde , en niet zelve 'er in gaa ; om datzy, die toen geweldigerhand gefchaakt werden, ook aldus werden opgebeurd (V).Vol-(tT) Tot de TALASTA , of het Spinwerk, behoordeniet alleen het Spinnen der Wolle, maar ook het vervaardigenvan Klederen voor Echtgenoot, Kinderenen Naastbellaanden.(r) Verg. onzen Schryver in de Rom. Frsagen,Vr. 29,


V A N ROMULUS. aisVolgens eenigen zou ook her Gebruik vanher. Hak der Bruid met een fpiesje (0 van«en te fcheiden, een Zinnebeeld zyn dat deeerfte Ecfitverbintenisfen al vechtende, enmet de Wapenen in de hand gemaakt waren.Van welke gewoonte wy breeder gehandeldhebben in de Vraagen. DeMaagdenroof werdt begaan op den XVIildag der Maand, welke toen SEXTILIS (V),maar nu AUGUSTUS heet, op welken hetFeest, de CONSUALIA genoemd, door hengevierd wordt.De Sabynen waren een talryk en krygshaftigVolk; woonden in onbemuurde Vlekken,°cn hadden geen ongelyk het hart hoogtc draagen, en voor niemand te vreezen,daar zy eene Volkplantinge waren der Lacedsmoniërs.Niet te min ziende, dat menhunne waardfte Panden als Gyzelaars in handenhad , en zorgende voor hunne Dogcers,vaardigden zy Gezanten af naar ROMU­LUS, die hem billyke en zeer gemaatigdeeisfehen hadden voor te liaan: „ Dat hyde jonge Dogtcrs te rug geeven zoude, enna(s) Dit Spiesje werdt de Hafta ccelibaris genoemd.Zie de aangehaalde Rom. Vraagen, Vr. 86. Ovid. Fait.II B. v. 559. en Feftus in Ceelibari kafta.(t) Om dat Zy de Sesde was van het oude Jaar derRomeinen, dat met Maart een aanvang nam.O 4


2l6 H E T L E V E Nna dezen ophouden geweld te pleegen 3ook liever langs den weg van overreding',en op eene wettige wyze in het vervolgvoor zyn Volk de Vriendfchap en Gemeenfchapmet anderen zoeken."- Als nu ROMU­LUS weigerde de Maagden te rug te geeven,de Sabynen in tegendeel aanfpoorende, datzy zich het Zwagerfchap met de zynen wilrden laaten welgevallen, bleeven de overigeLandfchappen achterlyk , den tyd met beraadllaanen uitrusten flytende: maar ACRON,Koning der Ceninenfen, een itoutmoedig manen geoeffend in zaaken van oorloge, wiendeze eerde ondernemingen van ROMULUSzeer verdacht voorkwamen, en die meendete befpeuren, dat hy, door het gebeurdeomtrent de Vrouwehroof, reeds de fchrikvan alle zyne Nabuuren geworden was, enbegreep, dat hy onverdragelyk worden zou,indien men hem niet beteugelde ; maaktehet eerst een begin aan den kryg, en trokmet eene groote magt op ROMULUS aan, enROMULUS op hem. Als zy nu in het gezichtgekoomen waren, en eikanderen meede oogen hadden afgemeeten, daagden zyzich onderling uit tot een tweegevecht, geduurende. het welk de wederzydfche Legersin volle flagorde zich Uil zouden houden («).Nu(*) Van diergelyke uitdagingen en Tweegevechten


T A N R O M U L U S . 17aNu deed ROMULUS eene gelofte aan JUPITER,dat, zo hy het geluk hebben mogt de overwinningete behaalen, en zynen Vyand neêrte leggen, hy deszelfs Wapenen plechtiglykwyden zoude, en ophangen in zynen Tempel.Ook behaalde hy, met 'er daad, deZege; ACRON werdt verflaagen, en zyn Leger, na dat men handgemeen gewordenwas, op de vlucht gejaagd. Voorts namROMULUS de Stad zelve in, doch liet aan dedaar in achtergelaatenen niets kwaads wedervaarcn.Alleen beval hy, dat zy hunne huizenzouden Hechten, en hem naar Romevolgen, om aldaar op een gelyken voet metde andere Romeinfche Burgers te leeven.Niets is 'er, voorzeker, dat Rome meer'heeft doen toeneemen , dan dit Gebruik,d.t zy de overwonnene Volkeren altyd totzich nam, en in den Staat inlyfde (V).ROMULUS , bedacht om zyne gedaane Geloftete voldoen op eene wyze, die te gelykaangenaam aan den God, en welgevalligzyn mogt voor het Volk om te aanfchouwen,lietzyn 'er menigvuldige Voorbeelden in de oude Gefehie.denisfen, ook in de H. Schrift, voorhanden.(v) Zeer gepast zyn hier, ter opheldering', de woordenvan CICERO in de Redenvoering voor Balbus, 13H. , i Ad exemplunt Creatoris Urbis r.unquam internmijfd eft largiti» & communicatio Civitatis."O 5


41 8<strong>HET</strong> L E V E Nliet het oog vallen op eene hooge Eike,die by de Legerplaats ftond; hieuw dezelveom verre; maakte ze bekwaam tot een TRO-P^UM O), of Zegeteken, en hechtte 'er allede Wapenen van ACRON, ftuk voor ftuk,in orde aan vast. Hy zelf omgordde zynkleed (V); drukte eene Lauwerkrans opzyn hoofd en los afhangende hairen; namhet TROP^UM op en plantte het over eindeop zyne rechter' fchouder. Dus trad hyvooruit eenen Zegezang aanheffende voorhet Leger, dat hem in volle Wapenrustingevolgde, cn zyne Burgery ontving hem metvreugde en bewondering. Deze ftatelykeOptocht was het begin, en gaf hetvoorat » Het Griekfche TPOriAION daalt af van eenWoord, dat betekent den rug doen wenden, op de vluchtdryven. Had men dit den Vyand gedaan, dan werdt'er een Zegeteken opgerecht, beftaande uit een paal,of Mam vaneen Boom, wiens takken waren afgeknot,en waar aan men de vyandelyke wapenen, byzonderdie der Legerhoofden, ophing. Met de naauwkeurigebefchryving van PLUTARCHUS kan vergeleeken wordendie van VIHGILIUS, in het begin van het Xlde B. der/Eneade.(x) Tw eV6?J« ff£p;e£a>V#7a, Hy fchortte zyn kleedop, en maakte het om de heupen vast, naar de gewoontevan die geene, welke eenig werk met fpoeden handigheid moesten of wilden verrichten, en zorgdendoor hunne Klederen gehinderd te worden. MenVergelyke hier by de Fr. Vert. „Après quoi vêtu d~unerobe de pourpre-" Hoe kwam de Man hier aan?


V A N R O M U L U S . 219voorbeeld aan de TRIOMFEN, welke, vervolgens,plaats hadden. Het TROP/EUM zelfwordt bellempeld met den naam van Schenkofferaan JUPITER FERETRIUS. TREFFEN heetby de Romeinen FERIRE; en ROMULUS bad,dat hy zynen Man mogt TREFFEN, en nedervellen.VARRO meent dat deze buit van uitgefchuddeWapenen fpolia opima(y) genoemdwordt, om dat de Romeinen den RykdomOPES heeten ; liever, en waarfchynelyker,denk ik, om het WERK, dat aan zulk bedryfvast is. Want WERK heet OPUS, en deWyding van deze SPOLIA OPIMA vindt nimmermeerplaats, dan wanneer een Veldheer,door het verdaan van een' anderen Veldheer,een WERK van de roemruchtigitc Dapperheidheeft uitgericht. Ook is dit maaraan(y) Eigentl. Vetten Buit; omdat hy in aanzien enluister allen anderen overtrof P(.UTA


220 H E T L E V E Naan DRIE Romeinfche Legerhoofden te beurtgevallen; als, in de eerlte plaats, aan RO­MULUS, na dat hy ACRON den Ceninenfer gedoodhad. Ten tweeden, aan CORNELIUScossus, na dat hy TOLUMNIUS denhad neergeveld: maar voor allen aanToscanerCLAU-DIUS MARCELLUS , na dat hy VIRIDOMARUSden Koning der Gallen overwonnen had vs}.cos-(z") Verg. de zo eren aangehaalde plaa s in het levenvan MARCEL LUS Het gewoon gevoelen, ook doorPLLTARCHUS omhelsd, was, dat niemand anders, daneen Opperhoofd, de fpolia opima behaalde door hetverflaan van den vyandlyken Veldheer Dan hier vanis eene uitzondering in CORNELIUS cossus, die ais Tribunusmilitum onder den Dictator mmiuvs diende.Hier over is in het breede gehandeld door den geleerdenPERIZONIUS in Animadv. Hift. VII H. waar heênwy den Lezer wyzen. Middelerwyl fcheenen ons ookde Aantekeningen van den Fr. Vert van dat gewigt,dat wy ze den Nederd. Lezer niet behoorden te pnthouden;„PLUTARCHUS volgt hier eene verkeerde Helling, welke rust op het getuigenis van TITUS HVIUS,dat echter zeer onzeker is, en waar in deze Historïefchryverzich zeiven tegenfpreekt. 't ls eene ui gemaaktezaak, dat, tot aan de tyden van LIVIUS, degeheele Oudheid heeft geloofd en geleerd, dat de/polia,(of buit) om opima te heeten, behaald moestenzyn op het Legerhoofd der Vyanden. Maar het wasgeenszins noodzaakelyk, dat hy, die ze behaalde, enmet eige hand den Vyandlyken Veldheer doodde, zelfhet opperbevel voerde. Niet alleen een Krygsbevelhebbervan minderen rang, maar ook een gemeen föjdaat,kon dezen b.uit behaalen, en denzelven aan Jupi-


V A N ROMULUS. aaicossus en MARCELLUS deeden beide, in eeneZegekoets met vier paarden befpannen, hunnepirer opofferen. Hit was het gevoelen van VARRO.Marcus Varro ait, zegt FESTUS , opima fpolia effe ,etiamfi manipularJs miles dêtraxerit; dummodo Duethottium. d i. VARRO fchrytt, dat ook een gemeenfoldaat fpolia opima behaalés-kan, indien hy maar denvyandlyken Veldoverften hebbe uitgefchud " De Wetzelve van NUMA bewyst dit ook ten klaarden; want 'er]ftaat: cuius aufpicio, clajfe procinüa, opima fpolia capiuntur.d. i. Hy, onder wiens opperbevel de fpoliaopima behaald worden, terwyl de vloot in flagorde gefchaardis." [Een ander kon, derhalven , dit doenbuiten den Veldheer.] Ook wordt (fit, hierenboven,nog bevestigd door de voorbeelden. Want het is eenezekerheid, dat juist deze CORNELIUS cossus, die TOLUM-NIUS, den Koning der Toscanen, verfloeg, geen hoogerrang had dan van tribunus militum, of Overfte,wanneer hy dezen vetten Roof roofde. De Veldoverftezelf was /EMILIUS. Fr. Vert., THUS LIVIUS befchryvende deze daad van cossus,in zyn IV B. 19 H., volgt eerst de oude Schryvers enOverleveringe, die alle uit eenen mond getuigen, datcossus dezen uitflekenden buit behaalde, wanneer hynog Tribunus militum was; maar wyl hy van AUGUSTUShad hooren zeggen, dat deze, gegaan zynde in denTempel van JUPITER , door hem herbouwd, aldaar meteige oogen geleezen had een Opfchrift, waar in cossuiBurgemeester wordt genoemd, verandert hy, vervolgens, van gedachten, uit infehikkelykheid voor dezenVorst, en zegt, dat cossus toen Burgemeester was-, enby gevolg het opperbevel over het leger had. Hymerkte niet op, of wilde niet opmerken , dat AUGUS-IU» misleid was door dat Opfchrift, 't welk geenszinsWas


252 H E T L E V E Nne fta-elyke intrede te Rome, het Zegetekenzelf in hunne handen draagen-" dewas van den tyd van cossus: want toen waren de Opfchriftennog niet in gebruik. Hetzelve werdt eerstlang daarna vervaardigd, en de Opuelkrs daarvan, dehoedarigheid van Burgemeester aan cossus geevende,wilden daarmede r.iet zeggen, dat cossus Burgemeesterwa« in dat jaar, als hy de fpolia opima veroverde; maaralléén , dat hy t' eenigen tyde de Burgem?esterlykewaardigheid bekleed had, offchoon dit veele jaaren n2het verrichten van deze daad gebeurde. Men heeftveele voorbeelden van zoortgelyke opfchrifcen, waar inde Waardigheden van Perfonen gemeld worden, welkezy eerst bekleed» hebben na de roemruchtige Daaden,daarin aangeduid. En men zou de ganfche Gefchiedenisin verwarring helpen, indien men deze Daaden wildeovereenbrengen met den tyd, op welken die Waardig,heden bekleed werden. Dit is ook de zin der woordenvan FE.'TUS, daar hy zegt: Altera fpolia, qux CONSULcoss's CORNELIUS de Tolumnio. Hy wil niet zeggen;De tweede heerlyke Wapenroof is die, welken CORNE­LIUS COSSUS, die op dat pas Burgemeester was, vero-Terde." Maar — is die, welken de Burgemeestercossus veroverde; dat is te zeggen , die cossus, welkeeens tot de Burgemeesterlyke Waardigheid opklom.Men moet zich, derhalven , niet verwonderen , datPIUTARCHUS, minder kennis draagende van de RoomfcheOudheden, den valftrik niet heeft kunnen vermyden,waarin LIVIUS zelf vervallen is, minder uit eenedwaling, als wel uit Vleijerye, en om AUGUSTUS rebevestigen in de mening', waar in hy was, en wildezyn, dat niemand, dan een Legerhoofd, deze offerhandevan uitgefchudde Wapenen aan JUPIIER kondeaanbieden. Het oogmerk van AUGUSTUS was het denkbeeldte vernietigen, dat ook byzondere Perfonen opde-


V A N R O M U L U S . 233de (V): maar DIONYSIUS vergist zich, alshy verzekert, dat ook ROMULUS reeds, byzyne Zegepraal, een Triumfwagen zou gebruikthebben (F). De Gefchiedfchryverstoch berichten ons, dat TARQUINIUS , deZoon van DEMARATUS (C), onder de Koningende eerlte was, die deze gedaante enpraal aan de Triomfen heeft bygezet. Maarmen vindt 'er ook, die willen weeten, datPOPLICOLA het eerst op een Wagen hebbegezegepraald. Voeg hier by, dat van attededeze hoogde Eere aanfpraak maaken konden, en hiervan daan bediende hy zich (misfchien tegen beterweeten) van dit Opfchrift, waar uit hy een verkeerdgevolg trok. Fr. Vtrt.(a) „ Hoe zou cossus Rome zegepraalende ingereedenzyn, daar niemand, dan een Opperhoofd zegepraaienkon, en cossus toen nog maar Tribunus militumwas? Dan dit is een gevolg dier Dwalinge,welke ik zo even te keer ging. De oude Overleveringhieldt in, dat cossus volgde achter den Triomfwagenvan zynen Bevelhebber JÏMILIUS, en dat by alde aandacht der Romeinen tot zich trok, wyl menmeer bekoord was door het Zegeteken, dat hy opzyne fchouderen droeg, dan door al de Staatfy vanden zegepraalenden Oppergezaghebber. Fr. Kert.(b) Zie DIONTS. HAL. II B. bl 102.(c) Of DAMARATUS , die uit Griekenland naar Italiëgeweeken was, en wiens Zoon den naam van TARQU;-HIUS, naar de Stad Tarquinii, zedert aannam. Dezewordt gewoonlyk Tarquinius de oude genoemd, enwas de vyfde Koning van Rome.


224 H E T L E V E Nde Beeltenisfen, welke men te Rome vindtvan ROMULUS , draagende het TROP^EUM , 'ergeene is, die hem anders vertoont, dan tevoet (d).Na dat de CENINENSEN dus de nederlaagbekoomen hadden , terwyl de overige SabynfcheVolkeren nog bezig waren metzich toe te rusten, tastten de FIDENATEN,GRusTUMiNiëRs en ANTEMNATEN de Romeinenaan, maar ondergingen het zelfde Lot:zy werden in eenen Veldflag overwonnen,en moesten dulden , dat ROMULUS hunneSteden innam; hunne Landeryen verdeeldeen hen zeiven naar Rome overvoerde. Hetoverheerde Land werdt geheel verdeeld: alleendat geene, wat toekwam aan de Vadersder gefchaakte jonge Dogters, liet RO­MULUS in de magt van de oude Bezitters.Dit alles verbitterde de overige Sabynenmeer en meer. Zy koozen, derhalven ,TATIUS tot hun algemeen Legerhoofd, enrukten aan op Rome. Dan deze Stad wasniet gemakkelyk te genaaken, als hebbendeten voormuur eene fterkte, waar nu hetCAPITOOL is. In dezelve was eene Bezettingg e "(J) De Fr. Veri. heeft te recht aangemerkt, datmen ook cp de Penningen ROMULUS aldus verbeeldvindt gaande te voet, en draagende het Tropaum opzyne Schouders.


V A N R O M U L U S . 225gelegd onder bevel van eenen Overften genaamdTARPEIUS : en niet van de MAAGDTARPEIA, gelyk zommige vertellen, die vanROMULUS een dwaas mensch maaken. —Deze TARPEIA , Dogter van den voorgemeldenOverften, verried de Burgt aan de Sabynen,uit begeerte tot de goudene Armbanden, welke zy hen zag draagen ; eneischte, daarom, tot loon van haare verraaderye,dat geene, wat zy aan hunne flinke^re armen droegen. TA:IUS dezen eisch ingewilligdhebbende, opende zy by nacht eeneder Poorten, en liet de Sabynen binnen.Het was dan geenszins ANTIGONUS alléén(d), myns oordeels, die zeide, dat hy diegeenen, die bezig waren met verraaden, bemindde;maar hen, die verraad gepleegdhadden, haatte. Noch ook CAESAR,die, met betrekking tot RHYMITALCES , denThracier, zeide, dat hy het verraad beminde,dog den Verrader haatte (e); — maardit zoort van genegentheid is eigen aan allen,(d) Deze ANTIGONUS, Vader van DEMETRIUS , eneen der Bevelhebbers onder ALBXANDER den Grooten,werdt naderhand Koning van Macedonië. Vergelykhet leven van EUMENES, aan het eiu-de.O) Verfta CAESAR AUGUSTUS, van wien PLUTARCHUSdit byzonder zeggen ook verhaalt aan het einde der/Ipophthegmata, of aanmerkelyke Gezegden, II D.bl. 307. A.P


226 H E T LEVENlen, die de hulp van kwade Menfchen nodighebben, en hun in zo verre genegenzyn; even gelyk men zich bedient van hetVergif en de Gal van zommige Dieren.Want daar men dezelven vriendelyk behandelt,zo lang men 'er nut van trekt, haatmen ze weder, zo dra men zynen wenschbekoomen heeft. Even zo ging het TATIUStoen met TARPEÏA. Hy gebood den Sabynen,dat zy, gedachtig aan het geen afgefprookenwas, haar niets onthouden zoudenvan het geen zy aan hunne flinke handendroegen. Ter zeiver tyd ontblootte hy dezyne van den Armband en het Schild, enwierp haar beide toe. Alle volgden ditvoorbeeld, en TARPEÏA , gewond door hettoegefmeeten goud, en overflelpt met deSchilden, bezweek onder de menigte enzwaarte, die haar verflikten. Ook werdtTARPEÏUS zelf, aangeklaagd door ROMULUS,wegens verraad ter dood veroordeeld, volgenshet verhaal van SULPITIUS GALBA (ƒ)door JUBA aangehaald. — Onder die geene,welke in hunne Berichten omtrent TARPEÏAvan het geen hier voor verhaald is verfchillen,(f) Deze oude Romeinfche Gefchiedfchryver,•wiens Schriften PLUTARCHUS zelf niet gezien had,wordt maar alleen op deze plaats aangehaald. Zie vanhem vo:sius de Hiftoricis Latinis, I ü, bl. 29.


V A N R O M U L U S . 227len, verdienen zy vooral geen geloof,welkefchryven , dat deze de eigene Dogterwas van TATIUS den Veldheer der Sabynen:dat ROMULUS haar met geweld tot zyneVrouwe nam; en dat zy, het gemeld verraadgepleegd hebbende, door haaren Vaderop de voorzeide wyze geflxaft werdt.DusGONUS (g): maar bovenal vertelt deluidt, onder andere, het verhaal van ANTI­DichterSIMYLUS (h) niets dan beuzelingen, wanneerhy afgeeft , datTARPEÏA niet aan deSABYNEN, maar aan de CELTEN het Capitoolverriedt, om dat zy op den Koning van ditVolk verliefd was.Dus zingt hy (Y):„ TAR-(g) De Heer DACIER verzekert'ons, dat wy hierte denken hebben aan ANTIGONUS CARYSTIUS, die eeneHistorie van' Italië fchreef, en onder de eerlte Ptolemeusfenleefde. Voorzichtiger handelt vossius, deHiftor. Gr. bl. 79 b. wanneer hy twyffelt welke AN­TIGONUS hier bedoeld worde-, wyl de toenaam 'er nietby flaat, en 'er verfcheidene Antigonusfen geweestZy'(7j) „ Deze SIMYLUS befchreef in Dichtmaat deGefchiedenisfën van Italië." Fr. Fert.(/) De Griekfche Verfen van SIMYLUS, hier voorkoomende, moeten, onzes oordeels , aldus geieezenworden:"H 8' afy%w Totpxtra na.*» YLcwrtluKiov cdnat•2.%Y\Tt\i\>%w n«1ïf&»v OU'JC £i?i/'A(Js|6 iópovr.Naar deze lezing' is de vertaaling ingericht.P 2


228 H E T L E V E N„ TARPEIA hieldt, daarby, op 't Capitool de Wacht;„ Daar pleegde zy 't Verraad orn Rome te bederven,,, En heeft der Vad'ren Erf in 's vyands hand gebragt,„ Om zelfde hand des Vorsts der CEITEN te verwerven.en een weinig laager, fpreekende van haai'omkoomen (T):,, Haar heeft de BOJER, en der CELTEN Legerfchaar„ Niet naar den PO gevoerd, en z waare rouw' bedreeven.„ Men wierp de Wapenen van allen kant op haar:„ DezeeereontvingdeMaagdbyhaarrampzaligfneeven.TARPEÏA dan op deze plaats' begraaven zyndewerdt de hoogte daarvan de TARPEÏSCHEgeheeten, tot dat de Koning TARQUINIUSdezelve aan JUP*TER heiligde, en haare overblyfzelennaar elders werden overgebragt;waarna ook haar naam in vergetenis raakte;uitgezonderd dat men de rots van het Capitool, van welke de Boosdoeners werdenO) In den tweeden regel der Verfen van SIMYLUS,welke hier volgen , zyn wy het eens met die gene,welke niet ^«^ewi, noch


V A N R O M U L U S . 229den afgeftort, nog de(0-TARPEÏSCHE noemtDe Burgt thans in de magt der Sabynenzynde daagde ROMULUS, in toorn ontfteeken,hen uit tot een gevecht. Ook ontweekTATIUS hetzelve niet, om dat hy, byaldien zyne benden tot wyken werden gebragt,een' veiligen hertred voor haar gereedzag. De plaats tusfchen beide, waarhet gevecht Hond voor te vallen, was metveele heuvels omgeeven, waar uit men opmaakenkon, dat de ftry'd fcherp, en vanwegens de oneffenheid des gronds voor berdenbezwaarlyk weezen zoude: dat 'er ookweinig ruimte zo wel om te vluchten, alsom te vervolgen, in deze engten zyn zou;By geval was de Rivier eenige dagente vooren buiten haare oevers getreeden, enhad een diep, dog bedekt flyk in de Vlakteachter gelaatcn ter plaatze, waar nu deMarkt is. Dit flyk kon men niet lichtelykvooruit zien, noch 'er zich voor wachten.Het was, daarenboven, ondoorwaadbaar, enonder eene oppervlakkige korst week enbedriegelyk. Hier trokken de Sabynen uitonkunde recht op aan, en het was niet,dan(/) Verfta door Boosdoeners Verraaders van het Vaderland, Overloopers, die zich aan Bloedfchande haddenfchuldig gemaakt, enz.P 3


230 H E T L E V E Ndan by geluk, dat zy het gevaar ontkwamen.Een der aanzienelykften onder hen,genaamd CURTIUS, een hooghartig man, enopgeblaazen door zynen reeds verkreegenenroem, reed, te paarde gezeten, zyne Makkersverre vooruit. Dan eerlang zakte zynpaard in het diep moeras, en raakte daar invast. Hy poogde wel het zelve, geduurendeeene poos, door zyne aanmoediging' enfpoorflagen daar uit te dryven; maar als ditniet wilde gelukken, verliet hy het, en reddezich zeiven. Die plaats wordt daaromnog heden naar hem de LACUS CURTIUS geheeten(jn\De Sabynen op deze wyze het gevaarontweeken zynde raakte men handgemeen.Het gevecht was hardnekkig en de overwinningbleef onzeker, of 'er fchoon veelefneuvelden, onder welken HOSTILIUS was ,die gehouden wordt voor den Man vanHERSILIA, en den Grootvader van HOSTILIUS,welke na NUMA regeerde, 't Is waarfchynelyk,dat 'er, daarna, nog veele Gevechtenop eikanderen zyn gevolgd, maar menvindt, inzonderheid, gewag van dat geene,'t welk het laatst van allen voorviel, RO-MU-Dit was eene moerasfige plaats in het middenvan de Markt te Rome, dog welke zedert opgedroogdis. Zie oviDics Fait. VI B. v. 403.


V A N R O M U L U S . 231MULUS werdt daar in met een' fteen aanzyn hoofd gewond, zo dat hv fchier teraarde zonk, en den Sabynen niet langerweêrftand bieden kon; waarop de Romeinenzelve, insgelyks, aan het wyken raakten ,en, verdreeven uit de Vlakte, een goedheênkoomen zochten op den PalatynfchenBerg. Dan ROMULUS, van zyne kwetzuureenigzins herfteld en tot zich zeiven gekoomen, ylde wederom naar den ftryd zynevluchtende knechten te gemoete, en riephun met luider ftemme toe, dat zy ftandzouden houden, en het gevecht hervatten.Maar als hy zag, dat alles om hem heenaan het vluchten bleef, en niemand hetwaagen dorst, zich weder naar den Vyandte wenden, ftrekte hy zyne handen hemelwaarts,en bad JUPITER, dat die het Heirwilde doen STAND HOUDEN, en dat hy zichover de vervallende zaaken der Romeinenontfermen mogt, en dezelve weder opbeuren!Dit gebed was naauwelyks gefchied,of veele fchaamden zich voor den Koningover hunne kleinmoedigheid. In het kort:alles veranderde van gedaante, en die nogonlangs vluchtten, greepen thans eenenmoed. Zy hielden het eerst ftand op dieplaats, waar nu de Tempel van JUPITERSTATOR gebouwd is, dien men in hetp 4Grieksch


23* H E T L E V E NGrieksch EFILSTASIOS noemen kan («).De ftryd voorts hervat wordende dreevenzy de Sabynen te rug tot aan het KONING-LYK PALEIS (o), en den Tempel van VESTA.Nu liet het zich aanzien, dat het gevechthier wederom, als te vooren, eenen aanvangneemen zoude, wanneer men, op hetonverwachtst, door eene allerzeldzaamfte ennooit gehoorde Vertooning' werdt getroffen.Men zag de gefchaakte Dogters der Sabynen,deze van die, gene van eene anderezyde, met groot geroep en gegil, als vanden God bezeten Qö), over wapenen enlyken heen fnellen naar hunne Mannen enVaders. Zommige droegen haare Zuigelingenop de armen; andere verfcheencn metloshangende hairen: alle, beurtelings, nu deSabynen, dan wederom de Romeinen aanfpreekende,gebruikten zy de lieffelykftenaamen! De gemoederen werden des,we-(u) d. i. Die doet fiaan, aïfland houden.{o) Verfta het Koninklyk paleis niet van NUMITORmaar van NUMA. Zie PLUTARCHUS zeiven in het lévenvan isuMi, I D. bl. 69. Hier aan paalde de Tempelvan VESTA. Vergel. HORAT. I B. II L. nvOVID. Faft. VI. 263. "(ƒ>) De God, hier by uitnemeniheid dus genoemd,is BACCHUS. De Sabyninnen geleeken, in verwilderde'houding, naar de Bacchanten, of Wynpapinnen.


V A N R O M U L U S . 233wederzyds, vermurfd, en men ruimde haarplaats in om te kunnen ftaan tusfchen detwee flagordens. Nu klonk haar gejammerelk in de ooren, en het medelyden werdt,door haar te zien en te hooren, algemeen;vooral toen zy, haare zaak met allen ernsten vrymoedigheid bepleit hebbende, haareredenen demoedig en met fmekingen voleindigden.,, Wat hebben wy dan , zeiden„ zy, voor Gruwelftuk, of Misdaad tegen„ U bedreeven, dat wy de vreezelykfte ram-„ pen of reeds beproefd hebben, of nog„ beproeven moeten-? Wy zyn met gc-„ weid en onwettig geroofd door hen, die„ tegenwoordig onze Echtgenooten zyn.„ Na dat wy geroofd waren, hebben onze„ Broeders, onze Vaders en Naastbeftaande„ zo langen tyd gewacht met zich onzer„ aan te trekken, als 'er nodig was, om„ ons door de wreedfte noodzaakelykheid,, te vereenigen met hen, die korts gelee-„ den het meest door ons gehaat werden,„ Die zelfde mannen, van welken ons Ge-„ weid en onrecht wedervoer, wekken„ thans onze bekommernis wanneer zy ftry-„ den, en worden door ons befchreid,„ wanneer zy fneuvelen. Gy , Sabynen 1„ zyt niet gekoomen, om ons, nog Maag-,, den zynde, te wreeken op onze overwel-„ digers; maar gy wilt Vrouwen van haareP 5 . „ Man:


a34 H E T L E V E N„ Mannen , en Moeders van haare Kinders„ afrukken. De hulp, welke Gy ons thans„ komt bewyzen , is voor ons ellendige„ rampzaliger, dan die onachtzaamheid, waar,, mede Gy ons eerst hebt laaten zitten.„ Ziet daar de blyken van liefde aan ons„ door onze Vyanden beweezen; en ziet daar„ het medelyden, dat ons van U wedervoer.„ Waarlyk ! indien 'er zelfs eene andere„ oorzaak was om oorlog te voeren , be-„ hoordet Gy 'er van af te zien, daar Gy,, onderling Zwagers en Grootvaders en Na-„ beltaande geworden zyt. Maar zo de wa-„ penen om onzentwille zyn opgevat, voert„ ons dan, bidden wy, te gelyk weg met„ Uwe Zwagers, met Uwe Kindskinde-„ ren ! en geeft ons weder onze Vaders,„ onze Bloedverwanten, liever dan ons on-„ ze Kinderen en Mannen te ontweldigen.„ Wy fmeeken U, dat wy niet voor de„ tweede maal Gevangene mogen worden!"Na dat HERSILIA vele zoortgelyke redenengefprooken had, waarby ook de andere haaregebeden voegden , floot men eenen ïtilftandvan Wapenen, en de Opperlle tradente zamen tot het houden van een mondgefprek.Dezen tusfchentyd namen de Vrouwenwaar om hunne Mannen en Kinderenby hunne Vaders en Broeders te brengen.Ook verzorgden zy die genen, welke zulksno-


0V A N R O M U L U S . 235nodig hadden, van fpyfe en drank. Anderebragten de gekwetften hulpe toe; namen dezelvemet zich naar huis , en deeden hunzien, dat zy, Vrouwen, het bellier van dehuishoudingen hadden; dat de Mannen alleszinsoplettende omtrent haar waren, en haar,onder betoon van de uiterfte goedwilligheid,alle eere beweezen. —- Hierop werdt hetVredeverdrag getroffen , op volgende voorwaarden:„ Dat de Vrouwen, die zulks wil-„ den doen, blyven zouden by haare tegen-„ woordige Mannen, zonder (gelyk te voo-„ ren gezegd is Qq) (tot eenig werk of dienst„ gehouden te zyn, dan tot het bereiden van„ de Klederen. Dat Romeinen en Sabynen„ eenen Gemeenen Staat zouden uitmaaken.. Dat de Stad den naam zou dragen van ROME,V„ naar ROMULUS ; maar alle Romeinen QUI-„ RITES heeten, naar het Vaderland van TA~,, TIUS (r). Dat beide Koningen gemeen-„ fchap-Qg~) Zie bov bl. 214.(r) Naar de Sabynfche Stad Cures, uit welke TATIosoorfpronkelyk was. Het gevoelen van DIONYS denHalicarnasfer , dat niet elk Romeinsch Burger boofdvoor hoofd dezen naam droeg ; maar dat het Volkover het geheel QuiEirEN heette, wordt te recht tegengefprooken met beroep op het plechtig Formulier, by het noodigen ter begraaffenis van ouds gebruikelyk:Ollus Quiris leto datus est, vermeld by FES-«JS in het woord Quirites.


230 H E T L E V E N„ fchappelyk over het Ryk en de Leger-„ magt bevelen zouden." De plaats,waar dit Verdrag getroffen werdt, draagtnog den naam van COMITHJM. Te zamen,of overeenkoomen heet by de RomeinenCOMIRE, of COÏRE.De Stad in dezer voegen op de helft vergrootzynde, werdt het getal der Raadsheerlykenmet HONDERD Sabynen vermeerderd,en de Legioenen werden verfterkt tot SES'DUIZEND Voetknechten, en SESHONDERD RuitersO). Het Volk werdt verdeeld in driegroo-(s),i J=JN RUAULD, in zyne aantekeningen op PLU­TARCHUS, heeft hier twee zeer gewigtige misflagen opgemerkt.De eerde is, dat PLUTARCHUS verzekert, alsof ROMULUS by ieder Legioen fes honderd Paardenzou gevoegd hebben: iets, dat nooit plaats heeft gehad.'Er waren eerst tweehonderd Ruiters by elkeKeurbende: naderhand ook drie, ja vierhonderd ;vaa%xnimmermeer feshonderd. - Een tweede Misdagis deze , dat ROMULUS zyne Legioenen deed bedaanuit fesduizend mannen te voet. Zo derk zyn zy, indie vroege tyden, nooit geweest. Maar men wil,'datMARIUS de eerde was, die ze op dat getal bragt. itTUS LIVIUS , echter , geeft te verdaan, dat SCIPIO deAfricaner dit gedaan hebbe , langen tyd voor MARIUS.Geduurende het leven van ROMULUS bedond een Legioenuit niet meer dan drie duizend Man te voet.Ma het uitdryven der Koningen bragt men ze op vierduizend, en SCIPIO vermeerderde ze , eindelylt, totfesduizend. Maar zulks had geene plaats , dan uitdringende noodzaakelykheid. Det vast en doorgaandge-


V A N R O M U L U S . 237groote Wyken. Eene Wyk , noemde mende RHAMNENSEN , naar ROMULUS. Eene anderede TATIENSEN, naar TATIUS. De derdede LUCERENSEN , naar het BOSCH , werwaartsde Menigte van buiten den toevluchtgenoomen had, na dat ROMULUS het zelvetot eene vrye Wykplaats gemaakt had; welkedus deel aan het Burgerfchap kreegen. Bostenenheeten in het Latyn LUCI. Dat deWyken toen zo vele in getal waren , daarvan ftrekt de naam zelf ten bewyze: wanteene Wyk wordt TRIBUS genoemd, en die'er het bellier van hebben TRIBUNI. Voortsbevattede elke Wyk TIEN Broederfchappen,aan welke zommige meenen, dat men denaamen zou gegeeven hebben der gemeldeSabynfche Vrouwen. Dan wy oordeelendit gevoelen beuzelachtig, om dat een aantaldier Broederfchappen hunne benamingenvan plaatzen ontleenen f>). ündertusfehenis het zeker, dat 'er tot eere van dezeVrouwen vele dingen zyn ingelleld, onderweigetalder Keurbenden was van Vierduizend Voetknechten,en tweehonderd Paarden" Aant. van de Fr. Vert.(/) Dit gevoelen was ook reeds in het voorgaandetegengefprooken. Over de drie Wyken, en derzelveroude benaamingen kunnen nagezien worden : FESTUSop het woord Lucerenfes. LIVIUS, I, 15. 13. H. PROPKR-TIÜS IV, 1, 3,1. welke echter alle omtrent den naamsoorfprongverfchillen.


238 H E T L E V E Nwelke ook deze zyn: „ Dat men voor haar,„ wanneer zy over ftraat zyn, uit den weg„ ga. Dat niemand zich onderfta in tegen-„ woordigheid eener Vrouwe een onkuisch„ woord te fpreeken, of zich ontbloot te„ vertoonen f». Dat zy niet gehouden zyn„ zich te verdedigen voor de Rechters ,„ welke geitel d zyn om over Doodflagen te„ vonnisfen (v). Dat haare Kinderen een„ zeker halscieraad draagen , 't Welk men„ BULLA noemt, om dat het gelykt naar een„ Waterbel f>) ; als ook den Tabbaard„ met purper geboord" (V).De(u) Waarlyk eene allernuttigfte zorge voor de Eerbaarheid, en welke ook zeer goede gevolgen heeft gehad.Men noemde zulke onkuifche woorden verbapr') „ Indien eene dezer Sabyninnen een' moord hadbegaan, kon zy niet anders geoordeeld worden dandoor Rechters uit den Raad gekooren." Fr Fert.(w) Men vindt de afbeeldingen dezer Bulla in hetgeleerde Stuk van j SPON, genaamd Miscellanea EruditieAntiquitatis, bladz. 299. — PLINIUS (XXIIIB 1. H.) verhaalt-, dat TARQUINIUS PRISCUS de allereerftewas , die zynen Zoon de goude Bel draagendeed. 'Er wordt beneden nog eens gewag van gemaakt.(x) De Toga pratexta droeg dien rraam, om dat zymet een' purperen Zoom omboord was. De jongeDogters droegen ze tot haar Trouwen; en de Jongelingentot hun XVTÏ jaar.


V A N R O M U L U S . 239De beide Koningen raadpleegden niet aanftondsgemeenfchappelyk met eikanderen ,maar elk beried zich eerst, afzonderlyk ,met zyne honderd Raadsheeren. Naderhandkwamen zy alle in eene en dezelfde Raadsvergaderingete zamen. TATIUS woonde,waar nu de Tempel is van JUNO MONETA(3/). ROMULUS , daar en tegen , by de zogenoemdeTRAPPEN VAN DEN FRAAIJEN OE­VER , ter plaatze , waar men van den PalatynfehenBerg afgaat naar de groote RenbaanO). Ook zegt men , dat aldaar deheilige CORNOELJE-BOOM (0) geltaan heeft.Te(y) Volgens CICERO (de Divin. I. B. 45. h.) droegzy dezen naam a monendo, van het vermaanen: omdat zy had aangeduid , dat eene Aardbeving verzoendkon worden door het offeren van een draagend Zwyn.Haar Afbeeldzel is te vinden op een Penning by STRU-VIUS Antiq. Rom. Sacr. p. 85, n. 9. De woonplaatsvan TATIUS wordt ons op dezelfde wyze aangeweezendoor SOLIKUS, Polyh. c. 2.(z) Te Rome waren, gemakshalve, op veele plaatzenTRAPPEN gebouwd, 't Is voorts hier de plaats niet,om te handelen van de CASA ROMULI, welke nog tefttyde van DIONYSIUS den Hal, als eene zeldzaame oud.heid bewaard werdt, op diezelfde ftede, welke hierwordt aangeweezen. Men kan hem nazien I. B. bl.66. SOLINUS Polyh. II. H.(_a) Met het verhaal van PLUTARCHUS ftemt volmaaktovereen SERVIUS op het III. B. van de /ËNEÏS van Virg.46. v. Zyne woorden zyn deze: ROMULUS capto au-gu-


240 H E T L E V E NTe weeten, ROMULUS , (want zo verteltmen) eens lust gekreegen hebbende om zynekrachten te beproeven, fchoot van denAventynfchen (i>) Berg eene Lans af, vanwelke de Schacht gemaakt was uit het houtvan een Cornoelje-boorm De fpits derzelverdrong zo diep in den grond, dat niemanddie daar uit trekken kon, hoewel velezulks beproefden. De aarde, welke hierzeer vet en vruchtbaar was, floot om hethout van de Lans, deed dezelve uitfpruiten,en bragt, eindelyk , den ftam van een Cornoelje-boomvan ongemeene grootte te voorfchyn.Deze Boom werdt door de opvolgersvan ROMULUS als een zeer groot heiligdomin acht genomen en geëerbiedigd; ook 1met een muur omheind. En wanneer hetiemand , die 'er' bykwam, toefcheen , dathy niet recht tierig was , of genoeg groende, maar , als het ware, door gebrek aanvoedzel aan het kwynen floeg, gaf dezezulks , aanftonds, met groot misbaar te kennenaan allen, die hem ontmoetten; welke,even eens of 'er een brand te blusfchenftond,gurio ha ftam de Aventino moe te in Palat inum jecit,quce fixa fronduit.(h) Dat dit hier de waare lezing is, blykt uit de zoeven aangehaalde plaats van SERVJUS. De gewoonetext heeft AOENTINOT, voor AOTENTTNOT.


V A N R O M U L U S . a 4rftond , luidkeels om WATER riepen: waaropmen zich van alle zyden met gevulde Wa-' tervaten naar de plaats heen fpoedde. Maarnaderhand, (zegt men) als CAIUS C/ESAR dieTrappen herllellen liet; en de Werklieden inde nabyheid alles omgroeven, dacht menniet om dezen Boom , en werden deszelfswortels alle derwyze gekwetst , dat hy verdorde.De Sabynen, van de eene zyde, ontleendenvan de Romeinen de Maanden, van welkewy, zo veel het nodig was, in het Levenvan NUMA gehandeld hebben, ROMULUS,van zyn kant, nam van hun over de langwerpigeSchilden , en maakte in dit opzichteene verandering in zyne Wapenrusting, endie der Romeinen, welke'voorheen ArgolifcheSchilden droegen (V). De Feesttyden(c) De Geleerden hadden ook deze plaats van PLU­TARCHUS kunnen gebruiken om aan te toonen het onderfcheidtusfchen de Griekfche woorden ö^upicV en uritlf,en de Latynfche Scutum en Clypeus. Door de eerlteworden langwerpige; door de laatfte {üfTtis en clypeus)worden ronde Schilden , of liever Beukelaarsaangeduid: want men kan het zelfde onderfcheid Hellenin de N-D woorden Schild en Beukelaar. De rondewaren de oudlte, en raakten eerst by die van ARÜOS ingebruik; waarom zy /IRGOLISCHE genaamd worden. (Z.PERIZON. op iülian. V. H. III, 24) Naderhand koosmen de langwerpige, die het lyf beter dekten: en dusdoet ROMULUS hier.I. DEEL. Qen


242 H E T L E V E Nen Offerhanden hadden beide Volkeren meteikanderen gemeen, zo dat die, welke mente vooren gevierd had, niet werden afgefchaft,en 'er, daarenboven, nieuwe werdenbygevoegd. Onder andere de MATRONALIA,een Feest ten gevalle der Vrouwen ingefleldby het eindigen van den Oorlog (d). Alsook de CARMENTALIA , dus genoemd naarCARMENTA , welke van zommige gehoudenwordt voor de Schik-Godin, die, by de geboorte, der menfchen lot bepaalt; waaromook de Moeders haar eere bewyzen. Anderezeggen, dat zy de Echtgenoote was vanEUANDER den Arcadiër , enCARMENTA genoemdwerdt, om dat zy Voorzeggingendeed, en Godfpraaken, even of zy vanAPOLLO bezeten ware , in verfen uitbragü.VERSEN worden in hetLatyn CARMINA genoemd.De eigen naam van deze Vrouwwas NICOSTRATA , en wordt zulks van niemandontkend: maar men vindt 'er, die metmeer waarfchynelykheid verzekeren, dat denaam CARMENTA ZO veel betekent als VAN<strong>HET</strong>(d) Dit Feest wordt befchreeven door ovtmus , Faft.III. 13. 229. v. en volg. Het werdt ter eere van denKrygsgod MARS gevierd op den eerden Maart , enmen zondt elkanderen dan, over en weder, gefchen.ken. Z. Tibull. lil, {, u Martial.X, 14, I. Omdat het een Vrouwenfeest was noemde JUVENALIS, Sat.X, 52, dezen Dag de Fenunea Kalend*.


V A N R O M U L U S . 243<strong>HET</strong> VERSTAND BEROOFD ; dewyl zulks in eeneGeescvervoeringe doorgaans plaats heeft.Beroofd zyn, of ontbeeren, heet by de RomeinenCARERE; en het Verftand WENS (V).— Van de PALILIA hebben wy hier voorgefprooken. De LUPERCALIA fcbynen wel,indien men acht geeft op den tyd, op welkenzy gevierd worden, een Feest van ZUI­VERING te zyn. Want zy worden gevierdop de verboodene (ƒ_) dagen der MaandFEBRUARIUS, welke men, by vertolking, zoukunnen noemen de MAAND VAN ZUIVERING;en den Vierdag zeiven noemde men vanOuds FEBRUATA (g _).De naam LUPERCALIA zelf betekent in onzetaaie <strong>HET</strong> FEEST DER WOLVEN , en hetfchynt even daarom overoud, en herkomftig(V) PLUTARCHUS herhaalt het geen hy hier fchryft,grootendeels, in de Romeinfche Vragen, II D. bl. 278.B. De Carmentalia vingen aan den XI January.(ƒ) De zogenoemde verboodene Dagen , in het Latyndies nefafli, waren zulke, op welke geene Rechtsplegingmogt geoeffend worden, en het den Prator, ofOpperrechter, niet vryltond de drie gewoone RechteriykeFormulierwoorden : Do , Dico, Addico, uit tefpreeken. De Lupercalia vielen in op den 15February , en werden gevierd ter eere van de ArcadifcheGodheid PAN. Z. OVIDIUS , Fait. II, 267. enz.(g) Volgens CENSOKINUS de Die Nat. XXII. H. heetteFEBRUUM , in oud Latyn, al wat reinigde en zuiverde.Verg. OVID. Faft. II B. 19 vers.Q *te\


244 H E T L E V E Nte zyn van de Arcadiërs, die EUANDER vergezelden.Het woord , evenwel , zo weleene Wolvin als Wolf betekenende zoudemen ook den naamsoorfprong kunnen afleidenvan de Wolvin van ROMULUS (h).Want wy merken op , dat de LUPERCI hunnenloop van daar beginnen, waar de Overleveringwil, dat ROMULUS te vondeling werdtgelegd. Ondertusfchen maaken de Gebruikelykhedenin dit Feest plaats hebbende hetgisfen naar de waare reden der benoemingezeer moeijelyk (Y). Men flacht 'er, naamelyk,Geiten. Vervolgens worden 'er tweejonge lieden van goeden huize bygehaald ,welker voorhoofden zommige aanraaken methet bloedig Slachtmes ; terwyl andere hetbloed aanltonds wederom afwisfchen metWolle in melk gedoopt, en de jonge liedenmoeten, na dat zy dus zyn afgedroogd, beginnente lacchen. Dit gedaan zynde fnydtmen(k) Het woord Lupercus daalt af van Lupus, waardoorzo we! eene Wolvin , als Wolf, betekend wordt.(i) OVIDIUS geeft zich ook veele moeite om dennaamsoorfprong hier te bepaaleu, Faft. II B. 421. v. —Ondertusfchen is niets zekerder, dan dat de God PANzelf weleer LUPERCÜS genoemd werdt, (van Lupus enarcere) om dat hy de Wolven van de kudden afweerde.Het Feest ter eere van dezen LUPERCUS kreegdus den naam LUPERCALIA. Z. JUSTINUS XLIII B. I.h. sERvius ad 7Èn. VIII, 243.


V A N R O M U L U S . 245men de vellen der Geiten aan riemen, menloopt moedernaakt, alleen een gordel omhebbende, en flaat allen, die men op wegontmoet, met de gemaakte riemen. Hetvolvvasfene Vrouwvolk ontloopt deze flagenniet, achtende dat dezelve de vruchtbaarheid,en het gemakkelyk kinderbaaren bevorderen.Nog is het eene eigenfchap van dit Feest,dat op het zelve ook een Hond door deLUPERCI geofferd wordt.Zeker Dichter , met naame BUTAS , dievele beuzelachtige oorzaaken van RomeinfchePlegtigheden in zyne ELEGIEN heeftvoorgedraagen (k) , verhaalt, dat ROMULUSen REMUS, na dat zy AMULIUS hadden overmand, zich dus uit louter vreugde op denloop begeeven hadden naar de plaats, waarde Wolvin hen , in hunne tedere kindschheid,gezoogd had. Dat in navolginge vandezen loop het Feest gevierd wordt, en datjonge lieden van geboorte als dan loopenM Ge-(£) Deze BUTAS (ook aangehaald by ARNOBIUS V.B. bl. 168O had in Elegiën, (gelyk CALLIMACHUS) ofDichtmaat van ongelyke Verfen , AÏnx gefchreevend. i. Oplosfingen van Naamsoorfpronkelykheden, nietongelyk aan die, welke PLUTARCHUS voorftelt in deRomeinfcke Vragen, hier voor reeds meermalen aangehaald.Z. FABRICIUS Bibl. Gr. II D. bl. 482Q 3


146 H E T L É V E N„ Gelyk de Broeders eer uit ALÖA'S vesten liepenMet Zwaarden in hun hand; en flaan wat hun ontmoet.Dat het aanraaken des voorhoofds met hetbloedig flachtmes een zinnebeeld is van denMandag toen begaan, en het gevaar, waarin zy zich bevonden hadden.Dat de Zuiveringmet Melk gefchicdde tot een aandenkenvan de wyze, waar op zy gezoogd waren(l). CAIUS ACILIUS (tii) , daarentegen,verhaalt , dat, voor het bouwen der Stad,het Vee van ROMULUS en zynen Broeder opzekeren tyd vermist werdt.Dat deze, nahun-(/) EUANDCR uit Arcadië, het land der Herders, inItalië oix-rgeftooken bragt derwaarts mede den eerdienstvan PAN, den God der Herders, en Befchermer derKudden; welke ook op zekeren tyd des Jaars eene plegtigeZuivering ondergingen. Men behoeft niet te twyffelen, of alle de Gebruikelykheden, in de Lupercaliaplaats hebbende, behoorden hier t'huis; zonder met degefchiedenis van ROMULUS eenige gemeenfchap te hebben.(in) Deze CAIUS ACILIUS fchynt dezelfde te zyn , we!,ke beneden wordt aangehaald in het leven van CMOden ouden, bl. 249- F. want hy wordt daar gezegd deGriekfche Redevoeringen van CARKEADES, en de andereAtheenfche Gezanten , voor den Romeinfchen Raadvertaald te hebben. Zyn Gefchiedkundig Weik droegden naam van Jaarboeken, en werdt in het Latyn vertaalddoor zekeren CLAUDIUS Die gelegenheid heeft,kan verder over hem nazien cic de Offic. III B. 32. h.en den irdex hiftor. van ERNESTI. LIMUS XXV B. 29.H. en de aantekeningen der Geleerden op die plaats.


V A N R O M U L U S . 247hunne geloften aan FAUNUS («) gedaan tehebben, aldus naakt, om door het zvveetenniet gehinderd te worden, uitgeloopen warenom het verloorene op te fpeuren : endat hierom ook de LUPERCI naakt omloopen.Wat verder aangaat het offeren van eenHond: men zou kunnen zeggen, (indienanders de LUPERCALIA een Feest van Zuiveringzyn) dat men den Hond tot een offervan Reiniging gebruikt. De Grieken, immers, zyn ook gewoon by plegtige Zuiveringenjonge Honden naar buiten uit te draagen: en de zogenoemde PERISCYLACISMI (0)zyn, insgelyks , by hen in veelvuldig gebruik,üf, byaldien het eene Offerhande isvan Dankerkentenisfe aan de Wolvin , wegenshet voeden en bevvaaren van ROMULUS ,dan wordt ook de Hond niet zonder oorzaakgeflacht { want hy is een Vyand van deWolven. Maar het kon waarlyk ook welzyn , dat het Dier geofferd wordt, om dathet de LUPERCI onder het omloopen lastigvalt.Men verzekert ook, dat ROMULUS de eerltewas , die den heiligen eerdienst van hetVuur(«) Ook een Landgod, en doorgaans voor denzelfdengehouden, als PAN.(a) Over deze kan men vergelyken de Rom. Vragcv.II ü. bl. 280. B Scylax betek. een kleinen Hond.Q 4


248 H E T L E V E NiVuur ingefteld, en Maagden tot Priefteresferigewyd heeft , welke men VESTALEN noemde.Andere , evenwel, fchryven dit aan NU-MA toe fj)). En daar ROMULUS, in alle opzichten, by uitftek Godsdienitig was , verhaaltmen bovendien , dat hy ook een Liefhebbervan de Wichelkunst geweest zouzyn , en by zich gedragen hebben den LI-TUUS , om 'er zich , ten behoeve der Wichelaarye, van te bedienen. Dit nu is eenekromftaande Roede, waar mede de Wiche-laars , neergezeten om het vliegen der Vogelenwaar te neemen, de Vakken van denHemel afperken (q). Deze LITUUS , ze«r Cmen , werdt weleer zorgvuldig in het Capltoolbewaard, dog naderhand vermist, wanneerde Stad in den Gallifchen oorlog denVyand in handen viel: maar men vondt hemna dat de Barbaren verjaagd waren , dieponder de Asfche weder, zonder van hetVuur, dat al het overige gezengd of verteerdhad, iets geleeden te hebben f>).RO-O) Zie beneden bet Leven van KUIIA. (I D b! 66 )(?) CICERO de Divinat. I R. 17 h. getuigt datB 0.MULUS haar reeds, tot diergelyk een einde, bv betbouwen der Stad gebruikte.(r) Dit geval wordt nader verhaald in het leven vanCAMILLUS, bl. 145 D. en door VALEJUÜS JIAX. I, 811. Ook kan men daarover nazien CELLIL-S V B '8 bMJCROB Sat. VI B 8 h. SERVIUS ad Virg. Geow Iirs s - 1 1 1B. 183 v.


V A N R O M U L U S . 249ROMULUS maakte ook eenige WETTEN, onderwelke deze zeer hard is, welke aan deVrouwe niet toeftaat haaren Man te verhaten; terwyl zy den Man vryheid geeft zyneVrouw te verltooten (s), indien zy getrachtheeft haare Kinderen te vergeeven: indienzy valfche Sleutels heeft gemaakt; of Overfpelbedreeven (>). Maar zo iemand zyneVrouwCO De F?' fort- heeft te recht opgemerkt , dathetzclfJe, wat PLUTARCHUS hier hard toefcheen, plaatshad onder de Israëliten, volgens de MOSAISCHE Wet.(/) Wy vinden ons in de onvermydelyke noodzaakelykheid,om op deze plaats van de gewoone wyze,op welke wy anders onze Aantekeningen inrichten, afte gaan, en den Tcxt van onzen Schryver wat naauwkeurigerin te zien, op dat de Lezer zich , uit onzeVertaaling, die de gewoone lezing ten grondflag heeft,geene verkeerde denkbeelden vorme.Wy kenneniemand, die van oordeel is, dat de woorden vanPLUTARCHLS , waarover zo veel gefchreeven is. aldusmoeten geleezen worden : ruva~>C(* Ss Sihvc ix.QotAüvtxi (Pap/A&xiix-, TSKVUV (of , zo iemand dit lieverheeft, nctlliav) i)/To/3oAtj, iAt>i%tvd'Z~exi>.Richten wy de Vertaaling hier na in , dan moet zyluiden, dat de Wet den ft'ar. vryheid gaf zyne Vrouwte verdooten, indien zy getracht had Vergif te geeven; indien zy eene vreemde Vrucht als de haare„ had ondergedooken, of Overfpel bedreeven." Demisdaad, immers, van ondernoomene Vergiftiging bepaaldezich zekerlyk niet alleen tot de Kinderen, maarwel voornaamelyk tot den Man, en wat afdravendemiddelen (pocula abortiva) belangt, dezelve kunnenniet verdaan worden door de uitdrukkinge ^ctf/AXKilxQ 5


*5° H E T L E V E NVrouw om andere redenen wegzond, dangebood de Wee, dat de eene helft vandeszelfs hier door verbeurde goederen aande Vrouwe , en de andere helft in de Schatkistvan CERES zou gegeeven worden (V).Voorts, dat elk, die zyne Echtgenoote vanzich liet gaan, offeren moest aan de onderaardfcheGoden f». Zonderling is het,dat,rium.PLurARCiius heeft derhalven niet kunnenfchryven inl *pis*Kt(


V A N R O M U L U S . 251dat, daar ROMULUS geneileye ftraf bepaaldeomtrent den VADERMOORD, hy, echter, allenMoord met dezen naam beltempeld heeft(V) , oordeelende allen Moord een Gruwelte zyn , maar den Vadermoord onmogelyk !Ook duurde het langen tyd , dat men zeggenmoest, dat hy deze Misdaad te rechtvoor onbekend in zynen Staat gehouden had:want(V) „ PLUTABCHUS heeft hier op het oog de Wet:Si quis hominem doh fciens morti duit, parricida esto.Andere, echter , fchryven dezelve metmeer waarfchynelykheid toe aan KUMA. «Vat 'er vanzy ; '1 is zeer opmerkelyk. dat de naam van parricida(Vadermoorder) in Italië zo langen tyd bekend isgeweest voor de Misdaad op welke deze naam eigentlykpast" Fr. Vert. CICERO, en DIOLENESLAè'RTius vernaaien, dat de Atheenfche Wetgeever so-LON , gevraagd , waarom hy geene draf bepaald hadvoor den Vadermoord ? antwoordde , van mening'geweest te zyn , dat zulk een Euveldaad doorniemand zou gepleegd worden. (Z. Cicer. pro Rosc.Am. cao. 25. Diog. Laërt. vita Solon. L. I. §. 50.)De Perfen gaven voor, dat niemand hunner een Vadermoorderwas: en zo een of ander rampzalige ziekhier in vergreepen had, hielden zy zulk eenen vooreen Vreemdeling of Bastaard. C. Z. Herodot. I B. 137jj #., Beide deze verhaalen hebben zeer veel overeenkomstmet het geen PLUTARCHUS hier, aangaandeROMULUS , bericht. Van L. HOSTIUS wordt elderszo veel ons bewust is , by LIVIUS , of andereouden , geen gewag gemaakt, maar wel van p. MAL-LSOLUS , die 50 jaaren laater zyne Moeder ombragt.(Zie Liv. Epit. L. 60. AuSt. ad Herenn. I, 13. Oioftus,V, 16.)


=5 2 H E T L E V E Nwant niemand maakte zich aan zodanig ietste Rome fchuldig geduurende het tydverloopvan byna feshonderd jaaren. De eerlte Vadermoorder, na den oorlog met Hannibal,wordt verhaald geweest te zyn L. HOSTIUS.Dan genoeg hier van.In het vyfde Jaar, dat TATIUS mede Koningwas, gebeurde het, dat zommige zynerhuisgenooten en Nabeiraanden eenige Gezanten, die van LAURENTUM (X) naar Rometrokken , op weg ontmoetten. Zy poogdendezelve van het geld, d.;t zy by zichhadden, te berooven: en als men zulks niettoeliet, maar zxh te weer Hel Je , brachtenzy ze om het leven (j). Deze fchenddaadgepleegd zynde was ROMULUS van oordeel,dat men de Misdaadigen zonder verwyl behoordete ftraffen. Maar TATIUS zette hemtelkens af, en wist de zaak op de langebaan te fchuiven. En dit was de eerlte reize,dat men hen in openbaar verfchil zag :want voor het overige hadden zy voor elkandersaanzien fteeds gezorgd, en de zaakenmet gemecnen raade, en de meest mo­ge-(x) Een' kleine Stad van het oud Latium , waarvande via Laurentina, die uit Rome derwaarts ftrekte,den naam had.(y) DIONYSIUS verhaalt dit geval in het breede ,dochmet verfchiüende oinftandigheden, II B. bl. 114, 115.


V A N R O M U L U S . 253welyke eensgezindheid beftierd. DeVrienden dan der geenen,die omgebragc waren, ziende dat het niemand dan TATIUSwas, die hun hinderde om op eenige wyzeaan hun wettig recht te geraaken , vielenhem op het lyf, daar hy met ROMULUS teLAVINIUM (z) offerde, en brachten hem omhet leven, ROMULUS, daarentegen, ontvinghunne toejuichingen als een rechtveerdigMan, en men liet hem onder eerbewys vertrekken.Het lichaam van TATIUS werdt,op zyn last, naar Rome gevoerd, en ftaatelykter aarde befteld. Het ligt op denAventynfchen berg , by het ARMILUSTRIUM(a). Maar aan het ftraffen van den moorddacht ROMULUS in 't geheel niet. ZommigeGefchiedfchryvers verhaalen , dat de Burgeryevan Laurentum , beducht voor kwaadegevolgen, de Daaders overgaf, maar dat RO­MULUS hen wederom op vrye voeten ftelde,wyl, zo hy zeide , doodflag met doodflagwas geboet. Dit gaf, zeker, eenigzins grondaan(z) Lavinium lag zeer dicht by Laurentum.{a) Het Feest Armiluftrium , van het omdraagender Wapenen dus genoemd, werdt gevierd op den XIXvan de maand Oétober. De plaats, daar het gevierdwerdt, heette eigentlyk Armiluflrum. Daar begroefmen TATIUS , op den Aventynfchen Berg, in het Laurierbosch.Z. Borrich, Antiq. Rom. fac. p. 154.


254 H E T L E V E Naan het vermoeden , dat hy wel te vredewas langs dezen weg zynen Amptgenoot teloofen ! Niets echter van dit alles deed eeniggemor of' opftand onder de Sabynen ontflaan; welke , deels uit genegenheid voorhem, deels uit vrecze voor zyn magt, ofook, om dat zy hem voor een God begondente houden , voortgingen hem met demeeste goedwilligheid te gehoorzaamen. Ookbleek eerlang het aanzien , dat hy zich byvelen zyner Nabuuren verworven had. 'Erverfcheen een Gezandfchap van de oude Larynen,die met hem een verbond van Vriendfchapen onderlinge Verdediginge flooten.Vervolgens bemagtigde hy de Stad FIDENJ; ,dicht by Rome gelegen (i>): na dat hy,volgens het verhaal van zommige, een bendePaardevolk te viervoet daar heên gezondenhad , met bevel, dat zy de harren derPoorten zouden afflaan ; waar op hy zelfook , onverwacht, voor de Stad verfcheen.Andere zeggen , dat de FIDENATEN eerst inhet Romeinsch Gebied trokken, en de Landeryen,tot de Voorfleden toe, uit pionderdenen verwoestten. Maar dat RO.AIULUS henuit eene hinderlaag overviel , eene grootemenigte verfloeg, en daar op hunne Stad innam.Deze verdelgde hy evenwel niet;noch(b) Zy lag 5 mylen van Rome, aan dsa Tiber.


V A N R O M U L U S . 255noch deed ze Hechten , maar maakte 'ereene Volkplantinge der Romeinen van, welke,ten getale van MMD, op zyn last derwaartsmet 'er woon vertrokken, op demus,of den XIII van APRIL.Het leedt niet lang, of'er ontltond Pest,waardoor vele menfchen , zonder Ziekte ,fchielyk werden weggefleept. De invloeddezer' kwaaie werkte ook op de onvruchtbaarheidvan het Vee, en Misgewas der Velden.Daar by regende het droppels Bloedop de Stad; en deze zamenloop van Onheilenmaakte de Bygeloovigheid allerwege gaande.Dan naauwlyks werden ook de Inwoonersvan LAURENTUM op dezelfde wyze bezocht,of elk viel op het denkbeeld, dat deGodheid aan beide Steden haare wraak gevoelendeed , zo wegens het gewelddaadigombrengen van TATIUS, als het dooden derGezanten (c> En wanneer, hierop , deDaaders wederzyds waren uitgeleverd en geftraft,bedaarden de Rampen oogenfchyne-Wk en ROMULUS zuiverde beide Steden doorplegtige Reinigingen , welke men verhaakCc> De Ouden voedden het zeer nuttig Denkbeeld,dat een Moord of Doodflag, zo lang dezelve nietverzoend was, de Wraak der Goden wekte, en datd uit plaagen over geheele Volkeren ontbonden.


*56" H E T L E V E Ndat nog hedendaags verricht worden by deFERENTYNSCHE poort (d).• Voor daf nog de Pestziekte ophieldt, tasttende CAMERICRS (e) de Romeinen aan, enliepen het land af, om dat zy meenden,'datmen uit hoofde der Pest niet in Haat zou zynhun wederltand te bieden. Doch ROMULUSrukte aanftonds tegen hen uit, en behaaldena dat men Haags was geraakt, de overwinning.DC Vyanden bleeven op het Slagveld,ROMULUS veroverde zelfs hunne Stad,cn deed 'er de helft der Bewooners uit vertrekkennaar Rome. By de andere helftvoegde hy een Dubbeltal Romeinen, enliet ze gezamenrlyk te CAMERIUM woonen.Dit viel voor op den eeriten van de maandSEXTILIS (ƒ). 't Is opmerkelyk, dat hy reedszulk een overvloed van Burgers had, fchoonhet nog maar by de XVI jaaren geleedenwas, dat hy Rome bouwde. Onder de overigeBuit voerde hy toen ook van daar eenen(d) Dus genoemd, om dat men 'er uitging naar deLatynfche Stad Ferentinum. Z. Marlian. TopogrUrb. Rom. IB.il. A/ex. ab Alexandro IV B16 h.O) Inwooners van CAMERIUM, door andere CAMERIAgenoemd. Ook dit was eene Stad van het oude Latium.(f) Zie bov. bl. 215.


V A N R O M U L U S . 257rieh koperen Wagen voor vier Paarden (g~):Dezen wydde hy in den Tempel Van VUL-CANUS, en deed zyn Standbeeld 'er in plaatzen, 't welk van de Zege gekroond WerdtDe magt van ROMULUS dus bevestigd zynde, gaven de zwakkere onder zyne, Nabuurenzich uil neder , wel te vrede , als zymaar in ruste leven mogten: maar de Iterkere,die hem te gelyk vreesden en benydden,waren van oordeel ,• dat men niet langerzuimen moest met zich tegen dit groeijendvermogen aan te kanten, en ROMULUSte kortwieken. Onder de TOSCANEN warende VEJIERS, die een uitgeftrekt Grondgebiedhadden, en eene magtige Stad (T) bewoonden, de eerlte , die de vyandlykheden aanvingenmet het te rug eisfchen van FIDE-NiE,(g) In het Gr. ïföfnciioi, in het Lat. Quadriga.Zódanige waren de Triomf-wagens, by de Romeinengëbruikelyk.(k) Zoortgelyke afbeeldingen van ZegepraalendeRoomfche Veldheeren, achter welke de Godin Ficloriavliegt, hun eene Lauwrier-krans boven het hoofthoudende, vindt men overal, op de oude Penningen,en elders.(ƒ) De Stad heette Feit, de Inwoóners Fejentes.Zy lag vooraan in Hetrurie, maar drie mylen van Rome.Zie van haare verwoesting het leven van (triSILLUS.li DEEL. R


458 H E T L E V E NVIM, als eene Stad hun toebehoorende. Ditnu was een eisch zo onrechtmaatig, als befpottelyk; wyl zy de FIDENATEN , wanneerdie in de engte waren , en aangevochtenwerden, niet hadden bygeitaan, en thans,na dat zy de Bewooners aan hun noodlothadden overgelaaten , derzelver Huizen enLanderyen wel zouden willen naar zich neemen, nu die in vreemde handen waren.Geen wonder dan, dat hunne Gezanten vanROMULUS met verachting afgezet , en heêngezonden werden. Zy verdeelden zich, hierop, in twee Hoopen. De eene viel hetLeger der FIDENATEN op het Lyf. De anderetrok ROMULUS tegen. By FIDEN;E behaaldenzy de overwinning, en vernoegenMM Romeinen. Maar tegen ROMULUS fchootenzy te kort, en verlooren over de achtduizendman. Kort daarna volgde een tweedeSlag , omftreeks FIDEN^E , in welken deZege voornaamelyk het werk van ROMULUSWas , die , volgens het algemeen getuigenisder Gefchiedfchryvers , daar al zyne Krygskunde, met Dapperheid gepaard, deed uitfchitteren;terwyl zyne Lighaamskrachten enSnelheid, by deze gelegenheid,het menfchelykeverre fcheenen te boven te gaan. Maarhet geen hier omtrent door zommigen verhaaldwordt, dat van de veertien duizend,welke toen fneuvelden , meer dan de helftdoor


V A N ROMULUS.doorROMULUS met eige hand geveld zoudenzyn , is gansch beuzelachtig , of liever geheelongclooflyk r K)-Men kan 'er by ver^gelyken de fnorkery der MESSENICRS, die vanARISTOMËNES verhaalen4dat hy tot drie werventoe'EKATOM$ONIA (/; offerde wegensHONDERD Lacedamioniers door hem, telkens,m drie ontmoetingen, verflaagen.DeVyand dan op de vlucht gedreeven zynde,onthieldt ROMULUS zich het overfchot vandeszelfs verflaagene Benden te vervolgen,maar(J) „ De History-Schryvers, van welke PLUTARCHUSfpreekt, hadden naar de letter opgevat het geen menop het Slagveld zong, en waarin men geene Grootfpraakfpaarde! Men denke hier, by vergelyking, aande Israëlitifche Vrouwen, die voor OAVID zongen, alshy wederkwam van het (laan der Philifiynen : SAÜL 'heeft zyne duizenden verflaagen : maar DAVID zyneTienduizenden! 1 ' Fr.Fert.(/) d. i. Offerhanden wegens het dooden van honderdvyanden. » PAUSANIAS fchryfi , dat ARIS­TOMËNES , opperbevelhebber der Mesfjniers tegen deSpartanen, tot drie maaien toe aan JUPITER, bygenaamd;iTHOitATES , eene offerhande deed van honderd offerbeesten, wegens even zo veele vyanden door hemmet eige hand in drie gevechten afgemaakt. Ookgeeft hy, indedaad , die Gevechten met naame op,benevens de plaatzen . waar zy voorvielen. DezeOorlog tusfchen de Mesfeniërs en Spamanen viel voorten tyde van TULLUS, HOSTILIUS." Fr. Vert. Zie PAÖ-SAJNIAS IV B 19 H. bl. 325. 3 2


S6Q H E T L E V E Nmaar toog rechtfireeks op de Stad zelve aan,welker Burgers , door zo veel tegenfpoedsmoedeloos geworden, het niet waagden wederltandte bieden , maar liever tot zynegoedheid toevlucht namen. 'Er werdt daneen verdrag van Vriendfchap geflooten voorhonderd Jaaren. Voorts deeden de Vejentenafttand van een geheel ltuk Lands, SEP-TPMPAGIUM (m) genoemd , om dat het ZevenDorpen bevattede : gelyk ook van deZoutgroeven op de Rivier (m\ Eindelykleverden zy nog vyftig Gyzelaars , van demeest aanzienelyke onder hen, in zyne handen,ROMULUS hieldt ook , over het teneinde brengen van dezen Oorlog , eene Zegepraalop de IDUS, ofXVden dag van October,een groot aantal van Gevangene metzich voerende, en onder deze den Veldheerder VEjiëRs , een ouden Man, maar die gehoudenwerdt zich in het Bewind zeerdwaasfelyk, en niet als een* Man van ondervinding, zo als men van zynen Ouderdomverwachten moest, te hebben gedraagen.(m) Dat dit de rechte lezing is heeft de Heer BRVA»NE uit de iVIfT en moNVsius HAL beweezen.(n) Het was dan (zal men PLITASCHUS gelooven)ÜTKCUS MARC-IUS niet, die de Zoutkeeten het eerst inftelde,en aan den gang hielp, volgens PLINIWS , N.H. XXXI B. 7 b.


V A N ROMULUS. 2Ó\tgen. Waarom wen., nog hedendaags, wanneer'er wegens behaalde Overwinningen geofferdword-:, de .Gewoonte heeft een' oudenMan re geleiden over de Markt naarhet Capitool , gekleed in een' met purpergeboorden Tabbaard, en met de kinderlykeBelle vercierd , en dan roept de Roeperui:: sARDiNièüs TE KOOP (>)•• W*Plioudt d: TO^CANEN voor aframmelingen,van de sARDimëRs , en vjm was eeue TOS-.CAANSCHE Stad.Dit was de laatfte Oojl xg , dien ROMU­LUS voerde. Hy verviel, vervolgens, indien^elfden Misdag , wclkfin de .meeste, ja al-Je , weinige uitgezonderd, die door .eengroot en zonderbaar Geluk tot ,magt enhoog aanzien opklommen , niet ontgaankoliekHit zelfde gevoelen .wordt voqrgefteld in deHom Vraagen II li. bl. 277 C en by Festus, bl.480. waar het Spreekwoord: Sardi vmales, aliusalio nequior, wordt aangehaald, en verklaard, CICEROgebruikt het ook ad Famil. VII R. 24. br. Maarde oorfprong daar van beh


«6s H E T L E V E Nkonden. Want Hout geworden op zyne uitgevoerdeDaaden, en vervuld met Trotschheidverwisfelde hy den Voorftander eenervrye Volksregeering in eenen onverdraagelykenOverheerfcher , en frak zyn Volk deoogen uit door de Klederpracht, waar inhy zich vertoonde. Hy trok , naamelyk:,een Kleed aan geheel van Purper, en droegeen Opperkleed geheel met Purper geboord.Hy gaf zyne Godfpraaken (als het waare)gezeten op een verhevenen Leuningftoel.-Hy was geftaadig omftuwd van de JongeLieden , welke men CELERES noemde , wegensde vaardigheid, met welke zy hemdienden Q>). Voor hem uit ging een anderzoort van Wacht , die met ROEDENruim baan maakten, en Iedere Riemen aaahunne Gordels droegen gereed om op hetoogenblik te binden alle,welken hy zulks tedoen beveelen mogt. BINDEN , dat men nuAlligare noemt , noemden de oude" Latynenligare, waar van daan de Roeden draagersLi&ores, en de Roeden bacula geheetenworden, d. i. Stokken ; om dat mentoen tot de Roeden Wandelilokken gebruikte,'t Is waarfchynelyk, dat in het woordfactor es, de C is ingelascht (cj) , en dati A. • men(p) Het woord Celer, betekent Snel, vaardig.(?) Deze afleiding verfehilt geheel van de voorgaan-


T A N R O M U L U S . 263men te vooren Litores zeide, waar van debetekenis uitkomt, op het Grieksch AEI-TOTProz. By de Grieken heet het Volknu nog AHITOS , en de Menigte AAOS.Daar hy, volgens het recht van Geboorte,na de Dood van zynen GrootvaderNUMITOR als Koning te Alba regeeren kon,vestigde hy daar, voor aller oogen, een veelvryer Volksbellier onder eenen ARCHON ,welken hy van Jaar tot Jaar op nieuws voorde Albaanen (r) aanftelde. Hy zelf leerdedus de Aanzienelyke Romeinen, insgelyks,naar eene vrye Regeeringsvorm, zonder Koning, om te zien, in welke zy dan eenszouden regeeren , en dan wederom geregeerdworden. Want de zogenaamde PA­TRICII hadden thans geheel geen aandeel inhet bellier ; de naam en het uiterlyk aanzienfchoot hun alleen maar over, daar zy,meer uit gewoonte, dan om hun gevoelente zeggen, de Raadsvergaderingen bywoondenagaande. Wy hebben moeite te gelooven, dat zy vanPLUTARCHUS is. Ook verdient zy niet verder verklaardte worden.(V) De gewoone Text heeft hier het woord S BV-KEN : maar het is boven ailen twyffel, dat V van deALBAANEN gefprooken wordt , en dat 'er J us eTextverbeteting nodig is . gelyk de Gelee 1 de Ivers voorlang hebben opgemerkt , aan weiK-Vprt. het oor bad moeten leenen.R 4


20*4 H E T L E V E Nden, jn welke zy flilzwygende afwachtten,wat Hy bevelen zoude , en dan weder aftrokkenmet deze eenige voldoeninge , datzy de Staatsbefluiten een weinig eerder, danhet Gemeen, vernomen hadden. • Ditalles, echter , was eene beuzeling by hetgeen vervolgens gebeurde, wanneer hy, geheelalleen , en op eigen Gezag, de veroverdeLanderyen onder het Krygsvolk verdeelde, en de Gyzelaars aan de Vejentenweder te rug zondt, zonder dat de Raadsheerenhier in gekend waren , of hunne toeitemming'hadden gegec en. Hier dooi'fcheen hy den Raad vol (trekt verachtelyk temaaken , en deszelis gezag als met voetente treeden. Wanneer hy, derhal ven, kortdaarna,op eene zonderlinge wyze verdween ,is het geenszins te verwonderen, dat zulkscpfpraak en achterdocht verwekte. Hy werdtvermist op de NONEN, dat is, den VII vande maand JCEY, (ZO als men nu zegt; of,zo als men toen zeide, van QUINTIUS) geenzeker bericht, of vast befcheid omtrent zyneinde achterlaatende , behalven den tyd zoeven aangeduid : want 'er worden op dienDag nog heden verfcheidene dingen verricht,welke betrekking hebben op het toen gebeurde.Ondertusfchen heeft men zoveel te minder reden om zich over dezetwyffelachtigheïd te verwonderen, daar sci-


V A N R O M U L U S . 265HO de Africaner (*) , zo veele Jaaren kater,na de Avondmaaltyd, in zyn eigen huisdood gevonden werdt, zonder dat men bewysof zekerheid omtrent de w, ze van zynenDood bekoomen kon. Een deel zeidendat hy, van een zwak geitel zynde, zekerlykvan zelfs eenig toeval gekreegen had,en daar aan geltorven was. Een ander, dathy vergif zou genomen, en zich zelf vankant geholpen hebben. Een derde, eindelyk, dat zyne Vyanden hem , by duilter ,overvielen en verfinoorden. Nog lag hetLyk van SCIPIO, daarenboven, opentlyk tentoon, om van een ieder gezien te worden,en liet niet na aan allen, die het zagen, achterdochten bczef te baaren van hetgeen hem overgekoomen was. Maar toenROMULUS weg was , vondt men geen ftukvan zyn lichaam, noch eenig pvcTQlyfzel(>•) Anders SCIPIO JEMIL'ANUS, of AFRTCANUS MIVORgenoemd , die de hoogde roem verworven had doorhet verdelgen van Numantia en Carthago en, naaralle waarfchynelykheid , door huisfelyk verraad vanzyne eigene Vrouw SEMFRONIA omkwam Men kasmet PLUTARCHUS vergelyken Valerius Max. V B. 3h. bl. 451. Velkiui Pat. II B. 4 h. en andere aangehaaldby SIMSON op het Jaar der Wereld 3876. —- Het leven van dezeu SC;?IO was ook door PLUTARCHUSbetchreeven, en wordt, in betrekking van zynen Dood,aangehaald in het leven der Gracchen, bladz. 839. C,R 5


i66 H E T L E V E Nzei van zyne Klederen : des zommige vermoedden, dat de Raadsheeren hem in denTempel van VULCANUS gezaamendyk op hetlyf vielen en ombragten : waarna zy , hetlichaam in Hukken gekapt hebbende , elkeen ftuk in den boezem van hunne wydeTabbaarden namen en naar buiten droegen.Andere meenen, dat hy noch in den Tempelvan VULCAAN (t), noch ook in het byweezenalleen van den Raad verdween :maar dat hy zich by geval buiten de Stadbevondt by het GEITEN MOERAS (V), alwaarhy eene Redevoering tot het Volk hieldt.Dat 'er toen , op het onverwachtst, zeerwonderbaare en onuitfpreekelyke veranderingenin de Lucht voorvielen, verzeld van Onwederszonder voorbeeld geweldig en ontzacchelyk;want het licht der Sonne werdtverduisterd (y) , en daarop volgde eenNacht niet ftil noch lieffelyk, maar in welkenhet geftaadig gebrul der woedende Winden(t) Deze Tempel was buiten de Stad. Z. PLUT/RCH.in de Rom. Fraagen 11 D. bl. 276. A. en FitrtviusI B. 7 h,(u) Zo verhaalen ook LIVIÜS, I B. 16 h. en wio-RUS I B 1 h.(v) Van deze Zonsverduiftering fpreekt ook crcu- 'Ro, Somn. Scip. cap. 7. „Ut olim deficere Sol hominihus.exftirtguiq vi/us efl, quum Romuli animushxc ipfa in temp la penetravit."


V A N ROMULUS. -267deri aan alle zyden verzeld ging van defchrikkelykfte Donderdagen. Onder die alles. begaf het Volk zich op de vlucht, en zorgde, elk voor zich , een goed heénkoomente zoeken ; maar de Edelen voegden zichin eenen drom by eikanderen. Alsnu het onweder bedaard was, het licht wederomdoorgebrooken, en het Volk uit zynefchuilhoeken op nieuw by een fchoolde, begon men te vraagen naar den Koning, die vermist werdt ; dog de Grooten•wilden niet , dat men hier op meer onderzoekdoen, of zich moeite geeven zoude,maar vermaanden hen alle , dat zy ROMULUSeeren zouden en aanbidden als ten hemelonder de Goden opgenoomen, en van eengoed Koning nu voor hun een Befcherm-Godgeworden. De gemeene Man, zulks hoorenrde, was wel te vrede , en ging blymoedighenen den nieuwen God met de verzekerdftehoop aanbiddende. Maar eenige weinhge , die den Raad geen goed hart toedroegen, deeden fcherpelyk onderzoek op ditftuk , en joegen den Edelen geene geringeVreze aan door hun te verwyten, dat zyhet Volk om den tuin leidden, en den Koningzelve met eigene handen hadden om?gebragt.In deze verlegenheid waren zy, toen ,2egt men , JULIUS PROCULUS , een man ~vauhet


£„ gefprookon : Wat hebt Gy gedaan , m„ wolk was uw oogmerk , o Koning, dat„a :Gy ons een pj oije gelaaten hebr van on-„ rechtmaatige en boosaardige verdenkin-„ gen. en de geheele Burjrerye, als zo ve-., le Wezen , in einüeiooze rouwe gedom-„ peld ? Dut ;hy hier op ten an; woord„ kreeg: Het heeft, OSROGULUS, ëen Go-„ den aldus goed gedaqht, dat wy , die van„ hun pnee afkomst rekenen, juist zo lang„ eenen Jyd .by .het Menschdom vertoeven„ zouden , en niet eer wederom inwoonecs„ van den Hemel worden, dan na dat wy„ «eene .Stad getouwd en bevestigd hadden',» cis


V A N R O M U L U S . 269die eens het hoogfte toppunt van Magt„ en Glorie bereiken zal. Wel aan dan!„ Vaarwel, en zeg aan de Romeinen, dat,„ byaldien zy Iteeds de goede Tucht met„ Dapperheid gepaard beoeffenen , zy tot„ een zo groot Vermogen zullen opklim-„ men , als het immer menfehen mogelyk„ was: en ik, QUIIUNUS, zal voor Uliedeneen Befcherm God zyn."Dit bericht kwam elk geloofwaardig voor,zo wegens de bekende Deugd des Redenaars,als de plegtige Eedzweringe. Maarbovendien werkte ook nog de eene of andereGodheid eene aandoening in de Gemoederenniet ongelyk aan eene vervoeringe vanZinnen. Want men verzekert, dat niemandhem tegenfptak; dat de Romeinen, aanftonds,alle verdenking' en achterklap daarlaatende , QUIRINUS begonden aan tebidden, cn hem als GOD te groeten. ••Deze vernaaien hebben , in de daad, veleovereenkomst met de Fabelen, welke menonder de Grieken vertelt van ARISTEAS denProconnefiër (.t), en CLEOMEDES den Astypa-lseen-(w) Onder dezen naam werdt ROMULUS , na zynverdwynen, als een God geëerd.(JC) FROCONNESUS, nu Marmora, was een klein eilandin de Propontis, rhans de Zee van Marmora,op de kust van Natolie , by ouds klein Ajï'é genoemd.Van hier was geboorrig die wonderlyke ManARI-


ufo H E T L E V E Nfceènfer (y ). ARISTEAS , zegt men , ffierfin de winkel van zekeren Volder, en wanneerzyne Naastbeftaande zich derwaarts begeevenhadden, om het Lyk te haaien, was.-hetzelve verdweenen. Maar zommige, diepas van buiten in de Stad gekoomen waren,verzekerden dat ARISTEAS hun ontmoetwas trekkende den weg op naar CROTON(z). Van CLEOMEDES verhaalt men, dat hyeen/RISTE Kt, wiens Ziel, gelyk verhaald wordt, dan eenshet lichaam verliet, en dan wederom derwaards keerde.Zie van hem HERODOTUS IV B. 13 h. en volg.su DAS I. D. p. 323. PLIMUS N. H. VII. 2. CELLIUSIX, 4. vossius de Hifi. Gr. bl. ipfi.(j) ASTYP^LjEa , nu i/awpa/ia , is een def Eilandenvan den Archipel. Over CLEOMEDES kan mennazien , en met onzen Schryver vergelyken, het verhaalvan PALSA.MAS VI B. 9 h. bl. 474. alwaar hyhet getal der omgekoomene Knderen op LX begroot,en de Godfpraak der PYTHIA in haar geheel opgeeft,'t Is natuurlyk , dit gevai met dat van SIMSON te vergelyken.(2) CROTON was eene vermaarde Stad van Italië,aan welke op deze p'aats niet kan gedacht worden.HERODOTUS , uit wien dit verhaal ontleend is , meldtons van CYZICU.M, eene Stad in de nsbyheid van Procormefu;geleegen; en het iydt geen twyffel, of menmoet aan deze hier plaats geven : het zy dan , datPLUTARCHUS zelf gedwaald hebbe.door twee GefchiedenisfeD, by KESODOTUS voorkoomecde, te vermengen; gelyk de Heer DACIER wil. Of dat de misdagaan de Affchryvers moet worden toegekend , gelykwy liever denken.


V A N ROMULUS. a?ieen man was van bovenmaatige krachten enongefchikte Grootte, maar dom, en doldriftigvan aart ; zo dat hy vele geweldenaaryenpleegde , en , eindelyk , aangeland inzeker Kinderfchool, aldaar den Pylaar, welkehet Dak van dat Gebouw onderfchraagde,door eenen flag met zyne hand middendoor floeg , en het Huis deed inllorten :en als men hem, wegens het ombrengenvan zo vele Kinderen, vervolgde, nam hyde vlucht in een groot Koffer, deed 'er hetDekzel van toe, en hieldt dat van binnen,zo vast, dat, offchoon vele menfchen te gelykdaar toe alle geweld gebruikten , hetniet kon worden opengerukt En wanneermen daarop het Koffer in ftukken lloeg,vondt men 'er den Man niet in ; noch levendig,noch dood! Dit verbaasde elk, en'er werden Gezanten naar DELPHI afgezondenom te vraagen , wat in dezen te doenftondt ? aan welken de Priesteresfe ten antwoordgaf:ASTYPAL.ïa fchonk aan CLEOMEDES 't leven.Deze is de laatfte Held met goJlyke eer' beloond («).Ook wordt verhaald , dat het lichaam vanALCMENE {b) , wanneer men haar begroef,al-(a) Zie boven bladz. 130.(b) üuisvrouwe van AMMJTRYON, Moedw vanHER.


af aH E T LEVENaldus verdween; want men vondt, in haareplaats', een iteen op het bed liggen. Voortsworden 'er nog veele andere zoortgelykeverdichtzelen, het een onwairichynelykerdan het ander, uitgevent, en de menfchelykenatuur alzo tot het Goddelyke verheeven,en den Goden gelyk gemaakt. — Ongetwyffeldis het laag cn lasterlyk te willenontkennen de volflaagene Goddelykheid derDeugd! — Maar, aan de andere zyde, ishet ook eene loutere dwaasheid Hemel enAarde onder een te mengjn. Dat men dandeze Verdichtzels vaaren laate; daar het zekeris, volgens PINDARUS (V): „ dat de Li-„ chaamen aller menfehen bukken moeten„ voor het geweld des onwinbaaren Doods:„ maar dat 'er dan , evenwel, nog levend„ overblyft het Afdrukzel der Eeuwigheid ;„ om dat dit alleen van de Goden herkom-„ ftig is. Dit kwam van daar, en keerti, ook derwaarts weder" (V); niet te gelyk,"ofCULES. Nopens het geval, hier verhaald, kan vergelèekenworden ANTONINUS LIB. Herfch. 33 h.(e) PINDARUS heeft ook , in Lierdicht, Klaag- ofTreurliederen gezongen , en uit deze QPHNOl ishet gewigtig Fragment of Stuk , dat wy hier aan.treffen , ontleend. Z. de FRAGMENTEN van PINDARUSby een verzameld door j. G. SCHNEIDER , bl. J0, envolgg. .P L U X, zeiven II D. 120 bi.(V) Tot dus verre PINDARUS*


V A N R O M U L U S . 273of verbonden met het Lichaam, maar wanneerhet allermeest van het Lichaam verwyderd,en daar van afgefcheiden is: wanneerhet, door en door gezuiverd , van hetVleesch verlost is, en rein geworden. Wantdeze is die DROOGE ZIEL (ƒ_) volgens het gevoelenvan HERACLITUS voor DE BESTE tehouden , welke uit het Lichaam ontfnapt,even gelyk een Blikzemflraal uit eene wolkfchiet. Dan , met het Lichaam vermengd,en daar aan verbonden , kan zy, even alseen zwaare, vochtige en nevelachtige Waasfem, bezwaarlyk vuur vatten , of zich omhoog verheffen, 't Is derhalven ongerymd,dat men ook de Lichaamen der Braaven tegelyk met hunne Zielen ten Hemel zendenwilCf) HERACLITUS de Ephefiè'r, een der oudfte Wysgeeren, is vermaard door zyne duiflere gezegden':waarom hy ook de Duiflere by uitnemenheid geheetenwerdt. Onder die Gezegden munt uit, dat hier'döor PLUT. *ordt aangehaald, en ook II D. bl. 432.F. — bl. 995. E.— te weetèn: «VIJ fyvyji a-otycarx-1t) K*Ï d»{>j, He drooge Ziel is He wyste en beste.Dit zeggen paste, gelyk M. DACIER heeft aangemerkt,zeer wel in den mond van een Philofoóf, die hetVUUR voor het eerst Beginzel aller dingen hieldt. 'Eris zeer geleerd en oordeelkundig over gehandeld doorden Beroemden WESSELING , in de Miscell. Obsf. Vol.V. Tom. 3. p. 42. feqq. In wat betrekking ne-RACLITUS dit zeide leeren wy uitHrWESSELING aangehaald.L DEEL. SSTOBJEUS , by den


2/4 E E T LEVENwil tegen de Natuur. Maar dit mag menveilig gelooven, dat de Deugden en Zielen,overeenkomftig haare Natuur, en het Godlykrecht, uit de Menfchen overgaan in deHELDEN ; en van de Helden in de DEMONS(g), (of halve-Goden) en van de Demons,by aldien zy volkoomentlyk, even gelyk byde Inwydinge (#) plaats heeft, doorlouterden gezuiverd zyn, en al het ftoffelyke, alhet aandoenelyke der Driften, hebben afgelegd;niet volgens eene Staatswet (?), maarvolgens de Waarheid zelve, en al wat waarfchynelykheeten kan, in de GODEN zeiven,en dus tot de heerlykfte en gelukzaliglteVolmaaktheid geraaken.Den Bynaam QUIRINUS , welken men aanROMULUS gaf, verklaaren zommigen door denGriekfchen naam ENTAAI02. (d. i. MARS)Andere zeggen , dat de reden daarvan is,om(g~) Dit woord wordt by de Gr. Schryvers in eenengoeden fin gebezigd. De rangen der Hoogereen Mindere Goden worden hier zeer naauwkeiirig bepaald.('0 Hy doelt op de Inwyding in de Eieufini£eheGeheimenisfen van CERES , welke door vele Reinigingenen Voorbereidingen werden voorgegaan.(?) 'Er wordt gezinfpeeld op de Burgerlyke wette Athene, waar de dienst der Goden bepaald envoorgefchreeven was vnfA? itoMoa , volgens eeneStaatswet.


V A N R O M U L U S . 275.om dat ook de Roomfche Burgers QUÏRITESgenoemd werden. Nog andere merken aan,dat de Ouden eene SPIETS, of LANS , QUIRIS(k~) noemen , en dat die Juno QUIRITUS.heer, welker beeld op eene SPIETS geplaatstis ; dat men ook eene SPIETS , die in hetKoninglyk Paleis gewyd is , den naam vanMARS geeft, en dat die gene, welke in den.Oorlog door heldhaftige bedryven zich doenuitmunten , met eene SPIETS vereerd worden; waarom men dan aan ROMULUS, alseen' tweeden MARS, en Oorlogsgod, dezennaam toevoegde. De Tempel van ROMULUS,of QUIRINUS, is gebouwd op den Berg, diedaarom QUIRINALIS heet. De Dag, op welkenhy verhuisde, draagt den naam vanpLE-BIS FUGA (l) , en NON/E CAPRATINiEom dat men dan uit de Stad gaat om te of-.fe-(£) Kwalyk leest men hier in den Text QUIRINUS.M . DACIER heeft dit verbeterd.(/) d. i. de Vlucht van het Volk, door het Onweder,naamelyk, verfchrikt.(m) Anders CAPROTIN/E , overeenkoomende met denVII July. Elders zegt PLUTARCHUS , dat het de V dagvan July was; in het begin van het leven van NUMA.Wy denken, dat hy zich daar vergiste;fchoon M , M E -ZIRIAC van oordeel is , dat men den text verbeterenmoet. In het leven van CAMILLUS , (bl. 146.) treftmen eene andere naamsoorfprong aan; en zo ook hierbeneden,S 2


i?6 H E T L E V E Nferen by het GEITEN-MOERAS. Eene Geitenoemen zy CAPRA. Onder het uittrekkenzyn zy gewoon eikanderen veele bekendenaamen toe te roepen, by voorbeeld MAR­CELLUS («) CAIUS ; om na te volgen hetgeen hun , door het Onweder overvallen ,wedervoer, wanneer zy , in de algemeenefchrik en verwarring', eikanderen dus, onderhet vluchten, by naame riepen. Zomrnïge, evenwel, zyn van gevoelen, dat zulksniet gefchiedt , om dat vluchten na tebootzen, maar ten teken van drift en overhaasting'; waar voor zy de volgende redenente berde brengen. Na dat de CELTEN(V) Rome eerst ingenoomen hadden , en,daarna , door CAMILLUS wederom daar uitverdreeven waren, en de Stad, van krachtontbloot , niet dan zeer bezwaarlyk wedertot haar zelve kwam, togen zommige Volkerenvan LATIUM tegen haar op onder hetbevel van LIVIUS POSTUMIUS Q>). Deze le­ger-(«) Niets is zekerder, dan dat men hier lezen moetMAF.CUS, LUCIUS, CA vs. — MARCELLUS was geen Voornaam, gelyk de gemelde drie , welke juist met eengelyk oogmerk aldus gemeld worden in het leven vanCAMILLUS op de aanftonds aangehaalde plaats.(#) Anders G LLEN.(p) Dit verhaal is geheel, het zy dan uit PLUIMR-CHUS , of van elders, overgenomen door MACROBIUSSat.


V A N R O M U L U S . 277gerde zich niet ver van Rome, en zondteen' Herout, die verklaaren moest, „ dat„ de Latynen genegen waren de oude Ge-„ meenzaamheid en Vermaagfchapping, wel-„ ke fchier in vergetelheid was geraakt, op,, nieuw te verlevendigen door het invoe-„ ren van nieuwe Huwelyken tusfchen de„ beide Volken. Dat 'er, derhalven, in*„ dien zy maar een goed aantal Maagden,, en ongehuwde Vrouwen aan hun wilden„ toefchikken , Vrede en Vriendfchap voor„ hun ten beste was ; gelyk zulks in een„ niet ongelyk geval voorhenen plaats ge-„ vonden had met de Sabynen !" De Romeinen,deze boodfchap ontvangen hebbende,vreesden wel, aan de eene zyde, voorden 1 orlog; maar befchouwden,anderdeels,het overgeeven der Vrouwen als een bewysvan volH.rekt llaaffcheonderwerping Dan,in de verlegenheid , waarin zy zich bevonden,gaf zekere Slavin PHILOTIS, aan welkeandere den naam van TUTELA toekennen ,hun den raad , dat zy zich tot geen vanbeide die dingen moesten bepaalen , maareene list gebruiken, door welke zy zo welden Oorlog, als het geeven van GyzelaarsSat. I B. 12 h.Onze Schryver herhaalt het in hetlev, van CAMILL. bl, 145. 146,S 3


S78 MET LEVENlaars (q) ontwyken mogten. Die list nubeltond hier in , dat zy PHILOTIS zelve, verzeldvan een groot aantal Slavinnen, eveneensuitgedost, of zy Vrye waren, naar denVyand moesten afzenden. Dat PHILOTIS ,vervolgens, des nachts eene Fakkel opfteken, en de Romeinen op dat teken gewapenduittrekken en den llaapenden Vyandovervallen zouden. Dit werdt werkftellie:gemaakt, en de Latynen lieten zich misleiden,PHILOTIS ftak de fakkel op uit eenWILDEN VYGEBOOIU , maar fpande achter dezelvedekkleden cn fpreijen , zo dat hetlicht , dat van de Romeinen klaarlyk befpeurdwerdt, voor de Latynen onzichtbaarwas. De eerstgemelde hadden het zodra niet bemerkt, of zy trokken aanllondsuit met groote haast, en door die haast,welke zy maakten, de een den anderen aanfpoorende,gebeurde het, dat zy by dePoort clkanderen meermaalen by naame toeriepen.Zy vielen, vervolgens, den Vyandonverwacht op het lyf, en behaalden deoverwinninge ; ter gedachtenis van welkenog een Vreugde-Feest gevierd wordt opdie NONEN , welke den naam van CAPRATI-NJE draagen , om dat de wilde Vygeboomby(7) Met dezen naam befiempelde PLUTARCHUS ook,hier boven, de Sabyninaen door ROMILUS gefchaakt.


V A N R O M U L U S . 279by de Romeinen CAPRIFICUS heet. De Vrouwenworden alsdan buiten de Stad onthaaldin fchaduwe gemaakt door takken van VY-GEBOOMEN. Eene menigte Slavinnen koomendan ook te hoop; loopen rond en bedryvenallerley vreugde. Ook Haan dezelveeikanderen , -en werpen met fteenen , alshebbende ook toen ter tyd den Romeinenin het gevecht tegen de Latynen op dusdanigeene wyze bygeftaan. Dit laatstverhaal nu wordt van vele (V) Schryversgevolgd. Evenwel, wyl het roepen by denaamen over dag gefchiedt , en men naarhet Geitenmoeras uittrekt even als of menzich naar Zee begaf, fchynt het eerstgemeldgevoelen om deze redenen verkiezelyker.Maar het kon waarlyk ook wel zyn,dat deze Gebeurtenisfen , hoe zeer op onderfcheideneTyden , echter juist op denzelfdenDag waren voorgevallen. Menzegt , dat ROMULUS in het LlVfte Jaarzyns Ouderdoms , en het XXXVIIllte zynerRegeeringe van onder de Menfchen verdweenenis (s").(r) Dat dit de mening van PLUTARCHUS is, blyktuit het geen hy nanftonds volgen laat. Men^moet,deihalven ,voor róïv]'ov 7rsAAoi'-leezer.r«ür' ovrnohhot,en zo is onze Schryver gewoon te fpreeken.(0 De gel. j, RUAULD heeft opgemerkt datPLUrAR-S 4CHUS


s8o H E T LEVEN ENZ.CHÜS hier den leeftyd van ROMULUS een jaar te lang,en zyne Regeeringe een jaar te kort maakt; ingevolge,vooral, van het verhaal van DIONYSIUS den Halicarnasfenfer,die zich in dit geval op alle de oude Be^fchryvingen van het leven van ROMULUS beroept.DE


DEV E R G E L Y K I N GVANTHESEUSMET ROMULUS.* i


D EV E R G E L Y K I N GV A NTHESEUSMET ROMULUS (OiJJ ecvoorverhaalde bevat alles, wat onsmerkwaardig omtrent THESEUS en" ROMULUSis bekend geworden. De eerstgemelde, omhier van daan onze Vergelyking' te beginnen,(/) „ Van alles, wat PLUTARCHUS gefchreeven heeft,!is 'er myns oordeels niets, het welk hem zo veel eeraandoet , als deze Vergelykingen. 'Er was, immers,oneindig meer Geest van noden om de overeenkomst enhet verfchil tusfchen deze groote Mannen plaats hebbendeuit te vinden, dan om hunne Daaden te befchryven.Hy weegt hier de Gebreken en de Deugden in eene. zo rechtmaatige Weegfchaal, dat men zeggen kan datnimmer iemand beter heeft aangetoond, hoe men iederding op zyn' waaren prys Hellen moet. Men kandes van het leezen dezer Hukken een onberekenbaarvoordeel trekken." Fr. Fert.


s84 VERGELYKING VAN THESEUSnen, fchynt uit eigene verkiezing', zonderdoor iemand te worden genoodzaakt, zelfen van zich zeiven tot groote daaden aangezette zyn , daar het hem vry Hond gerustelykin TROEZEN te regeeren, en Opvolgerte worden 'van zynen Grootvader ineen niet onaanzienlyk Ryk. De andere,daarentegen, werdt als gedwongen tot roemruchtigebedryven , wilde hy anders de Sla»verny, die hem reeds drukte, en de itrafTe,die hem dreigde, ontgaan. Het was dande fchrik voor de wreedile mishandelingen,die 'er' hem toe bragt, en hy werdt, volgenshet zeggen van PLATO (U ) zonder eenigkunstvermogen , gansch natuurlyk doorde vreze dapper gemaakt. Ten tweedenbeltaat het Meesterfhik van ROMULUS daarin,dat hy een' eenigen Dwingeland van AL­BA heeft omgebragt: daar THESEUS , in tegendeel,als ter loops, en by voorraad, eenenSCIRON , en SINIS , en PROCRUSTES , enden Knodsdrager PERIP<strong>HET</strong>ES van kant hielp(v) , welker Itraffe en Dood Griekenland(u) In den Phcedon van PLATO zegt SOCRATES, datalle Menfchen , de Wysgeeren alleen uitgezonderd,door Vreze dapper worden gemaakt, (edit. Fic. p.?8o, D.;(v) Dit was geenszins PROCRUSTES , of DAMASTES,gelyk de Fr. t'ert. heeft. Procrufte ou Damaftes leporteur de tnaffut. Z, hier boven bladz. 72, 73.van


MET ROMULUS.aS?Yari bloeddorftige Geweldenaars verloste,voor dat nog die gene , welke door hemverlost werden, wisten wie hy was. Aanden eenen ftond het vry zyne reize zondergevaar over Zee te neemen, waar hy vande Rovers geen ongelyk te wachten had:voor den anderen was gene veiligheid tehoopen zo lang AMULIUS leefde. Het {trektgrootelyks tot roem van THESEUS, dat hy,zonder zelf verongelykt te zyn, ten gevallevan anderen op de Boosdoeners los ging:daar ROMULUS en zyn Broeder, zo lang deDwingeland hun geen kwaad deed, zichweinig bekommerden, of elk buiten hendoor hem verdrukt werdt. Is het ook, indedaad, iets groots dat hy in den ltryd tegende Sabynen zo zwaar gekwetst werdt;dat by ACRON met eigen hand nedervelde;dat hy door de Wapenen vele Vyandent'onderbragt; dan maake men eene vergelykingetusfchen dit en het gevecht vanTHESEUS tegen de CENTAUREN, en het geen'er met de AMAZONEN voorviel. Maar vooralis die Daad van THESEUS , welke hy beftondmet opzicht tot de Schatting', die menaan de Cretenfen betaalen moest; — wanneerhy uit eigene beweeginge met de Jongelingenen Jonge Maagden onder zeil ging,en zich zeiven in gevaar Helde om of dooreen MONSTERDIER verllonden , of ten Zoenop


s8r5 VERGELYKING VAN THESEUShet graf van ANDROGEOS geflacht te worden;of, het geen van alles nog het Iichtfle was,by eene trotfche en verbitterde Natie eeneonedele en fchandelyke Slavernye te moetenverduuren , eene Daad, in welke deStoutheid, de Grootmoedigheid, de Zuchtom verdrukten recht te verfchaffen, de Begeertenaar Roem, en Liefde tot de Deugdop zulk eene hoogte zyn gebragt, dat hetraoeijelyk valt dezelve te berekenen. Hieromfchynen my de Philofophen niet kwalykte doen, wen zy de Liefde omfchryvenals een Gefchenk der Goden tot dienst enbehoud der Jeugd (w). De Liefde tochvan ARIADNE fchynt volkoomen het werkeener Godheid , en een middel geweest tezyn tot 's Helds behoudenis daar gefield.Haare verlieving verdient derhalven generleyeblaam: eer is het te verwonderen, datniet alle Mannen en alle Vrouwen hem dusgeneegen werden: en byaldien zy het alleenwas, die zich in hem verliefde, dan vindik00 » Ook dit zeggen is ontleend uit PLATO, inwiens Sympojttim , of Gastmaal, (bl. 327.) DÏOTJSIAin haare Zamenfpraak met SOCRATES verzekert, dat déLiefde het veiiigst en krachtigst hulpmiddel is door deGoden aan het Menschdom gefchonken om hetzelveder waare Gelukzaligheid deelachtig te maaken ; wy!men zich met de Godheid niet anders vereenigd, daudoor de Liefde."' Fr. Vert.


MET ROMULUS. 287ik grond te zeggen , dat eene Maagd vatbaarom door het Schoone, het Edele, hetDeugdzaame , het Heldhaftige in Min ontvonktte worden, daar door verdiende, datzy van een God bemind werdt (x . Omvoort te gaan: men moet zeggen, dat, offchoonzy beide veele gefchiktheid haddentot Regeeren, echter geen van hun het KoninglykCharacler wist te bewaaren. Beideweeken zy af van hunne eerde Beginzelen,en ontaardden de een in een' Vleijer vanhet Volk, en de ander in een' Dwingeland.Beider Misdag, hoewel uit ftrydige Driftenontdaan, was dezelfde. Het is de eerdePligt van een Regent, dat hy de achtbaarheidder Regering' handhaave. Deze nuwordt al zo wel gehandhaafd door zich teonthouden van het geen niet past, als teonderhouden het geen al past. Die hierden toom daphandig glyden laat, of hem teftyf aanrukt, blyft noch Koning, noch Regent;maar wordt of een daaf van het Volk,of een Overheerfcher, en maakt zich of gehaat, of veracht by zyne Onderdaanen. Dochfchynt de eerstgenoemde Misdag uit Toegecflykheiden Menschlievendheid oorfpron-ke-f» 't Is uit de Fabelhistorie bekend, dat ARIADNE ,fia dat zy van THESEUS verlaaten was, van BACCHUSbemind en verheerlykt werdt.


«88 VERGELYKING VAN THESEUSkelyk te zyn, daar de andere uit Eigenliefdeen Norschheid voortfpruit.Byaldien wy, al verder, de Ongelukkenniet ganfchelyk moeten toefchryven aan hetGeval, maar een onderfcheid daar tusfchenmaaken afgeleid uit de Zeden en Driften0) , dan kan men noch dezen in zyn ge-;drag tegen zyn' Zoon; noch genen in debehandeling omtrent zynen Broeder vryplei-^ten van redeloozen Toorn, en eene Gramfchapvoorthollende zonder verftand. Maarhet Beginzel, dat de Gramfchap gaandemaakt, ontfchuldigt dengenen ongetwyffeldmeer , die door eene magtiger' oorzaak ,even als door een geweldiger flag, buitenzynen pligt gebragt wordt. Niemand zekerzal ROMULUS kunnen verfchoonen, dat zynegemoedsdriften op een fprong zo zeer gaandewerden ; daar het verfchil ontftond onderhet beraadflaan en overweegen van hetge^(y) „ PLüTAacnus was voor de Philofopbie vanPLATO . en geloofde derbalven, dat niets by geval gebeure,en dat, wyl de Zeden de eenige oorzaak vander menfchen Daaden zyn, zy het ook zyn van hunOngeluk. Hy wilde echter niet openlyk berispen het gevoelenin de Peripatetifche Schoole aangenoomen ,dat ook doorgaans het algemeene is. Het Gemeenimmers fchryft alles, waarover het zich verwondert,en waar van het de beweegoorzaak niet ziet, bynaalryd aan het Geval toe." Fr. F~ert.


MET ROMULUS. 289gemeen Staatsbelang: in plaats dat het vergrypvan THESEUS aan zynen Zoon veroorzaaktwerdt door Liefde, door Jaloerschheid,en het valsch aanbrengen zyner Huisvrouwe: dingen waar tegen waarlyk zeerweinige Stervelingen zich hebben kunnenwapenen (2) ! En het geen noch fterkerfpreekt; de Toorn van ROMULUS floeg voorttot daadelykheid , en een bedryf, dat geengelukkig uiteinde hadt: daar de Gramfchapvan THESEUS niet verder ging dan woorden,cn fcheldnaamen , en vervloekingen , naarouder Lieden gewoonte (V). Voor het overigefchynt het dat de Jongeling door hetFortuin in de bekende rampfpoed is geftort.Zo dat men het ten dezen opzichte ook ,waarfchynelyk , met THESEUS houden zal.Maar, aan de andere zyde , kan men voorRO-(z) PLUTARCHUS onderffek hier, als bekend , hetgeval van THESEUS met zynen Zoon HIPPOLYTUS , valfchelykaangeklaagd van zyne Stiefmoeder PHJSHRA ,(dat zo vele overeenkomst heeft met de Gebeurtenisvan JDSEPH , den Aartsvader) hoewel hy hetzelvein THESEUS leven met ftilzwygen is voorbygegaan.(a) Oude Lieden , welken de krachten beginnen teontbreeken , wreeken zich daarom met de Wapenen,welke zy by de hand hebben. Dus doet, by voorb.PRIAMUS by Virgil. M.n. II B. 535. v. en zo deedook THESEUS zynen Zoon vervloekende , en aan deWraak van NEPTUNUS overgeevesde.I. DEEL. T


2Qo VERGELYKING VAN THESEUSROMULUS in de eerfte plaats als iets grootsinbrengen, dat hy van de geringde beginzelentot de Heerfchappy opfteeg. Wanthy en zyn Broeder werden gehouden voorflaaven, en de Zoonen eens Verkenhoeders,en hadden fchier alle de Volkeren van LA-TIUM in vryheid gefield , voor dat zy nogzelve vry waren. Op een en hetzelfde tydflipvielen hun tevens de fchoonfte naamente beurt van Verdelgers hunner Vyanden,Behouders van hunne Vrienden, Koningenover geheele Volken, Stichters van Steden,en gene Overbrengers, gelyk THESEUS was,die vele verflrooide Vlekken te zamen voeg*de en derzelver Burgers by een deed woonen; waardoor vele mindere Steden, inwelker naamen de gedachtenis van oude Koningenen Helden bewaard werdt, verloorengingen. En toch deed ROMULUS hetzelfde in laater tyd, als hy zyne Vyandennoodzaakte hunne eigene Steden neder tewerpen en te flechten , om voorts als éénVolk onder hunne Verwinnaars te wordeningelyfd. Maar in het begin zyner Regeering'bragt hy de eene Stad niet over naaideandere ; noch vergrootte 'er eene , diereeds in wezen was ; maar hy dichtte 'ereene, daar 'er geen' was, en verfchafte zichte gelyk een Grondgebied , een Vaderland,een Koningrvk; •— ook Familien , Huwe-ly-


MET ROMULUS. apijyken , Verwandfchappen : zonder iemandom te brengen, of ongelukkig temaaken. In tegendeel bewees hy de gewigtigfteweldaad aan hun, die zonder huisof haardltee omzwervende zich gaarne totéén Volk en Burgerye wilden zamen voegen.Rovers en Kwaaddoeners bragt hywel niet om ; maar hy onderwierp zichgehccle Volkeren door de Wapenen 3 hykeerde Steden het onderst boven; hy leiddeKoningen en Veldoverften in Zegepraal.Belangende het ongeluk met REMUS; menis het geheel niet eens omtrent den Dader:meerendeels brengt men zelfs de fchuld overop anderen. Doch, het geen zeker is, RO­MULUS redde zyne Moeder, die zo goed alsverlooren was, op de luisterrykfte wyze.Hy vestigde zynen Grootvader, die, van eeren aanzien beroofd, als in de flavernye leefdeop den Troon van ^ENEAS. Wdlensbewees hy denzelven veelvuldige Weldaaden; en leed bragt hy hem, ook zelfs onwillens, nimmer toe; terwyl de Vergetelheiden Achteloosheid van THESEUS, m opzichttot den last, aan hem omtrent hetZeil geeven, myns oordeels, ter naauwernood , door eene lang-gerekte Verdeediginge,ookby flappe Rechters, van VADER­MOORD zou kunnen worden vrygepleit. Wes-T a


292 VERGELYKING VAN THESEUShalven een zeker ATHENIENSER, bezeilende,,welk eene gansch-bezwaarlyke taak het zydeze Verdediging' op te neemen, voorgeeft,dat ^EGEUS , toen het Schip naderde , metoverhaasting boven naar de Burgt geloopenzy, om het van daar in oogenfchyn te neemen; maar dat hy kwam te ftruikelen, en vanboven nederviel , om dat hy zich zondergevolg bevondf, of, dat 'er niemand zynerDienaaren by de hand was, wanneer hy zichnaar de Zeekant fpoedde.Aangaande den Vrouwenroof, aan welkenzy zich beide fchuldig maakten, dezelvekan in THESEUS door generleijen glimpwelvoegelyk verdedigd worden. Want,vooréérst,hy ging zich in dit ftuk meermaalente buiten. Hy fchaakte ARIADNE , en AN­TIOPE , en ANAXO de Troezenifche; maarvoor al ook, fchoon toen reeds ver op zyneJaaren gevorderd, HELENA, hoewel die maareen Kind, en nog geenszins huwbaar was:terwyl hy zelf een' ouderdom bereikte, diehem het bejag ook van een wettig huwelykhadt moeten ontraaden. Vervolgens.Hy hadt 'er minder reden toe ! Want deJonge Maagden van TROEZEN, vanSPARTE,en der AMAZONEN, die zonder wettige Verbinteniszyne Vrouwen werden, waren nietbeter, noch vruchtbaarder, dan de Dogtersuit


MET ROMULUS. 293uit de Gedachten van ERECHTHEUS en CE-CROPS (£), welke hy te Athene by de handhadt. En hierom mag men vermoeden ,dat Wulpschheid en Wellust hem daar toebragten. ROMULUS , daarentegen, hoewel hyeen aantal van weinig minder dan achthonderdMaagden roofde , nam echter, zegtmen, van die alle maar alleen HERSILIA voorzich, en verdeelde de overige onder de bestevan zyne Burgers. Voorts maakte hy,door de eere en liefkoozing daarna aan dieVrouwen beweezen, en het recht, dat hyhaar wedervaaren liet, dat het gepleegdeGeweld en Onrecht de gedaante kreeg vaneene der fchoonde Daaden , en een ftaat rkundige Vond gefchikt om het Menschdoniby een te brengen. Hy vereenigde dus debeide Volken ; verbondt ze ten naamvdenaan eikanderen, en opende een Bron vanwederzydfche Genegenheid voor het vervolg,terwyl hy , tevens, zynen Staat krachtbyzettede. Welk eene Achtbaarheid, enechtelyke Liefde, en Vastigheid hy aan deHuwelyken toevoegde , daar van getuigt hetTydverloop, geduurende hetwelk dezelvedand(b) De CECROPIDEN , gelyk de ERECHTHIDEN , eender oudfte Gedachten te Athene, daalden af van deneertten Attifchen KoningCECROPS.T 3


294 VERGELYKING VAN THESEUSftand hielden: want in een' afloop vanCCXXXjaaren dorst Man , noch Vrouw de Echtverbintenisverbreeken. Maar gelyk 'er onderde Grieken zommige zo naauwkeurigzyn , dat zy ons weeten te zeggen, wie deeerfte Vader- en Moedermoorder waren; zodraagen ook alle de Romeinen kennis, datSPURIUS CARVILIUS de eerfte was , die zyneHuisvrouwe van zich liet gaan, zich beroependeop haare onvruchtbaarheid (V). Bydit aanmerkelyk Tydverloop, waarin zyneHuwelyken ftand hielden , voege men derzelverGevolgen. Beide de Koningen tochdeelden onderling het Gebied, en beideVolken maakten, uit oorzaak van die Echtverbonden,niet meer dan eenen Burgerftaatuit. Maar uit de Huwelyken van THESEUSontftond voor de Athenienfers noch Vriendfchap,(O Dit Geval is zeer bekend. Men kan 'er overnazien DIONYSIUS Halicam. II B. bl. 96. GELLIUS XVIIB. 21 h. VALER. MAXIM. II B. i h. 4 R. v. rjitwelke Schryvers het ontwyffelbaar is op te maaken,dat deze gebeurtenis voorviel omtrent het 52ofte JaarHa het bouwen van Rome ; en dus omtrent driehonderd jaaren Iaater , dan 'er by PLUTARCHUS geleezenwordt; zo wel hier , als in de vergelyking' vanMUMA met LVCU ;GUS. De geleerde SJMSON , op hetjaar der Wer.377i, gist, dat men op beide plaatzenyoor SidKiffitif moet leezen -xinxKaaUn.


MET ROMULUS. 295fchap, noch onderlinge Verbintenis met iemand; maar wel Vyandlykheden, en Oorlog,en het fneuvelen van Burgers, en, eindelyk,ook het verlies van de Stad APHI-DNJE; alwaar zy, door hunne Vyanden aantebidden, en als Goden (d) te begroeten,dezelve ter naauwer nood bewoogen totontferminge, en vry geraakten van dat geenete lyden, het welk den Trojaanen naderhandoverkwam door het bedryf vanALEXANDER (0- Dan de Moeder van THE­SEUS was niet alleen in gevaar ; maar beproefdemet 'er daad het eigen noodlot vanIIECUBA , verlaaten en veronachtzaamd vanhaaren Zoon : indien anders deze geheeleGevangenis van JETHRA geenVerdichtzel zy,gelyk het te wenfehen ware, dat de meesteomftandigheden van dit Verhaal logenachtigmogten zyn ! Eindelyk is 'er vry wat onderfcheidbetrekkelyk het geen men van detusfehenkomst der Godheid ten hunnen opzichtevertelt. Want in de behoudenis vanROMULUS waren de fterkfte blyken van dege-(7/) Hier worden bedoeld CASTOR en POLLUX, Broedersvan HELENA , die haar gewapenderhand van deAihenienfers weérom kwamen eisfehen.(f) Deze wordt gewoonlyk PARIS genaamd, HECU-BA was zyne Moeder. Hier heeft eene treffende Tegenftelüng plaats.T 4


2Qf5 VERG. VAN THES. MET ROMULUS.genegenheid der Goden hemwaarts; in plaatsdat het antwoord door het Orakel aan JEGEUSgegeeven, om, zo lang hy op vreemdengrond was , geene Vrouw' aan te raaken,aan fchynt te duiden , dat THESEUS tegender Goden wil geteeld werdt.


L Y ' C U R G U S ,T 5


<strong>HET</strong>L E V E NV A NL Y C U R G U S ,an LYCURGUS den Wetgever valt 'er",over het geheel, niets te zeggen, dat aangeene twyffeling' onderhevig zy. Van zyneAfkomst dog, en Uitlandigheid, en Dood;maar vooral ook van zyne handelingen inhet maaken van Wetten, en invoeren eenernieuwe Regeeringsform, zyn 'er zeer verfchillendeBerichten voorhanden. Allerminstis men het eens omtrent den Tyd, in welkendeze uitmuntende Man geleefd heeft.Eenige verzekeren dat hy gelykelyk bloeidemet IPHITUS (ƒ), en dezen behulpzaam was(ƒ) Zie van dezen IPHITUS, die een der Nazaatenvan HERCULES was,de Aantekeningen hier boven bladz.123, 124. M. DACIER heeft aangemerkt, dathet gansch niet waarfchynelyk is, dat LYCURGUS deelzoude hebben gehad aan het inftellen der OlympifcheSpe»in


3°° H E T L E V E Nin het inftellen van den oLYiupiscHENViertyd.Onder deze is de Wysgeer ARISTOTELES ,die ten bewyze voorbrengt den OlympifehenDISCUS (g), waarin men nog den naam vanLYCURGUS gegraveerd vindt. Zy , daar entegen, welke den tyd berekenen naar deLyst der Opvolgingen van de Koningen teSPARTE (gelyk ERATOSTHENES QI) en APOL-LODORUS (T),) verzekeren, dat zyn LeeftyddeSpelen. Wy zouden dan een netter en naauwkeurigerbericht van derzei ver aanvang hebben.(g) Of IFerpfchyf. Deze platte , ronde , zwaareScbyf, in de Griekfche Spelen gebruikelyk, was doorgaansvan fteen of yzer, en 'er werden daarom grootekunst en krachten vereischt om dezelve tot eeneaamnerkelyke hoogte voorwaarts in de lucht te werpen.(h) ERATOSTHENFS de Cyrenaër, beroemd door zynemenigvuldige Schriften, onder welke eene Chronologie'is geweest, aangehaald hy CICERO, DIONYS. HAL.CLEMEKS ALEX. en andere. Op dit ftuk heeft dezeplaats, waarfchynclyk, betrekking. Hy was de Leerling,en niet (zo als Mr. DACIER wil) de Leermeestervan den Dichter CALLISMCHUS. Gebooren onder PTQ-LEM/Eus PHILADELPHUS werd: hy van deszelfs opvolger,PTOLEM^ÜS EUEHGET-ES, naar Alexandrie genodigd, enaanvaardde daar het opzicht over de Koninglyke Boekerye.Zie van hem vossius de Hifi. Gr. bl. 38. b.GALE Opusc. MythoL Praf.(/) APOLLODORUS de Letterkundige , was geenszinseen tydgenoot van ERATOSTHENES ; zo als Mr. D.ICIERwil , maar bloeide onder den fesden PTOLEM.ÏUS , ofEUERGETES den II. Van zyne Schriften is 'er nog eenge-


V A N L Y C U R G U S . 301de eerde Olympiade vele Jaaren te bovenging. TIIVUEUS (F) gist, wyl 'er, op ondcrfcheidenetyden, te Sparte twee LYCURGUS-SEN geweest zyn: dat men aan den eenen,die de beroemdfle was, de daaden van beidehebbe toegekend; dat de oudlte van hunniet verre af was van den Leeftyd van HO­MERUS. Zommige voegen 'er by, dat hyHOMERUS zelf gezien zou hebben. Ook geeftXENOPHON (7) genoeg te kennen, dat hyhemgedeelte van een grooter Werk voorhanden, (APOLLO-DORI Bibliotheca kortelings op nieuw uitgegeeven doorden beroemden HEYNE.) Maar het Boek van APOLLO-DORUS,waarop PLUTARCHUS hier doelt,waren de CHRO-NICA , dikwerf aangehaald van DIOGENES LAÊRTIUS enandere. Zie vossius de Hift. Gr. I, XXI, bl. o5. —GALE Disfert. de Scriptoribus Mytholog. p. 8. feqq.CA') Hier wordt bedoeld raiiEus de Siciliaan, welkereeds onder den eerlten PTOLEMJEÜS heeft gebloeid,en vele Boeken gefchreeven. DIODORUS, zyn Landgenoot,pryst hem vooral wegens zyne naauwkeurigheidin het Tydrekenkundige. Iets dat hier te pasfe komt.Ook wordt hy zeer gepreezen van CICERO. By anderenftond hy minder hoog te boek. Zie vossius opde aangeh. pl. I, XII, bl. 80, til.(/) Zie XENOPHON over de Republ. der Lacedsm.bl. 685. C. in de uitg. vmLeuncl Mr. DACIER merktaan dat PLUTARCH. uit dit ftuk zeer veel ontleend hebbe.„ Tout ce qu'il y a de plus confidérable dans„ eet te vie." Maar hy had de woorden van XYLAN-DER: IS libellus le&us muit urn lucis huk aff er et. ——niet wel begreepen.


302 H E T L E V E Nhem voor zeer oud houdt, daar hy hemeen' Tydgenoot maakt der HERACMDEN. Welis waar, dat ook de laatfle der Koningenvan Sparte van afkomst HERACLIDEN waren:maar XENOPHON fchynt de vroegfteHERACLI­DEN op het oog te hebben, welke aanflondsop HERCULES volgden. Dan hoe zeer deGefchiedenis ook hier door twyffeling geflingerdworde , zullen wy het echter waageneen verflag te doen van het geen betreffende's Mans leven is te boek gefleld,en ons richten naar die gene , welker verhaalhet minst aan tegenfpraak onderhevigis, en op de beste Getuigenisfen rust.De Dichter SIMONIDES (m) verzekert, datniet EUNOMUS de Vader was van LYCURGUS,maar PRYTANIS. Doch de meeste Schryversmaaken de Geflachtlyst van LYCURGUS enEUNOMUS anders op. Zy zeggen , dat uitPATROCLES den Zoon van ARISTODEMUS geboorenwerdt soüs. Uit sous EURYTION. Uitdezen PRYTANIS. Uit dezen EUNOMUS. Datuit het huwelyk van EUNOMUS met zyne eerfteVrouw' gebooren werdt POLYDECTES ;maar dat zyn jongfte Zoon LYCURGUS wasuit eene twede Echt met DIANASSA. Volgenshet verhaal van EUTYCHIDAS (») wasLY-(m) Zie van dezen SIMONIDES hier boven bladz, 70".(n) Deze Schryver word: van PLUTARCHUS maar alleen


V A N L Y C U R G U S . 303LYCURGUS de fesde van PATROCLES , en deelfde van HERCULES (0). Onder zyne Voorouderswas sous (js) de voornaamite, doorWiens beleid de Spartaanen zich ook de HE­LOTEN (q~) tot knechten maakten, en uitgeftrek-ieen op deze plaats aangehaald. Zyn naam wordt byverfchillende Schryvers verfchillend gefchreeven. DeGeleerde PALMERIUS (in Ariftoph. Vesp. v. 870. p.158.) was van oordeel, dat da rechte fchryfwyze wareDiEUTYCHiDAs, welke voorkomt by den Scholiastvan PINDARUS, add. voss. de Hift. Gr. bl. 170. b. inLUS , CLEOD^US , AKISTOMACHUS ,ARISTODEMUS , PROCLES(kwalyk hier boven PATROCLES genoemd) sous,DIEUCHIDAS.(0) Zie hier de echte Geflachtlyst.- HERCULES, HYL-EURY-PON (kwalyk hier voor en beneden EURYTION geheeten)PRYTANIS, EUNOMUS, LYCURGUS. Verg. HERODOT. VULB. 131. h. bl. 681. en de aantek. aldaar.(p) Van dezen beroemden ouden Spartaanfchen Koningheeft de geleerde VALCKENAER opzettelyk gehandeldin eene Gefchiedkundige Uitwyding buiten debreede aantekeningen op het XVgedicht van THEOCRI-TUS , bl. 066. volg. waar hy PLUTARCHUS insgelijksaanhaalt, en hem den byna allergeleerdftenSchryver uit de geheele Oudheid noemt; Scriptorcmex Antiquitate tota omnium ptene eruditifimum!(q) Van de Heloten hebben wy hier voor bladz.91. met een woord gewaagd. Zy droegen dien naamvan de Stad Helos, welke zy bewoonden, en werdenonder eene foort van dienstbaarheid gebragt, om datzy weigerden eene zekere Schatting aan de HoofdftadSparte te betaalen. Het geen PLUTARCHUS hier aan soustoefchryf t, wordt door EPHORUS by Strabo VIII B. bl.560.


304 H E T L E V E Nftrekte Landeryen , van welke zy de Areadiërsontzetteden , by bun gebied voegden.Men verhaak, dat deze sous eens, een langentyd van de cLiTORiëRs (V) in eeneengte, waar geen Water te krygen was, ingeflootenzynde, den Vyand beloofde al hetverwonnen Land over te zullen geeven, indienhy zelf, met alle, die met hem waren, toegelaaten tot de naastgeleegene Bron,daar uit dronke. Dat hy , de Eeden gezwoóren,en het Verdrag wederzyds getroffenzynde, al zyn Volk by een riep, en zelfdeKoninglyke waardigheid beloofde af te zullenftaan aan hem , die niet drinken zou.Maar niemand kon van dorst de verzoeking'wederftaan. Zy dronken alle ! Dat hy,eindelyk, allerlaatst was toegetreeden , zichzeiven ook nog, ten blyke van ftandvastigheid,in het aanzien der Vyanden, met water560. op rekening gefield van AGIS. Maar men dientte weeten , dat scus en AGIS Neven waren, en Zoonenvan de Heracliden PROCLES en EURYSTHENES;en dat zy, naar de Spartaanfche gewoonte, te gelykregeerden. Z. VALCKEN. op de aangehaalde plaats,bl. 268.(V) Inwooners van Clitor of Cletor, eene kleineStad in Arcadia; thans Cardichi. Zy worden in hetalgemeen Arcadiè'rs genoemd. Het zelfde Geval, hierverhaald, wordt by verkorting opgegeeven in de Apophthegm. Lacon. II Deel bl. 232. A.


V A N L Y C U R G U S . 305ter befprengd had, maar daarop was heêngegaan , zonder te drinken , en het Landbehouden had, om dat zy ALLE niet gedronkenhadden. Hoe zeer nu deze daaden hemberoemd hadden gemaakt, is nochthans zynGedacht niet naar hem genoemd, maar zykreegen den naam van EURYTIONIDEN , naarzynen Zoon EURYTION (Y), om dat deze ,de gunst des Volks bejaagende, en der Gemeentewillende believen, de eerde fchyntgeweest te zyn , die het al te willekeurigeder Koninglyke magt glippen liet. Het gevolgdezer dapheid was, dat de Menigteflouter werdt , en een deel der Koningen,die het Volk hunne Magt wilden doen gevoelen, daar by in haat geraakte ; terwyleen ander deel uit Gunst of Zwakheid doorden droom werdt mede gedeept , derwyze,dat SPARTE een langen tyd ter prooije lagvan Wetteloosheid en Wanorde , door welkeook de Vader van LYCURGUS , Koningzynde , ongelukkig aan zyn einde kwam.want twee Burgers , die met eikanderenhandgemeen geworden waren , willendefchei-(5) Dit bericht ook PAUSANIAS in Lacon. III B. 3 h.Ondertusfchen gelieve men hier den Text te verbeteren,en te leezen EURYPONTIDEN. Want de rechte naamvan den Zoon van sous was EUAVPON, of EUHYPHON.:Z. VALCKEN. op de aangeh. pl. bl. 367.I. DEEL. V


3o6 H E T L E V E Nfchelden, werdt hy met een keukenmes ge-*troffen, en ftierf, het ryk aan zynen oudftenZoon POLYDECTES achter laatende. Daardeze nu ook, niet lang daar na , kwam tefterven , dacht elk, dat LYCURGUS regeerenmoest. Ook bekleedde hy , met 'er daad ,de Koninglyke waardigheid, zo lang hetniet bekend was, dat de Weduwe ZynsBroeders zich zwanger bevondt. Dan naauwlykskwam hem dit ter ooren , of hy verklaardeopenlyk , dat het Ryk , indien zyeen' Zoon kreeg , aan dat Kind behoorenzou. Voorts bleef hy de zaaken be-Klieren in de hoedaanigheid van Voogd,By de Lacedsemoniërs worden de Vcogdenvan onmondige Koningen , welker Vadersoverleeden zyn , nPOAlKOl (Prodici) genaamd(/). Als nu de Vrouw, hierop, inhet geheim tot hem zondt, en voorflagendeed, dat zy haare Vrucht afdryven wilde; op voorwaarden , dat hy, alsdan Koningvan Sparte zynde, haar tot zyne Vrouwen Koninginne maaken zoude, wees hy (hoezeer hy ook het gedrag van deze ontaardeMoeder by zich zeiven verfoeide) haarenvoorflag geenszins van de hand; in tegendeel: hy veinsde dien goed te keuren , enaan(7) d.i. Voormonden,die,in hunne plaats,het Reciawaarnamen.


V A N L Y C U R G U S . 307aan te neemen; doch ontriedt haar zicheene Miskraam op het lyf te haaien, of doorhet inneemen van dranken zich zelve te bederven,en in gevaar te brengen. Hy zelfzou wel zorge draagen , dat, het geen teiwereld mogt gebragt worden , fpoedig aaneen kant geraakte ! Het Vrouwmensen dusmisleid hebbende , tot aan het tydflip derBevallinge, zondt hy, zo ras hy gewaarwerdt , dat zy in arbeid was, eenigen ,die haar gade flaan en by blyveh moesten,aan welken in last gegeeven was , indien'er een Meisje gebooren werdt, deVrouwen daar mede begaan te laaten : maarzo het een Zoon was , denzelven aanftondsby hem te brengen , waar hy dan ook medebezig zyn mogt. Gevallig gebeurde het,dat 'er een Jongske ter wereld kwam, juistzo als hy met de voornaamlle Overigheids-Perfoonen aan de Maaltyd zat. Zyne Bediendenbragten het Kind daar heen , enfielden het hem ter hand. Hy nam het,zegt men , en zich tot de aanweezendeGasten wendende , fprak hy : „ SPARTAA-„ NEN ! ons is een Koning gebooren! "en hier op lag hy het neder in de KoninglykeZitplaats, en gaf het den naam vanCHARILAUS (») , om dat elk zich even zeerver-(tt) d. i. Blydfchap des Volks.V s


3o8 H E T L E V E Nverheugd toonde ; terwyl men zich, te gelyk, niet genoeg verwonderen kon over zyneGrootmoedigheid , en Rechtvaardigheid.Hy had in het geheel acht maandengeregeerd. In het vervolg bleef hy ookzeer gezien onder de Burgerye, en de meeste, by welken zyne Deugdzaamheid te overbekend was, fchikten zich eer uit eigenebeweeging' om zyne bevelen volvaardig uitte voeren, dan dat zy hem gehoorzaamdzouden hebben om dat hy 's Konings Voogdwas, en de Koninglyke magt in handen had.•Ondertusfchen ontbrak het ook niet aanNyd , en men vondt 'er, welke hun bestdeeden om hem , terwyl hy nog jong was,den voet te lichten, eer hy te groot werdt;inzonderheid de Nabeltaande en Vriendenvan de Koninginne Moeder, welke oordeelde, dat zy ten toon was gefield. Zelfsbeflond haar Broeder LEONIDAS op zekerentyd LYCURGUS openlyk te lasteren, zeggende,dat hy vastelyk wist, dat deze eens regeerenzou! - ii« Hy wekte door dit zeggenals by voorraad achterdocht tegen LY­CURGUS , indien den jongen Koning in hetvervolg iets overkwam , dat zulks door degeheime lagen van dezen was uitgevoerd.Zoortgelyke geruchten werden 'er ook doorhet Wyf uitgeflrooid. Waarom hy, moeijelykgeworden, en vreezende voor de onzekere


V A N L Y C U R G U S . 309kere uitkomst der zaake, befloot buitensLands te gaan, ten einde het vermoeden teontwyken, en zo lang om te zwerven , totdat de Zoon zyns Broeders, tot zyne Jaarengekoomen, zelf eenen Erfgenaam derKroone zou hebben voortgeteeld, en dusde Opvolginge verzekerd. Hy ging,derhalven , fcheep, en landde eerst aan opPRETA; onderzocht de Regeeringsform , aldaarplaats hebbende , en genoot den omgangvan hun , die men 'er als de Aanzienelyklteneerde. Vele hunner Wetten bekoordenhem dermaate, dat hy dezelve affchreef,om ze met zich te neemen, en 'er thuisgebruik van te maaken. 'Er was 'er evenwelook , die hy zyne aandacht onwaardigkeurde (v). Eenen van die gene , welkein CRETA voor de verftandigfte en kundigfleMannen in het ftuk van Regeeringe gehouden(v) Deze Iaatfle woorden bewyzen genoeg, dat PLU­TARCHUS van gevoelen was , dat LYCURGCS geenszinsalle de Wetten der Cretenfers over nam: en hier doorvervalt dan van zelf de Helling van POLYBIUS VI B.bl. 63o. dat LYCURGUS niets van deze Eilanders ontleende,om dat 'er zich hier en daar merkelyk onderfcheidtusfchen de beide Regeeringsformen opdoet.Dat LYCURGUS de Wetten en gewoonten van CRETA inveele opzichten overnam , getuigen de kundigfle onderde Ouden uit eenen mond, als PLATO, ARISTOTE-LES; en vooral ook EPHORUS gecopiëerd djor STRABOin het Xde Boek.Fr. Fert.V 3


3io H E T L E V E Nden werden, wiens naam was THALES (V) Shaalde hy door goede woorden en bewoningvan Vriendfchap over om na Sparte tegaan. Deze THALES Hond te boek voor eenLierdichter, en fcheen ook uitterlyk dieKonst te beoeffenen ; maar met 'er daadverrichtte hy het Werk van de uitmuntendfteWetgevers. Want zyne Lierzangen warenzo vele Redevoeringen , in welke degehoorzaamheid aan de Wetten en onderlingeEendragt aangeraaden werdt door middel(M>) De befchuldi^ing Tin Mr. DACIER , dat PLU­TARCHUS hier dezen THALES verward zou hebben metTHALES den Milefier, een' der Seven Wyzen van Griekenland, is e^en verkeerd , als zyne Vertaaling : Qiiipajfoit pour tin des Sages de la Crece : 'er Haat inden text ix.it, d i. aldaar, te weeten in Creta, ge--Iyk wy vertaald hebben De Lierdichter, h'er gemeld, een tydgenoot van LYCURGUS , was een deréeriie Dichters van Griekenland. De meeste der oudeSchryvers (als EPHORUS by STKABO op de aangeh.plaats, X B. 842. bl. , SEXTUS EMP. bl. 68. PAUSA-NIAS , bl. 35. enz ) noemen hem THALF S. DUS ookÏHTCMRCH. hier ter plaatze , en beneden in het levenvanAGIS en CLEOMENES bl. 799. F. en dit meende degeleerde KUSTER op SUIDAS II D. bl. 163. dat de echtenaam was. Andere noemen hem THALETAS. Zo doetzelfs PLUTARCHUS II D, bl. 1134. D. 't Is hier deplaats niet , om 'er meer van te zeggen. Die gelegenheidheeft kan nazien SIMSON. Chron. ad A. M.3110. PERIZON. ad .fëlian. XH B. 50 b. FABJUC. Bibi.Gr. Vol. I. p. 236.


V A N LYCÜR. G U S. 311del van de lieffelykfte toonen, en Maatgezangen, welke even bevallig, als beweegelykwaren. Hier door werden de Zedenvan de Toehoorders ongemerkt verzacht ,en men vereenigde zich algemeen tot hetbeyveren van loffelyke d.aden; daar te vooreneen onderlinge Haat in aller harten zitplaatsgenomen had: des hy, in zekeren fin,voor LYCURGUS den weg bereidde om ditVolk te befchaaven.Van CRETA voer LYCURGUS naar ASIE(*) : willende , zo men zegt , de Levenswyzeder Cretenfcn, die fpaarzaam en geftrengwas , met de Ionifche verkwisting'en weelde vergelyken ; (evengelyk de Geneesmeesterszwakke en gebrekkige Lichamenwel eens tegen gezonde overilellcn,)om dus het onderfcheid van Zeden en Regee-f» Verftaa KLEIN ASIE ; anders IONIE , 't geen inJaatere tyden wegers weelde, dartelheid en verwyfd.heid befaamd was. Of zulks in de tyden van LYCUR­GUS reeds plaats hadt , zoude men mogen twyffelen.De Steden daar gebouwd waren Volkplantingen van deAthenienfers , die derwaarts togen onder het geleidevan NILEÜS , den Zoon van CODRUS , en zyne Broeders,in het jaar der Wereld 2948. Zy bouwden 'ertoen die beroemde XII Steden: Miletus, Ephefus,Myus, Priëne, Colophon, Lebedus , Teos, Erythra,Clazomen*lsd. i. 173 Jaaren laater.V 4


3ia H E T L E V E Ngeeringen door te zien. In Ionië kwamenhem toevallig , zo het fchynt, in handende Gedichten van HOMERUS, welke daarbewaard werden by het Nagellacht vanCREOPHYLUS fjy). Ras bemerkte hy, dat-men in dezelve zo wel de belangryklte Lesfenvoor het Burgerlyk Bellier en de Zedekundeaantrof, als zy gelegenheid gaven totVermaak en Uitfpanning, en ging, derhalven,met groote graagte aan het affchryvenen byeenvoegen derzei ver, met voorneemenom ze herwaarts over te brengen. Wantdeze Gedichten waren toen reeds al, doorde geringe kennis , die men 'er van had,by de Grieken beroemd : maar men vondt'er maar weinigen, die eenige losfe brokkendezer POESYE , welke , zo als het viel,.dan eens in deze, dan in gene handen ge-e gevc-one Lezing heeft hier kwalyk CLEOPHYLUS,dat de Fr. Vert. volgt.


V A N L Y C U R G U S . 313LYCURGUS ook hen bezocht hebbe, en dathy , voornaamelyk ingenomen met eenehunner Inrichtingen , volgens welke hetKrygswezen van de andere Ordens afgezonderdis , dezelve naar Sparte overbragt ;waar hy, door het afzonderen der Ambachtenen Handwerkslieden, welke hy op zichzeiven deed ftaan (2) , een waarlyk rechtbefchaafd en gezuiverd Gemeenebest daarftelde. Dit zelfde getuigen ook eenigeGriekfche Schryvers ten voordeele der JÈgyptenaaren.Maar dat hy ook in LIBYE(V) en IBERIE (b) , geweest zou zyn: dathy door Indië zou gezworven, en omganghebben gehad met de GYMNOSOPIIISTEN (Y);zulks(z) De Landbouw en Handwerken werden aan deHeloten overgelaacen Z. TURPIN Republ. van Sparte,bl. 9. Geen Laconisch Burger mogt een Handwerk©effenen. Zie ^ELIAN, V. H. VI. 6. alwaar de Gel. PE-RizoNius uit ARISTOTEL.ES opmerkt, dat de Ambachtenook in andere Gemeenebesten veracht, en de Handwerksliedengeen deel aan de Regeering hadden.Maar hier door wordt het Bewys der .flïgyptenaarenvry wat ontzenuwd, add. HEROD. II B. i(5j h. enz.(a) Gewoonlyk Africa.(£) d. i. Spanje.(c) Anders Brachmantn. Zy kreegen den naamvan Gymnofophhten , of naakte Wyzen, om dat zygrootendeels naakt gingen. Zie BRUCKER'Ï eerfte Beginz.van de Hift. der Filofofie, bl. 42, 43 derNed.witg.V 5


314 H E T L E V E Nzulks weeten wy niet dat door iemand an«ders verhaald wordt , dan doorARISTOCRA-TES , den Zoon van IPPARCHUS , den Spartaan(aT).De Lacedsemoniers, middelerwyl, haddengroot verlangen naar LYCURGUS in zyne afwezigheid, en zonden dikwyls om hem;want zy zagen , dat hunne Koningen nietmeer, dan den blooten naam en het uitterlykaanzien hadden; daar hy, in tegendeel, aisgefchaapen fcheen om te regeeren , en hetvermogen bezat van menfchen te kunnenleiden. Ja zelfs werdt 's Mans terugkomstniet uitgewerkt zonder medeweeten der Koningen(e). Deze naamlyk , leefden inhoope , dat, als hy 'er eens weder was,zy van het Volk minder geplaagd zoudenworden (ƒ). In deze Gelleldheid der Ge-moe-fV) Deze Schryver wordt ook aangehaald op heteinde van dit leven van LYCURGUS. Hy had de Gefchiedenisvan Sparte befchreeven : waarvan men hetIV Boek vindt aangehaald by ATHLN^US , bl. 02. E.(


V A N L Y C U R G U S . 315moederen keerde hy te rug , en ving terftondaan het Bellier , dat toen plaats had,te veranderen , en de gehcele Regeeringsformeen nieuw aanzien te geeven, oordeelcnde, dat zyne Wetten op zich zelve vangeene uitwerkinge zouden zyn , noch nutdoen , ten zy men te werk ginge even alsmet een bedorven, en vol allcrleyc gebrekenllcekend Lichaam; en dus niet eer aanvangmaakte met een' nieuwen en gantschanderen Levens-regel, voor dat het oud Geiteldoor kracht van Geneesmiddelen cnZuiveringen als verfmolten ware en omgewerkt.Zulks dan by zich zeiven bepaaldhebbende , trok hy , evenwel , nog eerstnaar DELFHI , en APOLLO aldaar raad gevraagden geofferd hebbende, keerde hyweder met dat beroemd Antwoord van hetOrakel, waarin de Prielleresfe PYTHIA hemverklaarde voor den Lieveling der Goden ;ja ! eerder God , dan Mensch (g). Enwanneer hy om de Gave eener wyze Wetge -(g) Dit Orakel worde in zyn geheel opgegeevendoor HERODOTUS I B. 65 h. De wysheid van LYCUR­GUS , daar hy zyne Wetten met de goedkeuring vanAPOLLO liet bekrachtigen, waarin hy de voornaamfleWetgevers onder de Ouden navolgde, is by vroegereen laatere Schryvers overbodig opgemerkt. Men zieb. v. CICERO de Divinat. I B, 43 h. POLY/EMUS Strategen!.1 B. 16 h.


3x5H E T L E V E Ngevinge verzocht, verzekerde zy, dat APOL--LO ook dit aan hem verleende , en dat zynStaatsbeftier het beste en beftendigfte vanalle andere zou zyn. Hier door opgebeurdbra°-t hy de meest aanzienelyke vooraf aanzyne zyde , en fpoorde hen aan (na eerstheimelyk met zyne Vrienden gefprooken tehebben,) dat zy de handen met hem in eenwilden liaan. Vervolgens kwam hy 'er,langzaamerhand, al meerderen en meerderenaan boord , en maakte ze tot zyne Medeft-anclers. Zo dra nu de zaak ryp, enhet juiste Tydftip daar was, geboodt hyXXX der Voornaamften, zich met het aanbreekenvan den dag gewapend naar deMarkt te begeeven , ten einde ontzag enfchrik by zyne Tegenltrevers te verwekken.Van deze geeft HERMIPPUS (/;) 'er XX deraanzienlykften by naame op. Maar de Man,die boven alle andere aan de Hervormingvan LYCURGUS deel had, en hem in de nieuwe(Ji) Deze HEEM rpus, geboortig van Smjrna, leefdeonder PTOLEAUEUS EUERGÏTES, en was een Discipelvan CALLIMACHUS. Hy heeft veel gefchreeven, en onderandere de Levensbefchryvingen der IVetgeveren.En dit fchynt het Stuk te zyn, waar uit het verhaaldevoorhanden is ontleend. Zie vossius de Hiftor Gr.bl. 87. a. Hy moet niet vermengd worden met eea'Dichter van dezen naam.


V A N LYCURGUS. 317we Wetgevinge vooral behulpzaam was,wordt ARTHMIADAS genoemd (i).In het begin der beroerte meende KoningCHARILAUS dat het ftuk tegen hem befteekenwas, en nam vol angst de wyk naarden Tempel Chalcioecus Qk). Maar alsmen hem daar de duidelykfte verzekeringegedaan, ja gezwooren had , ftond hy op(/) , en nam zelfs deel aan het geen 'erwerdt uitgevoerd; want hy was uit denaart een zeer zachtfinnig man. Waarom menook verhaalt (m) dat ARCHELAUS, die thanste{;') Van andere Arthemiadas, of Arithmiadas.(k) Eig. het koperen Huis. Dit was een Tempelvan MINERVA , bet zy dan geheel van Koper, (wanneerhy waarfchynelyk niet zeer groot zal geweest zyn,)of met Koper bekleed en overdekt. Hy was 'er nogten tyde van PAUSANIAS , die onder Keizer MARCUS AN-TONINUS , in de tweede Christen - Eeuvve , gebloeidheeft, en deze fchynt hem voor geheel van Koperte hebben gehouden, X B. bl. 810. — Zo dit waaris, dan had de Heer DE PAUW, in zyne onlangs uitge'geeveneRecherches philofophiques fur les Grecs,(welke wy echter nog maar alleen uit Tydfchriftenkennen) juist geen ongelyk , dezen CHALCIOECUS alseen bewys der weelde van de oude Spartaanen opteeeeven.(/) De Lezer kan, ter ophelderinge , vergelyken IKoningen 1 H. laatfle vers.(»;) Dit gedenkwaardig zeggen wordt meermaalendoor onzen PLUTARCHUS, uit zyn geheugen, en daarduormet vry wat onderfcheids, gemeld. II D. bl. 55


3iS H E T L E V E Nte gelyk met hemKoning was , eens aanzommigen , welke den Jongman preezen,te houden gaf: „ Hoe zou CHARILAUS geen„ goed man zyn , die zelfs de Boozen niet„ lastig valt ? "Vele nieuwe Inrichtingen deed LYCURGUSplaats grypen :eerilemaar van die alle was deen voornaamfte DE RAAD door hemingelteld , welke , volgens het oordeel vanPLATO(«) toegevoegd aan de meer fchitte-ren-E. flaat het op rekening van den eenen of anderenSpartaan. II D. bl. 218 B, wordt het toegekend aanAICHIDAMIDAS. Met het verhaal voorhanden flemtover een het geen voorkomt II D. bl 537. D. metdit onderfcheid, dat het gezegde daar ernflig, en hierfpotachtig voorkomr. Waarom het geheel ondienfligzou zyn hier den text te veranderen.A^CHELAUS,hier gemeld , was de Zoon van AOE-I, AÜS (welkenaam verkeerdelyk in plaats van dezen geleezen wordtby PAUSANIAS bl. ;o-) uit de Familie der Euryftheni.den. Hy regeerde, wel LX Jaaren te Lacedajmon, enhet lydt geen twyfftl, of by was de. Amptgencot vanCHAR LAUS (ook CHARILLUS geheeten} toen LYCURGUSzyne Wetten invoerde.(») „ Deze plaais van TLATO treft men aan in zynderde Boek over de Wetten : in dat verwonderlykBoek, wasrin hy onderzoek doet mar de oorzaakvan den ondergang van Staaten en Ryken , bl 601.(bl. 591 B, C. ed. Fic') De Athenienfer zegt daartegen den Laceciajmoniêr:" De eene of andere Godhe:d,denk ik, uwe zaaken ter harfn neemende, envoorziende, wat W zou gebeuren, beeft Ulieden tweeinningen gegeeven uit een en hetzelfde Geflacht,


V A N L Y C U R G U S . 315»rende magt der Koningen , en met een gelykgezag bekleed, de twee gewigtiglleeinden bereikte , het weeren , naamelyk ,van alle misbruik van Magt, en , daardoor,het bewerken van het heil des Staats. Wanthet Staatsbeftier geduurig ginds en herwaartsgeflingerd wordende (0), en nu eens overvallendenaar de zyde der Koningen , hetgeen eene aanllaande Dwinglandye aankondig-ep dat zy te z/tmen regeerende zo veel te gemaatigder, en de Staat daardoor te veiliger zoude zyn.Daarna heeft iemand van geboorte een Mensch, maarbegaafd met Goddelyke vermoogens, (d. i. LYCURGUS)ziende de Koninglyke magt door Aanzien en Geboortete zeer opgeblaazen, dezelve getemperd door ''erhet gezag van den Raad aan toe te voegen , en demagt der XXVI [I Raadsheereu gelyk te ft ellen aandie der Koningen." Hetzelfde Stuk behandelt hy inzyn' Vlllften brief, alwaar hy, na te hebben doenzien , dat het bederf der Ryken , doorgaans, of tewyten is aan de Heerschzucht der Koningen, of aande Losbandigheid der Onderdaanen, 'er byvoegt, datLYCURGUS , opgemerkt hebbende, dat de Ryken vanArgos en Mesfene te gronde waren gegaan door deTrotschheid van hunne Vorsten , die in Dwingelandenontaardden; en vreezende, dat het zelfde te Lacedamongebeuren mogt, daarom den Raad inftelde ,die de heilzaamfte uitwerking had , zo wel op deKoningen , als op het Volk. enz." Fr. Vert.(p) Voeg 'er, klaarheids halve, by: even gelyk eenSchip zonder ballast" , en al het overdragtelyke vaadeze plaats zal tevens opgehelderd zyn.


3so ' H E T L'E'V E Ndigde: dan weder naar den kan: der Menigte; zo dat het Volk op zyn beurt denmeester begon te fpelen; werdt het gezacbdes Raads, even gelyk een Ballast * tusfchenbeide gelegd , en in. het evenwigt geplaatst, en hierdoor de onwankelbaar!!©richting en vastigheid daar gclleld, wyl'er altyd XXVIII Oudften by de Koningengevoegd waren om 's Volks overmagt, desnoods, tegen te gaan : of op eenen anderentyd de Volksparty te verfterken , wenmen aan de dwinglandye der Koningenperk en paal moes: ftellen. — ARISTOTELESfchryft (J>) , dat 'er zo vele Raadsheerenwerden benoemd , om dat van de XXXAanzienelyke Spartaanen , welken zich metLYCURGUS vereenigd hadden , 'er twee warengeweest , die , door vreze bevangen ,van de onderneeminge hadden afgezien. MaarSPLUERUS (q) verzekert, dat 'er van den be­gin-(p) ARISTOTELES handelt opzettelyk over de Republiekvan SPARTE in zyne Politica II B. VII h. Maarhet hier aangehaalde is waarfchynelyk ontleend uitzyn groot Werk , waar van wy boven gewaagden ,bladz. 91.(#) Ook deze SPHJERUS , die ten tyde van PTOLEM^ÜSden III bloeide, heeft vela Schriften nagelaaten, als'het Leven van SOCRATES, van LYCURGUS , SpartaanfcheCefchiedenisfen : enz. Zie VOSSIUS de Hiflor.Cr. bl. 87. b.


V A N L Y C U R G U S . 321ginne juist zo vele geweest zyn , die kennisvan het voorneemen gedraagen hebben.Misfchien fchuilt 'er ook wel iets in hetgetal zeiven , het welk beftaat uit het SE-VENTAL door het VIERTAL gemultipliceerd.Daarby is dit ook het eerst volmaakt Getalna het Sestal, wyl het gelyk is aan alle zynedeelen. Dan myn gevoelen is eer, dathy juist dit Getal verkoos, op dat de Raaduit XXX Leden beliaan zoude, de beideKoningen mede gerekend (r).Zo groot was de yver, welke LYCURGUSbezielde ter bevestiginge van deze Inftelling,dat hy zich naar DELPHI begaf, envan daar de Godfpraak , hier toe betrekkelyk,en by hen R<strong>HET</strong>RA (Y) genoemd, medebragt.Zy is van dezen inhoud i „ Dat„ hy , na een Tempel geflicht te hebbenM voor den JUPITER van Griekenland, en de„ MINERVA van Griekenland : na het Volkin Kerfpels gefcheiden te hebben, en„ dertig Wyken afgedeeld: na eenen Raad„ ingefteld en den Koningen toegevoegd te„ heb-O) De waarheid is, dat dit getal overeen kwam, engelyk ftond met het Getal der Wyken, in welke Lacedaünonverdeeld werdt, gelyk zo aanftonds blyken zal.(s) Hier van beneden nader, LYCURGUS wilde, daczyne Wetten als zo veele Uitfpraaken der Godheid ge>houden werden.I. DEEL. X


322 H E T L E V E N„ hebben, de Volksvergadering' , van tyd„ tot tyd, moest by een roepen tusfchen„ BABYCA en KNAKION , ten einde aldaar,„ Raadswege, omtrent het Gemeenebestden Volke Voorftellingen te doen, en„ voorts de Vergadering wederom te fchei-„ den. Maar dat de Keure en Bekrachti-„ ging by het Volk zou zyn." (V)In deze Rhetra worden de Spreekwyfen*TAAS *TAASAI , en ÜBAS ÜBASAI gebezigdvoor „ het Volk in zekere afdeelingen„ te onderfcheiden en af te deelen," waarvan zommige *TAAIfandere £IBAI doorhem genoemd werden. De Koningen droegendaar in den naam van APXArETAl (jï).Het byeenkoomen in de Volksvergaderingeheette 'er AnEAAAZElN, om dat hy APOL­LO (V) wilde doen doorgaan voor den geenen,(?) Wy hebben deze Grondwet der Spartaanfche Republiek,welke doorgaans zeer gebrekkig in de Uitgavenvan PLUTARCHUS voorkomt, vertaald naar de verbe.terde lezinge opgegeeven door den Hoogleeraar VALCKE»KACR in de bovenaangeh. aantekk. op THEOCRITUS, bl.291. Wy zullen ons hier daar over niet verder inlaaten.De geheele volgende Periode van PLUTARCHUS is in deFranfche, en andere Vertaalingen, hoe noodzaakelykdezelve ook zy tot verftand van het overige, weggelaaten.(u) d. i. Hoofdbekiders, en Aanvoerders,(y) Dit gevoelen fteunt op een' zwakken en bedriegelykengrond: de overeenkomst, naamlyk, van klanktus-


V A N L Y C U R G U S : 323nen , van wien men het Begin en de Oorzaakzyner Wetgevinge hadt af te leiden.De BABYCA en de KNAKION worden nu onderden eenen naam van den OENUNS begreepen(w). Maar ARISTOTELES verklaartdit anders , en maakt van den KNAKION deRivier, en van de BABYCA de Brug (x).In het midden tusfchen deze twee Stroomen,werden de Volksvergaderingen gehouden(y). Men zag 'er geene prachtigeColommen , noch eenigen anderen Toeltel.Want hy oordeelde , dat dit alles weinigbaaten kon tot het neemen van verffandigebefluiten , maar veel eer hindernis daar aantoebrengen; aangezien in de wufte Gemoederender t'zaamgekoomenen allerleije ydele ennietige Gedachten worden verwekt, wen zyhettusfchen het Spartaansch woord Apellazein , en deanaam van APOLLO.;w) Aan deze Rivier OENUNS was de Stad Lacedamon,of Sparte , gebouwd(x~) Het gevoelen door PLUT. voorgedraagen is, on.getwyffeld, het waarfchynelykfte, om dat het zich niette wel begrypen laat, hoe het Volk tusfchen de Rivieren de Brug kon vergaderen. De Babyca was, waarfchynelyk,een Arm van den Knakion, en dit de oudenaam van den OENUNS. Tusfchen deze twee armen , alsin eene afgeflootene plaats, werdt de Volksvergaderingeder Spartaanen gehouden.(?) In de opene Lucht, gelyk by onze Voorvaders,"X 2


324 H E T L E V E Nhet oog vestigen op de Standbeelden, enSchilderyen; of de Spreekgeftoelten voor deTooneelen (z\) , of de kunstig vercierdeGevvelfzels der Raadzaalen gadeflaan. •Geduurende de Vergaderingen zelf, liet hyaan niemand anders toe eenig voordel tedoen : maar het Vulk was meester dat geene, wat door den Raad en de Koningenvoorgelteld was, of door goedkeuring' tebekrachtigen , of door afkeuring te verwerpen(a). Toen echter, in laater tyd, hetVolk de voorflagen van den Raad, door 'eiofiets uit te werpen, of by te zetten, verdraaideen geweld aandeed, voegden deKoningen POLYDORUS en THEOPO.MPUS (b)(«) In de Schouwburgen waren voor het Tooneel. ofde Scena, uitgebouwd Profcenia, verheevene plaatfen,op welke de Spreekers te voorfchyn traden, en dit isvan het Toneel overgebragt tot de openbaare Vergaderingen, in welke de Redenaars, insgelyks, verheeveneplaatfen beklommen. De uitval, welken PLUTARCHUShier met reden doet, leert ons, dat de Raajzaalen vanzynen tyd met veele nuttelooze cieraaden waren opgepronktOok werdt het Volk toen dikwerf in deSchouwburgen bycen,eroepen,.«) De Keure des Volks beflond hier in , dat hetden Voorflag des Raads, zo als die lag, kon goed keuren,of verwerpen.(b~) POLYDORUS de Zoon van ALCAMENES was een tydgenootvan 1 OMULU-, en de Arrptgenoot van THEOP IM-PUS. Onder de Regeering dezer twee beroemde Koningende


VAN LYCURGUS. 325de volgende woorden by de R<strong>HET</strong>RA :„ Maar byaldien her Volk den Raadsvoor-„ flag mogt trachten te verdraaijen , dan„ zuilen de Oudlten, en opperlte ' anvoerdersontfcheiders zyn". Dat is, de Raad,met de Koningen aan het hoofd, zullendien wil van het Volk niet bekrachtigen,maar de Vergaderinge fcheiden, en ganfchelykuit eikanderen doen gaan, wyl men denvoorllag des Raads op eene onwettige wy-.ze poogt te ontzenuwen en te verdraaijen.Ook wisten zy het der Gemeente te beduiden, dat APOLLO zelf deze woorden 'er byhadt gevoegd. Gelyk TYRTJETJS fY), hiervan ergens gewag maakende, zich dus laathooren :,. Vangen werdt de bloedige oorlog tusfchen de Mesfeniërsen Spanaanen gevoerd, en ten vooideele der laatfteabeflist. Z. SIGONIUS in de lyst der Koningen van Laceda?mon,achter CRACIUS, bladz. 462.CO Deze Dichter leefde ten tyde van den tweedenMesfenifcken Oorlog , en ontvlamde den moed derSpartaanen, dien het hart door herhaalde verliezenontzonk, telkens weder door zyne beruchte KRYGSLIE-DEREN, waarvan nog eenige weinige overig zyn, uitgegeeven,onder andere, door den Heer KLOTZ. Er.zyn meer andere byzonderheden van hem voorhanden »té breed om hier te vermelden.x 3


3£ó* H E T L E V E N„ Van Python (d) afgereisd , daar zy APOLLO hoordes,Vertrokken zy naar Huis met Wetten voor den Staat.„ De Godfpraak koos vooreerst. in overwyze woouien ,,, Het twéétal Koningen tot Hoof'en van den Raad.Dan moesten ó'Oudften ; dan de flurgerye volgen,„ En doen naar't hoog bevel, dat hun de Khetra gaf."Na dat LYCURGUS deze gemengde Regeeringsformhadt ingelreld, vondt men 'er niette min onder hen , die na hem kwamen ,welke , opmerkende, dat de OLIGARCHIECO nog niet genoeg getemperd; nog al tevermogend was : dat zy, om met PLATO tefpreeken(ƒ) nog uklpattede en weelderigwas ; — haar eenen breidel in den mondwierpen; de magt naamelyk der EPHORI (g)cmtrentCXXX Jaaren na LYCURGUS , wanneer(d) Oude naam der Stad Delphi, waarvan APOLLSmuius • en de Priesteresfe PYTHIA heette.(e~) Regeering, die in handen van weinige is.(f) °P de bovena .ngehaalde plaats , L. III. deLegg. p CQI. C. ed. Ficin. De Wysgeer fpreektoverdragteiyk. en zyne Metaphora is ontleend vantoomelooze Paarden.(g) Het woed EPHO^US betekent na genoeg herzelfde,als ^PI-COPIS, dat is Opzien der, of Toeziender.Zodanige waren 'er vyf in getal te Sparte; zy werdennit het Volk gekoozen; hun ampt duurde niet langer,dan een jaar en was ingericht ter bereugeling van deMagt der Koningen. Zie CRAGIUS de Rep. Laced. p.I3i en volgg.


V A N L Y C U R G U S . 327neer ELATUS tot eerften EPHORUS werdt aangefteld,onder de Regeeringe van den KoningTHEOPOMPUS, welken men verhaald dat,wanneer hy door zyne Huisvrouwe fmaadelykbejegend werdt, om dat hy het Rykaan zyne Zoonen over zoude moeten geevenin minder aanzien, dan hy het ontvangenhadt, antwoordde: In hooger aanzien;denk ik , naar maate het duurzaamer zynzal (h). Want, in de daad , dat geenekwyt geraakt zynde, wat het te veel hadt(O, kwam het even daar door den Nyd tebo-(h) Dit zelfde geval wordt verhaald van VALERIUSMAX. IV, t. ex. ext. 8.(j) ., ARISTOTELES was hier omtrent van een andergevoelen. Hy vondt veele gebreeken in deze inftelüngeder Ephori. Vooreerst fcheen hem hunne magtte groot, en zeer naby koomende aan de Tyrannyë.Want de Koningen zelfs waren genoodzaakt hun Hofby de Ephori te maaken. Vervolgens mishaagde hethem, dat zy gekooren werden uit het Volk. Wanthet gevolg hier vr.n was, dat het meeste deel van hunlichtelyk om was te koopen, gelyk de ondervindingzulks dikwyls leerde. Ten derden oordeelde hy hetbelacchelyk, dat Volk zonder opvoeding, of kennis,oordeel velde n:ar goedvinden , en niet naar befchreevencWetten. Eindelyk; hy keurde af de levensmanierder Ephori, welke, zeer ongeregeld zynde,langzaarnerhand bedierf den geftrengen Levensregel,welken men aan de andere Burgers had opgelegd.De Ephori veroorzaakten te Sparte dezelfde wanor-X 4ders,


328 H E T LEVENboven en het gevaar van dat geene te lyden, wat de MEssENiëRs en ARGIVEN hunneKoningen hadden aangedaan , om datzy nergens in toe wilden geeven; noch ietsvan hunne magt aan het Volk inwilligen.En dit was het , dat de Wysheid en hetDoorzicht van LYCURGUS in het helderst daglichtplaatfle voor hun , die het oog vestigdenop de nabuurige en aan SPARTE vermaagfehapte(k) Staaten van MESSENE enARGOS; op de Beroerten in dezelve, en hetonltaatkundig bellier hunner Koningen. DieStaaten toch, en Koningen,offchoon zy vanaanvang geen minder deel bekoomen hadden, dan de Spartaanfche; ja zelfs een geluk-ki-ders, als de Gemeenslieden veroorzaakten te Rome.Met dit al blyft het echter altyd' zeker, dat THEOPOM-P'US den Staat van Sparte duurzaamer maakte door demagt der Koningen te bepaalen. Zie ARISTOTELES PoliticL. II, c. 7. Fr. Fert.(k) PLUTARCHUS neemt MESSENE,en AVGOS, aan SPA*.TE vermaagfehapte Staaten , omdat na de bekendeterugkomst der HERACLIDEN in Peloponnefus de driegenoemde Steden van hun bemagtigd werden.T E M ENys werdt toen Koning van Argos: zyn Broeder CRES"PHONTES van Mesfene, en de twee Zoonen van eenderde"Broeder ARISTt 'DF MUS EURYMHEHKS en PHOCLKSvan parte De Maagfchap dier Staaten beftond der'halven hier in, dat hunne Koningen alle UERACL.DEN'ofNazaaten van HERCULES waren. Zie, onder ard'PApsiji, bl. 285. - '


V A N L Y C U R G U S . 329kiger Lot fchecnen te hebben getroffen,dan zy (/), genooten evenwel geen beftendiggeluk, maar toonden, na dat de Overmoedder Koningen, en de Weêrbarftigheidder Gemeenten hun Staatsgebouw in duigengeworpen had , dat de Man, die het Gemeenebestder Spartaanen zo verftandig hadingericht , en de klem van Regeering inverfcheidene handen gegeeven, hun wel metvolle waarheid als een groot geluk door degunst der Goden te beurt gevallen was.De tweede en meer ftoutmoedige Inftellingvan LYCURGUS is de Verdeeling der Landeryen.Want d.,ar 'er eene fchrikkelyke Ongelykheidplaats gegreepen hadt , en hetLand vervuld was met een aantal Lieden ,die volftrekt behoeftig waren, en geene bezittingenhadden; terwyl de Rykdom in denfchoot van maar zeer weinigen toevloeide;overreedde hy — , ten einde hy de Hoogmoed,en Weelde, en Nyd, en het Bedrog, benevensdie Gebreken, welke nog ouder enver-(/) Dit ziet op de verdeiinge van PBLOPONNESUSdoor het Lot gefchied tusfchen de zo evengenoemdeaframmelingen van HERCULES, onder welke CRESPHON-TES, die gaarne MESSENE hebben wilde, als ongelykvruchtbaarder en ryker, daar toe eene Kunstgreep gebruikte,welke verhaald word van AFOLLODORUS ÜibLII, 8, 4. en POLY&NUS bl. 23-


33° H E T L E V E Nverderflyker waren; Rykdom, naamlyk, enArmoede, uit den Staat verwyderen mogtzyne Medeburgers, dat zy alle de Landeryenzonder onderfcheid aan het Gemeenebestovergaven, om dezelve wederom, van voorenaan, in gelyke deelen te verdeden, enalzo met eikanderen in de volmaaktlTe gelykheidte leeven, zonder dat de een meerdergoed had, dan de andere, en 'er geenVoorrang ware, dan die door verdiende wasverkreegen. Terwyl men ook geen onderfcheid, of" ongelykheid tusfchen den eenenBurger of den anderen zoude aantreffen, tenzy dan die , welken of de fchandvlek vankwaade , of de roem van goede daaden tewege bragt. Vervolgens de zaak zelve, diezyne redenen hun fmaakelyk hadden gemaakt,ter uitvoer brengende, verdeelde hyalle de overige Landen van het LaconischGrondgebied in het ronde onder de Bewooncrs, en maakte 'er XXX duifend Deelenvan. Maar het naastgelegen Land, dat aande Stad SPARTA zelf behoorde , daar vanmaakte hy IX duifend Deelen, naar het getalder geboorene SPARTIATEN. Zommigeverzekeren , dat LYCURGUS niet meer danfesduifend afdeelingen maakte , en dat POLY-DORUS 'er naderhand drieduizend byvoegde.Andere zeggen , dat de eene helft der IXduifend van dezen, en de andere helft vanLY-


V A N L Y C U R G U S . 331LYCURGUS gemankt werdt. Elk een van dezeporden was zo groot, dat zy jaarlyksopleveren konden LXX Medimnen (m)Gerst voor den Man, en XII voor de Vrouwe;en van de natte Vruchten naar evenredigheid.Want hy oordeelde dezen voorraadgenoeg toereikende om 'er het Lichaamwelgedaan en in gezondheid mede teonderhouden, zonder iets daar boven te behoeven.Het wordt verhaald , dat hy daarna eens , van zekere reife buiten 's Landste rug koomende, en langs de koornakkerstrekkende , welke pas gemaaid waren , zynoog vallen liet op de Koorntasfen, welkealle op gelyke wydte, en op gelyke hoogteo-efchaard Honden, en daarop begon te glimlacchen, en tegen zyn Gezelfchap zeide :„ Het fchynt wel, dat geheel LACONICA het, erfdeel is van een groot aantal Broede-„ ren , welke het eerst onlangs onder zich,., verdeeld hebben".' Vervolgens maakte hy ook een begin methet verdeelen der roerende Goederen , teneinde alle ongelykheid en onregelmaatigheiduit te delgen. Maar gemerkt hebbende ,dat(m) Dit was eene grootere foort van Koornmaare.Doorgaans meent men , dat de IIEDIMMUS fes Muadenhielde. Andere brengen hem wel op zeven of acht.Z. NEPOS Leven van Atticus, 2 h.


33* H E T L E V E Ndat men het ongaarne lyden zou, indien hyhieromtrent rechtsreeks te werk ging, floeghy eenen anderen weg in, om door zyneStaatkundige fchtkkingen de Gierigheid vanhaare voornaamfte lleunzels te berooven.Vooreerst fchafte hy alle goude en zilveregeldmunt af, en beval het YZER maar alleente gebruiken; terwyl hy, evenwel, aaneen groot gewigt en zwaarte van Yzer niet,dan maar eene geringe waarde gaf, zo datmen tot het ontvangen van Hechts X MINM(V), fchier een geheele Schatkamer in huisvan doen hadt, benevens een befpannen wagenom het over te voeren. Naauwlykswas dit in trein gebragt, of een aantal vanOngerechtigheden verdween uit Lacedasmon,Want wie zou iets willen fteelen, of tengefchenk ontvangen, of aan anderen ontneemen, of rooven willen , dat noch gefchiktware om te verbergen, noch begeerlyk omte bezitten, noch zelfs eenig voordeel aanbrengenkon , indien men het tot kleinereHukken vormde. Want hy deed, zegt men,het yzer gïoeijend in azyn Iteeken; en daar'er dus de gef hiktheid om feherp gemaaktte kunnen worden van verlooren ging, ontnamhy 'er, tevens, het gebruik aan en dewaar-(">;) d. i. Briehonderd Guldens, wordende elke MI-VA op dertig Guldens gerekend.


V A N LYCURGUS. 333waarde voor andere dingen, om dat het boten krachteloos geworden was.Hierna deed hy de onnutte en overtolligeHandwerken uit den Staat verhuizen ,welke misfchien , ook zonder dat zy dooriemand uitgedreeven werden , meerendeelsmet de gewoone Munt hun affcheid zoudengenoomen hebben , om dat 'er van de gemaakteGoederen geen vertier te hoopenwas. Want het yzergeld kon men niet uitvoerennaar de andere Griekfche Staaten.Het hadt daar geen' prys, cn men dreef erden fpot mede ? des 'er geene gelegenheidwas om zich buitenlandfche waaren of fnuisteryenaan te fchaffen; ook kwamen 'er geeneKoopmanfchappen in de Havens binnenzeilen. Geen listig Sophiftisch Redenaar;geen reizend Goedergelukzegger; geen Bordeelhouder;geen Goud- of Zilverfmid, afgerichtom kostbaare Kleinodiën te vervaardigen, vertoonden zich in het LaconischGebied, waar uit geen Geld te haaien was.De Weelde , integendeel , langzaamerhandverllooken van die dingen, welke haar gewoonlykkoefteren en aankweeken, verwelktevan zelve. De Ryken hadden niets vooruit, nadien de Overvloed noit in de gelegenheidwas om zich in het openbaar tevertoonen , daar zy als in huis bemctzelden opgeflooten lag j en werkeloos gehouden


334 <strong>HET</strong> L E V E Nden werdr. En dk was ook de reden ,waarom de daaglykfche en meest nodigeHuisraad , als Rustbedden, en Stcelen , enTafels, hier het best en kunfligst vervaardigdwerden , en dat de Laconifche Beker,COTHON genoemd (o), by uiritek geroemdwerdt, vooral voor de Legers , zo alsCRITIAS (p) meldt. Want hy verborg hetWater, dat men uit noodzaak drinken moest,en dat doorgaans afzichtelyk voor het oogwas , door zyn kleur ; en daar het troebelevan binnen op den in het midden uitftekendengrond hangen bleef, en dus te rugwerdt gehouden , kwam het vocht zo veelte zuiverder in den mond. Ook dit was hetWerk van den Wetgever. Want hy trokde Werklieden af van het nutteloofe, engewende hen dus, dat zy hunne kunst uitoeffendenin het fraay bewerken van Noodwendigheden.(o) Deze Spartaanfche Beker wordt befchreeven byITUEMUS X! B. 10 h. en door CASAUBONUS in deaantekk. op die plaats bl 8o:.O) De eigene woorden van dezen CRITIAS wordenaangehaald by ATHEUSUS op de aanjreweezenplaats, PLU "RCHUS beroept zich ook op hem in hetleven van CIMON bl. 489. b. Zyne IltAflbiM , ofREGEERINGSFORMEN (want hy hadt de Spa: taanfcheni t alleen befcireeven) worden aangetogen van j.ByPOLLIX VII B. 13. h § 59. Zie ook c SAUBON. adAthen. p. 779. Vosf. de Hist. Gr. bl. 168. b.


V A N L Y C U R G U S . 335By zich zeiven voorgenoomen hebbendeom de Weelde nog beter aan den band teleggen, en de begeerte om ryk te willenzyn geheel uit te roeijen , jvoegde hy , byde twee reeds gemelde Inrichtingen , nogeene derde zeer uitmuntende ; naamelyk deALGEMEENEMAALTYDEN , bevelende , dat allezyne Burgers op eene plaats te zaarnenmoesten eeten : dat de fpyfen en toefpyfendaar by gemeen moesten zyn, en volgenshet voorfchrift der Wet. Dat men zich tehuis niet mogt vergasten, noch aanliggenop kostbaare Bedden, aan Tafels , op welkede Slagers en Koks de lekkerfte fpyzen verzorgdhadden , ten einde men zich in hetdurftere mesten zoude , even gelyk de veelvraatigeDieren , en te gelyk met zyne Zédenook de Lichaamen bederven, door zichover te geeven, aan allerleije begeerlykheid ,en het Lyf aanhoudend op te vullen; waarvan de gevolgen waren een langduurigeSlaap , warme Baden, eene aanhoudendeVadfigheid, en de dagelykfche behoefte vanGeneesmiddelen , niet anders of men dagaan dag ziek ware. Waarlyk , dit was ietsgroots! Maar nog grooter was het, dathy den Rykdom Qq) i n veiligheid ftelde ,opHier heefc eene Perfoonsverbeelding plaats. Ziede


336 <strong>HET</strong> L E V E Nop dat niemand hem naar zich fleepenmocht. Dat 'meer is , dat hy hem onbegeerlyk? ja zelfs tot geen Rykdom maakte(gelyk THEOPHRASTUS het uitdrukt (V)) doorhet gemeen maaken der Maal tyden , en doorde fobere Levenswyfe op dezelve. Wantmen hadt geen gebruik noch genot;nochzelfs eenig gezicht of vertooninge van prachtigenToeftel; nademaal de Ryke zich metden Armen aan eene en dezelfde Tafel begaf.fpreekwoordWaar van daan-ook het wereldkundigontfïond , dat van alle Stedenonder de Son de Stad SPARTA de eehigftewas ,in welke de God PLUTUS (S) blindgelaaten werdt, en roereloos lag, gelykeen Beeld, zonder geest of beweeginge.Ookwas het niet geoorlofd zich ter algemeeneMaaltyd te vervoegen , na dat menvoordevolgende aantekening, letter (s\ Wy hebbenhier aan de gemeene lezing eenen - voegelyken Sintrachten te geeven , fchoon de plaats waarfchynelykdie verbeteringe behoeft , welke door den HeerBR VA NEis opgegeeven.(r) Dit zelfde zeggen , herhaald in de Apophthegm.La?on. bl. 226 , E , wordt insgelyks aan denberoemden en genoeg bekenden T(IEOPHRASTUS , Leerling"van ARISTOTELES ; groot Wysgeer en Schryver ,toegekend II Deel bl. 527 , ]~>.(j) De God der Rykdornjnen , welke verbeeldwerdt blind en kreupel te zyn. z. HOOGSTR. Heid.God. bl. 15a.


V A N L Y C U R G U S . 337vooraf te huis gegeeten en zyn bekomst gekreegenhadt; devvyl de overige Gasten zeernaauvvkcurig acht gaven , wanneer iemandniet gelyk op met htm at of dronk ; zulkeenen overlaadden zy met fcheldvvoordeiivan wegen zyne onmaatigheid , en om dathy te lekker was , om zich met de algemeeneSpyzen te vergenoegen.Door deze laatfte Inftelling' zegt menidat hy wel den 'allergrootften ondank by deVermoogendllen onder de Spartaanen behaalde;welke dieswege ook, met veel misnoegenen getier , tegen hem te zamen rotteden.Des hy eindelyk , daar men van allezyden met Iteenen naar hem begon te werpen, gedwongen was zich op den 'loop tebegeeven , en de Vergaderinge te verlaaten.Hy liep zo fnel, dat niemand anders heminhaalde , voor dat hy den Tempel, werwaartshy vluchtte, bereiken kon. Alleeneen Jongeling, hoezeer anderzins van geenekwaade inborst, maar die zeer haastig enoploopend was, geheeten ALCANDER , zathem dicht op de hielen , en lloeg hem ,wanneer hy» juist eeris omkeek , met zynenftok het een oog uit. •— LYCURGUS ,door deze kwetfuur geenfins van zyn ftukgebragt , hielde hierop aanftonds ftand ;wendde zich om naar de vergramde Burgers; toonde hun zyn bebloed Gelaat, enL DEEL. V dal


333 H E T L E V E Ndat hy zyn oog kwyt was ! Dit gezichtmaakte hen , op een oogenblik, geheel befchaamden verleegen, zo dat zy den ALCAN­DER in zyne handen overleverden , en hemzeiven in ftaitfle t'huiswaarts begeleidden ,openlyk toonende hoe zeer zy getroffen waren, en deel namen in het ongelyk hemaangedaan, LYCURGUS , van zyne zyde, liethen , onder betuiginge van zyn genoegenover deze behandeling , henen gaan ; maarALCANDER nam hy met, zich naar binnen •aan wien hy echter met woord noch daadeenige harde behandeling wedervaaren liet.Alleenlyk zondt hy zyn gewoon Gezelfchapen Huisbedienden van de hand , cn bevalALCANDER, dat hy hem bedienen zoude.Deze , die , gelyk wy zeiden, niet kwaadvan aart was , vol bragt itilzwygend al hetgeen hem bevolen werdt. En wyl hy thansaltyd by LYCURGUS was, en zyne Levensmaniervan naby gade lloeg, was hy tevensooggetuige van 's mans zachtmoedigheidcn voortreffelyke zielshoedanigheden :van den geflrengen levensregel, welkenhy zelf volgde : van zyne* nimmer afgemattegehardheid tegen den arbeid. Ditalles bragt te wege , dat hy en zelf degrootile genegenheid voor' hem opvattede ,en ook , overal , aan zyne Vrienden enBekenden ging vernaaien , dat LYCURGUS ,


V A N L Y C U R G U S ; 339In plaats van een (tonisch cn eigenflnnigMensch te zyn , veel eer de zachtfinnig-Ite , en jegens anderen gocdaartiglte Mander Wereld was. ——• Op zulk eene wyzewerdt deze Knaap gcltraft ! Dit was deRechtspleging' , welke hy onderging, endie hem van een opvliegend cn trotschJongeling in den zachtaartiglten en bcfcheidenllenMan hervormde. Maar LYCUR­GUS bouwde , ter gedachtenis van het ongevalhem overgekoomen, eenen Tempelvoor MINERVA , welke hy OnTlAETLS (7)noemde, om reden , dat de OOGEN by deDoricnfen van dezen oord onTIAOI geheetenworden. Zommige evenwel , onder'welke men DIOSCORIDES (u) aantreft, dieeen Samenftel van de Regeering in Lacedsemongefchreeven heeft , zeggen, datLY«URGUS wel geflagen werdt, maar geeniïnszyn oog verloor , en dat hy den Tempelder Godinne wydde tot eene erkentenisvoor zyne genezing. Ondertusfchen vergingdert/(?) oPTiLETis, vergel. de Apophthegm. Lacon. IIDeel bl. B. Deze MINERVA wordt door PAUSA-MIAS , bl. 253 , in den gewoonen Griekfcben tong*val Ophthalmith geheeten. _(u) Deze DIOSCORJDES wordt ook aangehaald in hetleven vanAGES-LAUS , bl. 616. A. en by *mwmZie vossius de Hift. Gr. bl. 17 3 » a -Y 2


34° H Ê T L E V E Nden Spartiaten, na dit ongeval , de lusrom vervolgens met een Stok in de Volksvergaderingente verfchyneu.De Cretenfen noemden deze gemeenfchappelykeBurgermaaltyden ANAPIA ( V).Maar by de Lacedasmoniers worden zy*IAITIA ( w) geheeten, het zy dan, omdat zy ingericht zyn ter bevordering vanVriendfchap en Goedwilligheid, wanneermen denken moet dat zy de letter A in ditwoord in plaats van de A hebben aangenomen.Of, om dat zy tot foberheid enfpaarzaamheid (x) doen gewennen. Danniets belet ons met anderen te denken, datdef» Andria. beter leest men by anderen 'AvJ^êT*,dat men ook aantreft II Deel bl. 714. 13, of Sympos.VII o. Zie van deze Andréa MEURSIUS in Creta IIIB. h. 10, bl. 170. Er werdt eigentlyk door aangeduideene byeenkomst van de Mannen. De Vrouwen warenzo wel op Creta, als te Sparte van deze maaltydenuitgeflooten.(w) Phiditia, by anderen Philitia. Zie den evengenoemdenMECRSIUS Mifc. Lacon. I B. h. 9 en 10.waar dit alles breeder uit de Oudheid wordt opgehelderd; als ook by CRAGIUS de Rep. Lac. bl. 57,enz.(V) Hier wordt gedoeld op de Griekfche Woorden(tpulirfxt en Qiilté) betekenende ipaaren , enSpaarzaamheid, welker Klank eenige gemeenfcbaphadt met het woord


V A N LYCURGUS. 341de eerlte letter 'er van elders is bygevoegd,en dat zy dus oorfpronkelyk EAITIA (j)heeten van bet maaltyd houden , en EETEN,dat 'er gedaan werdt.By deze Maaltyden zonderde men zichaf in Gezelfchappen van vyftien , of ookwel een weinig meer , of minder , Perfoonen.Elk der Gasten bragt maandelyks voorzyn hoofd op een' Medimnus meel (s) ;acht Kannen Wyns; vyf ponden Kaas; tweeen een half pond Vygen , en daarenbovennog eene zekere kleinigheid van hunneGeldmunt tot het koopen van Toefpyfe.Voor het overige zondt elk , die geofferdhadt , de Ecrllelingen van zyn offer , endie op de Jagt geweest was, eene gedeeltevan zyne vangst, .naar de gemeene Tafel.Want het was geoorlofd te huis afzonderlykmaaltyd te houden , wanneer men na hetofferen , of de jagt een gebraad hadt: allede andere moesten tegenwoordig zyn ; endeze openbaare Maaltyden werden , geduurendeeene lange reeks van Jaaren , naauw-keu-(y) Editia. De Latynen hadden hun WerkwoordEdo van de Grieken , die het echter in laater tydniet gebruikten.(2) In de oude Vertaling , gemaakt naar die vanAMYOT ,wordt dit overgezet door „ een Schepel„ Meels." Zie bov. bl. 33>-Y 5


342 H E T L E V E Nkeurig waargenomen. Zelfs gebeurde hetniet den Koning AGIS , na dat deze van denKrygstoeht was te rug gekoomen , in welkenhy over de Athenienfers de zege bevochtenhadt, wanneer hy alleen te huismet zyne Echtgenoote wenschte te eeten ,en derhalven verzocht, dat men hem zynaandeel (a) Spyzen volgen liece , dat de PO -LEMARCHEN (&) zulks weigerden te doen.En wanneer hy, hierom vernoord , op denvolgenden dag in gebreke bleef die Offerhandete offeren , tot welke hy volgens deWet verpligt was, lagen zy hem eene geldboeteop.By deze Maaltyden liet men zelfs de Kinderentoe , welke derwaarts gevoerd werdenals naar een algemeen Leerfchool van Maatigheid.Daar hoorden zy llcdevvisfelingenoverO) M. DACIER heeft te recht uit XENOPHON opgemerkt,dat aan de Koningen twee porden werdentoegedeeld , niet om dat zy de helft meer aten , danandere menfehen ; maar om hun het vermogen té laatenvan over eene portie naar goedvinden te befchikken.Zie XENOPHON over de Republ. van Lacedtemon bl. 690, C, D. ed. Leuncl.(£) De 1'olemarchen waren , Overheden , die hetbewind hadden van wegen den Staat over de Zaakenvau den Oorlog , en de Plegtigheden, daar toe behoorende.Een diergelyk Ampt was 'er ook teAthene.


V A N L Y C U R G U S . 343over de belangen van den Staat. Daar zagenzy vrygeboorene Leermeesters (c~). Daarwaren zy gewoon zich onderling te vermaaken, en met elkandcrcn te boertcn zonderkwaadwilligheid, en zonder dat die , metwelke men fchertfte, daarom boos werden.Ook dit behoorde wel dcegelyk tot de LaconifcheZeden , dat men Kortswyl verdraagenkon (d~). Indien men zich , evenwel,te zeer geraakt voelde, Mond het ieder vryzich daar van te ontfchuldigen, wanneer hetfchertfen aanltonds ophielde « By hetinkoomen in de Eetzaale toonde-hy, die deOudfte aan Tafel was, aan elk , die inkwam, de Deur, en fprak : HIER DOORGAAN GEENE WOORDEN NAAR BUITEN ! Meilzegt ook , dat indien iemand mede aan deeene of andere Tafel wenschte te eeten ,hy vooraf de Keure moest ondergaan , enwel(c) Doorgaans waren, anders, by de Ouden , deLeermeesters en Pedagogen Slaaven.(d) Deze plaats wordt grootelyks opgehelderd dooreene diergelyke by MACRCBIUS VII B. II! h. Ideaapud Lacedamonios , inter catera exadta vitte &•fiituta , hoe quoque exercitii genus a Lycurgo estinftitutum , ut adolefcentes & fcommata fine morfudicere , & ab aliis in fe diéla perpeti difcerent ,ac fi quis eorum in indignationem ob tale dielumprolapfus fuisfet, ulterius ei in alt er wn dicere nonticebat.Y 4


344 H E T L E V E Nwel in dezer voegen. Elk der Tafelgenootennam een brok broods in zyn' hand: enwen de Bediende, een vat op zyn hoofd houdende,langs hem voorbyging,wierp hy dienbrok, in plaats van een Stemfleentje (e) daarftilzwygend in. Die den voorgeltelden goedkeurde, liet zyn flukje broods , gelyk hetwas : maar die hem afwees , kneep het inzyne hand ter deege plat, en de platgekneepenekruim hadt hetzelfde vermogen , alsde met een gat doorboorde Stemfteen (ƒ),En wanneer zy maar een' eenigen zodanigenbrok in het vat aantreffen , weigeren zyhem, die aanzoek doet, toe te laaten ;willende dat de onderlinge Genegenheid bydeze zamenkomlte algemeen en zonder uit,zonderinge zy. Om dit afkeuren te betekenen0) Het zal genoeg zyn hier het volgend zeggenyan OVIDIUS te hebben aangehaald , Herichepp. XV.B. 41, v.Mos erat antiquus niveis atrisqueHts damnare reos , iUis abfolvereLapiUisculpx.(f) De Witte keur- of (lemfteen, in de Rechtbanken,vooral ook by de Areopagiten gebruikelyk, was,geheel dicht. De Zwarte in regendeel was met eengat doorboord , op dat de Rechters , welke dikwerfby nacht, en in het donker hun oordeel velden, denzelvente beter mogten onderkennen. By dezen laatstgenoemdenwerdt de Befchuldigde veroordeeld.


V A N L Y C U R G U S . 345tien hebben zy een eigen woord , en noemenhet KEKAAAEI20AI ; want het Vat,waar in de Brokken geworpen worden,heet by hen KAAAOZ (g).Onder de Spyzen gaven zy , inzonderheid, de voorkeure aan het bekende zwartVleeschfop zo zelfs, dat de oude Liedenhet Vleesch, dat zy nu niet nodig hadden, voor de Jonge overlieten , maar zichby dat Vleeschfop fchikten , en 'er hunneMaaltyd mede deeden. Men verhaalt vaneen' der Koningen van PONTUS (/) , dat hyzich(g~) Kaddoi. 't Is orn het even , of men x«$3a?fchryve , of x«Sor. Zeker is het , dat van hier hetverkleinend woord nxh'irKot, en het Latynsch Cadusafdammen. Ook hier ter plaatze heeft eene toevalligeovereenkomst van klanken aanleiding tot eene verkeerdeEtymologie gegeeven. KtnotSitaSoti, (kekadeisthai)het pasfivum van het Laconisch Werkw.KiKxliïv , betekende affcheiuen, verwerpen 'Er iseene geleerde aantekening over deze plaats, en ditwoord , van den beroemden HEMSTERHUIS , op PolluxII Deel bl. 1233, a. Thans noemt men dit met eenFransch woord Ballottceren.(h) Kluchtig heeft de Heer POPE zich van dit zwart,of bruin Vleeschnat bediend in zyn leven van MARTI-NUS SCRIBLERUS , die geedige Satyre, bladz. 24.(/') PLUTARCHUS verfchilt in dit Verhaal van zichzeiven; want in de Inftit. Lacon. II Deel, bl. 236 f.wordr niet de een of andere Koning van PON rus ,;maar de bekende Tyran DIONYSIÜS gemeld, met wel-Y 5ken


346 <strong>HET</strong> L E V E Nzich, alleen tot het bereiden van dit Vleeschfop,een' Lacedsemonifchen Kok aankoopenliet: dan hetzelve proevende was hy 'ergeheel niet over voldaan : maar de Kokvoegde hem toe : „ Dit Vleeschfop, Heer„ Koning, moet gegeeten worden van Lie«„ den , die zich in den Eurotas (F) gebaad„ hebben (/)." _ Na de Maaltyd drinkenzy maatiglyk, en gaan, vervolgens, zonderfakkellicht naar huis; ftaande het hun geen.fins vry licht te gebruiken , het zy dan datzy naar huis ke'eren , of zich elders heenbegeeven ; en gefchiedt dit, op dat zy zichgewennen mogen om onverfchrokken enbuiten eenige vreeze by nacht en in hetdonker te reizen. En dit was dan de wyze,op welke de openbaare Maaltyden wareningericht.Gekendit zou voorgevallen zyn, en hier mede ftemr,behalven STOB/EUS Serm, XXIX, overeenCICERO Tufc.Qua;!!. V B. 34. h. —— Dat de plaats voorhandenbedorven zou zyn, komt ons niet waarfchynelyk voor.(&) Eene beroemde Rivier van Laconica,(l) Aanmerkelyk is de plaats van CICERO boven aangeweezen:.„NegavitDïonyfius fe jure Ulo nigro delettatum:turn is, qui illa coxerat, Minirae mirum;condimenta enim defuerunt! Qua; tandem, inquit ille ?Labor in venatu, fudor, curfus ab Eurota, fa»mes,fitis!bis enim rebus Lacedamioniorum epula; condiuntur."


V A N L Y C U R G U S . 347Gcfchrcevene Wetten beeft LYCURGUS nietgemaakt. In tegendeel was dit zelfs dooreene zyner zogenoemde R<strong>HET</strong>R^E verbooden.Want hy was van oordeel , dat dat geen ,wat het grootst gezag cn vermogen hadt omden Staat gelukkig en de Ingezetenen deugdzaamte maaken, dan eerst onwrikbaar ftandhouden zou, en by allen altoos de voorkeuzehebben ; ook fterker verbinden , dan deDwang immer doen kon , wanneer het,even als de eerfte beginzelen van kinderlykondenvys , in de Zeden en Manieren derBurgerye werdt ingeprent, cn de Opvoeding,werkzaam omtrent elk' Jongeling, denzelventot eenen altyd in hem tegenwoordigenWetgever verftrekte (tri). Zaaken vanminder gewigt, en ondcrlingen handel metklein geld gedreeven wordende, welke mendan eens dus, dan wederom anders begrypt,naar dat de nood zulks vordert,oordeelde hy , inzonderheid , best niet teonderwerpen aan eenigen wettelyk befchree*venen dwang , of onveranderlyke gewoonte; maar liever toe te moeten laaten, dat'er, naar tydsgelegenheid, of bygedaan ,(tn) Dat dit eene zeer voortreffelyke plaats is, zal]elk verftandig Lezer zeer gaarne en gereedelyk erkennen.of


348 H E T L E V E Nof afgelaaten werdt , zo als het hun , dienaar de door hem vastgelïelde Wetten warenopgevoed , zou goeddunken. Hy deednaamelyk het geheel gewigt ; den ganfchenomflag zyner Wetgevinge van de Opvoeding'afhangen. En dit was dan eene "derR<strong>HET</strong>RJE , gelyk wy gezegd hebben: „ Dat„ men geene gefchreevene Wetten gebruiken„ zoude." Eene twede was ingerichttegen de Pracht, en beval dat alle Gewelfzeisin de huizen niet anders , dan met deByl, vervaardigd mogten worden , en deDeuren alleen met de Zaag , zonder dat'er eenig ander Gereedfchap aan raakcn mogt.Want dat geene , wat men verhaalt, datEPAMINONDAS («) naderhand gezegd zouhebben, fpreekende van zynen Disch;„ Dat zulk eene Maaltyd niet vatbaar was„ voor Verraad!" dat zelfde begreep LYCUR­GUS reeds zo langen tyd voor hem, oordeelende, dat een Huis , op zodanige wyzegebouwd , geene Weelde noch Pracht zoutoelaaten. Ook is 'er niemand zo vreemdvan allen fmaak , of dermaate dom , dieRustbedden op Zilvere voeten ftaande , ofpur-(«) Een der braaftte en grootfre Mannen van Griekenland.Zyne daaden zyn , onder andere te boekgefleld door ROBEKTSON Gefcb. van Oud Griekenl. HD. bl. 85. en vervolgeus.


V A N L Y C U R G U S . 349purpere Spreijen, of goudene Bekers, ofander prachtig huisraad hier by pasfende ,zou willen brengen in een gemeen , eenvoudigHuis. Men wordt dog als van zelfgenoodzaakt het Bedde overeenkomflig temaaken, en te fchikken naar het Huis ; ennaar het Bed de Klederen , en hier naarwederom den overigen Toeftel en Huisraad.Ingevolge dezer gewoonte zegt men,dat ook LEOTYCHIDAS de oude, (o) wanneerhy eens by iemand te Corinthus aan tafelzat, en zyn oog vallen liet op de Gewelfzeisvan het huis, die zeer fraay bewerktwaren, zynen Gastheer vraagde „of het hout„ by hun dus in het vierkant groeide ?"Als eene derde zeer merkwaardige RHE-TRA van LYCURGUS wordt die vermeld, welkehet Verbod inhieldt van •tegen denzelfdenVyand meermaalen te veld te trekken:op(o) „ Hy fpreekt van den eerften LEOTYCHIDAS ,Zoon van ANAXILAUS. Want men hadt 'er nog een'tweeden , den Zoon van MENARES ; en een' derden,den Zoon van AGIS, of veeleer den Bastaard van AL«CIBIADES." Fr. Vert. — De eerfte is bekend uit HERO­DOTUS VIII B. 131. h. Aan den tweeden, Zoon vanMENARES , Koning van Sparte , die verre weg de beroemdftewas, moeten wy hier waarfchynelyk denken.Van den laatften maakt onze Schryver melding in hetleven van LYSAMDER.


35° H E T L E V E Nop dat deze niet, wannéér hy telkens gedwongen werdt zich te verdeedigen, tanden Oorlog gewennen mogt en krygshafr>worden. En dit was het juist , dat mei?veele Jaaren laater voornaamelyk berispte inden Koning AGESILAUS , als welke , doorgeduurig herhaalde invallen en tochten inBoeotie , de Thebaanen bekwaam had gemaaktom de Lacedsemoniers onder de oogente zien. Waarom ook ANTALCIDAS (p)hem eens gekwetst vindende zeide : „ De„ Thebaanen betaalen U fchoon voor het„ genooten ondervvys; dewyl Gy hen hebt„ leeren vechten , ook , daar zy zelf het„ niet weeten wilden !" Deze dan, en anderezyne Inllellingen noemde hy R<strong>HET</strong>R^E,als of het zo vele Godfpraaken waren vanGod APOLLO zeiven voorgefchreeven.De Opvoedinge der Jeugd , welke , volgenszyn oordeel , de gewigtigfte en luis-ter-0) Van dezen ANTALCIDAS zal met meerdere gefprookenworden in het leven van AGESILAUS. Hywas EPHORUS , en gansch geen Vriend van den Iaatstgen.Koning. Zyn naam is vooral vereeuwigd door'de Vrede tusfchen de Perfiaanen, Athenienfers en La.cedffimoniJrs , waar van hy de voornaamlte bewerkerwas, en die naar hem de Vrede van ANTALCIDAS genoemdwerdt. Zie ROBERTSON G. van Gr. II D. bl.80. enz.


V A N L Y C U R G U S . 351terrykfte Verrichting van eenen Wetgeverwas , begon hy van zeer vroeg, en bepaaldeten dien opzichte zynen aandachtreeds op de Huwelyken en Voortteling.Want ARISTOTELES (q) heeft onrecht, alshy verzekert, dat LYCURGUS begonnen hebbendemet der Vrouwen gedrag te regelen,hier van aflaaten moest, om dat hy geenekans zag derzelver verregaande Losbandigheiden Heerfchappy te beteugelen, wegens demenigvuldige Krygstochten der Mannen,welke dan gedwongen werden haar als Voogdesfenover alles achter te laaten ; ook ,om die reden , haar meer , dan wel behoorlykwas , naar de oogen zagen , enhaar met den naam van MEESTERESSEN begroetten.In tegendeel is het zeker , dathy , insgelyks, zyne aandacht op de Vrouwenvestigde, in zo verre dit met de byhem bedoelde Staatsinrichting Itrookte. Hyliet derhalven de Jonge Maagden haare Lichaamenoeffenen in de Wedloopen, in hetWordelen, in het werpen met den Discus,en het fchieten van Werpfchichten (V): opdat(q) Zie ARISTOTELES Politicor. II, B. 7 h.(r) Met deze plaats mag vooral vergeleeken wordendie van CICERO TUSC. II B. 14 h. „ Itaque HU,„ qui Gt\eci


35^ H E T L E V E Ndat de Spruiten, van haar ontvangen, wanneerdie in flerke Lichaamen een fterkengrondflag gekreegen hadden, des te tierigermogten opfchieten , en de Moeders zelvemet frisfche krachten het kinderbaaren doorftaan, en heldhaftig , en zonder ongemaktegenden Arbeid ftryden mogten. Vervolgensontnam hy de Jonge Dogters alle Gemakkelykheid;ookde afgezonderde opvoedingein afgeflootene Binnenkamers, en voortsalles, wat naar Verwyfdheid fweemde; haarin tegendeel gewennende, om, even eens alsde Jongelingen, naakt in het Worftelperk tetreeden (Y) , als ook, by zekere PJegtigheden,voor het oog en in tegenwoordigheidder jonge Manfchap te dansfen,en gezangenaan te heffen. Zy waren dan zomtyds ookwel gewoon zich in vrolyk fchertzen uit telaaten, en dezen en genen der Jongelingen,„ Spartia'te etiam in Feminas transtulerunt, q U


V A N L Y C U R G U S . 353'gen, die ergens in mogt hebben misdreeven, op eene bevallige wyze door tehaaien ; of, weérkeerig, den lof van hun,die zulks verdiend hadden, in daar toe vervaardigdeLiederen op te zingen; iets,waar door de Eerzucht , en Nayver onderde Jortge Manfchap grootelyks werdt opgewekt.Want hy , die wegens Zyne Braafheidgepreezen was , en zynen roem hadthooren klinken onder de Maagdcnreijen ,keerde grootsch op dien lof van daar terug. Aan de andere zyde was het bytende, dat met het boenen , en de jokkernyegepaard ging , fcherp genoeg om evciiveel nut te doen , als de ernltiglle vermaahingen: dewyl , benevens alle de overigeBurgers, ook de Koningen , en geheeleRaad by de Vertoning' tegenwoordig waren.Ondertusfchen was 'er niets fchandelyks irldeze ontbloting der Jortge Dogters (T). DeTucht was 'er by tegenwoordig , en deOntucht 'er van daan verwyderd. Veelmeerbewerkte hy hier door eene ongemaaktehebbelykheid en nayver om eene goedehou-(t) Men brenge zich te binnen het voornaam doel.wit van LYCURGUS,het welk was, eene in alle opzichtenftrydbaare en onvertzaagde Natie te vormen. Ver--gel.ROBERTS. G. van Gr. I D. bl. io


354 H E T L E V E Nhouding aan re neemen , en gaf der vrouwelykeKunne een' fmaak van gene onedelegevoelens; daar zy , even zeer als deMannen , aanfpraak kreegen op Eerzuchten Kloekhartigheid. Hier van daan diegrootfche Taal ; die edele Denkbeelden inde Spartaaninnen: hoedanige men, by voorbeeld, verhaalt van GORGO , de Gemaalinvan LEONIDAS («) : want als zekere, waarfchynelykbuitenlandfche , Vrouw tot haarzeide : „ Gy Lacedasmonifche Vrouwen zyt„ het alleen , die heerfchappy voert over„ de Mannen !" antwoordde zy: „ Wy zyn„ het ook alleen , die Mannen ter wereldbrengen !"Ook verfchaften dezeBedryven zelve geduurige opwekkinge tothet Huwelyk; ik meen de llaatelyke Optochtender Maagden, haare ontblootingen, endat zy in het aanzien der ]ongelingfchapmet eikanderen ftreedden : en zulks nietvolgens Meetkundige regels , maar volgensdie der Liefde ; gelyk PLATO (y) het ergens(u) Dit zelfde zeggen van deze GORGO, huisvrouwevan den beroemden en dapperen LEONIDAS, treftmen ook aan in de Apopbth. Lacon. II Ü. bl. 227,E, en PLUTARCHUS (lelt haaren naam by dien van an'dere beroemde Vrouwen , in zyne Hu^elykslesfen IID. bl. J45 E.O) M-ATO in zyn Gemeenebest, V. B. bl. 460, A,


V A N L Y C U R G U S . 355:gens uitdrukt. Dit niet alleen ! Hy droegook zorge , om die geenen , welke ongehuwdbleeven , aan openbaare fchandebloot te (tellen. In de eerde plaats werdenzy onder de Aanfchouwers niet toegelaaten,wanneer de Jeugd , na het afleggen derKlederen , wordelde. Vervolgens deed deOverheid hen des Winters moedernaakt deMarkt in het rond wandelen ; by welkegelegenheid zy ook een Lied zingen moesten, dat tegen him zelvcn gemaakt was ,en waarin zy bekenden billyke draf te ondergaan, dewyl zy zich hadden durvenonttrekken aan de gehoorzaamheid der Wetten(V). Voorts werdt aan hun die eereB. alwaar SOCRATES aan GLAUCO vraagt , of hy nietdenkt , „ dat, indien de Mannen en Vrouwen aityd„ te zamen waren , en gelykelyk , op dezelfde wy-„ ze , ziek oefenden , zy , door een noodzaakelyk„ Gevolg , gedrongen zouden worden zich onderling„ te beminnen ?" en deze lacchend antwoordt : datdit geen Geometrisch , maar Amoureus Gevolg zouzyn ; 't welk echter nog wiskundiger door zou gaan ,dan het eerfte , hoe zeer op vaste Beginzelen fteunende.(w) Z. CRAGIUS , bl. 218. volgg. die echter allesuit PLUTARCHUS ontleend heeft. MEUR«IUS (in zyneMifc. Lacon. bl. 108.) haalt uit CLEARCHUS , byATHENJEUS XIII B. in het begin , nog eene andereüiaf der Ongehuwden by de Lacedajmouiers aan.enZ a De


35* H E T LEVENen achting niet beweezen , welke anderszinsaan de Ouderen in Jaaren van de Jongelingfchapwedervoer. Niemand nam daaromook kwalyk het geen DERCYLLIDAS (V)werdt toegevoegd , offchoon deze een geachtVeldheer was. Want als hy , op zekerentyd, in een Gezelfchap kwam , weigerdeeen der Jonge lieden hem plaats temaaken , „ want , zeide hy , Gy hebt im-„ mers niemand voortgeteeld, die voor„ my, op myne beurt, plaats maaken„ zal !"Zy huwelykten by manier van fchaaken,niet aan half volwasfene , of onhuwbaareMaagden, mair aan zulke , die reeds totvolle huwbaarheid gekoomen, en ryp waren.Zekere Vrouw, welke by hen de Kamenierder Bruid heette , nam , vervolgens ,deDe Vrouwen fleepten hen , naamelyk , op zekerFeest rondom het Altaar, en floegen hen met VUIS­TEN, (niet zo als de Fr. Vcrt. heeft, avec desVERGES !) Men kan denken , hoe ongenadig dit hazyn werk gegaan zal zyn !(x) Verg. de Apophth. Lac. II D. bladz. 227.F. — Van dezen DERCYLLIDAS gewaagd ook XENO-PHON met lof, in zyne Griekfche Gefchiedenis , IVB. 8 h. welke plaats M. DACIER beeft aangeduid. Vaneenen anderen DERCYLLIDAS fchynt gefprooken te wo---den II D. bl. 219, £.


V A N L Y C U R G U S . 357de Gefchaakte rot zich ; fbhoor haar hethoofd van rondsomme glad ; trok haarMansklederen en Schoezoolen aan, en deedhaar, geheel alleen, en zonder licht nederliggenop een Matras. Dan kwam de Bruidegom, niet met wyn of lekkere fpyzenoverlaaden op eene vooraf gegaane Bruiloft, maar nuchteren, en , volgens gewoonte,aan de openbaare Tafel gegeetenhebbende, en ontbondt haar den Gordel(j) : waarna hy haar opnam en overbrugtop het Bedde. Hier geenen zeer langentyd met haar gefleeten hebbende begaf hyzich , met alle welgevoegelykheid , wederomderwaarts, waar hy gewoon was metalle de overige jonge lieden te flaapen. Opgelyke wyze handelde hy vervolgens , houdendezich over dag op by zyne Makkers,ja ook 's nachts by hen flaapende, terwylhy zyne Bruid niet bezocht, dan met de uiterftebehoedzaamheid, uit fchaamte envrees , dat iemand der Huisgenooten hetmer-(y) Deze Gewoonte en Spreekwys, by Grieken enRomeinen even zeer gebruikelyk, is genoeg bekend,en opgehelderd uit plaatzen van oude Schryvers J


358 H I T L E V E Nmerken mogt. Ook was de jonge Vrouwhem behulpzaam in het befpieden van goedegelegenheden, en maakte hem den toeganggemakkelyk , op dat zy ter gefchikteruure' by eikanderen mogten zyn, zonder bemerktte worden. En duurde dit bedryfniet maar eene korte poos ; want zommigehunner hadden reeds Kinderen, voor dat zyhunne Vrouwen , in het openbaar, by daggezien hadden. Nu was zodanig eene zamenkomstvan Jong-getrouwden niet alleeneene beoeffening van ingetoogenheid enkuischheid : maar de Gelieven kwamen ookby elkandcren met een Geitel best gefchikttot de Voortteling. De wederzydfche ge,negenheid was, by elke ontmoeting, nieuwen verseh : nimmer waren zy verzadigd ,of uitgeput door het onmaatig voldoen derlusten ; maar zy lieten telkens een overblyfzel;eenen als verfchoolen' gloed by elkanderenachter, welke de Liefde en Min-,aedrift fteeds op nieuw ontbranden deed.Na dat hy de Echtverbintenisfen dus geregeld, en met zo veel eerbaarheids verbondenhadt, deed hy , daarenboven , defotte en verwyfde Yverzucht (z) ook nogVerhuizen; alleen maar zorg^ draagende, dataanCs) Jaloerschheid der Mannen omtrent hunne Vrot*-wen. ,


V A N L Y C U R G U S . 359lan geene echte Lieden eenig geweid gepleegdwerdt , of de minde wanorder omtrentde Huwelyken p'aats greep ; dog,voor het overige, de Kinderteelt algemeenmaak en de voor hun , die zulks verdienden.Hy dreef dus den fpot met zulke , die, allevermenging en gemeenfehap in dit opzichtuitfluitende, om gewaande beledigingenhet hamasch aangespen en 'er de bloediglteWraak over neemen ([a . Het Hond derhalvenaan iemand, die reeds wat n jaaren gevorderd,maar aan eene jongere Vrouwe gehuwdwas, vry , indien hy een oog vangenegenheid en goedkeuring hadt laaten vallenop eenig fchoon en edelaartig Jongeling, denzelven by haar in te leiden , en ,byaldien zyne Vrouw kwam te bevallen ,de Spruit van zulk eenen edelen Stam zichtoe te eigenen. Daarenboven hadt elk verdiende]yk en braaf Man de vryheid , zohy ingenomen was met de eene of andereVrouwe , die hy zag dat welgefchaapeneen verftandige Kinderen ter wereld bragt,zich by den Man , wiens Echtgenoote zywas , te vervoegen , en te verzoeken byhaar(a) Hy doelt -bier voornaamelyk op den TrojaanfchenOorlog : hoewel 'er meer andere om dezelfdeoorzaak gevoerd zyn: nam fuit ante HelenamZie HORAT. 1 Serm. Sat. III. v. 107.Z 4


560 H E T L E V E Nhaar toegelaaten te worden ; ten einde uitzo voortreffelyk een' Vader , en zo vruchtbareMoeder braave Kinderen mogtenvoortkoomen , en bloedverwanten en nasstbedaandezyn van Braaven. Want LYCUR­GUS oordeelde , in de eerde plaats , da: deKinders eigentlyk niet aan de Ouders, maaraan den Staat behooren : en daarom wildehy , dat het Genacht zyner Burgerje nietmaar zo uit allerleije foort, zo als het viel;maar uit de Besten z.ude worden voortgeplant.Anderdeels vondt hy in de Wetten,door anderen omtrent dit duk gemaakt, veledingen, die fot waren , en niets omhet lyf hadden • daar zy zeer wel zorgwisten te draagen , dat hunne Honden byde uitgeleezende Rekels kwamen , en hunneMerrypaarden van de moedigde Hengdengedekt werden ; waar toe zy zelf deEigenaars van dezelve met goede woordenen Gefchenken overhaalden (b): maar wanneerhet hunne Vrouwen goldt, dezelveop-• (b) M. DACIER heeft aangeweezen, dat de^e trefFenoeGelykenis en Tegenoverïtelling reeds eeuwen voorPLUTARCHUS gebruikt is door een der oudrte GriekicneDichters ,THEOG.NIS , [in Gnom. v. rtj,.] Endï $£2?* ï" elVe Zy " er mV01^ hebbe waari^:ti^vdsBoik- ? *****


V A N L Y C U R G U S . gtjiopflooten en zorgvuldig bewaarden, liever,dan toe te laaten , dat zy door iemandbuiten hen bevrucht werden : offchoon zyook zelve hersfenloos mogten zyn, vol gebrekenftaaken en haar ongelyk waren inouderdom. Eveneens of Kinderen, die ondeugendzyn , om dat zy van ondeugendeOuders voortfprooten : niet ondeugend zynten kosten van die zelfde Ouders, welkehen moeten opvoeden ! of, omgekeerd, zozy van braave Ouders voortkwamen , aandie braave Ouders door deugdzaamheid tenvoordeele ftrek' en. Daar nu LYCURGUS ingevolgezyner Staatkunde , en der Natuur,dit aldus hadt ingericht en in trein gebragt,was het 'er , echter , zo verre van daan ,dat toen reeds plaats zoude gehadt hebbendie ongebondenheid der Vrouwen , welkeSparta in laateren tyd werdt te last gelegd,dat het Overfpel by hen eene volllrekt ongehoordezaak was. Men vindt hieromtrentgemeld het gedenkwaardig zeggen van zekerenGERADAS (c) , een' der oudlle Spartiaten, die van een' Vreemdeling gevraagd,welke ftraf de Overfpelers by hen onder-gin-(c) Deze Spartaan van den ouden tyd wordt in deLaconifche Spreuken , No. 92. II D. bl. 228. B, alwaardit zelfde Verhaal voorkomt , Geradatas genoemd.z *


3Ö2 H E T L E V E Ngingen? ten antwoord gaf: „ Goede Vriend!„ wy hebben by ons geene Overfpelers!"Maar zo 'er eens e,en was ? „ her-„ vatte de ander. Dan zou hy, zei-„ de GERADAS , tot boete betaalen moeten„ een' grooten Stier , die zynen hals over„ den TAYGETUS (V, krommende zo uit den„ EUROTAS drinken kon." En als deVreemdeling zich hierover verbaasd toonde,en zeide : „ Waar zou zo groot een Stier„ te vinden zyn?"hernam GERADAS lacchende: „ En waar zou men eenen Echtbre-„ ker in Sparta vinden?" Dit is hetwat men van zyne Inrichtingen omtrent deHuwelyken verhaalt.Van de Vrucht, die ter wereld kwam ,was de Vader geen Meester om dezelve opte voeden ; maar hy nam het pas geboorenKind , en bragt het naar zekere plaats,LESCHE (e) genoemd , waar de Oudfte vanzyne Wyk gezeten waren. Deze by onderzoekbevindende , dat het Kind welgemaakten llerk was , gaven bevel het op te voeden, en lagen het een der IX duizend deelen00 Dit was een Gebergte van Laconica. by deRvier Eurotas , zo hoog, dat men 'er geheel Peloponnefusvan kon overzien.(e) Eigentl. de Klapbank ; de plaats, waar menden tyd met Kouten Heet. Deze naam zal op dieplaats zeer wel gevoegd hebben.


T A N L Y C U R G U S . 363 1len tot zyne portie toe : maar indien hetgebrekkelyk en wanfchapen was, zonden zyhet naar de zogenaamde APOTIIETEN (ƒ)',by den TAYGETUS , alwaar eene diepe Kuilwas. Want zy oordeelden, dat het nochvoor de Vrucht zelve, noch voor den Staatbeter of verkiezelyker ware , dat zy in hetleven bleef, daar ze reeds by de Geboortevan een zwak en gebrekkelyk Geitel bleekte zyn. Hier van daan wiesfchen ook deVrouwen de Kinderen niet met water, maarmet Wyn , ten einde de proef van hunGezondheid te neemen; want men zegt, datLichaamen vatbaar voor Overvallen en Ziektendoor den Wyn flap worden en verderven: maar dat gezonde Geitellen 'er doorworden opgefcherpt, en krachtiger gemaakt.De Voedlters hadden , daarenboven,nog deze Kunstgreep by haare oppasfinge ,dat(ƒ) Dit is eene verzachtende benaaming, aanduidendeeene plsats , waar héén iets weg gebragt, of weggezet werdt, of te vondeling gelegd. Dan het waste vergeefsch , dat men dus eene gewoonte, zo barbaarsch, trachtte te vergoeijelyken. En de Voorzienigheidfchynt deze ontmenschte Inrichting te hebbenwillen befchaamen door het voorbeeld van den grootftenen beroemdften Spartaan , AGESILAUS , die kleinvan Gewas , teder van Lichaam en kreupel aan deneenen Voet was. Zie NEPOS Ages. c. 8. ROÏERTSON.G, y. Gr. I D. bl. 111.


364 H E T L E V E Ndat zy de Kinderen noit in luijers zwachtelden, en bezorgden hun even daar doorde grootfte onbedwongenheid van Ledemaatenen Gedaante. Voorts gewenden zy henom niet lekker te zyn , maar alles te leereneeten ; om zich buiten vreeze offchroom in Duisternis en Eenzaamheidte bevinden (g) ; om aan geene laageKribbigheid, of kinderlyk Gehuil toe tegeeven En was dit ook de reden ,waarom verfcheidene Buitenlanders LacedsemonifcheMinnen voor hunne kinders kochten.Dus verhaalt men, dat AMYCLA , deVoedfter van ALCIBIADES , den Athenienfer, eene Spartaanfche vrouw was. Danzyn Voogd PERICLES (gelyk ons berichtwordt door PLATO) vertrouwde zyne Opvoedingzedert aan eenen ZOPYRUS , die eenHaaf was zo goed als alle andere (T). MaarLY-(ë) » Zy moesten hen (zegt TÜRPIN , Republ. v.„ Sparte bl. 10 , 11.) met de eenzaamheid en duis-,, ternis gemeenzaam maaken , ten einde die ydele„ vreeze te verbannen, welke de verbeelding ontrust,„ en waarvan onkundige Oppasfers zich bedienen om„ de Kinderen handelbaarder te maaken , terwyl zy„ hen waarlyk ongelukkiger en lafhartiger maaken."(/z) Dat ARISTOTELES deze wet afkeure , heeft M.DACIER opgemerkt , zonder de plaats aan te wyzen ,welke men vindt Poljtic. L. VIL c. 17. p. 500. ed.Heins.> (0 rkATO noemt hem ter aangehaalde plaatze (AIci,


V A N L Y C U R G U S . 365LYCURGUS onderwierp de Laconifche Jongelingfchapaan geene gekochte , of gehuurdeLeermeesters; noch ftond het aan deVaders vry hunne Zoonen te onderwyzenvolgens eigen goedbedunken; want hy namalle Kinderen, zo dra zy zeven jaaren oudwaren , tot zich : verdeelde hen in Hoopen, en deed ze alle op dezelfde manier ,en met dezelfde fpyfen opvoeden ; gewendehen ook , om altyd by eikanderen teblyven , het zy ze fpeelden, of zich oeffenden.Tot hoofd van elke Bende werdtdie geene van hem aangeiteld, die in fchranderheiduitmuntte , en in het vechten defloutmoediglle was. Dezen zagen zy naar deoogen , waren zyne bevelen gehoorzaam enverdroegen geduldig de ilraffe, welke hy hunoplag : en dus werdt deze Opvoeding eeneuitoeffening van Gehoorzaamheid. Ook haddende Oudere van jaaren dikwyls het oogop deze Spelen , en gaven daaronder , nuen dan, aanleiding tot gevechten en twist,waar door het hun niet oppervlakkig blykbaarwerdt , welk een Moed, en onderneemendeAart in de Kinderen ftak , en of zyhart hadden om met anderen handgemeente worden.Becibiad.I. p. 32. G) den onnutften flaaf van allen,uk aanmerkinge van zynen Ouderdom.


366 H E T L E V E NBelangende de Letterkunde, daarvan leefdenzv zo veel, als zy van noden hadden(T). Voor het overige beftond de Opvoedingedaar in , dat men zich gewende tegehoorzaamen , en allerleijen arbeid te verduuren,en in den ftryd te overwinnen.Weshalven ook de oefFening, naar maatede jaaren vorderden, geftrenger werdt. Menfchoor hen dan tot op het vel ; ook moestenzy blootvoets gaan , en zich gewennenom naakt te fpeelen. Wanneer zy den ouderdomhadden bereikt van XII jaaren, gingenzy reeds zonder onderkleed: maar iederjaar ontvingen zy eenen Mantel. HunneLichaamen waren des onzuiver ; want zywisten van Baden noch Zalvingen -(7); behal­en „ Dat is te zeggen,20 veel als meufchen, die„ om niets anders, dan den Oorlog dachten, van no-„ den hadden. Hiervandaan waren alle Wetenfchap-„ pen uit hun Land gebannen. Zy hadden zelfs gee-„ ne Geneesmeesters, of Tolken. Indien zy 'er om„ verlegen waren , ontbooden zy dezelve van elders.„ Dit is de reden , dat THYCYDIDES , fprekende van„ BRASIDAS , zegt, dat hy niet kwalyk fprak voor een„ Lacedtemonier " Fr. fort.(/) Het dagelyksch gebruik der warme Baden,waarin men , na dat het zweet was afgedroogd , deLichaamen tot herftel der krachten zalfde , was byhet befchaafde Deel des Menschdoms onder Griekenen Romeinen , vooral in de tyden van PLUTARCHUS ,algemeen, en fchier eene behoefte geworden.


V A N L Y C U R G U S . 367halven dat zy op eenige weinige dagen vanhet jaar van deze behoefte der menfchelykeNatuur gebruik maakten. Insgelyks fliepenzy alle te zamen , by Kluften of Benden ,op Matrasfen , welke zy zich zelve bereiddenvan het Riet, aan den EUROTAS gewasfen,welks toppen zy , zonder yzer te gebruiken,met hunne handen afbraaken. DesWinters maakten zy te liggen op eene foortvan Netels (m) , welke in de Matrasfenwerden ingevlochten , om dat dit kruid geoordeeldwordt eene verwarmende kracht tehebben.Wanneer zy nu tot op dezen Ouderdomgevorderd waren , begonnen de geachtlleen aanzienelykfte Jonge Mannen onder denfchyn van Minnaars met hun te verkeeren(V). Ook gaven de Oudere naauwkeurigerop(jn)Het woord LYCOPHANUS in den text hier, en in deInft. Lac. II D. bi. 237 ,B. voorkoomende, wordt gehoudenaan den Mesfenifchen Tongval eigen geweestte zyn. De Mesfeniè'rs waren de Nabuuren der Spartaanen.Doorgaans denkt men dat door dezen LY'CO-PHANÜS verftaan moet worden de Echinopüs, kwalykdoorgaans Echinopoda geheeten. Wy geeven onzeVertaling hier gaarne om een beter. Verg. TL'RPIN bl. 1 r.(«) Ook deze gewoonte hadden de Lacedamoniërsvan de Cretevfen ontleend , en 'er is geen twyftelaan, of men moet, daaromtrent, zich een gunfligerdenkbeeld vormen, dan van de gewoone Pederastie,7.0


368 H E T L E V E Nop hen acht, en kwamen vlytiger omziennaar de Worftelperken. Daar by waren dezelvetelkens tegenwoordig, wanneer zy tezamen Itreeden , of met eikanderen boertten:en dit niet', als ter loops, maar even•of zy dachten, dat aan hun, in zekeren fin,over alle de Kinderen de betrekking vanVaders, en Opzienders, en Overheden opgedragenware. Zy hadden , derhalven ,ten allen tyde, en op alle plaatfen iemandomtrent zich , die hen , wanneer zy ergensin misdreeven, berispen kon , of ftraffeopleggen. Boven dit alles werdt 'er eenTuchtmeester (o) over de Kinderen gefield,dien men koos uit de braaffte en voornaamfteMannen van den Staat, en uit de zoge-zo zeer by de Grieken in zwang gaande, si. DACIERhaalt hier aan eene gevvigtige plaats van XENOPHON ,waar in hy getuigt, „ Dat deze Minnaars met hun ,die zy beminden , zo leefden , gelyk Vaders enBroeders leeven met hunne Kinders en Broedersdog 'er by voegt „ Zeer wel te weeten , dat veleMenfchen weinig geloof hier aan flaan : dan datzulks hem niet vreemd voorkomt, wyl de Paderastiezo algemeen in zwang ging , en in zommige Stedenzelfs door de Wetten niet verbooden was." Zie XENO.PHON over de Laced. Rep. bl. 678. D.(0) pffiDONOMus. d. i. Kinder-beftuurder. Zie van ditAmpt CRAGIÜS de Rep. Laced. L. II, C. XII. p. 150.


VAN L Y C U R G U S , 369genaamde IRENEN QÖ) werden daarenbovende" verdandigde en kloekmoedigde uitgezocht, om 'er Leidsmannen en Voorgangersvoor elke Kinderbende van te maaken.IRENEN noemen zy die genen, welkereeds in het tweede jaar den kinderlykenOuderdom te boven zyn. Maar MELURENENzyn by hen de oudden van de Kinderbenden, welke gereed liaan om IRENEN teworden. Deze Iren dan, twintig jaarenoud zynde , voert het bevel over den aanhem ondergefchikten Hoop, wanneer menten Itryde gaat; en gebruikt thuis hunnendienst by de Maaltyden. De grootere moetenhem dan hout haaien, en de kleineremoeskruiden. Hier in , nu, gaan zy deelswyzete werk ; zommige begeeven zich inde Tuinen; terwyl andere de gemeene Eetzaaleninfluipen , en dit doen zy op delooste en behendigde wyze , want hy,dien men op de daad betrapt, wordtftreng gegeesfeld , om dat hy in hetdeelen zonder behendigheid of list te werkgaat. Zy deelen alsdan van de Ipyzen alles,wat zy krygen kunnen, en weeten die genen,(p) De Kinderlyke ouderdom duurde, waarfchynelyk, tot de volle Manbaarheid , of XVIN jaaren.Twee jaaren laater werdt men eersr iïgw, of Iren.Zie CKAGius p. 32.I. DEEL. Aa


37© H E T L E V E Nnen, welke (luimeren, of niet wel op hun*ne zaaken toezien, zeer looslyk te belaagen.Dog hy , die geknipt wordt , moet zyneonhandigheid met (lagen en hongerlydenboeten. Ondertusfchen is dit de beweegreden,waarom men hun eene gansch foberemaaltyd voorzet, op dat zy uit eigene beweging'leeren mogen op te pasfen om geengebrek te lyden , en dus als genoodzaaktworden tot (toute ondernemingen en doortraptevonden. En is zulks het voornaamdoelwit van de fobere fpyze , welke menhun fchaft. Evenwel komt daar nog eenander oogmerk by , zo men zegt ; te weetende voorfpoedige groey en aanwas derLichaamen. Want deze ryzen opwaarts inde lengte , wanneer de levensgeesten nietallesfins belemmerd en overlaaden wordenmet fpyzen , en daar door in de laagte nedergedrukt,of ter zyden worden uitgeperst; maar los en luchtig zyn, en daarvan daan opwaarts flygen , terwyl het buigzaamlichaam als van zeiven medegeeft. Dezelfdereden fchynt hen ook met Schoonheidte begiftigen. Want de ranke en mageregeitellen fchikken zich beter tot hetfterk en rapmaaken der Ledemaaten; daarde zwaarlyvige en vetgemeste, wegens hunnelogheid , onbuigzaam zyn , en als hetware wederftand bieden. Eveneens gaathet,


V A N L Y C U R G U S . 371In het fteelen wenden zy alle zorg aanom niet ontdekt te worden , zodanig zelfs,dat men verhaalt van iemand, die, het jongvan een Vos geftolen, en in zynen Mantelingewikkeld hebbende , wanneer het Diermet de nagels en tanden hem den buikopenkrabde, dit alles echter doorltond, enhet met de dood bekocht, alleen maar, omniet ontdekt te worden! En dat men hierveilig geloof aan geeven mag, blykt uit hetgedrag der Spartaanfche Jongelingen vanhet, ongetwvffeld , met die bevruchteVrouwen , welke in haare Zwangerheid gezuiverdworden (q) : wanj deze brengenwel ranke, doch fchoone en welgemaakteKinderen ter wereld , van wegen de buigzaamheidder ftoffe, aan welke de vormendeNatuur daar door te beter haare gedaantegeeven kon. Echter willen wy de oorzaakvan dit verfchynzel liever in het midden, en ter overweginge van anderen overlaaten.on-(jf) PLUTARCHUS is in deze zyne aanmerkingen veelverfchuldigd aan het ftuk van XENOPHON , zo evenaangehaald.Dat men voorts hier aan genamaandelykfche Zuiveringen te denken hebbe , maaraan andere , door HIPPOCRATES van de vierde tot defevende maand der Zwangerheid voorgefchreeven ,Aphorhm. IV B. \, Aph. — heeft M. DACIER hteraangeweezen.Aa a


372 H E T L E V E Nonzen tyd, van welke wy een aantal hebbenzien bezwyken onder de Hagen, welke zyontvingen voor het altaar van de OR-THIA (>).Na dat de IREN gegeeten hadt, lag hyzich neder, en verfchafte den Kinderen verfchillendebezigheden. Den eenen beval hyiets1(r) Dat is, van de Godin D I A N A , aan welke detoenaam van ORTHIA gegeeven werdt. Vergelyk hetleven van THESEUS, bl. 145, en de Aantekening aldaar.• CICERO fpreekt van deze zonderlinge gewoontedus: Tufc. Quajft. L. II. c, 13. ,, Sparde„ vero pueri ad aram fic verbet ibtis accipiuntur, utmullus e vifceribus fanguis exeat , nonnumquam„ etiam, ut, cum ibi ejfem, audiebam , ad tieeem:„ quorum non modo tiemo exclamavit umquatn, fed„ ne ingemuit quidem? Zit ook PLUT. II D. bl. 239C. D. PAUSANIAS , bl. 249. ROBERTSON Gefch. v. Gr.I. Deel, bl. 108. Turpin Spart, Rep. bl. 11.Het kan eenigermaate vreemd fchynen, dat deze ge>woonte nog in zwang ging ten tyde van PLUTARCHUS,gelyk hy hier verhaalt. Dan zulks wordt bevestigddoor het getuigenis van den Oudvader TERTULLIANUS ,ad Marryras. „ Qjwd hodie apud Lacedcemonios folemnitasmaxima eft Snx/AX^tycoen, id eft Flagellatio,non latet in quo Sacro ante aram Nobiles quiqueadolejcentes flagellis affliguntur, adftar.tibus Parewtibus 6? Propinquis, & uti peifeverent adhortantibus.Deze plaats heeft de geleerde KUUNIUS aangete.kend bij PAUSANIAS, Het geval van dien hardvochtigenjongeling, in het even voorgaande, word:breder vermeld ia bet II Deel bl. 234 A.


V A N L Y C U R G U S. 373iets te zingen; den anderen ftelde hy eeneof andere vraag' voor, waarop een welbcraadenantwoord paste. By voorbeeld ,„ wie onder de Mannen het meest uitmunt-„ te? „ Wat hem dacht van het bedryf,, van zulk eenen?" Hier door leerdenzy braave Daaden te onderfcheiden, envan jongs op het gedrag hunner Medeburgerengade te liaan. En byaldien iemand,gevraagd: wie een braaf man was ? of wiegene achtinge verdiende ? daarop mardemet antwoorden, hielden zy zulks voor hetbewys van een traag verftand, en voor ongefchiktheidtot edele bedryven. Voortsmoest by het antwoord reden gegeevènworden, en een betoog, dat zeer beknopt ,en in weinige woorden vervat was. Die onachtzaamwas in het antwoorden ontvingdaar ftrarfe voor, en kreeg een beet van denIREN op zyn duim. Menigmaalen gebeurdehet, dat de IREN de jonge Lieden ftrafte inhet byzyn van de Oudften en Overheden,ten einde eene proeve te geeven,of hy henmet oordeel, en naar behooren behandelde.Men liet hem dan ongeftoord begaan ;maar wanneer de Kinderen heen gegaanwaren, moest hy zomtyds boete doen, hetzy dat hy de Kinders al te ftreng gekastydhadt, of dat hy zyn gezag niet bewaard, enal te groote toegeeflykheid hadt gebruikt..Aa 3 Voorts


374 H E T L E V E NVoorts werdt het op de Minnaars thuis gebragt, wat de Kinderen goeds ofkwaads uitvoerden. Dus zegt men ,als eens een zeker Jongeling onder hetvechten zich een lafhartig woord hadt laatenontvallen, dat de Overheid den Minnaardaarom in eene geldboete verwees.Daar nu dit beminnen zo zeer by hen inzwang ging, en gewettigd was, zo dat ookde aanzienelykfte en geachtfle Vrouwen onderde Maagden haare Minnaaresfen hadden,wist men 'er echter niet van dien nayver ,welke anders onder Medeminnaars plaats heeft:veel eer gaf dit, meermaalen, aanleidingtot wederzydfche Vriendfchap tusfchen deMinnaars, cn beyverden zy zich, als omftryd, om den beminden Jongeling, zo veelin hun was, tot den braafften Man te vormen.Daarenboven leerden zy de Kinderen zichzo uit te drukken, dat hun zeggen te gelykfcherpfinnig en bevallig ware, en in weinigewoorden veel betekende, LYCURGUS wildewel, dat zyne yzere Geldmunt, hoe zwaarvan gewigt, echter gering van waarde zynzou; gelyk wy boven verhaalden. Maar opde Munt der Reden ftelde hy, in tegendeel,een' veel hoogeren prys, en maakte ,dat men in weinige en geringe woordeneenen uitgebreiden en veelvoudigen zinbe.


V A N L Y C U R G U S . 375bevattede ; ten dien einde de Jongelingendoor langduurig fri'zwygen africhtende opfcherpfinnigc gezegden en vaardige antwoorden.Want gelyk de fappen van die geene,welke zich zonder maat "aan de Ontuchtóvergeeven , doorgaans ontvruchtbaar zyn ,en ongefchikt tot voortteling;zo maakt ookde onmaatigheid in het fpreeken de redenydel en zonder betekenis. Koning AGIS,derhalven, wanneer een zeker Athcnienlcrfchimpte op de Spartaanfche Zwaarden, omdat zy zo klein waren, en zeide, dat deGoochelaars in de Schouwfpelcn dezelvemet gemak zouden kunnen doorzwelgen ;antwoordde daarop vaardig en nadrukkclyk:„ En doch, zeide hy, weetcn wy met deze„ handzwaardjes onze vyanden wel deegelyk„ te bereiken!" (0 My dunkt , in dedaad, dat de taal der Lacedasmoniers, welkeoppervlakkig kort fchynt te zyn , hetdoelwit by uitnemenheid bereikt, cn de gemoederender Hoorderen weet te treffen.Zo kort van ftof, en afgericht op fcherpfinnigeSpreuken was ook LYCURGUS, gelykmen(s) Dit is ongetwijfeld de fin van dit zeggen.Dan de Text heeft hier eenige verbetering nodig. KoningAGIS, hier genoemd, was AGIS de Jongere; ende Athenienfer de Redenaar DEMADES.Zie de LatonifcheSpreuken, II Deel bl. 216. C.Aa 4


3?6 H E T L E V E Nrnen opmaaken kan uit de Overleveringen ,die van hem voorhanden zyn. Dusdanigeen antwoord was by voorbeeld dat, hetwelk hy, omtrent de REGEERINGSVORM, gafaan iemand, Öie oordeelde, dat men deVolksregeering in den Staat vestigen moest.„ Richt gy, zeide hy, eerst in uw eigen„ Huis eene Volksregeering op!" — Alsook omtrent de OFFERHANDEN, aan iemand,die hem vraagde, waarom hy 'er zulke eenvoudigeen onkostbaare hadt ingefteld ?„ Op dat wy, gaf hy ten antwoord, nim-„ mer in gebreke behoeven te blyven van„ den Goden hulde te doen!" Voorts omtrentde WORSTELSPELEN , daar hy zynenBurgeren geene andere Gevechten verbood,„ dan die," (gelyk hy zich uitdrukte) „in„ welke men de hand opftak." (t) Ookgaan 'er nog op zynen naam de volgendeantwoorden briefsgewyze ingericht tot deSpartaanen. „ Hoe zullen wy den vyand-„ lyken inval afweeren? Indien Gy„ arm(/) Het opdeeken van de hand was een blyk, datmen het opgaf, en bekende overwonnen te zyn. (Ziede aantek. van CRUSERIUS op deze plaats.) Dit wildeLYCURGUS niet, dat in een Spartaan vallen konde. Hyleerde zyn Volk te overwinnen , of te fterven ! Deze,en de andere üitfpraaken van LYCURGUS zyn ookdoor onzen Schryver aangehaald, en by een verzameldin de Apophthegm. Lacon. II D. bl. 328 enz.


V A N L Y C U R G U S . 377„ arm blyft, en de een niet in vermogen„ uitfteekt boven den anderen." En omtrentde MUUREN. „ Die Stad kan nimmer„ voor onbemuurd gehouden worden, wel-„ ke niet met Tichelflecnen , maar met„ dappere Mannen omringd is." Deze enfoortgelyke Brieven zyn evenwel van twylfelbaargezach, en het valt bezwaarlyk daarof geloof aan te geeven, of ze voor onechtte verklaaren. Dan, dat de Lacedamioniërs,over het geheel, alle langdraadige Redenenafkeurden, kan uit de volgende fcherpfinnigeGezegden worden opgemaakt. KoningLEONIDAS («) , wanneer hy door iemandover zaaken van gewigt op eene ongefchiktewyze werdt onderhouden, voegde denzelventoe. „ Myn Vriend! gy fpreekt„ zeer ongewigtige redenen over gewigtige„ zaaken!" En CHARILAUS des BroedersZoon van LYCURGUS (V), gevraagd zynde:„ Waarom deze zo weinige Wetten hadt„ gemaakt?" antwoordde, „ dat zy , die„ wei-(«1 De beroemde LEONIDAS, Zoon van ANAXAWDRI-DAS , en Broeder van CLEOMENES. Dezelfde die byThermopyla; fheuvelde: van wiens Echtgenoote GORGOzie bov. bl. 35a. 'Er was onder de Koningen vanSparte nog een ander LEONIDAS , Zoon van CLEONY-MUS ; die echter tot laatere tyden behoort.Cv) Vergel. de Apophth, Lacon. 11 D. bl. 232, B,Aa 5


37® H E T L E V E N„ weinige Woorden gebruikten, ook weini-„ ge Wetten nodig hadden." ARCHIDAMI-£>AS (w) hoorende, dat HECAT^EUS de Redenaarvan zommige werdt befchuldigd, omdat hy, toegelaaten tot de openbaare Maaltyden,geen enkel woord gefprooken hadt;zeide daarop: „ Hy die weet te fpreeken,„ weet ook den tyd van te fpreeken!" —Tot eene proeve van zodanige Gezegden,in welke het fcherpe met Geestigheid gepaardging, waar van ik hier voor gewaagde,kunnen de volgende verllrekken. DEMARA-Tus, wanneer een zeker Hechte Knaap hemmet ontydige vraagen het hcofd brak, entelkens herhaalde: „ Wie is de beste Spar-„ tiaat?" berichtte eindehk daarop: „ Hy,„ die het minst naar U gelykt!" (x) AGIS,als(«0 Dit zelfde zeggen wordt ook- aan ARCHIDAMIDAStoegefchreeven in de zo even aangeh. Lacon. Spreuken,II D. bl. 218 B. M. DAC:ER hadt het evenwelliever toegefchreeven aan ARCHIDAMUS.(x) Van DEMAHATCS worden verfcheidene fcherpfinn'geApophthegmata by PLUTARCHUS verhaald, II D.bl. 220, A, B. onder welke dit zeggen echter nietvoorkomt. 'Er is, die meent, dat in deze uitdrukkingeene Dubbelfinnigheid zou Iteeken, en dat hetzeggen ook in eenen goeden fin kon worden opgevatdoor mi van het volgend wourd af te fcheiden,en 'erde particula av van te maaken. Dan 'er is weiniggrond voor deze Gedachten, DEMARATUS was eenSpartaan, en hadt gene redenen den genoemden HechtenKnaap te ontzien.


V A N L Y C U R G U S . 379als men de ELIENSEN roemde, dat zy de(dympifche Spelen mee zo veel orde enrechtvaardigheid beftierden , antwoordde :„ Is het dan zo groot een Wonder , dat„ deze Lieden op eenen enkelen Dag om„ de vyf Jaaren recht doen?" (y) Alseens een zeker Vreemdeling TIIEOPOMPUSvan zyne verkleefdheid wilde overtuigen, enroemde, dat zyne Medeburgers hem gewoonelykden naam gaven van PHILOLACON fjr)jzeide deze: ,, Het zoude U fraaijer Haan,„ myn Vriend, indien men U den beminnaarvan Uwe eigen' Stad cn Vaderland noem-„ de!" Toen zeker Atheensch Redenaarde Lacedasmoniërs eens voor ÓNGELEERDENhadt uitgemaakt, zeide PUSTONAX, de Zoonvan PAUSANIAS (Ö) : „ Gy hebt gelyk ;„ want(y) Vergel. de Apophth Lnc. p, 515, E, F. DeELIENSEN bewoon den het landfehap Elis, waarin deStad Olympia was, waar var, de Olympifche Spelenden naam ontleenden. Over deze, die om het vyfdejaar gevierd werden, hadden de ELIENSEN het oppergezach,en werden uit hun midden Rechters gekoozen,die over alles, wat daar toe betrekking hadt,vooral ook over het uitdeden der Pryzen aan deOverwinnaars, uitfpraak deeden.(z) Dat is Beminnaar, of Begunftiger van de Lacedtemoniërs.Vergelyk voorts ook hier de Lacon.Spr. JI D. bl. 221. D.(a) Deze PLISTONAX was, na PLISTARCHUS , de opvolgervan LEONIDAS; en dit zeggen wordt aan hempok toegekend, II D. bl, 231, D.


380 H E T L E V E N„ want, wy zyn onder de Grieken de ee-„ nigfte, die geen kwaad van Ulieden GE-„ LEERD hebben!" Iemand, die ARCHIDA-MIDAS vroeg: „ hoe groot het getal der„ Spartiaten ware ?" kreeg tot befcheid :„ Groot genoeg , om laf hartigen op de„ vlucht te flaan!" Daar en bovenftrekken ook hunne boertige Redenen toteen bewys, dat zy nimmermeer gewoonwaren overtollige woorden te gebruiken ,of zich uitdrukkingen veroorlofden, die nietfinryk en opmcrkclyk waren. Een Spartaan(£), genodigd om iemand te gaan hooren,die den Zang des Nachtegaals nabootzenkon, antwoordde koeltjes: „ Ik heb hem,, zeiven wel gehoord!" Een ander (c) ,zeker Graffchrift geleczen hebbende, dat aldusluidde:„ Zy, die de Dwing'landy uitbluschten, liggen hier.„ God MARS deed voor de wallen„ Van SELINLS (tf) hen vallen."Zci-{F) Hoe groot het geheugen van pun-ARciras ware.was het hem, evenwel, nu en dan ongetrouw. Hetgeen hy hier onbepaald opgeeft, als het zeggen vanzekeren SPARTAAN,. kent hy duidelyk aan AGE-ILAUStoe in deszelfs Leven,! D. bl. 6oy. E. en in de Lacon.Spr. bl. 112. F.(c) ARIGEUS genoemd, II D. bl. 217. F.. (rf) Eene Stad in Sicilië.


V A N L Y C U R G U S . 381Zeide: „ Die Mannen hebben loon naar„ werken gekreegen: want in plaats van de„ Dwingelandye UIT TE BLUSSCHEN, hadden„ zy haar geheel moeten laaten VERBRAN-„ DEN ! " Een Spartaansch Jongeling , alsiemand beloofde hem Haanen te zullenfchenken, die zo lang vochten, tot dat zydood bleeven ; zeide : ,, Doe dat niet!„ maar geef my liever zulke, die zo lang,, vechten , tot dat zy anderen dooden."Nog een ander, ziende, dat zommige Liedenzich, by hun vertrek, op Draagltoelengeplaatst hadden, drukte zich in dezer voegeuit: „ Niet gaarne, zeide hy, zoude„ ik zo willen zitten, dat ik niet op konde,, liaan voor iemand, die ouder van jaaren„ was!" (e) Zo groot, in de daad,was de verltandige nadrukkelykheid hunnerSpreuken, dat men niet zonder grond gezegdheeft: Dat Wysheid, ruim zo veel,als het Worllelperk, den Spartaan (ƒ) uitmaakte!De beoeffcning en kundigheid in de Liederenen Maatgezangen werdt niet mindervan hun behartigd, dan de lofwaardige Nayver(e) II D. bl. 232. F.(ƒ) Eigentlyk flaat 'er, het Laconizeeren , d. i. deLacedtemorners na te volgen.


38a H E T L E V E Nyver om zich beknopt en bondig uit tedrukken. Hunne Maatgezangen hadden eenefoort van prikkel, waardoor de Moedwakker werdt. gemaakt, en de Borst vervuldmet eene onwederllaanbaare drift totmannelyke Daaden. De ftyl en uitdrukkingderzelvcr was eenvoudig, en zonderfieraadien , overeenkomftig de Deftigheiden Zedelykheid der zaaken, die zy tenonderwerp hadden. Want zy behelsden,meestal, den Lof derzulken, welken mengelukkig roemde, om dat zy voor hun Vaderland; voor SPARTE gefneuveld waren.Of, in tegenoverlïelling, de Verachtelykheidvan Lafhartigen, die den Stryd verlaatenhadden, en thans, van elk verfmaad,een ellendig en rampfpoedig levenleidden (g). Of, eindelyk, eene openbaareVerklaaring, en Grooifpraak op Dapperheid,gefchikt naar den verfchillenden Ouderdom; van welke het niet ongevoeglykzal zyn 'er ééne tot een voorbeeld op tegeeven. Daar 'er, naamlyk, ingevolge dedrie Trappen van Ouderdom, ook drie Reijenop de Féésten waren ingelteld , maaktedie der Oude Lieden een begin, en zong :„ Wy(g) Het was geoorlofd dezelven, ongeftraft, allerleijefmaadheid aan te doen.


V A M L Y C U R G U S . 383„ Wy waren, op ons beurt, manhafte Jongelingen."De Rey der Volwasfenen antwoordde vervolgensdaar op:„ Maar wy; wy zyn het thans. Wie lust heeft, neem de proef.Eindelyk liet zich de derde Rey der Kinderendus hooren:„ En onze Dapperheid zal 't al te boven gaan!"Waarlyk! zo men zynen aandacht vestigtop de Spartaanfche Zangen, van welke 'ernu nog eenige voorhanden zyn, en deKrygsliederen (h) nagaat, welke by hen opde fluit geblaazen werden op den oogenblik,wanneer zy op den Vyand inrukten ;dan zal men het daar voor moeten houden,dat TERPANDER (i), en PINDARUS geen on-ge-(b) In het Grieksch , 'Ep,3ulyj>iot 'f^jAoi, ofTluwtf. naar de hedendaagfche wyze van fpreeken,Marfchen.(t) Een zeer oud Dichter , oorfpronkelyk van hetEiland Lesbos. Hy vereenigde de Dicht- en Zangkunde,en was daarom, fchoon een Vreemdeling,te Spartazeer gezien: te meer om dat hy aan de LacedtemonifcheWetten eene maat hadt toegevoegd, zo dat zygezongen konden worden. 'Er wordt van dezen TER­PANDER nog eens beneden, in dit leven van LYCURGUS,gewag gemaakt; als ook in het leven van AGIS en CI.EO-MENES. —-—— Men kan over hem nazien FABRIC. Bibl.Gr.


3§4 H E T L E V E Ngëlyk hadden, toen zy de DAPPERHEID me?de MUZIEK vereenigden. De eerfte, naamelyk,zingt aldus, fpreekende van de LacedEemoniërs:„ Hier groent in 't hart der prille Jeugd„ De fierfle Heldenmoed. —„ Het Lied der MÜSEN doet; sHier drift ontdaan tot Eer' en Deugd.„ En 't twisten wordt bedecht3, Door onvertoogen Recht."De andere, PINDARUS, befchryft SPARTA alsde plaats, „ waar de oude Lieden in ver-„ Handige Raadflagen; en de Jonge in het„ behandelen der Wapenen uitmunten (k):„ waar Zang en Dans en Vrolykheid hand„ aan hand gepaard gaan." Beide de Dichtersbefchryven hen, als niet minder geoeffendin de Muziek, dan in de Wapenen.De Spartaanfche Dichter (7j zeide daaromook, „ dat de Kunst van wel op de cither„ te fpeelen tegen het Staal opmogt!"Hier van daan was de Koning gewoon voordenGr. I Deel, bl. 234, 235. enz. Van den LierdichterPINDARUS is reeds hier voor gefprooken.(k) Deze Vertaling is ingericht naar de lezing voorkoomendein het II Deel van PLUTARCHUS werken.Zie SCMNEIDER Fragment. Pindar. p. 66.(0 Mogelyk SPENDOM, in het volgende aangehaald..


v A N L T C U R G- U S. 385den Stryd eene Offerhande te doen aan deZanggodinnen, haar (fchynt wel) willendeïe binnen brengen de manier van opvoedingby de Lacedcernoniërs ; hoe men daar deproef nam, wie in de Zangkunst het meestbedreeven ware ; ten einde zy , vol vaardigom hunne Vrienden in gevaaren by teftaan , tevens mogten uitwerken , dat 'ërdoor het Krygsvolk daaden werden uitgevoerdwaardig de Lofgezangen hunner Medeburgeren(111).• Zomtyds lieten zy ook ten aanzien derJongelingen af van de geftrengfte Tucht ,en gaven denzelven vryheid hun Hoofdhairop te fleren, en zich zo wel op de fraaiheidvan Klederen, als van Wapenen toe teleg-(?«) „ De Koning , die het bevel over het Legervoeren zou , offerde eerst te huis aan JUPITER deaGeleider, en de andere Hemel-Goden; en zo dit Offergunllig werdt ontvangen, liet hy door een Heroutvuur van het altaar neemen , en voor het Leger uitdraagen. Als men gekoomen was op de Grenzen ,offerde hy op nieuw aan JUPITER en MIKE.IVA. Ziedaar de eenige Offerhanden , van welke XENOFHONfpreekt, die het Offer aan de MUSEN niet zou vergeetenhebben , indien men 'er een aan haar aangeboodenhadt voor den (lag. PLUTARCHUS getuigt, even.wel, dit zelfde op nog twee andere plaatzen in zyneZedekundige Werken. Waarfchynelyk waren de MU-SFN hier met MINERVA vereenigd. Fr. Vert - ZieII Deel bl. 238. B. XENOPH. bl. 688, B. C.I. DEEL. Bb


3M6 H E T L E V E Nleggen; zich vermaakende, wen zy hen vrolykzagen even gelyk dartelende paarden,welke den ftryd al briesfchende te gemoetgaan Wel is waar, dat zy hunne lokkenreeds van jongs op wasfen lieten, en langdroegen («) ; maar zy waren daaromtrentnimmer zo zorgvuldig, dan wanneer zy ineen' op handen zynden Veldflag gevaar vanhun leven te loopen ftonden. Want danmaakten zy, dat het glom van welriekendeOlye, en net van een gefcheiden ware,indachtig aan zeker zeggen van LYCURGUS ,dat het Hair de genen, die fchoon zyn ,nog fchooner maakt; en de genen, die lelykzyn, nog vreesfelyker. Vervolgens warenook hunne Lichaamsoeffeningen, geduurendeden Veldtocht, minder ftreng, enwerden de Jongelingen alsdan, insgelyks,in hunne gehele Levenswyze niet zo ingetoogenen bepaald gehouden: des de Lacedsemoniersvan alle Menfchen de eenigftewaren, voor welke de Oorlog eene uitfpanningwas, en verademing van de moeiteom zich ten oorloge bekwaam te maaken(o).Naauw-(») Zie ond. and. de Scholia op HOMERUS , Iliad.B, v. li. ARISTOTÜL. Rhetor. I B. g, H.(


V A N L Y C U R G U S . §tfNaauwlyks was hun Leger in flagordegefchaard, of de Koning flachtte , onderhet gezicht van den Vyand, de Geit Qo),beval aan al zyn Volk, dat zy hunne Hoofdenkransfen zouden, en liet de Speelliedenaanftonds het Lied van CASTOR (q)blaazen; terwyl hy zelf de eerlte was, dieden toon van dit Lied, by den aanval gebruikelyk,aanhefte. En leverde dit te gelykeene grootfche en ontzachelyke vertooningop; wen zy dus met maatgezang,onder het klinken der Mufiek voortrukten ,zonder of de Gelederen van hunne Slagordeeenigfins te breeken, of de minfte gemoedsbewegingeontwaar te worden; maar bedaarden vrolyk op de maat het gevaar tegemoet treedende. Wie toch zal niet gelooven, dat Menfchen , dus gefield, inplaats van vatbaar te zyn om bevangen teworden door Vreeze of Toorn, hun ftandvastiggemoed veel eer zullen voelen ingenomendoor Vertrouwen en Onvertzaagdheid,(p) Aan JLJNO , die daarvan den bynaam hadt vanhlyatyóbyot. d. i. de Geiteetfter. Z MEURS. Misc, Lac.I B. 5 h. Vergel. XENOPHON bl. 689, B.(f) CASTOR en POLLUX , Laceda:monifche Prinfen ,naderhand vergood. Zy waren vermaard om hunneftrydbaarheid Hier van het Lied ter hunner eereCastoréum me/os genoemd. Zie MEURS. 1. 1. p. 151.POLLUX IV, 10, 78.Bb 2


338 H E T L E V E Nheid, even of 'er eene Godheid onder hentegenwoordig ware. * De Koning, denVyand te gemoece trekkende, was gewooniemand naast zich te hebben, die in eender groote Strydfpelen (f) de overwinninghadt behaald. En men verhaalt, dat zekerSpartaan, wanneer hem in de OlympifcheSpelen groot geld gebooden werdt (Y), hetzelve weigerde aan te neemen: vervolgens,nadat hy zynen Tegenftrever in het worflelperkmet veele moeite overwonnen hadt,wanneer iemand hem toevoegde: „ Wel nu„ Laconiër, wat hebt Gy nu met Uwe„ overwinning' uitgehaald ? " lacchende antwoordde:„ Dit, dat ik onder het oog„ van den Koning tegen de vyanden ftry-, den zal!" — Na dat zy hunnen vyandop de vlucht gedreeven, en de overwinningbehaald hadden, vervolgden zy hem nietlanger, dan het nodig was om door zynevlucht zich volkomen van de zege te verzekeren;dan trokken zy aanllonds af, oor-dee-(r) Eig. in een der Spelen , in welke de prys eenKROON was, naamlyk uit onderfcheiden Loof gevlochten.Dus waren de Grieken gewoon de IV Hoofdfpelen:de Olympifche, de Pythifche, de Isthmifche,en de Nemejche te noemen.(s) Men wilde hem, naamelyk, beletten mede naarden prys te dingen.


V A N L Y C U R G U S . 389deelende het onedelmoedig, en onwaardighet diameter der Grieken, die genen inHukken te houwen, en te vermoorden, welkehet gewonnen gaven, en de wyk namen.Dit gedrag was niet alleen braaf engrootmoedig, maar ook ftaatkundig. Wantzy, die tegen hen oorlog voerden, weetende,dat zy gewoon waren de genen, welkeftand hielden , af te maaken , maar die,welke het op een vluchten zetten , teverfchoonen, vonden het voordeeliger dehielen te lichten, dan te ftaan (/).HIPPIAS de Sophist Cu) verzekert, dat LY­CURGUS zelf zeer kundig in den Kryg zoudegeweest zyn, en dat zyne bekwaamheiduit vele Veldtochten kenbaar werdt. PHILO-STE-(/) Verg ROBEETS. I D. bl. 109.rV) „ XENOPHON is van het zelfde gevoelen, wantby zegt [bl. 6S5. D. &c.] dat LYCURGUS het Krygsweezenmerkelyk verbeterde; en het verwondert my,dat PLUTARCHUS hier niets ophialt van het geen degem. Schryver aantekent van de wyze, op welke LY­CURGUS zyne Krygsmagt onderhield; hoe hy zyne Slagordezyne Marfchen, zyne Aanvallen, zyne Legerplateninrichtte." Fr. Vert. Onder de GriekfcheGefchiedfchryvers telt men twee HIPPIASSEN. Deeen- was van ELIS : de andere van ERYTHB*. Z. VOSS.de Hlft. Gr. bl. 177, V*- het hier achter volgendleven van NUMA, voort in het begin.Bb 3


39» H E T L E V E NSTEPHANÜS (V) nog verder gaande, fchryftde afdeling van het Paardevolk in Hoopen,OTAAMOI genoemd (V) , aan LYCURGUStoe; en zegt, dat de ULAMUS, zo als hydenzelven inrichtte, een getal van L Ruitersbevattede, welke in een' vierhoekigenvorm gefchaard werden (V). Maar DEME-TRIUS, de Phalereër, houdt llaande, dat hynimmer aan eenig krygsbedryf deel hadt, enzyn Regeringsvorm in eenen tyd van Vredevestigde. De inrichting, zeker, van deOlympifche Spelen fchynt wel het werkvan eenen zachtmoedigen , en eigenaartigtot Vrede gefchikten Man te zyn. Echterzeggen zommige, gelyk HERMIPPUS meldt(y), dat LYCURGUS in het eerst daar nietsaan gedaan, noch IPHITUS geholpen hebbe.Maar(v) PHILOSTEPHANUS , de Cyrena;è'r, was een tydgenootvan den Dichter CALLIMACHUS. Hy heeft zichdoor vele Wecken beroemd gemaakt. Z. vossius deHifl. Gr. bl. 84. a.(w) ULAMI. Uit hoe vele Manfchappen deze Hoopenbeftaan hebben , wordt verfchillend opgegeeven. Demeeste fpreeken van 40. Zie de aantekeningen op HE 1SYCHIUS , in het W. OuAa^o?,(x) Men gist , dat hier een fchryflöut in het Getalplaats heeft, en dat 'er, voor L, XL moet geleezenworden.(y) Van dezen is in het begin van dit Leven gefprooken,en van DEUETHIUS in het Leven van THE-.fm bl. 113


V A N L Y C U R G U S . 391Maar dat hy, by geval uitlandig zynde, ende Spelen als Aanfchouwer bywoonende,achter zich eene ftemme hoorde, als vaneen' Mensch, welke hem bekeef, en zeideverwonderd te zyn, dat hy zyne Burgersniet aanfpoorde, om deel te neemen aaneen Feest, waarop geheel Griekenland byeen kwam. Dat hy, zich hierop omgekeerdhebbende, den genen, die gefprooken hadt,nergens zag, en daarom oordeelende, dathet eene ' Goddelyke ftemme was geweest,zich terftond by IPHITUS vervoegde, gelykerhandmet hem de Plegtigheden regelde,en het Feest duurzaamer en vermaardermaakte.De Tucht ftrekte zich ook tot de Volwasfenenuit, en ftond het niemand derzelver vryvolgens eigene verkiezing te leeven; maarzy bevonden zich in de Stad, even als inhet Leger, bepaald aan eene vaste levenswys,en behartiging van het algemeen belang;over het geheel dit denkbeeld voedende,dat zy niet aan zich zeiven, maaraan het Vaderland toebehoorden. Indienzy geen' afzonderlyken last hadden ter verrichtingevan het een of ander, floegen zyde Jeugd gade, en onderweezen die in nuttigezaaken, of werden zelve onderweezenvan andere, die ouder waren. Want onderal het goede, en heilzaame, dat LYCURGUSBb 4 aan


'392 H E T L E V E Naan zyne Medeburgeren verfchifte, was ooknog dit uitnemends, de Overvloed naamlykvan Ledigen Tyd ; daar hy hun volitrekt niettoeliet zich met Ambachten op te houden(2). Voorts was het by een zamelen vanSchatten , waar toe eene aanhoudende Vly'ten Bemoeijenis vereischt wordt, voor huneene geheel onnoodige zaak, om dat deRykdom te Sparte alle aantrekkelykheid enluister verboren hadt. De HELOTEN bearbeiddenvoor hun het Land, en brachtendaar van de Inkomften op, gelyk wy eldersverhaalden. Een zeker Spartaan, zich teAthene bevindende op eenen tyd, dat 'er inde Vierlcharen gevonnisd werdt, en hoorende,dat iemand, wegens de Misdaad vanLEDIG GAAN (V) fchuldig verklaard enver-oor-(z) Ambachten en Handwerken worden ook by onsKostwinningen genoemd. Zulke Kostwinningen haddende Laceda;,nonié'rs alleen , onder alle Griekenniet van doen: LYCURGUS hadt ze hun zelfs verboo'den.(«•". SOLON hadt de Raadsbeeren van den AREOPA-GUS belast rov; öpyouf KoAatyiv , de Lediggangente ftrafen. (bl. go , E.) 'Er was derhaiven eenemerkelyke tegenflrydighc-id tusfchen de Attifche enSpartaanfche Zeden. En gelyk de hier gemelde Spartaande Atheenfche gewoonte vreemd vondt ; zo verachttede Attifche Redenaar ISOCRATES (bl. 225. B )vr» KatxtSxi/Aoviuv agyi'xt , de Luy/teid der Lace


V A N L Y C U R G U S . 393oordeeld, zich geheel moedeloos van daarbegaf, begeleid van zyne Vrienden , diedeel namen in zyne droefheid, en zich dezefchande zeer ter harten namen; verzochtde aanweezende, „ dat men hem den Man„ wyzen wilde, die om de EERLYKE MIS-„ DAAD was veroordeeld." Zo or?edelen flaafsch achteden zy de Handwerken, enallerleije bemoeijenis om geld te winnen.Voorts verliet hen, om zo tc fpreeken, alleRechtspleging te gelyk met de Geldmunt;daar de Gierigheid even weinig als het Gebrekby hen plaats vonden ; daar zy allegelyk waren; overvloed van het noodzaakelykehadden, en van wegens den laagst!prys der dingen alles gemakkelyk bekomenkonden. Dansferyen , eindelyk , envrolyke Feesten , en Gastmaalen ; of ookde bezigheid der Jagt, der Worftelperken,der Zamenkoutingen, waren hun dagelykschbedryf, wanneer zy niet te velde waren.De jonge Manfchap beneden de XXXjaaren kwam nimmer op de Markt: maar zybezorgden het noodige hunner byzonderezaaken door middel van hunne Naastbeftaande,of Minnaars. Ook ftrekte het aarihun, die ouder waren, tot oncere, indienmen(£) Eig. da Misdaad, die vrygeboorene Menfchenvoegde.Bb 5


394 H E T L E V E Nmen hen daar geftadig omzwerven zag. Zylieten zich des het grootst gedeelte van denDag vinden by de Worftelperken, en dezogenaamde LESCH^E (V). Daar kwamenzy, doorgaans, by een om den tyd met elkanderente korten, zonder te denken omGeld te winnen; of wat zy zich van deMarkt zouden dienen te verfchaffen. Hunnebezigheid beflond alsdan , veeltyds, inhet pryzen van de eene of andere fchoone, of het mispryzen van de eeneof andere leelyke Daad; en mengden zydoorgaans hunne redenen met Jok en Vrolykheid,met oogmerk om de vermaaning enberisping te aanneemlyker te maaken. Wantook LYCURGUS zelf was geen Man van onverbiddelykeftuurschheid: daar SOSIBIUS (djvan hem te boek heeft gefield, dat hy eenklein Beeldje van de LACCHERNYE (V) gewyd(c) Zulke Vergaderplaatzen, voor openbaar Onderhouden Zamenkoutinge, waren 'er twee te Spana.Zie MEURS. Mifc. Lacon. bl. 315 , 316, of IV B.16 h.(d) De Eeuw van Koning PTOLEM#US PHILIDEL-PHUS, zo vruchtbaar in Vernuften, om dat zy geëerden gekoesterd werden , heeft ook dezen Schryvervoortgebragt. Zie MEURS. 11 IV , 17. vossius deHift. Gr. bl. 86. a. FABRIC. Bibl. Gr. Vol. II. p 485.CO By de Grieken was de rEAQS , en by deRomeinen de Rifus, of Jocus, een' God. Dan ditwil-


V A N L Y C U R G- U S. 395wyd zoude hebben, en de Vrolykheid toteene verzoetinge des arbeids, en van dengeflrengen levensregel, ter juister tyd ingevoerdop de Maaltyden, en andere foortgelykeZamenkomften. Over het geheel gewendehy zyne Burgerye, dat zy nochden wil hadden, noch het zich verltonden,om afzonderlyk op zich zeiven te leeven:maar dat zy, in het openbaar, even gelykde Byen, altyd aan eikanderen hingen; altydte zaam gefchoold hun Opperhoofd omringden, ja als het ware buiten zich zeivenwerden gebragt door de flerkfte driften yver, om zich geheel aan het Vaderlandtoe te wyden. En deze hunne Gevoelenskan men opmaaken uit zommige Gezegden:P/EDARETUS (ƒ) , by voorbeeld, gemisthebbende van mede verkooren te wordentot den Raad der CCC , vertrok echtermet een zeer vrolyk gelaat uit de Vergadering,zich als het ware verblydende dathet Gemeenebest driehonderd mannen hadtbeter, dan hy (g)!PISISTRATIDAS met eenigewilde in onze Taal zo wel niet voegen, en daaromnamen wy de Vryheid 'er een Godinnetje van te maa*ken. Dit wilden wy echter niet doen, zonder datde Lezer het wist.(f) Vergel. de Apophthegm. II D. bl, 191. F. enApophth. Lacon. ald. bl. 231, B.(g) Door de EPHORI werden drie mannen uitgekoozen,


396 H E T L E V E Nnige anderen een Gezandfchap bekleedendeby de Veldheeren des Konings (T), en vanhun gevraagd, „ Of zy uit eigenen naam„ kwamen ; of van wegen den Staat?"antwoordde : „ Indien wy flaagen, van„ wegen den Staat: maar zo niet,uit ons ei-„ genen naam!" De Moeder van BRASIDAS,ARGILEONIS , wanneer eenige Burgers van Amphipoliste Sparte gekoomen waren, en zichook by haar vervoegden, vroeg aan dezelve:„ of BRASIDAS als een braaf man ge-„ ftorven ware, en de eere van Sparta hadt„ opgehouden?" en wanneer deze Liedenhem grootelyks roemden, en betuigden, datzyn Vaderland niemand meer hadt by hemte vergelyken! — antwoordde zy. „ Zegt„ dat niet, myne Vrienden! BRASIDAS was„ wel een braaf en dapper Man: maar La-„ eezen, die men 'ImceiygiTXf, (Hippagretas) van hetby een trekken der kuiterye noemde. Deze (lelden,elk voor zich, op nieuw honderd anderen aan: maarmoe den , by die aanftellinge, reden geeven, waaromzy dezen verwierpen, en genen voortrokken. Waaruit men dan lichtelyk het zeggen van P^EDARETUS kanbegrypen. Zie XENOPIION de, Rep. Lac. p. 679 , D,E. CRACIUS II, 14. p. 158. MEURS p. po.(K) Naamlyk van Per/te, dien de Griekfche Historyfchryversdus gewoon zyn , by uitnemenheid, tenoemen. Voor Pififtratidas leest men Polycratidasin de Ap. Lac. p. 231. F.


V A N L Y C U R G U S . 397„ cedsemon heeft nog vele andere Mannen,„ dapperder, dan hy!" (0De Leden van den Raad werden eerstdoor hem aangefteld (gelyk boven gezegdis) uit de genen, welke deel aan zyne ondernemingehadden gehad. Naderhand bepaaldehy, dat, als 'er een kwam te fterven,die gene in zyne plaats verkooren zoudeworden , die voor de braaffle en deugdzaamfteMan gehouden werdt onder hen,welke boven de LX jaaren oud waren. Enhier ontltond dan de gewigtigfte en moeijelykllcStryd, welke onder Menfchen immerplaats kan vinden (k). Want niet hy, dieonder de fnellen de fnelfte, of die onderde Herken de fterkfte : maar die onderde braaven en wyzen de Braaflte enWyste geoordeeld werdt, behaalde hier dezege, en ontving ten prys der Deugdzaamheid,door geheel zyn levensloop betoond,de hoogfte Magt, als het ware, der Regering;(J) Verg. de /Ipophthegmaia Lacienarum II D.bl. 240. C. — BRASIDAS , een der heldhaftigfle Spartanen, ten tyde van den Peloponnefifchen oorlog, deedden Athenienfers groot nadeel door het wegneemender gewigtige Stad AMPHIPOLIS. Z. MEURS. Mifc. Lac.p. 315. ROBERTS. Gefch. v. Gr. I D. bl. 272. enz.(k) „ Dit denkbeeld heeft» PLUTARCHUS van XENO-PHON ontleend." Fr. Fert. — Zie Xenoph. Resp.Lacon. p, 684, D.


398 H E T L E V E Nring; het recht van befchikken over hetLeven en de Eere zyner Medeburgers: meteen woord; het volkoomenst Oppergezag!De Keur zelve ging, in dit geval, op dezewyze toe: Het Volk by een vergaderd zynde, werden 'er eenige Mannen uitgekipt,die men opfloot in een daar by flaand Huis;•waar zy noch gezien konden worden, noch'zelve zien; maar alléén hooren het geroepder Vergaderde Menigte (/). Want, gelykin andere gevallen, zo gebruikten zy ookin het beoordeelen dezer Mededingers hetgewoon Geroep. Echter kwamen zy nietalle gelykelyk te voorfchyn; maar elk tradop zyne beurt, welke door het lot was aangeweezen,toe, en ging, zonder een woordte fpreeken, midden door de Vergaderinge.De opgeflootene tekenden dan op fchryftafeltjes,welke zy by zich hadden, by iederdoorgang aan de grootheid van het Geroep,zonder te weeten voor wien het opging,alleenlyk maar fchryvende , dat hy wasde eer/ie, of de tweede, of de derde, of dehoeveellte hy dan ook mogt zyn, der genen,die toegetreeden waren. Vervolgensver-(/) ARISTOTELES vindt deze manier van Verkiezingbefpottelyk en kinderachtig: ook gevaarlyk voorden Staat." Fr. Vert. Zie POLIT. L. II. cap. 7. p.'94 > '95» ec *- Heins.


V A N L Y C U R G U S . 399verklaarden zy den genen, voor wien hetmeest en grootst Geroep was opgegaan ,opentlyk tot Raadsheer. Deze ging daarop,met eene Krans op zyn hoofd, vanTempel tot Tempel (»?), gevolgd van eenenStoet van jongelingen, die hem bewonderdenen roemden; gelyk ook van talrykeVrouwenreyen, welke zyne Deugdzaamheidmet Maatgezang verheften,en hem van wegenzyn loflyk levensgedrag gelukkig noemden.Elk zyner Bekenden bereidde hemdan ook eene Maaltyd, en zeide: „ Met„ dit onthaal vereert U het Gemeenebest."Na dat hy dus de ronde hadt gedaan, begafhy zich weder naar de plaats, waar hygewoon was te eeten;dan hier ging het oudergewoonte toe. Alleen werden 'er tweePortien voor hem opgedischt, waar van hyde eene bewaarde. Na de Maaltyd verfcheenenvoor de Deur der Eetzaale allede Vrouwen van zyne Maagfchap of Kennis, waaruit hy die gene tot zich riep,welke hy het hoogst achtede , en fchonkhaar het bewaarde Deel met deze woorden:„ dat(jn) Dit gefchiedde van ouds by plegtige Gelegentheden, wanneer 'er openbaare Üankzeggi 'gen gedaanmoeften worden. Een nieuw voorbeeld van dezeGewoonte komt hier achter voor, daar gefprookenwordt van de gewaande vrymaaking der Heloten.


AOO H E T L E V E N,, dat hy deze Portie, eershalve by hem„ zeiven ontvangen , nu ook als zodanig„ aan Maar ter hand ftelde:" waarop Zy,op dezelfde wyze, onder de toejuichingenvan haare Gezellinnen, naar huis begeleidwerdt.Boven dit alles maakte hy ook nog zeergoede Wetten omtrent de BegraafTenisfen ,daar hy, vooreerst, alle Bygeloovigheid omtrentdit Stuk verbande, cn toeliet de Lykenin de Stad te begraven; en Graftekensop te richten in de nabyheid der Tempelen;ten einde de Jongelingen, van kindsbeenaf, aan deze vertooningen gewendwerden , en niet vreezen of met fchrikmogten bevangen worden voor den Dood;noch waanen , dat zy, die een doodLichaam aanraakten, of langs, en over deBegraafplaatzen gingen , daar door befmetwerden («). Vervolgens liet hy niet toe,dat men iets te zamen met de Lyken begroef(«) Het was een algemeen Denkbeeld, door hetBygelouf ingeboezemd , dat men door evenveel welkegemeenfehap met- of nadering tot doode Lichaamenbefmet werdt. Hierom weigerden ook die gene,welke wat naauwgezetter waren, te Begraaven te gaan.Deze Dwaasheid ging de verftandige Spartaanfche Wetgeverregen. Verg. BOS Antiqq. Gr. P. IV.cap. 23. § 1, 2, 3. en die daar worden aangehaald.


V A N L Y C U R G U S . 401groef (0); maar zy wonden het Lichaam iiieen purperen Kleed; lagen het op een bedvan Olyvenbladercn en bedelden het zo teraarde. Voorts was het niet geoorlofd byde begraaffenis den naam des Overledenenop de Grafzuil te plaatzen, ten zy het eenMan ware in den Oorlog gefneuvcld , ofeene Vrouw, die als Priesteresfe gedorvenwas. Voor den Rouw bepaalde hy maarden korten tyd van XI dagen. Op denXllden dag moest men, na geofferd te hebbenaan CERES , den rouw afleggen.Over het geheel vondt men niets in zyneInrichtingen dat werkeloos was , of geennut deed. Hy mengde onder alle daaglykfchebezigheden het zy eenige opwekkingetot Deugd, of de ten toondellinge van Ondeugd,en vervulde dus geheel de Stad meteene overvloed van goede Voorbeelden ;waar door die gene , welke 'er fleeds inverkeerden, en daar in werden opgevoed,als het waare by de hand geleid en uitgebeeld(0) Anders was men wel gewoon Geld en Kostbaarhedentevens met de Lyken te begraaven. ZieKirchm. de Funer, bl. 44.3. enz. Hiervan de RomeinfcheWet in de XII Tafelen , by BACHIUS bl. 58.NEVE /URUM ADDITO. Vooral hadt het byvoegen v^;iKostbaarheden plaats by het begraaven van Koningen.Z. de Excerpta Falefiana e DIODOR. p. 266. Al auweet het voorgevallene met het Graf van DAVID.I. DEEL. Cc


402 H E T L E V E Nbeeld werden tor het goede. Hierom liethy ook de zynen , die 'er anders wel begeertetoe hadden, niet toe buiten 's Landste gaan, of hier en ginds te zwerven, omuitheemfche Zeden, en een Mengzel vanvelerhande Regeringsvormen op te doen, ofzich eene Levensmanier zonder tucht eigente maaken (p). Zelfs deed hy alle Vreemdelingen,die naar Sparte te zamen vloeyden,of ter fluik in de Stad kwamen, zonderdat zy 'er iets te verrichten hadden,aanftonds weder vertrekken; niet , gelykTHUCYDIDES Cf) zegt, om dat hy bekommerdwas, dat zy zyn Staatsbeftier zouden willennavolgen, of van hem iets deugdelyks ennuttigs leeren; maar veel eer, op dat zyzelve geene Leermeesters van het een ofander kwaad mogten worden. Het kontoch niet anders zyn, of met die vreemdeLie-(/>) XENOFHON , een ooggetuige , fchryft aan eentegenovergeiteld gedrag, in zynen tyd, het bederf toevan den Staat. '/ Is my bekend, zegt hy, (bl. 6&a,600 ) dat men te vooren de Vreemdelingen verdreef,en de Burgers het reizen belettede, op dat hunneZeden buitenlands niet bedorven zouden worden.Maar nu merk ik, dat de Foornaamften niets lieverdoen, dan van huis te zyn, en elders het gebied tevoeren " Fr. Fert.{q) Vergel. Thueyd. I B. 144.. h. bl. 96. en II B.39 h. bl. iao. MEURS. M. Lac. II B. o. h. CRAGIUSIII B. 3 h.


V A N L Y C U R G U S . 403Lieden moesten ook vreemde Gefprekkenbinnen komen. Vreemde, nieuwe gefprekkenbrengen nieuwe overleggingen voort;en uit deze worden, noodwendig , veelvuldigeGemoedsbewegingen gebooren , en willekeurigehandelingen weinig inltemmende ,met den toon door een wel ingericht Staatsbeftiertot onderlinge gclykluidentheid gegeeven.Zyn gevoelen was, daarom, dat,indien men zorge droeg , dat 'er van buitengeene befmette perzoonen inkwamen ,men nog ruim zo veel toe behoorde tezien , dat het Gcmecnebest , niet met buitenlandfcheZeden vervuld en befmet werdnIn alle deze inrichtingen is, waarlyk, geen voetfuap te vinden of van Onrecht, of van Gierigheid ! welke blaamvan zommigen op de wetten van LYCURGUSgelegd wordt : als of dezelve wel to.1 reikendewaren om het Volk llrydbaar te maaken; maar te kort fchooten in het ftuk vanRechtvaardigheid. De CRYPTIA , evenwel ,zo als zy ze noemden (V), indien dit waarlykeene is der Staatsinltellingen van LYCUR­GUS , gelyk ARISTOTELES verzekert, heeftookf>) d. i. de Hinderlaage. Z. ROBERTS. G. V, Gr.I D. bl. li2. PLUTARCHUS keurt deze Barbaarschheidmet groote reden af.Cc 2


404 H E T L E V E Nook zelfs aan PLATO (Y) dit gevoelen zowel omtrent den Man, als zyne Staatkunde,kunnen inboezemen. Zy was dusdanig.De Overheden zonden , van tyd tot tyd,die Jongelingen , welke de ftoutmoedigfteen fchranderlte fcheenen , naar het Land,voorzien van Dolken , en den nodigenmondkost; zonder meer. Deze , hier endaar verfpreid, verfchoolen zich, over dag,in bedekte plaatzen , en hielden zich daarlr.il : maar 's nachts traden zy te voorfchynen maakten eiken HELOOT, die hun op wegontmoette , af. Dikwerf trokken zy ookhet Land door , en brachten die genen,welke onder de HELOTEN de flerkfie enftrydbaarite^waren , om het leven. Zo verhaaltook THUCYDIDES , in de Gefchiedenisvan den Peloponnefifchen Oorlog (*) , datde Spartanen eens een aantal HELOTEN , diewegens hunne Dapperheid de voorkeuze verdienden, met Kranfen befchonken hadden ,ten teken, dat zy hen in vryheid Helden :waarop deze ook by alle Tempels der Godende ronde hadden gedaan : maar dat zykort daarop alle onzichtbaar geworden waren,CO PLATO de Legg. I. I. p. 568, E alwaar hyeen' Lacedsmoniér fpreekende invoert , die de Cry.ptia duidelyk op rekening van LYCURGUS ftelt.Cf) THUCYDIDES IV. B. 80 h. bl. 285, 286.


V A N L Y C U R G U S . 405ren, zonder dat iemand, of op dat oogenblik, of naderhand , wist te zeggen , opwelke manier zy van kant raakten ; niettegenftaandehun getal meer dan twee duizendbeliep. Eene Omfhndigheid , welkeik hier laat volgen, berust inzonderheid ophet getuigenis van ARISTOTELES , die zegt,dat de EPHORI , wanneer zy in het bezitvan hun Ampt gelteid worden, voor alledingen eerst aan den HELOTEN den oorlogverklaaren , ten einde het vervolgens genemisdaad fchyne hen om te brengen (V).Ook behandelden zy hen, over het geheel,wreed en llraf. Men bragtze in de openbaareEetzaalen , en dwong hen daar tothet onmaatig drinken van Wyn , met oogmerkom de jonge Lieden van de Dronkenfchapaf te fchrikken. Men gebood hunLiederen te zingen en danfen te dansfen,die laag en belacchelyk waren ; en wildeniet dat zy andere , by vrye Lieden in(u) Eene Staatkundige, maar ten hoogden onrechtvaardigeFICTIE. Geen wonder , dat de Laced«monié'rszo vele vyanden hadden, als 'er Heloten waren; welker getal op zommige tyden zeer aanmerke-Iyk is geweest ; en dat deze geredelyk alle gelegenthedenaangreepen om zich op hunne OnrechtvaardigeMeesters te wreeken. Zie ARISTOTELES Polit. II.B. 7 h. bl. i%6.Cc 3


4or5 H E T L E V E Ngebruik, zouden leeren. Hier van daanverhaak men , dat , in laateren tyd, bygelegenheid van der: inval der THEBAANENin het Laconisch gebied., de GevangeneHELOTEN , als men op hen begeerde, datzy de Liederen van TERPANDER , en ALC-MAN (v) en SPENDON den Laceda_moniè'rzingen zouden , zich verontfchuldigden mette zeggen , „dat hunne Heerfchappen dit„ nimmer wilden gedoogen!" Die gene,derhalven , welke zeggen, dat te Spartede Vrye recht Vry; en de Slaaf recht Slaafis, hebben het onderfcheid niet kwalyk opgemerkt.Niet te min zyn deze Wreedheden, volgens myn gevoelen , eerst in hater'tyd te Sparte in zwang geraakt; inzonderheidna de zwaare Aardbevinge (w) ,wan^(v) Ar.CM.4N was van geboorte een Lydi'êr. Ilyraakte in flavemy. Zyn Heer werdt AGESID*S eenSpartaan. Deze , zyne bekwaamheden ontdekkende,fehonk hem de Vryheid. Hy leefde zedert onder deSpartaanen , en werdt een beroemd Lierdichter. Z.PLUT/iRcrr. II. D. bl. 599, D, E. PERIZON. ad JEUV. H. XII. B. 50 h. n. 8. en van SPENDON , diefchier onbekend is , met een woord gewag , hoewelook nfaar uit deze plaats , by MËUHS. M. L. bl. 335.(w~) Deze Aardbeving was zeer geweldig, Zy vieivpor in het zelfde 'Jaar , dat SOCRATES geboorenwerdt, het 28511e na de Bouwing van Rome. 20,000Mgnfchen kwamen 'er door om ; en POLVAÏNÖS bl.24}


V A N L Y C U R G U S . 407wanneer men zege, dat de HELOTEN metde MESSENIERS te zamen fpanden; het Landop zeer vele plaatzen verwoesten , en deStad zelve in het grootst Gevaar bragten.Wat my , derhalven , betreft , ik maakzwarigheid een zo godloos Bedryf, als deCRYPTIA was, op de rekening van LYCUR­GUS te zetten; daar ik zyn Charafter uitzyne Zachtmoedigheid en Rechtmaatighcid,in andere Gevallen betoond , duidelyk opmaakenkan. En hier mede Hemt ook inhet getuigenis van God APOLLO zeiven! (x)Wanneer nu de voornaamfte Wetten enInrichtingen , van hem gemaakt, door deGewoonte reeds behoorlyk waren ingeworteld,en zyn Staatsbeftier genoegzaame vastigheidbekomen had , om op zich zeivente Haan , en zich zeiven te kunnen hand-ha-01 • zo wel als /ELTANUS V. H. V» B. 7 h verzekeren, dat 'er te Sparte zelf maar vyf huizen ftaanbleeven. De Heloten vielen toen af, en (loegen dehanden'in een met de nabuurige Mes/enters, om deSpartaan en t'onder te brengen.(x) Dit ziet op die uitmuntende Godfpraak , ofeerder Loffpraak , door de PYTHIA aan LYCURGUS gegeeven, waar in APOLLO zegt „ te twyffelen, of hyhem God , dan Mensch moet noemen : maar tochdaar toe liever over te hellen om hem als GOD te begroeten!"Cc 4


40&* <strong>HET</strong> L E V E Nhavenen, en hy zich dus verheugen en vermaakfcheppen mogt , dat het fchoon enuitgebreid geitel van zyn Regeeringsvornidaadelyk aan den gang was geraakt, enlangs den voorgefchreevenen weg rond liep;even gelyk PLATO (jy) zegt, dat GOD zichby de Schepping der Wereld verheugde;wanneer hy dezelve het eerst fh bewegingezag geraaken ; beving hem de lust zynwerk , zo veel dit door menfehelyke Wysheidvolvoerd kon worden , onllerffelyk temaaken , cn , voor het vervolg, op eenenonwrikbaaren grondflag te vestigen. De geheeleBurgerye dan by een geroepen hebbende, ftelde hy der Vergaderinge voor ,„ dat ja! zyne Wetten , over het geheel,vry wel geraamd en toereikende waren, omhen gelukkig en deugdzaam te maaken :doch dat hy het voornaamfte en gewichtigfteftuk nog achterhieldt. Dit kon hy hunniet openbaaren voor dat hy eerst met APOL­LO hadt raadgepleegd. Dat zy des ftiptelykmoesten blyven by het vastgeftelde , zonderiets daar in te veranderen , of te verftellen, tot dat hy zelf van DELPHI zou zynwe-(y) Deze plaats van PLATO vindt men in den Thwxus , M. 529. C. M DACIER heeft opgemerkt, dat'er eenige overeenkomst is tusfchen dit zeggen vanPLATO en het vernaai ir) Gene/is voorkoomende,


V A N L Y C U R G U S . 409wedergekeerd: dat hy na zyne te rug komsthandelen zoude volgens het goedvinden vanAPOLLO." Na dat dit voorftel van allen gcreedelykwas ingeltemd, zó , dat men zelfshem drong om te vertrekken, nam hy eerstde Koningen en den Raad; daarna ook hetgeheele Volk onder eede , en liet hen belooven, dat zy by de vastgeftelde Regeringblyven zouden, tot dat hy, LYCURGUSte rug gekeerd zou zyn ; en toen ging hyop reis naar Delphi. Den Tempel aldaaringetreeden , en zyne Offerhande verrichthebbende , vroeg hy het Orakel, „ of zyneWetten goed , en voldoende waren„ om zyne Landgenooten gelukkig en deugd-„ zaam te maaken ?" APOLLO antwoordde ,„ dat zyne Wetten goed waren, en dat het,, Gemeenebest den hoogden trap van aan-„ zien bereiken , en zich daar by handha-„ venen zoude, zo lang men de Staatsin-„ ftelling van LYCURGUS bleef behouden !"Deze Godfpraak deed hy in gefchrift brengen,en zondt ze naar SPARTE. Vervolgenseene tweede Offerhande aan denGod geofferd, en van zyne vertrouwdeVrienden en cenigen Zoon (2) affcheid ge-no-(z) „ PLUTARCHUS noemt dezen Zoon ANTIORUS ,en PAUSANIAS EUCOSMUS. Fr. Feit." Z. PAUSAN. bl,248.Cc 5


4io ii E T L E V E Nnomen hebbende , befloot hy zyne Medeburgersnimmer van den aan hem gezwoorenenEed te ontflaan; maar daar ter plaatzezyn leven vrywillig te eindigen. Hyhadt thans eenen ouderdom bereikt, in welkenhet leven nog wel genoegzaame aanlokzelenheeft, maar ook zonder hartzeer kanworden afgelegd van hun, die zulks verkiezen(V). Voorts kon hy , langer leevende,niet gelukkiger worden, dan hy reedswas. Hy ftierf derhalven door onthoudingvan fpyze; oordeelende, dat noch de doodvan groote Staatsmannen onftaatkundig,nochhet uiteinde van hun leven bedryvcloos zynmoest ; maar veeleer een gedeelte uitmaakenvan hunnen Roem en Werkzaamheid.Voor hem toch, die zulke treffclyke dingenhadt verricht, was het verfcheiden , indedaad, zo veel als de laatlte hand te leggenaan een voorfpoedig leven. Ook moestzyn Dood aan zyne Landgenooten het bezitverzekeren van al dat Schoone en Goede, dat hy in zyn leven voor hun hadtuitgewerkt, nadien zy gezwooren haddenzich(a) „ Hy was dan niet zo oud , als LUCIANUShem maakt , [Vol. III. p. 228.] die zegt dat hy S5Jaaren oud geworden is. In zo hoog een ouderdomkan men het leven zonder veel hartzeer verlaaten."Fr, Vert,


V A N L Y C U R G U S . 411zich aan zyne Wetgevinge te zullen houden,tot dat hy weder thuis zou gekoomenzyn. En zeker! hy bedroog zich geenszinsin deze gedachten : want LACED^MONmuntte uit , in deugdelyk Staatsbellier enaanzien , boven alle Staaten van Griekenland, geduurende een afloop van vyfhonderdJaaren , in welken men de Wettenvan LYCURGUS aldaar bcftendig in acht nam;zonder dat iemand der XIV Koningen, dieeikanderen zedert opvolgden , tot aan AGISden Zoon van ARCHIDAMAS , daarop eenigeinbreuk maakte. Want de aanttelling derEPHORI , verre van zyn Regeringsvorm teontzenuwen, bevestigde denzelven veel eer,en maakte de magt der Aanzienelyken geduchter, hoe zeer zy anders ook ten gevalledes Volks fcheen ingericht. Maar onderde Regering van AGIS kwam de Geldmunthet eerst te Sparte binnen ftroomen ,en met het Geld de Gierigheid en Geldzucht, door toedoen van LYSANDER (£) ,die,(b) In dentext leest men „ door toedoen vanAIEXANDER, of'veel eer van LYJANDER." Dan deEng. Üitg. B*YANE heeft door^ voorbeelden aangetoond, dat de woorden, 3/ 'AAfgaevSf 0», ^


412 H E T L E V E Ndie , hoe zeer zelf door gene Schatten omte koopen , zyn Vaderland met weelde enGouddorst vervulde , doordien hy al hetGoud en Zilver , in den Oorlog buit gemaakt, derwaarts overvoerde , en dus ftrydigmet LYCURGUS Wetten te werk ging ;welke zo lang zy, in vroegere dagen, haarekracht behielden , ook te wege brachten,dat SPARTE geenszins eene Stadfcheen,volgens een zeker Staatsbeftier geregeerdwordende ; maar veel meer een byzonderPerzoon, die zyne levensmanier naar eenverltandigen regel richtte. Wat meeris: even eens als de Dichters vercieid hebbenvan HERCULES , dat hy , Hechts gewapendmet eene Knods , en met eene Leeuwenhuidomhangen, de Wereld rond trok,en de Onderdrukkers van het Menschdom ,en drielle Dwingelanden tot reden bragt;zo regeerde ook dit Gemeenebest met eenenkel Slingerbriefje (V), en Hechten Mantellanten ; welke vryheid wy ons ook hebben aauge-]maatigd.(c) Dit droeg den naam van Scpala. Het waseen fmal lang lederen riemtje , het welk , dicht omeen fbkje gewonden werdt , zó , dat de voegennaauwkeurig flooten. 'Dan fchreef men 'er overdwarsop : het geen zo veel te gemakkelyker gefchiedenkon, om dat men te Sparte weinig woorden gebruik.te.


V A N L Y C U R G U S . 413tel over geheel Griekenland, het welk zichvrywillig en uit eigene beweginge daar aanonderwierp; en verbrak, daarenboven, alleonwettige overheerfching en Tyrannye inonderfcheidene Staaten; deedt uitfpraak tusfchenoorlogende Magten , en ftilde Oproeren, dikwyls ook zonder een fchild tebeweegen ; alleenlyk door het zenden vaneen' eenigen Afgezant , waar op elk terftondgereed was het gegeeven Voorfchriftin te volgen : niet anders , dan de Byen,welke op het verfchynen van hunnen Koningterftond vergaderen en zich in ordefchikken. Zo zeer was SPARTE vermaardwegens goede Regeringe en Regtvaardigheid.Ik verwonder my , derhalven , overdie gene , welke dryven , dat de Lacedsmoniërswel wisten te gehoorzaamen, maargeenszins te bevelen; en uit dien hoofdepryzen het antwoord van Koning THEOPOMpus, die , wanneer iemand zeide , „ dat„ SPARTE behouden bleef, en wel voer ,„ doorte. Men liet het dan weêr los loopen , waardooralle Letters uit eikanderen , of aan Hukken raakten ,en niemand het briefje leezen kon. Maar deKoningen en Opperbevelhebbers hadden een ftokjevan gelyke dikte : daar wonden zy (het geheim volmaaktkennende) het riemt e met gelyke naauwkeurigheidom, en laazen op hun gemak den wil der Overheden.Z i eCELL. IM. A. XVII. 13. 9 h.


4H H E T L E V E N„ door dien haare Koningen zo bekwaam„ waren in het ftuk van Regering," verzekerde, „ dat zulks veel eer van eene andereoorzaak , en wel hier van daan„ was af te leiden , dat de Spartaanen zo„ wel wisten tc gehoorzaamen" (d). Bemenfchcn toch willen noode ondergefchiktzyn aan zulken , die hen niet wel bellierenkunnen ; en goed te gehoorzaamen leertmen van hun , die goed regeeren. Wantdie wel voorgaat, maakt , dat men ookwel volge ; en gelyk in het oelfenen derPaarden het doelwit is, dat het Paard handelbaaren mak worde, en naar toom enbreidel luistere ; zo beflaat de kunst vanregeeren en van Koning te zyn , daarin ,dat men zich goedfehiks cn gewillig doegehoorzaamen. En dit verwierven de LacedEemoniers,dat men hun niet alleen metvermaak onderdaanig was , maar zelfs verzochtvan hun geregeerd te worden , enonder het getal hunner Onderdaanen te zyn.Men zondt hun Gezanten , niet om Oorlogfchepente verzoeken, of magtige fommenGelds, of gewapende Manfchappen ; menvroeg maar om eenen enkelen SpartaanfchenKrygs-(V) Dit zeggen van Koning THEOFOMPU3 die eenVolksvriend , en de infteller der imom was , komtook voor in de llegeringslesfen, II D. bl. 8i


V A N L Y C U R G U S . 415Krygsoverfte, en , zo het verzoek werdtingewilligd, betoonde men denzelven alleeere en onderdanigheid. Dus handelden deSiciliancn omtrent GYLIPPUS (e) ; de Chalcidenfenomtrent BRASIDAS , en alle de bewoonersvan Klein-Alië omtrent LYSANDER ,en CALLICRATIDAS en AGESILAUS. Aan dezeBevelhebbers gaf men, afzonderlyk , dennaam van HARMOSTEN (ƒ) en hieldt hen ,ieder in zynen Staat, voor Verbeteraarsvan Volk en Overheden; terwyl Sparta zelfbewonderd werdt als de Leidsvrouw , enLeermeesteresfe eener fchoone en volmaakteRegeringe, en hier op fchynt de fchertsvan STRATONICUS (g) te zien, daar hy boer-ten-(?) De daaden van dezen Spartaanfchen Krygsoverfte, die alleen door zyne overkomst de vervallenezaaken der Syracufaanen herftelde, kan men nalezenby ROBE TS G, v. Gr. I D. bl. 290, enz.(f\ Zo werden genoemd de Beflierders , of Stedehouders, welke in de verbondene Steden van wegensSpatte het gebied voerden. PLUTARCHUS doelthier op den oorfprong van het woord , afdammendevan een ander , dat fchikken, pasfen , voegen bete- ,kent. Om dat dit de eigen naam was van deze Amptenaars, h bben wy geoordeeld denzelven te moetenbehouden. Zie van deze HARMOSTEN Crag. II B. 13h. MEURS. M. L. II B. 4 h.!g) Geen man is fchier, onder de Ouden, zo beroemdwegens zyne geestige Spotternyen en aartigeGezegden, als deze STRATONICUS , de Cytherfpeelder.Men


4i6 H E T L E V E Ntende aan elk der Griekfche Staaten eenetaak oplegt , de ATHENIENSERS bevelendezorg te draagen voor de Geheiraenisfen vanCERES , en de plegtige Omgangen: die vanELIS de Olympifche Spelen te bellieren ;wyl beide Steden van deze Hukken hunhoofdwerk maakten. Maar de Lacedamionierskrygen last hen te kastyden , byaldienzy hunne zaaken niet wel doen. Ondertusfchenkan men hier omtrent inbrengen, dathet gezegd is om te lacchen : maar ANTI-STHENES (h) de Leerling vanSOCRATES fprakGUS ,zekerlyk uit ernst, wanneer hy de opgeblaazenheidbemerkende der THEBAANEN naden flag by LEUCTRA , zeide , „ dat zy vol-„ maakt geleeken naar de Kinderen , welke„ zich beroemen, wanneer zy hunne Mees-„ ters klop gegeeven hebben." Echter washet geensfins een hoofdoogmerk van LYCUR­Men vindt 'er eene geheele verzameling van by ATHE-K/EUS VIII B. 8 h. enz. alwaar ook , bl. 350 , diezelfde zeggen , maar in eenen anderen fin , en meteene gansch andere uitlegging' gevonden wordt, diede Fr. Vert. ook hier volgt, fchoon duidelyk 'tegenhet oogmerk van PLUTARCHUS.(fi) Deze ANTISTHENES was de Stichter der CynifcheSecte. Z. BRUCKER. Hifi. der Wysbeg. bl. 187. ——en van den flag by Leuctra ROEERTS. G. v. Gr. II Dbl. pö.


V A N L Y C U R G U S . 41?GUS , een Gemeenebest na te laaten, datover vele andere heerfchen zoude (/) ;maar oordcelende , dat het Geluk van een'geheelen Staat, even eens als dat van elkMensch op zich zeiven , afhangt van hetbetrachten van Deugd en inwendige «Eendragt, maakte hy ingevolge daar van zynefchikkingen , en bevorderde allesfins deeensgefindheid onder zyne Medeburgers,op dat zy, als vrye lieden leevende , enhunne voldoening onderling in zich zeivenhebbende , tevens door hunne maatige levenswysin beftendige welvaart bloeijenmogten.Het Staatsbeftier van LYCURGUS is doorPLATO , en DIOGENES (F) en ZENO (/) tenVoof-(i) Dit- is zeer zeker, en wel aangemerkt. Wantzo dra men groote veroveringen maakte, ryke Landenen Steden bemagtigde , en groote Legers moestonderhouden , was het onrnoogelyk dat zyne Wettenlanger ftand hielden.(£) „ Men geeft voor, dat de Cynifche Wysgeer,DTOGENES zekere Verhandeling over dit ftuk zou gefchreevenhebben, maar DIOGENES LASETIUS brengt bewyzenby , dat dezelve niet van hem zyn zoude."Fr. Vert.(7) Den In (teller der Stoïfche Seéte.I. DEEL. Dd


4i8 H E T LEVENVoorfchrift genomen, en alle , die ietsomtrent het Staatkundige begonnen hebbenop te Hellen, pryzen het. Maar zy hebbenhet by fchryven en redekavelen laatenberusten; hy, daarentegen , bragt geneGefchriften , noch Redevoeringen , maarwezentlyk een onnavolgbaar Staatsgeftelvoor het licht , en toonde aan hun, diezich inbeelden , dat het volmaakt modelvan een Wys Man , zo als het omfchreevenwordt , nimmer kan worden daargefteld,of ergens gevonden; een geheelGemeenebest van Wysgeer en, en munttedus mót reden uit boven alle die gene,welke immer in Griekenland de Vormersvan Gemeenebesten zyn geweest. Waaromook ARISTOTELES zegt , dat men hem teLacedamton mindere eere beweezen heeft ,dan hy wel verdiende, niet tegenftaandehy 'er de hoogfte eerbewyzingén ontving :want men heeft daar een Tempel aan hemtoegewyd, en 'er wordt jaarlyks eene Offerhandeaan hem gedaan als aan een' GOD.N.og verhaalt men, dat, wanneer zyneOverblyfzelen (m) naar Sparte overgevoerdwer-•»d. i. Zyne Beenderen, of Asfche.


V A N L Y C U R G U S . 419werden , de Blikfem op de Grafplaats nederfchoot(fi\ Iets, het welk naderhandniet lichtelyk aan iemand onder Mannenvan vermaardheid zou zyn te beurt gevallen, behalven aan EURIPIDES , na zyn verfcheiden,wanneer hy begraaven werdt omtrentARETHUSA in Macedonien (o\ Deshet voor de hoogachters van EURIPIDES eenHerken bewysgrond oplevert om hem teverdedigen Qr>) , dat even dat zelfde aanhem(«) Het nederflaan van hetOnweder was altyd geenteken van Ongenoegen der Goden : men hieldt hetdikvvyls daar voor, dat de Goden op deze wyze zulkeene plaats zich toeeigenden, en voor heilig verklaarden.(0) Dit: in Macedonien , wordt 'er by gezet omdat 'er ook elders Steden van dien naam waren. DeStad hier gemeld wordt van anderen in het tangren.fend Thracie geplaatst. Zie STEPHAN. Byz. in V. Deberoemde Treurlpeldichter EURIPIDES ftierF in Macedo-•nien , werwaarts hy zich begeeven hadt tot den KoningARCHELAUS.(p) De aantekening , welke de Fr. Fert. op dezeplaats gemaakt heeft, als of men hier aan de hoogachtersvan EURIPIDES , in tegenoverftelling van dievan SOPHOCLES moest denken , toont, dat hy PLU­TARCHUS hier niet verdaan , noch gtlet heeft op hetwoord Kitihó'yviu» hier voorkooraende. EURIPIDES ,Dd 2de


420 H E T LEVENhem alleen na zyn overlyden wedervoer,'t welk aan den heiligften, en by de Godengeliefdften Man te vooren gebeurde.Zommige zeggen , dat LYCURGUS te CIR-RHA (#) overleedt: maar APOLLOTHEMIS(V) verzekert, dat zulks gebeurde na dathy naar ELIS overgevoerd was. TIM.


V A N L Y C U R G U S . 421door de Cretenfen van PERGAMIA (0 denVreemdeling getoond wordt. Men zegt,dat hy een' eenigen Zoon naliet, genaamdANTIORUS, met wiens dood, door dien dezegene Kinderen hadt, het Genacht uitftierf.Maar zyne Vrienden en Bekenden fieldeneen jaarlyksch Feest en Byeenkomst in,welke langen tyd in ftand bleef, en noemdende achtereenvolgende Dagen , op welkezy alsdan zich, onderling onthaalden, deLYCURGIDEN f » ARISTOCRATES, de Zoonvan HIPPARCHUS , verzekert , dat die gene ,by welke LYCURGUS op Creta huisvestinghadt , zvn lichaam , na dat hy geltorvenwas , verbrandden , en de asfche over deZee verftrooiden , op zyn eigen verzoek ;nadien hy wilde voorkoomen, dat de La-ce-STOXfisus gezegd wordt wel 350 te hebben nagelaatenVan dit getal waren de L-vensbcfchryvingenvan vermaarde Mannen , en daar onder die van LY-CURGU« Alle die Schriften zyn verlooren gegaan, bebalven'drieBoeken over de Muziek. Verg. voss,de Hift. Gr. bl. 68.(7) Anders Vergamea of Pergamum. Zie van dezeStad MEURS. in Creta bl. 51.00 d. i. eigentlyk , Af (lammelingen van UpOlt?cus.Dd 3


422 <strong>HET</strong> LEVEN VAN LYCURGUS.cedaemoniërs, wanneer zyne Overblyfzelenderwaarts mogten worden te rug gebragt ,zich ontflagen zouden rekenen van den Eed,voorgeevende , dat hy nu te rug was gekoomen, en dan zyne Staatsinftellinge veranderen.Dit hadden wy aangaandeLYCURGUS te zeggen.NU-


NUMAPOMPILIUS.Dd 4


ïï E TL E V E NV A NN U M APOMPILIUS.Aangaande den tyd , waarin NÜMA geleefdheeft, is al mede verfchil. Welis waar, dat de geflagtlysten geregeld totop hem fchynen af te loopen ; maar eenzekereCLODIUS (V) heeft in een tydrekenkundigwerk (V) beweerd, dat de oude ge-flacht-O) Kiemand kent dezen Schryver , en men weetzelfs niet , of hy een Griek dan een Romein is geweest: want het is niet waarfchynlyk , dat het deGefchiedfchryver LICINIUS CLODIUS zoude zyn , vanwien cictKO en LIVIUS gewaagen. Van eenen zoo beroemdeu Schryver zoude PLUTARCHUS niet gezegd hebben:,, een zekere CLODIUS." Fr, fort.(w)De Schryver noemt dit werkEAErXüS XPQ-NftN , 't welk de Heer DACIER vertaalt. RefutationDd 5des


426 H E T L E V E Nilachtlysten , rocn Rome door de Gallenverbrand is, verlooren zyn geraakt, en datdie , welke men thans heeft, ondergeltookenzyn door vleiers, ten gevalle van fommigefamilien , welke met geweld uit deoudfte en doorlugtiglle huizen , waar toezy niet behoorden , wilden afllammen. Endaar NUMA , volgens de gemeene fpraak ,voor een Leerling van PYTHAGORAS wordtgehouden , zyn 'er , die in tegendeel willen, dat hy in het geheel de GriekfcheLetteren niet gekend heeft, en dat hy ofdoor zynen eigen gelukkigen inborst, zonderleermeester , den weg der deugd heeftgevonden; (je) of dat aan eenen Barbaar ,nog grooter man dan PYTHAGORAS , de eerdaar van toekomt: terwyl anderen be weeren, dat de beroemde PYTHAGORAS omtrentvyf gellagten na NUMA heeft geleefd (y);maar dat een anderTA , welke in de Olympifche Speelen metloopen den prys heeft gewonnen , in dePYTHAGORAS van SPAR-Zesdestemps : doch daar wy dén inhoud van dat werkeven weinig als den Schryver kennen, hebben wy,om niet mis te flaan, verkoozen den Titel onvertaaldte laaten.(x) Voor ditgevoelen verklaart zich LIVIUSB. !. H. 18.(y)Eris geen der ouden geweest, over wiens leeftydmeer getwist is, dan over dien van PYTHAGORAS. Ditgefchil is uitvoerig behandeld tusfchen drie voornaameBritfche Geleerden, LOYD en BENTLEY van den eenen,en DODWEL van den anderen kant. Zie de ver-fchil-


VAN N U M A POMPILIUS. 427Zestiende Olympiade , in welker derde JaarNUMA tot Koning is verkooren , op zynereize door Italië, zich by NUMA heeft vervoegd, en hem in de grondvesting van zyngebied behulpzaam is geweest : en dit zoudede oorzaak zyn , dat zoo veele Lacedomonifche inltellingen , van PYTHAGORAS afkomflig, by de Romeinen waren ingevoerd.Doch dit laatfte kan genoeg daar uit verklaardworden , dat NUMA een gebooren Sabynis geweest : want de Sabynen geeven vooreene Volkplanting der Lacedemoniers tezyn. Dan het is moeilyk in dit opzigt detyden naauwkeurig te bepaalen , vooral ,wanneer men de Olympionifche Lystenvolgt, welke gezegd worden in hater tyddoor eenen HIPPIAS van ELIS, zonder eenigbewys van egtheid , gemaakt te zyn (z).Wy willen liever , dan ons hier by langerop te houden , na eene gepaste inleiding,overfcnillendegevoelens over dit Stuk opgenoemd by HAR-LES, Introditclio in Hifi. hing. Gr. p. 80. Laster,«1nog zeer onlangs is dit gefchil van nieuws met allenaauwkeurigheid behandeld door den Heer MEIKERS, Inzyne Gefchichle der ïVisjcnfchaften in Gr. und Rom.I B. p. 304. en verv. Men houdt thans voor zeker,dat die Wysgeer gebloeid heeft omtrent de LXe, engeftorven is in de LXVIIIe of LXIXe Olympiade, endat hy omtrent de LXe Olympiade in Italië is gekomen.(z) De Olympionifche Lysten melden de naamender genen , welke in dit of dat Jaar de overwinningin de Olympifche Spelen behaald hadden. Wie dezeIK-.PPIAS geweest is, weet men niet.


428 H E T L E V E Novergaan tot het verhaal van de merkwaardiglledingen, welke ons uit het leven vanNUMA zyn ter hand gekomen.In het zeven en dertigfte Jaar na het bouwender Stad Rome , op den zevenden der maandJulius, (welke dag naderhand Nona Caprotinagenoemd is ,) als ROMULUS buiten deStad, by het zogenaamde Geiten moeras ,in tegenwoordigheid van den Raad en betgrootfte gedeelte des Volks , eene plegtigeofferhande deed , ontflond 'er onverwagteen zwaar onweder van donder en wind ,met dikke duifternisfe verzeld , waar doorde menigte verfchrikt in haast de vlugt nam.By deze gelegenheid is ROMULUS verdweenen,en men heeft hem nooit naderhandleevend noch dood weder gezien. Dit baardeeen fterk vermoeden tegen de Raadshccren, en wel dra verfpreidde zich onder hetVolk een gerucht, dat dezen, der Koninglykeregecring moede zynde , en begeerendezich zeiven in het bewind te zetten ,den Koning hadden van kant geholpen:welk gerucht te gereeder ingang vond, omdat ROMULUS zich van tyd tot tyd heerschzugtigertegen hen fcheen te gedraagen ,en langzamerhand alle magt aan zich alleente willen trekken. Dan dit vermoeden wistmen ras door middel eener vergoding uitden weg te ruimen, voorgevende dat deKo-


VAN NUMA POMPILIUS. 420Koning niet geftorven , maar tot den ftaatvan onfterflykheid overgegaan ware ; welkvoorwendfel aan het Volk geloofbaar werdgemaakt door de verklaaring van eenen manvan aanzien , PROCULUS genaamd , welkemet eede bevestigde gezien te hebben , datROMULUS in volle wapenrusting ten Hemelwierd opgenoomen , en eene ftem te hebbengehoord , welke beval, dat men hemvoortaan onder den naam van QUIRINUS zoudeeeren («).Deze beweging was naauwlyks geftild, of'er ontltond eene andere , over het verkiezenvan eenen nieuwen Koning. De Vreemdelingennaamelyk en de Roomfche inboorlingennog niet genoeg met elkander vereenigdzynde , werd het Volk onderling verdeeld, terwyl de Raadsheeren , uit beidepartyen beltaande, niets dan nyd en agterdogttegen elkander voedden. Hier in kwammen egter eenpaarig overeen , dat 'er eenKoning diende verkooren te worden. Danhet gefchil bepaalde zich niet flegts tot denper-(a) Het was by de Vergodingen in den oudenryd niet ongewoon, de naamen der Vergoode Perfoonente veranderen ; 't welk gefchiedde om hunmeer agtbaarheid by te zetien, en de gedagtenis, datzy voorheen menfehen geweest waren , uit te wisfchen.


43° H E T L E V E Nperfoon , maar men twistte ook , uit welkvan beide volken de keuze moest geichieden.Zy, die met ROMULUS de Stad geftigthadden , konden niet dulden , dat deSabynen , aan welke zy inwooning en burgerfchapgegeeven hadden , heerfchen wildenover die genen, welke hen hadden ingenoomen.Aan den anderen kant haperdehet den Sabynen niet aan een regtmatigeaanfpraak , daar zy , na den dood van TA­TIUS niet tegen ROMULUS opgeftaan zynde ,maar hem alleen hebbende laaten regeeren ,nu op hunne beurt vorderden , dat 'er eenKoning uit hun midden verkooren wierd.Zy hadden zich niet uit zwakheid met deRomeinen , als een magtiger Volk, vereenigd, maar veel eer door die vereeniging,wegens hun groot aantal , nieuwe krachten meerder aanzien aan de Stad bygezet.Dit gefchil dus de Stad verdeeld houdende, liep het gevaar, dat door eene langdurigeregeeringloosheid alles in de warzoude raaken. Om dit voor te komen, beraamdende Raadsheeren , honderd en vyftigin getal, eene fchikking, volgens welkeelk van hun beurtelings, in de plaatsvan QUIRINUS , met alle de teekens derwaardigheid , de ingellelde plegtighedenvan den Godsdienst zoude waarneemen, enhet


VAN NUMA POMPILIUS. 431het regt uitfpreeken ; zes geduurende dendag, en zes andere des nagts (£).Deeze verdeeling van tyd fcheen, tenopzigte van de Regenten, zeer wel met degelykheid te ftrooken ; en aan den anderenkant maakte die beurtelingfche overdragt,dat het gezag der Raadsheeren het Volkniet in de oogen Hak : daar het den zelfdenperzoon 's daags als Koning, en 'snagts als gemeen burger befchouwde. Menheeft aan die regeringsform den naam vanInterregnum gegeeven.Dan, offchoon deze hunne regeering billyken gematigd fcheen te zyn , konden zyevenwel de vermoedens en het gemor nietontgaan , als of zy eene Regeering vanweinigen (c) zoekende in te voeren , enalles naar hun goeddunken te befchikken,daarom aarzelden eenen Koning te verkiezen.Eindelyk kwamen beide partyen overeen,dat de keuze van eenen Koning door deeene(A) Volgens LIVIUS eu Diorasius den Hïükarnasferverdeelden zich de Raadsheeren in Kluften, ieder vantien , uit welke telkens een het bewind voerde, vanwien het zelve na vyf dagen op eenen anderen overging.Na verloop van vyl'tig dagen kwam dus debeurt aan eene nieuwe Kluft.(c~) Oligarchy.


432 H E T L E V E Neene uit het Lichaam van de andere zoudegedaan worden. Op deze wyze oordeeldemen, dat de onderlinge verdeeldheidbest zoude worden weggenoomen , en datde verkooren Koning aan beide partyen genoegenzoude geeven : aan de eene, uit verpligtingvoor de verkiezing , cn aan de andere, om dat hy hun landgenoot was. Alsnu de Sabynen aan de Romeinen , als deoudlten de keuze overlieten , wilden dezeliever zelve het ryk aan eenen Sabyn overdraagen, dan eenen Romein van de keuzeder Sabynen ontvangen. Na dat zy dusmet elkander geraadpleegd hadden , viel dekeus op NUMA POMPILIUS , wel niet behoorendetot die genen , welke naar Romeverhuisd waren , maar egter een' man vanzo bekende vroomheid , dat de Sabynennaauw deszelfs naam gehoord hadden , ofzy namen hem met ruim zo veel genegenheidaan, als die genenxwelke hem verkoorenhadden. Zo ras men der vergaderdegemeente de keur had bekend gemaakt,werden eenigen der voornaamiten uit beidepartyen afgevaardigd , om den benoemdenKoning te verzoeken de opgedraagen regeeringaan te neemen.NUMA woonde te CURES , eene aanzienlykeStad der Sabynen, naar welke de Romeinenvervolgens zich te famen met dever-


VAN N U M A POMPILIUS. 433vereehigde Sabynen QUIRITEN genoemd hebben.Hy was de Zoon van POMPONIUS ,een' man van aanzien , en de jongfte vanvier broeders, zynde gevallig op den zelfdendag gebooren , waar op ROMULUS deStad Rome had geltigt. Deze dag was de21 April. Hebbende een hart , van natuurtot de deugd geformd , had hy het zelvedoor oeffening , eene ftrenge levenswyze endoor de wysbegeerte zorgvuldiglyk befchaafd,en daar door niet alleen de fchandelykftedriften , maar ook die , welke by de Barbaarenvoor geoorlofd worden gehouden,zoo - als geweld en gierigheid, uitgeroeid,oordeelende dat de waare dapperheid beüondin zyne eigene begeerten door de redete beteugelen. Terwyl hy dus alle weeldeen overdaad uit zyn huis verbande, denVreemdeling zo wel als den Burger van zynoordeel en goeden raad diende, den tydniet fpilde in vermaaken of in het najaagenvan rykdommen , maar den zeiven in dendienst der Goden , en in befpiegelingen vandcrzelver natuur en magt bcfteedde, werdzyn naam alomme zoo beroemd, dat. TA­TIUS , de ryksgenoot van ROMULUS , geenezwarigheid maakte om hem zyne eenige dogterter Vrouwe te geeven.Dan zelfs dit huwelyk maakte hem zoweinig opgeblazen , dat hy niet eens ver-I. DEEL. Ee koos


434H E T L E V E Nkoos te Rome by zynen Schoonvader tegaan woonen. Hy bleef dus , gelyk voorheen, in het Land der Sabynen, om zynenouden Vader op te pasfen; en zyneegtgenoot TATIA verkoos mede het ltilleleeven met eenen ambteloozen man , bovenhet fchitterend aanzien, 't welke zy te Romeby haaren Vader zoude kunnen genieten.Men zegt, dat zy in her dertiende Jaar vanhaar huwelyk geftorven is.Van dien tyd af liet NUMA het Stads leevenvaaren , en begaf zich naar het Land ;waar hy in eenzaamheid omzwervende, zynedagen in de bosfchen der Goden, op deheilige Landen en in woeste plaatzen doorbragt.Hier uit ontltond voornamelyk hetgerugt, dat NUMA , niet uit droefgeestigheidof ongefteldheid van hoofd , de menfchelykezamenleving had verlaaten, maardat hy, tot een verhevener gezelfchap en eengodlyk huwelyk verwaardigd zynde, in deomhelzingen der Godinne EGERIA een gelukzaligleven leidde en gevoed wierd metde kennisfe van godlyke zaaken.Dit fmaakt geheel en al naar die oudefabels, welke, by voorbeeld, de PhrygiaanenvanATYS (d~) de Bithyniers van HERO-DO-(d) ATYS was de lieveling van de Godin CYBELE.


V A N NUMA POMPILIUS. 435DOTÜS (f) de Arkadiers van ENDYMÏON , (f)en andere Volken van andere perloonen ,welken zy voor gelukkig, en voor lievelingender Goden hielden , by overleveringgehoord en aangenoomen hebben. Het ftrydtwel niet met het gezonde verftand , dat deGodheid geene liefde voor vogels of paarden, maar voor de menfchen hebbende ,met de deugdzaamfte onder dezen gemeenfchapzoekt , en het niet beneden zich rekent, met een godsdienftig en wys man teverkeeren. Maar dat de Goden en Befchcrmgeestenook in vleefchelyke gcmeenfchapmet de menfchen behaagen zoudenvinden , dit is bezwaarlyk te gelooven.Wel is waar , dat de Egyptenaars hieromtrenteene onderfcheiding gemaakt hebben, welke niet geheel ongegrond fchyntte zyn , zeggende , dat het niet onmogelykis, dat de geest van eenen God over eeneVrouw koome, en haar bevrugte ; maardat de mannen geene lichaamelyke gemeenfchapmet Godinnen kunnen hebben. Dochde Egyptenaars begreepen niet , dat alles ,wat(e) Deze Fabel fchynt min bekend te zyn.(ƒ) ENDYMÏON vvas, volgens de Fabel, de bemindevan DIANA , welke hem 's nachts in de Bosfchen vanLatmus met haare bezoeken vereerde. Denkelyk ishy een beroemd Sterrekundige geweest.Ee 2


436 H E T L E V E Nwat zich met iets anders vermengt , daaraan te gelyk zyne natuur meede deelt. Heteenige, wat men dus zonder ongerymdheidkan Hellen , is, dat de Goden genegenheidvoor zekere menfchen kunnen hebben, endat daar uit eene liefde ontftaat, welke nietsanders is, dan eene byzondere zorg om zodanigemenfchen deugdzaam te maken. Opdie wyze is het niet af te keuren, dat menzegt dat PHORBAS , HYACINTHUS en ADMETUS(g) lievelingen van APOLLO zyn geweest,en dat , zo dikwyls HIPPOLYTUS van Sicyonnaar Cirrha overftak, de Priefteres PYTHIA ,als of de God dit voelde, en zich over zyneterugkomst verheugde , dit vers , haarvan de Godheid ingegeeven, gewoon wasuit te fpreeken:„ Nu(g) PHORBAS vorloste de Rhodiers van een grootemenigte Slangen , welke het eiland verwoesteden ;byzonder van eene zeer groote Slang of Draak , welkeveele menfchen had verflonden. Hierom werd hyde lieveling van APOLLO genoemd, en na zynen doodmet de Slang , welke hy had omgebracht , onder deSterren geplaatst, HYACINTHUS , tevens van APOLLOen ZEPHYRUS bemind , kwam ongelukkig door eenwerpbord , 't welk van APOLLO was opgefmeeten ,om het leven, en werd in eene bloem van die naamveranderd, ADMETUS was de Zoon van PHERES Koningvan Thesfalien. Men zegt , dat APOLLO uitliefde voor hem zyne kudden gehoed heeft.


VAN NUMA POMPILIUS. 437„ Nu klieft HIPPOLYTUS myn liev'ling weêr te baaren."Ook melden de Fabelen, dat PINDA­RUS om zynegeweest,gcdi ötcn vcin PAN I b ;en dat de Goden aan de DigtersARCHILOCHUS en HESIODUS , na hunnendood, groote eer hebben beweezen(ff). Al verder wordt verhaald , dat ESCU­LAAP , by het leven van SOPHOCLES , deszelfsgastvriend is geweest, welk verhaalnog eenige kenmerken van egthcid tot opdeezen tyd heeft behouden , en dat na dendood van dien Digter een ander God zynebegraaffenis heeft bezorgd. Indien wy nu ,ten opzigte der Digteren, deze dingen voorwaarheid aan neemen, kunnen wy dan welmet reden weigeren te gelooven , dat ZA-LEUCUS , MINOS , ZOROASTER , NUMA , enLYCURGUS , in het oprigten van Republiekenen in het beituur van groote Staaten,eenen gemeenzaamen omgang met de Godengehad hebben ? Zoude men niet veel eer(h) Als de Orchomeniers door een zwaare pestbezogt waren, gaf het orakel van DELPHI hun denraad om de beenderen van HESIODUS in hun Land tebrengen , waar door zy van de pest bevryd werden.ARCHILOCHUS door een Soldaat gedood zynde ,wilde dePrielteres te Delphi, dien Soldaat naderhandniet in den tempel laaten , voor dat hy zich doorofferhanden van dien moord gezuiverd had.Ee 3


438 H E T L E V E Neer zeggen , dat de Goden met deze grootemannen in de daad verkeerd hebben ,om hen te onderrigten , en hun de bestemiddelen ter uitvoering van hunne grooteonderneemingen , aan de hand te geeven ;en dat zy daarentegen den omgang met deDigters en Mufikanten, zo die omgang ooitheeft plaats gehad , Hechts voor hun vermaakhebben gehouden ? Is iemand intusfchenvan een ander begrip, „ de weg,"zoals BACCHYLIDES zegt , ,, is breed genoeg."(V) Er is ook in 't geheel geene ongerymdheidin het gevoelen van die genen ,welke Hellen , dat LYCURGUS , NUMA , enzoortgclykc manhen, ziende dat zy eenenwoesten en ongemakkelyken hoop te beteugelenhadden , en voorgenomen hebbendeveele nieuwe fchikkingen in het Staatsbcftuurtc maaken , een Godlyk gezag hebbenvoorgewend, als een heilzaam middelvoor die genen , tot welker best zy zulksdeeden.NUMA was in het veertigfte Jaar zynesouderdoms, toen de Afgevaardigden uitRome tot hem kwamen , om hem tot deRegcering te roepen, PROCULUS en VALESUSvoer-(i) Een beroemd Lierdigter, van wien wy niet daseenige weinige Fragmenten overig hebben.


VAN N U M A POMPILIUS. 439voerden het woord : twee mannen, opwelke het Volk te vooren het oog had gehad, om een van beiden tot Koning teverkiezen ; zynde de Romeinen voor PRO­CULUS en de Sabynen voor VALESUS geweest.De aanfpraak , welke zy deeden was kort ,dewyl zy dagten , dat het aangebooden gelukwelkom zoude wezen. Doch dit vielteo-en de vcrwagting uit, en het was geheelgemene gemakkelyke zaak , maar kostte veeleer vry wat woordenwisfeling en herhaaldenaandrang, om eenen man , welke zynedagen dus verre in rust en vrede had gelleeten,over te haaien tot het aanneemenvan de hoogde magt in eene Stad, die als't ware in den oorlog gebooren en opgegroeidwas. Hy gaf dan, in tegenwoordigheidvan zynen Vader en van zynen bloedverwantMARCIUS , het volgende antwoord :„ Dat alle verandering van levensltand voor„ den mensch hachelyk was; dat iemand,die„ geen gebrek aan het nodige, noch reden„ had om over zynen Haat te klaagen , ee-„ ne dwaasheid beging met den leeftrant,„ waar aan hy gewoon was , te verlaaten;„ welke, zo al niets anders , dit althans\, voor uit heeft, dat hy zekerder is, dan„ een ander, welken men nog niet heeftleeren kennen. Dat men den ftaat van',' het Romeinfche ryk eenigszins kondeEe4„ ken-


44Q H E T L E V E N„ kennen , uit het gene ROMULUS was over-„ gekomen ; tegen wien men een vermoe-„ den had opgevat van zynen ryksgenoot„ TATIUS naar het leven gedaan te heb-„ ben , en wiens dood den Raad in ver-„ denking gebragt had , van zich aan Ko-„ ningsmoord fchuldig te hebben gemaakt.„ ROMULUS," zeide hy verder, „ wordt„ algemeen voor eenen afitammeling der,, Goden gehouden , en elk gelooft dat hy„ een godlyke opvoedinge heeft genooten,„ en op eene wonderdadige wyze in het„ leven is bewaard. Ik daar en tegen ben„ van lterffelyke ouders gebooren, en op-, gevoed onder menfchen welke by ulieden„ wel bekend zyn. De goede hoedanighe-„ den , welke men in my pryst, zyn niet„ die van iemand, welke voor den Troon„ fchynt gebooren te zyn. Deeze zyn na-„ melyk zugt tot ftilte, en liefhebbery voor„ de wetenfchappen. Ik heb eene fterke„ en aangebooren neiging tot vrede,en hou-„ de het met zodanige menfchen , welke„ op gezette tyden byeenkomen om hunne„ Godsdienst-feesten te vieren , en zig on-„ derling te vermaaken ; doch welke zich„ den overigen tyd te huis met den Land-„ bouw en de Veehoedery bezig houden.„ ROMULUS heeft u veele oorlogen , welkes, hy mogelyk zelf niet voorzien heeft, na-


VAN N U M A POMPILIUS. 441„ gelaaten ; om deze te voeren wordt een„ vuurig en kloek Koning vereischt. Het„ Volk is zedert lang aan het oorlogen ge-„ wend , en heeft door den voorfpoed van„ zyne wapenen , eene neiging daar voor„ gekregen : zo dat het, gelyk elk weet,„ iteeds haakt naar vermeerdering van magt,„ en de heerfchappy over anderen. Hy,, zoude zich derhalven befpottelyk maken,„ die de Goden eerde, en leerde geregtig-„ heid tc beminnen,en oorlog te haaten,by„ een Volk , 't welk eer eenen aanvoerder„ tot den oorlog dan eenen Koning begeerde."Door zodanige redenen poogde NUMA hetryksbeftuur, 't welk men op zyne fchouderenwilde drukken , te ontduiken ; dochdaar tegen werd van den kant der Romeinenhet gedaane verzoek met nieuwen aandrangherhaald zy fmeekten hem , dat hyhen toch niet van nieuws aan oproer enburgerkryg mogt blootltellen, daar hy alleende man was , tot wien zich de veree •nigde keuze van beide partyen bepaalde.Ook deeden zyn Vader en MARCIUS vervolgens, toen de afgevaardigden weggegaanwaren , afzonderlyk by hem hun best omhem te overreden , dat hy dat groote enGoddelyke gefchenk aanname. „ Zo gy al,"zeiden zy , ,, met het uwe te vreden , gee-Ee 5 ., nen


442 H E T L E V E Nnen rykdom begeert, en de luister van„ magt en heerfchappy u niet kan bekoo-„ ren , daar de deugd u met grooter luis-„ ter verfiert, denk dan evenwel dat de„ regering over menfchen een ambt van„ God is ; dat deze u die uitftekende regt-„ vaardigheid heeft gefchonken , en niet„ wil dat dezelve werkeloos en onvrugtbaar„ zal blyven. Onttrek u derhalven der„ heerfchappye niet: zy is voor een wys„ man het toneel van groote en loffelyke„ bedryven. Hier zult gy gelegenheid vin-„ den om de goden op de luifterrykfte wy-„ ze te dienen, en de harten der menfchen„ tot godvrugt te formen : want zo als de,, Vorst is, zyn ook veel al de onderda-„ nen. De Romeinen hebben TATIUS be-„ mind , fchoon hy een Vreemdeling was,„ en ROMULUS wordt na zyn' dood als eenGod van hun geëerd. Wie weet, of niet„ dit Volk , na zoo veele overwinningen ,„ den oorlog moede is ; en of het niet ,„ van zegepraalen en buit verzadigd, eenen„ zagtmoedigen en geregtigheid-lievenden„ Vorst begeert , om den Staat door vre-„ de en goede wetten te bevestigen? Doch„ gefteld, dat het een onmatige en zinne-„ loze drift voor den oorlog heeft behou-„ den , is het dan niet beter, dat het roer„ van zaaken in handen is van iemand, wel-» k«


VAN NUMA POMPILIUS. 443wke die drift tot andere voorwerpen be-„ paalt, en dien bloeicnden en magtigen„ Staat door den band van genegenheid en„ vriendfchap met zyn Vaderland en het„ geheele Sabynfche Volk vereenigt?"Hier kwamen by, zoo als verhaald wordt,gunftige Voorteekens , en het vuurige verlangenzyner meede Burgeren , welke nietzo dra de boodfchap der gezanten haddenvernoomen , of zy kwamen om ftryd hembidden, dat hy mogt gaan en den opgedragenRyks - Scepter aanneemcn , om deeendragt en eene nauwer vereeniging derwederzydfche Burgeren te bevorderen. Doorhet een cn ander liet hy zich eindelyk overreden, en toog , na alvoorens de Godengeofferd te hebben, op weg naar Rome.De Raad en het Volk trokken hemmet onuitfprekeJyk verlangen te gemoet.De Vrouwen verwelkomden hem metvreugde en gejuich ; by de Tempels werdenofferhanden geflagt; en 'er was algemeeneene blydfchap , niet als of de Stadeenen nieuwen Koning, maar een nieuw Koningrykhad aangewonnen. Toen men aande markt gekomen was , verzogt SPURIUSVETTIUS , welke juist op dat tydftip Interrexwas, dat het Volk tot de ftemmingwilde overgaan. Met eenpaarige ftemmenwerd NUMA verkooren , en oogenblikkelykwer-


444 H E T L E V E Nwerden hem de teekens der Koninglykewaardigheid ter hand gelïeld; doch hy weigerdedeze aan te nemen , zeggende, datde keur eerst door de goden moest bekragtigdworden. Hy nam dan de Wichelaarsen Priesters met zich , en ging op het Kapitool,'t welk toen nog de Tarpejifcheheuvel heette.Hier ging de Opperwichelaar , na hemvooraf het hoofd bedekt en naar hetZuiden gekeerd te hebben, agter hem liaan,leide hem de regterhand op het hoofd , enfloeg al biddende de oogen rond , om devoorteckens, welke van de Goden mogtengegeven worden , waar te neemen. Op demarkt, waar het Volk vergaderd Hond ,heerschte een diep llilzwygen, daar elkmet twyffelmoedig ongeduld op de uitkomstftond te wagten, tot dat het op dagenvan gelukfpellende Vogels het gedaane werkals wettig verklaarde. Toen deed NUMA hetKo-(£) LIVIUS fchynt te zeggen , dat de wichelaar zyneigen hoofd bedekte ; hierom wilde ROBOBTELLUS dewoorden van PLUTARCHUS eenigszins anders geleezenhebben. Anderen daar tegen willen, dat de plaats vanLIVIUS door eene verzetting der Zinfneede gemakkelykmet de woorden van PLUTARCHUS , zoo als die gewoonlykgeleezen worden , is over een te brengen.Wie lust heeft, kan hier over nazien de Aantekeningenop LIVIUS I. 18de Hcofdft.


VAN NUMA POMPILIUS. 445Koninglyke gewaad aan , en kwam af tothet Volk , 't welk hem als eenen grootenheiligen met gejuich en omhelzing ontving.Hy begon zyne regeering met het afdankender ruiterbende, welke ROMULUS alseen lyfwagt altoos by zich plagt te hebben,beltaande uit drie honderd man, welkeCELERES , dat is ligte of fnelle ruiterygenoemd werden. Want NUMA wilde geenwantrouwen voeden tegen lieden, welkevertrouwen op hem Helden , noch Koningzyn over onderdanen, welke hem wantrouwden.Vervolgens voegde hy by de Priestersvan JUPITER en MARS eenen derden voorROMULUS , welken hy Flamen Qitirinalisnoemde ; want de voorige Priesters werdeninsgelyks Flamines geheeten , naar de hoedenof mutfen, zo men wil, welken zyop het hoofd droegen , even als of menzeide PILAMINES (7). Want de Latynfchetaal, had des tyds veel meer Griekfchewoorden dan thans. Zo noemden de Ro-mei-(/) Anderen willen , dat Flamen zo veel is als Ftlamen, afgeleid van Filum , een koord of band ,welke aan den Priefterlyken hoed was gehegt , ofwelke zy in groote hitte alleen om het hoofd deeden.vossius daar en tegen leidt het woord af van Fiameum, 't welk eene foort van hoofddekzel betekent, en naar deszelfs vuurig roode kleur zo genoemdis.


446" H E T LEVENmeinenby voorbeeld het Koninglyke gewaadLana , welk woord , volgens JUBA ,het zelfde is met het Griekfche yKaim. Duswerd mede de jonge knaap , weke in denTempel van JUPITER. diende , CAMILLUS genoemd, welke naam door zommige Grieken, uit hoofde van zyne bediening , aanMERCURIUS werd gegeeven.Na dat NUMA deze fchikkingen had gemaakt, om de genegenheid en gunst desVolks te winnen, nam hy het groote werkter hand , om namelyk de harten der burgeren, door oorlogen geheel verhard, teverzagten, en hun gevoel van menfchelykheiden regtvaardigheid in te Horten. Romewas in waarheid dat gene , 't welkPLATO „ eene onlluimige Stad " noemde.Geftigt door menfchen , welken eene dolleonderneemzugt , en een ongetemde moedvan alle kanten had by een verzameld , waszy door meenigvuldige ftroperyen en geduurigeoorlogen aangegroeid en magtigergeworden ; en fcheen , gelyk een paal doorHagen nog vaster in den grond gehegt word,tegen de gevaaren te zyn opgewasfen. Hethad vry wat in , een Volk zo woest endol te temmen en tot vreedzaame gevoelenste brengen. Dit begreep NUMA endaarom nam hy den Godsdienst te hulp.Door veelvuldige offerhanden, plegtige om-gan-


VAN NUMA POMPILIUS. 447gangen en danfen, welke hy zelf inlleldeen beftuurde , en waarin hy de noodigedeftigheid mee gepast vermaak gemengd had,wist hy die driftige en oorlogzugtige gemoederenallengs tot bedaaren te brengen.Hy boezemde hun tevens vrees in voor deGoden, en vertelde hun nu en dan , dathem vreeslyke gezigten verfcheenen waren ,of dat hy dreigende Hemmen had gehoord:'t welk alles te zamen hem zyn oogmerk ,om dit woeste Volk door het vermogenvan den Godsdienst te beteugelen , volkomenlykdeed bereiken.Het waren voornamelyk deze inrigtingen twelke den grond leiden tot het gerugt, dathy zyne wysheid in den omgang met PY­THAGORAS had opgedaan : want de Godsdienstmaakte het grootfte gedeelte uit vande Staatkunde by den eenen , en van deWysbegeerte by den anderen.Men zegt ook , dat NUMA zich op uitwendigevertooning en vermomming , methet zelfde oogmerk als PYTHAGORAS , heefttoegelegd. Want deze Wysgeer wordt verhaaldeenen Arend geleerd te hebben, opzekere woorden naar hem te koomen toevliegen; ook vertelde men , dat hy in deOlympifche Spelen zyne dye openlyk aande Vergaderde meenigte had vertoond, welkevan goud fcheen te zyn : en meer derge-


443 H E T L E V E Ngelyke vreemde dingen , welke voor wonderenwerden aangezien. Hierom noemdeTIMON van PHLIUS (nï) hem „ PYTHAGORAS„ den bedrieger, die zich Hechts eenen„ naam zogt te maaken , en door zyne„ fchynfchoone taal de menfchen te bedot-„ ten." Op gelyke wyze gaf NUMA voorde lieveling te zyn van eene zekere Godinof Bergnymf, met welke, gelyk ook metde Mufen , hy verzon eene heimelyke verkeeringte houden. Aan dezen fchreef hyzelfs de meeste zyner openbaringen toe, enhy beval den Romeinen eene derzelven byzonderte eeren. Deze noemde hy TACITA,welke naam haare ftilzwygendheid of jeugdte kennen geeft («_): denkelyk om daar medehet llilzwygen , eene der hoofdlesfenvan PYTHAGORAS , aan te pryfen.Verfa»)Deze TIMON , geboortig van PHLIUS , eeneStad van Poloponnefus, heeft Tragediën , Koinedienen Satyren gefchreeven ; doch zich byzonder be.roemd gemaakt door zyne SILLEN of Spotdigten, waarvan onder anderen PLATO en AJISTOTELES de voorwerpenzyn geweest. Zie GELLIUS Noft. Att. L. III.C. 17.(») H. STEPHANUS wil hier in plaats van KOLV , 'twelk jeugdig betekent, geleezen hebben mzv, (lom.Zo deze verandering , welke door een handfchriftonderfteund wordt , doorgaat , moeten de woordendus vertaald werden : „ hy noemde haar TACITA , 't„ welk ftilzwygende of flom betekent." Fr. Vert.


VAN NUMA POMPILIUS. 449Verder komen zyne bëpaalingen aangaandede beelden volkomen met het gevoelenvan dezen Wysgeer overeen. Gelyk dezeleerde , dat het Opperfte wezen noch voorlyden vatbaar is , noch onder de zinnenvalt $ maar dat het onzigtbaar , onvergankelyken alleen door het verftand te bevattenis; zo verbood NUMA den Romeinende Godheid onder de gedaante van eenMensch of beest voor te ftellen: en zyhebben diestyds geenerhande gefchilderde ofgefneedene beelden gehad. Geduurende deeerfte honderd en zestig jaaren bouwden zyden Goden Tempels en Kapellen, dochonthielden zich van het maaken van beelden, dewyl men oordeelde , dat het metden eerbied voor de Goden onbeftaanbaarwas, zulke verhevene wezens door iets,dat' laag en vergankelyk was , te verbeelden, en dat men zich niet anders, danmet de gedagten , tot de Godheid kondeverheffen. Ook hadden zyne offerhandeneene tastelyke overeenkomst met die vanPYTHAGORAS. Geen bloed werd daar byvergooten, en zy beftonden meestal uitmeel, geplengden wyn, en andere zeereenvoudige dingen.Men brengt, behalven deze, nog anderebewyzen by, om de verkeering tusfchendie twee mannen te ftaaven. Een daar vanNI. DEEL. Ff be-


450 H E T L E V E N•beftaat hier in , dat de Romeinen 1PYTHAGO-'RAS mee dc burgerfchap van hunne Stadhebben begiftigd; 't welk fteunt op hetgetuigenis van den Komedie-Schryver EPI--PHARMUS , zynde een zeer oud Digtcr,een Leerling van PYTHAGORAS , welke ditverhaalt in een zeker ftuk, opgedraagen aanANTENOR (V). Anderen tragten zulks daaruit te bewyzen , dat NUMA eenen zynerZoonen naar MAMERCUS , den Zoon vanPYTHAGORAS , genoemd heeft Q&) ,enen dathet geflagt der ^EMILIUSSEN , behoorende totde Patricien, zyne naam van dezen heeftgekregen g hebbende de Koning dit kind vanwegen deszelfs lieftaligheid dus genoemd(q). Ik zelf heb verfcheidene lieden teRo-(o) Deze EPICIIARMUS kan niet wel een leerling vanPYTHAGORAS geweest zyn. Ily werd gebannen uit Sicilien,' uit hoofde van losfe gezegden, welk hy zichin tegenwoordigheid der Gemaaiin van Koning HIEROMhad laten ontvallen. Mogelyk heeft PLUTARCHUS ookalleen willen zeggen , dat hy de gevoelens van PY­THAGORAS was toegedaan,(ƒ>) Reeds lang voor den tyd van PYTHAGORAS wasde naam MAMERS en MAMERCUS by de Toskaanen, ofvolgens anderen by de Sabynen in gebruik, want de-!ze noemden den god Mars MAMERS , van waar MAVORSis gekomen ; en MAMERS komt van het GriekfcheM«^E(Jrsf- Fr, Vert.(


VAN NUMA POMPILIUS. 451Rome hooren vernaaien , dat de Romeinen, op last van het orakel , 't welk hunhad gebooden voor den Wysten en den dapperftender Grieken ieder een Standbeeldin hunne Stad op te rigten , twee koperenStandbeelden , een voor ALCIMADES , eneen voor PYTHAGORAS , op de markt haddengclteld (;•_). Dan met dit alles is hetftuk zelve aan veelen twyffcl onderhevig,cn het zoude eene kinderagtige ttyfhoofdigheidzyn , zich langer te willen ophoudenmet hetzelve of te wederleggen of tc bewyzen.Wyders wordt aan NUMA de inftelling vandie aanzienlyke Priesters, welke onder den«aam van PONTIFICES bekend zyn , toegefchreeven, en hy zelf wordt gezegd de eerftevan die te zyn geweest. Den naam vanPONTIFEX leiden zommigen daar van af, oradat zy in dienst der Goden waren , welkede magt en het beftuur over alles hebben:wantdeeld , zo als de LEPIDUSSEN , de PAULUSSEN , de PA­RISSEN ,welke alle den toenaam van AJMILIUS droegen(DE ZELFDE').O) PLINIUS (B. XXXIV.-H. 6 ) verhaalt, dat dezeStandbeelden , op raad van APOLLO, geplaatst warenop dat gedeelte van de markt, 't welk ComitiuMheette , ten tyde van den oorlog met de Sammten ,en dat zy daar gebleeven zyn tot op de tyden vsnden Dictator SVLLA (MEZIBIAC)Ff 3


45» HIT L E V E Nwant magtig heet by de Romeinen Potent.Anderen meenen , dat die naam alleen tekennen geeft, dat zy moesten offeren, indienhet gevoeglyk konde gefchieden : dewylde wetgever den Prielteren beval dieofferhanden te doen , welke zy konden , enhen , zo 'er eenige wettige verhinderingtusfchen beiden kwam , daar over niet beftrafte.Doch de meesten houden het meteene afleiding, welke my belachlyk' toefchynt,willende dat de PONTIFICES van denofferdienst, welke op de brug verrigt werd,en zeer oud en heilig was , hunnen naamzouden hebben ontleend. Een brug naamelykwordt by de Latynen Pons geheeten.Zy voegen 'er by, dat de zorg omde bruggen te onderhouden en te herflellen, zo wel als andere vastgeftelde heiligeplegtigheden , dezen Priefteren aanging; endat het by de Romeinen voor de fnoodftegruweldaad wierd gehouden, de houtenbrug af te breken , welke op raad van hetOrakel, geheel van hout, zonder eenigyzerwerk was gemaakt : want de flecnenbrug, welke daar nu is, is in veel laater tydendoor den Quasftor iEMiLius gelegd (Y).Doch(s) Wat de naamsafleidingen van PONTIFEX betreft,zo is die , welke van PLUTARCHUS als belachelyk verworpenwordt, de natuurlykfte , en wordt uit dienhoof-


VAN NUMA POMPILIUS. 453Doch zommigen zeggen ook , dat de houtenbrug eerst na den dood van NUMA ,onder dc Regeering van zynen Kleinzoon ANcusMARCIUS, gemaakt is.De Opper PONTIFEX is eigenlyk zo veelals een Uitlegger en Propheet; of lieverOpperbewindhebber in Zaaken van Godsdienst: hebbende het opzigt niet alleenover de openbaare Godsdienst-plegtigheden,maar tevens het oog houdende op de offerhanden,welke in 't byzonder gedaan wierden; ten einde om zorge te draagen , datmen zich ftiptelyk hield aan de inftellingen.Ook onderrigte hy de menfchen , op welkewyze ieder de Goden best konde eeren enverzoenen.Hy had mede het opzigt over de Prieste-hoofde ook vry algemeen voor de waare gehouden.(Aangaande den houten brug verhaalt PLINIUS , dardeze na den oorlog met POBS&NA zodanig is gemaakt;niet pp raad van het orakel, maar om dat de Romeinen, na dat HORATIUS COCLES dezelve tot het uiterftetoe verdedigd had-, groote moeite hadden omdezelve af te breeken , daar zy toen nog met yzere1banden en nagels was vastgemaakt.«MILIUS,hier gemeld, is ;E.\IILIUS LEPIDUS, welke als QUAESTORde houten brug in eene lteenen veranderd heeft. Wantonder de regering van AUGUSTUS was het opzigt overde brug van de Pontiljces tot de Quaïtlors overgegaan.Fr. Fcrt.jFf 3


454 H E T L E V E Nteresfen van VESTA. Want ook aan NUMAwordt de eerfte aanfteiling dier heilige maagden, en de bcllelling over den eerdienstvan het altoos brandend vuur, 't welk inhaare bewaaring was, toegefchreeven: 't zydat hy den zuiveren cn onbevlekten aardvan het vuur aan maagden van een onbevlektlichaam heeft gemeend te moeten toevertrouwen, of dat hy geoordeeld heeft ,dat dit element , onvrugtbaar van aard zynde, best met den maagdelyken flaat overeen kwam. Uit hoofde van het laastgenocmdewordt dit heilige vuur in Griekenland ,by voorbeeld te Delphi, en tc Athcnen ,niet door maagden opgepast , maar doorweduwen , welke wegens haare jaaren nietmeer voor het Huwelyk gefchikt zyn. Wanneerdit vuur by ongeluk uitgaat, zo alste Athenen ten tyde van den DwingelandARISTION met de heilige lamp gebeurde (/),en te Delphi, toen de Tempel van APOLLOdoor de Meden in asfche werd gelegden gelyk mede te Rome , in den Mitridatifchenen Burgcrlyken oorlog het vuur tegelyk met het altaar is vernietigd (V), maghet00 Deze brandde in den Tempel van MINERVA.(«) Toen XERXES Griekenland beoorlogde.(y) Dit geval wordt van niemand , dan van PLU­TARCHUS alleen, verhaald. De andere Gefchiedfchryvers


VAN NUMA POMPILIUS. 455liet niet aan gemeen vuur weder aangeftoofcenworden , maar men moet nieuw enzuiver vuur van de Zon neemen , 't welkgefchiedt door middel van holle koperentregtcrs, zodanig gemaakt , dat alle dellraalen in een middenpunt zamenloopen.Dezen fielt men tegen de Zon , wier llraalenzich daar in één punt vereenigende tewege brengen , dat de drooge Hollen, welkevoor dezelve worden gehouden, in brandraaken (wj. 'Er zyn, die meenen, dat deVestaalfche Maagden niets anders, dan ditaltoos brandend vuur in bewaaring hebben ;doch anderen zeggen , dat by haar nog zekereandere heiligdommen , voor niemandte zien, verborgen zyn (*> Wy hebbenhierversmelden eenrtemmig, dat de Tempel van VESTAtweemaal is afgebrand: eerst by liet einde van deneerden Karthagifchen ooüog , by welke gelegenheidde Pontifex L. C/SCILIUS METELLUS het Palladium, metde andere heilige zaken , midden uit de vlammenhaalde , waar by hy zyn gezigt verloor; de tweedebrand viel voor in 't laast der regeering van COMMO-DUS. PLUTARCHUS fchynt zich dus hierin vergist tehebben, WEZ.( W) Wy hebben in de Vertaaling van deze plaats,welke zelfs den grooten LIPSIUS wat duister voorkwam, eenige meerder vryheid dan anders gebruikt.De afbeelding van zodanig werktuig is te vinden bygemelden LIPSIUS Oper. T. 3. P- „ ,,M Namelyk het Palladium ,Ff 4de Standbeelden ende


45^H E T " L E V E Nhiervan in het Leven van CAMILLUS allesgezegd, wat men daar van mag wceten enzeggen.De eerfte VESTAALSCHE MAAGDEN , doorNUMA aangefteld, worden gezegd GEGANIAen VERENIA te zyn geweest ; op welke gevolgdzyn CAMULEJA en TARPEJA. Dit getalis naderhand door SERVIUS met twee vermeerderd, en zoodanig is het zelve tot opdezen tyd gebleeven. Zy moesten, volgensdes Konings inftellingen, gelofte doen vaneenen dertigjaarigen maagdom. Geduurendcde tien eerfte jaaren leerden zyalles, wat tot den dienst behoorde; detien volgende befteedden zy in het waarneemenvan haare bediening; en de laatfte tienjaaren onderweezen zy de nieuwelingenTen einde van dien tyd ftond het haar°vryte huwen, en den heiligen maagdenftaatvoor eenen anderen te verwisfelen. Dochmen zegt , dat weinigen van die vryheidgebruik gemaakt hebben , en wel met eenondeoverige heilige zaaken der Samothracifche GodenDicNYsius de Halikarnasfer zegt, dat by veele rede'nen had om te gelooven , dat de Vestaalfcho maag.den meer dingen . dan dat heilige vuur, bewaarden, maar dat niemand uit eerbied voor de Godendurfde uitdrukken. Fr. Feit.


VAN N U M A POMPILIUS. 457ongelukkig gevolg; zoo dat zy haaren overigenleeftyd in droefheid en berouw doorbragten, en anderen op het ernftigfte vermaanden, dat zy toch tot haaren dood toeden maagdelyken ftaat mogten blyven aankleeven.Hier tegen heeft de Koning haar metgroote voorregten befchonken. Onder anderenhebben zy het regt , om by het levenvan haare Vaders Testament te mogenmaaken, en zonder momber over haarezaaken te befchikken , zo als thans dieVrouwen , welke drie Kinders hebben (y).Wanneer zy in het openbaar verfchynen ,gaan de Bondeldraagers voor haar uit ; enzo haar by toeval op weg een misdaadigeontmoet, welke naar de ftrafplaats geleidwordt , bekomt deze daar door vryheid-vanfcraf; mids dat de Vestaale onder eede verklaarc,dat deze ontmoeting geheel toevalligis geweest (s). Al wie onder haaren wagenftoel(y) Die regt van Vrouwen , welke drie Kinderenhadden , is door AUGUSTUS ingevoerd om de huwelykenaan te moedigen, 't walk toen hoogst noodzaaklykwas.(a) Dit ftrookt niet met de woorden van het EdicturnPerpetuum, waar in uitdrukkelyk gezegd wordt,dat de Vestaalen tot geenen eed mogen genoodzaaktworden : Sacerdctem Festalem in omni tnea Jurisdicd-itnejurarc non cogam.Ff 5


45 8 H E T L E V E Nftoel komt, terwyl zy door de Stad gevoerdworden , moet zulks met den doodbekoopen. Wanneer zy zelve misdaan hebben, worden zy in eene donkere plaats doorden Opper-Pontifex met roeden geftrafi. Dochwie van haar zich aan onkuischheid heeftfchuldig gemaakt,die wordt by deCollynfchePoort levende onder de aarde gedolven.Men heeft daar , aan den binnen kant vande Stadsmuur , eene langwerpige aardhoogte, in 't Latyn dgger geheeten , binnenwelke eene kleine onderaardlche Cel wordtgemctfeld , hebbende van boven eene opening, waardoor men in dezelve afdaalt(a). Hier in wordt geplaatst een gefreidbed , een brandende kaars , en een kleinevoorraad van de voornaamfte levensbehoeften; zo als brood , een kruik met water,melk en olie : als hield men het voor onbctaamelykeen' perzoon, die tot den plegtigfteneerdienst was gewyd, van honger telaaten omkomen. De misdaadige wordt ineenen draagftoel gezet, welke van rondsomwel(*) PLUTARCHUS heeft, gemeend, dat men zodanigeCel telkens, als men die noiig had , opmetfeldc;waar in hy bèdroogen is door een plaats van DIONY-SIUS den HaÜkarnasfer , welke zegt : eicr jr


VAN N U M A POMPILIUS. 459wel toegemaakt , en met zeelen omwondenjs, op dat 'er geen geluid van haar gehoordworde. Op deze wyze wordt zy over deMarkt gevoerd , wanneer elk uit den weggaat , en haar met een ftttle droefheidvolgt. Geen akeliger fchouwfpel , nochdroever dag voor Rome, dan deze. Alsde draa ftoel aan de gemelde plaats is gekomen,maaken de Dienaars de Zeelen los,en de Pontifex, voor af de handen tenHemel heffende, en in ftilte een gebeddoende, neemt haar, die geheel bedektis, 'er uit, zet haar op de ladder, waarlangs men in de cel afdaalt , en keert zichvervolgens met de andere Priesters om. Zodra de lyderes is afgeklommen , wordt deladder om hoog gehaald , en de openingmet opgeworpen aarde toegedekt, zo langtot dat de grond weder gelyk is. Op dezewyze ftraft men de Vestaalen , welke doorontugt haaren Priesterlykcn ftaat ontheiligdvhebben.Men zegt , dat NUMA den Tempel vanVESTA , waarin het heilige vuur bewaardwerd , rond gemaakt heelt, om daar medete verbeelden , niet de gedaante der aarde ,als zynde deze VESTA zelve , maar de gedaantevan het Heelal (£) welks middendeO) FESTUS is van het tegengeltelde gevoelen , zeggen»


460 H E T L E V E Nde Pythagoristcn aanmerkten als de verblyf*plaats van het vuur , 't welk zy VESTA enEENHEID (MONAS) noemden. Want wat daaarde betreft, deze geloofden zy niet on«beweeglyk, noch in het middenpunt derdraajing geplaatst te zyn (c), maar fielden,dat dezelve rondom het vuur draaide , engeenszins als een der voornaamfte hoofdlloffen, waar uit de wereld beftaat, wasaan te merken. Men wil ook, dat PLATO ,in 't laatfte van zyn leven , dit gevoelenomhelsd, en aan de aarde eene andereplaats toegekend hebbe , laatende het middenaan eene voortreffelyker ftof over.Verder behoorde tot het ambt der PONTI-FICES de Lykplegtigheden te regelen, daarzy van NUMA geleerd hadden niets hier invoor befmettendc te houden , maar in tegendeelook plegtige eer te bewyzcn aande onderaardfche Goden, als die onze voornaamftedeelen ontvangen; byzonder aan daGodin LIBITINA , als het opzigt hebbendeover alles , wat tot de laatfte eer, aan deovcr.-gende dat „ NUMA eenen ronden Tempel voor Vesta„ gefiigt heeft, om dat hy haar voor de aarde hield,„• welke eene ronde gedaante heeft."(c) DIOGENES LAëiTiüs zegt in tegendeel , dat PY­THAGORAS de aarde als het middenpunt van het heelalaai) merkt.


VAN NUMA POMPILIUS. 46T.overledenen te bewyzen , behoort: 't zy ,dat men door haar PROSERPINA , of, gelykde kundigften onder de Romeinen denken ,VENUS te veritaan hebbe : althans , wat ditlaatrte betreft , fchynt het niet ongepast,aan het zelfde Godlyke vermogen beide geboorteen dood toe te fchryven (d).NUMA heeft ook den tyd van het rouwdraagenbepaald , en wel volgens de jaarenvan die genen, over welker dood men derouw aannam. Niemand mogt rouwen overeen Kind, 't welk beneden de drie jaarengeftorven was, en over een,'t welk boven dedrie jaaren was, Hechts zo veele maanden, alshet jaaren geleefd had, mids deze niet boventien beliepen. Na dien leeftyd hield hetrouwdraagen op , zo dat geene rouw ooitlanger dan tien maanden duurde ; een tydperk,'t welk hy insgelyks den Weduwenhad gelteld, om zich zo lang, na dendood van haare mannen , van hertrouwente onthouden. Zy, die het einde van dienrouwtyd niet afwagtte, moest, volgenseene wet van hem, eene draagende Koeofferen (»•Nog(W) VENUS en PROSERPINA werden voor de zelfdeGodheid gehouden. Haar Tempel werd genoemd deTempel van Venus Libitina. Fr. Vert.(e). Door eene zo fchandelyke en onnatuuriyke Offerhandewilde NUMA de Vrouwen affchrikken, omzich


4Óa H E T L E V E N, Nog veele andere Priefterfchappen zynvan dezen Koning ingefïeld; doch ik zalHechts van twee derzelven iets zeggen; waarin 's mans godsdienstigheid byzonder doorilraalt,naamelyk die der SALIERS en derFETIALEN.De FETIALEN , zyn een zoort van Vreedchouders,hoedanige by de Grieken E^tfyoQvieuttsgenoemd worden, hebbende, naarmyne gedagten, hunnen naam van hunnebediening ontvangen (ƒ), om dat zy, doorwoorden, de ontftaane gefchillen byleiden,en het niet eer tot de wapens lieten komen, dan na dat alle hoop van regt tebekomen was afgefneeden. Want de Griekennoemen eigenlyk Vrede, (E'igmwanneerde gefchillen door woorden en nietdoor de wapenen beliegt worden. De FE­TIALEN der Romeinen gingen een en andermaalnaar die genen , van welke hun volkverongelykt was , ten einde hen over tehaaien , dat zy de gedaane fchade vergoedden(g). Zo dit niet gelukte, riepen zyzich niet voor het einde van den rouwtyd weder inhet Huwelyk te begeeven, Fr. Feit.(ƒ) vossius en anderen leiden het'woord Faetialisaf van fari fpreeken , om dat zy ook Oratores, datis Redenaars, genoemd worden.en(g) Dit werd AVch.s door een van allen verrigtdewe! twee herhaalde keeren: Eerst, om vergoeding


VAN NUMA POMPILIUS. 46"3de Goden tot getuigen , fpraken vloekwenfchenuit tegen zich zelve en hun Vaderland, by aldien hunne onderneeming onregtvaardigwas ; en hier mede werd deoorlogsverklaring gedaan. Zo lang de FE-TIALEN hunne toeltemming tot den oorlogniet gaven , mogt de Koning, zo min alsdegemeene Krygsknegt, geene Wapens opvatten.De Koning zelf moest van hun hetregt , als wettig hoofd van den oorlog erlangen, en eerst, na dat hy dat verkreegenhad , konde hy de nodige maatregelenneemen. Aan het overtreeden van dezeplegtigheid wordt het ongeluk toegefchreeven, 't welk de Stad van de Gallen isovergekomen. Want toen die BarbaarcnClufium Üï) belegerden , werd FABIUS AM-BUSTUS als gezant afgevaardigd , om Vredevoor de belegerden te bewerken. Deze,een onvriendelyk andwoord ontvangen hebbende, en meenende nu als gezant alles tehebben gedaan , gordde, door een jeugdigedrift,ding te eisfchen , waar op de Vyand zich 30 dagenkonde beraaden ; Deeze niet gegeeven zynde , vertrokhy , gaf kennis aan den raad en kwam andermaalweder om den oorlog te verklaaren , 't welkgefchiedde door een bloedige piek op 's Vyandsgrond te werpen.(h~) Eene Stad van Toskaanen.


464 H E T L E V E Ndrift, haastig ter verdediging der Clufinersde wapenen aan , en daagde den kloekftender Barbaaren tot een tweegevegt uit. Hetgelukte hem de overwinning te behaalenen zyne party neder te leggen, wiens wapenrustinghy buit maakte. Doch de Gallen, vernoomen hebbende wie hy waszonden daadelyk eenen bode naar Romemet klagte tegen FABIUS , als die tegen hetregt der Volken , zonder voorafgaande oorlogsverklaaring,de wapenen tegen hen hadopgevat. De FETIALEN verklaarden in denRaad van gevoelen te zyn , dat de fchuldigeden Vyand in handen moest geleverdworden. Doch FABIUS wierp zich in de armenvan het Volk , door welks genegenheidhy het gevaar ontkwam. Het gevolghier van was , dat de Gallen kort daar naop Rome zelve aanrukten , en de ganfcheStad, uitgezonderd het Capitool , in eenenpuinhoop veranderden. Dan dit gevalhebben wy reeds in het leven van CAMILLUSomftandiger verhaald.De oorfprong der SALIERS wordt dus opgcgeeven.In het agtfte Jaar der Regeringvan Koning NUMA heerschte door geheelItalië eene zwaare pest, welke ook te Romede grootfte verwoesting aanre°tte. Temidden van eene algemeene wanhoop, verhaaltmen , dat een koperen fchild uit denhe-


V A N NUMA POMPILIUS. 465hemel in NUMAS handen kwam te vallen.De Koning gaf van dat Schild vreemdedingen voor, welke hy zeide van de NymfEGERIA en de MU8EN vernoomen te hebben:dat naamelyk dit wapentuig tot behoudvan de Stad ware gezonden, en zorgvuldiglykmoest worden bewaard \ dat menuit dien hoofde elf andere Schilden van gelykegroote en gedaante hier by moest laatenmaaken , op dat geen dief, wegensdeze gelykheid , ligtelyk het eigenlyke hemelfchegefchenk zoude kunnen wegneemen.Hy voegde hier by, dat de plaatfen,waar de Mufen gewoonlyk met hem in gefprekwaren, met de daarom liggende Landeryen, aan deze moesten toegewyd, ende bron , welke die ftreek befproeide, aande Vestaalfche maagden , als haar byzonderheiligdom , gegeeven worden, om met hetwater uit dezelve dagelyks den Tempel tebefprengen en te reinigen.De uitkomst heeft, naar men verhaalt,deze gezegden bevestigd, en de Pest hielddaadelyk op. Als NUMA nu dit Schild aande Kunstenaars toonde , en hen aanmoedigdeom andere naar de gelykheid van dittc maaken, was 'er niemand die zulks durfdeaanneemen , behalven een zekere VETU-RIUS MAMURIUS , zynde een eerfte Kunstenaar, welke dezelve alle van eene zo trefl.DEEL. Gg fen-


4


VAN NUMA POMPILIUS. 467weerskanten uitge&eeden, zo dat de bovenen beneden einden breeder dan het middenzynde , en met de uïterltcn naar eikanderentoelopende, eene figuur maaken, welkede Grieken »ywM noemen ; of zy zyn zogenoemd van «yxcov, 't welk eene Elleboogbeteekent. Dit is volgens JUBA ; welke diennaam met geweld van het Grieksch wil afleiden.Doch , zo dit nodig is , zoudemen ook kunnen zeggen , dat zy zo genoemdzyn, om dat een derzelven van boven(in 't Grieksch *vix.a.fevj is gevallen ;of van de geneezing (««w) der Ziekte \of van het doen ophouden der droogte(«u%u3ff); of eindelyk van het afweeren deronheilen, 't wek «n^yt^s heet, van waarook de twee gebroeders CASTOR en POLLUXava.y.is by de Athenienfers genoemd worden(/). De Kunst van MAMURINUS werd daarmede beloond , dat zyn naam in de gedigten, welke door de Saliers onder het danzengezongen werden (m) , met lof gemeld(/) Best wordt de naam afgeleid van Ancidere ,om dat zy van beide kanten ingefneeden of uitgeholdwaren. OVID. Fast III. 37 l c i l e v 0 ;cant, quod ab omrit parte recifum.(m) Deze gezangen werden ten tyde van HORATIUSvan niemand meer verftaan.Gg 2


468 H E T L E V E Nmeld wierd. Anderen willen, dat de woordenVETURIUS MAMURIUS , welke in het gezangvoorkomen, niet den naam van denwerkmeester, maar zo veel als oude gedag,tenis te kennen geeven (V).Deze en andere Godsdienftige inftellingentot ftand gebragt hebbende , heeft NUMA ,naast den Tempel van VESTA , een KoningïykPaleis geftigt, het welk onder den naamvan REGIA bekend is. Hier was hy gewoonzynen meesten tyd te flyten met Godsdienftigeverrigtingen , of met het onderwyzender Priesters, in welker gezelfchap hy zich,uit zucht voor den Godsdienst , doorgaansbevond. Hy had een ander huis op denQuirinaalfchen heuvel, waar van de plaatsnog getoond wordt.By alle openbaare optogten en omgangender Priesters, gingen de roepers doorde Stad voor uit, om ftilte te beveelen,en alle werk te doen ftaaken. Want,gelyk de Pythagoristen gezegd wordenniet -tc willen hebben, dat men zyne gebedenen eerbewyzingen ter loops aan deGoden voordraage, maar dat men, zichvooraf daar toe bereid hebbende , opzettelykmet dat oogmerk uit zyn huis gaa; zowilde NUMA insgelyks, dat zyne Burgers(«) Dit is het gevoelen van VARRO.gee-


VAN N U M A POMPILIUS. 46>geene Godsdienftige dingen oneerbiedig enzonder de vereischte aandagt zouden verrigtenof bywoonen , maar dat zy , na zichvooraf van de gewoone bezigheeden ontflagente hebben, op den Godsdienst, als degewigtigfte van alle bezigheden, alleen hunneaandagt zouden vestigen ; dat om diereden geen gefchreeuw , of geklop , of andergedruis, welke de waarneeming der dagelykfcheberoepen noodzakelyk medebrengt,op de flraaten gehoord wierd; en dat deze,voor dien tyd zuiver van alles, den Godsdienstonverhinderd zynen gang lieten gaan.Van deze gewoonte is te Rome nog eenigfpoor overgebleeven : want wanneer deConful offert, of de wichelaaryen raadpleegt,word vooraf geroepen Hoe Age, waar doorde omftanders vermaand worden hunneaandagt te bepaalen tot het gene 'er verrigtwordt. Zyne overige inltellingen fchynenmeedc grotendeels naar de voorfchriften derPythagoristen gemaakt te zyn. By voorbeeld, gelyk deze gebooden , „ op geen„ fchepel te gaan zitten (o); met geen'" degen in het vuur te porren Q>) niet om„ te(o) Dat is te zeggen : zich niet aan de ledigheidover te geeven. Fr. Vert.(p) Hier mede werd te kennen gegeeven, dat menGg 3


470 H E T L E V E N„ te zien, wanneer men op reis gaat„ aan de Hemel-Goden een ongelyk getal„ offerbeesten , en aan de onderaardfche„ Goden een gelyk getal te offeren (r);"van alle welke Zinnebeelden de waare betekenisvoor het Volk verborgen werd gehouden; zo heeft NUMA insgelyks veele o- e-heimzinnige inflellingen gemaakt. By Voorbeeld, „ dat men geenen wyn voor de„ Goden zoude plengen van eenen onge-„ fnoeiden wynflok ; dat men geene offer-„ hande zoude doen zonder meel; dat men„ zich onder het bidden moe-1 ronddraaijen,„ en gebeden hebbende gaan zitten." Detwee eerfte van dceze geboden fchynen denLandbouw, als een deel van de Godvrugt,aan te beveelen. Het rond draaien onderhet bidden wordt gezegd op de beweegingvan het heelal te zinfpeelen. Doch waarfchynelykeris het, dat dit gebod daarom isgeiemand, welke reeds in toorn is niet meer moet aanhitfen.dezelfde.(q) Dit wil zeggen . dat men wel gemoed en in^goerfe hoop moet Ibrven, en zich niet kwellen overhet verlies van het leeven. dez.(r) Om dat het oneffen getal volmaakter is , envoor een Zinnebeeld van de eendragt wordt gehouden, terwyl het effen getal , gedeeld kunnende worden, een Zinnebeeld is van verdeeldheid, dez.


VAN NUMA POMPILIUS. 471gegeeven , om dar, de Tempels naar hetOosten ftaande , de bidder by het inkomenmet den rug naar de Zon is gekeerd , enzich dus eerst derwaarts moet omkeeren ,en vervolgens zich weder naar den Godwenden, waar door hy dus eenen kringmaakende zyn gebed als het ware befluit.Of het moest zyn , dat deze gewoonte eenenavolging is der Egyptifche Raderen O),en dat die verandering van ftand te kennengeeft , dat in de menfchelyke zaaken nietsbeftendig is , en dat, hoe ook de Godenonzen levensloop keeren of wenden , wydat voor lief moeten neemen en dankbaardaar in berusten. Het gaan zitten na heteinde des gebeds wil men dat een voorteekenis van de verhooring des gebeds en vanduurzaam geluk in het toekomende. Anderenmeenen , dat dit rusten eene affcheidino-van bezigheden aanduidt, zo dat men,van° voorgaande verrigtingen een einde maaken-rO CLEMENS DE ALEXANDWNER haalt een plaats aanuit eenen zekeren Grammaticus, welke verhaalt dat deEeyptifche Priesters aan elk, die in den Tempel kwambidden , een rad vertoonden 't welk hy rond draai-


47 2 H E T L E V E Nkende, zich voor de Goden ging nederzetten, om , onder afïmeekinge van hunnehulp, iets anders aan te vangen. Dit komtovereen met het geen wy te vooren vandezen Wetgever gezegd hebben, dat hy namelykons heeft willen gewennen de Godenniet, wanneer wy met andere dingenbezet zyn , te naderen, maar dan , wanneerwy den noodigen tyd hebben, omhet zelve met bedaardheid te verrigten.Door alle deze Godsdienftige inftellingenwerd de Burgery zo gedwee , en kreeg zoveel ontzag voor het vermogen van NUMA ,dat zy zelfs de ongerymdfte fabelen gewilligaannam, en vertrouwde, dat niets ongelooflykof onmogelyk was , 't welk vanhem wierd ondernomen. Men verhaalt dathy op een' tyd een groot gezelfchap vanBurgers ter maaltyd had genodigd, welkenhy in flegte fchotels en borden zeer gemeeneen flegte fpyzen voorzette. Doch,z oals men aan tafel was gegaan , na dat' hyvoorgegeven had, dat zyne Godin hemmet een onverwagt bezoek kwam vereerenvertoonde hy hun in een oogenblik het paleisvol van de kostbaarfte meubelen, entafels met een groote verfcheidenheid' vande keurigfte fpyzen op het pragtigfte aangedischt(0-Maar(/) Vo'gens de befchryving van PLUTARCHUS moetdeze


VAN NUMA POMPILIUS. 473Maar het geen alle geloof te boven gaat,is een zamenfpraak, welke hy gezegd wordtmet JUPITER gehouden te hebben. Het verhaaldaar van luidt dus. picus en FAUNUS,twee Landgoden, waren gewoon dikwylsden Aventynfchen heuvel te bezoeken, voordat deze nog binnen de muuren getrokkenen bewoond was, en toen hy nog met rykebronnen en digte bosfchen was voorzien.Deze beide Godheden kwamen in alles metde Saters en het geflagt der Titanen overeen, doch zy reisden door Italien, en verrigtedenveele wonderen, door middel vankruiden en tovery , genoegzaam op dezelfdewyze , als van de Idai Da&yli derGrieken wordt verhaald («). Het gelukteNUdezebegoocheling al vry kundig zyn geweest. MaarDIONYSIUS de Halikarnasfer maakte het geval waarfchyn-Lyker met te verhaalen dat NUMA die burgers 's morgensheeft laten komen en hen zyn Paleis doorwandelen, waar zy alles eenvoudig en geen den minstentoelïel tot een groote maaltyd vonden ; dat hy henlaat weer liet heen gaan , en by het weggaan hen opde avond maaltyd verzogt , en dat zy toen alleseven pragtig hadden gevonden.Qu) Deze waren dezelfde als de Cureten, van welkeUTiTEti is opgevoed. Zy hielden zich op omltreeksIda.een berg van Creta, en waren tien in getal, waar van zy Dactyli, dat is Vingers genoemdwerden.Gg 5


474 H E T L E V E NNUMA , zo men zegt, dezen te vangen, doorhet water van de bron , waar uit zy gewoonlykdronken , met wyn en honig temengen. Gevangen zynde veranderden zyzich in vreemde en ichrikkelyke gedaanten ;doch ten laatlten ziende , dat 'er geen kanswas om de banden , die hen hielden , teontkomen , openbaarden zy hem veele toekomendedingen, en leerden hem onder anderende manier om den blikfem te verzoenen, 't welk tot op den huidigen dag metuien , hair en Sardynen gefcbied. Anderenzeggen, dat zy zelve dit niet geopenbaard,maar door hunne tovermiddelen JUPITER uitden Hemel getroond hebben, en dat dezein toorn NUMA bevolen heeft ,, die verzoe-„ ning met hoofden te doen." Dat NUMAhem invallende met de vraag, „van uien'VJUPITER vervolgde met menfchen. Dat NU­MA dat fchrikkelyke bevel van nieuws willendete niete doen, gevraagd heeft „hairV'doch dat JUPITER zeide „ met levende ;"doch als hy wilde vervolgen „ menfchen,"'kwam NUMA , door ingeeven van EGERIA ,hem voor , haastig zeggende ,, Sardynen."Hier op zoude JCPITER , daar in genoegenneemende , zyn heengegaan , en de plaatsden naam van Elicium zo veel als Ilicium,dat is „ verzoend of bevredigd ," ve^kreegen


VAN NUMA POMPILIUS. 475gen hebben (v); gelyk mede van dientyd af de gezegde manier van verzoeningheeft ftand gegreepen. Uit zulke belachelykefabeltjes kan men zien , hoe grootde drift voor den Godsdienst , welkede vrugt was van eene langduurige gewoonteby de Romeinen, in dien tyd is geweest.NUMA zelf had , zegt men , een zo fterkvertrouwen op de Goddelyke hulp, dat,toen men hem op een' zekeren tyd van hetaannaderen der vyanden verwittigde , hy alglimlachende zeide : „ Ik offere."Men zegt, dat hy de eerfte Tempelsvoor de Trouw, en voor TERMINUS (W).rebouwd , en de Romeinen geleerd heefthet zweeren by de Trouw voor den duurfteneed te houden; gelyk ook nu nogwordt(r) Beter wordt die naam afgeleid van Elicereuitlokken;ovmius Fait. L. III. VS. 3 J 8.Eliciunt ccclo te Jupiter, unde minoresNunc quoque te celebrant, Eliciumquevocant.O) Deze TERMINUS werd in de gedaante van een'ft-en als de God der grensfeheiding geëerd, NUMAwilde, dat niet alleen elk Burger zyne landeryen doorzodanigen üeen afperkte , maar dat ook de publiekehinden Op die wyze wierden gefcheiden. Men mogtdén geenen, welke dien fteen weg nam.vryelyk dooden.


4?6 H E T L E V E Nwordt in agt genomen. Voor TERMINUSwordt j en in het openbaar en in het byzonder, op de fcheidingen der Landen geofferd; het welk in dezen tyd met levendedieren gefchiedt, doch oudtyds met levenloozedingen: want NUMA begreep, dat deGod der grensfcheidingen , zynde een befchermerdes vredes en handhaver der geregtigheid, met geen bloed moest bevlektworden.Het fchynt ook, dat deze Koning hetgrondgebied van Rome naauwkeurig heeftbepaald , 't welk ROMULUS niet had durvencToen , om dat hy , door het bepaalen vanzyn wettig eigendom , aan den dag zoudegelegd hebben , wat hy anderen had ontnoomen:wanthy begreep, dat grenspaalen,onderhouden wordende , de kragten aan denband leggen , en niet onderhouden wordendetot getuigen itrekken tegen de ongeregtigheid.Het grondgebied van Rome waszekerlyk in den beginne niet groot, dochROMULUS heeft het zelve door den oorlosaanmerkelykuitgebreid. NUMA heeft alledeze aangewonnen landen onder de fchamclegemeente verdeeld , om voor te komendat deze door armoede niet genoodzaaktwierd onregt te pleegen, en op dat het volk,aan de verbetering der landen arbeidende,tevens met dezen beter en befchaafder mogtwor-


VAN N U M A POMPILIUS. 477worden. Er is toch geene inrigting , welkeeene zoo fpoedige cn zo lterke zuchtvoor den vrede inboezemt, als het landleven, waar in van den oorlog Hechts zoveel overblyft, als noodig is om eigene bezittingente befchermen , terwyl de trek totroof en geweldenary geheel wordt uitgedoofd,NUMA derhalven, zyne burgers opde vreedzaame vermaaken van het land verliefdgemaakt hebbende, en zelve den Landbouw, meer als den leermeester van goedeZeden , dan als de bron van rykdommenbeminnende, deelde de geheele landltreekin vlekken, waar over hy Opzieners en Regtersaanftelde. Hy verzuimde intusfehen nietvan tyd tot tyd in eigen perfoon daar overde fchouw te doen, en het gedrag der burgersuit ieders werk beöordeelende, verheftehy zommigen tot eer en aanzien , entragtte de traagen en agteloozen door betoonvan zyn ongenoegen en door verwytente verbeteren.Onder zyne overige inltellingen wordtbyzonder geroemd de verdeeling des Volks,naar de kunsten en handwerken , welke eenieder oeffende. Want daar de Stad, gelykwy gezien hebben, uit twee Natiën bellond, of liever in twee partyen verdeeldwas, en zich op geenerhande wyze tot éénlichaam wilde laaten vereenigen , noch de• oude


478 H E T L E V E Noude partyzugt afleggen , zo dat dagelyksnieuwe oneenigheden ontflonden , dagt hyby zich zeiven , gelyk harde lichaamen,welke , zo lang zy geheel zyn, zich bezwaarlykmet eikanderen laaten vermengen,daar en tegen gemakkelyk vereenigen , wanneerzy door verbryzeling tot zeer kleinedeelen gebragt worden , dat het dus ookzyne zaak was de menigte des Volks inverfcheidene deelen te fplitfen , en deze wederomvan nieuws te verdeelen , ten eindedoor alle die kleine verdeelingen de grooteverdeeldheid te doen ophouden. Hy verdeeldedan de Burgerye naar de onderfcheideneKunsten en Handwerken, in Genootfchappenof Gilden van Mufikanten , Goudfmeeden,Timmerlieden en Metfelaars,Ververs, Schoenmaakcrs , Leerbereiders ,Koperflagers en Pottebakkers. De overigeKunsten nam hy alle te zamen , en maaktedaarvan één lichaam (x). Hy regelde zelfde zamenkomflen en Godsdienstplegtigheden, welke voor elk van die genootfchappen(*) De Heer DACIER fcbynt deze woorden anderste hebben opgevat, namelyk als of NUMA van de ove.rige , niet genoemde , handwerkslieden insgelyks byzondereGilden maakte : doch de woorden van PLU­TARCHUS laaten geenen anderen zin toe , dan wy daaraan gehegt hebben.


VAN NUMA POMPILIUS. 479pen pasten. Op deze wyze verbande byhet eerst uit den Staat dien geest van partyfchap, volgens welken de een een Sabyn, en de ander een Romein wilde heeten, en de een zich naar TATIUS , de andernaar ROMULUS noemde: en dus was dezeverdeling eigenlyk een vermenging envereenigmg van allen te zamen.Nog wordt onder zyne Staatkundige initellingenmet regt gepreezen de verbeteringin eene wet, volgens welke het eenenVader vry ftond zyne Kinderen te verkoopen.Van deze wet heeft NUMA die genenuitgezonderd , welke met vaderlyke goedkeuringen gezag getrouwd waren, oordeelendehet hard te zyn , dat eene vrouw,welke met eenen vryen man getrouwd was,naderhand de vrouw van eenen Haaf zoudeworden.Hy heeft ook begonnen den Almanak teverbeteren , 't welk hem niet volmaaktelykis gelukt , maar zo nogthans , dat hy fterkeblyken van kundigheid daar in heeft aanden dag gelegd. Want onder de regeeringvan ROMULUS hadden de maanden geen vastgetal van dagen , zo dat zommige uit minderdan twintig ,,• andere uit vyf en dertig ,anderen * wederom uit nog meer bellonden ;en daar men geene kennis had van den verfchillendenloop van de Zon en de Maan,nam


480 H E T L E V E Nnam men dit alleen in agt , dat het Jaardrie hondert en zestig dagen bekwam (y).NUMA ziende dat 'er werkelyk een verfchilvan elf dagen plaats had , en dat de Maanhaaren Jaarlykfchen loop in drie honderdvier en vyftig , doch de Zon in drie honderdvyf en zestig dagen volbragt , verdubbeldedeze elf dagen , maakte daar van eeneafzonderlyke maand van twee en twintigdagen , MERCEDINUS genaamd, welkehy alle twee Jaaren in de maand Februariusinfchoof (2). Doch dit middel werd opden duur niet genoegzaam bevonden om dieongelykheid weg te neemen. (a~).Daar en boven maakte hy eene verfchikkingin de maanden , zo dat Maart, welkevoorheen de eerlte in rang was geweest,nu(ƒ) PLUTARCHUS heeft buiten twyffel gefchreevendtie honderd vier en vyftig dagen , gelyk het vervolgduidelyk toont, daar zy het Maanjaar gebruikten. Fr.Fert,(z) Dit wordt van anderen aan TARQUINIUS denOuden toegefchreeven , en de invoeging van dezemaand, Mercedinus of Mercedonius geheeten, omdat dan de huuren betaald wierden , werd naderhandtot eene gedagtenis op koperen pylaaren gegraveerd,onder het Confulaat van L. PHNIARIUS en Q. P. FURIUS,37 Jaaren na het afzetten der Koningen. Fr. Fert.(ai) Eene nadere verbetering was voor JULIUSSAR bewaard.CE-


VAN NUMA POMPILIUS. 481nu de derde wierd , terwyl de eerfte plaats.wierd gegeeven aan Januarius, welke onderde Regeering van ROMULUS de elfde wasgeweest, en Februarius , voorheen de laatfte, werd nu de tweede in rang.Er zyn ook veelen , welke willen, dat dezetwee maanden, Januarius en Februarius ,als nieuw door NUMA zyn ingevoerd, endat het Jaar voorheen uit tien maanden beftaanhebbe (£), gelyk het zelve by zommigeBarbaaren maar drie , in Griekenlandby de Arkadiers vier , by de Acarnanierszes maanden heeft gehad ; daar hetby de Egyptenaaren in 't eerst uit één, naderhanduit vier maanden wordt gezegd beftaante hebben (c) ; welke laatften hierom, fchoon een zeer nieuw land bewoonende,onder de oudfte volken gerekendworden, tellende in hunne gedenkboekeneen oneindig getal van Jaaren , om dat demaanden by hen voor Jaaren gerekend worden(d). Dat de Romeinen in het eersthet(F Die is het gevoelen van de voornaamfte Sehryvers,zoo als VARRO, LIVIUS, QVIDIUS en anderen.(e) HERODOTUS meldt nogthans, dat de Egyptenaarshet eerst van alle Volken de Jaaren van 12 maandengehad hebben.(d) Het is vreemd , dat PLUTARCHUS Egypten alseen zeer nieuw land doet voorkomen,daar het, in al»ie opzigten, een zeer oud land fchynt te zyn.L DEEL. Hh


482 H E T L E V E Nhet Jaar in tien , en niet in twaalf maandenverdeeld hebben, blykt uit de benaamingvan de laatfte maand , welke zelfs nunog December, dat is de Tiende, genoemdwordt; Maart was de eerfte , 't welk daaruit blykt , dat de vyfde na deze QUINTILIS,.de zesde SERTILIS heet, en zo vervolgens.Want ingeval dat januarius en Februarius voorMaart waren geplaatst geweest, zouden zy. die maand , welke de zevende in rang was,QUINTILIS , dat is , de Vyfde , moeten genoemdhebben Qe).Het is dus wel waarfchynelyk, dat Maart,door ROMULUS aan MARS toegeheiligd , vanhem als de eerfte gefteld is , en April detweede, zo genaamd naar VENUS , welkeby de Grieken AQgahm wordt geheeten:want op den eerften van deze maand doende Romeinfche Vrouwen aan die Godin offerandenen baaden zich met myrte kranzenom het hoofd (f). Anderen mcenen, dewyl(


VAN N U M A POMPILIUS. 483wyl het woord Aprilis niet met ph maarmet eene enkelde p wordt gefchreeven ,dat het niet van APHRODITE moet wordenafgeleid, maar van het werkwoord operire, 't welk „ openen" beteekent ; omdat de Lente dan in volle kracht zynde ,de fchoot des aardryks door de Maand Aprilwordt geopend , en planten en bloemendaar uit voortkomen. De volgende maandheet MAJUS , naar de Godinne MAJA , moedervan MERCURIUS , aan welke dezelve wastoegeheiligd. JUNIUS is zo genoemd , naaidentyd van het Jaar, 't welk dan als 'tware in zyne Jongelingfchap is : anderenmeenen echter dat deze en de voorgaandemaand van de onderfcheidene leeftyden dermenfchen haare naamen gekreegen hebben;want de ouden worden MAJORES en de jongenJUNIORES gezegd.De naamen der overige Maanden komenovereen met den rang, waar in zy geplaatstzyn geweest. Quintilis de Vyfde , Sextihsde Zesde , September de Zevende , Octoberde Agtfte, November de Negende,zy waschteninsgelyks liet beeld vanv EKus,en offerdenWierook aan de EORTUNA VIRILIS, op dat deze voorhaare mannen de gebreken , welke zy mogten heb.ben, verborgen hield.Fr. Fert.Hh a


484 H E T L E V E NDecember de Tiende,QUINTILIS is in vervolgvan tyd , ter eere van JULIUS C^JSAR ,welke POMPEJUS overwonnen heeft , JULIUSgenoemd, en SEXTILIS heeft haaren naamin dien van Augustus , den tweeden RomeinfchenOpperheerfcher, veranderd, DO­MITIANUS , dit voorbeeld willende navolgen,heeft getragt de twee volgende maanden naarzich te noemen (g) : maar dit hield geenftand; en zo dra hy was omgebracht, hebbenzy haare vaorige naamen September,October weder gekreegen. De beide laatftealleen hebben beftendig den naam, welkenzy van haaren rang in den beginne gekreegenhebben, behouden. Van die twee,welke NUMA 'er of nieuw bygevoegd, of vanplaats heeft veranderd, wordt de eeneFEBRUARIUS geheeten , van het reinigen, 'twelk in 't Latyn Februare beteekent: wantin deze maand worden de reinig-offerhandenvoor de vrugtcn des velds gedaan , en deLupercalia , een feest veel overeenkomsthebbende met het reinigen , gevierd (F).DcQg) IVaamelyk de eene G^RMANICUS, en de andereDOMITIAMJS: in de eene maand was hy gebooren, enin de ar.dere Imperator geworden.(/;) De Lupercalia was een feest, 't welk gevierdwerd tot eer van PAN. By die gelegenheid liepende Priesters van dien God, byna geheel naakt, doorde


VAN N U M A POMPILIUS. 435De andere , zynde de eerde in rang, heetJANUARIUS , naar JANUS en ik denke, datNUMA de maand Maart, naar MARS genoemd, daarom uit den eerften rang heeftgeftooten , om dat hy in alles aan de buigerlykezaaken den voorrang boven dekrygszaaken wilde geeven. Want JANUS, eender oudfte Landgoden of Koningen , leidezich byzonder toe op het Burgerlyke beftuur,en bracht de menfchen uit hunnenwoesten ftaat in eenen ftaat van befchaafdheidover. Daarom wordt hy met tweeaangezichten afgebeeld , als die de voorigegedaante der maatfchappy heeft veranderd.Hy heeft te Rome eenen Tempel met dubbeldedeuren , de Poorten des Oorlogs genaamd, welke in oorlogstyden opengezet,doch , wanneer het vrede is, geflootenworden. Dit laatfte ziet men zelden gebeurendewyl het Romeinfche gebied, uithoofde van deszelfs uitgeftrektheid telkensmet Barbaarfche Volken te doen hebbende,meest altoos in oorlog is ingewikkeld. Zyzvn nogthans geflooten geweest ten tydede Stad, en floegen elk , die hun ontmoette , metgeesfels van Geiteuhuiden gefueeden. Jonge Vrou-Ln Heten zich gaarne op die dagen onthaalen , dewylzy zich verbeeldden , dat de vrugtbaarheid daardoor bevorderd wierd.Hh 3


45*6 H E T L E V E Nvan AUGUSTUS , na het onderbrengen vanANTONIUS (f); gelyk mede eenigen tyd tevooren , onder het Confulaat van MARCUSATTILIUS en TITUS MANLIUS (k): doch ditwas telkens van korten duur, dewyl 'erfpoedig nieuwe oorlogen ontftonden, welkevorderden dat dezelve weder geopend wierden.Daar en tegen is, onder de regeeringvan NUMA , de Tempel nooit open gezien,maar drie en veertig Jaaren achter een geflootengebleeven. Zoo zeer was toen allesvan rondsomme in diepe rust. Wantniet alleen was het Romeinfche Volk, doorde zachtmoedigheid en rechtvaardigheidvan dezen Koning geleenigd en verzacht,maar ook de omliggende Volken, als warehun eene gezonde lucht van Rome aangewaaid,begonden zich langzaamerhand teveranderen, en werden met lust bevangentot(0 Zy zyn driemaal door AUGUSTUS geflootenvoor het eerst na de overwinning op ANTONIUS behaald; ten tweedenmaale , vier jaar laater ; en tenderden omtrent den tyd van de geboorte van Christus, 't welk nogthans van anderen eenige jaaren vroegerwordt gefield. Naderhand is de Tempel meermaalengeflooten geweest.(£) In plaats van MARCUS ATTILIUS moet het zynCAJUS ATTILIUS , toegenaamd BULBUS. Dit was in hetJaar 233 voor onze tydrekening, toen MANLIUS zegepraalde, en de Tempel geflooten wierd, Fr. Fert.


VAN N U M A POMPILIUS. 48/tot vrede en gerechtigheid, tot den landbouw,tot eene vreedzaame opvoeding hunnerkinderen , en tot den eerdienst derGoden, Men zag alomme door Italië demenfchen in vrede zamenkomen, om zichonderling in feesten , fpelen en gastmaalenre vermaaken ; en het fcheen, dat deugden gerechtigheid , uit de bron van NUMA'Swysheid vloeiende, zich over allen verfpreiddc, en alle harten met zyne vredelievendheidvervulde : zo dat zelfs de grootfpraakder Dichteren de gelukkige gefteldheiddier tyden niet dan met flaauwe trekkenheeft afgebeeld , wanneer het is :Daar liggen Piek en Zwaard met roesten (tof bedekt." Geen mensch word uit den flaap door Krygsalarm„ gewekt." (0Want in al den tyd van zyne regeeringheeft noch oorlog, noch oproer, noch zuchttot verandering plaats gehad • en tegen hemzeiven werd geen nyd of haat , noch eemcerhandezamenzweering van lieden , diezelve naar de Kroon ftonden, befpeurd.Voor het overige , het zy dat de vrees voorde(1) Dit zyn Verzen van BACCHYLIDES. De gebeeleplaats, zynde een fraaie Schildery van den Vreede,vindt men by sTóiiEüs.II h 4


488 H E T L E V E Nde Goden, welke hem zichtbaar fcheenen tebefchermen, of eerbied voor 's mans deugd,of eindelyk een byzonder geluk de menfchen, geduurende zyne geheele regering,van alle zoorten van misdaaden heeft te ruggehouden , zyn voorbeeld kan voorzekerItrekken tot Itaaving van een waarachtig gezegde, 't welk PLATO veele eeuwen laatergeuit heeft, toen hy, van het Staatsbeftuurfpreekende , zeide : „ Dat 'er Hechts éénmiddel was, waar door de menfchen van derampen , welke hen drukken , konden verlostworden ; wanneer naamelyk , door eeneGodlyke befchikking, het Opperde Gezagen de Wysbegeerte, in den zelfdenperfoon vereenigd zynde, de deugd over deondeugd deeden zeegepraalen (m). Wanteen wys man is in de daad niet alleen zelfgelukkig, maar hy maakt ook die genengelukkig , welke geduurig zyne wyze redenenmogen aanhooren. Hy zal niet ligtnoodig hebben geweld en bedreigingen tegebruiken , om zyne onderdaanen in toomte houden : neen , maar dezen, ziende dedeugd in een zo doorluchtig voorbeeld, alshet leven van hunnen Vorst is, ten fterkilendoorfchitueren , worden wys van zich(m) PLATO de repub!. L. V,zei-


VAN N U M A POMPILIUS. 489zeiven, en fchikken zich 'er toe, om eendragtelykin geregtigheid en maatigheid eenonberispelyk en gelukkig leven te leiden ,'t welk het voortreffelyklte en hooglte doelis van alle regeering ; en hy is best vanallen de Kroon waardig , die zynen onderdaanenzodanige gezindheden kan inboezemen, en hen tot zulk een gelukkig levenopleiden. En dit fchynt NUMA meer daniemand begreepen te hebben.Wat zyne kinders en vrouwen betreft,daaromtrent zyn de fchryvers het niet eens.Zomrnigen willen , dat hy geene anderevrouw gehad heeft dan TATIA , en by dezemaar een eenige dochter , POMPILIA genaamd.Anderen zeggen, dat hy, behalvendeze dochter, vier zoonen heeft gehad ,POMPO , PINUS , CALPUS , en MAMERCUS ;en dat elk van dezen de ftamvader van eenaanzienlyk gellacht is geweest. Van POMPOzouden afkomftig zyn de Pomponiusfen; vanPINUS , de Pinariusfen (») van CALPO deCalpurniusfen; van MAMERCUS de Mamercusfen:welke twee laatfte daarvan den toenaam(») LIVIUS en DIONYSIUS de Halikarnasfer geevenaan dit geflagt eene nog veel ouder afkomst, zeggen,de , dat de Pinarii Priesters van HERCULES zyn geweest, welke overlevering VIRGIUUS gevolgd heeft.Fr. Fert.Hh 5


49° H E T L E V E Nnaam van REGES, dat is Koningen, gekreegenhebben. Eene derde party legt denlaastgenoemden te last, dat zy dit verzonnenhebben ten gevalle van de huizen vandien naam, en dat zy te onrecht derzelverafkomst van NUMA hebben afgeleid: willendedaar te boven, dat POMPILIA niet dedochter van TATIA , maar van eene andereVrouw , met naame LUCRETIA , geweest is,met welke NUMA , na dat hy tot Koningwas verkoren , in den egt zoude getreedenzyn. Daar in egter Hemmen zy eenparigovereen, dat deze POMPILIA getrouwd is geweestmet MARCIUS , zoon van dien MAR-CIUS,welke NUMA tot het aanvaarden van deRegeering heeft overgehaald , en die te gelykmet hem naar Rome verhuisd , en daartot Raadsheer verkooren was. Als deze zichna den dood van dezen Koning als mededingervan TULLIUS HOSTILIUS tot de Kroon haddeopgeworpen, en hier in ongelukkig gehaagdwas, heeft hy door vasten zynen doodverhaast. Deszelfs zoon MARCIUS , welkemet POMPILIA getrouwd was , bleef te Romewoonen , en kreeg eenen zoon , ANCUSMARCIUS, welke de opvolger van TULLUSHOSTILIUS is geweest. Dit was een kindvan vyf jaaren, toen NUMA overleed.Zyn dood was niet haastig of onverwagt:zynde hy, volgens het fchryven van PISO ,door


VAN N U M A POMPILIUS. 491door ouderdom en verval van krachten langzaamuitgeteerd. Hy was ruim tachtig Jaarenoud, toen hy ftierf. De Volken, metwelke hy in vriendfchap en bondgenootfchapgeleefd had , kwamen om zyne uitvaartby te woonen , en vereerden dezelvemet gefchenken en kranzen. De Raadsheerengingen onder de baar, en de Priesterfchaareverzelde het lyk; gevolgd van degeheele menigte des Volks, waar onder medede Vrouwen en Kinderen , welke alledoor traanen en misbaar zulke blyken vanongeveinsde droefheid gaven , dat het nietwas, als of zy de begraaffenis van eenen uitgeleefdenKoning bywoonden, maar veeleer, als of ieder van hun den genen, welkehem het dierbaarfte was, m den bloeides levens geftorven , ten grave bragt. Zynlichaam is , naar men zegt, op uitdrukkelykebegeerte van hem zeiven , niet verbrand, maar men heeft twee iteenen kistenvervaardigd, welke onder den berg Janiculusgezet zyn. In de eene was het lyk,en in de andere had men de heilige boekengelegd , welke hy eigenhandig had gefchreeven, even als de Griekfche Wctgeevershunne tafelen gedaan hadden. Dewylhy by zyn leven den inhoud derzelven aande Priesters medegedeeld , en hun den zinvan alles verklaard had, wilde hy, dat zyte


49 2 H E T L E V E Nte gelyk met hem zouden begraaven wor>den ; oordeelende , dat zulke heilige geheimenkwalyk aan doode letters waren toevertrouwd.Men zegt, dat om de zelfde reden dePythagoristen hunne lesfen nimmer in gefchriftbragten , maar den inhoud en deverklaaring derzelven aan die genen, welkezy daar toe bevoegd oordeelden, bekendmaakten. Ook verhaalen zy, dat als menop zekeren tyd aan eenen onwaardigen defynfte en moeilyklie Hukken der Meetkundehad ge penbaard , de Goden openlykverklaard hadden , dat zy die overtreedingen heiligfchennis op eene buiten gewoonewyze zwaarlyk zouden Itraffen. Het is dus,uit hoofde van alle deze overeenkomlten,geenszins te verwonderen, dat men NUMAen PYTHAGORAS tot tydgenooten en gemeenzaamevrienden heeft willen maaken.VALERIUS ANTIAS fchryft , dat in die kisttwaalf boeken over den Godsdienst, entwaalf anderen in het Grieksch over deWysbegeerte zyn geweest (o). Omtrent vierhonderdJaaren daar na , onder het Confulaatvan PUBLIUS CORNELIUS en MARCUS BO-BIUS ,t» nvius telt veertien: zeven in het Latyn , eneven zo veel in het Grieksch.


VAN NUMA POMPILIUS. 493BICS , als de aarde van het graf door zwaareflagregens afgefpoeld, de kisten bloo:geraakt en de dekzels 'er afgegaan waren ,heeft men de eene geheel ledig gevonden ,zonder het geringde overblyfzel van hetlyk; doch in de andere vond men de fchriften, welke PETILIUS , toen PRETOR zynde,verhaald wordt geleezen , en onder eede inden Raad verklaard te hebben, dat het onbetaamelyken drydig met den Godsdienstwas, dezelve openbaar te maaken. Hier-.om zyn dezelve naar hetComitium gebracht,en daar verbrand.Dit is het lot van braave en deugdzaamemannen, dat hun lof na den dood fteedstoeneemt, terwyl de nyd ras daarna vergaat, en zelfs den dood van zommigen nieteens beleeft. Doch daar te boven hebbende ongelukkige regeeringen der volgendeKoningen den roem van NUMA nog meervergroot. Want van de vyf, welke hemZyn opgevolgd , is de laatde van den troongefchopt, en heeft zyne dagen in ballingfchapmoeten eindigen. Van de vier overigenis niet één den natuurlyken dood gedorven: drie zyn door verraad omgebracht.Zvn naaste opvolger TULLUS HOSTILIUS , welkemet zyne meeste wyze indellingen , byzondermet zyne Godsdiendigheid, openlykden fpot dreef, zeggende dat deze de menfchen


494 <strong>HET</strong> LEVEN VAN NUMA POMPILIUS.fchen verwyfd en lui maakte , joeg zynenburgeren van nieuws de oorlogszugt in hethart. Doch hy heeft deze woestheid nietuitgehouden; maar door eene buitengewooneen gevaarlyke ziekte tot inkeer gekomenzynde , verviel hy zelfs tot verregaandebygelovigheid, geheel onderfcheiden vande waare godsvrugt van NUMA ; en doordit bygeloof werd ook het Volk aangeftooken,toen hy, zo als verhaald wordt, doorden Blikfem getroffen , het leeven verloor.VER-


V E R G E L Y K I N GT U S S C H E NNUMA EN LYCURGUS.


V E R G E L Y K I N GX U -S ' 8 C H E NNUMA EN LYCURGUS.Het Leven van NUMA en LYCURGUS afgehandeldhebbende, kunnen wy thansniet voorbyfchoon het eene moeilyketaak is, van die Hukken , waar in zy verfchilden, by een te zamelen : want in welkedingen zy overeenkwamen, blykt uithunne daaden; naamelyk in Wysheid, Staatkunde, bekwaamheid in het Volk te keren, en te leiden, en - dat zy beide denoorfprong hunner Wetten van de Godenafleidden. Maar de flukken, waar in zyverfchilden , zyn voor eerst, dat de eende Koninglyke Regeering aannam , en deander dezelve van de hand wees. NUMAverkreeg die, zonder dat hy 'er om vroeg,en LYCURGUS, welke dezelve in handen had,gaf haar weder over. Gene werd uit denambteloozen ftaat door een vreemd VolkI, DEEL. Ii tot


408 V E R G E L Y K I N G TUSSCHENtot Koning verheeven; deze verliet dentroon en verkoos een ambteloos leven. Hetis iets groots , door regtvaardigheid eenenScepter te verdienen ; maar nog ruim zogroot is het, eenen Scepter over te geevenom rechtvaardig te blyven. Beide gevallentreffen wy hier aan : want de deugdhad NUMA zo beroemd gemaakt, dat menhem een Koningryk waardig keurde, en dezelvehad LYCURGUS tot die grootheid verheven, dat hy de Koninglyke waardigheidkonde veragtcn.Een tweede onderfcheid beftaat hier in :dat , even als de Mufikanten met hunnefpeeltuigen doen , de een te Sparta deIhaaren, welke re dertel klonken, op groovertoonen ftemde, daar de ander te Romeden al te Herken en woesten klank verzagtteen verflapte. In dit opzigt had LY­CURGUS voorzeker den moeilykften ftryd :want hy zogt zyne burgers niet te overreedenom het harnas uit te trekken , en hetzwaard af te leggen , maar om hun gouden zilver weg te doen, en van hunne kostbaarebedden en tafels te fcheiden ; hy riedhun niet , om , in plaats van te oorlogen ,den tyd in feesten en gastmaalen door tebrengen , maar wilde in tegendeel , dat zyhunne maaltyden en drinkgezelfchappen verlieten, en zich in den oorlog en het worftelperk


NUMA EN LYCURGUS. 499perk door geduurige oeffening tot den zwaarftenarbeid gewenden. Daarom heeft ookde eerfte door genegenheid en eerbied voorzynen perzoon de burgery ligteiyk tot allesoverreed , terwyl de laatfte , met het ondergaanvan groote gevaaren , en zelfs methet uitftaan van wonden, naauwlyks deoverhand heeft gekreegen. De Lier van NU­MA gaf geene dan zagte en lieflyke toonen,waar meede hy de zeden zyner driftige enonftuimige burgers verzagtte , en hun liefdevoor de vrede en de geregtigheid inboezemde: en wil men ons noodzaaken omhet wreede en onregtvaardige gedrag metde Helooten Q&) als eene inftelling van LY­CURGUS aan te neemen , dan moeten wyzeggen , dat NUMA veel zagter en menschlievenderwetgeever is geweest; daar hyzelfs gewild heeft, dat de flaaven , welkewezenlyk in flaverny gebooren waren , eenigermaatehet zoet der vryheid zoudenfmaaken , door op het feest van SATURNUSmet hunne heeren gastmaal te houden. Ditimmers wordt meede onder de inftellingenvan NUMA gerekend: waar meede hy bedoeldzoude hebben , dat die genen , wel«ke het land hadden helpen bouwen , medehet(ƒ>) Zie het Leven van LYCURGUS.Ii a


5oo V E R G E L Y K I N G TUSSCHENhet genot van de vrugten hadden. Nogthansverdigten anderen , dat dit gefchiedde, omde gedagtenis van de gelykheid der menfchen, onder de regeering van SATURNUS ,te bewaaren , in welken tyd men het onderfcheidvan heeren en flaaven niet kende,maar alle menfchen als elkanders gelyken enbroeders wierden aangemerkt (_q). Over hetgeheel fchynen zy beide gelykelyk het Volktot fpaarzaamheid en maatigheid te hebbenopgeleid ; maar zo , dat de een meer ophad met kloekheid , en de ander metregtvaardigheid. Of men moet zeggen , datde aard en de zeden der beide Burgeryenniet gelyk zynde , 'er ook ongelyke maatregelenvereischt wierden. Want NUMAbragt het Volk niet van het oorlogen afuit lafhartigheid , maar om hetzelve vanhet pleegen van onregt te rug te houden :een(q) DIONYSIUS de Halikarnasfer (lelt den oorfprongvan d't Feest in de tyden van TULLUS HOSTILIUS; enLIVIUS zegt, dat hetzelve eerst na het uitdryven derKoningen is ingelteld. Het werd gevierd in den beginneop den 19, doch na de tyden van TUL CESARop den 17 December; en duurde eerst drie, vervolgensvier, en eindelyk zelfs zeven dagen lang. Deze.dagen waren dagen van groote vreugde; byzondervoor de flaaven , welke dan niet alleen met hunneHeeren aan Tafel zaten , maar zelfs van dezen bediendwierden.


N U M A EN LYCURGUS. 501cn aan den anderen kant maakte LYCURGUSzyne burgers niet tot krygsluiden , op datzy onregt zouden pleegcn, maar op datzy geen onregt van anderen zouden te lydenhebben: daar dus beide het buitenfpoorigewilden befnoeiën, en aanvullen het geenontbrak , moesten zy noodwendig grooteveranderingen maaken.Wat betreft de verdeeling, welke iederin zynen Staat maakte, zo was die van NU­MA geheel naar den fmaak van het gemeen,daar dezelve alle die onderfchciderte genootfchappenvan Goudfmeeden , Speellieden,Schoenmakers en andere handwerkslieden toteen Volks-lichaam vereenigde. Die vanLYCURGUS in tegendeel was ftreng , en beterflxookende met de denkbeelden derGrooten : want hy liet de gemeene handwerkenvoor Slaaven en Vreemdelingenover ; en den burgeren het zwaard en depiek in handen geevende, wilde hy dat dezeden oorlog tot hun eeniglte handwerkzouden maaken , en , als egte dienaars vanMARS , niets weten dan aan hunne hoofdente gehoorzamen, en de vyanden te overwinnen.Op dat zy eens voor altoos waarlykvry zouden zyn, fneed hy alle gelegenheidom geld te winnen af, en liet daaromdit, gelyk mede het bezorgen en bereidender fpyzen , voor de Slaaven en Helootenli 3over.


5o2 VER GE L Y K ING TUSSCHENover. Doch NUMA deed niets van dit alles.Hy beteugelde wel de roofzugt der Soldaaten, maar Hond voor het overige alle behoorlykewinsten toe : en in plaats van deongelykheid tegen te gaan , zette hy de deurvoor de gierigheid wyd open, zonder zichder armoede , welken daar door van tydtot tyd in de Stad kwam , in het minde tebekreunen ; daar hy nogthans van den beginneaf, toen 'er nog geene aanmerkelykeongelykheid plaats had, en alle burgersten naasten by in de zelfde omitandigheidwaren, die gierigheid, gelyk LVCLR-GCS deed , paal en perk had behooren tedellen. Hier door had hy kunnen voorkomende ongemakken , welke uit dezelve voortgefprootenzyn, en aangemerkt moeten wordenals de bronnen van die menigvuldige enzwaare rampen , welke Rome namaals zodeerlyk geteiderd hebben.Belangende de verdeeling der landen, kanmen noch LVCLRGUS befchuldigen , om dathy dezelve ingevoerd , noch NUMA , omdat hy dezelve niet ingevoerd heeft (V).Want de gelykheid , welke uit de verdeelinggebooren werd , was de grondflag,waar(V; PLUTARCHUS heeft nogthans kor: te vojren zelfverhaald , dat NUMA de Landen , door ROMULUS aangewonnen,onder het Volk heeft verdeeld.


NUMA EN LYCURGUS. 503Waar op de eerfte zynen Staat vestigde; ende laatfte, daar hy de landen nog maarkort geleeden verdeeld vond, had geene redenom eene nieuwe verdeeling te maaken,en daar door de eerfte , welke waarfehynlyknog in haar geheel was, te vernietigen.Wat aangaat de gemeenfchap van vrouwenen kinderen, fchynen beide bedoeldte hebben den minnenyd geheel te verbannen; doch beide hebben daartoe niet dezelfdemiddelen gebruikt. Een Romein,wanneer hy kinderen genoeg had , flondzyn vrouw af aan een' ander, welke geenekinderen hebbende hem daar om vroeg;doch hield het aan zyne keuze om haarweder tot zich te neemen , of den tweedenman in het bezit te laaten. Maar wanneereen Lacedemonier, op gedaan verzoek ,zyne vrouw aan een' ander leende om kinderente verwekken , hield hy haar nogthansby zich in huis, en zyn huwelyk methaar bleef in volle kragt. Veelen ook, gelykwy gezegd hebben , nodigden zulkemannen , welke zy dagten dat fchoone enkloeke kinderen zouden tcelen , uit eigenbeweeging om by haare vrouwen te komen.Waar in zyn nu deeze twee gewoonten onderfcheiden?Hierin, dat de laastgenoemdeeene verregaande onverfchilligheid tekennen geeft, in eene zaak , welke door-Ii 4gaans


5o 4V E R G E L Y K I X G TUSSCHENgaans de mannen in vuur en vlam zet, enhen van hartfeer en minyver doet kwynen •terwyl de eerstgemelde eene zekere onnozelheiden fchaamte influit, welke , het huwelyktot eenen dekmantel gebruikendehet verdriet over dien afftand aan den dae5leide.Daar en boven heeft NUMA de JongeDogters naauwer in bedwang gehouden, engezorgd, dat zy zich overeenkomftig devrouwelyke eerbaarheid gedroegen, LYCUR-QUS daarentegen liet haar tot zodanigelosbandigheid vervallen, dat zy de fpotternyender Digters niet konden ontgaan, welkehaar dan eens Phanomeriden noemen ,dat is, „ welke met ontbloote dyè'n gaan;"zo als zy by IBYCUS (V) voorkomen ; daneens Andromanen dat is Manzieken, of verzotop de mans. EURIPIDES zegt 'er van:„ Zy Ioopen 't huis uit, en het jonge manvolk na,„ Mee losfe Wedren, die de naaktheid niet bedekken."In de daad waren de klederen der jongedogters aan de zyden van onder geheel los,(?) OM» van Rhegium, thans Reggio, ail-omltig,heeft zich , ten tyde van den Dwingeland POLYCP.A-'TB, op het eiland Samos opgehouden , en zich raèerdoor fraaie Verzen, dan door fraaie Zeden, beroemdgemaakt.zo


NUMA EN LYCURGUS. 505zo dat onder het gaan de dyën bloot raakten, gelyk SOPHOCLES duidelyk te kennengeeft, als hy zegt.„ HERMIONE gaat nog in 't losfe maagdenkleed,„ En laat de blanke dy door 't oog der mans begluuren."Ook zegt men, dat zy zeer ftout waren, enbyzonder de mannen in 't geheel niet ontzagen.Zy fpeelden 't huis volkomen denmeester en fchroomdcn niet in de Vergaderingover de gewigtiglle zaaken rondborftighaar gevoelen te zeggen.NUMA bewaarde de vrouwen by dat aanzienen die eer, welke men haar ten tydevan ROMULUS had beweezen , om haar tedoen vergeeten dat zy gefchaakt waren ;•maar hy wilde, dat fchaamte en zedigheidover haar de wagt zouden houden. Hy benamhaar alle ydele nieuwsgierigheid ; leerdehaar matig te zyn , en te kunnen zwygen;verbood haar volftrektelyk het gebruikvan wyn; en hy wilde niet, dat zy zelfsover de noodzakelyklle dingen zouden fpreeken, anders dan in tegenwoordigheid vanhaare mannen. Zelfs verhaalt men, dat,wanneer eens zekere vrouw haar eigen zaakvoor de Regters bepleit had , de raad nahet orakel zond, om te vraagen, wat ofli 5dit


5o6 VERGELYKING TUSSCHENdit geval aan de Had voorfpelde (t) Enhoe onderdanig en zedig de RomeinfcheVrouwen zich gedraagen hebben, blyktdaar uit, dat het gedrag der ondeugendeter gedagtenisfe is te boek gefield. Wantgelyk onze Griekfche Gefchiedfchryvers nietverzuimd hebben aan te teekenen, wie heteerst hunne handen met burgerbloed bezoeteld, of hunne broeders beoorlogd, of vaderof moeder vermoord hebben , zo hebbende Romeinfche Schryvers ons verhaald,dat SPURIUS CARVILIUS de eerfte geweest is'welke zyne huisvrouw verftiet, vyfhonderdjaaren na het ftigten van de ftad; en datTHAL/EA , de vrouw van PINARIUS , onderde Regeering van TARQUINIUS den Trot-1'chen , eerst van allen in onmin met haareSchoonmoeder heeft geleefd. Met zo veelwysheid waren de huwelyks wetten ingerigt.De bepaaling aangaande den tyd, waarop de jonge dogters mogten uitgetrouwdworden, kwam met de overige inrigtingen,omtrent haar gemaakt overeen, LYCURGUStrouwde haar niet uit, voor dat zy volkomen(O Dit is naderhand meer in trein geraakt, enhield dus. op eenige ongerustheid te baaren. HOR­TENSIA , Dogter van den beroemden Redenaar HORTSN-SIUS , en meer andere Vrouwen hebben meermaalen inhet openbaar gepleit.


N U M A EN LYCURGUS. 5°7men tot het huwelyk gefchikt waaren , entrek tot hetzelve gevoelden ; op dat hetgezelfchap van den man, haar toegevoegdzynde , wanneer de natuur het begeerde ,eer voor haar een beginzel van genegenheiden liefde zoude zyn, dan een bron vanhaat en vrees , ingeval zy tegen de natuurdaar toe gedwongen wierden : en tevens,op dat haare lichaamen de noodige kragtenmogten hebben , om de zwangerheid enhet kinderbaaren door de ftaan ; als zyndede voortteeling het eenigfte oogmerk , 'twelk hy zich in het huwelyk voorftelde.De Romeinen daarentegen trouwen haaredogters uit met twaalf jaaren en daar beneeden, oordeelende, dat zy daar doorbest een onbevlekt lichaam en reine zedenaan den man kunnen leveren. Het eerftekomt klaarblykelyk meer met de Natuurovereen , om kinders voort te brengen; hetlaatfte meer met de Zedekunde; en om gelukkigin het huwelyk te leeven («).Belangende de opvoeding der kinderen ,hun-(«") Dit wordt van ARISTOTELES Politicor. L 7.wel degelyk ontkend, welke ftaande houdt , dat dewysheid zelve vordert , dat de Meisjes meer Jaarenhebben , wanneer zy in het Huwlyk rreeden ; en dezeflelling heeft hy met zeer goede redenen geltaafd.Fr. Fert.


508 VER GE LYK ING TUSSCHENhunne gezelfchappen , ondervvys, maaltyden, oeffeningen en vermaaken, daar in isNUMA , by LYCURGUS vergeleeken , nietsmeer dan een gemeen wetgever geweest;daar hy aan de vaders overliet hunne kinderszo op te voeden, als best met hunneeigene begrippen of behoeften overeenkwam;zo dat een vader naar welgevallen van zynenzoon eenen arbeider, fmid , timmerman, fpeelman, of iets anders konde maaken: juist als of men niet in de opvoedingflechts één doel behoorde voor oogen tehebben, maar dat het daar meede ware alsmet reizende lieden in een fchip, waar vanelk , zyne byzondere belangen en oogmerkenhebbende, alleenlyk dan , wanneerdringend gevaar hem voor zyn eigen behouddoet vreezen, voor het algemeenewelzyn begint bezorgd te zyn, doch voorhet overige niets dan zyn eigen belang behartigt.Men kan het aan gemeene wetgeversligtelyk vergeeven, wanneer zy uit gebrekaan kunde en kragten eenen misflagbegaan: maar een wys man als NUMA , welkehet bewind kreeg over een nieuw volk,dat zich in alles naar hem fchikte , had inde eerfte plaats daar voor moeten gezorgdhebben , dat de kinderen wel opgevoed enonderweezen wierden , op dat zy niet grilligen oproerig in hun gedrag mogten worden,


NUMA EN LYCURGUS. 509den , maar van kindsbeen af op de zelfdeleest van deugd gefchoeid alle te zamenéénen weg leerden loopen.Dit kwam LYCURGUS in veele opzigten teftade, maar byzonder holp het zyne wettenin ftand houden : want de heiligheid vanden eed zoude alleen luttel kragts gehadhebben, zo hy niet door de opvoeding dewetten in de zeden der kinderen had ingedrukt, en hun de fterkfte gehegtheid aanzyne ftaatkundige inftellingen als met depap had ingegeeven. Hierom heeft menook gezien , dat de voornaamfte Hukkenvan zyne wetgeving, even als waren zymet eene vaste kleur en in de wolle geverfd, meer dan vyfhonderd jaaren hebbenftand gehouden. In tegendeel is het geheelewerk van NUMA , wiens eenige bedoelingwas Rome in rust en vrede te houden ,aanftonds na zynen dood in duigen gevallen; en de tempel van JANUS , welken hyaltoos had geflooten gehouden , even als ofhy den oorlog zeiven daar gekluisterd had ,werd niet lang daar na weder geopend, enItalië in eene bloedbad veranderd. Dus isdie fchoone en billyke Staatsinrigting flegtsvan korten duur geweest; alleen om datzy door den band der opvoeding niet werdvastgehouden.„ Maar


5io V E R G E L Y K I N G TUSSCHEN„ Maar hoe?" zal men zeggen, „ is Romedoor oorlogen niet grootelyks in magttoegenoomen? " Deze vraag zoude een omflagtigantwoord vereifchen , wanneer mente doen had met menfchen , welke het geluken de kragt van eenen Staat meer inrykdom, weelde en heerfchappy fl-ellendan in de algemeene veiligheid, zagtmoedigheid,maatigheid en rechtvaardigheid.Ondertusfchen kan men. zeggen , dat ditreeds ten voordeele van LYCURGUS fpreekt,dat de Romeinen magtig zyn geworden ,na dat zy het plan van NUMA verlaaten hadden,en dat in tegendeel de Lacedemomers,zo ras zy de inltellingen van LY­CURGUS hadden laaten vaaren, van denhoogften top van grootheid tot den laagtenHaat gevallen, en het meescerfchapover Griekenland verlooren hebbende, i„gevaar geraakt zyn van geheel en al uitgeroeidte worden. Evenwel heeft mmAiets , dat waarlyk groot is , voor uit: dathy, een vreemdeling zynde, op den troonis gezet; dat hy, zonder wapens of geweldte gebruiken, (' cwelk LYCURGUS Gedaanheeft, toen hy zich van de hulp derGrooten tegen het gemeen bediende) zichgeheel meester heeft gemaakt van eene Haddie door partyfchappen verdeeld was, enein-


NUMA EN LYCURGUS. 511eindelyk, dat hy alleen door wysheid enregtvaardigheid de verdeelde burgers bevreedigden eensgezind heeft gemaakt.EINDE VAN <strong>HET</strong> EERSTE DEEL.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!