11.07.2015 Views

Aanvullend rapport deputaten - Gereformeerde Kerken vrijgemaakt

Aanvullend rapport deputaten - Gereformeerde Kerken vrijgemaakt

Aanvullend rapport deputaten - Gereformeerde Kerken vrijgemaakt

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

kerkrecht en kerkorde - aanvulling 12gewone predikant. Bij een hanteren van adequate vereisten en een laten functioneren van goedtoezicht zijn er geen redenen om dit bezwaar als contra-argument tegen een bijzonderepreekbevoegdheid te laten gelden.De bescherming van de ambtelijke verkondigingMet name in de periode na 1892 is er een tendens geweest vooral in kringen van voormaligeDoleantievoorgangers – om het optreden van anderen dan geordende predikanten in te dammen of inieder geval nadrukkelijk als van andere, mindere betekenis en gezag te typeren. Ze voerden daarbijaan: a. dat het onderscheid tussen de drie ambten van predikant, ouderling en diaken door Christuszo gewild is en daarom elk ambt ‘zijn eigen grens en werkzaamheden’ heeft, waarbij een ouderling ofdiaken – laat staan een gewoon gemeentelid – niet mocht treden in de werkzaamheden van eenpredikant (Jansen 1923, 12-13); b. dat zulk optreden altijd slechts het karakter van een stichtelijkwoord had, gesproken als broeder onder de broeders, en beslist niet gelijk te stellen met het optredenvan een predikant, wiens woorden publieke bediening van Gods Woord zijn, met ambtelijk gezagbekleed, dus krachtens kerkelijke roeping en autorisatie.Deze overwegingen zijn van belang om de hoge eisen te onderstrepen en te handhaven die de kerkenaltijd aan de bediening van het Woord in de kerkdiensten hebben gesteld. Maar ze zijn niet exclusiefen maken niet het spreken van een stichtelijk woord bij wijze van aanvulling en in bijzondere situatiesonmogelijk. De hierin verwoorde gedachten kunnen ook dienen om zulk opbouwend spreken in degemeente en voor de betrokken spreker op de juiste plek te zetten.De argumenten tegen spreekconsent voor studentenVoor de besluitvorming over afschaffing van het preekconsent voor studenten in 1908 waren tweeargumenten doorslaggevend. Men erkende dat het preken voor de studenten als oefening enig nutzou kunnen hebben, maar de mogelijke schade woog daar niet tegen op, nl. dat het de studenten tochvooral zou aftrekken van de studie. Bovendien zag men als gevaar dat de kerken door onzuivere leergeschaad en verontrust zouden worden, omdat onder de geldende regeling studenten kondenoptreden die door hun hoogleraren nog niet in de leerstellige godgeleerdheid waren onderzocht. In hetachterliggend commissie<strong>rapport</strong> werd nog geattendeerd op het verschil in karakter dat het preken vanstudenten altijd had gehad: een stichtelijk woord, maar geen bediening van Gods Woord, wantdaarvoor hadden de studenten geen zending en geen sleutelmacht. (Acta 1908, bijlage XXXIII).Beide argumenten die in 1908 dienden zijn naar ons oordeel weinig overtuigend om alle optreden vanstudenten af te wijzen, een afwijzing die in 1999 hernieuwd is. Wat het nut en de schade voor destudenten zelf betreft, de praktijk leert dat het optreden voor de gemeenten een student – zeker in delaatste fase van zijn studie – in de meeste gevallen juist stimuleert om de studie af te maken en zichberoepbaar te stellen. Wat het risico van onzuivere leer (eventueel ook onrijpe voorstelling van zakene.d.) betreft: men verleent toch wel een brevet van onvermogen aan studenten en hun opleiderswanneer men zozeer bevreesd zou moeten zijn voor het optreden van mensen die aan eengereformeerde theologische instelling studeren. Bovendien kunnen de kerken hierin regulerendoptreden door vereisten vast te stellen voor het stadium waarin een student tot preken bevoegd kanworden verklaard en door een passend toezicht daarop te organiseren. De argumenten van desynode van 1908 kunnen wellicht gelden voor studenten die nog maar op de helft van hun studie zijn.Maar voor gevorderde studenten en onder passend toezicht gelden zij niet. Het is te betreuren dat desynode van 1999 het verbod van 1908 heeft bekrachtigd zonder zich van de argumenten voldoenderekenschap te geven.6.2.7 WOORDBEDIENING EN STICHTELIJK WOORDIn de kerkelijke besluiten over preekbevoegdheid komt, zoals we zagen, dikwijls de nadrukkelijkeonderscheiding voor tussen bediening van Gods Woord met ambtelijk gezag en het spreken van eenstichtelijk woord als broeder onder de broeders. In discussies wordt daarbij nogal eens eenvraagteken gezet. Is er werkelijk een inhoudelijk verschil tussen de preek van een net bevestigdepredikant en de preek die hij twee maanden eerder als proponent hield? Het komt zelfs voor dat eenjonge predikant letterlijk dezelfde preek houdt die hij ook als proponent heeft gehouden. Wat is danhet verschil?Naar onze mening gaat het er niet zozeer om dat een preek van iemand met preekconsent een heelandere inhoud zou hebben. Ook niet dat die inhoud bij bv. een student geen doorgeven van eengoddelijke boodschap, opgediept uit de Schrift, zou zijn. Maar het gaat o.i. vooral om de volgendetwee elementen:

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!