11.07.2015 Views

[PDF] Stad en land - Centraal Planbureau

[PDF] Stad en land - Centraal Planbureau

[PDF] Stad en land - Centraal Planbureau

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Stad</strong> <strong>en</strong> <strong>land</strong>H<strong>en</strong>ri de GrootGerard MarletCo<strong>en</strong> TeulingsWouter Vermeul<strong>en</strong>


C<strong>en</strong>traal <strong>Planbureau</strong>Van Stolkweg 14Postbus 805102508 GM ‘s-Grav<strong>en</strong>hageTelefoon +31 70 338 33 80Telefax +31 70 338 33 50Websitewww.cpb.nlISBN 978-90-5833-478-72


INHOUDInhoudWoord vooraf 51 De wederopstanding van de stad 72 Grond onder de stad 173 De dynamiek van het Neder<strong>land</strong>se systeem van sted<strong>en</strong> 334 De productiestad 475 De consumptiestad 656 Grondprijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> overheidsbeleid 837 Agglomeratievoordel<strong>en</strong> <strong>en</strong> ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid 1058 Maatschappelijke kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse van e<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>stedelijk transformatieproject 1179 Ag<strong>en</strong>da voor de toekomst 129Lijst met afkorting<strong>en</strong> 1373


STAD EN LAND4


WOORD VOORAFWoord voorafNa e<strong>en</strong> lange periode van suburbanisatie zijn sted<strong>en</strong> sinds eind jar<strong>en</strong> tachtig weer in trek.Waarom? Waarom zijn m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bereid veel meer te betal<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> klein huisje in de stad danvoor e<strong>en</strong> groot huis op het platte<strong>land</strong>? En waarom geldt dat niet voor alle sted<strong>en</strong>?De aantrekkingskracht van de stad in de 21 e eeuw wordt niet alle<strong>en</strong> bepaald door deproductiekant van de economie, maar ook door de consumptiekant: het aanbod van winkels,cultuur <strong>en</strong> bijvoorbeeld e<strong>en</strong> historisch stadshart. Al deze factor<strong>en</strong> vertal<strong>en</strong> zich in uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>degrondprijz<strong>en</strong>, <strong>en</strong> voor zover het om de productiekant gaat, ook in loonverschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> stad <strong>en</strong>platte<strong>land</strong>. Deze studie br<strong>en</strong>gt al deze verschill<strong>en</strong> in kaart. Het gegev<strong>en</strong> dat de waardering voordie stedelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> neerslaat in grondprijz<strong>en</strong>, maakt deze tot e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tieelmeetinstrum<strong>en</strong>t in kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyses van lokale investering<strong>en</strong> <strong>en</strong> ruimtelijkeord<strong>en</strong>ingsbeleid,<strong>en</strong> werpt nieuw licht op de inrichting van het op<strong>en</strong>baar bestuur.We hebb<strong>en</strong> ernaar gestreefd het boek voor e<strong>en</strong> breed publiek toegankelijk te mak<strong>en</strong>. Complexewiskundige <strong>en</strong> econometrische exercities word<strong>en</strong> vermed<strong>en</strong>. Voor de leesbaarheid zijnverwijzing<strong>en</strong> naar de literatuur ook tot e<strong>en</strong> minimum beperkt. De website die hoort bij dezestudie, bevat deze achtergrondinformatie voor de geïnteresseerde lezer. Deze website zal dekom<strong>en</strong>de maand<strong>en</strong> verder word<strong>en</strong> uitgebreid op basis van voortgaand onderzoek <strong>en</strong> discussieswaarvan we hop<strong>en</strong> dat ze naar aanleiding van deze studie zull<strong>en</strong> ontstaan.Dit boek is het resultaat van e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sieve sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> onderzoekers van het CPB,Atlas voor Geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de Vrije Universiteit Amsterdam. Binn<strong>en</strong> het CPB wordt al e<strong>en</strong>aantal jar<strong>en</strong> int<strong>en</strong>siever gekek<strong>en</strong> naar de betek<strong>en</strong>is van locatie voor economische activiteit. In destudie ‘The Nether<strong>land</strong>s of 2040’ uit 2010 hebb<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale plaats. Het voorligg<strong>en</strong>deboek geeft die analyse verder hand<strong>en</strong> <strong>en</strong> voet<strong>en</strong>, zowel empirisch als beleidsmatig. In depublicatie ‘De Aantrekkelijke <strong>Stad</strong>’ uit 2009 heeft Atlas voor Geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> het verband tuss<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> tal van lokale voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> gedocum<strong>en</strong>teerd. Dit boek bouwt daar op voort.De belangrijkste conclusies van dit boek staan in de tabel op de volg<strong>en</strong>de bladzijde sam<strong>en</strong>gevat.5


STAD EN LANDDe belangrijkste vijf conclusies uit de studieDe prijs van grond in het c<strong>en</strong>trum van Amsterdam is 200 keer zo hoog als die op het platte<strong>land</strong> in Oost-Groning<strong>en</strong>. Ditprijsverschil is tuss<strong>en</strong> 1985 <strong>en</strong> 2007 meer dan verdubbeld. Het belang van locatie is dus sterk toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.Het loonsurplus van agglomeratie <strong>en</strong> urbanisatie bedraagt tuss<strong>en</strong> 3 <strong>en</strong> 10 miljard euro, ofwel 0,5% <strong>en</strong> 2% van het bbp.Het totale grondwaardesurplus bedraagt ongeveer 340 miljard euro (excl. grond met commerciële bestemming), watcorrespondeert met e<strong>en</strong> r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van 15 miljard euro per jaar, ofwel 3% van het bbp.77% van de grondprijsverschill<strong>en</strong> laat zich verklar<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> beperkt aantal factor<strong>en</strong>, zoals bereikbaarheid van ban<strong>en</strong>,overlast <strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> als cultuur, winkels, <strong>en</strong> horeca. Factor<strong>en</strong> aan de productiekant (bereikbaarheid van ban<strong>en</strong>) <strong>en</strong>consumptieve voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong> ieder ongeveer 50% van de grondprijsverschill<strong>en</strong>. Het aanbod van luxe winkels,e<strong>en</strong> historische binn<strong>en</strong>stad, horeca <strong>en</strong> cultuur bepal<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijk 30% van de grondprijsverschill<strong>en</strong>.De beste manier om e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te te financier<strong>en</strong> is via e<strong>en</strong> belasting op het grondwaardesurplus. De to<strong>en</strong>ame van deAlgem<strong>en</strong>e Uitkering uit het Geme<strong>en</strong>tefonds per inwoner met het bevolkingsaantal is het second best alternatief voor e<strong>en</strong>belasting op de grondwaarde.Omdat grondprijsverschill<strong>en</strong> het gebruiksvoordeel van lokale publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> weergev<strong>en</strong>, zijn ze e<strong>en</strong> uitstek<strong>en</strong>debasis voor MKBA’s <strong>en</strong> de beste belastinggrondslag voor de financiering van lagere overhed<strong>en</strong>.Het C<strong>en</strong>traal Bureau voor de Statistiek <strong>en</strong> de Neder<strong>land</strong>se Ver<strong>en</strong>iging van Makelaars (NVM)hebb<strong>en</strong> via de ontsluiting van data e<strong>en</strong> belangrijke bijdrage geleverd aan deze studie.Frits Bos, Stefan Groot, Martijn Smit, Niels Vermeer, Clem<strong>en</strong>s van Woerk<strong>en</strong>s <strong>en</strong> AnnetteZeilstra hebb<strong>en</strong> meegewerkt aan diverse hoofdstukk<strong>en</strong>. Jasper Dekkers <strong>en</strong> Friso de Vor hebb<strong>en</strong>ondersteuning gegev<strong>en</strong> bij het toegankelijk mak<strong>en</strong> van de data van NVM. John Blokdijk <strong>en</strong>Jelte Haagsma hebb<strong>en</strong> de figur<strong>en</strong> gemaakt. George Gelauff, Harry Garrets<strong>en</strong>, Fré Huizinga,Ruud Okker, Ioulia Ossokina, Maart<strong>en</strong> ’t Riet, Eugène Verkade <strong>en</strong> Bas ter Weel hebb<strong>en</strong>comm<strong>en</strong>taar op tekst<strong>en</strong> geleverd. Secretariële ondersteuning van deze studie is door JannieDroog verzorgd <strong>en</strong> Dick Morks heeft de eindredactie voor zijn rek<strong>en</strong>ing g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.H<strong>en</strong>ri de Groot, Gerard Marlet, Co<strong>en</strong> Teulings <strong>en</strong> Wouter Vermeul<strong>en</strong>,December 20106


DE WEDEROPSTANDING VAN DE STAD1 De wederopstanding van de stad‘Great cities are not like towns, only larger. They are not like suburbs, only d<strong>en</strong>ser.’JANE JACOBS, 1961Sted<strong>en</strong> zijn zo oud als de weg naar Jericho. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zoek<strong>en</strong> plaats<strong>en</strong> op waar andere m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>zijn. Daar kunn<strong>en</strong> ze profiter<strong>en</strong> van de koopwaar die ander<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> aan te bied<strong>en</strong>, van de velemogelijkhed<strong>en</strong> om contact<strong>en</strong> te legg<strong>en</strong>, voor e<strong>en</strong> baan, voor uitwisseling van k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> ideeën,of voor het vind<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> huwelijkspartner. De geografische ruimte is dus niet indiffer<strong>en</strong>t. Deactiviteit conc<strong>en</strong>treert zich op bepaalde locaties, piek<strong>en</strong> in laag<strong>land</strong>. Vanwege de conc<strong>en</strong>tratievan activiteit, zijn die locaties aantrekkelijk <strong>en</strong> is de grond op die locaties duur. De prijs van degrond is de beste thermometer voor de aantrekkelijkheid van die locatie, <strong>en</strong> dus van demeerwaarde van verstedelijking.De conc<strong>en</strong>tratie van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> locatie maakt sted<strong>en</strong> tot één van de belangrijksteaangrijpingspunt<strong>en</strong> van politiek <strong>en</strong> publiek beleid. Er is immers sprake van externe effect<strong>en</strong>: hetwelzijn van de <strong>en</strong>e stadbewoner is onlosmakelijk verbond<strong>en</strong> met de aanwezigheid <strong>en</strong>activiteit<strong>en</strong> van zijn bur<strong>en</strong>. En dus moet<strong>en</strong> zij het onderling e<strong>en</strong>s word<strong>en</strong>. Dat vereist e<strong>en</strong>complexe vorm van politieke besluitvorming. De voordel<strong>en</strong> van verstedelijking in zowelmateriële als immateriële zin zijn groot. Maar hoe kunn<strong>en</strong> die voordel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bereikt? Enprofiteert iedere<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> sterk van de voordel<strong>en</strong> of zijn er winnaars <strong>en</strong> verliezers? En zijn er inhet laatste geval comp<strong>en</strong>satiemogelijkhed<strong>en</strong>? Deze vrag<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> verstedelijking tot e<strong>en</strong>c<strong>en</strong>traal aangrijpingspunt van economisch beleid, <strong>en</strong> zij mak<strong>en</strong> de thermometer van dieverstedelijking – grondprijz<strong>en</strong> – tot cruciale beleidsinformatie. Daarom beoogt deze studie meerinzicht te gev<strong>en</strong> in het belang van verstedelijking <strong>en</strong> van de manier waarop deze voordel<strong>en</strong> viahet economisch beleid maximaal kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut.De eerste golf: de neolitische revolutieSted<strong>en</strong> zijn in de verre oudheid ontstaan als e<strong>en</strong> bijproduct van de ontwikkeling van de<strong>land</strong>bouw tijd<strong>en</strong>s de neolithische revolutie, nu ongeveer 10.000 jaar geled<strong>en</strong>. Rond die tijdbegon de <strong>land</strong>bouw zich in het huidige Midd<strong>en</strong>-Oost<strong>en</strong> geleidelijk te ontwikkel<strong>en</strong>. Hettraditionele bestaan van jag<strong>en</strong> <strong>en</strong> verzamel<strong>en</strong> werd ingeruild voor actieve <strong>land</strong>bouw. PaulBairoch geeft e<strong>en</strong> mooie beschrijving van de rijke geschied<strong>en</strong>is van stedelijke ontwikkeling.Neolithische revoluties hebb<strong>en</strong> onafhankelijk van elkaar op meerdere plaats<strong>en</strong> in de wereldplaatsgevond<strong>en</strong>, te beginn<strong>en</strong> in het Midd<strong>en</strong>-Oost<strong>en</strong>, om vervolg<strong>en</strong>s via Amerika, Europa <strong>en</strong>Azië uiteindelijk ook Afrika te bereik<strong>en</strong>. De neolithische revolutie is dus ge<strong>en</strong> toevalligheid.Steeds opnieuw ontstaan sted<strong>en</strong> kort na de eerste fase van de revolutie. Jericho wordtbeschouwd als de oudste stad. In e<strong>en</strong> traditionele sam<strong>en</strong>leving van uitsluit<strong>en</strong>d jagers <strong>en</strong>verzamelaars kan de bevolkingsdichtheid zelfs in de meest vruchtbare gebied<strong>en</strong> niet bov<strong>en</strong>7


STAD EN LAND<strong>en</strong>kele person<strong>en</strong> per vierkante kilometer uitstijg<strong>en</strong>. Landbouw maakt e<strong>en</strong> stijging van debevolkingsdichtheid mogelijk met maar liefst e<strong>en</strong> factor honderd. Daardoor kan e<strong>en</strong> kleinsurplus in de voedselproductie word<strong>en</strong> getransporteerd naar e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale plaats, e<strong>en</strong> stad, waarm<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zich bezig kunn<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> met andere activiteit<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> traditionele sam<strong>en</strong>leving zijndoor de lage bevolkingsdichtheid de afstand<strong>en</strong> waarover het voedsel moet word<strong>en</strong>getransporteerd, simpelweg te hoog. Economisch gezi<strong>en</strong> is de stijging van debevolkingsdichtheid dus equival<strong>en</strong>t met e<strong>en</strong> daling van de transportkost<strong>en</strong> van voedsel. D<strong>en</strong>abijheid van ander<strong>en</strong> maakt in de stad specialisatie mogelijk, zodat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> via onderlinge ruilzich e<strong>en</strong> gevarieerder consumptiepakket kunn<strong>en</strong> veroorlov<strong>en</strong>. Sted<strong>en</strong> zijn daarmeeonvermijdelijk ook e<strong>en</strong> marktplaats om dat ruil<strong>en</strong> mogelijk te mak<strong>en</strong>. Door de hogetransportkost<strong>en</strong> was het in traditionele sam<strong>en</strong>leving<strong>en</strong> simpelweg niet mogelijk om van devoordel<strong>en</strong> van specialisatie te profiter<strong>en</strong>. Dit is e<strong>en</strong> terugker<strong>en</strong>d thema in de geschied<strong>en</strong>is van deurbanisatie. Het afnem<strong>en</strong>de belang van transportkost<strong>en</strong> blijkt de conc<strong>en</strong>tratie van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> opéén plaats juist aantrekkelijk te mak<strong>en</strong>. De wereld wordt niet platter, maar er ontstaan juist meerpiek<strong>en</strong> waarin economische welvaart zich conc<strong>en</strong>treert.De stad biedt nog e<strong>en</strong> ander voordeel. Neolithische sam<strong>en</strong>leving<strong>en</strong> zijn inher<strong>en</strong>t gewelddadig.Azar Gat beschrijft hoe één op de vier m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in neolithische sam<strong>en</strong>leving<strong>en</strong> door m<strong>en</strong>selijkgeweld om het lev<strong>en</strong> kwam. Het voordeel van de stad is de relatieve veiligheid die de hogestadsmur<strong>en</strong> bied<strong>en</strong>. Juist achter die beschermingswal kunn<strong>en</strong> precaire specialisaties gedij<strong>en</strong> diezonder beveiliging teg<strong>en</strong> roof <strong>en</strong> diefstal ond<strong>en</strong>kbaar zoud<strong>en</strong> zijn. Wat bijvoorbeeld te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>van e<strong>en</strong> goudsmid? In het op<strong>en</strong> veld is hij zijn lev<strong>en</strong> niet zeker. Clive Ponting noemt e<strong>en</strong> tweedevoordeel van de ommuring van de stad. Zij verschaft e<strong>en</strong> heldere demarcatie van het stedelijkgrondgebied, <strong>en</strong> dus van geldigheid van stedelijke regels <strong>en</strong> wett<strong>en</strong>. Het stadsbestuur kreeg zode mogelijkheid om belasting te heff<strong>en</strong> <strong>en</strong> de handel te controler<strong>en</strong> vanwege het beperkte aantaltoegangspoort<strong>en</strong>.De mogelijkheid om veiligheid <strong>en</strong> surpluss<strong>en</strong> op één plaats te conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> op<strong>en</strong>t echter ooknieuwe mogelijkhed<strong>en</strong> voor het bije<strong>en</strong>br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van grotere groep<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in de vorm van‘roversb<strong>en</strong>des’ of ‘legers’. Die kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut voor gecoördineerde vorm<strong>en</strong> van roof <strong>en</strong>diefstal. De stad – met zijn conc<strong>en</strong>tratie van welvaart <strong>en</strong> economische activiteit – is voor dezevorm<strong>en</strong> van roof e<strong>en</strong> uitgelez<strong>en</strong> doelwit. Het patroon dat zich in de geschied<strong>en</strong>is daarna steedsheeft herhaald, doet zijn intrede. De mogelijkheid van roof op<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> markt voor bescherming.Het onderscheid tuss<strong>en</strong> rover <strong>en</strong> beschermer is echter buit<strong>en</strong>gewoon subtiel, zoals de maffia insted<strong>en</strong> als Napels nog dagelijks laat zi<strong>en</strong>. Zijn status als beschermheer verschafte de absolutevorst de legitimatie voor vaak g<strong>en</strong>adeloze belastingheffing. Wie zich niet wil onderwerp<strong>en</strong> aandeze bescherming – dat wil zegg<strong>en</strong>: wie ge<strong>en</strong> belasting wil betal<strong>en</strong> – krijgt te mak<strong>en</strong> met deonaang<strong>en</strong>ame karaktereig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de beschermer. De opkomst van de stad gaat daaromgepaard met e<strong>en</strong> explosie van de inkom<strong>en</strong>songelijkheid. Het wel <strong>en</strong> wee van sted<strong>en</strong> is in dieperiode dan ook meer gerelateerd aan de omvang van het belastinggebied van de vorst dan aan8


DE WEDEROPSTANDING VAN DE STADde toegevoegde waarde van specialisatie <strong>en</strong> de marktplaats die deze specialisatie mogelijkmaakt. Succesvolle sted<strong>en</strong> zijn in die periode eerst <strong>en</strong> vooral hofsted<strong>en</strong>.De tweede golf: Trans-Atlantische handel <strong>en</strong> industrialisatieGedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> lange periode blijft <strong>land</strong>bouw echter e<strong>en</strong> arbeidsint<strong>en</strong>sieve activiteit. Hetperc<strong>en</strong>tage m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> dat in sted<strong>en</strong> leeft blijft daardoor beperkt tot ongeveer 10% van debevolking. In succesvolle regio’s kan dat perc<strong>en</strong>tage iets hoger oplop<strong>en</strong>. Tabel 1.1 laat deontwikkeling van de urbanisatiegraad in e<strong>en</strong> aantal Europese <strong>land</strong><strong>en</strong> zi<strong>en</strong> sinds 1300. Rond1300 ligt de urbanisatiegraad in de to<strong>en</strong> welvar<strong>en</strong>de <strong>land</strong><strong>en</strong> van Europa, Spanje <strong>en</strong> Italië, rondde 15–20%. De <strong>en</strong>ige uitzondering is het huidige België, waar de urbanisatiegraad to<strong>en</strong> al rondde 30% lag. In de daarop volg<strong>en</strong>de eeuw<strong>en</strong> verandert daar eig<strong>en</strong>lijk niet zoveel aan, behalve inde Lage Land<strong>en</strong>. De urbanisatie in België neemt verder toe, maar nog extremer is deontwikkeling in Neder<strong>land</strong>. Rond 1700 steekt de urbanisatiegraad in Neder<strong>land</strong> met kop <strong>en</strong>schouders uit bov<strong>en</strong> de rest van Europa, <strong>en</strong> dat blijft zo tot in de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw. Jan de Vries<strong>en</strong> Ad van der Woude duid<strong>en</strong> deze periode in Neder<strong>land</strong> als de eerste ronde van moderneeconomische groei. Neder<strong>land</strong> kan daarom met recht de bakermat van de moderne urbanisatieg<strong>en</strong>oemd word<strong>en</strong>. Wat in de zesti<strong>en</strong>de <strong>en</strong> zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw in de sted<strong>en</strong> in de Neder<strong>land</strong><strong>en</strong>plaatsvond, is e<strong>en</strong> voorloper van de industriële revolutie. Zodra die revolutie eerst in het huidigeBelgië <strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de de achtti<strong>en</strong>de eeuw ook in het huidige Neder<strong>land</strong> vastloopt, loopt ook deverstedelijking terug. In de loop van de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw neemt Enge<strong>land</strong> als gevolg van desnelle <strong>en</strong> succesvolle industrialisatie aldaar de eerste plaats op de urbanisatieladder over vanNeder<strong>land</strong>. In de periode daarna stijgt in Neder<strong>land</strong> de urbanisatiegraad weer nadat ook hier destap naar het industriële tijdperk is gezet. De komst van de spoorweg<strong>en</strong> deed daar nog e<strong>en</strong>schepje bov<strong>en</strong>op. Ook in Neder<strong>land</strong> betek<strong>en</strong>de de aanleg van de spoorweg<strong>en</strong> halverwege d<strong>en</strong>eg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw e<strong>en</strong> revolutionaire verlaging van de reistijd<strong>en</strong>. De reistijd<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> debelangrijkste sted<strong>en</strong> in Hol<strong>land</strong> werd<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van de fameuze trekschuit gemiddeldongeveer met e<strong>en</strong> factor vijf verlaagd. Omdat met het spoorweg<strong>en</strong>net in eerste instantie vooralde sted<strong>en</strong> op elkaar werd<strong>en</strong> aangeslot<strong>en</strong>, zorgde dit voor e<strong>en</strong> verdergaande urbanisatiet<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s.Sted<strong>en</strong> wonn<strong>en</strong> het steeds meer van het platte<strong>land</strong>. Teg<strong>en</strong>woordig zijn urbanisatiegrad<strong>en</strong> van70% <strong>en</strong> meer niet ongewoon. Urbanisatie <strong>en</strong> de snelle economische groei na de industriëlerevolutie zijn dus onlosmakelijk aan elkaar verbond<strong>en</strong>.E<strong>en</strong> cruciale factor in de versnelling van de economische groei in Europa is de intercontin<strong>en</strong>talezeehandel die na de ontdekking van Amerika <strong>en</strong> de route rond Kaap de Goede Hoop e<strong>en</strong><strong>en</strong>orme vlucht nam. Maar waarom hebb<strong>en</strong> Spanje <strong>en</strong> Portugal, die beide aan de oorsprong vandeze handel stond<strong>en</strong>, daar slechts kortstondig van geprofiteerd? De urbanisatie is in Portugal nae<strong>en</strong> piek rond 1700, in de loop van de achtti<strong>en</strong>de eeuw weer sterk gedaald. In diezelfde periodeheeft de urbanisatie zich in Neder<strong>land</strong> <strong>en</strong> later in Enge<strong>land</strong> voluit doorgezet. John BradfordDeLong <strong>en</strong> Andrei Shleifer, <strong>en</strong> Daron Acemoglu, Simon Johnson, <strong>en</strong> James Robinson lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>9


STAD EN LANDdat <strong>land</strong><strong>en</strong> met e<strong>en</strong> absolute monarchie moeilijker kond<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong> van de nieuwemogelijkhed<strong>en</strong> die de zeehandel bood, dan <strong>land</strong><strong>en</strong> waarin de macht breder gespreid was.Absolute monarchie doodt ondernemerschap, omdat de monarch ieder zakelijk initiatief smoortmet hoge belasting<strong>en</strong> ter meerdere eer <strong>en</strong> glorie van hemzelf. Madrid <strong>en</strong> Lissabon zijnhofsted<strong>en</strong> geblev<strong>en</strong>, waar het roofgoud uit Amerika werd besteed aan paleiz<strong>en</strong> als het Escorial.Neder<strong>land</strong> k<strong>en</strong>de zijn tachtigjarige oorlog <strong>en</strong> Enge<strong>land</strong> zijn Glorious Revolution, die de machtvan de koning aan band<strong>en</strong> legd<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee de voorwaard<strong>en</strong> creëerd<strong>en</strong> voor de latere groei.Het tijdperk van de succesvolle hofsted<strong>en</strong> werd daarmee afgeslot<strong>en</strong>.Tabel 1.1 Urbanisatiegraad van Europese <strong>land</strong><strong>en</strong> (1300–1980)1300 1500 1700 1800 1910 1980België 25-35 30-45 26-35 18-22 57 70Duits<strong>land</strong> 5-8 7-9 8-11 8-10 49 75Enge<strong>land</strong> 6-9 7-9 13-16 22-24 75 79Frankrijk 9-11 9-12 11-15 11-13 38 69Italië 15-21 15-20 14-19 16-20 (40) 65Neder<strong>land</strong> 8-12 20-26 38-49 34-39 53 82Portugal 8-11 11-13 18-23 14-17 16 34Spanje 13-18 10-16 12-17 12-19 (38) 73Zwitser<strong>land</strong> 5-7 6-8 6-8 6-8 33 58Rus<strong>land</strong> 3-6 3-6 4-7 5-7 (14) 61Europa 7-9 7-9 9-12 9-11 41 66De urbanisatiegraad is gedefinieerd als het perc<strong>en</strong>tage van de bevolking dat woonachtig is in geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met meer dan 5000 inwoners.De gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van de <strong>land</strong><strong>en</strong> zijn gebaseerd op de situatie van 1913.Bron: Paul Bairoch (1988).De derde golf: stedelijke transformatie <strong>en</strong> de consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>stadHoezeer urbanisatie <strong>en</strong> economische groei ook aan elkaar gekoppeld zijn, deze koppelingbetek<strong>en</strong>t niet dat het iedere individuele stad in de hoogontwikkelde <strong>land</strong><strong>en</strong> ook altijd voor dewind gaat. De Atlas of Shrinking Cities geeft e<strong>en</strong> overzicht van sted<strong>en</strong> die in de loop der tijdsterk zijn gekromp<strong>en</strong>. In tabel 1.2 zijn <strong>en</strong>kele voorbeeld<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> van sted<strong>en</strong> inhoogontwikkelde <strong>land</strong><strong>en</strong> die in de loop van de vorige eeuw e<strong>en</strong> periode van krimp hebb<strong>en</strong>doorgemaakt. Dat is meer regel dan uitzondering. Tal van succesvolle wereldsted<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> opdat lijstje voor. Ook Amsterdam <strong>en</strong> Rotterdam hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> periode van krimp gek<strong>en</strong>d. Tuss<strong>en</strong>1960 <strong>en</strong> 1980 zijn ze allebei meer dan 20% van hun bevolking kwijtgeraakt. De opkomst van dekraakbeweging in Amsterdam was dan ook ge<strong>en</strong> uiting van e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van links activisme ofvan speculatiegedrag van onroer<strong>en</strong>dgoedbezitters. Het was de logische consequ<strong>en</strong>tie van de<strong>en</strong>orme leegstand die voortvloeide uit de afnem<strong>en</strong>de behoefte aan onroer<strong>en</strong>d goed. In dezelfdetijd huisd<strong>en</strong> op het beroemde Times Square in New York vooral seksshops. Betere huurderswar<strong>en</strong> simpelweg niet te vind<strong>en</strong>. Rond 1980, to<strong>en</strong> dit verschijnsel van krimp op zijn hoogtepuntwas, werd het dan ook bon ton om te sprek<strong>en</strong> over de death of the city.10


DE WEDEROPSTANDING VAN DE STADTabel 1.2Period<strong>en</strong> van krimp ine<strong>en</strong> aantal grote sted<strong>en</strong><strong>Stad</strong> Startjaar krimp Eindjaar krimp Daling (in %)Amsterdam 1960 1988 21Rotterdam 1960 1988 21Barcelona 1981 2000 15London 1938 1991 23Parijs 1954 1999 25Tokyo 1965 1999 11Milaan 1970 2001 31New York 1970 1980 10Münch<strong>en</strong> 1971 2000 9San Francisco 1950 1980 12Boston 1950 1980 30Bron: Philip Oswalt (2006).Deze overlijd<strong>en</strong>sadvert<strong>en</strong>tie bleek voorbarig geplaatst. Vanaf halverwege de jar<strong>en</strong> tachtig vande vorige eeuw leeft e<strong>en</strong> groot aantal sted<strong>en</strong> in de hoogontwikkelde <strong>land</strong><strong>en</strong> weer op. Hoewel decommunicatie- <strong>en</strong> transportkost<strong>en</strong> in hoog tempo afnem<strong>en</strong>, blijkt e<strong>en</strong> aantal sted<strong>en</strong> zich teherstell<strong>en</strong> van de krimp. Ze ontwikkel<strong>en</strong> zich als e<strong>en</strong> aantrekkelijk leefmilieu, waarin nieuweideeën tot ontwikkeling kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong>sted<strong>en</strong> word<strong>en</strong> omgevormd tot c<strong>en</strong>tra vanvermaak, e<strong>en</strong> proces dat in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> wel de Disneyfisering van de stad wordtg<strong>en</strong>oemd. Het is de tijd waarin oude hav<strong>en</strong>terrein<strong>en</strong> word<strong>en</strong> omgezet in luxe woongebied<strong>en</strong>,met fasciner<strong>en</strong>de voorbeeld<strong>en</strong> als Liverpool <strong>en</strong> Hamburg. Won<strong>en</strong> aan het waterfront wordt hip.Onroer<strong>en</strong>dgoedprijz<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>. De bevolkingsaantall<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> weer toe.Volg<strong>en</strong>s stadssociolog<strong>en</strong> is er juist in die tijd van to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mondialisering bij veel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>weer behoefte ontstaan aan de auth<strong>en</strong>ticiteit van de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> (historische)binn<strong>en</strong>stad. Esthetiek <strong>en</strong> culturele <strong>en</strong> culinaire ervaring<strong>en</strong> in die binn<strong>en</strong>stad blek<strong>en</strong> – <strong>en</strong> daarhebb<strong>en</strong> vel<strong>en</strong> zich in de jar<strong>en</strong> tachtig van de vorige eeuw in vergist – helemaal nietreproduceerbaar te zijn via het internet. Veel zak<strong>en</strong> zijn op afstand te verkrijg<strong>en</strong>, maar debeleving van de binn<strong>en</strong>stad juist niet. Dat is de paradox van het succes van de stad. De opkomstvan de cd maakt het mogelijk e<strong>en</strong> concert in perfecte geluidskwaliteit in de eig<strong>en</strong> huiskamer tehal<strong>en</strong>. Maar desondanks zijn de concert<strong>en</strong> van de topartiest<strong>en</strong> sneller uitverkocht dan ooit. MetSport 1 <strong>en</strong> Eredivisie live kan iedere sportwedstrijd van begin tot eind met e<strong>en</strong> biertje in dehand vanuit de luie stoel word<strong>en</strong> gevolgd. Desondanks zitt<strong>en</strong> de voetbalstadions voller dan ooit.De behoefte aan het opdo<strong>en</strong> van nieuwe ervaring<strong>en</strong>, de hang naar beleving, de toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> vrijetijd, het hogere inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> de grotere werk- <strong>en</strong> zorgdruk zorg<strong>en</strong> ervoor dat veel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>stedelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zo dicht mogelijk bij de woning will<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Dat maakt hetmogelijk om die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op ieder mom<strong>en</strong>t van de dag spontaan te consumer<strong>en</strong>. Datmaakt het mogelijk om hard werk<strong>en</strong> te combiner<strong>en</strong> met veel ontspanning. En dat vraagt omwalking cities, sted<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> groot <strong>en</strong> divers aanbod aan stedelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, op loop- of11


STAD EN LANDfietsafstand van de woning. De opkomst van die consumptiestad verklaart voor e<strong>en</strong> deel hetherstel van de stad.Dat herstel k<strong>en</strong>merkt echter niet alle sted<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> reisje naar Detroit toont dit aan. De ooit zoflonker<strong>en</strong>de stad van Ford <strong>en</strong> G<strong>en</strong>eral Motors blijft terrein verliez<strong>en</strong>. En dichterbij hebb<strong>en</strong>Heerl<strong>en</strong> <strong>en</strong> Sittard zich niet kunn<strong>en</strong> herstell<strong>en</strong> van de sluiting van de kol<strong>en</strong>mijn<strong>en</strong>. Maar ooksted<strong>en</strong> in de Randstad zijn niet immuun voor krimp. Rotterdam heeft zich niet hersteld van deafkalving van de werkgeleg<strong>en</strong>heid in de hav<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het inkom<strong>en</strong>sniveau is daar één van delaagste van ons <strong>land</strong>. De bevolking van Vlaarding<strong>en</strong> <strong>en</strong> Spijk<strong>en</strong>isse daalt de laatste jar<strong>en</strong> al, <strong>en</strong>zelfs Almere loopt op termijn gerede kans op e<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>de bevolking. De prang<strong>en</strong>de vraagdoet zich dan ook voor wat ervoor zorgt dat de <strong>en</strong>e stad zich herstelt, terwijl de andere alle<strong>en</strong>maar verder in de versukkeling raakt. Waarom is het Boston <strong>en</strong> Amsterdam wel gelukt, waarhet succes aan Detroit <strong>en</strong> Rotterdam is voorbijgegaan? Edward Glaeser betoogt dat de allesbepal<strong>en</strong>de factor de aanwezigheid van universiteit<strong>en</strong> is. E<strong>en</strong> perman<strong>en</strong>te instroom van hogeropgeleid<strong>en</strong> blijkt e<strong>en</strong> stad in staat te stell<strong>en</strong> om zich te herpakk<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> de hav<strong>en</strong>s van Bostonin de jar<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>tig <strong>en</strong> tachtig van de vorige eeuw moest<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>, zorgde de stroom vanalumni van Harvard <strong>en</strong> MIT voor het opzett<strong>en</strong> van nieuwe activiteit<strong>en</strong>, IT, investm<strong>en</strong>t banking,<strong>en</strong> biomedisch onderzoek. Nu floreert Boston als nooit tevor<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>zo slaagt Amsterdam erveel beter dan Rotterdam in om stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> aan zich te bind<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hoogopgeleid<strong>en</strong> van elders aante trekk<strong>en</strong>. Het is dus de wisselwerking van de aantrekkelijkheid als consumptiestad <strong>en</strong> hetvermog<strong>en</strong> zich opnieuw op de kaart te zett<strong>en</strong> als productiestad die bepal<strong>en</strong>d zijn voor stedelijksucces. Juist het toptal<strong>en</strong>t dat in staat is nieuwe productieactiviteit<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>, heeftbehoefte aan het gevarieerde culturele aanbod dat k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>d is voor de consumptiestad. Hetzijn vooral de hoger opgeleid<strong>en</strong> die er veel baat bij hebb<strong>en</strong> om in de moderne aantrekkelijkested<strong>en</strong> te won<strong>en</strong>. Zij zijn dan ook bereid meer voor e<strong>en</strong> woning in de stad te betal<strong>en</strong>, <strong>en</strong>bijgevolg zull<strong>en</strong> zij dus ook meer dan gemiddeld in de stad won<strong>en</strong>. Daarmee doem<strong>en</strong> allerleiprang<strong>en</strong>de beleidsvrag<strong>en</strong> op van segregatie <strong>en</strong> sociale sam<strong>en</strong>hang.De huidige bloei van de stad is dus nauw verwev<strong>en</strong> met de opkomst van de k<strong>en</strong>niseconomie.Juist voor innovatie is de fysieke afstand nog steeds e<strong>en</strong> besliss<strong>en</strong>de bottl<strong>en</strong>eck. Toevalligeontmoeting<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> goed gesprek bij het koffiezetapparaat, het zijn allemaal crucialeingrediënt<strong>en</strong> voor de ontwikkeling van nieuwe ideeën. Op zichzelf is dat verschijnsel ouder dande jar<strong>en</strong> tachtig van de vorige eeuw. Klaus Desmet <strong>en</strong> Esteban Rossi-Hansberg lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> hoe inde eerste drie dec<strong>en</strong>nia van de vorige eeuw de industrie zich geleidelijk verplaatste naar degrote sted<strong>en</strong>. De uitvinding van de elektromotor <strong>en</strong>, meer in het algeme<strong>en</strong>, de beschikbaarheidvan elektriciteit maakte e<strong>en</strong> complete reorganisatie van de fabricageprocess<strong>en</strong> mogelijk.Elektriciteit is daarmee e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eral purpose technology, e<strong>en</strong> innovatie die e<strong>en</strong> revolutie in hethele productieproces mogelijk maakte. De stad bood de ideale omgeving om van dieontwikkeling te profiter<strong>en</strong>. To<strong>en</strong> deze innovatiegolf was uitgedoofd, was de stad niet langer dejuiste omgeving voor de industrie. De industrie is e<strong>en</strong> grondint<strong>en</strong>sieve activiteit. De hoge12


DE WEDEROPSTANDING VAN DE STADgrondprijz<strong>en</strong> maakt<strong>en</strong> de stad e<strong>en</strong> onaantrekkelijke locatie. Vanaf 1950 komt e<strong>en</strong> geleidelijk deindustrialisatieprocesin de sted<strong>en</strong> op gang. Tabel 1.2 laat de gevolg<strong>en</strong> voor de stedelijkebevolking zi<strong>en</strong>. Vanaf 1980 doet e<strong>en</strong> nieuwe g<strong>en</strong>eral purpose technology zijn intrede:informatietechnologie. Deze technologie leidt met name in de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector tot e<strong>en</strong> revolutie.Opnieuw blijkt de stad het ideale milieu om deze nieuwe kans<strong>en</strong> te b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>. In plaats van deindustrie trekt nu de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector naar de stad. Meer dan tijd<strong>en</strong>s de industriële revolutie doetde informatietechnologie e<strong>en</strong> groot beroep op hoger opgeleid<strong>en</strong>. Daarmee zi<strong>en</strong> we juist vandeze groep e<strong>en</strong> sterke trek naar de stad met gevolg<strong>en</strong> voor de bevolkingssam<strong>en</strong>stelling zoweltuss<strong>en</strong> als binn<strong>en</strong> sted<strong>en</strong>.Wat deze korte schets van de geschied<strong>en</strong>is duidelijk maakt, is dat de groei van de stad ge<strong>en</strong>vanzelfsprek<strong>en</strong>dheid is. Sted<strong>en</strong> groei<strong>en</strong> <strong>en</strong> krimp<strong>en</strong>, afhankelijk van het succes van hunspecialisatie. De ooit zo succesvolle textielindustrie in Tilburg, Helmond <strong>en</strong> Enschedeverplaatste zich <strong>en</strong>kele dec<strong>en</strong>nia later naar Azië. De textielsted<strong>en</strong> dreigd<strong>en</strong> in haar val te word<strong>en</strong>meegesleept. Als de hoogtijdag<strong>en</strong> van de auto-industrie in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> voorbij zijn,heeft Detroit het zwaar. Na de val van Lehman zijn London <strong>en</strong> New York in mineur. Op macroeconomischniveau blijkt er e<strong>en</strong> patroon te zitt<strong>en</strong> in de groei <strong>en</strong> krimp van sted<strong>en</strong>. De goud<strong>en</strong>vuistregel is dat resultat<strong>en</strong> uit het verled<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> garantie bied<strong>en</strong> voor de toekomst. Er is deelssprake van toevallige groei <strong>en</strong> krimp wat bijdraagt aan e<strong>en</strong> zeer specifieke verdeling van deomvang van sted<strong>en</strong> die bek<strong>en</strong>d staat als de wet van Zipf.Het belang van grondprijz<strong>en</strong>Het grote belang van de clustering van soortgelijke activiteit<strong>en</strong> op één locatie (ook welaangeduid als agglomeratie) maakt dat de activiteit<strong>en</strong> van de één op e<strong>en</strong> bepaalde locatie groteinvloed hebb<strong>en</strong> op de aantrekkelijkheid van die locatie als vestigingsplaats voor ander<strong>en</strong>. Zoontstaat e<strong>en</strong> stad. De grondprijz<strong>en</strong> op de stedelijke locaties zijn daarom hoger dan die op hetplatte<strong>land</strong>. De hoge grondprijz<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s weer tot e<strong>en</strong> selectieproces. De activiteit<strong>en</strong>die weinig baat hebb<strong>en</strong> bij agglomeratie met andere gaan op zoek naar e<strong>en</strong> goedkoperevestigingsplaats. De vrijgevall<strong>en</strong> ruimte wordt opgevuld door deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die er juistbov<strong>en</strong>gemiddeld van profiter<strong>en</strong>. Via productiviteitseffect<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met clusteringzijn lon<strong>en</strong> ook hoger in de stad dan op het platte<strong>land</strong>. Ook hier ontstaat e<strong>en</strong> circulair proces vanwerknemers <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> die naar de stad trekk<strong>en</strong>.Zo ontstaat e<strong>en</strong> specialisatiepatroon met de specifieke structuur van de stad, vaak met e<strong>en</strong>C<strong>en</strong>tral Business District (CBD) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> uitgebreid patroon van woonwijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> suburbs daaromhe<strong>en</strong>. Maar ook e<strong>en</strong> specialisatiepatroon tuss<strong>en</strong> stad <strong>en</strong> platte<strong>land</strong> waarbij industriëleactiviteit<strong>en</strong> waarvoor nabijheid relatief onbelangrijk is, zich conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> in de meer periferegebied<strong>en</strong>, <strong>en</strong> di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> zich conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> in dichtbevolkte stedelijke gebied<strong>en</strong>. Er ontstaat e<strong>en</strong>behoefte aan e<strong>en</strong> transportinfrastructuur, om m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te transporter<strong>en</strong> van huis naar werk. Die13


STAD EN LANDinfrastructuur leidt op zichzelf weer tot nieuwe grondprijsverschill<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dus tot e<strong>en</strong> verdereruimtelijke specialisatie. Grondprijz<strong>en</strong> zijn daarmee de reflectie van de kwaliteit van deomgeving. En lon<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> deels de reflectie van productiviteitseffect<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong>gaan metagglomeratie. Omdat grondprijz<strong>en</strong> e<strong>en</strong> reflectie zijn van de kwaliteit van de omgeving – depublieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> de conc<strong>en</strong>tratie van k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> ban<strong>en</strong> – zijn ze e<strong>en</strong> ideaal vertrekpuntvoor de waardering van investering<strong>en</strong> daarin. Het effect van de bouw van e<strong>en</strong> publiekevoorzi<strong>en</strong>ing op de grondprijz<strong>en</strong> in de directe omgeving is e<strong>en</strong> adequate maat van demaatschappelijke meerwaarde ervan. Grondprijz<strong>en</strong> zijn daarom e<strong>en</strong> belangrijke input voorMaatschappelijke Kost<strong>en</strong>-Bat<strong>en</strong> Analyses (MKBA). Vandaar dat ruimtelijke verschill<strong>en</strong> ingrondprijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> lon<strong>en</strong> in dit boek c<strong>en</strong>traal staan.Achter het effect van de nabijheid van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op grondprijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> lon<strong>en</strong> gaat e<strong>en</strong> dieperevraag schuil: hoe kan dit proces van ruimtelijke specialisatie <strong>en</strong> stadsvorming zo goed mogelijkword<strong>en</strong> georganiseerd? Kunn<strong>en</strong> wij Gods water vrijelijk over de <strong>land</strong>elijke akkers lat<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>,<strong>en</strong> groei<strong>en</strong> de sted<strong>en</strong> dan vanzelf, of is e<strong>en</strong> vorm van ord<strong>en</strong>ing van de ruimte noodzakelijk? Watzijn de gevolg<strong>en</strong> voor sociale cohesie? <strong>Stad</strong>svorming gaat duidelijk gepaard met grote externeeffect<strong>en</strong>: de locatiekeuze van de één heeft grote gevolg<strong>en</strong> voor de waarde van andere locaties.Dat gegev<strong>en</strong> op zichzelf al suggereert dat er behoefte is aan politieke interv<strong>en</strong>tie. Maar hoe kandie interv<strong>en</strong>tie het beste word<strong>en</strong> vormgegev<strong>en</strong>?Tabel 1.3De belangrijkste vijf conclusiesIndustrialisatie leidt tot e<strong>en</strong> sprong in de urbanisatiegraad van 20% tot 70%; die stap werd in de zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw voorhet eerst gezet in Neder<strong>land</strong>.Het succes van sted<strong>en</strong> is ge<strong>en</strong> vanzelfsprek<strong>en</strong>dheid: sted<strong>en</strong> groei<strong>en</strong> <strong>en</strong> krimp<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> vooraf moeilijkvoorspelbaar patroon.De moderne stad is onlosmakelijk verbond<strong>en</strong> met de k<strong>en</strong>niseconomie, omdat de uitwisseling van nieuwe ideeën hetsnelst face-to-face verloopt.De laatste dec<strong>en</strong>nia heeft de variëteit in het consumptiepatroon zich ontwikkeld tot e<strong>en</strong> belangrijke toegevoegde waardevan de stad.Grondprijz<strong>en</strong> reflecter<strong>en</strong> de waarde van publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn daarom e<strong>en</strong> belangrijke input voorMaatschappelijke Kost<strong>en</strong>-Bat<strong>en</strong> Analyses.14


DE WEDEROPSTANDING VAN DE STADMeer lez<strong>en</strong>Daron Acemoglu, Simon Johnson <strong>en</strong> James Robinson, 2005, The rise of Europe: Atlantictrade, institutional change, and economic growth', American Economic Review, 95(3), 546-579.E<strong>en</strong> analyse van het belang van trans-Atlantische handel voor de groei in Europa van 1500.Paul Bairoch, 1988, Cities and economic developm<strong>en</strong>t; from the dawn of history to thepres<strong>en</strong>t, University of Chicago Press, Chicago.E<strong>en</strong> standaardwerk over de ontwikkeling van sted<strong>en</strong> vanaf de neolitische revolutie tot hed<strong>en</strong>.James Bradford DeLong <strong>en</strong> Andrei Shleifer, 1993, Princes and Merchants: City growth beforethe industrial revolution, Journal of Law and Economics, 36, 671-702.Absolute monarchie blijkt slecht te zijn voor economisch groei.Edward Glaeser , 2005, Reinv<strong>en</strong>ting Boston: 1640-2003, Journal of Economic Geography5(2), 119-153.De geschied<strong>en</strong>is van Boston, in het bijzonder de transformatie van hav<strong>en</strong>stad naar high tech.Klaus Desmet <strong>en</strong> Esteban Rossi-Hansberg, 2008, Spatial growth and industry age, Journal ofEconomic Theory, 144, 2477-2502.De agglomeratie van de industrie rond 1920, de de-agglomeratie ervan vanaf 1950, <strong>en</strong> deagglomeratie van de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector van 1980.Azner Gat, 2006, War in human civilization, Oxford University Press, Oxford.E<strong>en</strong> standaardwerk over de geschied<strong>en</strong>is van oorlogsvoering van de pre-neolitische tijd tothed<strong>en</strong>.Philippe Oswalt, 2006, Atlas of Shrinking Cities, Hatje Cantz Verlag, Duits<strong>land</strong>.Overzichtsstudie van de krimp<strong>en</strong>de sted<strong>en</strong>.Clive Ponting, 1991, A gre<strong>en</strong> history of the World, The <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t and the collapse of greatcivilizations, P<strong>en</strong>guin Books, New York.E<strong>en</strong> toegankelijk historisch werk over de bevolkingsontwikkeling <strong>en</strong> de opkomst <strong>en</strong> het vervalvan stedelijke sam<strong>en</strong>leving<strong>en</strong> in hun worsteling met schaarse natuurlijke hulpbronn<strong>en</strong>.Voor meer achtergrond<strong>en</strong> bij dit hoofdstuk <strong>en</strong> informatie over de onderwerp<strong>en</strong>, ziewww.cpb.nl/stad<strong>en</strong><strong>land</strong>15


STAD EN LAND16


GROND ONDER DE STAD2 Grond onder de stad‘Corn is not high because r<strong>en</strong>ts are high, but r<strong>en</strong>ts are high because corn is high.’DAVID RICARDO, 1817Waar veel wordt geoogst, is <strong>land</strong>bouwgrond duur. Waar m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> graag will<strong>en</strong> won<strong>en</strong>, is degrond onder woning<strong>en</strong> veel waard. Het zijn niet de grondprijz<strong>en</strong> die de woningprijz<strong>en</strong> dicter<strong>en</strong>,maar het is de populariteit van de woning <strong>en</strong> de woonlocatie die de grondprijs bepaalt. Integ<strong>en</strong>stelling tot wat beleidsmakers vaak d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, zijn hoge grond- <strong>en</strong> huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> ge<strong>en</strong>probleem voor e<strong>en</strong> stad, maar juist e<strong>en</strong> indicatie dat het goed gaat. En het gaat goed met demeeste sted<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong>. Maar dat is wel e<strong>en</strong>s anders geweest.In de jar<strong>en</strong> zestig <strong>en</strong> zev<strong>en</strong>tig van de vorige eeuw was er in Neder<strong>land</strong> sprake van e<strong>en</strong>suburbanisatiegolf; het platte<strong>land</strong> won ine<strong>en</strong>s terrein t<strong>en</strong> opzichte van de stad. Omdat steedsmeer m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zich e<strong>en</strong> auto kond<strong>en</strong> permitter<strong>en</strong>, kond<strong>en</strong> steeds meer m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zich e<strong>en</strong> groterhuis in e<strong>en</strong> gro<strong>en</strong>e omgeving op grotere afstand van het werk in de stad veroorlov<strong>en</strong>. Ook dewerkgeleg<strong>en</strong>heid in bijvoorbeeld de scheepsbouw in Amsterdam Noord liep met rasse schred<strong>en</strong>terug. De grote sted<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong> verlor<strong>en</strong> in die tijd soms wel e<strong>en</strong> kwart van hun bevolking,zoals in het geval van Amsterdam (zie figuur 2.1).Figuur 2.1 Krimp <strong>en</strong> groei in Amsterdam, 1960–2010Bron: Atlas voor geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op basis van data van GBA/CBS.17


STAD EN LANDHet is dan ook niet verwonderlijk dat vel<strong>en</strong> dertig jaar geled<strong>en</strong> dacht<strong>en</strong> dat het gedaan was metde stad, dat iedere<strong>en</strong> uiteindelijk in e<strong>en</strong> veilige, gro<strong>en</strong>e omgeving zou will<strong>en</strong> won<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat destad verpauperd zou achterblijv<strong>en</strong>. De opkomst van de computer <strong>en</strong> de ict-revolutie lek<strong>en</strong> daarnog e<strong>en</strong> schepje bov<strong>en</strong>op te do<strong>en</strong>. Nu iedere<strong>en</strong> gemakkelijk thuis kon werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> vanachter zijncomputer kon winkel<strong>en</strong>, zou er echt niemand meer zijn die nog g<strong>en</strong>oeg<strong>en</strong> wilde nem<strong>en</strong> met e<strong>en</strong>kleine etagewoning zonder tuin met als <strong>en</strong>ige aantrekkelijkheid de directe nabijheid van werk,winkels <strong>en</strong> kroeg<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> grote volksverhuizing naar Dr<strong>en</strong>the <strong>en</strong> Zee<strong>land</strong> werd voorspeld. Dested<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> nog verder leeglop<strong>en</strong> <strong>en</strong> verpauper<strong>en</strong>, de grondprijz<strong>en</strong> in de stad zoud<strong>en</strong> verderdal<strong>en</strong>.Anno 2010 bloei<strong>en</strong> de Neder<strong>land</strong>se sted<strong>en</strong> als nooit tevor<strong>en</strong>. De bevolkingsontwikkeling vanAmsterdam laat rond 1985 e<strong>en</strong> tr<strong>en</strong>dbreuk zi<strong>en</strong>, waarna de bevolkingsomvang van de hoofdstadweer gestaag to<strong>en</strong>eemt. En dat geldt voor de meeste historische sted<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong>. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong>wild<strong>en</strong> plotseling weer in de stad won<strong>en</strong>. Meer <strong>en</strong> meer verkoz<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong> klein <strong>en</strong> duurtweedehands huis in e<strong>en</strong> onveilige stedelijke omgeving bov<strong>en</strong> e<strong>en</strong> Saksische boerderij op de heiin Dr<strong>en</strong>the of e<strong>en</strong> groot nieuw huis in Almere. Edward Glaeser noemt dat The paradox of urbantriumph: afnem<strong>en</strong>de transportkost<strong>en</strong> in combinatie met to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de bevolkingsdichtheid. Dithoofdstuk br<strong>en</strong>gt de gevolg<strong>en</strong> van deze ommekeer voor de ontwikkeling van grondprijz<strong>en</strong> inbeeld.De monoc<strong>en</strong>trische stadSted<strong>en</strong> bestaan bij de gratie van de aanwezigheid van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> met hoge vaste kost<strong>en</strong>,zoals e<strong>en</strong> brug over e<strong>en</strong> rivier, e<strong>en</strong> hav<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> marktplaats, e<strong>en</strong> concertgebouw, of e<strong>en</strong> grootkantoorgebouw waarin veel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> werk kunn<strong>en</strong> vind<strong>en</strong>. Dit soort voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> is niet op teknipp<strong>en</strong> <strong>en</strong> gelijkmatig over het <strong>land</strong> te verspreid<strong>en</strong>. Ze zijn alle<strong>en</strong> r<strong>en</strong>dabel bij e<strong>en</strong> minimaleomvang van de markt. Door bij elkaar te won<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> vanvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> del<strong>en</strong>: de stad levert de schaal waarbij het aantrekkelijk wordt om ze teproducer<strong>en</strong>.De stad heeft dus iets te bied<strong>en</strong>, waardoor m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> er graag will<strong>en</strong> won<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> traditionelemonoc<strong>en</strong>trische stad zijn dat de ban<strong>en</strong> die zich in het C<strong>en</strong>tral Business District (CBD) in hetstadsc<strong>en</strong>trum bevind<strong>en</strong>. Nabijheid tot dat CBD bespaart reistijd <strong>en</strong> maakt m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bereid omrelatief veel te betal<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> woning daar in de buurt. De hoge grondprijs in de directeomgeving van het CBD maakt dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> daar kleiner won<strong>en</strong>, dat er veel hoogbouw is, <strong>en</strong> datde huiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> percel<strong>en</strong> er kleiner zijn.De ess<strong>en</strong>tie van de monoc<strong>en</strong>trische stad is weergegev<strong>en</strong> in figuur 2.2. In de figuur is de afstandtot het CBD (op de horizontale as) afgezet teg<strong>en</strong> de grondprijz<strong>en</strong> (op de verticale as). Al hetwerk bevindt zich in het CBD. Werk<strong>en</strong> in de stad levert meer op dan werk<strong>en</strong> op het platte<strong>land</strong>18


GROND ONDER DE STADbuit<strong>en</strong> de stadsrand. Maar teg<strong>en</strong>over dit voordeel staat dat won<strong>en</strong> in het c<strong>en</strong>trum van de stadduurder is dan won<strong>en</strong> aan de rand. In e<strong>en</strong> ruimtelijk ev<strong>en</strong>wicht moet iedere<strong>en</strong> uiteindelijk ev<strong>en</strong>goed af zijn, want anders zou er e<strong>en</strong> prikkel zijn om te verhuiz<strong>en</strong>. Het loonverschil tuss<strong>en</strong> destad <strong>en</strong> het platte<strong>land</strong> moet dus overal gelijk zijn aan som van de hogere grondprijs in de stad <strong>en</strong>de reiskost<strong>en</strong> naar het CBD. Vlak bij het CBD zijn de reiskost<strong>en</strong> nul <strong>en</strong> is het verschil ingrondprijs gelijk aan het loonverschil. Aan de rand van de stad is de grondprijs ev<strong>en</strong> hoog alsdie op het platte<strong>land</strong>. Daar zijn dus de reiskost<strong>en</strong> naar het CBD precies gelijk aan hetloonverschil. Hoe hoger de reiskost<strong>en</strong> per kilometer, des te steiler verloopt de grondprijscurvein de stad. E<strong>en</strong> belangrijke implicatie van deze red<strong>en</strong>ering is dat sted<strong>en</strong> uitdij<strong>en</strong> wanneer dereiskost<strong>en</strong> dal<strong>en</strong> of het loonverschil to<strong>en</strong>eemt. Dit verklaart e<strong>en</strong> belangrijk deel van de groei vansted<strong>en</strong> sinds de industriële revolutie. E<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudige vuistregel is dat de omvang van de stad bijb<strong>en</strong>adering gelijk is aan de afstand die binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> uur kan word<strong>en</strong> afgelegd.Figuur 2.2Grondprijz<strong>en</strong> in de monoc<strong>en</strong>trische stadHet totale loonsurplus van de stad zijn de oranje <strong>en</strong> de gele vlakk<strong>en</strong> in figuur 2.2, hetloonverschil tuss<strong>en</strong> stad <strong>en</strong> platte<strong>land</strong> (verticaal) verm<strong>en</strong>igvuldigd met de totale bevolking(horizontaal, van de linker tot de rechter stadsrand). In het c<strong>en</strong>trum – waar al het werk zichbevindt – is het grondprijsverschil tuss<strong>en</strong> stad <strong>en</strong> platte<strong>land</strong> gelijk aan dit loonsurplus. E<strong>en</strong> deelvan dit surplus gaat op aan reiskost<strong>en</strong>, de gele vlakk<strong>en</strong>. Het totale netto voordeel van de stad –het totale loonsurplus minus de reiskost<strong>en</strong> naar het CBD – moet dan gelijk zijn aan de oranjevlakk<strong>en</strong>. Deze rode vlakk<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> het totale grondwaardesurplus van de stad t<strong>en</strong> opzichte vanhet platte<strong>land</strong> weer. Het netto voordeel van de stad is dus gelijk aan het grondwaardesurplus.Ofwel: het netto voordeel slaat in theorie volledig neer in grondprijz<strong>en</strong>. Vandaar datgrondprijz<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke indicator zijn van stedelijk succes.19


STAD EN LANDIn de ééndim<strong>en</strong>sionale stad uit figuur 2.2 is het grondwaardesurplus precies de helft van hettotale loonsurplus – de andere helft gaat op aan reiskost<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> tweedim<strong>en</strong>sionale cirkelstadmet dezelfde eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> zou tweederde van het totale loonsurplus aan reiskost<strong>en</strong> opgaan. Ine<strong>en</strong> monoc<strong>en</strong>trische stad waarvan de aantrekkingskracht zuiver bestaat uit e<strong>en</strong> loonpremie in hetCBD, zou het grondwaardesurplus dan ook gelijk moet<strong>en</strong> zijn aan e<strong>en</strong>derde van hetloonsurplus.Wat gebeurt er nu als de loonpremie met e<strong>en</strong> euro stijgt? De waarde van <strong>land</strong>bouwgrond <strong>en</strong> dereiskost<strong>en</strong>, de gele <strong>en</strong> gro<strong>en</strong>e vlakk<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> onveranderd. Dat betek<strong>en</strong>t dat de grondprijz<strong>en</strong>overal in de stad met e<strong>en</strong> euro moet<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>. De loonstijging slaat dan volledig neer in de prijsvan grond. Daarnaast groeit de stad iets, maar de bijdrage hiervan aan het grondwaardesurplusis te verwaarloz<strong>en</strong>, omdat de grondprijs aan de stadsrand gelijk is aan de prijs van<strong>land</strong>bouwgrond.De monoc<strong>en</strong>trische consumptiestadE<strong>en</strong> monoc<strong>en</strong>trische stad vindt zijn bestaansgrond niet persé in de loonpremie in het CBD (destad als productiestad), maar ook in de publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> die in het stadshart gevestigdzijn (de stad als consumptiestad), of in e<strong>en</strong> combinatie van beide. E<strong>en</strong> stad waarin deaantrekkingskracht van het c<strong>en</strong>trum bestaat uit publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> kan ook als e<strong>en</strong>monoc<strong>en</strong>trische stad word<strong>en</strong> opgevat. Het functioner<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> dergelijke consumptiestad kandus opnieuw met figuur 2.2 word<strong>en</strong> geanalyseerd, maar dan met in het midd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> publiek goedin plaats van het CBD. Het gebruiksvoordeel van de publieke voorzi<strong>en</strong>ing speelt dezelfde rol alsde loonpremie tuss<strong>en</strong> stad <strong>en</strong> platte<strong>land</strong>. Het kost m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> niets om van dit publieke goedgebruik te mak<strong>en</strong>, maar de waardering ervoor neemt af naarmate ze er verder voor moet<strong>en</strong>reiz<strong>en</strong>.Stedeling<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> naar dit publieke goed reiz<strong>en</strong> om ervan te profiter<strong>en</strong>. Het grondprijsverschilin het c<strong>en</strong>trum geeft nu de betalingsbereidheid voor het publieke goed weer. E<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>dat van het platte<strong>land</strong> naar het stadsc<strong>en</strong>trum verhuist, geeft precies dit bedrag op om van hetpublieke goed gebruik te kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> dat verder van het publieke goed afwoont, moet e<strong>en</strong> korting op de grondprijs krijg<strong>en</strong> ter waarde van de reiskost<strong>en</strong> om ev<strong>en</strong> goed afte zijn als het huishoud<strong>en</strong> dat in het c<strong>en</strong>trum woont. Aan de stadsrand is de waardering voor hetpublieke goed precies gelijk aan de reiskost<strong>en</strong>, zodat het bezoek ervan niet meer loont.Het surplus van de stad is in dit geval gelijk aan het verschil tuss<strong>en</strong> de totale waarde diehuishoud<strong>en</strong>s in de stad toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan het gebruik van het lokale publieke goed, minus dereiskost<strong>en</strong>, minus de kost<strong>en</strong> van het publieke goed. De totale waarde wordt gevormd door degele <strong>en</strong> de rode vlakk<strong>en</strong>, de totale reiskost<strong>en</strong> zijn de gele vlakk<strong>en</strong>. Wat overblijft, zijn de rode20


GROND ONDER DE STADvlakk<strong>en</strong>: het grondwaardesurplus. Het surplus van de stad is dus gelijk aan hetgrondwaardesurplus minus de kost<strong>en</strong> van het publieke goed. Dat is precies gelijk aan de winstvan de stadsontwikkelaar. Er zull<strong>en</strong> dan ook in theorie net zoveel ontwikkelaars toetred<strong>en</strong> totdatde winst gelijk is aan nul. In dat geval moet het grondwaardesurplus gelijk zijn aan de kost<strong>en</strong>van het publieke goed: het H<strong>en</strong>ry George Theorema (HGT). De ontwikkelaar heeft op diemanier niet alle<strong>en</strong> de prikkels maar ook de middel<strong>en</strong> om in e<strong>en</strong> efficiënt aanbod van publiekegoeder<strong>en</strong> te voorzi<strong>en</strong>. Het aantal sted<strong>en</strong> dat door concurr<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> ontwikkelaars ontstaat, isook maatschappelijk efficiënt, omdat de kost<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> extra stad in het ontstane ev<strong>en</strong>wicht nietopweg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het surplus ervan.Van huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> naar grondprijz<strong>en</strong>Grondprijz<strong>en</strong> bevatt<strong>en</strong> dus belangrijke informatie over de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de woonomgeving <strong>en</strong>de waarde daarvan. Ze zijn dan ook van groot belang voor maatschappelijke kost<strong>en</strong>bat<strong>en</strong>analyses<strong>en</strong> voor ruimtelijk beleid. Desondanks is de k<strong>en</strong>nis over grondprijz<strong>en</strong> inNeder<strong>land</strong> zeer summier. Publiek toegankelijke informatie over de grondprijz<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong> iser niet. Geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op basis waarvan transacties met projectontwikkelaarstot stand kom<strong>en</strong>, maar die houd<strong>en</strong> ze angstvallig voor zich.Over huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> is meer bek<strong>en</strong>d, onder andere bij de Neder<strong>land</strong>se Ver<strong>en</strong>ging van Makelaars(NVM). Van die huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> kan de grondwaarde word<strong>en</strong> afgeleid. De basis daarvoor is e<strong>en</strong>e<strong>en</strong>voudig empirisch d<strong>en</strong>kkader waarmee huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>gerafeld kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> inindividuele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het huis (dwelling specific am<strong>en</strong>ities) <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong>omgevingsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (location specific am<strong>en</strong>ities) anderzijds. De prijs van e<strong>en</strong> huis is dan e<strong>en</strong>optelsom van e<strong>en</strong> reeks impliciete prijz<strong>en</strong> van de onderdel<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong> het huis mak<strong>en</strong> tot wathet is. E<strong>en</strong> koper zal bereid zijn om meer te betal<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> huis met e<strong>en</strong> garage dan voor e<strong>en</strong>huis zonder e<strong>en</strong> garage. Het prijsverschil geeft e<strong>en</strong> indicatie voor de waarde van de garage. Ookzal e<strong>en</strong> koper bereid zijn minder te betal<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> huis onder de <strong>land</strong>ingsbaan van Schipholdan e<strong>en</strong> huis <strong>en</strong>kele kilometers verderop. De lagere prijs comp<strong>en</strong>seert voor de geluidsoverlast<strong>en</strong> ook het risico dat e<strong>en</strong> vliegtuig neerstort.Dit e<strong>en</strong>voudige inzicht vormt de basis van de hedonische prijsmethode. De hedonischeprijsmethode verklaart de variatie in huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> uit de variatie in k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de woning<strong>en</strong> haar omgeving. Met die hedonische prijsmethode kan middels huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> de variatiedaarin inzicht word<strong>en</strong> verschaft in de grondprijz<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong>. Met e<strong>en</strong> hedonischeprijsvergelijking is bepaald welk deel van de verschill<strong>en</strong> in huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> wordt bepaald door deindividuele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de woning, <strong>en</strong> welke deel door de waarde van de onderligg<strong>en</strong>degrond, de prijs van de plek. Voor de analyse zijn bijvoorbeeld de omvang van de woning, deaanwezigheid van e<strong>en</strong> garage, <strong>en</strong> het type woning (vrijstaand, rijtjeshuis, etc.), <strong>en</strong> deoppervlakte van het perceel gebruikt. Wanneer huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> op deze wijze word<strong>en</strong> verklaard,21


STAD EN LANDontstaat inzicht in wat consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> aan de marge bereid zijn om te betal<strong>en</strong> voor de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>van de woning. Voor de verdere analyse is met name de bereidheid om te betal<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> extravierkante meter perceeloppervlakte relevant.Tabel 2.1 geeft de effect<strong>en</strong> van de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de woning op de huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> weer. Deanalyse is gebaseerd op transacties over de periode 1985–2007. Daarbij is uitsluit<strong>en</strong>d gekek<strong>en</strong>naar grondgebond<strong>en</strong> woning<strong>en</strong> omdat voor appartem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> niet op e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidige wijze de prijsvan e<strong>en</strong> extra vierkante meter grond valt vast te stell<strong>en</strong>. In totaal heeft er in deze periode meerdan één miljo<strong>en</strong> transacties plaatsgevond<strong>en</strong> op basis waarvan de analyse is uitgevoerd. Deanalyses zijn per provincie afzonderlijk uitgevoerd <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s zijn de gewog<strong>en</strong> gemiddeldeeffect<strong>en</strong> gerapporteerd. De prijz<strong>en</strong> zijn reëel gemaakt naar prijz<strong>en</strong> van 2007 door rek<strong>en</strong>ing tehoud<strong>en</strong> met de algem<strong>en</strong>e prijsstijging van woning<strong>en</strong> in de desbetreff<strong>en</strong>de provincie.Tabel 2.1Effect van woningk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> op huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong>(in logaritm<strong>en</strong>)Woningk<strong>en</strong>merkEffectLog Woonoppervlakte (in m 2 ) 0,53Ge<strong>en</strong> CV 0,14Twee-onder-e<strong>en</strong>-kap 0,12Hoekhuis 0,21Rijtjeshuis 0,21Eig<strong>en</strong> parkeerplaats 0,02Carport 0,05Garage 0,08Carport <strong>en</strong> garage 0,10Dubbele garage 0,09Gebouwd voor 1906 0,11Gebouwd tuss<strong>en</strong> 1906 <strong>en</strong> 1930 0,16Gebouwd tuss<strong>en</strong> 1931 <strong>en</strong> 1944 0,12Gebouwd tuss<strong>en</strong> 1945 <strong>en</strong> 1959 0,17Gebouwd tuss<strong>en</strong> 1960 <strong>en</strong> 1970 0,17Gebouwd tuss<strong>en</strong> 1971 <strong>en</strong> 1980 0,13Gebouwd tuss<strong>en</strong> 1981 <strong>en</strong> 1990 0,08Op woonoppervlakte na zijn alle variabel<strong>en</strong> dummy’s (0-1 variabel<strong>en</strong>). In alle regressies zijn bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> PC-4 specifieke effect<strong>en</strong> voor deperceeloppervlakte, maanddummy’s voor maand van transactie <strong>en</strong> jaardummy’s voor jaar van transactie meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Transactiesbetreff<strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d grondgebond<strong>en</strong> woning<strong>en</strong> voor de periode 1985-2007.Bron: eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op basis van gegev<strong>en</strong>s van de NVM.E<strong>en</strong> coëfficiënt van 0,01 geeft aan dat de prijs van de woning met 1% to<strong>en</strong>eemt als deverklar<strong>en</strong>de variabele met één e<strong>en</strong>heid verandert. De resultat<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> woningprijsmet 53% stijgt wanneer de oppervlakte van e<strong>en</strong> woning verdubbelt. De afwezigheid van e<strong>en</strong>CV-systeem leidt tot e<strong>en</strong> 14% lagere prijs van de woning. De aanwezigheid van e<strong>en</strong> garage leidttot e<strong>en</strong> 8% hogere woningprijs, e<strong>en</strong> carport tot 5%, <strong>en</strong>zovoort. Tot slot is gekek<strong>en</strong> naar heteffect van de leeftijd van de woning. Alle effect<strong>en</strong> zijn t<strong>en</strong> opzichte van woning<strong>en</strong> die na 1990zijn gebouwd. Met name huiz<strong>en</strong> uit de jar<strong>en</strong> dertig van de vorige eeuw zijn relatief aantrekkelijk22


GROND ONDER DE STAD(rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met de mindere staat van onderhoud die deze huiz<strong>en</strong> k<strong>en</strong>merkt, waardoor zegoedkoper zijn dan huiz<strong>en</strong> uit de laatste twee dec<strong>en</strong>nia). Huiz<strong>en</strong> die zijn gebouwd in d<strong>en</strong>aoorlogse periode zijn relatief goedkoop.Geografie van grondprijz<strong>en</strong>Figuur 2.3 laat de afgeleide grondprijz<strong>en</strong> op PC-4 niveau zi<strong>en</strong>. De gegev<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong> betrekkingop de periode 1985–2007. Prijz<strong>en</strong> zijn uitgedrukt in constante prijz<strong>en</strong> van 2007. Omlijnd zijn de22 Groot Stedelijke Agglomeraties (GSA) die het CBS heeft gedefinieerd. In deze stedelijkegebied<strong>en</strong> woont ongeveer 50% van de Neder<strong>land</strong>se bevolking. De GSA’s k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> overduidelijkhogere grondprijz<strong>en</strong> dan het niet-GSA gebied. Daarnaast zijn grondprijz<strong>en</strong> in de GSA’s in deRandstad duidelijk hoger dan grondprijz<strong>en</strong> in de GSA’s in de rest van het <strong>land</strong>. Om e<strong>en</strong> gevoelvoor de orde van grootte te gev<strong>en</strong>: in de GSA Amsterdam is de gemiddelde grondprijs ruim 700euro, in Utrecht e<strong>en</strong> kleine 400 euro, in de GSA’s als Arnhem, Tilburg <strong>en</strong> Leeuward<strong>en</strong> rond 200euro <strong>en</strong> in Heerl<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gele<strong>en</strong>/Sittard 100 euro.Grondprijz<strong>en</strong> in sterk verstedelijkte gebied<strong>en</strong> zijn duidelijk hoger dan grondprijz<strong>en</strong> in meerperifere stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> op het platte<strong>land</strong>. E<strong>en</strong> hogere grondprijs gaat gepaard met e<strong>en</strong>hoge bevolkingsdichtheid, zoals geïllustreerd in figuur 2.4. Waar grond duur is, zull<strong>en</strong> percel<strong>en</strong>kleiner zijn <strong>en</strong> zal hoogbouw meer lon<strong>en</strong>. Dit resulteert in e<strong>en</strong> negatieve sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong>grondprijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> perceelgrootte, zoals te zi<strong>en</strong> is in figuur 2.5. Beide figur<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong>stijging van de grondprijs met één proc<strong>en</strong>t leidt tot e<strong>en</strong> stijging van de bevolkingsdichtheid metongeveer twee proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> daling van de perceelgrootte van ruim één proc<strong>en</strong>t.E<strong>en</strong> belangrijke kanttek<strong>en</strong>ing bij deze analyse is dat we bij de bepaling van grondprijz<strong>en</strong>uitsluit<strong>en</strong>d kijk<strong>en</strong> naar grondgebond<strong>en</strong> woning<strong>en</strong> omdat we alle<strong>en</strong> voor die woning<strong>en</strong>informatie over perceeloppervlakte voorhand<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. De waarde van grond waaropappartem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>complex<strong>en</strong> zijn gebouwd, is door de hoogbouw gemiddeld hoger dan de waardevan grond met e<strong>en</strong> standaardwoning. De waarde van grondprijz<strong>en</strong> in stadsc<strong>en</strong>tra − waar relatiefveel hoogbouw staat − wordt in onze methode onderschat. De feitelijke relatie tuss<strong>en</strong>grondprijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> afstand tot stadsc<strong>en</strong>tra is dus eerder steiler dan vlakker zoals hier gerapporteerd.Ook binn<strong>en</strong> de sted<strong>en</strong> zijn er grote verschill<strong>en</strong>. In de meeste Neder<strong>land</strong>se sted<strong>en</strong> is de vierkantemeterprijsvoor e<strong>en</strong> woning in het c<strong>en</strong>trum hoger dan voor e<strong>en</strong> woning in de buit<strong>en</strong>wijk<strong>en</strong>.23


STAD EN LANDFiguur 2.3Grondprijz<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong> lop<strong>en</strong> sterk uite<strong>en</strong>(PC-4 niveau, prijspeil 2007)In zwart: GSA-gr<strong>en</strong>s.Bron: Eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op basis van data van NVM.24


GROND ONDER DE STADFiguur 2.4Hoe groter de bevolkingsdichtheid in e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te, hoe hoger de grondprijsBron: eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing op basis van data van NVM <strong>en</strong> CBS.Figuur 2.5Hoe groter de perceeloppervlakte, hoe lager de grondprijsBron: eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing op basis van data NVM.25


GROND ONDER DE STADFiguur 2.6 illustreert dit voor de Grootstedelijke Agglomeraties Amsterdam, Utrecht,Groning<strong>en</strong> <strong>en</strong> Nijmeg<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> plek in het c<strong>en</strong>trum is veel duurder dan e<strong>en</strong> plek aan de rand vande stad.Het theoretisch voorspelde patroon van grondprijz<strong>en</strong> van de monoc<strong>en</strong>trische stad lijkt voorNeder<strong>land</strong> dus redelijk te klopp<strong>en</strong>. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zijn duidelijk bereid om meer te betal<strong>en</strong> om in debuurt van het c<strong>en</strong>trum van e<strong>en</strong> stad te kunn<strong>en</strong> won<strong>en</strong>. Daarbov<strong>en</strong>op is er e<strong>en</strong> duidelijkeRandstad-bonus – niet-stedelijk gebied in de Randstad is duurder dan niet-stedelijk gebieddaarbuit<strong>en</strong> – die niet logisch uit het monoc<strong>en</strong>trische stadsmodel volgt, maar waarschijnlijk temak<strong>en</strong> heeft met de nabijheid van veel relatief grote sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> variatie van de aantrekkelijkheidvan de verschill<strong>en</strong>de sted<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong> (zie ook hoofdstuk 3).Behalve de grondprijz<strong>en</strong> is er nog e<strong>en</strong> andere manier om e<strong>en</strong> monoc<strong>en</strong>trische stad tekarakteriser<strong>en</strong>, namelijk door middel van for<strong>en</strong>s<strong>en</strong>strom<strong>en</strong>. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die won<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> degr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> stedelijke agglomeratie, reiz<strong>en</strong> immers naar het stadsc<strong>en</strong>trum, om te werk<strong>en</strong> inhet CBD of om te profiter<strong>en</strong> van de voordel<strong>en</strong> van de publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in het c<strong>en</strong>trum.For<strong>en</strong>s<strong>en</strong>strom<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> de informatie die nodig is om te zi<strong>en</strong> tot waar de aantrekkingskrachtvan de stadsc<strong>en</strong>tra reikt. Figuur 2.7 laat de for<strong>en</strong>s<strong>en</strong>strom<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong>zi<strong>en</strong>. Daarbij zijn omwille van de overzichtelijkheid alle<strong>en</strong> strom<strong>en</strong> van meer dan 1000werknemers getoond. De kleur<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> of per saldo werknemers de geme<strong>en</strong>te in kom<strong>en</strong> ofdat per saldo werknemers de geme<strong>en</strong>te verlat<strong>en</strong>. In de figuur zijn ook de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van de GSA’saangegev<strong>en</strong>. De meeste GSA’s zijn duidelijk werkgebied<strong>en</strong>. Ze vervull<strong>en</strong> de functie van hetCBD uit het monoc<strong>en</strong>trische model van de stad. De definitie van de GSA’s onderschat deeconomische betek<strong>en</strong>is van de kerngeme<strong>en</strong>te in de GSA. De reikwijdte van Zwolle, Groning<strong>en</strong><strong>en</strong> Leeuward<strong>en</strong> strekt duidelijk verder dan de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van de GSA. In Limburg zi<strong>en</strong> we ook e<strong>en</strong>forse p<strong>en</strong>del tuss<strong>en</strong> de drie GSA’s, Maastricht, Gele<strong>en</strong>/Sittard <strong>en</strong> Heerl<strong>en</strong>. Het vormt e<strong>en</strong>duidelijk meerkernig, maar geïntegreerd stedelijk gebied. De sted<strong>en</strong> in de Brabantsested<strong>en</strong>driehoek Breda-’s-Hertog<strong>en</strong>bosch-Eindhov<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s ieder voor zich op e<strong>en</strong>monoc<strong>en</strong>trische stad. In de Randstad zijn de kern<strong>en</strong> van Utrecht, Amsterdam, Rotterdam <strong>en</strong> D<strong>en</strong>Haag zeer duidelijk herk<strong>en</strong>baar. D<strong>en</strong> Haag <strong>en</strong> Rotterdam zijn onderling sterk geïntegreerd. Ditgeldt in mindere mate voor Utrecht <strong>en</strong> Amsterdam. De betek<strong>en</strong>is van Amsterdam beslaat dehele zeshoek Hoorn-Castricum-Zandvoort-Warmond-Hilversum-Almere. Aan de zuidkant vanAmsterdam is de sterke integratie met de Haarlemmermeer zichtbaar, wat per saldo ook e<strong>en</strong>duidelijke werkgeme<strong>en</strong>te is als gevolg van de aanwezigheid van Schiphol.27


STAD EN LANDFiguur 2.7For<strong>en</strong>s<strong>en</strong>strom<strong>en</strong> sterk gericht op kerngeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in GSA’sIn zwart: GSA-gr<strong>en</strong>s.Bron: eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op basis van microdata van het CBS.28


GROND ONDER DE STADFiguur 2.8Huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> meer gesteg<strong>en</strong> in stedelijk gebied dan op het platte<strong>land</strong>(tr<strong>en</strong>dmatige groei per geme<strong>en</strong>te, 1985−2007)In zwart: GSA-gr<strong>en</strong>sBron: Eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing op basis van data NVM.29


STAD EN LANDLos van de ruimtelijke spreiding van de grondprijz<strong>en</strong> is het in het licht van de discussie over hetal dan niet afnem<strong>en</strong>de belang van sted<strong>en</strong> ook interessant om te kijk<strong>en</strong> naar de ontwikkeling vanreële huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> over de tijd, waarbij huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> reëel zijn gemaakt door te corriger<strong>en</strong>voor de stijging van het consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijspeil. Daartoe is e<strong>en</strong> vergelijkbaar hedonischprijsmodel gebruikt als dat we eerder hebb<strong>en</strong> gepres<strong>en</strong>teerd. Om de langetermijndynamiek inkaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, is voor elke geme<strong>en</strong>te e<strong>en</strong> afzonderlijke lineaire tijdtr<strong>en</strong>d toegevoegd. Dezetijdtr<strong>en</strong>d reflecteert de verschill<strong>en</strong> in reële stijging van huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> na correctie voork<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de woning. De resultat<strong>en</strong> zijn weergegev<strong>en</strong> in figuur 2.8. Deze stijging<strong>en</strong> zijnsam<strong>en</strong>gesteld uit e<strong>en</strong> reële stijging van de waarde van de opstal <strong>en</strong> van de grond. De regionaleverschill<strong>en</strong> in prijsstijging zijn vooral het gevolg van variatie in de ontwikkeling vangrondprijz<strong>en</strong> omdat de waarde van de opstal wordt bepaald door de bouwkost<strong>en</strong>. Diebouwkost<strong>en</strong> zijn overal in het <strong>land</strong> ongeveer gelijk. De ontwikkeling van de grondprijz<strong>en</strong> looptdaardoor nog veel sterker uite<strong>en</strong> dan die van de woningprijz<strong>en</strong>.De waardering voor de stad <strong>en</strong> het belang van de Randstad blijk<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 1985 <strong>en</strong> 2007inderdaad sterk te zijn toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> opzichte van Noordoost-Groning<strong>en</strong> zijn dehuiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> in Amsterdam in deze periode meer dan verdubbeld. Voor de grondprijz<strong>en</strong> zijndeze verschill<strong>en</strong> dus nog groter. In de Noordvleugel van de Randstad was de waardestijginggroter dan in de Zuidvleugel. Ook in de Brabantse sted<strong>en</strong>driehoek Breda-’s-Hertog<strong>en</strong>bosch-Eindhov<strong>en</strong> <strong>en</strong> de binn<strong>en</strong>sted<strong>en</strong> van Maastricht, Groning<strong>en</strong>, <strong>en</strong> D<strong>en</strong> Haag zijn de prijz<strong>en</strong> sterkgesteg<strong>en</strong>. Opvall<strong>en</strong>d grote prijsstijging<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> zich voorgedaan in del<strong>en</strong> van Gelder<strong>land</strong> <strong>en</strong> inhet west<strong>en</strong> van Fries<strong>land</strong>. De grondprijz<strong>en</strong> uit figuur 2.3 in de verstedelijkte gebied<strong>en</strong> met e<strong>en</strong>snelle groei van de prijz<strong>en</strong> zijn dus e<strong>en</strong> onderschatting van de werkelijke reële prijz<strong>en</strong> in 2007.Bij het reëel mak<strong>en</strong> van de grondprijz<strong>en</strong> is in de constructie ervan immers alle<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>inggehoud<strong>en</strong> met de algem<strong>en</strong>e prijsstijging per provincie <strong>en</strong> niet met verschill<strong>en</strong> in tr<strong>en</strong>ds binn<strong>en</strong>provincies. De grondprijz<strong>en</strong> in sted<strong>en</strong> als Groning<strong>en</strong> <strong>en</strong> Leeuward<strong>en</strong> waar ze relatief snel zijngesteg<strong>en</strong> zijn dus onderschat <strong>en</strong> de grondprijz<strong>en</strong> op het Groningse <strong>en</strong> Friese platte<strong>land</strong> zijnoverschat.Tabel 2.2De belangrijkste vijf conclusiesNa e<strong>en</strong> lange periode van leegloop is de Neder<strong>land</strong>se stad sinds 1985 weer in trek.De grondprijz<strong>en</strong> zijn in de Randstad veel hoger dan in de periferie, in sted<strong>en</strong> hoger dan in het omme<strong>land</strong>, <strong>en</strong> in debinn<strong>en</strong>sted<strong>en</strong> hoger dan aan de stadsrand.De prijs van grond in het c<strong>en</strong>trum van Amsterdam is 200 keer zo hoog als die op het platte<strong>land</strong> in Oost-Groning<strong>en</strong>.Dit prijsverschil is tuss<strong>en</strong> 1985 <strong>en</strong> 2007 meer dan verdubbeld. Het belang van locatie is dus sterk toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.For<strong>en</strong>s<strong>en</strong>strom<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong> verton<strong>en</strong> het stervormige patroon dat hoort bij stedelijke agglomeraties.30


GROND ONDER DE STADMeer lez<strong>en</strong>Jan K. Brueckner, Jacques-François Thisse <strong>en</strong> Yves Z<strong>en</strong>ou, 1999, Why is c<strong>en</strong>tral Paris richand Detroit poor? An am<strong>en</strong>ity-based theory, European Economic Review, 43(1), 91-107.De aanwezigheid van am<strong>en</strong>ities leidt tot e<strong>en</strong> andere stedelijke ontwikkeling in Europa dan inde Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>.Jane Jacobs, 1969, The economy of cities, New York: Random House.Klassieker over stedelijke diversiteit als bron van welvaart.Arthur O’Sullivan, 2009, Urban economics, Boston: McGraw Hill.E<strong>en</strong> zeer toegankelijke inleiding in het vakgebied van de stedelijke economie.J<strong>en</strong>nifer Roback, 1982, Wages, r<strong>en</strong>ts and the quality of life, Journal of Political Economy,90 (6), 1257-1278.Baanbrek<strong>en</strong>de studie over de complexe relatie tuss<strong>en</strong> grondprijz<strong>en</strong>, lon<strong>en</strong> <strong>en</strong> am<strong>en</strong>ities.Petra Visser <strong>en</strong> Frank van Dam, 2006, De prijs van de plek, D<strong>en</strong> Haag: Ruimtelijk<strong>Planbureau</strong>, NAI Uitgevers, D<strong>en</strong> Haag.Empirische studie naar de effect<strong>en</strong> van woning- <strong>en</strong> omgevingsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> op huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong>.Voor meer achtergrond<strong>en</strong> bij dit hoofdstuk <strong>en</strong> informatie over de onderwerp<strong>en</strong>, ziewww.cpb.nl/stad<strong>en</strong><strong>land</strong>31


STAD EN LAND32


DE DYNAMIEK VAN HET NEDERLANDSE SYSTEEM VAN STEDEN3 De dynamiek van het Neder<strong>land</strong>se systeem van sted<strong>en</strong>‘Urbanization is a process of population conc<strong>en</strong>tration. It proceeds in twoways: the multiplication of points of conc<strong>en</strong>tration and the increase in sizeof individual conc<strong>en</strong>trations.’HOPE ELDRIDGE TISDALE, 1942Wie e<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de-eeuwse kaart van Neder<strong>land</strong> ter hand neemt, kan veel van de huidigestedelijke structuur herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>: Leyd<strong>en</strong>, Dort, Gouda, Breda, ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch, Gorcum <strong>en</strong>Delft zijn moeiteloos op de kaart terug te vind<strong>en</strong>. Maar ook kleinere plaats<strong>en</strong> als Bodegrav<strong>en</strong>,Nieuwcoop, Boscoop, Diem<strong>en</strong> <strong>en</strong> Duiv<strong>en</strong>drecht staan aangegev<strong>en</strong>. De riviersted<strong>en</strong> Bommel,Montfoort, Ysselsteyn, Willemstat, Geertrud<strong>en</strong>berch, Duierstede Wijck <strong>en</strong> Culemborch hadd<strong>en</strong>in die tijd zelfs serieuze vestingwerk<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> zal tevergeefs zoek<strong>en</strong> naar Zoetermeer <strong>en</strong>Amstelve<strong>en</strong>. En in Almere, de Haarlemmermeer <strong>en</strong> Emmeloord ging de zee nog tekeer. Maarvoor het overige hebb<strong>en</strong> de meeste sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> dorp<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lange historie. Het Neder<strong>land</strong>sested<strong>en</strong>patroon is redelijk stabiel. Er komt zo nu <strong>en</strong> dan misschi<strong>en</strong> wat bij, maar over hetalgeme<strong>en</strong> lijkt de structuur e<strong>en</strong> onveranderbaar gegev<strong>en</strong>. De bov<strong>en</strong>staande opsomming laatechter ook de relativiteit van deze conclusie zi<strong>en</strong>. De riviersted<strong>en</strong> zijn bijna allemaal van huneconomische betek<strong>en</strong>is ontdaan. Los van de vestingwerk<strong>en</strong> <strong>en</strong> de tor<strong>en</strong>spits van Bommel is erweinig dat aan het roemrijke verled<strong>en</strong> herinnert. Diem<strong>en</strong> <strong>en</strong> Duiv<strong>en</strong>drecht zijn inmiddels aanAmsterdam vastgegroeid. Zoetermeer, Amstelve<strong>en</strong> <strong>en</strong> Hoofddorp zijn uitgegroeid tot forsested<strong>en</strong>. Er is veel voor nodig om e<strong>en</strong> dorp of stad echt te do<strong>en</strong> verdwijn<strong>en</strong>. De relatieve omvangvan sted<strong>en</strong> is echter zeer beweeglijk.Figuur 3.1 docum<strong>en</strong>teert dit verschijnsel aan de hand van de ontwikkeling van hetbevolkingsaantal van de grootste 25 sted<strong>en</strong> van Neder<strong>land</strong> over de afgelop<strong>en</strong> periode1849−1971. Daarbij is uitgegaan van de geme<strong>en</strong>tegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>. Deze zijn echter in de loop der tijdflink gewijzigd. Er is zoveel mogelijk van definities uitgegaan die over de hele periode gelijkzijn. De top vier is over de hele periode hetzelfde, alhoewel de relatieve voorsprong vanAmsterdam t<strong>en</strong> opzichte van zijn achtervolgers sterk is afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Het lot van de nummer vijfuit 1849, Leid<strong>en</strong>, is echter totaal anders. Anno 2009 weet het zich ternauwernood in de top 25 tehandhav<strong>en</strong>. Omgekeerd doet Eindhov<strong>en</strong>, de vijfde stad in 2009, pas in 1947 zijn intrede in detop. De grootste sted<strong>en</strong> in 1849 zijn vrijwel zonder uitzondering sted<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong> aan het water,met e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> hav<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> duidelijke handelsfunctie. Vijftig jaar later zi<strong>en</strong> we de eerstevoorzichtige opkomst van industriële sted<strong>en</strong> als Enschede <strong>en</strong> Tilburg <strong>en</strong> na 1950 Eindhov<strong>en</strong>,Hilversum <strong>en</strong> Apeldoorn. Veel van de Hanzested<strong>en</strong> zijn teg<strong>en</strong> die tijd volledig uit de groep vangrootste sted<strong>en</strong> weggevall<strong>en</strong>. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch leek dat lot te zull<strong>en</strong> del<strong>en</strong>, maar is sinds 194733


STAD EN LANDFiguur 3.1Relatieve omvang van sted<strong>en</strong> zeer beweeglijkBron: eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op basis van Volkstelling<strong>en</strong>.weer met e<strong>en</strong> duidelijk opmars bezig. In de rec<strong>en</strong>te geschied<strong>en</strong>is zi<strong>en</strong> we de opkomst van sted<strong>en</strong>als Almere, Apeldoorn, Amersfoort, Haarlemmermeer <strong>en</strong> Zoetermeer als belangrijkegroeikern<strong>en</strong> van stedelijke ontwikkeling. De dynamiek kan ook word<strong>en</strong> geïllustreerd aan dehand van de transities in de rangorde van geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 1849 <strong>en</strong> 1971 (zie tabel 3.1).Tabel 3.1 Sterke transitiedynamiek van geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 1849 <strong>en</strong> 1971Deciel in 1971Deciel in 1849 1 2 3 4 5 6 7 8 9 101 34 12 8 2 1 0 0 0 0 02 10 15 6 13 7 3 2 2 0 03 4 8 14 5 7 6 9 3 1 14 3 4 6 12 3 8 10 7 4 15 0 6 7 4 10 9 1 10 5 76 0 2 1 8 9 7 7 11 7 57 2 4 3 6 4 4 9 4 13 98 3 3 3 4 4 10 8 2 14 79 1 3 3 3 3 7 7 12 6 1310 0 1 7 1 10 4 5 7 8 15De cel linksbov<strong>en</strong> geeft aan dat 34 geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in zowel 1849 als 1971 tot de 10% kleinste geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van Neder<strong>land</strong> behoord<strong>en</strong>.Bron: eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op basis van volkstelling<strong>en</strong>.34


DE DYNAMIEK VAN HET NEDERLANDSE SYSTEEM VAN STEDENDaarbij word<strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> naar omvang gerangschikt <strong>en</strong> verdeeld in 10 ev<strong>en</strong> grote groep<strong>en</strong>(deciel<strong>en</strong>) van sted<strong>en</strong>. Het eerste deciel omvat dus de 10% kleinste geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> jaar, hettweede deciel de volg<strong>en</strong>de 10%, <strong>en</strong>zovoort. Ruim 20% van de sted<strong>en</strong> is in de periode van ruim120 jaar in hetzelfde deciel geblev<strong>en</strong>; 55% van de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is meer dan 1 deciel opgeschov<strong>en</strong>in de verdeling. In 1849 had meer dan 90% van de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> minder dan 5000 inwoners. In1971 is dat nog maar 55%: e<strong>en</strong> weerspiegeling van de verstedelijkingstr<strong>en</strong>d die volgde op desnelle industrialisatie in de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw. Zit er structuur in deze <strong>en</strong>orme dynamiek vanNeder<strong>land</strong>se sted<strong>en</strong>? En zo ja, wat zijn dan de implicaties van deze onzekerheid over detoekomstige ontwikkeling van de stad voor grondprijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> het ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid?Het toeval <strong>en</strong> de wet van ZipfTabel 3.2 geeft de resultat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> statistische analyse van de informatie uit figuur 3.1. Deeerste regel geeft voor e<strong>en</strong> viertal period<strong>en</strong> de gemiddelde groeivoet van de bevolkingsomvangvan de 100 grootste geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> uit 1971. Gemiddeld g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zijn de Neder<strong>land</strong>se geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>in alle period<strong>en</strong> gegroeid, tuss<strong>en</strong> 1889 <strong>en</strong> 1971 wat harder dan in de periode daarvoor <strong>en</strong> daarna.De tweede regel geeft het verband weer tuss<strong>en</strong> de omvang van de geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong> haar groeivoet.E<strong>en</strong> coëfficiënt van één wil zegg<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> 10% grotere geme<strong>en</strong>te over die gehele periodegemiddeld 10% harder groeit. E<strong>en</strong> negatieve coëfficiënt wil zegg<strong>en</strong> dat grotere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> juistlangzamer groei<strong>en</strong>. De gerapporteerde coëfficiënt<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> dicht bij nul, wat wil zegg<strong>en</strong> dat degroeivoet van e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te nag<strong>en</strong>oeg onafhankelijk is van haar huidige omvang. Resultat<strong>en</strong> uithet verled<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> dus ge<strong>en</strong> garantie voor de toekomst. De derde regel toont destandaardafwijking t<strong>en</strong> opzichte van de gemiddelde jaarlijkse groeivoet. E<strong>en</strong> standaardafwijkingvan 1% wil zegg<strong>en</strong> dat de bevolkingsomvang na één jaar gemiddeld ongeveer 1% groter ofkleiner is dan de gemiddelde groei. Dat betek<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te over e<strong>en</strong> periode van 50 jaargemiddeld 7% groter of kleiner is dan m<strong>en</strong> op grond van de tr<strong>en</strong>d zou verwacht<strong>en</strong>.Tabel 3.2Zeer zwakke relatie tuss<strong>en</strong> groei <strong>en</strong> omvang van geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>1849−1889 1889−1930 1930−1971 1980−2009Jaarlijkse groei (in %) 1,05 2,56 2,23 0,72Relatie groei – initiële omvang 0,0001 0,0063 0,0080 0,0046Standaardafwijking (in %) 0,83 1,66 1,21 0,83Bron: eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op basis van Volkstelling<strong>en</strong> voor de periode 1849−1971 <strong>en</strong> CBS voor de periode 1980−2009. De analyse is gebaseerdop de 100 grootste geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in 1971.35


STAD EN LANDDit resultaat, dat de groei van sted<strong>en</strong> nag<strong>en</strong>oeg onafhankelijk is van hun huidige omvang, geldtook voor bedrijv<strong>en</strong>. Ook daar zegt de huidige omvang niets over de kans<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedreiging<strong>en</strong>voor de nabije toekomst. Het <strong>en</strong>ige verschil tuss<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> is dat de onzekerheid bijbedrijv<strong>en</strong> nog veel groter is dan bij sted<strong>en</strong>, tot wel e<strong>en</strong> factor ti<strong>en</strong> toe. Xavier Gabaix laat zi<strong>en</strong>dat onafhankelijkheid van de groei van e<strong>en</strong> stad van zijn huidige omvang mechanisch leidt tote<strong>en</strong> zeer specifieke vorm voor de verdeling van de omvang van sted<strong>en</strong>. Die vorm staat bek<strong>en</strong>dals de rank size rule, ofwel de wet van Zipf: de grootste stad in e<strong>en</strong> <strong>land</strong> is twee keer zo grootals de tweede stad, drie keer zo groot als de derde stad van het <strong>land</strong>, vier maal zo groot als devierde, <strong>en</strong>zovoort. Deze wet leidt tot e<strong>en</strong> scheve verdeling van sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> scheve verdelingvan de bevolking over de sted<strong>en</strong>: <strong>en</strong>kele grote sted<strong>en</strong> bevatt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> disproportioneel groot deelvan de bevolking. Wiskundig leidt deze wet tot e<strong>en</strong> lineair verband tuss<strong>en</strong> de logaritme van debevolkingsomvang <strong>en</strong> de logaritme van het rangnummer, in zijn meest pure vorm zelfs met e<strong>en</strong>richtingscoëfficiënt gelijk aan min één.Figuur 3.2 toont de relatie tuss<strong>en</strong> de grootte <strong>en</strong> de rang van de honderd grootste geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vanNeder<strong>land</strong> over de tijd gebaseerd op informatie uit de volkstelling. Hierbij is de tele<strong>en</strong>heid niete<strong>en</strong> welgedefinieerde stedelijke agglomeratie, maar e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te. Echter, de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>Vlaarding<strong>en</strong> <strong>en</strong> Schiedam zijn inmiddels feitelijk volledig geïntegreerd in de bebouwde komvan Rotterdam, Wass<strong>en</strong>aar, Leidsch<strong>en</strong>dam <strong>en</strong> Voorburg in D<strong>en</strong> Haag, <strong>en</strong> Amstelve<strong>en</strong>, Diem<strong>en</strong><strong>en</strong> Duiv<strong>en</strong>drecht in Amsterdam. Het gebruik van geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in plaats van agglomeraties leidtdus tot e<strong>en</strong> vlakkere verdeling, omdat de bevolking van randgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> dan niet wordtmeegerek<strong>en</strong>d. De figuur laat zi<strong>en</strong> dat de wet van Zipf 150 jaar geled<strong>en</strong> in zijn pure vormnag<strong>en</strong>oeg perfect opgeld deed: de richtingscoëfficiënt is nag<strong>en</strong>oeg gelijk aan min één. In deloop van de jar<strong>en</strong> varieert de richtingscoëfficiënt. Tot aan het begin van de vorige eeuw in deperiode van industrialisatie neemt hij toe om vervolg<strong>en</strong>s geleidelijk af te nem<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> waardesubstantieel kleiner dan één. De rank size rule is dus vlakker gaan verlop<strong>en</strong>, oftewel degrootteverdeling van Neder<strong>land</strong>se geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is in de loop van de vorige eeuw plattergeword<strong>en</strong>. Dit wordt gedrev<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> proces van geleidelijk aan groter word<strong>en</strong> van de kleine<strong>en</strong> middelgrote sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> de relatief beperkte groei van met name Amsterdam. Rotterdam <strong>en</strong>D<strong>en</strong> Haag zijn in deze periode wel relatief sterk gegroeid. De tr<strong>en</strong>d naar e<strong>en</strong> afvlakking van deverdeling zet zich ook door na 1971, zoals blijkt uit figuur 3.3. De gegev<strong>en</strong>s in figuur 3.3kunn<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s niet zonder meer word<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> met die in figuur 3.2, omdat e<strong>en</strong> anderegeme<strong>en</strong>tedefinitie wordt gehanteerd. Dit verklaart de grote daling van de richtingcoëfficiënttuss<strong>en</strong> 1971 <strong>en</strong> 1980. Hoewel de hier gepres<strong>en</strong>teerde analyse is gebaseerd op debevolkingsaantall<strong>en</strong> per geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong> niet per agglomeratie wat dus leidt tot e<strong>en</strong> lagere Zipfcoëfficiënt– blijkt ook uit andere studies dat de Neder<strong>land</strong>se verdeling van stadsomvangrelatief vlak is. De tr<strong>en</strong>d tot vlakker word<strong>en</strong> is overig<strong>en</strong>s ook in andere <strong>land</strong><strong>en</strong> zichtbaar.36


DE DYNAMIEK VAN HET NEDERLANDSE SYSTEEM VAN STEDENFiguur 3.2 De rank size rule wordt platter voor 100 grootste sted<strong>en</strong> (1849–1971)Bron: eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op basis van de volkstelling<strong>en</strong>.Figuur 3.3 Ook in rec<strong>en</strong>te period<strong>en</strong>... (1980–2009)Bron: eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op basis van CBS Statline.37


STAD EN LANDFiguur 3.4Grote spreiding in Zipf-coëfficiënt<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> <strong>land</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> van tijd tot tijdBron: meta-analyse van Peter Mulder <strong>en</strong> H<strong>en</strong>ri de Groot (2008).In veel <strong>land</strong><strong>en</strong> past de hoofdstad niet in de rank size rule: die stad is meestal veel groter, veelalals gevolg van het machtsmonopolie van de staat. Dit monopolie geeft de di<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> van de staatde beschikking over e<strong>en</strong> omvangrijke stroom belastinginkomst<strong>en</strong>, die kan word<strong>en</strong> besteed aanverfraaiing van de hofstad. Zoals te verwacht<strong>en</strong> valt, doet dit verschijnsel zich daarom versterktvoor in <strong>land</strong><strong>en</strong> die word<strong>en</strong> geregeerd door e<strong>en</strong> absolute monarchie <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> beperktescheiding der macht<strong>en</strong>, of <strong>land</strong><strong>en</strong> die dat in ieder geval lang hebb<strong>en</strong> gehad. De posities vanAth<strong>en</strong>e in Griek<strong>en</strong><strong>land</strong> <strong>en</strong> van Parijs in Frankrijk zijn hier duidelijke voorbeeld<strong>en</strong> van. Maarook de hoofdsted<strong>en</strong> van veel ontwikkelings<strong>land</strong><strong>en</strong> zijn veel groter dan voorspeld door de wetvan Zipf. In Neder<strong>land</strong> doet dat verschijnsel zich dus niet voor.Hoewel de wet van Zipf e<strong>en</strong> verbijster<strong>en</strong>d algem<strong>en</strong>e geldigheid heeft, geldt hij in veel <strong>land</strong><strong>en</strong>slechts bij b<strong>en</strong>adering. E<strong>en</strong> <strong>land</strong> waar de wet in zijn pure vorm nag<strong>en</strong>oeg perfect opgaat, is deVer<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>. Vele <strong>land</strong><strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> echter afwijking<strong>en</strong> van het patroon. K<strong>en</strong>neth Ros<strong>en</strong> <strong>en</strong>Mitchel Resnick hebb<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de wet van Zipf in zijn pure vorm voor 36 van 44 <strong>land</strong><strong>en</strong>wordt verworp<strong>en</strong>. Latere studies bevestig<strong>en</strong> dit beeld. Echter, de richtingscoëfficiënt ligt voor80% van de gevall<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 0,70 <strong>en</strong> 1,20 (zie figuur 3.4). De Zipf-coëfficiënt van 0,64 voor2009 (zie figuur 3.3) wijkt dus sterk af van wat voor andere <strong>land</strong><strong>en</strong> wordt gevond<strong>en</strong>.38


DE DYNAMIEK VAN HET NEDERLANDSE SYSTEEM VAN STEDENHet mysterie van de wet van ZipfJan de Vries schetst hoe het Neder<strong>land</strong>se stedelijke systeem in 1500 minder ontwikkeld was dandat van de in die tijd zeer welvar<strong>en</strong>de Belgische sted<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> Utrecht kon in die periode destatus van grote, c<strong>en</strong>trale stad waarmak<strong>en</strong>. Wat nu Amsterdam is, was in die tijd hoofdzakelijkmoeras. De snelle economische ontwikkeling in de eeuw<strong>en</strong> daarna leidde al in 1650 tot e<strong>en</strong>structuur die sterk leek op de wet van Zipf. E<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>de algeme<strong>en</strong> aanvaarde theoretischeverklaring voor het feit dat de groei van sted<strong>en</strong> onafhankelijk is van hun omvang, <strong>en</strong> dus voorde wet van Zipf, is niet voorhand<strong>en</strong>. En dus is er ook ge<strong>en</strong> goede verklaring voor afwijking<strong>en</strong>van die wet.Belangrijke bouwst<strong>en</strong><strong>en</strong> van e<strong>en</strong> verklaring zijn te vind<strong>en</strong> in de theorie van de NieuwEconomische Geografie van Paul Krugman. Krugman’s theorie drijft op e<strong>en</strong> afruil tuss<strong>en</strong>transportkost<strong>en</strong> <strong>en</strong> schaalvoordel<strong>en</strong>. Conc<strong>en</strong>tratie van productie op e<strong>en</strong> plek heeft als voordeeldat schaalvoordel<strong>en</strong> optimaal word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut. De prijs die daarvoor di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> betaald is datgoeder<strong>en</strong> naar andere markt<strong>en</strong> verscheept di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. Arbeiders <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> zijn vrij omhun locatie te kiez<strong>en</strong>. Zelfs in het simpelste geval met twee regio’s wordt het model gek<strong>en</strong>merktdoor meerdere ev<strong>en</strong>wicht<strong>en</strong>. In twee ev<strong>en</strong>wicht<strong>en</strong> is de productie geconc<strong>en</strong>treerd in e<strong>en</strong> van detwee regio’s <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> derde ev<strong>en</strong>wicht is er sprake van spreiding van de productie over debeide locaties. Historie speelt in deze modell<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol. De kans dat e<strong>en</strong> grote regio de industrieaan zich weet te bind<strong>en</strong> is groot, omdat de grote thuismarkt de regio tot e<strong>en</strong> aantrekkelijkevestigingsplaats maakt. Maar ook toeval <strong>en</strong> verwachting<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke rol. E<strong>en</strong>toevallig besluit van e<strong>en</strong> ondernemer om zich erg<strong>en</strong>s te vestig<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> zichzelf versterk<strong>en</strong>dproces teweeg br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> waardoor e<strong>en</strong> kleine regio bov<strong>en</strong> zichzelf uitgroeit. Naarmatetransportkost<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong> wordt de kans groter dat er e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wicht resulteert met volledigeconc<strong>en</strong>tratie van productie op één locatie t<strong>en</strong> gevolge van het verhuisgedrag van bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong>werknemers. De schaalvoordel<strong>en</strong> gaan immers dominer<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van de transportkost<strong>en</strong>.In e<strong>en</strong> dergelijke wereld kunn<strong>en</strong> kleine verandering<strong>en</strong> grote gevolg<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> kleinesubsidie aan één bedrijf kan e<strong>en</strong> cumulatief proces in werking stell<strong>en</strong> waarbij de regiouiteindelijk e<strong>en</strong> dominante positie in de economie kan gaan innem<strong>en</strong>. Dit k<strong>en</strong>merk verklaart defascinatie van beleidsmakers voor deze theorie. Maar tegelijkertijd onderstreept deze theorieook het belang van toevallighed<strong>en</strong>. Paul Krugman noemt als voorbeeld de karpetindustrie inDalton. De locatie daarvan was van tevor<strong>en</strong> totaal onvoorspelbaar. Maar to<strong>en</strong> de keuze e<strong>en</strong>maalgemaakt was, leidde die keuze tot e<strong>en</strong> zichzelf versterk<strong>en</strong>d proces met e<strong>en</strong> succesvol cluster vangespecialiseerde bedrijvigheid als resultaat. De geschied<strong>en</strong>is van Philips is in zekere zinvergelijkbaar. De keuze van Philips destijds om de eerste fabriek in Eindhov<strong>en</strong> neer te zett<strong>en</strong> <strong>en</strong>niet in Helmond is volg<strong>en</strong>s de overlevering in belangrijke mate e<strong>en</strong> toevallige geweest. De restis geschied<strong>en</strong>is. Dergelijke success<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zich echter vooral achteraf verklar<strong>en</strong>. De stap naar39


STAD EN LANDdoelgericht beleid dat beoogt economische activiteit aan e<strong>en</strong> regio te bind<strong>en</strong>, is groot.Ervaring<strong>en</strong> met de sectorstructuurpolitiek uit de jar<strong>en</strong> tachtig van de vorige eeuw gev<strong>en</strong> hierweinig red<strong>en</strong> tot hoop.Waarom is de Neder<strong>land</strong>se verdeling van stadsomvang zoveel vlakker dan elders? E<strong>en</strong>mogelijke verklaring is geleg<strong>en</strong> in de bijzondere vorm van de Neder<strong>land</strong>se delta. Deze vormheeft geleid tot het ontstaan van twee relatief grote sted<strong>en</strong>, Amsterdam <strong>en</strong> Rotterdam, die tot hetmidd<strong>en</strong> van de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw zich vrij onafhankelijk van elkaar ontwikkeld<strong>en</strong>, gescheid<strong>en</strong>door e<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>zee, de Haarlemmermeer. De hav<strong>en</strong>activiteit<strong>en</strong> zijn sterk verdeeld over tweeafzonderlijk<strong>en</strong> sted<strong>en</strong>, met beide zowel e<strong>en</strong> scheeps- als e<strong>en</strong> luchthav<strong>en</strong>. De drooglegging vande Haarlemmermeer rond 1850 verklaart de teloorgang van de stad Leid<strong>en</strong>, destijds geleg<strong>en</strong> aande rand van de Haarlemmermeer. De drooglegging sloot de toegang van die stad tot de zee af <strong>en</strong>daarmee e<strong>en</strong> belangrijke bron van inkomst<strong>en</strong> uit handel.E<strong>en</strong> andere verklaring wordt gevormd door de politieke machtsverhouding<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong> <strong>en</strong>de inrichting van het op<strong>en</strong>baar bestuur, <strong>en</strong> de bijzondere positie van de hoofdstad daarin. Hethuis van Thorbecke met e<strong>en</strong> machtsdeling tuss<strong>en</strong> het c<strong>en</strong>trale gezag, provincies <strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>,leidt tot sterke drang naar verdel<strong>en</strong>de rechtvaardigheid. Waar in andere <strong>land</strong><strong>en</strong> de primate cityals gevolg van het machtsmonopolie van de staat groter is dan wordt voorspeld door de wet vanZipf, is Amsterdam eerder kleiner. Dat spoort met het feit dat Neder<strong>land</strong> sinds 1848 ge<strong>en</strong>absolute monarchie k<strong>en</strong>t, <strong>en</strong> meer nog, dat Amsterdam nooit het regeringsc<strong>en</strong>trum is geweest.De ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing is tot op zekere hoogte e<strong>en</strong> reflectie van deze verdel<strong>en</strong>derechtvaardigheid. Alle sted<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>veel kans<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Dit leidde tot strikte reguleringvan nieuwbouw <strong>en</strong> aanbodbeperking<strong>en</strong> op de woningmarkt. Succesvolle sted<strong>en</strong> met e<strong>en</strong>kansrijk specialisatiepatroon werd<strong>en</strong> daardoor geconfronteerd met e<strong>en</strong> beperking van hungroeipot<strong>en</strong>tieel. Karakteristiek voor de Neder<strong>land</strong>se bestuurlijke verhouding<strong>en</strong> is het beleidgericht op nieuwe groeikern<strong>en</strong> <strong>en</strong> het in toom houd<strong>en</strong> van groei in de grote sted<strong>en</strong>, onder anderedoor het bescherm<strong>en</strong> van het Gro<strong>en</strong>e Hart.De onzekerheid over de toekomstige ontwikkeling van individuele sted<strong>en</strong> heeft grote gevolg<strong>en</strong>voor hun grondwaarde <strong>en</strong> de waarde van het vastgoed dat daarop staat. De gevolg<strong>en</strong> van desluiting van de mijn<strong>en</strong> voor de waarde van het vastgoed zijn tot op de dag van vandaagzichtbaar in Heerl<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gele<strong>en</strong>/Sittard. Hetzelfde geldt voor de ondergang van detextielindustrie <strong>en</strong> de huiz<strong>en</strong>- <strong>en</strong> grondprijz<strong>en</strong> in Enschede <strong>en</strong> Helmond. Nu hebb<strong>en</strong>investering<strong>en</strong> in gebouw<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vervel<strong>en</strong>de eig<strong>en</strong>schap: ze zijn onomkeerbaar. Als e<strong>en</strong> locatiezijn aantrekkelijkheid verliest kan e<strong>en</strong> gedane investering niet zomaar ongedaan word<strong>en</strong>gemaakt. D<strong>en</strong>nis Capozza <strong>en</strong> Robert Helsley hebb<strong>en</strong> de consequ<strong>en</strong>ties van dezeonomkeerbaarheid geanalyseerd. Bij de bouw van e<strong>en</strong> opstal zou het waardeverschil tuss<strong>en</strong> hetbebouwde <strong>en</strong> het onbebouwde perceel gelijk moet<strong>en</strong> zijn aan de bouwkost<strong>en</strong> van de opstal.40


DE DYNAMIEK VAN HET NEDERLANDSE SYSTEEM VAN STEDENImmers, als het waardeverschil kleiner is, dan zou de eig<strong>en</strong>aar de bebouwing beter achterwegehebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> lat<strong>en</strong>, <strong>en</strong> omgekeerd als het waardeverschil groter is, dan kan de eig<strong>en</strong>aar debebouwing altijd alsnog realiser<strong>en</strong>. De optie om dat alsnog te do<strong>en</strong> drijft de prijs van deonbebouwde kavel op naar de prijs van dezelfde kavel in bebouwde staat, maar dan verminderdmet de bouwkost<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> groot deel van de waarde van <strong>land</strong>bouwgrond in de directe nabijheidvan de stad is de optiewaarde om daarop later e<strong>en</strong> opstal te kunn<strong>en</strong> realiser<strong>en</strong>.Als het slecht gaat met e<strong>en</strong> stad, dan geldt deze gelijkheid niet meer in de hele stad. Aan destadsrand, op de marginale locaties, is het waardeverschil tuss<strong>en</strong> bebouwde <strong>en</strong> onbebouwdegrond dan kleiner dan de bouwkost<strong>en</strong>. Zou die grond onbebouwd zijn, dan zou ge<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>aarhet in zijn hoofd hal<strong>en</strong> om alsnog tot bebouwing over te gaan. Omdat zijn investering echteronomkeerbaar is, heeft hij niet de mogelijkheid om op zijn eerdere beslissing terug te kom<strong>en</strong>.Dit maakt het moeilijker om grondwaarde <strong>en</strong> de waarde van de opstal te onderscheid<strong>en</strong>.De dynamiek van sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> sectorstructuurDe sectorstructuur van e<strong>en</strong> <strong>land</strong> is de resultante van vraag- <strong>en</strong> aanbodfactor<strong>en</strong>. Aan devraagkant spel<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de inkom<strong>en</strong>selasticiteit<strong>en</strong> van diverse bestedingscategorieëne<strong>en</strong> belangrijke rol: de elasticiteit van de vraag naar voedingsmiddel<strong>en</strong> is laag, <strong>en</strong> die vandi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> hoog. Naarmate m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> rijker word<strong>en</strong> verschuift hun bestedingspakket dus vanvoeding via materiële product<strong>en</strong> naar di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>. Aan de aanbodzijde is de hogeproductiviteitsstijging in de <strong>land</strong>bouw <strong>en</strong> de lage productiviteitsstijging in de meestedi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector<strong>en</strong> van belang. Daardoor neemt de werkgeleg<strong>en</strong>heid in de <strong>land</strong>bouw voortdur<strong>en</strong>daf, terwijl de werkgeleg<strong>en</strong>heid in de industrie in eerste instantie to<strong>en</strong>eemt om vervolg<strong>en</strong>s weeraf te nem<strong>en</strong>, <strong>en</strong> neemt de werkgeleg<strong>en</strong>heid in de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector voortdur<strong>en</strong>d toe. Dit patroondoet zich voor over de hele wereld. E<strong>en</strong> tweede factor is de internationale handel. Handel leidttot specialisatie op grond van comparatieve voordel<strong>en</strong>. Neder<strong>land</strong> heeft e<strong>en</strong> comparatiefvoordeel in handel <strong>en</strong> transport, sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d met de unieke geografische ligging <strong>en</strong> de langetraditie als makelaar <strong>en</strong> schakelaar in de internationale uitwisseling van goeder<strong>en</strong>. Tabel 3.3br<strong>en</strong>gt deze verschuiving in de werkgeleg<strong>en</strong>heid in beeld voor de periode 1993−2003. Zelfsvoor deze korte periode bevestigt dit het beeld van e<strong>en</strong> relatief kleine <strong>en</strong> krimp<strong>en</strong>de industrie <strong>en</strong>e<strong>en</strong> relatief grote <strong>en</strong> groei<strong>en</strong>de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector. Hoewel de commerciële di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing interm<strong>en</strong> van werkgeleg<strong>en</strong>heid nog steeds de grootste sector is, groeit de niet-commerciëledi<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing het hardst. Deze sector<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tieel e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>d patroon vanruimtelijke conc<strong>en</strong>tratie. Wat zijn de gevolg<strong>en</strong> van deze verschuiving van de <strong>land</strong>bouw naar dedi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector voor dit ruimtelijke specialisatiepatroon <strong>en</strong> voor de ontwikkeling van sted<strong>en</strong>?Om ruimtelijke specialisatie van economische activiteit te bepal<strong>en</strong> zijn in de literatuurverschill<strong>en</strong>de maatstav<strong>en</strong> ontwikkeld, die allemaal gerelateerd zijn aan de notie van het41


STAD EN LANDlocatiequotiënt. Het locatiequotiënt meet de verhouding tuss<strong>en</strong> het aandeel van e<strong>en</strong> bepaaldesector in e<strong>en</strong> bepaalde regio t<strong>en</strong> opzichte van het aandeel van diezelfde sector in de nationaleeconomie. E<strong>en</strong> relatief hoge waarde van het locatiequotiënt geeft aan dat e<strong>en</strong> sector relatiefsterk is oververteg<strong>en</strong>woordigd in de desbetreff<strong>en</strong>de regio.Tabel 3.3De werkgeleg<strong>en</strong>heid verschuift van de <strong>land</strong>bouw <strong>en</strong> industrie naar di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>Omvang 2003(x 1000)Aandeel 2003(in %)Jaarlijkse groei 1993−2003(in %)Landbouw <strong>en</strong> visserij 97 1,4 – 0,1Industrie <strong>en</strong> bouwnijverheid 960 18,3 – 0,7Bouwnijverheid 389 5,6 0,9Commerciële di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing 3243 46,6 3,2Niet-commerciële di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing 2344 33,7 3,4Totaal 6957 100,0 2,5Bron: Eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing op basis van CBS Statline.E<strong>en</strong> geaggregeerde maatstaf voor specialisatie is de Hirschmann-Herfindahl-index. Deze indexis gebaseerd op de verschill<strong>en</strong> in aandel<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bepaalde sector in regio’s t<strong>en</strong> opzichte vande regio’s als geheel in de nationale werkgeleg<strong>en</strong>heid. Wanneer deze verschill<strong>en</strong> groot zijn, isde desbetreff<strong>en</strong>de sector sterk geconc<strong>en</strong>treerd in e<strong>en</strong> beperkt aantal regio’s. Kleine verschill<strong>en</strong>duid<strong>en</strong> erop dat e<strong>en</strong> sector gelijkmatig over alle regio’s gespreid is. De index heeft als minimalewaarde nul (perfecte spreiding) <strong>en</strong> als maximale waarde twee (volledige conc<strong>en</strong>tratie in <strong>en</strong>keleregio’s).Tabel 3.4 geeft de Hirschmann-Herfindahl-index voor acht bedrijfsklass<strong>en</strong> weer. Het ruimtelijkaggregati<strong>en</strong>iveau wordt gevormd door de 40 COROP-regio’s. COROP-regio’s zijn gedefinieerdvolg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> in Europa gestandaardiseerde gebiedsindeling die in principe e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale stad methaar achter<strong>land</strong> omvat. Zoals te verwacht<strong>en</strong>, is de detailhandel nag<strong>en</strong>oeg perfect gespreid overheel Neder<strong>land</strong>. De onvermijdelijke w<strong>en</strong>selijkheid van nabijheid tuss<strong>en</strong> vrager <strong>en</strong> aanbieder vande detailhandel verklaart de afwezigheid van ruimtelijke specialisatie. Hetzelfde geldt overig<strong>en</strong>sook voor de gezondheidszorg. Vanzelfsprek<strong>en</strong>d zijn de <strong>land</strong>bouw <strong>en</strong> de visserij sterkgeconc<strong>en</strong>treerd in e<strong>en</strong> beperkt aantal regio’s, ev<strong>en</strong>als e<strong>en</strong> aantal bedrijfstakk<strong>en</strong> in de industrie.Dit geldt ook voor de professionele di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing, financiële instelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de ict-sector.42


DE DYNAMIEK VAN HET NEDERLANDSE SYSTEEM VAN STEDENTabel 3.4 Hirschmann-Herfindahl-index laat verschil in regionale specialisatie zi<strong>en</strong> naar 40 COROP-regio’s in 2003BedrijfsklasseLandbouw <strong>en</strong> visserij 0,020Voedings- <strong>en</strong> g<strong>en</strong>otmiddel<strong>en</strong> 0,009Metaal <strong>en</strong> elektrotechniek 0,018Detailhandel 0,001Financiële instelling<strong>en</strong> 0,017Ict-sector 0,035Op<strong>en</strong>baar bestuur 0,010Cultuur <strong>en</strong> overige di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing 0,003Bron: Laura de Dominicis. Raymond Florax <strong>en</strong> H<strong>en</strong>ri de Groot (2008).Figuur 3.5 geeft de locatiequotiënt<strong>en</strong> van deze bedrijfsklass<strong>en</strong> voor de COROP-regio’s weer.Het locatiequotiënt blijkt voor de detailhandel inderdaad nauwelijks te variër<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> deregio’s. Voor alle andere weergegev<strong>en</strong> bedrijfsklass<strong>en</strong> is dat wel het geval. De werkgeleg<strong>en</strong>heidin de <strong>land</strong>bouw <strong>en</strong> de visserij is sterk geconc<strong>en</strong>treerd in e<strong>en</strong> aantal <strong>land</strong>elijke gebied<strong>en</strong>, in dearbeidsint<strong>en</strong>sieve glastuinbouw in het West<strong>land</strong>, <strong>en</strong> in de Boll<strong>en</strong>streek. De metaal <strong>en</strong>elektrotechniek zijn geconc<strong>en</strong>treerd rondom Eindhov<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in mindere mate in Tw<strong>en</strong>te <strong>en</strong>Zuidwest Fries<strong>land</strong>. Amsterdam <strong>en</strong> Hilversum hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> duidelijk locatievoordeel waar hetgaat om cultuur. Het op<strong>en</strong>baar bestuur is gelijkmatig verdeeld over het <strong>land</strong> met e<strong>en</strong> duidelijkeuitschieter in <strong>en</strong> rondom D<strong>en</strong> Haag. De professionele di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector is sterk geconc<strong>en</strong>treerd, definanciële sector in Amsterdam, <strong>en</strong> de ict-sector in Utrecht. Dit weerspiegelt de internationaletr<strong>en</strong>d, waarbij de industrie geleidelijk wegtrekt uit de sted<strong>en</strong>, terwijl de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector daar juistnaartoe trekt. Zelfs in e<strong>en</strong> sector waar elektronische communicatie de kern van debedrijfsactiviteit is, de ict-sector, blijkt clustering dus aan de orde van de dag. Fysieke afstandblijft tot op de dag van vandaag e<strong>en</strong> belemmering bij verspreiding van nieuwe ideeën.43


STAD EN LANDFiguur 3.5Locatiequotiënt<strong>en</strong> naar bedrijfsklasse44


DE DYNAMIEK VAN HET NEDERLANDSE SYSTEEM VAN STEDENFiguur 3.5Locatiequotiënt<strong>en</strong> naar bedrijfsklasse (vervolg)45


STAD EN LANDTabel 3.5De belangrijkste vijf conclusiesDe groei <strong>en</strong> krimp van sted<strong>en</strong> zijn onafhankelijk van hun huidige omvang. Dit leidt tot e<strong>en</strong> zeer scheve verdeling van degrootte van sted<strong>en</strong>, bek<strong>en</strong>d als de rank size rule: de grootste stad is twee keer zo groot als de tweede stad, drie keer zogroot als de derde stad, <strong>en</strong> vier keer zo groot als de vierde, <strong>en</strong>zovoort.Deze grootteverdeling in Neder<strong>land</strong> is vlakker dan elders in de wereld: grote sted<strong>en</strong> zijn hier niet zo groot.De grootste stad is in veel <strong>land</strong><strong>en</strong> zelfs groter dan deze regel voorspelt, zeker in <strong>land</strong><strong>en</strong> met e<strong>en</strong> sterke c<strong>en</strong>traleoverheid. Ook dat geldt niet voor Neder<strong>land</strong>: Amsterdam is eerder kleiner dan groter dan verwacht.Hoewel de grootteverdeling redelijk stabiel is, is de rangorde van sted<strong>en</strong> zeer beweeglijk: de textiel- <strong>en</strong> mijnbouwsted<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> op om daarna weer te krimp<strong>en</strong>, de Brabantse sted<strong>en</strong>driehoek Breda-’s-Hertog<strong>en</strong>bosch-Eindhov<strong>en</strong> groeit delaatste twintig jaar sterk.De commerciële di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing is sterk geconc<strong>en</strong>treerd in de grote sted<strong>en</strong>.Meer lez<strong>en</strong>D<strong>en</strong>nis R. Capozza <strong>en</strong> Robert W. Helsley, 1990, The stochastic city, Journal of UrbanEconomics, 28(2), 187-203.De gevolg<strong>en</strong> van de onzekerheid over stedelijke groei voor de grondwaarde <strong>en</strong> investering<strong>en</strong>aan de stadsrand.Laura De Dominicis, Raymond J.G.M. Florax <strong>en</strong> H<strong>en</strong>ri L.F. de Groot, 2008, De RuimtelijkeVerdeling van Economische Activiteit: Agglomeratie- <strong>en</strong> Locatiepatron<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong>,Kwartaalschrift Economie, 5(1), 71-99.E<strong>en</strong> empirische analyse van de ruimtelijke verdeling van de economische activiteit <strong>en</strong>economische clusters.Xavier Gabaix, 1999, Zipf's Law for Cities: An Explanation, Quarterly Journal ofEconomics, 114(3), 739-767.E<strong>en</strong> studie van de relatie tuss<strong>en</strong> de toevalligheid in de groei van sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> de wet van Zipf.Peter Mulder <strong>en</strong> H<strong>en</strong>ri L.F. de Groot, 2008, The Economics of Zipf’s Law: A meta-analysis,pres<strong>en</strong>tatie op ERSA-confer<strong>en</strong>tie in Lodz.E<strong>en</strong> meta-analyse van de wet van Zipf voor de omvang van de primate city <strong>en</strong> de Zipfcoëfficiënt<strong>en</strong>.K<strong>en</strong>neth Ros<strong>en</strong> <strong>en</strong> Mitchel Resnick,1980, The size distribution of cities: an examination ofthe Pareto law and primacy, Journal of Urban Economics, 8 (2), 165-186.Baanbrek<strong>en</strong>d artikel over de wet van Zipf <strong>en</strong> veelvuldige afwijking<strong>en</strong> van de Zipf-coëffici<strong>en</strong>tgelijk aan één.Jan de Vries (1984), European Urbanization, 1500-1800, London: Routledge Library Edition.Historische analyse van urbanisatie in Europa met veel aandacht voor de wet van Zipf.Voor meer achtergrond<strong>en</strong> bij dit hoofdstuk <strong>en</strong> informatie over de onderwerp<strong>en</strong>, ziewww.cpb.nl/stad<strong>en</strong><strong>land</strong>46


DE PRODUCTIESTAD4 De productiestad‘In almost all countries, there is a constant migration towards the towns. The large towns […]absorb the very best blood from all the rest […]; the most <strong>en</strong>terprising, the most highly gifted,those with the highest physique and the strongest characters go there to find scope for theirabilities.’ALFRED MARSHALL, 1890In de stedelijke agglomeraties wordt meer verdi<strong>en</strong>d dan daarbuit<strong>en</strong>. Op het eerste gezicht lijktdit e<strong>en</strong>voudig te verklar<strong>en</strong> door de ongelijke ruimtelijke spreiding van economische activiteit<strong>en</strong><strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. Hoogwaardige ban<strong>en</strong>, waar veel k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> ervaring voor is vereist, zijngeconc<strong>en</strong>treerd in de Randstad. Routinematige werkzaamhed<strong>en</strong>, die kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgevoerddoor werknemers met e<strong>en</strong> lager opleidingsniveau, zijn daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> oververteg<strong>en</strong>woordigd in de<strong>land</strong>elijke gebied<strong>en</strong>. Vanzelfsprek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> hoger gekwalificeerde werknemers beter betaald<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> de gemiddelde lon<strong>en</strong> dus hoger in de Randstad. De werkelijkheid blijkt echtercomplexer: e<strong>en</strong> willekeurige werknemer uit Fries<strong>land</strong> of Groning<strong>en</strong> zou in Amsterdamgemiddeld ongeveer 10 proc<strong>en</strong>t meer verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Zelfs met gelijke kwalificaties verdi<strong>en</strong>t e<strong>en</strong>werknemer in de Randstad dus meer dan in de <strong>land</strong>elijke gebied<strong>en</strong>. Ook tuss<strong>en</strong> andereNeder<strong>land</strong>se regio’s bestaan zeker gezi<strong>en</strong> de relatief kleine omvang van de Neder<strong>land</strong>seeconomie aanzi<strong>en</strong>lijke loonverschill<strong>en</strong> die niet kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verklaard door individuelek<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van werknemers <strong>en</strong> onderneming<strong>en</strong>.Wat verklaart nu deze regionale loonverschill<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong>? Die vraag wordt hierbeantwoord door gebruik te mak<strong>en</strong> van unieke microdata van het CBS, met informatie overwerknemers <strong>en</strong> onderneming<strong>en</strong>. Dit is e<strong>en</strong> belangrijk verschil met eerdere studies, die werkt<strong>en</strong>met geaggregeerde data. Microdata stell<strong>en</strong> de onderzoeker in staat om regionale loonverschill<strong>en</strong>te onderzoek<strong>en</strong> van werknemers met overig<strong>en</strong>s gelijke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, zoals leeftijd <strong>en</strong> opleiding.Met andere woord<strong>en</strong>, microdata mak<strong>en</strong> het mogelijk om in de data op zoek te gaan naartweeling<strong>en</strong> die in alle opzicht<strong>en</strong> id<strong>en</strong>tiek zijn met uitzondering van de locatie waar ze werkzaamzijn. Loonverschill<strong>en</strong> voor dergelijke tweeling<strong>en</strong> reflecter<strong>en</strong> productiviteitsverschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>locaties. Middels deze analyse zijn dus de productiviteitseffect<strong>en</strong> van verstedelijking in kaart tebr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.Dergelijke productiviteitsverschill<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> het aantrekkelijk om dicht bij de stad te won<strong>en</strong>.Immers, hoe dichter bij de stad, des te makkelijker zijn de goed betal<strong>en</strong>de ban<strong>en</strong> in het C<strong>en</strong>tralBusiness District (CBD) bereikbaar. Er is dus e<strong>en</strong> relatie tuss<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds het monoc<strong>en</strong>trischemodel van de stad met zijn CBD <strong>en</strong> zijn woonwijk<strong>en</strong> daar omhe<strong>en</strong> <strong>en</strong> anderzijds het bestaan vanregionale loonverschill<strong>en</strong>. Het hogere loonniveau in het CBD staat in verband met hetgrondwaardesurplus in het gebied rondom het CBD. Als deze productiviteitsverschill<strong>en</strong> de<strong>en</strong>ige red<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> zijn voor de hogere grondprijz<strong>en</strong> in de stad, dan zou de Netto Contante47


STAD EN LANDWaarde (NCW) van het totale loonverschil één tot drie maal zo groot moet<strong>en</strong> zijn als hetgrondwaardesurplus van de stad als geheel (zie hoofdstuk 2). De analyse in dit hoofdstuk maakthet mogelijk om dit verband te toets<strong>en</strong>.Verklaring<strong>en</strong> voor regionale loon- <strong>en</strong> productiviteitsverschill<strong>en</strong>In de literatuur naar regionale loonverschill<strong>en</strong> word<strong>en</strong> drie soort<strong>en</strong> verklaring<strong>en</strong> voor regionaleloonverschill<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>: (i) de aanwezigheid van natuurlijke hulpbronn<strong>en</strong>, (ii) verschill<strong>en</strong>in de sam<strong>en</strong>stelling van het werknemersbestand op de arbeidsmarkt, <strong>en</strong> (iii) agglomeratieeffect<strong>en</strong>.Met name de agglomeratie-effect<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in de literatuur naar productiviteitsverschill<strong>en</strong> veelaandacht gekreg<strong>en</strong>. Het gaat hier om effect<strong>en</strong> die mak<strong>en</strong> dat werknemers productiever zijn inverstedelijkte, dichtbevolkte gebied<strong>en</strong>. De locatiebeslissing van e<strong>en</strong> bedrijf is bepal<strong>en</strong>d voor deproductiviteit van ander<strong>en</strong>. Aangezi<strong>en</strong> dat bedrijf uit zichzelf ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing zal houd<strong>en</strong> met heteffect van zijn locatiebeslissing op de productiviteit van ander<strong>en</strong>, gaat het hier om e<strong>en</strong> vorm vanexterne effect<strong>en</strong>. Omdat deze externe effect<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met de clustering van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong>bedrijv<strong>en</strong> op specifieke locaties, word<strong>en</strong> zij agglomeratie-externaliteit<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd. Omdatindividuele bedrijv<strong>en</strong> deze agglomeratie-externaliteit<strong>en</strong> niet in hun vestigingsbeslissingbetrekk<strong>en</strong>, leidt de markt niet tot het best mogelijke resultaat <strong>en</strong> is er dus e<strong>en</strong> legitimatie vooroverheidsingrijp<strong>en</strong>.Werknemers met verschill<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zijn niet willekeurig over het <strong>land</strong> verdeeld. Insommige regio’s wijkt het aandeel van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bepaald opleidingsniveau duidelijk afvan het <strong>land</strong>elijke gemiddelde. Hetzelfde geldt voor de leeftijd van werknemers <strong>en</strong>immigrant<strong>en</strong>. Tabel 4.1 toont kerngegev<strong>en</strong>s voor 22 Groot Stedelijke Agglomeraties (GSA’s),alsmede het gewog<strong>en</strong> gemiddelde van deze k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> voor het gebied buit<strong>en</strong> deze GSA’s. Ietsmeer dan de helft van de ban<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong> is gesitueerd in één van de GSA’s.Deze tabel laat zi<strong>en</strong> dat de gemiddelde uurlon<strong>en</strong> sterk verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> regio’s, van 17,90 euroop het platte<strong>land</strong> tot 21,70 euro in Amsterdam, e<strong>en</strong> verschil van meer dan 20%. Hogeropgeleid<strong>en</strong> (HBO of hoger) cluster<strong>en</strong> in de grote sted<strong>en</strong> in met name de Randstad. Deperc<strong>en</strong>tages hoger opgeleid<strong>en</strong> variër<strong>en</strong> van ongeveer 30 proc<strong>en</strong>t in Heerl<strong>en</strong>, Gele<strong>en</strong>/Sittard,Apeldoorn, Dordrecht <strong>en</strong> het niet-GSA gebied tot meer dan 45 proc<strong>en</strong>t in Nijmeg<strong>en</strong>, Utrecht,D<strong>en</strong> Haag <strong>en</strong> Amsterdam. Er is e<strong>en</strong> duidelijke conc<strong>en</strong>tratie van immigrant<strong>en</strong> in de grote sted<strong>en</strong>in de Randstad. Binn<strong>en</strong> het dichtbevolkte Neder<strong>land</strong> is er ook e<strong>en</strong> forse variatie in debaandichtheid. De baandichtheid in D<strong>en</strong> Haag is e<strong>en</strong> factor 14 hoger dan in het niet-GSAgebied.48


DE PRODUCTIESTADTabel 4.1Werknemers in GSA’s verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> meer <strong>en</strong> zijn hoger opgeleid dan daarbuit<strong>en</strong>GSAHoger opgeleid<strong>en</strong>(%)Uurloon(euro)Parttimeban<strong>en</strong> (%)Immigrant<strong>en</strong>(%)Vrouw<strong>en</strong>(%)LeeftijdBan<strong>en</strong> perkm 2Amsterdam 45,3 21,7 39,5 13,1 44,9 41,0 1929Rotterdam 35,2 19,7 41,4 13,0 48,9 40,7 1675’s-Grav<strong>en</strong>hage 45,9 21,6 37,7 13,6 47,4 40,8 2122Utrecht 46,9 20,6 43,6 8,3 46,9 40,6 1981Eindhov<strong>en</strong> 42,0 19,5 40,7 7,8 46,8 40,8 1075Leid<strong>en</strong> 43,0 19,6 53,9 8,4 57,3 40,3 1376Dordrecht 29,5 18,0 46,2 6,8 50,3 40,8 799Tilburg 34,6 18,0 49,2 6,5 50,8 39,9 790Heerl<strong>en</strong> 30,6 17,9 42,2 5,3 47,3 41,6 859Groning<strong>en</strong> 42,8 19,1 50,6 4,5 50,4 40,4 1081Haarlem 37,8 19,3 49,1 7,8 54,7 41,3 1242Breda 36,4 18,4 45,0 6,8 53,0 40,6 817Amersfoort 42,9 19,7 45,0 6,6 50,1 41,1 826's-Hertog<strong>en</strong>bosch 37,6 19,1 43,9 5,6 48,7 41,0 973Nijmeg<strong>en</strong> 46,8 20,3 51,3 7,1 52,5 41,3 1976Apeldoorn 31,8 18,9 44,0 4,2 47,1 40,6 296Enschede 36,6 17,9 47,8 7,9 51,6 40,6 568Arnhem 38,0 19,1 48,5 5,7 50,3 41,8 886Gele<strong>en</strong>/Sittard 30,1 18,7 42,3 5,9 43,3 42,4 631Maastricht 38,7 18,7 47,9 5,4 52,5 40,3 1460Zwolle 34,4 18,0 51,4 4,4 51,7 40,8 788Leeuward<strong>en</strong> 36,8 17,9 51,8 3,3 51,8 40,5 973Niet-GSA 31,7 17,9 48,1 5,4 51,5 40,7 143Bron: Eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op basis van microdata van het CBS. Hoger opgeleid<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> HBO-opleiding of hoger.Waarom vestig<strong>en</strong> hoger opgeleid<strong>en</strong> zich bij voorkeur in bepaalde regio’s? Hiervoor zijnverschill<strong>en</strong>de oorzak<strong>en</strong> aan te wijz<strong>en</strong>. De klassieke verklaring, ruimtelijke variatie in natuurlijkelocatievoordel<strong>en</strong>, speelt teg<strong>en</strong>woordig e<strong>en</strong> ondergeschikte rol. Goedkope toegang tot bepaaldehulpbronn<strong>en</strong>, de toegang tot waterweg<strong>en</strong>, of e<strong>en</strong> gunstig klimaat kan in bepaalde regio’s <strong>en</strong> voorbepaalde bedrijfstakk<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> hoger productiviteitsniveau leid<strong>en</strong>. Hierdoor kan e<strong>en</strong> sterkemate van ruimtelijke clustering opgetred<strong>en</strong>. Door arbeidsmigratie, keuze van bepaalde typ<strong>en</strong>opleiding<strong>en</strong>, <strong>en</strong> regionale specialisatie, zull<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in gemiddelde lon<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> regio’s opde lange termijn beperkt zijn. Alle<strong>en</strong> wanneer door natuurlijke hulpbronn<strong>en</strong> de druk op e<strong>en</strong>bepaalde regio groot is, kunn<strong>en</strong> lon<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>d hoger peil blijv<strong>en</strong>. Echter, sinds desluiting van de mijn<strong>en</strong> zijn hiervan in Neder<strong>land</strong> nog maar weinig voorbeeld<strong>en</strong> over. Hetlocatievoordeel van Rotterdam met zijn ligging aan de monding van de Rijn maakt deze stadniet tot e<strong>en</strong> aantrekkelijke vestigingsplaats voor hoger opgeleid<strong>en</strong>.De tweede mogelijke verklaring zijn de agglomeratie-effect<strong>en</strong> in vestigingsplaatskeuze. Degrote sted<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong> oef<strong>en</strong><strong>en</strong> net als het Lond<strong>en</strong> uit de tijd van Alfred Marshall groteaantrekkingskracht uit op de meest capabele werknemers. Zoals besprok<strong>en</strong> in hoofdstuk 1,49


STAD EN LANDvestig<strong>en</strong> overal in de wereld juist de bedrijfstakk<strong>en</strong> waarin k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> innovatie e<strong>en</strong> grote rolspel<strong>en</strong>, zich in de grote sted<strong>en</strong>. In weerwil van de opkomst van het internet vind<strong>en</strong> nieuweideeën het snelst hun weg via mondelinge communicatie. Juist de hoger opgeleid<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>daarin e<strong>en</strong> cruciale rol, <strong>en</strong> juist zij hebb<strong>en</strong> er dus voordeel bij om in de stad te gaan werk<strong>en</strong>.Neder<strong>land</strong> is ge<strong>en</strong> uitzondering op dit patroon. De k<strong>en</strong>niseconomie conc<strong>en</strong>treert zich dus in destad. Verder zijn universiteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> hogeschol<strong>en</strong> vaak gevestigd in grote sted<strong>en</strong>. Dit maakt destad op zijn beurt e<strong>en</strong> aantrekkelijke vestigingsplaats voor onderneming<strong>en</strong> die veel gebruikmak<strong>en</strong> van geschoolde arbeid. Jonger<strong>en</strong> die voor het volg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> studie naar de stadverhuiz<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> hierdoor weinig red<strong>en</strong> om na het afrond<strong>en</strong> van hun opleiding weer terug teverhuiz<strong>en</strong> naar <strong>land</strong>elijke strek<strong>en</strong>.Wanneer door de toestroom van onderneming<strong>en</strong> <strong>en</strong> personeel de economische dichtheid in e<strong>en</strong>regio is toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> agglomeratie-externaliteit<strong>en</strong> ontstaan. De werking hiervanverloopt via verschill<strong>en</strong>de mechanism<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> eerste bron is nabijheid van onderneming<strong>en</strong> t<strong>en</strong>opzichte van hun toeleveranciers <strong>en</strong> afnemers, alsmede de schaal van hun gezam<strong>en</strong>lijkeactiviteit<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> tweede bron zijn de zog<strong>en</strong>aamde ‘dikke arbeidsmarkt<strong>en</strong>’ waarin werknemers<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> elkaar e<strong>en</strong>voudig kunn<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> <strong>en</strong> er – gemiddeld g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> – e<strong>en</strong> betere matchontstaat tuss<strong>en</strong> ban<strong>en</strong> <strong>en</strong> de specifieke kwalificaties van werknemers, wat zich uit in e<strong>en</strong> hogereproductiviteit. K<strong>en</strong>nisspillovers zijn e<strong>en</strong> andere bron van agglomeratie-externaliteit<strong>en</strong>. Doordatk<strong>en</strong>nis zich gemakkelijker verspreidt in e<strong>en</strong> omgeving met e<strong>en</strong> grote economische dichtheid, zalde innovativiteit to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s het gedachtegoed van Alfred Marshall, K<strong>en</strong>neth Arrow <strong>en</strong>Paul Romer ontstaat dit type externaliteit<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> sector<strong>en</strong>, doordat concurr<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die in elkaarsnabijheid actief zijn, van elkaar ler<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s Jane Jacobs vind<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nisspillovers echter juistvooral plaats tuss<strong>en</strong> sector<strong>en</strong>, doordat onderneming<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong> van elkaarler<strong>en</strong>. Het idee is hierbij dat juist wanneer verschill<strong>en</strong> in gebruikte technologie groot zijn, zoalshet geval is bij totaal verschill<strong>en</strong>de sector<strong>en</strong>, er veel ruimte is voor kruisbestuiving. MichaelPorter, t<strong>en</strong> slotte, wees op het belang van concurr<strong>en</strong>tie binn<strong>en</strong> sector<strong>en</strong> in regio’s. C<strong>en</strong>traal ideeis hierbij dat concurr<strong>en</strong>tie leidt tot hogere productiviteit wanneer onderneming<strong>en</strong> metvergelijkbare activiteit<strong>en</strong> zich in elkaars nabijheid bevind<strong>en</strong>. Deze verschill<strong>en</strong>de effect<strong>en</strong>word<strong>en</strong> in de literatuur veelvuldig aangeduid als Marshall-Arrow-Romer externaliteit<strong>en</strong> (MARexternaliteit<strong>en</strong>),Jacobs-externaliteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> Porter-externaliteit<strong>en</strong> (vernoemd naar dewet<strong>en</strong>schappers die met de effect<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geassocieerd).Wanneer voor hoger opgeleid<strong>en</strong> hun productiviteit in e<strong>en</strong> bepaalde regio bov<strong>en</strong> het <strong>land</strong>elijkgemiddelde ligt, zull<strong>en</strong> onderneming<strong>en</strong> die veel hoger opgeleid personeel nodig hebb<strong>en</strong>,g<strong>en</strong>eigd zijn om zich in deze regio te vestig<strong>en</strong>. Om personeel uit andere regio’s aan te trekk<strong>en</strong>,zull<strong>en</strong> zij bereid zijn e<strong>en</strong> hoger loon te betal<strong>en</strong> (totdat de lon<strong>en</strong> gelijk zijn aan de marginaleproductiviteit van werknemers). Agglomeratie-externaliteit<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> dus weer tot e<strong>en</strong> verdereclustering van hoger opgeleid<strong>en</strong> in de grote sted<strong>en</strong>.50


DE PRODUCTIESTADStijg<strong>en</strong>de prijz<strong>en</strong> van lokaal onroer<strong>en</strong>d goed <strong>en</strong> lokale voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> voor stijg<strong>en</strong>dekost<strong>en</strong> naarmate de druk op e<strong>en</strong> regio to<strong>en</strong>eemt. In e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wichtssituatie is elke regio voorelke werknemer <strong>en</strong> onderneming precies ev<strong>en</strong> aantrekkelijk. Werknemers kunn<strong>en</strong> in e<strong>en</strong>grootstedelijk gebied weliswaar meer verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>, maar dit voordeel wordt t<strong>en</strong>ietgedaan doorduurdere woning<strong>en</strong> <strong>en</strong> hogere kost<strong>en</strong> van lev<strong>en</strong>sonderhoud, of hogere reiskost<strong>en</strong> in het gevalvan for<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. Juist die werknemers die het meest profiter<strong>en</strong> van het grootstedelijke milieu, zijnbereid het meest te betal<strong>en</strong> om in de stad te kunn<strong>en</strong> won<strong>en</strong>. Voor onderneming<strong>en</strong> geldt dat inbepaalde regio’s e<strong>en</strong> hogere productiviteit kan word<strong>en</strong> gerealiseerd, maar dat dit niet resulteertin meer winst, doordat arbeidskost<strong>en</strong> <strong>en</strong> prijz<strong>en</strong> van bedrijfspand<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> hoger niveau ligg<strong>en</strong>.Ook hier zull<strong>en</strong> de bedrijv<strong>en</strong> die het meest van de stad profiter<strong>en</strong>, bereid zijn het meest tebetal<strong>en</strong> voor deze locatievoordel<strong>en</strong>.Regionale loonverschill<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong>Veel onderzoek naar regionale loonverschill<strong>en</strong> <strong>en</strong> agglomeratie-effect<strong>en</strong> wordt uitgevoerd metgeaggregeerde data. Het nadeel hiervan is dat wordt voorbijgegaan aan de regionale verschill<strong>en</strong>in de sam<strong>en</strong>stelling van de beroepsbevolking. Omdat hoger opgeleid<strong>en</strong> zich bij voorkeurvestig<strong>en</strong> in gebied<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoge economische dichtheid <strong>en</strong> omdat hoger opgeleid<strong>en</strong> sowiesomeer verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>, leidt e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudige regressie van het gemiddelde loon op de economischedichtheid dan ook bijna vanzelf tot e<strong>en</strong> positief verband. Regressies met data op geaggregeerdniveau resulter<strong>en</strong> daarom in e<strong>en</strong> overschatting van de voordel<strong>en</strong> van agglomeratie. Door hetgebruik van gedetailleerde microdata over werknemers kan dit probleem met e<strong>en</strong> aanpak intwee stapp<strong>en</strong> word<strong>en</strong> omzeild. In de eerste stap wordt bepaald welk deel van de loonverschill<strong>en</strong>wordt verklaard uit werknemersk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> als leeftijd, geslacht <strong>en</strong> opleiding. Het deel van deloonverschill<strong>en</strong> dat niet uit deze k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> wordt verklaard, wordt vervolg<strong>en</strong>s in de tweedestap gerelateerd aan regionale <strong>en</strong> sectorale k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>. Hieruit kunn<strong>en</strong> de aard <strong>en</strong> omvang vanagglomeratie-effect<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vastgesteld.Figuur 4.1 toont het gemiddelde loon per regio in 2005. Het loon is gestandaardiseerd, zodat hetgemiddelde loon in heel Neder<strong>land</strong> gelijk is aan 100. Het gemiddelde loon is bepaald perCOROP-regio. De hoogste lon<strong>en</strong> word<strong>en</strong> betaald in Eindhov<strong>en</strong>, Groning<strong>en</strong>, D<strong>en</strong> Haag,Amsterdam <strong>en</strong> in andere del<strong>en</strong> van de Randstad, de laagste lon<strong>en</strong> in de noordelijke regio’s. Dehoge lon<strong>en</strong> in Zeeuws-Vlaander<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> alles te mak<strong>en</strong> met het bedrijf Dow Chemical inTerneuz<strong>en</strong>.51


STAD EN LANDFiguur 4.1Gemiddeld loon per regio loopt sterk uite<strong>en</strong>(indices, gemiddelde is 100, data 2005)Bron: Eig<strong>en</strong> bewerking<strong>en</strong> van CBS-gegev<strong>en</strong>s.52


DE PRODUCTIESTADNeder<strong>land</strong>se loonverschill<strong>en</strong> verklaardLoonregressies zijn e<strong>en</strong> veelgebruikt instrum<strong>en</strong>t voor het analyser<strong>en</strong> van loonverschill<strong>en</strong>.Daarbij wordt de logaritme van het netto uurloon van elk individu verklaard aan de hand vane<strong>en</strong> constante, het opleidingsniveau, de leeftijd <strong>en</strong> de leeftijd in het kwadraat, <strong>en</strong> dummy’s voorgeslacht, al dan niet immigrant zijn, het hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> parttime baan, <strong>en</strong> de sector <strong>en</strong> de regiowaarin e<strong>en</strong> werknemer werkzaam is. De resultat<strong>en</strong> van deze regressieanalyse staanweergegev<strong>en</strong> in tabel 4.2.Tabel 4.2 Loonverschill<strong>en</strong> <strong>en</strong> persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> in 2005Afhankelijke variabele: log uurloonLeeftijd 0,06Leeftijd gekwadrateerd – 0,0006Vrouwelijk geslacht – 0,12Immigrant – 0,10Parttime werknemer – 0,11Opleidingsniveaudummy’sLager secundair onderwijs (vmbo, mbo 1) 0,06Hoger secundair onderwijs (havo, vwo) 0,26Lager tertiair onderwijs (mbo 2 + 3) 0,19Lager tertiair onderwijs (mbo 4) 0,27Hoger tertiair onderwijs (hbo, BA) 0,47Hoger tertiair onderwijs (MA, MSc, PhD) 0,68Verklaarde variantie 56%De opleidingsdummy’s zijn t<strong>en</strong> opzichte van werknemers met alle<strong>en</strong> lagere school. Alle effect<strong>en</strong> zijn significant op e<strong>en</strong> 1%-niveau. Er zijn regio- <strong>en</strong>sectordummy’s meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.E<strong>en</strong> regressiecoëfficiënt van 0,01 betek<strong>en</strong>t dat wanneer e<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong>de variabele met ééne<strong>en</strong>heid to<strong>en</strong>eemt, het verdi<strong>en</strong>de uurloon dan met één proc<strong>en</strong>t to<strong>en</strong>eemt. Vrouw<strong>en</strong> verdi<strong>en</strong>d<strong>en</strong>dus in 2005 12 proc<strong>en</strong>t minder dan mann<strong>en</strong>, immigrant<strong>en</strong> 10 proc<strong>en</strong>t minder dan nietimmigrant<strong>en</strong>,<strong>en</strong> parttime medewerkers 11 proc<strong>en</strong>t minder dan hun fulltime collega’s, <strong>en</strong> datalles bij gelijke overige k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>. Werknemers die e<strong>en</strong> universitaire studie hebb<strong>en</strong> afgerond,verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> ongeveer tweederde meer dan werknemers die alle<strong>en</strong> op de lagere school hebb<strong>en</strong>gezet<strong>en</strong>.Hoewel de individuele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groot deel van de loonverschill<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong>, blijft er e<strong>en</strong>belangrijk onverklaard deel over. De vraag is in hoeverre dit niet-verklaarde deel kan word<strong>en</strong>toegeschrev<strong>en</strong> aan regionale loonverschill<strong>en</strong>. Figuur 4.2 toont het loonverschil tuss<strong>en</strong> de regio’snadat gecorrigeerd is voor de verschill<strong>en</strong> in persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> op basis van de resultat<strong>en</strong> intabel 4.2. Het regionale patroon komt grot<strong>en</strong>deels overe<strong>en</strong> met het patroon in de gemiddeldelon<strong>en</strong>, zie figuur 4.1, maar de verschill<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> stuk kleiner. In figuur 4.1 was het verschiltuss<strong>en</strong> het hoogste <strong>en</strong> het laagste loon 20%, in figuur 4.2 is dat nog maar 10%. E<strong>en</strong> belangrijk53


STAD EN LANDdeel van de regionale loonverschill<strong>en</strong> is dus het gevolg van regionale verschill<strong>en</strong> inopleidingsniveau. Maar dat is dus niet het hele verhaal. Wanneer e<strong>en</strong> willekeurige werknemerzou word<strong>en</strong> verplaatst van Fries<strong>land</strong> naar Amsterdam, dan zou deze naar verwachting ruim 10%meer gaan verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>.Figuur 4.2Lon<strong>en</strong> na correctie voor persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> hoog in RandstadWeergegev<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> index van het regionaal gemiddelde loonresidu dat resulteert na correctie voor persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>.De index is 100 in de regio waar het loonresidu gelijk is aan nul.Bron: Eig<strong>en</strong> bewerking van CBS-gegev<strong>en</strong>s.54


DE PRODUCTIESTADAgglomeratie-effect<strong>en</strong> als verklaring voor loonverschill<strong>en</strong>Wat verklaart de regionale loonverschill<strong>en</strong> uit figuur 4.2? Om dat te achterhal<strong>en</strong>, wordt percombinatie van geme<strong>en</strong>te, sector <strong>en</strong> jaar het gemiddelde loon gecorrigeerd voorpersoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s wordt onderzocht hoe dit gemiddelde loon sam<strong>en</strong>hangt meturbanisatie, de sectorale specialisatie, de diversiteit <strong>en</strong> de mate van concurr<strong>en</strong>tie in e<strong>en</strong> sector.Voor al deze factor<strong>en</strong> zijn indicator<strong>en</strong> ontwikkeld. Urbanisatie wordt gemet<strong>en</strong> door de dichtheidvan de werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> de gebiedsomvang van de regio. Voor MAR-externaliteit<strong>en</strong> –k<strong>en</strong>nisspillovers binn<strong>en</strong> sector<strong>en</strong> – is het aandeel van de desbetreff<strong>en</strong>de sector in de regioopg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Voor Jane Jacobs’ diversiteit wordt Shannon’s <strong>en</strong>tropie als maatstaf voordiversiteit gebruikt. E<strong>en</strong> hoge waarde correspondeert met e<strong>en</strong> grote regionale verscheid<strong>en</strong>heidin de sectorstructuur.Tabel 4.3 bevat de resultat<strong>en</strong> van de uitgevoerde analyse. E<strong>en</strong> stijging met 10% van dedichtheid van de werkgeleg<strong>en</strong>heid in e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te correspondeert met e<strong>en</strong> 0,21% hoger loon.E<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te met e<strong>en</strong> 10% groter grondgebied heeft bij de dezelfde dichtheid van dewerkgeleg<strong>en</strong>heid e<strong>en</strong> 0,11% hoger loon. Met andere woord<strong>en</strong>, het productiviteitsverschil tuss<strong>en</strong>twee regio’s met e<strong>en</strong>zelfde dichtheid is groter voor de grotere regio. Deze twee effect<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>beschrijv<strong>en</strong> het effect van urbanisatie. E<strong>en</strong> sterk effect wordt ook gevond<strong>en</strong> voor despecialisatie van e<strong>en</strong> regio in e<strong>en</strong> specifieke sector. Werknemers die in e<strong>en</strong> regio werk<strong>en</strong> waarrelatief veel collega’s in dezelfde sector werkzaam zijn, verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger loon. E<strong>en</strong> 10%hoger aandeel van de sector gaat gepaard met e<strong>en</strong> 0,23% hoger loon. Sectorale diversiteit <strong>en</strong>concurr<strong>en</strong>tie blijk<strong>en</strong> – in teg<strong>en</strong>stelling tot respectievelijk de Jacobs- <strong>en</strong> Porter-hypothes<strong>en</strong> – e<strong>en</strong>negatief effect op de regionale lon<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>.Tabel 4.3Agglomeratie-effect<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong> deel van het loonverschilCOROP-regio’sGeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>UrbanisatieDichtheid werkgeleg<strong>en</strong>heid 0,038 0,021Omvang (Log oppervlakte) 0,013 0,011AgglomeratieAandeel sector - MAR 0,024 0,023Diversiteit - Jacobs – 0,078 – 0,042Concurr<strong>en</strong>tie Porter – 0,068 – 0,012Verklaarde variantie 32% 19%Aantal observaties 7.747 28.048Met uitzondering van concurr<strong>en</strong>tie bij de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn alle effect<strong>en</strong> statistisch significant op e<strong>en</strong> niveau van 1%. In alle gevall<strong>en</strong> zijn sector- <strong>en</strong>jaardummy’s in de analyse opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.55


DE PRODUCTIESTADTabel 4.4Decompositie van het proc<strong>en</strong>tuele loonverschil per GSA t<strong>en</strong> opzichte van het loon in het niet-GSA gebiedGSA Gemiddeld Verwacht Decompositie van het verwachte loonverschil in de bijdrag<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>Loonverschil Loonverschil Geslacht Immigrant Parttime Leeftijd Opleiding Urbanisatie Diversiteit Sector Concurr<strong>en</strong>tie SpecialisatieAmsterdam 19,52 11,03 0,76 0,72 0,81 0,41 4,75 5,19 0,04 0,06 0,27 0,02Rotterdam 9,77 5,60 0,30 0,70 0,63 0,02 1,21 4,23 0,12 0,25 0,22 0,17's-Grav<strong>en</strong>hage 19,22 11,30 0,47 0,76 0,98 0,15 4,95 4,68 0,56 0,52 0,25 0,30Utrecht 14,10 10,69 0,53 0,27 0,42 0,09 5,30 4,40 0,10 0,63 0,14 0,11Eindhov<strong>en</strong> 8,57 7,35 0,54 0,23 0,70 0,12 3,59 3,28 0,23 0,24 0,21 0,19Leid<strong>en</strong> 9,04 5,63 0,67 0,28 0,54 0,51 3,94 2,36 0,48 0,30 0,56 0,36Dordrecht 0,63 1,84 0,14 0,13 0,18 0,15 0,78 1,64 0,18 0,57 0,24 0,16Tilburg 0,81 1,59 0,08 0,10 0,10 1,13 1,01 2,93 0,03 0,77 0,29 0,15Heerl<strong>en</strong> 0,17 3,68 0,48 0,00 0,56 1,24 0,37 1,77 0,01 0,19 0,18 0,11Groning<strong>en</strong> 7,02 7,78 0,13 0,08 0,23 0,42 3,88 3,40 0,24 0,06 0,77 0,19Haarlem 7,71 5,58 0,37 0,22 0,09 0,83 2,15 3,07 0,17 0,20 0,15 0,12Breda 2,90 4,01 0,17 0,13 0,29 0,10 1,65 2,82 0,40 0,43 0,37 0,21Amersfoort 9,88 7,95 0,16 0,11 0,30 0,56 3,91 2,67 0,10 0,28 0,65 0,03's-Hertog<strong>en</strong>bosch 6,61 5,81 0,32 0,02 0,39 0,44 2,05 2,75 0,10 0,22 0,25 0,10Nijmeg<strong>en</strong> 12,99 8,95 0,11 0,16 0,30 0,80 5,25 3,65 0,38 0,22 0,35 0,23Apeldoorn 5,61 3,29 0,50 0,11 0,39 0,03 0,05 1,87 0,40 1,07 0,28 0,22Enschede 0,15 3,00 0,02 0,24 0,03 0,10 1,71 2,20 0,38 0,05 0,16 0,11Arnhem 6,61 7,46 0,14 0,03 0,04 1,46 2,21 3,16 0,27 0,09 0,21 0,10Gele<strong>en</strong>/Sittard 4,52 5,33 0,94 0,05 0,55 2,18 0,54 1,79 0,59 0,35 0,71 0,29Maastricht 4,60 4,20 0,11 0,01 0,02 0,47 2,45 3,10 0,15 0,60 0,04 0,07Zwolle 0,63 2,89 0,02 0,09 0,31 0,16 0,95 2,62 0,05 0,42 0,23 0,19Leeuward<strong>en</strong> 0,11 5,02 0,04 0,19 0,35 0,17 1,79 2,66 0,20 1,40 0,27 0,07Verwachte loonverschill<strong>en</strong> in proc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn gebaseerd op de resultat<strong>en</strong> in tabel 4.2 <strong>en</strong> 4.3.57


DE PRODUCTIESTADConfrontatie loonsurplus <strong>en</strong> grondwaardesurplus van verstedelijkingDe regionale verschill<strong>en</strong> in lon<strong>en</strong> <strong>en</strong> grondprijz<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat economisch Neder<strong>land</strong> verre vanplat is. De productiviteit is substantieel hoger in stedelijke gebied<strong>en</strong> als gevolg van agglomeratie- <strong>en</strong>urbanisatie-effect<strong>en</strong>, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> conc<strong>en</strong>tratie van hoogopgeleid<strong>en</strong> in stedelijke gebied<strong>en</strong>. Hetmonoc<strong>en</strong>trische model van de stad van e<strong>en</strong> CBD omringd door woonwijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> suburbs voorspeltdat er e<strong>en</strong> relatie is tuss<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds de NCW van het loonsurplus in e<strong>en</strong> stedelijke agglomeratie t<strong>en</strong>opzichte van het omligg<strong>en</strong>de platte<strong>land</strong> <strong>en</strong> anderzijds het grondwaardesurplus in die agglomeratie.Indi<strong>en</strong> de locatievoordel<strong>en</strong> van de stad het gevolg zijn van de hogere lon<strong>en</strong> <strong>en</strong> als alle ban<strong>en</strong> in hetCBD zijn geconc<strong>en</strong>treerd, dan zou de NCW van het loonsurplus drie keer zo groot moet<strong>en</strong> zijn alshet grondwaardesurplus. Als de ban<strong>en</strong> meer over de stad gespreid zijn, dan moet de NCW van hetloonsurplus nog minst<strong>en</strong>s zo groot zijn als het grondwaardesurplus. Alle<strong>en</strong> als niet alle<strong>en</strong> de ban<strong>en</strong>in de stad breder gespreid zijn dan het CBD <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> andere locatievoordel<strong>en</strong> dan alle<strong>en</strong> hetproductiviteitsverschil tuss<strong>en</strong> stad <strong>en</strong> platte<strong>land</strong> de hogere grondprijz<strong>en</strong> in de stad verklaart, alle<strong>en</strong>dan kan de NCW van het loonsurplus tot onder het grondwaardesurplus zakk<strong>en</strong>. Voor de bepalingvan het grondwaardesurplus is het vanzelfsprek<strong>en</strong>d van belang welke stadsgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> word<strong>en</strong>gehanteerd. Het monoc<strong>en</strong>trische model van de stad verschaft daarvoor e<strong>en</strong> helder criterium:for<strong>en</strong>s<strong>en</strong>strom<strong>en</strong>. De stedelijke agglomeratie is zo groot als het gebied van waaruit e<strong>en</strong> groot deelvan de werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zijn emplooi in het stadsc<strong>en</strong>trum vindt.Tabel 4.5 vat de eerdere inzicht<strong>en</strong> over regionale verschill<strong>en</strong> in grondprijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> lon<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>. Deeerste twee kolomm<strong>en</strong> ton<strong>en</strong> de bijdrage van verstedelijking aan loonverschill<strong>en</strong>. In de eerste kolomwordt uitsluit<strong>en</strong>d gekek<strong>en</strong> naar de mate waarin lon<strong>en</strong> hoger zijn t<strong>en</strong> gevolge van verschill<strong>en</strong> inurbanisatie (zie tabel 4.4). De tweede kolom laat het totale loonverschil zi<strong>en</strong> dat uitsluit<strong>en</strong>dgecorrigeerd is voor verschill<strong>en</strong> in de sam<strong>en</strong>stelling van de bevolking in term<strong>en</strong> van leeftijd,scholing, geslacht, etnische achtergrond, <strong>en</strong> al dan niet fulltime werkzaam zijn (zie tabel 4.4). Delaatste drie kolomm<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> de bebouwde oppervlakte <strong>en</strong> de grondprijz<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> (in absolute waarde<strong>en</strong> in afwijking van de niet-GSA). De grondprijz<strong>en</strong> zijn hier bepaald voor de periode 2000−2005 <strong>en</strong>uitgedrukt in prijz<strong>en</strong> van 2005. De periode die hier is beschouwd, is daarmee korter dan de periodedie t<strong>en</strong> grondslag ligt aan de analyse in hoofdstuk 2 waar de grondprijz<strong>en</strong> zijn bepaald voor deperiode 1985−2007. De grondprijz<strong>en</strong> zijn daardoor beter vergelijkbaar met de lon<strong>en</strong> die ook op deperiode 2000−2005 betrekking hebb<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn de grondprijz<strong>en</strong> minder gevoelig voor degrote stijging<strong>en</strong> van grondprijz<strong>en</strong> over de periode 1985−2007 (zie figuur 2.8). Overig<strong>en</strong>s zijn degrondprijz<strong>en</strong> die voor de twee verschill<strong>en</strong>de period<strong>en</strong> zijn bepaald zeer sterk met elkaargecorreleerd. De totale waarde van grond met e<strong>en</strong> woonbestemming kan word<strong>en</strong> becijferd opongeveer 420 miljard euro. Dit bedrag is vermoedelijk nog steeds e<strong>en</strong> onderschatting van dewerkelijke grondwaarde vanwege het feit dat appartem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de grondprijsanalyse geblev<strong>en</strong>59


STAD EN LANDzijn, waardoor de grondprijs in gebied<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hogere bouwhoogte vermoedelijk is onderschat.Dit bedrag is e<strong>en</strong> netto contante waarde. In de studie Economische effect<strong>en</strong> van regulering <strong>en</strong>subsidiëring van de huurwoningmarkt hanteert het CPB e<strong>en</strong> reële discontovoet voor woning<strong>en</strong> van5,5%. In deze discontovoet is 1% relatieve prijsstijging van woning<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van de rest vande economie opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Het r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van 5,5% is dus opgebouwd uit 4,5% reële nettoinkomst<strong>en</strong> <strong>en</strong> 1% relatieve prijsstijging. Voor e<strong>en</strong> vergelijking met het loonsurplus is alle<strong>en</strong> deze4,5% relevant. Op basis van dit r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met de onderschatting van hetgrondwaardesurplus correspondeert dit met e<strong>en</strong> jaarlijkse opbr<strong>en</strong>gst van minst<strong>en</strong>s 20 miljard euro,oftewel meer dan 4% van het bbp.Tabel 4.5Loonverschill<strong>en</strong> <strong>en</strong> grondprijsverschill<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gevatGSALoonpremieurbanisatie(%)Loonpremie excl.persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>(%)Oppervlaktebebouwd(in hectare)Grondprijs(euro per m 2 )Grondprijsverschilt<strong>en</strong> opzichte vanniet-GSA(euro per m 2 )Amsterdam 5,2 18,7 7748 717 587Rotterdam 4,2 12,5 8338 273 142’s-Grav<strong>en</strong>hage 4,7 18,1 5261 466 336Utrecht 4,4 12,6 3852 325 194Eindhov<strong>en</strong> 3,3 7,1 4967 205 74Leid<strong>en</strong> 2,4 9,5 2432 450 319Dordrecht 1,6 2,7 2749 204 73Tilburg 2,9 4,0 2802 205 74Heerl<strong>en</strong> 1,8 0,0 3388 91 39Groning<strong>en</strong> 3,4 7,0 2306 241 111Haarlem 3,1 8,5 2150 493 362Breda 2,8 4,2 2246 234 103Amersfoort 2,7 7,7 2112 237 106’s-Hertog<strong>en</strong>bosch 2,8 6,2 2180 308 177Nijmeg<strong>en</strong> 3,6 11,2 1959 208 77Apeldoorn 1,9 6,5 2305 152 21Enschede 2,2 1,0 1996 116 14Arnhem 3,2 6,0 1773 191 61Gele<strong>en</strong>/Sittard 1,8 3,2 2596 101 29Maastricht 3,1 5,8 1489 262 131Zwolle 2,6 2,4 1423 273 143Leeuward<strong>en</strong> 2,7 1,3 1132 184 53Niet-GSA 0,0 0,0 160132 131 0De grondprijz<strong>en</strong> zijn bepaald voor de periode 2000−2005, prijspeil 2005.60


DE PRODUCTIESTADHet grondwaardesurplus van GSA’s t<strong>en</strong> opzichte van het niet-GSA gebied is minst<strong>en</strong>s 120 miljardeuro, wat overe<strong>en</strong>komt met e<strong>en</strong> jaarlijkse opbr<strong>en</strong>gst van 5 miljard euro. Nog los van deeerderg<strong>en</strong>oemde red<strong>en</strong><strong>en</strong> voor onderschatting is dit bedrag ook vanwege e<strong>en</strong> andere oorzaak e<strong>en</strong>onderschatting van het totale grondwaardesurplus als gevolg van agglomeratievoordel<strong>en</strong>. Dedefinitie van GSA’s spoort immers niet volledig met het theoretische concept van e<strong>en</strong> stedelijkeagglomeratie uit het monoc<strong>en</strong>trische model van de stad. Waar de GSA-definitie is gebaseerd opaane<strong>en</strong>geslot<strong>en</strong> bebouwing, daar is de economische definitie gebaseerd op het patroon van woonwerkverkeer.De kaart met for<strong>en</strong>s<strong>en</strong>strom<strong>en</strong> in figuur 2.7 laat zi<strong>en</strong> dat vanuit dit gezichtspuntagglomeraties e<strong>en</strong> groter gebied beslaan. De agglomeratie Amsterdam beslaat het hele gebied in dezeshoek Hoorn-Castricum-Zandvoort-Warmond-Hilversum-Almere <strong>en</strong> ook de agglomeratieGroning<strong>en</strong> beslaat bijna de gehele provincie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> deel van Dr<strong>en</strong>the. Dit verschil ingebiedsafbak<strong>en</strong>ing tuss<strong>en</strong> stadsagglomeraties <strong>en</strong> het buit<strong>en</strong>gebied beïnvloedt de berek<strong>en</strong>ing van hettotale grondwaardesurplus langs twee kanal<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> eerste wordt de omvang van het stedelijk gebiedonderschat <strong>en</strong> t<strong>en</strong> tweede wordt de grondprijs in het buit<strong>en</strong>gebied overschat, omdat de duurstestukk<strong>en</strong> grond in het niet-GSA gebied t<strong>en</strong> onrechte als buit<strong>en</strong>gebied word<strong>en</strong> beschouwd. E<strong>en</strong> blikop figuur 2.3 laat zi<strong>en</strong> dat 50 euro per vierkante meter e<strong>en</strong> redelijke prijs is voor het buit<strong>en</strong>gebied.Ter vergelijking: de prijs van e<strong>en</strong> vierkante meter grond met woonbestemming in Zuidoost Dr<strong>en</strong>theis ongeveer 43 euro <strong>en</strong> in Zeeuws-Vlaander<strong>en</strong> 62 euro.Volg<strong>en</strong>s deze berek<strong>en</strong>ing komt het totale grondwaardesurplus dan uit op minst<strong>en</strong>s 305 miljard euro.Om de volledige waarde van locatievoordel<strong>en</strong> in beeld te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> moet ook nog rek<strong>en</strong>ing word<strong>en</strong>gehoud<strong>en</strong> met het grondwaardesurplus van grond met e<strong>en</strong> commerciële bestemming. Los van dezegrondwaarde <strong>en</strong> uitgaande van e<strong>en</strong> jaarlijks r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van 4,5%, is de jaarlijkse opbr<strong>en</strong>gstongeveer 15 miljard euro, ofwel rond de 3% van het bbp. Ev<strong>en</strong>zo kan voor elke GSA bepaaldword<strong>en</strong> hoeveel er in de desbetreff<strong>en</strong>de stad meer verdi<strong>en</strong>d wordt t<strong>en</strong> opzichte van de situatiewaarin alle werknemers op het platte<strong>land</strong> zoud<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>. Aldus resulteert e<strong>en</strong> maat voor deproductiviteitswinst t<strong>en</strong> gevolge van verstedelijking: het loonsurplus. Voor de totale loonpremie vande stad is uitgegaan van het aantal ban<strong>en</strong> in de GSA, rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met verschill<strong>en</strong> indeeltijdarbeid, <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bruto uurloon van 17,90 euro voor het niet-GSA gebied. Het maakt uithoe het loonresidu wordt geïnterpreteerd dat niet door persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> ofagglomeratievariabel<strong>en</strong> wordt verklaard. E<strong>en</strong> conservatieve maat voor het loonsurplus wordtverkreg<strong>en</strong> door er vanuit te gaan dat het residu het gevolg is van niet-geobserveerde k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> vanperson<strong>en</strong> die zich cluster<strong>en</strong> in sted<strong>en</strong>. Onder die veronderstelling is dat loonverschil dus niet toe teschrijv<strong>en</strong> aan het agglomeratievoordeel, maar aan de kwalificaties van het individu. Het loonsurpluskomt dan uit op ongeveer 3 miljard euro per jaar, ofwel ongeveer 0,5% van het bbp. Als het residuvolledig wordt geïnterpreteerd als e<strong>en</strong> extra niet-verklaard productiviteitseffect van verstedelijking61


STAD EN LANDdan kom<strong>en</strong> we uit op e<strong>en</strong> drie keer zo hoog loonsurplus, namelijk van 9 miljard euro per jaar, ofwelongeveer 2% van het bbp. De waarheid ligt vermoedelijk erg<strong>en</strong>s in het midd<strong>en</strong>.Tabel 4.6Loonsurplus <strong>en</strong> grondwaardesurplusGSANCW loonsurplusurbanisatie(miljard euro)NCW-loonsurplusexcl. persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>(miljard euro)(miljard euro)GrondwaardesurplusGrondwaardesurplus/ loonsurplus(kolom 3 / 1 )Ban<strong>en</strong> in GSA/ Werknemerswon<strong>en</strong>d inGSAAmsterdam 16,7 60,2 45,4 2,7 1,3Rotterdam 11,0 32,8 11,9 1,1 1,1's-Grav<strong>en</strong>hage 8,0 31,1 17,7 2,2 1,2Utrecht 6,6 18,8 7,5 1,1 1,4Eindhov<strong>en</strong> 3,3 7,1 3,7 1,1 1,3Leid<strong>en</strong> 1,2 5,0 7,8 6,2 0,8Dordrecht 0,9 1,5 2,0 2,2 1,0Tilburg 1,7 2,3 2,1 1,2 1,1Heerl<strong>en</strong> 0,8 0,0 1,3 1,8 1,0Groning<strong>en</strong> 2,2 4,5 2,6 1,2 1,3Haarlem 1,2 3,3 7,8 6,5 0,9Breda 1,3 1,9 2,3 1,8 1,2Amersfoort 1,2 3,5 2,2 1,8 1,2's-Hertog<strong>en</strong>bosch 1,5 3,3 3,9 2,6 1,4Nijmeg<strong>en</strong> 1,7 5,2 1,5 0,9 1,2Apeldoorn 0,8 2,8 0,5 0,6 1,2Enschede 0,8 0,4 0,3 0,3 1,1Arnhem 1,5 2,9 1,1 0,7 1,4Gele<strong>en</strong>/Sittard 0,6 1,1 0,8 1,3 1,1Maastricht 1,1 2,1 2,0 1,8 1,3Zwolle 1,1 1,0 2,0 1,8 1,6Leeuward<strong>en</strong> 0,9 0,5 0,6 0,7 1,6Totaal 66,2 191,2 122,0Hoe het ook zij, zelfs de hoogste schatting van het totale loonsurplus is kleiner dan e<strong>en</strong> redelijkeschatting van het jaarlijkse r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t op het grondwaardesurplus. Het pure monoc<strong>en</strong>trische modelvan de stad waarin alle grondprijsverschill<strong>en</strong> toe te schrijv<strong>en</strong> zijn aan de hogere productiviteit in hetCBD, houdt dus ge<strong>en</strong> stand. E<strong>en</strong> deel van de grondprijsverschill<strong>en</strong> moet dus word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong>aan lokale publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, ofwel de consumptiekant van de stad. De analyse vangrondprijz<strong>en</strong> in het volg<strong>en</strong>de hoofdstuk br<strong>en</strong>gt de invloed van die factor<strong>en</strong> nader in beeld.Er zijn duidelijke verschill<strong>en</strong> in de verhouding tuss<strong>en</strong> grondwaardesurplus <strong>en</strong> loonsurplus tuss<strong>en</strong> deGSA’s. Hierbij di<strong>en</strong>t opgemerkt te word<strong>en</strong> dat GSA’s als Leeuward<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zwolle e<strong>en</strong> sterk positiefsaldo van inkom<strong>en</strong>de werknemers hebb<strong>en</strong> die dagelijks p<strong>en</strong>del<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de stad <strong>en</strong> het omme<strong>land</strong>.62


STAD EN LANDPatricia Melo, Daniel Graham <strong>en</strong> Robert No<strong>land</strong>, 2009, A meta-analysis of estimates of urbanagglomeration externalities, Regional Sci<strong>en</strong>ce and Urban Economics, 39, 332-342.E<strong>en</strong> meta-analyse van het belang van agglomeratie-externaliteit<strong>en</strong>.Voor meer achtergrond<strong>en</strong> bij dit hoofdstuk <strong>en</strong> informatie over de onderwerp<strong>en</strong>, ziewww.cpb.nl/stad<strong>en</strong><strong>land</strong>64


DE CONSUMPTIESTAD5 De consumptiestad‘Deze stad is e<strong>en</strong> veel te mooie vrouw.’DE DIJK, 1988Grond onder de duurste woonplek in de stadsc<strong>en</strong>tra is ruim tweehonderd keer zo duur als grondonder de goedkoopste woonplek in het <strong>land</strong>elijke gebied van Groning<strong>en</strong>. Hoe komt dat? In hetvorige hoofdstuk is aangetoond dat in de stad meer te verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> valt dan daarbuit<strong>en</strong>. Datloonsurplus verklaart e<strong>en</strong> deel van het grondwaardesurplus, maar lang niet alles. Voor de waardevan woonlocaties is naast het loon dat kan word<strong>en</strong> verdi<strong>en</strong>d, ook de variëteit aan ban<strong>en</strong> waaruit kanword<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong> van belang. E<strong>en</strong> woonconsum<strong>en</strong>t zal in de prijs die hij voor e<strong>en</strong> bepaalde plek wilbetal<strong>en</strong>, het loonniveau <strong>en</strong> zijn (toekomstige) carrièrekans<strong>en</strong> mee lat<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>. Zeker nu er steedsmeer tweeverdi<strong>en</strong>ers kom<strong>en</strong>, kiez<strong>en</strong> steeds meer m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> e<strong>en</strong> strategische woonplek van waaruit decarrièrekans<strong>en</strong> voor beide partners optimaal zijn.De bereidheid om ver te reiz<strong>en</strong> voor werk is de laatste dec<strong>en</strong>nia echter ook veel groter geword<strong>en</strong>.Niet alle<strong>en</strong> omdat de reissnelheid flink is toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, maar ook omdat vaak niet meer vijf dag<strong>en</strong>per week nine to five op de locatie van de werkgever wordt gewerkt. Het gaat dan ook – zeker inNeder<strong>land</strong> met dicht bij elkaar geleg<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> – niet meer alle<strong>en</strong> om het werk in het stadsc<strong>en</strong>trum,zelfs niet in de stad, maar om de bereikbaarheid van werk vanuit de woonlocatie. Dat werk kan zichin de suburbs bevind<strong>en</strong>, maar ook in e<strong>en</strong> andere stad.Doordat werk over steeds grotere afstand<strong>en</strong> mogelijk is <strong>en</strong> veel zak<strong>en</strong> via internet te regel<strong>en</strong> <strong>en</strong> teverkrijg<strong>en</strong> zijn, heeft de woonconsum<strong>en</strong>t steeds meer keuze uit pot<strong>en</strong>tiële woonlocaties. Naast dekwaliteit van het huis <strong>en</strong> de directe woonomgeving (gro<strong>en</strong> <strong>en</strong> veilig) speelt de nabijheid vanstedelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> e<strong>en</strong> steeds grotere rol in de locatiekeuze van huishoud<strong>en</strong>s. Dievoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> wil de ‘nieuwe stedeling’ veel dichter bij zijn huis dan zijn werk. Hij wil ze op iedermom<strong>en</strong>t van de dag spontaan consumer<strong>en</strong>, of in ieder geval de mogelijkheid hebb<strong>en</strong> om dat te do<strong>en</strong>.Vandaar dat de bereidheid om te reiz<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> avondje uit geringer is dan voor werk.Figuur 5.1 laat zi<strong>en</strong> dan meer dan zestig proc<strong>en</strong>t van de beroepsbevolking bereid is om twintigminut<strong>en</strong> per auto te reiz<strong>en</strong> voor het werk, terwijl slechts twintig proc<strong>en</strong>t van de bevolking bereid isom dat te do<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> voorstelling in de schouwburg, winkel<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> bezoek aan e<strong>en</strong> restaurant.Met het Op<strong>en</strong>baar Vervoer (OV) zijn m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s bereid om nog wat langer van <strong>en</strong> naar hetwerk te reiz<strong>en</strong>. Voor natuurrecreatie is de bereidheid om te reiz<strong>en</strong> groter dan voor stedelijkevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, maar minder groot dan voor werk.65


STAD EN LANDFiguur 5.1Voor werk zijn m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bereid langer te reiz<strong>en</strong> dan voor stedelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>De grafiek toont het aandeel van de beroepsbevolking dat bereid is om voor werk e<strong>en</strong> bepaalde tijd per auto te reiz<strong>en</strong>.Bron: Atlas voor geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.Is het die bereikbaarheid van werk of is het de nabijheid van stedelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> die degrondprijz<strong>en</strong> in de stad dicteert? Om dat te onderzoek<strong>en</strong> zijn de grondprijz<strong>en</strong> in verband gebrachtmet verschill<strong>en</strong>de omgevingsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>. Die omgevingk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zijn onderverdeeld in driecategorieën: werk/loon, am<strong>en</strong>ities <strong>en</strong> disam<strong>en</strong>ities. Dat zijn de categorieën van factor<strong>en</strong> waarmeehuishoud<strong>en</strong>s in hun keuze voor e<strong>en</strong> woonlocatie rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>. Ze bepal<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong> inaantrekkingskracht van de mogelijke woonlocaties, <strong>en</strong> daarmee de verschill<strong>en</strong> in grondwaarde.Gerard Marlet heeft eerder lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de variatie in de locatiecompon<strong>en</strong>t van de huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> inNeder<strong>land</strong> voor de helft kan word<strong>en</strong> verklaard uit de bereikbaarheid van werk, <strong>en</strong> voor de anderehelft uit stadsspecifieke factor<strong>en</strong>. Op basis van dezelfde indicator<strong>en</strong> is de variatie in de grondprijz<strong>en</strong>verklaard. De verwachting is daarbij dat werk/loon <strong>en</strong> am<strong>en</strong>ities positief sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> metgrondprijz<strong>en</strong> (hoe meer kans op werk <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger loon <strong>en</strong> hoe meer voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, des te groter devraag naar e<strong>en</strong> bepaalde woonlocatie), <strong>en</strong> disam<strong>en</strong>ities negatief (hoe onveiliger de woonomgeving,des te minder m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bereid zijn om te betal<strong>en</strong>). De resultat<strong>en</strong> van de modelschatting<strong>en</strong> staan intabel 5.1.66


DE CONSUMPTIESTADTabel 5.1Werk <strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> ieder ongeveer de helft de variatie in grondprijz<strong>en</strong>Afhankelijke variabele:grondprijz<strong>en</strong> (per m 2 op PC-4 niveau)Gemiddelde over deperiode 1985−2007Verklaarde variantie(zonder covariantie)Verklaarde variantie(met covariantie)Bruto loon per uur (in €) 6,43 1% 1%Bereikbaarheid ban<strong>en</strong>, per auto, met filecorrectie(in duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> ban<strong>en</strong>) 0,18 13% 25%Bereikbaarheid ban<strong>en</strong>, per OV (in duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> ban<strong>en</strong>) 0,09 3% 6%Nabijheid station 67 1% 2%Nabijheid natuur (bereikbaarheid van natuurgebied<strong>en</strong>) 0,15 2% 4%Nabijheid stadspark (oppervlakte park in de wijk) 213 1% 3%Ligging aan zee (wijk gr<strong>en</strong>st aan zee) 75 1% 3%Historische binn<strong>en</strong>stad (aantal Rijksmonum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> perhonderdduiz<strong>en</strong>d woning<strong>en</strong> in de geme<strong>en</strong>te) 1,70 4% 8%Ligging binn<strong>en</strong> de gracht<strong>en</strong>gordel van Amsterdam (0−1variabele) 1491 0% 0%Nabijheid cultureel aanbod (bereikbaarheid vanuitvoering<strong>en</strong> in de podiumkunst<strong>en</strong>) 0,16 4% 7%Nabijheid culinair aanbod (bereikbaarheid vankwalitatieve horeca) 6,63 1% 2%Nabijheid winkels voor mode <strong>en</strong> luxe artikel<strong>en</strong>(bereikbaarheid van winkels voor funshopping) 0,71 6% 11%Verschraling (afstand tot voldo<strong>en</strong>de winkels voor alledagelijkse boodschapp<strong>en</strong>) 7,73 2% 3%Overlast, verloedering <strong>en</strong> onveiligheid (aandeel van debevolking dat last heeft van overlast, verloedering <strong>en</strong>onveiligheid) 1,14 1% 2%Totaal 41% 77%Alle variabel<strong>en</strong> zijn statistisch significant bij meer dan 99% betrouwbaarheid. Prijsbasis jaar 2007.Bronn<strong>en</strong>: grondprijz<strong>en</strong>: eig<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing op basis van NVM; overige data: Atlas voor geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.Loon <strong>en</strong> werkHet loonniveau in e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te is gebaseerd op de analyse in het vorige hoofdstuk, waarbij hetloon is gecorrigeerd voor verschill<strong>en</strong> in persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>. Dat loonniveau verklaart e<strong>en</strong> deel vande verschill<strong>en</strong> in grondprijz<strong>en</strong>. De coëfficiënt is 6,43. E<strong>en</strong> euro extra loon gaat dus sam<strong>en</strong> met 6,43euro meer grondwaarde per vierkante meter.Naast het loonniveau biedt ook de variëteit aan ban<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verklaring voor de grondprijz<strong>en</strong>. Het gaatdaarbij niet (alle<strong>en</strong>) om het werk in de directe woonomgeving, maar om de bereikbaarheid vanwerk, binn<strong>en</strong> acceptabele reistijd, vanuit de woonlocatie. Hoeveel ban<strong>en</strong> er vanuit e<strong>en</strong> bepaaldewoonlocatie binn<strong>en</strong> acceptabele tijd te bereik<strong>en</strong> zijn, is bepaald op basis van de gemiddeldebereidheid om voor werk te reiz<strong>en</strong> (figuur 5.1). De bereikbaarheid van werk per woonlocatie isberek<strong>en</strong>d door vanuit iedere woonlocatie de reistijd naar iedere werklocatie te bepal<strong>en</strong>, zowel met67


STAD EN LANDhet OV als per auto, rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met files. Het aantal ban<strong>en</strong> in de werklocatie isverm<strong>en</strong>igvuldigd met het aandeel van de beroepsbevolking in de woonlocatie dat bereid is debijbehor<strong>en</strong>de reistijd voor die baan af te legg<strong>en</strong>. Opgeteld resulteert dat in het aantal ban<strong>en</strong> dat perwerklocatie binn<strong>en</strong> acceptabele reistijd te bereik<strong>en</strong> is.Uit de regressieanalyse volgt e<strong>en</strong> coëfficiënt van 0,18 voor de bereikbaarheid van werk per auto. Debereikbaarheid van werk is uitgedrukt in aantall<strong>en</strong> ban<strong>en</strong> in duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Dat betek<strong>en</strong>t dat als op e<strong>en</strong>bepaalde woonlocatie duiz<strong>en</strong>d ban<strong>en</strong> meer binn<strong>en</strong> acceptabele reistijd kom<strong>en</strong> te ligg<strong>en</strong>, degrondprijz<strong>en</strong> daar naar verwachting 0,18 euro per vierkante meter hoger zull<strong>en</strong> zijn. Overig<strong>en</strong>s zijnvanuit veel woonlocaties in de Randstad meer dan één miljo<strong>en</strong> ban<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> acceptabele tijd tebereik<strong>en</strong>. Het terugdring<strong>en</strong> van files kan zomaar leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> plus van honderdduiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> ban<strong>en</strong> <strong>en</strong>e<strong>en</strong> nav<strong>en</strong>ante grondprijsstijging.Ook de bereikbaarheid van werk met het OV hangt sam<strong>en</strong> met de grondprijz<strong>en</strong>, alle<strong>en</strong> is het effectkleiner (0,09). Die bereikbaarheid van ban<strong>en</strong> met het OV is op geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>iveau gemet<strong>en</strong>. Omdatvoor- <strong>en</strong> natransport voor reiz<strong>en</strong> met het OV erg belangrijk is, biedt de nabijheid van e<strong>en</strong> station e<strong>en</strong>extra verklaring voor de grondprijz<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> station in de buurt leidt gemiddeld tot e<strong>en</strong> grondprijs die67 euro per vierkante meter hoger ligt dan in e<strong>en</strong> wijk zonder station.De figur<strong>en</strong> 5.2 <strong>en</strong> 5.3 lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de bijdrage van de bereikbaarheid van ban<strong>en</strong> aan degrondwaarde het grootst is in de Randstad. Opvall<strong>en</strong>d is dat er bij de bereikbaarheid van werk perauto wel e<strong>en</strong> groot verschil bestaat tuss<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds aan de positieve kant de Randstad (vooral deNoordvleugel), in mindere mate de Brabantse sted<strong>en</strong>driehoek Breda-’s-Hertog<strong>en</strong>bosch-Eindhov<strong>en</strong><strong>en</strong> de regio Arnhem-Nijmeg<strong>en</strong> <strong>en</strong> anderzijds aan de negatieve kant de rest van het <strong>land</strong>, maar dat erbinn<strong>en</strong> de Randstad ge<strong>en</strong> groot verschil bestaat tuss<strong>en</strong> woonlocaties in de sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> de omme<strong>land</strong><strong>en</strong>.Bij de OV-bereikbaarheid van werk is er wel e<strong>en</strong> scherp onderscheid tuss<strong>en</strong> stad <strong>en</strong> platte<strong>land</strong>. Infiguur 5.3 is duidelijk de structuur van het Neder<strong>land</strong>se spoorweg<strong>en</strong>net te herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. In de grotested<strong>en</strong> is het effect van de auto- <strong>en</strong> de OV-bereikbaarheid op de grondprijz<strong>en</strong> ongeveer ev<strong>en</strong> groot,terwijl daarbuit<strong>en</strong> de autobereikbaarheid e<strong>en</strong> veel grotere rol speelt. OV is typisch e<strong>en</strong> grootschaligepublieke voorzi<strong>en</strong>ing die alle<strong>en</strong> in verstedelijkte gebied<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de economisch draagvlak heeft.De OV-bereikbaarheid van werk kan echter niet het volledige grondwaardesurplus van de stad t<strong>en</strong>opzichte van het omme<strong>land</strong> verklar<strong>en</strong>. Daaraan moet<strong>en</strong> dus nog andere factor<strong>en</strong> t<strong>en</strong> grondslagligg<strong>en</strong>.68


STAD EN LANDFiguur 5.3Grondprijz<strong>en</strong> hoog waar ban<strong>en</strong> goed bereikbaar zijn met het OVIn zwart: GSA-gr<strong>en</strong>s.Weergegev<strong>en</strong> is het gecombineerde effect op grondprijz<strong>en</strong> van de OV-bereikbaarheid van werk op geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>iveau <strong>en</strong> de reistijdvanuit de wijk naar het dichtstbijzijnde station. Groot Stedelijke Agglomeraties zijn dik omlijnd.Bron: Atlas voor geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.70


DE CONSUMPTIESTADFiguur 5.4 laat zi<strong>en</strong> hoe verschill<strong>en</strong> in het culturele aanbod sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met variatie ingrondprijz<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong>. Het grootste effect is overduidelijk te vind<strong>en</strong> in het c<strong>en</strong>trum vanAmsterdam. Ook de andere sted<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong> zich op dit punt duidelijk van hun omme<strong>land</strong>, veelmeer dan bij de bereikbaarheid van werk.Op dezelfde wijze als voor het culturele aanbod is ook de nabijheid van winkels voor mode <strong>en</strong> luxeartikel<strong>en</strong> <strong>en</strong> de nabijheid van kwaliteitsrestaurants berek<strong>en</strong>d. Ook die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in de buurtverhog<strong>en</strong> de grondwaarde op e<strong>en</strong> woonlocatie. De interpretatie van de coëfficiënt<strong>en</strong> is hetzelfde alsbij het culturele aanbod.De aanwezigheid van e<strong>en</strong> historische binn<strong>en</strong>stad (afgemet<strong>en</strong> aan het aantal Rijksmonum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) biedte<strong>en</strong> aanvull<strong>en</strong>de verklaring voor de grondprijz<strong>en</strong>. Die historie is op geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>iveau in de analyseopg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (dus niet als ‘de nabijheid van’). De interpretatie is dan dat honderd extra monum<strong>en</strong>talepand<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> stad met honderdduiz<strong>en</strong>d woning<strong>en</strong> de grondwaarde op alle woonlocaties in die stadmet gemiddeld 1,70 euro verhog<strong>en</strong>. Ligging binn<strong>en</strong> de Amsterdamse gracht<strong>en</strong>gordel levert nog e<strong>en</strong>extra bonus op van bijna 1500 euro per vierkante meter grond.Ook de nabijheid van natuurgebied<strong>en</strong> zorgt voor hogere grondprijz<strong>en</strong>. Naast e<strong>en</strong> stadspark in debuurt will<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in sted<strong>en</strong> ook natuur op acceptabele afstand van hun woning hebb<strong>en</strong>. D<strong>en</strong>abijheid van natuurgebied<strong>en</strong> is op dezelfde wijze berek<strong>en</strong>d als bij cultuur, alle<strong>en</strong> nu in hectares, <strong>en</strong>gewog<strong>en</strong> naar soort ‘natuur’ (bos, water, weide<strong>land</strong>, etc.). Dit wordt dan geïnterpreteerd dat als erhonderd hectare natuur extra binn<strong>en</strong> acceptabele reistijd vanuit de woning ligt, de grond op diewoonlocatie gemiddeld 15 euro duurder is. Daarbov<strong>en</strong>op is de grond in wijk<strong>en</strong> die aan deNoordzeekust gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>, gemiddeld zo’n 75 euro per vierkante meter duurder dan grond meer<strong>land</strong>inwaarts.Dan zijn er nog disam<strong>en</strong>ities die de waarde van de grond in e<strong>en</strong> wijk verlag<strong>en</strong>. De relevanteverklar<strong>en</strong>de disam<strong>en</strong>ities vall<strong>en</strong> in twee categorieën uite<strong>en</strong>: overlast, verloedering <strong>en</strong> onveiligheid<strong>en</strong>erzijds, <strong>en</strong> verschraling van het voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>niveau anderzijds. Overlast, verloedering <strong>en</strong>onveiligheid vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gecombineerde index van ti<strong>en</strong> relevante indicator<strong>en</strong> die is uitgedrukt in hetaandeel van de bevolking in de wijk dat last heeft van die problem<strong>en</strong>. Die indicator hangt sam<strong>en</strong>met lagere grondprijz<strong>en</strong>; als één proc<strong>en</strong>t van de bevolking in e<strong>en</strong> wijk extra last heeft van dergelijkeleefbaarheidsproblem<strong>en</strong> in de buurt leidt dat gemiddeld tot 1,14 euro per vierkante meter lageregrondprijz<strong>en</strong>. De totale verklaringskracht van deze indicator is wellicht lager dan verwacht. Dered<strong>en</strong> daarvoor kan zijn dat de grondwaarde van wijk<strong>en</strong> met uitsluit<strong>en</strong>d hoogbouw – die vaak ookprobleemwijk<strong>en</strong> zijn – op basis van de methode in hoofdstuk 2 niet kon word<strong>en</strong> afgeleid, waardoordie uit de analyse zijn gevall<strong>en</strong>.73


STAD EN LANDVerschraling van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> is – tot slot – gemet<strong>en</strong> als de afstand die m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> vanuit hun woningmoet<strong>en</strong> aflegg<strong>en</strong> om al hun dagelijkse boodschapp<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Hoe groter die afstand, hoemeer er sprake is van verschraling van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Als de afstand voor het do<strong>en</strong> van diedagelijkse boodschapp<strong>en</strong> – bijvoorbeeld door het sluit<strong>en</strong> van de bakker in de buurt – één kilometergroter wordt kost dat de wijk gemiddeld 7,73 euro per vierkante meter grond.In tabel 5.1 zijn ook de bijdrag<strong>en</strong> van de verschill<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> aan de verklaring van de variatie ingrondprijz<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong>. In de eerste kolom is louter gekek<strong>en</strong> naar de bijdrage van de individuelevariabel<strong>en</strong> onafhankelijk van de andere factor<strong>en</strong>, in de tweede kolom is ook rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> metsam<strong>en</strong>hang met andere factor<strong>en</strong>. Als alle factor<strong>en</strong> in statistische zin onafhankelijk van elkaar zijn,dan zijn beide kolomm<strong>en</strong> gelijk. Als alle factor<strong>en</strong> perfect met elkaar sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>, dan is het getalin de tweede kolom twee keer zo groot als het getal in de eerste kolom. Dat laatste is bijna overalhet geval. Dat stemt overe<strong>en</strong> met de theoretische verwachting<strong>en</strong>. Als er op e<strong>en</strong> bepaalde plaats e<strong>en</strong>economisch draagvlak voor de <strong>en</strong>e voorzi<strong>en</strong>ing is, dan is er tegelijkertijd ook draagvlak voor allerleiandere voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, of het nu gaat om theaters of om e<strong>en</strong> hoofdkantoor met veel ban<strong>en</strong>. Sted<strong>en</strong>zijn dus plaats<strong>en</strong> waar tal van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> cluster<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat om e<strong>en</strong> zeer begrijpelijke red<strong>en</strong>.De berek<strong>en</strong>de bijdrage van de verschill<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> biedt ook de mogelijkheid om e<strong>en</strong>onderverdeling te mak<strong>en</strong> naar bredere clusters van factor<strong>en</strong>. De productiekant (loon, bereikbaarheidper auto, per OV plus nabijheid station) verklaart 34% van de verklaarde variatie van 77%.Voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (cultureel <strong>en</strong> culinair aanbod, luxe <strong>en</strong> dagelijkse winkels) verklar<strong>en</strong> 22% van deverklaarde variatie <strong>en</strong> ligging (nabijheid natuur, park<strong>en</strong> <strong>en</strong> zee, monum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) verklaart 18%. Sam<strong>en</strong>verklar<strong>en</strong> de consumptiefactor<strong>en</strong> dus 40%. Grosso modo drag<strong>en</strong> de productie- <strong>en</strong> de consumptiekantongeveer ev<strong>en</strong>veel bij aan de verklaring van grondprijsverschill<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> de stad domineert deconsumptiekant, omdat de productiekant breder gespreid is over de sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> het directe omme<strong>land</strong>.Dit geldt met name voor de autobereikbaarheid van ban<strong>en</strong>.In de analyse zijn nog meer omgevingsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> die niet statistisch significantsam<strong>en</strong>hing<strong>en</strong> met de verschill<strong>en</strong> in grondprijz<strong>en</strong>. Het meest opmerkelijke is de insignificanteaanwezigheid van e<strong>en</strong> universiteit, die in de eerder g<strong>en</strong>oemde analyse met huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> wel e<strong>en</strong>belangrijke verklaring bood voor de prijs van de plek <strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Edward Glaeser in de VS zelfs deoverheers<strong>en</strong>de factor is voor het succes van e<strong>en</strong> stad. Ook bibliothek<strong>en</strong>, bioscop<strong>en</strong>, cafés,sportvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> voortgezet onderwijs bied<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> substantiële verklaring voor degrondprijsverschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> locaties. De verklaring daarvoor zou kunn<strong>en</strong> zijn dat dergelijkebasisvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in alle sted<strong>en</strong> aanwezig <strong>en</strong> daardoor niet onderscheid<strong>en</strong>d zijn. De aanwezigheid<strong>en</strong> kwaliteit van ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> is niet in de analyse meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, omdat nog wordt gewerkt aan e<strong>en</strong>geschikte indicator voor zorgvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.74


DE CONSUMPTIESTADImplicaties voor Groot Stedelijke AgglomeratiesDe implicaties van deze resultat<strong>en</strong> voor de Neder<strong>land</strong>se Groot Stedelijke Agglomeraties (GSA’s)zijn weergegev<strong>en</strong> in tabel 5.2 <strong>en</strong> figuur 5.5. De tabel laat voor elke grootstedelijke agglomeratie hetverschil in grondprijz<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van het niet-GSA gebied zi<strong>en</strong>, zowel het feitelijke verschil(kolom 2) als het verschil dat door het model wordt voorspeld (kolom 3). Voor de meeste GSA’skom<strong>en</strong> feitelijke <strong>en</strong> voorspelde verschill<strong>en</strong> sterk overe<strong>en</strong>. Belangrijkste uitzondering is Leeuward<strong>en</strong>,waarvoor het model e<strong>en</strong> grondprijs voorspelt die onder dat van niet-stedelijke gebied<strong>en</strong> ligt, terwijlde feitelijke grondprijs daar fors bov<strong>en</strong> ligt. Ook voor Zwolle is sprake van e<strong>en</strong> forseonderschatting.Van elk van de compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waaruit de voorspelde grondprijs is opgebouwd, is de bijdrage aan hetproc<strong>en</strong>tuele verschil met de rest van Neder<strong>land</strong> weergegev<strong>en</strong>. In de GSA’s ligg<strong>en</strong> de grondprijz<strong>en</strong>over het algeme<strong>en</strong> fors hoger dan in het niet-stedelijke gebied, in Amsterdam zelfs bijna 400%.Alle<strong>en</strong> in <strong>en</strong>kele (voormalige) industriested<strong>en</strong> in de periferie van het <strong>land</strong> – Enschede, Heerl<strong>en</strong> <strong>en</strong>Gele<strong>en</strong>/Sittard – ligg<strong>en</strong> de grondprijz<strong>en</strong> lager dan in de niet-GSA’s.Het loonniveau <strong>en</strong> vooral ook de bereikbaarheid van werk (variëteit aan ban<strong>en</strong>) bied<strong>en</strong> e<strong>en</strong>belangrijke verklaring voor de hoge grondprijz<strong>en</strong> in de sted<strong>en</strong> in de Randstad. Voor Amsterdambied<strong>en</strong> die economische kans<strong>en</strong> ongeveer e<strong>en</strong> kwart van de verklaring voor de hogere grondprijz<strong>en</strong>.In Utrecht <strong>en</strong> Rotterdam zijn deze ‘productiefactor<strong>en</strong>’ verantwoordelijk voor ongeveer de helft vande hogere grondprijz<strong>en</strong> (zie figuur 5.5). Amsterdam heeft zijn hogere grondprijz<strong>en</strong> voor het grootstedeel te dank<strong>en</strong> aan de aanwezige am<strong>en</strong>ities in de stad, vooral het culturele aanbod. Ook Groning<strong>en</strong><strong>en</strong> Maastricht zijn echte consumer cities. In Maastricht biedt naast de historische binn<strong>en</strong>stad <strong>en</strong> hetculturele aanbod ook het culinaire aanbod e<strong>en</strong> opvall<strong>en</strong>de verklaring voor de relatief hogegrondprijz<strong>en</strong>.Deze conclusies sluit<strong>en</strong> nauw aan bij de conclusies die in het vorige hoofdstuk zijn getrokk<strong>en</strong> uite<strong>en</strong> vergelijking van het loonsurplus met het grondwaardesurplus. In vergelijking tot hunloonsurplus hebb<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> als Amsterdam, D<strong>en</strong> Bosch, Leid<strong>en</strong> <strong>en</strong> Haarlem e<strong>en</strong> relatief grootgrondwaardesurplus. In sted<strong>en</strong> als Rotterdam <strong>en</strong> Tilburg overheerst juist het loonsurplus. Heerl<strong>en</strong> <strong>en</strong>Gele<strong>en</strong>/Sittard k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> zelfs e<strong>en</strong> negatief grondwaardesurplus.De meeste sted<strong>en</strong> in de Randstad hebb<strong>en</strong> naast de voordel<strong>en</strong> van veel am<strong>en</strong>ities ook te mak<strong>en</strong> metde nadel<strong>en</strong> van veel overlast, verloedering <strong>en</strong> onveiligheid. In sommige (voormalige)industriested<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de Randstad – zoals Tilburg <strong>en</strong> Enschede – is de verschraling van het aanbodaan winkels voor dagelijkse voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke disam<strong>en</strong>ity. Als al die disam<strong>en</strong>ities75


STAD EN LANDTabel 5.2 Decompositie van de verschill<strong>en</strong> in grondprijz<strong>en</strong> in 22 GSA’s t<strong>en</strong> opzichte van het niet-GSA gebied (in %)GSAGSAFeitelijkVerwachtLoon Bereikbaarheid werkper autoper OVUrbanAm<strong>en</strong>itiesHistorischebinn<strong>en</strong>stadAanbodgrondprijsverschilgrondprijsverschilpodiumkunst<strong>en</strong>CulinairaanbodWinkelaanbod(mode <strong>en</strong>luxe)Naturalam<strong>en</strong>ities<strong>Stad</strong>spark,natuur, zeeDisam<strong>en</strong>itiesVerschraling,verloedering,overlast,onveiligheidAmsterdam 396 379 12 58 38 49 119 19 80 4 0Rotterdam 101 139 6 29 34 7 30 3 44 6 4's-Grav<strong>en</strong>hage 254 237 11 48 43 3 45 12 60 16 6Utrecht 169 181 6 44 39 1 44 4 42 12 10Eindhov<strong>en</strong> 56 66 3 23 13 7 14 1 22 3 3Leid<strong>en</strong> 237 135 6 37 28 4 16 0 29 12 3Dordrecht 55 68 3 29 23 1 5 6 12 2 1Tilburg 56 71 1 18 18 6 33 4 26 2 16Heerl<strong>en</strong> 34 24 1 18 4 4 4 6 12 6 13Groning<strong>en</strong> 81 48 4 11 1 1 34 1 24 6 2Haarlem 255 193 3 36 27 8 32 8 44 23 11Breda 79 60 2 14 14 1 10 2 28 1 7Amersfoort 89 94 5 21 29 2 8 2 16 16 1's-Hertog<strong>en</strong>bosch 110 86 4 24 23 0 18 1 23 4 2Nijmeg<strong>en</strong> 44 61 7 23 14 5 19 2 20 3 11Apeldoorn 16 26 5 9 13 6 0 2 4 12 9Enschede 9 21 0 20 1 7 10 5 12 1 10Arnhem 41 101 3 28 21 3 21 6 27 16 7Gele<strong>en</strong>/Sittard 24 26 2 13 1 3 0 5 10 9 6Maastricht 86 60 3 16 3 25 13 13 38 3 10Zwolle 100 37 1 2 11 1 9 1 11 10 11Leeuward<strong>en</strong> 42 11 0 17 3 6 10 5 15 11 4De verwachte verschill<strong>en</strong> zijn uitgedrukt in proc<strong>en</strong>tuele afwijking<strong>en</strong> van het gemiddelde van het niet-GSA gebied.76


DE CONSUMPTIESTADFiguur 5.5Productiestad of e<strong>en</strong> consumptiestad?Gecombineerde bijdrage aan de grondprijz<strong>en</strong> op GSA-niveau.Bron: Atlas voor geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.77


STAD EN LANDword<strong>en</strong> gecombineerd, zijn Tilburg <strong>en</strong> Heerl<strong>en</strong> de sted<strong>en</strong> waar de nadel<strong>en</strong> van de stad degrondprijz<strong>en</strong> het meeste drukk<strong>en</strong>.Van productiestad naar consumptiestadDe resultat<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de stad is geëvolueerd van e<strong>en</strong> productiestad naar e<strong>en</strong>consumptiestad. Stedelijke c<strong>en</strong>tra zijn niet langer alle<strong>en</strong> maar c<strong>en</strong>tra van werk. Veel bedrijv<strong>en</strong>zijn in de jar<strong>en</strong> zestig <strong>en</strong> zev<strong>en</strong>tig van de vorige eeuw – <strong>en</strong> in navolging van huishoud<strong>en</strong>s –verhuisd naar de rand<strong>en</strong> van de stad. De binn<strong>en</strong>sted<strong>en</strong> zijn veranderd in c<strong>en</strong>tra van consumptie,met e<strong>en</strong> groot aanbod aan winkels, horeca <strong>en</strong> cultuur. Stedelijke c<strong>en</strong>tra zijn de laatste jar<strong>en</strong>weliswaar aantrekkelijker geword<strong>en</strong>, maar om andere red<strong>en</strong><strong>en</strong> dan in het verled<strong>en</strong>.De figur<strong>en</strong> 5.6 <strong>en</strong> 5.7 gev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> illustratie van die transitie. De bereikbaarheid van ban<strong>en</strong> vanuitwoonlocaties in het c<strong>en</strong>trum van Amsterdam is niet beter dan vanuit woonlocaties aan derand<strong>en</strong> van de stad. De bereikbaarheid van (culturele) voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> is voor de inwoners in ofnabij het c<strong>en</strong>trum van de stad wel groter dan daarbuit<strong>en</strong>. Voor de nabijheid van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> ishet belang van e<strong>en</strong> woning in of dicht bij de binn<strong>en</strong>stad dan ook belangrijker dan voor debereikbaarheid van werk. Precies hetzelfde mechanisme doet zich voor als in het traditionelemonoc<strong>en</strong>trische stadsmodel, alle<strong>en</strong> nu niet met vooral het werk als spil, maar metvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Het is de keuze tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> klein <strong>en</strong> duur huis dicht bij de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, of e<strong>en</strong>groter <strong>en</strong> goedkoper huis verder weg.E<strong>en</strong> belangrijke red<strong>en</strong> voor die transitie is de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de bereidheid om ver te reiz<strong>en</strong> voorwerk, <strong>en</strong> de behoefte aan stedelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in de buurt van de woning. Die geringebereidheid om te reiz<strong>en</strong> voor stedelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (figuur 5.1) betek<strong>en</strong>t omgekeerd ook dat– in teg<strong>en</strong>stelling tot werk – de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> bepaalde stad vooral van belang zijn voorde inwoners van die stad zelf. Het grootste deel van het aanbod aan podiumkunst<strong>en</strong> bevindt zichbijvoorbeeld in de GSA Amsterdam, <strong>en</strong> slaat ook neer in de grondprijz<strong>en</strong> in Amsterdam.De maatschappelijke waarde van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>Op basis van deze analyse is het mogelijk om de maatschappelijke waarde van publiekegoeder<strong>en</strong> per stad te berek<strong>en</strong><strong>en</strong>. De waarde van het totale aanbod aan podiumkunst<strong>en</strong> inNeder<strong>land</strong> komt bijvoorbeeld – afhankelijk van het gekoz<strong>en</strong> model – uit op e<strong>en</strong> bedrag vantuss<strong>en</strong> de dertig <strong>en</strong> de vijftig miljard euro. Uitgaande van e<strong>en</strong> jaarlijks r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van 5,5%correspondeert dit bedrag met e<strong>en</strong> jaarlijks r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van om <strong>en</strong> nabij 2 miljard euro.Vergelijkbare berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt met de andere omgevingsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> diede grondprijz<strong>en</strong> dicter<strong>en</strong>, maar bijvoorbeeld ook voor de waarde van stations <strong>en</strong> andere OVinfrastructuur<strong>en</strong> de maatschappelijke kost<strong>en</strong> van files.78


DE CONSUMPTIESTADFiguur 5.6Bereikbaarheid van ban<strong>en</strong> vanuit wijk<strong>en</strong> in AmsterdamBron: Atlas voor geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.Figuur 5.7Bereikbaarheid van culturele voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> vanuit wijk<strong>en</strong> in AmsterdamBron: Atlas voor geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.79


STAD EN LANDDergelijke berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> voorlopig echter wel met grote voorzichtigheid word<strong>en</strong>gehanteerd. Het kan zo zijn dat bepaalde stedelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> die er toe do<strong>en</strong> op dit mom<strong>en</strong>tnog in het model ontbrek<strong>en</strong>, waardoor de waarde van cultuur wordt overschat. Het hiergepres<strong>en</strong>teerde model zal daarom nog verder word<strong>en</strong> verfijnd, onder andere door toevoegingvan nog meer typ<strong>en</strong> stedelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, waardoor de kans wordt verkleind dat het effectvan e<strong>en</strong> bepaalde voorzi<strong>en</strong>ing voor e<strong>en</strong> deel ook het effect van iets anders in zich heeft. Diegrondwaardemodell<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> preciezere inschatting oplever<strong>en</strong> over de waarde vanpublieke goeder<strong>en</strong>.Die waarde vormt ess<strong>en</strong>tiële input voor maatschappelijke kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyses vanoverheidsinvestering<strong>en</strong> in voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> infrastructuur. Deze berek<strong>en</strong>ing geldt voorbestaande voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Zij kan niet zomaar word<strong>en</strong> vertaald in de waarde van nieuwevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. De regressieanalyses zijn immers gebaseerd op feitelijk gerealiseerdevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Ervan uitgaande dat die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> niet voor niets daar zijn gerealiseerd,hebb<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong> hoger effect op het grondwaardesurplus dan e<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing die op e<strong>en</strong>willekeurige andere plaats wordt gebouwd, waardoor de gevond<strong>en</strong> coëfficiënt<strong>en</strong> e<strong>en</strong>bov<strong>en</strong>gr<strong>en</strong>s zijn.Het grote belang van de clustering van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> heeft verstrekk<strong>en</strong>de gevolg<strong>en</strong> voorruimtelijk beleid. De gevoeligheid van de grondprijs voor omgevingsfactor<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t perdefinitie dat er sprake is van belangrijke externe effect<strong>en</strong>. De investering van één eig<strong>en</strong>aar inzijn onroer<strong>en</strong>d goed verhoogt de waarde van de bel<strong>en</strong>d<strong>en</strong>de percel<strong>en</strong>. Die eig<strong>en</strong>aar betrekt ditpositieve externe effect van zijn investering op het bezit van zijn bur<strong>en</strong> echter niet in zijninvesteringsbeslissing, <strong>en</strong> dus wordt er minder geïnvesteerd dan vanuit maatschappelijkoogpunt w<strong>en</strong>selijk zou zijn. De markt faalt dus. Er is e<strong>en</strong> markt voor overheidsinterv<strong>en</strong>tie <strong>en</strong>ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing om dit marktfal<strong>en</strong> te reparer<strong>en</strong>.Tabel 5.3De belangrijkste vijf conclusiesM<strong>en</strong>s<strong>en</strong> will<strong>en</strong> minder ver reiz<strong>en</strong> voor voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> dan voor hun werk. Dus is het effect van die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> opgrondprijz<strong>en</strong> veel lokaler dan het effect van de bereikbaarheid van ban<strong>en</strong>.77% van de grondprijsverschill<strong>en</strong> laat zich verklar<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> beperkt aantal factor<strong>en</strong>, zoals bereikbaarheid van ban<strong>en</strong>,overlast, e<strong>en</strong> historisch stadsc<strong>en</strong>trum <strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> als cultuur, winkels, <strong>en</strong> horeca.Factor<strong>en</strong> aan de productiekant (bereikbaarheid van ban<strong>en</strong>) <strong>en</strong> consumptieve voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong> ieder ongeveer50% van de grondprijsverschill<strong>en</strong>.Het aanbod van luxe winkels, e<strong>en</strong> historische binn<strong>en</strong>stad, horeca <strong>en</strong> cultuur bepal<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijk 30% van degrondprijsverschill<strong>en</strong>.Bij de bereikbaarheid van ban<strong>en</strong> speelt de auto e<strong>en</strong> drie á vier keer zo grote rol voor grondprijsverschill<strong>en</strong> als het OV,behalve in grote sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> langs sommige spoorlijn<strong>en</strong>. Daar tell<strong>en</strong> beide ongeveer ev<strong>en</strong> zwaar.80


DE CONSUMPTIESTADMeer lez<strong>en</strong>Terry Clark, 2004, The city as an <strong>en</strong>tertainm<strong>en</strong>t machine, Elsevier, Amsterdam.Zeer lez<strong>en</strong>swaardige, zowel empirische als anekdotische studie over de transformatie vansted<strong>en</strong>.Richard Florida, 2002, The rise of the creative class, Basic Books, New York.Invloedrijke studie naar het belang van de creatieve klasse voor stedelijk succes.Edward Glaeser, Jed Kolko <strong>en</strong> Albert Saiz, 2001, Consumer city, Journal of EconomicGeography, 1(1), 27-50.Heeft het belang van de stad als bron van consumptievoordel<strong>en</strong> op de kaart gezet.Philip Knapp <strong>en</strong> Thomas Graves, 1989, On the role of am<strong>en</strong>ities in models of migration andregional developm<strong>en</strong>t, Journal of Regional Sci<strong>en</strong>ce, 29 (1), 71-89.Empirische studie over de relatie tuss<strong>en</strong> am<strong>en</strong>ities <strong>en</strong> migratie.Gerard Marlet, 2009, De aantrekkelijke stad, VOC Uitgevers, Nijmeg<strong>en</strong>.Toont het belang van am<strong>en</strong>ities voor Neder<strong>land</strong>se sted<strong>en</strong> aan.Voor meer achtergrond<strong>en</strong> bij dit hoofdstuk <strong>en</strong> informatie over de onderwerp<strong>en</strong>, ziewww.cpb.nl/stad<strong>en</strong><strong>land</strong>81


STAD EN LAND82


GRONDPRIJZEN EN OVERHEIDSBELEID6 Grondprijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> overheidsbeleid‘De reorganisatie van het op<strong>en</strong>baar bestuur is bezigheidstherapie voor gevorderd<strong>en</strong>.’FRISO DE ZEEUW, 2010In de film The Godfather figureert Moe Gre<strong>en</strong>. Moe Gre<strong>en</strong> wordt aan de kijker gepres<strong>en</strong>teerdals de d<strong>en</strong>kbeeldige oprichter van Las Vegas. Het was in de woord<strong>en</strong> van één van demaffiabaz<strong>en</strong> e<strong>en</strong> visionair idee. Er kwam ge<strong>en</strong> ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing aan te pas. Moe Gre<strong>en</strong> zetteLas Vegas op de kaart als e<strong>en</strong> privaat initiatief. Hij incasseerde de winst <strong>en</strong> gebruikte die omzijn kindje verder te verfraai<strong>en</strong>: The Strip nog langer, de fontein<strong>en</strong> van het Bellagio nog mooier.Al die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> betaald uit de grondopbr<strong>en</strong>gst. Daar kwam ge<strong>en</strong>belastingheffing aan te pas. Voor ons Neder<strong>land</strong>ers komt dit idee van e<strong>en</strong> stad als het projectvan één privépersoon onwerkelijk over. Toch blijkt dit idee e<strong>en</strong> nuttig refer<strong>en</strong>tiekader om na ted<strong>en</strong>k<strong>en</strong> over het overheidsbeleid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing. Wat gaat er mis als e<strong>en</strong>stad wordt opgevat als e<strong>en</strong> project van het stadsbestuur, dat de stad ontwikkelt met het oog opmaximaal r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t, maar in concurr<strong>en</strong>tie met andere sted<strong>en</strong> die alle ding<strong>en</strong> om de gunst vanpot<strong>en</strong>tiële bewoners? Grondprijz<strong>en</strong> hang<strong>en</strong> nauw sam<strong>en</strong> met het niveau van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in dedirecte omgeving. Het totale grondwaardesurplus in Neder<strong>land</strong>se sted<strong>en</strong> van grond met e<strong>en</strong>woonbestemming bedraagt ongeveer 340 miljard euro. Daarbij komt nog hetgrondwaardesurplus van bedrijfspand<strong>en</strong>. Er is dus e<strong>en</strong> groot maatschappelijk belang gemoeidmet het aanbod van die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Welke eis<strong>en</strong> stelt dit aan de inrichting van het op<strong>en</strong>baarbestuur?Het welbevind<strong>en</strong> van stadsbewoners is afhankelijk van de afstand tot <strong>en</strong> de kwaliteit van depublieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in hun omgeving. E<strong>en</strong> investering in e<strong>en</strong> verbetering van die kwaliteitheeft daarom e<strong>en</strong> positief effect op hun welbevind<strong>en</strong>. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zijn dan bereid om meerkoopkracht op te gev<strong>en</strong> om dicht bij die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in de buurt te won<strong>en</strong>. De grondprijsstijgt. Die stijging is e<strong>en</strong> maat voor de waardering van de bewoners voor dekwaliteitsverbetering van de voorzi<strong>en</strong>ing. De bat<strong>en</strong> van de investering in het publieke goedkapitaliser<strong>en</strong> dus in grondprijz<strong>en</strong>.Het opmerkelijke van dit resultaat is dat het lokaal aanbied<strong>en</strong> van publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> e<strong>en</strong>probleem lijkt te omzeil<strong>en</strong> dat bestaat bij het aanbod van collectieve goeder<strong>en</strong> op nationaalniveau. In het algeme<strong>en</strong> is het voor overhed<strong>en</strong> moeilijk om te bepal<strong>en</strong> hoeveel burgersoverhebb<strong>en</strong> voor collectieve goeder<strong>en</strong> vanwege het free rider probleem: m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong>prikkel om hun waardering voor collectieve goeder<strong>en</strong> te overdrijv<strong>en</strong>, zolang de geme<strong>en</strong>schapervoor betaalt, <strong>en</strong> om hun waardering te verdoezel<strong>en</strong>, zolang zij daarvoor zelf moet<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>.Kapitalisatie in grondprijz<strong>en</strong> biedt de mogelijkheid om, althans voor publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>met e<strong>en</strong> lokaal karakter, de daadwerkelijke waardering ervoor te achterhal<strong>en</strong>, door83


STAD EN LANDgrondopbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> voor <strong>en</strong> na de investering in de publieke voorzi<strong>en</strong>ing te vergelijk<strong>en</strong>. Dezeunieke eig<strong>en</strong>schap van de grondmarkt is de motivatie voor tal van empirische studies naarwoning- <strong>en</strong> grondprijz<strong>en</strong>.E<strong>en</strong> consequ<strong>en</strong>tie van het kapitalisatieresultaat is dat de doelstelling van e<strong>en</strong> welwill<strong>en</strong>de lokaleoverheid overe<strong>en</strong>komt met de doelstelling van e<strong>en</strong> private stadsontwikkelaar, die alle b<strong>en</strong>odigdegrond van <strong>land</strong>bouwers opkoopt voor e<strong>en</strong> prijs die gelijk is aan de waarde in <strong>land</strong>bouwproductie<strong>en</strong> deze na creatie van het publieke goed teg<strong>en</strong> opbod onder huishoud<strong>en</strong>s veilt. De welwill<strong>en</strong>delokale overheid zou in het publieke goed invester<strong>en</strong> totdat de maatschappelijke bat<strong>en</strong> (dat wilzegg<strong>en</strong>: de som van de bat<strong>en</strong> van alle individuele gebruikers) gelijk zijn aan de marginalekost<strong>en</strong> ervan. Dit staat bek<strong>en</strong>d als de Regel van Paul Samuelson (RPS). De private ontwikkelaarinvesteert totdat de to<strong>en</strong>ame in grondopbr<strong>en</strong>gst als gevolg van e<strong>en</strong> extra investering gelijk is aande marginale kost<strong>en</strong>. Echter, vanwege kapitalisatie kom<strong>en</strong> de maatschappelijke bat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong>extra investering overe<strong>en</strong> met deze stijging in opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>.De winst van e<strong>en</strong> private stadsontwikkelaar bestaat uit het verschil tuss<strong>en</strong> opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> van degeveilde stedelijke grond <strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> die voortkom<strong>en</strong> uit het opkop<strong>en</strong> van <strong>land</strong>bouwgrond <strong>en</strong>de aanschaf van het lokale publieke goed. Als het grondwaardesurplus de uitgav<strong>en</strong> aan hetpublieke goed overstijgt, dan mak<strong>en</strong> de ontwikkelaars winst <strong>en</strong> is het voor e<strong>en</strong> toetrederlucratief om e<strong>en</strong> nieuwe stad te bouw<strong>en</strong>. Dit proces gaat net zolang door, ofwel totdat iedere<strong>en</strong>in e<strong>en</strong> stad woont <strong>en</strong> ontwikkelaars dus e<strong>en</strong> steeds aantrekkelijker pakket moet<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> omnieuwe bewoners te trekk<strong>en</strong>, ofwel totdat de <strong>land</strong>bouwgrond zo schaars wordt dat de prijs ervangeleidelijk oploopt <strong>en</strong> de locaties voor nieuwe sted<strong>en</strong> steeds minder aantrekkelijk word<strong>en</strong>. Ine<strong>en</strong> marktev<strong>en</strong>wicht maakt de ontwikkelaar van e<strong>en</strong> nieuwe stad ge<strong>en</strong> winst, omdat het verschiltuss<strong>en</strong> de totale opbr<strong>en</strong>gst van stedelijke grond <strong>en</strong> de <strong>land</strong>bouwwaarde van deze grond gelijk isaan de kost<strong>en</strong> van het publieke goed. Dit staat bek<strong>en</strong>d als het H<strong>en</strong>ry George Theorema (HGT).Private ontwikkelaars hebb<strong>en</strong> dus niet alle<strong>en</strong> de juiste prikkels om e<strong>en</strong> optimaal aanbod vanpublieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> te lever<strong>en</strong>, maar de grondmarkt biedt ze hiervoor ook de b<strong>en</strong>odigdemiddel<strong>en</strong>. Het model van Moe Gre<strong>en</strong> is dus zo slecht nog niet.Publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> of clubgoeder<strong>en</strong>?E<strong>en</strong> stadsplanner die alle grond in hand<strong>en</strong> heeft, kan dus uit het grondwaardesurplus precies dekost<strong>en</strong> van de publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> dekk<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> heeft die stadsplanner de juisteprikkels om die publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> aan te legg<strong>en</strong>. De stadsplanner probeert dievoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zo aan te legg<strong>en</strong> dat hij het stadsareaal voor e<strong>en</strong> zo hoog mogelijke erfpacht kanuitgev<strong>en</strong>. Daarmee legt hij precies die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> aan die maatschappelijk gezi<strong>en</strong> het meestr<strong>en</strong>der<strong>en</strong>. Desalniettemin blijkt het in de praktijk moeilijk om de situatie te realiser<strong>en</strong> waarin hetstadsbestuur alle grond in hand<strong>en</strong> heeft <strong>en</strong> uit het grondwaardesurplus alle publiekevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> kan bekostig<strong>en</strong>.84


GRONDPRIJZEN EN OVERHEIDSBELEIDWelke problem<strong>en</strong> do<strong>en</strong> zich voor als publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> niet word<strong>en</strong> gefinancierd uit degrondr<strong>en</strong>te, maar bijvoorbeeld uit toegangsprijz<strong>en</strong> of lidmaatschapsgeld<strong>en</strong>? Typischevoorbeeld<strong>en</strong> van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> die op die manier gefinancierd word<strong>en</strong>, zijn e<strong>en</strong> zwembad ofe<strong>en</strong> sportclub. Dergelijke goeder<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de economische literatuur clubgoeder<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemd. Vergelek<strong>en</strong> met de financiering uit grondwaardesurplus heeft deze wijze vanfinancier<strong>en</strong> drie nadel<strong>en</strong>. De dikke lijn in figuur 6.1 geeft het verloop van de grondr<strong>en</strong>te weer ine<strong>en</strong> stad met publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in het c<strong>en</strong>trum zonder e<strong>en</strong> toegangsprijs De grondr<strong>en</strong>tevlakbij de publieke voorzi<strong>en</strong>ing is hoger, omdat de stadsbewoners die van die voorzi<strong>en</strong>inggebruik will<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>, minder ver hoev<strong>en</strong> te reiz<strong>en</strong>. Net als in hoofdstuk 2 is hetgrondwaardesurplus dus gelijk aan het voordeel van het gebruik van de publieke voorzi<strong>en</strong>ingverminderd met de reiskost<strong>en</strong> om daar te kom<strong>en</strong>. Midd<strong>en</strong> in het c<strong>en</strong>trum zijn de reiskost<strong>en</strong> nul,zodat het grondwaardesurplus gelijk is aan het gebruiksvoordeel. Aan de rand van de stad zijnde reiskost<strong>en</strong> precies gelijk aan het gebruiksvoordeel, <strong>en</strong> is het grondwaardesurplus dus nihil.Daarbuit<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> simpelweg ge<strong>en</strong> gebruik van de publieke voorzi<strong>en</strong>ing.Figuur 6.1Grondr<strong>en</strong>te hoger in de buurt van de publieke voorzi<strong>en</strong>ingDe gestippelde lijn in figuur 6.1 laat het verloop van de grondr<strong>en</strong>te zi<strong>en</strong> als de publiekevoorzi<strong>en</strong>ing wordt gefinancierd uit toegangsprijz<strong>en</strong>. De grondr<strong>en</strong>te wordt dan lager, om precieste zijn gelijk aan het gebruiksvoordeel, verminderd met de reiskost<strong>en</strong> <strong>en</strong> de toegangsprijs. Hetverticale verschil tuss<strong>en</strong> beide grondr<strong>en</strong>telijn<strong>en</strong> is dus gelijk aan de toegangsprijs. Het gevolg isdat de gr<strong>en</strong>s van het gebruik naar binn<strong>en</strong> schuift: de stad wordt kleiner, omdat het voor m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>aan de stadsrand niet meer de moeite loont om gebruik te mak<strong>en</strong> van de publieke voorzi<strong>en</strong>ing.Het oranje vlak geeft de totale opbr<strong>en</strong>gst weer van de verkoop van toegangsprijz<strong>en</strong>. Het85


STAD EN LANDdraagvlak voor de voorzi<strong>en</strong>ing neemt dus af <strong>en</strong> daarmee de kans dat hij ook daadwerkelijkgerealiseerd wordt. Het paarse driehoekje geeft het verlor<strong>en</strong> gegane gebruiksvoordeel weer:locaties waar het gebruiksvoordeel groter is dan de reiskost<strong>en</strong> naar de voorzi<strong>en</strong>ing, maar waarbewoners afzi<strong>en</strong> van het gebruik van de voorzi<strong>en</strong>ing omdat ze e<strong>en</strong> toegangsprijs moet<strong>en</strong>betal<strong>en</strong>.De lagere grondprijs in het c<strong>en</strong>trum leidt tot e<strong>en</strong> tweede nadeel. Figuur 2.4 laat zi<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong>sterk positief verband bestaat tuss<strong>en</strong> de grondprijs <strong>en</strong> bevolkingsdichtheid. De hogegrondprijz<strong>en</strong> in het stadsc<strong>en</strong>trum leid<strong>en</strong> dus tot e<strong>en</strong> hogere bevolkingsdichtheid. De huiz<strong>en</strong>hebb<strong>en</strong> er kleinere tuin<strong>en</strong> (zie figuur 2.5) <strong>en</strong> meer verdieping<strong>en</strong>. De bevolkingsdichtheid vlakbij de publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> is daardoor hoger dan aan de stadsrand, <strong>en</strong> zeker hoger dan op hetplatte<strong>land</strong>. Dat is efficiënt: immers, de locaties vlak bij de publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zijn vanwegede geringe reisafstand aantrekkelijk. Het is dus aan te bevel<strong>en</strong> om daar veel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te lat<strong>en</strong>won<strong>en</strong>, zodat zoveel mogelijk m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van die voordel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> kan lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>dat wanneer publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> volledig uit de grondr<strong>en</strong>te word<strong>en</strong> gefinancierd, dit leidt tote<strong>en</strong> optimale bevolkingsdichtheid in het stadsc<strong>en</strong>trum. Zoals figuur 6.1 laat zi<strong>en</strong>, leidtfinanciering uit toegangsprijz<strong>en</strong> tot lagere grondprijz<strong>en</strong> in het c<strong>en</strong>trum, <strong>en</strong> dus tot e<strong>en</strong> lagere,inefficiënte bevolkingsdichtheid in de nabijheid van de publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. De lagerebevolkingsdichtheid in de nabijheid van de voorzi<strong>en</strong>ing verkleint het draagvlak, <strong>en</strong> daarmee dekans dat de voorzi<strong>en</strong>ing gerealiseerd wordt.En er is nog e<strong>en</strong> derde nadeel. Niet iedere<strong>en</strong> maakt ev<strong>en</strong>veel gebruik van publiekevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Wie dagelijks met de trein reist, heeft meer belang om dichtbij het station tewon<strong>en</strong> dan wie dat maar e<strong>en</strong>s per maand doet. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die dagelijks met de trein rijd<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong>er dus meer voor over om dichtbij het station te won<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zijn dus ook bereid om daarvoor e<strong>en</strong>hogere prijs te betal<strong>en</strong>. Het gevolg is e<strong>en</strong> sorteerproces: de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die dagelijks met de treinreiz<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> ervoor kiez<strong>en</strong> het dichtst bij het station te won<strong>en</strong>, m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die dat maar e<strong>en</strong>s permaand do<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> wat verder weg gaan won<strong>en</strong>. Echter, als de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die dagelijks met detrein reiz<strong>en</strong> iedere keer opnieuw e<strong>en</strong> duur treinkaartje moet<strong>en</strong> kop<strong>en</strong>, dan is het won<strong>en</strong> in d<strong>en</strong>abijheid van e<strong>en</strong> station voor h<strong>en</strong> minder aantrekkelijk. Zij zull<strong>en</strong> er dus minder voor will<strong>en</strong>betal<strong>en</strong>. In de afweging van de talloze voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> van diverse woonlocaties, krijgt d<strong>en</strong>abijheid van het station dan onvoldo<strong>en</strong>de gewicht. Het sorteerproces van frequ<strong>en</strong>te <strong>en</strong> minderfrequ<strong>en</strong>te treinreizigers wordt verstoord. Het gebrekkige sorteerproces van frequ<strong>en</strong>te <strong>en</strong> minderfrequ<strong>en</strong>te treinreizigers ondermijnt daarmee het draagvlak voor het station.Dit derde mechanisme kan word<strong>en</strong> geg<strong>en</strong>eraliseerd tot e<strong>en</strong> belangrijke algem<strong>en</strong>e conclusie in degeest van Charles Tiebout <strong>en</strong> William Fischel: de bevolkingssam<strong>en</strong>stelling van sted<strong>en</strong> <strong>en</strong>dorp<strong>en</strong> is niet homoge<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat is maar goed ook. Verschill<strong>en</strong>de groep<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>behoefte aan verschill<strong>en</strong>de soort<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, <strong>en</strong> er is niets op teg<strong>en</strong> om iedere<strong>en</strong> zoveelmogelijk te huisvest<strong>en</strong> in overe<strong>en</strong>stemming met de specifieke woonw<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die hij of zij heeft.86


GRONDPRIJZEN EN OVERHEIDSBELEIDDe één houdt van e<strong>en</strong> grote tuin, de ander van de kroeg, <strong>en</strong> weer e<strong>en</strong> ander heeft zijn werk hetliefst naast de deur. Iedere voorkeur heeft zijn prijs, <strong>en</strong> de bereidheid om die prijs te betal<strong>en</strong> isbepal<strong>en</strong>d voor e<strong>en</strong>ieders woonplaatskeuze. Het idee dat de bevolking van iedere buurt e<strong>en</strong>afspiegeling moet zijn van de Neder<strong>land</strong>se bevolking als geheel, ondermijnt de mogelijkheidvan adequaat aanbod van publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.Winkels, kroeg<strong>en</strong>, <strong>en</strong> stationsDe analyse van de grondprijz<strong>en</strong> in tabel 5.1 geeft e<strong>en</strong> overzicht van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> waarvan hetaanbod zich als e<strong>en</strong> publieke voorzi<strong>en</strong>ing in de waarde van de grond kapitaliseert. Die lijst vanvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> bevat naast klassieke publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> als stations, ook activiteit<strong>en</strong> diegewoonlijk niet als e<strong>en</strong> publiek goed word<strong>en</strong> geclassificeerd. Wat bijvoorbeeld te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> vanwinkels of kroeg<strong>en</strong>? De aanwezigheid van dergelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> heeft forse effect<strong>en</strong> op hetgrondwaardesurplus. Betek<strong>en</strong>t dit ook dat we ze moet<strong>en</strong> k<strong>en</strong>schets<strong>en</strong> als publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>die idealiter uit de grondwaarde zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gefinancierd? Dat gebeurt nerg<strong>en</strong>s terwereld <strong>en</strong> daar zal vast e<strong>en</strong> red<strong>en</strong> voor zijn. Immers, als dat niet zo was, dan was het al langgebeurd. Maar waarom is dat dan blijkbaar ge<strong>en</strong> goed idee? Zijn er principes die verklar<strong>en</strong>wanneer iets uit de grondwaarde moet word<strong>en</strong> gefinancierd <strong>en</strong> wanneer niet?Het eerste principe is dat van vaste versus variabele kost<strong>en</strong>. Publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zijncollectieve goeder<strong>en</strong>, waarvan het gebruik twee k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> heeft: het is (i) niet rivaliser<strong>en</strong>d, <strong>en</strong>(ii) niet uitsluitbaar. Niet rivaliser<strong>en</strong>d wil zegg<strong>en</strong> dat het gebruik van de één ge<strong>en</strong>belemmering<strong>en</strong> oplegt aan het gebruik van de ander. Puur niet rivaliser<strong>en</strong>d is het gebruik vantelevisiesignal<strong>en</strong>: dat de één zijn televisie op z<strong>en</strong>der X schakelt, is voor de ander op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kelewijze e<strong>en</strong> belemmering om dat ook te do<strong>en</strong>. Niet uitsluitbaar wil zegg<strong>en</strong> dat zodra e<strong>en</strong> bepaaldevoorzi<strong>en</strong>ing e<strong>en</strong>maal is gerealiseerd, burgers daar dan niet meer van kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong>.Voor deze voorzi<strong>en</strong>ing kan dus ge<strong>en</strong> gebruikersbijdrage word<strong>en</strong> gehev<strong>en</strong>, want iedere<strong>en</strong> isautomatisch gebruiker. E<strong>en</strong> voorbeeld is def<strong>en</strong>sie: iedere Neder<strong>land</strong>er profiteert van debeveiliging van ons grondgebied. Alle voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> die hier word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> zijnuitsluitbaar. De vraag is of het gebruik rivaliser<strong>en</strong>d is of niet. Als het gebruik rivaliser<strong>en</strong>d is,zijn er twee mogelijkhed<strong>en</strong>. Of de capaciteit ligt vast: in dat geval bestaat er ge<strong>en</strong> onderscheidtuss<strong>en</strong> vaste <strong>en</strong> variabele kost<strong>en</strong>. Alle kost<strong>en</strong> zijn vast, <strong>en</strong> het is dan optimaal om gebruikers e<strong>en</strong>schaarstepremie te lat<strong>en</strong> betal<strong>en</strong> die zo hoog is dat de vraag naar het gebruiksrecht precies gelijkis aan de capaciteit. De rester<strong>en</strong>de kost<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> het beste uit het grondwaardesurplus word<strong>en</strong>gedekt. Of de capaciteit is variabel: in dat geval is het optimaal om e<strong>en</strong> gebruikersvergoeding tevrag<strong>en</strong> die gelijk is aan de kost<strong>en</strong> van capaciteitsuitbreiding. In beide gevall<strong>en</strong> geldt dat derester<strong>en</strong>de kost<strong>en</strong> het beste gedekt kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uit het grondwaardesurplus.Deze regels kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig word<strong>en</strong> toegepast op het spoorvervoer. Veronderstel dat decapaciteit van de trein gemakkelijk kan word<strong>en</strong> uitgebreid, bijvoorbeeld door e<strong>en</strong> extra wagon87


STAD EN LANDaan de trein te hang<strong>en</strong>. Indachtig het bov<strong>en</strong>staande principe moet<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van die extrawagon word<strong>en</strong> gedekt uit de gebruikersvergoeding, in dit geval het treinkaartje. Echter, de vastekost<strong>en</strong> van de infrastructuur, de stations <strong>en</strong> de rails, kunn<strong>en</strong> het beste uit hetgrondwaardesurplus word<strong>en</strong> gedekt. Dit br<strong>en</strong>gt ons bij e<strong>en</strong> aantal ess<strong>en</strong>tiële k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van hetvervoer per spoor. Het spoor is e<strong>en</strong> ideaal middel om grote groep<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> op één bepaaldpunt te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Per vervoerstraject heeft het dus extreem hoge vaste <strong>en</strong> lage variabele kost<strong>en</strong>.Vandaar dat spoorvervoer alle<strong>en</strong> r<strong>en</strong>deert bij hoge bevolkingsconc<strong>en</strong>traties <strong>en</strong> op traject<strong>en</strong> mete<strong>en</strong> hoog volume, zodat de vaste kost<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> brede gebruikersgroep kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>gespreid. Omdat de kost<strong>en</strong> vast zijn, kunn<strong>en</strong> ze dus het beste word<strong>en</strong> betaald uit hetgrondwaardesurplus. Dit verklaart waarom het spoorvervoer vaak het karakter van e<strong>en</strong> publiekgoed heeft. De analyse van grondprijz<strong>en</strong> laat het niet toe dat het effect van het spoor- <strong>en</strong> hetbusvervoer wordt onderscheid<strong>en</strong>. Noodgedwong<strong>en</strong> wordt hier uitgegaan van het totalegrondwaardesurplus van het op<strong>en</strong>baar vervoer (de som van de factor<strong>en</strong> OV-bereikbaarheidwerk <strong>en</strong> Nabijheid station, zie tabel 5.1). Dit bedraagt ongeveer 90 miljard euro, of uitgaandevan e<strong>en</strong> r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van 5,5 %, e<strong>en</strong> jaarlijkse opbr<strong>en</strong>gst van ongeveer 5 miljard euro per jaar. Ditis e<strong>en</strong> overschatting van het surplus, omdat ook nog rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong> met hetgrondwaardesurplus bij werklocaties. Immers, niet alle<strong>en</strong> huiz<strong>en</strong>bezitters betal<strong>en</strong> voor d<strong>en</strong>abijheid van stations, werkgevers do<strong>en</strong> dat ook. Als e<strong>en</strong> eerste b<strong>en</strong>adering leidt dit tot e<strong>en</strong>dubbel zo groot surplus. Ter vergelijking kan word<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong> naar de jaarlijkse subsidie aanhet op<strong>en</strong>baar vervoer van 4,5 miljard euro (2 miljard voor het stads- <strong>en</strong> streekvervoer <strong>en</strong> 2,5miljard voor de NS) . Deze analyse maakt duidelijk waarom het spoorvervoer in hoofdzaak alse<strong>en</strong> publieke voorzi<strong>en</strong>ing wordt gefinancierd. Tegelijkertijd is dit e<strong>en</strong> overschatting van hetsurplus, omdat het grondprijseffect van de bereikbaarheid van werk per OV e<strong>en</strong> combinatie isvan de aanwezigheid van werk <strong>en</strong> van de OV-infrastructuur. Toedeling van hetgrondwaardesurplus aan beide onderligg<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> vereist e<strong>en</strong> meer gedetailleerderuimtelijke analyse.Dit eerste principe van vaste <strong>en</strong> variabele kost<strong>en</strong> geeft nog ge<strong>en</strong> antwoord op de prang<strong>en</strong>devraag waarom op<strong>en</strong>baar vervoer wel, <strong>en</strong> kroeg<strong>en</strong> <strong>en</strong> winkelc<strong>en</strong>tra niet word<strong>en</strong> gefinancierd alse<strong>en</strong> publiek goed, terwijl beide groep<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> kapitaliser<strong>en</strong> in grondprijz<strong>en</strong>. Hettweede principe werpt daar licht op. De beheerder van de voorzi<strong>en</strong>ing moet voldo<strong>en</strong>de prikkelskrijg<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> goed beheer. Hoe moeilijker het is om de kwaliteit van het beheer tebeoordel<strong>en</strong> of hoe gevoeliger de beheerder is voor financiële prikkels, des te sterker moet<strong>en</strong> deprikkels zijn <strong>en</strong> des te moeilijker is het dus om de beheerder te comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> uit hetgrondwaardesurplus. Pieter Gautier, Michael Svarer <strong>en</strong> Co<strong>en</strong> Teulings hebb<strong>en</strong> voorD<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat Kop<strong>en</strong>hag<strong>en</strong> de huwelijksmarkt van D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> is, met name voorhoger opgeleid<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> stad is dus e<strong>en</strong> belangrijke ontmoetingsplaats niet alle<strong>en</strong> voor het werk,maar ook in de privésfeer. De horeca speelt daarin e<strong>en</strong> belangrijke rol, omdat je daar ander<strong>en</strong>kunt ontmoet<strong>en</strong>. Voor winkels geldt iets soortgelijks. Kroeg<strong>en</strong> <strong>en</strong> winkels word<strong>en</strong> feitelijkvolledig gefinancierd uit gebruikersvergoeding<strong>en</strong>, de prijs van e<strong>en</strong> pilsje of e<strong>en</strong> fraaie pantalon.88


GRONDPRIJZEN EN OVERHEIDSBELEIDHet grondwaardesurplus laat echter zi<strong>en</strong> dat er ook nog e<strong>en</strong> publiek-goedkarakter is. Waaromword<strong>en</strong> kroeg<strong>en</strong> <strong>en</strong> winkelc<strong>en</strong>tra daar niet minst<strong>en</strong>s t<strong>en</strong> dele uit gefinancierd? De eerste vraag isof dat niet stiekem ook gebeurt. Het onroer<strong>en</strong>d goed in het lokale winkelc<strong>en</strong>trum wordtondershands gesubsidieerd door het vastgoed teg<strong>en</strong> lagere kost<strong>en</strong> ter beschikking te stell<strong>en</strong> aande winkelier. De grote trekkers in e<strong>en</strong> winkelc<strong>en</strong>trum, zoals war<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> supermarktket<strong>en</strong>s,zitt<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> dubbeltje op de eerste rang. Deze analyse laat zi<strong>en</strong> waarom dat e<strong>en</strong> goede zaakis: hun trekkersfunctie maakt hun aanwezigheid tot e<strong>en</strong> publieke voorzi<strong>en</strong>ing voor anderewinkels. Kroegbaz<strong>en</strong> <strong>en</strong> winkeliers krijg<strong>en</strong> echter op hun best e<strong>en</strong> deel van hetgrondwaardesurplus dat zij creër<strong>en</strong> in hun omgeving, toebedeeld door het lokale stadsbestuur.Waarom is dat? De red<strong>en</strong> is dat de kwaliteit van de voorzi<strong>en</strong>ing heel moeilijk in e<strong>en</strong> contract isvast te legg<strong>en</strong>, zodat e<strong>en</strong> flinke prikkel nodig is voor de kroegbaas om de juiste service tebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor de winkelier voor de inkoop van e<strong>en</strong> goed assortim<strong>en</strong>t. De beste beoordelaar vande kroegbaas <strong>en</strong> de winkelier zijn hun klant<strong>en</strong>. De noodzaak van e<strong>en</strong> forse prikkel ondergraaftde mogelijkhed<strong>en</strong> voor publieke financiering. Spoorvervoer is e<strong>en</strong> relatief gemakkelijkcontracteerbare voorzi<strong>en</strong>ing, zodat publieke financiering mogelijk is. Echter, de vele klacht<strong>en</strong>over de klantvri<strong>en</strong>delijkheid van de spoorweg<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat relatief e<strong>en</strong> relatief begrip is: ookbij het spoorvervoer is het moeilijk om e<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>d contract op te stell<strong>en</strong>, <strong>en</strong> is het blijkbaarmoeilijk om de machinist <strong>en</strong> de conducteur ev<strong>en</strong> klantbewust te mak<strong>en</strong> als de winkelier op dehoek.Het publieke karakter van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> als kroeg<strong>en</strong> <strong>en</strong> winkelc<strong>en</strong>tra maakt duidelijk dat dedec<strong>en</strong>tralisatie van het op<strong>en</strong>baar bestuur ook te ver kan gaan. De reikwijdte van hetgrondprijseffect van dergelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> goede maat voor de straal waarbinn<strong>en</strong>omwon<strong>en</strong>d<strong>en</strong> de nabijheid van dergelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> waarder<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarmee van dereikwijdte van het op<strong>en</strong>baar bestuur. Immers, de directe omwon<strong>en</strong>d<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> vaak last van d<strong>en</strong>abijheid van dergelijke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> vanwege lawaai <strong>en</strong> parkeeroverlast. E<strong>en</strong> te laagschaalniveau van het op<strong>en</strong>baar bestuur geeft overdrev<strong>en</strong> gewicht aan de belang<strong>en</strong> van directomwon<strong>en</strong>d<strong>en</strong> t<strong>en</strong> koste van deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die op wat grotere afstand van de voorzi<strong>en</strong>ing profiter<strong>en</strong>.Deelgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn dus voor tal van beslissing<strong>en</strong> e<strong>en</strong> te laag schaalniveau. Dat geldt in hetbijzonder voor deelgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in stadsc<strong>en</strong>tra, omdat juist stadsc<strong>en</strong>tra het draagvlak bied<strong>en</strong> voorvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> groot bereik, <strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> deelgeme<strong>en</strong>te dus onvoldo<strong>en</strong>de rek<strong>en</strong>ing houdtmet de gr<strong>en</strong>soverstijg<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong>.De gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van HGT <strong>en</strong> RPSVeel voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, van station tot theater, van lantaarnpaal tot park, word<strong>en</strong> gefinancierd alspublieke voorzi<strong>en</strong>ing uit de collectieve middel<strong>en</strong>. Echter, het grondwaardesurplus is niet debelastingbasis waarover die middel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gecollecteerd, althans niet in Neder<strong>land</strong>. Dit wijktaf van de principes van HGT/RPS. In Hong Kong <strong>en</strong> de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> lokalegrondbelasting<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grotere rol in de financiering van lokale publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Tabel89


STAD EN LAND6.1 laat zi<strong>en</strong> dat overdracht<strong>en</strong> van het Rijk de voornaamste inkomst<strong>en</strong>bron van geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn.Het leeuw<strong>en</strong>deel is afkomstig uit de Algem<strong>en</strong>e Uitkering (AU) uit het Geme<strong>en</strong>tefonds, diewordt betaald uit belasting<strong>en</strong> die vooral over de factor arbeid word<strong>en</strong> gehev<strong>en</strong>. De voeding vanhet Geme<strong>en</strong>tefonds is gekoppeld aan de Rijksuitgav<strong>en</strong>. De AU voor e<strong>en</strong> individuele geme<strong>en</strong>tewordt bepaald op basis van e<strong>en</strong> complexe verdeelsleutel die vooral afhankelijk is van het aantalinwoners. Voor de vier grote sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor de Wadd<strong>en</strong>ei<strong>land</strong><strong>en</strong> wordt de uitkering overig<strong>en</strong>sop e<strong>en</strong> aparte wijze bepaald. Voor provincies geldt e<strong>en</strong> soortgelijke regeling, maar huninkomst<strong>en</strong> zijn veel bescheid<strong>en</strong>er dan die van geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Daarnaast hebb<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vaakook nog opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> uit grondverkop<strong>en</strong> <strong>en</strong> leges. De WOZ, de belasting die aansluit bij hetHGT/RPS, vormt slechts e<strong>en</strong> klein deel van de geme<strong>en</strong>telijke inkomst<strong>en</strong>. Behalve de WOZ zijner nog twee andere belasting<strong>en</strong> gebaseerd op de waarde van het onroer<strong>en</strong>d goed, namelijk hethuurwaardeforfait <strong>en</strong> de overdrachtsbelasting, <strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> aantal geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, het erfpachtstelsel.Het merkwaardige is dat deze belasting<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lokale bestuurder uitstek<strong>en</strong>de prikkels zoud<strong>en</strong>gev<strong>en</strong> om in e<strong>en</strong> optimaal voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> pakket te invester<strong>en</strong>, conform HGT/RPS. Echter, dezebelasting<strong>en</strong> verdwijn<strong>en</strong> in de algem<strong>en</strong>e middel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> drag<strong>en</strong> aldus niet bij aan goede prikkelsvoor het lokale bestuur. Hoe kunn<strong>en</strong> deze paradox<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verklaard? Welke problem<strong>en</strong> staande toepassing van HGT/RPS in de praktijk in de weg? Vermoedelijk speelt e<strong>en</strong> aantal factor<strong>en</strong>e<strong>en</strong> rol.Tabel 6.1Overdracht<strong>en</strong> van het rijk zijn de voornaamste inkomst<strong>en</strong>bronn<strong>en</strong> van geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> provinciesMld euro % Totaal % bbp Duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> euro perinwonerGeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>Uitkering geme<strong>en</strong>tefonds 17,7 37 3,1 1,1Doeluitkering<strong>en</strong> van het rijk 12,9 27 2,3 0,8w.v. bijstand, wsw e.d. 9,4 20 1,6 0,6won<strong>en</strong> <strong>en</strong> infrastructuur 3,1 6 0,5 0,2Belasting<strong>en</strong> 4,4 9 0,8 0,3Verkop<strong>en</strong> <strong>en</strong> Inkom<strong>en</strong> uit vermog<strong>en</strong> 13,2 27 2,3 0,8Totaal inkomst<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> 48,1 100 8,4 2,9ProvinciesUitkering Provinciefonds 1,3 23 0,2 0,1Doeluitkering<strong>en</strong> van het rijk 2,2 38 0,4 0,1Belasting<strong>en</strong> 1,4 24 0,2 0,1Inkomst<strong>en</strong> uit vermog<strong>en</strong> 0,9 16 0,2 0,1Totaal inkomst<strong>en</strong> provincie 5,9 100 1,0 0,4Bron: CBS, cijfers 2009.90


GRONDPRIJZEN EN OVERHEIDSBELEIDAllereerst is de toepassing van HGT/RPS niet e<strong>en</strong>voudig. Het vereist dat de omvang van hetgrondwaardesurplus wordt bepaald. Daarvoor moet<strong>en</strong> twee afbak<strong>en</strong>ingsvraagstukk<strong>en</strong> word<strong>en</strong>opgelost: (i) aan de basis, wat is de waarde van de <strong>land</strong>bouwgrond, want alle<strong>en</strong> het meerderezou belast moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>; <strong>en</strong> (ii) aan de top, wat is de waarde van de opstal, want die isgebouwd voor rek<strong>en</strong>ing van de eig<strong>en</strong>aar, <strong>en</strong> die waarde mag niet word<strong>en</strong> wegbelast. Immers, alsdat wel gebeurt dan ontstaat er e<strong>en</strong> hold-up probleem: de eig<strong>en</strong>aar zal terughoud<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> metinvester<strong>en</strong> in de opstal, omdat hij vreest dat de meerwaarde die door zijn investering wordtgeg<strong>en</strong>ereerd door belastingheffing in de zakk<strong>en</strong> van het geme<strong>en</strong>tebestuur verdwijnt. Datgeme<strong>en</strong>tebestuur mag dan voldo<strong>en</strong> aan het ideaalbeeld van de goedwill<strong>en</strong>de dictator, maar hetwas toch niet de bedoeling van de grondeig<strong>en</strong>aar om zijn investering<strong>en</strong> in de zakk<strong>en</strong> van degeme<strong>en</strong>te te zi<strong>en</strong> verdwijn<strong>en</strong>. Ook aan de basis zijn de problem<strong>en</strong> lang niet altijd e<strong>en</strong>voudig. Déwaarde van <strong>land</strong>bouwgrond bestaat meestal niet. Aan de <strong>en</strong>e zijde groeit de stad bijvoorbeeldteg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> buurstad aan, wat de waarde van de grond aan de gr<strong>en</strong>s doet oplop<strong>en</strong>. Aan de anderezijde loopt de stad teg<strong>en</strong> de kustlijn aan. Dé waarde van de <strong>land</strong>bouwgrond is dus meestal e<strong>en</strong>gewog<strong>en</strong> gemiddelde van de waarde van diverse aanpal<strong>en</strong>de percel<strong>en</strong>. Deze tweeafbak<strong>en</strong>ingsvrag<strong>en</strong> zijn dus niet één-twee-drie opgelost. Zij mak<strong>en</strong> dat de belastingbasis van deWOZ minder efficiënt is dan door HGT wordt beoogd. Door de waarde van de <strong>land</strong>bouwgrondmee te nem<strong>en</strong> wordt de grondslag niet gerelateerd aan de door het geme<strong>en</strong>tebestuurgerealiseerde voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Door de waarde van de opstal mee te nem<strong>en</strong>, creëert het lokalebestuur het eerder beschrev<strong>en</strong> hold-up-probleem.Econometrische techniek<strong>en</strong> zoals die in deze studie zijn gebruikt om grondprijz<strong>en</strong> te bepal<strong>en</strong>lever<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nuttige bijdrage voor de oplossing van beide afbak<strong>en</strong>ingsvrag<strong>en</strong>. Diversegeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> de WOZ-aanslag met behulp van soortgelijke techniek<strong>en</strong>. Merk op dat e<strong>en</strong>strikte toepassing van HGT-belasting alle variatie in grondprijz<strong>en</strong> zou wegnem<strong>en</strong>. Immers, allemeerwaarde wordt wegbelast <strong>en</strong> dus zakt de marktwaarde van de grond tot die van de<strong>land</strong>bouwgrond in de omgeving. Tabel 6.2 geeft e<strong>en</strong> overzicht van de totale belastinginkomst<strong>en</strong>die de grondwaarde als belastinggrondslag hanter<strong>en</strong>. Zelfs als al die inkomst<strong>en</strong> rechtstreeks aangeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toebedeeld, dan nog zou dat slechts 16% van hun totale inkomst<strong>en</strong>uitmak<strong>en</strong>.Tabel 6.2Belasting op bezit, gebruik of koop van huiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedrijfspand<strong>en</strong>Mld euro % Totaal % bbp Duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> europer inwonerOverdrachtsbelasting (6%) 2,7 36 0,5 0,2Eig<strong>en</strong>woningforfait (30% belasting op 0,55% WOZ-waarde) 1,9 25 0,3 0,1OZB 2,9 38 0,5 0,2Totaal 7,6 100 1,3 0,5Bron: CBS, cijfers 2009.91


STAD EN LANDEr is nog e<strong>en</strong> derde, subtieler afbak<strong>en</strong>ingsvraagstuk. Zoals de analyse van de wet van Zipf laatzi<strong>en</strong>, is de ontwikkeling van het grondwaardesurplus op e<strong>en</strong> locatie ook voor e<strong>en</strong> groot deelbepaald door het toeval. Het belang van Middelburg <strong>en</strong> de oude Hanzested<strong>en</strong> is in de loop vande twintigste eeuw systematisch afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, terwijl het gewicht van de Brabantsested<strong>en</strong>driehoek Breda-’s-Hertog<strong>en</strong>bosch-Eindhov<strong>en</strong> juist sterk is gesteg<strong>en</strong>. Leid<strong>en</strong> is sinds dedrooglegging van de Haarlemmermeer aan e<strong>en</strong> langdurige neergang begonn<strong>en</strong>. Welke sted<strong>en</strong> inde toekomst zull<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>, <strong>en</strong> welke niet, is dus voor e<strong>en</strong> groot deel toeval. E<strong>en</strong> deel van dewaarde van <strong>land</strong>bouwgrond is de optiewaarde om daarop later e<strong>en</strong> woonwijk te kunn<strong>en</strong>bouw<strong>en</strong>. Op het mom<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> gebouw gerealiseerd wordt, moet het zo zijn dat hetwaardeverschil van de grond in bebouwde <strong>en</strong> in onbebouwde staat gelijk is aan de bouwkost<strong>en</strong>.Echter, als e<strong>en</strong> locatie zijn aantrekkelijkheid verliest, zal het waardeverschil kleiner word<strong>en</strong> dande bouwkost<strong>en</strong>, omdat de grondeig<strong>en</strong>aar, wanneer hij opnieuw voor de keus gesteld zouword<strong>en</strong>, ervoor zou kiez<strong>en</strong> om de grond onbebouwd te lat<strong>en</strong>. Omdat zijn investering echteronomkeerbaar is, heeft hij niet de mogelijkheid om op zijn eerdere beslissing terug te kom<strong>en</strong>.De optiewaarde in de grond is e<strong>en</strong> soort verzekeringspremie teg<strong>en</strong> het risico dat de opstal in detoekomst zijn oorspronkelijke waarde verliest. Als die optiewaarde zou word<strong>en</strong> wegbelast,neemt dat dus de prikkel voor de eig<strong>en</strong>aar weg om in e<strong>en</strong> opstal te invester<strong>en</strong>. Dit maakt hetextra moeilijk om grondwaarde <strong>en</strong> de waarde van de opstal te onderscheid<strong>en</strong>.De tweede factor die strikte toepassing van HGT/RPS onmogelijk maakt, is de loop van degeschied<strong>en</strong>is. Op het mom<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>aar van e<strong>en</strong> stuk grond door e<strong>en</strong> toevalligheid e<strong>en</strong>grondwaardesurplus in de schoot geworp<strong>en</strong> krijgt − d<strong>en</strong>k aan de toevalsfactor<strong>en</strong> die t<strong>en</strong>grondslag ligg<strong>en</strong> aan de van wet van Zipf − dan is er niets op teg<strong>en</strong> om dat surplus af te rom<strong>en</strong>.Het voordeel werd hem immers in de schoot geworp<strong>en</strong>: hij of zij heeft er niets voor gedaan. Ome<strong>en</strong> concreet voorbeeld te gev<strong>en</strong>: dat e<strong>en</strong> <strong>land</strong>bouwer toevallig in de buurt van e<strong>en</strong> grote stadgebor<strong>en</strong> is, is goed beschouwd ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> om hem het volledige grondwaardesurplus toe tek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van de toekomstige omzetting van zijn akkers in nieuwe stadswijk<strong>en</strong>. Echter, als deoverheid daar niet onmiddellijk bij is, dan heeft de <strong>land</strong>bouwer de optie op de omzetting vanzijn grond al weer lang <strong>en</strong> breed doorverkocht aan deze of g<strong>en</strong>e projectontwikkelaar. Die heeftwel zijn best gedaan om die optie te verkrijg<strong>en</strong>: hij heeft uitgezocht wat het meestwaarschijnlijke mom<strong>en</strong>t van omzetting is, hij heeft uitgezocht hoeveel e<strong>en</strong> dergelijke omzettinghem dan zou oplever<strong>en</strong>, <strong>en</strong> t<strong>en</strong> slotte, hij heeft ervoor betaald. Vanaf het mom<strong>en</strong>t dat de optie isdoorverkocht, kan de overheid het grondwaardesurplus niet meer afrom<strong>en</strong>, want dan ontstaatopnieuw e<strong>en</strong> hold-up probleem, omdat eig<strong>en</strong>domsrecht<strong>en</strong> niet langer zeker zijn. Sam<strong>en</strong>gevat:toevallige winst<strong>en</strong> in het grondwaardesurplus kunn<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgeroomd op het mom<strong>en</strong>tdat ze ontstaan. HGT/RPS word<strong>en</strong> dus deels niet toegepast omdat de overheid in het verled<strong>en</strong>heeft nagelat<strong>en</strong> dat te do<strong>en</strong>. Fout<strong>en</strong> uit het verled<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> in dat geval dus garantie voor detoekomst: zij kunn<strong>en</strong> niet zomaar ongedaan word<strong>en</strong> gemaakt.92


GRONDPRIJZEN EN OVERHEIDSBELEIDTot slot word<strong>en</strong> lang niet alle publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> ook publiek gerealiseerd. Dewinkeliersver<strong>en</strong>iging in e<strong>en</strong> winkelstraat is e<strong>en</strong> typisch voorbeeld van e<strong>en</strong> privaat initiatief datde belang<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de winkeliers op elkaar afstemt <strong>en</strong> zo e<strong>en</strong> publiek goed g<strong>en</strong>ereert.Branchering in winkelc<strong>en</strong>tra is daarom e<strong>en</strong> belangrijke activiteit: de juiste combinatie dure ‘welkijk<strong>en</strong>-niet kop<strong>en</strong>’ zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> winkels met e<strong>en</strong> aantrekkelijkere prijs-kwaliteitverhouding. In e<strong>en</strong>winkelstraat bestaan dus grote externe effect<strong>en</strong>. De aantrekkelijke etalage van de één leidt totnering voor zijn buurman. Winkelstrat<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> daarom makkelijker tot bloei als er sprake isvan <strong>en</strong>ige c<strong>en</strong>tralisatie van het eig<strong>en</strong>dom, in één hand of in e<strong>en</strong> beperkt aantal hand<strong>en</strong>. Dankunn<strong>en</strong> belang<strong>en</strong> beter op elkaar word<strong>en</strong> afgestemd <strong>en</strong> externe effect<strong>en</strong> gemakkelijker word<strong>en</strong>geïnternaliseerd. Soortgelijke arrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> tred<strong>en</strong> op rond stationslocaties. Niet voor niets isNS-vastgoed de voornaamste geldmachine van de spoorweg<strong>en</strong>. Door kantor<strong>en</strong> te realiser<strong>en</strong> inde directe nabijheid van stations, weet de NS e<strong>en</strong> deel van het grondwaardesurplus af te rom<strong>en</strong>.Dit geeft de NS mete<strong>en</strong> de juiste prikkels om zijn stations zo aantrekkelijk mogelijk in te richt<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn di<strong>en</strong>stregeling optimaal af te stemm<strong>en</strong> op het woon-werkverkeer. Wanneer e<strong>en</strong> stationger<strong>en</strong>oveerd wordt, word<strong>en</strong> meestal ook de andere eig<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> van vastgoed in de directeomgeving van het station in het project aangesprok<strong>en</strong>, om ook de to<strong>en</strong>ame van hungrondwaardesurplus te betrekk<strong>en</strong> bij de r<strong>en</strong>ovatie. De ontwikkeling van de winkelstraat <strong>en</strong> vanhet station zijn voorbeeld<strong>en</strong> van Moe Gre<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> lokale schaal. Als het volledigegrondwaardesurplus zou word<strong>en</strong> afgeroomd door de overheid, dan zou dat het functioner<strong>en</strong> vanMoe Gre<strong>en</strong> onmogelijk mak<strong>en</strong>, opnieuw vanwege het hold-up probleem: na realisatie van hetproject gaat de overheid er met de buit vandoor.E<strong>en</strong> onverkorte toepassing van HGT/RPS blijkt dus niet e<strong>en</strong>voudig. Echter, het is e<strong>en</strong> noregretbeleidom belastingheffing zo te hervorm<strong>en</strong> dat belasting<strong>en</strong> die word<strong>en</strong> gehev<strong>en</strong> overgrond, ook rechtstreeks t<strong>en</strong> goede kom<strong>en</strong> aan het geme<strong>en</strong>tebestuur dat die grond onder zijnjurisdictie heeft, zonder tuss<strong>en</strong>komst van de herverdeling via het geme<strong>en</strong>tefonds. Op die manierkrijgt het geme<strong>en</strong>tebestuur de juiste prikkels om zijn belastingbasis te maximaliser<strong>en</strong>. Verderzou de WOZ zo moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> hervormd dat niet de volledige grondwaarde wordt belast, maaralle<strong>en</strong> het surplus bov<strong>en</strong> de waarde van <strong>land</strong>bouwgrond. Dit impliceert e<strong>en</strong> pleidooi voor deintegratie van het huurwaardeforfait <strong>en</strong> de overdrachtsbelasting in e<strong>en</strong> grondbelasting t<strong>en</strong> batevan geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Deze hervorming van de overdrachtsbelasting heeft bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> als voordeel datverhuiz<strong>en</strong> niet langer wordt ontmoedigd t<strong>en</strong> koste van de mobiliteit op de huiz<strong>en</strong>markt <strong>en</strong>daarmee op de arbeidsmarkt. Zoals RPS laat zi<strong>en</strong>, geeft e<strong>en</strong> dergelijke maatregel het lokalebestuur de beste prikkels voor de realisatie van e<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>effectief aanbod van publiekevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.Schaalvoordel<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> C<strong>en</strong>tral Business DistrictTot nog toe vormd<strong>en</strong> de vaste kost<strong>en</strong> van publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> de bron van agglomeratie: ine<strong>en</strong> grotere stad kunn<strong>en</strong> de vaste kost<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> grotere groep inwoners verdeeld word<strong>en</strong>.93


STAD EN LANDHGT kan ook bered<strong>en</strong>eerd word<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> monoc<strong>en</strong>trische stad waarin alle werknemers zichvestig<strong>en</strong> rondom e<strong>en</strong> C<strong>en</strong>tral Business District (CBD). Tijd<strong>en</strong>s het productieproces ontwikkel<strong>en</strong>bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> werknemers k<strong>en</strong>nis. Ze profiter<strong>en</strong> onderling van elkaars opgebouwde expertise.Hoe meer er in de stad geproduceerd wordt, des te meer k<strong>en</strong>nis er ontstaat <strong>en</strong> uitgewisseldwordt. De productiviteit per werknemer neemt daardoor toe met de omvang van de stad, zoalsblijkt uit de hogere lon<strong>en</strong> <strong>en</strong> de hogere grondprijz<strong>en</strong> voor kantoorlocaties in grotere sted<strong>en</strong>. Ditagglomeratievoordeel heeft k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> extern effect. Wanneer e<strong>en</strong> bedrijf e<strong>en</strong> extrawerknemer aantrekt, dan neemt de schaal waarop geproduceerd wordt, toe <strong>en</strong> dus de k<strong>en</strong>nis.Andere bedrijv<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong> daarvan. Het bedrijf zou de werknemer dus niet alle<strong>en</strong> moet<strong>en</strong>belon<strong>en</strong> voor de bijdrage aan de eig<strong>en</strong> productie, maar ook voor de bijdrage aan de stadsbredek<strong>en</strong>nis die hiermee wordt toegevoegd. Bedrijv<strong>en</strong> zijn echter klein t<strong>en</strong> opzichte van de totalewerkgeleg<strong>en</strong>heid in het CBD. Daarom zull<strong>en</strong> ze het effect op de productiviteit in anderebedrijv<strong>en</strong> neger<strong>en</strong> <strong>en</strong> slechts betal<strong>en</strong> voor wat e<strong>en</strong> werknemer voor het eig<strong>en</strong> bedrijf opbr<strong>en</strong>gt.Het gevolg hiervan is dat er niet voldo<strong>en</strong>de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in het CBD werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> de schaal van hetproductieproces kleiner is dan maatschappelijk optimaal zou zijn.E<strong>en</strong> lokale overheid kan de efficiëntie van het stedelijke productieproces herstell<strong>en</strong> door e<strong>en</strong>subsidie te gegev<strong>en</strong> op lon<strong>en</strong>. Deze subsidie moet groot g<strong>en</strong>oeg zijn om het verschil tuss<strong>en</strong> debijdrage van e<strong>en</strong> extra werknemer aan totale productie <strong>en</strong> de bijdrage aan de productie van e<strong>en</strong>individueel bedrijf bij te pass<strong>en</strong>. Immers, met e<strong>en</strong> dergelijke subsidie zull<strong>en</strong> er wel voldo<strong>en</strong>dewerknemers naar de stad getrokk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> efficiënte schaal te bereik<strong>en</strong>. Echter, hetlijkt verre van e<strong>en</strong>voudig om er in de praktijk achter te kom<strong>en</strong> hoe groot de bijdrage van e<strong>en</strong>extra werknemer aan de stedelijke productie is. K<strong>en</strong>nis is moeilijk te met<strong>en</strong> <strong>en</strong> het kwantificer<strong>en</strong>ervan in de rol van het productieproces is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s ge<strong>en</strong> sinecure.Esteban Rossi Hansberg heeft lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat ook in dit geval de grondmarkt uitkomst biedt. Watzijn de bat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> euro subsidie op lon<strong>en</strong>? De subsidie zal extra werknemers elders vanuithet <strong>land</strong> trekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> het loon zal verder stijg<strong>en</strong> dan de euro subsidie, omdat met de toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>schaal ook de gemiddelde productiviteit to<strong>en</strong>eemt. In ev<strong>en</strong>wicht moet<strong>en</strong> werknemers zoveelmeer voor hun grond betal<strong>en</strong> of voor hun woon-werkverkeer zoveel verder reiz<strong>en</strong> om van hunhuis naar het CBD te kom<strong>en</strong>, dat de to<strong>en</strong>ame in welbevind<strong>en</strong> als gevolg van de loonstijgingt<strong>en</strong>iet gedaan is. Ook de bat<strong>en</strong> van de loonsubsidie slaan dus neer in grondprijz<strong>en</strong>. Om e<strong>en</strong>optimale schaal te bereik<strong>en</strong>, moet de overheid lon<strong>en</strong> subsidiër<strong>en</strong> totdat de stijging ingrondopbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gevolge van e<strong>en</strong> extra euro subsidie gelijk is aan diezelfde euro. Op dezemanier kan zij in theorie efficiënt beleid voer<strong>en</strong> zonder van de details van het productieprocesop de hoogte te zijn.Ook in de context van agglomeratievoordel<strong>en</strong> in productie door k<strong>en</strong>nisoverdracht geldt dat e<strong>en</strong>private ontwikkelaar precies dezelfde afweging zou mak<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> lokale overheid. Privateontwikkelaars zoud<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> totdat er ge<strong>en</strong> winst meer op te mak<strong>en</strong> is, zodat de94


GRONDPRIJZEN EN OVERHEIDSBELEIDgrondopbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> <strong>en</strong> de totale loonsubsidie aan elkaar gelijk moet<strong>en</strong> zijn. Zolang lokaleoverhed<strong>en</strong> de grondopbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> volledig naar zich toe kunn<strong>en</strong> hal<strong>en</strong> <strong>en</strong> deze optimaliser<strong>en</strong>,hebb<strong>en</strong> zij dus opnieuw de juiste prikkels <strong>en</strong> de financiële middel<strong>en</strong> om optimaal beleid teimplem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>.Rijksbemoei<strong>en</strong>is, provincies <strong>en</strong> geme<strong>en</strong>telijke autonomieOmdat de overheid het grondwaardesurplus slechts gedeeltelijk als belastingbasis gebruikt voorde financiering van lokale publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, heeft zij behoefte aan alternatievebelastinggrondslag<strong>en</strong> <strong>en</strong> alternatieve instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> om die opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> door te sluiz<strong>en</strong> naarlokale overhed<strong>en</strong>. Zoals al weergegev<strong>en</strong> in tabel 6.1, is de Algem<strong>en</strong>e Uitkering (AU) in depraktijk de belangrijkste inkomst<strong>en</strong>bron van lagere overhed<strong>en</strong>. Valt de huidige vorm van dieinkomst<strong>en</strong>stroom te begrijp<strong>en</strong> vanuit de principes van HGT/RPS <strong>en</strong> uit de problem<strong>en</strong> om dieprincipes naar de letter toe te pass<strong>en</strong>?Figuur 6.2 De Algem<strong>en</strong>e Uitkering uit het Geme<strong>en</strong>tefonds per inwoner neemt toe met het inwonertal van degeme<strong>en</strong>teBron: cijfers 2009; exclusief de vier wadd<strong>en</strong>geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.Grote geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> per inwoner e<strong>en</strong> hogere AU dan kleine geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Figuur 6.2 geefthiervan e<strong>en</strong> duidelijk beeld. Op de horizontale as is het aantal inwoners weergegev<strong>en</strong> (inlogaritmische schaal), <strong>en</strong> op de verticale as de AU per inwoner. Voor geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kleiner dan50.000 inwoners is het bedrag nag<strong>en</strong>oeg constant, ongeveer 900 euro per inwoner. Daarnaneemt het bedrag toe, tot ongeveer het dubbele voor Amsterdam <strong>en</strong> Rotterdam. Hoe past ditverband tuss<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>tegrootte <strong>en</strong> de AU per inwoner in de hiervoor besprok<strong>en</strong> analyse? Zoals95


STAD EN LANDeerder geconstateerd, zijn geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> slechts zeer beperkt in staat om het grondwaardesurplusals belastingbasis te b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>, terwijl dat op basis van de principes van HGT/RPS wel efficiëntzou zijn. Bijgevolg moet de Neder<strong>land</strong>se sam<strong>en</strong>leving op zoek naar alternatieve methodes omhet lokale op<strong>en</strong>baar bestuur op locaties waar veel publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerealiseerd,de daarvoor vereiste middel<strong>en</strong> te verschaff<strong>en</strong>. Vanwege de hoge dichtheid, het CBD, of depublieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> is het grondwaardesurplus per inwoner hoger in grote dan in kleinegeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (zie figuur 6.1). Vanuit dit gezichtspunt is het logisch dat de AU per inwoner tot e<strong>en</strong>omvang van 50.000 inwoners nag<strong>en</strong>oeg constant is, omdat dit platte<strong>land</strong>sgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn ofkleinere sted<strong>en</strong> waarin nauwelijks sprake is van e<strong>en</strong> grondwaardesurplus. Maar kan de hogereAU per inwoner voor Amsterdam <strong>en</strong> Rotterdam word<strong>en</strong> gerechtvaardigd vanuit de omvang vanhet grondwaardesurplus? Uitgaande van e<strong>en</strong> gemiddelde grondprijs van 130 euro per vierkantemeter in het niet-GSA gebied, is dit surplus 37,5 miljard euro per jaar voor Amsterdam <strong>en</strong> 8miljard voor Rotterdam. Op basis van e<strong>en</strong> r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van 5,5% correspondeert dit met e<strong>en</strong>jaarlijkse opbr<strong>en</strong>gst van 2868 euro per inwoner voor Amsterdam <strong>en</strong> 781 euro voor Rotterdam.Deze bedrag<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> onderschatting van het werkelijke surplus, omdat de waarde van grondmet e<strong>en</strong> woonbestemming in het <strong>land</strong>elijke gebied aanzi<strong>en</strong>lijk lager uitkomt dan de gemiddeldegrondprijs in het niet-GSA gebied. Zo bezi<strong>en</strong> is de hogere AU per inwoner voor de grotegeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> qua orde van grootte goed te begrijp<strong>en</strong>.De vraag is of de hoge AU nu het gevolg is van de hoge grondwaarde, of andersom, dat dehogere grondwaarde het gevolg is van de hogere AU. Christian Hilber, Teemu Lyytikäin<strong>en</strong> <strong>en</strong>Wouter Vermeul<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> deze vraag onderzocht voor Enge<strong>land</strong>. De Labour-regering heeftdaar de AU aan e<strong>en</strong> aantal geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verhoogd, omdat de desbetreff<strong>en</strong>de kiesdistrict<strong>en</strong> voorLabour verlor<strong>en</strong> dreigd<strong>en</strong> te gaan. Deze verhoging van de AU bleek nag<strong>en</strong>oeg volledig tekapitaliser<strong>en</strong> in de grondwaarde. Blijkbaar kond<strong>en</strong> door de hogere AU de lokalebelastingtariev<strong>en</strong> omlaag, <strong>en</strong> vertaalde deze lagere belastingdruk zich in hogere huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong>.Met andere woord<strong>en</strong>: het risico van e<strong>en</strong> cirkelred<strong>en</strong>ering is reëel. Echter, degrondprijsverschill<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> voor 77% word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong> aan waarneembarevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, die bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> in veel gevall<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>te e<strong>en</strong> lokaal karakter hebb<strong>en</strong>.Deze grondprijsverschill<strong>en</strong> zijn dus het gevolg van de locatie van de desbetreff<strong>en</strong>devoorzi<strong>en</strong>ing, <strong>en</strong> niet van lagere belastingdruk die als gevolg van de hogere AU voor degeme<strong>en</strong>te als geheel geldt. Dit maakt dat verschill<strong>en</strong> in de AU in Neder<strong>land</strong> ge<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>deverklaring vorm<strong>en</strong> voor het gevond<strong>en</strong> effect.De AU is dus e<strong>en</strong> redelijk substituut voor de problem<strong>en</strong> die er zijn om de principes vanHGT/RPS in praktijk te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Er is echter één groot nadeel aan de financiering van de AUuit belastingmiddel<strong>en</strong>. Zoals Esteban Rossi-Hansberg heeft lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> is de optimalefinancieringsstructuur van e<strong>en</strong> stad met e<strong>en</strong> CBD om het grondwaardesurplus te gebruik<strong>en</strong> voore<strong>en</strong> loonkost<strong>en</strong>subsidie die de positieve externe effect<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> extra werknemer op deproductiviteit van andere tot uitdrukking br<strong>en</strong>gt. De financiering van lokale publieke96


GRONDPRIJZEN EN OVERHEIDSBELEIDvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> loonbelasting doet precies het omgekeerde. De lon<strong>en</strong> in de stad ligg<strong>en</strong>hoger dan op het platte<strong>land</strong>, <strong>en</strong> door dat surplus via de inkomst<strong>en</strong>belasting extra te belast<strong>en</strong>wordt dus precies het omgekeerde bereikt. De schaalelasticiteit van 2,1% uit tabel 4.3 impliceertdat de marginale productiviteit van e<strong>en</strong> extra werknemer 2,1% hoger ligt dan gemiddeld. NeemAmsterdam als voorbeeld. Daar ligg<strong>en</strong> de lon<strong>en</strong> (de gemiddelde productiviteit) nu ongeveer10% hoger dan voor vergelijkbare werknemers op het platte<strong>land</strong>. Gerek<strong>en</strong>d in de marginaleproductiviteit zou dat loonverschil 10% + 2,1% = 12% moet<strong>en</strong> zijn, ofwel 20% groter. Figuur6.1 laat zi<strong>en</strong> dat in e<strong>en</strong> ééndim<strong>en</strong>sionale stad het aantal m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> dat van ditproductiviteitsvoordeel profiteert, lineair to<strong>en</strong>eemt met het toegerek<strong>en</strong>de voordeel. In e<strong>en</strong>tweedim<strong>en</strong>sionale stad neemt dit aantal zelfs kwadratisch toe met het toegerek<strong>en</strong>de voordeel.Dit impliceert dat er ruim 40% meer m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in het Amsterdamse CBD zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>.Uitgaande van e<strong>en</strong> schaalelasticiteit van 2,1% zou dat leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> productiviteitsverhogingvan om <strong>en</strong> nabij één proc<strong>en</strong>t.Behalve de AU zijn er nog andere, specifieke geldstrom<strong>en</strong> van het Rijk naar lagere overhed<strong>en</strong>.Sommige van deze geldstrom<strong>en</strong> zijn afhankelijk van vastgelegde regels, maar van anderestrom<strong>en</strong> wordt de omvang vooral bepaald door politieke besluitvorming, zoals de subsidies diehet Rijk geeft voor specifieke infrastructuurproject<strong>en</strong> (bijvoorbeeld de Sleutelproject<strong>en</strong> <strong>en</strong> deproject<strong>en</strong> in de Nota Ruimte). Voor zover deze geldstrom<strong>en</strong> afhankelijk zijn van vastgelegdeverdeelsleutels tuss<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, kan m<strong>en</strong> zich afvrag<strong>en</strong> waarom die uitkering<strong>en</strong> niet word<strong>en</strong>geïntegreerd in de AU. Voor zover die geldstrom<strong>en</strong> afhankelijk zijn van politiekebesluitvorming op het niveau van het Rijk, doet zich de vraag voor wat het optimale niveau vanbesluitvorming is. De betrokk<strong>en</strong>heid van één of meer hogere niveaus leidt slechts tot e<strong>en</strong> nieuwhold-up probleem, waarbij de lagere overheid wacht met de uitvoering van e<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s urg<strong>en</strong>tproject, simpelweg omdat m<strong>en</strong> zich eerst wil verzeker<strong>en</strong> van de geldstroom van Rijkswege. Ditis e<strong>en</strong> eerste toepassing van het subsidiariteitprincipe: e<strong>en</strong> orgaan gaat erover, of niet. Zo niet,dan kan het er zich ook beter niet mee bemoei<strong>en</strong>.De rol van ruimtelijk ord<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> bestemmingsplann<strong>en</strong>In het dagelijks lev<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> particuliere projectontwikkelaar is er ge<strong>en</strong> grotere ergernis danhet bestemmingsplan. Het schrijft in ext<strong>en</strong>so de bestemming van e<strong>en</strong> kavel voor. Mag het daarte bouw<strong>en</strong> pand di<strong>en</strong><strong>en</strong> als woning, kantoor of hotel? Of mag het alle<strong>en</strong> voor sociaal-culturelevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebruikt? In dat laatste geval is Leid<strong>en</strong> in last, want met die bestemmingvalt ge<strong>en</strong> droog brood te verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Het bestemmingsplan schrijft ook rooilijn<strong>en</strong> <strong>en</strong>bouwhoogt<strong>en</strong> voor <strong>en</strong> soms zijn er ook nog voorschrift<strong>en</strong> over de vereiste architectuur.Bestemmingsplann<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gewijzigd, maar dat is e<strong>en</strong> tijdrov<strong>en</strong>d proces. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong>is het meer regel dan uitzondering dat e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te voor e<strong>en</strong> bestemmingsplanwijziging e<strong>en</strong>forse rek<strong>en</strong>ing stuurt. Wat de geme<strong>en</strong>te niet kan binn<strong>en</strong>hal<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> belasting over hetgrondwaardesurplus wordt via deze rek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zoveel mogelijk alsnog afgeroomd. Daarnaast97


STAD EN LANDwet<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> via de uitgifte van bouwgrond die zij zelf in bezit hebb<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> deel van hetgrondwaardesurplus af te rom<strong>en</strong>. Figuur 6.3 geeft e<strong>en</strong> overzicht van het bedrag per inwoner datgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> via bestemmingsplanwijziging<strong>en</strong> wet<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> te hal<strong>en</strong>. In de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig van devorige eeuw ging dat om 0,5% van het bbp. De laatste jar<strong>en</strong> is dat bedrag snel teruggelop<strong>en</strong>.In de simpele theoretische wereld van HGT/RPS heeft de stadsplanner het instrum<strong>en</strong>t van e<strong>en</strong>bestemmingsplan niet nodig. E<strong>en</strong> belasting op het grondwaardesurplus <strong>en</strong> e<strong>en</strong> subsidie voor deproductiefactor<strong>en</strong> die bijdrag<strong>en</strong> aan schaalvoordel<strong>en</strong> in het CBD, volstaan. In die wereld rustge<strong>en</strong> bestemmingplicht op e<strong>en</strong> kavel <strong>en</strong> is de grondprijs dus ook niet van die bestemmingafhankelijk. Er zijn dan ook ge<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>seffect<strong>en</strong> waarbij de grond aan de <strong>en</strong>e kant van de gr<strong>en</strong>svan e<strong>en</strong> zone met e<strong>en</strong> bepaalde bestemming e<strong>en</strong> totaal andere waarde heeft dan die aan deandere kant. Zoals eerder besprok<strong>en</strong> blijkt HGT/RPS met subsidies voor de productiefactor<strong>en</strong> inhet CBD in de praktijk echter niet zonder meer toepasbaar. Esteban Rossi-Hansberg heeft lat<strong>en</strong>zi<strong>en</strong> dat in die situatie bestemmingsplann<strong>en</strong> e<strong>en</strong> redelijk alternatief zijn. Daarvoor zijn diversered<strong>en</strong><strong>en</strong>.Figuur 6.3Netto grondverkop<strong>en</strong> lokale overheidDe eerste red<strong>en</strong> is dat e<strong>en</strong> subsidie op productiefactor<strong>en</strong> die bijdrag<strong>en</strong> aan de schaalvoordel<strong>en</strong> inhet CBD, in de praktijk niet realiseerbaar is. In dat geval wordt het CBD te klein <strong>en</strong> ontstaat ere<strong>en</strong> prikkel om won<strong>en</strong> <strong>en</strong> werk<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> ondoelmatige wijze te m<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, waardoorschaalvoordel<strong>en</strong> niet t<strong>en</strong> volle word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut. Door het CBD uitsluit<strong>en</strong>d als werklocatie tebestemm<strong>en</strong>, wordt deze t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s teg<strong>en</strong>gegaan. Het gevolg is dat de grond die net binn<strong>en</strong> het alsCBD bestemde gebied valt, lager geprijsd is dan de grond daar net buit<strong>en</strong>. De lagere grondprijs98


GRONDPRIJZEN EN OVERHEIDSBELEIDin het CBD is e<strong>en</strong> substituut voor de subsidie op productiefactor<strong>en</strong> die aan de basis ligg<strong>en</strong> vande schaalvoordel<strong>en</strong>.E<strong>en</strong> tweede red<strong>en</strong> is de gebruikswaarde van op<strong>en</strong>baar gro<strong>en</strong>. Jan Rouw<strong>en</strong>dal <strong>en</strong> Willemijn vander Straat<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat op<strong>en</strong>baar gro<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> afstand van 500 meter e<strong>en</strong> positiefeffect op de grondwaarde heeft. Deze externaliteit zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geïnternaliseerd door e<strong>en</strong>subsidie voor de eig<strong>en</strong>aar van op<strong>en</strong>baar gro<strong>en</strong>, iets wat via de <strong>land</strong>goeder<strong>en</strong>wet deels ookgebeurt. E<strong>en</strong> bestemmingsrestrictie die omzetting van op<strong>en</strong>baar gro<strong>en</strong> in bouwgrond beperkt, isopnieuw e<strong>en</strong> prima alternatief. Het positieve effect op het grondwaardesurplus geeft e<strong>en</strong>indicatie voor het prijsverschil dat op deze grond<strong>en</strong> gerechtvaardigd kan word<strong>en</strong>. Naast hetgebruiksnut voor de directe omgeving, zijn echter er ook nog bredere externe effect<strong>en</strong>, zoals deinstandhouding van e<strong>en</strong> aane<strong>en</strong>geslot<strong>en</strong> op<strong>en</strong> gebied. Die moet<strong>en</strong> apart word<strong>en</strong> gewaardeerd.E<strong>en</strong> verwante red<strong>en</strong> voor bestemmingsrestricties betreft de precieze timing van de omzettingvan gro<strong>en</strong> in bebouwd gebied <strong>en</strong> de dichtheid die dan wordt gerealiseerd. De lokalegrondeig<strong>en</strong>aar heeft mogelijk e<strong>en</strong> prikkel om in e<strong>en</strong> te lage dichtheid te bouw<strong>en</strong>, omdat hijonvoldo<strong>en</strong>de rek<strong>en</strong>ing houdt met de positieve effect<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> hogere dichtheid aan destadsrand op het draagvlak voor publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in het c<strong>en</strong>trum. Er ontstaat aldus e<strong>en</strong>belang<strong>en</strong>conflict tuss<strong>en</strong> de grondeig<strong>en</strong>aar in het c<strong>en</strong>trum <strong>en</strong> die aan de stadsrand.Tot slot kan het bestemmingsplan di<strong>en</strong><strong>en</strong> als alternatief voor e<strong>en</strong> belasting op hetgrondwaardesurplus. Het huidige institutionele kader laat niet toe dat de lokale overheid hetvolledige grondwaardesurplus naar zich toehaalt. Bij nieuwbouwproject<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>onderhandel<strong>en</strong> met projectontwikkelaars <strong>en</strong> andere grondeig<strong>en</strong>ar<strong>en</strong>, die graag hun deel van deopbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> meepakk<strong>en</strong>. Tot op zekere hoogte staat de Wet op de Ruimtelijke Ord<strong>en</strong>ing toe datde kost<strong>en</strong> van lokale voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> verhaald word<strong>en</strong>. De geme<strong>en</strong>te kan echter niet zomaar dekost<strong>en</strong> van c<strong>en</strong>trumvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> verhal<strong>en</strong>, zoals e<strong>en</strong> theater, ook al drag<strong>en</strong> die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>wel bij aan de hoogte van de grondopbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>.Grondwaardesurplus, subsidiariteit <strong>en</strong> het huis van ThorbeckeVolg<strong>en</strong>s Friso de Zeeuw is de reorganisatie van het op<strong>en</strong>baar bestuur bezigheidstherapie voorgevorderd<strong>en</strong>. Er wordt nu al dec<strong>en</strong>nialang gefilosofeerd over grondige verbouwing van het drieverdieping<strong>en</strong> − het Rijk, provincies, <strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> − tell<strong>en</strong>de huis dat Thorbecke 160 jaargeled<strong>en</strong> voor Neder<strong>land</strong> gebouwd heeft. In het bedrijfslev<strong>en</strong> is ge<strong>en</strong> organisatiemodel heilig <strong>en</strong>zijn de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia met succes voortdur<strong>en</strong>d nieuwe organisatorische concept<strong>en</strong>gelanceerd. Ook in het op<strong>en</strong>baar bestuur kan er volg<strong>en</strong>s de ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de commissies veelword<strong>en</strong> verbeterd, maar dat heeft tot nog toe niet tot veel actie geleid.99


STAD EN LANDHet monoc<strong>en</strong>trische model van de stad geeft zicht op de reikwijdte van de externe effect<strong>en</strong> vaninfrastructuur <strong>en</strong> publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Deze reikwijdte strekt zover als het effect van e<strong>en</strong>voorzi<strong>en</strong>ing op het lokale grondwaardesurplus voelbaar is. Hier is het subsidiariteitsprincipevan toepassing, dat eerder ter sprake kwam bij de bespreking van de financiering van groteinfrastructurele project<strong>en</strong>. Dit principe houdt in dat de politieke besluitvorming over publiekevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> moet plaatsvind<strong>en</strong> op het laagst mogelijke niveau waarop het mer<strong>en</strong>deel van deexterne effect<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing is geïnternaliseerd. Hoe hoger het niveau waaropbesluitvorming plaatsvindt, des te groter zijn de belang<strong>en</strong>verschill<strong>en</strong> <strong>en</strong> de hold-up problem<strong>en</strong>,<strong>en</strong> des te hoger zijn dus de transactiekost<strong>en</strong> om tot e<strong>en</strong> goed besluit te kom<strong>en</strong>. Hetmonoc<strong>en</strong>trische model van de stad suggereert dat de meeste van die externe effect<strong>en</strong> destadsgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> niet overschrijd<strong>en</strong>. Vaak vall<strong>en</strong> die stadsgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> met de geme<strong>en</strong>tegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>.Bij de grote stedelijke agglomeraties hebb<strong>en</strong> de externe effect<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groter bereik <strong>en</strong> zull<strong>en</strong> ookde randgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> rond e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>te daarvan de gevolg<strong>en</strong> merk<strong>en</strong>. A priori lijkt deprovincie in de meeste gevall<strong>en</strong> géén logische e<strong>en</strong>heid van besluitvorming, omdatprovinciegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> niet sam<strong>en</strong>vall<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> logisch cluster van economische activiteit<strong>en</strong>.Echter, de analyse van het grondwaardesurplus maakt het mogelijk om dit a priori oordeel loste lat<strong>en</strong> <strong>en</strong> te vervang<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> empirisch gefundeerd oordeel. Het feit dat in hoofdstuk 5bleek dat 77 % van de verschill<strong>en</strong> in grondprijz<strong>en</strong> zich laat verklar<strong>en</strong>, maakt dat de conclusiesvan e<strong>en</strong> dergelijke analyse zeer robuust zijn omdat het onwaarschijnlijk is dat belangrijkeexterne effect<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> beschouwing zijn geblev<strong>en</strong>.E<strong>en</strong> eerste manier om zicht te krijg<strong>en</strong> op de reikwijdte van de externe effect<strong>en</strong> is figuur 5.1,waar per voorzi<strong>en</strong>ing is weergegev<strong>en</strong> hoe ver m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bereid zijn daarvoor te reiz<strong>en</strong>. Het eerstedat opvalt, is dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> veel verder will<strong>en</strong> reiz<strong>en</strong> voor hun werk dan voor allerlei anderevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Dit spoort met de conclusie dat de consumptiemotiev<strong>en</strong> bij de stadsvormingteg<strong>en</strong>woordig van groter gewicht zijn dan productiemotiev<strong>en</strong>. Anders geformuleerd: het woonwerkpatroonin Neder<strong>land</strong> is teg<strong>en</strong>woordig te divers om nog met e<strong>en</strong> simpel monoc<strong>en</strong>trischmodel van de stad te kunn<strong>en</strong> beschrijv<strong>en</strong>. Deze conclusie wordt bevestigd door figuur 2.7,waarin het woon-werkverkeer in Neder<strong>land</strong> in kaart is gebracht. Hierin is voor de meestestedelijke agglomeraties het stervormige patroon van woon-werkverkeer herk<strong>en</strong>baar datk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>d is voor de monoc<strong>en</strong>trische stad met e<strong>en</strong> CBD/c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>te dat als werklocatiedi<strong>en</strong>t met daaromhe<strong>en</strong> de slaapsted<strong>en</strong>/randgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waar de werknemers won<strong>en</strong> die in hetCBD werk<strong>en</strong>. Maar daarnaast zijn er ook nog substantiële strom<strong>en</strong> kriskras tuss<strong>en</strong>agglomeraties die zich van de logica van de monoc<strong>en</strong>trische stad weinig aantrekk<strong>en</strong>. Uitgaandevan for<strong>en</strong>s<strong>en</strong>strom<strong>en</strong> beslaat de grootste stedelijke agglomeratie van Neder<strong>land</strong>, Amsterdam, dezeshoek Hoorn-Castricum-Zandvoort-Warmond-Hilversum-Almere. De GSA-Haarlem is in depraktijk volledig in dit gebied geïntegreerd. Er is e<strong>en</strong> omvangrijke for<strong>en</strong>s<strong>en</strong>stroom van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>die won<strong>en</strong> in Haarlem <strong>en</strong> werk<strong>en</strong> in Amsterdam. Dit gebied beslaat grote del<strong>en</strong> van deprovincies Noord-Hol<strong>land</strong> <strong>en</strong> Flevo<strong>land</strong>, <strong>en</strong> kleine stukjes Utrecht <strong>en</strong> Zuid-Hol<strong>land</strong>. Deze100


GRONDPRIJZEN EN OVERHEIDSBELEIDreikwijdte is dus e<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>gr<strong>en</strong>s voor wat m<strong>en</strong> voor andere stedelijke agglomeraties kanverwacht<strong>en</strong>.Hoewel de meeste externe effect<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> relatief beperkte reikwijdte hebb<strong>en</strong>, is die reikwijdtevoor stedelijke agglomeraties in de loop der jar<strong>en</strong> wel geleidelijk toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Dat maakte deoude geme<strong>en</strong>tegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van de sted<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> knell<strong>en</strong>d korset waarbinn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> steeds kleiner deelvan de externe effect<strong>en</strong> werd geïnternaliseerd. Er ontstond free-rider-gedrag, waarbijrandgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> meeliftt<strong>en</strong> op de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> van de grote stad zonder daarvoor belasting tebetal<strong>en</strong>. Vanuit dat perspectief is het niet verbazingwekk<strong>en</strong>d dat randgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vaak weinigvoor sam<strong>en</strong>voeging met e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>te voeld<strong>en</strong>. Waarom betal<strong>en</strong> voor iets wat m<strong>en</strong>gratis ook wel kan krijg<strong>en</strong>? HGT <strong>en</strong> belastingheffing op basis van het grondwaardesurplus biedtoverig<strong>en</strong>s deels e<strong>en</strong> oplossing voor dit probleem. Zoals figuur 6.1 laat zi<strong>en</strong>, is hetgrondwaardesurplus aan de rand van de stedelijke agglomeratie kleiner dan in het c<strong>en</strong>trum.Wanneer de belasting op basis van het grondwaardesurplus wordt gehev<strong>en</strong> hoev<strong>en</strong>randgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> dus minder bij te drag<strong>en</strong> dan de c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>te, omdat de reisafstand tot depublieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> groter is. Terwijl voor sommige randgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> de belastingbijdrageaan de c<strong>en</strong>trumvoorzi<strong>en</strong>ing de voornaamste overweging was, blokkeerd<strong>en</strong> andererandgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vooral de bouw van nieuwe woning<strong>en</strong>. Daardoor kon de c<strong>en</strong>trumgeme<strong>en</strong>te deschaalvoordel<strong>en</strong> in zijn CBD niet t<strong>en</strong> volle b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>. Naast deze toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> reikwijdte vanexterne effect<strong>en</strong> vereiste e<strong>en</strong> adequaat ambtelijk apparaat voor e<strong>en</strong> door dec<strong>en</strong>tralisatie vanbevoegdhed<strong>en</strong> sterk gegroeid <strong>en</strong> complexer tak<strong>en</strong>pakket e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de schaalgrootte. Al dezeprocess<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> zijn de drijv<strong>en</strong>de kracht achter de <strong>en</strong>ige innovatie in het huis van Thorbecke inde afgelop<strong>en</strong> eeuw: e<strong>en</strong> voortdur<strong>en</strong>d proces van geme<strong>en</strong>telijke herindeling. Figuur 6.4 laat zi<strong>en</strong>hoe het aantal geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> daardoor voortdur<strong>en</strong>d is afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.De analyse van de reikwijdte van externe effect<strong>en</strong> bevestigt de conclusies van eerderecommissies dat het huis van Thorbecke toe is aan e<strong>en</strong> opknapbeurt. De verdeling van hetgrondwaardesurplus pleit voor e<strong>en</strong> vergaande dec<strong>en</strong>tralisatie van de ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing naarhet niveau van geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> stadsgewest<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> op het terrein van de verbinding<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>grootstedelijke agglomeraties is er e<strong>en</strong> rol voor het Rijk weggelegd. Tegelijkertijd isc<strong>en</strong>tralisatie van de besluitvorming binn<strong>en</strong> stadsgewest<strong>en</strong> gew<strong>en</strong>st. Binn<strong>en</strong> veel stedelijkeagglomeraties zijn er meerdere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, die de neiging hebb<strong>en</strong> elkaar voor de voet<strong>en</strong> telop<strong>en</strong> <strong>en</strong> in ieder geval elkaars slagkracht verminder<strong>en</strong>. Daardoor word<strong>en</strong> de externe effect<strong>en</strong>binn<strong>en</strong> de grootstedelijke agglomeratie niet goed geïnternaliseerd. De vraag is ook ofdeelgeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> niet teveel bevoegdhed<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. De analyse van het grondwaardesurplus laatge<strong>en</strong> duidelijke rol voor provincies over. Het grondgebied van e<strong>en</strong> provincie is zeld<strong>en</strong> of nooite<strong>en</strong> zinvolle afbak<strong>en</strong>ing van e<strong>en</strong> gebied waarbinn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> substantieel deel van de ruimtelijkeexterne effect<strong>en</strong> wordt geïnternaliseerd.101


STAD EN LANDFiguur 6.4Aantal geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> daalt door herindeling<strong>en</strong> voortdur<strong>en</strong>dTabel 6.3De belangrijkste vijf conclusiesE<strong>en</strong> lokale stadsplanner die het grondwaardesurplus tracht te maximaliser<strong>en</strong>, zal het maatschappelijk meest w<strong>en</strong>selijkepakket publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> realiser<strong>en</strong>.De vaste kost<strong>en</strong> van publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> uit de grondwaarde word<strong>en</strong> gefinancierd, de variabele kost<strong>en</strong> uittoegangsprijz<strong>en</strong>.Financiering van de vaste kost<strong>en</strong> van publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> uit toegangsprijz<strong>en</strong> leidt tot e<strong>en</strong> te geringe reikwijdte vande voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> te lage bevolkingsdichtheid in de directe nabijheid ervan, <strong>en</strong> te weinig positieve selectie vanint<strong>en</strong>sieve gebruikers.De beste manier om e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te te financier<strong>en</strong> is via e<strong>en</strong> belasting op het grondwaardesurplus. De to<strong>en</strong>ame van deAlgem<strong>en</strong>e Uitkering uit het Geme<strong>en</strong>tefonds per inwoner met het bevolkingsaantal is het second best alternatief voor e<strong>en</strong>belasting op de grondwaarde.Integratie van alle grondgebond<strong>en</strong> belasting<strong>en</strong> in één systeem <strong>en</strong> directe overdracht van de opbr<strong>en</strong>gst aan het lokalebestuur, verbeter<strong>en</strong> de kwaliteit van dit bestuur.102


GRONDPRIJZEN EN OVERHEIDSBELEIDMeer lez<strong>en</strong>Jan Rouw<strong>en</strong>dal <strong>en</strong> Willemijn van der Straat<strong>en</strong>, 2008, The costs and b<strong>en</strong>efits of providingop<strong>en</strong> space in cities, Tinberg<strong>en</strong> Institute, Discussion Paper 2008-001/3, Amsterdam-Rotterdam.E<strong>en</strong> analyse van de grondprijseffect<strong>en</strong> van op<strong>en</strong> ruimte in Neder<strong>land</strong>se sted<strong>en</strong>.Richard Arnott <strong>en</strong> Joseph Stiglitz, 1979, Aggregate <strong>land</strong> r<strong>en</strong>ts, exp<strong>en</strong>diture on publicgoods and optimal city size, Quarterly Journal of Economics, 473-500.De eerste formele formulering van HGT <strong>en</strong> RPS.Christian Hilber, Teemu Lyytikäin<strong>en</strong> <strong>en</strong> Wouter Vermeul<strong>en</strong>, 2010, Capitalization of c<strong>en</strong>tralgovernm<strong>en</strong>t grants into local house prices: Panel data evid<strong>en</strong>ce from Eng<strong>land</strong>, SERCDiscussion Paper 57, Lond<strong>en</strong>.E<strong>en</strong> empirische studie voor Enge<strong>land</strong> van extra Rijksgeld voor e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te op de lokalegrondprijz<strong>en</strong>.Pieter Gautier, Michael Svarer <strong>en</strong> Co<strong>en</strong> Teulings, 2010, Marriage and the city: searchfrictions and sorting of singles, Journal of Urban Economics, 67 (2), 206-218.E<strong>en</strong> empirische analyse van de huwelijksmarkt in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>.− William Fischel, 2001, The homevoter hypothesis, Harvard University Press, Cambridge,MA.Fasciner<strong>en</strong>d boek over de voordel<strong>en</strong> van concurr<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> over de kwaliteit vanpublieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.Voor meer achtergrond<strong>en</strong> bij dit hoofdstuk <strong>en</strong> informatie over de onderwerp<strong>en</strong>, ziewww.cpb.nl/stad<strong>en</strong><strong>land</strong>103


STAD EN LAND104


AGGLOMERATIEVOORDELEN EN RUIMTELIJKE-ORDENINGSBELEID7 Agglomeratievoordel<strong>en</strong> <strong>en</strong> ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid‘Wat zou er zijn gebeurd zonder gericht overloopbeleid? Amsterdam zou zijn uitgegroeid tote<strong>en</strong> mammoetstad met 1 tot 1,5 miljo<strong>en</strong> inwoners. [...] Uiteindelijk was het deel van Noord-Hol<strong>land</strong> rond Amsterdam e<strong>en</strong> grote autostad geword<strong>en</strong>, zoiets als Los Angeles.’ROEL DE WIT, 2007Amsterdam zou zijn uitgegroeid tot e<strong>en</strong> miljo<strong>en</strong><strong>en</strong>stad als de latere premier Joop d<strong>en</strong> Uyl in dejar<strong>en</strong> zestig van de vorige eeuw zijn zin gekreg<strong>en</strong> had. Als wethouder van ondermeerstadsontwikkeling <strong>en</strong> publieke werk<strong>en</strong> ambieerde hij grootschalige uitbreiding, zowel doorgrond in omligg<strong>en</strong>de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong> als door rigoureuze herstructurering van dehistorische binn<strong>en</strong>stad. Iin haar biografie spreekt Annet Bleich van e<strong>en</strong> ‘Manhattan aan deAmstel’. Zijn b<strong>en</strong>oeming tot minister van Economische Zak<strong>en</strong> in het kabinet Cals maakte in1965 e<strong>en</strong> einde aan de plann<strong>en</strong>. Joop d<strong>en</strong> Uyl werd als wethouder opgevolgd door Roel de Wit,die juist inzette op Purmer<strong>en</strong>d – to<strong>en</strong> nog e<strong>en</strong> provincieplaats van zo’n vijfti<strong>en</strong>duiz<strong>en</strong>dinwoners. Dit was het begin van het ‘overloop-’ of ‘groeikern<strong>en</strong>beleid’, dat groei aan de randvan de grote sted<strong>en</strong> beperkte t<strong>en</strong> bate van verderaf geleg<strong>en</strong>, soms nieuw opgezette, kern<strong>en</strong>.Almere, dat zich teg<strong>en</strong>woordig beleidsmatig voorbereidt op e<strong>en</strong> grote ‘schaalsprong’, ismisschi<strong>en</strong> wel het meest pregnante voorbeeld van zo’n groeikern.De beleidskeuze om Amsterdam <strong>en</strong> andere sted<strong>en</strong> in de Randstad in hun groei te beperk<strong>en</strong>br<strong>en</strong>gt voor de sam<strong>en</strong>leving kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> met zich mee. Roel de Wit b<strong>en</strong>adrukt in hethierbov<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> citaat uit e<strong>en</strong> Volkskrant interview de waarde van de op<strong>en</strong> ruimte diebehoud<strong>en</strong> is geblev<strong>en</strong>. Hier staat het surplus teg<strong>en</strong>over dat huishoud<strong>en</strong>s ontle<strong>en</strong>d zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>aan het won<strong>en</strong> op deze locaties, als ontwikkeling van de grond wel was toegestaan. Bov<strong>en</strong>op ditsoort directe effect<strong>en</strong> van het ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid is er echter sprake van e<strong>en</strong> indirecteffect. Hoofdstuk 4 heeft lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat stedelijke schaal tot voordel<strong>en</strong> leidt, omdat werknemersproductiever zijn. Daarnaast kunn<strong>en</strong> bijvoorbeeld de vaste kost<strong>en</strong> van het aanbied<strong>en</strong> vanbepaalde voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> grote stad over meer huishoud<strong>en</strong>s verdeeld word<strong>en</strong>. Als e<strong>en</strong> stadbelemmerd wordt in haar groei, dan word<strong>en</strong> deze schaalvoordel<strong>en</strong> in mindere mate b<strong>en</strong>ut: deproductiviteit van werknemers is kleiner <strong>en</strong> voor sommige voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> betal<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>se<strong>en</strong> hogere prijs, of het is niet meer r<strong>en</strong>dabel om ze aan te bied<strong>en</strong>. Dit indirecte effect wordt hiernader onderzocht. Wanneer is het zinvol om ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid dat zich primair opdirecte effect<strong>en</strong> richt te versoepel<strong>en</strong>, om zo de voordel<strong>en</strong> van agglomeratie beter te b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>?E<strong>en</strong> eerste vereiste is dat de agglomeratievoordel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> extern karakter hebb<strong>en</strong>. Als individueleactor<strong>en</strong> deze voordel<strong>en</strong> zelf al helemaal in hun afweging<strong>en</strong> betrekk<strong>en</strong>, of als de overheid e<strong>en</strong>volmaakt of first-best instrum<strong>en</strong>t in hand<strong>en</strong> heeft om ze te internaliser<strong>en</strong>, dan hoeft er bij hetruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid verder ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing mee gehoud<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. In het vorigehoofdstuk is het voorbeeld besprok<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> monoc<strong>en</strong>trische stad, waarin alle werknemers105


STAD EN LANDzich vestig<strong>en</strong> rondom e<strong>en</strong> C<strong>en</strong>tral Business District (CBD) <strong>en</strong> waarin tijd<strong>en</strong>s hetproductieproces k<strong>en</strong>nis ontwikkeld wordt. Het agglomeratievoordeel bestaat er in dit voorbeelduit dat er in e<strong>en</strong> grotere stad meer k<strong>en</strong>nis voor hand<strong>en</strong> is. Individuele bedrijv<strong>en</strong> zijn echter teklein om hier bij de beloning van hun werknemers rek<strong>en</strong>ing mee te houd<strong>en</strong>: het loon komtovere<strong>en</strong> met de gemiddelde productiviteit. Dat ligt lager dan de marginale productiviteit, omdatde laatste werknemer bijdraagt aan de productiviteit van andere werknemers in de stad. Er isdus sprake van e<strong>en</strong> extern effect: in e<strong>en</strong> vrije markt is de stad te klein. E<strong>en</strong> loonsubsidie zou ditprobleem kunn<strong>en</strong> oploss<strong>en</strong>, maar geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> dit instrum<strong>en</strong>t vanwege praktischebezwar<strong>en</strong> zeld<strong>en</strong>. Het versoepel<strong>en</strong> van ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid is e<strong>en</strong> alternatieve manierom meer werknemers naar de stad te trekk<strong>en</strong>. In plaats van lon<strong>en</strong> wordt dan feitelijk hetgrondgebruik gesubsidieerd. Dit hoofdstuk gaat over de vraag wanneer het zinvol is om van ditsecond-best instrum<strong>en</strong>t gebruik te mak<strong>en</strong>.Bij de beantwoording van deze vraag moet er rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met het feit dat e<strong>en</strong>groter Amsterdam t<strong>en</strong> koste zou gaan van bevolkingsomvang elders in het <strong>land</strong>. Het is immersmogelijk dat andere sted<strong>en</strong> in de Randstad kleiner geblev<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> zijn, zodat er hier minderb<strong>en</strong>utting van schaalvoordel<strong>en</strong> zou plaatsvind<strong>en</strong>. Vanuit de sam<strong>en</strong>leving als geheel bezi<strong>en</strong> zoudit welvaartsverlies dan het agglomeratievoordeel in Amsterdam t<strong>en</strong> minste deels t<strong>en</strong>iet do<strong>en</strong>.Minder bevolkingsgroei elders kan echter ook tot stand kom<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> kleiner aantal sted<strong>en</strong>.Groeikern<strong>en</strong> zoals Purmer<strong>en</strong>d zoud<strong>en</strong> misschi<strong>en</strong> dorp<strong>en</strong> geblev<strong>en</strong> zijn bij e<strong>en</strong> minder restrictiefbeleid rondom Amsterdam, of wellicht helemaal niet ontstaan zijn. In dat geval zou er ge<strong>en</strong>schaalverlies optred<strong>en</strong> in andere bestaande sted<strong>en</strong>, dat de productiviteitswinst in Amsterdam(deels) t<strong>en</strong>iet zou kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Hetzelfde geldt als stedelijke groei t<strong>en</strong> koste gaat van het aantalhuishoud<strong>en</strong>s op het platte<strong>land</strong>, waar van agglomeratievoordel<strong>en</strong> bijna per definitie ge<strong>en</strong> sprakeis.Winst <strong>en</strong> verlies bij e<strong>en</strong> vast aantal sted<strong>en</strong>Stel dat het aantal sted<strong>en</strong> in de Randstad gegev<strong>en</strong> is. Dit lijkt op het eerste gezicht misschi<strong>en</strong>intuïtief − zeker op de korte termijn. Het opricht<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> stad kost tijd <strong>en</strong> er moet voldo<strong>en</strong>devraag zijn voordat dit zin heeft, omdat e<strong>en</strong> minimale schaal vereist is. Voor twintigwoningzoek<strong>en</strong>de huishoud<strong>en</strong>s kan de overheid ge<strong>en</strong> nieuwe stad op de kaart zett<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong>krimpsc<strong>en</strong>ario is aanpassing van het aantal sted<strong>en</strong> ook lastig, omdat ze er nu e<strong>en</strong>maal ligg<strong>en</strong>.Als de b<strong>en</strong>odigde investering<strong>en</strong> al gedaan zijn, dan zou het zonde zijn om er ge<strong>en</strong> gebruik vante mak<strong>en</strong>. Stel bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> dat er ge<strong>en</strong> instroom is van huishoud<strong>en</strong>s uit platte<strong>land</strong> of van buit<strong>en</strong>de Randstad (het sc<strong>en</strong>ario waarin dit wel het geval is wordt verderop in dit hoofdstukbesprok<strong>en</strong>).Wat gebeurt er in deze situatie als e<strong>en</strong> lokale overheid probeert om e<strong>en</strong> extra werknemer naarhaar stad te trekk<strong>en</strong>? De productie in deze stad neemt toe, niet alle<strong>en</strong> door wat deze werknemer106


AGGLOMERATIEVOORDELEN EN RUIMTELIJKE-ORDENINGSBELEIDzelf maakt, maar ook doordat andere werknemers in de stad productiever word<strong>en</strong>. Het eerstestuk hiervan, wat de werknemer zelf produceert, wordt als loon aan hem uitgekeerd. Het tweedestuk is winst voor de stad. Echter, als het aantal sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> het aantal huishoud<strong>en</strong>s dat hierinondergebracht moet word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> is, dan betek<strong>en</strong>t de groei van deze stad dat e<strong>en</strong> andere stadmoet krimp<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> stad die e<strong>en</strong> werknemer kwijt raakt gebeurt precies het omgekeerde. Zeverliest e<strong>en</strong> stukje productie <strong>en</strong> er hoeft één salaris minder betaald te word<strong>en</strong> − deze effect<strong>en</strong>vall<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> elkaar weg, maar daarnaast daalt ook de productiviteit van andere werknemers.Figuur 7.1Winst in de <strong>en</strong>e stad wordt deels t<strong>en</strong>ietgedaan door verlies in de anderFiguur 7.1 illustreert deze effect<strong>en</strong>. Deze figuur toont vraag <strong>en</strong> aanbod op de arbeidsmarkt ine<strong>en</strong> kleine <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> grote stad. Bedrijv<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> het loon dat overe<strong>en</strong>komt met de gemiddeldeproductiviteit van werknemers, die vanwege agglomeratievoordel<strong>en</strong> hoger is in e<strong>en</strong> grotere stad.De markt is in ev<strong>en</strong>wicht als de gemiddelde productiviteit gelijk is aan het loon dat werknemersverlang<strong>en</strong> om in deze stad ev<strong>en</strong> goed af te zijn als elders. In e<strong>en</strong> stad met aantrekkelijkevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> hoev<strong>en</strong> ze minder te verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>: de nabijheid van e<strong>en</strong> historische binn<strong>en</strong>stad ofvan het strand biedt comp<strong>en</strong>satie. Daarom ligt de aanbodcurve van de meer aantrekkelijke stadlager. Naarmate deze stad groeit, stijg<strong>en</strong> echter ook de kost<strong>en</strong>, want m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> steedsverder reiz<strong>en</strong> om bij hun werk te kom<strong>en</strong>. In ev<strong>en</strong>wicht is de aantrekkelijke stad groter <strong>en</strong> wordter dus e<strong>en</strong> hoger salaris uitgekeerd, maar het lev<strong>en</strong> is voor huishoud<strong>en</strong>s die hier won<strong>en</strong> zoveelduurder dat het voor inwoners van de minder aantrekkelijke stad toch niet aantrekkelijk is om teverhuiz<strong>en</strong>.Dezelfde figuur toont ook de marginale productiviteit van e<strong>en</strong> werknemer. Dit is het loon datbedrijv<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>lijk zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> bied<strong>en</strong>, om het externe effect van k<strong>en</strong>nisoverdracht te107


STAD EN LANDinternaliser<strong>en</strong>. Als de arbeidsmarkt in ev<strong>en</strong>wicht is, dan komt het verschil tuss<strong>en</strong> de marginale<strong>en</strong> de gemiddelde productiviteit overe<strong>en</strong> met de winst voor de stad die er in slaagt om e<strong>en</strong> extrawerknemer aan te trekk<strong>en</strong>. De pijltjes in figuur 7.1 gev<strong>en</strong> de winst voor de grote stad <strong>en</strong> hetverlies voor de kleine stad weer, wanneer e<strong>en</strong> werknemer uit de kleine stad verhuist naar degrote stad. Voor de sam<strong>en</strong>leving als geheel telt alle<strong>en</strong> het netto resultaat, dat in de figuur e<strong>en</strong>stuk kleiner blijkt te zijn dan de afzonderlijke pijl<strong>en</strong>. De winst in de grote stad wordt dusgedeeltelijk t<strong>en</strong>ietgedaan door het verlies in de kleine stad.Er is hier sprake van e<strong>en</strong> extern effect. Als Moe Gre<strong>en</strong>, de stadsontwikkelaar uit het vorigehoofdstuk, Las Vegas laat groei<strong>en</strong>, dan zal het hem e<strong>en</strong> zorg zijn dat er elders e<strong>en</strong> stukjeproductiviteit verlor<strong>en</strong> gaat. Dit sc<strong>en</strong>ario vraagt dus om beleidscoördinatie op e<strong>en</strong> hoger niveau.Om optimaal van agglomeratievoordel<strong>en</strong> te profiter<strong>en</strong> is het w<strong>en</strong>selijk dat sted<strong>en</strong> waarin hetverschil tuss<strong>en</strong> de marginale <strong>en</strong> de gemiddelde productiviteit relatief groot is iets groei<strong>en</strong> <strong>en</strong> datsted<strong>en</strong> waarin dit verschil relatief klein is iets krimp<strong>en</strong>. Om dit te bereik<strong>en</strong> kan ruimtelijkeord<strong>en</strong>ingsbeleidals instrum<strong>en</strong>t ingezet word<strong>en</strong>. Gaat dat zod<strong>en</strong> aan de dijk zett<strong>en</strong>? Dat hangt afvan de relatie tuss<strong>en</strong> stedelijke schaal <strong>en</strong> productiviteit. In figuur 7.1 neemt het verschil tuss<strong>en</strong>marginale <strong>en</strong> gemiddelde productiviteit maar heel beperkt toe met stadsgrootte, zodat winst <strong>en</strong>verlies elkaar bijna volledig opheff<strong>en</strong>. Als het verschil tuss<strong>en</strong> marginale <strong>en</strong> gemiddeldeproductiviteit wel sterk uite<strong>en</strong>loopt tuss<strong>en</strong> sted<strong>en</strong>, dan valt er meer te hal<strong>en</strong>.E<strong>en</strong> realistischer sc<strong>en</strong>ario: het aantal sted<strong>en</strong> past zich aanDat het aantal sted<strong>en</strong> op de lange termijn e<strong>en</strong> onveranderlijk gegev<strong>en</strong> zou zijn, valt empirischmoeilijk vol te houd<strong>en</strong>. Natuurlijk zijn er nu in Neder<strong>land</strong> meer sted<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> eeuw geled<strong>en</strong>.Het restrictieve beleid rondom Amsterdam van De Wit heeft geleid tot nieuwe sted<strong>en</strong> in haaromgeving, d<strong>en</strong>k maar aan Almere. Weliswaar zal de bevolking in de toekomst krimp<strong>en</strong>, maarhuishoud<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> nog steeds kleiner <strong>en</strong> de verstedelijking blijkt nog steeds in volle gang. Inde Randstad is er dan ook wel degelijk sprake van e<strong>en</strong> bouwopgave: er moet<strong>en</strong> huiz<strong>en</strong> bij, <strong>en</strong>die zoud<strong>en</strong> zowel in nieuwe kern<strong>en</strong> als aan de rand van bestaande sted<strong>en</strong> neergezet kunn<strong>en</strong>word<strong>en</strong>.Om e<strong>en</strong> nieuwe stad op te richt<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> er vaste kost<strong>en</strong> gemaakt word<strong>en</strong>. Zonder e<strong>en</strong>geme<strong>en</strong>tehuis, e<strong>en</strong> politiebureau <strong>en</strong> andere elem<strong>en</strong>taire voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> gaat het nu e<strong>en</strong>maal niet.E<strong>en</strong> ontwikkelaar zou de stad bouw<strong>en</strong> als de winst op grond groter was dan deze vaste kost<strong>en</strong>.Is dit efficiënt? Nee, niet als er ge<strong>en</strong> loonsubsidie voorhand<strong>en</strong> is, want ook bij het opricht<strong>en</strong> vane<strong>en</strong> nieuwe stad is er sprake van e<strong>en</strong> extern effect. De huishoud<strong>en</strong>s die hier kom<strong>en</strong> won<strong>en</strong> <strong>en</strong>werk<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> e<strong>en</strong> andere stad achter zich, waar de productiviteit zal dal<strong>en</strong> als gevolg vanschaalverlies. De oprichting van nieuwe sted<strong>en</strong> zal dus getemperd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.108


AGGLOMERATIEVOORDELEN EN RUIMTELIJKE-ORDENINGSBELEIDE<strong>en</strong> hogere overheidslaag kan deze externaliteit internaliser<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> belasting te heff<strong>en</strong> opde oprichting van nieuwe sted<strong>en</strong>. In de Neder<strong>land</strong>se context, waarin de c<strong>en</strong>trale overheid in deafgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia sterk betrokk<strong>en</strong> is geweest bij de totstandkoming van nieuwe sted<strong>en</strong>, zou ditzich kunn<strong>en</strong> vertal<strong>en</strong> in iets meer terughoud<strong>en</strong>dheid bij het opzett<strong>en</strong> van nieuwe groeikern<strong>en</strong>.Zo resulteert e<strong>en</strong> kleiner aantal sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> het aantal huishoud<strong>en</strong>s <strong>en</strong> ban<strong>en</strong> in elke stad is dangroter. In welk opzicht wijkt dit resultaat af van e<strong>en</strong> first-best ev<strong>en</strong>wicht? E<strong>en</strong> loonsubsidie zouhoger zijn in sted<strong>en</strong> waar het verschil tuss<strong>en</strong> het marginale <strong>en</strong> het gemiddelde product groter is,maar door e<strong>en</strong> belasting op stadscreatie krijg<strong>en</strong> alle bestaande sted<strong>en</strong> hetzelfde zetje. Het verlieskan substantieel zijn als er in dit opzicht veel variatie tuss<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> bestaat. Heeft het, als hetaantal sted<strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal optimaal gekoz<strong>en</strong> is, nog zin om ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid aan destadsrand aan te pass<strong>en</strong> aan het bestaan van externe agglomeratie-effect<strong>en</strong>? Het antwoord opdeze vraag lijkt sterk op het geval waarin het aantal sted<strong>en</strong> vast is: winst in de <strong>en</strong>e stad gaat t<strong>en</strong>koste van verlies in de andere <strong>en</strong> het netto welvaartseffect is afhankelijk van de vorm van hetverband tuss<strong>en</strong> schaal <strong>en</strong> productiviteit.Veronderstel nu e<strong>en</strong>s dat het niet mogelijk is om e<strong>en</strong> belasting te heff<strong>en</strong> op het sticht<strong>en</strong> vannieuwe sted<strong>en</strong>, zodat er net zolang sted<strong>en</strong> bijkom<strong>en</strong> of verdwijn<strong>en</strong> tot het grondwaardesurplusvan de marginale stad overe<strong>en</strong>komt met de vaste kost<strong>en</strong> die er bij de oprichting gemaakt moet<strong>en</strong>word<strong>en</strong>. Dit sc<strong>en</strong>ario past goed bij de Amerikaanse situatie, waarin elke private ondernemergrond bij elkaar kan scharrel<strong>en</strong> om er e<strong>en</strong> paar huiz<strong>en</strong>, kantor<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> winkelc<strong>en</strong>trum op tezett<strong>en</strong> − de c<strong>en</strong>trale overheid heeft hier niets over te zegg<strong>en</strong>. Als e<strong>en</strong> stad in deze situatie meerinwoners wil aantrekk<strong>en</strong> om van schaalvoordel<strong>en</strong> te profiter<strong>en</strong>, dan zal dit niet t<strong>en</strong> koste gaanvan de schaal van andere sted<strong>en</strong>, maar van hun aantal. Waarom? Zolang het aantal sted<strong>en</strong>constant gehoud<strong>en</strong> wordt leidt groei van deze <strong>en</strong>e stad tot e<strong>en</strong> afname van de woningvraag in deandere sted<strong>en</strong>. Deze daling in de vraag naar woning<strong>en</strong> vertaalt zich in e<strong>en</strong> lagergrondwaardesurplus. Het opricht<strong>en</strong> van de marginale stad is dan niet meer r<strong>en</strong>dabel, omdat devaste kost<strong>en</strong> niet meer uit dit grondwaardesurplus gefinancierd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Dus word<strong>en</strong> erminder sted<strong>en</strong> opgericht. De consequ<strong>en</strong>tie is dat sted<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>lijk niets meer met elkaar te mak<strong>en</strong>hebb<strong>en</strong>. Het beleid van de <strong>en</strong>e stad heeft ge<strong>en</strong> invloed op de woningvraag in de ander, zolang zeallebei maar blijv<strong>en</strong> bestaan. Hieruit volgt dat wat optimaal is voor e<strong>en</strong> afzonderlijke stadovere<strong>en</strong>komt met wat vanuit maatschappelijk oogpunt w<strong>en</strong>selijk is. Als de c<strong>en</strong>trale overheid erniet in slaagt om het negatieve externe effect van stadscreatie in te damm<strong>en</strong>, dan hoeft ze zichook niet meer met de rest van de sted<strong>en</strong> te bemoei<strong>en</strong>. Laat de Moe Gre<strong>en</strong>s van deze wereld danmaar gewoon hun gang gaan.Voor sted<strong>en</strong> is het in dit geval aantrekkelijk om grond als het ware te subsidiër<strong>en</strong> door hunruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid te versoepel<strong>en</strong>. Restricties op grondgebruik zijn er niet voor niets:zo wordt op<strong>en</strong> ruimte beschermd, waarvan de waarde niet in marktprijz<strong>en</strong> tot uitdrukking komt.Door het beleid te versoepel<strong>en</strong> verkwanselt het stadsbestuur iets van die op<strong>en</strong> ruimte <strong>en</strong> daarhangt e<strong>en</strong> maatschappelijk prijskaartje aan vast. Maar tegelijkertijd stijgt de productiviteit door109


STAD EN LANDde toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> schaal. Het ruimtelijk beleid moet net zolang versoepeld word<strong>en</strong>, totdat hetbebouw<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> extra hectare ev<strong>en</strong>veel kost<strong>en</strong> met zich meebr<strong>en</strong>gt in term<strong>en</strong> van verlies aanop<strong>en</strong> ruimte, als dat het oplevert in term<strong>en</strong> van productiviteitswinst. Leidt dit tot het bestd<strong>en</strong>kbare ev<strong>en</strong>wicht? Nee, want e<strong>en</strong> grondsubsidie is ge<strong>en</strong> loonsubsidie, het is slechts e<strong>en</strong>second-best instrum<strong>en</strong>t. Door huishoud<strong>en</strong>s niet te confronter<strong>en</strong> met de volledigemaatschappelijke kost<strong>en</strong> van grondgebruik, kiez<strong>en</strong> zij percel<strong>en</strong> die te groot zijn <strong>en</strong> wordt dedichtheid in sted<strong>en</strong> te laag. Er is e<strong>en</strong> duidelijk verband tuss<strong>en</strong> grondprijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> perceelgrootte(zie figuur 2.5). In dit sc<strong>en</strong>ario bereik<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> dus nog steeds niet de efficiënte schaal <strong>en</strong>daarom zijn er bij e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> aantal huishoud<strong>en</strong>s teveel van.Hoe zit het dan met het wijdverspreide idee dat sted<strong>en</strong>, vooral in de derde wereld, overbevolktzijn? Of het nu de c<strong>en</strong>trale overheid of e<strong>en</strong> ontwikkelaar is die nieuwe sted<strong>en</strong> opricht, het is welvan belang dat er bij dit proces nog <strong>en</strong>ige coördinatie plaatsvindt. Om de vaste kost<strong>en</strong> van devoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> drag<strong>en</strong> moet er e<strong>en</strong> behoorlijke groep m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> tegelijk verhuiz<strong>en</strong>. Alshet allemaal afhangt van het initiatief van individuele huishoud<strong>en</strong>s, dan kom<strong>en</strong> nieuwe sted<strong>en</strong>veel te laat tot stand – bestaande sted<strong>en</strong> zijn dan te groot. In <strong>land</strong><strong>en</strong> waar die coördinatieontbreekt, kan dit e<strong>en</strong> serieus probleem zijn. Hetzelfde inzicht vormde ook e<strong>en</strong> belangrijkemotivatie voor het Neder<strong>land</strong>se groeikern<strong>en</strong>beleid. Alle<strong>en</strong>, het feit dat stadsvorminggecoördineerd moet word<strong>en</strong> zegt op zich natuurlijk nog niets over het aantal sted<strong>en</strong> datw<strong>en</strong>selijk is.<strong>Stad</strong> <strong>en</strong> platte<strong>land</strong>Het platte<strong>land</strong> heeft tot nu toe nog ge<strong>en</strong> rol van betek<strong>en</strong>is gespeeld. Als de huishoud<strong>en</strong>s hiervandaan kom<strong>en</strong>, dan hoeft de groei van e<strong>en</strong> stad niet t<strong>en</strong> koste van het aantal of de omvang vanandere sted<strong>en</strong> te gaan. Dit is precies waar urbanisatie over gaat: de trek van het platte<strong>land</strong> naarde stad. De voordel<strong>en</strong> van agglomeratie zijn op dit platte<strong>land</strong> bijna per definitie afwezig, dus alssted<strong>en</strong> op deze manier groei<strong>en</strong>, dan gaan er elders ge<strong>en</strong> schaalvoordel<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong>. Is deverhuisbeslissing van platte<strong>land</strong>ers efficiënt? Nee, want ze houd<strong>en</strong> bij hun beslissing rek<strong>en</strong>ingmet het loon dat ze in de stad zull<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong>, maar niet met hun positieve bijdrage op deproductiviteit van de andere stedeling<strong>en</strong>.Als lon<strong>en</strong> niet gesubsidieerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, dan is het moeilijk om dit effect op e<strong>en</strong> anderemanier te internaliser<strong>en</strong>. Het belemmer<strong>en</strong> van stadsvorming lijkt als second-best instrum<strong>en</strong>trealistisch, omdat de overheid in de praktijk toch al int<strong>en</strong>sief bij dit proces betrokk<strong>en</strong> is. Het ligtechter niet voor de hand dat de p<strong>en</strong>dant hiervan, het ontmoedig<strong>en</strong> van het won<strong>en</strong> op hetplatte<strong>land</strong>, ooit als beleidsinstrum<strong>en</strong>t zal word<strong>en</strong> ingezet. Hiermee vertoont dit sc<strong>en</strong>ario sterkeovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met het geval waarin het aantal sted<strong>en</strong> zich aanpast, maar waarin de overheidge<strong>en</strong> belasting op stadscreatie kan heff<strong>en</strong>. Individuele sted<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> niets meer met elkaar temak<strong>en</strong>. De bijbehor<strong>en</strong>de beleidsaanbeveling is dan ook dat ze hun ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid110


AGGLOMERATIEVOORDELEN EN RUIMTELIJKE-ORDENINGSBELEIDnet zolang versoepel<strong>en</strong>, totdat het bebouw<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> extra hectare ev<strong>en</strong>veel kost<strong>en</strong> met zichmeebr<strong>en</strong>gt in term<strong>en</strong> van verlies aan op<strong>en</strong> ruimte, als dat het oplevert in term<strong>en</strong> vanproductiviteitswinst.Ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid in de Randstad als getall<strong>en</strong>voorbeeldHoe ziet dit verhaal eruit in e<strong>en</strong> concreet getall<strong>en</strong>voorbeeld? Stel nu e<strong>en</strong>s dat het ruimtelijkeord<strong>en</strong>ingsbeleidin de Randstad precies de waarde van op<strong>en</strong> ruimte zou internaliser<strong>en</strong>, maar dathet niet als instrum<strong>en</strong>t gebruikt wordt om meer van agglomeratievoordel<strong>en</strong> te profiter<strong>en</strong>. Hoezou het beleid in de verschill<strong>en</strong>de sc<strong>en</strong>ario’s dan aangepast moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>? Welkeverandering<strong>en</strong> in het aantal sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun grootte zou dit tot gevolg hebb<strong>en</strong>? Hoe zou hetresultaat zich verhoud<strong>en</strong> tot de situatie waarin er wel e<strong>en</strong> loonsubsidie beschikbaar is? Om hetgetall<strong>en</strong>voorbeeld in te vull<strong>en</strong> toont figuur 7.2 zev<strong>en</strong> grootstedelijke agglomeraties in deRandstad <strong>en</strong> de eerste twee kolomm<strong>en</strong> van tabel 7.1 gev<strong>en</strong> hun omvang weer in term<strong>en</strong> van,respectievelijk, het aantal huishoud<strong>en</strong>s <strong>en</strong> het oppervlak aan woonterrein. De invloed vanruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid wordt in de figuur geïllustreerd door de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van het Gro<strong>en</strong>eHart <strong>en</strong> de Rijksbufferzones. Bebouwbare grond is in deze gebied<strong>en</strong> ruimschoots aanwezig,maar het beleid kiest voor behoud van de op<strong>en</strong> ruimte. Vergroeiing van sted<strong>en</strong> zoalsAmsterdam <strong>en</strong> Haarlem of Rotterdam <strong>en</strong> D<strong>en</strong> Haag wordt hiermee vermed<strong>en</strong>.De derde kolom van tabel 7.1 toont e<strong>en</strong> ruwe inschatting van de schaduwprijs van dit soortrestricties – e<strong>en</strong> maatstaf voor hoe bind<strong>en</strong>d ze zijn. Deze inschatting is verkreg<strong>en</strong> door dewaarde van woningbouwgrond op bepaalde uitleglocaties in de buurt van de stadsrand tevergelijk<strong>en</strong> met de waarde in alternatief gebruik <strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van het bouwrijp mak<strong>en</strong>. E<strong>en</strong>groot verschil hiertuss<strong>en</strong> wijst erop dat ontwikkelaars veel meer op<strong>en</strong> ruimte in de directeomgeving zoud<strong>en</strong> will<strong>en</strong> bebouw<strong>en</strong> dan wat het beleid toestaat. Voor Amsterdam isbijvoorbeeld gekek<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> uitleglocatie in de Bov<strong>en</strong>kerkerpolder. De schaduwprijs is hierrelatief hoog, dus zonder ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid zou deze stad inderdaad veel groter zijngeweest. Verder is het opvall<strong>en</strong>d dat grondprijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus schaduwprijz<strong>en</strong> aan de rand van dezev<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> sterk uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>. Ook in Leid<strong>en</strong> <strong>en</strong> D<strong>en</strong> Haag hebb<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s veel meerover voor e<strong>en</strong> vierkante meter dan in Rotterdam of Dordrecht. Dit is e<strong>en</strong> reflectie vanruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid dat alle<strong>en</strong> met de waarde van op<strong>en</strong> ruimte kan word<strong>en</strong>gerationaliseerd als ook deze waarde sterk van stad tot stad verschilt. Huishoud<strong>en</strong>s zoud<strong>en</strong> duse<strong>en</strong> relatief hoge waardering voor het gro<strong>en</strong> rondom Amsterdam, Leid<strong>en</strong> <strong>en</strong> D<strong>en</strong> Haag moet<strong>en</strong>hebb<strong>en</strong>.111


STAD EN LANDTabel 7.1Zev<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> in de Randstad in cijfersGeobserveerde groothed<strong>en</strong>Aantal huishoud<strong>en</strong>s(x 1000)Oppervlaktewoonterrein(hectares)Schaduwprijs vanRO (€/m 2 )Gekoz<strong>en</strong> groothed<strong>en</strong>Loonniveau Voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>niveau(x 1000 €)Amsterdam 527 7964 254 24,0 1Rotterdam 477 8553 47 24,0 0,913D<strong>en</strong> Haag 305 5355 164 23,7 0,901Utrecht 191 3837 108 23,5 0,861Leid<strong>en</strong> 114 2467 182 23,3 0,866Dordrecht 102 2751 84 23,2 0,848Haarlem 89 2205 109 23,2 0,824Bronn<strong>en</strong>: Het aantal huishoud<strong>en</strong>s in 2002 <strong>en</strong> het oppervlak woonterrein in 2003: CBS. De schaduwprijs van ruimtelijke- ord<strong>en</strong>ingsrestricties: RIGO.Zie de hoofdtekst voor uitleg over de manier waarop lon<strong>en</strong> <strong>en</strong> het voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>niveau verkreg<strong>en</strong> zijn.De zev<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> huisvest<strong>en</strong> tezam<strong>en</strong> bijna tweederde van het totale aantal huishoud<strong>en</strong>s in deRandstad. Stel nu e<strong>en</strong>s dat de rest in id<strong>en</strong>tieke sted<strong>en</strong> woont, die allemaal lijk<strong>en</strong> op Haarlem, dekleinste van de grootstedelijke agglomeraties. De vaste kost<strong>en</strong> van het opzett<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> stadmoet<strong>en</strong> dan overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> met het surplus dat in de laatste van deze id<strong>en</strong>tieke sted<strong>en</strong> gecreëerdwordt – Moe Gre<strong>en</strong> zou ge<strong>en</strong> winst meer kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> nieuwe stad <strong>en</strong> de overheid inde afwezigheid van agglomeratievoordel<strong>en</strong> dus ook niet.Ook al negeert het ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid in dit gedachte-experim<strong>en</strong>t het bestaan vanagglomeratievoordel<strong>en</strong>, ze zijn er wel degelijk. Uit hoofdstuk 4 blijkt dat de productiviteit ine<strong>en</strong> stad met ongeveer 0,2% groeit als het aantal huishoud<strong>en</strong>s hier met 10% to<strong>en</strong>eemt. Bij e<strong>en</strong>loon van 24.000 euro in Amsterdam − ongeveer het gemiddelde besteedbare huishoudinkom<strong>en</strong>in deze stad, volgt het loon in de andere sted<strong>en</strong> uit de schaalelasticiteit <strong>en</strong> de bevolkingsomvanguit de tweede kolom van tabel 7.1. Het resultaat staat in kolom vier. In de kleinste stad Haarlemligg<strong>en</strong> lon<strong>en</strong> dan zo’n 800 euro lager. In deze inschatting van de loonverschill<strong>en</strong> is voor desam<strong>en</strong>stelling van het stedelijke arbeidsaanbod gecorrigeerd.Lon<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> niet verklar<strong>en</strong> waarom de <strong>en</strong>e stad zoveel groter <strong>en</strong> duurder is dan deander, dat heeft ook iets te mak<strong>en</strong> met consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> of am<strong>en</strong>ities. De vraag welkevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> er vooral toe do<strong>en</strong> is al uitgebreid aan de orde geweest in hoofdstuk 5. De laatstekolom van tabel 7.1 toont de verschill<strong>en</strong> in aantrekkingskracht met Amsterdam die in hetgetall<strong>en</strong>voorbeeld nodig zijn om bevolkingsomvang in de andere sted<strong>en</strong> goed te kunn<strong>en</strong>match<strong>en</strong>, waarbij rek<strong>en</strong>ing is gehoud<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong> in grondprijz<strong>en</strong>. Het gaat hier om groteverschill<strong>en</strong>: als lon<strong>en</strong> in D<strong>en</strong> Haag met nog e<strong>en</strong>s 10% zoud<strong>en</strong> dal<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte vanAmsterdam, dan zou dat hetzelfde effect hebb<strong>en</strong> als het verschil in voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in deze tabel.Figuur 7.3 toont de verdeling van huishoud<strong>en</strong>s in de verschill<strong>en</strong>de sc<strong>en</strong>ario’s, waarbij de sted<strong>en</strong>gerangschikt zijn naar hun omvang. Uitgangspunt is het basissc<strong>en</strong>ario dat overe<strong>en</strong> komt met de112


AGGLOMERATIEVOORDELEN EN RUIMTELIJKE-ORDENINGSBELEIDcijfers uit tabel 7.1. Buit<strong>en</strong> de zev<strong>en</strong> grootstedelijke agglomeraties zijn er in dit sc<strong>en</strong>ario nogzo’n zesti<strong>en</strong> kleine sted<strong>en</strong>, waarin de rest van de Randstedelijke bevolking woont. In sc<strong>en</strong>ario 1is dit aantal sted<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>, maar ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid aan de stadsrand is aangepast omagglomeratievoordel<strong>en</strong> beter te b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>. Aan de figuur is dat echter nauwelijks te zi<strong>en</strong>: hetaantal huishoud<strong>en</strong>s in elke stad is in beide sc<strong>en</strong>ario’s nag<strong>en</strong>oeg hetzelfde. Bij nadere inspectieblijkt dat de grotere sted<strong>en</strong> iets groter geword<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> de kleinere sted<strong>en</strong> iets kleiner.Figuur 7.2Uitbreiding van de sted<strong>en</strong> wordt belemmerd door het Gro<strong>en</strong>e Hart <strong>en</strong> de BufferzonesIn zwart: GSA-gr<strong>en</strong>s.Bronn<strong>en</strong>: Grondgebruik in 2003 <strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van de grootstedelijke agglomeraties zijn afkomstig van het CBS. Degr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van het Gro<strong>en</strong>e Hart <strong>en</strong> de Rijksbufferzones zijn gebaseerd op de Nota Ruimte. Het kaartje is gemaakt doorSplinlab, Vrije Universiteit Amsterdam.113


STAD EN LANDFiguur 7.3Meer huishoud<strong>en</strong>s in minder sted<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>zij het aantal sted<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> isIn figuur 7.1, dat gebaseerd is op cijfers voor Amsterdam als de grote stad <strong>en</strong> Haarlem als dekleine, werd het achterligg<strong>en</strong>de mechanisme al geïllustreerd: winst in de <strong>en</strong>e stad wordt deelst<strong>en</strong>ietgedaan door verlies in de ander. Er is in dit getall<strong>en</strong>voorbeeld weinig variatie tuss<strong>en</strong>sted<strong>en</strong> in het verschil tuss<strong>en</strong> het marginale <strong>en</strong> het gemiddelde product. Daarom valt er weinig tewinn<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> aanpassing van het ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid. Tabel 7.2 toont het surplus inbeide sc<strong>en</strong>ario’s <strong>en</strong> de winst die er in sc<strong>en</strong>ario 1 geboekt wordt t<strong>en</strong> opzichte van hetbasissc<strong>en</strong>ario, als aandeel van de winst die er geboekt zou word<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> first-best sc<strong>en</strong>ario.Deze winst blijkt inderdaad verwaarloosbaar.Tabel 7.2Sc<strong>en</strong>arioAanpassing van het beleid levert iets op, t<strong>en</strong>zij het aantal sted<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> isSurplus (miljard<strong>en</strong>euro, jaarlijks)Aandeel winst first-best (%)Basissc<strong>en</strong>ario 2,20Sc<strong>en</strong>ario 1: het aantal sted<strong>en</strong> is vast 2,20 0.0Sc<strong>en</strong>ario 2: groei t<strong>en</strong> koste van aantal sted<strong>en</strong> of platte<strong>land</strong> 2,39 79.6Sc<strong>en</strong>ario 3: stadscreatie wordt belast 2,43 100First-best 2,43 100Verantwoording: De derde kolom toont het perc<strong>en</strong>tage van de welvaartswinst van het basissc<strong>en</strong>ario naar het first-best sc<strong>en</strong>ario dat in hetbetreff<strong>en</strong>de sc<strong>en</strong>ario verkreg<strong>en</strong> wordt.In sc<strong>en</strong>ario 2 past het aantal sted<strong>en</strong> zich aan, maar de overheid heeft ge<strong>en</strong> middel<strong>en</strong> in hand<strong>en</strong>om het externe effect dat hiermee gepaard gaat te internaliser<strong>en</strong>. Dit sc<strong>en</strong>ario kangeïnterpreteerd word<strong>en</strong> als de situatie waarin alle huishoud<strong>en</strong>s buit<strong>en</strong> de zev<strong>en</strong> grootstedelijkeagglomeraties op het platte<strong>land</strong> won<strong>en</strong>, dat krimpt als de sted<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>. In dit sc<strong>en</strong>ario is het inalle sted<strong>en</strong> w<strong>en</strong>selijk om het ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid te versoepel<strong>en</strong> <strong>en</strong> figuur 7.4 toont de114


AGGLOMERATIEVOORDELEN EN RUIMTELIJKE-ORDENINGSBELEIDmate waarin. Op de horizontale as van deze figuur staat de waarde van op<strong>en</strong> ruimte <strong>en</strong> op deverticale as staat het deel van die waarde dat door e<strong>en</strong> versoepeld ruimtelijk ord<strong>en</strong>ingsbeleidgeïnternaliseerd zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Zoals figuur 7.3 laat zi<strong>en</strong>, zijn alle sted<strong>en</strong> als gevolg vandeze versoepeling met gemiddeld bijna 50 duiz<strong>en</strong>d woning<strong>en</strong> fors groter geword<strong>en</strong>. Deze groeigaat t<strong>en</strong> koste van zo’n acht van de kleine sted<strong>en</strong> of ongeveer de helft van de inwoners op hetplatte<strong>land</strong>. De welvaartswinst zou neerkom<strong>en</strong> op zo’n 200 miljo<strong>en</strong> euro per jaar, of 0,25% vande waarde van de totale productie, zie opnieuw tabel 7.2. Hiermee zou al bijna 80% gerealiseerdzijn van de pot<strong>en</strong>tiële welvaartswinst door van het basissc<strong>en</strong>ario naar de first-best allocatie tegaan.Figuur 7.4Ruimtelijk beleid aan de stadsrand moet versoepeld word<strong>en</strong> als stedelijke groei t<strong>en</strong> koste gaatvan het platte<strong>land</strong>In sc<strong>en</strong>ario 3 is de belasting op het sticht<strong>en</strong> van nieuwe sted<strong>en</strong> wel beschikbaar. Als het aantalsted<strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal optimaal gekoz<strong>en</strong> is, dan blijkt de optimale op<strong>en</strong> ruimte heffing nauwelijks teverschill<strong>en</strong> van de waarde van op<strong>en</strong> ruimte. Echter, figuur 7.3 illustreert dat het aantalhuishoud<strong>en</strong>s per stad in dit sc<strong>en</strong>ario nog groter is dan in sc<strong>en</strong>ario 2, t<strong>en</strong> koste van nog zo’n tweekleine sted<strong>en</strong>. Hoewel het beleid dus niet veel restrictiever of minder restrictief moet word<strong>en</strong> interm<strong>en</strong> van de schaduwprijs die ermee geassocieerd is, vraagt dit sc<strong>en</strong>ario wel degelijk om e<strong>en</strong>substantiële uitbreiding van de woningvoorraad in de grote sted<strong>en</strong>. Zowel in term<strong>en</strong> van hetresulter<strong>en</strong>de ev<strong>en</strong>wicht als in term<strong>en</strong> van de welvaartswinst van ongeveer 230 miljo<strong>en</strong> euro of0,3% van de waarde van de totale productie die hiermee geboekt wordt, verschilt sc<strong>en</strong>ario 3nauwelijks van het first-best ev<strong>en</strong>wicht. Alle sted<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> door de restrictie op stadsvorminghetzelfde zetje, maar omdat ze onderling weinig uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong> in het verschil tuss<strong>en</strong> het marginale<strong>en</strong> het gemiddelde product, leidt dit tot bijna hetzelfde resultaat als e<strong>en</strong> stadspecifiekeloonsubsidie. De manier waarop het beleid aangepast moet word<strong>en</strong> blijkt dus sterk sam<strong>en</strong> te115


STAD EN LANDhang<strong>en</strong> met de variatie tuss<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> in het verschil tuss<strong>en</strong> het marginale <strong>en</strong> het gemiddeldeproduct van arbeid. In dit getall<strong>en</strong>voorbeeld is die variatie heel beperkt, maar hier is empirischnog maar weinig over bek<strong>en</strong>d.Tabel 7.3De belangrijkste vijf conclusiesAls het aantal sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> de totale stedelijke bevolking vastligg<strong>en</strong>, dan wordt het agglomeratievoordeel in de <strong>en</strong>e stadt<strong>en</strong>ietgedaan door het verlies elders.Als de totale stedelijke bevolking vast ligt, dan gaat het opricht<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> nieuwe stad t<strong>en</strong> koste van de productiviteit in bestaandested<strong>en</strong>. Dit vraagt om e<strong>en</strong> beperking van stadsvorming.Als de groei van de stadsbevolking t<strong>en</strong> koste gaat van het platte<strong>land</strong>, dan moet het ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid aan de rand vansuccesvolle sted<strong>en</strong> word<strong>en</strong> versoepeld.Binn<strong>en</strong> de Randstad ondervindt de <strong>en</strong>e stad veel meer beperking<strong>en</strong> door het ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid dan de andere. Dit valtniet alle<strong>en</strong> te rechtvaardig<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>zij op<strong>en</strong> ruimte in de <strong>en</strong>e stad meer waard is dan in de andere.Het wel of niet in het ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid meeweg<strong>en</strong> van externe agglomeratievoordel<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> verschil in w<strong>en</strong>selijkestadsomvang uitmak<strong>en</strong> van rond de 20%.Meer lez<strong>en</strong>Hesham Abdel-Rahman <strong>en</strong> Alex Anas, 2004, Theories of systems of cities, In J. VernonH<strong>en</strong>derson <strong>en</strong> Jacques-François Thisse (redactie), Handbook of Regional and UrbanEconomics, Volume 4, North-Hol<strong>land</strong>/Elsevier, Amsterdam.Overzichtsartikel over de theorie van system<strong>en</strong> van sted<strong>en</strong>,.Esteban Rossi–Hansberg, E., 2004, Optimal Urban Land Use and Zoning, Review ofEconomic Dynamics, 7, 69–106.E<strong>en</strong> analyse van ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid als second-best instrum<strong>en</strong>t.J. Vernon H<strong>en</strong>derson <strong>en</strong> Hyoung Gun Wang, 2007, Urbanization and city growth: The roleof institutions, Regional Sci<strong>en</strong>ce and Urban Economics, 37, 283–13.Empirie over het ontstaan van nieuwe sted<strong>en</strong>.Wouter Vermeul<strong>en</strong> <strong>en</strong> Jos van Ommer<strong>en</strong>, 2009, Does <strong>land</strong> use planning shape regionaleconomies? A simultaneous analysis of housing supply, internal migration and localemploym<strong>en</strong>t growth in the Nether<strong>land</strong>s, Journal of Housing Economics, 18, 294–310.Studie over de rol van de ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing bij de ruimtelijke spreiding van werk.Annet Bleich, 2008, Joop d<strong>en</strong> Uyl 1919-1987, Dromer, doordouwer, Dissertatie, Universiteitvan Amsterdam.Biografie van Joop d<strong>en</strong> Uyl, inclusief di<strong>en</strong>s tijd als wethouder in Amsterdam.Voor meer achtergrond<strong>en</strong> bij dit hoofdstuk <strong>en</strong> informatie over de onderwerp<strong>en</strong>, ziewww.cpb.nl/stad<strong>en</strong><strong>land</strong>116


MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN-BATENANALYSE8 Maatschappelijke kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse van e<strong>en</strong>binn<strong>en</strong>stedelijk transformatieproject‘E<strong>en</strong> MKBA is e<strong>en</strong> waardevol meetinstrum<strong>en</strong>t, maar ongeschiktvoor verstedelijkingsprocess<strong>en</strong> of metropolitane ontwikkeling<strong>en</strong>.’ADRI DUIVESTEIJN, 2009Het instrum<strong>en</strong>t van de Maatschappelijke Kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse (MKBA) is breed geaccepteerdbij de beoordeling van investering<strong>en</strong> in infrastructuur, maar heeft tot verwoede discussies geleidbij rec<strong>en</strong>te toepassing<strong>en</strong> op het terrein van de gebiedsontwikkeling. Zo stelde ministerJacqueline Cramer in e<strong>en</strong> kamerdebat over de besteding van het budget voor de Nota Ruimtedat dit instrum<strong>en</strong>t niet altijd is toegerust op de ‘complexiteit <strong>en</strong> integraliteit <strong>en</strong> de lange termijn’die bij besluitvorming over dit soort project<strong>en</strong> vereist is. Adri Duivesteijn, de wethouder vanruimtelijke ord<strong>en</strong>ing in Almere, classificeerde de MKBA zelfs als e<strong>en</strong> ongeschiktmeetinstrum<strong>en</strong>t voor verstedelijkingsprocess<strong>en</strong> of metropolitane ontwikkeling<strong>en</strong>.De rec<strong>en</strong>t versch<strong>en</strong><strong>en</strong> Werkwijzer MKBA van integrale gebiedsontwikkeling herleidt de kritiekdeels tot verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de d<strong>en</strong>kwereld<strong>en</strong> van econom<strong>en</strong> <strong>en</strong> planolog<strong>en</strong> <strong>en</strong> deels totspecifieke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van integrale gebiedsontwikkeling. Het verschil tuss<strong>en</strong> de d<strong>en</strong>kwereld<strong>en</strong>bestaat hierin dat econom<strong>en</strong> vooral gespitst zijn op de directe effect<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> project, terwijlplanolog<strong>en</strong> juist meer verwacht<strong>en</strong> van indirecte <strong>en</strong> externe effect<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus ook positiever staanteg<strong>en</strong>over overheidsingrijp<strong>en</strong>. Veel van dit soort effect<strong>en</strong>, zoals <strong>land</strong>schapconservatie, hetcreër<strong>en</strong> van stedelijk schoon of het b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong> van agglomeratievoordel<strong>en</strong>, zijn moeilijk te met<strong>en</strong><strong>en</strong> te waarder<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> andere specifieke eig<strong>en</strong>schap van gebiedsontwikkeling is dat uitvoeringvan e<strong>en</strong> lokaal project invloed heeft op investeringsbeslissing<strong>en</strong> van andere actor<strong>en</strong> op anderelocaties. Dit roept de vraag op met welk alternatief sc<strong>en</strong>ario het project vergelek<strong>en</strong> moetword<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> slotte kunn<strong>en</strong> lokale bat<strong>en</strong> wegvall<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> elders, zoals bij e<strong>en</strong>verschuiving van de werkgeleg<strong>en</strong>heid, zodat ze niet bijdrag<strong>en</strong> aan de welvaart van desam<strong>en</strong>leving als geheel.Hoe kunn<strong>en</strong> de theoretische <strong>en</strong> empirische inzicht<strong>en</strong> uit dit boek bijdrag<strong>en</strong> aan het mak<strong>en</strong> vane<strong>en</strong> goede MKBA van gebiedsontwikkeling? Stel dat e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal geleg<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong>terreinwordt omgebouwd tot woonwijk. Voorbeeld<strong>en</strong> van dergelijke verouderde bedrijv<strong>en</strong>terrein<strong>en</strong> optoplocaties zijn er te over. Ze vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> erf<strong>en</strong>is uit de tijd dat grondstoff<strong>en</strong> <strong>en</strong> product<strong>en</strong> pertrein of boot moest<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vervoerd. Wat zijn de relevante externe effect<strong>en</strong>? Hoe groot zijnze in vergelijking met de bat<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het getransformeerde gebied <strong>en</strong> van welke factor<strong>en</strong> is datafhankelijk? Dit hoofdstuk br<strong>en</strong>gt drie veelg<strong>en</strong>oemde externe effect<strong>en</strong> van binn<strong>en</strong>stedelijketransformatieproject<strong>en</strong> in beeld. T<strong>en</strong> eerste neemt het project neemt e<strong>en</strong> bron van overlast voorde omgeving weg, die voortkomt uit bijvoorbeeld stank of geluidhinder. T<strong>en</strong> tweede leidt deto<strong>en</strong>ame van het aantal huishoud<strong>en</strong>s in de stad indirect tot agglomeratievoordel<strong>en</strong>: werknemers117


STAD EN LANDdrag<strong>en</strong> bij aan de opbouw van k<strong>en</strong>nis, maar word<strong>en</strong> hier niet voor betaald. T<strong>en</strong> derde g<strong>en</strong>ereertbinn<strong>en</strong>stedelijk bouw<strong>en</strong> additionele bat<strong>en</strong>, omdat het de ontwikkeling van uitleglocatiesoverbodig maakt <strong>en</strong> op die manier waardevolle op<strong>en</strong> ruimte bespaart. Al deze effect<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>e<strong>en</strong> extern karakter, want ze kom<strong>en</strong> niet t<strong>en</strong> goede aan de eig<strong>en</strong>aar van het projectgebied, maaraan andere partij<strong>en</strong>.Opnieuw is het monoc<strong>en</strong>trische model van de stad het uitgangspunt. In dit hoofdstuk wordtechter rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> locaties, die niet door ieder huishoud<strong>en</strong> opdezelfde manier gewaardeerd word<strong>en</strong>. De e<strong>en</strong> is nu e<strong>en</strong>maal verknocht aan Rotterdam, de anderzou voor ge<strong>en</strong> goud zijn lev<strong>en</strong> op het platte<strong>land</strong> will<strong>en</strong> opgev<strong>en</strong>. Als e<strong>en</strong> stad groeit dan moet degrond steeds goedkoper word<strong>en</strong>, om huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> geringere voorkeur voor die stad overte hal<strong>en</strong> om er toch te kom<strong>en</strong> won<strong>en</strong>. Moet die daling van de grondprijs voor bestaande locatiesals kost<strong>en</strong>post voor het project word<strong>en</strong> beschouwd? Of profiter<strong>en</strong> sommige huishoud<strong>en</strong>s omdatze minder hoev<strong>en</strong> te betal<strong>en</strong> aan de eig<strong>en</strong>aar van hun grond? Wat betek<strong>en</strong>t dit voor kost<strong>en</strong>bat<strong>en</strong>analyse?Figuur 8.1Het projectgebied aan de Waal <strong>en</strong> de contour<strong>en</strong> van de overlastBron: kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse Waalfront Nijmeg<strong>en</strong> van Buck Consultants International.118


MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN-BATENANALYSEOm de theoretische inzicht<strong>en</strong> wat concreter te mak<strong>en</strong> bespreekt dit hoofdstuk opnieuw e<strong>en</strong>concreet voorbeeld. Ditmaal is het geïnspireerd op de MKBA van Nijmeg<strong>en</strong> Waalfront, één vande project<strong>en</strong> die deels uit het budget voor de Nota Ruimte wordt gefinancierd. Het projectbehelst de verplaatsing van bedrijv<strong>en</strong> aan de Waal naar e<strong>en</strong> locatie buit<strong>en</strong> de stad, om devrijgekom<strong>en</strong> grond te b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong> voor de ontwikkeling van woning<strong>en</strong>. Het projectgebied is infiguur 8.1 weergegev<strong>en</strong> met de gele contour. Het bedrijv<strong>en</strong>terrein veroorzaakt stank-, geluid- <strong>en</strong>verkeersoverlast in e<strong>en</strong> gebied dat gemarkeerd is met de witte contour in figuur 8.1. Deonaang<strong>en</strong>ame geur<strong>en</strong> zijn ondermeer afkomstig van e<strong>en</strong> produc<strong>en</strong>t van ketchup <strong>en</strong> e<strong>en</strong>slachthuis. De bat<strong>en</strong> van de verwijdering hiervan zijn in de MKBA van dit project geraamd opongeveer 10 à 20% van de bat<strong>en</strong> in het projectgebied zelf. De indi<strong>en</strong>ers van de subsidieaanvraagvoerd<strong>en</strong> de besparing van op<strong>en</strong> ruimte op als e<strong>en</strong> baat, omdat het project nieuwbouw opuitleglocaties overbodig zou mak<strong>en</strong>. Soortgelijke externe effect<strong>en</strong> zijn opgevoerd bij de meesteandere binn<strong>en</strong>stedelijke transformatieproject<strong>en</strong> die in aanmerking kwam<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> subsidie uithet budget Nota Ruimte. Hoewel de b<strong>en</strong>utting van agglomeratievoordel<strong>en</strong>, het derde externeeffect dat in dit hoofdstuk aan bod komt, in het project Nijmeg<strong>en</strong> Waalfront niet is g<strong>en</strong>oemd,heeft het wel e<strong>en</strong> rol gespeeld in MKBA’s van andere Nota Ruimte project<strong>en</strong> zoals Rotterdam<strong>Stad</strong>shav<strong>en</strong>s.De welvaartseffect<strong>en</strong> van het transformatieprojectWat levert het de eig<strong>en</strong>aar van e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal geleg<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong>terrein op om het te transformer<strong>en</strong>naar e<strong>en</strong> woonwijk? Hij strijkt de grondwaarde van de nieuwe woning<strong>en</strong> op. Dit zijn de bat<strong>en</strong>die e<strong>en</strong> grondeig<strong>en</strong>aar internaliseert. Welke kost<strong>en</strong> staan hier teg<strong>en</strong>over? Als de bedrijv<strong>en</strong>geslot<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, dan telt de waarde van de grond in haar oude functie als e<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>post. Bijverplaatsing naar e<strong>en</strong> locatie buit<strong>en</strong> de stad moet gerek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> met de verhuiskost<strong>en</strong>, <strong>en</strong>met de kost<strong>en</strong> van het nieuwe stuk grond – inclusief de ev<strong>en</strong>tuele waarde van op<strong>en</strong> ruimte dieverlor<strong>en</strong> gaat. Daarnaast kan het saner<strong>en</strong> <strong>en</strong> bouwrijp mak<strong>en</strong> van het terrein ook e<strong>en</strong> dureaangeleg<strong>en</strong>heid zijn. Maakt de grondeig<strong>en</strong>aar die zijn winst maximeert e<strong>en</strong> efficiëntebeslissing? Dat hangt af van de externe effect<strong>en</strong>.Stel dat het bedrijv<strong>en</strong>terrein e<strong>en</strong> bron van overlast vormt voor omligg<strong>en</strong>de bewoners. In e<strong>en</strong>ruimtelijk ev<strong>en</strong>wicht zijn deze huishoud<strong>en</strong>s ev<strong>en</strong> goed af als elders, anders zoud<strong>en</strong> ze welverhuiz<strong>en</strong>. De negatieve waarde van de overlast slaat dus neer in de grondprijz<strong>en</strong> rondom hetbedrijv<strong>en</strong>terrein. H<strong>en</strong>ri de Groot <strong>en</strong> Friso de Vor hebb<strong>en</strong> deze exercitie uitgevoerd voor deRandstad <strong>en</strong> Noord-Brabant. Jan Rouw<strong>en</strong>dal <strong>en</strong> Willemijn van der Straat<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong>inschatting gemaakt van de negatieve invloed van industrieterrein<strong>en</strong> op de prijs vannabijgeleg<strong>en</strong> woning<strong>en</strong> in Amsterdam, Rotterdam <strong>en</strong> D<strong>en</strong> Haag. Van beide studies wordt hiergebruik gemaakt. Met het transformatieproject verdwijnt de bron van overlast. Dus stijg<strong>en</strong> degrondprijz<strong>en</strong>. De bat<strong>en</strong> hiervan kom<strong>en</strong> terecht bij de grondeig<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> in de buurt van hetbedrijv<strong>en</strong>terrein.119


STAD EN LANDDe voordel<strong>en</strong> van agglomeratie slaan om dezelfde red<strong>en</strong> neer in de grondprijs. Door hettransformatieproject stijgt het aantal inwoners in de stad <strong>en</strong> hierdoor neemt ook het aantal ban<strong>en</strong>toe. De empirische resultat<strong>en</strong> uit hoofdstuk 4 kunn<strong>en</strong> gebruikt word<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> inschatting temak<strong>en</strong> van het effect van deze to<strong>en</strong>ame in stedelijke dichtheid <strong>en</strong> schaal op lon<strong>en</strong>. De grondprijsmoet dan net zolang stijg<strong>en</strong> totdat het huishoud<strong>en</strong>s niet langer uitmaakt of ze in deze stadwon<strong>en</strong> of elders. Uiteindelijk profiter<strong>en</strong> dus de grondeig<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> in de rest van de stad van dezetwee externe effect<strong>en</strong>. Consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> word<strong>en</strong> er, t<strong>en</strong>zij ze grond bezitt<strong>en</strong>, niets wijzer van. Watze winn<strong>en</strong> aan beperking van de overlast of hogere lon<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van de economischedichtheid, verliez<strong>en</strong> ze aan e<strong>en</strong> stijging van de grondprijs.Hoe verandert dit verhaal als huishoud<strong>en</strong>s verschill<strong>en</strong> in hun voorkeur voor de stad Nijmeg<strong>en</strong>?De vraag naar woning<strong>en</strong> in Nijmeg<strong>en</strong> hangt dan af van hoe graag m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hier won<strong>en</strong> invergelijking met andere plekk<strong>en</strong> in het <strong>land</strong>. De m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die het sterkst aan Nijmeg<strong>en</strong> gehechtzijn gaan er ook won<strong>en</strong>. Naarmate de stad groeit, bijvoorbeeld door nieuwbouw op hetvoormalige bedrijv<strong>en</strong>terrein, word<strong>en</strong> er huishoud<strong>en</strong>s aangetrokk<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> steeds beperkterebinding. Grondprijz<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> dal<strong>en</strong> om nieuwe Nijmeg<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> ertoe over te hal<strong>en</strong> ome<strong>en</strong> huis in de stad te kop<strong>en</strong>. Hier profiter<strong>en</strong> dus niet de grondeig<strong>en</strong>ar<strong>en</strong>, maar de huishoud<strong>en</strong>sdie al in de stad won<strong>en</strong>. Dankzij het transformatieproject is het won<strong>en</strong> voor h<strong>en</strong> immersgoedkoper geword<strong>en</strong>. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> woning profiter<strong>en</strong> in dit opzicht ook, maartegelijkertijd mak<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong> verlies op de grond onder hun huis. Per saldo zijn ze daarom ev<strong>en</strong>goed af: er is sprake van e<strong>en</strong> overdracht van grondeig<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> naar consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, maar niet vane<strong>en</strong> additioneel welvaartseffect.Figuur 8.2De verandering in grondwaarde meet e<strong>en</strong> deel van de bat<strong>en</strong>120


MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN-BATENANALYSEFiguur 8.2 toont grondprijz<strong>en</strong>, zowel vóór als na de transformatie van e<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong>terrein, alsfunctie van de afstand tot het stadsc<strong>en</strong>trum. Het is gebaseerd op het getall<strong>en</strong>voorbeeld dat in devolg<strong>en</strong>de paragraaf aan bod zal kom<strong>en</strong>. De interne bat<strong>en</strong> zijn gelijk aan de waarde van degetransformeerde grond <strong>en</strong> de figuur illustreert ook de waarde in het oude gebruik. Rondom hetbedrijv<strong>en</strong>terrein stijg<strong>en</strong> grondprijz<strong>en</strong> vanwege de verwijdering van overlast. Op grotere afstanddal<strong>en</strong> ze echter. In dit voorbeeld is het neerwaartse effect dat het gevolg is van verschill<strong>en</strong> invoorkeur<strong>en</strong> dus groter dan het positieve effect van het agglomeratievoordeel. Deze veranderingin grondprijz<strong>en</strong> meet echter niet de totale bat<strong>en</strong> van het project, omdat er ook e<strong>en</strong> overdrachtnaar consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in verwerkt is.Dit is nog niet het hele verhaal. Stel dat het gaat om de transformatie van e<strong>en</strong> grootbedrijv<strong>en</strong>terrein, zodat er e<strong>en</strong> flink aantal nieuwe huishoud<strong>en</strong>s in de stad verwelkomd magword<strong>en</strong>. Grondprijz<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> dal<strong>en</strong> totdat het allerlaatste huishoud<strong>en</strong> onder deze nieuwkomers,dat de minste binding met Nijmeg<strong>en</strong> heeft, indiffer<strong>en</strong>t is. Hoe zit het met de ander<strong>en</strong>ieuwkomers? Die zijn beter af dan vóór het project, net als de huishoud<strong>en</strong>s die al in de stadwoond<strong>en</strong>. Ze zoud<strong>en</strong> bereid geweest zijn om naar Nijmeg<strong>en</strong> te verhuiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hogere prijsvoor hun grond te betal<strong>en</strong>, maar vanwege dat marginale huishoud<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong> deel van hungeld op zak houd<strong>en</strong>. Dit nieuwkomerssurplus valt niet weg teg<strong>en</strong> de grondprijsdaling in debestaande stad – die was immers al weggestreept teg<strong>en</strong> het surplus van de huishoud<strong>en</strong>s die er alwoond<strong>en</strong>, dus het gaat hier om e<strong>en</strong> additioneel welvaartseffect.Waalfront Nijmeg<strong>en</strong> als getall<strong>en</strong>voorbeeldWat is het belang van al deze effect<strong>en</strong> in vergelijking met de interne bat<strong>en</strong>? En waar hangt deomvang van deze effect<strong>en</strong> van af? E<strong>en</strong> concreet voorbeeld kan dit verhelder<strong>en</strong>. BeschouwNijmeg<strong>en</strong> nu e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> monoc<strong>en</strong>trische stad. Er is e<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong>terrein dat zich uitstrekt van hetC<strong>en</strong>tral Business District (CBD) tot één kilometer daarbuit<strong>en</strong>. Niet overal kan gebouwdword<strong>en</strong>, dus dit levert e<strong>en</strong> woonwijk op van ongeveer honderd hectare − het areaal is hiermeegroter dan in het Waalfront project feitelijk is. Het aantal woning<strong>en</strong>, voor de aanvang van hetproject gelijk aan 80.000, neemt met 6% toe. De verdeling van voorkeur<strong>en</strong> voor het won<strong>en</strong> indeze stad wordt zo gekoz<strong>en</strong> dat het aantal huishoud<strong>en</strong>s dat in Nijmeg<strong>en</strong> wil won<strong>en</strong> met tweeproc<strong>en</strong>t to<strong>en</strong>eemt als grondprijz<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> gemiddelde plek in de stad met één proc<strong>en</strong>t dal<strong>en</strong>. Hetmarginale huishoud<strong>en</strong> is dus tamelijk gevoelig voor grondprijz<strong>en</strong>, wat redelijk lijkt omdat ervoldo<strong>en</strong>de locaties in de omgeving van Nijmeg<strong>en</strong> zijn waar ook woning<strong>en</strong> aangebod<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.Het bedrijv<strong>en</strong>terrein veroorzaakt overlast voor omwon<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. De invloed van die overlast opwoningprijz<strong>en</strong> is empirisch uitgebreid onderzocht. In de eerste variant die hieronder wordtbesprok<strong>en</strong> komt de invloed de overlast van het industrieterrein overe<strong>en</strong> met schattingsresultat<strong>en</strong>van Friso de Vor <strong>en</strong> H<strong>en</strong>ri de Groot voor Noord-Brabant. Volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> reikt deze invloed tot750 meter van de woning. De tweede variant is gebaseerd op de studie van Rouw<strong>en</strong>dal <strong>en</strong>121


STAD EN LANDWillemijn van der Straat<strong>en</strong> voor Rotterdam. In die studie reikt de invloed van hetindustrieterrein minder ver, namelijk tot 500 meter. Het agglomeratie-effect heeft dezelfdeomvang als in het vorige hoofdstuk. Als de werkgeleg<strong>en</strong>heid zich aanpast <strong>en</strong> ook stijgt met 6%,dan nem<strong>en</strong> de lon<strong>en</strong> dus met iets meer dan 0,1% toe.Tabel 8.1 toont de bat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> stedelijk transformatieproject voor het omschrev<strong>en</strong>bedrijv<strong>en</strong>terrein. Ter vergelijking zijn ook twee andere project<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, voor e<strong>en</strong> kleiner<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> groter terrein. Alle post<strong>en</strong> zijn uitgedrukt in miljo<strong>en</strong><strong>en</strong> euro’s per jaar. De kost<strong>en</strong>van het project zijn weggelat<strong>en</strong>, omdat het hier louter gaat om het relatieve belang van deexterne bat<strong>en</strong>. De interne bat<strong>en</strong> van het basisproject bedrag<strong>en</strong> bijna 17 miljo<strong>en</strong> euro jaarlijks,wat bij e<strong>en</strong> discontovoet van 5,5% overe<strong>en</strong>komt met e<strong>en</strong> contante waarde van ongeveer 300miljo<strong>en</strong> euro. Het verwijder<strong>en</strong> van de overlast levert, gebaseerd op schatting<strong>en</strong> uit Friso de Vor<strong>en</strong> H<strong>en</strong>ri de Groot, e<strong>en</strong> extern effect op ter waarde van ti<strong>en</strong> proc<strong>en</strong>t van de directe bat<strong>en</strong> <strong>en</strong> deindirecte agglomeratiebat<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> op tot ruim vijfti<strong>en</strong> proc<strong>en</strong>t. Het nieuwkomerssurplus lijktmet iets meer dan één proc<strong>en</strong>t te verwaarloz<strong>en</strong>. Wel is er sprake van e<strong>en</strong> relatief omvangrijkeoverdracht van grondeig<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> naar consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.Tabel 8.1In e<strong>en</strong> groter project neemt het relatieve belang van overlast af, maar het nieuwkomersurplus <strong>en</strong> deoverdracht<strong>en</strong> word<strong>en</strong> juist belangrijkerKlein project Basisproject Groot project(25 hectare) (100 hectare) (400 hectare)Interne bat<strong>en</strong> 4,30 16,54 61,73Verwijdering overlast 0,98 1,59 2,67Agglomeratie-effect 0,63 2,43 8,80Nieuwkomerssurplus 0,01 0,19 2,23Overdracht 1,72 6,37 20,06Alle post<strong>en</strong> zijn uitgedrukt in miljo<strong>en</strong><strong>en</strong> euro’s per jaar. Overlast is gebaseerd op Friso de Vor <strong>en</strong> H<strong>en</strong>ri de Groot.Hoe verander<strong>en</strong> deze effect<strong>en</strong> als het project groter wordt? Als de oppervlakte van hetgetransformeerde terrein verdubbelt, dan verdubbel<strong>en</strong> de interne bat<strong>en</strong> <strong>en</strong> de agglomeratiebat<strong>en</strong>.Het relatieve belang van de verwijdering van overlast neemt echter af: in het grote projectbedraagt deze baat minder dan 5 proc<strong>en</strong>t van de directe bat<strong>en</strong>. De red<strong>en</strong> hiervoor is dat ditexterne effect alle<strong>en</strong> optreedt aan de rand van het projectgebied. Het effect van verwijderingvan overlast binn<strong>en</strong> het gebied zelf slaat neer in de prijs van de getransformeerde grond. Ditlaatste effect is verhoudingsgewijs belangrijker in grote project<strong>en</strong>. Het nieuwkomerssurplusneemt juist meer dan proportioneel toe: voor het grote project is deze baat zelfs vergelijkbaar inomvang met de verwijdering van de overlast. Dit komt omdat de binding met de stad van demarginale nieuwkomer steeds sterker gaat verschill<strong>en</strong> van de voorkeur<strong>en</strong> van de bestaandebewoners. Hierbij moet wel bedacht word<strong>en</strong> dat het grote project, waarin het oppervlak aanwoonterrein in Nijmeg<strong>en</strong> met ongeveer twintig proc<strong>en</strong>t zou stijg<strong>en</strong>, wel beduid<strong>en</strong>d groter is dan122


MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN-BATENANALYSEde binn<strong>en</strong>stedelijke transformatieproject<strong>en</strong> die voor subsidie uit het Nota Ruimte budget inaanmerking zijn gekom<strong>en</strong>.Hoe hang<strong>en</strong> de bat<strong>en</strong> van het project sam<strong>en</strong> met de mate waarin de voorkeur<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>sonderling verschill<strong>en</strong>? Hoe sterker die verschill<strong>en</strong> zijn, hoe minder elastisch de vraag naarwoning<strong>en</strong> in de stad. Aan nieuwe huishoud<strong>en</strong>s moet dan immers meer korting gebod<strong>en</strong> word<strong>en</strong>om ze over de drempel te hal<strong>en</strong>. In tabel 8.2 wordt de grootte van het project constantgehoud<strong>en</strong>, maar varieert de prijselasticiteit van de vraag naar percel<strong>en</strong> in de stad. Bij e<strong>en</strong>elasticiteit van min één, waarin binding met de stad e<strong>en</strong> grotere rol speelt, zijn hetnieuwkomerssurplus <strong>en</strong> de overdracht groter. Bij e<strong>en</strong> elasticiteit van min oneindig, waariniedere<strong>en</strong> hetzelfde is <strong>en</strong> binding met de stad ge<strong>en</strong> rol speelt, is er juist helemaal ge<strong>en</strong> sprake vannieuwkomersurplus <strong>en</strong> overdracht. De interne bat<strong>en</strong> van het project zijn bij e<strong>en</strong> minderelastische vraag kleiner. Als de eerste kolom van de tabel vergelek<strong>en</strong> wordt met de derde, danblijkt de afname hiervan ongeveer twee keer zo groot te zijn als het stijging van hetnieuwkomersurplus.Tabel 8.2Nieuwkomersurplus <strong>en</strong> overdracht zijn minder belangrijk bij e<strong>en</strong> meer elastische woningvraagVraagelasticiteit Vraagelasticiteit Vraagelasticiteitvan min één van min twee (basis) van min oneindigInterne bat<strong>en</strong> 16,16 16,54 16,95Verwijdering overlast 1,86 1,86 1,86Agglomeratie-effect 2,40 2,43 2,47Nieuwkomerssurplus 0,38 0,19 0Overdracht 12,53 6,36 0Alle post<strong>en</strong> zijn uitgedrukt in miljo<strong>en</strong><strong>en</strong> euro’s per jaar. Overlast is gebaseerd op schatting<strong>en</strong> voor Rotterdam door Jan Rouw<strong>en</strong>dal <strong>en</strong> Willemijn vander Straat<strong>en</strong>.In tabel 8.2 is uitgegaan van de overlast zoals geschat door Jan Rouw<strong>en</strong>dal <strong>en</strong> Willemijn vander Straat<strong>en</strong>. De middelste kolom is in alle andere opzicht<strong>en</strong> vergelijkbaar met de middelstekolom van tabel 8.1. Het externe effect van verwijdering van de overlast is slechts iets groter.De resultat<strong>en</strong> zijn in dit opzicht dus robuust.Het ligt voor de hand dat de externe effect<strong>en</strong> ook afhankelijk zijn van het belang vanagglomeratievoordel<strong>en</strong>. Tabel 8.3 illustreert de mate waarin dit het geval is. De externeagglomeratiebat<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> proportioneel toe met de schaalelasticiteit. Verder is er e<strong>en</strong> beperkteinvloed op de interne bat<strong>en</strong>: ook de grond in het projectgebied wordt meer waard als er grotereagglomeratie-effect<strong>en</strong> zijn. Andere post<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> nag<strong>en</strong>oeg gelijk.123


STAD EN LANDTabel 8.3Agglomeratiebat<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> proportioneel toe met de schaalelasticiteitSchaalelasticiteit van 0 Schaalelasticiteit van 0,01 Schaalelasticiteit van 0,03Interne bat<strong>en</strong> 16,39 16,46 16,61Verwijdering overlast 1,59 1,59 1,59Agglomeratie-effect 0 1,21 3,66Nieuwkomerssurplus 0,19 0,19 0,20Overdracht 6,34 6,35 6,38Alle post<strong>en</strong> zijn uitgedrukt in miljo<strong>en</strong><strong>en</strong> euro’s per jaar. Overlast is gebaseerd op schatting<strong>en</strong> voor Noord-Brabant uit Friso de Vor <strong>en</strong> H<strong>en</strong>ri deGroot.Bespaart e<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>stedelijk project waardevolle op<strong>en</strong> ruimte?Gebiedsontwikkeling is e<strong>en</strong> langdurig proces dat plaatsvindt met oog op toekomstigewoningvraag. Dit kan betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat binn<strong>en</strong>stedelijke transformatieproject<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong> moet<strong>en</strong>word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> alternatieve ontwikkelingsproject<strong>en</strong>, zoals nieuwbouw op uitleglocaties aan destadsrand. Is deze uitruil van belang in e<strong>en</strong> MKBA? Niet wanneer de bat<strong>en</strong> van het projectword<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de huidige situatie – het project creëert immers ge<strong>en</strong> op<strong>en</strong> ruimte.Sterker nog, als het gaat om e<strong>en</strong> verplaatsing van bedrijv<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> terrein buit<strong>en</strong> de stad, danwordt er zelfs op<strong>en</strong> ruimte opgeofferd. Als het project niet wordt uitgevoerd, dan kan het echterw<strong>en</strong>selijk zijn om huiz<strong>en</strong> te bouw<strong>en</strong> aan de stadsrand. T<strong>en</strong> opzichte van dit alternatieve projectbespaart de binn<strong>en</strong>stedelijke transformatie wel op<strong>en</strong> ruimte.Hoeveel op<strong>en</strong> ruimte wordt er bespaard t<strong>en</strong> opzichte van e<strong>en</strong> alternatief dat in term<strong>en</strong> van hetruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid aan de stadsrand ev<strong>en</strong> restrictief is? Wanneer levert dit e<strong>en</strong>additioneel welvaartseffect op? Om deze vrag<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> beantwoord<strong>en</strong> is het zinvol om degr<strong>en</strong>s van de stad te interpreter<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wichtsuitkomst op de grondmarkt. Inwerkelijkheid bepaalt het bestemmingsplan waar de stedelijke bebouwing ophoudt, maardezelfde uitkomst zou bereikt kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door het bebouw<strong>en</strong> van op<strong>en</strong> ruimte te belast<strong>en</strong>.Grond wordt dan ontwikkeld als de prijs ervan uitstijgt bov<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van het bouwrijpmak<strong>en</strong>, de waarde van <strong>land</strong>bouwgrond <strong>en</strong> deze op<strong>en</strong> ruimte heffing. De waarde van op<strong>en</strong> ruimteverandert niet als gevolg van het project, dus de heffing blijft ook hetzelfde. Op deze manierwordt de restrictiviteit van het ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid constant gehoud<strong>en</strong>.In e<strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tiealternatief waarin het binn<strong>en</strong>stedelijke transformatieproject niet wordtuitgevoerd zal de stadsrand verder naar buit<strong>en</strong> schuiv<strong>en</strong> t<strong>en</strong> koste van op<strong>en</strong> ruimte – mits devoorkeur<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s voor het won<strong>en</strong> in de stad voldo<strong>en</strong>de uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>. Het verschiltuss<strong>en</strong> de waarde van de grond aan de stadsrand die door het transformatieproject wordtbespaard <strong>en</strong> de waarde die het in bebouwing zou hebb<strong>en</strong> vormt e<strong>en</strong> welvaartseffect datadditioneel is aan de kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> die hiervoor aan bod kwam<strong>en</strong>. De omvang van dit verschilis sterk afhankelijk van de mate waarin de waarde van op<strong>en</strong> ruimte al geïnternaliseerd wordt124


MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN-BATENANALYSEdoor het ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid aan de stadsrand. Stel dat de op<strong>en</strong> ruimte heffing gelijk isaan de waarde van op<strong>en</strong> ruimte. In dat geval komt de waarde van de bespaarde grond als op<strong>en</strong>ruimte overe<strong>en</strong> met de waarde die deze grond in bebouwing zou hebb<strong>en</strong>. Het additionelewelvaartseffect is dus verwaarloosbaar.Het vorige hoofdstuk heeft lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat het e<strong>en</strong> goed idee kan zijn om het ruimtelijkeord<strong>en</strong>ingsbeleidte versoepel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van de waarde van op<strong>en</strong> ruimte, om zo meer vanexterne agglomeratievoordel<strong>en</strong> te profiter<strong>en</strong>. De op<strong>en</strong> ruimte heffing kan ook onder dezewaarde ligg<strong>en</strong> als de overheid niet voldo<strong>en</strong>de instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in hand<strong>en</strong> heeft om haar teinternaliser<strong>en</strong> – eig<strong>en</strong>domsrecht<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> bijvoorbeeld e<strong>en</strong> belemmering kunn<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong>. Hetis echter de vraag in hoeverre dit in de Neder<strong>land</strong>se context speelt, omdat nieuwbouw hier altijdtoestemming vereist van e<strong>en</strong> lokale overheid. De mogelijkheid dat het ruimtelijkeord<strong>en</strong>ingsbeleidte restrictief is bestaat natuurlijk ook.Tabel 8.4Besparing van op<strong>en</strong> ruimte levert nauwelijks additionele bat<strong>en</strong> op, t<strong>en</strong>zij het ruimtelijkeord<strong>en</strong>ingsbeleidaan de stadsrand tekort schietVraagelasticiteit Vraagelasticiteit Vraagelasticiteitvan min één van min twee (basis) van min oneindigGe<strong>en</strong> schaalvoordel<strong>en</strong> in productieWaarde van op<strong>en</strong> ruimte = heffing 0,15 0,07 0Waarde = heffing + 1 €/m 2 0,85 0,54 0Waarde = heffing + 2 €/m 2 1,55 1,02 0Waarde = heffing + 5 €/m 2 3,64 2,44 0Schaalelasticiteit van 0,02 als in basisWaarde van op<strong>en</strong> ruimte = heffing 0,12 0,03 0,12Waarde = heffing + 1 €/m 2 0,73 0,33 1,08Waarde = heffing + 2 €/m 2 1,34 0,63 2,28Waarde = heffing + 5 €/m 2 3,16 1,52 5,88Alle post<strong>en</strong> zijn uitgedrukt in miljo<strong>en</strong><strong>en</strong> euro’s per jaar. Overlast is gebaseerd op schatting<strong>en</strong> voor Noord-Brabant door Friso de Vor <strong>en</strong>H<strong>en</strong>ri de Groot.Hoeveel op<strong>en</strong> ruimte er t<strong>en</strong> opzichte van het refer<strong>en</strong>tiealternatief bespaard wordt <strong>en</strong> wat dit aanwelvaart oplevert is niet alle<strong>en</strong> afhankelijk van het ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid aan destadsrand, maar ook van de vraagelasticiteit <strong>en</strong> de schaalelasticiteit. Tabel 8.4 illustreert deinvloed van deze drie factor<strong>en</strong>. In het bov<strong>en</strong>ste panel is de rol van agglomeratievoordel<strong>en</strong>uitgeschakeld. De vraagelasticiteit varieert over kolomm<strong>en</strong> op dezelfde manier als in tabel 8.3.De verschill<strong>en</strong>de rij<strong>en</strong> ton<strong>en</strong> de omvang van het welvaartseffect in miljo<strong>en</strong><strong>en</strong> euro’s per jaar alsde op<strong>en</strong> ruimte heffing overe<strong>en</strong>komt met de waarde van op<strong>en</strong> ruimte, of als het ruimtelijkeord<strong>en</strong>ingsbeleidminder restrictief is. Bij e<strong>en</strong> vraagelasticiteit van min twee <strong>en</strong> in deafwezigheid van schaalvoordel<strong>en</strong> bespaart de transformatie van e<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong>terrein van 100hectare ongeveer 50 hectare aan op<strong>en</strong> ruimte op pot<strong>en</strong>tiële uitleglocaties. Wanneer hetruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid aan de stadsrand de waarde van deze op<strong>en</strong> ruimte internaliseert, dan125


STAD EN LANDblijkt het netto effect op welvaart inderdaad nag<strong>en</strong>oeg verwaarloosbaar − voor e<strong>en</strong> project vanmarginale omvang is het precies gelijk aan nul. Er kan echter sprake zijn van e<strong>en</strong> substantiëlebaat, als de op<strong>en</strong> ruimte heffing lager is. Als de jaarlijkse waarde van op<strong>en</strong> ruimte met vijf europer vierkante meter uitstijgt bov<strong>en</strong> de op<strong>en</strong> ruimte heffing, dan loopt dit effect op tot 15% vande interne bat<strong>en</strong>.De hoeveelheid bespaarde op<strong>en</strong> ruimte is groter als de vraag naar woning<strong>en</strong> in de stad mindergevoelig is voor prijz<strong>en</strong>. Zolang schaalvoordel<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>, heeft nieuwbouw in hetc<strong>en</strong>trum bij e<strong>en</strong> oneindige vraagelasticiteit ge<strong>en</strong> invloed op de vraag naar grond aan destadsrand. Dit betek<strong>en</strong>t dat er ook voor e<strong>en</strong> project van niet-marginale omvang ge<strong>en</strong> additionelebat<strong>en</strong> zijn, zelfs als het verschil tuss<strong>en</strong> de op<strong>en</strong> ruimte heffing <strong>en</strong> de waarde van op<strong>en</strong> ruimtesubstantieel is. Omgekeerd zijn de bat<strong>en</strong> juist groter bij e<strong>en</strong> minder elastische vraag. In hetsc<strong>en</strong>ario waarin de vraagelasticiteit gelijk is aan min één wordt 70 hectare aan op<strong>en</strong> ruimtebespaard.Als schaalvoordel<strong>en</strong> wel e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>, zoals in het onderste panel van tabel 8.4, dan levertnieuwbouw op uitleglocaties additionele agglomeratiebat<strong>en</strong> op. De besparing van op<strong>en</strong> ruimteaan de stadsrand is in dit geval minder aantrekkelijk, omdat hiermee ook e<strong>en</strong> stukje schaalverlor<strong>en</strong> gaat. In de eerste twee kolomm<strong>en</strong> zijn de bat<strong>en</strong> in het onderste panel dan ook kleinerdan in het bov<strong>en</strong>ste panel. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de indirecte agglomeratiebaat in de rest van de stadkleiner, omdat er t<strong>en</strong> opzichte van het refer<strong>en</strong>tiealternatief minder huishoud<strong>en</strong>s bij kom<strong>en</strong>. In dederde kolom, bij e<strong>en</strong> oneindige vraagelasticiteit, gebeurt er echter iets bijzonders. Dooruitvoering van het transformatieproject neemt de woningvraag aan de stadsrand niet af maartoe. Het project leidt immers tot hogere lon<strong>en</strong>, waardoor meer m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> naar de stad getrokk<strong>en</strong>word<strong>en</strong> – nieuwe huishoud<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong> in dit sc<strong>en</strong>ario niet minder affiniteit met de stad dan dem<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die er al won<strong>en</strong>. Het gevolg is dat er op uitleglocaties 120 hectare meer aan op<strong>en</strong> ruimteopgeofferd wordt dan in het refer<strong>en</strong>tiesc<strong>en</strong>ario. Dit maakt niet zoveel uit als de heffing op op<strong>en</strong>ruimte overe<strong>en</strong>komt met haar waarde, maar kan tot substantiële additionele kost<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> als zelager is. Hier staan de positieve agglomeratiebat<strong>en</strong> in de rest van de stad teg<strong>en</strong>over. Die mak<strong>en</strong>het aantrekkelijk e<strong>en</strong> soepeler ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid te voer<strong>en</strong> dan louter de directe bat<strong>en</strong>zoud<strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong>.126


MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN-BATENANALYSETabel 8.5De belangrijkste vijf conclusiesE<strong>en</strong> MKBA is e<strong>en</strong> goed instrum<strong>en</strong>t om de externe effect<strong>en</strong> van gebiedsontwikkeling goed in beeld te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.Externe effect<strong>en</strong> van overlast <strong>en</strong> schaalvoordel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de totale bat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> project substantieel verhog<strong>en</strong>, maar hetleeuw<strong>en</strong>deel slaat neer in het projectgebied zelf.De besparing van op<strong>en</strong> ruimte levert nauwelijks extra welvaartswinst op als de waarde ervan al is meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in hetruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid aan de stadsrand.Als de huiz<strong>en</strong>prijs in e<strong>en</strong> stad daalt door extra aanbod, dan slaan de welvaartseffect<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> transformatieproject niet volledigneer in grondprijz<strong>en</strong>. Dit effect is voor project<strong>en</strong> van normale omvang echter verwaarloosbaar.Deze daling van huiz<strong>en</strong>prijs kan wel leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> substantiële overdracht van grondeig<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> aan bewoners.Meer lez<strong>en</strong>D<strong>en</strong>ise DiPasquale <strong>en</strong> William Wheaton, 1996, Urban economics and real estate markets,Pr<strong>en</strong>tice Hall., New Jersey, USA.De welvaartsanalyse van de verschuiving van het CBD naar de stadsrand.Ecorys i.s.m. Witteve<strong>en</strong> + Bos, 2009, Werkwijzer MKBA van integrale gebiedsontwikkeling,Rotterdam.Standaardwerk voor het opstell<strong>en</strong> van MKBA’s van gebiedsontwikkeling.C<strong>en</strong>traal <strong>Planbureau</strong> <strong>en</strong> <strong>Planbureau</strong> voor de Leefomgeving, Evaluatie beoordeling<strong>en</strong> NotaRuimteproject<strong>en</strong>, D<strong>en</strong> Haag, 20 september 2010.E<strong>en</strong> overzicht van de MKBA’s in het kader van het Nota Ruimte budget.Friso de Vor <strong>en</strong> H<strong>en</strong>ri de Groot, 2010, The impact of industrial sites on resid<strong>en</strong>tial propertyvalues: A hedonic pricing analysis from the Nether<strong>land</strong>s, Regional Studies, te verschijn<strong>en</strong>.Artikel over de invloed van bedrijv<strong>en</strong>terrein<strong>en</strong> op huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> voor de Randstad <strong>en</strong> Noord-Brabant.Jan Rouw<strong>en</strong>dal <strong>en</strong> Willemijn van der Straat<strong>en</strong>, 2008, The costs and b<strong>en</strong>efits of providing op<strong>en</strong>space in cities, Tinberg<strong>en</strong> Institute Discussion Paper 2008-001/3, Amsterdam-Rotterdam.Idem voor Amsterdam, Rotterdam <strong>en</strong> D<strong>en</strong> Haag.Voor meer achtergrond<strong>en</strong> bij dit hoofdstuk <strong>en</strong> informatie over de onderwerp<strong>en</strong>, ziewww.cpb.nl/stad<strong>en</strong><strong>land</strong>127


STAD EN LAND128


AGENDA VOOR DE TOEKOMST9 Ag<strong>en</strong>da voor de toekomst‘Drie factor<strong>en</strong> zijn besliss<strong>en</strong>d voor de prijs: locatie, locatie, <strong>en</strong> locatie.’OUDE MAKELAARSWIJSHEIDDeze oude makelaarswijsheid is de kortst d<strong>en</strong>kbare sam<strong>en</strong>vatting van dit boek. Locatie is dealles bepal<strong>en</strong>de determinant van de prijs van onroer<strong>en</strong>d goed. In grote del<strong>en</strong> van hetNeder<strong>land</strong>se platte<strong>land</strong> br<strong>en</strong>gt e<strong>en</strong> vierkante meter grond met woonbestemming minder op dan20 euro. Voor de meest aantrekkelijke stukjes grond in Amsterdam <strong>en</strong> D<strong>en</strong> Haag is de prijs wele<strong>en</strong> factor 200 hoger. Dat prijsverschil tuss<strong>en</strong> ‘stad’ <strong>en</strong> ‘platte<strong>land</strong>’ is in de afgelop<strong>en</strong> 20 jaarmeer dan verdubbeld. De prijz<strong>en</strong> in de Noordvleugel van de Randstad, rond de Brabantsested<strong>en</strong>driehoek Breda - ’s Hertog<strong>en</strong>bosch - Eindhov<strong>en</strong> <strong>en</strong> de binn<strong>en</strong>stad van Maastricht zijn indie periode meer dan twee keer zo hard gesteg<strong>en</strong> als de prijz<strong>en</strong> op het Groningse <strong>en</strong> Dr<strong>en</strong>tseplatte<strong>land</strong> <strong>en</strong> in Zeeuws-Vlaander<strong>en</strong>. Het belang van locatie is dus alle<strong>en</strong> maar toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Hetblijkt goed mogelijk om deze waardeverschill<strong>en</strong> te verklar<strong>en</strong>. De bereikbaarheid, per auto of perop<strong>en</strong>baar vervoer, het loonniveau in de omgeving, de beschikbaarheid van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> alswinkels, horeca, <strong>en</strong> podiumkunst<strong>en</strong>, de aanwezigheid van e<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de-eeuws stadshart ofvan aantrekkelijke natuur, al die factor<strong>en</strong> zijn van grote betek<strong>en</strong>is voor de prijs van e<strong>en</strong> perceel.Grondwaardesurplus, sted<strong>en</strong>, <strong>en</strong> lokale publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>Het grote belang van de clustering van economische activiteit<strong>en</strong> heeft verstrekk<strong>en</strong>de gevolg<strong>en</strong>voor economisch beleid. De gevoeligheid van de grondprijs voor omgevingsfactor<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>tper definitie dat er sprake is van belangrijke externe effect<strong>en</strong>. De investering van één eig<strong>en</strong>aarin zijn onroer<strong>en</strong>d goed verhoogt de waarde van de bel<strong>en</strong>d<strong>en</strong>de percel<strong>en</strong>. Die eig<strong>en</strong>aar betrekt ditpositieve externe effect van zijn investering op het bezit van zijn bur<strong>en</strong> echter niet in zijninvesteringsbeslissing, <strong>en</strong> dus wordt er minder geïnvesteerd dan vanuit maatschappelijkoogpunt w<strong>en</strong>selijk zou zijn. De markt faalt dus. Er is e<strong>en</strong> markt voor overheidsinterv<strong>en</strong>tie <strong>en</strong>ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing om dit marktfal<strong>en</strong> te reparer<strong>en</strong>.De achtergrond van deze externe effect<strong>en</strong> zijn schaalvoordel<strong>en</strong>. Publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in debreedste zin van het woord hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groot draagvlak nodig om de vaste kost<strong>en</strong> van dievoorzi<strong>en</strong>ing over e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de brede doelgroep te kunn<strong>en</strong> spreid<strong>en</strong>. En omdat er niet overalvoldo<strong>en</strong>de pot<strong>en</strong>tieel of draagvlak is om die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> te realiser<strong>en</strong>, is de grond in deomgeving van die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> meer waard. Sterker nog: het H<strong>en</strong>ry George Theorema (HGT)stelt dat het grondwaardesurplus in de omgeving van e<strong>en</strong> publieke voorzi<strong>en</strong>ing in ev<strong>en</strong>wichtgelijk is aan de kost<strong>en</strong> van die voorzi<strong>en</strong>ing. En de Regel van Paul Samuelson (RPS) stelt dat e<strong>en</strong>bestuurder die het grondwaardesurplus tracht te maximaliser<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> adequaat pakket vanpublieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> te realiser<strong>en</strong> tegelijkertijd de maatschappelijke welvaart maximaliseert.129


STAD EN LANDDeze grondwaardemaximaliser<strong>en</strong>de bestuurder vervult vanuit het oogpunt van de economischetheorie dus dezelfde rol als de op winst gerichte ondernemer: beid<strong>en</strong> bevorder<strong>en</strong> door huneig<strong>en</strong>belang na te jag<strong>en</strong> de doelmatige inrichting van de sam<strong>en</strong>leving. Omdat hetgrondwaardesurplus e<strong>en</strong> goede maat is voor het maatschappelijk r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van e<strong>en</strong>voorzi<strong>en</strong>ing, zijn grondprijz<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tiële bouwst<strong>en</strong><strong>en</strong> voor Maatschappelijke Kost<strong>en</strong>Bat<strong>en</strong> Analyses (MKBA). Hoofdstuk 5 laat inderdaad zi<strong>en</strong> dat grondprijsverschill<strong>en</strong> zichempirisch goed lat<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong>. Het totale grondwaardesurplus in Neder<strong>land</strong> van grond met e<strong>en</strong>woonbestemming bedraagt 340 miljard euro, wat correspondeert met e<strong>en</strong> jaarlijkse opbr<strong>en</strong>gstvan ongeveer 15 miljard euro, ofwel 3% van het bbp. De analyses in dit boek gev<strong>en</strong> daarmeeinzicht in e<strong>en</strong> aantal cruciale parameters voor de beleidsvoorbereiding.Deze parameters zijn overig<strong>en</strong>s gebaseerd op e<strong>en</strong> analyse van tot op hed<strong>en</strong> niet-publiekbeschikbare data. Gegev<strong>en</strong> hun belang voor de beleidsvoorbereiding zou dit soort informatieop<strong>en</strong>baar beschikbaar moet<strong>en</strong> zijn voor expertise <strong>en</strong> contra-expertise. Ook andere bronn<strong>en</strong> vaninformatie over grondprijz<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> op<strong>en</strong>baar moet<strong>en</strong> zijn voor onderzoek <strong>en</strong>beleidsvoorbereiding. De c<strong>en</strong>trale overheid zou in feite perman<strong>en</strong>t gegev<strong>en</strong>s over de actuelegrondwaarde <strong>en</strong> de achterligg<strong>en</strong>de oorzak<strong>en</strong> van variatie <strong>en</strong> dynamiek beschikbaar moet<strong>en</strong>hebb<strong>en</strong>, ook voor het publieke debat. Via het kadaster <strong>en</strong> af te leid<strong>en</strong> informatie uit deoverdrachtsbelasting heeft zij de meest cruciale informatie in eig<strong>en</strong> hand. De ontsluiting van dieinformatie is e<strong>en</strong> publiek goed.Co-locatie van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> de verdel<strong>en</strong>de rechtvaardigheidHet inzicht dat het aanbod van publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in de brede zin van het woord dedrijv<strong>en</strong>de kracht is achter grondprijsverschill<strong>en</strong> hangt direct sam<strong>en</strong> met de economische theorievan de stad. Sted<strong>en</strong> zijn bij uitstek plaats<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> breed aanbod van publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.Juist daarom zijn de grondprijz<strong>en</strong> er hoog, <strong>en</strong> dat geldt in nog sterkere mate in het stadsc<strong>en</strong>trum,waar al die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> handbereik zijn. De hoge grondprijz<strong>en</strong> in het stadsc<strong>en</strong>trumleid<strong>en</strong> ter plaatse tot e<strong>en</strong> hoge bevolkingsdichtheid <strong>en</strong> relatief kleine percel<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat isdoelmatig, want op die manier kunn<strong>en</strong> zoveel mogelijk m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong> van de nabijheid vanpublieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wordt tegelijkertijd het draagvlak voor die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zo grootmogelijk. Het is ook doelmatig dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> elders gaan won<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> prijs stell<strong>en</strong> op dievoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> die niet bereid zijn e<strong>en</strong> hoge huur te betal<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> halve etage drie hoogachter. Immers, dan blijv<strong>en</strong> de schaarse stukjes grond in de buurt van die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>beschikbaar voor deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die daar wel prijs op stell<strong>en</strong>.Dat staat haaks op het in Neder<strong>land</strong> reger<strong>en</strong>de dogma van de gem<strong>en</strong>gde wijk. De economischetheorie van de stad geeft goede red<strong>en</strong><strong>en</strong> om dat dogma met e<strong>en</strong> korreltje zout te nem<strong>en</strong>. Hetideaal van de gem<strong>en</strong>gde wijk – waar vanuit het belang van sociale cohesie overig<strong>en</strong>s130


AGENDA VOOR DE TOEKOMSTargum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor zijn aan te drag<strong>en</strong>, zie het werk van David Cutler <strong>en</strong> Edward Glaeser – staatop gespann<strong>en</strong> voet met de voordel<strong>en</strong> van specialisatie van het voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>aanbod.De economische theorie van de stad voorspelt dat sted<strong>en</strong> conc<strong>en</strong>traties zijn van publiekevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op verschill<strong>en</strong>de terrein<strong>en</strong>. Immers, de hoge bevolkingsdichtheid in de stad biedttegelijkertijd draagvlak voor tal van uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Succes trekt succes aan, de<strong>en</strong>e voorzi<strong>en</strong>ing schept de voorwaarde voor de volg<strong>en</strong>de. Dit is precies wat schaalvoordel<strong>en</strong>behelz<strong>en</strong>: wat groot is wordt groter. De verdel<strong>en</strong>de rechtvaardigheid is in het ruimtelijk beleiddus de dood in de pot. Het draagvlak voor goede voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> wordt versplinterd, <strong>en</strong> daarmeede mogelijkheid om ze te realiser<strong>en</strong>. Niet voor niets is het spreidingsbeleid van rijksdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> ope<strong>en</strong> fiasco uitgelop<strong>en</strong>. Niet alle voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> hoev<strong>en</strong> persé in alle sted<strong>en</strong> aanwezig te zijn: nietelke stad heeft e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> containerhav<strong>en</strong> nodig. Voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> die logisch bij elkaar hor<strong>en</strong>moet<strong>en</strong> daarbij zoveel mogelijk op één plek word<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gebracht. E<strong>en</strong> goed functioner<strong>en</strong>destad <strong>en</strong> e<strong>en</strong> goed functioner<strong>en</strong>d systeem van sted<strong>en</strong> is als e<strong>en</strong> Zwitsers uurwerk: wanneer er éénradertje uitgehaald wordt, functioneert de rest ook niet meer.Eén vorm van conc<strong>en</strong>tratie doet zich in alle succesvolle sted<strong>en</strong> voor. Publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>aan de productiekant van de economie – e<strong>en</strong> CBD met succesvolle bedrijv<strong>en</strong> dat voor het woonwerkverkeeris ontslot<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> goed netwerk van autoweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> op<strong>en</strong>baarvervoer – gaanhand in hand met publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> aan de consumptiekant – luxe winkels, horeca,architectonische schoonheid, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> goed cultureel aanbod. Die sam<strong>en</strong>loop is begrijpelijk. Alshet c<strong>en</strong>trum goed bereikbaar is voor werk, dan is het voor diezelfde m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> ook goedbereikbaar voor ontspanning. De opmerkelijke conclusie van de empirische analyses inhoofdstuk 4 <strong>en</strong> 5 in dit boek is dat de consumptiekant voor het grondwaardesurplus e<strong>en</strong>minst<strong>en</strong>s zo grote rol speelt als de productiekant. Dit spoort met de rol die de stad speelt in dek<strong>en</strong>niseconomie. Het zijn juist de innovatieve activiteit<strong>en</strong> die voordeel hebb<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> stedelijkeomgeving. De ervaring leert dat innovatie in de brede zin van het woord het best gedijt in e<strong>en</strong>omgeving met veel directe, vaak toevallige contact<strong>en</strong>. Het zijn dus vooral de hoger opgeleidem<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die voordeel hebb<strong>en</strong> bij het stedelijk milieu. Juist die groep heeft behoefte aan e<strong>en</strong>interessant cultureel aanbod <strong>en</strong> goede horecavoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. De mate waarin e<strong>en</strong> stad er inslaagt om in haar consumptieve karakter te exceller<strong>en</strong> is daarmee doorslaggev<strong>en</strong>d voor hetsucces aan de productiekant. Tegelijkertijd zijn de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> aan consumptiekant veellokaler georiënteerd dan die aan de productiekant. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zijn bereid veel verder te reiz<strong>en</strong> voorhun werk dan voor hun ontspanning, zoals blijkt uit hoofdstuk 5.Hoewel grondprijz<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> natuurlijk refer<strong>en</strong>tiepunt voor MKBA’s zijn, vraagt het optred<strong>en</strong>van schaalvoordel<strong>en</strong> bij voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> wel speciale aandacht. Wat is de oorzaak van de hogegrondprijs in de buurt van het station? Het station zelf, of zijn het de vele kantor<strong>en</strong> <strong>en</strong> woning<strong>en</strong>in de directe omgeving? De één kan niet zonder de ander, <strong>en</strong> vice versa. De waarde van e<strong>en</strong>station is dus afhankelijk van de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in de omgeving, <strong>en</strong> andersom. De noties vanoorzaak <strong>en</strong> gevolg verliez<strong>en</strong> in die context hun betek<strong>en</strong>is. Het beroemde kip-ei-probleem doemt131


STAD EN LANDhier op. E<strong>en</strong> nieuw station bij e<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong>park vergroot niet alle<strong>en</strong> dat aantrekkelijkheid vandat park voor bestaande bedrijv<strong>en</strong>, maar maakt het park ook aantrekkelijker voor nieuwebedrijv<strong>en</strong>. Omgekeerd heeft dat station weinig waarde als er onvoldo<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>omhe<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>. Om het nog ingewikkelder te mak<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> station in e<strong>en</strong> woonwijk heeft alle<strong>en</strong>meerwaarde als het e<strong>en</strong> directe verbinding heeft met e<strong>en</strong> ander station in e<strong>en</strong> CBD met veelban<strong>en</strong>. De interactie van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> speelt dus e<strong>en</strong> grote rol bij hun effect op degrondwaarde. Dat maakt het moeilijk om de effect<strong>en</strong> van individuele voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> goed teonderscheid<strong>en</strong>, iets wat voor MKBA’s wel nodig is. Dit probleem kan word<strong>en</strong> opgelost door,zoals Ioulia Ossokina doet, op e<strong>en</strong> zeer gedetailleerde ruimtelijke schaal naar de meerwaardevan stations voor grondprijz<strong>en</strong> te kijk<strong>en</strong>, of door te onderzoek<strong>en</strong> hoe grondprijz<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>als er erg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> nieuw station bijkomt. E<strong>en</strong> MKBA vereist dus altijd e<strong>en</strong> nadere analyse van deinteractie tuss<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.Dit verschijnsel van conc<strong>en</strong>tratie van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op één locatie maakt dat er altijd meerdereruimtelijke ev<strong>en</strong>wicht<strong>en</strong> mogelijk zijn. Als de dynamiek op e<strong>en</strong> bepaalde locatie e<strong>en</strong>maal opgang is gekom<strong>en</strong> versterkt die zichzelf. Maar waarom al die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zich in plaats A <strong>en</strong>niet in plaats B hebb<strong>en</strong> gevestigd blijft deels e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> vraag. Waarom is het Amsterdam sinds1985 zo voor de wind gegaan, <strong>en</strong> waarom heeft Rotterdam in diezelfde periode nietgeprofiteerd? Achteraf is daar altijd e<strong>en</strong> rationalisatie voor, maar vooraf is dat tot op grotehoogte toeval. Kleine oorzak<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> later grote gevolg<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, zoals het fameuzeklapwiek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vlinder in de Amazone-delta kan leid<strong>en</strong> tot orkaan duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> kilometersverderop. Zonder het ondernemerschap van Anton <strong>en</strong> Frits Philips was Eindhov<strong>en</strong> nu niet devijfde stad van Neder<strong>land</strong>.Grondwaarde <strong>en</strong> op<strong>en</strong>baar bestuurDe conc<strong>en</strong>tratie van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in het stadshart <strong>en</strong> de grote externe effect<strong>en</strong> van dievoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op de grondwaarde in de omgeving mak<strong>en</strong> de stad tot e<strong>en</strong> natuurlijkebestuurlijke e<strong>en</strong>heid. Het subsidiariteitprincipe schrijft voor dat de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van de stadsregiosam<strong>en</strong>vall<strong>en</strong> met de reikwijdte van de effect<strong>en</strong> van de c<strong>en</strong>trumvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op degrondprijz<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> bestuur voor e<strong>en</strong> kleiner gebied internaliseert niet alle relevante externeeffect<strong>en</strong>, terwijl e<strong>en</strong> bestuur voor e<strong>en</strong> groter gebied slechts leidt tot onnodige internebelang<strong>en</strong>teg<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee tot gebrek aan slagkracht <strong>en</strong> variatie. Vanuit ditgezichtspunt zijn veel sted<strong>en</strong> net e<strong>en</strong> maatje te klein <strong>en</strong> is er voor de meeste provincies eig<strong>en</strong>lijkge<strong>en</strong> legitimatie voor het voortbestaan in hun huidige vorm.Hoewel de markt dus faalt, <strong>en</strong> overheidsinterv<strong>en</strong>tie dus tot e<strong>en</strong> beter resultaat kan leid<strong>en</strong> dan deanarchie van het marktproces, vereist dat overheidsbeleid de hand van de meester. In theoriekan e<strong>en</strong> nieuwe stad achter de tek<strong>en</strong>tafel word<strong>en</strong> ontworp<strong>en</strong>, zoals in Neder<strong>land</strong> de afgelop<strong>en</strong>eeuw is gebeurd met Almere, Lelystad <strong>en</strong> Zoetermeer. Het ruimtelijk ord<strong>en</strong>ingsbeleid kan132


AGENDA VOOR DE TOEKOMSTverordonner<strong>en</strong> dat locatie A de hot spot wordt waar het allemaal gaat gebeur<strong>en</strong>, maaruiteindelijk moet<strong>en</strong> marktpartij<strong>en</strong> er vertrouw<strong>en</strong> in hebb<strong>en</strong> dat de overheid die ambitie ook waarkan mak<strong>en</strong>. De overheid heeft diepe zakk<strong>en</strong>, maar het subtiele raderwerk van e<strong>en</strong> stad laat zichniet vanaf de tek<strong>en</strong>tafel uittek<strong>en</strong><strong>en</strong>. E<strong>en</strong> stad groeit organisch, al experim<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>d met nieuwevorm<strong>en</strong> <strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong>. Neem Amsterdam als voorbeeld. De stad is als hav<strong>en</strong>stad grootgeword<strong>en</strong>. De gracht<strong>en</strong>gordel was e<strong>en</strong> eeuw lang het c<strong>en</strong>trum van de wereld. Die conc<strong>en</strong>tratievan m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> maakte Amsterdam e<strong>en</strong> ideale vestigingsplaats voor weer nieuwe voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong>activiteit<strong>en</strong>, de financiële sector, het Concertgebouw, <strong>en</strong> meer rec<strong>en</strong>t het internetknooppunt. Deoude kernactiviteit, de hav<strong>en</strong>, is inmiddels e<strong>en</strong> schip van bijleg. Ook in de gracht<strong>en</strong>gordel is debedrijvigheid inmiddels verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> de horeca <strong>en</strong> luxe winkels zitt<strong>en</strong> daar nog. Datmaakt die binn<strong>en</strong>stad tot e<strong>en</strong> zeer aantrekkelijk woonmilieu. Sted<strong>en</strong> transformer<strong>en</strong> zich dusvoortdur<strong>en</strong>d. De wet van Zipf laat zi<strong>en</strong> dat de <strong>en</strong>e stad daarbij meer succesvol is dan de ander.De groei van sted<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> kwestie van voortdur<strong>en</strong>d experim<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>. Sommige experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong>zijn e<strong>en</strong> succes, maar er zijn onvermijdelijk ook mislukking<strong>en</strong>. Goed economisch beleid kandergelijke mislukking<strong>en</strong> niet voorkom<strong>en</strong>, maar het kan wel de voorwaard<strong>en</strong> voor succes zogunstig mogelijk mak<strong>en</strong>, door de externe effect<strong>en</strong> van publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zo goed mogelijkte internaliser<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zo goed mogelijke voorwaard<strong>en</strong> voor groei te creër<strong>en</strong>.De optiewaarde van grond <strong>en</strong> het ruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleidDe onzekerheid over de toekomstige ontwikkeling van de stad uit zich op de grondmarkt in deoptiewaarde van het <strong>land</strong>bouwareaal <strong>en</strong> andere onb<strong>en</strong>utte grond, zoals e<strong>en</strong> verouderdbedrijv<strong>en</strong>terrein in het c<strong>en</strong>trum. De gebruikswaarde van die grond in zijn huidige functie isweliswaar beperkt, maar na bebouwing vaart de zilvervloot binn<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> kan zich afvrag<strong>en</strong>waarom die bouwplann<strong>en</strong> ondanks de goede vooruitzicht<strong>en</strong> tot op hed<strong>en</strong> op de plank zijnblijv<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>. Daarvoor kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn. T<strong>en</strong> eerste kan de overheid omallerlei red<strong>en</strong><strong>en</strong> bebouwing vooralsnog will<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>. Het bestemmingsplan biedt deoverheid daarvoor e<strong>en</strong> uitgelez<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t. T<strong>en</strong> tweede kan de eig<strong>en</strong>aar van de grond zelf debouwplann<strong>en</strong> will<strong>en</strong> uitstell<strong>en</strong>. Enerzijds kost uitstel hem geld, omdat hij op dit mom<strong>en</strong>t dehuuropbr<strong>en</strong>gst van het te bouw<strong>en</strong> object misloopt. Anderzijds levert het hem geld op. E<strong>en</strong>e<strong>en</strong>maal gerealiseerd project laat zich alle<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> hoge kost<strong>en</strong> aanpass<strong>en</strong> aan gewijzigdeomstandighed<strong>en</strong>. In de loop der tijd zal nieuwe informatie over de ontwikkeling van de stadbeschikbaar kom<strong>en</strong>. Die nieuwe inzicht<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong>aar in staat stell<strong>en</strong> zijn bouwplann<strong>en</strong>beter te lat<strong>en</strong> inspel<strong>en</strong> op de actuele vraag op stedelijke vastgoedmarkt. Uitstel biedt de eig<strong>en</strong>aardus de flexibiliteit om zijn plann<strong>en</strong> aan te pass<strong>en</strong> aan toekomstige behoeft<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> typischvoorbeeld van invester<strong>en</strong> onder onzekerheid waar onomkeerbaarhed<strong>en</strong> tot uitstel leid<strong>en</strong>. Hoehet ook zij, met of zonder opstal, de pot<strong>en</strong>tie van e<strong>en</strong> stuk grond vertaalt zich via deoptiewaarde in de grondprijs. Dit maakt het moeilijk om het precieze effect van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>op grondprijz<strong>en</strong> empirisch vast te stell<strong>en</strong>, omdat ook nog niet gerealiseerde voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> alword<strong>en</strong> ingeprijsd. De optiecompon<strong>en</strong>t in de grondwaarde leidt dus tot tal van complicaties,133


STAD EN LANDzowel empirisch als theoretisch, bij het toepass<strong>en</strong> HGT <strong>en</strong> RPS die nader moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>onderzocht.Ook past de kanttek<strong>en</strong>ing dat dit boek alle<strong>en</strong> de grondprijz<strong>en</strong> voor percel<strong>en</strong> met e<strong>en</strong>woonbestemming heeft geanalyseerd. De vervolgstap is de analyse van de prijz<strong>en</strong> vancommercieel vastgoed <strong>en</strong> <strong>land</strong>bouwgrond. In e<strong>en</strong> vrije grondmarkt vindt er aan de margearbitrage plaats tuss<strong>en</strong> grond met verschill<strong>en</strong>de bestemming<strong>en</strong>. Als er ge<strong>en</strong> externe effect<strong>en</strong>zijn, leidt dit tot e<strong>en</strong> efficiënt grondgebruik. Bestemmingsplann<strong>en</strong> beperk<strong>en</strong> de mogelijkheidvan arbitrage. Daar kunn<strong>en</strong> zoals gezegd goede red<strong>en</strong><strong>en</strong> voor zijn. E<strong>en</strong> empirische analyse geeftmeer zicht op de rationaliteit van die verschill<strong>en</strong>. Dat helpt bij de rationalisering van hetruimtelijke-ord<strong>en</strong>ingsbeleid.De onvermijdelijke implicatie van de toevalligheid van de ontwikkeling van sted<strong>en</strong>, is dat ernaast groei<strong>en</strong>de ook krimp<strong>en</strong>de sted<strong>en</strong> zijn. Edward Glaeser <strong>en</strong> Joseph Gyourko hebb<strong>en</strong> lat<strong>en</strong>zi<strong>en</strong> dat groei<strong>en</strong>de <strong>en</strong> krimp<strong>en</strong>de sted<strong>en</strong> totaal verschill<strong>en</strong>d zijn. In groei<strong>en</strong>de sted<strong>en</strong> past dewoningvoorraad zich aan door nieuwbouw, vooral aan de stadsrand, <strong>en</strong> prijsstijging in hetc<strong>en</strong>trum. Het loonniveau stijgt, zowel als oorzaak van de groei als t<strong>en</strong>gevolge van de groei,omdat de kost<strong>en</strong> van lev<strong>en</strong>sonderhoud verder to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Bij krimp ligt het in eerste instanti<strong>en</strong>iet mete<strong>en</strong> voor de hand om huiz<strong>en</strong> te slop<strong>en</strong>. Slop<strong>en</strong> is immers weggegooid geld. De krimpwordt louter opgevang<strong>en</strong> door prijsdaling op de huiz<strong>en</strong>markt. Normaal is de prijs van het opstalgelijk aan de bouwkost<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> krimp<strong>en</strong>de stad zakt de prijs van de opstal echter onder debouwkost<strong>en</strong>. Het prijsverschil tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onbebouwd <strong>en</strong> bebouwd perceel is kleiner dan debouwkost<strong>en</strong>. Als het perceel bijvoorbeeld door brand wordt verwoest, zou de eig<strong>en</strong>aar het nietherbouw<strong>en</strong>. De stad wordt daardoor goedkoper dan het omligg<strong>en</strong>de platte<strong>land</strong>, <strong>en</strong> ook hetloonniveau komt lager uit dan in het omme<strong>land</strong>. Voorbeeld<strong>en</strong> in Neder<strong>land</strong> zijn sted<strong>en</strong> alsEnschede, Heerl<strong>en</strong>, <strong>en</strong> Gele<strong>en</strong>/Sittard. Als de stad er niet reeds lag, zou ge<strong>en</strong> bestuurder er ooitaan beginn<strong>en</strong>. Tegelijkertijd bied<strong>en</strong> die lage huiz<strong>en</strong>prijz<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kans om te concurrer<strong>en</strong> op prijs.Ook dat is e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>svatbaar marktsegm<strong>en</strong>t.Concurr<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> sted<strong>en</strong>Omdat succes toekomstig succes aantrekt <strong>en</strong> omdat het aantal topposities per definitie beperktis, staan sted<strong>en</strong> voortdur<strong>en</strong>d in hevige concurr<strong>en</strong>tie met elkaar. Niet iedere stad kan e<strong>en</strong> hightech campus hebb<strong>en</strong>. Het succes van de één gaat dus t<strong>en</strong> koste van de ander. De concurr<strong>en</strong>tievindt echter niet plaats binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vaste ruimte. Sted<strong>en</strong> differ<strong>en</strong>tiër<strong>en</strong> zich: zij kiez<strong>en</strong> hun eig<strong>en</strong>niche. Op die manier ontstaat e<strong>en</strong> palet aan vestigingsplaats<strong>en</strong> dat voorziet in de uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>debehoefte, zowel van consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als van produc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Dit proces roept twee vrag<strong>en</strong> op. T<strong>en</strong>eerste: leidt vrije concurr<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> niet tot e<strong>en</strong> vruchteloze wedr<strong>en</strong> om de schaarsetopposities, <strong>en</strong> dus tot verspilling van op<strong>en</strong> ruimte? En t<strong>en</strong> tweede: leidt concurr<strong>en</strong>tie tot hetmaatschappelijk gew<strong>en</strong>ste niveau van differ<strong>en</strong>tiatie in stedelijke woonmilieus? Wat betreft de134


AGENDA VOOR DE TOEKOMSTeerste vraag: in e<strong>en</strong> simpel theoretisch model leidt concurr<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> redelijkresultaat zonder excessieve nieuwe uitleg, net zoals monopolistische concurr<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong>onderneming<strong>en</strong> niet leidt tot gigantische overcapaciteit. Wat betreft de tweede vraag:concurr<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> leidt tot e<strong>en</strong> te beperkte differ<strong>en</strong>tiatie van woonmilieus, met nameaan bov<strong>en</strong>kant van de verdeling. Stel dat twee ijskram<strong>en</strong> zich beide will<strong>en</strong> vestig<strong>en</strong> op e<strong>en</strong>strand van vier kilometer l<strong>en</strong>gte. Vanuit maatschappelijk oogpunt zou het optimaal zijn als zijzich bij kilometerpaal één <strong>en</strong> drie zoud<strong>en</strong> vestig<strong>en</strong>, omdat ge<strong>en</strong> van de strandgangers dan meerdan e<strong>en</strong> kilometer hoeft te lop<strong>en</strong>. Echter, hun onderlinge concurr<strong>en</strong>tie zet h<strong>en</strong> ertoe aan zichbeide bij kilometerpaal twee te vestig<strong>en</strong>. Overig<strong>en</strong>s geldt bij differ<strong>en</strong>tiatie tuss<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>hetzelfde als bij differ<strong>en</strong>tiatie binn<strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>tegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>: het dogma van de gem<strong>en</strong>gdegeme<strong>en</strong>te verdi<strong>en</strong>t ev<strong>en</strong>veel korrels zout als dat van de gem<strong>en</strong>gde wijk.Tabel 9.1De belangrijkste vijf conclusiesGrondprijsverschill<strong>en</strong>, tuss<strong>en</strong> <strong>en</strong> binn<strong>en</strong> sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> stad <strong>en</strong> platte<strong>land</strong>, zijn e<strong>en</strong> tek<strong>en</strong> van externe effect<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn dus e<strong>en</strong>aanleiding voor overheidsbeleid.Het bestuur van e<strong>en</strong> stedelijke agglomeratie dat het grondwaardesurplus probeert te maximer<strong>en</strong>, zal e<strong>en</strong> vanuit maatschappelijkoogpunt optimaal pakket van publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> realiser<strong>en</strong>.Omdat grondprijsverschill<strong>en</strong> het gebruiksvoordeel van lokale publieke voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> weergev<strong>en</strong>, zijn ze e<strong>en</strong> uitstek<strong>en</strong>de basisvoor MKBA’s <strong>en</strong> de beste belastinggrondslag voor de financiering van lagere overhed<strong>en</strong>.Door co-locatie van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> wordt maximaal gebruik gemaakt van de voordel<strong>en</strong> van stedelijke dichtheid. De verdel<strong>en</strong>derechtvaardigheid leidt dus tot e<strong>en</strong> minder doelmatig voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>aanbod.Volg<strong>en</strong>s het subsidiariteitsprincipe moet<strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> stadsregio sam<strong>en</strong>vall<strong>en</strong> met het bereik van de effect<strong>en</strong> van dec<strong>en</strong>trumvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op de grondprijz<strong>en</strong>.Meer lez<strong>en</strong>David Cutler <strong>en</strong> Edward Glaeser, 1997, Are ghettos good or bad?, Quarterly Journal ofEconomics, 112(3), 827-872.Laat zi<strong>en</strong> dat raciale segregatie in de Amerikaanse situatie negatieve gevolg<strong>en</strong> heeft voorinkom<strong>en</strong>songelijkheid tuss<strong>en</strong> blank <strong>en</strong> zwart <strong>en</strong> voor baankans<strong>en</strong> voor zwart<strong>en</strong>.Edward Glaeser, Matthew Kahn <strong>en</strong> Jordan Rappaport, 2008, Why do the poor live in cities?The role of public transportation, Journal of Urban Economics, 63(1), 1-24.Laat zi<strong>en</strong> hoe in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> door de opkomst van de auto de rijk<strong>en</strong> de stad hebb<strong>en</strong>verlat<strong>en</strong> <strong>en</strong> de arm<strong>en</strong> die aangewez<strong>en</strong> zijn op op<strong>en</strong>baar vervoer, in de binn<strong>en</strong>sted<strong>en</strong> zijnachtergeblev<strong>en</strong>.Edward Glaeser <strong>en</strong> Joseph Gyourko, 2005, Urban decline and durable housing, Journal ofPolitical Economy, 113(2), 345-375.Laat zi<strong>en</strong> hoe groei<strong>en</strong>de <strong>en</strong> krimp<strong>en</strong>de sted<strong>en</strong> e<strong>en</strong> totaal verschill<strong>en</strong>de dynamiek doormak<strong>en</strong>.Bas ter Weel, Albert van der Horst <strong>en</strong> George Gelauff, 2010, The Nether<strong>land</strong>s of 2040,135


STAD EN LANDC<strong>en</strong>traal <strong>Planbureau</strong>, D<strong>en</strong> Haag.Meest rec<strong>en</strong>te sc<strong>en</strong>ariostudie van het C<strong>en</strong>traal <strong>Planbureau</strong> met veel aandacht voor sted<strong>en</strong> <strong>en</strong>specialisatie.Ioulia Ossokina, 2010, Geographical Range of Am<strong>en</strong>ity B<strong>en</strong>efits: Hedonic Price Analysis forRailway Stations, CPB Discussion Paper 146, D<strong>en</strong> Haag.Empirische studie naar de reikwijdte van het huiz<strong>en</strong>prijseffect van stations.Voor meer achtergrond<strong>en</strong> bij dit hoofdstuk <strong>en</strong> informatie over de onderwerp<strong>en</strong>, ziewww.cpb.nl/stad<strong>en</strong><strong>land</strong>.136


LIJST MET AFKORTINGENLijst met afkorting<strong>en</strong>AUCBDCBSCOROP-regioGBAGSAHGTMAR-externaliteit<strong>en</strong>MKBANCWNVMOVPC-4RPSWOZAlgem<strong>en</strong>e Uitkering uit het Geme<strong>en</strong>te- of ProvinciefondsC<strong>en</strong>tral Business District. Veel gebruikte term in de literatuur overde stedelijke economie om het c<strong>en</strong>trum van de stad aan te duid<strong>en</strong>waar bij veronderstelling de werkgeleg<strong>en</strong>heid is geconc<strong>en</strong>treerdC<strong>en</strong>traal Bureau voor de StatistiekCOROP-regio’s zijn gedefinieerd volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> in Europagestandaardiseerde gebiedsindeling die in principe e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale stadmet haar achter<strong>land</strong> omvatGeme<strong>en</strong>telijke Basis AdministratieGroot Stedelijke Agglomeratie – Door het CBS ontwikkelde indelingvan stedelijke gebied<strong>en</strong> waarvan er 22 word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong> inNeder<strong>land</strong>H<strong>en</strong>ry George Theorema. Stelling dat de totale uitgav<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong>publiek goed overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> met het grondwaardesurplusMarshall-Arrow-Romer externaliteit<strong>en</strong>, vernoemd naar AlfredMarshall, K<strong>en</strong>neth Arrow <strong>en</strong> Paul Romer die het belang vank<strong>en</strong>nisspillovers binn<strong>en</strong> sector<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adruktMaatschappelijke Kost<strong>en</strong>-Bat<strong>en</strong> AnalyseNetto Contante Waarde. Waardevaststellingsmethode omtoekomstige kasstrom<strong>en</strong> contant te kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> naar het hed<strong>en</strong>Neder<strong>land</strong>se Ver<strong>en</strong>iging van MakelaarsOp<strong>en</strong>baar VervoerVier-positie Postcod<strong>en</strong>iveauRegel van Paul Samuelson. Deze regel stelt dat investering<strong>en</strong> in e<strong>en</strong>publiek goed optimaal zijn als de waardering voor e<strong>en</strong> beetje extraovere<strong>en</strong>komt met de kost<strong>en</strong> ervanWet Waardering Onroer<strong>en</strong>de Zak<strong>en</strong>137


STAD EN LAND138


Foto: Station Duiv<strong>en</strong>drecht, Bert VerhoeffBouwgrond op de mooiste plekjes in de stad istweehonderd keer meer waard dan op de meestafgeleg<strong>en</strong> locaties in Neder<strong>land</strong>. Die prijsverschill<strong>en</strong>zijn de afgelop<strong>en</strong> 20 jaar bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> meer dan verdubbeld.Maar waarom zijn m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> bereid zoveelmeer te betal<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> lapje grond in de stad?Dat heeft twee kant<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> eerste zijn m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> inde stad productiever als gevolg van de interactiemet ander<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> tweede biedt de stad aantrekkelijkevoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>: winkels, cultuur <strong>en</strong> geschied<strong>en</strong>is.De hoge prijs van stadsgrond is e<strong>en</strong> uitdrukkingvan die voordel<strong>en</strong> van de stad. Dit maakt degrondprijs tot e<strong>en</strong> ideaal meetinstrum<strong>en</strong>t in zowelkost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyses van lokale investering<strong>en</strong> alshet ruimtelijke ord<strong>en</strong>ingsbeleid. De aantrekkingskrachtvan de stad in de 21ste eeuw wordt vooralbepaald door de ruimtelijke verschill<strong>en</strong> in lon<strong>en</strong> <strong>en</strong>grondprijz<strong>en</strong>. Dit werpt ook e<strong>en</strong> nieuw licht op debestuurlijke inrichting van Neder<strong>land</strong>.ISBN 978-90-5833-478-79 789058 334787

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!