De bouwnijverheid - Werk.nl

De bouwnijverheid - Werk.nl De bouwnijverheid - Werk.nl

11.07.2015 Views

De bouwnijverheidSectorbeschrijving12 april 2013

<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong>Sectorbeschrijving12 april 2013


Samenvatting<strong>Werk</strong>gelegenheid daalt tot 2015 met 77.000 arbeidsjaren<strong>De</strong> werkgelegenheid in de bouw had in 2012 een omvang van 444.000 arbeidsjaren. Daarvan kwamen er336.000 voor rekening van werknemers, 98.000 van zelfstandigen en 10.000 vanuitzendkrachten/gedetacheerden. <strong>De</strong> bouwwerkgelegenheid is de afgelopen vier jaar onafgebrokengedaald, in totaal met ruim 50.000 arbeidsjaren.In 2013 en 2014 zet die daling door en verliest de bouw nog eens ruim 25.000 arbeidsjaren. In totaal zalhet arbeidsvolume in zes jaar met 77.000 arbeidsjaren zijn gekrompen. Het werkgelegenheidsverlies treftvooral werknemers. Door de crisis hebben bedrijven hun personeelsbestand teruggebracht tot eenkleinere vaste kern. Een grotere personeelsbehoefte wordt met inhuur van zelfstandigen enuitzendkrachten opgevangen.Grootste klap in b&u-bouw<strong>De</strong> grootste klap tussen 2008 en 2012 viel in de burgerlijke en utiliteitsbouw (b&u). Daar ging bijna 12procent van de werkgelegenheid verloren. <strong>De</strong> werkgelegenheid in de grond-, water- en wegenbouw(gww) daalde in diezelfde periode met slechts 1.000 arbeidsjaren (-4 procent). In de gespecialiseerdebouw, waar de branches afbouw en bouwinstallatie onder vallen, verdween de afgelopen vier jaar bijna 9procent van de werkgelegenheid. In 2013 en 2014 neemt de b&u relatief sterker af dan de anderesectoren. Vanaf 2015 neemt de werkgelegenheid in alle sectoren weer toe.Na 2014 weer groei met 50.000 arbeidsjaren en groei aantal vacatures met 30%Het dieptepunt op de bouwarbeidsmarkt wordt naar verwachting in 2014 bereikt. Pas vanaf 2015 trekt dewerkgelegenheid in de sector weer aan. Het arbeidsvolume van werknemers neemt dan geleidelijk weertoe met bijna 50.000 tot 472.000 arbeidsjaren in 2018.<strong>De</strong> positieve ontwikkeling van de werkgelegenheid na 2014 is terug te zien in het toenemend aantalvacatures. Dat bedraagt in 2013 zo’n 18.000. UWV verwacht dat het aantal vacatures tussen 2014 en2017 naar gemiddeld 28.500 groeit, een toename van ruim 30 procent. Hiermee wordt het niveau vanhet aantal vacatures in de periode vóór de crisis overigens nog niet gehaald. <strong>De</strong> cijfers zijnvanzelfsprekend met onzekerheid omgeven en afhankelijk van de ontwikkelingen op de woningmarkt, deinvesteringen in infrastructuur en de stand van de Nederlandse economie.Helft bouwplaatspersoneel heeft geen startkwalificatie<strong>De</strong> helft van het bouwplaatspersoneel heeft een vmbo- of mbo-1 achtergrond en 14 procent alleen eendiploma basisschool. Dat betekent dat 64 procent geen startkwalificatie heeft. Weg- enwaterbouwkundige arbeiders (straatmakers en wegenbouwers) zijn gemiddeld genomen iets hogeropgeleid. <strong>De</strong> samenstelling van de beroepsbevolking in de bouw is aan het kantelen: het aantal jongerenneemt substantieel af, het aantal ouderen neemt toe. Dit zal binnen enkele jaren tot een omvangrijkevervangingsvraag leiden.<strong>De</strong>elname mbo-opleidingen daalt met name op niveau 1 en 2<strong>De</strong> instroom van jongeren in bouwopleidingen (vmbo, mbo en hbo) daalt al jaren. Door dedemografische ontwikkeling neemt het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs sowieso af, maar dedaling in de bouwopleidingen is groter dan de demografische terugloop. <strong>De</strong> deelname aan het vmbo- enmbo-bouw is sterker teruggelopen dan die aan de bouwgerichte hbo-opleidingen. <strong>De</strong> meeste leerlingenvolgen een bouwgerichte mbo-opleiding. <strong>De</strong> afname aan de mbo-opleidingen bouw doet zich vooral voorop niveau 1 en 2.Gebrek aan leerwerkplekken voornaamste oorzaak terugloop deelnameTyperend voor de sector is dat er op mbo-opleidingen bouw meer bbl- dan bol-leerlingen zijn.Belangrijkste reden hiervoor is de mogelijkheid om al bij aanvang van de opleiding in loondienst tetreden, op basis van een leer/werk-dienstverband. <strong>De</strong> instroom van jongeren is daardoor gevoelig vooreconomische schommelingen. In de huidige recessie daalt het aantal bbl-leerlingen dan ook sterk. Hetgebrek aan leerwerkplekken is de belangrijkste oorzaak.Een op de 6 zelfstandigen in de bouw is schijnzelfstandigSinds 1995 is het aantal zelfstandigen in de bouw meer dan verdubbeld. In 2012 was 22 procent van hettotale arbeidsvolume in de bouw zzp’er, van de gehele beroepsbevolking was dit 14 procent. Veruit hetgrootste deel van de zelfstandigen, 83 procent, was voorheen werknemer. Uit onderzoek blijkt dat één op<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 2


de zes zelfstandigen in de bouw 'schijnzelfstandig' is. <strong>Werk</strong>gevers ontslaan werknemers en huren zevervolgens als zelfstandigen in. Dat is op dit moment goedkoper.Meer complexe en meer eenvoudige functies<strong>De</strong> functie-eisen voor bouwpersoneel veranderen. Het bouwproces wordt complexer, waardoor hogereeisen worden gesteld. Maar de bouw biedt ook toekomst aan laaggeschoolde medewerkers. Uit devoorspellingen van het EIB is af te leiden dat de kwalitatieve vraag naar personeel na de crisis een andereis. Er is sprake van uitee<strong>nl</strong>opende ontwikkelingen. In de toekomst zal meer nadruk op renovatie enherontwikkeling van bestaande bouwlocaties liggen. Het relatieve aandeel vanonderhoudswerkzaamheden zal groeien. Dat stelt hogere eisen aan de functies op de bouwplaats.Tegelijkertijd nemen het gebruik van prefab bouwmaterialen en standaardisering van werkwijzen eenvlucht. Veel werk dat nu op de bouwplaats wordt verricht, vindt dan plaats bij toeleveranciers en diewerken fabrieksmatiger. Daardoor ontstaan eenvoudigere uitvoerende functies op de bouwplaats.WW-volume verdubbeld maar werkhervatting na WW blijft relatief op peilHet verlies aan werkgelegenheid in de bouw heeft zich vertaald in een hoge werkloosheid. Het WWvolumeis in een jaar tijd bijna verdubbeld en heeft in december van 2012 het hoogste niveau sinds deaanvang van de crisis bereikt. Het aantal lopende uitkeringen bedroeg in die maand ruim 20.000. <strong>De</strong>werkloosheid manifesteert zich vooral onder 55-plussers (17 procent). Opvallend is dat het aantalbeëindigde uitkeringen vanwege werkhervatting in 2012 (16.000) nauwelijks verschilt van dat van 2011(16.300).Ondanks crisis toch beroepen met veel vraagOndanks de crisis zijn er nog beroepen met veel vacatures ten opzichte van het aantal ingeschrevenkortdurend niet-werkende werkzoekenden. <strong>De</strong> vraag naar assistent-onderhoudsmedewerkers is relatiefgroot. <strong>De</strong> arbeidsmarkt voor de lagere en middelbare bouwplaatsberoepen is juist zeer ruim. <strong>De</strong> vraagnaar personeel in de elektrotechniek en installatietechniek is behoorlijk. <strong>De</strong> arbeidsmarkt voor dezeberoepen is krap. Voorbeelden zijn monteurs gas/water/warmte en data/elektra. Hiervoor zijn ook ruimvoldoende stageplaatsen voorhanden.Na de crisis perspectieven voor schoolverlaters, WW-ers en zij-instromers<strong>De</strong> verwachting is dat de ruime arbeidsmarkt met een hoge werkloosheid van tijdelijke aard is. Vanwegede grote vervangingsvraag en de lagere instroom in de bouwopleidingen ontstaat na de crisis veel vraagnaar vakbekwaam personeel. Het is voor de bouw van belang deze spagaat op een goede manier op telossen. <strong>De</strong> bouw moet overleven, maar moet tegelijkertijd vakbekwaam personeel vasthouden en deinstroom in de mbo-opleidingen – op alle niveaus – vergroten. <strong>De</strong> bouw biedt na de crisis dan ook goedeperspectieven voor schoolverlaters, werklozen en zij-instromers die bereid en in staat zijn om hetbouwvak te leren.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 3


I<strong>nl</strong>eidingIn tijden van crisis is het van belang om te weten waar zich werkgelegenheidsmogelijkheden aandienen.In vrijwel elke sector van de economie – of het nu om een krimp- of groeisector gaat – doen zichtegelijkertijd overschotten en tekorten voor, in verschillende beroepen of regio’s. Kennis over die teverwachten tekorten en overschotten kan voorkomen dat vacatures onnodig lang openstaan of datmensen onnodig werkloos worden of blijven.UWV maakt samen met werkgevers-, werknemersorganisaties en arbeidsmarktdeskundigenbeschrijvingen van meer dan twintig sectoren. Dit project wordt begeleid door een landelijkeklankbordgroep, waarin – naast UWV – landelijke werkgevers- en werknemersorganisaties, VNG en destichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) zitting hebben.<strong>De</strong>ze sectorbeschrijvingen bieden een actueel beeld van de overschotten en tekorten en van kansen enmogelijkheden voor (bijvoorbeeld) doelgroepen. Ook geven de sectorbeschrijvingen inzicht in trends opde arbeidsmarkt, in de samenstelling en (toekomstige) ontwikkeling van de werkgelegenheid en van hetaantal vacatures. <strong>De</strong> sectorbeschrijvingen bieden daarnaast een beeld van de samenstelling enontwikkeling van het arbeidsaanbod.Alle beschrijvingen worden gepubliceerd op www.werk.<strong>nl</strong>/arbeidsmarktinformatie en zijn bedoeld voorarbeidsmarktprofessionals van gemeenten, brancheorganisaties, bonden, opleidingsinstellingen, (grote)werkgevers, uitzendbureaus et cetera.In deze Sectorbeschrijving Bouwnijverheid ligt de focus op de algemene burgerlijke & utiliteitsbouw(b&u), op de grond-, water- en wegenbouw (gww, ook wel Infra genoemd) en op de gespecialiseerdewerkzaamheden in de bouw (schilderen, stukadoren, installatie en afbouw). <strong>De</strong>ze sectorbeschrijving isgebaseerd op rapporten van kenniscentra (Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid EIB, Fundeon,Kenteq en Savantis), informatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), banken (Rabobank enING bijvoorbeeld), het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) en UWV.In hoofdstuk 1 wordt een beeld geschetst van de actuele werkgelegenheid, van dewerkgelegenheidsprognose en van de ontwikkeling van het aantal vacatures. In hoofdstuk 2 zijnmarkante trends in de sector Bouwnijverheid beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van(toekomstige) overschotten en tekorten. Hoofdstuk 4 beschrijft de kansen en mogelijkheden die de bouwaan doelgroepen biedt en de uitstroomperspectieven voor (potentieel) boventallig personeel.Bijlage 1 geeft een beeld van de sociaaleconomische organisatie van de sector Bouw (cao’s,kennisorganisaties, O&O-fondsen, links naar interessante sociaaleconomische informatie enarbeidsmarktinformatie).<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 4


<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 5


1. <strong>Werk</strong>gelegenheid en vacatures1.1. <strong>Werk</strong>gelegenheid in vogelvlucht1.1.1. <strong>De</strong>finitie van bouwIn deze sectorbeschrijving worden de arbeidsmarktontwikkelingen in de <strong>bouwnijverheid</strong> beschreven. <strong>De</strong>vraag die dan als eerste moet worden beantwoord is: wat is de definitie van <strong>bouwnijverheid</strong>?<strong>De</strong> hoofdindeling in de sectorbeschrijving <strong>bouwnijverheid</strong> volgt de indeling van de bedrijfstak<strong>bouwnijverheid</strong> volgens de Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI’08) van het Centraal Bureau voor deStatistiek. Volgens deze indeling vallen de volgende activiteiten (branches) onder de <strong>bouwnijverheid</strong>:• algemene burgerlijke en utiliteitsbouw (b&u): bouw en verbouw van woningen, kantoren en anderegebouwen, projectontwikkeling;• grond-, water- en wegenbouw (gww) (geen grondverzet): bouw van wegen, spoorwegen enkunstwerken, leggen van kabels en buizen, bouw van overige civieltechnische werken;• gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw: slopen van bouwwerken, grondverzet en proefboren,schilderen en stukadoren, bouwinstallatie, afwerking van gebouwen, dakbouw en overigegespecialiseerde werkzaamheden in de bouw.Volgens het EIB kende de werkgelegenheid in de <strong>bouwnijverheid</strong> in 2012 een omvang van 444.000arbeidsjaren. Dit is exclusief projectontwikkelaars.In deze sectorbeschrijving wordt ook gebruikgemaakt van twee andere indelingen. <strong>De</strong> eerste betreft deuitvoerende bouw. In deze indeling wordt de werkgelegenheid in sommige delen van de afbouw en degespecialiseerde installatiebedrijven buiten beschouwing gelaten. <strong>De</strong> in dit rapport gehanteerde indelingvan uitvoerende bouw volgt de cao-indeling. Hierbij gaat het om werknemers die vallen onder de cao voorde Bouwnijverheid (medewerkers in loondienst op de bouwplaats, en het leidinggevend enkaderpersoneel oftewel Uitvoerend Technisch en Administratief, UTA), de cao voor het Natuursteenbedrijf,de cao Afbouw en de cao Bitumineuze en Kunststof Dakbededekkingsbedrijven. Volgens het EIB waren in2012 circa 174.000 werknemers in de uitvoerende bouw.<strong>De</strong> tweede betreft de indeling van de Kenniscentra. Daarin valt de b&u en gww onder Fundeon, evenalsde gespecialiseerde aannemerij. <strong>De</strong> beroepen in de afbouw (zoals schilderen en stukadoren) vallen onderSavantis en de installatieberoepen onder Kenniscentrum Kenteq.In deze Sectorbeschrijving Bouwnijverheid (verder te noemen: bouw) wordt primair van de SBI-indelingvan het CBS uitgegaan. Waar nuttig wordt een uitstapje gemaakt naar andere bouwgerelateerdesectoren. Als dit gebeurt, wordt dat in de tekst vermeld.1 .1.2. Ontwikkeling werkgelegenheid<strong>De</strong> bouwwerkgelegenheid is de afgelopen vier jaar onafgebroken gedaald, in totaal met ruim 50.000arbeidsjaren (tabel 1). In 2013 en 2014 zet de daling door, met nog eens ruim 25.000 arbeidsjaren. Intotaal zal het arbeidsvolume in zes jaar met 77.000 arbeidsjaren zijn gekrompen. Het verlies treft voora lwerknemers. Volgens het EIB is deze forse daling overigens nog hoger omdat het arbeidsvolume vanzelfstandigen niet goed kan worden gemeten (zie kader). Terwijl de inzet van uitzendkrachten engedetacheerden is gehalveerd, registreert het CBS geen daling van het arbeidsvolume van zelfstandigenin de bouw.Opvallende werkgelegenheidsontwikkeling zelfstandigenUit door het CBS gepubliceerde cijfers blijkt dat zowel het aantal zelfstandigen als het aantal gewerkte uren doorzelfstandigen in de bouw zouden zijn toegenomen. Ook cijfers van de Kamer van Koophandel laten een stijging van hetaantal bedrijven met één werkzame persoon zien. Dit kan betekenen dat zelfstandigen hun marktvolume hebben wetente behouden. Het kan ook duiden op een registratieprobleem. In het eerste geval hebben zelfstandigen ieder jaar evenveel gewerkt en hebben zij geen nadelige gevolgen van de crisis ondervonden. Uit enquêtes van het EIB onderzelfstandigen zonder personeel blijkt echter dat de duur van hun gemiddelde werkweek eind 2010 ongeveer 5 tot 7procent lager lag dan in 2008. Eind 2012 daalde het aantal uren nog verder en lag de gemiddelde werkweek 11 procentonder het niveau van 2008. Daarnaast nam de orderportefeuille af van 4,3 maanden in 2008 naar 2 in 2012. Dit kanalleen maar betekenen dat het arbeidsvolume van zelfstandigen wel degelijk is afgenomen. Omdat voor de historischecijfers wordt aangesloten op de CBS-cijfers, is er in feite sprake van een onderschatting van het werkgelegenheidsverliesvan zelfstandigen.Bron: EIB (2013), Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 6


Tabel 1: Bouwwerkgelegenheid 2008-2018(x 1.000 arbeidsjaren)2008 2010 2012 2013 2014 2018 Mutatie2012-2018(in %)<strong>Werk</strong>nemers 378 358 336 317 309 352 4,8%Zelfstandigen 97 98 98 98 98 100 2,0%Uitzendkrachten/gedetacheerden 20 10 10 10 11 20 100%TOTAAL 495 466 444 425 418 472 6,3%Vaste kern 397 377 354 335 327 367 3,7%Flexibele schil 98 89 90 90 92 105 16,7%Aandeel vaste kern 80,2 80,9 79,7 78,8 78,2 77,8 -3%Aandeel flexibele schil 19,8 19,1 20,3 21,2 21,8 22,2 +12%Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 93In navolging van de productiedaling die in 2013 doorzet, zal de bouwwerkgelegenheid volgens het EIBverder dalen. Bij een daling van de bouwproductie met 5 procent neemt de totale bouwgerelateerdewerkgelegenheid in 2013 met 4 procent af (zie tabel 1). Het werkgelegenheidsverlies komt geheel voorrekening van werknemers. Het arbeidsvolume van werknemers neemt met 19.000 arbeidsjaren verder af(-5,5 procent). <strong>De</strong> werkgelegenheid van zelfstandigen blijft op hetzelfde niveau als in 2012. Dat geldt ookvoor uitzendkrachten.<strong>De</strong> bouwproductie zal volgens het EIB in 2014 met 0,5 procent stijgen, maar de bouwarbeidsmarktreageert daarop met enige vertraging. In totaal neemt de bouwgerelateerde werkgelegenheid dat jaarmet 7.000 arbeidsjaren af naar 418.000. Door de crisis hebben bedrijven hun personeelsbestandteruggebracht tot een kleinere vaste kern en vangen zij een grotere personeelsbehoefte op korte termijnmet inhuur van zelfstandigen en uitzendkrachten op. Het arbeidsvolume van werknemers zal daarom in2014 met 2,5 procent verder dalen naar 309.000 arbeidsjaren. Het arbeidsvolume van zelfstandigen blijftstabiel. Het arbeidsvolume van uitzendkrachten neemt met 1.000 arbeidsjaren toe. Uitzendkrachtenprofiteren als eerste van het herstel van de bouwproductie.Onzekerheden rond de ramingenUitgangspunt voor de ramingen van het EIB is het meest actuele economisch beeld voor Nederland van het CPB. Daarinwordt voor 2012 uitgegaan van een krimp van 0,5 procent. <strong>De</strong> economische situatie in 2013 en de daaropvolgende jarenis echter met onzekerheid omgeven, zowel over het moment als de kracht van het herstel. Hierdoor kan het economischbeeld voor Nederland veranderen, en daarmee ook het beeld voor de <strong>bouwnijverheid</strong>.Naast onzekerheid over de algemene economische uitgangspunten spelen bij de ramingen voor de bouw ook andereonzekerheden een rol. In het Lente- en regeerakkoord zijn maatregelen afgesproken die in de komende jaren een forsnegatief effect op de bouwproductie zullen hebben. Op korte termijn is het beeld voor de bouw vrij duidelijk vanwege dereguliere doorlooptijden van bouwprojecten. Orderportefeuilles, vergunningen en vastgestelde overheidsbudgettenbieden belangrijke informatie voor de toekomst.<strong>De</strong> onzekerheid over de economie zal vooral de ontwikkelingen op middellange termijn beïnvloeden. Zij werkt door in devraag naar gebouwen en infrastructurele werken en kan ook van directe invloed op de vraag zijn. Het gaat daarbij om demate waarin en de wijze waarop bezuinigingen van het Rijk en andere overheden worden ingevuld. Er valt een aantalbeleidskeuzes te maken en die pakken verschillend uit voor de bouwgerelateerde investeringen van overheden. Over deimpact op de woningbouwproductie van ingrepen in het Lente- en regeerakkoord die op de woningmarkt zijn gericht,bestaat bovendien extra onzekerheid. Het gaat om de beperking van de hypotheekrenteaftrek, en de gevolgen van deverhuurderheffing voor het investeringsgedrag van corporaties.Bron: EIB (2013), Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 7


In 2014 verwacht het EIB het dieptepunt op de bouwarbeidsmarkt. Dat betekent zes achtereenvolgendejaren van krimp van de bouwwerkgelegenheid. Pas vanaf 2015 trekt de werkgelegenheid weer aan. Hetarbeidsvolume van werknemers neemt geleidelijk toe met bijna 45.000 tot 352.000 arbeidsjaren in 2018.Het arbeidsvolume van uitzendkrachten neemt toe met 9.000 arbeidsjaren. Het (geregistreerde)arbeidsvolume van zelfstandigen groeit met slechts 2.000 arbeidsjaren.Bouwsector wil snelle actie voor banenbehoud'<strong>De</strong> overheid moet de woningmarkt snel op gang brengen met helderheid en gerichte actie. Dat levert minstens zo veelop als het Rijk erin investeert.' Dat zegt Elco Brinkman, voorzitter van Bouwend Nederland, in een reactie op de ronduitsombere verwachtingen die het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) op 31 januari 2013 presenteert. <strong>De</strong>werkloosheid in de bouw loopt bij het huidige beleid in 2013 nog scherp op. Na stabilisatie in 2014 komt er op z’n vroegstin 2015 weer groei van werkgelegenheid. Dan zijn er in totaal zo’n 70.000 banen verloren gegaan.'Dat is dan na zeven jaar crisis, die tot nu toe steeds zwaarder wordt. <strong>De</strong> gevolgen zijn desastreus. Er zijn nu al bijna50.000 banen verdwenen, de bouwproductie is nu al met bijna 20 procent gedaald. Het water staat veel bouwbedrijvendan ook steeds hoger aan de lippen, veel zijn er al failliet gegaan', constateert Brinkman. 'En onze sector gaat nog eenpaar onnodig zware jaren tegemoet als er niet op korte termijn maatregelen worden genomen om het tij te keren. Het isnu zaak om iets te doen. <strong>De</strong> bouw kan niet nog eens twee jaar door de zure appel heen bijten. Dat is ook niet nodig, wekunnen juist bijdragen aan de oplossing.'Wat moet er dan gebeuren?'Er is grote maatschappelijke behoefte om veel naoorlogse oude huurwoningen te vervangendoor nieuwbouw, of die op z’n minst heel veel energiezuiniger te maken. Dat is niet alleen goedvoor alle bewoners daarvan, maar ook jare<strong>nl</strong>ang voor vele duizenden banen. Daar kan niemand spijt van krijgen en daarpleiten we al langer voor. Wat dus nodig is, is snelle duidelijkheid over het huurbeleid en vooral over deverhuurderheffing. Ook moet er meer financiële ruimte komen voor starters op de koopmarkt. <strong>De</strong>rde punt is een fondsvoor het snel energiezuinig maken van bestaande gebouwen. Last but not least moet het probleem van de funding gapvan de bankensector opgelost worden. Daarbij moet de hypotheekrente in Nederland in lijn worden gebracht met die inandere Europese landen', aldus Brinkman. 'Maar eerst zou de bouwsector voor de korte termijn – in 2013 dus – eenstevige investeringsimpuls van de overheid moeten krijgen. Anders loopt simpelweg het aantal werknemers in de sectorzo drastisch terug dat er straks te weinig bouwvakkers zijn om groei in de toekomst te verweze<strong>nl</strong>ijken.'Waaruit moet die impuls bestaan?'Ik denk allereerst aan zoiets als de tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwproductie van een paar jaar geleden, dooreen eerder kabinet. Samen met een hoognodige en stevige verlaging van de gemeentelijke grondprijs gaat zoiets echtzoden aan de dijk zetten. Dat is heel zinnig, want dan draagt de bouw weer snel bij aan de groei van werkgelegenheid, inplaats van werkloosheid met tienduizenden verloren arbeidsplaatsen. Dan is de bouw de oplossing en niet het probleem.Het effect van dergelijke regelingen is aantoonbaar positief, dat is ook onderzocht door het EIB. Ze pakken bovendienkostenneutraal uit voor de overheidsfinanciën. Dus dat kan het argument niet zijn.'Bron: website Bouwend Nederland, 31 januari 20131.1.3. <strong>Werk</strong>nemers bouw-cao sterk gedaaldHet aantal werknemers in de uitvoerende bouw 1 neemt op middellange termijn verder af. <strong>De</strong>werkgelegenheid daalt in 2013 met 9 procent naar bijna 123.000 arbeidsjaren (tabel 2). In 2014 komtdaar nog eens 6 procent bij. Net als voorgaande jaren is het werkgelegenheidsverlies onder hetbouwplaatspersoneel veel sterker dan onder het UTA-personeel.1 Hierbij gaat het om werknemers die vallen onder de CAO voor de <strong>bouwnijverheid</strong> (medewerkers in loondienst op debouwplaats enerzijds en het Uitvoerend Technisch en Administratief (UTA) personeel anderzijds), werknemers die vallenonder de CAO voor natuursteen, de CAO Afbouw en werknemers die vallen onder de CAO voor bitumineuzedakdekkers.bouwplaats enerzijds en het Uitvoerend Technisch en Administratief (UTA) personeel anderzijds.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 8


Tabel 2: Ontwikkeling werkgelegenheid werknemers uitvoerende bouw naarberoepsgroep, 2008-2018(x 1.000 arbeidsjaren)2008 2012 2013 2014 2018 Mutatie 2008-2012 (in %)Timmerlieden 51.700 36.800 32.600 30.000 27.900 -29%Metselaars 8.700 5.400 4.600 4.100 3.300 -38%Voegers/tegelzetters 3.200 1.600 1.400 1.200 1.000 -50%Dakdekkers 4.800 3.900 3.600 3.400 3.600 -19%Wegenbouwers 2.700 2.100 1.900 1.700 1.400 -22%Straatmakers 4.800 3.600 3.200 2.900 2.200 -25%Machinisten/monteurs 6.300 5.900 5.700 5.500 5.100 -6%Machinisten/monteurs 6.300 5.900 5.700 5.500 5.100 -6%Overig bouwplaatspersoneel 37.300 27.800 25.100 23.300 20.900 -25%Totaal bouwplaats (cao) 119.500 87.100 78.000 72.200 65.400 -27%Leidinggevenden 21.100 18.100 16.800 16.200 17.300 -14%Kader 16.800 15.700 15.000 14.700 16.500 -7%Administratief personeel 16.900 14.300 13.300 12.800 13.700 -15%Totaal UTA (cao) 54.900 48.200 45.100 43.800 47.500 -12%Totaal Totaal 174.400 135.200 123.100 116.000 112.900 -16,5%Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 99Ondanks dat de bouwproductie en de werkgelegenheid in de totale bouw op middellange termijnen weertoenemen, is die groei niet voldoende om de dalende trend binnen de uitvoerende bouw op te vangen.Het aandeel werknemers dat op de bouwplaats werkt en onder de cao valt, neemt verder af. Eenmogelijke oorzaak is de groei van de flexibele schil (waarover later meer in deze sectorbeschrijving). <strong>De</strong>werkgelegenheid in de uitvoerende bouw neemt tussen 2015 en 2018 jaarlijks met gemiddeld 0,5procent af. <strong>De</strong> werkgelegenheid van het bouwplaatspersoneel neemt sterker af: jaarlijks met 2,5 procent.<strong>De</strong> werkgelegenheid van het UTA-personeel daarentegen groeit op middellange termijn jaarlijks met 2procent.1.1.4. Samenstelling van de werkgelegenheidPersoonskenmerkenKenmerkend voor medewerkers in de bouw is dat ze bijna allemaal fulltime werken, autochtoon en manzijn. Het aandeel vrouwen in de bouw is met 8 procent erg klein (tabel 3), vergeleken met anderesectoren (45 procent). Medewerkers in de bouw zijn ook meer dan gemiddeld laag of middelbaaropgeleid. Het aandeel hoger opgeleiden (ho en wo) bedraagt in de bouw slechts 13 procent, tegenover 34procent voor alle sectoren samen. Slechts 4 procent van de werknemers in de bouw komt uit een anderland of heeft een ouder die afkomstig is uit een ander land (allochtoon). Dit lage percentage kan deelsworden verklaard doordat in deze cijfers geen uitzendkrachten of zelfstandigen zijn meegenomen. <strong>De</strong>meeste buite<strong>nl</strong>andse medewerkers in de bouw zijn niet direct in dienst van Nederlandse bouwbedrijven,maar werken via een uitzendbureau.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 9


Tabel 3: <strong>Werk</strong>zame beroepsbevolking bouw en totaal naar kenmerk, 2011Aantal x 1.000 Aandeel in %totaal bouw totaal bouwGeslacht mannen 4.095 433 55 92vrouwen 3.297 40 45 8Leeftijd 15-25 764 51 10 1125-35 1.631 108 22 2335-45 1.936 129 26 2745-55 1.957 115 26 2455-65 1.104 71 15 15Opleidingsniveau laag 1.670 177 23 37middelbaar 3.130 230 42 49hoog 2.524 61 34 13Etniciteit autochtoon 5.987 454 81 96Bron: CBSallochtoon 1.404 19 19 4<strong>De</strong> gemiddelde leeftijd van bouwwerknemers is 39,8 jaar, wat overeenkomt met het landelijk gemiddelde.In 2000 was de gemiddelde leeftijd in de <strong>bouwnijverheid</strong> volgens het CBS nog 37,4 2 . Dit is iets jongerdan van de totale beroepsbevolking. Zelfstandigen zonder personeel zijn gemiddeld ouder danwerknemers (41 jaar). Dat komt omdat zij vaak zelfstandig worden na enkele jaren in dienst te zijngeweest. <strong>De</strong> groep jongere bouwwerknemers is tussen 2008 en 2012 met 27 procent afgenomen, hetaandeel ouderen (55-plussers) is sterk gegroeid (tabel 4). <strong>De</strong> vergrijzing in de bouw tekent zich dekomende jaren sterker af. <strong>De</strong> verwachting is dat de gemiddelde leeftijd verder zal stijgen.Tabel 4: Leeftijdsopbouw bouw 2008-2012 (vierde kwartaal)in procenten van totaalLeeftijdscategorie2008 2009 2010 2011 2012 Mutatie 2008-2012in %0-24 jaar 14,8 13,9 13,0 12,3 10,8 -27%25-54 jaar 68,9 69,2 69,6 69,8 70,7 +3%>55 jaar 16,3 16,9 17,4 17,9 18,5 +13%Bron: Fundeon, Arbeidsmarktmonitor 2012-Q4<strong>De</strong> gemiddelde werkweek van de bouw-cao’er is langer dan in andere sectoren: meer dan 80 procentwerkt langer dan 32 uur. Dat betekent dat slechts een beperkte groep in deeltijd werkt.Kijkend naar het opleidingsniveau in de bouw is het mbo volgens het ROA de belangrijkste toeleverancier(tabel 5). Dat geldt het minst voor de beroepsgroep bouwvakkers, waaronder de meeste uitvoerendebouwplaatsberoepen (timmerlieden, metselaars, dakdekkers en andere) vallen. <strong>De</strong> helft van deberoepsgroep bouwvakkers heeft een vmbo- of mbo-1 achtergrond en 14 procent heeft alleen eendiploma basisschool. 64 Procent heeft dus (nog) geen startkwalificatie. Weg- en waterbouwkundigearbeiders (straatmakers en wegenbouwers) zijn gemiddeld genomen iets hoger opgeleid. Het aandeel2 Bron: APE, Bouwen aan de toekomst (2012)<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 10


werknemers met alleen een vmbo-diploma is hoog vergeleken met het gemiddelde opleidingsniveau vande beroepsbevolking in Nederland.Tabel 5: Bouwberoepen naar opleidingBeroepsgroep basis-onderwijs vmbohavo/vwo/hbowombo-1mbo2-4Bouwvakkers 14% 50% 33% 2%Aannemers en installateurs 3% 17% 70% 8% 2%Weg- en waterbouwkundige arbeiders 21% 43% 35% 1%Weg- en waterbouwkundige vakkrachten 10% 24% 53% 10% 3%Weg- en waterbouwkundige ontwerpers enprojectleidersnb nb nb 67% nbMonteurs 5% 24% 64% 5% 1%Elektromonteurs 2% 20% 70% 7% 1%Bron: ROA (2011), Arbeidsmarkt naar opleiding en beroep 2016<strong>Werk</strong>gelegenheid naar grootteklasseVolgens het CBS waren er in 2012 130.700 3 bouwbedrijven: dat is 9 procent van het totaal aantalbedrijven in Nederland. Kenmerkend voor de <strong>bouwnijverheid</strong> is de kleinschaligheid. Het merendeel van debedrijven (77 procent) bestaat uit ondernemingen met één werkzame persoon.Er zijn echte ook grote landelijke bedrijven in de bouw. <strong>De</strong> vijf bekendste zijn:• BAM-groep, circa 25.000 medewerkers, € 7,9 miljard omzet in 2011;• VolkerWessels, circa 16.000 medewerkers, € 4,7 miljard omzet in 2011;• Heijmans, circa 8.300 medewerkers, € 2,4 miljard omzet in 2011;• Ballast Nedam, circa 4.000 medewerkers, € 1,4 miljard euro omzet in 2011;• Strukton, circa 3.800 medewerkers, € 1,3 miljard omzet in 2011.Kleine bouwbedrijven minst getroffen door de crisisIn het derde kwartaal van 2012 daalde de omzet in de bouw met ruim 4 procent in vergelijking met dezelfde periode eenjaar eerder. Het aantal faillissementen steeg ten opzichte van 2011 met ruim 35 procent. In totaal gingen in 2012 1.213bouwbedrijven failliet. <strong>De</strong> omzetdaling was het minst bij de kleine bouwbedrijven met minder dan tien werknemers.Middenbedrijf krijgt zwaarste klappenIn de eerste negen maanden van 2012 daalde de omzet in de bouw met ruim 6 procent. Invergelijking met het topjaar 2008 is de omzetdaling ongeveer 15 procent. Het middenbedrijf (tien tot honderdwerknemers) kreeg de grootste klappen met een omzetverlies van ongeveer 25 procent. <strong>De</strong> omzet in het kleinbedrijfdaalde met 2 procent. Het grootbedrijf leed een omzetverlies van 10 procent.3 Exclusief projectontwikkeling<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 11


Bron: CBS, december 2012<strong>Werk</strong>gelegenheid naar branche<strong>De</strong> grootste klap in de periode 2008-2012 viel in de burgerlijke en utiliteitsbouw, waar bijna 12 procentvan de werkgelegenheid verloren ging (tabel 6). In de grond-, water- en wegenbouw daalde dewerkgelegenheid in diezelfde periode met slechts 1.000 arbeidsjaren (-4 procent). In de gespecialiseerdebouw, waaronder de branches afbouw en bouwinstallatie, verdween in de afgelopen vier jaar bijna 9procent van de werkgelegenheid.Tabel 6: Bouwwerkgelegenheid 2008-2018 naar sector(x 1.000 arbeidsjaren)2008 2010 2012 2013 2014 2018 Mutatie 2012-2018 (in %)B&uwerknemers 114 102 96 89 86 97 1,0%zelfstandigen 34 34 34 34 34 35 3,0%Totaal 147 136 130 123 120 132 1,5%Gwwwerknemers 55 57 54 52 52 53 -1,9%zelfstandigen 4 4 4 4 4 4 0Totaal 59 61 58 56 56 57 -1,7%Gespecialiseerde bouwwerknemers 210 199 186 176 172 202 8,6%zelfstandigen 59 60 60 60 60 61 1,7%Totaal 269 259 246 236 232 263 6,9%Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 93Ook in 2013 en 2014 neemt de werkgelegenheid in de b&u volgens het EIB relatief sterker af dan in deandere sectoren. Het EIB verwacht dat vanaf 2015 de werkgelegenheid in alle sectoren toeneemt. In deb&u neemt de werkgelegenheid van 2012 tot 2018 gemiddeld met 1,5 procent per jaar toe. Toch blijft hetniveau in 2018 onder dat van 2008. In de gww neemt de werkgelegenheid in deze periode met bijna 2procent af. Ook in de gww zal de werkgelegenheid in 2018 2.000 arbeidsjaren onder het niveau van 2008<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 12


uit komen. <strong>De</strong> gespecialiseerde bouw profiteert relatief gezien het meest van de opleving (gemiddeld 3,5procent groei van de werkgelegenheid), maar komt net als de andere sectoren niet op het niveau van2008 terug. In alle bouwsectoren neemt het aandeel van zelfstandigen toe.<strong>Werk</strong>gelegenheid naar regioTabel 7 toont de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de uitvoerende bouw naar regio. Die verschilt endat komt door verschillen in regionale bouwproductie-ontwikkeling. In 2011-2012 is de werkgelegenheidsdalingin Noord-Nederland zeer beperkt, terwijl die in de Randstad-Zuid veel sterker is dan hetlandelijk gemiddelde. In 2012-2013 loopt de werkgelegenheidsontwikkeling tussen de regio’s veel mindersterk uiteen.Tabel 7: <strong>Werk</strong>gelegenheid van werknemers, uitvoerende bouw , 2011-2013(x 1.000 arbeidsjaren),2011 2012 2013 Mutatie 2011-2013(in %)Noord 15.200 15.000 14.300 -5,9%Oost 39.300 36.500 32.400 -17,6%Randstad-Noord 29.800 27.100 24.800 -16,8%Randstad-Zuid 25.600 21.900 20.000 -21,9%Zuid 37.500 34.800 31.600 -15,7%Totaal 147.400 135.200 123.100 -16,5%Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 1011.2. Vacatures in de bouw1.2.1. 1.2.1. Kwantitatief beeldHuidige situatieHet aantal openstaande vacatures in de <strong>bouwnijverheid</strong> ontwikkelt zich volgens CBS-cijfers vanaf hetderde kwartaal van 2008 slechter dan gemiddeld (figuur 2). Vanaf het tweede kwartaal van 2007 tot hettweede kwartaal van 2009 daalt het aantal sterk. Daarna blijft het op ongeveer hetzelfde niveau tot hettweede kwartaal van 2011, waarna opnieuw een daling inzet. In het vierde kwartaal van 2012 stonden er3.600 vacatures open. Dat is 84 procent minder dan in het vierde kwartaal van 2007 en bijna 30 procentminder dan in het derde kwartaal van 2011.Figuur 2: Openstaande vacatures per kwartaal, 2007-2012(indexcijfers, eerste kwartaal 2007=100)1201008060402001e kw 20072e kw3e kw4e kw1e kw 20082e kw3e kw4e kw1e kw 20092e kw3e kw4e kw1e kw 20102e kw3e kw4e kw1e kw 20112e kw3e kw4e kw1e kw 20122e kw3e kw4e kwtotaal<strong>bouwnijverheid</strong>Bron: CBS<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 13


Op de website van UWV, www.werk.<strong>nl</strong>, is de ontwikkeling van het aantal openstaande vacatures te zien.Tabel 8 toont dat het aantal openstaande bouwvacatures bij UWV vanaf 2011 vooral op de lagereberoepsniveaus is gedaald. <strong>De</strong> sterkste daling vindt plaats op elementair beroepsniveau en lagerbouwkundig beroepsniveau (tot en met mbo-2). Het aantal vacatures voor weg- en waterbouwkundigeberoepen is veel minder gekrompen dan het aantal voor de b&u en de gespecialiseerde aannemerij. Welis het aantal vacatures voor hogere weg- en waterbouwkundige beroepen sterk gedaald.Tabel 8: Aantal openstaande vacatures naar beroepsgroep 2010-2012(vierde kwartaal)2010 2011 2012 Mutatie2011-2012 in %Elementair bouw 540 730 599 -18%Lager bouwkundig 1.555 2.265 1.460 -36%Lager weg- en waterbouwkundig 554 704 656 -7%Middelbaar bouwkundig 1.323 2.698 1.706 -37%Middelbaar weg- en waterbouwkundig 208 315 296 -6%Hoger bouwkundig 79 305 178 -42%Hoger weg- en waterbouwkundig 57 349 196 -44%Wetenschappelijk bouwkundig 4 30 10 -66%Bron: UWVHet hoogste aantal openstaande vacatures betreft wegenbouwarbeiders, grondwerkers bouw enstraatmakers (476) en sanitair- en verwarmingsinstallateurs (eveneens 476), zoals te zien is in tabel 9.Tabel 9: Bouwberoepen met meer dan 100 openstaande vacatures 2011 en 2012 ,4 e kwartaalBeroep 2011 2012 Mutatie in %Wegenbouwarbeider, grondwerker bouw, straatmaker 533 476 -11%Sanitair-, verwarmingsinstallateur (aa<strong>nl</strong>eg en onderhoud), gas-, pijpfitter 533 476 -11%Algemeen onderhoudsman: timmeren, gas, water, elektro (eigen gebouw,middelbaar)530 449 -15%Huisschilder, verfspuiter 393 376 -4%Betontimmerman, parketvloere<strong>nl</strong>egger, monteur systeembouw,bouwvaktimmerman (lager)544 249 -54%Allround loodgieter 658 242 -63%Metselaar, tegelzetter, voeger, steenbewerker 424 240 -43%Sjouwer, opperman 283 211 -25%Onderhoudsloodgieter, verwarmingsonderhoudsmonteur 335 211 -37%Sloper van gebouwen 211 185 -12%Kabelwerker, gasleidinglegger 162 175 8%Steigermaker 144 148 +3%Schilder-behanger 65 124 +91%Hulparbeider wegenbouw, grondwerk 74 107 +45%Dakdekker 265 100 -62%Bron: UWV<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 14


<strong>De</strong> grootste afname vond in 2012 plaats bij bouwvaktimmerlieden (-54 procent), dakdekkers (-62procent) en allround loodgieters (-63 procent). Het aantal vacatures voor beroepen als gasleidingleggeren hulparbeider grondwerk steeg licht. Het aantal openstaande vacatures voor schilder-behangerverdubbelde bijna.Verwachte ontwikkeling<strong>De</strong> CBS Vacature-indicator geeft aan hoe de vacatures zich naar de verwachting van ondernemers zullenontwikkelen. Hoe meer de vacature-indicator positief of negatief van de nullijn afwijkt, hoe groter deverwachting dat het aantal vacatures zal toe- of afnemen. Uit figuur 3 blijkt dat ondernemers in de<strong>bouwnijverheid</strong> van juli 2010 tot juli 2011 positief waren gestemd over de ontwikkeling van het aantalvacatures in hun sector. Daarna zijn ze er pessimistisch over en vanaf januari 2012 zelfs veelpessimistischer dan gemiddeld. Typerend voor de sector is dat een herstel zich over het algemeen veellater aftekent dan in andere sectoren.Figuur 3: Vacature-indicator totaal en <strong>bouwnijverheid</strong>in %10,50-0,5jan 2009fe bmrtaprmeijunjulaugsepoktnovdecjan 2010fe bmrtaprmeijunjulaugsepoktnovdecjan 2011fe bmrtaprmeijunjulaugsepoktnovdecjan 2012fe bmrtaprmeijunjulaugsepoktnovdecjan 2013fe b-1-1,5-2-2,5-3totaalbouw nijverheidBron: CBSPrognose<strong>De</strong> positieve ontwikkeling van de werkgelegenheid na 2014 is terug te zien in de prognose van het aantalvacatures. UWV verwacht dat dit aantal groeit van 18.100 in 2013 naar gemiddeld 28.500 over deperiode 2014-2017 (tabel 10), een toename van bijna 60 procent. Daarmee wordt het niveau van vóór decrisis overigens nog niet gehaald. <strong>De</strong>ze cijfers zijn met onzekerheid omgeven en afhankelijk van deontwikkelingen op de woningmarkt, de investeringen in infrastructuur en de stand van onze economie.Tabel 10: Aantal ontstane vacatures sector Bouw 2005-2017In aantallen2010 2012 2013 Gemiddeld 2014-201729.900 22.100 18.100 28.500Bron: UWV, update arbeidsmarktprognose (januari 2013)<strong>De</strong> vacaturegraad is het aantal openstaande vacatures per 1.000 banen. Het CBS registreert dezevacaturegraad aan het einde van elk kwartaal. In de bouwsector is de vacaturegraad afgenomen van 54in het eerste kwartaal van 2008, naar 12 in het derde kwartaal van 2012. Een hoge werkloosheid incombinatie met een lage vacaturegraad duidt op een afnemende spanning op de bouwarbeidsmarkt.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 15


Het ROA publiceert tweejaarlijks het rapport Arbeidsmarkt naar Opleiding en Beroep. <strong>De</strong> laatste versiedateert van eind 2011 en biedt naast een beeld van de (samenstelling van de) werkgelegenheid ook eenbeeld van de ontwikkeling van de werkgelegenheid naar beroep(-sgroep) tot 2016.Vervangingsvraag en uitbreidingsvraag<strong>De</strong> vraag naar personeel in een sector is afhankelijk van de uitstroom van personeel dat vervangen moet worden. Dieuitstroom kan zijn veroorzaakt door baanverandering naar een bedrijf buiten de sector of door pensionering, emigratie,uitstroom naar werkloosheid of arbeidsongeschiktheid of door bijvoorbeeld zorgtaken. Dit wordt vervangingsvraaggenoemd. <strong>De</strong> behoefte aan personeel is ook afhankelijk van verandering in de productie. Bij groei van de productie issprake van uitbreidingsvraag. Bij groei van de werkgelegenheid is het aantal baanopeningen gelijk aan deuitbreidingsvraag plus de vervangingsvraag. Bij krimp is het aantal baanopeningen gelijk aan de vervangingsvraag.Het ROA verwacht tot 2016 voor een aantal beroepsgroepen in de bouw groei en voor een aantalberoepen krimp (tabel 11). Het aantal bouwvakkers neemt toe, het aantal aannemers en installateurs(waaronder ook de zzp’ers vallen) daalt. Voor de meeste beroepen in de bouw krimpt dewerkgelegenheid.Tabel 11: Verwachte baanopeningen naar bouwberoep tot 2016BeroepsgroepGroei/krimpwerkgelegenheidVervangingsvraag2012-2016Baanopeningen totaal2012-20162012-2016Bouwvakkers 3.600 44.200 47.900Aannemers en installateurs -6.800 62.000 62.000Architecten en bouwkundige projectleiders 400 18.400 18.800Weg- en waterbouwkundige arbeiders -100 4.000 4.000Weg- en waterbouwkundige vakkrachten -3.300 16.000 16.000Weg- en waterbouwkundige projectleiders enontwerpers-800 3.400 3.400Weg- en waterbouwkundigen(academisch)5.000 7.70012.700Elektromonteurs -3.700 22.800 22.800Monteurs -8.800 57.800 57.800Elektronicamonteurs -200 3.900 3.900Bron: ROA, AIS 2016, bewerking UWV1.2.2. Kenmerken van vacaturesVeel vacatures in de bouw worden informeel vervuld. In 2012 deed UWV onderzoek naar kenmerken vanvervulde vacatures. Met de kanttekening dat het hierbij vooral gaat om extern uitgezette vacatures blijktuit het UWV-onderzoek Vacatures in Nederland 2011 dat:• de vacatures in de bouw grotendeels afkomstig waren van grote bedrijven (55 procent);• de vacatures vooral technisch personeel (47 procent) betroffen;• er meestal vraag was naar middelbaar (40 procent) of hoger opgeleid personeel (31 procent);• er meestal (in 76 procent van de vacatures) werkervaring werd vereist;• meer dan gemiddeld specifieke vakkennis (40 procent) en/of een vakdiploma (32 procent)noodzakelijk was.Een groot deel van de bouwbedrijven geeft aan in 2011 met uitzendkrachten (41 procent) te hebbengewerkt of zzp'ers (26 procent) te hebben ingehuurd. <strong>Werk</strong>gevers is naar hun motivatie daarvoorgevraagd. Het blijkt dat uitzendkrachten (65 procent) door bouwbedrijven vooral worden ingezet om<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 16


piekperiodes te overbruggen en zzp'ers (44 procent) vooral vanwege de flexibele personeelsvoorziening.Figuur 4 geeft inzicht in de kenmerken van vacatures in de bouw.Figuur 4: Kenmerken van vacatures in de bouw (2011)0% 20% 40% 60% 80% 100%laagmiddelbaarhoogwerkervaringgeen werkervaringTijdelijk met uitzicht op vastTijdelijkKorter dan een half jaarHalf tot een jaarLanger dan een jaarKorter dan 12 uur12 ‐ 31 uur32 uur of meerbouwtotaalBron: UWV, Vacatures in Nederland 2011<strong>De</strong> mensen die werden aangenomen waren vooral mannen (87 procent), met een middelbare (42procent) of hogere opleiding (32 procent). <strong>De</strong> meesten (65 procent) had al een baan (figuur 5).Figuur 5: Kenmerken aangenomen personen bouw (2011)0% 20% 40% 60% 80% 100%manvrouwjonger dan 25 jaar25‐40 jaar40‐45 jaar45‐55 jaar55 jaar en ouderlaagmiddelbaarhoogHad een baanNee, zat zonder werkNee, was schoolverlaterNee, is studentbouwtotaalBron: UWV, Vacatures in Nederland 2011<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 17


Andere kenmerken van vervulde vacatures in de bouw zijn:• er worden meer vacatures vervuld waarvoor werkervaring is vereist;• het betreft vaker tijdelijk werk zonder uitzicht op een vast dienstverband;• het betreft meestal een werkweek van 32 uur of meer;• er worden veel meer mannen aangenomen (wat overeenkomt met de man-vrouw-verhouding in desector);• minder dan gemiddeld worden jongeren onder de 25 jaar aangenomen.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 18


<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 19


2. Trends2.1. Economische trends2.1.1. Algemeen beeldOok in 2013 zal de bouwproductie volgens ING 4 dalen, maar de krimp zal naar verwachting kleiner zijndan in 2012. <strong>De</strong> woningbouw blijft gebukt gaan onder de vastgelopen woningmarkt. <strong>De</strong> recessie doetinvesteringen in bedrijfsgebouwen afnemen en overheidsbezuinigingen hebben hun weerslag op deinfrasector. Door de enorme vraaguitval van de afgelopen jaren kampt de sector met een flinkeovercapaciteit. Daardoor is het aantal faillissementen opgelopen. Een licht herstel in 2014 kan hier noggeen einde aan maken.<strong>De</strong> impact van de bouwproductie op de Nederlandse economie is groot. <strong>De</strong> daling van het BBP in hetderde kwartaal van 2012 met 1,6 procent (jaar op jaar) werd voor ruim een derde (0,6 procent)veroorzaakt door de daling van de bouwproductie. <strong>De</strong> conjunctuurgevoelige bouw heeft zwaar te lijdenonder de economische krimp. Bedrijven stellen investeringen in bedrijfspanden uit, overheden bezuinige nop infrastructuur en door de vastgelopen huizenmarkt in combinatie met een onzekere consument ligt hetaantal verkopen van nieuwbouwwoningen op een historisch laag niveau.Door de slechte economische omstandigheden is de vraaguitval bij bouwbedrijven tot een recordhoogtegestegen. In november 2012 gaf 49 procent van de bedrijven aan dat een gebrek aan opdrachten debelangrijkste belemmering voor het op gang houden van hun productie was.Aannemers zeggen dat zij, om kosten te minderen, het personeelsbestand verder willen inkrimpen. In deb&u-sector wil 44 procent van de bedrijven een deel van het personeel kwijt. In de infrasector, die minderdoor de recessie is getroffen, wil een derde de personeelsbezetting verkleinen.ING Economisch Bureau verwacht voor 2013 een krimp in de bouw van 2,0 procent. In 2014 is er enigherstel te verwachten. Dit zal door het dan nog steeds zeer lage productieniveau waarschij<strong>nl</strong>ijkonvoldoende zijn om een einde te maken aan de overcapaciteit en zullen de prijzen onder druk blijvenstaan.Aantal faillissementen blijft hoogOvercapaciteit zorgt voor toenemende concurrentie en prijsdruk, waardoor opdrachten noodgedwongen vaak onder dekostprijs worden aangenomen. <strong>De</strong> lage prijzen en de gedeeltelijke stilstand van het productieapparaat zorgen ervoor datde kosten (zoals lonen van vaste werknemers en rentekosten van ingenomen grondposities) voor bouwbedrijvendoorlopen terwijl de inkomsten dalen. Hierdoor ontstaan verliezen, met uiteindelijk een recordaantal faillissementen totgevolg. Zo gingen er in de laatste maanden van 2012 zo’n honderd bouwbedrijven per maand failliet. Tijdens de vorigekrimpperiode in de bouw, in de jaren 2002 tot en met 2004, steeg het aantal faillissementen veel beperkter. Enerzijds lagdat aan de beperktere productiekrimp van toen, circa 10 procent in drie jaar. Die krimp is nu veel groter: sinds 2009 is eral circa 20 procent van de productie afgegaan. Daarnaast was er in 2000 en 2001 een veel grotere ondercapaciteit dan in2007-2008 (figuur 6). Tijdens de productiekrimp in 2002-2004 konden bedrijven hierdoor terugkeren naar hun 'normale'bezettingsgraad terwijl dat in 2009 en daarna direct leidde tot overcapaciteit en oplopende kosten.4 ING Kwartaalbericht Bouw, december 2012<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 20


Figuur 6: Over- en ondercapaciteit bouw en aantal faillissementen, 1994-2012Bron: ING (2012), Ondernemen in sectoren 2013<strong>De</strong> ontwikkeling van de bouw hangt nauw samen met de conjunctuur. Indicator voor de conjunctuur is deontwikkeling van het BBP. Het zijn vooral de nieuwbouw en, in mindere mate, de herstel- enverbouwactiviteiten in de b&u die zeer conjunctuurgevoelig zijn. <strong>De</strong> gww-productie en het onderhoud vangebouwen zijn dat minder. Figuur 7 toont de samenhang tussen conjuncturele ontwikkeling enbouwproductie. Goed te zien is dat de bouwproductie vertraagd reageert op de conjunctureleontwikkeling. Door de crisis worden investeringen en onderhoud uitgesteld of zelfs afgeblazen . Pas alsbedrijven na de crisis weer ‘boven Jan’ zijn, groeit de investeringsbereidheid. <strong>De</strong> bouwproductie trekt duspas weer aan als het BBP gedurende enige tijd groeit.Figuur 7: Samenhang tussen ontwikkeling BBP, investeringen van bedrijven enbouwproductie: percentuele stijging/daling per jaarBron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 282.1.2. Beeld naar sector 5In totaal gaat er ruim 50 miljard euro in de bouw om (tabel 12). <strong>De</strong> woningbouw heeft daarin eenaandeel van een kleine 35 procent, de gww van bijna 25 procent en de utiliteitsbouw van ruim 20procent. Uit tabel 12 blijkt dat de woningbouw zich sneller herstelt dan de gww. Tot 2018 is de groei in deproductie in de woningbouw en de utiliteitsbouw ook groter dan die in de gww. Binnen de woningbouw isde groei van de productie in de nieuwbouw groter dan die in verbouw en onderhoud. Bij de utiliteitsbouwis het omgekeerde het geval.5 Gebaseerd op EIB (2013), Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 21


Tabel 12: Bouwproductie per subsector, 2012-2018(in mln. €)Woningbouw2011 2012 2013 2014 2018 Mutatie 2012-2018(in %)Nieuwbouw 11.487 10.350 9.475 9.750 13.775 +33%Herstel en verbouw 6.492 5.900 5.425 5.350 6.750 +14%UtiliteitsbouwNieuwbouw 7.817 7.125 6.750 6.875 7.900 +11%Herstel en verbouw 4.353 4.050 3.975 4.125 4.825 +19%Onderhoud gebouwen 9.158 9.150 9.000 8.900 9.400 +3%GwwNieuwbouw 8.874 8.025 7.750 7.675 8.300 +3%Onderhoud 5.724 5.525 5.375 5.375 5.700 +3%Externeonderaanneming2.449 2.275 2.150 2.150 2.525 +11%Totaal bouw 56.354 52.400 49.900 50.200 59.175 +13%Bron: EIB, Ver wachtingen bouwproductie en werkgelegenheid2013WoningbouwNa jaren van crisis en een kortstondige opleving in het begin van 2011 is de woningbouwproductie in2012 opnieuw fors teruggelopen. Het dieptepunt van de crisis wordt naar verwachting in 2013 bereikt.Ten opzichte van het productievolume in 2008 ligt het niveau van de woningbouwproductie dan 33procent lager. Hiermee wijkt Nederland opvallend af van de rest van Europa. <strong>De</strong> verklaring moet, naast deaanhoudend hoge hypotheekrente en de verslechterde economische situatie, ook worden gezocht in debeleidsmaatregelen die in 2012 zijn aangekondigd en die de woningmarkt hard raken. Ook als er geensprake is van inhaalvraag, zal het herstel van de woningbouwproductie na de crisis krachtig zijn, zoverwacht het EIB, hoewel er ook dempende factoren zijn. Onder invloed van de demografische ontwikke-ling vertoont de huishoudengroei een dalende trend en het beleid heeft ook op middellange termijn eendrukkend effect op de bouwproductie. <strong>De</strong> groei van de woningvoorraad blijft in de periode 2015-2018echter nog steeds achter bij de groei van het aantal huishoudens (figuur 8). Dit verschil zal in 2016 zijnopgelopen tot ruim 130.000 woningen. Hierdoor blijft het niveau van de woningbouwproductie opmiddellange termijn onder het niveau van vóór de crisis.Figuur 8: Uitbreiding woningvoorraad en aantal huishoudens (beide linkeras,huishoudens 5-jaars voortschrijdend gemiddelde) en gecumuleerd verschil (rechteras)2010-201680.000160.00070.000140.00060.000120.00050.000100.00040.00080.00030.00060.00020.00040.00010.00020.00002010 2011 2012 2013 2014 2015 2016Uitbreiding woningvoorraad Uitbreiding huishoudens Verschil0Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 34<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 22


Negen trends in de b&u• Meer aandacht voor duurzaam bouwen door opdrachtgever en bouwer;• Verschuiving van grootschalige nieuwbouw in buitengebied naar kleinschalige (her) bouw in bestaande situatie;• Toename mondigheid van de klant;• Samenwerking door bedrijven door voorwaartse (richting planontwikkeling en ontwerp) of achterwaartse integratie(richting beheer, onderhoud) in het bouwproces;• Meer aandacht voor virtueel bouwen oftewel Building Information Modelling (BIM). Dit is een model (database)waarin gegevens van architect, constructeur, installateur en aannemer worden verwerkt.• Bouwen op grote uitleglocaties maakt steeds meer plaats voor binnenstedelijk bouwen. Samenwerking tussenbouwpartijen, gemeenten en woningcorporaties wordt hierdoor belangrijker.• Nederland vergrijst, waardoor de vraag naar huisvesting verandert. Voorbeelden hiervan zijn woonconcepten voorjonge, koopkrachtige senioren en hoogkwalitatieve woonzorgvoorzieningen voor oudere senioren.• Duurzaam bouwen en energiebesparing komen hoger op de wense<strong>nl</strong>ijst van overheden, consumenten enbedrijfsleven met een huisvestingsbehoefte.• Een bouwopdracht bestaat steeds vaker niet alleen uit de realisatie van een bouwwerk, maar ook uit ontwerp,engineering, financiering, onderhoud of exploitatie ervan.Bron: Rabobank, Cijfers en trends, 2013Utiliteitsbouw (kantoren en bedrijfspanden)In 2012 kromp de utiliteitsbouw met ongeveer 8 procent, nieuwbouw respectievelijk herstel en verbouwmet 9 en 7 procent. Het beginnende herstel in 2011 kwam onder druk te staan door de eurocrisis. Doorverslechterde afzetmogelijkheden zijn investeringen van bedrijven opnieuw afgenomen, in het bijzonderdie in gebouwen. In de publieke sector wordt bezuinigd en ook dat zet druk op investeringen in vastgoed.In 2013 daalt de nieuwbouw utiliteit naar verwachting met 5 procent en de herstel en verbouw met 2procent. Door het gematigd herstel van de economie is er in 2014 slechts een bescheiden groei van deutiliteitsbouw met 2,5 procent. Investeringen door de marktsector zullen bij algemeen economisch herstelweer aantrekken. Het herstel is in vergelijking met andere herstelperiodes na een crisis bescheiden. Veelbedrijven hebben voorlopig nog last van een lage bezettingsgraad en daarom duurt het langer voordat erfinanciële ruimte is om bedrijfshuisvesting uit te breiden. Het EIB verwacht dat door het grote overaanbodaan kantoren de investeringen in nieuwe op de middellange termijn laag zullen blijven. Door budgettairedruk bij overheden worden er weinig nieuwe 'overige gebouwen', bijvoorbeeld in de sociaal-culturelesector, gebouwd. Bouwen voor de zorgsector kan op termijn wel krachtig groeien, maar voorlopig lijkeninvesteringen, door stelselwijzigingen en onzekerheden, nog niet los te komen. Het herstel van deutiliteitsbouw blijft per saldo gematigd. In de periode 2015-2018 groeit deze subsector met gemiddeld 3,5procent per jaar. <strong>De</strong> nieuwbouw komt volgens het EIB op gemiddeld 3,5 procent per jaar uit en de herstelen verbouw op 4 procent.<strong>De</strong> nieuwbouw van kantoren heeft sinds begin deze eeuw een scherpe val laten zien (figuur 9). Volgensde Investment Property Databank is het totaalrendement op kantoren over de afgelopen vier jaar nihil enwas het rendement op jaarbasis in 2012 zelfs -2 procent vanwege lagere huuropbrengsten. <strong>De</strong>zeprijsdruk biedt weinig ruimte voor rendabele nieuwbouw.Figuur 9: Nieuwbouwproductie van kantoren 2002-2018(mln. euro, prijzen 2011)2.5002.0001.5001.00050002002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013, p. 55<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 23


Herstel van de kantorenmarkt op langere termijn<strong>De</strong> ontwikkelingen op de kantorenmarkt worden op korte en middellange termijn gedomineerd door de hoge structureleleegstand. Daardoor blijft de nieuwbouwproductie van kantoren tot 2020 naar verwachting op een historisch zeer laagniveau. Op langere termijn zal dat niveau naar verwachting wel stijgen. In het EIB-onderzoek Kantorenmonitor Nederlandis de vraag naar kantoren tot 2040 in kaart gebracht. Uit deze studie blijkt dat in veel regio’s de komende jaren eentoename van het aantal kantoorbanen wordt verwacht.Uit de analyse komt verder naar voren dat ‘Het Nieuwe <strong>Werk</strong>en’ geen effect laat zien op het ruimtegebruik per werknemeren dat er ook geen reden is om aan te nemen dat het ruimtegebruik in de toekomst sterk zal veranderen. Door degroei van de kantoorwerkgelegenheid in combinatie met herstructurering en transformatie van leegstaande kantorenneemt de leegstand op termijn af en kunnen de huren gaan toenemen. Dit creëert ruimte voor investeringen in nieuwekantoren. <strong>De</strong> nieuwbouw zal dan op een hoger peil liggen dan nu, maar wel beduidend lager dan voor de crisis.Bron: EIB, Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013OnderhoudOnder onderhoud vallen alle werkzaamheden die zijn gericht op het in stand houden van gebouwen. Hetgaat onder meer om schilderwerk, onderhoud aan centrale verwarming of warmwaterinstallatie enreparatie van dak, goten of houtwerk. Mede door de toegenomen woningvoorraad in voorgaande jaren ende tijdelijke verlaging van de btw op bouwwerkzaamheden aan bestaande woningen, heeft het onderhoudzich in 2011 weten te herstellen na een ongewoon scherpe daling in 2010. In 2012 heeft deonderhoudsproductie zich gestabiliseerd. Door de verslechterde economie zal het onderhoud vangebouwen in 2013 en 2014 opnieuw dalen met respectievelijk 1,5 en 1 procent. Het onderhoud vanwoningen wordt extra beperkt door de voorgenomen verhuurderheffing. Doordat zij krapper bij kas zittenworden corporaties gedwongen te snoeien in hun uitgaven, waaronder die voor onderhoud. Met deverbetering van de economie zal op middellange termijn ruimte ontstaan voor groei van de totaleonderhoudsproductie van gebouwen. Het EIB gaat voor de periode 2015-2018 uit van een productiegroeivan het woningonderhoud met 1 procent per jaar. Voor de utiliteitsbouw wordt op de middellange termijneen groei van 2 procent per jaar verwacht. Doordat op middellange termijn de koopkracht nauwelijkstoeneemt, hebben consumenten slechts beperkte ruimte om meer geld uit te geven aan onderhoud.Grond-, water- en wegenbouw<strong>De</strong> gww-productie is in 2012 met 7 procent afgenomen. Voor 2013 voorziet het EIB een verdere dalingvan circa 3 procent, vooral door lagere uitgaven aan infrastructuur bij de lagere overheden en deafronding van enkele grote projecten. Het onderhoud zal in 2013 met 2,5 procent krimpen. Daarmeekomt de totale afname sinds 2009 op 15 procent. In 2014 zal de totale gww-markt nog enigszinskrimpen. <strong>De</strong> lagere overheden blijven de komende jaren onzeker over hun financiële mogelijkheden, alzijn door recente afspraken met het Rijk de bezuinigingsopgaven enigszins verlicht. Op de middellangetermijn herstelt de gww-markt, met gemiddeld 2 procent groei in de periode 2015-2018. Herstel komtvooral door de groei in b&u-gerelateerd werk bij gemeenten en bedrijven en door investeringen in demarktsector. <strong>De</strong> rijksinvesteringen groeien op middellange termijn marginaal.Twaalf trends in de gww• Voor- en achterwaartse ketenintegratie door grote en middelgrote gww-bedrijven;• Traditionele scheiding tussen ontwerp en uitvoering vermindert ten gunste van geïntegreerde contractvormen.• Opdrachtgever verschuift risico’s naar aannemer.• Toenemende aandacht voor duurzaam bouwen;• Aanhoudende mobiliteitsgroei vraagt om infrastructurele aanpassingen.• Grote belangstelling voor wateropvang, waterbeheer en waterkering (Ruimte voor de Rivier, Mainport Rotterdam,plannen <strong>De</strong>ltacommissie);• Bedrijven kunnen profiteren van een toenemende complexiteit van opdrachten door inbreng van hun specifiekekennis, projectmanagement e.d.• Overheid belooft aanbestedingsregels voor het mkb te versoepelen en kleinere bestekken minder te ‘clusteren’.• Bij nieuwe contractvormen (prestatie, design and construct, life cycle) zullen risico’s vaker bij de uitvoerder vanwerken komen te liggen.• Gww-bedrijven ervaren hinder van de grote hoeveelheid vergunningen en lange procedures rondomvergunningverlening.• Complexiteit werken neemt toe. Dit vergt meer kennis en samenwerking tussen partijen.• Door vergrijzing en beperkte instroom van jongeren ontstaat een tekort aan technisch uitvoerend personeel.Bron: Rabobank, Cijfers en trends, 2013InstallatiebedrijvenHet branchecluster installatiebedrijven bestaat uit elektrotechnische en werktuigkundigeinstallatiebedrijven. <strong>De</strong> laatste zijn onderverdeeld in twee groepen: verwarmings- e<strong>nl</strong>uchtbehandelingsinstallatiebedrijven (CV/LB-bedrijven) en gas(fitters)-, waterleidingsanitairinstallatiebedrijvenen loodgieters-, en(GaWaLo/S-installatiebedrijven).Naeen opleving in 2011 krimpt de omzet in de installatiebranche in 2012 met ongeveer 5 procent, aldushet EIB. Oorzaken zijn het aanhoudend onzekere economische klimaat en de impasse op de<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 24


woningmarkt. Voor 2013 wordt een lichte krimp in de omzet van 1 procent verwacht. <strong>De</strong> bodem van dereserves is voor veel installateurs in zicht. Omdat zij hun capaciteit al hebben gereduceerd, drogen demogelijkheden om zich verder aan te passen op.Het aandeel van de installatietechniek in de bouwproductie (installatiequote) neemt gestaag toe doordatwoningen en utiliteitsgebouwen steeds meer en beter worden uitgerust. Dat vergtinstallatiewerkzaamheden op gebieden als energiebesparing, beveiliging, automatisering en domotica.Energiebesparing en domotica (woonhuisautomatisering) zullen de komende jaren een belangrijkegroeimarkt worden (zie box). <strong>De</strong> vergrijzing en de steeds hogere eisen van (koopkrachtige)woonconsumenten aan luxe, comfort en veiligheid stimuleren dit. <strong>De</strong> markt weet nog onvoldoende wat erop dit gebied beschikbaar is. Bovendien heeft domotica vaak, onterecht, een exclusief imago.Langer zelfstandig wonen: Voorbeeldwoning Wel ThuisWel Thuis is een voorbeeldwon ing in <strong>De</strong>lft. <strong>De</strong>ze bijzondere – levensloopgeschikte – woning laat zien hoe ouderen enmensen met een beperking langer zelfstandig kunnen blijven wonen dankzij slimme installatietechniek. In devoorbeeldwoning, gesitueerd in een bestaande galerijflat aan de Diepenbrockstraat in <strong>De</strong>lft, kunnen mensen die hun huiswillen laten aanpassen ideeën opdoen. Wel Thuis is een initiatief van UNETO-VNI – de brancheorganisatievoor installateurs –, Zorginstelling Pieter van Foreest, de gemeente <strong>De</strong>lft, woningbouwcorporaties Vestia en Vidomes enopleidingsfonds Otib.<strong>De</strong> voorbeeldwoning Wel Thuis laat zien hoe eenvoudig het is om een bestaande woning levensloopgeschikt te maken.<strong>De</strong> gehanteerde aanpak is toepasbaar op de meer dan een half miljoen galerijwoningen uit de jaren zestig en zeventig,die in het beheer zijn van woningbouwcorporaties. Een levensloopgeschikte woning als Wel Thuis is niet alleeninteressant voor bewoners met beperkingen, maar ook voor vitale vijftigers en zestigers, die nog geengezondheidsproblemen hebben. Zij kunnen nu al kiezen voor een woning die eenvoudig kan worden aangepast aan huntoekomstige gezondheidssituatie. Daarbij kan het gaan om verminderde mobiliteit, ademhalingsproblemen – COPD –,lichte dementie of visuele of verstandelijke beperkingen.<strong>De</strong> technische aanpassingen in de woning zijn afhankelijk van de gezondheidstoestand van de bewoners. Te denken valtbijvoorbeeld aan een zorgoproepsysteem, i<strong>nl</strong>oop- of inroldouche, aangepast toilet, personenalarmering, slipvaste vloerenof een in hoogte verstelbare keuken. Maar ook verlichting met aanwezigheidsdetectie, automatische bediening vangordijnen, zonwering en ventilatie en binnendeuren die automatisch openen, kunnen ervoor zorgen dat iemand langerzelfstandig kan blijven wonen.Toekomstige bewoners van een levensloopgeschikte woning en andere geïnteresseerden kunnen een bezoek brengenaan de voorbeeldwoning Wel Thuis in <strong>De</strong>lft. In de woning worden rondleidingen verzorgd door een speciaal opgeleid teamvan de TU <strong>De</strong>lft. Aanmelden voor een bezoek kan via de website www.welthuis.net.Bron: Uneto-VNIInstroom van nieuw personeel en behoud van talent blijft voor installatiebedrijven noodzakelijk omkwaliteit te kunnen garanderen. <strong>De</strong> toenemende installatiequote van gebouwen en woningen gaat hand inhand met de complexiteit van de oplossingen die worden gevraagd. Hier ligt de komende jaren déuitdaging voor de installateur. Waar hij nu nog vooral uitvoerend is, wordt steeds meer een regisserendeen adviserende rol van hem verwacht. Bovendien wordt het belang van samenwerking met andereinstallateurs en bouwers steeds groter.Elf trends voor installatiebedrijven• Stijgende energiekosten en aangescherpte milieueisen;• Schaalvergroting en samenwerking om de rol van totaalaanbieder te kunnen invullen;• Toenemende vraag naar producten en diensten op het gebied van comfort, gemak en veiligheid (domotica);• Strengere eisen van de overheid aan energieprestaties van gebouwen;• Installateurs nemen steeds vaker het onderhoud en beheer of zelfs het hele eigendom van installaties over.• <strong>De</strong> toenemende installatiequote, de stijgende complexiteit van installaties en de toegenomen aandacht voorenergieverbruik versterkt de positie van de installateur in bedrijfskolom.• Energiemanagement (installatie zonnecellen), (zorg)domotica en veiligheid zijn groeimarkten.• <strong>De</strong> bouw van het aantal nieuwbouwwoningen en utiliteitsgebouwen is sterk gedaald.• Er wordt steeds meer geavanceerde elektronica in gebouwen toegepast. Dit vereist dat installatiebedrijven zowelkennis van de werktuigkundige installatie als van de elektronica moeten hebben.• Verschuiving rol installateur van uitvoering naar regie en advies;• Tekort aan voldoende gekwalificeerd personeel in de installatiebranche.Bron: Rabobank, Cijfers en trends, 2013<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 25


2.2. Arbeidsmarkttrends2.2.1. Leerlingen en deelnemersaantallen lopen fors terugHet aantal leerlingen en deelnemers dat aan een bouwopleiding begint (vmbo, mbo en hbo), daalt aljaren, zo blijkt uit tabel 13. Door demografische ontwikkelingen neemt het aantal leerlingen in hetvoortgezet onderwijs sowieso af, maar de daling in de bouwopleidingen is groter dan de demografischeterugloop. Dit wordt mede veroorzaakt door een negatief imago van de sector onder jongeren. Zij hebbenook minder belangstelling voor techniek. <strong>De</strong> deelname aan het vmbo en mbo bouw is sterkerteruggelopen dan de deelname aan de bouwgerichte hbo-opleidingen.Tabel 13: Actuele deelnemers bouwopleidingen,stand per 1 oktoberOnderwijs 2010 2011 2012 Mutatie2010-2012 in %vmbo (Bouwen, wonen en interieur en bouwbreed) 7.393 6.431 5.690 -23%mbo 20.738 18.952 16.628 -20%hbo 12.629 12.453 11.921 -6%Totaal 40.760 37.836 34.239 -16%Bron: Fundeon, 2013Volgens het CBS nam het aantal studenten in de meeste hbo-studies in 2012 toe, uitgezonderd techniek,industrie en bouwkunde. Ook hieruit blijkt dat de belangstelling voor technische studies afneemt. <strong>De</strong>onderliggende data laten zien dat bouwstudies als bouw- en stedenkunde afnemen, maar dat infrastudieszoals civiele techniek licht toenemen (figuur 10).Figuur 10: Aantal deelnemers bouwgerichte hbo-opleidingen, 2010-2012Bron: Fundeon, 2013<strong>De</strong> meeste deelnemers volgen een bouwgerichte mbo-opleiding. <strong>De</strong> afname aan de mbo-opleidingenbouwmanifesteert zich vooral op niveau 1 en niveau 2 (tabel 14).<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 26


Tabel 14: Aantal deelnemers mbo Fundeon naar bbl/bol en niveau, 2010-2012bblbolNiveau 2010 2011 2012 Mutatie 2010-2012 in %2010 2011 2012 Mutatie 2010-2012 in %1 422 409 176 -58% 345 291 245 -29%2 6.097 5.479 3.987 -35% 1.228 891 1.337 +9%3 4.473 4.089 3.498 -22% 356 402 412 +16%4 993 987 864 -13% 6.824 6.404 6.109 -10%Totaal 11.985 10.964 8.525 -29% 8.753 7.988 8.103 -7%Bron: Fundeon, 2013Typerend voor de bouwsector is dat er (met uitzondering van niveau 4) op mbo-opleidingen bouw meerbbl- dan bol-deelnemers zijn. Belangrijkste reden hiervoor is de mogelijkheid om al bij aanvang van deopleiding in loondienst te treden, op basis van een leer/werk-dienstverband, zoals bij een regionaalopleidingsbedrijf (zie box). <strong>De</strong> instroom van jongeren is daardoor gevoelig voor economischeschommelingen. In de huidige recessie is dan ook te zien dat het aantal bbl-leerlingen sterk daalt. Hetgebrek aan leerwerkplekken is de belangrijkste oorzaak. Een bbl-leerling kan niet met de opleidingstarten als hij geen werkplek heeft gevonden. Wel kan een deelnemer dan instromen in de theoretischevariant (bol).Regionaal opleidingsbedrijfEen regionaal opleidingsbedrijf is een samenwerkingsverband van aannemers in de bouw of Infra die landelijk ofregionaal actief zijn. Het opleidingsbedrijf treedt op als werkgever voor de leerlingen en detacheert ze bij erkendeleerbedrijven. Daarnaast beschikt het opleidingsbedrijf over een werkplaats waar leerlingen voorbereidende ofpraktijkinstructie krijgen. In Nederland zijn 72 regionale opleidingsbedrijven met leerlingen in dienst die een opleidingvolgen in de bouw, Infra of gespecialiseerde aannemerij. Het voordeel van deze opleidingsbedrijven is dat de leerling nietafhankelijk is van één leerbedrijf. Als hij een bepaald onderdeel niet bij het ene leerbedrijf kan leren, wordt hij (tijdelijk)overgeplaatst naar een ander. Het opleidingsbedrijf zorgt voor de begeleiding van de leerling. Het houdt de voortgang inde gaten en vormt zo een schakel tussen het erkende leerbedrijf en het ROC.<strong>De</strong> opleidingsbedrijven kampen in toenemende mate met een financieel probleem. Kern daarvan is dat erminder betaalde leerwerkplekken zijn bij de deelnemende bedrijven. Daardoor kan een leerling nietworden gedetacheerd en is het opleidingsbedrijf genoodzaakt om hem (doorbetaald) op zijn leerlingwerkplaatste houden zonder daar inkomsten voor te ontvangen. Gevolg is dat de opleidingsbedrijven eensterk terughoudend aannamebeleid voeren of – recent – zelfs leerling-werknemers moesten ontslaan. Hetafgelopen jaar zijn enkele opleidingsbedrijven gefuseerd of gesloten.<strong>De</strong>elname aan b&u-opleidingen is veel sterker teruggelopen dan die aan Infra-opleidingen en deopleidingen die zijn gericht op de gespecialiseerde aannemerij (tabel 15) . Vooral het aantal leerlingen vantimmeropleidingen en dat van vakman gww en monteur gas, water, warmte is sterk gedaald.Daarentegen is het aantal deelnemers aan de opleiding voor middenkaderfunctionaris bouw en Infragegroeid.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 27


Tabel 15: Ontwikkeling aantal leerlingen Fundeon naar sector en kwalificatie 2009-20122010 2011 2012 Mutatie2010-2012 in %SectorB&u 13.376 12.410 11.426 -15%Infra 4.014 3.556 3.366 -6%GA 932 980 855 -8%Totaal 18.322 16.946 15.647 -15%KwalificatieMiddenkaderfunctionaris bouw en Infra (4) 4.263 4.428 4.924 +16%Timmerman (2) 4.196 3.775 3.366 -20%Timmerman allround (3) 2.628 2.336 1.842 -30%Kaderfunctionaris bouw en Infra (4) 904 872 782 -13%Assistent bouw en Infra (1) 767 700 421 -45%Machinist (3) 1.079 1.012 970 -10%Middenkaderfunctionaris Infra (4) 602 631 836 +39%Vakman gww (2) 665 446 397 -40%Straatmaker (2) 500 404 338 -32%Monteur gas, water, warmte (2) 251 221 138 -45%Monteur mobiele werktuigen allround (3) 182 205 188 +3%Bron: Fundeon, 2013Niet alleen Fundeon heeft cijfers over het aantal mbo-leerlingen bouw. Kenteq (elektro en installatie) enSavantis (schilderen en onderhoud) bieden ook bouwgerelateerde opleidingsinformatie aan. Tabel 16 laatzien dat voor deze opleidingen het aantal deelnemers de afgelopen jaren eveneens is gedaald, alleen is dekrimp – met uitzondering van de afbouw - minder groot dan bij de Fundeon-opleidingen.Tabel 16: Aantal leerlingen Kenteq en Savantis 2010-20122010 2011 2012 Mutatie2010-2012 in%SectorAfbouw 654 624 491 -25%Schilderen en onderhoud 3.925 3.887 3.617 -8%Installatie 6.329 5.839 5.680 -10%Elektro 11.296 9.859 9.350 -17%Bron: Kenteq en SavantisCrisisoverzicht bouw: dreigend tekort vaklieden<strong>De</strong> bouwsector stroomt sinds de crisis leeg. Dat stelt FNV Bouw op basis van eigen cijferonderzoek. Per week verliezen250 bouwvakkers hun baan, van wie velen de sector verlaten omdat ze door alle faillissementen geen ander werkkunnen vinden. 'Tel dat op bij de vergrijzing in de bouw en het tekort aan leerling-bouwvakkers en je hebt een groottekort aan personeel in de nabije toekomst', waarschuwt de vicevoorzitter van FNV Bouw, Charley Ramdas, 'duskabinet: doe nu iets, zodat je in de toekomst nog een bouwsector hebt.'Ontbrekende huizenNaar verwachting trekt de vraag naar nieuwe kantoren, ziekenhuizen en fabrieken vanaf 2014 weer aan. Het aantalwoningen schiet nu al tekort. '<strong>De</strong> regering vertelt ons zelf dat er elk jaar 75.000 nieuwe huizen nodig zijn. <strong>De</strong> laatste<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 28


jaren zijn er echter hooguit 50.000 woningen per jaar bijgekomen. Daardoor "ontbreken" nu al 100.000 huizen. Dataantal zal oplopen nu woningcorporaties, de grootste opdrachtgevers van de bouw, massaal aangeven door deverhuurderheffing vanaf 2013 minder te kunnen bouwen,' zegt Ramdas. In 2014 komt het woningtekort op minimaal125.000. Als de economie aantrekt zijn deze woningen snel nodig en zullen ze ook snel gebouwd moeten worden.Leegstroom<strong>De</strong> bouwsector stroomt sinds het begin van de crisis leeg. Op dit moment worden daarnaast 21.000 arbeidsplaatsen inde bouw vervuld door 55-plussers die in de komende jaren met pensioen gaan. <strong>De</strong> instroom van bouwleerlingen (bbl) ismet bijna de helft gedaald, van 6.600 naar 3.800. Ramdas: 'Niet alleen is er dus een grote uitstroom van vaklieden doorontslagen en de vergrijzing, er is ook een te kleine instroom van goed opgeleide bouwvakkers. Als dit tij niet nu keert,zijn er straks, als de economie eenmaal aantrekt, huizen, kantoren en ziekenhuizen nodig maar kan niemand ze nogbouwen.'Investeringen'FNV Bouw roept tegen dit kabinet: investeer nou in die bouw. We vragen geen zakken met geld voor de sector. Wevragen stimulerende maatregelen die de motor van de economie weer op gang brengen. Er liggen zoveel kansen. Omhuiseigenaren en huurders hun huis, één miljoen huizen in totaal, te laten verduurzamen bijvoorbeeld. Dit levertbouwvakkers werk op en daarvoor hoeft de overheid alleen maar ja te zeggen tegen het Nationaal FondsEnergiebesparing,' aldus Ramdas. <strong>De</strong> bouwbond pleit verder voor het ombouwen van leegstaande kantoorpanden totwoonunits voor studenten en het naar voren halen in de tijd van infrastructurele projecten. FNV Bouw wil ook dat deverhuurderheffing wordt aangepast. Ramdas: 'In de huidige vorm is deze een nekslag voor de bouwsector.Woningcorporaties moeten kunnen blijven investeren in nieuwbouw en onderhoud. Linksom of rechtsom. En dat kan nietmet deze heffing.'www.fnvbouw.<strong>nl</strong>, 18 december 20122.2.2. Flexibele schil groeitVeruit de meeste bouwmedewerkers zijn in vaste loondienst, de rest heeft een tijdelijk contract of ee<strong>nl</strong>eer/werk-dienstverband. Tegelijkertijd is de flexibele schil (zzp’ers, uitzendkrachten en gedetacheerdpersone el) groot. In 2012 was 22 procent van het totale arbeidsvolume in de bouw zzp’er, terwijl datpercentage landelijk op 14 procent van de gehele beroepsbevolking ligt. Sinds 1995 is het aantalzelfstandigen in de bouw meer dan verdubbeld.Door het grote aantal kleine bedrijven en zelfstandigen kent de bouwsector een grote versnippering. Ookgrote bouwbedrijven hebben nauwelijks nog bouwplaatsmedewerkers in dienst, maar huren deze in vankleinere onderaannemers. <strong>De</strong> sector is eenvoudig toegankelijk voor zzp’ers en buite<strong>nl</strong>andse medewerkers,omdat werk op een bouwplaats niet bedrijfs- maar vakspecifiek is; dit is typerend voor de bouw.Veruit het grootste deel van de zelfstandigen, 83 procent, is voormalig werknemer. Het is voor eenwerkgever op dit moment goedkoper om iemand als zelfstandige in te huren dan hem als werknemer i<strong>nl</strong>oondienst te nemen. Zelfstandigen bieden de werkgever bovendien meer flexibiliteit. Dit is debelangrijkste reden voor de toename van het aantal 'schijnzelfstandigen': zzp’ers met slechts één of tweeopdrachtgevers per jaar. Uit onderzoek van bureau APE 6 blijkt dat één op de zes zzp'ers in de bouwschijnzelfstandig is. Het betreft werknemers die ontslagen zijn en vervolgens door hun voormaligewerkgever als zelfstandige worden ingehuurd. Dat bespaart kosten voor het bedrijf, maar leidt totoneerlijke concurrentie en vergroot de uitstroom uit de bouw-cao. Daardoor komt de betaalbaarheid vancollectieve voorzieningen meer onder druk te staan.In de flexibele schil zijn ook arbeidsmigranten uit de tien MOE-landen (Midden- en Oost-Europese landen)werkzaam. Tussen 1994 en 2004 is dit aantal flink toegenomen. Volgens het CBS waren er in 2011ongeveer 62.000 MOE-landers in loondienst in Nederland. In de sector Bouw zijn relatief weinigarbeidsmigranten uit MOE-landen in loondienst,. Veel arbeidsmigranten uit deze landen werken als zzp’erof uitzendkracht in de bouw. Landelijk werkt maar liefst 55 procent van de MOE-landers in deuitzendbranche. Dat gaat niet altijd volgens de regels. Regelmatig komen bedrijven en uitzendbureaus diearbeidsmigranten uit MOE-landen inzetten, cao-afspraken niet na. 7 Verder blijkt uit onderzoek dat veelzelfstandigen uit deze landen slechts één werkgever hebben, waaruit kan worden opgemaakt dat zij'schijnzelfstandigen' zijn.<strong>De</strong> burgerlijke en utiliteitsbouw kent veel zzp’ers. Vooral de timmerman begint vaak voor zichzelf,bijvoorbeeld als klusjesman. Over het algemeen komen zzp’ers minder voor in de Infra dan in de b&u.Loonbedrijven uit de landbouwsector worden wel steeds vaker ingezet in het grondwerk in de Infra. Vooreen behoorlijk deel zijn dat zzp’ers. Ook de gespecialiseerde aannemerij maakt veel gebruik van flexibelearbeid. Het verschilt per branche of dat gebeurt via de inzet van zzp’ers (zoals de metsel-, voeg-,tegelzetbedrijven en bitumineuze dakdekkers doen) of via de i<strong>nl</strong>een van uitzendkrachten of collegabedrijven(zoals steigerbouw- en dakdekbedrijven doen). <strong>De</strong> natuursteenbedrijven maken zowel gebruikvan zzp’ers als van uitzendkrachten. Ditzelfde geldt voor de betonstaalvlechtbedrijven, die overigens grotemoeite hebben om aan personeel te komen. <strong>De</strong>ze branche heeft in de jaren voor de crisis veelgebruikgemaakt van buite<strong>nl</strong>andse zzp’ers. <strong>De</strong> hellende-dakenbranche kent een groot verloop van6 APE, Bouwen aan de toekomst (2012)7 APE, Bouwen aan de toekomst (2012), p. 17<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 29


werknemers. Veel ex-werknemers worden zzp’er. Dakdekbedrijven maken voornamelijk gebruik vanuitzendkrachten, vooral uit Duitsland. Collegiale i<strong>nl</strong>een en zzp’ers worden hier beperkt ingezet.Rietbedrijven maken meer gebruik van collegiale i<strong>nl</strong>een en zzp’ers en juist minder van uitzendkrachten.<strong>De</strong> steigerbouw kent een grote flexibele schil van ruim 40 procent2.2.3. Vergrijzing en ontgroening<strong>De</strong> beroepsbevolking in Nederland vergrijst. Dat geldt ook voor de bouw- en infrasector. Het patroon wijktniet echt af van andere sectoren. <strong>De</strong> samenstelling van de beroepsbevolking in de bouw is aan hetkantelen: het aantal jongeren neemt substantieel af, het aantal ouderen neemt toe (figuur 11). Dit leidtbinnen enkele jaren tot een omvangrijke vervangingsvraag.Figuur 11: Jongste en oudste leeftijdsgroep in de cao voor de Bouwnijverheid8 .Bron: EIB 2012Ondanks de relatief korte verblijfsduur van jongeren in de bouw, is de gemiddelde leeftijd in debouwsector niet hoger dan het landelijk gemiddelde voor alle sectoren. Het aandeel ouderen is sinds 2000wel sterk toegenomen doordat de vut is afgeschaft. Daardoor is de voorheen relatief jonge bouwsector nu‘normaal’. Het aandeel ouderen blijft stijgen. Dat komt door natuurlijk verloop, maar ook doordat departicipatiegraad van oudere werknemers is toegenomen: de gemiddelde leeftijd waarop werknemers debouw verlaten, stijgt volgens APE 9 . Dit sluit weliswaar aan bij de landelijke trend, maarbouwmedewerkers gaan nog steeds het vroegst met pensioen. Landelijk steeg de gemiddeldepensioe<strong>nl</strong>eeftijd van 60,8 in 2000 naar 63,1 in 2011. In de bouw gaat de werknemer gemiddeld rond zijn62 ste met pensioen, in 2000 was dat nog 60.2.2.4. Veranderende competenties<strong>De</strong> functie-eisen voor bouwpersoneel veranderen. Het bouwproces wordt complexer en daardoor wordenhogere eisen gesteld. Een voorbeeld daarvan is het uitvoerend, technisch en administratief (UTA)personeel. Maar de bouw biedt ook toekomst aan laaggeschoolde medewerkers (zie box).Simpel en complexHet is duidelijk dat zich in de bouw een tekort aan gediplomeerde mensen aftekent. Maar wat zijn de prognoses voor debouwarbeidsmarkt in kwalitatieve zin? Is er straks ook sprake van een tekort aan bepaalde vaardigheden ofcompetenties? In het rapport Bouwen aan de toekomst gaat bureau APE, dat onderzoek deed in opdracht van deProgrammaraad Bouwnijverheid, op deze vraag in. In de voorspellingen van het EIB is te zien dat de vraag naarbouwproductie, wanneer deze herstelt, een ander soort vraag is dan voorheen. Het ziet er niet naar uit dat er inNederland nog op dezelfde schaal aan ontwikkeling van VINEX-locaties wordt gedaan, op een paar aangewezen plaatsenna. Ook de grote voorraad leegstaande kantoorpanden vraagt om een nieuwe aanpak. In de toekomst zal meer nadrukop renovatie en herontwikkeling van bestaande bouwlocaties liggen. <strong>De</strong> komende tien jaar zal het relatieve aandeel vanonderhoudswerkzaamheden groeien, zowel binnen de b&u als binnen de gww. Wat deze ontwikkeling betekent voor dekwaliteiten van de mensen die de bouw de komende tien jaar nodig heeft, is volgens APE minder eensluidend. Er zijn welenkele rode lijnen te ontdekken. Er is sprake van uitee<strong>nl</strong>opende ontwikkelingen. <strong>De</strong> omgeving waarin wordt gebouwdwordt complexer, dus zijn er volgens APE mensen nodig die méér kunnen dan de (vak)mensen van vandaag.Tegelijkertijd wordt het werk op de bouwplaats eenvoudiger, dus kan het werk worden gedaan met lager geschooldemensen.In eerste instantie lijken deze voorspellingen elkaar tegen te spreken. Toch zijn ze met elkaar te rijmen, omdat zevoortvloeien uit twee parallelle ontwikkelingen. Aan de ene kant ziet men dat de werkomgeving steeds complexer wordt.Renoveren betekent meestal bouwen in een bestaande, stedelijke omgeving, waar veiligheid en beperking van overlastbelangrijke thema’s zijn. Bovendien leeft de gedachte dat renovatie onvoorspelbaarder is dan nieuwbouw: je weet nooitwat je tegenkomt. Om daar goed mee om te kunnen gaan, moeten bouwplaatsmedewerkers volgens APE veelzijdig enoplossingsgericht zijn. <strong>De</strong> term ‘allround specialist’ is daarvoor wellicht de juiste uitdrukking. Verwacht wordt dat de8 Bron: Fundeon (2012), Arbeidsmarkt- en onderwijsinformatie 20129 APE (2012), Bouwen aan de toekomst<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 30


toekomstige bouwplaatsmedewerker een uitgebreider pakket aan capaciteiten moet hebben. Hij of zij moet niet alleenefficiënt kunnen samenwerken, maar ook beschikken over goede communicatievaardigheden en kennis van ICT.<strong>De</strong> onderliggende aanname bij de tweede categorie is dat de ontwikkeling van prefabbouwmaterialenen standaardisering van werkwijzen een vlucht zullen nemen. Dit geldt voor deresterende nieuwbouw, maar mogelijk ook voor renovatiewerk. Met name voor de isolatie van bestaande (blokken van)woningen en de transformatie van voormalige kantoorpanden liggen kansen. Veel werk dat nu op de bouwplaats wordtverricht, vindt dan bij toeleveranciers plaats en die werken meer fabrieksmatig. <strong>De</strong> plaatsing van prefab materialen in hetbouwproces is vervolgens een kwestie van inklikken en aandraaien, zo stelt APE.Bron: APE (2012), Bouwen aan de toekomstVolgens APE krijgt het uitvoerend, technisch en administratief personeel de komende tien jaar met eentaakverzwaring te maken. Door innovatie, veranderende voorkeuren en uitgebreidere regelgeving (vooralop het gebied van duurzaamheid) groeit de complexiteit van gebouwen en constructies. Een van degevolgen is dat samenwerking met de installatiebranche belangrijker is geworden. Maar ook binnen de<strong>bouwnijverheid</strong> moet met steeds meer partijen worden samengewerkt. <strong>De</strong> sector is erg versnipperd(relatief weinig bedrijven die op meerdere vakgebieden actief zijn) en het aantal zzp’ers groeit. Op eenbouwplaats is al gauw een tiental juridische entiteiten werkzaam. Andere bron van complexiteit ligt in deverschuiving naar meer integrale vormen van aanbesteden, zoals <strong>De</strong>sign, Build, Finance, Maintain,Operate (DBFMO) en prestatiecontracten. Op zoek naar creatieve oplossingen experimenterenopdrachtgevers momenteel met contractvormen op een hoger abstractieniveau. Daarbij wordt meer vanbouwbedrijven verwacht dan bij de traditionele contractvormen. Men legt bijvoorbeeld niet vast welkewerkzaamheden moeten worden verricht, maar wat het resultaat moet zijn. Bedrijven bepalen zelf hoe zijdit resultaat het beste kunnen bereiken. <strong>De</strong> komende tien jaar zullen er volgens APE steeds meer van dittype contracten komen, met de bijbehorende nieuwe processen en werkrelaties. Dit vraagt kennis vanregelgeving en kunde op het gebied van project- en procesmanagement.2 .2.5. Gevraagde samenstelling personeel verandertUSP Marketing Consultancy heeft in opdracht van BOB Opleiding, training en advies onderzoek gedaannaar de toekomstige arbeidsmarkt en opleidingsbehoefte in de bouw. In dit kader zijn zeshonderdbedrijven en instellingen (uitvoerders en opdrachtgevers) bevraagd naar hun verwachtingen. Figuur 12geeft de resultaten weer.Figuur 12: Typen behoefte aan (midden-)kaderpersoneelper type bedrijf/instellingBron: USP (2012), Toekomstige arbeidsmarkt en opleidingsbehoefte bouwUit de figuur blijkt dat de behoefte aan hbo’ers sterk groeit, met uitzondering van de installatiebranche.Daar groeit juist de behoefte aan mbo’ers sterk. <strong>De</strong> behoefte aan fulltimers is in de meeste sectoren –met uitzondering van de woningbouwcorporaties – groter dan aan parttimers. Het meeste perspectiefvoor schoolverlaters ligt bij gemeenten, bij projectontwikkelaars, in de installatiebranche en bij dewoningbouwcorporaties (WBC).<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 31


3. Tekorten en overschotten3.1. Huidige situatie3.1.1. WW-gerechtigdenHet verlies aan werkgelegenheid in de bouw heeft zich vertaald in een hoge werkloosheid. Die is in eenjaar tijd bijna verdubbeld en heeft in december 2012 het hoogste niveau sinds de aanvang van de crisisbereikt. Figuur 13 laat de ontwikkeling zien van de WW-uitkeringen van werknemers uit de bouw.WW-uitkeringen seizoensgerelateerd<strong>De</strong> WW-uitkeringen in de bouw kennen onder invloed van het weer een seizoenspatroon. Zo worden er in de 'warme'periode (lente/zomer) meer uitkeringen beëindigd dan erbij komen, waardoor het aantal WW-uitkeringen in die periodedaalt. Daarna treedt in de herfst/winter geleidelijk een toename op omdat er meer nieuwe uitkeringen worden verstrektdan er worden beëindigd.Het aantal lopende WW-uitkeringen in de <strong>bouwnijverheid</strong> is na een daling in 2011 in een jaar tijdtoegenomen met bijna driekwart: van 11.800 in december 2011 naar 20.200 in december 2012. Erwerden in 2012 de helft meer nieuwe WW-uitkeringen verstrekt dan in 2011. Het aantal beëindigde WW-uitkeringen is in 2012 (23.400) vrijwel even hoog als in 2011 (23.700). Opvallend is dat ook het aantalbeëindigde uitkeringen vanwege werkhervatting in 2012 (16.000) nauwelijks verschilt van dat van 2011(16.300).Figuur 13: Aantal nieuwe, lopende en beëindigde WW-uitkeringen bouw, 2009-201212.000Instroom, uitstroom en stand ww-uitkeringen24.00011.00022.00010.00020.0009.00018.000instroom/uitstroom8.0007.0006.0005.0004.00016.00014.00012.00010.0008.000stand3.0006.0002.0004.0001.0002.00000jan‐09febmrtaprmeijunjulaugsepoktnovdecjan‐10febmrtaprmeijunjulaugsepoktnovdecjan‐11febmrtaprmeijunjulaugsepoktnovdecjan‐12febmrtaprmeijunjulaugsepoktnovdecnieuwe beëindigde werkhervatting lopendeBron: UWV<strong>De</strong> werkloosheidscijfers zijn volgens het EIB 10 een onderschatting van de werkelijkheid. Een deel van deteruggelopen werkgelegenheid wordt opgevangen door de flexibele schil van zelfstandigen enuitzendkrachten, die nu minder uren maken. Dit komt niet tot uiting in deze WW-cijfers.10 EIB (2013):Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 32


Het aantal werknemers in de uitvoerende bouw dat een WW-uitkering ontvangt, is tussen 2008 en 2012meer dan verviervoudigd (figuur 14). In december 2012 ontvingen zo’n 15.500 personen uit de(uitvoerende) bouw een WW-uitkering. Dat komt neer op een werkloosheidspercentage van 11.Figuur 14: Aantal personen met een WW-uitkering uitvoerende bouw 2008-2012(maandcijfers)Bron: UWVUit de gegevens van UWV blijkt dat het percentage WW-gerechtigden (gerelateerd aan het aantalwerknemers in dezelfde leeftijdscategorie) sterk met de leeftijd toeneemt. Ondanks voorzieningen enregelingen die oudere werknemers beter tegen ontslag beschermen, is de werkloosheid bij werknemersvan 55 jaar en ouder afkomstig uit de bouw fors opgelopen. Dat wordt duidelijk uit tabel 17. Bij de groep55-plus ligt het werkloosheidspercentage rond 17 procent, terwijl dit percentage voor werknemers in deleeftijd 35-45 jaar (gemiddelde leeftijd) in de uitvoerende bouw tegen de 10 ligt.Tabel 17: Percentage WW-uitkeringsgerechtigden uitvoerende bouw naar leeftijd, 2011-2012Leeftijd 2011 2012 Mutatie in %< 25 jaar 3 6 100%25-35 jaar 4 9 125%35-45 jaar 5 10 100%45-55 jaar 7 12 71%55-65 jaar 10 17 70%Gemiddeld 6 11 83%Bron: UWVOudere werklozen in de knelOudere werklozen die in de bouw hebben gewerkt, vonden in 2012 vanuit de WW minder vaak een nieuwe baan danjongere werklozen, zo blijkt uit cijfers van UWV. Ongeveer 55 procent van de WW-uitkeringen van werknemers die 55 ofouder zijn, wordt wegens werkhervatting beëindigd. Bij werknemers tussen de 35 en 45 jaar ligt dat percentage metongeveer 75 een stuk hoger. Zo’n 30 procent van de uitkeringen van oudere werknemers wordt om een andere redenbeëindigd: (vervroegd) pensioen, arbeidsongeschiktheid of overlijden. Bij werknemers tussen de 35 en 45 jaar ligt datpercentage op ongeveer 10. Bovendien blijven oudere werknemers langer werkloos. Zo’n 35 procent van de WWuitkeringenvan die categorie wordt pas na meer dan een jaar beëindigd. Bij werknemers van 35 tot 45 jaar ligt dat met10 procent een stuk lager. Wel hebben oudere werknemers langer rechten kunnen opbouwen dan jongere werknemers.Omdat herstel van de werkgelegenheid voorlopig nog op zich laat wachten, zal het voor oudere werklozen moeilijk zijnom na langdurige inactiviteit opnieuw een baan in de bouw te vinden. Naast de sociale problemen voor de betrokkene<strong>nl</strong>evert dit ook schade voor de Nederlandse economie op, omdat productiecapaciteit gedurende een lange periode niet zalworden benut en er veel kennis en ervaring verloren gaat.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 33


Het aantal WW-gerechtigden dat bouwgerelateerd is, ligt veel hoger dan de eerder geschetste aantallen.Dat wordt duidelijk uit tabel 18. Daarin wordt het totaal aantal bouwgerelateerde WW-gerechtigdengetoond. Dat is inclusief werkzoekenden met een bouwberoep, die bijvoorbeeld afkomstig zijn uit deuitzendsector of de land- en tuinbouw. Ook worden hierin de WW-gerechtigden meegeteld diebijvoorbeeld als installateur of elektricien werkzaam waren.Tabel 18: WW-gerechtigden bouwgerelateerd, 2011-2012UWV_Sector Beroepscategorie 2011-Q4 2012-Q4 Mutatie2011-2012Agrarisch bedrijf bouw-/Infraberoep 227 353 +56%Bouwbedrijf alle beroepen 8.813 16.037 +82%Uitzendbedrijf bouw-/Infraberoep 2.899 4.578 +58%Schildersbedrijf alle beroepen 1.927 2.895 +50%Stukadoorsbedrijf alle beroepen 636 1.052 +65%Dakdekkersbedrijf alle beroepen 110 267 +143%Mortelbedrijf alle beroepen 45 68 +51%Steenhouwersbedrijf alle beroepen 25 41 +64%Railbouw alle beroepen 104 181 +74%Overige sectoren bouw-/Infraberoep 4.742 6.776 +43%Totaal 19.528 32.248 +65%Bron: Fundeon, op basis van UWVIn totaal is het aantal WW-gerechtigden bouw/Infra ruim 32.000. Dat betekent dat er naast de ruim20.000 WW-gerechtigden uit de bouw (inclusief bijvoorbeeld schilders, stukadoors en dakdekkers, in tabel20 aangeduid als ‘alle beroepen’) er ook 12.000 WW-gerechtigden met een bouwberoep zijn die uit eenandere sector komen. Het totaal aantal bouwgerelateerde WW-gerechtigden is in 2012 ten opzichte van2011 met 65 procent gestegen. Duidelijk wordt dat het aantal WW’ers dat uit de bouwsector komt, met82 procent veel sterker is gestegen dan het aantal WW’ers met een bouw- of Infraberoep uit anderesectoren. Zo steeg het aantal WW'ers bouw dat in de uitzendsector heeft gewerkt, met een kleine 60procent.Tabel 19 laat zien voor welke beroepen de meeste WW'ers staan ingeschreven en in welke beroepen detoename van het aantal WW'ers het grootste is geweest. Getoond worden de beroepen waarvoor eind2012 meer dan honderd WW'ers stonden ingeschreven. Als de groep ‘overig’ buiten beschouwing wordtgelaten, staan de meeste WW'ers ingeschreven voor de beroepen timmerkracht (4.388) en metselaar(1.886). In deze beroepen is ook de toename van het aantal WW'ers in 2012 erg groot (meer dan 100procent).<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 34


Tabel 19: WW-gerechtigden naar beroep, sector bouwbedrijf respectievelijk allesectoren, 2011 en 2012 (vierde kwartaal)Sector BouwTotaal2011 Q4 2012 Q4 Mutatie in%2012 Q4overig 3.096 4.744 +53%timmerkracht 1.956 4.388 +124% 6.976metselaar 936 1.886 +101% 2.600uitvoerder bouw 444 834 +88% 1.209assistent bouw en Infra 412 572 +29% 1.526middenkaderfunctionaris bouw en Infra 186 492 +165% 2.289leidinggevend hoger 243 458 +88% 1.568straatmaker 287 442 +54% 525machinist 189 383 +103% 978tegelzetter 106 243 +129% 398vakman Infra gww 116 184 +59% 304betontimmerman 106 182 +72% 375voeger 118 165 +40% 280bouwkundige 97 152 +57% 709restauratiemedewerker 48 123 +156% 172wegmarkeerder 114 123 +8% 143dakdekker 63 111 +76% 321betonstaalverwerker 65 111 +71% 287Bron: Fundeon, op basis van UWV3.1.2. Niet-werkende werkzoekenden (NWW’ers)<strong>De</strong> niet-werkende werkzoekenden (NWW’ers) die bij UWV staan ingeschreven, vormen een (deels)andere populatie dan de WW-gerechtigden. Zo kunnen WW’ers wel een uitkering hebben, maar niet actiefop zoek zijn naar werk. Ook bijstandsgerechtigden, positieverbeteraars of met werkloosheid bedreigdewerknemers kunnen bij UWV ingeschreven staan. Het aantal WW’ers en de ontwikkeling van dit aantalzijn de beste graadmeter voor de omvang en ontwikkeling van de werkloosheid. Het NWW-bestand biedtde mogelijkheid om gedetailleerder in te gaan op de samenstelling van de groep werkzoekenden. <strong>De</strong>NWW-gegevens kunnen ook worden gebruikt om een verhouding te schetsen tussen het aantal nietwerkendewerkzoekenden en het aantal vacatures, naar beroep bijvoorbeeld.Tabel 20 laat de ontwikkeling van het aantal NWW’ers met een bouwberoep naar opleidingsniveau zien.<strong>De</strong> tabel maakt duidelijk dat de crisis de elementaire beroepen het minst zwaar heeft getroffen. <strong>De</strong> groeivan het NWW-bestand voor die beroepen is met 11 procent veel lager dan het gemiddelde voor allebouwgerelateerde beroepen. <strong>De</strong> hogere bouw-, weg- en waterbouwberoepen zijn zwaar getroffen. <strong>De</strong>groei van het aantal NWW’ers is met 62 procent hoog. <strong>De</strong> toename van NWW’ers voor elektrotechnischeberoepen blijft achter bij de andere beroepsgroepen. Opvallend is dat het aantal bij UWV ingeschrevenwerkzoekend en gedeeltelijk arbeidsgeschikten over de hele linie zeer fors is toegenomen.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 35


Tabel 20: NWW-bestand bouw naar beroepsgroep, 2011 en 2013NWW2011 2013 Mutatie in%Gedeeltelijk arbeidsgeschikten2011 2013 Mutatie in%Elementair bouw 5.041 5.620 11% 256 856 234%Lager bouwkundig 17.527 28.696 64% 508 2.028 299%Middelbaar bouwkundig 8.319 11.445 38% 238 913 284%Hoger bouwkundig 1.815 2.933 62% 45 168 273%Lager weg- en waterbouwkundig 2.978 4.078 37% 81 321 296%Middelbaar weg- en waterbouwkundig 1.334 2.159 62% 27 106 293%Hoger weg- en waterbouwkundig 368 570 55% 6 37 517%Lager elektrotechnisch (niet automatisering) 1.554 1.920 24% 80 358 348%Middelbaar elektrotechnisch (nietautomatisering)3.598 4.426 23% 104 361 247%Hoger elektrotechnisch 607 621 2% 5 32 540%Wetenschappelijk bouwkundig 829 890 7% 6 26 333%Bron: UWVOp basis van UWV-gegevens valt ook een beeld te schetsen van de spanning op de arbeidsmarkt naarberoep. Daarvoor heeft UWV de spanningsindicator ontwikkeld. <strong>De</strong>ze indicator is het verhoudingsgetaltussen het totaal aantal openstaande vacatures 11 aan de ene kant en het aantal ingeschreven NWW’ersdat korter dan zes maanden niet-werkend is aan de andere kant. Tabel 21 maakt duidelijk voor welkeberoepen er veel aanbod (van NWW’ers) is tegenover een gering aantal vacatures (ruime arbeidsmarkt)óf veel vacatures tegenover weinig ingeschreven NWW’ers (krappe arbeidsmarkt). <strong>De</strong> spanningsindicatorgeeft dus een goede indicatie van overschotten en tekorten.Het beeld in tabel 21 is divers. <strong>De</strong> beroepen zijn gerangschikt naar het hoogste aantal vacatures. <strong>De</strong>vraag naar assistent-onderhoudsmedewerkers is in vergelijking met het aantal ingeschreven NWW’ersvoor dat beroep groot. Dat bleek ook al uit de beperkte toename van WW-gerechtigden voor dit beroep.Daarentegen is de arbeidsmarkt voor andere lagere en middelbare bouwplaatsberoepen zeer ruim tenoemen. <strong>De</strong> vraag naar werkenden in de elektrotechniek en installatietechniek op middelbaar niveau isrelatief behoorlijk. <strong>De</strong> arbeidsmarkt voor deze beroepen is krap.11 Het totaal aantal openstaande vacatures is gebaseerd op Jobfeed. Dit bestand met internetvacatures is ontdubbeld,herwogen en opgehoogd naar het totaal aantal openstaande vacatures volgens het CBS.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 36


Tabel 21: Spanningsindicator bouwBeroepen met een (zeer) krappe arbeidsmarktKRAP1. assistent onderhoudsmedewerker (schilder-, metsel-,timmerwerk, eigen gebouw; elementair)2. uitvoerder weg- en waterbouw3. weg- en waterbouwkundig opzichter (middelbaar)4. manager bouw, bouwinstallatiebedrijven5. elektrotechnisch monteur, installateur (zwakstroom)6. elektronicamonteur (middelbaar)7. tekenaar elektrotechniek; tekenaar-constructeurelektrotechniek (middelbaar)8. installateur beveiligingsinstallatiesKRAP-GEMIDDELD9. uitvoerder bouw en -installatiewerk10. landmeettechnicus, weg- en waterbouwkundigtekenaar; cartografisch, landmeetkundig tekenaar,weg- en waterbouwkundig tekenaar-constructeur(middelbaar)11. bouwkundig tekenaar-constructeur (hoger),bouwkundig bestekschrijver12. projectleider weg- en waterbouw ( hoger)Bron: UWVBeroepen met een (zeer) ruime arbeidsmarktRUIM-ZEER RUIM1. sjouwer, opperman2. hulparbeider wegenbouw, grondwerk3. betontimmerman, parketvloere<strong>nl</strong>egger, monteursysteembouw; bouwvaktimmerman (lager)4. metselaar, tegelzetter, voeger, steenbewerker5. huisschilder, verfspuiter6. steigermaker7. betonwerker, -productenmaker, -ijzervlechter;cement- en andere minerale productenmaker8. schilder-behanger9. wegenbouwarbeider, grondwerker bouw,straatmaker10. allround loodgieter11. onderhoudsloodgieter,verwarmingsonderhoudsmonteur12. bouwkundig tekenaar-constructeur (middelbaar)13. sanitair-, verwarmingsinstallateur (aa<strong>nl</strong>eg enonderhoud); gas-, pijpfitter14. bouwcalculator (middelbaar)15. assistent uitvoerder bouw; bouwkundigwerkvoorbereider (middelbaar)16. decor-, markiezen-, rolluikentimmerman;bouwvaktimmerman (middelbaar)17. hei-, grondverzet-, wegenbouwmachinist18. bouwkundig projectleider (hoger)19. binnenhuisarchitect; architect, bouwkundigontwerper-constructeur (hoger)20. weg- en waterbouwkundig ontwerperconstructeur,verkeersplanoloog (hoger)21. stedenbouwkundige; architect, bouwkundigontwerper-constructeur (wetensschappelijk)22. elektricien-installateur (<strong>bouwnijverheid</strong>)3.2. Toekomst: tot 2016 en daarnaHet ROA doet een prognose voor de arbeidsmarktsituatie tot 2016. Dat het aantal vacatures in de bouwna 2014 behoorlijk stijgt en de uitstroom uit het onderwijs afneemt, wordt weerspiegeld in dearbeidsmarktsituatie in 2016 zoals die in tabel 22 wordt weergegeven. <strong>De</strong> tabel beschrijft of voor eenbepaald beroep of beroepsgroep tot 2016 (enige) knelpunten voor werkgevers mogen worden verwacht.Tabel 22: Knelpunten arbeidsmarkt bouw 2016 naar ROA-beroepsgroepAantal werkenden2012 (x 1.000)Baanopeningen tot2016(x 1.000)Knelpunten2016BeroepBouwvakkers 175 48 GrootAannemers en installateurs 180 62 GrootArchitecten en bouwkundige projectleiders 50 19 GrootWeg- en waterbouwkundige arbeiders 20 4 EnigeWeg- en waterbouwkundige vakkrachten 30 16 EnigeWeg- en waterbouwkundige projectleiders en ontwerpers 10 3 GrootWeg- en waterbouwkundigen (academisch) 26 13 Zeer grootMonteurs 193 58 GrootElektronicamonteurs 8 4 GrootElektromonteurs 84 23 GrootBron: ROA (2011), Arbeidsmarkt naar opleiding en beroep 2016<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 37


Het ROA verwacht voor de twee grootste beroepsgroepen in de bouw, bouwvakkers (timmerlieden enmetselaars et cetera) en aannemers en installateurs (samen goed voor 53 procent), in 2016 groteknelpunten in de personeelsvoorziening. Het zal voor werkgevers lastig worden om voor deze beroepengeschikt personeel te vinden. Hier liggen dus kansen voor (toekomstige) werkzoekenden die bereid en instaat zijn een bouwopleiding te volgen. <strong>De</strong> beroepsgroep van aannemers en installateurs is omvangrijk.Naast allround onderhoudsmedewerkers en loodgieters vallen er bijvoorbeeld ook specialistischeinstallatieberoepen en een deel van het kader- en UTA-personeel onder.Ook voor de beroepsgroep elektromonteurs zal een groot knelpunt ontstaan. Hetzelfde geldt voor hogeropgeleide weg- en waterbouwkundigen. Ook voor de weg- en waterbouwkundige vakkrachten, monteursen architecten verwacht het ROA knelpunten. Het gaat hierbij om beroepen waarvoor een mbo-3 of -4, ofeen hbo- of academische opleiding vereist is.In de afbouw en b&u zijn de knelpunten op de lagere niveaus groter dan in de infratechniek. <strong>De</strong>bezuinigingen leiden tot minder investeringsimpulsen in de Infra, waardoor het aantal knelpuntengeringer is.Instroom vanuit opleidingen niet genoeg om aan vervangingsvraag te voldoen<strong>De</strong> vervangingsvraag in de bouw ligt gemiddeld op 10 procent van alle werknemers per jaar. Op dit moment bedraagt deinstroom van nieuwe leerlingen slechts een derde van de vervangingsvraag. Het feit dat er nu nog geenarbeidsmarktkrapte wordt ervaren, kan dus geheel worden toegeschreven aan de gestagneerde bouwproductie. Wanneerdeze weer op gang komt, ongeacht in welk jaar dat precies gebeurt, zal de krapte zich vrij snel doen voelen. Daarbijgeldt dat ook als door gunstigere arbeidsmarktperspectieven de populariteit van bouwopleidingen weer toeneemt, deinstroom nog steeds onvoldoende zal zijn om de krapte op te vangen. Het is belangrijk op te merken dat het nietnoodzakelijk is dat de bouw weer op de oude productieniveaus terugkomt. Een kentering van dalende naar lichtgroeiende productie is waarschij<strong>nl</strong>ijk al voldoende. Hoewel over de hele linie tekorten worden verwacht, zullen dievolgens APE het hoogst zijn in vmbo- en mbo-opgeleid personeel.Bron: APE, Bouwen aan de toekomst (2012)<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 38


<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 39


4. Kansen4.1. Instroomprofiel bouwUWV heeft het CBS gevraagd voor alle sectoren aan te geven door wie vacatures worden vervuld:werknemers uit een andere sector, schoolverlaters, zelfstandigen, uitkeringsgerechtigden of door niet-in de bouw zijn. Tabel 23 beperkt zich tot de intersectorale mobiliteit, dus de mobiliteit van buiten deuitkeringsgerechtigden (NUG). Ook is gevraagd wat de persoonskenmerken van deze nieuwe werknemersbouw naar een baan in de bouw.Tabel 23: Instroomprofiel sector Bouw naar herkomst 2009-2010% van de instroom 2009-2010TotaalNiveaubouwalle sectoren bouw t.o.v. and eresectorenTrendbouw2000-2010Andere sectorw.v. zakelijke dvl. 15%uitzend 12%groothandel 6%Metalektro 5%Overige industrie 5%70 55 Zeer hoog ++++---+Schoolverlaters* 10 17 Zeer laag -NUG/overig 10 14 Laag --Uitkering711Laag-WW46Laag-AO-uitkering11Gemiddeld--bijstand12Laag-andere uitkering12Laag-Zelfstandigen 3 3 Gemiddeld 0Pensioen/vut 0 0 n.v.t.TOTAAL 100 100Bron: CBS, bewerking UWVTa bel 23 maakt duidelijk dat de bouw vooral werknemers aantrekt uit andere sectoren. In 2010 was datbij maar liefst 70 procent het geval. <strong>De</strong> zakelijke dienstverlening, waaronder ook de uitzendbureausvallen, is de grootste leverancier. Het percentage van 70 is veel hoger dan het landelijke gemiddelde vooralle sectoren; bovendien is dit aandeel tussen 2000-2010 ook nog gestegen. In de sector lopen ookinitiatieven om deze zij-instroom op peil te houden.Komindebouw.<strong>nl</strong>Komindebouw.<strong>nl</strong> is dé nummer 1 vacaturebank voor de bouw- en infrasector van Nederland. Voor het o<strong>nl</strong>ine werven vaneen nieuwe medewerker binnen de bouw- en infrasector maakt een groeiend aantal ondernemingen gebruik vankomindebouw.<strong>nl</strong>. Vacatures, stageplaatsen en leerwerkplekken komen direct van aannemers, architecten- eningenieursbureaus, woningcorporaties, overheden en andere werkgevers binnen de bouw- en infrasector. Een van dekernpunten van Komindebouw.<strong>nl</strong> is transparantie in de arbeidsmarkt. Komindebouw.<strong>nl</strong> staat voor een rechtstreekscontact tussen werkgevers en kandidaten, dus zonder tussenkomst van een uitzendbureau of intermediair.<strong>De</strong> website van Komindebouw.<strong>nl</strong> is op 23 april 2008 o<strong>nl</strong>ine gegaan. In bijna vijf jaar is zowel de website als deorganisatie achter Komindebouw.<strong>nl</strong> gegroeid. <strong>De</strong> kracht van het portaal is dat wordt samengewerkt metbranchebepalende organisaties. Daarmee wordt de 'sector' direct betrokken in de ontwikkeling en marketing van hetportaal. Bouwend Nederland, CNV Vakmensen en FNV Bouw zijn inmiddels vaste relaties. Verder werkt komindebouw.<strong>nl</strong>samen met de Aannemersfederatie, de Fosag, NVAf, VSB en andere partijen. Komindebouw.<strong>nl</strong> functioneert als eenflexibele netwerkorganisatie die snel en adequaat op veranderingen in de markt kan reageren.Meer informatie op: www.komindebouw.<strong>nl</strong><strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 40


Tegenover deze omvangrijke instroom uit andere sectoren staat dat maar weinig uitkeringsgerechtigdeneen baan in de bouw vinden. Zo is het aandeel in de instroom van WW'ers met 4 procent vrij laag en ishet ook nog eens gedaald. Het aandeel van niet-uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapten in deinstroom is zeer sterk afgenomen.Ook is het aandeel schoolverlaters laag en tussen 2000 en 2010 afgenomen. Wel past hierbij dekanttekening dat veel bbl-leerlingen vanuit een leerwerkbaan instromen naar een vast dienstverband bijeen werkgever. Fundeon schat dat het hierbij om circa 75 procent van de schoolverlaters niveau 2 gaat.<strong>De</strong>ze leerwerkbanen komen niet tot uitdrukking in de cijfers van het CBS.<strong>De</strong> persoonskenmerken van instromers zijn weergegeven in tabel 24.Tabel 24: Instroomprofiel sector Bouw naar persoonskenmerken, 2009-2010% van de instroom 2009-2010TotaalNiveauTrendbouwalle sectorenbouwbouw2000-2010Migrant (bv MOE-lander) 2 3 Laag 0M 85 54 Zeer hoog -V 15 46 Zeer laag +15-25 29 29 Gemiddeld --25-45 48 49 Gemiddeld +45-55 17 16 Gemiddeld +55-65 7 6 Gemiddeld ++Vanuit NWW-bestand 7 10 LaagAutochtoon 86 76 Hoog +Allochtoon (westers, niet-westers) 14 24 Laag -Totale instroom 41.920 1.062.790Waarvan uit andere sector 29.170 597.600Instroom in % van de werkgelegenheid 12,1% 16,4% LaagBron: CBS, bewerking UWVHet aandeel ouderen is weliswaar vergelijkbaar met dat in andere sectoren, maar is tussen 2000 en 2010zeer sterk gestegen. Het aandeel jongeren is juist zeer sterk gedaald. <strong>De</strong> tabel laat ook zien dat zo’n 2procent van de instromers uit migranten bestaat. Dit zijn vooral MOE-landers. Hun aandeel ligt inwerkelijkheid – zoals eerder beschreven – veel hoger, omdat zij meestal geen dienstbetrekking bij eenbouwbedrijf hebben, maar voor een uitzendbureau of als zzp’er werken. Ook het aandeel allochtonen islaag en zelfs afgenomen tussen 2000 en 2010. In 2010 zijn er ruim 29.000 nieuwe werknemers in debouw begonnen. Ten opzichte van de omvang van de werkgelegenheid bedraagt de instroom in dat jaarruim 12 procent. Dat is een stuk lager dan in andere sectoren; de instroom voor alle sectoren tezamenbedroeg in 2010 ruim 16 procent. Ook hierbij geldt dat de instroom via leerwerkbanen omvangrijk is enniet in de cijfers tot uitdrukking komt.4.2. Kansen voor schoolverlatersDat de werkgelegenheid in de bouw over de hele linie onder druk staat, komt ook tot uitdrukking in hetaantal kwalificaties waarvan de stichting Samenwerkingsverband Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)inschat dat er een goede (meer dan gemiddelde) stagemogelijkheid is.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 41


Kans op werk en kans op stageSBB publiceert voor alle mbo-kwalificaties van alle kenniscentra de kans op werk en de kans op stage, ook regionaal (ziewww.kansopwerk.<strong>nl</strong>, www.kansopstage.<strong>nl</strong>). Kans op werk toont de toekomstige kansen voor de afgestudeerde mbo'er(op alle vier opleidingsniveaus) in ruim zeshonderd beroepen. Het gaat om de kans voor een schoolverlater om een baante vinden in het verlengde van zijn opleiding. Er wordt bekeken wat die kans is als de student nu met de opleiding beginten deze binnen de normale studieduur afrondt. Gaat het om een tweejarige opleidingen, dan gaat het dus om de kans opwerk over twee jaar. Gaat het om een opleiding van 3 jaar, dan laat kans op werk het perspectief op een baan over 3jaar zien. Kans op stage laat zien wat op dit moment de kans is om een stage of leerbaan te vinden voor de meer danzeshonderd beroepsopleidingen in het mbo. Het toont of studenten dit jaar moeilijk of gemakkelijk een stage of leerbaankunnen vinden.Tabel 25 laat de kwalificaties met een (zeer) goede kans op werk zien, volgens de inschattingen van SBBen de kenniscentra Fundeon, Kenteq en Savantis.Tabel 25: Kwalificaties met een (zeer) goede kans op werkKwalificatieNiveauKans opstage2013Kans opwerk naopleidingMonteur gas, water, warmte 2 Bouw en Infra +/= +Monteur data/elektra 2 Bouw en Infra +/= +Eerste monteur gas, water, warmte 3 Bouw en Infra +/= +Middenkaderfunctionaris 4 Bouw en Infra = +/=Technicus data/elektra 4 Infratechniek = +Technicus gas/warmte 4 Infratechniek = +Technisch tekenaar 3 <strong>Werk</strong>voorbereiden = +Tekenaar-constructeur 4 <strong>Werk</strong>voorbereiden = +<strong>Werk</strong>voorbereider fabricage 4 <strong>Werk</strong>voorbereiden = +<strong>Werk</strong>voorbereider installatie 4 <strong>Werk</strong>voorbereiden = +Tekenaar-werkvoorbereider 4 <strong>Werk</strong>voorbereiden = +Opmeter 3 <strong>Werk</strong>voorbereiden = +Servicetechnicus elektrotechniek 4 Serviceapparatuur en installaties = +Servicetechnicus koudetechniek 4 Serviceapparatuur en installaties = +Servicetechnicus installatietechniek 4 Serviceapparatuur en installaties = +Servicetechnicus werktuigbouwkunde 4 Serviceapparatuur en installaties = +Technicus 4 Middenkader engineering = +Commercieel technicus 4 Middenkader engineering = +Allround ondernemer klussenbedrijf 3 Onderhoud en verbouwbedrijf = +- Creatieve en ambachtelijke techniek- Afbouw en onderhoudBron: SBB, bewerking UWVLegenda+ Goede kansen+/= Ruim voldoende kansen= Evenwicht in kansen=/- Matige kansen- Geringe kansenIn de bouw en Infra bieden drie kwalificaties (monteur gas/water/warmte en data/elektra) een goedekans op werk en eveneens drie kwalificaties ruim voldoende kansen op een stageplaats. Net als de anderesectoren hebben de Infra-deelnemers op dit moment moeite een stage- of leerwerkplek te vinden.Positieve uitzondering vormen de monteurs infratechniek (data/elektra, gas/water/warmte) die dankzijinspanningen van de nutsbedrijven aan de slag kunnen in het onderhoud aan kabels en leidingen. <strong>De</strong>kans op werk is eveneens positief voor de monteurs in de ondergrondse netwerken die bij gebrek aannieuwbouw worden ingezet voor onderhoudswerkzaamheden. Hoewel de beroepspraktijkvormingsmarktvoor de meeste bouw- en Infra-opleidingen op dit moment matig tot gering is, kunnen deelnemers voorde opleiding middenkaderfunctionaris (bol 4) nog redelijk worden geplaatst. Voor deze functie zijn de<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 42


vooruitzichten op werk behoorlijk tot goed. <strong>De</strong> vooruitzichten zullen waarschij<strong>nl</strong>ijk alleen nog maar beterworden omdat Fundeon nu al een verschuiving van bouwplaatspersoneel naar uitvoerend technischpersoneel ziet.In de installatietechniek bieden vijftien kwalificaties een goede tot zeer goede kans op werk, met name opniveau 4. Voorbeelden zijn servicetechnicus koudetechniek, installatietechniek en elektrotechniek. Er isvoor deze beroepen op dit moment evenwicht tussen de behoefte naar en aanbod van stageplaatsen. Inde afbouw, onderhoud en hen de creatieve en ambachtelijke techniek(glas) zijn er geen kwalificaties dieeen (zeer) goede kans op werk laten zien.Het sombere beeld verbetert de komende jaren aanzie<strong>nl</strong>ijk. Vanwege een toenemende vervangingsvraag,aantrekkende bouwproductie en een tekort aan instroom uit het onderwijs nemen de knelpunten voorwerkgevers na 2014 in rap tempo toe. ROA verwacht in 2016 goede tot zeer goedeinstroomperspectieven voor schoolverlaters in de bouw (tabel 26).Tabel 26: instroomperspectieven schoolverlaters 2016Opleiding Knelpunten 2016 Arbeidsmarktperspectief 2016vmbo bouw zeer groot zeer goedvmbo installatietechniek groot goedvmbo elektrotechniek groot goedmbo bouw groot goedmbo grond- weg- en waterbouw groot goedmbo installatietechniek geen slechtmbo werktuigbouw en mechanische techniek groot goedmbo elektrotechniek groot goedhbo bouwkunde enige redelijkhbo civiele techniek groot goedhbo werktuigbouwkunde groot goedhbo elektrotechniek groot goedwo bouwkunde zeer groot zeer goedwo civiele techniek groot goedwo werktuigbouwkunde zeer groot zeer goedwo elektrotechniek vrijwel geen matigBron: ROA (2011), Arbeidsmarkt naar opleiding en beroep 2016Enige uitzondering is volgens ROA het mbo installatietechniek. Daar zouden geen knelpunten teverwachten zijn en zou het arbeidsmarktperspectief slecht zijn. Dit beeld wordt door de sector evenwelniet herkend en is ook strijdig met de gegevens over kans op werk en kans op stage.In de kaders worden enkele voorbeelden belicht van innovatieve en inspirerende opleidings- e<strong>nl</strong>oopbaanprojecten in de bouw.Espeq in Noord-Holland is een voorbeeld van een regionaal opleidingsbedrijf.Meer informatie: www.espeq.<strong>nl</strong><strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 43


Loopbaantraject Bouw & Infra biedt omscholingHet Loopbaantraject Bouw & Infra geeft werknemers in de bouw en Infra de mogelijkheid om zich om te scholen naareen ander beroep. Dat kan een stap hogerop zijn, maar ook een stap opzij. In de meeste gevallen wordt omgeschooldnaar een andere functie in de bouw- en infrasector. Alleen wanneer er sprake is van gezondheidsproblemen kan dedeelnemer zich laten omscholen naar een beroep buiten de sector. Een onderzoek door een arboarts bepaalt of dewerknemer het risico loopt om binnen vier jaar uit te vallen. Het doel van het Loopbaantraject is echter om zoveelmogelijk werknemers te behouden voor de bouw- en infrasector. Het Loopbaantraject Bouw & Infra is voor iedereen vanelke leeftijd, elk niveau en met of zonder diploma. <strong>De</strong> enige voorwaarde is dat de deelnemer werkt volgens de cao voorde Bouwnijverheid en de werkgever premie voor hem afdraagt aan het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor deBouwnijverheid (O&O-fonds). Een werknemer kan zich één keer in de vijf jaar aanmelden voor een loopbaantraject.Tijdens een loopbaantraject biedt de trajectadviseur ondersteuning. <strong>De</strong>ze bekijkt samen met de deelnemer welke functiebij de deelnemer past en welke opleiding of cursus daarvoor nodig is. Een opleiding volgen via het Loopbaantraject kanalleen bij een volledige loopbaanstap. Taken en verantwoordelijkheden van de huidige functie moeten verschillen van denieuwe functie. Belangrijk is dat een loopbaantraject vrijwillig en individueel is.Meer informatie op: www.fundeon.<strong>nl</strong>/loopbaantraject.4.3. Kansen voor niet-werkende werkzoekendenOp basis van zijn polisadministratie heeft UWV in kaart gebracht in welke sector NWW'ers afkomstig uitde bouw een nieuwe bestemming vinden. Tabel 27 toont de resultaten.Tabel 27: NWW'ers ex-bouw naar bedrijfstak van bestemming, 2010 en 20112010 2011Aantal NWWAantal NWWTotaal 18.579 16.252Bedrijfstak na NWWBouwnijverheid 7.891 7.126Financiële en zakelijke dienstverlening 5.475 3.825Industrie en delfstoffen 822 620Handel 763 490Overige sectoren 976 707Bron: UWVNiet in polis 2.652 3.484Tabel 27 laat zien dat de meeste ex-werknemers uit de bouw in diezelfde bouw weer een nieuwe baanvinden. In 2010 gold dat voor bijna 8.000 NWW’ers en in 2011 voor ruim 7.000. <strong>De</strong> financiële enzakelijke dienstverlening, waaronder ook de uitzendsector valt, is ook een populaire bestemming, maarhet aantal NWW’ers dat hier in 2011 een nieuwe baan vond, is wel met ruim 1.500 afgenomen.Ex-werknemers uit de bouw komen nauwelijks in andere dan de twee genoemde bedrijfstakken aan hetwerk. Het aantal NWW’ers dat (als werknemer) weer aan het werk is gekomen, is in een jaar tijd metmeer dan 2.000 gekrompen. In deze cijfers is niet meegenomen in hoeverre NWW’ers als zelfstandigeaan het werk gaan. Daarover zijn geen cijfers bekend.Het aantal NWW’ers dat vanuit de bouw in een andere sector een baan vindt, is veel groter dan het aantalNWW’ers dat niet in de bouw werkte maar daar in 2010 of 2011 wel werk in vond. Dit wordt getoond intabel 28. Alleen de instroom van NWW‘ers die in de zakelijke dienstverlening (inclusief uitzenden) hebbengewerkt, kent een substantiële omvang. <strong>De</strong> totale omvang van de instroom van NWW’ers uit een anderesector is de afgelopen jaren zeer beperkt gebleven. Na de crisis liggen hier groeiperspectieven.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 44


Tabel 28: instroom van NWW’ers vanuit andere sector in de bouw, 2010 en 20112010 2011Aantal NWWAantal NWWTotaal 4.272 3.673Bedrijfstak voor NWWZakelijke dienstverlening 2.068 1.870Handel 530 510Industrie 595 429Overige sectoren 618 543Niet in polis 461 321Bron: UWVOudere werkzoekende vakkrachten straks hard nodigHet is volgens Fundeon de vraag of metselaars en timmermannen boven de 45 jaar terug zullen keren in hetarbeidsproces als de bouwproductie aantrekt. Is dat niet het geval en herstelt de instroom van leerlingen zichonvoldoende, dan verliest de bedrijfstak gekwalificeerd personeel. Daarmee dreigt er zowel een kwantitatief als eenkwalitatief tekort aan arbeidskrachten. Kwantitatief omdat er onvoldoende arbeidskrachten zullen zijn om straks aan devraag te kunnen voldoen en kwalitatief omdat oudere vakkrachten verdwijnen en er onvoldoende aanbod komt vanuit devakopleiding. Met de oudere werknemers verdwijnen ook de leermeesters die onmisbaar zijn voor de begeleiding va<strong>nl</strong>eerlingen. Om het opleiden in de praktijk, waaraan de bedrijfstak hecht, voor de toekomst veilig te stellen is het volgensFundeon nodig om oudere werknemers te behouden voor en terug te leiden naar de arbeidsmarkt. Daarnaast moet debedrijfstak inzetten op zij-instroom zoals dat in de Infra al jaren gebruikelijk is. Dit zal niet eenvoudig zijn, want er zijn nual technische sectoren die met tekorten kampen en in dezelfde vijver vissen. Bovendien zal de beroepsbevolking vanaf2020 krimpen als gevolg van demografische ontwikkelingen. Daardoor krijgen alle sectoren met hetzelfde probleem temaken en zullen ze allemaal hun best doen om de schaarse arbeidskrachten voor zich te winnen.Bron: Fundeon, 2013In de kaders worden enkele voorbeelden gegeven van projecten en activiteiten die mensen met afstandtot de arbeidsmarkt kansen willen bieden.Handleiding social return voor opdrachtnemers in de bouw en InfraTNO heeft in opdracht van de Commissie Arbeidsmarktzaken van de cao-partners in de bouw een handleiding socialreturn geschreven. <strong>De</strong> inhoud van deze handleiding is gebaseerd op onderzoek van TNO, interviews met vijf bouw- eninfrabedrijven die er ervaring mee hebben en suggesties van sociale partners.Social return betekent dat een opdrachtgever met opdrachtnemers afspraken maakt over het leveren van een bijdrageaan werk(ervaring) voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Dit gebeurt vooral bij inkoop en aanbestedingvan werken en diensten, soms ook van leveringen. Vooral overheden passen social return toe. Woningbouwverenigingenbeginnen er nu mee. Vaak gaat het om een verplichting, maar niet altijd. Het bekendste voorbeeld is de 5-procentregeling.Die houdt in dat een opdrachtnemer 5 procent van de aanneem- of loonsom moet besteden aan het inzettenvan uitkeringsgerechtigden. Overheden zoals het Rijk (ministeries, Rijkswaterstaat en Rijksgebouwendienst), provincies,waterschappen en gemeenten hanteren social return vooral bij aanbestedingen waarbij dit relatief eenvoudig terealiseren is omdat ze veel lager geschoold werk bevatten. Dat is bijvoorbeeld het geval in de bouw, onderhoud,groenvoorziening, schoonmaak, catering en zorg. <strong>De</strong> handleiding social return biedt praktische tips en trucs en is tevinden op: http://www.tno.<strong>nl</strong>/dow<strong>nl</strong>oads/handleiding_social_return_werkgevers_bouw_infra1.pdf<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 45


150 mensen aan het werk in bouw, metaal en schildersbrancheIn 1,5 jaar tijd moeten 150 deelnemers (opnieuw) een baan hebben als schilder, stukadoor, elektrotechnicus ofbouwvakker door het project 'Versterken brede leerwerkomgeving Gelderland'. Jonge en oudere werknemers dienu werkloos thuis zitten of werkloos dreigen te worden, kunnen aan het project deelnemen. <strong>De</strong> provincieGelderland subsidieert het project.<strong>De</strong> coöperatieve vereniging Schilder^sCOOL Zutphen werkt hiervoor samen met ROC Aventus en de opleidingsbedrijvenvan de bouw, metaal, installatiewerk, schilders en stukadoors. Gedeputeerde Jan Jacob van Dijk: ‘We weten dat straksalle vakkrachten hard nodig zijn. <strong>De</strong> vraag naar gekwalificeerd personeel in de techniek neemt fors toe. Daarom is heteen uitstekend initiatief dat de opleidingsbedrijven gezame<strong>nl</strong>ijk investeren in behoud van en het opleiden van nieuwevakkrachten.’ Het project richt zich specifiek op potentiële werknemers die geen werk hebben en nu een WW-uitkering ofeen bijstandsuitkering hebben. Ook mensen met enige afstand tot de arbeidsmarkt kunnen voor scholing en een baan inaanmerking komen. Leeftijd is daarbij ondergeschikt. <strong>De</strong> motivatie van de deelnemer en de deelname aan werk staanvoorop. <strong>De</strong> eerste aanmeldingen voor het project zijn al binnen. In het project volgen werknemers onderwijs in meerderedisciplines en werkzaamheden die op de bouw uitgevoerd worden. <strong>De</strong> leerlingen zijn extra aantrekkelijk voor dewerkgevers doordat ze meerdere facetten leren.Door de daling van het aantal opdrachten en de daarmee afnemende inkomsten, zien de bouw en aanverwantebedrijfstakken zich op dit moment genoodzaakt personeel te ontslaan. Dit terwijl op (middel)lange termijn, mede alsgevolg van de pensionering van grote groepen werknemers en steeds lager aantal jongeren dat voor techniek kiest, devraag naar gekwalificeerd personeel in de sector techniek juist zal toenemen.www.Gelderland.<strong>nl</strong>, 4 juni 2012Bouwvakker vindt snel weer baan na ontslag<strong>De</strong> werkgelegenheid in de bouw is in de regio Achterhoek met 8 procent flink hoger dan het landelijk gemiddelde: 5procent. Maar dat betekent ook dat de malaise in de bouw in deze regio extra hard aankomt. Verbeteringen lijken ervoorlopig niet te komen.11.000 Achterhoekers werken nu nog in de bouw. Het UWV <strong>Werk</strong>bedrijf verwacht dat dit aantal verder daalt. Door 18faillissementen in de Achterhoekse bouwsector zijn dit jaar 454 medewerkers ontslagen. Maar veel bouwvakkers vindensnel weer werk in andere sectoren. 'Ik vrees dat we er nog niet zijn qua aantallen ontslagen', zegt Henk Korten,vestigingsmanager van het UWV in de Achterhoek. 'We kunnen moeilijk peilen waar het dieptepunt in de bouw zal liggen.Pas als de wereldhandel en de export aantrekken, zal dat een gunstige uitstraling hebben op de bouwsector.' Hoewel ergeen reden is voor tevredenheid over de huidige gang van zaken in de bouw, geven de cijfers van het UWV <strong>Werk</strong>bedrijfook positieve signalen af. Honderden bouwvakkers hebben de afgelopen anderhalf jaar werk gevonden in anderesectoren. 'Het is niet precies na te gaan in welke sector die mensen nieuw werk hebben gevonden. Wel zijn het inhoofdzaak technische beroepen, maar ze komen ook in de handel terecht', zegt Henk Korten. 'We hadden niet verwachtdat zoveel bouwvakkers zo snel weer werk zouden vinden.' Veel bouwvakkers steken volgens hem 'horizontaal' over naareen andere werkgever. Zonder dus lange tijd 'in een uitkering' te zitten. Korten snapt wel dat bouwvakkers snel weer eenbaan vinden. 'Weliswaar daalt het aantal vacatures in de Achterhoek, maar werkgevers in diverse sectoren, vooral in detechniek, hebben problemen bij het aantrekken van nieuwe medewerkers. <strong>De</strong> beroepsgroep bouwvakkers heeft in deAchterhoek het imago van "mouwen opstropen". Bouwvakkers staan bij andere werkgevers te boek alsongecompliceerde werknemers. Die willen ze graag hebben.'<strong>De</strong> Stentor / Gelders Dagblad, 17-10-20124.4. UitstroomkansenIn opdracht van UWV heeft het CBS voor twintig sectoren een uitstroomprofiel opgesteld. Daarin wordtbeschreven welke bestemming werknemers uit de bouw hebben gevonden: een baan in een anderesector, pensioen, uitkeringsgerechtigd et cetera. <strong>De</strong> gegevens hebben betrekking op het (crisis-)jaar2010. Tabel 29 toont de resultaten voor de bouw. <strong>De</strong> helft van de ex-werknemers uit de bouw heeft eenbaan in een andere sector gevonden. Dat ligt iets onder het gemiddelde voor alle sectoren.Uitzendbureaus (12 procent) en de overige zakelijke dienstverlening (9 procent) vormen de belangrijkstebestemmingssectoren. <strong>De</strong> uitstroom naar een uitkering ligt hoger dan gemiddeld. Dat geldt in hetbijzonder voor de uitstroom naar de WW. Eén op de zestien uitstromers wordt zzp’er. Dit aantal ligt hogerdan in andere sectoren.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 46


<strong>De</strong> gemiddelde totale verblijfsduur van werknemers in de bouw is volgens APE 12 vijftien jaar. Een kwartvan alle werknemers verlaat de bouw binnen vijf jaar en nog eens een kwart binnen tien jaar. <strong>De</strong> relatiefkorte verblijfsduur versterkt het effect van vergrijzing: de blijvers zijn gemiddeld ouder dan degenen diede sector verlaten. <strong>De</strong> bouw kent een jaarlijkse natuurlijke uitstroom van ongeveer 10 procent. Het aantalwerknemers dat in 2010 de bouw verliet, ligt evenwel veel hoger. Toen stroomde 15 procent van dewerknemers uit. Dit geeft eens temeer aan hoezeer de crisis op de bouwwerkgelegenheid heeftingegrepen.Tabel 29: Uitstroomprofiel sector Bouw% van de uitstroom 2009-2010bouwTotaalalle sectorenNiveaubouwt.o.v. anderesectorenVan werk naar werk 51 54 LaagNaar uitkering2118HoogWW1410HoogAO22Gemiddeldbijstand12Laagoverige uitkering44GemiddeldNaar pensioen 10 6 Zeer hoogNaar overig1822Laagstudent25Zeer laagzelfstandige64Hoogoverig1013HoogTop-5 sectoren(als percentage van de uitstroomnaar andere sector)Uitzendbureaus 12%Overige zakelijke dvl. 9%Overige industrie 6%Groothandel 4%Metaal 4%Uitzendbureaus, 12%Overige zakelijke dvl. 12%Groothandel, 9%Zorg, 9%Overige industrie, 5%Totale uitstroom 53.610 1.074.600waarvan naar andere sector 27.330 584.110Uitstroom in % van dewerkgelegenheid15,0% 16,6% LaagBron: CBS, bewerking UWVGegevens van APE 13 , die zijn gebaseerd op een enquête van het EIB in 2011, kleuren dezeuitstroomgegevens verder in. Het uitstroompercentage is het hoogst onder de jongste werknemers. Hetgaat om leerlingen die voortijdig hun bbl-opleiding afbreken en om starters die de sector verlaten omdathet bouwvak hen tegenvalt. Maar liefst 40 procent van de jongeren met een vmbo-opleiding verlaat desector binnen twee jaar. Ook al is het in andere bedrijfstakken eveneens gebruikelijk is dat jongeren in12 APE (2012), Bouwen aan de toekomst13 APE (2012), Bouwen aan de toekomst<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 47


het begin van hun loopbaan vaak van werkgever veranderen (jobhoppen), in de bouw lijkt er ook ietsanders aan de hand te zijn. Een belangrijke reden om te stoppen is dat de mentaliteit van de jongerenniet aansluit bij de cultuur die in de bouw heerst, aldus APE.Ook op basis van de gegevens van het ROA is een beeld te geven van de uitstroomperspectieven voorwerknemers uit de bouw. In tabel 30 is per ROA-beroepsgroep weergegeven in welke vergelijkbareberoepen in andere sectoren mensen werken, en hoe de werkgelegenheid zich voor dat beroep tussen2006 en 2010 heeft ontwikkeld.Tabel 30: belangrijkste bedrijfssectoren bouwberoepenBeroep% dat werkt inTrend bouw% dat werkt in andereTrend anderede bouw06-10bedrijfssectorenbedrijfssectoren 06-10Bouwvakkers 71,1% 0 Hout- en bouwmaterialen 11,6% -Aannemers en installateurs 66,9% 0 Hout- en bouwmaterialen 10,4%Zakelijke dienstverlening 6%+-Architecten en bouwkundigprojectleiders29,4% - Zakelijke dienstverlening 32,3%Overheid 10,6%0+Weg- en waterbouwkundigearbeidersWeg- en waterbouwkundigevakkrachtenWeg- en waterbouwkundigeprojectleiders en ontwerpersWeg- en waterbouwkundigen(academisch)75,4% 0 Overheid 8,5%Landbouw en visserij 3,5%57,4% 0 Overheid 12,8%Landbouw en visserij 7,3%Zakelijke dienstverlening 6,7%26,6% ++ Overheid 35%Zakelijke dienstverlening 28,9%5,5% 0 Zakelijke dienstverlening 57,4%Overheid 17,9%nb++0----00-Monteurs 8,5% 0 Handel en reparatie 30,7%Machine-industrie 9,6%Elektromonteurs 44,3% 0 Communicatie 7,7%Zakelijke dienstverlening 4,7%Bron: ROA000--Het beeld is niet rooskleurig. <strong>De</strong> belangrijkste uitwijksector voor bouwberoepen is de hout- entimmerindustrie, respectievelijk houtgroothandel. Voor architecten en bouwkundig projectleiders is detrend van 2006 tot 2010 negatief geweest. Voor weg- en waterbouwkundige projectleiders en ontwerperswas die weliswaar positief, maar gelet op de economische ontwikkelingen in de afgelopen jaren is het devraag of dit beeld nog steeds klopt. Voor aannemers en installateurs waren de uitwijkmogelijkhedenpositief richting hout- en bouwmaterialen, en voor architecten en bouwkundig projectleiders richtingoverheid. Hier geldt dezelfde conclusie: met de bezuinigingen op infrastructuur en gebouwen zijn demogelijkheden binnen de sector Overheid op dit moment ook niet groot. Er warenuitstroommogelijkheden voor weg- en waterbouwkundige arbeiders richting overheid en landbouw, maarde uitstroommogelijkheiden voor gww-vakkrachten richting de landbouw zijn juist negatief. Gelet op ditsombere beeld is het van belang om medewerkers niet alleen op eigen kracht naar ander werk te latenzoeken, maar dit vanuit de sector te faciliteren.In de kaders zijn enkele voorbeelden beschreven van projecten en activiteiten, die de mogelijkheden omvia VWNW een andere baan te vinden beogen te vergroten.FNV Bouw succesvol met van-werk-naar-werkActieve betrokkenheid van de vakbond is belangrijk bij succesvolle begeleiding van-werk-naar-werk. Dat blijkt uit deevaluatie van de Tijdelijke Regeling Van <strong>Werk</strong> Naar <strong>Werk</strong>, die minister Kamp o<strong>nl</strong>angs naar de Tweede Kamer stuurde. Metgeld van de Tijdelijke Regeling zijn 9 projecten gefinancierd. Eén van die projecten is uitgevoerd door FNV Bouw.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 48


Regiobestuurders van FNV Bouw hebben met geld van het Ministerie van SZW professionele van-werk-naarwerkbegeleidinggeregeld voor 76 mensen die anders hun baan waren kwijtgeraakt. Nu heeft twee derde van hen weerwerk gevonden.<strong>De</strong> doelstelling van FNV Bouw was om voor 50 mensen begeleiding en scholing te regelen. Dat zijn er uiteindelijk 76geworden. Samen met werkgevers en sectorale instellingen zorgde FNV Bouw voor begeleiding en scholing van dedeelnemers. Van hen maakte 60 procent al de overgang naar een nieuwe baan. <strong>De</strong> andere 40 procent wordt nogbegeleid. Dat zijn goede resultaten, vooral omdat de deelnemers aan het project lager geschoold waren dan gemiddeld,en er door de bank genomen al een dienstverband van 19 jaar op hadden zitten. Dat is een categorie werknemers diemoeilijk overstapt naar een nieuwe baan.FNV Bouw is blij met het resultaat. Vice-voorzitter Charley Ramdas: 'We hebben aangetoonddat we er bij moeten zijn als werknemers ontslagen worden. In de eerste plaats natuurlijk om ontslag te voorkomen alshet nog vermeden kan worden, en voor een goede schadeloosstelling voor werknemers. Maar de vakbond moet er óókzijn om mensen te steunen in een heel moeilijke tijd. Niet met mooie woorden, maar met echte steun bij het vinden vanander werk. <strong>De</strong> subsidie heeft ons daarbij op weg geholpen, en op dat pad gaan we in de toekomst verder.www.fnvbouw.<strong>nl</strong>, 31 juli 2012Extra geld voor '<strong>Werk</strong> naar <strong>Werk</strong>' in verschietVan <strong>Werk</strong> Naar <strong>Werk</strong>-trajecten helpen in 60 procent van de gevallen mensen die ontslagen dreigen te worden aan eennieuwe baan. Dat blijkt uit de resultaten van negen VWNW-projecten over de afgelopen twee jaar. Minister LodewijkAsscher van Sociale Zaken is tevreden en heeft 300 miljoen in het vooruitzicht gesteld voor een vervolg.Nieuwe baan<strong>De</strong> afgelopen twee jaar hebben 680 werknemers deelgenomen aan projecten in negen bedrijven in verschillendesectoren als de schildersbranche, de bouw en de grafische industrie. 404 van hen hebben een nieuwe baan gevonden.<strong>De</strong> meeste mensen zijn overgestapt naar een tijdelijke baan (74 procent). <strong>De</strong> helft van hen is minder gaan verdienen envier op de tien kregen een lagere functie.Sectorfondsen<strong>De</strong> verschillen tussen de projecten zijn groot, zo blijkt uit het evaluatierapport. Sommige bedrijven behaalden een beterresultaat dan beoogd, andere bleven ver achter bij de prognoses. <strong>De</strong> kans van slagen bleek het grootst bij bestaande,goedlopende samenwerkingsverbanden, zoals sectorfondsen en de samenwerking tussen sociale partners. Zij werktensamen door bijvoorbeeld werknemers te scholen voor een andere baan. Ook helpt het als vakbonden zorgen voorafspraken in de cao of het sociaal plan.Voorwaarde voor succes‘Uit de experimenten blijkt dat het creëren van voldoende draagvlak bij zowel werkgevers en werknemers als bij desamenwerkende partijen de eerste voorwaarde voor succes is,’ aldus minister Lodewijk Asscher op eenwerkgeversbijeenkomst in Gelderland waar het rapport werd gepresenteerd. ‘Maar ook door gebruik te maken vanbestaande netwerken. Bedrijven kennen elkaar onderling. Ze voelen zich verbonden door de affiniteit met de sector.’300 miljoenVolgens de minister hebben de projecten, die in totaal 2 miljoen euro hebben gekost, een mooi resultaat behaald dathoop biedt voor de toekomstige arbeidsmarkt. Hij wil dan ook met de sociale partners in gesprek over een vervolg ommeer sectoren te betrekken. ‘Als sectoren met goede plannen komen ben ik bereid die mede te financieren, daar is al300 miljoen euro voor gereserveerd’, aldus de minister. Het onderzoeksrapport Evaluatie Van <strong>Werk</strong> Naar <strong>Werk</strong> van CapGemini is te vinden op: www.rijksoverheid.<strong>nl</strong>.Bron: Binne<strong>nl</strong>ands Bestuur, 17 januari 2013<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 49


4.5. Kans op werk naar regioTen slotte het beeld van de ontwikkeling van de werkgelegenheid en het aantal vacatures in de bouw naararbeidsmarktregio. In tabel 31 wordt een overzicht gepresenteerd. <strong>De</strong> tabel is als volgt opgebouwd:Kolom 1: ArbeidsmarktregioKolom 2: Totaalbeeld (zie uitleg hieronder)Kolom 3: Omvang van de werkgelegenheid 2012 (x 1.000 banen) op basis van CBSKolom 4: Percentueel aandeel bouw in de regionale werkgelegenheidKolom 5: Groei of krimp van de werkgelegenheid in 2013 ten opzichte van 2012.Kolom 6: Groei of krimp van het aantal vacatures bouw in 2011 ten opzichte van 2010Kolom 7: Vacaturegraad 2010-2011. Aantal vacatures gedeeld door het aantal banen.Met kleur is aangegeven hoe de arbeidsmarkt zich in de betreffende regio ontwikkelt. Oranje en rood zijnde regio’s die lager dan gemiddeld scoren, groene regio’s doen het beter dan gemiddeld.LegendaVeel beter dan het landelijke gemiddelde +2Beter dan het landelijke gemiddelde +1Gelijk aan het landelijke gemiddelde 0Slechter dan het landelijke gemiddelde -1Veel slechter dan het landelijke gemiddelde -2Het totaalbeeld komt dan tot stand door de punten op te tellen:++ >+2+ +20 -1 - +1- -2-- < -2Veel beter dan gemiddeld doet de bouw het in Midden-Utrecht, Drechtsteden, Zeeland West-Brabant enNoordoost-Brabant. Beter dan gemiddeld doet de bouw het in Stedendriehoek, Midden-Gelderland enRijnmond. Veel slechter dan gemiddeld doet de bouw het in Groningen en Friesland, Flevoland, Zuid-Kennemerland, Zaanstreek-Waterland, Gooi en Vechtstreek, in Holland-Rij<strong>nl</strong>and, Noord- en Midden-Limburg en Zuid-Limburg. In deze arbeidsmarktregio’s krimpt de werkgelegenheid in 2013 sterker dangemiddeld, en nam het aantal vacatures in 2012 sterker af dan gemiddeld. <strong>De</strong> anderearbeidsmarktregio’s zitten rond het gemiddelde.Bij deze uitkomsten moet wel in aanmerking worden genomen dat in de bouw veel wordt gependeld. Veelbouwvakkers uit het Noorden werken bijvoorbeeld in Oost- of Midden-Nederland. Dit biedt perspectievenvoor mensen in regio's die zich minder gunstig ontwikkelen. Ontwikkelt de arbeidsmarkt zich in eenandere – qua afstand bereikbare – regio gunstiger, dan liggen daar voor hen arbeidsmarktperspectieven.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 50


Tabel 31: <strong>Werk</strong>gelegenheid en ontstane vacatures bouw naar arbeidsmarktregioArbeidsmarktregioTOTAALBanen vanwerknemersAandeel inregio in %Groei/krimpGroei/krimpvacaturesVacaturegraad2012X 1.0002013 in%2011in %Groningen -- 10 3,9 -1,3 -7.7 4,7Friesland -- 13 5,1 -1,2 -18,9 4,1Drenthe 0 8 5,0 -1,3 +5,4 3,8IJsselVechtstreek 0 15 6,5 -0,9 +2,6 4,3Twente 0 17 6,1 -1,1 -13,3 5,5Flevoland -- 5 3,5 +0,1 -12,3 5,9Stedendriehoek + 13 4,5 -1,3 +4,3 9,1Midden-Gelderland + 13 4,0 -1,0 +38,6 8,6Zuid-Gelderland 0 6 4,2 -0,7 +42,0 7,3Achterhoek 0 8 6,5 -1,7 +21,5 4,2Riviere<strong>nl</strong>and 0 6 5,8 -1,0 -10,5 10,7NH-Noord 0 13 5,3 -1,5 +0,5 7,2Zuid-Kennemerland -- 6 3,9 -1,2 -28,1 6,8Zaanstreek-Waterland -- 8 7,6 -1,3 -30,2 6,3Groot-Amsterdam 0 17 2,1 -0,6 -10,2 11,5Oost-Utrecht 0 8 5,1 -1,2 -9,9 8,8Midden-Utrecht ++ 22 4,6 -0,9 -1,8 10,2Gooi en Vechtstreek -- 3 2,8 -1,6 -15,9 5,8Midden-Holland 0 7 7,1 -0,8 -8,8 7,1Drechtsteden ++ 18 9,3 -1,4 +8,2 8,4Holland-Rij<strong>nl</strong>and -- 10 4,6 -1,4 -19,4 6,6Rijnmond + 37 5,6 -1,1 -5,6 7,1Haaglanden 0 18 3,4 -0,6 -28,9 7,4Zeeland ++ 8 5,3 -1,2 +15,4 12,3West-Brabant ++ 15 5,1 -1,4 +7,7 8,7Midden-Brabant 0 8 3,8 -0,9 +31,9 6,5NO-Brabant ++ 17 5,6 -1,2 +12,1 7,8ZO-Brabant 0 16 4,2 -0,9 -2,3 5,7NM-Mimburg -- 9 3,8 -1,5 +34,1 4,6Zuid-Limburg -- 9 3,5 -1,8 +4,6 7,2Totaal 362Gemiddeld 12,1 4,6 -1,1 -1,4% 7,3Bron: UWV<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 51


5. ConclusieUit deze Sectorbeschrijving Bouwnijverheid blijkt dat de ruime arbeidsmarkt in de bouw met een hogewerkloosheid naar verwachting van tijdelijke aard is. Verwacht wordt dat de bouwproductie na de crisisaantrekt en dat er ook in segmenten van de bouw sprake zal zijn van een inhaalslag. Daarom ontstaat nade crisis veel vraag naar vakbekwaam personeel. <strong>De</strong> instroom in de bouwopleidingen is de afgelopenjaren sterk teruggelopen en de vervangingsvraag naar personeel neemt op termijn toe vanwege devergrijzing. Het is voor de bouw van belang om deze spagaat op een goede manier op te lossen.<strong>De</strong> bouw moet overleven, maar moet ook vakbekwaam personeel vasthouden en de instroom in de mbobouwplaats.Hetopleidingen voor de bouw – op alle niveaus – vergroten. Tegelijkertijd veranderen de functie-eisen voorbouwpersoneel. Het bouwproces wordt complexer, waardoor hogere eisen worden gesteld. Maar de bouwbiedt ook toekomst aan laaggeschoolde medewerkers. Aan de voorspellingen van het EIB is te zien dat dekwalitatieve vraag naar personeel na de crisis anders is. In de toekomst zal meer nadruk op renovatie enherontwikkeling van bestaande bouwlocaties liggen. Het relatieve aandeel vanonderhoudswerkzaamheden zal groeien. Dat stelt hogere eisen aan de functies op degebruik van prefab bouwmaterialen en standaardisering van werkwijzen nemen een vlucht. Veel werk datnu op de bouwplaats wordt verricht, vindt dan bij toeleveranciers plaats en die werken meerfabrieksmatig. Daardoor ontstaan eenvoudigere uitvoerende functies op de bouwplaats en daarvoor zijnvakmensen nodig, van zowel hoger als lager niveau. Daarmee biedt de bouw na de crisis perspectievenvoor leerlingen, studenten en lageropgeleide werklozen en heeft de bouw tevens mogelijkheden voorinstroom uit andere sectoren.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 52


<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 53


LiteratuurlijstABN-AMRO (2012), Visie op bouwen en vastgoed, Sector-update 2012APE (2012), Bouwen aan de toekomst, toekomstscenario’s voor de bouwarbeidsmarktEIB (2013), Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2013EIM (2012), Ondernemen in sectoren 2012Fundeon (2012), Rapportage arbeidsmarkt- en onderwijsinformatie 2012ING (2013), Sectoren in economisch perspectief 2013ING (2013), Regio’s in economisch perspectiefRabobank (2013), Cijfers en trends 2013ROA (2011), Arbeidsmarkt naar opleiding en beroep 2016Savantis (2011), Trends en ontwikkelingen in de afbouwbranche 2011-2016Savantis (2012), Onderwijs- en arbeidsmarktinformatie 2012USP Marketing Consultancy (2012), Rapportage instroom- en opleidingsbehoefte schildersbranche i.o.v.SavantisUSP Marketing Consultancy (2012), Toekomstige arbeidsmarkt- en opleidingsbehoefte t.b.v. BOBUWV (2012), Brancheschets Bouw 2012UWV (2011), Vacatures in Nederland 2011Websites:www.savantis.<strong>nl</strong>, www.fundeon, <strong>nl</strong>, www.kenteq.<strong>nl</strong>www.bouwendnederland.<strong>nl</strong>, www.cbs.<strong>nl</strong>, www.fnvbo uw.<strong>nl</strong><strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 54


<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 55


Bijlage ISociale organisatie<strong>bouwnijverheid</strong>1. I<strong>nl</strong>eidingIn deze bijlage wordt de sociale organisatie in de <strong>bouwnijverheid</strong> geschetst. <strong>De</strong> (belangrijkste) cao’s,brancheorganisaties en bonden in de sector komen aan bod, evenals de eigen bedrijfstakorganisaties,zoals de kenniscentra. Tevens worden enkele vacaturesites in de bouw vermeld.2. Cao’s <strong>bouwnijverheid</strong><strong>De</strong> drie grootste cao’sOp de steekproeflijst van het ministerie van Sociale Zaken en <strong>Werk</strong>gelegenheid met de honderdbelangrijkste cao’s in Nederland, staan drie cao's in de <strong>bouwnijverheid</strong>: de Cao Bouwnijverheid, de CaoTechnisch Installatiebedrijf en de Cao Schilders- afwerkings- en glaszetbedijf. <strong>De</strong> gegevens in tabel B1betreffen de stand per 1 juli 2012.Tabel B1: Belangrijkste cao’s <strong>bouwnijverheid</strong>naam cao avv totaal Ingangsdatum ExpiratiedatumBouwnijverheid 101.400 49.900 151.300 1-1-2012 1-1-2013Technisch Installatiebedrijf (metaal) 102.700 33.600 136.300 1-4-2011 1-5-2013Schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf 20.200 4.100 24.300 1-3-2011 1-3-2013Bron: Ministerie van SZWOnder de Cao Bouwnijverheid vallen medewerkers in loondienst op de bouwplaats, en het leidinggevenden kaderpersoneel, oftewel Uitvoerend Technisch en Administratief (UTA). <strong>De</strong>ze cao had een looptijd tot 1januari 2013 en is automatisch verlengd tot 1 januari 2014. Onder de cao vielen per 1 juli 2012 151.300werknemers. Van dit aantal werken er 101.400 bij leden van de zestien werkgeversorganisaties die decao hebben getekend. Per 1 maart 2013 bedraagt het aantal werknemers volgens Cordares, depensioenuitvoeringsorganisatie in de bouw, nog 118.400.<strong>De</strong> Cao Bouwnijverheid wordt afgesloten tussen de volgende werkgevers- en werknemersorganisaties:<strong>Werk</strong>geversorganisaties:1. Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven;2. Aannemers Vereniging Metselwerken (AVM);3. Vereniging Nederlandse Voegbedrijven (VNV);4. Bond van Aannemers van Tegelwerken in Nederland (BOVATIN);5. Nederlandse Vereniging van Kitverwerkende Bedrijven (NVK);6. Vereniging Wapeningsstaal Nederland (VWN);7. Vereniging van Steiger-, Hoogwerk- en Betonbekistingbedrijven (VSB);8. Vereniging van Infrabedrijven MKB INFRA;9. Boorinfo Branche Vereniging;10.Noordelijke vereniging Burgerlijke- en Utiliteitsbouw;11.Vereniging Kalkzandsteen Lijmbedrijven (VKL);12.VERAS, Vereniging voor aannemers in de sloop;13.Ondernemersorganisatie MKB Bouw;14.Ondernemersvereniging Bestratingsbedrijven Nederland (OBN);15.NVB, vereniging voor ontwikkelaars & bouwondernemers;16.Vereniging van Waterbouwers.<strong>Werk</strong>nemersorganisaties:1. FNV Bouw;2. CNV Vakmensen.<strong>De</strong> Cao Technisch Installatiebedrijf valt feitelijk onder de Kleinmetaal, maar onder deze cao valt ookbouwplaatspersoneel, zoals installateurs. Het gaat om bedrijven die zich onder meer bezighouden metontstoppen van huisrioleringen, herstellen en/of onderhouden van installaties voor gas- ofwatervoorziening, aa<strong>nl</strong>eggen en/of onderhouden van centrale verwarming, aanbrengen en/ of herstellendakbedekkingen van aluminium, zink, lood of koper. Maar ook radio- en televisiereparatiebedrijven,<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 56


eveiligingsbedrijven, installatiebedrijven voor (tele-)communicatie en lichtreclamebedrijven valleneronder. Geschat wordt dat ongeveer de helft van de 136.000 werknemers bouwgerelateerd is. <strong>De</strong> caowordt getekend door de Uneto-VNI en de Nederlandse Vereniging van ondernemingen op het gebied vankoudetechniek en luchtbehandeling (NVKL) aan werkgeverszijde en FNV Bondgenoten, CNV Vakmensenen de Unie aan werknemerszijde.Onder de Cao voor Schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf vielen per 1 juli 2012 ruim 24.000werknemers. Het gaat om schilders van woningen en gebouwen in de nieuwbouwsector, werknemers dieonderhoud doen aan huizen en gebouwen van particulieren en bedrijven en om werknemers die glasplaatsen, behang aanbrengen of metalen objecten zoals bruggen en hoogspanningsmasten onderhouden.<strong>De</strong> looptijd van deze cao is per 1 maart 2013 afgelopen. <strong>De</strong> cao wordt getekend door de KoninklijkeVereniging Federatie van Ondernemers in de Schilders-, Onderhouds-, Metaalconserverings- enGlasbranche (FOSAG) aan werkgeverszijde en FNV Bouw en CNV Vakmensen aan werknemerszijde.Andere bouwcao’sOok de volgende cao’s gelden in de bouw:• Cao Railinfra: bedrijven die infrastructuren voor spoor-, trein-, en metrolijnen aa<strong>nl</strong>eggen, vernieuwenen onderhouden.• Cao Mortel en morteltransportondernemingen: bedrijven die betonmortel en metselspecie voorbouwbedrijven produceren en/of betonmortel naar en op de werkplaats transporteren.• Cao Stukadoors-, afbouw-, en terazzo-/ vloerenbedrijf: bedrijven die raap-, pleister- en schuurwerkaan wanden, plafonds of gevels doen, plafonds en wanden monteren of dek- en terrazzovloere<strong>nl</strong>eggen.• Cao Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven: bedrijven die dakbedekking van bitumenen/of kunststof aanbrengen en onderhouden.• Cao Natuursteenbedrijf: bedrijven die zich bezi ghouden met vormen van het be- of verwerken vannatuursteen, met het plaatsen van blokken, platen, halfproducten, eindproducten of tegels vannatuursteen. Ook het kristalliseren, schuren en slijpen van natuursteen, het aanbrengen, reinigen enrestaureren van inscripties, onderhoud aan grafwerk en het stellen van natuursteen op bouwplaatsenen begraafplaatsen vallen eronder.• Cao Waterbouw: bedrijven die werken op het water of op (of rond) baggerschepen.• Cao Vlakglas: glasbewerkings- of glazeniersbedrijf.Sociale fondsenIn de drie grootste cao's in de bouw gelden tevens aparte cao’s voor de zogeheten bedrijfstakeigenregelingen, waarin de vorming van de sectorale sociale fondsen wordt geregeld.Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid fungeert als thesaurier voor de bedrijfstak.Het subsidieert activiteiten en projecten van andere organisaties die binnen de doelstellingen van hetfonds passen en die bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de sector. Het gaat onder meer ombevordering van de instroom in de bouw en het bouwonderwijs, verbetering van deberoepspraktijkvorming in bedrijven, verbetering van de arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingenin de bedrijfstak.<strong>De</strong>ze laatste zijn als volgt geformuleerd:• bevordering van de instroom in de bouw, vooral die in het bouwonderwijs (vmbo, mbo en hbo);• verbetering van de beroepspraktijkvorming in bedrijven;• bevordering van de aansluiting van het onderwijs op de beroepspraktijk;• stimulering en ontwikkeling van om-, bij- en nascholing;• stimulering en ontwikkeling van loopbaan- en certificeringstrajecten;• instandhouding van de landelijke mbo-vakopleiding voor de Infra;• verbetering van arbeidsomstandigheden en veiligheid;• bevordering van arbeidsgezondheid;• realisering van arbeidgerelateerd onderzoek;• verbetering van de arbeidsverhoudingen in de bedrijfstak;• uitvoering van de declaratieregeling collectieve ongevallen.<strong>De</strong> bouw kent ook een Aanvullingsfonds Bouwnijverheid, dat aanvullingen verstrekt aan werknemers dieeen uitkering ontvangen en stimuleringsuitkeringen bij re-integratie. Daarnaast voorziet het fonds in eentegemoetkoming in de loonkosten voor extra verlofdagen van werknemers van 55 jaar of ouder.Het O&O-fonds van de schildersbranche heet Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor hetSchilders- en Onderhoudsbedrijf. Dit fonds financiert opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten, bevordert dewerkgelegenheid in de bedrijfstak, verstrekt aanvullingen, int premies voor een collectieveongevallenverzekering en bevordert goede arbeidsomstandigheden.HetO&O-fonds van de Technische Installatiebranche heet OTIB, het Opleidings- en ontwikkelingsfondsvoor het Technisch InstallatieBedrijf. OTIB ondersteunt werkgevers en werknemers bij het ontwikkelen<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 57


van kennis en vakmanschap en wil jong en oud laten kennismaken met de branche. Op de lange termijnwil OTIB:• kennis ontwikkelen, managen en delen;• borgen van de kennisinfrastructuur;• goed en aantrekkelijk beroepsonderwijs;• instroom bevorderen en borging van voldoende praktijkleerplaatsen;• werknemers binden aan de branche.OTIB verstrekt werkgevers in de technische installatiebranche een tegemoetkoming voor scholing van hunwerknemers. Goed geschoolde vaktalenten geven de branche immers een kwaliteitsimpuls. Voor dediverse opleidingen zijn verschillende regelingen voor tegemoetkoming van toepassing. <strong>Werk</strong>gevers enwerknemers dragen op grond van de voor de bedrijfstak afgesloten CAO een bepaald bedrag af voorscholing en ontwikkeling. OTIB heeft geen winstdoelstelling.OTIB brengt het cursus-, onderwijs- en trainingsaanbod in beeld en initieert daar waar nodig nieuwecursussen en trainingen. Ook ontwikkelt OTIB instrumenten die keuzes rond scholing ondersteunen. <strong>De</strong>nieuwste innovatieve ontwikkelingen zijn te vinden op www.innovaties.otib.<strong>nl</strong>. Door middel vantrendanalyses en gericht innovatieonderzoek wordt hier een database bijgehouden met relevanteontwikkelingen, trends en technologieën. <strong>De</strong> innovatiethema’s variëren van woningautomatisering(domotica), hernieuwbare energie tot ICT en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het gaatoverigens om bewezen innovaties die al in de branche worden toegepast.Sociaal overleg op sectorniveauHet overleg tussen werkgevers en werknemers op sectorniveau is per cao verschillend, elke sector kentzijn eigen instituties of overlegvormen. In 2001 is het Technisch Bureau voor de Bouwnijverheidopgericht. Dit voert het secretariaat van cao-partijen die betrokken zijn bij de Cao Bouwnijverheid, debetreffende bedrijfstakfondsen en het pensioenfonds. Het Bureau Naleving & <strong>Werk</strong>ingssfeer ziet toe op denaleving van cao-afspraken.3. Brancheorganisaties in de bouwIn de bouw zijn veel werkgevers- en brancheorganisaties actief. In deze paragraaf worden de grootstewerkgeversorganisaties, betrokken bij de grootste cao’s, belicht:• Bouwend Nederland;• Uneto-VNI;• FOSAG.Bouwend Nederland (www.bouwendnederland.<strong>nl</strong>)Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven, is met ongeveer 4.500 aangeslotenbouwbedrijven de grootste ondernemersorganisatie in de bouw. BN verenigt, verbindt en ondersteuntbouwbedrijven en infrabedrijven. BN heeft drie kerntaken: belangenbehartiging, brancheontwikkeling e<strong>nl</strong>edenservice.• Belangenb ehartigingEén van de kerntaken van Bouwend Nederland is belangenbehartiging. In de contacten met landelijke,provinciale en regionale overheden probeert BN voor bouwbedrijven en infrabedrijven zodanigerandvoorwaarden te scheppen dat zij daarbinnen optimaal kunnen presteren.• BrancheontwikkelingBouwend Nederland stimuleert de professionalisering en vernieuwing van de bouwsector door hetaanbieden van programma’s gericht op de bedrijfsvoering van bouwondernemingen. Belangrijkstethema’s voor de komende jaren zijn ketenoptimalisatie en cultuur en leiderschap.• LedenserviceBouwend Nederland biedt de leden een uitgebreid pakket aan dienstverlenende activiteiten aan, zowel ind e vorm van eerste- als tweedelijnsdienstverlening en ledenvoordelen.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 58


Uneto-VNI (www.uneto-vni.<strong>nl</strong>)Uneto-VNI is de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de elektrotechnische detailhandel.Het is een van de grootste werkgeversorganisaties in Nederland. <strong>De</strong> Nederlandse installatiebranche is rijkgeschakeerd. Installatiebedrijven zijn actief in de:• woningbouw;• utiliteitsbouw;• industrie;• infrastructurele sector.Installatiebedrijven richten zich op ontwerp, advies, uitvoering en beheer van technische installaties. Vanalle bedrijven in deze branche zijn circa 5.000 lid van Uneto-VNI. Zij zijn goed voor zo’n 130.000 banenen een omzet van 14,5 miljard euro (90 procent van de omzet in deze branche).Uneto-VNI heeft duurzaamheid en energiebesparing hoog in het vaandel. Op thema's heeft hetspeerpunten benoemd. Met onderzoek, kennisoverdracht en producten stelt de brancheorganisatie haarleden in staat om op deze gebieden nieuwe kansen te benutten. Ook het betaalbaar houden van devergrijzing in Nederland staat hoog op haar agenda.Technologische oplossingen dragen ertoe bij dat ouderen langer zelfstandig thuis kunnen wonen.Daarnaast kunnen technische voorzieningen helpen de zorgkosten in ziekenhuizen en instellingen naarbeneden te krijgen.FOSAG (www.fosag.<strong>nl</strong>)OnderhoudNL (www.onderhoud.<strong>nl</strong>) is de merknaam van Koninklijke Vereniging FOSAG, deondernemersorganisatie van (restauratie-)schilders- en (totaal-)onderhoudsbedrijven, industriëleonderhoudsbedrijven en glaszetbedrijven. Met ruim 2.600 aangesloten bedrijven in vijf marktsegmentencq sectoren is OnderhoudNL de grootste vereniging in het (totaal-)gebouwonderhoud en het onderhoudvan industriële installaties en kunstwerken. <strong>De</strong> totale sector is in Nederland goed voor een omzet vanruim 3 miljard euro en biedt direct en indirect werk aan zo’n 25.000 mensen.Andere brancheorganisaties bouw<strong>De</strong> bouw kent ook een groot aantal kleinere brancheorganisaties. Een paar voorbeelden:Aannemersfederatie bouw (www.aannemersfederatie.<strong>nl</strong>)Aannemersfederatie Nederland Bouw en Infra is een landelijke koepel van brancheorganisaties die ruim1800 bedrijven vertegenwoordigen, met een totale omzet van 3,6 miljard euro en een arbeidsvolume van40.000 werkzame personen. Momenteel zijn er zeventien ondernemersorganisaties aangesloten, waarvande meeste partij zijn bij de Cao Bouwnijverheid.VOBN (www.vobn.<strong>nl</strong>)<strong>De</strong> Vereniging van Ondernemers van Betonmortelfabrikanten in Nederland (VOBN) verenigt, verbindt enondersteunt de Nederlandse betonmortelindustrie. <strong>De</strong> kerntaken zijn belangenbehartiging,brancheontwikkeling en individuele en collectieve ledendiensten. VOBN vertegenwoordigt ruim 140betonmortelcentrales in Nederland.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 59


4. <strong>Werk</strong>nemersorganisaties bouwEr zijn twee grote werknemersorganisaties in de bouw actief: FNV Bouw (de grootste) en CNVVakmensen.FNV Bouw (www.fnvbouw.<strong>nl</strong>)Meer dan de helft van alle bouwvakkers in Nederland is lid van FNV Bouw: zo´n 133.000 leden,waaronder zo'n 40.000 uitkeringsgerechtigden, vutters en gepensioneerden. FNV Bouw onderscheidtverschillende sectoren:• Bouw & Infra• Afbouw & Onderhoud• waterbouw• woondiensten• meubel & hout.<strong>De</strong> eerste drie vallen onder de sector Bouwnijverheid. FNV Bouw is onderdeel van de FederatieNederlandse Vakbeweging (FNV), verreweg de grootste vakcentrale van Nederland (1,4 miljoen leden).FNV Bouw & Infra en FNV Afbouw & Onderhoud maken zich sterk voor leerlingen, werkenden,uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden in deze sectoren.FNV Waterbouw behartigt belangen voor bedrijven in zowel het zoet- als zoutwater. FNV Bouw is vanoudsher ook de belangenbehartiger van de baggeraars. Een andere FNV-bond, de Federatie van<strong>Werk</strong>nemers in de Zeevaart (FWZ), doet dit voor de zeevarenden. Tot die laatste categorie behoort dekoopvaardij, maar ook het nautisch personeel aan boord van baggerschepen. Sinds 1 januari 2013hebben FNV Bouw en Nautilus International (de nieuwe naam van de FWZ) hun krachten gebundeld inFNV Waterbouw.CNV Vakmensen (www.cnvvakmensen.<strong>nl</strong>)CNV Vakmensen is met 135.000 leden de grootste bond binnen het CNV. <strong>De</strong> bond komt op voorwerknemers in:• het vervoer;• de industrie;• de voeding;• de bouw;• de facilitaire dienstverlening.CNV Vakmensen ontstond in 2010 uit een fusie tussen de CNV BedrijvenBond en CNV Hout en Bouw. CNVKunst en Cultuur maakt sinds 1 januari 2012 deel uit van CNV Vakmensen. Onderhandelaars sluiten zo'nzeshonderd cao’s af. Daarnaast biedt CNV Vakmensen dienstverlening en een professionele helpdesk voorleden. CNV Vakmensen behartigt de belangen van werkenden en niet-werkenden op het gebied vanarbeid en inkomen en doet dit vanuit een christelijk sociale gedachte. Rechtvaardig, duurzaam,verantwoordelijk en solidair zijn kernwaarden.5. BedrijfstakorganisatiesIn de bouwsector zijn organisaties actief die namens of voor de bedrijfstak taken uitvoeren. <strong>De</strong> meest inhet oog springen zijn de (wettelijke) kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven Fundeon en Savantis.Naast wettelijke taken voeren zij, in opdracht van sociale partners, bovenwettelijke taken uit op hetsnijvlak van onderwijs, opleidingen en bedrijfsleven. Ook andere Kenniscentra, zoals Kenteq(installatieberoepen), zijn toeleverancier, maar in deze bijlage worden alleen Fundeon en Savantis belicht.Tevens wordt een profiel gegeven van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB), Stichting Arbouw enhet SOMA College.Fundeon (www.fundeon.<strong>nl</strong>)Fundeon is het kennis- en adviescentrum voor het opleiden en ontwikkelen van personeel in de bouw enInfra. Het vormt de schakel tussen onderwijs en bedrijfsleven. Fundeon draagt bij aan betere opleidingen,meer en beter vakkundig personeel en het zorgt daardoor voor betere bedrijven in de bouw, Infra engespecialiseerde aannemerij. In opdracht van het ministerie van OCW onderhoudt Fundeon de mbokwalificatiestructuuren erkent het leerbedrijven. Namens de bedrijfstak ontwikkelt Fundeon lesmethodesvoor mbo-opleidingen, adviseert het werkgevers en werknemers over scholings- e<strong>nl</strong>oopbaanmogelijkheden en keert het sectorale tegemoetkomingen uit aan bedrijven die investeren in hetopleiden van nieuwe vakmensen. Bovendien maakt het kenniscentrum voorlichtingsproducten omjongeren en zij-instromers te informeren over de beroeps- en opleidingsmogelijkheden.Via onder meer de sectorplatforms, waarin brancheverenigingen en vakbonden zitting hebben, enhet Onderwijsplatform Bouw en Infra wordt afgestemd welke producten worden ontwikkeld. Het bestuur,<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 60


dat bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties en vanuit het onderwijs,bepaalt welke producten en diensten Fundeon aanbiedt aan werkgevers, werknemers en het onderwijs.Het ontwikkelen van deze nieuwe producten en diensten gebeurt in nauwe samenspraak met mensen uitde sector en het onderwijs.Daarnaast richt Fundeon zich op de ontwikkeling van medewerkers in de bouw en infra. <strong>De</strong> adviseursPersoneelsontwikkeling adviseren werkgevers over de mogelijkheden voor bij- en omscholing vanwerknemers in de bouw en infra.Zelfstandige onderdelen van Fundeon, het Loopbaantraject Bouw & Infra en de EVC-centra Bouw & Infra,ondersteunen werknemers bij hun loopbaanontwikkeling of het behalen van hun beroepsdiploma op basisvan hun werkervaring (EVC).• Loopbaanproject Bouw & Infra (www.fundeon.<strong>nl</strong>/loopbaantraject)<strong>Werk</strong>nemers in de bouw en infra kunnen zich via het Loopbaantraject Bouw & Infra omscholen naar eenander beroep. Dat kan een stap hogerop zijn, maar ook een stap opzij. Wanneer het werk te zwaar is, iszelfs omscholing naar een beroep buiten de sector mogelijk. Een loopbaantraject biedt werknemers dekans om zich te ontwikkelen. Om die functie te krijgen die hij altijd heeft willen hebben. Of om te zorgendat hij tot aan zijn pensioen gezond en tevreden kan blijven werken.• EVC (www.fundeon.<strong>nl</strong>/evc-centra)Via de EVC-centra Bouw & Infra kan een werknemer een ervaringscertificaat halen. Op basis van eenervaringscertificaat geeft een regionaal opleidingencentrum (ROC) vrijstellingen voor een opleiding of reikthet diploma uit.Savantis (www.savantis.<strong>nl</strong>)Savantis, een van de zeventien kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, werkt voor vier sectoren:• Schilderen en Onderhoud;• Afbouw;• Reclame, Presentatie en Communicatie;• Schoonmaak en Glazenwassen.Het register van erkende leerbedrijven telt meer dan 11.000 ondernemingen, waar ruim 9.500 leerlingenen stagiairs uit het middelbaar beroepsonderwijs het praktijkdeel van hun opleiding volgen. Bovendienverzorgt Savantis praktijk- en theorietrainingen, met jaarlijks 5.000 deelnemers.Savantis is zowel kennis- als vakcentrum. Als kenniscentrum heeft het wettelijke taken. Daartoe behoortde erkenning van leerbedrijven. Ook ontwikkelt en onderhoudt Savantis de kwalificatiedossiers, waarin deinhoud van een beroep en de benodigde competenties, kennis en vaardigheden voor een beginnendeberoepsbeoefenaar zijn beschreven. Savantis verzamelt en publiceert tevens arbeidsmarktinformatie.Als vakcentrum voert Savantis diverse andere taken uit, zoals examinering, training en de ontwikkelingvan lesmateriaal.Het bestuur van Savantis bestaat uit vertegenwoordigers van CNV Vakmensen en FNV Bouw en FOSAGen de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA). Het onderwijs isvertegenwoordigd door de MBO Raad.<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 61


Het verhaal van Savantis begon in de jaren vijftig, toen het werd opgericht als ‘Het Leerlingstelsel en deVakopleiding voor het Schildersbedrijf in Nederland’. Hoewel de omgeving in al die jaren steedsveranderde, bleef het werkgebied actueel: praktisch onderwijs voor beginnende vakmensen.Tot 2003 gingen het kenniscentrum door het leven als Opleidingscentrum SVS. Om uitdrukking te gevenaan de veelzijdigheid van de organisatie werd de naam toen veranderd in Savantis – een afgeleide vanhet Franse woord ‘savant’, ofwel: getuigend van grote vakkennis.EIB (www.eib.<strong>nl</strong>)Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) is een onderzoeksbureau voor toegepaste economischeanalyse. Zowel in opdracht als op eigen initiatief verricht het EIB onderzoek voor marktpartijen enoverheid. Het beantwoordt tevens op onafhankelijke en wetenschappelijke wijze economische en socialevraagstukken over de bouw en gebouwde omgeving. Met onderzoek en analyses die (beleids)beslissingenonderbouwen en versterken. Bouwbedrijven, werknemers- en brancheorganisaties, toeleveringsbedrijven,dienstverleners in de bouw, projectontwikkelaars, woningcorporaties, financiële instellingen, kenniscentravoor beroepsonderwijs en gemeentelijke, provinciale en landelijke overheden bouwen op de cijfermatigeinzichten van het EIB. Sociale partners en het bedrijfsleven zijn vertegenwoordigd in de Raad van Toezichtvan het EIB.Arbouw (www.arbouw.<strong>nl</strong>)Arbouw is door werkgevers- en werknemersorganisaties opgericht om de arbeidsomstandigheden in de<strong>bouwnijverheid</strong> te verbeteren en het ziekteverzuim te verminderen. In het bestuur van Arbouw zittenvertegenwoordigers van Bouwend Nederland, Stichting FOSAG-NOA, FNV Bouw en CNV Vakmensen. <strong>De</strong>belangrijkste taken zijn: onderzoek en ontwikkeling, bedrijfstakondersteuning en<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 62


edrijfsgezondheidszorg.- Onderzoek en Ontwikkeling (O&O)<strong>De</strong> afdeling Onderzoek en Ontwikkeling doet onderzoek naar arbeidsomstandigheden, arbovriendelijkewerkmethoden en -technieken, de aard en ernst van arborisico's, beroepsziekten en ongevallen. <strong>De</strong>onderzoeksresultaten vormen regelmatig de basis voor het ontwikkelen van praktische instrumenten,normen, richtlijnen, informatiesystemen en voorlichtingsmateriaal voor werkgevers en werknemers.- Bedrijfstakondersteuning (BTO)<strong>De</strong> afdeling BTO heeft twee kerntaken. Enerzijds het onderzoeken van de behoeften van de bedrijfstak enanderzijds het toesnijden van de informatie die binnen Arbouw beschikbaar is op de wensen van debedrijfstak. Daarnaast zorgt zij ervoor dat deze informatie ook daadwerkelijk op de juiste plaatsterechtkomt. Om de doelgroepen te bereiken verzorgt de afdeling o.a. voorlichtingssessies envoorlichtingsmateriaal zoals folders, posters, brochures, websites en Arbouw Magazine. Voor vragen overarbeidsomstandigheden is de Arbouw Infolijn iedere werkdag bereikbaar tussen 09.00 en 17.00 uur optelefoonnummer 0341 46 62 22.- Bedrijfsgezondheidszorg (BGZ)In de bedrijfstak bouw krijgt iedere werknemer periodiek een oproep van een arbodienst voor eenmedische keuring. <strong>De</strong> afdeling Bedrijfsgezondheidszorg (BGZ) van Arbouw organiseert en coördineert dit.Dit betekent o.a. dat BGZ de arbodiensten opdracht geeft de werknemers uit te nodigen, dat zij dearbodiensten informeert over hoe zij de keuring dienen uit te voeren en dat zij zorg draagt voor debetaling van de keuringen. <strong>De</strong> uitslagen van de verschillende gezondheidskeuringen kunnen voor Arbouwweer reden zijn tot onderzoek.SOMA CollegeHet SOMA College is een landelijke mbo-vakopleiding voor de Infra, gefinancierd door de overheid en debedrijfstak bouw. In twee tot vier jaar worden deelnemers opgeleid tot machinist grond-, water- enwegenbouw (gww), allround monteur mobiele werktuigen, kaderfunctionaris of straatmaker. <strong>De</strong>opleidingen zijn te volgen via de beroepsopleidende leerweg (bol) of de beroepsbegeleidende leerweg(bbl).6. Vacaturesites<strong>De</strong> belangrijkste vacaturesites voor de bouw zijn:<strong>Werk</strong>.<strong>nl</strong><strong>Werk</strong>.<strong>nl</strong> (www.werk.<strong>nl</strong>) is een website van UWV, die werkzoekenden ondersteunt bij het zoeken naarwerk. <strong>De</strong> belangrijkste diensten zijn:• een WW- of bijstandsuitkering (WWB/IOAW) aanvragen;• inschrijven als werkzoekende bij UWV;• vacatures zoeken;• de <strong>Werk</strong>map, de persoo<strong>nl</strong>ijke pagina op werk.<strong>nl</strong>.Op het terrein van vacatures biedt <strong>Werk</strong>.<strong>nl</strong> de volgende activiteiten aan:• Cv plaatsen op werk.<strong>nl</strong>: met de cv op werk.<strong>nl</strong> zijn werkzoekenden zichtbaar voor werkgevers.<strong>Werk</strong>gevers kunnen direct reageren op uw cv.• Vacatures zoeken en direct solliciteren: Op werk.<strong>nl</strong> staan veel vacatures. Geïnteresseerden kunnendirect via werk.<strong>nl</strong> reageren.• Automatisch vacatures ontvangen: <strong>Werk</strong>.<strong>nl</strong> zoekt geschikte vacatures bij het Cv van werkzoekenden.<strong>De</strong> vacatures verschijnen automatisch in het aangemaakte profiel.• Automatisch vacatures ontvangen per e-mail: werk.<strong>nl</strong> kent een e-mailservice. <strong>De</strong> werkzoekendeontvangt dan automatisch passende vacatures per e-mail.• Test uzelf o<strong>nl</strong>ine: Op werk.<strong>nl</strong> staan veel o<strong>nl</strong>ine testen, bijvoorbeeld interesses en kwaliteiten. Zokunnen werkzoekenden gericht zoeken naar een baan.• Handige tips en informatie over werk: Op werk.<strong>nl</strong> staan veel handige tips en informatie over werk.Bijvoorbeeld over solliciteren, maar ook over rechten en plichten.www.komindebouw.<strong>nl</strong>Komindebouw.<strong>nl</strong> is de belangrijkste vacaturebank voor de bouw- en infrasector van Nederland. Eengroeiend aantal ondernemingen maakt voor het o<strong>nl</strong>ine werven van medewerkers gebruik van de site.Vacatures, stageplaatsen en leerwerkplekken komen direct van aannemers, architecten- eningenieursbureaus, woningcorporaties, overheden en andere werkgevers binnen de bouw- en infrasector.Meer informatie op www.komindebouw.<strong>nl</strong><strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 63


Andere vacaturesites• Www.bouwmatch.<strong>nl</strong>• www.monsterboard.<strong>nl</strong>• www.allebouwvacatures.<strong>nl</strong>• www.bouwjobs.<strong>nl</strong>• www.uta-jobs.<strong>nl</strong>• www.werktuigbouw.ikwerk.<strong>nl</strong><strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 64


<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 65


ColofonUitgaveUWV Afdeling arbeidsmarktinformatie en -adviesPostadresPostbus 582851040 HG AmsterdamI<strong>nl</strong>ichtingenTel. 06-22947956RedactieKees van UitertMechelien van der AalstDisclaimerAlles uit deze uitgave mag worden overgenomen, graag zelfs, maar gebruikt u wel de bronvermelding.UWV © 2013<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 66


Einde rapport<strong>De</strong> <strong>bouwnijverheid</strong> 67

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!