11.07.2015 Views

BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN - Vlaams Parlement

BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN - Vlaams Parlement

BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN - Vlaams Parlement

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Nr. 11VLAAMS PARLEM<strong>EN</strong>TZitting 2000-200127 april 2001<strong>BULLETIN</strong> <strong>VAN</strong> <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> <strong>EN</strong> ANTWOORD<strong>EN</strong>INHOUDSOPGAVEI. <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> <strong>VAN</strong> DE VLAAMSE VOLKSVERTEG<strong>EN</strong>WOORDIGERS <strong>EN</strong> ANTWOORD<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong> DEMINISTERS (Reglement artikel 81, 1, 2, 3, 5 en 7)A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn Blz.Patrick Dewael, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting,Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1383Steve Stevaert, minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, OpenbareWerken en Energie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1387Mieke Vogels, <strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1412Bert Anciaux, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1424Marleen Vanderpoorten, <strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en Vorming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1428Renaat Landuyt, <strong>Vlaams</strong> minister van Werkgelegenheid en Toerisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1443Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1449Johan Sauwens, <strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport . . . . . . 1467Dirk Van Mechelen, <strong>Vlaams</strong> minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1484B. Vragen waarop werd geantwoord na het verstrijken van de reglementaire termijnPatrick Dewael, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting,Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1500Mieke Vogels, <strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1502Marleen Vanderpoorten, <strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en Vorming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1522


Nr. 11II. <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> WAAR<strong>VAN</strong> DE REGLEM<strong>EN</strong>TAIRE TERMIJN VERSTREK<strong>EN</strong> IS <strong>EN</strong> WAAROP NOGNIET WERD GEANTWOORD (Reglement artikel 81, 6)Mieke Vogels, <strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1537III. <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> WAAR<strong>VAN</strong> DE REGLEM<strong>EN</strong>TAIRE TERMIJN VERSTREK<strong>EN</strong> IS MET T<strong>EN</strong> MINSTETI<strong>EN</strong> WERKDAG<strong>EN</strong> <strong>EN</strong> DIE OP VERZOEK <strong>VAN</strong> DE VRAAGSTELLERS WERD<strong>EN</strong> OMGEZETIN <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> OM UITLEG (Reglement artikel 81, 4)NihilREGISTER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1539


-1383- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001I. <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> <strong>VAN</strong> DE VLAAMSEVOLKSVERTEG<strong>EN</strong>WOORDIGERS <strong>EN</strong>ANTWOORD<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong> DE MINISTERS(Reglement artikel 81, 1, 2, 3, 5 en 7)A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementairetermijnPATRICK DEWAELMINISTER-PRESID<strong>EN</strong>T<strong>VAN</strong> DE VLAAMSE REGERING,VLAAMS MINISTER <strong>VAN</strong> FINANCI<strong>EN</strong>,BEGROTING, BUIT<strong>EN</strong>LANDS BELEID<strong>EN</strong> EUROPESE AANGELEG<strong>EN</strong>HED<strong>EN</strong>Vraag nr. 40van 15 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Europese vacatures – EngelsNaar verluidt, stelt een toenemend aantal vacaturesvan Europese organisaties als voorwaarde datkandidaten het Engels als moedertaal hebben. Uitgerekendde Raad der Europese Gemeenten enRegio's is daar een voorbeeld van, met name voorde functie van informatieverantwoordelijke.1. Is de minister-president van dit concrete gevalop de hoogte ?2. Welke beleidsvisie wordt terzake gehanteerd ?3. Heeft Vlaanderen als lid van die raad protestaangetekend ?4. Wordt naar aanleiding van het EU-voorzitterschap(Europees Unie) het thema discriminatieop grond van moedertaal door de minister-presidentter harte genomen ?Antwoord1. De Raad der Europese Gemeenten en Regio'swenst een informatieverantwoordelijke aan tewerven voor zijn bureau in Brussel met het Engelsals moedertaal. Dit concrete geval werd enwordt opgevolgd.2. Vlaanderen heeft in het kader van de IntergouvernementeleConferentie 2000 (IGC) ervoorgepleit dat elke officiële taal van de EuropeseUnie op een gelijke wijze zou worden gebruiktin de instellingen en organen van de EuropeseUnie (met name de Raad, het Europees <strong>Parlement</strong>,de Commissie, het Comité van de Regio's,het Economisch en Sociaal Comité, het Hof vanJustitie en de Rekenkamer). Verder pleit Vlaanderenvoor het behoud van het huidige taalregimebinnen de EU, ook na de uitbreiding.De Raad der Europese Gemeenten en Regio'svalt helaas buiten de werkingssfeer van de EUverdragen.Verder is het decreet van 19 juli 1973tot regeling van het gebruik van de talen voorsociale betrekkingen tussen de werkgevers ende werknemers, alsmede van de door de wet ende verordeningen voorgeschreven akten en bescheidenvan de ondernemingen (het zogenaamdeseptemberdecreet) ratione loci enkelvan toepassing op de ondernemingen die hunexploitatiezetel in het <strong>Vlaams</strong>e gewest hebben.Vermits het hier een vereniging met exploitatiezetelin het Brusselse Hoofdstedelijke gewestbetreft, valt deze materie buiten de bevoegdheidvan de <strong>Vlaams</strong>e regering.De <strong>Vlaams</strong>e regering ziet erop toe dat het fundamentelebeginsel van de gelijkheid van de officiëletalen van de EU wordt toegepast bij hetaanwervingsbeleid van alle instellingen van deEU.3. Vlaanderen is geen lid van de Raad der EuropeseGemeenten en Regio's. Het enige Belgischelid is de Vereniging van Belgische Stedenen Gemeenten (VBSG).4. Het nastreven en bevorderen van de cultureleen taalkundige diversiteit en van een gelijke behandelingvan de diverse officiële talen binnende Europese Unie, is een doelstelling die de<strong>Vlaams</strong>e regering permanent vooropstelt in hetkader van haar EU-beleid. Het spreekt dan ookvoor zich dat Vlaanderen zich voorneemt omdeze belangen a fortiori tijdens het Belgischvoorzitterschap te blijven behartigen.Temeer omdat onder het Belgisch voorzitterschaphet Europees Jaar van de Talen wordt afgesloten.Met dit evenement worden de schijnwerpersgericht op de taalkundige verscheidenheidin Europa, evenals op de bevordering vanhet leren van talen. Bovenop een veelheid aanactiviteiten organiseert Vlaanderen eind 2001de Slotconferentie van het Europees Jaar vande Talen.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1384-Vraag nr. 41van 15 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Zuid-Afrikareis – KostprijsEind november 2000 bracht de minister-presidenteen officieel bezoek aan Zuid-Afrika.1. Wat is de kostprijs van dit initiatief ?2. Kan worden gepreciseerd of de kosten voor depersmensen die deelnamen aan de zending doorde overheid werden gedragen ?Zo ja, hoeveel journalisten kwamen hiervoor inaanmerking en welke verschillende kostenbracht dat met zich mee ?3. Welke persorganen waren vertegenwoordigd ?Antwoord1. De kostprijs van dit initiatief bedraagt 2.360.857frank.2. De kosten voor de persmensen die deelnamenaan de zending werden door de overheid gedragen.Acht journalisten namen deel aan deze zending.De reis- en hotelkosten waren ten laste van deoverheid.3. De volgende persorganen waren vertegenwoordigd: VTM, VRT tv en radio, Het belang vanLimburg, De Morgen.Vraag nr. 43van 23 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Buitenlands beleid – Constitutionele regio's (2)In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 37van 30 januari 2001 aangaande het niet uitnodigenvan Karinthië op de ministeriële conferentie vande vertegenwoordigers van de constitutionele regio's,stelt de minister-president onder meer dat de<strong>Vlaams</strong>e regering het tot haar exclusieve prerogatievenrekent om de concrete invulling en intensiteitvan het beleid van (deel)staat tot (deel)staatvrij te bepalen.In het licht van de standpunten van de heer Haideren zijn partij werd derhalve Karinthië niet uitgenodigdop bovengenoemde conferentie (Bulletin vanVragen en Antwoorden nr. 10 van 30 maart 2001,blz. 1268 – red.).1. Kan de minister-president in dat verband eenoverzicht verstrekken van landen en deelstatendie op dezelfde behandeling kunnen rekenenals de regering van Karinthië ?2. Welke bijeenkomsten zijn er in het kader vanhet Belgisch EU-voorzitterschap (EuropeseUnie) gepland met de constitutionele regio's ?Antwoord1 Er zijn geen andere landen en deelstaten die opdezelfde behandeling kunnen rekenen als de regeringvan Karinthië.2. Ter opvolging van het colloquium van de constitutioneleregio's is later in het voorjaar een politiekebijeenkomst van de minister-presidentenvan de zeven partnerregio's gepland (BeierenNoordrijn-Westfalen, Salzburg, Catalonië,Schotland, Wallonië en Vlaanderen).Het is de bedoeling om tijdens dit treffen eengezamenlijke politieke verklaring uit te werkenals inbreng van de constitutionele regio's bij deVerklaring van Laken. Nadien zullen wij eenbijeenkomst organiseren voor vertegenwoordigersvan alle regiobureaus in Brussel, teneindetoelichting te verschaffen bij deze politieke verklaring.Ten slotte zullen alle Europese constitutioneleregio's bij de oefening worden betrokken,mede in het kader van een initiatief dat minister-presidentVan Cauwenberghe van deWaalse regering zal organiseren in november2001 in Luik.Vraag nr. 48van 27 februari 2001van mevrouw HILDE DE LOBELBelgisch EU-voorzitterschap – BetrokkenheidLuidens persberichten overweegt Zweden om inde toekomst te bedanken voor het voorzitterschapvan de Europese Unie (EU). De Zweedsevice-premier, mevrouw Lena Hjelm-Wallèn, voerthiervoor de exorbitant hoge kosten aan die aan ditvoorzitterschap verbonden blijken te zijn. Zij heeftberekend dat het organiseren van de EU-bijeen-


-1385- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001komsten haar land eind juni, bij het einde van hethuidige Zweedse voorzitterschap, ruim 3,6 miljardBelgische frank zal hebben gekost.In juli neemt België het voorzitterschap van Zwedenover. Naar ik vandaag vernam op het colloquiumover het versterken van de rol van de constitutioneleregio's in de Europese Unie, zou het de bedoelingzijn dat ook regionale ministers sommigebijeenkomsten namens België zouden voorzitten.1. In welke mate is Vlaanderen betrokken bij deorganisatie en het kostenplaatje van het komendeBelgisch voorzitterschap ?2. Worden naar aanleiding of in de marge van ditvoorzitterschap door Vlaanderen initiatievengenomen ? Zo ja, welke en wat zijn de geraamdekosten ?Antwoord1. Elke lidstaat van de Europese Unie neemt volgenseen beurtregeling gedurende een half jaarhet voorzitterschap van de Europese Unie waar.Vanaf 1 juli 2001 neemt Vlaanderen voor heteerst actief deel aan het Belgisch EU-voorzitterschap.Vlaanderen heeft als deelstaat metwetgevende bevoegdheden een eigen rol te vervullenbij de uitoefening van het voorzitterschap.Voor gemeenschaps- en gewestmaterieszitten ministers van de deelstaten immers formeleministerraden voor. Dit komt voor de eerstemaal in de Europese geschiedenis voor.Vlaanderen neemt het voorzitterschap waar vande formele Europese ministerraden Onderwijs,Jeugd en Toerisme en vertegenwoordigt Belgiëvoor de formele Europese ministerraden Energie,Leefmilieu, Tewerkstelling en Sociale Zakenen Cultuur. Daarnaast organiseert Vlaandereneen informele raad Cultuur, drie ministeriëleconferenties rond onderwijs, sport en toerismeen een veelheid aan andere evenementen.2. De ontwerpagenda voor het <strong>Vlaams</strong>e luik vanhet Belgisch EU-voorzitterschap ziet eruit alsvolgt :formele en informele raden– formele raad Toerisme : 27 september/28 november(Brussel)– formele raad Onderwijs en Jeugd : 29 november(Brussel)– informele raad Cultuur : 4-5 december(Brugge)ministeriële conferenties– Toerisme : 1-2 juli (Brugge)– Sport : 12 november (Brussel)– Onderwijs : 28 november (Brussel)horizontale evenementen– Slotconferentie Europees Jaar van de Talen :7-8 december (Brussel)– <strong>Vlaams</strong>e Startconferentie Europees Jaar vande Talen : 7 maart (Brussel)– Bureau van het Comité van de Regio's : 26oktober (Alden Biezen)– Colloquium van de regio's : 22 februari(Brussel)– Conferentie culturele minderheden, tolerantieen multiculturaliteit : onbepaaldambtelijke vergaderingen– Directeurs internationale culturele samenwerking(administratie Buitenlands Beleiden Commissariaat-Général aux Relations Internationalesde la Communauté française) :3-6 oktober (Brussel-Brugge-Luik)– Directeurs-generaal hoger onderwijs (Onderwijs): 1-4 december (Antwerpen)– Directeurs-generaal beroepsopleiding (Onderwijs): oktober (<strong>Vlaams</strong>e stad)– Specifieke onderwijscomités (Onderwijs enEuropese Commissie) : (<strong>Vlaams</strong>e stad)– Entep – Europees netwerk beleid voor lerarenopleiding: half september (Namen ofLuik)– Expertenconferentie innovatieve lerarenopleiding: half september (Namen of Luik)– Randactiviteiten JINT – Coördinatieorgaanvoor Internationale Jongerenwerking (de-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1386-partement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur): 17-29 september of 11-13 oktober(Leuven of Blankenberge)– Europees Forum voor Sport (EuropeseCommissie en departement Welzijn, Volksgezondheiden Cultuur) : eind oktober(Brussel)– Gemeenschappelijk forum bodemsanering(Openbare Afvalstoffenmaatschappij voorhet <strong>Vlaams</strong> Gewest) : 18-19 oktober (Antwerpen)– Expertengroep over de stand van zaken enbekendmaking van de milieurichtlijnen(<strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij) : 15 oktober(Brussel)– Expertengroep over milieuberichtgeving(<strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij) : 3-4 december(Mechelen)– Gemeenschappelijk Wetenschappelijk Onderzoekscentrum/directoraat-generaalMilieu: werkgroep "PM 10-metingen" (<strong>Vlaams</strong>eMilieumaatschappij) : 17-18 september(Brugge)– Bijzondere vergadering van de groep "onderzoek/atoomzaken"(administratie Wetenschapen Innovatie) : eerste helft van juli(Antwerpen)– Europassconferentie (<strong>Vlaams</strong>e Dienst voorArbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) :3-4 december (Brussel)eigen <strong>Vlaams</strong>e initiatieven– Europese expertenconferentie vakoverschrijdendeeindtermen (departement Onderwijs): 11-12 oktober (Brussel)– Europese beurs van studenten- en leerlingenparticipatieorganenin het Europees <strong>Parlement</strong>(Europese koepelorganisaties Obessuen ESIB) : 27 november (Brussel)– Colloquium jeugd (departement Welzijn,Volksgezondheid en Cultuur) : 26-28 november(Gent)– Conferentie cultureel erfgoed (departementWelzijn, Volksgezondheid en Cultuur) : 19-20november (Antwerpen)– Randactiviteit cultuur (Cultureel ContactpuntVlaanderen) : (Brussel)– Colloquium "Effect van beleidsmaatregelenop de taakverdeling tussen mannen en vrouwen"(Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudies): 11-12 oktober (Brussel)– Seminarie "Op weg met telematica" (mobiliteitscel,departement Leefmilieu en Infrastructuur): 16-17 oktober (Brussel)– Werkgroep groenestroomcertificaten (afdelingNatuurlijke Rijkdommen en Energie) : 17december– Symposium "Landbouw, bos- en tuinbouw inrandstedelijke gebieden" (administratie Milieu-,Natuur-, Land- en Waterbeheer en administratieLand- en Tuinbouw) : 19-22 september(Gent)– Seminarie dioxines in de lucht (<strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij): 19-20 november (Brugge)– Expertenvergadering C<strong>EN</strong>-werkgroep dioxinemetingen(<strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij) :21 november (Brugge)– Conferentie "Internationale beste praktijkeninzake de evaluatie van wetenschappelijk enopenbaar gefinancierde onderzoeken" (administratieWetenschap en Innovatie en andereoverheden) : 12-13 november (Brussel)– Conferentie "Sociaal-economisch wetenschappelijkonderzoek van projecten gefinancierddoor de Gemeenschappen : resultatenen aanbevelingen" (administratie Wetenschapen Innovatie en andere) : 12-13 september(Antwerpen)– Conferentie "De popularisering van wetenschapen technologie op regionaal, nationaalen Europees niveau : beste praktijken, standaardenen eigen accenten" (administratieWetenschap en Innovatie en andere) : 17-18december (Brussel)– Symposium rond de rol van kleine en middelgroteondernemingen in de Europeseruimtevaart (administratie Wetenschap enInnovatie en andere) : 9 november (Oostende)


-1387- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001– Expertenmeeting Trivisi (departement Economie,Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenhedenen Landbouw en EuropeseCommissie) : november (Brussel)– Conferentie "Lokale besturen en nieuwedienstenwerkgelegenheid" (VVSG) : 18 en19 oktober 2001 (Brussel)– Conferentie "Architectuur en de Europesetop 2001" (kabinet-Sauwens).De geraamde kosten zijn de volgende.Bij de begrotingsopmaak 2001 werd in een budgetvan 200.000.000 frank voorzien :– naar analogie van wat gangbaar is op federaalniveau, wordt voor de informele RaadCultuur in principe 8.000.000 frank uitgetrokken(de financiering van de formeleraden valt geheel ten laste van het Raadssecretariaat);– voor elk van de drie ministeriële vergaderingen,evenals voor de diverse activiteiten inhet kader van het Europees Jaar van deTalen, wordt een forfaitair bedrag van6.500.000 frank voorbehouden ;– voor de organisatie van de bijeenkomst vanhet Bureau van het Comité van de Regio's inVlaanderen, alsook voor het colloquium vande constitutionele regio's wordt 3.000.000frank uitgetrokken ;– voor de ambtelijke vergaderingen en deeigen <strong>Vlaams</strong>e initiatieven worden bedragentoegekend op basis van behoefte, met inachtnemingvan de uitgewerkte begrotingsrichtlijnen.(Entep : European Network on Teacher EducationPolicies ; PM : Particulate Matter (zwevendedeeltjes) ; Obessu : Organizing Bureau of EuropeanSchool Unions ; ESIB : European StudentInformation Bureau ; C<strong>EN</strong> : Comité Européende Normalisation ; VVSG : Vereniging van<strong>Vlaams</strong>e Steden en Gemeenten ; Trivisi : geïntegreerdevisie op de onderneming vanuit drie invalshoeken: mens, milieu en maatschappij –red.)STEVE STEVAERTMINISTER VICE-PRESID<strong>EN</strong>T<strong>VAN</strong> DE VLAAMSE REGERING,VLAAMS MINISTER <strong>VAN</strong> MOBILITEIT,OP<strong>EN</strong>BARE WERK<strong>EN</strong> <strong>EN</strong> <strong>EN</strong>ERGIEVraag nr. 103van 1 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Zwerfvuilcampagne – EvaluatieSinds 1993 is een actie tegen zwerfvuil opgestart.Sinds 1998 werden ook gemeenten aangezet zelfinitiatieven tegen zwerfvuil op te zetten en dit inhet gemeentelijk milieuconvenant op te nemen.Continuering en geregelde bekendmaking van resultatenzijn voor dergelijke acties belangrijk, énals positieve stimulans én als afschrikkingsmiddel.In opvolging van mijn vroegere vragen terzake hadik graag het volgende vernomen.1. Hoeveel keer werd in 2000 per provincie ingegrepentegen zwerfvuil langs gewestwegen ?2. Zijn de resultaten anders dan tijdens de periodevan de jaarlijks lopende campagne ?3. Op welke plaatsen in Limburg werden er in2000 overtredingen vastgesteld ?4. Welke gemeenten ondertekenden in 2000 eenbijakte 6, waardoor zijzelf, in ruil voor een vergoeding,de netheid op de gewestwegen overnamen?Welke vergoedingen ontvingen deze gemeenten?5. Welk gevolg (vermaning, boete, betalen van opruimkosten,... ) werd aan de overtredingen van1998, 1999 en 2000 gegeven ?Hoeveel bedragen de opbrengsten hiervan ?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1388-Antwoord1. Ingrepen tegen zwerfvuil :2000 (aantal PV's)Antwerpen 7<strong>Vlaams</strong>-Brabant 60West-Vlaanderen 7Oost-Vlaanderen 5Limburg 162. Er is geen substantiële verandering merkbaarover de loop van de jaren, ondanks de gevoerdesensibiliseringsacties.Dit betekent nochtans niet dat de gemiddeldeVlaming een sluikstorter is. De slordigheid vaneen kleine minderheid is voldoende om een vervuildeindruk te geven. Hetzelfde fenomeendoet zich voor in sommige stadswijken.3. Overtredingen Limburg :Parking E313 Diepenbeek 1Parking E313 Lummen 1Parking E314 Heusden-Zolder 2Parking E314 Zonhoven 1Gewestweg N762 Kinrooi 1Gewestweg N760 Bree 1Gewestweg N73 Bree 2Gewestweg N73 Kinroo 1Gewestweg N715 Zonhoven 1Gewestweg N78 Heirstraat 1Gewestweg N78 Maaseik 1Gewestweg N78 Kinrooi 2Gewestweg N78 Dilsen Stokkem 14. Volgende <strong>Vlaams</strong>e gemeenten ondertekendenin 2000 een bijakte nr. 6 aan het mobiliteitsconvenant.Spiere-Helkijn 27.07.2000Ieper 30.10.2000Tongeren 07.12.2000Vergoedingen bijakte nr. 6In 2000 werden volgende sommen uitbetaald :HerentalsMortselBrasschaatWuustwezelGalmaardenNeerpeltBocholt757.960 fr.1.079.325 fr.562.000 fr.414.463 fr.715.120 fr.282.824 fr.752.138 fr.Gingelom 259.332 fr.Heusden-Zolder 749.526 fr.Zutendaal 612.457 fr.(uitbetaald op 13.02.2001)5. De strafrechtelijke vervolging is niet bekend bijmijn administratie ; strafrechtelijke boeten wordenfederaal geïnd.De gerecupereerde bedragen voor opruimingskostenschommelen, maar zijn zeer beperkt. Opjaarbasis gaat het over minder dan 500.000frank voor geheel Vlaanderen.Vraag nr. 108van 1 februari 2001van de heer CHRIS <strong>VAN</strong>D<strong>EN</strong>BROEKEBeleidsgericht onderzoek – ProjectenEen geëigend onderdeel binnen het luik Onderzoeken Ontwikkeling betreft het beleids- en praktijkgerichtwetenschappelijk onderzoek zoals hetdoor de verschillende ministers wordt voorgestelden toegewezen aan universiteiten en/of hogescholen.Een overzicht van het onderwijskundig onderzoek,en dit sinds 1994, werd opgenomen onder Bijlage1-9 van de Beleidsbrief Onderwijs – Beleidsprioriteiten2000-2001 van 6 december 2000 (Stuk 15(2000-2001) – Nr. 6-H).Ik neem uiteraard aan dat dergelijke onderzoeksprojecten,net als tijdens de vorige legislatuur, nietenkel beperkt blijven tot onderwijskundige onderwerpen.Kan de minister een overzicht geven van de toegewezenbeleids- en praktijkgerichte onderzoeksprojectenbinnen zijn/haar bevoegdheidsdomeinensinds de aanvang van de legislatuur (en, indien mogelijk,gegroepeerd voor 1999 en 2000) ?Voor het beoordelen van dit overzicht is het aangewezendat, behalve de titel van de projecten, eveneensde naam van de promotor (en de instelling)vermeld wordt, alsook de looptijd van het projecten de toegewezen middelen.N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.De vraag aan mevrouw Marleen Vanderpoortenbetreft evenwel alleen de kredieten diewerden toegekend aan de onderzoeksprojectenvermeld in voornoemde beleidsbrief.


-1389- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor mevrouw Marleen Vanderpoorten, <strong>Vlaams</strong>minister van Onderwijs en Vorming.(Gecoördineerd antwoord : blz. 1522 – red.)Vraag nr. 110van 8 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Autobussen De Lijn – ComfortOpenbaar vervoer aanbieden is één zaak, kwaliteitgaranderen een andere.De tevredenheidsmeting van De Lijn bewijst datde doorsneeklant tevreden is. Toch hoor ik geregeldvrij negatieve opmerkingen over de manierwaarop scholieren worden vervoerd. Bussen wordenvolgepropt, iedereen duwt tegen iedereen : hetis onduidelijk hoeveel jongeren soms in Lijnbussenzitten. Dit lokt vanzelfsprekend baldadigheid enasociaal gedrag uit. Als we de vergelijking makenmet normen waaraan ander personenvervoer moetvoldoen – een zitplaats voor iedereen (eventueelmet veiligheidsgordel), aanduiding van het aantalplaatsen, properheid – kunnen we hierbij ernstigevragen stellen.Op sommige lijnen komt hier nog bij dat de bussenecht vuil zijn, zodat men zelfs niet meer door deramen kan zien.1. Is het verantwoord dat bussen van De Lijn diejongeren vervoeren, dit mogen doen zonder iedereeneen zitplaats te geven, terwijl anderebussen (privé) die instaan voor vervoer van ennaar de school over zitplaatsen moeten beschikken?2. Hoe wordt de veiligheid van rechtstaande passagiersop bussen van De Lijn gegarandeerd ?3. Welke kwaliteitseisen hanteert De Lijn om hetcomfort van de passagiers te garanderen ?4. Is er onderzoek gebeurd naar de stressbestendigheidvan het personeel van De Lijn wanneerhet met dergelijke overvolle bussen moet rijden?5. Bestaat er een planning in verband met het reinigen(binnen en buiten) van autobussen ?Welke ? Wordt ze overal toegepast ?Antwoord1. Alle voertuigen van de <strong>Vlaams</strong>e Vervoersmaatschappijworden aan een typekeuring onderworpenalvorens in dienst te worden gesteld.Per type voertuig wordt het maximaal aantalzit- en staanplaatsen bepaald uit het oogpuntvan veiligheid.De voertuigen worden zowel voor geregeld vervoerals voor bijzondere vormen van geregeldvervoer ingezet. Voor beide vormen van vervoerwordt de maximumcapaciteit nauwlettend gerespecteerd.2. Bij de bestelling van autobussen worden eisengesteld omtrent de aanwezigheid, de zichtbaarheiden de kwaliteit van de handvatten. Ook dekracht waaraan deze handvatten moeten kunnenweerstaan, wordt opgegeven.De constructeur van de autobussen moet tergoedkeuring een plan meedelen met aanduidingvan de plaats van de handvatten.3. De voorwaarden voor het comfort van de voertuigenvan de <strong>Vlaams</strong>e Vervoersmaatschappijworden in de eerste plaats mee opgenomen inde voorwaarden gesteld in :– het lastenkohier voor de bestelling van nieuwevoertuigen ;– het lastenkohier voor de privé-exploitantenwat de door hen in te zetten voertuigen betreft.Met een tweejaarlijkse tevredenheidsmetingwordt nagegaan in hoeverre de kwaliteitseiseninzake comfort van de voertuigen, zoals opgenomenin het lastenkohier, nog voldoen aan deverwachtingen van de reizigers. Voldoen ze niet,dan worden de voorwaarden in het lastenkohieraangepast. In deze tevredenheidsmeting wordt– naast 44 andere kwaliteitsfactoren – het volgendenagegaan : zitcomfort ; stacomfort ; ruimtevoor boekentassen, boodschappentassen enpakken ; bereikbaarheid van de belknoppen ;gemakkelijkheid van het op- en afstappen ; geluidbinnen voertuigen tijdens het rijden ; properheidvan de binnenkant van de voertuigen ;properheid van de buitenkant van de voertuigen.In 2000 deed de <strong>Vlaams</strong>e Vervoersmaatschappijhaar derde tevredenheidsmeting bij haar klanten.Uit de resultaten bleek dat de klanten in


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1390-absolute termen het meest tevreden zijn over deafstand tussen de halten, de trajecten, de veiligheiden het comfort van de voertuigen.Voor de hierboven vermelde kwaliteitsfactorengeeft onderstaande tabel de positieve evolutieweer van de tevredenheidsscores 2000 in vergelijkingmet deze van de meting van 1998.Kwaliteitsfactor Score meting 1998 Score meting 2000(% scores veeleer (% scores veeleertevreden tot zeertevreden tot zeertevreden)tevreden)Zitcomfort 76 78Stacomfort 51 55Ruimte voor boekentassen, 35 40boodschappentassen en pakkenBereikbaarheid van de belknoppen 84 88Gemakkelijk op- en afstappen 76 78Geluid binnen het voertuig tijdens het rijden 74 79Properheid binnenkant voertuigen 64 67Properheid buitenkant voertuigen 58 664. De voorbije jaren gebeurde geen uitgebreid onderzoeknaar de stressbestendigheid van dechauffeurs.Er wordt echter wel degelijk over dit aspect gewaakt:– het is een criterium bij de selectie ;– er wordt voor alle chauffeurs een opleiding"stressbestendigheid en conflicthantering"gegeven ;– voor chauffeurs met acute problemen is erbegeleiding door een gespecialiseerd bureaumet een netwerk van psychologen.5. De stelplaatsen van De Lijn zijn uitgerust metwasmachines, waar de autobussen om de tweedagen uitwendig worden gewassen in de periodedat het niet vriest (de meeste wasmachinesstaan buiten).De wasmachines in verwarmde loodsen wordengebruikt in periodes van lichte vorst. In periodesvan strenge vorst worden de bussen met dehand gewassen op de plaatsen waar er verwarmdelokalen ter beschikking zijn.Alle autobussen worden dagelijks uitgeveegd.Jaarlijks krijgen de bussen een grondige binnenreiniging,waarbij de binnenbekleding en de zetelsin velours met een speciale machine wordenonderhouden. Dit kan alleen in de zomerperiode,omdat de zetels moeten drogen, wat in dewinter te lang zou duren.Vraag nr. 111van 8 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Wegenwerken – LimburgNaar aanleiding van de begroting 2001 verduidelijktede minister vice-president zijn plannen voorinvesteringen in het kader van mobiliteit.Kan hij meedelen welke begin- en einddata er zijnvastgesteld voor de verschillende wegenwerken diedit jaar in Limburg worden uitgevoerd ?


-1391- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Graag met vermelding van de respectieve kostenramingenen aanbestedingsdata.AntwoordDe wegenwerken die dit jaar worden uitgevoerd,zijn het gevolg van aanbestedingen die plaatsgehadhebben in de loop van de jaren 1999 en 2000.De begin- en einddata van deze projecten zijn bekend,niet alleen bij mijn administratie, maar ookbij de betrokken gemeentebesturen. Voorafgaandelijkaan de uitvoering van de werken is er geregeldoverleg met de betrokken lokale overheid.Niettemin hebben deze begin- en einddata een indicatiefkarakter, omdat ze in belangrijke mateworden beïnvloed door externe factoren zoals deweersomstandigheden, de vordering van voorbereidendewerken door nutsmaatschappijen, en zomeer.De werken voor projecten opgenomen op het programma2001 worden in de loop van 2001 aanbesteeden starten algemeen gezien vanaf 2002. Deconcrete begindata zijn afhankelijk van het resultaatvan het onderzoek van de inschrijvingen vande aannemers en staan op dit ogenblik dus nog nietvast.Zodra de precieze begindatum bekend is, brengtmijn administratie de lokale overheid op de hoogte.Vraag nr. 112van 8 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>N17 Dendermonde-Mechelen – Provinciaal statuutNaar verluidt wordt het provinciale statuut van deN17 van Dendermonde naar Mechelen ingeruildvoor een gewestelijk.Is de minister vice-president daarvan op de hoogte ?Kan hij in dat geval bevestigen of er terzake al enigoverleg werd gepleegd met de provincie(s) en inwelk stadium dat overleg zich bevindt ?AntwoordMijn administratie deelt mij mee dat zij nog nietaangesproken is in verband met de eventuele overdrachtvan de provincieweg N17 aan het <strong>Vlaams</strong>Gewest.Vraag nr. 114van 8 februari 2001van de heer JOS STASS<strong>EN</strong>N419 Kruibeke – GeluidshinderDe N419 loopt van Temse over de gemeente Kruibekenaar Zwijndrecht. Ongeveer tien jaar geledenwerd de N419 heraangelegd, tenminste de doortochtenin de centra van de deelgemeenten Bazel enKruibeke. Deze heraanleg ging uit van het conceptvan geïntegreerd en vertraagd verkeer en van verkeerssluizenin het centrum van de deelgemeenteKruibeke. De heraanleg en herinrichting zijn volledigin overleg met de gemeente Kruibeke verlopen.Reeds meerdere jaren klagen een aantal omwonendenover lawaaioverlast door het verkeer overde kasseistroken op de heraangelegde N419.Vorige legislatuur antwoordde de toenmalige ministerBaldewijns op mijn schriftelijke vraag in verbandmet de lawaaioverlast dat hij dit probleemkende en enkel oplossingen overwoog waarbij lawaaioverlastniet zou worden verminderd ten gunstevan de snelheid. Concreet betekende dit dat dekasseistroken niet zou worden vervangen door eenasfaltlaag, waarover sneller zou worden gereden(vraag nr. 37 van 3 oktober 1996 ; Bulletin van Vragenen Antwoorden nr. 3 van 31 oktober 1996, blz.202 – red.).Ondertussen blijft de lawaaioverlast bestaan enkomen er zelfs scheuren in huizen langs de kasseistrokenvan de heraangelegde N419.1. Wat is de stand van zaken van het dossier lawaaioverlastN419 in de gemeente Kruibeke ?2. Welke maatregelen werden reeds genomen ofworden in het vooruitzicht gesteld in het kadervan deze problematiek ?3. Volgens het Kruibeekse gemeentebestuur weigertde minister vice-president een aantal maatregelente nemen op de N419, zoals het invoerenvan zone 30 in de bebouwde kom, het verbiedenvan vrachtwagens tijdens de spitsuren enwanneer de school uit is en het plaatsen van onbemandecamera's.Klopt dit ?Zo ja, wat is de reden daarvoor ?Zo neen, welke maatregelen worden dan preciesuitgevoerd ?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1392-4. Welk overleg bestaat er met het gemeentebestuurvan Kruibeke ?Antwoord1. De lawaaioverlast waarvan sprake wordt veroorzaaktdoor een te hoge rijsnelheid over devertragingsstroken in mozaïekkeien in Bazel.Na de evaluatievergadering over het projectwerden een aantal voorstellen onderzocht omde snelheid nog verder omlaag te halen, zoals deaanleg van asverschuivingen. Deze asverschuivingenbleken niet haalbaar, gelet op de beperktebreedte van het openbaar domein. Alleenmaar de soort verharding wijzigen, zou het snelheidsremmendeffect verminderen. Trouwens,bij de opmaak van het ontwerp was het gemeentebestuurheel expliciet vragende partijom die vertragingsstroken in die vorm aan teleggen.Niettemin zijn mijn diensten bereid om de vertragingsstrokenin mozaïekkeien te verwijderen,indien hierover een consensus kan worden bereiktbinnen het college van burgemeester enschepenen. In voorkomend geval zal de toegelatenrijsnelheid dienen te worden gehandhaafddoor een verscherpt toezicht van de politiediensten.2. Bijkomende maatregelen zoals een (tijdelijk)verbod op vrachtwagens zijn misschien ook mogelijk,maar dergelijke maatregelen dienen deeluit te maken van een globale visie over mobiliteitop het grondgebied van de gemeente Kruibeke.Zo niet ontstaat er elders ongewenstsluipverkeer.Tot op heden heeft de gemeente nog geen stappenondernomen om de opmaak van een mobiliteitsplanop te starten. Mijn administratie zalhet gemeentebestuur van Kruibeke nogmaalsverzoeken om dat te doen.3. Tussen de administratie Wegen en Verkeer (afdelingWegen en Verkeer Oost-Vlaanderen) ende gemeentebesturen zijn er geregeld contacten.Vraag nr. 116van 9 februari 2001van de heer JAN LAURYSZebrapaden – BertemTijdens een recente gemeenteraadszitting in Bertemwerd meegedeeld dat bij de heraanleg van deTervuursesteenweg op het grondgebied van de gemeenteBertem zo goed als alle zebrapaden op desteenweg zouden worden geschrapt.De reden hiervoor zou gelegen zijn in algemenerichtlijnen van het <strong>Vlaams</strong> Gewest die inhoudendat zebrapaden slechts worden aangelegd indieneen minimumaantal personen binnen een bepaaldeperiode van de oversteekplaats gebruikmaakt. Zebrapadendie hieraan niet voldoen, moeten wordengeschrapt. In het geval van Bertem zou dit, zoalsvermeld, impliceren dat nagenoeg geen enkel zebrapadwordt gehandhaafd. De oversteekbaarheidvan de weg, die nu reeds het dorp in twee snijdt,zou hierdoor verder in het gedrang komen.Deze maatregel wekt verbazing, ook al gezien hetfeit dat de weg in het ontwerpstructuurplan van deprovincie <strong>Vlaams</strong>-Brabant niet als prioritaire verkeersasnaar voren wordt geschoven. Aan de Tervuursesteenwegwordt integendeel een belangrijkeopenbaarvervoersfunctie toegewezen. Bushaltenaan een drukke weg zonder zebrapad in de onmiddellijkenabijheid verliezen een groot stuk van hunaantrekkelijkheid, zeker voor kwetsbare doelgroepenals senioren en kinderen.Het ontbreken van veilige oversteekplaatsen leidtpotentieel tot vervoersarmoede, niet wegens eengebrek aan openbaar vervoer of een te hoge prijservan, maar integendeel door een gebrek aan voorzieningenom de bushalte veilig te bereiken.1. Bestaat er inderdaad een algemene richtlijn metbetrekking tot de aanleg van zebrapaden op gewestwegen?Wordt hierbij een onderscheid gemaakt naargelangde categorisering van de wegen ?Wordt hierbij uitgegaan van het standpunt vande voetgangers (met name de verkeersintensiteit),of van het standpunt van de automobilist(enkel voetgangers) ?2. Dreigen dergelijke richtlijnen, indien ze inderdaadbestaan, geen nieuwe vorm van vervoersarmoedete creëren, waarbij vooral in landelijkegebieden kwetsbare groepen sterk in hun bewegingsvrijheidzouden worden beperkt ?Heeft met andere woorden niet elke voetgangerrecht op veilige oversteekplaatsen binnen eenredelijke afstand ?


-1393- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 20013. Kan de minister vice-president bevestigen dat,conform de huidige richtlijnen, het merendeelvan de zebrapaden op de Tervuursesteenwegwordt geschrapt ?Kunnen overwegingen inzake verkeersveiligheidniet resulteren in een groter aantal zebrapaden?Antwoord1. Op 18 juni 1998 trad een nieuw dienstorder(AWV 98/5) van de administratie Wegen enVerkeer van het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapin werking. Dit dienstorder heeft betrekkingop de "criteria voor het aanbrengenvan niet door driekleurige verkeerslichten beschermdevoetgangersoversteekplaatsen".De aanleg van dergelijke voetgangersoversteekplaatsenmoet immers gebaseerd zijn op welomschrevenkwantitatieve en kwalitatieve voorwaarden,zo niet wordt een vals gevoel van veiligheidgecreëerd. De verkeersveiligheid van dedwarsende voetganger staat centraal. Hetrespecteren van minimale zichtafstanden volgensde toegelaten snelheid, leidt er bijvoorbeeldtoe dat er geen zebrapaden worden aangelegdte kort na een bocht.2. De voetganger heeft in de eerste plaats recht opverkeersveiligheid. Voetgangersoversteekplaatsendie niet volgens bepaalde criteria wordenaangelegd, garanderen hem dit recht niet, integendeel.De criteria beogen een optimale verkeersafwikkelingen verkeersveiligheid, in de eerste plaatsvoor de voetganger.3. Naar aanleiding van de heraanleg van de Tervuursesteenwegin Bertem gebeurde er een controlevan de voetgangersoversteekplaatsen eneen toetsing ervan aan de voormelde criteria.Het is niet correct dat alle oversteekplaatsenzullen verdwijnen, integendeel. Het is de bedoelingvan de afdeling Wegen en Verkeer <strong>Vlaams</strong>-Brabant om een aantal oversteekplaatsen te behoudenen zodanig aan te passen dat veiligeroversteken mogelijk wordt.Voetgangersoversteekplaatsen die klaarblijkelijkminder oordeelkundig werden aangebrachten niet voldoen aan de onderrichtingen van hetdienstorder AWV 98/5 worden besproken methet gemeentebestuur. Hierbij kan dan rekeningworden gehouden met bijkomende informatievan lokale aard die door het gemeentebestuurwordt verstrekt.Indien de afdeling Wegen en Verkeer het behoudvan een oversteekplaats toch niet wenselijkacht en het gemeentebestuur niet akkoordkan gaan met de verwijdering ervan, wordt dezaak nogmaals besproken binnen de ProvincialeCommissie voor Verkeersveiligheid, waar hetgemeentebestuur zijn zienswijze andermaal kanuiteenzetten. Indien de Provinciale Commissievoor Verkeersveiligheid uiteindelijk van meningis dat de voetgangersoversteekplaats beter kanbehouden blijven, wordt ze niet afgeschaft.Alle beslissingen worden dus slechts na consultatievan het gemeentebestuur genomen.Vraag nr. 117van 9 februari 2001van de heer PATRICK LACHAERTKluizendok Gent – Omleggging spoorlijn 55De vertraging bij de omlegging van de goederenspoorlijnWondelgem-Zelzate rond het in aanlegzijnde Kluizendok in de Gentse haven heeft heelwat kwaad bloed gezet in Gentse havenkringen.Dikwijls wordt daarbij met de vinger gewezen naarde NMBS. Een aantal investeerders zou daardoorzijn plannen voor grondinname en investeringen inde haven "nog" niet kunnen realiseren, wat eentrafiekderving en een verlies aan inkomsten voorhet Havenbestuur inhoudt.Onlangs kwam deze problematiek opnieuw in depers.De NMBS stelde bij monde van de heer ir. AndréMartens dat de omlegging van spoorlijn 55 moetgebeuren op initiatief van en door het <strong>Vlaams</strong> Gewest,dat daartoe op 19 maart 1999 een overeenkomstheeft afgesloten met de NMBS.Deze overeenkomst bepaalt dat de NMBS, in opdrachtvan het <strong>Vlaams</strong> Gewest, instaat voor de aanlegvan de sporen, seininrichting en signalisatie vande overwegen. Alle werken die daaraan voorafgaan,moeten eerst worden uitgevoerd door het<strong>Vlaams</strong> Gewest zelf : de MER-procedure (milieueffectrapport)het verleggen van de terreinen, hetaanvragen van de bouwvergunning, de aanleg vaneen nieuwe spoorbedding en het bouwen van denodige kunstwerken.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1394-De MER-studie werd op 23 juli 1999 conform verklaarden de bouwvergunning werd na een langeprocedure pas op 23 augustus 2000 verkregen. Ondertussenliet de NV Aswebo weten niet meergeïnteresseerd te zijn in het uitvoeren van de toegewezenwerken en is de administratie Waterwegenen Zeewezen (AWZ) verplicht een nieuweaanbesteding uit te schrijven.Wat de NMBS betreft : reeds meer dan anderhalfjaar is het dossier voor de aanleg van de sporenaanbestedingsklaar. Rekening houdende met degeldigheidstermijn van de aanbesteding, wordt ervoor het starten van de aanbestedingsproceduregewacht op de aanvang van de voorafgaande werkendoor het <strong>Vlaams</strong> Gewest. Deze worden nu geplandvoor eind mei 2001.1. Dient er inderdaad een nieuwe aanbestedingdoor AWZ te worden uitgeschreven ?2. Vangen de voorafgaande werken eind mei 2001aan ?Is het <strong>Vlaams</strong> Gewest verantwoordelijk voor devertragingen bij de omlegging van de goederenspoorlijn?Antwoord1. Op 26 november 1998 is mijn administratieovergegaan tot de openbare aanbesteding vande werken voor de omlegging van de lijn 55. Delaagste regelmatige inschrijving werd ingedienddoor de NV Aswebo in Drongen-Gent.Door het uitblijven van een bouwvergunning ende noodzakelijke onteigeningen werd de opdrachtniet betekend aan de aannemer en werdde laagste inschrijver regelmatig gevraagd omde geldigheidsduur van zijn offerte te verlengen.Op 28 februari 2000 liet de NV Aswebo wetenaf te zien van de uitvoering van bovenvermeldewerken.Op 28 april 2000 werd alsnog de tweede gerangschiktegevraagd om de geldigheidsduur van deofferte onvoorwaardelijk te handhaven. Op 16mei 2000 liet ook hij weten zijn inschrijvingsprijsniet te kunnen aanhouden.Hoofdzakelijk door het feit dat de omstandighedenvan uitvoering ondertussen gewijzigdwaren en dat de laagste twee inschrijvers huninschrijvingsprijs niet handhaafden, werd geopteerdvoor een heraanbesteding.Voor de uitvoering van de werken, namelijk deaanleg van de spoorwegzate, was in het oorspronkelijkebestek opgenomen dat de aannemerhet zand diende te leveren. Alhoewel er opde locatie van het Kluizendokcomplex zandaanwezig is, kon de aanbestedende overheidgeen zand ter beschikking stellen omdat alleterreinen waar het kon worden genomen, toebehorenaan het Havenbedrijf Gent en het Havenbedrijfeen zandwinning via een openbare aanbestedinghad gegund. Het Havenbedrijf kon inhet kader van de uitvoering van de werken voorde lijn 55 geen bijkomende zandwinning toestaan,zo niet zou dit tot belangrijke juridischecomplicaties hebben kunnen leiden.Het contract voor de zandwinning is echter verlopensinds augustus 2000, zodat in het nieuwebestek kan worden opgenomen dat zand ter beschikkingwordt gesteld van de inschrijver, tewinnen in het toekomstige insteekdok van hetKluizendokcomplex. Dit betekent niet alleeneen te verwachten besparing op de in aanbestedingte geven werken, het betekent ook dat210.000 m 3 zand later niet meer moet gebaggerden gestort worden, wat uiteraard een bijkomendfinancieel voordeel oplevert voor het<strong>Vlaams</strong> Gewest. Het is aangewezen zoveel mogelijkzand van de toekomstige Kluizendoksitete herbestemmen, aangezien de totale grondbalanseen ruim overschot van grondspecie aangeeft.2. Het dossier voor heraanbesteding van de werkenwerd in de loop van de maand januari 2001aanbestedingsklaar gemaakt. Dit dossier wordtmij eerstdaags voorgelegd voor akkoord totaanbesteding. Rekening houdende met de publicatietermijnvoor de aanbesteding en met determijnen voor goedkeuring van het dossier, isde datum van het aanvangsbevel van de werkenveeleer midden juni 2001 dan eind mei te verwachten.3. De <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger vindt hierondereen overzicht van de stappen die in ditdossier werden gezet.


-1395- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 200131.08.1998 De aanbestedingsdocumeten zijnondertekend door de bevoegdepersonen bij de NMBS03.09.1998 Aanbesteding MER26.11.1998 Aanbesteding van de werken voorde aanleg van de zate19.03.1999 De overeenkomst tussen NMBS en<strong>Vlaams</strong> Gewest wordt getekend19.05.1999 Onteigeningsdocumenten wordenovergezonden door de afdelingBovenschelde09.07.1999 De <strong>Vlaams</strong>e minister van Begrotingdeelt mee dat, gelet op debudgettaire impact, het onteigeningsdossierniet als een lopendezaak kan worden behandeld enstuurt het dossier terug23.07.1999 Conformverklaring van het MER20.08.1999 Bouwvergunning wordt ingediend26.08.1999 Onteigeningsdocumenten wordenvoor de tweede maal overgezonden28.09.1999 Adviesvraag aan de minister vanBegroting18.01.2000 Akkoord minister van Begroting inverband met de budgettaire impactvan de onteigeningsplannen08.02.2000 Het onteigeningsbesluit wordtondertekend17.02.2000 Het Eerste Comité tot Aankoopwordt gevraagd dringend te willenovergaan tot verwerving van degronden24.02.2000 Alle eigenaars van gronden wordenaangeschreven28.02.2000 De aannemer ziet af van de uitvoeringvan de werken16.08.2000 Vergadering met het Eerste Comitévan Aankoop om de verwervingvan de gronden te activeren23.08.2000 De bouwvergunning wordt verkregen31.10.2000 Het Havenbedrijf bezorgt een planmet een afgebakende zone voorwinning van zand15.01.2001 Milieutechnisch onderzoek van dete vergraven gronden30.01.2001 Het aanbestedingsdossier voor heraanbestedingwordt ingediendUit bovengenoemd dossierverloop blijkt de bezorgdheidvan zowel het <strong>Vlaams</strong> Gewest als hetHavenbedrijf om de reeds opgehoogde terreinenzo snel mogelijk exploitatierijp te maken.Hierdoor ontstonden op cumulatieve wijze vertragingen.De afstemming van een aantal randvoorwaardenop de aanbesteding kan niet wordeningevuld. De verwachting was dat het verkrijgenvan de bouwvergunning en het verwervenvan de terreinen minder tijd zouden in beslagnemen.Daarenboven is het gehele dossierverloop gekoppeldaan de overeenkomst tussen het<strong>Vlaams</strong> Gewest en de NMBS, waarin de rechtenen de plichten van beide partijen worden beschreven.Het afsluiten van de overeenkomstwerd vertraagd door de toen aan de gang zijndebesprekingen omtrent een nieuwe algemeneovereenkomst tussen het <strong>Vlaams</strong> Gewest en deNMBS.De overeenkomst bepaalt dat het <strong>Vlaams</strong> Gewestdient in te staan voor de verwerving van degronden. Deze overeenkomst diende aldus eerstondertekend te zijn, teneinde een juridischebasis te hebben voor de onteigeningen. Dezeonteigeningen worden uitgevoerd door het EersteComité van Aankoop, Ministerie van Financiënvan de federale overheid. Met het Comitéwerden de nodige afspraken gemaakt om degronden ter beschikking te hebben op het ogenblikvan de aanvang van de werken.Ook het verkrijgen van de bouwvergunningenheeft enige tijd gevergd, enerzijds vanwege detoetsing van het project aan het gehele ROMprojectvoor de Gentse Kanaalzone, en anderzijdsvanwege het in werking treden van hetnieuwe decreet op de ruimtelijke ordening.(ROM : ruimtelijke ordening en milieu – red.)Vraag nr. 118van 9 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Colomastraat Mechelen – Overdracht naar gemeenteIn Mechelen is al enige tijd sprake van de overhevelingvan de Colomastraat van het <strong>Vlaams</strong> Gewestnaar de stad.Kan de minister vice-president meedelen hoeverhet daarmee staat ?AntwoordIk ben vragende partij voor een overdracht van deColomastraat (N1b) aan de stad Mechelen, vermitsik van mening ben dat het beheer (onderhoud, afsluitingvoor manifestaties, etc.) van wegen zoals de


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1396-Colomastraat beter kan gebeuren door de lokaleoverheid.De overdracht kan echter enkel plaatsvinden indienhet stadsbestuur van Mechelen hiermee akkoordgaat. Tot op heden kon hierover geen akkoordworden bereikt tussen de diensten van het<strong>Vlaams</strong> Gewest en het stadsbestuur. De overhevelingstaat mijns inziens volledig los van een eventueleheroriëntering van de verkeersstromen in deColomastraat en aanpalende wegen.Ik zal de afdeling Wegen en Verkeer Antwerpenopdracht geven om de overdracht voor te stellenaan het nieuwe stadsbestuur.Vraag nr. 119van 9 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Waterbeheersing Netebekken – PompenAan de mondingen van de Lekkebeek en de Wouwendonkbeekin Duffel en de Goorbosbeek inSint-Katelijne-Waver functioneren nog altijd voorlopigepompinstallaties om het risico op overstrominte beperken.Voor het plaatsen van definitieve elektrischepompinstallaties wordt gewacht op de uitslag vanbijkomend onderzoek.1. Hoever zijn die studies gevorderd ?2. Is er al sprake van een definitieve planning watde plaatsing van de definitieve pompen betreft ?AntwoordIn antwoord op de vraag in verband met de pompenop verschillende beken in het Netebekkenmoet ik opmerken dat deze beken onbevaarbarewaterlopen zijn van tweede of derde categorie endat het beheer hiervan derhalve valt onder de bevoegdheidvan de provincie of de gemeente.Ten tijde van het acuut overstromingsgevaar in hetNetebekken door uitzonderlijke regenval heeft deadministratie Waterwegen en Zeewezen zelf enkeleinitiatieven genomen voor het plaatsen van pompen.Deze administratie is in principe echter enkelbevoegd en verantwoordelijk voor de bevaarbarewaterwegen van het <strong>Vlaams</strong>e gewest. Deze interventiegebeurde dan ook enkel met het oog op deveiligheid van de bevolking en het voorkomen vanoverstromingen. Op dat ogenblik zou het immersonverantwoord zijn onnodig tijd te verliezen doordiscussies omtrent bevoegdheden. Het is duidelijkdat door dit snelle ingrijpen op dat ogenblik ergerkon worden voorkomen.De studies in verband met de waterhuishoudingvan deze onbevaarbare waterlopen dienen dan ookte worden uitgevoerd door of in opdracht van debeheerder van deze waterlopen zelf, in casu de provincieAntwerpen. Ook voor het plaatsen van definitievepompen ga ik ervan uit dat dit de bevoegdheiden verantwoordelijkheid is van de beheerder.Ik verneem ondertussen van mijn administratie dathet probleem van de pompen op de beken van hetNetebekken ondertussen ook ter sprake is gekomenin het bekkencomité van de Nete en dat hetprovinciebestuur van Antwerpen effectief werkzou maken van de nodige modelleringsstudies.In het kader van de principes van integraal waterbeheerdient, voor het voorkomen van mogelijkewateroverlast, veeleer gezocht te worden naar deaanleg van overstromingsgebieden of wachtbekkensin het opwaartse gedeelte van de waterloopzodat, in geval van overvloedige regenval, hetwater tijdelijk hierin kan worden gestockeerd zonderschade toe te brengen aan de woongebieden.Het plaatsen van pompen of pompgemalen magslechts in aanmerking worden genomen indien hetom de een of andere reden volstrekt onmogelijk isde nodige wachtbekkens of overstromingsgebiedenaan te leggen.Voor een gedetailleerd antwoord op zijn vraagdien ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger danook te verwijzen naar het provinciebestuur vanAntwerpen.Vraag nr. 120van 9 februari 2001van de heer JOHAN DE ROOMobiliteitsconvenants – Gent-EekloSinds enkele jaren worden de gemeenten aangemoedigdom met De Lijn en het <strong>Vlaams</strong> Gewestmobiliteitsconvenants af te sluiten, teneinde toteen planmatig en geïntegreerd mobiliteitsbeleid tekomen.1. Welke gemeenten in het arrondissementGent-Eeklo hebben tot nu toe reeds het moederconvenantafgesloten ?


-1397- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 20012. In welke fase van het planningsproces bevindendeze gemeenten zich vandaag ?3. Welke bijakten hebben deze gemeenten ondertussenafgesloten ?1e fase : oriëntatienota2e fase : synthesenota3e fase : de opmaak van het mobiliteitsplan zelf.AntwoordDe gevraagde informatie over de stad van zakenbetreffende de mobiliteitsconvenants afgeslotenmet de gemeenten van het arrondissement Gent-Eeklo is weergegeven in de volgende tabel.Een mobiliteitsplan wordt opgemaakt in drie fasen :Gemeente Convenant Fase planningsproces Afgesloten bijaktesAalter Ja 3 e fase 1Assenede Ja 3 e fase 1/7/9/15De Pinte Neen - -Deinze Ja 3 e fase 1/4A/18A/18BDestelbergen Neen - -Eeklo Ja 3 e fase 1/2A/3A/3B/7/9/11A/15/16AEvergem Ja 2 e fase 1/3AGavere Ja 3 e fase 1/3AGent Ja 2 e fase 7A/7bis/7ter/9A/9B/1011AKaprijke Ja 2 e fase 1/7/9Knesselare Ja 3 e fase 1Lochristi Ja - 1Lovendegem Ja 2 e fase 1Maldegem Ja Mobiliteitsplan af 1/3AMelle Ja 2 e fase 1Merelbeke Ja 2 e fase 1Moerbeke-Waas Neen - -Nazareth Ja 2 e fase 1Nevele Ja Mobiliteitsplan af 1Oosterzele Ja 2 e fase 1Sint-Laureins Ja 2 e fase 1/7/9/11ASint-Martens-Latem Ja - 1Waarschoot Neen - -Wachtebeke Neen - -Zelzate Ja 2 e fase 1Zomergem Neen - -Zulte Ja Mobiliteitsplan af 1/11A


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1398-Vraag nr. 121van 15 februari 2001van de heer PIETER HUYBRECHTSKanaal naar Beverlo – BaggerslibOndanks het feit dat metingen hebben aangetoonddat het slib uit het Kanaal naar Beverlo in Wezelernstig verontreinigd is door zware metalen, heeftde Dienst voor de Scheepvaart toch baggerwerkzaamhedenuitgevoerd. Het opgegraven slib werdop de oevers gestort.Een leidinggevende verklaarde dat hiervoor striktgenomen toestemming nodig is van OVAM (OpenbareAfvalstoffenmaatschappij voor het <strong>Vlaams</strong>Gewest), maar dat hierdoor het onderhoud van dekanalen onbetaalbaar zou worden.Wordt er in de nodige financiële middelen voorzienvoor een "veilig" onderhoud van de kanalen ?Welke maatregelen worden genomen om te voorkomendat het vervuilde slib kan opwaaien als hetis opgedroogd ?N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan mevrouwVera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieuen Landbouw.Gecoördineerd antwoordDe werken op het grondgebied Balen van het Kanaalnaar Beverlo waarnaar wordt verwezen,waren in principe geen echte baggerwerken alsdusdanig, maar dringende oeverversterkingswerkenwaarbij specie uit het kanaal werd gebruikt afkomstigvan de ingekalfde en geërodeerde kanaaloevers.Het kanaal ligt op deze plaats in ophoging,zodat geen risico mag worden gelopen in verbandmet het garanderen van de veiligheid.Nadat de specie op de oevers was geplaatst, werddeze onderzocht. Dit onderzoek toonde aan dat despecie zeer ernstig vervuild is en derhalve niet kanof mag worden gebruikt voor het aanvullen van deoevers. Na overleg met OVAM heeft de Dienstvoor de Scheepvaart dan ook beslist de specie opeen verantwoorde wijze af te voeren en te bergen.Op dit ogenblik worden nog bijkomende uitloogproevenuitgevoerd. Deze proeven zijn nodig om tebepalen of en welke bijkomende behandelingendeze specie eventueel nog moet ondergaan vooraleerze kan worden gestort. De Dienst voor deScheepvaart onderzoekt momenteel ook waar dezespecie het best wordt gestort en op welke wijze hetvervoer (per schip of per vrachtwagen) het bestwordt georganiseerd.Wegens de bijkomende uitloogproeven kon de oorspronkelijkvooropgestelde datum van maart voorde opruiming van de specie, zoals afgesproken metOVAM, niet worden gehaald. De Dienst voor deScheepvaart heeft overleg gepleegd met zowel degemeente Balen als de OVAM over een uitstel vandeze datum.Voor het ogenblik is de specie nog met water verzadigd,zodat er nog geen gevaar bestaat voor opwaaien.Aan de Dienst voor de Scheepvaart isieder geval opdracht gegeven de specie onverwijldaf te voeren, conform de vigerende milieuwetgevingterzake, en indien nodig de vereiste en passendebeschermingsmaatregelen te treffen voor mensen omgeving.Door de vervuiling van de onderwaterbodems vande bevaarbare waterwegen van het <strong>Vlaams</strong>e gewestworden de baggerwerken alsook de werkenaan oevers en dijken veel duurder, vermits baggerspecieslechts zeer zelden nog geschikt is voor hergebruik.De vervuilde baggerspecie moet in specialebergingslocaties worden geborgen en voor deoever- en dijkwerken moet zuivere specie van eldersworden aangevoerd. Met deze hogere kostprijswordt rekening gehouden bij het opstellenvan de begrotingen zowel voor infrastructuurwerkenals voor buitengewone onderhoudswerken.Met collega Dua wordt ondertussen gewerkt aaneen oplossing van het baggerprobleem.Vraag nr. 122van 15 februari 2001van de heer PIETER HUYBRECHTSE313 Herentals-Oost – CarpoolparkingTijdens een werkbezoek op 14 juni 2000 aan Olenverklaarde de minister vice-president over voldoendegeld te beschikken voor de aanleg van eencarpoolparking in de lus tussen de E313 en de opritHerentals-Oost in Olen.Een wijziging van het gewestplan is hiervoor echternoodzakelijk.Wanneer wordt met de aanleg van de carpoolparkinggestart en wat is de geplande datum van ingebruikname?Wat is het kostenplaatje van deze carpoolparking ?


-1399- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001AntwoordDe carpoolparking in kwestie staat op de zeventiendeplaats gerangschikt in de behoefteanalysevoor de aanleg van carpoolparkings. Daarom is derealisatie van deze parking nog niet op korte termijngepland.Er is nog geen plan uitgetekend, een kostenramingis dan ook nog niet beschikbaar.De programmatie van deze parking is slechts zinvolzodra de minister bevoegd voor RuimtelijkeOrdening het gewestplan hiervoor aangepast heeft.Vraag nr. 123van 15 februari 2001van de heer EDDY SCHUERMANSN754 Alken – VerkeersveiligheidDe Onze-Lieve-Vrouwstraat (N754) in Alken iseen drukke verbindingsweg.De verkeerssituatie is er problematisch. Zo vallener in de bocht ter hoogte van huisnummer 89 herhaaldelijkongevallen te noteren.Werden reeds maatregelen in het vooruitzicht gesteldom de veiligheid daar te verhogen ?politie, rijkswacht en administratie, worden besprokenen doorgevoerd.Vraag nr. 124van 15 februari 2001van de heer JOACHIM CO<strong>EN</strong>S<strong>Vlaams</strong>e kusthavens – Studie hinterlandontsluitingIn het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werdde ontsluiting van de haven van Zeebrugge op hethoofdwaterwegennet als hoogste prioriteit aangeduid.Het voorzag hiervoor in drie mogelijke alternatieven,waaronder de aanleg van het Noorderkanaal.Voor de beoordeling van de drie alternatieven zoudende ruimtelijke en economische opportuniteitenvoorafgaandelijk worden onderzocht.Voor de aanleg van het Noorderkanaal beslistemen over te gaan tot een maatschappelijke-impactstudie(MAIS) om de ontsluiting te toetsen op economischnut, ecologisch draagvlak en financiële implicaties.1. Wat is de huidige stand van zaken van deMAIS ? Wat is de verdere timing ?2. Wie werd bij deze studie betrokken ?AntwoordDe administratie Wegen en Verkeer (afdelingWegen en Verkeer Limburg) werd reeds op dehoogte gebracht van de gestelde problematiekdoor de politie van Alken. Op de gewestweg N754,vak Herk-de-Stad – Borgloon, bevindt zich eenweggedeelte waar geregeld ongevallen gebeuren.De gevolgen beperken zich hoofdzakelijk tot stoffelijkeschade. De toegelaten snelheid bedraagt 90km/u.Het bewuste wegvak wordt gekenmerkt door zijnbochtig traject. Dit is duidelijk gesignaleerd doormiddel van de borden A1, die een opeenvolgingvan bochten aangeven. Ze geven de weggebruikeraan dat de bochten met een gevoelige snelheidsverminderingdienen te worden genomen.Thans voert de administratie een onderzoek uitnaar bijkomende gegevens inzake vastgestelde ongevallenen naar mogelijke verbeteringsvoorstellen.Nadien zullen deze, in overleg met gemeente,Antwoord1. De optimalisering van de hinterlandontsluitingvan de <strong>Vlaams</strong>e kusthavens wordt door een studiebureauin opdracht van de administratie Waterwegenen Zeewezen onderzocht. Voor de potentiëleontsluiting van de <strong>Vlaams</strong>e kusthavenswerden diverse alternatieven onderzocht.De ontsluitingsmogelijkheden via de kustvaart,een opwaardering van het Kanaal Gent-Oostende,een opwaardering van het Afleidingskanaalvan de Leie en een nieuw kanaal langs de N49werden bestudeerd.Zoals de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerweet, wordt met de dimensies economie, milieuen de sociale en culturele dimensie op een gelijkwaardigemanier rekening gehouden in destudie. De methodologie voor het bepalen vande impact van de ontsluiting op de verschillendedimensies is vastgelegd.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1400-Het studiebureau Technum bepaalt nu voor elkalternatief, overeenkomstig de afgesproken methodologie,voor de vier alternatieven de impactop de verschillende dimensies. Dit zal wordenafgerond tegen eind maart 2001. De resultatenzullen worden meegedeeld aan de colleges vanburgemeester en schepenen in het gebied Gent– Oostende ter gelegenheid van een infovergaderingop 9 mei 2001. De resultaten van dezestudie zullen ter beschikking worden gesteldvoor de strategische planning in de havens vanZeebrugge en Oostende.Deze MAIS is een beleidsvoorbereidendestudie met een oriënterende finaliteit afgestemdop de strategische planning van de <strong>Vlaams</strong>ekusthavens. Aanvullend onderzoek, ook voor deontsluiting, zelfs via andere modi zal waarschijnlijknoodzakelijk blijken in de toekomst.2. Bij deze studie werden de volgende actoren betrokken:administratie Waterwegen en Zeewezen ; administratieMilieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer; administratie Ruimtelijke Ordening,Huisvesting en Monumenten en Landschappen ;administratie Wegen en Verkeer ; administratieLand- en Tuinbouw ; administratie Leefmilieuen Infrastructuur, Mobiliteitscel ; Instituut voorNatuurbehoud ; MBZ NV ; AG Haven Oostende; stad Brugge ; provincie West-Vlaanderen ;provincie Oost-Vlaanderen ; <strong>Vlaams</strong>e Havencommissie; Rijkswaterstaat Middelburg, DirectieZeeland.(MBZ : Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen; AG : Autonoom Gemeentebedrijf –red.)Vraag nr. 125van 15 februari 2001van de heer DIRK HOLEMANSVoordeeltarieven De Lijn – ImpactIn deze legislatuur voerde De Lijn verschillende tariefmaatregelendoor met als doel het aantrekkelijkermaken van het openbaar vervoer. Deze maatregelenbestaan deels uit het gratis maken van hetopenbaar vervoer en deels uit het aanbieden vankorting aan bepaalde doelgroepen.Om een goed inzicht te hebben in de effecten vandeze tariefmaatregelen, is het belangrijk een gedifferentieerdbeeld te krijgen van de toename vanhet aantal reizigers. Zijn het bijvoorbeeld reizigersdie voorheen ook al bus of tram namen, maar nuvaker, of gaat het om reizigers die voorheen deauto namen ?1. Wat is de omvang van de toename van het aantalreizigers met De Lijn sinds de tariefmaatregelenzijn doorgevoerd, naar type van vervoersbewijs(biljetten, kaarten, 65-pluskaart,gewoon-/stads-/voorstadsabonnement, schoolabonnement,NMBS-De Lijnabonnement, bijzonderediensten, evenementen of andere tariefsoorten)?Wat zijn de verschillen tussen de cijfers voor1999 en 2000 ?Is er een verklaring voor eventuele verschillenin toename ?2. Heeft men zicht op de periodes waarbinnendeze verschillende groepen van reizigers zichaandienen ? Gelijkmatig gespreid over de verschillendeuren van de dag en over de dagenvan de week, of op bepaalde momenten (bijvoorbeeldin de spits, vooral 's ochtends of inhet weekend) ?Wat is bijvoorbeeld de spreiding in de tijd vangebruikers van de 65-pluskaart ?3. In welke regio's is de groei van het aantal openbaar-vervoerreizigerhet sterkst ?Is er een onderscheid tussen de stedelijke enniet-stedelijke gebieden wat het groeitempo betreft?Antwoord1. Tegenover 1999 is het aantal reizigers in 2000met meer dan 70 % gestegen. Het detail vandeze stijging is :– biljetten : stijging met meer dan 5 % ;– kaarten : daling met meer dan 15 % ;– gewone, stads- en voorstadsabonnementen(+25 jaar) : daling met meer dan 1 % ;– abonnementen -25 jaar : stijging met meerdan 3 % ;– gemengde abonnementen NMBS/De Lijn entreinkaart+ : stijging met meer dan 16 %.


-1401- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Het gratis abonnement voor de <strong>Vlaams</strong>e 65-plussers werd geleidelijk ingevoerd tussen januarien oktober 2000. De abonnementen van DeLijn zijn ingedeeld in drie leeftijdscategorieën :-25/25-60/60+. Als men een vergelijking maakttussen het aantal abonnementen 60+ in december1999 en in december 2000, is er een dalingvan 79,22 % te merken, die bijna uitsluitend teverklaren is door de invoering van de 65-pluskaart.Vanaf 1 februari 2000 werd een korting van20 % ingevoerd voor het tweede abonnement-25 binnen één gezin en een korting van 100 %vanaf het derde abonnement -25, wat deels destijging van de -25-abonnementen verklaart.Evenmin mag de reeds gedurende een aantaljaren gevoerde campagne naar de jongeren uithet oog worden verloren.De voornaamste reden voor de daling van dekaartreizigers is te vinden in de verschillendederdebetalersystemen, waaronder de 65-pluskaart.Uit onderzoek is gebleken dat de 65-plussersdie met De Lijn reisden voor ze hun 65-pluskaart ontvingen, dit met een kaart deden.Andere derdebetalersystemen hebben een verschuivingteweeggebracht van kaarten naarabonnementen.De treinkaart+ (een abonnement op de trein envoor een stadsgebied van De Lijn) kent eensterke stijging, terwijl de gemengde abonnementen(een abonnement op de trein en voor eenwelbepaalde reisweg van De Lijn) licht dalen.In juni 2001 zal het gebruik van de 65-pluskaartuitgebreidworden onderzocht, waarbij demodal shift eveneens aan bod komt. In Hasselt,waar het gratis vervoer sinds 1 juli 1997 ingevoerdis, werd door de Hogeschool voor VerkeerskundeDiepenbeek in 1998 het effect vanhet gratis vervoer op de reizigers onderzocht.De helft van de ondervraagden, vooral jongeren,zegt vaker naar Hasselt te komen. Zevenop de tien busgebruikers nemen op het tijdstipvan het onderzoek meer de bus dan een jaarvoordien. Een op drie beweerde een nieuweverplaatsing te maken op het moment van deondervraging. De overige tweederde zou de verplaatsinghet jaar voordien ook hebben gemaakt,waarvan ongeveer de helft met eenander vervoermiddel. Ongeveer 23 % maaktede overstap van de auto naar de bus, 18 % vande fiets naar de bus en 14 % van te voet naar debus.2. De avondspits is meer gespreid dan de ochtendspits.Ook de 65-plussers volgen deze verplaatsingswijze: ze bieden zich niet echt in de ochtendspitsaan, maar in de avondspits zijn ze verhoudingsgewijsmeer vertegenwoordigd.Op welk tijdstip het meest wordt gebruikgemaaktvan de 65-pluskaart zal uit het komendonderzoek blijken.3. Het gebruik van het openbaar vervoer concentreertzich vooral in de grote steden en aan dekust. Een van de redenen hiervoor is het veeluitgebreider aanbod van het openbaar vervoerop deze locaties.Hierna volgt een aantal ontwaardingen van 65-plussers in de maand januari 2001.Provincie Antwerpen : 863.117(waarvan stad Antwerpen 570.313)Provincie Oost-Vlaanderen 440.354(waarvan stad Gent 268.762)Provincie <strong>Vlaams</strong>-Brabant 293.801Provincie Limburg 80.402Provincie West-Vlaanderen 372.690Totaal 2.050.364De Antwerpse 65-plusser neemt in januari 200127,8 % van het totaal aantal ontwaardingendoor 65-plussers voor zijn rekening, de Gentse13,1 %.Vraag nr. 126van 15 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Basismobiliteit – ProjectenDe minister vice-president plande de uitvoeringvan de projecten basismobiliteit tot 2004, waarbijde gemeenten die het meest afwijken van de normhet eerst aan bod komen.Naar aanleiding van de begrotingsbesprekingenwerd de prioriteitenlijst naar voren gebracht, waardoorde gebruikers en gemeenten een duidelijkerzicht krijgen op de toekomst.1. Wat is de concrete startdatum van alle projectendie werden gepland voor 2001 in de verschillendegemeenten ?2. In welke van deze projecten worden belbussenen/of Lijntaxi's ingeschakeld ?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1402-3. Wordt bij de projecten in deze gemeenten geletop de toegankelijkheid van dit extra aanbod aanopenbaar vervoer (bussen, opstapplaatsen, omgeving,... ) ?Gebeurt dit in samenspraak met een toegankelijkheidsbureau? Met de gemeente ?4. Welke kosten (exploitatie, promotie, aanpassingeninfrastructuur, ... ) brengt elk van deze projectenmee voor De Lijn/elke gemeente/anderepartners ?5. Wanneer starten de projecten in de andere Limburgsegemeenten ? Zijn hiervoor al middeleningeschreven bij De Lijn/de gemeente/anderepartners ?Antwoord1. De startdatum wordt bij de goedkeuring van deprojecten in de openbaarvervoercommissievastgelegd en wordt in gezamenlijk overleg tussende betrokken partijen bepaald.In principe kan de startdatum pas definitiefworden vastgelegd nadat de volledige proceduretot goedkeuring van het dossier is doorlopen(auditcommissie, Inspectie van Financiën, ...).2. De best passende exploitatievorm wordt perproject bestudeerd. De <strong>Vlaams</strong>e Vervoermaatschappij(VVM) onderzoekt op dit moment demogelijkheden van de inschakeling van de taxiin de lijnvoering. Terzake is een lastenboek inopmaak om (collectieve) taxi's te kunnen inzettenvoor geregeld vervoer.De mogelijkheid om taxi's in te zetten voor geregeldvervoer wordt geboden in het decreet terorganisatie van het personenvervoer, dat recentelijkin de commissie werd goedgekeurd en dateerstdaags in de plenaire zitting zal worden behandeld.3. De <strong>Vlaams</strong>e Vervoermaatschappij houdt, sindsenige jaren, bij de aankoop van rollend materieelrekening met de toegankelijkheid voorpersonen met een handicap. De VVM heeft hettoegankelijkheidsbureau Limburg onder de armgenomen om systematisch, waar mogelijk, nogbijkomende verbeteringen aan te brengen. Hetopstarten van projecten basismobiliteit gebeurtuiteraard in overleg met de betrokken stad ofgemeente.Er dient te worden aangestipt dat ook op bestaandelijnen de vervanging van het rollendmaterieel wordt aangegrepen om de toegankelijkheidte verbeteren.Volgens het huidige vervangingsritme zal eind2001 de helft van het autobus- en trampark vande VVM een lage vloer hebben, met een verbeterdetoegankelijkheid als gevolg.4. De projecten 2001 zijn op dit moment nog in deontwikkelingsfase.In principe worden de exploitatiekosten gedragendoor het gewest, via een bijkomende dotatieaan de VVM op de daartoe bestemde basisallocatiein de begroting – programma 63.20.In de meeste gevallen ondersteunen steden engemeenten de projecten basismobiliteit doormee te werken aan de promotie en de bekendmakingbij de start van het project. De gemeentenfinancieren ook mee in de wachtaccomodatie.5. Het tijdstip van de implementatie van de projectenis afhankelijk van de tijd die het projectnodig heeft om de noodzakelijke procedure tedoorlopen. In de begroting 2001 is er 843,7 miljoenopgenomen voor projecten inzake basismobiliteit.Deze middelen zijn ongeveer verdeeld op basisvan 20 % per provincie, zoals het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>in een motie heeft gesteld.Vraag nr. 127van 15 februari 2001van de heer JACKY MAESFietspaden – RealisatiesIn zijn Beleidsnota Mobiliteit en Openbare Werken1999-2004 heeft de minister vice-president gestelddat hij tijdens deze legislatuur heel wat fietspadenzou aanleggen of veiliger maken. Er zoudenook bijkomende fietspaden worden aangelegd uithet oogpunt van het woon-werk- en woon-schoolverkeer.Ze moeten deel uitmaken van de fietspadennetwerkendie door de provincies worden uitgetekend(Stuk 164 (1999-2000) – Nr. 1 – red.).Deze initiatieven kunnen alleen maar worden toegejuicht.Toch blijft er veel kritiek, alsof deze beleidsintentiesdode letter blijven en er op het terreinniets wezenlijks verandert.


-1403- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Om alle misverstanden hieromtrent uit de wereldte helpen, is het noodzakelijk dat er juiste gegevensinzake het aantal aangelegde kilometer fietspadenworden verspreid.1. Welke middelen werden er in de begroting 2000bij Openbare Werken ingeschreven voor deaanleg van nieuwe fietspaden ?2. Welke nieuwe fietspaden werden in het jaar2000 aangelegd ?3. Over hoeveel kilometer nieuwe fietspaden gaathet hier ?4. Wat is het bedrag dat hiervoor in 2000 effectiefwerd uitgegeven ?Antwoord1 en 4. Op de begroting 2000 werd oorspronkelijk 1miljard frank opgenomen voor de gesubsidieerdeaanleg van fietspaden in het kader van eeninhaalbeweging.Hiervan werd 400 miljoen frank opgenomen(vastlegging op art. 63.10 63.21 van het VIF).600 miljoen frank werd niet benut omdat eenaantal lokale overheden hun dossier niet tijdigafgerond kregen. Deze 600 miljoen werd vastgelegdin het kader van de aanbesteding voor deherinrichting van de Antwerpse Leien. (VIF :<strong>Vlaams</strong> Infrastructuurfonds – red.)Daarnaast werd bijkomend 533 miljoen frankvastgelegd voor de aanleg van fietspaden dieopgenomen zijn op het prioritair driejarenprogrammavan mijn departement (art. 63.00 73.11van het VIF).2. Gelet op de in punt 1 gemaakte koppeling metde begroting vermoed ik dat de vraagstellingbetrekking heeft op de fietspaden die in de loopvan 2000 werden aanbesteed.De aanleg van deze fietspaden start algemeengezien in de loop van 2001. De volgende fietspadenvan het prioritair driejarenprogramma werdenin de loop van 2000 aanbesteed en vastgelegdop artikel 63.00 73.11 van het VIF :Project nr. VastleggingN227 Jubellaan in Mechelen (studie) 1.306.800N141 Neerstraat in Tessenderlo 43.594.099N717 Beringen – Lummen 54.396.511N010 Rillaar – Scherpenheuvel 122.683.600N467 Uitbergen – Overmere 77.611.917N212 Scherpenheuvel 77.205.899N036 Zarren – Staden 155.496.863Totaal 532.295.689De projecten vastgelegd op artikel 63.10 63.21worden door de lokale overheid aanbesteed. Devastlegging van het gewestelijk aandeel op debegroting van het <strong>Vlaams</strong> Gewest reserveertdeze middelen op "onomkeerbare" wijze voorde aanleg van deze fietspaden. De timing voorde aanleg van de gesubsidieerde fietspadenwordt bepaald door de lokale overheid.3. Het aantal aangelegde kilometer in 2000 bedraagt173,8. Het betreft hier fietspaden die inde regel in de loop van 1998 en 1999 werdenaanbesteed, gelet op de tijdspanne tussen de initiëleaanbesteding en de openstelling der werken.Vraag nr. 128van 15 februari 2001van de heer JOHAN MALCORPSN116 doortocht Broechem – VerkeersveiligheidDe dorpskern van de deelgemeente Broechem(Ranst) blijft onleefbaar en onveilig door het veledoorgaande verkeer op de N116.Sommigen denken als oplossing aan een omleidingswegdie samenloopt met de Bistweg en zoueindigen in een grote rotonde aan de Lammerenberg.Is een dergelijk project ooit overwogen door de afdelingWegen en Verkeer ?Zo neen, welke alternatieven stelt men voor ?Is het zinvol de N116 op termijn aan de gemeenteover te dragen ?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1404-Welke ingrepen vooraf door het gewest zijn dannog nodig ?AntwoordHet gewestplan geeft inderdaad aan dat ter hoogtevan de dorpskom van Broechem de gewestwegN116 kan worden omgeleid via een nieuw tracé.Een dergelijke omleidingsweg is echter niet meerin overeenstemming met de visie van het RuimtelijkStructuurplan Vlaanderen. (Historische)wegen parallel aan de autosnelwegen kunnen nietmeer worden opgewaardeerd voor het autoverkeerdoor middel van de aanleg van omleidingswegen.Hier dient te worden gewerkt in de richting vaneen leefbare herinrichting van de doortochten, diehet doorgaand verkeer in de mate van het mogelijkeontmoedigt.In het kader van de opmaak van het ProvinciaalStructuurplan Antwerpen werd deze gewestwegdoor de provincie gecategoriseerd als een secundaireweg – type 3. Dit impliceert dat in geval vanherinrichting voorrang zal worden gegeven aan dezwakke weggebruiker en het openbaar vervoer.Bij een herziening van het gewestplan door de bevoegdeminister kan de omleidingsweg dan ookworden geschrapt van het gewestplan.Vraag nr. 129van 20 februari 2001van mevrouw HILDE DE LOBELDe Lijn – ZwartrijdersIn Antwerpen werden naar aanleiding van overlastklachtendoor de politie en De Lijn in een gezamenlijkoptreden op een middag controles uitgevoerdin een metrostation en een vlakbijgelegenbus- en tramhalte.Uit deze controles bleek dat gemiddeld 12 à 13 %van de gebruikers niet over een geldig vervoerticketbeschikte. Tijdens de avondspits liep dit percentageluidens krantenberichten nog op tot boven de20 %.1. Werden er in andere steden of centra reeds dergelijkegecoördineerde controleacties uitgevoerd?Zo ja, wat waren daar de bevindingen en in hoeverrewijken ze af van de Antwerpse cijfers ?2. Heeft De Lijn in het algemeen een zicht op hetpercentage "zwartrijders" op haar voertuigen ;bestaan daarover cijfergegevens ?3. Welke maatregelen worden er genomen ?Antwoord1. In andere steden werden geen dergelijke gecoördineerdecontroleacties uitgevoerd.2. Na de fraudemeting van 1996 herhaalt de<strong>Vlaams</strong>e Vervoermaatschappij jaarlijks eendeelmeting van bepaalde aspecten van de fraude.Hierdoor beschikt de <strong>Vlaams</strong>e Vervoermaatschappijover een uitgebreid en objectief beeldvan de fraude.Bij de meting bedroeg de gemiddelde fraudevoor geheel Vlaanderen 1,7 %. Het fraudepercentagevarieert echter naargelang het tijdstip(piekperiode of dalperiode), naargelang hettype voertuig en naargelang de soort lijnen(stadslijnen of streeklijnen).3. Op basis van de gedetailleerde gegevens organiseertde <strong>Vlaams</strong>e Vervoermaatschappij haarcontroles.De meeste controles gebeuren waar de hoogstefraudepercentages worden aangetroffen. Dehoge fraudeperecentages in Antwerpen zijn nietrepresentatief voor het hele stadsnet van Antwerpen,noch voor de entiteit Antwerpen, maarzijn het gevolg van de zeer gerichte controles.In het kader van de veiligheid komen er in deloop van dit jaar bij de <strong>Vlaams</strong>e Vervoermaatschappij81 controleurs bij. Naast hun veiligheidstaakzullen ze ook reizigerscontroles doen.Vraag nr. 131van 20 februari 2001van mevrouw SONJA BECQCarpoolparking Meise – VerkeersveiligheidAan de Nieuwelaan in de gemeente Meise werdenige tijd geleden een carpoolparking aangelegd.Hiervan wordt gebruikgemaakt voor carpooling,maar vooral op marktdagen en tijdens het brengenen afhalen van de schoolkinderen in de lagereschool uit de buurt is het er druk.Gebruikers van deze carpoolparking klagen terechtover de onveilige oversteek naar de Limbosweg,die tegenover de carpoolparking is gelegen en


-1405- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001rechtstreeks toegang geeft tot de school en hetdorpscentrum.Zeker met kleine kinderen is men niet geneigd hetzebrapad 500 meter verder te gebruiken wanneermen niet in één van de daaraan palende stratenmoet zijn.1. Werd reeds overwogen om ter hoogte van decarpoolparking een zebrapad aan te leggen, bijvoorkeur met extra verlichting of knipperlichten?2. In welke mate werd eventueel reeds overwogenom de globale verkeerssituatie (kruispunten,carpoolparking ... ) te bekijken, met inbegripvan de veiligheid van de kinderen van de nabijgelegenschool ?AntwoordMijn administratie deelt mij mee dat de aanleg vaneen bijkomende voetgangersoversteekplaats nietnoodzakelijk is, vermits op een vijftigtal meter –en dus niet op vijfhonderd meter zoals in de vraagstellingwordt aangegeven – een bestaande voetgangersoversteekplaatsbeschermd door driekleurigeverkeerslichten aanwezig is.Vraag nr. 132van 23 februari 2001van de heer JOHAN DE ROOWindturbineparken – Locatie – Gentse KanaalzoneOm aan hun verplichtingen te voldoen, werken deelektriciteitsproducenten SPE (SamenwerkendeVennootschap voor Productie van Electriciteit) enElectrabel in samenwerking met projectontwikkelaarWestenwind en in overleg met de ROM-stuurgroep(Ruimtelijke Ordening en Milieu) aan devoorbereiding van een windturbinepark in deGentse Kanaalzone.Door te opteren voor windturbines met een vermogenvan twee megawatt, zou dit project ongeveerde helft van de in Vlaanderen verplicht te realiserencapaciteit aan windenergie vertegenwoordigen.1. Waarom stelt de overheid dat windturbinesin Vlaanderen enkel kunnen in industriegebieden?Kunnen ze voor een maximaal rendement nietbeter in openruimtegebieden worden opgericht ?2. Is er in de Gentse Kanaalzone voldoende industriegrondvoor het plaatsen van deze windturbines?3. Worden er voor de Gentse Kanaalzone hinderen veiligheidsrisico's en waardeverminderingvan industriegronden in de omgeving van windmolensverwacht ?4. Wordt er gestreefd naar een meer evenwichtigespreiding van de windturbines over het <strong>Vlaams</strong>egrondgebied, aangezien er voor een aantal locatiesbezwaren bestaan op het vlak van ruimtelijkeinpasbaarheid en/of aanvaringsrisico's ?5. Komt het aspect "bewoning" van de kanaaldorpenin de Gentse Kanaalzone voldoende aanbod ?Antwoord1. De omzendbrief EME 2000.01 "Afwegingskaderen randvoorwaarden voor de inplanting vanwindturbines" van 17 juli 2000 geeft een kaderwaarbinnen duurzame ruimtelijke ontwikkelingen duurzaam energiegebruik op elkaar wordenafgestemd.In een voorlopige lijst van op dit ogenblik prioritairin aanmerking komende bestemmingsgebiedenvoor de plaatsing van windturbines staanonder andere industriegebieden vermeld, maarook gebieden met bijzondere bestemmingen,onder andere stort-, opspuitings- en ontginningsgebied,laguneringsveld, bezinkingsgebied,zone voor opslagplaatsen en gebied voor gemeenschaps-en openbare nutsvoorzieningen.Landbouwgebieden komen in aanmerking voorkleine projecten, indien de opgewekte elektriciteitwordt gebruikt voor landbouwbedrijven.Na de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannenof via de opmaak van een bijzonder planvan aanleg kunnen echter ook andere gebiedenworden aangewezen voor de plaatsing vanwindturbines ; in de eerste plaats kan men daarbijdenken aan grote projecten in landbouwgebied.Landschappelijk gezien wordt echter best aansluitinggezocht met andere grote (industriële)infrastructuren.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1406-2 en 3. Op het vlak van het effect van windturbinesop industriegronden meldt de omzendbrief hetvolgende :"Windturbines beperken de vrije vormen vaninrichting van het gebied, wat economisch dientafgewogen te worden.Aan de rand van deze gebieden en langs lijninfrastructurenbinnen het industriegebied kan ditminder spelen, maar bij de beoordeling van demogelijke inplanting van turbines zal met demogelijke uitbreiding van het industriegebiedmoeten rekening worden gehouden."Deze afweging moet door de bevoegde instantiesworden uitgevoerd. Voor elk project wordtvan de projectontwikkelaar verwacht dat eenmilieunota wordt ingediend. De mogelijke effectenvan de plaatsing van windturbines tenaanzien van onder andere efficiënt bodemgebruiken eventuele verstoring van deuitbating(smogelijkheden), dienen in deze milieunotate worden beschreven en geëvalueerd.Specifiek wat de Gentse Kanaalzone betreft,werd het Havenbedrijf Gent van in de beginfasebij het project betrokken. Het HavenbedrijfGent leverde eind 2000 zijn advies omtrent hetproject af, dat voor een groot aantal locaties positiefwas. De initiatiefnemers werken momenteelaan een uitgebreide risicoanalyse. De plaatsingzal uiteraard steeds gebeuren met de toestemmingvan de bedrijven die het terrein in beheerhebben en die ontvangen daarvoor ookeen concessievergoeding.4. Zowel op het vlak van ruimtelijke inpasbaarheidals op het vlak van impact op natuur legtde omzendbrief randvoorwaarden op. Om deimpact van windturbines op vogelpopulaties inVlaanderen te onderzoeken, loopt momenteeleen studie die wordt uitgevoerd door het Instituutvoor Natuurbehoud. Een duurzame implementatievan windenergie in Vlaanderen dientimmers rekening te houden met economische(windaanbod), landschappelijke (draagkrachten kwetsbaarheid van het gebied) en ecologischeaspecten (verstoring).Rekening houdende met al deze randvoorwaardenvormt de Gentse Kanaalzone één van demeest geschikte gebieden in Vlaanderen voorde oprichting van een grootschalig windturbinepark.5. Vanwege de geluidsimpact op omliggende woningendient het project in de Gentse Kanaalzoneovereenkomstig de omzendbrief een afstandvan 150 meter in het geval van een 600 kW-turbine,tot 250 meter in het geval van een 1500kW-turbine te respecteren tot de dichtsbijgelegenwoning toebehorende aan derden (kW : kilowatt– red.).Vraag nr. 133van 23 februari 2001van de heer CARL DECALUW<strong>EN</strong>50 Doorniksesteenweg Kortrijk – Wateroverlast(2)In antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 57 van 1december 2000 werd door de minister vice-presidentmeegedeeld dat de wateroverlast langs deN50 niet te wijten zou zijn aan vervuilde en toegeslibdegrachten (Bulletin van Vragen en Antwoordennr. 8 van 16 februari 2001, blz. 996 – red.).Talrijke omwonenden stellen evenwel dat de duikerslangs de N50 onvoldoende diameter hebben.1. In welke mate is de beperkte diameter van deduikers oorzaak van de wateroverlast bij hevigeen langdurige regenval ?2. In welke mate is er overleg met de diverse overhedendie bevoegd zijn voor de beken ?Antwoord1. De administratie Wegen en Verkeer (afdelingWegen en Verkeer West-Vlaanderen) is vanoordeel dat de huidige parameters van de duikersniet de oorzaak zijn van wateroverlast bijhevige en langdurige regenval.Het plaatsen van duikers in de langsgrachtenmaakt meestal het voorwerp uit van een vergunning.In de vergunning wordt steeds opgelegddat men buizen met een diameter van 50centimeter moet plaatsen. Grotere diameterszijn in grachten vrijwel onmogelijk wil men nogvoldoende dekking hebben bovenop de buizenter hoogte van de opritten naar de landerijen.Bovendien hebben de langsgrachten een relatiefgroot bergingsvolume.De duikers moeten door de aanvrager wordenonderhouden. Onvoldoende onderhoud door departiculieren kan een oorzaak zijn van water-


-1407- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001overlast. Hierop wordt evenwel toegezien en indiennodig desnoods ambtshalve opgetreden.Ook werd reeds vastgesteld dat grachten opparticulier terrein, ter hoogte van het laagstepunt van het terrein en waarlangs de grachtenlangs de wegen dus moeten afwateren, werdeningebuisd met zeer kleine diameters (15 of 20cm), of zelfs werden gedempt.Voor elk geval afzonderlijk moet de oorzaakworden opgespoord en moet worden nagegaanwie ervoor verantwoordelijk is. Men kan nietveralgemenen indien er zich een probleemvoordoet.2. Bij het opmaken van nieuwe ontwerpen wordter steeds overleg gepleegd met de bevoegdediensten naargelang de categorie van de waterloopwaarin moet worden geloosd. In stijgendevolgorde zijn dit : het betrokken gemeentebestuur,de provinciale technische dienst en de betrokkenadministratie Milieu-, Natuur-, LandenWaterbeheer (Aminal) – afdeling Water.In geval van een probleem is er, in eerste instantie,steeds overleg met de technische dienst vande gemeente.Vraag nr. 134van 23 februari 2001van de heer CARL DECALUWEA17 Bellegem – GeluidshinderRecentelijk werden metingen verricht ter hoogtevan Rollegem m.b.t. geluidsoverlast van de A17.Ondertussen is er op deze weg een toenemendeverkeersdrukte.Uit hoorzittingen georganiseerd door het stadsbestuurvan Kortrijk bleek dat er enorm veel klachtenzijn over nachtlawaai door het verkeer op deA17 in Bellegem.1. Werden er recentelijk nog metingen uitgevoerdom na te gaan wat de geluidshinder is voor deinwoners van Bellegem ?2. Worden er geluidsmetingen in het vooruitzichtgesteld gericht op het nachtlawaai ?3. Aan welke alternatieven voor geluidsschermenwerd gedacht om de geluidshinder voor de inwonersvan Bellegem te minimaliseren ?Antwoord1. De laatste geluidsopmetingen in Bellegem metbetrekking tot het lawaai afkomstig van het verkeerop de autosnelweg A17 dateren van 3 februari2000.Aan de rand van de dorpskom van Bellegem(Mortagnelaan) werd de 65 dB(A)-drempel nietbereikt (dB(A) : A-gewogen-decibel – red.).Het is pas bij bovengenoemde geluidsdrempeldat er geluidswerende maatregelen (schermenof bermen) worden overwogen.De Mortagnelaan ligt op + 500 meter van de autosnelwegA17 ; de dorpskern van Bellegem ligtop ruim 1 kilometer. Gelet op deze grote afstanden,zou het plaatsen van geluidsschermen langsde A17 het waargenomen geluidsniveau in Bellegemtrouwens praktisch niet verlagen. Geluidsschermenzijn vooral effectief voor het verminderenvan het lawaai op korte afstand.2. Er worden geen bijkomende geluidsmetingen inhet vooruitzicht gesteld gericht op nachtlawaai.Aangezien er 's nachts minder verkeer is, zal hetgemeten geluidsniveau lager liggen dan overdag.3. De wegverharding van de autosnelweg A17 bestaatuit cementbeton die, zoals bekend, relatiefgeluidsonvriendelijk is. Een alternatief bestaatuit de overlaging met geluidsarm asfalt.Een dergelijke overlaging zal, om budgettaireredenen en gelet op het niveau van de geluidshinder,echter pas worden uitgevoerd wanneerer hiertoe ook redenen zijn uit het oogpunt vanstructureel onderhoud van de wegverharding.Vraag nr. 135van 23 februari 2001van de heer ELOI GLORIEUXHernieuwbare-energieprojecten – LocatieDe Beleidsnota Energie vermeldt het volgende :"De <strong>Vlaams</strong>e overheid wil hernieuwbare-energieprojectenstimuleren. Dit zal ze doen door vanaf2000 een inventaris op te stellen van alle terreinenin haar beheer die geschikt zijn voor het plaatsenvan dergelijke installaties (vooral windturbines,waterkrachtturbines bij stuwen en sluizen enbio-installaties). De geschikte terreinen kunnentegen zeer gunstige voorwaarden in concessie wor-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1408-den gegeven. Een vereiste is wel dat de uitbater deopbrengsten van het project gedeeltelijk herinvesteertin nieuwe, duurzame energieprojecten" (Stuk162 (1999-2000) – Nr. 1 – red.).1. Hoever staat het met deze inventarisatie ?2. Hoeveel bedraagt de hernieuwbare-energiecapaciteitdie op die wijze in heel Vlaanderen opin concessie te geven overheidsterreinen zoukunnen worden opgewekt ?3. Welke overheidsterreinen werden voor dezedoeleinden reeds in concessie gegeven en welkespecifieke hernieuwbare-energieprojecten wordener gerealiseerd ?4. Welke overheidsterreinen in de provincie<strong>Vlaams</strong>-Brabant komen hiervoor in aanmerking?Antwoord1. De <strong>Vlaams</strong>e overheid wil het gebruik van hernieuwbareenergie stimuleren. In het kader vanhaar voorbeeldfunctie stelt zij inventarissen opvan haar eigendommen (terreinen, gebouwenen infrastructuurwerken) die geschikt zoudenzijn om nieuwe projecten op te starten.M.b.t. windenergie is de haalbaarheid onderzochtvan projecten op parkings langs autosnelwegenin <strong>Vlaams</strong> beheer. Een eerste selectie leverdeachttien mogelijke locaties op (ziebijlage). Een werkgroep werd opgestart bestaandeuit de betrokken overheidsadministratiesom de concrete plaatsingmogelijkhedenverder te onderzoeken en het toewijzen vanconsessies voor te bereiden.Een analoog project zal eerstdaags aan de handvan het recentelijk afgewerkte Windplan Vlaanderenworden opgestart m.b.t. de plaatsing vanwindturbines langs waterwegen. Een eerste geselecteerdemogelijkheid betreft de plaatsingvan vier windturbines op de linkerscheldeoever,ter hoogte van de Kennedytunnel.Daarnaast is een proefproject gepland waarbijvoor de provincie West-Vlaanderen zal wordenonderzocht welke locaties, waaronder overheidsterreinen,prioritair in aanmerking komenvoor de plaatsing van windturbines. Heel watgunstige windlocaties vallen immers onder denoemer van "waardevol landschappelijk agrarischgebied" en zijn volgens de omzendbrief"Afwegingskader en randvoorwaarden voor deinplanting van windturbines" van 17 juli 2000 apriori uitgesloten voor de plaatsing van windturbines.Nochtans blijkt uit de realiteit dat hethuidige bestemmingsgebied "landschappelijkwaardevol agrarisch gebied" gedateerd is en datdeze gebieden vaak om tal van redenen landschappelijkverschraald zijn. Vanuit dit oogpuntzal daarom een kwetsbaarheidskaart ten aanzienvan het aspect landschap worden opgesteld.Wat fotovoltaïsche zonne-energie betreft, gingop 23 februari 2001 een werkgroep van start diezal onderzoeken waar in Vlaanderen fotovoltaïschezonnepanelen op geluidsschermen langsautowegen kunnen worden geplaatst.Tot slot wordt ook gewerkt aan een typebestekom zonne-energie op gebouwen van de <strong>Vlaams</strong>eoverheid mogelijk te maken.2. Bovenstaande opdrachten zitten nog in een verkennendefase. Er kan voorlopig nog geen informatieworden gegeven over het installeerbaarvermogen.3. Als concreet project is er de aanbesteding voorde bouw en exploitatie van een windturbineparkop de westelijke havendam van Zeebrugge;De procedure voor consessieverlening heeft,vanwege onregelmatigheid van de ingediendebieding naar aanleiding van discussie over de interpretatievan de bestektekst, vertraging opgelopenen de aanbesteding zal eerstdaags opnieuwworden gepubliceerd.Daarnaast werden onlangs de fotovoltaïsche installatiesop het Ferraris- en Consciencegebouwin gebruik genomen. Deze installaties hebbentot doel de sector van fotovoltaïsche zonneenergiete ondersteunen en deze milieuvriendelijketechnologie beter bekend te maken bij debevolking.4. Verder werd onder mijn impuls een inventarisgemaakt van de locaties in gewestbeheer die gelegenzijn aan de waterwegen en geschikt zijnvoor het plaatsen van waterkrachtinstallaties.Voor <strong>Vlaams</strong>-Brabant bevinden deze locatieszich op de Dijle en de Zenne, het ZeekanaalBrussel-Schelde, het Kanaal Leuven-Dijle enhet Kanaal Charleroi-Brussel. Momenteel lopende onderhandelingen met de inschrijvers, en detoewijzing van sommige loten zal eerstdaagskunnen gebeuren. Bovendien werd in dit dossierhet advies van de minister bevoegd voor


-1409- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Leefmilieu ingewonnen, gezien de ecologischeaspecten, met in het bijzonder de effecten opvisbestanden.Vooruitgang in bovenstaande projecten zal vanzelfsprekendaan de parlementaire commissieworden meegedeeld.BijlageLimburgA13 parking LummenA13 parking Rijkhoven (Bilzen)A13 parking HasseltA2 parking Heusden-Zolder<strong>Vlaams</strong>-BrabantA2 parking Wezemaal (Rotselaar)A3 parking Everberg (Kortenberg)Oost-VlaanderenA14 parking KruibekeA14 parking WaasmunsterA14 parking KalkenA14 parking Gent-BruggeA10 parking WetterenA10 parking DrongenAntwerpenA21 parking VorselaarA1 parking Minderhout (HSL)A13 parking Olen – TongerloWest-VlaanderenA18 parking Mannekensweg (Middelkerke)A14 parking Marke (Kortrijk)A17 parking Oekene (Roeselare)Vraag nr. 138van 23 februari 2001van de heer FRANCIS VERMEIR<strong>EN</strong>N211 Grimbergen – VerkeershinderDe grootscheepse werken die momenteel wordengerealiseerd door de NV Aquafin op het grondgebiedvan de gemeenten Grimbergen en Meise blijkendoor hun omvang aanzienlijke verkeershinderte veroorzaken op de N211 en de lokale verbindingswegendie erop aansluiten.Talrijke wegen zijn volledig afgesloten. In die omstandighedenverloopt het personen- en vrachtverkeervrij chaotisch, mede door het ontbreken vanduidelijke signalisatie in de ruime omgeving waardoorde bestuurders tijdig zouden kunnen uitwijkennaar alternatieve wegen.Pas vier weken na de aanvang van de werken werdovergegaan tot het aanbrengen van verkeerslichtenaan het kruispunt van de Brusselsesteenweg en deLagesteenweg in het centrum van Grimbergen.1. Werd overleg gepleegd tussen de afdelingWegen en Verkeer <strong>Vlaams</strong>-Brabant en de verantwoordelijkenvan de NV Aquafin om maatregelenuit te werken die de verkeershinder toteen minimum beperken ?Wanneer vond dit overleg plaats ?Welke maatregelen werden daarbij gesuggereerd?Werden bepaalde omleidingswegen voorgesteld ?Waar werd de signalisatie opgesteld om aan tegeven dat de doortocht door het centrum vanGrimbergen ernstige problemen kan teweegbrengen,vooral tijdens de spitsuren ?2. Wordt door de afdeling Wegen en Verkeer<strong>Vlaams</strong>-Brabant geregeld het effect nagegaanvan grote werken op de voornaamste verkeersassen,in de aard van die welke de NV Aquafinthans onderneemt in Grimbergen en omstreken?Worden soms maatregelen gesuggereerd diedoor de bouwheer zouden kunnen getroffenworden om de ernstige gevolgen van de hinderop te vangen ?Worden door de administratie Wegen en Verkeerbij het overschrijden van de vooropgesteldetiming voor dergelijke werken boetes opgelegdwegens de veroorzaakte extra hinder ?3. Wanneer zal de N211 opnieuw volledig toegankelijkzijn voor het verkeer ?Antwoord1. Uiteraard is er steeds, reeds van bij het voorontwerp,overleg tussen de administratie Wegen enVerkeer (afdeling Wegen en Verkeer <strong>Vlaams</strong>-Brabant) en de NV Aquafin om maatregelen uit


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1410-te werken teneinde de verkeershinder tot eenminimum te beperken. Door de complexiteitmoesten de werken in een open sleuf wordenuitgevoerd en over de hele breedte van de rijweg.Het afsluiten van de gewestweg N211 wasdus noodzakelijk en onvermijdelijk.Bij het opstellen van de wegomleiding is de administratie(afdeling Wegen en Verkeer <strong>Vlaams</strong>-Brabant) echter niet meer gecontacteerd. Enkeljuist voor de uitvoering van de werken is eroverleg geweest. De huidige omleidingsroute isechter de enig haalbare. Door de afdelingWegen en Verkeer <strong>Vlaams</strong>-Brabant zijn er nadienbijkomende borden gevraagd ter verduidelijkingvan de signalisatie betreffende de wegomlegging.Alle belangrijke wegenwerken zijn bovendienop te vragen op de Internetsite verkeersinfo vande <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, namelijk http://verkeersinfo.lin.vlaanderen.be.Ook de werken opde gewestweg N211 in Grimbergen zijn hieropvermeld.2. Bij grote werken wordt uiteraard overleg gepleegdtussen de bouwheer, het <strong>Vlaams</strong> Gewest,de betrokken gemeenten en de federale politie.Boetes voor het overschrijden van de vooropgesteldetiming kunnen enkel door de bouwheerworden opgelegd.3. Indien de weersomstandigheden dit toelaten,zal de Wolvertemsesteenweg normaal gezieneinde maart 2001 opnieuw worden opengesteldvoor het verkeer.Vraag nr. 139van 23 februari 2001van de heer CARL DECALUWEEcobermbeheer – Stand van zakenOp sommige plaatsen langs de Brusselse Ringwordt op een aantrekkelijke manier gesignaleerddat er aan ecobermbeheer wordt gedaan.1. In welke mate wordt in Vlaanderen reeds ecobermbeheertoegepast of in het vooruitzicht gesteld?Welke specifieke middelen werden hiervoor ingeschreven?2. Welke bermen in West-Vlaanderen kwamenhiervoor eventueel reeds in aanmerking ?3. Indien in Vlaanderen nog niet aan ecobermbeheerwordt gedaan, in welke mate behoort ditdan tot de beleidsopties ?4. In welke mate kan een visuele aanduiding tevenseen middel zijn om zwerfvuil tegen tegaan ?Antwoord1. Het bermbesluit is van kracht sinds 1985. Deveelvuldige maaibeurten op de wegbermen beheerddoor het <strong>Vlaams</strong> Gewest werden teruggebrachttot maximaal twee per jaar en een toegelatenextra veiligheidsmaaibeurt van één maaibalkbreedte(ca. 1.25m), uit te voeren vanaf halfapril. Deze maatregelen werden ingesteld methet oog op behoud en verhoging van de natuurwaardenop de wegbermen.Na vijftien jaar beheer volgens het bermbesluitis de uitgangssituatie zo dat het bermbeheer kanworden verfijnd en toegespitst op de specifiekenatuurwaarden van elke berm afzonderlijk.Daarom worden de ecologische bermbeheersplannenopgesteld. De administratie Wegen enVerkeer heeft hiervoor voorrang gegeven aande autosnelwegen, gezien de grote oppervlaktesgroen die de snelwegbermen vertegenwoordigen.Een eerste proefproject, het bermbeheersplanvan de Ring om Brussel, ging in het voorjaarvan 2000 in uitvoering. De volgende drie bermbeheersplannen,de A18 Jabbeke – Fransegrens, de A2-E314 op grondgebied van de provincieLimburg (Diest – Nederlandse grens) ende R1 rond Antwerpen, worden eerstdaags tergoedkeuring voorgelegd aan de afdeling Natuurvan de administratie Milieu-, Natuur-, Land- enWaterbeheer en kunnen in uitvoering gaan inhet voorjaar van 2001.In het werkjaar 2001 wordt verder gewerkt aanbermbeheersplannen voor andere <strong>Vlaams</strong>e autosnelwegen(E17 op het grondgebied van deprovincie Oost-Vlaanderen, E40 Brussel –grens met provincie Luik, E40 West-Vlaanderen,E34 in Antwerpen en E313 in Limburg). Ineen laatste fase komen dan de overblijvende autosnelwegennog aan bod.In uitvoering van actie 92 uit het MINA-planwerden drie contractuele personeelsleden (1biologe en 2 landschapsdeskundigen) bij de administratieWegen en Verkeer tewerkgesteld om


-1411- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001deze opdracht uit te voeren. (MINA-plan : Planvoor Preventie en Sanering inzake Milieu en Natuur– red.)De ecologische bermbeheersplannen wordenuitgevoerd binnen de lopende bestekken voorhet groenonderhoud en noodzaken in eerste instantieeen beperkte verhoging van de budgetten.2. Het bermbeheersplan voor de A18 Jabbeke –Franse grens zal eerstdaags ter goedkeuringworden voorgelegd aan de afdeling Natuur. Hetkan dan in uitvoering gaan bij de aanvang vanhet maaiseizoen 2001.In het werkjaar 2001 zal voor de E40 op hetgrondgebied West-Vlaanderen een bermbeheersplanworden opgesteld, dat in het voorjaarvan 2002 in uitvoering zal gaan.3. Uit voorgaande blijkt dat er hard wordt gewerktvoor het ecologisch bermbeheer en aan debermbeheersplannen. Het opmaken van ecologischebermbeheersplannen is een element uitmijn beleidsnota.4. Misschien zal de weggebruiker tweemaal nadenkenvooraleer een blikje uit het venster tewerpen wanneer hij net een bord tegenkwamdat hem erop attent maakt dat op die plaats aanecologisch bermbeheer wordt gedaan, maardeze borden staan in principe los van acties ondernomentegen zwerfvuil.Gerichte campagnes zoals de gele borden metopschrift "Hou de weg rein met (naam van deaannemer)" zijn specifieker.Er worden ook andere, tijdelijke campagnes gevoerdtegen zwerfvuil, bijvoorbeeld de lopendeactie in samenwerking met OVAM (Openbare<strong>Vlaams</strong>e Afvalstoffenmaatschappij).Vraag nr. 140van 23 februari 2001van de heer ETI<strong>EN</strong>NE <strong>VAN</strong> VAER<strong>EN</strong>BERGHGewestoverschrijdend openbaar vervoer – TaalgebruikOp de bussen van De Lijn op het grondgebied vanOverijse wordt de passagier aangesproken in detaal waarin hij zich tot de chauffeur richt. Dat wilzeggen dat een Franstalige die in Overijse opstaptin het Frans wordt aangesproken.Het tweetaligheidsbeleid van De Lijn leidt er in elkgeval toe dat Franstaligen de indruk krijgen datOverijse een tweetalig gebied is.Op de bussen van de TEC (Transport en Commun)is het zo dat de Nederlandstalige passagier zowelop het grondgebied van Brussel als op het grondgebiedvan Overijse terechtkan in het Nederlands,voorzover de chauffeur deze taal machtig is. Dit isechter slechts zo in de helft van de gevallen.We komen dus tot de situatie waarin de Vlamingenop hun eigen grondgebied er op taalgebied slechteraan toe zijn dan de Franstaligen. Terwijl de Franstaligeklant op beide buslijnen rustig zijn taal kanspreken, heeft de Vlaming hierover enkel zekerheidbij een bus van De Lijn.1. Welke maatregelen worden er genomen enwelke contacten worden er gelegd met TEC omaan het gebrekkige individuele taalonthaal eeneinde te maken ?2. Welke maatregelen onderneemt de <strong>Vlaams</strong>eoverheid ten aanzien van De Lijn om ervoor tezorgen dat de vervoermaatschappij het homogeenNederlandstalig karakter van de Rand ondersteunt,dit wil zeggen dat op <strong>Vlaams</strong> grondgebieduitsluitend het Nederlands wordt gebruiktmet de klanten ?Antwoord1. De gewestgrensoverschrijdende lijnen tussenVlaanderen en Wallonië worden beheerst doorhet "Samenwerkingsakkoord tussen het <strong>Vlaams</strong>Gewest en het Waals Gewest in verband methet grensoverschrijdend openbaar vervoer tussenhet <strong>Vlaams</strong>e gewest en het Waalse gewest"(Staatsblad 2.4.1992).Hierin komen geen bepalingen voor over hetgebruik van de talen: zowel de VVM als deSRWT (TEC) zijn immers gehouden de wetgevingop het gebruik van de talen in bestuurszakenna te leven (SRWT : Société Régionale Wallonnedu Transport – red.).2. De <strong>Vlaams</strong>e Vervoermaatschappij is onderworpenaan de wetgeving op het gebruik van detalen in bestuurszaken.Waar de wet zulks voorschrijft, dient het personeelzich in liet Frans uit te drukken.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1412-MIEKE VOGELSVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> WELZIJN, GEZONDHEID<strong>EN</strong> GELIJKE KANS<strong>EN</strong>Vraag nr. 61van 5 januari 2001van mevrouw PATRICIA CEYS<strong>EN</strong>SFilmkeuringscommissie – WerkingHet samenwerkingsakkoord van 27 december 1990tussen de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, de Franse Gemeenschap,de Duitstalige Gemeenschap en de GemeenschappelijkeGemeenschapscommissie vanBrussel-Hoofdstad had de oprichting van een filmkeuringscommissietot doel. De filmkeuringscommissieheeft als opdracht machtiging te verlenenom een film te vertonen voor minderjarigen jongerdan 16 jaar.1. Wat is het budget dat voor 1999, 2000 en 2001vanuit Vlaanderen werd/wordt besteed aan defilmkeurings-commissie ?2. Hoeveel keer kwam de filmkeuringscommissiesamen in het jaar 2000 ?3. Hoeveel films werden afgekeurd door de filmkeuringscommissie? Hoeveel kregen een machtiging?Aanvullend antwoordIn het jaar 2000 zijn er 259 zittingen gehouden tijdensdewelke 301 films werden gekeurd.Werden toegestaan :ontspanningsfilms 199voorreclamefilms 42documentaire films 1tekenfilms 9Werden geweigerd :ontspanningsfilms 50Van deze 301 films werden 17 ontspanningsfilmsdoor de herkeuringsafdeling gekeurd : 6 werdeneveneens geweigerd, 11 werden toegestaan.(Vorig antwoord : Bulletin van Vragen en Antwoordennr. 9 van 16 maart 2001, blz. 1118 – red.)Vraag nr. 84van 30 januari 2001van de heer DANY <strong>VAN</strong>D<strong>EN</strong>BOSSCHEBijzondere jeugdbijstand – BemiddelingscommissiesDe bemiddelingscommissies voor de bijzonderejeugdbijstand werden onlangs opnieuw samengesteld.Deze commissies, die bedoeld zijn om een doorverwijzingnaar de gedwongen hulpverlening te voorkomenen de magistraten te adviseren, worden samengestelduit mensen die over deze materie kunnenmeespreken.1. Hoe worden de mensen die deze bemiddelingscommissiesbevolken, geselecteerd ?2. In de brieven die naar de kandidaten wordengestuurd, staat dat rekening wordt gehoudenmet objectieve afwegingen zoals onder meer beroepsbezigheid,leeftijd, man-vrouwverhoudingen multidisciplinaire opleiding, zodanig dat eenevenwicht wordt bereikt.Kan de minister een overzicht bezorgen van desamenstelling van de bemiddelingscommissies ?3. Werd de werking van deze bemiddelingscommissiesreeds geëvalueerd ?Antwoord1. Na een algemene oproep aan vrijwilligers omzich kandidaat te stellen voor het vijfjarig mandaatvan lid van één van de dertien bemiddelingscommissies,worden nieuwe kandidatengescreend op basis van een aantal objectievecriteria zoals beroepsbezigheid, opleiding, bekendheidmet jeugdmateries en methodische ervaringinzake het bemiddelen. Ook het evenwichtinzake leeftijd en geslacht wordt bewaakt.Naast deze eerste profielbeschrijving wordt rekeninggehouden met de praktische beschikbaarheidvan de kandidaten zowel 's avonds alsoverdag, en met hun ingebrachte en beschrevenmotivatie.Wanneer alle criteria positief uitvallen, komendeze kandidaten theoretisch in aanmerkingvoor een mandaat in een bemiddelingscommissie.


-1413- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Voor sommige bemiddelingscommissies is erechter een teveel aan kandidaten, voor anderezijn er te weinig. Waar er voldoende kandidatenzijn, wordt een rangorde van voorkeur opgesteld,waarbij het evenwicht in de uiteindelijkesamenstelling van de commissie bepalend isvoor de selectie.Wat de herbenoeming van vroegere leden vande bemiddelingscommissie betreft, werd rekeninggehouden met de feedback verkregen vande secretaris van de bemiddelingscommissie (ophet vlak van engagement en beschikbaarheid),waar nodig met bijkomende inbreng van devoorzitter inzake het functioneren van leden tijdensde zittingen.Bij de leden die zich voor de eerste maal kandidaatstelden, werd een rangorde van voorkeuropgesteld op basis van opleiding, beroepservaring,vertrouwdheid met de bijzondere jeugdbijstand,bijzondere kennis met betrekking tot thema'szoals kansarmoede, kinderrechten en migrantenproblemen,en uiteraard ook praktijkkennismet betrekking tot de techniek van hetbemiddelen.Motivering en beschikbaarheid worden aanvullendingeschat met het oog op een duurzaam sociaalen maatschappelijk engagement voor eentermijn van vijf jaar.2. Als bijlage stuur ik hier een afschrift mee vanhet benoemingsbesluit van 30 november 2000,waaruit de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerkan afleiden dat rekening werd gehouden metevenwicht in de man-vrouwverhouding, één vande overwegingen naast andere zoals leeftijd,kennis bijzondere jeugdbijstand, praktijkervaring,multidisciplinaire samenstelling en dergelijke.3. De werking van de bemiddelingscommissiewordt na tien jaar voor de eerste maal geëvalueerd.Ik gaf opdracht tot kortdurend evaluatieonderzoek,dat startte op 1 november 2000. Ditonderzoek wordt uitgevoerd door prof. I. VanWelzenis van de Onderzoeksgroep Jeugdcriminologievan de KU Leuven (Katholieke UniversiteitLeuven – red.).Het rapport verwacht ik tegen 1 mei 2001. Hetzal een balans opmaken van de werking van allebemiddelingscommissies en onder meer de regionalediversiteit in kaart brengen.(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het AlgemeenSecretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienstSchriftelijke Vragen – red.)Vraag nr. 93van 8 februari 2001van mevrouw WIVINA DEMEESTER-DE MEYEROCMW-voorzitter – Compenserende vergoedingIngevolge de wet van 4 mei 1999 tot verbeteringvan de bezoldigingsregeling en van het sociaal statuutvan de lokale verkozenen, is de nieuwe bezoldigingsregelingvoor burgemeesters en schepenenvanaf 1 januari 2001 bij de vernieuwing van de gemeenteradenin werking getreden. Artikel 3 vanhet besluit van 22 september 1998 van de <strong>Vlaams</strong>eregering bepaalt dat de bezoldigingsregeling vande voorzitter van het OCMW dezelfde is als dievan de schepen van de gemeente waar het openbaarcentrum zijn zetel heeft. De vernieuwing vande raad voor maatschappelijk welzijn valt evenwelniet samen met de vernieuwing van de gemeenteraad.De nieuwe bezoldigingsregeling voor devoorzitter van het OCMW treedt in werking vanafde eerstvolgende vernieuwing van de OCMW-raad,dit is vanaf april aanstaande.De heer Herman De Loor stelde in 1999 reeds eenschriftelijke vraag aan minister Johan Sauwens omtrenthet tijdstip waarop de verhoging van de bezoldigingen het pensioenstelsel van de voorzittersvan de raden voor maatschappelijk welzijn kon ingaan.Hierover bestond immers enige onduidelijkheid(vraag nr. 55 van 21 december 1999, Bulletinvan Vragen en Antwoorden nr. 9 van 3 maart 2000,blz. 753).In de omzendbrief van 15 december 2000 betreffende"Nieuw statuut voor OCMW-mandatarissen.Ingangsdatum" meldden de ministers Sauwensen Vogels dat "zowel de bezoldigingsregeling voorde OCMW-voorzitter als de eventuele andere herwaarderingsmaatregelenten gunste van de gemeentelijkemandatarissen, die van overeenkomstigetoepassing zijn op de OCMW-mandatarissen,voor deze pas vanaf de eerstvolgende vernieuwingvan de OCMW-raad kunnen worden toegepast".Ik stel vast dat er nog steeds onduidelijkheid heerstaangaande de gevolgen voor het vervangingsinkomenvan de voorzitter van het OCMW.Concreet rijst het probleem dat een uitvoerendmandataris, bijvoorbeeld een OCMW-voorzitter,geen vervangingsinkomen, bijvoorbeeld rustpen-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1414-sioen, meer kan genieten omdat de wedde verkregenuit het uitvoerend mandaat te hoog is. Dit verlieskan worden gecompenseerd door een weddeverhoging,indien de raad dit beslist. De algemeneregel is wel dat het plafond van de optelling van dewedde van OCMW-voorzitter en het compenserendbedrag voor het verlies van het rustpensioenniet hoger mag zijn dan de wedde van eenOCMW-voorzitter van een gemeente met 50.000inwoners. De situatie is echter verschillend vóór enna 1 april 2001, dus zowel m.b.t. de basiswedde alshet bedrag van het plafond.Er is dus onduidelijkheid over de vraag of de nieuweOCMW-raad een weddeverhoging kan toekennendie ook het verlies van het vervangingsinkomenvoor de eerste drie maanden compenseert. Alsdat niet het geval is, dan is het niet duidelijk hoehet verlies van het vervangingsinkomen kan wordenopgevangen.1. Hoe wordt dit geregeld in het beleid van de minister?2. Werden er reeds initiatieven genomen door deminister om meer duidelijkheid rond het geschetsteprobleem te brengen ?N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan deheer Johan Sauwens, <strong>Vlaams</strong> minister vanBinnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzakenen Sport.Gecoördineerd antwoord1. De in de vraagstelling vermelde omzendbriefBA-2000/13 van 15 december 2000 betreffendede ingangsdatum van het nieuw statuut voor deOCMW-mandatarissen heeft enkel betrekkingop de herwaarderingsmaatregelen bedoeld in dewet van 4 mei 1999 tot verbetering van de bezoldigingsregelingen van het sociaal statuut vande lokale verkozenen.Overeenkomstig deze omzendbrief treedt denieuwe bezoldigingsregeling voor deOCMW-voorzitters pas in werking vanaf deeerstvolgende volledige vernieuwing van deraad voor maatschappelijk welzijn. Deze vernieuwingzal in beginsel plaatsvinden op de eerstewerkdag van de maand april.2. De wettelijke bepalingen die een compensatievan het inkomensverlies in hoofde van gemeente-en OCMW-mandatarissen mogelijk maken,werden de facto uitvoerbaar door de inwerkingtredingvan het koninklijk besluit van 29 maart2000 houdende nadere regels aangaande de verhogingvan het presentiegeld van gemeenteraadsledenen van de wedde van burgemeestersen schepenen, dat mutatis mutandis van toepassingis op de OCMW-voorzitters. Dit koninklijkbesluit treedt in werking op 1 augustus 1999.Er kan dus geen twijfel over bestaan dat ookeen verlies aan vervangingsinkomen in hoofdevan de OCMW-voorzitter gedurende de eerstedrie maanden van het jaar 2001 aanleiding kangeven tot een compenserende vergoeding vanwegehet OCMW.Vraag nr. 94van 8 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Advies- en bestuursorganen – Pariteit m/vIn 2000 besliste de minister de quota uit te stellendie een geleidelijke pariteit van mannen en vrouwenin advies- en bestuursorganen op gang zoutrekken. De minister garandeerde echter dat op 1januari 2002 deze advies- en bestuursorganen welaan de éénderdedecreten zouden voldoen.Een werkplanning en timing zijn dus belangrijk.Hiervoor is het niet alleen nodig de huidige samenstellingvan de advies- en bestuursorganen te kennen,maar ook gerichte acties te ondernemen omde vacatures bij het grote publiek, en zeker bijvrouwen, bekend te maken.1. Hoe worden de vacatures bij het grote publiekbekendgemaakt ?2. Via welke kanalen richt de minister zich tot specifiekevrouwengroepen die voor de verschillendesectoren een verrijking kunnen zijn ?3. Hoeveel vrouwen met welke competenties zijner nodig om dit uit te voeren ?Antwoord1. Zodra er een vacature in een adviesraad wordtgemeld bij Pluspunt, wordt er met de aanvrageroverlegd over het profiel waaraan mogelijkekandidaten moeten voldoen. Op basis hiervanwordt er in de databank gezocht naar geschiktekandidaten. Deze vrouwen worden gecontacteerdmet de vraag of zij interesse hebben enhun gegevens mogen worden doorgespeeld.


-1415- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001De vacatures worden dus niet bekendgemaaktbij het grote publiek.2. De vrouwen die in Pluspunt opgenomen zijn,werden hoofdzakelijk geworven via gerichtemailings.Geregeld worden bij vrouwenorganisaties uit deverschillende sectoren van de samenlevingadressenbestanden opgevraagd om via mailingshet aanbod van Pluspuntkandidates te verrruimenen te diversifiëren.3. Momenteel zijn er een driehonderd kandidatesopgenomen in Pluspunt.Het in kaart brengen van de competenties vandeze vrouwen maakt deel uit van een strategischplan voor de uitbouw van Pluspunt, datdoor de cel Gelijke Kansen in Vlaanderenwordt opgesteld.Vraag nr. 96van 8 februari 2001van mevrouw RIA <strong>VAN</strong> D<strong>EN</strong> HEUVELKinderdagverblijven – Verticale organisatie leefgroepenWanneer een kinderdagverblijf bouwt met behulpvan VIPA-middelen (<strong>Vlaams</strong> Infrastructuurfondsvoor Persoonsgebonden Aangelegenheden) wordtbij verbouwing of nieuwbouw door Kind en Gezinhet advies gegeven om de leefgroepen semi-verticaalof verticaal te organiseren.Is een kinderdagverblijf met VIPA-goedgekeurdeinfrastructuur verplicht om de leefgroepensemi-verticaal of verticaal te organiseren ?Is het advies van Kind en Gezin al dan niet bindend?Kunnen er sancties volgen wanneer een kinderdagverblijftoch beslist om horizontaal te blijven werken?AntwoordHet advies van Kind en Gezin om de leefgroepenvan een kinderdagverblijf semi-verticaal of verticaalte organiseren, wordt niet alleen gegeven wanneereen kinderdagverblijf bouwt met behulp vanVIPA-middelen.In een mededeling van Kind en Gezin van 6 mei1996 werd dit advies aan alle kinderdagverblijvengegeven. Het advies kan als volgt worden samengevat.Afhankelijk van de beschikbare infrastructuurwaarover het kinderdagverblijf beschikt worden devolgende groepsindelingen bepaald:– verticale leefgroepen ;– semi-verticale leefgroepen (baby's/kruipers,kruipers/peuters) ;– horizontale leefgroepen van baby's, kruipers enpeuters.Indien de infrastructuur van het kinderdagverblijfde mogelijkheid biedt te werken met verticalegroepen of semi-verticale groepen, voor kinderdagverblijvendie volgens VIPA-normen gebouwd werdenis dit per definitie het geval, is de keuzemogelijkheidtot één van beide keuzes beperkt.Indien de infrastructuur van het kinderdagverblijfverhindert te werken met verticale of semi-verticaleleefgroepen, dient het kinderdagverblijf maatregelente treffen om te vermijden dat een kind meerdan drie horizontale leefgroepen moet doorlopen.Dit advies werd gegeven vanuit een welbepaaldepedagogische benadering. Enerzijds om ernaar testreven het begeleidend personeel van de kinderenzo weinig mogelijk te laten wisselen, teneindemaximale kansen te creëren om een stabiele relatietussen begeleider en kind op te bouwen, anderzijdsom de continuïteit in de kind-kindrelaties onderlingte optimaliseren.Aangezien het niet de bedoeling is dat Kind enGezin een bepaald pedagogisch concept of een bepaaldefunctioneringsvorm aan een kinderdagverblijfoplegt, zullen er geen sancties volgen indieneen kinderdagverblijf een andere leefgroepindelinghanteert, hierbij aantoont vanuit een bepaalde visiete werken en, rekening houdende met de middeleninzake infrastructuur en personeel, toch ernaarstreeft het onnodig wisselen van begeleider-kind enkinderen onderling zoveel mogelijk te beperken.Ingevolge het kwaliteitszorgdecreet voor de welzijnsvoorzieningenen de toepassingsbesluiten hieromtrentdie nog moeten worden genomen, zullende voorzieningen trouwens ook op dit vlak verderworden geresponsabiliseerd.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1416-Vraag nr. 97van 8 februari 2001van mevrouw PATRICIA CEYS<strong>EN</strong>SRusthuisanimatoren – OnderzoekIn haar antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 257van 22 september 2000 over de subsidiëring vanrusthuisanimatoren antwoordde de minister dat zeeen wetenschappelijk onderzoek financierde metbetrekking tot de animatiefunctie in rusthuizen(Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 5 van 15december 2000, blz. 608 – red.). Naar verluidt,werd deze studie toevertrouwd aan het HIK(Hoger Instituut der Kempen).1. Werd de studie inmiddels afgerond en voorgesteld?2. Wat is de kostprijs van de studie ?3. Wat zijn de conclusies ervan ?4. Welk gevolg zal de minister geven aan de conclusies?5. Acht de minister een financiering van de animatiefunctiein rustoorden en rust- en verzorgingstehuizenvanuit Welzijn op korte termijn mogelijk?Antwoord1. De door de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerbedoelde studie is inmiddels inderdaad afgeronden voorgesteld.Alle stuurgroepleden hebben een exemplaarontvangen. De conclussies worden aan alle rusthuizenin Vlaanderen bezorgd.2. De kostprijs van de studie bedraagt 2.473.608frank.3. Vertrekkende vanuit een kwantitatief en kwalitatiefonderzoek naar de bestaande toestandmet betrekking tot de animatie in rusthuizen ende gevolgen daarvan voor het algemeen functionerenvan het rusthuis en de welzijnsgevoelensvan de bewoners, formuleert de studie een aantalbeleidsvoorstellen. Inzake definiëring vanhet animatiebegrip kiest men voor de holistischebenadering, die animatie beschrijft als eengrondhouding gericht op de totale ontplooiingvan de ouderen in een prettige leefomgeving.Daartoe dient door de <strong>Vlaams</strong>e overheid eenbasiskader te worden gerealiseerd dat logischerwijzein het door een rusthuis op te maken kwaliteitshandboekkan worden ingepast. Daarnaastmoet de regulering van de animatiefunctie eenplaats krijgen in het nieuwe decreet over hetouderenbeleid. Het werkveld zelf dringt aan opeen snelle definiëring en financiering van defunctie. De studie werpt de vrees op dat hiereventueel nog jaren op moet worden gewachten pleit ervoor om in eerste instantie de regelgevingrond animatie in het huidige decreet eenkwalitatieve invulling te geven, om ze dan ineen later stadium in te passen in het nieuwe ouderendecreeten het kwaliteitshandboek.De onderzoekers pleiten ervoor een aantal minimumvoorwaardenin de wetgeving in te schrijven.Deze voorwaarden moeten betrekkinghebben op de concrete visie op animatie, defunctieomschrijving, de positie van de animatorin het rusthuis, het profiel en de bijscholing vande animator en een kwalitatieve norm. In ditlaatste verband wordt duidelijk gesteld dat eenaanpassing van de norm terzake zonder financiëleondersteuning geen zin heeft. Om de functiekwalitatief uit te bouwen en een animatievegrondhouding bij alle personeelsleden te promoten,is een verhoogde inzet en arbeid van dereeds drukbezette animator in een voorzieningvereist. Een evolutie van een halftijdse betrekkingper dertig inwoners lijkt daarbij geen overbodigeluxe.Voor de uitvoering van een holistisch animatieprojectin de ouderenzorgvoorziening dieneneen aantal voorwaarden te worden vervuld. Departicipatie van de rusthuizen in de bredere samenlevingen een positievere beeldvormingrond ouder worden, kunnen de ontwikkelingvan een integraal "zorg" -model ondersteunen.Daarvan dient allereerst de <strong>Vlaams</strong>e overheid,zowel politici als administratie, doordrongen tezijn. De behoefte van de senior dient centraal testaan. In het werkveld zelf gaat de aandacht allereerstnaar een bewustmaking van directies enbeheerders inzake integrale bewonerszorg. Ookde vakinhouden van opleidingen die voorbereidenop een job in de verzorgingssector dienen,naast een medisch model, een integrale zorgbenaderingin praktijk om te zetten. Het onderzoekstelt samenvattend dat de <strong>Vlaams</strong>e overheidde voorlichting en bijscholing over integralebewonerszorg en een holistische invulling vande animatiefunctie financieel en inhoudelijkmoet stimuleren en ondersteunen.


-1417- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001De studie pleit voor een algemene basisfinancieringvan de animatiefunctie in een rusthuis.Projectfinanciering kan daarbij een surplus vormen.Het uitwerken van een bredere maatschappelijkeintegratie van de rusthuisbewonerin de gemeenschap dient extra te worden ondersteund.De inschakeling van vrijwilligers in ditproject is vanzelfsprekend.Met betrekking tot de evaluatie van de animatiein de residentiële ouderensector pleit de studievoor een verplichting tot zelfevaluatie voor devoorzieningen, in combinatie met een kwalitatieveinspectie. In dit verband wordt het visitatiemodelnaar voren geschoven.Om een en ander nog eens goed te kunnen nalezen,bezorg ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerals bijlage een exemplaar van de conclusiesvan de studie.4. Deze studie ontwikkelt een geïntegreerde visieop het animatieproject en formuleert een aantalbasisvoorwaarden om deze visie in te vullen. Ikonthoud dat de inspanning in een globaal kwaliteitsbeleiddaarbij onontbeerlijk is en dat ook(bij)scholing een essentieel onderdeel vormt.Terzake verleent de <strong>Vlaams</strong>e regering reeds gedurendeeen tiental jaar een projectsubsidie vantwee miljoen aan de grote koepelorganisaties inhet veld, namelijk aan het Verbond der Verzorgingsinstellingenen aan de Vereniging van<strong>Vlaams</strong>e Steden en Gemeenten. Om ook de inde studie als noodzakelijk bestempelde positievebeeldvorming te ondersteunen, heb ik aanvoornoemde organisaties én de Federatie vanOnafhankelijke Seniorenzorg een bedrag van 3miljoen toegewezen.Een structurele financiële ondersteuning van deanimatiefunctie zal zeker aan bod komen in debesprekingen die momenteel in het kader vaneen vernieuwde regelgeving in zeven werkgroepenen een coördinerende stuurgroep gestartzijn. Ook de functiebeschrijving en het profielvan de animator komen daarbij zeker aan bod.Ik kan de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigertrouwens geruststellen dat de vrees die in destudie wordt geuit dat een regeling nog jaren opzich laat wachten, ongegrond is. Ik heb me voorgenomenom op 1 januari 2003 met het nieuwedecreet op het ouderenbeleid te starten.Momenteel wordt ook een aangepast inspectieconceptontwikkeld, dat rekening houdt met hedendaagseontwikkelingen in het werkveld, deregularisering en een grotere responsabiliseringvan de initiatiefnemers. Daarin wordt, overeenkomstigartikel 8 van het decreet inzake dekwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen, voorhet verificatiemodel geopteerd, en niet voor hetvisitatiemodel. Daarin wordt er een duidelijkonderscheid gemaakt tussen de toezichthoudendefunctie en de adviserende. Deze laatstewordt niet langer als een kerntaak van de overheidbeschouwd. In eerste instantie worden dekrachtlijnen uitgetekend uitgaande van de huidigepersoneelsformatie. De binnen de administratieontwikkelde procesimplementatie- enpersoneelsplannen kunnen in een volgende faseeventueel nog een en ander bijsturen.5. Op de gevraagde financiering van de animatiefunctiedoor de sector wens ik nu niet vooruit telopen. Zoals ik hierboven al opmerkte, komt ditaspect ongetwijfeld aan bod in de besprekingenin het kader van een vernieuwd ouderenbeleid.Wellicht vergt de heroriëntering van sommigeaspecten van het beleid terzake ook een heroriënteringvan budgetten. Het spreekt vanzelfdat ik me, naast een vernieuwde regelgeving,ook hiervoor wens te engageren.(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het AlgemeenSecretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienstSchriftelijke Vragen – red.)Vraag nr. 100van 9 februari 2001van de heer JAN LOONESZwembaden – OntsmettingDe laatste tijd is er een en ander te doen geweestrond de schadelijke gevolgen van chloor voor kinderenbij de ontsmetting van het water in zwembaden.De Vlarem-wetgeving verplicht de uitbaters vanzwembaden het zwemwater dagelijks te zuiverenvan ongewenste organismen. In Vlaanderen gebeurtdat steeds met behulp van chloor (CampingfederatieCKVB – Recreamagazine 16.01.2001).Niettegenstaande mogelijke alternatieven zoals hetgebruik van ozon en UV-straling (ultraviolet) blijfteen bijkomende behandeling met chloor altijd verplichtin Vlaanderen.Binnen het wettelijk kader is er eigenlijk slechtséén alternatief voor de traditionele ontsmetting :zoutelektrolyse. Zoutelektrolyse, een chemischproces waarbij chloor en zuur worden geprodu-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1418-ceerd uit gewoon keukenzout NaCl (natriumchloride),biedt een aantal voordelen : het NaOCl (natriumhypochloriet)wordt ter plaatse geproduceerd,bijgevolg geen transport, overslag en opslag vangevaarlijke stoffen ; alleen die hoeveelheid welkeeffectief nodig is, wordt aangemaakt ; de chloorgeurwordt aanzienlijk verminderd.De techniek van de zoutelektrolyse heeft echterook nadelen : het vraagt goed opgeleid personeelen het vereist een hoger energieverbruik. Vooraldat laatste is een rem voor de recreatiesector, aangeziende behandeling van het zwemwater samenvaltmet andere piekperiodes in elektriciteitsverbruik.In Nederland, waar deze techniek door de overheidwordt aangemoedigd, werd zoutelektrolyseopgenomen in de lijst van milieu-investeringen die,wegens de voordelen voor het milieu, in aanmerkingkomen voor vervroegde afschrijving (Vamil,of : vervroegde afschrijving milieu-investeringen).De campingsector deed navraag bij het Kenniscentrumvoor de Beste Beschikbare Technieken(BBT), dat instaat voor informatieverspreidingover milieutechnieken en voor advies aan het departementLeefmilieu inzake toekenning van hetecologiecriterium aan bepaalde investeringen.Naar verluidt, zouden investeringen die het ecologiecriteriumhalen, inderdaad tot 15 % kunnenworden gesubsidieerd. Het BBT-centrum baseertzich trouwens voor adviezen op de NederlandseVamil-lijst. Deze subsidiëring zelf zou worden toegekenddoor het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap,afdeling Natuurlijke Rijkdommen enEnergie.Een aantal sectoren die niet voldoen aan de classificatievoorwaardenvoor uitbating van een hotel,motel of pension, worden echter uitgesloten vandeze subsidiëring. De campingsector is daar éénvan.Campinguitbaters die al plannen hadden in verbandmet zwembaden, mogen die gauw weer opbergenen uitbaters van campings met een zwembadergeren zich dood aan deze ongelijke behandeling.1. Klopt het dat investeringen die beantwoordenaan het ecologiecriterium voor 15 % kunnenworden gesubsidieerd door de <strong>Vlaams</strong>e overheid?2. Klopt het dat bepaalde sectoren, waaronder dekampeersector, geen aanspraak kunnen makenop deze subsidiëring ? Waarom niet ?3. Werden reeds initiatieven genomen voor hettoekennen van subsidies voor investeringenm.b.t. een gezondheidsvriendelijker ontsmettenvan zwemwater ? Wordt overleg terzake in hetvooruitzicht gesteld met de minister bevoegdvoor Leefmilieu ?4. Wordt erop toegezien dat daarbij de kampeersectorniet wordt vergeten ?N.B. Gelijkaardige vragen werden gesteld aan deheer Renaat Landuyt, <strong>Vlaams</strong> minister vanWerkgelegenheid en Toerisme en mevrouwVera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu enLandbouw.AntwoordVragen 1, 2 en 4 behoren niet tot de bevoegdheidGezondheidszorg.Vooreerst wil ik opmerken dat de huidige Vlaremwetgevingwel degelijk toelaat om langs eenvoudigeweg een afwijking op het gebruik van chloor alsdesinfectiemiddel te verkrijgen. Artikel 5.332.9.2.2.§ 7 bepaalt immers : "indien de ontsmetting op eenandere wijze gebeurt, is de goedkeuring van de gezondheidsinspecteurvereist".Het spreekt vanzelf dat, inzake de veiligheid vande baders, een dergelijke vraag tot afwijking steedsgoed gedocumenteerd moet zijn.In de praktijk is het gebruik van chloor als ontsmettingsmiddelin zwembadwater nog steedsnoodzakelijk om volgende redenen :– snelle desinfecterende werking, die lang behoudenblijft en werkzaam is in geringe concentraties;– gemakkelijk te doseren en het gehalte desinfecterendagens in het water is op eenvoudigewijze te meten ;– wanneer goed gebruikt, leert de decennialangeinternationale ervaring dat deze methode nietof slechts in zeer geringe mate schadelijk is voorbaders en personeel ;– de nevenproducten zijn goed bekend.


-1419- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Zoutelektrolyse is trouwens ook gebaseerd op desinfectiemet chloor, alleen wordt het natriumhypochlorietter plaatse geproduceerd uit keukenzout,in plaats van aangevoerd.Er werden reeds andere mogelijkheden onderzochtvoor de desinfectie van zwemwater ; volgens expertsterzake zijn er op dit ogenblik evenwel noggeen waardige alternatieven voor chloor.Wat de derde deelvraag betreft : tot op heden werdener bij mijn departement nog nooit projecteningediend met de vraag om subsidie voor onderzoeknaar een andere, meer gezondheidsvriendelijkeontsmetting van zwemwater.Aangezien er een algemeen aanvaarde methodebestaat voor het ontsmetten van zwemwater, dieook internationaal wordt gebruikt, behoort eeneventuele vraag om subsidie voor dergelijk projectmomenteel dan ook niet tot de prioriteiten inzakevolksgezondheid. Uiteraard is het wel zo dat mijnmedewerkers de wetenschappelijke en technischeevolutie op het terrein van de zwembaddesinfectieverder opvolgen.(Antwoord Renaat Landuyt : blz. 1443 ; antwoordVera Dua : blz. 1455 – red.)Vraag nr. 104van 15 februari 2001van mevrouw PATRICIA CEYS<strong>EN</strong>SBuitenschoolse kinderopvang – MeersporenbeleidIn de begroting voor het jaar 2001 werden voor heteerst middelen uitgetrokken voor de financieringvan initiatieven buitenschoolse kinderopvang(IBO). Meer bepaald werd voorzien in een bedragvan 71 miljoen.Bij de totstandkoming van de nieuwe wetgeving opde buitenschoolse kinderopvang werd vertrokkenvanuit een meersporenbeleid. Men meende dat alleenhet bewandelen van verschillende sporen konzorgen voor voldoende opvangplaatsen. Naast deIBO's wordt vooral door opvanggezinnen en kinderdagverblijvenenerzijds en scholen anderzijdsmet veel interesse naar buitenschoolse kinderopvanggekeken. In haar blauwdruk beloofde de ministerzelfs werk te maken van een kwaliteitslabelvoor scholen.1. Gaan de 71 miljoen die binnen de begroting vanKind en Gezin zijn ingeschreven voor de financieringvan buitenschoolse kinderopvang uitsluitendnaar IBO's of ook naar andere vormenvan buitenschoolse kinderopvang zoals opvanggezinnen,kinderdagverblijven en scholen ?2. Vooralsnog bestaat geen subsidiëringskadervoor de buitenschoolse kinderopvang. Naar verluidt,wordt gewerkt aan een besluit terzake.Voorziet de minister hier in een financieringvan de meerdere sporen ?3. Heel wat scholen zijn erg geïnteresseerd in hetaanbieden van buitenschoolse opvang. Doorleegstand hebben zij meestal ook heel wat infrastructuurter beschikking.Werd reeds met de minister van Onderwijsoverlegd met betrekking tot de rol die scholenin de kinderopvang kunnen spelen ?4. De minister stelde in haar blauwdruk voor omeen specifiek kwaliteitslabel buitenschoolse kinderopvangvoor scholen uit te werken.Wat is de stand van zaken in dit dossier ?Antwoord1. De middelen die uitgetrokken zijn binnen debegroting van Kind en Gezin voor de financieringvan de buitenschoolse kinderopvang gaannaar respectievelijk initiatieven voor buitenschoolseopvang en het specifieke aanbod datkinderdagverblijven kunnen realiseren.De buitenschoolse opvang die is gesitueerd indiensten voor opvanggezinnen, particuliere opvanginstellingenen particuliere opvanggezinnen,verloopt binnen de voor deze opvangvormenvigerende wettelijke kaders.2. Als er werk wordt gemaakt van een nieuw subsidiëringskadervoor de buitenschoolse kinderopvang,dan slaat dat op de initiatieven voorbuitenschoolse opvang.Het is voor deze sector dat Vlaanderen voor heteerst een stuk financiële verantwoordelijkheidopneemt.3. Ik had met de minister van Onderwijs eenrechtstreeks overleg over de positie van descholen binnen het meersporenbeleid buitenschoolsekinderopvang. Als gevolg daarvanwordt ervoor geopteerd inderdaad een kwaliteitslabelvoor scholen te realiseren.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1420-Een beleidsvoorstel in deze context wordt momenteelvoorbereid in een werkgroep waaraanzowel Kind en Gezin als het departement Onderwijsparticiperen. Deze werkgroep zal ookeventuele bijkomende voorstellen formulerendie de verankering van het onderwijs binnen hetmeersporenbeleid kunnen versterken.4. Zoals in het antwoord op vraag 3 gesteld, wordtwerk gemaakt van een specifiek kwaliteitslabelbuitenschoolse kinderopvang voor scholen.De vooropgestelde timing is dat het instrumenter eind dit jaar is.Vraag nr. 106van 15 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Migranten – Subsidiëring verenigingslevenDe minister is coördinerend minister voor het migrantenbeleid.De maatregelen die haar collega'snemen, moet zij aldus toetsen aan de kansen die aldan niet aan migranten/allochtonen worden gegeven.Zo nam minister Anciaux de beslissing om de subsidiesvoor het verenigingsleven – inclusief de migrantenverenigingen– te bevriezen op het peilvan 1998/1999. Dit heeft als gevolg dat er geengroeimogelijkheid is voor de activiteiten van lokaleverenigingen, dat de federaties op hetzelfde peilblijven en dat er geen nieuwe bijkomen. Kortom,de migranten-emanciperende bewegingen kunnenniet verder groeien. Nochtans vindt deze regeringparticipatie van deze groepen zeer belangrijk.1. Was de minister betrokken bij het totstandkomenvan deze beslissing van minister Anciaux ?Was zij op de hoogte van de draagwijdte vandeze beslissing voor de allochtonen/migranten ?2. Welke stappen zette de minister bij ministerAnciaux om de negatieve gevolgen ongedaan temaken ? Wanneer ?3. Welke stappen heeft de minister deze legislatuurreeds gezet om de afstemming en samenwerkingtussen het allochtone verenigingslevenen de integratiecentra te coördineren ?4. Gebeurde een dergelijke afstemming en samenwerkingreeds naar de andere beleidsdomeinenin de welzijnssector en in de tewerkstellingssector? Hoe ?Antwoord1. Het decreet van 19 april 1995 houdende eensubsidiëring voor verenigingen voor volksontwikkelingswerkwerd tijdens deze legislatuureen eerste maal gewijzigd door het decreet van30 juni 2000 houdende bepalingen tot begeleidingvan de aanpassing van de begroting 2000.Via artikel 12 van dit decreet werd aan het decreetvan 19 april 1995 een artikel toegevoegd.Het nieuwe artikel 46 bepaalde dat de subsidievanaf het werkjaar 2000 voor elke verenigingmaximaal het hoogste subsidiebedrag van dewerkjaren 1998 of 1999 bedraagt. De redenenhiervoor zijn uitvoerig aangegeven in de memorievan toelichting. Bij de uitvoering van hetverenigingendecreet van 19 april 1995 kamptemen al enkele jaren met een teruglopend uitvoeringspercentage,zodat bij een uitbreidingvan het aantal verenigingen, de verenigingensteeds minder subsidies kregen. Dit mechanismewerd gestopt door de maatregelen uit hetdecreet van 30 juni 2000. Hierdoor zijn geen uitbreidingenmeer mogelijk en krijgen de verenigingenvoor het jaar 2000 het hoogste bedragvan 1998 of 1999.Dit artikel is echter opnieuw gewijzigd door hetdecreet van 22 december 2000 houdende bepalingentot begeleiding van de begroting 2001.Hierdoor is een uitzondering gemaakt voor delandelijke verenigingen voor migranten. Demaatregel is voor hen met een jaar uitgesteld.Voor deze verenigingen zal het subsidiebedragvanaf het werkjaar 2001 maximaal de hoogstesubsidie bedragen van de werkjaren 1998, 1999of 2000. Daarnaast werd bepaald dat voor delandelijke migrantenverenigingen waarvoor deadministratie Cultuur positief advies tot erkenninggaf vóór 30 juni 2000, de subsidie zal wordenvastgesteld volgens de geldende decretaleregels. Voor het jaar 2001 wordt een overgangsjaaringebouwd in afwachting van een nieuw decreetover de subsidiëring van verenigingenvoor volksontwikkelingswerk.Ik was niet betrokken bij het totstandkomenvan deze artikelen in het voorontwerp van hetdecreet van 30 juni 2000. Het voorontwerp vandecreet werd echter wel besproken en goedgekeurdop de <strong>Vlaams</strong>e regering, en het ontwerpvan decreet werd daarna besproken en goedge-


-1421- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001keurd in het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>. Hierbij was ikdus niet alleen betrokken, maar ook de <strong>Vlaams</strong>evolksvertegenwoordigers.Ik was op de hoogte van de draagwijdte vandeze beslissing voor de allochtonen/migranten.Het gaat immers om een algemene maatregelvoor de subsidiëring van alle verenigingen voorvolksontwikkeling. De specifieke maatregelenten gunste van verenigingen van migranten blevendan ook onverkort van toepassing. Met hetdecreet van 22 december 2000 werd door hetparlement een bijkomende uitzondering gemaaktten gunste van de verenigingen voor migranten.Algemene maatregelen voor de subsidiëringvan de verenigingen voor volksontwikkelingbehoren tot de bevoegdheid van de<strong>Vlaams</strong>e minister van Cultuur, Jeugd, BrusselseAangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking.2. Aangezien het gaat om een ingreep om negatievefinanciële gevolgen van de vroegere regelingteniet te doen ten gunste van de verenigingen,heb ik geen stappen gezet.Ik zal wel waakzaam blijven dat er in het nieuwedecreet voldoende garanties voor de verenigingenvan migranten behouden blijven.3. Op 5 april 2000 werd een overeenkomst geslotentussen het forum van organisaties van etnisch-cultureleminderheden, het <strong>Vlaams</strong> Minderhedencentrumen het Intercultureel Centrumvoor Migranten met betrekking tot de uitvoeringvan de opdrachten en de onderlinge samenwerking.In deze overeenkomst zijn de taakafspraken opgenomentussen deze organisaties onderling enmet de landelijke verenigingen voor migranten.De organisaties verbinden er zich ook toe ervoorte zorgen dat de inhoud van deze overeenkomstmee wordt gedragen op regionaal en lokaalvlak, en dat de actoren op regionaal vlakworden gestimuleerd om zich mee in te schrijvenin de visie die aan de overeenkomst tengrondslag ligt. Driemaandelijks worden tussendeze drie organisaties overlegvergaderingen georganiseerdom elkaar te rapporteren over hunwerking, de nodige taken af te spreken en gezamenlijkeprojecten voor de toekomst te plannen.In de overeenkomsten voor de subsidiëring vande integratiecentra gesloten voor de periode2000-2002, zijn expliciete doelstellingen met resultatenopgenomen om de afstemming en samenwerkingtussen het allochtone verenigingslevenen de integratiecentra te coördineren.4. Vanaf 1 augustus 2000 werd het forum van organisatiesvan etnisch-culturele minderheden erkenden gesubsidieerd.Dit forum heeft als een van de opdrachten omvisies te ontwikkelen en standpunten te bepalenmet betrekking tot aangelegenheden die dedoelgroepen aanbelangen en de integratie in desamenleving bevorderen. Deze standpuntenworden mij bezorgd en ter informatie gestuurdnaar de coördinerende commissie binnen hetMinisterie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, dietoeziet op de coherentie, synergie en coördinatievan het <strong>Vlaams</strong>e minderhedenbeleid.Om het forum te kunnen informeren over dewerkzaamheden van de coördinerende commissieen over de voortgang van het <strong>Vlaams</strong>e minderhedenbeleid,organiseert de coördinerendecommissie minstens tweemaal per jaar een uitwisselingmet het forum. Het forum kan ook opeigen initiatief een ontmoeting met de coördinerendecommissie aanvragen. In deze commissiezijn alle departementen van het Ministerievan de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap vertegenwoordigd.Wegens de opstart van het forum en de betrokkenheidvan de coördinerende commissie bij deuitwerking van het inburgeringsbeleid, is in hetjaar 2000 nog geen formele uitwisseling georganiseerd.Intussen heeft er onder impuls van mijn kabineteen afstemmingsoverleg plaatsgevonden tussenhet forum, het <strong>Vlaams</strong> Minderhedencentrum,het ICCM, het Steunpunt Allochtone Vrouwenen de coördinerende commissie. (ICCM : IntercultureelCentrum voor Migranten – red.)Vraag nr. 107van 15 februari 2001van de heer CHRISTIAN <strong>VAN</strong> EYK<strong>EN</strong>Gehandicapten – Samenwerkingsakkoord COCOFOp 20 oktober 1998 werd een samenwerkingsovereenkomstafgesloten tussen de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapen het Waals Gewest betreffende de integratievan personen met een handicap.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1422-Dit was een eerste stap in de verbetering van detoestand van de gehandicapten die wonen in gemeentenlangs de taalgrens. De toenmalig bevoegdeminister kondigde aan dat een gelijkaardige samenwerkingsovereenkomstook met de Cocof(Commission Communautaire Française) diende teworden afgesloten als sluitstuk, om een oplossingte bieden voor elk individueel geval en vooral voorde inwoners van de Rand.Wat is hierbij de stand van zaken ?AntwoordDe huidige stand van zaken is de toepassing vaneen pragmatische oplossing. Personen die in hetNederlands taalgebied wonen en bijstand nodighebben van een voorziening voor verzorging of tewerkstellingkunnen bij de Commission CommunautaireFrançaise terecht, die de kosten ten lasteneemt op voorwaarde dat de verzoeker attesteertdat hij bij het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor Sociale Integratievan Personen met een Handicap is ingeschreven endeze instelling de gevraagde bijstandsvorm nodigacht en hierover een gunstige beslissing neemt.Voor individuele hulpmiddelen kan deze persoonmet een handicap terecht bij het <strong>Vlaams</strong> Fonds, diedeze bijstandsvorm ten laste neemt.Deze oplossing werd overeengekomen tussen debetrokken overheidsorganen en veroorzaakt geenernstige problemen.Vraag nr. 108van 15 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Ontwikkelingssamenwerking – Begroting WelzijnDe minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerkingschreef in zijn beleidsbrief dat hij een horizontaalontwikkelingsbeleid wil voeren (Stuk 447(2000-2001) – Nr.1 – red.). Alle ministers moetendaarom 10 % van de middelen van hun internationaalbeleid in 2001 extra aan ontwikkelingssamenwerkingbesteden.Hoeveel en welke middelen werden in de begrotingenvoor Welzijn-Volksgezondheid-Gelijke Kansen(WVG) in 2000 en 2001 voor het buitenlands beleidingeschreven ?Waaraan werden/worden ze besteed ?Welk percentage hiervan is voor de extra 10 %ontwikkelingssamenwerking ?AntwoordVooreerst dient te worden opgemerkt dat er tot1995 voor buitenlands welzijnsbeleid substantiëlerebedragen werden uitgetrokken. Zo werd in 1995een bedrag van 66.685.501 frank vastgelegd op programma41.5, BA 01.02 "voor ontwikkelingsprojectenten behoeve van gehandicapten in landen inontwikkeling" (BA : basisallocatie – red.). Menheeft er toen voor geopteerd om dit naar de administratieBuitenlands beleid (ABB) over te hevelen.De bedragen voor buitenlands beleid in de begrotingenvoor Welzijn – Volksgezondheid – GelijkeKansen zijn nu veeleer bescheiden. Zo bedraagthet budget voor het jaar 2001 voor "allerhande uitgavenin verband met het buitenlands welzijnsbeleid"(BA 12.26 van programma 41.1) 1 miljoenfrank.Andere, zoals BA 35.3 Buitenland van het <strong>Vlaams</strong>Fonds voor Sociale Integratie van Personen meteen Handicap (VFSIPH), kunnen decretaal nietworden geherorïenteerd naar "internationale solidariteit".Op initiatief van minister Anciaux is er een werkwijzeafgesproken om per minister na te gaan hoehet horizontaal beleid van "samenwerkingsontwikkeling"vorm kan krijgen.Op dit ogenblik zijn er dus bilaterale contacten tussenmijn kabinet en het kabinet-Anciaux om na tegaan hoe we op een zinvolle wijze – vanuit de mogelijkhedenvan de begroting WVG – een bijdragekunnen leveren tot "internationale solidariteit".Duidelijk is dat projecten die in dat kader zullenworden gefinancierd zowel dienen te worden getoetstop hun ontwikkelingsrelevantie en aan debeleidsprioriteiten die minister Anciaux wenst teleggen in ontwikkelingssamenwerking, als aan debeleidsopties en prioriteiten die ik als <strong>Vlaams</strong> ministervan Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansenleg.De bilaterale contacten zullen uitmonden in eenprotocol dat per minister het budget vastlegt voornieuwe lopende initiatieven en met een aantal algemeneafspraken en initiatieven.


-1423- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Vraag nr. 111van 20 februari 2001van mevrouw PATRICIA CEYS<strong>EN</strong>SDrugs – Residentieel hulpverleningscentrumIn de federale drugsnota van 19 januari 2001 lezenwe dat op 1 juni 1999 een residentieel hulpverleningscentrumerkend door de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapwerd opgericht met de bedoeling uitsluitendminderjarigen met een drugsprobleem op te vangen.1. Waar is dit centrum gelegen ?2. Wat is de opvangcapaciteit van dit centrum ?3. Zijn hulpverleners aan de basis op de hoogtevan het bestaan van dit centrum ?4. Wie verwijst door voor een opname in dit centrum?5. Hoe wordt dit centrum gesubsidieerd ? Vanuitwelk begrotingsprogramma ?Antwoord1. Het residentieel hulpverleningscentrum werdopgericht onder de naam "Residentieel KortdurendJongerenprogramma – RKJ De Sleutel".Dit centrum behoort tot de VZW Provincialaatder Broeders van Liefde en is gelegen aan deZuidmoerstraat 165 in 9900 Eeklo.Naast het RKJ bestaat er eveneens een crisisinterventiecentrumDe Sleutel, gelegen aan deHundelgemsesteenweg 1 in 9820 Merelbeke.Het centrum maakt ook deel uit van de VZWProvincialaat der Broeders van Liefde. Dit interventiecentrumstaat in voor de crisisopvangvan druggebruikende minderjarigen.2. RKJ De Sleutel is sinds 1 juni 1999 erkend incategorie 1bis voor een capaciteit van twintigjongens en meisjes van 12 tot 18 jaar.Bij ministerieel besluit van 20 december 1999werd aan de VZW een tijdelijke erkenning verleendtot 31 december 2000 voor het begeleidingstehuisRKJ De Sleutel in Eeklo. Deze tijdelijkeerkenning werd via een besluit van deleidende ambtenaar verlengd tot 31 december2001.3. De hulpverleners zijn op de hoogte van het bestaanvan dit begeleidingstehuis.4. De jeugdrechtbanken en de comités voor bijzonderejeugdzorg vervullen de rol van doorverwijzendeinstanties voor een opname in hetRKJ De Sleutel.5. RKJ De Sleutel wordt gesubsidieerd door hetFonds Bijzondere Jeugdbijstand.Vraag nr. 122van 6 maart 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Buitenschoolse kinderopvang – Fiscale aftrekbaarheidEen vraag die vele ouders zich blijven stellen, is ofde kosten voor de opvang tot twaalf jaar fiscaal aftrekbaarzijn, naar analogie van de regeling voorkinderen beneden de drie jaar.Op vorige schriftelijke vragen antwoordde de ministerdat de fiscale aftrekbaarheid één van de bepalendeelementen was in haar – toen nog uit tewerken – consistent ouderbijdragenbeleid van dehele kinderopvangsector. Alhoewel het optrekkenvan de leeftijd voor fiscale aftrekbaarheid van kostenvoor kinderen tot twaalf jaar losstaat van het<strong>Vlaams</strong> beleid, was dit voor de minister een duidelijkargument.Het beleidsplan kinderopvang van de ministerwerd intussen reeds goedgekeurd. Als de fiscale aftrekbaarheidinderdaad essentieel was voor de uitvoeringvan dit plan, moeten hier dus reeds stappenzijn gezet. Dit sluit trouwens aan bij de vraagdie vele ouders zich stellen.Welke stappen heeft de minister reeds ondernomenom de buitenschoolse kinderopvang voor kinderentot twaalf jaar fiscaal aftrekbaar te maken ?Welk resultaat hebben deze stappen opgeleverd ?AntwoordZoals ik reeds eerder aangaf, heb ik er bij de ministervan Financiën, de heer Reynders, op aangedrongende fiscale aftrekbaarheid van kinderopvangkostenuit te breiden van de leeftijdsgroep van0 tot 3 jaar tot deze van 0 tot 12 jaar.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1424-De federale regering heeft ondertussen dit dossiereen eerste keer behandeld. Daarbij is beslist de fiscaleaftrekmogelijkheid van kinderopvangkostenop te trekken van 80 naar 100 %, weliswaar metbehoud van het absolute maximum van 450 frankper dag per kind.Tevens is beslist momenteel geenuitbreiding tot 12 jaar in te stellen. Daaraan lagenbudgettaire overwegingen ten grondslag.gewestelijke administraties laat de toepassing vande taalwetgeving vaak te wensen over. Het toezichtop de naleving blijkt al evenmin effectief.Zowel de oprichting van een zogenaamde taalklachtendienstals van een taalpromotiedienst in2001 vormen een onderdeel van het vermeld actieplan.TaalklachtendienstBERT ANCIAUXVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> CULTUUR, JEUGD,BRUSSELSE AANGELEG<strong>EN</strong>HED<strong>EN</strong><strong>EN</strong> ONTWIKKELINGSSAM<strong>EN</strong>WERKINGVraag nr. 33van 15 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Actieplan taalwetgeving – InitiatievenEnige tijd geleden kondigde de minister de totstandkomingaan van een <strong>Vlaams</strong>-Brusselse promotiedienstdie de maatschappelijke en strategischeaspecten van het Nederlands in Brussel moetbehartigen en de uitvoering van een taalbeleidmoet verzekeren.Inzake het actieplan om de taalwetgeving te doennaleven, was er sprake van een Taalklachtendienst.In hoeverre werden die initiatieven reeds uitgevoerd?AntwoordOp 22 september 2000 verklaarde de <strong>Vlaams</strong>e regeringzich akkoord met het politieke luik van eenactieplan van de <strong>Vlaams</strong>e minister bevoegd voorBrusselse Aangelegenheden om de taalwetgevingte doen naleven.Brussel is grondwettelijk een tweetalige stad. Dezelegistieke tweetaligheid is een hoeksteen van destaatsstructuur én een toetssteen voor de werkbaarheidervan. Daarom is de daadwerkelijke nalevingvan de taalwetgeving een blijvend en belangrijkaandachtspunt van het <strong>Vlaams</strong> beleid in Brussel.Dat de taalwetgeving niet altijd wordt nageleefd, isbekend. In de gemeentelijke administraties enV.Z.W.'s, bicommunautaire instellingen en zelfs deEen opgericht "taalklachtenfunctie" wordt bij decel Coördinatie Brussel van het Ministerie van de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, departement Coördinatie– administratie Kanselarij en Voorlichting – afdelingKanselarij. De term "taalklachtendienst" zalbinnen deze administratieve context niet wordengehanteerd, aangezien er binnen het Ministerie vande <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap momenteel geen sprakeis van diensten, maar van afdelingen of cellen.Met de uitbouw van deze drempelverlagende ombudsfunctiezou een permanente dienstverleningworden aangeboden m.b.t. advies en informatierond taalwetgeving en taalconflicten. Deze dienstverleningstaat ter beschikking van de <strong>Vlaams</strong>eBrusselaars of andere Vlamingen in Brussel.Voor de uitvoering van deze functie wordt er tevenssamengewerkt met de cel Juridische Dienstverlening,die nu reeds juridisch advies verstrektaan de <strong>Vlaams</strong>e regering en aan de diensten van de<strong>Vlaams</strong>e regering over de taalwetgeving en de jurisprudentievan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht,de cel Coördinatie <strong>Vlaams</strong>e Rand en deVZW De Rand.Opdrachten1. Vraaggestuurde aanpakDe permanente dienstverlening m.b.t. advies en informatierond taalwetgeving en taalconflicten moetlaagdrempelig en klantvriendelijk zijn en staat terbeschikking van de <strong>Vlaams</strong>e Brusselaars of andereVlamingen in Brussel.Deze dienstverlening kan telefonisch (oprichtingtaalklachtentelefoon), schriftelijk en elektronischgebeuren.2. Proactieve aanpakDe overheid kan acties ondernemen om een structureleadvisering uit te bouwen door informatie terbeschikking te stellen aan de burger aan de handvan brochures, het onderhouden van een webpagi-


-1425- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001na, overleg met andere taalklachtenorganisaties(vice-gouverneur, de Vaste Commissie voor Taaltoezicht,VZW De Rand). Eén van de eerste takenzal het publiceren van een praktische brochure zijnmet een toegankelijk overzicht van de taalwetgeving(toegepast op Brussel) en met modelformulierenaan de hand waarvan benadeelde burgers eenklacht kunnen indienen bij de bevoegde instanties.3. BeleidsondersteuningDe dienst heeft ook een beleidsondersteunendefunctie m.b.t. politieke dossiers rond taalproblematiek,zoals de te ondernemen acties op InterministeriëleConferenties van Volksgezondheid enDrugbeleid en Binnenlandse Zaken m.b.t. de nietnalevingvan de taalwetgeving, het beantwoordenvan parlementaire vragen.PersoneelsbehoeftenVoor de functie wordt voorzien in de aanwervingvan één adjunct van de directeur in statutair verbandbij de cel Coördinatie Brussel.De aanwervingsprocedure voor een jurist is opgestarten de effectieve aanwerving is gepland voorhet najaar van 2001.TaalpromotiedienstIn tegenstelling tot de taalklachtenfunctie, diewordt geïntegreerd binnen de cel CoördinatieBrussel en per definitie defensief is (beschermingvan een taalminderheid – verplichting, controle ensanctie), wordt de oprichting van een taalpromotiedienstgepland in de vorm van een privaatrechtelijkrechtspersoon.De oprichting van een taalpromotiedienst is noodzakelijkom op een dynamische en vernieuwendewijze de maatschappelijke en strategische aspectenvan het Nederlands in Brussel te behartigen en deuitvoering van een taalbeleid structureel en op permanentewijze te verzekeren.Het uit te bouwen taalpromotiebeleid zal wordengekoppeld aan het algemene promotie- en communicatiebeleiden zal ook passen binnen de logicavan de verhouding tussen/complementariteit van<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap en <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapscommissie.Ook het streven naar een interactiemet de vraag en het aanbod in de rand rondBrussel is aan de orde.De taken van een taalpromotiedienst hebben totdoel de kennis, zichtbaarheid en kwaliteit van hetNederlands te verbeteren. In dat kader kunnenonder andere de volgende acties worden verstaan :– het aanbod van taallessen Nederlands voor anderstaligenbekendmaken, professionaliseren enverder uitbouwen;– deskundigheidsbevordering;– informatie- en sensibiliseringscampagnes naarindividuen, organisaties, bedrijven en middenstand.De uitbouw van deze privaatrechtelijke dienstverleningzal in de loop van dit jaar vorm krijgen. Definanciering ervan heb ik dan ook nog voor dit jaargebudgetteerd.Vraag nr. 34van 15 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Taalgebruik faciliteitengemeenten – Werkgroep"taal"In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 19van 11 oktober 2000 (Bulletin van Vragen en Antwoordennr. 6 van 19 januari 2001, blz. 830) omtrenthet taalgebruik bij commerciële advertentiesin publicaties van faciliteitengemeenten, deelt ministerSauwens mee dat hij de vraag zou voorleggenaan de werkgroep "taal", voorgezeten door ministerAnciaux.1. Werd die vraag in de betrokken werkgroep albehandeld ?2. Wat waren eventueel de besluiten ?3. Hoe vaak is de werkgroep "taal" reeds samengekomen?AntwoordDe vraag omtrent het taalgebruik bij commerciëleadvertenties in publicaties van faciliteitengemeentenis meegenomen in de bilaterale onderhandelingenmet minister Sauwens naar aanleiding van hetnieuwe actieplan <strong>Vlaams</strong>e Rand.Deze vraag maakt deel uit van het pakket zakenwaarvoor nog verder juridisch onderzoek nodig is.Aan de hand van de resultaten van dit onderzoekzullen de gepaste maatregelen worden genomen in


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1426-deze dossiers die onder andere passen in het project"vernederlandsing van het straatbeeld".Vanzelfsprekend zal ik niet nalaten de <strong>Vlaams</strong>evolksvertegenwoordiger op de hoogte te houdenvan verdere stappen in dit dossier.Vraag nr. 35van 15 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Ontwikkelingssamenwerking – Export VlaanderenZie :<strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden,Ambtenarenzaken en SportVraag nr. 98van 15 februari 2001van mevrouw Riet Van CleuvenbergenBlz. 1482AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor de heer Johan Sauwens, <strong>Vlaams</strong> minister vanBinnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzakenen Sport.Vraag nr. 36van 15 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Actieplan taalwetgeving – LambermontIn zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 5van 25 oktober 2000 (Bulletin van Vragen en Antwoordennr. 6 van 19 januari 2001, blz. 780) meldtde minister onder meer dat hij de omvorming vande schorsingsbevoegdheid van de Brusselse voogdijover de lokale besturen naar een goedkeuringsbevoegdheid,evenals het principe van de tweetaligeambtenaar in plaats van de tweetalige dienst bij hetBrussels Gewest ter sprake zou brengen op deCosta (Conferentie voor de Staatshervorming).Heeft de minister die aangelegenheden te berdegebracht tijdens de zogenaamde Lambermontgesprekken?AntwoordIn mijn antwoord op schriftelijke vraag nr. 5 van 25oktober 2000 verwijs ik naar het actieplan dat opmijn voorstel werd goedgekeurd door de <strong>Vlaams</strong>eregering op 22 september 2000. Twee specifiekepunten hieruit zouden op de Costa worden aangekaart.Het ging hem met name om de omvormingvan de schorsingsbevoegdheid van de Brusselsevoogdij over de lokale besturen naar een goedkeuringsbevoegdheid,en het principe van de tweetaligeambtenaar in plaats van de tweetalige dienst.In mijn antwoord op deze vraag wens ik onderscheidte maken tussen twee fases in politieke onderhandelingsrondes.Beide hebben hun belang,maar volgen een andere logica.Het actieplan werd gelanceerd in de pre-Lambermontperiode.Het was de periode waarbij deeisen voor het toen nog aankomende overleg overde staatshervorming werden geformuleerd. Dit iseen belangrijke periode in elk overleg. De eisenworden geïnventariseerd. Dat niet al deze eisenzullen worden verwezenlijkt is evident.Eenmaal het overleg begonnen, moeten onderhandelaarsafspraken maken. Ze moeten tactisch afwegenwelke punten waar en wanneer ter sprakemoeten komen. Dit proces heeft één groep van onderhandelaarsduidelijk niet alleen in handen. Hiermoeten keuzes worden gemaakt.Een communautair akkoord moet niet worden beoordeeldop wat er niet in zit. Het moet in globoworden beoordeeld. Bovendien is er nog altijd deBrusselse Costa, waar deze twee onderwerpen ooknog kunnen worden besproken.Ten slotte wijs ik erop dat verschillende politieketenoren al publiekelijk verklaard hebben dat delaatste stap in de staatshervorming zeker niet delaatste stap is en zelfs niet de laatste stap in dezelegislatuur hoeft te zijn.Vraag nr. 37van 15 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Brussel – Gesprek met 19 gemeentenTijdens de vorige legislatuur begon de <strong>Vlaams</strong>e regeringzich rechtstreeks tot de Brusselse gemeentente richten, met het oog op de uitbouw van Nederlandstaligevoorzieningen op het lokale vlak.Zo begaf de vorige minister van Brusselse Aangelegenhedenzich naar verschillende gemeenten en


-1427- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001had zij gesprekken met een aantal gemeentebesturen.Werd die aanpak onder deze legislatuur voortgezet,of wordt hij eventueel hernomen nu de gemeenteraadsverkiezingenachter de rug zijn ?Werden er eventueel reeds resultaten geboekt ?AntwoordTijdens de vorige legislatuur heeft de <strong>Vlaams</strong>e regeringinderdaad de negentien gemeenten van hetBrusselse Hoofdstedelijke gewest uitgenodigd vooreen gesprek over het beleid van de <strong>Vlaams</strong>e regeringen van de lokale besturen ten aanzien van de<strong>Vlaams</strong>e voorzieningen in Brussel. Evenwel moestworden vastgesteld dat de respons op dit initiatiefvrij minimaal was. Ik acht het dan ook weinig opportuundit initiatief voort te zetten. Een dialoogmet de Brusselse gemeenten moet structurele veranderingennastreven, en geen ritueel worden.Ik ben van oordeel dat het intermediair niveau tussende <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap en het lokale niveau,met name de Brusselse gemeenten, moetworden waargenomen door de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapscommissie.De <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapscommissie is het bestgeplaatst om de gemeenschapsmateries zowel inhun regionale, als in hun stedelijke component terealiseren.Dit neemt niet weg dat de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapeen directe band kan nastreven met de Brusselsegemeentebesturen, zij het steeds met de <strong>Vlaams</strong>eGemeenschapscommissie als adviserende en bemiddelendetussenschakel. De gemeentelijke bibliothekenzijn daar een mooi voorbeeld van. Ookde subsidiëring door de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapvan gemeentelijke sportdiensten en cultuurdienstenbehoort tot de mogelijkheden. Hier kan evenwelgeen verplichting worden opgelegd, zodat hetde taak is van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapscommissieom de Brusselse gemeenten hierin te coachen.Tot slot dienen we af te wachten welke resultatenworden geboekt in de Brusselse mini-Costa (Conferentievoor de Staatshervorming – red.). Eensterkere vertegenwoordiging op plaatselijk vlakkan immers een belangrijke bijdrage leveren toteen complementair gemeenschapsbeleid tussen<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapscommissieen de Brusselse gemeentebesturen.Vraag nr. 38van 20 februari 2001van mevrouw HILDE DE LOBELSteun aan onafhankelijke boekhandels – Stand vanzakenNaar aanleiding van de heropening van de boekhandel"De Groene Waterman" in Antwerpen op 2oktober 1999 verklaarde de minister (luidens persberichten): "zijn kabinet opdracht te hebben gegevenom te werken aan een manier om de onafhankelijkeboekhandels in Vlaanderen te ondersteunen".Over de aard en de omvang van een dergelijkeondersteuning zei de minister op dat ogenbliknog geen duidelijk beeld te hebben.Op 20 oktober 1999 heb ik de minister een schriftelijkevraag gesteld naar de aflijning van de doelgroep"onafhankelijke boekhandels". Ze bleef totop heden onbeantwoord (vraag nr. 24 van 22 oktober1999 ; Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 5van 17 december 1999, blz. 327 – red.).1. Heeft het kabinet van de minister na anderhalfjaar reeds een manier gevonden om de onafhankelijkeboekhandels in Vlaanderen te steunen ?2. Heeft de minister intussen al een beeld over deaard en de omvang van een dergelijke ondersteuning?3. Volgens welke criteria worden boekhandels bijeen eventuele ondersteuning onderverdeeld in"onafhankelijke" en "afhankelijke" ?AntwoordVoor de algemene steunverlening aan alle boekhandelskan ik eerst en vooral vermelden dat viade gesubsidieerde auteurslezingen reeds jarenlangaan de boekhandels de mogelijkheid wordt gebodenom literaire lezingen te organiseren. Vroegerwerden de auteurs voor deze lezingen vergoeddoor de afdeling Muziek, Letteren en Podiumkunstenvan mijn administratie, maar vanaf vorig jaarstel ik daarvoor de nodige kredieten ter beschikkingvan het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor de Letteren.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1428-Het voorbije jaar heb ik meer specifiek naar de onafhankelijkeboekhandels toe een substantiëlesteun van 700.000 frank verleend voor de +14-leesactie.Het project is een initiatief van Co-Libro –een samenwerkingsverband van 32 betere onafhankelijkeboekhandels, waaronder negen specifiekekinder- en jeugdboekhandels – en de uitgeverijQuerido. Zij hebben een concept uitgewerkt voorde lezers van 14 en 15 jaar, omdat uit onderzoek isgebleken dat deze jongeren massaal afhaken wathet geregeld lezen van boeken betreft.Het concept steunde op een synergie tussen school– boekhandel – uitgeverij – auteur. Vijf topauteurswerkten hieraan mee, namelijk Anne Provoost,Bart Moeyaert, Jan Simoen, Marita deSterck en Toon Tellegen. Ongeveer drieduizend lerarenNederlands werden over het initiatief geïnformeerden de klasbibliotheken ontvingen gratisboekenpakketten van de betrokken auteurs. Inklasverband werden er gespreksnamiddagen metde auteurs georganiseerd en de toegang tot het Internetwerd gratis aangeboden, om zo het bezoekvan de speciaal voor deze actie gecreëerde websitete maximaliseren.Voor 2001 zal 1,2 miljoen ter beschikking wordengesteld voor de ondersteuning van de leeskringen.Deze leeskringen kunnen ook worden opgestartdoor de boekhandels. Het leeskringenreglementvoorziet in een bijdrage van 20.000 frank per jaarin het honorarium van de leeskringbegeleider (isverantwoordelijk voor de professionele begeleidingvan de systematische, gezamenlijke besprekingvan gelezen boeken met het oog op de verdiepingvan de lectuur, o.a. leraars, auteurs, ...).De lokale boekhandels zullen niet alleen aan ditproject actief kunnen deelnemen, maar er ook hunverkoop door gestimuleerd zien.Belangrijk binnen de problematiek van de steunaan de boekhandel is dat vorig jaar op initiatief vande Vereniging ter Bevordering van het <strong>Vlaams</strong>eBoekwezen en mijn administratie een onderzoekwerd gedaan naar de rol van de boekhandels inVlaanderen.MARLE<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong>DERPOORT<strong>EN</strong>VLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> ONDERWIJS <strong>EN</strong> VORMINGVraag nr. 66van 30 januari 2001van mevrouw MARIJKE DILL<strong>EN</strong>Boekentassen – GewichtIn 1999 werd door het socialistische ziekenfondseen onderzoek uitgevoerd naar het gewicht vanboekentassen bij kinderen van 10 en 11 jaar, respectievelijkvierde en vijfde studiejaar. Uit dit onderzoekis gebleken dat in meer dan 55 procentvan de gevallen de boekentassen veel te zwaarwogen.Deze initiatiefnemers hebben de minister toen gevraagdinitiatieven te nemen om scholen, ouders enkinderen te helpen in hun verdere strijd tegen hetboekentassenovergewicht. Er werden zelfs eenaantal concrete voorstellen gesuggereerd.1. De onderzoekers hebben de minister een aantalconcrete maatregelen voorgesteld naar aanleidingvan het voorstellen van de resultaten vanhet onderzoek.Welke initiatieven heeft de minister sinds september1999, datum waarop de resultaten vanhet onderzoek werden bekendgemaakt, genomenom overgewicht van boekentassen tegen tegaan ?2. Heeft zij ook voorstellen geformuleerd ter normeringvan boekentassen ? Zo ja, welke ?AntwoordDe concrete maatregelen die door het socialistischziekenfonds werden voorgesteld betreffen :– voorzien in afsluitbare bergruimtes door descholen ;


-1429- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001– het materiaal waaruit schoolmateriaal en boekenworden vervaardigd, lichter maken ;– voorzien in meer beweging in het curriculumdoor de scholen.Voorts vraagt het ziekenfonds dat er werk zou wordengemaakt van de normering van de boekentassen.Ik wijs erop dat deze materie slechts ten dele totmijn bevoegdheid behoort. Gedetailleerde voorschrifteninzake het gewicht van boekentassen,schoolmeubilair en dergelijke overschrijden mijntoezichtsopdracht.Nochtans is de aandacht voor dit probleem op indirectewijze wel sterk aanwezig in het onderwijsbeleid.Om te beginnen, verwijs ik naar de samenwerkingsafsprakentussen de scholen en de centra voorleerlingenbegeleiding (CLB). Het behoort tot deopdrachten van de CLB's aan preventieve jeugdgezondheidszorgte doen. Hiermee wil men de gezondheidstoestandvan leerlingen bewaken, behoudenof bevorderen. Om deze opdracht te realiseren,kan het CLB-team aan gezondheidspromotiedoen of dergelijke initiatieven ondersteunen. Ikben ervan overtuigd dat schoolartsen niet nalatenbij de scholen aan te dringen op maatregelen wanneerzich klachten voordoen waarvan de oorzaakaanwijsbaar is in bijvoorbeeld het meubilair of hetgewicht van de boekentassen.De eindtermen en ontwikkelingsdoelen voor hetbasisonderwijs bevatten een uitdrukkelijke verwijzingnaar een gezonde en veilige levensstijl. In deeindtermen gezondheidseducatie voor de eerstegraad secundair onderwijs wordt expliciet onder"rust, beweging, houding" gesteld dat de leerlingeneen goede sta-, zit- en tilhouding moeten kunnendemonstreren en voorbeelden geven van mogelijkeklachten die optreden bij verkeerde houdingen enbewegingen. De leerlingen worden ook geacht hetbelang in te zien van een evenwichtige tijdsbestedingvan (school)werk, rust, ontspanning, bewegingen de invloed ervan op de lichaamsconditie.In het licht van deze eindtermen worden in de Dynamo2-catalogus, ontwikkeld door Canon (de Cultuurcelvan het departement Onderwijs), projectenvoorgesteld die de scholen kunnen ondersteunenin het werken aan een "gezonde school" Langsdeze weg kunnen rechtstreeks subsidies wordentoegekend aan scholen.Verder verwijs ik naar de Commissie Gezondheidsbevorderingbinnen de <strong>Vlaams</strong>e Onderwijsraad.Het behoort tot de bevoegdheid van deze commissieom adviezen voor te bereiden over gezondheidsbevorderingin het onderwijs. Het goedkeuren,promoten en implementeren van gezondheidsbevorderendeprojecten, werkingen en materiaalbehoren evenzeer tot haar bevoegdheid.Deze commissie fungeert als legitimatiegroep voorde initiatieven die het <strong>Vlaams</strong> Instituut voor Gezondheidspromotie(VIG) neemt voor de doelgroepvan het onderwijs. De dienst Onderwijs vanhet VIG staat ten dienste van schoolbegeleiders, directiesen leerkrachten die willen werken rond gezondheid,van degenen die meer willen weten overeen gezondheidsbeleid op school en van degenendie informatie, documentatie en materiaal nodighebben rond de aanpak van gezondheidsthema'sop school. Zo werd er voor het basisonderwijs didactischmateriaal ontwikkeld waarin ook rughygiëneaan bod komt (zie www.vig.be).In het tijdschrift Klasse wordt aandacht besteedaan het probleem, en dat zowel op het niveau vande ouders en de leerlingen als van de leerkrachten.Veel meer dan in het opleggen van gedetailleerdevoorschriften en normen zie ik heil in het ondersteunenvan een brede bewustwording inzake eengezonde lichaamshouding bij scholen, ouders enleerlingen.Vraag nr. 67van 30 januari 2001van de heer JOS DE MEYEROnderwijspersoneel – OuderschapsverlofPersoneelsleden uit het onderwijs kunnen ouderschapsverlofnemen. Dit dient te gebeuren in devorm van loopbaanonderbreking, wat betekent datook de federale overheid terzake regels kan vastleggen.Zo bepaalde de federale regering dat ouderschapsverlofin de vorm van loopbaanonderbrekingkan worden genomen voor een periode vanmaximum drie maanden.De <strong>Vlaams</strong>e regering stelde echter dat ouderschapsverlofin de vorm van loopbaanonderbrekingmoet worden genomen voor een aaneensluitendeononderbroken periode van drie maanden.1. Waarom was de <strong>Vlaams</strong>e regering terzakestrenger dan de federale regering ?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1430-Volgens de federale regering kan ouderschapsverlofimmers worden genomen voor een periodevan maximum drie maanden, wat betekentdat kortere perioden van ouderschapsverlofgeen probleem vormen voor de uitkering(door de RVA) van ouderschapsverlofvergoedingen(RVA : Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening).2. Ook tijdelijke personeelsleden van het onderwijskunnen onder bepaalde voorwaarden ouderschapsverlofnemen.Voor de leerkrachten onder hen dient dit volgenseen omzendbrief echter uiterlijk aan tevangen op 1 april en in dat geval duurt het dantot en met 30 juni, of tot het einde van hun aanstellingindien dat einde voor 30 juni valt. Ditvormt voor vele vrouwelijke personeelsledeneen probleem, omdat zo'n verlof nogal dikwijlsgenomen na het bevallingverlof, een verlof datook wel eens kan eindigen na 1 april.Is het niet aangewezen dat ouderschapsverlofvoor tijdelijke personeelsleden ook kan beginnenna 1 april en dat het dan eindigt op 30 juni ?3. De huidige toepassing van de regelgeving terzakemaakt geen onderscheid tussen personeelsledenmet een aanstelling van doorlopende duuren personeelsleden met een aanstelling van bepaaldeduur.Waarom wordt dat onderscheid niet gemaakt,gelet op het feit dat een aanstelling van doorlopendeduur niet noodzakelijk eindigt op 30 juni ?4. Worden er initiatieven in het vooruitzicht gesteldopdat ouderschapsverlof ook mogelijk zouzijn voor perioden van minder dan drie maanden?Antwoord1. Bij de voorlegging van het ontwerp van besluitvan de <strong>Vlaams</strong>e regering inzake ouderschapsverlofaan mevrouw Miet Smet, toenmalig federaalminister van Tewerkstelling en Arbeid enGelijkekansenbeleid, werd door haar op 8 februari1999 het volgende meegedeeld:"Ik kan niet akkoord gaan met ouderschapsverlof,in het kader van loopbaanonderbreking, indiendit voor een periode is van minder dan 3maanden voltijds. Ook voor de privé-sectorwordt immers deze minimumperiode geëist Ditheeft te maken met de vervanging die voorwaardeis om een onderbrekingsuitkering tekunnen betalen. Voor periodes van minder dan3 maanden is vervanging niet realistisch en kanmen dus geen aanspraak maken op een onderbrekingsuitkering."Ingevolge deze mededeling werd in het besluitvan de <strong>Vlaams</strong>e regering van 25 mei 1999 deduur van het ouderschapsverlof vastgesteld opdrie maanden.2. Rekening gehouden met het feit dat het ouderschapsverlofeen ononderbroken periode vandrie maanden bedraagt, moet het ouderschapsverlofvoor een tijdelijk aangesteld lid van hetonderwijzend personeel derhalve uiterlijk driemaanden vóór het einde van de aanstelling, metander woorden drie maanden voor juni, aanvangen.3. De categorie personeelsleden met een aanstellingvan doorlopende duur werd gecreëerdvoor het gewoon en buitengewoon secundaironderwijs en het onderwijs voor sociale promotiemet ingang van 1 september 1999.Op het ogenblik van de bekrachtiging van hetbesluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering inzake ouderschapsverlof,namelijk op 25 mei 1999, bestondde categorie personeelsleden met een aanstellingvan doorlopende duur dus nog niet, en konze dan ook niet worden opgenomen in het voornoemdbesluit. Dit wordt aangepast samen methet nu op de onderhandelingstafel voorliggendeontwerpbesluit betreffende de onderbrekingvan de beroepsloopbaan voor de personeelsledenvan de hogescholen in de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap,waarvan het ouderschapsverlof eenonderdeel vormt.4. De regelgeving betreffende de onderbrekingvan de beroepsloopbaan is bevoegdheid van defederale minister van Tewerkstelling en Arbeid.Er is een samenwerkingsakkoord afgeslotentussen de federale overheid en de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap,waarbij de federale minister van Tewerkstellingen Arbeid en de minister bevoegdvoor Onderwijs zich ertoe verbinden voorafgaandelijkoverleg te plegen indien wijzigingenaan de regelgeving over de toekenning van deloopbaanonderbreking moeten worden aangebracht.Voor het nu voorliggend ontwerpbesluit zoalsvoornoemd, wordt voorafgaandelijk een afspraakgemaakt met de federale minister van


-1431- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Tewerkstelling en Arbeid om een aantal knelpuntente bespreken met het oog op een correcteformulering in de besluitvorming, waarbij interpretatiemogelijkhedenzoveel als mogelijkworden vermeden (verscheidenheid naar toepassingdoor de plaatselijke RVA-kantoren). Dedoor de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigers gesteldevraag is één van de knelpunten die ter besprekingvoorliggen.Zodra hierover uitsluitsel bestaat, zal dit inbeide besluiten worden verwerkt.Vraag nr. 68van 30 januari 2001van mevrouw MARIJKE DILL<strong>EN</strong>Educatief milieuzorgsysteem – EvaluatieZie :<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en LandbouwVraag nr. 76van 30 januari 2001van mevrouw Marijke DillenBlz. 1449AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister vanLeefmilieu en Landbouw.Vraag nr. 70van 1 februari 2001van mevrouw SONJA BECQHoger onderwijs – InschrijvingsgeldBij decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholenen bij decreet van 12 juni 1991 betreffendede universiteiten werd bepaald dat hogescholen,respectievelijk universiteiten zelf hun inschrijvingsenexamengeld kunnen vastleggen, met inachtnamevan de minima en maxima door de overheidvastgelegd. Vandaar dat tussen hogescholen en tussenuniversiteiten verschillen kunnen bestaan.Dit leidt soms tot verwarring bij studenten.Bovendien worden zij – wanneer ze op korte tijdvaststellen dat ze toch niet de goede richting of degoede school kozen – geconfronteerd met eendubbel inschrijvingsgeld. De hogeschool of universiteitwaar de student zich in eerste instantie liet inschrijven,is immers niet altijd geneigd om het inschrijvingsgeldterug te betalen. Indien die leerlingop 1 februari niet meer aanwezig is, is daar ookgeen subsidiëring aan gekoppeld.1. Hoeveel bedragen de opgelegde minima enmaxima voor 2000-2001 voor de verschillendestudenten (niet-beursstudenten, beursstudentenen bijna-beursstudenten) in de hogescholen enin de universiteiten ?2. Kan de minister een overzicht geven van het inschrijvingsgeldzoals het in de verschillende hogescholenen universiteiten wordt toegepastvoor het schooljaar 2000-2001 ?3. Welke regeling is er voor het geval een studentin de loop van het academiejaar van de ene hogeschool/universiteitnaar een andere overstapt ?Moet deze twee keer inschrijvingsgeld betalen,of is er een specifieke regeling ?Is er een onderscheid naargelang deze studentvan hogeschool/universiteit wisselt vóór of nafebruari 2001 ?Is er een onderscheid naargelang het statuutvan de student (al of niet beursstudent) ?Is de regeling voor alle hogescholen/universiteitendezelfde ?Voldoet de regelgeving terzake ?Antwoord1. Reglementair vastgestelde bedragen voor hetacademiejaar 2000-2001HogescholenVoltijdse inschrijving in een basisopleidingMinimumMaximumNiet-beursstudent 2.956 17.145Bijna-beursstudent 1.970 11.469Beursstudent 2.601Een deeltijdse inschrijving kan alleen een halftijdseinschrijving zijn, waarvoor de bepaaldebedragen worden gehalveerd.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1432-De hogescholen bepalen zelf en autonoom hetinschrijvingsgeld voor de voortgezette opleidingen,voor de niet-financierbare en voor de vrijestudenten.De hogescholen mogen ook maximaal eenmaalper jaar een examengeld vragen, dat maximaal2.000 frank bedraagt voor een niet-beursstudent,1.500 frank voor een bijna-beursstudenten 1.000 frank voor een beursstudent.UniversiteitenDe universiteiten mogen ook kosten aanrekenen,die voor de academische opleidingen envoor de voortgezette academische opleidingenmaximaal 2.000 frank bedragen voor een nietbeursstudent(NBS), 1.500 frank voor een bijnabeursstudent(BBS) en 1.000 frank voor eenbeursstudent (BS).2. Reëel door de instellingen gevraagd inschrijvingsgeldHogescholenVoltijdse inschrijvingMinimumMaximumAcademische opleidingenen voortgezetteacademischeopleidingenNiet-beursstudent 11.824 17.145Bijna-beursstudent 7.922 11.469Beursstudent 2.200Academische lerarenopleiding2.956Doctoraatsopleiding 5.912 8.572Doctoraat 5.912 8.572Huisartsenopleiding(2de jaar) 16.047


-1433- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001InschrijvingsgeldExamengeldHogeschool NBS BBS BS NBS BBS BSHogeschool Antwerpen 16.650 10.950 2.600 2.000 1.500 1.000Plantijn Hogeschool Antwerpen 8.000 4.000 2.601 2.000 1.000 500Karel de Grote Hogeschool Antwerpen16.689 11.126 2.567 2.000 1.500 1.000Katholieke Hogeschool Kempen 13.600 9.300 2.600 2.000 1.500 1.000Katholieke Hogeschool Mechelen 17.140 11.420 2.600 2.000 1.500 1.000Erasmushogeschool Brussel 14.060 9.370 2.500 1.500 1.500 1.000Hogeschool Sint-Lukas Brussel 17.100 11.400 2.600 2.000 1.500 1.000Hogeschool voor Wetenschap enKunst 17.100 11.400 2.600 2.000 1.500 1.000Katholieke Hogeschool Brussel 16.500 11.000 2.500 2.000 1.500 1.000Katholieke Hogeschool Leuven 15.000 8.000 2.600 2.000 1.500 1.000Iris Hogeschool Brussel 17.000 11.300 2.601 2.000 1.500 1.000Hogeschool Gent 12.102 8.068 2.582 1.977 1.493 968Mercator Hogeschool ProvincieOost-Vlaanderen 12.000 8.000 2.601 2.000 1.500 1.000Hogeschool voor Economisch enGrafisch Onderwijs (2) 17.000 11.300 2.600 2.000 1.500 1.000Katholieke Hogeschool Sint-LievenGent 17.000 11.300 2.600 2.000 1.500 1.000Katholieke Hogeschool Lerarenopleidingen Bedrijfsmanag. (2) 17.000 11.300 2.600 2.000 1.500 1.000Kath. Hogeschool voor GezondheidszorgOost-Vl. (2) 17.000 11.300 2.600 2.000 1.500 1.000Hogeschool Limburg 17.000 11.300 2.600 2.000 1.300 1.000Katholieke Hogeschool Limburg 17.000 11.300 2.600 2.000 1.500 1.000Provinciale Hogeschool Limburg 17.000 11.300 2.600 2.000 1.500 1.000Hogeschool West-Vlaanderen 13.000 8.000 2.601 2.000 1.500 1.000Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende 14.980 9.980 2.600 2.000 1.500 1.000Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen 15.000 9.900 2.600 2.000 1.500 1.000Economische Hogeschool Sint-Aloysius Brussel 17.100 11.400 2.600 2.000 1.500 1.000Groep T Leuven-HogeschoolLeuven 16.800 8.500 2.200 2.000 1.500 1.000Sociale Hogeschool KVMWGent (2) 17.100 11.300 2.600 2.000 1.500 1.000Katholieke <strong>Vlaams</strong>e HogeschoolAntwerpen (1) 13.200 9.700 2.600 2.000 1.500 1.000Hogere Zeevaartschool Antwerpen(1) 10.000 6.500 2.601 500 500 500Handelshogeschool Antwerpen(1) 16.556 10.884 2.550 2.000 1.500 1.000(1)De beide Antwerpse hogescholen zijn vanaf 2000-2001 gefusioneerd tot de Lessiushogeschool Antwerpen.(2)De vier Gentse hogescholen zijn vanaf 2001 gefusioneerd tot de Arteveldehogeschool Gent.In beide gevallen zullen de twee nieuwe hogescholen hun inschrijvingsgeld vanaf 2001-2002 uniform vaststellen.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1434-UniversiteitenVanaf het academiejaar 2000-2001 hanteren deuniversiteiten alle hetzelfde inschrijvingsgeld.Zij hebben uniforme bedragen vastgesteldwaarin alles begrepen is, dus zowel de vaste kostenvan de inschrijving op de rol, de bijdrage inde ongevallenverzekering, het collegegeld enexamengeld.NBS BBS BSVoltijds– Hoofdinschrijving 18.800 9.900 3.200– Bijkomende inschrijving 5.900 3.900 2.200Deeltijds– Hoofdinschrijving 10.400 5.700 2.100– Bijkomende inschrijving 5.900 3.900 2.100Academische lerarenopleiding– eerste inschrijving hoofdinschrijving 5.500– bijkomende inschrijving 3.000– herinschrijving 1.000Doctoraatsopleiding– eerste inschrijving hoofdinschrijving 7.900– bijkomende inschrijving 5.900– herinschrijving 1.000 *Doctoraat– jaar van promotie hoofdinschrijving 7.900– bijkomende inschrijving 5.900– andere jaren 1.000 *Huisartsenopleiding– tweede jaar 17.000– derde jaar 1.000Examencommissie <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap 5.900* Voor de drie Antwerpse instellingen is dit bedrag vastgesteldop 2.000 frank.De universiteiten maken weinig gebruik van demogelijkheid om voor sommige specialisatieopleidingenhoger inschrijvingsgeld vast te stellen.In de regel dekt het hoger bedrag ook specifiekekosten.3. Regeling bij overstap in de loop van een academiejaarnaar een andere instellingHogescholenEr bestaan geen reglementaire bepalingen aangaandehet mogelijk terugbetalen van het inschrijvingsgeldbij overgang naar een andere instellingvoor hoger onderwijs in de loop van hetacademiejaar. Hogescholen kunnen, op grondvan hun autonomie, wel onderlinge afsprakenmaken.Wanneer een student naar een andere instellingoverstapt na 1 februari, kan de nieuwe instellinghem niet meer aanrekenen als financierbarestudent, noch als regelmatige student. Hij heeftdan de status van niet-financierbare of van vrijestudent. Op grond daarvan kan de hogeschoolvrij het nieuwe inschrijvingsgeld vaststellen.Er is in dit verband geen onderscheid naargelangmen beursstudent is of niet.UniversiteitenAlle universiteiten voorzien in de terugbetalingvan het inschrijvingsgeld in het geval van stopzettingvan de studie, in voorkomend geval vanuitschrijving. Zij betalen evenwel het vast forfaitairbedrag voor de kosten nooit terug (respectievelijk2.000, 1.500, 1.000 fr.).De universiteiten betalen het volledige bedragterug als de stopzetting voor 1 november gebeurt.Zij betalen slechts de helft terug in de periodevan 1 november tot (naar gelang van deuniversiteit) 31 december, 15 januari of 1 februari.Voorbij die datum is niet meer in terugbetalingvan het inschrijvingsgeld voorzien.CommentaarDe overheid stelt in de regel slechts de hoofdlijnenvast. De autonomie van de instellingen leverthier en daar nog onderlinge verschillen op,maar die vallen alle in de marge van het aanvaardbare.We kunnen dus stellen dat de huidige regelingvoldoening schenkt.Vraag nr. 71van 1 februari 2001van de heer JOHAN DE ROOOnderwijs – ICT-begeleiders


-1435- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Al sinds verschillende jaren gaat van veel onderwijzersde vrije tijd naar het introduceren van nieuwetechnologie in de school.De ICT-verantwoordelijken (informatie- en communicatietechnologie)van elke school kregen geleidelijkaan een dubbele taak : enerzijds hebbenzij hun werk als titularis of taakleraar en anderzijdsmoeten zij in hun vrije tijd, weekends en vakantiesinstaan voor het draaiend houden van de apparatuur,begeleiding van hun collega's, installeren vansoftware en zorgen voor eigen vorming.1. Wordt de creatie van een organiek ambt van begeleiderICT in het vooruitzicht gesteld ?Zo ja, hoe wordt dit concreet ingevuld ? Komter per schijf van 300 leerlingen een fulltimeleerkracht ?2. Hoe geven de regionale expertisenetwerken(R<strong>EN</strong>) invulling aan deze taak ?3. Hoe worden de licentiebelangen van alle<strong>Vlaams</strong>e scholen behartigd ?Antwoord1. Ik heb tijdens mijn slottoespraak op het ICTforumvan 12-13-14 december gezegd dat de diversestandpunten hieromtrent worden afgewogen.De diverse standpunten komen grossomodo hierop neer : (1) de creatie van een nieuworganiek ambt ICT-coördinator, (2) de gradueleinvoering van een ICT-coördinator op het niveauvan de scholengroep of -gemeenschap enper contingent pc's, of (3) het toekennen vaneen algemeen pakket uren voor beleidsondersteuning,hetgeen de autonomie van de scholenmaximaal respecteert.Na de afweging zal ik mijn visie weergeven inhet nieuwe beleidsplan ICT. Dit plan komt ernog dit voorjaar.2. De regionale expertisenetwerken hebben eentweevoudige opdracht.De klemtoon ligt op de aanbodgestuurde nascholing.Dat betekent dat de scholen uit verschillendenascholingspakketten kunnen kiezen,naargelang de eigen behoeften of keuzes of opbasis van het beleid dat de school voert m.b.t.invoering van ICT.Daarnaast is er vraaggestuurde nascholing.Een tweede belangrijke opdracht bestaat in hetaanbieden van technische ondersteuning via eenhelpdesk.Elk regionaal expertisenetwerk beschikt overeen centraal aanspreekpunt waar de scholenmet hun vragen terechtkunnen. Deze telefonischeen/of elektronische helpdesk geeft ofwelonmiddellijk de nodige informatie en advies, ofverwijst door naar de bevoegde personen in eenbepaald regionaal expertisenetwerk. De helpdeskis volledig gratis.Het is dus te verwachten dat een aantal dringendevragen binnen scholen via deze weg zullenworden beantwoord.3. Er zijn drie belangrijke initiatieven terzake.– Scholen krijgen jaarlijks een subsidie in hetkader van PC/KD waarmee zij softwarelicentieskunnen aankopen.– Met Microsoft heb ik een zogenaamde "Selectovereenkomst"gesloten, waardoor descholen belangrijke kortingen kunnen krijgenop Microsoftproducten. Bovendien geeftelke Microsoftlicentie recht op thuisgebruikvan het betrokken pakket, bijvoorbeeld dooreen leerkracht.– In het kader van mijn voorzitterschap van deEuropese raad van onderwijsministers in detweede helft van 2001, zal ik mijn Europesecollega's voorstellen om prijsafspraken voorICT met de privé-sector uit te werken. Hetspreekt voor zich dat een onderwijsmarktvan vijftien landen sterker staat in dergelijkeonderhandelingen dan een kleine regio alsVlaanderen.Prijsafspraken over hard- en software moetener niet alleen komen voor scholen. Ookleerkrachten, directies, leerlingen en studentenmoeten educatieve gunsttarieven voorICT-materiaal kunnen genieten.Vraag nr. 74van 9 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Taalinspectie – FunctioneringVorig jaar stelde federaal minister Rudy Demottedat de taalinspectie niet zou worden gereactiveerd.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1436-zolang er geen sprake was van een samenwerkingsakkoord.Recentelijk bevestigde de minister mij naar aanleidingvan een interpellatie dat het samenwerkingsakkoordnog altijd in onderhandeling is (HandelingenCommissievergadering Nr. 68 van 25 januari2001, blz. 1 e.v. – red.).Thans verneem ik uit de pers dat de Taalinspectieervoor heeft gezorgd dat een Waalse jongen uit eenNederlandstalige school in Brussel werd verwijderd.1. Kan de minister preciseren of er inzake hetvoorlopig al dan niet functioneren van de Taalinspectiein afwachting van het samenwerkingsakkoordconcrete afspraken werden gemaaktmet de federale overheid ?2. Is zij op de hoogte van eventuele bezoeken diede Taalinspectie vorig jaar en dit jaar bracht aanFranstalige scholen in de <strong>Vlaams</strong>e faciliteitengemeenten?Om hoeveel scholen gaat het eventueel en hoeveelovertredingen werden er vastgesteld ?Moesten er leerlingen van scholen worden verwijderd?Antwoord1. Vooraleer in te gaan op de concrete vragen,moet ik een verduidelijking aanbrengen bij deinleidende stelling van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerover de activering van Taalinspectiena het sluiten van een samenwerkingsakkoord.Dat samenwerkingsakkoord werd weldegelijk gesloten en mag niet worden verwardmet het samenwerkingsakkoord tussen beidegemeenschappen inzake onderwijs, waarover deonderhandeligen lopende zijn.Het akkoord waaraan minister Demotte refereerde,is een samenwerkingsakkoord tussen destaat en beide gemeenschappen betreffendecontrolemodaliteiten.In dit akkoord werden praktische modaliteitenafgesproken die de werking van de Taalinspectiemoeten mogelijk maken. De gemeenschappendelen aan de federale overheid lijsten meevan alle onderwijsinstellingen die gevestigd zijnin de relevante gemeenten, de federale overheiddeelt aan de gemeenschappen en aan de scholende identiteit van de bevoegde taalinspecteursmee en verbindt er zich toe valse of onjuiste inschrijvingente melden aan de bevoegde gemeenschap,met een advies over een eventuelesanctie. De gemeenschappen passen de sanctiesdan toe.2. De administratie heeft nog geen meldingen ontvangenvan valse of onjuiste inschrijvingen,noch in Brussel, noch in de faciliteitengemeenten.Vraag nr. 75van 9 februari 2001van de heer JOS DE MEYERTijdelijke aanstelling van doorlopende duur – ReglementeringDoor het zogenaamde decreet secundair onderwijswerd in het secundair onderwijs het begrip tijdelijkeaanstelling van doorlopende duur (TADD) ingevoerd.Een dergelijke aanstelling verschilt vanandere aanstellingen doordat ze schooljaaroverstijgendkan zijn. Dit is zeker het geval indien het gaatom een aanstelling in een vacante betrekking enindien deze betrekking nog vacant is in het schooljaardat volgt op datgene waarin zo'n aanstellingvoor de eerste maal werd toegekend. In het onderwijswas zo'n aanstelling een nieuw fenomeen, inde zin dat vroeger een aanstelling uiterlijk eindigdeop het einde van het schooljaar en er eventueel eennieuwe aanstelling werd gedaan op 1 september.Alhoewel verschillende reglementeringen reedswerden aangepast aan deze nieuwe vorm van aanstellingen,rijst de vraag of er nog aanpassingendienen te gebeuren.1. Deze vraag kan bijvoorbeeld worden gesteld inverband met de regelgeving aangaande hetziekteverlof. Deze reglementering gaat er vanuitdat alle aanstellingen in wervingsambten eindigenop het einde van het schooljaar, terwijl datdus niet meer het geval is.Heeft de minister al initiatieven genomen omde regelgeving terzake te actualiseren ?Een van de problemen die hier opduiken, betreftmet name de tijdelijke personeelsledenmet een aanstelling van doorlopende duur dieop 1 september in bevallingsverlof zijn en deopdracht waarvan zij titularis zijn (en die op 1september nog bestaat) dus niet kunnen opnemen.Gedurende hun bevallingsverlof ontvan-


-1437- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001gen zij moederschapsuitkeringen vanwege demutualiteit. Na hun bevallingsverlof nemen zijdan normaal gesproken hun opdracht opnieuwop en ontvangen zij een wedde van het departementOnderwijs. Het is onduidelijk hoe dezepersoneelsleden worden bezoldigd indien zij opde dag volgend op hun bevallingsverlof ziekzijn.Worden zij bezoldigd door het departement ofmoeten deze personeelsleden zich wenden totde mutualiteit ?Dit laatste lijkt mij niet logisch gelet op het feitdat zij wel degelijk aangesteld zijn, wat niet kanworden gezegd van personeelsleden met eenaanstelling van bepaalde duur.2. Vragen kunnen ook worden gesteld naar de bezoldigingdie de personeelsleden met een tijdelijkeaanstelling van doorlopende duur ontvangengedurende de zomervakantie. Het departementOnderwijs gaat ervan uit dat al deze personeelsledenuit dienst zijn op 30 juni en dusrecht hebben op een uitgestelde bezoldiging.Personeelsleden die titularis zijn van een vacantebetrekking zijn echter niet uit dienst, zodatmen moeilijk kan spreken van een uitgesteldebezoldiging. maar wil spreken van een bezoldiging.Heeft de minister in dit verband al initiatievenontwikkeld met het oog op een aanpassing vande regelgeving ?Zo neen, wat zijn dan de redenen hiervoor ?AntwoordHet begrip tijdelijke aanstelling van doorlopendeduur (TADD), dat werd ingevoerd bij het decreetvan 14 juli 1998, houdt in dat een personeelslid eenbepaald recht op aanstelling kan vragen bij de inrichtendemacht waar hij dit recht heeft verworven.Het personeelslid kan dit recht verwerven door tevoldoen aan een aantal specifieke voorwaarden dieworden opgesomd in de decreten "rechtspositie".Voormelde decreten bepalen trouwens uitdrukkelijkdat het personeelslid het recht schriftelijk moetinroepen bij de inrichtende macht. Doet het personeelsliddit niet, dan verliest hij dit recht voor deduur van het daaropvolgend schooljaar.Het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopendeduur is in se niets anders dan een recht opvoorrang bij aanstelling. Dit recht vervangt trouwensde voorheen geldende voorrangscategorieënuit de decreten "rechtspositie" (respectievelijk artikel21 van het decreet rechtspositie personeelsledengemeenschapsonderwijs en artikel 23 van hetdecreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerdonderwijs).Dit recht op voorrang houdt dus zeker niet in dathet personeelslid de facto over de schooljaren heenin dezelfde vacante betrekking doorlopend hetrecht op een aanstelling verwerft.Een inrichtende macht heeft trouwens steeds dekeuze om binnen de groep van tijdelijke personeelsledendie het recht op TADD hebben verworveneen keuze te maken. Daarnaast stelt de reglementeringinzake terbeschikkingstelling wegensontstentenis van betrekking en reaffectatie dat deinrichtende macht, na het naleven van haar verplichtingeninzake reaffectatie en wedertewerkstelling,de vrijheid heeft in een vacante betrekkingeerst een vastbenoemd personeelslid aan te stellenbij wijze van affectatie of mutatie, voordat zij deverplichting heeft om de tijdelijke personeelsledenmet het recht op TADD in dienst te nemen.Het kan dus best zijn dat een personeelslid op 1september van het schooljaar wordt aangesteldvoor doorlopende duur in een vacante betrekking,maar dat de inrichtende macht op 1 september vanhet daaropvolgende schooljaar beslist om in die betrekkingeen affectatie of mutatie door te voeren,of een ander tijdelijk personeelslid aan te stellendat eveneens het recht op TADD heeft verworven.De personeelsleden die aangesteld zijn voor doorlopendeduur zijn nog steeds tijdelijke personeelsleden.Dit betekent dat de reglementering die vantoepassing is op de tijdelijke personeelsleden, ookhier van toepassing blijftVraag nr. 77van 15 februari 2001van mevrouw MARLE<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong> D<strong>EN</strong> EYNDEKinderen met ADHD – SchoolloopbaanWe stellen vast dat steeds meer kinderen te kampenhebben met syndromen zoals hyperactiviteitsstoornisof aandachtstekortstoornis. Hierdoor zoudenze in hun dagelijks leven problemen ondervindenen op de schoolbanken de grootste moeitehebben met het opnemen van de leerstof.Vele van deze kinderen worden hiervoor door eengeneesheer behandeld met het geneesmiddel "Ri-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1438-latine", dat een lichte stimulans zou geven aan hetcentraal zenuwstelsel, met een groter effect op dementale dan op de motorische activiteiten. Het mechanismevan de mentale en gedragsgebonden effectenvan "Rilatine" bij kinderen is nog niet volledigopgehelderd. Zo wordt er aangeraden dat kinderenenkel in periodes van grote inspanningen enhoge concentratie dit geneesmiddel gebruiken enin de vakantieperiodes het gebruik van dit geneesmiddelstaken.Het is niet duidelijk op welke manier kinderen metzulke syndromen hun schoolloopbaan op een normalemanier kunnen doorlopen. Vandaar volgendevragen aan de minister.1. Kan een overzicht worden gegeven van het aantalkinderen per leeftijdscategorie dat moetworden behandeld voor hyperactiviteitsstoornisof aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit(ADHD), bijvoorbeeld via de CLB's (centravoor leerlingenbegeleiding) ?2. Veelal belanden kinderen met bovenvermeldeproblemen in taakklassen of in het bijzonderonderwijs.Welke criteria worden gebruikt om kinderenmet zulke stoornissen in het bijzonder onderwijste plaatsen, dan wel te begeleiden in huneigen school ?3. Werden er in het verleden studies uitgevoerdomtrent leerlingen met gedragsstoornissen ?Werden er reeds via studies of rapporten oorzakelijkeverbanden aangetoond?Lijden ook niet-schoolgaande kinderen aan ditsyndroom ?Antwoord1. Het Onderwijsdepartement beschikt niet overstatistische gegevens over het aantal kinderenen jongeren dat voor hyperactiviteitsstoornissenof een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteitwordt behandeld.Het verstrekken van concrete gegevens overADHD is moeilijk, omdat er in de literatuurgeen sluitende gegevens zijn over het voorkomenvan ADHD.Niet ieder wat druk of nerveus aandoend kindmag men hyperactief noemen. ADHD bestaatuit een groot aantal symptomen die gelijktijdigof in meerdere of mindere mate voorkomen eneen permanent karakter hebben. Algemeenwordt aanvaard dat het samen voorkomen vandrie factoren het klinisch beeld van ADHD bepaalt.Deze factoren zijn : 1° een moeilijk tecontroleren drang tot bewegen, 2° een zwakconcentratievermogen en 3° gebrekkige socialevaardigheden.ADHD is een stoornis die voorkomt in deDSM-IV-TR-lijst met officiële ziekten en stoornissen(DSM : Diagnostical Statistical Manual ;TR : Text Revision – red.). Via een aantal epidemiologischestudies heeft men wel een ideeover het voorkomen van ADHD. Naargelang degehanteerde definities en classificatiesystemenschommelt het cijfer van 1 à 2 % van de kinderentot 3 à 5 %, volgens de wat ruimere AmerikaanseDSM-IV-criteria.Met een prevalentie van ADHD van 3 tot 5 %zouden er dus enkele tienduizenden kinderenop de <strong>Vlaams</strong>e schoolbanken moeten zitten :minstens één in elke groep van 50 kinderen. Deindruk die leerkrachten hebben dat het probleemmeer en meer schijnt voor te komen,wordt ondersteund door wetenschappelijke bevindingen: in de Verenigde Staten werden delaatste jaren 3 % meer diagnoses van ADHDvastgesteld. Tegelijkertijd was er een toenamevan 2,9 % in de medicamenteuse behandelingervan. Dit wil zeggen dat het probleem vakerwordt benoemd. Vroeger kwam ADHD ookvoor, maar het werd niet als dusdanig herkend.De perceptie dat een toenemend aantal jongerenhyperactief gedrag vertoont of met aandachtsproblemenheeft te kampen, hangt ooksterk samen met maatschappelijke factoren.Traditioneel wordt aangenomen dat ADHD zestot negen keer frequenter voorkomt bij jongensdan bij meisjes.Men kan de diagnose ADHD niet stellen voorhet kind 5 jaar is. Internationaal wordt aangenomendat ADHD-gedrag kan worden opgemerktvoor de leeftijd van 7 jaar. Uiteindelijk kan nietworden ontkend dat er een interpretatieruimteis om een kind al dan niet als een kind met hetADHD-syndroom te diagnosticeren.2. AlgemeenDe <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger verklaartdat kinderen met deze problemen veelal intaakklassen of in het buitengewoon onderwijs


-1439- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001belanden. Graag vernam ik op welke gegevenshaar uitspraak berust. ADHD is op zich immersgeen indicatie voor doorverwijzing naar het buitengewoononderwijs.De VZW Zit Stil, die onder andere ondersteunendwerkt bij de begeleiding van kinderen metADHD, vermeldt op haar website dat kinderenmet ADHD slechts in uitzonderlijke gevallennaar type 3- of type 8-onderwijs worden verwezen.Bij een doorverwijzing naar het buitengewoononderwijs wordt steeds met verschillende factorenrekening gehouden. Dergelijke beslissinggebeurt na een multidisciplinair onderzoek,waarbij ook rekening wordt gehouden met deernst en de mate waarin de symptomen voorkomen,in welke mate ze kunnen worden bestredenvia medicatie, hoe de draagkracht is van hetkind en zijn omgeving en welke de mogelijkhedenzijn van de school om nog een kwaliteitsvolonderwijsaanbod voor het kind/de jongere terealiseren.M.b.t. de schoolLager onderwijsOndanks het feit dat het om normaal begaafdejongeren gaat, wordt er in multidisciplinair onderzoekveel aandacht besteed aan de manierwaarop het kind/de jongere met taken omgaaten wordt er gepeild naar de mate waarin deleerstof verworven is. Het vluchtig gedrag en devlottende aandacht zijn vaak te beperkend omleerstof op een geordende manier te verwerken.Ondanks een goed verstand verloopt het automatiseringsprocesanders dan gewoonlijk. Dooreen onregelmatige overdracht van prikkels inde hersenen wordt bepaalde informatie onvoldoendeof onjuist opgenomen en vastgehouden.Een multidisciplinair onderzoek door het CLB(tests : o.a. intelligentie en schoolse vaardigheden),klas- en eventueel een thuisobservatiegeven zéér belangrijke informatie om het probleemjuist in te schatten. Een kind komt pas inhet buitengewoon onderwijs terecht als hetCLB hiervoor een attest geeft.De meeste kinderen handhaven zich in de gewoneschool. Belangrijke elementen zijn dan dedraagkracht en de zorgbreedte van de school ende samenwerking met alle betrokkenen : de oudersof opvoeders, de CLB-medewerkers, de behandelendearts/therapeut.Het is een bekommernis van het beleid om kinderenmet leer- en gedragsmoeilijkheden, dusook kinderen met ADHD, bij voorkeur in degewone school op te vangen en te begeleiden.De school kan hiervoor gebruikmaken van hetoptimaal aanwenden van het lestijdenpakket enin voorkomend geval gebruikmaken van deextra lestijden verkregen in het kader van dezorgverbreding. De school kiest zelf hoe ze degegeven middelen aanwendt voor het realiserenvan een goed onderwijsaanbod voor al haarleerlingen. Dit schoolintern zorgbeleid moet ineerste instantie worden aangesproken om deproblematische onderwijsleersituaties het hoofdte bieden. Het is vanzelfsprekend dat het CLBhierbij een belangrijke partner vormt.Wanneer het kind met ADHD gewoon lageronderwijs volgt, kunnen specifieke buitenschoolseleerhulp of studiebegeleiding en revalidatiein sommige gevallen bijkomend nodig zijn.Tekorten in psychomotorische vaardigheden enstrategische denkontwikkeling, zelfbeheersing,sociale vaardigheden en leermoeilijkheden kunnenhiervoor de aanleiding vormen. Wanneerrevalidatiecentra, diensten geestelijke gezondheidszorg,... worden ingeschakeld dan dienenhun tussenkomsten ook een bijdrage te zijn totde deskundigheidsbevordering en een groterehandelingsbekwaamheid van de leerkrachtendie buiten de therapiemomenten met hetkind/de jongere moeten omgaan. Er moetsteeds aandacht gaan naar hoe de leerkrachtzelf binnen de klassituatie op een meer gepastewijze in relatie kan treden met de leerling. Problemenzijn immers niet uitsluitend kindgebondenen ingrepen of aanpassingen van de klas- enschoolcontext kunnen bijdragen tot een oplossingof betere hanteerbaarheid van de problematiek.Ook bij Zit Stil, de <strong>Vlaams</strong>e vereniging voor oudersvan kinderen en jongeren met aandachtsstoornissen,impulsief en overbeweeglijk gedrag,kunnen ouders, leerkrachten en hulpverlenerssteeds terecht voor informatie en vorming.Ouders kunnen er ook terecht voor advies enbegeleiding.Medicatie kan ook een bijkomende hulp zijn.Bij zowat driekwart van de kinderen metADHD kan men de begeleiding en behandelingsuccesvol ondersteunen met Rilatine. Ze wordtuitsluitend onder toezicht van een arts toegediend,omdat de dosis en de werking verschillenvan kind tot kind. Die medicatie heeft geen genezendewerking, maar scherpt gedurende een


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1440-korte periode de functies aan die instaan voorde concentratie en de lichaamsbeweging.Wanneer de maatregelen in de gewone schoolontoereikend blijken, kan een tijdelijke overgangnaar de speelleerklas BuO, het type 8 ofhet type 3 aangewezen zijn (BuO : buitengewoononderwijs – red.). Onderzoek wijst immersuit dat een vroegtijdige diagnose én begeleidingvan kinderen met ADHD heel belangrijkzijn. Tijdelijk gespecialiseerde opvang enonderwijs kunnen dan aangewezen zijn. Uiteraardgebeurt dit na overleg met alle betrokkenen.Voor veel ouders is de tijdelijke opvang inhet BuO een moeilijk te nemen stap.Tijdens de puberteitPubers met ADHD komen in het gewoon secundaironderwijs terecht. Men schat dat hetvoorkomen van ADHD in het gewoon SO 3 %is.De overbeweeglijkheid wordt minder, maar deconcentratiemoeilijkheden blijven parten spelen.Ondanks een goede begaafdheid presterenze dikwijls onder hun niveau. De jongeren vragenmeer en langer controle dan hun leeftijdsgenoten,zowel thuis als op school. Ook hiermoeten leerkrachten voldoende worden ingelichten is concrete samenwerking met de oudersen gespecialiseerde diensten onontbeerlijk.Vaak worden de problemen in het basisonderwijsonderkend en wordt er daar een specifiekeaanpak uitgewerkt. Het is de taak van de directie,de leerkrachten en de CLB-medewerkersom samen met de ouders zorg te dragen voor decontinuering ervan bij de overgangen naar eenander niveau of naar andere onderwijsvormen.Een groot deel van de jongeren met ADHDgroeit uit de problemen. Veel hangt af van deopvang die ze door hun opgroeien heen krijgen.Eén op vier jongeren blijft min of meer ernstigemoeilijkheden hebben.De professionaliteit van leerkrachtenLeerkrachten worden in hun opleiding vertrouwdgemaakt met leer- en gedragsstoornissenen de aanpak ervan op school. De nieuweberoepsprofielen en basiscompetenties voor deverschillende leraarstypes zijn al enige tijd ingebruik. Bij het bepalen van de vaardigheden,kennis en attitudes van beginnende en ervarenleraren werd specifiek rekening gehouden metde zorgverbreding in het gewoon onderwijs enmet het buitengewoon onderwijs.In de initiële lerarenopleiding zijn startcompetentiesopgenomen die de beginnende leraar instaat stellen om passend in te spelen op specialeleer- en opvoedingsbehoeften van leerlingenmet leer- en gedragsstoornissen. Dit zowel inhet gewoon, als in het buitengewoon onderwijs.In alle opleidingen zijn het verwerven van basiscompetentiesom te werken met leerlingen meteen leer- of gedragsstoornis expliciet opgenomen.In de voortgezette opleidingen, die zich richtenop het werken met kinderen met speciale onderwijs-en opvoedingsbehoeften waaronderleer- en gedragsstoornissen, worden de zojuistvermelde competenties verder uitgebouwd enverfijnd.Ook de nascholing is belangrijk. De overheidinvesteert in navorming. Elk jaar bepaalt eenstuurgroep prioritaire nascholingsthema's. Ditschooljaar financiert de overheid vijf projecten"leren leren", vier projecten "moeilijk schoolgedrag",drie projecten "leerstoornissen" en drieprojecten over "handelingsplanning in het buitengewoononderwijs". Voor het schooljaar2001-2002 zijn projecten gepland over "moeilijkschoolgedrag", "zich goed voelen op school","detectie van en omgaan met leer- en gedragsstoornissen"en opnieuw "handelingsplanning".De overheid werkt hiervoor samen met organisatiesdie hiervoor een aanbod maken, zoals bijvoorbeeldde vereniging Zit Stil.3. Toch eerst een begripsomschrijving "gedragsstoornis"(Peter Van Vugt, UIA)"Reactief gedrag : ongewenst gedrag waarmeeeen individu te kennen geeft dat het (bewust ofonbewust) worstelt met een bepaalde relatie ofsituatie. Het verband tussen oorzaak en gedragis niet altijd duidelijk noch eenduidig. Vaak ook"gedragsprobleem" genoemd."Gedragsstoornis : een zich herhalend en aanhoudendgedragspatroon waarbij de grondrechtenvan anderen of belangrijke bij de leeftijd behorendesociale normen worden overtreden,zoals blijkt uit de aanwezigheid gedurende delaatste twaalf maanden van drie of meer van devolgende criteria, met ten minste in de laatstezes maanden één criterium aanwezig :


-1441- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001– agressie gericht op mens en dier,– vernieling van eigendom,– leugenachtigheid en diefstal,– ernstige schending van regels.Persoonlijkheidsstoornis : een diepgaand patroonvan karakteristiek gedrag en emotionelebeleving waarin anderen (op manipulatievewijze) worden betrokken.Kinderen met gedragsstoornissen vormen duseen heel breed spectrum van diverse symptomenen combinaties daarvan.Studies omtrent gedragsstoornissenUiteraard gebeurt er wetenschappelijk onderzoekaan universiteiten en onderzoeksinstellingen.In opdracht van mijn departement gebeurt elkjaar wetenschappelijk onderzoek dat aangeefthoe bepaalde onderwijsproblemen best wordenaangepakt en hoe het beleid daarin kan stimulerenen sturen. De laatste jaren werden verschillendeonderzoeksprojecten uitgevoerd of zijnnog in uitvoering over kinderen met leer- en gedragsproblemen,zoals "Zorgverbreding in relatietot de uitstroom naar het buitengewoon onderwijs"en "Diagnosticerend en remediërendvermogen van de scholen in de eerste graad secundaironderwijs vanuit het standpunt van oudersmet kinderen met leer- en emotionele problemen".Dit jaar zijn er onder meer het project"Knelpunten van de huidige typologie van hetbuitengewoon onderwijs in Vlaanderen in hetlicht van de internationale discussie over categoriaalversus non-categoriaal onderwijs aankinderen met specifieke onderwijsbehoeften"en het project "Overgang van het gewoon naarhet buitengewoon onderwijs".De resultaten van het wetenschappelijk onderzoekzijn steeds richtinggevend voor mijn beleid.Er worden ook studies uitgevoerd over leerlingenmet gedragsproblemen aan de universiteiten.Ik verwijs onder meer naar het onderzoekvan prof. W. Hellinckx van de dienst Orthopedagogiekvan de KU Leuven, prof. dr. Dirk Debouttevan het AZ Antwerpen en prof. MarinaDanckaerts van de KU Leuven. (KU Leuven :Katholieke Universiteit Leuven ; AZ : algemeenziekenhuis – red.)Momenteel werkt een studiegroep binnen deVLOR aan "definiëring van problematischejongeren in het onderwijs". Deskundigen van deverschillende <strong>Vlaams</strong>e universiteiten, de onderwijskoepels,directeurs van type 3-scholen, adviseursDVO en veldwerkers zijn hierbij betrokken.Het is de bedoeling een visietekst te schrijvenen krijtlijnen te trekken voor de aangepasteopvang, begeleiding en hulpverlening van kinderenmet ernstige gedragsmoeilijkheden. In detweede helft van dit jaar start de DVO voluitmet werkgroepen, om ontwikkelingsdoelenvoor te stellen voor deze doelgroep. Ik verwachtdan ook dat deze werkgroep nog dit jaar eenadviesvoorstel naar de overheid toe zal bezorgen.(VLOR : <strong>Vlaams</strong>e Onderwijsraad ; DVO :Dienst voor Onderwijsontwikkeling – red.)Het mechanisme dat overbeweeglijkheid enconcentratiestoornissen veroorzaakt, is nog niethelemaal bekend, maar men mag aannemen datze berusten op afwijkingen in de wijze waaropbepaalde groepen of systemen van zenuwcellen(in de grote hersenen) met mekaar in verbindingstaan (30 à 50 %). Dit wordt ondersteunddoor onderzoek waarbij een zekere bewijskrachtis voor een erfelijke aanleg van ADHD.Er zijn ook situationele factoren (30 %). De situationelegroep zou groter worden, omdat inonze huidige maatschappij de druk voortdurendtoeneemt. Men vraagt ook van kinderen steedsmeer flexibiliteit. Kinderen die behoefte hebbenaan duidelijke krijtlijnen, geraken hierdoor inde problemen.Het is echter nu reeds duidelijk dat de problematiekvan jongeren met ernstige gedrags- en emotioneleproblemen enkel met succes kan worden aangepaktbinnen een ruimere context dan louter deschoolse.Ze moeten worden gesitueerd binnen de contextvan een integraal jeugdhulpverleningsplan.Vraag nr. 79van 15 februari 2001van de heer FRANS RAMONKleuteronderwijs – BewegingsopvoedingIn oktober 2000 stelde ik de minister een vraag omuitleg inzake bewegingsopvoeding in het kleuteronderwijs.In haar antwoord gaf de minister aan


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1442-dat de doorlichtingen van de lerarenopleiding duidelijkheidmoeten scheppen in de competentievoor bewegingsopvoeding.Over de werkgroep die de effectieve invoering vanbewegingsopvoeding zou uitwerken, bleef het antwoordonduidelijk (Handelingen C28 van 8 november2000, blz. 11-13 – red.).1. Waarom is er bij de vragenlijsten die voorafdoor de opleidingen moeten worden ingevuldgeen sprake van bewegingsopvoeding ?2. Wat zijn de bevindingen/resultaten van de doorlichtingeninzake :a) standpunten in verband met bewegingsopvoedingvoor kleuters ;b) cursusmateriaal ?3. Wie zetelt in bovenvermelde werkgroep ?Wat is de stand van zaken m.b.t. de voorbereidingvan de invoering van bewegingsopvoeding ?Antwoord1. De evaluatie van de lerarenopleidingen is geconcentreerdop de bepalingen van het decreetover de lerarenopleidingen van 1996 en op de in1998 vastgestelde beroepsprofielen en basiscompetentiesvan leraren. In die zin is er geenrechtstreeks verband met het probleem van debewegingsopvoeding, althans niet in het perspectiefvan de bevraging aangaande de basiscompetenties.2. Ik wil er nogmaals de nadruk op leggen dat dereeds vermelde evaluatie een beleidsevaluatie isen dus geen doorlichting, inspectie of visitatievan de betrokken opleidingsinstituten. Wij willenmet de evaluatie, in dialoog met alle actoren,te weten komen hoe de voor de toekomstnodige leraren eruit zien en onder welke conditieswe ze ook optimaal daartoe kunnen opleiden.Ik verwacht het eindrapport over deze evaluatietegen het einde van juni 2001. Deze evaluatiezal geen standpunt innemen in de kwestievan de bewegingsopvoeding. Zij zal wel moetenaangeven op welke wijze de opleidingen moetenkunnen inspelen op de concrete behoeftenvan het niveau van onderwijs waarin de afgestudeerdenterechtkomen. Indien er inmiddels eenconsensus is gegroeid over de kwestie van debewegingsopvoeding in het kleuteronderwijs,dan zal men in de opvolging daarvan moetenuitmaken welke leraren daarvoor het best inaanmerking komen en vervolgens vaststellenhoe de opleiding in voldoende competentieskan voorzien om het gestelde doel te bereiken.3. De werkgroep die momenteel bezig is met dejuridisch-technische uitwerking van de maatregelbewegingsopvoeding in het kleuteronderwijsbestaat uit medewerkers van mijn kabinet, ambtenarenvan mijn administratie en deskundigenvan de Dienst voor Onderwijsontwikkeling.De rechtsgrond voor de maatregel is vervat inhet ontwerpdecreet XIII en werd voor de eerstemaal goedgekeurd door de regering op 23 februari2001.Momenteel is de werkgroep bezig met de uitwerkingvan een uitvoeringsbesluit en een omzendbrief.Vraag nr. 80van 15 februari 2001van mevrouw MARLE<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong> D<strong>EN</strong> EYNDEProject "Scholen aan de Schelde" – OpzetOp 8 november 2000 vond een ontmoetingsdagplaats met scholen die belangstelling hadden omdeel te nemen aan het programma "Scholen aan deSchelde".Dit programma biedt de mogelijkheid aan scholenuit de provincies Oost- en West-Vlaanderen enZeeland om uitwisselingen te organiseren van minstenséén dag met een partnerschool van over degrens.1. In welke mate wordt vanuit overheidsinstantieshieraan meegewerkt ?2. Waarom worden enkel de provincies Oost- enWest-Vlaanderen betrokken en niet de provincieAntwerpen ?3. Wat is het doel van deze samenwerking ?4. Welke initiatieven staan er reeds op het programmaof wat behoort tot de mogelijkheden ?


-1443- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Antwoord1. Het departement Onderwijs is niet betrokkenbij het programma "Scholen aan de Schelde".Initiatiefnemer is de in Damme gevestigde private"Stichting Ryckevelde – Europees Vormingscentrum".2. Het desbetreffend project werd ingediend bij enis goedgekeurd door de "Euregio Scheldemond",zijnde een samenwerkingsverband tussende provincies Oost- en West-Vlaanderen ende provincie Zeeland (derhalve is het programmaook niet uitgebreid tot de provincie Antwerpen).Het programma loopt met Europese"Interreg"-fondsen in cofinanciering met provincialemiddelen.3. Doelgroepen zijn enerzijds de directies en de leraarsen anderzijds de leerlingen van het<strong>Vlaams</strong> secundair onderwijs en het Nederlandsvoortgezet onderwijs en de leerlingen van hetlaatste leerjaar van het basisonderwijs.Op grond van een forfaitaire beurs van in beginsel610 euro per school(jaar) worden een- ofmeerdaagse grensoverschrijdende ontmoetingengeorganiseerd. Deze moeten bijdragen totwederzijdse kennis en respect, wat inherent isaan internationale samenwerkings- en uitwisselingsinitiatieven,zij het in onderhavig geval toegespitstop een zowel historisch als socio-economischhechte regio.4. Concrete acties binnen het programma kunnenzijn :– een bezoek aan de partnerschool en contactnamemet leerlingen en personeel in hundagdagelijkse werk- en leefwereld ;– een gezamenlijk educatief project doorgevoerdin de ontvangende school ;– een gezamenlijke educatieve uitstap in deEuregio.(Interreg : communautair initiatief van de EuropeseCommissie met als doelstelling het ondersteunenvan aan de binnen- en buitengrenzenvan de Europese Unie gelegen regio's bij het oplossenvan bijzondere ontwikkelingsproblementen gevolge van hun relafief geïsoleerde liggingten opzichte van de nationale economische centraen de Europese Unie als geheel – red.)R<strong>EN</strong>AAT LANDUYTVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> WERKGELEG<strong>EN</strong>HEID <strong>EN</strong> TOERISMEVraag nr. 34van 1 februari 2001van de heer CHRIS <strong>VAN</strong>D<strong>EN</strong>BROEKEBeleidsgericht onderzoek – ProjectenZie :Minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werkenen EnergieVraag nr. 108van 1 februari 2001van de heer Chris VandenbroekeBlz. 1388AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor mevrouw Marleen Vanderpoorten, <strong>Vlaams</strong>minister van Onderwijs en Vorming.Vraag nr. 36van 9 februari 2001van de heer JAN LOONESZwembaden – OntsmettingDe laatste tijd is er een en ander te doen geweestrond de schadelijke gevolgen van chloor voor kinderenbij de ontsmetting van het water in zwembaden.De Vlarem-wetgeving verplicht de uitbaters vanzwembaden het zwemwater dagelijks te zuiverenvan ongewenste organismen. In Vlaanderen gebeurtdat steeds met behulp van chloor (CampingfederatieCKVB – Recreamagazine 16.01.2001).Niettegenstaande mogelijke alternatieven zoals hetgebruik van ozon en UV-straling (ultraviolet) blijfteen bijkomende behandeling met chloor altijd verplichtin Vlaanderen.Binnen het wettelijk kader is er eigenlijk slechtséén alternatief voor de traditionele ontsmetting :zoutelektrolyse. Zoutelektrolyse, een chemischproces waarbij chloor en zuur worden geproduceerduit gewoon keukenzout NaC1 (natriumchloride),biedt een aantal voordelen : het NaOCl (na-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1444-triumhypochloriet) wordt ter plaatse geproduceerd,bijgevolg geen transport, overslag en opslagvan gevaarlijke stoffen ; alleen die hoeveelheidwelke effectief nodig is, wordt aangemaakt ; de chloorgeurwordt aanzienlijk verminderd.De techniek van de zoutelektrolyse heeft echterook nadelen : het vraagt goed opgeleid personeelen het vereist een hoger energieverbruik. Vooraldat laatste is een rem voor de recreatiesector, aangeziende behandeling van het zwemwater samenvaltmet andere piekperiodes in elektriciteitsverbruik.In Nederland, waar deze techniek door de overheidwordt aangemoedigd, werd zoutelektrolyseopgenomen in de lijst van milieu-investeringen die,wegens de voordelen voor het milieu, in aanmerkingkomen voor vervroegde afschrijving (Vamil,of vervroegde afschrijving milieu-investeringen).De campingsector deed navraag bij het Kenniscentrumvoor de Beste Beschikbare Technieken(BBT), dat instaat voor informatieverspreidingover milieutechnieken en voor advies aan het departementLeefmilieu inzake toekenning van hetecologiecriterium aan bepaalde investeringen.Naar verluidt, zouden investeringen die het ecologiecriteriumhalen inderdaad tot 15 % kunnenworden gesubsidieerd. Het BBT-centrum baseertzich trouwens voor adviezen op de NederlandseVamil-lijst. Deze subsidiëring zelf zou worden toegekenddoor het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap,afdeling Natuurlijke Rijkdommen enEnergie.Een aantal sectoren die niet voldoen aan de classificatievoorwaardenvoor uitbating van een hotel,motel of pension, worden echter uitgesloten vandeze subsidiëring. De campingsector is daar éénvan.Campinguitbaters die al plannen hadden in verbandmet zwembaden, mogen die gauw weer opbergenen uitbaters van campings met een zwembadergeren zich dood aan deze ongelijke behandeling.1. Klopt het dat investeringen die beantwoordenaan het ecologiecriterium voor 15 % kunnenworden gesubsidieerd door de <strong>Vlaams</strong>e overheid?2 Klopt het dat bepaalde sectoren, waaronder dekampeersector, geen aanspraak kunnen makenop deze subsidiëring ? Waarom niet ?3. Heeft de minister vanuit zijn bevoegdheid voorToerisme reeds initiatieven genomen opdat dekampeersector aanspraak kan maken op overheidssteun?Wordt overleg terzake met zijn collega-ministervan Leefmilieu in het vooruitzicht gesteld ?N.B. Gelijkaardige vragen werden gesteld aan mevrouwMieke Vogels, <strong>Vlaams</strong> minister vanWelzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen enmevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister vanLeefmilieu en Landbouw.AntwoordDeze vraag behoort tot de bevoegdheid van<strong>Vlaams</strong> minister Vera Dua wat het luik van de Vlarem-regelgevingbetreft, en van <strong>Vlaams</strong> ministerDirk Van Mechelen wat de subsidiëring betreft. Deverplichting tot waterzuivering van zwembadenwordt immers enerzijds opgelegd door de Vlaremregelgevingen anderzijds bestaat er in geval vanhet gebruik van milieuvriendelijke technieken eensubsidieregeling bij het departement Economievan het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.Wat Toerisme Vlaanderen betreft, kan ik meedelendat mijn diensten op heden betreffende deze aangelegenheidnog door geen enkele instantie werdenbevraagd. Derhalve werd dan ook door mijndiensten geen initiatief genomen om deze taak teonderzoeken en na te gaan of er enige tegemoetkomingnoodzakelijk zou kunnen zijn. Voorts zijnmijn diensten niet bekend met, noch bevoegd voorde Vlarem-regelgeving en hebben zij geen enkeleondervinding met de subsidieregeling waarnaarwordt verwezen.(Antwoord Mieke Vogels : blz. 1417 ; antwoord VeraDua : blz. 1455 – red.)Vraag nr. 37van 9 februari 2001van de heer ROLAND <strong>VAN</strong> GOETHEMIBO-opleidingen – AllochtonenOnlangs sloot de minister een protocol af met dewerkgeversorganisaties VEV (<strong>Vlaams</strong> Economisch


-1445- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Verbond) en VKW (<strong>Vlaams</strong> Verbond van KristelijkeWerkgevers en Kaderleden), met het oog op hetterugdringen van de werkloosheidsgraad bij allochtonen.Rekening houdende met het hoge percentagedat deze bevolkingsgroep uitmaakt in dewerkloosheidsstatistieken, kan ik begrip opbrengenvoor de bezorgdheid van de minister.De onlangs verschenen IBO-brochure geeft te kennendat de deelnemers aan dit initiatief goede kansenmaken op de arbeidsmarkt (IBO : individueleberoepsopleiding in de onderneming). De samenstellersvan de brochure eindigen hun besluitenmet : "Dit maakt IBO tot de succesformule voor dezwakkere groepen op de arbeidsmarkt."Zowel in de beleidsbrief van de minister als in verschillendepublicaties van de VDAB (<strong>Vlaams</strong>eDienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding)worden allochtonen omschreven als eenzwakke groep op de arbeidsmarkt, hun inbreng inhet arbeidscircuit is inderdaad relatief klein. Logischerwijszouden we dus mogen aannemen dat eengroep die het moeilijk heeft op de arbeidsmarkt ditinitiatief met hoge slaagkans op een betrekkingzou benutten.Uit de brochure valt echter niet op te maken inwelke mate allochtonen gebruikmaken van dezemogelijkheid.Hoeveel allochtonen, ik gebruik de omschrijvingallochtonen hier in dezelfde betekenis die deVDAB eraan geeft, dus mensen met eenniet-EU-nationaliteit en genaturaliseerde Marokkanenen Turken, namen reeds deel aan een IBOopleiding?Ook vernam ik graag hoeveel hun deelname procentueeluitmaakt in vergelijking met de deelnamevan Belgen en andere EU-onderdanen ?AntwoordAantal personen met een niet-EU-nationaliteit enaantal genaturaliseerde Marokkanen en Turken dietussen 1 januari 2000 en 31 december 2000 deelnamenaan de IBO-opleidingenEU-burgers Autochtonen Belgen 4.323Andere autochtoneEU-burgers 103Maghrebijnen en Turkenmet Belgische nationaliteit 173Maghrebijnen en Turkenmet andere EU-nationaliteit 5Andere etniciteiten metBelgische of EU-nationaliteit 9Niet-Europese Maghrebijnen en Turken 226nationaliteiten Andere nationaliteiten 385Totaal 5.224Verhouding (procentueel) tussen Belgische, andereEuropese, niet-Europese en genaturaliseerde Marokkaanseen Turkse cursisten in 2000EU-burgers Autochtonen Belgen 82,8 %Andere autochtoneEU-burgers 2,0 %Maghrebijnen en Turkenmet Belgische nationaliteit 3,3 %Maghrebijnen en Turkenmet andere EU-nationaliteit 0,1 %Andere etniciteiten metBelgische of EU-nationaliteit 0,1 %Niet-Europese Maghrebijnen en Turken 4,3 %nationaliteiten Andere nationaliteiten 7,4 %Totaal 100 %Vraag nr. 38van 9 februari 2001van de heer ROLAND <strong>VAN</strong> GOETHEMVDAB-opleidingen – AllochtonenUit de brochure "Training en opleiding" van de<strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding(VDAB) leren wij dat volgens destatistieken (blz.12 en 13) werkzoekenden met eenniet-EU-nationaliteit of genaturaliseerde Marokkanenen Turken het moeilijker zouden hebben omeen job te vinden dan Belgen en mensen met andereEU-nationaliteiten (EU : Europese Unie).


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1446-De brochure geeft echter geen aanwijzingen overde deelname van niet-EU-onderdanen en genaturaliseerdeMarokkanen en Turken aan de opleidingen.Hoeveel personen met een niet-EU-nationaliteiten hoeveel genaturaliseerde Marokkanen en Turkennamen tussen 1 januari 2000 en 31 december2000 deel aan de VDAB-opleidingen ?Graag vernam ik ook hoeveel dit, over dezelfdetijdsspanne, procentueel uitmaakte in verhoudingtot het aantal Belgen en andere EU-onderdanen.AntwoordAantal personen met een niet-EU-nationaliteit enaantal genaturaliseerde Marokkanen en Turken dietussen 1 januari 2000 en 31 december 2000 deelnamenaan de VDAB-opleidingBelgen Autochtonen 45.175Genaturaliseerde Marokkanenen Turken 1.705Genaturaliseerde andereetniciteiten 84AndereEuropesenationaliteiten 1.515Niet-Europese Marokkanen en Turken 2.342nationaliteiten Andere 4.078Totaal 54.899Verhouding (procentueel) tussen Belgische, andereEuropese, niet-Europese en genaturaliseerde Marokkaanseen Turkse cursisten in 2000Belgen Autochtonen 82,3 %Genaturaliseerde Marokkanenen Turken 3,1 %Genaturaliseerde andereetniciteiten 0,1 %AndereEuropesenationaliteiten 2,8 %Niet-Europese Marokkanen en Turken 4,3 %nationaliteiten Andere 7,4 %Totaal 100 %Vraag nr. 39van 15 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Tewerkstelling 50-plussers – MaatregelenOnlangs gaf Europa enkele concrete voorbeeldenvan Europese doelstellingen die België voorlopignog niet realiseert.Ons land heeft bijvoorbeeld een pakket maatregelenuitgewerkt die het aantal werkende 50- tot 64-jarigen moet verhogen. Het is natuurlijk de vraagof de geplande bijsturingen zullen volstaan om detrend om te buigen en om, als men tot de Europesekopgroep wil behoren, een half miljoen werknemersuit die leeftijdsgroepen opnieuw aan het werkte zetten.Welke stappen werden hiertoe reeds ondernomen ?AntwoordDe werkzaamheidsgraad bij ouderen ligt in België-Vlaanderen inderdaad erg laag. Slechts één op drievan de 50-plussers werkt op dit moment. Vandaardat mijn beleid erop gericht is om de vervroegdeuitstoot van oudere werknemers tegen te gaan. Anderzijdsbeoog ik een grotere inschakeling van ouderewerkzoekenden. Dit moet worden versterktdoor de federale overheid in het kader van dewerkgelegenheidsakkoorden 2001-2002.Conform de eigen bevoegdheden voert het <strong>Vlaams</strong>Gewest inzake actief ouder worden vooral een beleidom het voor oudere werknemers aantrekkelijkte maken om te blijven werken, en om het voorwerkgevers aantrekkelijk te maken oudere werkzoekendenin dienst te nemen.Zo wordt een peterschapspremie (10.000 frank of250 €) uitgereikt aan werkgevers die een werknemerouder dan 45 jaar inzetten voor de begeleidingvan jonge werknemers. In 2000 werd voor een bedragvan 4,5 miljoen frank (112.000 €) aan peterschapspremiesuitgereikt.Het beperkte succes van specieke toeleidingsactiesgericht op werkzoekenden ouder dan 45 jaar –voor meer dan vijfduizend uitgenodigde ouderewerkzoekenden werden slechts een twintigtalplaatsingen gerealiseerd – wijst op de vaak com-


-1447- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001plexe situatie van oudere werkzoekenden. Degroep niet onmiddellijk bemiddelbare ouderewerkzoekenden kan door de trajectbegeleider wordendoorverwezen naar de activerings- en motiveringsmodule"45-plus-punt". Hier probeert menvia informatie, groepsdiscussie en ervaringsuitwisselingtwijfels weg te nemen, en op deze maniereen gunstige voedingsbodem te creëren om opnieuwaansluiting te vinden bij de arbeidsmarkt.Een belangrijk <strong>Vlaams</strong> beleidsspoor inzake actiefouder worden zijn de landingsbanen voor ouderewerknemers. In dit verband kan worden verwezennaar de volgende maatregelen.1. Werknemers van 50 jaar of ouder die overstappennaar een deeltijdse arbeidsregeling ontvangennaast de verhoogde RVA-vergoeding, daarbovenop,gedurende maximaal twee jaar, de<strong>Vlaams</strong>e aanmoedigingspremie ten belope van2.000 of 3.000 frank (bruto) per maand, afhankelijkvan het type loopbaanonderbreking(RVA : Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening –red.).2. Aan de werknemer tewerkgesteld in de <strong>Vlaams</strong>esocialprofitsector, in een beschutte werkplaatsof in een sociale werkplaats kan een aanmoedigingspremieworden toegekend indien hijzijn loopbaan gedeeltelijk onderbreekt vanaf deleeftijd van 50 jaar in het kader van de in hetakkoord opgenomen landingsbanen.Eenmaal het recht op een aanmoedigingspremiein het kader van de landingsbanen wordttoegekend, blijft dit recht behouden tot wanneerde werknemer de pensioengerechtigdeleeftijd bereikt.Deze premie varieert van 5.000 tot 15.000 frank(bruto) per maand.3. In het kader van de sectorale werkgelegenheidsakkoorden2001-2002 wordt momenteeleen stelsel van <strong>Vlaams</strong>e aanmoedigingspremiesuitgewerkt dat is gebaseerd op vijf pijlers.Eén van die pijlers is het "landingsbanenkrediet"of "eindeloopbaankrediet", dat bestaat inde toekenning van een forfaitaire premie van2.000 frank (bruto) per maand bovenop de federaleuitkering voor werknemers van 50 jaaren ouder die halftijds uittreden (via loopbaanonderbreking).Deze premie wordt, zoals de federaleuitkering, verleend totdat de betrokkenwerknemer hetzij het werk voltijds hervat, hetzijvolledig uittreedt.Deze maatregel past in het voorgestane loopbaanbeleiddat, in plaats van een volledige uittreding,een geleidelijke uittreding uit de arbeidsmarktaanmoedigt.Deze regeling maakt momenteel het voorwerpuit van sectoraal overleg.4. Leeftijdsbewust personeelsbeleidHet beleid dat wordt gevoerd, moet zich zowelrichten naar de vraag- als naar de aanbodzijde.Dit betekent dat de aandacht gaat naar het stimulerenvan loopbaanontwikkeling, opleidingenvoor oudere werknemers en werkzoekenden,deeltijds werken voor ouderen, ...Er dient een algemeen HRM-beleid te wordengevoerd met een speciale focus op de diversegroepen en inzetbaarheid van zowel jong alsoud. (HRM : human resources management –red.)Hiervoor werd het proces van Trivisi opgestart.5. Peterschapsformule bij koppeling start- en landingsbaanBinnen de startbanen werd dit geconcretiseerddoor een extra peterschapspremie toe te kennenvan 10.000 frank wanneer men bij het inschakelenvan een jongere via IBO een beroepdoet op een 45-plusser (IBO : individuele beroepsopleidingin de onderneming – red.). Voordeze peters heeft de <strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddelingen Beroepsopleiding eveneenseen vormingsmodule "Coaching IBO-cursisten"uitgewerkt. De peters en meters kunnengratis deelnemen aan een specifieke vormingvan twee dagen die hen voorbereidt op hunnieuwe rol.In 2001 werd hiervoor een budget vastgelegd(10.000.000 frank).6. Andere initiatievenIn de convenants afgesloten met de sectorenworden afspraken opgenomen om de participatievan ouderen te verhogen. In het kader vanhet <strong>Vlaams</strong> werkgelegenheidsbeleid werden eentachtigtal consulenten toegekend aan de socialepartners die de bedrijven dienen te sensibiliserenen te helpen bij een leeftijdsbewust personeelsbeleid.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1448-Ook dient de aandacht te worden gevestigd ophet <strong>Vlaams</strong> initiatief voor de oprichting van eenHerplaatsingsfonds, bedoeld om die personen tereïntegreren die na een faillissement werklooszijn geworden.Verder kan nog melding worden gemaakt van denieuwe mogelijkheden voor werkgelegenheid in dedienstensectoren en van de uitbouw van lokalewerkwinkels, waar iedereen terechtkan, ongeachtzijn leeftijd, voor een volwaardige dienstverleningnaar de arbeidsmarkt toe.De <strong>Vlaams</strong>e regering besliste om in 2000 te startenmet 35 werkwinkels en maakte hiervoor een budgetvrij van 245 miljoen frank (6 miljoen €). Velevan deze lokale werkwinkels hebben inmiddelshun deuren geopend, een aantal plannen hun openingin het voorjaar van 2001. Momenteel wordt ergewerkt aan een volledig implementatieplan 2001-2004, waarbij heel Vlaanderen zal worden voorzienvan lokale werkwinkels. Voor 2001 werd reeds eenbudget van 245 miljoen frank (6 miljoen €) uitgetrokkenvoor nieuwe lokale werkwinkels, aanvullendop de recurrente subsidie van de bestaandewerkwinkels.De basisdienstverlening voor werkzoekendenwordt in de lokale werkwinkels gekoppeld aan deuitbouw van een nieuwe dienstenwerkgelegenheid(onder regie van de lokale overheid) die tegemoetkomtaan nieuwe maatschappelijke behoeften. Hetbetreft steeds diensten die zowel een nabijheidsaspectals een zorgaspect inhouden. Met de federaleoverheid werd onderhandeld om een instrument tecreëren om de groeiende vraag naar een aantal vandeze "nieuwe" diensten te solvabiliseren. In eenvoorontwerp van federale wet werd het instrumentvan dienstencheques ontwikkeld. Vlaanderen zalhiervoor ongeveer 550 miljoen (13,6 miljoen €)uittrekken in 2001, wat wordt verdubbeld met defederale inbreng. Via een groeiscenario wordt gemiktop een duizendtal nieuwe arbeidsplaatsen.Enkel erkende ondernemingen die volwaardige arbeidscontractenaanbieden, zullen hiervoor in aanmerkingkomen. De erkenning van de ondernemingenzal gebeuren door de gewesten, die hiervoorerkenningscriteria zullen ontwikkelen op het vlakvan kwaliteit en toegankelijkheid van de dienstverlening,een goed personeelsbeleid en aanwervingvan kansengroepen.Ten slotte dient nog te worden opgemerkt dat, volgensde Europese Commissie, België onvoldoendeaandacht besteedt aan restrictieve maatregelen (inbelasting- en uitkeringsstelsels) om werknemers tebeletten vroeger te stoppen met werken. De hervormingvan het belastingstelsel en het stelsel vande werkloosheidsuitkeringen betreft echter een federaleaangelegenheid, waarvoor Vlaanderen dusniet bevoegd is.Wel kan worden gesteld dat ook op federaal niveaude tewerkstelling van oudere werknemers wordtaangemoedigd, onder meer door het toekennenvan een grotere vermindering van de socialezekerheidsbijdragenaan werkgevers voor langdurigwerklozen ouder dan 45 jaar, en door een beperkingvan de vereiste werkloosheidsduur om rechtte hebben op de activeringsprogramma's van dewerkloosheidsuitkeringen tot zes maanden voor dewerklozen ouder dan 45 jaar, tegen 24 maandenvoor de overige werklozen.Vraag nr. 40van 20 februari 2001van de heer JOACHIM CO<strong>EN</strong>SVisserij – BemanningstekortOp 14 september 2000 stelde ik de minister reedseen schriftelijke vraag over het bemanningstekortin de visserijsector (vraag nr. 113 van 14 september2000 ; Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 5 van15 december 2000, blz. 638 – red.).Op mijn vraag naar de maatregelen die reedswaren genomen, antwoordde de minister dat de socialepartners werden uitgenodigd om te onderzoekenhoe de sectorale en overheidsinspanningenhiervoor konden worden gebundeld. Deze uitnodiginghad nog niet tot positieve resultaten geleid.Samen met de sector was er ook een stappenplanafgesproken om de minister van Onderwijs eenkader voor te leggen voor een opleiding voorwerkzoekenden in het onderwijs voor sociale promotievoor het beroep van motorist ter volle zee.1. Wat is de stand van zaken van de onderhandelingenmet de sociale partners over het bemanningstekortin de visserijsector ?2. Wat is de stand van zaken van de opleiding inhet onderwijs voor sociale promotie voor hetberoep van motorist ter volle zee ?


-1449- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Antwoord1. Op 22 februari 2001 is in het Vesoc (<strong>Vlaams</strong>Economisch en Sociaal Overlegcomité) de laatstehand gelegd aan het akkoord rond het flankerendbeleid van de <strong>Vlaams</strong>e overheid ter versterkingvan de sectorale inspanningen. De tekstenwerden bezorgd aan de sectorale socialepartners.Voor de visserijsector zijn de sociale partnersaangeschreven en uitgenodigd voor een eerstewerkvergadering met het kabinet op 13 maart2001. De timing van de werkzaamheden houdtrekening met de collectieve onderhandelingendie plaatsvinden tussen de sociale partners vande sector.In eerste instantie worden de CAO-onderhandelingenafgerond, waarna de gesprekkenplaatsvinden over de concretisering van de<strong>Vlaams</strong>e flankerende maatregelen. (CAO : collectievearbeidsovereenkomst – red.)2. Op het niveau van het opleidingscurriculum iser een afspraak gemaakt om voor het volwassenenonderwijseind maart 2001 een uitgeschrevenproject te hebben voor opleidingen die toeleidennaar de verschillende examens in de visserijsector.De doelstelling is de periodiciteit van de modulaireopleidingen vast te leggen in het te onderhandelenprotocol van samenwerking tussen hetProvinciaal Maritiem Instituut en de <strong>Vlaams</strong>eDienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding,en dit in afspraak met de sociale partners.1. Op welke wijze is dit educatief milieuzorgsysteemuitgewerkt ?Wie is hiervoor verantwoordelijk ?Op welke wijze gebeurt de concrete invoeringen begeleiding in de scholen ?Wat is de kostprijs van dit project en door wieworden de kosten gedragen ?Bestaat er eventueel een systeem van medefinancieringdoor de provincies en/of de gemeenten?2. Op welke wijze gebeurt de samenwerking tussenLeefmilieu en Onderwijs ?Is dit educatief milieuzorgsysteem een verplichtpakket in het onderwijs ?Werd het in alle secundaire scholen ingevoerdin het lessenpakket ?Welke leerlingen uit het secundair onderwijszijn de doelgroepen ?3. Dit systeem bestaat al een aantal jaren.Is de werking hiervan reeds geëvalueerd en zoja, op welke wijze ?Wat zijn de resultaten van de evaluatie ?Wordt het project geregeld bijgewerkt ?N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan mevrouwMarleen Vanderpoorten, <strong>Vlaams</strong> ministervan Onderwijs en Vorming.VERA DUAVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> LEEFMILIEU <strong>EN</strong> LANDBOUWVraag nr. 76van 30 januari 2001van mevrouw MARIJKE DILL<strong>EN</strong>Educatief milieuzorgsysteem – EvaluatieReeds een aantal schooljaren is in het secundaironderwijs een educatief milieuzorgsysteem ingevoerdwaarbij aan de leerlingen milieuzorgprojectenworden voorgesteld.Gecoördineerd antwoordVoorafgaandelijk wil ik meedelen dat een educatiefmilieuzorgsysteem niet werd ingevoerd, maarwordt aangeboden aan alle <strong>Vlaams</strong>e secundairescholen van alle netten.1. Toenmalig minister De Batselier gaf in 1993 aande VUB een onderzoeksopdracht tot het uitvoerenvan het project "Groene School, milieuzorgsysteemin scholen". (VUB : Vrije UniversiteitBrussel – red.)Een milieuzorgsysteem specifiek voor het onderwijswerd ontwikkeld. Er werd gekozen vooreen educatief milieuzorgsysteem voor alle se-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1450-cundaire scholen van alle netten. Het werd uitgewerktop basis van een testfase in acht proefscholen.Vanaf het schooljaar 1997-1998 werd het projectovergedragen aan de administratie van het<strong>Vlaams</strong> Gewest, Aminal – afdeling Aminabel,die nu eindverantwoordelijkheid draagt. (Aminal:administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer; Aminabel : afdeling Algemeen MilieuenNatuurbehoud)De invoering en begeleiding gebeurt door vijfbegeleiders, één per provinciale zone, via :– contacteren van potentiële Groene Scholen ;– individueel begeleiden van milieuwerkgroepenin scholen die de milieubeleidsverklaringhebben ondertekend. De provincialeschoolbegeleider informeert en helpt deschool om een grondige bevraging binnen deschool te organiseren, samen te zoeken naaractiepunten (of -terreinen) en mee een stappenplanuit te bouwen.Vanaf het ogenblik dat de school beslist inhet project te stappen, staan de begeleiderster beschikking om mee op weg te gaan. Hetzijn de begeleiders die op geregelde tijdstippende stappen die de school zet, opvolgen ;– communiceren : nieuwsbrief, website, regionaletrefdagen, pedagogische studiedagen enbeurzen.Het is de bedoeling door sensibilisatie en actiesbij jongeren een attitudevorming na te strevenm.b.t. het milieu, onze leefomgeving in debreedste zin van het woord. Men beoogt steedseen attitude van een beredeneerd preventiefhandelen, en dit door de leerlingen te betrekkenvanaf de denkfase, de planning en de uitvoeringtot en met de evaluatie en eventuele bijsturing.Het materiaal is uitgewerkt in de vorm van eenkaft met educatieve en milieu-informatie, werkbladenen software die de scholen op aanvraagkunnen krijgen.De jaarlijkse kostprijs bedraagt 9,325 miljoen(lonen en werkingskosten). De kosten wordengedragen door het MINA-fonds van het <strong>Vlaams</strong>Gewest. Voorlopig bestaat er geen medefinanciering.(MINA-fonds : Fonds voor Preventie enSanering inzake Milieu en Natuur – red.)2. De samenwerking gebeurt via verschillende kanalen: het overleg LIN-OND (Leefmilieu enInfrastructuur – Onderwijs), de werkgroep Lerarenopleidingenen de recentelijk gestartestuurgroep Milieuzorg op School (MOS). Dezeoverlegorganen maken deel uit van het <strong>Vlaams</strong>NME-overlegplatform, met vertegenwoordigersvan alle onderwijskoepels, de Onderwijsinspectie,de Dienst voor Onderwijsontwikkeling ende provincies. Dit netwerk wordt gecoördineerddoor de cel Natuur- en Milieueducatie & -informatie(NME&I) van de afdeling Algemeen Milieu-en Natuurbeleid (Aminabel) – (zie bijlage).De diverse hierboven genoemde partners zetelenook in de toekenningscommissie van hetlogo Groene School.Op internationaal niveau is het overleg gesitueerdbinnen de expertengroep van de EuropeseCommissie Milieu en Onderwijs ; deOESO/CERI-werkgroep Environment andSchoolinitiatives.(OESO : Organisatie voor Economische Samenwerkingen Ontwikkeling ; CERI : Centre forEducational Research and Innovation – red.)Het milieuzorgsysteem is geen verplicht pakketin het onderwijs. Het Groene Schoolprojectwordt evenwel aan de scholen aangeboden meteen dubbele doelstelling :– de invoering in de school, zoals in andere"bedrijven", van een intern milieuzorgsysteem;– de scholen helpen bij het nastreven van dedecretaal vastgelegde vakoverschrijdendeeindtermen milieueducatie, die voorlopig alleenzijn goedgekeurd voor de eerste graad.De inspectie stelt echter vast dat de meestescholen hun werking uitbreiden naar detweede en de derde graad, wat in de lijn vanhet verwachtingspatroon ligt.Het klas- en vakoverschrijdend educatief milieuzorgsysteemwerd niet in alle secundairescholen ingevoerd. Doelgroepen zijn het volledigesecundair onderwijs (BuSO, BSO, TSO,KSO en ASO) en de hogescholen. Voor hetTSO-BSO is een aanvullend en aangepast milieuzorgsysteemontwikkeld voor zeven beroepenvelden.(BuSO : buitengewoon secundair onderwijs; BSO : beroepssecundair onderwijs ;TSO : technisch secundair onderwijs ; KSO :


-1451- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001kunstsecundair onderwijs ; ASO : algemeen secundaironderwijs – red.)3. Zelfevaluatie/efficiëntie-evaluatieNa interne evaluatie en bespreking in de betrokkenoverlegorganen is de begeleiding vanafschooljaar 1997-1998 geprofessionaliseerd viabegeleiding door twee gedetacheerde leraren,en uitgebreid vanaf schooljaar 1999-2000 tot vijfgedetacheerde leraren.De NME&I-cel verzorgt de permanente opvolgingen evaluatie van het project.Het groeiend aantal scholen dat vrijwillig in hetproject stapt (+ 40 % – januari 2001) vormteen maatstaf voor de waarde van het aangebodenmateriaal en de aangeboden ondersteuning.Evolutie (globaal + provinciaal) wordt vermeldop de website van de Groene School.Evaluatie en deelnemende scholenDe kwalitatieve evaluatie van de invoering in descholen zelf gebeurt door het toekennen vaneen logo. Dit logo bestaat uit een drieluik. Afhankelijkvan de volgehouden inspanningen ende duurzame integratie van milieuzorg in deschoolcultuur kunnen scholen de drie luiken opeenvolgendkrijgen. Een logocommissie metvertegenwoordigers van de Onderwijsinspectie,de Dienst voor Onderwijsontwikkeling en deonderwijskoepels waakt over de kwaliteit opbasis van vijf criteria : planmatigheid, participatie,communicatie, structurele inpassing, milieueneducatieve resultaten. De scholen zelf moetenook voorzien in een zelfevaluatie.Aantal logo's :– 1998-99 : aantal aanvragen : 33 ; aantal toegekendelogo's : 21 (luik 1) ;– 1999-00 : aantal aanvragen : 63 ; aantal toegekendelogo's : 29 (luik 1) en 11 (luik 2) ;– 2000-01 : aantal aanvragen : 115 ;– logo 1 : 70 ; logo 2 : 35 ; logo 3 : 10.Gedurende de schooldoorlichtingen worden inhet kader van het onderzoek naar de realisatievan de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelendergelijke initiatieven naarhun waarde beoordeeld.Deze voortdurende kwaliteitsbewaking resulteertin een aanpassing en bijsturing van hetmateriaal, de documenten en de instrumentendie op schoolniveau worden gebruikt.Externe evaluatieColev (Communicatieoverleg Leefmilieu Vlaanderen)heeft een onderzoeksopdracht gegevenaan de RUCA – faculteit Economische Wetenschappenm.b.t. het "Ontwikkelen en uittestenvan een methode voor het meten van de impactvan milieucommunicatie". De stuurgroep oordeelteerstdaags over het gebruik van het projectGroene School als testcase om een methodete ontwikkelen die toelaat de impact van eeneducatie-instrument te evalueren. De studie zalafgerond zijn in het najaar 2001. (RUCA : RijksuniversitairCentrum Antwerpen – red.)Het project is bijgewerkt door een drievoudigestudieopdracht (afgewerkt november 2000) :– een aangepast en specifiek "Milieuzorgsysteemvoor TSO-BSO" (VUB) ;– "NME in het TSO-BSO. Onderzoek naar demogelijkheden naar inbedding van NMEvoor BSO en TSO in de lerarenopleiding enin de nascholing" (UIA) ;– "Specifieke NME-activiteiten van NME-ondersteunendeorganisaties naar TSO enBSO" (KU Leuven).(UIA : Universitaire Instelling Antwerpen ; KULeuven : Katholieke Universiteit Leuven – red.)Het aangeboden educatief pakket met bijbehorendsoftwareprogramma wordt door de GroeneSchoolbegeleiders en de NME&I-cel geregeldgeactualiseerd. Een leermiddelencataloguswordt thematisch ontwikkeld. De GroeneSchool-website wordt maandelijks geactualiseerden aangevuld (zie bijlage 2)(http://www.mina.vlaanderen.be/milieueducatie/groeneschool/index.cfm)(Bovenvermelde bijlagen liggen ter inzage bij hetAlgemeen Secretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>,dienst Schriftelijke Vragen – red.)


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1452-Vraag nr. 79van 1 februari 2001van de heer JACKY MAESLandbouwwegen – SubsidieregelingIngevolge het koninklijk besluit van 23 juli 1981kunnen polderbesturen een gewestsubsidie krijgenvoor het vernieuwen van landbouwwegen. De subsidiebedraagt 60 %, en hierop worden ook nogeens 3 % algemene kosten toegekend.De gemeente Koekelare bereidde in samenwerkingmet de Groote Westpolder (Gistel) de vernieuwingvoor van de Kapellestraat in de deelgemeenteZande. De Kapellestraat is een landbouwweg van2,2 kilometer lang en 3 meter breed. We sprekenover een ramingsbedrag van 12 miljoen of een subsidievan ongeveer 7,2 miljoen.Nu verneem ik dat er problemen zijn rond dezesubsidiëring en dat de minister van plan is dezekredieten te heroriënteren. Enkel de dossiers diereeds werden ingediend en waarvan het voorontwerpreeds werd goedgekeurd, zouden nog voorsubsidiëring in aanmerking komen. Het zou geenzin meer hebben nieuwe dossiers in te dienen.1. Klopt het dat deze kredieten worden teruggeschroefd? Zo ja, wat is de motivatie van dezebeslissing ?2. Waarvoor worden deze kredieten dan gebruikt ?3. Welke dossiers komen nog in aanmerking voorsubsidiëring ?4. Kunnen er nog dossiers worden ingediend ? Zoja, tot welke datum ?Antwoord1. In het verleden konden zowel gemeenten alspolders en wateringen een gewestsubsidie krijgenvoor de verbetering van landbouwwegen.Sinds de oprichting van het investeringsfondsvoor de gemeenten bleef enkel nog de subsidiëringsmogelijkheidvoor polders en wateringenbestaan. Deze mogelijkheid werd door een aantalpolders en wateringen in ruime mate aangewendom de landbouwwegen waarover ze debeheersbevoegdheid hadden, te verbeteren. Debeschikbare vastleggingskredieten werden in1999 en 2000 trouwens voor ongeveer 99 %aangewend.Het voeren van een nieuw beleid vergt echterheel wat financiële middelen en impliceert hetin vraag stellen van bestaande uitgavenposten.Binnen het geheel van de beleidsinstrumentendie worden gefinancierd met de kredieten vanhet begrotingsprogramma 61.4 (landbeheer) isde verbetering van landbouwwegen het enigeinstrument dat niet op een brede multifunctionelebenadering is gefundeerd. Daarom werd bijde opmaak van de begroting voor het jaar 2001principieel de beslissing genomen de kredietenvoor de subsidiëring van polders en wateringenvoor de verbetering van landbouwwegen opprogramma 61.4, op een termijn van vier jaar afte bouwen. Tegenover het jaar 2000 werd hetkrediet voor 2001 reeds gehalveerd.Verder wil ik opmerken dat ik momenteel eennieuw subsidiëringsbesluit voor werken op initiatiefvan polders en wateringen voorbereid.Daarin zal onder meer de subsidiëring van deverbetering van wegen die functioneel zijn voorhet waterbeheer worden opgenomen, bijvoorbeeldeen toegangsweg naar een pompgebouw.De nodige kredieten zullen daarvoor wordeningeschreven op programma 61.5 (waterbeheer).2. Tegenover de vermindering van het kredietvoor verbetering van landbouwwegen op programma61.4 met een bedrag van 28 miljoenfrank, staat een toename van 75 miljoen frankvoor kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen,27 miljoen frank voor landinrichingswerkenen 12 miljoen voor beheersovereenkomstenmet landbouwers.3. Van de volgende dossiers werd het voorontwerpgoedgekeurd door de directeur-generaal van deadministratie Milieu-, Natuur-, Land-en Waterbeheer(Aminal) (tussen haakjes : grove ramingsubsidie) :– Watering De Bruggravenstroom : landbouwwegenKoude Keuken, en andere (16.300.000fr.) ;– Isabellapolder : diverse landbouwwegen inAssenede (19.000.000 fr.) ;– Polder van het Land van Waas : Bokstraat enOuden Dijk (8.250.000 fr.) ;– Groote West-Polder : landbouwwegen Mosselstraat,en andere (18.900.000 fr.) ;


-1453- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001– Polder Ghistel-Oost-Over-De-Waere : landbouwwegenVanderkinderenweg, en andere(12.750.000 fr) ;– Polder Noordwatering Veurne : diverse landbouwwegen,Fase 3 (12.000.000 fr.) ;– Polder Noordwatering Veurne : diverse landbouwwegenin Veurne (8.500.000 fr.).Alhoewel de goedkeuring van het voorontwerpgeen juridische verbintenis inhoudt in hoofdevan het <strong>Vlaams</strong> Gewest, lijkt het mij verantwoordtijdens de overgangsfase de nodige kredietenvoor de voormelde dossiers op te nemenin de begrotingen van de jaren 2001 tot en met2004. Deze dossiers komen dus nog voor subsidiëringin aanmerking voorzover de budgettendit zullen toelaten en de juiste procedure binneneen redelijke termijn verder kan worden afgehandeld.De subsidies kunnen pas effectiefworden verleend voorzover rekening wordt gehoudenmet de opmerkingen van de betrokkenprovinciale technische diensten en de administratieAminal, en de nodige vergunningen wordenverkregen.4. Bij de overgangsfase lijkt het mij aangewezenom slechts die dossiers voor subsidiëring inoverweging te nemen waarover in het verledenreeds een standpunt werd ingenomen. Gelet ophet aantal dossiers waarvan het voorontwerpreeds werd goedgekeurd en de daarvoor benodigdekredieten, zullen geen nieuwe dossiersmeer worden goedgekeurd.In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is ersteeds sprake geweest van een reservering van750.000 hectare landbouwgebied.Vanwaar haalt de minister de in haar toespraakvermelde 650.000 hectare ?AntwoordIn mijn openingstoespraak voor Agriflora op vrijdag12 januari 2001 in Gent heb ik de dringendenoodzaak willen benadrukken om de agrarischestructuur duidelijk af te bakenen, teneinde aan desector de nodige rechtszekerheid te verschaffen.Ik heb niets willen afdoen van de reservering van750.000 hectare landbouwgebied zoals bepaald inhet Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De inmijn openingstoespraak vermelde 650.000 hectaremoet worden beschouwd als een verspreking.Ik blijf onverkort staan achter hetgeen staat vermeldover de afbakening van de gebieden van deagrarische structuur in het door de <strong>Vlaams</strong>e regeringgoedgekeurde en daarna door het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>bekrachtigde Ruimtelijk StructuurplanVlaanderen.Momenteel wordt binnen mijn administratie gewerktaan voorstellen voor de afbakening van deagrarische en natuurlijke structuur. Dit gebeurt innauw overleg met mijn collega bevoegd voorRuimtelijke Ordening, minister Dirk Van Mechelen.Vraag nr. 80van 1 februari 2001van de heer JOHAN DE ROOLandbouwareaal – OppervlakteIn haar openingstoespraak voor Agriflora op vrijdag12 januari 2001 in Gent verklaarde de ministerdat men in 2001 de agrarische structuur wenst af tebakenen. In het kader van het Ruimtelijk StructuurplanVlaanderen worden er afspraken vastgelegdvoor alle sectoren die aanspraak maken op deopen ruimte.Tijdens de toespraak zei de minister dat dit inhoudtdat de beoogde 650.000 hectare landbouwgebiedook effectief zullen worden gereserveerd,zodat er meer rechtszekerheid komt op dit terrein.Vraag nr. 85van 8 februari 2001van de heer CARL DECALUWEBosgebieden West-Vlaanderen – OverheidsaankopenKan de minister, in opvolging van mijn schriftelijkevraag nr. 195 van 11 mei 2000, antwoorden op devolgende vragen inzake overheidsaankopen vanbosgebieden in West-Vlaanderen (Bulletin vanVragen en Antwoorden nr. 16 van 30 juni 2000, blz.1595 – red.).1. Heeft de <strong>Vlaams</strong>e overheid sedert juni 2000 nogbossen aangekocht in de provincie West-Vlaanderen? Zo ja, voor welk bedrag en met welkeoppervlakte ?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1454-2. Werden er sedertdien nog nieuwe bosgebiedenin de provincie West-Vlaanderen aangelegd ?Zo ja, op welke locaties en voor hoeveel hectaren?3. Welke particuliere bossen werden in de provincieWest-Vlaanderen sedertdien eventueel nogopengesteld voor het publiek ?4. Werden er door de <strong>Vlaams</strong>e regering sedertdiennog beslissingen genomen voor de verdere aankoopvan bosgebieden in West-Vlaanderen ?5. Welke beslissingen werden er eventueel sedertdiennog genomen inzake de aanleg van nieuwebosgebieden in de provincie West-Vlaanderen ?Antwoord1. Aankopen in de provincie West-Vlaanderensinds juni 2000 : zie bijlage I.2. Dit plantseizoen (winter 2000-2001) wordt doorhet <strong>Vlaams</strong> Gewest 4 hectare bos aangeplantnabij de kleiputten in Roeselare en 5 hectarenabij de Schoendalebocht in Waregem.De provincie plant nu 4 hectare in de Palingbeek(Ieper), 1 hectare in 'tVeld in Ardooie, 1hectare in de Gavers in Harelbeke en 2 hectarenabij de Kemmelberg in Heuvelland.3. Er zijn geen nieuwe subsidiedossiers voor openstellingvan particuliere bossen.4. Voor de dossiers in bijlage II, waarvoor de kredietenop de begrotingsjaren 2000 en 2001 werdeningeschreven en waarbij de commissarissenvan de Comités tot Aankoop van OnroerendeGoederen opdracht hebben gekregen om te onderhandelenmet de eigenaar en eventueel deakte te verlijden, werd tot op heden nog geeninformatie verkregen. De administratie gaatervan uit dat de onderhandelingen met de eigenaarsnog lopende zijn.Om de onderhandelingspositie van de commissarissenniet in het gedrang te brengen, werdende vastgelegde kredieten niet in het overzichtals bijlage II overgenomen.5. Een hernieuwde opdracht werd recentelijk gegevenaan het Aankoopcomité in verband metde aankoop van het stadsrandbos De Preshoekin Kortrijk-Menen.Met de stad Roeselare werd een overeenkomstafgesloten voor volledige beheersoverdrachtvan gronden nabij de Kleiputten. Het gebiedwordt nu beheerd als domeinbos. De eerste aanplantingenwerden reeds uitgevoerd.Een onderzoek naar de aanleg van een stadsrandboswerd opgestart voor het Schoondalbosin Waregem en Wielsbeke.Een analoog project werd opgestart voor destad Roeselare.Bijlage IGemeente Oppervlakte (ha) Bedrag (fr.)Heuvelland 0,6539 426.000Vleteren 0,8362 565.000Houthulst 9,6877 4.750.000Diksmuide 10,5729 7.767.080Totaal 21,7507 13.508.080Bijlage IIGemeenteOppervlakte (ha)Heuvelland 9,8854Westvleteren 8,4612Oostkamp 230,6615Lichtervelde 2,6360Ieper 4,3720Dentergem 8,6432Totaal 264,6593Vraag nr. 87van 8 februari 2001van mevrouw HILDE DE LOBELHuismus – BeschermingOp 6 oktober 1999 heeft de <strong>Vlaams</strong>e Hoge Raadvoor Natuurbehoud een voorstel van VogelbeschermingVlaanderen om het wettelijk statuut vande huismus te verbeteren en zo tot een betere wettelijkebescherming te komen, unaniem goedgekeurd.De Raad richtte op 18 november 1999 een briefaan de minister met het verzoek de gepaste maatregelente nemen. Meer bepaald wordt gepleit voorde opheffing van de mogelijkheden tot bestrijdingvan de huismus zoals opgenomen in de vogelbeschermingswetten.


-1455- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001In haar antwoord van 7 juli 2000 op een schriftelijkevraag van de heer Jan Loones over deze problematiek,verklaart de minister zich bereid om ditvoorstel met de nodige ernst te onderzoeken en"binnenkort" een besluit in die zin aan de <strong>Vlaams</strong>eregering voor te leggen (vraag nr. 244 van 9 juni2000, Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 2 van20 oktober 2000, blz. 212 – red.).Wat is de stand van zaken in dit dossier ?AntwoordIk heb de administratie opdracht gegeven om opbasis van het advies van de <strong>Vlaams</strong>e Hoge Raadvoor Natuurbehoud een voorstel uit te werken totbescherming van de huismus. De administratiemeldt me dat de voorbereidingen om hiertoe eenaanpassing te doen aan het koninklijk besluit van 9september 1981 betreffende de bescherming vanvogels in het <strong>Vlaams</strong>e gewest zijn afgerond.Ik wil van deze aanpassing gebruikmaken om nogeen aantal andere wijzigingen door te voeren. Dezehebben betrekking op mijn streven te komen toteen volledige omzetting naar <strong>Vlaams</strong> recht vanrichtlijn 92/43/EEG, de zogenaamde Habitatrichtlijn,en tot het oplossen van een bevoegdheidsprobleemdat is gerezen naar aanleiding van een arrestvan de Raad van State.In dat arrest van 2 april 1998 heeft de Raad vanState geoordeeld dat een aantal bepalingen van deWaalse vogelbeschermingswetgeving (i.c. het verbodte houden, kopen, verkopen, vervoeren vanEuropese vogelsoorten, voorzover uitheems) instrijd waren met de Bijzondere Wet van 8 augustus1980 op de hervorming der instellingen, en heeftbijgevolg deze Waalse bepalingen vernietigd. Artikel6, 6 1, III, 2° van de Bijzondere Wet bepaalt datde gewesten bevoegd zijn voor de natuurbeschermingen het natuurbehoud, met uitzondering vande invoer, uitvoer en doorvoer van uitheemseplantensoorten en van uitheemse diersoorten enhun krengen.Het hierdoor ontstane juridisch vacuüm betekenteen inbreuk op het EG-verdrag, daar de omzettingvan richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 inzakehet behoud van de vogelstand als onvolledig moetworden beschouwd wegens het ontbreken van federalebepalingen terzake. De federale overheidmoet daarom op korte termijn wetgeving uitvaardigen.Ik acht het raadzaam te wachten op dit federaalinitiatief vooraleer de <strong>Vlaams</strong>e wetgeving te wijzigen,zo niet wordt een nieuw juridisch vacuümlangs <strong>Vlaams</strong>e zijde gecreëerd.Vraag nr. 88van 9 februari 2001van de heer JAN LOONESZwembaden – OntsmettingDe laatste tijd is er een en ander te doen geweestrond de schadelijke gevolgen van chloor voor kinderenbij de ontsmetting van het water in zwembaden.De Vlarem-wetgeving verplicht de uitbaters vanzwembaden het zwemwater dagelijks te zuiverenvan ongewenste organismen. In Vlaanderen gebeurtdat steeds met behulp van chloor (CampingfederatieCKVB – Recreamagazine 16.01.2001).Niettegenstaande mogelijke alternatieven zoals hetgebruik van ozon en UV-straling (ultraviolet), blijfteen bijkomende behandeling met chloor altijd verplichtin Vlaanderen.Binnen het wettelijk kader is er eigenlijk slechtséén alternatief voor de traditionele ontsmetting :zoutelektrolyse. Zoutelektrolyse, een chemischproces waarbij chloor en zuur worden geproduceerduit gewoon keukenzout NaCl (natriumchloride),biedt een aantal voordelen : het NaOCl (natriumhypochloriet)wordt ter plaatse geproduceerd,bijgevolg geen transport, overslag en opslag vangevaarlijke stoffen ; alleen die hoeveelheid welkeeffectief nodig is, wordt aangemaakt ; de chloorgeurwordt aanzienlijk verminderd.De techniek van de zoutelektrolyse heeft echterook nadelen : het vraagt goed opgeleid personeelen het vereist een hoger energieverbruik. Vooraldat laatste is een rem voor de recreatiesector, aangeziende behandeling van het zwemwater samenvaltmet andere piekperiodes in elektriciteitsverbruik.In Nederland, waar deze techniek door de overheidwordt aangemoedigd, werd zoutelektrolyseopgenomen in de lijst van milieu-investeringen die,wegens de voordelen voor het milieu, in aanmerkingkomen voor vervroegde afschrijving (Vamil,of vervroegde afschrijving milieu-investeringen).De campingsector deed navraag bij het Kenniscentrumvoor de Beste Beschikbare Technieken(BBT), dat instaat voor informatieverspreiding


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1456-over milieutechnieken en voor advies aan het departementvan Leefmilieu inzake toekenning vanhet ecologiecriterium aan bepaalde investeringen.Naar verluidt, zouden investeringen die het ecologiecriteriumhalen inderdaad tot 15 % kunnenworden gesubsidieerd. Het BBT-centrum baseertzich trouwens voor adviezen op de NederlandseVamil-lijst. Deze subsidiëring zelf zou worden toegekenddoor het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap,afdeling Natuurlijke Rijkdommen enEnergie.Een aantal sectoren die niet voldoen aan de classificatievoorwaardenvoor uitbating van een hotel,motel of pension, worden echter uitgesloten vandeze subsidiëring. De campingsector is daar éénvan.Campinguitbaters die al plannen hadden in verbandmet zwembaden, mogen die gauw weer opbergenen uitbaters van campings met een zwembadergeren zich dood aan deze ongelijke behandeling.1. Klopt het dat investeringen die beantwoordenaan het ecologiecriterium voor 15 % kunnenworden gesubsidieerd door de <strong>Vlaams</strong>e overheid?2. Klopt het dat bepaalde sectoren, waaronder dekampeersector, geen aanspraak kunnen makenop deze subsidiëring ? Waarom niet ?3. Heeft de minister reeds maatregelen genomenom aan deze ongelijkheid een einde te maken ?N.B. Gelijkaardige vragen werden gesteld aan mevrouwMieke Vogels, <strong>Vlaams</strong> minister vanWelzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen en deheer Renaat Landuyt, <strong>Vlaams</strong> minister vanWerkgelegenheid en Toerisme.AntwoordVoor de onderdelen van deze vraag van de <strong>Vlaams</strong>evolksvertegenwoordiger die te maken hebbenmet de gezondheidsaspecten van de Vlarem-wetgeving,verwijs ik naar het antwoord van mijn collegaminister Vogels, bevoegd voor het gezondheidsbeleid.Voor de onderdelen van de vraag die betrekkinghebben op expansiesteun, moet ik hem meedelendat deze vraag tot de bevoegdheid behoort van ministerVan Mechelen, bevoegd voor Economie, enniet tot mijn bevoegdheid.Het is namelijk de <strong>Vlaams</strong>e minister van Economiedie bevoegd is voor het toekennen van milieusubsidies(expansiesteun op basis van een ecologiecriterium).De expansiesteun wordt opgevolgd door deadministratie Economie (afdelingen EconomischOndersteuningsbeleid en Natuurlijke Rijkdommenen Energie), en niet door de administratie Milieu-,Natuur-, Land- en Waterbeheer (Aminal).De BBT-rapporten worden niet alleen door Aminalgebruikt in het kader van de milieuvergunningverlening,maar ook door de administratieEconomie in het kader van de expansiesteunverlening.Beide administraties zijn dan ook covoorzittervan de stuurgroep.(Antwoord Mieke Vogels : blz. 1417 ; antwoord VeraDua : blz. 1455 – red.)Vraag nr. 89van 9 februari 2001van de heer CHRISTIAN <strong>VAN</strong> EYK<strong>EN</strong>Verbrandingsoven Drogenbos – Stand van zakenEnkele weken geleden heeft de gemachtigde ambtenaarvan de administratie Ruimtelijke Ordening,Huisvesting en Monumenten en Landschappen eenbouwvergunning afgeleverd aan Vlabraver voor debouw van een afvalverbrandingsoven in Drogenbos.Daarnaast heeft de minister aan de pers meegedeelddat voor haar deze verbrandingsinstallatie erniet moet komen.1. Wat is de huidige stand van zaken van dit project?2. Wat is de oplossing die de minister vooropsteltvoor de verwerking van het huisvuil in<strong>Vlaams</strong>-Brabant ?3. Wat is de stand van zaken van de onderhandelingenmet het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ?Antwoord1. De huidige stand van het project "verbrandingsovente Drogenbos" is als volgt.


-1457- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001De CVBA Vlabraver heeft de nodige terreinenverworven in Drogenbos waar de installatie geplandis.De CVBA Vlabraver verkreeg een milieuvergunningop 21 november 1997. Deze milieuvergunningwerd talloze keren in een schorsingsprocedureaangevochten voor de Raad vanState, die de vragen om schorsing alle heeft afgewezen.De Raad dient nog uitspraken te doenaangaande de ingestelde vernietigingsprocedures.De CVBA Vlabraver beschikt sedert 16 november2000 over een bouwvergunning. Hiertegenzijn vijftien schorsingsprocedures ingediend bijde Raad van State en één procedure enkel inverzoek om vernietiging. Deze procedures zijnnog lopende.Intussen heeft het hof van beroep van Brusseleen arrest geveld in kortgeding aangaande dekoppeling tussen bouw- en milieuvergunning.Het hof besloot dat de milieuvergunning van 21november 1997 is vervallen. De minister heeftzich in het verleden reeds in dezelfde zin uitgesproken.Hiertegen heeft de CVBA Vlabravereen procedure ingesteld bij het Hof van Cassatie.2. Net als in andere regio's kunnen in <strong>Vlaams</strong>-Brabantinitiatieven worden genomen inzake decreatie van voorbehandelingsinstallaties. In dezeinstallaties worden uit het restafval nog heel watrecupereerbare fracties gehaald en een hoog calorischeafvalfractie die bij latere verwerkingmeer energieproductie kan opleveren.De gemeenten uit <strong>Vlaams</strong>-Brabant kunnen zichook aansluiten bij deze initiatieven.3. De besprekingen met het Brussels Gewest wordenvanuit het <strong>Vlaams</strong> Gewest in de eersteplaats overgelaten aan de gemeenten en hun afvalintercommunalesin <strong>Vlaams</strong>-Brabant, als deaanbieders van afval.Het <strong>Vlaams</strong> Gewest zal een samenwerking methet Brussels Gewest beoordelen op de specifiekebepalingen van het samenwerkingsakkoorden volgt van nabij de evolutie van de emissiesvan de afvalverbrandingsinstallatie in Neder-Over-Heembeek.Vraag nr. 90van 9 februari 2001van de heer JOHAN DE ROOStudiedagen "vergroening fiscaliteit" – PolitiekestrekkingenOp 16 februari, 9 maart en 30 maart organiseerthet <strong>Vlaams</strong> Overleg Duurzame Ontwikkeling(VODO) met medewerking van het Ministerie vande <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap (Aminal) drie studiedagenover "Vergroening van fiscaliteit : onhaalbarekaart of politieke realiteit ?" (Aminal : administratieMilieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer).Tijdens deze studiedagen worden de SERV (Sociaal-EconomischeRaad van Vlaanderen), deMINA-raad (Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen),experts, enzovoort verhoord. Ook worden opelke studiedag <strong>Vlaams</strong>e politici uitgenodigd.Ik kwam echter tot de vaststelling dat de gevraagdepolitici telkens maar twee strekkingen vertegenwoordigen,namelijk Agalev en SP.1. Welke procedure hanteert men om bepaaldesprekers/politici uit te nodigen ?2. Waarom worden slechts twee politieke strekkingenbetrokken bij deze studiedagen ?Antwoord1 en 2. Het VODO-project "Onderzoek met betrekkingtot verruimd milieubeleid : milieufiscaliteitals hefboom voor een duurzaam beleid"gebeurt op vraag van Aminal in het kader vaninitiatief 171 "Verruimd milieubeleid" van het<strong>Vlaams</strong> Milieubeleidsplan (MINA 2). Vraag iste onderzoeken hoe milieuvriendelijke fiscaliteitkan fungeren als hefboom voor doelstellingenuit het MINA-plan, niet enkel naar theoretischeonderbouwing, maar ook naar besluitvormingen draagvlak, en dit door middel van studiedagen(MINA-plan : Plan voor Preventie enSanering inzake Milieu en Natuur – red.).Bij de uitwerking van het project is VODOervan uitgegaan dat, als fiscaliteit moet bijdragenaan <strong>Vlaams</strong>e doelstellingen, er zeker afstemmingmoet worden gezocht met federale enEuropese fiscale initiatieven. Daarnaast is er uiteraardeen discussie nodig over de bestaande<strong>Vlaams</strong>e milieuheffingen en hun regulerend


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1458-en/of financierend karakter. Het project bevindtzich als het ware op een kruispunt tussen enerzijdstheorievorming, besluitvorming en draagvlakvoor milieufiscaliteit, en anderzijds <strong>Vlaams</strong>e,Belgische en Europese bevoegdheden en initiatievenrond milieufiscaliteit.De uitwerking van het project voorziet in :– drie studiedagen die opgebouwd zijn volgenshetzelfde stramien : in de voormiddag inhoudelijkeuitdieping, in de namiddag duurzaamheidsdebatten.Voor die debatten wordteen methodiek gevolgd die ontwikkeld isdoor de NCDO (Nederlandse Commissievoor Internationale Samenwerking en DuurzameOntwikkeling) ;– het opstellen van een achtergrondpaper voorelke workshop, aan de hand van literatuurstudieen interviews met een aantal sleutelfigurenuit onder andere de academische wereld,administraties, beleid, belangengroepen ;– het opstellen en het verspreiden van eeneindrapport, waarin de resultaten van de studiedagenworden verwerkt.VODO heeft getracht mensen uit te nodigenvan alle (democratische) partijen, maar de politicivan VLD en CVP zijn meestal niet op deuitnodiging ingegaan. Op de tweede studiedagkomt nochtans Fientje Moerman van de VLD,voor de derde dag had de VODO graag iemandvan de CVP gehad, maar de Europese fractieverontschuldigt zich wegens bezoek aan Cyprus(contact met mevrouw Miet Smet). Met deVLD heeft VODO een paar keer contact gehad,maar de gecontacteerden konden of wenstenniet op de uitnodiging in te gaan.Dus de politici die zullen komen zijn :– dag 1 : Bruno Tobback – SP en Johan Malcorps– Agalev ;– dag 2 : Jef Tavernier – Agalev en FientjeMoerman – VLD ;– dag 3 : Kathleen Van Brempt – MEP-SP enuitgenodigd Willy Declercq – VLD (maarnog steeds geen bevestiging van komst ontvangen)en Miet Smet van de CVP (verontschuldiging).Met andere woorden, er is nogeen lege stoel ter beschikking voor een politicus.De keuze voor een vertegenwoordiger van het<strong>Vlaams</strong>e, federale dan wel Europese parlementheeft te maken met de inhoud van de respectievedeelprogramma's.De procedure die is gevolgd, is om in samenspraakmet de werkgroep "federaal beleid" binnenVODO tot een evenwichtige keuze tekomen. Het was dus de bedoeling om iedereendie over dit thema iets kan zeggen, uit te nodigen.Want hoe groter het politiek en maatschappelijkdraagvlak is voor een duurzame ontwikkeling,hoe beter.Vraag nr. 91van 15 februari 2001van de heer PIETER HUYBRECHTSKanaal naar Beverlo – BaggerslibZie :Minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werkenen EnergieVraag nr. 121van 15 februari 2001van de heer Pieter HuybrechtsBlz. 1398AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor de heer Steve Stevaert, minister vice-presidentvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister vanMobiliteit, Openbare Werken en Energie.Vraag nr. 92van 15 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Vlarem II – SkytracersOp 7 januari 2000 werd door de afdeling Milieu-inspectieeen proces-verbaal opgemaakt ten laste vanhet college van burgemeester en schepenen van destad Tongeren. De reden hiervoor was het overtredenvan de Vlarem II-reglementeringen in verbandmet lichthinder : in december 1999 en januari 2000werden twintig skytracers ontstoken zonder dathiervoor tijdig een afwijking werd aangevraagd(schriftelijke vraag nr. 116 van 14 februari 2000 ;Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 11 van 7april 2000, blz. 993).


-1459- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 20011. Wat is de stand van zaken in dit dossier ?2. Zijn er sedert de acties van de minister van november1999 nog analoge overtredingen vastgesteldin verband met skytracers of andere lichthinder?3. Tegen welke gemeenten lopen er processen-verbaalaangaande milieuovertredingen ? Voorwelke overtreding ?Antwoord1. Het dossier werd overgezonden aan het parketvan Tongeren. Het is mij niet bekend welk gevolger door deze dienst aan werd gegeven.2. In verband met het opsporen van lichthinderwerden door de afdeling Milieu-inspectie tweegecoördineerde acties gepland over het gehele<strong>Vlaams</strong>e gewest.In de nacht van 23 op 24 september 2000 werdeen actie gevoerd ter opsporing van illegale skytracersen lasers bij onder meer dancings, discotheken,bioscopen, fuiven en concerten. Bij dezeactie werden negen waargenomen lichtbundelsop eenvoudig verzoek onmiddellijk gedoofddoor de exploitant.Een tweede actie werd uitgevoerd in de nachtvan 4 op 5 november tijdens de "Nacht van deduisternis". Bij elke vaststelling van lichthindergaven de toezichthoudende ambtenaren hun beoordelingover de lichtbron aan de hand vaneen vragenlijst gebaseerd op de Vlarem II-bepalingen.Uit de resultaten blijkt duidelijk dat hetgros van de controles was gericht op bedrijfsterreinenen de er al dan niet bijbehorende parkings(86 %).Daarnaast kwamen zelfs na de actie van september2000 toch nog twee skytracers in werkingvoor. Bij de controles van de twee opgespoordeskytracers werd ter plaatse de raad gegevendeze te doven, hetgeen door de exploitantenwerd opgevolgd. In beide gevallen betrofhet een eenmalige situatie (jongerenfuif).3. De afdeling Milieu-inspectie maakt bij haar optredentegen milieuovertredingen geen onderscheidof deze overtredingen werden begaandoor particulieren of door steden of gemeenten.Er worden hierover dan ook geen afzonderlijkestatistische gegevens bijgehouden.Verder behoort het al of niet instellen van vervolgingop basis van een proces-verbaal tot deverantwoordelijkheden van het parket. Indiende <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger hierovermeer informatie wenst, dient zij zich te wendentot het federale Ministerie van Justitie.Vraag nr. 94van 15 februari 2001van mevrouw MARLE<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong> D<strong>EN</strong> EYNDEZeevogels – OpvangJaarlijks komen aan de <strong>Vlaams</strong>e kust meer dan duizendvogels in aanraking met olievlekken. Eenpaar honderd daarvan spoelen in de winter aan opde stranden.Het vogelopvangcentrum in Oostende vreest dathet dit jaar een drukke winterperiode zal zijn. Indecember waren reeds een aantal dieren aangespoelden voor medische verzorging ondergebrachtin het vogelopvangcentrum. Na een herstelperiodeworden ze overgebracht naar Nederland, waar menover zwembassins met zeewater beschikt. Daarworden ze gehouden tot hun veren weer waterdichtzijn, en dan worden ze opnieuw vrijgelaten.1. Hoeveel vogels zijn er deze winterperiode alaangespoeld ?Is er een stijging vast te stellen van het aantalstookolieslachtoffers ?2. Kan er een oorzakelijk verband worden aangetoondmet scheepsrampen ?3. Welke maatregelen worden genomen om deschade te beperken ?4. Is er een samenwerkingsverband tussen het vogelopvangcentrumin Oostende en het opvangcentrumin Nederland ?5. Wie betaalt de kosten van het vogelopvangcentrum?AntwoordVooraleer een antwoord te geven op de gesteldevragen, wens ik vooraf wat algemene informatiemee te delen met betrekking tot de problematiekvan door olie verontreinigde zeevogels die langs deBelgische kust aanspoelen.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1460-Sinds 1962 loopt een monitoringonderzoek, actueelgecoördineerd door het Instituut voor Natuurbehoud,naar doodgevonden vogels langs de Belgischekust. Bij dit onderzoek wordt jaarlijks in februarihet aantal dode vogels langs de gehele Belgischekust geteld. Vanaf 1993 is dit onderzoek uitgebreidnaar maandelijkse tellingen langs de helekustlijn tijdens het winterhalfjaar, en wekelijksetellingen langs het traject Nieuwpoort-Oostende.Dergelijk onderzoek geeft belangrijke ecotoxicologischeen pathologische informatie over vogels opzee.Vanaf 1962 werden vrijwel ieder jaar honderdenaangespoelde vogels gevonden langs de Belgischekust. Er dient echter te worden opgemerkt dat langniet alle vogels die dood worden gevonden, ookdaadwerkelijk in aanraking zijn gekomen met olie.Afhankelijk van de soort varieerde het percentagemet olie besmeurde vogels in de jaren negentig tussende 3 % en 80 %.Het aantal met olie verontreinigde vogels kangeenszins als een maat worden gezien voor hetwerkelijk aantal olieslachtoffers. Op de eersteplaats zullen lang niet alle vogels die in de Belgischewateren sterven als gevolg van verontreinigingmet olie, uiteindelijk op de Belgische kust aanspoelen.Een onbekend gedeelte zal elders aanspoelen,zinken naar de zeebodem, worden geconsumeerdof volledig worden verteerd. Welk percentagevan de slachtoffers daadwerkelijk op hetstrand aanspoelt en wordt gevonden, is zo goed alsonbekend. Daarnaast is het aantal slachtoffers dataanspoelt afhankelijk van enkele fysische parameterszoals windsnelheid, windrichting, stroming, getijde,jaargetijde en strengheid van de winter. Zoworden vooral bij sterk aanlandige wind veel vogelsgevonden. Enkele soorten zoals steltlopers,futen en de meeste eendachtigen vertonen daarnaasteen correlatie met de strengheid van de winter,waarbij vooral in strenge winters veel vogelsworden gevonden. Tevens bestaan er significanteverschillen tussen de verschillende trajecten langsde Belgische kust met betrekking tot het aantal gevondenvogels per kilometer strand, waarbij vooralop het traject Oostende-Zeebrugge relatief veelvogels worden gevonden.Ondanks deze variatie in het aantal aangespoeldevogels kan het percentage dat met olie is besmeurd,dienen als maat voor de mate van olieverontreinigingop zee.Niet alle soorten blijken even gevoelig voor olieverontreiniging.Vooral duikers, jan-van-genten,zwarte zee-eenden, zeekoeten en alken zijn zeergevoelig, en ook futen en drieteenmeeuwen wordenvaak met olie besmeurd aangetroffen. Vandeze soorten wordt van 42 % tot 99 % gevondenmet olie op het verenkleed. In algemene zin kanworden gesteld dat het percentage met olie besmeurdevogels een duidelijk aflopende trend vertoontsinds 1962. In de jaren zestig lag dit percentagebij de meest gevoelige soorten (duikers, jan-vangenten,zwarte zee-eenden, zeekoeten en alken)boven de 92 %. In de jaren negentig varieerde hetpercentage met olie besmeurde vogels bij dezesoorten tussen de 55 % en 80 %. Bij de meesteminder gevoelige soorten was de daling nog duidelijkeraanwezig.Om concreet op de gestelde vragen te antwoorden.1. Er zijn dit jaar zeer weinig vogels aangespoeld.Tot nu toe zijn er sinds oktober 2000 in het totaal104 vogels geteld. Tijdens de winter1999/2000 zijn er in dezelfde periode 788 vogelsgevonden, terwijl de zoekinspanning vrijwel gelijkis gebleven. Ook ten opzichte van de jarennegentig is het aantal aangespoelde vogels dezewinter zeer laag te noemen.Tellingen vanaf schepen wijzen uit dat de aantallenvogels op zee deze winter in grote lijnenvergelijkbaar zijn met voorgaande jaren. Menzou dergelijke grote verschillen in het aantaldoodgevonden vogels dus niet verwachten. Delage aantallen doodgevonden vogels deze winterhouden zeker verband met de heersendewindomstandigheden. In de winter 2000/2001 iser vrijwel geen harde wind uit noordwestelijkerichting geweest, waardoor de kans op aanspoelenzeer laag is.In de winter 2000/2001 was 14 % van de vogelsmet olie besmeurd, terwijl in de winter daarvoorbij 53 % van de vogels olie op de veren werdaangetroffen. Dit lijkt te duiden op een sterkeafname van de olieverontreiniging. Hierbij moetechter wel rekening worden gehouden met desterk afwijkende soortverdeling in de winter2000/2001. De meeste vogels die dood werdengevonden, betroffen geen echte zeevogels, maartypische kustvogels of vogels die tijdens de trekde kust gebruiken voor de oriëntatie. Wanneermeer in detail wordt gekeken naar de zeekoet,die wel een echte zeevogel is, blijkt dat in dewinter 2000-2001 50 % met olie was besmeurd,hetgeen slechts iets lager is dan het gemiddeldein de jaren negentig (52 %). Er kan dus wordengesteld dat er zeker geen stijging in olievervuilingis vast te stellen.


-1461- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Deze winter (gerekend vanaf 1 januari 2001)werden slechts 25 stookolieslachtoffers binnengebrachtin het Opvangcentrum voor Vogels enWilde Dieren in Oostende. In vergelijking metde vorige jaren is dit zeer weinig. In 2000 warener 142 olievogels op 970 binnengebrachte dieren.In 1999 ging het om 312 stookolieslachtoffersop een totaal van 1.345 binnengebrachtedieren.In de ruim vijftien jaar dat het Opvangcentrumvoor Vogels en Wilde Dieren in Oostende actiefis in de opvang en verzorging van noodlijdendevogels en andere wilde dieren, kan er noch vaneen toename, noch van een afname van het aantalbinnengebrachte stookolieslachtoffers wordengesproken. Het gaat veeleer om groteschommelingen van jaar tot jaar. Wat wel opvalt,is dat de laatste jaren het totaal aantal binnengebrachtedieren spectaculair toegenomenis, namelijk van gemiddeld vierhonderdvogels/jaar naar duizend vogels/jaar.2. Uiteraard bestaat er een oorzakelijk verbandtussen scheepsrampen en stookolieslachtoffers.Denk alleen maar aan de grote rampen metolietanks in de afgelopen decennia, waarbij zeerveel zeevogels om het leven kwamen.Voor de Belgische kust is dergelijk verband totnu toe minder evident aan te tonen. De met oliebesmeurde vogels die de laatste decennia zijngevonden langs de Belgische kust, zijn hoogstwaarschijnlijkin aanraking gekomen met relatiefkleine olievlekken, veelal afkomstig van illegalelozingen. De meeste olievlekken worden inde Belgische maritieme wateren aangetroffen inde buurt van belangrijke scheepsroutes.Vooral zwemmende vogels, maar ook visduikendevogels kunnen in aanraking komen met dergelijkeolievlekken. De met olie besmeurde vogelsondervinden last met vliegen, waardoor zeminder goed aan voedsel kunnen geraken enhebben een slechtere isolatie tegen de kou,waardoor ze hun vetreserves moeten aanspreken.Vrijwel alle met olie besmeurde vogels dielangs de kust worden gevonden, zijn dan ooksterk vermagerd. Daarnaast heeft de olie een directtoxisch effect wanneer hij wordt ingeslikt,bijvoorbeeld bij het poetsen van de veren.3. Maatregelen en controle op zee zijn een federalebevoegdheid.Wanneer er meer dan tien vogels die het slachtofferzijn geworden van olievervuiling op ééndag worden binnengebracht in een erkend opvangcentrumvoor vogels en wilde dieren, wordtdat aan de bevoegde dienst gemeld, namelijk deBeheerseenheid Mathematisch Model (BMM).Deze federale instantie voert dan een patrouilleuit met een controlevliegtuigje en kan indiennodig de Civiele Bescherming inzetten voor debestrijding van aangespoelde olie op het strand.Bij een eventuele grote olievlek op zee kan deMarine worden ingeschakeld om deze te bestrijden.Voor de vogels is het dan meestal al te laat,want het werk van de Marine kan dan alleennog maar de schade van de reeds geloosde oliebeperken.Controles vanuit de lucht alleen zijn zeker nietvoldoende om de lozingen te beperken. Het isook belangrijk dat schepen hun installaties reinigenin havens in daartoe uitgeruste havenontvangstinstallaties.Dit is geregeld in de Marpolconventie,die ook in Vlaanderen van kracht is(Marpol : Internationaal Verdrag ter Voorkomingvan Verontreiniging door Schepen – red.). Eennieuwe Europese richtlijn 2000/59/EG van 27november 2000 over de havenontvangstvoorzieningenvoor scheepsafval en ladingsresiduenmoet worden omgezet in <strong>Vlaams</strong>e regelgeving,waardoor het gebruik van de ontvangstinstallatiesdoor schepen die aanmeren in de <strong>Vlaams</strong>ehavens, beter kan worden afgedwongen.4. Het Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dierenin Oostende werkt samen met het dichtstbijzijndeprofessioneel opvangcentrum in het buitenland,namelijk in Middelburg (Nederland).5. De kosten voor de werking rond opvang vannoodlijdende vogels worden grotendeels gefinancierddoor lidgeld en giften die het opvangcentrumontvangt. Aangezien de activiteitenvan een vogelopvangcentrum een duidelijkeeducative waarde hebben, ben ik van oordeeldat een aanmoediging vanuit de overheid isaangewezen.Vraag nr. 95van 15 februari 2001van mevrouw ANN DE MARTELAERSorteerbedrijven bouw- en sloopafval – RestfractieHet huidige afvalbeleid stelt dat afval zoveel mogelijkmoet worden voorkomen of gerecycleerd. Vervolgensheeft verbranden van afval voorrang opstorten. In dit kader ontstonden er sorteercentravoor bouw- en sloopafval, zoals het bedrijf Celis


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1462-André Containers NV uit Lubbeek. Dit bedrijfslaagt erin tot 83 % van het aangeboden afval terecycleren. De overige 17 % niet-recycleerbaar bedrijfsafvalwordt tot op heden gestort.Inzake de afvoer van deze restfractie bedrijfsafval(weigering op en sluiting van REMO-stort ; weigeringop andere stortplaatsen, de ontheffingsquota,... ) rijzen op korte termijn problemen voor dit bedrijf.Ook zou door de samenstelling van deze fractierestafval, vanwege de hoge calorische waardeen de aanwezigheid van gips- en kalkhoudend materiaal,verbranden in sommige ovens niet directvoor de hand liggen.1. Onderkent de minister het probleem van ditspecifieke sorteerbedrijf inzake de afvoer vandeze restfractie bedrijfsafval ?2. Op welke manier wordt aan sorteerbedrijvendie de hoeveelheid bouw- en sloopafval verminderen,verzekerd dat zij ergens terechtkunnenmet dit restafval ?3. Zijn er voor deze fractie restafval verbrandingsmogelijkheden?Antwoord1. Uitgesorteerd niet-recupereerbaar bedrijfsafvalheeft een gemiddelde calorische verbrandingswaardevan 13,9 GJ/ton (GJ : gigajoule ; giga =10 -9 ; joule = eenheid van energie – red.). De capaciteitvan een verbrandingsinstallatie is afhankelijkvan mechanische en thermische begrenzingen.De begrenzingen zijn vastgelegd in het"stookdiagram", dat de hoeveelheid energie enmassa weergeeft die in de installatie kunnenworden verwerkt en dat aangeeft welke de minimaleen maximale verbrandingswaarden vanhet afval zijn waarbij de installatie nog volgensde specificaties van de fabrikant kan verbranden.Het verbranden van een te grote hoeveelheidafval met een te hoog energetisch gehaltekan schade toebrengen aan de oven en/of deketel. Het stookdiagram wordt door de fabrikantbij de verbrandingsinstallatie geleverd.Algemeen is het zo dat de hoeveelheid afval diede installatie kan verwerken, zal dalen vanafeen zekere energie-inhoud van het te verbrandenafval. De energie-inhoud van het afvalwaarbij deze daling zich voordoet, is verschillendvoor elke installatie, doch is gesitueerdrond de 10 GJ/ton afval.De ovenuitbaters trachten de capaciteit van hunovens maximaal te benutten : men zal er danook naar streven om energierijker afval (bv. uitgesorteerdbedrijfsafval) zodanig te vermengenmet minder energierijk uitgesorteerd huishoudelijkafval (gemiddeld 10 GJ/ton) dat de hoeveelheidafvalstoffen die de oven kan verwerkenniet zal worden beperkt door een te hogeenergetische waarde van het te verbrandenafval. Gelet op de toenemende uitsortering vanhet afval (o.m. de afzonderlijke inzameling vanGFT- en groenafval, een toename van het procentueelaandeel van kunststof en papier in hetrestafval van ondernemingen en van kunststofen laminaten in huishoudelijk restafval), wordteen tendens waargenomen waarbij de energieinhoudvan het te verbranden restafval toeneemt.Ook is het mogelijk om de verbrandingsovenaan te passen/te ontwerpen zodat erafval met een hogere energie-inhoud kan wordenverwerkt zonder de installatie te beschadigen.Voor de verbranding van hoogcalorich afval(voornamelijk restafval dat een aanzienlijkefractie kunststofafval bevat) wordt er soms eenhogere werkingsprijs aangerekend om bovenstaanderedenen. Pleisterkalk kan worden geweerdvanwege de stofvorming in de stortbunkers,wat de kans op een stofexplosie verhoogt.Gipsplaten vallen vaak door de roosters en kunnenaanleiding geven tot verstoppingen in de afvoerinstallatiesvoor de bodemslakken. Bovendienis gipsafval anorganisch en is de verwerkingervan in een verbrandingsoven derhalveniet zinvol. Om misbruiken te voorkomen, wordende verminderde milieuheffingen voor uitgesorteerdefracties enkel toegepast indien een visueleinspectie duidelijk aantoont dat het aangevoerderestafval wel degelijk vooraf grondiguitgesorteerd is, zoals bijvoorbeeld gebeurt inmet sorteercabines/uitleesinstallaties/zeven uitgerustesorteercentra. Uitsorteerbare fractieszoals papier en karton, glas, stukhout, PMD endergelijke mogen niet meer in substantiële hoeveelhedenaanwezig zijn (PMD : plastiek, metaalen drankkartons – red.). Specifieke aanvaardbaarheidscriteriakunnen enigszins variëren tussende verschillende verbrandingsinstallaties.Het door de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigervermelde bedrijf zal de vermelde informatiekennen en er in de praktijk mee worden geconfronteerd.Het bedrijf kan uiteraard op de voorwaardenopgelegd door de verbrandingsinstallatiesinspelen en een fractie aanbieden die snellerkan worden aanvaard (dus anorganische materialeneruit, zeker pleisterkalk en gipsplaten).


-1463- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 20012. Overeenkomstig artikel 5.2.4 van het Vlareamag gesorteerd brandbaar en/of recupereerbaarrestafval niet meer worden gestort (Vlarea :<strong>Vlaams</strong> Reglement voor Afvalvoorkoming en-beheer – red.). Restafval van sorteerbedrijvenvan bouw- en sloopafval kan worden afgevoerdnaar een inrichting vergungd voor de verbrandingvan niet-gevaarlijk bedrijfsafval en vanhuishoudelijk afval. De <strong>Vlaams</strong>e overheid houdtin het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen1997-2001 bij de planning van de beschikbareverbrandingscapaciteit rekening methet te verwachten aanbod van afvalstoffen inVlaanderen.Aangezien de huidige verbrandingscapaciteit inVlaanderen te klein is voor de verwerking vanhet restafval, worden voor de stortplaatsen bijministerieel besluit afwijkingen op de stortverbodenverleend. Door deze afwijkingen wordtde continuïteit inzake afvalverwerking verzekerd,in het bijzonder door de contingenteringaf te stemmen op het aanbod aan afval in hetvoorbije jaar. Ook daar kan het restafval van debetrokken firma dus nog terecht.De lijsten van alle in Vlaanderen vergunde inrichtingenvoor het verwerken van afvalstoffenkunnen worden geraadpleegd op de OVAMwebsite(www.ovam.be, vervolgens klikken bij"databanken verwerkers/ophalers") (OVAM :Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het<strong>Vlaams</strong> Gewest – red.).3. Zie 1.Vraag nr. 97van 20 februari 2001van de heer CHRISTIAN <strong>VAN</strong> EYK<strong>EN</strong>Indaver Grimbergen – GeurhinderOp 22 juni 2000 kreeg de NV Indaver een milieuvergunningvoor het veranderen van de composteerinstallatiegelegen in Grimbergen.In het verleden waren er vanuit Grimbergen en deomliggende gemeenten zoals Vilvoorde nogal watklachten in verband met de geurhinder te wijtenaan het verbranden van afval.1. Zijn er sinds de aanpassingswerken aan de inrichtingnog klachten over geurhinder geweest ?2. Zo ja, wat werd er gedaan om de hinder te beperken?AntwoordEr zijn bij de afdeling Milieu-inspectie van de administratieMilieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheergeen klachten bekend aangaande geurhinder tewijten aan het verbranden van afval bij de composteringsinstallatievan de NV Indaver in Grimbergen.Evenmin werd tijdens talrijke controles door de lokalepolitie en de afdeling Milieu-inspectie<strong>Vlaams</strong>-Brabant ooit vastgesteld dat er bij de NVIndaver afval werd verbrand.Vraag nr. 98van 20 februari 2001van de heer JOACHIM CO<strong>EN</strong>SNitraatrichtlijn – VoortgangsrapportVolgens de Europese reglementering moet er eenvierjaarlijks voortgangsrapport inzake de Nitraatrichtlijnworden opgemaakt.1. Wat was de deadline voor het indienen van hetrapport ?2. Wanneer werd het rapport effectief ingediendbij de Europese Commissie ?3. Wat zijn de belangrijkste conclusies voor Vlaanderenin dit rapport ?4. Welke maatregelen moeten volgens de ministerten gevolge van deze conclusies worden genomen?Antwoord1. In het kader van de Nitraatrichlijn (91/676)dient vierjaarlijks een verslag te worden opgemaakt(artikel 10 van de Nitraatrichtlijn, verderuitgewerkt in bijlage V) waarin de volgende onderdelenworden weergegeven :– een uiteenzetting van het gevoerde preventievebeleid ;– kaarten met aanduiding van de kwetsbaregebieden ;– overzicht van de controleresultaten ;– overzicht van de actieprogramma's.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1464-In maart 2000 publiceerde de Europese Commissie"Reporting Guidelines for members states(art. 10). Nitrates Directive Status and trendsof aquatic environment and agricultural pratice(<strong>EN</strong>V/00083/2000)". Hierin wordt weergegevenwelke informatie in het kader van het verslagmoet worden weergegeven.De verschillende betrokken <strong>Vlaams</strong>e administratievediensten (<strong>Vlaams</strong>e Landmaatschappij –afdeling Mestbank, <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappijen administratie Milieu-, Natuur-, Land- enWaterbeheer, afdeling Water en afdeling Land)werden bij de opmaak van dit verslag betrokken.Het verslag werd in juni 2000 bezorgd aanmijn kabinet.De officiële deadline voor het indienen van hetvierjaarlijks voortgangsrapport was 20 juni2000.2. Het rapport werd ingediend bij de EuropeseCommissie in februari 2001.Alle gegevens werden evenwel digitaal bezorgdaan Haskoning (het studiebureau dat voor deCommissie het onderzoek uitvoert) in juli 2000.In de loop van het jaar werden nog bijkomendegegevens digitaal bezorgd.3. In het rapport wordt vooreerst een evolutieweergegeven van de oppervlaktewater- en degrondwaterkwaliteit in Vlaanderen de voorbijejaren en wordt aangegeven hoe de monitoringvan de verontreiniging door nitraten uit agrarischebronnen in de toekomst zal verlopen. Ookvoor de Noordzee en het Schelde-estuariumworden de resultaten weergegeven. Deze evolutiesworden ook jaarlijks weergegeven in derapporten van de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij.De oppervlakte kwetsbare gebieden werd in hetkader van het tweede actieprogramma uitgebreid.De bepalingen van de Nitraatrichtlijn werdenvolledig – zowel m.b.t. de code van goede landbouwpraktijkals de verplichte maatregelen inde kwetsbare gebieden – in het mestdecreetopgenomen. Het mestdecreet dient door alle<strong>Vlaams</strong>e landbouwers, zowel in kwetsbare alniet-kwetsbare gebieden, te worden nageleefd.In het actieprogramma wordt uitgegaan vanvolgend driesporenbeleid.– Aanpak aan de bron: het mestoverschot reducerenvia aanpak aan de bron, zoals hetgebruik van nieuwe voedertechnieken en efficiëntere,nutriëntenarme voeders, het beredeneerdvoederen via het bijhouden van balansenen afbouw van de veestapel.– Oordeelkundige bemesting: het overschotbenutten op de bodem via oordeelkundigebemesting door het bijhouden van een bodembalansen het controleren van het nitraatresiduna de teelt, via het bewerken vande dierlijke mest, zodat een beterestikstof/fosfaatverhouding in de mest kanworden verkregen die beter is afgestemd opde bodem- en teeltbehoeften.– Mest- en nutriëntenverwerking: het overschotverwerken zonder evenwel het probleemvan het teveel aan stikstof en fosfatente verplaatsen van het compartiment bodemnaar het compartiment lucht en water.4. Het vierjaarlijks rapport dient enkel een toestandsbeschrijvingweer te geven. Op basis vandeze toestandsbeschrijving dient tegen 20 december2001 te worden overgegaan tot een herzieningvan de aangeduide kwetsbare gebieden.Binnen zes maanden dient de Commissie vaneventuele herzieningen op de hoogte te wordengebracht (dus 20 juni 2002).Vraag nr. 99van 20 februari 2001van de heer JOACHIM CO<strong>EN</strong>SNitraatrichtlijn – Afbakening kwetsbare gebiedenDe Europese Commissie heeft reeds twee met redenenomklede adviezen geformuleerd tegen Belgiëin verband met de Nitraatrichtlijn.Eén van de discussiepunten betreft de afbakeningvan zogenaamde kwetsbare gebieden voor nitraatvervuiling.1. Wat is in dit verband de stand van zaken ?Wat zijn de eisen van de Commissie, en welketiming verbindt ze daaraan ?2. Heeft de Commissie sancties in het vooruitzichtgesteld indien Vlaanderen niet tijdig of niet volledigaan deze eisen tegemoetkomt ?


-1465- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Antwoord1. Op de laatste vergadering van het Nitraatcomité(28.2.2001) werd een stand van zaken vande implementatie van de Nitraatrichtlijn voorgelegd.Het Nitraatcomité is een volgens artikel9 van de Nitraatrichtlijn opgericht adviesorgaanvan vertegenwoordigers van de lidstaten en deCommissie.Uit deze stand van zaken blijkt dat België alleverplichte taken in het kader van de Nitraatrichtlijnheeft uitgevoerd: de monitoring van dewaterkwaliteit, de aanduiding van kwetsbare gebieden,het opmaken van een code van goedelandbouwpraktijken, het opmaken van actieprogramma'sen de vierjaarlijkse rapportering. Erwordt echter duidelijk bij vermeld dat dit nietbetekent dat de Commissie deze omzettingenheeft goedgekeurd ("excercise performed butnot necessarily approved by the Commission").Verder vermeldt het overzicht dat een inbreukprocedurevoor België hangende is. Er werdenreeds twee met redenen omklede adviezen geformuleerd.Navraag bij de vertegenwoordigers van deCommissie leerde dat de Europese Commissiein de loop van dit jaar een beslissing zal nemenover een eventuele procedure voor het Hof vanJustitie. Eenzelfde procedure loopt voor Nederland.2. Een procedure voor het Hof van Justitie kannaargelang de omvang van de zaak tussen éénen twee jaar in beslag nemen. Na een veroordelingsarrestkan de Commissie de procedure opgrond van artikel 228 van het EG-verdrag opstarten.De precontentieuze (ingebrekestelling,met redenen omkleed advies) en de contentieuzeprocedures (Hof) samen duren dan ongeveerdrie tot vier jaar. In deze laatste procedure kande Commissie aan het Hof de oplegging van eengeldboete of een dwangsom ten laste van de lidstaatvorderen.Intussen zal de <strong>Vlaams</strong>e regering voortgaan metde afbakening van de kwetsbare gebieden. Inhet kader van de goedkeuring van het plattelandsontwikkelingsprogrammavoor Vlaanderenheeft de <strong>Vlaams</strong>e regering zich geëngageerdom "tegen einde december 2001 belangrijkevooruitgang te boeken in de aanduiding van dekwetsbare zones en in de formulering en de realisatievan de bindende regelgeving van de Nitraatrichtlijn".Vraag nr. 102van 20 februari 2001van de heer HERMAN DE LOORCV FLIP Zottegem – Stand van zakenOmtrent de vestiging en de exploitatie van eenmestopslag van niet minder dan 8.620 m 3 mengmesten 25 m 3 stalmest in de Pandelaarstraat inZottegem is al heel wat te doen geweest.Ondanks het feit dat dit opslagbassin werd aangelegdin een landschappelijk waardevol agrarischgebied en de minister bij beslissing van 29 september2000 de uitbreiding van de hoeveelheid mengmesten stalmest in een foliebassin aldaar heeft geweigerd,ligt dit foliebassin er nog steeds.Heeft de minister al beslist om dit storend element(een "mestodont" van 64,82 meter lang, 35,76meter breed en 2,20 meter diep) in het landschapte doen verwijderen ?Heeft zij daaromtrent al enig initiatief genomen ?Wordt er daarbij voor gezorgd dat de CV FLIP hetlandschap in zijn oorspronkelijke staat herstelt ?AntwoordDe milieuvergunning van de CVBA FLIP – Flanders'Ideal Pig, Pandelaarstraat 8 in Zottegem voorde opslag van 4.900 m 3 mengmest in een foliebassinwerd definitief geweigerd met mijn besluit van29 september 2001.Inmiddels werd de aanwezige mengmest (ongeveer2.000 m 3 ) uit het bassin verwijderd en afgevoerd,zodanig dat kan worden gesteld dat het bassin opdit ogenblik leeg is, met uitzondering van eenniet-uitpompbare bodemlaag.De exploitant houdt het foliebassin momenteelnog in stand, gelet op de stappen die hij alsnog onderneemttot regularisatie.Volgens artikel 2, 1° van Vlarem I wordt het begrip"exploitatie" onder andere gedefinieerd als standhouden van een installatie. In toepassing van artikel65, §1 van Vlarem I kan de burgemeesterambtshalve de nodige maatregelen nemen om deexploitatie stopte zetten.De eigenlijke afbraak van constructies en het herstelvan het landschap behoren niet tot mijn bevoegdheid.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1466-Vraag nr. 103van 23 februari 2001van de heer JOHAN DE ROOHerstructurering adviesstelsel – MINA-raadUit het antwoord van de minister-president opmijn schriftelijke vraag nr. 1 van 5 oktober 2000over de adviesorganen die worden betrokken bijde voorontwerpen van decreet (Bulletin van Vragenen Antwoorden nr. 6 van 19 januari 2001, blz.856 – red.) blijkt dat vooral de MINA-raad, deSERV en de VLOR worden geconsulteerd(MINA-raad : Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen;SERV : Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;VLOR : <strong>Vlaams</strong>e Onderwijsraad).Graag had ik met betrekking tot de MINA-raad devolgende vraag gesteld aan de minister.Hoe wordt de MINA-raad in het kader van de herstructureringvan het adviesstelsel herschikt ?N.B. Een vraag over deze problematiek m.b.t. deVLOR werd gesteld aan mevrouw MarleenVanderpoorten, <strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijsen Vorming, een vraag m.b.t. de SERVaan de heer Dirk Van Mechelen, <strong>Vlaams</strong> ministervan Economie, Ruimtelijke Ordeningen Media.AntwoordDe herstructurering van het adviesstelsel past inhet project "Beter bestuurlijk beleid" voor de herstructureringvan het volledige <strong>Vlaams</strong>e overheidsapparaat.Een insteek hieromtrent is alvast gegeven in hetverslag van de bijzondere commissarissen van 21december 2000.Bij besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 19 januari2001 werd onder andere overeengekomen dat ookhet volledige advies- en overlegstelsel dat bij debeleidsvoorbereiding komt kijken, zal worden geherstructureerd.Het advies- en overlegcircuit moetperfect aansluiten bij het nieuwe organisatiemodelvan de <strong>Vlaams</strong>e administratie, en wordt uit hetoogpunt daarvan – en volgens dezelfde principes– gereorganiseerd.Een versobering van het adviesstelsel zal wordenverkregen door creatie van :– een beperkt aantal "grote" strategische adviesraden,die adviseren over strategische beleidsvraagstukkenen hoofdlijnen van beleid. Erwordt uitgegaan van één strategische adviesraadper ministerie/beleidsdomein ;– optionele tijdelijke adviesraden voor een aan detijd gebonden aandachtspunt of voor een eenmaligeadvisering over een specifiek probleem ;– een klein aantal meta-adviesraden voor beleidsdomeinoverschrijdendeadviesverlening.Ook zal het adviesstelsel worden gestroomlijnd viaeen decretale kaderregeling die de algemene principesvoor adviesverlening vastlegt en voorziet ineen uniforme wijze van inrichting, samenstelling,wijze van adviesverlening, termijnen, werkprogramma,logistieke ondersteuning, enzovoort. Deadviestaak van elk adviesorgaan wordt vervolgensomschreven in een afzonderlijk uitvoeringsbesluit.De MINA-raad zou in de toekomst ofwel kunnenfunctioneren als strategische adviesraad voor hetbeleidsdomeinoverschrijdende karakter van deleefmilieumateries.Er zijn hieromtrent ook reeds gesprekken geweestmet de MINA-raad. Nu wordt de discussie verdergevoerd in diverse werk- en stuurgroepen, bestaandeuit ambtenaren en uit vertegenwoordigers vande <strong>Vlaams</strong>e ministers.Ik kan de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger daaromnu nog geen antwoord geven op zijn vraag hoede MINA-raad zal worden herschikt.Ten slotte kan ik meedelen dat de MINA-raad zichop mijn vraag zelf heeft bezonnen over zijn toekomstals adviesorgaan en een advies heeft uitgebrachtop 7 december 2000 over de opdracht, functieen structuur van de raad.(Antwoord Dirk Van Mechelen : blz. 1498 ; antwoordMarleen Vanderpoorten : Bulletin nr. 12 –red.)


-1467- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001JOHAN SAUW<strong>EN</strong>SVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> BINN<strong>EN</strong>LANDSE AANGELEG<strong>EN</strong>HED<strong>EN</strong>,AMBT<strong>EN</strong>AR<strong>EN</strong>ZAK<strong>EN</strong> <strong>EN</strong> SPORTVraag nr. 89van 1 februari 2001van de heer CARL DECALUWEHeffing leegstand – Kortrijk-Roeselare-TieltKan de minister, naar analogie van schriftelijkevraag nr. 166 van 4 september 2000, antwoorden opde volgende vragen inzake de heffing op leegstandin het arrondissement Kortrijk-Roeselare-Tielt(Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 5 van 5 december2000, blz.670 – red.).1. Kan de minister een overzicht geven van hetaantal woningen dat gewestelijk en dat gemeentelijkwerd geïnventariseerd voor het arrondissementKortrijk-Roeselare-Tielt ?2. Hoeveel vrijstellingen en schorsingen werden inde vermelde gemeenten verleend ?Wat zijn de gronden voor deze vrijstellingen ofschorsingen ?3. Welke van de gemeenten uit dit arrondissementheffen zelf een bijkomende belasting voor leegstand? Hoe groot zijn die opcentiemen ?4. Welke gemeenten schaften naar aanleiding vande gewestbelastingen hun leegstandsheffingenaf ?Antwoord1. In het arrondissement Kortrijk-Roeselare-Tieltzijn er 21 gemeenten waarvoor het gewest de inventarisbeheert. 8 gemeenten (Kortijk, Menen,Waregem, Ledegem, Lichtervelde, Moorslede,Roeselare en Ruiselede) sloten een convenantaf met het <strong>Vlaams</strong> Gewest en beheren zelf deinventarislijsten.Inzake de verstrekte gegevens dient er rekeningte worden gehouden met het feit dat de inventarisgeen statisch gegeven is. Geregeld wordenpanden opgenomen in de lijst, terwijl andereeruit worden geschrapt omdat ze – bijvoorbeeld– worden gerenoveerd of opnieuw wordenbewoond.In het totaal zijn er – momenteel – in het arrondissementKortrijk-Roeselare-Tielt 2.432 gebouwenen/of woningen geïnventariseerd op deheffingslijst leegstand en 349 op de heffingslijstverwaarlozing. Wat de ongeschiktheid betreft,telt de inventaris 137 panden.2. In verschillende stadia van de procedure kunnenvrijstellingen of schorsingen worden verleend.Voor dit arrondissement zijn er momenteel731 schorsingen/vrijstellingen lopende.De meest voorkomende redenen zijn het aanvattenvan renovatiewerken en de overdrachtvan het zakelijk recht. Op deze manier wordthet doel van de kwaliteitsbewaking bereikt, metname het oorspronkelijke probleem dat aan debasis ligt van de inventarisatie wordt verholpen.3. Een gemeente kan besluiten om opcentiemen teheffen op de heffing van het <strong>Vlaams</strong> Gewest.De gemeente beslist zelf hoeveel opcentiemenze heft, variërende van 10 tot en met 100.Indiende gemeente hiervoor opteert, kan ze geen bijkomendebelasting opleggen via een eigen gemeentelijkreglement.De volgende gemeenten opteerden voor hetsysteem van gemeentelijke opcentiemen (de cijferstussen haakjes betreffen het percentage opcentiemen): Avelgem (50), Harelbeke (10),Kortrijk (50), Kuurne (75), Wevelgem (50), Izegem(25), Lichtervelde (100), Moorslede (50),Roeselare (50), Staden (25), Dentergem (50) enTielt (50). De gemeente Ledegem schakeltvanaf het jaar 2002 ook over op het systeem vangemeentelijke opcentiemen.4. Veertien gemeenten beschikten voor het in werkingtreden van het heffingsdecreet over eeneigen reglementering en schaften deze af naaraanleiding van de gewestbelasting. Het gaat omde gemeenten Avelgem, Kortrijk, Kuurne, Wevelgem,Zwevegem, Izegem, Lichtervelde,Moorslede, Roeselare, Staden, Ardooie, Dentergem,Tielt en Wingene.Vier gemeenten hebben momenteel wel nogeen eigen gemeentelijk reglement leegstand enverkrotting, met name Ledegem (tot eind 2001),Meulebeke, Oostrozebeke en Ruiselede.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1468-Vraag nr. 90van 1 februari 2001van mevrouw SONJA BECQSociaal Impulsfonds – Leefbare woonomgevingIn het raam van het sociaal huurbesluit van 20 oktober2000 wordt terecht aandacht gegeven aan deleefbaarheid van de woonomgeving. Een aantalhuisvestingsmaatschappijen, gemeenten en OCMW'sheeft daar nu al aandacht voor.In een aantal gemeenten wordt in het raam van hetSIF (Sociaal Impulsfonds) overlegd, samengewerkten worden afspraken gemaakt. Eventueel wordtéén en ander ondersteund met middelen vanuit hetSIF+-budget of het OCMW-budget.Dit gebeurt wellicht niet overal en niet systematisch.1. Hoeveel en welke gemeenten hebben in hetSIF-overleg vertegenwoordigers van socialehuisvestingsmaatschappijenuitgenodigd en opgenomen?2. Hoeveel en welke gemeenten hebben in hunSIF-plannen aandacht voor de leefbaarheid vande woonomgeving ?Hoeveel en welke gemeenten trekken hiervoormiddelen uit ?Hoe groot is het bedrag per gemeente voor deverbetering van de leefbaarheid en wordt daarvoormet socialehuisvestingsmaatschappijen samengewerkt?Antwoord1. 111 gemeenten vermelden in het SIF-beleidsplan2000-2002 de lokale socialehuisvestingsmaatschappijals lokale actor opgenomen tehebben in de SIF-stuurgroep. Bijlage 1.2. Het sociaal huurbesluit van 20 oktober 2000gaat uit van de visie dat aandacht voor leefbaarheideen integrale benadering vereist. In het sociaalhuurbesluit worden een aantal aspectenvan deze integrale benadering reeds concreetbenoemd, zoals het nastreven van sociale vermenging,het versterken en ondersteunen vansociale netwerken, het informeren van de bewoners,het zorgen voor een structurele inbeddingvan bewonersparticipatie.Een leefbare woonomgeving verondersteltdaarnaast echter ook aandacht voor fysieke aspecten(locatie, woningtypes, gebruik van materialen,enzovoort), de aanwezigheid van collectievevoorzieningen, de ligging ten opzichte vanspeelruimtes, groenvoorzieningen, verkeer, enzovoort.Kortom, deze visie veronderstelt dat lokalebesturen de leefbaarheid van de woonomgevingin een wijk, een straat, ja zelfs in deganse stad (Antwerpen, Gent) zo globaal mogelijkbenaderen.In het kader van het SIF zijn er 67 gemeentendie werken aan de leefbaarheid van de woonomgevingin de ruime betekenis. Met anderewoorden : de geïnventariseerde initiatieven reikenverder dan de opdracht van het sociaalhuurbesluit. Bijlage 2 bevat het overzicht vandeze gemeenten.63 gemeenten trekken hiervoor middelen uit.Bijlage 2 bevat een overzicht van deze gemeenten.Bijlage 2 vermeldt per gemeente een bedragvoor de periode 2000-2002. Dit bedrag komtovereen met doelstellingen die integraal betrekkinghebben op het verbeteren van de leefomgeving,en met doelstellingen waaronder actiesvallen die de leefomgeving ten goede komen.Omdat een SIF-beleidsovereenkomst enkel bedragenvermeldt per doelstelling én niet op actieniveau,kan het vermelde bedrag dan ookenkel maar worden beschouwd als een richtbedrag.Verder wordt in bijlage 2 per gemeenteaangegeven of er wel/niet wordt samengewerktmet de lokale socialehuisvestingsmaatschappij.18 gemeenten werken niet samen met een huisvestingsmaatschappij,terwijl 47 gemeenten weleen samenwerkingsverband hebben.Bijlage 1Gemeenten die een socialehuisvestingsmaatschappijopgenomen hebben in de stuurgroepals sociale actorAarschot Hulshout NinoveAlveringem Ieper OlenAntwerpen Ingelmunster OostkampAnzegem Izegem OostrozebekeAvelgem Kinrooi PoperingeBeernem Kluisbergen PutteBeersel Koekelare PuursBeringen Koksijde RavelsBerlare Kontich RijkevorselBlankenberge Kortemark Roeselare


-1469- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Boechout Kortrijk RoosdaalBoom Kuurne RumstBornem Laakdal SchelleBree Laarne Sint-Gillis-WaasDe Panne Landen Sint-NiklaasDeerlijk Lendelede Sint-Pieters-LeeuwDenderleeuw Lennik Sint-TruidenDessel Leuven StekeneDiepenbeek Lichtervelde TemseDilbeek Lier TienenDuffel Lille TorhoutErpe-Mere Linter VeurneEssen Lochristi VilvoordeGeraardsbergen Lokeren VleterenGingelom Lo-Reninge WervikHaacht Lovendegem WevelgemHamMaasmechelen Wezembeek-OppemHarelbeke Machelen WichelenHasselt Meerhout WillebroekHeist-op-den-Berg Meise WuustwezelHerent Menen ZaventemHerenthout Merelbeke ZedelgemHerne Meulebeke ZelzateHerzele Mortsel ZonnebekeHooglede Neerpelt ZottegemHoogstraten Niel ZwevegemHouthalen- Niewpoort ZwijndrechtHelchterenBijlage 2Gemeenten die aandacht besteden aan de leefbaarheidvan de woonomgevingGemeente Bedrag (fr.) Samenwerkingmet lokalehuisvesingsmaatschappijAalst 94.736.073 jaAarschot 5.093.000 neeAntwerpen 796.500.000 jaAnzegem 1.500.000 onbekendBeringen 21.868.944 jaBilzen 2.126.000 jaBoom 35.009.211 jaBrugge 16.755.912 jaVGC 78.600.000 neeDamme 350.000 neeDeinze 3.330.974 jaDe Panne 3.300.000 jaDendermonde 7.294.704 jaDessel - neeDiest 5.406.000 jaGemeente Bedrag (fr.) Samenwerkingmet lokalehuisvesingsmaatschappijDilbeek 7.875.000 jaDilsem-Stokkem 534.264 jaGeel 6.106.143 jaGenk 249.509.661 jaGent 863.595.000 jaGeraardsbergen 4.436.492 neeHam 3.336.019 jaHamont-Achel 2.465.358 jaHarelbeke 5.740.000 jaHasselt 29.916.468 jaHechtel-Eksel 300.000 jaHeusden-Zolder 8.398.006 jaHerk-de-Stad 300.000 jaHoogstraten 5.228.568 jaKortrijk 50.725.241 jaKuurne 2.016.252 jaKruibeke 12.144.966 jaLanaken 3.686.082 neeLeopoldsburg 1.915.000 onbekendLeuven 166.488.441 jaLokeren 4.500.000 jaLommel 2.055.855 jaMalle 588.738 neeMechelen 181.948.620 jaMeerhout - neeMeeuwen-Gruitrode 750.000 jaMeise 6.172.584 jaMenen 18.396.000 jaMesen 260.000 neeMol 7.500.000 jaNeerpelt 1.698.711 jaOostende 212.150.000 jaOverpelt - neeRetie 2.430.000 jaRonse 43.618.314 jaSint-Amands 110.000 neeSint-Niklaas 3.172.062 neeSint-Pieters-Leeuw 3.314.447 neeStekene 2.500.000 jaTemse - jaTielt 3.090.000 jaTongeren 6.772.000 neeTurnhout 4.558.367 jaVilvoorde 142.718.874 jaVorselaar 2.710.161 jaWetteren 13.365.568 neeWevelgem 1.100.000 jaWichelen ? 3.600.000 jaWillebroek 11.850.000 jaZedelgem 1.500.000 jaZele 20.100.000 neeZemst 11.305.529 nee


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1470-Vraag nr. 91van 1 februari 2001van mevrouw SONJA BECQBreughelproject 2002 – Operationalisering (2)In opvolging van mijn schriftelijke vraag nr. 53 van1 december jongstleden met betrekking tot hetBreughelproject 2002 wens ik nog een aantal aanvullendevragen te stellen (Bulletin van Vragen enAntwoorden nr.8 van 16 februari 2001, blz. 1067 –red.).1. Welke natuur- en bosgebieden en kasteeldomeinenen -parken worden bedoeld in dit project ?Welke vallen reeds onder de <strong>Vlaams</strong>e regeringen welke wenst men aan te kopen/te laten overgedragendoor de federale overheid ?2. Welke ecologische en culturele actoren, instellingenen organismen worden betrokken bij ditproject ?3. Werden extra personeelsleden aangeworven inhet raam van dit project ?Hoeveel statutaire en contractuele personeelsleden,met standplaats Gaasbeek, werden geplandvoor het kasteel Groenenberg voor hetinvullen van de personeelsformatie van hetBreughelproject ?4. Vond er een openbare vacantverklaring plaatszowel voor de leidinggevende, als voor de uitvoerendeondersteunende functies ? Zo ja, inwelke vorm of via welke kanalen ?5. Werd een selectieprocedure opgestart voor deaanstelling van de personeelsleden ?6. Welke theoretische en praktische kennis, bekwaamheden,gewenste capaciteiten en nuttigewerkervaring werden formeel als voorwaardegesteld voor het invullen van de verschillendevacatures (functie- en profielomschrijving) ?7. Hoeveel statutaire en contractuele personeelsleden,met opgave van het niveau, de graad, dedienstanciënniteit, de rang en de schaalanciënniteit,zijn op dit ogenblik effectief werkzaam inhet kasteel van Groenenberg ?8. Welke arbeidsovereenkomst kregen de personeelsledenin contractueel dienstverband : eencontract van bepaalde of van onbepaalde duur ?Werden de contractuelen onderworpen aan eenstage of een proeftijd ?Antwoord1. Het zijn natuur-, bos- en parkgebieden opgenomenin de studie voor "Het sluiten van de groenegordel rond Brussel" van de Katholieke UniversiteitLeuven (ir. Johnny Cornelis en prof.Martin Hermy – september 2000). Hieruitblijkt duidelijk het belang van een aaneengeslotenecologisch netwerk.Er werd vastgesteld dat bij de opmaak van degewestplannen weinig aandacht werd besteedaan het behoud en/of de ontwikkeling van eensamenhangend en functioneel ecologisch netwerk.De creatie van een groen netwerk in de <strong>Vlaams</strong>erand rond Brussel is niet alleen ecologischbelangrijk. Het zorgt ook voor de vrijwaring vande landschappelijk waardevolle open ruimte ener zijn heel wat mogelijkheden op cultuurhistorischen recreatief vlak. Bovendien wordt hierdoorde verdere verstedelijking van de <strong>Vlaams</strong>eRand tegengegaan.De volgende gebieden zijn reeds eigendom vanhet <strong>Vlaams</strong> Gewest :– kasteelpark van Gaasbeek in Lennik– domein Groenenberg in Vlezenbeek– valleigebeid tot Lenniksebaan in Sint-Pieters-Leeuwen aansluitend bij– Gaasbeek/Groenenberg– park Coloma in Sint-Pieters-Leeuw– het Frankveld in Beersel– het Hallerbos – Halle en omgeving– het domein Zevenbronnen in Sint-Genesius-Rode– het domein Boesdaal in Sint-Genesius-Rode– het Schaveyspark in Linkebeek– het Zoniënwoud (op <strong>Vlaams</strong>e gewest, in beheer,niet in eigendom)


-1471- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001– het Tangbeekbos in Grimbergen/Vilvoorde– het natuurreservaat de Wolfsputten in Dilbeek.Volgende gebieden wenst men aan te kopen,vertrekkende vanuit deze belangrijke bestaande"groenkernen" :Zone 1 : BreughelvalleiDe Breughelvallei strekt zich uit vertrekkendevan het kernpunt gevormd door het park vanGaasbeek en Groenenberg, via de Laarbeekvallei,de Molenbeekvallei en de watermolen vanSint-Anna-Pede tot de kerk van Sint-Anna-Pede, en verder via een uitgestrekt natuurgebiedaan de Ninoofsesteenweg (omgeving Sint-Annakasteel).Het is een aaneengesloten groenstructuur die inhoofdzaak natuur-, bos- en parkgebiedenomvat, met een lengte van ongeveer 8 kilometer,aangevuld met een aantal groene stapstenennaar het omliggend landschap (domein de NeufCourts in IJzeringen, de domeinen van Oplombeeken Kesterheide in Gooik). Het gaat hierover bijkomdende verwervingen van 174 hectare,gespreid over vier jaar.Zone 2 : zone Hallerbos – ZoniënwoudDe zone Hallerbos – Zoniënwoud heeft als belangrijksteankerpunt het Zoniënwoud, hetgrootste bos van Vlaanderen, gesitueerd tenzuidoosten van Brussel. Er zijn historische uitlopersnaar Zevenbronnen (Sint-Genesius-Rode). Vanuit Zevenbronnen wordt het Zoniënwoudopnieuw verbonden met het Hallerbos,om zo verder te gaan tot aan het Lembeekbos,dat zich op de taalgrens bevindt. Al dezeankerpunten vormen historisch gezien een eenheid,daar zij eertijds tot hetzelfde grote kolenwoudbehoorden.Het is een aaneengesloten groenstructuur die inhoofdzaak natuur-, bos- en parkgebiedenomvat, met een lengte van ongeveer 11,5 kilometer.Tot en met het park van Tervuren is ditongeveer 25 kilometer. Het gaat hier over bijkomendeverwervingen van 515 hectare, gespreidover vier jaar.Zone 3 : zone Grimbergen – Bos van AaZone 3 heeft als ankerpunt het vliegveld vanGrimbergen en maakt verbindingen met hetTangbeekbos in Vilvoorde, met een uitloper inSterrebeek (gebied ter Meren). Vanuit Grimbergenworden verder ook een aantal verbindingenen stapstenen gecreëerd naar het Bosvan Aa en het gebied rond de visputten vanWeerde.De zone bestaat deels uit een aaneengeslotengroenstructuur die verder wordt aangevuld meteen aantal stapstenen. Het geheel omvat inhoofdzaak natuur-, bos- en parkgebieden, meteen lengte van ongeveer 7,1 kilometer. Het gaathier over bijkomende verwervingen van 129hectare, gespreid over vier jaar.Het totale verwervingsprogramma bedraagt 815hectare, gespreid over vier jaar. De financieringvan de aankopen gebeurt binnen de regulierebegroting van de administratie Milieu-, Natuur-,Land- en Waterbeheer.Volgende gebieden zijn nog in handen van defederale overheid en komen in aanmerkingvoor overdracht.Kasteel Groenendaal, priorij en omgevingNaast het historisch belang, vooral door de mysticusJan Van Ruusbroec, wiens geschriften aande Groenendaalse gemeenschap grote vermaardheidzouden schenken en van groot historischbelang zijn voor onze Nederlandse taal,zijn de priorij en omgeving ook van strategischbelang, hetgeen volgt uit de ligging, met namede smalle strook die het Brusselse gewestscheidt van het Waalse gewest. Zij worden omgevendoor het Zoniënwoud, dat nu reeds in beheeris bij de afdeling Bos en Groen.Er dient te alle prijzen te worden vermeden datwanneer een openbare verkoop zou plaatsvinden,een enclave zou worden gecreëerd binnenhet Zoniënwoud met zonevreemde bestemmingen.Een dergelijke evolutie zou de duurzameontwikkeling van het gebied ten zeerste hypothekerenen de belangen van het <strong>Vlaams</strong> Gewestschade toebrengen.ZoniënwoudHistorisch belangHet Zoniënwoud, gelegen ten zuidoosten vanBrussel, is ongetwijfeld het grootste beukenbosvan Vlaanderen. Het gewest oefent hier wel alhet beheer uit, maar is nog geen eigenaar, en ditin tegenstelling tot de zones gelegen in het


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1472-Brusselse en het Waalse gewest, waarvan deoverdracht gebeurde bij de koninklijke besluitenvan 20 september 1991 (naar het BrusselsGewest) en 21 april 1999 (naar het Waals Gewest).Strategisch belangHet Zoniënwoud is ongetwijfeld de belangrijkstegroene ruimte binnen de rand rond Brussel.Het is met zijn 2.454 hectare de hoeksteen vande groene gordel en is op botanisch gebied enop het vlak van natuurbehoud een van de belangrijkstegroene ruimten van Vlaanderen, endit vooral door zijn oppervlakte en zijn grotebiodiversiteit.Renbaan van GroenendaalHistorisch belangDe renbaan van Groenendaal is ontstaan in1875. Voor de aanleg van deze renbaan werd 47hectare van het Zoniënwoud ontbost en voor deoefenrenbaan 22 hectare. Het waren concessiestoegekend aan privé-personen die zich kondenverheugen op koninklijke belangstelling.Strategisch belangDe renbaan van Groenendaal, evenals de oefenrenbaanmaken integraal deel uit van het Zoniënwoud.Het zijn echte enclaves in het bos,waarop door het faillissement van de renbaanen het stilleggen van de paardenrennen eenspontane, natuurlijke vegetatie is ontstaan dieintegraal dient te worden bewaard. Deze spontanevegetatie dient aangevuld te worden metautochtone beplanting, zodat het Zoniënwoudop deze plaats zijn bestemming van bosgebiedkan herwinnen.Zolang de overdracht niet gebeurd is, zullen allerleispeculatieve (Franstalige) groepen blijvenijveren voor andere doeleinden dan bosgebied(wat ontoelaatbaar is), en worden de <strong>Vlaams</strong>ebelangen geschaad.Park van Tervuren en omgevingHistorisch belangHet park of de warande is een zomerresidentiegeweest van onze hertogen, vorsten en gouverneurs.Het beslaat een oppervlakte van ongeveer225 hectare. De oorsprong van het domeingaat minstens terug tot de dertiende eeuw. In1749 koos van Karel van Lorreinen Tervuren uitals zomerresidentie en liet de tuinen verfraaiendoor de architect J.A. Anneessens.Strategisch belangHet Park van Tervuren met de Franse tuin en deomgeving maken integraal deel uit van het groteregebied van het Zoniënwoud. Op dit ogenblikis het Park van Tervuren nog nationaal enwordt het beheerd door de federale Regie derGebouwen. Dit beheer laat niet alleen veel tewensen over, maar er worden ook een aantalbestemmingen in het park opgenomen die hetgeheel zwaar hypothekeren.MeiseHistorisch belangHet schitterende landschapspark van de Plantentuinis 93 hectare groot en herbergt uitzonderlijkerijke plantencollecties. Het domein vanBoechout stamt uit de twaalfde eeuw. De vierkantedonjon, de “toren van Godfried met deBaard”, is veertiende-eeuws. Koning Leopoldkocht het park aan in 187 en een jaar laterkocht hij het aangrenzende domein van 43 hectare,als verblijf voor zijn zuster, keizerin Charlotte.Strategisch belangHet park van de Plantentuin is een belangrijkegroene ruimte binnen de rand rond Brussel. Hetis de enige dergelijke ruimte tussen Dilbeek enGrimbergen, en dus noodzakelijk voor het sluitenvan de gordel aan de noorderzijde. Naasthet duidelijke belang als groene ruimte, is erook het belang op botanisch gebied.Zo bevat het herbarium een archief met meerdan drie miljoen specimen. Dit is van onschatbarewaarde met de ontwikkeling van de gentechnologie.Op termijn zal het vermoedelijkmogelijk worden uitgestorven soorten opnieuwte introduceren. De plantenverzameling bestaatuit 17.000 soorten en 36.000 introducties, waardoorzij tot de top-7 van de wereld behoort. Eris ook een bijzonder waardevolle bibliotheek,met unieke werken.2. Het Breughelproject is een totaalproject metvele dimensies, waarin alle betrokken administratiesen openbare instellingen op een geïntegreerdewijze samenwerken. Het project wordtgeïntegreerd in één concept ingeleid, gecommu-


-1473- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001niceerd en gepromoot naar de bevoegde overhedenen administraties en naar een zeer breedpubliek : één ecologisch-culturele symbiosemoet worden nageleefd.Aldus kan dit project een uitzonderlijke ecologische,culturele en toeristische attractiepoolworden, in eerste instantie voor Vlaanderen,maar ook voor de nabijwonende Brusselaars,Frans- en anderstaligen, en uiteraard voor toeristenuit de hele wereld.Het geïntegreerd concept van het project is gesitueerdop volgende vlakken.AminalBinnen Aminal : een geïntegreerde werking tussennatuur, bossen en parken. De groene randdient zich aan als een continuüm van groen, gevormddoor groengebieden met een eigen aarden functie, elkaar aanvullend en beschermend.CultuurHet uitbouwen van een gecoördineerde, dynamische,<strong>Vlaams</strong>e en internationale cultureleprogrammatie in de kastelen en domeinen vanGaasbeek, Groenenberg en Coloma, alsmede inde nog over te dragen of te verwerven gebouwen,in samenspel met de culturele centra in de<strong>Vlaams</strong>e Rand. De symbiose tussen de cultureleen de ecologische dimensie, aangevuld met eenactief cultuurhistorisch en toeristisch beleid, zalop deze manier een aanzienlijke meerwaardecreëeren.VZW De RandUitwerking van dit project moet worden ingebedin de globale <strong>Vlaams</strong>e strategie voor derand rond Brussel. De VZW De Rand moetderhalve actief worden betrokken bij de verdereconceptualisering. De taalpolitieke dimensievan dit project is niet onbelangrijk.Toerisme VlaanderenIs betrokken bij dit project op basis van de deskundigheidinzake de communicatie en de promotienaar het buitenland toe. Voorts moet hetBreughelproject worden ingebed in het toeristischmacroproduct “Groen Vlaanderen”, hetkan aldus het prototype worden van de netwerkvormingdie kan ontstaan tussen regionaleen/of thematische groengebieden.Tevens kan Toerisme Vlaanderen promotiecampagnesvoeren die het verband leggen tussenecologie, cultuur en toerisme. Toerisme Vlaanderenkan eveneens zorgen voor een afstemmingen voor de promotie van één gecoördineerden geïntegreerd wandelpad- en fietsrouteplanin het Pajottenland en in <strong>Vlaams</strong>-Brabant.<strong>Vlaams</strong>-Brabant, steden en gemeentenIn het totaalconcept van het project kunnen ookdomeinen worden opgenomen van andereopenbare besturen. Een kerndomein daarbij ishet domein van Huizingen, eigendom van enbeheerd door de provincie <strong>Vlaams</strong>-Brabant.Verder zijn een reeks domeinen in eigendomvan steden en gemeenten potentieel inpasbaarin het project, gelet op hun strategische waardevoor het sluiten van de groene rand. Het domeinRolleveld in Vilvoorde, het Kasteel vanBeersel en het Herman Teirlinckhuis in Beerselzijn voorbeelden daarvan.VDAB – TewerkstellingHet beheer en onderhoud van de bestaandeparken en de geplande verwerving van grotepartijen bos- en natuurgebied vereisen een bijkomendetewerkstelling van groene vaklui. De<strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddeling enBeroepsopleiding (VDAB) meent hierop tekunnen inspelen door het ontwikkelen (in samenwerkingmet de afdeling Bos en Groen enhet Educatief Bosbouwcentrum Groenendaal)en organiseren van opleidingspakketten voorlaaggeschoolden tot polyvalent groenarbeider.De diversiteit van het gebied Gaasbeek-Groenenberg,met zijn museumtuin, de aansluitendenatuurgebieden, de aanwezigheid van en de samenwerkingmet de technische onderhoudsdienstenvan de afdeling Bos en Groen, makende locatie uitermate geschikt om een dergelijkopleidingsprogramma op te zetten.3. De <strong>Vlaams</strong>e regering keurde het Breughelprojectgoed op 21 januari 2000. In het goedgekeurdeproject werd, gelet op de omvang en het interdepartementalekarakter, een personeelsformatieopgenomen voor de invulling en uitwerkingvan de "groenprojecten". Hier werd één B-functie (landschapsdeskundige) vooropgesteld.Voor de personeelsinvulling m.b.t. de functioneringvan het kasteel Groenenberg werd voorzienin een voltijdse baliefunctie, gecombineerd


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1474-met administratieve taken. Hiervoor werdentwee VTE’s vooropgesteld van niveau C, waarvaner op dit ogenblik één effectief in dienst is(VTE : voltijds equivalent – red.). Voor detweede functie wordt de wervingsprocedure opgestart.Ten behoeve van het onderhoud en de herstellingenvan het kasteel en alle nevengebouwen,inclusief het infocentrum Gaasbeek, werd in éénVTE niveau C voorzien. Zij hebben allen standplaatskasteel Groenenberg in Sint-Pieters-Leeuw.Naast de personeelsformatie m.b.t. de groenprojectenwerd terzelfder tijd ook de personeelsformatievoor een "projectteam" goedgekeurd ,bestaande uit :– 1 projectcoördinator, A4, secretaris-generaal– 1 directeur culturele programmatie en communicatie,A2, directeur– 1 secretaris van de projectcoördinator, C2,hoofdmedewerker– 2 C-ambtenaren, C1, medewerker– 1 E-ambtenaar, E1, chauffeurOpmerkingDe projectcoördinator en zijn secretaris komenvanuit de administratie Cultuur en worden alsdusdanig niet als extra personeel in het raamvan het Breughelproject beschouwd. Voor de invullingvan de acht resterende betrekkingenwerden géén statutaire en/of contractuele personeelsledenmet standplaats Gaasbeek voorhet kasteel Groenenberg gepland.4. Voor de ondersteunende functies in het kadervan de uitwerking van de groenprojecten (Bfunctie),de baliefunctie en onderhoudsfuncties(C-medewerkers) werd een openbare vacantverklaringgedaan via de afdeling Wervingen enPersoneelsbewegingen van het departement AlgemeneZaken en Financiën. De arbeidsmarktwerd aangesproken via de sollicitiedatabankvan de afdeling Werving en Personeelsbewegingenen via de WIS-computer van de VDAB.(WIS : Werkinformatiesysteem – red.)Voor het projectteam werd als volgt te werk gegaan.1 projectcoördinatorDeze opdracht werd bij besluit van 21 januari2000 door de <strong>Vlaams</strong>e regering toevertrouwdaan een secretaris-generaal. Dit besluit verscheenin het Belgisch Staatsblad van 23 november2000.1 directeur culturele programmatie en communicatieDeze directeur werd aangesteld met een contractvan onbepaalde duur, op basis van zijnvroegere beroepsloopbaan. In de praktijk is hetevenwel zo dat hij bij het directoraat-generaalvan de administratie Cultuur wordt ingezet voorde behandeling en opvolging van de dossiers"internationale culturele projecten". Binnen hetBreughelproject werd zijn betrekking via eencontract van bepaalde duur (van 01.09.2000 t/m31.12.2000) ingenomen door een vervanger.1 hoofdmedewerkerVia een besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 5april 2000 werd deze als secretaris van de projectcoördinatoraangesteld.2 medewerkersIn juni 2000 gaf ik mijn akkoord voor een wervingsmachtigingvan één C1-medewerker meteen contract van onbepaalde duur. De selectiegebeurde door Jobpunt Vlaanderen. Op 16 november2000 is betrokkene in dienst getreden.De tweede betrekking van C1-medewerker ismomenteel nog onbezet.1 chauffeurOorspronkelijk zou deze betrekking via het systeemvan de "startbanen" worden toegewezen.De kandidaat moest dus werkzoekend zijn enjonger dan 30 jaar. De periode van tewerkstellingduurt één jaar. De VDAB heeft deze vacaturesvoor de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap in augustus2000 openbaar gemaakt (WIS-computer).Aangezien er niemand reageerde om via hetsysteem van de "startbanen" deze betrekking inte vullen, ging ik akkoord om deze betrekking


-1475- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001via een contract van onbepaalde duur te lateninnemen. Betrokkene werd met ingang van 8 januari2001 aangeworven.5. Voor de selectieprocedure van het projectteamverwijs ik naar het antwoord op vraag 4.Voor de overige betrekkingen is het zo dat, voorde aanwerving, de volgende procedure werd gevolgd: een preselectie, een schriftelijke proef enselectie-interviews door een selectiecommissie.Als voorbereiding op de selectie-interviewswerd een evaluatierooster opgesteld met voorafbepaalde aandachtspunten. Dit instrument werddoor de selectiecommissie gehanteerd tijdensde gesprekken, en bij de deliberatie van de kandidatenna de gesprekken. Per kandidaat werdhet evaluatierooster ingevuld na het selectiegesprek.Elke beoordeling en beslissing werd bijconsensus genomen.De structuur van het interview was voor iederekandidaat op dezelfde manier opgebouwd :– verwelkoming en voorstelling van het selectiepanel– voorstelling van de kandidaat– bespreking van het ontworpen plan– bevraging van de materiedeskundigheid ende affiniteit met het werkveld– bespreking van het curriculum vitae en deberoepservaring– bespreking van de persoonlijke competenties– bespreking van de motivatie voor de functieen interesse in het project en andere motivatieaspecten(bv. beschikbaarheid, verwachtingenm.b.t. functie, ...)– eventueel behandeling van de vragen van dekandidaten zelf.Veel aandacht werd besteed aan de informatieover de eigenlijke functie zelf, om een zo grootmogelijke match tussen kandidaat en functie tebewerkstelligen en om te vermijden dat valseverwachtingen werden geschapen (vnl. omtrentformele aspecten van tewerkstelling, uitvoerendeactiviteiten, occasioneel avond- en weekendwerke.d.).6. De functie- en profielomschrijving was de volgende.Landschapsdeskundige – niveau BInhoud van de functie : de functie omvat hetvoorbereiden en uitwerken van diverse groenprojectenin de domeinen van de groene randrond Brussel.De landschapsdeskundige staat in voor :– voorbereiden van aankoopdossiers (Kadaster,opmetingen, terreininventarisatie, ...)– opmaken van ontwerpen– begeleiding bij de uitvoering van de ontwerpen– mee verzorgen van communicatie, promotieen educatie van de groendomeinen in degroene rand rond BrusselFunctievereisten– diploma landschapsdeskundige– een opleiding stedenbouw is een pluspunt– leidinggevende kwaliteiten (vergaderingen,beheers- en adviescommissies, leiding vaneen ploeg medewerkers, ...)– zelfstandig kunnen werken– communicatieve kwaliteiten– actieve talenkennis : Nederlands, Frans, Engels– passieve talenkennis : Duits– actieve kennis pcBaliefunctie – medewerker – niveau CInhoud van de functie : de functie omvat hetverzorgen van de ontvangst in het kasteel Groenenbergen in de diverse andere domeinen vande groene rand rond Brussel.De verantwoordelijke-ontvangst staat in voor :– het bijhouden van de agenda van het kasteelGroenenberg


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1476-– het uitvoeren van allerhande administratievetaken– het kwaliteitsvol ontvangen van zowel de individuelebezoeker als de bezoeker ingroepsverband– het verstrekken van alle informatie aan deindividuele of de groepsbezoeker– het verkopen van tickets voor de diverse domeinen– het registreren van reserveringen van bezoekenin groepsverband– het organiseren van gidsbeurten wanneeraangevraagd– het op eigen initiatief aanvullen van informatiemateriaalin het bezoekerscentrum– de verkoop van informatie en toeristischeproducten in het bezoekerscentrumFunctievereisten– diploma hoger secundair onderwijs– zelfstandig kunnen werken– organisatorische kwaliteiten– communicatieve kwaliteiten, vooral mondeling– klantvriendelijke houding– actieve talenkennis : Nederlands en Frans– passieve talenkennis : Engels en Duits– kennis pc (Word, Excel)Technicus – niveau CInhoud van de functie : de functie omvat hettechnisch onderhoud en de technische controlebinnen het ontvangst- en bezoekerscentrum vande <strong>Vlaams</strong>e groene rand rond Brussel.Staat in voor :– dagelijks onderhoud van de gebouwen en detechnische intallaties ervan– het snel en adequaat optreden bij defecten– controle en toepassing van de veiligheidsvoorschriften– technisch onderhoud van het machinepark– technisch onderhoud van het parkmeubilairFunctievereisten– opleiding technisch onderwijs (elektronica,elektriciteit, mechanica)– organisatorische kwaliteiten– zelfstandig kunnen werken– kennis pcDirecteur (projectteam) – niveau AInhoud van de functie : de functie omvat deconceptualisering en de uitwerking van het globaleculturele luik alsmede de coördinatie vande communicatiestrategie van het Breughelproject.Staat in voor :– planning, uitwerking en opvolging van deculturele projecten en evenementen in hetkader van het Breughelproject– coördinatie van de culturele initiatieven encontacten met alle culturele actoren diewerkzaam zijn in de regio van het Breughelproject– coördinatie en begeleiding van het globalecommunicatieplan, promotie, representatieen uitstraling van het BreughelprojectFunctievereisten– academisch niveau met bewezen terreinkennis,ervaring en leidinggevende kwaliteiten– grote terreinervaring in en met de levendecultuur sector– grondige voorkennis van het culturele werkveldin het betrokken werkingsgebied– grondige kennis en terreinervaring inzakemarketing en corporate communicatie, promotieen publiekswerving, pers- en mediacontacten


-1477- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001– performant netwerk naar de politieke, administratieveen culturele instellingen en organisaties– zelfstandig functionerend en proactief initiatiefnemendmet projectmatige aanpak– creatief en flexibel– een zekere rijpheid en soepelheid inzakemenselijke contactvaardigheid, zowel in formeleals in informele ontmoetingsmomenten– taalvaardigheid, zowel schriftelijk als mondeling– actieve talenkennis van het Nederlands,Frans en EngelsHoofdmedewerker (projectteam) – niveau CInhoud van de functie : instaan voor het uitvoerenvan de diverse secretariaatstaken voor deprojectcoördinator en het administratief uitwerkenen opvolgen van projectsubsidies.Staat in voor :– materiële voorbereiding van vergaderingenen opmaak van documenten en notulen– kunnen leiding geven aan een ploeg medewerkers– verdelen en opvolgen van opdrachten– uitvoeren van allerlei administratieve taken– budgettaire opvolging van de projectdossiers– mee instaan voor de begrotingsopmaakFunctievereisten– diploma hoger secundiar onderwijs– zelfstandig kunnen werken– kennis van pc (Word, Excel, Access)– beschikken over organisatorische en communicatievekwaliteiten– beschikken over de nodige discretie– zin hebben voor een klantvriendelijke engoede dienstverlening– grondige taalvaardigheid, zowel mondelingals schriftelijkMedewerker (projectteam) – niveau CInhoud van de functie : uitvoeren van allerhandeadministratieve taken, verwerken en rapporterenvan gegevens, notuleren van vergaderingenen mee instaan voor de ontvangst van bezoekers.Staat in voor :– allerlei informatie aan interne en externeklanteninvoeren en actualiseren van gegevensbestandenen bijhouden van klassementen– uitvoeren van administratieve taken in voorbereidingtot en in uitwerking van projectdossiers– verwerken van inkomende en uitgaandebriefwisseling– notuleren van vergaderingenFunctievereisten– Zelfstandig kunnen werken– kennis van pc (Word, Access, Excel)– taal- en communicatievaardigheid– zin voor een klantvriendelijke en goededienstverlening– beschikken over de nodige soepelheid, ordeen organisatietalent– indien nodig, beschikbaar zijn buiten de"normale" werktijdenChauffeur (projectteam) – niveau EInhoud van de functie : instaan voor het vervoervan personen, materiaal en/of dringendestukken. Daarnaast instaan voor het onderhoudvan de dienstwagen en tijdens de wachtbeurtenlogistieke en (eventueel) administratieve ondersteuningbieden.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1478-Staat in voor :– uitvoeren van opdrachten van de projectcoördinator– wagen(s) onderhouden en schoonmaken– estafette tussen Groenenberg en kabinettenen/of de administratieve diensten in Brussel– inspringen bij werkoverlast en eventueel afwezigecollega’s vervangenFunctievereisten– beschikken over een geldig rijbewijs– kennis van de wegcode– minimale algemene kennis van bijvoorbeeldeen tweede taal– beschikken over een hoge mate van veiligheidsbesefen stiptheid– zelfstandig kunnen werken7. Het personeelsbestand van het Breughelproject ziet eruit als volgtAantal Graad Niveau en Salaris- Anciënniteitrang schaalGraad Dienst Niveau SchaalStatutair 1 * Projectcoördinator A-A4 A411 1.4.1999 1.6.1982 1.6.1982 1.6.19931* Hoofdmedewerker C-C2 C212 1.7.1982 1.7.1982 1.7.1982 1.1.1993Contractueel 1** Directeur cultureleprogrammatie encommunicatie1 Deskundige B-B1 B111 29.5.2000 6 jaar 29.5.2000 -nuttigedienstanc.1 Medewerker C-C1 C111 1.5.2000 1.5.2000 1.5.2000 -(balie)1* Medewerker C-C1 C111 16.11.2000 19.12.1984 16.11.2000 -metonderbreking1 Technicus C-C1 C111 29.5.2000 29.5.2000 29.5.2000 -1* Chauffeur E-E1 E121 8.1.2001 8.1.2001 8.1.2001 -* zijn tewerkgesteld in projectteam** is gepland in projectteam maar tot op heden is de betrekking niet ingevuldDaarnaast zijn ook de arbeiders die instaanvoor het onderhoud van de bestaande domeineneigendom van het <strong>Vlaams</strong> Gewest in deRand hier gehuisvest, in de kelderverdiepingvan het kasteel, conform de ARAB-normen(ARAB : Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming– red.).Dit is de centrale uitvalbasis. Hun aantal bedraagtvijftien, waaronder vijf statutairen entien contractuelen voor onbepaalde duur.8. Voor het antwoord op deze vraag ben ik zo vrijte verwijzen naar mijn antwoord op vraag 4,waarin voor elke betrekking die op contractuelebasis is ingenomen, vermeld staat of dit vooreen bepaalde of onbepaalde duur is.Alle contractuelen zijn onderworpen aan devoorgeschreven proeftijd van één maand.


-1479- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Vraag nr. 92van 1 februari 2001van de heer CHRIS <strong>VAN</strong>D<strong>EN</strong>BROEKEBeleidsgericht onderzoek – ProjectenZie :Minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werkenen EnergieVraag nr. 108van 1 februari 2001van de heer Chris VandenbroekeBlz. 1388AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor mevrouw Marleen Vanderpoorten, <strong>Vlaams</strong>minister van Onderwijs en Vorming.Vraag nr. 93van 8 februari 2001van mevrouw WIVINA DEMEESTER-DE MEYEROCMW-voorzitter – Compenserende vergoedingZie :<strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en GelijkeKansenVraag nr. 93van 8 februari 2001van mevrouw Wivina Demeester-De MeyerBlz. 1413AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor mevrouw Mieke Vogels, <strong>Vlaams</strong> minister vanWelzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen.Vraag nr. 94van 15 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Lokale besturen – VrouwenDe installatie van de gemeenteraden is nu een feit.Op de meeste plaatsen zijn de burgemeester en deschepenen aangewezen.De minister engageerde zich om de colleges vanburgemeester en schepenen meer een afspiegelingvan de maatschappij te laten zijn, wat concreet betekent: stimuli voor meer vrouwen in deze colleges.Dezelfde situatie geldt voor de bestuursfunctiesin de gemeentelijke adviesraden, intercommunales,gemeentelijke VZW's, ... Naargelang het onderwerp/domein/werkveldis hier al dan niet eenondervertegenwoordiging van vrouwen.De minister engageerde zich in het parlement omeventueel quota's in te stellen als de aanwezigheidvan vrouwen onvoldoende wordt vertaald in decolleges van burgemeester en schepenen.1. Is de verhouding op dat vlak tussen enerzijds desamenstelling van de gemeenteraden en anderzijdsde samenstelling van de colleges van burgemeesteren schepenen reeds bekend ? Wat ishet resultaat ?2. Worden op grond van deze resultaten bijkomendemaatregelen genomen ? Welke ? Metwelke timing ?AntwoordVoorlopig ben ik nog niet in het bezit van alle gegevensomtrent de samenstelling van de gemeenteradenen de colleges van burgemeester en schepenenvan de gemeenten van het <strong>Vlaams</strong>e gewest.Daarenboven zal de installatie van de raden voormaatschappelijk welzijn – vanaf 2 april 2001 –ongetwijfeld een wijziging van de samenstellingvan de gemeenteraad met zich brengen.Zodra ik over de definitieve gegevens beschik inzakede samenstelling van de gemeentelijke organen,zal ik een aanvullend antwoord bezorgen.Vraag nr. 95van 15 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>GESCO's – RegulariseringBij het regulariseren van tewerkstellingsprojectennam deze regering de optie om te beginnen met deDAC-ers (Derde Arbeidscircuit) uit de welzijns-,volksgezondheids- en gelijkekansensector. Tegen2005 zal de cultuursector klaar zijn.Wat de gesco's (gesubsidieerde contractuelen) betreft,is – aldus minister Landuyt – afgesprokendat eerst de bestaande situatie in kaart wordt gebracht.De minister heeft hierover de leiding.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1480-Wat is de stand van zaken m.b.t. deze opdracht ?AntwoordIn verband met de problematiek van de gesco'sgeef ik volgende stand van zaken.Het gaat over de gesco's die tewerkgesteld zijn bijde gemeenten en in mindere mate bij intercommunalesen die ressorteren onder het koninklijk besluitnr. 474 tot opzetting van een stelsel van doorde staat gesubsidieerde contractuelen bij sommigeplaatselijke besturen, de zogenaamde contingentgesco's.Het betreft 18.678 personen bij de gemeenten,347 personen bij de provincies en 221 bij de intercommunales,samen 15.660 voltijdse equivalenten.In werkelijkheid gaat het om meer werknemers,omdat er onder de gesco's veel deeltijdsenzijn.Voor de problematiek van de gesco's bij deOCMW's (9.797 personen) is de <strong>Vlaams</strong>e ministervan Welzijn bevoegd.De problematiek van deze gesco's is specifiek voorhet lokale niveau. Daarom werd, na afspraak in deregering, een aparte werkgroep opgericht voor devoorbereidende werkzaamheden in het vooruitzichtvan een regularisering. Deze werkzaamhedenresulteerden in volgende stand van zaken.Er werd voorbereidend studiewerk verricht naarde kostprijs van een eventuele regularisering vande gesco's bij de lokale besturen. Het betreft eenglobaal bedrag dat op minstens 5 miljard werd geraamd.Momenteel is de financiering van de gesco's nogsteeds een federale zaak. De autonome beschikkingover deze middelen moet worden geregeld viaeen aanpassing van de Bijzondere Wet van 16 januari1989, de zogenaamde financieringswet. Zelfs naaanpassing zullen deze middelen in eerste instantiebestemd voor tewerkstellingsdoeleinden. Het zijnimmers middelen uit het tewerkstellingsbudget.Daarnaast moeten er garanties zijn voor het behoudvan de bestaande patronale vrijstelling voorde gesubsidieerde betrekkingen. Het gaat niet alleenom een zuivere loonsubsidie, maar ook om desociale bijdrage. Voor deze aspecten moet ik verwijzennaar de <strong>Vlaams</strong>e minister van Werkgelegenheid.Ik pleeg hierover overigens overleg met deministers van Welzijn en van Werkgelegenheid.De mogelijke regionaliseringsscenario's zijn echterwel afhankelijk van de budgetten. De vraag blijftbovendien in hoeverre de noodzakelijke band meteen tewerkstellingsbeleid verzoenbaar is met eenintegratie in het normale personeelsbeleid van delokale besturen. Men zou deze middelen dus uit detewerkstellingsbudgetten moeten halen en ze overmakenaan de lokale besturen, om de regularisatie,op lokaal vlak te kunnen doorvoeren.Zonder voorafgaande garanties inzake de financieringzou een regularisering – in welke vorm ook –bovendien een financieel avontuur zijn, waarvan de<strong>Vlaams</strong>e regering maar vooral de lokale besturende dupe zouden worden. De financiële uitdagingenwaarmee de lokale besturen worden geconfronteerd,zijn bekend en dwingen tot omzichtigheid.Ook de juridische implicaties van een regulariseringvan de gesco's werden onderzocht in het lichtvan de bestaande organieke gemeentewet, van anderewetgeving en van sectorale afspraken die bepalendzijn voor het lokaal personeelsbeleid. Eenbasisgegeven is hier de principiële gemeentelijkeautonomie en de exclusieve bevoegdheid van degemeenteraden om personeelsformaties en personeelsbehoeftenplannenvast te stellen. Ik kan momenteelhierin helemaal niet normerend ingrijpenmet het oog op een regularisatie van de gesco's bijde lokale overheden.Dit onderzoek heeft geleid tot de conclusie dat debeschikking over de organieke bevoegdheid overde gemeenten en provincies een andere essentiëlevoorwaarde vormt voor een eventuele regulariseringvan de contingentgesco's. De overheveling vande Gemeentewet en de Provinciewet werd bekrachtigdin een politiek akkoord op 17 oktober2000. Vanaf januari 2002 zou dit wettelijk wordengeregeld.Een automatische regularisatie op plaatselijk vlakvan de in dienst zijnde gesco's kan evenmin: binnende door de overheden vastgestelde personeelsformatiesis er daartoe momenteel geen ruimte, nochzijn de financiële middelen daartoe plaatselijkvoorhanden. Bovendien ben ik van mening dat ditniet kan zonder selectieprocedures. Het is bekenddat bij de aanwerving van de gesco's vaak geen selectieproevenwerden toegepast. Dit paste trouwensin het tewerkstellingsbeleid.Feit is ook dat de gesco's erg ongelijk verspreid zijnover de verschillende gemeenten. Sommige hebbener relatief veel, andere relatief weinig.


-1481- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Deze elementen, samen met de budgettaire impact,maken dat een regularisering hoe dan ook een lastigeklus wordt, waarvoor het moeilijk is een bindendtijdspad vast te leggen. Eerst moet daartoeimmers het bovengeschetst juridisch kader wordengefinaliseerd (financieringswet, regionalisering Gemeente-en Provinciewet).Deze stand van zaken zal duidelijk maken dat eenrealistische benadering van deze problematieknodig is. Men kan immers geen regularisatie opkorte termijn verwachten.Voorzover de idee van de regularisatie is ingegevendoor de bekommernis om het statuut van degescowerknemers, wijzen we toch ook op het volgende.Gescowerknemers hebben een normale arbeidsovereenkomst,meestal van onbepaalde duur,en een loon en arbeidsvoorwaarden zoals gewonecontractuele werknemers. Dat was vroeger anders.Het gescostatuut betekende reeds een enorme verbeteringin vergelijking met de statuten die het verving,namelijk deze van tewerkgestelde werkloze,DAC en BTK bij de lokale overheden (BTK : BijzonderTijdelijk Kader – red.). Een eventuele regulariseringis dus niet allesbepalend voor de verbeteringvan de arbeidsvoorwaarden van de gesco’s.In de onderhandelingen binnen het Comité C voorde lokale en provinciale overheden werd een bijkomendestap gezet ten voordele van de gesco's. Erkwam een principieel akkoord tot stand over detoekenning van de volledige functionele loopbaanaan de contractuele werknemers. Hiermee werdeen nog bestaand verschil tussen gesco's en statutairepersoneelsleden van de lokale overhedenweggewerkt. Deze overeenstemming moet nogworden geformaliseerd in een sectoraal akkoord.Zonder de gemeenten te zwaar te belasten, komtdit al een eind tegemoet aan de verzuchtingen vanhet gescopersoneel. Dit lijkt me op korte termijnniet onbelangrijk voor de betrokkenen.Vraag nr. 96van 15 februari 2001van de heer CARL DECALUWESocialehuisvestingsmaatschappijen – ParticuliereaandeelhoudersVia de socialebouwmaatschappijen werd ik ervanop de hoogte gebracht dat op vraag van de ministeralle socialehuisvestingsmaatschappijen wordt verzochthet kabinet in kennis te stellen van hun particuliereaandeelhouders.1. Is het niet logischer dat deze informatie wordtingezameld door de voogdij-instantie, de<strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij (VHM) ?2. Wat is de reden dat het kabinet deze gegevensverzamelt, en niet de VHM, die er wellicht reedsover beschikt ?3. Op welke manier wordt met deze gegevens omgegaan?Wat is de bedoeling van het verzamelen vandeze gegevens ?AntwoordHet verzoek aan de socialehuisvestingsmaatschappijenom informatie te verstrekken over hun particuliereaandeelhouders werd wel degelijk door deVHM via een rondschrijven aan alle socialehuisvestingsmaatschappijengericht.Er is geen speciale reden waarom door de VHMwerd gevraagd gegevens rechtstreeks te bezorgenaan het kabinet, met afschrift aan de VHM. DeVHM beschikte naar eigen zeggen zelf nog nietdeze gegevens.De gevraagde gegevens zijn uitsluitend bedoeldvoor intern gebruik en moeten mij toelaten eenvolledig inzicht te verkrijgen in de aandelenstructuurvan deze vennootschappen.Vraag nr. 97van 15 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Wezembeek-Oppem – Benoemingen (2)In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 16van 11 oktober 2000 aangaande het beroep van degemeente Wezembeek-Oppem tegen de schorsingvan de benoeming van drie leerkrachten, deelt deminister mee dat, wanneer de gemeente bij deRaad van State een vordering instelt tot schorsingvan het besluit van de minister, en wanneer deRaad van State daarop ingaat, de uitvoering van debeslissing van de minister wordt opgeschort tot deuitspraak ten gronde.Op 7 november zou de minister-president het verzoekschriftterzake hebben ontvangen van de grif-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1482-fie van de Raad van State. Zelf had de ministerdaar nog geen kennis van gekregen (Bulletin vanVragen en Antwoorden nr. 6 van 19 januari 2001,blz. 829 – red.).Is dat intussen wel gebeurd ?Is de beslissing van de minister inzake de schorsingvan de drie benoemingen al dan niet geschorst ?AntwoordOp 6 november 2000 heeft de minister-presidentvan de <strong>Vlaams</strong>e regering de verzoekschriften bij deRaad van State van de gemeente Wezembeek-Oppem en een particulier tot nietigverklaring vanmijn besluit van 17 mei 2000, houdende vernietigingvan de benoeming van drie leerkrachten inhet Franstalig gemeentelijk onderwijs in Wezembeek-Oppem,ontvangen.Beide verzoekschriften betreffen een vordering totnietigverklaring, geen vordering tot schorsing.Ik heb twee advocaten aangesteld om de belangenvan het <strong>Vlaams</strong> Gewest te verdedigen.Mijn vernietigingsbeslissing van 17 mei 2000 blijftinmiddels onverkort geldig.Vraag nr. 98van 15 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Ontwikkelingssamenwerking – Export VlaanderenExport Vlaanderen maakte in november 2000 eenmulticulturele groepszakenreis naar Marokko. Verschillendebedrijfsleiders namen hieraan deel, allichtmet positief resultaat.Naar aanleiding van de begroting 2001 werd –vanuit de visie op ontwikkelingssamenwerking vande regering – gesteld dat van alle middelen die bestemdzijn voor buitenlandse betrekkingen 10 %moet gaan naar ondersteuning van initiatieven diede ontwikkeling van het land bevorderen.Daarom is het belangrijk, bij de opvolging van dergelijkemissies, na te gaan of hieraan voldoende firma'sdeelnemen die een bijdrage kunnen leverenom tot deze 10 % te komen, en deze dossiers metbijzondere aandacht op te volgen.1. Waren er op deze zakenreis firma's bij waarvande producten de ontwikkeling van het land (verhoogdevoedselproductie, hulp infrastructuurwerken,gezondheidsdoelstellingen, ... ) als doelhebben ? Welke ?2. Hoe worden de contacten van deze firma's metMarokko vanuit Export Vlaanderen verder opgevolgd?3. Worden dergelijke multiculturele groepszakenreizennog naar andere landen gepland ?Hoe tracht men hierbij firma's te betrekken dieproducten of diensten leveren die de ontwikkelingvan het land tot doel hebben en zo onderde noemer van ontwikkelingssamenwerkingkunnen vallen ?N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan deheer Bert Anciaux, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur,Jeugd, Brusselse Aangelegenheden enOntwikkelingssamenwerking.Gecoördineerd antwoord1. Export Vlaanderen heeft tot op heden geenmulticulturele zakenreizen georganiseerd.De instelling organiseert wel geregeld multisectoralehandelsmissies. Aan dergelijke missieskunnen ondernemingen uit alle bedrijfssectorendeelnemen.Export Vlaanderen organiseert even vaak sectoralezakenreizen die gericht zijn op slechtséén bepaalde economische sector.2. Export Vlaanderen organiseert dergelijke multisectoralehandelsmissies in het kader van haardecretale opdracht om de <strong>Vlaams</strong>e export, of deafzet van <strong>Vlaams</strong>e producten op buitenlandsemarkten, te ondersteunen en te bevorderen.De exportpromotie heeft dus als finaliteit deondersteuning van de welvaartscreatie in Vlaanderen,via de bevordering van de export. Zij beoogtniet rechtstreeks een bijdrage te leverentot de ontwikkeling van minder ontwikkeldelanden. De <strong>Vlaams</strong>e minister bevoegd voor deOntwikkelingssamenwerking huldigt overigenshet principe dat ontwikkelingshulp per definitieongebonden hulp moet zijn.Daaruit vloeit voort dat leveringen van goederenaan landen in ontwikkeling als gevolg van


-1483- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001bij <strong>Vlaams</strong>e ondernemingen geplaatste commerciëlebestellingen, niet als een <strong>Vlaams</strong>e ontwikkelingsbijdragekunnen worden beschouwd.3. Met betrekking tot de multisectorale handelsmissienaar Marokko en Tunesië van november2000, vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerde lijst van deelnemende bedrijven hieronder.4. De opvolging van tijdens dergelijke missies gelegdezakelijke contacten wordt verzekerd doorde <strong>Vlaams</strong>e economische vertegenwoordigers inhet buitenland.Hun taak bestaat erin <strong>Vlaams</strong>e bedrijven te adviserenen te begeleiden bij hun activiteiten opde buitenlandse markten.Multisectorale zakenreis Marokko en TunesiëBedrijf Gemeente ProductAgrofino Arendonk FertiliserFrisomat Wijnegem ConstructionGilde Koersel PapierJansen ProductsMeeuwen VloerenLecluyse KortemarkMicroflex RotselaarOmniplay TieltSchepensWerkhuizen Dendermonde StudiebureauSchepens &CoAntwerpenSeghers BetterTechnology Wespelaar WaterSolio Wortegem Zonne-energieSophis SystemsWevelgem TextielWillemsSchoonmaakbedrijfZelzateWW2HN TongerenVraag nr. 99van 15 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Intergewestelijk agentschap buitenlandse handel –Raad van bestuurIn de mededeling van de Brusselse minister-presidentover de onderhandelingen van Lambermont(Brusselse Hoofdstedelijke Raad, 1 februari 2001)stelt de heer de Donnea op een gegeven ogenblikdat het politieke akkoord inzake de buitenlandsehandel reeds heeft aangegeven dat de raad van bestuurvan het toekomstige intergewestelijke agentschapvoor buitenlandse handel paritair zou zijn samengesteld.Kan de minister dat bevestigen ?Antwoord1. Het samenwerkingsakkoord tussen de federalestaat en de gewesten met betrekking tot de oprichtingvan een agentschap voor buitenlandsehandel, dat inmiddels door het Overlegcomitéwerd goedgekeurd, voorziet met betrekking totde samenstelling van de raad van bestuur vanhet agentschap in een driedubbele pariteit.Het gaat om (a) een pariteit of evenredige vertegenwoordigingtussen de vertegenwoordigersvan de vier betrokken regeringen, (b) een pariteittussen de vertegenwoordigers van de publiekeen de particuliere sector en (c) een pariteittussen Franstaligen en Nederlandstaligen.2. Hetzelfde samenwerkingsakkoord bepaalt tegelijkenerzijds dat een aantal belangrijke beslissingenslechts met consensus kunnen wordengenomen.Anderzijds beschikt elke gewestelijke ministerdie de buitenlandse handel onder zijn bevoegdheidheeft over een regeringscommissaris bij hetagentschap, die elke vergadering van de raadvan bestuur kan bijwonen en die binnen vierwerkdagen bij hem tegen elke beslissing van deraad van bestuur een opschortend beroep kan


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1484-instellen. De ministers hebben vervolgens twintigwerkdagen de tijd om dit beroep al dan niette bevestigen. Bij het uitblijven van een ministeriëlereactie wordt de beslissing als van krachtbeschouwd. Ingeval de minister het beroep binnentwintig dagen bekrachtigt, is de beslissingongedaan gemaakt.Hierdoor wordt een gewestelijk vetorecht ingevoerd.DIRK <strong>VAN</strong> MECHEL<strong>EN</strong>VLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> ECONOMIE, RUIMTELIJKE ORD<strong>EN</strong>ING<strong>EN</strong> MEDIAVraag nr. 67van 8 februari 2001van de heer ROLAND <strong>VAN</strong> GOETHEMVIZO-opleidingen – Aantal cursistenUit het activiteitenverslag 1999 van het VIZO(<strong>Vlaams</strong> Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen)blijkt een lichte maar gestage daling van hetaantal cursisten. Deze daling doet zich zowel bij decursus Maatschappijgerichte Vorming, als bij decursus Beroepsvorming voor.Terwijl in het cursusjaar 1996-1997 nog een totaalvan 17.673 cursisten werd geregistreerd, daalde dittot 16.573 in het jaar 1998-1999. Voor de cursussenMaatschappijgerichte Vorming was er een dalingvan 541 eenheden en in de Beroepsgerichte Vormingeen van 595 eenheden.Een gelijkaardige evolutie moet worden vastgesteldbij het aantal leerovereenkomsten en -verbintenissen.Daar werd een daling van 9.480 in 1995naar 8.314 in 1999 genoteerd.Uit het activiteitenverslag is niet op te maken ofdeze daling evenredig over alle centra is gespreid,dan wel of zij slechts enkele specifieke centra treft.1. Hoe is het aantal cursisten MaatschappijgerichteVorming in de diverse centra geëvolueerd ?2. Hoe is het aantal cursisten BeroepsgerichteVorming in de diverse centra geëvolueerd ?3. Welke cursussen Beroepsgerichte Vorming notereneen dalende trend in de diverse centra ?4. Voor welke cursussen Beroepsgerichte Vormingis er een stijgende trend te noteren in de diversecentra ?5. Hoe is de evolutie van de verschillende leerovereenkomstenen -verbintenissen in de diversecentra ?Ook kreeg ik graag een nadere toelichting overhet aantal allochtonen in de cursussen, dit in hetkader van het protocol dat minister Landuytmet de werkgeversorganisaties VEV (<strong>Vlaams</strong>Economisch Verbond) en VKW (<strong>Vlaams</strong> Verbondvan Kristelijke Werkgevers en Kaderleden)afsloot in verband met het terugdringenvan de werkloosheidsgraad bij allochtonen.6. Hoeveel cursisten van allochtone afkomst, metname etnisch niet-Europeanen, volgden eencursus Maatschappijgerichte Vorming en hoeveeleen cursus Beroepsgerichte Vorming in dediverse centra ?Met de omschrijving "etnisch niet-Europeanen"verwijs ik naar dezelfde omschrijving die deVDAB (<strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddelingen Beroepsopleiding) gebruikt bij het vaststellenvan zijn werkloosheidsstatistieken naaretniciteit.AntwoordIn antwoord op de vraag van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerkan ik de volgende gegevens verstrekkeninzake de cursisten in de VIZO-opleidingen.


-1485- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 20011. Evolutie van het aantal cursisten Maatschappijgerichte Vorming in de diverse VIZO-centra1.1. Leertijd1995-1996 1998-1999 ProcentueleCentra Cursisten Cursisten evolutieAntwerpenAcebe 928 802 - 14 %CMO Antwerpen 442 334 - 24 %CMO Mechelen 490 473 - 3 %CMO Kempen 536 527 - 2 %BrabantHavimo 241 263 9 %Brucemo 14 5 - 64 %Infobo 84 98 17 %CMO Leuven 210 249 19 %LimburgLV Genk 562 548 - 2 %VC Hasselt 698 650 - 7 %CMO Neerpelt 146 155 6 %VC Tongeren 202 183 - 9 %Oost-VlaanderenCemov 487 520 7 %Imov 754 716 - 5 %CMO Waasland 766 695 - 9 %West-VlaanderenVI Brugge 514 484 - 6 %VI Ieper 227 205 - 10 %VI Kortrijk 421 373 - 11 %VI Oostende 275 233 - 15 %VI Roeselare 249 215 - 14 %VI Veurne 147 156 6 %Totaal 8.393 7.884 - 6 %Uit bovenstaande tabel blijkt dat de daling van hetaantal cursisten Maatschappijgerichte Vorming inhet algemeen gemiddeld 6 % is in het cursusjaar98/99 ten opzichte van het cursusjaar 95/96.Daarentegen stijgt het aantal cursisten in het cursusjaar98/99 ten opzichte van het cursusjaar 95/96in bepaalde centra, in verhouding het meest inCMO Leuven, Infobo en Havimo, met respectievelijk19 %, 17 % en 9 %.Dalen meer dan het gemiddelde : Brucemo, CMOAntwerpen en VI Oostende, met respectievelijk 64,%, 24 % en 15 %.Dalen minder dan het gemiddelde : CMO Kempen,LV Genk en CMO Mechelen, met respectievelijk 2%, 2 % en 3 %.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1486-1.2. Ondernemersopleiding1995-1996 1998-1999 ProcentueleCentra Cursisten Cursisten evolutieAntwerpenAcebe 797 687 - 14 %CMO Antwerpen 835 920 10 %CMO Mechelen 457 588 29 %CMO Kempen 687 620 - 10 %BrabantHavimo 733 568 - 23 %Brucemo 181 131 - 28 %Infobo 106 109 3 %CMO Leuven 810 795 - 2 %LimburgLV Genk 893 1.114 25 %VC Hasselt 1.166 1.116 - 4 %CMO Neerpelt 216 224 4 %VC Tongeren 686 636 - 7 %Oost-VlaanderenCemov 472 616 31 %Imov 1.162 1.136 - 2 %CMO Waasland 1.137 1.020 - 10 %West-VlaanderenVI Brugge 1.335 1.300 - 3 %VI Ieper 472 256 - 46 %VI Kortrijk 1.408 1.303 - 7 %VI Oostende 713 523 - 27 %VI Roeselare 641 690 8 %VI Veurne 589 310 - 47 %Totaal 15.496 14.664 - 5 %Uit bovenstaande tabel blijkt dat de daling in hetcursusjaar 98/99 voor Bedrijfsbeheer globaal genomen5 % bedraagt ten opzichte van het cursusjaar95/96.Daarentegen stijgen in het cursusjaar 1998/99 tenopzichte van het cursusjaar 1995/96 Cemov, CMOMechelen en LV Genk procentueel, met respectievelijk31 %, 29 % en 25 %.Dalen meer dan het gemiddelde : VI Veurne, VIIeper en Brucemo, met respectievelijk 47 %, 46 %en 28 %.Dalen minder dan het gemiddelde : CMO Leuven,IMOV en VI Brugge, met respectievelijk 2 %, 2 %en 3 %.


-1487- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 20012. Evolutie van het aantal cursisten Beroepsgerichte Vorming per centrum2.1. Leertijd1995-1996 1998-1999 ProcentueleCentra Cursisten Cursisten evolutieAntwerpenAcebe 1.013 932 - 8 %CMO Antwerpen 427 375 - 12 %CMO Mechelen 520 509 - 2 %CMO Kempen 568 561 - 1 %BrabantHavimo 262 293 12 %Brucemo 67 67 0 %Infobo 96 101 5 %CMO Leuven 234 268 15 %LimburgLV Genk 590 577 - 2 %VC Hasselt 767 739 - 4 %CMO Neerpelt 156 187 20 %VC Tongeren 218 211 - 3 %Oost-VlaanderenCemov 531 536 1 %Imov 816 808 - 1 %CMO Waasland 806 721 - 11 %West-VlaanderenVI Brugge 549 500 - 9 %VI Ieper 222 201 - 9 %VI Kortrijk 439 391 - 11 %VI Oostende 310 281 - 9 %VI Roeselare 254 234 - 8 %VI Veurne 156 161 3 %Totaal 9.001 8.653 - 4 %Uit bovenstaande tabel blijkt dat de gemiddeldedaling van het aantal cursisten Beroepskennis inhet cursusjaar 1998/99 ten opzichte van het cursusjaar1995/96 voor de leertijd 4 % bedraagt.De centra die procentueel in het cursusjaar 1998/99ten opzichte van het cursusjaar 1995/96 meer danhet gemiddelde dalen, zijn CMO Antwerpen, CMOWaasland en VI Kortrijk, met respectievelijk 12 %,11 % en 11 %.Dalen minder dan het gemiddelde : CMO Kempen,IMOV, LV Genk en CMO Mechelen, met respectievelijk1 %, 1 %, 2 % en 2 %.Stijgen meer dan het gemiddelde : CMO Neerpelt,CMO Leuven en Havimo, met respectievelijk 20%, 15 % en 12 %.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1488-2.2. Ondernemersopleiding1995-1996 1998-1999 ProcentueleCentra Cursisten Cursisten evolutieAntwerpenAcebe 894 656 - 27 %CMO Antwerpen 829 724 - 13 %CMO Mechelen 617 706 14 %CMO Kempen 663 659 - 1 %<strong>Vlaams</strong>-BrabantHavimo 1.141 877 - 23 %Brucemo 390 382 - 2 %Infobo 145 106 - 27 %CMO Leuven 811 722 - 11 %LimburgLV Genk 1.156 1.124 - 3 %VC Hasselt 1.851 1.627 - 12 %CMO Neerpelt 421 284 - 33 %VC Tongeren 1.209 1.099 - 9 %Oost-VlaanderenCemov 830 874 5 %Imov 1.465 1.318 - 10 %CMO Waasland 1.558 1.275 - 18 %West-VlaanderenVI Brugge 2.239 2.141 - 4 %VI Ieper 524 237 - 55 %VI Kortrijk 2.229 2.058 - 8 %VI Oostende 968 786 - 19 %VI Roeselare 1.139 965 - 15 %VI Veurne 618 326 - 47 %Algemeen totaal 21.697 18.946 - 13 %Uit bovenstaande tabel kan worden afgeleid dathet gemiddeld aantal cursisten Beroepskennis inde ondernemersopleiding in het cursusjaar 1998/99ten opzichte van het cursusjaar 1995/96 procentueeldaalt met 13 %.Het sterkst is de daling procentueel in VI Ieper (55%), VI Veurne (47 %) en CMO Neerpelt (33 %).Dalen minder dan het gemiddelde : CMO Kempen,Brucemo en LV Genk, met respectievelijk 1 %, 2% en 3 %.In CMO Mechelen en Cemov daarentegen stijgthet aantal cursisten met 14 % en 5 %.N.v.d.r.AcebeCMO: Antwerps Centrum voor Beroepsopleiding, Bedrijfsbeleiden Beroepsvervolmaking: Centrum voor MiddenstandsopleidingHavimo : Arrondissementeel Centrum voor MiddenstandsopleidingHalle - VilvoordeBrucemo: Brussels Centrum voor Middenstandsopleiding


-1489- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001InfoboLVVCCemovImovVI: Vormingscentrum voor Zelfstandige Ondernemers– Centrum Infobo: Limburgs Vormingscentrum voor Zelfstandigen: VIZO-centrum: Centrum voor Middenstandsopleiding en Volmaking: Instituut voor Middenstandsopleiding en Volmaking: Vormingsinstituut3. Dalende evolutie van de cursussen BeroepsgerichteVormingDe evolutie van de diverse cursussen BeroepsgerichteVorming wordt enkel in het algemeen, enniet per centrum bijgehouden.3.1. LeertijdHet gaat hierbij om de evolutie van de leerovereenkomstenen leerverbintenissen onder toezichtper beroep op respectievelijk 31 december 1994 en31 december 1999. Het gaat hierbij niet om hetaantal leerlingen in de cursus Beroepsgerichte Vormingvan de leertijd. Deze worden op de vierdelesdag geteld, terwijl de leerovereenkomsten ophet einde van het jaar worden geteld.Beroep 31/12/94 31/12/1999 ProcentueleevolutieVoeding 2.010 1.716 - 15 %Textiel 26 16 -38 %Hout 568 488 - 14 %Leder 14 12 - 14 %Onedelmetalen 1.071 955 - 11 %Edelmetalen 25 20 - 20 %Werktuigkunde 919 767 - 17 %Elektriciteit 289 356 23 %Bouwbedrijf-steen-beton 1.089 1.044 - 4 %Schilderwerken 202 204 1 %Drukwerk-boekbinderij 22 10 - 55 %Glas 19 15 - 21 %Fotografie-grafisch werk 105 86 - 18 %Personenverzorging 1.020 973 - 5 %Tuin- en bosbouw 447 351 - 21 %Synthetische stoffen 20 19 - 5 %Muziek 7 4 - 43 %Allerlei 22 32 45 %Dieren 161 108 - 33 %Kleinhandel 1.312 1.011 - 23 %Intellectuele beroepen 38 67 76 %Groothandel 94 64 - 32 %Totaal 9.480 8.318 - 12 %Uit de bovenstaande tabel is de grootste procentueledaling van het aantal leerovereenkomsten en-verbintenissen in het jaar 1999 ten opzichte vanhet jaar 1994 vast te stellen bij de beroepen Drukwerk-boekbinderij,Muziek en Textiel, met respectievelijkeen daling van 55 %, 43 % en 38 %.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1490-3.2. OndernemersopleidingBeroep 1995-1996 1998-1999 ProcentueleevolutieVoeding 3.536 2.563 - 28Textiel 400 389 - 3Hout 522 384 - 26Leder 55 40 - 27Onedelmetalen 1.568 1.251 - 20Edelmetalen 141 100 - 29Werktuigkunde 1.181 920 - 22Elektriciteit 1.538 1.640 7Precisiemechanica 16 20 25Bouwbedrijf-steen-beton 1.300 1.140 - 12Schilderwerken 702 589 - 16Drukwerk-boekbinderij 152 173 14Glas 57 65 14Fotografie-grafisch werk 265 238 - 10Personenverzorging 1.688 1.683 0Tuin- en bosbouw 775 921 19Synthetische stoffen 7 0 - 100Muziek 12 6 - 50Allerlei 732 709 - 3Dieren 505 543 8Kleinhandel 431 155 - 64Intellectuele beroepen 6.036 5.409 - 10Groothandel 78 8 - 90Totaal 21.697 18.946 - 13De globale gemiddelde daling van het aantal cursistenbedraagt 13 %. De grootste procentuele dalingin het cursusjaar 1998/99 ten opzichte van hetcursusjaar 1995/96 is vast te stellen bij de beroepenSynthetische stoffen, Groothandel en Kleinhandel,met respectievelijk 100 %, 90 % en 64 %.4. Stijgende evolutie van de cursussen BeroepsgerichteVorming4.1. LeertijdUit de tabel onder punt 3.1. blijkt dat de sterksteprocentuele stijging van het aantal cursisten vanhet jaar 1999 ten opzichte van het jaar 1994 te situerenis bij de Intellectuele beroepen, Allerlei(waaronder etaleur, rolluikmaker, plaatser van ingerichtekeukens, enz.) en Elektriciteit, met respectievelijk76 %, 45 % en 23 %.4.2. OndernemersopleidingUit de tabel onder punt 3.2. is de sterkste procentuelestijging van het cursusjaar 1998/99 ten opzichtevan het cursusjaar 1995/96 waar te nemen bij Precisiemechanica,Tuin- en bosbouw, Drukwerk-boekbinderijen Glas, met respectievelijk 25 %, 19 %, 14% en 14 %.5. Evolutie van de verschillende leerovereenkomstenen verbintenissenZie hiervoor het antwoord op de vragen 3.1. en 4.1.6. Cursisten van allochtone afkomstHet VIZO houdt momenteel geen gegevens bijmet betrekking tot de afkomst van de cursisten.Deze vraag kan dan ook niet worden beantwoord.


-1491- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Vraag nr. 68van 9 februari 2001van de heer JOHAN MALCORPSGolfterreinen – Ruimtelijk beleid1. De Koninklijke Belgische Golffederatie heeft –naar eigen zeggen – in overleg met Arohm (administratieRuimtelijke Ordening, Huisvestingen Monumenten en Landschappen) en het kabineteen "Golfnota" uitgewerkt, "een beleidsnotavoor golfterreinen in Vlaanderen". Dat dit overlegplaatsvond, werd door de minister bevestigdin zijn antwoord op een schriftelijke vraag vancollega Didier Ramoudt (vraag nr. 149 van 20juni 2000, Bulletin van Vragen en Antwoordennr. 3 van 17 november 2000, blz. 401).De nota van de Golffederatie gaat uit van eentoename van het aantal golfspelers in Vlaanderenvan 20.000 (eind 1999) tot 34.800 in 2010.Uitgaande van een capaciteit van 600 spelersper 18-hole-golfterrein, komt men op een geraamdebehoefte van 477 extra holes in Vlaanderentegen 2010, bovenop de al bestaande 567holes. Men zou dan uitkomen op een totaal van1.044 holes in 2010. Men mikt dus bijna op eenverdubbeling. Dit zou overeenstemmen met 2618-hole-terreinen extra tegen 2010, of meer terreinenals men ook rekening houdt met golfscholen(oefenterreinen) en 9-hole-terreinen.Volgt de minister deze behoefteanalyse ?Past een bijna verdubbeling van het aantal golfterreinenin Vlaanderen in het beleid terzake ?Wordt er een actualisering van de nota van 1990"Golf in Vlaanderen" in het vooruitzicht gesteld?2. Volgens de Golffederatie zouden nieuwe golfscholenen 9-hole-terreinen niet MER-plichtigzijn, 18-hole-terreinen wel. Voor de aanleg vangolfscholen zou een gemeentelijke bouwvergunningvolstaan, voor 9-hole-terreinen zou een gemeentelijkebouwvergunning en een provinciaaladvies nodig zijn, voor 18-hole-terreinen een gemeentelijkebouwvergunning, een provinciaalén een gewestelijk advies (MER: milieueffectrapport).Volgt de minister deze zienswijze ?Volgt de administratie deze zienswijze in haarnota "Ruimtelijke afweging van bestaande golfterreinenin Vlaanderen" ? Welke ruimtelijkeafwegingen moeten dan worden gemaakt bij deeventuele locatiekeuze voor de drie genoemdetypes van golfterreinen ?3. De federatie vraagt ook een éénduidig juridischstatuut voor de bestaande golfinfrastructuur.Is het de bedoeling om niet-zonevreemde golfterreinendie momenteel niet als golfzone, maarals recreatiegebied ingekleurd zijn, bij de eerstvolgendegewestplanwijzigingen effectief om tezetten in golfzones ?Wat zijn daarvan de consequenties ?Wat met de zestien zonevreemde golfterreinenwaarvoor een gewestplanwijziging of ruimtelijkuitvoeringsplan nodig is ?Volgens de federatie dienen ze alle te wordenomgezet in golfzone. Argumenten daarvoor zijnbijvoorbeeld de ligging in of bij eentoeristisch-recreatief netwerk, of in de directenabijheid van lijninfrastructuur. Om die redenstelt men voor agrarische gebieden zonder meereen bestemmingswijziging naar "golfzones"voor. Zo bijvoorbeeld voor golfterreinen inAartselaar, Broechem, Edegem, Overijse, Steenhovenen Winge.Is dit ook de gehanteerde beleidsvisie, of wordendaarvoor andere criteria in aanmerking genomen?4. Ten slotte worden een zestiental projecten enelf uitbreidingsprojecten voorgesteld.Op welke termijn worden deze nieuwe projectenbestudeerd ?Wordt er gewacht op een afwegingskader, metname een officiële nieuwe Golfnota van de minister?Wanneer zal zo'n officiële nieuwe Golfnotaworden voorgelegd aan de regering ? Wanneeraan het parlement ?AntwoordIn 1999 werd een overleg opgestart tussen het kabinetRuimtelijke Ordening, de Koninklijke BelgischeGolffederatie en Arohm-afdeling RuimtelijkePlanning.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1492-In navolging van dit overleg heeft de afdelingRuimtelijke Planning in eerste instantie afzonderlijkgewerkt aan een ruimtelijke afweging van debestaande golfterreinen in Vlaanderen. De afwegingbouwt verder op de vroegere Golfnota en opprincipes uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.Uit het oogpunt van de beleidsprioriteitenvan de <strong>Vlaams</strong>e regering zou deze afweging, vooruitlopendeop de afbakening van de gebieden vanhet buitengebied, de basis kunnen vormen vooreen beleidsmatige vertaling in gewestelijke ruimtelijkeuitvoeringsplannen.De Koninklijke Belgische Golffederatie heeft terzelfdertijd afzonderlijk een behoefteraming voorbijkomende golfterreinen uitgewerkt.1. In de behoefteraming van de Golffederatiewordt een verdubbeling van het aantal golfterreinenvooropgesteld tegen 2010. Over de noodzaakvan een verdubbeling is tot nu toe op<strong>Vlaams</strong> niveau geen beleidsuitspraak gedaan.Deze behoefteraming wordt dan ook beschouwdals één van de mogelijke scenario's diekunnen worden ingebracht in het kader van eenruimtelijk afwegingsproces (zoals de afbakeningvan de gebieden van het buitengebied, of de uitwerkingvan toeristisch-recreatieve netwerken).Uiteraard dient de locatie van een golfterrein tevoldoen aan de ruimtelijke afwegingscriteriavoor bijkomende golfterreinen zoals die zullenworden uitgewerkt en opgenomen in een mogelijkeaanvulling op de Golfnota van 1989. In hetoverleg van 1999, tussen kabinet, administratieen Golffederatie, werd immers voorzien in deformulering van ruimtelijke afwegingselementenvoor de oprichting van nieuwe golfterreinenop basis van het Ruimtelijk StructuurplanVlaanderen. Gelet op de prioritaire taken vande administratie ROHM inzake de afbakeningvan de stedelijke gebieden, de luchthaven Zaventem,de zeehavengebieden, de agrarische ende natuurstructuren en dergelijke, werd noggeen timing vooropgesteld binnen dewelke eenofficiële nota aan de <strong>Vlaams</strong>e regering zal wordenvoorgelegd.2. MER-plicht en adviezen in het kader van deMER-procedure zijn niet mijn bevoegdheid.Of de ruimtelijke afweging uit het oogpunt vanhet plannings- of het vergunningenbeleid voorde verschillende typen golfterreinen (golfschool,9- en 18-hole-banen en combinaties) nuop gemeentelijk, provinciaal of gewestelijk niveaudient plaats te vinden, zal worden uitgemaaktin de aanvulling op de Golfnota, gelijktijdigmet de bepaling van de ruimtelijke afwegingselementenvoor de vestiging van nieuweterreinen. Wel kan nu al worden gesteld datvoor 18-hole-banen een afweging op <strong>Vlaams</strong> niveaunodig blijft.3. In de nota "Ruimtelijke afweging van bestaandegolfterreinen in Vlaanderen" van februari2000 werden de bestaande golfterreinen ingedeeldin een aantal categorieën :– die welke reeds de bestemming golfzonehebben ;– golfterreinen die wegens hun huidige bestemmingslechts op termijn een bestemmingswijzigingnodig hebben. De terreinenzijn gelegen in een recreatiegebied of in eenandere bestemmingscategorie die golf nietuitsluit. Omwille van rechtszekerheid is hetop termijn wel nodig om deze terreinen ineen specifiek aangepaste bestemming "golfzone"vast te leggen.Bij de zonevreemd gesitueerde golfterreinenworden onderscheiden :– deze waarvoor een bestemmingswijzigingnaar golfzone wordt voorgesteld ;– deze waarvoor een afweging zal plaatsvindenin het kader van een ruimtelijk afbakeningsproces(zoals : zie boven) ;– en golfterreinen waarvan nu al kan wordengesteld dat ze vanuit ruimtelijk oogpunt ongunstiggesitueerd zijn.4. Er zijn mij geen concrete aanvragen voor nieuweprojecten of uitbreidingen van golfterreinenbekend.Uit gemeentelijke ruimtelijke structuurplannenvalt af te leiden dat aan de Kust de druk omnieuwe golfterreinen te realiseren en bestaandeuit te breiden groot is. Het lijkt aangewezen datdeze projecten worden getoetst aan de ruimtelijkeafwegingscriteria en worden ingeschovenin een ruimtelijk planningsproces.


-1493- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Vraag nr. 70van 9 februari 2001van de heer CHRISTIAN <strong>VAN</strong> EYK<strong>EN</strong>Abdijen – BestemmingsgebiedenIn een artikel in de Financieel Economische Tijdvan 6 januari 2001 staat dat een heel aantal abdijenen kloosters, waaronder Opgrimbie, niet voldoenaan de gewestplannen.Slechts twee abdijen zijn in orde met de gewestplannen,namelijk de Witherenabdijen van Tongerloen Postel.1. Welke initiatieven worden genomen om de liggingvan deze abdijen te reglementeren ?2. Wat is de stand van zaken in het dossier Opgrimbie?Antwoord1. Op <strong>Vlaams</strong> gebied is er geen inventaris van allekloosters en abdijen met de bestemmingsgebiedenwaarbinnen ze gelegen zijn. De voorschriftenvan de gewestplannen werden alle bepaaldvoor bestaande abdijen. De meeste abdijen bestaanal zeer lang, sommige zelfs reeds sedert demiddeleeuwen. Het landschap en de gebouwenzijn vaak historisch en architecturaal zeer waardevol.Veelal hebben ze de landschappen waarinze staan zelf gevormd, en in een aantal gevallenwaren ze de aanzet tot het vormen van dorpen.De abdijen zijn kloostergemeenschappen metdiverse socio-culturele activiteiten evenals voorzieningenom in hun materiële behoeften tevoorzien. De functies van de abdijgebouwen variërendaarom ook van woongebouwen, eenschool, een kerk en gemeenschapslokalen, vaakook voor de bijbehorende parochies, tot bedrijfsgebouwenzoals een boerderij, brouwerij,drukkerij, enzovoort.Om al deze redenen werden, in de gewestplannen,aan de abdijen bestemmingsvoorschriftentoegekend die overeenkomen met de voorschriftendie worden gebruikt voor "gelijkaardige"voorzieningen, zoals kerken, pastorijen,rusthuizen, scholen, verenigingslokalen en dergelijke.De bestemmingen die aan de abdijenwerden gegeven, zijn daarom voornamelijkwoongebied en gebied voor gemeenschapsvoorzieningenen openbare nutsvoorzieningen. Enkeleabdijen kunnen ook vanwege hun voorkomenof functies een openruimtebestemming,zoals parkgebied, hebben gekregen.Voor de abdijen van Postel en Tongerlo heeft debestemming voor gemeenschapsvoorzieningenen openbare nutsvoorzieningen de overdrukvan "abdijgebied". In de gebieden die als abdijgebiedzijn aangeduid, zijn ongeacht de bestemmingvan het gebied waarin het abdijgebied gelegenis, slechts werken en handelingen toegelatendie verband houden met het bestaan van deabdij of die voor de normale ontplooiing vanhaar activiteiten nodig zijn.Er worden geen speciale maatregelen gepland"om de ligging van de abdijen te reglementeren".Waar blijkt dat het gegeven bestemmingsvoorschriftproblemen veroorzaakt, kan wordenonderzocht of het wenselijk is om via een ruimtelijkuitvoeringsplan de gepaste voorzieningenbij te sturen.Op dit ogenblik is een bijzonder plan van aanlegin voorbereiding voor de brouwerij van deabdij van Westmalle.2. Inzake het dossier "Opgrimbie" heeft de bestendigedeputatie van de provincieraad vanLimburg in zitting van 22 november 2000 de stedenbouwkundigevergunning ten dele verleend.De gemachtigd ambtenaar heeft op 21 december2000 bij mij hoger beroep ingesteld tegendeze beslissing.Het onderzoek aangaande dat beroep is nog lopende.Ik wens mij dus nog niet uit te sprekenover de afloop ervan.Vraag nr. 71van 15 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Regionale televisiezenders – ZendgebiedNaar aanleiding van het verdwijnen van de kabelvan een aantal regionale zenders net over de grensvan hun uitzendgebied, was er in de betrokken gemeentennogal wat ongenoegen.In het deel van Lier dat aan de Antwerpse regiopaalt en waar nogal wat uitgeweken Antwerpenaarswonen, was de vraag om naast de uitzendingenvan RTV ook nog die van ATV te kunnen ontvangenzeker aanwezig. Ik herinner me ook hetprotest in Kapelle-op-den-Bos toen daar RTV vande kabel werd gehaald. Sociologisch is de gemeen-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1494-te inderdaad in belangrijke mate op Mechelen afgestemd.De dorpsraad van Oeselgem, gelegen opde grens tussen Oost- en West-Vlaanderen, metheel wat inwijkelingen van net over de provinciegrens.,zou graag zowel WTV als AVS ontvangen.Hoe staat de minister tegenover een regeling waarbijregionale zenders kunnen worden opgenomenin het kabelaanbod van gemeenten die palen aande grens van hun zendgebied ? Worden er terzakeinitiatieven genomen ?Antwoord1. In de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap zijn tien regionaleomroepen erkend. Deze omroepen hebben alszendgebied één of meerdere administratieve arrondissementen.Er is decretaal bepaald dat de regionale omroepenenkel programma's kunnen verzorgen voorhet aan hen toegewezen zendgebied. De regelgevingbevat geen uitzonderingsbepalingen metbetrekking tot gemeenten die palen aan degrens van een zendgebied.Ik kan alleen maar vaststellen dat verschillendekabelmaatschappijen, die tot voor kort in degrensgemeenten het omroepprogramma vanmeerdere regionale omroepen doorgaven, hunkabelnet in overeenstemming met de zendgebiedenvan de regionale omroepen hebben gebracht.2. Ik heb een onderzoek naar de economischeleefbaarheid van de regionale televisie laten uitvoeren.In dit onderzoek zal ook de problematiekvan de afbakening van de zendgebiedenaan bod komen. Vooraleer wetgevende initiatievente nemen, wens ik de resultaten van dit onderzoekaf te wachten.Vraag nr. 72van 15 februari 2001van mevrouw VEERLE DECLERCQBPA Finis Terrae Knokke-Heist – Stand van zakenOp 6 juli 2000 stelde ik aan de minister een vraagom uitleg over de Zwinbosjes Finis Terrae (HandelingenC216 van 6 juli 2000, blz. 14 – red.). Ondertussenis er over dit dossier niet veel meer vernomen.1. Wat is de huidige stand van zaken ?2. Wat zijn de plannen van de minister ?Antwoord1. Het betrokken BPA werd door de gemeenteraadvan Knokke-Heist in zitting van 29 juni2000 met twintig stemmen voor en twee onthoudingendefinitief aanvaard en de bundel werdter voorbereiding van het ministerieel besluitdoor de gemeente op 18 juli 2000 aan de afdelingRuimtelijke Planning toegestuurd. (BPA :bijzonder plan van aanleg – red.)Het dossier werd intussen aangevuld met heteindadvies van de buitenafdeling RuimtelijkeOrdening West-Vlaanderen, met het advies vande bestendige deputatie en, overeenkomstigmijn belofte gedaan in de commissievergaderingvan 6 juli 2000, met het advies van het Instituutvoor Natuurbehoud.Om een zo duidelijk en wetenschappelijk mogelijkbeeld te kunnen geven van de impact die devoorzieningen van dit BPA kunnen hebben opde natuurwaarden van de aanpalende zogenaamde"Zwinbosjes", wordt op dit ogenblikdoor de afdeling Ruimtelijke Planning voor deeindbeoordeling van het dossier nog gewacht opde resultaten van een door de West-<strong>Vlaams</strong>e Intercommunaleterzake aan het studiebureauAntes gegeven studieopdracht. Normaliterwordt de voltooiing van voormelde studie naarde belangrijkste milieueffecten bij het realiserenvan de voorzieningen van BPA "Finis Terrae",eerstdaags verwacht.2. Bij gebrek aan het volledige dossier van het betrokkenontwerp-BPA, kan ik de <strong>Vlaams</strong>evolksvertegenwoordiger op dit ogenblik geenmededeling doen omtrent de mogelijkheden toteventuele goedkeuring van dit gemeentelijkplan.Volgens de vooruitzichten zal de administratieRuimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenen Landschappen haar eindadvies opz'n vroegst eind maart 2001 kunnen formuleren.Omdat de gemeente Knokke-Heist vooralsnoggeen gebruik heeft gemaakt van artikel 21 –laatste lid, van het op 22 oktober 1996 gecoördineerdedecreet betreffende de ruimtelijke ordening(inzake de mogelijkheid van rappel bij uit-


-1495- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001blijven van een beslissing van de <strong>Vlaams</strong>e regering)en hiertoe volgens mijn administratie in denabije toekomst ook niet de intentie heeft, zaldit belangrijke dossier grondig en zonder tijdsdrukkunnen worden geëvalueerd vooraleer terzakeeen passend ministerieel besluit wordt getroffen.Vraag nr. 73van 20 februari 2001van de heer CARL DECALUWEIndustrieterreinen – SubsidiesTijdens de begrotingsbesprekingen in de commissieheeft de minister beklemtoond dat er een behoefteaan industrieterreinen is in Vlaanderen, maar datdeze behoefte geleidelijk moet worden opgevuld,naargelang de projecten.De behoeften en de mogelijkheden tot realisatievan industrieterreinen verschillen duidelijk vanprovincie tot provincie.1. Kan de minister een overzicht geven van hetaantal subsidieaanvragen voor de ontwikkelingvan nieuwe industrieterreinen in Vlaanderenvoor het jaar 2000, met vermelding van het subsidiebedrag,het aantal hectare en de ligging ?2. In 1999 werden de eerste aanvragen tot subsidiëringdoor gemeenten ingediend. Alle dossiershadden toen betrekking op de provincie Limburg.Hoeveel dergelijke aanvragen werden er in2000 ingediend, gespreid over de verschillendeprovincies ?Antwoord1. Als bijlage een overzicht van het aantal toegekendesubsidieaanvragen in 2000 voor de ontwikkelingvan nieuwe bedrijventerreinen.Naast het subsidiebedrag, het aantal ontslotenhectare en de ligging, vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerook de gegevens nopens denaam van het terrein, de hoedanigheid van deontwikkelaar en de aard van de werken.2. In 2000 werd één nieuw terrein gesubsidieerddat door een gemeentebestuur wordt ontwikkeld,namelijk het terrein "Dorpsveld" in Diepenbeek.Dat terzake de meeste gemeentelijke initiatievenworden genomen in Limburg, vindt zijn verklaringin het feit dat binnen deze provincie behalveNolim geen intercommunale verenigingop dit gebied werkzaam is.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1496-VastleggingenGemeente Naam Ontwikkelaar Werk Subsidiebedrag Regionaal (bruto) Lokaal (bruto)Menen/Kortrijk Transportzone LAR Leiedal spooraansluiting 86.772.891 72 ha 00 a 00 caWingene De Hille-Zuid (lok. + reg.) WVI basisinfrastructuur + groen 36.904.201 10 ha 01 a 70 ca 10 ha 41 a 80 caIchtegem Ambachtelijke Zone – Fabrieksweg– uitbr. WVI basisinfrastructuur + groen 28.551.994 11 ha 52 a 44 caDiepenbeek Dorpsveld Gemeente basis 17.026.782 10 ha 85 a 35 caIchtegem Ambachtelijke Zone – uitbr. WVI basisinfrastructuur + groen 28.551.994 11 ha 52 a 44 ca197.807.862 115 ha 91 a 93 ca 10 ha 41 a 80 ca126 ha 33 a 73 caN.v.d.r.Leiedal : Intercommunale Maatschappij voor Ruimtelijke Ordening, Economische Expansie en Reconversie van het Gewest KortrijkWVI : West-<strong>Vlaams</strong>e Intercommunale voor Economische Expansie, Huisvestingsbeleid en Technische Bijstand


-1497- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Vraag nr. 74van 23 februari 2001van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>VRT – Peter BenoitjaarZoals de minister wellicht weet, wordt dit jaar de<strong>Vlaams</strong>e toondichter Peter Benoit herdacht. Zowelop muzikaal vlak, als in de ontvoogdingsgeschiedenisvan het <strong>Vlaams</strong>e volk, heeft Benoit een belangrijkerol gespeeld.Kan de minister in dat verband meedelen welkeinitiatieven de VRT heeft genomen of nog plantom het Peter Benoitjaar te vieren ?AntwoordRadioKlara ondersteunt het herdenkingsjaar Peter Benoitmet volgende initiatieven.– Preludiumconcert tot het Benoitjaar werd opgenomenop 29 november 2000 in de Arenbergschouwburgin Antwerpen (Werner Van Mechelen,Jozef De Beenhouwer, Prima La Musicao.l.v. Dirk Vermeulen) en uitgezonden op 9 januari2001 in "Podium", met een omkaderendprogramma rond Benoit en in gesprek met JanDewilde over het Benoitjaar. Duur : 3 uur.Op 8 maart 2001 (100ste verjaardag Benoitsoverlijden) om 11.30 uur een bijdrage van 30minuten over de betekenis van Benoit, in gesprekmet componist Roland Corijn. "Podium"sluit om 22.00 uur eveneens af met 30 minutenBenoit.– Klara is coproducent in het openingsconcertvan het Benoitjaar op zaterdag 10 maart 2001 inde Elizabethzaal in Antwerpen : Hoogmis vanBenoit door het <strong>Vlaams</strong> Radio-orkest, het<strong>Vlaams</strong> Radiokoor en het <strong>Vlaams</strong> Projectkooronder leiding van Pehlivanian.Deze Hoogmis zal worden uitgezonden op 18mei 2001, eveneens in een omkaderend programmavan 3 uur.– Op zaterdag 19 mei 2001 zend Klara rechtstreeksde ganse Peter Benoit Festivaldag uitvanuit de Singel in Antwerpen.Van 15.00 tot 23.00 uur : zes doorlopende concertenmet medewerking van Frank Braley,Marie-Noëlle De Callatay, het Spiegelkwartet,het Brussels Jazzorkest en het Koninklijk FilharmonischOrkest van Vlaanderen onder leidingvan Phillippe Herreweghe. Onder hetmotto "Monsieur Benoit est Flamand" wordthet internationale karakter van Benoit’s muziekbeklemtoond, naast werk van Liszt, Chopin,Gounod, Schumann, ...Hiervoor werd een contract afgesloten met deorganisator (Benoitfonds).– Zondag 13 mei 2001 : "Prisma" wijdt een programmavan 2,5 uur aan het culturele klimaatrond Benoit.– Maandblad "Muziek en Woord" van mei 2001wijdt een hoofdartikel aan de "Benoittrilogie opKlara" (18 mei – 19 mei – 20 mei).– "Alinea" verzorgt in dezelfde periode een uitzendingover Benoit naar aanleiding van de biografischemuziektentoonstelling die vanaf 19mei tot 29 juli loopt in het Archief voor het<strong>Vlaams</strong>e Cultuurleven. Hetzelfde kan ook inhet najaar gebeuren, wanneer de nieuwe biografieover Peter Benoit verschijnt.– Klara is in onderhandeling met het CultureelCentrum van Harelbeke en met het Symfonieorkestvan Vlaanderen voor de overname vande Benoitconcerten die in november 2001 inHarelbeke plaatshebben.– Het slotconcert met "Kerstmis" en "Te Deum"van Benoit door het Symfonieorkest van Vlaanderenop 30 november in Harelbeke wordt opKlara uitgezonden op 25 december 2001.– In het voorjaar 2001 verschijnt een cd op Klara’slabel met motetten van Benoit, uitgevoerddoor het <strong>Vlaams</strong> Radiokoor.Radio 1 schonk op dinsdag 6 maart in "De Wandelgangen"aandacht aan de Peter Benoitherdenkingmet een gesprek over het belang van deze toondichter,en liet hierbij werk van hem horen. Opwoensdag 7 maart was er in "Het Concertgebouw"een gesprek met Jan Dewilde, musicoloog en coauteurvan de uitgebreide Benoitbiografie die in hetnajaar verschijnt bij Lannoo. Naar aanleiding vandeze gesprekken werd op de website van Radio 1informatie geplaatst over activiteiten die in ditkader plaatsvinden (Peter BenoitherdenkingenHarelbeke, Antwerpen, ... biografische muziektentoonstellingAntwerpen, Peter Benoit FestivaldagAntwerpen, Vijfde Harelbeekse Muziekbiënale).


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1498-Bij Radio 2 zijn het voornamelijk de regionale omroepenAntwerpen en West-Vlaanderen die in hetregionale nieuws hun luisteraars informeren overPeter Benoitevenementen uit de regio. Op 8 maartomvatte het programma "Avondpost" van OmroepWest-Vlaanderen een live-uitzending vanuit hetcultureel centrum "Het Spoor" in Harelbeke, opinitiatief van de werkgroep "Peter Benoitviering2001".TelevisieCanvasIn "Plankenkoorts" worden een documentatie eneen concert op twee opeenvolgende zaterdagen(vermoedelijk in de tweede helft van oktober) uitgezonden.Ook in de actuatileitsrubriek "Link" zalaandacht worden besteed aan het Peter Benoitjaar.TV1Mogelijk zal het item sporadisch aan bod komen inprogramma’s als "Vlaanderen Vakantieland", "DeRode Loper", "De Laatste Show". Op dit momentkan daaromtrent nog geen uitsluitsel worden gegeven.NieuwsdienstVoorziet geen speciale initiatieven.Vraag nr. 75van 23 februari 2001van de heer JOHAN DE ROOHerstructurering adviesstelsel – SERVUit het antwoord van de minister-president opmijn schriftelijke vraag nr. 1 van 5 oktober 2000met betrekking tot de adviesorganen die wordenbetrokken bij de voorontwerpen van decreet, blijktdat vooral de MINA-raad, de SERV en de VLORworden geconsulteerd (MINA-raad : Milieu- enNatuurraad van Vlaanderen ; SERV : Sociaal-EconomischeRaad van Vlaanderen ; VLOR : <strong>Vlaams</strong>eOnderwijsraad). Voor meer specifieke informatieover de SERV verwees de minister-president naarde minister van Economie, Ruimtelijke Ordeningen Media (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 6van 19 januari 200 1, blz. 856 – red.).Graag had ik met betrekking tot de SERV de volgendevragen gesteld aan de minister.1. Voor welke bedragen, zowel inzake dotaties alsinzake andere kosten, heeft de <strong>Vlaams</strong>e overheidin de SERV geïnvesteerd ?2. Hoe zijn deze middelen door de SERV aangewendinzake huisvesting, loonkosten en werkingsmiddelen?3. Hoe wordt de SERV in het kader van de herstructureringvan het adviesstelsel herschikt ?N.B. Een vraag over deze problematiek m.b.t. deVLOR werd gesteld aan mevrouw MarleenVanderpoorten, <strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijsen Vorming, m.b.t. de MINA-raad aanmevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister vanLeefmilieu en Landbouw.Antwoord1. Dotatie 2000 aan de SERV : 163.400.000 fr.Oorspronkelijke dotatie :176.700.000Kassaldo : -23.300.000"Beroepsprofielen" : +10.000.000("te verdelen Vesoc-middelen").163.400.000(Vesoc : <strong>Vlaams</strong> Economisch en Sociaal Overlegcomité– red.)Naast de dotatie investeerde de <strong>Vlaams</strong>e overheidgeen andere kosten in de SERV.2. Huisvesting : 34.157.878 fr.Loonkosten :92.460.357 fr.Werkingsmiddelen : 44.582.608 fr.3. De SERV wordt erkend als metaraad.(Antwoord Vera Dua : blz. 1466 ; antwoord MarleenVanderpoorten : Bulletin nr. 12 – red.)Vraag nr. 76van 23 februari 2001van de heer FRANCIS VERMEIR<strong>EN</strong>Alternatieve energiebronnen – BouwverordeningenIn het regeerakkoord van juli 1999, deel 2, is ooksprake van de liberalisering van de energiemarkten stelt de <strong>Vlaams</strong>e regering een meerjarenplan in


-1499- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001het vooruitzicht met het oog op het bevorderenvan een substantiële vermindering van het energieverbruiken het optrekken van het aandeel van3 % aan hernieuwbare energie in het totale energieaanbod.Tevens wordt de nadruk gelegd op depromotie van milieuvriendelijke energie op kleinschaligniveau, en werd aangekondigd dat de vergunningvan windturbineparken tegen 2001 zouworden uitgewerkt.Uit een recente parlementaire vraag blijkt dat elkhernieuwbare-energieproject is onderworpen aande geldende procedures inzake bouw- en milieuvergunning.Particulieren die op eigen initiatief investeren in deplaatsing van fotovoltaïsche zonnepanelen moetenhiervoor een vergunning aanvragen bij de administratievan Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw,zoals bij elke verbouwing van een huis.Een particuliere investering die het beleid van de<strong>Vlaams</strong>e regering inzake energiebesparing ondersteunt,kan worden doorkruist door een aantalthans van kracht zijnde bouwverordeningen.1. Worden de richtlijnen van de administratie vanRuimtelijke Ordening en Stedenbouw die geldenbij de beoordeling van bouwaanvragen ofverbouwingen, getoetst aan de doelstellingenvan de <strong>Vlaams</strong>e regering inzake het bevorderenvan alternatieve energiebronnen (zonnepanelen,enz.) ?2. Wordt dienaangaande overleg georganiseerdtussen de administratie voor Ruimtelijke Ordeningen Stedenbouw en de verantwoordelijkevoor het bevorderen van de alternatieve energie,om de violen beter op elkaar af te stemmen ?3. Hoever staat het met het uitvaardigen van richtlijnenvoor het afleveren van vergunningen voorde aanleg van windturbineparken ?Volgens het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regeringvan 14 april 2000 zijn vrijgesteld van stedenbouwkundigevergunning "de plaatsing van devolgende zaken bij vergunde gebouwen die nietin een ruimtelijk kwetsbaar gebied gelegen zijn :– dakvlakvensters en/of fotovoltaïsche en/ofzonneboilers in het dakvlak, tot een maximumvan 20 % van de oppervlakte van hetdakvlak ;– fotovoltaïsche zonnepanelen en/of zonneboilersop een plat dak".Volgens het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regeringvan 5 mei 2000 zijn "de openbare lokale installatiesvoor de productie van alternatieve vormenvan energie" te beschouwen als kleine werkenvan algemeen belang.Vele vergunningplichtige werken zijn vrijgesteldvan de medewerking van een architect en vanhet advies van de gemachtigd ambtenaar. Degemeente kan dus vrij snel beslissen.2. Een vertegenwoordiger van de administratieRuimtelijke Orderening, Huisvesting en Monumentenen Landschappen (Arohm) maakt deeluit van de werkgroep CO 2 -REG, die deze problematiekmee onderzoekt (CO 2 : koolstofdioxide,REG : rationeel energiegebruik – red.).3. In dit verband verwijs ik naar de omzendbriefvan 17 juli 2000 EME/2001.01 – "Afwegingskaderen randvoorwaarden voor de inplanting vanwindturbines", gepubliceerd in het BelgischStaatsblad van 1 september 2000 (editie 1).Deze omzendbrief bevat heel wat richtlijnenover de oprichting van windturbineparken.Ook werd een "windwerkgroep" opgericht, dieconcrete projecten kan adviseren. Bij dezewerkgroep is Arohm ook betrokken.Antwoord1. Naarmate besluiten inzake ruimtelijke ordeningworden aangepast, wordt hierbij rekening gehoudenmet de doelstellingen van de <strong>Vlaams</strong>eregering inzake het bevorderen van alternatieveenergiebronnen.Ik kan de volgende reeds gerealiseerde zakenaanhalen.Vraag nr. 79van 6 maart 2001van de heer JOHAN MALCORPSGemeentelijke kapreglementen – GeldigheidEr is enige onduidelijkheid gerezen over het statuutvan gemeentelijke kapreglementen. Dit naaraanleiding van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regeringvan 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningplichtigefunctiewijzigingen en van de werken, han-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1500-delingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundigevergunning nodig is.Artikel 3, 14° van dit besluit bepaalt immers datgeen stedenbouwkundige vergunning nodig is voorhet vellen van hoogstammige bomen, mits aan eenreeks van vereisten is voldaan : ze mogen geen deeluitmaken van een bos, ze moeten gelegen zijn inwoon- of industriegebied, ze bevinden zich op huiskavelsen binnen een straal van 15 meter van eenvergunde woning of bedrijfsgebouw. Bovendienmogen de bomen geen acuut gevaar opleveren enmogen ze niet op openbaar domein staan of oppercelen waarvoor een beheersplan bestaat.Overeenkomstig artikel 99, §3 van het decreet houdendede organisatie van de ruimtelijke ordening,kunnen de vergunningplichtige werken, handelingenen wijzigingen worden aangevuld door gemeentelijkestedenbouwkundige verordeningen.Deze verordeningen kunnen ook voor de van vergunningvrijgestelde werken en handelingen de stedenbouwkundigevergunningplicht invoeren.De vraag is echter wat nu het statuut is van oudegemeentelijke kapreglementen uitgevaardigd bijwijze van politieverordening die, wat bijvoorbeeldde bescherming van hoogstammige bomen betreft,verder gaan dan de uitzonderingsregels opgenomenin artikel 3, 14° van het besluit van 14 april2000.Zijn deze kapreglementen nog geldig ?Kunnen alle hoogstammige bomen die voldoen aanvoormelde uitzonderingsbepalingen, nu zondermeer worden gekapt, ook als dit ingaat tegen bestaandegemeentelijke kapreglementen ?Wordt van de gemeentebesturen verwacht dat zehun oude kapreglementen onverwijld omzetten ingemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen ?Zo ja, zijn de gemeentebesturen daarover voldoendegeïnformeerd ?En wat gebeurt er intussen ? Is dan alles toegelaten?AntwoordVele gemeenten beschikken over kapreglementendie als politieverordening zijn geconcipieerd. Hetlijkt mij duidelijk te zijn dat ook onder de vroegerewetgeving (het decreet betreffende de ruimtelijkeordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996) kapreglementeneigenlijk als bouwverordening (thansstedenbouwkundige verordening genoemd) moestenworden beschouwd. Ze moesten dan ook doorde minister bevoegd voor de Ruimtelijke Ordeningworden goedgekeurd.Over de geldigheid van de enkele kapreglementen– politieverordeningen wens ik mij niet in absolutetermen uit te spreken. Zoals hierboven uiteengezet,kan die sterk in twijfel worden getrokken.Inzake de gemeentelijke stedenbouwkundige beplantingsverordeningenis de situatie duidelijker.Deze blijven mijns inziens gelden, ook al zijn zestrenger dan de gewestelijke regeling inzake devergunningplicht. Het kan wel aangewezen zijn datde gemeenten de relevantie van deze verordeningenonderzoeken. Indien ze geen belangrijke aanvullingenvan de (verstrengde) <strong>Vlaams</strong>e reglementeringbevatten, kunnen ze best gewoon wordenopgeheven.Een inventarisatie van de bestaande gemeentelijkeverordeningen heeft automatisch in elke gemeenteplaats, in het kader van de opmaak van het plannenregister.De nog geldige bouwverordeningenmoeten er immers in worden opgenomen.B. Vragen waarop werd geantwoord na hetverstrijken van de reglementaire termijnPATRICK DEWAELMINISTER-PRESID<strong>EN</strong>T<strong>VAN</strong> DE VLAAMSE REGERING,VLAAMS MINISTER <strong>VAN</strong> FINANCI<strong>EN</strong>,BEGROTING, BUIT<strong>EN</strong>LANDS BELEID<strong>EN</strong> EUROPESE AANGELEG<strong>EN</strong>HED<strong>EN</strong>Vraag nr. 38van 30 januari 2001van mevrouw MARIJKE DILL<strong>EN</strong>Huisstijl – ControleDe <strong>Vlaams</strong>e regering heeft in november 2000 debestaande huisstijl van de <strong>Vlaams</strong>e overheid bevestigd.De gestileerde leeuw is het kernelement vandeze huisstijl en het enige aanvaarde logo van de<strong>Vlaams</strong>e regering, haar ministers en de departementenvan het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.Er werd eveneens bepaald dat alleen de <strong>Vlaams</strong>eregering uitzonderingen kan toestaan, en dit voor


-1501- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001campagnes die in tijd beperkt zijn of die een repetitiefkarakter hebben.1. Hoeveel uitzonderingen werden tot op hedentoegestaan en in welke gevallen ?Wat is de motivering voor het toestaan van dezeuitzonderingen ?2. De afdeling Communicatie en Ontvangst is belastmet de controle op de naleving van de regelsinzake huisstijl.Op welke wijze gebeurt deze controle ?Heeft dit controleorgaan reeds inbreuken op deregels inzake huisstijl vastgesteld en zo ja, hoeveelen welke ?Antwoord1. Tot op heden werden er geen uitzonderingentoegestaan, behalve voor het logo van het Belgischvoorzitterschap van de Europese Unie in2001.Om enerzijds de uniformiteit en de herkenbaarheidvan het Belgisch voorzitterschap te garanderenen anderzijds de <strong>Vlaams</strong>e identiteit tewaarborgen, werd dit Europese logo onderaanaangevuld met het gestileerde leeuwtje en devermelding "Vlaanderen". Dit nieuwe logo verschijntin de briefwisseling vanaf 1 januari 2001tot en met 31 december 2001.2. Het secretariaat van de huisstijl bij de afdelingCommunicatie en Ontvangst is door de <strong>Vlaams</strong>eregering belast met de algemene controle opde naleving van de beslissingen en de voorschrifteninzake huisstijl van de <strong>Vlaams</strong>e overheid.Het onderzoekt, controleert en bewaaktde correcte toepassing van de huisstijl en fungeertterzake als een centraal meldpunt binnenhet Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.Op basis van de gedane vaststellingen rapporteerthet secretariaat aan de <strong>Vlaams</strong>e ministerbevoegd voor de coördinatie van het communicatiebeleid.Los van het secretariaat zijn er de departementalecommunicatieverantwoordelijken, die alseen decentraal aanspreekpunt voor de huisstijlfungeren. Zij hebben een ondersteunende enmotiverende opdracht inzake huisstijl.De ondersteunende opdracht bestaat erin tefungeren als contactpersoon en tussenschakeltussen de departementale huisstijlverantwoordelijkenen de afdeling Communicatie en Ontvangst.De communicatieverantwoordelijkenbeschikken over alle nodige informatie in verbandmet de huisstijl en staan de huisstijlverantwoordelijkenbij met advies.De motiverende opdracht bestaat erin in elk departementde huisstijl te introduceren, op hetverplicht karakter ervan te wijzen en hem correcten loyaal te doen toepassen.Met het oog op de controle inzake de toepassingdienen de communicatieverantwoordelijkenhet lijnmanagement te ondersteunen. Vragendie zijzelf niet kunnen beantwoorden ofproblemen waarvoor zijzelf geen oplossing vinden,worden doorverwezen naar het secretariaatvan de huisstijl.Uit het voorgaande blijkt dat zowel de afdelingshoofdenals de huisstijlverantwoordelijkenen de departementale communicatieverantwoordelijkener moeten op toezien en overwaken dat, naar aanleiding van opdrachten voordrukwerk, audiovisuele producties, de uitvoeringvan werken (wegen- en kunstwerken), hetaanbrengen van werfpanelen, de inrichting vantentoonstellingen, de organisatie van voorlichtingsactiesen -campagnes, manifestaties en evenementen,de nodige documentatie en instructiesworden gegeven aan vormgevers en aan devertegenwoordigers van de betrokken firma'sen bedrijven.In het kader van de kwaliteitsbewaking en decontrole op de toepassing van de huisstijl in dedepartementen, rapporteren de departementalecommunicatieverantwoordelijken aan het secretariaatvan de huisstijl bij de afdeling Communicatieen Ontvangst.Een bevraging in 2000 toonde aan dat de huisstijlbinnen het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapgoed wordt nageleefd.Een nieuwe rondzendbrief is in de maak om delaatste richtlijnen inzake huisstijl binnen de<strong>Vlaams</strong>e overheid te verspreiden.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1502-MIEKE VOGELSVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> WELZIJN, GEZONDHEID<strong>EN</strong> GELIJKE KANS<strong>EN</strong>Vraag nr. 64van 11 januari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>VIPA-subsidiëring – Centra voor leerlingenbegeleidingHet <strong>Vlaams</strong> Infrastructuurfonds voor PersoonsgebondenAangelegenheden (VIPA) verleent investeringssubsidiesen -waarborgen aan voorzieningenvoor preventieve en ambulante gezondheidszorg.In dit kader konden centra voor medisch schooltoezichteen beroep doen op VIPA-subsidies.Nu de centra voor medisch schooltoezicht zijngeïntegreerd in de centra voor leerlingenbegeleiding(CLB's), kan allicht ook via Onderwijs wordengesubsidieerd.Allicht zijn er nog lopende dossiers, waardoor hetVIPA ook de volgende jaren betrokken blijft bijdeze CLB's.1. Welke engagementen lopen nog ? Voor welkebedragen en tot wanneer ?2. Hoe verloopt de overdracht van deze lopendedossiers ? Wie volgt ze verder op ?3. Kunnen CLB's nog een beroep doen opVIPA-subsidiëring voor hun preventieve en ambulantegezondheidszorgopdracht ? Zo ja,onder welke voorwaarden ?4. Zo neen, wordt er gedacht aan uitbreiding vande welzijnssectoren door de nieuwe financiëleruimte die ontstaat door het wegvallen van decentra voor medisch schooltoezicht ? Voorwelke sectoren ?5. Werd er studiewerk gedaan rond het opnemenvan de sector buitenschoolse kinderopvang inhet VIPA ?Antwoord1. Momenteel lopen er nog drie dossiers :– Initiatiefnemer : Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding(Deinze)Vastgelegd subsidiebedrag : 6.293.949 fr.Termijn : voor de eerste drie projectfasenheeft men reeds een gunning verkregen (devierde projectfase wordt half maart geadviseerd)en vraagt men de uitbetaling van desubsidies.– Initiatiefnemer : VZW Scholengroep Sint-Rembert (Torhout)Vastgelegd bedrag : 4.807.046 fr.Termijn : voor de eerste drie projectfasenheeft men reeds een gunning verkregen envraagt men de uitbetaling van de subsidies.– Initiatiefnemer : VZW Centrum voor Leerlingenbegeleiding(Veurne)Vastgelegd bedrag : 4.525.841 fr.Termijn : voor de projectfasen 1 en 2 heeftmen reeds een gunning verkregen. Voor projectfase1 vraagt men reeds de uitbetalingvan de subsidies. Voor de projectfasen 3 en 4dient men nog een subsidiebeslissing te verkrijgen.De effectieve uitbetaling van de subsidies gebeurtin vier schijven (3 x 30 % en het saldo).Een verzoek tot uitbetaling kan worden ingediendnaargelang de werken vorderen. De termijntussen het indienen van een vereffeningsdossieren de storting van het bedrag op de rekeningis niet nader bepaald in de regelgeving.In principe bedraagt deze niet meer dan eenmaand.2. De dossiers die momenteel nog lopen, wordenvolledig door het VIPA afgehandeld. Bijgevolgis er geen enkel dossier dat wordt overgedragen.Nieuwe aanvragen worden gericht aan hetdepartement Onderwijs.3. CLB's kunnen niet langer een beroep doen opVIPA-subsidiëring.4. Momenteel bereid ik de besluiten voor om devoorzieningen van de bijzondere jeugdbijstandin de loop van 2001 als nieuwe sector in deVIPA-regelgeving op te nemen.Ik neem me voor om nog vóór het reces dezebesluiten aan de <strong>Vlaams</strong>e regering ter goedkeuringvoor te leggen.


-1503- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 20015. In het verlengde van het goedgekeurde BeleidsplanKinderopvang zal de verdere uitbouw vande buitenschoolse kinderopvang, ook op hetvlak van de infrastructuur, voorwerp uitmakenvan nader onderzoek.Vraag nr. 70van 25 januari 2001van mevrouw PATRICIA CEYS<strong>EN</strong>SWelzijnsvoorzieningen – Invoering euroEind dit jaar zal Vlaanderen de Belgische frank inruilenvoor de euro. Voor bedrijven en organisatiesis dit een belangrijke operatie, die goed moet wordenvoorbereid. Ook welzijns- en gezondheidsvoorzieningenmoeten zich grondig voorbereidenop deze overgang.1. Heeft de minister zicht op de manier waaropwelzijns- en gezondheidsvoorzieningen zichvoorbereiden op de overgang naar de euro ?2. Worden door de administratie en de <strong>Vlaams</strong>eopenbare instellingen uit de sociale sector incentivesgegeven aan de voorzieningen om zichop deze overgang voor te bereiden ?AntwoordAangezien deze vraag betrekking heeft op zowelde <strong>Vlaams</strong>e administratie als de <strong>Vlaams</strong>e openbareinstellingen, geef ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerper vraag een antwoord aangaande deadministratie Gezondheidszorg en de administratieGezin en Maatschappelijk Welzijn, Kind en Gezinen het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor Sociale Integratie vanPersonen met een Handicap.1. Administraties Gezondheidszorg en Gezin enMaatschappelijk WelzijnDe voorbije jaren heeft de <strong>Vlaams</strong>e overheidernstige inspanningen geleverd om het de cliënten,waaronder de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen,mogelijk te maken om de euroreeds gedurende de overgangsfase van de invoeringervan, die loopt van 1 januari 1999 toten met 31 december 2001, te gebruiken in hunbetrekkingen met die overheid. De regelgevingen de door de administratie gebruikte formulierenwerden aangepast, zodat de cliënten ondermeer in hun aanvragen voor subsidies, toelagenen andere voordelen de geldbedragen in eurokunnen vermelden.Thans worden regelgeving en formulieren aangepastmet het oog op de definitieve fase van deinvoering van de euro, die ingaat op 1 januari2002.Aangezien de munt een federale bevoegdheidis, valt de communicatie over de invoering vande euro in de eerste plaats onder de bevoegdheidvan de federale overheid. De algemenecommunicatie daarover gaat dan ook vooral uitvan de Federale Voorlichtingsdienst. De <strong>Vlaams</strong>eoverheid dient in dat opzicht aanvullend tewerken, en haar communicatie toe te spitsen opde aspecten van de euro die verband houdenmet de eigen bevoegdheden. Die communicatiekan onder meer betrekking hebben op de aande euro aangepaste <strong>Vlaams</strong>e regelgeving en opde uitwisseling van gegevens waarin eurobedragenvoorkomen.Vanuit de welzijns- en gezondheidsvoorzieningenworden weinig vragen gesteld met betrekkingtot het gebruik van de euro. Ze blijken zichveelal op de definitieve invoering van de eurovoor te bereiden met ondersteuning van socialesecretariaten, banken en ondernemingen dieboekhoudprogramma's verzorgen, waarvan zede aan de euro aangepaste software gebruikenvoor het voeren van hun personeels- en financiëleadministratie.Kind en GezinKind en Gezin heeft geen zicht op de manierwaarop de voorzieningen zich voorbereiden opde overgang naar de euro.Alle voorzieningen werden op de hoogte gebrachtvan de mogelijkheid om de euro te gebruikenin hun contacten met Kind en Gezin.Tot nu toe maakt geen enkele voorziening vandeze mogelijkheid gebruik.In de briefwisseling met deze organiserende besturenen in de overzichtstabellen waarin desubsidiebedragen worden vermeld en verklaard,worden sinds twee jaar de overeenstemmendebedragen in euro ook vermeld naast deze uitgedruktin Belgische frank.<strong>Vlaams</strong> Fonds voor Sociale Integratie van Personenmet een HandicapDe <strong>Vlaams</strong>e openbare instellingen, waaronderhet <strong>Vlaams</strong> Fonds voor Sociale Integratie vanPersonen met een Handicap, hebben de voorbereidingenin het kader van de overgang naar de


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1504-euro van dichtbij opgevolgd. Naast de ondersteuningen voorlichting die wordt gegeven naarde voorzieningen toe, heeft de overgang naar deeuro vooral op reglementair vlak uitwerking.De aanpassing van de regelgeving heeft indirectook invloed op de voorzieningen.De effecten op de regelgeving van het VFSIPHspreiden zich over drie actieterreinen, namelijkde aanpassing van de regelgeving in het kadervan de uitvoering van de statutaire materie, deaanpassing van de VIPA-regelgeving met betrekkingtot uit te keren investeringsubsidies, ende aanpassing van het stambesluit in het kadervan het specifiek personeel in dienst bij het<strong>Vlaams</strong> Fonds.a) Omvorming van de regelgeving in het kadervan de uitvoering van de statutaire materieIn het kader van de overgangsmaatregelennaar de definitieve fase van de invoering vande euro heeft het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor SocialeIntegratie van Personen met een Handicapeen "ontwerpbesluit van de <strong>Vlaams</strong>e regeringtot invoering van de euro in de regelgevingbetreffende de sociale integratie vanpersonen met een handicap" opgesteld.Dit ontwerpbesluit is totstandgekomen conformde instructies van de <strong>Vlaams</strong>e regering.In een eerste fase (identificatiefase) werd deregelgeving van het <strong>Vlaams</strong> Fonds aan eenzorgvuldige inhoudelijke screening onderworpen.Dit leidde uiteindelijk tot een inventarisatievan de aan te passen bepalingen.In een tweede fase (inhoudelijke fase) werdenaan de hand van "modelfiches" de nodigetekstvoorstellen geformuleerd tot wijzigingof vervanging van de geïnventariseerdebepalingen. In deze fase stond het behoudvan de werkbaarheid en toepasbaarheid vande regelgeving in het eurotijdperk, gekoppeldaan het streven naar budgettaire neutraliteit,centraal.Momenteel bevindt het <strong>Vlaams</strong> Fonds zich inde derde fase (procedurele fase). In dezefase moeten verschillende procedures wordendoorlopen, gaande van het inwinnen vande vereiste adviezen en het goedkeuren vande tekstvoorstellen op het geëigende politiekeniveau, tot de publicatie van het besluit inhet Belgisch Staatsblad. Op 30 januari 2001heeft de raad van bestuur van het <strong>Vlaams</strong>Fonds een positief advies uitgebracht betreffendehet "ontwerpbesluit van de <strong>Vlaams</strong>eregering tot invoering van de euro in deregelgeving betreffende de sociale integratievan personen met een handicap". Ondertussenhebben zowel de inspecteur van Financiënals de gemeenschapscommissaris van Financiënbij het <strong>Vlaams</strong> Fonds, een positiefadvies uitgebracht over dit besluit.Deze documenten, samen met de nodige toelichting,werden mij recentelijk bezorgd alsvoogdijminister van het <strong>Vlaams</strong> Fonds.De meeste bepalingen van het ontwerpbesluitbetreffen transparantieafrondingen teneindede doorzichtigheid en gebruiksvriendelijkheidvan de bedragen ook na de omzettingin euro te behouden. Andere bepalingenbeogen het behoud van de nauwkeurigheidsgraadvan de bedragen en de aanpassing vanspecifieke afrondingsregels aan de euro.Het ontwerpbesluit bevat ook een aantal bijzonderebepalingen die de werking van devoorzieningen zullen begeleiden.Zo stipuleert het ontwerpbesluit de modaliteitenvoor het indienen door de voorzieningenvan gegevensstaten (kostenstaten endagprijsdossiers) vanaf 2002. Het <strong>Vlaams</strong>Fonds behoudt de mogelijkheid om de voorzieningente bepalen die tot uiterlijk 31 december2004 hun gegevensstaten (met betrekkingtot 2001 en voorgaande jaren) bijhet <strong>Vlaams</strong> Fonds vooralsnog in "franken"mogen indienen, en bepaalt voor welke materiesde interne voorschottenberekeningengebaseerd op deze staten tot uiterlijk 31 december2004 nog in "franken" mogen gebeuren.Enkel de eindbedragen zullen wordenomgezet in euro. Deze artikels werden in hetontwerpbesluit opgenomen om belangrijkegegevensstromen, voornamelijk van de residentiëlesector, beheersbaar te houden na deinvoering van de euro en om zware omvormingskostente vermijden m.b.t. de huidigevrij complexe informatica-applicatie die sowiesoin de loop van 2002 tot 2004 zal wordenvervangen.Inderdaad, de subsidiëring van de residentiëlesector – die ongeveer 24 miljard van hettotale budget van het <strong>Vlaams</strong> Fonds vertegenwoordigt– is voornamelijk gebaseerdop personeelsgegevens afkomstig van de socialesecretariaten (verantwoordelijk voorhet personeels- en weddebeheer van de


-1505- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001voorzieningen). Door deze secretariaten demogelijkheid te geven hun gegevens m.b.t.2001 en voorgaande jaren nog tot eind 2004te bezorgen aan het <strong>Vlaams</strong> Fonds in Belgischefranken, zullen de budgettaire effectenen de omzettingsverschillen, alsook de werklastvoor de betrokken partijen aanzienlijkworden beperkt. Deze aanpak is deels gebaseerdop de werkwijze waarop de belastingadministratieen de Rijksdienst voor SocialeZekerheid de indiening en verwerking vanaangiftes (eveneens m.b.t. personeelsgegevens)afhandelen in het kader van de invoeringvan de euro.b) Aanpassing van de VIPA-regeling in hetkader van de uit te keren investeringssubsidiesdoor het VFSIPHBetreffende de investeringssubsidies werdeen "ontwerpbesluit van de <strong>Vlaams</strong>e regeringbetreffende de wijziging van sommigebepalingen inzake de infrastructuur voorpersoneelsgebonden aangelegenheden, watde invoering van de euro betreft" opgestelddoor het VIPA (<strong>Vlaams</strong> Infrastructuurfondsvoor Persoonsgebonden Aangelegenheden).VIPA is een openbare instelling die, binnende perken van de in het begrotingsdecreetgespecifieerde machtiging, aan de instellingeninvesteringssubsidies verstrekt.Dit besluit kreeg op 28 november 2000 eenpositief advies van de raad van bestuur vanhet <strong>Vlaams</strong> Fonds, inzake het gedeelte vantoepassing op het <strong>Vlaams</strong> Fonds (Afdeling 1– Wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>eregering van 6 juli 1994 tot vaststelling vande totale investeringssubsidie en de bouwtechnischenormen voor de voorzieningenvoor de sociale integratie van personen meteen handicap).Op 5 december 2000 werd ik als voogdijministervan het <strong>Vlaams</strong> Fonds hiervan in kennisgesteld.Het ontwerpbesluit bevat – wat het VF-SIPH betreft – hoofdzakelijk transparantieafrondingen,teneinde de doorzichtigheidvan de uit te keren investeringssubsidies tebehouden na de invoering van de euro.c) In de rand meegedeeld : aanpassing van hetstambesluit voor het specifiek personeel indienst bij het <strong>Vlaams</strong> FondsInzake de omzetting in euro van salarisschalen,toelagen en vergoedingen heeft de administratieAmbtenarenzaken een "ontwerpbesluitvan de <strong>Vlaams</strong>e regering houdendetweede bijsturing van het stambesluit VOIvan 30 juni 2000" opgesteld (VOI : <strong>Vlaams</strong>eopenbare instelling – red.). De raad van bestuurheeft op 31 januari 2001 een gunstigadvies gegeven omtrent dit ontwerpbesluit.De huidige <strong>Vlaams</strong>e salarisschalen zijn afgerondop 1.000 frank, 10.000 frank of op eenveelvoud ervan.Teneinde de transparantie van deze schalente behouden en eventuele hogere conversievoordelenvoor personen met een groteregeldelijke anciënniteit te vermijden, heeftminister Sauwens op 13 september 2000 beslistom de structuur van de salarisschalenlichtjes aan te passen in het kader van de invoeringvan de euro. Hierbij werd ervoor geopteerddeze nieuwe schalen af te ronden op50 euro. Deze meeruitgave valt binnen hetbudget van 14,5 miljoen dat wordt vrijgemaaktdoor het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>eGemeenschap.Inzake toelagen en vergoedingen wordt inhet ontwerpbesluit, geval per geval, de meestneutrale afronding toegepast.2. Administraties Gezondheidszorg en Gezin enMaatschappelijk WelzijnAfgezien van de aanpassing van de regelgevingen van de communicatie die daarmee verbandhoudt, worden vooralsnog aan de welzijns- engezondheidsvoorzieningen geen incentives gegevenom zich voor te bereiden op de overgangnaar de euro.Kind en GezinKind en Gezin heeft geen financiële of materiëleondersteuning aan de voorzieningen om zichvoor te bereiden op de overgang.<strong>Vlaams</strong> Fonds voor Sociale Integratie van Personenmet een HandicapEr worden geen financiële incentives gegevenaan de voorzieningen. De subsidiëring van devoorzieningen voorziet niet in een bijkomendevergoeding in het kader van de overgang naarde euro.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1506-Het <strong>Vlaams</strong> Fonds zorgt weliswaar voor de nodigebegeleiding en ondersteuning van de voorzieningenbij de uitvoering van de overgangsmaatregelennaar de euro, onder andere via informatie-en overlegvergaderingen met de automatiseerders(bedrijven die de automatiseringvan voorzieningen verzorgen) en de sociale secretariaten(verantwoordelijk voor het personeels-en weddebeheer van de voorzieningen).De website van het <strong>Vlaams</strong> Fonds(www.vlafo.be) heeft voortaan een afzonderlijkeeurorubriek, die zowel algemene als specifiekop het <strong>Vlaams</strong> Fonds gerichte (o.a. het ontwerpvan eurobesluit) informatie bevat.De site voorziet tevens in "links" naar andereeurosites (waaronder de <strong>Vlaams</strong>e en federaleeurowebsite en de website van het Ministerievan Economische Zaken).Vraag nr. 71van 25 januari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Verzorgenden RVT – Vereiste minimumopleidingIn het Belgisch Staatsblad van 29 februari 2000verschenen de nieuwe RVT-normen (rust- en verzorgingstehuis),die inhouden dat er per dertig bewoners"(...) ten minste vijf voltijds equivalentenverzorgend personeel waarvan de Minister dievolksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft devereiste minimumopleiding kan vaststellen (...)"moeten zijn.Dit besluit sluit aan bij het <strong>Vlaams</strong>e ouderenbeleiden het <strong>Vlaams</strong> decreet op de kwaliteitszorg. De ministerwas dus allicht betrokken bij het totstandkomenvan dit dossier, hetzij via interministeriëleconferenties, hetzij op een andere manier.1. Welke opleidingen in Vlaanderen voldoen aandeze vereiste minimumkwaliteitseisen ?2. Wordt er eventueel in bijscholing voorzien doorde <strong>Vlaams</strong>e overheid en in overgangsmaatregelenvoor personen die reeds lang in deze sectorwerken ?N.B. Een vraag over deze problematiek werd ookgesteld aan mevrouw Marleen Vanderpoorten,<strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en Vorming.Antwoord1. RegelgevingHet verzorgend personeel in een RVT-afdelingdient over dezelfde kwalificaties te beschikken alsde verzorgende personeelsleden die in andere afdelingenvan rusthuizen tewerkgesteld zijn.De <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap is bevoegd om de opleidingstitelsdie het RIZIV hanteert voor de erkenningvan de functie van verzorgend personeelslid inde rusthuizen, te verduidelijken en uit te breiden(Riziv : Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering– red.). Dit gebeurt aan de hand vaneen omzendbrief en een ministerieel besluit, diegeregeld dienen te worden geactualiseerd. De laatsteversie dateert van 18 november 1998.De volgende opleidingen worden hierbij erkend :1. de personen die houd(st)er zijn van een bekwaamheidsattestvan gezins- en bejaardenhelp(st)erafgeleverd door een erkend opleidingscentrum;alle personen die over een inschrijvingsbewijsvan gezins- en bejaardenhelp(st)er uitgereiktdoor de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap beschikken ;2. nursing hostess afgeleverd voor 26 mei 1992 ;3. de opleiding verzorging-onderhoud en bejaardenverzorg(st)ergeorganiseerd door het VormingscentrumBassevelde tot en met de cyclus1993-1995 ;4. getuigschrift van ziekendien(st)er – bejaardenhulpen ziekendien(st)er georganiseerd door hetOCMW, voorheen COO, in Hasselt afgeleverdvoor 26 mei 1992 (COO : commissie van openbareonderstand – red.) ;5. getuigschrift gasthuishelpster – gasthuishelperuitgereikt door het Hoger Instituut voor Verpleegkundein Antwerpen afgeleverd tot en methet schooljaar 1970-1971 ;6. ziekenhuisassistent(e), verpleegassistent(e), ziekenhuisoppas(st)eren andere opleidingen vanhetzelfde niveau of daarmee gelijkgesteld vanhet secundair onderwijs of minimum geslaagd inhet eerste jaar ;7. gebrevetteerde verpleegkundige of minimumgeslaagd in het eerste jaar (onderwijsniveauaanvullend secundair beroepsonderwijs) ;


-1507- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 20018. gegradueerde verpleegkundige of minimum geslaagdin het eerste jaar (onderwijsniveau paramedischhoger onderwijs) ;9. vroedvrouw of minimum geslaagd in het eerstejaar (paramedisch hoger onderwijs) ;10. assistent(e) in de psychologie in het hoger nietuniverstaironderwijs ;11. sociaal assistent(e) of maatschappelijk assistent(e)in het hoger niet-universitair onderwijs ;12. gegradueerde in de orthopedagogie of minimumgeslaagd in het tweede jaar ;13. gegradueerde in de ergotherapie of minimumgeslaagd in het tweede jaar ;14. gegradueerde in de arbeidstherapie of minimumgeslaagd in het tweede jaar ;15. gegradueerde in de sociale readaptatiewetenschappenof minimum geslaagd in het tweedejaar ;16. gegradueerde in de kinesitherapie of minimumgeslaagd in het tweede jaar ;17. licentiaat in de kinesitherapie of minimum geslaagdin het tweede jaar ;18. gegradueerde in de logopedie of minimum geslaagdin het tweede jaar ;19. licentiaat in de logopedie of minimum geslaagdin het tweede jaar ;20. sociaal-pedagogische vormingsleergangen vooropvoeders in dienstverband (VLOD), attest nadrie jaar opleiding van begeleider – animatorvoor bejaarden ;21. sociaal-pedagogische vormingsleergangen vooropvoeders in dienstverband (VLOD), attest natwee jaar opleiding van animatieverantwoordelijke;22. hoger secundair technisch onderwijs, vormingsleergangenvoor opvoeders in dienstverband ;23. logistiek helper in de bejaardenzorg uitgereiktdoor de VZW WEB ,Werkervaringsbedrijven,in Turnhout voor de opleidingscyclus 1993-1994 ;24. organisatiehulp uit het tweede jaar van dederde graad BSO en organisatieassistentie nahet specialisatiejaar, onderverdeling Personenzorg(BSO : beroepssecundair onderwijs –red.) ;25. gekwalificeerde verzorg(st)er residentiële enthuishulp uit de derde graad BSO, tweede jaar,afdeling logistieke hulp in het alternerend onderwijs;26. gegradueerde in gezinswetenschappen van hetCentrum voor Gezinswetenschappen, sociaalhoger onderwijs van het korte type voor socialepromotie ;27. kwalificatiegetuigschrift van het deeltijds secundairberoepsonderwijs van minstens tweestudiejaren van de afdelingen bejaardenhelp(st)er,familiaal help(st)er en sanitairhelp(st)er.Ik bereid momenteel een nieuwe omzendbriefvoor. Daarin zal, naast een officiële erkenning vande opleiding "polyvalent verzorgende", ondermeer worden gestreefd naar een overeenstemmingmet de bepalingen en richtlijnen die gelden voorde diensten voor gezinszorg.2. Bijscholing/overgangsmaatregelenDe door de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap erkende opleidingscentravoor polyvalente verzorgenden leverenbekwaamheidsattesten af die toegang geven tot hetberoep van verzorgende in de residentiële ouderenzorgen in de thuiszorg.De opleiding neemt normaal gezien een tientalmaanden in beslag en bestaat uit een voorafgaandeselectieproef (in samenwerking met de <strong>Vlaams</strong>eDienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding),zeshonderd uur theoretische en praktischelessen, zeshonderd uur stage en een bekwaamheidsproef.Jaarlijks organiseren de erkende opleidingscentra45 cycli met als resultaat rond de zeshonderd afgeleverdebekwaamheidsattesten per jaar. De opleidingscentraontvangen hiervoor een subsidie van 1miljoen frank per opleidigscyclus vanuit de administratieWelzijn. Ook vanuit de VDAB ontvangen zijeen vergelijkbaar subsidiebedrag. Afhankelijk vande individuele werkloosheidsduur van de kandidatenkan er ook nog wat subsidie vanuit het ESFworden verkregen (ESF : Europees Sociaal Fonds– red.).Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 mei1985 inzake erkenningsnormen voor rusthuizen sti-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1508-puleert dat al het personeel dat in de inrichtingwerkzaam is, met uitzondering van het keuken-,technisch en onderhoudspersoneel, jaarlijks eenbijscholing volgt van minimum acht uur.De uitvoeringsbesluiten van het kwaliteitsdecreetbepalen daarenboven dat elke voorziening eenvormingsbeleid (visie, vormingsplan) voor haarpersoneelsleden dient te ontwikkelen.(Antwoord Marleen Vanderpoorten : Bulletin vanVragen en Antwoorden nr. 10 van 30 maart 2001,blz. 1306 – red.)Vraag nr. 80van 26 januari 2001van mevrouw PATRICIA CEYS<strong>EN</strong>S<strong>Vlaams</strong> Fonds – GezinsondersteuningUit het Jaarverslag 1999 van het <strong>Vlaams</strong> Fondsvoor Sociale Integratie van Personen met een Handicapblijkt dat de vorige minister van Welzijn in1998 voor het eerst middelen inschreef voor gezinsondersteunendemaatregelen. Meer specifiek voorzaghij daartoe in 20 miljoen en voor de jaren nadientelkens in 40 miljoen.Het adviescomité Voorzieningen voor Opvang, Behandelingen Begeleiding van het <strong>Vlaams</strong> Fondsbracht een advies uit over de precieze invulling vandeze nieuwe opdracht. Op korte termijn beval hetaan projecten voor aangepaste vrijetijdsbestedingte honoreren, en op langere termijn andere gezinsondersteunendemaatregelen te nemen.1. Wat is het bedrag dat jaarlijks wordt ingeschrevenvoor gezinsondersteunende maatregelen ?Blijft dit bedrag 40 miljoen ?2. Ondertussen werd een en ander geregeld in eenbesluit inzake subsidiëring van de organisatievan aangepaste vrijetijdsbesteding.Worden de middelen uitsluitend besteed aanprojecten inzake vrijetijdsbesteding ?3. Zijn er al concrete voorstellen voor andere gezins-of opvoedingsondersteunende maatregelen? Wordt hierrond gedacht binnen de administratie?AntwoordOp 15 januari 1998 gelastte de toenmalige voogdijministerhet <strong>Vlaams</strong> Fonds voor Sociale Integratievan Personen met een Handicap (<strong>Vlaams</strong> Fonds,VFSIPH) 20 miljoen frank van het totaalbedragdat uitgetrokken was voor nieuwe initiatieven in debegroting 1998 van het <strong>Vlaams</strong> Fonds, te bestemmenvoor initiatieven ter ondersteuning van gezinnenmet een gehandicapte. De minister specifieerdedit in termen van een programma rond vrijetijdsbesteding.Op kruissnelheid voorzag hij eenbedrag van 40 miljoen frank voor dit programma.Het ad hoc comité Voorzieningen voor Opvang,Behandeling en Begeleiding binnen het <strong>Vlaams</strong>Fonds bracht terzake advies uit op 14 mei 1998. Ditadvies plaatste de initiatieven inzake vrijetijdsbestedingin een ruimer perspectief :– "Op korte termijn moeten verschillende initiatieveninzake aangepaste vrijetijdsbestedingvoor personen met een handicap erkend en gesubsidieerdworden." Dit advies werd door deraad van bestuur bekrachtigd en ligt aan debasis van het betrokken besluit van de <strong>Vlaams</strong>eregering van 10 november 1998 tot vaststellingvan de voorwaarden en modaliteiten volgensdewelke het VFSIPH subsidies aan organisatieskan toekennen, met het oog op het ontwikkelen,begeleiden en bevorderen van een aangepastevrijetijdsbesteding voor personen met eenhandicap.– Op langere termijn zou, steeds volgens het comitéVoorzieningen voor Opvang, Behandelingen Begeleiding, een duidelijk concept inzake gezinsondersteuningmoeten worden uitgewerkt.Daarbij werd expliciet verwezen naar het modelvan transmurale zorg en naar samenwerkingmet de reguliere thuiszorgdiensten. Dit luik vanhet advies werd niet vertaald in het besluit vande <strong>Vlaams</strong>e regering van 20 november 1998.Antwoord op de gestelde vragen.1. Het basissubsidiebedrag blijft 40 miljoen frankop jaarbasis. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepastaan de indexcijfers die van toepassing zijnop de personeels- en werkingskosten. In de begroting2001 is een bedrag van 40.748.000 frankingeschreven.2. Voormelde middelen worden in uitvoering vanhet bovenvermelde besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regeringbesteed aan projecten inzake aangepastevrijetijdsbesteding voor personen met een handicap.3. De actuele uitdaging in het gehandicaptenbeleidbestaat erin het stijgend aantal zorgvragen


-1509- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001te beantwoorden met een meer gedifferentieerdpalet van bijstandsvormen, die een kwalitatievezorg op maat garanderen. De grootste prioriteitwordt daarbij gegeven aan de inhaaloperatieom in dit werkveld de dienstverlening aan personendie thuis wonen aanzienlijk te versterken.De klemtoon wordt aldus gelegd op acties diede opvang en de opvoeding binnen het gezinondersteunen en die aldus de doelstellingen van"minst vervreemdende opvang" en de "ondersteuningvan de mantelzorg" concretiseren.In de begroting 2001 zijn in dat verband de volgendemaatregelen opgenomen.– Een eerste programmatie van het persoonlijkassistentiebudget (PAB) is vastgesteld op vierhonderdbudgetten, ter ondersteuning van debijstand aan personen die zelfstandig of in gezinsverbandwonen. Daarvan worden 150 budgettengereserveerd voor personen met eenhandicap die momenteel in een (semi)residentieelkader worden opgevangen, maar ervoorkiezen om zelfstandig te wonen of terug tekeren naar huis.Met het PAB worden gezinnen ondersteund bijde opvang en de opvoeding van hun gehandicaptfamilielid in het thuismilieu.– De heroriëntering van de semi-residentiële enresidentiële dienstverlening door bestaandevoorzieningen, naar ambulante hulpverlening inhet thuismilieu.Een resultaatsverbintenis op sectorniveau is dewaarborg dat 1 % (230 miljoen) van het ingeschrevenbudget voor de zorgsector zal wordenheroverwogen. Tegelijk worden binnen het budgetongeveer tweehonderd bijkomende mensen,minder intensief, begeleid.– De uitbreiding van de capaciteit en het optrekkenvan het subsidieniveau van de ambulantesector binnen het VFSIPH levert bijkomendedienstverlening op aan ongeveer vijfhonderdpersonen/gezinnen.Tegelijk wordt geïnvesteerd in de versterkingvan de organisatiestructuur van de ambulantedienstensector, als basis voor de verderegroeiontwikkeling in de komende jaren (totaalbijkomend budget : 144 miljoen).– Een bijkomend krediet van 150 miljoen wordtingezet om de volumestijgingen van de vraagnaar individuele hulpmiddelen op te vangen.Ook deze inspanning draagt structureel bij totde kwaliteit van het leven in gezinnen met eengehandicapt familielid.Vraag nr. 81van 26 januari 2001van mevrouw PATRICIA CEYS<strong>EN</strong>S<strong>Vlaams</strong> Fonds – Intranet – ThuiswerkHet Jaarverslag 1999 van het <strong>Vlaams</strong> Fonds voorSociale Integratie van Personen met een Handicapvermeldt het enorme succes van het intranet in devoorziening.Het intensief gebruik, onder meer door de thuiswerkers,maakt het nodig dat het intranet opnieuwwordt gestructureerd.1. Werd van de herstructurering werk gemaakt in2000 ?2. Het <strong>Vlaams</strong> Fonds werkt met thuiswerkers.Over hoeveel personen gaat het ?3. Thuiswerk staat fel ter discussie.Heeft het <strong>Vlaams</strong> Fonds zijn project met thuiswerkreeds geëvalueerd ? Hoe was deze evaluatie?Antwoord1. Het intranet wordt inderdaad intensief gebruiktbinnen de instelling.Dit intranet wordt geherstructureerd, in de eersteplaats om de toegankelijkheid en het efficiëntgebruik ervan nog te verhogen. Voor personendie elders werken dan op een kantoorvan het <strong>Vlaams</strong> Fonds, is het momenteel nietmogelijk om het intranet te raadplegen. Er kanmaar aan toegang tot het intranet worden gedachtindien dat op een 100 % veilige manierkan gebeuren (hackers mogen immers op geenenkele manier toegang krijgen tot het internebedrijfsnetwerk). Een veilige toegang tot het intranetkan worden gerealiseerd via een applicatiedie authentificaties en autorisaties regelt.Echte concrete vooruitzichten op de realisatiehiervan zijn er bij het <strong>Vlaams</strong> Fonds nog niet.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1510-Momenteel kunnen thuiswerkers wel hun elektronischemail en agenda raadplegen.2 en 3. Het <strong>Vlaams</strong> Fonds heeft voor zijn dienst Inspectieeen proefproject "thuiswerken" lopen.Het gaat om tien personen. Het project looptvan 1 januari 2001 tot 30 juni 2001 en zal danworden geëvalueerd.Vraag nr. 83van 30 januari 2001van mevrouw MARIJKE DILL<strong>EN</strong>Heupfracturen en osteoporose – PreventieUit een studie van het Wetenschappelijk Instituutvoor Volksgezondheid WIV is gebleken dat hetaantal bejaarden dat zijn of haar heup breekt doorde vergrijzing van de bevolking zal verdubbelen enzelfs verdriedubbelen. Het instituut heeft de overheidaangeraden een programma op te stellen omheupfracturen en osteoporose te voorkomen.Een betere preventie was de boodschap.1. Heeft de minister inmiddels een programmauitgewerkt ter preventie van heupfracturen enosteoporose na de aanbevelingen van het WIV ?Zo ja, wat is de inhoud van dit programma ?Wie zijn de beoogde doelgroepen ?Uit de aanbevelingen bleek dat er reeds vanafjeugdige leeftijd de nodige aandacht dient teworden besteed aan dit probleem.Wordt de jeugd hierbij betrokken ?Zo neen, welke voorbereidende stappen zijn erreeds genomen voor de uitwerking van een volledigpreventieprogramma ?2. Uit de aanbevelingen bleek ook dat er meeraandacht moet gaan naar de preventie van valpartijenin ziekenhuizen, rusthuizen of thuis.Welke initiatieven heeft de minister terzakereeds genomen ?Antwoord1. Het staat vast dat het aantal osteoporosegebondenheupfracturen sinds enkele decennia toeneemt,en naar alle waarschijnlijkheid nog zalstijgen. Deze toename heeft vooral een louterdemografische oorzaak : er is inderdaad eentoenemende vergrijzing vastgesteld, zeker in deleeftijdsgroep waar het incidentiecijfer vanheupfracturen het hoogst is.Tot voor kort stegen de leeftijdsspecifieke incidentiecijfersin de meeste landen, maar in sommigemeer recente publicaties wordt deze trendbij vrouwen niet meer bevestigd. Bij mannendaarentegen blijft de trend stijgend.De evolutie van de incidentie van heupfracturenloopt parallel met de prevalentie van osteoporoseen andere risicofactoren, zoals een gebrekaan lichaamsbeweging in het dagelijkseleven, consumptie van tabak, alcohol en geneesmiddelen.Mogelijk wordt de meer recente toenamevan de prevalentie van de risicofactorengecompenseerd door een betere preventieve encuratieve aanpak van osteoporose en door depreventie van valpartijen.De preventie van heupfracturen bestaat in eenpreventie van osteoporose en een preventie vanhet vallen. Osteoporose is het verschijnsel waarbijde botmassa afgenomen is. Hierdoor wordende beenderen brozer of poreuzer.Volwassenen en ouderen kunnen de opbouwvan het bot stimuleren door voldoende calcium(aanwezig in kaas en melk) en vitamine D (invis, lever en margarine, de aanmaak wordt bevorderddoor het zonlicht) op te nemen. Geregeldelichaamsoefeningen beïnvloeden de botdensiteitgunstig. Dit bevordert ook de spierkracht,zodat het risico op vallen afneemt. Nogbeter is het reeds vanaf jonge leeftijd voor eengoede botopbouw te zorgen en dus aan een verminderdrisico op latere osteoporose te werkendoor niet te roken, weinig alcohol te drinken enhet koffiegebruik te matigen. Ook voor dejeugd is een goede opname van calcium en vitamineD van essentieel belang, alsook het geregeldsporten of althans voldoende lichaamsbewegingnemen.Verschillende factoren beïnvloeden het osteoporoseproces: erfelijke aanleg, geneesmiddelengebruik,vroege menopauze, immobiliteit, bepaaldeziekten of aandoeningen, tengere lichaamsbouwen dergelijke. Een geleidelijke enbeperkte afname van de botmassa op oudereleeftijd wordt niet als een ziekte beschouwd,maar wel als een risicofactor voor heupfracturen.


-1511- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001De preventie van osteoporose en heupfracturenmaakt deel uit van een gezonde levenswijze. Zijis dan ook geïntegreerd in het bevorderen vande gezonde levensstijl, dat een belangrijk item isvan mijn gezondheidsbeleid.Van de vijf <strong>Vlaams</strong>e gezondheidsdoelstellingenzijn er al minstens twee die rechtstreeks meteen preventie van osteoporose en preventie vanheupfracturen te maken hebben :1. de doelstelling die bepaalt dat het aantal rokersop significante wijze moet gedaald zijn ;2. de doelstelling die stelt dat het aantal dodelijkeongevallen in de privé-sfeer en in hetverkeer met 20 % moet afnemen.Een derde doelstelling die betrekking heeft ophet gebruik van een gezonde voeding, beïnvloedtook rechtstreeks de preventie van osteoporose.Om de gezondheidsbevordering binnen de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap te realiseren en het behalenvan de vijf doelstellingen mogelijk temaken, besteed ik jaarlijks 45 miljoen frank aanhet <strong>Vlaams</strong> Instituut voor Gezondheidspromotie(VIG). Dit instituut werkt samen met en ondersteunendvoor de LOGO's (lokaal gezondheidsoverleg)om alle lagen van de bevolking tekunnen bereiken. Het LOGO-budget bedraagtjaarlijks 140 miljoen frank.Specifieke acties die ook passen in een osteoporosepreventieBij de jeugdDoor het VIG werd een stappenplan (doeboek)voor een tabakspreventiebeleid ontwikkeld,waarbij CLB-medewerkers worden betrokkenin de begeleiding (CLB : centrum voor leerlingenbegeleiding– red.). Tabakspreventie heefteen groot draagvlak nodig, waarbij de totaleomgeving wordt betrokken."Gezonde voeding heeft met meer dan voedingte maken". Dit is een ander doeboek, waarbijdoor het VIG een ganse strategie werd uitgetekendom in de scholen een gezonde voeding tepromoten en te implementeren. Het bevorderenvan het drinken van melk in plaats van frisdrankwordt hierin gepromoot. Bij de realisatievan dit doeboek worden alle actoren betrokken,gaande van directie tot keukenpersoneel enschoolomgeving.Aan de Vereniging voor Alcohol- en andereDrugproblemen (VAD) wordt jaarlijks 77 miljoenfrank betoelaagd om onder andere het alcoholverbruikbij de bevolking en specifiek bijbepaalde doelgroepen (jongeren) te ontraden.In het gezondescholenproject wordt aandachtbesteed aan voldoende bewegingsmogelijkhedenvoor de schoolkinderen. In het kader van"In de klas beweegt" worden programma's opgezetdie toelaten dat de kinderen constant bewegenin de klas. Ook in de eindtermen van hetlager onderwijs zijn een aantal lichamelijkevaardigheden ingebouwd.Volwassenen en bejaardenDoor het VIG wordt de voedingskegel verspreidvia de LOGO's. Deze kegel beoogt debevolking op een duidelijke wijze te informerenover gezonde voeding. Het gebruik van zuivelproductenen vis wordt hierin gepromoot. Ookhet supermarktproject, waarbij aan kansarmenwordt geleerd etiketten van voedingsproductente lezen, past in de doelstelling de bevolking eengezonde voeding bij te brengen.Naar aanleiding van de borstkankerscreeningdie voor alle vrouwen van 50 tot 69 tweejaarlijkszal worden georganiseerd, kan de preventievan osteoporose bij deze doelgroep worden besproken.Sensibiliseringscampagnes kunnendoor de LOGO's worden georganiseerd (enworden reeds georganiseerd.– zie verder).Voor het organiseren van een veralgemeendemeting van de BMD (botmineraaldichtheid) bijde totale bevolking boven de 60 jaar bestaatgeen wetenschappelijke evidentie.Dit onderzoek is wel zinvol bij personen met familialeantecedenten van uitgesproken osteoporoseen bij personen die (vaak miskende wervel)fracturenhebben. Uit wetenschappelijk onderzoekblijkt dat deze groep vaak onvoldoendewordt behandeld.OngevallenpreventieIn het kader van de gezondheidsdoelstelling ongevallenpreventiewerd door het VIG een videogemaakt waarin vier items aan bod komen.Naast aandacht voor rugproblematiek, lawaaien brandwonden, wordt valpreventie bij ouderenbelicht. Deze video werd opgezet voor gebruikin socioculturele verenigingen en in hetonderwijs.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1512-In 1999 werd met alle LOGO's van de provincie<strong>Vlaams</strong>-Brabant, het Rode Kruis, Seniorama, dehuisartsen van <strong>Vlaams</strong>-Brabant en het VIG eenwerkgroep "valpreventie" opgericht. Het doelhiervan is de bevolking te sensibiliseren, vorming(Vaste voet in huis – Thuis pluis) uit tewerken, zowel voor ouderen als intermediairen,en structurele ingrepen te promoten met betrekkingtot een valreductie bij ouderen. HetLOGO Hageland werkt momenteel op vraagvan de huisartsenwachtkring mee met de firmaMSD, om voor risicopersonen voor osteoporoseeen BMD-meting te laten uitvoeren. Samen metSeniorama en het OCMW van Bekkevoortwerd een sensibiliseringsbrochure aan alle 60-plussers bezorgd en zal een follow-up wordengeorganiseerd.Het Rode Kruis, een A-organisatie van het VIGen hiervoor door mij gesubsidieerd, heeft eveneenseen pakket over ongevallenpreventie ontwikkeld.Door het Provinciaal Veiligheidsinstituut vanAntwerpen werd van 14 januari tot 9 april 2000een tentoonstelling georganiseerd, "Vallen ingeen geval". Naar aanleiding hiervan werd eenmooie brochure uitgegeven. Hierin wordenvoor alle bevolkingsgroepen tips gegeven omongevallen en vallen te vermijden. Ook de preventievan osteoporose komt ruim aan bod. Medewerkersvan de werkgroep die hiervoor werdopgericht, waren onder andere een vertegenwoordigervan het VIG, LOGO Antwerpen enhet Rode Kruis.2. Voor de ziekenhuizenIn de algemene normen, die op alle ziekenhuizenvan toepassing zijn, vindt men in het hoofdstukover organisatorische normen, artikel12bis, volgende bepaling terug : "De verpleegkundigeactiviteit moet op een systematischewijze kwalitatief worden getoetst. In het kaderhiervan dient een systematische registratie teworden ondernomen van ziekenhuisinfecties,doorligwonden, fouten of ongevallen, als hulpmiddelom de kwaliteit en de doeltreffendheidvan de verpleegkundige verzorging op te volgen."(koninklijk besluit van 14 augustus 1987).De verpleegkundigen dienen, op basis van bovenvermeldereglementering, een FONA-registratiete doen (fouten, ongevallen en near accidents).Een valpartij of het uitglijden van eenpatiënt kan worden beschouwd als een fout ofongeval, zeker indien deze patiënt op dat momentwerd begeleid door een personeelslid.Derhalve dient er dus een registratie te gebeuren.Op basis van deze registratie kan men danook gepaste maatregelen treffen.In de architectonische normen van toepassingop de gespecialiseerde dienst voor behandelingen revalidatie (kenletter Sp) vindt men in artikel2 volgende bepaling terug : "De toegankelijkheidmoet aan de invaliditeit van de patiëntenzijn aangepast. In de gangen en de doorlopenvan de dienst moeten alle oneffenhedenvan het vloeroppervlak zoals treden, trappen enandere hindernissen vermeden worden. Daarenbovenmoet elk gevaar van uitglijden voorkomenworden."Artikel 3 legt nog een aantal bijkomende architectonischenormen op, meer bepaald : "De patiëntenmoeten in hun verplaatsingen in dedienst geholpen worden door leuningen enhandgrepen. Die moeten ook in de sanitaire lokalenworden aangebracht. In de gangen moetenvoldoend rustplaatsen zijn." (koninklijk besluitvan 30 juli 1986).In de architectonische normen van toepassingop de diensten voor geriatrie (kenletter G)vindt men in artikel 2 volgende bepaling terug :"In de gangen en doorlopen van de dienst moetenalle oneffenheden van de vloeren zoals treden,trappen en andere hindernissen geweerdworden. Bovendien moet slipgevaar wordenvoorkomen."Artikel 3 legt nog een aantal bijkomende architectonischenormen op, meer bepaald : "De patiëntenmoeten in hun verplaatsingen in dedienst worden geholpen door leuningen enhandgrepen. Leuningen en handgrepen zulleneveneens voorzien zijn in de sanitaire lokalen.Er dienen in de gangen voldoende rustmogelijkhedente worden voorzien." (koninklijk besluitvan 12 april 1984).Voor de rust- en verzorgingstehuizenIn de architectonische normen van toepassingop rust- en verzorgingstehuizen vindt men volgendebepalingen terug :"d) De bewoners moeten in hun verplaatsingenin het gebouw geholpen worden door leuningenen handgrepen, die eveneens moetenworden aangebracht in de sanitaire ruimten.In de gangen moeten er rustmogelijkhedenzijn.


-1513- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001e) In alle voor de bewoners toegankelijke ruimtenen gangen van het rust- en verzorgingstehuismoeten alle niveauverschillen zoals treden,trappen en andere hindernissen wordengeweerd.Bovendien moet gevaar voor het vallen wordenvoorkomen. Indien die niveauverschillenniet kunnen geweerd worden, moeten ze duidelijkworden gesignaleerd." (koninklijk besluitvan 2 december 1982).Uitoefening van de verpleegkundeDe lijst van de technisch-verpleegkundige prestatiesen de lijst van de handelingen die door degeneesheer aan de beoefenaars van de verpleegkundekunnen worden toevertrouwd,bevat in bijlage I, hoofdstuk 5 over fysieke beveiliging,volgende behandeling : "Maatregelenter voorkoming van lichamelijk letsel : fixatiemiddelen,isolatie, beveiliging en toezicht." (koninklijkbesluit van 18 juni 1990).Deze behandeling werd in bovenvermelde lijstals een BA-prestatie gekenmerkt, wat wil zeggendat deze prestaties door een verpleegkundigedienen te worden uitgevoerd, zonder dathiervoor een voorschrift van een arts noodzakelijkis. Deze prestatie dient in de instelling wel teworden beschreven in een standaardverpleegplan(ministeriële omzendbrief van 6 januari1992).Vraag nr. 85van 1 februari 2001van mevrouw SONJA BECQCentra voor algemeen welzijnswerk – RegistratiegegevensDe centra voor algemeen welzijnswerk ontwikkelenzich tot eerstelijnsdiensten, die met diversedienstverlening de welzijnsproblemen aanpakken.Meer expliciet bestaan hun opdrachten uit:– preventie, opvang, begeleiding, nazorg met betrekkingtot persoonlijkheidsontplooiing, maatschappelijkfunctioneren, relatiebekwaamheid,huwelijks- en gezinsleven, psychische en fysiekebeperkingen, situaties van achterstelling ;– als bijkomende taken worden (in het besluit van12 juni 1998) vermeld : hulp aan gedetineerden,slachtofferhulp, seksuele delinquenten, adoptie,schuldbemiddeling.1. Gebeurt er een systematische registratie van devragen en de begeleiding die de centra voor algemeenwelzijnswerk op zich nemen ? Zo ja,graag een overzicht van het aantal aanmeldingenen dossiers met behandeling/begeleidingvan meer dan twee gesprekken/sessies, uitgesplitstper centrum.2. In welke mate gebeurt een doorverwijzing naarandere dienstverleningscentra (centra voorgeestelijke gezondheidszorg, Kind en Gezin,centra voor leerlingenbegeleiding, ... ) en omwelke centra/diensten gaat het dan ?3. Is er ook een opsplitsing naargelang de aard vande vragen (bv. relatieproblemen, scheidingsbemiddeling,persoonlijkheidsontwikkeling,schuldbemiddeling, ... ) en de aard van het publiek(volwassenen, jongeren, ... ) ? Zo ja, graageen overzicht van de aard van de vragen en hetbereikte doelpubliek per centrum.4. Zijn er regionale verschillen waar te nemen inaard van vragen/doelpubliek (bv. centra diehoofdzakelijk werken met jongeren) ? Is daareen verklaring voor ? Welke ?AntwoordHet Steunpunt Algemeen Welzijnswerk verzameldein het verleden in beperkte mate gegevens overhet aantal aanmeldingen. Deze gegevens werdenverkregen bij 60 % van de centra voor autonoomwelzijnswerk en de laatste cijfers dateren van 1998,in afwachting van het Gewis-project (GeïntegreerdWelzijnsinformatiesysteem). Gezien het fragmentarischekarakter van deze data, werden ze niet gepubliceerd.Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 april1998 tot uitvoering van het decreet van 19 december1997 betreffende het algemeen welzijnswerkbepaalt in artikel 4, l°, e) dat, wat hun werking enorganisatie betreft, de centra voor algemeen welzijnswerkaan de administratie de registratiegegevensdienen te bezorgen zoals bedoeld in artikel 2,10° van het decreet.Een systematische registratie van de geboden hulpendienstverlening is immers essentieel om eenzicht te krijgen op de gebruikers, hun problemen,de context waarin de problemen ontstaan en voortbestaan,de geboden hulpverlening en het effect


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1514-daarvan. Uit het oogpunt van de vergelijkende analyseis het dan ook belangrijk dat een eenvormigregistratiesysteem wordt uitgewerkt. Hiertoe heeftde <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap het Gewisproject opgestart.In een eerste fase werd de intersectorale moduleontwikkeld, waarna deze diende te wordengeïmplementeerd binnen de verschillende sectoren.Ondanks het feit dat er sinds 1996 in een budgetvoorzien was op de begroting voor de ontwikkelingen implementatie van de sectorale module voor de(autonome) centra voor algemeen welzijnswerk, isde ontwikkeling ervan tot nu toe uitgebleven.Dit kan enerzijds worden verklaard door redenenvan technische aard en wegens de (inhoudelijke)complexiteit van het systeem, dat onvoldoende zouaansluiten bij de eigen behoeften van de sector.Anderzijds was er, zowel bij de <strong>Vlaams</strong>e administratieals bij de partners van het algemeen welzijnswerk,ernstig voorbehoud om dezelfde software-ontwikkelaarbij het sectorale project te betrekkenals bij de reeds ontwikkelde intersectoralemodule, gezien de problemen die zich hierbij voorgedaanhebben. Nochtans had de vorige <strong>Vlaams</strong>eregering hiertoe reeds een contract afgesloten metdeze software-ontwikkelaar. Gezien de ernstige argumentenvan zowel mijn administratie als de autonomecentra voor algemeen welzijnswerk, vondik het niet opportuun om deze overeenkomst zomaarvoort te zetten, maar achtte ik het beter opzoek te gaan naar een alternatieve oplossing.Ondertussen heeft het Steunpunt AlgemeenWelzijnswerk mij een voorstel gedaan om zelf eenregistratiesysteem uit te werken, waar ik gezien dehuidige context ben op ingegaan. Ik heb het Steunpuntgevraagd mij op korte termijn een uitgewerktvoorstel en een uitgewerkte planning te bezorgenvoor de ontwikkeling van een cliëntregistratiesysteemwaarbij een beroep wordt gedaan op reedsbestaande systemen.Als er nog in 2001 kan worden proefgedraaid, zalde effectieve registratie op 1 januari 2002 kunnenstarten en moet de eerste aflevering van gegevensworden verschoven naar 1 januari 2003.In het licht van wat voorafgaat, verkeer ik momenteeldan ook in de onmogelijkheid om de <strong>Vlaams</strong>evolksvertegenwoordiger de gevraagde registratiegegevenste bezorgen.De gelijkheid van kansen voor man en vrouwwordt een van de speerpunten van Zweden tijdenszijn voorzitterschap van de Europese Unie. Datwerd bekendgemaakt op de informele top van deEuropese ministers van Sociale Zaken. Zweden wilde Europese landen overtuigen van de noodzaakom te vechten tegen de ongelijkheid tussen mannenen vrouwen in alle delen van de samenleving.Dat zal onder meer gebeuren tijdens een ontmoetingvan de Europese regeringsleiders in maart inStockholm en in juni in Göteborg.In Zweden bestaat er een wetgeving over gelijkekansen. Die verbiedt onder meer discriminatie ophet werk en verhindert dat een vrouw voor hetzelfdewerk minder zou verdienen dan een man. Vrouwenspelen er overigens een belangrijke rol in depolitiek. Ze hebben er de helft van de ministerpostenin handen en ongeveer 33 procent van alle parlementsledenzijn vrouwen.Wordt de minister betrokken bij de vergaderingenvan de ministers van de Europese Unie en zo ja, opwelke manier ?Welke prioriteiten stelt zij dan ter voorbereidingvan deze top ?AntwoordTotnogtoe was ik niet rechtstreeks betrokken bij devoorbereiding van de genoemde Europese Radenvan 23 maart in Stockholm en 15 juni 2001 in Göteborg.Anderzijds wordt het gelijkekansenbeleid opgenomenin de voorbereiding van het Belgisch voorzitterschapvan de Europese Unie. In onderlinge afspraaken overleg wordt het gelijkekansenbeleidmet name mee geïntegreerd in de administratieveafstemming en opvolging van de beleidsdomeinenwaarvoor de <strong>Vlaams</strong>e minister van Werkgelegenheiden Toerisme als woordvoerder optreedt.Ook op het niveau van de administratie wordt eeninbreng van het <strong>Vlaams</strong> gelijkekansenbeleid opgenomenen ondersteund door de cel VoorbereidingEU-voorzitterschap bij de administratie Werkgelegenheid.Vraag nr. 86van 1 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Europees gelijkekansenbeleid – InbrengVraag nr. 87van 1 februari 2001van mevrouw PATRICIA CEYS<strong>EN</strong>SAdoptie – Kostprijscontrole


-1515- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Het adopteren van een kind is een zeer dure aangelegenheid.De bedragen die kandidaatadoptantenmoeten neertellen bij adoptiebureaus lopen optot vele honderdduizenden franken.1. Wordt de samenstelling van de kostprijs door detoezichthoudende instelling Kind en Gezin gecontroleerd?Zo ja, hoe dikwijls ?Aan de hand van welke criteria ?2. Vaak bestaat een deel van de kostprijs uit giftenaan het land of aan het weeshuis.Wordt door Kind en Gezin nagegaan of dezegiften terechtkomen bij wie ze moeten terechtkomen?Antwoord1. Sinds het aantreden van zes boekhoudkundigeinspecteurs worden de adoptiediensten jaarlijksboekhoudkundig gecontroleerd.Voordien werden niettemin controles uitgevoerdnaar aanleiding van klachten of onduidelijkhedenvastgesteld bij normale inspecties.Volgende meest voorkomende items wordengecontroleerd :– personeelskosten (zowel die van wie ingeschrevenis in het personeelsregister als vanzelfstandigen),– vaste kosten (huur, gas, elektriciteit,...),– functioneringskosten (kantoorbenodigdheden,post, abonnementen, boekhouding, ...),– afschrijvingen,– dossiergebonden kosten (reiskosten, verblijfkosten,advocaatkosten, ...), waarbij het nazichtvan deze kosten gebeurt op grond vande aanwezigheid van documenten. Veel buitenlandsekosten worden cash betaald en zijnmoelijk te achterhalen.2. Een deel van de kostprijs bestaat in een aantalherkomstlanden inderdaad uit giften. Deze giftenzijn normaliter bedoeld voor projecten terplaatse of voor het weeshuis waaruit het kindjekomt. Afhankelijk van de adoptiewetten in debetrokken landen dienen deze kosten door deadoptieouders te worden betaald.De controle van de giften beperkt zich tot hetnagaan van de uitbetaling (bank). Of deze rekeningnummersdaadwerkelijk correct zijn, kanniet worden achterhaald. Kind en Gezin heeftgeen bevoegdheid om (buitenlandse of privé-)rekeningnummers te laten opvragen.Dit kan eventueel achterhaald worden door :– ofwel ter plaatse te controleren in het herkomstland(zekerheid is er dan, maar of ditrealiseerbaar is, is een andere vraag),– ofwel een ontvangstbewijs op eer en gewetente laten ondertekenen en door te sturen vanuithet herkomstland (bewijskracht hiervanis in vraag te stellen).Vraag nr. 89van 1 februari 2001van mevrouw PATRICIA CEYS<strong>EN</strong>SBijzondere jeugdbijstand – Opvangcapaciteit voormeisjesDe wet van 4 mei 1999 tot wijziging van de wet van8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming heftartikel 53 van de wet op de jeugdbescherming op.Dit betekent dat vanaf 1 januari 2002 jongeren nietlanger kunnen worden opgesloten in een huis vanarrest, indien het onmogelijk is een instelling of initiatiefte vinden om de minderjarige op te vangen.Om de problemen inzake capaciteit op te vangen,wordt voorzien in tien extra plaatsen in Mol. Molvangt echter alleen jongens op.Hoe worden de meisjes opgevangen die vandaagterechtkomen in de gevangenis wegens onvoldoendeopvangcapaciteit in Beernem ?AntwoordDoor het Ministerie van Justitie werden volgendecijfers meegedeeld betreffende opgesloten vrouwelijkeminderjarigen in de arresthuizen gelegen inhet <strong>Vlaams</strong>e gewest :1997 1998 19995 7 15


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1516-Aangezien de maximale plaatsingsduur vijftiendagen bedraagt, verantwoorden dergelijke cijfersgeenzins een uitbreiding van de gesloten capaciteitvoor meisjes in de gemeenschapsinstelling DeZande in Beernem.Wel zal in het opnamebeleid van de instelling voorrangworden gegeven aan de toegang voor minderjarigendie beantwoorden aan de criteria van hethuidige artikel 53 van de wet van 8 april 1965 betreffendede jeugdbescherming.Vraag nr. 91van 1 februari 2001van de heer CHRIS <strong>VAN</strong>D<strong>EN</strong>BROEKEBeleidsgericht onderzoek – ProjectenZie :Minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werkenen EnergieVraag nr. 108van 1 februari 2001van de heer Chris VandenbroekeBlz. 1388AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor mevrouw Marleen Vanderpoorten, <strong>Vlaams</strong>minister van Onderwijs en Vorming.Vraag nr. 98van 9 februari 2001van de heer JOS DE MEYERChronisch vermoeidheidssyndroom – MIWA-verbrandingsovenVolgens het <strong>Vlaams</strong> Platform Milieu en Gezondheid(VPMG) (p/a Drielindenstraat 24, 9100Nieuwkerken-Waas) werd reeds vele jaren vastgestelddat mensen in de nabijheid van vervuilingsbronnen(onder meer de afvalverbrandingsoven inSint-Niklaas) onder andere lijden aan chronischevermoeidheid. Zij beroepen zich op een studie vande heer Kenny De Meirleer, professor Fysiologieaan de Vrije Universiteit Brussel (VUB).1. Kan de minister de stelling van het <strong>Vlaams</strong> PlatformMilieu en Gezondheid bevestigen datmeerdere mensen die wonen in de nabijheidvan de afvalverbrandignsoven MIWA (IntercommunaleVereniging voor HuisvuilverwerkingMidden-Waasland) in Sint-Niklaas lijdenaan het chronisch vermoeidheidssyndroom, of isdeze bewering onjuist ?2. Is hun interpretatie van de studie van prof. DeMeirleer van de VUB correct ?3. Kan de minister eventueel cijfergegevens bezorgenin verband met het aantal gevallen vanmensen die lijden aan het chronisch vermoeidheidssyndroomin de omgeving van de afvalverbrandingsovenMIWA in Sint-Niklaas ?AntwoordDe administratie beschikt over onvoldoende gegevensom te beoordelen of er bij de mensen diewonen in de nabijheid van de verbrandingsovenMIWA (Sint-Niklaas) meer personen zijn die lijdenaan het chronisch vermoeidheidssyndroom(CVS) dan in de rest van Vlaanderen.De statistieken waarover wij beschikken, zijn ofwelniet recent genoeg, ofwel niet relevant.– De minimaal klinische gegevens (van het federaledepartement Volksgezondheid) bevattengeen nuttige informatie m.b.t. dit syndroom. Zijzijn immers nog gecodeerd volgens de vorigeICD-9-code (uit 1981), toen CVS nog niet erkendwas in de internationale gemeenschap –en er dus geen aparte code aan werd toegekend.(ICD : International Classification of Diseases –red.)– De sterftecertificaten zijn sinds 1988 gecodeerdvolgens de latere ICD-10-code, waarin CVS weleen aparte codering heeft. CVS is echter geendoodsoorzaak, noch een bijkomende doodsoorzaak.– In de "Gezondheidsenquête 1997" werd gevraagdof de geïnterviewden wel eens last haddenvan bepaalde vermoeidheidsklachten. Dezevijf vragen tesamen kunnen worden gebruikt alseen indicatie voor de frequentie van moeheid inBelgië. De data laten echter slechts toe de geografischespreiding te onderzoeken tot op hetniveau van de provincie.Ter illustratie vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerde procentuele verdeling per geslacht,gewest en provincie van het voorkomenvan moeheidsklachten als bijlage.


-1517- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Het lijkt ons dan ook dat de interpretatie van het<strong>Vlaams</strong> Platform Milieu en Gezondheid van destudie van prof. De Meirleer vrij ruim is. Deze studieheeft immers niet specifiek betrekking op mensendie wonen rond afvalverbrandingsovens. Prof.De Meirleer stelt als hypothese : door stressfactoren– met name infecties of vervuilde stoffen zoalszware metalen en PCP's – zou het immuunsysteemworden onderdrukt en zou er een deregulatieontstaan van de hypothalamus en de bijnierschors.Dit zorgt voor een verstoring in de hormoonhuishouding,wat zich zou uiten in CVS. (PCP : pentachloorfenol– red.)Het is ten andere jammer genoeg statistisch zeermoeilijk om over de oorzaken van ziektes bij"mensen die wonen in de omgeving van de verbrandingsoven"iets te zeggen. De betrokken groeppersonen waarover de VPMG getuigt, is te klein alsreferentiegroep. Ook in de toekomst zal het dusjammer genoeg heel moeilijk zijn iets met zekerheidte zeggen over een relatief kleine bevolkingsgroepin verband met het voorkomen van ziektesen afwijkingen. De beweringen van het <strong>Vlaams</strong>Platform Milieu en Gezondheid kunnen op subjectievewaarneming zijn gebaseerd, wetenschappelijkegegevens erover zijn mij niet bekend.Dat betekent geenzins dat de effecten die ons bekendzijn niet onze aandacht wegdragen. Mijn collegavan Milieu kijkt argwanend toe op de lozingenvan verbrandingsovens. Als de uitstoot de wettelijkegrenzen van de vergunningen overtreft, sluit zijde oven. Zij heeft dit al bewezen. Ook doet zij alleswat in haar macht ligt om het afvalvolume te latenafnemen, waardoor er in de toekomst minder verbrandingzal zijn.Daarnaast heb ik aangekondigd een milieuhygiënischnetwerk over Vlaanderen te zullen uitbouwen,waardoor de overheid alerter dan in het verledenkan reageren op probleemsituaties.Via de LOGO's en de Gezondheidsinspectie zal deoverheid constant kunnen inschatten hoe te reageren.(LOGO : lokaal gezondheidsoverleg – red.).Daarnaast komt er een steunpunt milieu en gezondheid,waar beleidsvoorbereidend onderzoekzal gebeuren. Daar zullen alle data in verband metmilieu en gezondheid worden bijgehouden, gecoördineerden onderzocht om tot relevante beleidsdadente kunnen komen.Ten slotte wil ik refereren aan mijn plan om gebiedsgerichtebiomonitoring op te zetten. Een taskforcevan de administraties Gezondheid en Milieuen experten zullen deze biomonitoring vorm gevenen begeleiden. Na een aantal jaren zullen we zo beschikkenover relevante gegevens. Voor het eerstten andere.(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het AlgemeenSecretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienstSchriftelijke Vragen – red.)Vraag nr. 103van 9 februari 2001van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Welzijnsvoorzieningen – ICT-steunDe informatie- en communicatietechnologie (ICT)neemt een enorme vlucht.Welzijnsvoorzieningenhebben niet altijd de knowhow en de expertise inhuis om informaticaprojecten op te zetten. Denood aan ondersteuning hiervoor wordt er geregeldaangekaart.In hun personeelsformatie is met deze kwalificatiegeen rekening gehouden. Zo is de basisinvesteringen de knowhow m.b.t. informaticatechnologie inalle voorzieningen in de welzijns- en gezondheidssectorerg verschillend geëvolueerd. In tegenstellingtot bij grote bedrijven, worden deze investeringen,van de normale (dus niet al te hoge) werkingskostenbetaald, dus zonder bijkomende subsidiesen zonder fiscaal aftrekbaar te zijn.De top van Lissabon concludeerde dat er in Europamoet worden gewerkt aan een informatiemaatschappijvoor iedereen. Dit impliceert dat ook inde welzijns- en gezondheidssector de voorzieningen,maar ook de klanten hiervoor de nodige stimulien de nodige kansen moeten krijgen. Vermitsdeze sectoren zich vooral richten tot mensen met(tijdelijke) beperkingen/problemen, moeten wevoor deze groep bijzonder oog hebben. Zo formuleerdeLissabon aanbevelingen over een goedkopereInternettoegang, deelname van gehandicaptenaan deze ontwikkelingen (tegen eind 2001), websitesvan voorzieningen in de gezondheidszorg, Internettoegangvoor iedereen tot centraal opgeslagenpatiëntengegevens (tegen eind 2003) en eenoverheid en diensten die on line bereikbaar zijnvoor alle individuele burgers.In de welzijns- en gezondheidssector is dus nog eenhele weg af te leggen : slechts weinig voorzieningenzijn on line te raadplegen. Daarenboven worden nude euro-aanpassingen voorbereid bij de administratieen het bedrijfsleven : voor de welzijns- engezondheidssector zijn dit bijkomende lasten,


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1518-waarvoor elk afzonderlijk een oplossing moet vinden.De <strong>Vlaams</strong>e overheid zou hierin op verschillendemanieren een actievere rol kunnen spelen.Zo is er in de personeelsformatie van de welzijnsengezondheidssector geen rekening gehouden metde gekwalificeerden op gebied van informatica. Zosluit de <strong>Vlaams</strong>e overheid geregeld contracten afmet software-ontwikkelaars, bijvoorbeeld in hetkader van de automatisering van het onderwijs ofhet ambtenarenkorps : waarom worden initiatievenuit de welzijns- en gezondheidssector daar niet bijbetrokken ? Zeker voor die voorzieningen welkemet kinderen en jongeren werken, zou dit de onderwijskansenvan deze groep vergroten en bovendieninspelen op de vraag van Lissabon om prioritairnaar jongeren toe te werken. Tegen eind 2003moeten immers alle schoolverlaters met een computerkunnen omgaan.Een andere mogelijkheid is dat de overheid standaardkadersbepaalt waaraan software in de sectorde volgende jaren zal moeten voldoen, en stimuligeeft aan of projecten ondersteunt van voorzieningendie zelf software ontwikkelen en in de sectorter beschikking stellen.Op mijn vroegere schriftelijke vraag terzake antwoorddede minister dat kon worden onderzochtof er bij de subsidiëring van de welzijns- en gezondheidssectorgeen middelen konden wordenuitgetrokken voor informaticaondersteuning(vraag nr. 88 van 27 januari 2000 ; Bulletin van Vragenen Antwoorden nr. 11 van 7 april 2000, blz.1028 – red.).Heeft de minister dus reeds onderzocht hoe zij, rekeninghoudende met de afspraken van de top vanLissabon, de ontwikkelingen van de informatica ennieuwe technologiën in en voor de welzijns- en gezondheidssectorkan ondersteunen ?AntwoordOm een antwoord te bieden op de stijgende nodenop het gebied van informatie- en communicatietechnologiewerden er binnen de beleidsdomeinenWelzijn en Gezondheid tot hiertoe een aantal inspanningengeleverd, waarvan hieronder een overzichtis opgenomen. In het overzicht worden ookeen aantal op stapel staande projecten vermeld.Er zal worden opgevolgd wat de noden van de sectorenzijn, zodat hierop verder kan worden ingespeeld.Dit gebeurt in nauw overleg met de sectorenen de voorzieningen.1. Gezondheidssector1.1 ZiekenfondsenSinds juni 2000 is de IZAG-toepassing operationeel.IZAG staat voor Informatie-uitwisseling tussenZiekenhuisen en de Administratie Gezondheidszorg.Voor het eerst worden ziekenhuisen viaeen Access-toepassing bevraagd. In een volgendefase wordt het voor de ziekenhuisen mogelijk omde bevraging via Internet uit te voeren. De Accesstoepassingwordt ter beschikking gesteld door de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap. Er loopt ook tot juni 2001een ondersteuningsproject.1.2 CGGHet huidige cliëntenregistratiesysteem binnen deCGG is verouderd en heeft de overgang naar hetnieuwe millenium niet goed doorstaan (CGG : centrumvoor geestelijke gezondheidszorg – red.). Hetwordt vervangen door een programma dat beantwoordtaan de behoeften van de CGG en aan denoden van de overheid. Het wordt een operationeelsysteem, dat automatisch registratie-informatiegenereert. Hiertoe werd met SBS een overeenkomstafgesloten voor het uitwerken van een functioneleanalyse. Het programma zal ter beschikkingworden gesteld van de centra.De financiering van de CGG's gebeurt voor de totaliteitvan hun opdrachten op basis van een enveloppe.In deze enveloppe is ook een component informatieen informatica opgenomen. Vóór het decreetvan 18 mei 1999 betreffende de geestelijkegezondheid in werking trad, ontvingen de centraeen subsidie voor het op elektronische wijze doorsturenvan data naar de administratie. Deze kredietenzijn in hun totaliteit opgenomen in de huidigeenveloppes van de CGG's.1.3 LOGO'sDoor het VIG werd tussen juni 1999 en maart2000, in opdracht van de <strong>Vlaams</strong>e overheid, hetVirgil-registratiesysteem uitgewerkt (VIG : <strong>Vlaams</strong>Instituut voor Gezondheidspromotie – red.). Virgilis een acroniem voor <strong>Vlaams</strong> Inventarisatie- en Registratiesysteemvoor GezondheidsbevorderendeInterventies van LOGO's (LOGO : lokaal gezondheidsoverleg– red.). Het is een systeem voor gegevensinvoerin Access-formaat dat de LOGO's instaat stelt om de acties die door de LOGO-partnerswerden ondernomen uit het oogpunt van ge-


-1519- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001zondheidsdoelstellingen, op een systematische enonderbouwde wijze te registreren. Voor de LO-GO's biedt het Virgil-systeem een belangrijkesteun bij het uitvoeren van hun opdracht. Het Virgil-programmawordt gratis ter beschikking gesteldvan de LOGO's.1.4 CLB'sMet betrekking tot de centra voor leerlingenbegeleiding(CLB) is een besluit in voorbereiding waarineen aantal te registreren gegevens zullen wordenomschreven. Tegelijk is het NICO-project opgestartvanuit het departement Onderwijs. Hiervooris 100 miljoen uitgetrokken. Het is een éénmalignetoverschrijdend ICT-project, waarbij zowel softwareals hardware kan worden aangekocht mitsaan een aantal voorwaarden is voldaan. Dit moeter onder meer toe leiden dat het eerder vermelde"registratiebesluit" kan worden uitgevoerd.In afwachting gebruiken de meeste CLB's nog hetprogramma dat door de administratie Gezondheidwerd ter beschikking gesteld aan de voormaligecentra voor medisch schooltoezicht, die nu samenmet de PMS-centra zijn gefusioneerd tot CLB's(PMS : psycho-medisch-sociaal centrum – red.).Deze centra ontvingen ook een jaarlijkse subsidievan 50.000 frank voor het aanleveren van registratiegegevens.Deze middelen zijn in hun globaliteitovergedragen naar de werkingsmiddelen van deCLB's (departement Onderwijs).Hoewel er op het vlak van informatisering zekernog belangrijke inspanningen moeten worden geleverd,heeft de <strong>Vlaams</strong>e overheid oog voor het probleem.Het stimuleren van de informatisering gebeurtdoor :– programma's ter beschikking te stellen,– in de enveloppefinanciering rekening te houdenmet kosten van informatica,– in de regelgeving de opdracht in te schrijven omde overheid indicatoren te bezorgen (output)die vanuit operationele systemen worden gegenereerd.Het is in deze optiek de verantwoordelijkheid vande inrichtende machten om personeel aan te wervendat de kwalificaties heeft om deze opdrachtenuit te voeren. Het inschrijven van bijkomende verplichtingenop het vlak van kwalificaties verzwaartde regelgeving onnodig en beperkt de autonomievan de voorzieningen.2. Welzijnssector2.1 Datacommunicatie rusthuizenDit project heeft tot doel de ontwikkeling van eenprogramma voor geïnformatiseerde bevraging vaneen aantal gegevens door het departement Welzijn,Volksgezondheid en Cultuur bij de rusthuizen ende rust- en verzorgingstehuizen van de <strong>Vlaams</strong>eGemeenschap. Concreet gaat het over :– architectonische gegevens– zorgvormen aangeboden door de initiatiefnemer– samenwerkingsakkoorden– organisatorische gegevens– beheersgegevens– profileringsintenties– individuele personeelsgegevens– individuele bewonersgegevens– jaarrekening.Deze gegevens vormen de basis voor het vervullenvan de operationele taken (erkennen, subsidiërenen inspecteren) door de functionele afdelingen vande administratie. Dit betekent dat eenzelfde gegevenniet meer door verschillende afdelingen afzonderlijkwordt opgevraagd, maar slechts één keeraan de administratie moet worden doorgegeven,die dan zelf instaat voor de verspreiding naar debevoegde afdelingen. Dit is een eerste stap in derichting van het éénloketsysteem.Anderzijds zullen de gegevens ook worden verwerkttot managementsinformatie en zullen ze ingeaggregeerde vorm via Internet ter beschikkingworden gesteld van de sector. De sector kan dezeinformatie gebruiken om het eigen beleid te bepalen,zichzelf te positioneren binnen de sector, enzovoort.Dit project is nog in volle ontwikkeling. Dealgemene ingebruikname bij de voorzieningen isgepland voor 1 januari 2002.2.2 Elektronisch dossier bijzondere jeugdbijstandVoor de comités bijzondere jeugdzorg, de socialediensten van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap bij dejeugdrechtbank en de bemiddelingscommissiewerd een project "elektronisch dossier" opgestart.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1520-Dit project heeft tot doel een elektronisch formuliersysteemuit te bouwen om gegevens inzake deminderjarigenopvolging op een efficiëntere manierte verzamelen, op te slaan en te verwerken totzowel operationele informatie als managementinformatie.2.3 Preventiedatabank bijzondere jeugdbijstandHet Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, deZuid-Nederlandse provincies en de <strong>Vlaams</strong>e provincieswerken sinds een aantal jaren samen opmeerdere terreinen. Een daarvan is het werkterreinbijzondere jeugdbijstand/jeugdhulpverlening.De samenwerking op dit vlak is op 12 mei 1999 nogeens schriftelijke bekrachtigd via ondertekeningvan het "Jeugdzorgtraktaat van Antwerpen" doorde betrokken overheden.Doelstelling van het project is het via Internet toegankelijkmaken van de onderstaande productenvan de Stuurgroep Bijzondere Jeugdbijstand/Jeugdhulpverlening – Vlaanderen/Zuid-Nederlandvoor overheden, maatschappelijke organisatiesen het brede publiek :– databank preventie jeugd ;– nieuwsbrief ;– andere documenten van de drie werkgroepen(preventie jeugd, voorzieningen en inspectie) ;– sociale kaart.2.4 OCMW-registratieEr werd een werkgroep opgericht om de huidigeOCMW-cliëntenregistratie aan te passen. Onderzoekvan de mogelijkheid om zoveel mogelijk gegevensuit de reeds door de OCMW's gebruiktedossieropvolgingssystemen te gebruiken, is bezig.Dit om te vermijden dat registratie een extra belastingwordt voor de voorzieningen.Tegelijkertijd wordt door het Informatiesteunpuntvan de administratie Gezin en MaatschappelijkWelzijn gewerkt aan de ontsluiting van de oudecliëntenregistratiegegevens van 1995 en 1998, omde sector te tonen wat de mogelijkheden zijn quainteractieve managementsrapportage via Internet.2.5 Kind en GezinKind en Gezin werkt nauw samen met vele welzijnsvoorzieningen,vooral met opvangvoorzieningen,voorzieningen in de preventieve zorg (consultatiebureausvoor het jonge kind) en andere.Kind en Gezin heeft momenteel geen formele akkoordenmet informaticaleveranciers om dezevoorzieningen ook dezelfde voorwaarden, knowhowen expertise te laten genieten waartegen Kinden Gezin zelf met deze informaticaleveranciers samenwerkt.Niettemin wenst Kind en Gezin verderzijn expertise aan te bieden aan voorzieningen diehierom zouden vragen, maar totnogtoe werdengeen vragen in deze zin geformuleerd.M.b.t. informaticatoepassingen en Internetondersteunendediensten heeft Kind en Gezin in eenaantal toepassingen voorzien waarvan de samenwerkendewelzijnsvoorzieningen zonder kosten gebruikkunnen maken om hun interne werking verderte optimaliseren.In 1998 werd de toepassing Ikaros, die de opvolgingvan kinddossiers en consulten op de consultatiebureausondersteunt, in heel Vlaanderen ter beschikkinggesteld. Sinds dan worden de afsprakenen dossieropvolging tijdens deze consulten op alle<strong>Vlaams</strong>e consultatiebureaus voor het jonge kindgebruikt.In de eerste helft van 2002 zullen alle opvangvoorzieningen(kinderdagverblijven, diensten voor opvanggezinnen,particuliere opvanginstellingen engezinnen, ...) gebruik kunnen maken van een online dienstverlening op het vlak van kinderopvang.Elke opvangvoorziening kan via de website vanKind en Gezin haar aanbod kenbaar maken, enaldus sneller en gemakkelijker in contact komenmet de ouders die op zoek zijn naar kinderopvang.Sinds januari 2001 loopt er tevens een proefprojectdat enkele kinderdagverblijven via Internet toegangheeft tot de VACC-bank, de vaccinatiedatabankvan het jonge kind, die alle aan het jongekind toegediende vaccinaties bevat. Op deze wijzeworden de medische consulten in kinderdagverblijvenondersteund door steeds een accuraat zicht tegeven op de vaccinatiestatus van het jonge kind.Na deze proefperiode ligt het in de bedoeling omdeze vaccinatiedatabank verder te ontsluiten naaralle kinderdagverblijven.Naar aanleiding van de invoering van een boekhoudplanin de opvangvoorzieningen van Kind enGezin, werd ter ondersteuning hiervan een bedragtoegekend. Hiervan konden de voorzieningen vrijgebruikmaken voor het aankopen van hard- ofsoftware, of voor het volgen van een opleiding omermee te kunnen omgaan. Daarnaast heeft Kind en


-1521- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Gezin van een aantal boekhoudprogramma's eenanalyse laten maken, teneinde aan de voorzieningeneen gemotiveerd advies te kunnen geven overde bruikbaarheid ervan binnen de kinderopvang.De ontwikkeling van een nieuw subsidiëringsprogrammavoor de kinderopvang wordt zo gestuurddat straks ook de opvangvoorzieningen via Internethun dossier zowel administratief als naar subsidiëringkunnen afhandelen en opvolgen.2.6. <strong>Vlaams</strong> Fonds2.6.1. Informaticaondersteuning vanuit het <strong>Vlaams</strong>Fonds, ten behoeve van de voorzieningenOmdat de welzijnsvoorzieningen niet altijd deknowhow en expertise in huis hebben om informaticaprojectenop te zetten, heeft het <strong>Vlaams</strong> Fondsin het verleden en op vandaag bij de informatiseringvan de administratie de volgende initiatievenontplooid.Gratis lokale applicatiesAan de voorzieningen die dat wensten, werdengratis lokale applicaties ter beschikking gesteldvoor de personeelsregistratie, de bewonersadministratieen het opsturen van een dagprijsdossier.Gratis opleidingen– Bij de aanvang van de informatisering heeft het<strong>Vlaams</strong> Fonds voltijds een informaticus aangestelddie ter plaatse, in de voorzieningen, de installatievan deze lokale applicaties uitvoerdeen de personeelsleden instrueerde in het gebruikvan de pc, het Internet en de lokale applicaties.– Alle voorzieningen zijn op georganiseerde wijzeuitgenodigd geweest bij het <strong>Vlaams</strong> Fonds, teneindede personeelsleden daar op te leiden inhet gebruik van de lokale applicaties. Die voorzieningenwelke daarna nog problemen ondervonden,werden voor een herhalingssessie uitgenodigd.– De personeelsleden van voorzieningen diemoeite hadden met het gebruik van pc en Internetzijn naar het <strong>Vlaams</strong> Fonds uitgenodigd geweestvoor een praktijkgerichte pc-opleiding,verzorgd door de <strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddelingen Beroepsopleiding, op kostenvan het <strong>Vlaams</strong> Fonds.Gratis informaticaondersteuning via de helpdeskvan het <strong>Vlaams</strong> FondsVoorzieningen die problemen ondervinden bij hetgebruik van de pc, het Internet en/of de lokale applicatieskunnen steeds terecht bij één van de helpdesksvan het <strong>Vlaams</strong> Fonds.(Gratis) InternettoegangToen het zich aansluiten op het Internet een relatiefdure aangelegenheid was, heeft het <strong>Vlaams</strong>fonds gedurende enkele jaren de aansluitingskostendie de voorzieningen maakten ten laste genomen.Pas toen Internettoegang gemeengoed gewordenwas, werd deze maatregel afgeschaft. Op die manierkregen de voorzieningen de vrijheid om te beslissenbij welke Internetprovider ze zich wenstenaan te sluiten, gratis of tegen een tarief naar eigenkeuze.Streven naar minimale kosten bij de euro-aanpassingenTeneinde de informaticakosten voor de voorzieningenals gevolg van de invoering van de euro zo laagmogelijk te houden, wordt de implementatie uitgevoerdin overleg met de sector (koepelorganisaties,voorzieningen, informatiseringspartners en socialeadministraties). Indien mogelijk, worden de regelsgedefinieerd uit het oogpunt van minimale implementatiekosten.Creëren van win-winsituaties, ook voor de voorzieningenWanneer nieuwe systemen en applicaties wordenontwikkeld, wordt met proefgroepen van voorzieningengewerkt. Als eindgebruiker van de informaticasystemensturen zij mee de informatisering.Een informatisering die past in de decretale opdrachtenvan het <strong>Vlaams</strong> Fonds, maar waarbij ookwerkbesparing en meerwaardes worden gerealiseerdvoor de voorzieningen. De elektronische anciënniteitsberekening,het elektronische dagprijsdossieren het uitwerken van de rapportering zijndaar recente voorbeelden van.Ook in de toekomst zullen de voorzieningen in deinformatiemaatschappij met dergelijke maatregelen,zoals hierboven beschreven, worden ondersteund.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1522-2.6.2. Meer middelen door het VIAHet VIA voorziet in 500 miljoen frank aan managementondersteuning(VIA : <strong>Vlaams</strong> IntersectoraalAkkoord – red.). Een zeker bedrag hiervankan worden besteed aan de uitbouw van de informaticaondersteuningin de voorzieningen. De socialepartners dienen zich nog uit te spreken overdeze besteding.2.6.3. e-GovernmentDe nieuwe webtechnologieën maken het mogelijkdat informaticasystemen veel toegankelijker wordendan vroeger, en dat via een standaard webbrowser.In het licht hiervan heeft het <strong>Vlaams</strong>Fonds reeds de volgende initiatieven genomen :e-GovernmentprojectenDeelname aan het e-governmentgebeuren, waarvoorde overheid extra middelen uittrekt.Website <strong>Vlaams</strong> FondsBegin 2001 werd bij het <strong>Vlaams</strong> Fonds een redactieraadingesteld die zal waken over de kwaliteit ende toegankelijkheid van de website van het <strong>Vlaams</strong>Fonds voor de voorzieningen, maar ook voor depersonen met een handicap.Internettoegang tot elektronisch dossierDoor de informaticadienst van het <strong>Vlaams</strong> Fondswordt momenteel een nieuwe architectuur ontwikkelddie zal toelaten dat niet alleen de klanten vanhet <strong>Vlaams</strong> Fonds (welzijnsvoorzieningen, beschuttewerkplaatsen, multidisciplinaire teams, ...), maarook de gebruikers (de personen met een handicap)of hun wettelijke vertegenwoordiger via webapplicatiesop een beveiligde wijze toegang krijgen tothun elektronisch(e) dossier(s), met respect voor deprivacy.Koppeling met de Kruispuntbank voor Sociale ZekerheidInformaticatechnisch zijn de nodige testen achterde rug en ligt de communicatielijn klaar. Bedoelingis een aantal gegevens die het <strong>Vlaams</strong> Fonds nodigheeft, langs daar te betrekken, wat zou kunnen resulterenin administratieve werkbesparing en tijdwinstvoor de voorzieningen. Evenwel moeten wijnog wachten op ondertekening van het koninklijkbesluit dienaangaande.2.6.4. Informaticaprojecten in de educatieve sfeerOm een toelichting te krijgen inzake de inspanningendie worden geleverd in en door het onderwijs,verwijs ik naar de bevoegde minister. Wel kan ikstellen dat er in de dagprijs een bedrag is opgenomenwaarmee in de gehandicaptenzorg specifiekesoftware kan worden aangekocht door de voorzieningen.MARLE<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong>DERPOORT<strong>EN</strong>VLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> ONDERWIJS <strong>EN</strong> VORMINGVraag nr. 72van 1 februari 2001van de heer CHRIS <strong>VAN</strong>D<strong>EN</strong>BROEKEBeleidsgericht onderzoek – ProjectenEen overzicht van het onderwijskundig onderzoek,en dit sinds 1994, werd opgenomen onder Bijlage1-9 van de Beleidsbrief Onderwijs – Beleidsprioriteiten2000-2001 van 6 december 2000 (Stuk 15(2000-2001) – Nr. 6-H).Onvermeld blijven evenwel de bedragen die voordeze beleids- en praktijkgerichte onderzoeksprojectenwerden uitgetrokken.Graag ontving ik dan ook een overzicht van dekredieten die aan ieder van de vijftien, respectievelijktien onderzoeksprojecten werden toegewezen.N.B. Een vraag naar een overzicht van de beleidsenpraktijkgerichte onderzoeksprojecten werdgesteld aan alle overige ministers.Gecoördineerd antwoordMinister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<strong>Vlaams</strong> minister van Openbare Werken, Mobiliteiten EnergieDepartement LIN – Administratie Wegen en VerkeerHieronder wordt een overzicht gegeven van detoegewezen beleids- en praktijkgerichte onderzoeksprojectenbinnen mijn bevoegdheidsdomeinsinds de aanvang van de legislatuur.1. Inventarisatie verkeersslachtoffers onder defauna


-1523- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Koninklijk Belgisch Verbond voor de Beschermingvan de VogelsAfgesloten op : december 2000 – looptijd06/2001Som : 1.200.000 fr.2. Technische en inhoudelijke ondersteuning bijontsnipperingsmaatregelenUIA prof. dr. Van SteenbergheAfgesloten op : december 2000 – looptijd06/2001Som : 990.000 fr.3. Verkenning van de beleidsmogelijkheden om deimpact van mobiliteit op de natuur te minimaliserenUIA prof. dr. Van SteenbergheAfgesloten op : december 2000 – looptijd06/2001Som : 990.000 fr.4. Verkeersbeheerssystemen in Vlaanderen : verkeerskundigeen organisatorische specificatieTritelAfgesloten : 1998Som : 7.114.800 fr.5. Onderzoek naar de faunistische waarde van deautosnelwegberm in WaasmunsterDepartement Entomologie Koninklijk BelgischInstituut voor NatuurwetenschappenLooptijd 04/2001Som : 198.000 fr.6. E19 Antwerpen opstellen van ontsnipperingsvoorstellenTechnum NV Econnection CVBAAfgesloten : september 1999 – looptijd 11/2000Som : 3.016.772 fr.7. E34/313 Antwerpen opstellen van ontsnipperingsvoorstellenTechnum NV Econnection CVBAAfgesloten : september 1999 – looptijd 02/2001Som : 3.702.600 fr.8. Voorraadbeheer en -locatie van zout voor dewinterdienstKU Leuven – Centrum voor Industrieel BeheerAfgesloten : januari 2000 – looptijd 08/2000Som : 1.500 euro9. Evaluaties en verfijning van een (R, S) voorraadmodelvoor het beheer van zoutvoorradenvoor de winterdienstKU Leuven – Centrum voor Industrieel BeheerLooptijd 08/2001Som : 1.500 euro10.Begeleiding administratie Wegen en Verkeer bijde implementatie van de wegencategorisatie enhet opstellen van richtlijnenTritelAfgesloten : december 1997 – looptijd eind1999Som : 3.895.607 fr.De LijnHet afgelopen jaar zijn rechtstreeks uit het oogpuntvan De Lijn geen projecten voor onderzoeken ontwikkeling – "beleids- en praktijkgericht wetenschappelijkonderzoek" – door de <strong>Vlaams</strong>e ministervan Mobiliteit, Openbare Werken en Energieaan universiteiten en/of hogescholen toegewezen.Onrechtstreeks, met name als lid van de AmbtelijkeStuurgroep Mobiliteitsoverleg Vlaanderen, isDe Lijn betrokken bij het onderzoeksproject "Ontwerpbeleidsplan duurzame gemeenschap – departementLIN" door een consortium van KULeuven Research & Development, TNO, Ufsia,Langzaam Verkeer en KRI.NV ZeekanaalInzake beleids- en praktijkgericht wetenschappelijkonderzoek binnen het luik "onderzoek en ontwikkeling"kan ik meedelen dat de NV Zeekanaalen Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen geenwetenschappelijke onderzoeken heeft toegekendaan universiteiten en/of hogescholen sinds de aanvangvan de huidige legislatuur.Dienst voor de ScheepvaartDoor de Dienst voor de Scheepvaart werden geenbeleidsgerichte onderzoeksprojecten uitbesteedsinds 1999.Maatschappij van de Brugse ZeevaartinrichtingenDe Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingenheeft ook geen kennis van dergelijke beleidsenpraktijkgerichte onderzoeken.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1524-N.v.d.r.KRI: Kunststoffen- en RubberinstituutLIN : Leefmilieu en InfrastructuurUIA : Universitaire Instelling AntwerpenKU Leuven : Katholieke Universiteit LeuvenR, S : Risk, SafetyTNO : Nederlandse Organisatie voor Toegepast NatuurwetenschappelijkOnderzoekUfsia : Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen<strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en GelijkeKansenAls bijlage vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigereen overzicht van de beleids- en praktijkgerichteonderzoeksprojecten gefinancierd sedert 1999en gegroepeerd per beleidsdomein.Beleidsdomein : GelijkekansenbeleidProjectnummer : PB099A/19/110Titel van het project : Media-emancipatie-effectrapportage (MEER). Ontwikkeling van een genderassessmentinstrumentvoor audiovisuele mediaproductenPromotoren :Magda Michielsens (UIA), Marysa Demoor (UG), Frieda Saeys (UG)Looptijd : 01/10/00 – 30/09/02Totaal toegekend budget : 9.461.235 fr.Beleidsdomein : GezondheidsbeleidProjectnummer : PB099A/21/51Titel van het project : Methodologie ter inschatting van PM 2.5 en gassen in relatie tot de ontwikkelingvan astma en allergie bij jonge volwassenenPromotoren :René Van Grieken (UIA), Joost Weyler (UIA)Looptijd : 01/01/01 – 31/12/03Totaal toegekend budget : 12.248.834 fr.Beleidsdomein : WelzijnProjectnummer :Titel van het project :Promotoren :Looptijd : 01/11/00 – 31/10/03Totaal toegekend budget : 14.478.527 fr.Projectnummer :Titel van het project :Promotoren :Looptijd : 01/11/00 – 31/10/02Totaal toegekend budget : 14.435.671 fr.PB099A/48-50/75De effectiviteit van een (ecologische) interventie voor jonge kinderen en hunouders als preventie ten aanzien van antisociaal gedragCaroline Braet (UG), Leni Verhofstadt-Denève (UG)PB099A/48/106Visieontwikkeling voor een beleid van gezins- en opvoedingsondersteuning inVlaanderenLieve Vandemeulebroucke (KU Leuven), Agnes Demunter (KU Leuven),Walter Hellinckx (KU Leuven), Bea Maes (KU Leuven), Pos Gesquière (KULeuven), Hilde Colpin (KU Leuven)N.v.d.r.UG : Universiteit GentPM : Particulate Matter = zwevende deeltjes


-1525- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001<strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, BrusselseAangelegenheden en OntwikkelingssamenwerkingVoor de bevoegdheden van de minister van Cultuur,Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerkingwordt zoveel mogelijknuttig gebruikgemaakt van het Programma BeleidsgerichtOnderzoek van het departement Onderwijs.Hieronder worden enkel de specifieke bijkomendeonderzoeken vermeld.Bevoegdheidsdomein Cultuur en Jeugda) Met middelen opgenomen op basisallocatie 12.24 "Enquêtes en studies" van programma 45.50 "Algemeencultuurbeleid" van de begroting Cultuur 19991. Beleidsopties voor het sociaal cultureel werk in VlaanderenPromotor : prof. R. Oosterlinck – Sociale Hogeschool KVMW – GentLooptijd : 11.06.1999 – 30.01.2001Toegewezen middelen : 3.190.000 fr.2. Vergelijkend sociologisch onderzoek naar de zingeving van de bestedingen van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapin de cultuursector en in de culturele componenten van de andere beleidsdomeinen van de bevoegdeministerPromotor : prof. dr. R. Laermans (KU Leuven)Looptijd : 01.01.2000 – 31.12.2000Toegewezen middelen : 2.200.000 fr.3. Alternatieve tewerkstellingsvormen in de culturele sector – sector volksontwikkelingPromotor : prof. dr. J. Pacolet (HIVA – KU Leuven)Looptijd : 01.01.2000 – 30.06.2000Toegewezen middelen : 700.000 fr.b) Met middelen opgenomen op basisallocatie 12.24 "Enquêtes en studies" van programma 45.50 "AlgemeenCultuurbeleid" van de begroting Cultuur 20001. Aanvangsdossier Groot Europees Theater in BrusselPromotor : Struye ProductiesLooptijd : 01.01.2000 – 15.04.2000Toegewezen middelen : 302.500 fr.2. Literaire en muziekarchieven in VlaanderenPromotor : Edward VanhoutteLooptijd : 18.04.2000 – 31.07.2000Toegewezen middelen : 750.000 fr.3. Infrastructuur van muziekclubsPromotor : prof. dr. Gust De Meyer (KU Leuven)Looptijd : 16.10.2000 – 31.01.2001Toegewezen middelen : 500.000 fr.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1526-4. Onderzoek naar de effecten van het sociaal-cultureel beleid voor allochtonenPromotor : prof. dr. H. Pinxten (Universiteit Gent)Looptijd : 01.12.2000 – 31.10.2001Toegewezen middelen : 980.000 fr.5. Ontwikkelen van standaarden voor lokaal cultuurbeleidPromotor : prof. dr. Jan ColpaertLooptijd : 01.12.2000 – 31.07.2001Toegewezen middelen : 1.000.000 fr.6. Gemeenschappelijk onderzoek naar de mogelijkheden van een fuivenbeleidPromotor : prof. dr. Lode Walgraeve (KU Leuven)Looptijd : 01.12.2000 – 28.02.2002Toegewezen middelen : 2.500.000 fr.7. Ontwikkeling van modellen en instrumentarium voor lokaal cultuurbeleidPromotor : mevrouw Miek De Kepper (VVSG)Looptijd : 01.12.2000 – 31.10.2001Toegewezen middelen : 3.500.000 fr.8. Functieclassificatie in de podiumkunstensectorPromotor : Liesbeth Dejonghe (Sociaal Fonds voor de Podiumkunsten)Looptijd : 01.12.2000 – 30.06.2001Toegewezen middelen : 1.000.000 fr.9. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar het actuele lokaal historisch volks- en heemkundig landschapin VlaanderenPromotor : dr. Marc Jacobs (<strong>Vlaams</strong> Centrum voor Volkscultuur)Looptijd : 01.12.2000 – 30.09.2002Toegewezen middelen : 9.400.000 fr.Bevoegdheidsdomein Brussel en <strong>Vlaams</strong>e RandTijdens deze legislatuur werden nog geen onderzoekenuitbesteed.Bevoegdheidsdomein OntwikkelingssamenwerkingInventarisatie van actoren en initiatieven in Vlaanderenop gebied van sensibilisering en ontwikkelingseducatiePromotor : BVBA Atoom (Bertem)Looptijd : 7.8.2000 – 7.11.2000Toegewezen middelen : 1.479.225 fr.De inventaris geeft een kwalitatief overzicht vanhet <strong>Vlaams</strong>e landschap op bovenvermelde gebieden.Dit overzicht moet een eerste aanzet vormenom te komen tot beleidsvoorstellen met betrekkingtot een kader voor het <strong>Vlaams</strong> beleid voor ontwikkelingseducatieen sensibilisering.N.v.d.r.KVMV : Katholiek Vormingscentrum voor MaatschappelijkWerkHIVA : Hoger Instituut voor de ArbeidVVSG : Vereniging van <strong>Vlaams</strong>e Steden en Gemeenten<strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en VormingAls bijlage vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigereen overzicht van de beleids- en praktijkgerichteonderwijskundige onderzoeksprojecten, met vermeldingvan de kredieten die hiervoor werden uitgetrokken.


-1527- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Proj. nr. Titel project Toegekendbedrag (in fr.)89.10 (6) De studieloopbaan van <strong>Vlaams</strong>e jongeren. Het secundair-onderwijssysteemdoorgelicht op basis van longitudinaal onderzoek 9.947.74689.10 (7) De studieloopbaan van <strong>Vlaams</strong>e jongeren. Het secundair-onderwijssysteemdoorgelicht op basis van longitudinaal onderzoek 10.102.94489.10 (8) De studieloopbaan van <strong>Vlaams</strong>e jongeren. Het secundair-onderwijssysteemdoorgelicht op basis van longitudinaal onderzoek 10.911.23089.10 (9) De studieloopbaan van <strong>Vlaams</strong>e jongeren. Het secundair-onderwijssysteemdoorgelicht op basis van longitudinaal onderzoek 16.635.85094.08 Ontwikkeling van een praktijkmodel voor de integratie op klas- en schoolniveauvan de werkvelden van het onderwijsvoorrangsbeleid. Een actieonderzoekin het licht van de optimalisering van de opvang en begeleidingvan migrantenkinderen 6.864.00096.06 De educatieve vraag bij <strong>Vlaams</strong>e volwassenen. Omvang, aard, determinantenen dynamiek van de educatieve vraag als uitdaging voor de overheid 8.470.17596.08 Onderzoek naar het gebruik van het leerlingvolgsysteem voor jonge kinderenin Vlaanderen 9.229.00096.13 Effecten van schoolautonomie op het pedagogisch project. Een pedagogischen juridisch onderzoek met beleidsperspectieven voor een verdere evolutienaar een meer optimale schoolautonomie 6.913.50097.03 Het <strong>Vlaams</strong> onderwijsonderzoek verkend 5.695.09697.06 Leerlingvolgsysteem taal 10.919.90197.07 Studiekosten in het basisonderwijs 7.412.90097.08 Specifieke expertiseopbouw in het volwassenenonderwijs 2.354.00097.10 Evaluatie van bestuurs- en medezeggenschapsorganen in het HOBU 10.364.86098.01 Leerlingenparticipatie in het secundair onderwijs tussen theorie en praktijk.Een internationaal vergelijkend onderzoek naar modellen voor leerlingenparticipatie,met een evaluatie van de toepasbaarheid in Vlaanderen 7.638.69098.02 Nascholing in basisonderwijs en secundair onderwijs : follow-up onderzoeken ontwikkelen instrument secundair onderwijs 3.361.98598.03 Scholen vergeleken op hun kwaliteit. Een internationaal vergelijkende studieover hoe scholen hun functioneren openbaar (kunnen/moeten) verantwoorden 3.869.38298.04 Geweld op school. Onveiligheid en onveiligheidsgevoelens 7.612.77098.05 Studiekosten in het secundair onderwijs 8.243.40098.06 Het welbevinden in de schoolsituatie bij leerlingen secundair onderwijs :de ontwikkeling van een bevragingsinstrument 9.280.700


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1528-Proj. nr. Titel project Toegekendbedrag (in fr.)98.07 Welbevinden, betrokkenheid en tevredenheid van kleuters en leerlingen inhet basisonderwijs. Een draaiboek voor systematische observatie en bevraging 5.043.50098.08 Onderzoek naar de meerwaarde en de implementatiemogelijkheden vanmeer zelfstandig leren door leerlingen in het hoger secundair onderwijs inVlaanderen 12.083.31098.09 De overgang van het gewoon naar het buitengewoon basisonderwijs.Analyse van de verwijzingspraktijk in PMS-centra 10.391.15098.10 Ontwikkelen van een instrument voor de opvolging van de ongekwalificeerdeuitstroom 6.052.43198.11 Drop-out in het eerste jaar hoger onderwijs : oorzaken, motieven entoekomstperspectieven bij het stopzetten van de studies. Uitbouw van eenvoorspellingsmodel, van een preventie- en remediëringsplan 15.292.30098.12 Optimalisering van de overheidscommunicatie over het onderwijsbeleid methet onderwijsveld 10.829.99599.01 Het geslacht der leerkrachten. Een onderzoek naar de impact van deseksesamenstelling van het leerkrachtenkorps en van de sekse van de directieop de cognitieve prestaties, affectieve vaardigheden en waarden van deleerlingen 4.925.66199.02 Tien jaar basiseducatie in Vlaanderen. Evaluatieonderzoek naar de realisatievan beleidsdoelstellingen, het bereik van doelgroepen, de effectiviteit van heteducatieve aanbod en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie methet oog op de optimalisering van de regelgeving 7.207.20099.03 Schaalvergroting in basisscholen. Evaluatie van de effecten op de onderwijskwaliteit7.285.52099.04 Diagnosticerend en remediërend vermogen van scholen in de eerste graad vanhet secundair onderwijs vanuit het standpunt van ouders met kinderen metleer- en/of gedragsproblemen 9.779.68899.05 Onderzoek naar het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes inVlaanderen 7.243.92499.06 Peilingsonderzoek informatieverwerving- en verwerking in de eerste graadsecundair onderwijs 9.457.80099.07 Nieuwe gezinsvormen en onderwijsparticipatie in Vlaanderen 7.559.98599.08 Differentiële waardering en verloning van leerkrachten als personeelswetenschappelijkvraagstuk 4.595.80099.09 Gemeentelijke financiering en ondersteuning van het deeltijds kunstonderwijsin Vlaanderen : een vergelijkende en beleidsgerichte studie 4.034.800


-1529- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001Proj. nr. Titel project Toegekendbedrag (in fr.)99.10 Knelpunten van de huidige typologie van het buitengewoon onderwijs inVlaanderen in het licht van de internationale discussie over categoriaalversus non-categoriaal onderwijs aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften5.556.10099.11 Evaluerend vermogen van scholen en de ontwikkeling van alternatieveevaluatievormen 8.979.64499.12 Het onderwijs in een concurrentiestrijd. Een studie naar de positie vanformele leerkanalen in een informele kennismaatschappij 9.648.54099.13 Zorgverbreding in relatie tot de uitstroom naar het buitengewoon onderwijs 4.517.70099.14 Fusies van hogescholen 7.599.59799.15 Evaluatieonderzoek van het onderwijsbeleid ten aanzien van etnischeminderheden in het lager onderwijs 9.241.40300.01 Leerlingenparticipatie nader bekeken. Een kwalitatief en kwatitatief onderzoeknaar de betekenis van participatie voor leerlingen, leerkrachten en directiesuit het secundair onderwijs 9.367.07300.02 Welbevinden en pretaties in de eerste en de tweede graad van het secundaironderwijs 3.670.15000.03 De professionaliteit en de maatschappelijke waardering van leerkrachtenbasis- en secundair onderwijs. Een onderzoek naar opvattingen van leerkrachten,andere onderwijsbetrokkenen en de publieke opinie 10.217.18900.04 Evaluatie van het experiment modularisering in het secundair onderwijs 12.387.09200.05 Ouders over scholen : verwachtingen en participatiebehoeften 8.096.46200.06 Het welbevinden van de leerkracht : de ontwikkeling van een bevragingsinstrumentvoor het meten van het welbevinden van leerkrachten basis- ensecundair onderwijs 8.988.56800.07 Tijdsbesteding en taakbelasting van leerkrachten 13.314.40000.08 Effectieve scholen in het technisch en beroepssecundair onderwijs 12.284.69300.09 Leerkrachtenparticipatie in de sturing van onderwijsorganisatie(s) : eenbenchmarking door middel van binnen- en buitenlandse cases 3.710.02500.10 Wiskunde tijdens de secundaire schoolloopbaan 5.976.300N.v.d.r.HOBU : hoger onderwijs buiten de universiteitPMS : psycho-medisch-sociaal centrum


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1530-<strong>Vlaams</strong> minister van Werkgelegenheid en ToerismeWerkgelegenheidSinds de aanvang van de legislatuur werden de volgendeViona-onderzoeksprojecten toegewezen(goedkeuring door de <strong>Vlaams</strong>e regering op 15 september2000) :1. De introductie van marktmechanismen in de arbeidsbemiddeling. Bevindingen uit buitenlandse praktijkmodellenen mogelijke scenario's voor Vlaanderen (HIVA/Idea Consult)Promotor : L. Struyven (HIVA)Start- en einddatum : 01.11.2000 – 31.12.2001Kostprijs : 6.893.810 fr.2. Een verhoging van de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen : vergelijkende analyse met de buurlanden(dep. Economie KU Leuven/Idea Consult)Promotor : F. Abraham (KU Leuven)Start- en einddatum : 15.10.2000 – 14.10.2001Kostprijs : 5.244.140 fr.3. Integratie in het kwadraat : naar een duurzame, evenredige tewerkstelling van "andere" werknemers(HIVA/KU Leuven)Promotor : M. Lamberts (HIVA)Start- en einddatum : 15.12.2000 – 15.03.2002Kostprijs : 6.346.450 fr.4. Duurzame arbeidsintegratie van zwakke doelgroepen via herinschakelingsprojecten (HIVA)Promotor : I. Nicaise (HIVA)Start- en einddatum : 01.12.2000 – 30.11.2001Kostprijs : 8.539.300 fr.5. Een vroegtijdige detectie van knelpuntvacatures en een aanzet tot de ontwikkeling & implementatievan een instrumentarium ter voorspelling van de arbeidsmarktevoluties (HIVA)Promotor : J. Bollens (HIVA)Start- en einddatum : 01.10.2000 – 31.03.2002Kostprijs : 3.377.627 fr.6. De erkenning van kennis en vaardigheden (HIVA)Promotor : M. Douterlunge (HIVA)Start- en einddatum : 01.10.2000 – 30.09.2001Kostprijs : 3.300.000 fr.7. Een internationaal vergelijkend onderzoek naar systemen en praktijk van de erkenning van verworvencompetenties (Vakgroep Sociaal Recht (UIA)Promotor : M. Rigaux (UIA)Start- en einddatum : 01.10.2000 – 30.09.2001Kostprijs : 3.300.000 fr.8. Bevordering van deelname en deelnamekansen inzake arbeidsmarktgerichte permanente vorming(HIVA/KU Leuven/Vakgroep Onderwijskunde Gent)Promotor H. Baert (KU Leuven), M. Douterlunge (HIVA), D. Van Damme (Vakgroep OnderwijskundeGent)Start- en einddatum : 15.09.2000 – 31.10.2001Kostprijs : 6.628.200 fr.


-1531- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 20019. Transities onderwijs-arbeidsmarkt (KU Leuven/HIVA)Promotoren : J. Van Damme (KU Leuven), V. Van de Velde (HIVA)Start- en einddatum : 15.09.2000 – 31.05.2002Kostprijs : 6.925.600 fr.10.Kosten en baten van een arbeidsmarktgericht personeelsbeleid : verkennend onderzoek in Vlaanderen(Vlerick Management School)Promotor : D. Buyens (Vlerick School)Start- en einddatum : 15.12.2000 – 14.12.2001Kostprijs : 3.155.973 fr.11. Bouwstenen voor een dynamisch en efficiënt subregionaal beleid in Vlaanderen (HogeschoolGent/Idea Consult)Promotor : F. De Rynck (Hogeschool Gent)Start- en einddatum : 15.10.2002 – 14.10.2001Kostprijs : 4.610.100 fr.12. Sociale auditing als wervend "jazz-project" voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (HIVA/Ethibel VZW)Promotor : G. Van Gyes (HIVA), Herwig Peeters (Ethibel VZW)Start- en einddatum : 01.12.2000 – 31.10.2001Kostprijs : 4.711.300 fr.13. Panel vraagzijde <strong>Vlaams</strong>e arbeidsmarkt (diverse onderzoeksinstellingen : KU Leuven, HIVA, IdeaConsult, Universiteit Gent, Ufsia-RUCA)Promotor : L. Sels (KU Leuven)Start- en einddatum : 01.12.2000 – 31.12.2004Kostprijs : 32.088.351 fr.Andere Viona-onderzoeksprojecten die in 2000 afliepenen waarvoor de eindrapporten in 2000 wordenafgeleverd, werden nog onder de vorige legislatuurtoegewezen en goedgekeurd.Daarnaast werden onder de huidige legislatuurook nog vier "trendrapporten" toegewezen (doormij goedgekeurd op 24 november 1999). Eentrendrapport brengt een overzicht van de belangrijkstebeleidsontwikkelingen en wetenschappelijkeinzichten in een welbepaald onderzoeksdomein,en geeft tegelijkertijd aan welke leemten er onderzoeksmatigen beleidsmatig aanwezig zijn.De volgende vier projecten werden goedgekeurd :1. Het subsidiëren van laaggeschoolde arbeidAuteur : Ive Marx (CSB-Ufsia)Start- en einddatum : 01.12.1999 – 15.06.2000Kostprijs : 954.800 fr.2. Organisatieconcepten, kwaliteit van de arbeid en de arbeidsmarktimplicaties : een noodzakelijke enhaalbare kaart ?Auteurs : Luc Sels/Geert Van Hootegem (Dep. TEW/HIVA-KU Leuven)Start- en einddatum : 01.12.1999 – 15.06.2000Kostprijs : 1.000.000fr.3. Europese richtsnoeren 1 en 2 in VlaanderenAuteur : Ides Nicaise (HIVA-KU Leuven)Start- en einddatum : 01.12.1999 – 15.06.2000Kostprijs : 959.750 fr.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1532-4. Arbeidsmarkt en lokale actorenAuteur : Ludo Struyven (HIVA-KU Leuven)Start- en einddatum : 01.12.1999 – 15.06.2000Kostprijs : 1.014.750 fr.Ten slotte werden ook nog de volgende ad hoc opdrachten toegewezen :– Continuing Vocational Training SurveyPromotor : Dirk Buyens (Vlerick Management School)Start- en einddatum : 01.11.1999 – 15.10.2000Kostprijs : 500.000 fr. (cofinanciering van een Europees project)– Ontwikkeling van een monitoringinstrument voor de opleidingsinspanningen in VlaanderenPromotor : Wim Vanderbeken (Idea Consult)Start- en einddatum : 29.06.2000 – 17.11.2000Kostprijs : 1.718.200 fr.– Evaluatie van de <strong>Vlaams</strong>e aanmoedigingspremies voor loopbaanonderbreking en arbeidsduurverminderingPromotor : Wim Vanderbeken (Idea Consult)Start- en einddatum : 01.12.1999 – 15.04.2000Kostprijs : 2.843.500 fr.ToerismeIn het kader van het Programma BeleidsgerichtOnderzoek 1999 – luik B "longitudinaal onderzoek"– cluster 4 – open cluster – luik "toerisme",werd volgend onderzoek toegewezen :Tijdsbesteding van de Vlamingen : een longitudinaaltijdsbudgetonderzoek bij een representatievesteekproef van Vlamingen (PBO99B/4/25)Promotoren : prof. dr. I. Glorieux, (VUB), prof. dr.M. Elchardus (VUB)Start- en einddatum : 01.01.2001 – 31.12.2005Kostprijs : 33.999.881 fr.N.v.d.r.Viona : <strong>Vlaams</strong> Interuniversitair OnderzoeksnetwerkArbeidsrapporteringRUCA : Rijksuniversitair CentrumCSB : Centrum voor Sociaal BeleidTEW : Toegepaste Economische WetenschappenVUB : Vrije Universiteit Brussel<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en LandbouwIn het verleden is de programmatie van het wetenschappelijkbeleidsondersteunend onderzoek voorhet domein Leefmilieu niet steeds op een planmatigewijze aangepakt, met ook een gebrek aan eenlangetermijnvisie. Bovendien was het gebruik vanveel onderzoeksresultaten niet optimaal, ondermeer door de moeilijke bereikbaarheid ervan.Deze en nog enkele knelpunten hebben mij ertoeaangezet om een strategisch project (Stroomlijningwetenschappelijk onderzoek leefmilieu – SP5,O&O) te definiëren om een en ander te optimaliseren(O&O : onderzoek en ontwikkeling – red.).Specifiek voor de ontsluiting van de resultaten vanuitgevoerde studies werd besloten tot de oprichtingvan een databank (Databank GMO (GewestelijkMilieuoverleg), module "onderzoek"), waaringedetailleerde informatie zal opgenomen zijn overde financiële, inhoudelijke en structurele aspectenvan al het geplande, lopende en afgeronde onderzoek(sinds 1994) dat betrekking heeft op het beleidsdomeinLeefmilieu. Dit betekent dat op termijnalle gegenereerde informatie op een systematischewijze zal kunnen worden geraadpleegd dooralle intern betrokkenen. Om het systeem blijvendte kunnen benutten, moet ook worden gewerkt aaneen structuur voor decentrale invoer en beheer vangegevens.Eens de invoer van gegevens in deze databank voldoendever gevorderd zal zijn, zal de gevraagde informatieaan de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerkunnen worden meegedeeld. Momenteel is hetvoor 2001 geplande onderzoek en een deel van hetin 2000 geplande onderzoek ingevoerd. Tegenmedio 2001 zullen de gegevens van 1999 ingevoerd


-1533- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001zijn, mits de administraties en de <strong>Vlaams</strong>e openbareinstellingen hiervoor de nodige manuren kunnenvrijmaken. Op dit ogenblik kan ik dus geenvolledig overzicht bezorgen ; het genereren van hetgevraagde overzicht zou de planning van het strategischproject in de war sturen.<strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden,Ambtenarenzaken en SportBevoegdheid Monumenten en LandschappenDe afdeling Monumenten en Landschappen van deadministratie Ruimtelijke Ordening, Huisvestingen Monumenten en Landschappen liet in 1999 en2000 volgende onderzoeksprojecten uitvoeren.Elk project diende binnen een jaar uitgevoerd tezijn.1999 Software inbraakcentrale Limotec 1.134.375 fr.1999 Landschapsatlas <strong>Vlaams</strong>-Brabant Universtiteit Gent 1.867.443 fr.1999 Landschapskartering : methodologie Aeolus 459.800 fr.1999 Landschapsdatabank Oost-Vlaanderen, Universiteit Gent 1.641.883 fr.Antwerpen, Limburg2000 Informaticasysteem cultureel patrimonium <strong>Vlaams</strong>e 993.093 fr.Landmaatschappij2000 Landschapskenmerken bovenlokaal belang Georeto 1.915.000 fr.2000 Onderzoek ankerplaatsen Van Hoorick Geert 1.140.000 fr.2000 Onderzoek orgelbouw Musica 3.018.708 fr.2000 Transformeren Limburgse Landschapsatlas Aeolus 399.300 fr.2000 Synthese Atlas Relicten Universiteit Gent 1.367.875 fr.Bevoegdheid Binnenlandse Aangelegenheden19991. – Onderwerp : "Leefbaarheidsmonitor"2000– Opdrachtnemers : prof. Ruddy Doom (UG)en prof. Filip De Rynck (Hogeschool Gent)– Looptijd : 5 jaar– Bedrag : 35.000.000 fr.2. – Onderwerp : "Achtergestelde buurten, economischeintegratie en stedelijk beleid"– Opdrachtnemers : prof. Kesteloot Christian(KU Leuven) en prof. Saey Pieter (UG)– Looptijd : 1 jaar– Bedrag : 14.248.575 fr.3. – Onderwerp : "De optimalisering van de verdeelsystemenen -criteria van de <strong>Vlaams</strong>eoverheidsfondsen voor de lokale besturen"– Opdrachtnemers : prof. Rudolf Maes (KULeuven) en Wouter van Doren (KU Leuven)– Looptijd : 2 jaar– Bedrag : 5.075.206 fr.Bevoegdheid SportOverzicht van de toegewezen beleids- en praktijkgerichteonderzoeksprojecten in 1999 en 2000.1999Een bedrag van 4 miljoen frank werd beschikbaargesteld voor onderzoek ter verfijning van de opsporingstechniekenvan dopinggebruik.De resultaten van het onderzoek werden bekendgemaaktin een jaarlijks rapport en publicaties ininternationale wetenschappelijke tijdschriften. Hetrapport 1999 handelde over de ontwikkeling en va-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1534-lidering van een detectiemethode van wekaminesin urine.Instelling : Universiteit Gent.De overeenkomst werd gesloten tussen de universiteitvan Gent, vertegenwoordigd door prof. ir. J.Willems, rector, en voor uitvoering van het projectde Vakgroep Farmacologie, Farmacie en Toxicologieenerzijds, en de <strong>Vlaams</strong>e regering, vertegenwoordigddoor de <strong>Vlaams</strong>e minister van BinnenlandseAangelegenheden, Ambtenarenzaken enSport anderzijds.Looptijd : 12 maanden.De kredieten voor wetenschappelijk onderzoek opde Bloso-begroting 1999 werden besteed aan hetvolgende onderzoeksproject."Een evaluatie van de werking en de uitvoeringvan het decreet op de gemeentelijke en provincialesportdiensten en een analyse van de knelpunten bijde implementatie van de kwaliteitszorg".Kostprijs : 3 miljoen frank.Instelling : Internuniversitair Onderzoekscentrumvoor Sportbeleid (IOS)Promotoren : Paul de Knop (VUB), Marijke Taks(KU Leuven), Eliane Musch (UG).Looptijd : 12 maanden.2000Een bedrag van 4 miljoen frank werd beschikbaargesteld voor onderzoek ter verfijning van de opsporingstechniekenvan dopinggebruik.De resultaten van het onderzoek werden bekendgemaaktin een jaarlijks rapport en publicaties ininternationale wetenschappelijke tijdschriften. Derapporten 2000 handelden over het opsporen vananabolica in voedingssupplementen en de valideringvan een methode voor cannabis.Instelling : Universiteit Gent.De overeenkomst werd gesloten tussen de universiteitvan Gent, vertegenwoordigd door prof. ir. J.Willems, rector, en voor uitvoering van het projectde Vakgroep Farmacologie, Farmacie en Toxicologieenerzijds, en de <strong>Vlaams</strong>e regering, vertegenwoordigddoor de <strong>Vlaams</strong>e minister van BinnenlandseAangelegenheden, Ambtenarenzaken enSport anderzijds.Looptijd : 12 maanden.De kredieten voor wetenschappelijk onderzoek opde Bloso-begroting 2000 werden besteed aan hetvolgende onderzoeksproject."Een evaluatie van de opzet en de werking van detopsportscholen in Vlaanderen".Kostprijs : 6 miljoen frank.Instelling : Internuniversitair Onderzoekscentrumvoor Sportbeleid (IOS)Promotoren : Paul de Knop (VUB), Erik Van Asscheen Yves Vanden Auweele (KU Leuven), DirkDe Clercq en Jacques Bouckaert (UG).Looptijd : 12 maanden.(Bloso : Commissariaat-Generaal voor de Bevorderingvan de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en deOpenluchtrecreatie – red.)Bevoegdheid Huisvesting1. Ontwikkeling van een gedifferentieerde methodevoor het bepalen van de kwaliteit van woningen– Programma Beleidsgericht Onderzoek 1999– Promotoren : Hilde Heynen, KU Leuven –departement ASROAndré Loeckx, KU Leuven – OSA– Timing : 1 september 2000 – 31 augustus 2001– Budget : 2.627.900 fr.2. Onderzoek naar de woonsituatie, woonbehoeften,woonwensen van kinderen (tot 18 jaar) inVlaanderen– Programma Beleidsgericht Onderzoek 1999– Promotoren : Ann Verhetsel, Ufsia, FrankWitlox, Ufsia– Timing : 1 december 2000 – 30 november2002– Budget : 5.233.800 fr.


-1535- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 20013. Onderzoek naar de evaluatie en optimalisatievan een aantal financieringsstromen van hetprogramma Huisvesting binnen de begrotingvan het <strong>Vlaams</strong> Gewest– Fonds voor de Huisvesting– Promotor : Price Waterhouse Coopers– Timing : 17 oktober 2000 – 1 mei 2001– Budget : 6.050.000 fr.4. Evaluatie instrumenten kwaliteitsbewaking<strong>Vlaams</strong>e Wooncode– Fonds voor de Huisvesting– Promotor : Mens en Ruimte– Timing : 12 juni 2000 – 19 januari 2001– Budget : 4.961.000 fr.(ASRO : departement Architectuur, Stedenbouw enRuimtelijke Ordening ; OSA : OnderzoeksgroepStedelijkheid en Architectuur – red.)<strong>Vlaams</strong> minister van Economie, Ruimtelijke Ordeningen MediaAls bijlage vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigereen overzicht van de beleids- en praktijkgerichteonderzoeksprojecten gefinancierd sedert 1999en gegroepeerd per beleidsdomein.Beleidsdomein EconomieProjectnummer :Titel van het project :Promotoren :Looptijd : 01/02/01 – 31/01/02Totaal toegekend budget : 6.317.464 fr.Beleidsdomein MediaPBO99A/16/112Europese distributiecentra en valua added activities in Vlaanderen : concurrentiepositieen economische betekenisRemko Van Hoeck (UG, Leo Sleuwaegen (KU Leuven)Projectnummer :PBO99A/38/95Titel van het project : Transparante overheidsinformatie als competitief voordeel voor VlaanderenPromotoren :Jos Dumortier (KU Leuven), Keith Roe (KU Leuven)Looptijd : 01/12/00 – 31/11/02Totaal toegekend budget : 10.617.587 fr.Beleidsdomein Wetenschaps- en Technologiebeleid en InnovatieProjectnummer :Titel van het project :Promotoren :Looptijd : 01/10/00 – 30/09/02Totaal toegekend budget : 7.926.028 fr.Projectnummer :Titel van het project :Promotoren :Looptijd : 01/01/01 – 31/12/04Totaal toegekend budget : 14.014.000 fr.PBO99A/51/109Een longitudinale analyse van de doorstroming van het wetenschappelijkpotentieel naar technologie-exploitatie en (innovatieve) performantie inVlaanderenKoenraad Debackere (KU Leuven), Reinhilde Veugelers (KU Leuven)PBO99B/3/3De schatting van investeringen in immateriële activa en van de spillovereffectenervanWim Meeusen (RUCA), Joseph Plasmans (Ufsia)Eddy Laveren (Ufsia), Patrick De Pelsmacker (RUCA)


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1536-Projectnummer :Titel van het project :Promotoren :Looptijd : 15/12/00 – 14/12/05Totaal toegekend budget : 9.278.500 fr.Projectnummer :Titel van het project :Promotoren :Looptijd : 01/11/00 – 31/10/05Totaal toegekend budget : 14.000.000 fr.Projectnummer :Titel van het project :PBO99B/3/4Een internationale benchmark van technologie-incubatorcentra (om spin-offste stimuleren)Bart Clarysse (UG), Rudy Dekeyser (VIB)PBO99B/3/17Identificatie van trends in productinnovatie (indicatoren en potentieel) in de<strong>Vlaams</strong>e industrie, gebruikmakend van een "technologiekaart", gebaseerd opproductiekarakteristieken en innovatielijstenRudy Moenaert (UG), Paul Verhaert (Hogeschool Antwerpen)PBO99B/3/24Netwerking en innovatie : het effect van strategische allianties op de innovatiestrategiënen perfomantie in <strong>Vlaams</strong>e ondernemingenReinhilde Veugelers (KU Leuven), Leo Sleuwaegen (KU Leuven)Promotoren :Start- en einddatum werden nog niet officieel bevestigd (looptijd 3 jaar)Totaal toegekend budget : 8.486.500 fr.(VIB : <strong>Vlaams</strong> Interuniversitair Instituut voor de Biotechnologie – red.)Vraag nr. 76van 9 februari 2001van de heer JOS DE MEYERLeerkrachten – FietsvergoedingEind december 2000 verspreidde de minister eenomzendbrief aangaande de terugbetaling van dekosten verbonden aan het woonwerkverkeer. Dezeomzendbrief, die in feite de uitvoering was van eenbepaling van de vijfde <strong>Vlaams</strong>e onderwijs-CAO(collectieve arbeidsovereenkomst), bevatte eenluik "Fietsvergoeding". Leerkrachten die met defiets naar school komen, ontvangen voortaan eenvergoeding van 6 frank/kilometer.Is deze terugbetaling effectief beperkt tot één verplaatsingper dag (eenmaal heen en eenmaalterug) ? Of is er geen beperking, aangezien leerkrachtennu eenmaal geen aaneengesloten lesopdrachtenhebben ?AntwoordDe omzendbrief bepaalt dat elk personeelslid datde fiets gebruikt voor het volledige woonwerktrajectof voor een gedeelte van het woonwerktraject(vóór of nadat een ander transportmiddel wordtgebruikt) recht heeft op een fietsvergoeding.De omzendbrief bepaalt ook zeer duidelijk watwordt verstaan onder volledig woonwerktraject engedeelte van het woonwerktraject. Onder volledigwoonwerktraject wordt verstaan, de verplaatsingmet de fiets van de woonplaats of verblijfplaats totaan de werkplaats, zonder dat een ander transportmiddelwordt gebruikt. Onder gedeelte van hetwoonwerktraject wordt verstaan, de verplaatsingmet de fiets vanaf de woonplaats of verblijfplaatstot op een plaats van waaruit het openbaar vervoerof een ander transportmiddel (bv. bij carpooling)wordt gebruikt voor de verdere woonwerkverplaatsing,of de verplaatsing met de fiets vanaf eenhalte van het openbaar vervoer of de plaats waareen ander transportmiddel wordt verlaten tot aande werkplaats.Uit het voorgaande blijkt dat enkel, maar wel elkewoonwerkverplaatsing in aanmerking komt. Indieneen personeelslid geen aaneengesloten lesopdrachtheeft en zich tussentijds verplaatst van zijn werkplaatsnaar zijn woonplaats en omgekeerd, is diteen woonwerktraject in de zin van de omzendbrief.Het is aan de instellingshoofden om vast te stellenin hoeverre het woonwerktraject in de feiten en innormale omstandigheden meer dan één keer perdag wordt afgelegd, en dienovereenkomstig terugte betalen.


-1537- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001II. <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> WAAR<strong>VAN</strong>DE REGLEM<strong>EN</strong>TAIRE TERMIJNVERSTREK<strong>EN</strong> IS <strong>EN</strong> WAAROPNOG NIET WERD GEANTWOORD*(Reglement artikel 81, 6)MIEKE VOGELSVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> WELZIJN, GEZONDHEID<strong>EN</strong> GELIJKE KANS<strong>EN</strong>Vraag nr. 124van 8 maart 2001van mevrouw PATRICIA CEYS<strong>EN</strong>SInterlandelijke adoptie – BeginseltoestemmingKind en GezinHet decreet inzake interlandelijke adoptie van 15juli 1997 voorziet in het afleveren van een beginseltoestemmingdoor Kind en Gezin waaruit de bekwaamheidtot adopteren van de kandidaat-adoptant(en)blijkt.Artikel 11, § 2 van dit decreet bepaalt dat, nadat dekandidaat-adoptant een keuze heeft gemaakt tussengehele of gedeeltelijke bemiddeling van een erkendeadoptiedienst, de beginseltoestemmingsamen met het gezinsrapport wordt overgezondenaan ofwel de adoptiedienst, ofwel het door de kandidaat-adoptantaangebrachte buitenlandse contact.Een gelijkaardige werkwijze is vervat in artikel28, § 1 van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regeringinzake interlandelijke adoptie van 20 oktober 1998.Conform deze filosofie dient Kind en Gezin de beginseltoestemmingen het gezinsrapport dus te bezorgenaan buitenlandse contacten of buitenlandseadoptiediensten, na onderzoek van deze contacten,en dit op verzoek van de kandidaat-adoptant.De kandidaat-adoptant wordt thans via een schrijvenvanwege Kind en Gezin ervan op de hoogtegesteld dat hij een beginseltoestemming heeft verkregen.In deze brief wordt aan de kandidaatadoptantengevraagd naar welke adoptiedienst debeginseltoelating moet worden gezonden. Nergensin deze brieven wordt echter melding gemaakt vande tweede mogelijkheid die zowel het decreet alshet besluit vermeldt, namelijk het meedelen van debeginseltoestemming aan het door de kandidaat-adoptantaangebrachte buitenlandse contact.*datum van afsluiting : 26/4Op die manier laat Kind en Gezin uitschijnen datslechts één wijze van werken decretaal is toegelaten,namelijk via een adoptiebureau. Dit is een ernstigevorm van desinformatie.1. Waarom vermeldt Kind en Gezin in haar brievenaan kandidaat-adoptanten de tweede mogelijkheidniet die werd opgenomen in zowel hetdecreet als het besluit terzake, namelijk de mogelijkheidtot aanbrengen van een buitenlandscontact ?2. Welke maatregelen worden genomen om ervoorte zorgen dat deze eenzijdige wijze om dekandidaat-adoptieouders rond hun mogelijkhedente informeren, stopt en wanneer ?Vraag nr. 141van 21 maart 2001van mevrouw PATRICIA CEYS<strong>EN</strong>SKind en Gezin – Ondersteuning tijdschriftHet tweemaandelijks tijdschrift 1001 Dagen uit hetLeven van een Kind wordt uitgegeven door LittlePlanet NV. Het tijdschrift werd ongeveer een jaargeleden gepubliceerd met ondersteuning doorKind en Gezin.Vandaag stel ik vast dat het logo van Kind enGezin niet langer op het tijdschrift voorkomt.1. Sinds wanneer is het logo van het tijdschrift verdwenen?2. Zijn er inhoudelijke gronden voor het verdwijnenvan het logo, en dus van de ondersteuningdoor Kind en Gezin ?Vraag nr. 143van 22 maart 2001van mevrouw SONJA BECQWelzijnssector – Forfaitaire financiering en weddedriftDiverse sectoren en diensten in de welzijnssectorhebben te maken met een globale budgetfinancieringof met een forfaitaire financiering van het personeel.Om te kunnen voldoen aan de wettelijke ofCAO-verplichtingen én om tegemoet te kunnenkomen aan de (terechte) eisen van het personeelinzake anciënniteit, baremieke verhogingen en


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1538-kwalificatieverhogingen (vaak aangeduid met determ "weddedrift"), moeten zij voorzien in de nodigemiddelen.1. Welke sectoren/voorzieningen werken met enveloppefinanciering/forfaitairebetoelaging vanpersoneel ?2. In hoeverre wordt in die diverse sectoren/voorzieningenrekening gehouden met anciënniteit,baremieke verhogingen, kwalificatieverhogingenvoor het vastleggen van hun enveloppe/forfaitairepersoneelsfinanciering ?3. Op welke wijze worden deze elementen berekendin de diverse sectoren ?Gebeurt dit op dezelfde wijze in de diversesectoren, of zijn er verschillen naargelang desector ?Wie wordt bij het vastleggen van de parametersbetrokken ?4. Wordt deze berekeningswijze in de diverse sectorengehanteerd voor één jaar of voor verschillendejaren ?III. <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> WAAR<strong>VAN</strong>DE REGLEM<strong>EN</strong>TAIRE TERMIJNVERSTREK<strong>EN</strong> IS METT<strong>EN</strong> MINSTE TI<strong>EN</strong> WERKDAG<strong>EN</strong><strong>EN</strong> DIE OP VERZOEK<strong>VAN</strong> DE VRAAGSTELLERS WERD<strong>EN</strong>OMGEZET IN <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> OM UITLEG(Reglement artikel 81, 4)Nihil


-1539- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001REGISTERNr. Datum Vraagsteller Onderwerp Blz.P. DEWAEL, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleiden Europese Aangelegenheden38 30.01.2001 M. Dillen Huisstijl – Controle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150040 15.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Europese vacatures – Engels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138341 15.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Zuid-Afrikareis – Kostprijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138443 23.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Buitenlands beleid – Constitutionele regio's (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138448 27.02.2001 H. De Lobel Belgisch EU-voorzitterschap – Betrokkenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1384S. STEVAERT, minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werken enEnergie103 01.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Zwerfvuilcampagne – Evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1387108 01.02.2001 C. Vandenbroeke Beleidsgericht onderzoek – Projecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1388110 08.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Autobussen De Lijn – Comfort . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1389111 08.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Wegenwerken – Limburg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1390112 08.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen N17 Dendermonde-Mechelen – Provinciaal statuut . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1391114 08.02.2001 J. Stassen N419 Kruibeke – Geluidshinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1391116 09.02.2001 J. Laurys Zebrapaden – Bertem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1392117 09.02.2001 P. Lachaert Kluizendok Gent – Omlegging Spoorlijn 55 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1393118 09.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Colomastraat Mechelen – Overdracht naar gemeente . . . . . . . . . . . . . . . . 1395119 09.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Waterbeheersing Netebekken – Pompen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1396120 09.02.2001 J. De Roo Mobiliteitsconvenants – Gent-Eeklo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1396 121 15.02.2001 P. Huybrechts Kanaal naar Beverlo – Baggerslib . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1398122 15.02.2001 P. Huybrechts E313 Herentals-Oost – Carpoolparking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1398123 15.02.2001 E. Schuermans N754 Alken – Verkeersveiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1399124 15.02.2001 J. Coens <strong>Vlaams</strong>e kusthavens – Studie hinterlandontsluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1399125 15.02.2001 D. Holemans Voordeeltarieven De Lijn – Impact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1400126 15.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Basismobiliteit – Projecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1401127 15.02.2001 J. Maes Fietspaden – Realisaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1402128 15.02.2001 J. Malcorps N116 doortocht Broechem – Verkeersveiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1403129 20.02.2001 H. De Lobel De Lijn – Zwartrijders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1404131 20.02.2001 S. Becq Carpoolparking Meise – Verkeersveiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1404132 23.02.2001 J. De Roo Windturbineparken – Locatie – Gentse Kanaalzone . . . . . . . . . . . . . . . . 1405 onbeantwoord gecoördineerd antwoord


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1540-133 23.02.2001 C. Decaluwe N50 Doorniksesteenweg Kortrijk – Wateroverlast (2) . . . . . . . . . . . . . . . . 1406134 23.02.2001 C. Decaluwe A17 Bellegem – Geluidshinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1407135 23.02.2001 E. Glorieux Hernieuwbare-energieprojecten – Locatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1407138 23.02.2001 F. Vermeiren N211 Grimbergen – Verkeershinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1409139 23.02.2001 C. Decaluwe Ecobermbeheer – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1410140 23.02.2001 E. Van Vaerenbergh Gewestoverschrijdend openbaar vervoer – Taalgebruik . . . . . . . . . . . . . . 1411M. VOGELS, <strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen61 05.01.2001 P. Ceysens Filmkeuringscommissie – Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141264 11.01.2001 R. Van Cleuvenbergen VIPA-subsidiëring – Centra voor leerlingenbegeleiding . . . . . . . . . . . . . . 150270 25.01.2001 P. Ceysens Welzijnsvoorzieningen – Invoering euro . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150371 25.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Verzorgenden RVT – Vereiste minimumopleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150680 26.01.2001 P. Ceysens <strong>Vlaams</strong> Fonds – Gezinsondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150881 26.01.2001 P. Ceysens <strong>Vlaams</strong> Fonds – Intranet – Thuiswerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150983 30.01.2001 M. Dillen Heupfracturen en osteoporose – Preventie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151084 30.01.2001 D. Vandenbossche Bijzondere jeugdbijstand – Bemiddelingscommissies . . . . . . . . . . . . . . . . 141285 01.02.2001 S. Becq Centra voor algemeen welzijnswerk – Registratiegegevens . . . . . . . . . . . . 151386 01.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Europees gelijkekansenbeleid – Inbreng . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151487 01.02.2001 P. Ceysens Adoptie – Kostprijscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151489 01.02.2001 P. Ceysens Bijzondere jeugdbijstand – Opvangcapaciteit voor meisjes . . . . . . . . . . . . 151591 01.02.2001 C. Vandenbroeke Beleidsgericht onderzoek – Projecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1516 93 08.02.2001 W. Demeester-De Meyer OCMW-voorzitter – Compenserende vergoeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141394 08.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Advies- en bestuursorganen – Pariteit m/v . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141496 08.02.2001 R. Van Den Heuvel Kinderdagverblijven – Verticale organisatie leefgroepen . . . . . . . . . . . . . . 141597 08.02.2001 P. Ceysens Rusthuisanimatoren – Onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141698 09.02.2001 J. De Meyer Chronisch vermoeidheidssyndroom – MIWA-verbrandingsoven . . . . . . . 1516100 09.02.2001 J. Loones Zwembaden – Ontsmetting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1417103 09.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Welzijnsvoorzieningen – ICT-steun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1517104 15.02.2001 P. Ceysens Buitenschoolse kinderopvang – Meersporenbeleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1419106 15.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Migranten – Subsidiëring verenigingsleven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1420107 15.02.2001 C. Van Eyken Gehandicapten – Samenwerkingsakkoorden COCOF . . . . . . . . . . . . . . . 1421108 15.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Ontwikkelingssamenwerking – Begroting Welzijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1422111 20.02.2001 P. Ceysens Drugs – Residentieel hulpverleningscentrum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1423122 06.03.2001 R. Van Cleuvenbergen Buitenschoolse kinderopvang – Fiscale aftrekbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . 1423 124 08.03.2001 P. Ceysens Interlandelijke adoptie – Beginseltoestemming Kind en Gezin . . . . . . . . . 1537 141 21.03.2001 P. Ceysens Kind en Gezin – Ondersteuning tijdschrift . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1537 onbeantwoord gecoördineerd antwoord


-1541- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 143 22.03.2001 S. Becq Welzijnssector – Forfaitaire financiering en weddedrift . . . . . . . . . . . . . . . 1537B. ANCIAUX, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking33 15.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Actieplan taalwetgeving – Initiatieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142434 15.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Taalgebruik faciliteitengemeenten – Werkgroep "taal" . . . . . . . . . . . . . . . 142535 15.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Ontwikkelingssamenwerking – Export Vlaanderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142636 15.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Actieplan taalwetgeving – Lambermont . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142637 15.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Brussel – Gesprek met 19 gemeenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142638 20.02.2001 H. De Lobel Steun aan onafhankelijke boekhandels – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . 1427M. <strong>VAN</strong>DERPOORT<strong>EN</strong>, <strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en Vorming66 30.01.2001 M. Dillen Boekentassen – Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142867 30.01.2001 J. De Meyer Onderwijspersoneel – Ouderschapsverlof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142968 30.01.2001 M. Dillen Educatief milieuzorgsysteem – Evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143170 01.02.2001 S. Becq Hoger onderwijs – Inschrijvingsgeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143171 01.02.2001 J. De Roo Onderwijs – ICT-begeleiders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1434 72 01.02.2001 C. Vandenbroeke Beleidsgericht onderzoek – Projecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152274 09.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Taalinspectie – Functionering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143575 09.01.2001 J. De Meyer Tijdelijke aanstelling van doorlopende duur – Reglementering . . . . . . . . 143676 09.02.2001 J. De Meyer Leerkrachten – Fietsvergoeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153677 15.02.2001 M. Van den Eynde Kinderen met ADHD – Schoolloopbaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143779 15.02.2001 F. Ramon Kleuteronderwijs – Bewegingsopvoeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144180 15.02.2001 M. Van den Eynde Project "Scholen aan de Schelde" – Opzet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1442R. LANDUYT, <strong>Vlaams</strong> minister van Werkgelegenheid en Toerisme34 01.02.2001 C. Vandenbroeke Beleidsgericht onderzoek – Projecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144336 09.02.2001 J. Loones Zwembaden – Ontsmetting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144337 09.02.2001 R. Van Goethem IBO-opleidingen – Allochtonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144438 09.02.2001 R. Van Goethem VDAB-opleidingen – Allochtonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144539 15.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Tewerkstelling 50-plussers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144640 20.02.2001 J. Coens Visserij – Bemanningstekort . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1448V. DUA, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw 76 30.01.2001 M. Dillen Educatief milieuzorgsysteem – Evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144979 01.02.2001 J. Maes Landbouwwegen – Subsidieregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1452 onbeantwoord gecoördineerd antwoord


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 2001 -1542-80 01.02.2001 J. De Roo Landbouwareaal – Oppervlakte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145385 08.02.2001 C. Decaluwe Bosgebieden West-Vlaanderen – Overheidsaankopen . . . . . . . . . . . . . . . . 145387 08.02.2001 H. De Lobel Huismus – Bescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145488 09.02.2001 J. Loones Zwembaden – Ontsmetting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145589 09.02.2001 C. Van Eyken Verbrandingsoven Drogenbos – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145690 09.02.2001 J. De Roo Studiedagen "vergroening fiscaliteit" – Politieke strekkingen . . . . . . . . . . 145791 15.02.2001 P. Huybrechts Kanaal naar Beverlo – Baggerslib . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145892 15.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Vlarem II – Skytracers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145894 15.02.2001 M. Van den Eynde Zeevogels – Opvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145995 15.02.2001 A. De Martelaer Sorteerbedrijven bouw- en sloopafval – Restfractie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146197 20.02.2001 C. Van Eyken Indaver Grimbergen – Geurhinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146398 20.02.2001 J. Coens Nitraatrichtlijn – Voortgangsrapport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146399 20.02.2001 J. Coens Nitraatrichtlijn – Afbakening kwetsbare gebieden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1464102 20.02.2001 H. De Loor CV FLIP Zottegem – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1465103 23.02.2001 J. De Roo Herstructurering adviesstelsel – MINA-raad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1466J. SAUW<strong>EN</strong>S, <strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport89 01.02.2001 C. Decaluwe Heffing leegstand – Kortrijk-Roeselare-Tielt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146790 01.02.2001 S. Becq Sociaal Impulsfonds – Leefbare woonomgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146891 01.02.2001 S. Becq Breughelproject 2002 – Operationalisering (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147092 01.02.2001 C. Vandenbroeke Beleidsgericht onderzoek – Projecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147993 08.02.2001 W. Demeester-De Meyer OCMW-voorzitter – Compeserende vergoeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147994 15.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Lokale besturen – Vrouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147995 15.02.2001 R. Van Cleuvenbergen GESCO's – Regularisering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147996 15.02.2001 C. Decaluwe Socialehuisvestingsmaatschappijen – Particuliere aandeelhouders . . . . . . 148197 15.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Wezembeek-Oppem – Benoemingen (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1481 98 15.02.2001 R. Van Cleuvenbergen Ontwikkelingssamenwerking – Export Vlaanderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148299 15.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Intergewestelijk agentschap buitenlandse handel – Raad van bestuur . . . 1483D. <strong>VAN</strong> MECHEL<strong>EN</strong>, <strong>Vlaams</strong> minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media67 08.02.2001 R. Van Goethem VIZO-opleidingen – Aantal cursisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148468 09.02.2001 J. Malcorps Golfterreinen – Ruimtelijk beleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149170 09.02.2001 C. Van Eyken Abdijen – Bestemmingsgebieden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149371 15.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Regionale televisiezenders – Zendgebied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149372 15.02.2001 V. Declercq BPA Finis Terrae Knokke-Heist – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . 149473 20.02.2001 C. Decaluwe Industrieterreinen – Subsidies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1495 onbeantwoord gecoördineerd antwoord


-1543- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 11 – 27 april 200174 23.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen VRT – Peter Benoitjaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149775 23.02.2001 J. De Roo Herstructurering adviesstelsel – SERV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149876 23.02.2001 F. Vermeiren Alternatieve energiebronnen – Bouwverordeningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149879 06.03.2001 J. Malcorps Gemeentelijke kapreglementen – Geldigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1499 onbeantwoord gecoördineerd antwoord

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!