11.07.2015 Views

Nibud Studentenonderzoek 2011-2012

Nibud Studentenonderzoek 2011-2012

Nibud Studentenonderzoek 2011-2012

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingInhoudsopgaveSamenvatting, conclusies en aanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding3


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingSamenvatting, conclusies en aanbevelingenFinanciële opvoeding stopt niet na achttien jaar: ook studenten zijn in grote mate afhankelijk van de financiële bijdrage vanhun ouders en regelingen van de overheid. Toch wordt ineens verwacht dat zij hun eigen financiën regelen, weten waar zijrecht op hebben, en ook met hun financiële verantwoordelijkheid kunnen omgaan.Maar hoe gaan studenten eigenlijk met hun geld om? Dit rapport presenteert de resultaten van het eerste onderzoek dat het<strong>Nibud</strong> specifiek onder studenten in het hoger onderwijs heeft uitgevoerd, het <strong>Nibud</strong> <strong>Studentenonderzoek</strong> <strong>2011</strong>-<strong>2012</strong>. In hetrapport komen onderwerpen aan bod als inkomsten, uitgaven, sparen, schulden en hoe studenten met geld omgaan. Hetonderzoek is uitgevoerd onder voltijdstudenten in het hoger onderwijs (hbo en wo) in de leeftijd van 16 tot en met 30 jaar.InkomstenHet gemiddelde besteedbare inkomen van een student is 770 euro per maand. Hieronder vallen het geld dat studentenmaandelijks van ouders krijgen (ouderlijke bijdrage), de studiefinanciering (basisbeurs, aanvullende beurs, rentedragendelening, collegegeldkrediet), inkomsten uit bijbaantje, overige inkomsten (inkomsten uit stages, eigen bedrijf, inkomsten uitonregelmatige activiteiten), zorgtoeslag en huurtoeslag. Studenten die nog thuis wonen hebben gemiddeld per maand 535euro te besteden, uitwonende studenten 915 euro.Zes op de tien studenten krijgen geld van hun ouders. De gemiddelde bijdrage bedraagt 191 euro per maand.Thuiswonenden krijgen gemiddeld 100 euro per maand, uitwonenden 233 euro per maand.Negen op de tien van de studenten ontvangen één of meer vormen van studiefinanciering; 79 procent van de ondervraagdestudenten ontvangt een basisbeurs, 28 procent een aanvullende beurs en 27 procent heeft maandelijks inkomsten via eenrentedragende lening bij DUO. Thuiswonende studenten ontvangen gemiddeld maandelijks 204 euro van DUO, uitwonendestudenten gemiddeld 458 euro per maand.Bijna zeven op de tien studenten verdienen geld met een bijbaan naast de studie. Per maand gaat het om gemiddeld 354euro. Thuiswonenden werken net iets vaker dan uitwonenden studenten, en ook hebben hbo-studenten vaker een bijbaandan wo-studenten. Hoeveel zij bijverdienen is onder uit- en thuiswonende studenten gelijk.Ook heeft 35 procent van de studenten overige inkomsten uit bijvoorbeeld stages, een eigen bedrijf of doordat zij geldverdienen met de verkoop van spullen. Gemiddeld gaat het om 174 euro per maand.4


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingStudenten die een basisbeurs en/of een maandelijkse bijdrage van ouders ontvangen, hebben minder kans op eenstudielening. Studenten die juist een aanvullende beurs ontvangen, hebben meer kans op een studielening. Als een studentnaar het buitenland gaat voor de studie, vergroot dit de kans op een DUO -lening niet. Bestuurservaring daarentegen wel.Studenten die impulsief zijn, hebben een grotere kans op het hebben van een lening bij DUO. Degenen die sparenbelangrijk vinden, hebben juist een kleinere kans. Of een student bewust met geld bezig is (prijsb ewust en goed let op zijnuitgaven), blijkt niet van invloed.De voornaamste reden waarom studenten niet lenen is omdat ze geen grote schulden willen maken. Als tweede wordtgenoemd dat zij geen moeite hebben met rondkomen en daarom geen lening nodig h ebben. Studenten die op dit momentwel geld lenen van DUO (of geleend hebben) geven aan dat zij lenen omdat zij anders niet rond kunne n komen, maar ookdat zij lenen om zo het leven leuker te maken.De resultaten van stellingen over leenvoorwaarden en consequenties bevestigen dat studenten niet goed op de hoogte zijnvan de leenvoorwaarden van DUO. Zo weet de helft van de studenten niet dat je direct rente opbouwt over je lening en werdslecht gescoord op de stelling over de rentevaste periode na afstuderen. De stellingen met betrekking tot delangetermijnconsequenties werden beter beantwoord. Respondenten wisten bijvoorbeeld dat hoe langer je over het aflossenvan je schuld doet, hoe meer je betaalt.Het merendeel van de studenten die lenen geeft aan dat zij liever minder hadden geleend en ervaren hun lening als eenlast. Toch zien zij het lenen bij DUO ook als een investering in de toekomst. Lenen bij DUO zou wel te gemakkelijk wordengemaakt en door leeftijdsgenoten zou te gemakkelijk over lenen worden gedacht: ‘Leeftijdsgenoten denken niet na over definanciële consequenties op lange termijn’. Toch vindt ruim twee derde zijn eigen leengedrag wel geheel verantwoord, enmaakt de helft van de studenten zich nog niet druk of zij hun lening wel kunnen afbeta len.Naast een studielening hebben studenten ook andere leningen en schulden. Roodstand is daarvan de belangrijkste. Hetgebruik van creditcards, openstaande rekeningen en kopen op afbetaling komen in mindere mate voor. Van allerespondenten staat ruim 30 procent (wel eens) rood; 9 procent daarvan staat altijd rood. Deze laatste groep heeft ook eenhogere roodstand dan de respondenten die minder vaak rood staan. Daarnaast hebben respondenten die altijd rood staan,vaker een studielening bij DUO en lenen per maand meer dan gemiddeld.7


Money MindsetsInhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingStichting Weet Wat Je Besteedt (WWJB) heeft op basis van een onderzoek onder ruim 1.100 j ongeren tussen 12 en 25 jaargeldtypen vastgesteld. Op basis van de antwoorden op de stellingen zijn zes onderscheidende kenmerken te formuleren:impulsiviteit, statusgerichtheid, behoefte aan controle, onafhankelijkheid, leenaversie en leenbereidheid. Op basis van descores op deze zes kenmerken zijn vier verschillende geldtypes te onderscheiden. De jongeren binnen één type denken opvergelijkbare manier over geldzaken en hebben dezelfde houding ten aanzien van geld ( Money Mindsets, WWJB 2010).Onder studenten wordt elk geldtype vertegenwoordigd door een kwart van de studenten. Daarmee komen toekomstplannersvaker voor onder studenten dan onder alle jongeren van 12 tot 25 jaar en trendsetters en regelaars iets minder vaak.Er is een duidelijk verschil tussen de geldtypen en de manier waarop ze met hun geld omgaan. Trendsetters enlevensgenieters komen minder makkelijk rond, lenen vaker (zowel bij DUO als van anderen), sparen minder vaak en hunadministratie is minder geordend dan bij regelaars en toekomstplanners. Uit het rapportcijfer dat ze zichzelf geven blijkt ookdat trendsetters en levensgenieters van zichzelf vinden dat ze minder goed met geld om kunnen gaan.Financiële opvoeding & toekomstvisieUit het onderzoek Jongeren en hun financiële verwachtingen (<strong>Nibud</strong>, <strong>2012</strong>) blijkt dat jongeren over het algemeen positiefzijn over het bedrag wat zij verwachten te gaan verdienen als zij 35 jaar zijn. De resultaten uit dit onderzoek tonen aan datstudenten hun startsalaris over het algemeen overschatten, en dat jongere studenten een positiever beeld hebben bij dehoogte van hun netto startsalaris dan oudere studenten.Ook heeft het <strong>Nibud</strong> recent aangetoond dat mensen die van hun ouders geleerd hebben goed met geld om te gaan, eenkleinere kans op financiële problemen hebben (Kans op financiële problemen, <strong>2012</strong>). Van de studenten vindt ruim drie kwartdat hij of zij goed is opgevoed als het om geld gaat. Ook de resultaten van dit onderzoek tonen in zekere mate aan datfinanciële opvoeding loont: er is een duidelijk verschil tussen hoe iemand financieel is opgevoed en de manier waarop hijmet zijn geld omgaat. Studenten die zeggen financieel goed te zijn opgevoed lenen minder vaak bij DUO en van anderendan zij die aangeven een minder goede financiële opvoeding hebben gehad. Ook sparen zij meer, komen makkelijker rond,houden hun administratie beter bij en geven zichzelf een hoger rapportcijfer voor omgaan met geld.9


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding1 Inleiding1.1 Aanleiding onderzoekHet vorige kabinet (Rutte) had plannen om het stelsel van studiefinanciering te veranderen met het wetsvoorstel Studeren isInvesteren. De plannen waren gebaseerd op het idee van de ‘investerende student’. Dat is ‘de student die het maximale uitzijn studie haalt én oog heeft voor de financiële gevolgen van zijn studiegedrag’. In die plannen wordt de basisbeursondergebracht in het sociaal leenstelsel, wordt de terugbetaalperiode verlengd van vijftien naar twintig jaar, wordt hetstudentenreisrecht met twee jaar ingekort en wordt een aantal vereenvoudigingen doorgevoerd. De investerende studentkijkt niet alleen naar wat hij nu moet betalen, maar ook naar de toekomst. Hij laat zich niet afschrikken door de hoogte v ande studieschuld, maar vormt zich een beeld van wat hij later kan gaan verdienen en per maand moet terugbetalen.Bij de mislukte Catshuisonderhandelingen is besproken dat de basisbeurs ook voor de bachelorstudenten in het sociaalleenstelsel zou worden ondergebracht en dat tegelijkertijd de langstudeerdersmaatregel (verhoogd collegegeld voorstudenten met meer dan een jaar vertraging) zou worden teruggedraaid. In het Wandelgang enakkoord dat nadien geslotenis, komen het wetsvoorstel Studeren is Investeren en de langstudeerdersmaatregel niet meer terug. Bij het ter perse gaanvan dit rapport was nog niet bekend wat er met het wetsvoorstel en de langstudeerdersmaatregel gaat gebeuren.Het kabinet blijft druk bezig met plannen om het studiefinancieringsstelsel te wijzigen. Het doel van deze aanpassingen isom de studiefinanciering toekomstbestendig te maken. Een studie is een investering in jezelf en in je eigen toekomst, endaarom wordt van studenten een eigen bijdrage verwacht.Financiële opvoeding stopt niet na achttien jaar: ook studenten zijn in grote mate afhankelijk van de financiële bijdrage vanhun ouders en regelingen van de overheid. Het is een periode waarin studenten vaak voor het eerst op eigen benen staan.Ineens wordt verwacht dat zij hun eigen financiën regelen, weten waar zij recht op hebben, en ook met hun financiëleverantwoordelijkheid kunnen omgaan. Het is een periode waarin alle opgedane financiële educatie en opvoeding in praktijkwordt gebracht. Uit het <strong>Nibud</strong>-onderzoek van 2010 Leengedrag van studenten kwam naar voren dat studenten tamelijkonwetend zijn als het gaat om geld lenen tijdens de studie. Ook vinden zij het lastig in te schatten met welke uitgaven zij o pde langere termijn (na het afronden van de studie) te maken krijgen.11


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingOm de voorlichting voor studenten te kunnen optimaliseren heeft het <strong>Nibud</strong> in 2010 onderzoek gedaan naar het leengedragvan studenten. Daarbij is de Studieleenwijzer ontwikkeld, waarmee studenten kunnen berekenen hoeveel zij na hun studieper maand overhouden van hun startsalaris. Omdat de groep ‘studenten’ voor het <strong>Nibud</strong> toen nog vrij onbekend was, is in2010 een eerste versie van de Studieleenwijzer ontwikkeld. In augustus <strong>2011</strong> is een uitgebreidere variant gelanceerd,waarmee de student de berekening nog persoonlijker kan maken en meer situaties kan doorrekenen. Door deze uitbreidingis de Studieleenwijzer voor een grotere doelgroep geschikt en kunnen studenten de gevolgen van hun keuzen overzien.Dit onderzoeksrapport is een eerste resultaat van het <strong>Nibud</strong> <strong>Studentenonderzoek</strong> onder studenten in het hoger onderwijs(hbo en wo). Het in 2010 uitgebrachte vooronderzoek Leengedrag van studenten heeft de basis gelegd voor de opzet vanhet <strong>Nibud</strong> <strong>Studentenonderzoek</strong>. De resultaten uit beide onderzoeken kunnen echter door verschil in onderzoekspopulatieniet met elkaar worden vergeleken; zo maakten de mbo-studenten in het onderzoek Leengedrag van studenten onderdeeluit van de doelgroep, en richt het <strong>Nibud</strong> <strong>Studentenonderzoek</strong> zich alleen op hbo - en wo-studenten. Het <strong>Nibud</strong><strong>Studentenonderzoek</strong> wordt gezien als vervolg op het <strong>Nibud</strong> Scholierenonderzoek, en Mbo’ers in geldzaken dat elke tweejaar door het <strong>Nibud</strong> onder middelbare scholieren en mbo-studenten wordt uitgevoerd. Om de middelbare scholieren tekunnen volgen in het beroeps- en hoger onderwijs, is een zelfde soort onderzoek onder studenten nodig. Het <strong>Nibud</strong> voert algeregeld onderzoek uit naar jongeren in het beroepsonderwijs, maar nog niet standaard naar studenten in het hogeronderwijs.Het doel van het onderzoek is om cijfers en gegevens over studenten te verzamelen en beschikbaar te stellen, als het gaatom hun inkomsten, uitgaven en hoe zij met geld omgaan. Daarnaast is het bedoeld om de voorlichting aan studenten tekunnen optimaliseren en te laten aansluiten op de actuele situatie nu er voor studenten veel verandert.1.2 Methode van onderzoekHet onderzoek is uitgevoerd onder voltijdstudenten in het hoger onderwijs (hbo en wo) in de leeftijd van 16 tot en met 30jaar. De respondenten zijn geworven via diverse websites en nieuwsbrieven. Gedurende de maanden december <strong>2011</strong> tot enmet februari <strong>2012</strong> kon de vragenlijst online worden ingevuld via:- Melding op de homepage van DUO met een link naar het onderzoek;- Melding op de website van Studenten.net en in de nieuwsbrief van december en januari;- Melding op de website van SUM;- Mailing via NJR, ISO, LSVb en LKvV naar hun leden met een link naar het onderzoek;12


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding- Melding op studerengeldbeheren.nl en mailing naar de student-trainers van <strong>2011</strong>;- Melding op <strong>Nibud</strong>.nl en in de nieuwsbrief voor consumenten.Daarnaast is een aantal hogescholen benaderd om een mailing uit te sturen naar hun studenten met een link naar devragenlijst (onder andere Hogeschool Utrecht, Hogeschool InHolland Rotterdam en de Hogeschool van Amsterdam). Onderalle deelnemers is één maand studiefinanciering (uitwonende beurs) ter waarde van 266,23 euro verloot. Dit heeftuiteindelijk geleid tot 2942 volledig ingevulde vragenlijsten. Het aantal respondenten is voldoende om signalerendeuitspraken te kunnen doen over hoe zij met geld omgaan. De dataset is uiteindelijk gewogen op de variabelen leeftijd,geslacht en opleidingsniveau.1.3 AchtergrondvariabelenDe resultaten zijn uitgesplitst naar diverse achtergrondkenmerken. In deze paragraaf worden de achtergrondkenm erken vande respondenten verder toegelicht.Tabel 1 laat zien dat ongeveer een derde van de vragenlijsten is ingevuld door mannen en twee derde door vrouwen. Op devariabele geslacht is een weging toegepast om de verdeling overeen te laten komen met de gemiddelde verdeling inNederland (CBS). Dit betekent dat de antwoorden van de mannen iets zwaarder meetellen in de analyses.Tabel 1:GeslachtVoor weging%Verdeling CBS%Man 31 49Vrouw 69 51Tabel 2 laat zien dat de leeftijd van de respondenten dicht bij de werkelijke situatie gemiddeld in Nederland ligt. Devragenlijst is naar verhouding minder vaak ingevuld door studenten van 25 en ouder. Ook op deze variabele is een wegingtoegepast om de leeftijdsverdeling overeen te laten komen met de gemiddelde verdeling in Nederland.13


Tabel 2:LeeftijdInhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingVoor weging%Verdeling CBS%18 jaar en jonger 11 1219 jaar 14 1320 jaar 18 1621 jaar 18 1522 jaar 13 1423 jaar 11 1224 jaar 8 925 jaar en ouder 7 10** Voor deze leeftijdscategorie is in de weging uitgegaan van het percentage 25- en 26-jarigen (CBS).Tabel 3 laat het opleidingsniveau zien van de respondenten die op dit moment een opleiding volgen. In het algemeen volgeniets meer studenten een opleiding aan het hbo dan aan de universiteit. De dataset laat een zelfde trend zien, alleen liggende percentages dichter bij elkaar. Door een weging op deze variabele toe te passen, is deze verhouding gecorrigeerd.Tabel 3:OpleidingsniveauVoor weging%Verdeling CBS%Hbo 57 59Wo 43 41Van alle respondenten woont meer dan de helft op kamers (tabel 4). De verhouding tussen thuis- en uitwonend in dedataset ligt iets verder uit elkaar dan het landelijk gemiddelde van de Studentenmonitor (46 en 54 procent, Ministerie vanOCW, 2009). Jongere studenten wonen vaker thuis bij hun ouders dan oudere studenten. Onder wo-studenten is het wonenop kamers vaker van toepassing dan op hbo-studenten.14


Tabel 4:Woonsituatie naar opleidingsniveau (na weging)InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingenHbo-studenten%Wo-studenten%Totaal%Thuiswonend 81 19 38Uitwonend 46 54 621. Inleiding2. Inkomsten3. UitgavenDaarnaast is aan de respondenten gevraagd in welke provincie zij op dit moment wonen. Tabel 5 laat de verdeling zien vanin de dataset (na weging) en de verdeling van hbo- en wo-studenten gemiddeld in Nederland volgens cijfers van het CBS.Hieruit blijkt dat met name studenten uit Utrecht naar verhouding zijn oververtegenwoordigd in de dataset.4. Sparen en schuldenTabel 5:Provincie (na weging)5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingTotaal%Verdeling CBS%Zuid-Holland 20 22Noord-Holland 18 17Utrecht 16 9Gelderland 12 11Noord-Brabant 11 13Groningen 8 6Overijssel 5 6Limburg 5 6Friesland 3 3Drenthe 1 2Zeeland 1 1Flevoland 1 215


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingTabel 6:Startjaar studie (na weging)Totaal%<strong>2011</strong> 232010 192009 182008 152007 102006 72005 42004 en eerder 4Uit tabel 6 is af te lezen in welk jaar de respondenten zijn gestart met hun studie. Daarnaast is aan studenten gevraagd ofzij op dit moment één of meerdere studies volgen (tabel 7). Van alle respondenten volgt 4 procent een tweede opleiding.Tabel 7:Aantal opleidingen (na weging)Totaal%Eén opleiding 96Twee of meer opleidingen tegelijkertijd 4Verder geeft ruim een kwart van de respondenten aan dat zij eerder zijn gestart met een opleiding, maar dat zij deze niethebben afgerond (tabel 8). Voor bijna de helft is dit de eerste opleiding die zij volgen. Van de respondenten geeft 16 procentaan een mbo-opleiding te hebben afgerond, 4 procent heeft een hbo-opleiding afgerond en 6 procent een universitaireopleiding. Bij ‘anders’ werd onder andere genoemd dat men twee opleidingen tegelijkertij d volgt, al een propedeuse heeftgehaald of een pre-master doet of heeft afgerond.16


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding2.1 Geld van oudersIn totaal krijgen zes op de tien studenten geld van hun ouders. Er zijn meer wo-studenten die geld krijgen dan hbostudenten:71 procent tegen 52 procent. Van de uitwonenden krijgt 65 procent geld van de ouders tegen 51 procent van dethuiswonenden. Bij thuiswonende studenten wordt waarschijnlijk meer direct door ouders betaald, bijvoorbeeld het eten ende energierekening; uit paragraaf 3.5 blijkt namelijk dat veel thuiswonende studenten geen kostgeld betalen. Mannelijke envrouwelijke studenten krijgen even vaak geld van hun ouders.Tabel 10: Maandelijkse bijdrage van ouders (exclusief 0)Hbo-studenten€Wo-studenten€Totaal€Leeftijd t/m 19 jaar 115 194 14720-21 jaar 159 235 19422-23 jaar 166 239 20824 jaar of ouder 184 265 237Woonsituatie Thuiswonend 94 121 100Uitwonend 201 252 233Totaal 149 233 191De meeste studenten die geld van hun ouders krijgen, krijgen dit als een vast bedrag per maand. Van alle studenten krijgt43 procent elke maand of elk kwartaal een vast bedrag; 17 procent krijgt op onregelmatige tijden een bedrag.Gemiddeld krijgen studenten 191 euro per maand van hun ouders, zie tabel 10. Een groot verschil is zichtbaar tussen hetbedrag dat thuiswonenden krijgen (100 euro per maand) en uitwonenden (233 euro per maand). Zowel voor thuiswonendeals uitwonende hbo’ers is de ouderlijke bijdrage maandelijks lager dan voor wo-studenten. Mannelijke en vrouwelijkestudenten krijgen per maand ongeveer even veel van hun ouders.19


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding2.2 StudiefinancieringStudiefinancieringIedere hbo- en wo-student die voor zijn 30ste is begonnen met de opleiding heeft in principe recht op een prestatiebeurs(zie exacte voorwaarden op www.duo.nl). De prestatiebeurs bestaat uit de basisbeurs en de aanvullende beurs. Het rechtop de basisbeurs en de aanvullende beurs geldt voor de nominale studieduur. In regel is dat vier jaar, maar soms ooklanger (bijvoorbeeld voor veel technische en medische studies). De hoogte van de aanvullende beurs is afhankelijk van hetinkomen van de ouders. Studenten kunnen tot slot geld lenen bij DUO. Het totaal van de prestatiebeurs en de lening heetstudiefinanciering. Op hoeveel studiefinanciering studenten maximaal recht hebben, is afhankelijk van hun woonsituatie enhet niveau van hun opleiding. Een uitwonende student op het hbo of wo kan maximaal de volgende bedragen ontvangen/lenen (tot 31 augustus <strong>2012</strong>):Bedragen per maand geldig van september <strong>2011</strong> t/m 31 augustus <strong>2012</strong> (www.duo.nl)Uitwonend€Thuiswonend€Basisbeurs 266,23 95,61Aanvullende beurs 242,76 222,84Rentedragende lening 285,70 285,70Collegegeldkrediet (max.) 142,75 142,75Totaal 937,44 746,90Een student die geen recht (meer) heeft op de aanvullende beurs en/of de basisbeurs, kan deze bedragen lenen. In totaalkan niet meer geleend worden dan het totale budget van (in dit geval) 937,44 euro of 746,90 euro.Negen op de tien studenten ontvangen één of meer vormen van studiefinanciering; 79 procent van de ondervraagdestudenten ontvangt een basisbeurs, 28 procent een aanvullende beurs en 27 procent heeft maandelijks inkomsten via eenrentedragende lening bij DUO, ziet tabel 11. Duidelijk te zien is dat met de leeftijd, het percentage studenten met eenbasisbeurs afneemt. Dit heeft te maken met de duur van de studie; hoe ouder, hoe groter de kans dat men meer jarenstudeert dan het recht op een basisbeurs. Hbo-studenten ontvangen vaker een basisbeurs en aanvullende beurs dan wostudenten.Wo-studenten hebben daarentegen weer vaker een rentedragende lening. In paragraaf 4.2 wordt verderingegaan op de schulden van studenten bij DUO.20


Tabel 11:Percentage studenten met studiefinanciering, naar vorm studiefinancieringInhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingBasisbeurs%Aanvullendebeurs%Collegegeldkrediet%Rentedragendelening DUO%TotaalLeeftijd t/m 19 jaar 96 29 9 13 9920-21 jaar 93 30 10 22 9722-23 jaar 71 28 9 36 8524 jaar of ouder 43 21 16 43 72Opleidingsniveau Hbo 83 33 10 23 92Wo 72 19 13 33 86Woonsituatie Thuiswonend 85 30 7 13 93Uitwonend 74 26 13 36 88Totaal 79 28 11 27 90%De hoeveelheid inkomsten uit studiefinanciering verschilt niet tussen mannen en vrouwen. Thuis wonende studentenontvangen beduidend minder studiefinanciering dan uitwonende studenten (zie tabel 12). Dat is onder andere te verklarenuit het feit dat een uitwonende beurs hoger is dan een thuiswonende beurs (zie kader over studiefinanciering).Ook is er een duidelijk verschil naar leeftijd te zien: hoe ouder, hoe hoger de inkomsten. De hoogte van de basisbeurs enaanvullende beurs nemen niet toe met de leeftijd: de toename is het gevolg van een stijging van de hoogte van derentedragende lening. Zo is in tabel 32 in paragraaf 4.2 te zien dat het bedrag dat studenten per maand lenen, toeneemtmet de leeftijd.Opvallend is dat hbo-studenten gemiddeld 90 euro per maand minder inkomsten uit studiefinanciering ontvangen dan wo -studenten. Dit komt doordat hbo-studenten vaker thuis wonen (zie paragraaf 1.3) en minder vaak een rentedragende leninghebben dan wo-studenten (zie tabel 11).21


Tabel 12:Maandelijkse inkomsten uit studiefinanciering, naar achtergrondkenmerkenInhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schuldenHbo-studenten€Wo-studenten€Totaal€Leeftijd t/m 19 jaar 234 311 26020-21 jaar 307 366 32822-23 jaar 389 463 42124 jaar of ouder 461 546 503Woonsituatie Thuiswonend 203 206 204Uitwonend 456 460 458Totaal 323 413 3585. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding2.3 BijbaanBijna zeven op de tien studenten hebben een bijbaantje naast hun studie. Er is geen verschil naar geslacht en leeftijd.Thuiswonenden werken net iets vaker dan uitwonenden studenten: 73 procent tegen 69 procent. Naar opleidingsniveau zijnook duidelijke verschillen zichtbaar: van de hbo-studenten werkt 71 procent, tegen 62 procent van de wo-studenten. Degemiddelde inkomsten uit het bijbaantje van hbo’ers en wo’ers verschilt daarentegen niet. Gemiddeld verdienen studenten354 euro per maand (zie tabel 13). Met de leeftijd nemen de inkomsten uit de bijbaan toe, van gemiddeld 241 euro permaand voor studenten van 19 jaar of jonger, tot 570 euro voor studenten van 24 jaar of ouder. Mannen verdienen net ietsmeer dan vrouwen.22


Tabel 13: Gemiddelde inkomsten uit een bijbaan, naar achtergrondkenmerken (exclusief 0)InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingTotaal€Geslacht Man 374Vrouw 335Leeftijd t/m 19 jaar 23020-21 jaar 30722-23 jaar 39224 jaar of ouder 532Woonsituatie Thuiswonend 314Uitwonend 381Totaal 3542.4 Overige inkomstenVan alle studenten heeft 35 procent overige inkomsten: 12 procent heeft inkomen uit een stage, 2 procent uit een eigenbedrijf en 23 procent doordat zij onregelmatig extra geld verdienen met activiteiten (bijvoorbeeld verkoop van spullen).Mannen verdienen iets vaker op deze manier geld dan vrouwen (38 tegen 32 procent). Hbo-studenten hebben ook vakerdergelijke overige inkomsten dan wo-studenten: 37 tegen 31 procent. Tussen uitwonende en thuiswonende studenten entussen studenten van verschillende leeftijden is geen verschil zichtbaar.Gemiddeld verdient een student 174 euro per maand met de overige inkomstenbronnen (zie tabel 14). Deze gemiddeldeinkomsten verschillen niet tussen mannen en vrouwen, maar wel tussen studenten met verschillende leeftijd, woonsituatieen opleidingsniveau.23


Tabel 14: Maandelijkse inkomsten uit overige inkomsten, naar achtergrondkenmerken (exclusief 0)InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schuldenHbo-studenten€Wo-studenten€Totaal€Leeftijd t/m 19 jaar 111 119 11320-21 jaar 197 118 17422-23 jaar 214 151 18624 jaar of ouder 258 199 232Woonsituatie Thuiswonend 160 133 156Uitwonend 219 150 185Totaal 190 147 1745. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding2.5 Belastingaangifte en toeslagenStudenten werken vaak niet fulltime en hebben daardoor mogelijk recht op belastingteruggave. Van alle studenten die op ditmoment een bijbaantje hebben, had 5 procent vorig jaar geen bijbaan. Van degenen die toen wel een bijbaan hadden, heeft77 procent het afgelopen jaar de belastingaangifte ingevuld. Iets meer dan één op de tien studenten deed dit niet, omdat zijniet wisten dat dit kon. Tabel 15 laat zien dat de onbekendheid onder studenten van 19 jaar of jonger veel groter is dan bijstudenten van 22 jaar of ouder. Onder de eerste groep wist 23 procent niet dat aangifte gedaan kon worden, tegen 5procent van de studenten van 22 en 23 jaar oud. Er zijn geen verschillen tussen mannen en vrouwen en tussen hbo’ers enwo’ers wat betreft de bekendheid met de mogelijkheid belastingaangifte te doen als je inkomsten hebt. Zij deden even vaakaangifte.24


Tabel 15:Percentage studenten met bijbaan dat afgelopen jaar belastingaangifte heeft gedaan, naar leeftijdInhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgavent/m 19 jaar%20-21 jaar%22-23 jaar%24 jaar ofouder%Totaal%Nee, ik wist niet dat dat kon 23 12 5 7 12Nee, want ik betaal geen belasting 24 12 10 6 13Ik heb de belastingaangifte ingevuld,14 12 4 4 9maar niet opgestuurd (kreeg geengeld terug)Ik heb de belastingaangifte ingevulden opgestuurd38 67 81 84 684. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingAan de studenten van 18 jaar en ouder is gevraagd of zij zorgtoeslag ontvangen. Bij meer dan 80 procent van de studentenvan 18 jaar en ouder is het recht op deze toeslag bekend (zie tabel 16). Opvallend is dat 7 procent aangeeft dat ze het nietontvangen, omdat ‘de ouders de zorgverzekering betalen’. Wie de zorgverzekering betaalt, staat echter los van het recht opzorgtoeslag. De toeslag is persoonsgebonden en jongeren moeten zelf zorgtoeslag aanvragen, ook als zij dezorgverzekering niet zelf betalen.Hbo-en wo-studenten ontvangen even vaak zorgtoeslag; ook de verklaring waarom ze geen zorgtoeslag ontvangen isvergelijkbaar. Het gebruik van zorgtoeslag neemt wel toe met de leeftijd: van de 18 - en 19-jarigen ontvangt 79 procentzorgtoeslag, terwijl van de 22-plussers 85 procent zorgtoeslag ontvangt. Er is geen verschil in de bedragen die studentenkrijgen. Gemiddeld ontvangen ze 68 euro per maand aan zorgtoeslag. Dit is gelijk aan het maximale bedrag aan zorgtoeslagdat een alleenstaande kan ontvangen.25


Tabel 16:Percentage studenten van 18 jaar of ouder dat zorgtoeslag ontvangtInhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingTotaal%Ja 82Nee, die ontvangen mijn ouders voor mij 7Nee, mijn ouders betalen mijn zorgverzekering 7Nee, ik heb het wel berekend, maar ik heb hier geen recht op 1Nee, ik verwacht dat ik hier geen recht op heb 1Nee, ik woon nog thuis 1Nee, ik wist niet dat dat kon 1Anders 1Van de uitwonende studenten ontvangt 22 procent huurtoeslag (zie tabel 17). Twee op de vijf ontvangen het niet, omdat zeniet in een zelfstandige woonruimte, maar op kamers wonen. In de categorie ‘anders’ is een veel gegeven antwoord dat destudent in een koopwoning woont en daardoor geen recht heeft op huurtoeslag. Sommige geven aan dat de huur te hoog isof dat het inkomen van de samenwonende partner te hoog is om recht te hebben op huurtoeslag. Opvallend is dat zespersonen bij ‘anders’ aangeven: ‘ik ben nog jonger dan 23 jaar (en heb dus geen recht op huurtoeslag)’. Voor jongerenonder de 23 jaar gelden inderdaad andere regels met betrekking tot de maximale huurgrens, maar het betekent niet dat zijgeen recht hebben op huurtoeslag. Gemiddeld ontvangt een student die huurtoeslag krijgt 122 euro per maand: dit verschiltniet tussen hbo- en wo-studenten.Tabel 17:Percentage uitwonende studenten dat huurtoeslag ontvangtTotaal%Ja 22Nee, ik woon op kamers 42Nee, ik heb het berekend, maar ik heb hier geen recht op 17Nee, ik verwacht dat ik hier geen recht op heb 10Nee, anders 7Nee, ik wist niet dat dat kon 226


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding3 Uitgaven3.1 Bijdrage van oudersAan alle respondenten is gevraagd of bepaalde uitgaven door hun ouders worden betaald en om welke uitgaven het dangaat. Het gaat om de uitgaven waarvan de kosten door de ouders worden betaald, zonder dat de student iets terug hoeft t ebetalen en die waarbij de studenten geen bedrag per maand krijgen om de uitgaven zelf te bekostigen.Van de ouders draagt 22 procent niet bij aan de kosten van hun kind. Dit betekent dat zij geen specifieke uitgavenpostenvoor hun kind betalen en ook geen (vast) bedrag per maand bijdragen. Eén op de tien ouders draagt bij door middel van eenvast bedrag per maand. Het percentage ouders dat geen specifieke uitgaven betaalt en al dan niet een vast bedrag permaand geeft, neemt toe met de leeftijd. Ouders betalen vaker geen specifieke posten voor uitwonende studenten dan voorthuiswonende. Ouders die wel specifieke posten betalen (zie tabel 18), betalen het vaakst collegegeld (47 procent), gevolgddoor de zorgverzekering (39 procent) en studiemateriaal (37 procent). Voor alle uitgavenposten geldt dat hoe ouderstudenten worden, hoe minder vaak de ouders die posten betalen. Ouders van thuiswonende studenten betalen meerkostenposten dan ouders van uitwonende studenten. Voor de uitwonende studenten betaalt 17 procent van de ouders dekamerhuur. De kostenposten waar ouders aan bijdragen verschillen nauwelijks tussen mannen en vrouwen.Tabel 18:Percentage ouders dat bijdraagt aan de uitgavenposten wanneer studenten deze uitgaven hebbenThuiswonend%Uitwonend%Totaal%Huur voor kamer/woning - 17 -Collegegeld 50 45 47Studieboeken en readers/syllabi 43 33 37Zorgverzekering 45 35 39Inboedelverzekering - 18 -Aansprakelijkheidsverzekering 47 22 32Internet/tv-abonnement - 8 -Kosten mobiele telefoon - 8 -Telefoonverzekering 13 8 10Reisverzekering 49 34 3927


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding3.2 Bekendheid met de hoogte van de uitgavenAan alle hbo- en wo-studenten is gevraagd hoeveel zij zelf en, indien van toepassing, hun ouders per maand besteden aanverschillende uitgavenposten. Dit om de totale kosten van ‘studeren’ te kunnen bepalen. In totaal zijn 34 uitgavenpostenvoorgelegd. Uitwonende studenten kregen daar vijf posten bij in verband met hun woonlasten. De studenten die aangavendat zij aan een bepaalde uitgavenpost geld besteden, konden aangeven hoeveel dat per maand is, of als zij dit niet wisten‘weet niet’ aanklikken. In totaal gaf 18 procent aan dat zij van alle uitgaven wist hoeveel zij daar gemiddeld per maand aanuitgeven; hierin zijn geen verschillen naar achtergrondkenmerken te onderscheiden.De overige 82 procent kon voor één of meerdere posten de hoogte van de uitgaven niet noemen. Gemiddeld kon men voorvier tot vijf uitgavenposten (4,6) geen bedrag invullen. Hierin is geen verschil te onderscheiden naar opleidingsniveau enwoonsituatie. Wel blijkt dat studenten van 24 jaar of ouder beter op de hoogte zijn van hun uitgaven dan studenten van 19jaar of jonger. Ook blijken vrouwen iets beter op de hoogte van hoeveel zij per maand uitgeven dan mannelijke studenten(4,2 tegen 4,8 uitgavenposten).Tabel 19:Uitgavenposten waarbij minder dan een kwart van de studenten op de hoogte is van het bedrag dat zij hieraan bestedenUitgavenpostTotaal%Aansprakelijkheidsverzekering 79Reisverzekering 64Inboedelverzekering 52Telefoonverzekering 51Games en computeraccessoires 40Vakantie 39Hobby's 38Recreatie 37Kleine gadgets en accessoires 34Boeken (geen studieboeken) 28Accessoires (sieraden, riem, sjaal et cetera) 27Bij het berekenen van de gemiddelde kosten van studenten is het belangrijk om rekening te houden met het feit dat eengroot deel van de studenten niet op de hoogte is van al hun uitgaven. Hoeveel zij gemiddeld uitgeven aan de mobiele28


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingentelefoon, huur, boodschappen en uitgaan, kunnen zij vaak wel benoemen. De hoogt e van verzekeringskosten is bij velenminder bekend; 79 procent weet niet hoeveel de aansprakelijkheidsverzekering per maand kost en 64 procent is onbekendmet de kosten van de reisverzekering. Een verklaring is dat de ouders deze uitgaven over het algemeen betalen. Tabel 19toont de uitgavenposten waarbij meer dan een kwart van de studenten die geld uitgeven aan desbetreffende uitgave, nietkan aangeven hoeveel dat is.1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding3.3 Gemiddelde kostenGemiddeld geven thuiswonende studenten 603 euro per maand uit en uitwonende studenten 1.093 euro, inclusief de kostendie door de ouders worden betaald (tabel 20). Bij uitwonende studenten nemen de gemiddelde uitgaven toe met de leeftijd;bij thuiswonende studenten blijven ze nagenoeg gelijk. Alleen thuiswonende studenten van 19 jaar of jonger geven permaand minder uit. Daarnaast geven de mannen gemiddeld meer uit dan de vrouwelijke studenten, en wo’ers meer danhbo’ers.Tabel 20: Gemiddelde kosten per maand, naar achtergrondkenmerkenThuiswonend€Uitwonend€Totaal€Geslacht Man 630 1133 924Vrouw 576 1061 890Leeftijd t/m 19 jaar 545 941 70120-21 jaar 641 1030 85522-23 jaar 631 1088 95224 jaar of ouder 623 1231 1145Opleidingsniveau Hbo 618 1120 862Wo 548 1070 967Totaal 603 1093 90629


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding3.4 Bestedingen per uitgavenpostTabel 21 toont de gemiddelde kosten naar achtergrondkenmerken voor een aantal uitgavencategorieën. De volgendecategorieën worden daarbij onderscheiden:- Studie: collegegeld, studieboeken en readers/syllabi, studiespullen (schriften, printkosten, pennen);- Uiterlijk: kleding en schoenen, accessoires (sieraden, riemen, sjaals), verzorgingsartikelen (gel, make-up,shampoo), kapper;- Contributies en abonnementen: contributies voor sport, vereniging, muziek, abonnementen op tijdschriften enkrant, goede doelen;- Vervoer: openbaar vervoer, kosten auto en/of scooter (benzine, onderhoud, verzekering);- Vrije tijd: uitgaan/stappen, uit eten, recreatie, vakantie, hobby’s;- Kosten op jezelf wonen (voor uitwonende student): huur, internetkosten, boodschappen, inboedelverzekering.Tabel 21: Gemiddelde uitgaven aan een uitgavencategorie (alle studenten, exclusief 0)Studiekosten€Uiterlijk€Contributies enabonnementen€Vervoer€Vrije tijdGeslacht Man 207 77 32 59 161Vrouw 204 85 29 40 101€Leeftijd t/m 19 jaar 220 79 29 39 10420-21 jaar 204 81 33 45 13322-23 jaar 191 79 29 47 13324 jaar of ouder 209 86 32 64 151Opleidingsniveau Hbo 214 86 32 59 131Wo 194 74 30 35 127Woonsituatie Thuiswonend 228 88 33 61 126Uitwonend 192 77 30 42 132Totaal 205 81 31 48 13030


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingTabel 22 en 23 tonen ook deze uitgavencategorieën, alleen dan specifiek voor respectievelijk thuiswonende en uitwonendestudenten. Mannen en vrouwen geven ongeveer evenveel uit aan studiekosten. Vrouwen zijn per maand iets meer kwijt aanuitgaven aan hun uiterlijk, terwijl mannen juist veel meer dan vrouwen uitgeven aan vrije tijd (uitgaan, uit eten, hobby’s).Hbo-studenten geven aan uitgaven als studie, uiterlijk en vervoer iets meer uit dan wo -studenten. Deze verschillen inopleidingsniveau zijn iets kleiner als het gaat om uitwonende hbo- en wo-studenten. De gemiddelde maandelijksevrijetijdsuitgaven en woonlasten (voor uitwonende studenten) zijn vergelijkbaar.Tabel 22: Gemiddelde uitgaven aan een uitgavencategorie (thuiswonende studenten, exclusief 0)Studiekosten€Uiterlijk€Contributies enabonnementen€Vervoer€Vrije tijd€Geslacht Man 231 84 34 77 155Vrouw 224 92 31 47 97Leeftijd t/m 19 jaar 235 83 29 50 10420-21 jaar 231 88 39 64 14422-23 jaar 213 95 30 64 13824 jaar ofouder217 99 30 88 128Opleidingsniveau Hbo 231 91 33 65 129Wo 213 77 32 43 116Totaal 228 88 33 61 126Voor uitwonende studenten zijn de woonlasten de grootste kostenpost; gemiddeld 488 euro per maand (zie tabel 23). Aande andere categorieën geven zij gemiddeld minder uit dan thuiswonende studenten. Zo besteedt een thuiswonende studentgemiddeld 228 euro per maand aan studiekosten, terwijl een uitwonende hier 192 euro aan uitgeeft.31


Tabel 23: Gemiddelde uitgaven aan een uitgavencategorie (uitwonende studenten, exclusief 0)InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingStudiekosten€Uiterlijk€Contributies enabonnementen€Vervoer€Vrije tijd€Kosten opjezelfwonen€Geslacht Man 190 72 31 51 164 500Vrouw 194 82 29 36 103 478Leeftijd t/m 19 jaar 198 74 28 26 105 42220-21 jaar 185 77 29 35 125 46022-23 jaar 183 74 29 41 132 48424 jaar ofouder207 84 33 60 155 563Opleidingsniveau Hbo 196 82 31 54 134 493Wo 190 74 29 34 130 484Totaal 192 77 30 42 132 4883.5 Meest voorkomende uitgavenpostenAan bepaalde posten zijn studenten sowieso geld kwijt, zoals studiegerelateerde uitgaven (collegegeld en studieboeken), dezorgverzekering, kleding en schoenen. Bij andere uitgaven hebben studenten meer keuze of ze hier geld aan uitgeven, dezogenaamde niet-verplichte uitgaven. In tabel 24 staan de tien populairste niet-verplichte uitgaven. Hierbij gaat het niet omde hoogte van het bedrag dat studenten hier aan uitgeven, maar om het percentage studenten dat er geld aan uitgeeft.Deze top 10 is nagenoeg gelijk voor alle studenten, ongeacht hun achtergrondkenmerken (geslacht, opleidingsniveau,leeftijd, woonsituatie). Alleen mannelijke studenten en studenten op de universiteit besteden vaker geld aan contributies danaan uiterlijke accessoires. Voor studenten van 24 jaar of ouder zijn recreatie en een aansprakelijkheidsverzekering vakereen uitgavenpost dan uiterlijke accessoires en de kapper. Voor uitwonenden zijn kleine gadgets en accessoires voor in huiseen vaker genoemde uitgavenpost dan uitgaven aan hobby’s.32


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingDe minst populaire uitgavenposten, waar minder dan 30 procent van de studenten geld aan uitgeeft, zijn games encomputeraccessoires, abonnementen (voor tijdschriften en krant), roken en drugs en uitgaven voor auto en/of scooter(benzine, onderhoud en verzekeringen).Tabel 24: Top 10 uitgavenposten van niet-verplichte uitgaven, inclusief het gemiddelde bedrag per maand (exclusief 0)UitgavenpostStudenten met dezeuitgavenpost%Gemiddelde uitgavenper maand€Mobiele telefoon* 98 32Drinken, snoep, snacks tussendoor 92 30Cadeaus 91 17Verzorgingsartikelen 89 15Uitgaan 88 57Kapper 73 12Uit eten 73 28Vakantie 69 83Uiterlijke accessoires (sieraden, riemen, sjaals etc) 65 12Hobby's 63 28* Onbedoeld hebben thuiswonende studenten niet kunnen aangeven hoe hoog de maandelijkse mobiele telefoonkosten zijn. Deze zijn nu uitsluitend vanuitwonende studenten bekend.Aan uitwonende studenten is daarnaast gevraagd naar uitgaven die zijn gerelateerd aan het ‘op je zelf wonen’, te weten dehuur (inclusief gas/water/elektra), boodschappen, inboedelverzekering en uitgaven aan internet. Alle uitwonenden hebbenkosten aan de huur en boodschappen. Zeven van de tien uitwonende studenten geven geld uit aan een internetaansluiting.Niet elke uitwonende student blijkt een inboedelverzekering te hebben: 64 procent van de uitwonenden geeft hier geld aanuit.Aan de studenten die thuis wonen is gevraagd of zij kostgeld betalen. Twee derde van de respondenten doet dat niet. Welgeeft 23 procent van de thuiswonende studenten aan regelmatig boodschappen te doen. Ook draagt 11 procent een bedragper maand bij in de kosten. De studenten die kostgeld betalen, dragen gemiddeld 153 euro per maand bij. Een aantalrespondenten betaalt fors meer, waardoor het gemiddelde hoger ligt dan de mediaan (101 euro per maand). Het aantalstudenten dat kostgeld betaalt loopt duidelijk op met de leeftijd. Van de studenten van 24 jaar of ouder betaalt 28 procent33


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbestedingkostgeld, tegen 8 procent van de studenten van 19 jaar of jonger. Het aandeel studenten dat meebetaalt aan deboodschappen is in de genoemde oudere leeftijdscategorie eveneens groter dan in de jongere leeftijdscategorie; 38 tenopzichte van 14 procent. Er is geen significant verschil waarneembaar tussen de hbo - en wo-studenten.3.6 De hoogste bestedingen per uitgavenpostIn tabel 25 staan de uitgavenposten waar studenten het meeste geld aan besteden. Aan de meeste van de uitgavenpostenuit deze top 10 geeft het merendeel van de studenten geld uit. Alleen aan roken en dr ugs en aan de uitgaven aan deauto/scooter (benzine, onderhoud en verzekering) blijkt 21 procent van de studenten geld uit te geven. Onder ‘nietgenoemde uitgaven’ wordt herhaaldelijk ‘rijlessen, lenzen, huisdier, bibliotheek of sport’ genoemd.De uitgaven waar gemiddeld maandelijks het meeste geld aan wordt besteed, zijn voor alle studenten hetzelfde; alleen devolgorde binnen deze top 10 verschilt af en toe. Zo geven studenten van 24 jaar of ouder gemiddeld 101 euro per maand uitaan benzine en onderhoud van de auto, onder studenten van 19 jaar of jonger (die deze uitgavenpost hebben) is dit 58 europer maand. Mannelijke studenten geven meer uit aan uitgaan dan vrouwen; 75 euro tegen 40 euro per maand. De rokendewo-studenten geven hier gemiddeld 43 euro per maand aan uit. Dit is minder dan hun uitgaven aan kleding en uitgaan, dierond de 53 euro per maand liggen.Tabel 25: Uitgavenposten met hoogste uitgaven per maand (exclusief 0)UitgavenpostGemiddelde uitgaven per maand€Collegegeld 143Zorgverzekering 106Studieboeken en readers/syllabi 84Vakantie 83Benzine + onderhoud auto/scooter 71Roken en drugs 60Kleding en schoenen 58Uitgaan 57Andere niet genoemde uitgaven 56Verzekering auto/scooter 3934


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding3.7 Kosten van ‘op jezelf wonen’In tabel 26 staan de gemiddelde uitgaven per maand die uitsluitend uitwonende studenten hebben. Gemiddeld geven zij aan341 euro per maand aan huur kwijt te zijn. Uitwonende hbo-studenten betalen gemiddeld 350 euro per maand; wo-studenten333 euro. Aan boodschappen zijn ze ongeveer evenveel kwijt. Mannen besteden iets meer aan de boodschappen danvrouwen (161 tegen 144 euro per maand). Met de leeftijd nemen de uitgaven aan huur en boodschappen van de uitwonendestudenten toe. Uitwonende studenten van 20-21 jaar zijn gemiddeld 323 euro per maand kwijt aan huur en 142 euro aan deboodschappen. Bij studenten van 24 jaar of ouder zijn deze maandelijkse kosten 385 euro respectievelijk 177 euro.Tabel 26: Uitgavenposten met hoogste uitgaven per maand (exclusief 0)UitgavenpostGemiddelde uitgaven per maand€Huur 341Boodschappen 152Internet en tv 22Inboedelverzekering 7Aan de studenten die thuis wonen is gevraagd om een schatting te geven hoeveel het per maand zou kosten om op kamerste wonen. Uit tabel 27 blijkt dat 60 procent van de thuiswonende studenten de totale kosten voor huur, energie,verzekeringen en boodschappen lager schatten dan 600 euro per maand, 40 procent denkt dat het meer dan 600 euro permaand kost. De ingeschatte kosten van de thuiswonende studenten komen overeen met de daadwer kelijk kosten dieuitwonende studenten hebben opgegeven voor het op zichzelf wonen. De gemiddelde uitgaven aan ‘op jezelf wonen’ komenuit op 488 euro per maand (zie tabel 23).35


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schuldenTabel 27:Bedrag per maand€Verwachte maandelijkse kosten aan op jezelf wonen, volgens thuiswonende studentenTotaal%0 – 300 3301 – 400 12401 – 500 26501 – 600 19601 – 700 14701 – 800 14801 – 900 8901 – 1000 45. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding36


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding4 Sparen en schulden4.1 SparenVan alle hbo- en wo-studenten spaart 69 procent zelf een bedrag per maand, en 19 procent geeft aan dat de ouders ofanderen voor ze sparen. Van de respondenten spaart 26 procent niet zelf en wordt er voor hen ook niet door anderengespaard (tabel 28). Onder mannen, oudere studenten en uitwonende studenten komt vaker voor dat er helemaal niet wordtgespaard, dan onder vrouwen, jonge studenten en studenten die nog thuis wonen. Hoe ouder iemand is, hoe minder vaakde ouders of anderen voor hem sparen.Tabel 28:Percentage studenten dat spaart of waarvoor wordt gespaard (meerdere antwoorden mogelijk)Totaal%Ik spaar zelf 69Mijn ouders of anderen sparen voor mij 19Ik spaar niet zelf en anderen sparen ook niet voor mij 26In tabel 29 staat het percentage studenten dat zelf spaart naar achtergrondkenmerken weergegeven. De studenten die nietzelf sparen, maar waarvoor wordt gespaard en de studenten die helemaal niet sparen zijn hierin niet meegenomen.Gemiddeld sparen studenten zelf 96 euro per maand.Het percentage mannen dat zelf spaart is lager dan dat van vrouwen; 64 procent tegen 74 procent. Het gemiddelde bedragdat zij per maand sparen is wel hoger; 105 euro tegen 89 euro. Het percentage studenten dat spaart neemt af met deleeftijd. Zo spaart 37 procent van de studenten van 24 jaar en ouder niet, tegen 23 procent van de s tudenten van 19 jaar ofjonger. Het totale spaarbedrag neemt wel toe met de leeftijd. Tussen hbo- en wo-studenten is geen verschil zichtbaar in hetaantal studenten dat spaart en het bedrag dat zij per maand sparen. Het totale spaarbedrag van wo -studenten is wel ruim1.400 euro hoger dan het totale spaarbedrag van hbo-studenten.Studenten die bij DUO lenen, sparen minder vaak dan studenten die geen lening hebben: 58 procent tegen 80 procent.37


Tabel 29: Percentage studenten dat zelf spaart en gemiddeld bedrag per maand (exclusief 0)InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingAantal%Bedrag per maand€Totaal spaarbedrag€Geslacht Man 64 105 5.247Vrouw 74 89 3.894Leeftijd t/m 19 jaar 77 81 3.95020 – 21 jaar 70 94 4.30722 – 23 jaar 66 110 4.75724 jaar en ouder 63 106 5.408Opleiding Hbo 70 98 3.930Wo 68 94 5.364Woonsituatie Thuiswonend 76 100 4.194Uitwonend 65 94 4.732Totaal Gemiddelde 69 96 4.522Om meer te weten te komen over hoe studenten tegen sparen aankijken en hoe zij hiermee omgaan, is aan allerespondenten een aantal stellingen over sparen voorgelegd. Uit tabel 30 kan worden opgemaakt dat studenten in het hogeronderwijs over het algemeen spaargericht zijn. Bijna alle studenten (90 procent) vinden het belangrijk om te sparen, (ook)om te zorgen dat ze geld achter de hand te hebben. De meeste studenten (68 procent) houden ook rekening met detoekomst en richten zich niet alleen op de korte termijn. Als ze geen geld achter de hand hebben, maken de meesten zichzorgen. Het merendeel (74 procent) vindt het zonde om geld van de rekening te halen en probeert het geld dat ze van despaarrekening halen zo snel mogelijk weer aan te vullen (69 procent). Ondanks dat zij sparen belangrijk vinden, vindt 40procent van de studenten sparen wel lastig.38


Tabel 30:Stellingen sparenInhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingHelemaalmeeoneens%Meeroneensdan eens%Meereens danoneens%Helemaalmee eensIk vind het zonde om geld van mijn spaarrekening te4 10 27 47 12halenAls ik geld van mijn spaarrekening haal, probeer ik het4 12 24 45 16zo snel mogelijk weer aan te vullenIk richt me alleen op de korte termijn. De toekomst wijst30 38 19 9 5zichzelf wel uitAls ik geen geld achter de hand heb, maak ik me zorgen 3 11 29 51 6Ik zet geld op mijn spaarrekening, maar haal het er vaak22 26 23 17 12ook weer snel van af (omdat ik anders geld te kort kom)Ik vind het moeilijk om te sparen 26 35 30 10 -Ik wil graag sparen, zodat ik wat geld achter de hand heb 1 6 42 50 -Ik vind het belangrijk om geld te sparen 1 8 45 45 -%N.v.t.%Vrouwen vinden sparen vaker belangrijk dan mannen om geld achter de hand te hebben (97 tegen 88 procent). Daarnaastvinden vrouwen het vaker zonde om geld van de spaarrekening te halen, vullen zij hun spaarrekening sneller weer aan, zijnzij minder op de korte termijn gericht en maken zij zich sneller zorgen als zij geen geld achter de hand hebben dan mannen.Mannen geven zelf ook aan dat ze het moeilijker vinden om te sparen; 43 procent tegen 37 procent van de vrouwen.Jonge en oudere studenten, hbo-en wo-studenten en thuis- en uitwonende studenten vinden het allemaal even belangrijkom te sparen. Wel geven studenten van 24 jaar of ouder aan het moeilijker te vinden om te sparen dan studenten van 19jaar of jonger (46 procent tegen 34 procent). Ook vinden deze jongere studenten het vaker zonde om geld van hunspaarrekening te halen als ze er net geld op hebben gezet, dan de studenten van 24 jaar en ouder. Zij geven dan ook aanminder snel geld van hun spaarrekening te halen. Uitwonende studenten richten zich vaker op de korte termijn, vinden hetminder vaak zonde om geld van de spaarrekening af te halen en vullen het ook minder snel weer aan dan thuiswonendestudenten. Tussen hbo- en wo-studenten bestaan nagenoeg geen significante verschillen als het gaat om sparen.39


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingVan de studenten die niet sparen of waar niet voor wordt gespaard door anderen, heeft 52 procent ook geen spaargeld. Aande studenten die hebben aangegeven dat zij niet zelf sparen, is gevraagd waarom zij niet sparen. Twee derde geeft aandaar te weinig geld voor te hebben (zie tabel 31).Tabel 31:Redenen waarom studenten niet sparen (meerdere antwoorden mogelijk)Totaal%Ik heb te weinig geld om te kunnen sparen 67Ik heb het geld hard nodig om van rond te komen 60Ik spaar wel, maar alleen in de maanden dat ik extra inkomsten had 27Het lukt mij niet. Ik geef het geld te makkelijk uit 22Ik geef het geld liever nu uit 12Ik weet niet waarvoor ik zou moeten sparen 74.2 Lenen bij DUOIn tabel 11, paragraaf 2.2, is het aantal respondenten beschreven dat een rentedragende lening of collegegeldkrediet heef tbij DUO. Van alle studenten in het hoger onderwijs geeft 38 procent aan op dit moment een rentedragende lening te hebbenen/of collegegeldkrediet te hebben aangevraagd. Figuur 1 laat zien dat van deze 38 procent:- 64 procent alleen een rentedragende lening heeft;- Ongeveer een kwart zowel een rentedragende lening als een collegegeldkrediet heeft;- 10 procent alleen een collegegeldkrediet heeft.Figuur 1: Percentage studenten met een rentedragende lening en/of collegegeldkrediet40


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingStudenten kunnen online via ‘Mijn DUO’ wijzigingen bijhouden en ook het bedrag opgeven dat zij per maand willen lenen. Intotaal heeft 48 procent van de respondenten een studieschuld bij DUO. Tabel 32 en 33 geven weer hoeveel studentengemiddeld per maand lenen en hoe hoog hun totale studieschuld bedraagt. In tabel 32 zijn de resultaten uitgesplitst naarachtergrondkenmerken en in tabel 33 naar inkomstenbronnen.Tabel 32:Respondenten met een studieschuld, leenbedrag per maand en totale studieschuld op dit moment (bedragen excl.0)Totaal%Bedrag per maand€Totale schuld€Geslacht Man 51 380 12.122Vrouw 46 347 8.917Leeftijd t/m 19 jaar 26 273 1.88820 – 21 jaar 41 301 5.39422 – 23 jaar 61 364 9.40224 jaar en ouder 73 470 20.441Opleiding Hbo 44 336 9.882Wo 55 396 11.513Woonsituatie Thuiswonend 31 289 4.909Uitwonend 59 386 12.338Startjaar studie 2006 en eerder 77 518 22.5252007-2008 52 343 9.7342009-2010 42 299 5.215<strong>2011</strong> 36 308 5.616Totaal Gemiddeld 48 365 10.64441


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingVan de studenten met een studieschuld bij DUO weet 11 procent niet hoe hoog het gemiddelde bedrag per maand is dat zijlenen (of leenden). Voor zowel het leenbedrag per maand als de totale studieschuld geldt dat alleen de studenten zijnmeegenomen die wisten hoe hoog het maandbedrag en de totale schuld was. Hoe ouder de student en hoe eerder hijbegonnen is met zijn studie, des te hoger de totale studieschuld. De gemiddelde totale studieschuld bedraagt 10.644 euro.Per maand lenen studenten gemiddeld 365 euro.Studenten die geen basisbeurs en aanvullende beurs (meer) krijgen, kunnen die bedragen lenen bij DUO. Tabel 33 laat ziendat de studieschuld van respondenten die geen recht meer hebben op de basisbeurs of de aanvullende beurs aanzienlijkhoger is dan van respondenten die daar nog wel recht op hebben. Respondenten die geen geld van hun ouders krijgen en/ofgeen bijbaan hebben, lenen gemiddeld een hoger bedrag per maand en hebben ook een grotere totale studieschuld.Tabel 33:Percentage studenten met een studieschuld, leenbedrag per maand en totale studieschuld op dit moment, naarinkomstenbron (bedragen exclusief 0)Totaal%Bedrag per maand€Totale schuld€Inkomsten Alleen basisbeurs (BB) 38 317 6.741Aanvullend (AV) 52 288 7.205Geen BB en geen AV 73 514 19.727Ouders 45 347 8.354Geen geld ouders 53 388 13.528Bijbaan 47 349 9.361Geen bijbaan 50 394 13.165Ouders & bijbaan 44 326 7.779Geen geld ouders & geen56 412 18.825bijbaan42


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding4.2.1 Reden wel of geen studieleningDe voornaamste reden waarom studenten niet lenen is omdat ze geen grote schulden willen maken (68 procent). Alstweede noemt ongeveer de helft van de studenten dat ze geen moeite hebben met rondkomen en daarom geen lening nodighebben. Bij ‘anders’ werd voornamelijk genoemd dat er geleend wordt bij de ouders (zie tabel 34).Tabel 34:Redenen om geen studielening te nemen (meerdere antwoorden mogelijk)Totaal%Ik wil geen grote schulden maken 68Ik heb geen moeite met rondkomen, ik heb dus geen lening nodig 51Het wordt afgeraden door mijn ouders 35Ik ben bang dat ik het straks niet kan terugbetalen 20Ik vind een studielening te duur 14Anders 4Tabel 35:Hoe kijken studenten aan tegen lenen bij DUO (meerdere antwoorden mogelijk)Totaal%Ik heb die lening nodig, anders kan ik écht niet rondkomen 65Ik zou misschien best met iets minder toe kunnen 27Ik leen omdat dat het leven gewoon relaxter en leuker maakt 22Ik gebruik mijn lening om naar het buitenland op stage te kunnen of af te studeren 13Ik spaar van mijn lening zodat ik na mijn studie geld achter de hand heb 13Ik leen omdat de voorwaarden gunstig zijn, maar eigenlijk heb ik het niet per se nodig 12Anders, namelijk 5Als de mogelijkheid door de overheid wordt geboden, dan vind ik ook dat ik er gebruik4van moet makenLenen bij DUO vind ik geen probleem, als ik het straks niet kan betalen wordt mijn4schuld toch kwijtgescholden43


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingenAan de studenten die op dit moment geld lenen van DUO (naast een eventuele basisbeurs en aanvullende beurs) ofgeleend hebben, is gevraagd hoe zij tegen het lenen bij DUO aankijken (tabel 35). Van deze studenten geeft 65 procent aandat ze de lening echt nodig hebben of hadden, omdat ze anders niet rond kunnen of konden komen. Ruim een kwart geeftaan dat ze wel met wat minder toekunnen of konden, en iets minder dan een kwart geeft aan dat zij lenen of leenden om hetleven leuker te maken.1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding4.2.2 Kennis en mening lenen DUOOm de kennis van studenten over lenen bij DUO te testen, is hen een aantal stellingen voorgelegd waarvan zij moestenaangeven of deze ‘juist’ of ‘onjuist’ waren. Tabel 36 laat zien hoe de respondenten hierop scoorden, inclusief het aantalstudenten dat geen antwoord wist te geven op de vraag. Het beste wordt gescoord op de stellingen die gaan over deconsequenties van lenen. Zo wist 71 procent het goede antwoord te geven op de stelling dat als je een huis wilt gaan kopen,je ook rekening moet houden met je studieschuld. Ook weet 83 procent dat hoe langer je over het aflossen van je schulddoet, hoe meer je betaalt.Tabel 36:Kennisvragen studielening (goed of fout beantwoord)Goed%Fout%Weet ik niet%Je betaalt pas rente over je studieschuld als je bent afgestudeerd49 29 21(onjuist)Als je een huis wilt gaan kopen, hoef je geen rekening te houden met je71 14 15studieschuld (onjuist)Het maakt niet uit hoe lang je doet over het aflossen van je schuld, je83 7 10betaalt in totaal toch evenveel (onjuist)De rente van een lening bij DUO is aftrekbaar van de belasting (onjuist) 33 16 51De rente van je lening bij DUO verandert na je afstuderen ieder jaar(onjuist)29 29 41Daarentegen zijn studenten minder goed op de hoogte als het gaat om de leenvoorwaarden van DUO. Zo weet maar bijnade helft van de respondenten dat je direct rente opbouwt over je lening, en niet pas als je bent afgestudeerd. Het minst werdgescoord op de bewering dat de rente van de lening ieder jaar na afstuderen verander t. Slechts 29 procent heeft deze vraag44


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomstengoed beantwoord. Het percentage dat ‘weet niet’ heeft ingevuld, is bij deze stelling dan ook hoog. De respondenten die nietlenen bij DUO geven in het algemeen minder vaak het goede antwoord dan de studenten die wel l enen bij DUO.Als laatste is naar mening van de studenten gevraagd over het lenen bij DUO en lenen in het algemeen (tabel 37). Van allerespondenten is 55 procent het er (helemaal) mee eens dat lenen bij DUO te gemakkelijk wordt gemaakt. Ongeveerhetzelfde percentage (56 procent) ziet het lenen bij DUO als een investering in de toekomst. Driekwart van de respondentenvindt dat leeftijdsgenoten te gemakkelijk over lenen denken en 69 procent is van mening dat leeftijdsgenoten niet over definanciële consequenties op lange termijn nadenken.3. UitgavenTabel 37:Stellingen lenen bij DUO4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingLenen bij DUO wordt te gemakkelijkgemaaktLenen bij DUO is niet erg, dat is eeninvestering in de toekomstEr wordt door leeftijdsgenoten tegemakkelijk gedacht over lenenLeeftijdsgenoten denken niet na overde financiële consequenties op langetermijn van een lening bij DUOAls je moet lenen, kun je niet met geldomgaanHelemaalmee oneens%Meer oneensdan eens%Meer eensdan oneens%Helemaalmee eens%Weet ik niet /geen mening%8 22 32 23 169 28 38 18 83 14 33 42 94 15 35 34 1232 45 18 4 -45


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding4.3 Rood staanTabel 38 laat zien dat 71 procent van de respondenten nooit rood staat. Daarvan kan 53 procent ook niet rood staan. Vande respondenten die wel (eens) rood staan, neemt het gemiddelde bedrag dat zij per keer rood staan toe met de frequentievan roodstand.Tabel 38:Mate van rood staanGemiddeld€Mediaan€Totaal%Altijd, (bijna) elke dag 956 700 9Regelmatig, meestal een paar dagen per maand 262 200 6Af en toe 115 100 7Zelden 52 20 9Nooit, maar ik heb wel de mogelijkheid om rood te staan - - 18Nooit, want ik kan niet rood staan - - 53Aan de studenten die rood kunnen staan, is gevraagd wat de reden daarvan is (tabel 39). Van de respondenten geeft 34procent aan dat dat voor de zekerheid is, voor het geval zij een keer krap zitten. Van de studenten die (bijna) altijd roodstaan zegt 62 procent de extra ruimte nodig te hebben om rond te kunnen komen. Van de studenten die regelmatig roodstaan, doet 47 procent dat omdat ze anders niet rondkomen en kan 26 procent rood staan voor het geval dat zij een keerkrap zitten. Het grootste gedeelte van de studenten dat af en toe of zelden rood staat, heeft aangegeven dat zij rood kunnenstaan in geval van nood (voor de zekerheid). Bijna de helft van de studenten die nooit rood staan maar wel de mogelijkheidhebben, geeft aan hier niet over nagedacht te hebben (‘de bank bood het aan’). Bij ‘anders’ wordt voornamelijk genoemd:om te voorkomen dat automatische incasso’s niet afgeschreven kunnen worden.46


Tabel 39:Redenen om rood te staanInhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingTotaal%Voor de zekerheid, mocht ik een keertje krap zitten 34Anders kom ik niet rond, ik heb die extra financiële ruimte nodig 23Niet over nagedacht, de bank bood het aan 21Makkelijk/handig 11Anders, namelijk 11Onderzocht is of er een verband is tussen de frequentie waarmee de respondenten rood staan en een e ventuele lening bijDUO. Tabel 40 laat zien dat 88 procent van de respondenten die (bijna) altijd rood staan, ook leent bij DUO. Van derespondenten die regelmatig of af en toe rood staan, leent respectievelijk 79 en 66 procent. Van de respondenten die nietrood (kunnen) staan, leent 41 procent. De respondenten die altijd rood staan, lenen hogere bedragen bij DUO danrespondenten die minder vaak rood staan.Tabel 40:Aantal leners en gemiddeld bedrag per maand (DUO), naar mate van roodstandTotaal%Bedrag per maand€Altijd, (bijna) elke dag 88 447Regelmatig, meestal een paar dagen per maand 79 426Af en toe 66 384Zelden 54 322Nooit, maar ik heb wel de mogelijkheid om rood te staan 31 379Nooit, want ik kan niet rood staan 41 3254.4 Overige schuldenBehalve naar leningen bij DUO is ook gevraagd of respondenten geld lenen van anderen, zoals van familie en vrienden ofvan een financiële instelling. Eén op de tien studenten geeft aan geld van anderen te lenen. In tabel 41 is weergegeven vanwie zij in dat geval geld lenen. Het gemiddelde schuldbedrag van dit type lening bedraagt 1.214 euro. Het grootste gedeeltegeeft aan geld van zijn of haar ouders te lenen (61 procent).47


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schuldenTabel 41:Percentage studenten dat op dit moment (ook) geld leent van anderen of van een financiële instelling (meerdereantwoorden mogelijk)Totaal%Van ouders 61Bij een bank of andere financiële instelling (niet roodstaan) 15Van vriend/vriendin 11Van overige familie 8Van vrienden of kennissen 6Van de studentenvereniging of studievereniging 5Bij een winkel/postorderbedrijf 3Overig 65. Omgaan met geld6. TijdsbestedingDaarnaast is gevraagd of er sprake is van openstaande rekeningen, producten die op afbetaling zijn gekocht of dat ersprake is van andere betalingsachterstanden. Van alle respondenten geeft 89 procent a an dat dit niet het geval is. Tabel 42laat zien dat kopen op afbetaling en openstaande rekeningen van de zorgverzekering de meest voorkomende schulden zijn.Bij ‘anders’ werden onder andere ‘een schuld bij ouders’ en ‘huurachterstand’ genoemd. De 11 procent van de studenten diewel één van de achterstanden uit tabel 42 hebben, hebben gemiddeld een totale betalingsachterstand van 458 euro.Tabel 42:Percentage studenten met betalingsachterstanden (meerdere antwoorden mogelijk)Totaal%Ik heb een product op afbetaling gekocht 27Ik heb openstaande rekeningen voor de zorgverzekering 24Ik heb openstaande rekeningen voor de mobiele telefoon 14Ik heb boetes die al betaald hadden moeten zijn 16Ik heb een betalingsachterstand van mijn creditcardrekening en/of klantenkaart 12Ik heb nog andere openstaande rekening(en), namelijk: 3948


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding4.5 Overzicht schuldenTabel 43 laat het gemiddelde schuldbedrag zien van respondenten die hebben aangegeven een bepaalde schuld te hebben.Tabel 43: Gemiddeld schuldbedrag (exclusief 0)Bedrag€Studieschuld bij DUO 10.644Lening bij anderen 1.214Betalingsachterstanden 458Roodstand 428In dit hoofdstuk over lenen is naar verschillende vormen van leningen gevraagd:- Lening bij DUO;- Lening bij anderen (familie, vrienden, financiële instellingen);- Overige leningen/betalingsachterstanden;- Roodstand: altijd of regelmatig.Gekeken is hoeveel van deze verschillende soorten leningen een student in totaal heeft (tabel 44). Van alle studenten geeft44 procent aan helemaal geen lening te hebben. Verder heeft onder andere 36 procent één type lening, en gaf 2 procentvan alle studenten aan alle genoemde soorten leningen te hebben.Tabel 44:Aantal soorten leningen dat een student heeft, naar aanwezigheid van type leningAantal leningenStudenten met DUOlening%Studenten die altijd ofregelmatig roodstaan%Studenten die lenenvan anderen%Totaal0 - - - 441 61 9 28 362 25 48 34 133 11 31 22 54 4 12 15 2%49


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingVan de studenten met een lening bij DUO, is dit voor de meesten (61 procent) ook de enige lening. Slechts 4 procent vandeze studenten heeft alle vormen van leningen. Dit is anders voor studenten die lenen van anderen, en voor studenten dieregelmatig of altijd roodstaan. Van degenen die frequent roodstaan, is dit voor 9 procent de enige schuld; 48 procent heeftdaarnaast nog één van de andere drie soorten schulden en 12 procent van deze groep heeft alle vormen van leningen.Een lening bij DUO gaat dus niet direct gepaard met vele andere typen leningen/schulden. Regelmatig of altijd roodstaan isdaarentegen wel een signaal dat er waarschijnlijk ook andere schulden aanwezig zijn.Om inzicht te krijgen in de kenmerken die direct van invloed zijn op de aanwezigheid van een studielening, is eenmultivariate analyse toegepast. Door alle mogelijke verklarende variabelen tegelijkertijd mee te nemen, kan worden bepaaldwelke kenmerken daadwerkelijk van invloed zijn op het hebben van een lening bij DUO, zonder dat andere kenmerken daar(indirect) de oorzaak van zijn. Tabel 45 toont de resultaten van een logistische regressie. Met deze analysetechniek wordtde kans voorspeld dat een ‘gebeurtenis’ (het hebben van een lening bij DUO) zich gaat voordoen. Het maakt inzichtelijkwelke kenmerken van de student de kans op het hebben van een lening bij DUO vergroten. De kenmerken waarvan metgrote betrouwbaarheid gesteld kan worden dat zij van invloed zijn op de kans dat een student een lening bij DUO heeft, zijnweergegeven met een (+)+ en een (-)-. Als in de tweede kolom niets staat aangegeven, dan heeft dit kenmerk geen invloedop de kans op een studielening. Een positief teken betekent dat met dit kenmerk de kans op de aanwezigheid van eenstudielening vergroot; een negatief teken geeft aan dat de aanwezigheid van dit kenmerk de kans op een studielening wordtverkleind.Tabel 45: De invloed van kenmerken op de kans dat een student een lening bij DUO heeft (N=2912; Nagelkerke R 2 =0.247)KenmerkAchtergrondkenmerkenInvloed***Leeftijd ++Universitaire opleiding (referentie = hbo)*Uitwonend (referentie = thuiswonend) ++Vrouw (referentie = man)Eerste opleiding van de student --Inkomensvormen**Heeft een bijbaantjeOntvangt maandelijkse bijdrage van ouders --Ontvangt basisbeurs --Ontvangt aanvullende beurs ++50


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding(vervolg tabel 45)Houding en vaardigheden**Invloed***Is impulsief +Is bewust bezig waar geld aan wordt besteedIs prijsbewustVindt sparen belangrijk --Geeft geld direct uit ++Heeft een geordende administratie -Ervaringen tijdens studietijd**Heeft buitenlandervaringHeeft bestuurservaring ++Constante -* Referentie geeft de groep aan waarmee vergeleken is** Bij deze kenmerken wordt de groep die wel over een bepaald kenmerk beschikt vergeleken met de groep die het kenmerk niet beschikt*** ++ positief effect; significant op 1%-niveau/ + :positief effect; significant op 5%-niveau-- negatief effect; significant op 1%-niveau/ - :negatief effect; significant op 5%-niveauDe resultaten laten zien dat de kans op het hebben van een studielening groter wor dt naarmate men ouder is, uitwonend isin plaats van thuiswonend en als de student met een tweede of volgende opleiding bezig is. Of de student op het hbo of hetwo zit, heeft geen invloed op de kans op de aanwezigheid van een studielening.Studenten die een basisbeurs en/of een maandelijkse bijdrage van ouders ontvangen, hebben minder kans op eenstudielening. Studenten die juist een aanvullende beurs ontvangen, hebben meer kans op een studielening. Als een studentnaar het buitenland gaat voor de studie, vergroot dit de kans op een DUO-lening niet. Bestuurservaring daarentegen wel.Studenten die impulsief zijn, hebben een grotere kans op het hebben van een lening bij DUO. Degenen die sparenbelangrijk vinden, hebben juist een kleinere kans. Of een student bewust met geld bezig is (prijsbewust en goed let op zijnuitgaven), blijkt niet van invloed.51


Tabel 46:Stellingen zorgen over leningen door studenten die een lening hebbenInhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingHelemaal meeoneens%Meer oneensdan eens%Meer eensdan oneens%Helemaal meeeens%Weet ik niet /geen mening%Ik maak mij nog niet druk of ik20 28 26 20 6mijn lening(en) wel kan afbetalenIk had liever minder geleend 11 16 28 36 9Mijn leengedrag is geheel5 19 41 28 8verantwoordMijn lening(en) ervaar ik als een9 24 33 28 7lastIk zou best meer kunnen werken33 30 18 11 8om minder te hoeven lenenVoordat ik de lening(en) hebafgesloten heb ik gekeken wat mijdie straks gaat (/gaan) kosten17 24 26 24 10Aan de studenten die een lening of schuld hebben is een aantal stellingen over lenen voorgelegd (tabel 46). Hieruit blijkt datbijna de helft van de respondenten zich nog niet druk maakt of zij hun lening wel kunnen afbetalen. Ruim twee derde vindtzijn eigen leengedrag geheel verantwoord, terwijl paragraaf 4.2.2 ook liet zien ‘dat drie kwart van de respondenten vindt datleeftijdsgenoten te makkelijk denken over lenen en 69 procent is van mening dat leeftijdsgenoten niet over de financiëleconsequenties op lange termijn nadenken’. Toch zegt ook 64 procent dat zij liever minder hadden geleend en ervaart 71procent zijn lening als een last. In het algemeen geeft 29 procent aan meer te kunnen werken, om zo minder te hoevenlenen. (Slechts) de helft heeft voor het afsluiten van de lening gekeken wat het straks gaat koste n om de lening terug tebetalen.52


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding5 Omgaan met geld5.1 Rondkomen en geld tekortTabel 47 laat zien dat een kwart van de respondenten (zeer) gemakkelijk rond komt en dat 28 procent aangeeft dat zijeerder gemakkelijk kunnen rondkomen dan moeilijk. Iets minder dan de helft (47 procent) heeft moeite met rondkomen. Vande thuiswonende studenten geeft 57 procent aan (gemakkelijk) rond te kunnen komen tegen 51 procent van de uitwonendestudenten. De studenten van 19 jaar of jonger kunnen ook gemakkelijker rondkomen dan studenten van 24 jaar of ouder: 58procent tegen 44 procent.Tabel 47:Hoe goed kom je maandelijks rondTotaal%Zeer moeilijk 5Moeilijk 11Eerder moeilijk dan gemakkelijk 31Eerder gemakkelijk dan moeilijk 28Gemakkelijk 19Zeer gemakkelijk 7Studenten die geld lenen, komen moeilijker rond dan studenten die niet lenen. Ook spaarders komen beter rond dan niet -spaarders (zie tabel 48). Er is een duidelijk verschil tussen studenten die bij DUO lenen en studenten die (ook) op eenandere manier lenen (bijvoorbeeld bij ouders, vrienden en/of financiële instellingen). Van degenen die bij DUO lenen komt21 procent (zeer) moeilijk rond. Van degenen die bij ouders of bij een financiële instelling lenen komt 33 procent (zeer)moeilijk rond.53


Tabel 48:Rondkomen, naar spaar- en leengedrag van studentenInhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding(Zeer) moeilijk%Eerder moeilijkdan makkelijk%Eerder makkelijkdan moeilijk%(Zeer) makkelijkLenen bij DUO Wel 21 35 27 17Niet 12 26 29 34Lenen bij anderen Wel 33 39 23 6Niet 14 30 29 28Sparen Wel 11 28 30 32Niet 23 34 26 18Totaal 16 31 28 26%Tabel 49:Percentage studenten dat geld tekort komtNooit%Soms%Regelmatig%Leeftijd 19 of jonger 31 54 1520 of 21 jaar 25 53 2222 of 23 jaar 23 56 2124 jaar of ouder 18 54 28Opleiding Hbo 23 53 24Wo 28 56 16Woonsituatie Thuiswonend 30 51 19Uitwonend 21 55 22Totaal 25 54 2154


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. InleidingUit tabel 49 komt naar voren dat een kwart van de studenten nooit geld tekort komt en één op de vijf regelmatig.Uitwonenden komen vaker geld tekort dan thuiswonende studenten, en hbo-studenten komen vaker geld tekort dan wostudenten.Tussen mannen en vrouwen bestaan geen significante verschillen.Van de studenten die (zeer) moeilijk rondkomen, komt 63 procent ook regelmatig geld tekort (tabel 50). Van de studentendie bij DUO lenen, geeft 14 procent aan nooit geld tekort te komen, tegen 35 procent van degenen die niet bij DUO lenen.2. InkomstenTabel 50:Mate van geld tekort, naar financieel gedrag3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingNooit%Soms%Regelmatig%Rondkomen (Zeer) moeilijk 2 35 63Eerder moeilijk dan makkelijk 6 64 30Eerder makkelijk dan moeilijk 24 71 5(Zeer) makkelijk 63 36 1Lenen bij DUO Niet 35 52 13Wel 14 57 29Lenen bij anderen Niet 27 55 18Wel 6 45 48Sparen Niet 18 52 29Wel 30 55 14Totaal 25 54 2155


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingAan degenen die soms of regelmatig geld te kort komen is, gevraagd wat zij in dat geval doen (tabel 51). Veel studentengaan in die gevallen verstandig met hun geld om: ze halen geld van hun spaarre kening, gaan meer werken of doen niks(want: op = op). Toch geeft ook één op de vier aan wel eens geld aan de ouders te vragen in dergelijke situatie en een kwartstaat dan rood.Tabel 51:Mogelijkheden bij geld tekort (meerdere antwoorden mogelijk)Totaal%Ik gebruik geld van mijn spaarrekening 53Ik vraag geld aan mijn ouders 37Ik ga meer werken 34Ik doe niets, want op = op 34Ik ga rood staan op de bank 24Ik vraag geld aan vrienden (of broers/zussen) 9Anders 7Ik koop met mijn creditcard 6Ik koop op afbetaling 2Ik vraag geld aan de studie- en/of studentenvereniging 1Aan alle studenten is de stelling voorgelegd: ‘als ik geld tekort kom, ga ik geld besparen’. Hier was 32 procent van derespondenten het volledig mee eens en 54 procent het meer eens dan oneens.5.2 Inzicht en overzichtEén van de competenties voor goed omgaan met geld is dat iemand overzicht heeft over zijn financiële situatie, zodat hijinzicht heeft in de mogelijkheden om inkomsten en uitgaven met elkaar in balans te houden. Om dit te kunnen realiserenmoet je over diverse vaardigheden beschikken. Eén van deze vaardigheden is het op orde brengen van de papierenadministratie, het bijhouden van de inkomsten en uitgaven en het controleren van de bankafschriften.Bijna alle studenten (93 procent) bekijkt zijn bankrekening minimaal één keer per twee weken; slechts één procent doet dit(bijna) nooit. Er blijken geen verschillen tussen verschillende achtergrondkenm erken van studenten te bestaan (tabel 52).56


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. UitgavenTabel 52:Mate waarin studenten op hun bankrekening kijkenTotaal%Iedere dag 20Minimaal 1 keer per week 541x in de 2 weken 19Ongeveer 1x per maand 6Minder dan 1x per maand 1(Bijna) nooit 1Ik heb geen eigen bankrekening


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbestedingde geldzaken op: 23 procent bewaart alle belangrijke papieren op één grote berg, 7 procent gooit alles weg en 6 procentlaat de ouders de administratie voor hen bijhouden.Tabel 54:Manieren waarop de administratie wordt bijgehouden, naar achtergrondkenmerkenIk bewaar alles opeen grote berg%Heb ik niet, ik gooialles weg%Ik stop allesgeordend weg%Mijn oudershouden mijnadministratie bij%Geslacht Man 27 8 59 6Vrouw 20 5 70 6Leeftijd t/m 19 jaar 21 6 62 1120 – 21 jaar 23 8 64 622 – 23 jaar 26 5 65 424 jaar en ouder 25 6 68 1Opleiding Hbo 22 7 64 7Wo 25 6 65 4Woonsituatie Thuiswonend 19 6 66 9Uitwonend 26 7 63 4Totaal 23 7 64 6Vrouwen hebben vaker hun administratie op orde dan mannen (70 tegen 59 procent). Mannen bewaren vaker alles op eengrote berg of gooien alles weg. Het percentage studenten dat alles weggooit is 7 procent. Bij bijna één op de tienthuiswonende studenten wordt de administratie nog door de ouders bijgehouden . Hoe ouder men wordt, hoe minder vaakouders de administratie bijhouden.Aan de studenten zijn nog een aantal stellingen voorgelegd over de financiële administratie die zij voeren. Negen op de tienstudenten betalen hun rekeningen op tijd. Uit tabel 55 blijkt dat de meeste studenten niet exact bijhouden hoeveel ze58


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbestedinguitgeven, maar dit ‘globaal’ doen. Het merendeel (70 procent) geeft echter wel aan overzicht te hebben hoeveel en waaraanze geld besteden. Ook controleert driekwart altijd of rekeningen en afschrijvingen kloppen.Tabel 55:Stellingen over overzicht en inzicht in geldzakenHelemaalmee oneens%Meer oneensdan eens%Meer eensdan oneens%Helemaalmee eens%Ik ben netjes in het betalen van rekeningen 2 7 35 57Ik betaal mijn rekening altijd op tijd 2 8 28 62Ik controleer altijd of mijn rekening en6 18 35 41afschrijvingen kloppenIk heb overzicht over hoeveel en waaraan ik mijn7 23 43 27geld uitgeefAls de financiële administratie niet op orde is, geeft6 16 40 38mij dat een onrustig gevoelDoor digitale rekeningen is het moeilijk om overzichtte houden39 33 18 10Vrouwen houden de financiële administratie beter bij dan mannen: ze betalen rekeningen vaker op tijd en controleren vakerde rekeningen en afschrijvingen. Vrouwen hebben ook vaker dan mannen een onrustig gevoel als de financiële administratieniet op orde is. Ze vinden het lastiger om overzicht te houden door digitale rekeningen dan mannen. Tussen deverschillende leeftijdscategorieën bestaan nauwelijks verschillen. Dit geldt oo k voor de woonsituatie en hetopleidingsniveau.59


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven5.3 Verantwoord geld bestedenEen andere belangrijke competentie voor goed omgaan met geld is dat je in staat bent verantwoord je geld te besteden,zodat er geen tekorten ontstaan. Het is belangrijk om bewuste keuzes te maken: prijzen en voorwaarden van productenvergelijken en je niet door alles laten verleiden.Het merendeel van de studenten geeft zijn geld bewust uit. Zo blijkt uit tabel 56 dat 89 procent van de studenten op de prijsletten voordat ze iets kopen, en kijkt 94 procent van de studenten of zij het kunnen betalen voordat ze iets groots/duurskopen. Een kwart van de studenten koopt vaak spullen die ze eigenlijk niet nodig hebben. Van de studenten geeft 78procent aan dat studenten hard werken en het daarom ook verdienen om leuke dingen te kunnen doen.4. Sparen en schuldenTabel 56:Stellingen over bewust uitgeven5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingHelemaalmeeoneens%Meeroneensdan eens%Meer eensdanoneens%Helemaalmee eens%Ik let altijd op de prijs als ik iets koop 3 8 39 50Als ik iets groots/duurs wil kopen, bekijk ik eerst of ik dat kanbetalen1 5 21 73Voordat ik een verzekering of abonnement afsluit, vergelijk ik2 7 25 66verschillende aanbieders met elkaarIk houd mij bewust bezig met waar ik mijn geld aan uitgeef 2 17 49 32Ik koop vaak spullen die ik eigenlijk niet nodig heb24 51 19 6(impulsaankopen)Als ik geld heb, geef ik het direct uit 37 46 14 3Als ik wat geld krijg, denk ik meteen aan wat ik daarvan kan26 42 25 7kopenIk vind het leuk om veel spullen te kopen 11 34 41 14Studenten werken hard, dan verdien je het ook om leuke dingente kunnen doen (bijvoorbeeld vakantie, uitgaan, iets leukskopen)3 18 46 3260


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingEr zijn geen verschillen naar leeftijd en de woonsituatie. Wel zijn er verschillen naar opleidingsnive au en tussen mannen envrouwen. Studenten van de universiteit besteden hun geld bewuster dan hbo-studenten: ze letten meer op prijzen en of zewel of niet in staat zijn iets te kunnen kopen. Hbo’ers zijn impulsiever: ze geven vaker aan spullen te kopen die ze eigenlijkniet nodig hebben (28 procent tegen 21 procent van de wo’ers) en geven vaker geld dat ze hebben direct uit (20 procenttegen 13 procent van de wo’ers).De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn wat dubbel. Enerzijds letten vrouwelijke s tudenten iets meer op de prijs alsze iets kopen dan mannen (92 procent tegen 86 procent) en letten ze vaker op of ze iets wel kunnen betalen (96 procenttegen 92 procent van de mannen. Anderzijds doen vrouwen wel vaker impulsaankopen dan mannen (29 procen t tegen 22procent).5.4 Omgaan met geldDe meeste studenten vinden van zichzelf dat ze goed met geld omgaan: 42 procent geeft zichzelf een acht of hoger alsrapportcijfer voor de manier waarop zij met geld omgaan (tabel 57). Iets meer dan één op de tien (13 procent) geeft zichzelfeen onvoldoende (een vijf of lager). Studenten op het hbo geven zichzelf een lager cijfer dan studenten op de universiteit:16 procent van de hbo’ers geeft zichzelf een onvoldoende tegen 9 procent van de wo’ers. Terwijl van de wo’e rs 45 procentzichzelf een acht of hoger geeft, tegen 39 procent van de hbo’ers. Jongens vinden dat ze slechter omgaan met geld danmeisjes. Van de jongens geeft 16 procent zichzelf een onvoldoende tegen 10 procent van de meisjes. Van de meisjes geeft44 procent zichzelf een acht of hoger; dit doet 39 procent van de jongens.Tabel 57:Zelfrapportage (rapportcijfer van 1 t/m 10) over omgaan met geld, naar manier waarop student met geld omgaatOnder de 6%6 of 7%8 of hoger%Geld tekort Nooit 1 30 69Soms 11 52 37Regelmatig 32 45 22Rondkomen (Zeer) moeilijk 28 40 32Eerder moeilijk dan makkelijk 18 57 25Eerder makkelijk dan moeilijk 8 51 41(Zeer) makkelijk 4 28 6861


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding(vervolg tabel 57) Onder de 6%6 of 7%8 of hoger%Administratie Ik bewaar alles op een grote berg 19 51 30Heb ik niet, ik gooi alles weg 37 41 23Alles stop ik geordend weg 9 44 48Mijn ouders houden mijn administratie bij 14 47 39Sparen Niet 21 49 31Wel 7 42 51Lenen bij anderen Niet 12 45 44Wel 25 49 26Totaal 13 45 42Het rapportcijfer dat studenten zichzelf toekennen is overeenkomstig met het financiële gedrag. Van de studenten die allesweggooien en verder geen administratie bijhouden, geeft 37 procent zichzelf een onvoldoende als het gaat over hoe ze zelfvinden dat ze met geld omgaan, tegen 9 procent van degenen die alles geordend opbergen. Zelfinzicht is dus wel aanwezigbij de studenten.Er bestaat een discrepantie tussen het rapportcijfer dat studenten zichzelf geven en het cijfer dat ze studiegenoten gevenals het gaat om omgaan met geld. Het rapportcijfer aan medestudenten ligt lager. Van de respondenten geeft slechts 9procent studiegenoten een 8 of hoger; 22 procent geeft studiegenoten een onvoldoende. Het merendeel van d e studenten(69 procent) beoordeelt het geldgedrag van studiegenoten met een 6 of 7.62


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding5.5 Money MindsetsStichting Weet Wat Je Besteedt (WWJB) heeft op basis van een onderzoek onder ruim 1.100 jongeren tussen 12 en 25 jaargeldtypen vastgesteld. De jongeren kregen allerlei stellingen voorgelegd over geld. Op basis van de antwoorden op destellingen konden zes onderscheidende kenmerken worden geformuleerd: impulsiviteit, statusgerichtheid, behoefte aancontrole, onafhankelijkheid, leenaversie en leenbereidheid. Op basis van de scores op deze zes kenmerken zijn vierverschillende geldtypes te onderscheiden. De jongeren binnen één type denken op vergelijkbare manier over geldzaken enhebben dezelfde houding ten aanzien van geld (Money Mindsets, WWJB 2010).Tabel 58:Geldtypen, naar achtergrondkenmerkenTrendsetter%Regelaar%Levensgenieter%Toekomstplanner%Geslacht Man 37 20 21 22Vrouw 20 28 29 24Woonsituatie Thuiswonend 31 24 20 25Uitwonend 26 24 28 21Opleiding Hbo 31 23 24 23Wo 24 26 27 23Totaal 28 24 25 23In dit onderzoek onder studenten zijn dezelfde stellingen meegenomen als in het onderzoek van Weet Wat je Besteedt,zodat gekeken kan worden in welke verhouding de geldtypen onder studenten voorkomen. Uit het onderzoek va n WWJBbleek dat van alle jongeren tussen de 12 en 25 jaar, 30 procent trendsetter is, 29 procent regelaar, 25 procentlevensgenieter en 16 procent toekomstplanner. In tabel 58 is te zien dat onder studenten elk geldtype ongeveer even vaakvoorkomt: elk geldtype wordt vertegenwoordigd door een kwart van de studenten. Daarmee komen toekomstplanners vakervoor onder studenten dan onder alle jongeren van 12 tot 25 jaar en trendsetters en regelaars iets minder vaak.63


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingNaar leeftijd van de studenten zijn er geen verschillen in geldtypen. Tussen mannen en vrouwen zijn wel grote verschillenzichtbaar. Tabel 58 laat zien dat mannelijke studenten vaker trendsetter zijn dan vrouwelijke studenten. De vrouwen zijnweer vaker regelaar en levensgenieter. Op het hbo komen iets meer trendsetters voor dan op de universiteit (31 tegen 24procent). Wo-studenten zijn iets vaker levensgenieter dan hbo-studenten (27 tegen 24 procent).Er is een duidelijk verschil tussen de geldtypen en de manier waarop ze met hun geld omgaan, z ie tabel 59. Trendsetters enlevensgenieters komen minder gemakkelijk rond, lenen vaker (zowel bij DUO als van anderen), sparen minder vaak en hunadministratie is minder geordend dan bij regelaars en toekomstplanners. Uit het rapportcijfer dat ze zichzelf geven blijkt ookdat trendsetters en levensgenieters van zichzelf vinden dat ze minder goed met geld om kunnen gaan.Tabel 59:Geldtypen, naar manier waarop student met geld omgaatTrendsetter%Regelaar%Levensgenieter%Toekomstplanner%Totaal%Lenen bij DUO Niet 47 61 41 59 52Wel 53 39 59 41 48Lenen vananderenNiet 88 92 84 92 89Wel 12 8 16 8 11Sparen Niet 53 38 52 34 45Wel 47 63 48 66 55Rapportcijfer Lager dan 6 22 5 21 3 136 of 7 48 41 53 38 458 of hoger 30 55 26 59 42Rondkomen (Zeer) moeilijk 19 13 21 11 16Eerder moeilijk35 24 38 24 31dan makkelijkEerder makkelijk28 28 26 29 28dan moeilijk(Zeer) makkelijk 18 34 15 36 2564


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven(vervolg tabel 59)AdministratieIk bewaar alles opeen grote bergHeb ik niet, ikgooi alles wegIk stop allesgeordend wegMijn oudershouden mijnadministratie bijTrendsetter%Regelaar%Levensgenieter%Toekomstplanner%Totaal%31 18 27 16 239 5 7 4 652 72 62 74 648 5 4 6 64. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding5.6 Financiële opvoeding en toekomstvisieHet <strong>Nibud</strong> heeft recent aangetoond dat mensen die van hun ouders geleerd hebben goed met geld om te gaan, een kleinerekans op financiële problemen hebben (Kans op financiële problemen, <strong>2012</strong>). Uit tabel 60 blijkt dat ruim drie kwart van destudenten vindt dat hij goed is opgevoed als het om geld gaat. Opvallend is dat dit percentage bij studenten van 24 jaar enouder een stuk lager ligt, namelijk op 66 procent.Tabel 60:Wel/niet goed opgevoed thuis als het om geld gaatTotaal%Ja 77Gaat wel 19Nee 4Weet ik niet


Tabel 61:Financiële opvoeding, naar de manier waarop de student met geld omgaatInhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingJa%Gaat wel%Nee%Totaal%Lenen bij DUO Niet 56 41 24 52Wel 44 59 76 48Lenen vananderenNiet 90 84 85 89Wel 10 16 15 11Sparen Niet 42 54 57 44Wel 58 46 43 55Rondkomen (Zeer) moeilijk 14 22 36 16Eerder moeilijk dan28 37 40 31makkelijkEerder makkelijk dan29 27 12 28moeilijk(Zeer) makkelijk 29 14 12 25Administratie Ik bewaar alles op een21 30 34 24grote bergHeb ik niet, ik gooi alles5 10 14 7wegIk stop alles geordend67 55 47 64wegMijn ouders houden mijnadministratie bij6 5 5 6Rapportcijfer Lager dan 6 8 27 42 136 of 7 43 55 37 458 of hoger 49 17 21 4266


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. InkomstenUit het onderzoek Jongeren en hun financiële verwachtingen (<strong>Nibud</strong>, <strong>2012</strong>) blijkt dat jongeren in het algemeen positiefgestemd zijn over het bedrag wat zij verwachten te gaan verdienen als zij 35 jaar zijn. Van deze jongeren verwachtte 36procent zelfs meer dan 3000 euro netto in de maand te verdienen. Om te kijken of de inscha tting van het inkomen voor netafgestudeerden realistisch is, is deze vraag ook aan studenten in het hoger onderwijs voorgelegd.↑%3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding→ Geschat netto maandinkomenFiguur 2:Percentage studenten dat netto maandinkomen schat dat zij zullen verdienen als starterRuim een kwart van de studenten geeft aan geen idee te hebben hoeveel zij na hun studie gaan verdienen. Dezerespondenten hebben dan ook geen schatting gemaakt. Op basis van de cijfers van het Research Centre for Education andthe Labour Market valt te verwachten dat een afgestudeerde hbo’er ongeveer 1.450 euro per maand netto zal gaanverdienen en een wo’er ongeveer 1.750 euro netto. Figuur 2 en tabel 62 laten zien dat studenten hun startsalarisoverschatten. Jongere studenten hebben een positiever beeld bij de hoogte van hun netto startsalaris dan ouderestudenten.67


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingTabel 62:Geschat netto startsalaris, naar achtergrondkenmerkenGemiddeld bedrag€Geslacht Man 2322Vrouw 1997Leeftijd t/m 19 jaar 231220 – 21 jaar 224222 – 23 jaar 204424 jaar of ouder 2069Opleidingsniveau Hbo 2063Wo 2325Totaal 216468


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding6 Tijdsbesteding6.1 ActiviteitenAan de respondenten is gevraagd of ze tijd besteden aan bepaalde activiteiten (tabel 63). Deze activiteiten zijn gericht opde tijd die wordt besteed aan de studie (studeren, volgen colleges) en/of gericht zijn op vrijetijdsbesteding.Tabel 63:Percentage studenten dat tijd besteed aan een activiteitTotaal%Studeren / werken aan opdrachten / leren 93Volgen van (werk)colleges / lessen op school 84Sporten / hobby's 78Werken / bijbaan 69Uitgaan 54Stage lopen 24Studenten- en/of studievereniging 24Aan de studenten die hebben aangegeven tijd te besteden aan een activiteit is daarnaast gevraagd hoeveel u ur zij hieraanbesteden (tabel 64). Uit de resultaten blijkt dat tussen mannen en vrouwen weinig verschillen bes taan. Mannen bestedenper week één uur meer aan uitgaan en twee uur meer aan sporten en hobby’s dan vrouwen. Gemiddeld besteden ze eenuur minder aan studeren. Met de leeftijd neemt het aantal uur dat studenten besteden aan colleges af, maar het aantal uurdat zij zelf studeren of werken aan opdrachten en dat zij naast hun studie werken (bijbaan) en stage lopen neemt juist toe.Uitwonende studenten volgen gemiddeld per week iets minder college, maar studeren iets meer en besteden meer uur aanstage dan studenten die thuis wonen. Dit geldt ook voor het aantal uur dat zij besteden aan een studenten- ofstudievereniging.69


Tabel 64: Aantal uren dat studenten besteden aan activiteiten (exclusief 0)InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingVolgenvancollegesStuderen Werken /bijbaanStage Uitgaan Sporten /Hobby’sStudenten /studieverenigingGeslacht Man 16 15 12 26 8 9 10Vrouw 15 16 12 23 7 7 8Leeftijd t/m 19 jaar 18 14 10 15 7 8 720-21 jaar 15 15 11 24 7 8 1122-23 jaar 13 17 12 27 7 8 1024 jaar enouder13 18 15 28 7 8 8Woonsituatie Thuis 17 15 12 22 7 8 5Uit 14 16 12 26 7 8 10Opleiding Hbo 16 14 12 23 7 8 8Wo 14 17 11 28 7 8 10Totaal 15 16 12 24 7 8 970


InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. Tijdsbesteding6.2 BestuurservaringAan de respondenten is gevraagd of zij tijdens hun studie bestuurservaring hebben opgedaan bij een studie - ofstudentenvereniging (tabel 65). Een kwart van de studenten geeft aan bestuurservaring te hebben opgedaan, van deoverige studenten zegt 17 procent dat zij dit nog wel willen doen.Tabel 65:Bestuurservaring opgedaan tijdens studieTotaal%Nee 60Nog niet, maar dat wil ik nog wel doen 17Ja 23Tabel 66 toont aan dat studenten die bestuurservaring hebben opgedaan, vaker bij DUO lenen en minder vaak sparen, danstudenten zonder bestuurservaring.Tabel 66:Bestuurservaring, naar lenen bij DUO en sparenWel bestuurservaring%Geen bestuurservaring%Totaal%Lenen bij DUO Niet 36 57 52Wel 64 43 48Sparen Niet 50 42 45Wel 50 58 556.3 BuitenlandervaringTot slot is gevraagd of studenten studie-ervaring hebben opgedaan in het buitenland. Een derde geeft aan dit nog niet tehebben gedaan, maar dit wel van plan te zijn (tabel 67). Meer dan de helft geeft aan geen ervaring te hebben opgedaan enhier ook geen plannen voor te hebben.71


Tabel 67:Ervaring opgedaan in het buitenland tijdens studie (meerdere antwoorden mogelijk)InhoudsopgaveSamenvatting, conclusies enaanbevelingen1. Inleiding2. Inkomsten3. Uitgaven4. Sparen en schulden5. Omgaan met geld6. TijdsbestedingTotaal%Nee 52Nog niet, maar ik wil nog wel naar het buitenland voor mijn studie 33Ja, ik heb in het buitenland vakken gevolgd 8Ja, ik heb in het buitenland stage gelopen 8Ja, ik heb mijn scriptie in het buitenland geschreven 2Tabel 68 laat zien dat studenten die in het buitenland studie-ervaring hebben opgedaan, vaker bij DUO lenen en mindervaak sparen, dan studenten zonder buitenlandervaring.Tabel 68:Buitenlandervaring, naar lenen bij DUO en sparenWel buitenlandervaring%(Nog) geenbuitenlandervaring%Totaal%Lenen bij DUO Niet 39 54 52Wel 61 46 48Sparen Niet 49 44 45Wel 51 56 5572

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!