11.07.2015 Views

VAN / - '3 ZEGGEN - Fenac

VAN / - '3 ZEGGEN - Fenac

VAN / - '3 ZEGGEN - Fenac

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>VAN</strong>/ -<strong>'3</strong><strong>ZEGGEN</strong>tijdschrift van de vereniging terbevorderingvan het onderwijs aan dovenin nederland en devereniging terbevordering van het onderwijsaan slechthorende enspraakgebrekkigekinderen in nederland


<strong>VAN</strong> HOREN <strong>ZEGGEN</strong>20e jaargang, no. 1 - februari 1979Het tijdschrift verschijnt elke drie maandenAbonnementsprijs f 24,- per jaar. Losse nummers: f6,--Indien U vóór 1 december van de lopende jaargangRedaktie: uw abonnement niet hebt opgezegd, wordt hetEindredaktie: abonnement automatisch met een jaar verlengd.Dhr. N. Smulders, pr.Br. Marcus-van VeenAdres:Instituut voor DovenTheerestraat 425271 GD Sint-MichielsgestelTel.: 04105-9119.Voor de sektor dovenonderwijs:- Dhr. N. Smulders, pr. Sint-Michielsgestel- Mej. H. H. Boudens, Rotterdam- Mej. G. ter Haar, Voorburg- Dhr. A. v.d. Hey, Groningen- Dhr. F. H. Diepbrink, AmsterdamVoor de sektor: Onderwijs aan slechthorende enspraakgebrekkige kinderen:- Br. Marcus-van Veen, Eindhoven- Dhr. J. Berman, Groningen- Dhr. J. Bruyne, Leiden- Mevr. A. Freriks, AmsterdamAdministratie:Mw. G. H. Tiemens, Gen. Spoorlaan 537,2285 TB Rijswijk.tel.: 070-941646. Giro: 221410 t.n.v. Adm. VanHoren Zeggen.Dagelijks bestuur Vereniging ter Bevordering van hetOnderwijs aan Doven.K. Koenen, voorzitter. Van Lodensteinstraat 42,2722 CJ Zoetermeer.H. J. de Snoo, secretaris, Secretariaat:Ammanplein 2-14, 3031 BA Rotterdam, tel.: 010-132280.B. Storm-Polet, penningmeesteresse.Hardenbroeklaan 5, 6825 AG Arnhem.Giro: 357425.Dagelijks bestuur Vereniging ter Bevordering van hetOnderwijs aan Slechthorende en Spraakgebrekkigekinderen.J. v.d. Hoeven, voorzitter, Schildersgaarde 11,2542 EA 's-Gravenhage, tel 070-673279.J. H. M. Greefhorst, secretaris, Koolemans Beijnenstraat16, 6521 EV Nijmegen, tel 080-233429.J. G. Kloos, penningmeester, Meerkoet 25.1742 KM Schagen, tel. 02240-4896.Giro: 3554500 t.n.v. Penningmeester VeBOSS teSchagerbrug.Ledenadministratie: G. J. M. Muschter, Jan Tooropstraat11,1062 BK Amsterdam, Tel: 020-179696.Inhoud:blz. 1 Ten GeleideTraining van het lichaamsschemablz. 2 Symposium 'Vroegtijdige opsporing vanspraaktaalgestoorde kinderen'blz. 3 De ontwikkeling van lichamelijke vaardighedenbij ernstig gehoorgestoorde kinderenblz. 6 International symposium on speech and developmentof the personality of the deaf(Tervoort)blz. 10 Boekbesprekingblz. 10 International symposium on speech and developmentof the personality of the deaf(Berkhout)blz. 12 Enige notities n.a.v. de huidige discussies over'Total Communication'blz. 20 Symposium 'Horen - slecht horen - doof zijn'


Ten GeleideLectorisalutem!Met dit nummer gaat ons tijdschrift de 20-ste jaargangin. Bladerend in de reeds verschenen jaargangen vanhet tijdschrift komt men tot de gedachte: "Er is in deloop van de jaren toch heel wat bij elkaar geschrevenover het dove, het slechthorende en - in mindere mate -het spraakgestoorde kind én het 'werken' met dezekinderen.De jongere generatie zou bij een meer gespecialiseerdestudie, heel wat kunnen 'putten' uit de vele vakgerichteen praktische artikelen. Moge dit - in het belangvan de kinderen op onze scholen en instituten - geen'vrome' wens blijven."Schreven wij hierboven 'in mindere mate' ten aanzienvan de spraakgestoorde kinderen; wij hopen dat daarin de komende jaren verandering in gaat komen.De redaktie prijst zich gelukkig, dat Mevr. A. Freriks -werkzaam aan de Alexander Roozendaalschool te Amsterdam- zich bereid verklaard heeft, om toe te tredentot de redaktie.Het Instituut voor Doven te Sint-Michielsgestel zal inde komende vijfjaren de eindredaktie van het tijdschriftop zich nemen. De Heer N. Smulders, pr. heeft zichdaartoe al bereid verklaard. Hij zoekt nog een medewerker(ster).Hartelijk dank voor die bereidwilligheid en eenzuchtje' van verlichting. In de loop van dit jaar zal dehuidige eindredaktie zich dan ook terugtrekken.Uit de redaktie van het tijdschrift treden nu al terug:De Heer G.J. Geilleit en de Heer L Huynen.Aan beide heren een woord van dank voor hun groteinbreng gedurende de afgelopen vijf jaren.Mocht iemand zich geroepen voelen om lid van de redaktievan 'Van Horen Zeggen' te worden, dan houdende overige redaktie-leden zich warm aanbevolen.De beide besturen van de eerder genoemde verenigingenhebben aan de redaktie de wens te kennen gegeven,om van het tweede nummer van 'Van Horen Zeggen'een kongresnummer te maken.De redaktie is daar gaarne toe bereid. De kopie voor ditkongresnummer moet dan uiterlijk vóór 10 april 1979bij de eindredakteur zijn.Het komt nog herhaaldelijk voor, dat adreswijzigingenof klachten over het niet ontvangen van het tijdschriftbij de eindredaktie terecht komen.Mogen wij U allen er nog eens op wijzen, dat het tijdschrifteen eigen administratie heeft. Wendt U in voorkomendegevallen tot Mevrouw Tiemens en erwordt voor gezorgd.Ten slotte: Overwin uw schroom en publiceer eensover uw kostbare ervaringen met gehoor- en/of spraakgestoordekinderen in 'Van Horen Zeggen'. Uw kollega'sen uiteindelijk de kinderen zullen U daar dankbaarvoor zijn.Moge 'Van Horen Zeggen' in de komende jaren danook steeds meer een tijdschrift van ons allen worden.de redaktie.Training van het lichaams-SchemaBeweging is een voorwaarde ter strukturering van hetlichaamsschema. Wanneer dat schema op een of anderewijze vaag en onduidelijk is gebleven, wat bij gehandicaptekinderen vaak het geval is, dan is een doelbewustetraining nodig. Bewegingstraining leert de kinderenzichzelf en de wereld te benoemen en te her-kennen.Daartoe zijn door Br. Speth en Zr. V. d. Hoven velevoorbeelden van praktische oefeningen aangegeven.Voor een nadere uitwerking van deze oefeningen willenwij met nadruk wijzen op nummer 2 van de literatuurlijst,vermeld aan het eind van dit artikel.De volgende aspekten zijn in de workshop aan de ordegesteld:1. het ontdekken van het eigen lichaam.Dit is een rijpingsproces, dat niettemin om veel herhalingvraagt. Door middel van aanwijzen, voelen en benoemenworden gezicht en lichaam verkend en lichaamsstandenbehandeld. Hierbij kunnen ook tekeningenen foto's worden ingeschakeld. Van belang is:- Men moet altijd sprekend met de kinderen omgaan(o.a. goede lipbeeldtraining!)- Men moet de kinderen leren, soepel en zacht aan tewijzen (wijsvinger) en te voelen, (de juiste energiedosering)- Belangrijk is de spelsfeer, waarin de oefeningen verlopen.- Altijd meteen positief waarderen, (direkt reageren)- Het is goed om verschillende keren per week enkeleminuten te oefenen.2. het oefenen van strukturen in de motoriek.7. oefeningen voor de oog-hand-coördinatie.- Starten met groter materiaal zoals blokken, laterwerken met lego, lucifers, constructiespeelgoed etc.- Letten op de pincetgreep (duim en wijsvinger).- Noteer de tijd waarin de opdracht klaar komt.2. het spijkerbord. (zie ook nummer 1 van de literatuurlijst)- met kralen: figuren, cijfers, letters laten leggen.- met een draad.- met kralen en cijfer-instruktie.De spijkerbordoefeningen kunnen ook worden gemaaktm.b.v. een voorbeeldenboek (een zelf te maken map).Laat de kinderen zoveel mogelijk met beide handenwerken.3. oefeningen met twee handen.Hierdoor zal eerder een uitkristallisering plaatsvindenvan de links-rechts-dominantie.Ook hier: altijd de beide handen oefenen. Dit is vangroot belang bij alle werkzaamheden.3. gespecialiseerde motoriek voor het spreken.In volgorde:1


1. het brabbelen, het begin van alles. Het blijft erg belangrijk.2. mondgymnastiek,vooroefeningen voor bijvoorbeeld de medeklinkers.3. ontspanningsoefeningen,waarbij de kinderen, staand of op een zachte ondergrondliggend, worden 'losgemaakt'. Ontspannen zijn iseen eerste voorwaarde om de nodige concentratie opte kunnen brengen.4. ademoefeningen,waarbij met name de flankademhaling geoefend wordt.Ook training van ademverdeling en -beheersing.5. accentoefeningen,waardoor de verstaanbaarheid van het spreken enormwordt verhoogd. Voorwaarden zijn een goede ontspanningen een juiste ademhaling. Er wordt vooral aandachtbesteed aan het temporeel accent: woorden enzinnen worden in accentgroepen verdeeld; dat wat deklemtoon heeft, wordt langer gemaakt en gaat in toonomhoog.Een hulpmiddel kan het zgn. accentfluitje zijn.4. oefeningen voor geheugentraining.Hier gaat het vooral om training van het seriegeheugen.Mogelijkheden daartoe zijn:- kringspelletjes (wat komt eerst, wat daarna)- opdrachten in de gymles.- dramatisering, bijv. 'kappertje spelen'.- een circuit tekenen: de weg naar de winkel, of: tafeldekken.Ook bij het spreken is er vaak moeite met het plannen.Een hulpmiddel daarbij is het klusteren: ritmisch en inaccentgroepen spreken. Hierdoor kunnen de kinderenenorm vooruit komen.Bij geheugentests gaan de kinderen soms uit zichzelfklusteren, als auditief hulpmiddel bij het onthouden.n.b. Het verdient aanbeveling om van de oefeningenvan lichaamsmotoriek, spreken en geheugentraining(punt 1 tot en met 4) schema's te maken die voor elkkind individueel worden bijgewerkt als een onderdeelwordt beheerst. Op die manier wordt geoefend wat hetkind nog niet kan en nodig heeft, waardoor nodelozeherhaling voorkomen kan worden.Deze schema's bieden ook concreet houvast bij leerling-besprekingen.25. nonverbale aspekten bij de toenadering van dekinderen.- lichaamsgeur en -hygiëne, een frisse adem etc.- stemgebruik: een prettige stem- ooggedrag: de kinderen moeten altijd oogkontaktmet de leerkracht houden.- gezichtsmimiek: verbazing, standje geven, etc.- een goed verzorgde baard en/of snor: lipbeeld!- lichaamstaal van de leerkracht: open armen, hoofdknikjeetc.- nonverbale vormen van bekrachtiging:,meteen knikken,duim omhoog etc.- verzorgde kleding.- een juiste afstand innemen t.o.v. de kinderen.- de ruimte waarin de kinderen werken, moet voldoendegroot zijn, met voldoende licht en een prettigetemperatuur en frisheid, en gezellig ingericht.6. Als laatste werd de 'kommunikator' geïntroduceerd:een draagbaar typemachientje, waarop kleine mededelingenop papier kunnen worden gezet. Dit nieuwe apparaatis bestemd voor kinderen, die op de verbale wijzeniet of nauwelijks in staat zijn te kommuniceren.Br. Drs. L. Speth.Zr. Drs. M. v.d. Hoven.literatuurlijst1. Plangedrag. Lochem 1977.2. Motorische oefeningen voor gezonde en gehandicapte kinderen.Lochem 1976. (2e druk)3. Motorik ist mehr als Bewegung. Marhold, Berlin-Charlottenburg,1976 (2e druk)4. Over de problematiek van de doofheid Lochem 19735. Spreken met het lichaam. Lochem 1975Alle werken zijn van Br. Drs. Leo Speth en Zr. Drs. Mariëlla van denHovenen zijn verkrijgbaar bij: Uitgeversmaatschappij 'De Tijdstroom', Julianaweg,Postbus 14, LOCHEM.Symposium:'Vroegtijdige opsporing vanspraaktaalgestoorde kinderen'Op zaterdag 10 maart 1 979 wordt er in de aula van hethoofdgebouw van de Vrije Universiteit te Amsterdameen symposium gehouden over de vroegtijdige opsporingvan kinderen met spraaktaalstoornissen.Dit symposium wordt georganiseerd onder auspiciënvan het Nederlands Instituut van Psychologen; deVereniging voor Logopedie en Foniatrie; de NederlandseVereniging voor Foniatrie; de Kruisorganisaties; deFederatie van Ouders van Slechthorende en Spraakgestoordekinderen; de Vereniging ter Bevordering vanhet Onderwijs aan Slechthorende en SpraakgebrekkigeKinderen.Naast een plenair gedeelte vinden er simultaan lezingenplaats in drie kategoriën:a) Voorwaarden voor de ontwikkeling van spraak entaal.b) Vroegtijdige opsporing en hoe. dit te organiseren.c) Remediërende aanpak binnen de schoolsituatie.Er zal een verslag van dit symposium worden uitgegeven,zodat een verdere discussie over dit onderwerpbinnen alle belangengroeperingen mogelijk is.Namens de voorbereidingskommissie:Mw. I. van Dijk - Alexander Roozendaalschool -Amsterdam.Drs. B. Doets - N.I.P., werkgroep auditief gehandicapten.S.C. Buijs - Federatie Ouders Slechthorende enSpraakgestoorde kinderen (F.O.S.S.).M.


De ontwikkeling van lichamelijkevaardigheden bijernstig gehoorgestoordekinderenInleidingIn de literatuur over het gehoorgestoorde kind wordt debewegings- (ofwel 'motorische') ontwikkeling zeldensystematisch behandeld. Een uitzondering hieropvormt het werk van H. Myklebust, die in zijn bekendeboek The Psychology of Deafness' (1960, 1964) eenapart hoofdstuk wijdt aan de relatie tussen gehoorstoornissenen het motorisch funktioneren van hetkind. Ook geeft de schrijver in dit hoofdstuk enkeleadviezen met betrekking tot de lichamelijke vormingvan gehoorgestoorden.Het onderzoek, waarop Myklebust zich baseert, is echtervan oudere datum en heeft betrekking op Amerikaansekinderen. Ook werkte de auteur met onderzoeksmethoden,die momenteel niet meer als volwaardigworden erkend.Het belang van de motorische ontwikkelingMen kan zich afvragen, of de studie van de motoriek bijgehoorgestoorde kinderen een bijdrage kan leveren totde vorming en opvoeding van deze groep. Moet het accentniet gelegd worden op de taal- en denkontwikkeling?Alhoewel wij het belang van laatstgenoemde aspektenvolledig erkennen, willen wij toch de volgende puntenin overweging geven:1) De intelligentie van het zeer jonge kind (0-2 jaar) uitzich voornamelijk in eenvoudige, praktische (psychomotorisch)aktiviteiten.2) Het denken van de kleuter is overwegend een 'handelings'-denken,d.w.z. de voorstellingen van het kind2 Ün gebaseerd op de ervaringen, die het bij het praktischhandelen heeft verworven.3) Reeds in een zeer vroeg stadium worden van hetkind bepaalde motorische vaardigheden geëist. Wedenken hier aan het hanteren van lepel, vork en mes,aan handelingen die vereist zijn voor de persoonlijkehygiëne (zoals toilet-gewoonten, zich wassen, kammen),aan aktiviteiten die van belang zijn voor de zelfhandhavingof autonomie, zoals het gaan, het lopen,het beklimmen van een trap, etc.4) In de kleuterperiode is er reeds sprake van het aanlerenvan technieken die een specifiek beroep doen opde handvaardigheid, zoals plakken, knippen, kleuren,tekenen en bouwen. In onze kuituur worden deze prestatiesvan het kind hoog aangeslagen en gezien als eenvoorbereiding op het latere schoolbestaan. Succes opdit terrein betekent voor de kleuter beloning, 'prestige',zelfwaardering. Falen leidt tot teleurstelling, status-verlies,inkompetentie-gevoelens.5) Bij de oudere kleuter ontwikkelen zich ook de fundamentelemotorische vaardigheden, zoals vangen,werpen, springen, trappen, hinken, etc., die van grootbelang zijn voor het leggen én onderhouden van hetkontakt met leeftijdsgenoten. Kinderen, die op dit gebiedtekortschieten, lopen de kans sociaal geïsoleerd teraken. Motorisch goed aangepaste kinderen worden inde regel snel door de groep aanvaard.6) Naast motorische vaardigheid zijn echter ook krachten uithoudingsvermogen komponenten. Op een aantalvaardigheidsgebieden spelen ze een grote rol (bijvoorbeeldin een aantal spelhandelingen).Hieruit valt af te leiden, dat de motoriek vooral in deeerste levensfase de ontwikkeling van de intelligentiesteunt en in latere ontwikkelingsperioden van belangis voor de zelfhandhaving en het sociale kontakt.Mogelijke invloeden van ernstige gehoorstoornissenop motorische ontwikkelingBij zeer jonge normaal horende kinderen kan men observeren,dat geluid (bijvoorbeeld de stem van de moeder)zowel een aktiverende als belonende funktieheeft. Ook prikkelt het geluid dat een bepaald voorwerpmaakt (bijvoorbeeld bij het schudden hiervan) in hogemate de nieuwsgierigheid. Het kind zal op deze wijzeworden aangezet tot experimenteren, dus tot praktisch-intelligenthandelen in konkrete situaties. Bij hetontbreken van geluidsprikkels zouden we kunnen veronderstellen,dat de omgeving minder lokkend en uitnodigendis, waardoor de experimenteerdrang aankracht zal inboeten.Motorische vaardigheden kunnen worden geleerd doorimitatie (die eerst onbewust is, maar later ook bewustkan verlopen), door passief leren (de opvoeder houdtbijvoorbeeld de hand van het kind vast en laat het kind'voelen' welke beweging moet worden gemaakt) èndoor mondelinge instruktie. Reeds in het begin van dekleuterperiode kan men het kind mondeling uitleggenhoe het bepaalde eenvoudige handelingen moet verrichten.Enkele jaren later beschikt het kind reeds overeen zodanig aantal begrippen dat men door middelvan de taal diverse verfijningen in het motorisch handelenkan aanbrengen (bijvoorbeeld het kontrolerenvan de druk van het schrijfmateriaal, de regelmaat vanbewegingen, variaties in het ritme, de kracht bij hetgrijpen of vasthouden van een voorwerp). Deze verfijningenzijn middels imitatie of door passief leren in velegevallen uiterst moeilijk aan te brengen. En juist op dezetwee laatste vormen is het jonge gehoorgestoordekind sterk aangewezen. Dit wil ook zeggen, dat vanhet kind èn van de opvoeder bij het motorisch lerenveel inspanning en vindingrijkheid worden gevraagd.Geluid kan ook informatie geven over de w i j z e waaropwij een beweging uitvoeren. Zowel van Uden(1972) als enkele buitenlandse auteurs (Myklebust,1966; Schill, 1970) signaleren de eigenaardige, 'slepende'wijze van lopen, die men bij een aantal dovekinderen kan observeren en die uiterst moeilijk te korrigerenis, omdat de betrokkene het (voor horenden3


irriterende) geluid hiervan niet kan waarnemen. Menmag echter veronderstellen, dat ook voor andere bewegingsvormendeze 'auditieve feedback' van belang is.Dit wordt vooral duidelijk bij verschillende sportieve aktiviteiten:wanneer men niet soepel landt na eensprong, zijn de effekten niet alleen voelbaar, doch ookduidelijk hoorbaar. Wanneer men bij badminton of tennisde shuttle of bal opslaat, hoort men vrijwel onmiddellijkof de slag juist is uitgevoerd (bijvoorbeeld of desnaren in het midden of aan de kant worden geraakt).Uit het bovenstaande kan men konkluderen, dat gehoorstoornissenook bij het verwerven van motorischevaardigheden een handicap vormen en op zijn minstextra inspanning vragen om de ontbrekende geluidsinformatiete kompenseren.Een OnderzoekIn 1977 werden 25 leerlingen (8-10 jaar) van de Guyot-schoolte Groningen door ons onderzocht op de volgendegebieden:I : De algemene lichamelijke vaardigheidII : Het lichamelijk prestatie-vermogenIII : De handvaardigheidDe prestaties van genoemde leerlingen (jongens enmeisjes) vergeleken wij met die van 30 leerlingen vaneen Basis-school (de Multatulischool te Groningen).Daarbij werd zorg gedragen voor een zo groot mogelijkevergelijkbaarheid van beide groepen, niet alleen watbetreft de leeftijd, doch ook op het gebied van het socialeen ekonomische niveau van de gezinnen, waaruitde leerlingen kwamen. Ook werd gelet op de samenstellingvan de groep m.b.t. de aantallen jongens enmeisjes.Ten aanzien van de groep der Guyot-school dient nogte worden vermeld, dat de onderzochte leerlingen alleenernstig gehoorgestoord waren. Kinderen, die hetzijlichamelijk gehandicapt, hetzij geestelijk geretardeerdwaren, werden niet in de proefgroep opgenomen. E-venmin werden kinderen met duidelijke stoornissenvan het zogenaamde 'evenwichts-orgaan' in het onderzoekbetrokken.De proeven, vallende onder kategorie I (lichamelijkevaardigheid) richtten zich op:a) Evenwicht (het gaan over een evenwichtsbalk)b) De (sprong)kracht van de benen, gekombineerdmet evenwicht (hinken en - met hetzelfde been afzettend- springen over schuimplastic hindernissen vanverschillende hoogte; na het neerkomen op hetzelfdebeen verder hinken).c) Sprongkracht van de benen en snelheid van bewegen(zo snel mogelijk heen en weer springen over eenlijn).d) Snelheid en behendigheid (zich door het lokaal bewegenmet behulp van twee kistjes: het kind staat opéén kistje, zet het andere naast zich neer, gaat hieropstaan, neemt het vrijgekomen kistje en zet dit in de gewensterichting, etc.)4De proeven, die wij hier zeer in het kort (en daarmeeonvolledig) beschrijven, werden ontleend aan een bestaandetest, die voor ons land werd(Wiegersma en van der Velde, 1975).genormeerdDe proeven onder II (Lichamelijk prestatie-vermogen,ofwel 'physical fitness') waren geïnspireerd op de testvan Orpet-Frostig (1972). Door gebrek aan tijd en middelenkonden slecht enkele aspekten van dit zo belangrijketerrein worden onderzocht en wel:a) Lenigheid (op de grond zittend, zo ver mogelijkvoorwaarts buigen met de romp, de knieën gestrekthoudend)b) Snelheid en behendigheid (vanuit stand zo snel mogelijktot buiklig komen en vanuit deze positie weer zosnel mogelijk gaan staan)c) Kracht en uithoudingsvermogen van de grote spiergroepenaan de voorzijde van het lichaam (vanuit zit totruglig en weer terug tot zit; knieën 90°, voeten gefixeerdop de grond)De handvaardigheid (kategorie III) werd op de volgendewijze onderzocht:a) Nauwkeurig en snel kunnen werken met een potlood(stippen zetten in kleine cirkels; een 'doolhof' meteen potlood doorlopen)b) Manipuleren (veters rijgen in een gaatjesbord)c) Kleine objekten hanteren (lucifers en kleine kralenzo snel mogelijk in een doosje doen)d) Knippen (nauwkeurig uitknippen van een kleine cirkel)De proeven werden afgeleid van het werk van Schillingen Baedtke (1972), de Lincoln-Oseretzky-test (1954)en de test van Stott (1972).ResultatenKategorie I : Op alle proeven betreffende de algemenelichamelijke vaardigheid skoordede groep gehoorgestoorden lager dande groep normaal horende kinderen(technisch uitgedrukt: de verschillenwaren statistisch signifikant).Kategorie II : Ook bij het onderdeel'lichamelijk prestatie-vermogen'presteerden de gehoorgestoordenin het algemeen minderdan de normaal horende kinderen(met uitzondering van het onderdeel'lenigheid').Kategorie III : Alhoewel op alle handvaardigheidproevende groep gehoorgestoordenlagere prestaties toonde dan hun normaalhorende leeftijdgenoten, warende verschillen minder sprekend dan inde vorige twee kategorieën.Bespreking van de resultatenUit onze gegevens blijkt, dat de motorische ontwikkelingvan deze groep gehoorgestoorden in het algemeenachter ligt bij die van de door ons onderzochte normaalhorende leeftijdgenoten.Daar de leerlingen van de Multatulischool blijkensvoorafgaande studies met onze motorische test (Wiegersmaen van der Velde, 1975) als motorisch normaal


kunnen worden beschouwd, voeren onze resultaten totde konklusie, dat de aansluiting van gehoorgestoordenbij normaal horende kinderen reeds op het vlak van demotoriek kan worden belemmerd. 1 Ten aanzien van desociale (en emotionele) kontakten met anderen staathet dove kind niet alleen het verbale kommunikatie-defekt,doch dikwijls ook het gebrek aan motorische vaardighedenin de weg.AanbevelingenDaar de techniek ons in staat stel, gehoorstoornissenin een vroeg stadium te ontdekken, kunnen kompenserendemaatregelen in principe reeds bij het jonge kindworden genomen.Voor de motorische (zowel als voor de intellektuele enemotionele) ontwikkeling is het in dergelijke gevallenvan het grootste belang, dat het gezin zorg draagt vooreen opvoedingsmilieu, dat de exploratie-drang van hetjonge kind sterk stimuleert. Waar de tijd en energie vande ouders (die immers ook andere verplichtingen hebben)niet toereikend zijn, dient men een beroep te kunnendoen op hulp van (gespecialiseerde) derden. Vooralorthopedagogisch geschoolden zullen in dit kader eenzeer belangrijke rol kunnen spelen.Reeds in de vroege kleuter-fase zal men een beginmoeten maken met de oefening van de algemene lichamelijkevaardigheid. Hiermee worden onder meerde grondslagen gelegd voor de fundamentele motorischevaardigheden, die voor de acceptatie van hetkind in de speelgroep zo belangrijk zijn. We moeten ernogmaals op wijzen, dat het hier gaat om kontaktmidoelen(zoals in de volwassenheid tennis, bridge, dansen,golf en skilopen de mogelijkheden van het kontaktmet anderen vergroten).Aansluitend bij de behoefte van de kleuter om zich lichamelijkte uiten moet reeds in de kleuterschool aandachtworden besteed aan bewegings-spelen, ritmieken expressie. Naast de algemene lichamelijke vormingkan ook de verstandelijke ontwikkeling worden bevorderddoor het introduceren van 'leerspelen' (zie Cratty/Wiegersma, 1976). Het oefenen van het ritme levertvolgens Van Uden een mogelijke ondersteuning van despraakmotoriek, terwijl de vorming van de expressieenerzijds remmingen bij het kind kan wegnemen enaan de andere kant bepaalde storende kenmerken vande uitdrukkingsbeweging kan normaliseren. Vooral tegende achtergrond van de soms ongedifferentieerdeemotionaliteit van het gehoorgestoorde kind lijkt onsexpressieve vorming van essentieel belang.Voor de schoolleeftijd (6-12 jaar) is de integratie vande gehoorgestoorde in de normale speelgroep (dus inkombinatie met horende kinderen) noodzakelijk, wanneermen het proces van vervreemding wil tegengaan,'n een doven-instituut te Ontario, Canada, vormde ditTwee opmerkingen zijn hier van belang. In de eerste plaats geldtde konklusie niet voor alle gehoorgestoorden. Een zeker aantal kanzich motorisch meten met het gemiddelde normale kind. Verdermoet erop gewezen worden, dat een groter onderzoek zal moetenuitwijzen of onze uitkomsten ook gelden voor de totaal-populatie vangehoorgestoorden.een expliciet programma-onderdeel. Ook werd hier eenuitgebreide reeks sportieve en rekreatieve mogelijkhedenaangeboden ter voorbereiding van latere aktiviteitenvan de pupillen op sportief terrein. Het bleek daarbijdat ca. 70% der kinderen zich later in normaal verenigingsverbandaan de sport wijdde, die voorheen opschool werd beoefend. Dit zou echter inhouden, datmen op school een diversiteit aan sportieve en rekreatievevormen aanbiedt en de leerling helpt bij zijn keuzeen training.Dat dit mogelijk is, kan geïllustereerd worden aan dehand van ons werk met leergestoorde kinderen (Wiegersma,'Het Projekt Pestalozzi-School') waar de deelnemersaan het door ons opgestelde programma naarkeuze konden deelnemen aan tennis, paardrijden, judo,roeien, zaalspelen, trampolinespringen en 'ballet' (expressievevorming). 2 Vooral aan het eind van de schoolleeftijdkomen de specifieke interesses en begaafdhedenvan de leerlingen naar voren terwijl men ook doorobservatie en - eventueel - tests hun aanleg op een bepaaldterrein kan bepalen.Pedagogische en therapeutische doelstellingen bijde lichamelijke vorming van het gehoorgestoordekind.Het bevorderen van de gezondheid en het aanleren vanvaardigheden zijn, op zichzelf genomen, belangrijkedoelstellingen bij de lichamelijke vorming van de gehoorgestoorde.Van even groot belang is het echter,dat men de middelen van sport, lichamelijke opvoedingen bewegingstherapie bewust gebruikt voor de persoonlijkheidsontwikkeling.Alhoewel ook andere aspekten in het kort aan de ordewerden gesteld, hebben wij in dit artikel vooral denadruk gelegd op het belang van motorische vaardighedenvoor de sociale aanpassing. In het artikel vanMeadow (1976) worden enkele persoonlijkheids-trekkenvan het dove kind genoemd, die speciale aandachtverdienen. De auteur wijst erop, dat in de literatuurover de gehoorgestoorde met grote regelmaat meldingwordt gemaakt van drie kenmerken, die het gevolg zijnvan de sociale isolatie van de gehoorgestoorde. Dezekenmerken staan op hun beurt de aanpassing in deweg, zodat gesproken kan worden van een vicieuzecirkel. Meadow omschrijft ze aldus: (a) impulsiviteit, (b)egocentriciteit, (c) starheid (rigiditeit).Impulsiviteit houdt in, dat de persoon wordt geregeerddoor de onmiddellijke behoeften. In het handelen ontbreektde planning. De schrijfster verklaart deze trek bijde gehoorgestoorde door te wijzen op het ontbrekenvan de taal, die het tijdsperspektief aanbrengt. Wij zoudenechter ook willen wijzen op het ontbreken van dediep ingrijpende sociale ervaring van het spel met leeftijdgenoten,waarin het kind op zeer konkrete wijzeleert de onmiddellijke bevrediging van eigen behoeftenondergeschikt te maken aan een handelingsstrategie,die moet worden gerealiseerd tegen de achtergrondvan regels.2Dit programma werd mogelijk gemaakt door de steun van de docentenen enthousiaste hulp van studenten der Academie voor LichamelijkeOpvoeding te Groningen.5


Egocentriciteit is een kenmerk van psychologische onrijpheid,waarbij het individu niet in staat is, rekening tehouden met de behoeften van anderen. Ook hier wijstMeadow op de rol van de taal en willen wij haar aanvullendoor te wijzen op de leerprocessen, die gelegenzijn in de spelende omgang met anderen.De rigiditeit van de gehoorgestoorde zou samenhangenmet een gebrekkig inzicht in de regels, die de omgangmet mensen en dingen in onze kuituur beheersen. Ditgebrekkige inzicht zou tot gevolg hebben, dat de betrokkenezich vastklampt aan enkele eenvoudige principes,die op elke situatie worden toegepast.Het hoeft geen betoog, dat ook hier de aktiviteit ingroepsverband, gekenmerkt door wisselende situatiesen gevarieerde problemen, gezien kan worden als eenbelangrijke ontwikkelingsvoorwaarde.Kenmerkend voor het gebied van de sport, lichamelijkeopvoeding en bewegingstherapie is, dat men de takenzodanig kan struktureren, dat bepaalde aspekten vanhet handelen of van menselijke relaties de nadruk krijgen.Ook kan men het kind op konkrete wijze konfronterenmet de effekten van zijn attitude of van zijn aktiviteiten.Wie deze mogelijkheden bewust gebruikt, heeft voorde persoonlijkheidsvorming de beschikking over eendynamisch en effektief middel, dat juist bij het gehoorgestoordekind met succes gehanteerd kan worden.Dr. P.H. Wiegersma.Bibliografie:Baedtke, D.: Empirische Untersuchungen zur Differentiation derManuellen Geschicklichkeit. Dokt. Diss. Univ. Giesen, 1972.Cratty, B.J./Wiegersma, P.H.: Spelend Leren. Swets & Zeitlinger,A'dam, 1976.Lincoln-Oseretzky Test: (bewerkt door W. Sloan) Stoelting Cy, Chic.1954.Meadow, K.P.: Personality and Social Development of Deaf Persons.J. of Rehabil. of the Deaf, Vol 9: 3, 1976, p. 1-12.Myklebust, H.R.:The Psychology of Deafness. Game & Stratton, N.Y.1966.Schill, M.: Physiotherapie mit hörgeschadigten Kindem.Hcrgeschadigte Kinder, 1970, p. 126-128.Schilling, F.: Motodiagnostik des Kindesalters. Marhold, Berlin,1973.Stott, D.H. et al.: Test of Motor Impairment. Brook, Ontario, 1972.Van Uden, A.M.J.: Geburtstaubheit und Störungen der psychomotorischenEntwicklung. Hörgeschadigtenpadagogik 1972.Wiegersma, P.H.: Het Projekt Pestalozzischool. Rapport 1973.Wiegersma. P.H. en Van Der Velde, A.: De Hamm-MarburgerKörpergeschicklichkeitstest für Kinder. Swets & Zeitlinger, A'dam,1975.Het vermelde onderzoek werd - als instituutsprojekt van de AfdelingOntwikkelingspsychologie - verricht m.m.v. M. Beekkerk v. Ruth, A.de Groot, F.H. Huizing en H. Vlaar.Statistische adviezen: Drs. A. v.d. Velde.Wij danken Direktie, Staf en Leerkrachten van het Doven-lnstituutH.D. Guyot te Groningen voor het feit, dat zij dit onderzoek door hunsteun en advies mogelijk maakten.Adres van de auteur: Dr. P.H. Wiegersma. Instituut voor Persoonlijkheids-en Ontwikkelingspsychologie. R.U.GroningenOude Boteringestraat 34. Groningen.International symposiumon speech and developmentof the personality ofthe deafVan 17 tot 21 april 1978 werd in Leipzig, DDR, een internationaalsymposium gehouden ter gelegenheid vanhet 200-jarig bestaan van de Samuel Heinicke Schoolvoor de Doven, in 1 778 door Heinicke in Leipzig gestichtals eerste school voor doven in het Duits sprekendgebied. Tervoort van de universitiet van Amsterdam enBerkhout van de Ammanschool waren de enige Nederlandsedeelnemers. Hier volgt een beknopt verslag,waarin eerstgenoemde de lezingen en de tweede o.a.de schoolbezoeken voor zijn rekening neemt.AlgemeenEr was geen lijst van deelnemers beschikbaar; die vande sprekers en hun onderwerpen werd pas in Leipziguitgereikt; dat waren er 60, alle op uitnodiging, van wietien uit de DDR, acht uit Rusland, zeven uit de USA,enzovoort. Het totaal aantal deelnemers - eveneens opuitnodiging - van buiten de DDR bedroeg ongeveerhonderd; dat uit de DDR zelf varieerde per zitting maarleek op de drukste momenten niet veel hoger. De totaledeelname van ongeveer tweehonderd personen bestempeldedit dus tot een klein congres, waar intensiefwerken en contacten leggen mogelijk zou zijn. Goed niveauen representativiteit van deelnemers en sprekerszowel als een zinvolle indeling in thema-gebieden warennog eens twee stappen in de goede richting.Wat de representativiteit betreft: er waren over het algemeengoede en bekende vakmensen uit achttien landen(naast de USA, Japan en Australië, zeven West enacht Oost Europese landen) die lezingen hielden overeen brede variëteit van onderwerpen. Zowel de voorstandersvan de orale als van de totale communicatiewaren sterk vertegenwoordigd. Wat vooral opviel, wasdat er veel slechthorende en dove deelnemers waren;het was dan ook de 'Gehörlosen und SchwerhörigenVerband der DDR', als lid van de 'World Federation ofthe Deaf', die voor de organisatie verantwoordelijkwas.Wat de thema's betrof: na een algemene inleiding, overHeinicke's betekenis nu, kwamen de volgende algemeneonderwerpen aan de orde:1. vroege diagnose en voorwaarden voor medische ensociale zorg;2. eerste opvoeding en communicatie met de omgeving;3. orale communicatie: vorderingen en beperkingen;4. nieuwe middelen en technieken ten dienste van hetonderwijs;6


wachten tot hun gebarentolk van wal zou steken. Dedoven met hun privé-tolk (Engels of Frans bijv.) kondenmeteen vooruit omdat hun tolken in een rustige hoekvan de zaal de juiste vertaler konden inschakelen endan rustig vanuit de voorgedrukte tekst mee kondenpraten. Maar de officiële gebarentolk op het toneelwerd op dat moment voor het eerst geconfronteerdmet een taal die hij niet verstond en moest dus voorhet eerst zelf het Duits van de vertaling vertolken, enwel via een oorstukje. Hij kreeg het niet klaar om vandat Duits het signaal te maken en het hevige geroepnaast hem tot ruis te verdringen, ook niet door het opdraaienvan het volume of door zich een eind van despreekster te verwijderen. Gevolg: de officiële tolkstokt, de Duitse doven in de zaal beginnen te protesteren,en de voorzitter zet de spreekster stop. Dan komteen Tsjechische dovenonderwijzer die Russisch kentnaar voren, en neemt onder applaus de interpretatiein gebaren over. Maar binnen de minuut protesteren deDuitse doven opnieuw: ze kunnen deze gebaren nietvolgen; alleen de Tsjechische doven zijn tevreden. Delezing stokt weer. Dan snelt een technicus naar vorenen geeft de officiële tolk een dubbele hoofdtelefoon diegoed afsluit. Hij kan zich nu op het vertalersduits concentrerenen het probleem is eindelijk opgelost.Nog een ander interessant communicatie-incidentdeed zich voor toen Juras uit Joegoslavië zijn lezingbegon met de mededeling dat hij simultaan zou sprekenen de (Joegoslavische) gebarentaal zou gebruiken.Hij stak van wal in overigens bijna niet verstaanbaarEngels, maar moest na twee zinnen al toegeven dat hetniet lukte: Ik kom tot mijn spijt tot de ontdekking dathet mij niet mogelijk is om een vreemde taal (Engels)voor te lezen en de gebarentaal van mijn land daaraansimultaan te gebruiken. Het was duidelijk dat de tweecommunicatiesystemen met elkaar interfereerden. Afgezienvan het feit dat het vrij naïef lijkt om zoiets nietvantevoren even uit te proberen, is het voor psycholinguïsteneen interessant verschijnsel.De sectiesNu dan het een en ander over de secties; selectief ensubjectief dus./. Vroege diagnose: voorwaarden voor medische ensociale, zorg.Deze sectie bracht geen schokkend nieuws. Overbrughet gebrek aan communicatie tussen medische zorgener- en beginnend onderwijs anderzijds (Göllesz, Hongarije).Begin hoortraining al bij eenjarigen; een puretoneaudiogram tot 90 a 100 dB is bruikbaar (Mahler,DDR). Hoortraining moet gegeven worden onder normaalook voorkomende ruiscondities (Kusmechiva,Rusland).2. Eerste opvoeding en communicatie met de omgeving.In deze sectie stond de bekende Pierre Oléron als eersteop het programma met een lezing over gebarentaalen communicatie die best interessant had kunnen zijn,maar Oléron was niet op komen dagen (zoals onder8meer ook Guberina, Szakaly, Moskowa en Fufalev niet).De Westduitser Kroehnert opende nu de rij met een bijdrageover de communicatieve situatie van jonge dovekinderen. Die kunnen nog niet hun eigen situatie kiezenen zijn dus aangewezen op de structuur van het gezinen de communicatiemogelijkheden die zich daarbinnenvoordoen of niet voordoen; hij gaf enkele zeer karakteristiekevoorbeelden. Schmidt-Giovanni (Zwitserland)hield een krachtig pleidooi voor spraak vanaf het begin,met het accepteren van enkel maar de natuurlijke gebaren;een en ander gebaseerd op het gesprek en hetadagium: 'Lautsprache ist eine Weltanschauung'. Hetgeheel klonk Uw referent veel te optimistisch in deoren; het was ook uitsluitend en puur op beweringengebaseerd, en verder op het a priori dat datgene watin uitzonderlijk gunstige situaties wel eens lukt dus ookals norm gesteld dient te worden.Berkhout (Nederland) bleef veel meer met beide benenop de grond en gaf een goede achtergrond aan spraaktrainingdoor uiteen te zetten hoe die vanuit de wezenskenmerkenvan de taal per definitie interactiefdient te zijn; hij zette daarmee de lijn van zijn lezing inTokyo voort. En tenslotte lichtte Mulholland vanuit deaudiologie het vitale belang toe van het zeer vroeg beginnenmet hoortraining ook bij zeer zwaar verlies; gebeurtdat niet dan verliest de cortex snel de plasticiteitvoor dat type informatieverwerking.3. Orale communicatie: vorderingen en beperkingen.Madebrink uit Zweden opende hier de rij van sprekersmet een zinvol naast en tegenover elkaar zetten vancommunicatie, taal en spraak in de context van het dovenonderwijs.De orale code levert zo vaak grote moeilijkhedenop voor het doorsnee dove kind dat we onsernstig moeten bezinnen op het gebruik ervan. Eigenlijkzou elke school voor doven een psycholinguist indienst moeten hebben die er doorlopend op toe zoumoeten zien, hoe de vorderingen in taal, spraak encommunicatie van elk kind zijn. Spreekster legde er denadruk op dat een doof kind zo oraal mogelijk scholenen een doof kind voor de maatschappij klaar makenniet identiek zijn, ook niet altijd optimaal. Nestorovich(USSR) werkte nog eens uit dat succes met het spreekonderwijsafhangt van de graad van beleving die er ingebouwdwordt. Nikolaeva gaf informatie over het geïndividualiseerdarticulatie-onderwijs, maar de door mijbeluisterde Engelse vertaling was te slecht voor detailinformatie.Breunig (USA) die zelf een dove oudleerlingvan een orale school is, gaf statistische informatie overhet succes van oraal opgevoede doven in de VerenigdeStaten, met name betreffende academische studies;statistische gegevens dus die op zich wel interessant,maar mogelijkerwijs eenzijdig kunnen zijn. Vermeld zijnog dat Breunig onverstaanbaar sprak en dus onbewustantireclame stond te maken. Tervoort (Nederland)sloot de rij met de vraag hoeveel oralisme nog waard istegen de achtergrond van de opkomende 'total communication';het voorzichtig antwoord is: zeer veel voorhet dove kind dat de methode goed onderwezen aankan;maar laat ruimte voor alternatieven, te beginnenreeds tijdens de home training en zeker ook voor devolwassen doven.


4. Nieuwe middelen en technieken ten dienste van hetonderwijs.Sikeev (Rusland) sprak over verschillende manierenom het onderwijs aan doven te verbeteren; ze sprakechter uitsluitend over organisatorische aspecten dievoor toehoorders buiten Rusland weinig interessantwaren. Fellendorf (USA) had het over de spraak alshet middel bij uitstek (hijzelf gebruikte het woord 'goal',maar dat leek mij er helemaal naast) voor effectiefcommuniceren met de maatschappij. Er is een minimalegehoorrest nodig voor de ontwikkeling van de spraakvan dove kinderen, maar het percentage die die gehoorrestniet heeft is verwaarloosbaar. Over het algemeenis de diagnose nog steeds slecht, en begint denoortraining nog altijd in de meeste gevallen te laat.Fellendorf is zelf vader van een doof kind en directeurvan het Volta-bureau, dus een a priori-oralist van wieje nooit weet waar de zakelijke informatie ophoudt ende propaganda begint; hem kenmerkt hetzelfde ongefundeerdeoptimisme dat elke dogmatische voorstandervan de ene of de andere methode karakteriseert:als je het nu maar zo doet, kan het niet mis gaan. Vrijgoede bijdragen in deze sectie kwamen nog van BorkowskaGaertig (Polen) die zinnige dingen zei over defunctie van het draagbare hoorapparaat bij allerlei vormenvan interactie met horenden; en van Sauerbrey(DDR) die communicatie-problemen belichtte vanuit degezichtshoek van een slechthorende. De rest was nietvermeldenswaard.5. Alternatieve communicatie-media, gebarensysternen.Sutcliffe (Engeland) lichtte het effect toe van de verschillendemaatschappelijke situaties van gesprekken°P het liplezen. Sommige details van wat hij zei klonkenerg overtuigend; de man is dan ook zelf slechthorend.Feuchte (West Duitsland) sprak over de rol van degebarentaal voor de volwassen dove; niet alleen voordoven onderling maar ook als medium bij de integratiein de horende maatschappij is het belangrijk dat de dovevolwassenen onder elkaar een goed functionerendvisueel communicatie-medium hebben, leralla (Italië)lichtte het belang van het gebaar bij het gesprek toevoor het verstaan door doven. Maciewska (Polen)bracht het verhaal van een dove die geheel oraal opgeleidwerd, ging studeren en totaal in de maatschappijder horenden geïntegreerd werd. Op zich een indrukwekkendecase history, maar niet meer dan dat. Dat ditkan en soms ook gebeurt, is hartverwarmend, als deconclusie maar niet luidt: zo moet het dus, en nietanders. Sumi (Japan) gaf een realistische analyse vande communicatie tussen dove en horende volwassenen:er is wisselend succes dat van een hele scala vanvoorwaarden afhankelijk is.6. Sociale integratie.De volledige titel, in Engelse versie, van dit onderdeelluidde: Vocational and Social Rehabilitation and theResponsabilities of the Federations of the Deaf. Vooralde inhoud van het tweede deel van deze titel gaf devertegenwoordigers der diverse dovenorganisaties degelegenheid om uitvoerig te rapporteren over de standvan zaken in hun land; daardoor werd tevens dezesectie een van de minst interessante voor Uw deelnemers.Friedberger en Siebert (West Duitsland), Fufaev(Rusland), Paur (Tsjechoslowakije), Nakanishi (Japan),lllésfalvi (Hongarije), Hendzel (Polen), Flynn HAustralië)en Savic (Joegoslavië) kwamen allen met organisatorische,statistische en min of meer propagandistischeinformatie ten aanzien van het doen en laten van devolwassen doven en hun organisaties in hun landen.Daarop vormde Brand (West Duitsland) een uitzondering,want hij had een goed verhaal over de veranderendeverhouding tussen liplezen en via versterkingsapparatuurhoren. Doordat het hoorapparaat steeds beterwordt, neemt de omvang van de component liplezenaf, maar wel met het onverwachte gevolg datslechthorenden die steeds meer van hun apparatuur afhangenook steeds meer last krijgen van storingslawaaien dat dan minder goed kunnen compenserenmet spraak afzien. Zijn informatie was gebaseerd opdegelijk onderzoek naar de sociale integratie van 225doven in hun beroep.7. Beroepsproblematiek.Dat voert ons vanzelf naar het laatste thema: de problemenvan de doven bij het uitoefenen van hun beroep.Gosowa (Rusland) had een niet zo interessantverhaal over misverstanden die zich voor kunnen doen.Dietzel (West Duitsland) had onderzocht en bevondendat oudere mensen in Afrika significant beter horen danhun collega-zestig-plussers in Duitsland, hetgeen hijtoeschreef aan het ontbreken van nicotine, overdoseszout en 'stress'. Thayn (USA) gaf een voortreffelijk verslagover de manier 'to prepare deaf individuals foreconomie and social success', zoals dat structureelgebeurt vanuit het National Technical Institute for theDeaf te Rochester N.Y. En tenslotte maakte Sussman(USA) in een eveneens goed gedocumenteerde lezingde noodzaak van psychologische, psychotherapeutischeen psychiatrische hulp aan dove volwassenenduidelijk, te geven door vakmensen die met de dovenkunnen communiceren. Hij wees daarbij op schrijnendetekorten, ook in veel zgn. ontwikkelde landen. Het lijktme zo dat ook Nederland zich dat aan moet trekken.BesluitDat was het dan. Lezingen in twee, drie zinnen verslaanis niet zo erg bevredigend; maar veel meer is nietgoed mogelijk als je een overzicht van het geheel wiltgeven. Wie enkel een indruk wil hebben heeft die bijdezen; wie meer wil weten, heeft hiermee een uitgangspunt.Nogmaals zij erop gewezen dat het bovenstaandeeen keuze was. Er waren enkele lezingen diewe niet bijgewoond hebben; er waren er ook die we omdiverse redenen niet verslagen hebben. De/gado's verhaalover 'total communication' was net iets meer eenzijdigdan de lezingen van Schmidt-Giovanni of Fellendorf.Fritsche's rapport over medische revalidatie waste technisch. De prijs voor de geestigste bijdrage gingongetwijfeld naar de directeur van het doveninstituutop Cyprus die maar zes è zeven minuten meer kreegvoor zijn lezing. Hij legde zijn lezing opzij, en improviseerdeongeveer als volgt: 'Iedereen weet dat het on-9


mogelijk is om een lezing van een half uur in vijf minutente houden. In plaats daarvan zal ik U dus een anecdotevertellen, en wel over de dikke olifant en de kleinemuis. De dikke olifant is de overheid die zegt: je magdit niet en je mag dat niet, je mag geen lezing van eenhalf uur houden, en je mag met je dovenschool dit nieten dat niet. De kleine muis is de man die dan maar zienmoet, hoe hij dat soort bevelen opvolgt.' En daarnavolgde de succes-story van zijn school die verwoestwerd door de Turken en in barakken onder werd gebracht,waar een aantal enthousiaste onderwijzers onderandere een timmerschool waren begonnen die nuuitgegroeid is tot het bloeiendste export-meubelbedrijfvan Cyprus. 'De socialisten onder U zullen dit ongetwijfeldeen kapitalistisch verhaal vinden, en de kapitalistenonder U zeggen natuurlijk dat dit een socialistischeontwikkeling is, maar de kleine muis lacht engaat rustig verder.' Ik weet niet hoe het anderen is vergaan,maar ik heb deze man het langste applaus van allemaalgegeven.Prof. Dr. B. Tervoort,Amsterdam.Boekbespreking.In 1966 verscheen de eerste druk van het boekje"Slecht horen", geschreven door Prof. dr. L B. W.Jongkees.Op een zeer praktische en begrijpelijke wijze zet Prof.Jongkees uiteen, wat de invloed van een gestoordhoorvermogen is op de mens; hij geeft aan welke mogelijkhedener zijn om de gehoorstoornis vast te stellenen hij is, het hele boekje door, een raadgever voorallen, die met dove en slechthorende medemensen temaken hebben.Ook de gehoorgestoorde mens zelf kan er veel uit "leren"omtrent zijn/haar handicap.Het verheugt ons dan ook, dat Prof. Jongkees de tijdgevonden heeft om "Slecht horen" geheel te herzienen bij te werken én om het opnieuw te laten verschijnen.Het uitgebreide register maakt het boekje gemakkelijkhanteerbaar.Jammer vinden wij, dat er in dit boekje een adreslijst isopgenomen. Zo'n adreslijst is, op het moment vanverschijnen, alweer verouderd. Ook hier is dat hetgeval.Overigens niets dan lof voor het boekje "Slecht horen"en daarom van harte aanbevolen.Slecht horen - 2e druk 1978 - door Prof. dr. L B. W.Jongkees.Uitgave: Wetenschappelijke Uitgeverij B.V. Amsterdam.Prijs: f22.50.M.International symposiumon speech and developmentof the personality ofthe deafAlgemene indruk:Wat was onze indruk betreffende de situatie van de gehoorgestoordenin de D.D.R.?De deelnemers aan het congres werden voortdurendgeconfronteerd met het doel van opvoeding en onderwijsin de Oostbloklanden: de vorming van de leerlingtot een socialistische persoonlijkheid. In verband methet doofgeboren zijn werd daarbij de nadruk gelegd opde extra taak, die het dovenonderwijs in dit opzichtheeft: de middelen aanleren om de mogelijkheid tegaan bezitten tot een dergelijke persoonlijkheid te wordengevormd.In het algemeen vraagt deze opdracht extra aandacht,hoeveel meer dan in geval van aangeboren doofheid endus taalloosheid.ledere gelegenheid werd aangegrepen om aan te tonen,hoe 'goed' voor de dove medemens wordt gezorgd.Niet alleen het hoorapparaat wordt gratis verstrekt,ook een speciale wekker en een huis-(licht)bel-Voor later doofgeworden mensen worden gratis specialelipleescursussen georganiseerd. Voor oudere, maarook voor jongere gehoorgestoorden worden vakantiereizengeorganiseerd (uiteraard alleen naar 'socialistische'landen). Er wordt een extra vakantie van 3 dagengegeven, aangezien de gehoorgestoorden ondergrotere psychische druk leven dan hun horende medemensen.Het symposium was georganiseerd door de 'G.S.V. derD.D.R.' (Gehörlosen- und Schwerhörigen - Verband derD.D.R.) opgericht 31 mei 1957.Het is een vereniging van oud-leerlingen van dovenscholen.Ze bezit eigen clubhuizen in Berlijn, Leipzig, Halle,Dresden, Erfurt en Karl-Marx Stadt.Deze clubhuizen zijn een soort kultuurcentra, waarsport, spel, dans, toerisme enz. wordt bevorderd.In het clubhuis in Leipzig werd een avond georganiseerd,waarop een pantomimegroep uit Berlijn eenvoorstelling gaf.Het spel stond naar mijn uiteraard bescheiden meningop een zeer behoorlijk niveau, hoger m.i. dan wat ik totnu toe in Nederland mocht aantreffen.Tweemaal per maand verschijnt in de D.D.R. een tijdschrift'Zur Information, Aufklarung und Weiterbildung'.Door de regering zijn een aantal tolken aangesteld, diein bepaalde gevallen de gehoorgestoorden hulp verlenen,zoals bij huwelijk, politiezaken, enz., terwijl diehulp ook gegeven wordt bij lezingen, vergaderingen,10


feestjes, enz. De contactmiddelen, die door deze tolkenwerden gebruikt bestonden uit: de sterk overdrevenmondbeweging naast de natuurlijke, conventioneleen kunstmatige gebaren.Gedurende het gehele congres waren deze tolken aanwezigen in aktie t.b.v. de aanwezige dove deelnemers,een uitermate inspannende taak, gezien de vaak zeerwetenschappelijk georiënteerde lezingen, vaak invreemde talen gehouden. (Zij moesten wachten op devertaling, die ze kregen via een koptelefoon en die vertalingweer vertalen voor de doven).De scholenHet onderwijs verloopt, evenals dat in Nederland hetgeval is, in 3 fasen:a. de voorschoolb- de lager-onderwijs afdelingC de beroepsopleiding.Vóór het kind de school bezoekt, wordt getracht viaouderinstructie een begin te maken met de ontwikkeüngvan het kind.In deze voorzorg (ook wel genoemd vroegperiode)wordt steeds de nadruk gelegd op de opleiding van deouders, niet op een direct 'huisonderwijs' van het kind.VoorschootHet kind wordt op 3 è 4 jarige leeftijd in de voorschoolpPgenomen. Het doel daarvan is: 'het dove kind uit z'nisolement verlossen of het ervoor te behoeden'.Reeds in de voorschool wordt met alle kinderen begonnenmet de vingerspelling. Naast dat vingerspellenwordt ook direct gestart met het leren spreken, waarbijook de hoorresten worden getraind en het aflezenwordt ontwikkeld.Lagere schoolafde/ingDe voornaamste vakken op deze afdeling zijn: hoortraining,taalontwikkeling en het aflezen van de mond.Ook in deze periode speelt de vingerspelling een be-'angrijke rol bij alle leerlingen. In een handleiding stondvermeld, dat op de dovenschool Russisch en muziekniet als verplichte vakken zijn opgenomen.BeroepsonderwijsDe beroepen worden, na een 2 a 3 jarige voorop-'eiding, in het bedrijf zelf geleerd.Tot nu toe wordt er opgeleid voor 26 beroepen: damesenherenkapper, houtbewerker, tekenaar, tandtechniker,porselein-schilder, laborant, metaalbewerker, enz.De G.S.V. organiseert ook speciale cursussen voorverdere beroepsvorming, meestal in samenwerkingniet diverse vakscholen.De leerkrachten krijgen hun speciale opleiding na denormale onderwijzersopleiding op de universiteit. Dezeopleiding duurt één jaar.2 Ü kunnen dan de titel van 'Diplom-Padagoge' behalen.Om met het laatste te beginnen: het land is enormuitgestrekt met veel oude, grijze gebouwen, stille dorpenen hard werkende mensen. De alles overheersendewens om het Oostduits-socialistische ideaal tebereiken leest en hoort men overal en steeds opnieuw.Het land doet niet rijk aan, integendeel. De mensen komenerg vriendelijk over.Ook bij de leiding van het dovenonderwijs staat deontwikkeling van het socialistische idee voorop.In de scholen ontmoet men dit ideaal in de vorm vanplaat en werkstuk.Toch, na enige verkenning, ontdekt men ook hier degrote strijd tegen de gevolgen van de doofheid. Hetwapen in die strijd is vooral de vingerspelling. Despraak was volkomen onverstaanbaar. Mijn indruk vanhet helaas veel te korte bezoek aan de scholen is, datde vingerspelling de verstaanbaarheid van de spraakniet bevordert, maar vermindert. Ik had het gevoel, datdoor die vingerspelling de spraak in 'stukken werd gebroken',door de invloed van het tempo van de vingerspellingop de orale uiting. Een speciale taalmethodewerd niet gevolgd. Woordenschatvergroting leek debasis van de methode.Aan de wand hingen, ook in de voorschool, plaatjesmet woorden eronder zoals: afwassen, kopen, aanbieden,enz.Verder waren er speciaal voor dove kinderen gedrukteboekjes met erg veel foto's en tekeningen.De hoorapparatuur was zeer kostbaar en modern, deresultaten evenwel niet daarmede in overeenstemming.Enkele kinderen speelden op een 'melodica'. Deindruk, die ik daarbij kreeg, was alsof men een blindetrachtte te trainen een schilderij te vervaardigen.In de spraak kwamen alle denkbare fouten voor, waarbijvooral tussenklanken en slechte stemmen opvielen.Mijn pogingen om tot oraal kontakt met de kinderen tekomen mislukten volkomen. Deze indrukken kreeg ikzowel bij mijn bezoek aan de school in Leipzig als aandie in Dresden.De avond met oud-leerlingen in hun clubhuis in Leipzigwas heel gezellig en instructief. Er werd heel weiniggesproken, het gebaar overheerste volkomen.Eindconclusie:Er is veel en zinvol met elkaar gesproken. De resultatenvan het onderwijs waren matig.De oud-leerlingen, van wie vele aan het congres deelnamen,vormden een aparte, maar toch volkomen geaccepteerdegroep. Zij werden beschouwd als volkomenvolwaardige medemensen. Dat dit laatste mogelijkis, werd aangetoond op dit congres, waardoor hetvolkomen zijn waarde heeft bewezen.P.R. Berkhout,Amsterdam.Wat was nu mijn algemene indruk na het 3-daagsecongres, na het bezoek aan de scholen van Leipzig enDresden, na het bijwonen van de oud-leerlingen-avond,na de gesprekken met collega's uit 24 landen en na der eis via trein en bus door de D.D.R.?11


Enige notities n.a.v. de huidigediscussies over 'TotalCommunication'Inleiding:1. Wij beperken onze notities tot de discussies overde opvoeding van dove kinderen, en laten hier het gedragvan en/of de hulp aan dove volwassenen die hunschoolopleiding voltooid hebben, in hoofdzaak buitenbeschouwing.2. De 'Total Communication'-beweging is uitgegaanvan de 'Maryland School for the Deaf in de VerenigdeStaten van Noord-Amerika, bijzonder o.l.v. de directeuraldaar Denton (1968, 1976). Zij wil in principe eentheorie zijn, nl. in die zin dat ieder doof kind het rechtheeft op alle soorten communicatie: liplezen, spreken,horen, schrijven, lezen, vingerspelling, gebaren. Daarbijwordt er van uitgegaan, dat een gebarentaal als zodanigeven humaniserend is als een verbale of orale taal.Een doof kind heeft het recht, zo zeggen deze voorstanders,zelf zijn eigen communicatie-middel te kiezen.3. Van het begin af aan heeft men in deze bewegingzijn gedachten vooral gericht op het opbouwen van eengebaren-taal voorzien van alle verbuigingen en vervoegingenwelke in de gesproken taal gevonden worden,waarbij ook de gebaren dezelfde volgorde volgen als dewoorden. Men zou zulk een kunstige constructie kunnenvergelijken met die van het Esperanto, en, zover ikweet, is dit het eerst beproefd door directeur Martinusvan Beek (eerst te Gemert 1 828, 1 839, daarna te Sint-Michielsgestel Nieuw Herlaer 1 840-1 852): hij noemdezijn systeem 'Nederlands in gebaren', enige jaren geleden,om te voorkomen dat dit mooie systeem zou wordenvergeten, door Prof. F.J.Th. Rutten op de film vastgelegd,welke film genoemd is 'Een stervende taal'. Deuitdrukking 'Nederlands in gebaren' kan men vergelijkenmet de uitdrukking 'ManualEnglish', thans in Amerikaen Engeland vaak gebruikt. De tweede opvolger teSint-Michielsgestel van directeur van Beek was directeurTheodorus Slits (1864-1876): hij probeerde genoemdegebarentaal met het spreken en liplezen teverbinden, tengevolge van een bezoek aan de schoolvoor doven van Friedrich Moritz Hill in Weiszenfels(Duitsland 1830-1874). In 1975 had ondergetekendeeen ontmoeting met voorstanders van de Total Communication'te London, waar het systeem gedemonstreerdwerd: daar werd het mij duidelijk, dat dit geheelovereenkomt met de reeds meer dan 100 jaaroude ideeën van Slits. Sinds meer dan 40 jaar houd ikverschillende malen per maand een preek in deze TotalCommunication' tot een aantal dove volwassenen,waarvan er verschillende nog in de gebarentaal van vanBeek onderwezen zijn, welke volwassenen ik vaak ontmoeten waarmee ik behoorlijk communiceren kan.12Volgens dit systeem kunnen wij een zin als: 'Wij zittenhier gezellig bij elkaar' tegelijkertijd uitspreken en in gebarenweergeven. De cursieve flexies worden daarbijdoor specifieke gebaren uitgedrukt.4. Sinds enige tijd echter (zie de verklaring van de'American Association of the Deaf' in de 'AmericanAnnals of the Deaf', Washington D.C. 1976) is dit ideewat verwaterd en komt Total Communication' feitelijkop het volgende neer: het systematisch invoerenvan esoterische gebaren voor alle dove kinderen en welvan jongsaf aan, later verbonden met vingerspelling,spreken, liplezen, horen, lezen en schrijven. Volgens detheorie, boven weergegeven, moet dan het kind uit ditalles zijn eigen keuze maken. Bestaat er, bij zulk eenopvoeding, een werkelijk kiezen? Wij hoeven er nietaan te twijfelen, dat die keuze in feite zal neerkomenop de zo gemakkelijke gebaren in welke vorm dan ook(zie onder).Men heeft in de Verenigde Staten reeds enige ervaringenin deze geest: Het spreken en liplezen worden onvoldoendeontwikkeld, zó dat men aan deze kinderengeen gesproken les meer geven kan. Het zijn 'doofstommen'geworden. Dit bevestigt de ervaring met debovenvermelde methode van Slits: na ongeveer 6 jaarwerd er met spreken en liplezen leren gestopt, behalvevoor de kinderen die slechthorend of op latere leeftijddoof geworden waren. Bij de andere kinderen haaldehet niets uit. Dit komt dus hierop neer: 'Total Communication'is puur theorie en bestaat in werkelijkheidniet; ze draait uit op zo goed als puur gebaren:'iconisch manualisme'. Het recente onderzoek vanLawson (1978) wijst reeds duidelijk in deze richting.5. In deze opvatting speelt ook de volgende achtergrond-theorieeen rol:Men gaat ervan uit, dat dove kinderen de normale omgangstaalvan de horenden, zowel in zijn gesprokenals in zijn geschreven vorm, slechts op een construerende,geprogrammeerde wijze kunnen leren. Aan eenleren door spontaan gesprek wordt ofwel niet gedacht,ofwel men gelooft er niet in. De meeste boeken dieover taalontwikkeling bij dove kinderen geschrevenzijn, gaan bewust of onbewust van deze these uit. Demeest spontane communicatie van doven, zo zeggendeze methoden, zijn en blijven gebaren, in welke vormdan ook, volgens de reeds oude stelling van CharlesMichel de l'Epée (1712-1789): 'De gebarentaal is demoedertaal van de doven'. - Het is natuurlijk duidelijk,dat, als men er niet in slaagt dove kinderen zo op tevoeden dat ze ook onder elkaar spontaan oraal omgaan,zij als het ware gedwongen worden naar een ofandere vorm van gebaren uit te zien, eenvoudig omdatze niets anders hebben. Weinig of geen gesproken gesprekin de klas betekent gebaren maken buiten deklas. Genoemde theorie neemt aan, dat deze ontwikkelingniet te voorkomen is. Deze schrijvers vragen danook: Gezien het feit dat dove kinderen het meest spontaanonder elkaar in gebaren omgaan en dit hun spontanetaal is, moeten wij dan niet die gebaren systematischin ons onderwijs en in onze opvoeding betrekken?(Tervoort 1967).


6. De feitelijke discussie gaat dus niet zozeer over 'TotalCommunication' versus 'Zuivere Spreekmethode',maar over:iconisch manualisme' (zie boven 4) versusconversationeel oralisme' (zie boven 5).'• Een andere achtergrond-theorie is, dat de prelinguaaldoven ergens een aparte gemeenschap onder elkaar(moeten) vormen, en daarom - zo zegt men - betervan jongsaf de zogenaamd meer gemakkelijke gebaren'eren. Soms wordt deze theorie uitdrukkelijk gezegd,soms slechts onbewust voorondersteld. - Daartegenmoet opgemerkt worden - wij komen trouwens hierondernog op dit probleem terug, - dat zelfs in Amerika,waar de overgrote meerderheid der prelinguaal dovenhoofdzakelijk in gebaren wordt opgevoed, en wel overa|in ongeveer hetzelfde 'Ameslan' ('American SignLanguage'), waar het spreken en liplezen meestal ergonvoldoende blijft en tegelijk een rijk uitgebouwd doven-club-levenbestaat, gemiddeld slechts 35% der dovenlid is van een dovenclub (Furfey 1 964). Zelfs in eenstad als Washington D.C., waar relatief meer dovevolwassenen wonen dan elders, vaak afgestudeerdenvan het Gallaudet College, is slechts 50% lid van eendovenclub (Schein 1965). Dit een-aparte-gemeenschap-vormenis dus zeker niet de oplossing voor alledoven. De noodzaak hiervan wordt weersproken doorde talrijke prelinguaal doven, die zich in de horendemaatschappij behoorlijk thuis voelen en geen behoeftehebben aan een dovenclub, of zelfs aan doven-bijeenkomsten.Het lijkt belangrijk, zowel over de termen die in dezediscussie naar voren komen (I) als over het hele project(II) enkele notities te maken die hopelijk verhelderendkunnen werken.'• Overzicht van de gehanteerde termen.1 • Wat is doofheid? Wat zijn dove kinderen?Onder doofheid verstaan wij een zodanig hoorverlies,dat de getroffene de spraak van anderen - zelfs met hetbeste hoorapparaat en de best denkbare hoortraining -nooit hoofdzakelijk door horen kan leren verstaan, (vanUden 1951).Spreken wij van 'dove kinderen', dan bedoelen wijdaarmee 'prelinguaal (voortalig) dove kinderen', d.w.z.kinderen, die het genoemde hoorverlies reeds haddenvóór zij natuurlijkerwijze tot spreken konden komen,dus ongeveer gedurende de eerste 18 maanden vanhun leven. Voor hen is de spraak hoofdzakelijk visueel,ofschoon alle vormen van geluidwaarneming zeer belangrijkzijn en geheel moeten worden uitgebuit: desondanksblijven deze kinderen 'zie-kinderen' (duits:Augenmenschen', engels: 'visualisers').Men kan deze mate van hoorverlies ook cybernetischuitdrukken, door nl. te zeggen: een zodanig hoorverliesdat het kind, zonder hoorapparaat, zijn eigen stem enz Ün eigen spreken niet meer horen kan.3- Audiometrisch hoorverlies.Wat de zuivere toondrempel betreft, betekent dit eenverlies van ongeveer 90 - 95 dB. op de 500 - 1000 -2000 Hz. Deze zogenaamde 'fletcher-index' lijkt correct,mits zij niet op zogenaamde diskant-doven wordttoegepast. Men moet er dus van uitgaan, dat zowel op125 als op 250 Hz. minstens een verlies van 60 dB.aanwezig is.NB. Waarom wij hier deze bekende zaken naar vorenbrengen? Ondergetekende heeft talrijke discussies metvoorstanders van de Total Communication' gevoerd,en stiet daarbij keer op keer op misleidende opvattingen:men noemt kinderen doof die in werkelijkheidhoogstens slechthorend zijn. Zo toonde een ouderpaarin Canada zich hoogst tevreden over de 'Total Communication'bij hun 'dove' kind, maar vertelde enige tijddaarna, met trots, dat hun kind cello leerde spelen!Zeer vaak wordt geschermd met de diskant-doven.Men weet echter, dat zeer vele van dezen, wanneer zevan jongsaf aan goede hoortraining hebben gehad,vanaf ongeveer 8-jarige leeftijd de spraak hoofdzakelijkdoor horen gaan verstaan. Hoe ze dat doen is nog eenmysterie, maar ze doen het. Deze kinderen moet mendus niet doof noemen.b. Interfererende stoornissen van de hoorfunctie.Meteen moeten wij bij punt a. opmerken, dat een zuiveretoonaudiogram niet alles zegt. Er kan immers eenlichte of zware acoustische agnosie of dysgnosie inhet spel zijn. Verder speelt ook de motoriek een rol inde ontwikkeling van het spraakhoren, hetwelk immerseen sensori-motorisch proces is, met name de motorischeeupraxie. Deze kan nl. zo zwaar zijn, dat ze eendyspraxie van het spreken meebrengt en daarmee hetspraakhoren belemmert. Zó speelt ook het auditievegeheugen (o.a. het 'echoic memory') een grote rol.Deze stoornis in auditief geheugen, welke tevens uitlooptop een gestoord spreekgeheugen, komt vrij vaakvoor. Tenslotte zijn er nog andere, meer zeldzame zowelperceptuele als apperceptuele stoornissen.Ook de psychogene factor mag niet vergeten worden,bv. als een hysteroïd kind een afkeer van geluidwaarnemingkrijgt (om welke reden dan ook), of bij een kinddat te laat behandeld wordt en te veel aan stilte is gewendgeraakt ('verdoofd' is).Tenslotte speelt ook een gebrek aan inzet, gebrek aandeskundige training en dergelijke in de ontwikkelingeen grote rol.Het moge duidelijk zijn, dat dit alles goed moet wordengediagnostiseerd en dat het kind dienovereenkomstigmoet worden behandeld.c. Differentiatie. Zijn alle dove kinderen hetzelfde?Geen enkele ervaren leerkracht bij dove kinderen zalbeweren, dat alle dove kinderen hetzelfde zijn, maardesniettegenstaande doen vele scholen en institutenalsof het zo is: ze hanteren nl. maar één enkele methodevoor alle dove kinderen. O.i. moet men een duidelijkonderscheid maken tussen bv. dove kinderen met extraleerstoornissen (vooral dyspraxie, eventueel apraxie, enintermodale integratie-stoornis) en dove kinderen diehet geluk hebben niet aan nevenstoornissen te lijden.Verder zijn er dove kinderen met een normale intelli-13


gentie (inclusief normaal geheugen) en dove kinderenmet een subnormale intelligentie. Men kan nu eenmaalniet één enkele oplossing voor alle dove kinderengeven. Differentiatie is een grondwet in de opvoedingvan wel alle gebrekkige kinderen, zoals trouwens ookbij de normale kinderen. Elk kind heeft het recht overeenkomstigzijn eigen capaciteiten te worden opgevoed,in een omgeving die de geringst mogelijke beperkingenvoor zijn intellectuele en emotionele ontwikkeling oplegt(zie bv. 'Public Law' 94-142 in de VerenigdeStaten, 1975).Wil men bv. dove kinderen volgens de zuivere spreekmethode(zie onder) opvoeden, dan moet men zich ermet name voor wachten, dat ze niet met slechthorendeen/of postlinguaal doofgeworden kinderen in één groepof klas verenigd worden. In het bijzonder is een opnamevan echt dove en niet echt dove kinderen in éénenkel internaat voor hun taalontwikkeling gevaarlijk.Want het zijn niet de echt dove kinderen die de gebarenuitvinden, maar de slechthorende en postlinguaaldoofgeworden kinderen, omdat ze 'meer te zeggenhebben' en tegelijkertijd niet over het vermogen beschikkenzich mondeling goed t.o.v. dove kinderen uitte drukken. Wij hebben in Sint-Michielsgestel duidelijkdeze ervaring opgedaan: het werd voor ons een stukgemakkelijker de prelinguaal dove kjnderen vrij te houdenvan esoterische gebaren (gebaren in de strikte zindes woords, zie onder), met ook betere resultaten inhun taalverwerving, sinds wij in 1 951 de slechthorendekinderen (met hoorverliezen tussen 60 en 90 dB.) naarscholen voor slechthorenden bevorderd hebben, c.q.deze niet meer in ons instituut opnemen.2. Wat is 'methode'?Deze term heeft meerdere betekenissen,a. Hij kan op de code slaan die men voor de communicatiegekozen heeft: bv. zuivere spreekmethode (welkevanzelfsprekend ook lezen en schrijven insluit; 'zuiver'betekent hier: zonder esoterische tekens), - gebarenmethode,- dactylologische methode (zie onder), e.d.NB. Misschien verdient het aanbeveling te spreken van'zuiver orale methode' en niet van 'zuivere spreekmethode'.Deze laatste term is enigszins historisch belast:Johann Vatter (zie Schumann 1941, Büchli 1948,Kröhnert 1961) hanteerde de term 'reine Lautsprachmethode',waarmee hij bedoelde, dat men bij de dovekinderen met uitsluitend spreken en liplezen moeststarten, zonder nog het lezen en schrijven in te voeren.Tegenstanders hiervan waren o.a. Querll (1922, 1925)en de zogenaamde 'Belgische methode' (zie bv. Zr.Theresia van Driel 1934), die reeds van jongsaf aan,eventueel vóór het spreken leren op gang is gekomen,met het schriftbeeld willen beginnen. - Omdat deze discussiethans wel voorbij is en, meen ik, op alle kleuterscholenvoor dove kinderen zowel schriftbeeld als sprekeningevoerd worden, hebben wij in deze tekst toch determ 'zuivere spreekmethode' gebruikt, waarbij 'zuiver'niet slaat op het uitsluiten van het schriftbeeld, maarenkel en alleen op het uitsluiten van esoterische tekens.14Om nu te bepalen of een doof kind volgens de zuiverespreekmethode wordt opgevoed of niet, moet men nietzozeer letten op wat in de klas geschiedt, maar op watde kinderen onder elkaar doen. Wanneer nl. die kinderenonder elkaar van klein tot groot hoofdzakelijk inesoterische gebaren omgaan, zijn die gebaren hunmeest spontane wijze van communicatie, gaan ze ookin die gebaren denken enz. Zo'n school zou zich, o.i.niet mogen noemen: een 'zuiver orale school'.b. De term kan ook slaan op de methode van de taalverwerving.Die zouden wij willen indelen in drie soorten:- de construerende methode (zowel de analytische alsde synthetische);- de imitatieve of occasionele methode;- onze 'moedertaal methode' of 'reflecterende gespreksmethode'(zie van Uden 1968, 1977).Men kan echter niet zeggen, dat de methoden genoemdonder a. en onder b. zo gecombineerd kunnenworden, dat er alles tesamen 9 methoden zijn op testellen:- zuivere spreekmethode met constructionalisme, ofmet occasionalisme, of met reflectionisme;- dactylologie met constructionalisme, of met occasionalisme,of met reflectionisme;- gebarenmethode met constructionalisme, of met occasionalisme,of met reflectionisme.Immers, bijzonder bij de construerende methoden diein de klas weinig of niet het spontane gesprek tot zijnrecht doen komen, vindt men onder de dove kinderenin het internaat, in de vrije tijd, ontzettend veel esoterischegebaren, zoals boven reeds gezegd: omdat zeonvoldoende geleerd hebben hoe ze onderling sprekendkunnen omgaan. M.i. zijn derhalve deze construerendemethoden het graf van de zuivere spreekmethode,en ook van de zuivere dactylologische methoden,- tenzij men in de vrije tijd zeer strenge maatregelentegen deze gebaren neemt (wat o.i. opvoedkundig niette verdedigen is). Iets anders is wellicht( I), wanneer dezekinderen niet in een internaat, maar thuis in het eigengezin leven en bovendien de ouders volop meewerkenom de hele dag met hun kind zo oraal mogelijkom te gaan. Maar ook dan zal het te formeel werkenin de klas moeilijkheden voor die spontane omgangmeebrengen.NB. De volgende opmerking van Sir Alexander Ewing,Em. Prof. van Manchester, aangaande de 'Clarke-School' (Northampton U.S.A.) kan hierin verhelderendwerken. Toen ik deze school in de 50-er jaren voor heteerst bezocht, stond ik verwonderd over het vrij goedetaalniveau, ondanks een sterk programmatisch werkenin de klassen. Ik uitte deze verwondering t.o.v. Sir Alexander,die daarop antwoordde: 'Wellicht kunnen ze inde klas meer formeel werken, omdat er buiten de klaszo veel met de kinderen gepraat wordt'. Later echterbleek dat het taalniveau in het algemeen toch wel minderwas dan dat op de Lexington School te New York,waar indertijd een meer vrije methode gevolgd werd.


3. Wat wordt bedoeld met 'manuele taal' (manuallanguage)?NB. We hebben de engelse term 'manual' vertaald metmanueel, omdat er in ons Nederlands geen betere termvoorhanden is.Letterlijk betekent 'manuele taal': 'taal met de handen'.Dit is duidelijk een metonymia, want minstens wordtook de uitdrukking van het gezicht en ook de armendaarbij bedoeld.Deze term heeft wederom verschillende betekenissen.a - Hij kan slaan op de dactylologie = 'vinger-taal',ofwel volgens het vinger-alfabet, ofwel volgens klankgebaren,waarbij voor iedere spraakklank een bepaaldevingerstand is uitgekozen. De meeste van deze laatstesystemen zijn niet volledig: Forchhammer (1925) hanteerdeer 9, Zr. Theresia van Driel 8, Cornett 12. MaarSchulte (1967) heeft voorde duitse fonemen een compleetsysteem van klankgebaren opgesteld. Ofschoondeze klankgebaren in principe bedoeld zijn als ondersteuningbij het spreken leren en bij het liplezen, ishet systeem van Schulte zó compleet, dat de kinderenwoorden in die klankgebaren 'gezegd' (zonder spreken)kunnen verstaan. - Het typische van deze 'manueletaal' is, dat ze verbaal is, ook al is ze dan niet oraal.De taalelementen immers zijn woorden, niet gebaren.Deze manuele taal verschilt dan ook essentieel van eengebarentaal.b- De term kan op 'lichaamstaal' ('body language')slaan, d.w.z. de algehele lichamelijke uitdrukking die bijmensen aangeboren schijnt. Deze 'taal' sluit in: de gelaatsmimiek,de pantomimiek, de houding van het lichaamen de gesties (bv. de gestie van 'koml' - 'niksmee te maken!' - 'daar!', schokschouderen, de gestievan 'hallo!' - 'hoera!', van dank enz. enz.). Hirsch, dovenleraarin Duitsland, heeft eens deze natuurlijke(waarvan er een aantal echter ook cultureel bepaald is)gebaren bij de Duitsers geteld: hij kwam op 853 gebaren,en maakte daarbij de opmerking dat kleuters erreeds een 500 van gebruiken en/of verstaan.c - Een 'gebaar' in de strikte zin van 'dovengebaar',d.w.z. een conventionele, esoterische, manuele uitdrukkingdie woorden vervangt.4. Wat is taal?De bovengenoemde 'lichaamstaal' kan men niet taal inde strikte zin van het woord noemen, slechts in de zinvan 'middel tot communicatie', zoals wij ook sprekenvan 'verkeerstaal', 'vlaggentaal' e.d. - Taal in de striktezin is m.i.: een cultureel (en dus ook hoofdzakelijk willekeurig)systeem voor de dagelijkse gesprekken.5. Wat is gebarentaal?Wij bedoelen hiermee dus niet de bovengenoemde'lichaamstaal', maar dat soort communicatie in esoterischegebaren, die door doven gebruikt worden (eventueelook door bepaalde monniken, zie bv. Barakat1975). M.i. heeft deze term 'gebarentaal' wederom drieverschillende betekenissen.a. Een jargon of 'bargoens' van spreken en zelf ontwikkeldeof zelf uitgevonden esoterische gebaren('home made signs'), zoals men die vaak in slechtescholen voor doven vind. Wij bedoelen hier de gebaren,die, zoals boven gezegd, vaak door slechthorende ofpostlinguaal doofgeworden kinderen worden uitgevonden,of door dove kinderen van dove ouders wordenbinnen gebracht, of door contacten met dove volwassenen,die gebaren gebruiken, in de dovenschool gekomenzijn.Hierbij moet meteen opgemerkt worden, dat echt prelinguaaldove kinderen onder elkaar practisch niet totdit soort gebaren komen. Heider (1940) onderzochtprelinguaal dove kinderen van 4-6 jaar, die gedurendetwee jaar in een tamelijk afgesloten internaat werdenopgevoed, door opvoeders die zich slechts van sprekenen normale gesticulatie bedienden. Deze dove kleintjeshadden practisch geen contact met dove volwassenen,en er waren ook geen dove kinderen bij van dove oudersdie gebaren gebruikten. Na twee jaar nu waren eralles bijeen slechts 8 gebaren die men niet meer natuurlijk('lichaamstaal') zouvkunnen noemen, maar eenmeer conventioneel, esoterisch karakter hadden. Menwas er echter nog niet zeker van of deze niet op een ofandere wijze waren geïntroduceerd.Het typische van het genoemde bargoens is, dat hetniet aan de kinderen gedoceerd wordt, met name nietin de klas. Het ontwikkelt zich buiten de klas, op eentamelijk vrije manier. Deze vorm van communicatiewordt dan ook practisch door geen enkele leerkrachtverstaan, ook niet door opvoeders in het internaat, enevenmin door de ouders.Als men dove kinderen in zulk een conversatie filmt(zie bv. Tervoort 1953, 1967) en hun later deze filmvertoont, wordt het duidelijk, dat ze zelf niet eens meerkunnen zeggen wat ze bedoeld hebben. Ook leerkrachten,opvoeders en ouders kunnen dit niet: dit soortcommunicatie blijkt zeer sterk situatie-gebonden.Het moge duidelijk zijn, dat dit bargoens, om de tweeredenen zojuist genoemd, een werkelijk gevaar voor deopvoeding van de dove kinderen betekent. Men kanhier ook niet de term 'Total Communication' toepassen,zonder de eigenlijke betekenis hiervan door de voorstandersgegeven, wezenlijk te veranderen: deze voorstandersbedoelen juist niet deze wildgroei van gebaren!In de zojuist beschreven vermenging van spreken engebaren (bargoens) kunnen wij weer drie verschillendegraden onderscheiden (van Uden 1970).(I) De gebaren worden alleen gebruikt als een soortondersteuning bij het liplezen of voor de uitdrukkingskrachtvan het spreken, maar ze vervangen het oraleniet;(II) een aantal van de gebaren vervangt woorden,zodat de dove kinderen ze ofwel slecht, of helemaalniet meer uitspreken; toch speelt dat spreken nog eengrote rol in hun communicatie, zodat ze elkaar zonderspreken en liplezen zo goed als niet kunnen verstaan(zo was het in de film van Tervoort 1953); en15


(Ill) de gebaren beheersen de communicatie zodanig,dat het spreken slechts een zeer ondergeschikte rolspeelt.In al deze gevallen, telkens overeenkomstig de graadvan de vermenging, zullen liplezen en horen sterk inhun ontwikkeling geremd worden, omdat deze functieste weinig worden 'uitgedaagd'. Men zou dit kunnenvergelijken met het leren van brailleschrift: zolang eenslechtziend kind, dat visueel lezen geleerd heeft, noggenoeg ziet om aldus te lezen, zal het nooit het brailleschriftleren, maar zodra het totaal blind is, leren demeesten van hen het bijzonder snel, soms zelfs in enkeleweken (aldus een mededeling van de deskundigenin het Instituut voor Blinden te Grave): derhalve zolanghet kind nog genoeg ziet wordt de tastfunctie van hetbraillelezen niet voldoende uitgedaagd. Hetzelfde moetgezegd worden van liplezen en horen. Vooral bij graad(III) zal een vloeiend oraal gesprek met de kinderen nietmogelijk zijn (eigen ervaring, zie ook de ervaring vanSlits, bovengenoemd, en Markides 1 976). - Onnodig tezeggen, dat ook het spreken als zodanig, omdat hetonvoldoende wordt uitgedaagd, zich meer en meer zalverslechteren (zie van Uden 1978).b. Een verzameling van systematisch onderwezen gebaren-codes,zodat een hele school overal dezelfde codesgebruikt. Zie bv. het boekje met ongeveer 1.000gebaren, uitgegeven door Speth en v.d. Hoven (1975)voor dove kinderen met subnormale intelligentie. Veronderstelddat de dove kinderen deze gebaren goed gebruikenen ze ook niet te zeer met eigen vindsels vermengen,dan zorgen ze ervoor dat er geen breuk ontstaattussen de dove kinderen en hun opvoeders. - Zulkeen verzameling echter kan niet als een taal in de eigenlijkezin van het woord worden aangezien, omdat zegeen spraakkunst bevat (= geen culturele grammatica).Er zijn nl. geen verbuigingen of vervoegingen, er is geenvoorgeschreven volgorde of groepering van de tekens.c. Een kunstmatig opgebouwde gebarentaal, zoals hetbovenbeschreven systeem van van Beek. Tot nog toezijn deze uitsluitend door horenden samengesteld. Zo'ntaal zou men een taal in de eigenlijke zin kunnen noemen,in de zin van Esperanto. (Vanwege de kunstmatigheid,het niet spontaan groeien, wordt hier de term'taal' door menige linguïst aangevochten; maar dezediscussie laten wij hier buiten beschouwing.) Mennoemt zulk een uitgewerkte gebarentaal de 'hogevormgeving' van gebaren ('high version'), in tegenstellingtot de beide bovenbeschreven lagere vormgevingen('low versions'). Het is echter bekend, dat prelinguaaldoven onder elkaar noch de 'correcte' volgordevan de tekens, noch de verbuigingen en vervoegingengoed onderhouden (zie bv. Tervoort 1 967), zodat feitelijkzulk een kunstmatige taal terugvalt op één der tweegenoemde soorten gebarentalen van lage vormgeving.echter heeft men daarbij o.a. slechts de woorden geteld(die ze spreken of verstaan), maar hun lichaamstaal('body language') verwaarloosd, alsmede die vande omgeving (wij vermeldden reeds de studie vanHirsch, zie boven).Zo heeft men (bv. Schlesinger en Meadow 1972) demerkwaardige conclusie kunnen trekken, dat een doofkind van dove ouders op een bepaalde leeftijd meergebaren gebruikt als een horend kind van horende ouderswoorden! Allerminst mag men daaruit besluitendat dus de communicatie van dat dove kind beter zouzijn! Men ziet nl. bij normaal horende kinderen, ook onderelkaar (bv. op een kleuterschool) zeer veel 'bodylanguage'. Deze nu vindt men ook bij dove kinderen,ook wanneer ze volgens de principen der zuiverespreekmethode worden opgevoed, in de voorschool, inde eerste, tweede en meestal ook nog in de derdeklas. Een normaal horend kind van twee jaar gebruiktvoor zijn communicatie nog hoofdzakelijk 'body language'met slechts enkele woorden, maar op ongeveer2V2-jarige leeftijd schakelt het langzaam maar zeker ophoofdzakelijk woorden over, en wordt de 'body language'slechts ondersteuning. Deze laatste groeit danspoedig uit naar de normale gesticulatie, zoals ook horendevolwassenen die gebruiken. Volgens mijn observatiesgeschiedt deze omschakeling bij normale dovekinderen t.o.v. horende volwassenen op ongeveer 7-jarige,en onder elkaar op ongeveer 9-jarige leeftijd.NB. Twee anekdoten mogen hier onze bedoeling verduidelijken.We hadden eens een dame uit Zuid-Amerika op bezoek,die gehoord had, dat 'de dove kinderen in Sint-Michielsgestel onder elkaar geen gebaren gebruiken',en zij was, nieuwsgierig geworden, naar ons instituutgekomen. Ze volgde het gedrag van onze dove kinderenintensief, en kwam tot de 'conclusie', dat onze dovekinderen wel degelijk gebaren gebruikten! Maar.... zijzag alles wat onder 'body language' valt aan als 'dovengebarentaal'.Ik vroeg haar (zij kon geen enkel Nederlandswoord verstaan): 'Kon U de kinderen in hunuitingen volgen?' 'O ja', zei ze, 'Zeer goed!'.... De gebarendie de kinderen dus gebruikt hebben, kunnen onmogelijkesoterische gebaren geweest zijn: zij volgdeonze dove kinderen op de leeftijden van 8-9-10 jaar.We hadden eens bezoek van twee Amerikanen, die bijzonderevoorstanders waren van een gebarentaal voordoven. Ook zij hadden gehoord, dat 'de dove kinderenin Sint-Michielsgestel onder elkaar geen gebaren gebruiken'.Ik liep samen met hen door de gang om naarde school te gaan. Toevallig was men de gang aan hetschoonmaken en stonden alle tussendeuren open. Degang heeft een lengte van 100 meter. Op het einde vande gang zagen wij twee meisjes. 'Maar die maken tochgebaren met elkaar!', zei één der Amerikanen tot mij.Ik antwoordde: 'Ja, dat zijn twee horende dienstmeisjes'....6. Wat betekent precies een 'orale ontwikkeling' vandove kinderen?Vaak heeft men onderzoekingen gedaan op de taalontwikkelingvan normaal horende kinderen. Meestal16Toch moet men niet te gemakkelijk denken, dat deze'body language' van de dove kinderen onder elkaarzonder enig gevaar is: wanneer ze niet op tijd doorwoorden wordt vervangen, en de kinderen niet op tijd


Zoals reeds gezegd stelde de l'Epée reeds in de 18eeeuw dat de gebarentaal de 'moedertaal' van de dovenzou zijn. Deze bewering klopt echter niet met de onderzoekingendie wij hieronder zullen vermelden. Alleshangt nl. af van de manier waarop het kind opgevoedwordt. Helaas echter moeten wij zeggen dat teveeldove volwassenen als kind zo behandeld zijn, dat feitelijkde ene of de andere vorm van een gebarentaal tothun moedertaal geworden is in die zin, dat ze daarinhet meest spontaan en gemakkelijk converseren. Ditstaat echter in tegenstelling tot vele andere doven diezuiver oraal zijn opgevoed. Het is bijna onmogelijk demeesten van de eerstgenoemden te overtuigen dat eenzuiver orale opvoeding voor hen beter zou geweest zijn,en omgekeerd de meesten van de laatstgenoemden.Ja, bij deze laatstgenoemden zal het nog moeilijker zijnhun aan het verstand te brengen dat ze beter vroegerin gebaren hadden kunnen onderwezen zijn. Inderdaadheb ik genoeg gebarenmakende dove volwassenen gekend,die tamelijk afgunstig waren op zuiver oraal functionerendedoven, niet het omgekeerde. Ik moge hierals voorbeeld aanhalen de prelinguaal dove Mej. MollySifton in Engeland, als kind voortreffelijk zuiver oraalopgevoed, een vriendin van wijlen Dr. Irene Ewing-Goldsack, indertijd maatschappelijk werkster op de kliniekvoor zeer jeugdige dove kinderen te Manchester.Enige jaren geleden echter schreef zij opeens 'I changedmy mind' (1962), tot grote verbazing en ook verdrietvan haar medewerkers aan de universiteit. Misschienwas ze te zeer onder de indruk gekomen van devele orale mislukkelingen ('oral failures)): die dove volwassenenbij wie de zuiver orale methode mislukt wasen die vaak geen enkele taal geleerd hadden, noch eenspreektaal noch een vingertaai noch een goede geba­de juiste woorden leren gebruiken die ze voor hun dagelijksecommunicatie nodig hebben, zullen de gestiesvan de 'body language' snel in esoterische gebarenovergaan. Dan krijgen we het zo nadelige bargoens bovenbeschreven.rentaal (Schuy 1954). Inderdaad is dat een afschuwelijketoestand. Zij wendde zich in haar verdere leven totdeze gebarenmakende doven en toonde zich een voorstandstervan de Total Communication'. Men vroeghaar echter op een conferentie (RNID 1975), wat zijdacht over haar eigen vroegere zuiver orale opvoeding.II. Ons standpunt betreffende een zuiver orale opvoeding" Zij antwoordde toen: 'I was lucky!'....van dove kinderen.NB. Wanneer wij hieronder van gebarentaal spreken,worden de esoterische dovengebaren bedoeld, zoals2. Wij gaan er bij het volgende vanuit, dat de leerkrachtenin de school en eventueel de opvoeders in hetboven is uiteengezet. - Met 'zuivere' spreekopvoedingwordt bedoeld (zoals eveneens boven verklaard) eenopvoeding in de spreektaal, zó dat de dove kinderenook met elkaar zonder bijmenging van esoterische middelenomgaan.internaat allen gediplomeerd zijn. Wanneer men immersi' De discussie voor of tegen een spreekmethode ofgebarenmethode bij dove kinderen, betreft niet alleende keuze van een methode, maar is ook emotioneelgeladen, omdat het de tegenstelling tussen twee moedertaleninsluit: de manier van met elkaar omgaan zoalsdie zich bij vele doven in feite heeft ontwikkeld. Ditconflict gelijkt enigszins op de tweetaligheid in Belgiëen Canada. - Toch moeten wij, ondanks deze emotionelegeladenheid, de waarheid zoeken en het werkelijkewelzijn van de dove kinderen, die later eens volwassenenzullen worden, in het oog houden.toestanden heeft zoals gemeld uit Engeland en de VerenigdeStaten van Amerika, dat er scholen zijn waar35% of meer van de leerkrachten geen opleiding hebbengehad, dan moet men niet meer over methodegaan praten! Helaas moet hierbij worden opgemerkt,dat leiders en leidsters in een internaat voor dovenbijna nooit een speciale cursus krijgen of volgen. Markides(1 976) - hij komt hieronder nog ter sprake - heeftbij zijn onderzoek op twee scholen, de ene met gebarenmethodeen de andere met zuivere spreekmethode,er bijzonder op gelet dat de leerkrachten die de kinderenvan het onderzoek behandeld hadden, allen gediplomeerdwaren en als goede leerkrachten bekendstonden. - Tenslotte wordt in het volgende verondersteld,dat de ouders van het betrokken kind een althansacceptabele medewerking geven.3. Wij baseren onze overwegingen op de volgendedrie uitgangspunten:a. Het allereerste doel van onze opvoeding is de integratievan het dove kind in het eigen gezin. Het is uiterstgevaarlijk een kind van zijn eigen gezin te vervreemden,iets wat o.a. gebeuren kan wanneer er eentaai-barrière ontstaat tussen ouders en kind en tussenkind en broertjes en zusjes. Genoemd principe brengtzeer belangrijke consequenties met zich mee, omdateen esoterische communcatie hetzij vingerspelling,hetzij gebaren, bijzonder moeilijk te leren is. Men moetdaarbij bedenken, dat men tamelijk vlug enige woordenof zinnen kan leren vingerspellen, of ook in gebarenomzetten; maar dat het teruglezen, wanneer dove kinderentot ons vingerspellen of t.o.v ons gebaren maken,bijzonder moeilijk is: dat wordt pas mogelijk wanneermen de hele dag met de doven in hun esoterische taalomgaat. Het is reeds gebleken, dat zeer vele ouders,misschien zelfs de meeste, niet hiertoe in staat zijn,vooral niet wanneer hun kind in een internaat wordtopgevoed en slechts gedurende de weekends en de vakantiesthuis is. Hetzelfde geldt overigens ook voor demeeste horende leerkrachten, leiders en leidsters in hetinternaat, en voor maatschappelijke werkers en werksters,tenzij ze reeds vele jaren de hele dag met dovenomgaan.b. leder doof kind heeft het recht opgevoed te worden,niet zonder meer in alle communicatieve middelen tegelijkertijdzoals de 'Total Communication Movement'wil (maar tot nog toe niet bereikt), maar met die communicatievemiddelen die hem het meeste humaniseren,d.w.z.:- die hem het meest flexibel doen denken;17


- die hem het beste onmiddellijk-geheugen voorcommunicatie geven;- die hem tot werkelijk lezen brengen;- die hem de meeste mogelijkheden bieden om gevoelens,ontroeringen en stemmingen te objectiverenen zo te controleren;- die hem het meest socialiseren, ook in die zin, dathet vormen van minderheidsgroeperingen met alle consequentiesvan ressentiment en wantrouwen t.o.v. nietgebrekkige medemensen, voorkomen wordt.c. Er bestaat niet één enkele oplossing voor alle dovekinderen, ledere school voor doven moet selectief zijn,zoniet bij de opname, dan in ieder geval in zijn organisatie,doordat men nl. aparte afdelingen, aparte paviljoensopricht (zoals dat bv. in het Instituut in Sint-Michielsgestel geschiedt).leder doof kind heeft het recht zo goed mogelijk gediagnostiseerdte worden, niet alleen maar naar hoorverliesen intelligentie, maar ook naar leermogelijkhedenen leerstoornissen, en om dienovereenkomstig teworden opgevoed.4. Onze hoofdthese is nu de volgende:De zuiver orale methode is de beste methode voor deovergrote meerderheid van de prelinguaal dove kinderen.Dit sluit in:a. Een ritmische opvoeding, die tot ritmisch sprekenvoert, met een volledig uitbuiten van iedere vorm vangeluids waarneming.b. Een zuiver orale omgeving, die natuurlijk niet denormale gesticulatie uitsluit, maar wel ieder gebruikvan esoterische communicatieve middelen, zoals bovenis aangegeven.De redenen voor deze these zijn de volgende:(1) Uit onze communicatie-test (liplees-hoor-naspreek-test)kwam vast te staan, dat vanaf het 13e levensjaaralle niet meervoudig gestoorde dove kinderen,en de meerderheid van de meervoudig gestoorde doven,tot een voldoende orale communicatie met mensendie aan doven gewend zijn, in staat zijn.Dit sluit de omgang onder elkaar in. - We hebben 12orale klassengesprekken van telkens één uur op bandopgenomen, vanaf 6-jarige tot en met 18-jarige leeftijd.De analyse van deze lesuren toonde, dat niet meerdan 5% orale misverstanden voorkwamen.(2) De prelinguaal dove kinderen kunnen in overgrotemeerderheid zó worden opgevoed, dat ze op een bepaaldeleeftijd (in ons instituut is dat bij de normaledove kinderen op een leeftijd van ongeveer 9 jaar)spontaan overschakelen op een hoofdzakelijk oralecommunicatie onder elkaar.(3) Het onmiddellijk geheugen (= 'short term memory')voor series gesproken woorden in normale zinnenkan - als de kinderen goed ritmisch opgevoed zijn -worden opgevoerd tot gemiddeld 7-8-9 woorden op18een leeftijd van 13 jaar (van Uden 1974). Dit staat integenstelling tot het onmiddellijk geheugen voor seriesgebaren en voor geschreven tekst (bij dove kinderendie niet zuiver oraal opgevoed waren), welke beperktblijft tot 5 tekens, - en voor vingerspelling, welke beperktblijft tot 3 - 4 tekens (zie literatuur van Uden1977).(4) Er zijn nauwelijks dove kinderen, die - bij een zuiverorale opvoeding - niet kunnen leren met succesgroeps-hoorapparatuur en een individueel hoorapparaatte gebruiken. Die hoorapparatuur betekent eensteun bij het spreken leren en bij het verstaan doormiddel van liplezen.(5) Gemiddeld 40% van de dove kinderen, op een leeftijdvan 16 jaar en ouder, met een I.Q. van 100 enmeer, kan tot werkelijk lezen komen d.w.z. een leesniveaubereiken minstens van 10-jarige normaal horendekinderen van de gewone lagere school. Al is dit nogniet ideaal, het is toch beter dan de Amerikaanse gebarenmakendescholen te bieden hebben. En dit laatsteis gemakkelijk te verklaren. Wanneer nl. gebaren in hetonderwijs gebruikt worden, loopt men gevaar het vocabulairbijzonder te beperken tot ongeveer 3.000, hoogstens4.000 woorden, omdat de kinderen die woordenwaarvoor ze geen gebaar hebben zo moeilijk kunnenonthouden. De meeste doven kennen zelfs niet meerdan ongeveer 2.000 van hun eigen esoterische gebaren.Op die manier blijven de dove kinderen hangen opeen leesniveau van hoogstens 9-jarige normaal horendekinderen. Quigley (1969) vond dat scholen voordovendie tot vingerspelling overgingen een beter leesniveauhaalden dan scholen die bij de gebaren bleven.Echter ook dat vingerspellen lijkt niet zonder gevaar.Immers het ritmisch groeperen der woorden en het verschuivenvan de accenten zullen onvoldoende overkomen.Daarom is het ook principieel onjuist dove kinderendie vingerspelling niet nodig hebben, toch op diewijze te onderrichten (Kates 1972).(6) De ervaring leert, en Kates (1972) heeft dit experimenteelbevestigd, dat gebaren de flexibiliteit van hetdenken beperken, in tegenstelling tot de spreektaal.(7) De integratie van een doof kind in het eigen gezinwordt belemmerd door het gebruik van esoterischecommunicatie. Daarbij moet men bedenken, dat hetaantal dove kinderen dat zich onvoldoende door zijnouders geaccepteerd voelt, niet alleen groter is dan bijniet-gebrekkige kinderen, maar volgens onze ervaringook toeneemt. Een esoterische communicatie zal ditacceptatieproces zeker niet bevorderen. De ouders zienimmers hun kind van zich heengaan naar een soortsubcultuur die niet de hunne is. Het is vervolgens onrealistischte veronderstellen, dat de grote meerderheidvan de ouders bereid of in staat zal zijn om deze esoterischecommunicatieve middelen vlot te leren verstaan.(8) Markides (1976) heeft duidelijk aangetoond, datdove kinderen, in gebaren opgevoed, significant meerangst en zelfs ressentiment t.o.v. horenden ontwikke-


len, in tegenstelling tot dove kinderen die zuiver oraalopgevoed waren. Deze instelling op gebaren, op eenesoterische communicatie, bleek een opvoeding totvertrouwen t.o.v. de horende maatschappij in de wegte staan.(9) Wat de dove volwassenen betreft: men moet henm staat stellen minstens zelf een werkelijke keuze temaken, of zij de voorkeur geven om hoofdzakelijk ineen horende wereld te leven, of hoofdzakelijk in eendove minderheidsgroepering, of in beide. Wanneer zeniet zuiver oraal opgevoed zijn, kunnen ze nooit eenechte keuze doen: dan staat alleen de tweede wegvoor hen open (van Eijndhoven 1 977). Zuiver oraal opgevoededoven kunnen echter naderhand nog gebarenleren, niet omgekeerd: begint men met gebaren dan isei" geen weg terug. Men heeft hier zeer serieuze proevenmee genomen: deze zijn bij echt prelinguaal dovenalle mislukt, vooral wat liplezen betreft (Dublin, ler-'and 1976-1978). Zo'n kind wordt dus een gebarenend,het wordt nooit een sprekende dove. Het converseerten denkt in gebaren en komt daar niet meer vanaf.NB. Er zijn natuurlijk enkele meervoudig gestoorde dovekinderen, die esoterische communicatieve middelennodig hebben. Wij onderscheiden nu alles bijeen viersoorten dove kinderen, wat hun communicatie betreft:- orale doven;" grafisch-orale doven, die wel oraal kunnen verkeren,geen esoterische middelen nodig hebben, maar waarbijde communicatie nogal eens van grafische middelenafhankelijk is;- dove dactylkinderen, die onder elkaar en met anderenhoofdzakelijk door vingerspelling (en lezen enschrijven) moeten omgaan, maar zonder esoterischegebaren kunnen worden opgevoed;- iconische dove kinderen, die hoofdzakelijk door middelvan gebaren (= iconische tekens) moeten wordenopgevoed.In ons instituut, dat alle katholieke dove kinderen opneemt,vanaf imbeciliteit tot en met hoogste begaafdheid,dat ook veel kinderen met meervoudige stoornissenop latere leeftijd opneemt, is het percentage datesoterische middelen (vingerspelling en/of gebaren)nodig heeft, niet hoger dan gemiddeld 24%.°- De zogenaamd wetenschappelijke studies van devoorstanders van 'Total Communication':In de Verenigde Staten en in Engeland zijn studies gepubliceerdwaaruit bleek, dat dove kinderen van doveouders, die van jongsaf aan in gebaren waren opgevoed,in de school tot betere resultaten kwamen dandove kinderen van horende ouders. Deze onderzoekerswillen daaruit concluderen, dat dus een gebarentaalvan jongsaf aan beter is (zie literatuur van Uden 1 977).Hierover de volgende opmerkingen:a. Genoemde studies zijn geen echte experimenten,maar slechts constructies uit gegevens achteraf, hetgeenwetenschappelijk als zeer onvoldoende onderzoekmoet worden aangemerkt.b. Hetzelfde verschijnsel, dat dove kinderen van doveouders het in de school beter doen dan dove kinderenvan horende ouders, treedt ook naar voren bij die doveouders, die zich zuiver oraal t.o.v. hun dove kind instellen.Het verschil van schoolvorderingen kan dus onmogelijkkomen van het gebruik van gebarentaal in devroege jeugd. Zeer zeker spelen acceptatieprocessenhierbij een rol (Greenstein 1975). Vervolgens moetmen bedenken, dat dove kinderen van dove ouders, diesteeds maar proberen met hun kind te praten terwijldatzelfde kind hoofdzakelijk en meer spontaan in gebarenconverseert, dit kind tot een soort tweetaligheiddwingen, hetwelk, zoals bekend, steeds nadelige gevolgenheeft, behalve bij zeer intelligente kinderen.c. Genoemde studies zijn reeds daarom onbetrouwbaar,omdat ze alleen die kinderen in hun onderzoekhebben betrokken, die niet in een zuiver orale omgevingwerden opgevoed. Tot nog toe zijn er slechts tweestudies verschenen (Kates 1972, Markides 1976) dieexact dove kinderen, opgevoed in een zuiver orale omgeving,vergeleken hebben met dove kinderen opgevoedin een niet zuiver orale omgeving, en bij dezetwee studies komt de eerste soort kinderen significantsuperieur voor de dag.Conclusie:De slogan: 'Dove kinderen kunnen niet door een gespreksmethodetot taal komen, maar alleen op eengeprogrammeerde manier', betekent in feite, dat ze ertoegedwongen worden zelf hun communicatieve middelente ontwikkelen, d.w.z. esoterische gebaren.De slogan: 'Laat de dove kinderen bij hun opvoedingzelf hun communicatieve middelen uitkiezen, doordatmen hun al deze middelen tegelijkertijd leert', betekentin feite, dat ze helemaal niet kiezen maar slechts totgebaren komen, waarbij het spreken, liplezen, geluidwaarnemenonvoldoende tot ontwikkeling komen.De slogan: 'Gun de dove kinderen hun eigen gebaren',betekent in feite: gun hun de primitiviteit'.Wij moeten alle dove kinderen, die daartoe in staat zijn,zuiver oraal opvoeden, door middel van het orale gesprekmet alle warmte van ons hart, doordat wij naarhen luisteren, opvangen wat zij willen zeggen en watze voor hun uiting nodig hebben, en hun constant daarvoorde juiste, gesproken vormen aanbieden, én doordatwij in dit gesprek ook onze eigen bijdrage leveren.Dit zal die dove kinderen helpen, om op het hoogst mogelijkeniveau te gaan functioneren, én - last but notleast - gehumaniseerd gelukkige mensen te worden.Dr. A. van Uden, pr.LiteratuurAnon, Methods of communication currently used in the educationof deaf children, RNID 1975.Barakat R., Cistercian Study series nr. 11: 'Cistercian Sign Language,a study of non-verbal communication', Cistercian Publications,Kalamazoo. Michigan U.S.A. 1975.19


Büchli M.J.C., De zorg voor de doofstomme, Kampen 1948.Cornett R.O., Cued Speech. American Annals of the Deaf, 1967,p. 3-13.Denton D.M., To the profession.... Reprint 1969.Denton D.M., 'A rationale for Total Communication' in T.O'Rourke(ed.) 'Psycholinguistics and Total Communication', Gallaudet College,Washington D.C. 1972, p. 53-61.Denton D.M., The philosophy of Total Communication. Supplementto the British Deaf News, August 1976.Driel Zr. Th. van. De toepassing van de Belgische Methode in onzeschool. St. Michielsgestel 1934.Eijndhoven J. van, Workshop in the education of hearing handicappedchildren. Atlantic Provinces Resource Center for the HearingHandicapped, Amherst, Nova Scotia, 24-28 May 1977.Forchhammer G., Taubstummen-pedagogische Abhandlungen. Leipzig1925.Furfey P.H. & Harte T.J., Interaction of deaf and hearing in FrederickCounty, Maryland. Washington D.C: Catholic University, 1964.Greenstein J.M., Methods of Fostering Language in deaf infants.Final Report to Health, Education and Welfare Department, GrantOEG - 0-72-539, Washington D.C. 1975.Heider F., A study of the spontaneous vocalisation of young deafchildren. Psychological Monographs, Vol 52, Nr. 1, 1940.Hirsch A.P., Die Gebardensprache der Horenden und ihre Stellungzur Lautsprache. Im Anhang eine Sammlung Hörendengebarden.Selbstverlag des Verfassers, Charlottenburg 1923.Kates S.L., Language development in deaf and hearing children. TheClarke School for the Deaf 1972.Kröhnert 0., Die sprachliche Bildung des Gehörlosen. Weinheim1966.Lawson R.S., Patterns of communication in intermediate level classroomsof the Deaf. Audiology Hearing Education, 4(1), 1978, p.19-23, 36.Markides A., Comparative linguistic proficiencies of deaf children,taught by two different methods of instruction - manual versus oral.The Teacher of the Deaf, 1976 p 307-347Querll W., Die Sprache- und Sprechentwicklung der Mutterschule.Blatter für Taubstummenbildung, 1922, p. 368; 1925, p. 309 sqq.Quigley S.P., The influence of fingerspelling on the development oflanguage, communication and educational achievement in deafchildren. University of Illinois, Urbana, 1969.Schein J.D.. The deaf community. Studies in the social psychology ofdeafness. Gallaudet College Press, Washington D.C. 1968.Schlesinger H.S. & Meadow K.P., Sound and sign; childhood deafnessand mental health. Berkeley 1972.Schulte K., Ausbau und Systematisierung verwendeter Lautzeichenzu einem 'Phonembestimmten Manuaisystem'. Neue Blatter fürTaubstummen Bildung, Heidelberg, 1967, p. 323-328.Schumann P., Geschichte des Taubstummenwesens. Frankfurt a.Main 1940.Schuy CI., Die sprachliche Situation des Taubstummen. Sprachforum,1955, p. 146-160.Speth L. & v.d. Hoven M., Spreken met het lichaam. Lochem 1975.Tervoort B.Th., Structurele analyse van visueel taalgebruik binneneen groep dove kinderen. Amsterdam 1953.Tervoort B.Th. & Verberk A.J.A., Final Report on project numberRD-467-64-65 of the vocational rehabilitation administration of theDepartment of Health, Education and Welfare, Washington D.C,titled; Analysis of Communicative Structure Patterns in Deaf Children1967, The Hague 1975.Uden A.M.J, van, De begrippen doofstom, doofstom met nehoorresten,en slechthorend. Nederlands Tijdschrift voor Doofstommenonderwijs,1951, p. 27-32.Uden A.M.J. van, Dove kinderen leren spreken, Rotterdam 1974.Uden A.M.J. van, A world of language for deaf children. 1e editieSint-Michielsgestel 1968, 3e editie Lisse 1977.Uden A.M.J. van. The pure oral method in the light of new realisations.Volta Review, 1970, p. 524-537.Uden A.M.J. van. Kunnen wij dove kinderen tot beter spreken brengen?Een proeve van een theorie over het spreken leren aan dove kinderen.Van Horen Zeggen, 19e jaargang, Nr. 3, oktober 1978, p.47-72.Symposium:'Horen - slecht horen - doofzijn'Op donderdag 10 mei 1979 zal er in de Vrije Universiteitte Amsterdam een symposium gehouden wordenmet als onderwerp: 'Horen, slecht horen, doof zijn'.Dit symposium wordt georganiseerd door de KoninklijkeNederlandse Akademie van Wetenschappen -Kloveniersburgwal 29 - 1011 JV Amsterdam. Tel:020-222902.Er zullen de volgende voordrachten gehouden worden:- Bouw en werking van het oor. Em. Hammelburg,KNO-arts.- Technische hulpmiddelen en hun beperkingen. P. Kuyper,fysicus-audioloog.- De betekenis van horen en slecht horen voor de mens.L. B. W. Jongkees, hoogleraar keel-, neus- en oorkunde.- Gehoorgestoordheid en beroepskeuze. G. G. J. Spanhoff,psycholoog.- Doofheid: Enige cultuurhistorische aspecten. R.Th. R.Wentges, KNO-arts.- Muziek als psychologisch auditief fenomeen. HansHenkemans, musicus, arts voor psychotherapie.Graag brengen wij dit symposium onder de aandachtvan al degenen, die in hun dagelijks leven met slechthorende,c.q. dove mensen en vooral kinderen te makenhebben.Een folder met een uitgebreid programma en nadereinformatie wordt U - op verzoek - rechtstreeks toegezonden.M.20


INSTITUTEN en SCHOLEN voor slechthorende en spraakgebrekkige kinderen.3814 TL Amersfoort Prof. GroenschoolKortenaerstraat 10033-209381062 CZ Amsterdam Prof. H. BurgerschoolJ. Jongkindstraat 61067020-158549EZ Amsterdam Alex. G. BellschoolAalbersestraat 571079020-131133CW Amsterdam Alex. RoozendaalschoolUiterwaardenstraat 236 0201062-460504/445802BK Amsterdam Mgr. HermusschoolJan Tooropstraat 11020-1796966814 CR ArnhemDr. P. C. M. BosschoolBrantsenstraat 1085-4232936821 LK ArnhemV.B.O. De StijgbeugelHommelseweg 403085-4544976573 DG BeekDe WylerbergRijksstraatweg 17808895-17904812 GE Bred aPaus Pius XII schoolDirk Hartogstraat 10076-1323529207 BK DrachtenDe SkelpWetterwille 7005120-149745615 HB EindhovenInst. Sint Marie - schoolPloegstraat 20040-4489715611 KW EindhovenInst. Sint Marie - schoolDon Boscostraat 18040-4417545611 KV EindhovenInst. Sint Marie - V.B.O. school Don Boscostraat 7040-4397725611 KV EindhovenInst. Sint Marie - internaatDon Boscostraat 3040 431087/4310057522 AN EnschedeProf. dr. H. C. HuizingschoolMaatmanweg 15053-3183137522 AN EnschedeV.B.O. school Het MaatmanMaatmanweg 1 5053-8473824461 DN G °esDe KringWestsingel 90a01100-134072565 EX 's-Gravenhage Cor EmousschoolGouden Regenstraat 36070-6350949717 KG GroningenDr. J. de GraafschoolAkkerstraat 11050-7121669712 NZ GroningenTine MarcusschoolOssenmarkt 9-10050-1205292011 VK Haarlemp rof. van GilseschoolWilhelminastraat 43a023-3140496432 CC Hoensbroek Mgr. HanssenschoolZandbergsweg 11 5045-2198502332 KE Leid enDe WeerklankRobijnstraat 1071-7651496531 PL NijmegenMgr. Martinusvan Beekschool Ijsbeerstraat 31080-5595846521 EV NijmegenV.B.O. Martinus van BeekKoolemans Beijnenstraat 1 6 080-2334296533 BL NijmegenHuize Mart. van Beek - internaat Akkerlaan 44080-5512173078 PE RotterdamDr. F. HogewindschoolKraayeveldstraat 2010-8210883061 MA Rotterdamp. j. Evertseschool - V.B.O.Blaardorpstraat 12010-5218353011 CN RotterdamL. W. HildernisseschoolPierre Baylestraat 2010-1356512287 EE RijswijkDe VoordeBazuinlaan 2a070-9430421742 KMSchagenBurg. De Wilde SchoolMeerkoet 2502240-48963523 CL UtrechtHet RotsoordRotsoord 36030-5100413563 VJ UtrechtBertha MullerschoolSanta Cruzdreef 30030-6124048012 VA ZwolleEnkschoolEnkstraat 6905200-12959INSTITUTEN en SCHOLEN voor dove kinderen1011 LX9712 NX30315271 BAGD2275 THAmsterdam J. C. Ammanschool J. Sluyterstraat 9Amsterdam Dependance I.D.O. Nw. Uilenburgerstraat 96Groningen Doveninstituut H. D. Guyot Guyotplein 2Rotterdam Rudolf Mees Instituut Ammanplein 2-8Sint-Michielsgestel Instituut voor Doven Theerestraat 42Voorburg 'Effatha' Inst. voor Doven Effathalaan 31020-178617020-231437050-122243010-13228004105-9119070-987370ndelijk verzoek: Geef wijzigingen van adressen en telefoonnummers direkt door aan de eindredaktie.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!