Het autonome zenuwstelsel in balans door craniale osteopathie?

Het autonome zenuwstelsel in balans door craniale osteopathie? Het autonome zenuwstelsel in balans door craniale osteopathie?

heartmathbenelux.com
from heartmathbenelux.com More from this publisher
11.07.2015 Views

THE INTERNATIONAL ACADEMY OF OSTEOPATHYHet autonome zenuwstelsel inbalans door craniale osteopathie?De invloed van een craniale behandeling op de heart rate variabilityAuteur: Hans Vander MastPromotor: Ilse Pauwels, DO-MROB, B.Sc. (Hons) Ost. Med.Thesis tot het behalen van de graad ‘Osteopaat-DO’Academiejaar: 2007-2008

THE INTERNATIONAL ACADEMY OF OSTEOPATHY<strong>Het</strong> <strong>autonome</strong> <strong>zenuwstelsel</strong> <strong>in</strong><strong>balans</strong> <strong>door</strong> <strong>craniale</strong> <strong>osteopathie</strong>?De <strong>in</strong>vloed van een <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g op de heart rate variabilityAuteur: Hans Vander MastPromotor: Ilse Pauwels, DO-MROB, B.Sc. (Hons) Ost. Med.Thesis tot het behalen van de graad ‘Osteopaat-DO’Academiejaar: 2007-2008


II. Verklar<strong>in</strong>g van echtheidHierbij verklaart ondergetekende, Hans Vander Mast, dat deze thesis een orig<strong>in</strong>eel,zelfgeschreven werk is en niet berust op kopieën van andermans werk. Citaten en ideeën vanandere auteurs werden zorgvuldig gerefereerd en opgenomen <strong>in</strong> de bibliografie achteraan ditwerk.Hans Vander Masti


III. DankwoordDeze thesis is mede tot een goed e<strong>in</strong>de gekomen dankzij de hulp van een aantal mensen, die ikhiervoor dan ook graag zou bedanken.Eerst en vooral gaat mijn dank uit naar de proefpersonen die deelnamen aan het onderzoek.Zonder hen geen onderzoek en dus ook geen thesis.Robert Erdbr<strong>in</strong>k van de firma Heartmath Benelux stond mij <strong>in</strong> het prille beg<strong>in</strong> met raad en daadbij over de te gebruiken software. Zijn enthousiasme was een belangrijke factor voor hetwelslagen van de lancer<strong>in</strong>g van mijn thesis. Ook de mensen van de universiteit van Kuopio,F<strong>in</strong>land worden bedankt voor het vrij ter beschikk<strong>in</strong>g stellen van hun analysesoftware.Mijn promotor, Ilse Pauwels, wil ik bedanken voor haar vlijtig correctiewerk, haar oppeppers <strong>in</strong>moeilijke tijden en haar deskundigheid als osteopaat.Mijn vader verdient zeker een speciale vermeld<strong>in</strong>g omwille van het veelvuldig breken van zijnhoofd op mijn statistiek. Niet m<strong>in</strong>der lof voor mama, die met veel z<strong>in</strong> voor correctheid steedsde eerste was om nieuwe stukken tekst na te kijken. Daarenboven hebben ze mij vanaf hetallereerste moment gesteund <strong>in</strong> mijn keuze voor <strong>osteopathie</strong>. Niet alleen mentaal, maarevenzeer op het niet te onderschatten f<strong>in</strong>anciële vlak.Ook mijn vriend<strong>in</strong> Els wil ik bedanken. Ze is de laatste vier jaar vaak steun en toeverlaatgeweest als het even wat m<strong>in</strong>der goed g<strong>in</strong>g.Last but not least wil ik alle mensen bedanken die van ver of dichtbij iets met deze thesis temaken hebben gehad. <strong>Het</strong> zijn er te veel om op te noemen, maar aan allemaal: BEDANKT !ii


IV. Nederlands AbstractDe behandel<strong>in</strong>g van de schedel, voor het eerst beschreven <strong>door</strong> W.G. Sutherland, maakt reedslang onderdeel uit van de osteopathische behandel<strong>in</strong>g. Vaak wordt het cranium behandeld omeen effect te hebben op het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong> en de twee takken met elkaar <strong>in</strong> <strong>balans</strong> tebrengen.Tot op heden werd het juiste effect van <strong>craniale</strong> technieken op het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong> nogmaar zeer beperkt beschreven. Aan de hand van de hart rate variability, de variatie <strong>in</strong>tussenpauzes tussen twee opeenvolgende hartslagen, werd <strong>in</strong> dit onderzoek nagegaan welke<strong>in</strong>vloed een osteopathische <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g had op respectievelijk de parasympathicus(hoge-frequentie-waarden) en de orthosympathicus (lage-frequentie-waarden).Deze studie had tot doel te bewijzen dat een osteopathische <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g een meetbaareffect heeft op de werk<strong>in</strong>g van het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong>.55 proefpersonen onderg<strong>in</strong>gen een <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g. Om mogelijk placebo-effect uit tesluiten, werden ook controlemet<strong>in</strong>gen uitgevoerd, waarbij een periode rust van 15 m<strong>in</strong>uten een<strong>in</strong>terventie simuleerde.De werk<strong>in</strong>g van para- en orthosympathicus werd gemeten aan de hand van de heart ratevariability. Deze parameter kan statistisch onderverdeeld worden <strong>in</strong> verschillende frequenties.Twee van deze frequenties hebben de specifieke eigenschap de werk<strong>in</strong>g van respectievelijkorthosympathicus (lage-frequentie-waarden) en parasympathicus (hoge-frequentie-waarden)weer te geven.iii


De waarden die uit deze analyse ontstonden werden statistisch getest met niet-parametrischestatistiek, zodat het significantieniveau kon bepaald worden.De resultaten <strong>in</strong> ogenschouw nemende, treden er geen duidelijke effecten op wat betreft delage-frequentie-waarden. De waarden blijven nagenoeg constant en de verschillen zijndaarenboven niet significant.De effecten op de hoge-frequentie-waarden daarentegen waren sterk significant. Waar decontrolemet<strong>in</strong>g een lichte, niet significante dal<strong>in</strong>g laat optekenen, zorgt de experimentelebehandel<strong>in</strong>g voor een stijg<strong>in</strong>g van iets meer dan 40% en een significantieniveau van p


V. Engels abstractThe treatment of the skull, as W.G. Sutherland described for the first time, has been a part ofthe osteopathic treatment for a long time. The cranium is often treated to affect the autonomicnervous system and balance its two branches.Until now the exact effect of these techniques on the autonomic nervous system has been verylimitedly described. Us<strong>in</strong>g the heart rate variability, the <strong>in</strong>terval variation between twosuccessive heartbeats, this research exam<strong>in</strong>ed the <strong>in</strong>fluence an osteopathic cranial treatment hadon the parasympathetic and the sympathetic nervous system respectively.The goal of this study was to prove that an osteopathic cranial treatment does have a measurableeffect on the function<strong>in</strong>g of the parasympathetic and the sympathetic nervous system.55 test subjects submitted to a cranial treatment. To rule out the possibility of a placebo effect,there were control measurements <strong>in</strong> the course of which a 15 m<strong>in</strong>ute period of rest simulated an<strong>in</strong>tervention.The function<strong>in</strong>g of the parasympathetic and sympathetic nervous system was measured us<strong>in</strong>g theheart rate variability. This parameter can statistically be divided <strong>in</strong> different frequencies. Two ofthese frequencies have the specific quality of reflect<strong>in</strong>g the function<strong>in</strong>g of the sympathetic (lowfrequency values) and parasympathetic (high frequency values) nervous system respectively.The values obta<strong>in</strong>ed from this analysis were statistically tested with non-parametric statistics <strong>in</strong>order to determ<strong>in</strong>e the level of significance.v


Tak<strong>in</strong>g the results <strong>in</strong>to account there are no clear effects on the low frequency values. The valuesrema<strong>in</strong> almost constant and moreover the differences are not significant.The effects on the high frequency values on the other hand speak volumes. In contrast to thecontrol measurement, which reflects a small, non-significant decl<strong>in</strong>e, the experimentaltreatment causes an <strong>in</strong>crease of a little more than 40% and a level of significance of p


VI. InhoudsopgaveII. Verklar<strong>in</strong>g van echtheid....................................................... iIII. Dankwoord ................................................................... iiIV. Nederlands Abstract........................................................ iiiV. Engels abstract ................................................................ vVI. Inhoudsopgave...............................................................vii1. Introductie ..................................................................... 11.1. Inleid<strong>in</strong>g...........................................................................11.2. <strong>Het</strong> primair centrum van het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong> ....................21.2.1. De hypothalamus........................................................... 21.2.2. De hypofyse................................................................. 31.2.3. Een osteopathische kijk op hypothalamus en hypofyse .............. 41.3. Heart rate variability............................................................81.3.1. Historiek..................................................................... 81.3.2. Def<strong>in</strong>itie ..................................................................... 91.3.3. Heart rate variability meten.............................................. 91.4. Besluit, doelstell<strong>in</strong>gen en hypothesen...................................... 151.4.1. Besluit en doelstell<strong>in</strong>gen .................................................151.4.2. Hypothesen ................................................................152. Methodologie .................................................................162.1. Algemeen....................................................................... 162.2. Proefpersonen ................................................................. 17vii


2.3. Met<strong>in</strong>gen........................................................................ 182.4. Onderzoeksapparatuur ....................................................... 202.4.1. EmWave PC ®............................................................202.4.2. Polar Precision Performance............................................202.4.3. HRV Analysis Software 1.1 for W<strong>in</strong>dows ............................212.4.4. Bloeddrukmeter...........................................................212.4.5. De VAS-score..............................................................222.5. Statistische verwerk<strong>in</strong>g....................................................... 233. Resultaten .....................................................................243.1. Inleid<strong>in</strong>g......................................................................... 243.2. Descriptieve statistiek ........................................................ 263.3. Analytische statistiek.......................................................... 283.3.1. Evolutie van de lage-frequentie-waarden .............................283.3.2. Evolutie van de hoge-frequentie-waarden ............................354. Discussie .......................................................................444.1. Nut van het onderzoek ....................................................... 444.2. Interpretatie van de resultaten .............................................. 454.2.1. Besprek<strong>in</strong>g van de resultaten............................................454.2.2. Verklar<strong>in</strong>g van de resultaten ............................................484.2.3. Toets<strong>in</strong>g aan de hypothese...............................................494.3. Opmerk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> verband met het onderzoek ............................ 504.4. Suggesties voor verder onderzoek.......................................... 515. Besluit ..........................................................................53Referenties & Appendices..……………………………………… 54viii


1. Introductie1.1. Inleid<strong>in</strong>gS<strong>in</strong>ds de ontdekk<strong>in</strong>g van de <strong>craniale</strong> <strong>osteopathie</strong> <strong>door</strong> William Garner Sutherland aan het beg<strong>in</strong> vande 20 ste eeuw, wordt de effectiviteit van deze therapie <strong>door</strong> tegenstanders <strong>in</strong> twijfel getrokken.Toch blijkt de behandel<strong>in</strong>g, gebaseerd op zachte, niet-manipulatieve handel<strong>in</strong>gen, volgensverschillende auteurs op verscheidene vlakken resultaat te hebben. (Liem, 2001, 2002, 2004; Ranget al, 1998)Craniale <strong>osteopathie</strong> wordt vaak aangeraden bij primair neuro-endocriene disfuncties. Deosteopathische technieken zouden een uitbalancerend effect hebben op het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong>,en zo de gezondheid van de patiënt uitermate ten goede komen. (Liem, 2004; Upledger et al,1983)Deze thesis wil nagaan wat het effect is van de <strong>craniale</strong> <strong>osteopathie</strong> op het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong>.1


1.2. <strong>Het</strong> primair centrum van het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong>1.2.1. De hypothalamus 1De hypothalamus ligt onder de thalamus en vormt aldus het onderste gedeelte van hetdiencephalon. Hij ligt bilateraal van het 3 de ventrikel en vormt de vloer en de laterale wanden vandeze structuur. De hypothalamus wordt tevens voor een gedeelte beschermd <strong>door</strong> de sella turcicaossis sphenoidale.Functioneel is de hypothalamus onder te verdelen <strong>in</strong> 4 zones waar<strong>in</strong> samen 12 bekende kernenliggen. Deze 12 kernen vervullen 4 hoofdfuncties:- Controle en <strong>in</strong>tegratie van de functies van het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong>- Regulatie van de lichaamstemperatuur- Regulatie van de voedsel<strong>in</strong>name- Regulatie van de vochthuishoud<strong>in</strong>gNaast deze hoofdfuncties wordt de hypothalamus ook geassocieerd met gevoelens van woede enagressie en speelt hij een rol <strong>in</strong> het waak- en slaappatroon.De hypothalamus coörd<strong>in</strong>eert vele lichaamsfuncties. <strong>Het</strong> is de belangrijkste regulator van dehomeostase en staat aan het hoofd van wat de vegetatieve <strong>in</strong>tegratie wordt genoemd. Hij oefent zijnfunctie uit <strong>door</strong> rechtstreekse en onrechtstreekse sensorische <strong>in</strong>put te <strong>in</strong>tegreren en hierop eengepast fysiologisch antwoord te produceren.1Bernards et al, 1983; Tortora et al, 1993; Zalpour, 2002;2


Deze fysiologische antwoorden verlopen via twee grote systemen: het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong> enhet hormonaal systeem. <strong>Het</strong> autonoom <strong>zenuwstelsel</strong> wordt vooral <strong>in</strong>geschakeld voor snelle<strong>in</strong>terventies, terwijl het hormonaal systeem <strong>door</strong> middel van zijn hormonen eerder verander<strong>in</strong>genop langere termijn <strong>in</strong>duceert.Gezien zijn regulatiefunctie, vormt de hypothalamus de functioneel-anatomische relatie tussen dezetwee systemen. Immers, als primair centrum van het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong> heeft hij rechtstreekseen onrechtstreekse verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen met de secundaire centra van ortho- en parasympathicus. Denauwe verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g met de hypofyse doet de hypothalamo-hypofysaire as ontstaan. Deze as zorgtvoor de <strong>in</strong>tegratie van de hormonale en de vegetatieve regulatie.1.2.2. De hypofyse 2De hypofyse heeft de grootte van een erwt en ligt <strong>in</strong> de sella turcica ossis sphenoidale, bedekt <strong>door</strong>het tentorium cerebelli. Doorheen dit tentorium loopt het <strong>in</strong>fundibulum, dat de hypofyse met dehypothalamus verb<strong>in</strong>dt.Embryologisch en functioneel gezien, is de hypothalamus te verdelen <strong>in</strong> twee delen. Deneurohypofyse ontstaat uit een uitstulp<strong>in</strong>g van het neurale ectoderm en functioneert vooral alshormoonsecreterend gedeelte van de hypofyse. <strong>Het</strong> grootste deel, de adenohypofyse ontstaat uithet endoderme epitheel van de epifarynx (het zgn. zakje van Rathke) en produceert vooralhormonen.2Bernards et al, 1983; Tortora et al, 1993; Zalpour, 2002;3


Lange tijd werd gedacht dat de hypofyse de meesterklier van het menselijk lichaam was.Ondertussen weet men echter dat ook deze klier op haar beurt gecontroleerd wordt, namelijk <strong>door</strong>de hypothalamus.De twee delen van de hypofyse samen produceren en secreteren 7 hormonen, elk met hunspecifieke eigenschappen en functies.1.2.3. Een osteopathische kijk op hypothalamus en hypofyseOm het primair neuro-endocrien systeem adequaat te behandelen, werd gekozen voor eenbehandel<strong>in</strong>gsschema dat bestond uit 3 grote delen. Eerst werden de structuren rond dehypothalamus en hypofyse, zoals het membraneus systeem en de synchondrosis spheno-basilaris(SSB), volledig vrijgemaakt. Daarna werden hypothalamus en hypofyse zelf behandeld. Om af tesluiten werden er nog twee technieken uitgevoerd die een algemeen effect hebben op de <strong>in</strong>tra<strong>craniale</strong>structuren, maar niet specifiek aan een bepaald orgaan kunnen gel<strong>in</strong>kt worden. Daar eenuitgebreide beschrijv<strong>in</strong>g van deze technieken <strong>in</strong> de thesis zelf te ver zou leiden, worden <strong>in</strong> dezeparagrafen de technieken slechts summier besproken. Een beschrijv<strong>in</strong>g <strong>in</strong> extensio werd bijgevoegd<strong>in</strong> bijlage. (cfr. Appendix 1)4


1.2.3.1. Behandel<strong>in</strong>g van de omliggende structuren 3<strong>Het</strong> membraneus systeem wordt gevormd <strong>door</strong> een verticale component (de falx cerebri) en eenhorizontale component (het tentorium cerebelli met het diafragma sellae). Sutherland, Magoun enUpledger noemden deze structuren reeds ‘The Reciprocal Tension Membrane Systems’. Dit geeftaan dat spann<strong>in</strong>gsverschillen tussen beide membraneuze structuren wordt <strong>door</strong>gegeven! Deaanwezige spann<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het membraneus systeem zorgen ervoor dat de fluctuatie van liquorcerebrosp<strong>in</strong>alis (LCS) gestoord wordt. Ze hebben ook een rechtstreekse <strong>in</strong>vloed op de structuren<strong>in</strong> de directe nabijheid van de membranen, zoals de hypothalamus en de hypofyse.Ook letsels van de synchondrosis spheno-basilaris hebben hun rechtstreekse <strong>in</strong>vloed op de functievan hypothalamus en hypofyse. Ze veranderen tevens de grootte van de open<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het tentoriumcerebelli, waar<strong>door</strong> het <strong>in</strong>fundibulum aan een veranderde spann<strong>in</strong>g wordt blootgesteld.De behandel<strong>in</strong>g van de omliggende structuren mag dus niet onderschat worden wanneer deosteopaat de functie van de hypothalamus en hypofyse wil verbeteren. Volgende techniekenwerden toegepast om dit doel te bereiken:a) Release van de falx cerebrib) Frontal Liftc) Parietal Liftd) Sphenoid Lifte) Onderzoek en behandel<strong>in</strong>g van de verschillende SSB-letselsf) Ear-Pull techniek op de ossa temporale3Rang et al, 1998; Liem, 2001, 2002, 20045


1.2.3.2. Behandel<strong>in</strong>g van de hypothalamus en de hypofyse zelf 4Gezien de diepe <strong>in</strong>tra<strong>craniale</strong> ligg<strong>in</strong>g van de hypothalamus en de hypofyse is het niet evident om zete behandelen. De behandel<strong>in</strong>g gebeurt dan ook onrechtstreeks via structuren die zich wel goedlaten benaderen.<strong>Het</strong> neurolymfatische punt van de hypofyse ligt op de sutura frontonasalis. Via een reflexthrust opdeze sutuur kan men dus een <strong>in</strong>vloed hebben op de hypofyse (Walther, 2000)Daarnaast kunnen ook de k<strong>in</strong>esiologische alarmpunten van beide structuren gebruikt worden. Dealarmpunten van de hypofyse bev<strong>in</strong>den zich net anterior en net posterior van beide processusmastoidei. Twee van de punten van de hypothalamus liggen bilateraal op de sutura squamosa,boven het hoogste punt van het oor. Een derde punt bev<strong>in</strong>dt zich ter hoogte van het referentiepunt‘vertex’. Door ponçage op deze punten, heeft de therapeut een <strong>in</strong>vloed op de specifieke structurendie communiceren met deze punten.De volgende technieken werden gebruikt om de hypothalamus en de hypofyse te normaliseren:a) Reflexthrust op de sutura frontonasaleb) Ponçage op de alarm-punten van hypothalamus en hypofyse4Rang et al, 1998; Liem, 2001, 2002, 2004; Goodheart, 1991; Holdway, 1996.6


1.2.3.3. Algemene versterkende technieken 5Onderstaande technieken hebben een algemene <strong>in</strong>vloed op de <strong>in</strong>tra<strong>craniale</strong> structuren. Zebevorderen de fluctuatie van het LCS en hebben een uitbalancerende <strong>in</strong>vloed op het autonoom<strong>zenuwstelsel</strong>. Daarnaast worden er nog een aantal andere effecten beschreven, die voor deze thesisvan m<strong>in</strong>der belang zijn.De volgende technieken werden gebruikt omwille van hun algemene positieve <strong>in</strong>vloed:a) Alternerende rotatie van de ossa temporaleb) Compression Ventricle 4 (CV4)1.2.3.4. ConclusieOok <strong>in</strong> de osteopathische literatuur ziet men het belang van de primaire neuro-endocriene asterugkeren. Verscheidene auteurs bespreken de effecten van een behandel<strong>in</strong>g van deze structurenop het lichaam. (Liem, 2001, 2002, 2004; Rang et al, 1998) <strong>Het</strong> meten van deze effecten is echterniet eenvoudig. Er bestaat dan <strong>in</strong> de literatuur ook we<strong>in</strong>ig <strong>in</strong>formatie over.Deze thesis wil specifiek de gevolgen van een behandel<strong>in</strong>g van de primaire neuro-endocriene as ophet autonoom <strong>zenuwstelsel</strong> nagaan. Om dit effect te kunnen opmeten wordt gebruikt gemaakt vande heart rate variability.5Rang et al, 1998; Liem, 2001, 2002, 20047


1.3. Heart rate variability1.3.1. HistoriekReeds s<strong>in</strong>ds eeuwen spelen het hartritme en de hartgeluiden een belangrijke rol <strong>in</strong> de geneeskunde.Waar men <strong>in</strong> het prille beg<strong>in</strong> vooral moest afgaan op palpaties en primitieve auscultaties,evolueerde <strong>in</strong> de voorbije eeuw de techniek zo snel, dat ook op het gebied van hartonderzoek demogelijkheden exponentieel toenamen.De eerste bronnen over heart rate variability, kortweg HRV, gaan terug tot 1733, toen Hales eenrespiratoir patroon waarnam <strong>in</strong> de polsslag en de bloeddruk van een paard. (Berntson et al, 1997)De kl<strong>in</strong>ische waarde van, en <strong>in</strong>teresse <strong>in</strong> heart rate variability, werd echter pas voor de eerste maalduidelijk <strong>in</strong> de jaren ’60. Onderzoekers merkten toen dat foetale problemen voorafgegaan werden<strong>door</strong> verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> hartslag<strong>in</strong>tervallen, nog voor er <strong>in</strong> het hartritme zelf enige verander<strong>in</strong>gmerkbaar werd (Hon et al, 1965).Dankzij het baanbrekend werk van Wolf et al deed HRV een kle<strong>in</strong>e tien jaar later zijn <strong>in</strong>trede <strong>in</strong> decardiologie (Wolf et al, 1977).In de jaren ‘80 <strong>in</strong>troduceerden Ew<strong>in</strong>g et al (1985) een aantal eenvoudige testen om <strong>autonome</strong>neuropathie bij diabetespatiënten te detecteren. De echte <strong>door</strong>braak kwam er <strong>in</strong> 1981, toenAkselrod et al de power spectrum analyse <strong>in</strong>troduceerden, waar<strong>door</strong> het mogelijk werd om defluctuaties <strong>in</strong> de hartslag analytisch te gaan ontleden (Akselrod et al, 1981). Wanneer <strong>in</strong> de latejaren ’80 bewezen werd dat HRV een sterk voorspellende factor is voor mortaliteit na een acuutmyocard <strong>in</strong>farct, kende de toepass<strong>in</strong>g ervan een grote groei. (Malik et al, 1996)8


1.3.2. Def<strong>in</strong>itie 6Heart rate variability wordt algemeen aanvaard als de term om de variaties van hartritme en RR<strong>in</strong>tervallenweer te geven. De RR-<strong>in</strong>tervallen worden hierbij beschouwd als zijnde de relatievepauze tussen de toppen van twee opeenvolgende QRS-complexen op een elektrocardiogram.In de literatuur worden soms andere termen gebruikt die dezelfde lad<strong>in</strong>g dekken. Deze zijn echternooit zo goed <strong>in</strong>geburgerd geraakt, vandaar dat <strong>in</strong> deze thesis ook de benam<strong>in</strong>g ‘Heart RateVariability’ wordt gebruikt.1.3.3. Heart rate variability meten1.3.3.1. Standaardiser<strong>in</strong>g van de HRV-met<strong>in</strong>genIn de literatuur werden er tot voor een aantal jaar regelmatig onderzoeken gepubliceerd waar<strong>in</strong>HRV een prom<strong>in</strong>ente rol speelde. Daar er quasi evenveel meetmethoden als onderzoekenontstonden, werden <strong>in</strong> 1996 richtlijnen opgesteld <strong>door</strong> de Task Force of the European Society ofCardiology and the North American Society of Pac<strong>in</strong>g Electrophysiology. Dit document had eenvijfvoudig doel. (Malik et al, 1996)1. <strong>Het</strong> standaardiseren van de nomenclatuur en het def<strong>in</strong>iëren van allerlei termen2. Standaardmethodes voor met<strong>in</strong>g ontwikkelen3. Fysiologische en pathofysiologische correlaties def<strong>in</strong>iëren4. Mogelijke kl<strong>in</strong>ische toepass<strong>in</strong>gen beschrijven5. Gebieden specifiëren waar<strong>in</strong> nog verder onderzoek noodzakelijk is.<strong>Het</strong> spreekt voor zich dat ook <strong>in</strong> deze studie getracht werd deze richtlijnen zoveel mogelijk tevolgen.6Malik et al, 19969


1.3.3.2. <strong>Het</strong> opnemen van de hartslag<strong>Het</strong> opnemen van de hartslag gebeurde <strong>in</strong>itieel aan de hand van een elektrocardiogram.Tegenwoordig zijn er echter andere, commerciële, toestellen op de markt, die eveneens de hartslaggaan opnemen en de RR-<strong>in</strong>tervallen isoleren.Om adequate vergelijk<strong>in</strong>g mogelijk te maken werden qua tijdsduur van de opname volgendetijds<strong>in</strong>tervallen vooropgesteld: 5 m<strong>in</strong>uten voor de zogenaamde ‘short-term-record<strong>in</strong>gs’ en 24uvoor de ‘long-term-record<strong>in</strong>gs’. (Malik et al, 1996; Berntson et al, 1997)1.3.3.3. Analyse van heart rate variabilityWanneer de hartslag gedurende een bepaalde periode is opgenomen, kunnen deze gegevensgeanalyseerd worden en aanleid<strong>in</strong>g geven tot bepaalde conclusies. Hiervoor zijn <strong>in</strong> de literatuurtwee methodes beschreven, elk met hun specifieke eigenschappen en toepasbaarheid.1.3.3.3.1. De time doma<strong>in</strong> methode 7De methode die het gemakkelijkst uit te voeren is, is de time-doma<strong>in</strong> analyse. Wanneer eenonderzoeker deze methode gebruikt, gaat hij ofwel de hartslag op een bepaald moment <strong>in</strong> de tijdbepalen, ofwel de <strong>in</strong>tervallen tussen opeenvolgende, normaal gegenereerde QRS-complexenbekijken (deze worden dan beschouwd als normal-to-normal-<strong>in</strong>tervals, of NN-<strong>in</strong>tervallen en vallen<strong>in</strong> de praktijk samen met de RR-<strong>in</strong>tervallen)7Malik et al, 1996; Berntson et al, 199710


Met behulp van de statistiek, kan men uit de verkregen gegevens een aantal parameters berekenen.- SDNN: de standaarddeviatie van de NN-<strong>in</strong>tervallen. Deze parameter is een weergave vanalle cyclische componenten die tijdens het opnemen van de hartslag voor variatie zorgen.- NN50: het aantal NN-<strong>in</strong>tervallen groter dan 50ms- pNN50: de percentuele verhoud<strong>in</strong>g van het aantal NN-<strong>in</strong>tervallen groter dan 50ms- rMSSD: de vierkantswortel uit het gemiddelde van de kwadraten van de verschillen tussentwee opeenvolgende NN-<strong>in</strong>tervallen.Naast een statische analyse van de time doma<strong>in</strong> parameters, kan er ook nog een geometrischeanalyse gemaakt worden, waarbij de serie NN-<strong>in</strong>tervallen omgezet wordt <strong>in</strong> een geometrischpatroon.De time doma<strong>in</strong> methode wordt vooral gebruikt voor analyse van long-term-record<strong>in</strong>gs en is <strong>in</strong>deze studie dus niet aangewend om de nulhypothese te toetsen. Hiervoor werd de voorkeurgegeven aan de frequency doma<strong>in</strong> methode.1.3.3.3.2. De frequency doma<strong>in</strong> methode 8De frequency doma<strong>in</strong> methode is gebaseerd op een aantal spectrum methodes. Deze methodes gaande dichtheid van het power spectrum analyseren en zo een beeld weergeven van hoe de power zichgedraagt <strong>in</strong> functie van de frequentie. De analyse zelf gebeurt aan de hand van wiskundigealgoritmes, dewelke parametrisch of niet-parametrisch kunnen zijn.8Malik et al, 1996; Berntson et al, 199711


Zowel de niet-parametrische als de parametrische methode spitsen zich toe op de short-termrecord<strong>in</strong>gsen doen 4 spectrale componenten ontstaan. De absolute grootte van de hartvariabiliteitkan uitgedrukt worden <strong>in</strong> milliseconden kwadraat (ms²), waarbij elke parameter zijn bijdrage levertaan de totale grootte. Een parameter op zich kan echter ook uitgedrukt worden <strong>in</strong> zogenaamdenormalized units. Hierbij wordt de relatieve waarde van de parameter bekeken <strong>in</strong> het licht van detotale grootte van de hartvariabiliteit. <strong>Het</strong> kan immers zijn dat de absolute waarde van dehartvariabiliteit, en daarmee de absolute waarde van een bepaalde frequentie, daalt, terwijl derelatieve waarde van de frequentie stijgt <strong>in</strong> verhoud<strong>in</strong>g tot de andere frequenties.Gezien de grote toepasbaarheid van de niet-parametrische methode (Fast Fourier Transform, FFT),werd deze <strong>in</strong> de studie gebruikt. Door middel van deze methode wordt de HRV <strong>in</strong> 4 frequentiesontbonden: de ultra-low frequency, de very low frequency, de low frequency en de highfrequency.1.3.3.3.2.1. Ultra low frequency 9De ultra low frequency (ULF) wordt gesitueerd tussen 0 en 0.0033 Hz. Deze frequentieband isechter eerder arbitrair bepaald, dan dat hij gebaseerd is op functionele verschijnselen. Gezien delengte van de ULF-cyclus (>5 uur), wordt activiteit <strong>in</strong> deze frequentie enkel gezien bij long termrecord<strong>in</strong>gs.Over de ontstaanswijze en de mediërende processen die de ULF <strong>in</strong> stand houden is tot op hedenwe<strong>in</strong>ig geweten. Door middel van een onderzoek op konijnen heeft men echter al wel kunnenaantonen dat de ULF een rol speelt bij circadiaanse ritmes en er<strong>door</strong> beïnvloed wordt. (Berntson etal, 1997)çMalik et al, 1996; Berntson et al, 199712


1.3.3.3.2.2. Very low frequency 10De very low frequency (VLF) wordt gesitueerd tussen 0.0033 Hz en 0.04 Hz. Net als bij de ULF isover deze frequentie zeer we<strong>in</strong>ig geweten. De frequentieband is dus eveneens arbitrair bepaald.Door zijn cycluslengte van meer dan 25 seconden is de VLF weliswaar zichtbaar bij een short termrecord<strong>in</strong>g, maar zal ze van we<strong>in</strong>ig kl<strong>in</strong>isch belang zijn. Dit effect wordt nog versterkt <strong>door</strong> de velegiss<strong>in</strong>gen naar de processen die <strong>in</strong>staan voor de VLF. Eerder vaak genoemde hypothesen wijzen <strong>in</strong>de richt<strong>in</strong>g van thermoregulatoire processen en een aantal humorale mechanismes.1.3.3.3.2.3. Low frequency 10Met een frequentieband tussen 0.04 en 0.15 Hz en een cycluslengte langer dan 6 seconden is delow frequency (LF) duidelijk aanwezig <strong>in</strong> de analyses van short term record<strong>in</strong>gs. Dit neemt echterniet weg dat oorzakelijke mechanismen voor de LF één van de grootste discussies <strong>in</strong> de HRVliteratuurvoeden. Twee groepen manifesteren zich. De groep rond Pomeranz et al deed uitvoerigonderzoek naar de factoren die aan de basis liggen van de LF en concludeerden dat deze wordtgemoduleerd <strong>door</strong> een wisselwerk<strong>in</strong>g van beide takken van het autonoom zenuwstel (Pomeranz etal, 1985). Malliani et al daarentegen, zijn de men<strong>in</strong>g toegedaan dat de fluctuaties <strong>in</strong> de LFveroorzaakt worden louter <strong>door</strong> toedoen van het orthosympathische systeem. Deze conclusie magechter enkel getrokken worden wanneer de LF-waarden worden uitgedrukt <strong>in</strong> normalized units.(Malliani et al, 1994, Pagani et al, 1986). Deze nuance <strong>in</strong> acht genomen kunnen beide hypothesennaast elkaar gebruikt worden.10Malik et al, 1996; Berntson et al, 199713


1.3.3.3.2.4. High frequency 11De high frequency (HF) situeert zich boven 0.15 Hz en omvat fluctuaties <strong>in</strong> cycli van 2,5 tot 6seconden. Waar de LF een bron van discussie is, zijn alle onderzoekers het erover eens dat de HFfluctuatiesveroorzaakt worden <strong>door</strong> de respiratoire s<strong>in</strong>us aritmie. Dit houdt <strong>in</strong> dat dehartfrequentie wijzigt onder <strong>in</strong>vloed van de ademhal<strong>in</strong>g. De respiratoire s<strong>in</strong>us aritmie wordt vagaalbeïnvloed. Bijgevolg is de HF een parameter bij uitstek om de activiteit en de <strong>in</strong>vloed van de N.Vagus en bij uitbreid<strong>in</strong>g het hele parasympathische systeem te evalueren.11Malik et al, 1996; Berntson et al, 199714


1.4. Besluit, doelstell<strong>in</strong>gen en hypothesen1.4.1. Besluit en doelstell<strong>in</strong>genGezien de grote <strong>in</strong>vloed van hypothalamus en hypofyse op de homeostase van het lichaam zijn dezestructuren uitermate belangrijk voor de osteopaat. <strong>Het</strong> doel van zijn behandel<strong>in</strong>g berust er immersop de homeostase te herstellen. (Still, 1899)In de literatuur worden regelmatig technieken beschreven waarbij meld<strong>in</strong>g gemaakt wordt van eeneffect op het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong> (Liem, 1998, 2001, 2002, 2004). Deze effecten wordenechter niet specifiek beschreven.Deze thesis heeft dan ook tot doel na te gaan welk effect een behandel<strong>in</strong>g van het primair neuroendocriensysteem heeft op de werk<strong>in</strong>g van het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong>. Hierbij wordt gebruiktgemaakt van de kennis over heart rate variability.1.4.2. HypothesenNulhypotheseEen <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g van het primair neuro-endocrien systeem heeft niet meer <strong>in</strong>vloed op hetautonoom <strong>zenuwstelsel</strong> dan een equivalente periode rust.Alternatieve hypotheseEen <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g van het primair neuro-endocrien systeem heeft een significante <strong>in</strong>vloed ophet autonoom <strong>zenuwstelsel</strong>, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot een equivalente periode rust.15


2. Methodologie2.1. AlgemeenDe onderzoeker opteerde voor een cl<strong>in</strong>ical trial met cross-over controle, waarbij op deproefpersonen een behandel<strong>in</strong>g van het primair neuro-endocrien systeem werd toegepast. Geziende <strong>in</strong>ter-<strong>in</strong>dividuele verschillen <strong>in</strong> HRV, werd ervoor gekozen de controlegroep en deexperimentele groep samen te stellen uit dezelfde proefpersonen. Iedere proefpersoon kreeg zoweleen controle- als een experimentele behandel<strong>in</strong>g. De controle behandel<strong>in</strong>g werd steeds als eersteuitgevoerd om eventuele <strong>in</strong>vloed van de experimentele behandel<strong>in</strong>g op de controlemet<strong>in</strong>g uit tesluiten.16


2.2. ProefpersonenDe proefpersonen kwamen uit de kennissenkr<strong>in</strong>g van de onderzoeker en waren allen m<strong>in</strong>imum 18jaar oud. 180 personen werden per e-mail uitgenodigd voor deelname aan het onderzoek. Hieropkwam een respons van 31 procent, zodat uite<strong>in</strong>delijk 56 proefpersonen deelnamen aan hetonderzoek. Er werd getracht de onderzoeksgroep zo divers mogelijk samen te stellen.Exclusiecriteria werden gericht op het uitsluiten van mensen met een contra-<strong>in</strong>dicatie voorm<strong>in</strong>stens één van de technieken uit het behandel<strong>in</strong>gsschema.Deze omvatten (Liem, 2001, 2002, 2004):- Zwangere vrouwen (Contra-<strong>in</strong>dicatie CV4)- Proefpersonen met een verleden van hersentumor, schedelfractuur, aneurysma of anderepathologie waarbij de <strong>in</strong>tra<strong>craniale</strong> druk verhoogt (Contra-<strong>in</strong>dicatie CV4)Aangezien het onderzoek gericht was op <strong>in</strong>tra-<strong>in</strong>dividuele verschillen, en niet op <strong>in</strong>ter<strong>in</strong>dividueleverschillen werden op voorhand geen exclusiecriteria gehanteerd met betrekk<strong>in</strong>g tot de HRVmet<strong>in</strong>g.Factoren die mogelijk <strong>in</strong>vloed konden hebben op de HRV werden wel onderkend <strong>door</strong>middel van een vragenlijst die tijdens het onderzoek werd afgenomen (cfr. Appendix 2). Aan dehand van deze vragenlijst werd na het onderzoek 1 proefpersoon geëxcludeerd, daar deze persoonleed aan een aandoen<strong>in</strong>g van het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong>.17


2.3. Met<strong>in</strong>genDe met<strong>in</strong>gen werden uitgevoerd <strong>in</strong> een rustige kamer, met een constante, aangename temperatuur,zonder <strong>in</strong>vloed van licht of geluid. Storende omgev<strong>in</strong>gsgeluiden werden tot een m<strong>in</strong>imum beperkt.Na het ondertekenen van het ‘Patient Consent Form’ (cfr. Appendix 3) en de mogelijkheid tot hetstellen van vragen, werd de proefpersoon gevraagd zich op de rug te leggen.De controlemet<strong>in</strong>g startte na het opmeten van de bloeddruk. Deze werd steeds gemeten aan del<strong>in</strong>ker A. Brachialis, terwijl de proefpersoon op de rug lag.De controlemet<strong>in</strong>g bestond uit 3 delen: een eerste HRV-met<strong>in</strong>g, 15 m<strong>in</strong>uten rust en een tweedeHRV-met<strong>in</strong>g (fig. 2.1). De HRV-met<strong>in</strong>gen duurden telkens 6 m<strong>in</strong>uten, waar<strong>door</strong> decontrolemet<strong>in</strong>g <strong>in</strong> totaal 27 m<strong>in</strong>uten <strong>in</strong> beslag nam. Na de controlemet<strong>in</strong>g werd nogmaals debloeddruk opgenomen.6 m<strong>in</strong> 15 m<strong>in</strong>6 m<strong>in</strong>Fig. 2.1: Schematische weergave van de controlemet<strong>in</strong>gDe experimentele met<strong>in</strong>g werd voorafgegaan <strong>door</strong> het overlopen van de vragenlijst. Door middelvan deze vragenlijst werden mogelijke contra-<strong>in</strong>dicaties blootgelegd, evenals mogelijke factoren diede HRV-met<strong>in</strong>g konden beïnvloeden. De met<strong>in</strong>g zelf bestond weer uit een eerste HRV-met<strong>in</strong>g,gevolgd <strong>door</strong> de behandel<strong>in</strong>g, die ongeveer 20 m<strong>in</strong>uten <strong>in</strong> beslag nam. Onmiddellijk na debehandel<strong>in</strong>g volgde de 4 de HRV-met<strong>in</strong>g, waarna nog een laatste keer de bloeddruk werdopgenomen. De experimentele met<strong>in</strong>g nam <strong>in</strong> totaal 32 m<strong>in</strong>uten <strong>in</strong> beslag.6 m<strong>in</strong> 20 m<strong>in</strong>6 m<strong>in</strong>Fig 2.2: Schematische weergave van de experimentele met<strong>in</strong>g18


Aangezien beide met<strong>in</strong>gen onmiddellijk na elkaar werden uitgevoerd, nam het totale onderzoekeen uur en tien m<strong>in</strong>uten <strong>in</strong> beslag. Tijdens de met<strong>in</strong>gen werd niet gesproken. In verschillendestudies werd de ademhal<strong>in</strong>gsfrequentie gecontroleerd. Dit heeft echter een rechtstreekse <strong>in</strong>vloedop de respiratoire s<strong>in</strong>usaritmie, waar<strong>door</strong> de HF-parameter niet meer bruikbaar zou zijn. Om dieredenen werd de ademhal<strong>in</strong>gsfrequentie <strong>in</strong> deze studie dus niet gecontroleerd engestandaardiseerd.De HRV-met<strong>in</strong>gen werden uitgevoerd met EmWave PC® (cfr. §2.4.1). De hartslag werdopgemeten via een <strong>in</strong>fraroodsensor die op de rechter oorlel geplaatst werd.Via een USB-poort werden de gegevens naar de computer <strong>door</strong>gestuurd, waar het programma deRR-<strong>in</strong>tervallen <strong>in</strong> een bestand opsloeg.Na afloop van de met<strong>in</strong>gen werden eventuele meetfouten gecapteerd en verbeterd met behulp vanhet programma ‘Polar Precision Performance’ (§4.2.2.). Daarna werd het gecorrigeerde bestandgeopend met het programma ‘HRV Analysis Software 1.1 for W<strong>in</strong>dows (cfr. §2.4.3). Ditprogramma gaf een overzicht van de verschillende parameters die uit de RR-<strong>in</strong>tervallen kondenberekend worden. Om de <strong>in</strong>vloed van de <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g op het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong> na tegaan werden de LF-waarden <strong>in</strong> normalized units (nu) en de HF-waarden <strong>in</strong> ms² gebruikt enstatistisch getoetst.19


2.4. Onderzoeksapparatuur2.4.1. EmWave PC ®EmWave PC® is een programma van de firma Heartmath. <strong>Het</strong> werd ontwikkeld om personen tetra<strong>in</strong>en <strong>in</strong> het omgaan met stress. (Mc Craty et al, 2006). <strong>Het</strong> meet de RR-<strong>in</strong>tervallen <strong>door</strong> middelvan een <strong>in</strong>fraroodsensor die op de oorlel of de top van de wijsv<strong>in</strong>ger wordt geplaatst. Via een USBpoortworden de RR-<strong>in</strong>tervallen <strong>door</strong>gegeven aan het computerprogramma, dat een analyse maaktvan de gegevens en deze weergeeft <strong>in</strong> coherentiewaarden.Voor de studie was deze manier van analyse niet relevant. Er werd dan ook geopteerd voor eenextra analyseprogramma om zuiver cijfermateriaal te kunnen verkrijgen.2.4.2. Polar Precision PerformanceDe Polar Precision Performance is een softwarepakket dat werd ontwikkeld <strong>door</strong> de F<strong>in</strong>sehartslagmeterfabrikant Polar. <strong>Het</strong> is vrij te downloaden op de website van de fabrikant. Initieelwordt het programma gebruikt voor de analyse van tra<strong>in</strong><strong>in</strong>gsgegevens. <strong>Het</strong> bevat echter ook eenspeciale functie om RR-<strong>in</strong>tervallen te analyseren en waar nodig eventueel foute gegevens tecorrigeren.20


2.4.3. HRV Analysis Software 1.1 for W<strong>in</strong>dowsDe HRV Analysis Software 1.1 for W<strong>in</strong>dows werd ontwikkeld <strong>door</strong> de universiteit van Kuopio,F<strong>in</strong>land, en is gratis te verkrijgen op http://bsamig.uku.fi/w<strong>in</strong>hrv.shtml. <strong>Het</strong> programmaanalyseert de <strong>in</strong>gegeven RR-<strong>in</strong>tervallen via een wiskundig algoritme. De besprek<strong>in</strong>g van dewiskundige kant van de analyse zou te ver leiden en wordt <strong>in</strong> deze thesis niet besproken.Na voltooi<strong>in</strong>g van de analyse kan de onderzoeker een aantal parameters en waarden <strong>in</strong> verband metde gekozen RR-<strong>in</strong>tervallen aflezen.2.4.4. BloeddrukmeterEr werd gebruik gemaakt van de automatische bloeddrukmeter ‘D<strong>in</strong>amap Vital Signs Monitor8100’, ontworpen <strong>door</strong> de firma GE Healthcare. De bloeddruk werd steeds opgemeten ter hoogtevan de l<strong>in</strong>ker A. Brachialis. Over de betrouwbaarheid van het toestel bestaat <strong>in</strong> de literatuuronenigheid, al zijn de meeste auteurs geneigd te besluiten dat de resultaten van het toestel nietuitmuntend zijn, maar wel voldoende om te gebruiken als alternatief voor een manuelebloeddrukmet<strong>in</strong>g. (J<strong>in</strong> et al, 2001; Amoore et al, 1997; Amoore, 1998)21


2.4.5. De VAS-scoreOm een idee te kunnen vormen van het stressniveau van de proefpersoon op het moment van demet<strong>in</strong>g, werd gebruikt gemaakt van een visueel analoge schaal (VAS). Er werd de proefpersoongevraagd om op een VAS-schaal zijn stressniveau aan te geven <strong>door</strong> middel van een schuivertje. Opde achterkant kon de onderzoeker de waarde aflezen die de proefpersoon had aangeduid.Verschillende studies (Hjortskov et al, 2004; Ruediger et al, 2004; Sakuragi et al, 2004) tonen aandat de subjectieve ervar<strong>in</strong>g van stress en emotionele factoren een <strong>in</strong>vloed hebben op de HRVAangezien het niet de hoofdbedoel<strong>in</strong>g van de onderzoeker was om het stressniveau van deproefpersoon als belangrijk objectieve parameter mee te nemen <strong>in</strong> de studie, werd de VAS-scoreverkozen boven een gevalideerde vragenlijst. Ook het gebruiksgemak en het subjectieve aspect vande VAS-score bepaalden mee de keuze voor dit <strong>in</strong>strument.De betrouwbaarheid van de VAS-score wordt tevens <strong>in</strong> verschillende studies aangetoond. (Wagneret al, 2007; Davey et al, 2006)22


2.5. Statistische verwerk<strong>in</strong>gDe statistische verwerk<strong>in</strong>g van de gegevens en de generatie van boxplots gebeurde aan de hand van‘SPSS 15.0 For W<strong>in</strong>dows’. Tabellen werden opgemaakt met Microsoft Office Excel.Gezien de scheve verdel<strong>in</strong>g van de meeste testresultaten en de relatief kle<strong>in</strong>e onderzoekspopulatie,werd ervoor gekozen de statistische significantie van de testen te bepalen aan de hand van nietparametrische statistiek. Aangezien deze niet parametrische testen een output-arm resultaat geven,werd telkens eerst de parametrische tegenhanger uitgevoerd, om uitgebreidere <strong>in</strong>formatie zoals hetgemiddelde, de standaarddeviatie en het 95% betrouwbaarheids<strong>in</strong>terval te bekomen.Om het verschil tussen de met<strong>in</strong>gen voor en na de controlebehandel<strong>in</strong>g en experimentelebehandel<strong>in</strong>g te toetsen, werd gebruik gemaakt van de paired student t-test (parametrisch) en van deWilcoxon signed rank test (niet-parametrisch) om het significantieniveau te bepalen. Deze testenwerden uitgevoerd omdat er twee afhankelijke variabelen met elkaar werden vergeleken.Om de <strong>in</strong>vloed van bepaalde factoren op de met<strong>in</strong>gen te kunnen onderzoeken, werd deonderzoekspopulatie <strong>in</strong>gedeeld <strong>in</strong> verschillende subgroepen. Om deze subgroepen statistisch teanalyseren, werden 4 andere testen gebruikt.Twee onafhankelijke variabelen werden getoetst aan de hand van de two sampled t-test(parametrisch) en de Mann-Whitney-U-test (niet-parametrisch).Om meerdere onafhankelijke variabelen met elkaar te vergelijken, werd gekozen voor eencomb<strong>in</strong>atie van de one-way ANOVA (parametrisch) en de Kruskal Wallis (niet-parametrisch)Correlatie-onderzoek gebeurde aan de hand van de Spearman Rank Correlation.23


3. Resultaten3.1. Inleid<strong>in</strong>gDe resultaten <strong>in</strong> dit hoofdstuk kwamen tot stand na descriptieve en statistisch analytischeverwerk<strong>in</strong>g van de gegevens met het statistisch softwareprogramma ‘SPSS 15.0 For W<strong>in</strong>dows’. Degrafieken <strong>in</strong> dit hoofdstuk werden met hetzelfde programma gegenereerd.Om de gegevens grafisch weer te geven werd gebruikt gemaakt van een boxplot of whisker’s plot.De boxplot is een eenvoudige grafische voorstell<strong>in</strong>g van een variabele die snel zicht geeft op debelangrijkste eigenschappen van deze variabele. De grafiek bestaat uit een centraal deel, de box, diede waarden tussen de 25 ste en 75 ste percentiel bevat. De box wordt <strong>in</strong> twee gedeeld <strong>door</strong> een lijn,die getrokken is ter hoogte van de mediaan. Vanuit deze box vertrekt zowel naar boven als naarbeneden een whisker, die de range van de normale waarden aangeeft. Waarden die buiten dewhiskers vallen, worden beschouwd als extremen of outliers. <strong>Het</strong> zijn deze extremen die zorgenvoor een scheve, niet-Gaussiaanse verdel<strong>in</strong>g, waar<strong>door</strong> niet-parametrische statistiek gebruikt moetworden ter analyse van de gegevens. Deze niet-parametrische statistiek zal dan niet de absolutewaarde van de variabelen gebruiken <strong>in</strong> de analyse, maar een rangorde opstellen en op basis van dezerangorde de statistische significantie berekenen. Mogelijke outliers worden op deze manier dusgeneutraliseerd. (Moore et al, 2003)24


De tabellen werden geproduceerd met behulp van het rekenprogramma Microsoft Office Excel. Indeze tabellen wordt gebruik gemaakt van een aantal specifieke termen, die hieronder kort wordentoegelicht. (Moore et al, 2003)N: weergave van het aantal proefpersonen <strong>in</strong> een bepaalde groep%: verhoud<strong>in</strong>g van het aantal proefpersonen <strong>in</strong> een bepaalde groep tegenover de totalesteekproefgrootteMean:Mediaan:gemiddeldewaarde die bekomen wordt <strong>door</strong> alle gegevens te rangschikken van kle<strong>in</strong> naar groot,en dan de middelste waarde te nemen.SD: Standaarddeviatie. De standaarddeviatie wordt dusdanig berekend dat, wanneer ze 2maal wordt afgetrokken en 2 maal wordt opgeteld bij het gemiddelde, een <strong>in</strong>tervalwordt bekomen dat 95% van de proefpersonen zal omvattenp-waarde:waarde die de mate van statistische significantie weergeeft. Voor dit onderzoekwerd de drempel voor statistische significantie vastgelegd op p


3.2. Descriptieve statistiekIn tabel 3.1 wordt een overzicht gegeven van de studiepopulatie <strong>in</strong> absolute en percentuele cijfers.Gezien het cross-over karakter van de studie is de tabel geldig voor zowel controle- alsexperimentele groep. Er werd naar gestreefd de verschillende subgroepen zo identiek mogelijksamen te stellen.N %Mannen 27 49,1Vrouwen 28 50,9Totaal 55 100%Behandeld <strong>in</strong> voormiddag 14 25,5Behandeld <strong>in</strong> namiddag 41 74,5Medicatiegebruik 18 32,7Tabel 3.1: Overzicht van de studiepopulatieWat betreft geslacht is de verhoud<strong>in</strong>g nagenoeg perfect, met een verhoud<strong>in</strong>g van zo goed als 1 op1. Qua behandel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de voormiddag of namiddag ziet men een verhoud<strong>in</strong>g van 1 op 4, wat maaktdat er later <strong>in</strong> de studie reken<strong>in</strong>g moet gehouden worden met de <strong>in</strong>terpretatie van de resultaten uitdeze groepen. Dezelfde redener<strong>in</strong>g gaat op voor het medicatiegebruik <strong>in</strong> de studiepopulatie. Dezegroep vertoont een verhoud<strong>in</strong>g van 1 op 3.26


Tabel 3.2 is een weergave van de variabelen ‘Leeftijd’ en ‘VAS-score’ <strong>in</strong> de studiepopulatie. Aan dehand van het gemiddelde, de mediaan en de standaarddeviatie wordt hier een beeld van geschetst.Mean Mediaan SDMannenVrouwenTotaalLeeftijd 33 27 13,2VAS 4,67 4 2,7Leeftijd 30 25 11,5VAS 5,54 5,5 2,5Leeftijd 31 26 12,3VAS 5,11 5 2,6Tabel 3.2: Overzicht van leeftijd en VAS-score <strong>in</strong> destudiepopulatieDe gemiddelde leeftijd ligt iets lager bij de vrouwen en aangezien de standaarddeviatie eveneenslager ligt, kan aangenomen worden dat ook de spreid<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen deze groep m<strong>in</strong>der groot is. Omop een praktische manier de <strong>in</strong>vloed van deze variabele op de verschillende met<strong>in</strong>gen te kunnenanalyseren, werden de proefpersonen <strong>in</strong>gedeeld <strong>in</strong> groepen. Volgende <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g werd gemaakt:Groep 1: 18 tot 21 jaar (N=18); groep 2: 22-39 jaar (N=20); groep 3: +40 jaar (N=17).Er werd voor deze <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g gekozen om een gelijke verdel<strong>in</strong>g van de groepen te waarborgen.Wat betreft de VAS-score ziet men ook dat de vrouwen aangeven meer stress te hebben dan demannen. <strong>Het</strong> totaal gemiddelde van 5,11 en de totale mediaan van 5, tonen aan dat er <strong>in</strong> dezevariabele een mooi gelijke verdel<strong>in</strong>g zit. Ook voor deze variabele werd een <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g per groepgemaakt: groep 1: VAS-score van 0 tot en met 3 (N=20); groep 2: VAS-score van 4 tot en met 7(N=24); groep 3: VAS-score van 8 tot en met 10 (N=11).27


3.3. Analytische statistiek3.3.1. Evolutie van de lage-frequentie-waarden3.3.1.1. Controle- en experimentele met<strong>in</strong>gIn tabel 3.3 wordt de evolutie van de lage-frequentiewaarden (LF-waarden), uitgedrukt <strong>in</strong> nu(normalized units), weergegeven.In de resultaten van de controlebehandel<strong>in</strong>g treedt er een stijg<strong>in</strong>g op van ongeveer 8,0%. Statistischonderzoek met de Wilcoxon signed rank test toonde echter aan dat deze stijg<strong>in</strong>g niet significant is(p=0,24).De nog lichtere stijg<strong>in</strong>g van 2,6% die optrad na de experimentele behandel<strong>in</strong>g werd eveneens nietstatistisch significant bevonden na controle met de Wilcoxon signed rank test (p=0,51).De hoge waarde van de standaarddeviatie ten opzichte van het gemiddelde doet vermoeden dat despreid<strong>in</strong>g van de resultaten <strong>in</strong> de studiepopulatie ver uiteen ligt.Deze resultaten worden grafisch weergegeven <strong>in</strong> de boxplot <strong>in</strong> figuur 3.1 op de volgende pag<strong>in</strong>a.De relatief grote boxes en de lange whiskers staven de grote spreid<strong>in</strong>g van de resultaten.MeanVoorMeanNaMeanVerschilSDP-waarde Controle 48,25 52,15 +3,90 19,46 0,24LF (nu)Experiment 50,22 51,52 +1,30 18,19 0,51 Tabel 3.3 Evolutie van de LF-waarden na controle- en experimentele behandel<strong>in</strong>gOm de effectieve waarde van de behandel<strong>in</strong>g ten opzichte van de controle na te gaan, werd hetverschil <strong>in</strong> stijg<strong>in</strong>g tussen de controle- en de experimentele met<strong>in</strong>g (zijnde 2,60 nu) eveneensstatistisch getest. De p-waarde hierbij bedroeg 0,207, waaruit men kan besluiten dat er geenstatistisch significant verschil is tussen de controle- en de experimentele met<strong>in</strong>g.28


Fig. 3.1: Boxplot controle- & experimentele met<strong>in</strong>g LFnu3.3.1.2. Verschillen tussen de subgroepen <strong>in</strong> de studiepopulatieOm de <strong>in</strong>vloed van verschillende factoren op de controle- en experimentele met<strong>in</strong>g te kunnenobjectiveren, werden de proefpersonen, naargelang hun antwoorden op de vragenlijst, <strong>in</strong>gedeeld <strong>in</strong>groepen. Zo ontstonden 5 subgroepen <strong>in</strong> de studiepopulatie: geslacht, medicatie, testmoment,leeftijd en VAS-score.Deze 5 subgroepen werden dan onderl<strong>in</strong>g met elkaar vergeleken en statistisch getest, zodat de<strong>in</strong>vloed van de variabele duidelijk werd. Gezien de analyse van variabelen met twee mogelijkheden(bivariate variabelen) effectief verschilt van de analyse van variabelen met meerdere mogelijkheden(multivariate variabelen), zullen deze ook apart besproken worden.29


3.3.1.2.1. Bivariate variabelenTabel 3.4 is een weergave van de LF-waarden voor de bivariate variabelen geslacht, medicatie enleeftijd bij zowel controle- als experimentele behandel<strong>in</strong>g. In de tabel worden de waarden van debeide groepen weergegeven, samen met hun gemiddeld verschil en het 95% CI. Deze waardenwerden bekomen na analyse van de waarden met de parametrische Independent Samples T-Test.Gezien de niet-Gaussiaanse verdel<strong>in</strong>g van de met<strong>in</strong>gen, werd de p-waarde berekend met de Mann-Whitney-U-test, de niet-parametrische tegenhanger van de Independent Samples T-Test.Grafische voorstell<strong>in</strong>gen van de resultaten van de bivariate subgroepen zijn terug te v<strong>in</strong>den <strong>in</strong> deboxplots <strong>in</strong> figuren 3.2 (geslacht), figuur 3.3 (medicatie) en figuur 3.4 (testmoment) op pag<strong>in</strong>a 32en volgende.LF (nu)Groep 1 Groep 2 Verschil 95% CI P-waarde Geslacht1-7,14 -0,76 6,39 -4,09 - 16,87 0,249Controle Medicatie 2 -5,28 -1,05 4,23 -7,03 - 15,49 0,425Testmoment 3 -5,38 -3,39 1,99 -10,19 - 14,17 0,650LF (nu)ExperimentGeslacht 1 -0,53 3,07 3,60 -6,28 - 13,48 0,216Medicatie 2 0,23 3,51 3,28 -7,27 - 13,82 0,226Testmoment 3 -1,38 2,22 3,60 -9,59 - 16,78 0,8621Groep 1 = mannen; Groep 2 = vrouwen2 Groep 1 = geen medicatie; Groep 2 = wel medicatie3 Groep 1 = voormiddag; Groep 2 = namiddag Tabel 3.4 LF-waarden voor de bivariate variabelen geslacht, medicatie en testmoment30


3.3.1.2.1.1. Invloeden op de controlebehandel<strong>in</strong>gVoor de variabele ‘geslacht’ trad er bij de controlebehandel<strong>in</strong>g een gemiddeld verschil van6,39 nu op, met een 95%CI van [-4,09 – 16,87]. De p-waarde (p=0,249) voldoet niet aan devoorwaarde voor statistische significantie, waar<strong>door</strong> gesteld kan worden dat er geen verschil was <strong>in</strong>de variatie van de LF-waarden voor mannen of vrouwen bij de controlebehandel<strong>in</strong>g.Een zelfde trend kan opgemerkt worden voor de variabele ‘medicatie’. <strong>Het</strong> gemiddeld verschilvoor de controlebehandel<strong>in</strong>g is m<strong>in</strong>der groot (4,23 nu), maar een 95% CI van [-7,03 – 15,49]maakt snel duidelijk dat de verschillen ver gespreid zijn. De p-waarde is met p=0,425 duidelijkgroter dan 0,05. De <strong>in</strong>name van medicatie had dus geen statistisch aantoonbaar effect op hetverschil <strong>in</strong> LF-waarden van de controlebehandel<strong>in</strong>g.Wat betreft het moment van testen is het gemiddelde verschil het kle<strong>in</strong>ste (1,99 nu), maar ziet menhet grootste betrouwbaarheids<strong>in</strong>terval ([-10,19 – 14,17]). Ook de p-waarde is met p=0,650 ruimgroot genoeg om aan te nemen dat het verschil tussen de waarden na behandel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de voormiddagof na behandel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de namiddag niet significant is.3.3.1.2.1.2. Invloeden op de experimentele behandel<strong>in</strong>gDe variabele ‘geslacht’ voor de experimentele behandel<strong>in</strong>g vertoont een iets kle<strong>in</strong>er gemiddeldverschil van 3,60 nu ten opzichte van de controlebehandel<strong>in</strong>g en een 95% CI van [-6,28 – 13,48].Met een p-waarde van p=0,216 kan men stellen dat het geslacht geen significante <strong>in</strong>vloed had op deverschillen <strong>in</strong> LF-waarden bij de experimentele behandel<strong>in</strong>g.Voor de variabele ‘medicatie’ is het verschil ook kle<strong>in</strong>er bij de experimentele behandel<strong>in</strong>g(3,28 nu). <strong>Het</strong> 95% CI bedraagt [-7,27 – 13,82].31


De p-waarde is bij deze variabele ook weer groter dan 0,05 (p=0,226). Medicatie had dus geensignificante <strong>in</strong>vloed op de verschillen tussen de LF-waarden tijdens de experimentele behandel<strong>in</strong>g.<strong>Het</strong> testmoment beïnvloedde de experimentele behandel<strong>in</strong>g meer als de controlebehandel<strong>in</strong>g,aangezien het gemiddelde verschil toenam (3,60 nu). <strong>Het</strong> 95%CI blijft met [-9,59 – 16,78] m<strong>in</strong> ofmeer gelijk. De p-waarde (p=0,862) voldoet wederom niet aan de voorwaarde voor statistischesignificantie. Er kan dus gesteld worden dat het moment van testen geen significante <strong>in</strong>vloed had opde experimentele met<strong>in</strong>g.Fig 3.2: Boxplot: ‘Geslacht’ <strong>in</strong> LFnuFig 3.3: Boxplot: ‘Medicatie’ <strong>in</strong> LFnu32


Fig 3.4: Boxplot: ‘Testmoment’ <strong>in</strong> LFnu3.3.1.2.2. Multivariate variabelenTabel 3.5 geeft een overzicht van de verschillen voor de multivariate variabelen leeftijd en VASscore.De mogelijke <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g van deze variabelen werd beperkt <strong>door</strong> de proefpersonen <strong>in</strong> te delen<strong>in</strong> groepen (cfr. § 3.2). Aangezien het nu geen verschil betreft tussen twee, maar tussen meerderegroepen, werd de tabel lichtjes anders opgesteld. Voor elke groep van elke variabele wordt hetverschil tussen de twee met<strong>in</strong>gen weergegeven.Een negatief verschil impliceert een dal<strong>in</strong>g, een positief verschil impliceert een stijg<strong>in</strong>g. Eengrafische voorstell<strong>in</strong>g van deze verschillen wordt weergegeven <strong>door</strong> de boxplots <strong>in</strong> figuur 3.5(leeftijd) en figuur 3.6 (VAS-score) op pag<strong>in</strong>a 35.De p-waarden werden bekomen aan de hand van de One-way-ANOVA. Deze statistische testberekent of er significante verschillen zijn tussen de variabelen, maar geeft niet aan tussen dewelkedit verschil zit.33


Indien de p-waarde van deze test groter is dan het significantieniveau (<strong>in</strong> casu 0,05), mag gesteldworden dat er geen significante verschillen zijn tussen de groepen. Indien de p-waarde kle<strong>in</strong>er isdan 0,05 moeten de groepen verder onderzocht worden om tebepalen dewelke juist van elkaar verschillen.LF (nu)ControleGroep 1 Groep 2 Groep 3 P-waardeLeeftijd 1 -5,36 0,84 -7,91 0,154VAS-score 2 -1,96 -5,04 -4,91 0,849Leeftijd 1 3,92 1,22 -1,37 0,687LF (nu) ExperimentVAS-score21,42 1,61 0,43 0,890 1 Groep 1 = 18-21 (N=18); Groep 2 = 22-39 (N=20); Groep 3 = 40+ (N=17)2 Groep 1 = 0-3 (N=20); Groep 2 = 4-7 (N=24); Groep 3 = 8-10 (N=11) Tabel 3.5 LF-waarden voor de multivariate variabelen leeftijd & VAS-scoreDe variabele ‘Leeftijd’ toont een aantal verschillen, zowel <strong>in</strong> de controlegroep als <strong>in</strong> deexperimentele groep, maar met een p-waarde van respectievelijk 0,154 (controle) en 0,687(experiment), kan gesteld worden dat de leeftijd geen significante <strong>in</strong>vloed heeft gehad op zowel deverschillen voor de controlebehandel<strong>in</strong>g als op de verschillen voor de experimentele behandel<strong>in</strong>g.Een gelijkaardige redener<strong>in</strong>g gaat op voor de VAS-score. Ook hier zijn lichte verschillenwaarneembaar. Zowel voor de controlebehandel<strong>in</strong>g (p=0,849) als voor de experimentelebehandel<strong>in</strong>g (p=0,890) zijn deze verschillen echter niet significant. De VAS-score die de patiëntzichzelf geeft, heeft geen significante <strong>in</strong>vloed op de verschillen voor zowel controle- alsexperimentele behandel<strong>in</strong>g.34


VAS-scoreFig. 3.5: Boxplot: ‘VAS-score’ <strong>in</strong> LFnuLeeftijdFig. 3.6: Boxplot: ‘Leeftijd’ <strong>in</strong> LFnu3.3.2. Evolutie van de hoge-frequentie-waarden3.3.2.1. Controle- en experimentele met<strong>in</strong>gTabel 3.6 is een weergave van de evolutie van de HF-waarden <strong>in</strong> ms² voor en na de controle- enexperimentele behandel<strong>in</strong>g. Grafisch worden deze resultaten weergegeven <strong>in</strong> de boxplot <strong>in</strong> figuur3.7. De enorme spreid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> deze variabele zorgt er echter voor dat het verschil <strong>in</strong> de boxplotietwat gem<strong>in</strong>imaliseerd wordt.De waarden van de controlebehandel<strong>in</strong>g vertonen een lichte dal<strong>in</strong>g van 4,5% na de <strong>in</strong>terventie,maar de grote standaarddeviatie verraadt dat er toch veel verschil op zit en dat de evoluties eenhoge spreid<strong>in</strong>g hebben. De p-waarde die berekend werd met de Wilcoxon signed rank test bedroeg0,21. De waargenomen dal<strong>in</strong>g is dus niet statistisch significant. De waarden van de experimentelebehandel<strong>in</strong>g vertonen een duidelijke, explosieve stijg<strong>in</strong>g van 41,4%.35


Vanzelfsprekend is de standaarddeviatie hier ook groot, maar <strong>in</strong> verhoud<strong>in</strong>g tot het gemiddeldeverschil is ze zelfs kle<strong>in</strong> te noemen als ze vergeleken wordt met bijvoorbeeld de standaarddeviatievan de controlemet<strong>in</strong>g.De Wilcoxon signed rank test gaf als resultaat een p-waarde kle<strong>in</strong>er dan 0,001. Dit isvanzelfsprekend kle<strong>in</strong>er dan 0,05, waar<strong>door</strong> kan gesteld worden dat de <strong>in</strong>terventie die werduitgevoerd tussen de twee experimentele met<strong>in</strong>gen een significante stijg<strong>in</strong>g van de HF-waarden<strong>in</strong> ms² tot gevolg had.MeanvoorMeannaMeanverschilSDP-waardeHF (ms²)Controle 578,05 552,29 -25,76 480,01 0,21Experiment 548,67 774,58 +225,91 540,28 < 0,01Tabel 3.6 Evolutie van de HF-waarden na controle- en experimentele behandel<strong>in</strong>g Om de effectieve waarde van de behandel<strong>in</strong>g ten opzichte van de controle na te gaan, werd hetverschil <strong>in</strong> stijg<strong>in</strong>g tussen de controle- en de experimentele met<strong>in</strong>g (zijnde 251,67ms²) eveneensstatistisch getest. De p-waarde hierbij bedroeg 0,023, waaruit men kan besluiten dat er eenduidelijk statistisch significant verschil is tussen de controle- en de experimentele met<strong>in</strong>g.Fig. 3.7: Boxplot: controle- & experimentele met<strong>in</strong>g HFms²36


3.3.2.2. Verschillen tussen de subgroepen <strong>in</strong> de onderzoekspopulatieOok voor de HF-waarden werden de verschillen <strong>in</strong> de subgroepen geanalyseerd. Om eenzelfdestructuur aan te houden, worden ze ook <strong>in</strong> deze paragraaf gesplitst <strong>in</strong> bivariate en multivariatevariabelen. De statistische testen die werden uitgevoerd zijn dezelfden als die bij de LF-waarden.3.3.2.2.1. Bivariate variabelenTabel 3.7 is een weergave van de HF-waarden voor de bivariate variabelen geslacht, medicatie enleeftijd bij zowel controle- als experimentele behandel<strong>in</strong>g. In de tabel worden de waarden van debeide groepen weergegeven, samen met hun gemiddeld verschil en het 95% CI. De resultatenworden visueel gemaakt <strong>in</strong> de boxplot van figuur 3.8 (geslacht) en figuur 3.9 (medicatie) op pag<strong>in</strong>a39 en figuur 3.10 (testmoment) op pag<strong>in</strong>a 40.HF(ms²)Groep 1 Groep 2 Verschil 95% CI P-waarde Geslacht1-32,22 -19,53 12,69 -249,42 - 274,79 0,853Controle Medicatie 2 -87,70 101,56 189,26 -85,11 - 463,62 0,19Testmoment 3 15,14 -39,73 -54,87 -355,32 - 245,57 0,699HF(ms²)Experiment1Groep 1 = mannen; Groep 2 = vrouwen;2 Groep 1 = geen medicatie; Groep 2 = wel medicatieGeslacht 1 209,78 241,47 31,69 -263,22 - 326,59 0,479Medicatie 2 204,32 270,27 65,95 -247,86 - 379,77 0,809Testmoment 3 444,79 151,18 -293,61 -810,69 - 223,46 0,5053 Groep 1 = voormiddag; Groep 2 = namiddag Tabel 3.7: HF-waarden voor de bivariate variabelen geslacht, medicatie en testmoment 37


3.3.2.2.1.1. Invloeden op de controlebehandel<strong>in</strong>gVoor de variabele ‘geslacht’ trad er bij de controlebehandel<strong>in</strong>g een gemiddeld verschil van12,69ms² op, met een 95%CI van [-249,42 – 274,79]. De p-waarde (p=0,853) is groter dan 0,05waar<strong>door</strong> gesteld kan worden dat er geen significant verschil was <strong>in</strong> de variatie van de HF-waardenvoor mannen of vrouwen bij de controlebehandel<strong>in</strong>g.De variabele ‘medicatie’ vertoont een gelijkaardige trend. <strong>Het</strong> gemiddeld verschil voor decontrolebehandel<strong>in</strong>g is behoorlijk en ook hier ziet men weer een groot 95%CI (-85,11 – 463,62).De p-waarde is voldoende om te concluderen dat ook medicatiegebruik op de HF-waarden geensignificante <strong>in</strong>vloed had.Wat betreft het moment van testen treedt weer een verschil tussen beide groepen op. <strong>Het</strong> 95%CIbedraagt [-355,32 – 245,57]. De p-waarde toont met p=0,699 aan dat de <strong>in</strong>vloed van het momentvan testen op de HF-waarden echter niet significant is.3.3.2.2.1.2. Invloeden op de experimentele behandel<strong>in</strong>gWaar het verschil bij de LF-waarden voor de variabele ‘geslacht’ kle<strong>in</strong>er was bij het experiment danbij de controle, gebeurt hier voor de HF-waarden het omgekeerde. Dit kan echter verklaardworden <strong>door</strong> het feit dat de verschillen <strong>in</strong> het algemeen sterk toenamen (§ 3.3.2.1.). <strong>Het</strong> 95%CIbedraagt [-263,22 – 326,59]. Ondanks het grotere verschil is het nog steeds niet significant(p=0,479).Voor de variabele ‘medicatie’ is het verschil nog steeds kle<strong>in</strong>er bij het experiment dan bij decontrole. <strong>Het</strong> 95%CI is echter wel breder geworden ([-247,86 – 379,77]). Ook voor dezevariabele is de p-waarde groter dan 0,05 (p=0,809), waaruit blijkt dat het medicatiegebruik ook opde experimentele met<strong>in</strong>gen geen significante <strong>in</strong>vloed heeft gehad.38


<strong>Het</strong> testmoment beïnvloedde de experimentele behandel<strong>in</strong>g duidelijk meer dan bij decontrolemet<strong>in</strong>g, en zelfs <strong>in</strong> die mate dat het doet vermoeden dat het testmoment een significante<strong>in</strong>vloed heeft. Er is echter ook een heel grote spreid<strong>in</strong>g van de resultaten, weergegeven <strong>door</strong> het95% CI van [-810,69 – 223,46]. De p-waarde brengt uitsluitsel over de significantie en aangezienzij groter is dan 0,05 (p=0,505), moet geconcludeerd worden dat het moment van testen geensignificante <strong>in</strong>vloed had op het verschil <strong>in</strong> HF-waarden.n=27 n=28n=37 n=18Fig. 3.8: Boxplot: ‘Geslacht’ <strong>in</strong> HFms²Fig. 3.9: Boxplot: ‘Medicatie’ <strong>in</strong> HFms²39


Fig. 3.10: Boxplot: ‘Testmoment’ <strong>in</strong> HFms²3.3.2.2.2. Multivariate variabelenTabel 3.5 op pag<strong>in</strong>a 41 geeft een overzicht van de verschillen voor de multivariate variabelenleeftijd en VAS-score. De mogelijke <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g van deze variabelen werd beperkt <strong>door</strong> deproefpersonen <strong>in</strong> te delen <strong>in</strong> groepen (cfr. §3.2.). Deze tabel werd op dezelfde manier opgesteld alsde tabel voor multivariate variabelen van de LF-waarden. Voor elke groep van elke variabele wordthet verschil tussen de twee met<strong>in</strong>gen weergegeven. Een negatief verschil impliceert een dal<strong>in</strong>g, eenpositief verschil impliceert een stijg<strong>in</strong>g. Ook deze resultaten worden visueel voorgesteld, namelijk<strong>in</strong> de boxplot <strong>in</strong> figuur 3.11 (VAS-score) en figuur 3.12 (Leeftijd) op pag<strong>in</strong>a 42.40


HF (ms²)ControleGroep 1 Groep 2 Groep 3P-waardeLeeftijd 1 -11,72 -53,95 -7,47 0,302VAS-score 2 28,4 -27,58 -120,27 0,649Leeftijd 1 412,78 169,00 95,00 0,215HF (ms²) ExperimentVAS-score2297,3 219,13 110,91 0,987 1 Groep 1 = 18-21 (N=18); Groep 2 = 22-39 (N=20); Groep 3 = 40+ (N=17)2 Groep 1 = 0-3 (N=20); Groep 2 = 4-7 (N=24); Groep 3 = 8-10 (N=11) Tabel 3.8: HF-waarden voor de multivariate variabelen leeftijd & VAS-scoreOp deze variabelen werden dezelfde statistische testen uitgevoerd als op de variabelen van de LFwaarden.De variabele ‘Leeftijd’ toont een aantal verschillen, zowel <strong>in</strong> de controlegroep als <strong>in</strong> deexperimentele groep, die toch opvallend zijn. De p-waarden van respectievelijk p=0,302(controle) en p=0,215 (experiment) tonen echter aan dat de leeftijd geen significante <strong>in</strong>vloed heeftgehad op de verschillen <strong>in</strong> HF-waarden tussen de controle- & experimentele met<strong>in</strong>gen.Dezelfde redener<strong>in</strong>g gaat op aangaande de VAS-score. Ook hier komen lichte verschillen aan hetlicht. Zowel voor de controlebehandel<strong>in</strong>g (p=0,649) als voor de experimentele behandel<strong>in</strong>g(p=0,987) zijn deze verschillen echter niet significant. De VAS-score die de patiënt zichzelf geeft,heeft dus geen significante <strong>in</strong>vloed op de verschillen voor zowel controle- als experimentelebehandel<strong>in</strong>g.41


VAS-scoreFig. 3.11: Boxplot: ‘VAS-score’ <strong>in</strong> HFms²LeeftijdFig. 3.12: Boxplot: ‘Leeftijd’ <strong>in</strong> HFms²42


3.3.2.3. Correlatie tussen de hoge-frequentie-waarden en de hartslagGezien de relatieve moeilijkheden die kunnen ondervonden worden bij het opmeten van de heartrate variability en de complexiteit van de analyse ervan, werd ook onderzocht of er een mogelijkecorrelatie bestaat tussen de HF-waarden en de gemiddelde hartslag.Uit statistische analyse met de Spearman Rank Correlation bleek dat er een correlatie bestaat meteen correlatiecoëfficiënt van -0,504 en een p-waarde van 0,001. Er bestaat dus een statistischsignificant, negatief verband, tussen het verschil <strong>in</strong> HF en het verschil <strong>in</strong> gemiddelde hartslag. Dezecorrelatie wordt visueel gemaakt <strong>in</strong> de scatterplot <strong>in</strong> figuur 3.13. Deze scatterplot toont deverdel<strong>in</strong>g van de verschillen <strong>in</strong> HFms² tijdens dezelfde met<strong>in</strong>g ten opzichte van de verschillen <strong>in</strong>hartslag tijdens de experimentele met<strong>in</strong>g. De hell<strong>in</strong>g van de lijn op de grafiek geeft de sterkte vande correlatie weer. Hoe dichter de punten op de grafiek tegen deze lijn liggen, hoe significanter decorrelatie (Moore, 2003).43


4. Discussie4.1. Nut van het onderzoekZoals gesteld <strong>in</strong> de <strong>in</strong>troductie (§1.1.), worden <strong>in</strong> de literatuur een aantal osteopathischetechnieken beschreven die een <strong>in</strong>vloed zouden hebben op het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong> (Rang et al,1998; Liem, 2001, 2002, 2004). Een probleem stelt zich hier echter, aangezien het exacte effectvan de technieken nog maar we<strong>in</strong>ig onderzocht is.Gezien het <strong>in</strong> het kader van een osteopathische behandel<strong>in</strong>g niet toepasselijk is om de effecten vanéén techniek te onderzoeken, werd een 10-stappenplan uitgewerkt om het primaire centrum vanhet autonoom <strong>zenuwstelsel</strong> te behandelen.Eén van de redenen waarom de werk<strong>in</strong>g van <strong>craniale</strong> <strong>osteopathie</strong> nog maar we<strong>in</strong>ig onderzocht is, iswaarschijnlijk het feit dat zij zich zeer moeilijk laat objectiveren en meten. In dit onderzoek werdhet effect van de <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g onrechtstreeks gemeten via de heart rate variability.HRV is een weergave van de fluctuaties <strong>in</strong> tussenpauzes tussen twee opeenvolgende hartslagen. Metbehulp van gespecialiseerde software kan HRV ontleedt worden <strong>in</strong> verschillende frequenties.Aangezien twee van deze frequenties specifiek de activiteit van de takken van het autonoom<strong>zenuwstelsel</strong> symboliseren, leenden zij zich bij uitstek tot meetmethode voor dit onderzoek. (Maliket al, 1996; Berntson et al, 1997)De resultaten tonen aan dat er weldegelijk een sterk aantoonbaar effect is op het autonoom<strong>zenuwstelsel</strong>. Deze effecten worden verder besproken <strong>in</strong> de volgende paragrafen.44


4.2. Interpretatie van de resultaten4.2.1. Besprek<strong>in</strong>g van de resultaten4.2.1.1. Evolutie van de lage-frequentie-waardenDe lage-frequentie-waarden (LF-waarden) zijn een <strong>in</strong>dicatie voor orthosympathische activiteit vanhet <strong>in</strong>dividu, voornamelijk wanneer ze uitgedrukt worden <strong>in</strong> normalized units (nu). (Malliani et al,1996)Wat deze parameter betreft werden zowel bij de controlemet<strong>in</strong>g als bij de experimentele met<strong>in</strong>geen lichte stijg<strong>in</strong>g genoteerd. Dit zou er <strong>in</strong> theorie op wijzen dat tijdens een periode van rust entijdens een <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g de werk<strong>in</strong>g van het orthosympathisch <strong>zenuwstelsel</strong> <strong>in</strong> beperktemate steeg. Beide met<strong>in</strong>gen vertoonden echter een hoge p-waarde en zijn dus niet significant. Erkan dus niet gesteld worden dat de orthosympathische activiteit toenam tijdens de <strong>in</strong>terventies.Er werd tevens onderzocht of de experimentele behandel<strong>in</strong>g een effectieve meerwaarde bood tenopzichte van de controlebehandel<strong>in</strong>g. Uit de resultaten blijkt dat, wat de orthosympathischeactiviteit betreft, een <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g niet meer <strong>in</strong>vloed heeft dan een equivalente periode vanrust.45


Om de <strong>in</strong>vloed van verschillende factoren op de LF-waarden te kunnen <strong>in</strong>schatten, werd eenvergelijk<strong>in</strong>g gemaakt van de evolutie van deze waarden voor verschillende subgroepen, <strong>in</strong>gedeeldnaargelang geslacht, medicatiegebruik, testmoment, leeftijd en VAS-score.De gemiddelde waarden van de verschillende subgroepen vertoonden tegenover elkaar soms groteverschillen. Deze verschillen zijn echter absoluut niet significant, waar<strong>door</strong> moet besloten wordendat er geen <strong>in</strong>vloed was van de verschillende beschreven factoren op de LF-waarden.4.2.1.2. Evolutie van de hoge-frequentie-waardenDe hoge-frequentie-waarden (HF-waarden) kunnen gebruikt worden als <strong>in</strong>dicator voorparasympathische activiteit, vooral wanneer ze uitgedrukt worden <strong>in</strong> ms². (Akselrod et al, 1981)Wat betreft de controlemet<strong>in</strong>g wordt een lichte dal<strong>in</strong>g van de HF-waarden opgemerkt. Dit zouimpliceren dat een periode van rust de parasympathische activiteit deed dalen. Wederom was de p-waarde echter niet kle<strong>in</strong> genoeg om van statistische significantie te spreken, zodat deze theorie nietmag gegeneraliseerd worden.De experimentele met<strong>in</strong>g vertoont een onverhoopt positief resultaat. Een stijg<strong>in</strong>g van 226ms², of41% kon genoteerd worden. Bovendien kon een p-waarde opgetekend worden die kle<strong>in</strong>er was dan0,05 en zelfs kle<strong>in</strong>er dan 0,001. De stijg<strong>in</strong>g die werd opgetekend is dus sterk significant. Wordtdeze stijg<strong>in</strong>g van de HF-waarden <strong>in</strong>dicatief bekeken, dan kan met zekerheid gesteld worden dat <strong>in</strong>de uitgevoerde steekproef de parasympathische activiteit toenam tijdens en na de uitvoer<strong>in</strong>g van de<strong>craniale</strong> osteopathische behandel<strong>in</strong>g.46


Bovenstaande resultaten doen reeds vermoeden dat er een grotere <strong>in</strong>vloed is van de experimentelebehandel<strong>in</strong>g ten opzichte van de controlebehandel<strong>in</strong>g. Statistisch wordt dit duidelijk <strong>in</strong> deresultaten van de vergelijk<strong>in</strong>g van de twee behandel<strong>in</strong>gen. <strong>Het</strong> verschil dat hierboven werdaangehaald bleek na analyse significant (p= 0,023), waar<strong>door</strong> met resultaten kan gestaafd wordendat een <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g een duidelijke <strong>in</strong>vloed heeft op de werk<strong>in</strong>g van het autonoom<strong>zenuwstelsel</strong>, en dan vooral op de parasympathische tak ervan. Ook voor wat betreft de HFwaardenwerd de <strong>in</strong>vloed van de verschillende persoonlijke factoren getest. Hiervoor werddezelfde <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g als bij de LF-waarden gebruikt.Net zoals bij de LF-waarden kunnen aanzienlijke verschillen waargenomen worden tussen deverschillende subgroepen. Deze verschillen waren het opmerkelijkst bij de waarden van decontrolemet<strong>in</strong>g en manifesteerden zich vooral bij de variabelen ‘Leeftijd’ en ‘VAS-score’.Niettem<strong>in</strong> bleek ook nu uit de statistische analyse dat de verschillen niet als significant beschouwdmogen worden. Er mag dus aangenomen worden dat de beschreven factoren geen <strong>in</strong>vloeduitoefenden op de evolutie van de HF-waarden. Bij uitbreid<strong>in</strong>g kan gesteld worden dat er geen<strong>in</strong>vloed was van geslacht, medicatie, moment van testen, leeftijd of stressniveau op de manierwaarop de patiënt reageerde op de <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g.Deze conclusies moeten echter, net als de conclusies <strong>in</strong> verband met de LF-waarden, met enigevoorzichtigheid gesteld worden. Er is namelijk een aanzienlijke ongelijkheid <strong>in</strong> de verdel<strong>in</strong>g van desubgroepen ‘Medicatiegebruik’ en ‘Testmoment’. Deze ongelijkheid zorgt ervoor dat destatistische testen mogelijk een vertekend beeld weergeven wat betreft de significantie van deverschillen tussen de subgroepen. Verder onderzoek naar deze parameters is dus benodigd, zodathierover meer gestaafde uitspraken kunnen gedaan worden.47


Wat betreft de subgroepen ‘Geslacht’, ‘Leeftijd’ en ‘VAS-score’ is de verdel<strong>in</strong>g nagenoeg gelijk,waar<strong>door</strong> hier met grotere zekerheid kan gesteld worden dat de <strong>in</strong>vloeden op de waarden slechtsbeperkt zijn. Toch kan ook hier verder specifiek onderzoek nuttig zijn om de bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen uit ditonderzoek te onderbouwen.4.2.2. Verklar<strong>in</strong>g van de resultatenZoals reeds <strong>in</strong> de <strong>in</strong>troductie werd aangehaald, wordt <strong>in</strong> de osteopathische literatuur het effect van<strong>craniale</strong> technieken op het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong> slechts <strong>in</strong> beperkte mate besproken.Dit impliceert dat er ook we<strong>in</strong>ig of geen mogelijke verklar<strong>in</strong>gen voor de resultaten <strong>in</strong> dit onderzoekkonden gevonden worden. Volgende hypothese berust dan ook louter op denkoefen<strong>in</strong>gen van deauteur zelf.In de resultaten van het onderzoek valt het op dat de stijg<strong>in</strong>g van de parasympathische werk<strong>in</strong>g nietgepaard gaat met een dal<strong>in</strong>g van de orthosympathische activiteit. <strong>Het</strong> uitbalanceren waar sommigeauteurs van spreken (Liem, 2001, 2002, 2004; Rang et al, 1998) lijkt dus vooral te berusten op eenstimulatie van de parasympathicus, terwijl de orthosympathicus ongemoeid blijft. Dit impliceertdat het ontspannen van de verschillende structuren en het losmaken van de spann<strong>in</strong>gen rondhypothalamus en hypofyse voornamelijk de parasympathische structuren zal stimuleren. Kan er dangesteld worden dat deze spann<strong>in</strong>gen en <strong>in</strong>tra<strong>craniale</strong> letsels m<strong>in</strong>der <strong>in</strong>vloed hebben op deorthosympathische kernen? Deze bedenk<strong>in</strong>g lijkt kan gestaafd worden aan de hand van de functievan de orthosympathicus, die met onder andere de fight and flight reactie een belangrijkoverlev<strong>in</strong>gsmechanisme is. (Bernards et al, 1983; Tortora et al, 1993)48


Onze overlev<strong>in</strong>gskansen zouden dus sterk gereduceerd worden als <strong>in</strong>tra<strong>craniale</strong> spann<strong>in</strong>gen reedseen sterke <strong>in</strong>vloed uitoefenden op de werk<strong>in</strong>g van de orthosympathicus. Verder en uitgebreideronderzoek dat deze materie <strong>in</strong> een osteopathisch perspectief kan stellen, lijkt dus aangewezen.4.2.3. Toets<strong>in</strong>g aan de hypotheseUit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de werk<strong>in</strong>g van de orthosympathicus en deparasympathicus niet significant veranderen tijdens de controlemet<strong>in</strong>g.De experimentele met<strong>in</strong>g heeft eveneens geen significante <strong>in</strong>vloed op de orthosympathischeactiviteit, maar veroorzaakt wel een significante stijg<strong>in</strong>g van de parasympathicus.De nulhypothese die gesteld werd <strong>in</strong> §1.4.2. en <strong>in</strong>houdt dat een <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g van hetprimair neuro-endocrien systeem niet meer <strong>in</strong>vloed heeft op het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong> dan eenequivalente periode van rust, mag dus met zekerheid verworpen worden.Dit brengt met zich mee dat de alternatieve hypothese, namelijk dat een <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g vanhet primair neuro-endocrien systeem een significante <strong>in</strong>vloed heeft op het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong><strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot een periode rust, mag aangenomen worden.49


4.3. Opmerk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> verband met het onderzoekEr werd getracht <strong>in</strong> het opzetten van het onderzoek zo veel mogelijk reken<strong>in</strong>g te houden metallerhande factoren. Toch moeten er een aantal opmerk<strong>in</strong>gen geformuleerd worden die mogelijk deresultaten beïnvloed hebben.Zo werd de behandel<strong>in</strong>g steeds uitgevoerd <strong>door</strong> dezelfde therapeut en deed deze therapeut ook demet<strong>in</strong>gen. De proefpersoon kon tevens een duidelijk onderscheid maken tussencontrolebehandel<strong>in</strong>g en experimentele behandel<strong>in</strong>g.De volgorde van het onderzoek bleef steeds dezelfde <strong>in</strong> die z<strong>in</strong> dat steeds eerst decontrolebehandel<strong>in</strong>g en dan pas de experimentele behandel<strong>in</strong>g werd uitgevoerd.De osteopathische behandel<strong>in</strong>g werd enkel op korte termijn geëvalueerd, waar<strong>door</strong> geenuitspraken kunnen gedaan worden over het effect van de technieken op langere termijn.De behandel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het onderzoek maakte geen deel uit van een totale osteopathische behandel<strong>in</strong>gwaarbij oorzakelijk gewerkt wordt. Er gebeurde enkel een evaluatie van een sequentie van bepaaldetechnieken. Er werd dus ook geen reken<strong>in</strong>g gehouden met mogelijke andere letsels bij deproefpersonen, die het effect van de behandel<strong>in</strong>g hadden kunnen beïnvloeden.Gezien de relatief korte termijn waarop het onderzoek moest afgerond worden, kon slechts eenbeperkte populatie getest worden. Deze populatie werd tevens niet gerandomiseerd en voldeedniet aan een normale verdel<strong>in</strong>g wat betreft verschillende parameters.50


De resultaten uit het onderzoek mogen dan ook niet gegeneraliseerd worden, maar geven enkel<strong>in</strong>formatie over de geteste populatie. Ze kunnen echter wel <strong>in</strong>dicatief zijn voor de effecten van detechnieken <strong>in</strong> de osteopathische praktijk.<strong>Het</strong> 3 de orgaan van de primaire neuro-endocriene as, de bijnier, werd <strong>in</strong> dit onderzoek niet <strong>in</strong> debehandel<strong>in</strong>g betrokken. Een gestoorde functie van dit orgaan zou dus de resultaten kunnenbeïnvloed hebben.4.4. Suggesties voor verder onderzoekZoals reeds <strong>in</strong> de <strong>in</strong>troductie aangehaald, staat het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van<strong>craniale</strong> <strong>osteopathie</strong> nog <strong>in</strong> de k<strong>in</strong>derschoenen. HRV biedt echter een waaier aan mogelijkheden omdeze leemte op te vullen. Een opsomm<strong>in</strong>g van een paar mogelijkheden.- <strong>Het</strong>zelfde onderzoek kan uitgevoerd worden op een grotere, beter verdeelde enrepresentatieve steekproef, zodat er meer accurate resultaten bekomen worden die kunnengeëxtrapoleerd worden. Een dubbel-bl<strong>in</strong>de onderzoeksopzet kan subjectieve <strong>in</strong>vloeden ophet onderzoek uitsluiten.- <strong>Het</strong> langetermijneffect van de uitgevoerde technieken bekijken <strong>door</strong> een nieuwe met<strong>in</strong>g tedoen een bepaalde periode na de behandel<strong>in</strong>g51


- De bijnier betrekken <strong>in</strong> het behandel<strong>in</strong>gsschema en bekijken of dit een groter, of juist eenkle<strong>in</strong>er effect teweeg brengt- De behandel<strong>in</strong>g ontb<strong>in</strong>den en het effect van een geïsoleerde techniek, bijvoorbeeld de CV4bekijken. Zulk onderzoek kan duidelijk maken of één techniek verantwoordelijk is voor heteffect, of de stijg<strong>in</strong>g veroorzaakt wordt <strong>door</strong> de comb<strong>in</strong>atie en opeenvolg<strong>in</strong>g van detechnieken, maar gaat wel <strong>in</strong> tegen het holistische pr<strong>in</strong>cipe van de <strong>osteopathie</strong>.- Aangezien HRV <strong>in</strong>formatie geeft over orthosympathicus en parasympathicus, maar ookparameter kan zijn voor de algemene toestand van het lichaam, kan het op termijneventueel gebruikt worden ter evaluatie van een volledige black-box <strong>osteopathie</strong>behandel<strong>in</strong>g, aangezien deze tot doel heeft de algemene gezondheid van de patiënt teverbeteren.52


5. Besluit<strong>Het</strong> onderzoek bevestigt <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie de <strong>in</strong>vloeden die <strong>in</strong> de literatuur aan de techniekentoegeschreven worden. De resultaten toonden immers dat de <strong>craniale</strong> behandel<strong>in</strong>g een significante<strong>in</strong>vloed had op het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong>.Meer specifiek kon het onderzoek aantonen dat deze <strong>in</strong>vloed zich vooral toespitst op hetparasympathische deel van het autonoom <strong>zenuwstelsel</strong>. De orthosympathische tak blijft daarentegenzo goed als ongemoeid.Deze bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen zijn <strong>in</strong> die z<strong>in</strong> belangrijk voor de <strong>osteopathie</strong> dat zij een <strong>in</strong>zicht geven <strong>in</strong> hetexacte effect van de technieken. Daarbij levert dit onderzoek een bescheiden bijdrage tot het bewijsdat <strong>craniale</strong> <strong>osteopathie</strong>, ondanks zijn m<strong>in</strong>imale <strong>in</strong>terventie, toch een belangrijke <strong>in</strong>vloed kanhebben op de structuren van het menselijk lichaam.53


Referenties1. Acharya U.R., Kannathal N., S<strong>in</strong>g O.W., P<strong>in</strong>g L.Y., Chua T.; Heart rate analysis <strong>in</strong> normalsubjects of various age groups; Biomedical Eng<strong>in</strong>eer<strong>in</strong>g Onl<strong>in</strong>e; 3(1); 24, 20042. Akselrod S., Gordon D., Ubel FA., Shannon DC., Berger AC., Cohen RJ.; Powerspectrum analysis of heart rate fluctuation: a quantitative probe of beat-to-beatcardiovascular control; Science; 213(4504); 220-222; 19813. Amoore J.N., Geake W.B.; Evaluation of the Critikon 8100 and Spacelabs 90207 non<strong>in</strong>vasiveblood pressure monitors us<strong>in</strong>g a test simulator; Journal of Human Hypertension;11(3); 163-9; 19974. Bernards J.A., Bouman L.N.; Fysiologie van de mens; Hfdst 11; 185-212; Bohn, Scheltema& Holkema, Antwerpen/Utrecht; 19835. Berntson G.G., Bigger J.T., Eckberg D., Grossman P., Kaufmann P.G., Malik M.,Nagaraja H.N., Porges W.S., Saul J.P., Stone P.H., Van der Molen M.W.; Heart ratevariability: orig<strong>in</strong>s, methods and <strong>in</strong>terpretive caveats; Psychophysiology; 34; 623-648; 19976. Berntson G.G., Cacioppo J.T., Grossman P.; Whither vagal tone; Biological Physiology;74(2); 295-300; 20077. Davey H.M., Barratt A.L., Butow P.N., Deeks J.J.; A one-item question with a Likert orVisual Analog Scale adequately measured current anxiety; Journal of Cl<strong>in</strong>ical Epidemiology;60(4); 356-60; 20078. Dishman R.K., Nakamura Y., Garcia M.E., Thompson R.W., Dunn A.L., Blair S.N.;Heart rate variability, trait anxiety, and perceived stress among physically fit men andwomen; International Journal of Psychophysiology; 37(2); 121-33, 200054


9. Eckberg D.L.; Human s<strong>in</strong>us arrhythmia as an <strong>in</strong>dex of vagal cardiac outflow; Journal ofApplied Physiology; 54(4); 961-966, 198310. Goodheart G.; Applied K<strong>in</strong>esiology; Touch For Health, Malibu, 199111. Grossman P., Taylor E.W.; Toward understand<strong>in</strong>g respiratory s<strong>in</strong>us arrhythmia: relationsto cardiac vagal tone, evolution and biobehavioral functions; Biological Psychology; 74; 263-285; 200712. Hoar W.S.; General and comparative Physiology; Hfdst 5; 153-210; Prentice-Hall,Englewood Cliffs; 198313. Holdway A.; In <strong>balans</strong> met k<strong>in</strong>esiologie; Via Libris, Heemstede; 199614. J<strong>in</strong> R.Z., Donaghue K.C., Fairchild J., Chan A., Sil<strong>in</strong>k M.; Comparison of D<strong>in</strong>amap 8100with sphygmomanometer blood pressure measurements <strong>in</strong> a prepubertal diabetes cohort;Journal of peadiatrics and child health; 37(6); 545-9; 200115. Katona P.G., Felix J.I.H.; Respiratory s<strong>in</strong>us arrhythmia: non<strong>in</strong>vasive measure ofparasympathetic cardiac control; Journal of Applied Physiology; 39(5); 801-805; 197516. Larsen P.D., Galletly D.C.; Cardioventilatory coupl<strong>in</strong>g <strong>in</strong> heart rate variability: the value ofstandard analytical techniques; British Journal of Anaesthesia; 87(6); 819-826; 200117. Liem T.; Kraniosakrale Osteopathie, e<strong>in</strong> praktisches Lehrbuch; Hfdst 13, 16, 17 & 18;Hippokrates, Stuttgart; 200118. Liem T.; Praxis der kraniosakralen Osteopathie, Lehrbuch; Hfdst 1, 4, 5, & 6;1-46, 85-139, 140-167 & 168-190; Hippokrates, Stuttgart; 200319. Liem T., Mc Partland J., Sk<strong>in</strong>ner E.; Cranial Osteopathy, Pr<strong>in</strong>ciples and practice;Hfdst 1, 4, 5 & 6; 29-78, 21-174, 175-200 & 201-222, Hippokrates, Stuttgart; 200420. Lombardi F., Malliani A., Pagani M., Cerutti S.; Heart rate variability and its sympathovagalmodulation; Cardiovascular Research; 32; 208-216; 199655


21. Luczak H., Laurig W.; An analysis of heart rate variability; Ergonomics; 16(1); 85-97; 197322. Malave H.A., Taylor A.A., Nattama J., Deswal A., Mann D.L.; Circulat<strong>in</strong>g levels of tumornecrosis factor correlate with <strong>in</strong>dexes of depressed heart rate variability: a study <strong>in</strong> patientswith mild to moderate heart failure; Chest; 123; 716-724; 200323. Malliani A., Lombardi F., Pagani M.; Power spectrum analysis of heart rate variability: atool to explore neural regulatory mechanisms; Heart; 71; 1-2; 199424. Mc Craty R., Tomas<strong>in</strong>o D.; Emotional Stress, Positive Emotions, and PsychophysiologicalCoherence; Stress <strong>in</strong> Health and Disease; 342-365.25. Moore D.S., McCabe G.P.; Statistiek <strong>in</strong> de praktijk, 3 de herziene uitgave; Hfdst 1, 2 & 14;2-79, 80-171 & 664-692; Academic Service, Den Haag; 200326. Niskanen J.P., Tarva<strong>in</strong>en M.P., Ranta-aho P.O., Karjala<strong>in</strong>en P.A.; Software for advancedHRV analysis. University of Kuopio Department of applied physics, 2, 2002.http://it.uku.fi/biosignal/pdf/HRVdeprep.pdf27. O’Brien I.A., O’Hare P., Corrall R.J.; Heart rate variability <strong>in</strong> healthy subjects: effect ofage and the derivation of normal ranges for tests of autonomic function; Heart; 55; 348-354, 198628. Pagani M., Lombardi F., Guzzetti S., Rimoldi O., Furlan R., Pzz<strong>in</strong>elli P., Sandrone G.,Malfatto G., Dell’Orto S., Piccaluga E., Power spectral analysis of heart rate and arterialpressure variabilities as a marker of sympatho-vagal <strong>in</strong>teraction <strong>in</strong> man and conscious dog;Circulation Research; 59; 178-193; 198629. P<strong>in</strong>na G.D., Maestri R., Torunski A., Danilowicz-Szymanowicz L., Szwoch M., La RoverM.T., Raczak G.; Heart rate variability: a fresh look at reliability; Cl<strong>in</strong>ical Science, 113; 131-140; 200756


30. Pomeranz B., Macaulay R.J., Caudill M.A., Kutz I., Adam D., Gordon D., Kilborn K.M.,Barger A.C., Shannon D.C., Cohen R.J.; Assessment of autonomic function <strong>in</strong> humans byheart rate spectral analysis; The American Journal of Physiology; 248(1Pt2); H151-3; 198531. Porges S.W.; The polyvagal perspective; Biological Psychology; 74(2); 116-143; 200732. Rang N.G., Höppner S.; CSO: CranioSacralOsteopathie; Hfdst 11, 16, 17, 18, 19, 22 &23; 33-46, 55-59, 63-66, 67-70, 71-77, 84-89 & 90-95; Hippokrates, Stuttgart; 199833. Sayers B.; Analysis of heart rate variability; Ergonomics; 16(1); 17-32; 197334. Stauss H.M.; Heart rate variability: a review; American Journal of Physiology; 285(5); 927-931; 200335. Still, A.T.; The philosophy of osteopathy; Hfdst 2; 29-41; A.T. Still; Kirksville; 189936. Task Force of the European Society of Cardiology and the North American Society ofPac<strong>in</strong>g Electrophysiology; Heart rate variability: standards of measurement, physiological<strong>in</strong>terpretation and cl<strong>in</strong>ical use; Circulation; 93; 1043-1065; 199637. Tortora G.J.; Grabowski S.R.; Pr<strong>in</strong>ciples of Anatomy and Physiology; Hfdst 12, 17 & 18;404-442, 502-516 & 517-563; Harper Coll<strong>in</strong>s College Publishers, New York; 199338. Upledger J.E.; Vredevoogd J; Craniosacral Therapy; Hfdst 5; 45-70; Eastland Press, Seatle;198339. van Ravenswaaij-Arts C., Kolle L.A.A., Hopman J.C.W., Stoel<strong>in</strong>ga G.B.A., van GeijnH.P.; Heart rate variability; Annals of <strong>in</strong>ternal medic<strong>in</strong>e; 118(6); 436-447; 199340. Wagner D.R., Tatsugawa K., Parker D., Young T.A.; Reliability and utility of a visualanalog scale for the assessment of acute mounta<strong>in</strong> sickness; High Altitude Medic<strong>in</strong>e andBiology; 8(1); 27-31; 200741. Walter D.S.; Applied K<strong>in</strong>esiology Synopsis 2 nd Edition; Hfdst 12; 493-594; Systems DC,Pueblo; 200057


42. Yasuma F., Hayano J.; Respiratory S<strong>in</strong>us Arrhythmia: why does the heartbeat synchronizewith respiratory rhytm?; Chest; 125(2); 683-90, 200443. Zalpour C.; Anatomie und Physiologie für die Physiotherapie; Hfdst 9; 169-224; Urban &Fischer, München; 200258


Appendix 1: Behandel<strong>in</strong>gsschema1. Release van de falx cerebri (Liem, 2002)De patiënt is <strong>in</strong> ruglig. De therapeut omvat het hoofd van de patiënt zo, dat zijn handen contacthebben met het ganse verloop van de aanhecht<strong>in</strong>g van de falx cerebri. Om de falx fasciaal teontspannen bouwt de therapeut progressief een druk op tussen beide handen en volgt hij delisten<strong>in</strong>g.2. Frontal Lift (Liem, 2004)De patiënt is <strong>in</strong> ruglig. De therapeut plaatst zijn v<strong>in</strong>gers op het os frontale. De r<strong>in</strong>gv<strong>in</strong>gers wordennet lateraal van de processus zygomaticus geplaatst, met de p<strong>in</strong>ken er net naast. De midden- enwijsv<strong>in</strong>gers liggen bilateraal net naast de (denkbeeldige) sutura metopica. De duimen liggen meernaar posterior, naast elkaar of gekruist.De therapeut geeft een lichte druk naar mediaal met de r<strong>in</strong>gv<strong>in</strong>gers. Deze druk aanhoudend, lift hijhet os frontale zachtjes naar anterior en licht naar craniaal. Deze tractie wordt geïnduceerd <strong>door</strong> deellebogen <strong>in</strong> de tafel te duwen, waar<strong>door</strong> de handen hefboomsgewijs naar anterior gebrachtworden. Deze uitgangshoud<strong>in</strong>g, b<strong>in</strong>nen de beweg<strong>in</strong>gsgrenzen van het botstuk, wordt aangehoudentot er een release optreedt en er zich een zekere elasticiteit <strong>in</strong>stelt.59


3. Parietal Lift (Liem, 2004)De patiënt is <strong>in</strong> ruglig. De therapeut plaats de handpalmen op beide tuber pariëtale. De duimenraken elkaar ter hoogte van de sutura sagittalis, maar nemen geen contact op de sutuur. Dewijsv<strong>in</strong>gers nemen contact ter hoogte van de angulus sphenoidalis. De middenv<strong>in</strong>gers rusten op hetbotstuk net boven de sutura squamosa en de r<strong>in</strong>gv<strong>in</strong>gers nemen contact ter hoogte van de angulusmastoideus.Met de wijsv<strong>in</strong>ger, middelv<strong>in</strong>ger en r<strong>in</strong>gv<strong>in</strong>ger brengt de therapeut een lichte mediale druk <strong>in</strong>, omhet os parietale weg te brengen van het os temporale. Terwijl hij deze druk aanhoudt, brengt hijeen tractie <strong>in</strong> naar craniaal. In deze positie, b<strong>in</strong>nen de beweg<strong>in</strong>gsgrenzen van het botstuk, wacht hijtot er release optreedt.4. Sphenoid Lift (Liem, 2001, 2004)De patiënt is <strong>in</strong> ruglig. De therapeut plaatst zijn wijsv<strong>in</strong>gers bilateraal op de alae majores van het ossphenoidale. De middelv<strong>in</strong>gers en r<strong>in</strong>gv<strong>in</strong>gers worden op het os temporale geplaatst,respectievelijk voor en achter het oor. De p<strong>in</strong>ken worden op het occiput geplaatst.Om het os sphenoidale te liften, brengt de therapeut zijn wijsv<strong>in</strong>gers en p<strong>in</strong>ken uit elkaar. Dithoudt <strong>in</strong> dat de alae majores licht naar ventraal worden getransleerd met de wijsv<strong>in</strong>gers, en dat hetocciput relatief naar posterior wordt gebracht met de p<strong>in</strong>ken. Deze tractie wordt aangehouden totde spann<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het membraneus systeem oplost.60


5. Onderzoek en behandel<strong>in</strong>g van de verschillende SSB-letsels (Liem, 1998,2001, 2002 & 2004)5.1. Vertical Stra<strong>in</strong>-letselsDe therapeut neemt contact bilateraal op de alae majores en de squama occipitalis met resp. duimen wijsv<strong>in</strong>ger. Ter correctie van een vertical stra<strong>in</strong>-letsel brengt de therapeut de botstukken <strong>in</strong> hetletsel <strong>door</strong> de onderstaande beweg<strong>in</strong>g uit te voeren. In deze positie wacht de therapeut op releasevan het weefsel.Superior Vertical Stra<strong>in</strong>Squama Ala MajorLINKSNaar craniaal Naar caudaalRECHTSNaar craniaal Naar caudaalInferior Vertical Stra<strong>in</strong>Squama Ala MajorLINKSNaar caudaal Naar craniaalRECHTSNaar caudaal Naar craniaal5.2. Lateral Stra<strong>in</strong>-letselsDe therapeut neemt contact bilateraal op de alae majores en de squama occipitalis met resp. duimen wijsv<strong>in</strong>ger. Ter correctie van een lateral stra<strong>in</strong>-letsel brengt de therapeut de botstukken <strong>in</strong> hetletsel <strong>door</strong> de onderstaande beweg<strong>in</strong>g uit te voeren. In deze positie wacht de therapeut op releasevan het weefsel.Lateral Stra<strong>in</strong> L<strong>in</strong>ksSquama Ala MajorLINKSNaar anterior Naar anteriorRECHTSNaar posterior Naar posteriorLateral Stra<strong>in</strong> RechtsSquama Ala MajorLINKSNaar posterior Naar posteriorRECHTSNaar anterior Naar anterior61


5.3. Lateroflexie-rotatie-letselsDe therapeut neemt contact bilateraal op de alae majores en de squama occipitalis met resp. duimen wijsv<strong>in</strong>ger.Ter correctie van een lateroflexie-rotatie-letsel brengt de therapeut de botstukken <strong>in</strong> het letsel<strong>door</strong> de onderstaande beweg<strong>in</strong>g uit te voeren. In deze positie wacht de therapeut op release van hetweefsel.Lateroflexie-Rotatie L<strong>in</strong>ksSquama Ala MajorLINKSNaar craniaal Naar craniaalanterior posteriorRECHTSNaar caudaal Naar caudaalposterior anteriorLateroflexie-Rotatie RechtsSquama Ala MajorLINKSNaar caudaal Naar caudaalposterior anteriorRECHTSNaar craniaal Naar caudaalanterior posterior5.4. TorsieletselsDe therapeut neemt contact bilateraal op de alae majores en de squama occipitalis met resp. duimen wijsv<strong>in</strong>ger. Ter correctie van een torsieletsel brengt de therapeut de botstukken <strong>in</strong> het letsel<strong>door</strong> de onderstaande beweg<strong>in</strong>g uit te voeren. In deze positie wacht de therapeut op release van hetweefsel.Torsie L<strong>in</strong>ksSquama Ala MajorLINKSNaar caudaal Naar craniaalRECHTSNaar craniaal Naar caudaalTorsie RechtsSquama Ala MajorLINKSNaar craniaal Naar caudaalRECHTSNaar caudaal Naar craniaal62


5.5. Flexie/extensieletselDe therapeut neemt contact bilateraal op de alae majores en de squama occipitalis met resp. duimen wijsv<strong>in</strong>ger. Ter correctie van een flexie- of extensieletsel brengt de therapeut de botstukken <strong>in</strong>het letsel <strong>door</strong> de onderstaande beweg<strong>in</strong>g uit te voeren. In deze positie wacht de therapeut oprelease van het weefsel.FlexieSquama Ala MajorLINKSNaar <strong>in</strong>ferior Naar <strong>in</strong>feriorRECHTSNaar <strong>in</strong>ferior Naar <strong>in</strong>feriorExtensieSquama Ala MajorLINKSNaar <strong>in</strong>ferior Naar <strong>in</strong>feriorRECHTSNaar <strong>in</strong>ferior Naar <strong>in</strong>ferior6. Ear-pull techniek op de ossa temporale (Upledger et al, 1983)De patiënt is <strong>in</strong> ruglig. De therapeut neemt contact met zijn duim <strong>in</strong> de oorschelp van de patiënt ensteunt de oorschelp mijn zijn andere v<strong>in</strong>gers. Hij brengt zachtjes een tractie <strong>in</strong> naar lateraal, caudaalen posterior tot het weefsel lost.7. Reflexthrust op de sutura frontonasale (Liem, 2004)De patiënt is <strong>in</strong> ruglig. De caudale hand van de therapeut neemt contact met beide ossa nasalia. Zijn<strong>craniale</strong> hand ligt met de middelv<strong>in</strong>ger op glabella. Wijs- en r<strong>in</strong>gv<strong>in</strong>ger van deze hand liggen netnaast de (denkbeeldige) sutura metopica.De behandel<strong>in</strong>g bestaat uit een distractietechniek, waarbij de therapeut het os frontale naar craniaalheft en de ossa nasalia naar caudaal worden getrokken. Dit gebeurt op een zeer rustige manier,waarbij alle optredende beweg<strong>in</strong>gen en weefselunw<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gs gevolgd worden. Om de techniek tebeë<strong>in</strong>digen, kan de handvatt<strong>in</strong>g zeer plots reflexogeen gelost worden.63


8. Ponçage op de alarmpunten van hypothalamus en hypofyse(Goodheart, 1991; Holdway, 1996; Walther, 2000)Via deze k<strong>in</strong>esiologische alarmpunten is het mogelijk een rechtstreeks therapeutisch effect uit teoefenen op de hypothalamus en de hypofyse.De alarmpunten van de hypofyse zijn gelegen net anterior en net posterior van de beide processusmastoidei van de ossa temporale. Twee punten van de hypothalamus liggen bilateraal op de suturasquamosa, net boven het hoogste punt van het oor. Een derde hypothalamuspunt ligt op hetreferentiepunt ‘vertex’.Alle alarmpunten werden behandeld <strong>door</strong> middel van een listen<strong>in</strong>g en een zachte ponçage.9. Alternerende rotatie van de ossa temporale (Liem, 1998 & 2001)De patiënt is <strong>in</strong> ruglig. De therapeut neemt contact ‘en papillon’: met duimen en wijsv<strong>in</strong>gers op deprocessus zygomatici, de middelv<strong>in</strong>gers <strong>in</strong> de porus acousticus externus, de r<strong>in</strong>gv<strong>in</strong>gers voor deprocessus mastoideus, de p<strong>in</strong>ken achter de processus mastoideus.De therapeut brengt alternerend anterior en posteriorrotatie van de ossa temporale <strong>in</strong>.10. Compression Ventricle 4 (CV4) (Liem, 2001 & 2004)De patiënt is <strong>in</strong> ruglig. De therapeut legt bij de handen zo op elkaar dat ze een kommetje vormen,de duimmuizen tegen elkaar liggen en de duimen een V vormen. Met deze handpositie neemt hijcontact op het os occipitale van de patiënt, zodanig dat de duimtoppen zich ongeveer ter hoogtevan de processus sp<strong>in</strong>osus C2-C3 bev<strong>in</strong>dt. De duimmuizen liggen dan mediaal op de squamaoccipitalis.64


Tijdens de extensiefase van het PAM volgt de therapeut met zijn duimmuizen de versmall<strong>in</strong>g van desquama occipitalis. Tijdens de flexiefase verh<strong>in</strong>dert de therapeut dat de squama occipitalis uitzet.Na een aantal cycli zal de druk van de flexiefase stilvallen. <strong>Het</strong> aldus bereikte ‘still-po<strong>in</strong>t’ kanenkele seconden tot m<strong>in</strong>uten duren, waarbij de therapeut contact blijft houden met de squamaoccipitalis en eventuele microbeweg<strong>in</strong>gen volgt. Op het e<strong>in</strong>de van het still-po<strong>in</strong>t zal er een sterkegelijkmatige druk richt<strong>in</strong>g flexie optreden. De therapeut volgt deze beweg<strong>in</strong>g passief en laat los ophet hoogtepunt van deze beweg<strong>in</strong>g.65


Appendix 2: VragenlijstCodenummer: Geslacht: 0=M / 1=VNaam:Leeftijd:Lengte:….......cm & Gewicht:………kgVAS-score: ……….Bent u momenteel zwanger?Bloeddruk 1: …………..mmHgBloeddruk 2: …………..mmHg0 = Neen Bloeddruk 3: …………..mmHg1 = JaHebt u ooit een trauma of pathologie gehad ter hoogte van uw hersenen of schedel?(vb: hersenvliesontstek<strong>in</strong>g, schedelbreuk, hersentumor,…)0 = Neen1 = JaBent u reeds behandeld voor hartklachten? Zo ja, voor welke klacht?(vb: hart<strong>in</strong>farct, angor pectoris, …)0 = Neen1 = JaAngor:0 = Neen / 1 = JaInfarct:0 = Neen / 1 = JaAritmieën: 0 = Neen / 1 = JaHartdecompensatie: 0 = Neen / 1 = JaNeemt u medicatie? Zo ja, de welke?0 = Neen1 = Ja: ………………………………………………..Hebt u een systeemaandoen<strong>in</strong>g? Zo ja, de welke ?(vb: diabetes, ziekte van Bechterew, …)0 = Neen1 = Ja: ………………………………………………..66


Appendix 3: Patient Consent Form<strong>Het</strong> <strong>autonome</strong> <strong>zenuwstelsel</strong> <strong>in</strong> <strong>balans</strong> <strong>door</strong> <strong>craniale</strong> <strong>osteopathie</strong>?Onderzoek <strong>in</strong> het kader van een thesis tot het behalen van het diploma ‘Osteopaat D.O.’aan The International Academy of Osteopathy te Gent.GeachteHans Vander MastGelieve dit consent form aandachtig <strong>door</strong> te lezen en onderaan te tekenen met ‘Gelezen en goedgekeurd’,gevolgd <strong>door</strong> uw handteken<strong>in</strong>g.U staat op het punt mee te werken aan een thesis die ik moet maken voor het behalen van mijn diploma‘Osteopaat D.O.’. Een osteopaat is iemand die het lichaam manueel onderzoekt en behandelt en er vanuitgaat dat alles <strong>in</strong> het lichaam goed moet kunnen bewegen. Tevens benadert de osteopaat het lichaam vanuiteen holistische visie, wat wil zeggen dat hij het lichaam als één geheel beschouwt.Omdat ook onze schedelbeenderen bewegen, maakt de <strong>craniale</strong> <strong>osteopathie</strong> een niet onbelangrijk deel vande behandel<strong>in</strong>g uit. Dit deeltje van de <strong>osteopathie</strong> past heel zachte technieken toe ter hoogte van de schedel,waar<strong>door</strong> we de mobiliteit van de schedelbotstukken en de <strong>in</strong>wendige vliezen en b<strong>in</strong>dweefselstructurengaan optimaliseren.Tot op heden zijn deze technieken nog niet op hun effectiviteit geëvalueerd. Mijn thesis zou een eerstepog<strong>in</strong>g hiertoe zijn. De hartvariabiliteit zal <strong>in</strong> het onderzoek fungeren als meetmethode. Dit is de variatie <strong>in</strong>de tussenpozen tussen twee opeenvolgende hartslagen. Hoe meer groter de variabiliteit, hoe meer de gas ende rem van het lichaam elkaar kunnen afwisselen, en hoe gezonder je dus bent. U hoort het al: mijn doel isom de hartvariabiliteit <strong>door</strong> middel van mijn <strong>craniale</strong> technieken de hoogte <strong>in</strong> te krijgen.U kan gerust zijn: deze zachte technieken zijn ongevaarlijk. Er wordt niet gemanipuleerd en u zal geenongemakken onderv<strong>in</strong>den tijdens de behandel<strong>in</strong>g. De technieken hebben mogelijk wel een <strong>in</strong>vloed op hetemotionele systeem. Moest er zich tijdens of na de behandel<strong>in</strong>g een probleem voordoen, kan u met mijcontact opnemen. U kan ten allen tijde afzien van verdere deelname aan de studie, zonder hiervoorverantwoord<strong>in</strong>g te moeten afleggen.<strong>Het</strong> spreekt tevens voor zich dat uw medische en niet-medische gegevens onder het beroepsgeheim en deethische code van de <strong>osteopathie</strong> vallen en bijgevolg strikt anoniem behandeld zullen worden. Enkel deonderzoeker en de promotor hebben toegang tot alle gegevens.Om af te sluiten wil ik u nog bedanken voor uw medewerk<strong>in</strong>g. U kan na het onderzoek steeds contact metmij opnemen om de thesis te lezen of de resultaten te bekijken.Bedankt !Hans Vander Mast67


Patient Consent Form<strong>Het</strong> <strong>autonome</strong> <strong>zenuwstelsel</strong> <strong>in</strong> <strong>balans</strong><strong>door</strong> <strong>craniale</strong> <strong>osteopathie</strong>?Onderzoek <strong>in</strong> het kader van een thesis tot het behalen van het diploma‘Osteopaat D.O.’ aan The International Academy of Osteopathy te Gent.Hans Vander MastIk, …………………………………………………………………verklaar hierbij dat ik het Patient Consent Form volledig heb gelezen.Ik ben voldoende op de hoogte gesteld van de risico’s en werk volledig vrijwillig mee met hetonderzoek. Ik heb de mogelijkheid gehad om vragen <strong>in</strong> verband met het onderzoek te stellen.Verder verklaar ik de onderzoeksvragen naar waarheid te beantwoorden.Gedaan te Brasschaat op …./.…/2007De onderzoekerDe proefpersoonHans Vander MastKortestraat 832930 Brasschaat0477/48.95.38hans_vander_mast@hotmail.com68

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!