10.07.2015 Views

CLAIRLIEU - Canons Regular Blog

CLAIRLIEU - Canons Regular Blog

CLAIRLIEU - Canons Regular Blog

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>CLAIRLIEU</strong>TIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DEC7ESCHIEDENIS DER KRUISHERENUNGINHO UDDr.A. VAN DE I'ASCH,raalL210i [efklo :stern mi priori M65ZEVENTIENDE5 9JAARGANGLICHTLAND — Di


HET KLOOSTER <strong>CLAIRLIEU</strong> TE HOEIENZIJN PRIOREN-GENERAAL1210-1796Bij de huidige stand van het geschiedkundig onderzoek over deKruisherenorde, blijft het voorlopig onmogelijk een zelfs maar bijbenadering volledige geschiedenis te schrijven van het hoofdkloosterder Orde, Clairlieu, te Hoei. Hiervoor zouden niet alleenbiografieen der voornaamste magisters-generaal nodig zijn, die totaan de Franse revolutie tevens prior van het moederhuis waren,maar zouden ook meerdere aspekten van het geestelijk en kultureelleven der Orde moeten worden belicht. Een geschiedenis van hetklooster van Hoei zal immers per se ook in zekere mate eengeschiedenis van de Orde in haar geheel moeten zijn, waarvanHoei gedurende zovele eeuwen uitgangspunt en centrum bleef.Deze studie wil en kan dan ook niets anders zijn - dit zal uitde Inleiding duidelijker blijken - dan een eerste verzameling vande bouwstoffen die voor een latere monografie kunnen dienen. Naeen kort overzicht van de bronnen, van de resten der vroeger zorijke kloosterbibliotheek, van de iconografie en de tot nu toeverschenen werken die tot de geschiedenis van het Hoeise kloosterkunnen bijdragen, - dit alles als inleiding - geven we de lijst vande prioren van Clairlieu, tegelijkertijd dus de magisters-generaalder Orde,vmet telkens zo mogelijk een korte levensbeschrijving, devoornaamste bestuursdaden en kloosterstichtingen, en andere wetenswaardighedendie in de loop der jaren konden worden verzameld.Hierbij werd getracht zo volledig mogelijk de bestaandebronnen en bibliografie over Hoei en zijn prioren aan te geven.Oorspronkelijk werd deze studie gemaakt voor het MonasticonBeige, en wel op aanvraag van het ,,Centre national de Recherchesd'histoire religieuse" te Luik. Toen ze tenslotte veel te omvangrijk


66 <strong>CLAIRLIEU</strong>werd voor deze uitgave, kon daar slechts een zeer beknopte inhoudervan worden opgenomen \ Professor L.-E. Halkin drong er echterop aan de volledige tekst te publiceren, waartoe de redactie vandit tijdschrift ons nu de mogelijkheid biedt.Wellicht kan deze verzameling van gegevens over de priorenvan het voornaamste klooster der Orde in de loop van haar geschiedenis,leiden tot nadere bestudering van de meest op devoorgrond tredende persoonlijkheden onder hen, en aldus bijdragentot een vollediger geschiedschrijving van Clairlieu.GEBRUIKTE AFKORTINGEN :A.C.H. : HOEI, Archives communales.A.E.L. : LUIK, Archives de l'Etat.A.G.A.U. : Archie] voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, Utrecht, sinds1874.A.H.E.B. : Analectes pour serv'tr a I'histoire ecclesiastique de la Belgique, Leuven,1864-1914.Ann. : C. R. Hermans, Annales canonicorum regularium S. Augustini, OrdinisS. Cruets, vol. Mil, 's Hertogenbosch, 1858.B. : BERLIJN, Offentliche Wissenschaftliche Bibliothek, handschrift lat. quart. 103.Katal. V. Rose, 774 : Ordinis cruciferorum exordium. Diffinitiones. Deteksten zijn bij de jaartallen te vinden.D. : DUSSELDORF, Staatsarchiv. Bestand Coln-Kreutzbruder, H. XI, n. 3 : Liberprivilegiorum et definitionum. De teksten zijn bij de jaartallen te vinden.Dtm. : DETMOLD, Landesarchiv, handschrift 6 : Liber diffinitionum vallis lilliorum(het kruisherenklooster Falkenhagen). De teksten zijn bij de jaartallen tevinden.LGS : LUIK, Bibliotheek van het Groot-seminarie.LUB : LUIK, Universiteitsbibliotheek.R.A.L. : MAASTRICHT, Rijksarchief in Limburg.1 Monasticon Beige, tome II Province de Liege, Luik, 1955, bl. 405-413 : A.Van de Pasch, Monastere des Croisiers a Huy. - Om alle verwarring te voorkomen,dient er hier op gewezen dat er, naast het kruisherenklooster te Hoei, twee Fransecisterdenserkloosters bekend zijn onder dezelfde naam : de abdij Clairlieu te Villersles-Nancy,kanton en arrondissement Nancy, departement Meurthe : de priorijClairlieu te Palis, kanton Marcilly-le-Hayer, arrondissement Nogent-sur-Seine, departement Aube.Het kruisherenklooster van Hoei wordt door L. H. Cottineau niet onder Clairlieuvermeld. Wei vernoemt hij bij Huy een klooster van Augustins Croisiers. Degegevens hierover zijn echter totaal verkeerd. Zo zegt hij dat het klooster wastoegewijd aan Onze Lieve Vrouw en S. Domitiaan ; dat het omstreeks 934 gestichtwerd als een sekuliere abdij. Vgl. L. H. Gottineau, Repertoire Topo-bibliographiquedes Abbayes et Prieures, Macon, 1939, 2 delen, kol. 797, 1439. Vgl. de besprekingvan dit boek in Clairlieu, jg. 8 (1950), bl. 82, waar L. Heere er voorwaarschuwt ,,dit werk met voorzichtigheid te raadplegen", als het gaat overkruisherenkloosters. - In de Dictionnaire d'histoire et de geographie ecclesiastiques,deel 12, kol. 1044-1045 is er eveneens alleen sprake van de abdij Clairlieu teVillers-les-Nancy.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 61INLEIDINGDe documentatie, die ons voor de geschiedenis van het Hoeiseklooster ten dienste staat, kunnen we als volgt rangschikken :bronnen, handschriften, iconographie en uitgegeven werken.Bronn en.De belangrijkste bron voor de Ordesgeschiedenis blijft steedsC. R. Hermans, Annales... Ordinis S. Cruets ; niet alleen een zeerrijke verzameling van documenten, maar ook een voortreffelijkwerk.Hierin is opgenomen het in 1635 te Keulen verschenen werkjevan Henricus Russelius, prior van het kruisherenklooster Suxy(Belg. Luxemburg) : Chronicon crucijerorum sive synopsis memorabiliumsacri et canonici ordinis sanctae crucis. Russelius zegt inzijn opdracht aan de magister-generaal Augustinus Neerius, dat hijongeveer twintig jaar lang de archieven van Hoei, allerlei handschriften en vele auteurs heeft bestudeerd. Inderdaad wordenmeermalen de gegeveris van Russelius door andere historischedocumenten bevestigd. Vaak echter is hij onkritisch in het gebruikvan zijn bronnen, terwijl vele daarvan tegenwoordig niet meer tekontroleren zijn. Men kan dus alleen met een grote gereserveerdheidop Russelius steunen.Het archief van het klooster is tot nog toe niet teruggevonden.Het staatsarchief van Toulouse bewaart een bericht, dat het archiefvan het hoofdklooster te Hoei niet heeft kunnen ontkomen aanoorlogsverwoestingen. Dikwijls namen officieren hun intrek in hetklooster, terwijl het meermalen als lazaret voor gewonden enzieken werd ingericht. Het is bekend dat de magister-generaalJacques Dubois einde oktober 1792 een aantal archiefstukken enkostbaarheden naar andere kloosters bracht, die toen nog veiliglagen 2. Het staatsarchief te Luik bezit negen registers (61-69), diebetrekking hebben op de bezittingen van het klooster van 1740 tot1794. Te Leuven (Kruisherenklooster) berust een handschrift:Registre concemant les drogues et marchandises livrees a Messieurs2 TOULOUSE, Arch. Haute Garonne, Fonds de Saint Orens, liasse V (1), 38.Zie verder op het einde van dit artikel, Hide hoofdstuk.


68 <strong>CLAIRLIEU</strong>les Croisiers par Henri Delloije (1777-1790) ; te Luik op de Universiteitsbibliotheek(hs. 341) een Registrum Notarii conventusS. Cruets Huyensis (1637-1658).Dekloosterbibliotheek.Op 24 oktober 1795 vroeg de regering aan de administratie teLuik een kataloog van de boeken en handschriften der kerkelijkebibliotheken. De commissaris, die de bibliotheek van Clairlieuinspecteerde, schreef in zijn rapport dat hij vanwege het groteaantal banden (hij telde er 3719), de verscheidenheid en de wanorde,en ook omdat het alleen maar oude boeken waren die nietveel waard konden zijn, ze alleen maar geteld had.Op een bericht dat er uit de bibliotheek gestolen werd, gaf deadministratie te Luik 19 augustus 1798 aan citoyen Pirnea deopdracht om naar Hoei te gaan en de bibliotheek te laten overbrengennaar het gebouw van de centrale school. Eerst immers zoude centrale school te Hoei zelf worden opgericht, in de lokalenvan de Augustijnen ; daarom, meent R. Dubois 3, zijn de boekenvan de bibliotheek der Kruisheren daar zo lang blijven liggen. Eencitoyen Laurent haalde er weg wat hij voor zijn eigen bibliotheekgeschikt achtte4.Pirnea schreef op 30 September van hetzelfde jaar aan de Prefekt,dat de bibliotheek der vroegere Kruisheren van Hoei daagsvan te voren naar de centrale school in Luik was overgebracht; hijhad hiervoor eerlijke en vertrouwde mensen moeten hebben om devoertuigen en de boot te volgen en te begeleiden ; maar dat was,volgens zijn schrijven, een kwaal zonder remedie, omdat deambtenaren onverschillig en het volk immoreel was.Op 14 februari 1799 gaf de administratie opdracht, - aan deontvanger der domeinen te Hoei -, over te gaan tot de openbareverkoop van de nog overgebleven boeken5.Toen in 1804 te Luik het groot-seminarie begon, werd datgenewat er nog overgebleven was van kerkelijke bibliotheken, verdeeld8 R. Dubok, Les Rues de Huy, Hoei, 1910, p. 371.4 L. Wilmotte, Notice historique sur le couvent des Croisiers de Huy, (Hoei,1928), p. 38.6 Wilmotte, o.c, p. 39-40.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 69tussen de stad en het seminarie. In 1817 heeft tenslotte de universiteitvan Luik de verzameling van de stad gekregen6.Zo zijn sinds de Franse revolutie de handschriften van Clairlieuover verschillende instellingen verspreid geraakt. Voor zover wijtot nu toe konden nagaan :- te AKEN, Munsterkerk, hs. 26 (IX), een antiphonale ;- te ANTWERPEN, Plantijnmuseum, hs. M 382, een ordinarius;- te BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek, hs. 9330, hs. II 193,hs. 9175. Dit laatste heeft tevoren toebehoord aan de BibliothequeNationale te Parijs7 ;- te LUIK, Universiteitsbibliotheek, 136 handschriften8;- te LUIK, Groot-seminarie, 89 handschriften * ;- te MAASEIK, Kruisherenklooster, een handschrift over philosophie(een kursus, die in 1715 aan de universiteit te Leuvengegeven werd) 10.Als we de bibliotheek naar haar inhoud beoordelen, blijkt datClairlieu op het gebied van de H. Schrift naast een hele rij kommentarenvan kerkvaders en de destijds zeer verspreide NicolaasVan Lyra ", ook een en ander van bijbelse topografie bezat:Ludolphus, Itinera terrae sanctae en Johannes de Mandeville,Itinerarium a terra Anglie in partes Hierosolimitanas12.Op theologisch gebied was Hoei goed voorzien. Op de Universiteitsbibliotheek staat Albertus Magnus 13; Thomas van Aqui-8 J. Stiennon, Introduction a Vetude des scriptoria des Croisiers de Liege et deHuy au XVe siecle, in Les manuscrits des Croisiers de Huy, Liege et Cuyk au XV6siecle, Luik, 1951, p. 29, 30.7 Zie beschrijving en inhoud van deze handschriften in Bibliotheca ManuscriptaFratrum Ordinis Sanctae Crucis (deel I), in Crucijerana, (Cuyk, 1951), Novaseries n° 13, p. 31-35.* Ibidem, p. 5-12.9 Ibidem, p. 68-92.10 Zie hierover Th. Huijbers, Een philosophische cursus van Kruisheer L. DeFisen (1728-1729), in Clairlieu, 10 (1952), p. 4 en 19-21 (waar de Beknopteinhoud gegeven wordt).n Hs. LUB 8, 95, 142, 192, 215, 218, 249, 336.12 Deze Ludolphus is rector parochiae in Suchten. Hs. LUB 354. Vgl. J. H.Aerts, Een boekencatalogus uit de vijjtiende eeuw van het Kruisherenklooster teHoei, in Ons Geestelijk Erf, 1949, p. 335-338.38 Hs. LUB 44, 97, 145, 212.


70 <strong>CLAIRLIEU</strong>no 14; de door Malderus & Mercerus in 1602 en 1624 gegevenlessen over Tractatus de creatione she Expositio I partis Divi Thomae; de traktaten van de Leuvense professoren Wiggers en JoWarnart 15; het werk van Arnold Tungri 16. Op de bibliotheekvan het Groot-seminarie staat Baddelbinus ; Petrus de Carbona17, Johannes Utenhove, O.P.; Johannes Nider, O.P.; EverardusTuck ; Florentius, episc. Traj.; Johannes Weert, abb.Egmond. ; Lambertus de Randen, archidiac. Daventriae ; Rondelli,can. Leod.; Johannes Gerson ; Wilhelmus Bloc 18;Arnoldus de Rotterdam 19; Albertus Magnus 20; Thomas deAquino 21; Johannes Nydert, O.P.; Johannes Utenhove,O.P.22; Anselmus 23; Laurentius de Aquileggia 24; Jacobus deVoragine, O.P.25; Alanus de Rupe, O.P.; Michael de Insulis(Alexander Mondet) ; Petrus Damianus 26; Joannes Ver-NABER 27.Clairlieu bezat meerdere handschriften over filosofie28 en enigeNederlandseteksten29.Een bijzondere relatie met de Moderne Devoten blijkt uit deteksten van Geert Grote 30; Thomas a Kempis 31; GerardZerbold van Zutphen 32; Johannes Ruusbroec S3; Johannesvan Schoonhoven 34; de centum meditationes dominicae passio-34 Hs. LUB 124, 143, 146, 161.36 Hs. LUB 233, 46.16 Hs. LUB 46.37 Hs. LGS 6F1.38 Hs. LGS 6F2.39 Hs. LGS 6F18.20 Hs. LGS 6F22.21 Hs. LGS 6G3.22 Hs. LGS 6G22.23 Hs. LGS 6H9.24 Hs. LGS 6H10.28 Hs. LGS 6K6.28 Hs. LGS 6M24.27 Hs. LGS 6N16.28 Hs. LUB 44, 114, 116, 213, 240 ; hs. LGS 6F3, 6Gl2bis, 6G24, 6H15, 6H16,6H27, 6N2, 6N12.20 Hs. LGS 6F18, 6H3, 6H14, 6K8, 6K29, 6L34, 6M7, 6M12, 6M18.30 Hs. LGS 6B17, 6F9, 6L17, 6M7, 6K7, 6F24, 6N19.83 Hs. LGS 6F9, 6H12, 6M18, 6M21, 6M28, 6K27.32 Hs. LGS 6N8, 6L17, 6H3, 6G13, 6B17, 6M22.33 Hs. LGS 6N8.34 Hs. LGS 6G8, 6M12.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 71nis cuiusdam fratris de viridi valle35; de aantekeningen vanArnoldus de Rotterdam, geprofeste van Groenendaal, uit decolleges van Heynricus de Dunghen en Theodoricus deElborgh in Leuven36.Verder verschillende werken van kartuizers : van Dyonisius aRickel, Exhortatorium ad novicios (tweemaal) 37, De vita et regiminecuram animarum habentium (gebruikt door de prior-generaalTheodoricus van Ubach) 38 en Specula Dionysii carthusiani39; vanLudolphus, kartuizer te Keulen, een commentaar op de psalmen 40;een brief van fr. Gerardus, kartuizer te Luik, aan Johannes Hack,Kruisheer te Hoei41; van een andere Keulse kartuizer : de correctionefraterna, waarvan hij de kopie eigenhandig corrigeerde 42.Aan de overname van de constitutes der Dominikanen herinnertInstitutiones officiorum fratrum praedkatorum scripte in domohoyensi43; het martyrologium der dominikanenM ; Humbertus,Super regulam Augustini45; een incunabel van de ConstitutionesOrd. Praedicatorum, met op fol. 1 r° de nota ad usum Rdi P.Generalis 46.Clairlieu had een goede boekbinderij. Professor J. Brassine heeftvijfentwintig banden van het convent van Hoei aan het licht gebracht47waarvan er negentien zeker bewerkt zijn in de binderijvan het klooster4*. M. Lavoye heeft er een tiental - nog nietbeschreven banden - aan toegevoegd, die vervaardigd zijn te Hoeiin de laatste jaren van de vijftiende en in het begin van dezestiende eeuw49. Op de bibliotheek van het klein seminarie te85 Hs. LGS 6G19.38 Hs. LGS 6F18.37 Hs. LGS 6N4 (fol. 92 r° w.), 6N16 (fol. 260 v° w )38 Hs. LGS 6L5.39 Hs. LGS 6H2.40 Hs. LGS 6H20, 6H28, 6F6.41 Hs. LGS 6M6.42 Hs. LGS 6M24.43 Hs. LGS 6G6.44 Hs. LGS 6G5.45 Hs. LGS 6M6.• Hs. LGS 6J4.J mosane' t *' Luikj 1912> plaat XIV-xxvn ; t. ii,48 M. Lavoye, Les reliures des croisiers de Liege et Huy aux XVe et XVI0siecles, in Les manuscrits des croisiers de Huy, Liege et Cuyk au XV* siecle, Luik,1951, p. 58.49 Ibidem, p. 58. Het bindwerk van Hoei wordt beschreven p. 58-60.


72 <strong>CLAIRLIEU</strong>Sint-Truiden staan een aantal banden van Hoei, die tot nu toenooit bestudeerd werden50.Uit de overgebleven handschriften blijkt, dat het scriptorium vanClairlieu gedurende ruim honderdvijftig jaar zeer bedrijvig geweestis. Zoals reeds gezegd, worden de meeste banden thans bewaard teLuik, ofwel in de Universiteitsbibliotheek, ofwel in het GrootSeminarie.Tot heden toe kennen we de volgende scriptores :fr. Johannes Schellenberg, die schreef in 1405 hs. LUB 212 ;fr. Bertholdus de scyedam in 1424 hs. LGS 6G4, in 1425-26 hs.LUB 336 en in 1443 hs. LGS 6G8 ;fr. Henricus van Benthem, later prior in Carignan, in 1434 hs.LUB 158 en in 1449 hs. LUB 218 ;fr. Lambertus van Gingelom (Ghinghelim, Ghinglen) in 1449-50hs. LUB 192 en in 1450 hs. LUB 8 ;fr. Henricus de Leodio hs. LGS 6G6, hs. LUB 192 en in 1450hs. LUB 95 ;fr. Antonius in 1452 hs. LUB 95 ;fr. Wolterus de Noviomago {Walterus de Novimago} in 1454 hs.LUB 215, in 1466 hs. LUB 156, in 1467 hs. LUB 135. J.Stiennon51 vond nog hs. LUB 3 geschreven tussen 1457 en1460 en hs. LUB 334 in 1475 ;fr. Eustasius de Brugiule dyaconus in 1458 hs. LUB 354 ;fr. Goeswinus van Susteren (Goesvinus) als novice in 1458 hs.LUB 354, als clericus in 1458 hs. LUB 354 ;fr. Hermannus de Bocholdis presb. conv. Mariae pacts, in 1458hs. LUB 354 ;fr. Godefridus in 1468 hs. LUB 361 ;fr. Christianus van Sittard (Zittard, Sittariensis) hs. LGS 6F10,6G1, in 1475 hs. LUB 334, in 1478 hs. LGS 6F22 en in 1479hs. LGS 6L21 en hs. LUB 358 52;fr. Franciscus in 1487 hs. AKEN, Munsterkerk, 26(IX) ;50 Van de Kruisheren van Hoei zijn zeker de nummers II C 6, IV E 3, IV E 5,IV E 6, VI D 11, VI D 12, VI D 13, XXXV A 10, XXXV A 13 ; misschienook IV A 17, XVII E 2, XVII D 24, XVII D 42, XVIII L 14. Er staat eenenkele band van de Kruisheren van Luik : XXXI A 35.51 Stiennon, Introduction, p. 68.w Zie A. Van Asseldonk, Drie handschriften van Clairlieu, in Clairlieu, 1(1943), p. 84 w.


<strong>CLAIRLIEU</strong> in de XVIle eeuw {uiters links) - Gravure van Mathieu MERIAN (Brussei, Koji. Bibl.)


<strong>CLAIRLIEU</strong> in 1735-41 - Gravure van Remade LELOUP.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 77fr. Ghysbertus de Vienne in de vijftiende eeuw hs. LUB 239 ;fr. Sloetermekers, geboren in 1465, priester gewijd in 1489, schreefin of kort na 1502 hs. LGS 6L33 ;fr. Bartholemeus Bree in 1503 hs. LUB 46 en in 1504 hs. LUB 40 ;fr. Theodericus ab Ubach, sacrista, generaal gekozen in 1539,schreef in 1523 hs. LUB 37 ;fr. Antonius Fresen Odorpius, generaal gekozen in 1561, schreeftussen 1543 en 1556 als prior te Hoorn, hs. LUB 213 ;fr. Henricus a Bree in 1541 hs. LUB 136;fr. Carolus Jeneffiensis hs. LGS 6G11 ;fr. Rutgerus Neomagus supprior Venlonensis in suo exilio (in1566) hs. LGS 6H145B;fr. Borsetto in 1602 en fr. Anthonius Boux in 1624 hs. LUB 206;fr. Aegidius Wansoulle tussen 1637 en 1657 hs. LUB 341 5\Het hs. LGS 6N19 is geschreven door fr. Heynricus filius Johannisde haemstede, oud-student van Deventer. Hermannus Arnhem,die hs. LGS 6Ml tot fol. 278 v° schreef, toen hij nog te Deventerstudeerde, kan ook een Kruisheer van Hoei geweest zijn.Geen Kruisheren waren Petrus de linens de namurco, die in1409 het laatste stuk van hs. LGS 6G13 en Johannes Frisonis p.Camerecensis dyoc, die in 1421 hs. LGS 6F18 schreef.Johannes Vinchin, alias Blondi, een seculier priester van Hoei,bedienaar van de kapel van Saint-Jacques-au-Tilleul, schreef in1453 hs. Brussel Koninkl. Bibl., 9330, in 1460 hs. LUB 146 en359 en in 1462 hs. LUB 143. Al langere tijd had hij relaties metde Kruisheren, want 17 jan. 1441 werd hij benoemd als rector vanhet nieuw gestichte altaar der H. Odilia55. Zijn werk als scriptorwerd betaald door Walter Hoeryon (de Horion), kapelaan aan decollegiale Lieve-Vrouwe-kerk van Hoei en biechtvader van dereligieuzen van St.-Quirin. Deze bestemde uitdrukkelijk het werkvan Johannes Vinchin voor de Kruisheren van Clairlieu. Ook hs.LGS 6G9 werd aan het convent van Hoei vermaakt door ven. et58 Zie M. HeLiN, Clairlieu au XVIme siecle d'aprh le journal" de Roger deNimegue, in Clairlieu, 9 (1951), p. 49-66.54 Dit handschrift LUB 341 heet Registrum Notarii conventus S. Crucis Huyensisen vermeldt in 1637 als capitulares van het klooster, o.a. jr. Anthonius Boux supprior,fr. Aegidius Wansoule notarius caphuli. Deze laatste was, als prior vanDinant, detfinitor in 1669.85 J. Stiennon, Introduction, p. 47, n. 80 ; p. 66.


78 <strong>CLAIRLIEU</strong>devotus sacerdos magister Woltems de Horion pie memorie, quiobiit a.d. 1479 fer. 3a infra octavam assumptions BMV ac sepultusjacet juxta fratres nostros in ambitu prout optavit. Het hs. LGS6F24 heeft toebehoord aan Symon de Palude, hs. LGS 6K6 aan fr.Joh. de Wurzele OESA ; hs. LGS 6N5 is aan ,,den cruysbroeders... ghegheven" door ,,daneels de ha huysvrouwe". Het hs. LUB154 kwam naar Clairlieu door de testamentaire beschikking vanMagister Egidius de Spina cappellanus Ecclesiae S. JohannisLeodiensis.Iconographie.Van het klooster Clairlieu zijn meerdere gravuren bekend enuitgegeven. De kerk van S. Jacques te Luik en het klooster derKruisheren te Sint-Agatha (Ned.) bezitten nog een afdruk vaneen grote kopergravure van Jo Schott en Loffler Junior, die deoverbrenging der relieken van de H. Odilia voorstelt. Aegidiusde Vrese beschrijft de zestien taferelen van deze gravure in eengedicht, posthuum uitgegeven in 1665 56. Tafereel vijftien geefthet exterieur van de kerk en een gedeelte van het klooster, tafereelzestien het interieur.R. Le Loup graveerde een Vue du monastere des chanoines reguliersde Ste Croix a Huy57 en een Vue de la ville de Huy prise dela Sarte58.In een in 1958 verschenen werk werden twee gravures afgedruktvan het klooster. De ene, uit de Universiteitsbibliotheek van Luikgeeft het klooster aan de oostzijde in de XVIIde eeuw. Op deandere van Matthieu Merian, uit het prentenkabinet van de KoninklijkeBibliotheek te Brussel, die de stad Hoei voorstelt in deXVIIde eeuw, kan men links de kloostergebouwen der Kruisherenduidelijk waarnemen 59.Het generaalszegel komt voor aan een charter van Helmicus88 Aeg. De Vrese, Aegis Aegidio Vresana, Keulen, 1665, p. 351.87 L. Saumery, Les delices du pais de Liege, ou description historique, geographique,topographique et chorographique des monuments sacres et profanes de ceteveche-pfincipaute et de la comte de Namur. t II, Luik, 1740, tussen pp. 60 en61. - R. Le Loup, Vues et perspectives du Pays de Liege, Luik, (1770), fol. 45.68 Le Loup, o.c, fol. 43.89 G. Charlier-J. Hanse, Histoire illustree des Lettres jrangaises de Belgique,Brussel, 1958, p. 24 en 187.


SINT ODILIAGravure van /. Schott-Loffler junior


BUITENAANZICHT VAN DE KERKVAN <strong>CLAIRLIEU</strong>PRIESTERKOOR IN DE KERKVAN <strong>CLAIRLIEU</strong>Pentekeningen naar tafereel 15 en 16 van de gravure Schott-Loffler


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 81Amoris van 1424 60, van Henricus van Nijmegen van 1440 61 enaan een acte van St.-Martinus te Doornik van 145162, in eenfragment nog aan een acte van Cornelius van Clotingen van1512 **, aan een acte van Theodericus van Ubach van 1544 M enaan een van Wilhelmus van Heinsberg van 1577 65. Het is eenovaal zegel, met Christus aan het kruis onder een gotisch baldakijn,met daarnaast O.-L.-Vrouw en St.-Jan, twee sterren en twee kruisjes,in de vorm van het ordeskruis, en vier cirkels met de symbolender vier evangelisten ; aan de voet van het kruis is een schild meteen hart. Nadat sedert Augustinus Neerius de generaals de pontificalia hebben (1630), hadden zij elk hun eigen zegel.Van Augustinus Neerius is een jonger op doek geschilderdportret bewaard in het kruisherenklooster te Hannut: hij knielt inzwarte mantel met paars gevoerde zwarte kap onder op eenschilderij van S. Augustinus, in koorkap, met mijter en staf. Beidefiguren hebben dezelfde trekken. Op de gravure van het titelbladvan het Chronicon van Russelius staat een kop van AugustinusNeerius op vierenzestigjarige leeftijd : een ernstig rustig gezichtmet korte baard : hij draagt hier een hoge bonnet. Boven in dekrullende lijst om zijn portret staat zijn wapenspreuk : cordetenus.Het is een gravure van Emanuel Wehrbrun m. Het generalaat teAmersfoort (Ned.) bezit een op doek geschilderd portret, waaropAugustinus Neerius nog enige jaren ouder is : een ernstig bezorgdgezicht met korte grijze baard ; hij draagt een zwart calotje, hetborstkruis aan een koord boven een paars manteltje. Zijn wapenstaat onder rechts in de gravure van E. Wehrbrun en in kleurenop de schilderij te Hannut: Kwartier I en IV van het gevierendeeldeschild heeft een hoofd met lauwerkrans in zilver op rood,kwartier II en III heeft een gouden kroon boven een hart getekend60 J. H. Hofman, De broeders van 7 Gemeene Leven en de WindesheimseKloostervereeniging, in A.G.A.U., 1875, p. 274.61 Beschreven door H. Van Lieshout, Rond het reliekschrijn van Sint Odilia, inVerzamelde opstellen uitgegeven door den Geschied- en oudheidkundigen studiekringte Hasselt, XI (1935), p. 62, n. 35.62 Algemeen Rijksarchief, BRUSSEL, Afdruk nr. 646.68 ST.-AGATHA, Archief Kruisherenklooster, charter 4284 RIJSEL, Archives du Nord, 66 H 20.65 RIJKSARCHIEF TE 'S HERTOGENBOSCH, Verslagen omtrent >s Rtjks oudearchieven, XXXVII, le deel, 1914, p. 301, n. 649.68 Russelius, Chronicon crucrferorum, Keulen, 1635.


82 <strong>CLAIRLIEU</strong>met het ordeskruis en drie spijkers op een veld van groen 67. Zijnzegel is bewaard aan een charter te Kerniel68; het is een mindergeslaagde imitatie van het oude generaalszegel.Van Nicolaus de Haneffe hangt een zegel aan een charter vanSt.-Cornelius te Roermond van 1656 : een rond schild, waaroptussen twee schoven een engel staat, die een kruis in de handhoudt; het randschrift is onleesbaar €*.Van Georgius Hachten bewaart het generalaat te Amersfoorteen op doek geschilderd portret, dat hem voorstelt op tweeenveertigjarige leeftijd, in habijt. Hij draagt de rasura en heeft als enigdistinctief paarse voering in zijn kap. Zijn wapen is een rodedwarsbalk op een zilveren veld, met in het schildhoofd drie haken.Een op doek geschilderd portret van Werner d'Audace, eveneensin het generalaat, stelt hem voor in superplie met een groenmanteltje, rood gevoerd, en met borstkruis. Hij heeft een nogalrood gezicht met lange grijzend blonde haren. Zijn wapen is datvan zijn familie : op zilver vier linker schuinbalken van zwart,evenals het schildhoofd70. Zijn wapen staat op het titelblad vande uitgave van het brevier van 1727. Zijn devies is: in tempereaudace.Johannes Reynders is naar een door J. Otjens op doek geschilderd portret een forse gestalte met lange zwarte haren. Hij draagteen blauw-paars manteltje met rood gevoerd en een blauw-paarscalotje. Zijn wapen heeft drie zilveren zware aren, opschietenduit grondkleurige bodem op een blauw veld. Zijn devies was :crescit ut alat. Dit wapen, ontleend aan zijn familie, komt ook voorop de gedenksteen van zijn ouders, die in de sakristie van deoud-kapucijnenkerk te Maaseik is ingemetseld71. Het staat gegra-87 De kleur is niet goed meer te onderscheiden ; het is grijsblauw maar met eengroenachtige tint. Volgens de afdruk van Neerius' wapen op het titelblad van hetChronicon van Russelius, is dit lang zo ingewikkeld niet als volgens dit schilderijte Hannut ; geen ordeskruis en geen spijkers ; kwartier I en IV zijn er paars(gearceerd) en II en III zilver; de harten groen (!) gearceerd. Het is echtermogelijk dat men hier nog geen bepaalde kleur met de arcering aangaf.88 Van Lieshout, I.e., p. 64, n. 38.69 Beschrijving van J. BoLSeE, BRUSSEL, Alg. Rijksarchief.70 J. Stekke, Pierre-Antoine Audace bourgmestre liegeois d'origine italienne, inChronique archeologique du Pays de Liege, Luik, 41 (1950), p. 31.71 Zie de afbeelding van de steen bij G. Daniels, Maaseiker Epigraphie, inMiscellanea Gessleriana, Antwerpen, 1948, bl. 340.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 83veerd op theologische thesen van 1735 en op de gravure vanClairlieu door R. Le Loup.Ook in het klooster te Maaseik en in het vroegere kruisherenkloosterte Wegberg is een op doek geschilderd portret vanJohannes Reynders, eveneens getekend met zijn wapen.Het generalaat te Amersfoort en het kruisherenklooster te Diesthebben een op doek geschilderd portret van Lambertus Fisen : eengrote figuur met lange grijze haren ; hij draagt een rochette metgroen manteltje, rood gevoerd, een borstkruis en een eenvoudigering. Wapen : blauw kruis op zilver, met in het linkerkwartier vanhet schildhoofd een takje met eikel. Zijn wapen staat ook in eensierlijke gravure van Wijons in theologische thesen van 1767 en1773. Zijn devies : in cruce jortis. Ook het convent van Uden heefteen geschilderd portret van Lambertus Fisen, eveneens getekendmet zijn wapen.Van Jacobus Dubois heeft het klooster van Maaseik een geschilderd portret, als prior van Kolen op vierendertigjarige leeftijd.Het generalaat, het klooster te Uden en het vroegere kruisherenklooster te Kerniel hebben ook een op doek geschilderd portret,maar het beste is in het museum Curtius te Luik, geschilderd doorM. Aubee. Zijn wapen heeft drie groene bomen op grondkleurigebodem tegen een blauw veld. Zijn devies : crescens candide ingratia.Werken.Jean Banelt (Banelius), Historia translations S. Odiliae virginiset martyris, Coloniae, 1621. Jean Banelt is een Kruisheer vanHoei, die te Keulen een Latijnse bewerking schreef van zijn in1616 gepubliceerde geschiedenis van de H. Odilia, om de historiciteithiervan te bewijzen. Hij spreekt over het begin der orde enmeerdere malen over Hoei. Hij wil critisch te werk gaan, maar kande stichting door de H. Helena en de H. Quiriacus nog niet loslaten. Hij noemt Theodorus de Celles niet.Henricus Russelius, Chronicon Cruciferorum, Keulen, 1635 ;zie hierboven bl. 67.Ambrosius Huensis, O.F.M.Cap., Eburonum Huensium sacrariumeorumque diva sartensis, Hui apud Ambrosium de Warem,1659. Onder de voortreffelijke mannen van Hoei behandelt


84 <strong>CLAIRLIEU</strong>Ambrosius zes prioren van Clairlieu. Grote gedeelten zijn letterlijkhetzelfde als bij Russelius, soms zegt hij hetzelfde met anderewoorden. Een merkwaardig verschil is er in de geschiedenis vanJohannes Mannavillanus. Russelius is hier zo onvolledig, dat ereen zin bij het drukken schijnt te zijn uitgevallen, die Ambrosiuswel heeft: Ipse (de koning) quidem magna pugna victus, captus,et Angliam delatus poenas dedit: Mannavillanus vero aulicis turbisabstractus sibi, suisque reliquum vitae applicavit. Ambrosiusheeft het handschrift van Russelius gezien of dezelfde bronnen,maar geeft niets meer72.Pierre Verduc, La vie du Bien-heureux Theodore de Cellesrestaurateur du tres-ancien ordre canonial, militaire et hospitalierde Sainte-Croix, apelle vulgairement des Croisiers; origine descroisades et ordres croisez, Perigueux, 1681. Aan het einde van zijnwerk geeft hij aantekeningen over verschillende volgende generaals.Hij bouwt voort op Russelius, maar geeft dan nog zoveelonverantwoorde bijzonderheden, dat hij onbetrouwbaar genoemdmoet worden.Arnoldus Hertzworms, Religio sanctissimae crucis, seu brevisac solida informatio de ortu, progressu, ac statu in praesens;necnon de sanctis, ac quibusdam memorabilibus viris, gestisqueejusdem religionis, sub lege D. Aurelii Augustini merentis. Editioaltera. Annis XXV posterius ab eodem auctore novata, et additionibusaucta, Ruraemondae, 1686. Hij tracht zijn werk goed tedocumenteren en twijfelt in zoverre aan Russelius, dat hij demening deelt, dat Russelius documenten naar Suxy kan hebbenmeegenomen, die daar dan verloren zijn gegaan. Verder volgt hijtoch Russelius.Histoire de la translation de Sainte Odile vierge et martyre aVordre de sainte Croix, precedee de celle de I3origine et des progresdu meme ordre, donnee au public par les chanoines reguliersde sainte Croix a Liege, Liege, 1765. Hierin worden de H. Cletus enS. Quiriacus als stichters genoemd, maar er wordt toch gezegd -naar aanleiding van moeilijkheden hierover -, dat de relatie vande orde hiermee een ideologische is. Overigens is deze geschiedenisafhankelijk van Russelius en Verduc.72 Russelius, o.c, p. 79 ; Ann., I, 1, p. 72. Er is eveneens een klein verschil overGeorgius van Briiggen.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 85F. Gorrissen, Histoire de la ville et du chateau de Huy d'apresLaurent Melart, continuee jusqu'd nos jours, Huy, 1839. Deze isvoor zijn aantekeningen over Clairlieu afhankelijk van Russeliusen Ambrosius Huensis.L. Wilmotte, Notice historique sur le couvent des Croisiers deHuy, (Hoei, 1928), overdruk uit Ann. Cercle Hutois des scienceset beaux-arts. Hij is soms onnauwkeurig in de namen en is afhankelijk van Russelius en van Histoire de la translation de SainteOdile. Het legendarische verband met vroegere eeuwen laat hijweg. Ook heeft hij andere bronnen voor interessante plaatselijkegegevens.H. Van Rooijen, Theodorus van Celles, Een tijds- en levensbeeld, Cuyk, 1936, is het beste werk over Theodorus van Celles,geschreven in een mooie taal en voorzien van een goede documentatie.Hij behandelt de gegevens van Russelius critisch, hoewelE. de Moreau er nog meer gereserveerd tegenover staat73.Twintig jaar later heeft H. van Rooijen zijn zienswijze over destichter en de oorsprong van de Orde opnieuw samengevat inDe Werkende Stilte. De oorsprong der grote kloosterorden, Amsterdam-Brussel,1957, bl. 139-154.R. Haass, Die Kreuzherren in den Rheinlanden, in RheinischesArchiv 23, Bonn, 1932, geeft in het algemeen gedeelte op biz.9-41 een voortreifelijk overzicht over de geschiedenis der orde.E. Fontaine, Mgr Jacques Djtbois, General des Peres Croisiersa Huy, 1778-1796, Diest, 1947. Dit werk beschrijft het leven enbestuur van de laatste prior van Hoei, en tevens de geschiedenisvan het klooster in de jaren van zijn generalaat. Een degelijkestudie, rijk gedocumenteerd. In een later verschenen artikel La Finde Clairlieu, in Clairlieu, 9 (1951), biz. 6-42 beschrijft Fontaine delotgevallen van de communiteit te Hoei na de opheffing van hetklooster.BIJ DE ILLUSTRATIES :Bl. 73 : overgenomen uit De Werkende Stilte, Amsterdam-Brussel (Elsevier),1957. / Bl. 74 en 75 : overgenomen uit G. Charlier en J. Hanse, Histoireillustree des Lettres Frangaises de Belgique, Brussel (La Renaissance duLivre), 1958. / Bl. 16 : overgenomen uit Les Delices du Pays ^e Liege, Luik,1738-1744. / Bl. 101 en 104 : foto's van A. Lantin, o.s.c. (Diest). / Bl. 102en 103 : foto's van L. Spierings, o.s.c. (Zoeterwoude).73 E. De Moreau, Lorigine des croisiers beiges, in Clairlieu, 3 (1945), p. 10, n. 2.


86 <strong>CLAIRLIEU</strong>DE PRIOREN-GENERAAL VAN 1210-1410In dit hoofdstuk worden de generaals behandeld uit de eersteperiode van de Orde.In het jaar 1410 werd een zo belangrijke hervorming ,,van hoofden leden" doorgevoerd, dat men zelfs vanaf die tijd begint tespreken van : Libertus Joannes van Bommel, 17de generaal en... primus ab Ordinis reformatione.In deze periode zijn de geschiedkundige gegevens zeer schaarsen onvolledig, zo dat men bij de publikatie van een pauselijkdokument van 16 mei 1369 een prior-generaal ontdekt heeft, dievoorheen geheel onbekend was gebleven.Vandaar dat de hier gevolgde nummering van de generaalsvanaf Martinus de Burgis niet meer overeenstemt met die welkevroeger gebruikelijk was.1. Theodorus van Celles. Op het terrein van Clairlieu, voorde poorten van Hoei, stond rond 1210, in de tijd dat de Kruisherenordewerd gesticht, een zeer kleine kapel, toegewijd aan deH. Theobald. Het was een kapelletje zonder enige architektonischebetekenis, aangebouwd tegen de rotswand. Na de verwoesting vanhet klooster door de gevolgen der Franse revolutie, vond men in1828 deze kapel terug. Ze was tot boven toe met zand gevuld, watwel moet gebeurd zijn toen het eerste klooster te Clairlieu werdopgebouwd \Voor wat de datum van die eerste kloosterbouw betreft, wijkende kronieken van elkaar af. Gilles d'Orval spreekt van 1234 2, Jean1 F. Gorrissen, Histoire de la ville et du chateau de Huy, d'apres Laurent Melart,continuee jusqu'd nos jours, Hoei, 1839, p. 309.3 Anno Domini 1234, hie Joannes Episcopus jundavit monasterium cruciferorumin Hoyo, quod primum et initiate est totius ordinis, geciteerd door JOANNESChapeavillus, Gesta pontificum leodiensium, Luik, 1613, t. II, p. 262 . Adasanctorum, 3 febr., p. 366, n. 3.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 87d'Outremeuse van 12333; de Luikse kroniek van 1402 noemteveneens 1233, nl. zestien jaar voor de goedkeuring van 1248 inhet vierde jaar van het episcopaat van Johannes de Eppa 4, terwijlJean de Brusthem weer 1234 schreef5.De Luikse kroniek van 1402 verhaalt dat in 1233 in oppidoHuyensi in loco ubi nunc habitant, qui tune nuncupabatur claruslocus (clarus mons) clarificatus est ordo fratrum sanctae crucis, quilongo tempore dormierat. Hieruit blijkt dat de schrijver van dezekroniek op een of andere wijze het traktaatje In honore summiregis moet hebben gekend, dat de oorsprongsgeschiedenis der Ordeverhaalt en in meerdere handschriften van de vijftiende en zestiendeeeuw wordt gevonden 6. Deze oorsprongsgeschiedenis, of lieverdit verhaal, is zeker in het Rijnland ontstaan. Er worden Duitsevorsten genoemd, die deelnamen aan de kruistocht tegen de Albigenzen.Voor 1402 waren er trouwens reeds kruisherenkloosters inBeyenburg (1298), Hohenbusch bij Erkelenz (1302), Keulen(1307), Schwarzenbroich bij Diiren (1340) en Aken (1372).Het ontstaan der Orde wordt in dit traktaatje teruggebracht totde H. Helena, die na de vinding van het H. Kruis een erewachtvan religieuzen rond het H. Kruis in de basiliek boven Calvarieplaatste. Deze orde van het H. Kruis bloeide, totdat Juliaan deAfvallige ze uitmoordde. Daarna sluimerde ze, totdat vijf geestelijkente Hoei met goedkeuring van Innocentius III deze weer3 Ly myreur des histors, chronique de Jean des Preis dit d'Outremeuse, gepubliceerddoor Ad. Borgnet, Brussel, 1867, t. V, p. 210 : En eel ain jut jondee lemaison des croisiers, a Huy, en lieu


88 <strong>CLAIRLIEU</strong>voortzetten, na de beeindiging van de in 1210 tegen de Albigenzenbegonnen kruistocht.Van andere handschriften, die over het ontstaan der Ordespreken, laat handschrift LGS 25D11 de stichting door de H.Helena weg ; D., de Codex Pontis Coeli en 21643 van de Kon.Bibl. Brussel noemen het jaartal 1212, het achttiende jaar vanInnocentius III; B. zegt 1214 vel circiter, en de kruisheer PetrusHalloix7 circiter 1215.Als in 1341 Conradus de Molendino, de procurator van hetKeulse klooster vanwege ernstige kritiek de Orde voor de KeulseCurie verdedigt, spreekt hij niet van een stichting door de H.Helena en ook niet van een goedkeuring door Innocentius III, maarzegt wel, dat de Orde onder Innocentius IV opnieuw werd opgericht(denuo institutus)s. Bij deze gelegenheid gaf de KeulseCurie een authentieke kopie van de bul van Innocentius IV van1 okt. 1248 9.Toen het in 1374 opnieuw nodig was in Keulen de wettigheidder Orde te verdedigen,kwam de generaal Petrus Pincharius metde prioren van Beyenburg, Keulen en Schwarzenbroich voor deofficiaal van Keulen en legde hem vier pauselijke bullen en tweebrieven van bisschoppen voor, waarvan eveneens door de KeulseCurie authentieke copieen werden gegeven10. Ook hier wordtInnocentius III niet genoemd. De hand, die voor 1537 een grootdeel van D schreef, tekende op fol. 23 r° over de confirmatie doorInnocentius III aan : ilia confirmatio nusquam invenitur; JoannesStochemius in 1532 : nee copia quam ,,vidirnus" de ipsis inventtur11;Halloix in 1596 : ilia confirmatio nusquam reperitur.J. Banelt daarentegen vermeldt nog in 1621 de stichting door deH. Helena en de goedkeuring door Innocentius III, maar hij noemtgeen naam van stichter of stichters13. Als echter Dalenius in 1628een lijst van pauselijke bullen opmaakt, noemt hij Innocentius IIIweer niet14.T Hs. SINT-AGATHA, Bibl. Kruisheren, De definitionibus II, geschreven in 1596.8 Codex Pontis Coeli, p. 53.9 Codex Pontis Coeli, p. 52 ; B., fol. 4 v° ; Ann., II, p. 64.10 D., fol. 2 ; Codex Pontis Coeli, p. 60 ; Ann., II, p. 159.31 Hs. LUB 242, fol. 71 ; Ann., II, p. 202.32 De rebus concernentibus ordinem S. Crucis, fol. 50 V° ; Ann., II, p. 196.13 J. Banelt, o.c, p. 28.14 Th. Dalenius, Clavis coeli, Laus et encomium sacri cruciferorum ordinis, 1628,p. 24.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 89In 1635 komt Russelius dan terug met het verhaal van destichting door de H. Helena en de H. Quiriacus, en de goedkeuringen hernieuwing door Innocentius III15. Dit wordt overgenomendoor A. Hertzworms in 1661 en 168616 en door anderen na hem.Alle reeds geciteerde handschriften, wellicht onder invloed vanhet legendarische tractaatje In honore summi regis, - of ze hetaanvaarden of verwerpen -, spreken van vijf geestelijken, die deorde begonnen ; alleen Stochemius zegt: quidam clerici leodiensisdiocesis. Dalenius heeft in zijn boekje : canonici quidam Huien*ses17. In geen enkel handschrift is tot nu toe de naam van destichter teruggevonden, evenmin als die van zijn eerste opvolgers.De eerste, die Stochemius noemt, is fr. Joannes, die in 1286 destichting van een klooster te Suxy aannam. Russelius, die teruggaatop nu onbekende handschriften van Hoei, is de eerste die de naamvan de stichter noemt: Theodorus (Theodericus of Diederik) vanCelles.Theodorus, zoon van Wauthier de Beaufort en Oda, vrouwevan Celles, vergezelde in 1190 bisschop Radulphus naar het HeiligLand en werd er getroffen door het leven van de kanunniken vanCalvarie. Radulphus stierf het volgend jaar op de terugweg. In1209 trok Theodorus mee ter kruistocht tegen de Albigenzen enontmoette de H. Dominicus en Fulco de bisschop van Toulouse.Met bisschop Fulco reisde hij terug naar Belgie en bezocht methem Maria van Oignies, Kort daarop deed hij voor Hugo dePierrepont, bisschop van Luik, afstand van zijn canonicaat en trokzich met verlof van de bisschop terug in de eenzaamheid bij eenkapel van de H. Theobald buiten de muren van Hoei. Van hieruitpreekte hij soms; hier sloten zich vier geestelijken bij hem aan.Op raad van de pauselijke legaat Hugolinus ging hij mee naarRome voor de goedkeuring, die hij verkreeg op het feest vanKruisvinding 1216. Hij werd dan tevens aangesteld over de ItaliaanseKruisheren.Bisschop Hugo de Pierrepont was meerdere malen in Clairlieu enhad beloofd voor hen een klooster te bouwen. Hij stierf in 122915 Russelius, o.c, p. 1-43 ; Ann., I, 1, p. 27 w.16 Hertzworms, Religio SS. Cruets, Roermond, 1661 ; ed. 2, 1686.17 O.c., p. 22.


90 <strong>CLAIRLIEU</strong>op de burcht te Hoei, maar had bij testament ervoor gezorgd, datzijn belofte in vervulling zou gaan. Zijn opvolger en neef Johannesvan Eppa bouwde het klooster.Theodorus had een zeer grote verering voor het kruis en lijdenvan O. H. Jezus Christus en geraakte bij zijn beschouwingen somsin extase. In 1227, toen Hugolinus als Gregorius IX paus wasgeworden, reisde Theodorus met Jacobus de Vitry naar Rome. Opzijn terugweg visiteerde hij nog de Italiaanse huizen en de provincievan Toulouse. Hij is te Hoei op een zeer stichtende wijzegestorven op 18 augustus 1236.Wat moeten we van dit verhaal denken ?Hugolinus is niet in 1215, maar in 1209 in Luik geweest18 ; vaneen goedkeuring door Innocentius III is geen spoor te vinden ; deItaliaanse Kruisheren hebben een volkomen onafhankelijk bestaangehad19 en een provincie van Toulouse bestond niet. Wei heefter reeds vroeg een klooster in Toulouse bestaan, want in 1256schonk de meester-pelsmaker Stephanus aan de prior der Kruisheren, fr. Joannes, diens opvolgers en medebroeders, een huis metbijbehoren. De schenkingsacte werd opgemaakt in tegenwoordigheidvan fr. Pierre, fr. Roger en fr. Gaudin 20. Het bestaan van ditklooster geeft wel grote waarschijnlijkheid aan het bericht, datTheodorus heeft deelgenomen aan de strijd tegen de Albigenzen.E. de Moreau trekt heel het verhaal van Russelius in twijfel, laatde vraag open of Theodorus van Celles ridder, kanunnik of leekwas, meeging ter kruistocht en zelf reeds de regel van S. Augustinusgevolgd heeft. Hij veronderstelt dan naar analogie van anderestichtingen in die jaren, dat Theodorus een godsvruchtig mangeweest is, die tijdens zijn leven nauwelijks de aandacht op zichtrok. Zijn godsvrucht ging, zoals dat vaak het geval was in dietijd, vooral uit naar het heilig Kruis. De herinnering aan dezedevotie kan er toe geleid hebben van deze eremiet of rondtrekkendeprediker een kruistochter te maken. Vier volgelingen voegden zichbij hem, op het terrein, dat toen of later Clairlieu heette21. Hetbevestigen van het kruis op de kleding, ten teken van te willen38 H. Van Rooijen, Theodorus van Celles, Cuyk, 1936, p. 173, 242.38 Ibid., p. 174-175, 243-244.80 Ibid., p. 229.21 E. De Moreau, Histoire de Veglise en Belgique, t. Ill, Brussel, 1945, p. 462-468 ; Id., L'origine des croisiers beiges, in Clairlieu, 3 (1945), p. 7-12.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 91strijden voor de zaak van het kruis, is zeker een idee ontleend aande kruistochten ; het rood en wit van het ordeskruis ligt volkomenin de lijn van de kruismystiek, die in die dagen leefde in het landvan Luik22. Prachtig past hierbij het woord, dat Christus in eenvisioen tot de H. Lutgardis sprak, terwijl Hij haar de wonde inZijn zijde toonde : hie jugiter contemplare quid diligas et curdiligas 23.De kleine kapel, die in 1828 op het terrein van Clairlieu werdteruggevonden, getuigd wel van de vestiging der eerste Kruisherenbij het kapelletje van de H. Theobald24. De kapel werd wellicht in1233 tot boven toe met zand aangevuld, toen Johannes van Eppahet klooster liet bouwen25. Het stadsdeel tussen de Kruisheren enhet forum pecudum werd bij de burgus getrokken tussen 1188 en1202. Het terrein van de Kruisheren lag achter dit stadsdeel, wasomgeven door een muur, waarvan nog enige resten over zijn, enlag in noordelijke richting onder tegen de helling van de heuvelvan la Sarte. Zo staat, in Hoeise handschriften te Luik, als eigenaargenoteerd het kruisherenklooster in claro loco in suburbio Huyensiof prope muros of extra muros oppidi huyensis of ,,buten diemueren van der stede van huy".Meestal wordt het klooster domus of conventus huyensis (ofhoyensis) genoemd. De naam Clarus locus staat reeds in de bulvan Innocentius IV van 1 okt. 1248 ; alleen een handschrift, eenzestiende-eeuwse copie, B. (fol. 5 r°), heeft in claro vallo. Van dereeds hierboven geciteerde teksten heeft Jean d'Outremeuse (1400)23 E. PONCELET, Actes des princes-eveque de Liege. Hugues de Pierrepont 1200-1229, Brussel, 1946, p. LVI : sous le pontificat de Hugues, il regna dans le diocesede Liege, un singulier mysticisme. Parmi ceux et celles qui s'acquirent alors uneparticuliere reputation de saintete ou d'ascetisme les plus connus sont Jean deNivelles, Jean de Lierre, Jacques de Vitry, Thomas de Cantimpre, Baudouin deBarbencon, Thierry de Celles, fondateur de Vordre des croisiers, Ivette de Huy,Marie d'Oignies, Lutgard d'Awir, Christine Vadmirable, Sainte Julienne de Cornillon; H. Van Rooijen, o.c, p. 184 ; M. Vinken, Croisiers, in Diet, de Spiritualite,Parijs, 1953, torn. II, col. 2564 ; Id., De spiritualiteit der Kruisheren, Antwerpen,1953, p. 13.23 L. Reypens, Sint Lutgarts mystieke op gang, in Ons geestelijk erf, XX (1946),94 Onder de feesten, waarop aflaten werden verleend door kardinaal Pileus in1380, was ook het feest van de H. Theobald. Ann., II, p. 176.25 Van Rooijen, o.c, p. 190.


92 <strong>CLAIRLIEU</strong>Clerevaus, de Luikse kroniek van 1402 clams locus, maar plaatsttussen haakjes mons, Brussel Koninkl. Bibl. 7408 (/. 22 r°) olimClarimont, nunc autem montem cruciferorum ; nog in 1621 schrijftJ. Banelt, die zelf conventuaal van Hoei was : in monte claro sheaerio 26. Clairlieu schijnt dus in de eerste jaren, voor 1248, alsnaam ontstaan te zijn naar analogie van Clairvaux, en mons clams(clarimoni) in diezelfde zin een omschrijving van mons aerius.Mons aerius is een naam, die reeds bij Maurice de Neufmoustierstaat27. Een betere en wellicht oudere vertaling van mons aeriusstaat in een koopacte van 15 Jan. 1448, gesloten tussen GoffarFaudiar por le temps maistre de grand hospital en frere HenryBolketael moine professe procureur delle egliese des croisiers enhuy, waarbij een vingne verkocht wordt de pardeseur vers la sarte... alle hiretaige condise monvollant28. Zeer juist schrijft JoannesStochemius : clams locus, sub monte, cuius nomen est AeriusMons29.Op de titelpagina van het Chronicon cruciferorum van Russelius(1635) staat tegenover S. Quiriacus ordinis fundator aan de anderekant van de titel B. Theodorus Cellesius ordinis restitutor. In zijntekst zet Russelius geen ,,B." voor de naam van Theodorus. Op detitelpagina zou het een vergissing kunnen zijn van EmanuelWehrbrun, die de gravure vervaardigde, maar dan heeft Russeliusdit toch geaccepteerd. Ambrosius Huensis schrijft in 1659 B. Theodora Cellesius30, eveneens A. Hertzworms in 1661 en 168631.Hertzworms geeft in zijn tweede uitgave juist een bewijs, datTheodorus niet als heilige werd vereerd. Toen men in 1656 diepmoest graven voor de fundamenten van een nieuw altaar vond menhet gebeente van twee grote lichamen, waarvan de generaal ver-28 J. Banelt, o.c, p. 28.27 R. Dubois, Les rues de Huy, p. 150.38 A. C. H., Cartulaire du Grand Hopital C 6. Stock des vtns et moutures, 1314-1649, fol. 116 r° : ,,Quand on se trouve a la fin de la rue des croisiers, au debutde la rue des Hautes Chenes, avant la porte des croisiers, avant la pente la plusraide du plateau de la Sarte, le faite a la limite du plateau semble toucher le ciel.Le mons aerius s'eleve bien haut jusqu'au ciel, touche le ciel." - Gaarne danken wijDr. F. Discry, archivaris van Hoei, voor deze aanwijzing.29 Hs. LUB 242, fol. 71 ; Ann., II, p. 202.30 Ambrosius Hujensis, O.F.M.Cap., Ebuorum Huensium sacrarium eorumque divasartensis, Hoei, 1659, p. 92.31 Hertzworms, Religio SS Cruets, 1661, p. 17 en (105), en meerdere malen inde toegevoegde aantekeningen van de tweede uitgave van 1686, p. 31, 37, 77, 78, 79.


TitelpaginavanH. RUSSELIUSChronicon CruciferorumZaligeTHEODORUS VAN CELLESgeknield onder het Kruis(oud devotieprentje)


94 <strong>CLAIRLIEU</strong>onderstelde, dat het de lichamen waren van Theodorus en vanJohannes van Eppa, waarschijnlijk uit de oude kapel hierheenovergebracht32. Van relikwieen was dus niets bekend. P. Verducschreef in 1681 2onder enige reserve over le Bienheureux Theodorede Celles3*. Kruisheren van Luik schreven in 1765 ook over leBienheureux Theodore de Celles, maar voegden er aan toe: sanspourtant vouloir signifier par-Id, qu'il doit, ou qu'il peut etrehonore de ce titre par I'Eglise universelle 34.Voorstellingen van Theodorus aan de voet van het kruis, zoalsin de retabel van het hoogaltaar in de kruisherenkerk te Maaseiken op een oud devotieprentje35, zijn van na Russelius. Evenzo eenmuurschildering van de in 1945 verwoeste kerk van Wickrath(Duitsland) en twee glasramen in de collegiale kerk van Hoei,waarvan er een tijdens de laatste oorlog verloren ging. In het nogbestaande raam te Hoei wordt Theodorus voorgesteld knielend vooreen altaar van O.-L.-Vrouw, na zijn terugkeer van de kruistochtzich toewijdend aan God ; en in de vernielde rosette had hij mijteren staf, omdat zijn opvolger dit privilege verkreeg in 163086. InWickrath stond V(enerabilis), in Hoei S(anctus) TheodorusCellesius*1.2. Petrus Walcourt (Wdlcurtius, de Walcurd) de opvolgervan Theodorus van Celles, van de familie der graven van Rochefort,van Loon en van Chiny, was volgens Russelius een man vandeugd, wijsheid en fijne takt, algemeen geacht en bemind. Hijstierf 30 dec. 1249 en werd op verlangen van de graaf van Loon82 o.c, p. 91.33 P. Verduc, La vie du Bien-heureux Theodore de Celles, Perigueux, 1681.34 Hhtoire de la translation de Sainte Odile, Luik, 1765, p. 34.35 Van Rooijen, o.c, p. 161 ; zie bl. 93.33 Reproductie bij Van Rooijen, o.c, p. 32, 97.37 Behalve de reeds genoemde gaan ook andere auteurs op boven genoemdebronnen terug. Rerum germanicarum veteres scriptores, VI ed. tertia curante BurcardoGotthelffio Struvio, Regensburg, 1726, gaat terug op Werner Rolevinck, diein zijn Fasciculus Temporum, Keulen (Nic. Gotz), 1478, p. 58 de inhoud van hettractaatje In honore summi regis blijkt te kennen ; B. Fisen, Sancta Legia Romanaeecclesiae filia, Luik, 1646, p. 260, 286, 287 ; Id., Flores ecclesiae Leodiensis, Rijsel,1647, p. 373-375, gaat terug op Russelius. Eveneens Th. Bouille, Histoire de laville et pays de Liege, t. I, Luik, 1725, p. 222, 223 ; G. J. Gesquierus et C.Smetius, Acta sanctorum Belgii, Brussel, 1787, t. IV, p. 603 ; J. De Theux, Lechapitre de Saint-Lambert a Liege, Brussel, 1871, t. I, p. 190-191.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 95overgebracht naar Maaseik en daar bij zijn familie plechtig in zijnkloosterkleedbegraven88.Op 26 jan. 1248 gaf Henricus van Gelder, bisschop van Luik,aan de Kruisheren verlof om op hun terrein te Hoei een nieuwekerk te bouwen, om daar voorgoed volgens de gebruiken hunnerOrde God te dienenst). De bouw van 1233 schijnt een wederopbouwna oorlogstijd geweest te zijn 40. Deze kerk zal wel niet klaargeweest zijn bij de dood van Petrus Walcurtius ; mogelijk ookvond zijn familie deze te bescheiden en liet hem daarom eldersbegraven.Op 1 okt. 1248 gaf Innocentius IV de bul Religiosam vitam 41waarmee hij de Orde in zijn bescherming nam en goedkeurde entegelijkertijd haar verschillende tiendenprivileges gaf, het privilegeom in tijd van interdict godsdienstoefeningen te houden en hetbegrafenisrecht42. Onder de plaatsnamen, die vanwege de bezittingenvan het klooster van Hoei, in de beschermingsbul wordengenoemd staat ook Quaplade. In Quaplade of Whaplode inLincolnshire in Engeland hadden de Kruisbroeders van 1246 tot1269 een convent43, en waarschijnlijk is ook het klooster vanToulouse uit deze tijd. Tegen het einde van deze beschermingsbul44 bekrachtigt de Paus alle gunsten door zijn voorgangersverleend 45. A. Ramaekers noemt deze beschermingsbul het privilegiumcommune der augustijner orden. Zo is het vermelden vangunsten verleend door vorige Pausen per se geen bevestiging vanbovenvermelde goedkeuring door Innocentius III *6. De bul noemtecclesia sanctae Cruets in Claro Loco. De kruisbroeders worden88 Russelius, o.c, p. 48, 64 ; Histoire de 1. transl d. S. Odile, p. 38, 39.39 Hs. LGS, 25D11, fol, 3 v° ; R.A.L., 2763, fol. 54 r" ; Ann., II, p. 63 : ...ecclesiam de tiovo jundare ... secundum jormam ordinis sui ...40 G. Braun en F. Hogenbergius, Theatrum urbium et civitatum orbis terrarum,t. II, Keulen, 1575, p. 12.41 Codex Pontis Coeli, p. 56 ; hs. LGS 25D11, fol. 3 V° ; B,, fol. 5 r° ; D., col.iiii-vii ; R.A.L., 2763, fol. 45 r° ; Russelius, o.c., p. 56 ; Ann., II, p. 64.A. Ramaekers, De privileges der Kruisherenorde vanaj haar ontstaan tot aanhet concilie van Trente, in Clairlieu, 1 (1943), p. 15, 24-28.43 H. F. Chettle, The friars of the holy cross in England, in History, XXXJV(1949), p. 211.44 Er is nog een andere korte in algemene termen van dezelfde datum : sacrosanctarotnana, hs. LGS 25D11, fol. 6 r° ; R.A.L., 2763, fol. 54 r° ; Ann., II, p. 529.45 omnes libertates et immunitates a Praedecessoribus nostris Romanis PontificibusEcclesiae vestrae concessas ... confirmamus. Zie Ann., II, p. 67.48 De privileges, p. 24 ; J. Banelt, o.c, p. 28.


96 <strong>CLAIRLIEU</strong>blijkbaar beschouwd als reguliere kanunniken aan deze bepaaldekerk verbonden en levend volgens de regel van S. Augustinus.Het klooster te Namen moet in deze tijd gesticht zijn 47, want op12 maart 1250 gaf Henricus van Gelder, bisschop van Luik, deKruisheren zijn toestemming voor een eigen kerkhof48.Petrus Walcurtius heeft voor de Orde een vastere organisatiegezocht en heeft daarvoor grotendeels de statuten der Dominicanenovergenomen. De kruisbroeders kenden deze wellicht door Toulouse of door de prediking tegen de Albigenzen. Walcurtius vroeghiervoor de pauselijke goedkeuring, zodat de Paus op 21 mei 1247de deken en het kapittel van Luik machtigde om in zijn naam degevraagde goedkeuring te geven 49. De deken en het kapittel hebbenblijkbaar liever gewacht tot de nieuwe bisschop er was. Op 23okt. 1248 volgde eenzelfde brief aan de bisschop Henricus vanGelder50. Dezelfde brief was 21 okt. 1248 ook reeds gezonden aande bisschop van Lincoln, vanwege Quaplade of Whaplode in hetdiocees Lincoln, en aan de bisschop van Langres, want in devatikaanse registers staat onder de brief aan de bisschop vanLincoln In.e.m Episcopo Lingonensi51.Petrus Walcurtius heeft zelf de brief aan de bisschop van Luikin Lyon gehaald en op 30 november eigenhandig aan de bisschopgebracht, zoals blijkt uit de brief waarmee de bisschop van Luikkrachtens pauselijke machtiging de Orde goedkeurde52. Hier is ookweer sprake van een goedkeuring per certa indulta apostolka, maardit kunnen de privileges zijn van de bul van 1 okt. 1248. In detekst der constituties zijn ook aanvullingen, - door generate kapittelsbij de Dominicanen aangebracht tot 1246 -, overgenomen68.47 Saumery, Delices, t. II, p. 172-173, meent, dat het klooster te Namen doorTheodorus van Celles gesticht is in 1220 bij de Putts choisi de Saint Eloi.48 Ann., II, p. 72.49 E. Berger, Les registres d'lnnocent IV, n. 2708, Reg. Vat., 21, fol. 392 v.50 Codex Pontis Coeli, p. 5 ; hs. LGS 25D11, fol. 1 v° ; hs. LGS 6L33, fol.11 r° ; B., fol. 7 r° ; D., col. wiii ; R.A.L., 2763, fol. 23 f ; Russelius, o.c,p. 52 ; Ann., II, p. 68.61 E. Berger, o.c, n. 4155, Reg. Vat., 21 A, fol. 29 v°-30.62 Codex Pontis Coeli, p. 6 ; hs. LGS 25D11, fol. 2 r° ; hs. LGS 6L33, fol.11 v° ; B., fol. 7 v* ; D., col. viii-x ; R.A.L., 2763, fol. 25 r° ; Russelius, o.c,p. 53 ; Ann., II, p. 69.53 A. Van de Pasch, De tekst van de constituties der Kruisheren van 1248, inHandelingen van de Kon. Commissie voor Gescbiedenis, Brussel, 117 (1952), p.1-96. De tekst ligt dichter bij het handschrift, dat R. Creytens publiceerde, dan bijdat van H. Denifle.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 97De armoedebeleving der mendicanten werd er echter niet in opgenomen,omdat men aan gemeenschappelijk bezit wilde vasthouden.De bijzondere nadruk, die bij de Dominikanen gelegd wordt op hetstudieleven liet Walcurtius vervallen, maar hij behield de nieuweorganisatie, welke de monastieke stabiliteit losliet door gehoorzaamheidte beloven aan de generaal. Er blijken moeilijkhedengemaakt te zijn tegen het luiden der klokken van Clairlieu, zolangde kerk nog niet geconsacreerd was. Op 4 jan. 1249 verleende hunde Legaat Petrus kardinaal van S. Giorgio in Velabro de faculteitklokken te luiden en het goddelijk officie te houden, ook in kerkenen kapellen die nog niet geconsacreerd waren 54.3. Joannes Sacri-Fontanus (Jean de Sainte-Fontaine, Fontanus)werd 14 sept. 1250 gekozen en is gestorven 10 aug. 1277 55. Op17 okt. 1249 had Hendrik III, koning van Engeland, de Kruisherenin bescherming genomen 56. Op 25 sept. 1252 verleende InnocentiusIV aflaten aan hen die meehielpen aan de bouw en het onderhoudvan het klooster te Namen 5\ In 1252 consacreerde Arnoldus,bisschop van Semgallen, O.Cist., verschillende kapellen van de kerkder Kruisheren te Hoei58 en in 1256 de kerk zelf59. Op 4 juli1254 verleende hun Innocentius IV opnieuw, dat ze ook ten tijdevan een interdict de goddelijke officies mochten vieren *°. Op 1 juli1254 verkreeg het klooster te Namen eenzelfde beschermingsbulalsHoeiop 1 okt. 1248 61.Stephani schrijft, dat de orde van het H. Kruis zich in Frankrijkverbreidde door de preken van Jean de Sainte-Fontaine. Mogelijkwas hij conventuaal van Toulouse. De H. Lodewijk ontbood dekruisbroeders naar Parijs en liet hen zich vestigen in de rue de laM Hs. LGS 25D11, fol. 7 r° ; Hs. LGS 6L33, fol. 6 j* ; R.A.L., 2763, fol. 18 r° ;Ann., II, p. 71.55 Russelius, o.c, pp. 65, 66.58 H. Van Rooijen, Sinte Odilia, legende of hitorie ?, Diest, 1946, p. 33.67 U. BERLieRE, Monasticon beige, t. I, p. 151 ; NAMEN, Arch, de 1'Etat, cartondes parchemins, n. 1.M U. BERLieRE, Les eveques auxiliaires de Liege, in Rev. ben., XXIX (1912),p. 65 ; Russelius, o.c, p. 65.69 U. BERLieRE, I.e., p. 305 ; Ann., II, p. 74.60 Hs. LGS 25D11, fol. 6 v° ; Ann., II, p. 81.61 Saumery, Miraeus en Foppens hebben de oorspronkelijke bul nog in hetarchief van het klooster te Namen gezien. Ann., II, pp. 75, 77. Deze is nietaanwezig in NAMEN, Archives de I'Etat : ... dilectis filiis Priori Ecclesiae S. Crucisde Namurco et cunctis fratribus ... Ordo Canonicus ...


98 <strong>CLAIRLIEU</strong>Bretonnerie62. In Parijs hebben ze echter eerst een huis gehad inde Coupegueule, maar omdat Robert van Sorbon hun huis nodighad voor zijn college, kocht hij in 1258 twee andere huizen voorhen in de Bretonnerie63. Voor 1270 werd het klooster van Luikgesticht.Jean de Sainte-Fontaine heeft een bevestiging van vroeger gegevenprivileges gevraagd, welke Joannes XXI op 13 april 1277verleende *4 vanwege moeilijkheden, die de door hem ter predikinguitgezonden broeders van de kant van seculieren en andere regulierenondervonden hadden.4. Joannes Rijck van Cuyck werd gekozen in 1277 en stierf7 maart 1298 65. Nadat deze generaal te Rome zijn beklag gemaakthad over geldelijke lasten, die hem voortdurend door wereldlijkeheren werden opgelegd, gaf Martinus IV op 11 okt. 1284 de bulSolet annuere, waarmee vroegere privileges werden bevestigd66.In 1282 werd een klooster gesticht bij de Tower in Londen 67, in1282 te Doornik 68 en 1286 te Suxy*9.In 1287 werden in Keulen de relikwieen van de H. Odiliaopgegraven, wat Jean d'Outremeuse aldus beschrijft: En al ain(1287), al fieste saint ]ohans-Baptiste} vint a I freire del ordresainte-crois, demorant a Paris en la maison desdis jreires, et pardivine inspiration li jut reveleis d'on corps saint gisans en la citeitde Collongne en Venclousure dfon vergier, qui estoit li corps sainteOdile, virgue qui avoit esteit martyrisiet aveque les XIm virgues. hijreire croisier alat a Collongne et trovat que che etoit veriteit; siVamenat a Huy en le maison des croisiers, le XIII jour de jule, etId fist Dieu tant de myracles par lee que jut che grant mervelhe 70.De Luikse kroniek van 1402 heeft als datum 3 juli 1285 71. De82 J. P. R. Stephani, Memoires pour servir a I'bistoire monastique du pays deLiege, uitgegeven door J. Alexandre, Luik, t. I, 1876, p. 152.63 Van Rooijen, Sinte Odilia, p. 35.w Hs. LGS 25D11, fol. 9 v° ; Ann., II, p. 83 ; A. Ramaekers, I.e., p. 17-18.68 Russelius, o.c, p. 68.68 libertates et exemptiones secularium exactionum... Hs. LGS 25D11, fol. 7 v° ;R.A.L., 2763, fol. 63 r° ; Ann., II, p. 84 ; Ramaekers, I.e., p. 17-18.87 Van Rooijen, o.c., p. 33 ; Stochemius in hs. LUB 242, fol. 70 ; Halloix,fol. 50 v* ; hs. BRUSSEL, Kon. Bibl., 7408, fol. 22 ; D., fol. 23 r° geven 1283.88 Hs. BRUSSEL, Kon. Bibl., 13762-13768, fol. 160 v° ; hs. 18284, fol. 412-415.69 A.H.E.B, IV (1867), p. 332-334.70 O.c., p. 462." O.c, p. 225.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 99Keulse Curie gaf een verklaring over deze opgraving72. De relikwieenwerden overgebracht naar Hoei, daar plechtig ontvangen enin 1292 in een reliekschrijn neergelegd. De oorkonde, die hierbijingesloten werd73 moet van Joannes Rijck zijn, al noemt hij zichzelf niet.V66r 1290 is een klooster gesticht te Caen 74. Wellicht heeft dezegeneraal ook de eerste Kruisheren naar Duitsland gestuurd. Russelius en de vier bovengenoemde lijsten van Stochemius, Halloix, heths. BRUSSEL, Kon. Bibl. 7408 en D. noemen alien 1298 alsstichtingsjaar van het klooster te Beyenburg, maar als volgens destichtingsoorkonde Conrad von Berg de kapel te Steinhaus Beyenburg overdraagt aan de Kruisheren, wonen dezen daar reeds 75.5. Joannes de Harengier76 (de Harengi77, Harengerius78)werd gekozen in 1298 en stierf te Londen op 1 aug. 1304.Op 22 nov. 1303 verkreeg hij van de Prinsbisschop Theobaldvan Barro, die toen op de burcht te Hoei verbleef, vrijstelling vanbelasting. Volgens Russelius was hij er vooral op uit, dat Hoeiin gebouwen en bezittingen de andere huizen zou overtreffen.Ook liet hij toe dat geschenken van familieleden voor eigen gebruikbehouden worden. Hiermee leed de armoede niet alleen collectiefmaar ook individueel79.In 1302 werd het klooster Hohenbusch bij Erkelenz gesticht80.6. Jacobus Anglus (Jaques AnglaisS1, Jacques Ange Anglois82)studeerde te Parijs, trad daar in de Orde, werd achtereenvolgensprocurator te Parijs, provinciaal in Engeland en vandaar generaalgekozen in 1304. Hij stierf 5 febr. 1308 8\72 J. Banelt, o.c, p. 80-82 ; Ann., II, p. 86-89.73 Van Lieshout, Rond het Reliekschrijn van S. Odilia, p. 18-19£ Hs. CAEN, Bibl., 302, fol. 83-113.75 jratribus S. Crucis ibidem commorantibus. R. Haass, Die Kreuzherren in denRheinlanden, p. 42.76 Russelius, o.c, p. 68 ; Saumery overgenomen in Ann., II, p. 463.77 Stochemius, in Ann., II, p. 203.78 Hertzworms, o.c, p. 135.79 Russelius, o.c, p. 68-69 ; Ann., I, l, p. 60-62.80 Lijst van Russelius ; Stochemius ; Halloix ; Hs. BRUSSEL, Kon. Bibl. 7408 ;D. en Haass, o.c, p. 59.81 Saumery, overgenomen in Ann., II, p. 463.82 Verduc, o.c, p. 156.83 Russelius, o.c, p. 69-70.


100 <strong>CLAIRLIEU</strong>In 1307 werd vanuit Beyenburg een klooster te Keulen gesticht 84.7. Petrus de Dun (Duns) S5, gekozen op 24 maart, werd spoedigziek en stierf in de vierde maand van zijn generalaat86.Hertzworms noemt hem de auteur van libellus praeparamentorum878. Nicolaus de Rochefort (a Rupejortt) zoon van de graafvan Rochefort, neef van Petrus Walcourt, gekozen 14 sept. 1308en gestorven 3 mei 1320. Hij wilde, dat bij zijn ziekbed tweeconfraters het officie voorbaden en liet zich voorlezen uit hetlibellus praeparamentorum van zijn voorganger88.Op 15 mei 1311 gaf Clemens V zijn bescherming aan het klooster te Keulen89. In 1318 diende Nicolaus de Rochefort te Romezijn beklag in over de voortdurende geldelijke lasten, zowel doorwereldlijke als geestelijke overheden aan de Kruisheren opgelegden vroeg opnieuw de pauselijke bescherming en bevestiging derprivileges. Op 29 maart 1318 gaf Joannes XXII de bul Religiosamvitam, waarmee hij, naast de bevestiging der andere voorrechten,het exemptieprivilege gaf : personas vestras ac monasteria ... subbeati Petri et nostra protectione suscipimus speciali90. Hiermedewerden ze onttrokken aan de rechterlijke macht en het wijdingsrechtder bisschoppen91.Onder het generalaat van Nicolaus de Rochefort werd in 1314vanuit Keulen het klooster te Asperen gesticht, (definitief binnenAsperen 1318) 92.84 Bovengenoemde lijsten en Haass, o.c, p. 72.85 Hertzworms, o.c, p. 135 ; Saumery, overgenomen in Ann., II, p. 463.86 Russelius, o.c, p. 70 ; Ann., II, p. 63.OT O.c, p. 135.88 Russelius, o.c, p. 70-71 ; Ann., II, p. 64-67 ; Verduc, o.c, p. 156 ;Hertzworms, o.c, p. 80, 135.89 Codex Pontis Coeli, p. 62 ; D., col. xii-xiii ; Ann., II, p. 100.80 Codex Pontis Coeli, p. 7 ; hs. LGS 25D11, fol. 8 r° ; hs. LGS 6L33, fol.7 i* ; B., fol. 10 r° ; D., col. xix-xxi ; R.A.L., 2763, fol. 10 t° en 66 t° ; SINT-AGATHA, Arch. Kruisheren, charter n. 2, apographum authenticum a Petro deVoss decano S. Servatii Trajectensis confectum die 15 septembris 1482 ; Ann., II,p. 105.91 Ramaekers, o.c, p. 30-36.02 Ann., I, 1, p. 65-66.


CLAIRL1EU IN 1980 * Dc omheiningsmuur in de rue des Hauls-Ch&ies (1) ; de lemusea in de tiun, zoals ze tc zien ziju op degravure van R, Le Loup (1741), xijn steeds bcwaard (2j ; evenalseen der bijgcbouweu (3).


CLAIRIJEU. De monumemale ingangspoort van 1742(achterkant).


CLAIRIIEU IN 1960 - Het woonhuis van de tegenwoordige eigenaar werd in de negentiende eeuw gebouwd op de fundamentenvan het klooster.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 1059. Martinus d'Auvans (d'Avans) op ongeveer dertigjarigeleeftijd ingetreden in 1302, was de eerste prior van Asperen enwerd van daar generaal gekozen in 1320. Hij stierf te Reims opreis naar Toulouse voor visitatie op 17 juli 1344 94.In 1322 is een nieuwe kerk gereed gekomen grotendeels door debijdragen van pelgrims en anderen, die de relikwieen van de H.Odilia en gezellinnen en van de H. Theobald, de patroon dereerste kerk, kwamen vereren 95. Het kerkje van 1234 werd in 1248door een nieuwe kerk vervangen, die afgewerkt was en geconsacreerdwerd in 1256. Deze is zeker volgens de afmetingen geweest,zoals de statuten die aangaven : de muur van het klooster mochtmet de zolder vijftien voet, zonder zolder tien voet zijn en de kerktwintig voet; men mocht geen gewelven bouwen, tenzij misschienboven het koor en de sacristie96. Wanneer men aan de nieuwe kerkbegon te bouwen, is niet bekend ; mogelijk deed dit de Harengier,die de gebouwen van Hoei grandioser wilde hebben. In 1322 wasze voltooid en werd op 12 april, tweede Paasdag97, geconsacreerddoor Herman van Keulen, bisschop van Henna, wijbisschop vanLuik98.Martinus d'Auvans moet een vicarius gehad hebben, daarBaudouin de St-Gilles conventuaal van Hoei, vieaire-general duprieur-general heet, als hij opnieuw tot prior gekozen werd inDoornik rond 13269*.Op 4 mei 1340 gaf Benedictus XII een bevestiging van devroeger gegeven privileges100. In zijn suppliek had de generaalhet merkwaardige motief aangegeven, dat de privileges een tijdlang niet gebruikt waren propter simplicitatem et juris ignorantiam.Van stilzwijgend afstand doen door het niet gebruiken van privileges kon echter alleen bij private personen sprake zijn en prescriptiewas niet mogelijk, omdat de bevestiging der privileges door93 Saumery, overgenomen in Ann., II, p. 463.94 Russeuus, o.c, p. 71-75.86 J. Banelt, o.c, p. 102 ; Stochemius, in Ann., II, p. 203.98 D'tst. II, cap. I, in Van de Pasch, I.e., p. 78-79.w Stochemius, in Ann., II, p. 203.98 U. Berlicre, Les eveques auxiliaires de Cambrai et de Tournai, Brugge-Parijs,1905, p. 27-28 ; Russelius, o.c, p. 72.99 Berli&re, Monasticon beige, t. I, p. 462.100 Codex Pontis Coeli, p. 63 ; hs. LGS 25D11, fol. 7 t» ; B., fol. 11 t° ; D.,col. xku ; R.A.L. 2763, fol. 59 r° ; Ann., II, p. 107.


106 <strong>CLAIRLIEU</strong>Johannes XXII in 1318 nog geen dertig jaar geleden gegevenwas101. Mogelijk waren degenen, die bezwaren maakten, alleendoor een pauselijk document te overtuigen. Dat er in Hoei in dietijd toch wel een decadentie is, blijkt uit het feit, dat sommigen- wanneer de generaal wilde straifen - appelleerden, waardoor destraf voorlopig niet kon doorgaan. Op zijn verzoek verleendeBenedictus XII aan de generaal op 12 juni 1340 de faculteit om testraifen ondanks appel102.In 1340 werd een klooster gesticht te Schwarzenbroich doorWerner de Merode, aan wie S. Matthias dit in een verschijninggevraagd zou hebben. Martinus d'Auvans gaf het convent van Luikde opdracht hier enige Kruisbroeders heen te sturen103. In 1341werd een kloostertje gesticht te Virton. In de brief van de burgerlijkeautoriteiten van Virton van 23 maart 1341 wordt deze stichtingopgedragen aan de Kruisheren van Suxy en Ivoix 104; in debrief van Balduinus, bisschop van Trier (10 mei 1341) aan deKruisheren van Ivoix105. Het klooster van Ivoix, later Carignangenoemd106, moet dus ook tegen deze tijd gesticht zijn.Op 12 juli 1341 gaf de Curie van Keulen een authentiek afschriftvan de bul van Innocentius IV van 1 okt. 1248, naaraanleiding van ernstige kritiek op de wettigheid der Orde 7. De27ste oktober 1343 kreeg de kerk van het prioraat te Hohenbuscheen aflaatbrief van Clemens VI, twee aartsbisschoppen en elfbisschoppen van Avignon108.10. Libertus de Hunbusset (Busset de Hun) 101) werd gekozenin 1344 en stierf op 13 okt. 1355 op visitatie te Toulouse. Hij heeftvolgens Russelius zeer veel goed gedaan tijdens een pestepidemie in1347 110. Onder zijn bestuur werd in 1343 een klooster gesticht te101 Ramaekers, o.c, p. 18-19.102 Hs. LGS 25D11, fol. 17 v°. Dit hs. verstaat de faculteit in de zin, alsof zegegeven werd voor alle onderdanen, hoewel er staat prioratus tul ; R.A.L., 2763,fol. 100 r° ; Ann., II, p. 108 ; Ramaekers, o.c, p. 65-66.303 Hertzworms, o.c, p. 116 ; Histoire de la transl. d. S. Odile, p. 46, 41 ;Haass, o.c, p. 92.104 Ann., II, p. 112-114.109 Ann., II, p. 114.108 Ann., I, 1, p. 70.107 Codex Pontis Coeli, p. 55 ; D., col. xvi ; Ann., II, p. 115.108 Hertzworms, o.c, p. 33.109 Stochemius, in Ann., II, p. 203.110 Russelius, o.c, p. 75-77.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 107Laines-aux-Bois; verder is er een akte bekend, waarin enkeleburgers van Roeaan op 14 okt. 1354 aan de prior en het conventvan Hoei een huis, met tuin enz. schonken. Het eigendom lag inde parochie van S. Paulus nabij Roeaan. Was het ook met het oogop een nieuwe stichting ?llx11. Joannes de Mannevilhe (de Manna Villa) ontving vanwegezijn grote gaven van generaal Libertus de opdracht zijnstudies voort te zetten - wellicht aan de Universiteit - en werdspoedig bekend door zijn soberheid, geleerdheid en welsprekendheid112.Saumery schrijft van hem, dat hij door zijn vroomheid hetvertrouwen had van Jan de Goede, koning van Frankrijk, wiensgeestelijke leider hij was op de kansel en in de biecht, en dat zijnbescheidenheid duidelijk uitkwam doordat hij de bisschopszetel vanMeaux en die van Laon weigerde, toen de koning hem dezeaanbood113. Russelius plaatst tussen deze twee aanbiedingen vaneen bisdom een prioraat van drie jaar te Parijs, welk ambt hijondanks het aandringen der confraters weigerde langer te vervullen.Na de dood van Libertus de Hunbusset werd hij op voorstel vande prior van Parijs, toen definitor, tot generaal gekozen114 op19 nov. 1355 115. Hij zou hofprediker en biechtvader van koningJan gebleven zijn, totdat deze, toen hij ondanks de vredespogingenvan Innocentius VI een oorlog begon tegen de Engelsen en hiervoorzelfs belastingen van kerkelijke goederen opeiste, in de slag111 Russelius, in de lijst v66r zijn Chronicon ; Stochemius, in Ann., II, p. 189,192 ; hs. BRUSSEL, Kon. Bibl., 7408, fol. 22 v°. Over het eigendom van Roeaangeeft Analecta Vaticano-Belgica, reeks 1, deel XVII, Brussel, 1953, p. 289, n. 856het volgende : ,,1354 octobre 14 : Priori et fratribus S. Crucis Huyensis, ordinisS. Augustini, Leod. diocesis, connrmantur concessio et donatio eis facta per Johannemde Hors, clericum, Radulphum de Rovelay et Matildem ipsius Radulphi uxorem,cives Rothomagenses, de quadam domo, cum jardino et fundo terre aliisque rebus,sita infra limites parrochie ecclesie S. Pauli prope Rothomagum. Ea que ad divinicultus ... Datum Avinione, 2 id. oct. a° 2°. Reg. Aven. 121, f. 338 r° ; Reg. Vat.221, f. 366 r°." En verder in voetnoot : ,,La lettre donne en meme temps le texted'un acte de Philippe de Mangreville 'garde du seel des obligations de la vicomtede Rouen' de 1353 (le mercredi apres la Ste Croix en septembre) et le texte d'unacte de Jean roi de France du 17-11-1353 relatifs a cette donation. Lettres d'InnocentVI (1332-1362), tome I, textes et analyses publies par Georges Despy."112 Russelius, o.c, p. 75-77.113 Delices du pays de Liege, t. II, p. 63.114 Russelius, o.c, p. 79.116 Stochemius, in Ann., II, p. 203.


108 <strong>CLAIRLIEU</strong>bij Poitiers 19 sept. 1356 gevangen genomen werd116. Hij zal danvan nov. 1355 tot sept. 1356 dikwijls niet in Hoei geweest zijn,maar daaruit volgt toch niet wat Gorrissen er uit afleidt, dat hijalleen maar zorg scheen te hebben voor wereldse belangen117.Johannes de Mannevilhe kwam voor zo'n gevallen van decadentiete staan, dat hij de hulp van de Paus inriep, waarop InnocentiusVI op 25 okt. 1356 de bul Shut obedientiae gaf11S. Hierinherinnert de Paus eraan, dat de prior van Hoei het recht heeft vanvisitatie, van confirmatie der prioren, en van het aannemen vannieuwe leden ; en dat alien verplicht zijn deel te nemen aan hetjaarlijkse generale of provinciale kapittel. Er zijn er, aldus de Paus,die zich tegen de prior van Hoei verzetten, hem gehoorzaamheid eneerbied weigeren en zelfs de hulp der bisschoppen trachten in teroepen, tot groot gevaar voor hun zielen en ergernis van velen. Hijmaant dan de opstandigen aan tot gehoorzaamheid en eerbied.Op het generaal kapittel van 1358 deed Joannes afstand vanhet generalaat. In 1359 was hij prior te Luik119. Later zou hij teSchwarzenbroich of in Caen (door hem gesticht in 1357 ?) geleefdhebben 12°.12. Joannes van Zwolle gekozen in het generaal kapittel van1358, toen Johannes de Mannevilhe zich terugtrok, stierf op 4april 1363 121. Op 1 febr. 1361 werd de goedkeuring van InnocentiusVI gevraagd voor het overdragen van het beneficie van hetaltaar van S. Jan Baptist en de H. Theobald in de kerk derKruisheren te Hoei aan een ander122.13. Martinus de Burgis staat niet in de lijst van Stochemius enook niet bij Russelius. Voor 1369 heeft hij zijn ambt neergelegd 123116 Russelius, o.c, p. 80 ; Odowci Raynaldi Tarvislni, Annales ecclesiastici, t.XIV, Keulen, 1691, col. 376-379.117 Gorjussen, o.c, p. 322. Gorrissen plaatst hier ook enkele gegevens vanRusselius of Ambrosius Huensis over Jean de Mainville bij Libertus.118 Codex Pontis Coeli, p. 9 ; hs. LGS 25D11, fol. 18 r* ; B., fol. 9 r* ; D.,col. x-xii ; R.A.L., 2763, fol. 102 r° ; Ann., II, p. 117.319 A.E.L., Croisiers, 4, fol. 30 v°.120 Ann., I, 1, p. 73, waar volgens Russelius en Halloix 1357 als stichtingsjaarvan Caen wordt aangegeven. Zie echter bl. 99, met nota 74, en bl. 110, nota 137.m Russelius, o.c, p. 80.122 U. BERLieRE, Suppliques d'lnnocent VI 1332-1362, in Analacta Vaticano-Belgica, vol. V, Rome, 1911, n. 1611.128 A. Fierens-C. Tihon, Lettres d'Urbain V, in Analecta Vaticano-Belgica,vol. XV, t. 2, Rome, 1932, n. 2374.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 10914. Petrus Pinchar124 (Pyncar, Pinchare12\ Pinchard,Pinchart128, Pincharius) geboren omstreeks 1320 te Caen, ingetredente Hoei, was prior te Caen, toen hij generaal werd gekozen.Het feit dat Abrosius Huensis over Pinchar spreekt in het EburonumHuensium sacrarium 129 is voor Hertzworms wel de aanleidingom hem in zijn tweede uitgave Ven. Dei Servus te noemen, terwijlhij in zijn eerste uitgave van 1661 in de lijst der generaals alleende naam geeft130. Hertzworms zegt ook, dat Pinchar generaalgekozen werd in 1364 1S1.Er moeten zich onder zijn bestuur moeilijkheden hebben voorgedaan,waardoor het nodig was geworden, dat Urbanus V op 9mei 1369 voor de tijd van drie jaar de abten van S. Pantaleon inKeulen, S. Genevieve in Parijs en S. Jacques in Luik als rechtersaanwees voor de Kruisheren. Ook over de generaalskeuze zijn ermoeilijkheden geweest. De brief waarmee Urbanus V op 16 mei1369 de keuze confirmeert begint aldus : Religionis zelus, vite acmoYum decor et alia tue probitatis et virtutum merita, quibus personamtuam fidedignomm testimonio juvari percepimus, nosinducunt, ut te favore apostolico prosequamur2. Zijn keuze totgeneraal was vroeger geconfirmeerd door Willem, abt van Neufmoustier,hiertoe wettelijk gemachtigd door Jan van Arckel, bisschopvan Luik, nisi apostolicae reservationes obstarent. HoewelPinchar in het rustig bezit was van zijn ambt, twijfelde hij eraanof er in die dagen misschien een reservatio apostolica was, en opdathierover later geen moeilijkheden zouden kunnen komen, vroeghij een pauselijke goedkeuring. In deze brief worden prioresprovinciales genoemd en heet Pinchar canonicum dicte domus,conventuaal dus van Hoei.Voordat Pinchar generaal gekozen werd, schreef hij een werk,dat in opdracht van de generaal Augustinus Neerius in 1639 door124 Fierens-Tihon, ibid., n. 2374 ; D., col. ii ; Codex Pontis Coeli, p. 60 ; Ann.,II, p. 160.125 Hs. LGS 6F9, op het schutblad.128 Stochemius, in Ann., II, p. 203 ; Russelius, o.c, p. 80 ; Verduc, o.c,p. 159.m C. Van Dal, Rond Vestrs nuptialis, in Clairlieu, 11 (1953), p. 4, n. 11.128 Wilmotte, o.c, p. 11.129 O.c, p. 80-81.180 O.c, p. 136.131 O.c, p. 47.132 Fierens-Tihon, o.c, n. 2374.


110 <strong>CLAIRLIEU</strong>Aegidius de Vrese, prior van Ehrenstein, te Keulen werd uitgegeven: Vestis nuptialis seu ornatus animae devotae maxime religiosaead nuptias agni aeternitatis pie anhelantis,< sub schematereligiosi habitus sacri ordinis salvificae crucis summa ingenii industriaante annos 250 concinnatus, et in tres libros, pro statutriplici, digestus, per R.P.F.Petrum Pincharium, postmodum totiussacri ordinis S. Crucis 13 a restitutione magistrum generalem.Zeer terecht noemt J. P. Fridt O.P. per Germaniam apostolicus etgeneralis inquisitor, dit werk opus doctum et pium christianaequefidei et orthodoxis moribus maxime religiosis accommodatissimum133. Jammer genoeg gaf de Vrese niet de oorspronkelijketekst, maar een bewerking, die echter wel beperkt zal gebleven zijntot hetgeen hij aangeeft bij de inleiding nonnihil mutatis obsoletisphrasibus134.In 1366 wordt de stichting vermeld van een klooster te Saint-Georges-lez-Trediar135, Waldena136 en Saint-Ursin137. Op 26april 1367 machtigde Pinchar Johannes van Roermond om de kapelvan St.-Agatha in het land van Cuyk aan te nemen18S, en in 1378gaf Jan van Cuyk het jus collationis capellae en de pastoor vanCuyk de praesentatio altaris aan de prior van Hoei139. In 1372werd het klooster te Aken gesticht 14°.In het westerse schisma hield Pinchar Urbanus VI voor dewettige paus, waarom hij bij zijn hervormingspogingen soms voorschismatiek werd uitgemaakt. Sommige van zijn onderdanen schijnengevlucht te zijn voor zijn hervormingspogingen. Russeliusverhaalt, dat Pinchar in 1372 van Karel, koning van Frankrijk,verkreeg, dat de voortvluchtigen door de burgerlijke macht werdengevangen genomen en dat hij eveneens van de aartsbisschop vanM3 In de goedkeuring p. (ii). Het werk beslaat 432 bladzijden.134 Van Dal, o.c, p. 3-20, verdedigt de authenticiteit.aas Russelius, o.c, p. (XIV); Stochemius, in Ann., II, p. 192 ; Halloix, o.c,fol. 50 v° ; hs. BRUSSEL, Kon. Bibl., 7408, fol. 22 ; D., fol. 23 i".138 Russelius, ibid. ; hs. BRUSSEL, Kon. Bibl., 7408, ibid. ; D., ibid. : aliasvocatur Verton.137 Russelius, ibid. ; Stochemius, ibid. : alia manu ; Halloix, ibid. ; hs.BRUSSEL, Kon. Bibl., 7408, ibid. ; D., ibid. Het klooster van Saint-Ursin werdgebouwd in 1307 door de Kruisheren van Caen, als termijnhuis ; TOULOUSE,Arch. Haute Garonne, Fonds Saint-Orens, liasse V (1), fol. 57 w.138 Ann., I, 1, p. 78 ; II, p. 118.130 SINT-AGATHA, Arch. Kruisheren, karter 5 ; Ann., II, p. 166-167.140 Ann., II, p. 146-159, 165 ; Haass, o.c, p. 106.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 111Londen hulp ontving bij zijn hervormingspogingen in Engeland 14\In 1374 moest hij in Keulen de wettigheid der Orde verdedigen142.Op 29 juli 1380 verleende hem kardinaal Pileus aflaten opbepaalde dagen in de kerken der Orde te verdienen 148 en 24 sept,van hetzelfde jaar het privilege van het altare portatile 14A.Voor het bericht van Hertzworms 145 en van de Vrese146, datPinchar zou aangewezen geweest zijn voor de bisschopszetel vanSpiers, zijn geen andere bronnen bekend14T. Russelius verhaalt ook,dat hij bij een professie geen enkel geschenk wilde aannemen, zelfsgeen legaat voor de kerk. Pinchar stierf te St.-Agatha 13 juli1382 148.15. Ferricus van der Putte (Dupuys9, Puteanus, dePuteo 15°, van der Putte 151) geboortig van Venlo, uit een bekendefamilie152, en ingetreden te Hoei, werd door generaal de Mannevilhenaar Parijs gezonden om theologie te studeren ; hij werdlater procurator te Hoei, en was daar supprior toen hij 27 augustus1382 generaal werd gekozen. Russelius en Hertzworms zeggen, dater, toen zij schreven, nog brieven van Ferricus Puteanus aan deaartsbisschop van Londen aanwezig waren, waaruit bleek, dat hijpogingen deed voor het bevorderen der discipline in de Engelsekloosters. Hij heeft er ook voor gewerkt, dat de Orde een kloosterzou krijgen in zijn geboorteplaats Venlo, maar heeft dit niet meerbeleefd. Hij stierf 14 juni 1393 153.341 Russelius, o.c, p. 82.142 D., col. ii ; Codex Pontis Coeli, p. 60 ; Ann., II, p. 160.143 Codex Pontis Coeli, p. 11 ; hs. LGS 25DU, fol. 10 r° ; hs. LGS 6L33, fol.6 f° ; hs. LGS 6F9, op het schutblad ; B., fol. 11 t° ; D., col. xxii ; R.A.L., 2763,fol. 19 r° ; Ann., II, p. 175.144 Codex Pontis Coeli, p. 12 ; hs. LGS 25D11, fol. 10 v° ; 6L33, fol. 6 v° ;D., col. xxiii ; R.A.L., 2763, fol. 20 r° ; Ann., II, p. 176.145 O.c, p. 47.146 Aegidius de Vrese, Aegis Aegidio Vresana she poemata, KEULEN, 1665,na zijn dood uitgegeven door C. Averkamp, p. 14 : Quern Spira suspirat mitratumParca trucidat.147 H. Van Rooijen, Bisschoppen in de Orde der Kruisheren, in Kruistriomf,Cuyk, 17 (1938), p. 302.148 Russelius, o.c, p. 84.149 Saumery, Delices, t. II, p. 63.160 Stochemius, in Ann., II, p. 203.161 Nieuw Ned. Biografisch Woordenboek, Leiden, 1912, t. II, col. 1140.152 Hertzworms, o.c, p. 11-16.163 Russelius, o.c, p. 85 ; Ann., I, 1, p. 85-86.


112 <strong>CLAIRLIEU</strong>16. Nicolaus Diex le Cresse 154 {Deocrescentius, Dieu-Croissant\ Dieu-Cressant1*1) afkomstig van Luik, was een beminnelijken godsdienstig man, maar zo toegefelijk, dat menarmoede en discipline vergat158. Hij benoemde de prior van Beyenburgtot provinciaal voor Duitsland151J. Hij stierf in 1396.17. Johannes d'Avins1*0 (Dauvinus1*1, Avinius2) werd gekozenin 1396. Volgens Russelius staakten de stemmen en was eenhelft voor de supprior van Hoei en de andere helft voor de priorvan Namen, Jean d'Avins. Daar men niet toegaf werd de kwestie teRome aanhangig gemaakt. D'Avins won het door vrienden engeld. Volgens de oudste statuten was dit niet mogelijk, daar ingeval van gelijkheid van stemmen een andere prior er bij gehaaldmoest worden, wiens stem dan de beslissende meerderheid gaf16


<strong>CLAIRLIEU</strong>"hcbr/ji g, , ems der Kruifheren, Vefschijnt twee' : . , :i ■ , .:

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!