09.07.2015 Views

O - Fenac

O - Fenac

O - Fenac

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Gehoor krijgen!?!MET ALERT 1 UITGEFLITSTÜDraadloos wek-/ waarschuwingssysteemDANAVOXPartners in Hearing CareOnopvallend,zonder flitsende deurbel"horen'IIPhonicEarSolo-apparatuurWij hebben oor voor uw gehoor!Solaris solo-apparatuur zorgt voor:- beter spraakverstaan, ook bijomgevingslawaai;- ondersteuning bij het spraakafzien;- meer betrokkenheid bij het onderwijs;- meer betrokkenheid bij de omgeving.Verwent het oorStreelt hel oogVoor informatie en advies:GN Danavox Nederland BVPostbus 19, 6950 AA DierenTelefoon: (0313) 422688Telefax: (0313) 421446


Jaargang 40/ nr. 2/ juni 1999INHOUD:Pagina3 Inhoudsopgave & Ten GeleideVAN DE BESTUREN4 40 Jaar Van Horen Zeggen:GefeliciteerdMw. Drs. G. van der LemARTIKELEN5 T. van der Lem & M. Kauf f man-de BoerGehoorscreening in Nederland:huidige situatie en toekomstig perspectief8 A. KuijsManagen of leiden?Van hoofd der school naar schoolleider12 J. WesemanEen goed verstaander telt voor twee15 Prof. dr. ir. W.A. DreschlerInnovatie in hoortoestellenCD-kwaliteit voor slechthorenden?19 L. Feringa & L. KlaczynskiElkaar verstaan,in het gebruik van oude nieuwe middelen21 L. Verhoeven & H. van BalkomTaalontwikkelingsproblemen van theorienaar praktijkONTWIKKELINGEN25 F. MolleeVan Horen Zeggen in ontwikkeling30 SCHOLENINFORMATIE39 CURRICULUM40 NIEUWSMARKT42 COLOFON43 SCHOLENLIJSTTen geleideVAN HORENOp 15 januari van dit jaar droegen de bestuursleden van de VEDON en deVeBOSS dit tijdschrift op aan mw. drs. G. van der Lem. Haar afscheid van deNSDSK' en haar benoeming tot officier in de orde van Oranje Nassau vormdende gelegenheid; haar tomeloze inzet voor onze doelgroep de reden. DeNSDSK onder haar leiding heeft een hechte relatie gehad met ontwikkelingenin ons onderwijsveld. Truus van der Lem heeft zelf aan de voet gestaanvan de meest recente ontwikkeling richtingleerlinggebonden financiering ende vorming van expertisecentra door haar bijdrage aan de nota 'Een steun inde rug 2 ' van oktober 1995. De conferentiecommissies van beide verenigingenkonden altijd op haar en haar medewerkers rekenen, en vanzelfsprekendwaren de onderwerpen: Voorzorg, Ouderbegeleiding, Totale Communicatieen Tweetaligheid. De ontwikkelingen waar het werk van Truus van der Lemdeel van uitmaakt vormen het thema van dit jubileumnummer van VanHoren Zeggen. Door middel van een aantal artikelen probeert de redactie ueen beeld te schetsen van ontwikkelingen in het onderwijs in de afgelopenveertig jaren en die van dit moment. Ontwikkelingen in het onderwijs aandoven, het management, de vroegtijdige screening, de toelaatbaarheidsbepalingvoor ernstige spraak/taalmoeilijkheden, hoortoestellen en meer zettenwe daarbij naast ontwikkelingen in de afgelopen veertig jaren. Delen uitoude jaargangen van Van Horen Zeggen en uit de voorloper: 'Het gehoorgestoordekind' vormen een illustratie van de ontwikkelingen die in het verledeneen plaats in ons tijdschrift verdienden. Sommige vragen van toen blijkennog steeds actueel, andere zijn inmiddels beantwoord maar roependirect weer nieuwe vragen op. Het veld is inmiddels bijvoorbeeld overtuigdvan het gebruik van Nederlandse Gebarentaal, het benutten van profitabelehoorresten naast het onderwijs in NGT levert dan weer een nieuwe uitdagingop. De artikelen over ontwikkelingen eindigen met een overzicht vande veranderingen in ons tijdschrift zelf, toegelicht door de huidige eindredacteurFrans Mollee. Vervolgens kunt u kennismaken de vele scholen voorauditief/communicatief gehandicapten in ons land. Verschillende hebbenaan Van Horen Zeggen laten weten, hoe ze zijn ontstaan en hoe ze aan hunnaam gekomen zijn. Vele namen verwijzen naar belangrijke pioniers op hetgebied van het onderwijs aan auditief/communicatief gehandicapten inNederland. Uit de overzichten blijkt, dat er in de afgelopen veertig jaar veelis gebeurd. Scholen zijn gesticht, uitgebreid of hebben de doelgroep verbreednaar oudere leerlingen, meervoudige handicaps en kinderen metspraak/taalmoeilijkheden. In de kantlijn boven de scholeninformatie treft unamen aan van medewerkers in ons onderwijs, die dit jaar net als Van HorenZeggen hun veertigste verjaardag vieren. De jarige redactie wenst de jarigecollega's veel geluk. We hopen dat u nog jaren kunt zorgen voor kwaliteitsonderwijsaan kinderen en jong volwassenen met een auditief/communicatievehandicap. En we hopen dat Van Horen Zeggen daar een bijdrage aankan blijven leveren! Wie daar ook een bijdrage aan zal leveren is de onlangsbenoemde bijzonder hoogleraar spraak/taalstoornissen bij kinderen mw.prof.dr. S.M.Goorhuis-Brouwer. We wensen haar en de VeBOSS geluk methaar benoeming. Een kort overzicht van haar werkzaamheden vindt u aanhet eind van dit jubileumnummer. Ik wens u veel leesplezier en ik dankiedereen die in de afgelopen veertig jaar meegewerkt heeft om Van HorenZeggen te maken wat het is: hét blad voor het onderwijs aan auditief/communicatiefgehandicapten.Marjan Ch. Bruins, hoofdredacteur1 NSDSK • Nederlandse Stichting voor het Dove en Slechthorende Kind- Adviesgroep o.l.v. Prof. dr. J. Rispens, in opdracht van het ministerie van O.C&WVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


VAN DE BESTUREN40 jaar Van Horen Zegen: GefeliciteerdVoor u ligt het jubileumnummer van ons tijdschrift VanHoren Zeggen. De besturen van VEDON en VeBOSS willende redactie graag gelukwensen met dit 4e lustrum. Veertigjaar geleden begonnen als gestencild periodiekje, daarnaals het blad met bruine kaft met de nu wat beladen naam'Het gehoorgestoorde kind' heeft VHZ zich zeker de laatstetien jaar ontwikkeld tot het bijna glossy tijdschrift vannu. De inhoud is met de ontwikkelingen in onderwijslandmeegeëvolueerd. Altijd al stonden er artikelen in uit depraktijk van ons onderwijs en verslagen van studieconferenties.Ik herinner mij ook nog enkele aardige polemieken.Later kwamen daar interviews bij alsmede rubriekenals Nieuws uit de werkgroepen, de Nieuwsmarkt en boekentijdschriftbesprekingen. De actualiteit van het onderwijsbeleidwordt gevolgd en becommentarieerd in desteeds beter gevulde rubriek Van de besturen.Terugbladerend in oude jaargangen valt ook de trouw vande redactieleden op. Velen hadden vanuit VeBOSS enVEDON vele jaren zitting in de redactie. Enkele namen vanhoofdredactieleden wil ik hier noemen: G.T.Geilleit,Br.Marcus-van Veen, N.Smulders,pr., Bert Hofman. En nuis Marjan Bruins hoofd- en Frans Mollee eindredacteur,alweer jaren. Een hecht team, samen met de andere redactieleden.De redactie verantwoordt jaarlijks haar beleidtegenover de besturen van VeBOSS en VEDON, die ook deredactieleden benoemen. Over inhoud en vormgevingvoert ze een eigen en zelfstandig beleid met veel inbrengvan de redactieleden. Al die jaren al werken VEDON enVEBOSS binnen VHZ eendrachtig samen. Een samenwerkingbinnen VHZ (en in de werkgroep muziek/ritmiek)die nu pas, na veertig jaar een vervolg krijgt in een verdergaandesamenwerking tussen beide verenigingen. U heeftdaarover kunnen lezen en kunnen horen op de afgelopenstudieconferenties. Het ministerie van 0,C&W viert ditjaar haar tachtigjarig bestaan. De helft van die tijd is VanHoren Zeggen er al om voor ons de inhoudelijke enbeleidsmatige ontwikkelingen te begeleiden. Dit tweede,speciale nummer van jaargang 40 wordt door redactie enbeide besturen opgedragen aan mevrouw drs. G.J. van derLem. Onlangs nam zij afscheid als directeur van haarNederlandse Stichting voor het Dove en SlechthorendeKind. Deze opdracht is bedoeld als eerbetoon aan haar envoor de stimulerende en voortrekkende rol die zij en haarmedewerkers in ons veld hebben. Tweetaligheid, onderwijskundigegevolgen van Cl, indicatiestelling ESM, technologischeen (ortho)pedagogische en -didactische ontwikkelingen,interventiemethodieken maar óók de REC-vormingen de ontwikkeling van een volwaardig werkverbandvoor het onderwijs aan en de zorg voor kinderen meteen auditieve en communicatieve handicap: dit alles zal inde komende nummers en jaargangen van VHZ aandachtkrijgen. En als u lid bent van VEDON of VeBOSS krijgt UVan Horen Zeggen vanzelf in huis! Wij wensen u veel leesplezieren VHZ nog vele, vele jaren.Theo H. Laceulle voorzitter VeBOSS en drs. Fred P.M.Saan voorzitter VEDONMw. Drs. G. van der Lem1969 Afgestudeerd Ontwikkelingspsychologie en KlinischePsychologie1969-1976 Directeur Proefkreche 70 van de Stichting Krecheen Wetenschap. Een wetenschappelijk project gesubsidieerddoor het toenmalige Ministerie van CRM.1976-1998 Directeur van de Nederlandse Stichting voor hetDove en Slechthorende Kind te Amsterdam.15 januari 1999 Onderscheiding Officier in de Orde vanOranje Nassau.oVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


ARTIKELENGehoorscreening in Nederland:huidige situatie en toekomstig perspectiefG. van der Lem & M. Kauffman-de BoerSamenvattingEen doof of ernstig slechthorend kind dat opgroeit in een horende omgeving,verkeert in een moeilijke en vaak ongunstige situatie. De opvoeding vraagtvan ouders kennis en vaardigheden, die zij niet vanzelfsprekend hebben endie zij ook niet zonder meer opdoen. Vroege opsporing van kinderen meteen perceptief gehoorverlies, direct gevolgd door adequate diagnostiek,revalidatie en deskundige begeleiding helpt de ouders om de ontwikkelingvan hun kind in goede banen te leiden. Dit artikel wil een overzicht gevenvan de nu in Nederland gebruikelijke gehoorscreening en vervolgens aandachtwijden aan de neonatale gehoorscreening, met zijn voor- en nadelen.1. Ewing en CapasHet vroege opsporen van aangeborenafwijkingen en stoornissen heeft binnende Jeugdgezondheidszorg (JGZ)hoge prioriteit, zo ook de opsporingvan gehoorstoornissen. Vanaf 1965 isdeze als basisvoorziening opgenomenin het pakket van de JGZ. Descreening vindt plaats op de leeftijdvan 9 maanden (als bevolkingstest isdeze screening niet eerder bruikbaar)en bereikt al vele jaren ca. 92 % van dedoelgroep. De gebruikte methodewerd in Engeland ontwikkeld doorhet echtpaar Ewing. Deze wordt uitgevoerddoor 2 personen waarvanéén de geluiden handmatig aanbiedten de ander het kind afleidt. De resultatenworden handmatig genoteerden verwerkt. De NSDSK heeft dezemethode voor Nederland sterkgestandaardiseerd en geprotocoliseerd.Tevens werd een training enbegeleidingsprogramma ontwikkeldvoor de uitvoerders van de screening.De gehoorscreening spoort kinderenmet een gehoorverlies op, maar kangeen onderscheid maken tussen eenperceptief verlies en een geleidingsverlies.De prevalentie van deze laat-Uit Van Horen Zeggenjaargang 8, 1967Nader onderzoek van zuigelingendie van gehoorverlies worden verdacht."De observatie begint al in dewachtkamer, als ik het kind alleennog maar horen kan. Welke geluidenmaakt het dan, als het tenminstegeluid maakt. ( ) Dan valtbij dove kinderen op dat dezenweinig of geen geluiden maken;maar deze geluiden bovendien,naarmate de kinderen ouder zijn,niet alleen veel minder genuanceerdzijn dan die van horendeleeftijdgenootjes, maar ook anders,n.l. minder typisch menselijk."Door Mej. Drs. B. Schippers,psychologeste groep is 30 tot 35 keer groter danhet aantal met een perceptief gehoorverlies(1 tot 2 per 1.000). Dit betekentvoor de medewerkers van de consultatiebureauseen flinke werkdruk.Daarom besloot de NSDSK in 1985om in samenwerking met hetProductcentrum TNO tot de ontwikkelingvan een geautomatiseerde test,gebaseerd op de principes vanEwing, maar nu, in tegenstelling totbij de Ewing, af te nemen door éénpersoon. De geluiden die bij deze testworden gebruikt, bestaan uit gedigitaliseerdenatuurlijke geluiden, dievia een geautomatiseerd test-protocolworden aangeboden. De gegevensverzamelingen administratieve verwerkingverlopen geheel automatisch.Deze test werd Capas(Compacte Amsterdamse PaedoAudiometrische Screeningstest)genoemd. Eind 1992 werden de eersteCapassen in gebruik genomen.Intussen wordt 79,5 % van de doelgroepmet behulp van de Capasgetest.Mede door de gehoorscreening is deleeftijd waarop kinderen met een perceptiefgehoorverlies voor het eerstworden gediagnosticeerd en begeleidsterk verlaagd ten opzichte van vroeger.Toch ligt er vaak nog een periodevan 4 a 6 maanden tussen de opsporingen het begin van de begeleiding.Voor deze vertraging zijn een aantaloorzaken aan te wijzen. Uit de praktijkblijkt dat huisartsen en KNO-artsener in de eerste plaats vanuit gaandat het bij kinderen die onvoldoendehebben gereageerd op de gehoorscreeningom een behandeling vaneen geleidingsverlies gaat. Gezien deprevalentie ligt een dergelijkegedachte voor de hand. Echter beidetypen gehoorverlies brengen risico'smee voor de ontwikkeling. Een aanhoudendgeleidingsverlies intervenieertmet het proces van de taalverwerking,in het bijzonder vanaf detweede helft van het eerste levensjaar.Een ernstig perceptief gehoorverliesintervenieert met het proces van dealgehele ontwikkeling en dit vanafhet allereerste begin.VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


G. VAN DER LEM & M. KAUFFMAN-DE BOER2. ABR en OAEIn Nederland verkeren we in degelukkige omstandigheden dataudiologische diagnostiek en vervolgensbegeleiding van dove en slechthorendekinderen en hun oudersbeschikbaar is, dat deze zorg geografischgoed verspreid is overNederland en van goede kwaliteit is.Een methode waarmee dove enslechthorende kinderen in de eerstelevensmaanden opgespoord kunnenworden zou dan ook een sterke verbeteringvan de huidige situatie kunnenopleveren. Sinds een aantal jarenzijn er twee methodieken voorhandendie geschikt zijn om in een landelijkscreeningsprogramma op eenvroegere leeftijd te worden afgenomen.Beide methoden maken gebruikvan een fysiologische reactie van debaby op de geluidsstimulus. Bij de'Auditory Brainstorm Response'(ABR) wordt gebruik gemaakt van deelektrische reactie van de hersenstamop geluid. Bij de 'OtoakoestischeEmissie' (OAE) wordt gebruikgemaakt van de akoestische reactievan het gestimuleerde oor zelf. Dezezwakke en voor ieder oor uniekegeluidsgolf wordt alleen geproduceerddoor (vrijwel) normale oren enhet optreden hiervan is bewijzendvoor een (voldoende) goede oorfunctie.Met beide methoden is in het buitenlandbij 3 tot 5 dagen oude baby's veelervaring opgedaan. Uit vele studiesblijkt dat de validiteit van beidemethoden zeer hoog is (Hall et al,1987; Jacobson et al, 1990; Kemp et al,1986, Probst et al, 1991; Kok et al,1993a,b.) Voor al deze studies geldtdat baby's kort na hun geboorte vóórontslag uit het ziekenhuis gescreendwerden.Neonatale gehoorscreening is vrijwelzeker kosteneffectiever dan dehuidige Ewing/Capas-screening.In Nederland wordt ruim 35% van debaby's niet in een kliniek geboren envan de rest verblijft slechts een kleinpercentage drie dagen na de geboortenog in de kliniek. Screening als bevolkingsonderzoekmet één van bovengenoemdemethoden zou inNederland niet in een klinische settingkunnen plaatsvinden. DeJeugdgezondheidszorg zou een betereplaats zijn waarbinnen deze screeninguitgevoerd zou kunnen worden.Daarom werd in 1995 een haalbaarheidsstudieuitgevoerd om te onderzoekenof OAE-metingen in JGZomstandigheden,dat wil zeggenthuis rond dag tien na de geboorte enop het consultatiebureau tussen weekvier en zes na de geboorte, voldoendebetrouwbare resultaten opleveren(van Zanten et al, 1995). Er werdtevens een voorstudie verricht, waarbijde geautomatiseerde ABR-screeningonderwerp van studie was(Harlaar en Oudesluys-Murphy,1996.)De resultaten van beide studieswaren bevredigend. Op grond hiervanwerd in 1998 een vervolgstudieverricht waarbij beide methoden zijngebruikt (van der Lem e.a., 1998.)Ook uit deze studie bleek dat neonatalegehoorscreening binnen de JGZheel goed uitvoerbaar is bij baby's inde leeftijd van 2 a 3 weken. Het overgrotedeel van de ouders vindt dezevorm van zorg waardevol. Wel vond15% van de ouders het gaan naar hetconsultatiebureau met een kind in dieleeftijd niet prettig. Ze stellen hetbelang echter boven hun bezwaren.In dezelfde periode werd doorTNO/PG en de NSDSK een studieverricht met als doel het schatten vande kosten en van de voor- en nadelendie aan de verschillende opties verbondenzijn (Boshuizen et al, 1998.)De conclusie van dit onderzoek is datneonatale gehoorscreening vrijwelzeker kosteneffectiever is dan de huidigeEwing/Capas-screening.Invoering van neonatale gehoorscreeningligt daarom voor de hand. Ermoet echter wel aan een aantal voorwaardenworden voldaan. De volgendestap zal een proefimplementatiezijn, waarbij genoemde voorwaardenals uitgangspunt dienen. Eind 1998 istevens een proef begonnen met eenscreening van kinderen die zijn opgenomenin neonatale intensive careunits (NICU's.)3. ToekomstIn de recent gehouden EuropeanConsensus Development Conferencewerd een consensus statement aangenomen.Hierin worden de lidstatensterk geadviseerd om neonataleNeonatale screening met Oto akoestische Emissiegehoorscreening in te voeren alsbevolkingsonderzoek. Gezien dezeontwikkelingen en de gunstige resultatenverkregen uit eigen onderzoek,ligt het in de verwachting dat inNederland over 3 tot 5 jaar deEwing/Capas zal zijn vervangendoor de neonatale gehoorscreening.Gezien het belang van vroege opsporingvoor de algehele ontwikkeling isdit ongetwijfeld een flinke stap in degewenste richting. Toch moeten weons realiseren dat er aan deze ontwikkelingook nadelen en gevaren zijnverbonden. Allereerst zal er eenoplossing gevonden moeten wordenvoor de kinderen die rond de leeftijdvan een jaar kampen met een aanhoudendgeleidingsverlies. Zoals eerdergezegd, brengt dit type gehoorverliesrisico's voor de taalontwikkeling mee.In de periode van de proefimplementatiezal hiervoor een adequaat voorstelmoeten worden uitgewerkt.Een zeer reëel gevaar vormt de leeftijdwaarop de screening plaatsvindt.Ouders en kind beginnen net aanelkaar te wennen en de relatie is nogbroos. Een gehoorstoornis of een ver-Neonatale gehoorscreening isalleen succesvol als de hele ketenvan opsporing, diagnostiek,revalidatie en begeleiding zeernauw op elkaar aansluit.moeden hiervan kan bij oudersgevoelens van angst, verdriet enonmacht oproepen. Daarvoor moethet aantal kinderen dat onterechtonvoldoende heeft gereageerd zoklein mogelijk worden gehouden enmoet de audiologische diagnostiekbinnen enkele weken na de uitslagVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


GEHOORSCREENINGvan de screening hebben plaatsgevonden.Ouders moeten zeer snelduidelijkheid krijgen. De relatie tussenouders en kind en het proces vanafgestemd raken op elkaar mag ondergeen voorwaarde onder druk komente staan. Dit geldt in zeer sterke matevoor die kinderen, waarbij een matigof zeer ernstig gehoorverlies isgevonden. Naast snelle en adequateaudiologische diagnostiek zullen deinstellingen van gezinsbegeleidinghun aanbod van activiteiten moetenafstemmen (en wellicht nieuwe activiteitenontwikkelen) op deze zeerjonge kinderen en hun ouders.Volgens Peter Blackwell, één van depioniers op dit gebied in Amerika,werd dit gevaar in zijn staat ernstigonderschat. (Rhode Island School forthe Deaf - persoonlijke mededeling.)Volgens hem kan neonatale gehoorscreeningalleen succesvol zijn als dehele keten van opsporing, diagnostiek,revalidatie en begeleiding zeernauw op elkaar aansluit en snel enefficiënt werkt. De AudiologischeCentra zijn zich hiervan bewust. Erwerd onlangs door de klinisch-fysicus-audioloogVan Zanten een diagnostischprotocol ontwikkeld voordeze zeer jonge kinderen. Dit protocolwerd besproken met de audiologenvan de Audiologische Centra.Het is de bedoeling dat dit bij hetinvoeren van de neonatale gehoorscreeningvan kracht wordt. Deinstellingen voor gezinsbegeleidingontwikkelen met elkaar een programmawaarin zij de begeleiding vandeze zeer jonge kinderen en hunouders vorm kunnen geven. Metdeze maatregelen zullen wij de situatiein Nederland en de invoeringvan neonatale gehoorscreening metvertrouwen tegemoet kunnen zien.LiteratuurBoshuizen HC, Lem GJ van der,Kauffman-de Boer MA, Zanten vanGA, Oudesluys-Murphy HM, VerkerkPH. Kosten van verschillendevormen van opzet van neonatalegehoorscreening in Nederland: eenmodelberekening.Hall JW, III, Kileny PR, Ruth RA,1987. Clinical trials for the ALGO-1newborn hearing screening device(abstract). Xth International ElectieResponse Audiometry Study GroupMeeting, Charlottesville (VA).Harlaar ]., Oudesluys-Murphy, 1996.Neonatale gehoorscreening binnende reguliere zuigelingenzorg.Persoonlijke Communicatie.Jacobson JT, Jacobson CA, Spahr RC,1990. Automated and conventionalABR screening techniques in highriskinfants. J Am Acad Audiol 1,187-195.Kemp DT, Bray P, Alexander L,Brown AM, 1986. Acoustic emissioncochleography-practical aspects.Scand.Audiol.suppl.25, 71-95.Kok MR, Van Zanten GA, BrocaarMP, 1993a. Click-evoked otoacousticemissions (EOAEs) in 1036 ears ofhealthy newborns. Audiology 32,213-224.Kok MR, Van Zanten GA, andBrocaar MP, 1993b. Aspects of spontaneousotoacoustic emissions inhealthy newborns. Hear.Res. 69,115-123.Lem GJ van der der, Kauffman-deBoer MA, Netten Y, december 1998.Neonatale gehoorscreening binnende Jeugdgezondheidszorg. Eenexperiment.Probst R, Lonsbury-Martin BL,Martin GK, 1991. A review of otoacousticemission. J.A.coust.Soc.Am.89,2027-2067.Zanten GA van, Lem GJ vander,Mulder HE, Kauffman-de Boer MA,Brienesse P, 1995. Gehoorscreeningmet otoakoestische emissies bij pasgeborenenbinnen de Jeugdgezondheidszorg;verslag van een haalbaarheidsstudie.Eindrapport Preventiefondsproject28-2549.G. van der Lem & M. Kauffman-deBoer. Nederlandse Stichting voor hetDove en Slechthorende Kind,Amsterdam.Uit Van Horen Zeggenjaargang 8, 1967Beschreven werd dat toen in1962/1963 de Methode Ewingbekendheid kreeg en opsporingsonderzoekmogelijk werd, devraag gesteld werd of die screeningplaats moest gaan vinden ineen aparte organisatie (eventueelvanuit een specialistisch centrum)of dat het onderzoek zou moetenworden geïncorporeerd inbestaande organisatievormen.Na onderzoek bleek dat jaarlijksonderzoek op grote schaal praktischniet uitvoerbaar bleek, hoewelde onderzoeken op zich goedfunctioneerden.De NSDSK heeft op verzoek vande Gemeentelijke Geneeskundigeen Gezondheidsdienst van Amsterdamde mogelijkheden onderzochthet Ewing-onderzoek op tenemen binnen de consultatiebureaus.Er bleek dat dit primagedaan kon worden. Op diemanier zou 70% van het totaleaantal zuigelingen worden bereikt.Ook werd er antwoord gegevenop vragen over de geschiktheidvan artsen en verplegers op consultatiebureaus,de geschiktheidvan de gebouwen en de mate vanrendement van dit nieuwe onderzoek.Consultatie-artsen, zo concludeerdehet NSDSK, konden in 3zittingen opgeleid worden voor ditspeciale onderzoek. Ondanks deminder gunstige akoestischeomstandigheden konden degebouwen van consultatiebureausprima dienst doen. Qua onderzoeksrendementwerd vastgestelddat bij het gehooronderzoek vanzuigelingen 1% dusdanige gehoorafwijkingenhad, dat revalidatienoodzakelijk was.VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


A. KUIJSManagen of leiden?Van hoofd der school naar schoolleiderA. KuijsOSamenvattingIn deze bijdrage schetst de heer A. Kuijs een beeld van 40 jaar leiding gevenaan een school. Hij is directeur van de P.J. Evertseschool, een VSO schoolvoor auditief/communicatief beperkte leerlingen in Rotterdam. Het beeld datgeschetst wordt is mede ontstaan door een vraaggesprek van Kuijs met deheer A. Schilperoort, vanaf 1979 hoofd der school en later directeur van deL.W. Hildernisseschool, een SO school voor auditief/communicatief beperkteleerlingen. Verder wordt een model beschreven waarmee een schoolgeleid kan worden en waarbij er een duidelijke scheiding aanwezig is tussende aansturing van het beleid en de aansturing van de uitvoering van datbeleid.1. Inleiding'Dat moet je aan de baas vragen'. Eenveel gebruikte frase in welke professioneleorganisatie dan ook. Ook inscholen hoor je dit regelmatig. Zowelvan leerlingen als van personeelsleden.Leerlingen zeggen tegen mij datik over alles moet beslissen. 'Want ubent toch de baas?', wordt er dan aantoegevoegd. Zo'n vraag beantwoordik altijd ontkennend. Iedere keer weerprobeer ik uit te leggen dat mensendie bijvoorbeeld dieren houden debaas zijn over die dieren en dat datbetekent dat die bazen eigenlijk allesbepalen wat er gebeurt met die dieren.Daar voeg ik aan toe dat ik nietalles bepaal en dat ik graag heb datiedereen veel zelf bepaalt maar dat jedaar tegelijkertijd met elkaar afspra-VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999ken over maalIn dit artikel schets ik het beeld dat ikheb over hoe je als directeur van eenschool deze processen aan zou kunnensturen en over hoe dat in het verledengebeurde. Aan het einde vanhet artikel schets ik het sociocratischemodel dat een hele duidelijke visielaat zien over hoe je om kunt gaanmet verantwoordelijkheid en zelfsturing.2. 40 jaar geschiedenis in eennotendopIn mijn lagere school periode had ikdagelijks te maken met het hoofd derlagere school, zowel op school als inde thuissituatie: Het hoofd der schoolwas mijn vader. Het beeld dat ik hebvan de functie hoofd der school in hetlager onderwijs is het beeld vaniemand die les gaf aan de zesde klasin een lokaal vlak bij de personeelskamerwaar ook de telefoon stond. Alsde telefoon ging werd die opgenomendoor een leerling die dan deboodschap moest doorgeven aan hethoofd der school. Na schooltijd werdenzaken geregeld als het doen vanbestellingen en het houden vangesprekken met ouders, teamleden,bestuur en de inspecteur. De belangrijkstetaak van het hoofd der schoolwas zorgdragen voor de uitvoeringvan richtlijnen van bestuur en ministerie.Dit beeld is mijn beeld van een hoofdder school van een GLO-school. Erbestonden toen ook scholen die vielenonder de werking van het BesluitBuitengewoon Onderwijs, waaronderscholen voor slechthorende enspraakgebrekkige kinderen. Eén vandie scholen is de L.W. Hildernisseschoolin Rotterdam. Van 1936 tot1964 was de heer P.J. Evertse daarhoofd der school en van 1964 tot 1979de heer Brevee. De huidige directeurvan de L.W. Hildernisse-school, deheer A. Schilperoort, was vanaf 1964leerkracht met akte logopedie aandeze school en in de jaren zeventigwerd hij plaatsvervangend hoofd derschool. Vanaf 1979 werd hij hoofd derschool en in 1985 directeur. Ook indeze vorm van onderwijs zorgde hethoofd der school er voor dat richtlijnengevolgd werden. Het beleid werdgemaakt door anderen waarbij debelangrijkste actor het ministerie was.Het hoofd der school werd daarbijniet ondersteund door een administratiefmedewerkster of conciërge.Ook het plaatsvervangend hoofd derschool kon weinig ondersteuning biedenomdat deze persoon de heleweek les gaf. Alleen bij afwezigheidvan het hoofd der school nam hetplaatsvervangend hoofd der schoolde taken over (en kreeg daar toen, alsde taken daadwerkelijk overgenomenwerden, een beloning van 3,75 guldenper dagdeel voor).Met de inwerkingtreding van deISOVSO kwamen er veranderingen inde benaming van de functie, maarvooral de inhoud van de functie veranderde.Het hoofd der school werddirecteur, het plaatsvervangendhoofd der school werd adjunct-directeuren ondersteunende functionarissenals administratief medewerksteren conciërge deden hun intrede in descliooi.De scholen voor speciaal onderwijs


MANAGEN OF LEIDEN?aan slechthorende leerlingen en leerlingenmet ernstige spraak- en taalproblemenwerden steeds groter. Ditgebeurde mede door een verbeterdediagnostiek en meer aandacht voorde individuele ontwikkeling van kinderen.Die grotere organisatie vroegeen andere aansturing. Ook de regelgevingvanuit het ministerie en deinspectie veranderde. Scholen werdensteeds meer aangesproken op hetmaken van een eigen beleid en hetdragen van de verantwoordelijkheiddaarvoor. Steeds minder moesten erallerlei regeltjes opgevolgd en uitgevoerdworden en steeds meer werd erverwacht dat er een eigen koers werduitgezet. Dit is een proces dat nogsteeds gaande is en eigenlijk alleenmaar versterkt wordt.3. Hier en nu: het democratischmodel in uitvoeringEen gemiddelde school voor (voortgezet)speciaal onderwijs in de zogenaamdeclusters 1, 2, 3 en 4 geeftonderwijs aan een aantal kinderendoor een team dat al gauw uit tenminstedertig personen bestaat. Degrootste scholen uit deze onderwijssectorkennen meer dan honderd personeelsleden.Van al deze scholenwordt verwacht dat zij keuzes makenin hun onderwijsaanbod, dat zij contactenonderhouden met ouders,jeugdhulpverlening en bewoners vande wijk waar de school in staat en erwordt verwacht dat zij deze keuzesen contacten beschrijven in beleid.Naar mijn mening zijn dit terechteverwachtingen. Ouders zijn over hetalgemeen de beste deskundigen alshet gaat om hun kinderen en wat zijkunnen en kinderen hebben van allesbeleefd als zij de school in stappen endat betekent vaak dat er contactennodig zijn met bijvoorbeeld de jeugdhulpverlening.Met andere woorden:de school is een organisatie die middenin de maatschappij staat en die ersamen met anderen voor moet zorgendat de leerlingen een plek krijgen inde maatschappij die hen past.Dit alles vraagt nogal wat van hetteam dat op zo'n school werkt. Ermoeten inderdaad keuzes gemaaktworden in het proces dat op schoolplaatsvindt. De vraag daarbij isnatuurlijk hoe je dat het beste kuntdoen. De directie van de school speelthier een belangrijke rol in. En dan nietomdat de directie 'de baas' is, maaromdat het nodig is dat processen opeen herkenbare manier aangestuurdworden (en aansturen is naar mijnidee de hoofdtaak van een directie).Hoe is dat nu het beste te doen? Naarmijn idee is het belangrijk dat hierbijeen onderscheid gemaakt wordt tussenhet vormgeven aan het beleid enhet uitvoeren van dat beleid.Ik maak dit duidelijk door het gevenvan een voorbeeld op het gebied vanhet nascholingsbeleid.Als eerste noem ik de besluitvormingomtrent het bepalen van het beleid.In het raamakkoord dat gesloten istussen werkgeversbonden, vakbondenen ministerie wordt omschrevenwordt er gestreefd naar consensus:iedereen moet het met het voorgenomenbesluit eens zijn. Naast hetbespreken van het beleid in het teamwordt het beleid natuurlijk besprokenvia de officiële kanalen: de medezeggenschapsraaden het bevoegd gezag.De praktijk laat zien dat deze democratischebesluitvorming een aantalvoor- en nadelen kent die in het kortals volgt te omschrijven zijn: grotebetrokkenheid bij een grote meerderheiden grote weerstand bij een kleinemeerderheid. Ook het bespreken vanbeleid in een grote groep van meerdan dertig mensen wordt vaak alszeer omslachtig en traag omschreven.Hierna komt de uitvoering van hetvastgestelde beleid. In de praktijkkomt het veel voor dat er ook hierbijveel gediscussieerd wordt. Bij uitvoedateen nascholingsbeleid gevoerdmoet worden waarbij een aantalrandvoorwaarden worden beschreven.De invulling van die randvoorwaardenwordt overgelaten aan individuelebesturen en hun medezeggenschapsraden.De vraag is dan natuurlijk hoe je hetbepalen van het beleid daaromtrenthet beste kunt vormgeven. In veelscholen zie je bij de besluitvormingdaaromtrent een democratischmodel: er wordt een situatiegeschetst, argumenten voor en tegenworden uitgewisseld en een stemminggeeft dan uitsluitsel over de uitkomst.In verschillende situatiesring van beleid zou dat naar mijn ideein veel mindere mate moeten gebeuren.Het beleid is immers bepaald, derichting is duidelijk en het beleid kanten uitvoer gebracht worden. Er iseen leidinggevende (de directie vande school) en die geeft de lijnen aanwaarlangs mensen kunnen handelen.Uiteraard zullen die leidinggevendenmoeten weten waar de mensen in depraktijk tegen aanlopen en waar sterkeen zwakke plekken zijn zodat deaansturing zo effectief mogelijk kangebeuren. Toch blijkt het lang nietaltijd zo te werken. De scheiding tussenhet maken van het beleid en deuitvoer van het beleid is niet altijdVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999e


A. KUIJSduidelijk voor betrokkenen. Het volgendemodel kan hiervoor een hulpmiddelzijn.4. Een opkomend model: de sociocratischewijze van besluitvormingDe sociocratische besluitvorming isontworpen door Gerard Endenburg.Hij was eigenaar van een electrotechnischbureau en in die hoedanigheidhad hij belangstelling voor organisatiekunde.In de theorieën die hij daaroverlas miste hij de plaats om demens als creatief subject in het organisatorischegeheel een plaats tegeven en te integreren en dan preciesin zijn kwaliteit van 'open einde' datnodig is om de in- en uitgangen vanlevens- en cultuurprocessen op zinvollewijze te verbinden en te besturen.Hij wilde 'human resources' tenvolle benutten volgens het uitgangspuntvan onderlinge gelijkwaardigheidbij de besluitvorming op hetgebied van beleid. Zijn ideeën hieroverbeschreef hij in een theorie diehij sociocratie noemt.Deze theorie kent de volgende 4basisregels:Ie basisregel:Het consentbeginsel (dit ligt aan debasis van gelijkwaardigheid): hetconsentbeginsel regeert de besluitvormingbij het bepalen van hetbeleid. Dat wil zeggen dat eenbeleidsbeslissing pas kan wordengenomen wanneer niemand daar eenbeargumenteerd overwegend bezwaartegen heeft.Bij een discussie over het beleid binneneen bepaalde organisatie of eendeel daarvan worden argumentenmet elkaar uitgewisseld. Het consentbeginselbetekent dat een besluit pasgenomen wordt als er geen overwegendebezwaren meer zijn. Dit is watanders dan het er helemaal mee eenszijn, iets wat bij het consensusmodelwel geldt.2e basisregel:De sociocratische kring: de besluitvormingten aanzien van het beleidvindt plaats in de kring (= vaak deafdeling van een organisatie). Dezeheeft een eigen doelstelling en delegeertaan de kringleden drie taken:leiden, uitvoeren en meten, en onderhoudtzijn eigen geheugensystemendoor middel van integrale scholing.(Integrale scholing is niet alleengericht op vakinhoud maar ook ophet aanbrengen van structuur en inbesluitvorming.)Op deze wijze wordt de organisatieverdeeld in functionele eenheden diehun eigen verantwoordelijkhedenhebben, processen uitvoeren, metenen er leiding aan geven.3e basisregel:De dubbele koppeling: de verbindingtussen twee kringen bestaat uit eendubbele koppeling. Dit houdt in dattenminste twee leden van een kringop voet van gelijkwaardigheid deelnemenaan de besluitvorming in denaasthoger gelegen kring. Dat zijn defunctioneel leidinggevende, die doorde hogere kring is aangesteld, en een,door de kring met consent gekozen,afgevaardigde.Deze koppeling is nodig om de communicatietussen kringen en onderliggendekringen te waarborgen. Iniedere kring hebben alle leden zittingop basis van gelijkwaardigheid. Iederargument van eenieder weegt evenzwaar.4e basisregel:Het kiezen van personen: het kiezenvan personen gebeurt uitsluitend naeen open discussie en met consent.Bijvoorbeeld: het lid van een kringdat gekozen wordt in een naasthogergelegen kring wordt gekozen na eenopen discussie op basis van genoemdeargumenten waarbij aangegevenwordt waarom men vóór een kandidaatis (en dus niet waarom mentegen een andere kandidaat zou zijn).Op basis van deze vier basisregelswordt het beleid voor een organisatiebepaald.Bij een school zouden de volgendekringen gevormd kunnen worden:1. Bestuurskring: hier wordt hetbeleid vastgesteld dat gevolgen heeftvoor alle scholen vallend onder debestuurskring;2. Schoolkring: hier wordt het beleidvastgesteld dat gevolgen heeft voorde individuele school binnen de grenzenvan het beleid bepaald door debestuurskring;3. Onderbouwkring: hier wordt hetbeleid vastgesteld dat gevolgen heeftvoor de onderbouw van de schoolbinnen de grenzen van het beleidbepaald door de schoolkring;4. Middenbouwkring: hier wordt hetbeleid vastgesteld dat gevolgen heeftvoor de middenbouw van de schoolbinnen de grenzen van het beleidbepaald door de schoolkring;5. Bovenbouwkring: hier wordt hetbeleid vastgesteld dat gevolgen heeftvoor de bovenbouw van de schoolbinnen de grenzen van het beleidbepaald door de schoolkring.Onderstaand voorbeeld kan hetbovenstaande verduidelijken:• Op het terrein van nascholing heefteen bestuur het raamakkoord ondertekenden de scholen die onder hetbestuur vallen de vrijheid gegeven deinvulling zelf te bepalen en stelt daarvooreen budget beschikbaar.• In de schoolkring van één van descholen wordt het volgende bepaald(in deze schoolkring hebben de directie,de aangestelde coördinatoren ende gekozenen uit de bouwkringenzitting):- De afdelingen binnen de school volgenalledrie teamgerichte nascholingop een studiedag georganiseerd doorde VeBOSS.- Nascholing over andere onderwerpendie spelen binnen de afdelingenkan gevolgd worden binnen de volgendekeuzes: bijeenkomsten naschooltijd, individuele scholing ofstudiedagen voor de betreffendeafdeling waarbij afdelingen natuurlijkkunnen samenwerken.- Iedere afdeling krijgt een eigen budget.• De onderbouwkring (bestaande uitde coördinator van de onderbouw enalle mensen die het onderwijs verzorgenin de onderbouw) kiest voor eenstudiedag over voorbereidend enaanvankelijk lezen.VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


MANAGEN OF LEIDEN?METEN• De middenbouwkring (bestaandeuit de coördinator van de middenbouwen alle mensen die het onderwijsverzorgen in de middenbouw)kiest voor een aantal bijeenkomstenna schooltijd. Zij volgen dan eennascholing over het onderwerp sociaal-emotioneleontwikkeling.• De bovenbouwkring (bestaande uitde coördinator van de bovenbouw enalle mensen die het onderwijs verzorgenin de bovenbouw) kiest ervoorom individuele nascholing in tekopen voor een aantal teamleden.• In de schoolkring van een andereschool wordt bepaald dat het geheleteam drie studiedagen zal volgenover het onderwerp autisme.Op deze manier is iedere functionelegroep verantwoordelijk voor hetbeleid dat gevolgen heeft voor heteigen functioneren. De besluiten zijngenomen op basis van consent. Er isdus niemand die een beargumenteerdbezwaar heeft tegen een besluit datgenomen is binnen de eigen kring.LEIDENUITVOERENvalueerd (=gemeten) of de uitvoer hetgewenste resultaat heeft.Ik kan niet genoeg benadrukken hoecruciaal deze scheiding is. Als eronduidelijkheid ontstaat over wat hetmaken van beleid is en wat uitvoervan beleid is wordt het hele proces zoonoverzichtelijk dat er binnen dekortste keren een vergadercultuurontstaat die desastreus voor het functionerenvan de organisatie kan zijn.Om te 'leren' wat het onderscheid istussen deze processen is de integralescholing (zie 2e basisregel) van grootbelang.5. BesluitRond 1991 ben ik in aanraking gekomenmet de sociocratie zoals die inhet artikel hierboven is beschreven. Inde jaren erna heb ik een cursusgevolgd die door het SociocratischCentrum in Rotterdam is georganiseerd.De vier basisregels probeer ikzo veel mogelijk toe te passen.Het belangrijkste vind ik dat we proberenbeleidsbesluiten te laten nemendoor de direct betrokkenen waarbij ernaar argumenten geluisterd moetworden en waarbij overwegendebezwaren meetellen. Het beleidwordt bij ons uitgezet op een aantalstudiedagen in de loop van hetschooljaar voor het gehele team metin de maand april een beleidsstudiedagvoor het gehele team waarbij hetbeleid zo goed mogelijk op elkaarafgestemd wordt. De uitvoering vanhet beleid wordt besproken in personeelsvergaderingenwaarin we dezaken met elkaar regelen.Waar we op de RJ. Evertseschool nogniet in geslaagd zijn, is om dekringstructuur toe te passen. Ditkomt mede vanwege het feit dat hetVSO niet zo duidelijk functioneleafdelingen kent als een school voorSO.Als u met mij van gedachten wilt wisselenover bovenstaande kunt u altijdcontact met mij opnemen. Ik hoorgraag van anderen argumenten omiets wel of niet te doen.LiteratuurTijdschrift 'Argumenten' uitgegevendoor het Sociocratisch CentrumRotterdamG. Endenburg, Sociocratie, het organiserenvan de besluitvorming.Toon Kuijs is directeur van de P.J.Evertseschool, Postbus 8515, 3009AM Rotterdam, tel.: 010-4552318.Het bovenstaande geldt nogmaalsvoor het bepalen van het beleid.Binnen de kringen worden geenzaken besproken die betrekking hebbenop het uitvoeren van het beleid.De uitvoering wordt in werkvergaderingenmet betrokkenen besprokenvoor zover dat nodig is. De betrokkenleidinggevende (voorzitter bestuur,directeur, coördinator) leidt dit procesen bewaakt dat iedereen de takennaar behoren uitvoert. Regelmatigwordt er door de leidinggevende geë-VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


J. WESEMAN'Een goed verstaandertelt voor twee'J. Wesemann1. Nieuwe tijdgeestTen gevolge van de nieuwe tijdgeestwas men na de Tweede Wereldoorlogtot de conclusie gekomen dat hetspreekonderwijs met behulp vanaudiologische middelen voor dovekinderen het meest ideale antwoordwas op weg naar integratie in demaatschappij. De vanzelfsprekendheidwaarmee werd gekozen voor demaatschappelijke inschakeling vandove mensen via strikte spreekopvoedingbleek achteraf toch niet zo vanzelfsprekendgeweest te zijn. Zekerniet als we de huidige maatschappelijkeconstellatie gaan vergelijken metde maatschappelijke opvattingen vande jaren '50. Toen was het spreekonderwijsop basis van nieuwe audiologischemogelijkheden (nieuwegehoorapparatuur) gepromoveerd toteen universeel leersysteem met hetoog op de gewenste integratie vandove mensen in de wereld van dehorenden.2. Weg met de gebarentaalVoor de aloude gebarentaal was er indit nieuwe concept geen plaats meer.Men was ervan overtuigd dat gebarentaaldove mensen eerder van desamenleving vervreemdde dan integreerde,want de samenleving kendedeze taal niet. Alleen dove mensen enhorende kinderen van dove oudersgebruik(t)en deze taal. Daarbij komtnog dat sommige wetenschappersbenadrukten dat gebarentaal een primitievetaal was die een nadeligeinvloed had op de cognitieve ontwikkelingvan dove kinderen. Kortom, zijzagen gebarentaal niet als een echtetaal, maar als een lichaamstaal die inzekere zin vergeleken kon wordenmet de 'apentaal'. Al deze uitsprakendroegen bij aan de opvatting datgebarentaal gemeden moest wordenals de pest. Want als gebarentaal(oogluikend) zou worden toegestaan,dan zou die zich als een inktvlek gaanverspreiden. Met als gevolg dat demaatschappelijke 'vervreemding' vaneen steeds grotere groep gebarenmakendedoven de gettovorming in dehand zou werken. Dat was maatschappelijkgezien ontoelaatbaar.Dove mensen mochten niet verbijzonderdworden. Ze moesten geïntegreerdleven, net als iedereen.3. Het ging andersGeen wonder dat vanuit deze integratiegedachtetalloze wetenschappelijkeverhandelingen werden geschrevenover orale opvoedings- en onderwijssystematieken de bereikte (laboratorium)resultaten,en waarom naardeze opvoedingsvorm veruit demeeste voorkeur uitging. De onderwijsformulesdie werden ontwikkeldbinnen de context van de spreekopvoedingaan dove kinderen zoudeneen einde maken aan de gettovormingvan dove mensen. En debestaande dovengemeenschap (dovencultuur)zou te zijner tijd door hetuitsterven van de gebarenma kendegeneratie doven tot de verleden tijdgaan behoren. De ultieme integratievan dove mensen zou mede dankzijde voortschrijdende (spreek)technologieen verbeterde onderwijstechniekenverder geoptimaliseerd kunnenworden. Hiermee zou deze 'successtory'kunnen eindigen. Het is echteranders gegaan!4. Communicatie niet vanzelfsprekendDe gebarentaal maakte een comebacken werd zelfs in de meeste gevalleningevoerd als een onderdeel van hettweetalig onderwijsprogramma. Hetkeerpunt ten gunste van de gebarentaalmoet gezocht worden in het feitdat ondanks alle moeite die in despreekopvoeding werd gestoken, ertoch onvoldoende resultaten werdengeboekt. Ondanks alles blijven veelVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


EEN GOED VERSTAANDER TELT VOOR TWEEdove mensen zich nog steeds ongemakkelijkvoelen in de samenleving,mede omdat ze het nog steeds (erg)moeilijk vinden om verstaanbaar tespreken. Aan de andere kant liep desamenleving ook nooit echt warmvoor de aangeleerde welbespraaktheidvan dove mensen. Immers, communicatiemet dove mensen bleefmoeilijk verlopen, wat niet bevorderlijkis voor een snelle interactie tussendove en horende mensen. Dit is misschienwel het allerergste: de samenlevingkent dove mensen nog steedsniet en dit werkt paradoxaal genoegde vervreemding in de hand. Om onsop straat zichtbaar te maken moetenwe een gesprekje met horenden aanknopen.Daar begint vaak de ellende.De mensen schrikken zich vaak eenhoedje wegens de vreemde stem vandove mensen. De enkele dove mensendie een ietwat duidelijke stemhebben, worden vaak verward metbuitenlanders, zodat horende mensenextra hun best gaan doen om te luisteren.Bovendien, om communicatiein stand te houden moet je als doveook nog goed spraak kunnen 'aflezen'.Daarvoor heb je een heel goedtaalniveau nodig, want met spraakafziendalleen vang je slechts 40% vanhet gesproken woord op. De overige60% moet je dan maar ter plekke fantaserenbinnen de context van hetbesproken onderwerp. Of je moetbeschikken over restgehoor waarbij jemet behulp van een hoorapparaatjouw niveau van het spraakafzien opeen hoger peil kunt brengen. Alleen,communicatie op zich is vaak nietvoldoende. Dove mensen dienen ookgevoelsaffiniteit te hebben om tijdigte kunnen inspelen op de dynamiekvan de omgeving. Anders zijn conflictenniet van de lucht wegens frustratiesover verkeerd ingeschattegesprekssituaties.5. Een open vraagEen interessante vraag is welke psychologischefactor de doorslag heeftgegeven in de keuze voor een stringenteorale opvoeding ten koste vangebarentaalopvoeding. Heerste toenmisschien de euforische gedachte datde gelijkschakeling van de mensdankzij technologische en sociale vernieuwingeneen haalbare kaart wasgeworden? Of heeft men plichtsgetrouwde resolutie van Milaan (waarbijhet gebruik van gebarentaal in hetdovenonderwijs werd verboden)overeind willen houden? Het isnamelijk wetenschappelijk nooit echtbewezen dat de orale methode eenwezenlijke vooruitgang zou betekenenvoor de maatschappelijke integratievan dove mensen op basis vangesproken taal alleen, uitzonderingendaargelaten. Het zou interessant zijnom nader te gaan onderzoeken waaromsommige mensen tot het uitersteblijven volhouden dat het gebruikvan de gebarentaal een bedreiging isvoor een goed en kwalitatief levenvan dove mensen.6. Keren de schrikbeelden weerterug?Het ergste van alles is nog wel dat deouders van dove kinderen voor eenheel lange tijd niet in staat waren methun eigen kinderen te communiceren,omdat het hun ten zeerste werd afgeradengebarentaal te leren. Ze werdenbang gemaakt met schrikbeelden datgebarentaal hun kinderen zou marginaliserenen onaangepast zou maken.Dat is nu gelukkig voorbij, maar wemoeten opletten dat deze spookbeeldenniet weer terugkeren door deinvoering van de cochleaire implantatie.Uit het Duitstalige gebied(Oostenrijk en Duitsland) duikenregelmatig verhalen op dat dove kinderenmet Cl geen gebarentaal mogenleren op basis van de reeds genoemde(misplaatste) orthopedagogische bezorgdheiddat gebarentaal een negatieveinvloed zou kunnen hebben opde cognitieve ontwikkeling en deresultaten van de gehoortraining.7. Holistische benaderingDesalniettemin maakt de gebarentaalnu een comeback mee. Het zou echtereven fout zijn om gebarentaal evendogmatisch te gaan benaderen, omhet te zien als een absolute en definitieveoplossing voor communicatieproblemenvan dove mensen, zoalsmen ook de orale methode tot dogmaverhief. De invoering van de gebarentaalbetekent niet meer dan het vindenvan een goede balans in de richtingvan de holistische benadering.Dus een algehele benadering binneneen bepaald structuurkader metrespect voor alle mogelijke communicatiemiddelen.Kortom, men gaat alle middelen tebaat nemen om dove kinderen te helpenoptimaal van de verschillendecommunicatiemogelijkheden te gaanprofiteren, nl. gebarentaal, audiologischehulpmiddelen, gevoelsgeluidenen alles wat er nog allemaal bij komtkijken. Het uitgangspunt zou moetenzijn dat de dove persoon op den duurzelf kan bepalen welk communicatiemiddelhet best bij zijn aard past teneinde zijn plaats in de samenleving tekunnen innemen. Hij kan sprekend ofgebarend door het leven gaan ofbeide communicatievormen combinerenzoals veel dove mensen nu aldoen! De complementariteit van verschillendecommunicatievormen, rekeninghoudend met de capaciteitenen behoeften van de dove persoonmoet een fundamenteel uitgangspuntzijn in de dovenopvoeding en is eengrondslag voor een goede levenskwaliteit.Geen dove is hetzelfde.Jaargang 5, 1964Er moet zeker niet met het vingeralphabetworden begonnen, alvorenshet gehoorgebruik, het sprekenen het afzien tot vaste gewoontenzijn geworden; anders Mjden zij eronherroepelijk onder. Men vergeteook nimmer, dat het vingeralphabetin de maatschappij van geen nut is.Het kan wel een snellere communicatiebevorderen bij het onderwijsaan intelligente leerlingen (voortgezeten hoger onderwijs) maar in deNederlandse ULO-klassen is tochgebleken, dat dit onderwijs ookzonder vingeralphabet mogelijk is,zelfs aan zwaar dove leerïincïgen.8. ZichtbaarmakingDe gebarentaal is voor dove mensenin elk geval van onschatbare waarde,zeker als hij/zij weinig alternatievemogelijkheden heeft voor communicatie.In vergelijking met de spreektaalbiedt de gebarentaal ook enkelevoordelen. Door gebruik van gebarentaalverkrijgt men een aantalmogelijkheden. In dit verband kanmen bijvoorbeeld denken aan demogelijkheid om hoger onderwijs tevolgen met bijstand van een doven-VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


J. WESEMANtolk. Er zijn nog veel meer voorbeeldente noemen waarin gebarentaalzeker een functionele waarde heeftvoor de levenskwaliteit van de sociaal-emotionelevaardigheden vandove mensen. Doordat gebarentaalnu meer en openlijker wordtgebruikt, wordt het ook zichtbaarderen krijgt de samenleving de kans omzelf gebarentaal te leren en ook het teleren appreciëren als een krachtigetaal. En het breder te zien dan louterals een 'taaltje' van dove mensen.Indirect kan de gebarentaal bijdragenaan een positievere attitude van desamenleving ten opzichte van dovemensen. Natuurlijk kan gebarentaalalleen de wereld niet bekeren, maarhet zou wel nuttiger zijn om gebarentaalmeer bekend te maken, wanthierdoor zouden dove mensen veelzichtbaarder worden in de samenlevingen kunnen ze ook als zodanig(Merkend worden. Trouwens integratiemoet van twee kantenkomen. De stigmatiseringvan dove mensenvia hun taal moet plaatsmaken voor wederzijdsrespect en waardering.De gebarentaal is overigensdoor de taalwetenschapperserkend alseen volwaardige taal.Verdere taaistudie zalons leren dat gebarentaaleen respectabeletaal is die wij moetenkoesteren en dat wijdeze taal niet als hetkind met het badwatermogen weggooien.9. Verbreding van deberoepsmogelijkhedenDankzij niet aflatendekrachtsinspanningenvan het dovenonderwijszijn we op de goedeweg. De toenmaligesleutelbegrippen waarmeede beroepsmogelijkhedenvoor dovemensen werden afgebakend,zoals timmerman,metaalbewerker, typograaf,technisch tekenaar,tandtechnicus,schilder, laborant endergelijke zijn nu uitgebreidmet nieuwe (praat)functies:maatschappelijk werker, schoonheidsspecialist,kapper, gymleraar,tandarts, vertegenwoordiger, computerprogrammeur,advocaat, dokter,ren.Jaargang 5, 1964Het congres te Washington culmineerdein een vraag uit de vergaderingover de verschillende communicatiemiddelen.Het antwoordwas, dat alleen spreken en afzienin aanmerking kwamen, daar dedoven zich bij het gebruik in demaatschappij moeten aanpassen;het omgekeerde zou nimmergeschieden. Protest hiertegen gingin een donderend applaus verlosysteemanalist,leerkracht, vrachtwagenchauffeur,enz.10. Doven (en horenden) voordovenEr doet zich nog een andere merkwaardigeontwikkeling voor: relatiefgezien neemt de werkloosheid bijdove mensen af doordat ze steedsmeer inzetbaar zijn geworden alsdienstverleners voor andere dovemensen. In onze dovenscholen ziensteeds meer dove kinderen volwassendoven voor de klas staan als klassenassistentof in andere functies, tezamenmet of naast horende leerkrachtenen medewerkers. Dit is des teopmerkelijker daar een dovenschooltot voor kort strikt verboden(werk)terrein was voor dove volwassenen.11. Gezonde kijkIn het licht van de ontwikkelingenvan de afgelopen veertig jaren staanwe op de drempel van nieuwe uitdagingen,namelijk hoe we samen metdove en horende leerkrachten hand inhand een nieuw millennium gaanbetreden. Een millennium vol metnieuwe uitdagingen en verwachtingen.Eén ding moet duidelijk worden:laten we als doven en horenden metelkaar blijven praten, ook in tijdenvan moeilijkheden. Alleen door middelvan een constructieve dialoog enop basis van objectiviteit kunnen wedatgene bereiken waar het uiteindelijkallemaal om gaat, namelijk dovemensen opvoeden tot personen meteen eigen gezonde kijk op hun kunnenen hun beperkingen. Deze laatstekunnen overigens door creativiteit entraining gecompenseerd worden, methet oog op een zinvolle invulling vanhun plaats in de samenleving.J. Weseman is directeur van hetNederlands Gebaren CentrumVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


INNOVATIE IN HOORTOESTELLENInnovatie in hoortoestellenCD-kwaliteit voor slechthorenden?Prof.dr.ir. W.A. DreschlerSamenvattingIn dit artikel wordt ingegaan op de meest recente ontwikkelingen in de hoorapparatuur.De ontwikkelingen in de techniek hebben ertoe geleid dat ookhoorapparaten steeds beter worden. De diverse mogelijkheden worden hieronderbeschreven.1. InleidingDe techniek gaat snel. Op straat looptiedereen opeens te telefoneren. Inauto's kunnen navigatiesystemenworden ingebouwd, die je precieskunnen vertellen waar je bent en hoeje eventueel een file kunt omzeilen. Inde auto- en vliegtuigindustrie wordter gesproken over het onderdrukkenvan achtergrondlawaai door antigeluid,enz. Het is begrijpelijk dat deslechthorende zich dan afvraagt of erniet beter eerst in gewoon geluid kanworden geïnvesteerd, en wel dooreen beter hoortoestel te ontwikkelen,waarmee zijn handicap kan verminderen.Nummer 5, 1963"Dankzij de ontwikkeling dermoderne physica, de grote vlucht,die de audiologie ging nemenover de hele wereld en ook in onsland, kwam er grote belangstellingvoor het onderzoek naar deafwijking van het gehoor, zowelbij kinderen als bij volwassenen."Het goede nieuws is dat er de laatstejaren ongelooflijk veel is geïnvesteerdin het toepassen van de nieuwstetechnieken in hoortoestellen. Dieinvestering werd grotendeels opgebrachtdoor de grote hoortoestelindustrieën.Maar ook vanuit deEuropese Commissie zijn een aantalgrote projecten gefinancierd, zoals deEuropese projecten HEARDIP enSPACE, waar Nederlandse universiteiteneen belangrijke inbreng in hebbengehad. Al deze inspanningenhebben geleid tot de eerste volledigdigitale hoortoestellen. Na de eersteintroducties, ongeveer twee jaar geleden,komen er momenteel bijna iederemaand nieuwe digitale toestellenbij.Het slechte nieuws is dat zelfs meteen digitaal hoortoestel (nog) niet alleproblemen kunnen worden opgelost.Het hoortoestel blijft een hulpmiddelmet beperkingen, al is het nu digitaal.Een van de oorzaken hiervoor is dathet gehoor in het dagelijks leven veleverschillende functies moet vervullen.Naast het waarnemen van geluid(de detectie) moeten verschillendegeluiden van elkaar worden onderscheiden(de discriminatie). En danbeginnen de problemen, die bijnaiedere slechthorende kent als hij zegt:"Ik hoor u wel, maar ik versta u niet!".Toch geldt dit niet alleen voor spraak.Vele andere geluiden zullen waargenomenen herkend moeten worden,bijvoorbeeld een ratelend geluid ineen defecte motor. Bij het luisterennaar muziek heeft het gehoor weereen andere taak.Ingewikkelde klankpatronen moetenworden ontrafeld om de luisteraar telaten genieten van de schoonheid vanverschillende instrumenten in samenspel.Niet vergeten mag worden datde mens twee oren heeft meegekregen.Dankzij deze twee-origheid kanmen zich in een ruimte oriënteren ophet geluid en kan men horen waargeluiden vandaan komen. Dat isonder andere in het verkeer van grootbelang voor de eigen veiligheid.Uit deze opsomming van taken blijkthoe veelzijdig ons gehoor werkt enhoe vernuftig ook. En dat is debelangrijkste oorzaak dat nog niet alleaspecten van slecht horen kunnenworden gecompenseerd. De hoorbaarheidvan geluiden kan vaak redelijkworden hersteld, maar het onderscheidenen herkennen van klankenof woorden blijft een probleem, vooralin situaties met achtergrondlawaaiof nagalm."VNummer 3, augustus 1985"De meest in het oog springendeontwikkeling is de doorbraak vanhet in-het-oor toestel. De redenhiervoor is ongetwijfeld de introductievan de zogenaamde miniiho,waardoor pas echt van eenkosmetisch voordeel gesprokenkan worden . De belangrijksteaudiologische voordelen kunnenzijn de natuurlijker plaats van demicrofoon, waardoor de functievan de oorschelp voor het richtinghorenweer benut kan wordenen een extra versterking van dehoge frequenties, omdat de akoestischefiltering in het oorstukjesslangetjeachterweg blijft."Dr. W.A. DrechslerToch zijn er belangrijke vorderingengemaakt bij de ontwikkeling vanhoortoestellen. En al kloppen debeloften uit de reclamefolders nietallemaal, het moderne 'high-tech'hoortoestel heeft meer mogelijkhedendan het conventionele hoortoestel.In individuele gevallen leidt dit somstot significante verbeteringen, somsook is er nauwelijks sprake van enigeVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


PROF. DR. IR. W.A. DRESCHLERNummer 3, augustus 1985"Bij verdere ontwikkelingen wordtdaarom in de eerste plaatsgedacht aan een opsplitsing vaniet signaal in verschillende frequentie-banden.Hierdoor kan perfrequentiebandje een aparte compressie-schakelingworden ingebouwd,die is afgestemd op desnelheid van luidheidsopbouw enhet niveau van onaangename luidheidvoor het betreffende frequentiegebied.Indien het signaal eerstgedigitaliseerd wordt kan hierbijzelfs gebruik gemaakt worden vanalle digitale filtertechnieken."Dr. W.A. Drechslerwinst. Gezien de vaak hoge kostendie gepaard gaan met het aanschaffenvan innovatieve hoortoestellen wordtde functie van de proefperiode derhalvenog belangrijker dan tot nu toe.Hoewel de keuze in het individuelegeval natuurlijk in hoge mate wordtbepaald door de aard en de ernst vande slechthorendheid, kan in veelgevallen worden gekozen uit de volgendemogelijkheden:a. Het cosmetisch aantrekkelijkehoortoestelDe laatste jaren is er veel energiegestoken in het cosmetisch aantrekkelijkermaken van hoortoestellen. Datis nogal eens ten koste gegaan van deregelmogelijkheden, vooral in in-hetoorhoortoestellen. Soms werd terwille van de acceptatie een audiologischniet-optimale keuze gemaakt.Gelukkig zijn cosmetische aspectenen regelmogelijkheden steeds mindereikaars concurrenten, maar slechthorendenmet een groot gehoorverlieszullen nog steeds beter geholpenkunnen worden met (soms grotere)toestellen achter het oor of zelfs kasttoestellen.principe niet veel verschil of de instellingwordt gerealiseerd met een"ouderwetse" schroevendraaier ofmet een snoertje vanuit een computer.En een digitaal programmeerbaarhoortoestel is meestal geen echt digitaalhoortoestel (zie apart hoofdstukin het vervolg). Wel zijn de met decomputer instelbare hoortoestellendikwijls flexibeler instelbaar en ditkan de slechthorende ten goedekomen, zeker als zijn gehoor na verloopvan tijd achteruit gaat. Het programmeerbarehoortoestel kan danvaak beter worden bijgeregeld.c. Het meer-programmahoortoestelDe belangrijkste toepassing van programmeerbaarheidis echter het hoortoestelwaarbij de gebruiker zelf debeschikking krijgt over twee, drie ofzelfs vier programma's. Nu kan perluistersituatie een instelling wordengekozen, die voor die specifiekeomstandigheid het beste is. Eennadeel kan zijn dat de slechthorende"schakelend" door het leven moet.Soms kan dit met een schakelaartje ophet hoortoestel, vaak echter is hiervooreen aparte afstandbedieningnodig. En dat bevalt lang niet iedereen.Toch kan een meer-programmahoortoestel voor actieve slechthorendendie in veel verschillende luistersituatiesverkeren een uitkomst zijn.d. Het automatisch werkendehoortoestelAndere slechthorenden regelen zelfgraag zo min mogelijk aan hun hoortoestel.'s Ochtends doen zij het in en's avonds weer uit. Bij bepaalde verliezenkan dit echter problemengeven door de grote verschillen tussenharde en zachte geluiden die er inhet dagelijks leven optreden.Automatische hoortoestellen helpenom die contrasten af te zwakken,omdat zij de relatief zwakke geluidenmeer versterken dan de relatief sterkegeluiden. Idealiter maakt dit hetgebruik van een volumewiel overbodig.Dit ideaal wordt niet voor iedereengehaald, maar een aantal slechthorendenvindt het heerlijk niet meerna te hoeven denken over de instellingvan hun hoortoestel. Anderenvinden het een vervelend idee dat zijde geluidssterkte niet meer zelf kunnenregelen. Zij ervaren een automatischwerkend hoortoestel soms alsonrustig omdat zij kunnen horen dathet hoortoestel automatisch de versterkingvarieert. Ook voor slechthorendenmet een wisselend gehoor zijnautomatisch werkende hoortoestellenvaak onplezierig, omdat het hoortoestelzich niet automatisch aanpast aande wisselingen van het gehoor.e. Het meer-kanaals hoortoestelVele slechthorenden denken dat hungehoorverlies volledig kan wordengecompenseerd als wij de beschikkingzouden hebben over een * equalizer',een elektronisch apparaat uit deaudio-industrie, waarmee per toonhoogtede versterking nauwkeurigkan worden ingesteld. Dit is een misvatting.Ten eerste gaat het niet alleenom versterken (i.v.m. de detectie)maar juist om het verhogen van deselectiviteit van het gehoor (i.v.m. dediscriminatie). Ten tweede is die'equalizer' in principe al aanwezig inob. Het programmeerbarehoortoestelVeel moderne hoortoestellen hetenprogrammeerbaar of zelfs digitaalprogrammeerbaar. Dit is een technischeeigenschap waarvan de slechthorendeniet veel merkt. Het maakt inVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


INNOVATIE IN HOORTOESTELLENde zogenaamde meer-kanaals hoortoestellen.Het geluid wordt naartoonhoogte verdeeld over twee ofmeer kanalen, waarbij voor iederkanaal een aparte versterking kanworden ingesteld.Uit de ervaringen met deze toestellenblijkt inderdaad dat de 'equalizer'-functie niet alle problemen oplost.Maar slechthorenden met een ergonregelmatig audiogram en/of eenovergevoeligheid voor harde geluidenvan een bepaalde toonhoogtekunnen hier wel vaak beter mee wordengeholpen dan met de zogenaamdeeen-kanaals of breedbandige hoortoestellen.f. Het hoortoestel met ruisonderdrukkingBij de digitale hoortoestellen zijn erinmiddels enkele typen die actieveruisonderdrukking bezitten.Ogenschijnlijk is dit het ideaal waaropalle slechthorenden lang hebbengewacht, maar in de praktijk is hetniet meer dan het begin van de schakelingwaarop door iedereen wordtgehoopt. Ruisonderdrukking werktalleen goed als het hoortoestel kanbepalen welke geluiden "spraak" enwelke geluiden "lawaai" zijn. Datbetekent onder andere dat het haastonmogelijk is om een bepaalde stemte midden van andere stemmen teversterken, zoals op een receptieeigenlijk nodig is. Tenzij men hiervooreen aparte handmicrofoongebruikt of een richtinggevoelighoortoestel toepast (zie hieronder).Met de huidige stand van de techniekkan alleen onderscheid wordengemaakt tussen fluctuerende geluidenzoals spraak en continue geluidenzoals het lawaai van een auto- ofvliegtuigmotor. In de situaties waarineen dergelijk continu achtergrondlawaaiaanwezig is begint een hoortoestelmet ruisonderdrukking na 10 tot15 seconden te dempen. Die tijd isnodig om het lawaai-signaal te herkennen.Maar bij het dempen kan ookweer spraakinformatie verloren gaan,want wat het toestel met het ene signaaldoet gebeurt noodzakelijkerwijsook met het andere. Dat betekent dater alleen winst ontstaat als het lawaaizich in een ander frequentiegebiedbevindt dan de spraak. Gelukkig blijkener een aantal slechthorenden tezijn, die hier in bepaalde situatiesvoordeel van hebben. Anderenondervinden dit voordeel niet ofervaren een op het lawaai regelendtoestel me t ruisond eg. Het richtinggevoelige hoortoestelEen andere mogelijkheid om eengewenst spraaksignaal en een ongewenststoorsignaal (spraak van anderenof lawaai) te scheiden kan wordentoegepast als de verschillende geluidenuit verschillende hoeken komen.Bij toepassing van een richtinggevoeligemicrofoon wordt de spreker diemen in de regel aankijkt meer versterktdan het geluid van de zijkantenof van achteren. De richtinggevoeligheidis in sommige toestellen aanzienlijkverbeterd doordat mengebruik maakt van meer dan eenmicrofoon.Daardoor wordt het verschil duidelijkwaar te nemen, tenminste zolang deafstand tot de spreker klein is. Opgrotere afstand zorgen de reflecties inde ruimte voor het verdwijnen vanhet positieve effect. Voor de zogenaamde'cocktail-party' situatie is diteigenlijk de enige techniek, die werkelijkhelpt. Toch zijn er ook nadelenaan een toestel met (sterke) richtinggevoeligheidverbonden: bepaaldegeluiden moeten goed wordengehoord, ook als ze van achterenkomen. Dit geldt natuurlijk vooralvoor waarschuwingsgeluiden envoor geluiden in het verkeer. Maar erzijn meer situaties waarin de richtinggevoeligheidhinderlijk blijkt, bijvoorbeeldbij een gesprek van twee personen,wandelend over de hei. De richtinggevoeligheidmoet dan ook kunnenworden uitgeschakeld, bijvoorbeelddoor middel van een meer-programmahoortoestel (zie boven). Enhet is voor de veiligheid op straatbelangrijk dat dit in het verkeer ookwerkelijk gebeurt (!).ilv ., rh. Het hoortoestel met fluitonderdrukkingOm het hinderlijk fluiten of rondzingente voorkomen wordt menig hoortoestelzachter gezet dan de gebruikereigenlijk zou willen. Ook hebben veelslechthorenden uiteindelijk toch een'achter-het-oor' hoortoestel gekozenomdat er bij de kleinere en cosmetischvaak fraaiere 'in-het-oor' hoortoestellenfluitproblemen waren. Langzaammaar zeker komen er mogelijkhedenop de markt, waarmee het fluitpro-VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


PROF. DR. IR. W.A. DRESCHLERbleem op een verantwoorde manierkan worden bestreden. Op een verantwoordemanier, want de tot nu toevaak gebruikte methode om het hoortoesteldan maar zachter te zetten ofde versterking voor de hoge frequentiesdrastisch te verlagen helpt weltegen het fluiten, maar is niet bevorderlijkvoor het verstaan met hethoortoestel. Een goede ontwikkelingdus voor slechthorenden die de fluitproblemenkennen, bijvoorbeeld bijhet telefoneren. Dit betekent echterniet dat iedereen nu een 'in-het-oor'hoortoestel kan krijgen of dat de pasvormvan het maatoorstukje of het opmaat gemaakte schaaltje er niet meertoe doet. Evenals vroeger is een vakkundiggemaakt en goed passendoorstukje de absoluut noodzakelijkebasis voor alles wat een hoortoestelkan gaan presteren.Nummer 3, augustus 1985"Toch is het doel nog lang nietbereikt: het hoortoestel blijft eenhulpmiddel met beperkingen enbiedt slechts bij uitzondering eenvolledige compensatie voor deauditieve handicap. Voorpatiëntenpopulatie van ons eigenaudiologisch centrumhoudt 80% van de slechthorendenklachten over het verstaan vanspraak in een rumoerigeomgeving; 10% zegt nooit aan hetdragen van een hoortoestel tewennen."Dr. W. A. Drechslerklankkwaliteit voor de meeste slechthorendenniet of nauwelijks waarneembaarzijn.2. ConclusieHet gaat bij digitale hoortoestellenniet primair om geluid van 'CD-kwaliteit'.Ook CD-kwaliteit lost de meesteproblemen van de slechthorendeniet op. Maar digitale hoortoestellenbieden meer mogelijkheden om opeen intelligente manier met geluidom te gaan en/of om verschillende functies in hetzelfde hoortoestelte combineren.Daarvoor moet in de meeste gevallen wel fors wordenbetaald, want dedigitale hoortoestellenzijn (nog?) aanzien- ilijk duurder danconventionele (analoge) hoortoestellen.Door de opbouw van de vergoedingdoor ziekenfonds of zorgverzekeraarkomen de meerkosten grotendeelsof zelfs geheel voor rekeningvan de gebruiker. Maar voor slechthorendendie hoge eisen stellen ofmoeten stellen aan hun gehoor (bijvoorbeeldin de werksituatie) is hetbelangrijk om uit te proberen of dekosten opwegen tegen de baten. Enhet is een veilig idee te weten datondertussen de innovatie in hoortoestellenonverminderd doorgaat. WantCD-kwaliteit op zich is nog niet voldoende.Prof. Dr. ir. W.A. DrechslerAcademisch Medisch CentrumKlinische & ExperimenteleAudiologiew.a.drechsler@amc. uva. nli. Het digitale hoortoestelHet digitale hoortoestel is eigenlijkniet meer dan een technische mogelijkheidom een of meer van debovenstaande functies te realiseren.In principe is de digitale techniek nietaltijd nodig, maar met behulp vandigitale technieken is het wel eenvoudigeren kunnen er dikwijls enkelevan bovenstaande functies wordengecombineerd. En dat is belangrijkerdan het digitaal zijn op zich. De digitaletechniek is dus geen doel, maarhet is een middel. Indien men metdigitale technieken een analoog hoortoestelnabouwt zal het verschil inVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


ELKAAR VERSTAANElkaar verstaan,in het gebruik van oude nieuwe middelenL. Feringa & L. KlaczynskiSamenvattingOnderwijsontwikkelingen vinden veelal geleidelijk een vorm. Toepassing engebruik in de praktijk vraagt uiteraard zijn tijd. Bijstellingen worden gedaanop basis van evaluatie en reflectie - een tijdrovend proces. Technische ontwikkelingenverlopen veelal snel. De ontwikkelingen binnen de informatie- encommunicatietechnologie (ICT) zijn zelfs stormachtig te noemen. Wat betekentontwikkelen en ontwikkeling binnen de moderne praktijk van het onderwijs?Een ervaringBinnen de Opleidingen SpeciaalOnderwijs in Tilburg bestond bijenkelen een vaag idee dat ICT wellicht'iets' zou kunnen betekenenvoor de slechthorende kinderen enkinderen met ernstige spraak-taalmoeilijkheden.De personen bij wiedit idee was ontstaan waren nauwelijksgeschoold op het gebied van ICT.Het technische aspect lag ook nietbinnen hun interesse. Hen stond ietszinvols voor kinderen voor ogen. Zewaren voornamelijk pedagogischgeoriënteerd. ICT was een gebiedwaarbinnen ze zich in eerste instantieniets pedagogisch konden voorstellen.Maar ze stonden wel open vooronbekende mogelijkheden . . .Een 'oud' middel werd gehanteerdom verder te komen: een gesprek meteen collega die beter ingevoerd is inhet onbekende gebied. Die collegahaalde er een technisch specialist bij.Samen hanteerden zij eveneens een'oud' middel: zij lieten mogelijkhedenzien en ervaren. We werdengeïnspireerd om een en ander uit teproberen. Op basis van die ervaringenkwamen we verder in hetgesprek met elkaar, ieder vanuit heteigen perspectief. De pedagogischgeoriënteerde sprak over kinderen enhun (on)mogelijkheden. De technicibenaderden hetzelfde vanuit technische(on)mogelijkheden. We leerdenelkaar verstaan en aanvullen. En zokwam van het een het ander. Binnendit kleine groepje ontwikkelde hetoorspronkelijk vage idee zich tot eenconcrete wens er meer mee te doen.En dat leidde weer tot het vormenvan een initiatiefgroep waar collega'suit het werkveld voor slechthorendekinderen en kinderen met ernstigespraak-taalmoeilijkheden samen metdocenten OSO en een stagiaire technischeinformatica mogelijkheden gaanonderzoeken voor praktisch bruikbareICT-hulpmiddelen voor kinderenmet een communicatieve handicap.Wat leert bovenstaande ervaring overontwikkelen en ontwikkelingen?Ontwikkelingen ontstaan veelal vanuitopenheid naar het nieuwe en zijnin hun oorsprong vaag en klein. Ingesprek met collega's groeien ideeënuit tot concrete vormen. Uitproberenen evalueren verfijnt de concretevorm via bijstellingen. Hierin verstaanen verstonden we elkaar binnenhet onderwijs al langer.Nieuw in deze tijd is de uitbreidingnaar technische ontwikkelingen. Eentechnische oriëntatie is noodzakelijkals we ons onderwijs met technischehulpmiddelen willen verrijken. Lijkthet voor de technisch georiënteerd enveelal kinderspel - velen binnen hetonderwijs hebben vragen. Niet alleenVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999©


L. FERINGA & L. KLACZYNSKInaar wat er mogelijk is, maar zelfs ofhet mogelijk is.Wij hebben ontdekt dat ondersteuningvan een technische collega barrièreskan wegnemen. In een dergelijkesamenwerking kan een hulpmiddelineens gewoon worden, zondertechnische belemmeringen. We kondengerust over het gebruik bij kinderenna blijven denken, zonder ons te'vermoeien' met technische problemen.En - al doende - ontwikkeldenwe zelfs enige technische vaardigheid.Er was eigenlijk weinig voornodig. Wij onderwijsmensen hoefdende 'techneut' alleen maar als collegate (gaan) zien! Vanuit verschillendedisciplines hebben we elkaar geleerdte (gaan) verstaan! Niet met als doeltechnische hoogstandjes te ontwerpen,maar met als kernopdracht zinvolleoplossingen voor speciale kinderente gaan ontwikkelen.Wij denken dat dit nu op zichzelf eenontwikkeling is: een nieuwe maniervan samenwerken. Mensen in hetonderwijs en technici kunnen lerennetwerken te vormen. Gezamenlijkkunnen ze aan het werk en binnen hetwerk elkaar leren verstaan. Via 'oude'middelen en voorzichtig ook metmoderne middelen. De ervaringenvan niet-technische en meer technischgeoriënteerde collega's kunnenelkaar aanvullen. Zo wordt samenwerkingvanuit verschillende werkperspectievenheel vruchtbaar. Zokunnen ten dienste van speciale kinderenhulpmiddelen worden ontwikkeld.Toch is het nog niet zo vanzelfsprekend. . .Zo eenvoudig is het (nog?) niet binnenhet onderwijs. Knelpunten zijn erte over. De infrastructuur is lang nietoveral toegerust voor grootschaliggebruik van ICT. De kosten vaninvesteringen blijken zeer groot. Allecollega's moeten worden geschoold.Maar kleine experimenteeromgevingenvragen niet zo veel en zijn daaromwellicht wel haalbaar. Wat te denkenvan kinderen die elkaar 'ontmoeten'via de webcam? Vragen stellenaan je ambulant begeleider kan via dee-mail, maar beeld en geluid samenbieden onze kinderen de mogelijkheidelkaar te zien, een gebaar temaken. Wat te denken van samenwerkenaan een project via internet?Elkaar ontmoeten, afspraken makenen samen een project in de vorm vaneen kleine homepage op internet zetten.Dit als spreekbeurt te laten zienaan je klasgenoten. Of samenwerkenmet een kind op een school in eenandere plaats - contact maken meteen onbekend iemand . . . Kinderen'verstaan' de mogelijkheden van ICTtrouwens vaak sneller en beter danvolwassenen. Ze maken er al of nietbewust mee kennis, willen graagexperimenteren. Een pedagogischsignaal om op te pakken! ICT biedtmogelijkheden kinderen op eenmoderne manier passend bij hun leefwereldaan te spreken. Ideeën enmogelijkheden genoeg. . .Maar laten wij elkaar ook binnen deideeën en mogelijkheden verstaan!De pedagoog duizelt het soms van demogelijkheden, de techneut gaat hetsoms te langzaam. Binnen de samenwerkingzullen we elkaar moetenleren wat mogelijkheden en grenzenzijn. Een kritische blik op effecten opkinderen, op inpasbaarheid binnenhet onderwijs - op praktische bruikbaarheiddus - zal ons altijd moetenvergezellen. Op deze wijze met ontwikkelingenomgaan is niets nieuws.Ook niet met de meest moderne ontwikkelingen.Elkaar daarin (leren)verstaan is Samenwerking met eenhoofdletter.Loeki Feringa en Léon Klaczynski,OSO Fontys Hogeschool TilburgVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


TAALONTWIKKELINGSPROBLEMEN VAN THEORIE NAAR PRAKTIJKTaalontwikkelingsproblemenvan theorie naar praktijkL. Verhoeven & H. van Balkom1 • AchtergrondenHet begrip ESM, ernstige spraak-taalmoeilijkheden is nog geen decenniumoud. Toch groeit de populatie inde jaren negentig binnen het SpeciaalOnderwijs met 35 %. Is er sprake vaneen toename van spraak -en taalproblemenof verruiming van de criteria?Hoe dan ook, de noodzaak voor landelijke,eenduidige criteria is geenoverbodige luxe. Ook omdat in hetkader van de voorstellen rond deleerlinggebonden financiering -beterbekend als de Rugzak- en de verregaandewijzigingen in de infrastructuurvan de onderwijstypen in de sector2/3 onderwijs eveneens eenkrachtige heroriëntatie plaatsvindtmet betrekking tot de toelaatbaarheidsbepalingvoor ESM tot vormenvan Speciaal Onderwijs.Door de VeBOSS wordt een commissiebenoemd in 1997, die onder leidingvan Prof. Dr. L.Verhoeven, tottaak krijgt de problematiek van deESM populatie scherper in beeld tebrengen en criteria voor indicatiestellingdichterbij te brengen. Het rapportvan deze commissie verschijnt in1998 en wordt gekoppeld aan het eersteCongres Alle Taal Centraal inEindhoven. Er wordt voorgesteld hetvoorgenomen onderzoek naar taal enspraak modelmatig aan te pakken endaarmee tot een zo goed mogelijkewetenschappelijke verantwoording tekomen voor classificatie. Anderzijdsgaat men de behandelingspraktijksysthematisch inventariseren. Eeninternationale workshop directgevolgd door Alle Taal Centraal 2 inde eerste week van 1999 zijn onderdeelvan de wetenschappelijkeonderbouwing van de taalontwikkelingsproblematiek.Hier volgt een blik op de resultatenvan deze tweedaagse workshop.2. DoelstellingenELHet belangrijkste einddoel -betrouwbarecriteria voor de indicatiestellingvan ESM- wordt in deze workshopvooral zichtbaar aan de hand vanintensieve discussies: wat is ESM precies,waar komt het vandaan en watkunnen we eraan doen?Door de Cie Verhoeven is in 1998 eenvoorstel gedaan voor classificatie vanESM. Die classificatie moet leiden toteen zo goed mogelijk onderscheid intypen en subtypen van spraak- entaalmoeilijkheden. Dat betekent eenzo gedetailleerd mogelijke beschrijvingvan symptomen, die de aard ende ernst van de problematiek karakteriseren.Een verantwoorde beschrijvingvereist ervaringsgegevens uit dealledaagse leef- en communicatiesituatiesen recente wetenschappelijkeinzichten die onder meer inzicht kunnengeven in oorzakelijke factoren.Langs deze weg kan het beoogde fundamentworden gelegd voor de opzetvan een gestancïariseerde, betrouwbaremethodiek voor de classificatievan ESM. Dat moet leiden tot een verbeterdediagnostiek en in het verlengdedaarvan tot een duidelijker enmeer gerichte interventie en onderwijsplanning.3. De workshopsProf.Doctor Stevin Warren, Doctor James Law, Prof Dr.Dorothy BischopDe wetenschappelijke conferentiewordt gehouden op 5 en 6 januari1999 door een groep van internationaleexperts op het gebied van atypischespraak- en taalontwikkeling bijkinderen van 2-12 jaar. De eerste dagwordt vooral besteed aan verschillen-VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999 M l


L. VERHOEVEN & H. VAN BALKOMDr. Ronald Gillam, Dr. Gina Conti Ramsdende theoretische benaderingen, terwijlop de tweede dag uitvoeriger wordtgediscussieerd over factoren die -naarmen veronderstelt- een rol spelen inde ESM karakteriseringen.4. Theoretische kadersVerhoeven schetst in zijn openingslezinghet kader voor een testdiagnostiek,die is samengesteld uit verschillendelinguïstische en cognitievecomponenten. Dat kader is gebaseerdop het werk van Levelt's "Blauwdrukvan een Spreker" (Levelt 1989) en opBishop's gedetailleerde literatuuranalyses van wat wij in NederlandESM zijn gaan noemen, maar wat inde Engelstalige landen bekend staatonder Specific Language Impairment,afgekort tot SLI.Levelt gaat uit van een psycholinguistischmodel voor het spraakproduktieproces.Daarin wordt aan deopbouw en werking van het 'mentalelexicon' een belangrijke rol toegekend.In de gedachten van de sprekerontstaat eerst een idee dat uitgewerktwordt als een concept met betekenisrelatiesnaar andere begrippen.Associaties van deze begrippen vormendan een onderdeel van het encyclopedischgeheugen dat nauw verbondenis met het mentale lexicon. Bijde verdere invulling worden dezeconcepten geconcretiseerd in de vormvan 'lexical frames', een soort betekeniskader.Deze kaders bevatten informatieover de wijze waarop zij kunnensamengaan met andere woordenen begrippen. Daarmee wordt eenmogelijke inbedding in verschillendezinsstructuren al in het mentale lexiconvoorbereid. Van hieruit wordtdoor middel van de articulator de(gesproken) produktie van een uitingvoorbereid en door middel van de'articulator' geformuleerd. Met hetoog op het onderzoek naar mogelijkespraak-/taalproblemen bepleit Levelthet zoeken naar een interface die eenbrug slaat tussen de registratie vanafwijkende hersenactiviteit en observatievan stoornissen en aanpassingin het taalgedrag. Bij stoornissen gaathet om gedragsafwijkingen die voortkomenuit een beschadigd systeem,terwijl het bij aanpassingen gaat omafwijkingen, die teruggaan op eenandere (taal)component.Dorothy Bishop bespreekt een aantalmogelijke verklaringen voor specifieketaalontwikkelingsmoeilijkheden.Op baisis van een groot literatuuroverzicht onderscheidt ze taalontikkelingsproblemenop het gebied vanspraak- en taaiperceptie en taaibegrip,de spraak- en taaiproductie, demorfosyntaxis, het lexicon, het hypothesetoetsendverbaal leervermogen,en de verbale informatie verwerking.Via deze hypothesen legt zij een verbandtussen taal- en denkprocessenen de wijze waarop verstoringen kunnenoptreden in de waarneming, verwerking,opslag en bewerking vantalige informatie bij dit type kinderen.Verhoeven gebruikt deze verbandenals basis voor zijn voorstel voor classificiatievan ESM.5. Oorzakelijke factorenKinderen met SLI hebben spraak-/taalproblemen zonder andere bijkomendeproblemen, zo luidt de definitievan de groep onderzoekers diezich met de etiologie bezighouden.il •O.a. Prof. Dr. Gina Conti Ramsden, Prof. Dr. Judy Reilly,VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


TAALONTWIKKELINGSPROBLEMEN VAN THEORIE NAAR PRAKTIJK6. Praktische implicatiesUit verschillende voordrachten blijktdat ESM kinderen vooral problemenhebben met gerichte aandacht encerebraal-auditieve verwerking. Hetis daarom denkbaar dat ESM kinderengeen onderscheid kunnen makentussen relevante en minder relevanteinformatie uit hun omgeving. In hetverlengde daarvan ontstaat dannatuurlijk een probleem voor hetmentale lexicon: het raakt ondergespecificeerden dus zijn problemenmet de fonologie en de morfosyntaxiste verwachten.De combinatie van aandachtsproblemenen een ondergespecificeerd mentaallexicon maakt bovendien begrijpelijkdat deze kinderen moeilijkhedenhebben met het vergelijken vanhun eigen (defecte) taalproduktie enhet taalaanbod uit hun omgeving.Eventuele correctie van taalaanboden dus van taalleerprocessen wordenhierdoor immers ernstig in effectiviteitbelemmerd en daardoor komt hetkind vaak terecht in een vicieuze cirkel.Uit de workshop komt een aantalbelangrijke conclusies naar voren. Inde eerste plaats wordt vanuit deinternationale onderzoeksgemeenschapeenduidig onderstreept datESM een zeer specifieke populatiebetreft, die een eigen wijze van diagnostiek,opvang en begeleidingnoodzakelijk maakt.Verder komt duidelijk naar voren, dater bij ESM zeker geen sprake is vaneen monolithische/ één componentstoornis, maar van problematiek, diedoor vele componenten wordtbepaald, en die een steeds veranderendegeaardheid kan hebben.Ten derde is er duidelijke evidentievoor vier globale categorieën vanESM:O.a. Prof. Dr Michael MerzenichDe term SLI is in de beginjarennegentig bedacht door onderzoekersvanwege de behoefte aan een zo zuivermogelijk gedefinieerde onderzoekspopulatie.Bishop, Reilly, DeJong en Conti-Ramsden gaven in hunbijdragen aan dat deze term niet goedbruikbaar is, omdat de definitie gebaseerdis op uitsluitingscriteria. DeNederlandse uitdrukking 'ErnstigeSpraak-/en Taal Moeilijkheden'(ESM) zou beter zijn, omdat ESM hetresultaat is van een kluwen samenhangendeonderliggende stoornissen,die vooral teruggaan op neurobiologischeachtergronden .Uit Reilly's onderzoek bij kinderenmet vroege hersenbeschadigingenblijkt dat de taalontwikkeling normaalkan blijven, ook al is dat procesvertraagd. Zo'n ontwikkelingspatroongeldt niet voor ESM kinderenbij wie duidelijke achterstand blijktop het gebied van de morfosyntactischeontwikkeling. Haar gegevensmaken duidelijk dat de hersenen bijjonge kinderen flexibel kunnen reagerenop vroegtijdige beschadigingen,doordat andere hersengebiedenbepaalde taalfunkties kunnen overnemen.Een van de nieuwe onderzoeksmethoden,de neuro-imaging technieken,die wij als verschillende scantypenkennen, maakt het mogelijk omhet proces van informatieverwerking'on-line' te volgen door afbeeldingvan het verwerkingsproces. Op diemanier kan hersenactiviteit bij testafnamezichtbaar worden en dus toegankelijkvoor gedetailleerde analyse.Tijdens de workshop geven Hagoort,Maassen en vooral Merzenich aanwat het belang is van deze techniekenvoor nieuwe vormen van diagnostiek.• articulatieproblemen• auditieve verwerkingsproblemen• linguïstische verwerkingsproblemenop gebied van fonologie,morfologieen syntaxis• een brede noemer van semantischeen pragmatische problemen, waaronderook problemen met verbale leerstrategieënen informatieverwerkingsstrategieënDe belangrijkste implicatie van demulticomponentiële structuur van detaalleerproblemen is de geblekenonhoudbaarheid van de idee om metenkelvoudige tests tot een diagnose tekomen. Het is in de praktijk mogelijkdat kinderen op meerdere componentenenige uitval vertonen. Strakke statischecriteria zijn dus niet houdbaaren een meervoudige diagnostiek isgeboden. Het is duidelijk dat meeronderzoek is vereist om verder tekomen op het terrein van de toelaatbaarheidsstellingvan ESM kinderen.Het samenwerkingsinitiatief vanwetenschap (KUN) en werkveld(VeBOSS) is hierbij uitermate belangrijk: Niets is zo praktisch als eengoede theorie.Workshopdeel nemersOrganisatieProf. Dr. Ludo Verhoeven, KUN, OrthopedagogiekDr. Hans van Balkom, Instituut voorDoven (IvD); Hoofd Research, Development& Support (RDS)VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


L. VERHOEVEN & H. VAN BALKOMDisorders: A Clinical Update. In: J.Child Psychology & Psychiatry., 37,643-655Stark, R.E. & P. Tallal (1981).Selection of children with specificlanguage dificits In: J. of Speech andHearing Disorders (JSHD), 46, 114-122.Verhoeven, L. (1998). IndicatiestellingESM onder de loep.Van HorenZeggen, 39, 3, 4-10.Watkins, R.V. & M.L.Rice (Eds) (1994)Specific Language Impairments inChildren. Baltimore: BrookesPublishersProf. Dr. Dorothy Bischop, Dr. L. v. BonGastsprekersProf. Dr. Willem Levelt, directeurMax Planck Institute of Psycholinguistics,Nijmegen.Prof. Dr. Gerard Kempen, RijksuniversiteitLeiden, Experimentele PsychologieProf. Dr. Dorothy Bishop, OxfordUniversity, Dept. of ExperimentalPsychology, UKProf. Dr. Peter Hagoort, Max PlanckInstitute of Psycholinguistics, NijmegenProf. Dr. Judy Reilly, San Diego StateUniversity, Dept. of Psychology, CA,USADr. Sieneke Goorhuis-Brouwer, UniversityHospital Groningen (AZG),ENTProf. Dr. Steven Warren, PeabodyCollege, Vanderbilt University,Nashville, TN, USADr. James Law, City UniversityLondon, Dept. of Clinical CommunicationStudies.Dr. Ben Maassen en Dr. RobSchreuder, University Hospital Nijmegen,Child Neurology.Prof. Dr. Michael Merzenich, Universityof California at Berkeley,Scientific Learning Corporation, USAProf. Dr. Laurance B. Leonard,Audiology and Speech Sciences,Purdue University, Indiana (IN), USAProf. Dr. Paul van Geert, ChildPsychology, Heymans Institute,University of GroningenDr. Ronald B. Gillam, University ofTexas at Austin, CommunicationSciences and Disorders, TX, USADr. Gina Conti-Ramsden, Universityof Manchester, Centre of EducationalNeeds, UK.Prof. Dr. Ann Baker, University ofAmsterdam, Dept. of Patho-/Psycholinguistics.7. LiteratuurverwijzingenBalkom, H. van (1991). TheCommunication of SpecificLanguage Impaired Children. Lisse:Swets & ZeitlingerBishop, D.V.M. (1992). The underlyingnature of specific languageimpairment. In: Journal of ChildPsychology & Psychiatry & AlliedDisciplines, 33(1), 3-66.Conti-Ramsden, G.;A. Crutchlev & N.Bottings (1997). The Extend to whichpsychometric tets differentiate subgroupsof children with SLI.In: JSLHR, 40, 765-777.Levelt, W (1989). Speaking. FromIntention tot articulation. Cambridge,Mass.: MIT PressPlante, E. (1998). Criteria for SLI: TheStark and Tallal Legacy and Beyond.Research Note. In: JSHR, 41, 951-957Rapin, I. (1996). Practioner Review:Developmental LanguageVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


ONTWIKKELINGENVan Horen Zeggen in ontwikkelingF. MolleeInleidingIn deze Van Horen Zeggen wil ook de redactie stilstaan bij 40 jaar ontwikkelingen.Het is immers het thema van dit bijzondere jubileumnummer.UPPLEMENTWanneer we kijken naar hoe het tijdschrift zich heeft ontwikkeld en we gaangrasduinen in het archief, komen we allerhande interessante, vermakelijkeen zelfs bedenkelijke zaken tegen. Wij willen u die niet onthouden en zullenaan de hand van de historie van het tijdschrift een aantal kenmerkende ontwikkelingennaar voren proberen te brengen. Rode draad daarbij vormenTIJDSCHRIFT VOORDOOFSTOMMENONDERWIJSde naam- en vormgeving van het tijdschrift.1. Tijdschrift-voor het DoofstommenonderwijsVan Horen Zeggen beleeft nu weliswaarzijn veertigste jaargang; zijnontstaansgeschiedenis is echter alveel ouder. In 1928 verscheen de eerstejaargang van zijn voorloper: hetTijdschrift voor het Doofstommenonderwijs.Het was in die tijd kennelijkgebruikelijk een handicap bij zijnnaam te noemen. Het heeft tot 1959geduurd tot doven niet langer voorstom werden aangezien en het bladeen andere richting nam. Dat had temaken met ontwikkelingen binnenhet slechthorendenonderwijs. Maardaarover later meer.Het openingsnummer werd praktischgeheel gewijd aan Henri DaniëlGuyot. Uiteraard zou je bijna zeggen.Nog altijd geldt H.D. Guyot als eenvan de grondleggers van niet alleenhet onderwijs aan doven, maar gavenzijn betrokkenheid en inzichten ookruimte aan het anders denken overmedemensen met een handicap en de(on) mogelijkheden tot ontwikkelingdie dat met zich meebracht. In 1940werd een artikel geplaatst ter gelegenheidvan het honderdvijftigjarigbestaan van het Instituut inGroningen.Ook in 1940 duikt voor het eerst denaam op van A. van Uden, Pr (noggeen Dr.!) Zijn eerste artikel handeltover het onderwijssysteem in St-Michielsgestel. Er zouden nog veelpublicaties van zijn hand verschijnen.Ook was hij in de beginjaren van hettijdschrift lid van de redactie.Een ander interessant feit waar aandachtaan werd besteed: In het meinummervan 1948 publiceerde C.Timmer, toenmalig directeur vanEffatha, enkele statistische gegevens.Het was hem opgevallen dat in hetjaar 1941 het aantal doof geboren kinderen,voor welke enkele jaren laterplaatsing werd gevraagd in zijnInstituut, veel en veel groter was danin voorafgaande en volgende jaren.Een onderzoek door hem ingesteld bijde verschillende doofstommeninstituten,bracht aan het licht dat het jaar1941 ongeveer het dubbele aantalleerlingen opleverde, vergeleken metandere jaren. Deze belangrijke stijgingvan het aantal doofgeborenenbleek samen te hangen met een zeeruitgebreide epidemie van rode hond.De relatie tussen rode hond en o.a.doofheid was tussen '40 en '45 ontdektdoor de Australische oogartsGregg.Als andere 'beroemde' auteurs uit diebeginjaren treffen we de namen aanvan A. van Voorthuysen (Het bijzonderevan het buitengewoon onderwijs,1933), Mgr. Hermus (St.ORGAAN VAN DE VERENIGING TER BEVORDERING\ \^ III I DOOfSTTOMMENOND) RW1JS IN M 1)1111 \M>Augustinus en de Doofstommen,1935), Prof. H. Burger (Dovechauffeurs, 1937), W. Bladergroen (Debetekenis van de lichamelijke opvoedingvoor de ontwikkeling van hetzintuiglijk gestoorde kind, 1949), L.W.Hildernisse, (Enkele resultaten vanhet hooronderzoek bij doofstommeen slechthorende kinderen, 1951), Dr.Ir. H. Mol (Moderne richtingen in hetspraakonderzoek, 1952), Drs. W.E.Vliegenthart (Het onderwijs voordoven en verdere psychische afwijkingen,1954), Drs. B. Tervoort(Hebben en Zijn, 1955)Waar nog meer over werd geschreven?Tewerkstelling van doofstommenin land- en tuinbouw (1932),Psychologische gang van het ontstommingsproces,(1933), Sterilisatie(1934), Waar de onvolwaardige hetvan de volwaardige wint (1935), Desurdophone (1937), Doofstommes inSuid-Africa ( 1938), Over de noodzakelijkheidvan geschikte tests voordoofstommen (1939), Visuele com-VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


F. MOLLEEpensatie (1948), Over het gebruik vangebaren in voorschool en lagere klassen(1954), Een dove in de horendewereld (1956), De keuze tussenslechthorenden- en doofstommenonderwijs(1957), Moet hometraininguitgaan van de school of van hetaudiologisch centrum? (1958),Waarvoor moeten we onze dove kinderenopvoeden: voor de horendemaatschappij of voor de dovenclubs(1959.) Zoals u ziet zijn sommigeonderwerpen nog immer actueel, alzijn ze veertig jaar of langer geledenin artikelvorm verschenen. Inhoudelijkwordt er inmiddels een anderinvulling aan gegeven.2. Het Gehoorgestoorde KindNa de oprichting van de Verenigingter Bevordering van het Onderwijsaan Slechthorende en Spraakgebrekkigekinderen in Nederland (VeBOSS)kwam er behoefte aan veranderingvan het tijdschrift. Samen met deVereniging ter Bevordering van hetDoofstommenonderwijs in Nederlandwerd een nieuwe vorm gekozen.Dit werd "Het GehoorgestoordeKind". De eerste jaargang verscheenin 1960. Over de keuze van de naamkunnen we citeren uit het jaarverslagvan de VeBOSS.HET GEHOORGESTOORDE KINDVoor de naamgeving van het tijdschriftwerd voor de leden van beideverenigingen een prijsvraag uitgeschreven.Degene, wiens inzendingwerd uitgekozen, zou een boekenbonter waarde van vijftig gulden ontvangen.Er kwamen veel inzendingenbinnen. ( ) Op 8 januari 1960 werdin Den Haag een juryvergaderinggehouden. Op deze vergaderingbleek dat het ook voor een jury eenmoeilijke opgave kan zijn om met eenunaniem voorstel te komen. Immers,de stemmen staakten betreffende devolgende namen: "Surdus Loquens"en "Horen, spreken, taal". Beidebesturen moesten toen een beslissingnemen. De besturen van beide verenigingenen de jury kwamen daaromop 7 maart 1960 te Amersfoort bijeen.Geen van beide besturen was enthousiastover de door de jury voorgesteldetitels, waarna alle inzendingenweer werden afgewogen en men tenslotteovereenstemming bereikte overde naam "Het GehoorgestoordeKind". Onder deze titel, voorzien vaneen symbolische tekening, verscheenhet tijdschrift voor de eerste maal op1 april 1960. Deze naam was eenvoorstel, ingediend door de heer A.van Uden (Sint Michielsgestel).De stap van 'doofstom' naar 'gehoorgestoord'was een wezenlijke. Hetsymboliseerde een andere kijk op dehoorhandicap en op de benaderingvan de gehandicapte. Dat we nu ookabsoluut niet meer willen sprekenvan gestoordheid, maar wel van eenstoornis heeft niet alleen te makenmet veranderend taalgebruik.De nieuwe omslag hield het niet langvol. Jaargang 6 in 1965 kwam uit meteen fonkelnieuwe cover. Velen haddenzich 'gestoord' aan met name detekening, die een nogal 'rooms-katholiek'karakter had. Er werd gekozenvoor een toepasselijke stemvork.Maar ook de naam van het tijdschriftriep kritiek op. De cynische ingezondenbrief van H. Weber uit het augustusnummervan 1965 wil ik u nietonthouden: er diende zich een nieuwetijd aan!De nieuwe omslagT s een hele verbetering. De oude wastotaal onwetenschappelijk, met datkind en die zon en die beesten. Je zoudenken dat het leven een lolletje was!Deze omslag is tenminste een bijdragetot de orthopedagogiek en aanverwanteartikelen: vóór alles zijn zeGESTOORD. Waarmee ze staan in derij van de gezichtsGESTOORDE mens(met bril), de kauwGESTOORDEmens (met vals gebit), dehoudingsGESTOORDE mens (metsteunzool en corset) en nog zo'n paarGESTOORDEN die hier of daar watmankeren.Want dat is wat deze omslag vooralduidelijk wil maken: dat ze gestoordzijn. Heel fijntjes. En wij maar met z'nallen proberen om ze in de samenlevingeen volwaardige plaats te doeninnemen. Net als die andere gestoorden,waarvan sommigen het zelfs totorthopedagoog gebracht hebben. Hoedat kon? Omdat de mens in desamenleving beoordeeld wordt naardat wat hij wél kan en wél doet, dusnaar zijn positieve verrichtingen. Hetinteresseert toch niemand dat SjoukjeDijkstra zo slecht schaakt, dat Euweniet goed kan zwemmen en dat dewerkster op school zo'n slechte stenotypisteis.Die nieuwe omslag is dan ook alleenmaar negatief, ondanks alle verklaringenvan de symbolieken. Is dat"gestoord" zo belangrijk? Zeker, maarhet belangrijkste, het "kind", bungelter achteraan. En dat kind willen weergens brengen, in positieve zin. Wehebben dan ook meer bewonderingvoor een Engels blad: een paar silhouetjesvan kinderen, die een ladderopklimmen, met boven aan hetwoord "talk". Daarmee zijn meteendoel en aard van het werk aangegeven.Dat "gestoord" is de verdienste vande arts die het vastgesteld heeft. Datis het minste. Maar dan begint hetwerk pas. Daarbij inbegrepen hetgeven van zoveel zelfvertrouwen, datde gehoorgestoorde de goedhorendeals volwaardige partner tegemoetdurft te treden. Maar laat uw verenigingsbladdan niet op uw tafeltje liggen,waar het ze tegemoet schreeuwtdat ze gestoord zijn. Als ze nog nietdoordrongen zijn van hun eigentekort, zullen de orthopedagogischeontwerpers ze dat wel even flink duidelijkmaken. En dat maakt leerlingenen leerkrachten het werken zo makkelijk.Mooi etiket hoor, die nieuweomslag. Voor orthopedagogen enjewas!kinderen. Behalve dan voor dege-VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


ONTWIKKELINGENnen die zich met spraakgebrekkigenbezighouden, want die horen er kennelijkniet bij. Echt een verenigingsblad.Proficiat, redactie, met deze vondst.'Org..n van d. V.,.nlglng l.r B.vord.rlng va» h.tDool.lomm.nond.rwli. In N.d.rl.nd .n da V.r.nlglng O Iter B.-ord.rlng «.n h.t Ond.rwiJ. aan Sl.chthor.nd..n Spr..kg.br.kkl». Klnd.r.n rn N.d.rl.nd.Nederland. In het kader van toelatingscriteriaen de nu sterk verbeterdemedische en audiologische behandelingis de volgende passage eenlust voor het 'oor'.gewoon lager onderwijs bezochten,enige malen per week gedurendevele uren de school moesten verzuimen.Ze brachten zeer lange wachttijdendoor in de overvolle wachtkamersder poliklinieken. Dit brachtveel narigheden voor de kinderenmee en veel schoolverzuim. Wanneerdeze ouders dan ook door de schoolartswerden gewezen op de mogelijkheidvan plaatsing op een school voorslechthorenden, waar deze bezwarenniet bestonden, dan hadden de meestedezer ouders daar wel oren naar.De scholen voor slechthorende kinderenboden deze kinderen regelmatigtoezicht en controle van de aandeze instellingen verbonden oorartsen.Een gediplomeerd verpleegster,die iedere dag aanwezig was, maakteop advies van en onder verantwoordelijkheidvan deze medicus de orenschoon en droog. Alle maatregelendie moesten worden genomen omdeze oorontstekingen tot stilstand tebrengen, werden getroffen. Deze leerlingenhadden echter vaak zoveel lastvan deze aandoening, dat elke dag iniedere klas enige leerlingen bij deonderwijzer of onderwijzeres kwamenmet de mededeling "Juffrouw"of "Meneer, m'n oor loopt". En inderdaadzag men dan de "pus" langs deonderkaak uit het oor lopen. Op detafel stond een pot met steriele watten,waaruit het kind dan een flinkstuk mocht nemen om het oor ofbeide oren schoon en droog temaken.Het was zo erg, dat men de klas bin-6e Jaargang nr. 1Jan. - Fabr. 1965De gevraagde aandacht voor degroep spraakgebrekkigen was uiteraardterecht en zou later ook in denaam van de vereniging wordenopgenomen. Maar ook hierin zagenwe een vergaand eufemisme ontstaan:van 'spraakgebrekkigen' werdhet 'spraaktaalproblemen en via'spraaktaalmoeilijkheden naar hetuiteindelijke auditief en communicatiefbeperkt zijn.Ook P.J. Evertse was een graag gelezenauteur. In 1963 beschreef hij ineen aantal delen de geschiedenis vanhet onderwijs aan slechthorende enspraakgebrekkige kinderen in'Aan het slot van mijn vorige artikelzijn de regels van toelating opgenoemdvoor de drie bestaande scholen.In aansluiting hierop is het demoeite waard mede te delen, dat descholen in die jaren voor een grootpercentage, 30 a 40% bevolkt warendoor kinderen, die leden aan zeerernstige middenoorontstekingen.Deze leerlingen werden vrij gemakkelijkaan de zorgen van deze scholentoevertrouwd, omdat het oorlijden zoerg was, dat de kinderen vele malenper week naar de polikliniek moestenom hun oren te laten schoonmakenen nazien door een oorarts. Dat betekendeechter, dat de kinderen dieVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


F. MOLLEEnenkomend dadelijk onaangenaamgetroffen werd door de doordringendestank van deze afscheidingsproducten.En hardnekkig dat in diejaren deze middenoorontstekingenwaren! Het duurde meestal heel langvoordat men enige verbetering gingbespeuren. Sommigen waren zo ernstig,dat het proces niet tot stilstandwas te brengen. Dan werd de patiëntopgenomen voor de zogenaamderadicaal operatie. Vaak echter brachtook deze operatie niet het gewensteresultaat. Ze was bovendien in sommigegevallen nog oorzaak van eenscheef gezicht, omdat tijdens de operatiede aangezichtszenuw wasbeschadigd.Waar men destijds demiddenoorontstekingen rekende totde zogenaamde pauperziekten, kanmen begrijpen, uit welke laag derbevolkingvele leerlingen der driescholen afkomstig waren.'Er ging bij het inhoud geven aan hettijdschrift aandacht uit naar allerleionderwerpen. Wat dacht u van eenartikel van Van Uden uit dezelfdejaargang (1963) met als titel:Sportresultaten van horenden endoven, deel 2. Daarin heeft hij eenvergelijkend onderzoek beschrevennaar de resultaten op de OlympischeSpelen van Helsinki voor doven in1961 en de prestaties van deNederlandse kampioenen in die tijd.Die resultaten had hij opgevraagd bijhet Nederlands Olympisch Comité.Er bleek dat doven een gemiddeldeachterstand hadden van 16%! Degrootste verschillen vond hij bij hetVANZEGGENdiscuswerpen (287c), maar met dehink-stapsprong presteerden doven1% beter! Wellicht hebben dovenbetere been- dan armspieren of gaandoven toch al hinkend door hetleven?Natuurlijk heeft het tijdschrift ookmoeilijke tijden meegemaakt.Kwesties als beschikbaarheid vankopij en redactieleden is kennelijkvan alle tijden. Ook de band met delezersgroep is vaak ter sprake gekomen.De groep scholen voor slechthorendenen kinderen met spraaktaalmoeilijkhedengroeide en daarmeehet aantal personeelsleden en dusook abonnees. Er kwam kritiek. Menvond de inhoud te wetenschappelijken te weinig op de praktijk gericht.Het tijdschrift verscheen onregelmatigen met steeds grotere tussenpozen.Het werd dus in 1974 tijd vooreen nieuwe start. Met een tweehoofdigehoofdredactie (Broeder Marcusvan Veen en Dhr. Geilleit), frisselanhorenzeggenideeën en een nieuwe omslag werdbegonnen aan de nieuwe jaargang.De goede voornemens werden gepubliceerd:spreiding van taken overmeerdere personen, als redactie verantwoordingnemen voor de inhoud,vaste verschijningsdata hanteren,attenter zijn op kandidaat schrijversen het invoeren van een redactionelekolom. Het formaat veranderde en erwerd over twee kolommen gedrukt.De omslag vertoonde een gestileerdegeluidsgolf. De naam bleef echterbestaan!3. Van Horen ZeggenIn 1978 was het zo ver. De negentiendejaargang. Weer een nieuweomslag. De vertrouwde naam "HetGehoorgestoorde Kind" was verdwenen;"Van Horen Zeggen" kwamervoor in de plaats. Deze naam wasSVAN HOREN mOOmVeBOSS conferentie 198975 jaar onderwijs aanslechthorende kinderendoor de beide besturen uit een voordrachtvan een aantal namen gekozen,omdat daardoor beter tot uitdrukkingwerd gebracht dat we bijons werk niet alleen te maken haddenmet gehoor-, maar ook metspraakgestoorde kinderen. In het verslagvan de ledenvergadering van deVeBOSS werd echter een mindernobele reden voor deze wijziging vermeld:de omslagen waren gewoonop!Ook verscheen de scholenlijst op debinnenkant van het achterplat: misschiennog steeds wel één van demeest gelezen pagina's van het tijdschrift!De abonnementsprijs bedroeg 24 guldenper jaar; losse nummers 6 gulden.Dan zijn wij nu, ruim twintigjaar later, met 30 gulden c.q. 7 gulden50 cent niet echt met de conjunctuurmeegegaan. Onze huidige prijs wasal in 1983 vastgesteld. U betaalt dusal 15 jaar hetzelfde bedrag voor ditkwaliteitsproduct!Een nieuwe prijs in 1983 betekendenatuurlijk (u raadt het al) een nieuweomslag. Men vond het golfmotief nietmeer van deze tijd. Bovendien washet een slap aftreksel geworden vanijl VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


ONTWIKKELINGENde eerdere zwart-wit versie. Er waswederom een prijsvraag aan verbondenen ook hier weer een prijs vanvijftig gulden beschikbaar gesteld.Niet veel, wanneer je bedenkt dat vanUden 23 jaar daarvoor hetzelfdebedrag ontving voor slechts een nieuwenaam! Is het toeval? Ook dezeprijswinnaar kwam uit SintMichielsgestel. Het was de heer Wels.Het door hem ontworpen logo roeptnog steeds betekenisvragen op: is heteen oor of een sprekend hoofd?Misschien heeft het door het invullenvan die beide aspecten wel zo langstand gehouden. Nog steeds verstuurtde redactie brieven en enveloppen,die voorzien zijn van ditzelfdebeeldmerk uit 1983.In 1988 (jaargang 29) verschijn VanHoren Zeggen alweer in een nieuwjasje. In het colofon vinden we onderhet kopje Redaktie een 'driemanschap':Mevr. Boudens en de herenHofman en Kuyt. Deze trojka had inhet jaar daarvoor een enquête gehoudenonder de lezers. Zij werden ophun wenken bediend, want demoderne cover (kleurendruk) metVan Horen Zeggen horizontaal énverticaal erop, mat papier en eenevenwichtigere bladspiegel metafwisseling van tekst en illustratieskwam uit de lezerswensen. Van elkeauteur werd een pasfoto bij het artikelgeplaatst: een goed idee, dat laterweer verdween en de laatste jarenweer in ere is hersteld.Voor de leden van de redactiebestond het werk niet alleen uit redigerenvan artikelen. Er werd ook driftigmet schaar en lijmkwast gewerkt.Kopij werd eerst bij de drukkerij uitgetiktin kolommen, waarna de redactiealles probeerde te knippen en teplakken in het stramien.Op het omslag werden de artikelenalvast aangekondigd. Soms vergezeldvan een illustratie.In het laatste nummer van 1994 kondigdede nieuwe (en huidige) hoofdredacteurdrastische veranderingenaan. De vormgeving van Van HorenZeggen zou worden uitbesteed aaneen bureau voor vormgeving.Inmiddels was het gewoonte gewordendat alle kopij in digitale vormwerd aangeleverd. Op deze manierwerd het mogelijk op een professioneleremanier te werken. Het formaatA4 leverde meer ruimte op. Hetnieuw lettertype oogde modernerevenals de tweekleurendruk. Er werdin overleg met de vormgever en dedrukker gewerkt aan een redactioneelstramien en een herkenbare lay-out.Vaste rubrieken werden in het levengeroepen en enkele pagina's werdengereserveerd voor adverteerders.Ook door verdere gebruikmakingvan tekstverwerkingstechnieken ensnelle communicatievormen zoals faxen e-mail is in ieder geval het redactionelewerk verder geprofessionaliseerd.Nog één ontwikkeling heeft u van mijtegoed. Vanaf de beginjaren was hetgebruikelijk dat er binnen de redactieeen duidelijke scheiding bestond tussende sectoren dovenonderwijs enSH/ESM-onderwijs. Men probeerdeeen goede balans te vinden in vertegenwoordigingvan die sectoren binnende redactie. Dat werd ook alszodanig in het colofon vermeld. In1996 besloten de leden van de redactie,in overleg met hun besturen, dezescheiding los te laten. In het kadervan de steeds verder gaande samenwerkingwas dit ook niet meer passend.Aldus is Van Horen Zeggen na40 jaar uitgegroeid tot een platformvoor het totale onderwijs aan auditiefen communicatief beperkte kinderen.4. BesluitMeningsverschillen over naam enuiterlijke verschijningsvorm van hettijdschrift zijn er altijd geweest. Ookinhoudelijk is er altijd voldoende stoftot reflectie op eigen denken en handelengeweest. En als redactie vindenwij dat dat ook zo hoort. Want aan deuitwisseling van die verschillendemeningen ontleent een blad als hetonze juist zijn bestaansrecht.F. Mollee is eindredacteur van VanHoren Zeggen en als Ambulant beleiderwerkzaam op de Burg. deWildeschool te SchagenVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


SCHOLENINFORMATIERAFAEL SCHOOL- N. MNJENS, A. SWAANSDE GRAAF, B. VAN D£N BKX5ELAAR, L VAN W TllLAART, D. M . EIKENHEUVEL SCHOOL M. VAN DEN BOSCHAARTS, A. MEGENS. MARIÉLLA SCHOOL P. MiCHIELSEN-DENTENEER, E.Auditief Communicatief Centrum Midden Nederland,locatie ACC Alfonso Corti SchoolIn de jaren tachtig ontstond er op de Bertha Muller School in Utrecht debehoefte om leerlingen boven de twaalf jaar te kunnen ontvangen IDaarom werd een afdeling opgericht die als 'VSO-BMS' door het levenging. In 1990 werd de afdeling een zelfstandige school die de naamAlfonso Corti School kreegDe Italiaanse markies Alfonso Corti leefde van 1822 tot 1876. Hij studeerde en promoveerde aan de universiteit van Pa via.In 1849 werd hij assistent ontleedkunde bij professor Hyrtl aan het Instituut voor Anatomie in Wenen, waar hij zich bezighieldmet de anatomie van de gehoorgang. In 1850 bezocht Corti het Observatorium Mocroscopium te Utrecht en leerdedaar een nieuwe techniek om microscopische preparaten te bewaren.Als zintuigfysioloog deed hij onderzoek naar de gehoorfunctie van zoogdieren. Bij het bestuderen van het middenoor ontdektehij in het slakkenhuis een bijzonder klein maar uiterst belangrijk orgaantje. Het zorgt namelijk voor de omzettingvan geluidsgolven naar zenuwactiviteit, zodat de hersenen geluid waarnemen. Later werd dit deel van het labyrint'orgaan van Corti'.Sinds september 1998, bij het ingaan van de wet op de expertisecentra, is een samenwerkingsverband tussen vier scholenvoor communicatief gehandicapte leerlingen een feit. Zij vormen samen met twee diensten en de centrale directie, hetAuditief Communicatief Centrum Midden Nederland. De locatie aan de Boadreef 2, waar Voortgezet Speciaal Onderwijswordt gegeven, heet voortaan 'ACC Alfonso Corti School'.Martinus van BeekschoolMartinus van Beek werd op 21 oktober1790 in het Brabantse Son geboren.Op 30-jarige leertijd werd hij tot priestergewijd en kwam in 1821 als kapelaanin Gemert. Kort daarop werd hijtevens leraar aan de daar bestaandeLatijnse School. Hij is gekarakteriseerdals 'een man begaafd met een vindingrijkeen ondernemende geest.' Dat ismet name duidelijk gebleken uit hetgeenhij voor het 'doofstommenonderwijs'gedaan heeft.Zijn eerste bemoeienissen hiervoor vondenhun aanleiding in de aanwezigheidvan vier volwassen doofstommen in zijnparochie. Geen van hen kon tot het ontvangenvan de sacramenten wordentoegelaten, omdat er niemand was diein staat was deze mensen het nodigeonderwijs en de gewenste geloofsvormingte geven. Van Beek onderzocht demogelijkheden, die men hiervoor eldersgeprobeerd had. Zo kwam hij in aanrakingmet het zogenaamde vingeralfabeten kreeg hij enig inzicht in de gebarentaalvan Charles de L'Epée, stichtervan de eerste doofstommenschool teParijs in 1760. Hij bouwde het een enander uit tot een systeem, waardoordoofstommen in betrekkelijk korte tijdhun gedachten konden leren uitdrukkenvia gebaren. Met dit systeem begon hijin 1828 tijdens de avonduren zijn eersteleerlingen te onderwijzen.Zo groeide bij hem het plan een schoolte stichten. Grote zorgen heeft hetMartinus van Beek gekost zijn schoolfinancieel draaiende te houden.Pogingen om van overheidswege subsidiete krijgen mislukten aanvankelijk.Uit een brief van het ministerie vanBinnenlandse Zaken van september1835 blijkt, dat Den Haag gekant istegen de school in Gemert. Hooguit zoumen Gemert hebben willen accepterenals een soort opvangschool, in die zindat de leerlingen na een korte opvangin Gemert doorgestuurd zouden wordennaar de school voor doofstommenin Groningen, de enige die er toen inons hele land was.Heel juist heeft Van Beek aangevoeld,dat het zo verre (en neutrale)Groningen -men leefde toen nog in detijd van diligence en trekschuit- veleBrabantse (katholieke) ouders zoubeletten hun kinderen daar op school tedoen. Daarom bleef hij vechten voorhet bestaansrecht van zijn eigen school.Zachtjes aan ging het werk M. van Beekwat boven het hoofd groeien. Wantbehalve dat hij zelf les gaf en voor denodige gelden moest zorgen, moest hijbij het aantal leerlingen ook anderen totdeskundige leerkrachten vormen. Enhoe de toekomst van zijn school zekerte stellen? Door de bemoeienis van Mgr.Den Dubbelden van Den Bosch en vanMgr. Van Hooidonk van Breda werd hetbestuur en het financieel beheer in handengelegd van enige vooraanstaandepriesters en leken. Zij vormden het nieuwestichtingsbestuur. Men kocht deleegstaande gebouwen van het voormaligGroot Seminarie te St.Michielsgestel. De 30e september 1840ging Martinus van Beek met 46 leerlingenvan Gemert over naar SintMichielsgestel. Enige jaren is hij directeurvan deze nieuwe school gebleven.Toen achtte hij de tijd gekomen de leidingover te dragen aan jongere mensen.De rest van zijn leven is hij in België voltoewijding blijven werken voor het welzijnvan de doofstommen. Op 14 oktober1872 is hij na een ernstige ziekte teAntwerpen overleden.VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


SCHOLENINFORMATIEWMEMS. DIVISIE AUDITIEF COMMUNICATIEF VERSTANDELIJK BEPERKTEN: J. OUEMEULEN-KORSTEN, M. .FEUEHA.RAAUWFEUEN, RAAUMAKERS-BIANKERS. WOONVORM MARTHA: D. UNSSEN-SCHARDUN. BERTHA MULLER SCHOOLF.M. WERRING, M.E. DON-rHet ontstaan van 'de Beemden' gaat terug naar de jaren 50.Het doveninstituut te St. Michielsgestel wilde een speciale vormvan onderwijs oprichten voor een groep normaalbegaafdezwaar slechthorende kinderen. De vraag van hulpopvangwerd gesteld aan de congregatie van de Zusters in deChoorstraat in 's Hertogenbosch en aan de Broeders inMaastricht om een school te stichten in het Katholieke zuiden,in het centrum van Eindhoven. In 1951 heeft de gemeenteEindhoven toestemming gegeven om een gebouw in te richtendat voor een deel ook eigendom was van de zusters. Debegingroep bestond dus uit een aantal leerlingen die overgeplaatstwerd vanuit St. Michielsgestel naar Eindhoven.De officiële opening van het gebouw in de Don Boscostraatvond plaats in 1952. In aanvang zaten praktisch alle kinderenop het bijbehorende internaat en werd er onderwijs gegevenin enkele klassen, waarbij jongens en meisjes gescheidenzaten. Een enkele leerling was extern. De gestarte vorm vanonderwijs aan normaalbegaafde zwaar slechthorende kinderenkreeg vrij snel bekendheid door het hele land en er kwamenveel aanmeldingen van dergelijke leerlingen binnen. Deonderwijzers in die tijd bestonden uitsluitend uit broeders enzusters: deze hadden een zware taak, omdat ze zowel defunctie van groepsleider als van klassenleerkracht te vervullenhadden. De zusters namen de kinderen vanuit het internaat's moraens vroea mee naar school, tussen de middag weermee naar het internaat om te eten. 's Middags hielden degroepsleiders/onderwijzers zich met de kinderen bezig. Pasals de kinderen op bed lagen konden zij zich nog verdiepenin de voorbereiding van lessen en het bijhouden van vakliteratuur.Een drietal jaar na de start zijn pas de eerste leken erbijbetrokken. De reden hiervoor was tweevoudig: op de eersteplaats gingen vele zusters en broeders in die tijd naar ontwikkelingslandenals Chili, Indonesië en Afrika en op de tweedeplaats was er de grote uitbreiding van het aantal aangemeldeleerlingen. Ook werd het mogelijk om internaatschool personeelaan te trekken. In de óOer-jaren konden de leerlingen vande zuster- en broederschool langzaam maar zeker bij elkaarde Beemdenworden gevoegd: de coëducatie kwam op gang.Het is ook in deze tijd geweest dat er van een scheidinggesproken kan worden op het gebied van de normaalbegaafdheiden de subnormaalbegaafdheid. De jongensschoolging zich toeleggen op de wat moeilijkere kinderen maar mensprak nog niet van een MLK-school. De jongensschool bleefnog wel gekoppeld aan de meisjesschool waar later 'de Horst'(normaalbegaafde slechthorende kinderen) uit voortgekomenis. De eerste klas voor spraak- en taalgestoorde kinderen isontstaan in 1968: het is aanvankelijk ook weer een gokgeweest of een dergelijke school voldoende zou kunnen groeien.Voorheen waren de spraak- en taalgestoorde kinderenalleen maar die kinderen die een schizis-probleem hadden.Dergelijke scholen bestonden al in Rotterdam, Amsterdam enDen Haag. Hiermee kwam nu weer een andere groep kinderennaar Eindhoven. Ook deze populatie groeide erg snel.Vanaf 1968 is opgezet is het aantal religieuze onderwijzersalleen maar afgenomen. Het is weer wat later dat de congregatiesde hele organisatie van de scholen in handen hebbengegeven aan het huidige bestuur (Stichting S.O.-Eindhoven)dat zelfstandig functioneert zonder inbreng van de beginstichters.'De Beemden' is uit de vroegere jongensschool ontstaanen is aanvankelijk als afdeling gekoppeld geweest aan'de Horst'. In 1967 is 'de Beemden' een zelfstandige schoolgeworden voor slechthorenden. Pas later heeft ook hier weerverbreding plaatsgevonden naar spraak- en taaigestoordentoe. Weer later is er een verandering opgetreden naar onderwijsaan meervoudig gehandicapte kinderen. Thans is 'deBeemden' een MG-school voor moeilijk lerende slechthorendeen/of taal- en spraakgestoorde kinderen.De leeftijdsgroep waarop 'de Beemden' zich richt is 3-20 jarigen.Ten aanzien van het verleden is er een verbreding opgetreden:vroeger ging men eerder van school af en werden ergeen jonge kinderen aangenomen. In 1985 is een kleutergroepgestart. Momenteel zijn er twaalf kleutergroepen op 'deBeemden'.Prof. H. BurgerschooDe school is genoemd naar Prof. H. Burger, die in 1914 pleitte voor et oprichten van "een school voor hardhoorenden". Zijnmotivatie om te komen tot een aparte school voor "hardhoorenden" was om het onderwijs doelmatiger en vooral rechtvaardigerte maken. Kinderen met gehoorstoornissen werden vaak laat herkend. Vaak werden deze kinderen bejegend alslui en/of dom.In maart 1914 werd de "Vereeniging school voor slechthoorenden" gesticht. Op 9 september van dat jaar startte de schoolmet 11 leerlingen aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam. H.M. van der Zanden werd directeur. In 1927 waren er 76leerlingen. In 1933 sloot men een overeenkomst met de Gemeente over de toekomst van schoolverlaters. In 1948 kwam deschool onder de hoede van de Gemeente. Vanaf dat moment ging zij Prof. H. Burgerschool heten.Sinds januari 1999 is de Prof. H. Burgerschool gehuisvest in een nieuw gebouw aan de Jan Sluytersstraat 5 te Amsterdam.VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


SCHOLENINFORMATIEK£R, J.C. MEIJER, MG. PEETERS, D.SPRUGT, J. BAKKERBOUM.F. BROUWER. ENKSCHOOL JANnA PFEIFER-BOETtS, I. MONIQUE KERSTEN. AtfONSO CORTI SCHOOL KARIEN HEYTLAGER, MARIËTTE WOU* DE SPREEK-Effatha, chr. instituut voor dovenDe oprichters van Effatha kozen eenwerkwoord als naam voor het instituut.Zij vonden dat de naam moestweergeven waarop de opvoeding enhet onderwijs aan dove kinderenzicht richte. Effatha betekent 'wordtgeopend'. Deze woorden sprak Jezustoen hij een dove genas. Effatha geeftaan dat het werk van het instituut inhet teken staat van het opheffen vanhet isolement van doven.Het doveninstituut Effatha werdmede opgericht als kritiek op het'algemeen' onderwijs. Dit bood volgensde oprichters te weinig ruimtevoor een christelijke opvoeding. Hetwoord Effatha had dan ook nog eenandere betekenis. Eén van de eerstevoorzitters van Effatha zei het zo: 'Hijkan en wil het hart der doofstommekinderen openen, dat het een toebereideaarde zij om het zaad desEvangelies te ontvangen.'Kortom: het openen van het isolementvan doven door te leren communicerenen het openen van het hartvoor God. Of, zoals dat vroeger werduitgedrukt: 'Het woord moet gaanleven, opdat HET WOORD kan gaanleven en vruchtdragen'.effathaACC Bertha Muller schoolDe school is vernoemd naar een slechthorende maatschappelijk werker in Utrecht; Bertha Muller (1881-1964). Zij overtuigdede ouders van de noodzakelijkheid van aangepast onderwijs. Na het onderwijs zorgde zij voor werk en eventueel bijscholingof een beroepsopleiding. Tevens hield Bertha Muller zich bezig met onderzoek naar onder andere de sociale gevolgen vanslechthorendheid. De resultaten van dit onderzoek heeft zij vastgelegd in het boek 'Naar het volle leven'.Het gaat te ver om grote delen uit haar boek te citeren, maar één citaat is hier op zijn plaats: 'Terwijl van den volwassen slechthoorendemag worden verwacht, dat deze in de eerste plaats zelf zich zal aanpassen aan de wereld der goedhoorenden, waarinhij leeft, geldt ten opzichte van het slechthoorende kind de eisch, dat de school, onderwijzers en ouders zich aanpassen aanzijn nog onontwikkelde en hulpelooze leven en het zullen toerusten voor een moeilijke toekomst. De school voor slechthoorendenvoldoet ten volle aan dezen eisch!' (blz 23/24).Deze woorden hebben nog niets aan kracht verloren.De Stichting School voorSlechthorende kinderen teArnhem kreeg in 1953 vande gemeente enige lokalenin een schoolgebouw aande Brantsenstraat en op 1september van dat jaarwerd met het onderwijsaan ÓÓ leerlingen begonnen.De school werdgenoemd naar Dr. P.C.M.Bos, een toenmalige leraaraan de H.B.S. te Arnhem,die zich had ingezet voorde belangen van de slechthorenden.Langzamerhandkreeg de school wat meerbekendheid; door schoolartsenuit de omgevingwerd al snel de behoeftegevoeld aan vervolgonderwijsvoor leerlingen meteen goed verstand, die desondanksde MULO-schoolDr. P.C.M. Bosschoolin het gewone onderwijs niet konden volgen. De Dr P.CMBosschool mocht in 1962 starten met een eerste MULOklas.In 1968 kwam er een kleuterafdeling bij. In 1968 werd deMULO-afdeling omgezet in een MAVO-afdeling, waarvande eerste kandidaten in 1972 examen deden.In 1967 werd een begin gemaakt met symbiose-onderwijs;MAVO werd V.B.O. en het aantal leerlingen van deze afdelinggroeide zo sterk dat er in de school aan deBrantsenstraat ruimtegebrek ontstond. Sinds april 1978 ishet V.B.O. als zelfstandige school 'De Stijgbeugel' gevestigdaan de Hommelseweg 403 in Arnhem.In augustus 1979 werd aan de t>r. Bosschool een kernafdelingvoor kinderen met spraik-/taalproblemen verbonden.Deze afdeling werd in november van datzelfde jaaruitgebreid met een afdeling voor kleuters.Op dit moment is het aantal kinderen met spraak-/taalproblemengroter dan het aantal slechthorende kinderen.In januari werd de naam vanj de Stichting veranderd inStichting Educatie in Communicatie.In mei 1994 werd een nieuw schoolgebouw betrokken aande Hommelseweg 403a te Arnhem.In augustus 1998 is aan de Dr. [Bosschool op basis van eenexperiment een afdeling voor dove kinderen gestart.VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


Ar\SCHOLENINFORMATIEMARIEKE WOHRMANN, PAUl KERKHOfS. DR. F. HOGEWINDSCHOOU JOKE DE KONING, JOS DE VISSER. A.C.C. DE TAALKHNG: PETRA WBBERTS, MONIQUE STOLK, ROB ZWTTSERIOOD. EFFATHA: CAROUNE PETERS, RIANNE VERSUIIS.A.G. BellschoolAlexander Graham Bell (1847-1922) werd geboren te Edinburgh (Schotland) als zoon vanA.M. Bell, spraakleraar aan het University College te Londen. In 1872 werd A.G. Bell hoogleraarin de fysiologie van de spraak te Boston,V.S. Hij bestudeerde de fysiologie der spraakorganen,in het bijzonder ten bate van het onderwijs aan doven. Hij was in velerlei functies gedurendevijftig jaar verbonden aan de Clarke School for the Deaf te Northampton, Massachusetts,V.S. Hij vond in 1876 het basisprincipe van de telefoon uit.De A.G. Bellschool is in 1956 begonnen als afdeling van de Professor H. Burgerschool, toen nogeen school voor slechthorende- en spraakgebrekkige kinderen. De Professor H. Burgerschoolwas hiermee de eerste school voor slechthorenden, die een afdeling voor voortgezet onderwijsstichtte met de bedoeling op te leiden voor de gewone theoretische diploma's. Aanvankelijkwerd alleen opgeleid voor het vierjarig MULO-A diploma met wiskunde, met behulp van deL.O.I., het instituut voor schriftelijke cursussen.Het aantal leerlingen nam toe en maakte het mogelijk en noodzakelijk een MULO-B en een driejarigeULO-opleiding te starten.in 1965 werd de afdeling voortgezet onderwijs van de Professor H. Burgerschool een zelfstandige school: de A.G. Bellschool.Het leerlingenaantal was inmiddels opgelopen tot veertig (nu 150). Bij de invoering van de wet op het voortgezet onderwijs(Mammoet-wet) ging de organisatie van de A.G. Bellschool automatisch over in MAV0-3 en MAVO-4.Inmiddels veranderde het leerlingenaanbod, zodat het noodzakelijk werd een LEAO-afdeling en na enige tijd ook een LAVO eneen HAVO-afdeling op te richten. Ook werd het mogelijk de eerste leerjaren van het technisch onderwijs en huishoudonderwijste verzorgen.Door de invoering van de basisvorming kwamen er in 1994/1995 opnieuw veranderingen in de organisatie van de school.School EikenheuveDe School Eikenheuvel, onderdeel van het Instituut voorDoven in Sint-Micmelsgestel, ligt aan de weg van 'sHertogenbosch naar tTilburg. De school staat op een terreinmet een aardige historie. Die begint in 1903, toen een ordevan Franse zusters inj Vught asiel vond, na uit Lotharingenverdreven te zijn. De zusters kozen voor het landgoedEikenheuvel (ongeveer 7,5 hectare groot), met daarop de -villa Eikenheuvel (uit 1830). Al gauw werd de eerste steengelegd voor de bouw van een groot pensionaat: ReginaCoeli. Tot 1971 heeft dat gebouw dienst gedaan als M.M.S.voor meisjes. Daarna werd het gekocht door het Instituutvoor Doven. Aanvankelijk met de bedoeling om de kinderen,die met behulp van vingerspelling zouden wordenopgevoed en onderwezen, daarin ojider te brengen. Op 2oktober 1973 vond de officiële inzegening plaats. Vanaf diedag waren school en internaat in dat gebouw gevestigd,terwijl een groep oudere leerlingen internaatsruimte vondin de bovengenoemde villa EikenhaWel, die in 1989 geslooptwerd.Toen het grote gebouw T?en grool aantal gebreken ging vertonenwerd besloten tot de bouw van een nieuwe school.Dat resulteerde in een prachtig rond gebouw (50 meterverderop) dat in januari 1994 betrokken werd.Op 2 oktober van vorig jaar werd het 25-jarig bestaan vanschool Eikenheuvel gevierd. Er is veel veranderd; de naambleef hetzelfde.EnkschoolIn de jaren zestig ontstond in de regio Zwolle de behoefte aan een school voor slechthorende kinderen. Uiteindelijk was het pasin 1975 zover en kon onder leiding van dr. Gimbrere, KNO-arts in Zwolle, de Enkschool gerealiseerd worden. De school starttemet zestien slechthorende kinderen en zes medewerkers. Ruurd Klaver, afkomstig van de Prof. Huizingschool in Enschede gafinspirerend leiding aan deze nieuwe school.De school startte op de bovenverdieping van een oude basisschool aan het Assendorperplein nr. 4. De school kon al snel verhuizennaar een gebouw in de Enkstraat, aan hetzelfde plein, en kreeg zo ook haar naam. Die verhuizing was nodig, want deEnkschool groeide al snel naar zes groepen met SH-leerlingen, en in de jaren 80 kwamen daar ook de ESM-kinderenbij.Inmiddels bestaat de Enkschool uit achttien groepen en één dovengroep en zijn er tachtig medewerkers. Hiervan zijn er tweedie ook bij de start aanwezig waren!VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


SCHOLENINFORMATIEMART1NUS VAN BEEKSCHOOL YVONNE BEGEER, JET DERKS, ROBERT-FRANJ HEYNEN. A.C.C. PROf GROENSCHOOL JOKE POMPE-VO!POMPE-VOSMAN. A. ROOZENDAAlSCHOOü CARLA W1EBOSCH, LOUIS OYEWAR, LOES HOUWEUNG, EUNE LAKEMAN.PJ. EvertseschoolIn de jaren 60 was de heer PJ. Evertse directeur van de L.W.Hildernisseschool, een school voor SO-SH/ESM in Rotterdam. Hij vonddat de leerlingen van zijn school op 12-jarige leeftijd eigenlijk naar een zelfstandige school voor VSO zouden moeten gaan alszij het regulier onderwijs niet aankonden. Hij heeft zich daar zeer sterk voor gemaakt. Zijn argumenten bleken zo sterk dat in1970 de PJ. Evertseschool van start kon gaan. Een leerkracht van de L.W. Hildernisseschool, dhr. C. Maarsen werd de eerstedirecteur van de PJ. Evertseschool. De betekenis van de naam van de school is duidelijk: een teken van eer aan dhr. PJ. Evertsedie er voor 'gestreden' heeft dat SH/ESM-leerlingen van twaalf jaar en ouder in Rotterdam een eigen school voor VSO kregen.' Op 1 september 1977 ging de Prof. Groenschool inAmersfoort van start op initiatief van het AudiologischCentrum van de Prof. Groenstichting en van een aantalouders van kinderen die scholen voor slechthorenden inUtrecht bezochten. De school werd genoemd naar Prof J JGroen, in leven hoogleraar in de fysische labyrinthologieaan de Rijksuniversiteit van Utrecht. De school maakte eenflinke groei door en maakt thans als samenwerkingsschooldeel uit van het ACC (Auditief Communicatief Centrum).Inmiddels bestaat de school uit een peuterklas en veertiengroepen. Het interdisciplinaire team richt zich op deschoolse opvang en begeleiding van ernstig communicatiefACC Prof. Groenschoolbeperkte kinderen ineen positief pedagogischklimaat. Deschool wordt bezochtdoor kinderenmet ernstige spraak/taalmoeilijkheden,(zwaar) slechthorendekinderen en kinderenuit het autistischspectrum.Koninklijk Instituut voor Doven H.D. GuyotOp 14 april 1790 heeft Henri DaniëlGuyot, Waals predikant, met enkelenotabelen te Groningen een instituut totonderwijzing van doven en stommenopgericht en daarmee de eerste schoolvoor speciaal onderwijs in Nederland.Dit is het officiële begin van het huidigeKoninklijke Instituut voor Doven H.D.Guyot te Haren.Deze oprichting was de afsluiting vaneen periode waarin Guyot als privépersoondove kinderen had lesgegeven. Hijhad in 1784 in Parijs abbé De l'Epéeontmoet en was, onder de indruk vanhet werk van deze grondlegger van hetvolksonderwijs aan doven, tien maandenbij hem in de leer gegaan. Terug inGroningen ving hij al spoedig aan,naast zijn predikantschap, dove kinderente onderwijzen. Hij had hiermee zoveel succes dat het aantal leerlingenvan twee in 1785 uitgroeide tot veertienin 1789. Dit leverde onoverkomelijketijds- en geldproblemen op. De oplossingwerd gevonden in de bovengenoemdeoprichting van het instituut.Tot zijn dood in 1828 gaf Guyot, delaatste levensjaren samen met zijnbeide zoons, leiding aan het Groningerinstituut.Vanaf eigenlijk het directe begin heefthet instituut financiële ondersteuninggenoten van velerlei zijde: veel particulieregiften, jaarlijkse bijdragen van stedelijkeen provinciale besturen en vande landelijke overheid. Ook de belangstellingen ondersteuning vanuit hetkoninklijk huis was altijd groot. Sedert1814 ontvangt het instituut structurelesubsidies van het rijk. In 1948 werd debrede maatschappelijke erkenning vanhet belang van het instituut nogmaalsonderstreept door toekenning van hetpredikaat 'koninklijk' door koninginWilhelmina. In 1808 kon het instituutenkele panden verwerven aan de zogehetenBeplante Ossenmarkt teGroningen en tot 1985 bleef het instituutaan dit plein gevestigd. Het pleinwerd in 1890 vernoemd naar deoprichter. In de loop der jaren werdenhuizen en gronden rondom aangekochtom steeds weer aanbouw te kunnenrealiseren: nieuwe internaatshuizen,een speciaal kosthuis voor joodse leerlingen,vakscholen en, in 1938, nieuweschoolgebouwen. In 1985 is het instituutom praktische redenen naar Harenverhuisd, waar het thans nog is gevestigd.Het internaat werd hierbij in huurhuizenondergebracht in Groningen.H.D. Guyot heeft het dovenonderwijsopgezet met gebruikmaking van gebaren.Onder invloed van nieuwereinzichten rondom het spreken wijzigdehij dit tot de zogenoemde 'gemengde ofoudhollandse methode'. In 1864 werdop het instituut de Oudhollandse methodevervangen door de 'zuivere spreekmethode',dit zowel vanwege een grotereinvloed van het Duitse -oraledovenonderwijs,als ook door de sterkeconcurrentie van het nieuwe Rotterdamsedoveninstituut dat met zijnnadruk op het spreken veel publiciteitkreeg en veel leerlingen trok. Overigensverdwenen in de praktijk gebaar nochvingerspelling ooit geheel van het instituut.In 1981 deed het gebaar weerofficieel zijn intrede in het instituut toenwerd overgestapt naar de zienswijzevan de Totale Communicatie. Hetgesproken Nederlands werd vanaf datmoment zichtbaar gemaakt met ondersteunendegebaren en andere visuelemiddelen. In 1996 werd de volgendestap gezet: een principiële keuze voortweetaligheid. De Nederlandse Gebarentaalzal de eerste taal worden op hetinstituut en het Nederlands de tweede.Beide talen zijn gelijkwaardig. De verwerkelijkingvan deze keuze zal nog denodige jaren vergen.VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


Ar\SCHOLENINFORMATIETERWINDTSCHOOL: UDY VAN DRIEL, USETTE W1UINBORG, MONIQUE SCHOUENBERG, 5ASK1A UBBNK-RKHARDSON. INSTITUUT 5t MARIE: USANNE WAUfS-COUMANS, M.P.LE. JONGBLOED. HET ROTSOORD: GEORGETTE VAN DASSEMgr. HanssenschoolDe Mgr. Hanssenschool is een school voor speciaal onderwijs(SO) en voortgezet speciaal onderwijs (VSO) aanslechthorende kinderen en kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden.Het is de enige school van dit type in heelLimburg.De leerlingen die in leeftijd variëren van drie tot ca. veertienjaar, komen uit geheel Midden- en Zuid-Limburg. Zijworden gebracht en gehaald met schoolbusjes. De noordgrensligt bij de gemeente Stramproy, Helden-Panningen,Kessel en Tegelen.De school werd in 1959 opgericht. Gestart werd met driegroepen slechthorende kinderen. Die 'eerste' 29 kinderenmoesten tevreden zijn met een paar lokalen in een erg oudgebouw in Heerlen. Door de geleidelijke groei van het aantalleerlingen werd het nodig eerst het hele schoolgebouw'in beslag te nemen' en in 1968 ook nog met vier groepenuit te wijken naar een ander, ook weer heel oud, gebouwdat, omdat het aan de andere kant van het centrum vanHeerlen lag, heel origineel 'de andere kant' werd genoemd.Nadat in 1975 was gestart met een eerste groep voor kinderenmet ernstige spraakmoeilijkheden en er dus ookmeer leerlingen kwamen, moest er wel iets gedaan wordenaan de ruimte, en dan liefst wel alles onder één dak! Wewaren dan ook erg blij toen in 1976 begonnen kon wordenmet de bouw van een geheel nieuw schoolgebouw inHoensbroek.In juni 1978 was het dan zover dat we de krakkemikkigedeuren van de beide gebouwen met een feestelijke klapachter ons dicht konden trekken en het prachtige gebouwaan de Zandbergsweg in Hoensbroek in gebruik mochtennemen.Sinds 1984 beschikt de school over een dienst AmbulanteBegeleiding. De medewerkers hiervan geven hulp, adviesen voorlichting ten behoeve van gehoor- en spraak/taalgestoordekinderen in het regulier basis- en voortgezet onderwijs.In 1987 bleek ook het gebouw aan de Zandbergsweg teklein, zodat er een aantal lokalen bijgebouwd moest worden.In het voorjaar van 1988 was alles klaar en weer oporde. Nu in 1999 wordt het een steeds groter probleem omalle mensen een goede werkplek te geven. Samen metbestuur en gemeente wordt naar een oplossing gezocht.Op 7 januari 1959ging de Mgr.Hermusschool vanstart als school voorslechthorende kinderenen viert dus, evenalsVan Horen Zeggen, ditjaar zijn veertigjarig jublileum.Het bestuur noemde de school naarMonseigneur Adrianus Hermus. Dezewas van 1909 tot 1940 directeur vanhet Instituut voor Doven teSt.Michielsgestel. Onder zijn inspirerendeleiding werd op dit instituut deMgr. HermusschoolToen in augustus 1977 het nieuweschoolgebouw aan de Jan Tooropstraatbetrokken werd, werd ook de afdelingvoor kinderen met ernstige spraak- entaalmoeilijkheden aan de school verbonden.Vanaf 1 996 beschikt de schoolook over de mogelijkheid slechthorendeleerlingen met extra leermoeilijkhedenop te nemen.Sinds 1985 verzorgt de Mgr. Hermusschoolambulante begeleiding voorleerlingen die in het gewone onderwijskunnen geplaatst worden of er kunnenblijven en die toch om diverse redenenzogenaamde spreekmethode voor gebaat zijn met deskundige ondersteudoven ontwikkeld.ning vanuit een school voor kinderenmet hoor-, spraak- en taalmoeilijkheden.Momenteel groeit met name de afdelingESM sterk. De populatie wordt door deAmsterdamse demografische ontwikkelingenvoor een belangrijk deel (50 %)bepaald door allochtone kinderen, diespraaktaal-ontwikkelingsmoeilijkhedenhebben, die niet te verklaren zijn opgrond van twee- of soms meertaligheid:ook in hun moedertaal worden spraaktaalproblemenvastgesteld.Dr. F. HogewindschoolDe Dr. F. Hogewindschool is begonnen als dependance van de L.W. Hildernisseschool. In 1955 werd de nieuwe schoolgenoemd naar de Haagse KNO-arts Dr. F. Hogewind, die als docent verbonden was aan de opleiding voor Logopedie enFoniatrie.Van de Grondheerenstraat via de Oostvoornsestraat en de Roerdomplaan gingen we naar de Kraaijeveldstraat, waar wenu al weer meer dan 25 jaar gevestigd zijn. De verhuizingen waren nodig omdat de school groeide tot 180 leerlingen. Hetaantal SH-leerlingen is niet zoveel veranderd. De populatie ESM groeide gestaag. Er was een tijd dat er ieder jaar eengroep bij kwam. Sinds een aantal jaren hebben we ook wat kinderen met pervasieve ontwikkelingsstoornissen.In de beginjaren bleven de leerlingen tot hun zestiende jaar op school. Nu gaan er heel veel kinderen tussentijds vanschool af; soms naar het reguliere basisonderwijs, soms naar een andere vorm van speciaal onderwijs. Veel kinderen dievan school afgegaan zijn komen nog eens terug. Dan staat er een grote man of vrouw, soms met kind, voor je, die zegt:'Kent u mij nog? Ik zat altijd daar.'VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


SCHOLENINFORMATIELAAR, MARIE-ANNE DEKKER. COR EMOUSSCHOOL MARION DE KONING-VOOGD, JACO6 BOS. S.D€ JONG INEKE KOKKE. UA GROENEBOOM, LOUISE SCHELLEVIS. DE WEERKLANK: AUE SEGAAR DE VELDE, HANSS. JonkerenschoolIn de jaren tachtig zagen de medewerkersvan de L.W.Hildernisseschool ende Dr.F.Hogewindschool het aantalslechthorende kinderen en kinderen meternstige spraak- en/of taalmoeilijkhedenmet extra problemen toenemen.Om tegemoet te komen aan de hulpvraagvan deze kinderen besloot menhet lesprogramma voor deze kinderenaan te passen en hen op te vangen inspeciale groepen. In die jaren was hetnog gebruikelijk om het ministerie vanOC&W extra formatie te vragen opgrond van een aantal ingeschrevenleerlingen meteen meervoudige problematiek.De toenmalige inspecteur voorhet speciaal onderwijs in de regioRotterdam, de heer SJonkeren, weeshet bestuur van beide scholen -deKoninklijke Ammanstichting- erop dateen structurele opvang van deze kinderenveel meer tegemoet zou komen aande behoefte. Toen in 1 985 de overheidbesloot een einde te maken aan devoorzieningen voor extra formatie,vroeg het bestuur de staatssecretaris omeen geheel nieuwe school voor dezekinderen met een meervoudige problematiekte mogen oprichten. De toestemmingdaarvoor werd gegeven en eind1986 werden de eerste leerlingen ingeschrevenin deze nieuwe school, dievernoemd werd naar de heerSJonkeren.In de afgelopen dertien jaar is deschool uitgegroeid tot een instellingwaar zo'n 180 slechthorende kinderenen kinderen met ernstige spraak- en/oftaalmoeilijkheden met meervoudigeproblemen uit een grote regio rondomRotterdam aangepast onderwijs ontvangen.JQe SpreekhoornBegin jaren vijftig bestond er in Breda de Stichting Katholiek Buitengewoon Onderwijs. Het was een particulier initiatief.De Leden van de Stichting bekeken in hoeverre er in de regio Breda behoefte bestond te komen tot het stichten van meerderevormen van buitengewoon onderwijs. Na een aantal gesprekken met Mgr. J. van Overbeek, directeur van het RoomskatholiekeDoofstommeninstituut te Sint Michielsgestel en een inventarisatie van mogelijke leerlingen, besloot men begin1958 tot het stichten van een school vóór slechthorende kinderen met als werkgebied West- en MiddenBrabant.1 september van dat jaar was het zover. We hadden personeel: de heer H. de Bakker, als hoofd van de school en Mej. B.Broere als eerste leerkracht. We hadden ruimte gevonden. De heren Takx en Ritzein van de St. Antoine lagere school enMulo-school in de St. Janstraat, warem onze behulpzame gastheren. We hadden leerlingen, verdeeld over twee groepen:een groep van zeventien jongere kinderen en een groep van achttien ouderen.15 oktober 1958 is in de geschiedenis van onze school formeel een gedenkwaardige dag. De eerder genoemde Mgr. J. vanOverbeek verrichtte om 14.30 uur in de kleine zaal van gebouw Concordia de officiële opening van wat vanaf dat momentde Pius Xll-school heette. De school k$nde een voorspoedige ontwikkeling. Er ontstond al snel ruimtegebrek. Het gebouwwas allesbehalve kind vriendelijk en dk ligging (midden in het centrum van Breda) gaf steeds meer problemen. We warendan ook erg blij om met het schooljaar '67-'68 onze intrek te kunnen nemen in de voormalige Agnesschool in de wijkHeuvel kwartier. De 'nieuwe' behuizing voldeed aan veel van onze wensen. Ruimte, zowel binnen als buiten, en licht warenopvallende verbeteringen. Het was dan ook in die tijd dat de overheid inzag dat een goede akoestiek een absolute voorwaardeis voor goed onderwijs aan onze kinderen.De ligging van het gebouw, voor het zich pas later goed ontwikkelende leerlingvfervoer, was een volgend pluspunt. Algauw werd duidelijk dat we opnieuw in ruimteproblemen zouden komen. Resultaat: oktober 1977 feestelijke opening vande eerste uitbreidingsnieuwbouw: zes dienstruimten, twee groepslokalen en een echt handenarbeidlokaal, een rustruimtevoor de kleintjes, een motorisch therapielokaal en een heuse aula. We vierden met zijn allen feest. Daar waren natuurlijkook onze kinderen met taal- spraakmoeilijkheden bij, een afdeling die we 1 augustus 1976 waren begonnen. Toch kekenwe toen al begerig naar het schoolgebouw van onze buurman: br. Gregorius van de Clemens III school. Het gebouw vandeze school kwam er gefaseerd bij. Alje bouwonderdelen werden met elkaar verbonden, tegelijk met de zoveelste uitbreiding.Er verschenen noodlokalen, we bouwden in eigen beheer een extra dienstvleügel. Er kwamen nog meer nood lokalen,we zochten tweemaal ons heil in een dependance aan de Nansenweg en waren vorig jaar nog te gast op deOpenluchtschool. Het schooljaar '98-'99 bracht de grootste verhuizing die onze school heeft gekend: maar liefst de helemidden- en bovenbouw moest wijken voor een uitbreidingsnieuwbouw aan het hoofdgebouw.O ja, in 1983 vierden we ons 25-jarig bestaan. De school moest een andere naam hebben: het werd 'De Spreekhoorn'.Gelukkig bleef ons mooie logo, feestelijk onthuld in oktober 1977, gespaard.De volgende mijlpaal kwam snel in zicht 15 oktober 1998 was het precies 40 jaar geleden dat in huize Meruia aan deBaronielaan in Breda een groepje activisten bijeen zat om na te praten over de gedenkwaardige bijeenkomst diezelfde middagin de kleine zaal van Concordia aan het Van Goothpletn in Breda. We vierden weer feest, maar dan met nog meer kinderen(374), nog meer personeel (113) en met weer een andere en grotere dependance (Groene Woud te Breda).VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


Ar\SCHOLENINFORMATIEVERSCHOOR, EISE BREEKVEIDT, KARIN KOPS. DE VOORDE: J.W. VERKLARE. PROF. VAN QLSESCHOOL HELEN MELCHOI PJ. EVERTS6 W.J. SCHIPPER, JAG. BECKERS. MGR. HERMUSSCHOOL: MGR. HERMUSCHOOL, INGE JUNGSLAGER, JACKDe StijgbeugelDe Stijgbeugel VSO iji Arnhem is vanaf haar start gebaseerdop een samenwe rkingsvorm met het regulier voortgezetonderwijs De reden om tot stichting van deStijgbeugel te komen w as de verruiming van de mogelijkheidom symbiose-onc erwijs te realiseren. Tot 1976 was deDr. P.C.M. Bosschool cle enige opvang voor slechthorendekinderen in regio. War neer de leerlingen de hoogste groephadden doorlopen werden ze veelal verwezen naar eenvorm van lager beroe] «onderwijs in hun woonomgeving.Alleen voor de leerlingen die een ULO/ MAVO-opleidingaankonden was er de mogelijkheid om te blijven. Zij kregenles van leerkrachten van de Dr. Bosschool die een aanvullendeakte hadden[ In 1976 werd het voor SH-scholenook wettelijk mogelijk om een symbioseverband aan tegaan met een LBO school. Dit was voor de toenmaligedirectie aanleiding om met een huishoudschool en eentechnische school contact op te nemen en een aantal praktijklessendoor hen te latenverzorgen_De oiiderwijsvarm_die op deze manier gestalte kreeg, maakte het mogelijk eengroot aantal schoolverlaters van het SO een verantwoordeopleiding in een vakrichting te geven. We praten inmiddelsover 1978, het jaar waarin de leerlingaantallen dermate stegendat de VSO-afdeling een eigen gebouw betrok en zelfstandigwerd. De Stijgbeugel was een feit! En nu, na twintigjaar, is de samenwerking nog steeds zeer relevant enverlaat jaarlijks een groep leerlingen de school met een_YBQ_diploma om verder te srudprpn in hpt (K)MBQ.Instituut voor DovenWij schrijven 1830. M. van Beek, leraar aan de Latijnseschool in Gemert, wordt door de pastoor benaderd om tebeginnen met onderwijs aan doven. In zijn parochie warenvier doven die niet onderwezen werden en dus leefden zonder kennis van geloof en godsdienst. Om hun iets van die kennisbij te brengen begon Van Beek hun les te geven, na school. Als officiële oprichtingsdatum kan 8 juni 1830 beschouwdworden. Er volgen vele aanmeldingen en huisvesting en financiën werden de grote problemen. De bisschoppen van Bredaen 's-Hertogenbosch sprongen bij, brachten geld bij elkaar en boden een gebouw aan: het kasteel Nieuw Herlaer te Sint-Michielsgestel. Op 30 september 1840 verhuisde Van Beek met zijn 46 leerlingen naar het nieuwe onderkomen. Maar ookin Herlaer kwam ruimtegebrek. Aan de bestaande gebouwen werd verbouwd, aangebouwd en uitgebreid, tot het Bestuurop 29 juli besloot: het wordt nieuwbouw op een andere plaats. De tekeningen van architect J. van Groenendael wordengoedgekeurd, directeur Terwindt legt de eerste steen en eind 1910 verhuizen 216 inwonende leerlingen en oud-leerlingennaar het nieuwe gebouw. Naast de priesterleraren is een belangrijke rol weggelegd voor de broeders en zusters als stillewerkers achter de schermen. Halverwege de jaren zestig treeedt een verregaande differentiatie in het onderwijs in: kleinereklassen, kleinere leefgroepen (de bouw van 46 internaatshuizen), gespecialiseerd onderwijs voor kinderen met eendubbele handicap, differentie in beroepsopleiding en studiebegeleiding. Om dit grote instituut (575 leerlingen en pupillen,700 personeelsleden) bestuurbaar te laten blijven, werd het verdeeld in vier subinstituten. De laatse jaren is, door veranderingvan populatie en inzichten, een nieuwe divisiestructuur doorgevoerd. Het Instituut voor Doven ontwikkelt zichsteeds meer van een intramurale instelling tot een instelling die meer thuisnabij onderwijs en zorg op maat biedt. Eengroeiend aantal communicatief beperkte cliënten consulteert het IvD, zoals kinderen in de gezinsbegeleiding en cliëntendie een beroep doen op maatschappelijk werk. Het IvD heeft thans circa 600 leerlingen en bewoners. Er werken ruim 850personeelsleden. Het totale budget voor onderwijs en gezondheidszorg bedraagt ruim 64 miljoen gulden.In 1965 vond er op initiatief van hetInstituut voor Doven te Sint-Michielsgesteleen gesprek plaats met ProfessorDr. W.F.B. Brinkman, hoogleraar aande Katholieke Universiteit te Nijmegenen hoofd van de KNO-afdeling van hetSt. Radboudziekenhuis te Nijmegen.Het Instituut voor Doven wilde een instituuten school voor Slechthorendenoprichten in Nijmegen, gezien degeografische ligging en contacten methet St. Radboudziekenhuis (oorheelkundeen Audiologisch Centrum) en deKatholieke Universiteit Nijmegen. DeMgr. Terwindtstichtingheer Brinkman was bereid een bestuurte vormen. De zusters van de Congregatie'De dochters van Maria en Jozef',in de wandelgangen genoemd 'de zustersvan de Choorstraat', waren bereidom volledig (ook financieel) mee tewerken aan de oprichting van een instituuten school. Het instituut en de schoolwerden gevestigd in De Wylerberg,een landgoed in Beek bij Nijmegen. DeMgr. Terwindtstichting, opgericht in1967, werd vernoemd naar Mgr.C.J.A. Terwindt. Hij was directeur vanhet instituut voor Doven van 1 876 tot1909. De officiële opening van DeWylerberg (instituut en de latere SOschoolMgr. Terwindt), instituut voormeervoudig gestoorde slechthorendekinderen, was op 26 juni 1968. In deloop van de jaren werd de stichting uitgebreidmet de scholen SO Martinusvan Beek, VSO Martinus van Beek(inmiddels VSO De Marwindt) en HuizeMartinus van Beek (het huidige DeOpen Cirkel).VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


SCHOLENINFORMATIEAKOOMEN, FRANCIEN DE RUK, MIRJAM KAANDORP. MGR. HAN5SENSCHOOL MGR. HANSSENSCHOOL AMTACOSY VOS, DOROTHEE VAN WllifNSWAASD, JOKE HORSTEN, UNIE SEEGERS, KARIN STUUiN, MARITA ISFORDINK.De Utrechtse openbare school voorkinderen met ernstige spraak-/taalmoeilijkhedenkreeg de naam DeTaaikring in 1990 bij het betrekkenvan het eigen gebouw in UtrechtOvervecht. De naam symboliseert hetkarakter van de school. Taal als deinhoudelijke grondpijler van deschool. De kring als symbool van deplaats waar mondelinge taal bij uitstekkan plaatsvinden; gericht opelkaar, verbonden en tastbaar.Kortom een mooie naam, passend bijde kinderen die de school dagelijksbezoeken.In 1998 was de Taaikring een van deACC De Taaikring\vier scholen, die gingen samenwerkenin het Auditief CommunicatiefCentrum. Vandaag ACC De Taaikring.De VoordeBurgemeester de WildeschoolUit het eerste jaarverslag: 't Was op maandag 1 oktober 1962 dat wij opschuchtere wijze de schooldeur op een kiertje zetten om zeventien min ofmeer bedeesde kinderen binnen te laten ' (geschreven door de toenmaligedirecteur en drijvende kracht achter de oprichting van onze school, dhr. P. Voogt).Vergelijk dit eens met de huidige populatie van 134 leerlingen.Waarom heet onze school 'De Voorde'? Voor het antwoord op deze vraag ga ik weerte rade bij onze oud-directeur: 'Een woordenboek kan u vertellen dat een voorde eendoorwaadbare plaats is in een beek of rivier... Wat wij nodig hebben is een doorwaadbareplaats in de 'taairivier' om de ander te kunnen bereiken, vandaar "DeVoorde". 'Een aardige bijkomstigheid is dat deze naam is terug te vinden in de wijkvan Rijswijk waar onze school gevestigd is, namelijk 'Steenvoorde'.De Burgemeester de Wildeschool is een openbare school. Hethoofdgebouw staat aan de Meerkoet 25 te Schagen. Dedependance genaamd 't Pulletje', is sinds 1 augustus 1997 ingebruik en gevestigd in de Ridder Magnusschool voor openbaarbasisonderwijs te Schagen. In 1976 werd de schoolgebouwd, die bij de opening door het toenmalig TweedeKamerlid mevrouw. N. Smit-Kroes, 'Burgemeester deWildeschool' als naam kreeg. Mevrouw Smit-Kroes heeft indie tijd in de Tweede Kamer een amendement ingediend,waardoor de behandeltijd voor logopedie in onze scholen totéén uur per week werd uitgebreid. Spijtig is dat dit amendementweliswaar is aangenomen, maar nooit werd uitgevoerd.Met de naamgeving werd eer betoond aan de burgemeestervan Schagen, de heer H. de Wilde, die met veel voortvarendheidgewerkt had aan de totstandkoming van deze onderwijsvoorziening.Het hoofdgebouw van de Burgemeester deWildeschool ligt op een kunstmatig eiland aan de rand van destad. Door de keuze van deze ligging is er geen sprake vanverkeershinder of -lawaai. Het gebouw heeft een permanentebouwaard. Oorspronkelijk bestond het gebouw uit zes leslokalenen nevenruimten. De nevenruimten zijn rondom eenpatio gelegen, daaromheen de gangen en daar weer omheende lokalen. De lokalen liggen hierdoor aan de buitenkant vanhet gebouw. Van hieruit heeft men uitzicht op de speelplaatsen,de speelweide en de tuin. Door een toename van het aantalleerlingen is het gebouw in 1979 uitgebreid met vier leslokalenen nevenruimten. Door dezelfde oorzaak worden in1993 nog tweeleslokalen en nevenruimtenin gebruikgenomen, waardooreen dependancedie sinds 1985 in gebruik was opgeheven kon worden.In 1997 is wederom een dependance in gebruik genomen:twee lokalen en nevenruimten. De school heeft een regionalefunctie voor de Noordkop. De zuidgrens van het gebied waaruitde leerlingen komen wordt in principe bepaald door de lijnEgmond-Oosthuizen. De noord-, oost- en westgrens zijn denatuurlijke grenzen. Verwacht wordt dat in het jaar 2000 hetaantal inwoners in deze regio toegenomen zal zijn tot ruim580 duizend. Deze toename wordt voornamelijk veroorzaaktdoor verhuizing van buiten de regio, waardoor nieuwe groeikernenontstaan. Met uitzondering van de steden heeft deNoordkop een agrarisch karakter. In de schoolpopulatie zijnalle maatschappelijke groeperingen terug te vinden, inclusiefde culturele minderheden. Het aantal leerlingen is op 1 oktober1998 152, verdeeld over twee hoofdgroepen te weten :slechthorende leerlingen en leerlingen met spraak- en/of taalmoeilijkheden.Het aantal medewerkers is zeventig verdeeldover zeventien verschillende functies, het aantal leerlinggroepenis dertien. De jongste leerling is drie jaar, de oudstetwaalf. Ongeveer 1 30 leerlingen zijn jonger dan acht jaar.Alle kinderen zijn thuiswonend. De meeste kinderen wordeniedere dag met taxibusjes naar en van school vervoerd.VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


100% digitaalvolledig automatisch kanaaltoestelyour digital partnerVEENHUIS MEDICAL AUDIO B.V.Ouverturelaan 2. 2807 JT GoudaMEDICAL Postbus 108, 2800 AC GoudaAUDIO Tcl.: OI82-683800, Fax:0182-683825CurriculumSieneke Goorhuis-Brouwer, orthopedagoog/spraakpatholoog(1946)werd per 1 april 1999 benoemd totbijzonder hoogleraar aan de Faculteitder Medische Wetenschappen aan deRijks Universiteit Groningen voor hetvakgebied Spraak- en Taalstoornissenbij Kinderen. De leerstoel werd opinitiatief van de VeBOSS, Verenigingter Bevordering van het onderwijsaan slechthorende kinderen en kinderenmet ernstige spraak-en taalmoeilijkheden,gerealiseerd. ProfessorGoorhuis-Brouwer is sinds 1976betrokken bij de klinische diagnostieken behandeling van kinderenmet spraak-en taalproblemen binnende afdeling Keel-, Neus- enOorheelkunde van het AcademischZiekenhuis te Groningen. In 1988promoveerde zij op het proefschrift"Gesprekspartners? Taalontwikkelingsstoornissenals pedagogischprobleem". Thans doet zij onderzoeknaar ondermeer de sociaal-emotioneleontwikkeling van specifiek taalgestoordekinderen en naar de effectiviteitvan geprotocolleerde multidiscip-Vebossvoorzitter Theo Laceuille feliciteertprof. dr. S.M. Goorrhuis- Brouwerfoto: Harry op den Kamplinaire diagnostiek bij spraak-en taalproblemen.Zij weet op een uitstekendemanier theorie en praktijk metelkaar te verbinden, reden waarom erook al jarenlange contacten bestaantussen de VeBOSS en professorGoorhuis. Met name het jongespraak- en taalgestoorde kind heefthaar bijzondere aandacht. Zij vroegals een van de eersten in Nederlandaandacht voor vroegtijdige opsporingen onderkenning van spraak- entaalproblemen, gezien het feit dat hetleren van taal gebonden is aan eenkritische en gevoelige periode. Velepublicaties rond de opsporing, diagnostieken begeleiding van deze kinderenzijn van haar hand verschenen.Te noemen zijn o.a. "De Minimumspreeknormen" (1985) met betrekkingtot signalering van spraak- entaalproblemen, "Gezegd enGezwegen" gepubliceerd samen metG.H.A. de Boer (1989) met betrekkingtot de therapie. In 1994 verscheen, insamenwerking met prof.dr. A.M.Schaerlaekens het "HandboekTaalontwikkeling, taalpathologie entaaitherapie bij Nederlandssprekendekinderen" en in 1997 verscheen,speciaal geschreven voor opvoedersvan jonge kinderen "Het wonder vande taalverwerving". Nationaalbekleedt zij adviserende functies tenbehoeve van de VeBOSS en de ouderverenigingenBOSK/FOSS. Verdermaakt zij deel uit van de LandelijkeStuurgroep Research and DevelopmentTaalontwikkelingsproblemenen is zij lid van de adviescommissievan het NWO-onderzoeksprogrammaDyslexie (Groningen). Internationaalprofileerde zij zich binnen deChild Language Committee van deInternational Association of Logopedicsand Phoniatries (IALP) en binnende European Academy ofChildhood Disability (EACD). Alsvaste docent is zij verbonden aan theEuropean Graduate School of ChildNeuropsychology.VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


NIEUWSMARKTIntercultureel Onderwijs binnen het Regionaal Expertise Centrum:een uitdaging voor het nieuwe millennium.Het Hermen J. Jacobsfonds nodigt u uit deel te nemen aande driejaarlijkse prijsvraag. Centraal in deze prijsvraagstaat het antwoord op de vraag: 'Hoe kan een RegionaalExpertise Centrum, met leerlingen met een complexe problematiek,vorm en inhoud geven aan intercultureel onderwijs?'Zo vlak voor de start van het nieuwe millennium ligt hetvoor de hand, in navolging van de eerdere thema 1 s 'bevorderingvan integratie van leerlingen met specifieke behoeftenbinnen het regulier onderwijs' en 'zelfreflectie', te kiezenvoor een onderwijsdidactisch overstijgend onderwerp.Te kiezen lijkt er niet eens zoveel: het dient zich aan. Hetdient zich aan om verschillende redenen: de wetgevervraagt erom en de samenleving heeft het hard nodig. Ookde nieuwe wet- en regelgeving voor Regionale ExpertiseCentra vraagt aandacht voor Intercultureel Onderwijs. Innovember 1998 heeft de Projectgroep IntercultureelOnderwijs haar taken overgedragen aan het primair, voortgezeten hoger onderwijs en aan het beroepsonderwijs ende volwasseneneducatie. Het speciaal onderwijs, deRegionale Expertise Centra worden niet met namegenoemd, maar vallen hier vanzelfsprekend wel onder. Uithet recente onderzoek van het SCO-Kohnstamm Instituut,getiteld 'Het ICO in het SO', blijkt dat er in het speciaalonderwijs weinig aandacht wordt geschonken aan intercultureelonderwijs. (We hoeven intercultureel niet van zo verte interpreteren: wat te denken van de dovencultuur in dehorende maatschappij?) De Algemene Vergadering van deVerenigde Naties heeft in november 1998 de resolutie aangenomenom de jaren 2000-2010 uit te roepen tot het'Decennium voor een Cultuur van Vrede en Geweldloosheidvoor de kinderen van de wereld'. Gedurende ditdecennium wordt, op elk onderwijsniveau in onze samenleving,geweldloosheid onderwezen met het doel dat dekinderen van deze wereld zich bewust worden van derealistische en praktische betekenis en zegeningen vangeweldloosheid in hun dagelijkse leven. Het is aan de scholenhier nu vorm en inhoud aan te geven. Laten we al dezegevens eens in samenhang bekijken en hier alle factoren bijbetrekken: leerlingen, ouders, leerkrachten. Zou de basiswaarop beide vormingsgebieden berusten 'tolerantie' kunnenzijn? Of 'kennis over andere landen, over oorzaken enresultaten van oorlog, van geweld'? Of vormen wellicht'mededogen, kunnen invoelen, het in-relatie-zijn, interesseerf consideratie' de verbinding? En wat is de rol van 'zelfvertrouwen'en van daaruit 'vertrouwen in de ander, in hetandere'? Onderwijs is meer dan het aanleren van schoolsevaardigheden. De school als leerhuis, studiehuis, de 'brede'school, is een interculturele ontmoetingsplaats in een multiculturelesamenleving waar mensen elkaar ontmoetenmet een positieve blik naar een nieuw millennium.Individuele personen of groepen, instituten van welke aarddan ook, worden uitgenodigd antwoord te geven op de volgendevraag: Hoe kan een Regionaal Expertise Centrum,met leerlingen met een complexe problematiek, aan hetbovenstaande vormgeven? Voorstellen hiertoe diene concreeten praktisch uitvoerbaar te zijn. Beschrijvingen van albestaande ervaringen binnen een regionaal ExpertiseCentrum (in ontwikkeling) zijn zeer welkom.De prijs bedraagt f 25.000,- U dient inzendingen voor 15september 1999 in achtvoud in te zenden aan: Het HermenJ. Jacobsfonds, t.a.v. de heer J.M.Dijk, Nijhofflaan 30, 1422CD Uithoorn.Rond half november 1999 zal de bekendmaking plaatsvinden.Alle inzender worden hierover nader geïnformeerd.Over de uitslag is geen discussie mogelijk. De prijsuitreikingis op 26 november 1999.Studiedag recente ontwikkelingen Diagnostiek van Spraak- en Taalstoornissen bij kinderenHet bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Stem-, en Spraak- en Taalpathologie (NVSST) en dat van de Vereniging voorKlinische Linguïstiek (VKL) organiseren op vrijdag 8 oktober 1999 een studiedag, getiteld Recente Ontwikkelingen in deDiagnostiek van Spraak- Taalstoornissen bij Kinderen. De plaats van samenkomst is het AMC te Amsterdam.Ondanks verbeterde, multidiciplinair uitgevoerde diagnostiek en wetenschappelijk onderzoek dat tot nieuwe inzichten in despraak- en taalontwikkeling en stoornissen ervan heeft geleid, blijven er in de diagnostiek nog vele vragen leven. Zou bijvoorbeeldde zorg ook al niet de vroegste fasen van het kinderleven moeten betreffen, namelijk die van de baby als kind in een raptempo zijn brein cognitief organiseert voor spraak en taal? Deskundigen zien terdege de huidige diagnostische mogelijkheden,maar ook de moeilijkheden, de knelpunten en de lacunes in de zorg. Over deze aspecten wil de NVSST en de VKL met eigenleden en andere deelnemers graag van gedachten wisselen.De studiedag is bedoeld voor academisch gevormde deelnemers uif België en Nederland (artsen, gedragswetenschappers,spraak- en taaldeskundigen en beleidmedewerkers) die betrokken zij bij de diagnostiek van kinderen met spraak- en taalstoornissen.Ook logopedisten die verbonden zijn aan een multidisiplinair diagnostich of behandelteam of als docent in het onderzoeken de behandeling van spraak- en taalstoornissen zijn verboden aan de opleidingen Logopedie van de Hogescholen zijnwelkom. Het aantal inschrijvingen wordt beperkt tot 150 deelnemers. Aanmelding bij het Secretariaat van de studiedag t.a.v.dr. K. Jansonius- Schultheiss, kamer D2-318, Kosten: f 75',"- voor leden (van NVSST en VKL) en f 115,- voor niet leden.VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999


NIEUWSMARKTI Gehoorapparaten I Op woensdag 10 februari is aan de voorzitter van de Vaste KamercommissieVolksgezondheid, Welzijn en Sport een petitie aangeboden namens hetNationaal Overleg Audiologische Middelen (NOAH). De heer J. de Vries, voorzittervan de Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden en de heer H. tenBerge, directeur van de Nationale Hoorstichting deden een dringend beroep aande leden van de Vaste Kamercommissie te luisteren naar de 1,3 miljoen slechthorenden,die door de plannen van Minister Borst ernstig benadeeld worden. Inhet Plan van Aanpak Medische Hulpmiddelen staan onrealistische besparingenaangekondigd voor de gehoormiddelen. De meest ingrijpende maatregelen zijnde verlenging van de gebruiksduur van 5 naar 7 jaar en de stereo-aanpassing.Minister Borst wil daarmee fl. 44,3 miljoen besparen. Dat is onrealistisch omdatde besparing alleen plaatsvindt bij vervanging van het gehoortoestel en niet bijeen nieuw hoortoestel.Branchebreed is in reactie op de maatregelen een alternatief voor deze maatregelgeformuleerd, gekoppeld aan een convenant tussen overheid en NOAH. Bijdit alternatief is de keuzevrijheid van de patiënt als uitgangspunt gekozen. Hetalternatief komt er op neer dat een slechthorende voor een gehoorapparaat perjaar een bepaald bedrag opbouwt, verbonden aan een maximum. Hoe meerjaren opbouw, des te groter de vergoeding. Op dit moment telt Nederland 1,3miljoen slechthorenden. Met de vergrijzing zal dit aantal de komende jarenalleen maar toenemen. Uit TNO-onderzoek is gebleken dat ook steeds meer jongeren(walkmans en veelvuldig discobezoek) en volwassenen (lawaai op dewerkplek) te maken krijgen met slechthorendheid. Gehoorschade door lawaaiblootstellingis een groeiend probleem. Voor meer informatie: 030-2617616 of071-5234245.1IlllllllllllEffatha krijgt Business Engineering Award 1998De Business Engineering Award 1998is dit jaar uitgereikt aan Effatha. Dejury prees de veranderingen op hetdoveninstituut. In haar rapport schrijftze: 'Het veranderingsproces zoalsgepresenteerd is duidelijk een veelzijdigtraject, dat recht doet aan allebelangrijke aspecten van business engineering.Het onderscheidt zich bovendienin positieve zin van enkele andereinzendingen, doordat het een duidelijkeexterne motivatie kent en daardoorin de uitvoering primair van binnennaar buiten gericht.' De prestigieuzeprijs werd voor de derde maal uitgereiktdoor de Associatie BusinessEngineers (ABE) aan een bedrijf datzich onderscheidt op het terrein vanveranderingsprocessen, gebruikt instrumentarium,innovativiteit enbereikt succes. De jury bestond uitdiverse hoogleraren en de voorzittervan de ABE. Deze organisatie houdtzich bezig met het professionaliserenvan het vakgebied Business Engineering.De jury oordeelde dat Effatha nietenkel op een paar onderdelen, maar deorganisatie totaal verbeterd heeft. Endat nog wel in een sector die moeilijk iste veranderen, aldus het juryrapport.Het doveninstituut uit Voorburg wistin korte tijd haar diensten aantrekkelijkte maken voor heel veel mensen.Ze richt zich niet meer op doven, maarneemt het verbeteren van communicatietussen mensen als uitgangspunt bijhaar werk. Zo wisten in korte tijdsteeds meer slechthorenden, communicatiefgehandicapten en verstandelijkgehandicapten met communicatievebeperkingen de weg naar het instituutte vinden. Het Informatie &Advies Centrum Effatha trok in kortetijd meer dan tweeduizend klanten perjaar en projecten gericht op integratiein de arbeidsmarkt, begeleid zelfstandigwonen en ambulante begeleidingin het onderwijs behaalden ruimschootshun doelstelling. Het managementvan Effatha heeft leiding gegevenaan de transformatie van het instituutvan 'bolwerk naar netwerkorganisatie'.Sparringpartner voor de directie inhet traject was Bakkenist ManagementConsultants. De rol van bakkenist wascounseling over strategische keuzes ende regie van het veranderingsproces.Effatha is een instituut dat zich richt oponderwijs en zorg aan doven, slechthorendenen communicatief gehandicapten.Het hulpaanbod is zeer divers.Naast dagbehandeling en scholen voorspeciaal onderwijs aan dove kinderenen jongeren beschikt Effatha overgespecialiseerde afdelingen die aanvrijwel iedere hulpvraag rond doofheid,slechthorendheid en communicatievehandicaps kunnen voldoen.iVHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999«D


©COLOFONZEGGENzVan Horen Zeggen is een uitgave van de Verenigingter Bevordering van Onderwijs aan en Opvoedingen Begeleiding van Doven in Nederland en deNederlandse vereniging tot bevordering van hetonderwijs aan slechthorende kinderen en kinderenmet spraak- en/ of taalmoeilijkheden.iHOOFDREDACTIEMw. M.C. BruinsEINDREDACTIEDhr. F. C. M. MolleeREDACTIE• Mw. N. Hoiting, Groningen• Dhr. A. Koele, Zoetermeer• Dhr. P. Willemen, Rosmalen• Mw. A.E. Bron, Eindhoven• Mw. M.C. Bruins, Utrecht• Dhr. F.C.M. Mollee, Schagen• Dhr. P. van Veen, EdeREDACTIE-ADRESpostbus 4301740 AK Schagentel. 0224-214 896FOTOGRAFIEH. Op den KampKoninklijk Instituut voor Doven H.D. GuyotOPMAAK/VORMGEVINGDe l e Etage Den HaagDRUKKERIJDrukkerij GrafaxKopij, ingeleverd vóór 22 februari, zal zo mogelijkworden gepubliceerd in de eerste aflevering van degeldende jaargang.Kopij, ingeleverd vóór 26 april, zal zo mogelijkworden gepubliceerd in de tweede aflevering van degeldende jaargang.Kopij, ingeleverd vóór 30 augustus, zal zo mogelijkworden gepubliceerd in de derde aflevering van degeldende jaargang.Kopij, ingeleverd vóór 25 oktober, zal zo mogelijkworden gepubliceerd in de vierde aflevering van degeldende jaargang.VHZ • jaargang 40 nummer 2 • juni 1999DAGELIJKS BESTUURVereniging ter Bevordering van Onderwijs aan enOpvoeding en Begeleiding van Doven in Nederland(VEDON)• F. Saan, voorzitterJoshof 25, 4813 EZ Bredatel.: 076 - 5211993• H. Brouwer, secretarisNieuwe Ebbingestraat Ik, 9712 NB Groningentel. 050 - 318 00 41• F. Jansen, penningmeesterVlinderstraat 57, 5345 EA Osstel. 0412 - 641061giro 357425, t.n.v. penningmeester Vereniging terBevordering van Onderwijs aan en Opvoeding enBegeleiding van Doven in NederlandDAGELIJKS BESTUURNederlandse vereniging tot bevordering van het onderwijsaan slechthorende kinderen en kinderen metspraak- en/of taalmoeilijkheden (VeBOSS)• Th. H. Laceulle, voorzitter• A.J. Braun, secretaris• ambtelijk secretariaat en ledenadministratie:VeBOSSDhr. drs. M. StrikPostbus 2223500 AE UtrechtBezoekadres: Christiaan Krammlaan 2 Utrechttel.:030 - 2769970 fax.:030 -2712892• M. v. Lee, penningmeesterp/a Burgemeester de WildeschoolPostbus 430, 1740 AK Schagentel.:0224-214 896giro 3554500 t.n.v. Penningmeester VeBOSS teSchagenVerschijningsfrequentie: 4 x per jaarAbonnementsprijs:fl. 40,- per jaar(exclusief verzendkosten voor abonnees in het buitenland)Losse nummers: fl. 10,-Indien u vóór 1 december van het lopende jaar uw abonnement niethebt opgezegd, wordt dit automatisch met een jaar verlengd.ADMINISTRATIE VAN HOREN ZEGGENPostbus 2223500 AE Utrecht(wijzigingen uitsluitend schriftelijk doorgeven)


INSTITUTEN en SCHOLEN voor slechthorende kinderen en kinderen metspraak- en/oftaalmoeilijkhedenPOSTC.3814 TL1062 CZ1063 EX1062 BK1062 BK6821 LK6821 LK4812 GE9207 BK5629 CH5629 CC5629 CC5628 WE5629 CC7500 AR7500 AR4461 DS4460 MA2531 PW6561 KE6561 KE9721 XB9737 HK2015 KN6432 CC2332 KV2324 VN6531 PL6531 RR6531 MV3011 CN3078 PE3067 PW3076 EB2287 EE1740 AK1741 MC3523 CL3523 HB3563 VJ3563 EN3563 EP3563 EP8012 VAPLAATSAmersfoortAmsterdamAmsterdamAmsterdamAmsterdamArnhemArnhemBredaDrachtenEindhovenEindhovenEindhovenEindhovenEindhovenEnschedeEnschedeGoesGoess-Gravenh.GroesbeekGroesbeekGroningenGroningenHaarlemHoensbroekLeidenLeidenNijmegenNijmegenNijmegenRotterdamRotterdamRotterdamRotterdamRijswijkSchagenSchagenUtrechtUtrechtUtrechtUtrechtUtrechtUtrechtZwolleSCHOOLACC - Prof. GroenschoolProf. H. BurgerschoolAlex. G. Bellschool - V.S.O.Alex. RoozendaalschoolMgr. HermusschoolDr. P.C.M. BosschoolDe Stijgbeugel - V.S.O.De SpreekhoornDe SkelpInstituut Sint MarieSchool de HorstSchool de Beemden (8-20 jr.)School de Beemden (3-8 jr.)Ekkersbeek - VSO.Prof. dr. H.C. HuizingschoolHet Maatman - V.S.O.De Kringde Kring - V.S.O.Cor EmousschoolMgr. Terwindtschoolde Wylerberg- internaatDr. J. de Graafschool - V.S.O.Tine MarcusschoolProf. van GilseschoolMgr. HanssenschoolDe WeerklankDe Weerklank - V.S.O.Martinus van BeekschoolDe Marwindt - V.S.O.De Open Cirkel -internaatL.W. HildernisseschoolDr. F. HogewindschoolP.J. Evertseschool - V.S.O.S. JonkerenschoolDe VoordeBurg. de WildeschoolO.S.G. Hendrik Mol - V.S.O.Het RotsoordHet Rotsoord - VSO.ACC - Bertha Muller schoolACC - De TaaikringADRESKortenaerstraat 10J. Jongkindstraat 6Burg. Eliasstraat 76Jan Tooropstraat 13Jan Tooropstraat 11Hommelseweg 403-AHommelseweg 403Dirk Hartogstraat 10Wetterwille 70Castiliëlaan 8Toledolaan 3Toledolaan 1Leuvenlaan 23Toledolaan 5Postbus 667Postbus 667Postbus 2049Postbus 2049Twickelstraat 5Nijmeegsebaan 21aNijmeegsebaan 21Ina Boudierplants. 9Jaltadaheerd 163Daslookweg 2Zandbergsweg 115Robijnstraat 100Obrechtstraat 4Ijsbeerstraat 31Nijlpaardstraat 4Slotem. de Bruïnew. 248Pierre Baylestraat 2Kraayeveldstraat 2Malmöpad 60Guido Gezelleweg 12Bazuinlaan 2aMeerkoet 25 - P.B.430Hoep 28Rotsoord 36Slotlaan 37Santa Cruzdreef 30Agavedreef 92ACC-Alfonso Corti school - VSO. Boadreef 2ACC- Dienstverlening Boadreef 2EnkschoolEnkstraat 69TELEFOON033-4799313020-6158547020-6131133020-3460111020-6179696026-4423293026-4454497076-52123520512-514974040-2413515040-2429402040-2424255040-2425728040-2423355053-4803050053-48030510113-2134070113-213407070-3948994024-6841790024-6848555050-5255190050-5470888023-5246150045-5219850071-5765149071-5761990024-3559584024-3567765024-3591919010-4135651010-4821088010-4552318010-4329377070-39430420224-2148960224-214071030-2510041030-2888747030-2612404030-2660875030-2621227030-2627020038-4212959FAX033-4700305020-6176021020-6149273020-6172901020-6151156026-3702277026-4450661076-51423250512-515340040-2412285040-2483479040-2422365040-2416538040-2483884053-4803052053-48030530113-2287170113-216147070-3962000024-6842154050-5261265050-5470881023-5246797045-5212957071-5720330024-3502214024-3540043024-3552365010-4110113010-4821885010-4558407010-4196717070-39446290224-2989450224-296079030-2520786030-2888747030-2662024030-2613419030-2618385030-2618535038-4218088INSTITUTEN en SCHOLEN voor dove kinderen1062 Q1064 BX9752 AC9721 WD3031 BA3032 AD5271 GD5263 EE5261 LB2275 TH2716 KSAmsterdamAmsterdamHaren (Gr.)GroningenRotterdamRotterdamSt-Michielsg.VughtVughtVoorburgZoetermeerJ.C. AmmanschoolDep. J.C. AmmanschoolKon. Inst. voor DovenH.D.Guyot - KantorenGuyotschool - S.OGuyotschool - V.S.OInternaten GroningenRudolf MeesinstituutRudolf Mees Instituut - V.S.O.Katholiek Inst. voor DovenEikenheuvel - afd. LVD.Mariëlla - afd. LVD.Effatha, Chr. Inst. voor DovenEffatha, Chr. Inst. voor DovenV.S.O en VB.OJ. Sluyterstraat 9Herman de Manstr. 1Rijksstraatweg 63Bordewijklaan 117aAmmanplein 2-41 eer Bokelweg 260Theerestraat 42Helvoirtseweg 189Laagstraat 1Effathalaan 31Zalkerbos 336020-6178617020-6132801050-5343941050-5343711050-5343622050-5270840010-4132280010-2436710073-5588111073-5588111073-5588111070-3073500070-3073534020-6178637020-4110428050-5348487050-5350449050-5350454050-5271808010-2135103010-2436713073-5512157073-5588516073-5588651070-3073600070-3073601Vriendelijk verzoek:Geef wijzigingen van adressen ,door aan de eindredactietelefoon- en faxnummers van scholen en instituten direct


5?i

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!