Download rapport - Biax Consult
Download rapport - Biax Consult
Download rapport - Biax Consult
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
BIAXiaal 435 35<br />
De matrix van het materiaal lijkt te bestaan uit (matig) voedselrijk laagveen. Dit geldt<br />
voor beide monsters. Uit de vele resten van brandnetels en planten uit de categorie<br />
‘Pioniers van stikstofrijke, natte bodems’ in vondstnummer 07.0147 leiden we af dat het<br />
veenoppervlak ook al voor de overstroming door de mens is beïnvloed. De verstoring van<br />
het natte/vochtige milieu heeft geleid tot het verschijnen van de bovenvermelde<br />
plantensoorten. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen voor intensieve grondbewerking. In<br />
dat geval hadden we meer eenjarige stikstofliefhebbers uit de categorie ‘Planten van<br />
voedselrijke akkers en tuinen’ verwacht. Het veenoppervlak is waarschijnlijk op een<br />
extensieve manier geëxploiteerd. Het is heel goed mogelijk dat het begraasd werd.<br />
Hierdoor kan de aanwezigheid van storingsplanten en de planten van stikstofrijke, natte<br />
standplaatsen worden verklaard. Ook de aanwezigheid van de brandnetels en enkele<br />
braamstruiken past goed in het beeld van een extensief begraasd (en daardoor ook<br />
geëutrofieerd) en hier en daar verruigd veenoppervlak.<br />
De samenstelling van vondstnummer 07.0148 komt in grote lijnen overeen met het<br />
hierboven beschreven monster, maar er zijn enkele opvallende verschillen. Ten eerste zijn<br />
de eenjarige stikstofliefhebbers uit de categorie ‘Planten van voedselrijke akkers en<br />
tuinen’ beter vertegenwoordigd. Hieruit leiden we af dat op de betreffende locatie na de<br />
afzetting van de klei sprake was van intensievere grondbewerking. We kunnen hierbij<br />
denken aan akker- of tuinbouw. Een ander opvallend verschil tussen beide monsters is het<br />
grote aandeel van veenmos in vondstnummer 07.0148. Veenmos was niet aanwezig in de<br />
oorspronkelijke veenbodem vóór de overstroming. We nemen niet aan dat het mos is<br />
aangevoerd met de overstroming en denken dat het misschien bewust door de<br />
IJzertijdbewoners met de klei is vermengd om deze beter bewerkbaar te maken. Als dit<br />
inderdaad het geval is, dan is het veenmos op een andere locatie in de omgeving<br />
verzameld.<br />
Het grote aantal zaden van vetmuur dat in beide monsters is aangetroffen, is<br />
waarschijnlijk afkomstig van sierlijke vetmuur, ook wel krielparnassia genoemd (Sagina<br />
nodosa). Dit plantje komt voor in niet te dichte, mosrijke moerasvegetaties. Uit het<br />
recente voorkomen van sierlijke vetmuur blijkt dat de plantjes alleen overleven als de<br />
vegetatie door spitten of maaien open wordt gehouden. 45<br />
De monsters uit vondstzone 09<br />
In vondstzone 09 is een cluster spitsporen en kuilen met veenmos vastgesteld. Uit een van<br />
deze kuilen is een monster 09.1584 verzameld. De grondsporen zijn afgedekt met een<br />
niveau dat op basis van veldwaarnemingen wordt geïnterpreteerd als een menglaag. Uit<br />
deze laag is vondstnummer 09.1553 afkomstig (zie figuur 10).<br />
Ook in deze monsters zijn geen resten van cultuurgewassen aangetroffen. De bramen<br />
die zo kenmerkend waren voor het oppervlak (vóór de overstroming) in vondstzone 07<br />
ontbreken ook. De samenstelling van beide monsters komt zeer veel overeen en wijkt in<br />
belangrijke mate af van de grondbewerkingssporen in vondstzone 07.<br />
Het monster uit de kuil (09.1584) lijkt niet de oorspronkelijke veenvormende vegetatie<br />
te representeren zoals dat bijvoorbeeld het geval is met vondstnummer 7.0147. In het<br />
monster zijn voornamelijk resten van graslandplanten, storingsindicatoren en een aantal<br />
soorten van natte, stikstofrijke bodems aangetroffen. Het lijkt erop dat deze soorten een<br />
begraasde vegetatie aan het veenoppervlak representeren. Ook is een grote hoeveelheid<br />
veenmos in het monster aangetroffen.<br />
De soortensamenstelling van het monster uit de menglaag (09.1553) lijkt niet<br />
wezenlijk te verschillen van het monster uit de kuil. Ook in dit monster is een grote<br />
hoeveelheid veenmos gevonden.<br />
Mogelijk representeren de spitsporen een lokale ontginningsfase van het terrein. Bij de<br />
latere bodembewerkingsactiviteiten is het niveau van de diepste spitsporen niet bereikt<br />
waardoor deze buiten het bereik van de menglaag zijn gebleven.<br />
45 Weeda et al. 1985, 195.