Download rapport - Biax Consult
Download rapport - Biax Consult
Download rapport - Biax Consult
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
BIAXiaal 435 29<br />
Wilde planten: onkruiden<br />
Resten van wilde planten die in archeologische context worden gevonden, kunnen veel<br />
informatie opleveren over de milieuomstandigheden en menselijke activiteit op en rond<br />
een nederzettingsterrein, akkers en door de mens geëxploiteerde vegetaties zoals<br />
graslanden.<br />
Bij de interpretatie van onkruidvondsten op archeologische vindplaatsen maken we<br />
vaak onderscheid tussen verkoolde en onverkoolde zaden. Van verkoolde onkruidzaden<br />
wordt meestal verondersteld dat ze samen met graan in een nederzetting terecht zijn<br />
gekomen. 39 Omdat granen een grote kans hebben om met vuur in aanraking te komen<br />
tijdens processen die met dorsen (eesten) en voedselbereiding te maken hebben, kunnen<br />
de met het graan meegeoogste onkruiden eveneens verkoold raken. Van verkoolde<br />
onkruidzaden nemen we daarom aan dat ze representatief zijn voor de omstandigheden op<br />
de graanakkers. Van onverkoolde onkruidzaden is dat veel minder zeker; deze kunnen<br />
ook van het nederzettingsterrein of uit de (semi)natuurlijke omgeving van de nederzetting<br />
afkomstig zijn. Hieronder zal per vegetatiecategorie worden nagegaan wat de betekenis<br />
van de wilde-plantenvondsten is.<br />
Bij de categorie ‘Onkruiden van voedselrijke akkers en tuinen’ gaat het om eenjarige<br />
stikstofliefhebbers zoals zwarte en beklierde nachtschade (Solanum nigrum), paarse<br />
dovenetel (Lamium purpureum), melganzenvoet (Chenopodium album), perzikkruid<br />
(Persicaria maculosa), vogelmuur (Stellaria media), gekroesde melkdistel (Sonchus<br />
asper) en gewone melkdistel (Sonchus oleraceus). Vooral van de laatste drie soorten zijn<br />
zeer veel zaden gevonden. Alle genoemde soorten groeien bij voorkeur op stikstofrijke of<br />
zeer stikstofrijke plaatsen. Tegenwoordig komen ze daarom algemeen voor in moestuinen<br />
en hakvruchtakkers (tussen aardappels, rapen, bieten e.d.). We weten niet helemaal zeker<br />
of de meldezaden van uitstaande melde (Atriplex patula) of spiesmelde (Atriplex<br />
prostrata) afkomstig zijn. Uitstaande melde is onkruid van moestuinen, hakvruchtakkers<br />
en mesthopen. Spiesmelde is een echte kustplant, maar in het binnenland komen haar<br />
standplaatsen overeen met die van uitstaande melde.<br />
De vondst van veel zaden van de bovengenoemde soorten in archeologische<br />
grondsporen wordt vaak in verband gebracht met de vroegere aanwezigheid van tuinen op<br />
een nederzettingsterrein. Bij een tuin moeten we denken aan een stuk grond waar kruiden,<br />
groenten en andere arbeidsintensieve gewassen werden verbouwd. Vanwege het<br />
intensieve gebruik van deze stukken grond werden ze meestal flink bemest. Dit verklaart<br />
de aanwezigheid van eenjarige, stikstofminnende planten. Of de vondst van de vele zaden<br />
van de genoemde planten inderdaad betekent dat de IJzertijdbewoners van de Vergulde<br />
Hand-West moestuinen hadden, kan niet met zekerheid worden bewezen, maar we<br />
hebben het sterke vermoeden dat dit wel het geval was. De tuinen waren zeer<br />
waarschijnlijk omheind om ze tegen loslopende dieren te beschermen.<br />
Gewoon varkensgras (Polygonum aviculare) en grote weegbree (Plantago major) zijn<br />
echte tredplanten die op door mensen en dieren veel betreden plaatsen kunnen worden<br />
aangetroffen. De vondst van zaden van deze planten op een nederzettingsterrein wekt<br />
daarom geen verbazing. De soorten komen echter ook voor in intensief beweide (en<br />
betreden) graslanden. Door hun laag-bij-de-grondse vorm hebben varkensgras en grote<br />
weegbree zich goed aangepast aan intensieve begrazing.<br />
Onkruiden uit de categorie ‘Planten van voedselrijke ruigten’ staan onder andere op<br />
‘verloren hoekjes’. Het gaat hierbij om standplaatsen die door de mens met<br />
voedingsstoffen (lees: afval), zijn verrijkt maar die niet intensief worden gebruikt. In elk<br />
geval worden de standplaatsen niet vaak betreden of anderszins verstoord. Vaak staan de<br />
planten bij afvalhopen, opslagplaatsen (bijv. houtvoorraden, afval), in en langs<br />
erfafscheidingen of hekken en vlak langs wanden van gebouwen of andere constructies.<br />
Veel soorten kunnen forse afmetingen bereiken waardoor minder intensief gebruikte<br />
plekken op en rond een nederzettingsterrein een ‘ruig’ uiterlijk krijgen. Voorbeelden van<br />
39 Knörzer 1971, 100; Bakels 1978, 68; Pals 1984, 314; Gehasse 1995, 61.