Ruimtelijke Onderbouwing Wal 7 te Maurik GEMEENTE BUREN
Ruimtelijke Onderbouwing Wal 7 te Maurik GEMEENTE BUREN
Ruimtelijke Onderbouwing Wal 7 te Maurik GEMEENTE BUREN
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> <strong>Onderbouwing</strong><br />
<strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong><br />
<strong>GEMEENTE</strong> <strong>BUREN</strong>
Planstatus:<br />
ontwerp (definitief)<br />
Datum: 19 november 2012<br />
Contactpersoon Buro SRO:<br />
Kenmerk Buro SRO:<br />
E. Marsman / A. Lont-Benjamins<br />
SR120177<br />
Buro SRO<br />
't Goylaan 11<br />
3525 AA Utrecht<br />
030-2679198<br />
www.buro-sro.nl<br />
BTW nummer:<br />
NL8187.16.071.B01<br />
KvK nummer: 30232281<br />
Rabobank rekeningnummer: 1421.54.024 t.n.v. Buro SRO B.V. <strong>te</strong> Utrecht<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 2
INHOUDSOPGAVE<br />
1 Inleiding ....................................................................................................................................... 5<br />
1.1 Aanleiding en doels<strong>te</strong>lling .................................................................................................... 5<br />
1.2 Plangebied ........................................................................................................................... 5<br />
1.3 Geldend bes<strong>te</strong>mmingsplan .................................................................................................. 6<br />
1.4 Leeswijzer ............................................................................................................................ 7<br />
2 Beschrijving plangebied .............................................................................................................. 9<br />
2.1 Ontstaansgeschiedenis ....................................................................................................... 9<br />
2.1 Huidige situatie .................................................................................................................. 10<br />
2.3 Toekomstige situatie .......................................................................................................... 11<br />
2.4 Landschappelijke inpassing ............................................................................................... 12<br />
3 Beleidskader ............................................................................................................................. 15<br />
3.1 Europees- en Rijksbeleid ................................................................................................... 15<br />
3.2 Provinciaal beleid ............................................................................................................... 17<br />
3.3 Gemeen<strong>te</strong>lijke beleid ......................................................................................................... 19<br />
4 Milieu- en omgevingsaspec<strong>te</strong>n ................................................................................................. 23<br />
4.1 Beoordeling m.e.r. (milieueffectrapportage) ...................................................................... 23<br />
4.2 Bedrijven en milieuzonering ............................................................................................... 23<br />
4.3 Archeologie en cultuurhistorie ........................................................................................... 24<br />
4.4 Bodem ................................................................................................................................ 25<br />
4.5 Ex<strong>te</strong>rne veiligheid .............................................................................................................. 26<br />
4.6 Flora en fauna .................................................................................................................... 28<br />
4.7 Geluid ................................................................................................................................. 30<br />
4.8 Geur ................................................................................................................................... 30<br />
4.9 Luchtkwali<strong>te</strong>it ..................................................................................................................... 31<br />
4.10 Verkeer ............................................................................................................................ 33<br />
4.11 Wa<strong>te</strong>rhuishouding ............................................................................................................ 33<br />
4.12 Spuithinder ....................................................................................................................... 35<br />
5 Maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid ................................................................. 37<br />
5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ..................................................................................... 37<br />
5.2 Economische uitvoerbaarheid (kos<strong>te</strong>nverhaal en planschade) ......................................... 37<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 3
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 4
1 INLEIDING<br />
1.1 Aanleiding en doels<strong>te</strong>lling<br />
Van oorsprong was autobedrijf Baauw gevestigd in de kern <strong>Maurik</strong>. Aan het begin van de<br />
jaren ’80 is het bedrijf verplaatst naar de Locatie <strong>Wal</strong> 7 in <strong>Maurik</strong>. Na een lang traject heeft<br />
het bedrijf in 2009 de bes<strong>te</strong>mming “Bedrijf” met de aanduiding ‘garagebedrijf’ gekregen. Dit<br />
gebeurde in het kader van het bes<strong>te</strong>mmingsplan “Bui<strong>te</strong>ngebied Buren 2008”.<br />
Het bes<strong>te</strong>mmingsplan “Bui<strong>te</strong>ngebied Buren 2008” biedt slechts geringe mogelijkheden om<br />
de oppervlak<strong>te</strong> van de bedrijfsgebouwen uit <strong>te</strong> breiden. De uitbreidingsbehoef<strong>te</strong> van<br />
autobedrijf Baauw is gro<strong>te</strong>r dan dit bes<strong>te</strong>mmingsplan toestaat. Vanwege de<br />
voorgeschiedenis heeft de gemeen<strong>te</strong>raad van Buren op 25 sep<strong>te</strong>mber 2012 beslo<strong>te</strong>n in de<br />
eerstvolgende herziening van het bes<strong>te</strong>mmingsplan Bui<strong>te</strong>ngebied de benodigde<br />
planologische ruim<strong>te</strong> <strong>te</strong> bieden. Daarbij zijn de volgende uitgangspun<strong>te</strong>n geformuleerd:<br />
er wordt een uitbreidingsruim<strong>te</strong> geboden van 770 m²;<br />
langs de toegangsweg mogen geen voertuigen meer geparkeerd worden;<br />
er wordt voorzien in een 10 m brede groenstrook <strong>te</strong>n zuiden van het<br />
parkeer<strong>te</strong>rrein.<br />
De eerstvolgende herziening voor het bui<strong>te</strong>ngebied is het voorliggende bes<strong>te</strong>mmingsplan<br />
“Bui<strong>te</strong>ngebied, derde herziening”. In deze ruim<strong>te</strong>lijke onderbouwing wordt aangetoond dat<br />
de beoogde ontwikkeling in overeens<strong>te</strong>mming is met een goede ruim<strong>te</strong>lijke ordening.<br />
1.2 Plangebied<br />
Het perceel is gesitueerd tussen de <strong>Wal</strong> 7 en de Provincialeweg, <strong>te</strong>n zuidwes<strong>te</strong>n van de<br />
kern <strong>Maurik</strong>. De locatie is reeds enkele decennia in gebruik <strong>te</strong>n behoeve van het<br />
autobedrijf. De omliggende gronden zijn in agrarisch gebruik (weiland). Ten noorden en<br />
wes<strong>te</strong>n van het bedrijf liggen enkele burgerwoningen.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 5
Ligging plangebied (binnen paars kader)<br />
1.3 Geldend bes<strong>te</strong>mmingsplan<br />
Het geldende bes<strong>te</strong>mmingsplan voor het perceel <strong>Wal</strong> 7 is “Bui<strong>te</strong>ngebied Buren 2008”. In<br />
dit bes<strong>te</strong>mmingsplan heeft het perceel de bes<strong>te</strong>mming “Bedrijf”. Met aanduidingen is<br />
geregeld dat in het plangebied een garagebedrijf aanwezig mag zijn en dat een woning<br />
niet is toegestaan. Tevens is aangeduid dat <strong>te</strong>n zuiden van het perceel uitslui<strong>te</strong>nd<br />
beplanting is toegestaan. Daarnaast heeft het plangebied de dubbelbes<strong>te</strong>mming “Waarde<br />
– Cultuurhistorisch waardevol gebied”.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 6
Uitsnede geldend bes<strong>te</strong>mmingsplan<br />
1.4 Leeswijzer<br />
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 stilgestaan bij de ontstaansgeschiedenis<br />
van het bui<strong>te</strong>ngebied. Tevens is in hoofdstuk een beschrijving van de huidige en beoogde<br />
situatie opgenomen. In hoofdstuk 3 is de toekomstige situatie vergeleken met de diverse<br />
beleidskaders van Rijk, provincie, regio en gemeen<strong>te</strong>. Vervolgens is in hoofdstuk 4 de<br />
toekomstige situatie getoetst aan diverse omgevings- en milieuaspec<strong>te</strong>n. Ten slot<strong>te</strong> is in<br />
hoofdstuk 5 een beschrijving opgenomen over de maatschappelijk en economische<br />
haalbaarheid.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 7
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 8
2 BESCHRIJVING PLANGEBIED<br />
2.1 Ontstaansgeschiedenis<br />
Vanouds was de Neder-Betuwe een onbedijkt landschap. In gro<strong>te</strong> ma<strong>te</strong> werd dit landschap<br />
gekenmerkt en gevormd door de dynamiek van de rivieren. Doordat bij overstromingen<br />
parallel aan de rivierlopen zand bezonk, ontstonden hier hoger gelegen oeverwallen.<br />
Verder van de rivieren, in lager gelegen, vaak afvoerloze gebieden, bleef het wa<strong>te</strong>r langer<br />
staan en bezonken lich<strong>te</strong>re kleideeltjes. Deze gebieden hebben zodoende een zware<br />
kleiige bodem en zijn lager gelegen.<br />
Vanaf ongeveer 5000 v.Chr. wordt het gebied gebruikt door de mens. Eerst <strong>te</strong>n behoeve<br />
van jacht en visserij en la<strong>te</strong>r, vanaf 2000 v.Chr., in toenemende ma<strong>te</strong> <strong>te</strong>n behoeve van<br />
landbouw. Rondom kleine, uit slechts enkele boerderijen bestaande nederzettingen op de<br />
toenmalige oeverwallen, lag het verkavelde akkerland. Na een woelige periode van<br />
machtswisselingen waren veel nederzettingen verla<strong>te</strong>n. Omstreeks het jaar 1000 heeft het<br />
landschap op hoofdlijnen de huidige structuur gekregen. De bevolking nam sindsdien s<strong>te</strong>rk<br />
toe, waardoor het areaal cultuurland s<strong>te</strong>rk uitbreidde op zowel de oeverwallen als in de<br />
lager gelegen komgronden. Hiermee werd het belang van een goede wa<strong>te</strong>rkering s<strong>te</strong>eds<br />
gro<strong>te</strong>r. Door de toenemende bedijking kregen de rivierlopen minder ruim<strong>te</strong> om <strong>te</strong><br />
overstromen en sedimen<strong>te</strong>n neer <strong>te</strong> leggen. Hierdoor kwamen de ui<strong>te</strong>rwaarden hoger <strong>te</strong><br />
liggen en werden dijken en kaden vele malen op de proef ges<strong>te</strong>ld. Bij dijkdoorbraken<br />
overstroomde het wa<strong>te</strong>r nu ook de hoger gelegen delen van de oeverwallen. In reactie<br />
hierop werden veel boerderijen vanaf de 14 e eeuw op huis<strong>te</strong>rpen of dijken geplaatst. Op<br />
enkele plaatsen waar de Rijn-/Lekbandijk was doorgebroken, ontstonden ‘waaien’ of<br />
‘wielen’. Omstreeks 1500 was het gehele Burense gebied in agrarisch gebruik. De gronden<br />
werden s<strong>te</strong>eds meer gebruikt <strong>te</strong>n behoeve van de fruit<strong>te</strong>elt. Sinds 1900 (met name sinds<br />
1950), is de landbouw in de Neder-Betuwe in snel <strong>te</strong>mpo aan het moderniseren. Bedrijven<br />
specialiseren zich en rich<strong>te</strong>n zich s<strong>te</strong>eds meer op de in<strong>te</strong>rnationale markt. Het gebied<br />
wordt, onder meer met behulp van diverse ruilverkavelingen, aangepast aan de behoef<strong>te</strong><br />
van de moderne landbouw. Doordat overstromingen tot het verleden behoorden, werden<br />
boerderijen verplaatst naar de voorheen ongeschonden komgronden bui<strong>te</strong>n de dorpen en<br />
buurtschappen. De baks<strong>te</strong>enfabricage in de ui<strong>te</strong>rwaarden ontwikkelde zich, waardoor de<br />
klei in deze gebieden werd afgegraven.<br />
Sinds de jaren ’70 is de Neder-Betuwe aan het vers<strong>te</strong>delijken. Nieuwe infrastructuur, zoals<br />
de A15, maakt het gebied goed bereikbaar. Verspreid door het landelijk gebied ontstaan<br />
niet-agrarische bedrijven en recreatieve voorzieningen. Door schaalvergroting van<br />
agrarische bedrijven komen boerderijen leeg <strong>te</strong> staan, waardoor ook bui<strong>te</strong>n de<br />
buurtschappen en dorpen s<strong>te</strong>eds meer boerderijen door burgers worden bewoond.<br />
Planspecifiek<br />
De locatie is gelegen binnen het historische rivierenlandschap. Hiervan zijn met name de<br />
karak<strong>te</strong>ristieke ui<strong>te</strong>rwaarden met een zomerdijk langs de rivier en weides tot aan de<br />
win<strong>te</strong>rdijk <strong>te</strong> herkennen. De locatie ligt in het open weidegebied.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 9
2.1 Huidige situatie<br />
Op het perceel <strong>Wal</strong> 7 is een gro<strong>te</strong> bedrijfsloods aanwezig. De bedrijfshal wordt als<br />
onderhouds- en stallingruim<strong>te</strong> gebruikt, <strong>te</strong>vens zijn er inpandig enkele kantoorruim<strong>te</strong>s<br />
aanwezig. De gronden rondom de opstallen zijn verhard en worden gebruikt voor het<br />
stallen van auto’s.<br />
Van oorsprong werd de locatie ontslo<strong>te</strong>n via de <strong>Wal</strong>. Omdat het smalle wegprofiel hiertoe<br />
minder geschikt was, is enkele jaren geleden een nieuwe ontsluiting gerealiseerd via de<br />
Provincialeweg N320. De ruim<strong>te</strong> langs de toegangsweg vanaf de Provincialeweg N320<br />
werd in het verleden <strong>te</strong>vens gebruikt voor het stallen van auto’s.<br />
Aanzicht bedrijfshal vanaf de Provincialeweg<br />
Aanzicht bedrijfshal en oprijlaan vanaf de Provincialeweg N320<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 10
Aanzicht ach<strong>te</strong>rzijde bedrijf vanaf de <strong>Wal</strong><br />
2.3 Toekomstige situatie<br />
Initiatiefnemers hebben het voornemen om hun bedrijfsgebouw uit <strong>te</strong> breiden. Vanaf de<br />
Provincialeweg gezien zal het bedrijfsgebouw aan de linkerkant en aan de voorkant met<br />
een aantal me<strong>te</strong>rs worden uitgebreid. Deze uitbreiding past qua groot<strong>te</strong> binnen het<br />
toegekende bes<strong>te</strong>mmingsvlak (deze hoeft niet vergoot <strong>te</strong> worden). De uitbreiding is op<br />
onderstaande afbeeldingen weergeven.<br />
Situatie<strong>te</strong>kening<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 11
Plat<strong>te</strong>grond toekomstige situatie<br />
De uitbreiding gaat gepaard met het plaatsen van een nieuwe voorgevel langs de totale<br />
leng<strong>te</strong> van de voorgevel. Door deze voorgevel zal de beleving van het bedrijf verbe<strong>te</strong>ren.<br />
Door de bedrijfshal <strong>te</strong> vergro<strong>te</strong>n kan een deel van de activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n van de open lucht naar de<br />
bedrijfshal worden verplaatst, hetgeen bijdraagt een verbe<strong>te</strong>ring van de uitstraling van het<br />
bedrijf. Het stallen langs de oprijlaan is reeds beëindigd.<br />
2.4 Landschappelijke inpassing<br />
De gemeen<strong>te</strong>raad besloot op 25 sep<strong>te</strong>mber 2012 dat een uitbreidingsruim<strong>te</strong> van 770 m²<br />
wordt geboden, onder de voorwaarde dat er een 10 m brede groenstrook <strong>te</strong>n zuiden van<br />
het parkeer<strong>te</strong>rrein gerealiseerd wordt. Een landschappelijke inpassing met een 10 me<strong>te</strong>r<br />
brede groenstrook aan de zuidzijde van het bestaande parkeer<strong>te</strong>rrein heeft ech<strong>te</strong>r enkele<br />
belangrijke nadelen.<br />
Ten eers<strong>te</strong> wordt het zicht op het bedrijf totaal ontnomen. Voor autobedrijf Baauw is het<br />
bedrijfseconomisch van belang dat het bedrijf ook vanaf de Provincialeweg zichtbaar is.<br />
Met het plaatsen van een nieuwe voorgevel wordt beoogd het bedrijf een moderne en<br />
representatieve uitstraling <strong>te</strong> geven. Deze representatieve uitstraling wordt ongedaan<br />
maakt door een 10 me<strong>te</strong>r brede groenstrook.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 12
Ten tweede is het zo dat een 10 me<strong>te</strong>r brede groenstrook aan de zuidzijde slechts zorgt<br />
voor een beperk<strong>te</strong> landschappelijke inpassing. Aan de andere zijden wordt in dat geval<br />
immers geen landschappelijke beplanting gerealiseerd. Vanaf het dorp <strong>Maurik</strong> blijft het<br />
zicht op de planlocatie dus ongewijzigd met de aanleg van een 10 me<strong>te</strong>r brede<br />
groenstrook.<br />
Tenslot<strong>te</strong> worden de omliggende agrarische gronden gekenmerkt door een openheid waar<br />
een concentratie van de landschappelijke beplanting aan de zuidzijde niet passend is.<br />
Landschappelijke inpassing met groenstroken die noord-zuid georiën<strong>te</strong>erd zijn, is hier<br />
be<strong>te</strong>r passend.<br />
Om de voorgenoemde redenen is een al<strong>te</strong>rnatief landschappelijk inpassingsplan<br />
opges<strong>te</strong>ld. Dit landschappelijk inpassingsplan treft u aan op de volgende pagina. Met deze<br />
al<strong>te</strong>rnatieve landschappelijke inpassing wordt <strong>te</strong>gemoetgekomen aan de wens van de raad<br />
om vanaf de Provincialeweg N320 een groene beleving <strong>te</strong> la<strong>te</strong>n plaatsvinden.<br />
De groenstrook aan de zuidzijde van het perceel is opgeknipt in twee kor<strong>te</strong> stroken, in lijn<br />
met de landschappelijke structuur. Het uitgangspunt is het behouden van de zichtbaarheid<br />
maar <strong>te</strong>vens het verzach<strong>te</strong>n van de impact van het bedrijfsgebouw op het aangrenzende<br />
open landschap. Door de aanleg van de twee kor<strong>te</strong> groenstroken in combinatie met het<br />
verlengen van de bestaande groenstructuur aan de oostzijde van het perceel, ontstaan op<br />
een aantal locaties vanaf de Provincialeweg zichtrelaties met het bedrijfsgebouw. Op het<br />
overige deel van de rou<strong>te</strong> wordt het zicht op het bedrijfsgebouw (deels) ontnomen door het<br />
opgaande groen. Bij de positionering van de groenstroken is rekening gehouden met de<br />
zichtrelaties vanaf de weg richting het dorp en de grootschalige openheid van het<br />
landschap. Voor het groen zal gebruik worden gemaakt van streekeigen bomen en<br />
hees<strong>te</strong>rs.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 13
Landschappelijke inpassing<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 14
3 BELEIDSKADER<br />
3.1 Europees- en Rijksbeleid<br />
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruim<strong>te</strong><br />
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruim<strong>te</strong> is op 13 maart 2012 vastges<strong>te</strong>ld. De<br />
Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota’s op het gebied van<br />
ruim<strong>te</strong> en mobili<strong>te</strong>it, zoals de Nota Ruim<strong>te</strong> (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de<br />
Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke<br />
accen<strong>te</strong>n, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering en<br />
toenemende regionale verschillen, waren de vigerende beleidsdocumen<strong>te</strong>n geda<strong>te</strong>erd.<br />
De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig<br />
is. Daarbij wordt uitgegaan van het ‘decentraal, <strong>te</strong>nzij...’-principe. Hiermee wordt de<br />
verantwoordelijkheid voor de ruim<strong>te</strong>lijke ordening in toenemende ma<strong>te</strong> neergelegd bij<br />
gemeen<strong>te</strong>n en provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:<br />
<br />
<br />
<br />
een onderwerp nationale ba<strong>te</strong>n en/of las<strong>te</strong>n heeft en de doorzettingskracht van<br />
provincies en gemeen<strong>te</strong>n overstijgt;<br />
voor een onderwerp in<strong>te</strong>rnationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan;<br />
een onderwerp provincie- of landsoverschrijdend is en ofwel een hoog<br />
afwen<strong>te</strong>lingrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.<br />
Nederland concurrerend<br />
Nederland heeft een goede ruim<strong>te</strong>lijke economische structuur voor een excellent<br />
vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit be<strong>te</strong>kent onder andere een<br />
uits<strong>te</strong>kende in<strong>te</strong>rnationale bereikbaarheid van s<strong>te</strong>delijke regio’s en optimale (logistieke)<br />
verbindingen van de mainports Rot<strong>te</strong>rdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland<br />
en de greenports met Europa en de rest van de wereld.<br />
Nederland bereikbaar<br />
De groei van mobili<strong>te</strong>it over de weg, spoor en vaarwegen zal worden gefacili<strong>te</strong>erd. De<br />
ambitie is dat gebruikers beschikken over optimale ke<strong>te</strong>nmobili<strong>te</strong>it via multimodale<br />
knooppun<strong>te</strong>n en door goede afs<strong>te</strong>mming van infrastructuur en ruim<strong>te</strong>lijke ontwikkeling.<br />
Nederland leefbaar en veilig<br />
De woon- en werklocaties in s<strong>te</strong>den en dorpen moe<strong>te</strong>n aanslui<strong>te</strong>n op de kwalitatieve vraag<br />
en de locaties voor transformatie en herstructurering worden zo veel mogelijk benut.<br />
Wa<strong>te</strong>rveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoet wa<strong>te</strong>r heeft ruim<strong>te</strong> nodig en s<strong>te</strong>lt<br />
eisen aan de s<strong>te</strong>delijke ontwikkeling. Nederland behoudt haar unieke cultuurhistorische<br />
waarden en heeft een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoor<strong>te</strong>n in stand houdt. Het<br />
aandeel duurzame energiebronnen zal moe<strong>te</strong>n toenemen.<br />
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruim<strong>te</strong> <strong>te</strong> bevorderen, wordt een ladder voor<br />
duurzame vers<strong>te</strong>delijking geïntroduceerd. Dat be<strong>te</strong>kent voor alle ruim<strong>te</strong>lijke plannen:<br />
1. eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling;<br />
2. vervolgens kijken of het bestaande s<strong>te</strong>delijk gebied of bestaande bebouwing kan<br />
worden hergebruikt;<br />
3. mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en<br />
bereikbaarheid.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 15
Planspecifiek<br />
Gelet op de groot<strong>te</strong> en de aard van de beoogde ontwikkeling is er geen sprake van<br />
rijksverantwoordelijkheid. Daarmee behoeft enkel getoetst <strong>te</strong> worden aan de ladder voor<br />
duurzame vers<strong>te</strong>delijking:<br />
1. Gezien de wens van de initiatiefnemer bestaat er vraag naar de geplande<br />
ontwikkeling.<br />
2. Het plan betreft een uitbreiding van de bestaande bebouwing. Het is voor de<br />
initiatiefnemer niet mogelijk om voor deze uitbreiding bestaand s<strong>te</strong>delijk gebied of<br />
bestaande bebouwing <strong>te</strong> hergebruiken.<br />
3. Het plangebied houdt dezelfde bereikbaarheid als het nu heeft. Daarnaast wordt<br />
gezorgd voor een goede ruim<strong>te</strong>lijke en landschappelijke inpassing van de<br />
bedrijfsbebouwing.<br />
3.1.2 Besluit algemene regels ruim<strong>te</strong>lijke ordening (Barro)<br />
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruim<strong>te</strong>lijke ordening (Barro) in<br />
werking getreden. Voortaan moe<strong>te</strong>n gemeen<strong>te</strong>n bij het vasts<strong>te</strong>llen van<br />
bes<strong>te</strong>mmingsplannen en wijzigings- of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro.<br />
Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruim<strong>te</strong><br />
<strong>te</strong> verwezenlijken.<br />
In het Barro worden een aantal projec<strong>te</strong>n die van Rijksbelang zijn met name genoemd en<br />
exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan<br />
bes<strong>te</strong>mmingsplannen zullen moe<strong>te</strong>n voldoen. Het nationale belang dat het s<strong>te</strong>llen van<br />
regels voor deze onderwerpen rechtvaardigt, is vastgelegd in de Structuurvisie<br />
Infrastructuur en ruim<strong>te</strong>.<br />
In het Barro worden zes onderwerpen beschreven:<br />
Project Mainportontwikkeling Rot<strong>te</strong>rdam;<br />
Kustfundament;<br />
Gro<strong>te</strong> rivieren;<br />
Waddenzee en Waddengebied;<br />
Defensie;<br />
Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.<br />
Op 1 oktober 2012 is een 1e aanvulling op het Barro in werking getreden. Het Barro is met<br />
deze aanvulling uitgebreid met de volgende negen onderwerpen:<br />
Rijksvaarwegen;<br />
Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;<br />
Elektrici<strong>te</strong>itsvoorziening;<br />
Ecologische hoofdstructuur;<br />
Primaire wa<strong>te</strong>rkeringen bui<strong>te</strong>n het kustfundament;<br />
IJsselmeergebied (uitbreidingsruim<strong>te</strong>);<br />
Veiligheid rond rijksvaarwegen;<br />
Vers<strong>te</strong>delijking in het IJsselmeer;<br />
Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.<br />
Planspecifiek<br />
Onderhavig plan heeft geen raakvlak met bovengenoemde projec<strong>te</strong>n en de daarbij<br />
behorende belangen. Derhalve worden geen belemmeringen voorzien.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 16
3.2 Provinciaal beleid<br />
3.2.1 Streekplan Gelderland 2005<br />
Op 29 juni 2005 hebben Provinciale Sta<strong>te</strong>n van Gelderland het Streekplan Gelderland<br />
2005 vastges<strong>te</strong>ld. Op grond van de Invoeringswet Wet ruim<strong>te</strong>lijke ordening is het<br />
streekplan, dat onder de oude Wet op de <strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> Ordening (WRO) tot stand is<br />
gekomen, gelijkges<strong>te</strong>ld aan een structuurvisie onder de nieuwe Wet ruim<strong>te</strong>lijke ordening<br />
(Wro).<br />
In het streekplan worden de beleidskader aangegeven voor de ruim<strong>te</strong>lijke ontwikkeling in<br />
de komende tien jaar. Het streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal<br />
verband een zodanige plek <strong>te</strong> geven dat de ruim<strong>te</strong>lijke kwali<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n worden vers<strong>te</strong>rkt<br />
en er zuinig en zorgvuldig met de ruim<strong>te</strong> wordt omgegaan.<br />
In het streekplan wordt Gelderland ruwweg in drie soor<strong>te</strong>n gebieden verdeelt:<br />
<br />
<br />
<br />
Het rode raamwerk;<br />
Het groen-blauwe raamwerk;<br />
Het multifunctionele gebied.<br />
De verschillende gebieden worden weergegeven op de Beleidskaart ruim<strong>te</strong>lijke structuur.<br />
Op de volgende afbeelding is een uitsnede van deze kaart weergegeven.<br />
Beleidskaart ruim<strong>te</strong>lijke structuur (plangebied paars omcrikeld)<br />
Planspecifiek<br />
Het plangebied ligt in het gebied dat is aangeduid als ‘waardevol open gebied’ en als<br />
‘zoekruim<strong>te</strong> regionale wa<strong>te</strong>rberging’. Voor waardevolle open gebieden geldt de<br />
grootschalige openheid als belangrijke kernkwali<strong>te</strong>it. Derhalve geldt dat ruim<strong>te</strong>lijke<br />
ingrepen die de openheid aantas<strong>te</strong>n, zoals nieuwe bouwlocaties, niet zijn toegestaan. Ook<br />
kleine aantallen en kleinschalige vormen kunnen de waardevolle openheid aantas<strong>te</strong>n. De<br />
waardevolle open gebieden maken deel uit van het groenblauwe raamwerk. Voor overige<br />
ruim<strong>te</strong>lijke ingrepen in de waardevolle open gebieden geldt een ‘nee, <strong>te</strong>nzij’-benadering.<br />
Dat wil zeggen dat de ruim<strong>te</strong>lijke ontwikkeling afhankelijk is van de bijdrage aan de<br />
landschapskwali<strong>te</strong>it. Hierbij kan sprake zijn van ‘compensatie’ op gebiedsniveau.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 17
Uitbreiding van agrarische bebouwing binnen of aanslui<strong>te</strong>nd op het bestaande<br />
bouwperceel is mogelijk. Een beeldkwali<strong>te</strong>itsplan is bij omvangrijke uitbreiding vereist.<br />
In onderhavig geval gaat het om de uitbreiding van een autobedrijf. Aan de<br />
landschappelijke inpassing van de ontwikkeling is in paragraaf 2.4 reeds aandacht<br />
bes<strong>te</strong>ed. Al met al zullen de ontwikkelingen bijdragen aan de landschappelijke kwali<strong>te</strong>it van<br />
de omgeving. Daarnaast is er, door gebruik <strong>te</strong> maken van het bestaande<br />
bes<strong>te</strong>mmingsvlak, geen sprake van een verdere aantasting van het waardevolle open<br />
gebied.<br />
3.2.2 <strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> Verordening Gelderland<br />
Op 15 december 2010 hebben Provinciale Sta<strong>te</strong>n van Gelderland de <strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong><br />
Verordening Gelderland (RVG) vastges<strong>te</strong>ld. Vervolgens is de eers<strong>te</strong> herziening RVG op 27<br />
juni 2012 vastges<strong>te</strong>ld. Deze eers<strong>te</strong> herziening bevat, ingevolge de op handen zijnde<br />
aanpassingen van de Wro, geen ontheffingen meer voor voorzienbare situaties. Bovendien<br />
heeft de provincie enkele regels over bedrijven<strong>te</strong>rreinen, molenbiotopen en<br />
glastuinbouwgebieden aangepast.<br />
De regels in de RVG (geconsolideerde versie) hebben betrekking op het hele provinciale<br />
grondgebied, delen of gebiedsgerich<strong>te</strong> thema's. <strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> ontwikkelingen dienen <strong>te</strong><br />
worden afges<strong>te</strong>md op deze verordening. De regels hebben met name betrekking op het<br />
landelijk gebied. Enkele onderwerpen die in de RVG worden geregeld zijn vers<strong>te</strong>delijking,<br />
bedrijven<strong>te</strong>rreinen, recreatiewoningen en -parken, glastuinbouw, wa<strong>te</strong>rwingebieden,<br />
ecologische hoofdstructuur en Nationale landschappen.<br />
Planspecifiek<br />
Hiernavolgend worden de onderwerpen behandeld die mogelijk relevant zijn voor de<br />
plantontwikkeling.<br />
Vers<strong>te</strong>delijking<br />
Nieuwe bebouwing <strong>te</strong>n behoeve van wonen en werken is in beginsel slechts toegestaan<br />
binnen bestaand bebouwd gebied en binnen de zoekzones wonen en werken<br />
(Streekplan). Op de volgende afbeelding zijn deze gebieden weergegeven.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> Verordening Gelderland – vers<strong>te</strong>delijking (plangebied binnen paars kader)<br />
Het plangebied valt bui<strong>te</strong>n het bestaand s<strong>te</strong>delijk gebied. Bui<strong>te</strong>n bestaand s<strong>te</strong>delijk gebied<br />
kan nieuwe bebouwing mogelijk worden gemaakt indien wordt aangetoond dat sprake is<br />
van een ontwikkeling die redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen het bestaand<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 18
s<strong>te</strong>delijk gebied of de zoekzones en indien de ontwikkeling bijdraagt aan de verbe<strong>te</strong>ring<br />
van de ruim<strong>te</strong>lijke kwali<strong>te</strong>it.<br />
Wa<strong>te</strong>rwingebied<br />
Het plangebied is niet gelegen binnen een wa<strong>te</strong>rwingebied.<br />
Ecologische hoofdstructuur<br />
De ecologische hoofdstructuur is op circa 1 km van het plangebied gelegen. Gezien de<br />
kleine schaal van de ontwikkeling kan deze daarom bui<strong>te</strong>n beschouwing worden gela<strong>te</strong>n.<br />
Waardevol open gebied / Nationaal landschap<br />
Het plangebied is gelegen in een ‘waardevol open gebied’. Ontwikkelingen die de<br />
openheid van de waardevolle open gebieden aantas<strong>te</strong>n, zijn niet toegestaan.<br />
Aangezien de ontwikkeling een uitbreiding van een bedrijfshal betreft op een bestaand<br />
bes<strong>te</strong>mmingsvlak voor bedrijfsdoeleinden, is er geen sprake van een aantasting van het<br />
waardevolle open gebied.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> verordening Gelderland - waardevol open gebied (plangebied binnen paars kader)<br />
3.3 Gemeen<strong>te</strong>lijke beleid<br />
3.3.1 Structuurvisie Buren 2009-2019<br />
Op 27 oktober 2009 is de Structuurvisie Buren 2009-2019 vastges<strong>te</strong>ld. De structuurvisie<br />
gaat in op de gewens<strong>te</strong> ruim<strong>te</strong>lijke ontwikkeling van de gemeen<strong>te</strong> tot 2019. Het doel van<br />
de structuurvisie is enerzijds het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en<br />
projec<strong>te</strong>n kunnen plaatsvinden, en anderzijds het communiceren van de ambities van de<br />
gemeen<strong>te</strong> aan derden.<br />
In de structuurvisie is het structuurbeeld 2019 op een kaart weergegeven. Op de volgende<br />
afbeelding is een uitsnede van de plankaart weergegeven.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 19
Uitsnede plankaart structuurvisie (plangebied binnen paars kader)<br />
Planspecifiek<br />
Het plangebied ligt in het Oeverwalgebied. Tevens wordt in het plangebied gestreefd naar<br />
landschappelijke vers<strong>te</strong>rking door ontwikkeling van landgoederen, bui<strong>te</strong>nplaatsen, groene<br />
kavels en ruime erven. Er ontstaat hierdoor een aantrekkelijk landschap en een gro<strong>te</strong>r<br />
contrast met de openheid van de komgebied.<br />
Het planinitiatief betreft een kleinschalige ontwikkeling. In paragraaf 2.4 is reeds<br />
aangegeven hoe de ontwikkeling zo goed mogelijk landschappelijk ingepast kan worden.<br />
Zodoende wordt geen afbreuk gedaan aan de gemeen<strong>te</strong>lijke ambitie om de oeverwallen<br />
landschappelijk <strong>te</strong> vers<strong>te</strong>rken.<br />
3.3.2 Structuurvisie Landschapsontwikkelingsplan<br />
Buren geeft met het landschapsontwikkelingsplan (LOP) een visie op het landschap. Het<br />
kan gezien worden als een uitwerking van de Structuurvisie Buren 2009-2019 (zie § 3.3.1)<br />
die de gemeen<strong>te</strong>raad in 2009 heeft vastges<strong>te</strong>ld. In die structuurvisie is reeds een<br />
uitvoerige analyse van allerlei aspec<strong>te</strong>n van het landschap verricht. Het LOP bouwt op die<br />
analyse voort, maar heeft er een uitwerking, detaillering aan toegevoegd die heeft<br />
uitgemond in een landschapskundige ontwikkelingsvisie.<br />
Het LOP bestaat uit een aantal produc<strong>te</strong>n. Voor het initiatief is voornamelijk het<br />
visiegedeel<strong>te</strong> van belang. Als aanvulling op dit gedeel<strong>te</strong> is middels vier werkboeken en een<br />
beleidsnotitie landschapsvers<strong>te</strong>rkingszones nader sturing gegeven op hierna genoemde<br />
deelgebieden. Het Burense bui<strong>te</strong>ngebied wordt in de LOP opgedeeld in 4 zones: Buren’s<br />
historische rivierenlandschap, Rijswijks’s weidse rivierenlandschap, <strong>Maurik</strong>’s dynamische<br />
rivierenlandschap en Lienden’s lommerrijk rivierenlandschap bij heuvelrug. Op de<br />
overgangen tussen de vier zones liggen drie noord-zuidgerich<strong>te</strong> banden, ieder met een<br />
ander thema: de Boezem met de we<strong>te</strong>ringen, de Schakelaar en de Dreef van het Zwar<strong>te</strong><br />
Paard.<br />
Het hoofddoel van het LOP is samen <strong>te</strong> vat<strong>te</strong>n als: ‘Bescherm de erkend waardevolle<br />
elemen<strong>te</strong>n in het landschap, maar ontwikkel ook actief nieuwe kwali<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n in dit landschap.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 20
Bestaande kwali<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n worden ingezet bij toekomstige ontwikkelingen en dragen bij aan<br />
een cultuurhistorisch en eigentijds landschap waar het goed werken, wonen en recreëren<br />
is.’ Op basis van dit doel is de ontwikkelingsvisie van dit LOP <strong>te</strong> vat<strong>te</strong>n in twee ruim<strong>te</strong>lijke<br />
opgaven:<br />
Vers<strong>te</strong>rk de variatie: De ruim<strong>te</strong>lijke kwali<strong>te</strong>it van het rivierenlandschap is door Rijk en<br />
Provincie globaal vastgelegd in ‘kernkwali<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n’. Binnen het rivierenlandschap is<br />
evenwel veel variatie. Het LOP draagt bij aan een vers<strong>te</strong>rking van die variatie op alle<br />
schaalniveaus door uitwerking <strong>te</strong> geven aan de opgaven die de structuurvisie s<strong>te</strong>lt.<br />
Vers<strong>te</strong>vig de banden: De boezem met de we<strong>te</strong>ringen, de schakelaar en de dreef zijn<br />
zones waarin actief gewerkt kan worden aan een impuls voor het landschap. Die komt<br />
voort uit de bovenlokale dynamiek die de vier landschapsensembles overstijgt.<br />
Planspecifiek<br />
Het plangebied ligt in de zone ‘<strong>Maurik</strong>’s dynamische rivierenlandschap’. Het werkboek voor<br />
deze zone legt enkel de <strong>te</strong> beschermen lijnelemen<strong>te</strong>n vast. Het planinitiatief vormt, gezien<br />
de kleine schaal, geen bedreiging voor deze elemen<strong>te</strong>n en voegt juist nieuwe structuren<br />
hieraan toe. In paragraaf 2.4 is reeds aangegeven hoe de ontwikkeling zo goed mogelijk<br />
landschappelijk ingepast kan worden.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 21
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 22
4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN<br />
De uitvoerbaarheid van een bes<strong>te</strong>mmingsplan moet ingevolge de Wet ruim<strong>te</strong>lijke ordening<br />
(Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de<br />
onderzoeksverplichting naar verschillende ruim<strong>te</strong>lijk relevan<strong>te</strong> aspec<strong>te</strong>n (geluid, bodem,<br />
etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.<br />
4.1 Beoordeling m.e.r. (milieueffectrapportage)<br />
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het<br />
milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming <strong>te</strong> geven. Een m.e.r. is verplicht<br />
bij de voorbereiding van plannen en beslui<strong>te</strong>n van de overheid over initiatieven en<br />
activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n van publieke en priva<strong>te</strong> partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het<br />
milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wet<strong>te</strong>lijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet<br />
milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om <strong>te</strong> kunnen<br />
bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet<br />
worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:<br />
1. het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig;<br />
2. het plan of besluit bevat activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de<br />
(indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van<br />
onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na <strong>te</strong> gaan of er<br />
sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een<br />
plan in kolom 3 ‘plannen’ geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct een<br />
(plan-)m.e.r.-plicht;<br />
3. het plan of besluit bevat wel de activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n uit kolom 1, maar ligt beneden de<br />
drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D: er<br />
dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld<br />
<strong>te</strong> worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als<br />
sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van<br />
een plan). Deze keuze wordt ui<strong>te</strong>indelijk in het bijbehorende plan of besluit<br />
gemotiveerd;<br />
4. de activi<strong>te</strong>it(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het<br />
Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.<br />
Planspecifiek<br />
Het plan is niet m.e.r.-plichtig. Derhalve worden voor dit aspect geen belemmeringen<br />
voorzien.<br />
4.2 Bedrijven en milieuzonering<br />
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben<br />
op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige<br />
bes<strong>te</strong>mming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bes<strong>te</strong>mmingen zijn gebouwen en<br />
<strong>te</strong>rreinen die naar hun aard bes<strong>te</strong>md zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag<br />
of nacht of een gedeel<strong>te</strong> daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook<br />
landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere,<br />
minder gevoelige, functies zoals bedrijven.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 23
Bij een ruim<strong>te</strong>lijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van<br />
nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juis<strong>te</strong> plek in<br />
de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een<br />
verantwoorde afstand van bedrijven komen <strong>te</strong> staan. Doel hiervan is het waarborgen van<br />
de veiligheid en het garanderen van de continuï<strong>te</strong>it van de bedrijven als ook een goed<br />
klimaat voor de gevoelige functie.<br />
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspec<strong>te</strong>n met een ruim<strong>te</strong>lijke dimensie zoals: geluid,<br />
geur, gevaar en stof. De ma<strong>te</strong> waarin de milieuaspec<strong>te</strong>n gelden en waaraan de<br />
milieucontour wordt vastges<strong>te</strong>ld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging<br />
van Nederlandse Gemeen<strong>te</strong>n' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en<br />
Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale<br />
richtafstanden tussen een gevoelige bes<strong>te</strong>mming en bedrijven. Indien van deze<br />
richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven <strong>te</strong> worden waarom<br />
dat wordt gedaan.<br />
Het belang van milieuzonering wordt s<strong>te</strong>eds gro<strong>te</strong>r aangezien functiemenging s<strong>te</strong>eds vaker<br />
voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het<br />
scheiden van milieubelas<strong>te</strong>nde en milieugevoelige bes<strong>te</strong>mmingen dient twee doelen:<br />
<br />
<br />
het reeds in het ruim<strong>te</strong>lijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en<br />
gevaar bij gevoelige bes<strong>te</strong>mmingen;<br />
het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelas<strong>te</strong>nde activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n (bijvoorbeeld<br />
bedrijven) zodat zij de activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden,<br />
kunnen uitoefenen.<br />
Planspecifiek<br />
Het plan voorziet in de uitbreiding van een autobedrijf. Een dergelijk bedrijf wordt in het<br />
kader van bedrijven en milieuzonering aangemerkt als een bedrijf in milieuca<strong>te</strong>gorie 2 en<br />
heeft een aan <strong>te</strong> houden richtafstand van 30 me<strong>te</strong>r (omgevingstype rustig bui<strong>te</strong>ngebied).<br />
Ech<strong>te</strong>r, door de ontwikkeling verandert de milieuca<strong>te</strong>gorie niet, het bes<strong>te</strong>mmingsvlak<br />
verandert niet van vorm en er vindt geen planologische verslech<strong>te</strong>ring plaats. Het aspect<br />
bedrijven en milieuzonering vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde<br />
ontwikkeling.<br />
4.3 Archeologie en cultuurhistorie<br />
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het<br />
archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) onder<strong>te</strong>kend. Het Verdrag van Malta voorziet in<br />
bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op<br />
aantasting van dit erfgoed <strong>te</strong> beperken. Deze bescherming is in Nederland wet<strong>te</strong>lijk<br />
verankerd in de Monumen<strong>te</strong>nwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vonds<strong>te</strong>n<br />
bij het verrich<strong>te</strong>n van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een<br />
meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient <strong>te</strong>rstond<br />
<strong>te</strong> gebeuren. In het kader van een goede ruim<strong>te</strong>lijke ordening in relatie tot de<br />
Monumen<strong>te</strong>nwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig<br />
die waarden veiligges<strong>te</strong>ld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 24
Planspecifiek<br />
Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de archeologische beleidsadvieskaart<br />
opgenomen.<br />
Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart (plangebied binnen paars kader)<br />
Het plangebied valt binnen een gebied met een middelhoge archeologische<br />
verwachtingswaarde. In dergelijke gebieden mogen mij ontwikkelingen gro<strong>te</strong>r dan 2.000<br />
m 2 geen bodemingrepen dieper dan 30 cm worden uitgevoerd zonder voorafgaand<br />
archeologisch onderzoek.<br />
De uitbreiding van de bebouwing gaat gepaard met grondwerkzaamheden. Deze blijven<br />
ech<strong>te</strong>r onder de oppervlak<strong>te</strong>maat van 2.000 m 2 . Een archeologisch onderzoek is derhalve<br />
niet noodzakelijk.<br />
4.4 Bodem<br />
In het kader van een bes<strong>te</strong>mmingsplan dient <strong>te</strong> worden aangetoond dat de kwali<strong>te</strong>it van de<br />
bodem en het grondwa<strong>te</strong>r in het plangebied in overeens<strong>te</strong>mming zijn met het beoogde<br />
gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwali<strong>te</strong>it kan van invloed<br />
zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging,<br />
zal in veel gevallen een bodemonderzoek moe<strong>te</strong>n worden uitgevoerd op de planlocatie.<br />
Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwali<strong>te</strong>it en de beoogde<br />
functie bij elkaar passen.<br />
Planspecifiek<br />
Met de uitbreiding van de bedrijfsruim<strong>te</strong> zal de bes<strong>te</strong>mming van de gronden niet wijzigen.<br />
De bodemkwali<strong>te</strong>it is daarmee passend bij de beoogde (en reeds huidige) functie van de<br />
gronden. Een bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 25
4.5 Ex<strong>te</strong>rne veiligheid<br />
Ex<strong>te</strong>rne veiligheid gaat over de beheersing van activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n met gevaarlijke stoffen. Die<br />
activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transpor<strong>te</strong>ren van gevaarlijke<br />
stoffen. Deze activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast<br />
vallen de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema ex<strong>te</strong>rne<br />
veiligheid. De risico's worden uitgedrukt in twee risicoma<strong>te</strong>n; het plaatsgebonden (PR) en<br />
het groepsrisico (GR).<br />
Voor de beoordeling van een ruim<strong>te</strong>lijk plan moet voor ex<strong>te</strong>rne veiligheid worden<br />
vastges<strong>te</strong>ld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt<br />
onder het Besluit ex<strong>te</strong>rne veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het<br />
plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportrou<strong>te</strong> (weg, spoor, wa<strong>te</strong>r of buisleiding)<br />
waarover gevaarlijke stoffen (zoals LPG en benzine) worden vervoerd.<br />
Besluit ex<strong>te</strong>rne veiligheid inrichtingen (BEVI)<br />
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het 'Besluit ex<strong>te</strong>rne veiligheid<br />
inrichtingen' (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een<br />
risico vormen voor mensen bui<strong>te</strong>n de inrichting. Het Bevi is opges<strong>te</strong>ld om de risico's,<br />
waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootges<strong>te</strong>ld vanwege risicovolle bedrijven,<br />
<strong>te</strong> beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal<br />
(aanvaard) beschermingsniveau <strong>te</strong> bieden. Via een bijhorende minis<strong>te</strong>riële regeling (Revi)<br />
worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objec<strong>te</strong>n<br />
gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>nbesluit<br />
(Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die<br />
rond minder risicovolle inrichtingen moe<strong>te</strong>n worden aangehouden.<br />
Buisleidingen<br />
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen<br />
door buisleidingen zijn er verschillende ontwikkelingen gaande. Zo is er een nieuw Besluit<br />
ex<strong>te</strong>rne veiligheid buisleidingen en wordt er gewerkt aan een Structuurvisie buisleidingen.<br />
Deze Structuurvisie wordt de opvolger van het Structuurschema Buisleidingen uit 1985 en<br />
bevat een lange <strong>te</strong>rmijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.<br />
Het Besluit ex<strong>te</strong>rne veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling ex<strong>te</strong>rne<br />
veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt<br />
onder andere welke veiligheidsafstanden moe<strong>te</strong>n worden aangehouden rond buisleidingen<br />
met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeen<strong>te</strong>n verplicht om bij<br />
de vasts<strong>te</strong>lling van een bes<strong>te</strong>mmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding<br />
of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor<br />
het PR in acht <strong>te</strong> nemen en het GR <strong>te</strong> verantwoorden. Het Bevb vervangt hiermee de<br />
circulaires Zonering langs hogedruk aardgasleidingen (1984) en Zonering langs<br />
transportleidingen voor brandbare vloeistoffen (1991).<br />
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, wa<strong>te</strong>r of spoor<br />
Het ex<strong>te</strong>rne veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat beschreven in<br />
de Nota en circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs). De<br />
geactualiseerde circulaire is de voorloper van het Besluit transportrou<strong>te</strong>s gevaarlijke<br />
stoffen (B<strong>te</strong>v), dat in 2012 in werking treedt. Ondanks dat het B<strong>te</strong>v nog niet in werking is<br />
getreden is het, in het kader van een goede ruim<strong>te</strong>lijke ordening, verstandig hier al<br />
rekening mee <strong>te</strong> houden. In het B<strong>te</strong>v staan regels op het gebied van ex<strong>te</strong>rne veiligheid<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 26
voor de ruim<strong>te</strong>lijke inrichting rond wegen, wa<strong>te</strong>rwegen spoorwegen met vervoer van<br />
gevaarlijke stoffen. Volgens het B<strong>te</strong>v mag op grond van een ruim<strong>te</strong>lijke besluit geen<br />
kwetsbaar object in de veiligheidszone worden gebouwd. Nieuwe beperkt kwetsbare<br />
objec<strong>te</strong>n mogen alleen in uitzonderlijke gevallen in de veiligheidszone worden toegestaan.<br />
Ten opzich<strong>te</strong> van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is een<br />
verantwoording van het groepsrisico niet meer verplicht als het aannemelijk is dat het<br />
groepsrisico ver beneden de oriëntatiewaarde blijft of nauwelijks toeneemt.<br />
Planspecifiek<br />
Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de risicokaart van de provincie Gelderland<br />
weergegeven.<br />
Uitsnede risicokaart ex<strong>te</strong>rne veiligheid (plangebied binnen paars kader)<br />
Op circa 80 me<strong>te</strong>r van het plangebied ligt een aardgasleiding. Op grond van het Bevb<br />
dient, bij ruim<strong>te</strong>lijke beslui<strong>te</strong>n waarbij (beperkt) kwetsbare objec<strong>te</strong>n worden voorzien<br />
binnen het invloedsgebied van een aardgasleiding, een verantwoording van de toename<br />
van het groepsrisico <strong>te</strong> worden gegeven.<br />
Als gevolg van de uitbreiding van het garagebedrijf zal het aantal personen binnen het<br />
plangebied niet toenemen <strong>te</strong>n opzich<strong>te</strong> van de huidige situatie. Omdat er geen sprake is<br />
van een toename van het aantal personen is er ook geen sprake van een toename van het<br />
groepsrisico. Er hoeft en kan derhalve ook geen verantwoording van de toename van het<br />
groepsrisico worden gegeven.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 27
4.6 Flora en fauna<br />
Bij ruim<strong>te</strong>lijke ingrepen dient rekening <strong>te</strong> worden gehouden met de natuurwaarden <strong>te</strong>r<br />
plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en<br />
soor<strong>te</strong>nbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied.<br />
Wat betreft soor<strong>te</strong>nbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt<br />
onder andere de bescherming van plant- en diersoor<strong>te</strong>n geregeld. Bij ruim<strong>te</strong>lijke<br />
ontwikkelingen dient <strong>te</strong> worden getoetst of er sprake is van negatieve effec<strong>te</strong>n op de<br />
aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, kan ontheffing of vrijs<strong>te</strong>lling worden<br />
aangevraagd.<br />
Gebiedsbescherming<br />
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de<br />
Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:<br />
<br />
<br />
<br />
Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);<br />
beschermde Natuurmonumen<strong>te</strong>n;<br />
wetlands.<br />
Naast deze drie soor<strong>te</strong>n gebieden is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het kader<br />
van de gebiedsbescherming van belang. De EHS is een samenhangend netwerk van<br />
belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvat bestaande natuurgebieden, nieuwe<br />
natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van<br />
de hoofddoels<strong>te</strong>lling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap<br />
behouden, vers<strong>te</strong>rken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een<br />
duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspun<strong>te</strong>n van belang:<br />
<br />
<br />
<br />
vergro<strong>te</strong>n: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor gro<strong>te</strong>re aaneengeslo<strong>te</strong>n<br />
gebieden;<br />
verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;<br />
verbe<strong>te</strong>ren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog<br />
mogelijke natuurkwali<strong>te</strong>it haalbaar is.<br />
Soor<strong>te</strong>nbescherming<br />
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse<br />
plan<strong>te</strong>n en dieren: de soor<strong>te</strong>nbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden<br />
van populaties van soor<strong>te</strong>n die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en<br />
specifieke verboden vastgelegd <strong>te</strong>n aanzien van beschermde dier- en plan<strong>te</strong>nsoor<strong>te</strong>n.<br />
Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde beslui<strong>te</strong>n) vermelde specifieke<br />
mogelijkheden om ontheffing <strong>te</strong> verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet<br />
een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minis<strong>te</strong>r van LNV (artikel 75, lid 3).<br />
Bekeken moet worden in hoeverre ruim<strong>te</strong>lijke plannen negatieve gevolgen hebben op<br />
beschermde dier- en plan<strong>te</strong>nsoor<strong>te</strong>n en of er compenserende of mitigerende maatregelen<br />
genomen moe<strong>te</strong>n worden.<br />
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende<br />
beoogde ruim<strong>te</strong>lijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrich<strong>te</strong>n van<br />
werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een<br />
bepaald beoogd project uitvoerbaar is.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 28
Planspecifiek<br />
De volgende afbeelding toont een overzicht van de <strong>te</strong> beschermen gebieden in de<br />
omgeving van het plangebied.<br />
Beschermde gebieden (plangebied binnen paars kader)<br />
Gezien de ligging van het plangebied op circa 1 kilome<strong>te</strong>r van een Natura2000-gebied / de<br />
Ecologische Hoofdstructuur en de aard van de ontwikkeling zal het plan geen negatieve<br />
effec<strong>te</strong>n hebben op de beschermde gebieden.<br />
Met betrekking tot de aanwezigheid van vas<strong>te</strong> rust- of verblijfplaatsen voor beschermde<br />
soor<strong>te</strong>n is onder andere het huidige gebruik van het plangebied van belang. In de huidige<br />
situatie is de locatie van de uitbreiding reeds verhard en in gebruik <strong>te</strong>n behoeve van het<br />
garagebedrijf. Op een dergelijk <strong>te</strong>rrein is de kans op de aanwezigheid van beschermde<br />
soor<strong>te</strong>n nihil. Een ecologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Wel zijn twee<br />
voorwaarden uit de Flora- en faunawet altijd van toepassing:<br />
<br />
<br />
De start van werkzaamheden (kappen, rooien, slopen en grondbewerking) dient<br />
bui<strong>te</strong>n het broedseizoen van vogels (globaal half maart tot half juli) plaats <strong>te</strong><br />
vinden om verstoring van broedvogels en het broedsucces <strong>te</strong> voorkomen. Alleen<br />
op basis van gericht onderzoek (naar broedende vogels), mag van deze<br />
voorwaarde worden afgeweken.<br />
Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de<br />
uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht <strong>te</strong> worden genomen<br />
voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Verstoring moet worden<br />
beperkt en dieren moe<strong>te</strong>n de gelegenheid hebben om uit <strong>te</strong> wijken en mogen niet<br />
opzet<strong>te</strong>lijk worden gedood. Dit kan door:<br />
o het slopen en rooien star<strong>te</strong>n bui<strong>te</strong>n het voortplantingsseizoen (april -<br />
augustus) en het win<strong>te</strong>r(slaap)seizoen (november - februari);<br />
o het beperken van verlichting tijdens de avonduren <strong>te</strong>n behoeve van<br />
vleermuizen en andere nachtdieren.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 29
4.7 Geluid<br />
De ma<strong>te</strong> waarin geluid het woonmilieu mag belas<strong>te</strong>n, is geregeld in de Wet geluidhinder<br />
(Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objec<strong>te</strong>n worden beschermd <strong>te</strong>gen<br />
geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objec<strong>te</strong>n beschermd (artikel<br />
1 Wgh):<br />
woningen;<br />
geluidsgevoelige <strong>te</strong>rreinen (<strong>te</strong>rreinen die behoren bij andere<br />
gezondheidszorggebouwen dan ca<strong>te</strong>gorale en academische ziekenhuizen,<br />
verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);<br />
andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen<br />
en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en<br />
verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder<br />
(Bgh):<br />
o verzorgings<strong>te</strong>huizen;<br />
o psychiatrische inrichtingen;<br />
o medisch centra;<br />
o poliklinieken;<br />
o medische kleu<strong>te</strong>rdagverblijven.<br />
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objec<strong>te</strong>n gebeurt aan de hand van<br />
vastges<strong>te</strong>lde zoneringen. De belangrijks<strong>te</strong> geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder<br />
worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat<br />
deze wet onder meer in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaar<strong>te</strong>n en<br />
actieplannen.<br />
Planspecifiek<br />
Een garagebedrijf wordt in het kader van de Wet geluidhinder niet gezien als een gevoelig<br />
object. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.<br />
4.8 Geur<br />
Sinds 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van kracht. De Wgv is het<br />
toetsingskader voor de milieuvergunning als het gaat om geurhinder vanwege<br />
dierenverblijven van veehouderijen. De wet biedt de gemeen<strong>te</strong> de mogelijkheid om tot op<br />
zekere hoog<strong>te</strong> af <strong>te</strong> wijken van de wet<strong>te</strong>lijke normen en vas<strong>te</strong> afstanden als het gaat om<br />
geurhinder. Doel is een goede balans tussen de ontwikkelingsmogelijkheden voor de<br />
veehouderij enerzijds en het behoud van een goed woon- en leefklimaat anderzijds. Dit<br />
lokale beleid moet in een gemeen<strong>te</strong>lijke verordening worden vastgelegd.<br />
In de geurverordening staat, hoeveel geurhinder omwonenden maximaal van<br />
dierenverblijven mogen ervaren. Dit wordt uitgedrukt in ou E /m 3 (odeur units per m³). Ook<br />
staat hierin welke afstand minimaal moet worden aangehouden tussen dierenverblijven die<br />
geurhinder kunnen veroorzaken en geurgevoelige objec<strong>te</strong>n als woningen. In de<br />
geurverordening staan de volgende normen:<br />
1. voor bestaande bebouwde kommen: 2 ou E /m 3 ;<br />
2. in gebieden binnen de bebouwde kom: 4 ou E /m 3 ;<br />
3. in het bui<strong>te</strong>ngebied: 10 ou E /m 3 ;<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 30
4. in de plangebieden Lingemeer en Kalverland: 5 ou E /m 3 ;<br />
De wet<strong>te</strong>lijke vas<strong>te</strong> afstanden van 100 me<strong>te</strong>r <strong>te</strong>n opzich<strong>te</strong> van geurgevoelige objec<strong>te</strong>n in<br />
de bebouwde kom en 50 me<strong>te</strong>r <strong>te</strong>n opzich<strong>te</strong> van geurgevoelige objec<strong>te</strong>n in het<br />
bui<strong>te</strong>ngebied blijven ongewijzigd.<br />
Planspecifiek<br />
Een garagebedrijf wordt in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij niet gezien als<br />
een gevoelige bes<strong>te</strong>mming. Er hoeft derhalve niet gekeken <strong>te</strong> worden naar mogelijke<br />
bedrijven met een geurcontour in de omgeving van het plangebied.<br />
4.9 Luchtkwali<strong>te</strong>it<br />
De ‘Wet Luchtkwali<strong>te</strong>it’ (paragraaf 5.2 van de Wet milieubeheer) is enerzijds bedoeld om<br />
de negatieve effec<strong>te</strong>n op de volksgezondheid <strong>te</strong>gen <strong>te</strong> gaan als gevolg van hoge niveaus<br />
van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden <strong>te</strong> creëren voor<br />
ruim<strong>te</strong>lijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden<br />
luchtkwali<strong>te</strong>it.<br />
De Wet luchtkwali<strong>te</strong>it introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'gro<strong>te</strong>' projec<strong>te</strong>n.<br />
Kleine projec<strong>te</strong>n dragen 'niet in be<strong>te</strong>kende ma<strong>te</strong>' (NIBM) bij aan de luchtkwali<strong>te</strong>it. Een paar<br />
honderd gro<strong>te</strong> projec<strong>te</strong>n dragen juist wel 'in be<strong>te</strong>kende ma<strong>te</strong>' bij aan de verslech<strong>te</strong>ring van<br />
de luchtkwali<strong>te</strong>it. Het gaat hierbij vooral om bedrijven<strong>te</strong>rreinen en infrastructuur (wegen).<br />
Wat het begrip 'in be<strong>te</strong>kende ma<strong>te</strong>' precies inhoudt, staat in een Algemene Maatregel van<br />
Besluit (AMvB). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'gro<strong>te</strong>' projec<strong>te</strong>n die jaarlijks meer<br />
dan 3% bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof (PM 10 ) en stikstofdioxide<br />
(NO 2 ) een 'be<strong>te</strong>kenend' negatief effect hebben op de luchtkwali<strong>te</strong>it. 'Kleine' projec<strong>te</strong>n die<br />
minder dan 3% bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat be<strong>te</strong>kent bijvoorbeeld dat<br />
lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven <strong>te</strong> toetsen aan<br />
de normen voor luchtkwali<strong>te</strong>it. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is<br />
neergelegd in de Regeling 'niet in be<strong>te</strong>kenende ma<strong>te</strong> bijdragen'. Een belangrijk onderdeel<br />
van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwali<strong>te</strong>it (NSL),<br />
die sinds 1 augustus 2009 in werking is. Binnen het NSL werken het Rijk, de provincies en<br />
gemeen<strong>te</strong>n samen om de Europese eisen voor luchtkwali<strong>te</strong>it <strong>te</strong> realiseren.<br />
Luchtkwali<strong>te</strong>itseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor<br />
ruim<strong>te</strong>lijke ontwikkeling als:<br />
er geen sprake is van een fei<strong>te</strong>lijke of dreigende overschrijding van een<br />
grenswaarde;<br />
een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslech<strong>te</strong>ring van de luchtkwali<strong>te</strong>it<br />
leidt;<br />
een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het<br />
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwali<strong>te</strong>it (NSL);<br />
een project "niet in be<strong>te</strong>kende ma<strong>te</strong>" bijdraagt aan de luchtverontreiniging.<br />
In het kader van het ops<strong>te</strong>llen van een ruim<strong>te</strong>lijke onderbouwing moe<strong>te</strong>n er derhalve<br />
doorgaans twee aspec<strong>te</strong>n in beeld worden gebracht. Ten eers<strong>te</strong> of de luchtkwali<strong>te</strong>it de<br />
nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet blijken of het project is aan <strong>te</strong> merken als een<br />
NIBM-project en dus niet zal leiden tot een verslech<strong>te</strong>rde luchtkwali<strong>te</strong>it.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 31
Besluit gevoelige bes<strong>te</strong>mmingen<br />
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bes<strong>te</strong>mmingen in werking getreden. Met deze<br />
AMvB wordt de vestiging van zogehe<strong>te</strong>n 'gevoelige bes<strong>te</strong>mmingen' in de nabijheid van<br />
provincialen- en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruim<strong>te</strong>lijke ordening.<br />
Het Besluit gevoelige bes<strong>te</strong>mmingen (luchtkwali<strong>te</strong>itseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a<br />
van de Wet milieubeheer, dat via een amendement van de Tweede Kamer in de Wet<br />
milieubeheer is opgenomen.<br />
Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor<br />
PM 10 en NO 2 , in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking<br />
heeft op een gevoelige bes<strong>te</strong>mming en geheel of gedeel<strong>te</strong>lijk is gelegen op een afstand<br />
van 300 me<strong>te</strong>r aan weerszijden van rijkswegen en 50 me<strong>te</strong>r langs provinciale wegen,<br />
geme<strong>te</strong>n vanaf de rand van de weg en waar overschrijding van de grenswaarden voor<br />
PM 10 of NO 2 (dreigen <strong>te</strong>) plaatsvindt, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een<br />
gevoelige bes<strong>te</strong>mming niet toenemen.<br />
De volgende gebouwen met de bijbehorende <strong>te</strong>rreinen zijn aangemerkt als gevoelige<br />
bes<strong>te</strong>mming: scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg- en bejaarden<strong>te</strong>huizen.<br />
Het gaat hierbij niet om bes<strong>te</strong>mmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle<br />
vergelijkbare functies, ongeacht de exac<strong>te</strong> aanduiding ervan in bes<strong>te</strong>mmingsplannen en<br />
andere beslui<strong>te</strong>n. In casu kan niet worden gesproken van een dergelijke functie.<br />
Planspecifiek<br />
Voor kleinere ruim<strong>te</strong>lijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwali<strong>te</strong>it<br />
heeft het Minis<strong>te</strong>rie van Instastructuur en Milieu in samenwerking met InfoMil een<br />
specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier<br />
worden bepaald of een plan niet in be<strong>te</strong>kenende ma<strong>te</strong> bijdraagt (NIBM) aan de<br />
concentratie van een stof in de bui<strong>te</strong>nlucht.<br />
Weergave NIBM-tool<br />
Uit de hiervoor weergegeven uitsnede blijkt dat het project niet in be<strong>te</strong>kende ma<strong>te</strong> bijdraagt<br />
aan het jaargemiddelde voor luchtkwali<strong>te</strong>it. Aangezien om een uitbreiding van<br />
bedrijfsruim<strong>te</strong> gaat waardoor meer auto’s overdekt kunnen worden gestald in plaats van in<br />
de bui<strong>te</strong>nruim<strong>te</strong>, zal als gevolg van het plan geen extra verkeer gegenereerd worden. Het<br />
plan voorziet daarnaast ook niet in een gevoelige bes<strong>te</strong>mming. Derhalve worden geen<br />
belemmeringen verwacht.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 32
4.10 Verkeer<br />
Onderdeel van een goede ruim<strong>te</strong>lijke ordening is het effect van een beoogd nieuwe project<br />
op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied.<br />
Planspecifiek<br />
Het plan zal geen invloed hebben op de bestaande verkeerssituatie, omdat het aantal<br />
verkeersbewegingen niet of nauwelijks zal toenemen. Parkeren vindt plaats op eigen<br />
<strong>te</strong>rrein en de in- en uitrit zal niet worden gewijzigd.<br />
4.11 Wa<strong>te</strong>rhuishouding<br />
Nationaal beleid<br />
Het aspect wa<strong>te</strong>r is van groot belang binnen de ruim<strong>te</strong>lijke ordening. Door verstandig om <strong>te</strong><br />
gaan met het wa<strong>te</strong>r kan verdroging en wa<strong>te</strong>roverlast worden voorkomen en de kwali<strong>te</strong>it<br />
van het wa<strong>te</strong>r hoog worden gehouden.<br />
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laats<strong>te</strong> jaren veel plannen en wet<strong>te</strong>n gemaakt<br />
met betrekking tot wa<strong>te</strong>r. De belangrijks<strong>te</strong> hiervan zijn het Wa<strong>te</strong>rbeleid voor de 21 e eeuw,<br />
de Wa<strong>te</strong>rwet en het Nationaal Wa<strong>te</strong>rplan.<br />
Wa<strong>te</strong>rbeleid voor de 21 e eeuw<br />
De Commissie Wa<strong>te</strong>rbeheer 21 e eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het<br />
toekomstige wa<strong>te</strong>rbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport<br />
‘Anders omgaan met wa<strong>te</strong>r, Wa<strong>te</strong>rbeleid voor de 21 e eeuw’ (WB21). De kern van het<br />
rapport WB21 is dat wa<strong>te</strong>r de ruim<strong>te</strong> moet krijgen, voordat het die ruim<strong>te</strong> zelf neemt. In het<br />
Wa<strong>te</strong>rbeleid voor de 21 e eeuw worden twee principes (drietrapsstra<strong>te</strong>gieën) voor<br />
duurzaam wa<strong>te</strong>rbeheer geïntroduceerd:<br />
<br />
<br />
vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig wa<strong>te</strong>r zoveel mogelijk<br />
bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlak<strong>te</strong>wa<strong>te</strong>r.<br />
Vervolgens wordt zo nodig het wa<strong>te</strong>r tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als<br />
vasthouden en bergen <strong>te</strong> weinig opleveren wordt het wa<strong>te</strong>r afgevoerd.<br />
schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het wa<strong>te</strong>r zoveel mogelijk<br />
schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil wa<strong>te</strong>r zoveel mogelijk<br />
gescheiden en als laats<strong>te</strong> komt het zuiveren van verontreinigd wa<strong>te</strong>r aan het bod.<br />
Wa<strong>te</strong>rwet<br />
Centraal in de Wa<strong>te</strong>rwet staat een in<strong>te</strong>graal wa<strong>te</strong>rbeheer op basis van de<br />
‘wa<strong>te</strong>rsys<strong>te</strong>embenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen<br />
wa<strong>te</strong>rsys<strong>te</strong>men. Denk hierbij aan de relaties tussen wa<strong>te</strong>rkwali<strong>te</strong>it, -kwanti<strong>te</strong>it, oppervlak<strong>te</strong>en<br />
grondwa<strong>te</strong>r, maar ook aan de samenhang tussen wa<strong>te</strong>r, grondgebruik en<br />
wa<strong>te</strong>rgebruikers.<br />
Nationaal Wa<strong>te</strong>rplan<br />
Op basis van de Wa<strong>te</strong>rwet is het Nationaal Wa<strong>te</strong>rplan vastges<strong>te</strong>ld door het kabinet. Het<br />
Nationaal Wa<strong>te</strong>rplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 -<br />
2015 voert om <strong>te</strong> komen tot een duurzaam wa<strong>te</strong>rbeheer. Het Nationaal Wa<strong>te</strong>rplan richt<br />
zich op bescherming <strong>te</strong>gen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon<br />
wa<strong>te</strong>r en de diverse vormen van gebruik van wa<strong>te</strong>r. Het geeft maatregelen die in de<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 33
periode 2009-2015 genomen moe<strong>te</strong>n worden om Nederland ook voor toekomstige<br />
generaties veilig en leefbaar <strong>te</strong> houden en de kansen die wa<strong>te</strong>r biedt <strong>te</strong> benut<strong>te</strong>n.<br />
Beleid Wa<strong>te</strong>rschap Rivierenland - Wa<strong>te</strong>rbeheerplan 2010-2015<br />
Voor de periode 2010-2015 heeft het Wa<strong>te</strong>rschap Rivierenland een wa<strong>te</strong>rbeheerplan<br />
opges<strong>te</strong>ld. Dit plan is op 30 oktober 2009 vastges<strong>te</strong>ld door het Algemeen Bestuur van het<br />
wa<strong>te</strong>rschap. Het plan gaat over het wa<strong>te</strong>rbeheer in het hele rivierengebied en omvat alle<br />
wa<strong>te</strong>rtaken van het wa<strong>te</strong>rschap: wa<strong>te</strong>rkwanti<strong>te</strong>it, wa<strong>te</strong>rkwali<strong>te</strong>it, wa<strong>te</strong>rkering en wa<strong>te</strong>rke<strong>te</strong>n.<br />
Het nieuwe wa<strong>te</strong>rbeheerplan bouwt vooral voort op het bestaande beleid uit de<br />
voorgaande wa<strong>te</strong>rbeheerplannen. Het Wa<strong>te</strong>rbeheerplan 2010-2015 heeft een in<strong>te</strong>graal en<br />
stra<strong>te</strong>gisch karak<strong>te</strong>r. De koers voor de komende zes jaren is in het plan vastgelegd.<br />
De opgaven waar het wa<strong>te</strong>rschap voor staat, zijn groot. Het wa<strong>te</strong>rschap wil het<br />
beheergebied in 2015 klimaatbes<strong>te</strong>ndig hebben op basis van de huidige klimaatscenario’s.<br />
De primaire wa<strong>te</strong>rkeringen zijn dan op orde, dat wil zeggen dat ze voldoen aan de dan<br />
geldende normen. En het bergend vermogen van wa<strong>te</strong>rsys<strong>te</strong>em in het landelijk gebied is<br />
zodanig vergroot, dat slechts bij zeer uitzonderlijke regenval wa<strong>te</strong>roverlast optreedt.<br />
Daarnaast s<strong>te</strong>llen we ons tot doel dat in 2027 de KRW-doels<strong>te</strong>llingen voor de<br />
wa<strong>te</strong>rkwali<strong>te</strong>it worden gehaald. Hiervoor is het nodig in de periode 2010 tot en met 2015<br />
een groot aantal maatregelen <strong>te</strong> treffen om vooral de ecologische wa<strong>te</strong>rkwali<strong>te</strong>it <strong>te</strong><br />
verbe<strong>te</strong>ren.<br />
Ook het s<strong>te</strong>delijk gebied zal klimaatbes<strong>te</strong>ndig moe<strong>te</strong>n worden gemaakt. Samen met de<br />
gemeen<strong>te</strong>n gaat het wa<strong>te</strong>rschap in de planperiode verder op de ingeslagen weg om het<br />
wa<strong>te</strong>rbergend vermogen van s<strong>te</strong>delijk wa<strong>te</strong>r <strong>te</strong> vergro<strong>te</strong>n en de wa<strong>te</strong>rkwali<strong>te</strong>it <strong>te</strong><br />
verbe<strong>te</strong>ren. Daarnaast geeft het wa<strong>te</strong>rschap met de gemeen<strong>te</strong>n verder vorm aan de<br />
samenwerking in de afvalwa<strong>te</strong>rke<strong>te</strong>n. Tenslot<strong>te</strong> wil het wa<strong>te</strong>rschap de wa<strong>te</strong>rcondities voor<br />
de nat<strong>te</strong> natuur, zoals Natura-2000 gebieden en verdroogde gebieden, verbe<strong>te</strong>ren en de<br />
wa<strong>te</strong>rkwali<strong>te</strong>it in wa<strong>te</strong>ren met aquatische natuurwaarden beschermen en waar mogelijk<br />
verbe<strong>te</strong>ren.<br />
Het wa<strong>te</strong>rschap vindt het belangrijk dat het wa<strong>te</strong>rbeheerplan niet alleen betrekking heeft op<br />
de ontwikkeling van nieuwe wa<strong>te</strong>rpartijen en wa<strong>te</strong>rkeringen, maar dat het ook gaat over de<br />
wijze waarop het beheer en onderhoud plaatsvindt. Bijvoorbeeld over peilbeheer,<br />
natuurvriendelijk onderhoud en energiebewust beheer.<br />
Wa<strong>te</strong>rplan Buren 2008-2017<br />
In 2008 heeft de gemeen<strong>te</strong> Buren samen met het Wa<strong>te</strong>rschap Rivierenland het Wa<strong>te</strong>rplan<br />
Buren 2008-2017 opges<strong>te</strong>ld. Doel van het wa<strong>te</strong>rplan is het ontwikkelen en vastleggen van<br />
overkoepelend wa<strong>te</strong>rbeleid voor een gezond en veerkrachtig wa<strong>te</strong>rsys<strong>te</strong>em in Buren<br />
waarmee:<br />
- wa<strong>te</strong>raspec<strong>te</strong>n in bestaand beleid en plannen in samenhang worden gebracht;<br />
- wordt geanticipeerd op toekomstige ontwikkelingen zoals verwoord in nationale en<br />
Europese beleidsstandpun<strong>te</strong>n (NBW en KRW);<br />
- voor wa<strong>te</strong>r heldere richtlijnen beschikbaar komen die zich goed la<strong>te</strong>n vertalen in<br />
het gemeen<strong>te</strong>lijk RO-instrumentarium.<br />
Het wa<strong>te</strong>rbeleid zal worden uitgewerkt in een uitvoeringprogramma (2007-2015) met<br />
concre<strong>te</strong> afspraken over ambities, maatregelen, kos<strong>te</strong>n(verdeling) en doorwerking in de<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 34
uim<strong>te</strong>lijke ordening. Het uitvoeringsprogramma speelt in op kansen, knelpun<strong>te</strong>n en<br />
ontwikkelingen.<br />
Het wa<strong>te</strong>rplan dient als praktische leidraad bij de uitvoering van wa<strong>te</strong>r- en ruim<strong>te</strong>lijke<br />
ordeningprojec<strong>te</strong>n. De planvorming vindt plaats in samenwerking met de belangrijks<strong>te</strong><br />
'wa<strong>te</strong>rpartner', het wa<strong>te</strong>rschap. Gestreefd wordt naar realisatie van de s<strong>te</strong>delijke<br />
wa<strong>te</strong>ropgave <strong>te</strong>gen de laagst maatschappelijke kos<strong>te</strong>n. Hiertoe wordt tijdens de<br />
planvorming gezocht naar draagvlak bij betrokkenen en belanghebbenden.<br />
Wa<strong>te</strong>rtoets<br />
De wa<strong>te</strong>rtoets is als planologisch ‘instrument’ ingevoerd om vroegtijdig in een planproces<br />
middels overleg tussen initiatiefnemer en de wa<strong>te</strong>rbeheerders nadelige effec<strong>te</strong>n op het<br />
wa<strong>te</strong>rsys<strong>te</strong>em zo veel mogelijk <strong>te</strong> beperken. Door middel van overleg in het begin van een<br />
planproces kunnen dure of gecompliceerde oplossingen worden voorkomen. De<br />
wa<strong>te</strong>rbeheerder wordt voorafgaand aan de formele Wro-procedure geconsul<strong>te</strong>erd.<br />
Planspecifiek<br />
De locatie valt onder het beheersgebied van het Wa<strong>te</strong>rschap Rivierenland. In het beleid<br />
van Rivierenland is vastgelegd dat bij ontwikkelingen wa<strong>te</strong>rcompensatie is vereist.<br />
Wa<strong>te</strong>rcompensatie is ech<strong>te</strong>r pas noodzakelijk bij een toename van de verharding van<br />
1.500 m 2 in landelijk gebied. In de huidige situatie is er reeds sprake van <strong>te</strong>rreinverharding,<br />
waardoor de verharding niet zal toenemen als gevolg van de ontwikkeling.<br />
4.12 Spuithinder<br />
Spuit- en <strong>te</strong>eltvrije zones worden opgenomen om gevoelige objec<strong>te</strong>n (zoals woningen) <strong>te</strong><br />
beschermen <strong>te</strong>gen de gezondheidsrisico’s die samenhangen met het gebruik van<br />
bestrijdingsmiddelen bij fruit<strong>te</strong>elt en boom<strong>te</strong>elt. Gebruikelijk is het om een zone aan <strong>te</strong><br />
houden van 50 me<strong>te</strong>r tussen de gevoelige functie en de <strong>te</strong>elt waarbinnen niet gespo<strong>te</strong>n en<br />
ge<strong>te</strong>eld mag worden.<br />
Spuitzones worden opgenomen als zonering bij <strong>te</strong>eltactivi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n. Binnen deze zones zijn<br />
geen hindergevoelige functies zoals wonen en recreatie toegestaan. Teeltvrije zones<br />
worden opgenomen als zonering bij hindergevoelige functies. Binnen deze zones is het<br />
niet mogelijk agrarische fruit<strong>te</strong>elt en/of boom<strong>te</strong>elt-activi<strong>te</strong>i<strong>te</strong>n uit <strong>te</strong> voeren.<br />
Planspecifiek<br />
Een garagebedrijf betreft geen hindergevoelige functie. Er hoeft derhalve niet gekeken <strong>te</strong><br />
worden naar mogelijke fruit- en boom<strong>te</strong>eltbedrijven in de omgeving van het plangebied.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 35
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 36
5 MAATSCHAPPELIJKE EN ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID<br />
5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid<br />
Bij de voorbereiding van een ontwerp bes<strong>te</strong>mmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid<br />
1 Wro sub c overleg <strong>te</strong> worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het<br />
eers<strong>te</strong> lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met wa<strong>te</strong>rschappen en met die diens<strong>te</strong>n<br />
van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruim<strong>te</strong>lijke ordening of belast<br />
zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere<br />
plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.<br />
Een ontwerpbes<strong>te</strong>mmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken <strong>te</strong>r<br />
inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in <strong>te</strong><br />
dienen op het plan. Na vasts<strong>te</strong>lling door de Raad wordt het vasts<strong>te</strong>llingsbesluit bekend<br />
gemaakt. Het bes<strong>te</strong>mmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken <strong>te</strong>r inzage. Gedurende<br />
deze <strong>te</strong>rmijn is er de mogelijkheid beroep in <strong>te</strong> dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak<br />
van de Raad van Sta<strong>te</strong>. Het bes<strong>te</strong>mmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de<br />
<strong>te</strong>rvisielegging in werking als er geen beroep is inges<strong>te</strong>ld. Is er wel beroep inges<strong>te</strong>ld dan<br />
treedt het bes<strong>te</strong>mmingsplan ook in werking, <strong>te</strong>nzij naast het indienen van een beroepschrift<br />
ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding<br />
eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het<br />
besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Sta<strong>te</strong>.<br />
Planspecifiek<br />
De voorliggende ruim<strong>te</strong>lijke onderbouwing en de daarin opgenomen ontwikkeling maken<br />
onderdeel uit van het ontwerpbes<strong>te</strong>mmingsplan ‘Bui<strong>te</strong>ngebied, derde herziening’. In de<br />
procedure voor dit bes<strong>te</strong>mmingsplan zal een ieder in de gelegenheid worden ges<strong>te</strong>ld om<br />
zienswijzen kenbaar <strong>te</strong> maken.<br />
5.2 Economische uitvoerbaarheid (kos<strong>te</strong>nverhaal en planschade)<br />
Bij de voorbereiding van een bes<strong>te</strong>mmingsplan dient, op grond van het Bro onderzoek<br />
plaats <strong>te</strong> vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij<br />
vasts<strong>te</strong>lling van een ruim<strong>te</strong>lijk besluit <strong>te</strong>vens een exploitatieplan <strong>te</strong> worden vastges<strong>te</strong>ld om<br />
het verhaal van de plankos<strong>te</strong>n zeker <strong>te</strong> s<strong>te</strong>llen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie',<br />
artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeen<strong>te</strong>raad bij het besluit tot vasts<strong>te</strong>lling van het<br />
bes<strong>te</strong>mmingsplan ech<strong>te</strong>r beslui<strong>te</strong>n geen exploitatieplan vast <strong>te</strong> s<strong>te</strong>llen indien:<br />
- het verhaal van kos<strong>te</strong>n van de grondexploitatie over de in het plan of besluit<br />
begrepen gronden anderszins verzekerd is;<br />
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eers<strong>te</strong> lid, onder<br />
c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;<br />
- het s<strong>te</strong>llen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel<br />
6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.<br />
Planspecifiek<br />
Het plan betreft een particulier initiatief op eigen gronden. Door de gemeen<strong>te</strong> Buren<br />
hoeven geen voorzieningen <strong>te</strong> worden getroffen en geen aan- of verkopen <strong>te</strong> worden<br />
gedaan. Er is een an<strong>te</strong>rieure overeenkomst geslo<strong>te</strong>n met de initiatiefnemer. Op basis van<br />
deze overeenkomst komen alle kos<strong>te</strong>n die samenhangen met dit plan voor rekening van<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 37
de initiatiefnemer. Het kos<strong>te</strong>nverhaal is hiermee anderszins verzekerd. Hiermee is de<br />
economische uitvoerbaarheid van voorliggend plan voldoende aangetoond.<br />
<strong>Ruim<strong>te</strong>lijke</strong> onderbouwing | <strong>Wal</strong> 7 <strong>te</strong> <strong>Maurik</strong> | definitief 38