22.06.2015 Views

Zienswijzennota Bestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder 2008

Zienswijzennota Bestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder 2008

Zienswijzennota Bestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder 2008

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Gemeente Leidschendam-Voorburg<br />

<strong>Zienswijzennota</strong><br />

<strong>Bestemmingsplan</strong><br />

<strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong><br />

<strong>2008</strong><br />

Raadsvergadering 2 juni 2009<br />

Behorende bij raadsbesluit 09/11137<br />

Paraaf griffier,


ZIENSWIJZENNOTA BESTEMMINGSPLAN<br />

“NIEUWE DRIEMANSPOLDER”<br />

A. INLEIDING<br />

Het bestemmingsplan ‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong>’ heeft tot doel de functiewijziging en herinrichting<br />

van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> in een juridisch bindende regeling vast te leggen.<br />

De functiewijziging en herinrichting hebben vooral betrekking op:<br />

- vergroting van de recreatieve waarden van het gebied inclusief verruiming en verbetering<br />

van recreatieve verbindingen;<br />

- realisatie van een duurzame waterhuishouding, o.a. in de vorm van een seizoens- en<br />

piekberging;<br />

- versterking van de ecologische waarden en natuurwaarden, inclusief verbetering van de<br />

ecologische verbindingen van, naar en in het gebied.<br />

Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft ingevolge artikel 3.8 van de ‘Wet ruimtelijke ordening’<br />

(Wro) juncto afdeling 3.4 van de ‘Algemene wet bestuursrecht’ (Awb) in eerste instantie ter visie<br />

gelegen van 26 september t/m 6 november <strong>2008</strong>. Vanwege het feit dat de bijlagen bij het plan pas<br />

later integraal digitaal beschikbaar waren, heeft het ontwerpbestemmingsplan opnieuw ter inzage<br />

gelegen van 10 oktober <strong>2008</strong> t/m 21 november <strong>2008</strong>. Gedurende beide perioden van ter<br />

inzagelegging bestond voor een ieder de mogelijkheid om zijn of haar zienswijze over het ontwerp<br />

schriftelijk of mondeling naar voren te brengen.<br />

Deze nota behandelt de ingekomen zienswijzen. Onder ‘B’ wordt eerst aangegeven van wie<br />

zienswijzen zijn ontvangen. Daarna worden deze zienswijzen inhoudelijk samengevat en van een<br />

beantwoording voorzien. In paragraaf ‘C’ is weergegeven welke inhoudelijke wijzigingen in de<br />

toelichting, de regels en/of de plankaart zijn doorgevoerd, hetzij naar aanleiding van de zienswijzen<br />

hetzij ambtshalve.<br />

In algemene zin kan het volgende worden opgemerkt. In een aanzienlijk deel van de zienswijzen<br />

wordt ingegaan op aspecten die strikt genomen geen betrekking hebben op de planologischjuridische<br />

aspecten die in het bestemmingsplan worden geregeld, maar op inrichtingstechnische<br />

onderwerpen die in het nog definitief uit te werken inrichtingsplan (n.b.: dat is geen ruimtelijk plan in<br />

de zin van de Wet ruimtelijke ordening (Wro)) zullen worden opgenomen. De op de Wro gestoelde<br />

zienswijzenprocedure is niet het geëigende instrument op nader op deze specifieke aspecten in te<br />

gaan, bij de beantwoording van de zienswijzen is dit duidelijk aangegeven. Wel zullen alle op de<br />

inrichtings- en uitvoeringsaspecten betrekking hebbende zienswijzen worden doorgestuurd naar de<br />

uitvoeringsorganisatie van het project voor de herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong>.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 2


B. ZIENSWIJZEN<br />

Gedurende de periode(n) van ter inzagelegging zijn in totaal 64 zienswijzen ontvangen. Hieronder<br />

is in tabelvorm (B1.) weergegeven van wie zienswijzen zijn binnengekomen. Vervolgens wordt kort<br />

ingegaan op de ontvankelijkheid van de ingekomen zienswijzen (B2.) Iedere tijdig ingediende<br />

zienswijze is daarna kort samengevat, afzonderlijk afgewogen en van een reactie voorzien (B3.).<br />

B1. OVERZICHT ZIENSWIJZEN<br />

Naam Namens/betreft Adres Postcode en<br />

woonplaats<br />

1 M.J.C. Schwartz Hoogheemraadschap<br />

van Delfland<br />

2 G.A. Westmaas N.V. Nederlandse<br />

3 J.M. van Wissen<br />

en A.H.M. Janson<br />

4 J.W. Groenewegen<br />

en J.C. van Dorp<br />

Gasunie,<br />

leidingen<br />

Adviesraad Stompwijk<br />

Werkgroep Econ.<br />

Gebruikers NDP<br />

5 J.F.M. van Vliet Stichting<br />

Duinpoldertocht, ijsclubs<br />

L’dam, Stompwijk,<br />

Voorschoten, Katwijk<br />

Datum<br />

ingekomen<br />

Postbus 3061 2601 DB Delft 21 nov.’08<br />

Postbus 444<br />

Dr. Van Noortstraat<br />

62b<br />

Gaardedreef 4<br />

Postbus 46<br />

2740 AK<br />

Waddinxveen<br />

2266 GZ<br />

Stompwijk<br />

2723 AH<br />

Zoetermeer<br />

2250 AA<br />

Voorschoten<br />

6 C. Ramkema ZKV “De Sprinters” Postbus 7390 2701 AJ<br />

7 Johan Ros taxatie-<br />

en adviesbureau<br />

Fam. Roeling,<br />

Stompwijkseweg 7<br />

8 F. Roos F. Roos Vastgoed BV,<br />

Stompwijkseweg 10-12<br />

9 P. Koevoet Boomkwekerij de<br />

Bomentuin,<br />

Stompwijkseweg 20b<br />

10 G. Zwennes Paardenhouderij<br />

Stompwijkseweg 20c<br />

Provenierssingel 54<br />

Westvlietweg 83<br />

Smidslaan 38<br />

Pinksterbloemplein<br />

35<br />

Zoetermeer<br />

3033 EM<br />

Rotterdam<br />

2495 AB<br />

Den Haag<br />

2264 TZ<br />

Leidschendam<br />

2555 EN<br />

Den Haag<br />

11 N. den Haan Stompwijkseweg 22 Stompwijkseweg 22 2266 GE<br />

Leidschendam<br />

12 A. Dogterom Kerkepad Stompwijkseweg 38a 2266 GG<br />

13 DAS<br />

Rechtsbijstand<br />

14 J.N. Olieman en<br />

C.P. Olieman-<br />

Lindeleijer<br />

H.J. van Santen,<br />

Stompwijkseweg 92<br />

Postbus 23000<br />

Leidschendam<br />

1100 DM<br />

Amsterdam<br />

Wilsveen 1 Wilsveen 1 2266 LN<br />

Leidschendam<br />

15 J. Olieman Wilsveen 1 Wilsveen 1 2266 LN<br />

Leidschendam<br />

16 A. van Woerden Wilsveen 2 Wilsveen 2 2266 LR<br />

Leidschendam<br />

6 nov.‘08<br />

18 nov.‘08<br />

20 nov.’08<br />

20 nov.’08<br />

19 nov.’08<br />

20 nov.’08<br />

24 nov.‘08<br />

14 nov.‘08<br />

7 okt.‘08<br />

9 okt.‘08<br />

11 nov.‘08<br />

19 nov.’08<br />

21 nov.’08<br />

5 nov.’08<br />

20 nov.‘08<br />

17 A.A.E. Slingerland Werkgroep “Behoud Wilsveen 3 2266 LN 20 nov.’08<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 3


Landschap<br />

Leidschendam<br />

Leidschendam/<br />

Nootdorp”<br />

18 M.B.A.E.<br />

Slingerland<br />

Wilsveen 3 Wilsveen 3 2266 LN<br />

Leidschendam<br />

19 T.G.M. Ammerlaan Wilsveen 4a It Aldlan 9 9034 XB<br />

Marssum<br />

20 A. van Gent Wilsveen 5 Wilsveen 5 2266 LN<br />

Leidschendam<br />

21 EBH Elshof L.G. Ammerlaan en Postbus 1010 2600 BA<br />

Advocaten M.V.W. Ammerlaan-<br />

Delft<br />

Broekmans,<br />

Wilsveen 6<br />

22 G.J. Ammerlaan Wilsveen 8 Wilsveen 8 2266 LR<br />

Leidschendam<br />

23 R.G.J. Tetteroo Theo Tetteroo bv, Postbus 28<br />

2260 AA<br />

Wilsveen 10<br />

Leidschendam<br />

Wilsveen 10 Wilsveen 10 2266 LR<br />

Leidschendam<br />

A.Th. Knijnenburg, Postbus 5715 3290 AA<br />

Wilsveen 10b<br />

Strijen<br />

Wilsveen 12 Wilsveen 12 2266 LN<br />

Leidschendam<br />

Wilsveen 13 en Wilsveen 13 2266 LN<br />

Wilsveen 15<br />

Leidschendam<br />

24 A.G.M. Tetteroo-<br />

Meester<br />

25 Overwater<br />

Rentmeesterskantoor<br />

BV<br />

26 R.R. Olieman en<br />

H.H.M. Verkroost<br />

27 A. Kraal, M.A.<br />

Kraal-van Trigt,<br />

J.M. v. Leeuwen-<br />

Klein Breteler,<br />

G.C.M. v. Leeuwen<br />

28 Dhr. Hoogendam Wilsveen 17-19 Jacob Mosselstraat 2 2595 RH Den<br />

Haag<br />

29 DAS<br />

C. van Leeuwen en P. Postbus 23000 1100 DM<br />

Rechtsbijstand v.d. Poel,<br />

Amsterdam<br />

Wilsveen 22-24<br />

30 De Koning & J.F. Bos-de Gier, Oosteinde 32 3466 LB<br />

Witzier<br />

Wilsveen 24A<br />

Waarder (ZH)<br />

31 Overwater Fam. Rijling, Wilsveen Postbus 5715 3290 AA<br />

Rentmeesterskantoor<br />

26<br />

Strijen<br />

BV<br />

32 La Gro Advocaten Gebr. A.P. en P.C. Postbus 155 2400 AD<br />

Ammerlaan,<br />

Alphen a/d Rijn<br />

Wilsveen 28<br />

33 ‘t Schoutenhuis De Stichting Hofje van Postbus 13<br />

3930 EA<br />

b.v.<br />

Hoogelande,<br />

Woudenberg<br />

Wilsveen 28<br />

34 R. Verhagen AvS Stompwijk, Dr. Van Noortstraat 2266 HC<br />

Wilsveen 30/32 210<br />

Stompwijk<br />

35 Fam. Olsthoorn Wilsveen 33 Wilsveen 33 2266 LN<br />

Leidschendam<br />

21 nov.’08<br />

10 okt.‘08<br />

21 nov.’08<br />

20 nov.‘08<br />

18 nov.‘08<br />

21 nov.‘08<br />

21 nov.‘08<br />

17 nov.‘08<br />

20 nov.’08<br />

20 nov.’08<br />

5 nov.’08<br />

24 nov.‘08<br />

19 nov.‘08<br />

20 nov.’08<br />

21 nov.’08<br />

13 okt.’08<br />

17 nov.’08<br />

23 okt.’08<br />

21 nov.’08<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 4


36 W.H. Westerman Wilsveen 34 Wilsveen 34 2266 LR<br />

Leidschendam<br />

37 C.J. Westerman Wilsveen 34 Wilsveen 34 2266 LR<br />

Leidschendam<br />

38 DLV Bouw, Milieu V.o.f. Van den Akker- Postbus 511 5400 AM<br />

en Techniek BV Bruinsma,<br />

Uden<br />

Wilsveen 37<br />

39 J.J.G. Ense Wilsveen 41 Wilsveen 41 2266 LN<br />

Leidschendam<br />

40 G.F. en J.J.G. Wilsveen 65 Wilsveen 65 2266 LP<br />

Vogels en A.H.M.<br />

Leidschendam<br />

Vogels v. Stein<br />

41 Overwater J.A. Spronk,<br />

Postbus 5715 3290 AA<br />

Rentmeesterskantoor<br />

Voorweg 167b<br />

Strijen<br />

BV Zoetermeer<br />

42 D. Bos Firma W., D. en Voorweg 175 2716 NJ<br />

M.W. Bos,<br />

Zoetermeer<br />

Voorweg 175<br />

43 P.J.M. van<br />

Leeuwen<br />

Meer- en Geerweg 9 Meer- en Geerweg 9 2266 HW<br />

Stompwijk<br />

44 M. van Leeuwen Meer- en Geerweg 14 Meer- en Geerweg 14 2266 HW<br />

Stompwijk<br />

45 A. de Winter Meer- en Geerweg 14 Meer- en Geerweg 14 2266 HW<br />

Stompwijk<br />

46 H.N. de Winter Meer- en Geerweg 14a Meer- en Geerweg 2266 HW<br />

14a<br />

Stompwijk<br />

47 Jw. Van Ravesteyn De Witte Raaf, Voorweg 173 2716 NJ<br />

parkeerbalans<br />

Zoetermeer<br />

48 P. v.d. Woude Stichting Wijkberaad Postbus 23<br />

2260 AA<br />

Leidschenveen<br />

Leidschendam<br />

49 M. Lenferink, Bewoners Arenastraat Arenastraat 19 2492 WV<br />

P. Huijbregts, 19/25/27/31,<br />

Den Haag<br />

J. Groot Kormelink, Landscheidingsdijk<br />

P. Blesgraaf<br />

50 P. de Graaf Bewoners Golfbaan Golfbaan 11 2492 WE<br />

1 t/m 13 en 27,<br />

Den Haag<br />

Landscheidingsdijk<br />

51 C. van IJzerloo Landscheidingsdijk Golfbaan 9 2492 WE<br />

Den Haag<br />

52 R.F.M. van den Landscheidingsdijk Krooneendstraat 4 2492 NG<br />

Brink en M.C.C.<br />

Den Haag<br />

Reus<br />

53 H. Koutstaal en Landscheidingsdijk Krooneendstraat 12 2492 NG<br />

C.J.M. Omloo<br />

Den Haag<br />

54 M.A. Ibelings en Landscheidingsdijk Krooneendstraat 14 2492 NG<br />

M.H. van<br />

Den Haag<br />

Wijngaarden<br />

55 J.P. Bijleveld en G. Landscheidingsdijk Krooneendstraat 16 2492 NG<br />

Bartelds<br />

Den Haag<br />

14 nov.’08<br />

10 nov.’08<br />

31 okt.’08<br />

21 nov.’08<br />

14 nov.’08<br />

21 nov.’08<br />

20 nov.’08<br />

20 nov.’08<br />

27 okt.’08<br />

20 nov.’08<br />

20 nov.’08<br />

20 nov.’08<br />

19 nov.’08<br />

20 nov.’08<br />

20 nov.’08<br />

20 nov.’08<br />

21 nov.’08<br />

21 nov.’08<br />

2 dec.’08<br />

20 nov.’08<br />

20 nov.’08<br />

20 nov.’08<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 5


56 F. en I.A.P. Bonvie Landscheidingsdijk Krooneendstraat 18 2492 NG<br />

Den Haag<br />

57 A.J.M. Linderhof Landscheidingsdijk Krooneendstraat 22 2492 NG<br />

en J. Linderhof-<br />

Den Haag<br />

van Iterson<br />

58 R.J.M. Hartog en Landscheidingsdijk Krooneendstraat 24 2492 NG<br />

T.M. Schippers<br />

Den Haag<br />

59 A.J. van Wijk en H. Landscheidingsdijk Krooneendstraat 28 2492 NG<br />

van der Wind<br />

Den Haag<br />

60 J. Scheffers Landscheidingsdijk Krooneendstraat 30 2492 NG<br />

Den Haag<br />

61 Wil.J.Schipper Landscheidingsdijk Krooneendstraat 34 2492 NG<br />

Den Haag<br />

62 J.F.N. Annegarn Landscheidingsdijk Krooneendstraat 36 2492 NG<br />

en J.C.H. van<br />

Den Haag<br />

Werkhoven<br />

63 G.B.I. Portena Landscheidingsdijk Krooneendstraat 40 2492 NG<br />

Den Haag<br />

64 Appelman Advies Maatschap v.d. Ende, Marinaweg 75 1361 AG<br />

Onteigening B.V. Roeleveenseweg 8 Den<br />

Almere<br />

Haag<br />

13 nov.’08<br />

13 nov.’08<br />

19 nov.’08<br />

25 nov.’08<br />

18 nov.’08<br />

18 dec.’08<br />

20 nov.’08<br />

12 nov.’08<br />

17 nov.’08<br />

B2. ONTVANKELIJKHEID ZIENSWIJZEN<br />

Het ontwerpbestemmingsplan heeft zoals gezegd uiteindelijk ter inzage gelegen van vrijdag 26<br />

september <strong>2008</strong> tot en met vrijdag 21 november <strong>2008</strong>. Zienswijzen die op vrijdag 21 november<br />

<strong>2008</strong> ter post zijn bezorgd, zijn pas op maandag 24 november <strong>2008</strong> bij de gemeente<br />

Leidschendam-Voorburg geregistreerd. Alle zienswijzen met een registratiedatum van 24<br />

november <strong>2008</strong> zijn daarom aangemerkt als tijdig ingediend. Van de 64 ingediende zienswijzen zijn<br />

er 3 ingediend na het verstrijken van de (wettelijk bepaalde) termijn. Deze 3 te laat ingediende<br />

zienswijzen zijn niet-ontvankelijk en zijn daarom bij de verdere afweging buiten beschouwing<br />

gelaten.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 6


B3. WEERGAVE EN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN<br />

1. Hoogheemraadschap van Delfland<br />

Zienswijze<br />

Het Hoogheemraadschap kan instemmen met de waterparagraaf in het bestemmingsplan, omdat<br />

aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding invulling is gegeven.<br />

Reactie<br />

De zienswijze wordt voor kennisgeving aangenomen.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

2. N.V. Nederlandse Gasunie<br />

Zienswijze<br />

a. Aan het verzoek in de inspraakreactie om in de plantoelichting aandacht te besteden aan<br />

het nieuwe beleid op gebied van externe veiligheid in relatie tot buisleidingen is geen<br />

gehoor gegeven;<br />

b. Ten onrechte is aan alle drie de aanwezige gastransportleidingen een gelijke<br />

bestemmingsbreedte toegekend;<br />

c. Het in het plan opgenomen aanlegvergunningenstelsel is niet toereikend om de<br />

ongestoorde werking en veiligheid van de gastransportleidingen te waarborgen.<br />

Reactie<br />

a. De toelichting van een bestemmingsplan dient als onderbouwing voor de in dat plan<br />

vastgelegde bepalingen, die het gebruik van gronden en bouwwerken vastleggen. Onder<br />

meer wordt in de toelichting het geldend juridisch – en beleidskader beschreven en wordt<br />

verslag gedaan van de verschillende uitgevoerde onderzoeken. De toelichting moet de op<br />

de plankaart en in de regels juridisch vertaalde keuzes kunnen verantwoorden en dragen<br />

en mag dus niet in strijd zijn met of afwijken van het geldende wettelijke kader.<br />

Het op dit moment (begin 2009) geldende rijksbeleid op het gebied van ruimtelijke plannen<br />

en externe veiligheid in relatie tot aardgasleidingen dateert van 1984. Het is vastgelegd in<br />

de circulaire “Zonering langs aardgastransportleidingen”, waarvan de uitgangspunten<br />

verouderd zijn. De minister bereidt daarom een nieuwe AMvB voor waarin een meer<br />

actuele regeling zal worden ingevoerd. De datum van invoering van deze nieuwe AMvB is<br />

echter nog onduidelijk, zodat de oude circulaire nog steeds het actueel geldende wettelijk<br />

kader vormt. Een wettelijke basis om in de plantoelichting concreet te verwijzen naar de<br />

nieuwe AMvB resp. daarop te anticiperen ontbreekt dan ook.<br />

Voor wat betreft de uitleg van de begrippen PR en GR die in de zienswijze wordt gegeven:<br />

deze uitleg heeft meerwaarde, de plantoelichting wordt aangevuld.<br />

b. Inderdaad is op dit punt sprake van een verschil tussen de plantoelichting en de regels<br />

resp. de plankaart. De breedte van de bestemmingszone zal in artikel 18 van de regels<br />

conform de zienswijze worden gecorrigeerd.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 7


c. De (primaire) bestemming ‘Leidingen-Gas’ is een zogenaamde dubbelbestemming, die<br />

altijd in combinatie met een andere (secundaire) bestemming wordt toegepast. Met een<br />

aanlegvergunningenstelsel wordt het belang van de primaire bestemming beschermd.<br />

Het vereiste van een aanlegvergunning mag alleen worden voorgeschreven wanneer dat<br />

noodzakelijk is om te voorkomen dat de gronden minder geschikt worden voor het<br />

realiseren van de bestemming of om de gerealiseerde bestemming te handhaven en<br />

beschermen. Een aanlegvergunning mag niet worden vereist wanneer:<br />

• sprake is van werken / werkzaamheden van niet-ingrijpende betekenis;<br />

• bij voorbaat vaststaat dat de werken / werkzaamheden in overeenstemming zijn met de<br />

bestemming;<br />

• de werken / werkzaamheden moeten worden gezien als onderdeel van het normale<br />

beheer of onderhoud, behorend bij de agrarische bedrijfsvoering.<br />

Werken / werkzaamheden als ploegen of oogsten zijn onlosmakelijk verbonden met de<br />

normale agrarische bedrijfsvoering. Het vereiste van een aanlegvergunning mag daarvoor<br />

dan ook niet worden gesteld. Voor diepploegen ligt dit anders: dit behoort niet tot de<br />

‘normale’ werken / werkzaamheden en mag wel vergunningplichtig worden gemaakt. Op dit<br />

punt kan dan ook aan de zienswijze niet tegemoet worden gekomen.<br />

Voor wat betreft het indrijven van voorwerpen in de bodem: het belang van de<br />

aardgastransportleiding is hier wel aan de orde. Het aanlegvergunningenstelsel wordt<br />

hiermee aangevuld.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van de toelichting, de plankaart en de regels van het<br />

bestemmingsplan.<br />

3. Adviesraad Stompwijk<br />

Zienswijze<br />

a. Kan het fietspad langs de Limietsloot worden verplaatst van de noordzijde naar de<br />

zuidzijde van het water? Dit zou om verschillende redenen de voorkeur verdienen;<br />

b. Kan het fietspad zodanig worden ingericht (voldoende breedte) dat het ook door menners<br />

kan worden gebruikt? Deze inrichting is aan de zuidzijde makkelijker te realiseren;<br />

c. De Adviesraad ondersteunt de diverse voorstellen die zijn gedaan om in het plangebied<br />

menroutes te realiseren.<br />

Reactie<br />

a. Het aan te leggen fietspad moet een verbinding vormen tussen de Ringvaart en het<br />

fietspad rond de nieuwe waterberging. De keuze voor de zuidelijke variant betekent dat in<br />

de bocht, waar het Wilsveen overgaat in de Voorweg, sprake zou zijn van kruisend<br />

fietsverkeer. Bij een nieuw aan te leggen voorziening is dit verkeerstechnisch resp. qua<br />

veiligheid niet wenselijk. Daarnaast neemt gemotoriseerd verkeer vanuit Zoetermeer,<br />

rijdend in de richting van Leidschendam, fietsverkeer komend vanaf de Ringvaart in deze<br />

variant zodanig laat waar dat het risico op ongevallen voor een nieuw te realiseren<br />

voorziening eveneens onacceptabel groot is.<br />

Ook vanuit oogpunt van het realiseren van een logische routing heeft een fietspad aan de<br />

noordkant van de limietsloot de voorkeur. Daarbij sluit het fietspad aan op een bestaande<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 8


kruising met de Ringvaart. Ook is in de noordelijke variant ter hoogte van het Wilsveen<br />

sprake van een kruising met een (ter hoogte van de hierboven al beschreven bocht) goede<br />

zichtbaarheid, zodat de noordelijke variant ook vanuit oogpunt van verkeersveiligheid aan<br />

te bevelen is.<br />

Als bijkomend positief effect biedt de noordelijke variant een goed ‘panorama-effect’,<br />

waarbij het polderlandschap zonder enige belemmering te beleven en waar te nemen is.<br />

Bij de zuidelijke variant zou het beeld over de eerste 80 meter bepaald worden door de<br />

geul van de aanvoerroutes en de daarnaast gelegen kades. De buitenteen van de<br />

noordelijke kade is in deze variant zelfs niet eens waar te nemen. Het polderlandschap van<br />

de Grote Drooggemaakte Polder wordt in de zuidelijke variant dan ook slechts met<br />

belemmeringen ervaren. Bovendien zou het zuidelijke uiteinde van het fietspad tussen de<br />

Limietsloot en het door het Hoogheemraadschap van Rijnland voorziene baggerdepot<br />

komen te liggen. Ook die situatie draagt niet bij aan een optimale landschapsbeleving.<br />

Realisatie van de zuidelijke variant van het fietspad vraagt daarnaast ten opzichte van de<br />

noordelijke optie extra (civiel- resp. verkeerstechnische) voorzieningen. Ter hoogte van de<br />

Meer en Geerweg stuit de zuidelijke variant op een particulier terrein met een woonfunctie.<br />

Deze ‘barrière’ kan worden weggenomen door ofwel de betreffende gronden te verwerven<br />

ofwel een extra fietsbrug aan te leggen. Ook vereist de zuidelijke variant addiotionele<br />

voorzieningen als een herinrichting van de kruising met Wilsveen / Voorweg en een<br />

langere routing door het Buytenpark. Met de keuze voor de noordelijke variant worden<br />

deze extra voorzieningen vermeden.<br />

b. Zie de reactie onder a. De zuidelijke variant kent te veel bezwaren, zodat een<br />

gecombineerde inrichting verder niet aan de orde hoeft te komen.<br />

c. Het bestemmingsplan voorziet nu al in een aanzienlijke verruiming van de voorzieningen<br />

voor het beoefenen van recreatieve hippische activiteiten. Er wordt ruimte gemaakt voor<br />

ca. 12 km. aan ruiterpaden, onderzocht wordt nog of en in hoeverre deze ruiterpaden deels<br />

ook door menners kunnen worden gebruikt. Aan dit onderdeel van de zienswijze wordt dus<br />

al de nodige aandacht besteed resp. tegemoet gekomen.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

4. Werkgroep Economische Gebruikers <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong><br />

Zienswijze<br />

a. Diverse bedrijven/gebruikers van het gebied ondervinden als gevolg van de trage<br />

procesgang beperkingen en schade in hun marktpositie en/of hun familierechtelijke<br />

afwegingen;<br />

b. De besluitvorming van de Verenigde Vergadering van de Hoogheemraadschappen van<br />

Delfland en Rijnland, waarbij een algemeen voorbehoud is gemaakt waardoor men in 2010<br />

alsnog uit het project kan stappen, wekt verbazing;<br />

c. De ligging van de nieuwe kade mist een degelijke (financiële) onderbouwing. De gemeente<br />

wordt aansprakelijk gesteld voor elke toekomstige schade die verbonden is aan de<br />

realisering van deze nieuwe kade;<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 9


d. Het Second Opinion onderzoek uit september <strong>2008</strong> stelt dat er nog onvoldoende zekerheid<br />

is dat de nieuwe kades niet zorgen voor wateroverlast en kwel voor de bewoners van het<br />

bebouwingslint;<br />

e. De procedures laten bij de drie gemeenten verschillen zien, waardoor onduidelijkheid<br />

ontstaat;<br />

f. In de onderbouwing van nut en noodzaak van de waterberging wordt geen helder beeld<br />

gegeven over de waterbewegingen die een calamiteitenberging rechtvaardigen. Ligt er een<br />

directe koppeling met de ligging van Leidschenveen en de daar heersende<br />

waterproblematiek? Aantasting van de rechten op de toepassing van complexwaarde voor<br />

dit gebied als gevolg van het bestemmingsplan is niet acceptabel;<br />

g. De financiële onderbouwing van het project is onvoldoende. Er moeten harde garanties<br />

worden gegeven dat kostbare landbouwgronden straks niet worden gebruikt voor alsnog<br />

een meer ‘rode’ invulling;<br />

h. De overheid spreekt niet met één mond. Door de bestuurlijke complexiteit is het<br />

procesverloop weinig transparant. Het gevoel bestaat dat de ene partij zich achter de<br />

andere verschuilt;<br />

i. Het probleem van muggen en knutten zal door het project sterk culmineren, er zullen op dit<br />

punt planschadeclaims worden ingediend;<br />

j. Door de herinrichting van het gebied zal de kans op overlast door ganzen ernstig<br />

toenemen.<br />

Reactie<br />

a. De transformatie en herichting van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> is een omvangrijk en zeer<br />

complex project. Het doorlopen van de verschillende noodzakelijke processen en<br />

procedures vergt tijd, evenals de afstemming tussen betrokken overheden, uitvoerende<br />

partijen, belanghebbenden, etc. Dit gegeven in overweging nemend is van een bijzonder<br />

en/of onredelijk trage procesgang zeker geen sprake.<br />

Indien en voor zover de duur van het proces al schade veroorzaakt, dan is dit een vorm<br />

van schade die in elk geval in dit planproces niet aan de orde kan komen. Dergelijke<br />

schade is niet het gevolg van een schadeveroorzakend besluit als bedoeld in artikel 6.1<br />

van de Wet ruimtelijke ordening.<br />

b. Álle bij de transformatie en herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> betrokken<br />

instanties hebben zich steeds aan de uitvoering van het project gecommitteerd. Dat is qua<br />

besluitvorming de stand van zaken die voor de beoordeling van de zienswijze relevant is.<br />

De mogelijkheid, dat vertegenwoordigende organen van betrokken instanties wellicht in de<br />

toekomst tot andere inzichten zouden kunnen komen, is onverbrekelijk verbonden met het<br />

democratisch proces waarin een wijziging van standpunten en inzichten nooit valt uit te<br />

sluiten. Gelet op de nu bestaande situatie staat dit gegeven aan de vaststelling van het<br />

voorliggende plan niet in de weg.<br />

c. De in het plan bestendigde situering van de nieuwe kades vormt de praktische vertaling<br />

van de uitgangspunten die ook zijn toegelicht in paragraaf 5.1 van de plantoelichting, te<br />

weten:<br />

• de waterbergingstaakstelling voor 2 mln. m³ aan piekwater;<br />

• de benodigde stabiliteit van de ondergrond;<br />

• het in of uitsluiten van kwelgevoelige zones (zie ook de uitkomsten van de MERprocedure);<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 10


• een evenwijdige ligging van de kades aan oude ontginningslinten waardoor de<br />

hoofdvorm van de polder ter hoogte van de lintbebouwing wordt gevolgd.<br />

Deze uitgangspunten waren reeds onderdeel van de MER-procedure en zijn ook<br />

gehanteerd bij de eerdere planvorming (voorontwerpbestemmingsplan). Van een<br />

onvoldoende motivering is dan ook geen sprake.<br />

De kostenraming voor de aanleg van de nieuwe kade is een integraal onderdeel van de<br />

kostenramingen voor de transformatie en herinrichting als geheel. Zij is dus wel degelijk<br />

voorhanden. Kostenaspecten zijn ook overigens concreet bij het bepalen van de<br />

vormgeving van de kades betrokken: op basis van een kosten-/batenanalyse is<br />

bijvoorbeeld op onderdelen afgezien van het realiseren van voorzieningen die door de<br />

commissie MER waren gesuggereerd. De uitvoering van de genoemde uitgangspunten<br />

gebeurt op een economisch verantwoorde wijze.<br />

Voor zover de transformatie van het plangebied, de daarvoor vereiste<br />

bestemmingswijzigingen en de daaruit voortvloeiende uitvoering van de kaden schade zou<br />

veroorzaken, kan deze schade op grond van de wettelijke regelingen over planschade voor<br />

vergoeding in aanmerking worden gebracht. De gemeente is overigens van mening dat<br />

van een aantasting van rechten op de toepassing van complexwaarde geen sprake is.<br />

d. In de planvoorbereidingsfase is (ten behoeve van de MER) voor het plangebied een<br />

grondwatersimulatiemodel ontwikkeld en en toegepast. De onderzoeksresultaten laten zien<br />

dat de waterberging zodanig is ontworpen dat eventuele veranderingen in de<br />

grondwatersituatie, ten opzichte van de bestaande toestand, nihil zijn. In het plangebied<br />

wordt voorzien in extra oppervlaktewater en daarmee in meer buffercapaciteit in de<br />

kwelzone. Civieltechnisch onderzoek maar ook de onderzoeksresultaten uit de MER<br />

rechtvaardigen de conclusie dat met de voorziene maatregelen negatieve effecten van de<br />

aanleg van de waterberging worden voorkomen.<br />

e. De formele procedures die moeten leiden tot vaststelling van een bestemmingsplan zijn<br />

dwingend voorgeschreven in de Wet ruimtelijke ordening. Hoewel er tussen de<br />

verschillende betrokken gemeentes bij de uitvoering van deze procedures verschillen op<br />

praktisch niveau kunnen bestaan, is er geen enkele reden aan te nemen dat de wettelijke<br />

voorschriften niet door elk van de gemeentes in acht zijn genomen.<br />

f. Elk bestemmingsplan dat de ontwikkeling van woon- en andere functies mogelijk maakt<br />

wordt zelfstandig op waterhuishoudkundige aspecten beoordeeld. Deze beoordeling maakt<br />

deel uit van de zgn. watertoets, een wettelijk verplicht instrument dat<br />

waterhuishoudkundige belangen expliciet en op een evenwichtige manier een plaats geeft<br />

bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Ook de bestemmingsplannen voor de aan het<br />

plangebied grenzende locaties hebben dit watertoetsproces doorlopen. De gesuggereerde<br />

koppeling tussen de waterberging in de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> en de veronderstelde<br />

slechte waterhuishouding in Leidschenveen en andere gebieden berust dan ook niet op<br />

feitelijke informatie.<br />

De feitelijke afweging over nut en noodzaak en de locatie van de waterberging heeft<br />

plaatsgevonden tijdens de planvorming voor de verschillende relevante kaderstellende<br />

(beleids)nota’s zoals het streekplan Zuid-Holland West en de provinciale nota “Stad en<br />

land in balans” uit 1999. In bedoeld planvormend proces zijn ook andere locaties voor het<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 11


ealiseren van een waterberging onderzocht, maar om uiteenlopende redenen bleken deze<br />

locaties minder geschikt dan de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong>. Zowel omtrent de locatiekeuze<br />

als met betrekking tot de afweging over omvang en inrichting van de waterberging hebben<br />

de betrokken overheden die inspanningen verricht die nodig zijn om nut en noodzaak van<br />

de waterberging afdoende te onderbouwen.<br />

De herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> is bedoeld om te voorzien in de tijdelijke<br />

behoefte aan waterbergende capaciteit in noodsituaties: de zgn. piekbergingsfunctie. Deze<br />

waterbergingsfunctie is de primaire aanleiding voor de transformatie, daarnaast beoogt de<br />

herinrichting een aanzienlijke ecologische – en landschappelijke winst te realiseren<br />

waarvan de ontwikkeling van recreatieve mogelijkheden een afgeleide is.<br />

De gedachte, dat het bestemmingsplan met name is bedoeld om een beroep op<br />

complexwaarde te belemmeren, wordt met kracht verworpen (voor zover dit aspect al in de<br />

bestemmingsplanprocedure aan de orde behoort te komen). Wanneer van dit bedoeld<br />

neveneffect sprake zou zijn, dan kan dit argument in het kader van een eventuele<br />

onteigeningsprocedure aan de orde worden gesteld. De rechter zal zich daarover dan een<br />

oordeel moeten vormen.<br />

g. De economische (financiële) uitvoerbaarheid van de herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong><br />

<strong>Driemanspolder</strong> is gewaarborgd. Over de uitvoerbaarheid zijn door c.q. tussen de diverse<br />

bij het project betrokken overheden afspraken gemaakt dan wel overeenkomsten gesloten,<br />

die onder meer zien op de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Zoals ook uit hoofdstuk<br />

7 van de plantoelichting blijkt is sprake van voldoende financiële dekking en is de<br />

herinrichting van het gebied economisch haalbaar.<br />

De vrees dat, een deel van de gronden in het plangebied alsnog voor ‘rode’ functies zou<br />

worden gebruikt, is niet op het voorliggende plan gebaseerd. Daarin wordt immers<br />

nadrukkelijk niet in toevoeging van extra rode functies voorzien. Sterker nog: nieuwe rode<br />

functies worden in het plan vrijwel uitgesloten, in overeenstemming met het beleid van de<br />

hogere overheden. De garanties waarom wordt gevraagd zijn nu al op een eenduidige<br />

manier in het plan ingebed.<br />

h. Van een overheid die over de transformatie van het plangebied niet met één mond zou<br />

spreken is geen sprake. De doel- en taakstelling waarvoor het voorliggende plan de<br />

planologisch-juridische basis moet bieden is helder en door alle betrokken overheden (en<br />

andere partijen) onderschreven.<br />

i. De inrichting van het plangebied wordt zodanig dat kansrijke habitats voor insecten als<br />

muggen, vliegen en knutten zoveel mogelijk worden vermeden, zeker in de nabijheid van<br />

de bebouwde kom. Ook andere feitelijke ingrepen worden er op gericht de ontwikkeling en<br />

voortplanting van deze insecten maximaal te frustreren. De relevante biotopen worden zo<br />

beperkt mogelijk gehouden. Deze uitgangspunten vertalen zich als volgt:<br />

• een vormgeving van natte natuur met hoofdzakelijk permanent watervoerende<br />

elementen;<br />

• het vermijden van biotopen met een sterk plas-dras karakter;<br />

• een zonering waarbij kansrijke leefgebieden van deze insecten op grote afstand van<br />

woningen worden gesitueerd;<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 12


• beheersmaatregelen zoals het doorspoelen van watergangen, permanent<br />

watervoerende elementen en het verwijderen van ‘broedplaatsen’ als dood hout;<br />

• stimulering van helder water;<br />

• het vermijden van migratiezones in de richting van bewoonde gebieden (bv. in de vorm<br />

van houtwallen of poelen met plas-dras situaties);<br />

Genoemde maatregelen worden afdoende geacht om de gevreesde overlast te voorkomen<br />

of voldoende te beperken.<br />

j. De transformatie tot een waterrijk gebied heeft naar verwachting tot gevolg dat de voor de<br />

huidige weidegronden kenmerkende fauna plaats zal maken voor een meer watergerichte<br />

fauna, zoals mogelijk ook ganzen. Of dit daadwerkelijk tot overlast en/of schade lijdt kan<br />

pas na de herinrichting concreet beoordeeld worden. Komen hierbij inderdaad negatieve<br />

ontwikkelingen op gang, dan zal het beheer van het gebied zodanig aangepast worden dat<br />

nadelige dominante fauna-ontwikkelingen worden beperkt. Dergelijke feitelijke<br />

beheersmaatregelen vallen echter niet binnen het regime van het bestemmingsplan.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

5. Stichting Duinpoldertocht<br />

Zienswijze<br />

Aandacht wordt gevraagd voor het schaatsen als vorm van recreatie in het plangebied. Met name<br />

voor de mogelijkheid tot uitbreiding van de bestaande toertocht, die als Duinpoldertocht bekend<br />

staat. Hierbij wordt aandacht gevraagd voor:<br />

- het beperken van kluunplaatsen;<br />

- het realiseren van een voldoende brede watergang in de richting van de Molenvaart;<br />

- het zoveel mogelijk beperken van obstakels bij de overgang van de watergang langs de<br />

Kostverlorenweg naar de Starrevaart;<br />

- het instellen van een zodanig bemalingsregime dat in vorstperioden geen polderwater wordt<br />

uitgeslagen op de route van de schaatstoertocht.<br />

Reactie<br />

De gemeente (en andere betrokken instanties) staat sympathiek tegenover dit onderwerp. Echter,<br />

de genoemde aspecten hebben betrekking op de feitelijke inrichting en beheer van het plangebied<br />

en niet op het regime van het bestemmingsplan als planologisch-juridisch instrument. De<br />

zienswijze kan daarom niet leiden tot een herijking van het voorliggende plan.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

6. ZKV “De Sprinters”<br />

Zienswijze<br />

a. In de Ringvaart voldoen enkele nieuw te bouwen overkluizingen en de erftoegangsbrug<br />

niet aan de minimale doorvaarthoogte van 1,25 meter bij het zomerpeil, waardoor de<br />

toegang vanuit het noordoosten voor de kleine pleziervaart wordt belemmerd;<br />

b. In het water tussen de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> en de Molenvaart is een 35 m lange<br />

kanosteiger voorzien. Dit lijkt gezien de vele lage bruggen in de Stompwijksevaart richting<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 13


Starrevaart niet efficiënt voor een toegang tot het gebied vanuit de Vliet of Rijn-<br />

Schiekanaal. Zijn andere locaties bespreekbaar?<br />

c. Wordt er in het DO rekening gehouden met de benodigde ruimte voor in- en<br />

uitstapplaatsen?<br />

d. Er is nog geen reactie ontvangen op de inspraakreactie van 15 oktober <strong>2008</strong>.<br />

Reactie<br />

a. Er wordt verwezen naar tekeningen e.d. die geen deel uitmaken van het bestemmingsplan<br />

maar van het (ontwerp-)inrichtingsplan. Ook voor het overige ziet de zienswijze op<br />

onderwerpen die niet tot het domein van het bestemmingsplan behoren en dus ook niet tot<br />

een herijking van het voorliggende plan kunnen leiden.<br />

Ten overvloede: in het bestemmingsplan is binnen de bestemming ‘Water’ bepaald dat<br />

oeververbindingen een minimale doorvaarthoogte van 1,25 meter moeten hebben. De<br />

gewenste vrije doorvaarthoogte is daarmee bestemmingsplantechnisch in elk geval<br />

vastgelegd.<br />

b. De bestemming ‘Water’ voorziet in het realiseren van aanlegsteigers en geeft daarvoor de<br />

een maximale hoogte. De feitelijke locatie, uitvoering, e.d. van dergelijke steigers is echter<br />

in het plan niet bepaald. Dit onderdeel van de zienswijze kan dan ook niet tot een herijking<br />

van het plan leiden. Wel wordt toegezegd dat in de inrichtings- resp. uitvoeringsfase<br />

nogmaals een afweging zal plaatsvinden over locatie, maatvoering, e.d. van te realiseren<br />

steigers.<br />

c. Deze vraag ziet niet op het bestemmings- maar op het inrichtingsplan en kan daarom niet<br />

tot een herijking van het plan leiden.<br />

d. Ten onrechte is de inspraakreactie beschouwd als gericht tegen het (tegelijk met het<br />

voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegde) voorontwerp voor het inrichtingsplan.<br />

Inhoudelijk zag de inspraakreactie overigens wel op onderwerpen die tot het domein van<br />

het inrichtingsplan behoren, niet van het bestemmingsplan. Tot een ruimtelijk relevante<br />

herijking had de inspraakreactie daarom niet kunnen leiden. De reactie is doorgezonden<br />

naar de DLG en betrokken bij de verdere uitwerking van het inrichtingsplan. Betrokkene is<br />

daarvan inmiddels op de hoogte gebracht.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

7. Fam. Roeling<br />

Zienswijze<br />

a. Belanghebbende is eigenaar van een perceel weiland aan de Stompwijkseweg, gelegen<br />

direct tegenover zijn bedrijf huisnr. 7, alwaar hij een agrarisch loonbedrijf en<br />

paardenhouderij drijft. Het perceel krijgt de bestemming ‘agrarisch met waarden –<br />

agrarische functie met landschapswaarden’. De nadere aanduiding m.b.t. het gebruik<br />

beperkt het huidig feitelijk en toegestaan gebruik;<br />

b. De Gemeente is voornemens om de weidegang van paarden aan beperkingen te<br />

onderwerpen. De weidegang is een onmisbaar onderdeel van de bedrijfsvoering, het<br />

betreffende perceel is een onmisbaar deel van zijn bedrijfscomplex, indien hij aan de<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 14


omschreven beperkingen zal worden onderworpen, zal dit het voortbestaan van het bedrijf<br />

ondermijnen.<br />

Reactie<br />

a. De herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> brengt onvermijdelijk een herschikking van<br />

toegestane functies resp. gebruiksvormen met zich mee. Hieruit kunnen voor<br />

eigenaren/gebruikers van het plangebied beperkingen ten opzichte van de huidige situatie<br />

voortvloeien. Indien deze ontwikkeling voor bedoelde eigenaren/ gebruikers schade zou<br />

veroorzaken, dan bestaat op grond van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen<br />

planschaderegeling de mogelijkheid deze schade (op verzoek van een belanghebbende)<br />

voor vergoeding in aanmerking te brengen, voor zover de schade niet door onteigening of<br />

anderszins is verzekerd en deze redelijkerwijs niet voor rekening van belanghebbenden<br />

dient te blijven.<br />

b. Op 16 december <strong>2008</strong> heeft de gemeenteraad de beleidsnota ‘Schaken met paard en<br />

landschap’ vastgesteld. De in de regels van het bestemmingsplan (art. 4.1, sub d)<br />

opgenomen beperking in tijd van de weidegang van paarden is in overeenstemming met<br />

wat daarover in de bedoelde beleidsnota is vastgelegd. Een eerste voorwaarde voor het<br />

houden van paarden in zowel de agrarische gebieden, de randgebieden als bij particulieren<br />

is dat het bestaande grasland(schap) in stand moet worden gehouden. In relatie tot de<br />

hoge grondwaterstand in en slappe bodem van de polders is weidegang van paarden in<br />

principe mogelijk in de periode mei tot en met oktober. Het bepaalde in het<br />

bestemmingsplan voldoet aan het relevante geldende beleidskader.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

8. F. Roos Vastgoed BV<br />

Zienswijze<br />

a. Is een eerder geplande parkeersplaats bij een monumentale boerderij verplaatst naar een<br />

andere locatie aan de Kostverlorenweg?<br />

b. Er staat een aanduiding ‘parkeerplaats’ op het weiland direct achter de bebouwing van de<br />

Stompwijkseweg 10-12. Dhr. Roos is eigenaar van dit stukje grond en wil weten wat<br />

hiervan de bedoeling is;<br />

c. Is deze locatie een logische plek voor een parkeerterrein?<br />

d. Is het niet logischer om het parkeerterrein, dat is gepland bij de begraafplaats, iets groter te<br />

maken en daar bijv. toiletvoorzieningen te realiseren?<br />

Reactie<br />

a-c. Het bestemmingsplan voorziet onder meer in ondersteunende parkeervoorzieningen (na)bij<br />

de entrees van het plangebied. De Kostverlorenweg vormt een toegang tot de <strong>Nieuwe</strong><br />

<strong>Driemanspolder</strong> als geheel. Een parkeervoorziening op deze locatie kan daarnaast ook<br />

fungeren als vertrekpunt van of tussenstop in een nieuwe ‘cultuurhistorische route’ door het<br />

gebied. De Kostverlorenweg is daarom vanuit de planopzet het meest voor de hand<br />

liggend voor het realiseren van een ondersteunende parkeervoorziening.<br />

De aanduiding ‘(p)’ op de plankaart geeft aan dat binnen het desbetreffende<br />

bestemmingsvlak met de bestemming ‘Groen’ parkeervoorzieningen mogen worden<br />

gerealiseerd. Echter, dat betekent niet zonder meer dat de parkeervoorziening ook<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 15


werkelijk exact ter plaatse van deze aanduiding wordt gesitueerd. Concreet kan dit<br />

onderwerp pas op basis van het inrichtingsplan worden geregeld.<br />

d. Het Wilsveen vormt de toegang tot het Leidschendam-Voorburgse deel van de<br />

waterberging. Het bestemmingsplan voorziet dan ook, in overeenstemming met de<br />

geschetste uitgangspunten, al in een adequate parkeervoorziening bij de begraafplaats van<br />

Wilsveen.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

9. Boomkwekerij “De Bomentuin”<br />

Zienswijze<br />

De boomkwekerij heeft in het bestemmingsplan de bestemming ‘bos’ gekregen, zonder woonhuis.<br />

Dit gaat geheel in tegen de belofte van enkele wethouders dat hier wel de mogelijkheid aanwezig is<br />

een woning te bouwen. Hierdoor wordt de mogelijkheid onthouden om het te zijner tijd te verkopen<br />

als kwekerij met de mogelijkheid een bedrijfswoning te bouwen. Het hele perceel is al voorzien van<br />

de infrastructuur en het bouwplan is goedgekeurd door B&W.<br />

Reactie<br />

De gronden aan de Stompwijkseweg 20b hebben in het plan niet uitsluitend een bosbestemming<br />

gekregen. Het grootste deel van de gronden heeft inderdaad de bestemming ‘Bos’, een deel van<br />

de gronden is bestemd als ‘Agrarisch’ met de nadere aanduidingen:<br />

• (bm): bomenteelt ten behoeve van de bosbouw en/of houtproductie;<br />

• (-bw): bedrijfswoning niet toegestaan.<br />

In het nu nog geldende bestemmingsplan “Landelijk Gebied 2001” hebben de gronden de<br />

bestemming ‘Agrarisch gebied met landschappelijke waarde’. De exploitatie van een boomkwekerij<br />

past niet binnen deze bestemming. Voor zover ter plaatse een kwekerij wordt geëxploiteerd is dit<br />

strikt genomen in strijd met het bestemmingsplan. Van enige bouwmogelijkheid ten behoeve van<br />

een kwekerij is, gelet op deze conclusie, in het huidige plan geen sprake.<br />

Bij de inventarisatie en beoordeling van het plangebied is geconstateerd dat zich in de loop der<br />

jaren op het perceel Stompwijkseweg 20b een houtopstand heeft gevormd waarbinnen zich ook<br />

een zekere soortenrijkdom heeft ontwikkeld. Deze houtopstand heeft landschappelijk een zekere<br />

waarde, instandhouding is daarom ruimtelijk gezien niet bezwaarlijk. Op zich bestaan er ruimtelijk<br />

gezien ook geen belemmeringen om binnen de begrenzing van deze houtopstand op kleine schaal<br />

een agrarische activiteit in de vorm van een boomkwekerij toe te staan, mits daarbij de ruimte die<br />

onder meer het provinciaal beleid ter zake biedt niet (te zeer) wordt overschreden. De houtopstand<br />

is daarom in het voorliggende plan positief bestemd door middel van de bestemming ‘Bos’.<br />

Daarmee is de instandhouding van de houtopstand gewaarborgd en wordt binnen de<br />

landschappelijke kaders de mogelijkheid voor verdere ontwikkeling van de bosfunctie geboden,<br />

eventueel in samenhang met extensief recreatief medegebruik.<br />

Ten behoeve van de boomkwekerij is daarnaast op een deel van de gronden een specifiek<br />

aangeduide agrarische bestemming gelegd, zonder bouwvlak. Op grond van het provinciale beleid<br />

voor het landelijk gebied moeten boomteeltbedrijven worden geconcentreerd binnen de daartoe in<br />

de streekplannen aangewezen gebieden. <strong>Nieuwe</strong> bebouwing voor boomteeltbedrijven buiten de<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 16


concentratiegebieden is uitgesloten. Aangezien de Stompwijkseweg 20b niet in een dergelijk<br />

concentratiegebied ligt is toekenning van een bouwvlak alleen al daarom niet mogelijk.<br />

Verder is op grond van het provinciale beleid nieuwe agrarische bebouwing in het algemeen<br />

slechts toegelaten wanneer die bebouwing noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering<br />

van volwaardige agrarische bedrijven. Voor agrarische bedrijfswoningen is de eis van<br />

volwaardigheid nog extra benadrukt.<br />

De vraag is of de kweekactiviteiten op dit perceel als volwaardig, of zelfs überhaupt bedrijfsmatig<br />

kunnen worden aangemerkt. Aard en omvang van de activiteiten wekken zeker niet de indruk van<br />

volwaardigheid. Een inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (actief zowel<br />

als vervallen) is niet aangetroffen. Daarbij komt nog dat in de zienswijze zelf uitdrukkelijk wordt<br />

gesteld dat het verkrijgen van een bouwrecht voor een woning bedoeld is om het perceel voor een<br />

hogere waarde te kunnen verkopen, aangezien de waarde van de kavel (kwekerij + gewenste<br />

woning) als pensioenvoorziening is bedoeld. Kennelijk bestaat dus ook niet de concrete intentie ter<br />

plaatse een volwaardige bedrijfsvoering te realiseren. Hoewel uiteraard het financiële belang<br />

begrijpelijk is, doet dit niet af aan het feit dat toekenning van een bouwmogelijkheid voor een<br />

woning planologisch-juridisch niet valt te onderbouwen. Het belang van een goede ruimtelijke<br />

ordening verzet zich tegen het tegemoetkomen aan de zienswijze.<br />

Voor wat betreft de toezegging van voormalige wethouders, waarnaar in de zienswijze wordt<br />

verwezen, kan alleen worden opgemerkt dat aard, achtergrond, e.d. van deze toezeggingen niet<br />

bekend zijn. Aangezien ook geen schriftelijk materiaal is overgelegd waaruit deze toezeggingen<br />

blijken en dergelijke informatie vooralsnog ook niet in het gemeentelijk archief is aangetroffen, lijkt<br />

het beroep op gewekte verwachtingen onvoldoende onderbouwd om de ruimtelijke belangen naar<br />

aanleiding daarvan terzijde te schuiven. Tenslotte is niet duidelijk wat bedoeld wordt met de<br />

opmerking dat al sprake zou zijn van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd<br />

bouwplan, zodat ook dit aspect niet kan leiden tot tegemoet komen aan de zienswijze.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

10. G. Zwennes<br />

Zienswijze<br />

In het paardenbeleid ‘Schaken met paard en landschap’ staan de bebouwingen en activiteiten aan<br />

de Stompwijkseweg 20C als illegaal bestempeld. Omdat al vele jaren diverse bebouwing zoals<br />

stallen, mestopslag en rijbaan aanwezig zijn, kan dit niet meer als illegaal worden aangemerkt.<br />

Reactie<br />

De zienswijze is inhoudelijk vooral gericht tegen een aanduiding in het paardenbeleid ‘Schaken<br />

met paard en landschap’, waarin hippische activiteiten en bebouwing op het perceel<br />

Stompwijkseweg 20c als illegaal worden aangemerkt.<br />

In de eerste plaats is daarom de vraag of resp. in hoeverre deze zienswijze daadwerkelijk is gericht<br />

tegen het ontwerpbestemmingsplan voor de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong>. In de zienswijze wordt<br />

expliciet vermeld dat bezwaar wordt aangetekend tegen het als illegaal bestempelen van een<br />

paardenstal en mestbak in het paardenbeleidsplan ‘Schaken met paard en landschap’ van april<br />

<strong>2008</strong>. Over het ontwerpbestemmingsplan wordt in het geheel niet gerept. In de tweede plaats<br />

wordt specifiek verwezen naar een onderdeel (pag. 40) van het paardenbeleidsplan van april <strong>2008</strong>.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 17


Het beleidsdocument waarnaar wordt verwezen is een conceptversie van het paardenbeleidsplan.<br />

Op 16 december <strong>2008</strong> heeft de gemeenteraad de definitieve versie van het paardenbeleidsplan<br />

‘Schaken met paard en landschap’ vastgesteld. Het vastgestelde beleid wijkt af van eerdere<br />

conceptversies van april en augustus <strong>2008</strong>: de hippische activiteiten resp. bebouwing op het<br />

perceel Stompwijkseweg 20c worden in het vastgestelde beleidsplan niet specifiek benoemd. Voor<br />

zover betrokkene heeft beoogd een zienswijze in te dienen tegen het paardenbeleidsplan lijkt aan<br />

haar bezwaren al bij de vaststelling daarvan tegemoet te zijn gekomen.<br />

Vanuit de bestemmingsplanprocedure is naar aanleiding van deze zienswijze toch geconstateerd<br />

dat hier sprake is van bestaande bebouwing en gebruik ten behoeve van een hippische functie, die<br />

tot nu toe niet positief is inbestemd. Inmiddels is er contact geweest met belanghebbende en is<br />

gevraagd om informatie als een bedrijfsplan, groeimodel, financiële onderbouwing e.d. om te<br />

kunnen beoordelen of en hoe e.e.a. in het voorliggende bestemmingsplan voor de <strong>Nieuwe</strong><br />

<strong>Driemanspolder</strong> valt in te passen.<br />

Tot nu toe is de informatie die belanghebbende heeft aangeleverd vrij summier, in feite gaat het<br />

daarbij om weinig meer dan eerste oriënterende gedachten over de mogelijkheden ter plaatse. Dat<br />

belet het nu al in het bestemmingsplan voorzien in concrete ontwikkelings- resp.<br />

groeimogelijkheden. Om toch tegemoet te komen aan de bestaande situatie wordt op de<br />

betreffende gronden de bestemming ‘Agrarisch-Paardenhouderij (A-PH)’ gelegd waarbij het<br />

bestemmings- resp. bouwvlak strak om de bestaande bebouwing (stal, paardenbak en mestopslag)<br />

wordt gelegd. Gelet op de onvoldoende concrete plannen van betrokkene en de bestaande situatie<br />

ter plaatse wordt daarbij thans ook de aanduiding ‘bedrijfswoning niet toegestaan’ op de plankaart<br />

toegevoegd. Met deze aanpassing ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan wordt zo goed<br />

als mogelijk tegemoet gekomen aan de zienswijze en wordt op een ruimtelijke verantwoorde wijze<br />

recht gedaan aan de bestaande situatie. Verdere groei van het hippisch bedrijf ter plaatse zal in de<br />

toekomst, voor zover ruimtelijk acceptabel, moeten worden ingepast door middel van een<br />

planaanpassing.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van de plankaart en regels.<br />

11. N. den Haan<br />

Zienswijze<br />

a. Langs de hoofdwatergang die evenwijdig aan de Stompwijkseweg loopt, is een<br />

groenstrook getekend. Als afscheiding tussen het weiland en de groenstrook zou geen<br />

hekwerk maar een kavelsloot moeten komen;<br />

b. De hoofdwatergang zal ook voor recreatieve doeleinden, zijnde kanovaren, worden<br />

gebruikt. De hoofdwatergang ligt echter op gronden van inspreker. De bestemming van de<br />

hoofdwatergang is het afvoeren van overtollig water. Wie garandeert er dat de recreanten<br />

niet op de aangrenzende gronden komen? Wie garandeert er dat er geen afval achter<br />

gelaten wordt? Wie garandeert dat de veerust niet verstoord wordt? Het waterpeil is zo<br />

laag ten opzichte van de aanliggende gronden dat er onmogelijk enige controle op deze<br />

recreanten kan worden uitgevoerd.<br />

Reactie<br />

a. In het bestemmingsplan zijn geen bepalingen opgenomen die voorschrijven dat de<br />

afscheiding tussen het weiland en de groenstrook moet bestaan uit een hekwerk. Zowel de<br />

bestemming AW-L als de groenbestemming laat de aanleg van ten dienste van de<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 18


estemming staande waterlopen resp. waterpartijen toe. Het bestemmingsplan staat dan<br />

ook als zodanig niet in de weg aan het realiseren van de kennelijk door belanghebbende<br />

gewenste kavelsloot.<br />

b. De onderwerpen die belanghebbende hier aan de orde stelt hebben betrekking op het<br />

feitelijk beheer van de gronden, maar hebben geen directe relatie met het<br />

bestemmingsplan als planologisch-juridisch instrument c.q. met de plantoelichting, regels<br />

en plankaart. Op deze aspecten kan hier daarom niet nader worden ingegaan.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

12. A. Dogterom<br />

Zienswijze<br />

Er was ooit een ‘Kerkepad’ vanaf de Stompwijkseweg via de Molendijk naar de Kerk en<br />

Begraafplaats van het Wilsveen. Komt het recht van ‘Kerkepad’ weer terug in het nieuwe plan?<br />

Reactie<br />

De bestemmingen, die op de hier bedoelde gronden worden gelegd, laten het realiseren van<br />

verschillende soorten paden op zich toe, ook een ‘kerkepad’ zou bestemmingsplantechnisch tot de<br />

mogelijkheden behoren. Elders in het land (met name de Achterhoek) zijn in de afgelopen jaren<br />

initiatieven ontplooid om oude kerkepaden te herstellen, vanwege hun cultuurhistorische – en<br />

landschappelijke betekenis. Het ‘recht van kerkepad’ als zodanig is echter geen planologischjuridische<br />

- maar een privaatrechtelijke figuur (meestal in de vorm van een bij notariële akte o.i.d.<br />

gevestigd recht van overpad) die niet in een bestemmingsplan kan worden verankerd en dus niet in<br />

dit plan zal terugkomen. Bij de inrichting van het gebied zal naar de mogelijkheden mbt. het<br />

bedoelde pad worden gekeken.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

13. H.J. van Santen<br />

Zienswijze<br />

Door de verbreding van de Ringsloot ten zuiden van de gronden van belanghebbende komt de<br />

bestemming ‘waterkering’, de dijk, een stuk dichterbij diens huiskavel te liggen, wat een essentieel<br />

verlies aan landbouwgrond/weidegrond betekent. De aangekondigde financiële compensatie zal<br />

wellicht niet voldoende blijken te zijn. De huiskavel zal dusdanig klein worden, dat daarop het<br />

rendabel exploiteren van het agrarisch bedrijf niet of nauwelijks meer mogelijk is. Verzocht wordt<br />

de bestemming ‘waterkering’ dusdanig naar het zuiden te verleggen, dat geen essentieel<br />

percentage van de landbouwgronden verloren gaat.<br />

Reactie<br />

De (dubbel)bestemming ‘Waterstaat-Waterkering’ is op een deel van de gronden in het plangebied<br />

gelegd. Daarmee is de bescherming van de waterkerende functies van deze gronden beoogd.<br />

Deze dubbelbestemming wordt toegepast om te kunnen voldoen aan de eisen die de<br />

waterbeheerder aan het gebruik resp. het bebouwen van gronden, die mede een waterkerende<br />

functie hebben, stelt en die mede in de Keur van de waterschappen zijn vastgelegd.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 19


In tegenstelling tot wat in de zienswijze wordt verondersteld is hierbij niet concrete sprake van een<br />

bestemming die moet worden gerealiseerd. De waterkerende functie van gronden vloeit met name<br />

voort uit de ligging van deze gronden, maar is niet primair afhankelijk van de aanleg van<br />

waterstaatkundige, civieltechnische of andere werken. Voor wat betreft de aanvoerroute naar de<br />

waterberging: deze zal in elk geval binnen de planperiode worden gerealiseerd.<br />

Doel van het opnemen van deze dubbelbestemming is vooral te waarborgen dat gebruikers van de<br />

gronden bij het uitwerken van (bouw)plannen rekening houden met de waterkerende functie.<br />

Daaruit kunnen beperkingen voortvloeien, maar deze zelfde beperkingen gelden ook al<br />

rechtstreeks op grond van de Keur van de waterbeheerder. Het bestemmingsplan is dan ook niet<br />

de directe grondslag voor deze mogelijke beperkingen, maar legt die slechts aanvullend naast he<br />

regime van de Keur van de waterbeheerder ook in een passende planologisch juridische regeling<br />

vast.<br />

Deze bestemmingsregeling leidt niet tot feitelijk verlies aan landbouw-/weidegronden of tot een<br />

verkleining van de huiskavel. De dubbelbestemming heeft de facto tot gevolg dat voorafgaand aan<br />

het realiseren van nieuwe bebouwing op deze gronden de instemming van de waterbeheerder<br />

vereist is. Deze instemming mag alleen worden onthouden wanneer het realiseren van de<br />

bebouwing de belangen van de waterkering onevenredig aantast.<br />

Mocht deze bestemmingsregeling tot zodanige beperkingen leiden dat schade ontstaat voor<br />

eigenaren/gebruikers, dan kan dergelijke schade op grond van het bepaalde in de Wro<br />

(planschaderegeling) op verzoek van een belanghebbende voor vergoeding in aanmerking worden<br />

gebracht.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

14. J.N. Olieman en C.P. Olieman-Lindeijer<br />

Zienswijze<br />

a. Het weiland tussen het Wilsveen, Middentocht, de Ringdijk van de waterberging en de<br />

begraafplaats zou de bestemming AW-L moeten houden, zodat insprekers zo weinig<br />

mogelijk grond hoeven te verkopen. De kwelsloot achter de begraafplaats zou rechtuit naar<br />

de Middentocht moeten lopen of nog verder naar de dijk toe.<br />

b. Het voet- en ruiterpad dat op deze ‘groen’-bestemming is gepland is hier niet zinvol omdat<br />

vlakbij, aan de andere zijde van de begraafplaats, al een toegang met parkeerplaats tot het<br />

gebied gemaakt gaat worden.<br />

c. Een ruiter-, voet- en fietspad kan beter op de dijk langs de ‘Delflandwateraanvoerroute’<br />

gemaakt worden. De weg ter hoogte van de brug over de Middentocht en Wilsveen 16 is<br />

erg smal en onoverzichtelijk, daardoor onveilig voor voet- en ruiterverkeer.<br />

d. In het plan wordt de bestemming ‘water’ gelegd op weiland aan de zuidzijde van de<br />

Potteveensetocht. Ook dit kost grond. Omdat er ten noorden van het laarzenpad nog geen<br />

goede scheiding is tussen de recreanten en het vee, heeft het de voorkeur om daar een<br />

tweede watergang te graven.<br />

e. Van de gemeente en de stuurgroep NDP wordt verwacht dat zij zich zullen inspannen om<br />

vervangende hectares te verwerven tussen het Wilsveen en de Potteveensetocht ter<br />

compensatie van grond die zal worden aangekocht.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 20


f. Als bewoners wordt bezwaar gemaakt tegen de ‘groen’bestemming van de eilandjes in de<br />

waterberging. Voorgesteld wordt om in de naaste omgeving van de bebouwing alleen<br />

‘water’ te bestemmen om muggenplagen te voorkomen.<br />

g. Bezwaar wordt gemaakt tegen de hoogte van de dijk.<br />

Reactie<br />

a. De ligging van de kwelsloot en daarmee ook de mogelijkheden tot aanpassing van de<br />

ligging van de sloot worden beperkt door een aantal civieltechnische en ruimtelijke<br />

randvoorwaarden, namelijk:<br />

• de locatie van de toekomstige kade / dijklichaam;<br />

• de ruimtelijke reservering die voor de kwelzone tussen de toekomstige kade en<br />

bedrijfspercelen resp. –gebouwen noodzakelijk wordt geacht;<br />

• de wens om in het plan te komen tot een zo homogeen mogelijke<br />

bestemmingsregeling voor bedrijfspercelen.<br />

Een aanpassing van de loop van de kwelsloot zoals hier gevraagd behoort daarom niet tot<br />

de mogelijkheden.<br />

b./c.<br />

Het bestemmingsplan voorziet binnen de bestemming ‘Groen’ in de planologisch-juridische<br />

mogelijkheid om onder meer wandel-, fiets- en ruiterpaden aan te leggen. Daarmee is niet<br />

gezegd dat op álle gronden met deze bestemming dergelijke voorzieningen worden<br />

gerealiseerd, noch geeft het plan een regeling voor de feitelijke situering en uitvoering van<br />

deze voorzieningen. Het nog vast te stellen inrichtingsplan geeft antwoord op dergelijke<br />

vragen, niet het bestemmingsplan, zodat dit onderdeel van de zienswijze niet tot een<br />

herijking van het plan kan leiden.<br />

d. Het uitgangspunt voor de inrichting van het gebied is dat de openbare ruimte (met name<br />

het aan te leggen padenstelsel) door middel van natuurlijke afscheidingen wordt<br />

gescheiden van de agrarisch bestemde (weide)gronden. De uiteindelijke concrete<br />

uitvoering wordt in de inrichtingsfase bepaald, het bestemmingsplan is daarvoor niet het<br />

geëigende instrument. Niet duidelijk is overigens welke relatie in de zienswijze wordt<br />

gelegd tussen de wens om het verlies aan grond te beperken en de suggestie om een<br />

tweede watergang aan te leggen.<br />

e. Het verlies aan grond zal deel uitmaken van de schadeloosstelling of er zal (door middel<br />

van grondruil) andere grond beschikbaar komen. Eventuele compensatie in de vorm van<br />

het beschikbaar stellen van andere gronden is als zodanig echter niet vast te leggen in het<br />

bestemmingsplan, dit planologisch-juridisch document is daarvoor niet het geëigende<br />

instrument.<br />

Uitgangspunt blijft volledige schadeloosstelling. Schade die wordt geleden ten gevolge van<br />

wijziging van de bestemmingen in het gebied, welke redelijkerwijs niet of niet geheel ten<br />

laste van belanghebbenden behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of<br />

onvoldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, kan (op verzoek van<br />

belanghebbenden) op grond van de wettelijke regeling voor planschade voor vergoeding in<br />

aanmerking worden gebracht.<br />

f. De inrichting van het plangebied wordt zodanig dat kansrijke habitats voor insecten als<br />

muggen, vliegen en knutten zoveel mogelijk worden vermeden, zeker in de nabijheid van<br />

de bebouwde kom. Ook andere feitelijke ingrepen worden er op gericht de ontwikkeling en<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 21


voortplanting van deze insecten maximaal te frustreren. De relevante biotopen worden zo<br />

beperkt mogelijk gehouden. Deze uitgangspunten vertalen zich als volgt:<br />

• een vormgeving van natte natuur met hoofdzakelijk permanent watervoerende<br />

elementen;<br />

• het vermijden van biotopen met een sterk plas-dras karakter;<br />

• een zonering waarbij kansrijke leefgebieden van deze insecten op grote afstand van<br />

woningen worden gesitueerd;<br />

• beheersmaatregelen zoals het doorspoelen van watergangen, permanent<br />

watervoerende elementen en het verwijderen van ‘broedplaatsen’ als dood hout;<br />

• stimulering van helder water;<br />

• het vermijden van migratiezones in de richting van bewoonde gebieden (bv. in de vorm<br />

van houtwallen of poelen met plas-dras situaties);<br />

Genoemde maatregelen worden afdoende geacht om de gevreesde overlast te voorkomen<br />

of voldoende te beperken.<br />

g. De belangrijkste uitgangspunten bij de vormgeving van de nieuwe kades rond de<br />

waterberging zijn:<br />

1. de veiligheid van de kades;<br />

2. een goede landschappelijke inpassing van de kades;<br />

De veiligheidseisen die aan de kades moeten worden gesteld worden bepaald door:<br />

• het beoogde maximale bergingsvolume;<br />

• het beschikbare oppervlak voor piekberging;<br />

• eventuele compartimentering bij het vullen van de piekberging;<br />

• de stabiliteit van de ondergrond;<br />

• de extra hoogte waarmee normale golfslag wordt opgevangen;<br />

• de hoogte waarmee opstuwing door de wind wordt opgevangen.<br />

Omdat de strijklengte voor de wind in het bergingsgebied uiteenloopt, is de kade niet<br />

overal even hoog. De geplande hoogte is echter nergens meer dan in de MER is<br />

aanbevolen en loopt uiteen van 2,25 m. –NAP tot 1,75 m. –NAP. De dijken worden<br />

daarmee ook niet hoger dan al in het voorontwerpbestemmingsplan was voorzien.<br />

Een lager dijklichaam zou inbreuk maken op het veiligheidsniveau in het plangebied. Deze<br />

conclusie is mede ingegeven door het feit dat, door de ligging van de te realiseren<br />

dijklichamen parallel aan bestaande kaden, bij een doorbraak het tussengelegen gebied<br />

zeer snel vol water zou lopen. Vooral vanwege de in dat gebied aanwezige bebouwing is<br />

dit risico niet aanvaardbaar. De aantasting van het vrije uitzicht door de polder vanuit o.a.<br />

het Wilsveen moet in dit geval minder zwaar wegen dan het waarborgen van de veiligheid<br />

in het gebied.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

15. J. Olieman<br />

Zienswijze<br />

a. Een deel van de bebouwing, met name de mestsilo, valt buiten het bouwblok.<br />

b. De sloot langs het perceel loopt door, maar staat niet op de kadastrale ondergrond.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 22


c. Mag het bouwperceel niet lopen tot aan de sloot? Anders ontstaat er een loze ruimte<br />

tussen het bouwperceel en de sloot, waar geen erfbeplanting mag worden geplant.<br />

d. Waarom wordt in Potteveen aan de ene kant een voetpad aangelegd en aan de andere<br />

kant de tocht verbreed? Er moet nu aan twee kanten worden aangekocht.<br />

e. Is de brug over de tocht wegbestemd? Komt er een bredere brug voor terug?<br />

f. Komt er een natuurlijke afscheiding tussen wandelpaden en vee, bijvoorbeeld door middel<br />

van een sloot?<br />

g. Het bestemmingsplan laat erfafscheidingen van maximaal 1 meter toe. Dit is niet<br />

voldoende om vee tegen te houden.<br />

h. Wie gaat de eventuele hekken onderhouden?<br />

i. Is compensatie in de vorm van grond mogelijk?<br />

j. Mogen ex-eigenaren straks het groen gaan beheren?<br />

k. Zijn er subsidies voor het mooi landschappelijk inpassen van voorzieningen en<br />

bebouwing?<br />

l. Als de eilandjes verder naar het midden worden verschoven, dan zal er minder overlast<br />

van muggen zijn.<br />

Reactie<br />

a. Er zijn geen zwaarwegende (ruimtelijke of andere) overwegingen die het buiten het<br />

bouwblok plaatsen van de mestsilo noodzakelijk maken of rechtvaardigen. De plankaart<br />

wordt zodanig aangepast dat de silo zich geheel binnen het bouwblok bevindt.<br />

b. Kennelijk is de kadastrale ondergrond niet geheel correct, getracht wordt de plankaart op<br />

dit punt te corrigeren.<br />

c. Verschuiving over de gehele perceelslengte van de grens van het bouwblok tot aan de<br />

sloot leidt tot een vergroting van het bouwblok die ruimtelijk gezien niet kan worden<br />

onderbouwd. Om toch tegemoet te komen aan de wens voor meer gebruiksmogelijkheden<br />

(zoals erfbeplanting) wordt op de betreffende strook de bestemming ‘Agrarisch’ (zonder<br />

bouwvlak) gelegd.<br />

d. Het bestemmingsplan biedt een planologisch-juridische regeling die bepaalde functies,<br />

bouwmogelijkheden, e.d. toekent aan gronden. Het bestemmingsplan regelt echter niet de<br />

feitelijke inrichting, uitvoering, etc. De zienswijze kan daarom niet tot een herijking van het<br />

plan leiden.<br />

e. Het is niet geheel duidelijk welke brug hier wordt bedoeld. In de nabijheid van het perceel<br />

Wilsveen 1 zijn in de bestaande situatie drie bruggen aanwezig. In het plan valt één van<br />

deze bruggen binnen de bestemming ‘Verkeer’, de gronden waarop de twee andere<br />

bruggen zijn gelegen krijgen de bestemming ‘Water’: deze gronden zijn mede bestemd<br />

voor oeververbindingen ten behoeve van het langzaam verkeer (art. 15 van de regels).<br />

Geen van deze drie bruggen is derhalve wegbestemd. Het bestemmingsplan voorziet als<br />

zodanig ook niet in de feitelijke vervanging van de betreffende brug(gen), aangezien het<br />

daarvoor als planologisch-juridisch instrument niet bedoeld is.<br />

f. Het uitgangspunt voor de inrichting van het gebied is dat de openbare ruimte (met name<br />

het aan te leggen padenstelsel) door middel van natuurlijke afscheidingen wordt<br />

gescheiden van de agrarisch bestemde (weide)gronden. De uiteindelijke concrete<br />

uitvoering wordt in de inrichtingsfase bepaald, het bestemmingsplan is daarvoor niet het<br />

geëigende instrument. Niet duidelijk is overigens welke relatie in de zienswijze wordt<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 23


gelegd tussen de wens om het verlies aan grond te beperken en de suggestie om een<br />

tweede watergang aan te leggen.<br />

g. Ten aanzien van erf- resp. perceelsafscheidingen wordt door de gemeente Leidschendam-<br />

Voorburg veel waarde gehecht aan de kwaliteit en landschappelijke inpassing daarvan,<br />

vooral vanwege het sterk versnipperende effect van dergelijke voorzieningen en de soms<br />

matige tot slechte beeldkwaliteit. Op de gronden in het landelijk gebied zijn dominant<br />

aanwezige hekwerken daarom niet wenselijk, natuurlijke afscheidingen (in de vorm van<br />

houtwallen, hagen, bomenrijen of watergangen) verdienen de voorkeur. Het<br />

bestemmingsplan belemmert het realiseren van natuurlijke afscheidingen, die voldoende<br />

effectief zijn om vee tegen te houden, niet.<br />

h. Deze vraag ziet op het feitelijk beheer van voorzieningen na realisatie van het plan, in die<br />

zin hoort dit aspect niet bij de thema’s die in de zienswijzenfase met betrekking tot het<br />

ontwerpbestemmingsplan aan de orde kunnen komen. In algemene zin kan er van worden<br />

uitgegaan dat hekken worden onderhouden door de eigenaar c.q. beheerder van gronden.<br />

i. Het verlies aan grond zal deel uitmaken van de schadeloosstelling of er zal (door middel<br />

van grondruil) andere grond beschikbaar komen. Eventuele compensatie in de vorm van<br />

het beschikbaar stellen van andere gronden is als zodanig echter niet vast te leggen in het<br />

bestemmingsplan, dit planologisch-juridisch document is daarvoor niet het geëigende<br />

instrument.<br />

Uitgangspunt blijft volledige schadeloosstelling. Schade die wordt geleden ten gevolge van<br />

wijziging van de bestemmingen in het gebied, welke redelijkerwijs niet of niet geheel ten<br />

laste van belanghebbenden behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of<br />

onvoldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, kan (op verzoek van<br />

belanghebbenden) op grond van de wettelijke regeling voor planschade voor vergoeding in<br />

aanmerking worden gebracht.<br />

j. De vraag wie, na uitvoering van het plan, de gronden met een groenbestemming resp. de<br />

groenfuncties gaat beheren behoort niet tot de onderwerpen die in het bestemmingsplan<br />

kunnen worden geregeld. Deze vraag kan eerst in de feitelijke inrichtings- resp.<br />

beheersfase aan de orde komen en kan daarom niet in deze bestemmingsplanprocedure<br />

worden beantwoord.<br />

k. Afhankelijk van de aard van de voorzieningen waarop wordt gedoeld bestaan er diverse<br />

landelijke (en wellicht ook overige) subsidieregelingen, bijvoorbeeld in het kader van<br />

agrarisch natuurbeheer. Dit aspect staat echter geheel los van de beoordeling van het<br />

voorliggende bestemmingsplan, zodat de zienswijze niet tot een herijking van het plan kan<br />

leiden.<br />

l. De inrichting van het plangebied wordt zodanig dat kansrijke habitats voor insecten als<br />

muggen, vliegen en knutten zoveel mogelijk worden vermeden, zeker in de nabijheid van<br />

de bebouwde kom. Ook andere feitelijke ingrepen worden er op gericht de ontwikkeling en<br />

voortplanting van deze insecten maximaal te frustreren. De relevante biotopen worden zo<br />

beperkt mogelijk gehouden. Deze uitgangspunten vertalen zich als volgt:<br />

• een vormgeving van natte natuur met hoofdzakelijk permanent watervoerende<br />

elementen;<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 24


• het vermijden van biotopen met een sterk plas-dras karakter;<br />

• een zonering waarbij kansrijke leefgebieden van deze insecten op grote afstand van<br />

woningen worden gesitueerd;<br />

• beheersmaatregelen zoals het doorspoelen van watergangen, permanent<br />

watervoerende elementen en het verwijderen van ‘broedplaatsen’ als dood hout;<br />

• stimulering van helder water;<br />

• het vermijden van migratiezones in de richting van bewoonde gebieden (bv. in de vorm<br />

van houtwallen of poelen met plas-dras situaties);<br />

Genoemde maatregelen worden afdoende geacht om de gevreesde overlast te voorkomen<br />

of voldoende te beperken.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van de plankaart.<br />

16. A. van Woerden<br />

Zienswijze<br />

a. De kwelsloot die in het plan met een scherpe bocht naar de ligboxenstal toebuigt, kan veel<br />

beter in een schuine lijn naar de hoek van het bestaande bosje toelopen. Het voordeel<br />

hiervan is meer ruimte op het erf en een vloeiendere doorstroming en eventueel vaart.<br />

b. Inspreker zou graag tussen de percelen Wilsveen 2 en 4 een huis willen bouwen,<br />

eventueel in samenhang met de ruimte-voor-ruimte regeling.<br />

Reactie<br />

a. De ligging van de kwelsloot en daarmee ook de mogelijkheden tot aanpassing van de<br />

ligging van de sloot worden beperkt door een aantal civieltechnische en ruimtelijke<br />

randvoorwaarden, namelijk:<br />

• de locatie van de toekomstige kade / dijklichaam;<br />

• de ruimtelijke reservering die voor de kwelzone tussen de toekomstige kade en<br />

bedrijfspercelen resp. –gebouwen noodzakelijk wordt geacht;<br />

• de wens om in het plan te komen tot een zo homogeen mogelijke<br />

bestemmingsregeling voor bedrijfspercelen.<br />

Een aanpassing van de loop van de kwelsloot zoals hier gevraagd behoort daarom in<br />

algemene zin al niet tot de mogelijkheden.<br />

Bovendien is in dit concrete geval aan de achterkant van het bedrijf een bijzonder<br />

topografisch en cultuurhistorisch element aanwezig. Het betreft twee zijtakken van een<br />

langgerekte sloot, die het erf aan de zijkanten begrenzen. Samen vormen zij min of meer<br />

de begrenzing van een kleine houtopstand, die zijn oorsprong vindt in een al tot in de 19 e<br />

eeuw teruggrijpende perceelsinrichting. Ook toen heeft ter plaatse een kleine bosschage<br />

gelegen die deel was van een karakteristieke erfinrichting. De aanwezige houtopstand<br />

dient als bijzonder landschapselement behouden te blijven. Daarom wordt dit element<br />

geïntegreerd in de groenzone tussen de toekomstige kade en de nieuwe kwelsloot. De<br />

lijnvoering van de kwelsloot is zo gekozen dat de zijtak, die na aanleg van de nieuwe kade<br />

blijft bestaan, op de nieuwe sloot wordt aangesloten. Daarmee wordt een hydrologisch<br />

isolement van de zijtak of de sloot voorkomen.<br />

b. De ‘Ruimte-voor-Ruimte’-regeling is bedoeld om de sanering/beëindiging van individuele<br />

agrarische bedrijven in het landelijk gebied te stimuleren. Kern van de regeling is dat alle<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 25


edrijfsopstallen worden gesloopt, waarbij de kosten van de sanering worden<br />

gecompenseerd door nieuwbouw van een beperkt aantal (maximaal 3) woningen.<br />

Toevoeging van nieuwe woonfuncties in het landelijk gebied zonder een relatie met sloop<br />

van bedrijfsopstallen is op grond van het beleid van de hogere overheden niet mogelijk.<br />

Het agrarisch bedrijf Wilsveen 2 beschikt over een bouwvlak van ruim 4.000 m²<br />

waarbinnen 5 gebouwen aanwezig zijn, inclusief het hoofdgebouw met de bedrijfswoning.<br />

Na sloop van de opstallen resteert voldoende ruimte voor het realiseren van<br />

compenserende woningbouw in het kader van de ‘Ruimte-voor-Ruimte’-regeling.<br />

Een deel van de bestaande bebouwing op het perceel heeft de status van Rijksmonument.<br />

Sloop van het monumentale deel van de bebouwing is uiteraard niet toegestaan.<br />

Compenserende woonfuncties zijn niet per sé beperkt tot nieuwbouw, maar kunnen ook<br />

worden ingevuld door een functiewijziging van bestaande monumentale/karakteristieke<br />

opstallen. Ook een combinatie van hergebruik en nieuwbouw is soms denkbaar.<br />

Nu het bestaande bouwvlak voldoende ruimte biedt voor toepassing van de<br />

saneringsregeling, is er geen ruimtelijke onderbouwing te geven voor nieuwbouw op de<br />

gevraagde locatie tussen Wilsveen 2 en 4. Overigens: ook milieutechnisch gezien zou deze<br />

locatie op bezwaren kunnen stuiten aangezien die is gesitueerd tussen een bedrijfsfunctie<br />

en een agrarische functie met de mogelijkheid voor vestiging van een paardenpension.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

17. Werkgroep “Behoud Landschap Leidschendam/Nootdorp”<br />

Zienswijze<br />

a. De Werkgroep vraagt zich af op welke wijze het dijklandschap van de Molendijk, ten<br />

westen van de Molenvaart, zal worden onderhouden? Gezien de specifieke<br />

cultuurhistorische waarde van het beeld van de Molendriegang heeft begrazing de sterke<br />

voorkeur.<br />

b. De Molenvaart wordt als kanodoorgang genoemd. In de variantenstudie is een<br />

overzetsteiger opgenomen van 35 meter. Deze lengte is buitenproportioneel en zal ook<br />

andere watersportactiviteiten aantrekken, zoals jetski’s. Iets dat absoluut vermeden moet<br />

worden, mede gezien de beperkte omvang en de natuurwaarde van de Molenvaart.<br />

c. Een steiger aan de noordkant van het Wilsveen zal het landschapsbeeld van de<br />

Molendriegang ernstig verrommelen.<br />

d. De Werkgroep vraagt om garantie dat zwaar transport voor de aanleg van de waterberging<br />

geen gebruik zal maken van de Voorweg en het Wilsveen.<br />

e. De route van het over de Molendijk geplande wandelpad komt uit op het smalste en minst<br />

overzichtelijke deel van het Wilsveen. De uitgang van het pad kan beter ter hoogte van het<br />

huidige doorgangshek worden gepland.<br />

f. Maatregelen zijn nodig om te voorkomen dat de geplande fietspaden door brommers als<br />

‘crossparcours’ worden gebruikt.<br />

g. Voor het realiseren van de gestelde natuurdoelen is het noodzakelijk dat er voorafgaand<br />

aan het definitieve inrichtingsplan een uitgebreid ecologenoverleg plaatsvindt.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 26


Reactie<br />

a.-g. Het betreft hier aspecten die niet in het voorliggende bestemmingsplan kunnen worden<br />

geregeld, maar die thuishoren in het nog vast te stellen inrichtingsplan dan wel waarover in<br />

de uitvoerings- en beheersfase concrete afspraken kunnen resp. moeten worden gemaakt.<br />

In algemene zin kan wel worden opgemerkt dat het bestemmingsplan begrazing ten<br />

behoeve van het beheer niet belemmert én dat in het bestemmingsplan geen concrete<br />

aanlegsteigers o.i.d. zijn opgenomen.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

18. M.B.A.E. Slingerland<br />

Zienswijze<br />

a. Door het plaatsen van een grote waterdoorlaat in de Molenvaart aan de kant van het<br />

Wilsveen doet zich in de toekomst een hogere stroomsnelheid voor. Daarom is het<br />

aanbrengen van extra oeverbescherming noodzakelijk.<br />

b. In het aanvoertracé is een oeversteiger voor kano’s opgenomen met een plankier van 35<br />

meter op het land van het perceel Wilsveen 3. Een dergelijke lengte is onnodig, omdat een<br />

steiger van 4 meter voldoet.<br />

c. Een plankier zal het karakteristieke beeld van de Molenvaart en de Molendriegang vanaf<br />

het Wilsveen sterk aantasten.<br />

d. Vanwege haar beperkte omvang, haar functie als broedplaats voor watervogels en haar<br />

hoge cultuurhistorische landschapswaarde is bij de inrichting van de Molenvaart en de<br />

Molendijk behoedzaamheid geboden.<br />

Reactie<br />

a. De transformatie van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> omvat een aantal ingrijpende, onderling<br />

samenhangende waterhuishoudkundige resp. civieltechnische ingrepen. Bij de feitelijke<br />

realisatie daarvan wordt –uiteraard- rekening gehouden met zaken zoals hier bedoeld.<br />

Indien en voor zover nodig zullen technische voorzieningen worden getroffen om mogelijke<br />

aantasting van de oevers te voorkomen. Als zodanig staat dit echter los van het<br />

voorliggende bestemmingsplan zodat dit onderdeel van de zienswijze niet tot een herijking<br />

van het plan kan leiden.<br />

b./c.<br />

Het betreft hier aspecten die niet in het voorliggende bestemmingsplan kunnen worden<br />

geregeld, maar die thuishoren in het nog vast te stellen inrichtingsplan dan wel waarover in<br />

de uitvoerings- en beheersfase concrete afspraken kunnen resp. moeten worden gemaakt.<br />

d. De grote ecologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarde van de Molenvaart en<br />

Molendijk (en overigens ook belangrijke andere delen van het plangebied) wordt volledig<br />

onderkend en is, naast de noodzakelijke aanleg van de piekberging, leidend geweest bij de<br />

planvorming. Ook bij de feitelijke uitvoering van de transformatie zal de bescherming van<br />

de aanwezige waarden steeds een grote rol blijven spelen.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 27


19. T.G.M. Ammerlaan<br />

Zienswijze<br />

a. De informatievoorziening over de plannen is onvoldoende. Als eigenaar van de grond wil<br />

betrokkene ook in de toekomst volledig en persoonlijk op de hoogte gehouden worden.<br />

b. Door het aanleggen van een sloot in het perceeltje achter de woning Wilsveen 4A blijft er<br />

veel te weinig ruimte over voor beweiding van hobbyvee. Door de sloot achter de naast<br />

liggende stal te graven blijft er voldoende ruimte voor het vee over en worden er veel<br />

kosten bespaard.<br />

Reactie<br />

a. Alle wettelijk voorgeschreven procedures, inclusief bekendmakingen e.d., zijn bij de<br />

voorbereiding van het voorliggende plan in acht genomen. De Wet ruimtelijke ordening<br />

noch de Algemene wet bestuursrecht schrijft voor dat álle rechthebbenden op álle gronden<br />

in het plangebied persoonlijk worden geïnformeerd, dat is praktisch ook niet of nauwelijks<br />

uitvoerbaar.<br />

b. De ligging van de kwelsloot en daarmee ook de mogelijkheden tot aanpassing van de<br />

ligging van de sloot worden beperkt door een aantal civieltechnische en ruimtelijke<br />

randvoorwaarden, namelijk:<br />

• de locatie van de toekomstige kade / dijklichaam;<br />

• de ruimtelijke reservering die voor de kwelzone tussen de toekomstige kade en<br />

bedrijfspercelen resp. –gebouwen noodzakelijk wordt geacht;<br />

• de wens om in het plan te komen tot een zo homogeen mogelijke<br />

bestemmingsregeling voor bedrijfspercelen.<br />

Een aanpassing van de loop van de kwelsloot zoals hier gevraagd behoort daarom niet tot<br />

de mogelijkheden.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemminsgplan.<br />

20. A. van Gent<br />

Zienswijze<br />

a. Uit het ter inzage gelegde bestemmingsplan is niet duidelijk of er een definitieve keuze is<br />

gemaakt uit de acht varianten betreffende de inlaat Wilsveenberging.<br />

b. Er wordt in het smalle deel van de Molenvaart geen kadebescherming toegepast.<br />

c. Een kanosteiger is voorgesteld met een lengte van 35 meter. De Molenvaart is geen<br />

doorgaande kanoroute omdat een vervolgtocht belemmerd wordt door de vele bruggen in<br />

de Stompwijksevaart. Het is te verwachten dat er maar één kano tegelijkertijd in of uit het<br />

water gehaald moet worden. Hiervoor is een steiger met een lengte van 4 meter al<br />

toereikend. Bovendien zal een lange steiger het fraaie zicht zeker verstoren.<br />

d. Reclamanten en andere omwonenden zullen een gebruik van de steiger voor dagrecreatie,<br />

gezien de smalle Molenvaart en de geringe afstand tot de bewoning, ervaren als een<br />

ernstig verlies van privacy.<br />

Reactie<br />

a.-d. Het bestemmingsplan is een planologisch-juridisch instrument dat beoogt een wettelijke<br />

grondslag te bieden voor het realiseren van gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Het<br />

bestemmingsplan is niet bedoeld om de concrete inrichting, detaillering, etc. van de<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 28


desbetreffende ontwikkelingen exact vast te leggen. Daarvoor is bijvoorbeeld het nog vast<br />

te stellen inrichtingsplan een meer geëigend middel.<br />

Aangezien geen van de in de zienswijze genoemde aspecten daadwerkelijk betrekking<br />

heeft op het bestemmingsplan kan e.e.a. niet leiden tot een herijking van het voorliggende<br />

plan.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

21. L.G. Ammerlaan en M.V.W. Ammerlaan-Broekmans<br />

Zienswijze<br />

a. Kan het bestaande bouwvlak worden gehandhaafd?<br />

b. De cultuurhistorische waarde ter plekke kan alleen worden behouden, door handhaving<br />

van het gehele erf.<br />

c. De waterhuishouding dient goed te worden geregeld.<br />

d. Belanghebbenden zijn van opvatting dat hun verhuuractiviteiten positief bestemd dienen te<br />

worden in het bestemmingsplan, zodat er een economische drager is. Subsidiair zijn<br />

reclamanten van opvatting dat de huidige verhuuractiviteiten onder het overgangsrecht<br />

dienen te worden gebracht.<br />

Reactie<br />

a. Handhaving van het bestaande bouwvlak op dit perceel stuit op de ligging van de nieuwe<br />

kwelsloot. De ligging van de kwelsloot en daarmee ook de mogelijkheden tot aanpassing<br />

van de ligging van de sloot worden beperkt door een aantal civieltechnische en ruimtelijke<br />

randvoorwaarden, namelijk:<br />

• de locatie van de toekomstige kade / dijklichaam;<br />

• de ruimtelijke reservering die voor de kwelzone tussen de toekomstige kade en<br />

bedrijfspercelen resp. –gebouwen noodzakelijk wordt geacht;<br />

• de wens om in het plan te komen tot een zo homogeen mogelijke<br />

bestemmingsregeling voor bedrijfspercelen.<br />

Een aanpassing van de loop van de kwelsloot zoals hier gevraagd behoort daarom niet tot<br />

de mogelijkheden.<br />

Ruimtelijk gezien zijn deze ontwikkelingen gerechtvaardigd, omdat het door de aanleg van<br />

de waterberging inclusief kwelzone in de toekomst niet langer mogelijk zal zijn op het<br />

perceel Wilsveen 6 een volwaardig agrarisch bedrijf uit te oefenen. Het houden van vee<br />

blijft in de nieuwe situatie weliswaar mogelijk, maar slechts op zeer bescheiden schaal.<br />

Daaruit volgt dat de noodzaak voor het handhaven van een bouwvlak ten behoeve van een<br />

volwaardig agrarisch bedrijf ook niet langer bestaat. Het verlies aan grond en/of opstallen<br />

zal deel uitmaken van de te volgen procedure tot schadeloosstelling van eigenaren /<br />

gebruikers. Uitgangspunt daarbij is volledige schadeloosstelling.<br />

Voor zover de functiewijziging van de gronden leidt tot waardevermindering van<br />

eigendommen of andere vormen van schade die niet in de schadeloosstellingprocedure<br />

meegenomen kunnen worden, kan één en ander op grond van de planschadebepalingen<br />

uit de Wro (op verzoek van belanghebbenden) voor vergoeding in aanmerking worden<br />

gebracht.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 29


. Van cultuurhistorische waarden is alleen sprake bij bouwkundige onderdelen van het oude<br />

hoofdgebouw op het perceel, met zijn karakteristieke hoofdvorm. Het erf in zijn totaliteit kan<br />

echter niet worden aangemerkt als een cultuurhistorisch waardevol ensemble. Onderdelen<br />

als schuren, een silo, etc. hebben geen cultuurhistorische waarde. Vanuit cultuurhistorisch<br />

oogpunt is behoud van het gehele erf dan ook niet noodzakelijk.<br />

c. Het bestemmingsplan voorziet in voldoende maatregelen om een goede waterhuishouding<br />

te kunnen waarborgen. Ter hoogte van Wilsveen is sprake van een brede kwelzone met:<br />

• een hoofdwatergang (kwelsloot);<br />

• zijtakken;<br />

• plas-dras biotopen;<br />

• delen met een natuurlijke inrichting, waarvan de bouwvoor deels zal zijn afgegraven.<br />

Zowel deze maatregelen zelf als de afmetingen van de kwelzone en de hier gelegen<br />

waterhuishoudkundige elementen moeten (dit wordt door de waterbeheerders<br />

onderschreven) voldoende worden geacht om de eventuele problemen op het gebied van<br />

wateroverlast te voorkomen.<br />

d. De verhuuractiviteiten op Wilsveen 6 vinden al plaats sinds augustus 1999 en zijn zonder<br />

meer in strijd met het nu nog geldende zowel als het voorliggende bestemmingsplan.<br />

Het beleid ten aanzien van het landelijk gebied van de diverse overheden ten aanzien nietagrarische<br />

bedrijfsactiviteiten is gericht op conserveren dan wel extensiveren. Ruimte voor<br />

nieuwvestiging of uitbreiding moet worden gezocht op bedrijventerreinen dan wel elders<br />

binnen de bebouwde kom, maar niet in het landelijk gebied. Een positieve bestemming van<br />

de verhuuractiviteiten druist in tegen deze beleidsmatige uitgangspunten.<br />

Daarnaast bestaat een reëel gevaar voor ongewenste precedentwerking. Een positieve<br />

bestemming van de verhuuractiviteiten op Wilsveen 6 maakt de weg vrij voor meer claims<br />

op functiewijzigingen van ‘Agrarisch’ naar ‘Bedrijf’. Zo’n ontwikkeling is vanuit oogpunt van<br />

een goede ruimtelijke ordening (zeker voor kwetsbare, van rijksbufferzones, nationale<br />

landschappen, etc. deel uitmakende gebieden) volstrekt onwenselijk.<br />

De stelling, dat de gemeente haar recht tot handhavend optreden tegen de<br />

verhuuractiviteiten zou hebben verspeeld, is niet gestoeld op de wetgeving of<br />

jurisprudentie ter zake. Volgens vaste lijn van de Raad van State is bij overtredingen in de<br />

sfeer van het bestuursrecht sprake van een beginselplicht tot handhaving. Deze<br />

beginselplicht wordt slechts doorbroken wanneer bijzondere omstandigheden het afzien<br />

van handhavend optreden rechtvaardigen. Als bijzondere omstandigheid is daarbij met<br />

name concreet zicht op legalisatie door de Raad van State geaccepteerd. Enkel tijdverloop<br />

levert in elk geval niet een zodanige bijzondere omstandigheid op. Van expliciet gedogen is<br />

ten aanzien van de verhuuractiviteiten op Wilsveen 6 geen sprake. Een actief besluit<br />

(bijvoorbeeld door middel van een gedoogbeschikking) waaruit blijkt dat van handhavend<br />

optreden wordt afgezien ontbreekt hier.<br />

Ook van zodanige gewekte verwachtingen, dat betrokkenen er op mochten vertrouwen dat<br />

definitief van handhaving zou worden afgezien, is geen sprake. Het beroep op het<br />

vertrouwensbeginsel is immers alleen gebaseerd op het feit dat een niet met name<br />

genoemde ambtenaar van de gemeente al geruime tijd (sinds eind 1999) met de<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 30


verhuuractiviteiten bekend zou zijn zonder dat dit vóór <strong>2008</strong> tot handhavend optreden heeft<br />

geleid.<br />

Het vertrouwenbeginsel wordt hier op een onjuiste wijze uitgelegd. Hoofdregel is, dat een<br />

burger mag vertrouwen op uitlatingen en gedragingen van bestuursorganen. Bij de<br />

beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel is een tweetal elementen van<br />

doorslaggevend belang.<br />

Ten eerste moet sprake zijn van een toezegging of gedraging van een bevoegde<br />

vertegenwoordiger van het bestuursorgaan. Daarvan is hier geen sprake. Zoals gezegd: er<br />

zou slechts sprake zijn van één niet met name genoemde ambtenaar die sinds eind 1999<br />

van de verhuuractiviteiten op de hoogte zou zijn, zonder dat dit tot aan aanschrijving o.i.d.<br />

heeft geleid. Verder strekt de toezegging/gedraging, waarop betrokken hun beroep op het<br />

vertrouwensbeginsel baseren, niet.<br />

Ten tweede: degene die zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken<br />

dat hij in een nadeliger positie is komen te verkeren doordat hij zich bij zijn handelen heeft<br />

laden leiden door de betreffende toezegging/gedraging (het zgn. dispositievereiste).<br />

Aangezien een concrete toezegging/gedraging hier volledig ontbreekt kan aan het<br />

dispositievereiste uiteraard nooit worden voldaan. Het beroep op het vertrouwensbeginsel<br />

moet dan ook worden verworpen, zodat dit niet tot een positieve bestemming kan leiden.<br />

Ook van het onder het overgangsrecht brengen van de verhuuractiviteiten kan geen sprake<br />

zijn. De redactie van de overgangsrechtelijke bepalingen (mbt. gebruik en bouwwerken) in<br />

een bestemmingsplan is in artikel 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening dwingend<br />

voorgeschreven. De wetgever heeft er daarbij expliciet voor gekozen gebruik, dat reeds in<br />

strijd was met een voorheen geldend bestemmingsplan (inclusief de overgangsbepalingen<br />

daarvan), uit te zonderen van het overgangsrecht. Nu vaststaat dat de verhuuractiviteiten<br />

in strijd zijn met het het nu nog geldende bestemmingsplan, is het gezien het wettelijk<br />

stelsel niet mogelijk deze activiteiten in het voorliggende plan onder het overgangsrecht te<br />

brengen. De wetgever heeft dergelijke situaties uitdrukkelijk van het overgangsrecht willen<br />

uitsluiten.<br />

Toepassing van de uitzonderingsregelling van artikel 3.2.3 van het Besluit ruimtelijke<br />

ordening (persoonsgebonden overgangsrecht) is eveneens niet mogelijk. Er is<br />

onvoldoende zekerheid dat binnen de planperiode beëindiging van de strijdige situatie kan<br />

worden verwacht, zodat de basis voor een persoonsgebonden overgangsrecht ontbreekt.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

22. G.J. Ammerlaan<br />

Zienswijze<br />

a. De noodzaak van de waterberging is ontstaan door de drang naar verglazing van het<br />

Westland en de verstedelijking van de gebieden rondom Delft, Rijswijk, Den Haag,<br />

Nootdorp en Leidschendam en tevens het niet juist inschatten van de gevolgen hiervan op<br />

de waterhuishouding. Door het grote belang wat door de diverse overheden aan deze<br />

waterberging wordt gehecht, dienen de belangen en wensen van de gebruikers en<br />

bewoners gerespecteerd en voldoende gecompenseerd te worden.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 31


. Van minnelijke verwerving is geen sprake. Er was destijds geen sprake van een<br />

gelijkwaardige onderhandelingspositie.<br />

c. Achter het dijklichaam, ter hoogte van Wilsveen 2 t/m 10, zijn diverse kleine eilandjes<br />

gecreëerd. Deze eilandjes zullen tot gevolg hebben dat er niet voldoende stroming is van<br />

het water. Dit geeft zeer grote overlast van vliegen en muggen.<br />

d. Er is geen rekening gehouden met eerdere inspraakreactie tegen het aanleggen van een<br />

kwelsloot en dijklichaam op de huidige afstand van de bestaande gebouwen.<br />

e. Er worden diverse bosschages en wilgen struwelen aangelegd. Deze ontnemen het uitzicht<br />

en de doorkijk van de huidige bewoners.<br />

f. Het dijklichaam wordt onnodig hoog opgetrokken. Hierdoor wordt het uitzicht geheel<br />

ontnomen.<br />

g. Op het nieuwe dijklichaam zijn mogelijkheden gecreëerd voor wandel-, fiets-, en<br />

menpaden. Dit geeft een onaanvaardbare inbreuk op de privacy.<br />

h. In het plan is niet opgenomen dat de grond tot aan de kwelsloot en vanaf de kwelsloot tot<br />

en met het dijklichaam in eigendom behouden blijft. Door het in eigendom laten behouden<br />

kan het goed onderhouden worden en onderhouden blijven.<br />

i. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden om de huidige exploitatie voort te zetten.<br />

De bestemming dient zo aangepast te worden dat exploitatie van een andere activiteit<br />

mogelijk is.<br />

j. In het bestemmingsplan zijn geen mogelijkheden gecreëerd voor het oprichten van enkele<br />

woningen en het behouden van de overige opstallen.<br />

k. In het plan wordt verwezen naar het toepassen van de ruimte-voor-ruimte regeling. Deze<br />

regeling is te beperkt.<br />

l. De parkeerplaats naast het kerkhof zal niet alleen overdag maar ook ’s avonds en ’s<br />

nachts een verkeersaantrekkende werking hebben. Dit geeft ’s avonds en ’s nachts veel<br />

overlast, vermindering van privacy en van woongenot.<br />

m. Op Wilsveen 1 kan een hippisch bedrijf gevestigd worden. Het oprichten van een hippisch<br />

bedrijf op een dergelijke korte afstand zal overlast geven door de verkeersaantrekkende<br />

werking, stankoverlast en het aantrekken van ongedierte.<br />

n. Er is geen duidelijkheid over het perceel gelegen tussen Wilsveen 6 en 8. Verzocht wordt<br />

dit perceel ter compensatie in eigendom te krijgen.<br />

o. Er is niets opgenomen over het aanwezige jachtrecht.<br />

Zienswijze<br />

a. Elk bestemmingsplan dat de ontwikkeling van woon- en andere functies mogelijk maakt<br />

wordt zelfstandig op waterhuishoudkundige aspecten beoordeeld. Deze beoordeling maakt<br />

deel uit van de zgn. watertoets, een wettelijk verplicht instrument dat<br />

waterhuishoudkundige belangen expliciet en op een evenwichtige manier een plaats geeft<br />

bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Ook de bestemmingsplannen voor de aan het<br />

plangebied grenzende locaties hebben dit watertoetsproces doorlopen. De gesuggereerde<br />

koppeling tussen de waterberging in de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> en de veronderstelde<br />

slechte waterhuishouding in Leidschenveen en andere gebieden berust dan ook niet op<br />

feitelijke informatie.<br />

De feitelijke afweging over nut en noodzaak en de locatie van de waterberging heeft<br />

plaatsgevonden tijdens de planvorming voor de verschillende relevante kaderstellende<br />

(beleids)nota’s zoals het streekplan Zuid-Holland West en de provinciale nota “Stad en<br />

land in balans” uit 1999. In bedoeld planvormend proces zijn ook andere locaties voor het<br />

realiseren van een waterberging onderzocht, maar om uiteenlopende redenen bleken deze<br />

locaties minder geschikt dan de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong>. Zowel omtrent de locatiekeuze<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 32


als met betrekking tot de afweging over omvang en inrichting van de waterberging hebben<br />

de betrokken overheden die inspanningen verricht die nodig zijn om nut en noodzaak van<br />

de waterberging afdoende te onderbouwen.<br />

De herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> is bedoeld om te voorzien in de tijdelijke<br />

behoefte aan waterbergende capaciteit in noodsituaties: de zgn. piekbergingsfunctie. Deze<br />

waterbergingsfunctie is de primaire aanleiding voor de transformatie, aanvullend daarin<br />

beoogd de herinrichting ecologische – en landschappelijke winst te realiseren waarvan de<br />

ontwikkeling van recreatieve mogelijkheden een afgeleide is.<br />

Het voorliggende bestemmingsplan voor de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> voorziet in de<br />

planologisch-juridische basis die voor de herinrichting noodzakelijk is, maar waarborgt<br />

daarnaast zoveel als mogelijk is de belangen van de eigenaren en gebruikers in het<br />

gebied, zowel functioneel als financieel.<br />

b. Voor zover gronden ten behoeve van de herinrichting van het gebied moeten worden<br />

verworven blijft de verwervende partij zich inspannen om tot minnelijke verwerving te<br />

komen. De inspanningen daartoe zijn al in een vroeg stadium gestart. Onvermijdelijk zijn in<br />

die fase van de planvorming nog niet alle aspecten volledig uitgekristalliseerd. In het<br />

recente verleden is dan ook gebleken dat verwerving van de gronden langs minnelijke weg<br />

niet altijd even gemakkelijk verloopt. Bestreden wordt echter dat ten gevolge daarvan<br />

sprake zou zijn van een ongelijkwaardige onderhandelingspositie voor eigenaren /<br />

gebruikers van de gronden.<br />

Formeel is de verwervende partij pas in de uitvoeringsfase gehouden met eigenaren van<br />

gronden, waarvan de verwerving noodzakelijk is voor de realisatie van de<br />

plandoelstellingen, in onderhandeling te treden over minnelijke verwerving in het kader van<br />

eventuele onteigeningsprocedures. Door al in een vroeger stadium dan verplicht met de<br />

eigenaren in gesprek te gaan over minnelijke verwerving, is van de kant van de betrokken<br />

overheden al het mogelijke gedaan om met deze materie op een zo zorgvuldig mogelijke<br />

manier om te gaan.<br />

c. In het plangebied wordt gekozen voor een inrichting waarmee kansrijke habitats voor<br />

insecten als muggen, vliegen en knutten zoveel mogelijk worden vermeden, zeker in de<br />

nabijheid van de bebouwde kom. Ook andere inrichtingsmaatregelen worden erop gericht<br />

de ontwikkeling en voortplanting van deze insecten zoveel mogelijk te frustreren. De<br />

relevante biotopen zullen daarbij zo beperkt mogelijk worden gehouden. Belangrijke<br />

daarmee samenhangende uitgangspunten voor de inrichting zijn:<br />

• de vormgeving van natte natuur met in hoofdzaak permanent watervoerende<br />

elementen;<br />

• het vermijden van biotopen met een sterk plas-dras karakter;<br />

• een zonering waarbij kansrijke leefgebieden van deze insecten op grote afstand van<br />

woningen worden gesitueerd;<br />

• beheersmaatregelen zoals het doorspoelen van watergangen, permanent<br />

watervoerende elementen en het verwijderen van ‘broedplaatsen’ zoals dood hout;<br />

• de stimulering van helder water;<br />

• het vermijden van migratiezones in de richting van bewoonde plandelen (bv. In de<br />

vorm van houtwallen of poelen met plas-dras situaties).<br />

Deze inrichtingsmaatregelen moeten afdoende worden geacht om de gevreesde overlast<br />

van muggen e.d. te voorkomen of in voldoende mate te beperken.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 33


d. De ligging van de kwelsloot en daarmee ook de mogelijkheden tot aanpassing van de<br />

ligging van de sloot worden beperkt door een aantal civieltechnische en ruimtelijke<br />

randvoorwaarden, namelijk:<br />

• de locatie van de toekomstige kade / dijklichaam;<br />

• de ruimtelijke reservering die voor de kwelzone tussen de toekomstige kade en<br />

bedrijfspercelen resp. –gebouwen noodzakelijk wordt geacht;<br />

• de wens om in het plan te komen tot een zo homogeen mogelijke<br />

bestemmingsregeling voor bedrijfspercelen.<br />

Een aanpassing van de loop van de kwelsloot zoals hier gevraagd behoort alleen al<br />

daarom niet tot de mogelijkheden.<br />

Ruimtelijk gezien is de ligging van de kwelsloot bepaald door:<br />

• de noodzaak een piekberging met een omvang / bergingscapaciteit van 2 mln. m³ te<br />

realiseren;<br />

• de ligging van kwelgevoelige plekken in het plangebied;<br />

• de noodzaak van stabiele kades rond de aan te leggen waterberging.<br />

Eén en ander is ook bij de beantwoording van de inspraakreactie van belanghebbende<br />

uiteengezet. Deze aspecten zijn dus bij de belangenafweging ter dege meegewogen, zij<br />

kunnen alleen niet leiden tot de door belanghebbende gewenste andere situering van de<br />

kwelsloot.<br />

e. De wijze van bestemmen van de gronden, zoals die in het voorliggende bestemmingsplan<br />

is opgenomen, ziet niet op de feitelijke inrichting van het gebied maar maakt slechts een<br />

aantal ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Het hier door belanghebbende genoemde<br />

aspect richt zich tegen feitelijke inrichtingsonderdelen die niet in relatie staan tot het<br />

bestemmingsplan en daardoor niet in de zienswijzenprocedure kunnen worden<br />

beantwoord.<br />

f. De belangrijkste uitgangspunten bij de vormgeving van de nieuwe kades rond de<br />

waterberging zijn:<br />

• de veiligheid van de kades;<br />

• een goede landschappelijke inpassing van de kades;<br />

De veiligheidseisen die aan de kades moeten worden gesteld worden bepaald door:<br />

• het beoogde maximale bergingsvolume;<br />

• het beschikbare oppervlak voor piekberging;<br />

• eventuele compartimentering bij het vullen van de piekberging;<br />

• de stabiliteit van de ondergrond;<br />

• de extra hoogte waarmee normale golfslag wordt opgevangen;<br />

• de hoogte waarmee opstuwing door de wind wordt opgevangen.<br />

Omdat de strijklengte voor de wind in het bergingsgebied uiteenloopt, is de kade niet<br />

overal even hoog. De geplande hoogte is echter nergens meer dan in de MER is<br />

aanbevolen en loopt uiteen van 2,25 m. –NAP tot 1,75 m. –NAP. De dijken worden<br />

daarmee ook niet hoger dan al in het voorontwerpbestemmingsplan was voorzien.<br />

Een lager dijklichaam zou inbreuk maken op het veiligheidsniveau in het plangebied. Deze<br />

conclusie is mede ingegeven door het feit dat, door de ligging van de te realiseren<br />

dijklichamen parallel aan bestaande kaden, bij een doorbraak het tussengelegen gebied<br />

zeer snel vol water zou lopen. Vooral vanwege de in dat gebied aanwezige bebouwing is<br />

dit risico niet aanvaardbaar. De aantasting van het vrije uitzicht door de polder vanuit o.a.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 34


het Wilsveen moet in dit geval minder zwaar wegen dan het waarborgen van de veiligheid<br />

in het gebied.<br />

g. Voor zover het bestemmingsplan bruikbaar is als instrument om bij te dragen aan het<br />

behoud van privacy van eigenaren / gebruikers in het plangebied, is van de ruimtelijke<br />

mogelijkheden gebruik gemaakt door het creëren van een groene buffer tussen de<br />

huiskavels aan het Wilsveen en de geplande paden op de kade. Een acceptabel niveau<br />

van privacy is daarmee –voor zover het bestemmingsplan ten aanzien van dit aspect<br />

mogelijkheden biedt- gewaarborgd.<br />

h. Het bestemmingsplan treedt niet in de eigendomsverhoudingen binnen een plangebied.<br />

Het is niet mogelijk in het bestemmingsplan bepalingen op te nemen die betrekking hebben<br />

op de eigendomssituatie van gronden, zodat een regeling als waar om wordt verzocht<br />

geen deel van het plan kan zijn.<br />

i. De situering van deze parkeervoorziening is bepaald door het uitgangspunt dat het<br />

Wilsveen de toegang vormt tot het Leidschendam-Voorburgse deel van de waterberging,<br />

deze locatie is dan ook een logische optie voor het realiseren van parkeercapaciteit, nog<br />

afgezien van het feit dat ook gelet op de ter plaatse bestaande begraafplaats het creëren<br />

van parkeerruimte niet onlogisch is. Vanuit kostenoogpunt is relevant dat de aanleg van de<br />

betreffende parkeervoorziening voortvloeit uit de herinrichting van het plangebied en niet<br />

plaatsvindt ten behoeve van de begraafplaats: de aanleg kan daarom vanuit het project<br />

voor de herinrichting worden gefinancierd.<br />

De neveneffecten waarvoor belanghebbende vreest zijn niet van planologisch-juridische<br />

aard, maar hebben betrekking op het feitelijke gebruik en beheer van de<br />

parkeervoorziening, wanneer die eenmaal is aangelegd. In het kader van deze<br />

planprocedure kunnen genoemde effecten niet leiden tot een herijking van standpunten /<br />

afwegingen.<br />

m. Het voorliggende bestemmingsplan biedt in planologisch-juridische zin ruimte voor het<br />

vestigen van een paardenhouderij op het perceel Wilsveen 1. De bepalingen van het<br />

bestemmingsplan zien slechts op het gebruik en het bebouwen van de gronden voor zover<br />

dit ruimtelijk relevant is. Een eventueel ter plaatse te exploiteren paardenhouderij zal<br />

echter niet alleen moeten voldoen aan de bepalingen van het bestemmingsplan, maar ook<br />

aan de eisen op het gebied van de milieuwetgeving, Woningwet, etc. De daarin<br />

vastgelegde eisen bieden voldoende waarborg om de door belanghebbende gevreesde<br />

neveneffecten te voorkomen dan wel daartegen handhavend op te treden indien zij zich<br />

toch voordoen.<br />

n. Eigendomsoverdracht van percelen, al dan niet ter compensatie van in een<br />

bestemmingsplan voorziene ontwikkelingen, is op zich geen onderwerp dat in (de<br />

procedure met betrekking tot) een bestemmingsplan kan worden geregeld. Als<br />

belanghebbenden het betreffende perceel in eigendom willen verkrijgen, dan zullen zij<br />

daartoe buiten de planprocedure stappen voor moeten ondernemen.<br />

In algemene zin kan wel het volgende worden opgemerkt. Het verlies aan grond zal deel<br />

uitmaken van de schadeloosstelling of er zal (door middel van grondruil) andere grond<br />

beschikbaar komen. Eventuele compensatie in de vorm van het beschikbaar stellen van<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 35


andere gronden is als zodanig echter niet vast te leggen in het bestemmingsplan, dit<br />

planologisch-juridisch document is daarvoor niet het geëigende instrument.<br />

Uitgangspunt blijft volledige schadeloosstelling. Schade die wordt geleden ten gevolge van<br />

wijziging van de bestemmingen in het gebied, welke redelijkerwijs niet of niet geheel ten<br />

laste van belanghebbenden behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of<br />

onvoldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, kan (op verzoek van<br />

belanghebbenden) op grond van de wettelijke regeling voor planschade voor vergoeding in<br />

aanmerking worden gebracht.<br />

o. Het ‘jachtrecht’ is het recht op het (gehele of gedeeltelijke) genot van de jacht. Dit recht<br />

komt toe aan de grondeigenaar, die het jachtrecht kan verhuren. Het jachtrecht valt onder<br />

de werkingssfeer van de -grotendeels ‘lege’- Jachtwet 1954. Het bezit van het jachtrecht<br />

heeft geen relatie met een bestemmingsplan resp. met het belang van een goede<br />

ruimtelijke ordening, met andere woorden: het jachtrecht is niet ruimtelijk relevant. Een<br />

bestemmingsplan kan daarom geen bepalingen over het jachtrecht bevatten. Indien en<br />

voor zover al sprake is van (geheel dan wel gedeeltelijk) verlies van het jachtrecht als<br />

indirect gevolg van de vaststelling van een bestemmingsplan, dan heeft belanghebbende<br />

in beginsel recht op vergoeding van de als gevolg daarvan door hem/haar te lijden schade<br />

in het kader van de grondverwerving. Wanneer er geen sprake is van grondverwerving,<br />

dan kan de betreffende schade (op verzoek van belanghebbende) voor vergoeding in<br />

aanmerking komen op grond van planschade dan wel nadeelcompensatie.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

23. Theo Tetteroo B.V.<br />

Zienswijze<br />

Een groot deel van het thans in gebruik zijnde deel van het opslagterrein, wordt qua bestemming<br />

veranderd in een niet opslag zijnde functie. Hierdoor wordt de bedrijfsvoering in zeer grote mate<br />

bemoeilijkt. Verzocht wordt de wijziging van de bestemming terug te draaien naar de huidige<br />

bestemmingsfunctie, zijnde opslag.<br />

Reactie<br />

In de eerste plaats wordt opgemerkt dat niet duidelijk is waarop belanghebbende doelt met de<br />

verwijzing naar een ‘niet gemaatvoerde situatie kaart van het perceel Wilsveen 10’. Van het plan<br />

maakt slechts één plankaart deel uit. Deze kaart is uitgevoerd in schaal 1:2.500, de gehanteerde<br />

schaal is op de plankaart vermeld. Andere relevante kaarten zijn met betrekking tot het<br />

ontwerpbestemmingsplan niet vastgesteld.<br />

De situering en maatvoering van het bestemmingsvlak ‘Bedrijf’ is (mede) bepaald door de<br />

noodzakelijke situering van de kwelsloot, de te realiseren nieuwe kaden, etc. De omvang van de<br />

bedrijfskavel neemt daardoor mogelijk af ten opzichte van de bestaande situatie, wat invloed kan<br />

hebben op de bedrijfsvoering ter plaatse. Wanneer belanghebbende als gevolg van de vaststelling<br />

van het bestemmingsplan in een planologisch nadeligere positie wordt gebracht, dan zal één en<br />

ander ofwel worden verdisconteerd in de schadeloosstellingprocedures met betrekking tot<br />

verwerving van gronden ofwel op grond van de wettelijke planschaderegelingen (op verzoek van<br />

belanghebbende) voor vergoeding in aanmerking gebracht kunnen worden. De<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 36


estemmingswijziging als zodanig is echter noodzakelijk voor het voldoen aan de taak- en<br />

doelstellingen van het plan.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

24. A.G.M. Tetteroo-Meester<br />

Zienswijze<br />

a. Een groot deel van het thans in gebruik zijnde deel van het opslagterrein, wordt qua<br />

bestemming veranderd in een niet opslag zijnde functie.<br />

b. Het woonhuis staat als bedrijfswoning te boek, maar dit is al circa 40 jaar niet meer het<br />

geval.<br />

c. In de toekomst is geen uitbreiding van de gebouwen meer mogelijk. Reclamant wil de<br />

mogelijkheid tot uitbreiding wel open houden.<br />

d. Herbouw van bestaande gebouwen dan wel aanpassing van de bestaande bebouwing is<br />

niet mogelijk.<br />

e. Volgens het plan is binnen het bouwvlak maar 1 bedrijf gevestigd, maar er zijn al circa 40<br />

jaar meerdere bedrijven gevestigd.<br />

f. Verzocht wordt om een ruimere omschrijving van de bedrijfsactiviteit, nu wordt deze<br />

beperkt tot opslag.<br />

Reactie<br />

a. De situering en maatvoering van het bestemmingsvlak ‘Bedrijf’ is (mede) bepaald door de<br />

noodzakelijke situering van de kwelsloot, de te realiseren nieuwe kaden, etc. De omvang<br />

van de bedrijfskavel neemt daardoor mogelijk af ten opzichte van de bestaande situatie,<br />

wat invloed kan hebben op de bedrijfsvoering ter plaatse. Wanneer belanghebbende als<br />

gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan in een planologisch nadeligere positie<br />

wordt gebracht, dan zal één en ander ofwel worden verdisconteerd in de<br />

schadeloosstellingprocedures met betrekking tot verwerving van gronden ofwel op grond<br />

van de wettelijke planschaderegelingen (op verzoek van belanghebbende) voor vergoeding<br />

in aanmerking gebracht kunnen worden. De bestemmingswijziging als zodanig is echter<br />

noodzakelijk voor het voldoen aan de taak- en doelstellingen van het plan.<br />

b. Het bestemmingsplan geeft de planologisch-juridische situatie van de in het plangebied<br />

gelegen gronden en bouwwerken weer. In planologisch-juridische zin is de woning op het<br />

perceel Wilsveen 10 verbonden aan het op datzelfde perceel gevestigde bedrijf. Of de<br />

woning feitelijk al dan niet gebruikt wordt als bedrijfswoning is niet relevant voor deze<br />

planologisch-juridische status: deze blijft ‘bedrijfswoning’. Strikt genomen zou bij andere,<br />

niet aan het ter plaatse aanwezige bedrijf gerelateerde, vormen van bewoning zelfs sprake<br />

(kunnen) zijn van gebruik in strijd met het bestemmingsplan.<br />

Daarbij komt nog dat het wijzigen van de planologisch-juridische status van deze woning<br />

ook milieutechnische consequenties kan hebben. Immers, wanneer de woning niet langer<br />

moet worden beschouwd als bedrijfswoning maar als burgerwoning, gelden ten aanzien<br />

van de betreffende woning ook zwaardere milieucriteria. Ruimtelijk gezien zou een<br />

functiewijziging van de woning dan ook ongewenst zijn.<br />

c. Het rijks-, provinciaal -, regionaal - en gemeentelijk beleid ten aanzien van de in het<br />

plangebied aanwezige niet-agrarische bedrijven is er in de eerste plaats op gericht de<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 37


huidige planologische regelingen te conserveren of waar mogelijk / gewenst te<br />

extensiveren. Van bijzonder belang is daarbij dat functieveranderingen en overige<br />

ontwikkelingen niet mogen leiden tot een toename van de omvang van de nettobebouwing,<br />

zoals die ten tijde van het ter inzage leggen van het bestemmingsplan al<br />

bestond. Daarnaast mag geen sprake zijn van negatieve effecten op het gebied van<br />

verkeer en milieu. <strong>Nieuwe</strong> bedrijfsmatige activiteiten dienen, voor zover zij überhaupt al<br />

worden toegestaan, beperkt te blijven tot recreatieve activiteiten die gericht zijn op de<br />

natuur- en landschapsbeleving. Ruimte voor uitbreiding van de bedrijfsbebouwing op het<br />

perceel Wilsveen 10 zou in strijd zijn met het vigerende beleidskader en met de<br />

uitgangspunten van het bestemmingsplan. Aan de gewenste (open) mogelijkheid tot<br />

uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden kan daarom niet tegemoet gekomen worden.<br />

d. Niet duidelijk is op grond waarvan belanghebbende tot de conclusie komt dat herbouw of<br />

aanpassing van bestaande gebouwen niet mogelijk zou zijn. Het bestemmingsplan legt op<br />

het betreffende perceel een bouwvlak, waarbinnen conform de bebouwingsbepalingen van<br />

het plan gebouwd, verbouwd of herbouwd kan worden.<br />

e. Raadpleging van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel leidt niet tot de<br />

conclusie dat op dit moment ter plaatse van het perceel Wilsveen 10 andere bedrijven dan<br />

de firma Tetteroo zijn gevestigd. De stelling van belanghebbende wordt verder ook niet<br />

feitelijk nader onderbouwd, zodat dit onderdeel van de zienswijze niet kan leiden tot een<br />

herijking van het voorliggende plan.<br />

f. Zoals onder c. vermeld voorziet het vigerend beleid in het conserveren dan wel<br />

extensiveren van in het plangebied aanwezige niet-agrarische bedrijfsmatige activiteiten.<br />

Functioneel is ter plaatse al ruim 45 jaar een opslagbedrijf aanwezig. Deze functie is in het<br />

bestemmingsplan bestendigd. Verruiming van de ter plaatse toegestane bedrijfsmatige<br />

activiteiten, hetzij door meer bedrijfstypen toe te laten hetzij door te voorzien in meer<br />

bebouwingsmogelijkheden, is vanuit het vigerend beleidskader c.q. vanuit de<br />

uitgangspunten en doelstellingen van het plan niet te onderbouwen.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

25. A.Th. Knijnenburg<br />

Zienswijze<br />

a. Tot op heden is er over de verkoop van een gedeelte van de gronden nog geen<br />

marktconform verwervingsvoorstel gedaan.<br />

b. Bedrijfsgebouwen zijn geamoveerd en de aanwezige agrarische bouwkavel is gewijzigd in<br />

AW-L zonder bebouwingsmogelijkheden. Betrokkene wenst een ‘agrarische bouwkavel’.<br />

c. Op het perceel dient een extra burgerwoning met praktijkruimte en garage voor een<br />

huisgebonden beroep opgenomen te worden.<br />

d. De waterkering ligt te dicht bij de Wilsveen.<br />

e. De te graven scheidingssloot op het perceel moet haaks op de eigendomsgrens gaan<br />

lopen.<br />

f. Het straalpad dient van de eigendomspercelen verwijderd te worden.<br />

g. Betrokkene maakt bezwaar tegen de parkeerplaats bij de begraafplaats, omdat de<br />

parkeerplaats direct zicht biedt op zijn eigendomslocatie waardoor ernstige inbreuk<br />

gemaakt wordt op zijn privacy.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 38


Reactie<br />

a. Dit onderdeel van de zienswijze wordt voor kennisgeving aangenomen. Het verlies aan<br />

grond zal deel uitmaken van de schadeloosstelling of er zal (door middel van grondruil)<br />

andere grond beschikbaar komen.<br />

Uitgangspunt blijft volledige schadeloosstelling. Schade die wordt geleden ten gevolge van<br />

wijziging van de bestemmingen in het gebied, welke redelijkerwijs niet of niet geheel ten<br />

laste van belanghebbenden behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of<br />

onvoldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, kan (op verzoek van<br />

belanghebbenden) op grond van de wettelijke regeling voor planschade voor vergoeding in<br />

aanmerking worden gebracht.<br />

b. De herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> brengt onvermijdelijk een herschikking van<br />

toegestane functies resp. gebruiksvormen met zich mee. Hieruit kunnen voor eigenaren<br />

c.q. gebruikers van gronden in het plangebied beperkingen ten opzichte van de huidige<br />

situatie voortvloeien. Toekenning van een agrarisch bouwvlak op dit perceel is niet<br />

mogelijk, omdat daarvoor de te realiseren kwelsloot verlegd zou moeten worden. De<br />

ligging van de kwelsloot is echter bepaald door:<br />

• de behoefte aan waterbergingscapaciteit met een omvang van 2 mln. m³;<br />

• de ligging van kwelgevoelige locaties;<br />

• de noodzaak om rond de waterberging te voorzien in stabiele kades.<br />

Op de gronden, waar belanghebbende een agrarisch bouwperceel wenst, zullen hiervoor<br />

nieuwe ontwikkelingen plaats moeten vinden.<br />

Ruimtelijk gezien zijn deze ontwikkelingen gerechtvaardigd, omdat het door de aanleg van<br />

de waterberging inclusief kwelzone in de toekomst niet langer mogelijk zal zijn op het<br />

perceel Wilsveen 10b een volwaardig agrarisch bedrijf uit te oefenen. Daaruit volgt dat de<br />

noodzaak voor het handhaven van een bouwvlak ten behoeve van een volwaardig<br />

agrarisch bedrijf ook niet langer bestaat.<br />

Het verlies aan grond en/of opstallen zal deel uitmaken van de te volgen procedure tot<br />

schadeloosstelling van eigenaren / gebruikers. Uitgangspunt daarbij is volledige<br />

schadeloosstelling. Voor zover de functiewijziging van de gronden leidt tot<br />

waardevermindering van eigendommen of andere vormen van schade die niet in de<br />

schadeloosstellingprocedure meegenomen kunnen worden, kan één en ander op grond<br />

van de planschadebepalingen uit de Wro (op verzoek van belanghebbenden) voor<br />

vergoeding in aanmerking worden gebracht.<br />

c. Het vestigen van nieuwe kleinschalige bedrijfsactiviteiten / aan huis verbonden beroepen<br />

met daarmee gepaard gaande verkeersaantrekkende werking aan het Wilsveen is<br />

ruimtelijk gezien niet gewenst. Het realiseren van een extra woning met mogelijkheid voor<br />

bedrijfsmatige activiteiten leidt hier tot een verdichting van het bestaande bebouwingslint.<br />

Vanuit landschappelijk maar ook functioneel oogpunt is dit niet wenselijk, mede gelet op de<br />

(weliswaar beperkte) met deze ontwikkeling samenhangende toename van het aantal<br />

verkeersbewegingen ter plaatse en hiervan mogelijk uitgaande ongewenste<br />

precedentwerking. Voor de nieuwvestiging van dergelijke activiteiten zijn locaties binnen de<br />

bebouwde kom meer geëigend.<br />

d. De (dubbel)bestemming “Waterstaat – Waterkering” is op een deel van de gronden in het<br />

plangebied gelegd om het waterstaatkundig belang van de instandhouding van de<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 39


waterkerende functies in het gebied te waarborgen. Toepassing van deze<br />

dubbelbestemming vloeit voort uit de eisen die door de waterbeheerder ter plaatse aan het<br />

gebruik en het bebouwen van gronden met een (mede) waterkerende functie worden<br />

gesteld.<br />

Waar het bij het toepassen van deze dubbelbestemming om gaat is, dat gebruikers van de<br />

betreffende gronden krachtens het bestemmingsplan bij het uitwerken van eventuele<br />

(bouw)plannen rekening moeten houden met het feit dat de betreffende gronden tevens<br />

een waterkerende functie hebben. Daaruit kunnen beperkingen voortvloeien, deze<br />

beperkingen gelden echter ook al rechtstreeks op grond van de Keur van het betreffende<br />

Hoogheemraadschap. Het bestemmingsplan is daarmee niet de directe grondslag voor de<br />

betreffende mogelijke beperkingen, maar legt die slechts aanvullend aan het regime van<br />

de Keur ook in een planologisch-juridische regeling vast.<br />

De situering van de beschermingszone voor de waterkering is uiteraard gerelateerd aan de<br />

situering van de piekberging zelf, de daarbij behorende kaden, etc. Voor de overwegingen<br />

die aan de gekozen situering van de betreffende elementen te grondslag liggen wordt<br />

verwezen naar het plan zelf alsmede het gestelde onder b. Mocht deze planologische<br />

wijziging leiden tot schade voor belanghebbende, dan kan dergelijke schade op grond van<br />

het bepaalde over planschade in de Wro (op verzoek van een belanghebbende) voor<br />

vergoeding in aanmerking worden gebracht.<br />

e. Verwezen wordt naar de beantwoording onder b.<br />

f. Met de aanduiding ‘straalpad’ op de plankaart wordt een zone in het plangebied<br />

aangeduid, waarover een straalverbinding tussen zendinstallaties, in het kader van de<br />

telecommunicatie of andere zendfuncties die een publiek belang dienen, loopt. De<br />

situering van een straalpad wordt –uiteraard- bepaald door de positie van de<br />

zendinstallaties waartussen de straalverbinding wordt verzorgd en kan niet willekeurig<br />

worden gekozen. Het oprichten van bebouwing tussen de zendinstallaties kan de<br />

ongestoorde werking van een straalverbinding belemmeren. Gelet op het publieke belang<br />

van straalverbindingen dient een goede werking daarvan te worden gewaarborgd. Daarom<br />

worden in bestemmingsplannen op de plankaart straalpaden aangeduid met daaraan<br />

gekoppeld regels, die moeten voorkomen dat binnen een straalpad gebouwen of andere<br />

bouwwerken worden opgericht met een zodanige hoogte dat de werking van de<br />

straalverbinding wordt verstoord.<br />

Over een gedeelte van het plangebied loopt een straalverbinding. Het tracé van deze<br />

verbinding is op de plankaart aangeduid als ‘Straalpad’ en loopt deels over het perceel van<br />

betrokkene. In de regels van het plan is bepaald dat in de op de kaart aangeduide<br />

vrijwaringszone slechts gebouwd mag worden tot de op de plankaart aangegeven hoogte.<br />

Andere beperkingen zijn niet opgenomen. Aangezien het tracé van de straalverbinding<br />

zoals gezegd een vaststaand gegeven is, is het schrappen van deze aanduiding van de<br />

percelen van betrokkene niet mogelijk. Nu de op de plankaart aangegeven maximaal<br />

toegelaten hoogte ter plaatse van het perceel van betrokkene 48 meter (t.o.v. NAP)<br />

bedraagt, is redelijkerwijs van beperkingen bij het oprichten van (binnen de voor deze<br />

gronden voorziene bestemming passende) bebouwing geen sprake.<br />

g. In het gehele plangebied wordt gestreefd naar een hoge landschappelijke kwaliteit. Ook<br />

voorzieningen als parkeerlocaties zullen landschappelijk worden ingepast op een manier<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 40


die past bij het nagestreefde kwaliteitsniveau. Tot op zekere hoogte zal dit al een zodanige<br />

natuurlijke / groene afscheiding tussen het aan te leggen parkeerterrein en de gronden van<br />

belanghebbende met zich mee brengen, dat van een onaanvaardbare inbreuk op de<br />

privacy redelijkerwijs geen sprake zal zijn.<br />

Los daarvan kan ook ten aanzien van dit aspect worden opgemerkt dat verlies van privacy<br />

resp. woongenot, indien dit het directe gevolg is van een wijziging van het planologisch<br />

regime, in beginsel kan leiden tot waardevermindering van eigendommen of andere<br />

schadevormen, die (indien en voor zover zij niet door onteigening of anderszins zijn<br />

verzekerd en redelijkerwijs niet voor rekening van een belanghebbende dienen te blijven)<br />

op grond van de geldende wettelijke planschaderegeling op verzoek voor vergoeding in<br />

aanmerking kunnen worden gebracht.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

26. R.R. Olieman en H.H.M. Verkroost<br />

Zienswijze<br />

a. Het laarzen- en ruiterpad dat nu loopt tussen de woningen Wilsveen 12 en 14 kan beter<br />

aan de oostzijde van de tocht worden aangelegd;<br />

b. De hoogte van de nieuwe dijk rond de waterberging is zodanig dat zowel voor bewoners<br />

als voor recreanten een groot deel van het uitzicht wordt weggenomen;<br />

c. De aanleg van een moerasgebied ter hoogte van de begraafplaats zal voor veel overlast<br />

van vliegen en muggen zorgen, verplaatsing van het moerasgebied naar het midden van<br />

het recreatiegebied zou deze overlast verminderen.<br />

Reactie<br />

a. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet slechts in planologisch-juridische regelingen<br />

(bestemmingen) die de aanleg van laarzen- en overige paden formeel mogelijk maken. Het<br />

bestemmingsplan legt echter niet vast waar binnen deze bestemmingen de betreffende<br />

paden uiteindelijk daadwerkelijk zullen worden gesitueerd, dit gebeurt in het –van het<br />

bestemmingsplan(proces) geen deel uitmakende- inrichtingsplan voor het gebied. Dit<br />

onderdeel van de zienswijze kan daarom niet tot een herijking van het voorliggende plan<br />

leiden.<br />

b. De belangrijkste uitgangspunten bij de vormgeving van de nieuwe kades rond de<br />

waterberging zijn:<br />

• de veiligheid van de kades;<br />

• een goede landschappelijke inpassing van de kades;<br />

De veiligheidseisen die aan de kades moeten worden gesteld worden bepaald door:<br />

• het beoogde maximale bergingsvolume;<br />

• het beschikbare oppervlak voor piekberging;<br />

• eventuele compartimentering bij het vullen van de piekberging;<br />

• de stabiliteit van de ondergrond;<br />

• de extra hoogte waarmee normale golfslag wordt opgevangen;<br />

• de hoogte waarmee opstuwing door de wind wordt opgevangen.<br />

Omdat de strijklengte voor de wind in het bergingsgebied uiteenloopt, is de kade niet<br />

overal even hoog. De geplande hoogte is echter nergens meer dan in de MER is<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 41


aanbevolen en loopt uiteen van 2,25 m. –NAP tot 1,75 m. –NAP. De dijken worden<br />

daarmee ook niet hoger dan al in het voorontwerpbestemmingsplan was voorzien.<br />

Een lager dijklichaam zou inbreuk maken op het veiligheidsniveau in het plangebied. Deze<br />

conclusie is mede ingegeven door het feit dat, door de ligging van de te realiseren<br />

dijklichamen parallel aan bestaande kaden, bij een doorbraak het tussengelegen gebied<br />

zeer snel vol water zou lopen. Vooral vanwege de in dat gebied aanwezige bebouwing is<br />

dit risico niet aanvaardbaar. De aantasting van het vrije uitzicht door de polder vanuit o.a.<br />

het Wilsveen moet in dit geval minder zwaar wegen dan het waarborgen van de veiligheid<br />

in het gebied.<br />

c. In het plangebied (inclusief de moeraszone) wordt gekozen voor een inrichting waarmee<br />

kansrijke habitats voor insecten als muggen, vliegen en knutten zoveel mogelijk worden<br />

vermeden, zeker in de nabijheid van de bebouwde kom. Ook andere<br />

inrichtingsmaatregelen worden erop gericht de ontwikkeling en voortplanting van deze<br />

insecten zoveel mogelijk te frustreren. De relevante biotopen zullen daarbij zo beperkt<br />

mogelijk worden gehouden. Belangrijke daarmee samenhangende uitgangspunten voor de<br />

inrichting zijn:<br />

• de vormgeving van natte natuur met in hoofdzaak permanent watervoerende<br />

elementen;<br />

• het vermijden van biotopen met een sterk plas-dras karakter;<br />

• een zonering waarbij kansrijke leefgebieden van deze insecten op grote afstand van<br />

woningen worden gesitueerd;<br />

• beheersmaatregelen zoals het doorspoelen van watergangen, permanent<br />

watervoerende elementen en het verwijderen van ‘broedplaatsen’ zoals dood hout;<br />

• de stimulering van helder water;<br />

• het vermijden van migratiezones in de richting van bewoonde plandelen (bv. In de<br />

vorm van houtwallen of poelen met plas-dras situaties).<br />

Deze inrichtingsmaatregelen moeten afdoende worden geacht om de gevreesde overlast<br />

van muggen e.d. te voorkomen of in voldoende mate te beperken.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

27. A. Kraal en M.A. Kraal-van Trigt<br />

G.C.M. van Leeuwen en J.M. van Leeuwen-Klein Breteler<br />

Zienswijze<br />

a. Bij functiewijziging van de gronden in het plangebied zou de bestemming “Wonen” de<br />

voorkeur moeten krijgen boven “Recreatie” omdat daarmee de verkeersaantrekkende<br />

werking wordt verminderd en de rust bevorderd;<br />

b. Verdere bosbebouwing, anders dan direct achter de bebouwing, verstoort de openheid van<br />

het landschap en moet worden vermeden;<br />

c. De plansystematiek biedt onvoldoende zekerheid dat herbouw zal plaatsvinden op locaties<br />

waar eerst (bedrijfs)gebouwen hebben gestaan, in elk geval moet aan nieuwbouw de<br />

strikte voorwaarde van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit worden verbonden.<br />

Reactie<br />

a. Het vigerend rijks-, provinciaal -, regionaal - en gemeentelijk beleid voor het landelijk<br />

gebied voorziet uitsluitend in toevoeging van nieuwe woonfuncties wanneer dit gebeurt in<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 42


het kader van bedrijfsbeëindiging, één en ander in overeenstemming met de<br />

randvoorwaarden die zijn geformuleerd in de (provinciale) “Ruimte-voor-Ruimte”-regeling.<br />

Het ‘sec’ toevoegen van extra woonfuncties is in strijd met het vigerende beleid omdat dit<br />

zou leiden tot een toename van de omvang aan bebouwing resp. bebouwd oppervlak in<br />

het gebied. De doelstellingen voor het landelijk gebied dicteren juist<br />

bestemmingsregelingen die zijn gericht op vermindering van de hoeveelheid bebouwing.<br />

Het toekennen van nieuwe woonbestemmingen in het kader van de functiewijziging<br />

behoort daarom niet tot de mogelijkheden.<br />

b. Het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden van gronden in het plangebied<br />

is in het bestemmingsplan onder de werkingssfeer van het aanlegvergunningenstelsel<br />

gebracht. Dat betekent dat bosbebouwing slechts zal worden toegelaten wanneer dit vanuit<br />

oogpunt van bescherming van landschappelijke waarden verantwoord c.q. ruimtelijk<br />

acceptabel is. Aantasting van de openheid van het landschap in die delen van het<br />

plangebied waar deze openheid als te beschermen waarde kan worden beschouwd, kan<br />

daarmee op een effectieve wijze worden tegengegaan.<br />

c. Niet duidelijk is op welke onderdelen de gehanteerde plansystematiek op dit punt<br />

onvoldoende zekerheid zou bieden. Wanneer met deze zienswijze wordt gedoeld op de<br />

‘Ruimte-voor-Ruimte’-regeling die is opgenomen binnen de bestemming ‘Agrarisch’ (art.<br />

3.22 van de regels), dan moet worden vastgesteld dat de door betr. gevraagde zekerheid<br />

met de betreffende regeling wordt geboden. Wijziging van de agrarische bestemming naar<br />

een woonfunctie is beperkt tot binnen een bouwvlak gelegen gronden, terwijl in de<br />

betreffende regeling tevens de eis is opgenomen dat middels een inrichtingsplan de<br />

meerwaarde voor de ruimtelijke kwaliteit moet worden aangetoond. Voor binnen de<br />

bestemming ‘Bedrijf’ (art. 7.14) opgenomen wijzigingsbevoegdheid geldt hetzelfde.<br />

Herbouw kan daarom juist uitsluitend onder de in deze zienswijze genoemde<br />

randvoorwaarden plaatsvinden.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

28. Dhr. Hoogendam<br />

Zienswijze<br />

De eis dat alleen een nieuw volwaardig agrarisch bedrijf mag worden opgestart is niet reëel,<br />

criterium moet zijn wat een initiatief kan opleveren voor de omgeving.<br />

Reactie<br />

Het provinciale beleid –onder meer vastgelegd in het streekplan Zuid-Holland West- ten aanzien<br />

van nieuwbouw in het landelijk gebied is restrictief. Nieuwbouw in gebieden met een agrarische<br />

bestemming wordt in principe afgewezen. Aan nieuwvestiging c.q. nieuwbouw ten behoeve van<br />

een agrarisch bedrijf wordt alleen in zeer uitzonderlijke gevallen medewerking verleend. In elk<br />

geval moet daarbij nut en noodzaak van de nieuwvestiging worden aangetoond en tevens moet<br />

sprake zijn van toegevoegde resp. meerwaarde voor het betreffende gebied. Bovendien wordt<br />

nieuwvestiging alleen wenselijk geacht wanneer sprake is van een volwaardig en economisch<br />

perspectiefvol (grondgebonden) agrarisch bedrijf.<br />

Het bestemmingsplan dient in overeenstemming te zijn met de (ruimtelijke) beleidskaders van<br />

hogere overheden. Wanneer het provinciale beleid voor het landelijk - / agrarisch gebied dicteert<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 43


dat uitsluitend aan nieuwvestiging van volwaardige agrarische medewerking kan worden verleend,<br />

dan dient dit uitgangspunt onverkort in het bestemmingsplan te worden vertaald. De eis van<br />

volwaardigheid is derhalve onontkoombaar en moet worden gehandhaafd.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

29. C. van Leeuwen en P. van der Poel<br />

Zienswijze<br />

a. Realisatie van het plan (aanleg van een dijk in de directe omgeving van de woning) leidt tot<br />

een volledig verlies van vrij uitzicht;<br />

b. De tuinfunctie bij de woning gaat verloren omdat de tuin zal moeten worden opgeofferd ten<br />

behoeve van de nieuwe waterberging;<br />

c. De voorziene versterking van het recreatieve gebruik van het plangebied (met name<br />

ontwikkeling van ‘routegebonden openluchtrecreatie’) leidt tot (geluids)overlast en verlies<br />

van privacy;<br />

d. De voorziene herinrichting van het landschap heeft ingrijpende gevolgen voor de<br />

waterhuishouding op het perceel en zal wateroverlast veroorzaken.<br />

Reactie<br />

a. De belangrijkste uitgangspunten bij de vormgeving van de nieuwe kades rond de<br />

waterberging zijn:<br />

• de veiligheid van de kades;<br />

• een goede landschappelijke inpassing van de kades;<br />

De veiligheidseisen die aan de kades moeten worden gesteld worden bepaald door:<br />

• het beoogde maximale bergingsvolume;<br />

• het beschikbare oppervlak voor piekberging;<br />

• eventuele compartimentering bij het vullen van de piekberging;<br />

• de stabiliteit van de ondergrond;<br />

• de extra hoogte waarmee normale golfslag wordt opgevangen;<br />

• de hoogte waarmee opstuwing door de wind wordt opgevangen.<br />

Omdat de strijklengte voor de wind in het bergingsgebied uiteenloopt, is de kade niet<br />

overal even hoog. De geplande hoogte is echter nergens meer dan in de MER is<br />

aanbevolen en loopt uiteen van 2,25 m. –NAP tot 1,75 m. –NAP. De dijken worden<br />

daarmee ook niet hoger dan al in het voorontwerpbestemmingsplan was voorzien.<br />

Een lager dijklichaam zou inbreuk maken op het veiligheidsniveau in het plangebied. Deze<br />

conclusie is mede ingegeven door het feit dat, door de ligging van de te realiseren<br />

dijklichamen parallel aan bestaande kaden, bij een doorbraak het tussengelegen gebied<br />

zeer snel vol water zou lopen. Vooral vanwege de in dat gebied aanwezige bebouwing is<br />

dit risico niet aanvaardbaar. De aantasting van het vrije uitzicht door de polder vanuit o.a.<br />

het Wilsveen moet in dit geval minder zwaar wegen dan het waarborgen van de veiligheid<br />

in het gebied.<br />

b. Een deel van de percelen van betrokkenen zal inderdaad deel uitmaken van de voorziene<br />

functiewijziging ten behoeve van de realisatie van de piekberging. Voor zover<br />

belanghebbenden hierdoor schade lijden, komt deze schade in beginsel voor vergoeding in<br />

aanmerking in een onteigeningsprocedure, tenzij op voorhand (in het minnelijke<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 44


verwervingstraject) overeenstemming met belanghebbenden bereikt zou kunnen worden.<br />

Daarnaast kunnen zij, wanneer de schadeloosstelling uit hoofde van minnelijke verwerving<br />

dan wel onteigening de negatieve effecten (waardevermindering e.d.) niet volledig dekt,<br />

een beroep doen op vergoeding van schade uit hoofde van de wettelijke<br />

planschaderegeling.<br />

In hoeverre in deze concrete situatie de resterende woonkavels zodanig in omvang worden<br />

beperkt dat daadwerkelijk gesproken kan worden van “het kwijt raken van de tuin” is<br />

overigens de vraag, mede in relatie tot de bestemmingsregeling als vastgelegd in het nu<br />

nog vigerende plan.<br />

c. Het bestemmingsplan als zodanig faciliteert weliswaar door middel van de<br />

doeleindenomschrijving, behorende bij de verschillende bestemmingen, de realisatie van<br />

voorzieningen ten behoeve van de versterking van de recreatieve functie van het<br />

plangebied, maar legt niet concreet de feitelijke situering, uitvoering e.d. van deze<br />

voorzieningen vast. Voor zover de inhoud van de zienswijzen ingaat op aspecten die niet in<br />

het bestemmingsplan, maar bijvoorbeeld in ontwerpen voor inrichtingsplannen o.i.d. zijn<br />

opgenomen, kan e.e.a. niet leiden tot een herijking van het bestemmingsplan.<br />

d. Het bestemmingsplan voorziet in voldoende maatregelen om een goede waterhuishouding<br />

te kunnen waarborgen. Ter hoogte van Wilsveen is sprake van een brede kwelzone met:<br />

• een hoofdwatergang (kwelsloot);<br />

• zijtakken;<br />

• plas-dras biotopen;<br />

• delen met een ‘natuurlijke’ inrichting, waarvan de bouwvoor deels zal zijn afgegraven.<br />

Zowel deze maatregelen zelf als de afmetingen van de kwelzone en de hier gelegen<br />

waterhuishoudkundige elementen moeten (dit wordt door de waterbeheerders<br />

onderschreven) voldoende worden geacht om de eventuele problemen op het gebied van<br />

wateroverlast te voorkomen.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

30. J.F. Bos-de Gier<br />

Zienswijze<br />

a. Realisatie van het plan heeft tot gevolg dat het bestaande veehouderijbedrijf moet worden<br />

beëindigd en dat een nieuwe functie voor het bedrijfscomplex moet worden gevonden. Het<br />

plan voorziet daartoe in een paardenpension, deze functie is gezien de markt niet<br />

levensvatbaar. Verzocht wordt voor deze locatie een ‘Ruimte-voor-Ruimte’-mogelijkheid op<br />

te nemen;<br />

b. Verzocht wordt om een ruimere bestemming dan alleen paardenpension op te nemen,<br />

namelijk een bedrijfsbestemming voor ten minste categorie 2;<br />

c. De bovengrondse duiker die via het Wilsveen contact moet maken met de Molentocht leidt<br />

tot verlies van uitzicht en mogelijk waardedaling van de woning;<br />

d. Het plan leidt tot verkleining van de woonkavel en daarmee eveneens waardedaling van de<br />

woning.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 45


Reactie<br />

a. Het perceel Wilsveen 24a (de agrarische bouwkavel) heeft de bestemming ‘Agrarisch’. Het<br />

bestemmingsplan voorziet daarmee in artikel 3.22 al in een wijzigingsbevoegdheid,<br />

gebaseerd op de “Ruimte-voor-Ruimte”-regeling, waarmee de bestemming van de gronden<br />

bij bedrijfsbeëindigingen kan worden gewijzigd naar ‘Wonen’. Indien belanghebbenden een<br />

concreet plan voor sanering van het bedrijf in samenhang met compenserende<br />

woningbouw in overeenstemming met de gestelde randvoorwaarden indienen, kan<br />

daaraan op grond van het voorliggende plan medewerking worden verleend. Het plan<br />

voorziet dus al in datgene wat belanghebbenden in de zienswijze verzoeken.<br />

b. Een herbestemming van de gronden van een agrarische - naar een bedrijfsfunctie is, gelet<br />

op de uitgangspunten van het bestemmingsplan en het vigerende beleidskader, niet voor<br />

de hand liggend en ook niet wenselijk resp. mogelijk. Het beleid ten aanzien van nietagrarische<br />

bedrijven is gericht op het conserveren dan wel extensiveren van bestaande<br />

bedrijfsmatige activiteiten. <strong>Nieuwe</strong> bedrijfsmatige activiteiten zijn slechts in zeer beperkte<br />

mate en onder strikte voorwaarden mogelijk wanneer het gaat om recreatieve activiteiten<br />

die gericht zijn op de natuur- en landschapsbeleving. Er mag geen sprake zijn van<br />

toename van de hoeveelheid bebouwd oppervlak noch van negatieve effecten op het<br />

gebied van verkeer en milieu. Herbestemming van de gronden van belanghebbende tot<br />

een bedrijfsbestemming voor ten minste categorie 2 past op geen enkele wijze binnen<br />

deze uitgangspunten en is dus vanuit het belang van een goede ruimtelijke ordening niet te<br />

onderbouwen resp. rechtvaardigen.<br />

c. Dit onderdeel van de zienswijze richt zich op een element dat behoort tot de feitelijke<br />

inrichting van het gebied, maar niet tot het planologisch-juridische regime waarin het<br />

bestemmingsplan voorziet. Het bestemmingsplan voorziet slechts in een planologischjuridische<br />

regeling die het realiseren van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen faciliteert,<br />

maar legt geen concrete details omtrent de uitvoering/inrichting vast. De zienswijze kan<br />

daarom niet tot een herijking van het voorliggende plan leiden. Wanneer toch ten gevolge<br />

van de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan schade zou ontstaan<br />

(bijvoorbeeld in de vorm van waardevermindering van eigendommen), dan kunnen<br />

belanghebbenden verzoeken deze schade op grond van de wettelijke bepalingen ter zake<br />

van planschade voor vergoeding in aanmerking te brengen.<br />

d. Een gedeelte van de gronden van betrokkene zal inderdaad deel uitmaken van de<br />

transformatie die nodig is voor het realiseren van de plandoelstellingen (de piekberging).<br />

Voor zover deze ontwikkeling leidt tot schade komt deze schade in beginsel voor<br />

vergoeding in aanmerking in een onteigeningstraject, tenzij op voorhand in de minnelijke<br />

verwervingsfase overeenstemming kan worden bereikt. Daarnaast kan, wanneer de<br />

schadeloosstelling in het kader van minnelijke verwerving dan wel onteigening niet<br />

toereikend zou blijken om de financiële consequenties van het plan te compenseren, een<br />

beroep worden gedaan op vergoeding van planschade overeenkomstige het daarover<br />

bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 46


31. Fam. Rijling<br />

Zienswijze<br />

a. Verzocht wordt om ten minste de twee aanwezige woningen een woonbestemming te<br />

geven en voor de overige bebouwing een passende (verblijfs)recreatieve bestemming op<br />

te nemen;<br />

b. Het plan wijkt op een groot aantal punten af van het rijksbeleid voor het gebied, verzocht<br />

wordt meer rekening te houden met de gedachte rol van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> als<br />

onderdeel van het ‘Nationaal Landschap Groene Hart van de Randstad’ en de<br />

‘Rijksbufferzone Den Haag-Leiden-Zoetermeer’.<br />

Reactie<br />

a. De inspraakreactie van betrokkenen is aanleiding geweest om, in overleg met<br />

betrokkenen, op de betreffende gronden een verblijfsrecreatieve bestemming te leggen.<br />

Met deze bestemming is beoogd de vestiging van een zgn. “Groene Hart logiesfunctie”<br />

mogelijk te maken én ruimte te bieden voor het op kleine schaal houden van dieren.<br />

Het ‘sec’ toekennen van een woonbestemming voor de twee (bij de gemeente is overigens<br />

niet bekend dat op het perceel twee woningen aanwezig zouden zijn) bestaande woningen<br />

is in strijd met het beleid voor het landelijk gebied. Dat is immers primair gericht op het<br />

tegengaan van verdere verstedelijking/verstening. Toevoeging van nieuwe ‘rode’ functies is<br />

alleen mogelijk onder strikte randvoorwaarden en moet gerelateerd zijn aan<br />

bedrijfsbeëindiging resp. het saneren van bestaande opstallen. Op het perceel Wilsveen 26<br />

is juist sprake van het ontwikkelen van nieuwe recreatieve bedrijvigheid, zodat<br />

planologische verruiming van de hoeveelheid ‘rode’ functies ruimtelijk niet te<br />

rechtvaardigen valt.<br />

Toekenning van een nieuwe woonbestemming zoals gevraagd is ook in strijd met de<br />

specifieke beleidsdoelen voor het plangebied. De transformatie moet leiden tot het<br />

ontstaan van een regionale water-/piekberging en de ontwikkeling van functies op het<br />

gebied van openluchtrecreatie en stedelijk groen. Binnen de voor het realiseren van deze<br />

doelen noodzakelijke transformatie past uitbreiding van de woonfunctie niet.<br />

Voor het overige voorziet de nu gekozen bestemmingsregeling al in de gewenste<br />

verblijfsrecreatieve mogelijkheden, in combinatie met hobbymatige agrarische activiteiten.<br />

b. Met dit bestemmingsplan wordt mede beoogd uitvoering te geven aan het rijks-, provinciaal<br />

– en regionaal beleid voor de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong>. Het plan wijkt dan ook niet zoals<br />

gesteld op een groot aantal punten af van het rijksbeleid, maar is daar volledig mee in<br />

overeenstemming resp. geeft daar uitvoering aan. Het feit, dat ten aanzien van het<br />

voorontwerp voor het plan door de verschillende rijksdiensten (VROM Inspectie, Rijksdienst<br />

voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, Ministerie van LNV, etc.) is<br />

aangegeven dat geen aanleiding bestond voor opmerkingen, bevestigt dit standpunt. Strijd<br />

met het rijksbeleid zou immers zonder meer een negatieve reactie van de verschillende<br />

rijksdiensten hebben uitgelokt.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 47


32. VoF Gebroeders A.P. en P.C. Ammerlaan<br />

A.P. Ammerlaan<br />

P.C. Ammerlaan<br />

Zienswijze<br />

a. Verzocht wordt -in afwijking van eerdere verzoeken/afspraken- aan het perceel Wilsveen<br />

28 niet een woonbestemming maar een agrarische bestemming volgens bestaand gebruik<br />

toe te kennen met een op de plankaart aan te geven bouwblok en een nadere aanduiding<br />

(pnp);<br />

b. Subsidiair wordt verzocht om –wanneer niet aan het onder a. genoemde verzoek wordt<br />

tegemoet gekomen- de oppervlakte van de woonbestemming te vergroten.<br />

Reactie<br />

a./b. Vanuit oogpunt van goede ruimtelijke ordening bestaan geen bezwaren tegen het<br />

tegemoet komen aan de zienswijze. Op het perceel wordt overeenkomstig het ‘oude’<br />

bestemmingsplan een agrarische bestemming gelegd, zoals gevraagd in de zienswijze:<br />

met een bouwblok en de nadere aanduiding (-pnp).<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van de plankaart.<br />

33. Stichting “Hofje van Hoogelande”<br />

Zienswijze<br />

a. Door het op het grootste deel van de gronden leggen van de bestemming ‘Water’ met de<br />

dubbelbestemming ‘Waterberging’ wordt voortzetting van de agrarische bedrijfsvoering<br />

onmogelijk gemaakt. Hierdoor ontstaat schade, een compensatieregeling ontbreekt;<br />

b. Een deel van de gronden krijgt een groenbestemming, een deugdelijke onderbouwing<br />

daarvoor resp. voor de begrenzing van deze bestemming ontbreekt.<br />

Reactie<br />

a. De herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> brengt onvermijdelijk een herschikking van<br />

toegestane functies resp. gebruiksvormen met zich mee. Hieruit kunnen voor eigenaren<br />

c.q. gebruikers van gronden in het plangebied beperkingen ten opzichte van de huidige<br />

situatie voortvloeien. Het verlies aan grond zal deel uitmaken van de schadeloosstelling of<br />

er zal (door middel van grondruil) andere grond beschikbaar komen. Eventuele<br />

compensatie in de vorm van het beschikbaar stellen van andere gronden is als zodanig<br />

echter niet vast te leggen in het bestemmingsplan, dit planologisch-juridisch document is<br />

daarvoor niet het geëigende instrument.<br />

Uitgangspunt blijft volledige schadeloosstelling. Schade die wordt geleden ten gevolge van<br />

wijziging van de bestemmingen in het gebied, welke redelijkerwijs niet of niet geheel ten<br />

laste van belanghebbenden behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of<br />

onvoldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, kan (op verzoek van<br />

belanghebbenden) op grond van de wettelijke regeling voor planschade voor vergoeding in<br />

aanmerking worden gebracht.<br />

De stelling, dat een compensatieregeling zou ontbreken, is gelet op het voorgaande niet<br />

correct.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 48


. De gekozen locatie van de groenfuncties is ruimtelijk gezien verbonden aan de ligging van<br />

de nieuwe waterberging en de voorzieningen die daarvan deel uitmaken. De<br />

mogelijkheden voor aanpassing van de loop van de kwelsloot worden in de eerste plaats<br />

bepaald en beperkt door civieltechnische randvoorwaarden, namelijk:<br />

• de situering van de toekomstige kade/dijklichaam;<br />

• de ruimtelijke reservering die voor de kwelzone tussen de kade en de<br />

bedrijfsbebouwing nodig is.<br />

Daarnaast is de wens om in de nieuwe situatie te komen tot een zo homogeen mogelijke<br />

ruimtelijke regeling voor bedrijfspercelen van invloed op de ruimte voor aanpassing.<br />

Ruimtelijk gezien wordt de ligging van de kwelsloot bepaald door:<br />

• de noodzaak om een piekberging met een omvang/bergingscapaciteit van 2 mln. m³<br />

aan te leggen;<br />

• de ligging van kwelgevoelige plekken in het plangebied;<br />

• de noodzaak van stabiele kades rond de aan te leggen waterberging.<br />

Deze uitgangspunten zijn bepalend voor de situering van de groenfuncties in het<br />

plangebied en vormen daarvoor tevens de onderbouwing, die dus niet –zoals in de<br />

zienswijze wordt gesuggereerd- ontbreekt. De suggestie om de begrenzing van de<br />

groenfunctie te relateren aan de bestaande afwateringssloot gaat voorbij aan de<br />

werkelijkheid. De transformatie van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> leidt onder meer tot het<br />

verdwijnen van de bedoelde afwateringssloot, zodat van de gedachte ‘logische begrenzing’<br />

geen sprake meer kan zijn.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

34. R. Verhagen<br />

Zienswijze<br />

Betrokkene verzoekt als nieuwe eigenaar van het perceel Wilsveen 30/32 medewerking aan<br />

herontwikkeling (sloop oude schuren en realiseren nieuwe stal voor eigen gebruik) van het perceel.<br />

Reactie<br />

Uit contacten met betrokkene blijkt dat het voornemen bestaat de gronden resp. opstallen op het<br />

perceel Wilsveen 30/32 te gebruiken voor de exploitatie van een opslagbedrijf. Het bestaande<br />

bedrijfsgebouw zal worden gebruikt voor opslag ten behoeve van detailhandel in<br />

computeronderdelen, de op het perceel aanwezige woning wordt gerenoveerd en als<br />

bedrijfswoning in gebruik genomen. Deze vorm van gebruik van de gronden en opstallen past<br />

binnen de bestemmingsregeling zoals die in het ontwerp van het plan is opgenomen. Daarnaast<br />

bestaat de wens om hobbymatig een aantal paarden te houden op het perceel.<br />

Op grond van het gemeentelijk paardenbeleid (vastgelegd in de nota “Schaken met paard en<br />

landschap”) is in het gehele buitengebied het hobbymatig houden van paarden toegestaan, tot een<br />

maximum van vier paarden per woning. Dit maximale aantal is krachtens het paardenbeleid slechts<br />

toegestaan wanneer een goede landschappelijke inpassing van de benodigde voorzieningen<br />

mogelijk is.<br />

Het perceel Wilsveen 30/32 heeft een bedrijfsbestemming (B(sb-7)), waarbij een bedrijfswoning is<br />

toegestaan. Zowel op grond van het ontwerpbestemmingsplan als op grond van het gemeentelijk<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 49


paardenbeleid is het realiseren van voorzieningen voor het hobbymatig houden van paarden<br />

(stalruimte en een bak of paddock) uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. In deze specifieke<br />

situatie biedt het bouwvlak echter geen ruimte voor het bouwen van een stal of het aanleggen van<br />

een bak/paddock. De mogelijkheden voor het realiseren voor nieuwe stalruimte zijn daarmee voor<br />

wat betreft het bestemmingsplan beperkt tot het benutten van (een deel van) de bestaande<br />

bedrijfsbebouwing. Mogelijk kan ook met gebruikmaking van de mogelijkheden op grond van het<br />

“Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken” worden voorzien in<br />

de behoefte aan stalruimte.<br />

Het vergroten van het bouwvlak om het oprichten van nieuwe bebouwing mogelijk te maken is<br />

vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening feitelijk niet te onderbouwen. Immers: daarmee<br />

zou niet alleen het realiseren van voorzieningen voor de hobbymatige paardenhouderij worden<br />

mogelijk gemaakt, maar ook een uitbreiding van de bedrijfsopstallen die wellicht kan leiden tot een<br />

wijziging in de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse. Ruimtelijk gezien is het<br />

uitgangspunt van dit bestemmingsplan het conserveren of zelfs extensiveren van bestaande nietagrarische<br />

bedrijfsactiviteiten. Een verruiming van de bouwmogelijkheden is met dit uitgangspunt in<br />

strijd. Bovendien is een uitbreiding van de bebouwing resp. een verruiming van het bouwvlak op<br />

deze locatie –mede gelet op de beoogde transformatie van het plangebied- landschappelijk niet op<br />

een goede manier in te passen, zodat ook op dat punt aan een belangrijk vereiste uit het<br />

gemeentelijk paardenbeleid niet kan worden voldaan.<br />

De uitgangspunten resp. beleidskaders, die aan het bestemmingsplan voor de <strong>Nieuwe</strong><br />

<strong>Driemanspolder</strong> ten grondslag liggen, bieden onvoldoende mogelijkheden om aan het verzoek van<br />

betrokkene tegemoet te kunnen komen.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

35. J.J.M. Olsthoorn en A.P.M. van Oijen<br />

Zienswijze<br />

Verzocht wordt om in plaats van een agrarische bestemming voor het perceel Wilsveen 33 een<br />

woonbestemming op te nemen, met een mogelijkheid voor dubbele bewoning binnen de bestaande<br />

panden om het onderhoud van de bestaande monumentale langhuisboerderij te waarborgen.<br />

Reactie<br />

Tijdens de ter inzagelegging van het voorontwerp van het plan is een inspraakreactie van gelijke<br />

strekking ontvangen. Daarbij is aangegeven dat een herbestemming tot een woonfunctie op basis<br />

van het provinciale beleid voor dit perceel denkbaar is. Expliciet is aangegeven dat het verzoek tot<br />

herbestemming nader geconcretiseerd moet worden om inzichtelijk te kunnen maken:<br />

• welke bedrijfsopstallen zullen worden gesloopt;<br />

• hoeveel woningen in de eindsituatie op het perceel aanwezig zullen zijn;<br />

• hoe in de daarbij behorende parkeerbehoefte kan worden voorzien;<br />

• of aan de geluidhindernormen voor woonfuncties kan worden voldaan;<br />

• of de herbestemming negatieve effecten kan hebben op de bedrijfsvoering en<br />

gebruiksmogelijkheden van bedrijven in de directe omgeving van het perceel.<br />

Pas wanneer op basis van een nader geconcretiseerd verzoek beoordeeld kan worden of aan de<br />

geldende criteria kan worden voldaan, kan een definitief oordeel gegeven worden over de wens tot<br />

herbestemming.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 50


De zienswijze is ten opzichte van de eerdere inspraakreactie niet verder geconcretiseerd, zodat<br />

nog steeds onvoldoende inzichtelijk wordt gemaakt of herbestemming binnen de geldende<br />

randvoorwaarden kan plaatsvinden. De in het plan voorziene bestemmingsregeling wordt daarom<br />

vooralsnog gehandhaafd.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

36. W.H. Westerman<br />

Zienswijze<br />

Verzocht wordt om op het perceel Wilsveen 34 een zodanige bestemming te leggen dat de woning<br />

de status van ‘bedrijfswoning’ krijgt c.q. behoudt.<br />

Reactie<br />

In het nu nog vigerende, door het voorliggende plan te vervangen, bestemmingsplan heeft het<br />

perceel Wilsveen 34 een woonbestemming en geen bedrijfsbestemming. De stelling van<br />

belanghebbende, dat het perceel ‘altijd een bedrijfsbestemming heeft gehad’ is dus feitelijk onjuist.<br />

De bestaande planologisch-juridische situatie is in het voorliggende bestemmingsplan bestendigd.<br />

Indien ter plaatse inderdaad sprake is van de uitoefening van een bedrijf (waarbij de bedrijfsvoering<br />

meer omvat dan een aan huis verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige<br />

activiteit), dan is de enig mogelijke conclusie dat sprake is van activiteiten die in strijd zijn met het<br />

vigerende bestemmingsplan, maar ook met de in het ontwerp voor het nieuwe plan voorziene<br />

bestemmingsregeling.<br />

Het positief bestemmen van een bedrijfsfunctie op deze locatie zou inhouden dat (planologischjuridisch<br />

gezien) medewerking wordt verleend aan nieuwvestiging van een niet-agrarisch bedrijf in<br />

het landelijk gebied. Uitgangspunt van het voorliggende plan is echter dat nieuwe bedrijfsmatige<br />

(niet-agrarische) activiteiten in elk geval beperkt blijven tot recreatieve activiteiten, gericht op de<br />

natuur- en landschapsbeleving.<br />

Onder meer via naspeuring in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat<br />

belanghebbende een bedrijf exploiteert dat zich bezighoudt met:<br />

• bouwwerkzaamheden;<br />

• bestratingswerken;<br />

• wegenbouw;<br />

• grondverzet;<br />

• verhuizingen;<br />

• hovenierswerken;<br />

• klus- en onderhoudswerkzaamheden;<br />

• tuinarchitectuur en groenvoorziening;<br />

• loonwerk;<br />

• etc.<br />

Deze activiteiten zijn niet te beschouwen als direct of indirect gericht op recreatieve natuur- resp.<br />

landschapsbeleving. Nieuwvestiging (in planologisch-juridische zin) van een dergelijk bedrijf is dan<br />

ook niet in overeenstemming met de uitgangspunten van het voorliggende bestemmingsplan.<br />

Bedrijfsactiviteiten als deze horen thuis op een bedrijventerrein, niet in het landelijk gebied.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 51


Hieruit volgt dat aan het verzoek van belanghebbende om toekenning van een bedrijfsbestemming<br />

geen medewerking kan worden verleend. Indien inderdaad blijkt dat de genoemde<br />

bedrijfsactiviteiten ter plaatse al worden uitgeoefend, dan zal daartegen een handhavingstraject<br />

worden opgestart.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

37. C.J. Westerman<br />

Zienswijze<br />

Uitvoering van het plan heeft ingrijpende gevolgen voor de waterhuishouding en het plangebied en<br />

zal tot ernstige wateroverlast aan het Wilsveen leiden.<br />

Reactie<br />

De te realiseren piekberging zal slechts incidenteel (namelijk bij calamiteiten) worden benut. De<br />

facto is van een verhoging van het waterpeil in de Ringsloot e.d. geen sprake, er zal ter plaatse<br />

juist een constant waterpeil worden gehanteerd. De door belanghebbende geschetste gevolgen<br />

zullen zich daarom niet voordoen.<br />

Bij gebruik van de piekberging is sprake van het gedurende een zeer kort tijdsbestek in geringe<br />

mate opzetten van de waterstand. Ook voor het overige is sprake van een zodanige uitvoering van<br />

zowel de waterberging zelf als de overige relevante waterhuishoudkundige elementen dat door de<br />

waterbeheerders geen problemen op het gebied van wateroverlast e.d. worden voorzien.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

38. Vof Van den Akker-Bruinsma<br />

Zienswijze<br />

Ten onrechte is geen gevolg gegeven aan het in het kader van het voorontwerp ingediende<br />

verzoek om toekenning van een grotere bouwkavel, die nodig is vanuit oogpunt van continuïteit<br />

van de bedrijfsvoering, milieuaspecten en de bestaande feitelijke situatie. Verzocht wordt de lengte<br />

van het bouwperceel te vergroten als aangegeven in de zienswijze en de breedte van het<br />

bouwperceel naar de oostzijde uit te breiden tot de begrenzing van het perceel met daarop een<br />

Anl-bestemming.<br />

Reactie<br />

Gelet op de planologische randvoorwaarden is het verzoek om toekenning van een groter<br />

bouwvlak niet onredelijk. De gevraagde uitbreiding is in lijn met de gemeentelijke wens om het<br />

landelijk gebied een hoofdzakelijk agrarische functie te geven, met een voorkeur voor rund- resp.<br />

melkveehouderij boven de toenemende beweiding door paarden.<br />

Vanuit economisch of planologisch perspectief bestaan geen bezwaren tegen wijziging<br />

(verruiming) van het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende specifieke criteria voor de<br />

landschappelijke inpassing:<br />

• de uitbreiding dient plaats te vinden aan de (van de woonbebouwing afgekeerde) achterzijde<br />

van het perceel;<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 52


• verruiming van het bouwvlak in de breedte (dus evenwijdig aan de hoofdweg Wilsveen) dient<br />

ter voorkoming van eventuele milieuconflicten met nabij gelegen woonbestemmingen te<br />

worden voorkomen;<br />

• de verruiming van het bouwvlak dient plaats te vinden binnen de bestaande rooilijnen aan de<br />

achterkant van het bedrijf;<br />

• mestsilo’s en opslagplaatsen dienen binnen het bouwvlak te vallen resp. daarheen te worden<br />

verplaatst;<br />

• het geheel dient door erfbeplanting te worden afgeschermd.<br />

Voor de verzochte uitbreiding van het bouwvlak zijn diverse alternatieven nader onderzocht. In de<br />

eerste plaats is gekeken naar een aanpassing waarbij de huidige opslagvoorzieningen door een<br />

uitbreiding in oostelijke richting in het bouwvlak worden inbestemd. Deze optie biedt echter geen<br />

mogelijkheden voor een uitbreiding tot de gevraagde omvang van 1 hectare en stuit bovendien op<br />

milieutechnische belemmeringen vanwege in de nabijheid aanwezige woonbestemmingen.<br />

Daarnaast zijn alternatieven onderzocht waarbij wordt voorzien in uitbreiding van het bouwvlak aan<br />

de achterzijde. Qua landschappelijke inpassing en het vermijden van milieuhinderlijke situaties<br />

bieden deze alternatieven de meeste mogelijkheden. Belangrijkste belemmering voor het<br />

realiseren van de gevraagde verruiming tot 1 hectare vormt hier feitelijk de grens van het<br />

bestemmingsplan: met de huidige plangrens is maximaal een verruiming tot 0,9 hectare mogelijk.<br />

Daarom wordt de plangrens van het bestemmingsplan eveneens aangepast.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van de plankaart.<br />

39. J.J.G. Ense<br />

Zienswijze<br />

a. Uitvoering van het plan zal leiden tot een toename van het aantal foeragerende ganzen<br />

e.d. wat overlast en schade zal veroorzaken;<br />

b. Het realiseren van de waterberging veroorzaakt een toename van de waterdruk en<br />

daarmee schade in de polder.<br />

Reactie<br />

a. De inrichting van het plangebied als waterrijk gebied heeft naar verwachting tot gevolg dat<br />

de voor weidegronden kenmerkende fauna zal wijken voor een meer watergerichte fauna.<br />

Daartoe kunnen ook ganzen behoren. Of en in hoeverre zij daadwerkelijk overlast (en<br />

schade) zullen veroorzaken kan pas na de herinrichting worden beoordeeld. Indien hierbij<br />

inderdaad negatieve ontwikkelingen op gang blijken te komen, zal het beheer van het<br />

gebied zodanig moeten worden aangepast dat nadelige dominante faunaontwikkelingen<br />

kunnen worden beperkt. Dergelijke beheersmaatregelen zijn echter geen onderdeel van de<br />

onderwerpen die in het bestemmingsplan (kunnen) worden geregeld.<br />

b. De te realiseren piekberging zal slechts incidenteel (namelijk bij calamiteiten) worden<br />

benut. De facto is van een verhoging van het waterpeil in de Ringsloot e.d. geen sprake, er<br />

zal ter plaatse juist een constant waterpeil worden gehanteerd. De door belanghebbende<br />

geschetste gevolgen zullen zich daarom niet voordoen.<br />

Ook voor schade aan (al dan niet onderheide) bebouwing hoeft redelijkerwijs niet te<br />

worden gevreesd. Bij gebruik van de piekberging is sprake van het gedurende een zeer<br />

kort tijdsbestek in geringe mate opzetten van de waterstand. Ook voor het overige is<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 53


sprake van een zodanige uitvoering van zowel de waterberging zelf als de overige<br />

relevante waterhuishoudkundige elementen dat door de waterbeheerders geen problemen<br />

op het gebied van wateroverlast e.d. worden voorzien.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

40. G.F. Vogels, J.J.G. Vogels en A.H.M. Vogels-van Stein<br />

Zienswijze<br />

a. De aanleg van rijwielpaden, ruiterpaden en eventueel een menpad op de westelijk gelegen<br />

kade van de Limietsloot resulteert in verstoring van de fauna, geluidsoverlast voor<br />

omwonenden en verlies van privacy, e.e.a. is bovendien in tegenspraak met toezeggingen<br />

gedaan door mevrouw Dwarshuis;<br />

b. In het voortraject is de noodzaak voor het plan gestoeld op de behoefte aan<br />

piekbergingscapaciteit, nu blijkt echter de behoefte aan een natuurbuffer leidend te zijn.<br />

Het niet waarborgen van bestaansmogelijkheden voor nu al als natuurlijke buffer<br />

fungerende agrarische bedrijven is daarmee in tegenspraak;<br />

c. Het plan bedreigt het voortbestaan van een al vier generaties bestaand agrarisch<br />

(familie)bedrijf;<br />

d. Het plan bevordert de landschapsbeleving van de polders niet, maar bedreigt deze juist<br />

door het beperken van de mogelijkheden voor de agrarische bedrijfsvoering. Bovendien zal<br />

sprake zijn van een toename van de hoeveelheid zwerfafval en vermindert de<br />

onderhoudskwaliteit van de niet-agrarische gronden (distelproblematiek);<br />

e. Het plan heeft negatieve gevolgen voor de waterhuishouding, de waterkwaliteit en –<br />

kwantiteit;<br />

f. Uitvoering van het plan (aanleg van kades) tast uitzicht en beleving van de<br />

eigenaren/bewoners in het gebied onacceptabel aan en leidt tot<br />

waardevermindering/schade;<br />

g. Aangegeven wordt dat men bezwaar heeft tegen de manier waarop procedureel met het<br />

verschil tussen inrichtingsplan en bestemmingsplan is omgegaan.<br />

Reactie<br />

a. Niet duidelijk is wanneer, in welke context en in welke hoedanigheid een toezegging als<br />

hier bedoeld gedaan zou zijn. De gemeente is niet bekend met een dergelijke toezegging,<br />

die overigens ook gelet op onder meer het provinciaal -, regionaal - en gemeentelijk beleid<br />

niet of nauwelijks te rechtvaardigen zou zijn. Gelet op de doel- en taakstellingen die voor<br />

het plangebied zijn vastgesteld is onttrekking van aanzienlijke oppervlakte aan gronden<br />

aan de landbouwfunctie in feite onvermijdelijk.<br />

Verstoring van de fauna als gevolg van de in het plan voorziene ontwikkelingen wordt niet<br />

verwacht, wel zal ten aanzien van een aantal soorten / soortgroepen mogelijk sprake zijn<br />

van verschuivingen. Verwezen kan worden naar de bij de voorbereiding van het plan<br />

verrichte onderzoeken en het gestelde in paragraaf 5.2.1 van de plantoelichting.<br />

b. Ten onrechte stellen betrokkenen dat (in tegenstelling tot eerdere standpunten /<br />

uitspraken) de grondverwerving niet ten dienste zal staan van de piekberging maar<br />

plaatsvindt om een natuurbuffer tegen de verstedelijking te realiseren.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 54


Het aanleggen van waterbergende voorzieningen vormt het meest ingrijpende fysieke<br />

onderdeel van de herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong>. Dat deze herinrichting<br />

mede wordt aangegrepen om op het gebied van de landschapsinrichting, ecologie,<br />

cultuurhistorie, e.d. kwaliteitswinst te boeken en daarmee tevens tot op zekere hoogte een<br />

natuurbuffer tot stand te brengen doet aan hieraan niet af. Bestudering van de plankaart<br />

maakt zonder meer duidelijk dat voor wat betreft de grondverwerving het zwaartepunt ligt<br />

bij het verwerven van gronden, die voor het realiseren van de waterberging en de daarmee<br />

samenhangende landschappelijke elementen noodzakelijk zijn. Het in de huidige vorm en<br />

omvang laten voortbestaan van de agrarische bedrijvigheid in het plangebied is met deze<br />

waterhuishoudkundige taakstelling niet verenigbaar.<br />

c. De herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> brengt onvermijdelijk een herschikking van<br />

toegestane functies resp. gebruiksvormen met zich mee. Hieruit kunnen voor eigenaren<br />

c.q. gebruikers van gronden in het plangebied beperkingen ten opzichte van de huidige<br />

situatie voortvloeien. Het verlies aan grond zal deel uitmaken van de schadeloosstelling of<br />

er zal (door middel van grondruil) andere grond beschikbaar komen. Eventuele<br />

compensatie in de vorm van het beschikbaar stellen van andere gronden is als zodanig<br />

echter niet vast te leggen in het bestemmingsplan, dit planologisch-juridisch document is<br />

daarvoor niet het geëigende instrument.<br />

Uitgangspunt blijft volledige schadeloosstelling. Schade die wordt geleden ten gevolge van<br />

wijziging van de bestemmingen in het gebied, welke redelijkerwijs niet of niet geheel ten<br />

laste van belanghebbenden behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of<br />

onvoldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, kan (op verzoek van<br />

belanghebbenden) op grond van de wettelijke regeling voor planschade voor vergoeding in<br />

aanmerking worden gebracht.<br />

d. De voor dit plangebied relevante kaderstellende nota’s, zoals het Streekplan Zuid-Holland<br />

West, het Regionaal Structuurplan Haaglanden en de provinciale nota “Stand en Land in<br />

Balans” voorzien in de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> een functieverandering ten behoeve van de<br />

ontwikkeling van de functies groen, water, natuur en recreatie. Een structurele handhaving<br />

van bestaande agrarische functies / bestemmingen behoort niet tot de mogelijkheden,<br />

omdat het bestemmingsplan in overeenstemming dient te zijn met het geldende<br />

beleidskader.<br />

Uiteraard kan het begrip ‘landschapsbeleving’ op meerdere manieren worden<br />

geïnterpreteerd. Belanghebbenden zijn kennelijk van mening dat een positieve beleving<br />

van het landschap uitsluitend kan worden bereikt wanneer daarin geen ontwikkelingen<br />

plaatsvinden. De aan het plan ten grondslag liggende studies zijn er echter op gericht resp.<br />

tonen aan dat een verantwoorde herinrichting van het gebied leidt tot een verbetering van<br />

de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kwaliteit. Deze ontwikkeling zal de<br />

natuur- en landschapsbeleving positief beïnvloeden, in tegenstelling tot wat<br />

belanghebbenden veronderstellen.<br />

De opmerkingen met betrekking tot zwerfafval, distelproblematiek e.d. hebben geen directe<br />

relatie met het voorliggende bestemmingsplan, maar zien op de inrichtings- resp.<br />

beheersfase. Een herijking van in het bestemmingsplan verwerkte standpunten dan wel<br />

afwegingen op basis van dit onderdeel van de zienswijze kan daarom niet plaatsvinden.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 55


e. De waterstructuur van de polder bestaat nu uit een zeer fijnmazig slotenstelsel met veel<br />

dode hoeken of elementen die een makkelijke doorstroming belemmeren, met negatieve<br />

consequenties voor de waterhuishouding en de waterkwaliteit en –kwantiteit. Het<br />

toekomstig waterstelsel wordt echter gekenmerkt door:<br />

• grote, meer aaneengesloten wateroppervlakken;<br />

• verschillende diepe waterdelen (naar verwachting tot 4 meter diep);<br />

• veel minder dode hoeken;<br />

• bredere watergangen die een doorstroming kunnen bevorderen.<br />

De begroting voorziet tevens in een reservering voor een voorziening die de doorstroming<br />

nog eens extra zou kunnen bevorderen. Gezien deze randvoorwaarden is het niet<br />

aannemelijk dat de waterhuishouding, waterkwaliteit en –kwantiteit door het plan sterk<br />

nadelig wordt beïnvloed.<br />

De te realiseren piekberging zal slechts incidenteel (namelijk bij calamiteiten) worden<br />

benut. De facto is van een verhoging van het waterpeil in de Ringsloot e.d. geen sprake, er<br />

zal ter plaatse juist een constant waterpeil worden gehanteerd. De door belanghebbende<br />

geschetste gevolgen zullen zich daarom niet voordoen.<br />

Ook voor schade aan (al dan niet onderheide) bebouwing hoeft redelijkerwijs niet te<br />

worden gevreesd. Bij gebruik van de piekberging is sprake van het gedurende een zeer<br />

kort tijdsbestek in geringe mate opzetten van de waterstand. Ook voor het overige is<br />

sprake van een zodanige uitvoering van de waterberging zelf als de overige relevante<br />

waterhuishoudkundige elementen dat door de waterbeheerders geen problemen op het<br />

gebied van wateroverlast e.d. worden voorzien.<br />

f. De belangrijkste uitgangspunten bij de vormgeving van de nieuwe kades rond de<br />

waterberging zijn:<br />

• de veiligheid van de kades;<br />

• een goede landschappelijke inpassing van de kades;<br />

De veiligheidseisen die aan de kades moeten worden gesteld worden bepaald door:<br />

• het beoogde maximale bergingsvolume;<br />

• het beschikbare oppervlak voor piekberging;<br />

• eventuele compartimentering bij het vullen van de piekberging;<br />

• de stabiliteit van de ondergrond;<br />

• de extra hoogte waarmee normale golfslag wordt opgevangen;<br />

• de hoogte waarmee opstuwing door de wind wordt opgevangen.<br />

Omdat de strijklengte voor de wind in het bergingsgebied uiteenloopt, is de kade niet<br />

overal even hoog. De geplande hoogte is echter nergens meer dan in de MER is<br />

aanbevolen en loopt uiteen van 2,25 m. –NAP tot 1,75 m. –NAP. De dijken worden<br />

daarmee ook niet hoger dan al in het voorontwerpbestemmingsplan was voorzien.<br />

Een lager dijklichaam zou inbreuk maken op het veiligheidsniveau in het plangebied. Deze<br />

conclusie is mede ingegeven door het feit dat, door de ligging van de te realiseren<br />

dijklichamen parallel aan bestaande kaden, bij een doorbraak het tussengelegen gebied<br />

zeer snel vol water zou lopen. Vooral vanwege de in dat gebied aanwezige bebouwing is<br />

dit risico niet aanvaardbaar. De aantasting van het vrije uitzicht door de polder vanuit o.a.<br />

het Wilsveen moet in dit geval minder zwaar wegen dan het waarborgen van de veiligheid<br />

in het gebied.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 56


g. Aard, inhoud en opzet van een bestemmingsplan evenals de procedure voor voorbereiding<br />

en vaststelling daarvan worden bepaald door het regime van de Wro. De eisen waaraan<br />

een dergelijk plan moet voldoen, de procedurestappen die moeten worden doorlopen, de in<br />

acht te nemen termijnen, etc. zijn strikt in de Wro vastgelegd. Ook de mogelijkheden op het<br />

gebied van rechtsbescherming voor belanghebbenden (inspraak, zienswijzen,<br />

bedenkingen en beroep) zijn voor wat het bestemmingsplan betreft strikt in de Wro<br />

afgebakend. Van deze procedurele bepalingen kan niet worden afgeweken.<br />

Een inrichtingsplan echter valt niet onder de werkingsfeer van de Wro, zowel voor wat<br />

betreft de aard/inhoud e.d., de te volgen procedure als de rechtsbeschermingsmiddelen is<br />

sprake van een geheel ander soort plan met een niet vergelijkbaar geldend wettelijk<br />

regime. Het is daarom onvermijdelijk dat voor beide soorten plannen verschillende<br />

procedures worden doorlopen.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

41. J.A. Spronk<br />

Zienswijze<br />

a. Er is geen reden de bestemming van het perceel te wijzigen van een agrarische – naar een<br />

groenfunctie, voor het realiseren van de piekberging is dit niet nodig. Verzocht wordt de<br />

agrarische bestemming te behouden;<br />

b. In het plan wordt onvoldoende rekening gehouden met de plannen van het rijk ter plaatse,<br />

zoals de aanwijzing van het ‘Nationaal Landschap Groene Hart van de Randstad’ en de<br />

Nota Belvedere. Verzocht wordt het plan in lijn te brengen het rijksbeleid;<br />

c. In het plan is onvoldoende gemotiveerd waarom de noodzaak bestaat ter plaatse een<br />

piekberging te realiseren, volgens betr. is dit ingegeven door de grote toename van<br />

bebouwing zonder voor voldoende watercompensatie te zorgen. De aanleg van een<br />

tweede dijklichaam ten behoeve van waterberging tast het open karakter en de<br />

natuurhistorische waarde van het gebied onevenredig aan. Een betere invulling is mogelijk<br />

waarbij bovendien een volledige functiewijziging kan worden voorkomen.<br />

Reactie<br />

a. De bebouwing en erfpercelen van de bedrijven aan de Voorweg liggen geheel buiten de<br />

plangrens van het voorliggende bestemmingsplan. Het in stand laten van de agrarische<br />

functie van de bijbehorende, wel binnen het plan vallende, landerijen is op grond van het<br />

geldende beleidskader niet mogelijk. Bovendien zijn de gronden waarop de zienswijze<br />

betrekking heeft, anders dan wordt betoogd, wel degelijk nodig voor het aanleggen van de<br />

piekberging met de bijbehorende civieltechnische voorzieningen. Uit de plankaart blijkt dit<br />

duidelijk.<br />

b. Het is juist dat met de herinrichting een aantal cultuurhistorische waarden in het plangebied<br />

zal gaan verdwijnen. Het is echter onjuist te stellen dat de herinrichting in strijd zou zijn met<br />

het rijksbeleid. Al sinds de planvorming voor de Randstadgroenstructuur bevatten veel<br />

rijksnota’s voorstellen voor grootschalige functiewijziging, die een verandering van het<br />

karakteristieke beeld van een droogmakerij tot gevolg zouden hebben. Hiertoe behoorden<br />

o.a. voorstellen voor een productiebos (Randstadgroenstructuur) of een bos met<br />

waterberging (zie het VOP - MER voor de Landinrichting Leidschendam, begin jaren ’90).<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 57


Het huidige functieprofiel voor de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> is het resultaat van planvorming<br />

voor het streekplan Zuid-Holland West uit 2003 en de provinciale nota “Stad en Land in<br />

Balans” uit 1999. De hierin verwoorde doelstellingen zijn vervolgens op rijksniveau<br />

overgenomen in het beleid van de Nota Ruimte. Zo voorziet de Uitvoeringsagenda 2006<br />

van de Nota Ruimte expliciet in de realisatie van de ‘Groen-Blauwe Slinger’ (zie pag.<br />

142/143 van de agenda). Daarnaast bevat het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)<br />

van het Ministerie van LNV concrete bijdragen voor de herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong><br />

<strong>Driemanspolder</strong> overeenkomstig de hiervoor beschreven beleidskaders resp.<br />

taakstellingen.<br />

Verder betekent de status als Belvedèregebied niet, dat in het betreffende gebied niets<br />

meer van functie zou mogen veranderen. Doelstelling is primair dat bij een<br />

functieverandering wordt getracht karakteristieke waarden zo veel mogelijk te waarborgen.<br />

In het voorliggende plangebied zijn dit bijvoorbeeld de oude ontginningsassen Wilsveen en<br />

Voorweg, de openheid van de polder en de vormgeving van de waterberging die deels<br />

gebaseerd is op de oude kavelstructuur.<br />

De aanleg van de nieuwe dijken beperkt het zicht tussen de lintbebouwing en het<br />

toekomstige water-, natuur- en recreatiegebied. De kades zijn echter noodzakelijk om het<br />

gebied conform het vigerende beleidskader van functie te laten veranderen. Het verlies<br />

aan uitzicht vanuit de lintbebouwing betekent echter niet dat het plangebied zijn openheid<br />

verliest. Deze openheid neemt weliswaar verhoudingsgewijs af, maar het grote<br />

middengebied krijgt door zijn inrichting een onmiskenbaar open karakter. Daarnaast<br />

behouden ook de weidegronden van Potteveen hun karakter van een open agrarisch<br />

gebied. Het grootste gedeelte van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> heeft daarom ook in de<br />

toekomst een open karakter.<br />

Een verlies aan historische waarden is door de omvangrijke functieverandering van het<br />

gebied niet te vermijden. Een dergelijk verlies zou alleen kunnen worden voorkomen indien<br />

voor de planvorming andere randvoorwaarden gebruikt zouden kunnen worden dan die<br />

welke al in de beleidskaders waren vastgelegd. Nut en noodzaak van de<br />

functieverandering zijn bij de uitwerking van de beleidskaders echter al aangetoond,<br />

waardoor de randvoorwaarden in het kader van deze bestemmingsplanprocedure niet<br />

meer ter discussie gesteld kunnen worden.<br />

Om het verlies aan historische waarden te beperken wordt in de toekomst voor een<br />

inrichting gekozen waarbij:<br />

• de oude ontginningsassen Wilsveen en Voorweg worden gehandhaafd;<br />

• de openheid van de polder door water, natuur en weidegronden wordt gehandhaafd;<br />

• karakteristieke kavelstructuren als basis worden gebruikt voor de herinrichting (zie de<br />

eilandenstructuur in de waterberging en de bosschages in het parklandschap).<br />

Nogmaals: de discussie en (boven)regionale belangenafweging over het nut en de<br />

noodzaak van het realiseren van een water-/piekberging heeft al plaatsgevonden tijdens de<br />

planvorming voor de kaderstellende nota’s zoals het streekplan en de provinciale nota<br />

“Stad en Land in Balans”. Het bestemmingsplan vormt de vertaling van deze beleidskaders<br />

naar een juridisch bindende planvorm. De zienswijzenprocedure ten aanzien van het<br />

ontwerpbestemmingsplan is niet bedoeld om ook de al vastgestelde onderliggende<br />

beleidskaders opnieuw ter discussie te stellen.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 58


Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

42. Firma W., D. en M.W. Bos<br />

Zienswijze<br />

a. Met het voorliggende plan is gekozen voor een oplossing voor de<br />

waterbergingsproblematiek die noch effectief, noch verantwoord is vanuit kostenoogpunt.<br />

Vermoed wordt dat bewust voor deze aanpak is gekozen om een beroep op<br />

complexwaarde onmogelijk te maken, terwijl het voortbestaan van agrarische bedrijven<br />

wordt bedreigd;<br />

b. Betr. hebben een alternatief voor het plan aangedragen (het ‘plan Bos-Groenewegen’)<br />

waarin voorstellen werden gedaan voor een combinatie van boerenbedrijf en beheer van<br />

het gebied. Dit alternatief is nooit gemotiveerd afgewezen;<br />

c. Het plan berust op een onvoldoende deugdelijke onderbouwing en bevat nog tal van<br />

onzekerheden, onder meer op het punt van de economische haalbaarheid / financiering;<br />

d. Uitvoering van het plan resulteert in een onaanvaardbare toename van de overlast<br />

vanwege ganzen, muggen en knutten. Deze ontwikkeling tast het woon- en leefgenot aan<br />

en veroorzaakt financiële schade.<br />

Reactie<br />

a. In tegenstelling tot wat in de zienswijze wordt gesteld is de in het plan voorziene aan te<br />

leggen waterbergingscapaciteit (in de vorm van een piekberging met een omvang van 2<br />

mln. m³) wel degelijk effectief en kostentechnisch verantwoord. De ten behoeve van de<br />

planvorming uitgevoerde onderzoeken tonen aan dat uitvoering van de transformatie zoals<br />

beoogd resulteert in waterbergende capaciteit die in de behoefte voorziet, met andere<br />

woorden: die effectief is. Tijdens de planvorming zijn overigens ook alternatieve vormen<br />

van uitbreiding van de waterbergende capaciteit onderzocht, zoals een verbreding van de<br />

waterlopen in het plangebied. Gebleken is dat bedoeld alternatief ca. 1,5x duurder zou zijn<br />

dan het aanleggen van de nu voorziene piekberging. De beoogde oplossing is niet alleen<br />

effectief, maar vanuit kostentechnisch oogpunt de meest verantwoorde optie. Bovendien<br />

tonen de financiële stukken, die aan het plan ten grondslag liggen, aan dat de financiële<br />

dekking van de herinrichting voldoende is gewaarborgd.<br />

Van een wijze van bestemmen, die als bedoeld neveneffect zou hebben het beletten van<br />

een beroep op complexwaarde, is geen sprake. In de zienswijze wordt deze stelling ook<br />

niet nader onderbouwd. Overigens is dit ook geen aspect dat in de<br />

bestemmingsplanprocedure aan de orde behoort te komen, maar dat in een eventuele<br />

onteigeningsprocedure aan het oordeel van de rechter kan worden onderworpen.<br />

b. In de zienswijzenprocedure staat het ontwerpbestemmingsplan voor de <strong>Nieuwe</strong><br />

<strong>Driemanspolder</strong>, zoals dat ter inzage heeft gelegen, ter discussie. Omdat dit onderdeel van<br />

de zienswijze inhoudelijk geen betrekking heeft op het voorliggende<br />

ontwerpbestemmingsplan, maar op een alternatief plan dat door belanghebbenden zelf in<br />

het verleden is opgesteld, is een nadere afweging of herijking van het voorliggende plan<br />

naar aanleiding van de zienswijze niet mogelijk.<br />

c. Aan het voorliggende bestemmingsplan is een uitgebreide planvormende fase<br />

voorafgegaan, waarin onder meer een uitgebreid scale aan onderzoeken is uitgevoerd. De<br />

resultaten van de betreffende onderzoeken zijn weergegeven in de plantoelichting of in de<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 59


van het plan deel uitmakende bijlagen. De reikwijdte van deze onderzoeken resp. de<br />

omvang van de bijlagen e.d. rechtvaardigt de conclusie dat de betrokken overheden veel in<br />

het werk hebben gesteld om de complexe planvorming zo transparant mogelijk te laten<br />

verlopen en de definitieve (beleids)keuzes zo goed en zorgvuldig mogelijk te<br />

onderbouwen.<br />

De (niet nader onderbouwde) stelling dat het plan onvoldoende zou zijn onderbouwd en tal<br />

van onzekerheden in zich zou hebben wordt niet herkend. In elk geval is zij onvoldoende<br />

concreet om daarop inhoudelijk nader te reageren.<br />

De economische (financiële) uitvoerbaarheid van de herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong><br />

<strong>Driemanspolder</strong> is in elk geval gewaarborgd. Over de uitvoerbaarheid zijn door c.q. tussen<br />

de diverse bij het project betrokken overheden afspraken gemaakt dan wel<br />

overeenkomsten gesloten, die onder meer zien op de financiële uitvoerbaarheid van het<br />

plan. Zoals ook uit hoofdstuk 7 van de plantoelichting blijkt is sprake van voldoende<br />

financiële dekking en is de herinrichting van het gebied economisch haalbaar.<br />

d. In het plangebied wordt gekozen voor een inrichting waarmee kansrijke habitats voor<br />

insecten als muggen, vliegen en knutten zoveel mogelijk worden vermeden, zeker in de<br />

nabijheid van de bebouwde kom. Ook andere inrichtingsmaatregelen worden erop gericht<br />

de ontwikkeling en voortplanting van deze insecten zoveel mogelijk te frustreren. De<br />

relevante biotopen zullen daarbij zo beperkt mogelijk worden gehouden. Belangrijke<br />

daarmee samenhangende uitgangspunten voor de inrichting zijn:<br />

• de vormgeving van natte natuur met in hoofdzaak permanent watervoerende<br />

elementen;<br />

• het vermijden van biotopen met een sterk plas-dras karakter;<br />

• een zonering waarbij kansrijke leefgebieden van deze insecten op grote afstand van<br />

woningen worden gesitueerd;<br />

• beheersmaatregelen zoals het doorspoelen van watergangen, permanent<br />

watervoerende elementen en het verwijderen van ‘broedplaatsen’ zoals dood hout;<br />

• de stimulering van helder water;<br />

• het vermijden van migratiezones in de richting van bewoonde plandelen (bv. In de<br />

vorm van houtwallen of poelen met plas-dras situaties).<br />

Deze inrichtingsmaatregelen moeten afdoende worden geacht om de gevreesde overlast<br />

van muggen e.d. te voorkomen of in voldoende mate te beperken.<br />

De inrichting van het plangebied als waterrijk gebied heeft naar verwachting tot gevolg dat<br />

de voor weidegronden kenmerkende fauna zal wijken voor een meer watergerichte fauna.<br />

Daartoe kunnen ook ganzen behoren. Of en in hoeverre zij daadwerkelijk overlast (en<br />

schade) zullen veroorzaken kan pas na de herinrichting worden beoordeeld. Indien hierbij<br />

inderdaad negatieve ontwikkelingen op gang blijken te komen, zal het beheer van het<br />

gebied zodanig moeten worden aangepast dat nadelige dominante faunaontwikkelingen<br />

kunnen worden beperkt. Dergelijke beheersmaatregelen zijn echter geen onderdeel van de<br />

onderwerpen die in het bestemmingsplan (kunnen) worden geregeld.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 60


43. P.J.M. van Leeuwen<br />

Zienswijze<br />

Uitvoering van het plan heeft ingrijpende nadelige gevolgen voor de waterhuishouding in het<br />

gebied en tast de stabiliteit van de ondergrond aan, waardoor de gronden onbruikbaar worden.<br />

Reactie<br />

De nieuw aan te leggen piekberging zal slechts incidenteel, namelijk in geval van calamiteiten,<br />

daadwerkelijk worden benut. Van een structurele verhoging van het waterpeil in de Ringsloot e.d.<br />

is dan ook geen sprake, er wordt ter plaatse juist een constant waterpeil gehanteerd. De in de<br />

zienswijze geschetste negatieve effecten zullen zich naar verwachting daarom niet voordoen.<br />

Ook voor het optreden van (verzakkings)schade aan al dan niet onderheide bebouwing in het<br />

plangebied hoeft redelijkerwijs niet te worden gevreesd. Bij daadwerkelijke inzet van de<br />

piekberging is sprake van het gedurende een zeer kort tijdsbestek in geringe mate opzetten van de<br />

waterstand. Ook voor het overige zijn zowel de piekberging zelf als de overige relevante<br />

waterhuishoudkundige elementen zodanig uitgevoerd dat door de verantwoordelijke<br />

waterbeheerders geen problemen op het gebied van wateroverlast worden voorzien.<br />

Voor het overige wordt in de zienswijze een groot aantal verwijzingen naar het voorliggende plan<br />

vermeld, zonder daarbij concreet aan te geven welke bezwaren tegen deze onderdelen bestaan.<br />

Een inhoudelijke reactie daarop kan dan ook niet worden gegeven.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

44. M. van Leeuwen<br />

Zienswijze<br />

a. Het realiseren van de nieuwe aanvoerroute vanuit Stompwijk maakt voortzetting van het<br />

bedrijf op de gronden van de familie onmogelijk;<br />

b. Het aanbrengen van de damwandconstructie van het aanvoertracé langs de Meer en<br />

Geerweg verstoort de continuïteit van de waterhuishouding van de veengronden, wat<br />

nadelige effecten heeft op de aanwezige bebouwing en de resterende dijklichamen;<br />

c. Het plan voorziet niet in het respecteren van de cultuurhistorische waarden aan de Meer<br />

en Geerweg;<br />

d. Uitvoering van het plan heeft tot gevolg dat traditionele schaatsroutes op de ringvaart<br />

voorgoed verloren gaan die deel uitmaken van de beleving van de polder.<br />

Reactie<br />

a. De herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> brengt onvermijdelijk een herschikking van<br />

toegestane functies resp. gebruiksvormen met zich mee. Hieruit kunnen voor eigenaren<br />

c.q. gebruikers van gronden in het plangebied beperkingen ten opzichte van de huidige<br />

situatie voortvloeien. Het verlies aan grond zal deel uitmaken van de schadeloosstelling of<br />

er zal (door middel van grondruil) andere grond beschikbaar komen. Eventuele<br />

compensatie in de vorm van het beschikbaar stellen van andere gronden is als zodanig<br />

echter niet vast te leggen in het bestemmingsplan, dit planologisch-juridisch document is<br />

daarvoor niet het geëigende instrument.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 61


Uitgangspunt blijft volledige schadeloosstelling. Schade die wordt geleden ten gevolge van<br />

wijziging van de bestemmingen in het gebied, welke redelijkerwijs niet of niet geheel ten<br />

laste van belanghebbenden behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of<br />

onvoldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, kan (op verzoek van<br />

belanghebbenden) op grond van de wettelijke regeling voor planschade voor vergoeding in<br />

aanmerking worden gebracht.<br />

b. Het bestemmingsplan voorziet in voldoende maatregelen om een goede waterhuishouding<br />

te kunnen waarborgen. Ter hoogte van Wilsveen is sprake van een brede kwelzone met:<br />

• een hoofdwatergang (kwelsloot);<br />

• zijtakken;<br />

• plas-dras biotopen;<br />

• delen met een ‘natuurlijke’ inrichting, waarvan de bouwvoor deels zal zijn afgegraven.<br />

Zowel deze maatregelen zelf als de afmetingen van de kwelzone en de hier gelegen<br />

waterhuishoudkundige elementen moeten (dit wordt door de waterbeheerders<br />

onderschreven) voldoende worden geacht om de eventuele problemen op het gebied van<br />

wateroverlast te voorkomen.<br />

De nieuw aan te leggen piekberging zal slechts incidenteel, namelijk in geval van<br />

calamiteiten, daadwerkelijk worden benut. Van een structurele verhoging van het waterpeil<br />

in de Ringsloot e.d. is dan ook geen sprake, er wordt ter plaatse juist een constant<br />

waterpeil gehanteerd. De in de zienswijze geschetste negatieve effecten zullen zich naar<br />

verwachting daarom niet voordoen.<br />

Ook voor het optreden van (verzakkings)schade aan al dan niet onderheide bebouwing in<br />

het plangebied hoeft redelijkerwijs niet te worden gevreesd. Bij daadwerkelijke inzet van de<br />

piekberging is sprake van het gedurende een zeer kort tijdsbestek in geringe mate<br />

opzetten van de waterstand. Ook voor het overige zijn zowel de piekberging zelf als de<br />

overige relevante waterhuishoudkundige elementen zodanig uitgevoerd dat door de<br />

verantwoordelijke waterbeheerders geen problemen op het gebied van wateroverlast<br />

worden voorzien.<br />

Eén en ander wordt bevestigd door middel van het ten behoeve van de MER ontwikkelde<br />

grondwatersimulatiemodel. De waterberging is zo ontworpen dat ten opzichte van de<br />

huidige situatie geen sprake is van wijzigingen in de grondwatersituatie. De voorziene<br />

inrichting van het gebied gaat uit van het realiseren van extra oppervlaktewater en dus<br />

meer buffercapaciteit in de kwelzone. Zowel civieltechnisch onderzoek als de resultaten<br />

van de MER tonen aan dat negatieve effecten van de aanleg van de waterberging worden<br />

voorkomen.<br />

d. De opmerkingen van belanghebbende over het waarschijnlijk niet meer kunnen schaatsen<br />

op de ringvaart, hebben geen (directe) betrekking op de planologisch-juridische inhoud en<br />

strekking van het bestemmingsplan.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 62


45. A. de Winter<br />

Zienswijze<br />

a. Uitvoering van het plan heeft tot gevolg dat de veengronden verdrogen en inklinken.<br />

Hierdoor zal bestaande bebouwing verzakken, wat tot het ontstaan van schade leidt;<br />

b. Het aanbrengen van een stalen damwandconstructie (tbv. het aanvoertracé) zal voor het<br />

verkeer gevaarlijke situaties veroorzaken.<br />

Reactie<br />

a. De nieuw aan te leggen piekberging zal slechts incidenteel, namelijk in geval van<br />

calamiteiten, daadwerkelijk worden benut. Van een structurele verhoging van het waterpeil<br />

in de Ringsloot e.d. is dan ook geen sprake, er wordt ter plaatse juist een constant<br />

waterpeil gehanteerd. De in de zienswijze geschetste negatieve effecten zullen zich naar<br />

verwachting daarom niet voordoen.<br />

Ook voor het optreden van (verzakkings)schade aan al dan niet onderheide bebouwing in<br />

het plangebied hoeft redelijkerwijs niet te worden gevreesd. Bij daadwerkelijke inzet van de<br />

piekberging is sprake van het gedurende een zeer kort tijdsbestek in geringe mate<br />

opzetten van de waterstand. Ook voor het overige zijn zowel de piekberging zelf als de<br />

overige relevante waterhuishoudkundige elementen zodanig uitgevoerd dat door de<br />

verantwoordelijke waterbeheerders geen problemen op het gebied van wateroverlast<br />

worden voorzien.<br />

Eén en ander wordt bevestigd door middel van het ten behoeve van de MER ontwikkelde<br />

grondwatersimulatiemodel. De waterberging is zo ontworpen dat ten opzichte van de<br />

huidige situatie geen sprake is van wijzigingen in de grondwatersituatie. De voorziene<br />

inrichting van het gebied gaat uit van het realiseren van extra oppervlaktewater en dus<br />

meer buffercapaciteit in de kwelzone. Zowel civieltechnisch onderzoek als de resultaten<br />

van de MER tonen aan dat negatieve effecten van de aanleg van de waterberging worden<br />

voorkomen.<br />

b. De vraag of het aanbrengen van een damwandconstructie ten behoeve van de<br />

aanvoerroute negatieve invloed heeft op de wegbreedte en (verkeers)veiligheid in geval<br />

van mogelijk te water raken van fietsers en bromfietsers, heeft geen directe relatie met het<br />

voorliggende bestemmingsplan. In algemene zin kan wel worden opgemerkt dat een<br />

bestemmingsplan niet bedoeld is om te voorzien in het realiseren van wegen die niet<br />

voldoen aan de eisen op het gebied van wegprofiel, inrichting, etc. Dit aspect kan echter<br />

niet leiden tot een herijking van de planologisch-juridische kaders en afwegingen die in het<br />

bestemmingsplan zijn vastgelegd.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

46. H.N. de Winter<br />

Zienswijze<br />

a. Uitvoering van het plan zal langdurige en ernstige overlast veroorzaken die de continuïteit<br />

van de bedrijfsvoering ernstig zal hinderen;<br />

b. De constructie van de aanvoerroute (steile damwand) is zodanig dat bij te water raken van<br />

mens of dier gevaarlijke situaties zullen ontstaan.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 63


Reactie<br />

a. Dit onderdeel van de zienswijze heeft geen betrekking op de planologisch-juridische inhoud<br />

en consequenties van het plan. In die zin kan van een inhoudelijke beoordeling / herijking<br />

op basis van dit onderdeel van de zienswijze geen sprake zijn.<br />

Uiteraard zal in de uitvoeringsfase wel de nodige aandacht worden besteed aan het zoveel<br />

als mogelijk voorkomen dan wel beperken van overlast voor de gebruikers van gronden in<br />

het gebied. Dat neemt niet weg dat enige overlast bij de uitvoering van een herinrichting<br />

van deze aard en omvang onvermijdelijk is. In voorkomende gevallen kan, wanneer sprake<br />

zou zijn van schade als gevolg van de uitvoering, een beroep gedaan worden op de<br />

wettelijke regelingen inzake nadeelcompensatie e.d.<br />

b. De vraag of het aanbrengen van een damwandconstructie ten behoeve van de<br />

aanvoerroute negatieve invloed heeft op (verkeers)veiligheid in geval van mogelijk te water<br />

raken van mens en/of dier, heeft geen directe relatie met het voorliggende<br />

bestemmingsplan. Dit aspect kan daarom niet leiden tot een herijking van de planologischjuridische<br />

kaders en afwegingen die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

47. De Witte Raaf (Jw. van Ravesteyn)<br />

Zienswijze<br />

De in het plan opgenomen parkeerbalans is niet in evenwicht, er is voor ca. 4900 bezoekers per<br />

dag voorzien in een parkeervoorziening met een capaciteit van 25 auto’s. Dat is onvoldoende,<br />

voorgesteld wordt de parkeervoorziening aan op de hoek van de Kostverlorenweg en<br />

Stompwijkseweg fors uit te breiden.<br />

Reactie<br />

De zienswijze schetst een vertekend beeld van de opvang van de parkeerbehoefte en de te<br />

verwachten parkeerdruk. De grootste recreatiedruk wordt verwacht in het droge deel van de<br />

<strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong>. Hier wordt ook het merendeel van de parkeerplaatsen aangelegd.<br />

Daarnaast voorziet het plan in ondersteunende parkeerplaatsen (na)bij de entrees naar het<br />

projectgebied: de locaties Kostverlorenweg in Leidschendam-Voorburg en Voorweg in<br />

Zoetermeer). Aanvullende parkeervoorzieningen worden geplaatst ter hoogte van voorzieningen<br />

waar toch al sprake is van een functionele aanleiding voor parkeerplaatsen, zoals een<br />

begraafplaats of een horecagelegenheid.<br />

Het gestelde in §5.5 van de plantoelichting evenals de in het bestemmingsplan opgenomen<br />

parkeerbalans vormt een voldoende deugdelijke onderbouwing voor de conclusie dat sprake is van<br />

een goed evenwicht tussen de parkeerbehoefte en het aanbod aan parkeerplaats.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 64


48. Stichting “Wijkberaad Leidschenveen”<br />

Zienswijze<br />

a. Een toegestane (bouw)hoogte van 9 meter is onnodig, gelet op bestaande bebouwing (die<br />

overigens niet in het overloopgebied zelf aanwezig is) is een hoogte van 6 meter<br />

voldoende;<br />

b. Bij de ontsluiting van de N469 verdient een rotonde de voorkeur boven de nu geplande<br />

afslag;<br />

c. Het is niet duidelijk waarom de hoogte van de dijken zo fors (2 meter boven het huidige<br />

maaiveld) moet zijn, is dit om extra bergingscapaciteit te realiseren;<br />

d. Betr. is het niet eens met het wegsaneren van het verkeersplan;<br />

e. Betr. is het niet eens met de verhoging van de dijken.<br />

Reactie<br />

a. Niet duidelijk is waarom belanghebbenden bezwaar hebben tegen een maximale<br />

bouwhoogte (binnen de bestemming ‘Wonen’) van 9 meter, zij voeren hiertegen geen<br />

argumenten aan. Een herijking op basis van de zienswijze is gelet op de globale en niet<br />

onderbouwde aard daarvan niet mogelijk.<br />

b. De bestemming ‘Verkeer’ maakt in principe zowel de aanleg van een rotonde als de aanleg<br />

van een eenvoudige afslag mogelijk. De verkeerskundige randvoorwaarden bieden op dit<br />

moment geen aanleiding voor het aanleggen van een rotonde. Een afslag met<br />

voorsorteerstroken wordt op basis van ervaringsgegevens nu als de meest geschikte<br />

inrichting beschouwd. Een definitieve keuze voor deze inrichtingskwestie zal worden<br />

gemaakt bij het definitieve ontwerp voor de herinrichting van het plangebied.<br />

c. De belangrijkste uitgangspunten bij de vormgeving van de nieuwe kades rond de<br />

waterberging zijn:<br />

• de veiligheid van de kades;<br />

• een goede landschappelijke inpassing van de kades;<br />

De veiligheidseisen die aan de kades moeten worden gesteld worden bepaald door:<br />

• het beoogde maximale bergingsvolume;<br />

• het beschikbare oppervlak voor piekberging;<br />

• eventuele compartimentering bij het vullen van de piekberging;<br />

• de stabiliteit van de ondergrond;<br />

• de extra hoogte waarmee normale golfslag wordt opgevangen;<br />

• de hoogte waarmee opstuwing door de wind wordt opgevangen.<br />

Omdat de strijklengte voor de wind in het bergingsgebied uiteenloopt, is de kade niet<br />

overal even hoog. De geplande hoogte is echter nergens meer dan in de MER is<br />

aanbevolen en loopt uiteen van 2,25 m. –NAP tot 1,75 m. –NAP. De dijken worden<br />

daarmee ook niet hoger dan al in het voorontwerpbestemmingsplan was voorzien.<br />

Een lager dijklichaam zou inbreuk maken op het veiligheidsniveau in het plangebied. Deze<br />

conclusie is mede ingegeven door het feit dat, door de ligging van de te realiseren<br />

dijklichamen parallel aan bestaande kaden, bij een doorbraak het tussengelegen gebied<br />

zeer snel vol water zou lopen. Vooral vanwege de in dat gebied aanwezige bebouwing is<br />

dit risico niet aanvaardbaar. De aantasting van het vrije uitzicht door de polder vanuit o.a.<br />

het Wilsveen moet in dit geval minder zwaar wegen dan het waarborgen van de veiligheid<br />

in het gebied.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 65


d. Dit onderdeel van de zienswijze maakt niet duidelijk wat precies wordt bedoeld met<br />

‘wegsaneren van het verkeersplan’ of welke bezwaren daartegen bestaan. Een nadere<br />

inhoudelijke reactie kan daarom niet worden gegeven.<br />

e. Zie ook de beantwoording onder c.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

49. M. Leferink<br />

P. Huijbregts<br />

J. Groot Kormelink<br />

P. Blesgraaf<br />

Zienswijze<br />

a. Betr. maken bezwaar tegen elke aanpassing van functie en inrichting van de<br />

Landscheidingsdijk vanaf de woningen tot aan de Kostverlorenweg alsmede tegen elke<br />

vorm van uitzicht belemmerende groenvoorziening, omdat dergelijke ontwikkelingen niet<br />

verenigbaar zijn met belangen van landschappelijke, cultuurhistorische, architectonische<br />

en milieutechnische aard;<br />

b. Uit het plan blijkt onvoldoende duidelijk aan welke zijde van de Kostverlorenweg het<br />

geplande fietspad wordt gesitueerd en wat voor deze situering de argumenten zijn.<br />

Verzocht wordt een afgewogen visie te ontwikkelen mbt. de situering van het fietspad in<br />

combinatie met het verkeersluw maken van de Kostverlorenweg;<br />

c. Betr. maken bezwaar tegen wijziging van de bestaande functie van de Kostverlorenweg /<br />

Wilsveen als erftoegangsweg voor aanwonenden en ander bestemmingsverkeer;<br />

d. Betr. verzoeken de snelheid van het wegverkeer via het bestemmingsplan te reguleren<br />

overeenkomstig de nieuwe functie van het plangebied;<br />

e. Betr. verzoeken in het bestemmingsplan tot uitdrukking te brengen op welke wijze de<br />

verkeersintensiteit wordt verminderd en flankerende maatregelen worden voorzien om tot<br />

een betere verkeersafwikkeling te komen;<br />

f. Betr. verzoeken in het bestemmingsplan waarborgen op te nemen om overlast, schade,<br />

etc. in de uitvoeringsfase van het plan te voorkomen en waar nodig te compenseren.<br />

Reactie<br />

a. Het bestemmingsplan faciliteert in planologisch-juridische zin bepaalde ruimtelijke<br />

ontwikkelingen, zoals een padenstelsel, maar legt niet concreet vast op welke locatie en in<br />

welke uitvoering deze voorzieningen zullen worden aangelegd. Voor zover de zienswijze<br />

van belanghebbenden is gebaseerd op aannames over de veronderstelde inhoud van het<br />

inrichtingsplan, kan de zienswijze niet leiden tot een herijking van het bestemmingsplan.<br />

Een definitief besluit over de exacte ligging en detaillering van het pad zal pas met het<br />

definitieve ontwerp voor de herinrichting worden genomen. Daarbij zal nogmaals een<br />

belangenafweging worden gemaakt op basis van enerzijds aspecten als privacy en<br />

woongenot en anderzijds de planologische randvoorwaarden en waterhuishoudkundige,<br />

ecologische, recreatieve en overige doelstellingen. In dat verband wordt er wel nadrukkelijk<br />

op gewezen dat zowel in de eerste ontwerpen voor de wijk Leidschenveen als in de<br />

betreffende bestemmingsplannen was voorzien in een pad op de Landscheiding. De<br />

gedachte daarachter was, dat de Landscheiding onderdeel zou kunnen zijn van een<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 66


openbaar toegankelijke groenstructuur en dat een pad op de Landscheiding een goede<br />

landschapsbeleving mogelijk maakt.<br />

Met andere woorden: de belangenafweging tussen privacy / woongenot enerzijds en de<br />

belangen van een recreatief netwerk anderzijds heeft in een eerder stadium al nadrukkelijk<br />

plaatsgevonden. Voor nieuwe bewoners van Leidschenveen was de mogelijkheid dat ter<br />

plaatse een pad zou worden aangelegd daarmee kenbaar.<br />

De ontwikkelingen die in het plan zijn voorzien zijn voorts in elk stadium van de<br />

planvorming getoetst door en afgestemd met de verantwoordelijke diensten van rijk,<br />

provincie en regio. De gedachte dat het plan in strijd zou zijn met belangen van<br />

landschappelijke, cultuurhistorische, milieutechnische, etc. aard wordt dan ook niet<br />

onderschreven. Het beschermen en waar mogelijk versterken van deze belangen is<br />

voldoende deugdelijk in het plan ingebed.<br />

b. Deze vraag heeft betrekking op aspecten die niet in het voorliggende bestemmingsplan,<br />

maar in het nog vast te stellen inrichtingsplan worden uitgewerkt/vastgelegd. Dit onderdeel<br />

van de zienswijze kan niet tot een herijking van het bestemmingsplan leiden.<br />

c. In het Verkeers- en Vervoerplan Leidschendam 1997 is aangegeven dat de<br />

Kostverlorenweg verkeersluw zal worden, in die zin dat de betreffende weg alleen een<br />

functie krijgt voor de afwikkeling van bestemmingsverkeer. In 2004 is een nieuw Verkeersen<br />

Vervoerplan vastgesteld. Daarin zijn de Kostverlorenweg en het Wilsveen aangeduid als<br />

erftoegangswegen buiten de bebouwde kom. In 2007 is een krediet beschikbaar gesteld<br />

om deze erftoegangswegen onder te brengen in een 60 km./uur regime. Door middel van<br />

bebording, belijning, gelijkwaardige kruisingen en enkele kruispuntplateaus wordt de<br />

functie van deze wegen als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom zichtbaar gemaakt<br />

resp. benadrukt.<br />

De term ‘erftoegangsweg’ is ontleend aan de landelijke “Duurzaam Veilig” visie van de<br />

verschillende overheden, die een verdere structurele verbetering van de verkeersveiligheid<br />

beoogt te bewerkstelligen, onder meer door wegtypen eenduidig te classificeren en in te<br />

richten als:<br />

• stroomweg;<br />

• gebiedsontsluitingsweg;<br />

• erftoegangsweg.<br />

Erftoegangswegen hebben als hoofdfunctie het veilig toegankelijk maken van percelen in<br />

verblijfsgebieden. Volgens de “Duurzaam Veilig”-visie moeten op erftoegangswegen álle<br />

verkeersdeelnemers veilig van dezelfde rijbaan gebruik kunnen maken. Manoeuvres als<br />

keren, draaien, laten in- en uitstappen van passagiers, laden en lossen en oversteken moet<br />

veilig kunnen gebeuren. Aangezien de verblijfsfunctie op dit type weg het belangrijkst is<br />

moet de snelheid van gemotoriseerd verkeer ten opzichte van gebiedsontsluitingswegen<br />

omlaag om te kunnen voldoen aan het vereiste van homogeniteit van het verkeer.<br />

Om deze lagere snelheid af te dwingen zijn in de laatste jaren veel snelheidsremmende<br />

maatregelen geïntroduceerd. Door deze lagere snelheid wordt doorgaand verkeer zoveel<br />

mogelijk van de erftoegangswegen geweerd, wat weer beter past bij de gedachte functie<br />

van erftoegangswegen als wegen die primair bedoeld zijn voor de afwikkeling van<br />

bestemmingsverkeer. Terecht is dan ook in de beantwoording van de inspraakreactie van<br />

betrokkenen opgemerkt dat de functie van de betreffende wegen ten opzichte van de<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 67


functie in het voorgaande bestemmingsplan ‘Leidschenveen’ niet verandert. Immers, in dit<br />

voorgaande bestemmingsplan is aan de betreffende wegen een functie ten behoeve van<br />

bestemmingsverkeer toegekend (zie het citaat dat betrokkenen in hun zienswijze<br />

vermelden), zonder daarbij overigens concreet te spreken over afsluiting van de<br />

betreffende wegen. Met het voorliggende plan wordt de functie van deze wegen (als<br />

aangeduid in het Verkeers- en Vervoerplan 2004) niet anders: erftoegangswegen zijn<br />

immers eveneens primair bedoeld voor de afwikkeling van bestemmingsverkeer en daarop<br />

ook ingericht.<br />

d./e.<br />

Het de facto reguleren van de maximum snelheden op de wegen in het plangebied<br />

alsmede het sturen van verkeersstromen en –intensiteiten is een verkeerstechnische<br />

aangelegenheid waarin feitelijk wordt voorzien door middel van verkeersbesluiten op grond<br />

van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede feitelijke inrichtingsmaatregelen. Dit aspect<br />

behoort niet tot de directe werkingssfeer van het bestemmingsplan en kan daarom niet<br />

leiden tot een herijking van het voorliggende plan.<br />

f. De genoemde, op de uitvoeringsfase betrekking hebbende aspecten, zijn onderwerpen die<br />

niet voor regeling door middel van het bestemmingsplan in aanmerking komen. Het<br />

bestemmingsplan biedt de planologisch-juridische grondslag voor ruimtelijke<br />

ontwikkelingen maar ziet niet op de manier waarop feitelijke werkzaamheden (grondverzet<br />

e.d.) in het kader van de realisatie worden uitgevoerd.<br />

Uiteraard zal in de uitvoeringsfase al het mogelijke worden ondernomen om overlast en/of<br />

schade te voorkomen dan wel te beperken. Dat neemt niet weg dat bij de uitvoering van<br />

een project van deze aard en omvang het optreden van overlast vrijwel onvermijdelijk is.<br />

Indien betrokkenen als gevolg daarvan schade zouden leiden, kan een beroep gedaan<br />

worden op de bestaande wettelijke regelingen ten aanzien van nadeelcompensatie (en<br />

mogelijk planschade).<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

50. Bewoners Golfbaan 1 t/m 13 + 27<br />

Zienswijze<br />

a. Verzocht wordt in het plan vast te leggen dat de Kostverlorenweg, Wilsveenseweg en<br />

Voorweg geen verruimde verkeersfunctie krijgen maar autoluw en veiliger worden;<br />

b. Betr. vrezen voor negatieve effecten (o.a. verlies van privacy en grotere<br />

inbraakgevoeligheid) van de eventuele aanleg van een pad over de Landscheidingsdijk.<br />

Daarnaast heeft een herinrichting van deze dijk negatieve effecten op de cultuurhistorische<br />

waarde en de waterkerende functie van deze gronden.<br />

Reactie<br />

a. In het Verkeers- en Vervoerplan Leidschendam 1997 is aangegeven dat de<br />

Kostverlorenweg verkeersluw zal worden, in die zin dat de betreffende weg alleen een<br />

functie krijgt voor de afwikkeling van bestemmingsverkeer. In 2004 is een nieuw Verkeersen<br />

Vervoerplan vastgesteld. Daarin zijn de Kostverlorenweg en het Wilsveen aangeduid<br />

als erftoegangswegen buiten de bebouwde kom. In 2007 is een krediet beschikbaar<br />

gesteld om deze erftoegangswegen onder te brengen in een 60 km./uur regime. Door<br />

middel van bebording, belijning, gelijkwaardige kruisingen en enkele kruispuntplateaus<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 68


wordt de functie van deze wegen als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom zichtbaar<br />

gemaakt resp. benadrukt.<br />

De term ‘erftoegangsweg’ is ontleend aan de landelijke “Duurzaam Veilig” visie van de<br />

verschillende overheden, die een verdere structurele verbetering van de verkeersveiligheid<br />

beoogt te bewerkstelligen, onder meer door wegtypen eenduidig te classificeren en in te<br />

richten als:<br />

• stroomweg;<br />

• gebiedsontsluitingsweg;<br />

• erftoegangsweg.<br />

Erftoegangswegen hebben als hoofdfunctie het veilig toegankelijk maken van percelen in<br />

verblijfsgebieden. Volgens de “Duurzaam Veilig”-visie moeten op erftoegangswegen álle<br />

verkeersdeelnemers veilig van dezelfde rijbaan gebruik kunnen maken. Manoeuvres als<br />

keren, draaien, laten in- en uitstappen van passagiers, laden en lossen en oversteken<br />

moet veilig kunnen gebeuren. Aangezien de verblijfsfunctie op dit type weg het belangrijkst<br />

is moet de snelheid van gemotoriseerd verkeer ten opzichte van gebiedsontsluitingswegen<br />

omlaag om te kunnen voldoen aan het vereiste van homogeniteit van het verkeer.<br />

Om deze lagere snelheid af te dwingen zijn in de laatste jaren veel snelheidsremmende<br />

maatregelen geïntroduceerd. Door deze lagere snelheid wordt doorgaand verkeer zoveel<br />

mogelijk van de erftoegangswegen geweerd, wat weer beter past bij de gedachte functie<br />

van erftoegangswegen als wegen die primair bedoeld zijn voor de afwikkeling van<br />

bestemmingsverkeer.<br />

Hoewel het bestemmingsplan als zodanig niet het geëigende instrument is om<br />

gedetailleerde verkeersfuncties en daarmee samenhangende verkeerstechnische<br />

(inrichtings)maatregelen vast te leggen, wordt in de voor het plangebied voorziene<br />

ontwikkeling al tegemoet gekomen aan het verzoek van belanghebbenden.<br />

b. Het bestemmingsplan faciliteert in planologisch-juridische zin bepaalde ruimtelijke<br />

ontwikkelingen, zoals een padenstelsel, maar legt niet concreet vast op welke locatie en in<br />

welke uitvoering deze voorzieningen zullen worden aangelegd. Voor zover de zienswijze<br />

van belanghebbenden is gebaseerd op aannames over de veronderstelde inhoud van het<br />

inrichtingsplan, kan de zienswijze niet leiden tot een herijking van het bestemmingsplan.<br />

Een definitief besluit over de exacte ligging en detaillering van het pad zal pas met het<br />

definitieve ontwerp voor de herinrichting worden genomen. Daarbij zal nogmaals een<br />

belangenafweging worden gemaakt op basis van enerzijds aspecten als privacy en<br />

woongenot en anderzijds de planologische randvoorwaarden en waterhuishoudkundige,<br />

ecologische, recreatieve en overige doelstellingen. In dat verband wordt er wel nadrukkelijk<br />

op gewezen dat zowel in de eerste ontwerpen voor de wijk Leidschenveen als in de<br />

betreffende bestemmingsplannen was voorzien in een pad op de Landscheiding. De<br />

gedachte daarachter was, dat de Landscheiding onderdeel zou kunnen zijn van een<br />

openbaar toegankelijke groenstructuur en dat een pad op de Landscheiding een goede<br />

landschapsbeleving mogelijk maakt.<br />

Met andere woorden: de belangenafweging tussen privacy / woongenot enerzijds en de<br />

belangen van een recreatief netwerk anderzijds heeft in een eerder stadium al nadrukkelijk<br />

plaatsgevonden. Voor nieuwe bewoners van Leidschenveen was de mogelijkheid dat ter<br />

plaatse een pad zou worden aangelegd daarmee kenbaar.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 69


De ontwikkelingen die in het plan zijn voorzien zijn voorts in elk stadium van de<br />

planvorming getoetst door en afgestemd met de verantwoordelijke diensten van rijk,<br />

provincie en regio. De gedachte dat het plan in strijd zou zijn met belangen van<br />

landschappelijke, cultuurhistorische, milieutechnische, etc. aard wordt dan ook niet<br />

onderschreven. Het beschermen en waar mogelijk versterken van deze belangen is<br />

voldoende deugdelijk in het plan ingebed.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

51. A.C. van IJzerloo<br />

Zienswijze<br />

a. De (inrichtings)situatie die met uitvoering van het plan ontstaat, is niet in overeenstemming<br />

met het beeld dat daarover bij de verkoop van de woningen door de projectontwikkelaar is<br />

geschetst;<br />

b. Het aanleggen van verharde paden aan de voet van de dijk leidt tot een aanzienlijke<br />

verslechtering van de veiligheidssituatie rond de woningen, ivm. inbraakgevoeligheid,<br />

vluchtmogelijkheden, e.d.;<br />

c. Het aanleggen van een pad op de dijk leidt tot onevenredige aantasting van de privacy;<br />

d. Het realiseren van de in het plan voorziene inrichting betekent voor de eigenaren van<br />

percelen aan de Golfbaan een aanzienlijke verslechtering, mede omdat de bestaande<br />

inrichting een compromis vormt dat in nauw overleg met de eigenaren tot stand is<br />

gekomen.<br />

Reactie<br />

a. De zienswijze van belanghebbende heeft primair betrekking op aspecten die deel uitmaken<br />

van het voorlopig ontwerp voor het inrichtingsplan van het plangebied, maar die niet of<br />

althans niet rechtstreeks zien op de inhoud resp. strekking van het bestemmingsplan als<br />

planologisch-juridisch instrument. Aangezien de zienswijzenprocedure die hier aan de orde<br />

is betrekking heeft op het ontwerpbestemmingsplan en niet op het inrichtingsplan, kan de<br />

zienswijze als zodanig niet leiden tot een herijking van het bestemmingsplan.<br />

Overigens kunnen ook voor wat betreft de toepassing van bestuursrechtelijke instrumenten<br />

in het belang van een goede ruimtelijke ordening en de eventuele effecten daarvan geen<br />

rechten worden ontleend aan toezeggingen die door een projectontwikkelaar in het<br />

verleden zijn gedaan of verwachtingen die door een projectontwikkelaar in het<br />

verkooptraject van woningen zijn gewekt. Wanneer belanghebbende meent dat door de<br />

projectontwikkelaar een onjuist beeld is geschetst zal belanghebbende de betreffende<br />

ontwikkelaar daar in een civiel traject op moeten aanspreken. De planprocedure kan hierin<br />

echter niet voorzien.<br />

b./c.<br />

Het bestemmingsplan faciliteert in planologisch-juridische zin bepaalde ruimtelijke<br />

ontwikkelingen, zoals een padenstelsel, maar legt niet concreet vast op welke locatie en in<br />

welke uitvoering deze voorzieningen zullen worden aangelegd. Voor zover de zienswijze<br />

van belanghebbenden is gebaseerd op aannames over de veronderstelde inhoud van het<br />

inrichtingsplan, kan de zienswijze niet leiden tot een herijking van het bestemmingsplan.<br />

Een definitief besluit over de exacte ligging en detaillering van het pad zal pas met het<br />

definitieve ontwerp voor de herinrichting worden genomen. Daarbij zal nogmaals een<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 70


elangenafweging worden gemaakt op basis van enerzijds aspecten als privacy en<br />

woongenot en anderzijds de planologische randvoorwaarden en waterhuishoudkundige,<br />

ecologische, recreatieve en overige doelstellingen. In dat verband wordt er wel nadrukkelijk<br />

op gewezen dat zowel in de eerste ontwerpen voor de wijk Leidschenveen als in de<br />

betreffende bestemmingsplannen was voorzien in een pad op de Landscheiding. De<br />

gedachte daarachter was, dat de Landscheiding onderdeel zou kunnen zijn van een<br />

openbaar toegankelijke groenstructuur en dat een pad op de Landscheiding een goede<br />

landschapsbeleving mogelijk maakt.<br />

Met andere woorden: de belangenafweging tussen privacy / woongenot enerzijds en de<br />

belangen van een recreatief netwerk anderzijds heeft in een eerder stadium al nadrukkelijk<br />

plaatsgevonden. Voor nieuwe bewoners van Leidschenveen was de mogelijkheid dat ter<br />

plaatse een pad zou worden aangelegd daarmee kenbaar.<br />

d. Verwezen wordt naar de beantwoording onder a. De bestaande feitelijke<br />

(inrichtings)situatie is kennelijk in overleg met de projectontwikkelaar tot stand gekomen.<br />

Aangezien de daaraan ten grondslag liggende afspraken geen relatie hebben met het<br />

bestemmingsplan als planologisch-juridisch instrument dat het belang van een goede<br />

ruimtelijke ordening waarborgt, kunnen dergelijke afspraken tussen private partijen niet aan<br />

een wijziging van de bestemmingsregeling ter plaatse in de weg staan.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

52. R.F.M. van den Brink en M.C.C. Reus<br />

Zienswijze<br />

a. De aanleg van het geplande ‘laarzenpad’ leidt tot onacceptabele aantasting van het woonen<br />

leefgenot, de ligging van het pad tast de privacy ernstig aan. Er is geen enkele<br />

noodzaak het pad zo dicht bij de historische Landscheiding te situeren;<br />

b. De geplande situering van het pad doet geen recht aan de landschappelijke en<br />

cultuurhistorische waarde van de Landscheiding, het ligt meer voor de hand deze gronden<br />

een natuurbestemming –eventueel met ruimte voor begrazing door koeien en/of schapente<br />

geven.<br />

Reactie<br />

De termijn van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan liep tot en met vrijdag 21<br />

november <strong>2008</strong>. Gedurende deze termijn konden zienswijzen worden ingediend. Zienswijzen,<br />

waarvan de ontvangst door de gemeente is geregistreerd op maandag 24 november <strong>2008</strong>, zijn<br />

aangemerkt als tijdig ingediend.<br />

Deze zienswijze is weliswaar gedateerd op 20 november <strong>2008</strong>, maar zij is pas op 2 december<br />

<strong>2008</strong> bij de gemeente ingekomen/geregistreerd. De zienswijze is buiten de termijn ingediend en<br />

daarom aangemerkt als niet-ontvankelijk, zij wordt verder buiten behandeling gelaten. Overigens<br />

wordt opgemerkt dat de zienswijze inhoudelijk identiek is aan enkele andere, eveneens door<br />

bewoners van de Krooneendstraat ingediende, zienswijzen. De gegeven argumenten worden bij de<br />

behandeling van bedoelde zienswijzen uiteraard alsnog van een beantwoording voorzien.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze is niet-ontvankelijk.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 71


53. H. Koutstaal en C.J.M. Omloo<br />

54. M.A. Ibelings en M.H. van Wijngaarden<br />

55. J.P. Bijleveld en G. Bartelds<br />

56. F. Bonvie en I.A.P. Bonvie-Hellburg<br />

57. A.J.M. Linderhof en J. Linderhof-van Iterson<br />

60. J. Scheffers<br />

62. J.F.N. Annegarn en J.C.H. van Werkhoven<br />

63. G.B.I. Portena en W.G. Tuin<br />

Zienswijze<br />

a. De aanleg van het geplande ‘laarzenpad’ leidt tot onacceptabele aantasting van het woonen<br />

leefgenot, de ligging van het pad tast de privacy ernstig aan. Er is geen enkele<br />

noodzaak het pad zo dicht bij de historische Landscheiding te situeren;<br />

b. De geplande situering van het pad doet geen recht aan de landschappelijke en<br />

cultuurhistorische waarde van de Landscheiding, het ligt meer voor de hand deze gronden<br />

een natuurbestemming –eventueel met ruimte voor begrazing door koeien en/of schapente<br />

geven.<br />

Reactie<br />

a. Op de plankaart is geen concreet tracé opgenomen voor het betreffende ‘laarzenpad’. In<br />

de bestemmingsomschrijving van de bestemming ‘Groen’ (art. 10 van de regels) is slechts<br />

bepaald dat op gronden met deze bestemming wandel- en fietspaden zijn toegestaan,<br />

zonder enige verplichting op te leggen deze paden daadwerkelijk te realiseren. Een<br />

definitief besluit over de exacte ligging en detaillering van het laarzenpad zal pas worden<br />

genomen bij de vaststelling van het definitieve ontwerp voor de herinrichting van het<br />

plangebied. Daarbij zal een nadere belangenafweging plaatsvinden waarbij<br />

privacyaspecten enerzijds en planologische randvoorwaarden, recreatieve doeleinden, etc.<br />

anderzijds worden gewogen. Deze bestemmingsplanprocedure ziet hier echter niet op.<br />

Wel kan worden gewezen op het feit dat zowel in de eerste ontwerpen voor de wijk<br />

Leidschenveen als in de bestemmingsplannen voor dat gebied al een pad op de<br />

Landscheiding was voorzien. De gedachte daarachter was, dat de Landscheiding<br />

onderdeel zou kunnen zijn van de openbaar toegankelijke groenstructuur en dat een pad<br />

op de Landscheiding een goede landschapsbeleving mogelijk zou maken. Met andere<br />

woorden: de belangenafweging tussen privacy van bewoners enerzijds en een<br />

recreatienetwerk anderzijds heeft in feite in een eerder stadium en onafhankelijk van het<br />

voorliggende bestemmingsplan al plaatsgevonden. De nieuwe bewoners van<br />

Leidschenveen konden daardoor op de hoogte zijn van de mogelijke aanleg van een<br />

wandelpad op de Landscheiding.<br />

b. Een pad op de Landscheiding is zeker niet in strijd met de cultuurhistorische waarden. In<br />

vergelijkbare situaties was in het verleden bijvoorbeeld sprake van een schouwpad of<br />

andersoortige informele looproute waarvan onder bepaalde omstandigheden (soms tegen<br />

betaling) gebruik kon worden gemaakt. In het trajectdeel tussen Veenweg en Middenweg<br />

was volgens oude kaarten in ieder geval aan de zuidkant van de Landscheiding als<br />

looproute in gebruik. Zij vormde een verbinding tussen enerzijds de Middenweg en<br />

anderzijds Wilsveen / Leidschendam.<br />

De kaderstellende nota’s Streekplan Zuid-Holland West, Regionaal Structuurplan<br />

Haaglanden en de provinciale nota “Stad en Land in Balans” voorzien in de <strong>Nieuwe</strong><br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 72


<strong>Driemanspolder</strong> in een functieverandering ten behoeve van groen, water, natuur en<br />

recreatie. Een structurele handhaving van agrarische bestemmingen behoort daardoor niet<br />

tot de mogelijkheden. Wel is denkbaar dat binnen de bestemming ‘Groen’ een extensief<br />

weidebeheer gaat plaatsvinden waarbij op de gronden van de Landscheiding bijvoorbeeld<br />

begrazing door schapen mogelijk wordt gemaakt. De bestemmingsomschrijving voorziet al<br />

in deze mogelijkheid.<br />

Conclusie<br />

De zienswijzen geven geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

58. R.J.M. Hartog en T.M. Schippers<br />

Zienswijze<br />

a. De aanleg van het geplande ‘laarzenpad’ leidt tot onacceptabele aantasting van het woonen<br />

leefgenot, de ligging van het pad tast de privacy ernstig aan. Verplaatsing naar de<br />

nieuw aan te leggen dijk/waterkering is een betere optie;<br />

b. De geplande situering van het pad doet geen recht aan de landschappelijke en<br />

cultuurhistorische waarde van de Landscheiding, het ligt meer voor de hand deze gronden<br />

een natuurbestemming –eventueel met ruimte voor begrazing door koeien en/of schapente<br />

geven;<br />

c. Verplaatsing van het pad naar de geplande nieuwe dijk is vanuit oogpunt van<br />

kostenbesparing gunstig, aangezien geen grondverwerving nodig is en minder bezwaren<br />

en/of schadeclaims te verwachten zijn.<br />

Conclusie<br />

a. Op de plankaart is geen concreet tracé opgenomen voor het betreffende ‘laarzenpad’. In<br />

de bestemmingsomschrijving van de bestemming ‘Groen’ (art. 10 van de regels) is slechts<br />

bepaald dat op gronden met deze bestemming wandel- en fietspaden zijn toegestaan,<br />

zonder enige verplichting op te leggen deze paden daadwerkelijk te realiseren. Een<br />

definitief besluit over de exacte ligging en detaillering van het laarzenpad zal pas worden<br />

genomen bij de vaststelling van het definitieve ontwerp voor de herinrichting van het<br />

plangebied. Daarbij zal een nadere belangenafweging plaatsvinden waarbij<br />

privacyaspecten enerzijds en planologische randvoorwaarden, recreatieve doeleinden, etc.<br />

anderzijds worden gewogen. Deze bestemmingsplanprocedure ziet hier echter niet op.<br />

Wel kan worden gewezen op het feit dat zowel in de eerste ontwerpen voor de wijk<br />

Leidschenveen als in de bestemmingsplannen voor dat gebied al een pad op de<br />

Landscheiding was voorzien. De gedachte daarachter was, dat de Landscheiding<br />

onderdeel zou kunnen zijn van de openbaar toegankelijke groenstructuur en dat een pad<br />

op de Landscheiding een goede landschapsbeleving mogelijk zou maken. Met andere<br />

woorden: de belangenafweging tussen privacy van bewoners enerzijds en een<br />

recreatienetwerk anderzijds heeft in feite in een eerder stadium en onafhankelijk van het<br />

voorliggende bestemmingsplan al plaatsgevonden. De nieuwe bewoners van<br />

Leidschenveen konden daardoor op de hoogte zijn van de mogelijke aanleg van een<br />

wandelpad op de Landscheiding.<br />

Ter vermijding van conflicten tussen verschillende typen weggebruikers is bij de uitwerking<br />

van het plan gekozen voor een gescheiden padenstelsel. Dit uitgangspunt heeft bij het<br />

ontwerp voor de groenzoom langs de Landscheiding geleid tot een differentiatie in:<br />

• een fietspad op de nieuwe kade (tevens onderhoudspad);<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 73


• een ruiterroute in de groenzone;<br />

• een laarzenpad op de Landscheiding.<br />

Het principe van ‘scheiding van typen weggebruikers’ dient uit oogpunt van veiligheid en<br />

een ongestoorde landschapsbeleving zoveel mogelijk te worden gehandhaafd.<br />

Verplaatsing van het laarzenpad is binnen de huidige bestemming(sregels) mogelijk<br />

wanneer daartoe –in het kader van de concrete inrichting- nieuwe bestuurlijke besluiten<br />

worden genomen.<br />

b. Een pad op de Landscheiding is zeker niet in strijd met de cultuurhistorische waarden. In<br />

vergelijkbare situaties was in het verleden bijvoorbeeld sprake van een schouwpad of<br />

andersoortige informele looproute waarvan onder bepaalde omstandigheden (soms tegen<br />

betaling) gebruik kon worden gemaakt. In het trajectdeel tussen Veenweg en Middenweg<br />

was volgens oude kaarten in ieder geval aan de zuidkant van de Landscheiding als<br />

looproute in gebruik. Zij vormde een verbinding tussen enerzijds de Middenweg en<br />

anderzijds Wilsveen / Leidschendam.<br />

De kaderstellende nota’s Streekplan Zuid-Holland West, Regionaal Structuurplan<br />

Haaglanden en de provinciale nota “Stad en Land in Balans” voorzien in de <strong>Nieuwe</strong><br />

<strong>Driemanspolder</strong> in een functieverandering ten behoeve van groen, water, natuur en<br />

recreatie. Een structurele handhaving van agrarische bestemmingen behoort daardoor niet<br />

tot de mogelijkheden. Wel is denkbaar dat binnen de bestemming ‘Groen’ een extensief<br />

weidebeheer gaat plaatsvinden waarbij op de gronden van de Landscheiding bijvoorbeeld<br />

begrazing door schapen mogelijk wordt gemaakt. De bestemmingsomschrijving voorziet al<br />

in deze mogelijkheid.<br />

c. Het feitelijk beheer van de Landscheiding maakt geen onderdeel uit van datgene wat in het<br />

bestemmingsplan kan worden geregeld, aangezien het bestemmingsplan slechts fungeert<br />

als planologisch-juridische grondslag voor ruimtelijke ontwikkelingen. De realiserende<br />

partijen streven naar een feitelijk beheer onder één hoofdbeheerder. Daarbij wordt<br />

vooralsnog gedacht aan Staatsbosbeheer. Met de toekomstige beherende instelling<br />

kunnen in te zijner tijd afspraken worden gemaakt over eventuele pacht- of<br />

beheerscontracten.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

59. A.J. van Wijk en H. van der Wind<br />

Zienswijze<br />

a. De aanleg van het geplande ‘laarzenpad’ leidt tot onacceptabele aantasting van het woonen<br />

leefgenot, de ligging van het pad tast de privacy ernstig aan. Er is geen enkele<br />

noodzaak het pad zo dicht bij de historische Landscheiding te situeren;<br />

b. De geplande situering van het pad doet geen recht aan de landschappelijke en<br />

cultuurhistorische waarde van de Landscheiding, het ligt meer voor de hand deze gronden<br />

een natuurbestemming –eventueel met ruimte voor begrazing door koeien en/of schapente<br />

geven.<br />

Reactie<br />

De termijn van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan liep tot en met vrijdag 21<br />

november <strong>2008</strong>. Gedurende deze termijn konden zienswijzen worden ingediend. Zienswijzen,<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 74


waarvan de ontvangst door de gemeente is geregistreerd op maandag 24 november <strong>2008</strong>, zijn<br />

aangemerkt als tijdig ingediend.<br />

Deze zienswijze is weliswaar gedateerd op 20 november <strong>2008</strong>, maar zij is pas op 25 november<br />

<strong>2008</strong> bij de gemeente ingekomen/geregistreerd. De zienswijze is buiten de termijn ingediend en<br />

daarom aangemerkt als niet-ontvankelijk, zij wordt verder buiten behandeling gelaten. Overigens<br />

wordt opgemerkt dat de zienswijze inhoudelijk identiek is aan enkele andere, eveneens door<br />

bewoners van de Krooneendstraat ingediende, zienswijzen. De gegeven argumenten worden bij de<br />

behandeling van bedoelde zienswijzen uiteraard alsnog van een beantwoording voorzien.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze is niet-ontvankelijk.<br />

61. W.J. Schipper<br />

Zienswijze<br />

a. De aanleg van het geplande ‘laarzenpad’ leidt tot onacceptabele aantasting van het woonen<br />

leefgenot, de ligging van het pad tast de privacy ernstig aan. Er is geen enkele<br />

noodzaak het pad zo dicht bij de historische Landscheiding te situeren;<br />

b. De geplande situering van het pad doet geen recht aan de landschappelijke en<br />

cultuurhistorische waarde van de Landscheiding, het ligt meer voor de hand deze gronden<br />

een natuurbestemming –eventueel met ruimte voor begrazing door koeien en/of schapente<br />

geven.<br />

Reactie<br />

De termijn van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan liep tot en met vrijdag 21<br />

november <strong>2008</strong>. Gedurende deze termijn konden zienswijzen worden ingediend. Zienswijzen,<br />

waarvan de ontvangst door de gemeente is geregistreerd op maandag 24 november <strong>2008</strong>, zijn<br />

aangemerkt als tijdig ingediend.<br />

Deze zienswijze is gedateerd op 15 december <strong>2008</strong> en pas op 18 december <strong>2008</strong> bij de gemeente<br />

ingekomen/geregistreerd. De zienswijze is buiten de termijn ingediend en daarom aangemerkt als<br />

niet-ontvankelijk, zij wordt verder buiten behandeling gelaten. Overigens wordt opgemerkt dat de<br />

zienswijze inhoudelijk identiek is aan enkele andere, eveneens door bewoners van de<br />

Krooneendstraat ingediende, zienswijzen. De gegeven argumenten worden bij de behandeling van<br />

bedoelde zienswijzen uiteraard alsnog van een beantwoording voorzien.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze is niet-ontvankelijk.<br />

64. Maatschap V/d Ende<br />

Zienswijze<br />

a. In het plan wordt ten onrechte de indruk gewekt dat het perceel Roeleveenseweg 8 niet<br />

meer als agrarisch complex in gebruik zou zijn. De gronden zijn echter ook nu in gebruik<br />

tbv. de agrarische bedrijfsvoering, mede door het economisch bestaansrecht van het<br />

agrarisch bedrijf is het cultuurhistorisch waardevolle (gemeentelijk monument)<br />

boerderijcomplex goed bewaard gebleven. Het plan ondergraaft het economisch<br />

(agrarisch) bestaansrecht, waardoor niet alleen de bedrijfsvoering maar ook het onderhoud<br />

van de monumentale gebouwen in gevaar komt;<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 75


. In het plan is sprake van verwerving van de gronden, zonder daarover concrete nadere<br />

informatie over te geven. Deze onduidelijkheid over mogelijke verwerving roept vragen op<br />

over de economische uitvoerbaarheid van het plan maar plaatst betr. ook in een uiterst<br />

onzekere financiële positie c.q. veroorzaakt schade;<br />

c. Behalve Roeleveenseweg 8 lijken ook andere gronden van betr. in het plan een nieuwe<br />

bestemming tbv. de waterberging te krijgen, zodat ook daar voortzetting van de bestaande<br />

agrarische exploitatie onzeker is;<br />

d. De redenen die zijn gegeven voor herziening van de bestemmingen zijn onvoldoende<br />

onderbouwd. Een klimaatverandering en daardoor veroorzaakte<br />

waterbeheersingproblemen zijn niet aangetoond. Er is geen noodzaak om de –al eeuwen<br />

bestaande- groenstructuur te vervangen door modern groen. In de behoefte aan<br />

recreatieve voorzieningen wordt al ruimschoots voorzien door andere recreatiegebieden in<br />

de omgeving. Ten slotte is twijfelachtig dat de aanleg van de Vinex-wijk Leidschenveen tot<br />

een grotere behoefte aan opvangcapaciteit voor (hemel)water zou leiden.<br />

Reactie<br />

a. Het perceel Roeleveenseweg 8 te Den Haag maakt geen onderdeel uit van het plangebied<br />

van het bestemmingsplan ‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong>’ van de gemeente Leidschendam-<br />

Voorburg. Voor zover dit onderdeel van de zienswijze betrekking heeft op specifieke,<br />

locatie- en daarmee plangebonden aspecten als de status van dit concrete bedrijfsperceel,<br />

kan beantwoording van de zienswijze niet in de planprocedure van déze gemeente<br />

plaatsvinden.<br />

In algemene zin kan worden opgemerkt dat het bestemmingsplan gevolgen heeft voor de<br />

bestaande, in de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> gevestigde, agrarische bedrijven. Deze gevolgen<br />

kunnen liggen op het vlak van beperkingen in de bedrijfsvoering, waardeverminderingen<br />

van eigendommen, etc. Gelet op de doelstellingen van het plan en de herinrichting die het<br />

plan in planologisch-juridische zin mogelijk beoogt te maken zijn dergelijke gevolgen vrijwel<br />

onontkoombaar. Wanneer in specifieke gevallen het plan inderdaad het economisch<br />

agrarisch bestaansrecht aantast, dan kan een daardoor getroffen belanghebbende<br />

verzoeken de schade die daardoor wordt geleden uit hoofde van de planschadebepalingen<br />

uit de Wro voor vergoeding in aanmerking te brengen. Ook door middel van andere<br />

instrumenten (bijvoorbeeld verwerving / onteigening of nadeelcompensatie) kan worden<br />

voorzien in tegemoetkoming in de gevolgen van een bestemmingsplan.<br />

b. Ook bij dit onderdeel van de zienswijze is sprake van een concrete verwijzing naar een<br />

ander plan dan het bestemmingsplan ‘<strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong>’ van de gemeente<br />

Leidschendam-Voorburg. Specifieke beantwoording is daarom hier niet mogelijk. In het<br />

algemeen kan worden geconcludeerd dat de economische (financiële) uitvoerbaarheid van<br />

de herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> is gewaarborgd. Over de uitvoerbaarheid<br />

zijn door c.q. tussen de diverse bij het project betrokken overheden afspraken gemaakt<br />

dan wel overeenkomsten gesloten, die onder meer zien op de financiële uitvoerbaarheid<br />

van het plan. Zoals ook uit hoofdstuk 7 van de plantoelichting blijkt is sprake van<br />

voldoende financiële dekking en is de herinrichting van het gebied economisch haalbaar.<br />

c. Niet duidelijk is op welke specifieke gronden betrokkene hier doelt resp. of de bedoelde<br />

gronden binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn gesitueerd, zodat een<br />

inhoudelijke beantwoording van dit onderdeel niet mogelijk is.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 76


d. In dit onderdeel van de zienswijze stelt betrokkene in feite de beleidskaders en<br />

overwegingen, die de aanleiding vormen voor de planvorming ten behoeve van de<br />

herinrichting van de <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong>, ter discussie.<br />

In het afgelopen decennium is op rijks-, provinciaal – en regionaal niveau sprake geweest<br />

van een beleidsontwikkeling die beoogt landschappelijke structuren en waarden te<br />

benutten en versterken, ecologische structuren en waarden te beschermen en ontwikkelen<br />

evenals water(huishoudings)gerelateerde belangen in te bedden in het veld van de<br />

ruimtelijke ordening. Eén van de thema’s die daarbij steeds meer –onder druk van<br />

gebeurtenissen / calamiteiten- aan belang heeft gewonnen, is de noodzaak om een plek te<br />

creëren waar in uitzonderlijke gevallen het overtollige water kan worden opgevangen: een<br />

zogeheten piekberging.<br />

De verschillende betrokken overheden hebben geconcludeerd dat de <strong>Nieuwe</strong><br />

<strong>Driemanspolder</strong> voor het realiseren van zo’n piekberging een geschikte locatie is, omdat<br />

natuur- en waterfuncties in dit gebied goed te combineren zijn. In februari 2003 –met de<br />

vaststelling van het streekplan Zuid-Holland West- is de bedoelde beleidsontwikkeling ook<br />

daadwerkelijk in een ruimtelijk plan vastgelegd. Nut en noodzaak van de piekberging zijn in<br />

dit eerdere traject uitvoering onderzocht en beargumenteerd. Het bestemmingsplan vormt<br />

de planologisch-juridische uitwerking van het beleidsmatige kader waarin nut en noodzaak<br />

van de aan te leggen piekberging zijn bepaald. De voorliggende zienswijzenprocedure met<br />

betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan kan echter niet worden gebruikt om het<br />

onderliggende beleidskader c.q. de daarin geformuleerde standpunten en keuzes als<br />

zodanig (nogmaals) ter discussie te stellen.<br />

Conclusie<br />

De zienswijze geeft geen aanleiding tot een aanpassing van het bestemmingsplan.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 77


C. AMBTSHALVE WIJZIGINGEN IN HET PLAN<br />

Na de periode van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is geconstateerd dat op een<br />

aantal onderdelen aanpassing van het plan noodzakelijk of ten minste wenselijk is. Het gaat daarbij<br />

om zaken als:<br />

• nadere verduidelijking door middel van een meer heldere formulering;<br />

• correctie van een aantal feitelijke onjuistheden en/of omissies;<br />

• correctie van een aantal taalkundige onjuistheden.<br />

De uit bovenstaande aspecten voortvloeiende ambtshalve wijzigingen in de plantoelichting, op de<br />

plankaart en in de regels worden in dit hoofdstuk kort samengevat.<br />

C1. AMBTSHALVE WIJZIGINGEN IN DE TOELICHTING<br />

De plantoelichting heeft ambtshalve een beperkt aantal wijzigingen ondergaan, die met name zien<br />

op tekstuele en/of grammaticale verbeteringen. Deze worden niet afzonderlijk weergegeven.<br />

Inhoudelijk is de plantoelichting op de volgende onderdelen ambtshalve aangepast:<br />

Inhoudsopgave<br />

De inhoudsopgave is naar aanleiding van de aanpassingen in verschillende paragrafen en de<br />

completering van de bijlagen geactualiseerd.<br />

§ 1.4<br />

Toegevoegd is een verwijzing naar de zienswijzenprocedure.<br />

§ 3.4<br />

Aan de beschrijving van het lokale beleidskader voor het bestemmingsplan is toegevoegd een<br />

verwijzing naar en korte uiteenzetting van de in december <strong>2008</strong> door de gemeenteraad<br />

vastgestelde beleidsnota “Schaken met paard en landschap”.<br />

§ 6.3<br />

Met betrekking tot de bestemming ‘Bedrijf’ zijn de verwijzingen naar en uitleg van specifieke<br />

bestemmingsregelingen geschrapt voor functies die alleen in het Zoetermeerse deel van het<br />

plangebied voorkomen en niet in Leidschendam-Voorburg.<br />

§ 9.3<br />

Deze paragraaf van de toelichting is herschreven om de planprocedures onder het oude (WRO) en<br />

nieuwe (Wro) recht te verduidelijken<br />

Overzicht “Bijlagen behorende bij de toelichting”<br />

Toegevoegd is bijlage 6: de <strong>Zienswijzennota</strong> mbt. het ontwerpbestemmingsplan.<br />

C2. AMBTSHALVE WIJZIGINGEN OP DE PLANKAART<br />

De ambtshalve wijzigingen op de plankaart zijn zeer beperkt van omvang. Deels betreft het<br />

correcties van aangetroffen onvolkomenheden, zoals ontbrekende aanduidingen of inconsistenties<br />

tussen regels, toelichting en plankaart. Daarnaast is sprake van enkele aanpassingen vanwege<br />

voortschrijdende inzichten e.d.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 78


De plankaart is op de volgende punten aangepast:<br />

• de titel van het kaartblad is gewijzigd om de voortgang van de planprocedure tot uitdrukking te<br />

brengen;<br />

• in de legenda is de bestemming AW-L gecorrigeerd;<br />

• in de legenda is de bestemming AW-NL gecorrigeerd;<br />

• in de legenda is de functieaanduiding ‘boorlokatie’ gecorrigeerd;<br />

• in de legenda is de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – bedrijf voor handel en<br />

herstel van landbouwmachines’ gecorrigeerd;<br />

• in de legenda is de functieaanduiding ‘boomteelt’ gecorrigeerd;<br />

• in de legenda is de functieaanduiding ‘parkeren’ toegevoegd;<br />

• in de legenda is de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevolle bebouwing’ gecorrigeerd;<br />

• op een perceel met een bedrijfsbestemming aan de Stompwijkseweg 10/12 is de<br />

functieaanduiding gewijzigd van ‘(sb-3)’ naar ‘(sb-7)’;<br />

• op een perceel met de bestemming ‘Maatschappelijk – Begraafplaats’ aan het Wilsveen is de<br />

aanduiding ‘(-bw)’ verplaatst naar het bouwvlak.<br />

C3. AMBTSHALVE WIJZIGINGEN IN DE REGELS<br />

De ambtshalve wijzigingen in de regels zijn inhoudelijk zeer beperkt van omvang. Het gaat met<br />

name om correcties van grammaticale aard of herstel van omissies. Daarnaast zijn enkele<br />

inconsistenties tussen regels, toelichting en plankaart hersteld.<br />

Algemeen<br />

De titel van het plandeel Regels is gewijzigd om de voortgang van de planprocedure tot uitdrukking<br />

te brengen.<br />

Artikel 1 Begripsbepalingen<br />

De volgende begrippen zijn aangepast/gecorrigeerd of toegevoegd;<br />

• plan;<br />

• aan- en uitbouw;<br />

• agrarisch bedrijf;<br />

• bosbouw;<br />

• bijgebouw;<br />

• hoofdgebouw;<br />

• hoofdmassa van een gebouw;<br />

• horecabedrijf;<br />

• houtteelt resp. houtproductie;<br />

• kantine;<br />

• manege<br />

• molenbiotoop;<br />

• verblijfsrecreatie;<br />

Artikel 3 Agrarisch<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

• 3.1c: toegevoegd ‘sierteelt van boomkwekerijgewassen’;<br />

• 3.1d: maximaal aantal paarden gewijzigd van 10 naar 15 conform actueel gemeentelijk<br />

paardenbeleid;<br />

• 3.6: in overeenstemming met de terminologie op de plankaart is dienstwoning vervangen door<br />

bedrijfswoning;<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 79


• 3.10c: vereiste van verklaring van geen bezwaar van GS is geschrapt aangezien dit niet meer<br />

past binnen de actuele wettelijke systematiek;<br />

Artikel 4 Agrarisch met waarden – Agrarische functie met landschapswaarden<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

Artikel 5 Agrarisch met waarden –Agrarische functie met natuur- en<br />

landschapswaarden<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

Artikel 6 Agrarisch-Paardenhouderij<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

Artikel 7 Bedrijf<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

Artikel 8 Bedrijf – Gemaal<br />

• enkele taalkundige aanpassingen<br />

Artikel 9 Bos<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

Artikel 10 Groen<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

Artikel 11 Horeca<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

• de regels resp. mogelijkheden m.b.t. het oprichten van bebouwing zijn aangepast.<br />

Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie<br />

• enkele taalkundige aanpassingen<br />

Artikel 14 Verkeer<br />

• enkele kleine taalkundige aanpassingen;<br />

Artikel 15 Water<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

Artikel 16 Wonen<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

• 16.1g: toegevoegd en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;<br />

Artikel 17 Wonen – Molen<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

Artikel 18 Leiding – Gas<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 80


Artikel 19 Leiding – Water<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

Artikel 20 Waterstaat – Waterberging<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

Artikel 21 Waterstaat – Waterkering<br />

• enkele taalkundige aanpassingen;<br />

Artikel 23 Algemene bouwregels<br />

• de titel van deze bepaling is aangepast zodat deze beter past binnen de SVBP<strong>2008</strong>-<br />

systematiek, de bestaande matenregeling is onder deze titel gebracht;<br />

Artikel 24 Algemene gebruiksregels<br />

• dit artikel is toegevoegd, hieronder is een aantal concrete gebruiksregels gebracht die met<br />

betrekking tot álle in het plan begrepen bestemmingen van toepassing zijn en die in het<br />

ontwerp per bestemming als ‘specifieke gebruiksregels’ zijn opgenomen;<br />

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels<br />

• de titel van deze bepaling is aangepast zodat deze beter past binnen de SVBP<strong>2008</strong>-<br />

systematiek, de regels mbt. de ‘Vrijwaringszone – Molenbiotoop’ (v/h. art. 24) en de<br />

‘Vrijwaringszone – Straalpad’ (v/h art. 25) zijn onder deze algemene aanduidingsregels<br />

gebracht;<br />

Artikel 28 Algemene procedureregels<br />

• geconstateerd is dat een algemene procedureregeling voor toepassing van de in het plan<br />

opgenomen binnenplanse ontheffingsmogelijkheden ex artikel 3.6 Wro ontbreekt, deze<br />

regeling is hier alsnog toegevoegd;<br />

Artikel 29 Overgangsrecht<br />

• omgenummerd ivm. toevoegen algemene procedureregels, was voorheen artikel 28;<br />

Artikel 30 Slotregel<br />

• omgenummerd ivm. toevoegen algemene procedureregels, was voorheen artikel 29;<br />

Bijlage II<br />

• geschrapt.<br />

Staat van Horeca-activiteiten<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 81


D. WIJZIGINGEN IN HET PLAN N.A.V. DE INGEDIENDE ZIENSWIJZEN<br />

De zienswijzen, die naar aanleiding van de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn<br />

ingediend, hebben op een aantal onderdelen aanleiding gegeven tot het doorvoeren van<br />

wijzigingen in het plan. De aanpassingen in de plantoelichting, op de plankaart en in de regels, die<br />

het gevolg zijn van de ingediende zienswijzen worden hierna kort samengevat.<br />

D1. WIJZIGINGEN IN DE PLANTOELICHTING<br />

In de plantoelichting is naar aanleiding van de zienswijzen slechts sprake van één aanpassing:<br />

§ 4.6<br />

Naar aanleiding van de zienswijze van de N.V. Nederlandse Gasunie is een nadere uiteenzetting<br />

van de begrippen Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico toegevoegd onder het kopje ‘Externe<br />

veiligheid’.<br />

D2. WIJZIGINGEN OP DE PLANKAART<br />

Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is de plankaart op de volgende punten aangepast:<br />

• ten aanzien van het perceel Wilsveen 1 is het bestemmings- resp. het bouwvlak aangepast;<br />

• ten aanzien van het perceel Wilsveen 28 is de bestemming ‘Wonen’ gewijzigd in de<br />

bestemming ‘Agrarisch’ met een bouwvlak en functieaanduiding ‘paardenpension toegestaan’;<br />

• ten aanzien van het perceel Wilsveen 37 is de agrarische bouwkavel vergroot, waarvoor<br />

tevens de plangrens is gewijzigd;<br />

• ten aanzien van het perceel Stompwijkseweg 20c is de bestemming deels gewijzigd van<br />

‘Agrarisch met waarden – Agrarische functie met landschapswaarden’ naar ‘Agrarisch –<br />

Paardenhouderij’ met de functieaanduiding ‘bedrijfswoning niet toegestaan’.<br />

D3. WIJZIGINGEN IN DE REGELS<br />

Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen zijn de regels op de volgende punten aangepast:<br />

Artikel 6.5<br />

Toegevoegd is een bepaling die het bouwen van een bedrijfswoning ter plaatse van de<br />

functieaanduiding ‘bedrijfswoning niet toegestaan’ uitsluit.<br />

Artikel 18.1<br />

De breedte van de beschermingszone ten behoeve van de gasleidingen W-514-19 en W-514-01 is<br />

gewijzigd van 5 meter naar 4 meter.<br />

Artikel 18.4<br />

Aan de aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden is toegevoegd:<br />

“11. het indrijven van voorwerpen in de bodem”.<br />

<strong>Zienswijzennota</strong> bestemmingsplan <strong>Nieuwe</strong> <strong>Driemanspolder</strong> 82

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!