Gemeente Leidschendam-Voorburg
Gemeente Leidschendam-Voorburg
Gemeente Leidschendam-Voorburg
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
HOOFDSTUK 4:<br />
BESTAANDE SITUATIE<br />
4.1 Cultuurhistorie, landschap en archeologie<br />
Zoals in paragraaf 2.1 reeds is aangegeven, is de ontwikkeling van het huidige landschap<br />
begonnen met de ontginning van veenweidegebieden in de late Middeleeuwen. In opstrekkende<br />
kavels van ca. 50 m breed werd vanuit enkele hoofdwatergangen het wilde veengebied in<br />
cultuur gebracht. Na 100 jaar akkerbouw was de bodem door de ontwatering en kleinschalige<br />
turfwinning als brandstof zo nat geworden dat op veeteelt moest worden overgeschakeld. Vanaf<br />
de 16 e eeuw nam door de economische groei de behoefte aan turf sterk toe en werd in vrijwel<br />
het hele veenweidegebied het goed winbare veen tot op de klei uitgebaggerd en tot turf<br />
verwerkt. De turf werd via de poldervaarten naar oude woonkernen, dorpen en steden vervoerd.<br />
Als resultaat van de intensieve veenwinning ontstonden in de oude veenweidegebieden grote<br />
waterplassen. Door de verbeterde molentechniek werd het mogelijk deze plassen droog te<br />
leggen, in welk verband vanaf ca. 1670 ook de Nieuwe Driemanspolder werd droog gemalen.<br />
Voor deze drooglegging is onder andere de huidige Molendriegang langs de Molenvaart van<br />
Wilsveen aangelegd (destijds een Molenviergang) en een inmiddels verdwenen Molengang in<br />
Potteveen. Van eerstgenoemde Molendriegang langs de Molenvaart zijn de molens<br />
aangewezen als Rijksmonument met een bijbehorende bescherming in het kader van de<br />
zogenaamde “molenbiotoop - regeling”. Hiermee wordt juridisch geregeld dat afgezien van<br />
bestaande gebouwen en beplanting een zone van 400 m rondom de molen, de molenbiotoop,<br />
in principe vrij moet blijven van opgaande begroeiing en bebouwing. Dit vanwege het<br />
oorspronkelijke “windrecht” van de molenaar.<br />
In de 19 e eeuw werd de bemaling overgenomen door stoommachines (zie het gemaal “De<br />
Antagonist” aan de Stompwijkseweg ten noorden van de Nieuwe Driemanspolder). De<br />
kavelstructuur uit de periode voor de droogmakerijen werd na de drooglegging grotendeels<br />
hersteld, en de ontginningsbases zijn als bebouwingslinten in het landschap achtergebleven. Na<br />
de veenwinning is de polder weer als agrarisch cultuurlandschap ingericht en heeft hij voor een<br />
flink deel zijn huidig landschapspatroon gekregen. Karakteristieke elementen hierin zijn:<br />
• de open en transparante lintbebouwing<br />
• de Molendriegang aan de Molenvaart<br />
• de hoogteverspringing in het lint van Wilsveen ter hoogte van de Molenvaart<br />
• de hooggelegen begraafplaats met de funderingen van de kerk van de voormalige<br />
grotere woonkern Wilsveen<br />
• gebiedstypische boerderijen (veelal van het langgerekte hallentype) en<br />
• het karakteristieke kavelpatroon met een opvallend verschil in oriëntatie langs de grens<br />
tussen Zoetermeer en <strong>Leidschendam</strong>-<strong>Voorburg</strong> met in het eerste hoger gelegen deel<br />
veel akkerbouw en in het tweede lager geleden deel weiland.<br />
Bijzondere kenmerken van het plangebied zijn vanzelfsprekend de karakteristieke openheid van<br />
de droogmakerijen en de hieraan verbonden lange zichtlijnen. Hierdoor zijn de randen van het<br />
plangebied goed waarneembaar en is met name aan de kant van Leidschenveen en ter hoogte<br />
van Roeleveen en Potteveen de verstedelijkingsdruk vanuit de omgeving goed voelbaar (zie de<br />
invloed van de Rijkswegen A 12 resp. A 4 op deze plandelen). Aan de noordkant grenst het<br />
Bestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder 2009 29