de brief - Gemeente Bussum

3. De toekomstige functie van de bodem mag niet door het hergebruik van licht verontreinigde
grond verslechteren.
4. Het grondverzet moet procedureel goed geregeld zijn (systeem van melding, registratie
en handhaving).
5. Melding dient plaats te vinden door de eigenaar en/of erfpachter van de ontvangende
bodem en dient minimaal 5 werkdagen van tevoren te geschieden.
Als aan deze voorwaarden is voldaan kan vrijstelling gegeven worden voor de volgende
onderdelen uit het Bouwstoffenbesluit:
1. De verplichting om grond alleen toe te passen in werken.
2. De terugneembaarheid (verwijderingplicht).
3. De partijkeuring conform het Gebruiksprotocol Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit.
4. De verplichting dat de toe te passen grond niet met de bodem vermengd.
5. De verplichting tot het gebruik van de vastgestelde minimum hoeveelheden (respectievelijk
50m 3 voor categorie 1-grond en 1.000 en 10.000 ton voor categorie 2-grond.
6. De verplichting tot het stellen van IBC eisen (isolatie, beheers- en controle maatregelen)
als categorie 2-grond word gebruikt.
2.5 De Vrijstellingsregeling samenstelling en immissiewaarden
Deze vrijstellingsregeling (bron 9) is in werking getreden per 1 januari 1999. De regeling
heeft betrekking op de hantering van de streefwaarde in de praktijk. Uitgangspunt van de
regeling is dat het geen zin heeft om de streefwaarde voor grond te berekenen op basis
van de risico’s als 95% van de Nederlandse bodem daar niet aan voldoet. Dus biedt de
regeling een zekere versoepeling van de normering voor licht verontreinigde grond die in
het kader van de Vrijstellingsregeling hergebruikt gaat worden als bodem. De versoepeling
heeft betrekking op:
PAK, voor deze stof geldt dat bij de bepaling van de streefwaarde geen bodemtypecorrectie
hoeft te worden uitgevoerd wanneer het percentage organische stof lager is
dan 10%;
EOX, voor deze parameter wordt geen bodemtype correctie uitgevoerd.
Verder is in de regeling opgenomen dat grond als schoon wordt aangemerkt wanneer:
Hoogstens N stoffen de streefwaarde overschrijden. N is een variabele en afhankelijk
van het aantal te toetsen stoffen. Bij 10-20 stoffen is N= 3; bij meer dan 20 stoffen is
N = 4. Dat wil dus zeggen dat als meer dan 20 stoffen individueel moeten worden getoetst,
maximaal 4 stoffen de streefwaarde mogen overschrijden. Bij minder dan 10
stoffen wordt geen overschrijding van de streefwaarden toegestaan;
De stoffen die de streefwaarde overschrijden, mogen deze waarde met maximaal een
factor 2 overschrijden. DDT (zeer giftig bestrijdingsmiddel), DDE en DDD (afbraakproducten
van DDT) en drins (een verzamelnaam voor de zeer giftige stoffen aldrin,
dieldrin, endrin en isodrin) mogen tot maximaal driemaal de streefwaarde worden aangetroffen
(bron: VROM).
Opgesteld door Syncera B.V.
18 juli 2006, Definitief pagina 10