de brief - Gemeente Bussum

de brief - Gemeente Bussum de brief - Gemeente Bussum

26.05.2015 Views

2.3 Bouwstoffenbesluit (Bsb) Het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (bron 4) is sinds 1 januari 1999 van kracht. Het Bouwstoffenbesluit stelt regels als het gaat om de toepassing van steenachtige materialen in (bouw)werken. Er worden normen gesteld voor 130 stoffen. Omdat grond ook een steenachtig materiaal is, is het Bouwstoffenbesluit ook hierop van toepassing. Doel van de wet is het voorkomen van bodemverontreiniging door gebruik van vervuilde bouwmaterialen. Het Bsb deelt grond, op basis van hun samenstelling en uitloging, in vier verschillende categorieën. We onderscheiden: 1. Schone grond. Er is sprake van schone grond indien voor maximaal drie stoffen het gehalte maximaal twee maal de samenstellingswaarde van bijlage 1 uit het Bsb bedraagt. Alleen voor de drins (dieldrin, aldrin, endrin) en DDT/DDE/DDD, die geen deel uitmaken van het basispakket, mag het gehalte maximaal drie maal de samenstellingswaarde van bijlage 1 van het Bsb bedragen. Bovendien mag geen enkele stof de tussenwaarde overschrijden. 2. Categorie 1-grond: Categorie-1-grond is grond die de samenstellingswaarden voor organische en anorganische stoffen van bijlage 2 van het Bsb niet overschrijdt, terwijl ook zonder isolatiemaatregelen, de immissiewaarden van bijlage 2 van het Bsb niet worden overschreden. 3. Categorie 2-grond: Categorie-2 grond verschilt alleen qua uitlooggedrag van categorie 1-grond. Er zijn isolerende maatregelen noodzakelijk om toch aan de marginale bodembelasting te kunnen voldoen. Opgemerkt moet worden dat voor organische verontreinigingen geen sprake is van ‘categorie 2-grond’. Een bouwstof zal alleen maar tot categorie 2 kunnen behoren op grond van het uitlooggedrag, niet op basis van de samenstelling van organische verontreinigingen. 4. Niet toepasbare grond: Als de normen voor uitlooggedrag óf de normen voor samenstelling bijlage 2 van het Bsb worden overschreden door een bouwstof, dan mag de bouwstof niet worden toegepast. De toepassingseisen uit het Bsb voor de verwerking van licht verontreinigde grond zijn streng. Voorbeelden daarvan zijn: 1. Licht verontreinigde grond (categorie 1 en 2-grond) mag alleen worden toegepast in (bouw) werken. 2. Voordat de grond wordt toegepast moet de samenstelling en de uitloging via een zogenaamde partijkeuring (Gebruiksprotocol Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit, aanwijzingen voor schone grond of categorie 1 en 2-grond) worden vastgesteld (bewijsmiddelen). 3. De grond moet terugneembaar worden aangebracht. 4. Als het werk zijn functie verliest moet de grond worden verwijderd. 5. De toegepaste grond en de bodem waarop deze grond is aangebracht mogen niet met elkaar in verbinding staan zodat geen vermenging plaats kan vinden. Opgesteld door Syncera B.V. 18 juli 2006, Definitief pagina 8

6. Licht verontreinigde grond (categorie 1) mag alleen toegepast worden bij een minimale hoeveelheid van 50 m 3 aaneengesloten. 7. Categorie 2-grond moet in een hoeveelheid van minimaal 10.000 ton aaneengesloten worden aangewend als het om werken gaat. Als het om wegfunderingen gaat is een minimale hoeveelheid van 1.000 ton verplicht. 8. Categorie 2-grond kan alleen worden toegepast als voldoende isolerende voorzieningen zijn aangebracht. 9. Het gebruik van categorie 1 en 2-grond moet worden gemeld bij het bevoegd gezag respectievelijk 2 en 30 dagen van te voren. Als het gaat om het verwerken van grond binnen de kaders van het Bsb zijn de volgende regels van toepassing. Als grond wordt toegepast met het oogmerk deze grond definitief achter te laten betreft het storten van grond dan wel hergebruik als bodem. Het Bsb is hier niet van toepassing. Deze situatie valt onder de Vrijstellingsregeling Grondverzet (bron 1). Als grond wordt toegepast in een werk zonder dat daar een specifieke functie aan is toegekend is eveneens sprake van storten. Als grond wordt toegepast in een praktijksituatie waarbij deze grond op termijn niet wordt teruggenomen maar in feite bodem wordt, is geen sprake van hergebruik in een werk. Het Bsb in niet van toepassing De strenge eisen uit het Bsb maken het gebruik van licht verontreinigde grond nogal problematisch. Vooral de eis van terugneembaarheid leidt ertoe dat grond nooit bodem kan worden. Daarom is vrijstelling van de eisen van het Bsb wenselijk. 2.4 Vrijstellingsregeling Grondverzet De Ministeriele Vrijstellingsregeling Grondverzet (VG, bron 1) maakt het mogelijk om grond te hergebruiken op een zodanige manier dat deze grond onderdeel gaat uitmaken van de bodem. De regeling is van kracht geworden in 1999 en is gebaseerd op artikel 64 van de Wet bodembescherming en heeft alleen betrekking op de landbodem. De VG is niet gebaseerd op de Wet verontreiniging oppervlaktewater (bron 8) en heeft dus geen betrekking op waterbodems evenmin op categorie 0, 1 en 2 baggerspecie (natte bagger) en andere bouwstoffen, anders dan grond. De voorwaarden voor hergebruik als bodem zijn: 1. Voor het betreffende gebied is een ambtelijk goedgekeurde bodemkwaliteitskaart beschikbaar. Deze bodemkwaliteitskaart moet vergezeld gaan van een bodembeheersplan. Het gebruik van grond mag dus alleen plaatsvinden in een gebied waar een bodemkwaliteitskaart beschikbaar is. 2. De toe te passen grond moet van vergelijkbare of betere kwaliteit zijn dan de ontvangende bodem (“standstill beginsel”, de bodemkwaliteit mag niet verslechteren). Opgesteld door Syncera B.V. 18 juli 2006, Definitief pagina 9

2.3 Bouwstoffenbesluit (Bsb)<br />

Het Bouwstoffenbesluit bo<strong>de</strong>m- en oppervlaktewaterenbescherming (bron 4) is sinds 1 januari<br />

1999 van kracht. Het Bouwstoffenbesluit stelt regels als het gaat om <strong>de</strong> toepassing<br />

van steenachtige materialen in (bouw)werken. Er wor<strong>de</strong>n normen gesteld voor 130 stoffen.<br />

Omdat grond ook een steenachtig materiaal is, is het Bouwstoffenbesluit ook hierop<br />

van toepassing. Doel van <strong>de</strong> wet is het voorkomen van bo<strong>de</strong>mverontreiniging door gebruik<br />

van vervuil<strong>de</strong> bouwmaterialen.<br />

Het Bsb <strong>de</strong>elt grond, op basis van hun samenstelling en uitloging, in vier verschillen<strong>de</strong> categorieën.<br />

We on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n:<br />

1. Schone grond. Er is sprake van schone grond indien voor maximaal drie stoffen het<br />

gehalte maximaal twee maal <strong>de</strong> samenstellingswaar<strong>de</strong> van bijlage 1 uit het Bsb bedraagt.<br />

Alleen voor <strong>de</strong> drins (dieldrin, aldrin, endrin) en DDT/DDE/DDD, die geen <strong>de</strong>el<br />

uitmaken van het basispakket, mag het gehalte maximaal drie maal <strong>de</strong> samenstellingswaar<strong>de</strong><br />

van bijlage 1 van het Bsb bedragen. Bovendien mag geen enkele stof <strong>de</strong> tussenwaar<strong>de</strong><br />

overschrij<strong>de</strong>n.<br />

2. Categorie 1-grond: Categorie-1-grond is grond die <strong>de</strong> samenstellingswaar<strong>de</strong>n voor organische<br />

en anorganische stoffen van bijlage 2 van het Bsb niet overschrijdt, terwijl<br />

ook zon<strong>de</strong>r isolatiemaatregelen, <strong>de</strong> immissiewaar<strong>de</strong>n van bijlage 2 van het Bsb niet<br />

wor<strong>de</strong>n overschre<strong>de</strong>n.<br />

3. Categorie 2-grond: Categorie-2 grond verschilt alleen qua uitlooggedrag van categorie<br />

1-grond. Er zijn isoleren<strong>de</strong> maatregelen noodzakelijk om toch aan <strong>de</strong> marginale bo<strong>de</strong>mbelasting<br />

te kunnen voldoen. Opgemerkt moet wor<strong>de</strong>n dat voor organische verontreinigingen<br />

geen sprake is van ‘categorie 2-grond’. Een bouwstof zal alleen maar tot categorie<br />

2 kunnen behoren op grond van het uitlooggedrag, niet op basis van <strong>de</strong> samenstelling<br />

van organische verontreinigingen.<br />

4. Niet toepasbare grond: Als <strong>de</strong> normen voor uitlooggedrag óf <strong>de</strong> normen voor samenstelling<br />

bijlage 2 van het Bsb wor<strong>de</strong>n overschre<strong>de</strong>n door een bouwstof, dan mag <strong>de</strong><br />

bouwstof niet wor<strong>de</strong>n toegepast.<br />

De toepassingseisen uit het Bsb voor <strong>de</strong> verwerking van licht verontreinig<strong>de</strong> grond zijn<br />

streng. Voorbeel<strong>de</strong>n daarvan zijn:<br />

1. Licht verontreinig<strong>de</strong> grond (categorie 1 en 2-grond) mag alleen wor<strong>de</strong>n toegepast in<br />

(bouw) werken.<br />

2. Voordat <strong>de</strong> grond wordt toegepast moet <strong>de</strong> samenstelling en <strong>de</strong> uitloging via een zogenaam<strong>de</strong><br />

partijkeuring (Gebruiksprotocol Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit, aanwijzingen<br />

voor schone grond of categorie 1 en 2-grond) wor<strong>de</strong>n vastgesteld (bewijsmid<strong>de</strong>len).<br />

3. De grond moet terugneembaar wor<strong>de</strong>n aangebracht.<br />

4. Als het werk zijn functie verliest moet <strong>de</strong> grond wor<strong>de</strong>n verwij<strong>de</strong>rd.<br />

5. De toegepaste grond en <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m waarop <strong>de</strong>ze grond is aangebracht mogen niet met<br />

elkaar in verbinding staan zodat geen vermenging plaats kan vin<strong>de</strong>n.<br />

Opgesteld door Syncera B.V.<br />

18 juli 2006, Definitief pagina 8

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!