06.05.2015 Views

Angststoornissen - Vereniging EMDR Nederland

Angststoornissen - Vereniging EMDR Nederland

Angststoornissen - Vereniging EMDR Nederland

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

PANIEKSTOORNIS MET OF ZONDER AGORAFOBIE<br />

4.2 Psychologische en psychotherapeutische interventies<br />

4.2.1 Keuze en verantwoording van de literatuur<br />

Op Psychinfo (=Psychological Abstracts) en Pubmed (=Medline) is gezocht op panic<br />

disorder and behavior therapy respectievelijk cognitive therapy respectievelijk cognitive-behavior<br />

therapy respectievelijk psychotherapy. Hetzelfde is gedaan voor agoraphobia.<br />

Waar dat de verheldering diende is gebruik gemaakt van aanvullende, niet systematisch<br />

gezochte literatuur.<br />

4.2.2 Inleiding<br />

Er bestaat veel onderzoek naar de effectiviteit van psychologische interventies bij<br />

agorafobie en bij agorafobie met paniekaanvallen, zoals deze ziektebeelden respectievelijk<br />

in de DSM III en de DSM III-R werden omschreven. Uit meta-analyses blijkt dat<br />

exposure in vivo voor deze stoornissen de meest effectieve psychologische interventie<br />

is. Vanaf 1994 (DSM IV) wordt agorafobie beschouwd als een complicatie van paniekstoornis.<br />

In de behandeling komt deze veranderde visie tot uitdrukking in een meer<br />

benadrukken van de behandeling van paniekaanvallen.<br />

Uit het onderzoek komt in zijn algemeenheid naar voren dat exposure in vivo en verschillende<br />

soorten paniekmanagement effectief zijn.<br />

4.2.3 Exposure in vivo (EV)<br />

4.2.3.1 Effectiviteit<br />

Wetenschappelijke onderbouwing<br />

Deze behandeling is uitgebreid onderzocht in een groot aantal gerandomiseerde gecontroleerde<br />

studies. Doorgaans vindt zo’n zestig tot tachtig procent van de behandelde<br />

patiënten baat bij exposure in vivo (Barlow, 1988; Emmelkamp, Hoogduin &<br />

van den Hout, 2000). Daarbij is met name het gunstige effect op vermijding ondubbelzinnig<br />

aangetoond. Het effect van exposure in vivo op paniek is minder goed gedocumenteerd.<br />

Over het algemeen wordt de behandeling met exposure in vivo goed verdragen. Drop<br />

out percentages liggen doorgaans tussen de tien en de twintig (Barlow, 1988; Emmelkamp<br />

et al., 2000). Er zijn geen bijwerkingen bekend.<br />

Conclusie<br />

Niveau 1<br />

Het is aangetoond dat exposure in vivo effectief is bij de<br />

behandeling van de paniekstoornis met agorafobisch vermijdingsgedrag.<br />

A1 (Van Balkom, Nauta & Bakker, 1995; van Balkom et al.,<br />

1997; 1998; Clum et al., 1993; Cox et al., 1992; Mattick et<br />

al., 1990)<br />

Overige overwegingen<br />

Hoewel exposure in vivo, met name in het verleden, vooral is onderzocht bij vrouwelijke<br />

patiënten, is het waarschijnlijk dat de methode effectief is voor een brede doelgroep,<br />

dus ook voor manlijke patiënten. Ook wanneer sprake is van relatieproblemen<br />

of van comorbiditeit met andere psychische stoornissen is dat doorgaans geen reden<br />

om paniekstoornis met agorafobie niet meteen te behandelen met exposure in vivo.<br />

Verschillende verklaringen worden gehanteerd voor het werkzame mechanisme achter<br />

exposure in vivo. Wat deze verklaring ook is, doorgaans streeft men naar daadwerkelijke<br />

herhaalde en langdurige blootstelling aan concrete agorafobische prikkels, totdat<br />

de angst voldoende is afgenomen.<br />

49

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!