06.05.2015 Views

Angststoornissen - Vereniging EMDR Nederland

Angststoornissen - Vereniging EMDR Nederland

Angststoornissen - Vereniging EMDR Nederland

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

SPECIFIEKE FOBIE<br />

Aanbeveling<br />

Exposure in vivo is de psychologische behandeling van voorkeur bij specifieke<br />

fobieën in het algemeen. Waar dat passend is moet voorafgaand<br />

aan exposure geruststellende informatie worden gegeven met betrekking<br />

tot de fobische situatie. Coping moet worden overwogen als hulpinterventie,<br />

in de vorm van ‘applied tension’ bij bloed-, letsel- en injectiefobie,<br />

en in de vorm van passende omgangsvormen bij diverse dierfobieën.<br />

9.2.3.2 Wijze en duur van toepassing<br />

Wetenschappelijke onderbouwing<br />

Exposure in vivo kan op vele manieren worden toegepast. De meest onderzochte<br />

vorm is exposure in een individueel format. Er zijn echter aanwijzingen dat exposure<br />

in groepsverband even effectief is (Craske, 1999). Dat is met name het geval wanneer<br />

de groepen betrekkelijk klein worden gehouden (3 á 4 patiënten: Öst, 1996), al<br />

zijn bij spinfobie ook successen vermeld met grotere groepen (7 á 8 patiënten: Öst,<br />

1996).<br />

Exposure in vivo bij specifieke fobieën wordt meestal herhaald toegepast in behandelingen<br />

die in doorsnee 4 tot 8 sessies duren (Andrews et al., 1994).<br />

Tegenwoordig wordt geëxperimenteerd met ‘één-sessie-behandelingen’ van specifieke<br />

fobieën. In één sessie van twee tot drie uur wordt de patiënt blootgesteld aan zijn<br />

fobische situatie, waarbij gebruik wordt gemaakt van ‘modelling’ en coping. Deze behandeling<br />

is doorgaans ongeveer even effectief als langer durende behandelingen<br />

(Öst, 1997).<br />

Graduele exposure is ongeveer even effectief als maximale exposure (flooding). Graduele<br />

exposure wordt door de meeste patiënten echter beter geaccepteerd en verdragen<br />

en verdient daarom de voorkeur.<br />

Exposure in vivo is over het algemeen effectiever dan imaginaire exposure. Bij sommige<br />

fobieën is het echter moeilijk om graduele exposure in vivo toe te passen. Autorijden<br />

doe je nu eenmaal wel of niet. Niet een beetje. Hetzelfde geldt voor het maken<br />

van vliegreizen en het ondergaan van injecties of andere medische ingrepen. In die<br />

gevallen wordt toch imaginaire exposure toegepast, voorafgaand aan in vivo exposure.<br />

Tegenwoordig past men ook imaginaire exposure toe met behulp van ‘virtual reality’.<br />

Deze toepassingsvormen zijn niet zonder succes (Craske & Rowe, 1997; Gilroy et<br />

al., 2000).<br />

Tussen zittingen in moeten patiënten over het algemeen thuis exposure opdrachten<br />

uitvoeren (Craske, 1999).<br />

Al eerder werd opgemerkt dat veel interventies ‘exposure’ worden genoemd, terwijl in<br />

feite een gecombineerde interventie wordt toegepast waarbij naast exposure ook coping<br />

wordt aangeleerd (dikwijls in de vorm van model leren) en waarbij ook geruststellende<br />

informatie wordt verstrekt over de fobische situatie of prikkel.<br />

Conclusie<br />

Niveau 1<br />

Exposure in vivo bij enkelvoudige fobie werkt, over het algemeen,<br />

het beste wanneer zij wordt toegepast in een individueel<br />

format of in het format van een kleine groep. Aanleren<br />

van coping, actieve begeleiding en goede voorbeelden<br />

door de therapeut of door een ander vertrouwd niet-angstig<br />

persoon kunnen de effecten van exposure in vivo verder<br />

versterken. De behandeling kan gespreid en langer zijn<br />

(één keer per week gedurende vier tot acht sessies) of geconcentreerd<br />

en kort (éénmalige behandeling gedurende<br />

twee tot drie uur).<br />

A2 Craske & Rowe, 1997; Öst, 1997; Craske, 1999.<br />

166

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!