Landelijk Basisprogramma Angststoornissen - GGZ-richtlijnen

Landelijk Basisprogramma Angststoornissen - GGZ-richtlijnen Landelijk Basisprogramma Angststoornissen - GGZ-richtlijnen

ggzrichtlijnen.nl
from ggzrichtlijnen.nl More from this publisher
06.05.2015 Views

om tot een goed behandelplan te kunnen komen. Welke activiteiten dat zijn en in welke mate ze uitgevoerd moeten worden verschilt per cliënt. Het gaat erom de volgende aspecten in kaart te brengen: ■ de hulpvraag, ■ de aard, ernst, duur en beloop van de angstklachten ■ de aanwezigheid van psychotische kenmerken en/of een stemmingsstoornis, ■ de aanwezigheid van een crisis, ■ eventuele co-morbiditeit, ■ de behandelgeschiedenis, ■ suïcidegevaar, ■ en het sociaal functioneren van de cliënt. Deze aspecten worden onderzocht en uitgevraagd in drie diagnostische onderdelen: I (Aanvullende) psychiatrische diagnostiek II Somatische diagnostiek III Sociale diagnostiek I Aanvullende psychiatrische diagnostiek Aanvullende psychiatrische diagnostiek kan plaatsvinden wanneer er sprake is van: (63) ■ somatische co-morbiditeit, ■ psychische co-morbiditeit (inventarisatie van aard en ernst van diverse psychische klachten) ■ (vermoede) samenhang tussen angststoornissen en persoonlijkheidsstoornissen ■ angstklachten en een mogelijke stemmingsstoornis, verhoogd risico op suïcide (ook bij PTSS), ■ middelenmisbruik of verslaving, ook in het geval van medicijnen, ■ onvoldoende differentiatie tussen een angststoornis en waanideeën of –denken, ■ onvoldoende differentiatie tussen een angststoornis en een stemmingsstoornis. ● Persoonlijkheidsonderzoek. Bij twijfel over een persoonlijkheidspathologie/-stoornis kan er een screenend onderzoek naar eventuele persoonlijkheidspathologie gedaan worden (bijvoorbeeld met behulp van de MMPI-2 Minnesota Multiphasic Personality Inventory). In screenend onderzoek wordt informatie verzameld over: ■ Persoonlijkheidskenmerken als: ik-sterkte, temperamentfactoren, emotionele huishouding, copingvaardigheden en afweermechanismen. ■ Huidige en vroegere interpersoonlijke relaties (steun, hechting, opvoeding, rollen, conflicten tekorten). ■ Biografie van het ouderlijk gezin. ■ (Psychotherapeutische) behandelgeschiedenis ■ Wat kan de cliënt wel en niet veranderen? ■ Wat wil de cliënt zelf? II Somatische diagnostiek De aanwezigheid van een angststoornis gaat vaak gepaard met langdurige en somatisch onverklaarde klachten. Standaard moet daarom een somatische anamnese afgenomen worden, over het algemeen in de eerste lijn. ● Somatische anamnese en lichamelijk onderzoek. Bij specifieke lichamelijke klachten moet met een gerichte anamnese nagegaan worden of een somatische aandoening waarschijnlijk is. Zijn er aanwijzingen in de anamnese voor een somatische aandoening, dan wordt aanvullend lichamelijk en/of aanvullend onderzoek verricht. Bij patiënten vanaf middelbare leeftijd moet eerder tot onderzoek worden overgegaan, omdat bij hen de kans op een somatische aandoening toeneemt en de kans dat een angststoornis zich voor het eerst op latere leeftijd manifesteert juist kleiner wordt. Soms kan met goede voorlichting de angst bij de patiënt niet worden weggenomen. Gericht lichame- Landelijk Basisprogramma Angststoornissen 47

lijk en/of aanvullend onderzoek kan dan onontkoombaar blijken. Probeer in dat geval het onderzoek zo veel mogelijk te laten aansluiten bij de angsten van de patiënt. Vermijd herhaald onnodig lichamelijk onderzoek, want dat kan het neutraliserend gedrag van de patiënt versterken en daarmee de angst instandhouden (54). In het geval van hypochondrie zal voorzichtig om moeten worden gegaan met de vaak bestaande wens van de cliënt tot (steeds hernieuwd) somatisch onderzoek (61). Diverse lichamelijke aspecten en aandoeningen kunnen gepaard gaan met angst- en paniekklachten: ■ het gebruik van stoffen als cafeïne, cannabis, cocaïne, amfetaminen ■ onthouding van benzodiazipinen en alcohol ■ chronische longziekten ■ hartritmestoornissen ■ hyperthyreoïdie, hyperparathyreoïdie (te snel werkende schildklier) ■ hypoglykemie (te lage bloedsuikerspiegel) ■ feochromocytoom (bijniertumor) ■ vestibulaire stoornissen (stoornissen in het evenwichtsorgaan) ● Laboratoriumonderzoek. Lichamelijk onderzoek moet, als daar aanleiding toe bestaat (bijvoorbeeld bij meer ernstige angststoornissen of therapieresistentie) met klinisch biochemisch en ander gericht onderzoek worden aangevuld. De huisarts kan op geleide van de klachten gericht laboratoriumonderzoek verrichten, zoals bepaling van TSH en glucose, om somatische aandoeningen uit te sluiten. Laboratoriumonderzoek wordt in de eerste lijn echter niet als routine niet aanbevolen (54). III Sociale diagnostiek Doel van de sociale diagnostiek is het in kaart brengen van de sociale aspecten van het Stress Steun Kracht Kwetsbaarheid model (SSKK model). Het SSKKmodel gaat uit van de verhouding tussen factoren die het ontstaan en aanhouden van een angststoornis bevorderen (stress en kwetsbaarheid) en factoren die een angststoornis of voorkomen (kracht en sociale steun of juist het ontbreken daarvan). Sociale omgeving wordt ruim opgevat: familie, wonen, werken, vrienden, vrije tijd, religie enz. Ook het in kaart brengen van sociale beperkingen is van belang, omdat hierdoor op het gebied van maatschappelijk functioneren vaak grote verliezen worden geleden (bijvoorbeeld van werk of relatie) of anderszins problemen kunnen bestaan. De hieronder beschreven onderdelen worden alleen op indicatie uitgevoerd. ● Biografische anamnese Specifieke aandacht verdient het onderzoek naar de levensfase, levensgebeurtenissen, stressfactoren en culturele factoren die van invloed kunnen zijn op het optreden van de angststoornis, evenals het familiair voorkomen van angststoornissen. Eveneens moet er aandacht gegeven worden aan de betekenis en gevolgen van ziekte in het leven van de cliënt. Mogelijke instrumenten bij het in kaart brengen van de sociale omgeving zijn: ■ Sociaal Netwerk Analyse (methode van Van Mierlo, 1992). Dit omvat een inventarisatie van het sociaal netwerk en beschikbare/aanwezige positieve en negatieve steun. Gebruik is zinvol bij onvoldoende duidelijkheid over de omvang van het netwerk en ter verheldering van de wederzijds beschikbare positieve en negatieve steun in het netwerk. ■ Quality of Life in Depression Rating Scale (QLDS) of Sickness Impact Profile (SIP-68). Bijvoorbeeld bij chroniciteit en bij rehabilitatie. Beide zijn zelfinvullijsten voor het meten van de kwaliteit van leven, respectievelijk de gevolgen van een ziekte. 48 Landelijk Basisprogramma Angststoornissen

om tot een goed behandelplan te kunnen komen. Welke activiteiten dat zijn en in welke mate ze uitgevoerd<br />

moeten worden verschilt per cliënt.<br />

Het gaat erom de volgende aspecten in kaart te brengen:<br />

■ de hulpvraag,<br />

■ de aard, ernst, duur en beloop van de angstklachten<br />

■ de aanwezigheid van psychotische kenmerken en/of een stemmingsstoornis,<br />

■ de aanwezigheid van een crisis,<br />

■ eventuele co-morbiditeit,<br />

■ de behandelgeschiedenis,<br />

■ suïcidegevaar,<br />

■ en het sociaal functioneren van de cliënt.<br />

Deze aspecten worden onderzocht en uitgevraagd in drie diagnostische onderdelen:<br />

I (Aanvullende) psychiatrische diagnostiek<br />

II Somatische diagnostiek<br />

III Sociale diagnostiek<br />

I Aanvullende psychiatrische diagnostiek<br />

Aanvullende psychiatrische diagnostiek kan plaatsvinden wanneer er sprake is van: (63)<br />

■ somatische co-morbiditeit,<br />

■ psychische co-morbiditeit (inventarisatie van aard en ernst van diverse psychische klachten)<br />

■ (vermoede) samenhang tussen angststoornissen en persoonlijkheidsstoornissen<br />

■ angstklachten en een mogelijke stemmingsstoornis, verhoogd risico op suïcide (ook bij PTSS),<br />

■ middelenmisbruik of verslaving, ook in het geval van medicijnen,<br />

■ onvoldoende differentiatie tussen een angststoornis en waanideeën of –denken,<br />

■ onvoldoende differentiatie tussen een angststoornis en een stemmingsstoornis.<br />

● Persoonlijkheidsonderzoek.<br />

Bij twijfel over een persoonlijkheidspathologie/-stoornis kan er een screenend onderzoek naar eventuele<br />

persoonlijkheidspathologie gedaan worden (bijvoorbeeld met behulp van de MMPI-2 Minnesota Multiphasic<br />

Personality Inventory). In screenend onderzoek wordt informatie verzameld over:<br />

■ Persoonlijkheidskenmerken als: ik-sterkte, temperamentfactoren, emotionele huishouding, copingvaardigheden<br />

en afweermechanismen.<br />

■ Huidige en vroegere interpersoonlijke relaties (steun, hechting, opvoeding, rollen, conflicten tekorten).<br />

■ Biografie van het ouderlijk gezin.<br />

■ (Psychotherapeutische) behandelgeschiedenis<br />

■ Wat kan de cliënt wel en niet veranderen?<br />

■ Wat wil de cliënt zelf?<br />

II Somatische diagnostiek<br />

De aanwezigheid van een angststoornis gaat vaak gepaard met langdurige en somatisch onverklaarde klachten.<br />

Standaard moet daarom een somatische anamnese afgenomen worden, over het algemeen in de eerste lijn.<br />

● Somatische anamnese en lichamelijk onderzoek.<br />

Bij specifieke lichamelijke klachten moet met een gerichte anamnese nagegaan worden of een somatische<br />

aandoening waarschijnlijk is. Zijn er aanwijzingen in de anamnese voor een somatische aandoening, dan<br />

wordt aanvullend lichamelijk en/of aanvullend onderzoek verricht. Bij patiënten vanaf middelbare leeftijd<br />

moet eerder tot onderzoek worden overgegaan, omdat bij hen de kans op een somatische aandoening<br />

toeneemt en de kans dat een angststoornis zich voor het eerst op latere leeftijd manifesteert juist kleiner<br />

wordt. Soms kan met goede voorlichting de angst bij de patiënt niet worden weggenomen. Gericht lichame-<br />

<strong>Landelijk</strong> <strong>Basisprogramma</strong> <strong>Angststoornissen</strong> 47

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!