Landelijk Basisprogramma Angststoornissen - GGZ-richtlijnen

Landelijk Basisprogramma Angststoornissen - GGZ-richtlijnen Landelijk Basisprogramma Angststoornissen - GGZ-richtlijnen

ggzrichtlijnen.nl
from ggzrichtlijnen.nl More from this publisher
06.05.2015 Views

Hoofdstuk 5 GGZ preventie GGZ preventie “Het zoveel mogelijk voorkomen van ernstige angststoornissen en het versterken van de geestelijke gezondheid in het algemeen.” A Preventie in zorgprogramma’s B Wat is de plaats van preventie in het basisprogramma angststoornissen? C Regionaal bepaalde aspecten A Preventie in zorgprogramma’s De meeste GGZ programma’s die de afgelopen jaren ontwikkeld zijn, beginnen op het moment dat de cliënt in de tweedelijns GGZ binnenkomt, en richten zich daardoor op hulpvragers met meer ernstige psychische problematiek. Veel minder aandacht ging uit naar de omschrijving van het preventieve aanbod. Er is wel een groeiend aanbod van landelijk gerichte preventieve programma’s. (60) Er worden binnen preventie vier vormen onderscheiden: ■ Universele preventie is gericht op de algemene bevolking of een deel daarvan dat niet geïdentificeerd wordt aan de hand van een specifiek risico. Een interventie is gepast als het voor iedereen wenselijk is en de kosten ervan laag zijn. Bijvoorbeeld een mediacampagne voor de hele bevolking. ■ Selectieve preventie is gericht op diegenen bij wie het risico op het ontwikkelen van een psychische stoornis aanzienlijk groter dan gemiddeld is, zonder dat die personen al symptomen hebben. Dit kunnen ook mensen uit de omgeving van iemand met een (meer ernstige) angststoornis zijn. ■ Geïndiceerde preventie is gericht op individuen die niet voldoen aan de diagnostische criteria voor een psychische stoornis, maar die al wel beperkte symptomen hebben voorafgaand aan de stoornis. ■ Zorggerichte preventie is gericht op mensen die een psychische aandoening hebben volgens de DSM-IV criteria. Doelen zijn het voorkómen van terugval, herhaling en comorbiditeit. Zorggerichte interventies kunnen ook gericht zijn op de mensen in de directe omgeving van degenen met een stoornis. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen GGZ preventie en geestelijke gezondheidsbevordering. Geestelijke gezondheidsbevordering gaat primair om het versterken van de geestelijke gezondheid van mensen, bijvoorbeeld door het vergroten van hun competentie in het omgaan met problemen, het versterken van sociale steunstructuren, of het bevorderen van een positief zelfbeeld. Het lijkt daarmee op universele preventie, maar mist de gerichtheid op het voorkómen van ernstige psychische problemen die universele preventie gemeen heeft met de andere vormen van GGZ preventie. (53) B Wat is de plaats van preventie in een basisprogramma angststoornissen? In dit basisprogramma angststoornissen worden zowel het preventieve aanbod, de hulpverlening in de eerste lijn en de hulpverlening in de gespecialiseerde GGZ beschreven. Dit sluit aan bij het in de inleiding beschreven model, waarin de geestelijke gezondheid en daarmee ook de geestelijke gezondheidszorg als een continuüm beschouwd worden. Risico– en beschermende factoren GGZ preventie werkt volgens de risicobenadering: interventies zijn bedoeld om risicofactoren te verminderen of beschermende factoren te vergroten. Preventieve interventies zijn met name zinvol voor paniekstoornissen, gegeneraliseerde angststoornissen en sociale fobieën (53). In de literatuur wordt weinig onderscheid gemaakt tussen de risicofactoren voor depressie en de risicofactoren voor (de meeste) angststoornissen. De risicofactoren voor beide aandoeningen zijn een combinatie van sociale, Landelijk Basisprogramma Angststoornissen 33

iologische en psychische factoren. Sommige van de onderstaande factoren zijn te beïnvloeden via interventies. Andere zijn niet te beïnvloeden, maar helpen wel inzicht te geven in de groepen met een verhoogd risico. Gegeneraliseerde angststoornis (50, 51) Geslacht en leeftijd ■ In Nederland hebben vrouwen een bijna 2 keer zo grote kans op een gegeneraliseerde angststoornis als mannen. ■ Over het algemeen komt de aandoening het minst voor bij kinderen en adolescenten en neemt het risico toe met de leeftijd. ■ Bij mannen ontstaat de gegeneraliseerde angststoornis vooral tussen 45 en 54 jaar. Voor vrouwen is er geen duidelijke periode aan te wijzen waarin de gegeneraliseerde angststoornis vooral ontstaat. Individuele kwetsbaarheid ■ Gegeneraliseerde angststoornis heeft een erfelijke component, zoals onder meer blijkt uit tweelingonderzoek. Omgevingsinvloeden bepalen vervolgens of de stoornis ontstaat. ■ Verschillende neurotransmitterstoffen - bijvoorbeeld serotonine, noradrenaline, histamine en dopamine - spelen waarschijnlijk een rol bij het ontstaan van de gegeneraliseerde angststoornis. ■ Mensen die zich langdurig (tenminste 1 maand) zorgen maken lopen een verhoogd risico een gegeneraliseerde angststoornis te krijgen. Omgevingsfactoren ■ Mensen met een lage sociaal economische status (SES) lopen meer kans op een gegeneraliseerde angststoornis. ■ In steden komt gegeneraliseerde angststoornis vaker voor dan op het platteland. Levensgebeurtenissen ■ Een stressvolle gebeurtenis kan de aanleiding zijn voor het ontstaan van de gegeneraliseerde angststoornis, vooral bij mensen die door erfelijke en biologische factoren extra kwetsbaar zijn voor gegeneraliseerde angststoornis. Mogelijk ervaren deze kwetsbare mensen een gebeurtenis eerder als stressvol. Obsessieve-compulsieve stoornis (50, 51) Geslacht en leeftijd ■ Uit Nederlands onderzoek bleek geen verschil tussen mannen en vrouwen in de kans op obsessieve-compulsieve stoornis. In Amerikaans en Noors onderzoek bleken vrouwen echter een 1,5 tot 2 keer zo grote kans te hebben. ■ Jongeren van 18 tot 24 jaar hebben meer kans op een obsessieve-compulsieve stoornis dan oudere leeftijdsgroepen Individuele kwetsbaarheid ■ Erfelijke factoren zijn mede van invloed op het ontstaan van de obsessieve-compulsieve stoornis, blijkend uit het familiaire voorkomen ervan. Dit geldt vooral voor de obsessieve-compulsieve stoornis met obsessies, en bij het ontstaan van obsessieve-compulsieve stoornis op jeugdige leeftijd. ■ Bij kinderen met een lagere intelligentie dan gemiddeld komt de obsessieve-compulsieve stoornis vaker voor. Omgevingsfactoren ■ Obsessieve-compulsieve stoornis komt meer voor bij mensen zonder werk, bij gescheiden mensen, en bij mensen uit lagere sociaal-economische klassen. Levensgebeurtenissen ■ Bij mensen die al kwetsbaar zijn, kan het ontstaan van een obsessieve-compulsieve stoornis samenhangen met het meemaken van belangrijke levensgebeurtenissen (bijv. zwangerschap of echtscheiding). 34 Landelijk Basisprogramma Angststoornissen

Hoofdstuk 5<br />

<strong>GGZ</strong> preventie<br />

<strong>GGZ</strong> preventie<br />

“Het zoveel mogelijk voorkomen van ernstige angststoornissen en het versterken van de<br />

geestelijke gezondheid in het algemeen.”<br />

A Preventie in zorgprogramma’s<br />

B Wat is de plaats van preventie in het basisprogramma angststoornissen?<br />

C Regionaal bepaalde aspecten<br />

A Preventie in zorgprogramma’s<br />

De meeste <strong>GGZ</strong> programma’s die de afgelopen jaren ontwikkeld zijn, beginnen op het moment dat de cliënt<br />

in de tweedelijns <strong>GGZ</strong> binnenkomt, en richten zich daardoor op hulpvragers met meer ernstige psychische<br />

problematiek. Veel minder aandacht ging uit naar de omschrijving van het preventieve aanbod. Er is wel een<br />

groeiend aanbod van landelijk gerichte preventieve programma’s. (60)<br />

Er worden binnen preventie vier vormen onderscheiden:<br />

■ Universele preventie is gericht op de algemene bevolking of een deel daarvan dat niet geïdentificeerd<br />

wordt aan de hand van een specifiek risico. Een interventie is gepast als het voor iedereen wenselijk is<br />

en de kosten ervan laag zijn. Bijvoorbeeld een mediacampagne voor de hele bevolking.<br />

■ Selectieve preventie is gericht op diegenen bij wie het risico op het ontwikkelen van een psychische stoornis<br />

aanzienlijk groter dan gemiddeld is, zonder dat die personen al symptomen hebben. Dit kunnen ook<br />

mensen uit de omgeving van iemand met een (meer ernstige) angststoornis zijn.<br />

■ Geïndiceerde preventie is gericht op individuen die niet voldoen aan de diagnostische criteria voor een<br />

psychische stoornis, maar die al wel beperkte symptomen hebben voorafgaand aan de stoornis.<br />

■ Zorggerichte preventie is gericht op mensen die een psychische aandoening hebben volgens de DSM-IV criteria.<br />

Doelen zijn het voorkómen van terugval, herhaling en comorbiditeit. Zorggerichte interventies kunnen<br />

ook gericht zijn op de mensen in de directe omgeving van degenen met een stoornis.<br />

Er kan onderscheid gemaakt worden tussen <strong>GGZ</strong> preventie en geestelijke gezondheidsbevordering. Geestelijke<br />

gezondheidsbevordering gaat primair om het versterken van de geestelijke gezondheid van mensen, bijvoorbeeld<br />

door het vergroten van hun competentie in het omgaan met problemen, het versterken van sociale<br />

steunstructuren, of het bevorderen van een positief zelfbeeld. Het lijkt daarmee op universele preventie,<br />

maar mist de gerichtheid op het voorkómen van ernstige psychische problemen die universele preventie<br />

gemeen heeft met de andere vormen van <strong>GGZ</strong> preventie. (53)<br />

B Wat is de plaats van preventie in een basisprogramma angststoornissen?<br />

In dit basisprogramma angststoornissen worden zowel het preventieve aanbod, de hulpverlening in de eerste<br />

lijn en de hulpverlening in de gespecialiseerde <strong>GGZ</strong> beschreven. Dit sluit aan bij het in de inleiding beschreven<br />

model, waarin de geestelijke gezondheid en daarmee ook de geestelijke gezondheidszorg als een continuüm<br />

beschouwd worden.<br />

Risico– en beschermende factoren<br />

<strong>GGZ</strong> preventie werkt volgens de risicobenadering: interventies zijn bedoeld om risicofactoren te verminderen<br />

of beschermende factoren te vergroten. Preventieve interventies zijn met name zinvol voor paniekstoornissen,<br />

gegeneraliseerde angststoornissen en sociale fobieën (53).<br />

In de literatuur wordt weinig onderscheid gemaakt tussen de risicofactoren voor depressie en de risicofactoren<br />

voor (de meeste) angststoornissen. De risicofactoren voor beide aandoeningen zijn een combinatie van sociale,<br />

<strong>Landelijk</strong> <strong>Basisprogramma</strong> <strong>Angststoornissen</strong> 33

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!