18.04.2015 Views

inhoud

inhoud

inhoud

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

MOSAÏSCH RECHT,<br />

OF DE ZIEL<br />

WETTEN<br />

DER<br />

VAN MOSES;<br />

HAARE BETREKKING , TE DIER TYD , OP DE<br />

REGEERINGS-WYZE , ZEDEN, LAND­<br />

STREEK , GODSDIENST , KOOPHAN­<br />

DEL, ALOUDE GEWOONTEN, ENZ.<br />

D O O R<br />

fOHANN DAVID MICHAËLIS,<br />

HOOGLEERAAR IN DE WTSBEGEERTE TE GOT-<br />

TINGEN , LID VAN DE HOLLANDSCHE<br />

MAATSCHAPPTE DER WEETENSCHAP-<br />

PEN TE HAARLEM, ENZ. ENZ.<br />

UIT HET HOOGDUITSCH<br />

VERTAALD.<br />

P I E R D E D E E L :<br />

Tweede Druk.<br />

T E H A A R L E M ,<br />

ïty J. v & K W A L &<br />

M D C C L X X X V .<br />


I N H O U D .<br />

K E R K L Y K E Z A A K E R<br />

§. 183. "^Sf oor afgaande Aanmerkingen. Bladz. 3<br />

184. Over de Befnyding. Wie befneeden<br />

moesten 'voorden. . . . . 4<br />

§. 185. Oüer ie Befnyding der Mgyptenaaren<br />

en Abysfynïers ; en onderzoek of de<br />

Befnydinge der Mgyptenaaren ouder<br />

zy , dan die der Hebreeuwen , of omgekeert.<br />

.. . , 17<br />

§. 186. Oogmerken der Befnydinge. . 32<br />

§. 187. Verdeeling der Offeranden. . 45<br />

§. 188. Het was niet geoorlooft op alle plaatzen<br />

te offeren , maar a//ecK op dfe<br />

plaatze, die Godt vervolgens bepaalen<br />

zoude; en tot dien tyd toe daar alleen,<br />

alwaar de Tabernakel of de Verbonds-<br />

Arke gevonden werdt. , . 50<br />

? 2 $, 189.


I N H O U D.<br />

o . ^- ^ t*' • )<br />

§. 189. Over den invloed der Offeranden in het<br />

Burgerlek Gemeenebest. Bladz. 60<br />

O U 0 3 E<br />

§. i


I N H O ü D.<br />

S aoo. Van de overige Feesten der Isra'éliten.<br />

9<br />

Bladz. 178<br />

K. 201. Berekening van alle de Sabbatben ,<br />

Vierdagen , Feesten , en Boetdagen<br />

der Israëliten. . . ,182<br />

P O L I C Y - Z A A K E N .<br />

§. 202. Wat men onder de benaaming , van<br />

reine en onreine Dieren , te ver/laan<br />

J<br />

hebbe. • • • . • 88<br />

§. 203. Oogmerk der Wetten , betreffende onreine<br />

Dieren. . • • *97<br />

ft. 204.. Welke Dieren Mo/es voor onrein verklaarde.<br />

. . 2 0 6<br />

§. 205. Andere verboodene Spyzen. Z . 214<br />

§. 206. Verbod van Vet en Bloed, bet welk<br />

beide op het Altaar moest gebracht f<br />

en te heilig , om het voor Jpyze te gebruiken<br />

, geoordeelt worden. . 223<br />

WETTEN VAN LEVITISCHE ON­<br />

REINHEDEN VAN MENSCHEN,'<br />

HUIZEN, HUISRAAD, ENZ.<br />

§. 207. Van de Levitijche Onreinheden in bet<br />

2<br />

algemeens • • » 35<br />

* 3 VAN


N.. H O V D t<br />

VAN DE<br />

MELAATSHEID.<br />

§. 20S. Eenigs algemeene. Aanmerkingen over<br />

de natuur van deeze Ziekte , en over<br />

bet geen den Weigeever by deeze , of<br />

andere ongemerkt befmettende Ziektens<br />

te doen Jtoad. , . Bladz. 237<br />

§. 209. De Melaatsheid was eene gewoone<br />

Ziekte van die Luchtftreek en dat Folk,<br />

vmantndcr en aan bet welk Mo/es zyne<br />

Wetten gaf. . * . 258<br />

§. 210. Wetten van Mo fes , betreffende de<br />

Melaatsheid. . . . 253<br />

g. 211. Melaatsheid der Iilcedcrcn en Huizen. 276<br />

$. 212. Van den onreinen Zaadvloed. 299<br />

g. 213. Waarom Mofes niets aangaande de<br />

Pest of Pokken bevolen hebbe ? 310<br />

§. 214. Onrcinigheeden van het Kraambed,<br />

Zelfs bevlekking , Byjlaap, maandlyk' -<br />

fcbe Reiniging en Bloedvloeiing. 313<br />

§.215. Lyken van Menfeben verontreinigen. 321:<br />

§. 216. In boe verre doode Dieren konden verontreinigen.<br />

Gevolgen van deeze Wet. 331<br />

§• 217-


I N H O U Di<br />

217. Wetten , betreffende verontreinigde<br />

Vaten. Zonderlinge gunst omtrent<br />

Kopere , en feherpbeid tegen Aarde<br />

Cereedfcbappen. . . Bladz. 336<br />

•VERBODEN, OM ZEKERE DINGEN<br />

VAN VERSCHILLENDE SOORTEN<br />

NIET BY ELKANDEREN<br />

TE VOEGEN.<br />

§. 218. Verbod, om geenen Akker met twee.<br />

ërlei, dat is, met gemengd Zaad, te<br />

bezaaijeru . . \ 242<br />

§. 219. In het byzonder van de Wet, Deut.<br />

XXII. 9. die de Wynbergen betreft. 365<br />

$. 220. Verbod, om geene Dieren vanverfchillende<br />

foorxen te laaten paar en : geene<br />

Osjen en Ezelen voor denzelfden ploeg<br />

te fpannen , en geen half Linne- en<br />

half Wolle-kleed te draagen.<br />

§. 221. Het was de eerfle drie Jaar en verbooden<br />

, het Öofc van Vruchtboomen<br />

te eeten. . . . . ^77<br />

g. 222. Kleeder-Wetten. . .<br />

g. 223. Wetten die de Huizen betreffen. ^1<br />

§. 224. Verbod, om geene Landpaakn te ver-<br />

* e t t e n ' s 1 • . 3g 4<br />

$• 225.


I N H O ü D,<br />

§. 225. Zekere Moden , het Lichaam zelf be- ><br />

treffende, verbooden; Zoo als, een teken<br />

aan zyn lichaam te hebben, het<br />

Hoofdhayr en den Baart op de wyze<br />

der Arabieren te draagen , als mede<br />

Jommige manieren van Rouw - draagingen,<br />

. ; \ Bladz. 385<br />

§. 2*5. Van Gewicht, Maat en Elle. Eerst<br />

eenige algemeene Aanmerkingen. 389<br />

§. 2*7. Schikkingen van Mof es , ten opzichte<br />

van het Gewicht, de Maat en Elle. 395


Bladz. ï<br />

j. D. MICHAÈLIS,<br />

O V E R<br />

H E T<br />

MOSAÏSCH<br />

R E C H T .<br />

VIERDE<br />

DEEL.<br />

KERKLYKE<br />

ZAAKEN.<br />

§. 183. Voorafgaande Aanmerkingen.<br />

Ik fta gereed , om in het Policy - Recht van Mofes<br />

toe de Kerklyke zaaken over te gaan. Ik moet<br />

derhalven eene Aanmerking voor af laaten gaan ,<br />

ten einde ik, door het verkeerd opvatten van myne<br />

meening , geen gevaar loope, om aan fommige welmeeqenden<br />

, die niet genoeg aan hee oogmerk van<br />

dit Boek denken,' tot ergernisfe te ftrekken, of door<br />

anderen verkettert worde.<br />

Wy zullen hier van verfcheidene Levitifche Wetten<br />

fpreeken , dewelke Godt , als Voórbeeldfelen'<br />

van toekomftige dingen , gegeeven had , en die aan<br />

het Volk van Israël, hoewel eenigfincs duister, noch-<br />

IV. Deel. A w»


'i $. i83« VOORAFGAANDE AANMERKING»<br />

tans volgens de eige verklaaring van het Oude Testament<br />

, d© Leere des Evangeliums, bekend maften :<br />

dan van deezen kant befchouw ik die Wetten hier<br />

fiiet, maar alleenlyk zoo als zy den Rechtsgeleerden<br />

, of hem , die in ftaat is om over de Wetgeevende<br />

vvysheid op eenen Wysgeerigen trant te denken<br />

, voorkomen. Ik loochen onderrusfchen daar<br />

mede niet, dat zy zu*k eene betreklyke betektnis,<br />

dergelyk een Propheetifch oogmerk , op Christus<br />

hebben ; ik fpreek 'er hier om geene andere rede<br />

niet van , dan om dat dit met myn tegenwoordig<br />

oogmerk niet overéénkomt. Wil iemand deeze teremonieele<br />

Wetten van den anderen , den eigenlyken<br />

Godtgeleerden kant, befebouwen , en is hy zoo eigenzinnig<br />

, dat hy my volflrektlyk tot eenen Voorganger<br />

of Leidsman hebben wil , onder bedreiging<br />

van my te zullen verketteren , indien ik het weigeren<br />

mochte , dan heeft hy flechtsmyn Ontwerp der<br />

Typi/cbe Godigeleerdheid , volgens de Uitgaave van<br />

het Jaar 1763 , na te leezen: en ik verzoek den<br />

2oodanigen , dat hy aan den eenen kant niet van my<br />

eifchen wil, dat ik tor verdriet van andere Leezeren<br />

hier , daar het de plaats niet is, zal fchryven,<br />

het geen ik reeds in een Werk , dat in meer handen<br />

is , dan myn Mofaïsch Recht zyn kan , gefebreeven<br />

hebbe ; en ten anderen dat hy niet gelieft te beiluiten<br />

, dat ik loochene , het geen ik , volgens myn<br />

oogmerk, in het Mofaïfch Recht niet zeggen kan.<br />

Een enkeld Voorbeeld zal genoeg zyn , om dit<br />

voor billyke Leezeren duidelyker te ma'aken. Dat<br />

ik de Offeranden , die Mofes had ingefteld , voor<br />

affchaduwingen van Christus houde , en van oordeel<br />

ben , dat zy niet flechts in het Nieuwe Testament<br />

door


§. Ï83- VOORAFGAANDE AANMERKING. g><br />

door de Apostelen op die wyze verklaart zyn , maar<br />

dat Godt ze ook in der daad met dat oogmerk gevorderd<br />

heeft, en dat men ze reeds in het Boek der<br />

Pfalmen van dien zelfden kant vindt voorgefteld ,<br />

kan aan niemand onbekend zyn , die myne Stellige<br />

Godtgeleerdheid (a) , of myne Verklaaring van<br />

den Brief aan de Hebreeuwen , of eindelyk myne<br />

Voorleezingen (Critifches Collegium) over den Veertig<br />

(len Pfalm , gelcezen heeft; al ware het ook ,<br />

dat hy het even gemeld Oniwerp der lypijche Godtgeleërtheid<br />

nimmer gezien had. Dan in het Moj'aïfch<br />

Recht fpreek ik van de Offeranden niet, voor zoo<br />

verre zy Voorbeelden van Christus zyn , maar ik<br />

befchouw ze alleenlyk van baare Rechtsgeleerde en<br />

Staatkundige zyde. Indien ik anders deed, dan zoude<br />

ik het oogmerk , het welk ik my zeiven heb<br />

voorgellelt , misfen ; geen Mofaïfch Recht , maar<br />

eene Mojaïfche Godtgclcerthtid in Voorbeelden fchryven<br />

, en daar door voor eiken Leezer , dien het hier<br />

juist niet om eigemlyke Godtgeleertheid te doen was,<br />

onverdraaglyk worden.<br />

Ik zoude aan deeze Voorrede niet gedacht hebben,<br />

dewyl ik my ter goeder trouwe verzekert hield,<br />

dat men in het Mofaifch Recht niets anders zoude<br />

zoeken , dan het geen de Titel van het Boek beloofde<br />

; dan ik heb best geoordeeld, by voorraad , zoo<br />

veel my immer mooglyk was, alle Ergernisfe voor<br />

te komen , naa dat ik twee Beoordeelingen van myn<br />

Eerfte Deel gezien had ; de ééne van een' waardigen<br />

Man , dien het, niettegenftaande hy zeer gunfting<br />

o; §. 9h<br />

A &


£ §. 183. VOORAFGAANDE AANMERKING.<br />

ten mynen opzichte dacht, nochtans bedenklyk voorkwam<br />

, dat ik in het geheel niet van Christus gefproken<br />

hebbe ; de andere van eenen naamloozen<br />

Dvveeper, in de Hallifche Nieuwspapieren : welke<br />

laatfte evenwel weinig tyds daarnaa , by eene verandering<br />

der Schryveren van die Bladen , zonder dat<br />

ik 'er iets toe gedaan hebbe, voor een fmaatfchrift<br />

verklaart, en de onbekende Schryver verzocht is ,<br />

om het vervolg van zyn laster-fluk te laaten af haaien<br />

, dewyl men niet geneegen was, om het ter<br />

drukpersfe over te geeven.<br />

§• 184.<br />

Over de Befnyding. Wie befneeden moesten<br />

worden.<br />

Iedere Perfoon van het Manlyk Gedacht, die een<br />

Lid der Israëlitifche Kerke wilde worden,, moest<br />

zich laaten befnyden : Door dit middel werdt men<br />

derhalven een Lid van het Volk en de Kerk van Israël.<br />

'Er vindt, wel is waar, in de Zuidlyke Landen<br />

, ook zekere Befnyding van het andere Gedacht<br />

plaatze; dan met deeze hebben wy hier niets te doen,<br />

want zy was by de Israëliten niet in gebruike, en<br />

Mofes fpreekt in zyne Wetten alieenlyk van de Befnyding<br />

van het geen Manlyk was.<br />

Drieè'rleije Perfoontn waren 'er , die befneeden<br />

moesten worden:<br />

1. Alle


g. 184. OVER DE BESNYDING. 5<br />

1. Alle natuurlyke Nakomelingen van Abraham ,<br />

by gevolg ook alle geboorene Israëliten. Gen.<br />

XVII. 9-14. Levit. XII. 3.<br />

By deeze Wet moet ik een paar Aanmerkingen<br />

maaken , die de gefchiednis betreffen. De eerfle is:<br />

de Israëlitifche Arabieren hebben dit Gebod zo heiliglyk<br />

gehouden , tot den tyd van Muhammed toe ,<br />

dat men dit als de eenige rede , waarom de Muhammedaanen<br />

befneeden worden , aan te zien hebbe.<br />

Muhammed heeft in den Koran nergens de Befnyding<br />

bevolen: maar hy zelf was een Israëlitifch Arabier ,<br />

en predikte zynen Landgenooten. Dit Volk nu ,<br />

het welk hy zynen Godtsdienst het allereerst leerde ,<br />

en het welk denzelven wel ras door overwinnende<br />

Wapenen verder voortplantte , had te vooren reeds<br />

de Befnyding als een heilig gebruik, en voerde dezelve<br />

(in der daad door misverftand) overal als een<br />

fluk van Godtsdienst in. De Muhammedaanfche<br />

Befnyding is waarfchynlyk geene navolging der Jooden<br />

, maar een overoud gebiuik der Ismaëliten , hec<br />

' welk zy zoo wel als de Israëliten, van hunnen gemeenfchaplyken<br />

Stamvader , Abraham , ontfangen<br />

hadden , en als een Godtlyk bevel eerbiedigden.<br />

Deeze was myne eerfte Gefcbiedkundige Aanmerking<br />

; zie hier de tweede : Toen de Joodfche<br />

Koning , Joannes Hyrkanus , honderd en negen en<br />

twintig Jaaren vóór de geboorte van Christus, Idumtea<br />

verovert had , gaf hy den Edomiten eene vrye<br />

keuze , om , of ten Lande uit te gaan, of, onder<br />

voorwaarde van zich te laaien befnyden, daar in te,<br />

blyven. ( Jofephus Anuq. Judaic. L. XIII. C. IX.<br />

g. i.). Zy koozen het laatfte , en weiden van dien<br />

A 3<br />

tji


6 §. 1^4' OVER DE BESNYDING.<br />

tyd-af met de Jooden één Volk. Jdfephus ze^c<br />

het 'er wel niet uitdruklyk by , maar het is evenwei<br />

waarfchynlyk , dat Hyfkanus zich op het gebod der<br />

Befnydinge zal beroepen hebben , het welk allen<br />

Nakomelingen van Abraham gegeeven was, en Gen.<br />

XVII. gevonden wordt. De Edomiten (tarnden ,<br />

zoo wel als de Jooden , van Abraham af ; en uit<br />

Jerem. IX. vs. a i, 25. alwaar de Edomiten mede onder<br />

de Volken getelt worden, DIE AAN HUM VXEESCH<br />

BESNEEDEN waren , maar ONBIJSNEEDEN VAN HAR­<br />

TEN , fcnynt te blyken , dat de Befnyding onder hen<br />

noch ten tyde van Jeremias , dat is , toen Nebucadnezar<br />

Jeruzalem voor de eerfte maal verwoestte, in<br />

gebruike was. Maar naderhand moet dit gebruik<br />

by hen verlooren gegaan zyn , want anders was het<br />

niet noodig geweest , dat Hyrkanus het zelve wederom<br />

invoerde. Het fchynt, dat deeze Veroveraar<br />

de Edomiten ten vollen met de Jooden heeft willen<br />

veréénigen , en dat hy om die rede van hen vorderde<br />

, dat zy de , wel eer gebruiklyke , plechtigheid<br />

der Befnydinge ondergaan moesten. Ten minden ,<br />

dit Oogmerk, hetwelk voor eenen Veroveraar zeer<br />

wel voegde , werdt zoo volkomen bereikt, dat Jofephus<br />

'er van getuige : VAN DIEN TYD AF IS HET ,<br />

DAT ZY JOODEN GEWORDEN ZYN. Dit was geene<br />

eigenlyke Religie - dwang, maar alleenlyk dwang van<br />

Naturaltfatie ; hoewel men het niet eens dwang<br />

kunne noemen , zoo lang men aan iemand , die 'er<br />

zich niet aan wilde onderwerpen , vryheid liet omte<br />

vertrekken. Ook moet 'er zekere rede geweest<br />

zyn , die een geheel Volk zoo gemaklyk deed be-.<br />

fluiten , om zich aan de onaangenaame en fmartlyke<br />

voorwaarde des Overwinnaars te onderwerpen , en<br />

in het Land te blyven ; want onder ons zoude men<br />

ze :


g. 184. OVER DE BESNYDING. 7<br />

zekerlyk veele duizenden vinden, die liever verkooren<br />

te vertrekken , of hun leeven op het nieuw ter<br />

herwinninge van hun Land te waagen , indien de<br />

Turken ons eens overwonnen , en de Befnyding van<br />

ons vorderden. Dan, gelyk gezegt is , de Befnyding<br />

was niet zoo zeer eene verandering , die den<br />

Godtsdienst , als die het burgerlyke der Natie betrof<br />

: dit alleen uitgezondert, dat men zich daar door<br />

verplichtte , om alleenlyk den eenigen waaren Godt<br />

te dienen , dien , gelyk HAGEDORN zegt, tVyzen,<br />

Heiligen en Bar baar en , gevoelen , denken en bekennen<br />

( a ). Daarenboven was de Befnyding wel<br />

eer by de Edomiten een oud gebruik hunner Voorvaderen<br />

geweest, en zy was het noch in dien tyd<br />

by de nabuurige , en met hun vermaagfchapte Israëliten.<br />

'Er is dus één Voorbeeld van Religie dwang in<br />

de Gefchiedni^fen minder : manr al moest 'er dit onder<br />

getelt worden , zoude het evenwel noch niet<br />

gelyk liaan met het gedrag van LODL-WYK DEN<br />

VEERTIENDEN , die, ftrydig met de Heiligde<br />

O ereenkomtren , de Hugenooten in zyn Ryk to«<br />

Catholyken wilde maaken , en hun niet eens toeliet,<br />

ten<br />

(a) Volcrens het Gedicht van POPE the Univerfal<br />

praytr genaamd , waar in hy het Opperweeën dus<br />

aacfpreekt:<br />

Futber of Al l in every Age,<br />

ln every CU me ador'd ,<br />

By faint , by javajie and by fagè ,<br />

$mwb, Jove or Lord.<br />

VER T><br />

A 4


f §. i8 4. OVER-DE BESNYDING.<br />

ten Lande uit te gaan ; maar het zoude dan toch<br />

Religie dwang , maar van eene zachtere en billykere<br />

foort geweest zyn, gelyk die van LEOPOLDUS<br />

.ANTONIUS ELEUTHEÏUUS , Aartsbisfchop van Saksburg<br />

» die in het Jaar 1730. tusfchen de twintig en<br />

dertig duizend Onderdaanen, om des Godsdiensts wille<br />

, uit het Land liet vertrekken ; het onderfcheid<br />

zoude daar alleen in beftaan , dat de Aartsbisfchop<br />

'er fchade van had , en Hyrkanus voordeel.<br />

Uit het zelfde grondbeginfel, en om dat zy van<br />

Abraham afftamden (a), fchynt AKISTOBULUS ook<br />

de Itut^ers genoodzaakt te hebben , om zich te laaten<br />

befnyden , indien zy in het Land wilden blyven.<br />

JOSEPHÜS Antiq. L. XIII. C. XI. g. 3.<br />

2.) Ieder lyfeigen Knecht der Israëliten , of liever<br />

der Nakomelingen van Abraham in het<br />

algemeen, moest befneeden worden. Gen.<br />

XVII. ia, 13. en 27. Exod. XII. 44. Het<br />

ftond niet aan hem , of dit gefchieden zoude<br />

of niet: ook werdt 'er niets gezegt van eenig<br />

onderwys, het welk 'er voor af moest gaan ,<br />

noch eenige Voorwaarde by gevoegt , zoo<br />

ALS : INDIEN HY VAN DE WAARHEID VAN DEN<br />

GEOPENBAARDEN GODTSDIENST DER ISRAËLI-<br />

TEN OVERTUIGT is. De Befnyding was dus<br />

niet , het geen wy verandering van Godtsdienst<br />

noemen , ook geen Sacrament, zoo<br />

als wy het in het Nieuwe Testament hebben<br />

, waar door zekere Geestlyke Weldaad!<br />

CO ëèn, XXV, vs, ly.<br />

wordt


. §. 184. OVER DE BESNYDING. J><br />

wordt medegedeelt (a); maar zy:was by<br />

lyfeigeneri eene enkele burgerlyke verplichting<br />

, om geenen anderen Godt dan den<br />

eenigen , dien alle Menfchen erkennen , te<br />

dienen ; en die was buiten dien eene Wet,<br />

welker Overtreeding in Palaeftina met den<br />

dood ge'trafc werdt. Indien zich een flaaf al<br />

aan zekeren Godtsdienst verbond , dan was<br />

het nitt de Godtsdienst, die den Israëliten<br />

geopenbaart was, en dien zy in hunne harten<br />

geloofden , maar hy verbond zich dan<br />

aan den natuurlyken Godtsdienst, die door<br />

uitwendige tekenen zichtbaar gemaakt was.<br />

In tegenoveriïellinge van deezen laatften ,<br />

moest geen uitwendige Afgodendienst gepleegt<br />

worden : maar tot het verborgen geloof<br />

des harten kon geen fiaaf doorgedwongene<br />

Befnyding verplicht worden. Doch<br />

ik heb hier van al §. ia8. uitvoeriger gefproken.<br />

3.) Indien een Vreemdling begeerig was , om<br />

een Lid van de Kerk en het Velk der Israëliten<br />

te worden, en deel te hebben aan her.<br />

genot des Paafch - lams , dan moest hy zich<br />

laaten beihyden, Exod. XII. 48. Het hing<br />

derhalven ten éénenmaale van zyne verkiezing<br />

af, of hy befneeden wilde worden dan<br />

niet: alleenlyk werdt hy in het laatfte geval<br />

geen burger onder de Israëliten : ( nicht nationalifirt<br />

). Ja doorgaans werdt vooronderftelt,<br />

(a) Die begeerig is om hier van meer te weeten ,<br />

kan hec in myne Dogmatica §. 133, vinden*<br />

A<br />

5


i» §. 184. OVER DE BESNYDING.<br />

fielt, dat geen Vreemdling , zelfs Zoodanig<br />

een niet, die kost en loon van Israëiiten<br />

trok , wanneer hy maar geen lyfeigen flaaf<br />

was, van het Paafchlam eeten mocht; en<br />

by gevolg werden de Vreemdlingen aangemerkt<br />

, als Lieden die onbefneeden zouden<br />

blyven. De eigene woorden van Mofes zyn<br />

vs. 45. van het even gemelde Hoofdftuk :<br />

VREÈMDLINGEN EN DAGLOONERS MOOGEN?<br />

VAN HET ZELVE NIET EETEN. VS. 48. IN-<br />

DILN EEN VREEMDLING , DIE ONDER ÜLIE-<br />

I>EN WOONT<br />

, TER EERE VAN JEHOVAH , HET<br />

PAASCHFEEST WIL VIEREN , DAN MOETEN -<br />

ALLE MANSPERSOONEN IN ZYN HUIS BESNEEDEN<br />

WORDEN, EN DAN WORDT HY ALS EEN IN­<br />

BOORLING<br />

AANGEMERKT , EN MAG VAN HET<br />

PAASCHLAM EETEN. MAAR GEENEN ONBE-<br />

SNEEDEKEN STAAT VRY DAAR VAN TE EETEN.<br />

De Befnyding was derhalven geen overgang<br />

tot het Geloof der israëliten ; want dit kon<br />

ook een Onbefneedene aanneemen , maar<br />

zy was het middel om Burger onder hen te<br />

worden , en een openbaare afftand van uitwendigen<br />

Afgodtsdienst.<br />

Dit vereifcht noch eene uitvoerigere befchouwing<br />

, en eene duidelyke aanwyzing van die Perfoonen<br />

, die, noch volgens het burgerlyk Recht<br />

van Mofes, noch ook volgens eenig ander Godilyk<br />

Gebod , behoefden befneeden te worden. Van<br />

Vreemdüngen , die onder de Israëliten woonden ,<br />

Was 'er geen het minst bevel, dat zy zich moesten<br />

lanen befnyden , maar zy hadden hier in ten<br />

éénenomle hunne Vryheid. E.eo Vreemdling kon<br />

zelfs


§. 184. OVER DE BESNYDING. it<br />

zelfs OfFeranden in den Tempel brengen (a) zon«<br />

der befneeden te zyn , en dit |blykt niet flechts<br />

daar uit, dat Mofes daar van ftil gezweegen heeft,<br />

en 'er geen Verbod van gevonden wordt ; maar<br />

men weet ook , dat , ten tyde van den Tweeden<br />

Tempel, toen de Jooden noch veel ftrénger waren,<br />

van Heidenen , van eigenlyke Afgodendienaaren ,<br />

Offeranden in den Tempel zyn aangenomen. Een<br />

iegelyk, die maar wilde, al ware hy ook nog meer,<br />

dan enkel onbefneeden , kon den waaren Godt vereeren<br />

, en Hem OfFeranden brengen.<br />

Zelfs iemand , die den geopenbaarden Godtsdienst<br />

der Jooden voor Godtlyk hield, had door<br />

denzelven geene de minfte verplichting, om zich<br />

te laaten befnyden; eene Helling, die men zoo dikwerf<br />

uit het oog verlooren heeft , dewyl men zich<br />

de Befnyding altoos als een Sacrament heeft voorgeftelt,<br />

het welk van de zelfde waardye was , als<br />

den Doop onder de Christenen , en zonder eenïg<br />

bewys der Heilige Schriftuure , op deezen willekeurigen<br />

grondflag het gevolg bouwt, dat, federc<br />

den tyd van Abraham , de Befnyding voor allen en<br />

eenen iegelyken , ter eeuwige Zaligheid , noodig<br />

geweest is.<br />

Mofes heeft nergens bevolen , ja niet eens by<br />

wyze van Vermaaninge gezegd, dat iemand, die<br />

geen Nakomeling van Abraham , of Lyfeigen van<br />

iemand zyner Nakomelingen was, zich moest laaten<br />

befnyden, uitgezondert in het geval, wanneer<br />

hy<br />

(a) Uit verwacht Salornon in zyn Gebed ter inwydmge<br />

van den Tempel , i Koningen Vllf, vs. 41,<br />

4^ en 43,


ï? §. 184. OVER DE BESNYDING.<br />

by van het Paafchlam wilde eeten : by de eerfte inftelling<br />

der Befnydinge , Gen. XVII. wordt insgelyks<br />

alleenlyk van de Nakomelingen en Knechten<br />

van Abraham gefproken. In alle de Historifche<br />

Boeken des Ouden Testaments by eikanderen gevoegt,<br />

vindt men geen het minfte fpoor , waar uit<br />

men zouden kunnen zien , dat de Befnyding noodzaaklyk<br />

gehouden werdt ter zaligheid voor Vreemdlingen<br />

, die den waaren Godt erkenden , of dat zy<br />

van hen gevotdert werdt als een gedeelte hunner<br />

Geloofsbelydenisfe; men befpeurt dit niet eens in<br />

de uitvoerige Gefchiednisfe van Naëman s Kon. V.<br />

alles doet zich daar in veel meer zoo op , dat men<br />

aan geene Befnydinge van Naëman denken kunne.<br />

In laatere tyden , lange naa de Babylonifche Gevangnisfe,<br />

kwamen 'er, wel is waar, onder de Jooden<br />

onverltandige Yveraars , tegen welke Paulus<br />

zich in zyne Brieven fterk verzet heeft, die zelfs<br />

den Heidenen de Befnyding, als noodzaaklyk ter<br />

Zaligheid voorfchreeven. Dan hier tegen kantte<br />

zich niet alleen Paulus , maar ook reeds vóór hem<br />

andere gemaatigde en zeer Godtsdienflige Jooden,<br />

zonder dat deeze in het minst dachten op het geen<br />

daar uit , met betrekkinge tot het Christendom<br />

voortvloeide. Jofephus heeft ons hier van een<br />

merkwaardig voorbeeld opgetekent, in het twintigje<br />

Boek van zyne Oudheden , Kapitt. It. §. 5.<br />

IZATES , Koning van Adiabene , (dat is , van Asfyrien<br />

in den bepaaldften zin) had wel eer , toen<br />

ïiy noch Prins was (a), een Jood leeren kennen,<br />

met<br />

(a) In het Hoogduitfch ftaat: als sin eppanagirte$<br />

Frittz, Ik heb gemeent, dat de woorden, toen by<br />

nocb


§. 184. OVER BE BESNYDING. 13<br />

met naame Ananias , en was door hem van de<br />

waarheid van den Joodfchen Godtsdienst overtuigt.<br />

Toen hy , naa den dood zynes Vaders , aan de regeering<br />

kwam , vernam hy , dat zyne Moeder Helena<br />

, dien zelfden Godtsdienst zeer genegen wasi<br />

en niet lange daar naa begon hy zwaarigheid te<br />

maaken , of hy zonder Befnyding wel een oprecht<br />

Jood konde zyn ? Hy befloot derhalven , zich te<br />

laaten befnyden: maar zyne Moeder, die misfchien<br />

zoo teder van geweeten niet was, verzette zich daar<br />

tegen om ftaatkundige redenen , dewyl het naamlyk<br />

te gevaarlyk was , en het te duchten flrond , dac<br />

de Asfyriers eene van zyne Broederen op den troon<br />

zouden willen plaatzen. Zyn Leeraar in den Joodfchen<br />

Godtsdienst, Ananias, werdt dan om raad<br />

gevraagt ; en deeze verklaarde zich zeer nadruklyfc<br />

voor het geen 's Konings Moeder gezegt had , ëa<br />

voegde 'er by , dat hy zelf den Koning terftond<br />

zoude verlaaten , wanneer hy zich liet befnyden,<br />

dewyl hy gevaar liep , om als iemand , DIE DEN<br />

KoNINGE IETS ÓNBETAAMLYKS GELEERT<br />

HAD , (<br />

ter verantwoordinge getrokken en geifraft te worden<br />

: dat de Koning , ook zonder befneeden te<br />

zyn , den waaren Godt konde dienen ; dat dit het<br />

weezenlykfte was , het geen hy doen moest, ingevalle<br />

hy de voorouderlyke zeden der Jooden wilde<br />

aanneemen. Deeze Ananias antwoordde zeer<br />

verftandig , en overéénkomftig met de Wet van<br />

Mofes,<br />

nocb Prins uoas , in onze taal genoeg waren. yJppanage<br />

of Appennage betekent anders het inkomen, hét<br />

welk aan jongere Broeders, van Koninglyken Gcflachte<br />

, gegecven wordt. VERT,


ï4 §• 184. OVER DE BESNYDING.<br />

Mofes , die geenen Heiden de Befnyding beveelt,<br />

als een bewys , dat hy den waaren Godtsdienst aanneemt<br />

: hy antwoordde ten naasten by op de zelfde<br />

wyze , als de Apostel Paulus , of de Christeiyke<br />

Kerk te Jerufalem, welker uitfpraak wy in het tiende<br />

Hooldftuk van de Handelingen der Apostelen<br />

vinden opgetekent , geantwoord zoude hebben.<br />

Koning Izates volgde hem ook eenen tyd lang , en<br />

berusrte daar by : maar naderhand kwam 'er een<br />

onverflandig Yveraar uit Galilsea, Eleafar genaamt,<br />

die op de Befnyding drong, (en wel juist zoo ,<br />

als Apostel Paulus in zyne Brieven dat foort van<br />

Yveraars voor de Befnydinge befcbryft:) de Koning<br />

gaf hem gehoor , en liet zich befnyden. By<br />

geluk had het geene nadeelige gevolgen voor hem,<br />

dewyl de Asfyriers , zyne ünderdaanen , het niet<br />

kwaalyk opnamen , dat, hun Koning een volkomen<br />

Jood geworden was. Inderdaad was dit in dien tyd<br />

geen Godtsdienst, die op den troon buiten de mode<br />

was, maar wy vinden meer Syrifche en Arabifche<br />

Koningen, inzonderheid onder de Beheerfcheren<br />

van gelukkig Arabien , die deezen Godtsdienfte,<br />

den eenigen verftandigen, die flechts eenen<br />

Godt vooronderflelde, toegedaan waren. Dit aanftaan<br />

van den GalilEeer op de Befnyding, was de<br />

Yver der laatfte tyden vóór de Verwoestinge van<br />

Jerufalem ; en men vindt 'er te vooren in de geheele<br />

Gefchiednisfe van Jofephus geen Voorbeeld<br />

van : ook kan men Jofephus niet leezen , zonder<br />

te bemerken , dat hy op de zyde is van den gemaatigden<br />

Ananias, die de Befnyding afraadde, terwyl<br />

hy van den Yveraar voor de zelve eenvouwiglyk<br />

verhaalt, wat hy fprak , en met hoedanig een gevolg.<br />

Deeze zelfde tegen de Wet aanloopenden<br />

Yver


§. 184. OVER DE BESNYDING, *$<br />

Yver van Jooden , die de Wet predikten , en de<br />

Befnydinge den Heidenen zochten op te dringen ,<br />

is uit de Brieven van Paülus bekend genoeg, die<br />

dan in zoo verre uit het verhaal van Jofephus eea<br />

nieuw licht bekomen. 'Er was toen onder de Jooden<br />

eene nieuwe Seóte , die de Pharifeeuwen zelve<br />

in Yver verre overtrof C«), Volk ten laat-<br />

n e t<br />

ften in den Oorlog inwikkelde , waarin het geheel<br />

Gemeenebest onderging , en van welke men byna<br />

zeggen moet, dat zy ten éenenmaale raazende was:<br />

dezelve had , over het algemeen , Phanfeeuwfcbe<br />

Grondftellingen . maar zy bracht dezelve tot een<br />

uiterfte , inzonderheid in Burgerlyke zaaken , en<br />

had haaren afkomst van zekeren Galilseer, Judas<br />

genaamd. Het geen Jofephus , die een gemaatigd<br />

Pharifeeuw was , en deeze lieden in het ongelyk<br />

ftelt van hunne ftandvastigheid op het einde vaa<br />

den Joodfchen Oorlog , verhaalt , komt na by de<br />

Raazerye , hoewel het voor het overige een bewys<br />

zy van hunne dapperheid, en hun van eenen anderen<br />

kant tot Eere fi-ekke. Maar dat zy Dweepers<br />

waren . is onbetwistbaar. Dan , om wederom<br />

op de Befnyding te komen : Jofephus verhaalt<br />

ook, dat de Joodfche M trillingen , die onder<br />

zyn gebied Honden, zelfs twee Arabifche Emirs,<br />

die tot hem hunne toevlucht namen , hadden willen<br />

dwingen , om zich te laaren befnyden : maar<br />

hy voegt 'er ook by , dat hy dit niet heeft willen<br />

toelaaten, maar zyn V Ik onder het oog bracht,<br />

dat 'er in den Godtsdienst geen geweld moest<br />

plaatze hebben , maar dat het aan ieder éénen was<br />

(a) Antiquit. XVIII. Cap.<br />

over-


t6 §. 184. OVER DE BESNYDING»<br />

overgelaaten , op hoedanig eene wyze hy Godt<br />

wilde dienen. (Vita Jofephi , §. 23.). Nu zal<br />

men kunnen zien , met wiens gevoelen die Godtgeleerden<br />

het naast oveiéénkomen , die zich verbeelden<br />

, dat, onder de dagen van het Oude Testament<br />

, ieder, die Zalig wilde worden , of den<br />

eenigen waaren Godt dienen , zich moest laaten<br />

befnyden : voorzeker dit is niet hét gevoelen van<br />

Paulus, zelfs niet dat van Ananias of Jofephus.<br />

'Er is noch eene gewichtige Aanmerking , die<br />

Paulus maakte , Galat. V. 3. die zicb laat befnyden<br />

, is fchuldig, de geheele Wet te houden. In<br />

der daad ieder , die zich liet befnyden, ging even<br />

daar door tot het Volk van Israël over, en verplichte<br />

zich zeiven , om alle de Mofaïfche Wetten , die<br />

aan geen ander Volk gegeeven waren , maar de Israëliten<br />

alleen aangingen, te houden. 'Er kan derhalven<br />

niets met de waarheid overeenkomftiger gegedacht<br />

worden, dan deeze Aanmerking van den<br />

Apostel. Over het algemeen zal men den Brief aan<br />

de Galaters beter verftaan , wanneer men deezen<br />

twist der Jooden kent, en in het oog houdt, dat<br />

Godt aan niemand anders , dan de Nakomelingen<br />

en Lyfeigenen van Abraham , immermeer de Befnyding<br />

bevolen heeft, maar men zal teffens zien ,<br />

dat Paulus die Vraage , dewelke aan het Hof van<br />

Asfyrien voorkwam, noch nauwkeuriger , en met<br />

grootere zorgvuldigheid voor het geweeten van hen<br />

die zich daar omtrent bezwaart vonden , beantwoordde<br />

, dan Ananias by Jofephus. Hoewel Ananias<br />

hieromtrent noch veel kan gezegt hebben, het<br />

geen Jofephus niet opgetekent heeft, ja zelfs het<br />

geen hy niet wist, dat gezegt was: want by hec<br />

gefprek


185. OVER DE BESSYDINC, enz. 17<br />

gefprek van Ananias met den Koninge van Asfyrien<br />

zai zekerlyk Jofephus, die roen nauwlyks gebooren<br />

was, niet tegenwoordig geweest zyn.<br />

5- 185.<br />

Over de Befnyding der Mgypemaren en Abys*<br />

Jeriexs : en onderzoek of de Befnyding der<br />

Mgyptenaaren ouder zy , dan die der<br />

Hebreeuwen , of omgekeert ?<br />

Tk moet hier vryheid verzoeken tot eene Uitwyding<br />

, die byna geheel Oudheidkundig is : dezelve<br />

betreft eene Vraage , die ik anders doorgaans<br />

voor de Gefchiednisfe , of de Joodfche Oudheden<br />

overlaate , maar die ik thans hier ter plaatze moet<br />

voortellen , dewyl zy van zoo veel Invloeds is ,<br />

in het geen wy naderhand , met betrekking tot het<br />

Oogmerk der Befnydinge , zeggen zullen.<br />

Dat 'er, behalven de Israëliten , noch andere<br />

Volken zyn , die de Befnyding gehad , en zelfs<br />

dit gebruik tot op heden toe behouden hebben ,<br />

is bekend : maar onder deeze komen 'er, by de<br />

befchouwing van het Mofaïfch Recht flechts twee<br />

in Aanmerkinge , de Mgyptenaaren naamlyk , en<br />

jEthiopiers; by welke de Befnyding van onheugelyke<br />

tyden af, en zoo lange vóór het begin der<br />

Griekfche Gefchiedkunde , heeft plaatze gehad ;<br />

dat Herodotus al beleed , dat het door haaren hoogen<br />

Ouderdom niet kon bepaalt worden , wie van<br />

beiden dezelve eerst gehad , of van den anderen<br />

tnochte overgenomen hebben.<br />

IV. Deel. B De


18 §. 185. OVER DE BESNYDING<br />

De oudfte Griekfche Schryver , die van de Befnyding<br />

der Mgyptenaaren uitdruklyk gewag maakt,<br />

is HEUODOTUS , in zyn tweede Boek , § 36. en<br />

104. alwaar men insgelyks de Kanttekeningen van<br />

WESSLLINO kan nazien. Waarfchynlyk zal Hechts<br />

het kleinfte gedeelte van myne Leezers zich met<br />

het leezen van Griekfche Schryveren bezig houden ;<br />

ik zal daarom liever tot hun gemak hun de plaatzen<br />

geheel vertaalt mededeelen : §. 36. ( of volgens<br />

anderen §. 33.-zegt hy : ANDERE VOLKEN ,<br />

DIE ALLEEN UITGEZOND E R T , DEWELKE DE<br />

MGYPTENAAREN NAVOLGEN , LAATEN HUN­<br />

NE SCHAAMDEELEN, zoo ALS DEZELVE VAN<br />

INATUURE ZYN, MAAR DE MGYPTENAAREN<br />

BESMYDEN ZE. En §. 104. (of §.98.)<br />

brengt hy onder de Hukken , in welke de Colchiers<br />

met de Mgyptenaaren overéénkomen , en uit welke<br />

hy befluiten wil , dat zy een overblyfèl van het<br />

Leger van SESOSTRIS zyn , ook het volgende by :<br />

Noch gewichtiger is het, dat alleen die van Colchis<br />

de Mgyptenaaren en Mthiopiers , van de vroeg/le<br />

tyden af, de Bejnyding hebben. Want de Phcenitiers<br />

(a), en Syriërs in Palceftina bekennen<br />

zelve,<br />

(a) Ten aanziene der Phcenitiers fchynt Herodotus<br />

zich te vergisfen , hoewel Or-igenes iets deree-<br />

Jyks van hun zegt, by Rom. II. vs. 13. bladz. 49*.<br />

des Vierden Deels , volgens de Benediflynfche Uitgaave,<br />

( die van CAREL DE LA RUE, denk ik, die een<br />

Uemctyner Monnik was ). Vert.<br />

fi) Deeze zyn, gelyk Jofephus reeds te recht<br />

lieert aangemerkt, de Israëliten , die by Heiodotus<br />

en andere Grieken dikwils Syriers genaamt worden ,<br />

en deezen naam ook met recht kunnen draagen, de'<br />

wyl


DER MGYPTENAAREN enz. 19<br />

zelve , ^a? 2y J/ï gebruik van de Mgyptenaaren gelee-t<br />

bebben. Maar de Syriërs , die aan de Rivieren<br />

Tbennudon en Parlbcnius (c) woonen , en derze<br />

Iver<br />

wyl hunne Voorvaderen uit Mefopotamien, hetwelk<br />

in het Hebreeuws C'THS D"ïf< ( dram of Syrien ,<br />

tüsfcben de twee Rivieren) af-Komftig waren, en zich<br />

om die rede zelve onder de Syners rekenden , Deut.<br />

XXVI. vs. y. (Hec geen op die plaatze in myne<br />

Vertaalin"; ftaat , een omzwervende Mefopotamer , betekent<br />

eigentlyk een omzwervende Arameeër'). Alleen*<br />

]yk had deeze Griekfche Schryver , die de Gefchiednisfe<br />

der Jooden niet genoeg kende, daar in mis, dat<br />

zy , naar zyne gedachte , zelve beleeden , de Befnyding<br />

van de Mgyptenaaren te hebben. Zy bekenden,<br />

dat hunne Voorvaderen in iEgypten gewoont hadden<br />

, en dit zal Herodoot misfehien misleid hebben :<br />

maar de Befnyding leidden zy van een veel ouder be-<br />

* vel van Godt' af.<br />

Cc) Wie deeze Syriër s aan de Rivieren Tbermodon<br />

en Parthenius, (twee Rivieren van klein AGen , die<br />

in het Zwarte Meir vloeijen ) moogen zyn , is, zoo<br />

veel ik weete , noch niet onderzocht : Wesfehng<br />

fpreekt in zyne Aantekeningen op Herodotus , dib<br />

anders zoo veele duistere zaaken ophelderen, van dezelve<br />

niet één woord. — — De Asfyrifche Koning<br />

Tiglath Philefar heeft, naa de verwoestinge van hec<br />

Syrifch Koningryk Damascus , eene Synfche Volkplanting<br />

by de Riviere Cyrus ( in de laatere Geograpbie<br />

KOR ) gebracht , en* dus in der daad in de Nabuurfchap<br />

Colchis , zoo met in Coichis zelf. Zouden<br />

'er van deeze , misfehien nieuwe Volkplantingen<br />

, over het Zwarte Meir gegaan zyn, die zich by<br />

de Rivieren Parthenius en Thermodon nedergelaaten<br />

hebben ? Deeze zouden zeer wel hebben kunnen<br />

befneeden zyn , want Damascus was ten tyde vaa<br />

David en Salomo lang onder de Israëliten gewceit ;<br />

urn niet te zeggen, dat behalven deezen de Ouden<br />

B 2<br />

noch


20 §. i85« OVER DE BESNYDING<br />

zeiver Nabuuren , de Makranen , zeggen , dat zy<br />

die gewoonte eerst onlangs van de Colcbiers hebben<br />

overgenoomen. Deeze zyn de eenige Volken , die<br />

zkb befnyden , en deeze alle fchynen het gedaan te<br />

hebben in navolginge van de Mgyptenaaren. Maar<br />

van de Mgyptenaaren en Mtbiopiers kan ik niet zeggen<br />

, welke van deeze beide Volken de Be/nyding<br />

van het andere ontleent hebbe , want dit gebruik is<br />

zeer Cud. ' Maar dat andere Volken bet van de<br />

Mgyptenaaren leerden , wordt, dunkt my , hier door<br />

krachtiglyk beweezen , dat die Pbisnitiers, dewelke<br />

met de Grieken omgaan , in deeze byzondsrbeid de<br />

Mgyptenaaren niet meer navolgen , en zich niet laaten<br />

bejnyden.<br />

De tweede, DIODORTJS SICULTJS, fchryfe<br />

Boek I. Kap. 28. reeds veel voorzichtiger: bommigen<br />

houden insgelyks de Colcbiers in Pontus , en *<br />

de Jooden tusfeben Arabien en Syrien voor Mgyptifebe<br />

Volkplantingen , om dat deeze Volken hunne<br />

Kinderen van het Manlyk Geflacht weinig tyds naa<br />

derzelver geboorte befnyden ; welke oude gewoonte<br />

zy uit Mgypten Jcbynen medegebracht te hebben.<br />

Doch<br />

noch fomtyds aan eenige Syriers, die geene fsraëliten<br />

zyn , de Befnyding toefchryven. IvJisfchien zyn<br />

zelfs de Colchiers'met hunne gekroesde Hairen , dewelke<br />

zich lieten befnyden, geene .Nakomelingen van<br />

de Mgyptenaaren , maar van de Syriers , die uit Dainascus<br />

na de Riviere Kor trekken, of ten minden<br />

misfehien zyn zy uit eene vermenging van deeze Syriers<br />

met de Oude lnwoonders ontftaan. Doch dit<br />

is flechts eene gisfing , die ik, voor het geen zy is,<br />

uitgeeve, en om welker noodlot ik my verder jniec<br />

veel bekommere.


DER MGYPTENAAREN enz. n<br />

Doch dit ziet men evenwel uit hem , met volle zekerheid<br />

, dat de JEgyptenaaren in zynen tyd al van<br />

voor onheugelyke Jaaren af, de Befnyding moeten<br />

gehad hebben.<br />

De derde is STRABO , die in zvn zeventiende<br />

Boek, 1140. (of 824.) onder de gewoontens der<br />

Mgyptenaaren rekent, dat zy Jongens en Meisjes<br />

befnyden , gelyk ook de Jooden deeden, die nochtans<br />

oorjpronglyk Mgyptenaaren waren.<br />

Hier by komt PHILO de Jood , die in Mgypten<br />

gewoont heeft, en by gevolg een zeer geloofwaardig<br />

getuige is : deeze verdedigt, in zyn Boek<br />

ie Circumci/ione ( pag. 210. van het tweede Deel ,<br />

volgens de Uitgaave van MANGY,) de Joodfche<br />

Befnyding tegen de fpotterny van derzelver vyanden<br />

, met het Voorbeeld der Mgyptenaaren , hec<br />

welk hy bybrengt: Zy is evenwel, zegt hy , by<br />

andere Volken , inzonderheid by de Mgyptenaaren ,<br />

die men voor een der talrykfte , oud/Ie , en geleerdfle<br />

Volken houdt, in gebruik , en wordt door dezelven<br />

zeer yverig waargenomen.<br />

JOSEPHUS brengt niet flechts Herodotus zonder<br />

hem tegen te fpreeken by , ten opzichte van de<br />

Befnydinge der Mgyptenaaren \ zoo als Antiquit.<br />

Lib. VIII. Kap. XI. §. 3. en in het eerfte Boek tegen<br />

Apion , Kap. XXÏI. ( In de eerfte plaatze<br />

wel wat overylt , en met eenig misverftand , maar<br />

nochtans met de zeer gegronde Aanmerkinge, dat<br />

'er in Palseftina geene andere befneedene Syriers<br />

gevonden worden , als de Jooden : in de tweede<br />

nauwkeuriger, en met byvoeginge van de zelfde<br />

B 3<br />

Aan-


22 5. ,if?5> OVER BE B E S N Y D I N G<br />

Aanmerking) ; maar hy brengt ook aan Apion, die'<br />

een /Egyptenaar was , en met de Befnydinge der<br />

Jooden den fpot dreef, onder het oog : DAT DE<br />

MGYPTENAAREN ZELVE DIT GEBRUIK GEHAD HEBBEN,<br />

EN VOLGENS UE MEENING VAR HERODOIUS , DIE GE­<br />

WOONTE ZELFS TOT ANDERE VoLKEN OVERGEBRACHT'<br />

(Libr. 2. contra Apionem , §. IJ.) hoewei teffens<br />

uit deeze plaatze blyke , dat niet alle de Mgyptenaaren<br />

befneeden waren ; want hy laat 'er terilond<br />

op volgen , dat Apion zelf, dien hy voor<br />

eene Mgyptenaar verklaart had , in zynen ouderdom<br />

eerst, wegens zeker ongemak, befneeden is:<br />

hy moet by gevolg te vooren onbefneeden geweest<br />

zyn. De Befnyding by de Mgyptenaaren was<br />

naamlyk , gelyk wy binnen kort zuilien zien , alleenlyk<br />

eene Verplichting der Priesteren.<br />

Dat Pythagoras zich heeft moeten laaten befnyden<br />

, om tot de geheime Lesfen der Mgyptifche<br />

Priesteren te worden toegelaaten, is te bekend ,<br />

dtin dat ik het zoude behoeven te bewyzen. Zyn<br />

Voorbeeld bevestigt ondertusfchen , bet geene ik<br />

zoo even van de Befnyding der Mgyptenaaren<br />

gezegt hebbe. Maar de plaatze van O R I G E N E S ,<br />

die over het algemeen zegt, dat niemand den toegang<br />

tot de Wetenfchappen en Heiligdommen van<br />

Mgypten verkrygen konde , die niet befneeden<br />

was , is van zoo veel gewichts , dat ik dezelve geheel<br />

moet affchryven. Men vindt dezelve in Comment<br />

ar io in Epifi. ad Rom. , Kap. II. vs. 13. pag.<br />

495. van het vierde Deel, volgens de Uitgaave van<br />

M A N G E Y . Nam apud JEgyptios , qui in fuper-<br />

(litionibus vefiiis (zegt hy tot de Heidenen,) &<br />

vetufiisfimi babentur t<br />

& eruditisjïmi, a quibus pro-<br />

) \<br />

P


DER MGYPTENAAREN enz. 23<br />

pe omnes reliqui ritum Sacrorum & cerimonias muluati<br />

Junt ; apud hos inquam nullus aut Geometrie<br />

ftudebat , aut Jjlronomtce , qua apud illos prtecipua<br />

ducuntur nullus certe Aftrologia èf Genefeos, qua<br />

nihil divinius putant , Jecreta rimabatur , niji circumcifiane<br />

fufcepta. Sacerdos apud eos , aruspex,<br />

aut quorumlibet Sacrorum Minijier , vel , ut 0<br />

appellant , Propheeta omnis , circumcijus e[i. Lite--<br />

ras quoque facerdotales veterum flLgyptiorum , quas<br />

hieroglyphicas appellant , nemo discebat , mi ft circumcifus.<br />

Omnis hierophantes , omnis vates , omnis<br />

cozli ( ut putant) infernique myfter confcius,<br />

apud eos ejfe non creditur, nifi circumcijus. ORI­<br />

GENES, die ongemeen geleerd, eti in Mgypten<br />

gebooren was , was zekerlyk in Mgyptifche zaaken<br />

zoo bedreeven , dat niemand zyn getuigenis zal<br />

wantrouwen.<br />

Van andere Schryvers , van laateren tyd , die<br />

hunne kundigheeden alleenlyk uit Herodotus en<br />

Diodorus getrokken hebben , en noch daarenboven<br />

Twist-Schryvers waren, die den Christlyken<br />

Godtsdienst te keer gingen , CELSUS by voorbeeld,<br />

en JULIAAN den Keizer , zal ik niet fpreeken , om<br />

dat hun getuignis van minder gewichts is : alleenlyk<br />

merk ik aan , dat CYRILLUS in zyne wederlegging<br />

van Keizer Juliaan toeftemt, dat de Befnyding<br />

by de Mgyptenaaren in gebruike was (a).<br />

In den Bybel zeiven fchynen de Mgyptenaaren<br />

als befneden voorgeftelt te worden. Wanneer 'er<br />

Jerem.<br />

CO Contra Julianwn, Libr. IX. pag, 2.9S.<br />

B 4


§4 §• 185. OVER DE BESNYDING<br />

Jerem. IX. vs. 35, 16. gezegt wordt: de tyd hmt t<br />

dat ik bet Oordeel houden zal over alle Bejneeaenen ,<br />

die den Voorhuid hebben (a) , over Mgyptct, , over<br />

Juda , over Ednm , over Amman, over Muab, ow?r'<br />

a/Zew me? ronrf gefchorene hairen , die in de fVoefty<br />

ne woonen : ivant alk Heidenen zyn onbejneedm ,<br />

en Israël heeft een onbefneeden hnrt ; worden de<br />

«rfEgyptenaaren , Edomi.ten , Ammoriren, Moabiten<br />

, en Bedoyneli van Arabien, duidelyk hefchreeven<br />

als Volken, die zoo wel als de Jooden belleden<br />

waren , maar daar by een onbefneeden hart<br />

hadden. Van noch meer gewichts is de plaatze ,<br />

Jof. V. vs. 0. wegens den hoogen Ouderdom des<br />

tyds, van welken zy fpreekt. Naa dat de Israëliten<br />

, die noch onbefneeden gebleeven waren, zich<br />

by hunne komst in Palsftina hadden laaten befnyden<br />

, verklaarde Godt: DAT HY ZE NU VAN HET<br />

VERWYT DER MGYPTENAAREN VERLOST HAD. De<br />

Aegyptenaaren moeren by gevolg op dien tyd al befneeden<br />

geweest zyn , en den Israëliren , die uit<br />

hun Land vertrokken waren , het nalaaten der Befnydinge<br />

verweeten hebben.<br />

Nochtans hebben anderen reeds ten deezen opzichte<br />

aangemerkt, dat misfehien het geheele Volk<br />

der Aegyptenaaren niet befneeden was , maar dat<br />

eigentlyk alleen de Priesteren deeze plechtigheid<br />

moesten ondergaan , hoewel het ook anderen, die<br />

geene<br />

. ("O In de Nederlandfche Vertaaling zoo wel als<br />

die van Lutherus , leest men , alle de bejheedene met<br />

de onbefneedene ; en volgens deeze Vertaaling zoude<br />

men uit deeze plaats geen bewys kunnen opmaaken.


DER MGYPTENAAREN enz. 05<br />

geene Priesteren waren , rry ftond , dit na te volgen.<br />

Men vindt het één en ander het allerduidelykst<br />

voorgeftelt, by VONK, in fpecimine cricico<br />

in varios auclores , rjf obfervationibus mtscellaneis ,<br />

pag. 60. Ik zal hier alleenlyk de woorden van<br />

HORAPOLLO bybrengen : DE CVNOCEPHALUS BE­<br />

TEKENT (in de Beelden - fpraake der M^yprenaaren)<br />

EENEN PRIESTKR , —— OM DAT DEZELVE BE-<br />

SNEEDEN GEBOOREN WORDT, EN DE PRIESTEREN DE<br />

BESNYDING ZORGVULDIGLYR WAARNEEMEN.<br />

De Befnyding is noch tot op deezen dag by de<br />

Mgyptenaaren in gebruik gebleeven , en wel niet<br />

alleen door den Muhammedaanfchen Godstdienst ,<br />

maar ook als eene oude gewoonte des Volks, en<br />

dat zelfs by gemeene lieden. Uit de Bcfcbryving<br />

van Jrabien , van den Heer Kapitein NIEBÜHR,<br />

blaiz. 76 tot 80. ziet men , dat in Mgypten dikwils<br />

de Muhammedaanfche Dochters befneeden<br />

worden , hoewel dit geen ftuk van den Muhammedaanfchen<br />

Godtsdienst , noch by de Turken in gebruik<br />

zy , en dat de Koptifche Christenen gewoon<br />

zyn hunne Zoonen te befnyden. Dat de Abysfynen<br />

, niettegenftaande zy Christenen zyn , en de<br />

Befnyding geenszins voor een Godlyk Gebod houden<br />

, dezelve evenwel als een oud gebruik onderhouden<br />

, en wel by hunne Kinderen van heide Ge-<br />

Dachten , is uit JOB! LUDOLPHI JHifteria JEthi»pïc-a t<br />

Libr. III. Cap. 1. bekend.<br />

Hier is dan nu twist over ontdaan , naamlyk of<br />

de Israëliten de Befnyding van de Mgyptenaaren ,<br />

dan of de Mgyptenaaren dezelve van de Israëliren<br />

cnileent hebben: Een twist, waar in misfehien<br />

geene van beide partyen volkomen gelyk heeft.<br />

B 5<br />

Hec


26 §. iSj- OVLR DE BESNYDING<br />

Het ééne Volk moet dezelve buiten eenigen twyfel<br />

eerst, en het andere laater bekomen hebben; maar<br />

daaruit volgt niet , dat het ééne dezelve van het andere<br />

heeft overgenomen.<br />

HERODOTUS en DIODORUS SICULUS waren van gedachten<br />

, dat de Israëliten de Befnyding uit Aegypten<br />

hadden medegebracht Men ziet terfïond uit<br />

hunne uitdrukkingen , en de misflaagen , die zy in<br />

hunne Vernaaien gemengd hebben , dat zy maar<br />

weinige zekere berichten van de Jooden hadden :<br />

want anders zoude Diodorus met volle zekerheid<br />

hebben kunnen zeggen|, dat de Jooden uit Aegypten<br />

afkomftig zyn , het welk hy niet dan twyfelachtig<br />

bericht, en waar van Herodotus in het geheel<br />

geen gewag maakt.<br />

Hun getuignis, of liever hunne meening is zelfs<br />

hier van geen gewicht, om dat de zaak zoo verre<br />

tot de hoogfte oudheid, van welke de Griekfche<br />

Gefchiednisfen niets weeten , opklimt, dat zy beiden<br />

hadden behooren te zeggen , gelyk Herodotus<br />

van de Mgyptenaaren en Mthiopiers getuigde ,<br />

dat deeze gewoonte te oud was , om door hen<br />

beflist te worden , By welk van deeze beide Volken<br />

dezelve eerst hebbe plaats gevonden. Uit den<br />

eigenen Schryver der Hebreeuwen , MOSES , die<br />

meer dan duizend Jaaren voor Herodoot geleefd<br />

heeft r<br />

ziet men klaar, dat de Voorvaderen der Israeliten<br />

reeds befneeden waren, toen zy na Mgypten<br />

trokken , en dat zy de Befnyding niet eerst by<br />

hun Jangduurend verblyf in dat Land hebben aangenomen.<br />

Dat JOSEPHUS Herodoot , zonder hem<br />

tegen te fpreeken , bybrengt, doet niets ter zaake :<br />

zyn oogmerk is alleenlyk , uit hem te bewyzen ,<br />

dat


DER AEGYPTENAAREN enz. . 27<br />

dat de Jooden geen onbekend Volk geweest zyn ,<br />

en dat SESOSTRUS> Judsea verovert heeft. Mistte<br />

Herodotus hier in een ander geval, zoo was het de<br />

zaak van Jofephus niet, in het voorbygaan alle zyne<br />

misdagen aan te wyzen en te verbeteren.<br />

Niemand , die eenig denkbeeld heeft van Gefchiedkundige<br />

waarfchynlykheid , zal hier geloof<br />

flaan aan de Griekfche Schryveren , die van eenen<br />

veel laateren tyd zyn , en noch daarenboven de<br />

fout hebben , dat zy vreemde Volken , die zy barbaars<br />

noemen , met verachtinge aanzien , en derzelver<br />

fpraake, of binnenlandfche Schryveren niet<br />

kennen . alhoewel zy de Gefchiednisfen dier Volken<br />

befchryven willen. Hun ja of neen geldt in<br />

gevallen zoo als deeze , daar wy binnenlandfche<br />

Gedenkfchriften hebben , die ons het tegendeel<br />

zeggen , niets het geringde.<br />

Dan men moet van deeze Vraage eene andere,<br />

die men doorgaans met dezelve verward heeft,<br />

zorgvuldiglyk onderfcheiden ; naamlyk : WAS DE<br />

BESNYDING OP DIEN TYD , TOEN GODT DEZELVE ,<br />

VOLGENS HET GETUIGNIS VAN MOSES , AAN ABRA­<br />

HAM GEBOOD » OP DEN AARDBODEM NOCH TEN EE-<br />

NENMAALE ONBEKEND ? OF WAS DEZELVE MISSCHIEN<br />

AL TE VOOREN BY ANDERE<br />

GR0OTE VoLKEN IN GE­<br />

BRUIK GEWEEST , ZOO ALS BY VOORBEELD , BY DE<br />

/EGYPT ENAANEN EN MTHIOPIERS ? Ik kan niet ontkennen<br />

, dat my het laatfte hier het waarfchynlyksï<br />

voorkomt, en wel om de volgende redenen.<br />

Het zeventiende Hoofdlïuk des eerften Boeks<br />

van Mofes, ziet 'er in het geheel niet uit, als of<br />

daar


2S. $. 185. OVER DE BESNYDING<br />

daar in eene te vooren geheel onbekende en völko*<br />

men nieuwe Konst-bewerking der Heelkunde bevolen<br />

wierdt , en wel eene Konst- bewerking, die<br />

zoo fmartlyk, en met zoo veel leevensgevaar vergezeld<br />

is , als de Befnyding by volwasfenen. Abraham<br />

ontfangt éénvouwiglyk dit bevel, dat hy zich,<br />

en al wat in zyn huis manlyk was , moest laaten<br />

befnyden. Dit zoude misfehien meenig Europeer<br />

heden ten dage niet eens verftaan, daar wy nochtans<br />

zoo veele befneedene Jooden onder ons hebben,<br />

indien 'er geene befchryving werd bygevoegt,<br />

en hem duidelyk gezegd , wat de Voorhuid zy ,<br />

( een woord , het welk de meesten , die geene<br />

Ontleedkundigen zyn , enkel uit den Bybel kennen<br />

zonder recht te weeten , wat het zelve eigentlyk<br />

betekene,) en hoe men dezelve befnyden moete.<br />

Was derhalven noch nergens onder eenig Volk de<br />

Befnyding in gebruik geweest, dan had 'er noodzaaklyk<br />

eene zeer uitvoerige befchryving dier Konstbewerkinge<br />

moeten bygevoegt worden. Dan wy<br />

vinden daar geen woord van : het enkele woord,<br />

DE VOORHUID AAN HET VLEESCH DESNYDEN ,<br />

was voor Abraham duidelyk genoeg. Men<br />

zoude byna denken , dat, zoo lange nergens de<br />

Befnyding in gebruik was , de Voorhuid niet eens<br />

eenen naam in de gemeene taal zoude hebben :<br />

dewyl dit gedeelte des lichaams niet in het oog<br />

valt, en men juist niet noodig heeft van hetzelve<br />

te fpreeken. Zelfs in onze taaie hebben wy den<br />

naam VOORHUID alleenlyk uit den Bybei; en noch<br />

is de famenvoeging duidelyk , waar door men aan<br />

dezelve een Woord heeft zoeken te geeven , het<br />

welk zy waarfchynlyk in den beginne niet hadt.<br />

Maar by Mofes vind men al een Woord, welks<br />

Afllam-


J>ER /ECYPTENAAREN enz. 29<br />

Afftamming men niet eens verder kan naafpeuren,<br />

Orla (a), de bekende benaaming der Voorhuid.<br />

,— Men kan op meer dan éénerlei wyze befnyden<br />

: gelyk de tegenwoordige Befnyding der Jooden<br />

, van die der Muhammedaanen , Aegyptenaaren<br />

en Aethiopiers , in der daad verfchilt. Maar<br />

Godc zegt in de eerlte plaatze , daar de Befnyding<br />

werdt ingeftelt, daar zoo weinig van , dat wy niet<br />

eens met eenige waarfchynlykheid kunnen weeten ,<br />

welke van deeze manieren van befnyden Hy bevolen<br />

hebbe : maar Abraham moet dit verfiaan hebben;<br />

en bygevolg moet dit woord opdien tyd door<br />

de gewoonte zelve duidelyk geweest zyn.<br />

Al wilde men hier zeggen , dat Godt aan Abraham<br />

eene befchryving dier Heelkundige Konst-bewerkinge<br />

gegeeven heeft, maar dat Mofes dezelve<br />

met ftilzwygen voorby ging , om dat zy in zynen<br />

tyd bekend genoeg was; zoude bet evenwel noch<br />

onbegryplyk blyven , hoe zy noch op dien zelfden<br />

ui<br />

dag, (en dit wordt Gen. XVII. vs. 26,27. t-<br />

druklyk gezegt,) aan het geheele Huisgezin van<br />

Abraham konde verricht worden , het welk reeds<br />

eenige Jaaren te vooren , zonder Kinderen en gekochte<br />

Slaaven mede te tellen , in drie honderd en<br />

achttien Knechten , die in zyn huis gebooren waren<br />

, en de Wapenen konden draagen , beftond.<br />

Hiertoe werden buiten twyfel menfchen vereifchr,<br />

die in het doen van deeze Konst - bewerking al zeer<br />

geoeffent waren : zonder deeze, zoude hec zoo<br />

fpoedig niet hebben kunnen voortgaan; maarhy,<br />

die de Befnyding doen moest, zoude daarvan eerst<br />

asm


3o §. 185. OVER DE BESNYDING<br />

aan eenige van de minstwaardige knechten proeven<br />

hebben moeten neemen, die misfehien dikwils zouden<br />

mislukt zyn , om op deeze wyze dit werk van<br />

langzaamerhand te leeren.<br />

En hoe kan men , zonder het grootfte wonderwerk<br />

re vooronderilellen, waartoe Mofes ons evenwel<br />

geene de minde aanleiding geeft, zich verbeelden<br />

, dat, indien alle de knechten van Abraham te<br />

vooren onbefneeden geweest waren , zy zich, op<br />

zyn bevel alleen , aan zulk eene fmartlyke handeling<br />

zouden onderworpen hebben. Men verbeelde<br />

zich flechts , hoe het in onze dagen gaan zoude<br />

, indien de één of andere Edelman eenige honderden<br />

Boeren op zyne landgoederen op éénen dag<br />

wilde laaten befnyden. Zy zouden zich alle daar<br />

tegen verzetten , en ten minften zoude hem niemand<br />

behulpzaam zyn , om anderen tot eene zaak<br />

te dwingen , waar toe hy naderhand op zyne beurt<br />

door hen ftond gedwongen te worden. En wat<br />

zoude Abraham alleen, die geene hulpe van eenige<br />

Overheid hebben konde , in zulken gevalle gedaan<br />

hebben ? Is het derhalven niet het allernatuurlyksc<br />

te denken , dat veelen van zyne Knechten reeds<br />

vóór dien tyd befneeden waren , en dat hy door<br />

hulp van deezen, de overige tot gehoorzaamheid<br />

gedwongen heeft ? Maar is dit zoo, dan moet de<br />

Befnyding, behalven in Aegypten , noch by eenige<br />

andere Volken in dien tyd geheel en al ongewoon<br />

geweest zyn.<br />

In het vierendertigfte Hoofdft. des eerden Boeks<br />

van Mofes eifchen de Zoonen van Jacob , als eène<br />

Voorwaarde , van Sichem, die hunne Zuster wilde


DER AEGYPTENAAREN enz. 31<br />

de trouwen , dat hy en zyne geheeJe Stad zich<br />

moest laaten befnyden ; en wel met byvoeginge<br />

van deeze reden : IVy kunnen dit niet doen , dat<br />

uoy onze Zuster eenen Onbefneedenen zouden geeven.<br />

Het zoude ons tot Jcbande (trekken. Dit<br />

zoude waarlyk ten hoogften belachlyk geweest zyn,<br />

indien 'er op dien tyd in de geheele VVaereld geene<br />

andere Befneedenen , dan in het gedacht van<br />

Abraham geweest waren : anderen zouden hen misfehien<br />

befpot hebben , maar niemand voorzeker<br />

zoude het fchandelyk voor hen geoordeelt hebben ,<br />

dat zy eene Dochter aan eenen Onbefneedenen<br />

uithuwelykten. Ondertusfchen, komt deeze eifch<br />

den Bruidegom zoo weinig ongerymd voor, dat hy<br />

alle de Burgers van zyne Stad overreed, om zich<br />

met hem aan de Befnyding te onderwerpen.<br />

Men herinnere zich daarenboven , dat de Befnyding<br />

buiten allen twyfel by de Aegyptenaaren in<br />

gebruik was, toen de Iraëliten uicAegypten trokken<br />

, en dat zy den Israëliten het verzuim van deeze<br />

gewoonte in de Woestyne verweeten ; en men<br />

zal nauwlyks anders kunnen denken , dan dat de<br />

Befnyding reeds vóór den tyd der Israëliten in<br />

Aegypten gebruiklyk geweest is. Want dat de<br />

Aegyptenaaren , die altoos zoo veel yvers betoonden<br />

, om de zeden en gewoontens van hunne<br />

Voorouderen te bewaaren , die over hec algemeen<br />

van Vremdlingen eenen afkeer hadden; maar inzonderheid<br />

Hebreeuwfche Herderen , met verachting<br />

aanzagen (0) , dat deeze , zegge ik , van<br />

eenige vreemde Herderen, die in Godtsdienst mtt<br />

(a) Gen. XL1II. vs. 32, cn XLVI, vs. 34.<br />

hen


%% %. 186". ÖOCMERltïtl<br />

hen zoo veel verfchilden , de Befnyding zouden<br />

overgenomen hebben , is eene zeer onwaarfchynlyke<br />

gisfing.<br />

Voegt men 'er nu noch by , dat de Befnyding<br />

noch heden ten dage , zelfs in zulke landen , daar.<br />

zy door den Godtsdienst niet bevolen wordt , in<br />

Aegypten , meen ik , en Abysfinien dand gehouden<br />

heeft , en in deeze warme landen fomtyds om<br />

der gezondheids wille nodig is, dan wordt het ten<br />

minden zeer waarfchynlyk , dat deeze beide Volken<br />

, die buiten dien veel ouder zyn , en welker<br />

land men om zoo te fpreeken , als de natuurlyke<br />

zetel der Befnydinge kan aanmerken , dezelve vroeger<br />

gehad hebben dan de Israè'liten , die zekerlyk<br />

eerst lange naa hen ontdaan zyn.<br />

§. 186.<br />

Oogmerken der Befnydinge.<br />

Het eerde oogmerk der Befnydinge, het welk<br />

zich met den eerften opflag vertoont, en waarover<br />

Godt by haare Indellinge zich met ronde woorden<br />

verklaart heeft (a) , bedond daarin , dat de<br />

"Nakomelingen van Abraham door middel van dezelve<br />

een Verbond met den Allerhoogden moesten<br />

maaken, om geenen anderen Godt, maar Hem<br />

alleen aan te bidden en te vereeren. Hoe de Befnyding<br />

een teken van dit Verbond zyn kunne,<br />

kan men te gemaklyker begrypen, wanneer men<br />

weet , dat zy by de Aegyptenaaren een gebruik<br />

was<br />

Ca) Gen. XVII.


DER B E S N Y D I N G E. 33<br />

was der Priesteren : Abraham en zyne Nakomelingen<br />

móesten, zoo ras zy befneeden waren, aangemerkt<br />

worden , als of zy zich tot Priesteren van<br />

den waaren Godt geheiligt hadden, om Hem alleen<br />

te dienen. Zy behoort derhalven tot die Grondftelling<br />

van het Mofaïfch Recht, DE VERBANNING<br />

YAN AFGODERYE , Van welke ik, §. 32. gefprooken<br />

hebbe.<br />

Maar behalven dit zinbeeldig oogmerk , kan de<br />

Befnyding , onder eene warme luchtftreek , noch<br />

wel zekere nuttigheid van eene andere natuure gehad<br />

hebben , dewelke Godt bewoog , om onder<br />

veele andere mooglyke Verbonds-tekenen juist die<br />

te kiezen : en inderdaad Christus fchynt dezelve ,<br />

Joh. VII. vs. 22, 23. als een voorvaderlyk gebruik,<br />

het welk voor de gezondheid dienftig was , aan te<br />

merken. Myn oogmerk is niet, op eene geleerde<br />

wyze alles by één te zamelen , het geen over dit<br />

Onderwerp gefcbreeven is , maar alleenlyk vin het<br />

zelve te fpreeken , zoo als het my nu voorkomt ,<br />

naa dat de Heer NIEBUHR myne 52fte Vraage aan<br />

het Reis- gezelfchap na Arabien , die daarover han*<br />

delt , beantwoord heeft Qa). Ook ga ik het Programma<br />

van den Heere Lyf-arts VOGEL, het welk<br />

hy in het Jaar 1763. heeft uitgegeeven, onder den<br />

titel: Dubia de u/u chcumïïfionis Mcdtco , met ftilzwygen<br />

voorby. Het zelve behoort niet tot myn<br />

oogmerk , om dat het over ons Onderwerp meest<br />

van vooren (a priorij, en zonder berichten uit die<br />

Lan-<br />

( a ) NIECUHR Befchryving van Arabien , uit eigene<br />

uoaameemingen , bladz. 74. en verv. van de Nederd.<br />

Vertaaling.<br />

IV. Deel<br />

C


34- 5» 18 (5. O O G M E R K E N<br />

Landen , van welken gefproken wordt, handelt $<br />

en dus eigenlyk flechts zwaarigheden tegen de nuttigheid<br />

der Befnydinge voor de gezondheid in Europa<br />

oppert ; zwaarigheden ondenusfchen die men<br />

op Laudflreeken , dewelke zuidlyker liggen , niet<br />

terftont moet toepasfen ; en die men inzonderheid<br />

niet kan laaten gelden als tegenwerpingen tegen<br />

Schryvers , dewelke in die landen geleeft hebben ,<br />

indien men niet wil vooronderftellen , dat daar ter<br />

plaatfe alle natuurlyke omfiandigheden volkomen<br />

overeenkomen met die van andere landen, dewelke<br />

aan Europeaanfche Artfen bekend zyn. Of de Befnyding<br />

in Europa , en by de doorgaande lichaamsgefteltheid<br />

die een Hoogduitfch Artfenykundige bewoon<br />

is aantetreffen , voor de gezondheid van nut<br />

kunne zyn, was ten minfien myne vraage niet.<br />

De Ouden , die van de Befnyding der Mgyptenaaren,<br />

inzonderheid der Priesteren fpreeken, zien<br />

dezelve dikwerf, als eene foorr van zindeiykheid<br />

aan. Volgens PHILO , in zyn boek de Circumeijione<br />

, (pag. au. des tweeden deels , naar de uitgave<br />

van M A N G E Y , ) zoude de Zindeiykheid des<br />

gebeelen hchaams , die inzonderheid den Priesterhand<br />

voegt , het tweede, oogmerk , of de tweede<br />

aanpryzing der Befnydinge zyn : en hy voegt 'er<br />

by , dat de JEgyptifcbe Priesteren om die rede ook<br />

gewoon zyn het Hayr aftefnyden, dewyl in het Hayr<br />

en onder den Foorhuid vecle vuiligheden vergaderen ,<br />

ate zy behoorden weg ie neemen.<br />

Aan deeze Zindeiykheid nu fchynt men het veel<br />

gewichtiger Voordeel, waaraan PHILO de eerfte<br />

plaatze gaf, te moeten toefchryven. Deeze Schryver<br />

naamlyk , dien men , ten minilen in zaaken die<br />

Mgyp-


D Ë R Ë E S N Y D I N G fe. 35<br />

Mepten betreffen, geen geloof behoort te weigeren<br />

, zegt op dé zoo even aangeweeze plaatze :<br />

Er zyn meer redenen , die dit Oude Gebruik adhpryzen;<br />

maar inzonderheid de volgende : ï'oereerst,<br />

de Befnyding komt eene zeer fmart'yke Krankheid<br />

Voor , en die moeijelyk te geneezen is : men npelht<br />

dezelve , 'waarfchynlyk wegéns den brandenden<br />

fyn, Carbonkel (a), en de onbefneedenen zyn aan<br />

dezelve het meest onderheevig. De tweede is , de<br />

Zindeiykheid, enz. Deeze plaatze van PtiiLO word<br />

volkomen opgeheldert , en haare wa'drheid bevestigt<br />

, wanneer men 'ér mede vergelykt , hec geen<br />

de Heer NIEBUHK zegt , op bladz. 74. ter bearifc-<br />

Woordihge" van myne 5'ifte Vraage : „ Zy is in de<br />

,, heete landen voor die geenen die zich met vlytig<br />

,, Wasfchen , zeker zeer ndetig. Dus verzekerde<br />

de Aftz (è) der Ëngèlfchen té Haleb , dat zig<br />

in de heete landen meer vogtigheden onder hec<br />

hoofd der roede verzamelden , dan in de koude-<br />

,, re landen ; en een myner Vrienden in Indiè'n ,<br />

die zich in deeze heete landen alleen naar de Eü-<br />

,, ropifche wyze gereinigd hadde , had een foort<br />

„ van gezwellen onder het roedenhoofd gekregen ,<br />

,, welken niet zo zeer te dugten zouden geweesc<br />

zyn , indien hy befneden ware geweest. Hy<br />

„ wafchte naderhand dit lichaamsdeel fliptelylt, en<br />

„ federt dien tyd befpeurde hy niets meer van dien<br />

„ aart. Het wasfchen des lichaams en vooral der<br />

„ heifa)<br />

In het Griekfch<br />

, in het Nederduitfch<br />

Gloeijende Koole.<br />

&) RussttL, een Broeder van dien Rusfel, die de<br />

Natural Hifttry ef Aleppo gefchreeven heefc.<br />

C 3


$6 §• 186. O O G M E R R E K<br />

v<br />

heimelyke deelen , is dus in de heete Landen<br />

noodzaaklyk , en het is rafsfchien om deeze re-<br />

„ den, dat de fiigters van deGodtsdienftenderJoo-<br />

„ den , der Mohammedaanen , der Gebers, der<br />

„ Heidenen in Indie , enz. het zel»/e bevolen heb-<br />

„ ben. De thans onder hen woonende Christenen<br />

„ moeten nu ook , zo wel welftaanshalven, door<br />

„ dien men hen anders veragten zou , als om de<br />

„ Gezondheid , de reinigheid in agc neemen.<br />

„ Dewyl nu een Befnedene zich met minder<br />

„ moeite kan wasfchen \ dan een Onbefnedene,<br />

„ vooral , wanneer hy, gelyk de Mohammedaa-<br />

„ nen , maar ééne hand daar toe mag gebruiken ,<br />

„ zo verfchafc de Befnyding den geenen , die 'er<br />

„ zich van bedienen , ook een groot gemak * en<br />

„ dit konde reeds voor eene Oorzaak genomen<br />

„ worden , waarom die Natiën , by dewe'lken Zy<br />

„ eens ingevoerd is , dezelve behouden." Hoe<br />

weinig de Heer NIEBUHR ook bedcele , dit voor<br />

het Hoofdoogmerk der Befnydinge op te geeven ,<br />

zo zeker wordt evenwel door zyn Verhaal de zaak<br />

zelve , dat de Befnyding in heete landen een behoedmiddel<br />

is tegen de zoogenaamde Carbonkels,<br />

gelyk ze van PHILO genoemt worden.<br />

JOSEPHUS verhaalt ons ook noch een merkwaardig<br />

Voorbeeld , in zyn tweede Boek contra<br />

Jlpionem, §. 13. Dezelfde Apion naamlyk , die<br />

op zulk eene haatlyke vvyze tegen de Jooden gefchreeven<br />

, en met hunne Befnydinge den fpoc gedreeven<br />

nadr , moest zich eindelyk zelf, wegens<br />

een ongemak aan zyne heimelyke deelen , laaten<br />

befnyden ; dan die geichiedde'te laat, en hoip hem<br />

niecs^


D E R B E S N Y D I N G E . 37<br />

niets ; Apion flierf aan zyn ongemak in groote<br />

fmarten', en Jofephus merkt dit als eene rechtvaardige<br />

ftraffe aan voor zyne fpotternyen , met eene<br />

gewoonte , die zelfs by de Mgyptenaaren heilig<br />

geacht 'werdt.<br />

PHILO tracht der Befnydinge noch een ander<br />

natuurkundig Voordeel toe te fchryven ; hy is,<br />

naarnlyk van gedachten , dat dezelve iets toebrengt<br />

om het Huwlyk vruchtbaar te maaken. Ik zal,<br />

het geen hy hier van zegt, liever in hec Latyn bybrengen<br />

: Quana gravisfima commendatio e/t,<br />

quod ad mukïtudinem fobolis confert. Sic entm dicitur<br />

Jemen, neqae disperfum neque circum fluens prcsputio<br />

reftius ejaculari, in deque fieri, ut gentes<br />

circumcijce fint fsscundisfimcc numerofisfimes. Of<br />

dit zoo zy , zal ik niet onderzoeken , maar voor<br />

de Geneesheeren overlaaten ( a ). Dat de Volken<br />

die befneeden waren , juist altoos de talrykde en<br />

vruchtbaarfte geweest zyn , kan men ten minden<br />

uit de Gefchiednisfen niet bewyzen. Deeze fpreeken<br />

van onbefneedene Volken , die zeer vruchtbaar<br />

, en van befneedenen , die het in het geheel<br />

niet waren : noch heden ten dage zyn de landen<br />

der befnéedene Muhammedaanen , in vergelykinge<br />

van het onbefneeden Duitfchland , Woestenyen ,<br />

alhoewel zy noch dour den Oorlog , noch door hec<br />

verhuizen na andere landen , zoo veele Inwooneren<br />

verliezen. De invloed der Befnydinge in de<br />

Vruchtbaarheid der Menfchen kan ten minden niec<br />

grooc<br />

(a) Men zie , by voorbeeld , de Disfertatie van<br />

den Joodfchen Artz SALOMON BERNH. WOLFSHEIMER,<br />

de caufis joecunditatis Hebrceorum , nonnullis cedicis facri<br />

prceceptis nitentibus. lialas 1742.<br />

C 3


33 §. 186. O O G M E R K E N<br />

groo; zyn , en ik geloof, dat een Geneesheer, die<br />

over hec algemeen in het gevoelen van Philo was ,<br />

evenwel zoude toeüemmen, dat, het geen hy zegt,<br />

aiieeuljk by zeer zwakke natuuren plaats kan hebben<br />

; niet eens by middelmaatig fterke , die aan de<br />

zwakken grenzen.<br />

Behalven bet geval van zwakheid kunnen fommige<br />

Manspersonen , welker Voorhuid te lang of te<br />

bekrompen is, noodig hebben, dat zy door de Befnyding<br />

voor het Huwlyk bekwaam gemaakt worden,<br />

dewyl het zelve by hen, zonder Befnydinge,<br />

met groote ftr.arten vergezelt gaat. Hier van fprak<br />

de zesde afdeeling myner 52lte Vraage aan de Reizigers<br />

na Arabien , en de Heer NIEBUHR houdt<br />

dit in zyn Antwoord , het welk ik aan den voet<br />

deezer bladzyde geheel zal meeedeelen (a), voor<br />

één<br />

Ca ) „ De waare nuttigheid der Befnydenis is wel<br />

„ ceezc , dat daar door veele Mansperfoonen eerst<br />

„ tot den byflaap bekwaam worden. Men vind zoo<br />

„ wel in de Oosterfche landen als in Europa lieden ,<br />

„ by dewelken deswegens een foort van befnvding<br />

3, nóodzaaklyk i;. Ik geloof daar van te Moful een<br />

bewvs gezien te hebben. Een aldaar wooaende<br />

„ Christen, die reeds eenige iaaren met zyne tweede<br />

,1 jonge Vrouw geleefd hadde, zonder Kinders ge-<br />

„ teeld te hebben , beklaagde zich, dat zyne Vrouw<br />

hem telkens verweet, dat het zyne fchuld was,<br />

„ dat zy zich eenen onvru%tbaaren boom moest laaten<br />

„ noemen. Ik verzekerde hem , dat ik geen Artzenykundige<br />

was, gelyk hy het daar uit vermoedde,<br />

3, om dat ik de Sterren waarnam , en de Mohamme-<br />

„ daanfche Sterrekundigen tevens Artzen pleegen te<br />

„ zyn. Daar hy egter zyn verzoek dagelyks herhaal-<br />

„ dë, dat ik hem Artzenyen wilde geeven, begeerde<br />

„ ik ten laatften met hem naar zyn huis te gaan , en<br />

,. zyne Vrouw te fpreekea, Hier in wilde hy in het<br />

„ eersc


DER B E S N Y D I N C E . 39<br />

één der gewichtigfte voordeden van de Befnyding.<br />

Des niet tegengaande geloof ik niet , dat eenig<br />

Wetgeever of Volk by bet invoeren der Befnydinge<br />

op dit voordeel het oog gehad heeft: want dergelyke<br />

gevallen komen te zelden voor , en men ziet<br />

dezelve, zoo veel ik uit het antwoord van den Heer<br />

INIEBUHR kan befpeuren , in het zuidlyk Afien niet<br />

meer dan in Europa.<br />

Zeker<br />

i<br />

eerst in het geheel niet bewilligen, wyl hy dugtte,<br />

S<br />

„ zvne nabuuren mochten gewaar worden, dat hy een<br />

„ vreemdling in zyn huis bragtte. Egter fchroomde<br />

„ de Vrouw, die zig anders van geen Vreemdling zou<br />

„ hebben laaten zién , ganfch niet, om met baaren<br />

„ ge waanden Artz te fpreeken, dewyl de Europefche<br />

„ Artzen en Monniken de Vrouwen der Oosterfche<br />

„ Christenen zonder agterdocht bezoeken kunnen ,<br />

„ terwyl een ander eerlyk reiziger voor de deur ftaan<br />

3, blyven, of met het gezelfchap des Mans genoegen<br />

s, ne'emen moet. Zy klaagde, dat de Man zo zelden<br />

„ met haar wilde te iioen hebben. De Man antwoor-<br />

„ de tot zyne verdediging, dat zy niets van hem ver-<br />

„ langen zou, inzien zy de fmerteondervond, welke<br />

het hem veroorzaakte. Hier by herinnerde ik my 9<br />

„ dat een Europefche Artz eenen myner Europefche<br />

„ Vrienden juist om dezelve reden den riem aan het<br />

„ roedehoofd losgemaakt had. 13y nauwkeuriger na-<br />

„ vraagen en onderzoek, welk ik met een ernftig ge-<br />

„ laat deed , bevond ik ook hier , dat de arme Man<br />

„ konde geholpen worden , indien hy zig aan dezelfs,<br />

de Operatie wilde onderwerpen. Jk beiluit hieruit<br />

, dat by aldien hy in zyne jeugd ware befnee-<br />

,, den geworden , zyne Vrouw zig waarfchynlyk niet<br />

over hem-beklaagd zou hebben, en hy zelve een ge-<br />

9, rustcr lecven en erfgenaamen hadde künnen hebben.<br />

Doch zyn gebrek wierd niet verholpen ; want de<br />

5, Vrouw verzekerde: zy zou niet dulden, dat'ereea<br />

} )<br />

mes gebruikt wierdt. "<br />

C 4


40 §. i86. O O G M E R K E N<br />

Zeker groot Natuurkundige , welkers naam ik<br />

verzwygen zal , tot dat hy my vryheid geeve , om<br />

den welven te noemen , gaf voor eenige Jaaren in<br />

zeker opftel als in het voorbygaan eene gisfing op :<br />

riaamlyk , dat de Befnyding misfehien van eenige<br />

zedelyke nuttigheid zoude zyn. Dit zoude inderdaad<br />

van zeer veel gewichts zyn , en myne Lezeren<br />

Zouden het met recht als eene onverfchoonbaare<br />

nalatigheid in my aanmerken , indien ik myn best<br />

niet gedaan had , om nader te verneemen , welke<br />

zeJelyke nuttigheid deeze geleerde Man aan de Befnydinge<br />

toefchreef. Ik deed het terftond in den<br />

eerden brief den besten , dien ik hem fchryven<br />

nioest : by antwoorde eerst met weinige woorden ,<br />

pp den ai (Ie April 1770. DAT DE BESNYDING,<br />

VOL­<br />

GENS ZYNE GEDACHTEN , EEN MIDDEL WAS , CM DE<br />

ZELFBEVLEKKING TE VERHINDEREN ; en voegde 'er<br />

naderhand noch in eenen anderen brief, dien ik<br />

nu juist niet by de hand hebbe , by : dat de Zelfsbevlekking<br />

waarfchynlyk aan Menfchen , die be*<br />

fLeden zyn , te veel pyn veroorzaakte.<br />

Dit zoude voorwaar een zeer groot voordeel zyn<br />

van het Gebod , het welk de Befnyding gebiedt ,<br />

inzonderheid in warme landen , alwaar de wellust,<br />

' de oorzaak der Zelfsbevlekkinge , veel heviger is,<br />

en de Jongens eenige , ten minfien twee , Jaaren<br />

vroeger huwbaar worden. En men zoude zich dan<br />

byna gedwongen zien , om te vraagen , waarom<br />

Godt zulk een weldaadig gebod, het welk het middel<br />

behelsde tot voorkominge van zulk eene gevaarlyke<br />

Zonde , die door de grootile oplettenheid van<br />

Ouderen en Opzieneren niet ten eenenmaale kan<br />

beteugelt worden , waarom Godt, zegge ik, dit<br />

Gebod


DER B E S N Y D I N G E. 4i<br />

Gebod in het Nieuwe Testament afgefchaft, en het<br />

zelve niet liever door den Christlyken Godtsdienst<br />

algemeen gemaakt hebbe ? Of waarom Hy onze<br />

natuure van den beginne niet anders gefteld , en by<br />

de iVlenfchen tot eene algemeene Regel gemaakt<br />

hebbe , het welk thans zeer zeldzaam voorvalt, tn<br />

niet dan eene uitzondering is, naamlyk zonder voorhuid<br />

gebooren te worden ? Indien deeze zedelyke<br />

nuttigheid der Befnydinge konde beweezen worden,<br />

dan was het de zaak van eiken Wetgeever niet flechts<br />

om zedelyke , maar ook om ftaatkundige redenen ,<br />

dit behoedmiddel tegen de zelfsbevlekking weder in<br />

te voeren, en door burgerlyke wetten het befnyden<br />

der Jongens kort naa hunne geboorte te beveelen :<br />

want 'er kan bynaa niets nadeeligers voordevolkrykheid<br />

van een Land gevonden worden , dan de genoemde<br />

misdaad , wanneer zy gemeen wordt.<br />

Dit alles heeft my oplettender gemaakt op de<br />

Vraage , of de Befnyding niet wel zekere zedelyke<br />

nuctigheid konde hebben : maar ik heb 'er my zeiven<br />

evenwel niet van kunnen overtuigen. Ik zal<br />

de redenen, die het my onwaarfchynlyk maaken ,<br />

voor zoo verre dezelve my nu voor den geest komen<br />

, bybrengen.<br />

Vooreerst is het onbetwistbaar, dat de Befnyding<br />

geen behoedmiddel zoude zyn tegen die foort<br />

van zelfsbevlekkinge , die zonder eenige lichaamlyke<br />

werkinge , alleenlyk door de verbeelding veroorzaakt<br />

wordt, en met de pollutiones nodturne de<br />

meeste overeenkomst heeft , met dit onderfcheid<br />

alleenlyk , dat deeze in den flaap , en als onwillig,<br />

maar geene waakend gefchiedt, en door eigenlyk<br />

C 5<br />

toe-


4^ §. iS6. O O G M E R K E N<br />

toedoen van hem , die zyne onkuifche gedachten<br />

toe op zekere bepaalde hoogte nagaat, en dezelve<br />

opzetlyk koestert. Deeze foort van zelfsbevlekkinge<br />

, by welke niets dan de verbeelding werkzaam<br />

is , is misfehien noch dimmer , dan de eigenlyke ,<br />

zoogenaamde Manujtupratio. Zy tast de vermoogens<br />

der Ziele met meer ge weids aan , om dat de<br />

verbeelding alleen hier alles doet. Die gedachtenloosheid<br />

der Zelfsbevlekkeren derhal ven , dewelke<br />

geduurig nader komt aan weezenlyke Krankzinnigheid<br />

, en die door TISSOT befchreeven is, moet<br />

in het byzonder van deeze een gevolg zyn , en zy<br />

moet voornaamlyk veel tot merklyke verzwakking<br />

der vermoogens , zoo van hec lichaam als van de<br />

Ziüc toebrengen. Gezeifchappen, tot welke zy<br />

anders hunne toevlucht behooren te neemen , die<br />

zich van die afichuwlyke misdaad zoeken los te maaken<br />

, zyn niet eens in daat , om deeze foort van<br />

Zelfsbevlekkinge voor te komen , om dat de Verbeelding<br />

van diepdenkende menfehen , die aan de<br />

gefprekken geen deei neemen . ook midden in de<br />

grootfte gezelfchappen kan werken. Tegen deeze<br />

ajlerergfte foort vsn zelfsbevlekkinge zoude dus de<br />

Befnyding in het geheel niets kunnen uicrichcen.<br />

Maar ik twyfele zelfs, of zy wel een middel zy<br />

om de eigenlyke zoogenaamde Aianuftupratio »oorre'-omen<br />

; hoewel ik gaerne wil gelooven , dac 'er<br />

wchien eenige byzondere foorten van zelfsbeviekkjage.<br />

zyn , die eenen Befneedenea fraartlyk zouden<br />

kunnen valles. Immers, men leest zelfs in<br />

.: hwifcoa zeer veel van eisenlyke Mamjiupraimv<br />

; en men vindt 'er zelfs, al te vergezochte<br />

, \ oo. iftea ia , om dezelve voor te komen<br />

:


DER B E S N Y D I N G E.<br />

43<br />

men (aj: dezelve moeten by gevolg ook by Be.<br />

fneedenen mooglyk , en niet zoo imartlyk zyn, dat<br />

de fmait alleen als een behoedmiddel tegen dezelve<br />

zouden kunnen aangemerkt worden. Een Joodfch<br />

Artz , dat wat veel practyk had onder zyne geloofsgenooten<br />

, zoude hier het best over kunnen oordeelen<br />

: de eenige van dien aart, dien ik in perfoon<br />

gekent hebbe, de Heer HIRSCHEL te Berlyn,<br />

was juist weinig tyds te vooren gelïorvcn , toen ik<br />

hem 'er na wilde vraagen. Maar misfehien zal een<br />

ander Joodfch Geneesheer myn boek leezen , en<br />

deeze Vraage beantwoorden.<br />

Het geen de Befnyding by de Menfchen doet,<br />

fchynt de natuur reeds by veele foorten van Aapen<br />

gedaan te hebben , die , gelyk befneedene Volken<br />

het gewoon zyn te noemen , BESNEEDENE VAN<br />

GEBOORTE zyn (Z>). HORAPOLLO zegt dit van<br />

den Jap met den hngen honden/noet ( Cynocephalus )<br />

uit-<br />

(a) Dewyl het niet gevoeglyk js zulke plaatzen<br />

in het Nederduiifch mede te deelen, en myne meeste<br />

Leezeren geene Schriften van Rabbynen of den Thalmud<br />

kunnen nazien , wyze ik dezelye des noods na<br />

het Lexicon Cbaldceo - Tbalmudicum van ÜUXTORFF,<br />

pag. 112, 113., daar zy een paar van zulke plaarzen<br />

in het Latyn vertaald zullen; vinden.<br />

(b) Befneedene van geboorte noemt men die geenen,<br />

welker Voorhuid te kort is, en te weinig bedekt.<br />

Men vind zoodanigen ook onder de Menfchen ;<br />

en de Jooden telden zeven Heiligen , die dus van natuure<br />

befneeden waren. Die 'er meer van wil weeten<br />

, heeft flechts myne Oosterfcbe Bibliotheek, op<br />

bladz. 94. na te zien.


44 i86. O O G M E R K E N enz.<br />

uudruklyk (c). Indien dan de Befnyding een behoedmiddel<br />

was tegens de Manuftupratie , zoude<br />

men moeten denken , dac de natuur zelve van deeze<br />

Aapen , die befneeden gebooren worden , deeze<br />

vuile daad ten éénenmaale onmooglyk gemaakt<br />

had. En evenwel zyn 'er de Aapen , inzonderheid<br />

eenige van de grootfte foorten, tot raazend worden<br />

toe , aan overgegeeven. Dewyl ik my geen Boek<br />

kan te binnen brengen , waar na ik myne Leezeren<br />

zoude kunnen wyzen , zal ik 'er alleenlyk byvoegen<br />

, dat ik in Casfel, het hok van eenen grooten<br />

Aap voorbygaande, die, wat meer is, van namure<br />

zeer flerk befneeden was , denzelven in korten tyd<br />

deze verachtlyke en affchuwwaardige daad verfcheidene<br />

maaien zag bedryven : toen ik den Oppasfer<br />

myne verwondering daar over deed merken , verhaalde<br />

hy my , hoe ontelbaar dikwils dee2e Aap die<br />

deed., en welke lichaamlyke gevolgen hy zich daar<br />

door op den hals haalde. Indien het my geoorlooft<br />

was , het woord ZONDE dus te misbruiken , zoude<br />

ik zeggen, dat Manuflupratie eigenlyk de Zonde<br />

der Aapen is. Kan dan de Befnyding wel een middel<br />

zyn , om deeze misdaad voortekomen ?<br />

My komt het derhalven noch voor het tegenwoordige<br />

voor, dat wy ons by het Voordeel, hec<br />

welk de Befnyding aan de gezondheid toebrengt,<br />

moeten bepaalen : gelyk Christus dit ook Joh. VII.<br />

vs. 22, 23. als een Hoofdoogmerk van haare inftelilellinge<br />

fchynt aan te merken : Mofe;, zegt hy ,<br />

heeft u de befnyding bevolen , die wel niet van Mo-<br />

Jes afkom/lig ia , maar van de Vaderen ; en gy<br />

bejnydt op den Sabbath. Is bet dat een men/eb be-<br />

fnce-<br />

[C)<br />

Libr. I, §. 13, ysnaTJj •XttiTirpii/tiiiij.


§. i87- OVER DE OFFERANDEN. 45<br />

fneeden wordt op den Sabbath , of dat de Wet van<br />

Mofes niet gebrooken worde , boe kunt gy dan op<br />

my toornig zyn , om dat ik den geheelen menjcb op<br />

den Sabbath gezond gemaakt hebbe. Nochtans bekenne<br />

ik , dat deeze plaatze zeer verfchillend word<br />

uitgelegt. Die begeerig is om 'er iets over te leezen,<br />

kan by den Heer Pr. ERNST AUGUST<br />

SCHUXZE<br />

in zyne Exercitationes Philofophica , fase. u exer-<br />

•cit. 3.. te recht raaken.<br />

i 187.<br />

Verdeeling der Offeranden.<br />

Van de OfFeranden der Israëliten fpreekende, zal<br />

ik alles met flilzwygen voorbygaan , het geen tot<br />

de Godtgeleerdheid of Oudheden behoort , derzelver<br />

Godtsdienftig Oogmerk , dat zy Voorbeelden<br />

zyn , de Plechtigheden , met dewelke zy verricht<br />

wierden , en wat van dien aart meer zyn mooge.<br />

Ik befchouw dezelve hier alleenlyk , zoo als zy op<br />

het Burgerlyk Gemeenebest der Jooden betreklyk<br />

waren : en zelfs het geen daar van te zeggen valt,<br />

zal voor het grootfte gedeelte niet te deezer plaatze<br />

, maar in het vervolg, misfehien by de befchouwing<br />

der Misaaaden en Straffen , gezegt worden.<br />

Ook zoude ik myne Leezeren zekerlyk op geene<br />

zeer aangenaame wyze bezig houden , indien ik<br />

over de bepaaling (.definitie) van eene Offerande<br />

wilde twisten : dan de volgeude Verdeeling der Offeranden<br />

, die ik. hier herhaale uit het geen ik by<br />

Levit. j, hebbe aangemerkt, is volftrekt noodzaaklyk<br />

, om het geen ik daar van in het vervolg zai<br />

zeggen , te kunnen verflaan.<br />

'^Ww': }zAi>nsn'vv!ln» ito De


40* 5- ÖVER DE OFFERANDE*.<br />

De Offeranden naamlyk , zyn of<br />

I.)<br />

BLOEDIG, dat is van Dieren, die gedacht<br />

werden. D eze Dieren moesten rein z>n ,<br />

en aan het offeren van Menfchen, waar van<br />

VOLT Ai RE de Israëliten befchuldigt, kon<br />

men bygevolg, volgens dé Mofaïfche Wetten<br />

, in het geheel niet denken, en zy zouden<br />

het Altaar ontheiligt hebben. Dit gaat<br />

zoo verre , dat, toen Jollas de Alraaren op<br />

de tterkfte wyze ontheiligen wilde, op welke<br />

Jeroboam aan het Goude Kalf geoffert<br />

hadt, hy 'er beenderen van Menfchen op<br />

liet verbranden , ft Kon. XXIII. vs. 15- '20.<br />

Jk loochen hiér door niet, dat de Israëliten<br />

irt navolginge van de Afgoderyen der Cananicen<br />

, niet fomtyds Menfchen geoffert<br />

hebben : maar dit was iets , hec geen in de<br />

Wet van Mofes op het ftrengst verboden<br />

was , en het geen in hét Critnineeie Recht,<br />

onder de lyfftraflyke Misdaaden zal voorkomen.<br />

Ook mochten geenszins alle reine<br />

Dieren zonder onderfcheid geoffert worden.<br />

Visfchen kwamen in het geheel niet op het<br />

Altaar, om welke rede het ook nergens verbooden<br />

is, het bloed dor Visfchen te gebruiken<br />

, maar alleenlyk het bloed der Vogelen<br />

en viervoetige Dieren , Levit. VII. vs.<br />

26. Alle reine Vogelen fchynt men tot Offeranden<br />

te hebben mogen gebruiken , Levit.<br />

XIV. vs. 4-7. ondertusfehen waren de<br />

Duiven evenwel verre weg de gewoonlykfte<br />

Offeranden onder het gevleugeld Gedierte.<br />

Van de viervoetige Dieren waren flechts<br />

drie foorcen, Rundvee naamlyk , Schaapen<br />

en


|. 187. ÖVER DÈ OFFERANDEN. 4*<br />

en Bokken, voor het Altaar belremt, en 'er<br />

mocht in 't geheel geen Wild geoffert worden.<br />

Daar van daan die fpreekwyze in de<br />

Wetten van Mofes , om te kennen te geeven,<br />

dat men by het flachten van zeker dier<br />

alle Godtsdienftige oogmerken en alle denkbeelden<br />

om het te offeren, verbannen moest 5<br />

HET MOET ALS EEN REE OF HERT GEGEETEN<br />

WORDEN, Deut. XII. vs. 15. 22. XV. vs.22.<br />

Ook heeft men ten .opzichte deezer Offeranden<br />

met Bloed noeh aan te merken , dat zy<br />

tegen de wyze van offeren der oude iEgypnaaren<br />

, ten minde van fommige gedeeltens<br />

van lEgypten flrydig waren , als welke alle<br />

bloedige Offeranden voor affchuwlyk hielden<br />

, en geene andere dan zoodaanige , by<br />

welke niets, het geen leven ontfangen had,<br />

gedood werdt, voor zedelyk goed , en der<br />

Godtheid welbehaaglyk hielden : hier komt<br />

by, dat de Dieren, die de Israëliten gewoon<br />

waren te offeren, met opzet derwyze waren<br />

uitgezocht , dat men in verfcheidene landftreeken<br />

vaniEgypcen, daar men deeze Dieren<br />

heilig oordeelde of als zinnebeelden der<br />

Godtheid aanzag , iemand zoude gefleemde<br />

hebben , die dezeiven hadt willen offeren.<br />

Mofes zelf maakt deeze aanmerking, Exod.<br />

VlII vs. 2 2. en het geen hy zegt komt volkomen<br />

overeen met hei verhaal der Griekfche<br />

Schryveren, dat de YEgyptenaaren dikwerf<br />

op hunne Feesten, over de Offeranden<br />

die men gedacht had , tot een bloedig; gevecht<br />

gekomen zyn. Deeze BLOEBIGE O M ­<br />

RANDEN werden wederom verdeelt. -—<br />

a,) JEri


48 §• i87- OVER DE OFFERANDEN.<br />

a. ) In BRANDOFFEREN dewelke geheel en al,<br />

en wel op het Altaar, moesten verbrand<br />

worden , en<br />

b. j In ZOEN-en SCHULO-OFFERANDEN. Deeze<br />

bracht men wegens eene Misdaad , waar<br />

. aan men zich had fchuldig gemaakt: van<br />

deeze kwam flechts een gedeelte op het<br />

Altaar, het overige was of voor den Priester,<br />

of het werd buiten 't Leger verbrand.<br />

Over derzei ver onderfcheid, waarin wy by<br />

ons tegenwoordig oogmerk juist niet veel<br />

belangs hebben , kan men de aanmerkingen<br />

naleezen, die ik over Levit. V. 1-4- en<br />

VI. 2, 3. gemaakt hebbe. Ik ben naamlyk<br />

van 'gedachten , dat men een Zond- of<br />

Zoen.Offer moest brengen , wegens eene<br />

daadlyke Zonde , maar een Schuld - Offer<br />

voor eene Zonde van naalaatigheid : dan<br />

hier aan zal eenen Lezer, die het Mofaïfch<br />

Recht van eene ftaatkundige zyde wil befchouwen<br />

, niet veel geleegen liggen.<br />

c. ) In MAALTYDS-OFFERANDEN (Scbelamim)<br />

van deeze werden alleenlyk de vette ftukken<br />

, by voorbeeld , het Nierbed , en de<br />

Staart van eene zekere foort van Schaapen<br />

op het Altaar gebracht , een zeker klein<br />

gedeelte was ten voordeele des Priesters ,<br />

maar al het overige was voor den Offer -<br />

maaltyd , en de Offeraar verteerde het met<br />

zyne Gasten. Of<br />

a.) OFFERANDEN ZONDER BLOED , die uit het<br />

Ryk der Planten genoomen werden , en die<br />

Lu THE-


§. 187* OVER DE OFFERANDEN. 49<br />

LUTHLRUS in zyne Vertaaüng Spys-Offeranden<br />

noemt. Mincha , (GESCHENK) is derzei<br />

ver nader befchryving : zy bellonden uic<br />

Meel , Brood , Koeken , Ayren , geroost<br />

Koorn. Men konde dezelve niet brengen<br />

om voor Zoen-OfFeranden te dienen , dan<br />

alleenlyk in gevalle hy, die zich bezondigt<br />

had , in zulken hoogen trap arm was, dat<br />

een OfFer van twee jonge Duiven , of twee<br />

Tortelduiven zyn vermogen te boven ging.<br />

By fommige Offeranden van Meel moest ook<br />

Olie gegeeven , of de Offerkoek met Olie<br />

gebakken worden. Maar dit gefchiede niet,<br />

wanneer zy Zoen-Offeranden voor onvermogenden<br />

waren. By alle zoodanige Offeranden<br />

moest men Zout doen , en wel zuiver<br />

Zout , dat is Salpeter, Levit. II. vs. 13-<br />

( Men zie myne Verhandeling , de Mtro<br />

Hebr. §. 7.).<br />

Tot een aanhangfel van beide deeze foorten<br />

van Offeranden , dienden ,<br />

3.) De DRANK- OFFERANDEN : zy beftonden in<br />

Wyn , die voor een gedeelte op het voorhoofd<br />

der Offerdieren fchynt gegooten te<br />

zyn , om dezelve daar door Gode te heiligen<br />

, terwyl het andere gedeelte voor de<br />

Priesteren was , om het zelve by hun aandeel<br />

van de geflachtte Offerdieren, waarvan<br />

ik reeds gefproken hebbe , als mede van de<br />

Offerkoeken , te drinken.<br />

IV. Deel D $.-i88.


50 $. 188. OvER DE PLAATZE,<br />

$. i 8 8.<br />

Het was niet geoorlooft op alle plaatzen tt offeren<br />

, maar alleen up die plaatze , die Godt<br />

vervolgens bepaalen zoude ; en tot dien tyd<br />

toe daar alleen , alwaar de Tabernakel<br />

of de Verbondsarke gevonden werdt.<br />

Alle deeze Offeranden mochten niet overal, daar<br />

het den Offeraar flechts behaagde , gebracht worden;<br />

maar het moest gcfchieden op die plaatze, die<br />

ttn gemeenfchapiyken gebruike des Volks, tot verrichting<br />

naamlyk van den openbaaren Godtsdienst<br />

gefcaikt was. In de Woestyne was du reeds bevolen<br />

, en 'er zelfs de uitroeijing op geflelt, indien<br />

iemand op eene andere plaatze , dan voor den Tabernakel<br />

offerde, Levit. XVII. vs. 8,0. Deeze<br />

Wet moet niet lecterlyk waargenomen , noch de<br />

flraffe , zoo als zy gedreigt was , voltrokken zyn ;<br />

want de tweede Wet, die Mofes , veertig Jaaren<br />

naüerhand , en weinig tyds vóór zynen dood over<br />

de plaatze gaf , daar men offeren moest, zegt uicdrukkelyk<br />

: dat zy in Palaflina alles niet mochten<br />

doen , bet geen zy thans tn de Woeflyne , elk naar<br />

zyn welgevallen , gewoon waren , nu zy zich noch<br />

met op de vaste plaatze van bun verblyf bevonden (a).<br />

Men kan dezelve vinden Deut. XII. vs. 3 - 14. en<br />

'er wordt in belast, dat men Godt nergens anders<br />

een Offer moest brengen , DAN OP WE PLAATZE ,<br />

DL WELKE HY ZELF TOT EENEN ZETEL VAN DEN<br />

GODTSDIENST VERKIEZEN ZOUDE. Ter plaatze,<br />

al-<br />

CO Deut. XIL vs. 8, 9.


DAAR MEN OFFEREN MOEST. 5!<br />

alwaar de Tabernakel of Verbondsarke gevonden<br />

werdt, mocht en moest men in gewoone gevallen<br />

offeren , want die plaatze had Godt dan op dien<br />

t\d daartoe verkooren : ondertusfchen floot deeze<br />

Wet evenwel ook geen verbod in , om op eenige<br />

andere plaatze zyne Offerande te doen , indien die<br />

door eenen Propheet geboden werdt: want zoo ras<br />

dit geval gebeurde , hadt Godt immers die plaatze<br />

verkooren. Men moet zich derhalven niet verwonderen<br />

, wanneer men zier dat de Propheeten foratyds<br />

verre van den Tempel geoffert hebben ; zoo<br />

als , by voorbeeld, Elias op het voorgebergte Carmel,<br />

1 Kon. XVIII. 10-40. De Wet zag alleenlyk<br />

op gewoone gevallen , en liet hec dan evenwel<br />

onbepaald, welke plaatze des beloofden lands Godc<br />

in hec vervolg zoude verkiezen , om 'er of den Tabernakel<br />

op te flaan, of eenen Tempel te bouwen.<br />

Volgens de wyze van denken der Menfchen van<br />

dien tyd , moesten den Israè'liten veele plaatzen in<br />

Palsflina heilig fchynen , op welke Abraham, Izaatc<br />

en Jacob Godtlyke verfchyningen gehad , of Altaaren<br />

gebouwt hadden ; by voorbeeld , Sichem, Hebron<br />

, Machanaim, Penuel, Bethel en andere meer.<br />

De verwachting van gelykfoorcige dingen , eene regel<br />

, die wel niet zeer redenkundig, maar nochtans<br />

zoo natuurlyk is , dat wy dezelve al dikwerf in onze<br />

manier van denken volgen , deed het hun waarfchynlyk<br />

voorkomen, dat Godt menigmaalen verfchynen<br />

zoude , daar Hy eens verfcheenen was ,<br />

ten minften dat Hy daar inzonderheid de OfFeranden<br />

en Gebeden , die men tot Hem opzond , mee<br />

een genadig oog zoude aanfehouwen en aanneemen.<br />

Maar de Wet verklaarde uiidruklykdat hec niet<br />

D 2<br />

gcoor-


52 §. 188. OVER DE PLAATZE,;<br />

geoorloofc was, op alle deeze plaatzen te offeren,<br />

maar alleenlyk op die ééne plaatze , dewelke Godt<br />

zich voorbehield , om daar toe naderhand vaat te<br />

ftellen.<br />

Het Hoofdoogmerk deezer Wet was buiten eenigen<br />

twyfel, om door een geduurig openiyk opzicht<br />

op de Offeranden , den Afgodendiende en andere<br />

foorten van Bygeloof voortekomen. Dit kan men<br />

duidelyk zien uit Levit. XVII. vs. i • 9. Ware het<br />

geoorlooft geweest, overal, daar men wilde, te<br />

offeren , dan zoude men , by de algemeene neiging<br />

tot Afgoderye van die tyden , dikwils onder voorwendfel<br />

van den waaren Godt te offeren , heimlyk<br />

den Afgoden een offer gebracht hebben ; en zelfs<br />

op die plaatzen, waar aan men eene byzondere heiligheid<br />

toefchreef, en naar men dus waarfchynlyk<br />

Gode het allermeest zoude geoffert hebben, zouden<br />

ligtlyk uit hebzucht valfche Godtfpraaken hebben<br />

kunnen ontdaan; waartegen Mofes insgelyksfeheen<br />

te willen voorzien. Deut. XII. vs. 4, 5, 6.<br />

De Wet van Mofes is zoo zorgvuldig , om het<br />

offeren alleenlyk op ééne plaatze toe te laaten, dat,<br />

toen het Verbod, om Runderen, Schaapen en Bokken<br />

, anders dan by het Altaar, en om ten Offer te<br />

dienen, te dachten, (hec geen wy §. 169. hebben<br />

opgeheldert,) wederom ingetrokken werdt, en ieder<br />

éénen toegedaan , om in zyn huis te moogen<br />

flachten , zoo veel hy wilde , dat 'er , zegge ik,<br />

evenwel eene uitdruklyke waarfchuwing wierdt bygevoegt<br />

, om zulk een Dier , hec welk men in zyn<br />

eigen huis gedacht had , vooral niet als eene Offerande<br />

aantemerken. HET MOEST ALS EEN REE O><br />

HJJRT, die men niet ten Offer konde bren^tn, GE<br />

GEE-


DAAR MEN OFFEREN MOEST. 53<br />

GE. TEN WORDEN, EN DE ONREINEN MOESTEN DAAR<br />

VAN ZOOWEL EET EN , ALS OE REIN EN , het Welk by<br />

een geofferd Dier eene ontheiliging zoude geweest<br />

zyn, Deuc. XII. vs. 15, 16. 20-22. By ons zoude<br />

dergelyk eene waarfchouwing van den Weigeever<br />

niec noodig zyn 1 dan men verbeelde zich een Volk,<br />

by het welk het eeten van vleefch zoo gemeen niec<br />

is , als by ons; daar men byna nimmer een beest<br />

flacht , dan tot plechtige maaltyden ; en daar de<br />

Offermaaltyden doorgaans de gasteryen uitmaaken ;<br />

en men zal kunnen begrypen, dat men onder dat<br />

Volk by het flachten van die dieren, die men gewoon<br />

was op het Altaar te brengen , ligtlyk aan<br />

eene foort van Offerande zonde hebben kunnen denken,<br />

en dezelve, ten minften in zyne denkbeelden,<br />

misfehien ook wel door zekere byzondere plechtigheden<br />

, tot eene Offerande maaken, indien de Wetgeever<br />

daar niet tegen gezorgt had. Mofes maakte<br />

dezelfde aanmerking ten opzichte der eerstgboornen<br />

van Runderen , Schaapen en Bokken , die het één<br />

of ander lighaamlyk gebrek hadden: men mocht dezelve<br />

in zyn huis flachten en eeten, maar in geenen<br />

deele voor heilig houden , of als eene Offerande<br />

aanzien. Deut. XV. vs. 21, 22.<br />

Welke plaatze Godt naderhand tot den Zetel<br />

van Zynen dienst , en de plaatze om te offeren ,<br />

zoude ftellen , hier van heeft Mofes geen woord<br />

gezegt : hy gaf den Israëliten zelfs geene de minfte<br />

gelegenheid om het te gisfen , maar liet dit ten<br />

éénenmaale aan den tyd over. Aan Jerufalem zal<br />

misfehien , vóór den tyd van David , niemand , by<br />

het leezen der MofaïTche Wetten gedacht hebben ,<br />

alhoewel van deeze Stad in de gefchiednisfen van<br />

D 3<br />

Mofes


54 5- 183. • OVER DE PLAATZE,<br />

Mofes by üitftekenheid gefproken wordt, als van<br />

de plaatze, alwaar de eenige waare Godt , reeds<br />

ten tyde van Abraham eenen Priester had , denwelken<br />

deeze de tiende van den buit gaf. Gen. XlV.<br />

vs. 18 - ao. ( a ).<br />

Nu zal men kunnen begrypen , van waar het<br />

kwam , dat de Samaritaanen de Boeken van Mofes<br />

voor Godclyk hielden , en evenwel niet te Jerufalem<br />

, maar,op den,;berg Gariiim | na by Sicbem ,<br />

hunnen Tempel hadden en offerden. Uit de Boeken<br />

van Mofes konden zy niet wederlege worden :<br />

ik beken het , JOSEPHÜS verhaalt , dat de Jooden<br />

en Samaritaanen , in tegenwoordigheid van Ptolomaeus<br />

Pnilomecor getwist hebben , welke Tempel<br />

de rechte zy , na dat beide partyen te voren onder<br />

Eede verklaart hadden , DAT ZY HUNNE BEWYZEN<br />

ALLEEMLYK UIT DE WET ZOUDEN NEEMEN : maar ik<br />

wenfehte wel te weeten , wat de Jooden toch uit<br />

de Wet hebben kunnen bybrengen , zoo wel vóór<br />

Jerufalem , als tegen Sichem , waar van nochtans<br />

in de Schriften van Mofes als van de oude Offerplaatze<br />

der Aardsvaderen gefproken wordt (£), alwaar<br />

, het geen meer is , de Wet in fteen gehouwen<br />

, een Aftaar gebouwt, onder het doen van Offeranden<br />

het Wetboek bezwooren , en zegen en<br />

vloek uitgefproken was Inderdaad Jofephus<br />

fpreekt<br />

Ca) Indien iemand eenigszics mochte twyfelen, of<br />

Salem wel waarlyk Jerufalem zy, dien verzoek ik de<br />

Voorrede tot myne Typifcbe Godtgeleerdbeid , bladz.<br />

13 — 7*. van den tweeden druk na te leezen.<br />

(b) Gen. XII. 6, 7. XXXIII. 18 — 20.<br />

CO S- 69,70. Deut. XXVII. i -8.


DAAR MEN OFFEREN MOEST. 55<br />

fpreekt ook van geen één bewys , het geen uit de<br />

Wet ontleent was , maar wel van gronden die uit<br />

de Gefchiedenisfe genomsn waren ; en nochtans<br />

werden de Samaritaanen , dewyl zy in dien twist te<br />

kort fchooten , aan het leeven geftrafi ! Het geheele<br />

verhaal fchynt een verdichtel te zyn. Jofephus<br />

is over het algemeen genomen een zeer goed<br />

Schryver, die achting verdient: maar het was evenwel<br />

niet onmooglyk , dat hem ééns eene verdicnte<br />

gefchiednis in handen viel , en dat hy uit mangel<br />

aan genoegzaame kundigheid om daar over te oordeelen<br />

, het valfche van dezelve niet bemerkte.<br />

Deeze geheele zonderlinge Gefchiednis, is ondertusfchen<br />

wel waardig , juist om dat zy , door het<br />

geen wy van het Mofaïfch Recht weeten, tot een<br />

verdichtfel gemaakt wordt, dat men haar aan den<br />

voet deezer Bladzyde eene plaatze inruime (a).<br />

Zoo<br />

Ca) Antiquit. Libr. XIII- cap. 3. §. 4- »* Dejoo-<br />

„ den en Samaritaanen , welke laatften totden Zetel<br />

:! van hunnen Godtsdienst eenen 1 empeI hadden die<br />

' ten tyde van Alexander op den Berg Ganfim ge-<br />

! bouwt was, geraakten te AIexandneninverfch.il,<br />

„ en de oneenigheid ging zoo verre, dat Ptolomsus,<br />

„ over hunnen twist wegens den Tempel, Kecnter<br />

wierdt. De looden beweerden dat de Tempel te<br />

!! Jerufalem , maar de Samaritaanen , dat die op Ga-<br />

' riöm het was, die volgens de Wet van Moles gebouwt<br />

was zy verzochten den Koning, dathyzelt<br />

„ met de voornaamften zyner Hovelingen de gronden<br />

„ van beide partyen wilde aanhooren , eene uitipiaak<br />

„ doen , en de onderleggende party met den dood<br />

" ftraffen." C Een zonderling verzoek, dat de Advokaat<br />

, die zyne zaak verliest , met den dood zal geftraft<br />

worden , inzonderheid wanneer beide partyen ,<br />

het geen zy verdedigen, met zoo veele goede trouwe


56 §• l8:). OvKR DE PLAATZE,<br />

Zoo lang 'er noch geen Tempel gebouwr was ,<br />

(iets hec geen Mofes noch bevolen , noch verbooden<br />

voor waar houden , als zy hier fehynen gedaan te<br />

hebben. Dit alleen maakt de geheele Geichiedenis<br />

verdacht. En het zoude , dunkt my , beter geweest<br />

zyn , indien zy te vooren bedongen hadden , dat de<br />

1 empel van die geenen , die in hunne bewyzen te<br />

kort (chooten , met meer zoude bezocht worcen ><br />

„ Voor de Samaritane n fprak Sabbseus en Theodolius,<br />

„ voor de Jooden Andronicus en Jvle;,falam. Maar<br />

„ vooraf verbonden zich beide parcyen door eenen<br />

„ lied by Godt en het leeven des Konings, dat zy<br />

„ uit de Wet hunne bewyzen zouden neemen "<br />

( en ondertusfchen zegt de geheele Wet 'er geen woord<br />

van, welke plaatze Godt naderhand zoude verkiezen)<br />

„ en wel onder handhaaving van den Koning , zoo<br />

„ dat hy, die men zou bevinden, dat zynen Eed ge-<br />

„ broken had , flerven zoude. De Koning zac dus<br />

„ zelf, beneffens veele van zyne Hovelingen , om te<br />

„ oordeelen ," ( eene groote genade voorzeker , en<br />

infchiklykheid ! maar evenwel ook eene zonderlinge<br />

Pechtbank in eene zaak, die den Godtsdienst betreft,<br />

en wel eene Godtsdienst, die in de wezenlykfteHukken<br />

van dien des Konings ten éénenmaale verfchilde<br />

en waar van hy weinig denkbeelden konde hebben.<br />

Had men toch ook eenige Geleerden tot Byzitteren<br />

m deezen Rechtbank genomen l) „ en hoorde beide<br />

„ partyen. De Jooden te Alexandrien waren wegens<br />

de Verdeedigers van hunnen Tempel in groote be-<br />

„ kommernisfe," (daar hadden zy waarlyk wel redenen<br />

toe, indien zy hunne zaak uit de Wet moesten<br />

bewyzen ,) „ want niets konde 'er droeviger voor<br />

,, hen zyn, dan dat deeze oude en beroemde Tempel<br />

„ zyn aanzien zoude verliezen. Sabbseus en Theodo-<br />

„ fius heten Andronkus eerst fpreeken ; deeze maak-<br />

„ te dus het begin met Bewyzen uit de Wet, en de<br />

„ opvolging der Priesteren, en toonde, dat de Voor-<br />

„ ftanders van deezen Tempel het Priesterfchap door<br />

eene


DAAR MEN OFFEREN MOEST.<br />

den heeft ,) moest men dcrhalven volgens deeze<br />

Wee op die plaatze offeren , daar de Tabernakel<br />

ftond , in welks Voorhof, naar het bevel van Mofes<br />

, het Brand- Offer-Altaar gevonden werdc:<br />

nochtans fcheen het van zelf re fpreeken , dat,<br />

wanneer de Arke des Verbonds, als het grootlte<br />

Heiligdom van den Israëhtifchen Godtsdienst, en<br />

boven welke Godt zyne wooning had , juist op eene<br />

andere plaatze was , zoo als, by voorbeeld ,<br />

wanneer men dezelve mede in het Veld genomen<br />

had , men ook aldaar konde offeren. Hier van<br />

daan, dat 'er door den tyd meer dan ééne Offer-<br />

plaat-<br />

„ eene rechte erflyke opvolging van Vader tot Zoon<br />

5, verkreegen hadden," ("dit kon hy zekerlyk niet wel<br />

uit de Wet van Mofes bewyzen , daar Mofes zoo<br />

veele honderd jaaren voor het bouwen van den Tempel<br />

te Jerufalem geftorven is O »» verder", dat alle<br />

Koningen van Afien dezen Tempel met Heiligdommen<br />

en kostbaare gefchenken vercierd , maar aan<br />

„ den Tempel op Garifïm zoo weinig acht geflaagen<br />

„ hadden , als of dezelve 'er in hec geheel niet ge-<br />

„ weest ware." ( Dit is noch minder een bewys uit<br />

de Wet van Mofes , maar uit de gefchiednis naa de<br />

Babylonifche Gevangnisfe ; en wel alleen ontleent uic<br />

de hoogachting of onverfchilligheid van Heidenfche<br />

Koningen voor den éénen of anderen Tempel. Wy<br />

hebben nu noch in het geheel geene bewyzen gehoorc<br />

uic de Wet van Mofes , en men zoude denken , dac<br />

de Scherprechter aan de Advokaaten van den Joodfchen<br />

Tempel werk zoude gevonden hebben, maar!)<br />

„ door deeze en foortgelyke redenen overcuigde An-<br />

„ dronicus den Koning , en deeze deed de uitfpraak,<br />

„ dat de Tempel te Jerufalem overéénkomftig met<br />

„ de Wet van Mofes gebouwt was. Sabbaeus daar-<br />

„ entegen en Theodolius werden van het Leeven ter<br />

„ Dood gebracht.¥<br />

D s


58 5* 1 88. OVER DE PLAATZE ,<br />

plaatze gekomen zyn, die eigentlyk niet tegen de<br />

Wet van Mofes ilreeden, als welke alleenlyk het<br />

offeren op elke wilkeurige plaatze verbooden had.<br />

By voorbeeld, ten tyde van David was de Tabernakel<br />

en Brand-Offer-Altaar op de zoogenaamde groote<br />

te Gibea ; en deeze was toen de plechtige Offerplaatze,<br />

i Sam. VII. vs. i. i Chron XXI. 20 , 30<br />

a Chron. I. 3 - 6. 1 Kon. II. 4, 5. De Verbond*<br />

Arke had David na Sion laaten brengen , en 'er<br />

daar eene hutte voor opgeflaagen, 2 Scm. VI. IT.<br />

en ook daar werden Offeranden gebracht, en de<br />

Pfalmen fpreeken dikwerf van Jerufalem en Sion ,<br />

als de plaatzen , die Godt verkooren had. Hier<br />

kwam noch eene derde plaatze by , naamlyk de<br />

Berg Moria , op welken David , volgens Godts<br />

uitdruklyk bevel offeren moest , en alwaar naderhand<br />

de Tempel gebouwt werdt, 2 Sam. XXIV.<br />

ifi- 25. 2 Chron. III. j.<br />

Doch het bleef niet by deeze plaatzen, tot welke<br />

Godt vryheid gegeeven had , maar deeze Wet van<br />

Mofes is in dien tyd , toen de Israëliten Koningen<br />

hadden , ten éénenmaale buiten gebruik geraakt.<br />

Weinig tyds naa de verovering van Palaeftina , aan<br />

deeze zyde van den Jordaan , hielden de Israè'liten ,<br />

wel is waar, zich aan dezelve met zoo veel yvers '<br />

dat de Stammen aan deeze zyde van den Jordaan'<br />

de twee en een halve Stammen, die aan de overzyde<br />

woonden , om geene andere redenen, dan om<br />

dat die eenen tweeden Altaar gebouwt hadden ,<br />

met den Oorlog dreigden , en deeze bedreiginge<br />

ook waarlyk ten uitvoere zouden gebracht hebben ,<br />

indien men hun niet verzekert had , dat op denzeN<br />

ven nimmermeer zoude geoffert worden, Jof. XXII.<br />

vs.


DAAR MEN OFFEREN MOEST, 59<br />

vs. 10 — 34. Dan deeze Yver moer dodr den tyd<br />

zeer verflauwt zyn. Ten tyde van David vind men<br />

deeze Wei reeds zoo geheel en al buiten gebruik ,<br />

dat Abfolon , die eene bekwaame plaatze zocht ,<br />

om zynen opfland tegen zynen Vader te beginnen ,<br />

en zich zeiven ten Koninge te laaten kroonen, vryheid<br />

verzocht om van Jerufalem na Hebron te gaan ,<br />

dewyl hy eene gelofte gedaan had, om te Hebron<br />

te offeren ; en dac dit verzoek hem wierdt toegeftaan,<br />

2 Sam. XV. vs. 7, 8, 11. En nochtans was<br />

te Hebron noch de Tabernakel noch de Verbonds -<br />

Arke: maar men hield deeze plaatze misfehien voor<br />

heilig , dewyl Abraham daar wel eer geoffert, en<br />

Godtlyke verfchyningen gehad hadc. Duvid<br />

had noch eenen Zoon , die zich , geduurende het<br />

leeven zynes Vaders , van de Kroon zocht meester<br />

te maaken, met naame Adonias: ook deeze fchync<br />

zyne oproerigheid by eenen Offer - maaltyd begonnen<br />

te hebben; en dit gefchiedde te ENROGEL,<br />

eenen Water - bron , die ten naasten by eene halve<br />

Myl van Jerufalem , aan de oostzyde van den Oiyfberg<br />

geleegen was , 1 Kon. I. vs. 9. In hec<br />

begin der regeeringe van Salomo offerde het Volk,<br />

gelyk wy 1 Kon. III. vs. 2. uitdruklyk gemeld vinden<br />

, op de hoogtens , dat is , hier en daar in hec<br />

land op heuvelen , die men der Godtheid had toegewyd,<br />

en voor heilig aanzag. De Gefchiedfchryver,<br />

die ons dit verhaalt, (waarfchynlyk JNathan)<br />

(a) , voegt 'er, wel is waar, by : WANT DE TEM­<br />

PEL WAS TOEN NOCH NIET GEBOUWT : dan de Gefchiedfehryveren,<br />

die naa hem gefchreeven hebben,<br />

\erhaalen ons, dat deeze zelfde overtreeding ook<br />

O) * Chron. IX. vs, 19.<br />

r.aa


óo. §. i88. OVER DE PLAATZE, enz.<br />

naa den Bouw des Tempels zelfs onder de Godrvruchtigfte<br />

Koningen, heeft ftand gehouden (a) y<br />

toe dat eindelyk eerst lange naa dien tyd , Hiskias<br />

en Jollas begonnen hebben , dit Verbod van Mofes<br />

met grootere zorgvuldigheid te onderhouden. Indien<br />

zekere plaatze ééns den naam had van heilig te<br />

zyn , dan kostte het moeite , om dit den menfchen<br />

wederom uic het hoofd te brengen : en het blykt<br />

uit de klagten der Propheeten, dat dit offeren op<br />

de hoogtens dikwils tot Afgodery is overgeflaagen.<br />

Naa hunne wederkomst daarentegen uit de Babylonifche<br />

Gevangnisfe hebben de Jooden deeze Wet<br />

zeer nauwkeurig gehouden , en nergens als voor<br />

den Tempel te Jerufalem geoffert: men weet in de<br />

Gefchiednisfen maar van ééne eenige Overtreeding<br />

van dit Verbod naa dien tyd , naamlyk toen Onias<br />

uit al te groote gedienftigheid , en om aan eene<br />

voorzegging van Jefaias, die toen misfehien al lange<br />

\ervult was, de vervulling te geeven , in ^E


g. 189. INVLOED DER. OFFERANDEN, enz. 61<br />

$. 189. ,<br />

Over den Invloed der Offeranden in het<br />

Burgerlek Cemeenebest.<br />

De Offeranden hadden , behalven derzelver eigenlyk<br />

Hoofd-oogmerk , noch zekere (taalkundige<br />

nuttigheden , die men als By-oogmerken kan aanzien.<br />

Wy zullen 'er naderhand op onderfcheidene<br />

plaatzen en vollediger van fpreeken , wanneer ik<br />

van den Eed , inzonderheid den Eed van zuiveringe,<br />

het lylftraffelyk Recht, en het vieren van Feestdagen<br />

handele : maar ik geloof , dat het nuttig zal<br />

zyn , dezelve hier by voorraad aantewyzen , om ze<br />

dus met één oog te kunnen overzien.<br />

Al van oüds af, en al van voor den tyd van Mofes<br />

, waren de Hebreeuwen gewoon hunne plechtigtte<br />

Eeden by eene Offerande te doen : men verdeelde<br />

de ftukken van het Offerdier , ging tusfchen<br />

dezelve door, en verklaarde zich daar by fchuldig,<br />

het zy door uitdruklyke woorden, of door deeze<br />

zinnebeeldige handeling, om, indien men fchuldig<br />

WES , op dezelfde wyze om te komen, als dit Offerdier,<br />

Het lust my niet, hier te herhaalen, hec<br />

geen ik daar van uitvoeriger , in myne 209de Aanmerking<br />

op den Brief aan de Hebreeuwen gefchreeven<br />

hebbe. Ik zal 'er alleenlyk dit weinige van;<br />

zeggen : de Eed van zuiveringe, van eene Vrouw ,<br />

die van Overfpel verdacht gehouden werdt , moest;<br />

by het doen eener Offerande voor den Vierfchaar<br />

afgelegt worden; en de Eed van huldiginge fchync<br />

ook by eene Offerande gedaan te zyn - , om welke<br />

rede wy in beide die gevallen , toen de Zoonen<br />

van David zich voor Koning wilden doen uitroepen<br />

va»


6*2 §. i8o. INVLOED DER OFFERANDEN<br />

van Offermaaltyden leezen , die zy hadden laaten<br />

aanrichten, en van welken wy in de onmiddelyk<br />

voorgaande § reeds gefproken hebben. 2 Sam. XV.<br />

vs. 7- n. 1 Kon. 1. vs. 9.<br />

I Door Zond - en Schuld - Offeranden gefchiedde,<br />

naa voorafgaande hekentenisfe der Misdaad , eene<br />

zoogenaamde abolhio criminis , dat is, de misdaad<br />

werdt niet verder geftraft, en het Offer als een foort<br />

van Boete ( muleta ) aangezien : 'c welk inzonderheid<br />

daarom van gewicht was , dewyl een Meineedige<br />

daar door van zynen meineed ontflagen kon<br />

worden , en dewyl dit teffens eenen Meineedigen,<br />

zoo wel als iemand die onrechtvaardig goed onder<br />

zich genomen hadc, zoo lange in zyn geweeten<br />

moest treffen , tot dat hy zich van het een of ander<br />

ontdaan hadde.<br />

De Maaltyds- Offeranden waren verre weg de<br />

gewoonlykfte, en het vieren der hooge Feesten beftond<br />

voor een groot gedeelte in Offer-maaltyden.<br />

Alleen de vette Hukken werden op hec Altaar verbrand<br />

, den Priester zyn aandeel gegeeven, maar<br />

al het overige verteerde by , die deeze Offeranden<br />

deed , met zyne Gasten (a}. Men vind by veele<br />

Volken , die gewoon waren Offeranden te doen,<br />

dat byna alle groote Gastmaalen , Offermaaltyden<br />

waren : en zoo zal het misfehien ook by de Israëliten<br />

geftelt geweest zyn , die toen arm waren, en<br />

maar zelden in flaat om iets te flachten, toen Mofes<br />

de Wet gaf, van welke wy §. 169. fpraken, om<br />

geen<br />

(a ) K«T° iwvjgM» cg£r«ti rat rüvulrên , Zegt JOSEPHUS ,<br />

die zelf nog in den tyd leefde, toen men Offeranden<br />

had, van dezelve; Antiq, Libr. lil. c, 9, §. 1.


IN HET BüRGERLYK GEMEENEBEST.


(54 S<br />

I<br />

3?'<br />

INVLOED DER OFFERANDEN<br />

eene inflelling van zedige en weldaadige Maaltyden,<br />

die onder een Godtsdienftig opzicht gehouden<br />

werden , van meer gewichts.<br />

Ik heb te vooren reeds aangemerkt, dat men in<br />

Zuideivkere Gewesten niet zoo gewoon is dagelyks<br />

Viêefeh te eeten als by ons (a ) : het zoude derr<br />

zeer wel hebben kunnen gefchieden , dat<br />

Armen en Lyfeigenen in het geheel geen Vleefch<br />

zouden gekreegen hebben, indien deeze Wet 'er<br />

niec geweest ware, en misfehien had een Gierigaart,<br />

fchoon niet onvermogend, het zich zeiven insgelyks<br />

onthouden. Om 'er geneeskundig van ce fpreeken,<br />

is dit niet nuttig , want wie zich enkel met fpyze<br />

uic het Ryk der Planten voedt, zal doorgaans zwak<br />

van lichaam blyven : dan hier komt by , dat het in<br />

Zuidlyke Landen fomtyds voor den trek van hen ,<br />

die in hec geheel geen Vleefch coc fpyze kunnen<br />

bekomen eene pyniging wordt. Het is waar, hoe<br />

heeter de luchtftreek zy, zo veel minder treks hebben<br />

de Inwooneren tot Vleefch, het geen hun niec<br />

zelden in de grootlte hicce tegenftaac , of, welks<br />

herhaald genot voor hunne gezondheid nadeelig is:<br />

maar indien het Vleefch iemand, onder eene luchtftreek,<br />

die eigenlyk nog niet onder de zona torrida<br />

behoort, al te lang onthouden wordt, dan ontftaac<br />

'er op het laatst eene begeerte na het zelve , die<br />

byna tot eene ziekte overflaat, en die IVlofes zelf<br />

by de Israëliten in de Woeftyne ondervond<br />

Wy<br />

(a) §. 169. bladz. 169, 170.<br />

( b ) iNum. XI. De Israëliten deeden buiten twyfel<br />

flecht, dat zy zich niet naa de noodzaaklykheid wilden<br />

voegen , en met geweld begeerden , het geen zy<br />

natuurlvker wyze in de Woestyue niet konden hebben<br />

:


IN HÉT BüRGÉRLYK GEMEEMEBEOT. 05<br />

Wy kennen zulk eene hevige begeerte niet, om da:<br />

wy dagelyks Vleefch eeten, en onder ons de armlte<br />

Menfchen, geene Dienstboden, Daglooners, ja zelfs<br />

geene Bedelaaren uitgezondert, geene geheele Jaaren<br />

zullen doorbrengen , zonder Vleefch te proeven:<br />

dan in Arabien, alwaar zekérlyk de Menfchen<br />

z ér' behoeftig leéven , en , volgens het geen de<br />

r<br />

- ;er NIEBÜHR my mondeling verhaalt heeft, de<br />

eert byna niet beter , dan by ons de armen , hier<br />

z é ik , moet dezelve niet onbekend zyn, dewyl<br />

Zy in het Arabifch zelfs eenen byzonderen naam<br />

h. ' O). Wy hebben in het voorgaande reeds<br />

g eri , hoe veele infehiklykheid de Wetten van<br />

M fes gebruiken, ten opzichte van den trek, dien<br />

hy niet gepynigt wil hebben ( b ) : deeze Wet gaf<br />

den armen , zelfs den lyfeigenen ten minden fomtyds<br />

eenig Vleefch ; zoo dat zy hunnen trek tot die<br />

fpyze<br />

ben : maar zo men ondertusfehen het geheele hoofdftuk<br />

doorleest, zal. men evenwel ook befpeuren , dat<br />

die trek tot Vleefch, die zulk eene algemeene klagte<br />

en misnoegen veroorzaakte , in zekeren opzichte eene<br />

ongeftekbeid des lichaams was, hetwelk zich van<br />

zekere fpyze berooft zag, aan welke het gewoon was"<br />

5<br />

en die men niet wel geheel en al ontbeeren kan.<br />

(a) Karam. Men zie de Aanmerkingen van den<br />

Hoogl. SCHULTENS op Hamafa, achter zyne Arabifebe<br />

Gramm. p. Ï93. Iemand die Arabifch veiftaac,<br />

kan dit woord vinden , pag. 135. van myne Arabifch*<br />

Coreltomatbie , alwaar de begeerte, om van iemand<br />

kwaad te fpreeken , EEGÜERTE NA VLEESCH genaamd<br />

worde, de«yl VAN IEMAND KWAAD SPREEKEN, by dc<br />

A'abieren den naam draagt, van ZYNES BROEDERS<br />

VLEÜSCH TE EETEN.<br />

(b) §. 130. 161.<br />

W. D*el £


66 §* 189. INVLOED DER OFFERANDEN<br />

ipyze konden voldoen, eer dezelve, door langduurige<br />

onthouding van dezelve , toe eene eigentlyke<br />

krankheid, in eenen geneeskundigen zin, overging;<br />

en zy dwong zelfs den Gierigaart, orn zich van het<br />

Vleefch eeten niet geheel en al te fpeenen.<br />

Deeze Offer - Wetten zullen ons noch géwichtlger<br />

voorkomen, indien wy ons herinneren, dat de<br />

Israëliten tot dus verre in een Land gewoont hadden<br />

, het welk zekere Zedenkunde in het overige<br />

gedeelte der Waereld gebracht heeft , die het als<br />

eenen plicht, ten minden als eene deugd van eenen<br />

hoogeren rang aanziet, zich alleenlyk met fpyzen ,<br />

die het Planten-ryk oplevert, te geneeren. Beide<br />

Pythagora;ers en Christelyke Asceten , hebben de<br />

onthouding van Vleefch, die ten minden voor onze<br />

gemaatigde luchtdreek niet voegt, van de iEgyptenaaren<br />

geleert : en zelfs zekeie Secte der Jooden ,<br />

die zieh in ZEgyprèn ophield , de Esfeners , had<br />

dezelve , hoe Weinig ook bedaanbaar met de Wet<br />

van Mofes, en den Godtsdienst der Jooden, nochtans<br />

als eene byzondere wysgeerige heiligheid van<br />

de iEgyptenaaren aangenomenj Wel is waar , dezelve<br />

was in ZEgypten zelf niet algemeen, maaralleen<br />

aan zekere Wysgeeren , Priesteren , en Heiligen<br />

eigen : nochtans was zy misfehien uit iEgypten<br />

oorfpronglyk. In zulk een heet klimaat, als<br />

/Egypten is , kan men het allerbest Vleefch misfen<br />

: want, hoewel het niec onder de verzengde<br />

luchtdreek Jigge, maar van den 23de tot den 31de<br />

graad der breedte , is het daar evenwel, door zyne<br />

uitgellrekte vlakten, wel zoo heet, zo niec noch<br />

heeter, dan in veele landen, die tusfehen den 23de<br />

graad en de linie geieegen zyn ; veel heeter dan in<br />

Abys-


«H HET BURGEHLYK GfcMEENEBKST.<br />

(<br />

Cf<br />

AbysGnien, bet welk by uitftek hooge bergen heeft:<br />

en dit moet men inzonderheid zeggen van die bewoonde<br />

plaaczen , die in de laagte diep tusfchen<br />

zandige Woes*ynen liggen , of van deeze zandige<br />

Woestynen zelve , zoo als by voorbeeld de Woestyne<br />

van den Heil. Macarius, die de oude verblyfplaatze<br />

was der Effeners en Asceten , en van Elva*<br />

cbac, dewelke noch meer ten Zuiden liggen<br />

en alwaar de Godtjpraak van Jupiter Hammon , die<br />

Alexander wel eer bezocht, gevonden werd. Daarenboven<br />

is die zedekundige afkeer der Mgyptenaaren<br />

van Vleefch • fpyze , op het nauwst verbonden<br />

met hunne leere van de verhuizinge der Zielen: indien<br />

het mooglyk ware , dat de Zielen van onze<br />

Voorouderen, of ten minden van andere Menfchen<br />

thans in Dieren woonden, die wy rondom ons hebben<br />

, zouden wy natuuriyker wyze eenen afkeer<br />

hebben van dezelve te dachten ; en deeze afkeer<br />

zoude alsdan niet anders zyn, dan eene zekere foort<br />

van menfchlievenheid. Deeze is noch heden ten<br />

dage de Zedenkunde der Bramanen , ja by geheele<br />

Indiaanfche Volken heeft de leere van de verhuizinge<br />

der Ziele , zoo veel krachts , en is van zulken<br />

invloed, dat zy geene Dieren dooden, en zich van<br />

hét Vleefch eeten ten éénenmaale onthouden. De<br />

Israëliten hadden, wel is waar, in /Egypten Vleefclx<br />

gegeeten , waar aan zy in de Woescyne noch me;:<br />

genoegen dachcen, gelyk wy Exod. XVI. vs. 3. en<br />

Num. XI. vs. 4. vinden opgetekent , hoewel daar<br />

de Visfchen, die de Nyl hun opleverde, mede onder<br />

Co) Dus noem ik deeze Woestynen volgens de nieuwe<br />

Aardrykskunde; Qufts heeten zy by de Ouden.<br />

E<br />

a


68 & 189. INVLOED DER OFFERANDEN<br />

der het Vleefch fchynen genomen te worden (a) :<br />

maar deeze voor wysgeerig gehouden Zedenkunde,<br />

die zoo veel ftrenger was, en het Vleefch eeten<br />

verbood, zoude evenwel door den tyd by dit Volk,<br />

het welk in iEgypten gekoomen was , in zwang<br />

hebben kunnen geraaken.<br />

Tegen dit geval, het welk zoude hebben kunnen<br />

gefchieden , en zeker wysgeerig Bygeloof, waardoor<br />

het geheele Volk moest verzwakt worden ,<br />

fchynt de geheele gefteltheid van den Israëlitifchen<br />

Godtsdienst zich zorgvuldiglyk te verzetten, en de<br />

Wetgeever moet dit gebruik , om zich van alle<br />

Vleefch-fpyzen te onthouden, niet nuttig, noch<br />

met de natuur van het menfchlyk lighaam overéénkomftig<br />

geoordeelt hebben. Ten minden zulk eene<br />

gantfchlyke drydigheid tusfchen de Wetten van den<br />

Israëlitifchen Godtsdienst , en de Zedenkunde des<br />

lands, waaruit zy gekomen waren , die men daar<br />

voor ten hoogden verdandig hield , kan niet by geval<br />

ontdaan zyn. Godt, die door den mond van<br />

Mofes<br />

Ca) Num. XI. volgt onmiddelyk op den wenfsh<br />

hadden uoy nocb Vleejcb te eeten ! ivy denken n<br />

aan de Visfcben, die noy in Mgypien voor niet aten.<br />

Zy woonden naamlyk langs den oosdyken oever van<br />

een i\yl , en by de moerasfige plaatzen , die gedeeltlyk<br />

door den Nyl, gedeeltlyk door de Middelandfche<br />

Zee veroorzaakt worden. " Vs. 21, 22. worden de<br />

Visfchen buiten eenigen twyfel mede onder de Vleefchfpyzen<br />

gerekent, alwaar Mofes vraagt , of Godc alle<br />

de" Visfcheu der Zee moest by elkanderén brengen ,<br />

om der menigte Vleefch :e gceven : en op dezelfde<br />

"wyze word hec Hebreeuwfche woord Vletjcb, Levit»<br />

XI. vs. 11. en het Arabifche, in het 16de Hoofdfluk<br />

van den Coran, vs. 14. van het Vleefch der Visfchen<br />

gebruikt.


IN HET BlIRGERLYK GEMEENEBEST. f59<br />

Mofes den IsraëÜten zyne Wetten gaf, moet deeze<br />

ftrydigheid geweeten nebben: ja zelfs , indien iemand<br />

, die de Godtlyke zending van Mofes loochent,<br />

in het geheel niet aan Godt, maar alleenlyk<br />

aan Mofes als eenen Man , dien het in vvaereldlyke<br />

dingen aan geen verftand ontbrak , wilde denken<br />

, zoude hy evenwel moeten toeftaan , dat ook<br />

deezen de leere der Mgyptenaaren , ten opzichte<br />

van de verhuizing der Zielen, en de Zedenkunde,<br />

die daaruit voortvloeide , en het eeten van Vleefch<br />

tot eene misdaad maakte , niet onbekend was. AI<br />

in zyn eerfte boek , waarin hy enkel Gefchiedniffen<br />

verhaak , fchynt hy den weg voor zyne Wetten gebaant<br />

te hebben , wanneer hy zyne Leezeren onderricht,<br />

dat Godt den Menfchen niet flechts de<br />

heerfchappy over de Dieren, maar ook wel uitdruklyk<br />

vryheid gegeeven heeft om dezelve te flachten ,<br />

en ter fpyze te gebruiken (a) , ja dat reeds voor<br />

den Zondvloed de vette Hukken der Dieren , even<br />

als, by de OfFeranden , welker Vleefch de Offeraaren<br />

voor het overige verteerden , Gode werden<br />

toegewyd<br />

Dan , om tot onze Hoofdzaak wedertekeeren ,<br />

de Wetten van Mofes waren vlak gekant tegen hec<br />

invoeren van deeze levenswyze , waar by men zich<br />

geheel en al van Vleefch onthoudt: en waarlyk ,<br />

zy is , zoo men dezelve geneeskundig befchouwt,<br />

geenszins de beste. Het is waar, men zal'er niec<br />

ligt ongezond bloed door bekomen ; maar zy geeft<br />

ook teffens zeer weinig krachten aan hec lichaam.<br />

Men<br />

(a) Gen. IX, vs. 2, 3.<br />

C&5 Gen. IV. vs, ?.<br />

E 3


7o §.<br />

I<br />

§9* INVLOED DER OFFERANDEN<br />

Men zal, denk ik , van my niet begeeren , dat ik<br />

dit onderwerp uitvoeriger zal behandelen , maar 'er<br />

liever over willen leezen , het geen de Heer VAN<br />

HALLER daarvan gtfchreeven heeft (a). Ik zoude<br />

toch niec anders kunnen , dan hem uitfchryven.<br />

Het kan zyn , dat deeze gewoonte , om zich geheel<br />

van Vleefch te fpeenen , voor fommige Landen,<br />

onder eene heete luchtflreek, dus ook voor iEgypten<br />

, daar het .zeer heet is, en men aan ziekcens ,<br />

die uic verroctinge cntftaan , het allermeest bloot<br />

ftaac, niec kwaalyk voege; want hier over zal geen<br />

Geneeskundige willen oordeelen , zonder in die<br />

. plaatzen zelf eenen geruimén tyd zyne ko'nsc geoeffent<br />

te hebben : maar voor het Land der Israëliten,<br />

hec welk zich van den 3i(ien tot den ssften graad<br />

'der breedte (£) uitftrekte , en voor het grooefte<br />

gedeelte bergachtig was, voegde deeze gewoonte<br />

niet. Ook kan ik my over het algemeen uit de gefchiedniffe<br />

geen Volk te binnen brengen, het geen<br />

enkel van Kruiden leefde , en geduurende eenen<br />

geruimen tyd den roem van dapperheid gehad , of<br />

zich in den Oorlog geducht gemaakc heefc : de<br />

meeste Volken , die zich van Vleefch onthouden ,<br />

al is hec ook , dat zy nu en dan eens op enkele gelukkige<br />

tyden de overwinning behaalden , bezwyken<br />

toch doorgaans al te fpoedig onder de meerdere<br />

(o) AT.B. VAN HALLER, Elementa Pbyfiokgie.<br />

Corporis bumani, Libr. XIX. Sctï. 3. §.4. 7, 8, g.<br />

pjg. 199 — 213.<br />

(&) Thiffach of Thapfacus aan den Euphraat, het<br />

welk , onder de regeering van Salomo , de noordlykfle<br />

plaatze van het Ryk der Israëliten was, 1 Kon, V.<br />

vs. 4. ligt onder den 3jften graad.


IN HET BlTRGERLYK GEMEENEBEST.<br />

7Ï<br />

re krachten van anderen, die zich van Vleefch tot<br />

fpyze bedienen ; en geen Wetgeever behoort dus<br />

zyn Volk op de flachtbank te brengen. Maar hy<br />

kan zich niet krachtiger tegen eene volftrekte onthouding<br />

van Vleefch verzetten , dan wanneer hy<br />

Offermaaltyden , op welke men Vleefch eet , tot<br />

een fluk van Godtsdienst maakt: en dit deed Mofes<br />

in diervoege, dat hy eenen jaarlykfen OfFermaaltyd,<br />

het Pasfa ° inftelde, die geen Israëliet, op ftraffe<br />

van te worden uitgeroeit, verzuimen mocht.<br />

Eene Maaltyds - Offerande moest den eerften, of<br />

00 zyn langst den tweeden dag geheel en al verteert<br />

worden , en het geen 'er dan noch was overgebleven<br />

, mocht men niet eeten, maar het moest<br />

verbrand worden. Levit. VII. vs. 15, 16, 17, 18.<br />

Door dit middel was ieder een genoodzaakt, zyne<br />

Offerande waarlyk tot een Gastmaal te gebruiken ,<br />

en 'er zoo veele Gasten op te noodigen , dat hec<br />

konde verteert worden : daar anders misfehien menig<br />

een uit Gierigheid of Armoede het zoo zuinig<br />

zoude aangelegt hebben , dat hy met zyn huisgezin<br />

daar van meer dagen had kunnen eeten. De Offeranden<br />

moesten geene fpaarzaame dagelykfe Maaltyden<br />

, maar inderdaad vrolyke Gastmaalen zyn , die<br />


?s §. 190. OVER DEN W Y N<br />

S. 190.<br />

/« byzonder over het gebruiken van<br />

Wyn by Ac Offeranden.<br />

Tot eene toegift, by Bloedige en Meel - Offeranden<br />

, werdt Olie en Wyn bevolen. By een ander<br />

Volk zoude men dit alleenlyk als eene oude gewoonte<br />

, ais een Kerklyk gebruik hebben kunnen<br />

aanzien , en het des noods voor de Oudheids • Onderzoekers<br />

kunnen overlaaren : dan daar wy deeze<br />

byzonderheid by een Volk vinden, het welk uic<br />

iEgypten na Palajflina getrokken is , kan dezelve<br />

niet nalaaten gewichtig te zyn voor iemand , die<br />

over de wetgeevende Wysheid op eenen wysgeerigen<br />

trant aanmerkingen maaken wil. Ik behoeve<br />

niets te doen, om myne Leezeren daar opmerkzamer<br />

op te maaken , dan hun te herinneren , dec<br />

/Egypten aan Olie en Wyn gebrek had; en dat deeze<br />

juist de voortrefiykfte natuurlyke voortbreng fel en<br />

van Palasfïina zyn : dat men in /Egypten den Wyn<br />

voor een Vergift hieldt, hec welk uic hec bloed van<br />

de Vyanden der Goden ontftaan was , en dat Mofes<br />

beval den Wyn te offeren, en by Offer-maaltyden te<br />

drinken. Dan wy zullen van het een en ander thans<br />

wat nauwkeuriger en breedvoeriger fpreeken.<br />

In het grootfte gedeelte van iEgypten ceelde men<br />

geenen Wyn, en men kon dit niet wel doen, dewyl<br />

het geheele Land byna uit volkomene Vlakten beflaac;<br />

en men tot den Wynbouw Heuvelen hebben<br />

moet: daarenboven worden deeze vlaktens juist in<br />

die maanden , in welken de Druiven ryp moesten<br />

worden., van den Nyl overftroomc, en, om zoo<br />

te fpreeken, in eene Zee verandert. In de Steden<br />

heeft


DÏ DE O F F E R A N D E N . 73<br />

heeft men , wel is waar, tegen de muuren der huizen<br />

, Druiven , die zeer, gepreezen worden ( a) ,<br />

en in hec bovenst gedeelte van Mgypren vindt men<br />

hier en daar Wynbergen (bj , om dat daar bergachtige<br />

dreeken zyn : maar het een en ander is voor<br />

/Egypten , om 'er Wyn te drinken, te weinig, en.<br />

het is geen Wyn-Land, zoo als men het zoude<br />

kunnen noemen. Heden ten dage, nu het van Muhammedaanen<br />

bewoond wordt, die , ten minden<br />

volgens hunne Wet, geenen Wyn drinken , heefc<br />

het niet eens gewas genoeg , om zich van Druiven<br />

en üibs (zekeren Syroop , of Honing, die van<br />

Druiven gemaakt wordt) te voorzien; maarkrygt,<br />

volgens het verhaal van SHAW (C) , alleenlyk uit<br />

Hebron juarlyks driehonderd Kameelen , die met<br />

Dibs gelaaden zyn. Het was ten tyde van Jacob al<br />

op dezelfde wyze gedelt: toen hy den Groot-Vizier<br />

van /Egypten , dien hy noch niet wist dat zyn<br />

Zoon was , een Gefchenk wilde geeven , van het<br />

geen Palsedina byzonders opleverde , was 'er mede<br />

Dibs, of Honing (d) onder; hetwelk zekerlyk<br />

geen Byen-Honing was , want dien had men iii<br />

Mgyp-<br />

(a) MAILLET Befcription de V Mgypte , Lettre<br />

neuvieme , Tom.W. p- '7.<br />

(b) Voyage du Sieur PAUL LUCAS , fait en 1714.<br />

dans la Turquïe fcfc. 'lom. II. p. 226. L'on n'en trouve<br />

plus gueres que dans la Province de Fioum. Zie<br />

ook Pf. LXXVH1. vs. 47.<br />

Cc) In zyne Reize , in de Engelfche Uitgaave,<br />

(en wel den Tweeden Druk, want dien, en niet den<br />

eerden , behoort men te koopen ) , pag. 339. in de<br />

Kanttekening. Of volgens de floogduiefche Vcrtaah<br />

ling, bladz. 293, note g.<br />

£d) Gen. Zllll. ys, iu<br />

E 5


n<br />

§. 190. OVER DEN W Y N<br />

/Egypten , het welk daar toe ongemeen voordeelig<br />

lag, zeer voortreflyk (a), en in overvloed, maar<br />

Rozynen- honing. Het was een gevolg van deezen<br />

hunnen mangel aan Wynbergen , dat de /Egyptenaaren<br />

al in de oudfte tyden een namaakfel van Wyn<br />

•uic Koorn bereidden, (Bier of Brandewyn) , het<br />

geen by hen Zythos genaarat werdt (b).<br />

Dit<br />

O ) MAILLET Dejcription de 1'JEgypte, Lettre<br />

neuvieme , Tom. 11. p. 24, 25.<br />

(b) HERODOTUS, Lib.ll. cap. 77. DE MGYP­<br />

TENAAREN BEDIENEN ZICH VAN ZEKEREN WKN , DIEN<br />

ZY UIT GERST BROUWEN , WANT MEN HEEFT IN DIT<br />

LAND GEENE WYNBERGEN. Hier zal ieder Leezer ,<br />

by Zytbos, het allereerst aan Bier denken : op andere<br />

plaatzen ichynt dit woord insgelyks Brandewyn te<br />

betekenen.<br />

Het zy my geoorloofc, hier ter bevestiginge van<br />

het geen Herodotus getuigt , noch wac uicvoeriger<br />

over den Wyn • mangel van jEgvpten te fpreeken.<br />

Het is , wel is waar , een buiten'ftap ; maar de zaak<br />

is voor eenen wysgeerigen onderzoeker der Wetten<br />

van het uiterfte gewicht, dewyl juist die twee , tegen<br />

eikanderen volftrektlyk aanloopende maatregelen,<br />

(om den Wyn te verbieden , en denzei ven, om zoo<br />

te fpreeken , derwyze te heiligen , dat hy nimmermeer<br />

kunne verbooden worden.), die zulk eene gewichtige<br />

byzonderheid in de wetgeevende Wysheid<br />

uitmaaken , dewyl deeze , zegge ik, op hec gebrek<br />

aan Wyn in ^Egypten betreklyk zyn.<br />

Myne eerfte aanmerking is : Herodotus wil mis.<br />

fc'men niet zeggen , dat men in iEgypcen geene Wyngaarden<br />

heeft, (gelyk men hec ce voren gewoon was<br />

te verftaan en over te zetten ) , maar dat 'er geene<br />

Wyvbtrgen in gevonden worden ; want het Woord<br />

«^".-SA®- heeft deeze beide betekenisfen. Tusfchen<br />

.deeze twee (tellingen is ondertusfchen een groot onderfcheid.<br />

Indien hy beweert had, dat 'er in iEgypten


JÏ DE O F F E R A N D E N . 75<br />

Die was een hatuurlyk en zeer gelukkig gevolg :<br />

maar de Staatkunde veroorzaakte een ander, daar<br />

zy<br />

ten in het geheel geene Wyngaarden gevonden worden<br />

, dan zoude dit eene dwaaling zyn , van welke<br />

men niet zoude kunnen begrypen, hoe zy eenen Manne<br />

hebbe kunnen uit de pen vallen , die zoo lang ia<br />

iEgypfen geweest is , en daar op de plaatze zelve<br />

alles zoo naauwkeurig onderzocht heeft: want men<br />

vindt niet flechts heden ten dage in de Steden Wyngaarden<br />

aan de muuren der huizen , maar het blykt<br />

ook, om niet eens van gecuignisfen der Grieken te<br />

fpreeken , in den Bybel klaar genoeg , dat men al in<br />

de oudfte tyden Wyngaarden in Egypten gehad heeft.<br />

Gen. XL. 9-11. Num. XX. f. PC LXXVUI. 47.<br />

Maar, indien hy heeft willen zeggen , dat men m<br />

.Egypten geene Wynbergen heeft, is het wel eene<br />

dwaaling , maar die men nochtans gemaklyk kan infchikken<br />

: misfehien had hy in dien geheelcn ftreek<br />

van iEeypten , door welken hy gekomen was, geene<br />

Wynbergen gezien : misfehien is hy alleenlyk in die<br />

Vlaktens geweest, die des Zomers door den Nyl<br />

overftroomt worden, zonder in de bergachtige ftreeken<br />

van Fium, daar men noch heden ten dage Wyn<br />

teelt, gekomen te zyn.<br />

Ten tweeden: om die zelfde rede, dewyl hy naamlyk<br />

zelf in iEaypten geweest is , moet men hem ten<br />

mmften in zoo verre geloof geeven , dat hy , in dat<br />

geheele gedeelte van jEgypten , het welk hy heeft<br />

doorgereïst , geene Wynbergen heeft aangetroffen ,<br />

en by gevolg , dat 'er in jEgypten weinig Wyn geteelt<br />

werdt: maar hv heeft hier, van Geleerden geleezen<br />

, een zeer verkeerd lot getroffen. Men vindt<br />

geene zwaarigheid , om zeer veele onwaarfchynlyke<br />

of ongeloof baare dingen , die hy enkel op hooren<br />

zeggen van andere landen, verhaalt, zoo wel als verfcheidene<br />

vergrootingen, die uit zyne liefde voor zyn<br />

Vaderland voortvloeiden , en tot roem der Grieken<br />

konden ftrekken, byna alleen op zyn woord tegelooven:


?6 §. IQO. OVER DEN W Y N<br />

zy zich niet ontzag , een Godtsdienfiig bedroe te<br />

hulpe te neemen , het welk hec lot van alle dergelyke<br />

ven<br />

;<br />

maar wanneer hy-zegt,. dat Egypten arm aan<br />

Wyn was , denkt men niec aan de zeer natuurlyke<br />

Vraage , kan 'er in een vlik land , bet welk nocb daar<br />

en boven alle Jaaren in de maanden Augustus en September<br />

onder waterftaat, wel veel IVyngeteeltworden?<br />

Men doet er geen onderzoek na by laatere Reizigers"<br />

maar men ftelt tegen hem andere oude Schryvers '<br />

en wel meest zulke, die Egypten zoo aoed niet konden<br />

kennen, als hy. Dit heet niet eenen Schryver,<br />

dien men beoordeelt, recht doen. Herodotus konden<br />

moest veele dingen, die bezyden de waarheid waren<br />

, verhaalen, wanneer hy zich op hec geen hy had<br />

hoorcn zeggen verliet : maar in zaaken, waar m hv<br />

op zyne Oogen konden aangaan , zoude ik hem liefst<br />

niet terftond voor eenen eigenlyken leugenaar houden<br />

om dat anderen , die deeze gelegenheid niet hadden'<br />

om door hun eigen gezicht overtuigt te worden hec<br />

anders verhaalen. Doch laat ons nu de getuignisfen<br />

zelve zien , die men , tot bevestiging van het tegenovergefteld<br />

gevoelen, gewoon is by te brengen.<br />

1.) DIODORUS SICULUS zegt, Boek I. Kap. 1?. DAT<br />

OSIRIS DEN WYNSTOK GEVONDEN HEEFT. Maar<br />

om niet te zeggen , dat Ofiris tot die tvden der<br />

iEgyptifche Gefchiednisfen behoort, die"vol verdichtfelen<br />

zyn , en dat, volgens de Godtgeleertheid<br />

der Mgyptenaaren, de uitvindiug van den<br />

Wyn beter voor den Vvand van Ofiris, Tvphon,<br />

dan voor Ofiris zelveri zoude voegen (*') • 'er<br />

wordt -uitdruklyk bygevoegt, dat "hv den Wvnftok<br />

op den berg Nvfa gevonden heèfc, en deezen<br />

onbekenden berg plaats men doorgaans buiten<br />

Egypten, nu eens in Arabien, dan eens elders.<br />

2.) STRA-<br />

(?) P. E. Jabhnsky pantheon £g. Ub. II. cap. I. §. 5, tf.


eï DE O F F E R A N D E N . 77<br />

Jyfee Godrsdienflige bedriegeryen gehad heeft, naamelyk<br />

van veel meer kwaads in de waereld te doen,<br />

dan<br />

2. ) STRABO fchryfc, in zyn 17de Boek, bladz»<br />

1163 : „ Mgypten draagt niet weinig Wyns."<br />

STRABO zoude zekerlyk over het algemeen veel<br />

gclsofwaardiger zyn, maar men zoude hem evenwel<br />

ten opzichte van .Egypten nauwlyks met Herodotus<br />

kunnen vergelyken , die zich in dit land<br />

zoo langen tyd heeft opgehouden , en het zelve<br />

zoo nauwkeurig kent; al ware hec ook , dat zy<br />

wezenlyk met eikanderen ftreeden. Maar is dit<br />

wel zoo ? Hoe komt het toch dat het niemand<br />

in de gedachten is opgekomen , of niet misfehien<br />

O Y K f NIET weinig^, hetgeen met de gefteltheid<br />

van iEgypten zoo weinig overeenkomt ,<br />

eene verkeerde leezing ware? De geheele plaatze<br />

heeft eenen veel bcceren zamenhang, wanneer<br />

men dezelve dus leesc: Liet brengt flechts weinig<br />

Wyn voort, maar zeer overvhedig Tarwe en Moeskruiden<br />

, en andere Gewasfen,<br />

3, ) PLINIUS telt onder de voornaamfte Wyncn,<br />

den Sèbennytifchen, en voegt 'er by: in JÈgypto<br />

boe nascitur tribus generibus uvarum, t'oafia, cetüalo,<br />

peuce, Hifi. nat. I. XIV. §. 9. Maar Plinius,<br />

die zyne berichten van alle kancen by één gehaalc<br />

heeft', is zekerlyk geen Schryver , die tegen eenen<br />

Ooggetuigen , zoo als Herodotus was , in<br />

zaaken die .Egypten betreffen , kan opweegen.<br />

Ook kan ik niet begrypen, hoe men in het Sebcnnytifch<br />

gedeelte van /Egypten , het welk gelyk<br />

een Delta midden tusfchen de armen van den N'yl<br />

ligt, en in de maand September door die Rivier<br />

moest overftroomt worden , veel Wyn zoude<br />

hebben kunnen teelen : waar by noch komt, dat<br />

de Arabifchê nardryks-Befchryvers, die anders<br />

doorgaans de plaatzen doen opmerken, daar men<br />

Wyn bouwt , in die geheele ftreek van geene<br />

Wynbergen gewag maaken. Misfehien was de<br />

Sebcn-


?9 §. 190. O V E R D E N W Y N<br />

dan dat 'er deszelfs nuttigheid immer tegen zoude<br />

heb jen kunnen opweegen ; inzonderheid naa dat<br />

Sebennytifche Wyn , waarvan PLINIUS fpreekt,<br />

niet eens in die Iandftreek gegroeic , maar in Vet<br />

bovenst gedeelte van iEgypten , daar men eenigen<br />

Wyn bouwt; en dezelve verkreeg misfehien<br />

dien naam aüeen.'yk , dëwyl men denzelven van<br />

den Sebennycifcheu Arm des Nyls, alwaar tegen-<br />

"woordig barlos ligt , na ltalien bracht: of misfehien<br />

was in dit gedeelte van den Delta één enkele<br />

iterg , die te hoog was om door den Nyl<br />

overftroomt te worden, en op welken men ten<br />

tyde van PLINIUS Wyn teelde : of eindelyk misfehien<br />

had men in de "Stad zelve Wyngaar'den tegen<br />

de huizen aan , waar van men eene gerinee<br />

hoeveelheid van Wyn maakte , die te Rome',<br />

teen de overdaad daar hoog geklommen was ,<br />

wegers deszelfs zeldzaamheid , duur betaalt, en<br />

te fmaaklyker bevonden werdt, dewyl hy veel<br />

kostte; maar men zal dan wel begrypen , dat de<br />

Kooplieden veel meer Sebennytifchen Wyn naar<br />

Rome zonden , dan daar ter "plaatze gewonnen<br />

werdt ; gelyk men noch heden ten dage wel<br />

duizendmaal meer Pontac drinkc, dan 'er immer,<br />

groeit.<br />

4. ; ATHENSUS verhaalt (Deipnofopbiflon libr. I.<br />

P- 33-) v e e t v an Akxan&rynfcben Wyn , en zegt<br />

ook, dat 'er langs den JVyl aan beide kanten veel<br />

Wyn wast : daar en boven fpreekt hy noch van<br />

den Wyn , die in bet bovenst gedeelte 'van Mgypten<br />

rondom Keptos gewonnen wordt, die men zegt<br />

dat zeer ligt is. Dat 'er in het bovenst<br />

gedeelte van .Egypten Wyn geteelt worde, heb<br />

ik zelf reeds gezegt: in die ftreeken moet Herodotus<br />

niet geweest zyn , gelyk Koptos ook, het<br />

•welk thans Kept genaamt wordt , en , volgens<br />

ABULFED* al nader aan het Gebergte dan aan den<br />

Nyl ligt. Ook wil ik, hec geen hy van Alexandryn-<br />

hec


BY DE O F F E R A N D E N . 79<br />

het van andere Volken nagebootst, en in derzelver<br />

Zedenleer aangenomen was. Indien de /Egyptenaaren<br />

drynfchen Wyn zegt, in het geheel niet ontkennen<br />

; ABULFEDA zelf maakt 'er gewag van. Maar<br />

Alexandryen werdt in de oudfte tyden , van Homerus<br />

by voorbeeld, niet totiEgypten gerekent,<br />

en ligt verre van het overig gedeelte van iEgypten<br />

af, het welk door den Nyl vrugtbaar gemaakt<br />

wordt: de Waterleiding , die thans den<br />

fslyl derwaarts heen voert, is alleenlyk een werk<br />

der Konst ; en voor den tyd van Alexander den<br />

Grooten verwaarloosde men deeze Iandftreek byna<br />

ten éénenmaale , om dat men haar gewicht<br />

niet kende. Op zyn hoogst had zy een Vlek ,<br />

Rbacotis genaamt , alwaar niet dan Soldaaten<br />

woonden , om voortekomen dat 'er geen Vreemdelingen<br />

aanlandden. (STRASO p. 1142. Mtn<br />

zie WOOD , Proeve over bet origineele Genie van<br />

Homerus, bl. 128-130). Waarfchynlyk heeft<br />

men derhalven voor den tyd van Alexander , 1<br />

deeze weinig bewoonde , en b3"na in het geheel<br />

niet geachte'ftreek , geenen Wyn gebouwt ; hec<br />

geen de Grieken'er misfehien eerst begonnen hebben<br />

, naa dat Alexandryen, wegens deszelfs ongemeen<br />

voordeelige ligging , de Hoofdftad van<br />

)Egvpten geworden was. Dat aan wederzyde<br />

van"den ISyl Wyn gewonnen wordt-, ziet men<br />

uit den zamenhang zeer klaar, dat niet betreklyk<br />

kan zyn op geheel iEgypten , maar alleenlyk óp<br />

de Iandftreek rondom Alexandryen. ATHEN^EUS<br />

wil dan waarfchynlyk met anders zeggen , dan<br />

dat aan beide zyden van de Gracht, die van den<br />

Nyl na Alexandryen gegraaven , en een werk dei-<br />

Grieken is , veel Wyn geteelt worde Die hem<br />

anders verftaat , laat hem niet alleenlyk iets het<br />

geen onwaarachtig , maar zelfs iets het geen ongerymd<br />

is, zeggen ; dewyl de beide zyden, aan<br />

den Oever van den Nyl zelf, in dc maanden Augustus<br />

en September ónder water ftaan.


Sd ips. O V E R D E N W Y N<br />

iianren Wyn haddén willen drinken, dan hadden zy<br />

denzelven van andere plaatzen mueten invoeren: en<br />

Waarlyk' dit gefchiedde ook ten tydë van Herodotus<br />

(a) , en gefchiedt noch heden ten dage (Z>),<br />

Dit is , om 'er ftaatkundig van te fpreeken , eene<br />

zeer uadeelige zaak, die in alle Noordelyke Landen<br />

plaatze vindc, alwaar men zyn Geld huiten<br />

's Lands moet zenden , om 'er Wyn voor te koopen<br />

: de Staatkunde van /Egypten daar en tegen<br />

zocht zulk eenen fchadelyken Handel voorcekoomen<br />

, en wel te yveriger , om dat zy over hec<br />

algemeen tegen den Buitcnlandfchen Koophandel<br />

was. Maar hoe zal men het invoeren van Wyn<br />

beletten ? Door het te verbieden ? Maar dergeiyke<br />

Verboden zyn veel te zwak , wanneer hec op<br />

den fmaak , en het genoegen aankoomt , en byna<br />

niets anders dan een bevel, om denzelven zonder<br />

Tol intevoeren , en zoo veel te duurder aan den<br />

Buitenlandfchen Koopman te betaalen , die het gevaar<br />

loopt van zyne verbodene Waaren vei beurt<br />

verklaart te zien. Somcyds zyn allen , die Wyn<br />

lusten, hec met eikanderen ééns, zelfs Toezieneren-<br />

en Oppasferen op de grenzen met de Burgers:<br />

de<br />

(a) HERODOTUS , libr. III. c. 6. Uit geheel Griekenland<br />

, als mede uit Pbcenitien, wordt jaarlyks tweemaaien<br />

in aarde kruiken Wyn na JEgyptcn gebracht.<br />

(6 ) MAILLET Defcription deïAZgypte, de negende<br />

Brief, bladz. 17. van het tweede Deel. On ne<br />

fait point ie Pin en Mgypte, car je crois qu'on doit<br />

comter pour Tien celui, que font; quelques Coptes pour<br />

leur ufage particulier. Ainji on peut dire , que tout<br />

le Fin qu' on boit ici, Dient de debors, Le meilleur<br />

vient de Cbypre.


BY DE O F F E R A N D E N . 81<br />

de één is ook niet af keerig van Wyn en heeft medededogen<br />

met de zwakheden van het menfchlyk geflacht<br />

, en de ander vult hem de handen , of fpreekt<br />

met hem af, om het een zeker gedeelte te laaten verbeurt<br />

verklaaren , en het overige te behouden. Iemand<br />

, die onze Wetten tegen den overdaad , en de<br />

fluikeryen kent, die ten dien opzichte pl.iar.ze vinden,<br />

zal my hier geene tegenwerpingen maaken.<br />

De Mgyptenaaren namen een krachtiger middel,<br />

dat naamlyk van Godtsdienflig bedrog , te hu'pe.<br />

Zy gaven voor dat de Goden eenen afkeer van Wyn<br />

hadden , ja zelfs , dat dezelve het bloed was van de<br />

oude vyanden der Goden ( a). Iemand , die die<br />

gelooft, zal immers zoo iets affchuwlyks niet begeeren<br />

te drinken , maar zich by Water, Bier, Brandewyn<br />

, en andere geestige dranken houden.<br />

Van de Mgyptenaaren , deeze groote Leeraars<br />

der oude waereld in de Wysgeerte , het Bygeloof en<br />

de Weetenfchappen , breidde zich deeze af keer van<br />

Wyn,<br />

(a) PLUTARCHUS in zyn Roek over Ifis en Ofiris ,<br />

§. 6. Vóór den tyd van Pfammeticbus dronken zy geen,<br />

Wyn , en brachten denzelven ook niet ten Offer , want<br />

zy bielden hem voor iets , waar van de Goden eenen af~<br />

keer hadden , en voor bet bloed van ben , die wel eer<br />

tegen de Goden geoorloogdbadden; (dat is, der Reuzen ,<br />

en by de iEgyptenaaren van den boozen God Typhon,<br />

en zyne aanhangers) zy gelooven naamlyk, dat,<br />

toen deeze omgebracht, en door verrotting met de aarde<br />

vermengt waren, daar uit Wynjlokken ontftaan zyn, en<br />

dat bet daar van daan komt, dat de Wyn de Menfchen<br />

dol en raazende maakt ; voor zoo verre zy dan naamlyk<br />

bet Bloed hunner Voorvaderen drinken.<br />

IV. Deel<br />

E


g2 § 99. OVER DEN W Y N<br />

Wyn , fomtyds wel met eenige verandering, maar<br />

nochtans in de hoofdzaake , en zelfs in het ondcrfcheiden<br />

van Wyn en Druivenfap , even eens , tot<br />

meer andere Volken en Seélen uit. De tvlanfebaseh,<br />

die eigentlyk eene Philofophifche Secte in Perfien<br />

uitmaakten , hielden den Wyn voor het bloed , of<br />

ook wel voor de galle , dat is , vergif (a) vnn<br />

het boos weezen , het welk zy verdichtren , en verbooden<br />

den Vroomen deszelfs gebruik ( b ) ; zoo dat<br />

de Manicbjeen onder de Christenen , ( dat is , de<br />

Christenen , die de Perfiaanfche Wysgeerté in het<br />

Christendom overgebracht , en het zelve daar naar<br />

verandert hadden ,) het gebruik van den Wyn , by<br />

het Heilig Avondmaal zelf, niet toelieten. Arderc<br />

Christlyke Seftèn hebben den afkeer van Wyn noch<br />

onmiddelyker uit YËgypten overgenomen ; en dc<br />

Joodfche Sefte der Eslenen , die denzelven voor een<br />

vergif hield , het welk de eigenfehap bezit van raazend<br />

te maaken , had voornaamlyk haaren zetel in<br />

/Egypten. Ook onder fommige Arabifche Volken<br />

haatte men den Wyn uit ftaatköndrge oorzasken ,<br />

dewyl het met hunne denkbeelden van vryhnd (treed,<br />

vaste ftukken gronds te hebben : want men kan door<br />

dezelve gedwongen worden , om zich aan eenen<br />

Overwinnaar of Dwingeland te onderwerpen ; zy<br />

zyn , om zoo te fpreeken , onderpanden van onze<br />

ge-<br />

Ca) Men zie myne 4Sfte Vraage aan de Reisgesooten<br />

na Arabien.<br />

(b) AUGUSTUSUS de Moribus Manicbeeorum libr. II.<br />

§. 44. Die 'er iets uitvoeriger* over wil naieezen, kan<br />

het vinden in BEAUSOBKE Hijloire des Manicbeëns,<br />

Livre IX. chap. 7,11- pag. 771 & fuiv.


SÏ DE O F F E R A N D E N . 83<br />

gehoorzaamheid ; en hy alleen is in de gedaante der<br />

Arabieren recht edel en vry , die alle zyne Bezittingen<br />

met zich kan noemen , een zwervend Herder ,<br />

by voorbeeld , die , met zyne Kudde , diep in de<br />

Waestyne kan trekken , daar hy door geenen Overwinnaar<br />

kan gevolde worden : en de Nabatjeers gingen<br />

zoo verre , dat zy op leevensftratFe verbooderi,<br />

een huis te bouwen , te zaaijen, te planten, of Wyn<br />

te drinken ( a ). Anderen waren wel niet zoo<br />

ftreng , maar onthielden zich evenwel om der Eere<br />

wille , als mede dewyl het een oud gebruik was van<br />

het bezie van veele goederen , en van hec gebruik<br />

des Wyns. Jeremias maakt Kap. XXXIV. vs. 6, 7.<br />

gewag van eene Arabifche familie , die rn^t de Israëlïten<br />

na Palaiftina getrokken zvnde , aldaar reeds veele<br />

honderd Jaaren gewoont had , en het gebod van<br />

haaren Sramvader , Jonadab , heiliglyk onderhield ,<br />

om naamlyk geen huis te houwen , maar in tenten te<br />

woonen<br />

y<br />

Ca) DIODORUS SICDLUS , B. XIX. §. 94. Hunne<br />

Wetten verbieden Koorn te zaaijen , iets, boe ook genaamt<br />

, bet geen vrucht draagt , te planten , Wyn te<br />

drinken, en buizen te bouwen ; en op de overtreedivg<br />

bier van is de doodftraffe gejtelt. De oorzaak hier van<br />

is , dewyl zy gelojven , dat iemand , die iets dergelyk:<br />

in eigendom bezit , ligtlyk van iemand , die maebtiger<br />

is . fob gedwongen worden , om Z'ch zynen bevelen te<br />

onderwerpen. Èehalven de plaatze van AMMJANOS ,<br />

B. XIV. 4. , die Wes^feling in zyne Kanttekeningen<br />

byb'engt , kan men noch AR VIEUX in het 3de deel<br />

zyner Reizen, bl. 109. en NIEBUHR Befchryving van<br />

ArabUn , bladz. 389. nazien Tot op deezen dag is<br />

de Akker- en dus ook de Wynbouw , naar het oordeel<br />

der Bedoynen , beneden de waardigheid van eenen<br />

echten edelen Arabier.


84 §. 19^ OVER DEN WYÏÏ<br />

wonnen , niet te zaaijen, geenen Wynberg aante°<br />

leggen , of te bezitten , en , daar het hier voorraamlyk<br />

op aankoomt , geenen Wyn te drinken :<br />

want een Volk of Geflacht , het welk in het geheel<br />

geenen Wynberg mag hebben , behoort ook geenen<br />

Wyn te drinken ; anders zal het wel haast lust bekomen<br />

om ook Wynbergen aanteleggen. Het kan zyn<br />

dat de Arabieren de Godtsdienftige gedaante, die zy<br />

aan dit Verbod om Wyn te drinken , het welk zynen<br />

oorfprong eigenlyk aan hunne liefde voor de vryheid<br />

verfchuldigt is , 'gaven , van de Mgyptenaaren ontleent<br />

, of toch aan het zelve , op het voetfpoor van<br />

dit eerst befchaafd en verftandig Volk, het eerwaardig<br />

aanzien van Wysgeerige Zedekunde gegeeven<br />

hebben. Nochtans kan ik het één en ander met<br />

geene gefchiedkundige bewyzen ftaaven. IV'iaar dit<br />

is onbetwistbaar dat de afkeer van W 7 yn in Arabien ,<br />

ten minften twee duizend Jaaren vóór Muhammed,<br />

heeft plaatze gehad . en dus geenszins als eene uitvinding<br />

van hem kan befchouwt worden. Jeremias,<br />

die denzelven in zynen tyd aantrof als een overoud<br />

gebruik van zeker Arabifch Geflacht in Palseftina ,<br />

leefde 1200 Jaaren vóór Muhammed, en deeze familie<br />

was ten minften 800 Jaaren vóór Jeremias uit<br />

Arabien na Palseftina getrokken. Muhammed vond<br />

derhalven dit gebruik of deeze zedekundige Wet,<br />

waar door het gebruik van Wyn verbooden werdt,<br />

reeds als eene zeer oude inftelling , toen hy zich voor<br />

eenen Propheet uitgaf. Hy predikte den natuurlyken<br />

Godtsdienst, zoo goed als hy denzelven verftond;<br />

fchoon hy zekerlyk in zoo verre een bedrieger was,<br />

als hy voorgaf, waarheden, die hem voor hec grootst<br />

gedeelte zyn gezond verftand leerde , door eene<br />

Godtlyke openbaaring oncfangen te hebben , en in<br />

zoo


BY DE O F F E R A N D E N . 85<br />

zoo verre een Dweeper , als hy geloofde , dat een<br />

ieder, die tot het eeuwige leeven was uitverkooren ,<br />

door eene inwendige werking van Godt verlicht, en<br />

van derzelver waarheid overtuigt werdt. Ue leerftellingen<br />

van den natuurlyken Godtsdienst , die hy<br />

predikte, vond hy zelf niet uit, ontleende ze ook<br />

niet van de Jooden of Christenen , maar volgde voor<br />

het grootfte gedeelte zekere Seéte van Arabifche wysgeeren<br />

, ( wy zouden ze Naturalisten noemen , )<br />

die flechts éénen Godt , en een toekomftig leeven<br />

geloofden , en by de Arabieren Hanifin , dat is ,<br />

Piofaanen, genoemt werden , dewyl zy het beitar.n<br />

van derzelver Goden loochenden , ten naasten by op<br />

dezelfde wyze , als men wel eer de Christenen Ongodisten<br />

genaamd heeft, om dat zy aan de Goden<br />

der Heidenen niet geloofden. Het geen deeze Philofophifche<br />

Secte nu, waar of valfch, leerde, bracht<br />

hy, zelfs haare algemeene Volks-vooroordeelen in<br />

de Zedenleere niet uitgezondert, grootendeels in zynen<br />

Godtsdienst over, die hy voorgaf dat hem van<br />

den Hemel geopenbaard was , dewyl het hem als<br />

waar voorkwam. Den afkeer van. Wyn vond hy by<br />

dat gedeelte des Volks , het welk men voor edel<br />

hield , misfehien ook by de wysgeerige Secle der<br />

Hanifin ; hy kt.urde denzelven goed , te r<br />

metr, dewyl<br />

'er uit het misbruik van den Wyn ontelbaare<br />

buitenfpoorigheden gebooren worden, en nam hem<br />

diarom in zynen Godtsdnnst over. Hy deed dit,<br />

het geen meer is, volftrekt op dezelfde wyze , als<br />

wel eer de Mgyptenaaren of Manichajen , onder<br />

voorwendzel naamlyk , d:t de Wyn een werk , dat<br />

is eene uitvinding van den Duivel zy" ; en met het<br />

zelfde onderfcheid , het geen beide Mgyptenaaren<br />

en Manichajen tusichen WYN en WVNDnüivtN<br />

F 3 maaken ,


86 §. OVER DEN W Y N<br />

maaken , waarvan wy binnen kort nader uillen fpreeken.<br />

Hy zal 'er naar alle waarfchyniykheid toen<br />

weinig aan gedacht hebben , dat zyne Godrsditnst<br />

zich zoo fpoedig in arie deelen van de Waereld ,<br />

van den Ganges af 'Ot de Atlantifche Zee toe , zoude<br />

uitbreiden , en den algemeenen afkeer der Arabieren<br />

van Wyn , zoo veele andere Volken. tor derzelver<br />

groot nadeel , opdringen- Men heeft hem<br />

dikwils een ftaatkundig oogmerk by dit zyn verbod<br />

toegefchreeven ; men wil naamlvk , dat hy het gebruik<br />

van Wyn verbooden hebbe , ten einde zyne<br />

Arabieren zich niet zullen dronken drinken , tn dan<br />

hunne veldflagen verliezen. Indien hy zulke oogmerken<br />

gehad heeft, moet hy wezenh k ten a-er Hecht<br />

Staatkundige, of Veldoverfte , of kenner van de<br />

rr,e fchen , zoo als men het wil noemen , geweekt<br />

zyn : een Volk , het welk van kindsbeen af gewocn<br />

is Wyn te drinken , loopt minder gevaar, om dófté<br />

dronkenfehap van het geheele leger geflagen te wordt,<br />

n Maar een Volk, het welk aan geen Wyndrinken<br />

gewoon was , zoude wel eens door een krygslist<br />

dionken gemaakt, en dan geflagen kunnen worden<br />

; en wy weeten inderdaad uit oude gefchiednisfen<br />

dergelyke voorbeelden van de Scythen (. a), en<br />

de Istriers , welker gewoone drank toen waarfchynlyk<br />

noch geen Wyn was (b ). Ten minlten Muhammed<br />

laat nimmermeer iets van zulk een oogmerk<br />

> waarom hy den Wyn verbood , merken ;<br />

en<br />

(a) JÜSTINUS Libr. I. cap. VIII cmisfi; bojlibur<br />

infuetos barbaros vino Je onerare patituT , priusqut Scytbce<br />

ebrietate, quam bello vincuntur.<br />

(6) FtORüs Libr, II. cap. io,


S Y DE G F F E U A N D E N . 87<br />

«n men heeft 'er zekerlyk ook geene gefchiedkundige<br />

berichten van.<br />

Het zal mynen Leezeren niet onaangenaam geweest<br />

zyn , hier deeze aanmerkingen over den waarfchynlyken<br />

oorfprong van dit verbod in den Muharameduanlchen<br />

Godtsdienst te vinden. Ik keer thans<br />

weder tot de Mgyptenaaren. Hunne Koningen ,<br />

en andere zeer ryke en voornaame lieden onder hen ,<br />

konden zich over het verbod van Wyn noch wel<br />

troosten : eene behoorlyke onderfcheiding tusfchen<br />

Wyn- en Druivenfap gaf hun vryheid om het verfch<br />

uirgeperste fap van Druiven te drinken. Andere<br />

Seéten , die den Wyn voor een werk des Duivels<br />

houden , maaken dit zelfde onderfcheid , de Mam*<br />

ebreen (a )l by voorbeeld, en Muhammedaanen ( b ) :<br />

ook is die onderfcheid zichtbaar genoeg, want het<br />

zeif-<br />

(a") AUGUSTINUS de Moribus Manicbceorum libr. IL<br />

44. volgens de'ftcned-ctyner Uitgaave , Tom. II.<br />

pag. 7fï. qua tanla perve^fio eft, vmum putare fel principis<br />

tenebrarum , & uvis comedendis non parcere.<br />

(b~) De eigene woorden van MUHAMMED zyn , in<br />

de K5 de Sura van den Coran, vs. 11. Godt laat ook<br />

Koorn en Olyfhoornen , en Palmbomen en Druiven groeien<br />

: en vs. 6?. zegt hy van de Druiven :. zy kunnen<br />

tut aronkenfebap , £72 ook tot een goed voed fel gebruikt<br />

worden. Dit is geenszins , gelyk Maraccius op eene<br />

onbillyke wyze voorgeeft, tegenftrydig met het geen<br />

hy zegt Sur. V. 92. Wyn , Jpel , beelden , en dobbel-<br />

Aeenen zyn jchandelyk. en een werk dei Duivels; maar<br />

hy bedoek den Wyn te verbieden , daarentegen hec<br />

eêten van Druiven en Rozynen te veroOrlooven. Dezelve<br />

worden ook inderd: ad van de Muhammedaanen<br />

geseeten, die om die rede zelfs in Arabien Wyngaar-<br />

E 4,<br />

dea


88 §. ICQ. OVER DEN WYN<br />

zelfde Sap heeft, na dat het gegest of niet gegest<br />

heeft , zeer verfchillende uitwei kielen : wanneer hec<br />

noch in de Druiven is, heeft het in het geheel geene<br />

dronkenmaakende krachc ; als Most Veroorzaakt<br />

het eenen kleinen en ras voorbygaanden roes , door<br />

het werken wordt het van Most dronkenmaakende<br />

"Wyn , en daar uit wederom , door eene andere foorc<br />

van gesunge tot Azyn , in welken ftaat het geheel<br />

regen ft rydige uitwerkingen doet, en eene verkoelende<br />

kracht heeft. Hoe ten tyde van Jofeph de Koning<br />

van Mgypten het Druivenfap dronk, zien wy uit den<br />

droom van zynen Opperfchenker, Gen. XL. 9-13.<br />

dkn het voorkwam , als of hy Dmiven nam , derzelver<br />

Sap in eenen beker (a) met water mengde,<br />

en denzelven den Koninge over gaf. Dit was enkel<br />

overdaad voor ryke lieden , die het land nimmermeer<br />

van geld konde ontblooten ; want men zal uit andere<br />

landen , noch Druivenfap , eer het gewerkt heeft en<br />

tot Wyn geworden is, noch verfche Druiven .in eene<br />

menigte ontbieden.<br />

Mofes voerde de Israël iten na een land , welks<br />

voornaamfte natuurlyke voortbrengfelen Druiven waren<br />

(b) , en hy verzuimt ook niet, om deeze byzon-<br />

den aanleggen. Men zie NiEnuHR Befchryving van<br />

Arabien , bladz. 147. en bchalven deeze veele anuere<br />

Eeisbefchry vingen.<br />

Ca) Zoo iemand hier in het Hebreeuwfch eenige<br />

zwaarigheid Vindt, die zoeke de oplosfing daanan in<br />

hec Arabifch Lexicon van Gor.'irs pag. 1147. Sacbat,<br />

cf, *oo als" ik dit Hebreeuwfche Woord bever zoude<br />

Liicfp'ee!:cn , Scbacbat (Slachten) , betekent ook,<br />

Cen Wyn mei Water vermengen.<br />

(&) Num, XIII, v§, 23. Deut, VII, vs, S.<br />

Noch<br />

heden


BY DE OFFERANDEN. $9<br />

zonderheid , die Palseftina boven /Egypten had , het<br />

welk wel overvloed van Koorn had en brood opleverde<br />

, maar/ in het welk men zich juist niet veele<br />

goede cier belooven konde, te roemen, zoo dikwerf<br />

hy de begeerte na dit nieuwe land in zyn Volk zocht<br />

optewekken. Was het eene goede Staatkunde in<br />

/Egypten , wegens den mangel van dat land , het<br />

drinken van Wyn te verbieden , het was niet minder<br />

verftandig in eenen Wetgeever van een Volk , hec<br />

welk in PalEeftina moest woonen , niet alleen niets<br />

dergelyks te doen , maar ook te verhoeden , dar de<br />

afkeer der /Egyptenaaren van Wyn , zyne burgeren<br />

nimmer in een land volgde , het welk daar overvloed<br />

van opleverde, en dus dat deszelfs grootfte uatuurlyke<br />

Rykdommen niet nutloos gemaakt wierden.<br />

Indien men de wetgeevende wysheid van deeze<br />

beide Volken , /Egyptenaaren en Israè'liten , met elkanderen<br />

vérgèlykt, fchynen zy , wel is waar , int<br />

zoo verre onderling overeen te komen , dat zy beide<br />

voor het land voegde , waar in het Volk woonde -<br />

maar<br />

hedendaags, daar dit land in handen van Muhammedaanen<br />

is, (dewelke het teelen van Druiven juist niec<br />

begunltigen , hoewel zy het aankweeken van Wyngaarden<br />

niet verbieden ,) en naa zoo veele verwoestingen<br />

, heefc Palffiftina dit voorrecht boven andere<br />

nabuurige landen behouden. Dat er Jaarlyks 300<br />

Kameelen, met Rozynen belaaden , van Hebron na<br />

iEgypi-en gaan , heb ik te vooren reeds aangemerkt.<br />

Van den Wyn zeiven , die noch tegenwoordig in Palasftina<br />

gewonnen worde, zal men in de befchryving<br />

, hen , van den Heer Opper- Confiftorie • Raad»<br />

i< SCHING, bladz. ;6Ï. en in myne Oosterfche Bibfoeek.<br />

LII. Deel , bladz. 118, 119, noch eenige by«<br />

zonderheden vinden opgetekent.


go 5- I 0 °* OVER DEN WYN<br />

maar hit groor-fte onderfcheid, het welk tusfchen beiden<br />

plaatze heeft, kan men evenwel ook zien.<br />

1. ) De Wecgeevende wysheid van Mofes is billyker.<br />

De Staatkunde der ,/E^yptenaaren bediende<br />

Zich van een Godcsdienftig bedrog:<br />

Mofes nam ook den Godtsdienst te hulpe<br />

maar op eene geheel en al onfchuldige wyze,<br />

en zonder daar eenig bedrog of bygeloof mede<br />

te vermengen. Het waren flechts plechtigheden<br />

, die hy inftelde , en door welke de<br />

Wyn voor altoos rein , en deszelfs genot onzondig<br />

verklaart, dus alle andere Zedenieere,<br />

die denzelven mochten verbieden, al by voorraad<br />

tegengegaan wierden.<br />

2. ) De Staatkunde van iEgypte poogde den Burger<br />

van een gedeelte zyner natuurlyke Vryheid<br />

te berooven , en wel juist in eene tyd , waar<br />

by het zoo zeer op ons genoegen en onzen<br />

fmaak aankomt: die van Mofes daarentegen<br />

zocht hem in zyne natuurlyke Vryheid te<br />

bewaar.n.<br />

Ik zoude hier van nu kunnen aftrappen , maar<br />

daar ik van dit onderwerp zoo veel hebbe moeten<br />

zeggen , kan ik my niet bedwingen , om 'er noch<br />

ééne Aanmerking by te voegen. Het verbieden van<br />

Wyn komt my als eene der grooifte fouten in de wetgeevende<br />

wysheid voor , en wanneer men 'er den<br />

Godtsdienst mede vermengt , en deezen den Wyn<br />

doet verbieden of gehaat maaken , als een groot ongeluk<br />

voor het Menfchlyk geflacht Hoedanige gevolgen<br />

deeze oneerlyke ftaatkunde in /Egypten gehad<br />

hebbe , gelukkige of ongelukkige , kan ik wegens<br />

den


BY DE OFFEK.ANDEN. 9Ï<br />

den groenen afftand van tyd niet zeggen : ik oordeele<br />

over dergelyk een Verbod alleenlyk, zoo als de Muhammedaanfehe<br />

Godtsdienst , die zich in een zoo<br />

groot gedeelte van den aardbodem heeft uitgebreid,<br />

ons het zelve in zyne gevolgen vertounc. Ik fpreek<br />

niet , dit moet ik vooraf zeggen , van landen onder<br />

eene zeer heete luchiftreek , want of daar het verbijden<br />

van Wyn nadeelig zoude kunnen zyn , weet<br />

ik niet: de Wyn fetrynt voor die luchtftreek niet wel<br />

te voegen, en 'er te veel verhittend te zyn , gelyk<br />

ook lömmige landen onder dezelve , nietiegenftaande<br />

zy uitmuntende Druiven voortbrengen , niets dan<br />

IVlost hebben ( a) : ook niet van landen , die in het<br />

Noodden geleegen zyn, en welken de Natuur geenen<br />

Wyn gegeeven heeft. Deeze kunnen denzelven ten<br />

nunlten misfen , zoo lange het Volk noch genoeg<br />

lichaamlyken ai beid verricht, en by deszelfs éénvouwige<br />

leevenswyze blyft : hoewel men misfehien in<br />

noordlyke landen ook wel ras kwaade gevolgen van<br />

het verbieden van Wyn befpeuren zoude, of fchoon<br />

niét zoodanig als in die landen , dewelke de Natuur<br />

zelve voor den Wynbouw gefchikt heeft. liet gevolg<br />

, het welk daar van te duchten is , en het geen<br />

ik thans op het oog heb , beftaat hier in : het volk ,<br />

het welk van tyd tot tyd meer befchaafd wordt ,<br />

meer lichaamlyke rust en ledigen tyd heeft , daardoor<br />

meer verdriet cn Hypochondrie ondervindt , zoekt<br />

iets ,<br />

(a) By voorbeeld Abysfinien. Zie JOBI I.UDOLPH<br />

Rifloriam JEtbiopicam , libr. 1. cap. o. en in de Comnienrarius<br />

over dezelve, n. LXXXf. pag. 139. Als<br />

mede LOJBO Relation Hiftorique a'Abesfinie, Tom. I.<br />

pag. 91.


$2 §. 190. OVER DEN WYN, ENZ.<br />

iets , hét welk in de plaatze van den vervrolykenden<br />

Wyn dienen kan , en het is ongelukkig genoeg om<br />

dit te vinden. Het minder gevaarlyke is Brancew'yn,<br />

de gewoone drank in noordlyke landen , hoewel<br />

hy thans ook in Turkyen al vry algemeen is, en<br />

van veelen geoordeelt wordt niet verbooden te zyn:<br />

het gevaarlykfte is Heulfap ( Opium ) , het welk in<br />

Perfien en Turkyen zoo lterk in zwang gaat , en<br />

welks gevolgen CHARDIN en andere Reizigers zoo<br />

befchryven , dat iemand , die hen geleezen heeft,<br />

zekerlyk geene lust zal hebben, om over den Mufcammedaanfehen<br />

Godtsdienst, wegens deszelfs verbod<br />

van Wyn drinken , eene Lofreden te houden.<br />

Ook zal geene Wet, ja zelfs geen Verbod van dsn<br />

Godtsdienst , het Wyn drinken volkomen beletten ,<br />

om dat alle Menfchen de Wetten en den God:sdienst<br />

Biet gehoorzaam zyn, .en onder de Muhammedaantn<br />

wordt Wyn genoeg gedronken : maar dan is het ge-<br />

Volg van zulk een verbod , dat dezelve in het geheim<br />

, maar fchielyk , met groote teugen , meer gezoopen<br />

dan gedronken wordt. En in zulken gevalle<br />

veroorzaakt hy fpoediger en grootere dronkenfehap,<br />

dan wanneer men hem langzaam en in een aangenaam<br />

gezelfchap drinkt. Men hoon ten minden onder de<br />

Muhammedaanen zeer veel , en misfehien meer dan<br />

onder de Christenen , van verregaande buitenfpoorigheden<br />

, door dronkenfehap veroorzaakt. Wanneer<br />

men men alles by eikanderen voegt, is het verbieden<br />

van Wyn , een hard en nadeelig uitwerkfel van<br />

fene kwaalyk begreepe ftaackunde.<br />

f. 191.


§. 191 OVER DE OLIE, ENZ. ^3<br />

§• 1 9<br />

Verder over het gebruik van Olie by de<br />

Offeranden.<br />

Tot de Spys- of Meel• Offeranden moest men,<br />

alleenlyk twee zeldzaame gevallen uitgezondert ( a ),<br />

Boom - Olie gebruiken , om dezelve daar mede te<br />

bereiden , en tot Koeken te bakken. Exod. XXIX.<br />

vs. 2. Levit. II vs. 1 , 5, 7, 15. en Vf. vs. 8, 14.<br />

(of, volgens andere Bybels, 15, 21.) VII. vs. 12.<br />

Ik heb met deeze Wet , voor zoo verre zy misfehien<br />

figuurlyk is , en eene heilige plechtigheid betreft ,<br />

thans niets te doen , ik befchouw dezelve hier alleenlyk<br />

volgens haaren ftaatkundigen invloed in den ftaat;<br />

en deeze was by een Volk , hec welk uic /Egypten<br />

na Palseitina gebracht werdt , en noch altoos eene<br />

geheime neiging voor /Egypten had , van veel gewiches.<br />

Zy bond het Volk geheel ongevoelig aan<br />

zyn nieuw-sVaderland , en maakte dat het voor hec<br />

zelve in het toekomftige onaangenaam had moeten<br />

zyn in /Egypten te woontn , en daar by gaf dezelve<br />

even ongevoelig aan het Volk aanleiding , om hec<br />

kweeken van Olyf hoornen , waar toe de natuur PalEeftina<br />

op eene byzondere wyze fchynt bekwaam gemaakt<br />

te hebben , niet te verwaarloozen.<br />

Het<br />

(a) Deeze gevallen zyn, (1) wanneer dit Mee!-<br />

Offer tot een Schuld Offer voor Armen diende , Levit<br />

V vs. M. 12). Wanneer het een zoogenaamd<br />

Gerichts- Offer was , dat is , eene Offerande, waar<br />

by eene Vrouw , die van Overfpel verdacht gehouden<br />

werdt, den eed van zuiveringe deed.. Winner.<br />

y. vs. 15-.


94? ^. ipr. OVER DE OLIE<br />

Het grootfte gedeelte van Mgypten leverde , zo"><br />

als S T R A B o vei haalt ( a ) , in het geheel ge ene<br />

Olie: alleenlyk in de Landftrcek van Heracleo was<br />

men in ftaat cm Olie te maaken; in ce tuinen rondom<br />

Alex.indrye , ( die 'er evenwel ten tyce der oude<br />

Koningen van Mgypten noch niet waren , want die<br />

plaatze was voor den tyd van Alexander den Grcoten<br />

woest en onb-caouwt ) had men Olyfboomen , maar<br />

men maakte geene Olie. Het gevolg daarvan was,<br />

en is noch heden ten dage , dat men zich in Mgypten<br />

, tven als by ens , van Boter bediende , of ook<br />

Wel zyn Gebak met Honing maakte : en noch in<br />

onze dagen zyn de Reizigers, die van iEiiypten na<br />

Arabien gaan, gewoon Boter mede te neemen , hoe<br />

onfmaaklyk dezelve ook zyn mooge , want doorgaans<br />

vindt men dezelve op de reize , door de groote hitte ,<br />

in de kruiken gefmolten. Dat gedeelte van Arabien ,<br />

door het werk de Israëliten trokken , en waar in zy<br />

zich , des noods , als zwervende Herderen hadden<br />

kunnen ter neder flaan , was insgelyks op de meeste<br />

plaatzen zonder Olie. Palaeftina daarentegen geeft<br />

niet alleen veele , maar ook uitneemende fchoone<br />

01ie(£), vn HASSELQUIST pryst dezelve boven<br />

die van Provence. Door dit gefchenk der natuure<br />

worden de fteenachtige plaatzen en bergen, die anders<br />

(a) Bladz. 1163.<br />

( &) Mofes fpreekt daar al met lof van Deut. VIII.<br />

vs. S. en XXXII. vs. 13. Men zie ook Ezechiel<br />

XXVII. vs 17. alwaar van Olie gefproken wordt als<br />

de waare, die uit het Joodfche land werd uitgevoert.<br />

SHAW, pag. 537 — 32.9. C of bladz. 292.,293. der<br />

jammerlvke Hoogduitfche Vertaalinge ) en RELANDS<br />

Falejtina, bladz. 380, 381.


E Y D E O F E E R A N D E N . 95<br />

ders onvruchtbaar zouden zyn , niet alleen nuttig,<br />

maar zelfs voordeeiiger gemaakt dan de beste lauderyen<br />

zyn kunnen : de eenige lcndffreek in Pa'seüina<br />

, die STRAIÏO (Ö), dewelke zoo dikwerf<br />

op eene verkeerde wyze wordt bygebracht, als onvruchtbaar<br />

befchryft , is rondom Jeruzalem; en dit<br />

zal ook wel zoo zyn met betrekkinge tot den Landbouw<br />

: maar de Jooden zeggen nochtans , dat een<br />

morgen Lands om Jeruzalem wel eer veel hooger in<br />

prys geweest is, dan in hec overig gedeelte van Païa?(tina.<br />

Ik zoude dit op hun enkel woord ciet gelooven<br />

, indien hec eenige de minfie onwaarfebynlykheid<br />

behelsde , want Joodfche belichten , van<br />

'hooren zeggen en mondlyke overlevering , hebben<br />

by my weinig gewichts. Maar natuurlyker wyze<br />

moest in dien tyd, toen men in P..l33ftina het land<br />

noch behoorlyk bouwde , een morgen by Jerufalem<br />

juist om die rede meer dan elders, een fluk bouwland<br />

van die zelfde grootte , opbrengen , dewyl<br />

men daar Glie en Wyn kon teelen. Men denke<br />

flechts aan den Olyf berg , die aan de Oostzyde der<br />

Stad lag. Een morgen lands , met Olyfboomen<br />

of Wynrtokken beplant , zal , hy mooge zoo fteenachrig<br />

en dor zyn als men zich maar immer verbeelden<br />

kan , zeer gemaklyk tienmaal meer waardig<br />

zyn , dan een morgen bouwland, het welk noch zo<br />

vruchtbaar is. En hiermede ftemt ABTJLFEDA.<br />

overeen , die in zyne Aardrykskundige Befchryving<br />

van Syrien , bladz. 10. zege : dat de Landjlreek<br />

cm<br />

(a~) Poek 16. bl. 1104. waarmede men vergelyke,<br />

hetgeen RELAND in zyn Falceftina, bladz. 390 ,"395,<br />

heeft aangemerkt,


gó §. 191- OVER DE O L I E<br />

om jerufalem<br />

Paiceftma is.<br />

ééne der vruchtbaar ft en in geheet<br />

Nu verbeelde men zien de gevolgen eener Wet,<br />

die by de OfFeranden beval , het gebak met Olie,<br />

en dus niet met Boter te maaken, en by ieder Spysüifer<br />

eene zekere hoeveelheid Olie te gebruiken.<br />

De Priesteren 1 en deeze waren by de Hebreeuwen<br />

de voornaame lieden van geboorte , gewenden zich<br />

can gebak met Olie bereid ; en daar de maaltyden<br />

doorgaans Maaltyds-OfFeranden waren, leerde men<br />

ook daar dergelyk Olie-gebak kennen. Hetgeen<br />

men eens op een Gastmaal als eene lekkerny geproeft<br />

heeft, en vindt dat het wel fmaakt, of hoert<br />

dat voornaame lieden gewoon zyn te eeten , laat<br />

men eerst flechts nu en dan , en vervolgeus , zo<br />

onze omttandighêden zulks toelaaren , meermaale-n<br />

op zyne dagelykfche tafel brengen. Op deeze wyze<br />

was dit het zekerde middel, om de Israëücen<br />

aan Olie - gebak te gewennen , en die dit ééns geproeft<br />

heeft, zal het altoos boven Boter-gebak verkiezen.<br />

Het fmaakt, indien de Boom - Olie verfch<br />

en zuiver is , veel beter dan het beste Boter-gebak<br />

; en hier komt noch by , dat de Boter inderdaad<br />

zeer fpoedig kan bederven , en dan aan hec<br />

gebak , en alle andere fpyzen , die daar mede toebereid<br />

worden , eenen onaangenaamen byfmaak<br />

geeven. De meeste misflagen in de keuke worden<br />

door flechce Boter veroorzaakt: en dit is eene regel<br />

die aan onze (hoog-) duitfche Huismoeders,<br />

inzonderheid in het zuidlykfle gedeelte van Duitfchland<br />

, ook niet onbekend is.<br />

Uit dit gewennen nu der Israëlicen aan Oliegebak,<br />

moest, gelyk ik reeds gezegt hebbe , natuur-


CVDÈ OtfFERANÖËN. 9t<br />

tuurlyker wyze voortvloeijen : vooreerst, dat men<br />

meer werks maakte van het voortkweeken van Olyfboomen<br />

, waar in zulk een byzondere rykdom van<br />

het nieuwe Vaderland der Israëliten beftónd , en<br />

dus dat men zich deszelfs natuurlyke fchatten behoorlyk<br />

ten nutte maakte : en ten tweeden , dat hec<br />

Volk eindelyk den trek geheel verloor , om wederom<br />

na /Egypten te keeren. Dat de Israëliten ten<br />

tyde van Mofes , noch dikwils met genoegen aan<br />

/Egypten dachten , en zelfs wel genegen waren ,<br />

om zich wederom in den vorigen toeftand van flaavernye<br />

te begeeven , weeten wy uit de gefchie ienisfe,<br />

die ons door Mofes is nagelaaten : en hunne<br />

begeerte na dit hun oude Vaderland had zulke<br />

diepe wortelen gefchooten , dat Mofes het noodig<br />

oordeelde , eene byondere fchikking tegen het wederkeeren<br />

naa /Egypten , in de altoos-duurende<br />

Grondwet des Ryks, voor de Koningen te laaten<br />

invloeijen , Deut. XVII. vs. IÓ. (aj. Maar indien<br />

een Israëliet eerst de voorcreflyke Gaaven van<br />

zyn nieuwe Vaderland recht leerden kennen , en<br />

zich aan hec gebruik van wyn en olie gewenc had ,<br />

dan moest de begeerte na een Land eindelyk van<br />

zelf by hem verdwynen , waar van hy wist, dac<br />

het aan olie en wyn gebrek had.<br />

Dit oogmerk , het welk men vermoeden kan dac<br />

de Wetgeever by deeze zyne Wetten gehad heeft,<br />

is zoo volkomen bereikt, dat<br />

i.) De Boter by de Israëliten ten éénenmaale<br />

buiten gebruik geraakt is. In alle de He-<br />

breeuw-<br />

(a) Zie §. 21. bladz. 64, 65,<br />

ir. Dseh<br />

G


pS §. 192. OVER DE TIENDEN.<br />

breeuwfche boeken des Bybels by eikanderen<br />

genomen, waarin anders zo veele woorden<br />

die tot de huishouding behooren , gevonden<br />

worden , vinden wy zelfs den naam<br />

van Boter niet, want het woord fiN#ft het<br />

geen men Hiob XX. 17. XXIX. ö. Deut.<br />

XXXII. 14. Recht. V. 25. Jef. VII. 15, 16<br />

•tot 22. dus gewoon is te vertaaien, betekent<br />

eigenlyk geen Boter , maar dikke melk. In<br />

Palseitina fchynt derhalven de Boter even zo<br />

zeldzaam geweest te zyn , als tegenwoordig<br />

in Spanje , en men fchynt zich daarom alleenlyk<br />

by de Olie, die zoo veel fmaakiyker<br />

is, gehouden te hebben.<br />

2.) Nimmer is by de Israëliten , van den tyd<br />

van Jofua af, tot de eerfte verwoesting van<br />

Jerufalem toe, de begeerte wederom wakker<br />

geworden , om zich na .ZEgypcen te begeeven.<br />

Naa dat Nebucadnezar deeze Stad<br />

verwoest had , cn hec overgebleeve Volk,<br />

naa een nieuw ongeluk , zich in Palaeftina<br />

niet meer veilig oordeelde, toen eerst namen<br />

zy , tegen het Verbod des Allerhoogften ,<br />

hunne toevlucht wederom toe iEgypten ,<br />

Jerem. XLII XLIV.<br />

| 192.<br />

Over de Tienden.<br />

Van Landeryen, Tuinen, Wynbergen, enden<br />

aanwas der Kudden , moesten de Jsraëliten eene<br />

dubbelde Tiende geeven , en wel aan Godt, als<br />

wiens eigendom hec geheele land , gelyk Hy als de<br />

Ko-


T92- OVÊR DE TIENDEN. 99<br />

Koning der Israëliten , werdt aangezien." ( %. 35 en<br />

37- BH 24.)- Nochtans in den grond befchouwt ,<br />

was alleenlyk de eerile Tiende èene wezenlyke belasting<br />

, en van de andere werdt zulk een gebruik<br />

gemaakt, dat zy gemaklyk te draagen was.<br />

Vooreerst ontfingen de Leviten van alle Akkeren<br />

en Kudden der Israëliten de Tiende tot hun onderhoud<br />

; waarvan ik reeds §.51. gefproken hebbe.<br />

Deeze Tiende alleen verdient den naam eenèr belastinge<br />

op Vee en Landeryen ; maar zy was ten<br />

hoogften billyk, dewyl de ftam van Levi getn eigen<br />

land in de verdeelinge van Palajftïna bekomen had,<br />

en nochtans aan het Gemeenebest de gewichdgfte<br />

dienlten deed , waar voor hy eene ruime belooning<br />

verdiende (§.52). Van deeze Tiende moesten de<br />

Leviten wederom het tiende gedeelte aan de Priesteren<br />

afftaan , dewelke dus een honderdlle gedeelte<br />

hadden van alles , het geen de Landeryen en Kudden<br />

der Israè'liren opbrachten. De Wetten , die<br />

•hier van handelen, kan men Levit. XXVII. 30 33.<br />

JNum. XVIII. 21-32. vinden. Somtyds moet hec<br />

den Israëliten best gevoegt hebben , hunne Tiende<br />

aan de Leviten in geld of andere waaren te brengen;<br />

en dit ftond hun , ten opzichte der Vruchten des<br />

Velds vry ; onder deeze voorwaarde nochtans, dac<br />

zy dan het vyfde deel daar boven moesten geeven :<br />

daarentegen met betrekking tot Runderen , Schaapen<br />

en Bokken , was het verwisfelen. der Tiende<br />

geheel en al verboden , Levit. XXVII. vs. 32, 33.<br />

Van deeze manier , om zyne Tiende te losfen , en<br />

het voordeel, het welk daar by kan plaatze gevonden<br />

hebben , om welks wille men gewilliglyk 20<br />

ten honderd boven de bepaalde waardje gaf, heb<br />

G % ik


ioo 5. 192. OVER DE TIENDEA.<br />

ik geene genoegzaarne kundigheid, dewyl ik niet<br />

weet, of de Israëliten verplicht waren , om op eigene<br />

kosten hunne Tienden in de Steden der Leviten<br />

te leveren of niet. Zoude het ook kunnen geweest<br />

zyn, dat men de Tiende reeds voor den Oogst<br />

en terwyl de Vruchten nog te velde ftonden, waardeerde,<br />

en dan, volgens deeze waardeering, hon»<br />

derd en twintig ten honderd betaalde?<br />

De tweede Tiende vooronderftelt Mofes in zyne<br />

Wetten altoos als bekend , en reeds voor zynen<br />

tyd in gebruike. Misfehien is zy even de zelfde,<br />

die Jacob belooft had , Gen. XXVIlI. vs. 22. en<br />

was als eene oude gewoonte tot op de nakomelingen<br />

voortgeplant. De Wetten , die daarvan fpreeken<br />

, (in geene van welken dezelve evenwel wordt<br />

ingeltelt,) kan men vinden Deut. XII. vs. 17- 19.<br />

XIV. vs. 22.29. XXVI. vs. 12-15. Zy behelzen<br />

de volgende omflandigheden:<br />

Men gaf deeze Tiende niet aan iemand anders,<br />

maar verteerde ze zelf by Offermaaltyden en andere<br />

Gasteryen , op welke men , behalven zyne Vrienden<br />

, die men daar vrywillig by wilde verzoeken ,<br />

Leviten , Weduwen, Weezen, Vreemdlingen, Armen<br />

, ja zelfs zyne eigene Knechten moest noodigen<br />

, en door dit middel aan dezelven eenen vrolyken<br />

dag geeven. (§.128 en 143. No. 3.) Eigenlyk<br />

was dezelve alleen voor de Offermaaltyden bepaalt<br />

: de Israëliten moesten naamelyk alle Jaaren<br />

driemaalen , op de hooge Feeseen , in den Tabereakel<br />

of Tempel komen ; hier beltond hun Godtsdienst<br />

gedeeltlyk in die Maaltyds • Offeranden , die<br />

wy te vooren befchreven hebben , en deeze moes-<br />

' ten van de Tienden gegeeven worden. Maar dewyl


§. 192. OVER DE TIENDEN. IOÏ<br />

wyl men het niet altoos zoo konde fchikken , dat<br />

juist alle Tienden in één en het zeifde Jaar by hec<br />

Altaar verteert wierden , was 'er bevolen, om hec<br />

derde Jaar ten deezen opzichte volkomen af te rekenen<br />

; en het geen men dan noch te kort gefchooten<br />

was , moest men in zyn huis , wel niet tot Offeranden<br />

, ( want deeze mochten nergens anders<br />

gedaan worden , dan ter plaatze, daar hec Altaar<br />

was ,) maar nochtans tot vriendlyke en weldaadige<br />

Maalcyden befteeden. In dit Jaar moest men ondertusfehen<br />

zyne rekening geheel fluiten, en Gode<br />

op eene plechcige wyze betuigen , dac men alle<br />

Tienden tot deeze iViaaltyden verbruikt had.<br />

Indien iemands woor.ing van de plaatze des Heiligdoms<br />

zoo verre af lag , dat het overbrengen van<br />

zyne Tienden derwaarts hem te veel zoude gekosc<br />

hebben , dan was het hem geoorlooft , tot zynenc<br />

zyne Tienden tot geld te maaken , en voor dit geld<br />

op de plaatze van den openbaaren Godtsdienst te<br />

koopen , hec geen hem goed dacht, om 'er Offer-<br />

Maalcyden van aan te richcen : alleenlyk was hy<br />

verplicht om by dat geld, het hy van zyne Tienden<br />

gemaakt had , noch een vyfde gedeelte (twintig<br />

ten honderd ) te voegen ; iets het geen buiten twyfel<br />

zeer biilyk was , want ter plaatze daar zulk eene<br />

talryke menigte van Volk vergaderde , moescen<br />

de Eetwaaren natuurlyker wyze veel duurer zyn,<br />

dan hy ze Mn zyne afgelegene woonplaatze had<br />

kunnen verkoopen.<br />

Men heeft doorgaans uit deeze Tienden , die toe<br />

Offer • maaltyden en andere weldaadige Gastmaalen<br />

moescen gebruikt worden , twee Tienden willen<br />

maaken ,wair van men .de ééne tot Maaltyds^of-<br />

G 3<br />

feran»


ioa §. OVER DE TIENDEN.<br />

feranden , de andere tot vriendlyke Maaltyden in<br />

zyne eigene wooning moest doen dienen : en op<br />

deeze wyze zouden de Israëliten drie Tienden hebben<br />

moeten geeven , waarby naderhand noch de<br />

vierde, die voor den Koning was (a) , zoude gekomen<br />

zyn. Dit zoude, inzonderheid voor geringe<br />

lieden , inderdaad wat veel geweest zyn: maar wanneer<br />

ik een.vouwiglyk de Woorden van Mofts lees,<br />

kan ik aan dezelve geenen anderen zin geeven , dan<br />

dien ik reeds gezegd sbebbe ; naamlyk da' deeze<br />

flechts eene en dezelfde Tiende is, die anderen verdeden<br />

, en tot de tweede en derde maaken.<br />

Beide de Tienden, zo die den Leviten gegeeven<br />

werdt , als die men tot Offermaaltyden gebruikte,<br />

moesten van de Jaarlykfe Vruchten des Velds , en<br />

het aangefokte Vee gegeeven worden : maar Mofes<br />

is juist niet zeer naauwkeurig in het optellen der<br />

dingen , die men vertienden moest, en het fchynt<br />

niec noodig geweest te zyn , zyne nauwgezetheid<br />

en zorgvuldigheid ten deezen opzichte tot kleinigheden<br />

uitteftrekken. Althans Christus fchynt Matth.<br />

XXIII. 23. de verregaande nauwgezetheid der Pharifeeuwen<br />

, in het geeven der Tiende van Munte<br />

y<br />

Dille en Kumyn , juist niet van eenen zeer gunftigen<br />

kant te befchouwen. Wol, Melk , en derge-<br />

Jyke, dingen werden in het geheel niet vertiendt.<br />

Over het algemeen bedoelde Mofes de Tienden<br />

voor het geweeten en de vryheid des Volks zoo<br />

min lasiig te maaken als mooglyk was : het geeven<br />

en berekenen daar van liet hy aan elks geweecen<br />

over,<br />

(a) §• S9* No, a.


§. OVER DE TIENDEN. 103<br />

óver, zonder eenig gerechdyk of priesterlyk onderzoek<br />

daar omtrent re beveelen ; maar evenwel ook<br />

zonder te verbieden , 'dat de Leviten toezagen , of<br />

zy, het geen hun toekwam , wel on'tfdngeii hadden".<br />

Ten aanziene der tweede Tiende , verzekerde by zich<br />

van de goede trouwe, zyner burgeren alleenlyk dooide<br />

betuiging , die zy alle drie Jaaren doen moesten :<br />

maar om nu ooit niemand , die teder van geWeeren<br />

was , te beangftigen , beval hy nergens Tienden te<br />

geeven van zoodanige kleinigheden , by welke de<br />

moeite , om 'er op te letten , misfehien groocer zoude<br />

geweest zyn , dan die geheele Tiende waardig<br />

-was , en gaf aan. ieder'eene vryheid , (het geen hec<br />

geweeten ook wonderlyk te baat kwam, ) om zyne<br />

Tiende af te koopen , indien hy flechts het vyfde<br />

deel meer gaf, dan haare eigenlyke waardye. Een<br />

verftandig Wetgeever kan , by het inflellen van belastingen<br />

, niet wel te zorgvuldig zyn voor het geweeten<br />

zyner Burgeren : want indien zy eens tegen<br />

hun overtuiging leeren handelen , dan gaan zy fpoedig<br />

verder ; dan is het zedelyk Characler van een geheel<br />

Volk , ten minden in zeker byzonder fluk , bedorven<br />

; en de belasting vereifcht zoo veele Opzichters<br />

, dat, niet alleenlyk de Vryheid van ieder eenen<br />

, zelfs van die wel gezint zyn, op eene onaangenaame<br />

wyze gekrenkt worde, maar dat tenens ook<br />

het grootfle gedeelte, van het geen de belasting kan<br />

opbrengen , door de bezoldingen van Toezieners,<br />

Boekhouders , Ontfangers , en welken naam zy ook<br />

meer moogen draagen , al vooraf verlöoren gaa.<br />

Had men zich al tegen het Heiligdom fchuldig gemaakt<br />

, dat is, zekere Tienden niet gegeeven, dan<br />

kon men zich evenwel noch in het vervolg., wanneer<br />

het geweeten eens wakker werdt , zonder verdere<br />

G 4 , bur-


104- §• 193- P E EïRST«EB00RNEW<br />

burgerlyke fchande , van deeze fchuld ontdoen.<br />

Men behoefde maar een vyfde gedeelte meer te<br />

geeven , en een Schuldoffer te brengen, Levit. V.<br />

TS. 14 —- x6.<br />

Over de Eerstgeboornen en Eerstlingen.<br />

Behalven de Tienden , gaven de Israè'liten noch<br />

van al wat leeven had onder het geen zy bezaten :<br />

de Eerstgeboornen, en van Vruchten de Eerstlingen ,<br />

en ook deeze waren, even als de Tiende, van tweeërleije<br />

natuure , de ééne voor den Priester , de andere<br />

voor Offermaaltyden.<br />

I.) De eerfien werden den Priester gebracht,<br />

en maakten een gedeelte zyner bezoldinge uit.<br />

Sedert dien nacht, in welke Godt, by gelegenheid<br />

der uitvoeringe van de Israè'liten uic<br />

./Egypten , alle Eerstgeboornen der /Egyptenaaren<br />

had doen fterven , de Eerstgeboornen<br />

daarentegen der Israè'liten verfchoond had,<br />

was, ter naagedachtenisfe van deeze gunst,<br />

al het Eerstgeboorne Gode heilig. Ondertusfchen<br />

had men daar by dit onderfcheid in<br />

het oog te houden :<br />

Dieren , die geoffert konden worden ,<br />

(Runderen, Schaapen en Bokken) mochten<br />

niet gelosc , maar hun bloed moest op hec<br />

Altaar gefprengc, en derzelver Vet verbrand<br />

worden; het vleefch was voor den Priester,<br />

wiens


IN EERSTLINGEN. io 5<br />

wiens inkomst van de Offeranden het uitmaakte<br />

, Num.XVlU.vs. 17, 18.<br />

Al het overige , het geen niet tot eene<br />

Offerande kon dienen , zoo als menfchen en<br />

onreine dieren , konde los gekocht worden.<br />

Ten aanziene der Eerscgeboorne Zoonen was<br />

dit eene verplichting der Ouderen ; maar by<br />

onreine dieren , Ezelen by voorbeeld , Kameelen<br />

, Paarden enz. flond het aan de willekeur<br />

van den eigenaar.<br />

Het losfen van een Kind gefchiedde, wanneer<br />

het zelve ééne maand oud was ; ftierf<br />

het zelve vóór dien tyd , dan behoefden de<br />

Ouderen het niet te losfen , maar het werdt<br />

dan aangemerkt, als Gode, en den Priester,<br />

dien het tct dus verre noch toebehoorde , geftorven<br />

te zyn. De Priester moest het Kind,<br />

het welk los gekocht zoude worden, waardeeren<br />

: zy ftonden derhalven alle niet op den<br />

zelfden prys ; maar het fchynt dat zieklyke<br />

Kinderen , of ook die van behoeftige lieden ,<br />

laager gelchat werden : nochtans moest de<br />

Vader iets geeven , al ware het maar om daar<br />

door het recht te erkennen, hec welk Godt<br />

op de Eerstgeboornen had. Evenwel 'er<br />

was eene bepaaling gemaakt , boven welke<br />

een Priester nimmer gaan mocht, te weeten<br />

vyf fikkelen , dit is, volgens de gewoone ,<br />

maar verkeerde rekening , vyf gulden (waar<br />

van 'er achttien éénen mark uitmaaken ) maar<br />

naar myn oordtel, veel minder. Dit losgeld<br />

was voor den Priester. (Num. XVIII.<br />

vs. 15, i6.).<br />

G 5<br />

On-


io


'EN E E R S T L I N G E N . 107<br />

.) De andere foort van Eerstgeboornen , was<br />

voor hec Altaar , en moest tot Maaltyden gebruikt<br />

, en dus door hem zeiven , die de Offerande<br />

deed , en de' Gasten die hy daar by<br />

genoodigt had , verteert worden. Hier door<br />

onderfcheidc zy zich genoeg van de voorige<br />

foorc van Eerscgeboornen , die Gode geheiligt<br />

was. Van deeze worde gefproken Dcut.<br />

XII. 6. XIV. 23. XV. 19-23. Uic alle welke<br />

plaaczen febyne ce blyken , dac die gebruik<br />

der Eerstgeboornen reeds door eene oude bekende<br />

gewoonte was ingevoert, (iep dezelfde<br />

wyze , als wy by de cvveede Tiende gezien<br />

hebben ,) en dac Mofes een deezen opzichce<br />

geene nieuwe Wee gegeeven , maar een oud<br />

gebruik bevestigt heeft. Ondertusfchen ziet<br />

men ter loops uit Deut. XV. vs. 15. dat hier<br />

alleenlyk van het Manlyk geflacht gefproken<br />

wordt ; en over het algemeen fchynt in de<br />

Wetten van Mofes nimmermeer iets, hec geen<br />

van hec Vrouwlyk geflachc is , Eerstgebooree<br />

genaamc te worden , nieccegenftaande het zelve<br />

hec eersc gebooren was. Nochtans zoude<br />

ik hier over , dewyl het op den geest dier<br />

Wetten weinig invloed heeft , en, alles wel<br />

befchouwt, niet tot de Hoofdzaak behoort,<br />

met niemand willen twisten.<br />

Maar men vraagt nacuurlyker wyze , hoe<br />

kunnen 'er twee Eerstgeboornen zyn ? Ik<br />

weet deeze byzonderheid op geene andere wyze<br />

uit te leggen . dan dat het geen naa het eigenlyke<br />

Eerstgeboorne wederom het eerst gebooren<br />

werdt, tot deeze Oncrraaultyden moest<br />

ge-


ÏO8 §• 193. OVBR DE EERSTGEBOORNEN enz.<br />

v<br />

gebruikt worden. In myne Vertaaling des<br />

Bybels heb ik het gewaagt daar aan den naam<br />

Zweiterstgebobrnes (tweede eerstgeboorne )<br />

te geeven , om dat ik het op geene andere<br />

wyze kort, en met één woord , wist uic te<br />

drukken. Ik zal deeze benaaming om die<br />

zelfde reden hier insgelyks behouden. Die<br />

tweede eerstgeboorne diende dus over hec algemeen<br />

, even als de cweede Tiende, tot Offermaaltyden<br />

: maar indien het zelve eenig lighaamlyk<br />

gebrek had , dau was de Eigenaar<br />

niet alleenlyk van de verplichting om het te<br />

offeren , ontflagen , maar het offeren daarvan<br />

was hem zelfs verboden , en hy kon het voor<br />

zyne gewoone dagelykfe Maaltyden gebruiken.<br />

Op dezelfde wyze moest men ook eenen<br />

Korf met Veld- en Tuin • Vruchten, dien<br />

Mofes Eerstlingen noemt, op de Feesten medebrengen<br />

, en naa denzelven voor den Priester<br />

nedergezet, en Gode , tot een dankerkentnis<br />

wegens het land , het welk hy den Israè'liten<br />

gegeeven had, geheiligt te hebben,<br />

tot zyne Offer • maaltyden befleeden , Deut,<br />

XXVI. Hoe veel deeze Eerstlingen<br />

moesten bedraagen, bepaalde de Wet niet,<br />

maar liet dit der willekeure van den geever<br />

over. In laatere tyden kan hier in eene verandering<br />

gemaakt, en door gewoonte of Wetten<br />

eene zekere hoeveelheid van het geen de<br />

Landeryen , Tuinen en Wynbergen opbrachten<br />

, tot Eerstlingen bepaald zyn ; maar dit<br />

gaat my hier niet aan , daar ik van het Mo-<br />

fa'üch Recht fpreeke.<br />

$• 194


•§ 194* OVER DEN SASBATH. top<br />

$. 194;<br />

Over den Sabbath. Eenige voorafgaands<br />

Aanmerkingen.<br />

De zevende dag der Weeke was tot eenen dag<br />

van Godtsdienst, rust, volkomen ontflag van allen<br />

lichaamlyken arbeid en vermaak gefchikt. Hy is onder<br />

den naam , de Sabbath , genoeg bekend. De<br />

Wetten die daar van fpreeken., ftaan Exod. XVI.<br />

vs. 22-30. XX. 8-ir. XXIII. 12. XXXI. 12 i 7<br />

.<br />

XXXIV. ar. en XXXV. 1-3. Num. XV. 32 36.<br />

Deut. V. 12-15.<br />

Ik zal thans eigenlyk van deezen dag niet fpreeken,<br />

voor zoo verre hy voor den Godtsdienst gefchikc<br />

was, maar denzelven enkel als eenen dag van rusc<br />

en genoegen befchouwen ; ééusdeels, om dat hec<br />

eerfte meer tot de Godtgeleerdheid of Zedenkunde<br />

behoort, maar ook anderendeels , om dat wy 'er<br />

weinig van weeten , hoe de Sabbath in de oudtfte<br />

tyden tot verrichting van het geen wy Godtsdiensc<br />

noemen , gebruikt wierdc. Het is waar , naa de<br />

Babylonifche Gevangnisfe weeten wy , dat de Jooden<br />

op den Sabbath in hunne Synagogen by elkanderen<br />

kwamen om te bidden , den Bybel voor te leezen ,<br />

ook wel eene verklaaring van denzelven , of eene<br />

redenvoering ter vermaaninge aan te hooren, maar<br />

wy kunnen daar van geen befluit trekken op den tyd<br />

van Mofes, van welken wy niets weeten , dan hec<br />

geen hy ons zelfs heeft opgetckent, en in welken<br />

de Wet, die toen noch geene verldaaring noodig<br />

had,


TIO 5- 194' OVER DEN SABBATH.<br />

had (a) . flechts éénemaal in de zeven Jaaren werdt<br />

voorgeleezen.<br />

Om de Mofaïfche Wetten van den Sabbath beter<br />

te kunnen verdaan , en met de algemeene regelen van<br />

wetgeevende wysheid te vergelyken, moet ik eenige<br />

Aanmerkingen maakeö.<br />

Dat ieder Volk , het welk in de onderhouding van<br />

zynen Godtsdienst belang ftelt, ik wil juist niet zeggen<br />

eenen. dag , maar nochtans zekeren tyd voor den<br />

Godtsdienst behoort af te zonderen, fpreekt van zelf,<br />

en het bewys van deeze ftellling moet ik voor de<br />

Godtgeleerdheid , of wysgeerige Zedenkunde overlaaten<br />

, waaruit ik dezelve hier als bekend kan overneemen.<br />

Maar buiten dien heeft hetzelve dagen van<br />

rust en vermaak noodig: dagen , zeg ik , want het<br />

zy my geoorlooft , dit woord te gebruiken , om zekeren<br />

tyd te kennen te geeven , dewyl hetzelve met<br />

onze gewoone manier van fpreeken overeenkomftiger<br />

is , zonder daar door juist eenen volkomenen dag van<br />

24 uuren , of ook bepasldlyk den dag te verftaan ,<br />

die van den opgang der Zonne tot haaren ondergang<br />

gerekend Wordt.<br />

Door geftadigen arbeid , wordt het lichaam verzwakt<br />

, verliest die vlugheid en fterkte , die hec door<br />

afwisfeling van arbeid, rust en vermaak bekomt, en<br />

wordt daarenboven vroeger oud. Lichaamlyke arbeid<br />

, ik beken het, doet de menfchen , over hec<br />

algera)<br />

De taal , waar in de Wet was voorgeftelc,<br />

was toen noch niet uitgeftorven , of veroud ; maar<br />

hec was des Volks moedertaal, die door ieder eenen<br />

verftaan werdt.


§. 194» OVER. DEN SABBATÏT. U I<br />

algemeen genomen , in krachten toeneemen, en iemand<br />

, die zyne handen gewoon is te gebruiken, een<br />

Boer by voorbeeld , zal zekerlyk fterker zyn , dan<br />

iemand die met dezelve geduurig in den fchoot zie,<br />

of ze alleenlyk gebruikt , om de pen te voeren :<br />

maar deeze arbeid moet niet onophoudelyk en zonder<br />

tusfehenpoozingen van rust voortduuren , of men zal<br />

daar door wederom verzwakt worden : iemand, die<br />

dag aan dag zonder ophouden moet werken , zal,<br />

inzonderheid indien hy dit van jongs af heeft moeten<br />

doen , ligtlyk ftyf, en tot alle andere verrichtingen<br />

onbekwaam worden ; daar en boven zal zulk een<br />

menfch , over het algemeen klein van gewas blyven ,<br />

en , gelyk een Paard , het welk dag aan dag tot den<br />

arbeid aangezet wordt, vroeg gedaan hebben. Verandering<br />

is de grootfte regel voor de gezondheid ;<br />

eene regel , die zoo verre gaat, dat de beste voorschriften<br />

van den verftandigfien Geneesheer der gezondheid<br />

naadeelig worden , wanneer men ze al te<br />

nauwkeurig waarneemt. Zelfs de beweegingen , die<br />

tot verfterking van ons lichaam , en tot eene uitipanning<br />

dienen , wanneer wy 'er flechts nu en dan gebruik<br />

van maaken , wandelen by voorbeeld, te paard<br />

ryden , en andere dergelyke meer , worden lastig en<br />

nadeelig, indien ze daaglyks, en wel zonder ophouden<br />

herhaalt worden. Iemand die daaglyks te voet<br />

reisde , en geenen rustdag tusfchen beiden had , zoude<br />

wel van hypochondrie , maar niet van andere ongefteltheden<br />

, die zyn lichaam konden verzwakken ,<br />

bevryd blyven : een Postryder , die daaglyks , zelfs<br />

den Zondag niet uitgezondert, voort moet, wordt<br />

gemeenlyk voor den tyd oud , en men kan het zelfs<br />

wel aan zyn postuur zien , dat zyne kostwinning niet<br />

van de gezondften geweest is: en dit zelfs in Landen<br />

,


IIÜ §. 104* Oven DKN SABBATH<br />

den , daar de Posten zoo onverdraagelyk langzaam<br />

voortgaan . dat de hevigheid der beweeginge voorzeker<br />

de oorzaak niet zyn kunne van het nadeel ,<br />

het welk het geduurig ryden zyner gezondheid te<br />

wege brengt. Een Rui'er , wanneer hy te Veld is,<br />

of een Liefhebber der Jacht, zal voor zekeren tyd<br />

misfehien meer en fterker te paard ryden , en wel in<br />

allerleije foorten van Weder, maar men befpeurt aan<br />

hem evenwel het vroeg verouderd en gekromt ligbaam<br />

van den Postryder niet, die zich daaglyks aan<br />

deeze beweeging moet blootrtellen , en dien men wel<br />

haast wegens zyne onbruikbaarheid moet affchaffen.<br />

IVlaar al ware dit alles dus niet gefteld , zoo zoude<br />

hy evenwel in zyn geheele leeven geen vergenoegd<br />

Leeven hebben , die altoos het lastige eenerlei doen<br />

moet. En evenwel behoorde ieder menfeh het aangenaame<br />

des leevens eens te fmaaken , al ware het<br />

ook maar nu en dan voor éénen enkelen dng , over<br />

welken hy zich al by voorraad verheugen zal: waarom<br />

is hy anders in de Waereld ? en hy , dien dit<br />

nimmermeer gebeurde, zal al vroeg rimpels krygen ,<br />

en onbruikbaar worden. Dan dit is hec niet alles ;<br />

hy behoort niet flechts zekeren tyd te hebben, waar<br />

op hy van den arbeid , dien hy anders alle dagen<br />

doen moet, kan uitrusten , maar deezen tyd moet<br />

hy ook eigendyk tot zyn vermaak kunnen gebruiken<br />

, en met gezelfchappen, dansfen , maaltyden »<br />

of wat het meest tot zyne verlusriginge kan dienen,<br />

en flechts niet tegen de Wetten van eene gezonde<br />

Zedenkunde aanloopt, doorbrengen. Door dergelyke<br />

afwisfelingen van vermaak » wordt hec gemoed<br />

wederom vrolyk , en verliest den plooy , dien de<br />

altoosduurende éénzelvigheid daar aan gegeeven had ;<br />

deszelfs krachten zoo wel als die van het lichaam,<br />

worden


i


114 5- I 94- OVER DEN SABBATH.<br />

Het komt derhalven nu aan op deeze Staat- en Zedenkundige<br />

Vraage : Kan de dag van den Godtsdienst<br />

, op eene gevoegelyke wyze , met den dag<br />

der ruste en des vermaaks verbonden worden ? Ik<br />

zoude denken , dat men deeze vraage met ja moet<br />

beantwoorden , indien men flechts niet onder het<br />

woord vermaak eenige zondige buicenfpoorigheden<br />

verftaat: en waarlyk dezelve is reeds veele duizend<br />

Jaaren vóór onzen tyd, byna door alle Volken der<br />

Aarde , op dezelfde wyze voor altoos beflist ; hoe<br />

zeer ook in laatere tyden veele norsfe Zedelceraaren ,<br />

die maaltyden , verlustigingen, ja zelfs onderlinge<br />

bezoeken en gezelfchappen , voor dingen hielden ,<br />

die den Zondag ontheiligden , waar tegen zy veel te<br />

laat geyvert hebben. Wy behooren immers geene<br />

twee dagen in iedere week , gelyk de Heer VAN<br />

J Ü s T I eens heeft aangeraaden , om van den arbeid<br />

uit te rusten , af te zonderen , den éénen voor den<br />

Godtsdienst, den andeeea voor hec vermaak ; want<br />

anders zoude 'er geen genoegzame tyd voor den arbeid<br />

overblyven : en waarlyk dit zoude heeten , als<br />

of men van wegen de Overheid, naa den Zondag ,<br />

noch<br />

Slaaven Christenen wierden , en dat zy om die reden<br />

zorge draagen , dat hun niets van het Christendom<br />

gezegt worde, dewyl zy aan Chrstlyke Slaaven hec<br />

vieren van den Zondag zouden moeten veroorlooven.<br />

Of deeze befchuldiging waar zy , of voor omtrent<br />

dertig tot veertig Jaaren ( want zoo oud is dezelve<br />

eigentlyk,) waar geweest zy , kan ik niet zeggen.<br />

Itflaar om 'er van te fpreeken op die vooronderftelling<br />

, dat men hun dit met recht nageeft, dan zouden<br />

die Heeren hunne eigene belangen niet wel verftaan<br />

, en z ch , gelyk het wel meer gaat, door &ie.<br />

ïighci J, zelve btnadcelea.


J, 194. OVER DEN SABBATH. 115<br />

noch den blaauwen Maandag invoeren wilde , om<br />

welken af te fchaffen , de wetgeevende macht, zelfs<br />

de Ryksdag te Regensburg , die flechts op de meest<br />

in het oog loopende onheilen acht geeft, zoo veele<br />

moeite gedaan heeft. Dat verlustigingen ligtlyk buiten<br />

het fpoor kunnen gaan , en tot ongeoorloofde<br />

handelingen gelegenheid geeven , die tegen de Heiligheid<br />

van den Sabbath aanloopen, zoo als fommige<br />

foorten van danfen, behoeft men hier niet tegen aan<br />

te merken; want men zoude om die zelfde rede kunnen<br />

voordellen , om het na de Kerk gaan af te fchaffen<br />

, waar by jonge lieden van beide geflachten zekerlyk<br />

ook niec altyd enkel geestlyke oogmerken hebben.<br />

En zoo men ooit kon hoopen , zekere verlustigingen<br />

binnen de paaien van zedigheid en deugd ce<br />

houden, hec zoude buicen twyfel dan zyn, wanneer<br />

zy een gevolg van den Godcsdiensc waren ; ja men<br />

zoude eer deeze vraage dus kunnen voordellen: kan<br />

men de vermaaken niet noch nader met den Godtsdienst<br />

verbinden , en daar door veele buicenfpoorigheden<br />

voorkomen?<br />

Ten minften het ftrydc tegen de menfchlyke natuur,<br />

die tot eene geduurige verandering gefchaapen<br />

is , eenen geheelen dag, en dit alle weeken , alleen<br />

tot Godtsdienftige overdenkingen te belfeeden.<br />

Zulk eene langduurige infpanning van geest, om aan<br />

ééne en dezelfde zaak , en wel die niet onder het bereik<br />

der Zintuigen valt, te denken, is juist de hevigfte<br />

en zwaarfte arbeid; en dergelyk eene Godtsdienftige<br />

oeffening zoude doorgaans ten opzichte van<br />

haare innerlyke kracht, oprechtheid , en ongedwongenheid<br />

van der menfchen neigingen verliezen , het<br />

geen zy won van de zyde der langere duuring. Ook<br />

H s<br />

om


&4 $. 195. SCHIKKINGEN VA\ Mos ff 9<br />

orn die reden is hec goed den Sabbath voor Godtsdvnibge<br />

cefFeningen , en geoorloofde vcfnjaakën ce<br />

Verdeèlèn ; wanc op die wyze kan één d'g het zelfde<br />

uitrichten , het geen anders cwee dagen zouden moe<br />

ten doen ; en het Gemeenebest winc 'er tyd by voor<br />

den arbeid.<br />

Dat veele yverige Predikanten , zoo wel als verfcheidene<br />

Sabbathswetten , in welke fommige Geestlyken<br />

de hand gehad hebben , geheel andere grondftellingen<br />

volgen , is my wel bekesd : het is hier de<br />

plaatze niet, om daar over op Godrgeleerde of Zedekundige<br />

gronden te twisten. Maar welke grondftellingen<br />

het meest met den fmaak van die Wetten overeenkomen<br />

, uic welke zy zelfs den naam , Sabbatk ,<br />

ontleent hebben , zullen wy nu zien.<br />

. $• 195-<br />

Schikkingen van Mofes aangaande dén Sabbath.<br />

Mofes vondt reeds in zynen tyd eene overoude gewoonte<br />

, volgens welke hec Volk den zevenden dag<br />

vierde ; en waarfchynlyk hadden zelfs de Mgyptenaaren<br />

hun dien Rustdag laacen behouden : een minnen<br />

hy befchryfe deeze viering , als van Godc , onmiddelyk<br />

naa de Sch.ppinge ingeftelc , Gen. II vs. 1-3»<br />

en geeft nergens te kennen , dat zy ooic afgefchafc %,<br />

of buicen gebruik geraakc is. Hec fchynt derhalven ,<br />

dac hy ze noch in zynen tyd als een voorvaderlyk ge»<br />

bruik onder de Isruëlken gevonden heeft (a). En<br />

was<br />

(a) Daar is 'er, die deeze zelfde waarheid zoeken<br />

te bewyzen uit Exod. XVI. vs. 22, 23. alwaar, zoo


AANGAANDE DEN SABBAS-TH.<br />

ïlj<br />

was dit zoo ,, dan behoefde hy niec zoo breedvoerig<br />

te zyn<br />

s<br />

om ce befchryven waar in deezen Rustdag<br />

beftaan moest, want die was door de gewoonce dan<br />

reeds genoeg bekend Wy vinden derbal "en by hem<br />

ten dien opzichte niet het geringfle , om daar u ; t op<br />

te maaken , hoe de Godtheid op dien dag moest gedient<br />

worden , alleenlyk de Wet aangaande de openbaare<br />

Sabbaths-Offeranden uirgezondert (a), want<br />

hy liet alles , zoo als het Volk het, van den tyd hunner<br />

Voorvaderen af, gewoon geweest was , en vergunde<br />

a:>n het zelve daarenboven de vryheid , om<br />

deszelfs Godtsdienst, die niet altoos volkomen eveneens<br />

, en als op ééne leest gefchoeit kan zyn , zoo in<br />

te richten , als door hunne omftandïgheden, behoeftens<br />

, of zekere ontftaane misbruiken raadzaam zoude<br />

zy zeggen , de Israëliten , al voor het ontfangen dér<br />

Tien Geboden, op den Sabbath geen Manna wilden<br />

zamelen , en daarom des Vrydags eene dubbele hoeveelheid<br />

vergaderden. Van dit bewys kan ik my niet<br />

bedienen , om dat ik die plaaize op eene andere wyze<br />

, dan men doorgaans gewoon is, en vs. 2,3. in hec<br />

plus quam perfectum hebbe overgezet, want by bad,<br />

gezegt, enz. En dus moest ik het vertaaien , want<br />

het zoude immers dwaas zvn . wanneer men Mofes<br />

eerst naderhand , naa dat men hem geze.t haj , dac<br />

de Israëliten om des Sabbaths wille eene dubbele hoeveelheid<br />

hadden ingezamelt, liet zeggen: dit is bet<br />

bevel van Godt , morgen is de Sabbat0 , ter eere van,<br />

Jehovab, enz. Daarenboven, dewyl men in her He.<br />

breeuwfeh maar één prcsteritum heeft , kan **£3i


nS 5. 195. SCHIKKINGEN VAN MOSEI<br />

de gemaakt worden. Wy hebben , by voorbeeld<br />

t<br />

Predikatiën , in welken de Bybel wordt uitgelegt ,<br />

die , naa verloop van zoo veele Eeuwen , en naa<br />

dat 'er zoo veele oude zaaken , van welke daar in<br />

gefproken wordt, onbekend geworden zyn , dergelyke<br />

uitleggingeu noodig heeft: maar over een boek,<br />

het welk noch nieuw is, en dus voor ieder eenen,<br />

die flechts leezen kan , volkomen klaar en duidelyk<br />

moet zyn , alle acht dagen ééne Predikatie te doen ,<br />

om het zelve uit te leggen , zoude zeketlyk eene<br />

overtollige arbeid zyn: indien Mofes iets dergelyks<br />

had willen inftellen , dan zoude hy zich zeiven hebben<br />

moeten bewust geweest zyn van onduidelyk gefchreeven<br />

te hebben. En nochtans maaken onze Predikatiën<br />

, dewelke uic de behoeftens eener gemeente,<br />

die den Bybel niet meer zonder hulp of verklaaring<br />

verftaan kon , zyn voortgefprooten , in der daad één<br />

van de gewichtigfte ftukken van onzen openbaaren<br />

Godtsdienst uit; en zy zyn zoo nutcig , dac men zich<br />

byna over de behoeftens verheugen zoude , waar door<br />

zy veroorzaakt zyn.<br />

Wy weeten derhalven , eigenlyk gefprooken , met<br />

geene gefchiedkundige zekerheid , waar in de Godtsdienst<br />

der oudfte Jooden op den Sabbath beftaan<br />

hebbe. Waarfchynlyk zullen zy , gelyk op andere<br />

Feestdagen , Gode Lofgezangen , misfehien wel by<br />

eenen plechtigen dans toegezongen , en Maaltyden<br />

gehouden hebben , tot welke zy, naar alle vermoeden<br />

, behalven hunne Vrienden, insgelyks Priesteren,<br />

Leviten , en behoeftigen noodigden : woonden zy<br />

niet verre van het Heiligdom, dan zullen zy misfehien<br />

Offeranden gebracht, en daar van Offer maaltyden<br />

aangericht hebben. De Jooden hebben wezenlyk in<br />

lastere


AANGAANDE DEN SABBATH. lip<br />

laatere tyden , dit weeten wy uit de gefchiednisfen,<br />

dcrgelyke Sabbaths-maaltyden gehouden , waar op<br />

zy ook onbekende lieden verzochten (a). Misfehien<br />

moesten de Ouderen ook op dien dag hunnen<br />

Kinderen den Schepper van Hemel en Airde leeren<br />

kennen, gemeenfchaplyke gebeden tot Hem opzenden<br />

; of wat het gebruik op dien dag anders moge<br />

medegebracht hebben. Alleenlyk wachte men zich ,<br />

om aan geene Synagogen in elke Stad te denken ,<br />

in welke de Wet voorgeleezen en verklaart werdt:<br />

want de Synagogen zyn veel laater opgekomen , en<br />

Mofes heeft het voorleezen van zyne Wet, zoo als<br />

dit naderhand gefchiedde , niet op eiken Sabbath bevolen<br />

, maar alleenlyk op het Loof hutten - Feest in<br />

het Sabbath-Jaar (jbf\ ook heeft hy geen eigenlyk<br />

zoogenaamd Predik ampt ingeftelc (O-<br />

Veel weeten wy 'er derhalven niet van ; maar<br />

het volgende vinden wy in de Boeken van Mofes<br />

uitdruklyker.<br />

Ca) Men zie Luk. XIV. vs. T. en de Aanmerkingen<br />

van WETSTEIN op dit vers. Het geen Christus<br />

z e<br />

vs. n, 13, 14. § c w o r d t d a n e e r s t r e c h t v c r f t a a n<br />

'<br />

*<br />

baar, wanneer men in het oog houdt, dat hy van eenen<br />

maaltvd fpreekt, die een deel van den Godsdienst<br />

moest uitmaaken , en voor welken men zekere vergelding<br />

van Godt verwachten konde : wanr men zal<br />

immers zoo dwaas niet zyn , om te begeeren , dac<br />

Godt ons voor elke byzondere gasterye in het toekomltig<br />

leeven beloonen zal.<br />

(&) Deut. XXXI. vs. 9—-3«<br />

(O §. yz. bladz. 243» l 44-<br />

H 4


#sp & ?95' SCHIKKINGEN VAN MOSES<br />

De zevende dag moest gevierc worden , en wel<br />

ter gedachmisfe , dat Godt op den zevenden dag gerust<br />

heeft van alle zyne Werken , dezelve moest derhal<br />

ven Gode heilig zyn , die in zes byzondere t\dperken<br />

, door Mofes dagen genaamd , alles gefchaapen<br />

, en daar naa in het zevende opgehouden heeft<br />

iets nieuws voort te brengen , dewyl de waereld nu<br />

goed , en zoo gefield was . als Hy wilde dat zy zyn<br />

zoude, Gen. II. vs i - ;;. X X vs. 11. XXXI. vs. 17.<br />

Deeze viering van den Sabbath was derhalven eme<br />

bekentenis , het welk men alle weeken wederom<br />

herhaalde , dat men den Schepper van Hemel en<br />

Aarde , als den waaren en éénigen Godt aannam en<br />

vereerde ; en zy was dus nauwkeurig verbonden met<br />

die grondregel der Mofaïfche Wetten , waarvan wy<br />

§. 32. gefproken hebben , dienende om het Volk<br />

voor Afgoderye te bewaaren , en den dienst van den<br />

éénigen waaren Godt ongefchonden te houden ; om<br />

welke reden ook het verwaarloozen deezer vieringe<br />

op leevensftraffe verbooden was. Dan hier uit zoude<br />

in der daad noch zeker misbruik hebben kunnen<br />

ontftaan : een bygeloovig Vereerer der Sterren , of<br />

gelyk Mofes het gewoon is uit te drukken, van het<br />

Heir des Hemels, zoude den zevenden dag ter eere<br />

van Saturnus hebben kunnen vieren , die van de<br />

Phoenitiers voor den byzonderen Befcherm -Godt van<br />

hun Volk gehouden (a) , en met menfchlyke Of-<br />

feran-<br />

fa) Eufebius in prcepar. enangel. I. I, p. 40. brengt<br />

de berichten van Sanchoniathon daar omtrent by.<br />

Curtius fchryft l. IV. c. ry. van de Tyriers: Sacrum<br />

multis feculis intermis/um, ut ingenuus puer Suturr.o<br />

immolaretur , &c. Bryqnt handelt in zyne ObfeTvations<br />

, pag. 278-287.' uitvoeriger over deezen dienst<br />

van Saturnus by de Phoenitiers.


AANGAANDE DEN SABBATH. lal<br />

feranden gedjenc werdt: en waarlyk , de Israè'liten<br />

hebben , tep tyde zelfs van Mofes , in de woestyne<br />

Saturnus heimeivk aangebeden , en beelden van die<br />

gewaande Godtheid in kleine hutten met zich omgevpert<br />

( a ). Zulke Afgoden - Dienaaren hadden<br />

dan zonder eenigen twyfel , by het vieren van den<br />

zevenden dag , in hec geheim hunne Godtsdienftige<br />

aandacht op den Planeet Saturnus gevestigt. En<br />

juist daarom moest Mofes zoo uitdruklyk verklaaren,<br />

dac de Sabbath geviert moesc worden eer eere van<br />

dien Godc , die den Hemel , de Aarde , en hec<br />

ganefche Heir des Hemels , (by gevolg ook Saturnus<br />

zeiven ,) in zes dagen gefchaapen , en op den<br />

zevenden dag van zynen arbeid gerust heeft : en om<br />

die zelfde reden , moesc hy hec navolgen van deeze<br />

ruste coc een wezendyk ftuk der Sabbaths-vieringe<br />

maaken. Nu leeze men de plaatze Exodus XXXI.<br />

vs. 13. 17. Neemt myne Sabbatthen waar : zy zyn<br />

voor altoos een teken van bet Verbond tusfchen my<br />

en u, waar uit men ziet, dat ik Vlieden my geheiligd<br />

Ca) Amos V. vs. 26. is , gelyk de Heer<br />

Nic. WILH. SCHRODKR weleer in zyne voortrefiyke<br />

Djsfertatie de Tabernacult Molocbi, & ftella Dei Rtm~<br />

pban , op eene voldoende wyze heeft aangetoont ,<br />

niemand anders , dan Saturnus : ik zal 'er alleenlyk<br />

noch byvoegen , dat het Hebreeuwfche Woord niet,<br />

volgens' de Maforetifche flippen, Kij-jum , Kevan^<br />

moet uicgefproken worden , het welk rss<br />

RECHTVAARDIGE betekent; eene benaaming die voor<br />

Saturnus zeer wel voegt , dewyl men zyne regeering<br />

vóór den tyd der rechtvaardigheid gewoon was te<br />

houden. Men kan , des noods, hier noch mede vergelyken<br />

myne Hiftoria, belli Nefibeni, §. 8,<br />

H 5


ï22 195. SCHIKKINGEN VAN MOSES<br />

leiliqd hebbe Want in zes dagen heeft<br />

Jebovah Hemel en Aarde gemaakt , maar ep den<br />

zevenden dag rustte Hy , en verkwikte zich. De<br />

dag werdc by de Israè'liten niet , gelyk by ons ,<br />

van middernacht tot middernacht, maar van Zonnen-ondergang<br />

tot Zonnen-ondergang gerekent :<br />

de Sabbath nam derhalven ook met den ondergang<br />

der Zonne zynen aanvang.<br />

De Sabbath moest een Rustdag zyn , en wel<br />

eensdeels , gelyk ik reeds gezegt hebbe, ter eere<br />

van Godt, die Hemel en Aarde gefchaapen heeft;<br />

maar ook anderendeels , op dat Menfchen en Vee<br />

zich eens zouden kunnen verkwikken , ten einde<br />

zy niet door onafgebroken arbeid afgemat wierden :<br />

hy moest dus ook een Rustdag zyn in die byzondere<br />

betekenisfe , waarin ik hem , in de voorgaande<br />

afdeeling , van den dag der Godtsdienst-oeffeninge<br />

onderfcheiden hebbe. Mofes zegt dit met<br />

ronde woorden , en geeft dit op als een oogmerk<br />

van den Sabbath, Exod. XXIII. vs. ia. Op dat<br />

nw Osfe en Ezel rust hebbe, en uw Knecht en de<br />

Vreemdling r,icb verkwikke. Om die zelfde reden<br />

was ook het rusten van den arbeid niet flechts aan<br />

die geenen gebooden , die den waaren Godt op<br />

dien dag konden dienen, maar ook aan alle Vreemdelingen<br />

die in het Joodfche land woonden , menfchen<br />

die zekerlyk niet altoos in hunne harten den<br />

waaren Godtsdienst lief hadden , en die ook tot<br />

«eene uitwendige oeffeningen van Godtsdienst verbonden<br />

waren. Ja dit gebod ftrekte zich zelfs uit<br />

tot de Dieren , Exod. XX. vs. 10. Deut. V. vs.<br />

14 , '5-<br />

" c n » d i e e e n l<br />

G e e n m e r s {<br />

n w o o n e r v a n<br />

den' Israëlitifchen Staai was, mocht van deeze ruste


AANGAANDE DEN SABBATH. 123<br />

te verfteken blyven ; niemand moest zich , door<br />

onophoudelyken arbeid , zonder eenige tusfchenpoozingen<br />

van ruste en vermaak, voor den tyd ,<br />

kunnen, ten onbruik maaken ; en aan de Dieren<br />

moest die zelfde rust gegunt worden. Doch van<br />

deeze hebbe ik , §. 167. reeds , het geen noodig<br />

was, gezegt, het welk ik daarom thans niet zal<br />

berhaalen.<br />

Deeze rust moest ondertusfchen niet beftaan in<br />

eene volkome werkloosheid , of zorgvuldige onthouding<br />

van alle lichaamlyke beweeginge, of van<br />

alle» , het geen men, door al te groote tederheid<br />

van een befchroomd geweeten , als arbeid zoude<br />

kunnen aanmerken. Inderdaad zoodanig een dag ,<br />

op welken ik my tot myne verlustiging niet mocht:<br />

beweegen , en waarop ik geduurig zwaarighedert<br />

in myn geweeten hebben moest, doorvreeze, dac<br />

ik my misfehien op dit oogenblik , door het uitftrekken<br />

van myne hand , of eenige andere beweeging<br />

van myn lichaam , mocht bezondigt hebben,<br />

zoude voor my juist vlak het tegenovergeftelde<br />

van eenen dag der verkwikkinge zyn. Men zoude<br />

daar eer droefgeestig op worden , en altoos blyde<br />

zyn , wanneer hy haast ten einde was. Eene<br />

zoo wonderlyke gedaante , ik beken het, heeft de<br />

Sabbath der jooden , van tyd tot tyd , door verfcheidene<br />

byvoegfelen der Pharizeeuwen , die op<br />

beuzelingen uitloopen , en waartegen Christus zich<br />

menigvverf verzette, aangenomen ; en hy zoude 'er<br />

noch heden onbevalliger uitzien , indien men, volgens<br />

de Zedenleere van fommige Christenen , allen<br />

omgang met menfchen , en het genoegen het<br />

welk men daarin vinden kan, op deezen dag voor<br />

onge-


* 2 4- §• F 95' SCHIKKINGEN VAN MOSES<br />

ongeoorlooft wilde houden , en het gebod om niet<br />

te arbeiden , tot allerleije verrichringen der Ziele ,<br />

du3 ook tot alle infpanning der gedachten , die<br />

juist niet rechtsreeks den Godtsdienst bedeelt , ja<br />

zelfs tot leezen en fchryven ukftrekken. Zulk etn<br />

dag , waarop niets , van het geen men eene verandering<br />

noemt, vry Hond , zoude eene weeklykfche<br />

en zeer gewichtige plaage zys. Maar van<br />

alle die wonderlyke Wetten der Jooden , die men<br />

in den Talmud opgetekent , en ru en dan in de<br />

Schutten der Evangelisten van Christus beitreeden<br />

vindt, (laat geen woord in het Wetboek van<br />

Mofes. Ook van den zo«-genaamden Sabbathsweg<br />

, dar is, dat men op den S-ibbath niet verder,<br />

dan 2000 ellen buiten de Stad mocht gaan (a) ,<br />

weet<br />

("a) Die begeerig is, om meer van dit zonderling<br />

verdichtfel te weeten , zal hec in Ltgbtfoot zyne borce<br />

Hehrakce, over Handel. L vs. iz. kunnen'vinden.<br />

Mofes beval den Israëhcen , Exod. XVi. vs. 29. dat<br />

zy op den Sabbath in hunne Tenten moesten blyven, en<br />

niet uitgaan , gelyk op andere dassen , om Manna in te<br />

zamelen. Hier rukten de Rabbynen het bevel<br />

y<br />

blyft<br />

'in uwe Tenten , of, gelyk J er eigenlyk Haat, een iegelyk<br />

zitte op zyne pliatze , uic den zamenhang, en<br />

verklaarden., dat het overal verbaoden. was, op den<br />

Sabbath buiten het leger te gaan ; dat, daar de Isr.-'e-<br />

Uten nu niec meer in een leger woonden, die zilfde<br />

Verbod voor de St^d goidt ; en dus, dat niemai d op<br />

dien dag buiten de Stad mocht gaan ; nochtans dt acftaud<br />

van iooo ellen rondom de Stad werden toe de<br />

Stad zelve gerekenc ; by gevolg verklaarden zy, ging<br />

ïemmd, d e flechts 2000 ellen ver buiten de Stad g ng,<br />

met buiten dezelve : derhalven was bet geoo. loufc,<br />

2000 elle i ver buiten de Stad te gaan : en deeze 2000<br />

dien noemden zy den Sabbathsweg, —- —— 'Eene<br />

be-


AANGAANDE DEN SABBATH. 125<br />

weet hy niets; en dit is een byvoegfel van hunne<br />

Oudlteri en Pharifeeuwen. Het is waar , niemand<br />

zoude > p den Sahbath als Bode voor loon hebben<br />

moogen gaan ; ook mocht niemand op dien dag<br />

ryden , dewyl in zulken gevalle zyn Paard , Kameel<br />

, of Ezel geenen rustdag zoude gehad hebben.<br />

Maar tot zyne verlustiging mocht men zoo<br />

verre gaan , als men wilde ; en indien fommige<br />

Israëliren zich misfehien op den Sabbath met dansfen<br />

vermoeit hebben , ftreedr dit niet alleen niec<br />

tegen de Wetten van Mofes , maar dit was zelfs<br />

eigenlyk met zyn oogmerk overeenkomfiig.<br />

Het geen Mofes op den Sabbath gebied j noemt<br />

hy zelt n-$3j>, of<br />

n n ? 3 J» n3N*7ö . dat is, vol.<br />

gens de atuumming van hei woord , dienst - arbeid.<br />

Maar dus wordt alle lichaamlyke arbéid genaamt ,<br />

dewyl men<br />

v<br />

of zynen knecht beveelt denzelven te<br />

d en , of 'er eenen daglooner toe huurt. Ieder<br />

één wist toen uit de oude gewoonte van de Sabbaths<br />

vieringe , zoo wel, als uic het gebruik der<br />

fpraake , wac men onder deezen lichaamlyken arbeid<br />

of, gelyk hec ook anders genaamc wordt,<br />

fDXSö bezigheid , verdaan moest, zoo dac Mofes<br />

hec<br />

befpottplyke verklaaring ï En het zonderlingfte daar<br />

by is , dat een Jood in Londen op die wyze zeer gemaklyk<br />

twee goede Uuitfche Mylen ver op den Sabbath<br />

zoude kunnen gaan zonder den Sabbath teichenden.<br />

Andere dwaasheeden der Rabbynen , ten opzichte<br />

van d'en dag , zal ik niet bybrengen : maar<br />

deeze konde ik niet geheel en al met ftilzwygen voo><br />

by gaan , om dat ik zie, dat in der daad fommige geleerden<br />

onder de ( hristenen van gedachten ge\veést<br />

zyn , dac de byztmderheden va'n den Sabbachs- weg<br />

van Mofes afkomen.


12,6 §. 195- SCHIKKINGEN VAN MOSKS<br />

het nergens noodig oordeelde, 'er eene befchryving<br />

van te geeven. Men vindt 'er een paar voorbeelden<br />

van in zyne gefchiednisfe ; naamlyk wanneer<br />

iemand buiten het leger ging , om Manna te<br />

zamelen , Exod. XVI. vs. 22 30. of hout te<br />

zoeken , Num. XV. vs. 32. Maar indien iemand<br />

op den Sabbath iets had opgenomen , het welk hy<br />

voor zich vond liggen , of, terwyl hy juist voorby<br />

eenen Akker ging , ayren afplukte, gelyk de Jongeren<br />

van Christus , Matth. XII. vs. 1. deeden ,<br />

ziet men ligtlyk , dat dit van eenen geheel anderen<br />

aarc was, dan of men uitging om Manna of hout<br />

te zoeken. Zonder vitterye kan men dit geenen<br />

lichaamlyken arbeid noemen : en een Sabbath ,<br />

waar op dingen van die natuure verbooden waren ,<br />

zoude meer een dag van ftraffe, dan van verlustiginge<br />

geweest zyn.<br />

Mofes maakt in zyne Sabbatbswetten in het geheel<br />

geen gewag van den arbeid der ziele , dewyl<br />

het , volgens de omftandigheden en leevenswyze<br />

van zyn Volk , niet noodig was: want zoo veel<br />

arbeid van den geest, als 'er tot den Godtsdienst<br />

vereifcht wordt, zoude buiten dien even zoo wel<br />

geoorlooft geweest zyn , als de licbaamlyke arbeid<br />

zelf , die daar toe noodig was ; volgens zekere<br />

uitzondering der algemeene Sabbaths - Wet, waar<br />

van wy in het vervolg noch fpreeken zullen. Wat<br />

hy zoude gedaan hebben , indien hy met een Volk<br />

te doen gehad had , zoo als wy thans zyn , waar<br />

onder veele Geleerden gevonden werden, die zich<br />

ten éénenmaale met de beoeffeninge der Weetenfchappen<br />

bezig hielden , begeer ik hier niet te onderzoeken.<br />

Eenige


'AAN'GAANDE DEN SABBATH. 127<br />

Eenige dingen , die fommige Godtgeleerden,<br />

dewelke oordeelen, dac het derde Gebod (a ) ook<br />

voor ons noch eene verbindende kracht heeft ,<br />

noodzaaklyken arbeid noemen-, en onder die benaaming<br />

voor geoorloofc houden, waren nochtans<br />

wel deeglyk begreepen, onder het geen Mofes als<br />

lichaamlyken arbeid verbooden heeft. Vuur aan te<br />

leggen , en fpyze te bereiden, was op den Sabbath<br />

niet geoorlooft, Exod. XVI. 23. en XXXV. vs. 3.<br />

Dit zal ons misfehien , by onze luchrsgeftelrheid en<br />

levenswyze , als een zeer lastig verbod voorkomen,<br />

inzonderheid wanneer wy aan dagen , die van middernacht<br />

tot middernacht duuren . denken : Rustdag<br />

en dag van verkwikkinge zyn geene naamen,<br />

die voor eenen Sabbath zouden voegen, op welken<br />

men van den morgen tot den avond niets warms<br />

mocht gebruiken , en zelfs des winters getn vuur<br />

aanleggen ; men zoude dien eer eenen dag van<br />

pcenitentie moeten noemen. En waarlyk de Jooden<br />

, die in onze landen woonen , ondervinden hec<br />

ongemak van zulk ©enen Sabbath , die beter voor<br />

een andere luchtlhvek voegt : Het is waar , zy<br />

hebben de gewoonte , om in byzondere , daar toe<br />

dienftige ovens , hunne fpyze derwyze te bereiden<br />

dat zy , indien het vuur iu den oven kort voor hec<br />

aan-<br />

C«) Nauwlyks is het noodig , den Leezer te herinneren<br />

. dat de Schryver de verdeeling der Tien Geboden<br />

volgt, zoo als die by de Lutherfchen in gebruik<br />

is. Lutherus heeft dezelve niet ingevoert<br />

maar uit de Roomlche Kerk behouden , en zoo hv<br />

dezelve al niet als de beste had aangezien, was hec<br />

zekerlyk der moeite niet waardig, om daarom een<br />

harnas aan te gorden. Vert.


ia$ §' 195» SCHIKKINGEN VAN MOSES<br />

aangaan van den Sabbath wordt aangeftoken , op<br />

den volgenden middag hun eeten gaar en warm op<br />

de cafel kunnen hebben ; maar zy hebben evenwel<br />

daar van dat ongemak , dat hec eeten op deeze wyze<br />

dik wils bederft («) , indien zy niec eenen zeer<br />

bekwaamen Kok hebben , dien echter de ryk'en onder<br />

hen alleen in itaat zyn om te houden. Ook<br />

moeten zy zich dikwerf op den Sabbath van Oppasfers<br />

van den Christlyken Godtsdienst laaten bedienen<br />

, en zy zouden ongelukkig zyn , indien zy die<br />

niet konden bekomen , of alleen in het land woonden.<br />

Veele Geesdyken onder de Christenen , die<br />

van gedachte zyn , dat hec derde Gebod ons ook ,<br />

onder de huishouding van het nieuw Verbond ,<br />

verplichte , en dat op onzen Zondag mede allerlei<br />

arbeid , alleenlyk werken van noodzaakiykheid en<br />

liefde uitgezonden:, verbooden is, verzuimen evenwel<br />

niet op den Zondag in hunne huizen te laaten<br />

kooken en braaden , en toonen daar doof, hoe<br />

weinig deeze Wee met onze luchtgefteltheid , en<br />

de inrichcing van hunne keukens overcenkornc.<br />

In Palseftina had de Sabbath , die daarenboven<br />

met Zonnen ondergang zyn begin nam , geene van<br />

deeze onaangenaavne gevolgen, en konde, ondanks<br />

het verbod om niet te kooken, en geen vuur aan<br />

te fteeken , wel de gewoone dag zyn, waarop men<br />

Maaltyden aanrichtce. By ons heeft men zynen<br />

voornaamften maaltyd des middags, mm in landen<br />

dfe<br />

(O My is door eenen welbemiddelden Jood, dien<br />

ik daar naa vroeg , verzekert , dat hy ten minften<br />

twaalfmaalen in een Jasr zich getroosten moest, op<br />

den Sabbach bedorve fpyze te eeten.


AANGAANDE DEN SABBATH. Ï20<br />

die meer Zuidwaarts liggen, des,avonds, dewyl<br />

men in den zomer des middags te weinig trek heeft<br />

om te eeten. Dit begint al by Itaüen, hetwelk<br />

nochtans zoo zuidlyk niet gelegen is als Palasflina :<br />

cosua (de Avond - maaltyd ) was de voornaamfte<br />

lVluahyd der Romeinen , en tot het houden van<br />

Gastmaalen gefchikt. Het middagsmaal gelykt dan<br />

meer naar een dejeuner (ontbyt), waar op men<br />

ligtlvk met eene koude keuken te vreden is. Een<br />

Israëliet kon by gevolg des avonds , wanneer de<br />

Sabbath begon , voor zich en zyn huisgezin niec<br />

flechts warme fpyze op de tafel hebben , die des<br />

Vrydags namiddags gereed gemaakt was, maar ook<br />

zyne Vrienden zoo kostbaar onthaalen, als hy maar<br />

wilde. In de kortfte dagert des Winters gaac de<br />

Zonne in Palaeftina nooit voor vyf uuren onder ;<br />

en dit is juist byna de tyd , waarop men aan eenige<br />

Hoven het middagmaal begint, het geen de Ouden<br />

, volgens hunne eenvouwigheid in het fpreeken,<br />

cosnam , den Avondmaalcyd zouden genoemc,<br />

en met denzelfden ftnaak , als wy by onze figuurlyk<br />

benaaming , gegeeten hebben : hoewel het eene<br />

gemaklyke zaak ware voor de Israëliten , in die<br />

dagen het eeten noch één uur warm te houden , indien<br />

hun de tyd van Zonnen • ondergang te vroeg<br />

was. Op den langften dag gaat zy nimmermeer na<br />

zeven uuren onder , en dus juisc op den burgerlyken<br />

tyd van hec avond • eecen. Die des middags<br />

ook warm eecen wilde hebben , moest doen, gelyk<br />

onze tegenwoordige Jooden gewoon zyn ; hoewel<br />

ik geloove , dat dit, by het gebrek van hout, hec<br />

welk in veele plaatzen van Palaeftina plaatze vond ,<br />

niet zoo dikwerf zal gelchied zyn , als heden ten<br />

IK Deel. I dage:


i»o §. 195. SCHIKKINGEN VAN MOSES<br />

dage (a) : anders moest hy des middags het koud<br />

eeten voor lief neemen.<br />

Of het Verbod , om geen vuur aan te fleeken ,<br />

zich ook tot hec vuur hebbe uitgeflrekt , hec welk<br />

men noodig had om zich te vei warmen , dan of<br />

dit alleen op het vuur in de keuken zag, kan ik<br />

met geene zekerheid zeggen ; en byna twyfel ik<br />

aan het t-erfte : maar zo men dit verbod al in den<br />

Itrengften zin wil opvatten , moec men in het oog<br />

houden , dat men hec , onder eene zoo gemaatigde<br />

luchcftreek , in'den Winter zeer wel kan harden<br />

, al is hec , dac men voor den ondergang der<br />

Zonne flechcs een vuur aanlegt , op eene zoodanige<br />

wyze nochtans , dat 'er van deszelfs warmte<br />

toe den volgenden dag overblyve: en dit noch te<br />

meer , dewyl men in zuidlyke Landen zich minder<br />

door ftooken , en meer door warme kleeding tegen<br />

de koude zoekt te dekken. Dit is reeds by de<br />

Franfchen in gebruik , die flechts een weinig zuidlyker<br />

woonen dan wy : en men zege, dac noch<br />

heden<br />

(a) Óm hout te fpaaren, kon men, weliswaar,<br />

gelyk onze jooden in groote lieden insgelyks gewoon<br />

yyn , zich van gemeenfehaplyke bak- ovens bedienen,<br />

in welken het eeten gekookt, en tot op den volgenden<br />

middag warm gehouden wordt. Waar dit zoude<br />

evenwel volgens de V\ et van Mofes, zoo lange die<br />

door geene konst-greepen der Rabbynen veranderd<br />

werdt , eenige zwaarigheid gehad hebben , dewyl<br />

men zyn eeten niet door zyne Dienstboden , voor<br />

•welke de Sabbath mede ingefteld was , uic deezen<br />

gemeenfehaplyken Oven zoude hebben rooogen laaten<br />

haaien , en in zyn huis brengen : want iets op<br />

den Sabbath over dc'ftraat te draagen , was zekerlyk<br />

•verbooden.


AANGAANDE DEN SABBATH. Igl<br />

heden ten dage in Pa!a*flina meer Pelfen gedraagen<br />

worden , dan in Duitfchland ( a). Doch ik ben<br />

inderdaad van gedachte , dat het verbod , om geen<br />

vuur aan te leggen , enkel op het vuur in de keukens<br />

ziet: want, indien het insgelyks verbooden<br />

geweest was vuur ter verwarminge aan te leggen ,<br />

zoude ik denken , dat, dewyl het in fommige Üreeken<br />

van Palseftina , by voorbeeld omtrent den Libanon<br />

, in den Winter al vry koud is , de noodzaaklykheid<br />

de Israëliten wel zoude geleert hebben om<br />

iets , dat naar eenen kachel zweemde , uittevinden.<br />

Dan men vind in de Befchryvingen van hunne Gebouwen,<br />

vóór den tyd der Babylon/fche gevangnisfe<br />

, noch van kachels , noch van fchoorfteenen gewag<br />

gemaakt: maar hunne Koningen zelve hadden<br />

des winters, in plaatze van eenen vuurhaard, flegts<br />

eene draagbaare machine , beftaande in eenen poe,<br />

die met vuur voorzien werdt (bj.<br />

In een ander opzicht noch voegen de Sabbaths»<br />

Wetten van Mofes wel zeer goed voor PalEeftina ,<br />

maar niet voor de luchtftreek, onder welke wy leeven.<br />

Zy veroorloofden naamlyk zelfs in den zaayén<br />

oogst - tyd geenen arbeid , Exod. XXXIV. 21.<br />

Dit zoude by ons zeer hard zyn , daar wy in den<br />

oogst-<br />

(a) BUSCHINC , Aardryhkundige Befcbryving van<br />

rffien, bladz. 326. van de tweede Uitgaave.<br />

(b) ftH Jer. XXXVI. 22. Men zie hier over<br />

de. Disjertatie van de Heer D. RAU , de Mdibus Hebraorum<br />

, pag. 78. waar by ik noch maar alleen zal<br />

voegen , dat het Hebreeuwfche woord fltf» in hét<br />

Arabifch in der daad eenen Pot betekent , indien de<br />

Cbetb met een klinkftip daar boven ( Cba) gefchree--<br />

ven wordt.<br />

I I


132 §• IP5« SCHIKKINGEN VAN MOSES<br />

oogst-tyd dikwils regenachtig Weder hebben ; en<br />

in natte Jaaren zoude menig een zyne Vruchten<br />

moeten zien bederven , indien hy zich van het goede<br />

weder , wanneer dit eens op eenen Zondag viel<br />

niet bedienen mocht, om dezelve t'huis te haaien :<br />

en het is hierom , dat de ftrenglte Sabbaths-wetten<br />

van onze dagen , (zelfs de zoodanigen , waar in<br />

fommige Geestlyken , die voor het Godtlyk recht<br />

des Sabbaths yverden , de hand gehad hebben ,)<br />

dit als een noodzaaklyk werk aanzien , en om des<br />

Oogsts wille ten deezen 'opzichte doorgaans eene<br />

uitzondering maaken. Maar dit was in Paleeftina<br />

niet noodig, want ten tyde van den Oogst had men<br />

daar over het algemeen zulk beflendig Weder, dac<br />

het 1 Sam. XII. vs. 17. als iets zeer buitengewoons<br />

worde aangezien , wanneer 'er geduurende den tarwenoogst<br />

een Donderbuy opkomt. In de warmfte<br />

plaatzen van Palaflina begint de Oogst ten naasten<br />

by met ruim half April (a), en naa verloop van<br />

zeven weeken houd dezelve in het geheele land op,<br />

zoo dat de Oogst-tyd tot in het begin van Juny<br />

voortduure ; maar de Regentyd eindigt doorgaans<br />

in April ; fomtyds regent het ook noch in de tweede<br />

helfte van die Maand (b) , volgens den ouden<br />

(a) Commentatio de Menfibus Hebrtttrum, §. 2, 3.<br />

• (&) SHAW'S Reizt, bladz. 335-. der Engelfche, of<br />

290. der Höogduitfche Uitgaave. Deeze beftendigheid<br />

van het Weder , geduurende dezeven vreeken<br />

van den Oogst, die tusfchen den tweeden Paafch- en<br />

den eerften Pinxter-dag der Jooden invielen , fchync<br />

Jeremias op het oog te hebben , Kap. V. 24. en den<br />

Jooden als eene wefdaad van Godt, die hun zulk een<br />

gelukkig Land gegeeven had , toe te rekenen. Zyne<br />

woorden luiden dus; Vit Volk aenkt niet,


AANGAANDE DEN SABBATH. 133<br />

ftyl, dat is tot de allereerffe dagen van Mey ; maar<br />

naa dien tyd heeft men of in het geheel geenen<br />

regen , althans, dezelve is zeer zeldzaam , en kan<br />

voor de Vruchten niet naadeelig zyn , dewyl hy<br />

niet aanhoudt.<br />

Zoodanige lichaamlyke arbeid, die tot den Godtsdienst<br />

behoorde , was op den Sabbath niet verbooden<br />

: en de Godtsdienst maakte zekerlyk eene uitzondering<br />

van de letter deezer Wet. Zonder zwaaren<br />

arbeid kan geen Dier geflacht en geoffert worden<br />

: en nochtans moest het dagelykfche Morgenen<br />

Avond-offer op den Sabbath niet alleen niet verzuimt<br />

, maar zelfs op dien dag verdubbeld , en ook<br />

het Vuur op den Altaar dagelyks met nieuw houc<br />

onderhouden worden, Levit. VI. 8 — 13. Num.<br />

XX VIII. •? •—• 1 o, Volgens eene juiste verklaaring<br />

van den <strong>inhoud</strong> deezer Wet, brachten de Jooden<br />

öp den Sabbath noch andere Offeranden van allerleijen<br />

aart ; en Christus merkte daar op aan , dac<br />

de Priesteren in den Tempel den Sabbath braken,<br />

zonder zich te bezondigen; als mede , dat men<br />

ook niet fchroomde op den Sabbath een Kind te<br />

befnyden , wanneer het dan juist acht dagen oud<br />

was , Matth. XII. vs. 5. Joh. VII. vs. 23.<br />

Hec<br />

den Heere mzen Godt vreezen , die ons in den Herfst<br />

en Lente den Regen geeft , en de weeken , die voor den<br />

Oogst bejlemt zyn, zoo beiliglyk waarneemt. Het is<br />

inderdaad een zeer groot voorrecht, indien een land<br />

ten iyde van den Oogst goed Weder heeft en hec<br />

is de groote klagte van zeer veele noordlyke Landen,<br />

dac zy juist in de Oogstmaanden den raeesten Regen<br />

hebben.<br />

I 3


§. IQÖ. VEGTEN OP DEN SABBATH<br />

Het gevolg hier van was , dat 'er op den Sabbath<br />

, by het Heiligdom , daar men offeren mocht,<br />

Offermaaltyden werden aangericht: want alles, wat<br />

daartoe behoorde, de toebereiding van alle 'fpyzen,<br />

die daar by gebruikt werden , waren geene ontheiliging<br />

van den Sabbath , maar Godtsdienst.<br />

Eene opzetlyke fchending van den Sabbath,<br />

door eenigen lichaamlyken arbeid, werdt met den<br />

dood gellralt , Exod. XXXI. 14,15- - '<br />

N u m<br />

X V<br />

32. 36. Ik zal hier van in het vervolg , by de befchouwing<br />

van het lyfilraffelyk Recht, nader fpreeken.<br />

Voor het tegenwoordige merk ik alleenlyk<br />

aan , dat deeze Wet zoo fcherp was , dewyl het<br />

vieren van den Sabbath een bewys moest zyn dat<br />

men den Schepper van Hemel en Aarde voor zynen<br />

Godt erkende. Iemand, die den Sabbath fchond,<br />

werdt derhalven aangemerkt als deezen Godt te verloochenen<br />

, wiens dienst nochtans eene der Grondwetten<br />

van den Israëlitifchen ftaat uitmaakte. $. 32.<br />

§. 196.<br />

Het mat, in den Krygsdienst, op den Sabbath<br />

niet verbooden te vegten.<br />

Naa dat de Jooden, die uit de Cabylonifche gevangnisfe<br />

waren te rugge gekomen , eenen grooten<br />

reeks van jaaren onder vreemde Heerfchappye geftaan<br />

, en eindelyk hunne Vryheid weder bekomen<br />

hadden , hebben fommige nauwgezette , maar teffens<br />

ongeleerde lieden onder hen , zwaarigheid gemaakt<br />

, om op den Sabbath te vegten ; en noch<br />

heden ten dage maakt hen hunne uitlegging der<br />

Sab-


N I E T V E R B O O D E N . 135<br />

Sabbaths-wetten van Mofes onbekwaam, om tot<br />

Krygsmans-dienden gebruikt te worden. Men kan<br />

derhalven vtaagen : behoort de Oorlog mede tot<br />

dien lichaamlyken arbeid , dien Mofes op den Sabbath<br />

verbooden heeft? Was die waar, dan zoude<br />

men niet kunnen begrypen , hoe de ftaat der Jooden<br />

by zulk eene Wet zoude hebben kunnen beftaan.<br />

Men zoude daar by niet eens voor Struikrooveren<br />

veilig zyn , en de Overheid was dan ten<br />

eenenmaale buiten ftaat , om op den Sabbath de<br />

openbaare rust te bewaaren , wanneer het eenen<br />

troep van Booswichten fkchts in de gedachten kwam<br />

om dezelve te willen ftooren !<br />

Ik ben volkomen verzekert , dat Mofes zulk<br />

eene wonderlyke Wet niet gegeeven heeft. Hec<br />

woord dienst-arbeid (nTD?; geeft ons ten minften<br />

geene aanleiding, om aan Krygs-dienden te<br />

denken. Indien iemand ons aanrande of floeg ,<br />

zouden wy ons zekerlyk met eigene handen verweeren<br />

, en dit niet aan onze Bedienden of Lyfeigenen<br />

opdraagen : zelfsverdediging bygevolg en<br />

regenweer , kan niet wel dienst - arbeid , of werk<br />

van knechten genaamt worden. Ook was by oude<br />

Volken het voeren van Ooi log zekerlyk geen werk ,,<br />

dat men door zyne knechten liet doen ; zy zagen<br />

het als ten uiterllen gevaarlyk aan , Slaaven wapenen<br />

in de hand te geeven ; vrye Burgers moesten<br />

vegten , en eerst in de allerwanhoopigfte omftandigheden<br />

, en wanneer de ftaat door zwaare nederlaagen<br />

uitgeput was , kwam men tot het uiterfte „<br />

om de Slaaven te wapenen , die men dan noch wel<br />

te vooren de vryheid gaf.<br />

Ik bekenne gaerne , dat dit alleen noch niet beflhfend<br />

is. Uit 'de afdamming van een woord ,<br />

ï 4<br />

kan


i$6 J. 196. VEGTEN OP DEN SABBATH<br />

kan men niet altoos deszelfs betekenis opmaaken ,<br />

want dikwerf bekomt het door hec gebruik eene<br />

veele uitgeftrektere , of ten eenenrmale veranderde<br />

betekenis. Zelfs wordt het woord DIENST by ons<br />

zeer byzonderlyk van den Krygs dienst gebruikt ,<br />

gelyk wy by voorbeeld zeggen, in den dienst gaan,<br />

den dienst veriaaten , enz. Maar ik heb te vooren<br />

reeds aangemerkt. dat LVJofes in zyne Wetten over<br />

den Sabbath , zich kort uitdrukt, en nergens noodig<br />

oordeelt, eene verklaaring te geeven van hec<br />

geen hy door rust , arbeid , bezigheid , enz. verftond,<br />

dewyl dit alles den Israëliten van zynen tyd,<br />

uit hun oud herkomen , volkomen bekend was.<br />

Maar deeze hebben zekerlyk zyne meening zoo<br />

niet verftaan , dac men op den Sabbath niet végcen<br />

mochc, en deeze befpodyke gedachce fchync geenen<br />

Israëliet vóér de Babylonifche Gevangnii-fe in<br />

het hoofd gekomen te zyn. Hadden zy krygsverrichtingen<br />

op den Sabbath voor ongeoorloofd gehouden,<br />

dan zouden wy zekerlyk nu en dan vinden,<br />

dat hunne Vyanden zich daar van ten hunnen voordeele<br />

bedient hebben, om hen aan te tascen : maar<br />

wy vinden daar niet één woord van ; en de vyanden<br />

der Jooden zouden bygevolg nooit op deeze zeer<br />

natuurlyke gedachte moeten gevallen zyn , dan eenige<br />

honderden Jaaren naa de Babylonifche gevangnisfe;<br />

toen het voor de Jooden waarlyk zeer ongelukkig<br />

afliep , dewyl Godt in het geheel niet noodig<br />

oordeelde , hen, hoe wel zy hec ook voor hadden<br />

, door een Wonderwerk te redden. David<br />

heeft met zoo veele onderfcheidene Volken , van<br />

verfchillende Zeden en Godtsdienften , oorlog gevoert<br />

, die zekerlyk alle den zevenden dag niet met<br />

de Israëliten zullen ge viert hebben : maar wy vinden


N I E T V E R B O O D E N . ï


13^ §• VEGTEN ©P DEN SABBATH<br />

verkwikkinge , op eenen anderen dag zoude ik die<br />

zoo geduldig niec verdraagen Op deeze wyze juist<br />

handelde hec Volk , hec welk op den Sabbath niet<br />

wilde vegten : en hec is onbegryplyk , oro welke<br />

rede, indien iemand in hec byzonder zich cegen (lagen<br />

verzetten mag , hec aan een geheel Volk niet<br />

zoude geoorloolt zyn zich ce verdedigen , in gevallen<br />

daar het op leeven en dood , of een minden<br />

op de vryheid of (laavery aankomt. Kan 'er iets<br />

bedacht worden , hec welk ftrydiger is tegen het<br />

oogmerk van den Sabbath , dan eene rusc van dien<br />

aan ? Is dat ruscdag houden , wanneer een Volk<br />

zyne Burgers op den Sabbath in flaai/ery laac voeren<br />

, waar in zy naderhand dag aan dag zoo veelen<br />

gedwongen arbeid zullen moeten doen, als het den<br />

O -erwinnaar flechcs behaagen zal hun op ce leggen'?<br />

Deeze ongerymtheid is zoo grooc, dat de Wetgeever<br />

het noodloos konde oordeelen , zulk eent uitlegging<br />

van zyne woorden , arbeid en rust , door<br />

eene verklaaring voor te komen , waar aan in zynen<br />

tyd niemand kan gedacht hebben ; inzonderheid ,<br />

daar Godt als de Koning van het lsraëlitifche Volk<br />

befchouwt, en by gevolg ieder rechevaerdige Oorlog<br />

, in zekeren opzichte, als Godtsdienst aangemerkt<br />

wierdc.<br />

Daar is ook inderdaad hier over geen twyffel<br />

ontdaan , dan omtrent i;*oo Jaaren naa den dood<br />

van Mofes, naa dac de Jooden over de 400 Jaaren<br />

onder vreemde heerfchappye gedaan , en geenen<br />

Oorlog gehad hadden ; waar door by gevolg<br />

de anders bekende betrekkingen van den Sjbbaih<br />

op den Oorlog uit hun geheugen geraakt waren.<br />

Eerst donden zy onder de Babyloniers ; naderhand<br />

meer


NI, ET V E B . B O O D E N .<br />

meer dan twee honderd Jaaren lang onder de Perfnanen<br />

( e) , die hen op eene zeer zachce wyze<br />

be-<br />

(O Onder de heerfchappye der Perfen , fchynen<br />

zy , ten minden tot op den tyd van Nehemias, die<br />

grondregels noch niet gehad te hebben, volgens welke<br />

het doen van Krygsverrichtingen op den Sabbath<br />

ongeoorlooft was- rN'ehemias was een ftrenge Yveraar<br />

voor de heiligheid des Sabbaths: hy liet, dewyl<br />

die var Tyrus gewoon waren op den Sabbath allerleie<br />

Eetwaren in Jerufalem te brengen , en aldaar te<br />

verkoopen , geduurende den Sabbath de Poorten fluiten,<br />

(Nehem. XIII. vs. 15-19.): toen de vreemde<br />

Kooplieden zich hier op voor de Stad nederfloegen ,<br />

en dit één en andermaal gedaan hadden , liet hy hun<br />

zeggen , dat zy zich wachten moescen om het voor<br />

de derdemaale niet weder te doen , dewyl hy anders<br />

Volk na buiten zoude zenden, om geweld tegen hen<br />

te gebruiken. Iemand die zulk een voorneemen had,<br />

konde zekerlyk het voeren van den Oorlog op den<br />

Sabbath niet voor ongeoorlooft houden : want of hec<br />

de Stads-wacht is die den aanval doet, of eene geheele<br />

Armee , maakt in de hoofdzaake geen onderfcheid.<br />

Is hec in het ééne geval verbooden arbeid ,<br />

dan moet het in het andere ook zy^.<br />

Daar is 'er , die uit de plaatze van Herodotus L. 7.<br />

cap. 89. hebben willen befluiten , dat in het Leger<br />

van Xerxes, waarmede hy tegen Griekenland te veld<br />

trok , ook jooden geweest zyn. Ik ben niet van die<br />

edachte ; want, hoewel de Jooden Syriers in Paleeina<br />

kunnen genaamt worden , komt hun deeze be-<br />

f<br />

naaming evenwel niet alleen toe ; maar ook andere<br />

Volken , die dezelfde taaie hadden , en flechts geene<br />

Phoenitiers waren : de Philiflynen , by voorbeeld ,<br />

konden even zoo wel door Herodoot met deezen<br />

naam bedoelt zyn. Hier komt noch by, dat men in<br />

deeze plaatze in het geheel aan geene Jooden kan<br />

denken, dewyl Herodotus niec fpreekt van Volk, hec<br />

welk


140 §. ipc>. VEGTEN OP DEN SABBAT»<br />

behandelden ; vervolgens onder de Grieken , eerst<br />

onder de Griekfche Koningen van iEgypten , daarna<br />

oncter die van Syrien. Toen eindelyk de Syriers<br />

de Jooden , om hunnen Godtsdienst, begonnen te<br />

vervolgen , en hen dwongen om den Afgoden te<br />

offeren , vluchtten veelen der Godtvrugiigaen onder<br />

hen na de Woestyne, en zochten met Vrouwen<br />

en Kinderen eene veilige fchuiipiaatze in groote<br />

onderaardfche holen. In één van deeze holen<br />

werden zy op eenen Sabbath van de Syriers inge-<br />

floo-<br />

welk te Lande dienst deed , maar van Oorïogfcheepenj,<br />

die men zekerlyk van de Jooden niet verwachten<br />

zal. Driehonderd Scbeepen , zegt hy , gaven de<br />

Phoenitiers en de Syriers in Palceftina.<br />

Ik zoude eer denken , dat de looden , die by de<br />

Perien , en naderhand by Alexander den Grooten in<br />

gunst waren , hier een klein bedrog gefpeelt, en onder<br />

voorwendfel van hunnen Godcsdiensc en den Sabbath,<br />

verzocht hebben van het doen van Krygsdienflen<br />

ontflagen te zym Ten miniïen men vindt een<br />

Voorbeeld van dergelyk een bedrog , van hec welk<br />

zy zich op eenen anderen tyd , toen zy naamlyk onder<br />

het gebied der Romeinen ftonden, bedienc hebben<br />

: zy beklaagden zich by Agrippa, dac men hen<br />

dwong om Krygsdienflen ce doen, en fielden dac voor<br />

als eene zaak , die cegen hunnen Godtsdiensc iireed<br />

tjofepb. Antiq. VI. c. i. 5. 3.)<br />

m et dac gevolg, dat<br />

zy er inderdaad van ontflagen wierden (§.<br />

s<br />

) daar<br />

zy nochtans, federt den tyd der Maccabseers niec alleen<br />

altoos, wanneer hec de nood vereifchte, op den<br />

Sabbath gevogten hadden , maar ook hunne eitrene<br />

Koningen in den Oorlog dienden. Op dezelfde wyze<br />

kan dan ook onder de Koningen van Perfien , alleenlyk<br />

, om het doen van Krygsdienflen van zich af te<br />

fchuiven, deeze verkeerde uitlegging van het Gebod<br />

over den Sabbath opgekoomen zyn , die naderhand<br />

voor de Jooden zelve nadeelig werdt.


N I E T V E R B O O D E N . I/f'<br />

flooten , en zonder eenige tegenweer (aj omgebracht<br />

, ja zelfs, gelyk Jofephus hec verhaalt, verbrand<br />

(b). Nauwgezette lieden voorzeker; maar<br />

zonder een verftandig Man aan hun hoofd te hebben<br />

! Door hun voorbeeld werden eerlang de overige<br />

Jooden , die onder den Priester JVlatthatias<br />

ftreeden , wyzer , dewelke hec befluic namen , om<br />

ook op den Sabbath ce vegten , zoo dikwerf zy in<br />

de noodzaakelykheid gebrachc werden , om die te<br />

doen : nochtans fchynt het, dat zy zelve op deeze<br />

dag den Vyand niet wilden aantasten , maar rustdag<br />

hielden, indien hy zich Uil hield (c). Deeze bepaaling<br />

komt ook wel niet overeen mer de regelen<br />

van goede Krygskunde; want men zoude daardoor<br />

dikwils de beste gelegenheden moeten laaten verlooren<br />

gaan ; en Mofes had nimmer iets dergeJyks<br />

gebooden , noch eenig onderfcheid tusfchen verdeediging<br />

en aanval gemaakt: ondertusfehen is dezelve<br />

, door de ten eenenmaale ongelooflyke dapperheid<br />

der Maccabseers , voor de Jooden niet nadeelig<br />

geweest , en zy bevogten in der daad hunne<br />

Vryheid , op den Sabbath verdeedigender wyze ,<br />

en op andere dagen door zulke nadruklyke aanvallen<br />

, dac de Veldlegers der Syriers hec niet tegen<br />

hen<br />

Ca) i Maccab. II. 31 — 38. 'Er wordt verhaalt,<br />

dat zy zelfs geenen fteen na de Syr.ers geworpen ,<br />

noch hunne fpelonk geflooten hebben , maar alleenlyk<br />

uicgeroepen : Wy willen in onze onfcbuld fier •ven-<br />

Hemel en Aarde zyn onze getuigen , dat gy ons onrecbtvaardiglyk<br />

ombrengt,<br />

Qb) Anliq. Libr. XII, cap. 6. §, 2.<br />

(c) 1 Maccab II. 39 —41. Jofepb. Antiq. Libr.<br />

XII. cap. 6. §, 2. Libr. XIII. cap. 1. §, 3.


14* §. IQÖ. VEGTEN OP DEN SABBATH<br />

hen houden konden. Eerst langen tyd daarna ,<br />

toen zy eenen anderen Vyand gekreegen hadden ,<br />

werdt dit overblyffel van bygeloof nadeelig voor<br />

hun , en bracht hen wederom onder vreemde heer*<br />

fchappye. Pompejus belegerde den Tempel , die<br />

op eene ongemeene wyze verfterkc was , en Jofephus<br />

is van gedachten , dat hy denzelven nooit in<br />

zyne macht zoude bekomen hebben , indien hem<br />

de volgende Krygslist niet gelukt ware. My wist ,<br />

.dat de Jooden op den Sabbath niet vogten , indien<br />

zy niet aangetast wierden : hy onthield zich dsrhalven<br />

op den Sabbath geheel en al van hen aan te tasten<br />

, en liet zelfs geene fleenen na den Tempel werpen<br />

; maar hy befleedde daarentegen dien tyd , om<br />

onophoudelyk aan de Nadernisfen (Approchen) te<br />

laaten arbeiden , de ftormtuigen op te regten en de<br />

muurbreekers in gereedheid te brengen : de Jooden<br />

zagen dit , door eene kwaalyk begreepe Godtsdienftigheid<br />

, geduldig, aan ; en door dit middel werdt<br />

Pompejus meester van den Tempel. Maar dit voorbeeld<br />

volgden de Jooden niet, teen Titus Vespafianus<br />

Jerufalem belegerde ; zy ftreeden toen met<br />

gelyken yver zonder onderfcheid van dagen.<br />

Dat de Jooden dikwils onder de Romeinen krygsdienflen<br />

hebben moeten doen , en dat de onderfcheidene<br />

Herodesfen Krygsvoik hielden en Oorlog<br />

voerden , in welken zy , naar alle gedachten , den<br />

Sabbath niet zullen uitgezondert hebben , merk ik<br />

flechts met één woord aan , zonder my daar mede<br />

breedvoerig op te houden. In gelukkig Arabien is<br />

de Joofche Godtsdienst langen tyd de heerfchende<br />

geweest (a) , en heeft zich daar tot by de zes-<br />

hon-<br />

(a) Oosterfcbe Bibliotheek, D. 4. bl. ij-f-—


NIET VERBO0DEN. Ï43<br />

honderd Jaaren lang op den troon gehouden: wat<br />

deeze Aribieren , die den Joodfchen Godtsdienst<br />

beleeden , ten aanziene van het Oorlog voeren op<br />

den Sabbath , voor Wetten hadden , is my onbekend.<br />

Het Bygeloof van de Leeraaren des Thalmuds,<br />

en van onze hedendaagfche Jooden, is voor<br />

my te minder van eenig aanbelang, dewyl zy tegenwoordig<br />

geen byzonder Volk meer uitmaaken ,<br />

en door anderen befchermt worden. Alleenlyk<br />

merk ik noch de ongelukkige gevolgen aan , die<br />

'er , noch in onze dagen , uit hunne verkeerde opva-ting<br />

van het Sabbaths- recht, voor hun voortvloeien.<br />

Indien een geheel Volk de Wapenen<br />

niet draagen , noch den ftaat verdeedigen kan, zal<br />

het ook met andere Burgers nimmer kunnen gelyk<br />

geftelt worden , noch met hun dezelfde voorrechten<br />

genieten : het zat met groote belastingen moeten<br />

bezwaart worden , om door de beurs te vergoeden<br />

, het geen het met de hand of den degen<br />

niet doen kan : hec zal ook billyker wyze geene<br />

vaste goederen kunnen bezitten , want indien dit<br />

gefchiedde , en het by geval het grootfte gedeelte<br />

des lands van tyd tot tyd aankocht, zoude de ftaat,<br />

dewelke Burgers noodig heeft, die pro aris di?focis<br />

( voor Godtsdienst en Vryheid) , des noods , vegten<br />

kunnen, van Jaar tot Jaar weerloozer worden:<br />

men zoude het zelve alleenlyk , wegens deszelfs<br />

Rykdommen , in het land dulden , en , dewyl het<br />

zich Zelve niet befchermen konde , befchermen ,<br />

maar daar by ligtlyk als eene fpons aanzien , die<br />

men nu en dan eens uitdrukt: en wanneer dit Volk<br />

iets misdoet , of iets misdaan moet hebben , of<br />

wanneer men dezelven , ten minften de Armen onder<br />

hen moede is, zoo zal men het geheele Volk,<br />

of


i/>4 §• J 97* OVER D~. HOOGE FFESTEN.<br />

of toch de Armen onder het zelve , ten lande uicjaagen<br />

, dewyl men aan Inwooneren , die den ftaat<br />

niet kunnen verdeedigen , en arm zyn , niet veel<br />

verliezen kan. Of men met de Jooden zoo leeve<br />

, of niet, kan aan niemand onbekend zyn (a)-<br />

De Wet van Mofes heefc ondertusfchen geene de<br />

niinfte fchuld sen alle deeze , voor hun zoo onaangenaame<br />

, gevolgen : want dezelve verbood hun<br />

niet op den Sabbath Oorlog te voeren.<br />

S- »97-<br />

Drie hooge Feesten , hoe dezehen<br />

gevierd wierden.<br />

Buiten den Sabbath , had Mofes het vieren van<br />

noch andere Feesten bevolen. Drie van dezelven ,<br />

die wy gewoon zyn Hooge Feesten te noemen ,<br />

zyn daar in van den Sabbath en alle andere Heilige<br />

dagen aanmerklyk verfchillend , dat zy zeven , en<br />

zelfs<br />

Ca) Indien een Nederlander in deeze fchetzegeene<br />

de minfte overeenkomst ziet met de bandelwyze, die<br />

onder ons, ten opzichte der Jooden gehouden word ;<br />

dan zal by zich gelieven te herinneren, datdebyzondere<br />

geftekheid van ons Land, de natuurlyke Regeeringe<br />

van het zelve, de middelen waardoor het zelve<br />

beftaat enz. eene geheel andere , en zekerlyk in veele<br />

opzichte eene veel Christelykere Staatkunde noodzaaklyk<br />

maaken. Het is voorzeker geen gering voorrecht<br />

van ons land, dat zich de belangen van gezonde<br />

ftaatkunde en menfehlykheid in het zelve zoo wel<br />

veréénigen , dat de laat'ften voor de eerften geene<br />

plaats behoeven te maaken. Vert.


§. 197. OVER DE HOOGE FbEstEM. 145<br />

zelfs één daar van volle acht dagen achter eikanderen<br />

duurden , en dat op dezelve alle Mansperfonen<br />

onder de Israé'iicen , op die plaatze , daar zich het '<br />

Heiligdom bevond, moesten byeenkomen («), hoewel<br />

dit laatfte by de twee anderen zoo nauwkeurig<br />

niet waargenomen wierdc, als by het eerfte , het<br />

Pasfa. Deeze hooge Feesten waren de volgende:<br />

1. Het Pasfa-Feest, ter gedachtnifle van hunnen<br />

uittocht uit .ZEgypten. Dit moest op<br />

den Avond, die op den veertienden dag der<br />

eerfte Maand volgde, met her eeten van het<br />

zoogenaamd Paafchlam (b) beginnen , en<br />

zeven volle dagen, tot den eenentwintigden<br />

naamlyk , duuren. Maanden , die met de<br />

Nieuwe Maane beginnen , kunnen , wel is<br />

waar, niet zeer nauwkeurig met onze maanden<br />

vergeleeken worden; nochtans kan men<br />

' 'er dit evenwel met zekerheid van zeggen ,<br />

dac de eerfte maand der Israëliten in onze<br />

April moet gevallen zyn. Hec was die maand,<br />

in welke men in Palseïtina rype Koorn-ayren<br />

konde hebben , waar van zy zelfs den naam<br />

MAAND DER AYREN bekoomen heeft : ook<br />

moesten op den ióden deezer maand , die<br />

dus de tweede dag van het Pasfa-feesc was ,<br />

de eerstlingen der rype Ayren Godc gebracht<br />

woi><br />

(a) Exod. XXIII. vs. 14-17-<br />

(bj Exod. XII. XXIII. ij". Levit. XXIII. 4-S.<br />

Num. XXVIII. 16-37. Zoo men twyfelen mocht,<br />

of dit Feest op den Avond vóór, of naa den veertienden<br />

beginnen moest , leeze men de Gottingfcbs<br />

Aankondigingen ( Anzsigen.) van hec jaar 175-8. ftcc<br />

JV- Deel. K 135^


34°* §• *97' OVER DE HOOG» FEESTEN.<br />

worden (a) , en van dien dag af was het<br />

geoorlooft den Oogst te beginnen, die doorgaans<br />

eerst naa verloop van zeven weeken<br />

geheel en al geëindigt was , dewyl dezelve<br />

in de warmde Streeken van Palseftina veel<br />

vroeger , maar in de koudere, by den Libanon<br />

, laater begint. Nu kan men in de<br />

warmde plaatzen van Palaeftina, by voorbeeld<br />

rondom Jericho, in de laatfte helft van April<br />

rype Ayren hebben (£) ; by gevolg moest<br />

deeze MAAND DER AYREN altoos in onze<br />

April vallen. Op dit Feest moest ieder Israëliet,<br />

die flechts konde, zich na de plaatze<br />

van het Heiligdom vervoegen, om aldaar<br />

het Paafchlam te eeten ; het welk , dewyl<br />

het een Offer was , nergens anders , dan by<br />

het Heiligdom, mocht geflacht worden: en<br />

al wie, buiten noodznaklykheid, verzuimde<br />

het Paafchlam te eeten , moest met de uitroeijing,<br />

eene ftraffe, waarvan wy in 't vervolg<br />

zullen handelen, gedraft worden (c).<br />

Maar zoo ras deeze Offer-maaltyd geè'indigc<br />

was, dond het eiken Israëliet vry om, zelfs<br />

den volgenden morgen , wederom na zyn<br />

huis te gaan, indien hem dit goed dacht (d):<br />

eene<br />

I3ffte ftuk, inzonderheid bl. 1176. Indien men deeze<br />

Bladen niet heeft, kan men dit ftuk , 't welk wederom<br />

afzonderlyk gedrukt is, by den Heer RICHARD<br />

te Gottingen byzonder bekomen.<br />

t


§. i97« OVER DE HOOGE FEESTEN. 14?<br />

eene vryheid , die misfehien daarom moest<br />

gegeeven worden , om dat , zoo de Ayrenmaand<br />

in het een of ander Jaar wat laater<br />

kwam, by voorbeeld, wanneer hec eerst op<br />

den 17. April Nieuwe Maan was, en dus de<br />

eerfte dag van het Paafchfeest op den eerden<br />

Mey kwam, om dac, .zeg ik, in zulken gevalle<br />

de Oogst in het zuidelykst gedeelte van<br />

Palseftina , geduurende hec Paafchfeesc zyn<br />

begin nam. In dit geval wilde de Wetgeever<br />

de Israëliten niet beletten , om hunne<br />

Vruchten in te oogden.<br />

2. Naa verloop der bovengemelde zeven Oogstweeken<br />

, of met andere woorden , op den<br />

vyftigften dag , te rekenen van den zestienden<br />

der eerfte maand , moest het Pinxterfeest,<br />

insgelyks zeven volle dagen lang, gevierc<br />

worden. Dit was eigenlyk het Oogstfeest<br />

, waarop men Godt voor zyne weldaadigheid<br />

in den Oogst betoont, moest danken<br />

, en Hem de Eerstlingen van hec brood<br />

brengen , het welk van het nieuwe Koorn<br />

gebakken was (0).<br />

3, Het Loof-hutten-feest was het Dankfeest<br />

voor de inzameling van Boomvruchten en<br />

Druiven: hec zelve moest op den avond naa<br />

den veertienden dag der zevende Maand ,<br />

(omtrent onze October,) (£) beginnen ,<br />

en<br />

Ca) Exod. XXIII. vs. 16. Levit. XXIII. 14-21,<br />

Num. XXVIII. vs. 26 31.<br />

(b) Commnwiii 4s Mtnfibus HeftmWj §• 4»<br />

K $


4 f i §. 197. OVER DE HOOGE FEESTEN.<br />

en volle zeven dagen lang (a ) toe den eenentwintigden<br />

naamlyk , duuren ; waar by<br />

dan noch de achtde dag moesc gevoegt worden<br />

, die , zo ik my niec bedriege , in de<br />

oudde tyden , en volgens de inftelling van<br />

Mofes , het Feest der Wynpersfe ( Keiter -<br />

test) zal geweest zyn. Geduurende dit<br />

Feest, hielden de Israëliten hun verblyf in<br />

tenten of hutten , die van takken gevlogten<br />

waren; het welk in de warmde plaatfen van<br />

Palardina , wegens de zagcheid van hec Weder<br />

, zeer wel geleideden konde.<br />

Men moet zich hier wachten voor het wonderly!'<br />

denkbeeld , het geen men fomtyas uit onze hooge<br />

Feesten van drie dagen (b ) ontleent, en op die der<br />

Israëliten , dewelke zeven dagen duurden , overbrengt<br />

; dat naamlyk geduurende al dien tyd het<br />

werken verbooden geweest is. Men befpeurt al by<br />

onze Feestdagen , hoe vermoeijend en drydig mee<br />

de menfehlyke natuure eene gedwonge onthoudin;.<br />

van arbeid zy , wanneer dezelve langer dan éénen<br />

dag duurc. Hoe veelen zyn 'er , weiken die drie<br />

dagen zeer lang vallen , zoo dac zy al wederom na<br />

den dag, waarop hun hec werken vry daar, verlangen<br />

? De Predikanten verhaalen dit fomtyds op<br />

den<br />

~ Ca) Exod. XXIII. vs. i6. Levit. XXIII. 33-44.<br />

Num. XXIX. vs. 1 — 39.<br />

O) Het Kers- Paafch- en Pinxter-Feest worde in<br />

Duitfchland drie dagen lang gevierd, hoewel thans<br />

in de meeste plaatzen, zoo als noch voor weinig jaaren:<br />

in Denemarken , de derde Fee6tdag afgelchaft<br />

is. Vert.


$. 197-. OVER DE HOOGE FEESTEN, 149<br />

den preêkftoel, en beftraffen hec \ maar zy zullen<br />

de menfchlyke natuur niet veranderen , al is hec dac<br />

zy tegen dezelve uicvaaren ; en het is hun begrip<br />

van de Zedenkunde alleen, 't welk drie dagen lang<br />

verbied ce arbeiden , waar door dergelyke Feesten<br />

hem , die dezelve naar den letter zoekc ce vieren ,<br />

toe eenen last worden. Maar indien men zich zeven<br />

of achc dagen lang van allen arbeid had raoecen<br />

onchouden , hoe onverdraaglyk zoude deeze lasc<br />

geweest zyn, hoe zeer zou zulk een Feest naar eene<br />

ftraffe gezweemt hebben ? Zoo zal een wreedaarc<br />

by voorbeeld , die op eene konftige wyze zyne<br />

wreedheden oefenc, wanneer hy van de onverdraaglykheid<br />

van een werkeloos leeven een denkbeeld!<br />

heeft , en recht weec , hoe hy pynigen vnoete „<br />

zyne gevangenen niet in een Werkhuis, maar in<br />

eéne gevangnis opfluiten, daar hun geen arbeid geoorloofc<br />

is. Die zevendaagfche Feesc zoude niets<br />

anders dan eene korte ftraffe van die zelfde natuure<br />

geweest zyn.<br />

Dergelyke , met de menfchlyke natuure zoo ftrydige<br />

Feesten , hebben fommige ongeleerde Geestlyken<br />

, die de menfchen niet kenden, (uitmisverftand<br />

der Wetten van Mofes , dewelke zy door<br />

eene andere dooling in de huishouding des Nieuwen<br />

Testaments zochten over te brengen,) uitgedacht ,<br />

en in hunne Zedenleere gevlogten ; maar Mofes<br />

is 'er ten eenenmaale onfchuldig aan. Hy verdeelde<br />

de zeven dagen van zyne Feesten op deeze<br />

wyze («):<br />

1.) De<br />

(A) Exod. XII. YS. 16. Levit. XXIlL vs» 7. ar.:<br />

3J. 3 ea 39.<br />

K 3


5° S' l 97- OVER DE HOOGE FEESTEÏ?<br />

I.) De eerfte en laatfte dag was een Sabbath ,'<br />

op welken men niet mocht arbeiden. Nochtans<br />

was dit verbod zoo fcherp niet, als op<br />

de weeklykfche Sabbathen; want alle arbeid,<br />

die tot bereiding der fpyze vereifcht werdt,<br />

was op den Feest Sabbath geoorlooft ( a ).<br />

Dit was noodzaaklyk , indien men niet alle<br />

zeven Jaaren tweeraaalen of den Feest - Sabbath<br />

, of den weeklykfchen , in eenen hal ven<br />

Vastendag veranderen wilde : want ieder der<br />

zes Feest Sabbathen van de drie hooge Feesten<br />

zal , binnen den tyd van zeven Jaaren,<br />

ëéns op Vrydag, en ééns op Zondag komen ,<br />

en dus den weeklykfchen Sabbath onmiddelyk<br />

voorgaan, of op denzelven volgen.<br />

t.) De overige vyf dagen daar en tegen waren<br />

werkdagen, op welken men arbeiden mocht:<br />

en naar alle gedachten hield het geheele Volk<br />

C gelyk wy in het vervolg nader zullen zien}<br />

zyne groote Jaarmarkten op dezelve, zoo dat<br />

dan op die dagen zekerlyk de meeste en drukfte<br />

bezigheden volbracht wierden. Wy vinden<br />

ten minften by Mofes niet het geringde , het<br />

welk naar een verbod zweemt, om op die dagen<br />

niet. te arbeiden , zyne handteering te oeffenen,<br />

of koopmanfchap te bedryven; en het<br />

koomt my voor , dat hy het een en ander op<br />

die dagen te uitdruklyker veroorlooft, wanneer<br />

hy by herbaalinge zegt: dat de eerfte en<br />

laatfte dag als heilig moesten (b) uitgeroepen<br />

,<br />

Ca) Erod. XII. vs. i


£. rs>7. OVER DE HOOGE FEESTEN. 151<br />

pen<br />

t<br />

en op déezen geenerlei arbeid gedaan,<br />

worden. Dit geeft zekerlyk klaar genoeg te<br />

kennen dat de vyf dagen tusfchen deeze beiden<br />

niet als heilig uitgeroepen werden, en dat<br />

het op dezelve vry ftond te arbeiden. Hec<br />

woord Chaggy waarvan Mofes zich bedient,<br />

by de inilelling der Feesten, betekent ook niet<br />

zich van arbeid te onthouden, maar het betekent<br />

by de Arabieren of eene Bedevaart doen<br />

(welke betekenis nochtans daaruit fchynt ontdaan<br />

te zyn , dat de Muhammedaanen op hec<br />

Feest der oude Arabieren , of het Feest van<br />

Muhammed, na de Cadba te Mecca eene Bedevaart<br />

moeten doen ) of rondom eenen kring<br />

gaan, dat is, eene zekere foort van omgang,<br />

die dansfend gelchiedde , rondom de Heilige<br />

Plaatze doen. Het taalkundige, 't welk hier<br />

vaa zoude kunnen gezegt worden, moet ik te<br />

deezer plaatze met ftilzwygen voorby gaan :<br />

maar , zo men de woorden, waar van Mofes<br />

t<br />

by de inilelling der hooge Feesten gewoon is<br />

zich te bedienen , GY ZULT EEN FÜEIT HOU­<br />

DEN<br />

dewyl wv klokken hebben, in plaatze hiervan werden<br />

dezelve by de Hebreeuwen , die geene klokken hadden<br />

, uitgeroepen. Noch heden ten dage worden in<br />

Turkyen , en andere Muhammedaanfche Landen niec<br />

flechts de Feestens, maar ook de Uuren dei Gebeds<br />

uitgeroepen. In groote Steden, daar men Torens!<br />

heeft, gefchiedc dit van de Torens : maar in hec Leger<br />

derTsraëliten, ten tyde van Mofes, en naderhand<br />

m de Steden, die geduurende eenen zeer geruimen<br />

tyd zonder Torens geweest zyn, moest het door Omroepers<br />

op de ftraaten gedaan worden; gelyk onder<br />

ons in het burgerlyke veelerlye zaaken door Omroepers<br />

wordea bekend gemaakt.<br />

K 4


152 §•<br />

11<br />

97' OVER. HOOGS FEESTEN.<br />

DEN (fl ) in diervoegen wilde vertaaien , dat<br />

men- de afftamming van hec woord mede in<br />

aanmerkinge nam , zoude de Verraling dus<br />

moeten luiden 1 : GY ZULT JEHOVAH EENEN<br />

DANS DOEN —. of, Gï ZULT JEUOVAH<br />

EEI\EN OMGANG DOEM.<br />

Maar , zal men nu misfehien vraagen , waarin belfond<br />

dan eigenclyk de viering van hec Feest geduurende<br />

de vyf overige dagen ? Ik verzoek by voorraad<br />

alle ftrenge Zedehleeraaren , dac zy zich niec ergeren<br />

: in Offeranden, Offer - maal cyden , en<br />

Dansfen , waarby plechcige liederen op de Godcheid<br />

en haare Weldaaden den Allerhoogften coegezongen<br />

werden ; in Vermaaklykheeden dus, die mee den<br />

Godcsdienst verbonden , door den zeiven beteugelt,<br />

befchaafder gemaakt en geheiligt waren. Van deeze<br />

natuure was het vieren der Feesten by de oude<br />

Volken in het algemeen , zelfs de Heidenen niec uitgezonden<br />

, met dit onderfcheid nochtans , dat de<br />

Verdichtfelkunde (Mythologie') ons, van daar, ce<br />

veele fchandelyke dingen van de verfierde Godcheden<br />

verhaald , waar van hec gevolg was, dac de vermaaklykheden<br />

op hunne Feescen niec alleenlyk door den<br />

Godcsdiensc niet binnen de paaien van eerbaarheid gehouden<br />

wierden, maar zelfs in eenen eigenlyken zin,<br />

door middel van zulk eene affchuwlyke Godenleere ,<br />

tot ongebondenheid overfloeg.<br />

Vooreerst dan [heb ik gezegt, dat de hooge Feesten<br />

der Jooden geviert werden , door Offeranden en ]<br />

Offer - maaltyden. Men zal zich uic het voorgaande<br />

herinneren , dac de cweede tienden en [tweede] eer-<br />

ftelin-


§. 107- OVER DE HOOGE FEESTEN. 153<br />

[telingen toe Offeranden moesten gebruikt worden ,<br />

(•§. 192, 193.) ; maar dewyl men nergens anders,<br />

als ter plaatze van het Heiligdom , zyne OfFeranden<br />

mocht brengen , konde een Israëliet, wiens woonplaatze<br />

van het Heiligdom eenigszins afgelegen was ,<br />

zich van deezen plicht niet anders kwyten , dan wanneer<br />

hy derwaarts heen ging; en door de gezegde<br />

Wetten was 'er al by voorraad zorge genoeg gedraagen<br />

, dat ieder Israëliet, die iets te vertienden had ,<br />

dat is iedereen , die flechts niet ten eenenmaale behoeftig<br />

was , niet eerst door 'langduurige zuinigheid<br />

behoefde op te leggen , het geen hy tot zyne Offermaaltyd<br />

gebruiken wilde. Hy konde 'er, wel is<br />

waar, het zy door eene gelofte of anderszins , noch<br />

andere vrywillige OfFeranden byvoegen ; maar, al<br />

deed hy dit niet, moest hy evenwel Offer-maaltyden<br />

aanrichten , om zyne Lerstlingen en Tienden te verteeren.<br />

Op deeze wyze beftond het Feest uit dagen<br />

van vrolykheid , in welke men Gasten noodigde , of<br />

ten Gastmaale genoodigd werdt, en de Armen en<br />

Lyfeigenen zelve moesten aan deeze vrolykheid deel<br />

hebben. Dit werdt Deut. XVI. vs. 11 —17. met<br />

ronde woorden eerst van het Pinxter- en Loofhutten-<br />

Feest , en vervolgens van alle drie Feesten bevolen ;<br />

en wanneer 'er vs. 2. van dat zelfde Kapittel gezegd<br />

wordt: Gy zult den Heere uwen Godt het Paafcb -<br />

Offer flachten , op die plaatze , die Hy tot zyne<br />

JVooning verkiezen zal, van Schaapen, Bokken en<br />

Runderen, is het zeer zichtbaar, dat hier niet flechts<br />

van het Paafchlam gefproken wordt , maar dat 'er op<br />

het Pasfa-feest , buiten die, noch andere Offeranden<br />

moesten gebracht worden. Men zie ook 2 Chron.<br />

XXXV. 7. 9. 12. Noch ééne byzonderheid moet ik<br />

hier by aanmerken: Mofes noemc het houden van<br />

K 5<br />

deeze


m<br />

*54 §• iP7' OVER DE HOOGE FEÏSTEN.<br />

deeze Maaltyden in zyne Wetten doorgaans , ZICH<br />

VOOR JEHOVAH VERHEUGEN Deut. Xll vs. 7—»S<br />

XIV. 26. XVI. 11. 14, 15. XXVI. 11, XXVII. 7.'<br />

en hy voegt 'er noch wel by , om het oogmerk deezer<br />

ingeflelde Feest offeranden te zichtbaarer te maaken<br />

, DAT MEN ZICH TUSSCHUN ZYNEN 4K5KID VOOR<br />

JEHOVAH VERHEUGEN MOEST , dat is. den arbeid van<br />

den overigen tyd des Jaars door deeze èrdiykè M :1-<br />

cyden afbreeken , en zich denzelven doo- hec genoegen<br />

deezer Feest-dagen gemakJyker maaken.<br />

Dac het doen van danfen, by welke men Lof-lie.<br />

deren zong , van oude ryden af ééne der byzonderheden<br />

, die by het vieren van Feesten onder, jde Hebreeuwen<br />

in gebruik waren , geweest is , -.veeren wy<br />

zelfs uic hec verhaal van A lofes. Zoo ras de Kinderen<br />

Israëis door het Roodc Alcir géyfpkken waren.,<br />

zongen de Israè'licifche Vrouwen by eenen plechtigen<br />

dans het Lof-gezang , 't welk by die ge^geubejd vervaardigt<br />

was, en Mirjam voerde, met de J .u/e (a)<br />

in haar hand , den dans aan. Exod XV. vs. 20, 21.<br />

Toen<br />

CA) Ik gebruik de Spaanfche henaaming van die<br />

Speeltuig, die uit het Arabifch afdamt, en die alleen<br />

de zaak op eene voldo.ndc wvze uitdrukt. Adufe ,<br />

in het Hebreeuwfch ftfl ( Too'f) is geen Ketel-trom<br />

zoo als wy hebben , die zekerlyk voor een Vrouwsperfoon<br />

niet zeer genjaklyk ZVB wude , maar een vel<br />

het welk tusfchen eenen mètaalen Hoep gefpannen<br />

•was ; op welk fpeeltuig de Vrouwen met ééne hand<br />

floegen , terwyl zy hetzelve met de andere vast hielden.<br />

Aan dit fpeelruig hingen fchellen, die by het<br />

omdraaven van het zelve geluid gaven. In R*U*»EL<br />

zyne Natural Hijiory of Altppo, vindt men pag. 94.<br />

meer van deeze Adufe, en zelfs de Af beelding daar<br />

van op de 4de Plaat.


§. ip7- ° V E R D E HOOGE FÉÉSTEN. '155<br />

Toen de Verbonds-Arke na Sion gebracht werdt,<br />

danste David, hec geen IVlichal hem euvel duidde ,<br />

^ Sam. VI. 16. 20—-22. en de Zangeren en Snaarenfpeelers<br />

waren van wederzyde met Maagden omringt,<br />

die op de Adufe floegen , Pf., LXVÏII. 26. Waarfchynlyk<br />

hébben dezelve daar by ook gedansr. Hec<br />

Feest, het welk niet verre van Silo gehouden werdt,<br />

cn door den Maagdenroof der Benjamken , die daar<br />

by voorviel, bekend is, Recht. XXI. vs. 19 — 23.<br />

beftond insgelyks in eenen Dans: de jonge Dochters<br />

uit Silo waren op eene zekere plaatze in het Veld by<br />

eikanderen gekomen om te dansfen , en werden daar<br />

door de Benjamiten , die zich achter de Wynbergen<br />

verborgen hadden , overvallen en gefchaakc ( a ).<br />

§. 191.<br />

(a) Den Israëliten werdt derhalven inderdaad bevolen<br />

te dansfen , wanneeer Mofes hun in den naame<br />

van dodt gebood : Gy zult Jebovab een Feest houden ;<br />

en een Israëliet kon dergelyk een gebod, volgens zyne<br />

Zeden, en het gebruik zyner fpraake , niet anders<br />

dan op deeze wyze verftaan, dat 'er op eene plechtige<br />

wyze moest gedanst worden. Het is dan zekerlyk<br />

te meer te verwonderen , dat fommige barfe en al te<br />

ftrenge Godtgeleerden , in de dagen des Nieuwen<br />

Testaments , het dansfen als zondig veroordeelen.<br />

Veele dingen konden den Israëliten , wegens de hardigheid<br />

hunner harten, in eenen burgerlyken zin veroorlooft<br />

zyn, fchoon dezelve door eene gezonde Zedenkunde<br />

gewraakt wierden; maar indien Mofes inderdaad<br />

een Godtlyk Gezant, en geen bedrieger ge-<br />

• weest is, dan kan niets van het geen hy gebood, niets<br />

van het geen tot den Godtsdienst der Israëliten behoorde<br />

, misdaadig geoordeelt worden.<br />

Het zy my geoorlooft, 'hier gewag te maaken van<br />

zekere Vraage , die my fomtyds voorgeftelt is, wanneer<br />

ik deeze Aanmerking tegen hen, "die het dansfen<br />

af-


F<br />

£5 S- l 9$' HET OOGMERK DER FEBSTEÏÏ.<br />

• *» %. 198.<br />

Staatkundige Gevolgen , Oogmerken , ÉK<br />

i'ef A T «J cfer Feesten.<br />

Uit het gcen/wy tot dus verre gezegd hebben ,<br />

aan , dat dc drie Jaarlykfche Feesten voor de'<br />

Israafkcn<br />

rdcn , heb ingebracht. Men vroeg naamelyk:<br />

Hebben eertyds perfobnen van beide geflacbten ook met e<br />

hameren gedanst, of dansten misfcbien Mannen en Vrouwen<br />

afzonderlyk ? • Ik verftond waarlyk in den beginne<br />

het oogmerk deezer Vraage niet . maar naderhand<br />

hoorde ik , dat men de ongeoorjooftheid van het danfen<br />

eigéntyk deed beftaan in het verwekken vanbooze<br />

lusten , inzonderheid veroorzaakt door hec aanraaken<br />

der handen , en dat men hetzelve aanmerkte als met<br />

ontucht des harten verbonden. Ik ben, wel is waar,<br />

van gedachte, dat dit vry wat meer zoude bewyzen,<br />

dan de vyanden van hec dansfen daarmede voo.- hebben<br />

te bewyzen; naamlyk het zou bewyzen dac geene<br />

Mans- en Vrouwsperfoonen in ééne en dezelfde Kerk<br />

mogen gaan, dewyl ook daar dikwerf onkuifchheid in<br />

het hart gepleegt wordt; of dac het zelfs onbetaamlyk<br />

zy , met een perfoon van het ander geflacht te wandelen.<br />

Daar my deeze Vraage zo dikwerf is voorgekomen<br />

, zal ik hier het antwoord byvoegen 'c welk<br />

ik gewoon ben op dezelve mondeling re geeven.<br />

1. ) Daar wy van eene zaak fpreeken, die tot zulk<br />

eenen vroegen tyd behoort , en van welken wy<br />

geene nauwkeurige berichten hebben, kan ik met<br />

geene zekerheid beflisfen , of Lieden van beide<br />

gedachten, in de eerfte tvden , al dan niet, met<br />

eikanderen gedanst hebben. Maar nochtans<br />

2. ) Dit is uit 2 Sam. VI. 16-21. en Pf. LXVIIk<br />

25-- 27. onbetwistbaar, dat het ééne geflacht by<br />

de dansfen van het andere tegenwoordig geweest<br />

is.


§. ig%. HET OOSIJÏERK DER FEESTEN. 157<br />

Israè'liten tyden van Verlustiginge waren , langer<br />

van duin -<br />

dan de Weeklykfche Sabbathen , en den<br />

Volke<br />

is , en dezelve heeft aangezien ; ja dat Jonge<br />

Dochters daarby op de Adufe floegen , en ryen<br />

van Mansperfoonen in haar midden hadden. Die<br />

was buiten twyfel even zoo wel in ftaatom<br />

ongeoorloofde begeertens gaande te maaken , als<br />

gemeenfehaplyke dansfen.<br />

3.) Indien het zoo zeker en onvermydelyk was<br />

s<br />

dat het dansfen onkuifche gedachten veroorzaakt,<br />

als fommige vyanden van het zelve ons willen<br />

doen gelooven ; zoude in eene zoo warme Inentftreek<br />

, als Palaeftina , hec gevaar zekerlyk nocb<br />

veel grooter geweest zyn , wanneer Mansperfoonen<br />

met Mansperfoonen , dan wanneer de beide<br />

Sexen met eikanderen dansten. Het eerfte konde<br />

zelfs onnatuurlyke lusten ontfonken , terwyi<br />

hec laatfte de dansfers alleenlyk in gevaar bracht<br />

van eene mindere zonde, of by ongehuwde lieden<br />

wel eene hevige, maar nochtans eene geoorloofde<br />

liefde, die in een Huwlyk konde emdi.<br />

gen , veroorzaakte.<br />

De Vraag behoort eigenlyk tot de Zedenleer, maar<br />

dewyl de geopenbaarde Zedenleer in dit geval haare<br />

gronden , waarop zy befiisfen zal , uit het Mofaïfch<br />

Éccht ontleenen moet, zal men my deeze buitenftap<br />

te goede houden; te meer, dewyl ik van oordeel ben,<br />

dat het Verbod van dansfen , het welk thans onder<br />

de Godtgeleerden zoo gemeen wordt, en noch voor<br />

vyftig Jaaren, als een kenmerk der • Piëtisten werdt<br />

aangezien, zeer kwaade gevolgen ce weege brengt,<br />

voor zoo verre het zelve , inzonderheid in de huizen<br />

der Grooten , het geweeten der Kinderen ontrusc ,<br />

en dezelve al vroeg gewent , om uic gehoorzaamheid<br />

jegens hunne Ouderen , of uit vreeze van befpoc te<br />

worden , opzetlyk en met vooibedachten raade tegen<br />

hujhe overtuiging te werke te gaan.


158 §. 198. HET OOGMERK DER FEESTEN.<br />

Volke noch boven deeze ter uitfpanninge gegunt.<br />

Zeven dagen tot dat einde bedeed , zyn eene verkwikking<br />

voor lichaam en geest; en men fchynt<br />

naa dezelve, als het ware, van nieuw op te leeven.<br />

Zy zyn dienftig voor de gezondheid des lichaams;<br />

en het geitel van iemand, die van zyne jeugd af<br />

aan zich nu en dan met dansfen vrolyk gemaakc<br />

heeft, zal fterker en vlugger zyn , dan van hem ,<br />

dien altoos één en dezelfde arbeid heeft bezig gehouden<br />

: deeze laatfte zal door dat middel , wel<br />

is waar, tot dat byzonder werk dubbele krachten<br />

bekomen , maar ondertusfchen ftyf, tot allerleije<br />

andere beweegingen des lichaams onbekwaam, en<br />

genoegzaam Jam worden : eene aanmerking , in<br />

welke hec geoeffendfte foort van Geneeskundigen<br />

mee Werf-Officieren , door eene zelfde ondervinding<br />

geleerd , zullen overeenftemmen. Daarenboven<br />

wordt de Geest door fooregelyke Feesten opgeruimder<br />

en vrolyker : men keert met grooter lust<br />

en meer vaardigheids , tot Zynen voorigen arbeid<br />

weder, wanneer men ééns , geduurende eene geheele<br />

week, op eene betere wyze dan men gewoon<br />

was , geleeft heeft; iets , het welk zekerlyk niet<br />

altoos behoort te duuren , maar in eenen eigenlyken<br />

zin een Feest zyn moet. Het fchynt over het<br />

algemeen , een der Oogmerken van het Mofaïfch<br />

Recht te zyn , te bezorgen , dat ieder die leeft ,<br />

by de veelvouwige ongemakken , ook fomtyds het<br />

vermaak des Jeevens fmaake , en dat zelfs de armften<br />

onder het Volk , waar onder ik ook de Lyfeigenen<br />

telle , daar van niet uitgeflooten wiarden ;<br />

want ook voor deeze droeg de Wetgeever zorge<br />

by het inftellen der Feesten. De woorden dfe ik<br />

eens, zonder aan eenige Geleenheid of Mofaïfch<br />

Rech t


§. 198. HST OOGMERK DER FEESTEN. 159<br />

Recht te denken , in zeker Gedicht (


ifjo §. 198. HET OOGMERK DER FEESTER.<br />

Behalven die Ooginerk had de Inilelling der drie<br />

hooge Feesten , noch op meer dan ééne wyze, invloed<br />

in het gemeene welzyn. Het gewichtigst<br />

voordeel, het geen de Wetgeever buiten allen twyfel<br />

bedoelt heeft, was , dat het geheele Volk onderling<br />

meer verbonden wierdt, dat men eikanderen<br />

als Landgenooten en Broeders leerde liefhebben<br />

, en dat zy niet zoo gemaklyk , ten minden<br />

niet voor altoos , in veele kleine Staaten konden<br />

gefmaldeelt worden. Het Volk bedond , zoo als<br />

wy reeds §. 4Ó en 47. gezien hebben , in twaalf<br />

Stammen , waar van ieder , om zoo te fpreeken ,<br />

een Gemeenebest op zich zeiven uitmaakte , en<br />

fomtyds vry wat yverzucht bezat over de andere<br />

Stammen. Hier door zoude het ligtelyk hebben<br />

kunnen gebeuren , dat de eene Stam den anderen,<br />

(volgens de oude, nauw bepaalde, liefde voor zyn<br />

eigen Vaderland) had beginnen te haaten, en dat<br />

hec<br />

Dis Volk wiinjcht nur ein Fefi, nur dreyer Tage<br />

Lust,<br />

Die ibm Jein Gott befieblt. Fern deinen Zwang<br />

zu brecben<br />

Frobnt dirs das ganze Jabr, dein ftrenges Sclaven<br />

baus,<br />

Nimmt nicht einmabl den Tag des Heiligen Sabbaths<br />

aus.<br />

Kannst du die kurze Lust dem Sclaven aucb<br />

verjagen ?<br />

Misgönst du ibm , dasz er in drey vergnügten<br />

Tagen ,<br />

Des Lebens probe Jebmekt , und denn viel zu be<<br />

glückt,<br />

Auf evoig dient ? ——— — .<br />

Ven.


§. io8. HET OOGMERK DER FEESTEN, 161<br />

het eindelyk tot eene ganfche verdeelthcid en affcheidinge<br />

gekomen was. Dit onheil werdc, door<br />

de Jaarlykfe Feesten, zoo veel mooglyk, voorgekomen.<br />

Wanneer alle Israëliien jaarlyks ter verrichtinge<br />

van hunnen Godtsdienst , zoo wel als om<br />

zich te vermaaken , op ééne plaatze vergaderden ,<br />

leerden zy eikanderen beter kennen , en het konde<br />

niet anders zyn , of'er moest by deeze gelegenheid<br />

Vriendfchap gemaakt worden. Het is eene Aanmerking<br />

, die reeds lange bekend geweest is, dac<br />

du het gemaklykst by het houden van Maaltyden<br />

gefchieden kan , en dat men by die gelegenheid<br />

zelfs dikwils het een of ander klein misnoegen ,<br />

het welk men tegen anderen bad , zal vergeeren<br />

of uitwisfchen. Men vindt eens , op eenen vrolyken<br />

dag , genoegen in iemands gezelfchap , ; men<br />

verlangt meermaalen na dit genoegen , men zoekc<br />

zyu gezelfchap, en zie hier den grondflag tot vriendfchap<br />

gelegt, eer men het byna zelf wist. 'Er wa ;,<br />

wel is waar , eigenlyk maar alleen gebooden , dac<br />

alle Mansperfoonen op hec Feest verfchynen moesten<br />

: maar een Vader deed zyne Dochteren hec vermaak<br />

ook wel aan , van dezelve op een Feest, hec<br />

welk in dansfen en Maaltyden belfond, mede ce<br />

neemen ; en op deeze kreeg men de Schoenheden<br />

uic alle Stammen te zien. Die moesc natuurlyker.<br />

wyze gelegenheid geeven tot onderlinge Huwlyksverbintenisfen<br />

; door welke het belang van Huisgezinnen<br />

, die toe onderfcheidene Stammen behoor-,<br />

den, al meer en meer verbonden , en twaalf kleine<br />

Volken , niet meer alleenlyk in den naame, maar<br />

in der daad, en door burgerlyke verbintenisfen ,<br />

tot één groot Volk gemaakt werden.<br />

IV. Deel L Indiej


Indien bet gebeurde, dat 'er afgunst onder de<br />

Stammen gebocren werdt, of ook dac zy, gelyk<br />

dit nu en dan is voorgevallen , in eenen burgerlyken<br />

Oorlog geraakten , dan was de gemeenfchap-<br />

Jyke plaatze van Godtsdienst en verlustiginge een<br />

middel om te verhoeden , dat 'cr niet zoo gemaklyk<br />

eene ganfchlyke verdeeltheid onder htn konde gevonden<br />

, noch zy tot twee of meer geheel afzonderlyke<br />

Staaten gemaakc worden , en zo die al eens<br />

gefchied was, gaf die middel alcoos wederom gelegenheid<br />

, om dezelve te heréénigen. Dit is met<br />

de waarheid zoo overéénkomfHg, dat de afzondering<br />

der tien Stammen van dien van Juda , ten tyde<br />

van Rebabeam en Jeroboam , niet eens van eenigen<br />

duur zoude hebben kunnen zyn , indien Jeroboam<br />

niet een gedeelte der Weccen van Mofes had afgefchaft.<br />

Hec is alcoos bewys genoeg voor de Wysheidder<br />

Weccen, indien hec onheil, hec geen zy<br />

zoeken voor ce komen , zonder aflcHaffihg derzelver<br />

onmogelyk fchynt ce kunnen plaatze vinden , en<br />

indien hy , die den Staat verwoesten cf ombinden<br />

wil, eerst' eene Godtsdienfiïge inilelling moet uit<br />

den weg ruimen ; het geert nochtans niec gemaklyk<br />

gefchieden kan , zonder de gemoederen des Volks<br />

te verbitteren of in beweeginge te brengen. Jeroboam<br />

voorzag met geringe moeite , dat de Tien<br />

Srammen zich den eenen of anderen tyd Wederom<br />

mee de Stamme van Juda zouden vereenigen , en<br />

zich der Heerfchappye van hunnen Wettigen Koninge<br />

uit hec geflacht van David onderwerpen , indien<br />

zy voortvoeren op de hooge Feesten na jerufalem<br />

te trekken , het geen hun , wegens den lïilftand<br />

van wapenen , op de heilige plaatze een tyde<br />

der Feesten, zeer wel zoude veroorlooft geweest<br />

i<br />

ICJ2 $. 198. HET OOGMERK DER FEESIEN.<br />

zyn.


§. 198. HET OOGMFRII DER FEESTEN. 163<br />

zyn ( a~). Hy verbood daarom , om zyn gezag te<br />

beveiligen , en die abondering aitoosduurende' ce<br />

maaken , de jaaflykfche Tochcen na Jerufalem , en<br />

fchikce, het geen lynrecht tegen de Wee van Mofes<br />

liep , in zyn Land cwee plaatzen voor den Godtsdiensc<br />

; op welke plaaczen , Wat meer is, om<br />

de neiging der israè'liten tot Beeldendienst te ftreclen,<br />

wel de waare Godt, maar nochrans onder hec<br />

beeld van een gouden Kalf , gediend werdt: ja,<br />

om noch zekerer ce gaan , verfchikte hy het Loofhutten-feest,<br />

en naar alle gedachten ook de andere<br />

Feesten , doende hetzelve eene geheele maand laater<br />

vieren, dan Mofes bevolen had (c); waarby<br />

hy misfehien tot een voorwendfc-1 gebruikte , dat<br />

de Oogsc en Druiven- zameling in dat gedeelte tan<br />

zyn land , hec welk beneden den Libanon lag , en<br />

tusfchen hec gebergte liep , fomtyds wat laater viel<br />

dan in de overige plaatzen van Pala?Hina. Wy vinden<br />

eene foortgeiyke list, die tegen eené feilde<br />

Wee aangaat, in de gefchiedenisfe der Arabieren ,<br />

een Volk, hec welk mee de Israëliten hec naast vermaa^fchapt<br />

is , en met dezelve in zeden h°c meest<br />

overeen koomc. Een Kalif uic hec Gefiaehc van<br />

Ommija, WALID ABDULMELK génaamc, worde<br />

naamlyk befchuldigt, dat hy aan zekére Mofches te<br />

Jerufalem groote onkosten gedaun Leef;, mfet oogmerk-,<br />

om zyne Onderdaanen van ds Bèd'évaart hl<br />

Mekka afcetrekken , op dat zy daar niet met hoögachtinge<br />

voor het nageflachc van den Propheet in-<br />

O) §• óf.<br />

(&) 1 Kon. XII, vs. 27 — 30,<br />

(cj 1 Kon, XII, vs, 33.<br />

L a<br />

. /<br />

geno-


1Ö4 §• ip8. HET OOGMERK DER FEESTEN.<br />

genomen , en daarentegen van dat van Ommija afkeerig<br />

gemaakt wierden. AIÏULFEDA , die dit verhaalt<br />

( a ) , bedient zich daartoe van dezelfde uitdrukkingen<br />

, met welke hy op eene andere plaatze<br />

de Staatkunde van Jeroboam in het verbieden der<br />

Jerufalemfche Feesten befchreeven heeft (£). Het<br />

Inoec derhalven zeer natuurlyk en zichtbaar zyn,<br />

dat zulk eene gemeenfehaplyke plaatze tot het houden<br />

van Feesien veel vermoogen heeft, om dergelyke<br />

(taalkundige fcheuringen of voor te komen of<br />

'te geneezen : cn een Wetgeever, die gaerne twaalf<br />

kleine Volken , op eene beftendige wyze tot één<br />

groot Volk wilde vereenigen , konde tot dat einde<br />

geenen beteren weg infiaan , dan dien Molls op<br />

Gudis bevel heefc ingeflaagen.<br />

'Er is noch een ander gevolg uit deeze Feesten<br />

voort^evloeit , van het welk ik nochtans met geene<br />

zekerheid wil beweeren , dat Mofes daar aan gedacht<br />

heeft. Godt,.die hem ingaf welke Wetten<br />

hy de Israëlitèn moest vaorfchryven , overzag buiten<br />

twyfel alle de voordeden , die zyne Wetten in<br />

vervolg van tyd zouden te wege brengen , en Hy<br />

bedoelde dezelve , al ware hec ook , dat Mofes<br />

daar van ten eenenmaale onkundig was. Dan hoe<br />

dit zy , het gevolg , waar van ik thans fpreeken<br />

wil , betrof den binnenlandfchen Handel der Israëten.<br />

Uic jaarlykfche Godtsdienfh'gé byeenkomden<br />

der Inwooneren van een Land op zekere plaatze ,<br />

ontdaan doorgaans , zonder dac men die eigentlyk<br />

bedoelde , Jaarmarkten , en binnenlandfche Koop-<br />

ban-<br />

Ca) Mulfedes Tabulce Syrix , pag. 10, 11,<br />

C&) L> c. pag. 8f.


§. 198. HET OOGMERK DER FEESTEN. t5j<br />

handel : want, om 'er dit thans alleen van te zeggen<br />

, Kooplieden , die fchrander en opmerkzaam<br />

genoeg zyn , om te zien welke goederen het best<br />

gecrokken worden , zullen daar heen trekken , om<br />

'er hunne Waaren veil te bieden. Dat de Jaarmarkten<br />

in Duitfchland het allereerst op die wyze<br />

ontdaan zyn , blykt uit den naam Misfe, dien de<br />

voornaamlten van dezelve noch tegenwoordig draagen.<br />

Men deed misfehien op zekere plaatze , en<br />

zekeren bepaalden dag, ter gedachtnisfe van deezen<br />

of geenen Heiligen , in de oudde Roomfche<br />

tyden eene Misfe ; ( by voorbeeld des Woensdagsna<br />

Paasfchen op het Ezels - veld by Querfurt, dus<br />

genaamd van zekeren Ezel , die in de Kerklyke<br />

Gefchiednisfe bekendis) (a). Dewyl'er op die<br />

plaatze eene groote menigte van menfchen by één<br />

kwam , ter veirichtinge van hunnen Godtsdienst,<br />

lieten 'er zich ook Kooplieden vinden, die allerlëie<br />

Goederen te koop hadden ; en dus ontdond uic<br />

eene Misfe , die door eenen Roomfchen Priester<br />

gedatm werdt, het geen wy thans in de taaie der<br />

Koop*<br />

(a) Waarfchynlyk wordt hier gedoelc op den<br />

Ezel van den H. Antonius van Padua. Onder de<br />

Wonderwerken van deezen Antonius wordt naamlyk<br />

verhaalt, dat hy op zekeren tyd, om de Leere der<br />

Trans fubliantiatie te bewyzen , eenen Ezel , door<br />

honger vermagert, voeder liet voorzetten, maar denzelven<br />

teffens beval , aan eene Hoftie , daar tegenwoordig,<br />

eerbied te betoonen , het welk, dus luidt<br />

de Vertelling , den Ezel terdond met kniebuiginge<br />

deed , zonder in het minde het voeder aan te raaken.<br />

Nochtans beken ik niet te weeten , of men dit<br />

.houdt op hec Ezels - Veld by Qjaerfyrt aefchied te<br />

zyn, Vsrt.<br />

h 3


l6(> §. HET OOGEMRK DER FEESTEN.<br />

Kooplieden eene Misfe noemen. Op deeze wyze<br />

heeft Dui-fchland aan zekere , wel niet van Godt<br />

geopenbaarde , maar alleenlyk van menfchen uitgedachte<br />

Godtsdienftigheid , of Godtsdienftige byeenkomst<br />

, een groot gedeelte van zynen handel<br />

en koopmanfchap te danken , die noch ftand gehouden<br />

heeft, niettegenftaande nu byna geen Ongeletterde<br />

meer weet, waarom de groote Jaarmarkt,<br />

die zoo nuttig is , de Misfe genaamt worde (a).<br />

By de Muhammedaanen hebben foortgelyke Feesten<br />

eene zelfde uitwerking gehad. Óndanks de<br />

moeilykheid der reize door de Woestyne , en het<br />

gevaar van Rooveren , waar voor de Karavaanen<br />

te vreezen hebben ; niettegenftaande de groote onverdraagzaamheid<br />

van hunnen Godtsdienst , die<br />

geenen Onbefneedenen , zonder gevaar van befneeden<br />

(a) Men ziet deezen oorfprong der Jaarlykfche<br />

Markten niet minder duidelyk in de benaaminge , die<br />

wy gewoon zyn daar aan te geeven, Kermis; waarfchynlyk<br />

zoo veel als Kerk-mis betekenende : ten<br />

zy men met anderen liever Keersmis leeze , en aan<br />

het Feest der Verfchyninge denke , door last vaa Paus<br />

Pelagius en Keizer Juftiniaan den Ëéfften ingefteld,<br />

en op bevel van Sergius en Juftiniaan den Tweeden<br />

onder anderen door ori'tfteeking eener groote menigte<br />

van Kaarsfen geviert, waarvan ook dit Feest Marien<br />

Ligtmis genaamt wordt, dewyl men op dien zelfden<br />

dag (den 2. Fcbr.) van de reiniging van Maria in de<br />

Roomfche Kerk gcdachtnis viert. Daar is 'er , die<br />

van dit woord noch eene andere uitlegging geeven:<br />

maar hoe het zy , de naam Mis of Misfe, laat ons<br />

geenen twyffel over , of foortgelyke Godtsdienftige<br />

byéénkomften , als waarvan onzen Sehryver gewag<br />

maakt, hebben insge'yks tot onze groote Jaarmarkten<br />

de eerfte aanleiding gegeeven. Vert.


§. 198. HET OOGMIRK DER FEESTEN. 16*7<br />

fneeden te worden, toelaat te Mecca te komen ;<br />

en eindelyk , niettegenftaande de geduurig afwisfelende<br />

tyd van den Bedevaart, door hunne wonderlyke<br />

rekening naar Maan - Jaaren veroorzaakt. Alle<br />

welke omftandigbeden anders ligtlyk tot verwoestinge<br />

van eene bloeijende Jaarmarkt zouden kunnen<br />

ftrekken. En niettegenftaande dit alles, zeg<br />

ik, veroorzaakt de jaarlykfche Bedevaart der Muhammedaanen<br />

na Mecca, eene der grootfte Jaarmarkten<br />

, die 'er in de Waereld gevonden wor»<br />

den , en op welke het uiterst gedeelte van het Oosten<br />

byna met het uiterfte van het Westen , hunne<br />

Waaren ruilen en handel doen.<br />

Deeze zelfde gevolgen nu , moesten , zónder<br />

dat de Wetgeever 'er zich verder mede bemoeide ,<br />

noch in eenen veel hoogeren graad uit de Feesten<br />

der Israëliten voortvloeijen , op welke het geheele<br />

Volk te Jerufalem by één kwam ; hoewel alleenlyk<br />

met betrekkinge tot den binnenlandfchen handel<br />

, die ondertusfchen altoos de weezenlyke Tak<br />

van Negotie is. Men kan zich gemaklyk verbeelden<br />

, wat 'er natuurlyker wyze volgen moet, wanneer<br />

zoodanige Feesten eens in gebruike zyn. Ieder<br />

een zal dat geen , waarvan hy overvloed heeft,<br />

en het geen hy gaarne tot geld zoude willen maaken<br />

, mede brengen , indien het flechts eenigszins<br />

kan overgevoerd worden : daarenboven zal men ,<br />

dewyl "er veele uic dezelfde plaatze na het Feest<br />

gaan , allerlei middelen uitdenken , om het vervoeren<br />

hunner goederen gemaklyk te maaken; want<br />

voor een gedeelte zullen zy hunne Tienden, die<br />

zy op het Feest verteeren moeten , zonder ze ce<br />

verkoopea, willen raedeneemen, en zy hebben tot<br />

L 4r<br />

h u n


i63 g. 198. HET OOGMERK DER FEESTEN*.<br />

hun gemak rioch andere zaaken noodig, die een<br />

Rytuig (Vervoenuig zoude hier beter pasfen , indien<br />

dit woord fiollandfch ware , ) noodzaaklyk<br />

maaken. Dit Rytuig QPoiture is misfehien beter<br />

naam ) is in die Landen ook niet duur, want het<br />

beftaac niet in Wagens en Paarden , maar in Ezels<br />

en Kameelen , last draagende beesten van Arabien<br />

en het nabuurig Palaeftina , die tot voortzetting van<br />

den handel daar ongemeen voordeelig zyn. Het<br />

zal aan geene koopers mangelen, dewyl hetganfche<br />

Volk by één vergadert is: ook zullen 'er zich fpoedig,<br />

om hunnes eigenen voordeels wille, Kooplieden<br />

in het groot (en gros) opdoen, die de goederen<br />

van ieder in het byzonder zullen inkoopen, inzonderheid<br />

de Manufacluuren ; en zy zullen dezelve<br />

, dewyl zy op het Feest wél zoeken te leeven en<br />

geld noodig hebben , op geenen onredelyken prys<br />

houden. Iemand die iets zoekt in te koopen , zal<br />

tot op het Feest wachten , als wanneer hy eene ruime<br />

keuze heeft; en dit zal insgelyks groote Kooplieden<br />

derwaarts trekken, die hunne goederen trachten<br />

te verkoopen', en alles veil hebben , waar toe<br />

zich maar Koopers willen opdoen.<br />

Dat Mofes geene zorge gedraagen heeft, om<br />

den Buitenlandfchen Koophandel te bevorderen ,<br />

heb ik §. 39. al te kennen gegeeven, en de waarfchynlyke<br />

reden van deeze handelwyze bygebracht,<br />

die in onze handeldryvende dagen , Cdoor welke<br />

Duitfchland arm , en ten buite zyner Nabuuren<br />

wordt, gelyk men uit de Registers der Engelfchen<br />

kan zien,) zoo ongerymd fchynt: maar hec voornaamfte<br />

gedeelte van den Koophandel, waar door<br />

ieder een den overvloed van zyn Land , indien het<br />

fleches


§. IQO. LWLOED DER FEESTEN , enz. 169<br />

flechts vervoerd kan worden , tot geld maaken , en<br />

voor dat geld uit de eerfte hand bekomen kan , het<br />

geen hem ontbreekt , en op andere plaaczen des<br />

lands gevonden wordt; dit gedeelte van den Koophandel<br />

, zeg ik , moest door de Feesten der Israëliten<br />

veel levendiger zyn, dan wy het immer in Europa<br />

hoopen kunnen. Het Volk, hec welk eenen<br />

nationaalen Godtsdienst van den Allerhoogften ontfangen<br />

had, en welks Koning Godt zelf zyn wilde,<br />

had ten deezen opzichte een voordeel, het welk<br />

men by andere Volken niet verwachten kan : want.<br />

indien een waereldfch Vorst, en niet Godc zelf,<br />

zulk eene Bedevaart tot een gemeenfchaplyk Feest<br />

wilde inftellen , zoude ieder een , die maar konde,<br />

zich daar van ontflaan , of toch die reize ongaerne<br />

aanvaarden ; en indien men een Godtsdienftig bedrog<br />

te hulpe nam , zoude dit vooreerst bedrog<br />

zyn , en ten tweeden zoude het ras ontdekt worden<br />

, en het Staatkundig gebouw , het welk men<br />

door dat middel zocht op ce richten, genoegzaam<br />

van zelf inftoften.<br />

§. 199.<br />

Gewichtige invloed dor Feesten op den Almanak<br />

; mitsgaders over de wyze, op welke<br />

de misrekeningen , daar uit voortkomende<br />

, verholpen wierden.<br />

De Hebreeuwen hadden Maan - Jaaren : dit is<br />

duidelyk; want zy wisten van geene Zcnne-maanden<br />

; hunne Maanden begonnen met de Nieuwe<br />

Maan , en één van dezelve werd de Maand der<br />

Ayren genaamd: naamlyk) de eerfte in hec Jaar,<br />

L 5<br />

Exod.


'7° $• l 99- INVLOED DER FEESTEN<br />

'Exod. XII. vs. a. want by een Zonne- Jaar zoude<br />

ieder van de twaalf Maanden nu eens in hec begin,<br />

dan eens in hec einde des jaars, hebben moecen<br />

vallen.<br />

Dewyl nu een Maan - jaar omtrent elf dagen korter<br />

is, dan een Zonne-jaar, zouden zy, indien zy<br />

geene Scbrikkel - maanden gehad hadden, van hec<br />

Zonne-jaar ten eenenmaale afgeraakt zyn : het zoude<br />

hun gegaan zyn , gelyk de Turken , by welken<br />

ieder Maand alle tyden des Jaars doorloopc, en nu<br />

eens in den Zomer, dan eens in den Winter, nu<br />

eens wederom in de Lente enz. vale. Buiten twyfel<br />

baart dit veele ongemakken, 'Er knnnen door<br />

dat middel onophoudlyk veele onrechtvserdigheden<br />

gepleegc worden ; by voorbeeld , iemand die voor<br />

den tyd van drie Jaaren eenen Akker gepacht en<br />

betaalt heefc, kan daardoor den Oogst van hec derde<br />

Jaar, die hem nochtans met recht toebehoort,<br />

verliezen , wanneer het Koorn op het einde van hec<br />

derde Jaar, hec welk nu al 33 dagen vroeger komc,<br />

noch niec ryp is , en de Oogsctyd van dat Jaar al<br />

in het vierde vale , zouden alle deeze moeilykheden<br />

worden weggenomen : 'er moesc eene menjgce<br />

van febik hingen gemaakt worden , die alcoos hec<br />

Zonne jaar tot eenen grond hadden, maar die voor<br />

het Volk , hec welk in den gemeenen wandel van<br />

geen Zonne-jaar weec, zwaar om te begrypen zyn.<br />

Ook kunnen 'er verfcheidene zeer nutcige burgerjyke<br />

iriffèïhngeri, het Zaad, den Oogst, de inzameling<br />

dit Druiven , de vernieling van hec Ongedfert<br />

enz. betreffende, niec wel zoo gemaakt worden<br />

, dat zy voor ieder eenen gemaklyk om te verftaan<br />

en na te komen zyn. De gefchiednisfen van<br />

'zoo-


op D E N A L M A N A K . 171<br />

zoodanig een Volk worden, door toedoen van hunne<br />

verwarde tydrekening , duifterer , inzonderheid<br />

wanneer dezelve roet die van andere Volken, die<br />

volgens Zonne-jaaren rekenen, moeten vergeleeken<br />

worden.<br />

Hoe zal nu een Wetgeever deeze , voorzeker<br />

niet geringe , onheilen , die uit het rekenen naar<br />

JVlaan- jaaren voortvloeijen , wegneemen ? —<br />

Hy behoort dezelve afte'fchaffen , zal misfehien hec<br />

eerfte antwoord zyn , dat veelen zal invallen , en<br />

Zonne-jaaren in te voeren : en misfehien is men<br />

wel te onvrede op Mofes , dac hem deeze zelfde<br />

voorflag niec voor den geest gekomen is. Deeze<br />

voorflag zoude , ik beken hec, zeer goed zyn , indien<br />

men een cyde van Mofes flechts de waare langte<br />

van een Zonne-jaar gekent had. Dan hier haperde<br />

hec aan, cn de Sterrekunde was noch ce zeer<br />

In haare kindsheid. Her gewoone Jaar der Ouden<br />

van 360 dagen , is buicen ecnigen twist noch aan<br />

meer zwaarigheden onderhevig , dewyl hec zich,<br />

noch naar de Zonne , noch naar de Maane richt.<br />

En men vooronderftelle al , dac de iEgypcenaaren<br />

al een tyde van Mofes een Zonne-jaar van 365 dapen<br />

gekent, en het zelve gereker.c hebben , gelyk<br />

het door DIODOHÜS SICULTJS befchreeven wordt,<br />

in twaalf maanden te bëftaan , ieder van dertig daten<br />

, nïot v)f Scfo ikksl-dagen , die op het einde des<br />

'Jacrs daarv.oesten by gevoeg! worden (fl), -<br />

dan<br />

Was die Zonne-jaar nochtans veel ce gebrekkig, dan<br />

dat een Wetgeever het zelve , in plaatze van hec<br />

oude Maan-jaar, zoude hebben kunnen invoeren ,<br />

indien<br />

(a) Diodorus Sicuïüs,<br />

Libr. I, c. 49, fo,


17° §• I 0 9' INVLOED DER FEESTEN<br />

indien hy flechts van den Sterren-hemel , of den<br />

loop der Natuure zoo veel kundigheids had , dat hy<br />

de allergroflle fouten niec over het hoofd zag. In<br />

honderd jaaren tyds was die Jaar al 24 , en in vierhonderd<br />

jaaren byna 97 dagen vooruit: ja naa verloop<br />

van 1506 jaaren moesc ieder maand , en in dezelve<br />

elke dag , reeds door alle tyden en dagen des<br />

Jaars geloopen , en 'er een geheel Jaar meer zyn ,<br />

dan 'er wezenlyke Zonne-jaaren verloopen waren.<br />

Zelfs ten cyde van Csefar was de Sterrekunde noch<br />

in zoodanig eene kindsheid, dac de Juliaanfche tydrekening<br />

geenen fland houden konde , dewyf hy ,<br />

ondanks de grootfte zorgvuldigheid der toenmaalige<br />

Hemel - befchouwers, het Zonne-jaar nochtans elf<br />

minuucea te lang geffelc had , welke misflag door<br />

den cyd kan gezien en gevoelt worden.<br />

Mee is waar , Godt, die Mofes tot eenen Wetgeever<br />

der Israè'liten gezonden had , en hem met<br />

pnmiddelbaare Openbaaringen verwaardigde , kende<br />

coen reeds de juiste langce van een Zonne-jaar<br />

veel nauwkeuriger, dan immermeer eenig fierveling<br />

dezelve zal kunnen uitrekenen , ja tot op de minfte<br />

breuke van eene Secunde. Hy had dus het rechte<br />

Zonne-jaar, veel nauwkeuriger, dan wy hec ooit<br />

zullen vinden , aan Mofes kunnen bekend maaken.<br />

Dan op deeze wyze is Godt niet gewoon te handelen<br />

, maar Hy laat bet aan de naarftigheid der menfchen<br />

over , om waarheden van dien aart , die tot<br />

INatuur- of Wiskunde becreklyk zyn , te ontdekken:<br />

en Hy zoude niet goedertieren, niet gelyk een Vader<br />

handelen , die zyne Kinderen tracht op te voeden<br />

, en tot eigen nadenken te gewennen , indien<br />

Hy hun door eenen Propheet de waare lengte van<br />

een


OP DEN A L M A N A K . 173<br />

een Zonne-jaar, of andere foortgelyke waarheden,<br />

die zy zelve door oefFening kunnen ontdekken , en<br />

geene onmiddelbaare of volllrekte noodzaaklykheid<br />

voor hen hebben , bekend maakte. En waarlyk de<br />

Waereld was toen ook noch zoo weinig gevorderd<br />

in de konst om den tyd te berekenen , dat zy niet<br />

eens wisten van den dag in uuren, veel minder van<br />

de uuren in minuuten , en deeze in fecunden teverdeelen<br />

, dewyl hun het Konstwerkcuig , het welk<br />

daar toe vereifcht wordt , het Uurwerk, mangelde.<br />

In het geheele Oude Testament vind men niet eens<br />

vroeger , dan in de Schriften van Daniël , en dac<br />

noch maar alleen in het geen hy Chaldeeuws gefchreeven<br />

heeft, het woord , hec welk de Uuren<br />

van eenen dag zoude kunnen betekenen ; 'er worde<br />

altoos eene omfchryving gebruikt, osn dit woord<br />

uic ce drukken , gelyk by voorbeeld in de Wetten<br />

van Mofes de tyd cusfehen Zonnen-ondergang en<br />

volkomene duisternis , de cyd genaamt worde, tusfchen<br />

de twee avonden. De groottte wysheid derhalven<br />

van den Wetgeever belfond ten deeze opzichte<br />

daar in , dat hy wisc of bemerkte , dac hec Zonnejaar,<br />

zoo als men hetzelve cot dus verre kende, gebrekkig<br />

, inderdaad zeer gebrekkig was , en dac hy<br />

in hec geheel geen Zonne-jaar invoerde , maar hec<br />

Volk by hec Maan-jaar liec blyven, hec welk zichcbaar<br />

genoeg door enkele befchouwing des Hemels<br />

kon gekenc worden , terwyl hy ondertusfehen hec<br />

gebreklyke van' die tydrekening, zoo het raooglyk<br />

ware , zocht te verbeteren , en dezelve op de ééne<br />

of andere wyze mee hec Zonne-jaar nader te doen<br />

overeenkomen.<br />

Juist dit was het , het geen Mofes deed. Een<br />

eigenlyk Sterrekundig Zonne-jaar kon hy niet coc<br />

zynen


174 §• 199' INVLOED DER FEESTEN<br />

zynen wegwyzer aanneemen , om naar aanwyzinge<br />

daar van de afwykingen van het Maan-jaar te veibeceren<br />

; maar hy nam een huishoudelyk Zonnejaar<br />

te hulpe, het welk nimmermeer eene afwyking<br />

van eene ganfche maand toeliet , zonder dezelve<br />

weg te neemen , en welks berekening ieder<br />

gemeene Boer konde nagaan.<br />

De Feesten , die op zekeren bepaalden dag der<br />

Maand moesten geviert worden, waren alle becreklyk<br />

op her begin en einde van den Oogst, en op<br />

de inzameling der Druiven ; en men zoude dezelve<br />

nimmermeer op de behoorelyke wyze , zelfs niec<br />

eens mee behulp zyner verbeeldinge , hebben kunnen<br />

vieren, indien het Maan-jaar flechts in den tyd<br />

van 36 maanden 33 dagen van het Zonne-jaar was<br />

afgeweeken. De eerfte maand des Jaars , die met<br />

onze April het meest overéénkomt, noemde Mofes<br />

niet, gelyk dezelve by andere Oosterlingen en zelfs<br />

in de taaie der Hebreeuwen heet, hiifan , maar<br />

met eene benaaming , die teffens eene befchryving<br />

van.dezelve influic, Maand der Ayren; en wil, dac<br />

dezelve als de eerfte van de maanden des Jaars zal<br />

gehouden worden : hy gebood óp den lóden van<br />

deeze maand , die de tweede dag van hec Pasfafeesc<br />

moest zyn, de Eerftelingen der Koorn-ayren Gode<br />

te offeren Indien 'er nu, naa het einde der twaalf<br />

maanden van het verloopen jaar , op den dag der<br />

INieuwe Maan Koorn- ayren op het Veld gevonden<br />

wierden , of ten minden , indien men konde verwachten<br />

, dat zy 'er in hec midden der maand , al<br />

was het ook maar in eene kleine hoeveelheid<br />

5<br />

en<br />

maar even genoeg , om 'er een fchoof van te maaken<br />

, zyn zouden<br />

r<br />

dan begon met deeze Nieuwe<br />

Maan


OP DEN A L M A N A K . 175<br />

Maan de Maand der Ayren, en met dezelve het<br />

Jaur: maar indien hec , door afwykinge der maanden<br />

van hec rechte Zonne jaar , gebeurde , dat hec<br />

einde der twaalfde maand zoo verre ten achteren<br />

was, dac men in hec midden der eerstvolgende noch<br />

geene Ayren verwachte , en dus hec Pasfa niec vieren<br />

konde , dan moesc men deeze derciende maand<br />

noch by hec voorgaande Jaar rekenen ; dac is, om<br />

hec met andere woorden uittedrukken , men moesc<br />

tusfchen hec einde van hec ééne , en hec begin van<br />

hec andere Jaar, noch ééne maand invoegen die<br />

de Jooden'in hunnen Almanak thans Vcadder ( de<br />

tweede Adar) noemen.<br />

Of die gefchieden moesc of niet, was geene duistere<br />

vreage , en behoefde niec eerst door Sterrekundigen<br />

, naa voorafgaande befchouwing der Planeeten<br />

beflisr ce worden : ieder Landman kon die door<br />

hec enkel ge/.ichc van het Koorn , hec welk in hen<br />

zuidelyk gedeelte dis lands te veld flond 4 gemaklyk<br />

gewaar worden. De Priesters behoefde flechts<br />

bekend te maaken , dat deeze de dertiende maand ,<br />

de Schrikkelmaand , of hoe men dezelve anders wil<br />

noemen, zyn zoude : en een dergelyk bedrog, als<br />

VERRES eens in Sicilien , om 'er zyn voordeel mede<br />

te doen , fpeelde, door op eene willekeurige<br />

wyze eene geheele maand in hec Jaar ce voegen ,<br />

zoude hier niec wel mooglyk geweest zyn, dewyl<br />

de Koorn-ayren , die onbedrieglyk kenteken der eerfte<br />

maand , en de Schoof, die op den 16. van dezelve<br />

moesc vergadert worden , die bedrog te duidelyk<br />

zouden ontdekt hebben. Op dezelfde wyze<br />

was het met de overige Feesten gefielt. Een Oogstfeest<br />

, het welk midden in den Oogst, tot merklyke


1-7(5 §.199- ÏNVXÓEÖ DER FEESTEN<br />

hke verhindering van denzelven , of hec geen noch<br />

flimmer was , vóór dien tyd gekoomén was ; een<br />

Loof-huctenfeest midden in den tyd der Druivenzamelinge,<br />

of, zoo als het ook zoude hebben kunnen<br />

vallen, in den Regen-tyd van November en<br />

December., zoude zulke fcbreemvende ongerymdheden<br />

geweesc zyn , dac ieder een dezelve zoude<br />

hebben kunnen zien , en zy door zich zelve hebben<br />

moeten vervallen.<br />

Hier door gefchiedde het , dat, wel is waar ,<br />

hec Maan-jaar der Israëliten alcoos van het eigenlyk<br />

Zonne-jaar min of meer afweek , (en dit kon<br />

niet anders zyn , want al kwam de tyd der Nieuwe<br />

Maane ook juist op den eerften April , zoo was<br />

het Maan-jaar evenwel elf dagen eer ten einde ,<br />

dan het Zonne-jaar;) maar nochtans dat het nooit<br />

eene volle Maand van het Zonne-jaar'verioopen<br />

kon, maar altoos wederom door invoeging van eene<br />

Schrikkelmaand coc hec zelve cerug gebracht wierd.<br />

Niec één Jaar, op zich zelf genoomcn , was een<br />

Zonne-jaar , maar , of cien of elf dagen korter ,<br />

of, wanneer de dertiende Maand 'er by kwam ,<br />

achttien of negentien dagen langer dan hec zelve :<br />

nochcans waren 365 zulke Jaaren buicen eenigen<br />

twyfel 305 wezenlyke Zonne-jaaren , zomen een<br />

zeer gering verfchil uiczonderc ; en indien deeze<br />

rekening millioenen van Jaaren had voorcgeduurr,<br />

dan zouden duizendmaal duizend Jaaren , die naar<br />

den Oogsc gericht en om deszelfs wille door fchrikkelmaanden<br />

by het Zonne-jaar gehouden waren,<br />

op eene kleine verfchcidenheid na , duizendmaal<br />

duizend Zonne-jaaren geweest zyn. "<br />

,Ean


o i> D E N A L M A N A K . 177<br />

Een Scerrekundig Jaar , hec welk niet mee de<br />

Vol maakt de nauwkeurigheid bepaald is, heeft eene<br />

geringe ai'wyking , die men in den aanvang byna<br />

niec kan merken, maar geduurig al groour en grooter<br />

wordt ; en die , al bedroeg dezelve flechts ééne<br />

minuut, in den tyd van ruim vyi'maal honderd duizend<br />

jaaren , elke Maand reeds in alle mqogiyke<br />

tydperken des Jaars zal gebracht hebben : een huishoudelyk<br />

Jaar kan t'elken byzondere keere groote<br />

fouten hebben , en moet ze hebben, wanneer hec<br />

zich teffens naar den loop derMaane richt : maarde<br />

eene 'afwyking neemt altoos de andere weg , en<br />

verbeten dezelve ; en naa verloop van zoo veele<br />

mlllioenen van Jaaren, als men flechts kan denken,<br />

kan geene van deszelfs Maanden 29 dagen verloopen<br />

zyn , maar dezelve moet altoos weder tot den<br />

rechten tyd des jaars , waarin zy behoorr, terug<br />

gebracht worden. Hadden de Eabylonicrs, gelyk<br />

men voorgeeft , Sterrekundige waarneemingen van<br />

VfER • HONDERD EN ZEVENTIG - DUIZEND JAAREN<br />

gehad , dan zouden zy , zonder eenige hulpe der<br />

Scerrekunde , alleenlyk door middel van hec huishoudelyk<br />

Jaar, de waare langte van hec Zonne jaar<br />

hebben kunnen uicrekenen , zonder eenig gevaar<br />

te loopen, van zich, ook maar ééne enkele «littéuc<br />

te vergisfen. Zy hadden niets anders behoeven te<br />

doen , dan hec getal der dagen van deeze 470000<br />

Jaaren , van welken zy voorgaaven deeze Waarneemingen<br />

te hebben , mee hec getal der Oogden,<br />

die in dien tyd gevallen waren , ee verdeelen (divideeren)<br />

; en zy zouden hec juiste Zonne-jaar tot<br />

op eene minuut gevonden hebben : want 470000<br />

minuureh zouden al meer dan drie vierde deelen<br />

van een Jaar uicraaaken, en de Oogst, zal in het<br />

JV. Dfel. M een»


§. 200. Dfi OVERIGE FEESTEN"<br />

eene Jaar zekerlyk niet meer dan eene maand vroe»<br />

ger of laater dan in het andere komen. Uit dè verdeeling<br />

der dagen , in welke duizend Oogsttyden<br />

gevallen waren, zoude men het Zonne-jaar al zonder<br />

eene misrekening die één uur bedroeg, kunnen<br />

opmaaken; en boe grooter men het getal der Oogsttyden<br />

neemt, waarvan men de rekening wil maaken,<br />

zoo veel te kleiner zal de misrekening zyn.<br />

Ik zal voor het overige hier niet onderzoeken ,<br />

hoe de Maanden der Hebreeuwen met onze Maanden<br />

overeenkomen ; men kan het in myne Verhandeling<br />

de Menfibus Hebraorum vinden.<br />

§. a o o.<br />

Van de overige Feesten der<br />

Israè'liten.<br />

Behalven deeze drie hooge Feesten , van welke<br />

wy tot dus verre gefproken hebben , flelde Mofes<br />

noch J3 of 14 andere Feestdagen in.<br />

Vooreerst werd de dag der Nieuwe Maane als<br />

een Feestdag aangezien , nochtans in diervoege ,<br />

dat men op denzelven , alleenlyk de Nieuwe Maan<br />

van de zevende maand uitgezondert, allerleien arbeid<br />

doen mocht. Deeze inftelling gaf den Israëliten<br />

12 , of, zoo het een Schrikkeljaar was , 13<br />

Feestdagen. Of men ten tyde van Mofes onder<br />

Nieuwe Maan den eigenlyken tyd der Nieuwe Maane<br />

, wanneer dezelve met de Zonne in Conjunctie<br />

is, te verftaan hebbe, dan of men 'er den dag mede<br />

bedoelde, waarop de Maan by helder weder het<br />

eerst wederom zichtbaar wordt, (het nieuw licht<br />

. der


DER I S R A E i l T E N . 179<br />

der Maane ,) is eene vraage , over welke de oude<br />

Jooden al getwist hebben. Het kan ons, by ons<br />

tegenwoordig oogmerk , vry onverfchillig voorkomen<br />

: nochtans, dewyl Mofes het Jaar niec volgens<br />

Sterrekundige Berekeningen maar op eene<br />

huishoukucdige wyze , en volgens kenmerken , die<br />

voor den gemeenen man zeiven zichtbaar waren ,<br />

gefchikc heefc , komt my de gedachte van die geenen<br />

als de waarfchynlyk Me voor, dewelke meenen,<br />

dat men door Nieuwe Maane het eerfte licht der<br />

Maane te verftaan heefc.<br />

Het vieren der Nieuwe Maane fchynt enkel in<br />

zekere Plechtigheden en Offeranden beftaan (a),<br />

en ten oogmerke gehad te hebben , te verhoeden<br />

dat deeze dag, of die der Volle Maane , op geene<br />

bygeloovige wyze geviert wierdt. 'Er kunnen ook<br />

op dien dag wel kleine vermaaklykheden en dansien<br />

in het Land gehouden zyn , maar Mofes beveelt<br />

of bericht daar niets van. Dat by SAUL op den<br />

dag der Nieuwe Maane groote tafel was , kan men<br />

1 Sam. XX. vs. 5, 6. 24—29. zien.<br />

Eene enkele Nieuwe Maan was van de anderen<br />

op eene merklyke wyze onderfcheiden , en moest,<br />

gelyk de Sabbath, mee onchoudinge van allen arbeid<br />

geviert worden : dit was de dag , waar mede<br />

de zevende Maand , die ten naasten by met onzen<br />

Oótober overeen komt, haar begin nam (F).<br />

Mofes noemt deezen dag het Feest der Bazuinen ;<br />

zynde het oude Nieuwjaars - Feest, het welk uit<br />

voor-„<br />

(a) Num. XXIX. vs. 11 — 15.<br />

(,b) Levit. XXÜI, 23 3<br />

24. Num, XXIX.


i^o<br />

§. a»o. ' DE OVERIGE FEESTEN<br />

voorgaande tyden noch overgebleven was. Het<br />

Jaar der oude Hebreeuwen eindigde weleer jfiet ce<br />

eerfte Nieuwe Maane, die in Oétober kwam ; e<br />

ïvjaanden neemt. VsrU


DER I l R A E L l T E N . l8l<br />

Palseftina zekerlyk niet ongefchikt, om 'er het Jaar<br />

mede te beginnen , yoornaamlyk , dewyl Pachters<br />

of Upkoopers van Druiven , die misfehien in de<br />

koudfte flreeken van Palseftina wat laater ryp werden<br />

, zich van deüelve konden verzekeren , doordien<br />

het Dankfeest voor derzelver inzameling op<br />

den i«jden dag der zevende Maand eerst zyn begin<br />

nam , en op den 2 aften geè'indigt werdt: zullende<br />

zy , in zulke plaatzen niet vergeeten hebben,<br />

hunne overeenkomst (accoord') tot dien tyd toe<br />

uit te ftrekken ; dat is , vooraf te bedingen , dac<br />

zy tot op dien dag den eigendom op de Wyngaarden<br />

behouden moesten , zoo dikwerf zy dezeiven<br />

pachtten, of voor een zeker getal van jaaren<br />

inkochtten.<br />

Bjiten de Nieuwe Maanen , was 'er noch een<br />

Feest, of liever Boet-dag, op den tienden van<br />

.den zevenden Maand , onder den naam van den<br />

Verzoen-dag, of het Feest der Verzoeninge, bekend.<br />

Deeze was misfehien onder alle de andere<br />

van de grootfte Heiligheid , en daarenboven de<br />

eenige Vasten-dag der Israëliten. Op denzelven<br />

mocht noch arbeid gedaan , noch fpyze genomen<br />

worden , Levjr. XXIII. vs. 26 — js. Hoedani-<br />

. ge Offer-plechtigheden op deezen Verzoen-dag<br />

moesten plaatze hebben , ftaat ons hier niet te onderzoeken<br />

; dit onderwerp behoort by het onderzoek<br />

der Hebreeuwfche Oudheeden , of by dat<br />

der Voorbeelden en Affcbaduwingen van het Oude<br />

Verbond.<br />

M 3 §•


ii2 $. 20i. B E R E K E N I N G<br />

S- *oi.<br />

Berekening van alle de Sabbatthen , Vier -<br />

dagen , heest en , en Boet'dagen<br />

der Israè'liten.<br />

Veele myner Leezeren zullen rfiisfcbien in deezen<br />

tyd, waarin verftandige Roomfchgezinden beginnen<br />

te zien , dat hunne Kerk meer Feest-dagen heeft<br />

ingertelt, dan wel met het welzyn van eenen Staat<br />

beftaanbaar is , of door eene gezonde Staatkunde<br />

goedgekeurt kan worden , en waarin zelfs de Protestanten<br />

zulke Feest-dagen, die zy voor overtollig<br />

houden , beginnen af te fchaffen ; in deezen tyd ,<br />

zeg ik, zullen myne Leezeren misfehien begeerig<br />

zyn , om eene berekening van alle de Sabbatthen ,<br />

Vierdagen, Feesten , enz. die Mofes den Kinderen<br />

Israëls voorfchreef, voor zich te hebben ; om dezelve<br />

met eenen opflag te kunnen overzien , en ze<br />

te vergelyken met het geen men in onze dagen gewoon<br />

is, genoeg of te veel te noemen. Ik zal,<br />

om de zoodanigen te voldoen , een Jaar van 52<br />

Weeken aanneemen ; want , hoewel het gewoone<br />

Maan-jaar der Hebreeuwen flechts 50 weeken en<br />

4 dagen had , kon het Schrikkel- jaar van 56 tot<br />

57 weeken alles wederom vergoeden , en met ons<br />

Zonne r. jaar, over het geheel genomen , overeenkomftig<br />

maaken,<br />

In een Jaar van twaalf Maanden derhalven had'<br />

den de Israè'liten de volgende Feestdagen :<br />

'<br />

J. Twaalf


Dl R F E E S T D A G E M . I8S<br />

dagen.<br />

1. Twaalf Nieuwe Maanen. 12.<br />

2. Het Pasfa-Feest. - - 7-<br />

3. Pinxteren. - - 7-<br />

4. De groote Verzoendag. -<br />

5. Plet Loof-hutten-Feest. - 8.<br />

35-<br />

Van deeze 35 dagen nochtans moesten , het ééne<br />

Jaar door het andere gerekent, vyf op den weeklykfchen<br />

Sabbath vallen , en dus van hec getal der<br />

Feestdagen , indien men het zelve by dat der gewoone<br />

Sabbathen wil optrekken (adde$ren), afgetrokken<br />

worden : en onder deeze 35 Feestdagen waren<br />

flechts acht Feest - Sabbathen , op welke men<br />

niet mocht arbeiden.<br />

Een Israëliet had derhalven , volgens de Wet van<br />

Mofes, indien ik 'er de 52 weeklykfche Sabbathen<br />

by telle, te zamen genomen, 82 Heilige dagen in<br />

het Jaar , (83 in het Schrikkel - jaar ,) naamlyk 59<br />

op welke men van zynen arbeid rusten moest, en<br />

23 op welke men , zo men wilde , vryheid had om<br />

te werken ; en op fommige van deeze 23 dagen ,<br />

had men juist de grootfte drokte en Koopmanfchap.<br />

Maar Vasten-dagen had men niet meer dan éénen,<br />

en dat in een Land, het welk in het Zuiden ligt,<br />

en waar in het vasten gemaklykcr en gemeener is,<br />

dan by ons.<br />

Iedereen kan dit nu met het afTcharTen der Feestdagen<br />

onder ons vergelyken ; waar by ik dit alleen<br />

moet aanmerken , dat de Wetgeevende Macht, wel<br />

is waar, pryswaardig handelt, wanneer zy zo veele<br />

M 4 F& s t "


184 §• 2 0 1 , B E R E K E N I N G<br />

Feestdagen niet wil dulden , op welke onder den<br />

dekmantel van Godtsdienst alle arbeid verboden is ;<br />

maar dat men daarby doorgaans te weinig aan dagen<br />

van uitfpanninge denkt, die men moet wenfcheh<br />

dat der menigte , buiten de dagen van Godtsdienst<br />

, in eene behoorlyke hoeveelheid<br />

t<br />

mochten<br />

overgelaaten worden. Men ziet de zaak dikwils<br />

te eenzydig aan , zoo als zy van veele Godtgeleerden<br />

wordt voorgeftelt, en verdeelt de dagen des<br />

Jaars alleenlyk in twee foorten : i, In dagen van<br />

ernftige Godtsdienfligheid , op welke geen arbeid<br />

geoorloofc is; en 2. in Werkdagen, op welke men<br />

moet arbeiden, en waarop een Meester «yne knechten<br />

, ja zelfs de Overheid de Meesters tot den arbeid<br />

kon aandryven. Maar op deeze wy«e telt men<br />

de derde foort van Feestdagen , die elgenlyk alleen<br />

to: uitfpanning en vermaak moeten dienen , en op<br />

welke men , zoo men wil, zyn werk verrichten<br />

kan , in hec geheel niet onder de dagen , die in<br />

eenen geregelden Staat bevoorrecht zyn. Of dit<br />

behoore te gefchieden, dan of Mofes het beter getroffen<br />

hebbe, verdient van alle Wetgeeveren overwoogen<br />

te worden. Dagen van uitfpanninge , eigenlyke<br />

dagen van geoorloofc vermaak , zyn voor<br />

dat gedeelce des Volks , het welk door den arbeid<br />

beftaan moet, niet flechts aangenaam en wenfche-<br />

]yk , maar ook voor hunne lichaamen èn geesten<br />

heilzaam. Het zal ze misfehien zelf neemen , indien<br />

de Wet ze hun niet geeft, en dezelve dan<br />

op eene onmaatige wyze neemen : maar zoude hec<br />

dan niet beter zyn , dac de Wetgeevehde Macht<br />

haare gedachten daarop vestigde , en zulke dagen<br />

aan die geenen gaf, die te veel Eerbieds voor de<br />

Wetten hebben, om, flrydig met-dezelve, zich<br />

zeiven


DER FEESTDAGEN. Ï*S<br />

zei ven deeze vryheid aantemaacigen , en daar door<br />

veröoedde , dat anderen , die ongehoorzamer en<br />

woester van aart zyn, geene aanleiding of verzoeking<br />

hebben , om zich zeiven daarin op eene onmaacige<br />

wyze toe te geeven ?<br />

Noch ééne aanmerking moet ik hier byvoegen:<br />

Mofes verbood niet , in het vervolg , behalven de<br />

Feesten , die hy zelf had ingeftelt, noch anderen<br />

in te voeren. Het jaarlykfche Feest (a) , waarop<br />

de jonge Dochters , even buiten Silo op den weg<br />

van Bethel na Sichem , plechtige dansfen hielden ,<br />

fchynt van deezen aart geweest te zyn. Misfehien<br />

hadden andere Steden insgelyks hunne byzondere<br />

Feesten: en men fchynt uit 1 Sam. XX. vs. «9.<br />

te moeten befluiten , dat byzondere Familien ook<br />

hunne jaarlykfche Familie-Feesten gehad hebben;<br />

Jonathan wendt ten minften voor, om Davids afweezenheid<br />

van de Koninglyke tafel te verontfchuldigen<br />

, dac hy by een Familie-Offer moest tegenwoordig<br />

zyn. Dit was wel niet Waar, maar het<br />

moet nochtans geen ongewoone zaak geweest zyn ,<br />

anders zoude jonathan iets dergelyks niet hebben<br />

kunnen voorgeeven.<br />

Dat men in laatere tyden , in en naa de Babylonifche<br />

Cevangnisfe , by het geen Mofes bevolen<br />

had , noch verfcheiden andere Feesten en Boetdagen<br />

gevoegt heeft , weeten zy, die in de'Joodfche<br />

Oudheden geene Vreemdlingen zyn : hier toe behooren<br />

fommige Vascen - dagen , geduurende die<br />

Slaavernye geviert , en naderhand wederom afgefchafc,<br />

(a) Recht. XXI. vs. 19.<br />

M f


186 §. 2oi. B E R E K E N I N G<br />

fchaft (s) , her zondeilinge Feest Purim ', waarop<br />

de Jooden noch in onze dagen door flagen vsn Haman<br />

wraak neemen (b), en het Feest derTempeiwyinge,<br />

het welk zeer verftandig, en by eene ongemeen<br />

gewichtige gelegenheid ingeltelc is ( c), Hec<br />

is myn zaak hier niet van deeze Feesten te fpreeken,<br />

want zy behooren niet tot het Mofaïfch Recht.<br />

Daar heeft ten opzichte der Feesten van de Israëliten<br />

eene merkwaardige byzonderheid plaatze ,<br />

die wel verdient met een wysgeerig oog befchouwc<br />

te worden : ik vind 'er my ondertusfchen niet bekwaam<br />

toe ; myn oogmerk by deeze aanmerking is<br />

alleen , om 'er anderen oplettende op te maaken.<br />

Ik weet niec , of men het aan het geval, dan aan<br />

eene byzondere wetgeevende Wysheid hebbe toe te<br />

fchryven , maar de zaak zelve is onbetwistbaar, dac<br />

verfcheidene Volken in de kortfte dagen veele Feesten<br />

hebben. Onder ons zelfs heeft dit plaatze ,<br />

en iemand , die aan zyne kindfche jaaren denkt,<br />

zal zich kunnen herinneren , dac hem deeze treurige<br />

(a) Zachar. VII. vs. 5-7. cn VIII. vs. 19.<br />

Qb~) Esther IX. vs. 19-32. Dat ik dit Feest zonderling<br />

noeme , zal niemand , die het zelve kent,<br />

nry euvel duiden. Tot het Mofaïfch Recht behoorc<br />

het zekerlyk niec; en of het Boek Esther , waarin<br />

di: Feest wordt ingeftelt, onder de boeken die dcor<br />

Godtlyke Ingeeving gefchreeven zyn , eene plaatze<br />

verdiene , ftaat ons h;cr niec te onderzoeken ; in myne<br />

Oosterfcie Bibliotheek , Deel 2. No, 19., zal men<br />

myne gedachten zoo wel, «Is die Tan anderen, over<br />

deeze zaak kunnen vinden.<br />

Qc) 1 Maccab. .IV, vs. ƒ9. Joh. X. vs, 2Ï.


OER F E E S T D A G E N . Ï8?<br />

ri-re tyd des Jaars , door hec vrolykfte Feest, het<br />

geen wy hebben, dat van Kersmis naamlyk (welks<br />

onfchuldige vermaaken dikwerf door ontydigen yver<br />

veroordeelt worden) en anderen, die op hetzelve<br />

eerlang volgen , niet zelden aangenaam gemaakt is.<br />

Deeze Feesten kunnen niet nalaaten tot de gezondheid<br />

des lichaams, en de vrolykheid des gemoeds<br />

veel toe te brengen. Nochtans heefc Motes in de<br />

maanden December en January in hec geheel geene<br />

Feescen ingeftelc (a): zyne meeste Feesten , bet<br />

Nieuw-jaar , de groote Verzoendag , en dat der<br />

Loofbutcen , het welk het vrolyksc van allen was ,<br />

vallen in Ocïober. Is dit onderfcheid enkel toevallig<br />

, of moet men 'er andere oorzaaken van opzoeken<br />

? Heefc men in de maand December in<br />

Palaeftina de Feesten niet zo noodig als onder ons,<br />

daar dezelve wegens de grootere kortheid der dagen<br />

treuriger van gedaante is ? Behoort hier insgelyks<br />

in aanmerking te komen , dac men op hooge Feesten<br />

wegens de Offeranden , die als dan moescen gedaan<br />

werden , -eene reize na de plaatze des Heiligdom»<br />

doen moesc, waartoe het weder in December<br />

niec zeer bekwaam is ? En heeft men dus alleenlyk<br />

als een gevolg der Wet, die wy $. 188. hebben opgeheldert,<br />

aan te zien , dat de Israëliten omtrent<br />

deezen tyd der kortfte dagen geene Feescen hadden ?<br />

— In<br />

(O De Autheur fpreekt hier buiten twyfel van<br />

bvzondere of buitengewoone Feesten , met van zoodanige<br />

die alle Weeken of Maanden wederkeerden ;<br />

alhoewel Mofes dan in December en January geene<br />

byzondere Feesten inftelden , moesten nochtans de<br />

•Nieuwe Maanen en Sabbathen, die in deeze maanden<br />

vielen, gelvk de andere geviert worden. Vert.


i88 §. 202. OVER REINE EN<br />

- In vervolg van tyd hebben de jooden in der<br />

daad een groot Feest van acht dagen in de maand<br />

December gehad : hun Feest der Lichten , of der<br />

Tempel - wyinge , door Judas Maccabseus ingeflelt,<br />

ter gedachtenisfe van de reiniging des Tempels ,<br />

komt op den 25lTen der maand Kislev , die mee<br />

onze maand December het meest overéén koomt.<br />

1 Maccab. IV. vs, 59. JOSEPHUS Antiquit.*Xl\.<br />

6 en 7. Dan dit Feest , het welk uit de tyden<br />

der Maccabrers af komftig is, behoort niet tot het<br />

Mofaïfch Recht.<br />

P O L I C Y - Z A A K E N .<br />

Wat men onder de benaaming , reine en onreine<br />

Dieren , te ver/laan hebbe.<br />

De fchikkingen van Mofes , betreffende reine en<br />

onreine Dieren, worden door fommigen geoordeelt<br />

by de Kerklyke Wetten te hooren : nochtans dewyl<br />

zy in het geheel geene Godtsdienftige plechtigheid ,<br />

maar alleenlyk eene burgerlyke byzonderheid betreffen<br />

, zal ik ze hier, onder de PoÜcy-Wetten<br />

verhandelen , gelyk men buiten twyfel by ieder<br />

ander Wetboek, waarin zekere fpyzen verbooden<br />

wierden , doen zoude.<br />

Vooral moet ik de benaaming , REINE EN ON­<br />

REINE DIEREN verklaaren , waarby men zich doorgaans<br />

zekere vreemde, en ons ten eenenmaale onbekende<br />

, verdeeling der Dieren voorftelt, en zich<br />

dan verwonderc, dac Mofes reeds veele honderd jaareft


O N R E I N E D I E R E N . 189<br />

ren voor het geeven zyner Wetten , by gelegenheid<br />

van het verhaal, hec geen hy als Gefchiedfchryver<br />

van den Zondvloed doet , van reine en onreine<br />

Dieren gewag maakt (a) , en ons daar door rede<br />

weeft om re denken , dat men reeds langen tyd ,<br />

vóór bet bekend worden van zyne Wetten , reine<br />

en onreine Dieren gehad heeft.<br />

Ook by ons , en byna by alle Volken , heefc<br />

deeze zelfde verdeeling plaats , fchoon by ons dezelfde<br />

uitdrukking , ©m dit onderfcheid aan te toonen<br />

, niet in gebiuik zy. REINE EN ONREINE<br />

DIEREN betekent niet anders, dan Dieren, die<br />

men gewoon of ongewoon is tot Spyze te gebruiken.<br />

Hoe veele Dieren kennen wy, die niet vergiftig<br />

zyn , en zeer wel konden gegeeten worden , die<br />

wy ondertusfehen niet eeten; en van welker vleefch<br />

wy fomtyds eenen afkeer hebben , om dac wy van<br />

jon°s af daar niet aan gewoon zyn ? Ik zal 'er<br />

flechts eenigen ten voorbedde noemen , die myne<br />

Leezeren het meest in het oog zullen vallen.<br />

Van dien aart zyn dan in de eerfte plaatze<br />

Paarden. In Belegeringen , zal een Franfchman<br />

ligtlyk befluiten om Paardenvleefch ce eeten : een<br />

Duitfcher zoude doorgaans liever in het geheel<br />

geen Vleefch hebben. De IVlarfchalk van Saxen<br />

heeft zelfs deeze byzonderheid , in zyne Reveries<br />

fur la Guerre , opgemerkt , en 'er een gunftig gevolg<br />

voor de zeden des Duitfchen Krygsvolks uic<br />

setrokken (b\ Oude Paarden , zoo als men in<br />

6<br />

Belaf>)<br />

'Gen. VII. vs. 2. 3, 9.<br />

( b ) Hy zegt, dat ceen Duitfch Soldaat Paardenvleefch<br />

eet i ma?.r dat een Franfchman daar geene<br />

awaa-


i»s §. 202. OVER REINE EN<br />

Belegeringen gewoon is te flachten , zullen zekerlyk<br />

niet zeer aangenaam van fmaak zyn , hoewei<br />

men my verzekert, dat dezelve ook niet zeer walgelyk<br />

is : dan verfcbeidene Polakken van aanzien<br />

hebben my verzekert , dac op hunne Goederen in<br />

Zuid-Polen , de Wilde Paarden in de groote Bosfchen<br />

eene foort van Jacht opleveren , die wy onder<br />

ons niet hebben ; dac men dezelve fchiec, (wy<br />

zouden ze zekerlyk opvangen en cemnien,) en dat<br />

zy zeer goed fmaaken. Wy hebben dus misfehien ,<br />

door onzen afkeer van Paardenvleefch , eene lekkeruy<br />

minder; hoewel wy ons daar mede troosten<br />

kunnen , dat dezelve in Ouitfchland , daar zoo ontelbaar<br />

veele Paarden voor den Landbouw de posten<br />

, ( by onze flechte wegen , die daar van een<br />

grooter getal vereifchen , dan anders noodig zoude<br />

zyn,) en het doen van Plaifiertochten , gebruikt<br />

worden , en daar Oostenryk en Pruisfen zulk eene<br />

fterke Ruitery houden , zeer duur zoude uickomen.<br />

Wy doen buiten twyfel wel , dat wy ons aan zulke<br />

duure fpyze niet vergaapen ; hoewel 'er zekerlyk<br />

by de meesten een afkeer van Paardenvleefch<br />

by komt, en men hec over hec algemeen voor eene<br />

gvoote beleediging zoude aanzien , indien men<br />

ons ,<br />

zwaarigheid in vindt: (hy doet dit dikwils met groote<br />

graagte uit armoede, om dac hy, by eene geregelde<br />

Krygstucht, zynen Waard geene fpyze mag afdwingen<br />

; gelyk my die uic den laatften Oorlog noch<br />

bekend is ). Hier door, zegt hy , gebeurt het niet<br />

zelden , dat de Franfche Soldaaten ook van Paarden<br />

eecen , die omgevallen , en door Ziekte geftorven<br />

zyn ; en hier door , dat men in hunne Legers meer<br />

aan Krankheden bloot ftaat.


O N R E I N E D I E R E N . IOÏ<br />

ons, zonder dat wy het wisten , op zulk gebraad<br />

onthaald had. • Ezelen , Honden en Katten<br />

zoude by ons noch veel minder gegeeten worden,<br />

hoe zeer zy ook op zich zelve wel eetbaar zyn;<br />

en die gaat zoo verre, dat'er plaatzen zyn , welker<br />

lnwooners van hunne Nabuuren , wanneer die<br />

hen willen befchimpen, voor Ezel-of Katten-eeters<br />

gefcholden worden ; eene beleediging , die zo dikwerf<br />

bloedige gevegten veroorzaakt heeft. • •<br />

Konynen worden op fommige plaatzen van Duitfchland<br />

gegeeten , op andere voor onrein gehouden.<br />

. Tegen Kikvorfchen en Slakken heeft hec<br />

grootfte gedeelte van ons eenen affchuw ; en alleenlyk<br />

by eenige voornaame lieden worden dezelve<br />

, in navolginge der Franfchen, op de tafel gebracht.<br />

Springhaanen maaken een der gewoonelykfte<br />

gerechten in het Zuidelyk Afien uic;<br />

maar HIOB LUDOLPH, die 'er de proef van willende<br />

neemen , Springhaanen op het best liet toebereiden<br />

, en zyn Volk noodigde om 'er van te eeten<br />

, dewyl het (gelyk hy hun zeide) zeer goed<br />

fmaakte , bekent zelf ( a ) , dat hy, zeer bang was,<br />

dat men hem zoude voorflaan , eerst van deeze<br />

fmaaklyke fpyze te proeven : ja RÖSEL zocht, tegen<br />

eene menigte van getuignisfen , dat Springhaanen<br />

gegeeten worden , te bewyzen , dat men ze<br />

niet kan eeten , en dat alles, wat men 'er van verhaalt<br />

, verdicht is (£> Zoo verre kan de ongewoonte<br />

( a ) JOBI LTJDOLPHI » Disfertatio de Locuftis.<br />

( b ) In zyne Infetcen - belustigungen , in het Voorbericht<br />

voor de Verzamelinge van Springhaanen en<br />

Krekels.


103 §•. 202. O V E R REINE ES,<br />

woonte van zekere fpyze eenen Man brengen , dia<br />

anders zoo verllandig is, en alles zoo nauwkeurig<br />

onderzoekt, gelyk men van RÖSEL niet lochenen<br />

kan. Hec is waar , hy was in dac ftuk minder bekwaam<br />

om onparcydig ce oordeelen , dan iemand<br />

uic andere plaatzen van Duicfchland; want de Franken<br />

hebben over hec algemeen dat Volks • gebrek ,<br />

dat zy zich verfcheidene dingen als oneetbaar voorftellen<br />

, waar aan zy flechts niec van jongs af gewoon<br />

zyn ; en veele fpyzen , die men in Neder-<br />

S-ixen niec flechts eetbaar noemt, maar voor weifmaakend<br />

houdt , zyn , naar hun oordeel , in het<br />

geheel niet voor menfchen. Dikwils vermaakt men<br />

zich aan gemeene tafelen met hun , wanneer zy<br />

daar voor uitkomen , en van deeze of geene fpyzen<br />

, zonder eenige bewimpeling zeggen , dat zy<br />

alleen voor Varkens goed zyn. Ondertusfchen ziet<br />

men 'er uit , hoe groot het onderfcheid der gewoonte<br />

zy , by één en het zelfde Volk , het welk<br />

de zelfde taaie heefc ; en welken invloed deeze gewoonce<br />

hebbe in hec bepaalen van hec geen men<br />

eetbaar of oneetbaar te noemen heeft. • •<br />

Van onze grootle Lekkernyen , Oesters , zuilen<br />

veelen in Duitfchland , die 'er van jongs af niec<br />

aan gewoon zyn , eenen afkeer hebben , al is bet<br />

ook , dat men zc hun noch zoo zuiver en verfca<br />

opdifcht.<br />

Het geen Mofes dan in dit geval deed , was in<br />

de Hoofd - zaake niets anders, dan dat hy de oude<br />

gewoonte des Volks in eene Wet veranderde.<br />

De zelfde Dieren waren voor het grootfte gedeelte<br />

te vooren reeds door de Israëliten en hunne Voorouderen<br />

voor rein of onrein gehóuden ; dat is,<br />

van


Ö IN R E I N E D I E R E N . 193<br />

van hen al of niet onder de gewoone fpyzen aangezien<br />

; en wy zien in het leeven van Jofeph , dac<br />

de ,/Egvptenaaren , die ten aanzien van hunne fpyzen<br />

wederom andere gewoontens hadden , en dezelve<br />

noch veel ftrenger onderhielden , met de<br />

Stamvaderen der Israëlicen niet eens aan ééne tafel<br />

konden eeten (a)-<br />

Dan deeze Voorvaderlyke Gewoontens maakte<br />

hy nu tot eigenlyke Wetten , floot misfehien noch<br />

fommige Dieren , die men te vooren tot Spyzen<br />

gebruikte , uit, en bracht alles tot een zamenftel<br />

(Syflema), het welk, Natuurkundig befchouwc»<br />

zeer eenvouwig was , en waar van ik naderhand<br />

zal fpreeken : waarfchynlyk ging men te vooren aan<br />

de ééne of andere zyde buiten de grenzen van dis<br />

zamenftel, toen het de gewoonte noch alleen was,<br />

waar naar men zich moest richten.<br />

Zoo ras men weet, wat de benaaming , REINE<br />

SN ONREINE DIEREN, betekene, vervallen verfcheidene<br />

, voor een gedeelte befpotlyke , dwaalingen<br />

, van welken fommige groote Geleerden<br />

zelve niet geheel vry geweest zyn. ONREIN,<br />

van Dieren gebruikt, fluit in het gehsel geen verlaagend<br />

denkbeeld in : onder alle Dieren was de<br />

Menfch het alleronreinfte , dat is, men mocht hec<br />

allerminst Menfchen - vleefch eeten. En dus is hec<br />

by alla Volken geftelt , die men niet onder de<br />

Menfchen-eeters tellen kan. Leeuwen en Paarden<br />

behooren onder de onreine Dieren, maar waren<br />

(a) Gen. XLIII. vs, 3a,<br />

IK Deek


194 §• 202. O V E R R E I N E E «<br />

ren nochtans by de Hebreeuwen zoo min in verachting<br />

, als by ons.<br />

Eene andere dooling is het, wanneer men zich<br />

verbeeld , dat de Jooden geene onreine Dieren in<br />

hunne huizen mochten hebben , of zich met dezelve<br />

ophouden , waar uit noch een vreemd fpreekwoord<br />

onder de Duitfchers ontdaan is ( a ). Men<br />

herinnere zich flechts , dat Ezelen en Kameelen de<br />

gewoone Lastbeesten der Israëliten waren , waarby<br />

naderhand noch Paarden kwamen ; en nochtans<br />

waren alle deeze drie foorten van Dieren onrein.<br />

Zelfs is den Jooden het houden van Zwynen , en<br />

het handëldryven met dezelve zoo weinig verbooden<br />

, als de koopmanfchap in Paarden , die onder<br />

dit Volk zeer veel gecefent wordt.<br />

Zelfs fommige waarlyk geleerde Mannen hebben<br />

zich overyld ,.door te denken , dat het beeld<br />

van een onrein Dier ten minften niet voor den<br />

Tempel der Jooden zouden gevoegc hebben ; en<br />

zich van deeze vooronderftelling bedient , om de<br />

befchuldiging te wederleggen", dat de Jooden in<br />

het Heilige der Heiligen het beeld van eenen Fzel<br />

zouden gehad , en het zelve aangebeeden hebben ;<br />

het welk hun ten tyde van ANTIOCHUS EPIPHANES<br />

verweeren werdt. Het is zeker , dat de Jooden<br />

geene Beelden gewoon waren aan te bidden , en<br />

een onpartydig getuige, die zelf in net Allerheiligfie<br />

geweest is , POMPEJUS DE GROOTE naamlyk ,<br />

heeft hier van den Romeinen een getrouwer bericht<br />

gefa)<br />

Wie eine Sau im Juden-haufe, (gelyk een<br />

Zwyn in een Jooden-hu is.


• - O N R E I N E D I E R E N . • 195<br />

gegeeven (tf); maar dac 'er Beelden van onreine<br />

Dieren in den Tempel geweesc zyn , Kan niet betwist<br />

worden. De Cherubynen waren een foorc<br />

van Sphinnen ; voor een gedeelte hadden zy de gedaante<br />

van een menfchelyk lichaam, (zy hadden<br />

menfchelyke handen en voeten, daar bencffens eene<br />

geitalte , die bekwaam is om recht op te ftaan)<br />

daar by vleugels, en het hoofd nu eens van die,<br />

dan wederom van een ander Dier; van een Menfch<br />

by voorbeeld, van een Leeuw, Os, Arend enz. (b).<br />

ÏN'u moesten , volgens uitdruklyk bevel van Mofes ,<br />

op de Ai ke des Verbonds, het grootite Heiligdom<br />

der Israëliten , twee Cherubynen gegooten , en in<br />

alle de Tapyten van den Tabernakel Cherubynen<br />

gewerkt worden (c): ook had men aan de wanden<br />

des Tempels afbeeldingen van Cherubynen ,<br />

en deeze hadden, zoo als Ezechiel dezelve, (in<br />

zyn<br />

( a ) TACITUS l. f. hifi. c. 9. Templuni jure viüoria,<br />

ingresfus efi. Inde evulgatum , nulla intus Deum effigie<br />

•üacuam jedem ê? inania aroma.<br />

POMPEJUS kon niets waarachtigers zeggen , indien<br />

hy verhaalde, wat zyne oogen gezien hadden. Geen<br />

beeld van eenige Godtheid was 'er in hec Heilige dei-<br />

Heiligen , want de Cherubynen lagen nedergebukt<br />

ter aarde, en zagen 'er in het gebed niec als Godeheden<br />

uit. 'Er was een.zetel voor de onzichtbaare<br />

Godtheid, de Ai'k'e, des Verbonds en de Cherubynen ,<br />

maar op deezen zetel vertoonden zich aan hec oog<br />

geene Godtheid, noch eenig beeid derzelve.<br />

( b ) Men zie myne Verhandeling de Cberubis tquis<br />

tonantibus Hebrxorum,<br />

(O Exod. XXV. vs. 17-21. XXVI. vs, i,<br />

N 2


ipr5<br />

§. soa. OVER REINE EN ONREINE enz.<br />

zyn gezicht van den Tempel, die van alle misbruiken<br />

gezuivert was,) gezien heeft, Menfchen en<br />

Leeuwen-hoofden («> Van den heiligen Kandelaar<br />

des tweeden Tempels , die in zegenpraal is<br />

omgevoert, hebben wy de afbeelding noch op den<br />

Triumphboog van Titus (b) : deszelfs voet heeft<br />

insgelyks Sphinxen , die ieder een terftond voorbeelden<br />

, en wel niet van eetbaare Dieren , ook<br />

niet van Engelen zal aanzien. Men vindt zelfs in<br />

zommige alfchriften van den Bybel , van laatere tyden<br />

, in de groote letteren , waar mede een nieuw<br />

boek of hoofdftuk begint, afbeeldingen van Sphinxen<br />

en Leeuwen ( c ). Geene beelden van onreine<br />

Dieren waren den Hebreeuwen verbooden, of<br />

onheilig , maar zy mochten alleenlyk hec vleefch<br />

van zulke Dieren niet eeten ; en derzelver doode<br />

lichaamen verontreinigden , even zoo wel als die<br />

van menfchen , de geenen , die dezelve aanraakten.<br />

Doch van deeze verontreinigingen naa den dood<br />

by eene andere gelegenheid,<br />

(a) Ezech. XLI. vs. 19.<br />

(b~) RELAND de Jpoliis Templi Hierofolymitani in<br />

arcu Titiano Romce conjpicuo , pag. 6. Men vind daar<br />

niet flechts de befchryving maar de afbeelding zelve.<br />

(c~) Zoo men'er een voorbeeld van in prent wil<br />

zien , men zal het in BLANCHINI Euangeliario quadmplici<br />

verfionis hal® , P. II. T II. in de Plaat voor<br />

pag, 604. kunnen vinden.<br />

§• 203.


§. 203. HET EETEN VAN ONREINE enz. igy<br />

§. 203.<br />

Oogmerk der Wetten, betreffende onreine Dieren.<br />

Het hoofdoogmerk deezer veranderinge van oude<br />

en algemeene gebruiklykheden in vaste en onveranderlyke<br />

Wetten, zal waarfchynlyk geweest zyn<br />

om de Israëliten meer van andere Volken af te zonderen.<br />

Zy moesten een byzonder Volk blyven, in<br />

Palteltina by eikanderen woonen , niet in andere<br />

Landen verftrooit raaken, niet te veel omgangs met<br />

andere Volken hebben, ten einde niec met Afgoderye<br />

, waar heen toen de heerfchende fmaak van hec<br />

geheele menfchlyk geflacht overhelde, noch met de<br />

ondeugden van nabuurige Volken , in het byzonder<br />

der Cananiten , befmet ce worden. Het eerfte<br />

het verhoeden van Afgoderye , en het bewaaren<br />

van den Dienst des eenigen Godts , was de groote<br />

grondregel der Mofaïfche Weccen , van welke ik<br />

§. IR. gefprooken hebbe : en het andere, het Volk<br />

te behoeden , dat het niet met veelerleie tot dus<br />

verre onbekende ondeugden , ( beestachtigheid ,<br />

jongenfchendorye , bloedfchande, huwlyken van te<br />

na bellaande Bloedverwanren, waar by een Volk<br />

niec lange gelukkig kan blyven , Waarzeggeryen,<br />

het opofferen van Menfchen enz.) befmet worde,<br />

en de goede zeden te bewaaren, die thans noen<br />

onder het zelve gevonden worden ; dit, zeg ik ,<br />

aoude ieder Wetgeever van veel belangs moeten<br />

oordeeien , indien hy wetten geeven moest aan een<br />

Volk, het welk zulke ondeugende Nabuuren had ,<br />

als de Cananiten ons door Mofes, en veele Schry-<br />

N 3<br />

vers


io8 §. 203. HET EETEN VAN ONREINE<br />

vers onder de Romeinen , befchreeven worden.<br />

Mofes zelf fchynt die oogmerk, Levit. XX. 25 , 26.<br />

te kennen te geeven , en wel onmiddelyk naa dat<br />

hy de Israè'liten vermaant bad , om de Cananiten<br />

in de even genoemde ondeugden niet na te volgen:<br />

Gy zult, dus voert hy den Allerhoogften fpreekend<br />

in , reine en onreine Dieren , reine en onreine Vogelen<br />

, van eikanderen ónderjchéidèn , en u aan geene<br />

viervoetige , vliegende of buipende Dieren , dis<br />

ik als onrein heb afgezondert, verontreinigen ; gy<br />

zult my heilig zyn , \want ik Jehovah ben heilig,<br />

en heb u van andere Fuiken afgefcheiden , op dat gy<br />

myn Eigendom zyn zoudt.<br />

De verfcheidenheid van reine en onreine fpyzen,<br />

kan natuurlyker wyze een zeer krachtig middel zyn,<br />

om een Volk van anderen aftezonderen. De meeste<br />

gemeenzaame Vriendfchappen worden aan de taiel<br />

begonnen , en ik zal met hem , met wien ik<br />

nimmermeer eeten of drinken kan , fchoon ik wegens<br />

myne verrichtingen veel omgangs met hem<br />

hebben mooge , nochtans nooit zoo gemeenzaam<br />

worden , als met anderen , daar ik nu en dan eens<br />

van termaaltyd onchaalc worde, en die ik insgelyks<br />

aan myne tafel kan noodigen. Indien dit zelfs zoo<br />

verre gaat, dac wy, door onze opvoeding, als<br />

eenen afkeer van zyne fpyze hebben, dan is dit<br />

een nieuwe hinderpaal voor eenen gemeenzaamen<br />

omgang. Men brenge die over op hec geval, waar<br />

van wy thans fpreeken. Alle Nabuuren der Israëliten<br />

hadden fpyzen , die den Israëliten van jongs<br />

af verbooden waren. De iEgyptenaaren weeken<br />

hec verse van hun af, want deeze hadden zelve,<br />

v*n vóór onheuglyke tyden , eene foort van noch<br />

ftren -


DIEREN , WAAROM VERBOODEN ? 199<br />

ftrengere algemeene Volks* Wetten , hunne fpyze<br />

betreffende , waar door zy noch krachtiger van den<br />

omgang met andere Volken werden afgehouden.<br />

Het geen de Israëliten op hunne tafelen brachten<br />

, walen voor een gedeelte by de Mgyptenaaren<br />

Dieren, die zy wel niet voor onrein , maar<br />

nochtans voor heilig hielden , en aan de ééne of<br />

andere Godtheid derwyze toegewyd , dat men ze<br />

niet dooden mocht: ten minften men zoude , volgens<br />

de Mgyptifche Leere van de verhuizinge der<br />

Zielen , hebben moeten vreezen, dat men van zyne<br />

eigene Voorouderen gegeeten had , indien men<br />

het Vleefch van zulke Dieren had genooten , in<br />

welke de Zielen der Voortreffelykften onder het<br />

Menfchdom gewoon waren zich te verplaatsen.<br />

Dit ging reeds , eer de Voorvaderen der lsraeliten<br />

in Meypten kwamen , zoo verre dat de Mgyptenaaren<br />

niet alleen met dezelve niet van eene zeilde<br />

- fpyze , maar ook niet aan dezelfde tafel met hun<br />

konde eeten (


soo §. 203. HET EETEN VAN ONREINE<br />

Vreemdling gebruiken , die zich niet naar de Spyze-wetten<br />

van Mgypten richtte , noch ook hem<br />

kusfen : (hoewel ik niet weete , of men dit laatfte<br />

Verbod wel altoos zoo heilig gehouden hebbe ;<br />

inzonderheid , wanneer de fchoonheid van eene<br />

Griekfche Dochter den geelen /Egyptenaar deed<br />

vergeeten , dat zy , öm haarer fpyze wille , onrein<br />

was). Met één woord , het komt my niet vreemd<br />

voor , te denken , dat Mofes in dit ftuk zyne wetgeevende<br />

wysheid vari de Mgyptenaaren ontleent<br />

heeft, en om de afzondering deezer beide Volken<br />

beftendig te maaken, by de Israëliten in eene Wet<br />

verandert, het geen te vooren niets anders dan een<br />

oud gebruik was, bet welk zy van hunne Voorvaderen<br />

bekomen hadden.<br />

De Cananiten, of, zoo als zy vólgens hunne<br />

Griekfche benaaming heeren , de Phceniciers , aten<br />

niet flechts zulke van Mofes verboodene fpyzen ,<br />

die onder ons in gebruik zyn, maar ook andere J<br />

waar van wy insgelyks eenen afkeer hebben , en<br />

onder welke de Gefchiednisfen ons Honden opnoemen.<br />

JUSTINUS verhaalt ons (a), dat Xerxes,<br />

die als een Don Quichot over alles wilde heerfchen<br />

{der einen Don Quichot von Univerfal. Monarchen<br />

/pielen wolte ) , de Carthagers , onder bedreiging<br />

van hun anders den Oorlog te zullen aandoen, verbood,<br />

Menfchen te offeren, hunne Dooden te verbranden<br />

, en Hondenvleefch te eeten. Hier komt<br />

het eeten van Hondenvleefch voor als een gewoonte<br />

der Carthagers , die zy , gelyk de beide andere<br />

C«) JUSTINUS, Libr. XIX. Cap. r.<br />

ftukken,


DIEREN,' WAAROM VERBOODEN?<br />

(lukken, buiten twyfel van hunne Voorvaderen, de<br />

Phceuiciers, hadden overgenomen (a).<br />

Tusfchen de Israëliten en Arabieren was zekerlyk<br />

het onderfcheid , wegens de bloedverwandfchap<br />

deezer beide Volken , het kleinlte ; maar nochtans<br />

groot genoeg , om eenen gemeenzaamen omgang<br />

onder dezelre te verhoeden. De Kameelen maaken<br />

niet flechts den grootften rykdom der Arabieren uit,<br />

maar ook hunne voornaamfte fpyze : Haazen zyn<br />

een ander gewoon voedfel voor de Arabieren , en<br />

indien deeze hun verbooden waren , zouden zy op<br />

hunne reizen door onvruchtbaare Woestynen 'er<br />

zeer Hecht by ftaan , want daar zal men noch hec<br />

eerst Haazen , en wel in eene taamlyke veelheid,<br />

vinden (b) ; het zelfde moet van den Arabifchéri<br />

Berg-muis Jarboa, die twee pooten heeft, gezegt<br />

wordeu : (nauwkeuriger gefproken, behoort deeze<br />

Berg-muis onder de viervoetige Dieren, deszelfs<br />

agterfte pooten zyn zeer lang , en zyne voorpooten<br />

dier.en<br />

(a) By SHAW vind men eene zeer waarfchyniyke<br />

gisting, dat naamlyk de Inwooneren van Zaab , een<br />

Landfchap in Sahara, in hec zuidlyk gedeelte van hec<br />

Konmgryk Algiers, aan de Eiviere Gir , die noch<br />

heden ten dage als Honden-eeters bekend zyn, die<br />

gebruik van de Carthagers behouden hebben. Men<br />

zie SH*W'S Travels , pag. 67. van de goede Engelfche<br />

Uitgaave van 1757. of bladz. 61. van de Hoogduitfche<br />

Vertaaling.<br />

(fc) Itineraire de V Arabic deferte , 0» Lettres fur<br />

un Foyage de Balfora d Alzb , fait par M. M. PL AU<br />

STED 6? ELLIOT , pag, 18,19. en'op raeer ar.d<br />

plaatzon,<br />

N 5


202 §. ao3« HET EETEN VAN ONREINE<br />

dienen hem meer voor handen) (a): maar alle<br />

deeze drie lborcen van Dieren waren den Israëliten<br />

verbooden.<br />

Behalvea die hoofdoogmerk , kan Mofes by deeze<br />

of geene Dieren insgelyks zeer wel andere byoogmerken<br />

, de gezondheid van zyn Volk betreffende<br />

, gehad hebben ; maar men heefc deeze niec<br />

by alle onreine Dieren , die hy verbood , te zoe-.<br />

ken. By het verbod van Varkens-vleefch kan men<br />

dusdanig een by-oogmerk, dunkt my, vry duidelyk<br />

zien ; en elk verrtandig Wetgeever zoude zyn<br />

Volk in dezelfde omlhndigheeden , en onder dezelfde<br />

luchtftreek, hec Varkens-vleefch op de ééne<br />

of andere gefchikce wyze , moecen trachten te oncneemen<br />

, of liever het gebruik daar van recht uic<br />

verbieden. Iemand die mee ziekcens der huid , al<br />

ware hec ook maar gemeene Schurft , bezochc is,<br />

moec, zoo hy zyne gezondheid herftelc wil zien ,<br />

zich van Varkens-vleefch fpeenen. Ook beeft men<br />

reeds voor Jangen tyd opgemerkt, dac hec eecen<br />

van dac Vleefch eene groocere vatbaarheid voor<br />

fchurftïge ongemakken een gevolge heefc. Onder<br />

die geheele luchtftreek nu , waar onder Palaeftina<br />

ligc, en noch verder na hec Noorden en Zuiden ,<br />

is Melaatsheid eene gemeene Land-ziekte; en de<br />

Israëliten waren , toen zy uit M^ypten kwamen ,<br />

mee deeze krankheid , die aan Mgypcen noch byzonderer<br />

eigen is , dervvyze befmec , dac Mofes<br />

penoodzaakc was , om verfcheidene Wetten te maaken<br />

,<br />

(a) Men vind eene naaukeurige befchryving van<br />

dit Dier by HASSÜLQUIST Reize na Paleftina , D. z.<br />

bl. 13-17. der Mederduitfche Uitga'ave, Vert,


DIEREN", WAAROM VERBOODEN? «03:<br />

ken , die alleen op dat ongemak betreklyk waren.<br />

Zoude hec gevaar deezer befmettinge vermindert ,<br />

en het Volk onder die luchtftreek maar eenigszins<br />

.voor Melaatsheid beveiligt worden, Varkensvleefch<br />

moest deszelfs fpyze niec zyn. Dan dit Verbod .<br />

onderfcheid zich ook van alle de overigen genoeg ,<br />

door twee byzonderheden : vooreerst, de Arabieren<br />

, die andere fpyzen eeten , welke den Jooden<br />

verbooden zyn , houden nochtans het Varkensvleefch<br />

voor onrein , en in gevolge van hunne oude<br />

Zeden , verbood Muhammed hec zelve in zynen<br />

Koran , en ten tweeden , ieder kundig Geneesheer<br />

zal zynen Lyderen , die met ongemakken der huid<br />

gekweld zyn , het Zwynen - vleefch verbieden ;<br />

en zelfs in Duitfchland , het welk van deeze ongemakken<br />

noch al caamlyk vry is , meent men dezelve<br />

in het byzonder in zulke plaatzcn te befpeuren<br />

, daar veel Zwynen-vleefch gegeeten wordt.<br />

Nauwlyks kan ik my bedwingen om niet te<br />

gelooven, dat onder de verboodene Dieren één is,<br />

het welk de hedendaagfche Jooden niec alleenlyk<br />

zeer dikwüs tot fpyze gebruiken , maar met welks<br />

Vet zy ook kooken en braaden \ de Gans naamlyk.<br />

De taalkundige redenen, die ik voor deeze gedachte<br />

hebbe , kan ik hier niet breedvoerig bloot leggen-<br />

Dit mag ik 'er hier van zeggen , dat men bj<br />

deezen Vogel ook terftond zoude kunnen bemerken<br />

, op welke gronden de Wetgeever der Israëliten<br />

denzelven zouden verbooden hebben. By is<br />

nuamlyk nadeeüg voor een Volk , het welk mee<br />

ongemakken der huid geplaagc wordt,- of tot dezelve<br />

overhelt. Ik btkvn hec, hec zoude vreemd<br />

zyn , dat de Jooden hunne voorige Wet, die voor<br />

bunn©


304 §. 203. HET EETEN VAN ONREINE<br />

hunne tegenwoordige omfhndigheeden niet meer<br />

voegt , zoo verkeerd zouden verftaan hebben , dac<br />

zy byna al hun gebak mee het Vet van eenen verbooden<br />

Vogel zouden bereiden , en den Vogel zalven<br />

voor eene geliefde fpyze houden : dan by één'<br />

der naamen van de Vogelen , die verbooden zyn ,<br />

ontflaat 'er in der daad eenige taalkundige waarfchynlykheid<br />

, dat men "er of den Gans , of de geheele<br />

Cfa^fe van Watervogelen , onder welke Ganzen<br />

en Eenden behooren , door te verftaan heeft.<br />

Ten minften moet de Gans by de Oude Jooden<br />

geene zoo gewoone fpyze geweest zyn , als dezelve<br />

by de hedendaagfche is , daar wy den naam van<br />

deezen Vogel in den Bybel of in het geheel niec<br />

vinden , of denzelven onder de verboodene Dieren<br />

moeten zoeken : en nochtans vondt men in<br />

./Egypten buiten twyfel zoo wel Ganzen , als in<br />

Syrien (aj.<br />

Men<br />

(a) PLINIUS Hifi. Nat. Libr. X. §. 28. Dat de<br />

Zee by Apamei in Syrien , eene memgce van Ganzen<br />

heefc<br />

f<br />

( wilde Ganzen n?amlyk ) verzekert A B-<br />

ULFEDA ons in zyne befchrvving der Zeeën. Men<br />

kan , zoo men Arabifch verftaat, de plaatze in Au-<br />

ULFED.E Tabuia Syrice , pag. 158. nazien ; want zy<br />

behoort in het Arabifch , en niet in de Latynfche<br />

Vercaalinge geleezen ce worden. By de iEgypcenaaren<br />

was de Gans een afbeeldfel van den God Ofiris,<br />

(KIRCHERI Qedipus , Tom. III. % 6. pag. 241.);<br />

en daar van daan komc het nv'sfenien , dat eenige<br />

Socrarifche Wysgeeren, die de iEgypcenaaren in veele<br />

Hukken navolgden , BY DK GANZEN zwoeren,<br />

hoewel hier uit eerlang arghscige meineedigheid gebooren<br />

wierdc. Men zie SUIDAS, onder


DIEREN , WAAROM VERBOODEN ? 205<br />

Men heefc ook Zedekundige oorzaaken van hec<br />

verbod van onreine Dieren willen opzoeken , en<br />

aan hec eeten van fommige fpyzen zekeren invloed<br />

in hec Zedelyk Charafiter trachten toe te fchryven :<br />

by voorbeeld , de Kameelen zyn zeer wraakzugtig,<br />

en men meent daarom, dat het veelvuldig eeten,<br />

van Kameelen-vleefch de Arabieren eveneens geaart<br />

maakt. Ik denk dat dit niet genoeg blykc,<br />

om 'er op dien grond voor uit te komen. Men<br />

vindt 'er onder de Europajers , welken de wraakzugt<br />

insgelyks als eene heerfchende en algemeene<br />

Volks • ondeugd wordt toegefchreeven , en die of<br />

vermaak vinden om zich , zelfs in het geheim , te<br />

wreeken, zoo als de Italiaanen , of die door een<br />

wonderlyk Point d'bonneur , tot onverzoenbaare<br />

wraake genoopt worden , gelyk de Portugeezen ;<br />

en die ondertusfchen noch Kameelen • vleefch eeten<br />

, noch den melk van wyfjes Kameelen drinken.<br />

Ik zoek hier mede ondertusfchen den invloed dei:<br />

gewoone fpyzen op het Zedelyk Charaécer der menfchen<br />

niec geheel en al te loochenen : maar ik ben<br />

noch niet overtuigt , dat het genot van zekere<br />

Dieren tot fpyze, nu en dan (niet eens daaglyks)<br />

herhaalt, hec zelve derwyze zoude kunnen veranderen<br />

, en den Wecgeever genoegzaame reden geeven<br />

, om die Dieren te verbieden ; ook geloof ik<br />

nietdat het eeten van het Vleefch van fommige<br />

Dieren in ons volkomen dezelfde hartstochten zal<br />

gaande maaken , die aan deeze Dieren eigen zyn ,<br />

maar dat deeze werking op eene andere wyze gefchieden<br />

zal,<br />

J. 204.


2o5 §.204. WELKE DIEREN VOOR<br />

l> 204.<br />

Welke Dieren Mofes voor onrein verklaarde.<br />

De Wetten aangaande reine en onreine Dieren<br />

vinden wy Levit. XI. en Deut. XIV. Ziet hier<br />

een Uittrekfel van dezelve , zoo als het vereifcht<br />

Wordt voor iemand , die ze zelf niet wil gadeflaan ,<br />

maar dezelven alleenlyk als Wysgeer in overweeging<br />

neemen :<br />

ï. Wat de Viervoetige Dieren betreft: Mofes<br />

brengt de gewoontens , die tot dus verre<br />

onder de Israëiiten hadden plaats gevonden,<br />

en alles wat hy buiten deeze noch noodig<br />

oordeelde in te Hellen , toe een zeer éénvouwig<br />

en natuurlyk zamenlïel QSyflema).<br />

Alle Dieren , welker voeten gefpieeten zyn,<br />

• en wei geheel door gefp'eet en , boven op zoo<br />

wel als onder , en die daarenboven herkauwen<br />

, verklaarde hy rein : alle anderen daarentegen<br />

, by welke geene van beide byzonderheden<br />

gevonden werdt, of toch welken<br />

één van deeze kenmerken ontbrak , waren<br />

onrein.<br />

Men moet zich in der daad verwonderen , dat<br />

ben al zoo vroeg eene zoo geregelde en gefchikte<br />

verdeeling der Dieren aantreft, die noch heden ten<br />

dage , naa dat de Natuurlyke Historie der Dieren<br />

zoo zeer uitgewerkt is , niet heeft opgehouden ,<br />

van des kundigen , als gegrond aangemerkt , en<br />

overgenomen te worden.<br />

Onder-


ONREIN VERKLAART. 207<br />

Ondertusfchen kon men , ten aanziene van fommige<br />

Dieren , in eene twyfeling komen, of zy wel<br />

geheel gefpleetene klauwen hebben, of onder de<br />

Clasfe der herkauwende behooren. By voorbeeld ,<br />

of de Haazen herkauwen dan niet, is zoo weinig<br />

zeker, dat men zelden , indien men 'er twee verfchillende<br />

Bofchwachters na vraagt, het zelfde antwoord<br />

bekomen zal (a). In zulken gevalle moet<br />

de Wetgeever, om alle dubbelzinnigheden weg te<br />

neemen , door zyn gezag beflisfen ; dat is niec te<br />

zeggen , hy moet den Natuurkundigen beveelen ,<br />

wat hy gelooven moete , maar hy moet bepaalen ,<br />

welke Dieren men , by de uitlegging zyner Wetten<br />

, en in de Rechten , onder de Clasfe van herkauwende<br />

Dieren, met gefpleetene voeten , te tellen<br />

hebbe.<br />

De Kameelen herkauwen, maar of hunne klauwen<br />

geheel gefpieeten zyn , is eene zaak , waarvan<br />

men zoo weinig zekerheids heeft, dat men in de<br />

Memoires der Academie van Parys , niet eens een<br />

voldoenend antwoord op deeze Vraage vindt. De<br />

voet van een Kameel is in der daad in twee klauwen<br />

verdeeld , en de fpleer gaat ook tot onder in<br />

den voet geheel door; en voor zoo verre zoude<br />

men dit Dier als rein hebben kunnen aanzien. Dan<br />

dezelve gaat geenszins door , over den geheelen<br />

voet , maar alleenlyk in het voorde gedeelte : van<br />

achteren is de voet niet gefpieeten , en daarenboven<br />

van een vast - verbonden kusfentje voorzien ,<br />

waar-<br />

(a) Men zie de Aanmerkingen by myne Hoog»<br />

duitfche Vertaaling des i-ybels, bepaaidiyk by Levit.<br />

XI.<br />

VS..Q.


goS §. 204. WELKE DIEREN VOOR<br />

waarop het Dier gaat Daar deeze zaak dan<br />

zoo duister is , verklaart Mofes ( b ) , dat de voeten<br />

der Kameelen niet ten vollen gefpieeten zyn.<br />

De<br />

fa) Om van eene zaak , waar Van in de beste<br />

Schriften of niet nauwkeurig genoeg gefproken was,<br />

of waar omtrent men zelfs zoo veel gedwaalt heeft,<br />

eenige zekerheid te bekomen, fchreef ik, toen ik het<br />

Eerfte boek van Mofes vertaalde, aan eenen myner<br />

Vrienden te Kasfel eenen brief, dewyl ik in de Vorstlyke<br />

Diergaarde te vooren twee Kameelen gezien,<br />

maar toen vergeeten had te onderzoeken , het geen<br />

ik nu begeerig was om te weeten. Hy antwoordde<br />

my den 5den September 1771. op deeze wyze : —<br />

De twee tomen liggen voor op den bal van den Voet, en<br />

zyn hoornachtig. Zy groeijen door den tyd redelyk verre<br />

uit , en men moet ze afzaagen , indien ze aan bet Dier<br />

geen ongemak zullen veroorzaaken. Ik bezit tbans twee<br />

zulke afgezaagde hoornachtige toonen. De /pleet kopt<br />

geheel door , gelyk de Tekening aanwyst, en ik heb gisteren<br />

met myne eigene banden tusfchen de twee klauwen<br />

gevoelt, en bevonden dat de /pleet byna een vinger lang<br />

doorloopt. Die van Parys behoeven derbalven niet te<br />

zeggen, „ dat de Voeten der Kameelen alleenlyk boven<br />

a, aan het einde gefpieeten zyn." Dezelve zyn insgelyks<br />

"beneden , wel de langte van eenen vinger, boewei vooraan<br />

Jlecbts-y daar de toonen zyn, gejpleeten. Ook wyst<br />

d$ Tekening aan , dat de geheele Voet boven op eeneft<br />

/pleet beeft tot aan de koot , maar die niet doorgaat.<br />

De Tekening , die dit alles opheldert, en door den<br />

Heer Hoogl. TISCHBEIN gemaakt is, zal de üitgeever<br />

myner Vertaaiinge des Bybels in het vervolg laaten<br />

in het Koper brengen, en by het Derde boek van<br />

Mofes voegen : zy die de eerfte Uicgaave hebben ,<br />

zullen dezelve dan ook kunnen bekomen. Het is alleen<br />

door vergetelheid veroorzaakt, dat zy niet, gelyk<br />

ik by Levit. XI. vs.4. betuigde YOorneeaien« te zyb,<br />

by het Vyfde boek gevoegt is.<br />

(&) Levif, XI. YS. 4,


ONREIN VERKLAART. 20£<br />

De Wetgeever fchynt niet/gewilt te hebben, dat de<br />

Israëliten den Kameel , die by hunne Voorvaderen<br />

altoos voor rein gehouden , en by de gezaroendyke x<br />

van Abraham af komüige Arabieren (Ismaë'liten ,<br />

Midianiten enz.) alcoos dus gebleeven was, eeten<br />

zouden % waarfchynlyk om hen daar door van de<br />

Arabieren , met welke zy anders zoo na vermaagfchapt<br />

waren , en in veele opzichten zoo veele<br />

overéénkomst in Zeden hadden , af te zonderen ;<br />

misfehien ook óm te verhoeden , dat de Israè'liten<br />

geenen lust bekwamen , om in Arabien te blyven<br />

(a), of'er zich in het vervolg , uit genegenheid<br />

voor de zwervende Veehoederye , na toe te<br />

begeeven : want in Arabien is men altoos in eene<br />

onaangenaame omftandigheid , wanneer men geen<br />

Kameelen-vleefch eeten , noch den Melk van wyfjes<br />

Kameelen drinken mag.<br />

«. By de Visfchen heeft Mofes wederom eene<br />

zeer gemaklyke en geregelde verdeeling aangeweezen<br />

; alle Visfchen naamlyk die vinnen<br />

hebben en gefchubt zyn, had men voor rein,<br />

alle de overige voor onrein te houden.<br />

3. Ten<br />

(a) Num. XXXÏI. leezen wy, dat twee en een<br />

halve Stammen hunne begeerte te kennen gaven, om<br />

aan de overzyde van den Jordaan te blyven , dewyl<br />

het Land daar zeer bekwaam was om Vee te hoeden<br />

, en dat zy daarom van hun Erfdeel aan deeze<br />

zyde dier Riviere afïtand deeden. Mofes Hemt, wel<br />

as waar . in hun verzoek , maar men ziec evenwel<br />

gemaklyk, dat zy eigenlyk niec volgens zyn oogmerk<br />

te werk ginget>, Zie insgelyks §. 44.<br />

IV. Dceh<br />

O


AIO §• 204. WELKE DIEREN VOOR<br />

3. Ten aanziene der Vogelen verbiedt by fommige<br />

foorten by naame als onrein , en veroorlooft<br />

dus hec gebruik van alle de anderen ,<br />

waar van hy geen gewag maakt, zonder eene<br />

geregelde ( Systematifche) Verdeeling ten<br />

gronde te leggen. Maar welke Vogelen hec<br />

zyn , die hy verbiedt, is dikwils door gebrek<br />

aan genoegzaame kundigheid in de Hebreeuwfche<br />

taaie, niet meer mooglyk om tebepaalen;<br />

en de Jooden, die de Mofaïfche Wetten noch<br />

heden ten dage voor verplichtend houden, bevinden<br />

zich in het onaangenaam geval , van<br />

de Wetten, waar naar zy zich gedraagen moeten<br />

, veeltyds zelve niet te verftaan, en zyn<br />

genoodzaakt, om dezelve dikwerf by enkele<br />

gisfing uit te leggen.<br />

4. Gekorvene Dieren, (Infeclen) Slangen, ongediert<br />

enz. zyn verboden: inzonderheid heeft<br />

Mofes zorge gedragen, om verfcheidëne foorten<br />

van Haagdisfen als onrein te doen aanmerken<br />

; waar uit men zoude kunnen befluiten ,<br />

dat men zich van dac Gedierte in fommige<br />

gedeeltens van Mgypten , of ook by andere<br />

nabuurige Volken , tot fpyze zal bedient hebben<br />

: waar van ik evenwel, dit moet ik 'er by<br />

zeggen , nergens eenig uicdruklyk bericht gevonden<br />

heb (a).<br />

Dan<br />

(a) Eene foort van Haagdisfen , Gecko genaamt,<br />

is venynig , en wel dermaaie , dat derzelver venyn,<br />

wanneer het in eenige fpyze komt, den dood aanbrenge,<br />

( HASSELQUIST R'eize na Palceflina, 2dedeel,<br />

bl. 128. der JNederd. Vert.) en dus geheel anders als<br />

de Slangen, welker venyn dan alleennadeeüg is, wan-,<br />

neer


ONREIN VERKLAART. * I ï<br />

t Dan Mofes maakt hier noch eene uitzondering<br />

ten voordeele van alle gevleugelde Injecten,<br />

die, behalven de vier pooten, waarop zy<br />

loopen, noch twee hoogere fpringvoeten hebben<br />

(a), en verklaart dezelve , metnaaroe,<br />

de Springhaanen, in alle derzelver trappen van<br />

ouderdom , en onderfcheidene gefteltheden ,<br />

voor rein. Springhaanen zyn in Palsellina ,<br />

Arabien, en andere nabuurige Landen , eene<br />

der gewoonlykfte fpyzen , en het Volk zoude<br />

'er flecht by ftaan , indien zy dezelve niet eeten<br />

mochten. Want wanneer een zwerm van<br />

Springneer<br />

het in eene wonde geftort word, en die men zeer<br />

wel kan eeten , ja welker vergift men zonder eenig<br />

gevaar kan doorzwelgen, indien men maar eenen volkomen<br />

gezonden mond heeft, zonde' de minftekwetzinge,<br />

waar door hetzelve in het bloed zoude kunnen<br />

gebracht worden. Deeze foort van Haagdisfen zullen<br />

zekerlyk geene nabuurige Volken gegeeten hebben<br />

, en het was dus onnoodig, dat zy door Mofes<br />

verbooden wierden.<br />

fa~) Degeleerde Autheur trekt dit uit Levit. XI. 21.<br />

Ondertusfchen zal men , de gewoone Vertaaling van<br />

Lutherus raadpleegende , het tegenovergeftelde vinden<br />

van het geen daaruit befloten wordt. Daar ftaat<br />

naamlyk , EISMSHET niet twee beenen op de aarde huppelt.<br />

De Grondteer fchynt deeze Vertaaling te wettigen ,<br />

alwaar 1&X ftaat enz. Dan deeze leezingkomc<br />

zekerlyk niet met den zamenhang overeen , want de<br />

Dieren, die vs. 22. worden opgenoemt, hebben buiten<br />

twyfel behalven hunne pooten noch twee fpringers ;<br />

«n men heeft daarom met onzen Schryver de leezing<br />

van fommige handfcnrifcen te volgen ; die in plaatze<br />

van<br />

5<br />

Y? hebben, gelyk dit ook te recht in deü<br />

Scaatea Bybel gevolge is. " l'ert,<br />

O a


*2l2 §. 204. W E L K E 1JIEREN VOOR<br />

Springhaanen de Velden verwoest, wordt dezelve<br />

in zekeren opzichte zelf een behoedmiddel<br />

tegen den hongersnood , die door deeze<br />

verwoesting kan veroorzaakt worden ; en dit<br />

gaat zo verre , dat arme lieden fomcyds de aankomst<br />

van zulk eenen Springhaanen- zwerm ,<br />

die hen zonder kosten voed, met verlangen te<br />

gemoete zien. Men eet de Springhaanen niet<br />

alleen op dien zelfden tyd, waaneer zy het land<br />

als bedekken , verfch , maar men vergadert 'er<br />

ook voorraad van voor het toekomftige, en weet<br />

ze , naa dat zy in eenen oven gedroogt zyn ,<br />

langen tyd tot fpyze te bewaaren Qa)*<br />

Behalven het gezegde, gebood deeze Wet noch,<br />

dac men hec aas van onreine Dieren niec zoude aanraaken<br />

( b ). De meening daarvan is ondertusfchen<br />

niet, dat men het in geenen deele , noch om eenige<br />

reden mocht aanraaken: want dan zoude hetzelve<br />

altoos hebben moeten blyven liggen daar het lag;<br />

en wy zullen in het vervolg zien , dat hec moesc begraaven<br />

worden : maar alleenlyk , dac hy , die hec<br />

aanroerde , coc op den avond als onrein moesc worden<br />

aangezien. Dan van het geen hier coe becreklyk<br />

is , zullen wy naderhand , by de befchouwing<br />

der Weccen , raakende allerleie VERONTREINIGIN­<br />

GEN , fpreeken ; ik maak 'er hier flechts met één<br />

woord gewag van , op dat men het hier niet geheel<br />

vruchtloos zoeke.<br />

Aan<br />

(a) NIKBUUR Befchryving van Arabien, pag. 171.<br />

Ook leeze men het overige , het geen deeze Heer,<br />

aangaande hec eeten van Springhaanen , van pag. 170<br />

tot IJS. heeft opgetekent.<br />

Cb) Levit, XI. vs. 8. 24, 2j. 27, 31»


ONREIN VERKLAART. 213<br />

Aan Vreemdelingen , die onder de Israëliten<br />

woonden , was het eeten van onreine Dieren niet<br />

verbooden : en waarlyk, het kan nimmermeer in<br />

den Wetgeever opgekomen zyn , zyn Verbod van<br />

zekere fpyzen tot eene zedekundige Wet te maaken<br />

, waar naar zich alle menfchen te richten hadden.<br />

Indien zyn oogmerk by deeze Wetten geweest<br />

is, de Israëliten van andere Volken af te<br />

zonderen , dan moesc zyn werdch en begeerte zyn,<br />

dac andere Volken die fpyzen zouden eeten , die<br />

hy den Israëliten verbooden had : en men vooronderftelle<br />

eens , dat een ander nabuurig Volk dezelfde<br />

fpyzen voor onrein gehouden had , dan zoude<br />

Mofes aan zyn Volk naar alle gedachten andere<br />

Spyze-wetten gegeeven, en fommige van deeze<br />

Dieren voor rein , andere voor onrein verklaard<br />

hebben. Indien een Vorst aan zyne Krygslieden<br />

zekere Coquarde geeft, om hen daar door van anderen<br />

te onderfcheiden , begeert hy immers niet,<br />

dat ieder één deeze Coquarde zal draagen ; maar<br />

hy zal die geenen, die dit uic zich zeiven nadoen,<br />

veel eer noodzaaken om die Coquarde at te leggen.<br />

Deeze Wetten van de reine en onreine Dieren zyn<br />

nimmermeer , zelfs niet in de dagen des Ouden<br />

Testaments, Godtsdienftige voorfchriften geweest,<br />

die ieder één , uic welk Volk hy ook af komftig<br />

zyn mochte , tot verkryging der eeuwige gelukzaligheid<br />

had waar ce neemen ; maar alleenlyk , indien<br />

ik het dus mag uitdrukken , eene Coquarde<br />

voor de Israëlicen, eene zoodanige nochtans, die<br />

zy nimmer mochten nalaaten ce draagen , indien<br />

zy het uitdrukkelyk bevel van Godt niec wilden<br />

overcreeden , en aan welke zy, door hunne eerfte<br />

O 3<br />

op-


2ï4 §• 2©5- A N D E R E<br />

opvoeding, zoo fterk gehecht waren, dat het hun<br />

zekerlyk zwaar moest vallen , om dezelve immermeer<br />

af te leggen.<br />

Andere verboodene Spyzen.<br />

Behalven de onreine Dieren , waren 'er noch<br />

andere Spyzen verbooden.<br />

Allerleie fpyze en drank , ja zelfs bakovens en<br />

pannen QCasJerollen) werden verontreinigc, indien<br />

'er het aas van het ongediert, waar van Levit. XI.<br />

20, 30. gefproken wordt, Mollen , Muizen , en<br />

fommige foorten van Haagdisfen , van welke daar<br />

gewag gemaakt wordt, in gevallen was, en wel in<br />

diervoege, dat men in die ovens en pannen niet meer<br />

bakken of kooken mocht, Levit. XI. 32 — 38.<br />

Dit noodzaakte de Israëliten tot eene zindeiykheid<br />

en naaukeurigere oplettenheid , waar door ongelukkige<br />

vergiftigingen konden verhoed , ten minften<br />

zeldzaamer gemaakt worden. Dikwils leest<br />

men van drank , door Padden vergiftigt, die in het<br />

vat gekroopen waren : van de Haagdisfe Gecko verhaalt<br />

HASSELQUIST een voorbeeld, naamlyk dat<br />

het eeten van Kaas, in eene winkel gekocht, waar<br />

Sn dit Diertje geloopen had , voor twee Vrouwen<br />

en eene jonge Dochter byna doodlyk geweest is.<br />

Katten en Muizen vergiftigen insgelyks fomtyds hec<br />

eeten , wanneer het niet bedekt is , door het zelfde<br />

venyn , het welk men , om dit ongediert te vernielen<br />

, bier en daar nedergelegd had , en door hetzelve


V E R B O O D E N E SPYZEN. S.15<br />

zelve op het eeten wierdt uitgefpoogen. Ook herinner<br />

ik my, dat eens alle menfchen in eene geheele<br />

Stad , die van zeker brouwfel Bier gedronken<br />

hadden , over hevigen buik-pyn klaagden ; en het<br />

fcheen, hoe zeer dit ook door den Raad en die van<br />

het Brouwers Gilde geloochent wierdt , dat 'er op<br />

eene foortgelyke wyze Rattenkruid onder het Mouc<br />

gekomen was.<br />

De Israëliten mochten geen Dier, dat door ziekte<br />

geftorven of verfcheurt was, eeten ; het was gelyk<br />

de Wetgeever zich uitdrukte, voor de honden ;<br />

ondertusfchen veroorloofde hy aan de Vreemdelingen<br />

, die in hec land van Israël woonden , het zelve<br />

, zo zy het begeerden , tot hunne fpyze te gebruiken<br />

, Exod. XXII. 30. Deut. XIV. 21. Deeze<br />

Wee, die men ook by de Arabieren vindt Q a ),<br />

kan<br />

Ca') De voornaamfte plaatze in den Coran, die<br />

hier van fpreekt, en die misfehien teffens tot eene opheldering<br />

der Wet van Mofes uit de Zeden der Arabieren<br />

kin dienen, vindt men Sur. V. 4. Ükbediene<br />

mv by deeze aanwyzing van den Coran van MARRAC-<br />

CIUS, eensdeels , om dat men dien van HINKELMAN<br />

niet meer te koop vindt, maar ook anderendeels ,<br />

om dat mvne meeste Leezeren waarfchynelyk geen<br />

Arabifch zullen verftaan , en dus bever zien ,d1 ik<br />

hen tot eenen Coran mee eene Latynfche overzetting<br />

wyze ) ; dus luide dezelve : U u verbooden be„ geen<br />

omgevallen is, Bloed , Zwjnenvleefcb , ff^-£?-><br />

bei Verflikte, het geen door eenen (lag of val geftotven<br />

cf door andere geboomde Dieren dood gejiooten w-, ( die<br />

heeft naamlyk zyn meeste bloed noch by z,ch en<br />

wordt by de Arabieren genoegzaam als verflikt aangezien,)<br />

o/ verder bet geen van mhê IMeren wfbeurt<br />

w, indiAgy hetzelve nocb niet ten laaïfitn geflacht hebt.<br />

Vólgens deeze woorden dan eeten «e Arabieren, zoo<br />

b<br />

W E L<br />

O 4


2it5 §. 205. A N D E R E<br />

kan ons niet vreemd voorkomen , want dezelve be*<br />

helst niets anders, dan het geen onder ons, Hoogduitfchen<br />

, door oude gewoonte in gebruik is. In<br />

het bewaaren van de gezondheid heeft zy zekerlyk<br />

eenigen invloed («): De IViarfchalk van Saxen<br />

merkt, gelyk ik reeds gezegt hebbe , in zyne Revertes<br />

fur la Guerre, aan, dat het heilzaam voor de<br />

Durfche Veldlegers is, dat in dezelve geen Paardenvleefch<br />

gegeeten wordt, en dat een Hoogdukfch<br />

Soldaat het voor zich te fchandelyk zoude oordeelen<br />

zulks te doen ; dewyl men op die wyze ook in<br />

geene vejzoeKinge geraakt , om van Paarden te eeten<br />

,<br />

wel als wy, van zulke Dieren J* die wel van anderen<br />

gebeeten , maar nochtans , eer zy van deeze wonde<br />

geftorven waren , geflacht zyn. De overige plaatzen<br />

zyu Sur. IJ. 17f. XVI. ny. Ook kan men hier<br />

over de Befchryving van Arabien van den.Heere NIE-<br />

EuiiR, p. 178, 179. nazien , alwaar men zal vinden ,<br />

dat de Zeden der hedendaagfche Arabieren noch wat<br />

ftrenger zyn , dan hec voorfchrift van Muhammed ;<br />

gelyk men doorgaans de zwakheid heeft, om by de<br />

geboden van den , waaren of valfchen, Godtsdienst<br />

noch iets te willen voegen , om meer te doen , dan<br />

zy eifchen , dat wy doen zullen.<br />

Ca) Dit is inzonderheid waar , voor zoo verre zy<br />

het eeten van Dieren verbiedt, die van anderen dooi<br />

gebeeten of verfcbeurt zyn : dan ten aanziene van die<br />

Dieren, die door Ziekte'geftorven zyn, is deeze aanmerking<br />

aan ccmge uitzonderingen onderhevig. Ten<br />

minften de beklagenswaardige Runder-fterfte heefc<br />

ons gelegenheid gegeeven om te onderzoeken, of het<br />

eeten van zulke door ziekte geftorvene tieesten , hec<br />

welk onder de arme lieden genoeg gefchiedt, der ge*<br />

zondheid ook eenig nadeef te weege brenge , en ik<br />

weet niet, dat de bevinding dee^e vraage poch ooi?<br />

•jïiet ja beantwoord heeft. Vert.


VERBOODENE SPTZEN. 2ip<br />

ten , die van zelve geftorven zyn , iets waardoor de<br />

Franfche Soldaaten zich dik wils groote Ziektens<br />

op den hals haaien. In dit geval moet men den<br />

Marfchalk van Saxen ten minften als eenen kenner<br />

van den invloed , dien de Spyze- wetten op de gezondheid<br />

hebben , gehoor geeven. In Palaeftina en<br />

Arabien komt 'er noch eene byzondere omftandigheid<br />

by (a) , die de nuttigheid van zulk een Verbod<br />

grooter maakt; men vindt daar naamlyk veele<br />

dolle Wolven , en by gevolg ook veele dolle Honden<br />

en Vosfen , op welke de Watervrees ( Hydrophobie')<br />

door byten overgegaan is: indien men nu<br />

op het Veld een Üier vindt , dat verfcheurt , maar<br />

niet opgegeecen is , ftaat het alcoos te duchten , dat<br />

het misfehien van een dolle Hond, Wolf, Vos enz.<br />

zal gebeeten zyn , en deeze zoo vreeslyke en doodlyke<br />

ziekte op htm , die 'er van eet, kunnen overbrengen.<br />

Immers hec is in zulken gevalle beter<br />

te veel, dan te weinig, te verbieden.<br />

Vleefch mee bocer te kooken en te branden, was<br />

verbooden. De Wet, die toe driemaalen toe herhaalt<br />

wordt, zege ( b) : Cy zuil bet Bokje niet knoken,<br />

(_a) Om van Buitenlanders verftaan te worden»<br />

moer ik 'er by voegen , dat wy in ons gedeelte van<br />

Duitfchland , tusfchen den Wezer en Oder , geene<br />

Wolven hebben. Worde by ons al eens een Hond!<br />

dol , dan is dit fpoedig in den geheclen omtrek bekend<br />

, en men zoude niet lange m twyfel ftaan , om.<br />

vast te ftellen , dat het een of ander Dier , hec welk<br />

men verfcheurd op hec veld gevonden had e<br />

door deezen<br />

Hond dus mishandelt was,<br />

O) Exod. XXIH. vs.. 19. XXXIV. vs. 2.6. en<br />

Bmu XlV. vs. IU<br />

O >-


2i8 g. 405. A N D E R E<br />

ken of braaien (0) in den melk zyner Moeder.<br />

Hier moe- men weeten , dac de Oosterlingen eene<br />

zeer groote menigte van naamen of omfchryvingen<br />

hebben , die alle uit betrekkingen , gelyk men ze<br />

by menfchen noemt, van bloedverwandfchap ontleent<br />

zyn , en dus door byvoeginge van het woord<br />

Zoon, Dochter, Zuster, Broeder, Vader en Moeder<br />

gemaakt worden: dus betekent MOEDER VAN HET<br />

BOKJE in het Arabifch niet anders, dan een Schaap<br />

bet melk gelamt heeft: verder, dat Mofes gewoon<br />

is zyne Wetten by enkele voorbeelden te geeven ,<br />

zonder juist alle byzondere gevallen op te noemen,<br />

waarop zy betreklyk zyn , zoo dat hetgeen<br />

hy van Schaapen- melk zegt, buiten twyfel ook van<br />

Koeijen - melk moet verftaan worden: dat alle boter<br />

oorfpronglyk melk is , en men geene fpyze met boter<br />

bereiden kan , zonder ze teffens met melk te<br />

bereiden : en dat de Jooden deeze Wet in der daad<br />

zoo hebben opgevat, als of hun daarin verbooden<br />

wierdc, met boter te kooken of te braaden, gelyk<br />

zy zich noch heden ten dage wachten om geen<br />

boter in hunne fpyzen te doen.<br />

Geene Wet heeft van de Uitleggeren meer geleeden<br />

, dan deeze. Daar is 'er zelfs, die dezelve<br />

in eenen lecterlyken zin van het kooken van een<br />

Lam<br />

C&) SlJO betekent niet flechts kooken, Cdeeze betekenis<br />

heefc het buiten twyfel, wanneer 'er by ftaat<br />

in watert maar ook braaden. Zie Deut. XVI. vs. 7.<br />

2 Chron. XXXV. vs. 13. alwaar dit woord van het<br />

toebereiden van het Paafch-lam gebruikt wordt, het<br />

welk nochtans gebraaden moest worden.<br />

(_&) §. 166. terftond in het begin.


VERBOODENE SpYZLN. 21?<br />

Lattl in den melk van het Schaap , waarvan het geworpen<br />

was, wilden verftaan hebben, en zich moeite<br />

hebben gegeeven, om fpooren van zulk een zonderlinge<br />

manier van kooken op te zoeken , zonder<br />

eenen ervaarnen Kok te raadpleegen , en van dien<br />

te verneemen , of dezelve wel mogelyk zy ? of een<br />

Schaap in één of twee dagen wel zoo veel melksgeeve,<br />

dat men 'er een Bokje in kunne kooken ?<br />

— Wel tienerleie oorzaaken van deeze Wet<br />

heeft men trachten vast te ftellen, en dus den Wetgeever<br />

oogmerken willen toefchryven , waar van<br />

het ééne altoos noch onwaarfchynlyker is dan het<br />

andere , dat alleen uitgezonden, dat Mojes eene<br />

daad , die zulk een onbarmhartig aanzien had , niet<br />

heeft willen toelaaten, om de Israè'liten tot medelyden<br />

te gewennen ; hoewel hier noch altoos de<br />

vraage overblyve : hoe kwamen de Israëliten toch<br />

op die Vreemde gedachte , om een Bokje in melk,<br />

en wel in den melk van zyne eigene Moeder te<br />

willen kooken ? De misdag der Uitleggeren , Rabbynen<br />

, of wie meer deeze Wet heeft willen verklaaren<br />

, beftond daarin, dat Zy de ftaatkunde, die<br />

voor Palseftina voegde, uic hoofde van de byzondere<br />

regels van huishoukunde , die in dat Land vereifchc<br />

worden, geheel en al uic hec oog verboren :<br />

hadden zy hier hec oog op gevestigc, dan zouden<br />

zy over de verklaaring van eene zoo verftandig©<br />

Wee, die het Volk aan Palaeftina bond , en hec<br />

zelve verpÜchcte tot dat werk , waarvan zy zich het<br />

meeste voordeel konde belooven, zich niet lange<br />

hebben behoeven te bekommeren.<br />

Palreftina is hec beste Land om Boom-olie voort<br />

ts brengen<br />

?<br />

het welk wy kennen j /Egypten had<br />

'er


32C §. 205' A N D E R E<br />

'<br />

'er gebrek van, en moesc zich daarom met boter<br />

bthelpen , die nochtans in warme Landen niet zoo<br />

lang goed blyfc , als by ons , die onder eene koudere<br />

Luchtftreek leeven : byzonderheden , die jk<br />

inde 191 fte §. reeds heb aangemerkt. De Israëliliten<br />

hadden zekere innerlyke neigingen tot /Egypten;<br />

maar hun Gemeenebest moest in Palaeftina gegrondvest<br />

worden, en hec geheele Volk in dat land<br />

by elkander blyven woonen , zonder immermeer<br />

wederom daar uit te trekken. Het was dus hier<br />

van veel gewichts , de Israè'liten aan zekere ftnaaklyke<br />

fpyzen te gewennen , die men in /Egypten<br />

niet bekomen konde. Iemand die van zyne jeugd<br />

af gewoon is, aan het geen men mee bocer gebraaden<br />

of gekookc heefc , kan 'er zich zekerlyk mede<br />

behelpen , hy merkt den kvvaaden fmaak , dien de<br />

boter by het mjnfte gebrek ( a ) aan het eeten<br />

geeft , als iets, het geen onvermydelyk is , aan ,<br />

en is 'er mede te vreden. Daarentegen die eens<br />

aan recht goede Boom-olie gewent is , zal dezelve<br />

niet gaarne voor boter , zelfs niet voor de allerbeste,<br />

willen verruilen; en misfehien zelfs wel van<br />

gefmolte boter min of meer afkeerig worden , die<br />

men hier eikanderen zoo ryklyk by hec gebraaden<br />

vleefch toedient , om niet te zeggen eikanderen<br />

tegen wil en dank veeltyds opdringt. Die is zekere<br />

keurigheid, (verregaande keurigheid, zullen veelen<br />

myner Leezeren in Duitfchland denken ,) maar<br />

zy<br />

(a) By voorbeeld , wanneer dezelve te oud geworden<br />

is, of op eene verkeerde plaatze geftaan, of<br />

van het voeder van de Beesten eenen byfmaak bekomen<br />

heeft.


VERBOODENE SPYZEN.<br />

aai<br />

Zy kan nuttig worden voor een Volk, het welk irj<br />

een Land , zoo als Palaïftina , moet gevoert worden.<br />

Wanneer dit Volk zich de boter ontwent<br />

heeft , en aan Boom-olie gewoon is , zal het zich<br />

niét wederom in /Egypten wenfchen , alwaar het,<br />

niettegenftaande de ruime Oogden , nochtans niet<br />

zoo goed zoude kunnen geeven. Daarenboven zal<br />

het deri O'lyf- boom , het natuurlyk voortbrengfei<br />

van dat Land , op de beste wyze voortkweeken ;<br />

en ook dit is geen gering voordeel.<br />

lk berhaale by deeze gelegenheid , het geen ik te<br />

vooren reeds aangaande hec gebruik van Olie by<br />

Spys- offeren gezegt hebbe : ondertusfchen is dit<br />

onderfcheid tusfchen beiden , dat wy daar alleenlyk<br />

een gebod zagen , om by -de heilige Maaltyden ,<br />

en wel in het byzonder toe hec bereiden van gebak,<br />

Olie ce gebruiken ; cerwyl hier by alle gekookte en<br />

gebraadene fpyze zonder onderfcheid het gebruiken<br />

van boter verbooden wordt. Om deeze Wee noch<br />

heiliger ce maaken , gaf Mofes aan dezelve om zoo<br />

te fpreeken , de gedaante van eene zinnebeeldige<br />

Zedenleere : in plaatze van eenvouwig te zeggen ,<br />

GY ZULT NIET KOOKEN OI ; BÜAADFN MET BOTF.R ,<br />

drukte hy zich dus uit: GY ZULT HET BOKJE NIET<br />

KOOKEN OF BRAADEN IN DEN MELK ZYNER MOEDER.<br />

Een Dier in den melk zyner Moeder, die door den<br />

Schepper der Natuure tot zyn onderhoud gefchikc<br />

was , te kooken , kan iemand als eene wreedheid<br />

voorkomen. Het is waar, de boter waarmede wy,<br />

die ook in dac ftuk zoo veel handel dryven , Lammeren<br />

of Kalveren braaden , is zelden van den<br />

melk van dat zelfde Schaap , of die zelfde Koe,<br />

waarvan deeze jonge zyn ; maar by eenen Israëlitifchen<br />

Huisvader, die geenen melk of boter van<br />

ande-


2a? J. 205. A N D E R Ê<br />

anderen behoefde te koopen , maar alles byna wat<br />

hy noodig had , op zyne eigen werf vondt, was<br />

dit anders geftelt; indien hy een Lam in boter ,<br />

die van Schaapen - melk gemaakt was , had willen<br />

braaden , dan zonde dit doorgaans boter van deszelfs<br />

Moeders melk geweest zyn. De zelfde ver-<br />

Handige list, om aan een gebod, het welk niet dan<br />

als een burgerlyk Voorfchrift kon worden aangemerkt<br />

, de uiterlyke gedaante van een Zedekundig<br />

Gebod te geeven, en hetzelve daardoor te eerwaardiger<br />

te maaken, is ons al §. 171. voorgekomen.<br />

Naa dat de Jooden , federt hunne verftrooijing,<br />

in Noordelyke Landen gekomen zyn , op welke<br />

Mofes , by het geeven zyner Wetten , het oog<br />

niet gehad heeft, heeft deeze Wet, die voor efene<br />

geheel andere luchtftreek voegde , een geheel<br />

ftrydig uitwerkfel gehad. Boter mogen onze Jooden<br />

niet gebruiken , om 'er mede te kooken, bakken<br />

of braaden ; goede Boom-olie hebben zy in<br />

ons Land niet, zy nemen 'er derhalven Vet, doorgaans<br />

Ganzenvet, toe. Over het algemeen zoude<br />

Vet zekerlyk het nooit geweest zyn , waaraan Mofes<br />

tot dat einde den voorrang gegeeven had, daar<br />

hy het Nierenvet, den vetten ftaart der Schaapen ,<br />

enz. geheel en al verbooden heeft: in het byzonder<br />

zoude hy waarfchynlyk het Ganzenvet het allerminst<br />

veroorloofd hebben , het welk niemand<br />

denken zal , dat voor een Volk voegt, dat met<br />

Ziektens der huid geplaagt is , en het welk een Geneesheer<br />

zynen Lyderen, die hy van dergelyke ongemakken<br />

herftellen zal, altoos wel uitdruklyk zal<br />

verbieden. Ook kan ik noch niet nalaaten te denken<br />

, dat Ganzen onder de onreine Vogelen zullen


VERBOODENE SPYZEN. aaj<br />

Jen behoort hebben : en al ware dit dus niet geilek<br />

, nochtans hebben de oude Israëliten deezen.<br />

Vogel zelden gegeeten , en deszelfs Vet niet gebruikt<br />

, gelyk onze tegenwoordige Hoogduitfche<br />

en Poolfche Jooden gewoon zyn ; anders zoude<br />

men in den Bybel ook wel iets van Ganzen vinden.<br />

Wy zien in dit Voorbeeld,<br />

hoe eene Wet, die voor de eene luchtftreek voegt,<br />

in andere Landen nadeelige gevolgen kunne te wege<br />

brengen, die tegen het oogmerk des Wetgeevers<br />

vlak gekant zyn : in Palaeftina verbood de Wet<br />

het gebruik van boter, om het Volk aan Boomolie<br />

te gewennen , en in Duitfchiand gewennen<br />

zy 'er zich door aan Ganzenvet, het welk tegen<br />

de oogmerken van Mofes lynreeht aanliep.<br />

§. 206.<br />

Verbod van Vet en Bloed , bet welke beiden<br />

op bet Altaar moest gebracht , en te heilig<br />

, om bet voor Spyze te gebruiken<br />

, geoordeeld worden.<br />

De zoogenaamde Vetftukken van Rund-Vee,<br />

Schaapen , en Bokken , waren voor de Israëliten<br />

insgelyks verboodene Spyzen, Lévit. III. vs. 17.<br />

en VIL vs. 2.5. Men zoude dit ook onrein kunnen<br />

heeten ; maar eigentlyk werdt het als te heilig<br />

, en alleen voor het Altaar gefchikt, aangemerkt.<br />

Allerlei Vet was hier door evenwel nies<br />

verbooden , (deeze Wet zoude byna onmooglyfc<br />

geweesc zyn om te houden ,) maar alleenlyk die<br />

vette ftukken , die Mofes zelf by gelegenheid van<br />

zyne


§• A °6* ^ E T E N BLOED<br />

zyne Offer-Wetten , en zyne aanwyzing van het<br />

geen op het Altaar verbrand moest worden , als<br />

zoodanig heeft opgenoemt; naamlyk :<br />

I. HET VET, WAARIN EET INGEWAND<br />

SESLOOTEN IS; Omentum in het Latyn,<br />

het Net, in fommige plaatzen van Duitfchhuid<br />

(ook in Holland) genaamt.<br />

AL HET VET, HET WELK AAN HET<br />

INGEWAND ZIT, Mejemerium, in het<br />

Hoogduitfch Gekrbfe.<br />

3.. HET NIERBED.<br />

4. DE VETTESTAART van zekere foort van<br />

Schaapen , die doorgaans van 15 tot 50<br />

ponden weegt, en waarover men of myne<br />

Aanmerking over Levit. III. vs. 9. of, indien<br />

men iets uitvoeriger, wil, BOCHART<br />

zyn Hirozoicon, P. I. libr II. cap. 45. pag.<br />

494. kan naleezen. De befchryving, die<br />

ik , by Levit. III. vs. 9. daar van gegeeven<br />

hebbe, is uit Rus SE L Natural tiifiory of<br />

Aleppo overgenomen.<br />

Nergens heeft Mofes gezegt, wat men met deeze<br />

ftukken Vets moest doen , indien men in zyn<br />

eigen huis Vee flachtce, en dezelve dus niet als<br />

een Offer op het Altaar konde verbranden ; het is<br />

daarom waarfchynlyk , dat dit door een oud gebruik<br />

bekend zal geweest zyn , en by gevolg, dac<br />

dit gebod, om deeze vette ftukken niec tot fpyze<br />

te gebruiken, geenszins eene geheel nieuwe inftelling


V E R B O O D E N . 3.15<br />

Jing was : alleenlyk in dat ééne geval , wanneer<br />

een Dier niet door het flachimes ftierf, en by gevolg<br />

onrein was, gaf by den lsraëüter. uitdruklyk<br />

vryheid , om deszelfs Vet , tot allerleie gebruiken,<br />

dié zy mtiar wilden , uitgezonden tot fpyze , te<br />

bezigen , Levit. VU. vs. 24. Of dit nu ook ten<br />

aanztene der vette ftukken van zoodanige Runderen,<br />

Schaapen en Bokken , die men binnens huis flaehte<br />

, en niet op hec Altaar bracht, vrygeftaan hebbe<br />

, kan ik niec zeggen.<br />

Vreemd kan het iemand voorkomen , dat deeze<br />

vette ftukken , die in de fpyze wezenlyk van zoo<br />

veel gebruiks zyn , in het byzonder dat hec Nierenvee<br />

, hec welk de meescen onzer voor eene lekkernye'houden<br />

, en door Mofes zeiven dus werd aangezien<br />

O) , in het geheel niec mochcen gegeeten<br />

worden. De Wetgeever zal zekerlyk redenen gehad<br />

hebben , waarom hy , of zulk een zonderling<br />

gebruik van hunne Voorouderen in eene Wee veranderde<br />

, of , in gevalle deezen ce voren Vee aten,<br />

dergelyk eene Wet gaf , welker onderhouding hun<br />

zoo<br />

Ca) Deut. XXXÏII. 14. betekent de uitdrukking,<br />

die ik door beste farwe vertaalt hebbe , eigentlyk :<br />

NIEREN-VET DER TARWE ; volgens eene manier van<br />

fpreeken, die in onze ooren , daar wy vryelyk van<br />

het Nieren-vet eeten , al te hard is , maar den Hebreeuwen<br />

nochtans gemeen was. Men zie ook Pfalm<br />

LI vs. 17. CXLV11. vs. 14. en Num. XVIII. vs. 12.<br />

Onder andere nabuurige Volken, ten nimften onder de<br />

Cananiten, welker fpraake eigenlyk Hebreeuwfch is,<br />

en van welke deeze fpreekwyze naar alle gedachten<br />

afkomibg zyn zal, zal het eecen van het Nieren-vet<br />

waarfchynlyk in gebruik geweest zyn.<br />

IV. Dek<br />

P


226" §• 2o6". V E T EN B L O E D<br />

zoo veel kosten moest. Het kan zyn , dat ééne<br />

van deeze redenen geweest is , dat hy hep daar<br />

door van de Maaltyden, en door dat middel van<br />

alle vertrouwde vriendfchappen met nabuurige Volken<br />

zocht af te houden : maar misfehien was de<br />

voornaamtle reden , dewyl het eeten deezer vette<br />

ftukken , en het gebruik van dit Vet , zoo by gekookte<br />

fpyzen als by gebak en gebraad , voor een<br />

Volk , het welk 3an Ziektens van de huid onderheevig<br />

is , nadeelig moet geoordeeld worden , en<br />

deeze Ongemakken daar door ligtlyk zouden toeneemen.<br />

Teffens noodzaakte deeze Wet het Volk,<br />

om zich met den grootrten yver op het kweeken<br />

van den Olyf-boom toe te leggen. Het gebruik<br />

van Boter was den Israè'liten verbooden ; van hec<br />

Vee van Runderen , Schaapen , en Bokken , dat<br />

men anders by gebrek van Boter tot bakken , kooken<br />

en braaden kan gebruiken , mochten zy zich<br />

niet bedienen; wat bleef hun dan over, dan zich<br />

met allen vlyt op het kweeken van Olyf-boomen<br />

toe te leggen , ten einde zoo veel Olie te teelen als<br />

maar immer mooglyk was? Dusdanig een Volk,<br />

het welk van zyne eerfte jeugd^af aan de welfmaakende<br />

en voortreffelyke Boom olie van Palseilina<br />

gewoon is , en nimmermeer geleert heeft zich van<br />

andere vettigheid by zyne fpyze te bedienen, werd<br />

door deeze byzonderheid alleen genoeg belet, om<br />

zich niet in andere Landen te veifirooijen : en naa<br />

dat de Voorzienigheid , hunnes ondanks , de israè'­<br />

liten in alle deelen der Waereld verfpreid heeft,<br />

valt hun dit verbod van Boter en Vet in der daad<br />

zeer lastig ; en zy zouden zich by ons nauwlyks<br />

weeten te redden , indien zy geene uitleggingen<br />

van de Wet van Mofes maakien , die naar alle ge-<br />

dcch-


dachten met zyn oogmerk weinig overeenkomen ,<br />

en daarenboven zich niet van Ganfenvet bedienden,<br />

het welk daar tegen wel het allermeest aanloopt.<br />

Met het verbod van Vet , is op beide plaatzer»<br />

een ander, dat naamlyk van Bloed eeten veiboo*<br />

den, ( Levit. IiL vs, 17. VII vs. aó, 27.) 't welk<br />

nochtans behalven deeze noch op vyf andere plaatzen<br />

voorkomt, (Levit. XVII. vs. 13, 1+ XIX-<br />

*<br />

v s<br />

26. Deut. XII. vs. 16. 33, 94* XV. vs. !*3 ) , en<br />

waar naar zich niet alleen de Israëliten , maar ook<br />

alle Vreemdlingen , die onder hunne befcheiming<br />

leefden , op leevensftraffe richten moesten, Levit.<br />

XVII. vs. 10. De veelvuldige herhaaling van één<br />

en het zelfde Verbod , die men hier aantreft , en<br />

anders ongewoon is, de ftraffe der uitroeijinge ,<br />

op deszelfs overtreeding geftelt, en de bedreiging<br />

van eene byzondere Godtlyke Wraake , die den<br />

Bloed-eeters zoude vervolgen (a) , geeven genoeg<br />

te kennen , dat de Wetgeever meer belangs<br />

moet geftelt hebben in de onderhouding van du ,<br />

dan van alle andere Verboden , die onreine Spyzen<br />

betroffen , ook dat de Israëliten grootere verzoekingen<br />

moeten gehad hebben , om dit Verbod<br />

te overtreeden. Ik bekenne het, wy zouden 'er<br />

geene groote verzoeking toe hebben , indien ons<br />

het eeten van Bloed verbooden ware \ en men zoude<br />

eer denken , dat iemand , die van jongs af niet<br />

aan het zelve gewoon was , daar van eenen afkeer<br />

hebben zoude. Hec is waar wy eeten zeer gaarne<br />

Bloed - beulingen , als mede Haazen of Ganzen mee<br />

der-<br />

(a) Levit. XVII. vs. 10.<br />

P 2


2a8 §• 2o6« VET EN BLOED<br />

derzelver bloed bereid ; maar ik weet my niet tej<br />

berinneren , dat ik ooit by iemand zulk eenen byzonderen<br />

trek tot deeze fpyze befpeurc hebbe , uitgezonden<br />

alleen in het geval , wanneer de Bloedbeuling<br />

verfch gemaakt was: en dit zoude juist hec<br />

geval zyn , waarin iemand, die niet al te vooren<br />

aan het eeten van Bloed gewoon was, daar van<br />

het eerst eenen afkeer bekomen zoude. Daarerboven<br />

zyn de Beulingen , die van Runderen - bloed<br />

gemaakt worden , op geene ftukken na zoo fmaaklyk<br />

(A) , als de onze , die wy yan Varkens - bloed<br />

maaken ; en van deeze kan hier in het geheel niec<br />

gefproken worden. De verzoeking derhalven , dit<br />

wil ik 'er uic befluiten, die de Israëlieten hadden,<br />

om deeze Wee te overtreeden , moet uit ics anders<br />

, dan uit zekeren trek om Bloed te eeten ,<br />

voortgevloeic zyn : en dit noch zoo veel te meer,<br />

daar het fchynt ce blyken , dac hec Bloed - eeten<br />

eigendyk nooic een Voorouderlyk gebruik by hen<br />

geweest is; want zelfs de Arabieren, die van Abraham<br />

afïïammen , eeten geen Bloed, en Afgoden -<br />

offer, Bloed, bet Verflikte, het geen aan Ziekte<br />

geftorven of verjebeurt ts , en Varkens • vleefch ,<br />

zyn juist de Spyzen , die Muhammed zynen Arabieren<br />

verbooden heeft.<br />

Eer ik overgaa , om de redenen van zulk een<br />

buitengemeen ltreng bevel , tegen het eeten van<br />

Bloed gegeeven , ce onderzoeken, moet ik noch<br />

aan-<br />

(a) De Beulingen van Runderen-bloed , hebben<br />

zekere meelachtigheid, die men al befpeurt, wanneer<br />

er onder het Varkens-bloed, door bedrog, blotd van<br />

Runderen gemengt is.


V E R B O O D E Sï. Ö2(><br />

aanmerken , dac hec zich alleen bepaalde tot het<br />

B'oed van viervoetige Dieren en Vogelen , terwyl<br />

hei Bloed van Visfchen veroorloofd was , Levit.<br />

VIL vs. 06. XVII. vs. tg. Dit is zoo onbetwistbaar<br />

, dac zelfs onze hedendaagfche Jooden , die<br />

anders op eene buitenfpoorige wyze zelfs aan de<br />

le'ter der Mofaïfche Wetten gehecht zyn , geene<br />

zwaarigheid maaken , om Karper te eeten , die in<br />

zyn bloed gekookt is.<br />

Nu komen wy tot de oorzaak van dit zoo gewichtige<br />

Verbod : dezelve is betreklyk op dat eene<br />

groote Hoofd-oogmerk van den Wetgeever, om<br />

allen Afgodendienst buiten zynen ftaat te houden<br />

CJ. 3 2.). Het eeten , of wel zelfs het drinken van<br />

Bloed , was in Allen by het offeren aan de Afgoden<br />

, en het doen van Heidenfche Eeden , zeer gemeen<br />

(a> Dit was onder de Afiacifchen , en in<br />

het byzonder onder de Phtcniciers zoo zeer in gebrmke,<br />

dac de Romeinfche Schryvers het als eene<br />

gewoonte , die te Romen vreemd , maar aan die<br />

Volken byzonder eigen was, opgetekent hebben:<br />

en gelyk men in de Romeinfche Vervolgingen de<br />

Chiiscenen noodzaakcen, om te wierooken , zoo<br />

dwong, men hen in de Perfiaanfche Verdrukkingen ,<br />

om Bloed te nuccigen. Het eene werdt in hec<br />

Westen , het andere in het Oosten , als eene aanneeming<br />

van den Heidenfchen Godcsdiensc aangemerkt<br />

, om dat het beide Afgodifche Plechtigheden<br />

waren.<br />

( a ) Men zie myn Critifcbes Collegium over Pfalm<br />

XVI. vs. 4. pag. 107—-in. en myne Ferklaaring<br />

van den Brief aan de Hebreeuwen , Aanm. 109. by<br />

Kap. IX. vs. zo.<br />

P3


a«o §* 206. V.E f EN BLOED<br />

waren. Hierom dan was hec, dac Mofes die den<br />

Israëlieren , en alkn Vreemdelingen , die in hun<br />

Luid woonden , zoo fcherp , en op ifr .ffen des~<br />

douds v-rbood : een verbod , om het welk (door<br />

'er eene zedelyke gedaante aan te geeven ) noch<br />

meer te heiligen en eerwaardiger te maaken , Godt<br />

liet verklaaren : dat alle de Israëliten , wegens dé<br />

zonden , die zy daaglyks bedreeven , en die do


V E<br />

R B O O D E N . a 3.<br />

,plfi zoo hec flechts niet onmaatig gedaan word ,<br />

J?G^eskundw befchouwt, eene onverfchil i-<br />

evenwel hec Bloed drinken » ** r BW«<br />

dikwrls herhaalt, een Vol»: >m w<br />

w n<br />

gewennen , ten tnn ta «gen bet<br />

bloed ongevoelig maaken . maai: m<br />

van een Volk betoon aan honne_Zeden geenen<br />

Zoodan, gen Plooy te geeven J dezelve beh |<br />

n et eens den uiterlyrten cnyn i<br />

•e doen. Daatenboven ts het n de r daad r,e<br />

geheel -„der eenig gevaa , Bo d ,e dr ^<br />

want te veel tor *•» - « „<br />

b e b b en; inffll<br />

Xeff et dtoos de zeilde ui.we.ku.jS "»„<br />

ffig bloed, maar " f ^ ; ^ " tig^lret<br />

Ë? " D e S y g e w ome^, om by ha<br />

ben. Dergei\K eei* &<br />

d r i n k e n


$25 $. sc& VET EN BLOED<br />

zyn («)» met dar onderfcheid alleen . d ar deeze<br />

opzetlyk by zyne Offerande zoo veel bioeds dronk<br />

als genoeg was om hem hec leeven te beneemen'<br />

daar<br />

CO. Libr. V. Cap. 6. Tbemiflocks inftituto<br />

Jacrificiu exceptum patera tauri /angmnem bavfc éf ante<br />

ip/am aramquafi qumdamjutatis cUra viEtima'concinit.<br />

Zynemeenmgis, üat IThemiftodes, die den Konimr<br />

van Perüen beloofd hadt , Griekenland onder zynl<br />

h^rfehappye te zullen brengen , uit hefde rot lyn<br />

Vadeiland , en om zynen beloften geen seftand "te<br />

doen by gelegenheid van eene Offerande f uit "ene<br />

drinkfchaale het bloed van den Offerftier,'waar van<br />

H^n g K Kl; m i g e d ! ; 0 p p , e n h e m S e e n n u d e e ' zouden gedaan<br />

hebben, gedronken heeft , om z,ch zeiven den<br />

dood te veroorzaaken. Of het geval w:.ar zv is<br />

onzeker, en ieder Leerling weet uit Cornelius keias,<br />

dac men met geene zekerheid kan zeggen, of < hemiftodes<br />

aan eene Z.ekce , dan of hv op eene andere<br />

wyze geftorven zy Onder^fchi z'et men evenwel<br />

uit dit verhaal , wat 'er gemaklyk gefch.edea<br />

konde byald.en men Offer-bloed dronk , en iede?<br />

Geneesheer van eenige kundigheid zal weeten dat<br />

mand bloed drinkt, het geval<br />

z eJf n,et \ m<br />

zal voorkomen.<br />

Het eenige Voorbeeld dat ik hfmvnen tyd<br />

daar van gehoord hebbe was dat van eenen Man,<br />

die zeer ongebonden leefde, en in het byzonder voor^<br />

eenen Vraat bekend ftoncl; deeze had, by een Slachtmaal<br />

tegenwoordig, zoo veel Bloed-worst gegeeten,<br />

W<br />

?»n, Ir fi n i " °" m i d d d y k «eftierf, maar nochtans<br />

er m zulk eene Slaapz.ekte , die den dood gcivk<br />

was, door verviel , dat men hem ^ oor dood hield<br />

op eene verhaaste wyze ten grave bracht , en raa<br />

verloop van eemgen tyd, toen men hem wederom<br />

opgroef, befpeurde dat men hem leevendie begraaven<br />

had : hy was in het graf<br />

v an zyne bezvnmina<br />

wederom bygekomen, en had den geneden ar jt va n<br />

iemand,,


V E R B O O D E N . 233<br />

daar m.'o hec, in hec geval, waar van ik nu<br />

fpreek , by ongeluk , of door eenen bygeloovigen<br />

yver zoude doen.<br />

Die<br />

iemand, die leevendig begraaven is, en alie zyne<br />

krachten vereenigt , om zich aan den onvermydlyken<br />

dooJ te ontrukken , ondervonden. Ik zelf heb" den<br />

Man gekenc. Die geval is zekerlyk niet genoeg, om<br />

het Bloed-eeten Zedekundig te verbieden ; zoo als<br />

iommigen willen, en zelfs de Geneesheer Bartbolinur<br />

op veel zwakkeren grond , en zonder eenige Geneeskundige<br />

bevindingen beweert heeft: want het was<br />

enkel zyne overdaad . die hem in dat onheil bracht ;<br />

en waarlyk , ik zoude te vooren altoos eer gedacht<br />

hebben , dat een Man van te veel Wyns te drinken,<br />

dan van te veel Bloed-worften te eecen , zoude geftorven<br />

zyn : en nochcans zal iemand om die reden<br />

het drnkèn van Wyn voor ongeoorlooft houden. Ik<br />

merke dit aan , dewyl ik weet dat veele veiftandige<br />

en godtvruchtige Christenen , door de onvolledige ,<br />

en onbehoedzaame verklaaringen , die 'er doorgaans<br />

van Hand. KV. vs. 20— 29. gemaakt worden , zich<br />

noch dikwils over het eeten van Bloed in hunne geweetens<br />

bezwaart vinden , en ik niet gaarne, by net<br />

verhandelen van het Mofai'fch Recht , door het aanwyzen<br />

der nadeelige gevolgen , die 'er niet uit hec<br />

Bloed eeten zelfs , maar uit het onmaatig gebruik<br />

daar van , het welk by alle Spyzen ongeoorlooft is,<br />

voortvloeijen , iets zoude willen toebrengen , om die<br />

twyfeLng hunnes geweetens, die hen veeltyds zeer<br />

beangftigt , noch grooter te maaken. Indien ik dac<br />

deed, zouden veelen mynér Leezeren , het geen zy<br />

door my van het Mofaïfch Recht leeren , in der daad<br />

te duur'betaalen. By voorraad kan iemand , die aan<br />

de zedelyke geoorloofc heid van deeze fpyze moetic<br />

twyfelen , daar over leezen , hec geen ik in myne<br />

Porapbrafis der kleine Brieven van Paulus, onmiddelyk<br />

achter den Brief aan de Galacers, bv wyze van een<br />

P S<br />

Aan-


234 §• 20f5. VET EN BLOED VERBOODEN.<br />

Die gaf Mofes redenen genoeg , om hec bloed -<br />

drinken niet cor een ftuk van Godcsdiensc te maaien<br />

: en zoo ras men die niec wilde doen , moest<br />

het zelve , om dat hec tot den Afgodendienst der<br />

Heidenen behoorde , volgens de grondregelen van<br />

Mofes . op het allerfcherpst verbooden woraen.<br />

Men ?z\ zien nu ook niet meer verwonderen , dac<br />

bet B oed eeten niet flechts Handel. XV. 20 — 2y.<br />

als verbooden voorkomt , maar ook dat het by Je<br />

Arabieren in den Koran met Afgoden - offer word?<br />

gelyk geftelt. In het Oosten naamlyk maakte hit<br />

o er het algemeen wezenlyk een ftuk van den Afgodendienst<br />

uit.<br />

Van het Ontmannen der Dieren, als iets, het<br />

geen door Muies verbooden was, hebbe ik §. 108.<br />

reeds gefprooken , waar heen ik myne Leezeren<br />

dan nu wyzen kan.<br />

Aanhangfel gefchreeven hebbe : myn oogmerk is ondertusfchen<br />

, dewyl ik zie, dat zoo veele verftandu;e<br />

Christenen door deeze zwaangheid beangftigt wo,-<br />

den , eens opzetlyk en breedvoerig over dit ftuk te<br />

fchryven. Maar hier, daar ik van het Mofaïfch Recht<br />

moet fpreekeD , kan ik dit niet doen.<br />

WET-


g. 207. LEVITISCHE' ONREINHEDEN. 035<br />

WETTEN V A N LEVITISCHE ON­<br />

REINHEDEN VAN MENSCHEN,<br />

HUIZEN, HUISRAAD ENZ.<br />

§• 207.<br />

Van de Leviti/che Onreinheden in bet algemeen.<br />

Onrein worden in de Wetten van Mofes zulke<br />

Perloonen genaamt , welker aanraaking , ja zelfs<br />

den omgang met welke , andere menfchen moesten<br />

vermyden , indien zy zelve niet wilden on.eir ,<br />

dat is , van den omgang met anderen uitgefloqien<br />

worden , en welken daarenboven op zwaare ftraffe<br />

verbooden was , zich op de plaatze van den<br />

Godtsdienst, of by de Offer-maaltyden te laaten<br />

vinden.<br />

De tyd der duuringe , en de trappen van Onreinheid"<br />

zelve , waren verfchillende. Sommigen<br />

konden door zekere Plechtigheden onmiddelyk naa<br />

Zonnen - ondergang wederom rein worden; maat<br />

by anderen kon dit niet gefchieden , dan acht dagen<br />

naa dat de natuurlyke oorzaak van hunne onreinheid<br />

had opgehouden. Een Melaatze moest<br />

van anderen afgezondert, op eene byzondere plaatze<br />

woonen , zich werklyk ep zekeren afftanu van<br />

andere menfchen houden , zich aan zyne kleeding<br />

doen kennen , en indien iemand naby hem kwam ,<br />

denzelven Onrein ! Onrein ! toeroepen , om hem<br />

te waarfchuwen : anderen mochten flechts niemand<br />

die rein was , onmiddelyk aanmaken , indien zy<br />

hem


536. §, 207 LEVITISCHE ONREINHEDEN,<br />

hem niec insgelyk onrein wilden maaken , en waren<br />

gehouden , om aan geenen Reinen eenigen<br />

hindernis toe te brengen , zich buicen hec Leger<br />

op te houden , Num. V. vs t — 4. waar uit ik<br />

evenwel noch niet durve beflui en , dat zy naderhand<br />

ook niet in de Stad , of hunne eigene huizen<br />

hebben mogen blyven ; hoewel die zeker zy<br />

t<br />

dat zy zich in dezelven afgezondert moescen houden<br />

, om joor beroering niemand anders op dezelfde<br />

wyze onrein te maaken. Dat dit eene ongemaklyke<br />

toeftand geweest is , die ieder eenen<br />

moe't beweegen , om zich voor allerleie verontreinigingen<br />

zoo veel mooglyk te wachten , behoeve<br />

ik nier te zeggen.<br />

Iemand , die verontreinigt was , konde zonder<br />

zekere Piechtigheden , door Mofes tot dat einde<br />

voorgefchreeven , zoo als Offeranden , Wasfchingen<br />

, Befprengingen , enz. in eenen Burgerlyken<br />

zin niet wederom rein worden , al ware het ook,<br />

dac de Naruurkundige Onreinheid reeds geweeken<br />

was : en indien hy , zonder voorafgaande reiniginge,<br />

zich verftouc had , in hec Heiligdom te komen<br />

, of Offer-Maaltyden by te woonen , had hy<br />

het leeven verbeurt , dewyl de ftraffe der Uitroeijinge<br />

daar op gefteld was. Onrein te worden, of<br />

zelfs zich al willens en weetens te verontreinigen ,<br />

was in geenen deele ftrafbaar ; een Arts, by voorbeeld<br />

, die de geneezing van eenen Lyder , die<br />

mee eene onreine krankheid bezochc was, bezorgde<br />

, werdc , door denzelven aan ce raaken , onrein<br />

(a) ; al wie eenen Dooden begroef, was<br />

(O Levit. XV. vs. 7.<br />

zeven ,


§. 2o8. VAN DE MELAATSHEID. 237<br />

zeven dagen lang onrein («) ; en nochtans moest<br />

die niet alleen gefehieden , maar her was zelfs een<br />

der oogmerken , die Mofes door deeze zyne fchikkingen<br />

zocht te bereiken , de Israè'liten daar door<br />

tot het begraaven van hunne Dooden te noodzaaken<br />

: noch ééns , al wie, volgens het uitdruklyk<br />

bevel van Mofes zeiven, de roode Koe, die ter<br />

reiniginge gefteld was , flachtce en verbrandde ,<br />

de Priester zelf, die by deeze verrichting tegenwoordig<br />

was , al wie de Asfche daar van vergaderde<br />

, of het Wy-water fprengde , werdt onrein,<br />

Num. XIX. vs. 7 , 8. 10. 21. Dan zich niet te<br />

laaten reinigen, was ten hoogden ftraf baar, en eene<br />

misdaad, waar op Godt de Uicroeijing gefteld<br />

had, Num. XIX. vs. 20.<br />

§. 208.<br />

VAN DE M E L A A T S H E I D .<br />

Eenige algemeene Aanmerkingen over de natuur<br />

van deeze Ziekte , en over het geen den Wetgeever<br />

by deeze , of andere ongemerkt<br />

besmettende Ziektens te doen ftond.<br />

De grootfte , en volgens de wergeevende Wysheid<br />

noodzaaklykfte burgerlyke onreinheid , werdt<br />

veroorzaakt door de Melaatsheid , eene beftnerly.<br />

ke , maar langzaam en als ongemerkt aanfteek>.nde<br />

Ziekte , die zeer bedrieglyk en zacht begint, doorgaans<br />

alleen met een klein Vlakje, dat geen ongemak<br />

(a) Num. XIX, vs. u-16.


238 f. 208. VAN DE MELAATSHEID.<br />

gemak veroorzaakt, maar ook door geene midde*<br />

]en te verdryven is, door den tyd grooter wordt ,<br />

en van langzamerhand tot eene krankheid overgaat ,<br />

die met de verfchriklykfte toevallen , by voorbeeld,<br />

het verderven en afvallen van geheele ledemaaten ,<br />

verbonden is, en wanneer dezeive eenen zekeren<br />

trap van zwaarte bereikt heeft, nimmermeer kan<br />

geneezen worden. De dood volgt doorgaans zeer<br />

onverwacht , op eene flaauwe koortfe ( febrieula ),<br />

en dat dan zoo plotslyk , dat men in Vrankryk een<br />

voorbeeld weete van eenen Melaatfen , dewelke<br />

des nachts voor zynen dood , die op zulk een klein<br />

koortsje volgde , noch fterk genoeg was , om zich<br />

van den Huwiyksplichc te kwyten.<br />

Indien iemand van deeze Ziekte breedvoeriger<br />

wil leezen , die zal , behalven myne Aanmerkingen<br />

over Hiob II. vs. 7. myne Vraagen aan het<br />

Reisgenootfchap na Arabien , No. n. 28. en 36.<br />

moeten raadpleegen : lk heb daar veele dingen,<br />

die te vooren geheel onbekend waren , van Fran-.<br />

fche en Engelfche Geneeskundigen overgenomen ,<br />

die deeze Ziekte in de laatfte helfte van deeze<br />

Eeuw , op een gedeelte der Zuidelyke Kusten van<br />

Vrankryk , en de Suiker- Eilanden van America,<br />

alwaar dezelve door Africaanfche Slaaven gebracht<br />

was , leerden kennen , en onderzochten , en wel<br />

met zulk eene naauwkeurigheid , dat zy met het<br />

verhaal van Mofes veel meer overeenkomen , dan<br />

eenig ander Schryver , die van zynen tyd af tot het<br />

Jaar naa Christus 1750. geleeft heeft: ik moet 'er<br />

daarom hief noch byvoegen , dat dit aan den Heere<br />

EYKING , Hoogleeraar en Opziener der Boekerye ,<br />

aanleiding gegeeven heefc, om de meeste van deeze


§. 208. VAN DE MELAATSHEID. 239<br />

ze Engelfche en Franfche Berichten in het HoogcUntfcb<br />

te vertaaien. Men vind ze hier en daar verfpreid<br />

in de Hanoverfche Verzamelingen en Magazynen<br />

, te weeten in de Verzamelingen tot Nut tn<br />

Vermaak ( Beytragen zum Nutzen und Vergnügcn )<br />

het 32de en 4Ï5de Stuk van het Jaar 1762. en in<br />

het Hanoverfch Magazyn, S:. 86, 87. van het Jaar<br />

1703. en 63,64. van het Jaar 1764. Ik geloof,<br />

dat men deeze Stukken , die voor myne Leezeren<br />

van zoo veel gewichts zyn , in Hanover , ter plaatze<br />

daar men de Nieuwspapieren uitgeeft, (im Intelligenz<br />

Comtoir), afzonderlyk zal kunnen bekomen<br />

: zo niet, dan zyn ze waardig om met eenige<br />

kleine veranderingen herdrukt te worden. Ik kan<br />

niec nalaaten ééne plaatze daar uit af te fchryven ,<br />

en op den rand te laacen drukken , die hier juist te<br />

pasfe komt, om ce doen zien , wat eenen Wetgeever<br />

in dit geval te doen daa , en wat de algemeene<br />

begeerte des Volks , wanneer deeze Ziekte zich<br />

begint te • openbaaren , van hem vordere ( a ).<br />

- Ik<br />

(a) PEYSSONEL, die als Geneesmeester na het<br />

Eiland Guadeloupe gezonden werdc, om de Melaatsheid<br />

, die zich daar openbaarde , te onderzoeken ,<br />

fchryft op den 3. February 1-^7: „ Het is omtrent<br />

„ 25 of 30 jaaren voorleden , dat zich op dit Eiland<br />

„ by verfcheidene perfoonen eene byzondere Ziekte<br />

„ geopenbaart heeft. Hec begin van deeze Zie. ce is<br />

j, zeer gering: by de Blanken ziec men flechcs eeni-<br />

„ ge donker-roode vlakken op de huid , die naar het<br />

„ zwarce zweemen ; maar by de Zwarcen zyn deeze<br />

„ vlakken van eene koper-roode verwe Deeze vlak-<br />

„ ken zyn in den beginne mee geene de minde fmar-<br />

„ een r.och eenige andere coevallen verbonden: maar<br />

„ men kan dezelve ook door geene middelen , hoe<br />

• » ge-


240 §. 2o8. VAN DE MELAATSHEID.<br />

Ik heb zelf te Göttinjren een voorbeeld<br />

van Melaatsheid gezien aan eenen Kledermaaker,<br />

die<br />

genaamt verdry ven. De Ziekte neemt ongemerkt<br />

" Toe , en vaart eenige jaaren lang voort, meer en<br />

" meer zichtbaar te worden. De vlakken worden<br />

grooter , en verfpreiden zich zonder onderfcneid<br />

?! over de huid van het geheele lichaam : fomtyds<br />

, zyn zy een weinig verheven, hoewel vlak. Wanneer<br />

de Ziekte toeneemt , zwelt het bovenfte ge-<br />

! deelte van den Neus op , de neusgaaten worden<br />

arooter, en de Neus zelf week. Aan de kinbakken<br />

" liet men Gezwellen ; de wenkbrauwen zyn opgetrokken<br />

; de Ooren worden dik ; de toppen van<br />

" de Vingew , als mede de Voeten en toonen zwellen<br />

; de nagels fchilferen ; de gewrichten van han-<br />

' den en voeten gaan los en verfterven , m de v.akte<br />

' der handen , als mede aan de voetzooien komen<br />

! diepe drooge Zweeren , die fterk coeneemen , en<br />

naderhand vvederom verdvyynen. Met één woord,<br />

' wanneer de Ziekte haare laatfte roile fpeelt, word<br />

de I vder affchuwlyk om aan te zien, en valt in<br />

" ftukken. Alle deeze toevallen komen zeer lang-<br />

" zaam op, het een naa het ander , en 'er worden<br />

dikwils veele jaaren vereifcht, eer zy allen ten<br />

' vooTfchyne komen : de Lyder heeft geene groote<br />

fmarcen , maar voelt aan handen en voeten eene<br />

ü foort van verftwinge. Deeze menfchen worden ,<br />

geduurende dien geheelen tyd, niet verhindert in<br />

de zoogenaamde Naturalia ; zy eeten en drinken ,<br />

eelvk zv te vooren gewoon waren ; ja zelrs , wan-<br />

" neer de verfterving hen van hunne vingeren en too-<br />

" nen berooft heefc, is het verlies van deeze ver-<br />

" ftorvene deelen daarvan her, geheele gevolg want<br />

' de wonde geneest van zelf zonder eemge hulpc of<br />

" heelmiddel. Maar wanneer die arme menichen m<br />

V, het laatfte cydftip der Z.ekte komen , zyn zy afj;<br />

(chuwelyk mismaakt , en grootelyks medelyden<br />

» waardig.<br />

M<br />

Men


§. 208. VAN DE MELAATSHEID. 241<br />

die ook aan de Ziekte , die men langen tyd voor<br />

eene geheel andere aanzag , en daar door onge-<br />

nees-<br />

Men heeft bemerkt, dat deeze fchriklyke Ziekte<br />

noch andere zeer droevige eigenfchappen heeft ,<br />

' zoo als : vooreerst , dat zy erflyk is , waar door<br />

fommige Familien met dezelve meer dan andere<br />

bezocht wordeft ; ten tweeden , dat zy befmetlyk<br />

„ is , voor zoo verre zy door byflaap , ja zelfs door<br />

„ langduurigen omgang voortgeplant wordt ; ten<br />

derden, dat zy ongeneeslvk is, ten mmften dat<br />

', 'er tot noch toe geene middelen om dezelve te<br />

„ geneezen bekend zyn. Men heeft met kwik- mid-<br />

„ delen , met zweetdryvende arczenyen , en alle an-<br />

, dere middelen en voorfchrifcen, die men in Venus-<br />

'' ziektens gewoon is te gebruiken , de proeve genomen<br />

, maar vruchteloos : in plaatze van te hel-<br />

' pen , bevorderden zy den ganfchlyken ondergang<br />

van den Lyder ; want de middelen , die men m<br />

' Venus-ziektens dientlig oordeelt, deeden deeze<br />

'<br />

krankheid eerst recht doorbreeken , men zag er<br />

de verfchriklykfte toévallen van , en alle zy , met<br />

welke men op deeze wyze handelde , üierven<br />

! eenige jaaren vroeger dan andere." ( ln hec yoorbv<br />

saan , indien het my geoorloofc is dit. woord tusfchen<br />

beide ce fpreeken: de ongelukkige Kleermaaker<br />

te Gcettingen was ook ongeneeslyk gemaakt, door<br />

dien men hem langen *yd , cegen alle zyne betuigin*<br />

«en van het tegen'' .cl aan , als iemand die met de<br />

Venus-kwaaien behebt was , gehandelc had , eer hy<br />

in handen van een kundig Geneesheer , den Heer<br />

•Lyfarts VOGEL , kfcam , hoewel het toen reeds te<br />

laat was).<br />

„ Eene zeer rechtmaatige vreeze , om met deeze<br />

wreede ziekte befmet te worden ; de moeilykheid<br />

om befmette perfoonen op het enkel gezicht te<br />

L kennen , eer de Ziekte tot zekeren trap geklom-<br />

,, men was; de langduurigheid van cyd , waarin de*


§• 208.<br />

VAN DE MELAATSHEID.<br />

neeslyk werdt , geftorven is.<br />

De Heer MTJR-<br />

RAY<br />

j, zelve verborgen bleef, veroorzaakt door de zorg.<br />

„ vuldigheid der Lyderen, om ze geheim te houden;<br />

,, de onzekerheid der toevallen in den beginne, wan-<br />

,, neer men ze al van andere ziektens moest kunnen<br />

„ onderfcheiden ; dit alles, zeg ik, veroorzaakte<br />

,, onder alle de Inwooneren van dit Eiland eene bui-<br />

,, tengemeene bekommernis. Zy hielden eikanderen<br />

,, onderling verdacht, dewyl deugd en aanzien gee-<br />

,, ne middelen waren, om zich tegen dien vreeslyken<br />

geesfel te beveiligen. Zy noemden deeze ziekte<br />

,, Melaatsheid , en gaven aan hunne Opperden en<br />

Bevelhebberen verfcheidene fmeekfchriften over ,<br />

waarin zy denzelven alle deeze bovengemelde om-<br />

Handigheden voordelden, zoo wel als het algemeen<br />

„ belang, de onrust door het wantrouwen in dit nieuw<br />

„ aangebouwd Land veroorzaakt, de ongemakken ,<br />

„ en den haat, die dergelyke befchuldigingen onder<br />

„ hen te wege brachten , de Wetten welêer tegen<br />

„ Melaatfen gemaakt, en hunne verdooting uic de<br />

burgerlyke famenleevinge. Zy verzochten eene<br />

„ algemeene bezichtiging van allen , die men van<br />

„ deeze ziekte verdacht hield, ten einde die geenen ,<br />

„ welke men zoude bevinden , dat met dezelve in-<br />

„ derdaad befmet waren , in byzondere Zieken-hui-<br />

„ zen , of op zekere afgezonderde plaatCén mochten<br />

,, gebracht worden."<br />

Hy verhaalt daarop , hoe het Hof dit verzoek toe*<br />

gedaan , en hem na Guadeloupe gezonden hebbe, om<br />

de bezichtiging te doen : en befchryft de ziekte ,<br />

zoo als hy ze gevonden heeft- Hoe zeer de Lyders<br />

'er op uit zyn , om dezelve te verbergen , en hoe<br />

noodzaaklyk het dus zy voor de Wetgeevende<br />

Macht, om 'er zich mede te bemoeijen , ziet men<br />

uit No. 9. van zyn bericht.: „ Byna alle , zegt hy ,<br />

,, dewyl zy hunne ziekte zochten verborgen te hóuden<br />

, poogden my te misleiden , door valfche oor-<br />

„ zaa-


§. 2ofl. VAN DE MELAATSHEID. 243<br />

RAY heeft<br />

dezelve in een opzeclyk Werk be-<br />

fchree-<br />

, zaaken van hunne wonden en zweeren voor te wen-<br />

', den. Het grootfte gedeelte gaf voor, dat de Rot-<br />

L ten hunne toonen afgevreeten, of dat zy zich eens<br />

gebrand hadden , waar uic die zweeren ontftaan<br />

, waren. Deeze waren de uitvluchcen , die ieder<br />

), van hun ons trachtte diets te maaken."<br />

Van de befmetlykheid dier ziekte fpreekt hy No.<br />

ïi , 12. op deeze wyze : „ Wy werden door onze<br />

, waarneemingen ten vollen overtuigd , dat deeze<br />

Ziekte befmetlyk en erflyk is , alhoewel de befmeccing<br />

niet zoo krachtig en hevig zy , als by de<br />

„ pest en pokken , zelfs niet, gelyk by den hair-<br />

„ worm , fchurfc , ruide en andere ongemakken der<br />

* huid. VVy waren van gedachte, dat deeze<br />

befmettende kracht zich op geene andere wyze<br />

werkfaam betoont, dan alleen door eenen langduu-<br />

„ rigen omgang mee iemand, die deeze Ziekte heeft,<br />

of door vleefchiyke gemeenfehap. Zelfs hebben<br />

** wy bemerkt, dat zoodanig een omgang, of vleefch-<br />

" lyke gemeenfchap de Ziekte niet altoos voortplant,<br />

" want wy hebben gezien dat getrouwde Vrouwen<br />

*' die by haare Mannen bleeven , en omgekeert dac<br />

V Mannen die met hunne Vrouwen gemeenfchap ge?<br />

" had hadden , niet befmet wierden , zoo dat de<br />

" één by aanhoudenheid gezond bleef, terwyl de<br />

" andere Melaats was. Wy zien , dat geheele huis-<br />

*' gezinnen met Melaatfe Pérfoonen omgaan, by de-<br />

*' zelve woonen , en evenwel niec befmet worden £<br />

en daarom , hoewel de bevinding zoo wel als hec<br />

" bericht het welk ons door menfchen ,^ die deeze<br />

" Ziekte hadden , gedaan is , haare befmetlykheid<br />

*! bewyzen , zyn wy nochtans van gevoelen , dac by<br />

zulke Lieden , die befmet zullen worden , reeds<br />

„ eene byzondere geiTeltheid zyn moet, die hen voor<br />

„ de befmettinge vacbaar maakc.<br />

Q<br />

A


B44 $' 2 °8« VAN DE MELAATSHEID.<br />

fchreeven CO- Vroegere Geneeskundigen, die<br />

van de Melaatsheid , ook wel onder den naam van<br />

Elephantiajis gefchreeven hebben, in hec byzonder<br />

AKETJEUS CAPPADOX , en PAULUS /E^NETA , die<br />

dit zeer breedvoerig gedaan hebben , gaa ik hier<br />

roet ftilzwygen voorby, dewyl ik 'er in een ander<br />

Stuk , hec welk noch niet gedrukt is , een Uictrekfel<br />

van gemaakt heb (b~).<br />

Dat de Melaatsheid befmeclyk is , is onbecwistbaar<br />

; maar haare befmetlykheid is, indien ik het<br />

dus mag uitdrukken, ongemeen eigenzinnig. Het<br />

gefchied niet fpoedig , en voor de befmetcing door<br />

enkele aanraaking veroorzaakt , ( de vleefchelyke<br />

vermenging uicgezondert) fchynt men zich te kunnen<br />

beveiligen. Het is aanmerklyk, dac dezelve<br />

niec altoos door Huwelyks-gemeenfchap wordt<br />

voortgeplant, want men heeft getrouwde lieden<br />

gezien , waar van de eene Melaats was, en de andere<br />

rein bleef, hoewel zy eikanderen den Huwlyks-plicht<br />

niet onthielden. Dan by alle deeze<br />

uic-<br />

Ca) JOHANNES ANDREAS MURKAY, de Vermïbus in<br />

lepra obviis , jun£ta leprofi biftoria Goettingte 1769.<br />

(b) In eene Verhandeling over de byzonderheden<br />

die men in het boek van Hiob vindt, en te kennen<br />

geeven, dat de Schryver van dat boek iEgypten moet<br />

gekent hebben: waarin ik ook in hec voorbygaan van<br />

de Ziekte van Hiob wat breedvoeriger gewag maake.<br />

Deeze Verhandeling is in 'c jaar 17^4.. i7f


§. ao8. VAN DE MELAATSHEID. 245<br />

uitzonderingen toont de bevinding nochtans in het<br />

groot, dat deeze Ziekte langzaam, maar verfchriklyk<br />

is in haare befmettinge , en zich kruipende verfpreidc:<br />

dit is het eenpaarig bericht van alle die<br />

plaatzen , daar zy immermeer geheerfcht heeft: in<br />

deeze Eeuw werdt zy door Africaanfche Slaaven in<br />

de Suiker-Eilanden van America gebracht, en eerlang<br />

had zy zich in haare geheele verfchriklykheid<br />

over meer dan één Eiland uitgebreide. Ook hebben<br />

wy dezelve in Duitfchland gehad: men had die<br />

plaage van de zoogenaamde Heilige Oorlogen mede<br />

gebracht, en om haaren wille bouwde men byzondere<br />

Gasthuizen , in welke noch in de voorgaande<br />

Eeuw hier en daar de laatfte overblyffels<br />

der befmettinge te vinden waren : dan, waarfchynlyk<br />

, dewyl onze Luchtftreek , leevenswyze , en<br />

kleeding (0) aan dezelve geen voedfel gaf, is zy<br />

eindelyk in zoo verre verdweenen , dat men daar<br />

van nu flechts zeer zeldzaam een enkeld voorbeeld,<br />

als eene groote merkwaardigheid , kunne opgeeven.<br />

(a) Misfehien is 'er geen Land zoo ryk aan Linnen<br />

, als Duitfchland, het welk 'er zoo veele andere<br />

Landen van voorziet. Hier van daan is het, dat iedereen<br />

, die dit flechts niet rechtftreeks door zynen<br />

Geneesmeester verboden is, over het bloote lichaam<br />

een linnen hemd draagt, en dit vry dikwils met een<br />

ander, dac fchoon is, verwisfeit; daarentegen draa»<br />

gen Oosterfche Volken veel wolle kleederen over het<br />

naakte lichaam , welke kleederen zy ook zoo dikwerf<br />

niet kunnen veranderen als wy het hemd. Iemand<br />

dien wy arm noemen, heeft evenwel doorgaans meer<br />

dan één hemd : in verfcheidene Landen van Afien<br />

zoude dit al een kleine rykdom, en een dozyn hemden<br />

een foort van weelde (luxus) zyn.<br />

Q3


S46" §• 20S. VAN DE MELAATSHEID.<br />

ven. De Heer WERLHOF betuigde my wel eer,<br />

in zyn geheele leeven , en onder zoo veele Lyders<br />

als hy behandeld had , niet meer dan éénen gevonden<br />

te hebben, aan welken hy de echte kenmerken<br />

van de Aiabifche Melaatfchheid bemerkte,<br />

maar die aan niemand de befmetting overdeed ( a),<br />

ook niet aan de Melaaifchheid, maar, eerst 15 jaa-^<br />

ren naderhand, aan eene Borstziekte fHerf; en dus<br />

misfehien de eigentlyke Melaatsheid der Oosterlingen<br />

niet eens gehad had : en die Kledermaaker te<br />

Gcettingen , wiens ziekte de Heer MURRAY befchreeven<br />

heeft , ftierf wel aan de Melaatsheid ,<br />

maar ook zonder iemand befmet te hebben. Zyn<br />

huis is naa zynen dood verkocht, en door éénen<br />

myner goede Vrienden bewoont, die daar van nimmermeer<br />

eenige nadeelige gevolgen befpeurt heeft.<br />

Ook<br />

( a ) De eigene woorden van deezen grooten en<br />

voorzichtig oordeelenden Man, verdienen, dat zy<br />

niec. verlooren gaan. Ik km my, zegt hy, maar éénen •<br />

Lyder te binnen brengen , aan welken ik de rechte kenmerken<br />

van de Arabifche Melaatscbbeid gezien hebbe-<br />

Deeze was een Lieutenant van de Artillery, die in de<br />

belegering van Philigsburg langen tyd in vochtige Ba~<br />

rakken gehuisvest bad. Men had bem driemaalen doen<br />

kwylen. maar bet ongemak was van tyd tot tyd erger<br />

geworden. Toen by bier in zyn Vaderland kwam, daar<br />

by Vrouw en Kinderen bad, behield by zyn ongemak tot<br />

aan zynen dood, dewelke 1 f jaaren daarna door zekere<br />

Borstziekte , die toen beerfebte , veroorzaakt werdt; by<br />

bracht de befmetting op niemand over. Nochtans durvt<br />

ik niet vastfiellen , dat zyne Ziekte , niettegenftaande<br />

deeze kenmerken . dezelfde ftoffe • ah de Arabifche Melaatsheid<br />

, die zekerlyk dikw.ls befmetlyk is, ten gronde<br />

gehad beejs. Hanover den 17. Mev, iy6z.


f. 208. VAN DE MELAATSHEID. 247<br />

Ook is de Ziekte erflyk , maar niet altoos ; zy<br />

wordt alleenlyk tot in hec derde en vierde lid overgeërft,<br />

en wel zoo, dat, volgens het getuigenis<br />

van Franfche Geneeskundigen , in het vierde lid<br />

niet meer de volkome Melaatsheid , maar alleenlyk<br />

de Hinkende adem overig zy. Ook by deeze overerving<br />

heeft deeze Ziekte eene zonderlinge eigenzinnigheid<br />

, die men goedertieren zouden kunnen<br />

noemen , indien zy de menfchen niec geduurende<br />

hun geheele leeven in de marrelende vreeze voor<br />

een onzeker kwaad liet. De Zoon van eenen Melaatfen<br />

zegt men, dac fomcyds niets anders, dan<br />

eene byzondere vatbaarheid voor de befmettinge ,<br />

overerft, die dikwils eerst naa veele jaaren , maar<br />

ook veeltyds nimmermeer haare werking doet O).<br />

Die<br />

(a) Ik zal hier wederom van de Woorden van<br />

PEYSSONEL gebruik maaken. Het geen ik in den<br />

Text meer zegge, heb ik uit andere Franfche Geneesheeren<br />

, die deeze Ziekte , zoo als zy nu noch<br />

in fommige plaatfen van Frankryk gevonden worde,<br />

befchryven , uit de Reisbefchryvingen «an NIEBOHR ,<br />

en andere geloofwaardige Schryvers van deezen tyd ,<br />

overgenomen. Hy zelf zegt, No. 13, 14. „ Wat<br />

„ de erflykheid deezer Ziekte betreft, die is ontwy-<br />

„ felbaar : wy hebben geheele huisgezinnen gezien ,<br />

„ die befmet waren ; en byna ieder Kind van eenen<br />

„ Melaatfen Vader , of eenen Melaatfen Moeder ,<br />

„ werd insgelyfcs vanlangzaamerhand Melaats; noch-<br />

„ tans hebben wy in fommige andere huisgezinnen<br />

„ eenige gezonde Kinderen gezien , en eenigen die<br />

„ Melaats waren; ook dat een Vader aan Melaats-<br />

„ heid geftorven was, en zyne Kinderen oud wrer-<br />

„ den , zonder van die Ziekte gecrofièn te worden :<br />

„ om welke redenen wy, hoewel zy buiten twyfel<br />

„ erflyk zy , nochtans oordeelen , dat het daar mede<br />

E V E N<br />

Q 4<br />

'


24.3 §. ao8. VAN DE MELAATSHEID.<br />

Dit heefc men in het Oosten bemerkt , en daarom<br />

laat men daar de Kinderen van Melaatfen zekeren<br />

Proeftyd houden , om te zien , of zy de Ziekte<br />

overgeërfc hebben dan niet (a): en in Frankryk<br />

heeft<br />

„ eveneens geftelt is, als met die Familien, in welke<br />

„ de Teering, het Graveel, en andere erflyke krank-<br />

„ heeden gevonden worden, die dikwils van Vader<br />

„ op Zoon overgaan, zonder dac zy juist altoos ee-<br />

„ nen regelmaatigen loop houden ; nochtans zoo dac<br />

„ zy nu eens den eenen, dan den anderen der Nako-<br />

„ nielingen treffen.<br />

„ Nooit hebben wy met zekerheid kunnen bepaa-<br />

„ len , in welken ouderdom zich de Ziekte liet eerst<br />

„ by die geenen openbaare , die van befmette Oude-<br />

,, ren voortgeceelc zyn : nochtans wy hebben , zoo<br />

s, veel de gelegenheid dit ons toeliet, bemerkt, dac<br />

„ deeze Toevallen by die van het Vrouwlyk geflacht<br />

„ doorgaans met de 'Maandelykfche Reiniging begin-<br />

„ nen , en ongemerkt voortgaan , tot dac zy haare<br />

„ eerfte of cweede Kraambed gehad hebben; maar<br />

„ dat zy van dien cyd af zichtbaarer en verfchriklyker<br />

„ worden ; maar by het Manlyk geflacht kan men in<br />

„ het geheel geene vaste rekening maaken."<br />

(a) NIEBUHR Befcbryzing van Arabien, pag. 137<br />

in de Kanttekening. De Christenen te Aleppo neerpen<br />

het Kind van melaatfe Ouderen , zo dezelve insgelyks<br />

Christenen zyn , terftond van den Moeder af,<br />

en geeven het aan eene gezonde Vrouw , om het op<br />

te pasfen. Indien 'er dan naa verloop van drie maanden<br />

, by het Kind geene teekenen van Melaatsheid<br />

gezien worden, word hetzelve in de Srad opgevoed:<br />

maar befpeurt men , dac het Kind met de Ziekte ook<br />

befmet is , dan wordt hec aan deszelfs Ouderen , in<br />

hec afzonderlyk Kwartier der Melaatfen, wederom<br />

ter hand geftelt. De Vrouw, die hec zelve gezoogt<br />

heeft, behoeft niet te duchten, dac zy daar door befmet<br />

zal worden,


§. 2o8. VAN DE MELAATSHEID. 249<br />

beeft men door bevinding geleert, dat de overgeërfde<br />

Melaatsheid , zelfs naa verloop van veertig<br />

jaaren , naa eene hevige aandoening des gemoeds ,<br />

inzonderheid naa eenen geweldigen .fchrik , op<br />

éénmaal mét een Vlakje by iemand kan ten voorfchyn<br />

komen , by wien ze tot dus verre fcheen geflaapen<br />

te hebben (a). . Op dezelfde wyze<br />

, als ik tot dus verre de Melaatsheid befchreeven<br />

heb, fpreekt Mofes van de ftraffe des Allerhoogften<br />

op Afgoderye. Godt is gewoon de Israëliten met<br />

Melaatsheid te dreigen , in gevalle zy zyne Geboden<br />

zouden overtreeden : de bekrachtiging van het<br />

Eerfte Gebod, zoo als de Lutherfchen de verdeeling<br />

maaken , of het Eerfte en Tweede, naar de<br />

verdeeling der Gereformeerden, luidt dus: Ik Jehovab<br />

uw Godt ben een yverig Godt, die de misdaaden<br />

der Vaderen aan de Kinderen van de geenen die<br />

my haaten , tot in bet derde en vierde Lid Jïraft,<br />

Exod. XX. vs. 5. Dit heeft men zekerlyk van de<br />

Melaatsheid te verftaan.<br />

Vraagt men , wat den Wetgeever van een Volk ,<br />

by bet welk de Melaatsheid eene gemeene Ziekte<br />

is, ten minften by het welk dezelve in zwang gaat,<br />

ten dien opzichte te doen ftaa; en wat voorzichtigheid<br />

niet alleen en rechtvaardigheid , maar ook<br />

gelyk in Guadeloupe , de roepende ftem van het<br />

ganfche Volk van hem vordere ? Het fchynt op<br />

volgende ftukken uit te komen,<br />

1. De<br />

(«) Medical Obfervations by a Society of Pbyjicians<br />

at London , Tom. 1. pag. 204.


2So $. 2o8. VAN DE MELAATSHEID.<br />

T. De Melaatfen moeten van de Reinen afgezonderd<br />

worden , en in zekere afgezonderde<br />

Kwartieren woonen. Het trouwen kan<br />

men hun , wel is waar , zonder de uiterfle<br />

hardheid niec verbieden, dewyl de natuurlyke<br />

driften by hen even zoo fterk , of, gelyk<br />

andere willen, noch fterker zyn, dan by gezonden<br />

zelve : men moet het dus laaten gefchieden<br />

, .dat zy naar alle gedachten een<br />

nieuw geflacht van Melaatfen in de waereld<br />

brengen. Maar al wie met hun gemeenzaam<br />

wil omgaan , by gevolg ook hunne<br />

Vrouwen , en die Kinderen welke zy zelve<br />

opgevoed hebben , moeten te vreden zyn,<br />

om met hun op die zelfde afgezonderde<br />

plaarze te blyven , en geenen omgang te<br />

hebben met anderen die rein zyn.<br />

^ Indien dit niet gefchiedt, zal de Ziekte<br />

zich op eene vreeslyke wyze verfpreiden, en<br />

veele huisgezinnen zullen'er toe op derzelver<br />

nakomelingen mede befmet worden.<br />

Niemand zoude veilig kunnen zyn voor<br />

de befmetting, indien zulk eene afzondering<br />

geene plaatze vond : maar nochtans behoort<br />

iedereen, die zich in eene burgerlyke Maatfebappye<br />

begeeft , van dezelve dat nut te<br />

hebben, dat hy zekere natuurlyke veiligheid<br />

tegen zulke befmettingen bekomt; of zy moet<br />

hem vryheid geeven , om zich zeiven deeze<br />

veiligheid te bezorgen, door diezelfde middelen<br />

, die in den ftaat der natuur geoorlooft<br />

zyn; door die.zelfde middelen, waarvan wy<br />

ons in tyden van Pest, zoo te water als te<br />

land


§. 208. VAN .DU MELAATSHEID. 251<br />

land bedienen, wanneer iemand, die de befmeclyke<br />

Ziekte heefc , aan onze Kust wil<br />

landen , op onze Grenzen komen , in onze<br />

Huizen dringen , of ons op eenige andere<br />

wyze door zyne nabyheid in gevaar brengen.<br />

Daar nu geen verltar.dig Wetgeever deeze<br />

eige beveiliging, die aan zoo veele misbruiken<br />

onderworpen is , kan veroorlooven , in<br />

zulke gevallen , daar de befcherming der<br />

Overheid mooglyk is, zoo volgt 'er nacuurlyk<br />

uit, dat hy behoort zorge te draagen, dat<br />

men van dezelve, zoo veel mooglyk, tegen<br />

dergelyke gevaaren beveiligt word.<br />

2. Dewyl de Ziekte zoo ongemerkt voortgaat,<br />

zoo moeilyk te kennen is, en ook, het geen<br />

PEYSSONEL met ftilzwygen voorby gaat,<br />

fomtyds haar begin neemt aan zulke plaatfen<br />

des lichaams, die door de kleederen bedekt<br />

worden (a) \ zoo behoord 'er iemand te<br />

zyn,<br />

fa) ARETJEUS CAPPADOJE, de Caufis &fignis<br />

Morborum, lib. II. cap. 13. pag. 60. onderfcheid twee<br />

foorten van Elepgantiafis , (Melaatsheid van de flimfte<br />

foort) 1. eene, die men het eerst in het aangezicht<br />

ziet, en die men dus vroeg kan kennen. Dus<br />

was het by dien man te Gottingen gefield , van welken<br />

ik nu reeds meer dan ééns gefprooken heb : hy<br />

antwoorde my op myne vraage, zonder te weeten,<br />

waarom ik hem daar na vroeg, dat hy al voor Jangen<br />

tyd , te weeten omtrent 10 jaaren , een klein vlakje,<br />

het welk hy te vooren niet had gehad , in zyn aangezicht<br />

befpeurt had, maar zonder 'er toen arg in te<br />

hebben. Indien men onmiddelyk naa het verichynen<br />

van zulk een vlakje, waar van oude en nieuwe Schryvers<br />

gewag maaken , doet, het geen 'er vereifcfic<br />

word,


252 g. 2o8. VAN DE MELAATSHBID.<br />

zyn , met behoorlyk gezag bekleed , voói<br />

wien men ieder éénen, die maar eenigszins<br />

van Melaafsheid verdacht gehouden wordt ,<br />

zonder tegenfpraak kan doen verfchynen l<br />

om bezichtigt, en wel nauwkeurig onderzocht<br />

te worden. By het minde bewys van<br />

Melaatsheid , moet ieder Burger het recht<br />

hebben , om bezichtiging en onderzoek te<br />

eifchen, en by, die dan rein bevonden word,<br />

moet te vreden zyn met dac voordeel , dat<br />

hy nu voortaan van niemand meer gefchuwt<br />

zal worden.<br />

Indien 'er geene zoodanige fchikkingen<br />

gemaakt zyn , zal niet alleen de geene , die<br />

waarlyk befmet is , en zyn ongemak op alle<br />

moogiyke wyzen tracht te verbergen , anderen<br />

, die voor de befmeccing vatbaar zyn ,<br />

aanileeken ; misfehien zelfs iemand die rein<br />

is trouwen , en dus zyne Bruid , of zy haaren<br />

Bruidegom , tot merklyk nadeel van de<br />

nakomelingfchap , en de gemeene belangens<br />

van den Staac, misleiden: maar ook zy, die<br />

men ten onrechte verdacht houdt, zullen by<br />

dac algemeen mistrouwen van en tegen alle,<br />

het welk PEYSSONEL befchreeven beeft ]<br />

zoo als hy hec op hec Eiland Guadeloupe<br />

zag, zicb zeiven en anderen toe een'last zyn.<br />

Iemand ,<br />

word , wil men , dat de geneezing mooglyk is. 2.<br />

ken, die zich hec eerst aan de ellebogen, kniën en de<br />

gewrichten van handen en voeten openbaart. Deeze<br />

ioort is al meer verborgen, en ARET^EUS oordeelt<br />

dezelve gevaarlyker, om dac men dezelve doorgaans<br />

te Iaat gewaar worde.


2o8. VAN DE MELAATSHEID. 253<br />

Iemand, die zich zeiven rein kent, zal zich<br />

van ieder eenen afzonderen, die hem maar<br />

eenig6zins, al was het ook maar door een<br />

onfchadelyk vlakje of eenige zomer-fproeten<br />

, verdacht voorkomt; hy zal hem zyn<br />

huis en zynen bmgang verbieden, ja misfehien<br />

in eene drift, of door angst gedreeven, zich<br />

van geweldige middelen , die hem de zelfsverdeediging<br />

aan de hand geeft , bedienen ;<br />

en het zoude hart zyn, indien men hem wegens<br />

eenige buitenfpoorigheid , daar door<br />

veroorzaakt, indien zy flechts niet te verre<br />

gaat, wilde ftraffen : aan den anderen kant<br />

zal hy , dien men onfchuldig in verdenking<br />

gehouden heeft, dit als eene groote verongelyking<br />

aanmerken; daar zullen vyandigheden,<br />

wederzydfebe beleedigingen , en daadlykheden<br />

uic voortkomen, en ondertusfchen is zyn<br />

ongeluk, dat hy van andere menfchengemyd<br />

wordt , weinig minder, dan of hy waarlyk<br />

na het gezelfchap der Melaacfen verdreeven<br />

wierdc. Ja zy zelve , die volkoomen rein<br />

zyn , en aan geene de minfte verdenkinge<br />

bloot liaan , maar die alleen van hunnen kant<br />

anderen in verdenking houden , hebben het<br />

ongeluk, van zich altoos in vreeze, die misfehien<br />

in niets anders dan hunne verbeelding<br />

gegrond is , voor befmettinge te bevinden ,<br />

en van zoo veele hunner medeburgeren, die<br />

hun ontmoecen , zekeren afkeer ce hebben.<br />

Die is niecfleches eene kwelling des gemoeds,<br />

maar ook naadeelig voor de gezondheid van<br />

het lichaam , die daar door in geen gering<br />

gevaar geftelt wordt. Vreeze is by befmetlyke


2<br />

54 §• 20^* VAN DE MELAATSHEID.<br />

lyke Ziektens zeer fchadelyk voor de gezondheid<br />

: ik ben wel niet van gedachten , dat<br />

de Melaatsheid , even als de Pest, hem die<br />

het meest bevreest is , het eerst zal treffen ;<br />

maar'er zullen uit eene geduurige en dikwils<br />

vernieuwde vreeze, en het opfluiten binnens<br />

huis , het welk daar doorgaans een gevolg<br />

van is , andere Ziektens voortkomen.<br />

3. Zy , die naa gedaan onderzoek gezond , of<br />

toch rein van de Melaatsheid bevonden worden<br />

, of van welke men getuigen moet, dat<br />

zy van dezelve ten eenenmaale herftelt zyn ,<br />

moeten op eene wettige wyze rein verklaard<br />

worden. Hoe veel belangs de zoodanigen<br />

zelve daarin hebben , behoef ik niet te zeggen<br />

: dan, 'er ligt ook der geheele Maatfchappye<br />

aan gelegen ,. dat men met zekerheid<br />

weet, wien men voor rein te houden<br />

hebbe , om door geene noodlooze vreeze<br />

ontrust te worden.<br />

Deeze Reinverklaaring moet niet te ligtlyk<br />

gedaan worden, niet volgens Geneeskundige<br />

grondregels a priori (van voren ),<br />

want anders zal men zich daar op niet volkomen<br />

verlaaten, en de voorige ontrustende<br />

vreeze ftand houden : maar zy moet naa genoegzaame,<br />

langduurige en wel onderzochte<br />

waarneemingen gefchieden. Hier heeft men<br />

juist het tegendeel van die verftandige grondregel<br />

, die een Rechter behoort in het oog<br />

te houden, dat men naamlyk liever lofchelmen<br />

wil ongeftrafc laaten , dan éénen onfchul-


§. 2o8. VAN DE MELAATSHEID. ^55<br />

fchuldigen ter dood brengen : want hier is<br />

het beter tien Reinen , die men dus zonder<br />

grond verdacht houdt, noch eenen tyd lang<br />

als Melaatfen aan te zien , dan éénen Melaatfen<br />

rein te verklaaren ; want door dit<br />

laatfte vervalt terftond al het voordeel , dat<br />

niet flechts tien , maar duizend , en by een<br />

groot Volk veele duizenden van deszelfs reinverklaaring<br />

trekken moesten ; men ftelt 'er<br />

zich dan niet gerust door , en het algemeen<br />

mistrouwen van allen tegen allen vindt wederom<br />

plaatze.<br />

Misfehien zullen fommige Leezeren denken, dat<br />

hier juist noch het gewichtigfte ftuk ontbreekt.<br />

Moest, zal men vraagen , de geneeswyze van deeze<br />

Ziekte ook niet voorgefchreeven worden? Voorzeker<br />

, dit zoude ik noch eifchen noch wenfehen,<br />

vooral niet by eene Ziekte , die men van ouds voor<br />

ongeneeslyk hieldt, en tegen welke men , zo zy<br />

zekeren bepaalden trap bereikt heeft , zelfs nu noch<br />

geene Hulpmiddelen kent. Wanneer zekere gemeene<br />

Volks - ziekte , de Pest, by voorbeeld , of<br />

Roode Loop, voor eenen korten tyd begint te woeden<br />

, is de Overheid wel gewoon, na voorafgaande<br />

raadpleeging met de Geneesheeren van haare Stad ,<br />

de beste middelen tegen deeze Ziekte openlyk bekend<br />

te maaken ; maar nochtans alleenlyk als raadgeevingen,<br />

en geenszins als geboden: dan wanneer<br />

men van eene gewoone Land-ziekte , of van zoodanig<br />

eene Krankheid, die geduurende eenige Eeuwen<br />

zonder tusfehenpoozinge in zwang gaat, en<br />

aan den anderen kant, wanneer men niet van zekere<br />

bekendmaaking (Publicatie') , maar van eene onver-


25f* §• 208. VAN DE MELAATSHEID.<br />

veranderlyke Wet fpreekt , zouden Wetten , de<br />

Geneeswyze en haare Voorfchriften betreffende,<br />

die meer deeden, dan het een of ander nadeelig<br />

Geneesmiddel verbieden , aan derzelver oogmerk<br />

weinig beantwoorden. Om niet te zeggen , dat<br />

de Artfen , die op dien tyd , wanneer de Wet gemaakt<br />

werdt, leefden , zeer wel een nadeelig middel<br />

konden aanpryzen , waar van men ten aanziene<br />

van de Pest ( a ) en Kinderpokjes zulke merkwaardige<br />

voorbeelden heeft; en dat de menfchen in de<br />

keuze der Geneesmiddelen , waar by het op hun<br />

eigen leeven aankomt , niet gaarne hunne vryheid<br />

geheel verliezen ; is het genoeg , aan te merken ,<br />

'dat 'er geduurig nieuwe en betere Geneesmiddelen<br />

en handelwyzen met de Zieken , waar van de oude<br />

Geneeskundigen niets wisten, worden uitgevonden.<br />

Moet dan een Wetgeever, die zelfs voor volgende<br />

Eeuwen zyne Wetten voorfchryft, al by voorraad,<br />

en zonder ze te kennen , deeze Geneesmiddelen<br />

uitfluiten ? Neen , hy laate het voor de Nakomelingschap<br />

, en de Artfen, die dan zullen leeven ,<br />

over , om zulke Geneesmiddelen te gebruiken, als<br />

men dan best zal oordeelen ; inzonderheid, daar<br />

fommige Ziektens, naa verloop van tyd derwyze<br />

van gedaante veranderen , dat men in de eene<br />

Eeuw daar tegen geheel andere middelen uitvinde,<br />

dan in de 'andere<br />

Maar<br />

(A) HODGES de Peste, pag. 14- MEAD de Peste<br />

in het Tweede Deel van zyne Opera Medica , pag.<br />

88 en 89.<br />

(6) Het voorbeeld der Venus-ziekte zal dit genoeg<br />

kunnen ophelderen.


$, 2o8. VAN DE MELAATSHEID. 257<br />

Maar , zegt men misfehien , Mofes was een<br />

Wetgeever , die naar Godtlyke ingeevingen handelde<br />

, en Godt zoude derhalven het beste middel<br />

, om de Melaatsheid te geneezen , door hem<br />

hebben kunnen bekend maaken , en voor altoos in<br />

zyne Wetten vastftellen 1<br />

Zekerlyk<br />

zoude Godt dit hebben kunnen doen , doch Hy is<br />

niet gewoon op deeze wyze te werke te gaan ,<br />

maar het aan de menfchen zelve over te laaten, om<br />

door eigen vlyt, Geneesmiddelen tegen de ongemakken<br />

, die Hy hun toezendt, uit te vinden (a).<br />

Hier komt noch by : indien 'er al zeker onfeilbaar<br />

middel tegen de Melaatsheid gevonden wierdt,<br />

zoude het evenwel met het overige van den <strong>inhoud</strong><br />

der Mofaïlche Wetgeevinge niet wel overéén komen<br />

, dat middel bekend te maaken : want de Melaatsheid<br />

was juist de ftraffe , welke de Voorzienigheid<br />

den Overtreederen der Wet van Mofes , inzonderheid<br />

den Afgodendienaaren , gedreigd had.<br />

Zoo min als het tegen de goedertierenheid van Godt<br />

ftrydt , dat in de Waereld , die door Hem gefchaapen<br />

is en onderhouden wordt , Ziektens, ongeneeslyke<br />

Ziektens , en andere natuurlyke onheilen<br />

gevonden worden , waar van Hy zich tot ftraffe<br />

der Zondaaren kan bedienen ; even zoo min ook<br />

ftrydt het tegen de goedertierenheid van Godt, als<br />

eenen Burgerlyken Wetgeever , indien Hy zeker<br />

onfeilbaar middel tegen de Melaatsheid , het welk<br />

'er<br />

fa) Men kan hier wederom te pasfe brengen, het<br />

geen ik bladz. 172. aangaande Wiskundigeen Natuurkundige<br />

Waarbeden, (want dus behoorde men te kezen<br />

, en niet gelyk 'er [in het Hoogduitfch] ftaat,<br />

Narichten) gezegt hebbe.<br />

IV. Deel.<br />

R


258 §• 2op. DE MELAATSHEID WAS EENE<br />

'er misfehien wel te vinden was, en zyner Alweetenheid<br />

hier onbekend zyn kan, niet door eene onmiddelbaare<br />

Openbaaring bekend maakt.<br />

$. 209.<br />

Be Melaatsheid was eene gewoone Ziekte van<br />

die Luchtftreek en dat Folk, waaronder en<br />

aan het welk Mofes zyne Wetten gaf.<br />

De Melaatsheid is noch heden ten dage, naa verloop<br />

van zoo veele Eeuwen , eene gewoone Ziekte<br />

in geheel 'Syrien , waar van Palaeftina een gedeelte<br />

is ; by gevolg eene gewoone Ziekte van.dat Land,<br />

waarin Mofes de Israèliten voerde. In iEgypten,<br />

daar zy te vooren gewoond hadden , zege men ,<br />

dat dezelve noch gemeener en van boozer natuure<br />

is, zoo dat zich de Romeinen wel eens verbeeldt<br />

hebben , dat men nergens , dan in iEgypten , de<br />

Elephantiajïs bekomen konde :<br />

Eft Elephas morbus , qui propter flumina Nili<br />

Rafcitur JEgypto in media , nee prceterea usquam.<br />

De luchtftreek moet hier iets toe doen. Dezelve<br />

Zal , wel is waar, deeze Ziekte niet van zelf voortbrengen<br />

, want 'er zyn Landen onder dezelfde of<br />

eene noch heetere luchtftreek geleegen, die zonder<br />

Melaatsheid geweest zyn ; zoo als by voorbeeld de<br />

Suiker Eilanden in America, die tot de tegenwoordige<br />

Eeuw toe , waarin Africaanfche Slaaven deeze<br />

Ziekte in dezelve gebracht hebben , daar van vry<br />

gebleeven zyn : maar de luchtftreek van dat Land<br />

is de oorzaak, dat die Ziekte niet wederom zoo<br />

vol-


GEMÈENE VÓLKS-ZIEKTE. 253<br />

volkomen uicfterft als in Duitfchland , alwaar thnns<br />

een Arts de Lepra Arabum , zoo als de Geleerden<br />

deeze Ziekte noemen , Gode zy dank , doorgaans<br />

alleen uic boeken , of alleen by den naam kent.<br />

Onder de tsraëüten was de Melaatsheid zekerlyk<br />

ook op dien tyd , coen Mofes hen uic /Egypten<br />

voerde , niets -vreemds. Het geen veele Grieken<br />

en Romeinen daar van zeggen , dac de Israëliten ,<br />

om hunner Melaatsheid wille , of wegens andere<br />

befmetlyke Ziektens , uit iEgypten zouden weggejaagt<br />

zyn , kan ik hier niec onderzoeken, daar myn<br />

oogmerk niet is eene gefchiednis op te ftellen. De<br />

getuigen althans, zeggen niet eens dat geen , het<br />

welk men hen laat zeggen , of uic hunne fchriften<br />

naa vertelt, en zy komen ook niet overéén in hun<br />

gecuignis : ook is hec hier de plaatze niet om hen te<br />

verhouren. Dan die zoude ik hier wel willen aanmerken<br />

, dat men de vraage , van welke fommige<br />

Vyanden van den geopenbaardeu Godtsdienst zoo<br />

veel ophefs maaken , en waar over fommigen van<br />

deszelfs Voorftanderen zich zoo driftig aanftellen ,<br />

tweezins te verftaan is. Naamlyk hec is geheel iets<br />

anders , wanneer men vraagt : was de Melaatsheid<br />

op dien tyd, toen de Israè'liten uit Mgyptcn trokken,<br />

onder dezelve eene gewoone Ziekte ?<br />

En<br />

wanneer men vraagt: heeft men hen wegens hunne<br />

Melaatsheid uit JEgypten weggedrceven ? Het laatfte<br />

heefc geene de minfte geloofwaardigheid. Welk<br />

verftandig Vorsc zal een Volk van 600000 Mannen,<br />

en dus , Vrouwen en Kinderen medegecelc , eene<br />

menigte van cwee en een halve millioenen, wegens<br />

eene Krankheid verdryven , die in zyn eigen Land<br />

natuurlyk is? Dan , zonder my in,het onderzoek<br />

R s van


aóo $. 209. DE MELAATSHEID WAS EE«E<br />

van deeze waarfcbynlykheden of onwaarfchynlykheden<br />

in te laaten, die hier daarenboven weinig zouden<br />

afdoen , om dat ieder Schryver byna, die 'er<br />

van fpreekt, de zaak op eene andere wyze verhaalt,<br />

en ik hunne gezegdens hier niet ter toetze kan<br />

brengen , zoude ik deeze vraage liever willen verdeden,<br />

en dan dien Schryver daarover hooren, die<br />

ten minden 1000 jaaren vroeger geleeft heefc, dan<br />

alle Grieken en Romeinen, die van deeze zaak ooit<br />

gehandeld hebben ; eenen Schryver daarenboven,<br />

die het geval van naby konde weeten , dewyl hy de<br />

Israëliten zelf uit ^Egypten gevoerd had ; ik meen<br />

Mofes. Deeze verhaak ons :<br />

1. Dat de Israè'liten geenszins wegens hunne<br />

Melaatsheid uit ./Egypten verdreeven zyn ,<br />

maar dac zy vrywillig dit Land wilden verhaten,<br />

en 'er zich zelfs, als met geweld uit<br />

losgefcheurt hebben. Dit verhaalt hy in een<br />

Boek , het welk eigenlyk voor de Israëlken<br />

gefchreeven was , en waarin hy hun anders<br />

niet fpaart met veele en fcherpe verwyten.<br />

Hy zegt'er dit by, dat op zekere nacht eensklaps<br />

alle Eerstgeboornen der /Egyptenaren<br />

geftorven zyn, ( dit zoude men de Pest kunnen<br />

noemen , maar van de Melaatsheid ziec<br />

men nimmer zulk eene flerfte,) en dat de<br />

Israëliten, die reeds langen tyd vergeefs verzocht<br />

hadden om te mogen uittrekken , om<br />

die rede noch in dien zelfden nacht mee geweld<br />

uicgedreeven wierden; eenegebeurtnis<br />

die door Griekfche enLacynfchefchryveren,<br />

die de gefchiednisfen der zoogenaamde Barbaaren<br />

doorgaans zonder eenige kennis van<br />

$?< der-


GEMEENE Vo IKS - Z IE KT E. fltSl<br />

derzelver eigene Schryvers en taaie , uit de<br />

derde , ja fomtyds uic de tiende hand hadden<br />

, van gedaante verandert, en verkeert<br />

voorgeleek zal zyn.<br />

2. Maar nochtans dat de Melaatsheid toen buiten<br />

twyfel onder de Israëliten eene bekende<br />

Ziekte was , en zelfs fterk in zwange ging.<br />

Zyne Weccen zelve, ten opzichte der Melaatsheid<br />

gegeeven , leveren hier het duidelykst<br />

bewys van; want wie zal Wetten maaken<br />

betreklyk op eene krankheid, die onder<br />

het Volk of in het geheel niet, of ten minften<br />

zeer zeldzaam gevonden word ? Welk Wetgeever<br />

zal ieder éénen , die een klein puistje<br />

, vlakje of zweertje heeft, noodzaaken om<br />

zich van het hoofd tot de voeten te laaten<br />

bezichtigen, en hem dan noch zeven dagen<br />

lang opgefloten houden: indien de Melaacsheid<br />

geene zeer gemeene Ziekce is, en men<br />

daar door niec zonder gegronde rede op de<br />

gedachce komt, of niet wel dat vlakje een<br />

begin van Melaatsheid zoude kunnen zyn.<br />

Daarenboven fpreekt Mofes al in zyn tweede<br />

boek , Kap. IV. 6—8. van de Melaatsheid,<br />

als van eene Ziekte , die hem op het eerfte<br />

gezicht bekend was, en die hy by gevolg<br />

dikwils te voren moest gezien hebben : ook<br />

verhaalt hy Num. V. 1—4. dat men de Melaatfen<br />

buiten het Leger gefloten heeft, en<br />

hun eene afgezonderde plaats buiten de Legerpiaacze<br />

der israëliten aangeweezen.<br />

En waarlyk men kan niet wel iets anders by een<br />

Volk verwachten, het welk uit iE^ypten kwam,<br />

R 3 'daar


262 §. 209. DE MELAATSHEID, enz.<br />

daar de voornaamfle zetel deezer Ziekte was, 'Er<br />

waren noch andere omflandigheden, die iets hebben<br />

moeten toebrengen , om de Melaatsheid onder<br />

de Israëliten fterk te doen verfpreiden. Zy waren<br />

naamlyk arm en onderdrukt geweest; en ongemakken<br />

der huid , ja byna alle befmettelyke Ziektens ,<br />

treffen inzonderheid arme lieden , die zich niet zindelyk<br />

, of van befmette perfoonen afgezondert kunnen<br />

houden. Zy hadden voor een gedeelte in de<br />

vochtige en moerasfige {treeken van /Egypten gewoont<br />

(a), en ook dit is gefchikt om de Melaats,<br />

heid te bevorderen ; ja eene zeer vochtige wooning<br />

is in ftaat, om, zonder eenige voorgaande befmetting<br />

, de Melaatsheid zelve , ten minffe eene Ziekte,<br />

die 'er zeer gelyk aan is, voort te brengen<br />

Hier komt noch eene voornaame omftandigheid by;<br />

naamlyk hunne woonplaatzen langs den Nyl en de<br />

Moerasfen veroorzaakten , dat zy om niet Vifch<br />

konden eeten , Num. XI. 5. Maar niets is meer<br />

gefchikt , om Huid-ziektens voort te planten en te<br />

verflimmeren , dan wanneer men van Vifch leeft,<br />

of toch veel Vifch eet; en men heeft noch heden<br />

ten dage in Noorwegen , zo al geene Melaatsheid,<br />

nochtans eene Ziekte , die 'er zeer naby komt, en,<br />

foortgelyke toevallen oplevert , dewelke men aan<br />

bet veel Vifch - eeten toefchryft.<br />

Zoo voordeelig het verblyf der Israè'liten in /Egypten<br />

voor het verfpreiden der Melaatsheid fchynt<br />

ge-<br />

Ca) §. 21. bladz. 66. van het eerfte Dëel.<br />

(è) Men zie den brief van den Heere WERLHÖF,<br />

d;e ik by de voorgaande §. in eene der Kanttekerjingen<br />

geplaatst hebbe,


264 §• WETTEN VAN MOSES ,<br />

ï. Mofes beveelt niets tegen het trouwen van<br />

Melaatfe perfoonen ; dit was derhalven geoorloofc<br />

en gebruiklyk. Wel is waar, het is te beklaagen ,<br />

dat Melaatfe Ouderen Kinderen teelen , die tot in<br />

het derde of vierde Geflacht zullen befmet zyn ,<br />

immers gevaar loopen van befmet te worden<br />

dan, het is hier mede eveneens geftelt , als met<br />

alle andere Ziektens, die van Ouders op Kinderen<br />

kunnen gebracht worden. Eene Wet, die zulke<br />

perfoonen het Huwlyk verbood , zoude niet alleenlyk<br />

zeer hard zyn , maar ook uitwerkfelen hebben ,<br />

die tegen het oogmerk van den Wetgeever lynrecht<br />

gekant waren : daar de wellustige driften by<br />

lieden , die met Melaatsheid bezocht zyn , zoo<br />

wel als by gezonden, of zejfs, zoo als PAULUS<br />

,/EG INETA wil , noch fterker dan by deezen gevonden<br />

worden , zouden zy, indien men hun verbood<br />

te trouwen , tot vertwyfeling gebracht worden<br />

, en dezelve dikwils , al wierdt 'er ook de<br />

zwaarfte ftraffe op geftelt, of geweld, of bedrog<br />

tegen onbeftnette Vrouwsperfoonen pleegen , en<br />

daardoor het kwaad maar meer verfpreiden.<br />

2. Hy beveelt, dat ieder een , dié maar eenigzins<br />

verdacht gehouden wordt, zal bezichtigt worden.<br />

Niemand, op wiens opperhuid men flecht*<br />

een puistje of vlakje vond , waar uit men eenige<br />

argwaan zouden kunnen trekken; niemand , dien<br />

de hayren , op eene wyze die verdenking konde<br />

baaren , uitvielen ; niemand eindelyk, die zich gebrand<br />

had , en by wien op het deel , het welk<br />

daar door gekwetst was , te lang eenige verdachte<br />

vlak gezien werdt, mocht van deeze bezichtiging<br />

worden vrygelaaten : juist op dezelfde wyze,<br />

als


BETREFFENDE DE MELAATSHEID. 265<br />

als men te Guadeloupe begeerde , dat met foortgelyke<br />

Lieden zoude gehandelt worden.' Deeze<br />

voorzichtigheid , inzonderheid met betrekkinge toe<br />

den geenen , die zich gebrand hadden , was te<br />

noodzaaklyker, dewyl Melaatfe lieden, die deeze<br />

hunne ziekte , waar over zy zich fchaamen , willen<br />

verbergen , dikwils voorgeeven , dat zy zich<br />

gebrand hebben : Ook kan het wel zyn, gelyk<br />

fk in myne Aanmerking over Levit. XUI. vs. 24.<br />

al gezegt heb te vermoeden , dat ieder ander ongemak<br />

, of elke kweJuure, by lieden , die eene<br />

gefteltenis hadden , dewelken hen voor Melaatsheid<br />

vatbaar maakte , tot Melaatsheid oveifloeg ;<br />

en dus , dat dit ongemak dikwils by foortgelyke<br />

gelegenheden ontftondt. Ja men zegt zelfs , dat<br />

deeze Ziekte veeltyds by gelegenheid van eenen<br />

hevigen fchrik , of andere fterke aandoeningen ,<br />

uitbreekt.<br />

De bezichtiging gefchiedde door eenen Priester,<br />

In de hoedanigheid zoo wel van eenen Bedienaar<br />

der Burgerlyke Wetten , als van eenen Geneeskundigen.<br />

Dat de geheele Stam van Levi zich op de<br />

Geleerdheid leggen moest, hebben wy al in hec<br />

Eerfte Deel, §. 12. gezien. By de Mgyptenaaren<br />

, dewelke drie foorten van lieden hadden, die<br />

de zaaken van den Godtsdienst moesten waarneemen<br />

, naamlyk 1. Propbesten , die de voornaamfte<br />

Clasfe van Priesteren uitmaakten. 2. Bierogrammateis,<br />

of lieden, die in de Beeidfprcakige Schriften<br />

bedrecven waren, en tkh met meest alle de<br />

deelen van Geleerdheid ophielden, . En. -3,' Neokoros<br />

, dat is, Tempelwachters, by deeze, zeggs<br />

ik , was het werk der laatften c'gealyk de Genees-<br />

R 5<br />

kunde.


266 §. 2io. WETTEN VAN MOSES,<br />

kunde. Dan by de Israëliten fchynt deeze weetenfc<br />

ap , gelyk ook billyk is , eenen hoogeren rang<br />

g< had, en fommigen onder de Priesteren zelve zich<br />

op dezelve gelegc te hebben. Deeze dan waren het,<br />

die, als peritt in arte (in de konst bedreeven) de<br />

bezichtiging moesten doen.<br />

De Tekenen , waarop zy acht moesten geeven ,<br />

werden hun in de Wet zelve omlbndig genoeg<br />

voorgefchreeven , en wel zoo nauwkeurig, dat zy,<br />

met het geen laatere Geneeskundigen , die misfehien<br />

niet eens aan den Bybel dachten , welken<br />

zy ook nimmer aanhaalen , op de Amerikaanfche<br />

Suiker-Eilanden daar van gevonden hebben , veel<br />

meer overéén komen , dan men te vooren zoude<br />

hebben durven verwachten.<br />

Ind ien 'er by de eerfte bezichtiging noch eenige<br />

twyfel over bleef, of het geen men zag een<br />

teken van Melaatsheid ware dan niec , dan werdt<br />

de verdachte perfoon , geduurende den tyd van<br />

zeven dagen opgeflooten , om te zien, of het vlakje<br />

, waar uic men argwaan fchepte , zich verder<br />

verfpreidde , verging , of bleef gelyk hec was , en<br />

deeze opflüicing konde herhaalt worden. Naar alle<br />

gedachten heeft men in dien tusfehentyd middelen<br />

gebruikt , om dien vlak te doen verdwynen ;<br />

gelyk men op de Suiker - Eilanden van America<br />

in foortgelyken proef- tyd gewoon is. Indien dezelve<br />

binnen die zeven dagen grooter wierdc, of<br />

ook volkomen eveneens bleef, alshy geweest was,<br />

zonder bleeker te worden , dan gaf hy een fterk<br />

vermoeden van Melaatsheid , en de verdachte perfoon<br />

moesc onrein verklaart worden. Indien het<br />

vlakje


BETREFFENDE DE MELAATSHEID. 267<br />

vlakje verdweenen was, en naa dac men de bezichtigde<br />

perfoon reeds had losgelaaten , wederom<br />

ten voorfchyn kwam , dan moesc dezelve op<br />

nieuw weder opgeflocen worden, enz. Ik kan hier<br />

hec geheele Hoofdftuk niet aiïchryven. Het behelst<br />

zeer naauwkeurige regelen , die met de nieuwfie<br />

-waarneemingen op de Suiker-Eilanden van America<br />

overéénkomen : hec zelve is waardig om opgeheldert<br />

te worden, maar deeze opheldering zoude<br />

voor een Werk, waar in men van het Mofaïfca<br />

Recht handelt, al te Geneeskundig , en ook al te<br />

breedvoerig vallen.<br />

3. De Onreinen werden van het andere Volk<br />

afgezonderc. Al in hec cvveede Jaar van den tocht<br />

der Israëliten moesten de Melaatfchen buiten hec<br />

Leger hun verblyf houden , Num. V. vs. i — 4.<br />

En deeze Wet was zoo fcherp, dat zelfs de Zuster<br />

van Mofes, toen zy Melaats geworden was , buiten<br />

het Leger gebracht wierd, Num. XII. 14—16.<br />

Toen de Israëliten in hun Land gekomen waren,<br />

en in Steden woonden , vatte men de meening van<br />

deeze Wet op die wyze op, dat de Melaatfchen<br />

op eene afgezonderde plaatze , BETH CHOFSCHITH<br />

(Huis of plaatze der onreinigheid) genaamt, moesten<br />

woonen ; en van deeze afzondering was een<br />

Koning zelf niet vry , wanneer hy met die Ziekte<br />

bezocht werdc, 2 Kon. XV. vs. 5. Dan , dewyl<br />

een Melaatfe niec altyd in zyne Wooning kan blyven<br />

Qa), en hy dus fomtyds reine lieden ontmoeten<br />

Ca) Noch heden ten dage wordt aan Melaatfe.<br />

lieden in het Oosten het uitgaan niet vofftrekc verbooden<br />

, want men merkt hen. niet aan als met de<br />

Pc


a68 §. aio. WETTEN VAN MOSES,<br />

ten zal, was hy verplicht, voor eerst, om zich<br />

door zyne kleeding kenbaar te maaken , dat is ,<br />

om met gefcheurde kleederen , bloote hoofden en<br />

bedekte kin te gaan ; maar ook ten tweeden , om<br />

den geenen, die hem oncmoetfe , toe te roepen,<br />

dat hy onrein was, Levit. XIII. vs. 45, 46. Hec<br />

is zeker, dat hy, door het enkel ontmoeten en<br />

«anraaken , niemand zoude befmet hebben , gelyk<br />

men uit alle Geneeskundige Berichten van deeze<br />

Ziekte genoeg kan afneemen : maar de Wetgeever<br />

moet ook zoo veel mooglyk zorge draagen , dat<br />

hy door zyne gedaante , die affchuwelyk genoeg<br />

is , niemand eenig afkeer , of, het welk door eene<br />

onverwachtte aanraaking zoude gefchied zyn ,<br />

fchrik konde veroorzaaken. Hier kwam noch by ,<br />

dat hy, door iemand aan te raaken , denzelven ten<br />

minften Levitifch onrein zoude gemaakt hebben ;<br />

immers 'er was<br />

4. Om het verfpreiden der Melaatsheid door<br />

gemeenzaamen omgang te verhoeden , werdt vastgeftelt,<br />

dat een Melaatfe ook Levitifch , of burgerlyk<br />

onrein zyn zoude : by gevolg werdt hy ,<br />

die hem aanraakte, ook onrein : het is waar , in<br />

eenen eigentlyken of Geneeskundigen zin konde<br />

niemand door eene enkele aanraaking onrein , dac<br />

is, befmet worden; maar wel onrein in eenen burgerlyken<br />

zin.<br />

5. Maar<br />

Pest befmet. De Heer NIEBUHR zegt pag. T3*. (129<br />

en 130. in de Nederduitfche Vertaalinge,) h bad genoeg<br />

van deeze Lieden kunnen zien , maar toen ik ze<br />

my eens op de firaat zag tegenkomen , bield ik bet voer<br />

raadzamer ben uit den voeg te gaan.


BETREFFENDE DE MELAATSHEID.<br />

2(5c)<br />

5. Maar daarentegen was ook , ten dienfté van<br />

die geenen, dewelke men rein bevonden had, in<br />

de Wet bepaalt , wie rein verklaart moesc worden ;<br />

en zoodanigen waren dan van alle vewycingen van<br />

JVlelaacsheid vry , indien zy niet, door op nieuw<br />

opkoomende tekens van deeze Ziekte, weder in<br />

verdenkinge vielen.<br />

Iemand, die by de eerfte bezichtiging rein bevonden<br />

werdt , of by welken, in den tyd, dac<br />

hy opgeflooten was , het gewaande kenmerk van<br />

Melaatsheid verdweenen was , werdt rein gefproken<br />

, maar nochcans mee die bepaalinge , dat de<br />

laatfte zyne kleederen moeste wasfchen. Indien<br />

iemand waarlyk Melaats geweest, maar van deeze<br />

Ziekte herftelt was , dan moest hy zekere Offeranden<br />

brengen , by welke hy rein verklaart werdt.<br />

Mofes hield deeze Ziekte derhalven niet voor ten<br />

éénenmaale ongeneeslyk ; en zoo is dezelve ook<br />

niet , indien men vroegtydig , zoo ras het eerfte<br />

teken van Melaatsheid gezien wordt, de vereifchte<br />

middelen aanwendt ; zy wordt eerst ongeneeslyk<br />

in het >-ervoIg: en nochtans getuigen oude Geneeskundigen<br />

, dat de zoodanigen zelfs , die deeze<br />

Ziekte al in den hoogften graad hadden, en daarom<br />

na de Woestyne gebannen waren , fomtyds ,<br />

misfehien door eenig middel , het welk hun onbekend<br />

was , ot zekere byzondere levenswyze , rein<br />

geworden zyn. Het is waar , alle Geneesmiddelen<br />

, die ons tot dus verre bekend zyn , zyn ce<br />

zwak , om zulk eene geneezing te volbrengen ;<br />

maar men kan nochtans niec zeggen , dac dezelve<br />

de krachten der natuure, die voor ons noch verborgen<br />

zyn, en de uitwerking van een zeldzaam<br />

toe-


z-'O 5- 210. WETTEN VAN MOSES ,<br />

toeval te boven gaat; ja in het boek van Hiob *<br />

het weik waarfchynlyk door Mofes zeiven befchreeven<br />

is , fchynt zulk eene geneezing , die zelfs aan<br />

Hiob onmoogiyk toefcheen , niet als voiftrekt onmoogiyk<br />

te wordan aangemerkt ; immers het iaat<br />

hem ten minden wederom geheel gezond worden.<br />

6. De Wetgeever droeg byzondere zorge voor<br />

twetërleie lieden , dewelke hy. geenszins wilde ,<br />

dat men voor onrein zoude houden.<br />

De eerden zyn. die , dewelke zekere Ziekte der<br />

huid hebben , die door hem niet Melaatsheid ,<br />

maar Bohak genaamt wordt, Levit. XIII. 38,39.<br />

Zyne woorden zyn deeze : Indien een Man of<br />

Vrouw witte Vlakken op de huid bekoomen , en de<br />

Priester ziet dat de verwe van deeze Vlakken zwak<br />

en bleek is , dan is het Bohak , die op de huid uitgebroken<br />

is : zy zyn rein. Dewyl men tot dus<br />

verre niet wel geweeten had, hoedanig eene Ziekte<br />

deeze zy , en het woord in het Arabifch noch in<br />

wezen is, gaf ik het aan het Reis-gezelfchap na<br />

Arabien als eene Vraage op (0). De Heer NIE-<br />

BÜHR heeft dezelve, bladz. 135. van zyne Befchryving<br />

van Arabien, (bladz. 128. in het Nederduitfch<br />

) , dus beantwoord : „ Bohak is noch<br />

„ befmettende noch gevaarlyk. Een zwarte Knaap<br />

„ te Moccba, die met deeze Melaatsheid behebc<br />

„ was, had hier en daar op het Jyf witte Vlekken.<br />

(a) 28de Vraage, aan het Arabifch Reisgenootfchap,<br />

No. 8.


BETREFFENDE DE MELAATSHEID,<br />

2? I<br />

„ ken (a). Men zeide , dac hec gebruik van<br />

Zwavel dezen Jongeling voor een cyd geholpen ,<br />

„ de Ziekte echter niec ten vollen weggenomen<br />

,, had." En bladz. 237. (bl. 130. in het Nederduitfch)<br />

geelt hy uic de Papieren van den overleeden,<br />

Heer FOKSKAL noch hec volgende uittrekfel.<br />

„ Den 17. Mey 1763. zag ik zelve de Melaatsheid<br />

„ Bohak aan eenen Jood te Moccha. De Vlek-<br />

„ ken dezer Melaatsheid zyn van ongelyke grootte,<br />

„ zy zyn niet glanzig. Én zyn of weinig of niets<br />

„ boven de huid verheeven , en veranderen de<br />

kleur der hairen niet. Haare kleur is denker<br />

„ wit , of iets naar het roode De overige huid<br />

„ des Melaatfchen , welken ik zag , was zwarter<br />

,, dan de ïnwoonders gemeenelyk zyn , doch do<br />

„ Vlekken waren niet zo wit als de huid der Euro-<br />

,, peëren , als zy niet van de Zonn' verbrand is.<br />

„ De Vlekken dezer Melaatsheid vertoonen zich<br />

„ niet op de handen , noch omtrent den Navel,<br />

„ maar wel aan den Hals en in het Aangezigt ,<br />

„ maar niet aan dat deel des hoofds , welk fterk<br />

„ met hairen bewasfen is. Zy breiden zich allengs<br />

„ uic. Zomtyds blyven zy maar cwee maanden,<br />

5 )<br />

zomtyds ook wel een of twee Jaaren , en verdwynen<br />

langzaamerhand van zeiven. Deeze<br />

„ Krankheid is noch aanftekende , noch erflyk ,<br />

en veroorzaakt aan het lichaam geen ongemak."<br />

Hier<br />

(" a ) Ik herinner my , in het zesde fluk der nieuw»<br />

ïle berichten van de Zendelingen na Oost-Indien,<br />

iets denielyks geleezen te hebben Een Geneeskundige<br />

in Tranquebar zoude derhalven deeze Ziekte ,<br />

met geringe moeite, noch nader en zekerer kunaen<br />

befchryven.


272 §. aio. WETTEN VAN MOSES,<br />

Hier uit kan men genoeg begrypen , waarom iemand<br />

, die met Bohak behebt was , niet onrein<br />

verklaart moest worden , te weeten , dewyl dit ongemak<br />

, het welk meer eene wanftahigheid of origelykheid<br />

(Anomalie) , dan eene Ziek-e van de<br />

huid moet genaamt worden , en daarenboven aan<br />

hec lichaam geen nadeel toebrengt , noch befmetlyk<br />

isnoch overerft. Dat dit naa verloop van<br />

3 3<br />

oo Jaaren naa den tyd van Mofes noch op deeze<br />

wyze bevonden wordt , is eene byzonderheid ,<br />

die in der daad zyne Wetten eere aandoedt, zelfs<br />

by die geenen , die dezelven niet voor Goddelyk<br />

willen erkennen.<br />

De tweede foort van Lieden , voor welke de<br />

Wetgeever zorge droeg, maaken die geenen uit,<br />

welken het hoofd kaal wordt. By ons, en in ieder<br />

ander Land, waarin de Melaatsheid niet zeer<br />

gemeen is, hebben zy wezenlyk zulk eene voor*<br />

zorge van den Wetgeever niet noodig ; niemand<br />

zal het ooit invallen , hen voor Melaats te houden<br />

, al ware het, dat zy vóór den tyd , ja zelfs<br />

in hunne jeugd , kaal wierden. Dan dewyl het<br />

uitvallen der hairen fomwylen, met andere tekens<br />

vergezelfchapt, een veel betekenend kenteken van<br />

Melaatsheid is , en 'er werkelyk eene byzondere<br />

Melaatsheid van het hoofd gevonden wordt, die<br />

zich , met eene zonderlinge, deezer Krankheid eigene,<br />

grensfeheiding , nu eens aan het voor- dan<br />

eens alleen aan het achterhoofd vertoont, zoo<br />

konde hy, die op deeze wyze kaal werdt, vooral<br />

wanneer hy niet reeds eenen zeer x<br />

hoogen trap<br />

van ouderdom bereikt had , in verdenkinge geraaken,<br />

als of by Melaats ware. Zelfs het woord<br />

KAALKOP


BETREFFEND): DE MELAATSHEID. 273<br />

KAALKOP ( Kareach ) betekent jn het Hebreeuwfch<br />

volgens deszelfs aiftamming , iemand die Zweeren<br />

heeft , en dus misfehien oorfpronglyk eenen Melaatfen.<br />

Mofes doet derhalven hier eene uitfpraak,<br />

die men in onze Wetten niet te wachten heefc ,<br />

naamlyk , dat iemand , by wien men niets anders<br />

vondt , dan een hoofd, het welk begon kaal te<br />

worden , om die reden niet verdacht moest gehouden<br />

worden van Melaatsheid , maar dat men<br />

hem als rein had aan te zien. De plaacze kan men<br />

Levic. XIII. vs. 40, 41. vinden. Om dezelve te<br />

verftaan , moet men weeten , dat de Oosterlingen<br />

naauwkeuriger dan wy twee foorten van kaalheid<br />

onderfcheiden , naamlyk eene , die van het voorhoofd<br />

begint, en eene andere die aan het achterhoofd<br />

haaren aanvang neemt; en dac de Hebreeuwen<br />

zelfs voor iedere foort een byzonder woord<br />

hebben. De Arabifche Dichters noemen de eerfte<br />

edele Kaalhoofdigheid , dewyl zy door hec veelvuldig<br />

draagen van den Helm , ( by ons het draagen<br />

van Paruiken) pleegt te oneftaan ; en de cweede<br />

Kaalhoofdigheid van Slaaven. Nu zal men de woorden<br />

van Mofes kunnen verftaan : Indien iemand<br />

de Hairen op het hoofd uitvallen , die is een Kaalkop<br />

( KAREACH ) en rein : worde hy voor aan het<br />

voorhoofd kaal, dan is hy een Bles ( GIBBEACH ) ,<br />

en hy is rein. In hec volgende vaarc hy voorc met<br />

te zeggen , in welken gevalle men iemand , diens<br />

hoofd kaal is, van Melaatsheid te verdenken hebbe,<br />

of «ich verzekeren kunne , dat hy waarlyk mee die<br />

Ziekce behebc is.<br />

7. De Geneeswyze en de Middelen , waarvan<br />

men zich tegen de Melaatsheid te bedienen had,<br />

IV. Deel. S beafc


2->4 5- 2 I O « WETTEN VAN MOSE*,<br />

heefc Mofes in zyn Wetboek niet voorgefchreè*<br />

ven : en daar ieder trap en elk nieuw toeval der<br />

krankheid eene verandering van geneeswyze vereifchce<br />

, zouden deeze voorfchrifcen voor zyn Wetboek<br />

van te groocen omflag, en dan noch evenwel<br />

maar alleenlyk voor Geneeskundigen verftaanbaar<br />

geweest zyn , terwyl zy aan den anderen kant<br />

by gemeene Lyderen , die zich zelve wilden geneezen<br />

, tot de grootfle misbruiken gelegenheid<br />

zouden gegeeven hebben. Daarentegen fchynt<br />

Mofes allen , die befmet waren, na de Priesteren<br />

te wyzen , waar van fommigen ten minften zich in<br />

de Geneeskonst oefenden. Letterlyk vertaald, luiden<br />

zyne woorden dus: Wacht u voor de Melaats*<br />

heid, u zeer wachtende , en doende naar alles , bet<br />

geen u de Priesteren uit den (lamme van Levi zullen<br />

leer en. Gelyk ik het hun bevolen hebbe , zult<br />

gy u in acht neemen, (dat is, zorgvuldig zyn,)<br />

om het le doen , Deut. XXIV. vs. 8. De zorgvuldigheid<br />

tegen de Melaacsheid , dewelken hier<br />

geboden worde, fchynt daar op ce zien , i. dat<br />

men zich wachte voor de befmetting en voor den<br />

omgang met Melaatfen ; 'en 2. dac men zich ook<br />

wachce voor zonden , die Godt mee deeze Ziekte<br />

zoude kunnen ftraffen : maar het doen fchynt te<br />

doelen , op het geen men doen moest , om van<br />

dit ongemak wederom herftelt te worden , dat is,<br />

op. de middelen ter geneezinge. Volgens deeze<br />

verklaaring heb ik die woorden met eene korte omfchryving<br />

vertaald , dewyl de leccerlyke overzetting<br />

te duister , ten minften te onduitfeh zoude geweest<br />

zyn : Wacht u zeer voor de Melaatsheid ; neem u<br />

veor de befmetting zoo veel in acht , als gy kunt ;<br />

en gebruik 'er tegen, het geen de Priesteren uit den<br />

/lamme


BETREFFENDE DE MELAATSHEID'. 2?5<br />

(lamme van Levi u zulten voorjcbryven : ga narmkeuriglyk<br />

te wcrke , gelyk ik bei bun bevolen hebbe.<br />

Mofes fchynt de Priesteren een breedvoerig voorfchrift<br />

gegeeven te hebben , hoe zy in ieder byzonder<br />

geval met de Melaatsheid handelen moesten;<br />

wel te verftaan , dat men , indien men in hec vervolg<br />

noch andere en betere middelen zoude ontdekken<br />

, deeze insgelyks gebruiken moest. In dit<br />

voorfchrift, hec welk in zyn Wecboek niet gevonden<br />

wordt, begeerde hy niet als een Propheet of<br />

Afgezanc van den Allerhoogften , maar alleenlyk<br />

als een Geneeskundige , of als iemand , die uit de<br />

ervaaringen van iEgyptifche Artfen het beste by<br />

een vergadert had , te worden aangezien. Of hy<br />

dit onderricht hun in fchrifc nagelaacen , dan alleen<br />

by monde medegedeelc hebbe, kan ik niet zeggen :<br />

by de /Egyptenaaren , en langen tyd by fommige<br />

andere oude Volken, beftond de Geneeskunde in<br />

eene mondeling yoorcgeplance verzameling van ondervindingen<br />

en voorfchriften.<br />

8. Hoe heilzaam de Spy ze-wetten van Mofes<br />

voor een Volk, het welk mee ongemakken van de<br />

huid bezocht was , geweest zyn, heb ik te vooren<br />

al gezegt , toen ik van deeze Wetten handelde.<br />

Veele van dezelve zouden noch heden ten dage, en<br />

naa dat zy reeds lange hebben opgehouden , als<br />

Godtlyke Wetten , van eene verbindende kracht te<br />

zyn voor het geweeten , voor een Volk, het welk<br />

in Paisftina woonde, van nut zyn.<br />

S 2,<br />

$. sn,


tf6 §• 2 I R « MELAATSHEID VAN<br />

$. 211.<br />

Melaatsheid der Kleederen en<br />

Huizen.<br />

Twee Wetten van Mofes, betreffende de Melaatsheid<br />

aan Kleederen en Huizen , kunnen iemand<br />

op het eeifte gezicht zeer vreemd voorkomen<br />

, dewyl men in Europa van zulk eene Melaatsheid<br />

niets gehoort heeft, en men, by het hooren<br />

van den naam , doorgaans gewoon is aan iets te<br />

denken, het welk met de Melaatsheid der menfchen<br />

in verband ftaat. Geleerden , die in hunne<br />

kamer over den Bybel fchryven , weecen dikwils<br />

niets anders dan van hunne Boeken , zy kennen<br />

de natuur, ja zy kennen veeltyds hun eigen huis<br />

niet, in het welk die Melaatheid , waarvan Mofes<br />

fpreekt , misfehien wel gevonden wordt, en zy<br />

zyn te zeer aan zich zelve bepaalt, dan dat zy 'er<br />

Geletterden na vraagen zouden. Misfehien behoorde<br />

de Verhandeling over de Melaatsheid van Kleederen<br />

en Huizen eigenlyk hier niet te ftaan , maar<br />

onder de Policy-wetten over Gebouwen , Manufaftuuren<br />

en Kleederen geplaatst te worden ; dan<br />

men zal dezelve hier toch zoeken: en al ware die<br />

dus niet , zoo moet ik over deeze beide Wetten<br />

eenige algemeene Aanmerkingen maaken , die 'er<br />

by zouden lyden , indien ik ze van eikanderen afzonderde.<br />

Vooreerst dan , wanneer men van Melaatsheid<br />

van Kleederen en Huizen hoort fpreeken , moet<br />

men zoo eenvouwig niet zyn , om zich te verbeelden<br />

, dat dit het zelfde ongemak is , het geen by<br />

de menfchen Melaatsheid genaamd wordt. Menfchen


KLEEDEREN IN HUIZEN. *77<br />

fchen , Kleederen en Sceenen, hebben geenszins de<br />

zelfde ongefteldheden; maar de naavnen van menfchlyke<br />

Krankheden worden volgens zekere Analogie ,<br />

of gelyk de Spraakkundigen her noemen , volgens<br />

zekere Figuur , op de ongemakken van andere dingen<br />

toegepast. Men fpreekt, by voorbeeld , te<br />

Bern van Kanker der Gebouwen , (in de Nederlanden<br />

van Kanker in Boomen, Bloemen, Bollen enz.)<br />

maar men verftaat 'er den Kanker niet door, zoo<br />

als die by de Menfchen gevonden wordt. Zoo wel<br />

als Kanker der Gebouwen eene. Zwitferfche uitdrukking<br />

is, is ook Melaatsheid der Gebouwen eene<br />

Hebreeuwfche. De overleedene Heer FORSKAL<br />

fchreef my uit /Egypten , dat men daar een paar<br />

Ziektens der Boomen heeft, door Infeclen ontftaande,<br />

die men Melaatsheid noemt; ik zal zyne woorden<br />

hier niet bybrengen , om dat ik denke , dat<br />

men alles in het Dagverhaal van zyne Reize, het<br />

welk eerlang zal uitgegeeven worden, en het welk<br />

ik niet gaarne zoude willen voorkomen , breedvoerig<br />

zal kunnen vinden.<br />

Ten tweeden , wanneer men van Wetten hoort,<br />

door Mofes ren opzichte der Melaatsheid van Kleederen<br />

en Gebouwen gegeeven, moet men niet denken<br />

om iets waar van Mofes geen woord fpreekt,<br />

dat zulk eene Melaatsheid , naaraelyk , menfchen<br />

befmetten kan. Mofes is 'er zoo verre af, van hier<br />

voor te vreezen , dat hy veel meer beveelt, wanneer<br />

een huis van Melaatsheid verdacht werdt gehouden,<br />

vóór de bezichtiging van het zelve, al het<br />

huisraad daar uit te brengen, op dat de Priester niec<br />

genoodzaakt zoude zyn , om het zelve onrein te<br />

verklaaren. Indien in de muuren van een huis ee-<br />

S 3<br />

mg


27g §. 2ii. MELAATSHEID VAN<br />

nig vergif Hak, 'bet welke in de menfchen konde<br />

overgaan , dan zoude dit een wonderlyk bevel geweest<br />

zyn. Stek u voor , bid ik u , dat men , indien<br />

zeker huis verdacht gehouden werdt van met<br />

de Pest befmet te zyn , bevel gaf, om , eer men<br />

het zelve onderzocht, zorgvuldiglyk daar alles uit<br />

te neemen , wat 'er in was , op dat hetzelve niet<br />

insgelyks voor befmet behoefde verklaart te worden;<br />

zoude dat niet te zeggen zyn, de befmetting opzetlyk<br />

verfpreiden ? En ondertusfchen zoude het zelfde<br />

, hoewel in eenen minderen graad gefchied zyn,<br />

indien de Melaatsheid der huizen voor menfchen<br />

befmetlyk geweest was. Kan men van Mofes, zoo<br />

als men hem tot dus verre als Wetgeever heeft leeren<br />

kennen , iets dergelyks verwachten.<br />

De Melaatsheid der Kleederen befcbryft Mofes<br />

in zyn derde Boek, Kap. XIII. vs. 47—59. als beftaande<br />

in groene en roode vlakken , die hoe zeer<br />

men dezelve ook wafcht, nochtand ftand houden ,<br />

zich uitbreiden , en waarby het doek nu eens op<br />

de ééne , dan eens op de andere zyde kaal wordt ;<br />

( hy noemt dit bet uitvallen, of afvallen van het<br />

hair , indien men zyne woorden te deezer plaatze,<br />

die voor Geleerden eenige duisterheid hebben , om<br />

dat men doorgaans te weinig kennisfe heeft van<br />

"Wolle-manufacluuren , letterlyk en met flipte ge-<br />

. trouwheid vertaaien wil): ook fchynen deeze tekenen<br />

van Melaatsheid zich fomtyds. alleen aan de<br />

fcheering (Jufzuge) of, gelyk men het aan Wolle<br />

ftóffen noemt , aan de Ketting {[aj , en op eenen<br />

anderen tyd alleen aan den Inflag te vertoonen.<br />

Dit<br />

fa) Aufzug (fcheering) is eigentlyk het woord ,<br />

dat


KLEEDEREN EN HUIZEN. 279<br />

Dit moet zekerlyk voor iemand , die niet gewoon<br />

is met Wolle, Linnen , Fabrieken, Juchtleder<br />

, en wat van dien aart meer zyn moge , maar<br />

alleenlyk met Boeken om te gaan , duister zyn :<br />

het best, dat hem zal in de gedachten komen, zonder<br />

daar by evenwel te kunnen berusten , zullen<br />

ftok-vlakken (Jlockfiecken) zyn. Ik heb van alles<br />

noch geen bericht kunnen bekomen, maar ten aanziene<br />

van Wol, en Wolle ftoffen, heb ik by den<br />

grootften Manufa&urier in het Hanoverfche vernomen.<br />

Deeze heeft my gezegt, dat men , het geen<br />

hy in myne Vertaaling des Bybels , by de gemelde<br />

woorden las, by wolle ftoffen wel deeglyk aantreft,<br />

en aan de zoogenaamde geftorve Wol (fterbe-ivolle)<br />

moet toegefchreeveh worden. Geftorven Wol ,<br />

voer hy voort, noemt men de wol van een Schaap,<br />

het welk niet met het mes gedood , maar aan eene<br />

Ziekte geftorven is , is de Ziekte van korten duur<br />

geweest, dan is de Wol niet ten eenenmaale onnut<br />

voor het gebruik; maar indien het Schaap langen<br />

tyd ziek geweest is, dan is deszelfs wol zeer flecht,<br />

en inzonderheid vallen 'er de buitenfte punten af.<br />

By braave Manufacturiers houdt men het voor onbetaamlyk<br />

, zulke geftorven Wol tot eenige ftoffe<br />

te verwerken , die van menfchen zal gedraagen<br />

worden; dewyl het Ongedierte daar ligtlyk inkomt,<br />

inzonderheid wanneer zulk een Kleed genoegzaam<br />

op het bloote lichaam gedraagen, en door hetzelve<br />

verdat<br />

by Linnen weevers in gebruik is t in de Wol - Fabrieken<br />

noemt men het, gelyk men my onderricht<br />

heeft, Kette: (Ketting) : de zelfde zaak wordt 'er<br />

door te kennen gegeeven.<br />

S 4


28o §. 211. MELAATSHEID VAN<br />

verwarmt wordt: toen ik hem zeide, dat men in<br />

die Landen , dewelke ik by myne vraagen op het<br />

oog had , by gebrek van Linnen , en uic armoede,<br />

Wolle Kleederen op het blooce lichaam gedraagen<br />

had , en noch droeg ; was hy van gedachten, dat<br />

daar deeze onaangenaame uitwerking noch grooter<br />

moest zyn , dan onder ons , daar men ( het<br />

geen luxe voor het Oosten is) onder het Wolle<br />

Kleed op het bloote lichaam noch een linnen hemd<br />

draagt. Des noods , zegt by , is men gewoon de<br />

geftorven Wol tot Voet-dekken en Paarden-kleeden<br />

te verwerken. Hy zelf wenfchte dat men eene<br />

Wet had, ten naasten by gelyk die van Mofes<br />

was , waar door het gebruik van deeze geftorven<br />

Wol op eene voldoende wyze tegengegaan werdt:<br />

of eene Wet , volgens welke iemand , die deeze<br />

Wol verkocht had, ja zelfs een Manufacturier, die<br />

dezelve voorbedachtelyk tot ftoffen , waar uit de<br />

menfchen Kleederen draagen , verwerkt had , nadruklyk<br />

geftraft werdt. • Ook is my door<br />

Hamburgers verhaalt , dat onder hen met geftorve<br />

Wolle mede veel bedrogs gepleegc , en dezelven<br />

dikwils voor goede Wol verkochc worde; waarvan<br />

zy zeiden hec gevolg te zyn , dat hec geen daar<br />

van bereid is, niec "alleenlyk fpoedig kaal worde,<br />

maar dac 'er zelfs eerst kleine gaatjes, en dan geheele<br />

gaten inkomen.<br />

Uic deeze byzonderheeden kan men de betekenis<br />

deezer Wet, voor zoo verre dezelve Wolle<br />

en Wolle ftoffen becrefc, vry duidelyk opmaaken.<br />

Men begrypc nu hoe hec kwaad (die Krankheh')<br />

fomtyds alleen in de Ketting , fomtyds alleen in de<br />

Jnflag beftaan kunne ; wanneer men naamlyk , tot<br />

het


KLEEDEREN EN HUIZEN. 28l<br />

het eene geftorve Wol , tot het andere goede Wol<br />

genomen heeft. Of deeze geftorve Wol door den<br />

tyd ook andere kunne aanfteeken, is my onbekend:<br />

dan , hec moet het werk van eenen verftandigen<br />

Wetgeever zyn , zulke ftoffen buiten gebruik te<br />

brengen , en van alle waarde te berooven , die ,<br />

ten minften eerst, en wel binnen korten tyd kaal,<br />

dan van zelf vol gaten worden , en waarin, daarenboven<br />

, zeer ligt Ongedierte huisvest ; hoewel<br />

dit uit de Wolle zelve niet ontftaan kan , maar dezelve<br />

alleenlyk als eene gefchikte plaatze voor hetzelve<br />

, om 'er in te nestelen , moet worden aangemerkt.<br />

Zonder zulke , op eene onbehoorlyke wyze<br />

bewerkte ftoffen te verwyzen , zal de Policy ic<br />

onze dagen nauwlyks ooic in ftaac zyn , om haar<br />

oogmerk te bereiken. Waarfchynlyk vondt ook ,<br />

in die vroege tyden der Waereld , toen alles genoegzaam<br />

in zyne Kindsheid was, de Kooplieden<br />

noch zoo veel niec wiscen als thans , en men by<br />

kleine onafhanglyke Volken van geene Policy over<br />

de Manufaftuuren , geene Perfoonen , die daarover<br />

het opzicht hadden, wist; waarfchynlyk, zeg<br />

ik , vondc toen ook meer bedrogs mee geftorven<br />

Wolle plaacze, dan in onze dagen, zonder dat men<br />

de oorzaaken recht kende van de uitwerkfelen , die<br />

men gewaar werd : en deeze moesten in die luchtftreek<br />

, inzonderheid in /Egypten , het welk vol<br />

Ongedierte is, veel erger zyn, dan by ons. Het<br />

beste middel daar tegen was, het Melaatfe ftuk ,<br />

gelyk Mofes hetzelve noemt, te vernietigen : want<br />

dan zal iedereen fchielyk voorzichtig worden , om<br />

niets te maaken , het zy voor zich zeiven, of om<br />

het te verkoopen , het welk voor Melaats zoude<br />

kunnen verklaart worden ; en men zal fpoedig mer-<br />

S 5 k^ ,


sSa §. 21 r. MELAATSHEID V,N<br />

ken , indien men 'er nadeel van gehad heeft, of<br />

geene Kooplieden meer tot zyne Manufactuuren<br />

vindr , om dat de voorige Koopers 'er fchade van<br />

gehad hebben , waar de fout ligge. Het verbieden<br />

der geüorven Wolle , al wist de Wetgeever ook<br />

noch /oo wel , dat daar de fchuid in lag , is op<br />

zich zelf nier voldoende ; want men zal dezelve,<br />

ondanks het Verbod , evenwel in het geheim gebruiken<br />

, en het daarna ontkennen , vooral wanneer<br />

'er niemand is, die 'er amptsbalve her opzicht<br />

over heeft : maar wanneer de (toffe, by welke mm<br />

die verfchynfelen gewaar wordt, tegen wil en dank<br />

zelfs van den Eigenaar, verdaan wordt ; zal ieder<br />

een oplettend gemaakt worden , en zich voor fchade<br />

Jeeren wachten.<br />

Mofes beveelt derhalven, eerst de plaatze, daar<br />

men kenteekenen van Melaatsheid ziet , die door<br />

geen wasfen willen verdwynen , af te fcheuren ;<br />

en by aldien de Melaatsheid dan evenwel noch<br />

wederom mocht uicbreeken , het geheele ftuk te<br />

verbranden.<br />

Van deeze Wet, voor zoo verre zy op Juchtleder<br />

en Linnen betreklyk is, kan ik niets met gefchiedkundige<br />

zekerheid zeggen , dewyl ik geene<br />

groote Fabrikeurs of Kooplieden in hec gros van<br />

een van deeze beide ftoffe kenne: en met enkele<br />

gisfingen wil ik myne Leezeren niet lastig vallen ,<br />

dewyl die hen even zoo goed als my zullen in de<br />

gedachten komen. Maar misfehien vind myn boek<br />

ook eenen Leezer, die daar meer van weet, dan<br />

ik te Görtingen daar van weeten kan , en my zyne<br />

kundig-


KLEEDEREN EN HUIZEN. BÖ3<br />

kundigheden in het vervolg mededeeld , waarom<br />

ik inzonderheid myne Leezers in Holland verzoek ;<br />

want onder deeze zal men noch wel de besie kenners<br />

van deeze zaaken vinden. Naa dac men by<br />

Wolle ftoffen nu hec fpoor gevonden heefc, zal het<br />

niet moeilyk vallen , het zelve verder naa te gaan.<br />

Alleenlyk verzoek ik van berichten , die men op<br />

zyne Studeer - kamer bedacht heefc , en geleerde<br />

gisfingen , verfchoont te blyven. Van hun , die<br />

groote Linnen - of Jucht-leder-Fabrieken ; of den<br />

handel in Linnen , Jucht-leder en Pelteryen in het<br />

grooc kennen , verwacht ik de ophelderingen , die<br />

hier vereifcht worden.<br />

De Melaatsheid der Huizen beftond , volgens<br />

Levit. XIV. vs. 33 — 37. in groenachtige en naar<br />

hec roode zweemende Kuiltjes , die men aan muurwerk<br />

gewaar wordt ; en dezelve fchynt zich geduurig<br />

verder eri verder uitgebreid te hebben. Indien<br />

men niet aan eene Ziekte gedacht had, met<br />

welke menfehen kunnen bezcchc worden , en door<br />

de benaaming Melaatsheid , al ce leccerlyk genomen<br />

, zich niet had laaren verbysteren , men zoude<br />

waarfchynlyk reeds lange verftaan hebben , wat de<br />

Melaatsheid der Huizen zy, waarvan Mofes fpreekt.<br />

De bloote befchryving van Mofes, is zoo duidelyk<br />

, dat ik meer dan één Voorbeeld van Kinderen<br />

weete , die dezelve weinig tyds te vooren geleezen<br />

hebbende, en in den kelder van hunne Ouderen<br />

komende , daar met ontfteltenis deeze Melaatsheid<br />

meenden gewaar ce worden , het hunne Ouderen<br />

duidelyk of bedekt te kennen gaven , en uicgeiaggen<br />

werden. Ondertusfchen verdienden zy niec<br />

uitgelaggen, maar onderweezen te worden ; en een<br />

goed


284 §. «li MELAATSHEID VAN<br />

goed gezicht vertoonde hun , het geen zoo veele<br />

Geleerden vruchtloos gezocht hebben. Met één<br />

woord , het geen wy hec Salpeter noeman , het<br />

welk in de Gebouwen komt, heeft ten naasten by<br />

de kentekenen , maar ook teffens de fchadelykheid,<br />

(dewelke daarom veieifchc, dat de Poiicy 'er het<br />

opzicht over hebbe) van de Melaatsheid der Huizen<br />

, van welke Mofes gewag maakt. Ik heb deeze<br />

gedachte hec allereersc te kennen gegeeven , in<br />

myne cwaalfde Vraage aan hec Reisgenootfchap na<br />

Arabien , hoewei flechts met weinige woorden , en<br />

als voor Mannen van verftand : ik heb 'er geen antwoord<br />

op bekomen , dewyl die Heer , wiens post<br />

het eigenlyk was om deeze Vraage te beantwoorden<br />

, FORS KAL, geftorven , en zyn Dagregister<br />

{Diurium) nog niet gedrukc is ( « ) ; maar de<br />

waar-<br />

(a) Ik ben alleenlyk door iemand , die wel eer<br />

een van myne Toehoorers geweest is , en nu eene<br />

Hebreeuwfche Arcboeologïe , (_ over de Hebreeuwfcbe.<br />

Oudbeden,) gefchreeven heefc, waarin hy my bybrengt,<br />

zoo dikwils hy lust heefc om my cegen ce<br />

fpreeken , maar mynen naam verzwygt in alle die<br />

plaatzen , waar in veele , die vóör zynen tyd , met<br />

hem te gelyk, en naa hem myne Toehoorers geweest<br />

zyn , eene zeer zichcbaare overéénkomst tusfchen<br />

zyn Werk en myne Lesfen bemerken , het geen hem<br />

zelfs van myne Vyanden verweecen worde ; door<br />

deezen , zeg ik , ben ik onderrichc, dat de Hebreew<br />

nxien geen gepolyst -Marmer gebad bebben : dewyl ik gefchreeven<br />

had : ,, Komt het Salpeter in muurwerk ,<br />

5, inzonderheid in gepolyst Marmer, zoo als ik het<br />

5, in den hoogden graad te Eisleben in de Kerk ge-<br />

„ zien hebbe , dan fchynt dit met de Befchryving<br />

„ van Mofes niec kwaalyk overéén te komen. ' Ik<br />

fprak


KLEEDEREN EN HUIZEN. 285<br />

waarfchynlykheid is my , zoo dikwerf ik dit denkbeeld<br />

overdacht hebbe , geduurig grooter voorge-.<br />

komen , en hier is hec de plaatze , om hec zelve<br />

wac breeder voor te Hellen.<br />

Onze<br />

fprak van Salpeter , zoo als ik het gezien had , en<br />

noemde de plaatze : dit deed ik in eene korte vraage<br />

aan verftandige Lieden , die ik naderhand liet drukken<br />

, zonder dezelve voor ieder flecht-hoofd, (fur<br />

jeden imbecilkn,) duidelyker te maaken. Of de Hebreeuwen<br />

Marmer konden polysten , of niet , gaat<br />

my hier niec aan ; hoewel die ook zonder genoeg»<br />

zaam bewys door den Heer FABER gezegt worde :<br />

( Deeze is die zonderlinge Leerling wel eer , maar<br />

nu by aanhoudendheid myne yverige Leeraar, zoo<br />

dikwerf hy goed vindt mynen naam te noemen ; jammer<br />

is het maar , dac hy fömcyds zyne Lesfen met<br />

wat veel lompheid voorftelt). Dan, het geen my<br />

by het gepolyst Marmer zoo zeer in het oog gevallen<br />

was, moest , nacuurlykér wyze , ook by het<br />

ongepolyste gefchieden , alhoewel het zich daar zoo<br />

duidelyk niet vertoont, en myn oogmerk was alleenlyk<br />

deeze Ziekte der Muuren te doen kennen. Ook<br />

acht ik my verplicht , om van mynen kant den Heer<br />

FABER te onderrichten , dat Eisleben in hec Graaffchap<br />

Mansfeld , maar niet in Palcefhna ligt, en dat<br />

het de Geboorteplaatze van Dr. LÜTHER is. Wanneer<br />

ik dan fpreek , van het geen ik te Eisleben gezien<br />

hebbe, en daar gepolyst Marmer noeme, fpreek<br />

ik noch niet van Palceftina , noch minder van het<br />

oude Palsftina , ten tyde van Mofes. Indien Hy ,<br />

daar, hy in zoo veele dingen het met my eens is ,<br />

fomtyds niét/begon te vitten , om het mét my niec<br />

eens te zyn , zoude hy deeze onderrichting niec noodig<br />

gehad hebben. Wanc zoo éénvouwig is by niec;<br />

maar een kwaad hart maakt de lieden fomtyds éénvouwig<br />

, wanneer zy, om de vertooning te maaken ,<br />

als


286' §• 2ii. MELAATSHEID VAN<br />

Onze Muuren en Huizen worden dikwils van •<br />

iets , hei geen voor t vreet en verteerende is, aangetast:<br />

, het welk wy doorgaans Salpeter noemen.<br />

De Verfchynfelen , die men 'er van ziet, zyn omtrent<br />

zoo , gelyk Mofes dezelve befchreeven heeft,<br />

met dat onderfcheid alleenlyk , dat men deeze vlakken<br />

zelden groen - of roodachtig vinde : nochtans<br />

meen ik ze ook van de laatfte koleur aangetroffen<br />

te hebben ; maar dewyl ik my niet wel kan te binnen<br />

brengen , waar zal ik my liever op den Heere<br />

Hoogleeraar BECKMANN beroepen , die my ,<br />

toen ik hem daar na vroeg gezegt heeft, ook roodachtige<br />

Vlakken gezien te hebben , en wel te Lubek.<br />

Men vindt by ons deeze ongefteltheid der<br />

Muuren zeer dikwils in Kelders , maar zy klimt<br />

ook hooger op tot in de Gebouwen zelve, inzonderheid<br />

, wanneer 'er langs de muuren een Riool<br />

loopt , of ook wanneer 'er andere onreinigheden<br />

bykomen. In myne Geboorteplaatze , Halle , is<br />

dat ongemak aan de Gebouwen zeer gemeen, gelyk<br />

het Land daar omtrent overal zeer Salpeter • ryk<br />

is , en van de Boeren - huizen het zoogenaamd Salpeter<br />

, door Lieden , die men Salpeter - zoekers<br />

noemt , afgefchrapc wordt (*)> het welk altoos<br />

wederals-<br />

of zy zich van de werken van deezen of geenen<br />

niet zeer bedient hadden, of uit andere inzichten ,<br />

volftrekt laaken willen , en hun dan juist op dien<br />

tyd niets voorkomt, het welk zy gevoeglyk kunnen<br />

laaken.<br />

(a) Het is eigenlyk geen Salpeter, maar het behelst<br />

het Zuur (acidum), waar uic het Salpeter gemaakt<br />

wordt.


K'LEEDIRIN EN HUIZEN.<br />

wederom uitflaat, wanneer 'er flechts iets van de<br />

roet Salpeter bezwangerde deelrjes< aan den Muur<br />

blyft zitten; en hier pasfen die Salpeter-zoekers<br />

wel zeer zorgvuldig op, ten einde aan die muuren<br />

van het Boeren - huis , die van tyd tot tyd mee<br />

nieuwe aarde aangevult en verbetert worden , over<br />

eenige Jaaren wederom eenen nieuwen Oogst te<br />

kunnen vinden. Doch nergens heb ik het in zulk<br />

eenen hoogen trap gezien , dan te Eisleben in de<br />

Kerk , waarin Dr. LUTHER gedoopt is. Ik werdt<br />

in het Jaar 1757. aan de linkerzyde van het Koor ,<br />

eenen , zoo hec my voorkomt, Marmeren Lyk -<br />

ileen gewaar, waarop de letters , die 'er wel diep<br />

ingehouwen ftonden , evenwel op veele plaatzen ,<br />

door de menigte van zulke kuiltjes , nauwlyks meer<br />

leesbaar waren , daar ik andere Graffchrifcen , die<br />

van twee toe viermaalen zoo oud waren , zeer gemakkelyk<br />

leezen kon : lk vroeg 'er den Koster<br />

na O ) , die my zeide , dat het ""Salpeter in dien<br />

Steen gekomen was, en 'er my noch meer van verhaalde<br />

, dat ik niec wei onthouden heb , dewyl ik<br />

'er toen niet aan dacht, dat hec my cot opheldering-<br />

van den Bybel noch zoude te pasfe komen.<br />

Te Bern heefc den Heer Aporhekar, AND RE A ,<br />

over zekere Ziekce hooren klaagen , waar door inzonderheid<br />

de Bik-fteen worde aangetast, zoo dat<br />

dezelve daar door affchilfere, en om zoo te fpree-<br />

1 ken<br />

f» Het had naamlyk ook wel kunnen zyn , dat<br />

gelyk men zegt, het Weder in het Marmer geweest<br />

was ; dan , daar toe fcheen my de Verwoesting in<br />

dien Steen , die noch niet zeer oud was. te groot<br />

se zyn. °


s88 §. sri. MELAATSHEID VAN<br />

*> f<br />

ken kankerig worde (


KEEEDEREN EN HUIZEN. 289<br />

DKEA bevonden , dat de weezenlyke deelen van<br />

deezen uitflag mee die van Sal-epfan zeer veel overéénkomst<br />

hebben , en dus een Zuur vart Vitriool<br />

(Acidum Vilrïoli') en magnejia zyn (a).<br />

De nadeelige uitwerkfelen van deezen uiiflag der<br />

Muuren , of, indien ik den gewoonen naam mag<br />

gebruiken , van dit Salpeter in de Gebouwen, zyn<br />

de volgende :<br />

(») ovoaüswcg Iss iRim 3^n<br />

(<br />

Q9onow<br />

it De Muuren worden week , en wel in diervoege<br />

, dat het kwaad zich geduurig verder<br />

uitbreide, en voortvreete. Ten laatften moet<br />

'er op volgen , dat zy inftorten. - >


198 $. 2IT. MELAATSHEID VAN<br />

de Muuren van dac Huis waren tusfchen de<br />

drie en vier voeten dik , en van zeer goede<br />

Steenen opgetrokken , gelyk men die te<br />

Halle in het byzonder zeer goed heeft.<br />

Op andere plaatzen zal dit kwaad<br />

waarfchynlyk veel flimmer zyn , en ik meen<br />

groote redenen te hebben , om te denken ,<br />

dat dit inzonderheid in de vochtige Landilreeken<br />

van ^Egypten , waarin de Israëliten<br />

woonden , het geval zal geweest zyn (a).<br />

Indien ik my de Moerasfen , by de Grieken<br />

liucolia genaamt , aan de uitwatering van<br />

den Nyl, eu de groote menigte van Salpeter<br />

, of toch van Zouten, die daar mede<br />

vertnaagfchapt zyn , en die /Egypten oplevert<br />

, vertegenwoordige , kan ik gemaklyk<br />

begrypen, dat het Salpeter in de Gebouwen<br />

daar meer verwoestende moet zyn , dan by<br />

ons: de Reizigers komen niet veel in dit gedeelte<br />

van /Egypten, maar te Alexandryen,<br />

Cairo , en verder langs den Nyl op te Asjevan<br />

, alwaar het Land geheel anders geftelc<br />

is: wy kunnen derhalven van dat gedeelte<br />

geene berichten verwachten , die tot ons<br />

oogmerk dienftig zyn. Zelfs de weg langs<br />

den Zeekant van Damiaten af tot Alexandryen<br />

toe , dien ABÜLFEDA ZOO voortreflyk<br />

befchreeven heeft is, zoo veel ik<br />

my<br />

(a) Zie het Eerfte Deel van die Werk, §.it. bl.66\<br />

(6) Men zie ABULFRDZE De/cripi : Mgypti, onder<br />

Damiata, doch niet volgengs de Vcrtaaüng van den<br />

Heer REISKË , want daar ontbreekt die geheele plaatze<br />

, maar volgens de Arabifche uitgaave , die ik<br />

thans


RLEEDEUEN ÉN HUIZES. 2Jt<br />

my daar van kan te binnen brengen , door<br />

geenen Reiziger ooic befchreeven, en veele<br />

dingen, daarop becrekiyk, zyn zelfs aan hem<br />

onbekend geweesr. Dewyl myn Boek hec<br />

geluk heefc, inzonderheid in Holland, vee-<br />

Ie Leezers te vinden , onder welke 'er mis*<br />

fchien wel zullen zyn , dewelke gelegenheid<br />

hebben, om van die Landen eenig nader<br />

bericht te bekomen , verzoek ik de<br />

zoodanigen , om daar toe hunnen vlyt aan<br />

te wenden , en wanneer zy eenige berichten<br />

ontfangen hebben , dewelke zeker zyn<br />

en tot eenige opheldering kunnen dienen ,<br />

my dezelve mede te deelen,<br />

a. Verfcheldene dingen , dewelke aan zulke<br />

Muuren, die van het Salpeter aangetast zyn,<br />

hangen of ftaan , worden daar door befchadigt<br />

en bederven. Ik heb zelf verfcheidene<br />

ftapels van Boeken gezien , die hier door<br />

genoegfaam geheel bedorven waren; en het<br />

gaat op de zelfde wyze met andere goederen,<br />

die geene vochtigheid offcherpe zuuren<br />

verdraagen kunnen. Dit nadeel kan dikwyls<br />

grooter en gewichtiger zyn , dan het langïaam<br />

bederf van hec huis zelf; want dit vertoont<br />

zich in weinige jaaren al zeer aanmerklyk<br />

, ja zelfs wel in zoo verre , dac<br />

zulke goederen ten eenenmaale te onbruik<br />

geworden zyn.<br />

3. Inthans<br />

volgens een Codex van Parys heb laaten afdrukken<br />

, bladz. 3C-.<br />

T 2


§. 2r i. MELAATSHEID VAN<br />

3. Indien hec Salpeter in kamers, dewelke men<br />

bewoonc, menigvuldig is, doet hetzelve nadeel<br />

aan de gezondheid , inzonderheid wanneer<br />

men zyne flaapplaacze tegen den muur<br />

heeft, die daarmede befmet is. Het<br />

algemeene van deeze aanmerking was my te<br />

Halle reeds bekend , daar men om die rede<br />

niet gewoon is, zulke kamers tot woonkamers<br />

ce gebruiken : dan de Heer Hoog-<br />

Leeraar BEKMANN heefc 'er my noch een<br />

voorbeeld van verhaak, hec welk zeer merkwaardig<br />

is , naamlyk van iemand , die in<br />

eene zoodanige kamer woone.nde , fcherpe<br />

zinkingen Ca) (fahz-flüsze ) .kreeg , die<br />

de Geneesheer alleen aan zyne wooning toefchreef.<br />

Hy betuigde my, deezen ongelukkigen<br />

Lyder , die in de beklaaglyke omftandigheden<br />

was , van zich van geene becere<br />

wooning te kunnen voorzien, dikwylsen wel<br />

in gezelfchap van den Geneesheer , dien hy<br />

hem bezorgt had , bezocht te hebben.<br />

Welgeftelde Lieden by ons , of die maar<br />

niet arm zyn , kunnen deeze fchadelyke uitwerking<br />

van het Salpeter in hunne huizen<br />

voorkomen: het komt zelden verder, dan in<br />

de onderfte verdieping-; men woont daarom<br />

in de tweede , die 'er niet ligt fterk van<br />

aan-<br />

(a) Het komt my voor , dat de uitdrukking , die<br />

ik hier gebruike , fcberpe zinkingen, niet volkomen<br />

met de benaaming , Saltz-flüsze , overéénkomt. Ik<br />

beken dat foort van zinkingen , die men in het<br />

Hoogduitfch Salt-flüsze noemt , niet te kennen ;<br />

ook heb ik die benaaming in het Lexicon Medicum<br />

van BLANCARD , niet kunnen vinden. VERT.


KLEEDEREN EN HUIZEN. 203,<br />

aangetast wordt. In de benedenfte verdieping<br />

beeft men dan keukens , bezoekkamers<br />

, en wat van dien aart meer zyn moge.<br />

Maar by een volk het welk in de bouwkunde<br />

noch niet verre gevordert was, en<br />

zich doorgaans met huizen van ééne verdieping<br />

behelpen moesc , konde men de<br />

nadeelige gevolgen van deeze Melaatsheid<br />

der huizen niet zoo wel ontgaan.<br />

Nu zal men de fchikkingen , die Mofes ten opzichte<br />

van deeze Melaatsheid der Muuren gemaakt<br />

heeft , gemaklyk kunnen verftaan. Dezelve hebben<br />

ten oogmerke , deeze fchadelyke , en zich geduurig<br />

verder uitbreidende ziekte der Gebouwen ,<br />

al terftond in den beginne tegen te gaan , en dezelve<br />

weg te neemen, wanneer zy noch weggenomen<br />

kan worden ; ieder eenen , door hec nadeel<br />

hec welk daarmede verbonden is , oplettend te maaken<br />

, en hem te beweegen om zorge te drragen ,<br />

dat zyn huis niec met deeze Melaatsheid befmet<br />

worde : en dit kon men doorgaans verhoeden ,<br />

inzonderheid wanneer 'er geen gemerfeldeen ceffens<br />

vochcige kelder onder hec huis is , en eindelyk bedoelde<br />

Mofes ieder eenen ten opzichte van zyne nabuuren<br />

te beveiligen , daar men anders, en wel<br />

met recht , voor dergelyk eene befmetting van zyn<br />

huis , met deeze Salpeter - ziekte , door andere ,<br />

zoude hebben moeten duchten. Hy bedient zich<br />

tot dat einde van de volgende by zon derheden.<br />

Vooreerst verklaart hy , dat de Huisheer zelf<br />

fchuldig is , indien hy dergelyke verdenkingbaarende<br />

vlakken of kuiltjes gewaar wordt, om het<br />

te kennen ce geeven , ten einde hec huis van eenen<br />

T 3<br />

des-


294 §• HU MELAATSHEID VAN<br />

deskundigen, en deeae is hier wederom de Priester<br />

, die zich op deeze uiterlyke kenmerken moest<br />

hebben toegelegt , konde onderzocht worden.<br />

Deeze ééne byzonderheid was reeds gefchikt, om<br />

het kwaad , zoo ras hec begon gezien ce worden ,<br />

tegen te gaan , en ieder eenen daar op opmerkfaam<br />

te maaken. Hadden wy in nieuw aangelegde Steden<br />

foortgelyke fchikkingen , dan zoude het Salpeter<br />

in dezelve waarfchynlyk nooit de overhand neemen.<br />

Ook zoude men de oorzaak van het Salpeter,<br />

het welk zich hier of daar al begon te openbaaren ,<br />

fpoedig ontdekken , en uit den weg ruimen , daar<br />

het thans in onze Steden gedulc wordt, en toe zulk<br />

eene hoogce gaac , dat 'er de geheele lucht door<br />

vervalfcbt worde.<br />

Hierop moest de Priester het huis bezichtigen ;<br />

doch hier gaf de Wetgeever dit voorrechc aan deszelven<br />

bewooner, dat hy het te vooren geheel ledig<br />

konde maaken; ja zelfs de Priester was amptshalven<br />

verplicht om te beveelen , dat dit waarlyk gefchiedde<br />

: want alles wat men in zulk een huis vond , het<br />

welk voor onrein verklaard werdt, zoude insgelyks<br />

onrein zyn. Men ziet 'er zeer klaar uit, dat de<br />

Wetgeever niet van gedachten geweest is , dat het<br />

huisraad , het welk men in zulk een melaats huis<br />

vond , iets anders konde befmetten ; want anders<br />

zoude hy hetzelve immers niec ten huize uic hebben<br />

laaten. brengen , zoo lang de zaak noch in twyffel<br />

ftond : maar misfehien handelt hy hier dus , om<br />

zekere vreeze des Volks toe te geeven ; en dit behoorde<br />

ieder Wecgeever te doen : dac is , hy moet<br />

niec alleenlyk zeggen , deeze of geene zaak befmet<br />

niet, en gy behoort ce gelooven dat dezelve


KLEEDEREN EN HUIZEN. *95<br />

ve niet befmet : want vreeze voor befmetting ,<br />

zy moge al of niet gegrond zyn, is ook een kwaad,<br />

Waar tegen wy gaarne wenfchen beveiligt te blyven,<br />

en het welk ons, indien de Wetgeever nalaat ons<br />

daar tegen te beveiligen, zal aanzetten , of om ons<br />

zeiven met geweld deeze veiligheid te bezorgen ,<br />

óf bevreest en fchuw , ons van ieder eenen af re<br />

zonderen. Of misfehien bedoelde Mofes door dit<br />

middel den Eigenaar van zulk een huis zoo veel te<br />

redelyker te maaken , om de eerfte twyfelachtige<br />

blyken , die hy mocht gewaar worden , zónder terughoudinge<br />

op te geeven. Want indien hy dit<br />

niet deed , en men had dan op verzoek van zyne<br />

nabuuren , of op het aanbrengen van anderen ,<br />

die daar by belang konden hebben , zyn huis eens<br />

beginnen te onderzoeken , en het dan Melaats bevonden<br />

, dan zoude al zyn huisraad onrein geweest<br />

zyn.<br />

Indien men , by de eerfte bezichtiging niet ten<br />

vollen overtuigd wierdt , dat het vermoeden van<br />

Melaatsheid zonder grond geweest was, maar'er.<br />

zich waarlyk zekere twyfelachtige vlakken of kuiltjes<br />

opdeeden , dan moest het huis acht dagen lang geflooten<br />

blyven , en dan noch eens bezichtigt worden.<br />

Indien zich het vermeende kwaad dan niet<br />

verder verfpreid had, werdt het als iets toevalligs<br />

aangemerkt , waar door het huis niet verontreinigt<br />

werdt : daarentegen indien het grooter geworden<br />

was, kon men het daar voor geenszins houden ,<br />

maar men bad het voor eigenlyke Huizen - melaatsheid<br />

(of Salpeter ) aan te zien : de fteenen , die<br />

daarmede befmet waren , moest men uitbreeken ,<br />

en op eene onreine plaatze buiten de Stad brengen ,<br />

T 4<br />

4e


so6 §. 211. MELAATSHEID VAN<br />

de muuren van het geheele huis affchrappen , en<br />

dezelve van nieuws af bepleisteren. Dit is het ten<br />

naastenby , het geen men heden ten dage noch behoorde<br />

te doen , indien men een huis van dit zoogenaamde<br />

Salpeter wilde zuiveren. De fteen , of<br />

p'aatze, die daarmede bezwangert is, moet'er volstrekt<br />

uitgebroken worden : ook is her affchrappen<br />

en het op nieuws bepleisteren niet minder nood»<br />

zaaklyk , want in den kalk zet het Salpeter (of om<br />

eigenlyk te fpreeken , het Zuur van Salpeter , aci*<br />

dum nitri) zich juist het allermeest: by onze groote<br />

huizen zoude het ondertusfchen niet volflrekt<br />

noodig zyn , dit laatfte het geheele huis over te<br />

doen ; maar de Hebreeuwen hadden zeer kleine<br />

huizen , en zelfs de Tempel van Salomo , die zoo<br />

lange naa den tyd van Mofes gebouwt werdt, was,<br />

niettegenftaande deszelfs pracht zoo zeer geroemt<br />

worde , op verie na zoo groot niet , als menig<br />

huis te Göitingen , en nochtans is het zeker , dat<br />

wy daar geene paleizen, maar alleen goede burgerhuizen<br />

hebben.<br />

Indien de Melaatsheid dan wederom op nieuw<br />

uitbrak , moest het geheele huis afgebroken , en<br />

deszelfs bouwftoffen op zekere onreine plaatze, buiten<br />

de Stad , gebracht worden. Mofes wil<br />

derhalven in het geheel geene Melaatfe huizen dulden.<br />

Het nadeel, het welk dezelve aan de gezondheid<br />

van derzelver bewooners, of aan de goederen,<br />

die men daar in had , zouden kunnen toebrengen ,<br />

geldt by hem meer, dan de huizen zelve. Iemand,<br />

dien dit vreemd voorkomt , en die misfehien het<br />

huis , hetwelk door deeze Wet moest afgebroken<br />

Worden , bejammert, denkt waarfchynlyk aan onze


KLEEDÏREN EN HUIZEN. 297<br />

ze groote en prachtige huizen van veele verdiepingen<br />

, tot welker opbouwing groote fommen befteed<br />

zyn , en in welke men op de tweede verdieping<br />

doorgaans voor alle nadeehge gevolgen van het Salpeter<br />

veilig is: dan ik heb reeds gezegt, dat de<br />

huizen toen gering en laag waren ; ja eene menigte<br />

van jaaren naderhand, ten tyde van Salomo, waren<br />

de gebouwen , over welke men zich toen zoo verwonderde<br />

, ondanks het goud en zilver , het welk<br />

'er als aan verkwist fcheen , in vergelykinge van<br />

de middelmaatige burgerhuizen onder ons , klein<br />

en behoeftig.<br />

Daarentegen , indien men het huis by de tweede<br />

bezichtiging rein bevond , moest hetzelve op eene<br />

ftaatlyke wyze , onder het brengen van een Offer ,<br />

rein verklaart worden , op dat ieder een met ze-<br />

•kerheid mochte weeten , dat het waarlyk rein was ,<br />

en het algemeen dus zich ten dien opzichte volkomen<br />

zou kunnen gerust ftellen.<br />

Door deeze Wet werdt inderdaad meer dan één<br />

kwaad weggenomen : het voortvreeten van het Salpeter<br />

, ja het begin daar van zelf; ( want men zal<br />

zich voor allerleie onreinigheden , waaruit het ontdaan<br />

kan , leeren wachten , indien men weet, dat<br />

'er zoo nauwkeurig op gelet wordt) het gevaar ,<br />

van door onoplettenheid zyne goederen in een huis,<br />

waarin deeze beftnetting is , te laaten bederven, of<br />

zelfs aan zyne eige gezondheid fchade te lyden ; de<br />

onredelykheid om in eene kamer , die door het Salpeter<br />

befmet en dus ter bewooninge onbekwaam is,<br />

zyne flaaven by de Hebreeuwen, by ons zyne dienstboden<br />

, of, gelyk men het op fommige plaatzen<br />

ziet, den Gouverneur van zyne kinderen, te laaten<br />

T 5<br />

woo«


208 §. ai i. MELAATSHEID VAN<br />

woonen , en vlak tegen den muur , die voor dè<br />

gezondheid zoo nadeelig is , te doen flaapen ; dit<br />

alles werdt daar door voorgekomen. Niemand ,<br />

die dit overweegt , kan over deeze Wet te onvrede<br />

zyn ; en des noods zoude men kunnen vraagen ,<br />

waarom wy dezelve niet insgelyks in Steden hebben<br />

, die nieuw aangelegt worden ?<br />

Het is zekerlyk zonderling , dat wy ten platten<br />

Lande, hoewei alleenlyk op fommige plaatfen (a),<br />

vlak het tegendeel van deeze Wet hebben. Dan het<br />

doet daar geen nadeel , om dat daar de omftandigheden<br />

geheel anders geflelc zyn , en men het Salpeter<br />

, het welk men tot het maaken van Buskruid<br />

noodig heeft , dikwils affehrapt ; en men ziet dus<br />

op eene merkwaardige wyze , hoe verfchillende de<br />

Wetten behooren te zyn , naar de verfcheidenheid<br />

van Landen en tyden , voor welke zy dienen moe- '<br />

ten. Wy hebben veel Salpeter noodig , naa dac<br />

het Buskruid uitgevonden is: dewyl nu in Salpeterryke<br />

plaatfen van Duitfchland , ( by voorbeeld , in<br />

den Saal-kreits) van onheuglyke tyden af, de Boerenhuizen<br />

flechts wanden van aarde hebben , waar<br />

aan het Salpeter door meer dan ééne onreinigheid<br />

der Dorpelingen zich aanzet; is hec een oud recht,<br />

door<br />

(a) De Nederduitfche Leezer gelieve zich te herinneren<br />

, dat de Hoogleeraar hier van Duitfchland<br />

fpreekt , en wel , gelyk men te vooren reeds gezien<br />

heeft, en , uit het geen hy ncch verder zeg:, insgelyks<br />

duidelyk blykt , van zeker bepaald gedeelte<br />

van Duitfchland , daar men veel Salpeter heeft, en<br />

de Boerenhuizen van zulke Salpeter • ryke aarde of<br />

kley gebouwt zyn; gelyk ik zelf die dikwerf in de<br />

Dabimrfchap van Halle enz. gezien hebbe. VSRT.


KJ.EEDEREN EK JiUIZEN. 299<br />

«<br />

door de gewoonte bevestigt, dat een Salpeterzoeker<br />

dit mag affchrappen , waar van noch het huis<br />

noch deszelfs bewooners eenige de minde fchade<br />

hebben : dan hy zal hec nimmer tot op den grond ,<br />

daar het Salpeter eigenlyk uit voorkomt, affchrappen.<br />

Deeze wanden zyn zoo dik , en worden<br />

door het affchrappen zoo dikwerf gereinigt , dat<br />

ik ten minden nooit van eenig nadeel gehoorc<br />

hebbe , het welk door het Salpeter der gezondheid<br />

ware toegebrachc , en aan de Gebouwen zelve ,<br />

in [ fommigen van ] welke zeer welgedelde Boeren<br />

woonen , is niet veel ce bederven. Nochcans zoude<br />

ik wel begeerig zyn , om van den eenen ol<br />

anderen Geneeskundigen van die ftreek te weecen ,<br />

of hy nimmer eenige nadeelige gevolgen daar van<br />

befpeurt hebbe ?<br />

S. 212.<br />

Van den onreinen Zaadvloed.<br />

De Gonorrhaa of Zaadvloed , was insgelyks eene .<br />

Ziekte, waar door men in eenen burgerlyken of<br />

Kerklyken zin onrein werdt : ik wil het gaarne<br />

voor Geneeskundigen , die fomtyds aanmerkingen<br />

op deeze benaaming gemaakt hebben , overlaaten<br />

om te onderzoeken , of men die Ziekte wel Zaadvloed<br />

behoore te noemen , dat is, of de vloeijende<br />

doffe wel eigenlyk Zaad zy : ik gebruik deeze<br />

benaaming , om dat dezelve algemeen aangenomen<br />

is, en ik hier geen oogmerk hebbe, om de Geneeskunde<br />

te verhandelen. Misfehien zoude hun<br />

de uitdrukking , waar van Mofes zich bedient,<br />

VLOED


300 §. A I 2 - VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED.<br />

VLOED UIT DE SCIIAAMDEELEN C eigenlyk het<br />

VLEIÏSCH ) beter voorkomen ; dan deeze kon ik<br />

niet gevoeglyk in myne Hoogduitfche Vertaaling<br />

des Bybels brengen.<br />

Het geen Mofes, ten opzichte van deeze Ziekte,<br />

beeft vastgeftelt, vinden wy Levit. XV , vs. i -13.<br />

Het is twyfelachtig van welken Zaadvloed by fpreekê<br />

; van de zoogenaamde Gonorrhcea benigna , die<br />

ten allen tyde bekend geweest is , alleenlyk uic<br />

zwakheid haaren oorfprong heeft , en met geene<br />

fmarte verzeld gaat; of van de Gonorrhcea virwenta<br />

? Hec laatfte moet ons met den eerften opflag<br />

zeer onwaarfchynlyk voorkomen , dewyl men noch<br />

de lues Venerea , noch de Gonorrhcea virulenta die<br />

zich omtrent 50 of 60 jaaren daarna heeft beginnen<br />

te openbaaren , voor de ontdekking van America<br />

gekent heeft , en hec onbetwistbaar is , dat<br />

men dezelve by Griekfche , Latynfche , noch Arabifche<br />

Geneeskundigen vóór de 15de Eeuw befchreeven<br />

vindt. En nochtans kan men , wanneer<br />

men de Wet van Mofes leesc , zich nauwlyks<br />

bedwingen om niet te denken , dat ten zynen<br />

tyde , wel niet de eigenlyke lues Vcnerea ,<br />

maar nochtans de Gonorrhcea virulenta onder de<br />

Israè'liten moet plaatze gevonden hebben : en dit<br />

gaat zoo verre, dat alle Geneeskundigen , die ik<br />

de woorden van Mofes Levit. XV , vs. 3. toe<br />

dus verre heb voorgeleezen , en gevraagt of dezelve<br />

ook op de Gonorrhcea benigna pasten , my<br />

éénpaarig verzekert hebben , dac zy dezelve van<br />

niets anders dan van de Gonorrbea virulenta wisten<br />

te verftaan.<br />

Ik


§. sia. VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED. 301<br />

Ik wil my eigenlyk daar niet op beroepen , dat<br />

Mofes alles , waarop dusdanig een Zieke gezeten<br />

of gelegen heefc , mee zoo veele voorzorge voor<br />

onrein verklaarc, als of men ten minlle rede had ,<br />

om door die-dingen anders voor befmetcing te duchten<br />

; daar de Gonorrhcea benigna ondertusfchen in<br />

het geheel niet befmettelyk is: want hierop zoude<br />

men my kunnen antwoorden , dat hy , mee. becrekkinge<br />

tot de Maandlykfche Reiniginge, foortgelyke<br />

fchikkingen , hoewel niec mee de zelfde om handigheid<br />

, gemaakt heefc. Dan de volgende redenen<br />

komen my meer beflisfend voor :<br />

1. Hy fpreekc vs. 3. van tweeërleie foorten deezer<br />

Ziekce , waar van de eene is , WANNEER<br />

ZY vLOEijENDB is , en de andere , WARNEER<br />

ZICH DEEZE VLOED VERSTOPT HEEFT , en hy<br />

zegt, dat de Ziekte in beide gevallen onrein<br />

is. Die is nu juist hec geval by de Gonorrhcea<br />

virulenta, dewelke, hec geen meer is, verftopc<br />

zynde zonder geneezen ce zyn , het allergevaarlyksc<br />

geoordeelt worde: daareneegen<br />

weet geen Geneesheer re zeggen , wat<br />

dit betekene , indien men het van de Genor-<br />

• rhaa benigna te verftaan heefc ; wanc zoo<br />

ras men deeze geftopc heeft , is hec geene<br />

Gonorrhcea meer , en de geneezing is<br />

volbracht.<br />

2. Hy beveelt vs. 7. uitdruklyk , dat men hem<br />

voor onrein te houden heefc, die de heimelyke<br />

deelen van den Kr ank en aanraakt.<br />

Deeze byzonderheid fchync.geene becekenis<br />

te hebben, indien Mofes hier van de Gonorrhcea


302 §. 212. VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED.<br />

rhcta benigna gefproken heeft; want daar<br />

by zal dit geval niet ligtlyk plaatze hebben :<br />

en ondertusfchen vooronderftelt Mofes dar<br />

het gefchiedt , en wel zoo dikwerf gefchiedc,<br />

dat hy het daarom noodig oordeelde<br />

, ten dien opzichte eene Wet te geeven.<br />

Men ziet, dunkt my , dat ons dit insgelyks<br />

aan de Gonorrhcea virulenta doet denken ,<br />

als by welke foraryds Heelkundige bewerkingen<br />

( Cbirurgicale Operatien ) vereifcht<br />

worden.<br />

3. Ook moet ons , het geen vs. 8. van het<br />

Speekfel gezegt wordt , en wy anders by<br />

geene Wet, die van Levitifche onreinheden<br />

handelt, aantreffen, zonderling voorkomen.<br />

Nauwlyks kan men nalaaten , hier by aan<br />

de Gonorrhcea virulenta te denken , dewelke<br />

door kwyling (falivatie) geneezen wordt.<br />

Ook weet ik wel , dat het Geneeskundig<br />

gebruik van Kwikzilver weleer onbekend<br />

was: maar kan 'er geen vroegere tyd geweest<br />

zyn , waarin deeze Ziekte plaats vond , en<br />

waarin men hec middel tegen dezelve, al<br />

ware het maar als een geheim der Artfen<br />

of Priesters , kende ? worden niet veele<br />

dingen , die langen tyd te vooren bekend<br />

waren , maar naderhand vergeeten zyn , op<br />

het nieuw uitgevonden ? Doch wy weeten<br />

niet eens den naam , dien hec Kwikzilver<br />

in het Hebreeuwfch heeft : deeze<br />

derde grond van waarfchynlykheid zy derhalven<br />

by die geftelt, waaröp ik my niet<br />

wil beroepen.<br />

Ik


§.2i3. VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED. 303<br />

Ik wil niets beflisfender wyze zeggen , want ik<br />

voel de kracht der tegenwerpinge , dat de lues Vetleren<br />

of Gonorrhcea virulenta van den tyd van ïiippocrates<br />

af, tot op de ontdekking der nieuwe Waereld<br />

onbekend geweest is. Dan de voornaamfte<br />

Schryver, die over deeze beide Ziektens gehandelt<br />

heefc, ASTRUC , komt hier evenwel myner gisfinge<br />

te hulpe. Hy wyst de verfchillende tydperken (perioden<br />

) aan , die deeze Ziekte , dewelke tot ons<br />

uit America overgebracht is , gehouden heeft, en<br />

hoe dezelve in ieder tydperk vermindert zy ; waar<br />

by hy met deeze gedachte befluic , dat het, indien<br />

'er Hechts geene nieuwe befmetting uit America<br />

zelf overkomt, niet onwaarfchynlyk is te vermoeden<br />

, dat zy noch meer zoude verminderen ,<br />

en eindelyk onder ons in het geheel niet meer gevonden<br />

worden. Misfehien is het geen hy met zoo<br />

veele waarfchynlykheid op het nieuw verwacht ,<br />

tusfchen den tyd van Mofes en Hippocrates reeds<br />

éénmaal gefchiedt, want tusfchen deeze beiden is<br />

ten minden een tyd van 1000 Jaaren verloopen ;<br />

en ik denk , wegens zekere tyd-rekenkundige redenen<br />

, die ik hier niet kan bloot leggen , dat de<br />

afftand tusfchen beiden zelfs noch groo


304 §. *i2. VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED.<br />

Hippocrates , een tydgenoot van Artaxerxes den<br />

Koning van Perfien , leefde , omtrent vyf en een<br />

halve Eeuw naa David , was dezelve in zoo verre<br />

verdweenen , dat de Griekfche Geneeskundigen 'er<br />

in het geheel geen gewag van maaken. Zoude<br />

ASTKTJC niet zeggen , of liever heeft hy niet gezegt<br />

, dat het zelfde geval, naa verloop van dien<br />

zelfden tyd , wederom plaats zoude vinden , indien<br />

wy flechts met America geene verdere gemeenfchap<br />

hadden ? Her doet my leed , dat ik<br />

deezen grooten Geneeskundigen , die van de Boeken<br />

van Mofes zoo veel werks maakte (a) , deeze<br />

gedachte , dewelke hem nimmer fchynt ingevallen<br />

te zyn , en die evenwel uit hem genomen<br />

is , niec ter beoordeelinge kan voorleggen : ik<br />

zoude ten hoogften begeerig geweest zyn , om<br />

te weeten , wat hy daar van zoude gezegt<br />

hebben.<br />

Indien men vastftelt dat de Gonorrhcea virulenta<br />

al ten tyde van Mofes plaats gehad heeft , kan<br />

men het oogmerk van zyne Wet gemaklyk verftaan.<br />

Hec geen hy naamlyk zegt , komt op de<br />

volgende ftukken uit.<br />

Vooreerst : DE ZAADVLOED ZAL LEVITISCH ON­<br />

REIN ZYN , ZOO DAT HY , DIE DEEZE ZlEKTE<br />

HEEFT ; WEDEROM EENEN IEDER , DIE HEM , WAN­<br />

NEER<br />

(a) Hy is de Schryver van het Boek, hetwelk<br />

in het Jaar 17S3. onder den volgenden Titel, uitgekomen<br />

is : ConjeBures Jur les Memoires Originaux ,<br />

dont il paroit que Moyfe fest Jervi , pour eompofer l<br />

Livre de la Genefe.


§. ais. VAN DFN ONREINEN ZAADVLOED. 305<br />

NEER HY ZICH TE VOOREN NIET GEWASSCHEN HEEFT<br />

OF ZYN BED , STOEL , ENZ. AANRAAKT , VERONT­<br />

REINIGT. Zekerlyk zal niemand door enkele aanraaking<br />

van iemand , die met deeze Ziekte bezocht<br />

is, befmet worden ; maar een Wetgeever ,<br />

die zyn oogmerk wil bereiken , moet by befmetlyke<br />

Ziektens meer verbieden , dan Geneeskundig<br />

befchouwt volftrekt noodzaaklyk is, De Wet van<br />

Mofes ging op eene andere wyze, en door de heiligheid<br />

van den Godsdienst , der befmettinge op<br />

het kragtigfte te keer : niemand, die met den Zaadvloed<br />

, zoo wel den goedaartigen als den befmetlyken<br />

, behebt was, mocht dit verborgen houden ,<br />

en als een Reine zich in de burgerlyke famenleevinge<br />

laaten vinden : hy moest bekennen dat hy Onrein<br />

was, tot dat hy zich van zyn ongemak herftelt zag;<br />

en nu konde de befmetting niet zoo ligdyk door<br />

byflaapen verfpreid worden , want voor iemand ,<br />

die volgens zyne eige bekentnis befmet is, zullen<br />

zich niet alleenlyk Vrouwen , die anders uit zwakheid<br />

en liefde tot de Zonde zouden hebben kunnen<br />

overgehaalc worden , maar zelfs doorgaans ontuchtige<br />

Vrouwlieden , die zich zelve anders voor<br />

ieder éénen veil geeven , waneeer zy zelve noch<br />

onbefmec zyn , zorgvuldig wachten. Om dit oogmerk<br />

te bereiken, nam Gade , die zich vernedert<br />

had , om de burgerlyke Wetgeever der Israëliten te<br />

willen worden , het allerkrachtigst middel., den<br />

Godtsdienst te hulpe , welks Ceremonieele Wetten<br />

menig een met meer nauwkeurigheids en heiliger<br />

houdt, dan de zedelyke Geboden , om dat daar<br />

tegen geene zoodanige , of geene zoo fterke zinlyke<br />

neigingen , als tegen deeze gekant zyn. Mnar<br />

was 'er al iemand , wiens geweeten niet werkfaas<br />

IV. Dtel. V gz«


joo" §. ais.<br />

VAK DEN ONREINEN ZAADVLOED.<br />

genoeg was, die moest toch beducht zyn om eene<br />

Ziekte, die hem Levitifch onrein maakte , te verbergen,<br />

dewyl op de voorbedachte geheimhouding,<br />

wanneer men, onrein zynde, in het Heiligdom naderde<br />

, of van het Paafchlam at, of toch de voorgefcbreevene<br />

Reinigingen naliet, de uitroeijing geftelt<br />

was. Zoo ras iemand zich ftech.s voor onrein<br />

bekend maakte, moest hem de gelegenheid , om<br />

deeze befmetting door den byflaap te verfpreiden ,<br />

vry veel benomen zyn : en in Europa gaat zy door<br />

geene andere oorzaak in hec duister voort , dan<br />

om dat niemand eenen Reinen van Onreinen kan<br />

onderfcheiden.<br />

Ten tweeden : BEDDEN, STOELEN, BANKEN ENZ.<br />

VAN LIEDEN DIE MET DE Gonorrhcea BESMET WARKN,<br />

WERDEN ALS ONREIN AANGEMERKT. Of de befmetting<br />

door dingen van deezen aart kunne voortgeplant<br />

worden , wordt in twyfel getrokken. Dit is zeker,<br />

da: zy , die van gedachten zyn , dat zulke dingen<br />

befmet ten kunnen , de zaak te verre trekken ; want<br />

anders moesten by ons alle Reizigers, die ooit,<br />

zonder hunne kleederen aan te houden , in herbergen<br />

vernachten , alwaar men aan iederen vreemdling<br />

, die 'er voor hec uiterlyke flechts als een faffoenlyk<br />

Man uitziet, zonder hem vooraf te onderzoeken<br />

, eene flaapplaacze inruimt, zelden buiten<br />

befmetting blyven. De bevinding heeft te dikwils<br />

geleert, dat de bedden niet befmeclyk zyn : maar<br />

men geeft doorgaans deeze oorzaak op , als men<br />

de waare verbergen wil. En nochtans heeft hier<br />

eene groote uitzondering plaatze , ten aanziene<br />

van den trap der Ziekte; want niemand zal willen<br />

:©ntkennen , dat dezelve, wanneer zy zekere<br />

. hoog-


5.212. VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED. 307<br />

Hoogte bereikt heeft , ten minften even zoo wel<br />

kan befmerten , als de Teering , wanneer die tot<br />

zekere hoogte gekomen is ; om welke rede een<br />

voorzichtig Geneesmeester het bed van iemand ,<br />

die aan de Teering geftorven is , doorgaans zal<br />

verbieden. Dan , zonder my met alle deeze byzondetheden<br />

in te laaten , moet ik alleenlyk aanmerken<br />

, dat , wanneer de Geneesmeesters by ons<br />

zegden, dat de Venus-ziekte niet door.de bedden<br />

verfpreidt wordt , zy dan het oog hebben op onze<br />

bedden , die t'elken keere van fchoon linnen voorzien<br />

worden , en dat zy niemand zouden raaden ,<br />

om in hec bed van iemand die mee deeze Ziekte<br />

bezocht was, wanneer men 'er niet eerst fchoon<br />

linnen op gelegt had , te gaan flaapen. Nooit<br />

moet men zich onzen ryken voorraad van linnen<br />

in het Oosten verbeelden , alwaar dezelve , zelfs<br />

noch in deeze dagen , een ftuk van weelde voor<br />

lieden van het grootst vermogen zyn zoude : men<br />

behoort zich daar altoos voor te ftellen : vooreerst<br />

Wol, die de befmetting ligter aanneemt; ten tweeden<br />

, altoos het zelfde ftuk , Zelden gewasfehen ,<br />

zoo lang het niet voor onrein verklaart wordt ;<br />

vervolgens , tusfchen het geen men het bed noemt<br />

en het blcote lichaam , niets anders'dan een kleed,<br />

waarin men zich wikkelt , als men zich te ruste<br />

begeeft; en zelfs veekyds dit niec eens , maar alleen<br />

hec bloote lichaam : en by zulke omftandigbeden<br />

konde een bed zeer wel beimetcend zyn ,<br />

hoewel ik dit van ftoelen , banken, en hec trapje<br />

voor het bed, waar van Mofes insgelyks fpreekt,<br />

niet wil beweeren. Daarenboven moet men zich<br />

noch herinneren, dat veelen weezeniyk met dergelyk<br />

eene vreeze bezet zyn; en een goed Wet-<br />

V 2<br />

gee


3©& 5* * 1 2 , VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED.<br />

geever behoort by befmetlyke Ziektens niet flechts<br />

te verbieden het geen met de daad , maar ook, het<br />

geen volgens de gemeene gedachten , die het Volk<br />

van de befmetting heeft, gevaarlyk is : want ongegronde<br />

vreeze is ook een onheil, en een Kranke<br />

heeft geen recht , om hetzelve zynen Medeburger<br />

te veroorzaaken , en hem daar door onrust te verwekken.<br />

13y voorbeeld, iemand die tegenwoordig<br />

noch zoo wel meent verzekert te zyn , dat bedden ,<br />

met reine overtrekfels, deeze Ziekte niet voortplanten<br />

, zal daarom evenwel die wonderlyke Wet niet<br />

willen maaken , dat dezelve ook in rechten als niet<br />

befmettende moeten aangemerkt worden , maat het<br />

by het recht, het welk tot dus verre gegolden heeft,<br />

laaten blyven , dewyl toch de meeste menfchen van<br />

zulke bedden eenen afkeer hebben. En ,<br />

wanneer men alles nagaat, verplichtte deeze Wet<br />

van Mofes noch tot niets anders , dan om zulke<br />

bedden , fioelen , banken en trapjes te wasfchen ,<br />

eer een Reine dezelve konde aanraaken , zonder<br />

verontreinigt te worden.<br />

Het overige , waar door iemand , die den Zaadvloed<br />

had , verontreinigde , en hoe hy , naa dat hy<br />

geneezen was , een Offer moeste brengen , om<br />

openlyk wederom rein verklaart te worden , zal<br />

ik hier niet herhaalen ; men kan hec by Mofes zeiven<br />

naleezen.<br />

Zoo veel kan men van deeze Wet zeggen, indien<br />

men vooronderftelt, dac de Gononhcea virulenta ten<br />

tyde van Mofes bekend was: maar vooronderftelt<br />

men , dat dit zoo niet is , dan weet ik van dezelve<br />

niets anders dan dit te zeggen : hy gaf deeze Wet<br />

volgens de zeden, die toen, zoo wel by zyn Volk,


§.2ii. VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED. 309<br />

als by andere nabuurige Volken gevonden werden ;<br />

waarfchynlyk bedoelde hy ook , door dezelve ieder<br />

eenen , die met de Gonorrhcea benigna behebt was ,<br />

zoo veel te meer te noodzaaken , om zich door gebruik<br />

van de vereifchte geneesmiddelen, of, hec<br />

geen hier dikwils grooten dienst kan doen , door<br />

veranderinge van wooninge, van eene Ziekte te laaten<br />

geneezen , die niet fmartlyk is , maar evenwel<br />

ten uiterfren verderflyk , Jangfaam verzwakkende ,<br />

en aan de voortteeling ten hoogden nadeelig moet<br />

geoordeelt worden. Dewyl men van dit ongemak<br />

geene pyn heefc, en men nochtans zich doorgaans<br />

(chaaaic dezelve te bekennen , laat menig een , die<br />

hetzelve heefc, hec kwaad zynen gang gaan, en van<br />

tyd tot tyd toeneemen : of hy vaarc zelfs met de<br />

misdaad van Zelfsbevlekkinge voort , die dikwils<br />

de oorzaak is van deeze Ziekte , tot dat dezelve tot<br />

eene zulke hoogte geklommen is, dat zy nimmer<br />

wederom kunne geneezen worden , en hy voor het<br />

Huwelyk ten éénenmaale onbekwaam zy. Dan dergelyk<br />

eene , voor hec uicerlyke , harde Wee noodzaakce<br />

de Israëlicen om voor hunne gezondheid<br />

zorg ce draagen, als mede om zich te wachten voor<br />

die Zonde , dewelke voor de gezondheid zoo verwoescende<br />

is , en die Mofes op meer dan ééne<br />

wyze fchynt te hebben willen tegengaan.<br />

V 3<br />

i<br />

m J. 213.


ei o 213. VAN DE PEST EN POKKEN.<br />

Waarom<br />

Mofes niet aangaande de Pest , of<br />

Pokken bevolen hebbe ?<br />

Misfehien zoude een Wysgeerig Leezer van het<br />

Mafa'Uch Recht, die zich in het geval bevond , van<br />

de Wetten van Mofes zelve of noch niet geleezen ,<br />

of derzelver <strong>inhoud</strong> niet voor zynen geest te hebben<br />

, hier nu het één en ander aangaande de Pest<br />

en Kinderpokken verwachten. De laatlten moeten<br />

echter ten éénenmaale weg vallen , want deeze zyn<br />

eerst langen tyd naa de Geboorte van Christus ,<br />

door overwinningen of den koophandel der Saraceenen<br />

, uit het binnenfte gedeelte van Africa tot<br />

ons overgebracht. Tegenwoordig zouden zy , wel<br />

is waar, Policy-wetten vereifchen: ook heefrmen,<br />

met betrekkinge tot de Inënting van deeze Ziekte ,<br />

werklyk in fommige Americaanfche Volkplantingen<br />

der Engelfchen , Wetten , en wel zeer nadruklyke<br />

Wetten gemaakt, en het Parlement te Parys, hetwelk<br />

juist niet alle de befchuldigingen verdient ,<br />

die door fommige yverige Geneesmeesters , door<br />

een verkeerd begrip van deszelfs oogmerk , tegen<br />

hetzelve gemaakt worden, is voorneemens geweest,<br />

dit voorbeeld te volgen.<br />

Maar , zal men denken , is 'er dan ten opzichte<br />

van de Pest niets vasrgeflelc ? Dezelve is eigenlyk<br />

eene iEgyptifcbe Ziekte , en zy behoort in dat<br />

Land zoo volftrekt t'huis , dat tot op deezen dag<br />

noch nooit in andere Landen eene Pest-ziekte geweest<br />

zy , die niet onmiddelbaar of middelbaar uit


J. 213. VAN DE PIST EN POKKEN. au<br />

jEgypten gekomen was. De Israëliten kwamen uit<br />

/Egypten , en moesten in de nabuurfchap van dat<br />

Land wconen. In de Hebreeuwfche taaie heefc<br />

men den naam van deeze Ziekte , Dtbsr, ("Dl)<br />

dewelke dikwils in den Bybel voorkomt. Ten tyde<br />

van David heeft men waarlyk eene zwaare Pest in<br />

Palaftïna gehad ( a ) : de ziekte van Hiskias , welker<br />

beflisfend kenmerk een buil was , en de krankheid<br />

aan welke op den zelfden tyd 185,000 Asfyriers<br />

in Palceftina omkwamen, weet ik ook voor<br />

niets anders , dan de Pest aan te zien (b). Verdiende<br />

dee?:e Ziekte dan rikt inzonderheid , dat zy<br />

door de Wet voor Levitifch-onrein verklaarc ,<br />

en daar door haare befmetlyke voortgang gefluit<br />

wierdt ?<br />

I<br />

Gefchied is het niet; en ik twyfel ook , of een<br />

verftandig Wetgeever het wel behoorde te doen.<br />

De Pest is geene ziekte , die langen tyd duurt,<br />

(want anders zoude zy van een wel bevolkt Land<br />

welhaast eene woestyn maaken ) maar die de menfchen<br />

flechts voor eenen korten tyd overvalt: men<br />

behoort tegen dezelve , wanneer zy 'er is , of<br />

wanneer men dezelve uit een nabuurig Land te<br />

wachten heefc , naar de omftandigheden, die 'er<br />

zich dan opdoen , en dikwyls zeer verfchillend<br />

kunnen zyn , voor eenen korten tyd fchikkingen<br />

te maaken , maar geene altoosduurende Wetten.<br />

Eene altooosduurende Wet zoude of, in tyden ,<br />

wan-<br />

(a) a Sam. XXIV.<br />

( b ) Syntagma Commentationum, Tom. Iï. pag. itfi.<br />

» de Aanmerking, ooder den te«.<br />

V 4


3ia §. 213.<br />

V<br />

A<br />

N<br />

DE PEST EN POKKEN.<br />

wanneer 'er geene Pest is , zonder noodzaaklykheid<br />

een onverdraaglyke last zyn , en allen onderlingen<br />

handel, ja zelfs de vryheid van het gemeene<br />

leeven , op eene nadeelige wyze bepaalen ;<br />

of indien zy daar niet fcherp genoeg toe ware ,<br />

ten tyde van Pest-ziektens niets baaten , maar alleenlyk<br />

, door haare langfaame wetking tegen dezelve<br />

, de Ziekte uitbreiden. Een zoodanige buitengemeene<br />

nood vereifchr iets van de dejpotieke<br />

macht , gelyk men te Romen in eene ongemeene<br />

verlegenheid eenen Diftator hebben moest: en de<br />

eerde vraage is altoos , is DE PEST IN HET UND ?<br />

het geen men dikwils zorgvuldig tracht te verbergen<br />

, en volgens geene Rechtsgeleerde voorfchriften<br />

kan beweezen worden ; want 'er kan wezenlyk<br />

Pest zyn , zonder dat op dien tyd juist veele menfchen<br />

fterven , wanneer het weder by geval op dien<br />

tyd zoo niec geftelt is , als hec behoorc geftelt te<br />

zyn, om de befmetting van rondsomme te verfpreiden<br />

; een nauwkeurig en weldenkend Geneesmeester<br />

ontdekt dezelve in zulke gevallen , aan zekere<br />

buitengemeene verfchynfelen , die evenwel in rechteT<br />

noch niet genoeg zyn , om de zaak te bewyzen<br />

: en zoo hy dit niec doec, zal dezelve in het<br />

geheim en al kruipende voortgaan , en by verandering<br />

van weder zoo veel te vreeslykere verwoestingen<br />

veroorzaaken.<br />

§. 214.


5. ai4- VAN KRAAMVROUWEN ENZ. 313<br />

5- 214.<br />

Onreinigheden van bet Kraambed , Zelfsbevlekking<br />

, Byjlaap , Maandlyk/cbe Reiniging<br />

en Bloed-vloeijing.<br />

Nu 'moet ik van eenige onreinigheden van verfchillende<br />

foorte fpreeken , by welke ik niet altoos<br />

het oogmerk van den Wetgeever weet aan te wyzen<br />

, en waarby ik my dan met de volgende algemeene<br />

aanmerking moet behelpen : een Wetgeever<br />

moet , indien hy zyn oognierk wil bereiken , zich<br />

insgelyks naar de zeden , ja zelfs naar de vooroordeelen<br />

van zyn Volk fchikken. Indien Mofes wilde<br />

, dat men de Melaatsheid , de Gonorrhcea , het<br />

aanraaken van doode lichaamen , om het gewichtig<br />

voordeel dat men in den burgerftaac van deeze Wetren<br />

verwachten kan , als in eenen burgerlyken zin<br />

onrein zoude aanmerken , en zyn Volk van onbeuglyke<br />

tyden af misfehien eene Kraamvrouw<br />

voor onrein hield , dan moest hy deeze hunne<br />

gedachten niet tegenfpreeken , maar bevestigen ,<br />

om de Wet , waar aan hem meer gelegen lag ,<br />

te beter te doen gehoorzaamen. Ook kan het<br />

daarenboven zeer wel zyn , dat hy in fommige<br />

van deeze Wetten bedoelt heeft zekere Godtgeleerde<br />

Waarheden op eene zinbeeldige wyze<br />

voor te ftellen : dan , volgens myn tegenwoordig<br />

oogmerk, heb ik daar thans niet mede te doen ,<br />

dewyl dit tot de Voorbeeldige Godtgeleertheid<br />

behoort.<br />

V 5<br />

i. El-


2t4- $. ar*. VAN KRAAMVROUWEN EN£<br />

I. Elke Kraamvrouw wis onrein , Levir. XII.<br />

Mofes onderfcheidt hier zeer zorgvuldig<br />

a. ) De Lochiarubra , of gelyk hy hec noemt,<br />

DE ONREINHEID DLR KRANKHEID. Zoolange<br />

deeze duurt is eene Kraamvrouw Levitifch-onrein<br />

, en verontreinigt dus ieder eenen<br />

die haar aanraakt , en alles waarop zy ligt.<br />

Deeze tyd , dien men in het Hoogduitfch<br />

DAS WOCHEN BETTE ( het Kraambed ) noemt,<br />

in tegenoverftellinge van DIE WOCHEN STUBE<br />

( de Kraamkamer), bepaalde Mofes, indien<br />

het van een Zoon was , op zeven , en van<br />

eene Dochter op veertien dagen.<br />

v<br />

b. ) Locbia alba, of, gelyk men hec in het Hoogduitfch<br />

noemt, WOCHENSTUBE ( Kraamkamer<br />

of Kraamtyd ) volgens de uicdrukking van<br />

Mofes REINE BLOEDVLOED. Geduurende dien<br />

tyd was de Kraamvrouw wel rein , maar zy<br />

moesc zich noch in huis houden , en naa<br />

verloop van denzelven een Offer brengen ;<br />

Mofes bepaalde deezen tyd op 33 dagen ,<br />

zo zy van eenen Zoon bevallen was , en op<br />

66 indien zy eene Dochter gebaart- had.<br />

Hier moet ik herhaalen , het geen ik in eene aanmerking<br />

over Levic. XII. vs. 4. gefchreeven heb ,<br />

om dat, althans myne Leezeren buiten Duitfchland,<br />

myne Vertaaling des Bybels niec zullen hebben. Te<br />

weecen Mofes bepaalc den tyd van de Locbia rubra<br />

en alba niet op eene geneeskundige wyze; hec geen<br />

ook niet mooglyk was , dewyl dezelve by de ééne<br />

Kraamvrouw vroeger, en by de andere laater ophouden<br />

» maar hy maakte die bepaaling , zoo als<br />

men


2Ï4« VAN KRAAMVROUWEN ENZ. 315<br />

men dezelve in rechten zoude moeten aanmerken :<br />

en al ware hec ook<br />

9<br />

dat dezelve vroeger hadden<br />

opgehouden , zoude de Kraamvrouw zich evenwel<br />

den vastgeftelden tyd voor onrein of in huis hebben<br />

moeten houden. Maar indien dezelve langer<br />

en over den gewoonen tyd geduurt hadde , dan<br />

zoude de Levitifche onreinheid ook zoo lange<br />

plaatze gehad hebben , als de natuurlyke oorzaak<br />

van dezelve voorhanden was. Voor het overige<br />

kan ik niet zeggen , of de coevallen van hec Kraambed<br />

in Zuidelyke Landen langer duuren , wanneer<br />

eene Vrouw van eene Dochter , dan wanneer zy<br />

van eenen Zoon bevallen is : de oude Grieken<br />

beweeren hec, en onze Geneeskundigen , ten minften<br />

alle die ik daar na gevraagt hebbe , loochenen<br />

het van onze Landen. Men kan het van dat<br />

Zuidelyk gedeelte niec met zekerheid ontkennen ,<br />

zoo lang men door Geneeskundigen van daar niet<br />

van het tegendeel onderricht wordt; want de luchtftreek<br />

maakt zekerlyk in dingen van dien aart een<br />

aanmerklyk onderfcheid , gelyk men zelfs by koortzen<br />

en andere Ziektens befpeurt, als men Hippocraces<br />

leesc. Die kan men 'er uic zien , dat de<br />

Hebreeuwen en /Egypcenaaren ten tyde van Mofes<br />

in dit ftuk eveneens moeten gedacht hebben ,<br />

als de Grieken : misfehien is deeze bepaaling van<br />

tyd eerst uit /Egypten afkomftig, want de Israè'­<br />

liten hadden in ZEgypten gewoont, en de Grieken<br />

hebben veel van de Mgyptenaaren geleerc en<br />

aangenomen. Indien iemand deeze zaak coc op<br />

den eerften grond wilde nafpeuren, die zoude uit<br />

iEgypten aanmerkingen over den Kraamryd hebben<br />

moeten. Doch een Wetgeever , die zich over<br />

deeze Geneeskundige bepaalingen eigenlyk niet<br />

be-


3i6 §. ai4. VAN KRAAMVROUWEN ENZ.<br />

bekommert, verklaart de Kraamvrouwen zoo lange<br />

voor onrein , of half onrein , als zy door het Volk<br />

daar voor gehouden worden. Hoe minder voorof<br />

nadeel de zaak ce wege brenge , inzonderheid onder<br />

een Volk , daar het in gebruik is , dat de Moeders<br />

zelve haare Kinderen zoogen , en daar zy zich<br />

dus , niet flechcs zes of cwaalf weeken , maar noch<br />

langer van hec voorrechc des Huwlyks onthouden<br />

zullen ; zoo veel te bülyker is het ook , de oude<br />

volks-meeningen , in eene niets betekenende byzaak<br />

, wat tce te geeven.<br />

4. Iemsnd , dien zyn Zaad ontging , was tot<br />

op den avond onrein , en moest zich dan baaden :<br />

ook moesc men alles hec welk daar door bevlekt<br />

was geworden , van het bed , kleeding, leder enz.<br />

wasfchen en toe op den avond voor onrein houden ,<br />

Levit. XV. vs. 16 , 17. Derhal ven veroncreinigde<br />

de zoogenaamde Pollutio Nofturna zoo wel als de<br />

voorbedachce Zelfsbevlekking.<br />

Deeze Wet was al van meer gewichts. Dezelve<br />

ftelde op de Zelfsbevlekkinge een onaangenaam gevolg<br />

, het welk den wellustigen toe het Huwlyk<br />

konde aanfpooren , indien hy niet , door zich aan<br />

deeze misdaad ( die van geene paaien weet, geduurig<br />

meer en meer toeneemt , en daar door te gevaarlyker<br />

is) over te geeven , daaglyks onrein ,<br />

dat is van den omgang met anderen had willen<br />

uitgefloocen worden. Hec maakce aankomende Jongelingen<br />

, en ook hunne Ouderen , niec alleenlyk<br />

op de vrywillige Zelfsbevlekking ( die vuile ondeugd<br />

, die , geneeskundig befchouwc, weezenlyk<br />

meer ce duchten , en , zedekundig , affchuwlyker<br />

is dan hoerery } maar ook op Pollutiones Nofturn*,<br />

die


$. 214. VAN KRAAMVROUWEN ENZ. 317<br />

die zonder hun daadlyk toedoen konden plaatze hebben<br />

, opmerkfaam : iets het geen anders doorgaans<br />

zoo lang onbekend blyft , als men hec niet door<br />

eenig groot en zichtbaar nadeel , het welk de gezondheid<br />

'er door geleeden heefc, oncwaar worde:'<br />

en door deeze Wee leerden de Ouderen tegen het<br />

één en ander een middel te zoeken. Ook was deeze<br />

vry willige of lydelyke bevlekking by dit Volk ,<br />

het welk gemeenlyk maar eenvouwig gekleed was ,<br />

niet diep in vederen verborgen (liep , en^elfs wel ,<br />

het geen hun des nachts voor een deken diende, by<br />

dage als een overkleed (a) omfloeg , zoo gemaklyk<br />

niet te verbergen , als by ons. Ik kan my bier<br />

.niet inlaaten om hec genees- en zedekundig onderfcheid<br />

tusfchen deeze beide foorten van bevlekkinge<br />

aan te wyzen. Maar die kan men 'er gemaklyk uit<br />

zien , dat vroege Huwelyken een uitwerkfel Van<br />

deeze Wee moescen zyn. Want voor jonge Lieden<br />

konde deeze geduurige burgerlyke onreinheid , die<br />

zelfs alleen door Pollutiunes Notïurnce ontftond_,<br />

niet anders dan zeer lastig worden , en Ouderen ,<br />

die tegenwoordig dikwils ten éénenmaale zorgloos<br />

zyn, zoo lange hun Zoon hen maar niet tot Grootvader<br />

en Grootmoeder maakt , werden oplettender<br />

op het geen 'er konde omgaan , en verhindetden<br />

dus waarfchynlyk het Huwelyk hunner Kinderen<br />

niet, gelyk dit wel eens by ons gebeurd , tot het<br />

te laat, of de gezondheid verwoest is. By Lieden<br />

van middelen kon 'er hec geeven van eene Byzic uit<br />

voortkomen, waarvan wy $. 87. gefprooken hebben.<br />

Zekerlyk is die noch in eenen Geneeskundigen<br />

(«) $• ij®, of in het Derde Deel bladz. 6y.


8 $. SÏ4' VAN KRAAMVROUWEN ENZ.<br />

gen noch in eenen Zedekundigen zin voor goed'<br />

cc keuren , maar hec is evenwel beter , dan hec<br />

veel groener kwaad , de Zelfsbevlekking. Maar<br />

by zeer veelen zal ook de fchaamte voor hec belyden<br />

eener fchdndelyke daad , die men niec konde<br />

verborgen houden , de vrywillige Zelfsbevlekking<br />

verhindert hebben : en die was in alle opzichten<br />

hec beste gevolg , het welk deeze Wet hebben<br />

konde. Want al te vroege Huwelyken zyn wel<br />

goed om veele , maar juist niec om fterke Kinderen<br />

voorc ee brengen.<br />

De uitwerkfelen van voorbedachce Zelfsbevlekkinge<br />

zyn , wanneer zy eenen zekeren crap van gewoonte<br />

beklommen heefc, hec zy men dezelve geneeskundig<br />

of van den zedekundigen kanc befchouwe<br />

, zoo verfchriklyk , dat men niec kunne nalaaten<br />

zyne hartlyke toejuiching aan eene Wee te geeven ,<br />

die de konst gevonden heefc, om dezel/e voor te<br />

komen. Het verfchriklykfte daar van is, dat 'er ten<br />

laacften eene ganfchiyke onbekwaamheid cot hee<br />

Huwelyk uic voorcvloeit , en dus de ongelukkig»<br />

Zondaar van het eenige middel ontbloot is, om zich<br />

van die zonde wederom los te maaken. TISSOT<br />

heefc 'er genoeg van gefchreeven , hec geen ik hier<br />

niec behoeve ce herhaalen. Het is te vergeefs ftraffen<br />

op deeze misdaad ce ftellen , want zy kan byna<br />

nooic bevveezen worden : zelfs daar 'er de zichcbaarrte<br />

blyken van gevonden worden , is het evenwel<br />

onmooglyk , zonder de eige belydenis van den<br />

fchuldigen , die geenen medeplichtigen heefc, te<br />

bewyzen , dac dezelve eene vrywillige bevlekking<br />

geweest is. Weg dan in dit geval by de Wetgeevende<br />

Wysheid mee alle ftraffen ! en die nog te<br />

meer ,


§. 214. VAN KRAAMVROUWEN ENZ. 319<br />

meer , om dat deeze het meest onvolwasfene Knaapen<br />

zouden treffen , die meer een voorwerp van de<br />

ouderlyke tucht, dan van itraffcn der Overheid zyn.<br />

Maar Mofes, bracht te wege , dat 'er zekere merklyke<br />

onaangenaamheden met deeze misdaad moesten<br />

verbonden zyn , de afzondering by voorbeeld van<br />

andere menfchen, geduurende eenen geheelen dag,<br />

en de ontdekking van dit fchandelyk misdryf voor<br />

de oogen der Ouderen , die in dit geval zoo onverfchillig<br />

niet konden zyn , als men doorgaans<br />

onder ons ziet, maar , uit vreeze voor de Levitifche<br />

Wet, op de kleederen van hunne Zoonen<br />

oplettende waren. Dit moest meer uicwerken ,<br />

4an flraffen.<br />

3. Iedere Huwelyksgemeenfchap , zelfs die van<br />

echte Lieden niet uirgezondert, verontreinigde op<br />

4e zelfde wyze , beide Man en Vrouw , tot op<br />

den avond , Levit. XV. vs. 18. Deeze Wet was<br />

in de eerfte plaatze eene ongemerkte beteugeling<br />

-der Veelwyverye: want daar aan elke Vrouwede<br />

-Howelyksplicht alle weeken eenmaal moest betoont<br />

worden , werdt daar door de Veelwyvery lastig gemaakt,<br />

( §. 118 , als mede § 95. bladz. 175 \<br />

Maar ten tweeden beteugelde deeze Wet de Huwelyksgemeenfchap<br />

ook derwyze , dat zy niet wel<br />

daaglyks konde geoefent worden. Te dikwerf herhaalt<br />

, put zy de natuurlyke krachten uit: zeldfaamer<br />

gepleegt, in zekeren opzichte door iets gehindert,<br />

en , als ik het zoo mag noemen , verbooden<br />

, is de byflaap doorgaans niet flechts vruchtbaarer,<br />

maar ook het middel om een fterker en vlugger<br />

nagc-flacht voort te brengen. Een Geneesmeester<br />

maakt hier aanmerkingen over ; dan hy weet<br />

dik-


$io $. 214. VAN KRAAMVROUWEN ENZ.<br />

dikwils in zulke gevallen niet, waarin 'er weezenlyk<br />

veel aan gelegen ligt, hoe by zyne befpiegelende<br />

aanmerkingen in een nuttig gebruik brengen<br />

zal. Maar een Wetgeever , die met eiken byflaap<br />

zoodanig een ongemak heeft weeten te verbinden<br />

, als Mofes gedaan heeft, fchynt niet weinig<br />

te hebben toegebracht , om de Huwelyken<br />

vruchtbaarer te maaken , de fterkfte Kinderen te<br />

doen voortbrengen , en de gezondheid van zyne<br />

Burgeren te bewaaren.<br />

De Maandlykfchè Reiniging , en lange over den<br />

.gewoonen tyd duurende Vloed der Vrouwen , behoorden<br />

insgelyks tot de Levitifche onreinheden,<br />

Levit. XV. vs. 19 - 33. Dit fchynt hy als een gemeen<br />

denkbeeld van het Volk behouden te hebben ;<br />

want als zoodanig vond hec reeds lange vóór den<br />

tyd van Mofes plaatze. Zoo zien wy Gen. XXXL<br />

vs. 35. dat Laban zich ontzag om te naby zyne<br />

Dochter Rachel te kamen , toen hy hoorde dat<br />

zy juist haaren tyd had , en dat hy nu in het geheel<br />

niet vermoedde , dat zy , in zulk eene onreine<br />

omftandigheid , zelfs op zyne geftolene Goden<br />

zoude zitten. Meer zal ik derhalven hier van<br />

deeze Wet niet zeggen ; want de vraage, of het<br />

byflaapen ten tyde der Maandlykfchè Reiniginge in<br />

die Landen nadeelig zy , behoort hier niet beantwoord<br />

te worden , wy zullen 'er onder de Lyfftraffelyke<br />

Wetten van fpreeken , alwaar dit op<br />

ftraffe des doods verbooden worde.<br />

$• 215.


$. 2i5« LYKEN VAN MENSCHËN. gsr<br />

Lyken van Menfchen<br />

verontreinigen.<br />

Alle doode lichaamen van menfchen werden als<br />

onrein aangemerkt. Een iegelyk , die dezelve aanraakte<br />

, werdt zeven dagen lang onrein , en moest<br />

zich op den derden en zevenden dag door zekere<br />

plechtigheden , die hier van te grooten omflag<br />

zouden zyn om te verhaalen , en waarby myne<br />

tegenwoordige Leezers ook Weinig belangs hebben<br />

, reinigen. Al wie op dien tyd in de tent ,<br />

(waarfchynlyk naderhand , toen de Israëliten in<br />

huizen woonden , in de kamer; want het geen van<br />

de tente gezegt wordt , zoude ik niet gaarne op het<br />

geheele huis toepasfelyk maaken ) waarin iemand<br />

overleed , gevonden werdt, was zeven dagen lang<br />

onrein. Op de zelfde wyze was hec ook geftelt<br />

met alle Vaten (a) , die in dezelve ftonden , en<br />

niec gedekt en coegebonden waren : al wie in de<br />

tenc ging , daar iemand in geilorven was , was<br />

zeven dagen lang onrein : wie op hec veld een<br />

Lyk ,<br />

(a) Gefasze zegt het Hoogduitfch : het woord<br />

betekend niec fleches hec geen wy eigenlyk Vaacwerk<br />

noemen , maar allerleie foortgelyke gereedfehappen<br />

die tot bewaaringe van zekere goederen kunnen dienen<br />

, het zy dezelve van hout , fteen , glas , zilver<br />

, goud-, enz. gemaakt zyn. Wy hebben geen<br />

woord van zulk eene ruime betekenisfe. Men gelieve<br />

dit dan by laaten te denken , zoo dikwerf die<br />

woord in deeze §. of in het vervolg , moch: voorkomen.<br />

VERT.<br />

IK Deel. X


j»a $. 215. LYKEN VAN MENICHEN.<br />

Lyk , of Menfchen-beenderen , ja zelfs wie maar<br />

een Graf aanraakte , was even zoo lang onrein ,<br />

INura. XIX. vs. 11-18.<br />

By de Priesteren ging dit nog verder , en zelfs<br />

het treuren over dooden, door uirwendign tekenen,<br />

by voorbeeld het fcheuren der kleederen , verontreinigde<br />

deeze ; gelyk deeze bewyzen van droefheid<br />

daarom den Hoogenpriester ten eenenmaale,<br />

en andere Priesteren met uitzonderinge van hunne<br />

allernaaste Bloedvrienden , over welke zy treuren<br />

mochten , verbooden waren , Levit. XXI. vs. 1-4?<br />

»n 10 - 12.<br />

Deeze laatfte Wet diende alleenlyk tot de welvoeglvkheid<br />

van den Godtsdienst, volgens de begrippen<br />

en zeden, die in dien tyd by het Volk plaatze<br />

vonden. De Dienaaren des Allerhoogften behoorden<br />

zich van alles te onthouden , het geen het<br />

Volk maar eenigszins onrein noemde. Dan de overige<br />

waren ook als Policy - wetten, tot bewaaringe var»<br />

het leeven en de gezondheid van veel gewichts.<br />

In de eerfte plaatze werdt hier door de uitbreiding<br />

van befmetlyke ziektens , aan welke de een of<br />

ander zoude kunnen geftorven zyn, vermindert. Ik<br />

fpreek hier niet van de Pest , want tegen deeze<br />

zoude dit behoedmiddel, dat de tent zeven dagen<br />

lang onrein verklaart werdt, waarfchynlyk van te<br />

weinig krachts zyn: maar ik heb het oog op andere<br />

befmetlyke koortzen , inzonderheid op zoodanige ,<br />

die met verrotting verbonden zyn , en door den<br />

ftank , dien zy naa den dood te wege brengen ,<br />

noch 'efmerlyker worden, dan zy te vooren geweest<br />

wartm. M.uig een , die zich by ons buiten noodzaak


•'§. 215* LYTCEN VAN MENSCHEN. 343<br />

zaaklykheid in een fterf huis begeeft, doet daar eene<br />

ziekte op , die hy wederom verder kan verfpreiden s<br />

maar by aldien men niet in zulk eene tent of kamer,<br />

daar een Doode in ligt, gaan kan , zonder zeven<br />

dagen lang onrein te zyn , en zich zeiven geduurende<br />

dien tyd van alle gezelfchappen uit te fluiten ,<br />

zal men het nalaaten , zo men 'er niet om gewichtige<br />

redenen in gaan moet. Het is waar , de minde<br />

menfchen flerven aan befmetlyke ziektens , by<br />

welke eigenlyk zulk eene voorzorg vereifcht wordt:<br />

dan een Wetgeever , die meer verbiedt, dan volftrekt<br />

noodzaaklyk is , en niet veele uitzonderingen<br />

maakt, bereikt zyn oogmerk het zekerst. Indien<br />

hy alleenlyk van befmettende ziektens fpreekt, zal<br />

men ontkennen , dat deeze of geene befmetlyk geweest<br />

is. Om welke rede het toebinden der Vatén<br />

bevolen zy , wil ik niet bepaalen : van fommigen<br />

derzelver , zoo als kisten , koffers, en kasfen , in<br />

welke goederen lagen die voor befmetting vatbaar<br />

' zyn , by voorbeeld wolle ftoffen , linnen en wat<br />

van dien aart meer zyn moge, van deeze, zeg ik ,<br />

fpreekt het van zelf, dat zy , indien iemand aan<br />

eene zeer befmetlyke krankheid ftierf, en dezelve<br />

in de zelfde kamer open ftonden , de befmetting<br />

konden aanneemen , en in het vervolg wederom<br />

verder verfpreiden. Op zulke dingen fchynt Mofes<br />

ook wel voornaarnlyk het oog te hebben , want<br />

indien men zyne uitdrukking uit het Arabifch wilde<br />

ophelderen , zoude dezelve zeer gevoeglyk dus<br />

kunnen vertaalt worden : OVER DEWELKE GEEN LE-<br />

DERE DEKSEL IS , EN WEL HETZELVE TOEGEBONDEN.<br />

Aan drinkvaten fchynt hy juist niet bepaaldlyk ger<br />

dacht te hebben, en indien deeze ook al, wegens<br />

de algemeene uitdrukking , waar van de Wet zich<br />

X 3<br />

b©-


324 §• 215. LYKEN VAN MENSCHEN.<br />

bedient , onrein vvierden, lag 'er evenwel zoo veel<br />

niet aan gelegen , dewyl alle perfoonen , die in die<br />

tente gevonden werden , en uit deeze gereedfehappen<br />

moesten drinken , buiten dien reeds insgelyks<br />

onrein waren. Wy zouden deeze Wet in onze taaie<br />

misfehien dus uitgedrukt hebben : Alle Jlukken van<br />

bet huisraad , in -welke iets bewaart wordt , zoo<br />

als Kisten en andere van dien aart , die niet ge-<br />

Jloolen zyn , voorden onrein : dan de Israëiiten zullen<br />

in dien tyd waarfchynlyk noch niet veele floten<br />

gehad hebben.<br />

Op dat men my hier niet tegenwerpe: „ dac<br />

„ de Jooden hunne dooden zoo fpoedig begraaven,<br />

dat , indien de Overleedene in zyne ziekte zelve<br />

de tent niet befmet had , ( en nochtans werdt<br />

„ dezelve door zyne ziekte alleen niet onrein)<br />

„ 'er geen tyd over ware om hec naa zynen dood<br />

„ te doen" : moet ik aanmerken , dat men van<br />

deeze kwaade gewoonte der Jooden , waar door<br />

werklyk meenig een onder hen leevendig begraaven<br />

worde, voor den tyd der Babylonifche Gevangnisfe<br />

geen het minfte fpoor vindt : het is 'er zoo verre<br />

af, dat Joieph , ten tyde van Mofes , reeds anderhalve<br />

Eeuw in eene kist onbegraaven boven de<br />

aarde geftaan had , en noch ten minften veertig<br />

jaaren lang, zoo lange de Israëiiten zich in de Woeltyne<br />

ophielden , onbegraaven bleef, Gen. L. vs.<br />

26. Exod. XIII. vs. 19. Jof. XXIV. vs. 32. Ook<br />

fchynt Sara taamlyk laat begraaven te zyn - : Abraham<br />

is by haaren dood niet tegenwoordig , maar komt<br />

om denzelven te betreuren , en koopt eerst een<br />

Graf, naa dat de diepfle rouwe , die by laatere<br />

hebreeuwen ten minllen zeven dagen duurt, voorby


$. 215- LYKEN YAN MENSCHEN. 315<br />

by was , Gen. XXII. vs. 2-4. Men leeze insgelyks<br />

Kap. XXV. vs. 9. en XXXV. vs. 29. alwaar<br />

wy zien dat Abraham en Ifaak niet eêr begraaven<br />

zyn , dan toen derzelver Zoonen , die op<br />

eenen redelyken afftand van eikanderen woonden ,<br />

byeen gekomen waren , als mede Gen. L. vs. 1 -13.<br />

Bleef bet Lyk dan zoo lange ip de tent, tot dat<br />

men fchikkingen tot eene behoorlyke begraafnisfe<br />

gemaakt had , en zich zekere tekenen des doods ,<br />

waar onder het begin van rotdnge het onbedrieglykst<br />

is , begonden te vertoonen , dan konde hetzelve<br />

naa den dood zeer wel nieuwe befmetting<br />

veroorzaaken.<br />

Het tweede gevolg van deeze Wet was , dat de<br />

Israè'liten door dezelve gedwongen wierden , om<br />

hunne dooden wat fpoediger te begraaven , dan zy<br />

misfehien weleer gewoGn geweest zyn , en zy in<br />

/Egypten gtleert hadden. Want in /Egypten behield<br />

men de gebalfemde Lyken van zyne Voorouderen<br />

, op de zelfde wyze als met Jofeph gefchied<br />

is , van kinderen op kindskinderen in zyn huis ; ja<br />

wat meer is , men verpande dezelve , en leende 'er<br />

o-plH nn • pn iiff nlnnrzpn . rlif» ik znn pi/pn nnn»<br />

o -r - —i • r ' -<br />

gaande de begraafnis van Sara , Abraham , Izaak en<br />

Jacob heb bygebracht, doen ons ten minften zien ,<br />

dat het by de Voorvaderen der Israëliten in gebruik<br />

geweest is , vry laat te begraaven. Deeze gewoonte<br />

konde nadeelige uitwerkfelen hebben \ want het<br />

lichaam begint te rotten, en kan door dat middel<br />

ziektens veroorzaaken : ook is men by gebalfemde<br />

Lyken ten minften niet zeker , of door dezelve niet<br />

noch taamlyk lange daarna , inzonderheid wanneer<br />

het weder daar toe medewerkt, fommige ziektens<br />

X 3<br />

kun-


306 §. 215. LYKEN VAN MENSCHEN.<br />

kunnen verfpreid worden , indien de Overleedene'<br />

aan. eene befmetlyke krankheid geftorven is. By<br />

de Pest kan men 'er naauvvlyks aan cwyfelen , of<br />

zekere foorten van Rotkoortzen komen zoo naby<br />

dezelve , dat men ook daar over in vreeze zoude<br />

kunnen geraaken. Deeze manier, van de doode<br />

Lichaamen al te lang in buis te houden , fchynt<br />

deeze Wet van Mofes op eene ongemerkte wyze<br />

af te fcbaffen , en daarin vooronderftelt te worden<br />

, dat men dezelve vóór den zevenden dag ,<br />

waarmede de Hebreeuwen hunne grootfte rcuwe<br />

eindigen , begraaven zal. Iemand die dezelve uit<br />

buitenfpoorige genegenheid noch langer in zyne<br />

tente had willen bewaaren , zoude met zyne tente<br />

onrein gebleeven zyn.<br />

Ten derden , ook zulke Lyken waarop niemand<br />

eene byzondere betrekking had , konden niet onbegraaven<br />

blyven liggen , en deeze Wet noodzaak-,<br />

te het algemeen , of de Policy, om dezelve ten<br />

Grave te brengen ; dewyl het aan de leevendigen<br />

te veel ongemaks zoude gebaart hebben , door dezelve<br />

geduurig verontreinigt te worden. Ik wil<br />

hier niet fpreeken van het geen fomtyds , inzonderheid<br />

in troebele tyden van groote en algemeene<br />

rampen , met de daad gefchiedt is ; maar dit,<br />

was ten minften een natuurlyk gevolg van deeze<br />

Wet , dat men naa het einde van eenen Veldüag<br />

, die binnen de grenspaalen van Palaeftina was<br />

voorgevallen , zyn werk 'er van moest maaken ,<br />

om de dooden te begraaven. Dit is anders juist<br />

geene algemeené gewoonte in het Oosten ; men<br />

laat dezelve aan de Vogelen , ( inzonderheid de<br />

Racharns , eene foort van Gieren ) de Honden ,<br />

de


$. 215. LYKÉN TAN MENSCHÉN. 3*?<br />

ie Scbakals (a) e n Hysenen ter fpyze over \ waarvan<br />

de Oosterfcbe Dichteren niet fhchts vol zyn ;<br />

maar het geen men ook by de Reisbefchryveren ,<br />

inzonderheid noch de jongde , van Indiën , verhaalt<br />

vindt. Deeze zaak is daar zekerlyk zoo kwaad<br />

niet , als zy by ons zyn zoude , dewyl gemelde<br />

Dieren de Lyken eêr verteert hebben , dan men by<br />

ons zoude kunnen verwachten , dewyl wy geene<br />

Rachams, Schakals , of Hyenen hebben. Maar<br />

zonder nadeel kan deeze gewoonte evenwel zelfs<br />

in Afien niet zyn , alwaar naa eene groote nederlaage<br />

de dcode Lichaamen fomtyds wel twee of<br />

drie maanden de lrcht kunren befmetten : en wie<br />

weet of 'er niet fomtyds meer aan de ziektens fterven<br />

, die daar uit voortkomen , dan 'er in den flag<br />

zeiven gefneuvelt waren. Hoe verre in zulke gevallen<br />

de zorgvuldigheid ging , dewelke MofeS<br />

door het ongemak der verontreiniginge te wege<br />

bracht, kan men uit Ezech. XXXIX. vs 15. zien :<br />

wanneer men naamlyk naa het leveren van eenen<br />

groeten flag hier of daar noch doodsbeenderen<br />

vond , richtte men 'er een gedenkteken by op ,<br />

óp dat zy , welker plicht het was dezelve te begraaf<br />

(a) Scbakal is een Dier behoorende onder dé<br />

Clasfe der Honden , naar welke het ook wel ge-<br />

Iykt, hebbende de grootte van een Vos , en zynde<br />

goudgeel van koleur , waarom het ook wel den naam<br />

van Gulden-wolf draagt. Het is het zelfde Dier , het<br />

welk met eene Griekfche benaaming Pantber , van<br />

anderen , Hondswolf en Oostindifcbe Pos genaamt<br />

wordt. Zie HASSELQÜIST Reize na Palssftim , Deel<br />

II. bl. éi VERT.<br />

X 4


328 $• 115. LYKEN VAN MENSCHÉN.<br />

graaven , ze zouden kunnen vinden , en ter aarde,<br />

hertellen , en 'er niemand verder door verontrei-,<br />

nig r wierdt. Wel is waar , Ezechiei fchryft op die<br />

plaatze geene gefchiednis , maar voorzegt ; noch--<br />

tans hy doet dat in diervoege , dat men daaruit de<br />

gewoonten van zynen tyd mede kunne afneemen.<br />

Hier gefchiedde derhalven niet alleen het geen *<br />

om de lucht zuiver te houden , nood?aaklyk was ,<br />

want doodsbeendertn alleen zullen dezelve niet befmetten<br />

; maar wederom iets meer. Ook mocht<br />

men nu geene Misdaadigers op het veld laaten liggen<br />

en verrotten : ja ten opzichte van deeze vond<br />

men noch eene byzondere Wet , dewelke gebood ,<br />

iemand die gehangen was vódr Zonne-ondergang<br />

af te neemen en te begraaven; met byvoeginge ,<br />

dat hy hec Land zoude verontreinigen indien hy geduurende<br />

den nacht bleef hangen ; want dewy! din<br />

noch naa zynen dood ftraffe aan hem geoeffent<br />

werdt , ( men hing naamlyk nimmer leevendige ,<br />

maar alleen Misdaadigers die dood gefteenigt wa-r<br />

ren , en wel alleenlyk om hun daar door fchande<br />

aan te doen ) zoo werdt hy als iemand , die van<br />

Godt vervloekt was , aangezien , wiens dood alleen<br />

dus noch niec voldeed , om voor zyne misdaaden<br />

ce boeten , Deuc. XXI. vs. 22, 23. Voor de<br />

gezondheid der leevendigen , ja voor hunnen reuk<br />

zelfs , was deeze Wet buiten twyfel beter dan ont<br />

ze gewoonte , van de kwaaddoeners aan de galge te<br />

laaten verreeren , of dezelve op het rad te leggen :<br />

de voorbygangers worden 'er het ongemak dikwils<br />

van gewaar, dat zeer wel. eene ziekte kan veroorzaaken<br />

, indien die bedorvene uirwaasfemingen iemand<br />

aandoen , die voor befmettinge vatbaar.is;<br />

en zyn de gerichtsplaatzen dicht by de Steden , dan<br />

* hoort


g. 215. LYKEN VAN MENSCHEN. 319<br />

boort men , wanneer de wind na de Srad toe gaat,<br />

'er noch meer over klaagen ; eigenlyk wel alleen<br />

over den flank , maar dat deeze ziektens moet veroorzaaken<br />

, zal zekerlyk niemand , die deskundig<br />

is , in twyfel trekken.<br />

Eindelyk verpachtte deeze Wet de Israëliten ,<br />

om de verblyfplaatzen der üooden verre genoeg<br />

van de wooningen der Leevendigen af te zonderen ,<br />

dewyl men zelfs geen Graf konde aanraaken , zonder<br />

zich te verontreinigen. lluizen,en Steden had<br />

men derhalven niet met opzet (a) op de Graflieden<br />

kunnen bouwen ; gelyk 'er veeltyds ten grooten<br />

nadeele van onze gezondheid en leeven , onder<br />

onze Kerken Graven gevonden worden ; het geen<br />

eerst door bygeloof veroorzaakt is , en nu noch<br />

door hoogmoed , ten minften door de kracht der<br />

gewoonte en hebzucht, onderhouden wordt. Hoe<br />

gewichtig het voordeelig gevolg van deeze Wet<br />

zy , zal men dan ook uit het tegenovergeltèid<br />

voorbeeld by onze Kerken kunnen zien. Dikwils<br />

befpeurt men , dat de Graven eenen zeer kwaaden<br />

reuk uitgeeven , inzonderheid wanneer die zoo<br />

flecht gedekt zyn , als in fommige Kerken gefchiedt<br />

, of ook wanneer 'er water doorloopt , het<br />

geen noch flimmer is. Op andere piaatzen doet het<br />

kwaad zyne weiking meer in het verborgen , en<br />

verfa)<br />

Ik voeg 'er dit woord , met opzet, by, dewyl<br />

men de Jooden nageeft , dat zy waarlyk eene zeer<br />

beroemde Stad , die op Graflieden gebouwt was ,<br />

gehad hebben. Het kan zyn , maar by het bouwen<br />

van die Stad wisc men hec niet.<br />

X 5


33° §• 2T 5- LYKEN VAN MENSCHEN.<br />

verraadt zich niet door den flank ; hoewel de ziektens<br />

, waar aan zy , die daar begraaven liggen , geftorven<br />

zyn . daarom de Leevendigen niet mindef<br />

aandoen. Dan vertoont het zich eens wederom heviger<br />

, wanneer . gelyk men noch in het jaar 1774.<br />

uit vrankryk gemeld heeft , Graven geopent worden<br />

, en op eenmaal zulke giftige , lange verborgen<br />

gehoudene , dampen uicgeeven , dat het giootfte<br />

gedeelte der menfchen , die zich op dien tyd in<br />

de Kerk bevinden, op één oogenbük doodlyk krank<br />

worden. In fommige Landen heeft eindelyk de<br />

Wetgeevende Macht deeze affchuwhke gewoonte<br />

van in de Kerken te begraaven , door het te verbieden<br />

, ten éé.ienmaale afgefchaft ; en ik ben verwondert<br />

, dat dit noch niet in meer plaatzen gefchied<br />

, maar dat men noch byna overal dit gebruik<br />

houdt , onder'voorwendfel , dat het eene inkomst<br />

voor de Kerk zy ; even als of de inkomst van het<br />

Steenen - gebouw met het leeven en de gezondheid<br />

van de geenen , die in hetzelve byéénkomen , konde<br />

in vergelykinge gebracht worden, Hoe zeef<br />

wenfchte ik , wanneer ik myne gedachten cp fommige<br />

van onze Kerken ves ige , dat men dit kwaad<br />

in ons Land ook eenige nadere aandacht waardig<br />

keurde , en hetzelve door goede Wetten poogde<br />

af te fchaffen !<br />

Mofes had hetzelve op eene zeer nadruklyke<br />

wyze tegengegaan , en wederom , om zyn oogmerk<br />

te gewisfer te bereiken , noch iets meer gedaan.<br />

Het is waar, een Huis , het welk op een<br />

Graf gebouwt was , zoude daar door niet ongezond<br />

worden , indien het Graf maar diep genoeg<br />

lag, en wel geflooten was. Maar zal dat wel altoos


$. Qi5« LYKEN VAN MENSCHEN. 331<br />

tóos zoo naauwkeurig gehouden Worden ? zal het<br />

met zulk een Huis niet gaan , gelyk met onze<br />

Kerken ? zullen de kelders ten minften , of de regenbakken<br />

die men in Palaeftina doorgaans heeft,<br />

mee deeze Graven geene gemeenfchap hebben V<br />

Ja zal men zelfs de Familie-graven niet uit liefde<br />

bezoeken ? of indien dezelve voor eene volgende<br />

begraafnisfe geopenc worden , zullen 'er by die<br />

gelegenheid geene dampen genoeg uit kunnen voortkomen<br />

, om door het geheele huis te trekken , en<br />

de Leevendigen eerlang by hunne Voorouderen<br />

te brengen.<br />

In boe verre doode Dieren konden verontreinigen.<br />

Gevolgen van deeze Wet.<br />

Een, rein Dier , het welk niet met het mes geflacht<br />

, maar eenen natuurlyken dood geftorven<br />

was , verontreinigde den geenen, die hetzelve aanraakte<br />

, tot op den avond,. Levit. XI. vs. 39. Onleine<br />

Dieren deeden hetzelfde, wanneer zy dood<br />

waren , onverfchillig op welke wyze zy geftoiven<br />

waren. Levit. V. vs. 2. XI. vs. 8 , 11, 24 , 85 ,<br />

27 , a8 , §!• Deut. XIV. vs. 8.<br />

Ook deeze Wet was van dat gevolg , dat men het<br />

Aas van een Dier , het welk op den weg dood gevonden<br />

werdt, niet liet liggen , maar hetzelve begroef,<br />

om niet ieder eenen in gevaar te brengen<br />

van verontreinigt te worden. Ten minfte men voorkwam<br />

daar door zulk eene , voor de gezondheid<br />

ten hoogden nadeelige , onreinigheid , als volgens<br />

het


332 J. 2i6. HET AAS VAN DIEREN.<br />

het verhaal van HASSELQUIST' (a) té Cairo plaatze<br />

heeft, alwaar de Aazen van geftorvene Dieren op<br />

de ilraac blyven liggen , en de lucht zouden befmerten<br />

, indien daar niet eene foort van Gieren , Racham<br />

genaamt, hec welk dezelve verteert , in zulk<br />

eene menigte gevonden wierdt , dat daar door dit<br />

gevaar ten eenenmaale worde weggenomen. Eene<br />

zulke aanlfootlyke plaatze , als in Duicfchland de<br />

VMcrsboek is , alwaar dergelyke Aazen , hec geen<br />

meer is , onbegraaven , in menigte op eikanderen<br />

geworpen worden , en Ndoor den flank, dien zy<br />

veroorzaaken, de Reizigef^ dikwils niec weinig ongemaks<br />

veroorzaaken , indien de wind van zulk een<br />

Aas , het welk juist aan het rotten is, na den weg<br />

waait; zulk eene aanffootlyke plaatze, zeg ik , verwachtte<br />

Mofes waarfchynlyk by zyn Volk geheel<br />

niet ; (anders zoude het zekerlyk een middel hebben<br />

kunnen zyn voor de luiheid en morfigheid, om<br />

het gevolg van zyne wyze Wet te oncduiken ) want<br />

de oude Mgyptenaaren begroeven hunne Dieren al,<br />

bygevolg waren de Israëlicen al gewoon om Dieren<br />

te begraaven. Ik fpreek hier eigenlyk niet van dié<br />

Dieren , deweike den Mgyptenaaren heilig waren;<br />

Dieren die men zelfs wel bakerade, en dan in kostbaare<br />

Graftempelen , of hoe ik het. anders zal noemen<br />

, by zette (b), hoewet dit zelfs, voor een<br />

Volk , het welk in Mgypten woonde , een voor-<br />

'<br />

beelde<br />

• '•> qo il'jfr rri<br />

f<br />

toiQ twynè «eA<br />

fa) Reize na Palaflina, bladz. 288 , 2S9. [in de'<br />

Nederd. Verc. Deel II. bladz. 129].<br />

(&) HERODOTUS Libr. II. cap. 66, 67, 74, yf.<br />

DIODORUS SICULCJS Libr. I. cap. 83. waarmede men ook<br />

de aanmerkingen van WESSELING kan vergelykerj.


§. ait5. HET AAS VAN DIEREN. 333<br />

bedde van begraaven zoude hebben kunnen ftrekken<br />

; want eigenlyk was dit eene bygeioovigheid,<br />

die tegen den Godtsdienst van Mofes en de Israëliten<br />

vlak gekant was. Maar zy begroeven ook andere<br />

Dieren : Beeren , zegt HERODOTUS , Boek II.<br />

Kap. 67. die V nochtans in JEgypten weinige gevonden<br />

worden , en Wolven , die echter niet veel<br />

groot er zyn dan Vos/en («) , begraaven zy , daar<br />

zy dezelve vinden. Dit fchynt geene heilige begraaving<br />

te zyn , maar alleen te gefchieden ,* om<br />

zich van zulke doode Aazen te ontdoen.<br />

Ik moet hier nog éénmaal gewag maaken van de<br />

verfcheidene iöorten van Haagdisfen , die Mofes<br />

opnoemc, alle met naame voor onrein verklaart,<br />

en daar by voegt, dat een iegelyk , die dezelve,<br />

dood zynde, aanraakt, en ieder Vat, drink-gereedfchap<br />

enz. waarin dezelve , dood zynde , geraken<br />

, voor onrein moet gehouden worden , Levit.<br />

XK vs. 30 - 38. Het komt my voor , dat hier<br />

iets ten gronde legt , het geen aan die luchtftreek ,<br />

en misfehien in hec byzonder aan iEgypten eigen is.<br />

In /Egypten is eene zeer groote menigte van Haagdisfen,<br />

ook eene verfcheidenheid van foorten , die<br />

voor eenen kenner van de Natuurlyke Historie s der<br />

Dieren gewichtig is , en waar van 'er veelen door<br />

HASSELQUIST befchreeven zyn ( b ). INu heb ik<br />

uic<br />

(a) Dit is ia Africa op meer dan ééne plaatze<br />

zoo : zy zyn zoo grooc niet als by ons.<br />

(&) Reize na Palce/lina, bladz. 344—363. No.<br />

LUI. tot LIX. [ JNederd. Vert. Deel II. bladz.<br />

109- 134]-


33 4 §• 2ï


§. aio". HET AAS VAN DIEREM. 335<br />

de Pest niet zoo geregeld mede omringen , als<br />

het veel gezonder liggende Conftantinopolen , als<br />

Smyrna , en zoo veele andere ongelukkige plaatzen<br />

in Turkyen. Zoude de rede daar van ook voor<br />

een gedeelte daarin kunnen beftaan , dat men ia<br />

oude tyden in iEgypten , door eene zeer groote<br />

zindeiykheid , en in het byzonder door het begraaven<br />

van alle doode Dieren , die de Nyl terug<br />

liet , waar onder de Haagdisfen de gevaarlykftea<br />

zyn, derzelver Pest-veroorzaakende gevolgen voorkwam<br />

? en dat men heden ten dage vlak het tegendeel<br />

doet, en hec alleenlyk voor de Vogelen overlaat<br />

, om door het verteeren der Aazen de lucht<br />

eenigszins ce zuiveren ? Deeze Vogelen hield het<br />

oude /Egypten ook in eere , dezelve hield men<br />

voor heilig en onkwetsbaar ; maar men liec hun<br />

niec alles over; men floeg de hand mede aan het<br />

werk , en begroef rottende Dieren of Infedten.<br />

Misfehien heefc Mofes dan hier iets , het geen de<br />

Israëliten in /Egypten al gewoon waren , en daar,<br />

om de lucht zuiver te houden wel noodzaaklyker ,<br />

maar evenwel ook in Palaiftina en alle andere Landen<br />

niet zonder nuc was , tot eene Wet gemaakt :<br />

nochtans op zulk eene wyze , dat hy niet met uitdruklyke<br />

woorden beveele , GY ZULT ZE BEGRAA­<br />

VEN : want by zulk een gebod vraagt men altoos :<br />

tuit moet bet doen ? en die hec behoort te doen ,<br />

trekt 'er geld voor , en laat hec evenwel na : maar<br />

hy deed hec , door zeker ongemak aan het aanraaken<br />

van een Aas ce hechcen , hec welk ieder eenen<br />

natuurlyker wyze oplettend moesc maaken , ora<br />

hetzelve uit den weg te ruimen. Hoe zy dac wilden<br />

doen , hoe hunne Policy toe dat einde fchik-<br />

Ken , en , indien zy , welken hec opzichc daar<br />

over


33^ §. *i6\ HET AAS VAN DIEREN.<br />

over was aanbevolen , nalaatig waren , hoe zy dezelve<br />

tot hunren plicht moesten houden , liet hy<br />

aan hun zelve over : want dit vereifcht geduurig<br />

nieuwe middelen , geduurig nieuwe poogingen om<br />

nalaatigheid en onderkruiping tegen te gaan , of<br />

voor te komen. Genoeg dat hy , het geen op zich<br />

zelf nadeelig was , naamlyk den vuilen flank van.<br />

rottende Dieren te dulden , ook zoo bezwaarend'<br />

maakte , dat iemand die al tegen flank ongevoelig<br />

was , en wegens de gevolgen voor zyne gezondheid<br />

geenen kommer had , nochtans , uit<br />

hoofde van het ongemak , dat hy 'er anders daaglyks<br />

van had , zindelyk zyn moest, en 'er anderen<br />

insgelyks toe aanzetten.<br />

5-<br />

Wetten , betreffende verontreinigde Vaten.<br />

Zonderlinge gunst omtrent Kopere , en<br />

fcherpheid tegen Aarde - gereed)cbappen.<br />

Dewyl een fluk huisraad op meer dan ééne<br />

wyze verontreinigt kan worden , als by voorbeeld<br />

:<br />

1. Door het invallen van een onrein Dier in<br />

hetzelve , Levit. XI. vs. 33.<br />

2. Wanneer hetzelve open ftaat in eene tent<br />

of kamer , waarin iemand fterft, of een Lyk ftaat,<br />

(§• ai5-><br />

3. Wanneer het door iemand , die met de Gonorrbcea<br />

befmet is , wordt aangeraakc, Levit. XV.<br />

vs. 12.<br />

Zoo<br />

V


§. 417. VERONTREINIGT HUISRAAD. %%?<br />

Zoo maakt Mofes een onderfcheid , het we!k<br />

voor zulke gereedfcbappen , die van aarde gemaakt<br />

waren , zeer ongunft/ig was. Dezelve moeten ,<br />

wanneer zy verontreinigt zyn , gebroken worden<br />

: daarentegen werden houte gereedfchappen<br />

door wasfchen alleen wederom gereinigt , Levit.<br />

XI. vs. 33. XV. vs. IS. In den beginne zoude<br />

men kunnen denken , dat hier zulk een onderfcheid<br />

geftelt is , dewyl men aarde-gereedfchappen waarfchynlyk<br />

gebruikt, om 'er de fpyze in toe te bereiden<br />

, terwyl het houte alleenlyk een ftuk huisraad ,<br />

by voorbeeld , een kas , fchuiflade , kist enz. is ,<br />

en de zindeiykheid by keuken-gereedfchappen noch<br />

eenen ftap verder, dan by ander huisraad behoorc<br />

te gaan. Dan op deeze wyze kan zekere andere<br />

plaatze , Levit. VII. vs. a8. ( volgens andere Bybel<br />

s, vs. ar.) niet verklaart worden. Indien men<br />

Offervleefch in een' ketel of pot , van aards of ko*<br />

per gemaakt, gekookt had , was het één en ander ,<br />

(hoe zal ik zeggen ? ) onrein , of voor het gemeene<br />

gebruik te heilig : en dan was het genoeg ,<br />

wanneer het kopere gereedfchap gefchuurc werdt ,<br />

maar dat van aarde moest gebroken worden. Op<br />

de zelfde wyze heeft men waarfchynlyk ook by<br />

weezenlyke verontreinigingen met kopere gereedfchappen<br />

gehandett.<br />

Hier fchynt het, als of Mofes de aarde kookgereedfchappen<br />

niet zeer gunftig was; want anders<br />

hadden dezelve immers even zoo wel , volkomen<br />

zuiver , kunnen uitgewasfchen worden. Het is<br />

waar , zy zyn van mindere waardye , en 'er is zoo<br />

veel niet aan verbeurt, als aan kopere : maar, indien<br />

dit verlies dikwils komt, bedraagt hec even-<br />

IV. Deel. Y wel


338 $• ai7. VERONTREINIGT HUISRAAD.<br />

wel al iets, en is inzonderheid voor arme Lieden<br />

gevoelig. Was hec misfehien , om dac de Wetgeever<br />

de Israëliten hec gebruik van aarde gereedfchappen<br />

, by welke men , om dac zy ligdyk kunnen<br />

breeken , meer verlies ce duchcen heefc, dan by<br />

die van koper , die op zich zelve duuier zyn ,<br />

zochc af te wennen , en hun het gebruik van kopere<br />

potten en ketels , die eene veel beftendigere bezitting<br />

zyn , aan te raaden ? Ik durve hec niec beflisfen.<br />

Daar kunnen ook zeer wel andere oorzaaken<br />

geweesc zyn , die wy niec kunnen raaden , zoo<br />

lange wy niec weecen , hoe de aarde gereedfchappen<br />

in die oude tyden geftelt geweesc zyn. Maar ik<br />

mocht evenwel deeze partydigheid der Wetcen van<br />

Mofes niet geheel en al met ftilzwygen voorby<br />

gaan : dewyl de gunst, die hy hier aan kopere gereedfchappen<br />

betoont, aan menig eenen zeer zonderling<br />

moet voorkomen , die in Duitfchland den<br />

wedergalm der waarfchuwingen tegen kopere keuken-gereedfchappen<br />

gehoon hebben, en niec recht<br />

weeten, hoe zy zulk eene vreemde tegenftrydigheid<br />

der oude Wecgeevende Wysheid tegen die van onze<br />

tyden zullen overéénbrengen. De Franfchen zouden<br />

noch meer rede hebben om zich over eene Wet<br />

te verwonderen , die in Frankryk weezenlyk zeer<br />

nadeelig zoude moeten zyn.<br />

De geheele zwaarigheid komt hier op uit: het<br />

gebruik van kopere gereedfchappen in de keuken<br />

is met veel gevaars verbonden , dewyl 'er zich ligtlyk<br />

koper-roesc aanzet, het welk nadeelige toevallen<br />

, of, in eene grootere hoeveelheid gebruikt,<br />

den dood veroorzaakt ; waar van raen , voornaamlyk<br />

in Frankryk , jammerlyke voorbeelden gezien<br />

heeft.


§.


34© §• 217* VERONTREINIGT HUISRAAD.<br />

heeft, veel van het Volk zelf afhangt: dat is , het<br />

komt hier veel aan op de zindeiykheid en moriigheid<br />

, onvoorzichtigheid en zorgvuldigheid des<br />

Volks, als mede daar op , of men meer Koks (die<br />

doorgaans wat morfig zyn) dan Keukenmeiden<br />

hebben. In Frankryk is de morfigheid en onoplettenheid<br />

in de keukens groot, en daar ziet men ook<br />

< dikwils beklaaglyke gevolgen van het kooken in kopere<br />

gereedfchappen. In Duitfchland , daar men<br />

in de keukens zindelyker is, en de fpyzen ook niec<br />

uit zoo veelerleie dingen te zamen fielt , dat de<br />

fmaak , als het ware, geheel bedroogen worde, en<br />

buiten ftaat zy , om vergift te ontdekken, is het gevaar<br />

reeds veel minder. Ik kan my op geenen onpanydigeren<br />

Rechter beroepen , dan op den Heer<br />

THIEFUIY zeiven. Toen hy my in het Jaar IJ68.<br />

de tweede uitgaave van zyne The/e (Stelling) tegen<br />

het gebruik van kopere keuken-gereedfchappen<br />

zond , liet ik in myn antwoord op zynen brief invloeijen<br />

, dat my in Duitfchland het gevaar van kopere<br />

gereedfchappen niet zoo groot toefcheen als in<br />

Frankryk , en dat men inderdaad by ons zelden van<br />

dergelyke ongelukken hoort, die in Frankryk meermaalen<br />

voorvallen, en ons zelfs in openbaare nieuwspapieren<br />

verhaalt worden : dat op zyn hoogst hec<br />

eeten by ons fomtyds wat koperachtig van fmaak<br />

wordt, wanneer het vertinfel van de kopere keuken-gereedfchappen<br />

afgegaan is ; maar nochtans<br />

in zulk eenen geringen graad , dat het geene zoodanige<br />

beklaaglyke gevolgen hebbe , te meer, dewyl<br />

wy in zulken gevalle door den onaangenaamen<br />

en ongewoonen fmaak gewaarfchuwt worden. Ik<br />

voegde 'er by , dat te Halle in het Weeshuis daaglyks<br />

Coo ja 900 perfoonen met eikanderen eeten ,<br />

voor


$. si7. VERONTREINIGT HUISRAAD. 341<br />

voor welken de fpyzen in groote kopere ketels<br />

gekookt wordt , die , het geen meer is , zo ik<br />

het wel onthouden hebbe , onvertint zyn ; maar<br />

dat ik daar nooit van eenige nadeelige gevolgen<br />

gehoort heb : hoewel ik 'er ook moeste byvoegen ,<br />

dat de zindeiykheid in dat huis ongemeen groot is,<br />

dat men mee vermaak en verwondering des namiddags<br />

de keuken volkomen fchoon ziet , en hec keuken<br />

-gereedfehap zoo helder, als hy het zich uit<br />

mynen brief nauwlyks zoude kunnen verbeelden ;<br />

dat over het algemeen de zindeiykheid in eenen<br />

hoogen graad aan dit Weeshuis eigen is, zynde dit<br />

een gevolg der fchikkingen van deszelfs eerflen Stichter<br />

AUGUST HERMANN FRAKKEN. Zyn antwoord<br />

was dat hem myne aanmerking gegrond voorkwam<br />

, dat hy 'er ook gebruik van zoude maaken ,<br />

indien zyne Tbefe eens voor de derde maal mocht<br />

uitgegeeven worden , en dat zelfs deeze berichten<br />

van Duitfchland tegen zyne Helling niet ftreeden ,<br />

maar dezelve veel meer bevescigden.<br />

Over hec algemeen was het oogmerk der Wetten<br />

van Mofes, eene zeer groote zindeiykheid by de<br />

Israëliten in te voeren , en by deeze heefc het gebruik<br />

van kopere keuken - gereedfchappen onfehadelyk<br />

kunnen zyn. Ondertusfchen wenfehte ik wel,<br />

naa dat ik myne gedachcen gezegc hebbe , die my<br />

noch niec geheel voldoen , de gedachten van anderen<br />

, inzonderheid van Geneeskundigen te booren<br />

over deeze , ons bevreemende , voorkeur, die de<br />

Wetgeever aan kopere boven aarde gereedfchappen<br />

gegeeven heefc<br />

Hec<br />

(a) Van den aSften Oftober 1769.<br />

Y<br />

S


34Ü TWEEËRLEI ZAAD<br />

Het fpreekr van zelf , dat daarby verfcheidene<br />

nafpeuringen uit de Oudheid zouden moeren plaatze<br />

hebben ; zoo als : hoe oud de konst van vertinnen<br />

zy ? of het aardewerk van ouds verglaasfel gehad<br />

hebbe ? van welken aart dit verglaasfel geweest<br />

zy ? of hetzelve misfehien noch ligter befmet wierdt<br />

en in een gevaarlyk vergift verandert , dan zuiver<br />

gehouden koper ? Onderzoekingen , die hier niet<br />

te pasfe komen.<br />

VERBODEN, OM ZEKERE DIN­<br />

GEN VAN VERSCHILLEN­<br />

DE SOORTEN NIET BY<br />

ELKANDER EN TE<br />

VOEGEN.<br />

§. ii8'.<br />

Verbod , om geenen Akker met tweeërlei,<br />

dat is, met gemengd Zaad, te bezaai jen.<br />

Mofes gaf eenige Wetten , waarin hy verbood ,<br />

zekere dingen , van verfchillende foorten , ( Heterogenea,<br />

of gelyk hy ze in het Hebreeuwfch noemt,<br />

Chilaim) by eikanderen te voegen. Dezelve befcooren<br />

, wel is waar, de ééne tot den Landbouw,<br />

de andere tot de Veehoederye , of het gebruik van<br />

het Vee, en de derde tot de kleeding: maar dewyl<br />

zy by Mofes by eikanderen liaan , en men in<br />

dezelve een gemeenfchaplyk zinbeeldig oogmerk<br />

heeft meenen te vinden , wil ik ze niet van elkanderen<br />

afzonderen. Of zy eeïi zinbeeldig 6ogmerk


V B E B O O D E N. 345<br />

merk gehad hebberf, zoo als , om de Israêliten<br />

daar door te lei ren , dac zy zich niec mee andere<br />

Volken vermengen moesten , durve ik niec vascftellen<br />

: hec kan zyn dat die, of iecs dergelyks de<br />

lesfe geweesc is , die de Wecgeever , zelfs met<br />

zyne Weccen , heeft willen verbinden , om deze^<br />

ve , (een konstgreep , die wy reeds meermaalen<br />

hebben opgemerkt) door dat middel te eerwaardiger<br />

en onfehendbaarer te maaken ; dan fommigen<br />

, ten minften , van deeze Weccen konden geene<br />

andere , dan zulke gewichcige en heilzaame<br />

gevolgen voor den Landbouw te wege brengen ,<br />

dat men niet wel kunne nalaaten , deeze gevolgen<br />

als het eigenlyk oogmerk des Wetgeevers aan te<br />

zien ; en indien Mofes al zoo ongelooflyk koreziende<br />

geweest ware , om hec voordeelig gevolg , het<br />

welk uit zyne Wet voor den Landbouw voortvloeide<br />

, niec te bemerken of ten oogmerke te hebben ,<br />

kan men evenwel veiliglyk vastftellen , dat Godt ,<br />

die door hem zyne Wetten liet geeven , alle deeze<br />

gevolgen overzien en bedoelt heeft.<br />

De eerfte en gewichtigfte van deeze Wetten verbiedt<br />

, het Land met tweeërlei Zaad te bezaaijen ,<br />

en wel op bedreiging , dat anders het Zaad en de<br />

toekomftige Oogsc geheiligt, dac is, aan Godt en<br />

den Priester zoude vervallen zyn, Levic. XIX. vs.<br />

19. Deut. XXII. vs. 9.<br />

Ik geloof niet, dat het noodig zal zyn , aan te<br />

merken , dat hier niet verbooden wordt , zynen<br />

Akker in kleine ftukken te verdeelenden op het<br />

ééne dit , op een ander wederom iets anders te<br />

zaaijen , maar dat hec verbod alleen ziet op tweeërlei<br />

, onder elkaoderen gemengt Zaad, by voor-<br />

Y 4 • beeld


g44 2ïS. TWEESRLEI ZAAD<br />

beeld op Garst met Tarwe gemerkt. Ook blykt<br />

uic de letcer der Wee duidelyk , dac dezelve niec<br />

doelt op het , byna onvermydelyk , geval , wanneer<br />

'er eenig Zaad van den voorigen Oogst op<br />

het Land gevallen is , en nu teffens mee hec ander<br />

foorc van Koorn , waarmede het Land thans<br />

bezaaic is , opkomc : of wanneer 'er van eenen<br />

nabuurigen Akker eenige korrels vreemd Zaad op<br />

hec . myne vallen : of eindelyk v/anneer de wind<br />

Zaad van Onkruid , Vlog-haver en wac van dien<br />

aarc meer zy , daar op gebrachc heefc : wanc in<br />

zulke gevallen heb ik immers geen Zaad van verfchülende<br />

foonen gezaaic, en hec worde ook aan<br />

zekere kenmerken, by voorbeeld, of die vermenging<br />

van Zaad zich meer aan de kanten van hec<br />

Land vertoone , dan of zy in hec midden even<br />

zichtbaar zy , duidelyk genoeg, of dezelve door<br />

onzuiver Zaad , dan door eenig ander toeval, hec<br />

welk men niec kan voorkomen , ontüaan zy. Deeze<br />

Wet eifcht niets anders , dan dac hec Zaad zoo<br />

zuiver als mooglyk , en mee de grooefte zorgvuldigheid<br />

uitgezocht zal zyn , om 'er geene tweeërlei<br />

foorten van korrels onder te hebben. Wanneer<br />

iemand dit niet alleen zelf doet, maar zyne<br />

nabuuren , die de zelfde Wet hebben , even zorgvuldig<br />

zyn om hun Zaad te zuiveren , zullen onze<br />

Akkers wel niet volkomen , maar nochtans<br />

taamlyk rein zyn , en om het voorbeeld , het welk<br />

jn Duitfchland hec meest bekend is , te gebruiken<br />

, 'er zal niet ligt Dravik (Vlog-haver) onder<br />

de Rogge wasfen , of, zo men het Onkruid<br />

al niet geheel en al kan ontgaan , zal het evenwel<br />

?eer weinig zyn.<br />

On-


V E R S O O D E N . §45<br />

Onder de Jooden zelve heeft men getwist, of<br />

zekere foorten van Na-koorn (Jftergetreide) met<br />

dat Koorn onder bet welk zy zoo gaarne wasfen ,<br />

foortgelyke of van verfchillende foorten (homogenen<br />

nf heterogenea ) zyn ? By voorbeeld , of Tarwe<br />

en Lolyk ( Lolium ) , zoo wel die foort die eene<br />

dronkenmaakende kracht heeft, als de andere die<br />

onfchadelyk is , tweeërlei foorten van Koorn , dan<br />

of ze flechts ééne uïtmaaken. De meeste Jooden<br />

verklaaren dezelve voor éénfoortig , en geeven<br />

voor , ( zy fpreeken wat meer ais Godtgeleerden ,<br />

dan onze Huisvaders , die in de zelfde dwaaling<br />

van verandering des Koorns (_a~) ftaan) dat, toen<br />

de menfchen voor den Zondvloed verbasterden, en<br />

tot zulk eene hoogte van godtloosheid klommen ,<br />

dat, zeg ik , Godt toen ook de Tarwe en ander<br />

Koorn heeft laaten ontaarten. Inderdaad de Talmud<br />

heeft dezelve , terftond in den beginne der<br />

verhandelinge, waarin van dit onderwerp gefproken<br />

i wordt, insgelyks voor eene zelfde foort verklaart.<br />

Dan de Natuurkunde , het gezond verftand<br />

, ja zelfs het bloote gezicht zegt het tegendeel<br />

: ook zoude deeze Wet van Mofes , indien<br />

men Tarwe en Lolyk voor éénfoortig moest aanzien<br />

, en men de Tarwe van hec Zaad van dit Onkruid<br />

niec mochce zuiveren, juisc hec geen nadeelig<br />

is , veroorlooven , en geene de minfte nuccigheid<br />

hebben , maar flechts coc last verftrekken. Dan de<br />

Thalr<br />

(a) Het is bekend , dat veele Boeren in begrip<br />

ftaan , dat de Haver , by voorbeeld , in Dravik , en<br />

deeze wederom , naa verloop van tyd , in Haver<br />

verandert. VERT.<br />

Y 5


346 $• 218. TwEEè'RLEr ZAAD<br />

Thalmudisten , die een paar duizend jaaren naa<br />

Mofes leefden , en naa dat de Jooden hunne Voorouderlyke<br />

zeden en kundigheden reeds lange in<br />

hunne ballingfchappen , en de vreemde heerfchappyen<br />

, waaronder zy geduurig moesten leeven ,<br />

verfooren hadden , zyn over het algemeen Hechte<br />

uitleggers van de Mofaïfche Wetten; doch nergens<br />

kan men 'er zich minder op verlaaten , dan wanneer<br />

het W .eten geldt , die den Landbouw betreffen ,<br />

want zy maakten hunne verzamelingen van hooren<br />

zeggen op , toen de Jooden al eenen geruimen tyd<br />

door Trros VESPASIANUS hun Vaderland verlooren ,<br />

en dus over het algemeen geenen Landbouw meer<br />

hadden. Daarentegen vraage men Kenners van de<br />

Kruidkunde (Botanie) , deeze zullen juist het tegendeel<br />

zeggen van het geen , waarmede dat ftuk<br />

van den Thalmud begint, her welk met zoo weinig<br />

geluk deeze Wet ondernomen heeft te verklaaren ;<br />

hoewel misfehien noch menig een Landman ( die<br />

zyne oude vooroordeeïen volgt , en zich noch heden<br />

ten dage , tegen alle oogfchynlyke zekerheid ,<br />

tot zyn en zyner nabuuren nadeel, verbeeldt, dat<br />

Rogge en Dravik van één en dezelfde foorte zyn ,<br />

en dat het een in het ander gewoon is te veranderen<br />

) de eer heeft, om even als de Thalmud te<br />

denken. Al wilde men , om aan deeze dwaasheid<br />

van den Thalmud eenen plooy te geeven , deszelfs<br />

verklanring dus opvatten , dat Tarwe en Lolyk alleenlyk<br />

in rechten , en niet volgens de natuurkundige<br />

waarheid voor éénfoortig worden uitgegeeven ,<br />

zoude dit evenwel noch onbewysbaar zyn. Niemand<br />

ten minften , die ooit de Logka Probabilium<br />

(de konst om uit waarfchynlykheden te redekavelen<br />

) gcleert heeft , zal dit op het enkel woord<br />

van


V E R B O O D » M. 34?<br />

van eenige naamlooze Kamergeleerden gelooven ,<br />

die meer dan twee duizend jaaren naa IVIofes leefden<br />

, die zelve noch den Landbouw oefenden ,<br />

noch Natuurkundigen waren, en die zelfs geene<br />

oude Boeken , maar alleenlyk het hooren zeggen<br />

van vroegere Leeraaren bybrengen.<br />

Dit fchynt ten minden , uit de gelyknisfe van<br />

Christus , van het Onkruid tusfchen de Tarwe ,<br />

Matth. XIII. vs. 24 - 30. duidelyk te biyken , dat<br />

men ten tyde van onzen Zaligmaker , dat is, toen<br />

de Jooden noch in hun Land woonden , en hunne<br />

Akkers bouwden , maar niec flechts op de kamers<br />

der Rabbynen , Akker-wetten verklaarden , dac<br />

men toen , zeg ik , Tarwe en Lolyk ( Lolium , in<br />

hec Griekfch £f«W ) voor dingen van verfchillende<br />

foorte hielde, zuiver Tarwe-zaad uieftrooide ,<br />

en dan in het geheel niet verwachtte , dat dit tot<br />

Lolyk ontaarten konde. Het is der moeite wel<br />

waardig , deeze gelyknis , die onder de bepaalde<br />

Predik-texten uit de Evangelisten (die in Duitfchland,<br />

en onder de Lutherfchen in de Nederlanden,<br />

jaarlyks verhandelc worden ) behoorc, eens op eene<br />

meer verflaanbaare en verdandigere wyze ce verklaaren<br />

: en zo die door menig een' Dorp-Leeraar op<br />

den vyfden Zondag Epipbanice gedaan wierdc, zoude<br />

zyne Gemeente de zedekundige lesfen , die<br />

daarin opgefloocen liggen , becer verdaan , dan dit<br />

doorgaans gefchiedt: maar ook misfehien in haare<br />

huislyke omftandigheden zeer verbetert , en van<br />

onde vooroordeelen, waar door de Landbouw fchade<br />

lydt, geneezen worden. Zulk eene Predikatie<br />

zoude voor de huishoukunde in eenen hoogen trap<br />

nuttig zyn, en men zoude 'er eenen prys op mogen


348 S' S I 8' TWEEËRLEI ZAAD<br />

gen ftellen , dien dezelve , niettegenftaande alle<br />

de onvolkomenheden en ftrydigheden met den gevvoonen<br />

ftyl der gewyde Redevoeringen , wel verdienen<br />

zoude.<br />

Het zy my geoorlooft, zonder eigen'yk beroep<br />

tot den Predikdienst., eens zulk eene Predikatie<br />

'over den Evangelie-text op den vyfden Zondag<br />

Epiphanice re beginnen ; ten minften in zoo verre ,<br />

als tot opheldering van dien Text noodig is: „ Een<br />

„ welgeileld Man , gelyk uit alle omftandigheden<br />

„ blykt, die verfcheidene Knechten had , bezaaide<br />

„ zyn Land , en nam 'er niet dan goed en uitge-<br />

„ zocht Zaad toe. Maar onder het zaaijen leidde<br />

„ zich zyn Volk, waarfchynlyk op den heeten mid-<br />

„ dag , neder om te flaapen : een vyand van hem,<br />

„ die op deeze gelegenheid gepast had , ging over<br />

„ den Akker , die nog niet geëgt was, en ftrooi-<br />

„ de 'er Lolyk onder. Lolyk kent gy waarfchynlyk<br />

, myne Vrienden , misfehien beter dan veele<br />

„ Geleerden , die daar van onder den Latynfcben<br />

„ naam , Lolium, by den eenen of anderen ou-<br />

„ den Schryver geleezén , en nooit iets by dac<br />

„ woord gedacht hebben , fchoon zy zich by die<br />

„ gelegenheid doorgaans eene zeer fraaije plaatze<br />

„ uit den Latynfchen Dichter MARO te binnen<br />

„ brengen :<br />

„ Interque nitentia cujta<br />

„ Infclix lolium & Jlcriles dominantur avena.<br />

„ Dan dit is voor de Geleerden onder deeze Ver-<br />

„ gadering: ik wende my wederom tot Ulieden,<br />

„ myne overige Vrienden , om U , volgens het<br />

„ Evangelie, te verhaalen, wat 'er verder gefchied


•<br />

V E R S O O D E N » 349<br />

„ zy, waar van Gy, vroeg of laat, in uwen Land-<br />

„ bouw insgelyks nut kunt trekken, Dit alleen<br />

„ zal ik van die Onkruid , Lolyk , zeggen , of hec<br />

„ ware, dat het zelve U , of toch d&n Geleerden<br />

„ onder U niet bekend was , dat het gaarne tus-<br />

„ fchen de Tarwe groeit , en dat het Brood , on-<br />

„ der welk hetzelve gebakken is, eene dronken-<br />

„ maakende kracht bezit : dit heefc het flerkst ,<br />

„ wanneer het noch verfch is , maar het behoudt<br />

„ deeze eigenfehap , van dronken te maaken ,<br />

„ noch al vry lange naderhand. Gy kunt gemak-<br />

„ lyk begrypen , dat zulk Brood niet gezond is ,<br />

„ en dac men 'er nadeel van heefc, wanneer men<br />

„ zich daaglyks dronken eeten moec, en dan pyn<br />

in hec hoofd en andere ongemakken draagen.<br />

„ lk zal het thans met ftïlzwygen voorby gaan , in-<br />

„ dien ik U , of uwe Overheden (ik bedoel nie-<br />

„ mand in het byzonder) al eens nu en dan dron-<br />

„ ken gezien hebbe. Die was zekerlyk niec goed<br />

„ of betaamlyk : maar het is ook nadeelig voor<br />

„ de gezondheid , en daarom te minder geoor-<br />

„ looft (a). Slim genoeg indien Gy U in Bier<br />

?, en<br />

(a) In het Hoogduitfch ftaat : ur.d elen darum<br />

ist es nicht recht. Eene uitdrukking , die , letcerlyk<br />

opgevat , iets zoude te kennen geeven , het welk<br />

onze geleerden Schryver zekerlyk niet kan bedoelt<br />

hebben. JNaamlyk dat de eenige rede , waarom<br />

men dronkenfehap voor ongeoorlooft te houden hebbe<br />

, is , om dat dezelve nadeelig is voor de lichaamlyke<br />

gezondheid, kene ftelling , die men den Heere<br />

MICHAËLIS , zonder hem ce verongelyken niec kan<br />

toefchryven. Ik heb hec daarom raadzaam geoordeelt,<br />

deeze woorden zoo te vertaaien als ik dacht,<br />

dat


350 $. 2l8. TwEEeRI, Ei 2AAB<br />

,,, en Brandewyn dronken drinkt , of uwe Qver-<br />

„ heden (ik bedoel , gelyk ik reeds gezegt heb-<br />

„ be , niemand in het byzonder) in Wyn of<br />

foortgelyke dranken : maar zich dronken te ee-<br />

„ ten, dac zoude alle dagen gebeuren , en voor<br />

„ de gezondheid zoo veel te nadeeliger zyn. En<br />

M<br />

dit zoude evenwel van Lolyk gefchieden. Dee-<br />

„ ze Lolyk nu , dien die vyand gezaait had , kwam<br />

„ op , en de Knechten van den Landheer zagen<br />

s, eindelyk die Onkruid midden onder de Tarwe.<br />

Verre was hec van hun te denken , dat de Tar-<br />

„ we in Lolyk verandert was , wanc zy waren in<br />

„ ons Land niet opgevoed : maar zy dachten , dat<br />

„ het Zaad niet recht zuiver , en onder heczelve<br />

5, noch Lolyk moesc geweest zyn ; en dat zy<br />

„ daarin gelyk kunnen gehad hebben , heb ik op<br />

„ de Hooge Schoole van myne Leeraaren zelve<br />

„ gehoort, toen ik my tot den dienst deezer Gemeence<br />

bekwaam maakce, en coen veele dingen<br />

„ hoorde , waar van ik nier wisc , waar toe zy<br />

^ my dienen zouden ; maar zy behaagden my even-<br />

„ wel, en zyn my inderdaad zeer nuctig geworden.<br />

De Knechcen gaven derhal ven de zaak<br />

„ hunnen Heere ce kennen , en vroegen hem ,<br />

„ of hy wel volkomen zeker ware , dac hec Zaad<br />

• zuiver geweesc was ? want men vond chans zoo<br />

n<br />

veel Lolyk onder de Tarwe ; en waar zoude<br />

„ dat<br />

dat onze Autheur , indien hy zyne meening nader<br />

moesc verklaaren , dezelve zelf zoude uicleggea.<br />

Voor welke vryheid ik niet denk eenige verfchooning<br />

noodig te hebben , fchoon ik meende dezelve<br />

te moeten melden. VERT.


V E R B O O D E N . 351<br />

„ dat Onkruid van daan komen , indien het Zaad<br />

„ wel gezuivert was ? De Landheer zeide hun<br />

„ zekerlyk niets van zekere verandering van de<br />

„ Tarwe in Lolyk , zoo als onze Buuren in hec<br />

andere Dorp denken, dat Rogge in Vloghaver<br />

„ veranderen kan ; ook zeide hy niet , dat hee<br />

„ Onkruid van zelf, en zonder Zaad , uic de aar-<br />

„ de voorckomc ; maar hy merkte fpoedig , wat<br />

„ 'er gefchied moesce zyn. Dat beeft een vyand<br />

„ gedaan , antwoordde hy , en daarin had hy ge-<br />

„ lyk. Nu willen de Arbeiders den Lolyk uit-<br />

„ trekken. Maar de Eigenaar van het Land ver-<br />

„ bood het hun. De wortelen van Tarwe en Lo-<br />

„ lyk zyn , gelyk Gylieden alle weet, ( hoewel<br />

' „ menig een Geleerde 'er niet aan gedacht, maar<br />

den Text anders verklaart hebbe , denkende ,<br />

dat zy niec in ftaat zouden zyn , om Lolyk en<br />

,, Tarwe van eikanderen te onderfcheiden : maar<br />

zoo onkundig is een Boer niet, en ik prys myne<br />

„ waarde Gemeente in dat ftuk boven veele Ge-<br />

„ leerden ) Gy weet, zeg ik , dat de wortelen<br />

„ van Tarwe en Lolyk onder den grond in dier-<br />

„ voege door eikanderen groeijen , dac men veelcyds<br />

die Onkruid niet kunne uiccrekken , zonder<br />

„ de Tarwe insgelyks te befchadigen , ten minften<br />

„ zonder dezelve om te haaien. Hec één en ander<br />

„ moest derhalven blyven ftaan tot den tyd van den<br />

„ Oogst , maar dan moest dit Onkruid niet onder<br />

„ de goede Tarwe blyven , want in zulken gevalle<br />

„ zoude dezelve niet alleen de menfchen ziek en<br />

„ dronken gemaakt hebben , die van het Brood<br />

„ aten , het welk daar van gebakken was, maar<br />

„ ook al het Zaad voor het volgende jaar zoude<br />

„ daar door bedorven zyn ; want daar men Tarwe<br />

» en


352 g. TWEECRLEI Z A A »<br />

„ en Lolyk zaait, daar oogst men ook Tarwe en<br />

„ Lolyk , en daar men zuivere Tarwe zaait, daar<br />

„ kan men ook zuivere Tarwe inoogften. DeLandheer<br />

wil niet eens toelaaten, dat dezelve mede<br />

„ gedorfcht zal worden, want hoe zorgvuldig men<br />

„ ook zy , zo men wél wil doen , om het Zaad te<br />

„ wannen, of zelfs, om het met de hand uit te<br />

,, zoeken , waarby de Geleerden onder ons zich<br />

„ de woorden van zekeren ouden Dichter zullen t*<br />

„ binnen !brengen :<br />

A T i vis humana quotannis<br />

,, Maxima quaque manu legeret ;<br />

,i kan evenwel wel eenig kwaad Zaad onder het<br />

„ goede blyven. Hy laat het derhalven liever<br />

noch op het Veld , halm voor halm , uitzoe-<br />

„ ken ; ook niet , gelyk fommige onvoorzichtig<br />

genoeg doen, op den mesthoop werpen, van<br />

waar het wederom vermenigvuldigt op het Land<br />

„ zoude kunnen gebracht worden , noch minder,<br />

„ gelyk zeker overleede Heer Amptman , in plaat-<br />

„ ze van goed Graan aan de Bakkers verkoopen ;<br />

„ maar verbranden. Na dac ik U dus deeze ge-<br />

„ Iyknis letterlyk verklaart hebbe , zullen wy nu<br />

„ ook haar oogmerk onderzoeken , en daar by<br />

overweegen , enz."<br />

Het overige van<br />

deeze Predikatie , die ik van zekeren deskundigen<br />

Dorp-Leeraar, die een flechc beroep heefc, liet<br />

uitwerken , zullen myne Leezeren hier zekerlyk<br />

niec verwachcen. Ik ga liever cot de befchouwing<br />

der gevolgen van deeze Wet over.<br />

In-


V E R B Q O D E N . 353<br />

Indien vermengd Zaad verbooden is , en hetzelve<br />

zoo wel als de Oogst , dien men daar van<br />

verwachten kan , aan den Priester vervalt , zal<br />

ieder een hetzelve zorgvuldig uitzoeken , om<br />

geen ander dan gued Zaad te zaaijen. De Priester<br />

, ten wiens voordeele anders de Oogst verbeurc<br />

werdt , zal waarfchynlyk ook niet geheel<br />

flaapen ; en zyn eigen belang geeft hem den plicht,<br />

om deeze Wee , die den Landbouw betreft , te<br />

handhaaven , en dezelve zorgvuldiglyk te doen<br />

waarneemen.<br />

~ Het uitzoeken en zuiveren van het Zaad , zal<br />

op drieërlei wyze kunnen gefchieden.<br />

i f<br />

Gelyk by ons , inzonderheid by Lieden,<br />

die eenen uicgeftrekcen Landbouw hebben ,<br />

en dewelke , zo zy goede Boeren zullen<br />

kunnen heeten , het Koorn dikwils laaten<br />

wannen.<br />

3. Door het Zaad , korrel voor korrel uit te<br />

zoeken. Dit gaat in kleine Boerderyen aan,<br />

en de Boer kan 'er zyne Kinderen mede bezig<br />

houden , voor welke het buiten dien<br />

nuttig is, iets te doen te hebben , en niec<br />

in eene traage werkloosheid op te groeijen:<br />

hoewel ik ook in het jaar 1771. eenen<br />

Boer , die vry wat omflags had , gekenc<br />

hebbe , dewelke , uic eenen Pactiotfchen<br />

yver tegen Dravik , hec Zaad zelf mee de<br />

zynen op deeze wyze uiczochc, naa dat hy<br />

hec te vooren al door wannen had laaten<br />

zuiveren. . Die moet waarfchynlyk<br />

doorgaans het gevolg deezer Wet van<br />

IV. Deel. Z Mo,


354 §• A I 8 « TWEEËRLEI ZAAD<br />

Mofes geweest zyn : want de Akkers , die<br />

ieder eenen waren toegedeelc, waren klein,<br />

en bet ophoopen van verfcheidene Akkers ,<br />

om 'er één groot ftuk Lands (latifundia)<br />

van te maaken , had de Wetgeever trachten<br />

te beletten, hoewel zyne Wet, die hy daaromtrent<br />

gaf, misfehien niec altoos zal gehouden<br />

zyn. (§. 73 en 76).<br />

3. Door het Na-koorn , by voorbeeld Lolyk ,<br />

die men van den Akker byéén gezocht had ,<br />

Vlughaver enz. te verbranden: dat dit ook<br />

niet ongewoon geweest is, heeft men , uit<br />

het geen ik zoo even by wyze van eene<br />

Predikatie over Match. XIII. vs SA-30. gezegt<br />

hebbe, kunnen befpeuren, en dit was,<br />

by Lolyk ten minften , van te grootere nurtigheid<br />

, dewyl men zekerlyk alle voorzorge<br />

behoort te gebruiken , om te verhoeden dat<br />

dezelve niet onder hec Koorn geraake , hec<br />

welk tot Brood zal gemaakt worden ; want,<br />

gelyk ik gezegt hebbe , het Brood , het<br />

welk daar van gebakken wordt, heeft eene<br />

dronken-maakende kracht, en is nadeelig<br />

voor de gezondheid ; iets hec geen alle<br />

bedrevene Geneeskundigen weeten , waarom<br />

het ook in de Kruidkunde den naam<br />

van Lolium Tcmulentum draagt. Arabifche<br />

Kruidkundigen (0) befchryven het insgelyks,<br />

(a) ABUXFADLI onder het woord Zivan. Het Boek<br />

is niet gedrukt, maar ik breng de plaatze by volgens<br />

een Affchrift van dezelve, die ik uit de Bibliotheek<br />

teüpfal bekomen heb. ABULFADW merkt noch aan,<br />

dac


V E R B O O D E N . 355<br />

Jyks, als van eene dronken -maakende kracht.<br />

Het is zekerlyk geen verlies , wanneer men<br />

iets , het geen vergiftig is, verbrand ; maar<br />

het is voordeel en winst voor de gezondheid<br />

en het leeven der menfchen : en vergiftig<br />

is alles wat nadeel aan de gezondheid<br />

toebrengt, al is het, dat het juist geenen<br />

oogenbliklyken dood veroorzaakt.<br />

De groote nuttigheid van zulk eene Wet, waar<br />

door de menfchen tot behoorlyke zuivering van<br />

hun Zaad verplicht worden , kan ik niet beter aantoonen<br />

, dan wanneer ik het geen hier uit, volgens<br />

het Mofaïfch Recht, moest volgen, vergelyke<br />

met het geen wy in Duitfchland vinden ,<br />

daar het voorzeker geheel anders geftelt is , en<br />

wel hier in het Hanoverfche in diervoege , dat<br />

dit Land by de allergelukkigfte omftandigheden *,<br />

die eenig Land in Duitfchland heeft , en hebben<br />

kan , nochtans buiten tvvyfël met betrekkinge tot<br />

den Landbouw meer fchade lyde , dan verfcheidene<br />

andere Landen , die vry wat minder begunftigc<br />

zyn.<br />

Ik wil niet van Lolyk fpreeken , die vergiftig<br />

t<br />

ten minften der gezondheid nadeelig is ; maar alleenlyk<br />

van Dravik , en dan zal ik 'er noch een erkei<br />

dat de roes , dien het Onkruid Zivan (dus heet<br />

het Lolium Temulentum by de Arabieren ) veroorzaakt<br />

, niet vrolyk is , maar met droefgeestigheid<br />

en neêrflagtigheid vergezelt gaat. Men zie ook NlE*<br />

BÜHRS Befchryving van Arabien, blada, J6O*<br />

Z a


35Ö §• 2i8. TWEEËRLEI ZAAD<br />

kei woord over de Koornbloemen byvoegen. Het<br />

is zeker , dac, zo wy de Weccen van Mofes hadden<br />

, onder de Rogge , die wy zaayen , geene<br />

Dravik zyn mocbc; want anders was de geheele<br />

Oogst voor den Priescer, of, om in plaacze van<br />

deezen liever iemand anders ce noemen , die in<br />

ftaat was om zyn recht te handhaaven , dezelve<br />

zoude aan den Landheer , of den Amptman vervallen<br />

zyn. Hoe bloeijend zoude<br />

ons Land zyn , het welk toe den uitvoer van het<br />

Koorn zoo gelukkiglyk , tusfchen de Wezer en<br />

Elve , Bremen en Hamburg ligt, indien het Mofaïfch<br />

Recht onder ons plaatze vond ! De Boeren<br />

zouden zekerlyk hunnen toekomftigen Oogst<br />

noch den Priester , noch den Landheer , noch<br />

dén Aroptman gunnen , en dus hun Zaad zeer zorgvuldiglyk<br />

uiczoeken , of door hunne Kinderen laaten<br />

uitzoeken. De lange avonden in den wincer<br />

konden op deeze wyze mee eene nuccige bezigheid<br />

doorgebrachc worden ; en dit zoude dus ook eenen<br />

gevvichcigen invloed hebben op de Opvoeding van<br />

het geheele Volk , en ftrekken om heczelve van<br />

jongs op coc naarftigheid te gewennen. En indien<br />

die gefchiedde , dan zoude wy zuiver Koorn winnen<br />

, zonder Dravik. Die zoude voor ons in dit<br />

Land al een beter voedzel zyn , en eene betere<br />

inkomst des Akkers uicmaaken , dan wanneer wy<br />

van onze Landeryen, die voor een gedeelce zeer<br />

vruchebaar zyn , niecs dan een mengfel van Rogge<br />

en Dravik inoogften. In gelukkige jaaren zouden<br />

Vreemdelingen onzen overvloed van ons koopen<br />

, en dan konde een Boer zynen Oogsc toe<br />

geld maaken. Geen Koorn van Thuringen , maar<br />

het geen hier gewasfen was , zoude men op de<br />

We-


V E R B O O D B N . 357<br />

Wezer vervoeren , en de Harts zoude zekerlyk zyne<br />

Graanen niec uic Pruisfen of Saxen moeten oncfangen<br />

, noch wy hier kiaagen over den jaarlyks<br />

toeneemenden wasdom van die Landen , indien ons<br />

Land , het welk inderdaad op veele plaatzen zeer<br />

vruchtbaar is , en meer Inwooneren , dan het bevat<br />

, zoude kunnen voeden , ten opzichte van den<br />

Akkerbouw behoorlyk gebruikt wierdt. Dan by<br />

ons heerfcht een wyd en zyd verfpreid vooroordeel,<br />

het welk door verdandige Landbouwers dikwils tegengefproken<br />

is , en de Boeren nacuurlyker wyze<br />

van de zorgvuldigheid, met welke zy anders hun<br />

Zaad zouden zoeken te zuiveren , moec aftrekken ,<br />

naamlyk : dat Rogge in Dravik verandert. De Boeren<br />

zyn derhalven gewoon , en waren het noch<br />

meer gewoon in de al te vruchcbaare jaaren , die op<br />

den laacften Oorlog volgden , zonder eenige bekommernis<br />

onzuiver Zaad te zaayen , en de gevolgen<br />

daarvan waren :<br />

i. In gewoone jaaren , zoo wel als in zulke ,<br />

die onder de middelmaatige , ja onder de<br />

goede kunnen getelt worden , oogden zy<br />

geene zuivere Graanen , maar Rogge en<br />

Dravik , en dus, al was hec getal der fchepels,<br />

die hun Land opgebracht had , vry<br />

aanzienlyk , in de daad veel minder, dan<br />

zy van beter gezuivert Zaad zouden hebben<br />

kunnen winnen, dewyl Dravik ongelyk veel<br />

minder Meels uitlevert. Hoe veel dit onderfcheid<br />

bedraage, is in huishoukundige Schriften<br />

, inzonderheid in het Hanoverjch Maga.<br />

zyn y<br />

door Lieden, die in de huishoukunde<br />

door ervaarnis bedreven waren, uitgerekenc.<br />

Z 3<br />

2. In


358 §. TWEEBRLEI ZAAB<br />

2. In de al te vruchtbaare jaaren , die onmiddelyk<br />

op den laatstvoorgaanden Oorlog<br />

volgden , hadden wy meer Koorns , dan<br />

wy gebruiken konden , en de onevenredigheid<br />

tusfchen het geen ons Land opbracht,<br />

en het geen in hetzelve verteert werdt,<br />

werdt noch grooter , doordien de menfchen<br />

door den Oorlog grootlyks vermindert waren<br />

; hier door dat hec Koorn al te laag<br />

in prys daalde , en noch laager zoude gevallen<br />

zyn , indien niet eenige ryke Edellieden<br />

en Amptmannen (gedeeltlyk tot hunne<br />

groote fchade , dewyl de goede jaaren<br />

langer duurden , dan men had kunnen verwachten)<br />

veel Koorns hadden opgekocht :<br />

en in deeze omllandigheden was de onzuiverheid<br />

van onze Graanen oorzaak , dac wy<br />

dezelve niet naar ons believen konden uit.<br />

voeren , of tot geld maaken. Omtrent op<br />

dien zelfden tyd had men in Engeland een<br />

flecht gewas gehad , en 'er oncftond duurte<br />

uic. De Engelfchen eeten, wel is waar,<br />

geen Roggebrood , maar wy hebben ook<br />

niet alleenlyk Rogge , maar ook andere<br />

Graanen in ons Land ; en zelfs de Rogge<br />

had by het maaken van Brandewyn , indien<br />

de Scookers hec maar geheim gehouden<br />

hadden , in plaatze van ander Koorn<br />

kunnen gebruikt worden. 'Er werdt wezenlyk<br />

uit Thuringen veel Koorn langs den<br />

Wezer na Bremen gevoert , en fommige<br />

Graankoopers in het Hanoverfche deeden<br />

op het laatst het zelfde. Doch toen ik<br />

verfcheidene Hüishoukundigen , die zich<br />

over


V E R B O O D E N . 35£<br />

N<br />

over het groot nadeel dier al te goedkoope<br />

tyden beklaagden, die voor den Landbouw<br />

verderflyk waren , en eenen toekomftigen<br />

Hongersnood deeden duchten , toen<br />

ik deeze , zeg ik , vroeg , of 'er dan geen<br />

middel ware , om den overvloed , die ons<br />

tot een last werdt, na Engeland te zenden,<br />

daar men toen door gebrek aan het muiten<br />

floeg ? antwoordden zy my , dat dit niet<br />

mooglyk was. Eindelyk hoorde ik van eenen<br />

Man , die in de Landbouwkunde van<br />

Bremen bedreven was, en teffensden Graanhandel<br />

van Hamburgen Bremen verftpnd f»,<br />

dat dit 'er de rede van was , dewyl het<br />

Koorn te onzuiver was , en daar door geene<br />

koopers vond. Ik moet dit te meer ge.<br />

looven , dewyl eenige andere Koorn-opkoopers<br />

in het Land , die waarfchynlyk zuiverer<br />

Graanen zullen gehad hebben, deezen<br />

weg , om hunnen overvloed te flyten , inzonderheid<br />

in het jaar 1769., (het eerfte<br />

der Hechte jaaren , en dus een weinig te<br />

laat) hebben ingeflaagen.<br />

Het is een groot ongeluk , wanneer men<br />

voor zyn Koorn het vereifchte vèrtier niet<br />

heeft. Dit moet, wanneer zulke al te ryke<br />

Oogden eenigen tyd duuren, den prys<br />

van<br />

(a) Ik wil zynen naam niet verzwygen , het is<br />

de Heer Ontfanger SCHARNWEBER , die zich door<br />

zoo veele huishoukundige Verhandelingen in het Hanoverfcb<br />

Magazyn , ook als Schryver » bekend gemaakt<br />

heeft.<br />

Z 4


göo §. 218. TWEEËRLEI ZAAD<br />

van het Koorn eindelyk zoo laag doen vallen<br />

, dat de Boeren 'er in hec geheel niec<br />

meer by beftaan kunnen , dewyl hec Zaad<br />

hun zeiven meer kost , dan zy daar voor<br />

maaken kunnen : en het gevolg daar van<br />

zal zyn het verwaarloozen , ja eindelyk het<br />

ganfchlyk verlaaten van het Land , en eindelyk<br />

, wanneer 'er lange daarna eens weder<br />

Hechte Jaaren komen , hongersnood. Een<br />

Land, hec welk daar voor veilig zal zyn ,<br />

meet in middelmaacige Jaaren meer Koorns<br />

voortbrengen , dan de lnwooneren voor<br />

zich noodig hebben ; en die kan hec niet<br />

lang doen , indien het zyne vruchten niet<br />

buiten 's Lands kan flyten.<br />

'<br />

3. Zo 'cr eens een Mis-gewas komc, en wel<br />

een zoodanig , die niec uic droogce , maar<br />

door al te groote nattigheid ontiraat , dan<br />

vermenigvuldigt de Dravik die onder het<br />

Koorn gezaait is , op eene byzondere wyze<br />

, en verdringt de Rogge byna ten éénenmaale<br />

: nu heeft men dan niet alleenlyk veel<br />

kleiner getal van Schepels , dan men anders<br />

gewoon was te winnen , maar ook Schepels<br />

van eene Hechtere hoedanigheid , en die<br />

veel minder Meels geeven ; en hier door<br />

heeft men een dubbeld nadeel van het Misgewas<br />

, daar dit flechts enkeld zoude geweest<br />

zyn , indien men overal zuiver Koorn<br />

•gezaait, en dus wel geene volkomen zuivere<br />

, maar nochtans lange niet met zoo veel<br />

Dravik vermengde vruchten geoogst had.<br />

By


V S R B O O D B N . 361<br />

By het nadeelig vooroordeel in de Huishoukunde<br />

, dat het Koorn van foorc verandert , komt<br />

noch het Kerklyk Recht ( Jus Canonicum ) hec<br />

welk men in het ftuk van Tienden volgt ; een<br />

Recht, het welk wel zeer gunftig is, maar misfehien<br />

den Landman , ten wiens voordeele hec<br />

gunftig moec geoordeelt worden , vry wat nadeels<br />

te wege brengt. Volgens hetzelve is iemand ,<br />

die Tienden betaalen moet , niet verplicht , om<br />

betere vruchten tot Tienden te geeven , dan hy<br />

geoogst heeft , zelfs dan niet eens, wanneer de<br />

Tiende inderdaad by Schepels gegeeven wordt :<br />

is de Rogge met Dravik gemengt, en op de zelf.<br />

de wyze ieder ander Koorn met zyn onkiuid ,<br />

zoo levert hy hetzelve , zoo als hy het gewonnen<br />

heefc. Groote fchyn voorzeker van billikheid !<br />

maar ook waarlyk , wanneer men dit op de zuiverheid<br />

of onzuiverheid van hec Koorn toepasc ,<br />

niec meer dan fchyn : want hec hangc van de Boeren<br />

zelve af, om becere vruchcen op hec Veld ce<br />

hebben ; zy behoeven maar alle welgezuiverde<br />

Rogge re zaayen , dan zullen zy ook eenen zuivereren<br />

Oogsc hebben ; want van enkelde<br />

kor-<br />

(a) Het zy my geoorloofc, hier ééns voor al te<br />

herinneren , dac ik opzeclyk het woord ZUIVERER<br />

{in cmnparativo") gebruike , en niet gaarne zoude<br />

zien , dat iemand in plaatze van'hetzelve ZUIVER<br />

las. Eenen volkomen zuiveren Oogst zal niemand<br />

verwachten , dewyl het één of ander toeval alcoos<br />

Onkruid op hec veld brengen kan ; maar de Oogst<br />

zal evenwel veel zuiverer zyn , daar men zoo veel<br />

mooglyk uicgezochc , dan daar men vuil Zaad gezaait<br />

heeft.<br />

2 5


302 §. 218. TWEEeRLEI ZAAB<br />

korrels Dravik , die 'er onder het Zaad , hoe zorgvuldig<br />

ook uitgezocht , kunnen gebleeven zyn ,<br />

wordt thans niet gefproken. De Wetten behooren<br />

voor den Landbouwer gunftig te zyn , maar deeze<br />

is het in zulken hoogen trap , dac dezelve hem het<br />

grootfte nadeel toebrenge , daar by by eene vlak<br />

ftrydige geftrenge Wet misfehien ryk zoude kunnen<br />

worden. Indien hy , die Tienden te ontfangen<br />

heefc, de vruchten mocht laaten uitzoeken , den<br />

Boer de Dravik weder geeven , en daar voor zoo<br />

veel goed Zaad te rugge eifchen , tot dat hy het<br />

getal van zyne Schepels bekomen had , (gelyk men<br />

zegt, dat werklyk in fommioe plaatzen van Duitfchland<br />

ingevoerc is) de Boeren zouden 'er wel zeer<br />

over klaagen , maar zy zouden fpoedig leeren , beter<br />

Zaad te zaayen , waarby de Eigenaar der Tienden<br />

één deel , maar zy zelve negen deelen winnen<br />

zouden : want de negen tiende deelen , die zy<br />

overhouden , zouden dan ook beter Koorn zyn.<br />

, . Maar , zal men my misfehien tegenwerpen<br />

, men heeft dan immers nu al te verwachten ,<br />

dat een Boer , wegens zyn eigen negenvouwig<br />

voordeel, zulk zuiver Zaad , als hem maar eenigszins<br />

mooglyk is , zaayen zal. Iemand , die deeze<br />

tegenwerping maakt , kent de Boeren van verfcheidene<br />

plaatzen niet: doorgaans zyn zy te traag , om<br />

zich van eene gemakfyke gewoonte te ontdoen, indien<br />

het nadeel , het welk zy daar van hebben ,<br />

niet zeer zichtbaar wordt; maar door het grooter<br />

kwaad , dat zy de onzuivere vruchten terug neemen<br />

, en betere in derzelver plaatze moeten geeven<br />

, worden zy in beweeginge gebracht, en oplettende<br />

gemaakt: ook zyn zy dikwils hem , dien<br />

zy Tienden moeten geeven , zoo afgunftig, en zoo<br />

boos-


V E R B O O D E N . 363<br />

boosaartig tegen denzelven gezint, dat zy het veld ,<br />

waarvan zy de Tienden moeten opbrengen , veeltyds<br />

met opzet flechter zullen bearbeiden , dan hec<br />

andere , en gaarne daar van de fchade aan negen<br />

Schepelen draagen , wanneer de booze Man , die<br />

den Tienden hebben moet, ook flechts aan zynen<br />

éénen Schepel de fchade lydt : en eindelyk zyn<br />

zy vol van oude vooroordeelen , die zy evenwel<br />

zouden moeten afleggen , indien men in het Ilechc<br />

van Tienden eens deeze ftelling aannam : AL WIE<br />

ZUIVERE VRUCHTEN ZAAIT , ZAL ZUIVERE VRUCHTEN .<br />

OOGSTEN , EN DAAROM IS IEDEUééiN VERPLICHT OM<br />

WEL OEZUIVERT ZAAD TE ZAAYEN , OF , ZO HY Dl V<br />

NIET DOET , ZELF DAAR VAN DE SCHADE TE DRAA­<br />

GEN. Het gevolg van deeze overblyffelen uit hec<br />

Kerklyk Recht , het welk nooit ten oogmerke<br />

had , volgens wyze regelen van Huishoukunde,<br />

den Landbouw te bevorderen , maar alleenlyk ,<br />

daar dit het best en redelykst gefchieden konde ,<br />

de gewaande billykheid te volgen , het gevolg daar<br />

van , zeg ik , ziet men daarin het duidelykst, dat<br />

inderdaad een fluk Lands , van het welk men<br />

Tienden moet geeven , doorgaans met veel flechter<br />

en onzuiverer Koorn bebouwt wordt, dan een<br />

ander. Dit is eene zoo bekende waarheid , dat<br />

dergelyke Tienden van Rogge , Haver enz. hier<br />

te Lande altoos, zelfs volgens den prys , dien de<br />

Kamer daar op geftelt heeft , beter koop zyn ,<br />

dan andere Graanen , gelyk ook geen Koopman<br />

daar voor den gewoonen markt-prys zal willen<br />

betaalen , zoo ras hy maar weet , wat Tiende van<br />

Hogge, Haver enz. te zeggen zy.<br />

By-


364 §. 2i8. TWEEËRLEI ZAAD<br />

Byna noch flimmer is het Recht, het welk de<br />

Hoevenaaren zich op fommige plaatzen aanmaatigen<br />

, om onzuivere vruchten te ieeveren, en zelfs<br />

om meer Dravik onder het Koorn te mengen ,<br />

ten einde vooral niet te veel zuiver Zaad te geeven<br />

: dan ik wil niet alles bybrengen het geen<br />

onder ons , volgens onze Wetten , ftrydigs met<br />

die van Mofes gevonden wordt. Dit is zeker ,<br />

dat , zo wy eene Wet hadden , maar eenigszins<br />

van dien aart , als deeze , dewelke Mofes gaf,<br />

onder onze Rogge Dravik een zeldzaam Onkruid<br />

zoude worden.<br />

Ik heb tot dus verre het voorbeeld van Dravik<br />

ontleent , om dat ik dit in een Land fchryve daar<br />

men veel Rogge heefc, waaronder dit Onkruid het<br />

meest gevonden wordt; en niet, als of ik geloofde<br />

dat Mofes met deeze Wee bepaaldlyk zoude bedoelt<br />

hebben , hec Land van dit Onkruid te zuiveren.<br />

Waarfchynlyk had hy het Oog meer op andere foorten<br />

van Na-gewas, inzonderheid op die foorte van<br />

Lolium , die by de Arabieren en in den Thalmud<br />

onder den naam van Zivan bekend is. Deeze naam<br />

komt, wel is waar, nimmermeer in den Hebreeuwfchen<br />

Bybel voor , dan ik ben van gedachten dac<br />

Rofch ( overal, daar het geen vergift in het<br />

algemeen , maar zeker vergiftig Gewas , het welk<br />

menigvuldig op den Akker gevonden werdt, betekent<br />

( a ) , niet anders dan het Lolium Temulentum<br />

is;<br />

(A) Hofea X. vs. 4. Men zie ook Deut. XXIX.<br />

vs. 18. Amos VI. vs. 11. Pf. LXIX. vs. 22. Op<br />

andere plaatfen , daar van Rofcb • bes/en en Rofcb-fap<br />

gefproken wordt , houde ik het niet voor Lolyk,<br />

maar


V E R B O O D E N . 36*5<br />

is ; van welke gedachte ik de gronden in myne aanmerkingen<br />

, by de nieuwe uitgaave van CELSIUS<br />

zal bloot leggen. Dan niet alleen tegen dit, maar<br />

in het- algemeen tegen alle Onkruid , het welk het<br />

Zaad van Koorn-vruchten kan onzuiver maaken ,<br />

verzette zich de Wetgeever. Ja het was over hec<br />

algemeen verbooden tweeërlei foorten van Graanen<br />

onder eikanderen te zaayen. Dit laatfte gefchiedt<br />

noch dikwils in Duitfchland : dan Huishoukundigen<br />

hebben al federc langen tyd aangemerkt , dat men<br />

'er by verliezen moet.' Beiden foorten worden niec<br />

op eenen en den zelfden tyd ryp , waar uic moec<br />

volgen , dat men in den Oogst ten opzichee van<br />

één van beiden moet fchade lyden: ook wasfen beide<br />

niet even hoog, en het geen het hoogst ftaat<br />

beneemt dus aan hec andere de Zon, de vrye lucht,<br />

en den wind.<br />

J. 219.<br />

In bet byzonder van de Wet , Deut.<br />

vs. o. die de Wynbergen betreft.<br />

XXII.<br />

Of Mofes in zyn vyfde Boek , Kap XXII. vs. o.<br />

noch eene byzondere Wet, aangaande de Wynbergen<br />

geeve, kan eenigszins in twyfel getrokken wor-<br />

. den :<br />

maar voor Solanum ( nacht-fcbaduw ), Ik kan dit hier<br />

niet uitvoeriger verhandelen ; die de Kruidkunde en<br />

de Hebreeuwfche Taal teffens verftaat, zal het meeste<br />

al kunnen gisfen ; maar anderen moeten geduld<br />

hebben , tot dat de nieuwe uitgaave van CELSJUS<br />

afgedrukt is.


%66 §. «19. TWEEËRLEI GEWAS IN DEN<br />

den: want het woord , het welk men door Wynberg<br />

vertaalc, Kerem (a), heeft meer andere betekenisfen.<br />

Ook een Olyf-boomgaard, ja misfehien<br />

iedere Tuin , draagt deezen naam : eigenlyk betekent<br />

hetzelve , HET EDELER LAND , in tegenoverftellinge<br />

van het gemeene Land , dat is , den Akker<br />

; doch de afltamming der berekenisfe is van het<br />

minst gewicht, en ik breng dezelve alleenlyk by ,<br />

om de rede te doen begrypen , door welke dit<br />

woord eene zoo uicgeftrekte betekenis heeft. Doch<br />

het geen meer is , de Syrifche Vertaaling leest hier<br />

indedaad , AKKER , en wel PLOEG-AKKER ; en zy<br />

bedient zich van een woord , het welk van het Hebreeuwfche<br />

flechts ééne letter verfchilt (£); eene<br />

letter daarenboven die in de Oosterfche Taaien dikwils<br />

verwisfeit wordt; in plaatze van eene M naamlyk<br />

heefc zy eene B. Men zoude derhalven hier<br />

met rede kunnen vraagen , of deeze Vertaaling hier<br />

wel anders geleezen hebbe ?<br />

Indien ik deeze plaatze , met alle haare dubbelzinnigheid<br />

of duisterheid , dus , zonder het woord<br />

Kerem te vertaaien , mynen Leezeren moest voorhouden<br />

, zoude dezelve dus luiden : Gy ZULT UW<br />

Kerem NIET MET TWEEËRLEI BEZAAIJEN , OP DAT<br />

GY NIET ALLES HEILI6T , HET ZAAD , HET WELK<br />

GY ZAA:T , EN DEN OOGST VAN Kerem. Hier zal<br />

misfehien ieder éénen in de gedachten komen ; dat<br />

men immers niet gewoon is, eenen Wynberg te<br />

zaaijen , maar ce planten : en Mofes zelf gebruikte<br />

het<br />

C«) ero<br />

CO


WYNBERG VERBOODEN. 367<br />

bet woord PLANTEN (


368, §. alp* TWEEËRLEI GEWAS IN DSM<br />

konst verbeteren konde : by de Romeinen was<br />

het de algemesne gewoonte, gelyk VIRGILIUS<br />

het noemt (a) ,<br />

Ülmis aijungere vites ;<br />

en de Heer MEDICUS verzekert ons , dat men dit<br />

noch heden ten dage in Italien doet (b). Beide<br />

deeze Boomen , zoo wel Olmen als Populieren ,<br />

was men gewoon te zaaijen , en naderhand te verplanten<br />

(c): hec woord derhalven, waar van Mofes<br />

zich bedient, zoude in zoo verre eenigszins te<br />

pasfe komen , en de betekenis zyner Wet deeze<br />

zyn : Gy zult in uwen Wynberge niets van etnen<br />

anderen aart zaaijen ; geenen Olmen of Populierboomen<br />

, die gy vervolgens zoudt willen gcbru -<br />

ken , om 'er uwe [Vynjlokken tegen op te leiden.<br />

Ondertusfchen blyfc *er evenwel noch eenige<br />

zwaarigheid ten aanziene der uicdrukkinge ,<br />

ten zy men vastftelde, dac men gewoon geweest<br />

was<br />

fa) Georg. L. I. 2.<br />

'b) Bladz. a6i.<br />

Cc) PUNIOS Hifi. Natur. L. XVI. §. if. Ulmorum<br />

priusquam foliis veftiantur Samara (Olmboomen<br />

Zaad) colligenda est circa Calendas Marlias ,<br />

— deinde biduo in umbra ficcata ferenda. — ——<br />

Deferendee ex arearum venis post annum in Ulmaria.<br />

Maritas ulmos (de Olmboomen , die met Wynftokken<br />

gepaart zullen worden) autumno ferere utilius ,<br />

quia carent femine , nam ece e 'plantis feruntur. In arbustum<br />

("de plaatze , alwaar zy zullen moeten dienen<br />

om 'er de Wynflokken tegen aan te binden) quinquennes<br />

fub iirbe transferunt. Populis eadem<br />

ratio femine , quce ulmos , ferendi: transferendi quequ<br />

g feminariis eadem £? filvis.


WYN BERG VERBOODEN. 309<br />

was de plaatze , daar men den Wynberg dacht aart<br />

te leggen , eerst met Olmen te bezaaijen.<br />

Op plaatzen, daar men den Wynbouw tot degroocfte<br />

volmaaktheid tracht te brengen , heeft men 'er<br />

veel over getwist, of de Druiven beter aan Boomen<br />

dan aan Staaken tieren ; in veele plaatzen van<br />

Frankryk is men voor het laatfte gevoelen , en men<br />

itelc 'er daarenboven veel gewichts in de foort van<br />

Staaken , die daar toe behooren gebruikt te worden.<br />

Ik durve my niet verftouten , om my ten<br />

voordeele van het één of ander gevoelen te verklaaren<br />

; dewyl ik my op de Huishoukunde niec gelegc<br />

heb , en nooit in een Wynland geweest be.j. Alle<br />

de Lieden van die ftudie, die ik daar na gevraagt<br />

hebbe , zyn voor Staaken , hoewel zy niet ronduit<br />

wilden beflisfen , dewyl zy den Wynbouw niec van<br />

naby door ondervinding , maar alleenlyk uit hunne<br />

Boeken kenden : de Heer MEDICUS . van wien<br />

ik reeds één en andermaal gefproken heb , geeft<br />

den voorrang aan het leiden der Wynftokken tegen<br />

Boomen. Het is zeker , dat Mofes, indien anders<br />

zyne Wee maar van deeze zaak handelc, voor hec<br />

binden der Wynftokken aan ftaaken , en tegen de<br />

Olmboomen , geweest is. Maar uit bet voorgaande<br />

zal men ook gemaklyk kunnen zien , dat<br />

hec zeer twyfelachtig is , of hy van Olm- of<br />

Populierboomen , die men wel gezaait , doch<br />

niet in den Wynberg gezaait had , maar nader*-<br />

hand in denzelven gewoon was ce planten , gefproken<br />

hebbe.<br />

7e» tweeden : men is ook wel gewoon zynen<br />

Wynberg op cweeërlei wyzen ce gebruiken , en<br />

in de cusfehenruimtens cusfehen de regels Wyn-<br />

IV. Deel A a ftok-


370 §. 219* -TwEECfcLEI GEWAS IN DEN<br />

Hokken , hec één of ander te zaaijen, om 'er Tuingewasfen<br />

te kweeken. Door dit middel maakt men<br />

zich de plaatzen ten nutte , die anders braak zoude<br />

liggen : dan verfcheidene Huishoukundigen zyn 'er<br />

tegen , dewyl zy raeenen dat daar door den Wynftok<br />

een gedeelte van zyn vereifchte voedfel onttrokken<br />

wordt , en dat deszelfs wortelen teffens<br />

gevaar loopen , van door hec omfpitten van den<br />

grond , dien men beter met een fcherp gepunc<br />

werktuig , hec welk men op de wyze van een' byle<br />

gebruikc , zoude kunnen los maaken , befchadigc<br />

te worden. Voor beide gevoelens heefr men redenen<br />

, en om tusfchen beiden te beflisfen fchync<br />

men in aanmerkinge te moecen neemen , of de<br />

Wyn fleches middeimaacig zy , en dus hec voordeel<br />

, hec welk men van hec land , zo men het<br />

op eene andere wyze gebruikt , te wachten heeft<br />

grooter , dan of hec ceelen van Wyn voor<br />

de hoofdzaak gehouden worde , en die geringe<br />

winsc van eenige kleine cusfehenruimcens, in vergelykinge<br />

van hec voordeel , het welk men zich<br />

kan belooven , door zynen Wyn zoo veel ce verbeteren<br />

, niec noemenswaardig zy. In Palaeftina<br />

is de Wyn , en wel Wyn van de edeifte en voortreflykfte<br />

foorte , hec voornaamfte voorcbrengfel ,<br />

door de nacuur aan dat Land gefchonken , waar<br />

voor Kool en Raapen zouden moeten wyken , indien<br />

hec teelen van dezelve aan den Wyn maar<br />

hec minfte nadeel coebrachc. Maar noch eens ,<br />

of die waarlyk zoo zy, weec ik niec: de zoodanigen<br />

van myne Leczers , die in Wynhnden woo*<br />

nen , zullen 'er veel beter over kunnen oordeelen.<br />

Misfehien zyn 'er wel eenigen zoo vriendlyk , om<br />

'er hunnen , te veel Noordwaarts vvoonenden ,<br />

A.uc'


WYNBERG VERBOODEN. IJI<br />

Auéleur van re onderrichten : doch deeze onderrichtingen<br />

begeer ik eigenlyk van geene anderen ,<br />

dan die in zulke ftreeken bekend zyn , daar de<br />

beste Wyn gewonnen wordt , zoo als Johannisberg,<br />

Hochheim , Toksy enz. kwamen dezelve uitandere<br />

plaatzen , daar de Wyn noch niet rot op<br />

den hoogften trap van volmaaktheid gebracht is, zy<br />

zouden by ray weinig afdoen , en my zeer onveifchillig<br />

zyn.<br />

In dit geval wordt de ftraffe , op het overtroeden<br />

deezer Wee geftelt, dewelke in de andere plaatze<br />

Levit. XIX. vs. 19. niet was uitgedrukt , daarby<br />

gevoegt ; te weeten : oi' DAT GY KIST ALLES HEI*<br />

LIGT , HET ZAAD , HET WELK GY ZAAIT , EN DEN<br />

OOGST VAN ÜW Kt REM. De betekenis deezer<br />

woorden is: indien iemand tegen deeze Wet zondigt<br />

, dan is alles , zoo wel de Druiven die hy<br />

fnydt , ais ook de andere vruchten , welke die ook<br />

zyn mogen , die hy in den Wynberg gezaait heeft,<br />

aan Godt vervallen ; en het geen aan Godt vervallen<br />

is , moet den Priester gegeeven worden. Ondertusfchen<br />

ontftaat hier wederom eene nieuwe<br />

twyfeling , naamlyk , of Mofes hier wel eens eigenlyk<br />

van Wynbergen gefproken hebbe ; zo ja , kan<br />

men denken . dan had hy DRUIVEN ZAMELING<br />

( Bazir , TX3 ) en niet Oogst ( Kazir "Jȕp )<br />

moeten zeggen - %<br />

waarby ik evenwel niet loocuene<br />

dat Kazir ook fomtyds in eenen uitgeftrekten zin<br />

van de inzameling van Ooft, ja zelfs van Druiven<br />

gebruikt wordt ; hoewel 'er by de meeste plaatzen ,<br />

die men als voorbeelden van die ruime betekenisfc<br />

bybrengt ,-noch al wat te zeggen vuile.<br />

Aas<br />

Des-


37 2 %• 219. TWEEeRLEl GEWAS IN DEN<br />

Deeze ftraf is, wel is waar , gelyk ik zoo evea<br />

gezegt hebbe , by de andere Wet , Levit. XIX.<br />

vs. 19. niet .met woorden uitgedrukt: maar ik heb<br />

nochtans by de voorige §. vastgeftelc, dat dezelve,<br />

'volgens de overéénkomst van gevallen , ook by het<br />

zaaijen van tweeërlei Zaad op zynen Akker moet<br />

plaatze gevonden hebben , dewyl die Wet zonder<br />

ftraffe ten eenenmaale vruchtloos zoude geweest<br />

zyn , en nimmermeer in gebruik hebben kunnen gebracht<br />

worden. Indien iemand met Osfen en Ezels<br />

re gel\k ploegt, kan men het zien, en hem dezelve<br />

laaten uitfpannen : maar die uit luiheid of vooroordeel<br />

zyn Zaad niet zuivert , maar zoo vuil als het is<br />

op zyn land brengt , die doet het, zonder dat men<br />

het merkt , en hy zal geduurig voortvaaren met het<br />

te doen , indien 'er geene ftraffe op geftelt wordr:<br />

Maar indien 'er Deut. XXII, vs. 9. niet eens van<br />

den Wynberg gefproken werdt , en dus deeze Wet<br />

met die , welke wy Levir. XIX. vs. 19. vinden ,<br />

geiykfoortig is , dan zoude ik nog meer rede gehad<br />

hebben, om §. 218. vast te ftellen, dat de ftraffe<br />

van verbeurtverklaaring op hec zaaijen van tweeërlei<br />

Zaad geftelt was.<br />

De Jooden hebben het Inenten van Vrachtboomen<br />

voor iets , het geen verbooden was , trachten<br />

uit te geeven. Dan dit zyn niet anders dan enkele<br />

verklaaringen en uitvindingen van hunne Oudften ,<br />

en van denzelfden aarc als die, dewelke Christus<br />

zoo dikwerf met verachtinge befchryft : want by<br />

Mofes vindt men geen woord , om hec enten te<br />

verbieden. Geen menfch kan eens zeggen , of het<br />

in zynen tyd wel bekend geweest zy : ik meen het<br />

eerffe bewys van deeze konst in den Bybel , Jef.<br />

XVII.


WYNBERG VERBOODEN. 373<br />

XVII. vs. IQ. ( a) gevonden te hebbefi. Doch<br />

men vooronderftelle al eens, dat deeze uitvinding<br />

al ten tyde van Mofes bekend geweest is , dan<br />

kan men evenwel , zonder een uitdruklyk verbod ,<br />

uit de enkele overéénkomst (Analogie) niet vastfteilen<br />

, dac Mofes eene zoo nuttige , en tot verkryginge<br />

van de beste foorten van vruchten zoo<br />

gewichtige konst , zoude afgekeurc hebben , daar<br />

zyne Wectén voor het overige zoo buishoukundig<br />

zyn : maar was deeze konst toen onbekend<br />

r<br />

dan is het noch zonderlinger , wanneer men zyne<br />

Wetten tot eene manier van zyn Ooft te verbeteren<br />

, die hy niet noemt, en die niet onder het<br />

algemeene verbod behoort, wil uitlïrekken. Hy<br />

verbood immers geenszins alles wat van tweeërlei<br />

ratuure was , zoo als : een huis van hout en<br />

(leen te bouwen<br />

s<br />

eene muur van fteen en kalk te<br />

metzelen enz.<br />

§. 220.<br />

(a) Gy plant fcboone boomen , en ent ze met vreemde<br />

takken. Maar deeze plaatze is noch zeer duister<br />

en onzeker ; en met taalkundige onderzoekingen ,<br />

die men hier wel misfen kan , wil ik de Leezeren<br />

van het Mofaïfch Recht niet lastig vallen.<br />

Aas


374 $•<br />

2 2 0 ,<br />

HET LAATEN PAAREN VAN<br />

§. 220.<br />

Verbod , om geene Dieren van verfchiUende<br />

foorten te laaien paaren : geene Osfen en<br />

Ezelen voor den zelfden piocg te /part'<br />

nen, en geen haf Linne - en half<br />

Wolle-kleed te draagen.<br />

Ik kome nu tot eenige andere ibortgeiyke Verboden<br />

, van welker oogmerk ik minder weet te<br />

zeggen.<br />

Vooreerst mogten de Israëlken geene twee Dieren<br />

van verfchillende ioorte doen paaren : Levit.<br />

XIX. vs. 19. Misfehien was hun dit verbooden ,<br />

om hun zoo veel te grooteren afkeer van de onnatuurlyke<br />

vuilheid met Vee gepleegt , die in Zuidlyke<br />

Landen zoo gewoon is . in te boezemen ; immers<br />

om hun nimmermeer een voorbeeld te geeven<br />

van zulk eene onnaruurlyke vermenginge , zelfs<br />

niet in gevallen , waarin 'er geene zedelyke plichten<br />

door kunnen overtreeden worden. Ondertusfchen<br />

tfchynt hun niet verbooden geweest te zyn ,<br />

Dieren , die uit dergelyk eene paaring waren voortgekomen<br />

, te bezitten of re gebruiken : ten minften<br />

van den tyd van David af vinden wy meermaalen van<br />

den Muilezel , als van een Dier, waarop men gewoon<br />

was te ryden , gewag gemaakt : en het zoude<br />

inderdaad niet eens verftandig zyn , eene Wet ,<br />

dewelke dus was voorgefteit: GY ZULT GEEN VEE<br />

VAN TWEEËRLEI SOORTE , OM HET TE DOEN PAA­<br />

REN , BY ELKANDEÜEN VOEGEN , het zoude niet<br />

verftandig zyn , zeg ik , dergelyk eene Wet zelfs<br />

tot het gebruik van zulke Dieren te willen uitftrekken<br />

;


TWEEËRLEI DIEREN ENZ. VERBOODEN. .375<br />

Ken ' v<br />

want, bid ik u , boe konde een Israëliet ,<br />

die zyne kudde in eene Woeftyne had , weeten ,<br />

of zyn Herder-hond geene Jongen wierp , die half<br />

van hec ras van Vosfen of Wolven waren.<br />

Osfen en Ezelen mocht men niec voor den zelfden<br />

ploeg fpannen , Deuc. X!I. vs. 10. Waarfchynlyk<br />

is die noch een overblyffel der oude hoogacficinge<br />

voor, en dankbaarheid jegens Osfen ; en<br />

zejfs een opzichte van Dieren moesten de Israè'liten<br />

zich niec gewennen , om die geenen mee ondankbaarheid<br />

en verachtinge te behandelen , die beter<br />

by hen verdient hadden. Men zie §. 166. inzonderheid<br />

bladz. 149. alwaar ik van deeze Wet reeds<br />

gchandelt hebbe. ]<br />

Eindelyk mocht men ook niets, het geen uit Linnen<br />

en Wolle gemaakt , en dus , zoo als wy hec<br />

zoude noemen, geene half Linne en half Wolleftoffen<br />

draagen , Levit. XIX. vs. 19. Deut. XXII.<br />

vs. 11. Het kan zyn , dat deeze Wet ook op Linne-kleederen<br />

zag , die mee Wolle geborduurc waren<br />

, en die ftelc men ook gedeeldyk vasc : ik wil<br />

het niet ontkennen , maar ook niec als eene zekere<br />

waarheid voor myne rekening neemen. JOSEPHÜS<br />

geeft 'er zeer waarfchynlyke rede van (


%f6 §. 220. HET LAATEN PAAREN enz.<br />

niet boven hunnen ftaat te kleeden. Dan ik ben<br />

wezenlyk in tw.yfel , of de Priesteren ten tyde van<br />

Mofes wel kleederen die uit Linnen en Wolle gemaakt<br />

, ja of zy wel eens Linne-kleederen , die<br />

met Wolle geborduurt waren , gedraagen hebben.<br />

Ten tyde van JOSEPHUS moet dit zekerlyk plaats<br />

gehad hebben , want hy was zelf een Priester , en<br />

kon derhalven zeer wc! weeten , hoe het kleed van<br />

eenen Priester geftelt ware: dan men kan van zynen<br />

tyd op dien van Mofes geen befluit trekken ;<br />

en Mofes die de Priesterlyke kleederen zoo uitvoerig<br />

befchryft , fpreekt alleenlyk van Linnen , en<br />

nooit van Wolle; want als hy Exod. XXVIII. vs. 5.<br />

zekere verwe opnoemt , by voorbeeld , donker<br />

blauw , purper , cochenille , volgt daar immers in<br />

het geheel niet uit, dac dit Wol moet geweest zyn;<br />

het Linnen neemt deeze koleuren insgeiyks aan ,<br />

inzonderheid Boom-wolle , die by de Hebreeuwen<br />

mede onder hec Linnen gecelt wordt. Het komt<br />

my voor , dat volgens deeze Wet van Mofes , de<br />

kleeding der Priesteren even zoo min met Wolle<br />

moesc gemengc zyn , als die van andere Israè'liten ,<br />

met dat onderfcheid alleenlyk , dat hec gemeenen<br />

Israè'liten vry ftond Wolle ce draagen , daar een<br />

Priester integendeel geen andere dan Priesterlyke<br />

kleederen van Linnen draagen mocht. Onder dezelve<br />

was , wel is waar , Goudc gewerkc: maar<br />

tusfchen Goud en Wolle is een groot onderfcheid ,<br />

en alleenlyk de vermenging van het laatfte met Wol-<br />

Je had Mofes verbooden.<br />

Ik wil derhalven<br />

, ten opzichce van het oogmerk deezer laatfte<br />

Wet, liever myne onkunde bekennen.<br />

$. 2ÏI.


§. aai. VAN VRUCHTBOOM EN. 377<br />

g. £21.<br />

Het was de eerfte drie Jaaren verbooden ,<br />

het Ooft van Vruchlboomen te eeten.<br />

De vruchten van nieuw geplante Boomen mochten<br />

in de drie" eerfte Jaaren niet gegeeten , maar<br />

zy moesten als onrein , of volgens de uitdrukking<br />

van Mofes, ALS VOORHUID aangemerkt worden ,<br />

Levit. XIX. vs. 23. Het heihaam oogmerk deezer<br />

Wet is zeer zichtbaar. Ieder Hovenier leert<br />

ons , dat wy in het eerfte Jaar, of in de eerfte<br />

Jaaren onze Boomen niet moeten laaten draagen ,<br />

maar het bloeifel moeten af breeken ; en hy zal 'er<br />

byvoegen , dat de Boomen dan beter zullen tieren<br />

, en in 't vervolg te ryklyker draagen. Indien<br />

men derzelver vruchten in de drie eerfte Jaaren<br />

niet mag proeven , zal men den bloesfem gaarne<br />

afplukken , en een Zoon zal dit van zynen Vader<br />

leeren : zelfs de uitdrukking, denzelven ALS VOOR­<br />

HUID AAN TE MERKEN , leerde hen , dien af te<br />

breeken : af te fnyden wil ik niet zeggen , dewyl<br />

men het doorgaans met de hand zal doen , en 'er<br />

geen mes toe gebruiken.<br />

. %. 222.<br />

lüeeder - Wetten.<br />

Behalven het geen ik , §. 220. van half linne<br />

ftoffe , en $. 211. van de Melaatsheid der Kleederen<br />

gezegt hebbe , behoort noch tot de Kleeder -<br />

A a 5<br />

vree-


378 §. 222. K L E E D E R - WETTEN.<br />

Wetten , Deur. XXII. vs. 5. in welke plaatze aan<br />

Vrouwsperfoonen verbooden worde Mans-kleederen<br />

, en aan Mannen die van Vrouwen te draagen.<br />

Het oogmerk van dit verbod is wederom gemaklyk<br />

te begrypen. De Eer van eene onfchuldige Dochter<br />

kan in het grootfte gevaar geraaken , indien een<br />

Booswicht , die haar tracht te bederven , zich als<br />

een Vrouwsperfoon verkleed heeft. Men heeft 'er<br />

te Londen een voorbeeld van gehad , by gelegenheid<br />

, dat zich een Mansperfoon als Dienstmaagd<br />

in een Boordingjcbool ( Kostfchool ) , daar jonge<br />

juffrouwen werden opgevoede, verhuurt had, waar<br />

van men de beklaaglyke gevolgen naa verloop van<br />

eenigen tyd ontwaar werdt. En indien een welgemaakt<br />

Jongeling , al is het enkel uic fchereze , als<br />

een Meisje gekleed is , kan die in eene Zuidlyke<br />

Luchtftreek , daar de onnacuuriyke Zonden zoo gemeen<br />

zyn, zeer flechee'gevolgen hebben, en de<br />

eerfle aanleiding toe Jongen - fchennis geeven. De<br />

verbeeldingskracbc van den Verleider worde door<br />

deeze verkleeding het eerst gaande gemaakt , en<br />

van nu af legt hy hem laagen, dien hy als een Meisje<br />

verkleed gezien heeft. Tegen deeze gevaarlyke<br />

ondeugd kan men in Zuidiyke Landen niec wel te<br />

veele voerzorge gebruiken.<br />

Hec gebod , hec welk Mofes den Israè'liten voorfchreef,<br />

by gelegenheid van eene misdaad , die zy<br />

geplecgc hadden , om aan de vier hoeken van een<br />

grooc ftuk Laken , hec welk men toe een overkleed<br />

gebruikee , en om hec lichaam floeg , vier kwascen<br />

te draagen ; om zich daar by in het vervolg de<br />

geboden van Godc ce herinneren, Num. XV. vs.<br />

37 — 40. die gebod , zeg ik , zal buicen twyfel<br />

niecs


§. Q22. KLEEDER-WETTEV* 37?<br />

niets anders , dan een middel, om de Israëliten<br />

bcfchaamc te maaken en te vernederen , geweest<br />

zyn ; als welken Mofes tot dat zelfde einde zoo<br />

dikwerf zeide , dat zy een zondig Volk waren , in<br />

geenen deele vroomer en heiliger dan andere Volken<br />

, en ten opzichte van welke hy verfcheidene<br />

zinnebeeldige Wetten derwyze fchikte , dat zy ,<br />

om zoo te fpreeken , hunne befchuldigers moesten<br />

worden , of, gelyk Paulus zegt, hun hunne zonden<br />

herinneren. Indien men alle dagen vier kwasten<br />

draagt, zal men aan het gezicht van dezelve<br />

in diervoege gewennen , dat men zich daarby niets<br />

herinnere , en men zal zondigen eer men aan de<br />

kwasten gedacht heeft. Mofes moest een flecbt<br />

kenner van het menfcblyk hart geweest zyn , indien<br />

hem deeze aanmerking niec in de gedachten<br />

gekomen was. Dan zulk eenen kwast te moeten<br />

draagen , kan coc demoediging dienen. Indien iemand<br />

onder ons , by voorbeeld , een klein kwastje<br />

moesc draagen , om hem het zevende Gebod<br />

te binnen te brengen , dan zouden wy , zoo ras<br />

wy hem zagen , op ons horologie pasfen ; want<br />

wy zouden denken , dat hy het ongeluk had ,<br />

van in dat ftuk wat kort van geheugen te zyn.<br />

i , Deeze Wee had derhalven meer een<br />

zinbeeldig en Godcgeleerd , dan een Iraackundig<br />

oogmerk.<br />

Hec geen wy Deuc. VI. vs. 8. vinden , is , naar<br />

myne gedachten , niet zoo zeer eene eigenlyke<br />

Wee , als wel eene vermaaning; gelyk het ook<br />

alleenlyk in eene aanfpraak , die Mofes aan het<br />

Volk deed , voorkomt. De Oosterlingen hebben<br />

veel op met Amuletten: (eene zaak die ik hier<br />

niet


3§0 §.222. KLEEDER - WETTEN.<br />

niet breedvoerig kan verhandelen , maar van welke<br />

ik in mvne Hebreeuwfche Oudheden , by J. 26.<br />

gewoon ben te fpreeken ). Deeze Amuletten beilaan<br />

voor een gedeelte in edel gefteentens of eenig<br />

ander opfchik , voor een gedeelte ook in zekere<br />

fpreuken , of ook zelfs in onverflaanbaare<br />

trekken en Abracatabra , die op cedeltjes gefchreeven<br />

, of op linnen geborduurc zyn. Zulk<br />

foort van Amuletten fchynen de Israëliten toen<br />

aan het voorhoofd en de hand gedraagen te hebben<br />

; en heden ten dage hebben het de Muhammedaanen<br />

noch. Hoe dikwyls vindt men op hun<br />

borst een ftukje van den Koran , het welk zy<br />

meenen dat hen fchootvry zal maaken ; of wilt<br />

gy , dat ik zeggen zal , het geen hen waarlyk<br />

fchootvry maakt ? althans die weet ik zeker , dat<br />

nocb nooit een Turk , die zulk een blaadje<br />

droeg, in eenigen Veldflag gefneuvelt of gewond<br />

is, uitgezonden alleen in dat geval , het welk zy<br />

insgelyks gewoon zyn uit te zonderen , wanneer<br />

de uure van zynen dood , volgens het Godclyk<br />

raadsbefluit , gekomen was. Het fchyne , dat de<br />

Israëlicen , een cyde van Mofes, by deeze geborduurde<br />

gedenkcedels juist niet alcoos eenig bygeloovig<br />

oogmerk gehad hebben , (want anders<br />

zoude Mofes hun dezelve waarfchynlyk verbooden<br />

hebben ) maar dat zy dezelve alleenlyk tot<br />

cieraad , en ingevolge der mode droegen. Toen<br />

Mofes nu de Israëliten wilde verraaanen , om het<br />

aandenken aan zyne Wetten op allerlei wyzen te<br />

bewaaren , en dezelve inzonderneid hunnen Kinderen<br />

in te prenten , deed hy hun tot dat einde allerlei<br />

voorflagen ; onder anderen deezen : dac zy ,<br />

indien zy een geborduurc vercierfel aan hunne handen


§.282. KLEEDER - WETTEN. 381<br />

den of hoofden wilden draagen , daartoe geene nutlooze<br />

beuzelingen , noch minder iets bygeloovigs ,<br />

maar liever zekere fpreuken uit zyne Wetten moesten<br />

kiezen , die hunne Kinderen door dat middel<br />

zoude kunnen leeren. IVlaar zo deeze mode veranderde<br />

, en men geene zulke geborduurde cieraadeu<br />

meer droeg, dan was ook geen Israëliet verder verplicht<br />

, om geborduurt linnen , of cedels met<br />

fpreuken uit de Wet van Mofes te draagen ; en dat<br />

de jooden dezelve noch heden ten dage , wanneer<br />

zy hun gebed doen , onder den naam van Thefillin<br />

gebruiken , is een misverftand van deeze We".<br />

Eene uitvoerigere' verhandeling over dezelve , en<br />

het bewys , dat deeze woorden van Mofes niet alleenlyk<br />

in eenen flguurlyken zin zyn op te vatten ,<br />

kan ik hier niec geeven ; ik ben , gelyk ik gezegt<br />

heb , dit gewoon te doen , by het verhandelen der<br />

Oudheden : met enkele Oudheidkundige onderzoekingen<br />

zullen toch de meeste Leezeren van het<br />

Mofaïfch Recht , die deeze oude Wetten met een<br />

Wysgeerig oog zoeken te befchouwen , weinig<br />

gedient zyn.<br />

J. 223.<br />

Weiten die de Huizen betroffen.<br />

Het is op de zelfde wyze geftelt met de vermaaning,<br />

die terftond by de voorgaande gevoegt werdt,<br />

om de Wetten van Mofes aan de posten van het<br />

huis te fchryven , Deut. VI. vs. o. Noch heden<br />

ten dage is men in Syrien en andere nabuurige Landen<br />

gewoon , opfchriften boven de deur van zyn<br />

huis


382 §. 223. V A N H U I Z E N.<br />

huis te maaken, beftaanie niet , gelyk by ons dia<br />

van hec gemeen , in hec één of ander ongezouten<br />

ryra , maar in plaatfen uit den KorSn , of eenen<br />

der beste Dichceren , dien men kent. Sommigen<br />

van dezelve , die wy in Reisbefchryvingcn vinden ,<br />

zyn inderdaad zeer fraii. Deeze gewoonce moet<br />

al oud zyn , en reeds in den tyd van Mofes plaacze<br />

gevonden hebben. Daarom , toen hy de Israëiiten<br />

vermaande , om zyne Wetten by alle gelegenheden<br />

hunnen Kinderen in te prenten , deed hy insgelyks<br />

den voorflag , SCHRYFT DEZELVE AAN DE DEUREN<br />

UWEX HUiZfcN , EN AAN DE POORTEN VAN UWE<br />

STAD. Eigenlyk is die wederom geene Wee : en<br />

wanneer een Israëliet geen opfehrifc boven de deure<br />

van zyn huis wilde hebben , behoefde hy 'er geen<br />

te maaken ; maar het wordt alleenlyk in eene vermaaning<br />

ten vporbeelde bygebrachc, om ce doen<br />

zien , hoe men al vroeg , en van de eerfte kindsheid<br />

af, zynen nakomelingen de Wetten konde in- .<br />

prenten. By ons, daar een Boek door den druk<br />

derwyze vermenigvuldigc , en in handen van elk<br />

Kind kan gegeeven worden , zouden zelfs zulke<br />

voorflagen overcoliig zyn : dan zo men Mofes wil<br />

verftaan , moec men zich eenen tyd voordellen ,<br />

waarin hec Wetboek alleenlyk in handen van eenige<br />

weinige vermogende Lieden komen konde.<br />

Dan hec geen wy nu, volgens Deut. XXII. vs. 8.<br />

laaten volgen , is geene enkele vermaaning , maar<br />

eene Wee iu eenen eigenlyken zin : WANNEER GY<br />

EEN NIEUW HUIS BOUWT , ZOJ MAAKT EENE LEU­<br />

NING ROi.DOM UW DAR , OP DAT GY GEEN BLOED<br />

OP UW HUIS LAADT , ALS IEMAND DAAR AF VIEL.<br />

De vlakke daken der Oosterlingen , op welke men<br />

zir,


§.223. V A N H U I Z E N . 383<br />

zit , wandelt , fomtyds , in de zomermaanden ,<br />

zelfs llaapt , ja op welke men dikwils, wanneer da<br />

huizen even hoog zyn , van hec een op hec ander<br />

over de geheele Scad kan gaan , vereisfchen deeze<br />

voorzichcigheid, en dezelve worde ook noch heden<br />

ten dage by de Oosterlingen gevonden : na dert<br />

binnenkant maaken zy deeze leuning doorgaans wat<br />

laager , maar na de ftraat is dezelve genoegzaam<br />

ter hoogte van de borst. iVlofes fchynt te vooronderftetlen<br />

, dat verfcheidene huizen , in het Land<br />

het welk de Israëliten naderhand moesten veroveren<br />

, noch geene borstweering zouden hebben ; en<br />

in zulke gevallen begeerde hy nier , dat een oud<br />

huis mee dezelve zoude belasc worden ; wanc het<br />

konde misfehien zoo oud zyn , dac hec niec in ftaat<br />

was om die zwaarce ce draagen : maar men mocht<br />

geen dak op een nieuw huis maaken , zonder 'er<br />

zulk eene borscweering om ce zecten. Op de zelfde<br />

wyze genoegfaam , als men in het begin van<br />

deeze Eeuw met hec affchaffen der houte daken ce<br />

werk ging: men dulde dezelve eenen cyd lang op<br />

oude huizen , die geen pannen-dak konden verdraagen<br />

, maar verbood ze volilrekc by alle huizen,<br />

die nieuw gebouwc werden.<br />

De Wetcen , betreffende de Melaatsheid der huizen<br />

, hebben wy reeds te vooren overwoogen : en<br />

ik vinde anders niets , het geen Mofes , mee betrekkkinge<br />

toe de huizen , zoude bevolen hebben ;<br />

hec welk in geenen deele ce verwonderen is , dewyl<br />

hy zyne Weccen in de Woeftyne gaf, coen de Israëliten<br />

noch in tenten woonden.<br />

§. 224.


3S4 $• 224. VAN LANBPAALEN.<br />

Verbod , e/n ge^Rff Landpaalen te verzetten.<br />

Men mocht geene Scheid - paaien verplaatzen.<br />

Dit is genoeg gezegt, en heeft geene verklaaring<br />

noodig. Alleenlyk wordt 'er den Israè'liten noch<br />

by gezegt , dac GODT HUN HET LAND GEGEEVEN<br />

HAD : de Grensfcheidingen moesten derhalven in<br />

zekeren opzichte den Schenker van hec Land heilig<br />

zyn, Deuc. XIX. vs. 14. By de Romeinen<br />

waren de Grensfcheidingen inderdaad heilig. Dezelve<br />

kunnen zoo gemaklyk in het geheim verplaatst<br />

, en een nabuurig bezitter door dat middel<br />

ongemerkt van zyn Eigendom berooft worden , dac<br />

het hier noodzaaklyk zy den Godcsdiensc, en de<br />

vreeze voor hec Opperweezen ce hulp te neemen.<br />

Mofes , die op Godts bevel Weccen gaf, deed het<br />

mee een byzonder Rechc : maar ook ieder ander<br />

Wetgeever zoude hec , zonder eenig Godtsdienflig<br />

bedrog , kunnen doen ; want hec is zekerlyk eene<br />

onrechtvaardigheid , die Godt zal ftraffen ; en<br />

iemand die eenige tederheid van geweeten heefc,<br />

moesc dergelyk eene , door zyn toedoen verzette<br />

, Landfcheiding , fpoedig wederom op de voorige<br />

plaatze ftellen.<br />

§• 2*5-


§. 225« MlSMA'AKlNGEN VERBOODEN. 385<br />

§. 2 25.<br />

Zekere Modent, bet lichaam zelf betreffende „<br />

verbonden , 200 als, een teken aan zyn lichaam<br />

te hebben , het hooft - hair en den<br />

baa>t op de wyze der Arabieren te<br />

draagen , als mede fommige manieren<br />

tan Rouwdraagingcn.<br />

De Oosterlingen zyn gewoon met Alhenna , het<br />

Welk een onuitwisbaar donker-blauw nalaat , allerlei<br />

figuuren en trekken in de huid te branden ;<br />

fomtyds tot cieraad , dewyl zy weezenlyk denken<br />

i<br />

dat het fraai (laat , fomtyds uit bygeloot , ter eere<br />

van den eenen of anderen Afgod , of ook wel alleenlyk<br />

tot zekere gedachtnisfé. Sjmmigen draaien<br />

deeze ingebrande merken bloot in het aangezicht<br />

en op de handen , maar andere op zulke<br />

plaatzen van bet lichaam , die door de klederen bedekt<br />

worden : by voorbeeld zy , die .het Heilige<br />

Graf, of andere Heilige plaatzen in Palaeftina bezocht'<br />

hebben , hebben doorgaans dergelyk een<br />

merk op hunne armen. Deeze gewoonte is bu'ten<br />

twyfel oud : doch het bewys daar van behoort by<br />

het verhandelen der Oudheden. Hier moet ik alleenlyk<br />

zeggen , dat Mofes dezelve , Levit. XIX.<br />

vs 22. verbiedt : fchoon het onzeker zy , of hy<br />

dezelve in het algemeen , dan alleenlyk als een bewys<br />

van rouwe over , en ter gedachtnisfé van eenen<br />

dooden verbooden hebbe. Het eerfte komt<br />

my het waarfchynlykst voor : en waarlyk deeze<br />

vieemde mismaaking van het lichaam , al is het ,<br />

dat de befpotlyke Godin der mode dezelve voor<br />

eene fchoonheid verklaart, verdienden wel overal<br />

JK Deel. B b ver-


386 §. 2 2J. MiSMAAKINGEN VAN HST<br />

verbooden re worden. Indien de mode verandert ,<br />

kan men dat merk niet wederom weg doen , en<br />

men maakt zich dus by andere Volken , die zoo<br />

dwaas niet zyn , befpotlyk. Men merke het niet<br />

als eene tegenwerping tegen myn gezegde aan , dat<br />

men in den Bybel zinfpeelingen vindt , die van<br />

deeze merken ontleent zyn ; want behalven dat 'er<br />

verfcheidene dingen , lïrydig met de Wet van<br />

Mofes , in gebruik gebleeven , of naa eenigen<br />

tyd wederom ingevoert zyn , kunnen 'er immers<br />

wel fpreekwyzen en zinnebeelden uit de zeden en<br />

gewoontens van andere nabuurige Volken afgeleid<br />

worden.<br />

Een paar Arabifche gewoontens, den baart en<br />

hec hoofd-hair betreffende, worden Levit. XIX.<br />

vs. 27. verbooden. Sommige Arabifche Volken<br />

fchooren zich het hoofd-hair rond , en de lokkan<br />

, of het hair aan de flaapen van het hoofd<br />

geheel weg, ter eere van zekere Godtheid die de<br />

Grieken met Bacchus vergelyken (a). Het is<br />

geen wonder , dat Mofes die niec wilde hebben ,<br />

want die was eene Afgodifche gewoonte.<br />

Noch heden ten dage zyn de Arabieren gewoon ,<br />

gelyk de Heer NIEBUHR verhaak (b~) , den Knevelbaart<br />

, waarmede fommige andere Oosterfche<br />

Volken zoo veel ophebben , of geheel en al af<br />

te fcheeren , of toch denzelven zeer korc ce houden<br />

; en hec is hierom , dat de Arabieren al by<br />

Jeremias , DIE MET AFGESNEEDEN KNEVELBAART-,<br />

Ca) HERODOTUS Libr. 111. c. 8.<br />

(b) BefchryviDg van Arabien, bi. 68.<br />

/


L I C H A A M V E R B O O D E N . 387<br />

genaamt worden 'fes niet<br />

dulden , maar hy verbiedt , den Knevelbaart ie<br />

bederven Cb), of' , gelyk wy zouden zeggen ,<br />

dcn-<br />

(a) Jerem. VIII. vs. if. XXV. vs. 23.<br />

(bj Wanneer ik hier het Hebreeuwfche woord<br />

Peab C ^ t a n d e n Knevelbaart veritaa , wyk ik<br />

niet fleebts van de oude verklaaringe der Jooden ,<br />

maar ook van my zei ven af: want tot hier toe , en<br />

zelfs noch in myne Hoogduitfche Vertaaling des derden<br />

Boeks van Mofes heb ik de gewoone loodfehc<br />

uitlegging gevolge , dewelke 'er den uoek door verftaat\<br />

dien bet^bair , bet welke buiten bet ronde des<br />

boofds uitloopt , aan de fLiapen , aan bet achterhoofd ,<br />

en by fommige menfejen voor aan bet uo irh-ofd , maakt,<br />

en dus du Gebod , om DEN HOFK m T TE BEDER­<br />

VEN , en het voorgaande , HUT HOOFD MET RO,\D TE<br />

SCHEEREN , als gelyk luidende aanziet. De redenen ,<br />

d^e mv beweegen , om dit gewoon gevoelen te verhaten",<br />

zyn : 1. Dewyl Mofes hier uudmklyk den<br />

baart noemt, HET Peab VAN UWEN BAART zult gy niec<br />

bederven. Wie zal ooit, ik wil niet zeggen het hair<br />

aan de flaapen des hoofds , want hier zoude noch<br />

een Barbieren - twist over kunnen ontftaan, maar den<br />

hoek, dien de huiren by fomnngen in het midden van<br />

het voorhoofd maaken , en het hair , het welk achter<br />

aan het hoofd groeit , tor den baart rekenen ?<br />

2. Dewyl het woord in het Syrifch weezenlyk den<br />

Knevelbaart betekent. Ik zal het wet Chaldeeuw •<br />

fche letteren fchryven , om dat men misfehien op de<br />

Dmkkerye geene"Syrifche hebben zal , Nfij


3


L I C H A A M V E R B O O D E N . 3S9<br />

Deuc. XIV. vs. i. • Rouwkleederen mocht men aantrekken<br />

, zoo als men wilde , en ook , uitgezonden<br />

alleen de Ploogenpriester , dien ook dit verbonden<br />

was , zyn kleed , ten bevvyze zyner droefnisie<br />

fcheuren , maar nooit zyn lichaam fchenden.<br />

Dit, zegt Mofes , dat niet voege voor een Volk ,<br />

bet welk Godt tot eenen Vader heeft, en den dood<br />

niet voor het grootfte kwaad houdt , maar aan den<br />

anderen kant van denzelven noch een ander leeven<br />

verwacht (a). De byzondere foorten van Rouwbewyzingen<br />

verkies ik hier niet door te loopen :<br />

dezelve manken een ftuk der Oudheden uit, en behooren<br />

niec tot de Mofaïfche ilechtsgeleertheid.<br />

§. 226*.<br />

Van Gewicht, Maat en Elle. Eerst eenige<br />

algemecne aanmerkingen.<br />

Indien de aandacht myner Leezeren by het befchouwen<br />

van eenige kleine , ons al te vreemde ,<br />

1'olicy-wetten , al wat vermoeit geworden was,<br />

zoude ik het hun niet euvel kunnen duiden. Maar<br />

ru zullen wy 'wederom een meesterftuk der Weegeevende<br />

Wysheid van Mofes zien , het welk hen<br />

fchadeloos ftellen kan.<br />

Hec is van zeer veel gewichts , altoos de zelfde<br />

en onveranderlyke Gewichten , lillen en Maacen ,<br />

zoo<br />

Ca) Deut. XIV. vs. 1 , 2. Jlrgumenta immortali-<br />

'tatis animorum ex Moft colleSta , §. 14- Deeze Verhandeling<br />

kan men in het Eerfte Deel van . myn<br />

Syntagma Commcntationum vinden , het welk te bekomen<br />

is.<br />

Bb 3


3pO §. 22(5. ALGEMEENE AANMERK, OVER<br />

zou van drooge als van vloeibaare Waaren , te hebbt<br />

n ; maar het is nioeilyk het middel uic te vinden ,<br />

om zuik eene onverandei lyke eenpaarigheid ce wege<br />

te brengen. Ook hlyft 'er noch eene andere vraage<br />

o^er , naamlyk hoe een Volk , het welk in het (luk<br />

van koophandel *an zyne Nabuuren afhangt, zvre<br />

Waaren door hunne harden moet flyten , en buitenïandfche<br />

goederen van hun ontfargen , hoe zulk<br />

een Volk zich gediaagen zul , tn of aan hetzelve<br />

wel benoore vf rtn oden te worden , volgens andere<br />

LUen , IVlaaitn tn Gewichten , dan zyne eigene ,<br />

die het onveranderlvk heeft , handel te doer.<br />

Wanneer een Volk al in den beginne volmaakt<br />

één en het zelfde Gewicht enz. heeft , verandert<br />

hetzelve evenwel door den tyd , en het zal ongemerkt<br />

heginnen te verfchiilen , indien men dit niet<br />

met de unerfle zorgvuldigheid zoekt te voorkomen,<br />

hat.men het, om bedrog te pleegen , zal<br />

poogen te vetanderen , ('preekt van zeïf, zoo wel<br />

als, dat zulk bedrog, wanneer het eenen geruimen<br />

tyd gepleegt is ; eindelyk , als ware het door<br />

veijaaring , tot een Recht worde , en men van daar<br />

af wedeiom eenen nieuwen Bedrieger zyne rolle<br />

ziet fpeekn. Dan ik wil niet eens van bedrog<br />

fpreeken ; ik zal eens vooronderÜellen , dat alle<br />

menfchen volkomen eeilyk zyn ; en evenwel zal<br />

de iVJaaiftaf der dingen niet altoos de zelfde blyven.<br />

Vooreerst deeze Maatftaf, deszelt» Innviduum<br />

, het geen ik thans heb , verandert door een<br />

tyd : het Gewicht verliest iets door het langduu»<br />

lig gebruik , zoo wel , als onze Munten ; zoo als<br />

men weet, dac wy thans geenen volkomen wich-<br />

Ugen Louis


GEWICHT, MAAT, EN ELLE. 391<br />

m*er liehben ; wy noemen dezelve thans ten vollen<br />

wichtig , in de ftrengfte betekenisfe , wanneer<br />

zy twee aazen ce ligt zyn- Maacen van vloeibaare,<br />

zoo we! als drooge dingen , veranderen door allerlei<br />

toevallen eenigszins van gedaante , zy worden ,<br />

zonder dat men hec bemerkc, binnen- of buitenwaarts<br />

omgebogen ; zy bekomen eenen omtrek<br />

die , in eenen meetkundigen zin niec volkomen<br />

rond is , in plaatze van eenen rechten hoek ce hebben<br />

, worden zy min of meer roodachtig , of eindelyk<br />

'er komt een kleine deuk in , dien men<br />

nauwlvks zien kan \ en daar door is derzelver <strong>inhoud</strong><br />

; al is hec ook noch zoo weinig , reeds eenigszins<br />

veranderc : zy krimpen door droogce in ,<br />

of deijen door vochtigheid uit: 'er worde van binnen<br />

een klein ftukje h'out afgeflooten , en nu gaat<br />

'er al iets meer in de maate , dan 'er te vooren m<br />

konde : ook eene Elle blyft niec altoos de zelfde<br />

Elle. Hoe minder hy , die mee zulk eenen Maatftaf<br />

'om gaat , van de Meetkunde verftaar, en dus<br />

hec gewichc van deeze fchynbaare kleinigheid kent,<br />

zoo veel ce groocer en fpoediger zal de verandering<br />

zyn , waar door hy zich zeiven of andere<br />

benadeelc.<br />

Dan hec blyft hier noch niec by. Volgens den<br />

voorgaanden Maatftaf worden wederom nieuwe<br />

vervaardigt. Deeze zullen nooit volkomen eveneens<br />

uitvallen , ten minllen zoo niet, dat men er<br />

eene tegenwerping tegen het principium indiscernl'bilhm<br />

van LEIBMTZ uic zoude kunnen afleiden<br />

: hec verfchil is , indien de Copyen door eenen<br />

zeer nauwkeurigen , en in de konst ervaarnen<br />

, meester gemaakt worden , oneindig klein ,<br />

B b 4<br />

o f


39* §• 226. ALGEMEENS AANMERK, O.'ER<br />

of liever , niet te bemerken ; maar her is al groeier<br />

, indien hy niet recht weet , met hoe veel<br />

nauwkeurigheids hier te werk moet gegaan worden.<br />

En nu ga men eens na , welke foort van<br />

Lieden het nu zyn , dewelke Eilen , Kannen,


GEWICHT, MAAT EN ELLE. 393<br />

fchynlyk niet dan eene zeer veranderde overéénkomst<br />

vinden ; die niet alleen op zich zelve reeds<br />

nadeelig is , maar ook voor de onredelykheid eene<br />

noch wydere deure opent.<br />

Het nadeel van deeze afwykingep en ongelykheid<br />

is buiten twylél zeer groot ; dikwils kan men<br />

daar door geenen volkomen zekeren koop fluiten ,<br />

en wy ontfangen in dit geval byna altoos voor<br />

ons geld minder van den Koopman dan wy betaalen.<br />

Wy denken dikwils , dat wy ons veel<br />

voordeels doen , dewyl wy voor beteren prys koopen<br />

, (terwyl wy ons zeiven dan juist het meest benadeelen<br />

, doordien de Maatftaf kleiner , en by den<br />

zelfden naam , de zaak grootlyk verfchillende is.<br />

Op tenen anderen tyd zyn wy de Verkoopers , en<br />

de Kooper heeft eenen groort ren Maai Maf; inzonderheid<br />

geldt dit van vreemde Kooplieden , die door<br />

het Larjd reizen , en daar hunne Waaren opkoopen ,<br />

of over het algemeen van Kooplieden in het groot ;<br />

en dan lydt de Verkooper fchade. De onrechtvaardigheden<br />

, de bedriegeryen en het zelfsbedrog, het<br />

welk hier uit nntrtaat , waar door eindelyk de Ste*<br />

den aim worden , en bloeiende werken , door de<br />

fchade , die men te laat gewaar wordt , in verval<br />

geraaken, kunnen or.moogiyk alle befchreeven worden.<br />

In oude tyden , toen men noen geen gemunt<br />

geld had , maar het zilver by het gewicht uitgaf,<br />

( zoo als dit ons overal in de boeken van Mofes voorkomt<br />

") moest noch eene ergere foort van benadeeling<br />

of zelfsbedrog, uit de ongelykheid en verandering<br />

van Gewichten voortkomen. Men konde daar door,<br />

naar dat het gewicht was, of iemand meerafperfen,<br />

dan men bedongen had , of minder ontfangen.<br />

Bb 5 Met


394 S'<br />

2 2<br />

Ö. ALGEMEbNE AANMERK. OVER<br />

Het befluit van deeze aanmerkingen is : ieder<br />

Land behoorde echte modellen van deszelfs Gewichten<br />

, Ellen , Schepels enz. te hebben , die<br />

zorgvuldiglyk van deskundigen bewaart, en voor<br />

alle vervalfching beveiligt werden : ik zegge met<br />

voordacht niet flechts , elke Stad , want dan konde<br />

de ééne Stad wederom Maaten en Gewichten hebben<br />

, die van die der overige verfchilden ; maar het<br />

geheele Land behoort gemeenfchaplyk zekeren algemeenen<br />

IVlaatfcaf te hebben , waar naar alles gewoogen<br />

of gemeeten , en volgens welken alle Gewichten<br />

en Maaten kunnen goed gehouden worden.<br />

In Engeland heefc men den voorflag gedaan , (ik<br />

weet niec , of men denzelven ter uitvoer gebracht<br />

hebbe, en ik kan 'er thans niec na verneemen) om<br />

deeze echte modellen op de Beurfe van Londen<br />

met eene ongemeene zorgvuldigheid te laaten bewaaren<br />

, en wel achter veele flooten , zoo dat 'er<br />

altoos verfcheidene perfoonen zouden moeten tegenwoordig<br />

zyn , indien dit oude heiligdom van de<br />

geheele natie eens tot het één of ander gewichtig<br />

einde moest geopent worden (a).<br />

Dan<br />

(a) Deeze voorflag zoo wel als de fchade , die<br />

tiit de verandering van Maaten en Gewichten , dewelke<br />

anders onvermydelyk is , ontftaan moec , is<br />

in een helder lichc geplaacst , in een zeer leezenswaardig<br />

Werk , onder den titel: Esfay upon Mony<br />

and Coins, in het Jaar i?5 8 - uitgegeeven. Dac de<br />

Wetgeevende Macht daar acht op geflaagen, en deeze<br />

zaak in ernflige overweeging genomen heeft, heb<br />

|k gezien uit het geen men van de voorvallen in het<br />

parlement, London-Magazine van Juny 17*9. bladz.<br />

289,


GEWICHT, MAAT EN ELLE. 395<br />

Dan noch éére aanmerking : Het ontbreekt ons<br />

doorgaans aan Opzieners van Gewichten , Ellen<br />

en Maaten , die tot deeze bediening bekwaam zyn.<br />

De Magilhaat , die veeltyds geen denkbeeld heefc<br />

van het"gewicht deezer zaake , en niet weet , welke<br />

gevolgen een misflag in het klein begaan , en<br />

geduurig voortgezet , hebben kan , laat die opzicht<br />

cikwils , niet uit ontrouwe , maar uit onbedrevenheid<br />

in de Meetkunde , aan geringe Amptenaaren<br />

over: en hoe veele Steden zullen 'cr niet wel in<br />

Duitfchland zyn, waai niet eene Magifhaacs-perfoon<br />

gevonden wordt, die zoo veele Meetkunde<br />

ver ftaat , als tot het voeren van dit opzicht vereifchc<br />

wordt.<br />

§• 227.<br />

Schikkingen van Mn/es, ten opzichte van het<br />

Gewicht, de Maat en Me.<br />

Eer ik overgaa om re doen zien , hoe Mofes<br />

2ich , ten opzichte van die Vraagrtuk der Wecgeevende<br />

Wysheid gedraagen hebbe , zal hec niec nucloos<br />

zyn , eene aanmerking over de /Egyptenaaren<br />

te maaken , in welker weetenfehappen Mofes<br />

was opgevoed.<br />

De middelfte foort von Priesteren onder hen ,<br />

die , naar hunne kundigheid in de beeldfpraakige<br />

Schrif-<br />

289 , 290. en van Junv r7


396" S- 2A 7- SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />

Schriften , Hierogrammateis genaamd worden ,<br />

hield zich , gelyk met andere ftukken van Gelee t-<br />

heid , zoo ook in het byzonder met de kennisfe<br />

van Maat en Elle bezig. Jk zal over deeze zaak<br />

alleen CLEMENS VAN ALEXANDRYE bybrengen<br />

; zoo evenwel , dat ik de geheele plaatze ,<br />

waarin hy van de Hierogrammateis handelt , hier<br />

affchryve fa) : Hierop volgt de Hierogrammateus,<br />

die aan het hoofd pennen , in de hand een boek , en<br />

lineaal heeft , heneffens eenen koker {b) , waarin<br />

inkt en de penne, waar mede zy fchryven , gevonden<br />

wordt. Deeze moet de zoogenaamde Hierngly.<br />

phen , de Kosmographie, en de Geographie verftaan,<br />

vervolgens den loop der Zonne , der Maane , en der<br />

vyf Planeeten , inzonderheid noch de byzondere Geographie<br />

van JEivpten , en de be/cbryving van den<br />

Nyl. Ook moet hy de befchryving van de heilige Vaten<br />

y<br />

.(a) Stromatum Libro VI. p 74-7. volgens de Oxfordfehë<br />

uitgaave ; volgens andere p. 269. of 6 55,<br />

(6) Deeze woorden , benepens eenen koker, ontbreeken<br />

, wel is waar , in het Griekfch , maar het<br />

blykc uit de zaak zelve , dac zy 'er weleer moeten<br />

ge'ftaan hebben ; want in de lineaal zal zekerlyk<br />

geen inkt geweest zyn. Ik ben van gedachten , dac<br />

'er nog iets meer verlooren gegaan is , en dac de<br />

plaatze in haar geheel ten naastenby dus geiuidt<br />

heefc: en aan zyne zyde eenen koker waarin de inkt<br />

en penne , waar mede zy febryven , gevonden werdt.<br />

Ten minften op deeze wyze vertooDen zich de Geleerden<br />

in hec Ooscen noch hedendaags , om zich<br />

als Geleerden te doen kennen ,• en zy deden het al<br />

ten tyde van lizechiel. Men zie de Disferlatie van<br />

mynen zaligen Vader , onder den titel : Ritualia codicis<br />

Sacri ex Curano Illujlrata . §. 2.


HET GEWICHT , DZ MAAT EN ELLE. 397<br />

ten , en de plaatzen die voor dezelve geheiligt zyn ,<br />

van de Maaten , en van al bet geen kennen , bet<br />

welk tot heilige handelingen gebruikt wordt. Hier<br />

zier. men niet alleen duidelyk , dat deeze foort van<br />

Priesteren de Maaten moesten kennen , maar het<br />

wordt ook waarfchynlyk , dat Maaten en Ellen tot<br />

de Heiligdommen behoort hebben , en dat men<br />

voor de heilige modellen van dezelve, zekere heilige<br />

plaatze, die een ieder niet wist te vinden , gefchikt<br />

had. Hier mede zoude ook overéén komen , dat<br />

de Maat en het Gewicht van den yEgyptifchen<br />

Mercurius , by hen Thoth genaamt , gelyk men<br />

wil , nauwkeurig befchreeven geweest is : dergelyk<br />

eene befchryving kdti door enkele woorden , zonder<br />

modellen , met geene roooglykheid gefchieden ;<br />

maar de voornaamfte boeken van deezen Mercurius<br />

, of, zoo ais de Heer JABLONSKI dacht, de<br />

Godt Thoth zelf, waren de heilige , met beeldfpraakige<br />

letteren befchreevene, fleenen der ZEgyptenaaren<br />

(e-T>iA«j) , die voor een gedeelte in de<br />

geheimlle vertrekken van het Heiligdom , en wel<br />

in diepe onderaardfche gangen verborgen waren.<br />

Onder deeze ftcenen kunnen dan ook wel fommige<br />

het model der Eilen , of ook van den Cubits geweest<br />

zyn , die met de Maat voor drooge en vloeibaare<br />

Waaren gelyk was.<br />

Men ziet hier Wetgeevende Wysheid : en als ik<br />

my Mofes alleen als menfeh voorftelle , zonder aan<br />

de Godtlykheid zyner zendinge te denken , dan<br />

heefc hy van de iÊgyptenaaren geleerc , maar hen<br />

teffens zeer verre overcroffen , en veel rede'yker<br />

gehandelc, dan zy volgens hunne Staackunde , die<br />

van Geheimen en Priesteren-list genoegfaam te zanten


393 §. 207' SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />

men geflelt was; want, hoewel hy den Heiligen<br />

S aai tot wachters over de heilige modellen aanbelde<br />

, en denzelven verplichtte , om Maaten , Gewichten<br />

en EUen met alle meetkundige nauwkeurigheid<br />

te leeren kennen ; nochtans maakte hy uit<br />

dingen , waarin iedereen belang heeft , geen geheim<br />

der Priesteren , maar Helde eenige modellen<br />

van dezelve voor ieders oogen , en befchreef dezelve<br />

in zyne Boeken , die hy ten diende van al het<br />

Volk gefchreeven heeft. Maar voegt men 'er hy ,<br />

a ! s hy een afgezant van Godt was, dan heeft Godc<br />

zH f<br />

hem bevolen te doen , het geen in dit lluk reeds<br />

vóór hem een verftandig Volk uit eigen beweeginge<br />

gedaan had , maar nochtans op eene vee! redeUkere<br />

wyze en openlyker , ook inderdaad in eenen<br />

hoogeren graad van volkomenheid.<br />

Vooreerst dan waren in den Tabernakel , op<br />

meer dan ééne wyze , en voor een gedeelte in het<br />

gezicht van ieder eenen , ten minden voor veele<br />

Eeuwen , de modellen van Gewichten , Maaten<br />

en Ellen voor de nakomelingfchap te vinden. Sommige<br />

derzelver konden , wel is waar, door den<br />

tyd en een langduurig gebruik , eenige verandering<br />

ondergaan : dan even daarom waren 'er meer dan<br />

één model , op dat de afwyking van het één ,<br />

door het ander wederom zoude kunnen te recht<br />

gebracht worden ; en (bmmigen waren in het Heiligdom<br />

zelf, en dus minder aan zulke veranderingen<br />

blootgeflelï.<br />

Men zal misfehien in de befchryvinge van den<br />

bouw des Tabernakels , niet zonder verdriet, zeer<br />

veel van Ellen gelee^en hebben, het welk voor ons<br />

van


HET GEWICHT , DE MAAT EN ELLE. 399<br />

van weinig belang is: misfehien heeft men wel onder<br />

het leezen gedacht , waarom fioeg Mofes dit<br />

niet liever over ? ik zoude hec hem guarne hebben<br />

willen fchenken. De één zoekt onder deeze gecallen<br />

der Ellen , om 'er evenwel eenig nut van te<br />

trekken , allerlei voorbeelden en geheimnisfen :<br />

maar zoo weinig ik over hec algemeen genegen<br />

ben , om hec zinnebeeldige van verfebeidene Ceremonieele<br />

Wenen van Mofes te loochenen , voeg<br />

ik my evenwel in die geval by den zoodanigen niet;<br />

en ik kan niec begrypen , welke zedelesfen of Heilige<br />

godcgeleerde Waarheden 'er in 1© ellen langte<br />

, ij ,elle breedce , en eene halve elle dikte kunnen<br />

verborgen zyn. Een ander , wiens gezicht<br />

niet beter gettelc is, wordt , om dac deeze dingen<br />

hem van geen r,uc zyn , zoo gramfloorig , dac hy<br />

in arrenmoede een befluic trekt, hec welk de geheele<br />

Godtgelcerdheid raakc, naamlyk , dat die alles<br />

niec op Godts bevel van Mofes kan gefchreeven<br />

zyn , dewyl hec hem niec nuttig fchynt , dat hy 'er<br />

geene (lichting uit trekken kan : even als of Godt<br />

den Bybel voor hem alleen moest hebben laaten<br />

fchryven , ( een eifch , dien men nooit ten opzichte<br />

van eenig menfchlyk Boek , doen zal ) of, als<br />

of in een Boek , het welk op onmidlyk bevel van<br />

Godt gefchreeven is , niets konde gevonden worden<br />

, het welk niet tot verbetering der zeden dient;<br />

en eindelyk , als of den geopenbaarden Godcsdienst<br />

niet leerde , dat Godc zich vernederc heefc, om de<br />

burgerlyke Wetgeever van hec Israëluifch Volk ce<br />

willen worden. Juist deeze , zoo dikwerf herhaalde<br />

, bepaaling van hec getal der Ellen , was één<br />

der gewiehcigfre (lukken voor de Policy der Israëliten<br />

, en verdient, met betrekkinge tot de wysheid


400 §. 227. SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />

heid van den Wetgeever , die 'er m doordraait,<br />

onze verwondering.<br />

Ik zal van de Elle , dc Maat, en hec Gewicht<br />

afzonderlyk fpreeken.<br />

1. De juiste grootte eener Elle was voor de<br />

nakomelingfchap op menigerlei wyzen bewaart.<br />

Het getal der Ellen van den Voorhof<br />

en deszelfs behangfel f « ) , van de Tapyten<br />

, waar mede de Tabernakel bedekt<br />

was (b), van de Berderen , die uit zeer<br />

duurzaam hout gemaakt waren (c > , van<br />

den Tabernakel zeiven , die 30 Ellen lang,<br />

en tien breed was, van het Brand - offer -<br />

Altaar eindelyk , het welk met koper overtrokken<br />

was {d) , is opgetekenc , en wel<br />

Sri een Boek opgecekent , het welk ieder<br />

Israëliet leezen moest.<br />

Het is waar , de Tapyten , en het hout,<br />

het welk aan de luchc was bloocgefielc ,<br />

zal veranderingen ondergaan hebben , boewel<br />

misfehien de ééne afwyking in ftaat<br />

geweest zy , om de andere wederom goed<br />

te maaken : maar ieder gemeen Israëliet ,<br />

dewelke hier kwam tot verrichring van zynen<br />

Godtsdienst, konde daar evenwel een<br />

taam-<br />

(O Exod. XXVIT. vs. 8-19.<br />

( b<br />

) XXVI. vs. 1 - 13.<br />

( C<br />

) XXVI. vs. if , 164<br />

(d) XXVII. vs. 1.


BET GEWICHT, BE MAAT EN LLIË. AOÏ<br />

taafnelyk juist gezicht'hebben van de grootte<br />

eener El!e , des noods ook het één en ander<br />

wat nauwkeuriger nameeten , en zich in ftaat<br />

ftellen om te oordeelen, of men in zynen tyd<br />

de oude Elle noch had of niet.<br />

Men had al minder verandering te duchten<br />

by de oude Modellen , die in het Heiligdom<br />

' zelf van den Elle - Maat gevonden werden.<br />

De Tafel der Toonbrooden (a) , het Reuk-<br />

Altaar (b) , en de Verbonds - Arke (c~) ,<br />

waren in derzelver hoogte , lengte en breedte ,<br />

met één woord , in alle derzelver grootheden<br />

opgegeeven. Ook deeze waren van Acacia -<br />

hout , en alleenlyk met Goud overtrokken.<br />

Dan , het onveranderlykst model der Ellen ,<br />

was het geheel goude Dckfel van de Verbonds-<br />

Arke , het welk twee en een halve Elle lang ,<br />

en anderhalve Elle breed was, Exod. XXV.<br />

vs. 17. Het is waar, dit bleef in het Heiligdom<br />

verborgen, indien niet een zeer zeldzaam<br />

geval , by voorbeeld, een Veldtocht, het zelve<br />

aan het licht bracht. Maar dit model was<br />

daarom ook te onveranderlyker , en men konde<br />

het zelve , wanneer het de nood eens vereifchtte,<br />

zelfs na verloop van veele Eeuwen,<br />

raadpleegen , om te zien of, en zo ja , welke<br />

afwykingen de overige modellen van den Elle •<br />

maat ondergaan hadden?<br />

Ik<br />

Ca) Exod. XXIV. vs. 23.<br />

( b) , — X X X . vs. 2.<br />

( C) XXV. vs. 10.<br />

IK Deel<br />

Cs


4oa §. 227. SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />

Ik beken hec, dat 'er eindelyk eens een<br />

tyd moest komen , waarin alle deeze Ellemaaten<br />

onbruikbaar werden \ wanc niets, het<br />

geen aardfch is, is onverganglyk. Maar men<br />

konde naar dezelve te vooren nieuwe modellen<br />

maaken ; en dit is ook werklyk gefchiedc.<br />

Toen de Tabernakel, gelyk men in den gedrukten<br />

Hebreeuwfchen Texc leesc, 4Ü0 , of<br />

zelfs volgens eene andere leezing , die Paulus<br />

en Jofephus in de Hebreeuwfche Bybelen vonden<br />

, die een hunnen tyde in Palsefcina in gebruik<br />

waren , 592 Jaaren oud was , en buiten<br />

twyfel vry wat vervallen moet geweest<br />

zyn , begon Salomo zynen Tempel te bouwen.<br />

Toen konde men uit de overblyffeien<br />

van den Tabernakel de juiste grootte der Elle<br />

van den tyd van Mofes noch weeten. Deeze<br />

werdt in den Tempel overgebracht , en dit<br />

fteene gebouw , hec welk noch minder aan<br />

veranderingen blooc ftond , (inzonderheid in<br />

een warm Land , daar geen harde vorst de<br />

fteenen uic eikanderen kan dryven , gelyk<br />

men die onder ons ziet,) was óo Ellen lang,<br />

en 20 breed ; en bewaarde , om van andere<br />

middelen , die Salomo misfehien tot dac einde<br />

in hec werk geftelc heefc, niet ce fpreeken ,<br />

toe op den tyd van Nebucadnezar, die deezen<br />

Tempel verwoescce , de oude Mofaïfche<br />

Elle. De onderfcheidene Goude Gereedfchappen<br />

van den Tempel, de zoogenaamde<br />

kopere Zee , en de kopere Zuüen , Baas en<br />

Jacbin , welker hoogce en omcrek befchreeven<br />

is , deeden hec zelfde. Hebben wy<br />

ook zulke oude , en van zulke bewyzen van<br />

echt-


HET GEWICHT, DE MAAT EN ELLE. 403<br />

echtheid voorziene Gedenkftukken van onze<br />

Elle, zoo als dezelve vóór 480, 502, of,<br />

( om tot den tyd van Nebucadnezar te rekeren<br />

,) 903. of 1015 Jaaren geftelt geweest<br />

is ? Ik weet het niet, maar ik vraag flechts;<br />

want - men zal het my niec kwaalyk neemen ,<br />

dat 'er veele dingen zyn , die ik niet weet:<br />

en zyn dezelve , (dit vraag ik eigenlyk niet,<br />

dewyl ik van het tegendeel overtuigt ben , )<br />

zyn zy in een boek opgetekent, het welk in<br />

ieders handen is ?<br />

Door het geen ik alleen in de befchryving<br />

van den bouw des Tabernakels vinde, daar<br />

die oogmerk, om alcoos eene zelfde Ellemaat<br />

te bewaaren , niet eens in her oog loopt,<br />

ben ik tot de gedachten gebracht, dac Mofes<br />

noch meer gedaan , en den Priesteren andere<br />

en eigenlyke modellen van eene Elle zal gegeeven<br />

hebben , die zy voor het daaglyks gebruik<br />

moesten houden , en waar van zy wederom<br />

een echt model heilig bewaaren moesten.<br />

Doch dit zegt hy ons niet; en zo het<br />

al gefchid is , moesten toch die modellen ,<br />

waar van hy in zyn Wetboek fpreekt, dienen<br />

om te verhoeden , dat de andere nooit<br />

door nalaatigheid of bedrog konden verandert<br />

worden , zonder dat deeze verandering der<br />

Nakomelingschap zigtbaar werdt. Dit is wezenlyk<br />

noch meer, dan het geen in het Jaar<br />

1758. de Schryver van het voortreflyk Werk,<br />

Esfay upon Mony and Coins , in voorflag<br />

brachc en het Parlement in overweeginge<br />

nam. Indien hec zelve, volgens het plan van<br />

Cc 2<br />

Mofes,


404 $ A27- SCHIKKINGEN-VAN MOSES OMTBEVT<br />

Mofes , de Eile voor altoos regen vervalfchin-T<br />

wilde beveiligen, moest het de Pauls Kerkt<br />

door Meetkundigen , noch eens op het aliernauwkeurigffe<br />

doen meeren , over


HET GEWICHT , DE MAAT EN ELLE. .405<br />

ven vervaardigde fchetze , gemaakt was. Hy<br />

bleef 'er by , dezelve deugt niet om 'er Koorn<br />

op te winnen , en daar geen Rogge of Tarwe<br />

wast, dat kan van mynen genadigften Koning<br />

niet afkomflig zyn.<br />

i. Maaten voor Koorn en Wyn (menfuree aridodorum<br />

&fiuidormn') kwamen by de Hebreeuwen<br />

in grootte meer overéén , dan by ons.<br />

By voorbeeld , hunne Epha of Schepels, en<br />

hun Bath , (eene Maat voor vloeibaare Waaren<br />

,) waren even groot.<br />

Het is zeker , dac 'er een model van dezelve<br />

in het Heilige der Heiligen was, en voor de<br />

Verbonds-Arke ftond. Mofes moest eenen<br />

Gomer vol Manna , (een Gomer is het ciende<br />

gedeelte van eene Epha of Hebreeuwfche fchepel<br />

, ) voor Godt nederleggen : en dezelve<br />

fchync niec van houc, maar van Goud geweest<br />

te zyn. Exod. XVI, vs.<br />

3 S. 36. Hebr. IX. 4.<br />

Dan waarfchynlyk waren 'er noch veel meer<br />

foortgelyke Maaten voor handen, fchoon Mofes<br />

den <strong>inhoud</strong> van die allen niec in zyn Boek<br />

gebracht hebbe. Niemand behoeft hier over<br />

te onvrede te zyn , die te vooren over het te<br />

dikwils noemen der Elle-maaten zyn misnoegen<br />

toonde : inderdaad behoefden ook hier die<br />

Maaten niet in zyne Schriften aangetekent te<br />

worden, dewyl het echt model van dezelve<br />

het welk waarfchynlyk van goud was, niet zonder<br />

bet te bederven, of in gevaar te ftellen van<br />

geftolen te worden , voor eiken Israëliet ten<br />

toon geftelt kon worden , gelyk de Tabernakel<br />

om de juiste maace der Ellen ce bewaaren,<br />

c<br />

c<br />

3 Doch


'40CJ<br />

§. 227. SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />

Doch om eenige waarfchynlyke voorbeelden<br />

van zulke echte modellen der Maaten te<br />

noemen , die in de Lyst, volgens welke de<br />

Heilige Gereedfchappen aan de Priesteren en<br />

Leviten werden ter hand geftelt (a) , naar<br />

derzelver <strong>inhoud</strong> zullen befchreeven zyn :, op<br />

de Tafel der Toonbrooden ftonden voor een<br />

gedeelte goudene Kannen , waar in de Wyn<br />

ivas , en uit welke gefchonken moest worden ,<br />

(IlVpJO ) gedeeltlyk ook kleinere Drinkgereedfchappen<br />

, in gedaante als onze Theekopjes<br />

, dewelke insgclyks van goud waren.' Al<br />

wilde men aan Mofes niet eens als aan eenen<br />

Gezant van Godt > maar alleenlyk als eenen<br />

Leerling der bovengemelde i^Egypcifche wysheid'<br />

denken , zoude men evenwel wel kunnen<br />

vermoeden , dat alle deeze Gereedfchappen<br />

hunne zeer nauwkeurig bepaalde grootte zullen<br />

gehad hebben. Het zelfde gisfe ik van<br />

de Schaalen des Brand-offer-Altaars ; ook zal<br />

'er misfehien tot het bakken der Schouwbrooden<br />

, welker meel in de Wet by de Schepel<br />

bepaald was, een' echte Epha in hec Heiligdom<br />

geweesc zyn. Vóór den Tabernakel ftond<br />

het kopere Wafchbekken. Waarfchynlyk zal<br />

in de nauwkeurigere befchryving der Gereedfchappen<br />

, die den Priesteren ter hand geftelt<br />

. werdc, opgecekenc geweest zyn, hoe veel waters<br />

in hec zelve ginge, zoo wel wanneer hec<br />

geheel, als wanneer het tot zekere bepaalde<br />

hoogte vol was, gelyk in der daad deeze<br />

Cs) Num. IV.<br />

twee-


HET GEWICHT , DE MAAT EN ELLE. 407<br />

tweeërleije <strong>inhoud</strong> der zoogenaamde kopere<br />

Zee in de gefchiedkundige Boeken des Ouden<br />

Testaments gemeld wordt, 1 Kon. VII. 26.<br />

2 Chron. IV. 5.<br />

3. Het Gewicht bepaalde Mofes op deeze wyze:<br />

Twintig Gera maaken éénen Sikkel van het<br />

Heiligdom drieduizend Sikkelen van het<br />

Heiligdom maaken éénen Kichar (b) of eenen<br />

Talent. Dan dit zoude de Nakomelingen<br />

* noch niet veel geholpen hebben; want de vraage<br />

zoude natuurlyk geweest zyn : hoe veel is<br />

een Gera ? en zo men antwoorde, een twintigje<br />

gedeelte van eenen Sikkel; zouden zy<br />

wederom hebben moeten vraagen ! cn wat is<br />

een Sikkel ? was dan hec antwoord anderwerf<br />

geweest , cwincig Gera ; dan zouden zy zich<br />

in de zelfde verlegenheid bevonden hebben<br />

9<br />

waarin men verhaak dac de booze geesc was ,<br />

tóen hy den rechtzinnigen Köler over zyn Geloof<br />

ondervroeg. Indien de Sikkel door den<br />

tyd kleiner werdt, dan moest ook de Gera<br />

in de zelfde evenredigheid afneemen.<br />

Dan<br />

Ca) Exod. XXX. 13. Lev. XXVII. 25-. Num. III.<br />

47. XVIII. 16.<br />

(b) Dit ziet men uit Exod. XXXVIII. vs., 25-, 26.<br />

alwaar 301775- Sikkelen op honderd Talenten en 1775:<br />

Sikkelen gerekenc worden. Ten opzichte van den<br />

Talent heeft Mofes geene Wet gegeeven, zoo als hy<br />

aangaande de Gera en den Sikkel gedaan heeft, waarfchynlyk<br />

om dat men over eenen Talent niet twistte,<br />

maar ieder een denzelven op 300 Sikkelen rekende ,<br />

terwyl in tegendeel de ééne Sikkel meer , de andere<br />

minder Gera zal gehad hebben.


408. §. zij. SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />

Dan ook in dit geval was voor modellen<br />

gezorgc. De vyftig berderen , uic welke de<br />

wanden van den Tabernakel te zamen geftelt<br />

waren , rustte ieder op twee zilvere Onderftukken<br />

: elk van deeze honderd onderftukk n<br />

was één Talent zwaar , Exod. XXXVIII. vs.<br />

27. Hier had men derhalven reeds honderd<br />

echte modellen van een Talent, en uic dteze<br />

konde men naa verloop van tyd den Sikkei<br />

noch altoos weder vinden. Al ware het ook,<br />

dac dezelve door hec afflyten iets verbore,<br />

konde dit evenwel in evenredigheid met derzelver<br />

zwaarte weinig uitmaaken, daar in tegendeel<br />

by kleinere gewichten , (den Sikkel<br />

en Gera) het verlies door afflyten meer bedraagen<br />

moest. De Goude Kandelaar in den<br />

Tempel , woog met al zyn toebehooren wederom<br />

éénen Talent, Exodus XXV. vs. 39.<br />

en buiten twyffel was in de Lyst , volgens<br />

welke de Gereedfchappen van den Tabernakel<br />

aan de Priesteren en Leviten ter bewaaringe ter<br />

hand geftelt werden , noch nader bepaalt, hoe<br />

veel de Goude Kandelaar op zich zeiven alleen<br />

, hoe veel de goude Snuiter, of wat tot<br />

denzelven meer behoorde ; vervolgens hoe veel<br />

elk goude Gereedfchap van de Tafel der Toonbrooden,<br />

en hec goude dekfel van de Verbonds-<br />

Arke met de Cherubynen gewoogen hebben.<br />

Op deeze wyze had men eene menigce van<br />

zulke echte modellen der Gewichten ; en zoo<br />

'er al aan hec één , door het aflchuuren by<br />

voorbeeld van een weinig gouds , eene kleine<br />

vermindering kwam, was hec andere wederom


HET GEWICHT, DE MAAT EN ELLE. 409<br />

derom in ftaat , om die nfwyking weg te<br />

neemen. . • Ook moec men<br />

hie'r niet vergeeten , dat deeze modellen ,<br />

waar van fomrnigen in veele duizend Jaaren<br />

door het afvryven niets konden verliezen ,<br />

om dat zy zoo heilig bewaart werden , niet<br />

van yzer of koper waren , welke metaalen<br />

door den tyd roesten , en daar door eenigszins<br />

verliezen kunnen, indien 'er eenige vochtigheid<br />

, maar vooral innen 'er eenig zuur<br />

aan komt , maar van zilver en goud , het<br />

welk alle vochtigheid en gemeene zuuren<br />

trotlèeren kan. Aan opzetlyke diefsgewyze<br />

affchaavingen van het goud kan men hier<br />

niet denken : het voordeel van zulken Tempel<br />

roof zoude voor ryke lieden ( en zoodanig<br />

waren zekerlyk de Priesteren ) te klein<br />

geweest zyn ; en al ftelde men zich dezelve<br />

ook noch zoo ongodtsdienftig voor, kan<br />

men evenwel niet denken , dat zy zich om<br />

een weinig Goud - ftoffe in gevaar zullen<br />

hebben willen begeeven , van gefteenigt te<br />

worden. Ook moesten zy de ftukken , die<br />

zy onder hunne bewaaring hadden , indien<br />

het geè'ifcht werdt , op het gewicht wederom<br />

overleveren , en zelfs eene geheime<br />

ontroering , door de heiligheid van het goude<br />

model veroorzaakt, was genoeg om ieder<br />

eenen van alle gedachten , om 'er de<br />

hand aan te {laan, af te fchrikken. Mofes<br />

had derhalven , zoo goed als het in deeze<br />

waereld maar immer mooglyk is , voor onveranderlyke<br />

en zekere modellen der gewichten<br />

zorg gedraagen.<br />

IV. Deel D d Maar


4IO<br />

§. 227. SCHIKKINGEN VAN MoSES OMTRENT<br />

Maar nu moesten 'er noch Opzieners over de<br />

Maaten en Gewichten zyn ! Deeze waren, ttn naasten<br />

by gelyk in Egypten , de Priesters en Leviten •<br />

. want deezen waren de echte modelkn van Maaten en<br />

Gewichten overgegeeven , en wel ieder , ftuk voor<br />

ftuk , aan enkele peifoonen (a) , op dat ieder in<br />

ftaat zoude zyn, wanneer het goude of zilvt-e Gereedfchappen<br />

waren , om dezelve by het gewicht weder<br />

over te leveren ; en boven dien had de geheele<br />

Stam van Levi zyn onderhoud , op dat hy zich rp de<br />

Weetenfchappen zoude leggen ( §. 52.) Ook vinden<br />

wy 1 Chron. XXIII. vs. 29. uitdrukiyk gemeld,<br />

dat David , toen hy aan eiken Leviet, hetgeen hem<br />

te aoen ftond , aanwees , ook fommige tot Opzieners<br />

, over de Maat, de Elle en hec Gevvichc ( b ï<br />

v J<br />

geftelt heefc.<br />

Op deeze wyze waren dan Je M.atflaven der dingen<br />

werklyk geheiiigt, en de woorden van Salomo<br />

in eenen zin , waaraan men maar zelden onder het<br />

leezen<br />

CO Num. IV. het geheele Hoofdftuk. U ; t vers<br />

3*. ziet men noch daarenboven, dac dc gereedfchappen<br />

van den Tabernakel, zelfs die van Jeene groote<br />

waardye waren, aan de Leviten ftuk voer ftuk, of<br />

gelyk er eigenclyk ftaat, met naame eer hand eeflelr<br />

waren. Ieder byzonder ftuk had derhalven zynen<br />

naam , omtrent gelyk naaderhand de Pilaaren Boas<br />

en Jacbin.<br />

vi fx . nva .>-J/A% ftcv nacm iab<br />

(b) Letterlyk over alle verdeeling 'en maate Ver<br />

deelmg wordt hier voor allerleie afmeetingen(<br />

m en"<br />

luren) genomen, en LC.THERUS heeft in deeze n'aar"<br />

ze den zin met kwalyk g.-croffen , wanneer hv de.<br />

zelve dus vercaalc, over alle gewicht en moate


HET GEWICHT, DE MAAT EN ELLE. 411<br />

leezen van 'dezelve denkc, waarachtig : EÉNE RECHTE<br />

WEEGSCHULK EN GEWICHT 13 DEN HEERE HEILIG \<br />

EN ZYN WERK ZYN ALLE GEWICHTEN , Spreuk. XVI.<br />

vs. II. Dan Mofes Verbood daarby nergens, ten<br />

minften weet ik my geen zoodanig verbod te hërin-<br />

•neren , zich van eene vreemde maa'te , of vreemd Gewicht<br />

te bedienen ; en dewyl hy zoo dikwils DEN<br />

HEILIGEN SIKKEL noemt, ook Levit.XXVil<br />

v s. 25.<br />

uitdruklyk zegt : dat ALLE WAARDFEIUNGEN VAN<br />

EENE GELOFTE VOLGENS DEN HEILIGEN SiKKEL MOE­<br />

TEN GESCHIEDEN ; fchync het daar uit te blyken , dat<br />

'er noch een andere Sikkel geweest is , dien hy niec<br />

verbood; fchoon hy wilde , dat alles , wat in zyne<br />

wetten van waardeeringen, boetens, enz. gevonden<br />

wordt, van den onveranderlyken Sikkel des fieiligdoms<br />

zoude verftaan worden. En waarlyk 'er fchynen<br />

, behalven deezen heiligen,, noch verfcheidene<br />

vreemde , en dan noch één , door laatere wetten bekrachtigde<br />

Koninglyke Sikkel geweest te zyn (a) ,<br />

die waarfchynlyk ongelyk veel kleiner , dan die van<br />

Mofes geweest is, en van welken ik op eene andere<br />

plaatze (b) gefproken hebbe. Misfehien is dezelve<br />

op deeze wyze opgekomen : dewyl het nier verbooden^<br />

was , in het gemeene leeven zich van ander gewicht<br />

te bedienen , ontftond eindelyk uit deeze ivry-<br />

Beid een veel kleinere , maar veranderlyke Sikkel.,<br />

en , om de onzekerheid van deszelfs waardye , zoo<br />

wel als de fchaade , die daar uic ontftaan" konde ,<br />

voor<br />

'\' (.a) 2 Sam. XIV. vs. 26.<br />

O) Commentaiiones de Siclo ante exilium Baby<br />

tonicum. ,<br />

Dd o


412 § 227. SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />

voor te komen , gaven de Koningen , do:>r wetten ,<br />

aan deezen Sikkel eene juistere bepaalinj: , zoo dat<br />

nu tusfchen Israè'liten en Israè'liten flecbt- cweeërleie<br />

Sikkelen geoorlooft waren , de Heilige naamlyk , en<br />

de KoringKke. Mofes zelf fchynt, wanneer hy alleenlyk<br />

als Gefchiedfcbryver handelt , niec alcoos zyne<br />

Elle te volgen , by voorbeeld in zyn vyfde Boek,<br />

Kap. III. vs yt. alwaar hy de doodkist fden Sarg )<br />

van OG . dca Koning van Bafan befchryft, ALS >E-<br />

GKN ELLEN LANG , ZULKE ELLE.V NAAMLYK , DIE<br />

KEN NAAR D£N ELBOOG BENES MAÏ^S MEET , LN<br />

VIER BtEEü ; by welke plaatze ik de aanmerking verzoek<br />

naa te leezen , die ik, in myne Hoogduicfcre<br />

Vertaling des Bybels, by deeze woorden gevoegd<br />

hebbe.<br />

Zekerlyk is meer dan éénerlei gewicht en maace<br />

eene onvolkomenheid in de Policy , en men zoude<br />

daarom kunnen vraagen , waarom is Mofes niet noch<br />

éénen fcap verder gegaan , om alle andere maaten uitdruklyk<br />

ce verbieden ? Dan men moec hier de omftandigheden<br />

van de Israëliten in aanmerkinge noemen<br />

, die zelve geen handeldryvend Volk moesten<br />

zyn (S- 39- ) 5 en by gevolg in het ftuk van Koopmanfehap<br />

van andere volken afhingen : van de Phcenkiers-wegens<br />

den handel ter zee , en van de Arabieren<br />

wegens den handel met Caravaanen , die door<br />

het land der Lraè'iiten hunne reize namen. Zoodanig<br />

een volk kan niet geheel én al naalaaten , zich<br />

ook van eene vreemde Elle of vreemd gewicht te bedienen<br />

, indien bet niet van den Koopman , in wiens<br />

macht de geheele handel is, wil benadeelt worden :<br />

alleenlyk behoort bet zelve ook eenen eigerene.i onveranderlyken<br />

maatftaf te hebben, naar wtlke.i het<br />

alle


HET GEWICHT , DE MAAT «r En.» 4*3<br />

'alle andere maatftaven berekenen kari i en deezen behoort<br />

het zelve altoos te gebruiken*, wanneer hec onder<br />

eikanderen , burger met burger, handelt. Dit<br />

laatfte kan zekerlyk dóór misbruik naagelaacen , en<br />

ook- onder de burgeren eene vreemde Elle enz. in<br />

trein gebracht worden ; en ik ben van oordeel, dac<br />

juist zoodanig een misbruik gelegenheid gegeeven<br />

heeft, om den te vooren gemelden Koninglyken Sikkel<br />

in te voeren. Doch anderen houden den Koninglyken<br />

en Heiligen Sikkel voor één en het zelfde • zo<br />

men dit aanneemt, vervallen.verfcheidene byzonderheden<br />

, die ik hier ter neder geftelt hebbe.<br />

Dat Mofes eene oprechte Weegfchaale , eene op<br />

rechte Maat, Elle en Gewicht wil gebruikt hebben,<br />

fpreekt van zelf. De Wetten r die dit beveelen ,<br />

vindt men Levit. XIX. vs. 35 37. en Deuteron.<br />

XXV. vs. 14 16. Wanneer 'er verbooden wordt<br />

«roote en kleine Schepels, grooc en klein Gewicht<br />

te hebben , is de meening van dit verbod niet, dat<br />

men behalven den Sikkel by voorbeeld van het Heiligdom<br />

, geenen anderen , en dus in den koophandel<br />

mee vreemdlingen , hunnen Sikkel niet mogt gebruiken<br />

, maar alleenlyk dat men de zelfde foort van Gewichten<br />

niet dubbeld moest hebben , om volgens<br />

het ééne , het welk zwaarer was , in te koopen, en<br />

volgens hec lichcere wederom af te leveren.<br />

Deeze Wetten fchynen ten tyde van Mofes taamlyk<br />

heilig gehouden te zyn , dewyl hy niet eens van<br />

eenige ftraffe gewag maakt, die op derzelver overtreeding<br />

volgen zoude , maar deeze ééne Aanmerking:<br />

genoeg oordeelt: AL WIE ZULKE ONRECHTb<br />

D d 3<br />

VAAR-<br />

fa<br />

6


414 S- 22?". SCHIKKINGEN VAN MOSES ENZ.<br />

VAARDIGHEDEN BEGAAT , IS JEHGVAH UWEN GoDT<br />

EEN GRUWEL. Juist deeze oinftandigheid , dat men.<br />

de Weegfchaale., het Gewicht, de Maate en Elle<br />

als iets, het geen Gode geheiligt was, aanzag, konde<br />

een Volk , by het welk noch redelykheid en<br />

Godtsvrucht gevonden werdt, van een bedrog , het<br />

welk in zekeren zin heilig• fchennis was, te rugge<br />

houden. Maar men vindt in laatere tyden by de<br />

Propheeten groote klachten over valfch Gewicht,<br />

enz.<br />

Van het Zilver Geld , het welk niet gemunt,<br />

maar gewöogen werdt, hebben wy §. 82. reeds<br />

gehandelt.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!