Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
MOSAÏSCH RECHT,<br />
OF DE ZIEL<br />
WETTEN<br />
DER<br />
VAN MOSES;<br />
HAARE BETREKKING , TE DIER TYD , OP DE<br />
REGEERINGS-WYZE , ZEDEN, LAND<br />
STREEK , GODSDIENST , KOOPHAN<br />
DEL, ALOUDE GEWOONTEN, ENZ.<br />
D O O R<br />
fOHANN DAVID MICHAËLIS,<br />
HOOGLEERAAR IN DE WTSBEGEERTE TE GOT-<br />
TINGEN , LID VAN DE HOLLANDSCHE<br />
MAATSCHAPPTE DER WEETENSCHAP-<br />
PEN TE HAARLEM, ENZ. ENZ.<br />
UIT HET HOOGDUITSCH<br />
VERTAALD.<br />
P I E R D E D E E L :<br />
Tweede Druk.<br />
T E H A A R L E M ,<br />
ïty J. v & K W A L &<br />
M D C C L X X X V .<br />
I N H O U D .<br />
K E R K L Y K E Z A A K E R<br />
§. 183. "^Sf oor afgaande Aanmerkingen. Bladz. 3<br />
184. Over de Befnyding. Wie befneeden<br />
moesten 'voorden. . . . . 4<br />
§. 185. Oüer ie Befnyding der Mgyptenaaren<br />
en Abysfynïers ; en onderzoek of de<br />
Befnydinge der Mgyptenaaren ouder<br />
zy , dan die der Hebreeuwen , of omgekeert.<br />
.. . , 17<br />
§. 186. Oogmerken der Befnydinge. . 32<br />
§. 187. Verdeeling der Offeranden. . 45<br />
§. 188. Het was niet geoorlooft op alle plaatzen<br />
te offeren , maar a//ecK op dfe<br />
plaatze, die Godt vervolgens bepaalen<br />
zoude; en tot dien tyd toe daar alleen,<br />
alwaar de Tabernakel of de Verbonds-<br />
Arke gevonden werdt. , . 50<br />
? 2 $, 189.
I N H O U D.<br />
o . ^- ^ t*' • )<br />
§. 189. Over den invloed der Offeranden in het<br />
Burgerlek Gemeenebest. Bladz. 60<br />
O U 0 3 E<br />
§. i
I N H O ü D.<br />
S aoo. Van de overige Feesten der Isra'éliten.<br />
9<br />
Bladz. 178<br />
K. 201. Berekening van alle de Sabbatben ,<br />
Vierdagen , Feesten , en Boetdagen<br />
der Israëliten. . . ,182<br />
P O L I C Y - Z A A K E N .<br />
§. 202. Wat men onder de benaaming , van<br />
reine en onreine Dieren , te ver/laan<br />
J<br />
hebbe. • • • . • 88<br />
§. 203. Oogmerk der Wetten , betreffende onreine<br />
Dieren. . • • *97<br />
ft. 204.. Welke Dieren Mo/es voor onrein verklaarde.<br />
. . 2 0 6<br />
§. 205. Andere verboodene Spyzen. Z . 214<br />
§. 206. Verbod van Vet en Bloed, bet welk<br />
beide op het Altaar moest gebracht f<br />
en te heilig , om het voor Jpyze te gebruiken<br />
, geoordeelt worden. . 223<br />
WETTEN VAN LEVITISCHE ON<br />
REINHEDEN VAN MENSCHEN,'<br />
HUIZEN, HUISRAAD, ENZ.<br />
§. 207. Van de Levitijche Onreinheden in bet<br />
2<br />
algemeens • • » 35<br />
* 3 VAN
N.. H O V D t<br />
VAN DE<br />
MELAATSHEID.<br />
§. 20S. Eenigs algemeene. Aanmerkingen over<br />
de natuur van deeze Ziekte , en over<br />
bet geen den Weigeever by deeze , of<br />
andere ongemerkt befmettende Ziektens<br />
te doen Jtoad. , . Bladz. 237<br />
§. 209. De Melaatsheid was eene gewoone<br />
Ziekte van die Luchtftreek en dat Folk,<br />
vmantndcr en aan bet welk Mo/es zyne<br />
Wetten gaf. . * . 258<br />
§. 210. Wetten van Mo fes , betreffende de<br />
Melaatsheid. . . . 253<br />
g. 211. Melaatsheid der Iilcedcrcn en Huizen. 276<br />
$. 212. Van den onreinen Zaadvloed. 299<br />
g. 213. Waarom Mofes niets aangaande de<br />
Pest of Pokken bevolen hebbe ? 310<br />
§. 214. Onrcinigheeden van het Kraambed,<br />
Zelfs bevlekking , Byjlaap, maandlyk' -<br />
fcbe Reiniging en Bloedvloeiing. 313<br />
§.215. Lyken van Menfeben verontreinigen. 321:<br />
§. 216. In boe verre doode Dieren konden verontreinigen.<br />
Gevolgen van deeze Wet. 331<br />
§• 217-
I N H O U Di<br />
217. Wetten , betreffende verontreinigde<br />
Vaten. Zonderlinge gunst omtrent<br />
Kopere , en feherpbeid tegen Aarde<br />
Cereedfcbappen. . . Bladz. 336<br />
•VERBODEN, OM ZEKERE DINGEN<br />
VAN VERSCHILLENDE SOORTEN<br />
NIET BY ELKANDEREN<br />
TE VOEGEN.<br />
§. 218. Verbod, om geenen Akker met twee.<br />
ërlei, dat is, met gemengd Zaad, te<br />
bezaaijeru . . \ 242<br />
§. 219. In het byzonder van de Wet, Deut.<br />
XXII. 9. die de Wynbergen betreft. 365<br />
$. 220. Verbod, om geene Dieren vanverfchillende<br />
foorxen te laaten paar en : geene<br />
Osjen en Ezelen voor denzelfden ploeg<br />
te fpannen , en geen half Linne- en<br />
half Wolle-kleed te draagen.<br />
§. 221. Het was de eerfle drie Jaar en verbooden<br />
, het Öofc van Vruchtboomen<br />
te eeten. . . . . ^77<br />
g. 222. Kleeder-Wetten. . .<br />
g. 223. Wetten die de Huizen betreffen. ^1<br />
§. 224. Verbod, om geene Landpaakn te ver-<br />
* e t t e n ' s 1 • . 3g 4<br />
$• 225.
I N H O ü D,<br />
§. 225. Zekere Moden , het Lichaam zelf be- ><br />
treffende, verbooden; Zoo als, een teken<br />
aan zyn lichaam te hebben, het<br />
Hoofdhayr en den Baart op de wyze<br />
der Arabieren te draagen , als mede<br />
Jommige manieren van Rouw - draagingen,<br />
. ; \ Bladz. 385<br />
§. 2*5. Van Gewicht, Maat en Elle. Eerst<br />
eenige algemeene Aanmerkingen. 389<br />
§. 2*7. Schikkingen van Mof es , ten opzichte<br />
van het Gewicht, de Maat en Elle. 395
Bladz. ï<br />
j. D. MICHAÈLIS,<br />
O V E R<br />
H E T<br />
MOSAÏSCH<br />
R E C H T .<br />
VIERDE<br />
DEEL.<br />
KERKLYKE<br />
ZAAKEN.<br />
§. 183. Voorafgaande Aanmerkingen.<br />
Ik fta gereed , om in het Policy - Recht van Mofes<br />
toe de Kerklyke zaaken over te gaan. Ik moet<br />
derhalven eene Aanmerking voor af laaten gaan ,<br />
ten einde ik, door het verkeerd opvatten van myne<br />
meening , geen gevaar loope, om aan fommige welmeeqenden<br />
, die niet genoeg aan hee oogmerk van<br />
dit Boek denken,' tot ergernisfe te ftrekken, of door<br />
anderen verkettert worde.<br />
Wy zullen hier van verfcheidene Levitifche Wetten<br />
fpreeken , dewelke Godt , als Voórbeeldfelen'<br />
van toekomftige dingen , gegeeven had , en die aan<br />
het Volk van Israël, hoewel eenigfincs duister, noch-<br />
IV. Deel. A w»
'i $. i83« VOORAFGAANDE AANMERKING»<br />
tans volgens de eige verklaaring van het Oude Testament<br />
, d© Leere des Evangeliums, bekend maften :<br />
dan van deezen kant befchouw ik die Wetten hier<br />
fiiet, maar alleenlyk zoo als zy den Rechtsgeleerden<br />
, of hem , die in ftaat is om over de Wetgeevende<br />
vvysheid op eenen Wysgeerigen trant te denken<br />
, voorkomen. Ik loochen onderrusfchen daar<br />
mede niet, dat zy zu*k eene betreklyke betektnis,<br />
dergelyk een Propheetifch oogmerk , op Christus<br />
hebben ; ik fpreek 'er hier om geene andere rede<br />
niet van , dan om dat dit met myn tegenwoordig<br />
oogmerk niet overéénkomt. Wil iemand deeze teremonieele<br />
Wetten van den anderen , den eigenlyken<br />
Godtgeleerden kant, befebouwen , en is hy zoo eigenzinnig<br />
, dat hy my volflrektlyk tot eenen Voorganger<br />
of Leidsman hebben wil , onder bedreiging<br />
van my te zullen verketteren , indien ik het weigeren<br />
mochte , dan heeft hy flechtsmyn Ontwerp der<br />
Typi/cbe Godigeleerdheid , volgens de Uitgaave van<br />
het Jaar 1763 , na te leezen: en ik verzoek den<br />
2oodanigen , dat hy aan den eenen kant niet van my<br />
eifchen wil, dat ik tor verdriet van andere Leezeren<br />
hier , daar het de plaats niet is, zal fchryven,<br />
het geen ik reeds in een Werk , dat in meer handen<br />
is , dan myn Mofaïsch Recht zyn kan , gefebreeven<br />
hebbe ; en ten anderen dat hy niet gelieft te beiluiten<br />
, dat ik loochene , het geen ik , volgens myn<br />
oogmerk, in het Mofaïfch Recht niet zeggen kan.<br />
Een enkeld Voorbeeld zal genoeg zyn , om dit<br />
voor billyke Leezeren duidelyker te ma'aken. Dat<br />
ik de Offeranden , die Mofes had ingefteld , voor<br />
affchaduwingen van Christus houde , en van oordeel<br />
ben , dat zy niet flechts in het Nieuwe Testament<br />
door
§. Ï83- VOORAFGAANDE AANMERKING. g><br />
door de Apostelen op die wyze verklaart zyn , maar<br />
dat Godt ze ook in der daad met dat oogmerk gevorderd<br />
heeft, en dat men ze reeds in het Boek der<br />
Pfalmen van dien zelfden kant vindt voorgefteld ,<br />
kan aan niemand onbekend zyn , die myne Stellige<br />
Godtgeleerdheid (a) , of myne Verklaaring van<br />
den Brief aan de Hebreeuwen , of eindelyk myne<br />
Voorleezingen (Critifches Collegium) over den Veertig<br />
(len Pfalm , gelcezen heeft; al ware het ook ,<br />
dat hy het even gemeld Oniwerp der lypijche Godtgeleërtheid<br />
nimmer gezien had. Dan in het Moj'aïfch<br />
Recht fpreek ik van de Offeranden niet, voor zoo<br />
verre zy Voorbeelden van Christus zyn , maar ik<br />
befchouw ze alleenlyk van baare Rechtsgeleerde en<br />
Staatkundige zyde. Indien ik anders deed, dan zoude<br />
ik het oogmerk , het welk ik my zeiven heb<br />
voorgellelt , misfen ; geen Mofaïfch Recht , maar<br />
eene Mojaïfche Godtgclcerthtid in Voorbeelden fchryven<br />
, en daar door voor eiken Leezer , dien het hier<br />
juist niet om eigemlyke Godtgeleertheid te doen was,<br />
onverdraaglyk worden.<br />
Ik zoude aan deeze Voorrede niet gedacht hebben,<br />
dewyl ik my ter goeder trouwe verzekert hield,<br />
dat men in het Mofaifch Recht niets anders zoude<br />
zoeken , dan het geen de Titel van het Boek beloofde<br />
; dan ik heb best geoordeeld, by voorraad , zoo<br />
veel my immer mooglyk was, alle Ergernisfe voor<br />
te komen , naa dat ik twee Beoordeelingen van myn<br />
Eerfte Deel gezien had ; de ééne van een' waardigen<br />
Man , dien het, niettegenftaande hy zeer gunfting<br />
o; §. 9h<br />
A &
£ §. 183. VOORAFGAANDE AANMERKING.<br />
ten mynen opzichte dacht, nochtans bedenklyk voorkwam<br />
, dat ik in het geheel niet van Christus gefproken<br />
hebbe ; de andere van eenen naamloozen<br />
Dvveeper, in de Hallifche Nieuwspapieren : welke<br />
laatfte evenwel weinig tyds daarnaa , by eene verandering<br />
der Schryveren van die Bladen , zonder dat<br />
ik 'er iets toe gedaan hebbe, voor een fmaatfchrift<br />
verklaart, en de onbekende Schryver verzocht is ,<br />
om het vervolg van zyn laster-fluk te laaten af haaien<br />
, dewyl men niet geneegen was, om het ter<br />
drukpersfe over te geeven.<br />
§• 184.<br />
Over de Befnyding. Wie befneeden moesten<br />
worden.<br />
Iedere Perfoon van het Manlyk Gedacht, die een<br />
Lid der Israëlitifche Kerke wilde worden,, moest<br />
zich laaten befnyden : Door dit middel werdt men<br />
derhalven een Lid van het Volk en de Kerk van Israël.<br />
'Er vindt, wel is waar, in de Zuidlyke Landen<br />
, ook zekere Befnyding van het andere Gedacht<br />
plaatze; dan met deeze hebben wy hier niets te doen,<br />
want zy was by de Israëliten niet in gebruike, en<br />
Mofes fpreekt in zyne Wetten alieenlyk van de Befnyding<br />
van het geen Manlyk was.<br />
Drieè'rleije Perfoontn waren 'er , die befneeden<br />
moesten worden:<br />
1. Alle
g. 184. OVER DE BESNYDING. 5<br />
1. Alle natuurlyke Nakomelingen van Abraham ,<br />
by gevolg ook alle geboorene Israëliten. Gen.<br />
XVII. 9-14. Levit. XII. 3.<br />
By deeze Wet moet ik een paar Aanmerkingen<br />
maaken , die de gefchiednis betreffen. De eerfle is:<br />
de Israëlitifche Arabieren hebben dit Gebod zo heiliglyk<br />
gehouden , tot den tyd van Muhammed toe ,<br />
dat men dit als de eenige rede , waarom de Muhammedaanen<br />
befneeden worden , aan te zien hebbe.<br />
Muhammed heeft in den Koran nergens de Befnyding<br />
bevolen: maar hy zelf was een Israëlitifch Arabier ,<br />
en predikte zynen Landgenooten. Dit Volk nu ,<br />
het welk hy zynen Godtsdienst het allereerst leerde ,<br />
en het welk denzelven wel ras door overwinnende<br />
Wapenen verder voortplantte , had te vooren reeds<br />
de Befnyding als een heilig gebruik, en voerde dezelve<br />
(in der daad door misverftand) overal als een<br />
fluk van Godtsdienst in. De Muhammedaanfche<br />
Befnyding is waarfchynlyk geene navolging der Jooden<br />
, maar een overoud gebiuik der Ismaëliten , hec<br />
' welk zy zoo wel als de Israëliten, van hunnen gemeenfchaplyken<br />
Stamvader , Abraham , ontfangen<br />
hadden , en als een Godtlyk bevel eerbiedigden.<br />
Deeze was myne eerfte Gefcbiedkundige Aanmerking<br />
; zie hier de tweede : Toen de Joodfche<br />
Koning , Joannes Hyrkanus , honderd en negen en<br />
twintig Jaaren vóór de geboorte van Christus, Idumtea<br />
verovert had , gaf hy den Edomiten eene vrye<br />
keuze , om , of ten Lande uit te gaan, of, onder<br />
voorwaarde van zich te laaien befnyden, daar in te,<br />
blyven. ( Jofephus Anuq. Judaic. L. XIII. C. IX.<br />
g. i.). Zy koozen het laatfte , en weiden van dien<br />
A 3<br />
tji
6 §. 1^4' OVER DE BESNYDING.<br />
tyd-af met de Jooden één Volk. Jdfephus ze^c<br />
het 'er wel niet uitdruklyk by , maar het is evenwei<br />
waarfchynlyk , dat Hyfkanus zich op het gebod der<br />
Befnydinge zal beroepen hebben , het welk allen<br />
Nakomelingen van Abraham gegeeven was, en Gen.<br />
XVII. gevonden wordt. De Edomiten (tarnden ,<br />
zoo wel als de Jooden , van Abraham af ; en uit<br />
Jerem. IX. vs. a i, 25. alwaar de Edomiten mede onder<br />
de Volken getelt worden, DIE AAN HUM VXEESCH<br />
BESNEEDEN waren , maar ONBIJSNEEDEN VAN HAR<br />
TEN , fcnynt te blyken , dat de Befnyding onder hen<br />
noch ten tyde van Jeremias , dat is , toen Nebucadnezar<br />
Jeruzalem voor de eerfte maal verwoestte, in<br />
gebruike was. Maar naderhand moet dit gebruik<br />
by hen verlooren gegaan zyn , want anders was het<br />
niet noodig geweest , dat Hyrkanus het zelve wederom<br />
invoerde. Het fchynt, dat deeze Veroveraar<br />
de Edomiten ten vollen met de Jooden heeft willen<br />
veréénigen , en dat hy om die rede van hen vorderde<br />
, dat zy de , wel eer gebruiklyke , plechtigheid<br />
der Befnydinge ondergaan moesten. Ten minden ,<br />
dit Oogmerk, hetwelk voor eenen Veroveraar zeer<br />
wel voegde , werdt zoo volkomen bereikt, dat Jofephus<br />
'er van getuige : VAN DIEN TYD AF IS HET ,<br />
DAT ZY JOODEN GEWORDEN ZYN. Dit was geene<br />
eigenlyke Religie - dwang, maar alleenlyk dwang van<br />
Naturaltfatie ; hoewel men het niet eens dwang<br />
kunne noemen , zoo lang men aan iemand , die 'er<br />
zich niet aan wilde onderwerpen , vryheid liet omte<br />
vertrekken. Ook moet 'er zekere rede geweest<br />
zyn , die een geheel Volk zoo gemaklyk deed be-.<br />
fluiten , om zich aan de onaangenaame en fmartlyke<br />
voorwaarde des Overwinnaars te onderwerpen , en<br />
in het Land te blyven ; want onder ons zoude men<br />
ze :
g. 184. OVER DE BESNYDING. 7<br />
zekerlyk veele duizenden vinden, die liever verkooren<br />
te vertrekken , of hun leeven op het nieuw ter<br />
herwinninge van hun Land te waagen , indien de<br />
Turken ons eens overwonnen , en de Befnyding van<br />
ons vorderden. Dan, gelyk gezegt is , de Befnyding<br />
was niet zoo zeer eene verandering , die den<br />
Godtsdienst , als die het burgerlyke der Natie betrof<br />
: dit alleen uitgezondert, dat men zich daar door<br />
verplichtte , om alleenlyk den eenigen waaren Godt<br />
te dienen , dien , gelyk HAGEDORN zegt, tVyzen,<br />
Heiligen en Bar baar en , gevoelen , denken en bekennen<br />
( a ). Daarenboven was de Befnyding wel<br />
eer by de Edomiten een oud gebruik hunner Voorvaderen<br />
geweest, en zy was het noch in dien tyd<br />
by de nabuurige , en met hun vermaagfchapte Israëliten.<br />
'Er is dus één Voorbeeld van Religie dwang in<br />
de Gefchiedni^fen minder : manr al moest 'er dit onder<br />
getelt worden , zoude het evenwel noch niet<br />
gelyk liaan met het gedrag van LODL-WYK DEN<br />
VEERTIENDEN , die, ftrydig met de Heiligde<br />
O ereenkomtren , de Hugenooten in zyn Ryk to«<br />
Catholyken wilde maaken , en hun niet eens toeliet,<br />
ten<br />
(a) Volcrens het Gedicht van POPE the Univerfal<br />
praytr genaamd , waar in hy het Opperweeën dus<br />
aacfpreekt:<br />
Futber of Al l in every Age,<br />
ln every CU me ador'd ,<br />
By faint , by javajie and by fagè ,<br />
$mwb, Jove or Lord.<br />
VER T><br />
A 4
f §. i8 4. OVER-DE BESNYDING.<br />
ten Lande uit te gaan ; maar het zoude dan toch<br />
Religie dwang , maar van eene zachtere en billykere<br />
foort geweest zyn, gelyk die van LEOPOLDUS<br />
.ANTONIUS ELEUTHEÏUUS , Aartsbisfchop van Saksburg<br />
» die in het Jaar 1730. tusfchen de twintig en<br />
dertig duizend Onderdaanen, om des Godsdiensts wille<br />
, uit het Land liet vertrekken ; het onderfcheid<br />
zoude daar alleen in beftaan , dat de Aartsbisfchop<br />
'er fchade van had , en Hyrkanus voordeel.<br />
Uit het zelfde grondbeginfel, en om dat zy van<br />
Abraham afftamden (a), fchynt AKISTOBULUS ook<br />
de Itut^ers genoodzaakt te hebben , om zich te laaten<br />
befnyden , indien zy in het Land wilden blyven.<br />
JOSEPHÜS Antiq. L. XIII. C. XI. g. 3.<br />
2.) Ieder lyfeigen Knecht der Israëliten , of liever<br />
der Nakomelingen van Abraham in het<br />
algemeen, moest befneeden worden. Gen.<br />
XVII. ia, 13. en 27. Exod. XII. 44. Het<br />
ftond niet aan hem , of dit gefchieden zoude<br />
of niet: ook werdt 'er niets gezegt van eenig<br />
onderwys, het welk 'er voor af moest gaan ,<br />
noch eenige Voorwaarde by gevoegt , zoo<br />
ALS : INDIEN HY VAN DE WAARHEID VAN DEN<br />
GEOPENBAARDEN GODTSDIENST DER ISRAËLI-<br />
TEN OVERTUIGT is. De Befnyding was dus<br />
niet , het geen wy verandering van Godtsdienst<br />
noemen , ook geen Sacrament, zoo<br />
als wy het in het Nieuwe Testament hebben<br />
, waar door zekere Geestlyke Weldaad!<br />
CO ëèn, XXV, vs, ly.<br />
wordt
. §. 184. OVER DE BESNYDING. J><br />
wordt medegedeelt (a); maar zy:was by<br />
lyfeigeneri eene enkele burgerlyke verplichting<br />
, om geenen anderen Godt dan den<br />
eenigen , dien alle Menfchen erkennen , te<br />
dienen ; en die was buiten dien eene Wet,<br />
welker Overtreeding in Palaeftina met den<br />
dood ge'trafc werdt. Indien zich een flaaf al<br />
aan zekeren Godtsdienst verbond , dan was<br />
het nitt de Godtsdienst, die den Israëliten<br />
geopenbaart was, en dien zy in hunne harten<br />
geloofden , maar hy verbond zich dan<br />
aan den natuurlyken Godtsdienst, die door<br />
uitwendige tekenen zichtbaar gemaakt was.<br />
In tegenoveriïellinge van deezen laatften ,<br />
moest geen uitwendige Afgodendienst gepleegt<br />
worden : maar tot het verborgen geloof<br />
des harten kon geen fiaaf doorgedwongene<br />
Befnyding verplicht worden. Doch<br />
ik heb hier van al §. ia8. uitvoeriger gefproken.<br />
3.) Indien een Vreemdling begeerig was , om<br />
een Lid van de Kerk en het Velk der Israëliten<br />
te worden, en deel te hebben aan her.<br />
genot des Paafch - lams , dan moest hy zich<br />
laaten beihyden, Exod. XII. 48. Het hing<br />
derhalven ten éénenmaale van zyne verkiezing<br />
af, of hy befneeden wilde worden dan<br />
niet: alleenlyk werdt hy in het laatfte geval<br />
geen burger onder de Israëliten : ( nicht nationalifirt<br />
). Ja doorgaans werdt vooronderftelt,<br />
(a) Die begeerig is om hier van meer te weeten ,<br />
kan hec in myne Dogmatica §. 133, vinden*<br />
A<br />
5
i» §. 184. OVER DE BESNYDING.<br />
fielt, dat geen Vreemdling , zelfs Zoodanig<br />
een niet, die kost en loon van Israëiiten<br />
trok , wanneer hy maar geen lyfeigen flaaf<br />
was, van het Paafchlam eeten mocht; en<br />
by gevolg werden de Vreemdlingen aangemerkt<br />
, als Lieden die onbefneeden zouden<br />
blyven. De eigene woorden van Mofes zyn<br />
vs. 45. van het even gemelde Hoofdftuk :<br />
VREÈMDLINGEN EN DAGLOONERS MOOGEN?<br />
VAN HET ZELVE NIET EETEN. VS. 48. IN-<br />
DILN EEN VREEMDLING , DIE ONDER ÜLIE-<br />
I>EN WOONT<br />
, TER EERE VAN JEHOVAH , HET<br />
PAASCHFEEST WIL VIEREN , DAN MOETEN -<br />
ALLE MANSPERSOONEN IN ZYN HUIS BESNEEDEN<br />
WORDEN, EN DAN WORDT HY ALS EEN IN<br />
BOORLING<br />
AANGEMERKT , EN MAG VAN HET<br />
PAASCHLAM EETEN. MAAR GEENEN ONBE-<br />
SNEEDEKEN STAAT VRY DAAR VAN TE EETEN.<br />
De Befnyding was derhalven geen overgang<br />
tot het Geloof der israëliten ; want dit kon<br />
ook een Onbefneedene aanneemen , maar<br />
zy was het middel om Burger onder hen te<br />
worden , en een openbaare afftand van uitwendigen<br />
Afgodtsdienst.<br />
Dit vereifcht noch eene uitvoerigere befchouwing<br />
, en eene duidelyke aanwyzing van die Perfoonen<br />
, die, noch volgens het burgerlyk Recht<br />
van Mofes, noch ook volgens eenig ander Godilyk<br />
Gebod , behoefden befneeden te worden. Van<br />
Vreemdüngen , die onder de Israëliten woonden ,<br />
Was 'er geen het minst bevel, dat zy zich moesten<br />
lanen befnyden , maar zy hadden hier in ten<br />
éénenomle hunne Vryheid. E.eo Vreemdling kon<br />
zelfs
§. 184. OVER DE BESNYDING. it<br />
zelfs OfFeranden in den Tempel brengen (a) zon«<br />
der befneeden te zyn , en dit |blykt niet flechts<br />
daar uit, dat Mofes daar van ftil gezweegen heeft,<br />
en 'er geen Verbod van gevonden wordt ; maar<br />
men weet ook , dat , ten tyde van den Tweeden<br />
Tempel, toen de Jooden noch veel ftrénger waren,<br />
van Heidenen , van eigenlyke Afgodendienaaren ,<br />
Offeranden in den Tempel zyn aangenomen. Een<br />
iegelyk, die maar wilde, al ware hy ook nog meer,<br />
dan enkel onbefneeden , kon den waaren Godt vereeren<br />
, en Hem OfFeranden brengen.<br />
Zelfs iemand , die den geopenbaarden Godtsdienst<br />
der Jooden voor Godtlyk hield, had door<br />
denzelven geene de minfte verplichting, om zich<br />
te laaten befnyden; eene Helling, die men zoo dikwerf<br />
uit het oog verlooren heeft , dewyl men zich<br />
de Befnyding altoos als een Sacrament heeft voorgeftelt,<br />
het welk van de zelfde waardye was , als<br />
den Doop onder de Christenen , en zonder eenïg<br />
bewys der Heilige Schriftuure , op deezen willekeurigen<br />
grondflag het gevolg bouwt, dat, federc<br />
den tyd van Abraham , de Befnyding voor allen en<br />
eenen iegelyken , ter eeuwige Zaligheid , noodig<br />
geweest is.<br />
Mofes heeft nergens bevolen , ja niet eens by<br />
wyze van Vermaaninge gezegd, dat iemand, die<br />
geen Nakomeling van Abraham , of Lyfeigen van<br />
iemand zyner Nakomelingen was, zich moest laaten<br />
befnyden, uitgezondert in het geval, wanneer<br />
hy<br />
(a) Uit verwacht Salornon in zyn Gebed ter inwydmge<br />
van den Tempel , i Koningen Vllf, vs. 41,<br />
4^ en 43,
ï? §. 184. OVER DE BESNYDING.<br />
by van het Paafchlam wilde eeten : by de eerfte inftelling<br />
der Befnydinge , Gen. XVII. wordt insgelyks<br />
alleenlyk van de Nakomelingen en Knechten<br />
van Abraham gefproken. In alle de Historifche<br />
Boeken des Ouden Testaments by eikanderen gevoegt,<br />
vindt men geen het minfte fpoor , waar uit<br />
men zouden kunnen zien , dat de Befnyding noodzaaklyk<br />
gehouden werdt ter zaligheid voor Vreemdlingen<br />
, die den waaren Godt erkenden , of dat zy<br />
van hen gevotdert werdt als een gedeelte hunner<br />
Geloofsbelydenisfe; men befpeurt dit niet eens in<br />
de uitvoerige Gefchiednisfe van Naëman s Kon. V.<br />
alles doet zich daar in veel meer zoo op , dat men<br />
aan geene Befnydinge van Naëman denken kunne.<br />
In laatere tyden , lange naa de Babylonifche Gevangnisfe,<br />
kwamen 'er, wel is waar, onder de Jooden<br />
onverltandige Yveraars , tegen welke Paulus<br />
zich in zyne Brieven fterk verzet heeft, die zelfs<br />
den Heidenen de Befnyding, als noodzaaklyk ter<br />
Zaligheid voorfchreeven. Dan hier tegen kantte<br />
zich niet alleen Paulus , maar ook reeds vóór hem<br />
andere gemaatigde en zeer Godtsdienflige Jooden,<br />
zonder dat deeze in het minst dachten op het geen<br />
daar uit , met betrekkinge tot het Christendom<br />
voortvloeide. Jofephus heeft ons hier van een<br />
merkwaardig voorbeeld opgetekent, in het twintigje<br />
Boek van zyne Oudheden , Kapitt. It. §. 5.<br />
IZATES , Koning van Adiabene , (dat is , van Asfyrien<br />
in den bepaaldften zin) had wel eer , toen<br />
ïiy noch Prins was (a), een Jood leeren kennen,<br />
met<br />
(a) In het Hoogduitfch ftaat: als sin eppanagirte$<br />
Frittz, Ik heb gemeent, dat de woorden, toen by<br />
nocb
§. 184. OVER BE BESNYDING. 13<br />
met naame Ananias , en was door hem van de<br />
waarheid van den Joodfchen Godtsdienst overtuigt.<br />
Toen hy , naa den dood zynes Vaders , aan de regeering<br />
kwam , vernam hy , dat zyne Moeder Helena<br />
, dien zelfden Godtsdienst zeer genegen wasi<br />
en niet lange daar naa begon hy zwaarigheid te<br />
maaken , of hy zonder Befnyding wel een oprecht<br />
Jood konde zyn ? Hy befloot derhalven , zich te<br />
laaten befnyden: maar zyne Moeder, die misfchien<br />
zoo teder van geweeten niet was, verzette zich daar<br />
tegen om ftaatkundige redenen , dewyl het naamlyk<br />
te gevaarlyk was , en het te duchten flrond , dac<br />
de Asfyriers eene van zyne Broederen op den troon<br />
zouden willen plaatzen. Zyn Leeraar in den Joodfchen<br />
Godtsdienst, Ananias, werdt dan om raad<br />
gevraagt ; en deeze verklaarde zich zeer nadruklyfc<br />
voor het geen 's Konings Moeder gezegt had , ëa<br />
voegde 'er by , dat hy zelf den Koning terftond<br />
zoude verlaaten , wanneer hy zich liet befnyden,<br />
dewyl hy gevaar liep , om als iemand , DIE DEN<br />
KoNINGE IETS ÓNBETAAMLYKS GELEERT<br />
HAD , (<br />
ter verantwoordinge getrokken en geifraft te worden<br />
: dat de Koning , ook zonder befneeden te<br />
zyn , den waaren Godt konde dienen ; dat dit het<br />
weezenlykfte was , het geen hy doen moest, ingevalle<br />
hy de voorouderlyke zeden der Jooden wilde<br />
aanneemen. Deeze Ananias antwoordde zeer<br />
verftandig , en overéénkomftig met de Wet van<br />
Mofes,<br />
nocb Prins uoas , in onze taal genoeg waren. yJppanage<br />
of Appennage betekent anders het inkomen, hét<br />
welk aan jongere Broeders, van Koninglyken Gcflachte<br />
, gegecven wordt. VERT,
ï4 §• 184. OVER DE BESNYDING.<br />
Mofes , die geenen Heiden de Befnyding beveelt,<br />
als een bewys , dat hy den waaren Godtsdienst aanneemt<br />
: hy antwoordde ten naasten by op de zelfde<br />
wyze , als de Apostel Paulus , of de Christeiyke<br />
Kerk te Jerufalem, welker uitfpraak wy in het tiende<br />
Hooldftuk van de Handelingen der Apostelen<br />
vinden opgetekent , geantwoord zoude hebben.<br />
Koning Izates volgde hem ook eenen tyd lang , en<br />
berusrte daar by : maar naderhand kwam 'er een<br />
onverflandig Yveraar uit Galilsea, Eleafar genaamt,<br />
die op de Befnyding drong, (en wel juist zoo ,<br />
als Apostel Paulus in zyne Brieven dat foort van<br />
Yveraars voor de Befnydinge befcbryft:) de Koning<br />
gaf hem gehoor , en liet zich befnyden. By<br />
geluk had het geene nadeelige gevolgen voor hem,<br />
dewyl de Asfyriers , zyne ünderdaanen , het niet<br />
kwaalyk opnamen , dat, hun Koning een volkomen<br />
Jood geworden was. Inderdaad was dit in dien tyd<br />
geen Godtsdienst, die op den troon buiten de mode<br />
was, maar wy vinden meer Syrifche en Arabifche<br />
Koningen, inzonderheid onder de Beheerfcheren<br />
van gelukkig Arabien , die deezen Godtsdienfte,<br />
den eenigen verftandigen, die flechts eenen<br />
Godt vooronderflelde, toegedaan waren. Dit aanftaan<br />
van den GalilEeer op de Befnyding, was de<br />
Yver der laatfte tyden vóór de Verwoestinge van<br />
Jerufalem ; en men vindt 'er te vooren in de geheele<br />
Gefchiednisfe van Jofephus geen Voorbeeld<br />
van : ook kan men Jofephus niet leezen , zonder<br />
te bemerken , dat hy op de zyde is van den gemaatigden<br />
Ananias, die de Befnyding afraadde, terwyl<br />
hy van den Yveraar voor de zelve eenvouwiglyk<br />
verhaalt, wat hy fprak , en met hoedanig een gevolg.<br />
Deeze zelfde tegen de Wet aanloopenden<br />
Yver
§. 184. OVER DE BESNYDING, *$<br />
Yver van Jooden , die de Wet predikten , en de<br />
Befnydinge den Heidenen zochten op te dringen ,<br />
is uit de Brieven van Paülus bekend genoeg, die<br />
dan in zoo verre uit het verhaal van Jofephus eea<br />
nieuw licht bekomen. 'Er was toen onder de Jooden<br />
eene nieuwe Seóte , die de Pharifeeuwen zelve<br />
in Yver verre overtrof C«), Volk ten laat-<br />
n e t<br />
ften in den Oorlog inwikkelde , waarin het geheel<br />
Gemeenebest onderging , en van welke men byna<br />
zeggen moet, dat zy ten éenenmaale raazende was:<br />
dezelve had , over het algemeen , Phanfeeuwfcbe<br />
Grondftellingen . maar zy bracht dezelve tot een<br />
uiterfte , inzonderheid in Burgerlyke zaaken , en<br />
had haaren afkomst van zekeren Galilseer, Judas<br />
genaamd. Het geen Jofephus , die een gemaatigd<br />
Pharifeeuw was , en deeze lieden in het ongelyk<br />
ftelt van hunne ftandvastigheid op het einde vaa<br />
den Joodfchen Oorlog , verhaalt , komt na by de<br />
Raazerye , hoewel het voor het overige een bewys<br />
zy van hunne dapperheid, en hun van eenen anderen<br />
kant tot Eere fi-ekke. Maar dat zy Dweepers<br />
waren . is onbetwistbaar. Dan , om wederom<br />
op de Befnyding te komen : Jofephus verhaalt<br />
ook, dat de Joodfche M trillingen , die onder<br />
zyn gebied Honden, zelfs twee Arabifche Emirs,<br />
die tot hem hunne toevlucht namen , hadden willen<br />
dwingen , om zich te laaren befnyden : maar<br />
hy voegt 'er ook by , dat hy dit niet heeft willen<br />
toelaaten, maar zyn V Ik onder het oog bracht,<br />
dat 'er in den Godtsdienst geen geweld moest<br />
plaatze hebben , maar dat het aan ieder éénen was<br />
(a) Antiquit. XVIII. Cap.<br />
over-
t6 §. 184. OVER DE BESNYDING»<br />
overgelaaten , op hoedanig eene wyze hy Godt<br />
wilde dienen. (Vita Jofephi , §. 23.). Nu zal<br />
men kunnen zien , met wiens gevoelen die Godtgeleerden<br />
het naast oveiéénkomen , die zich verbeelden<br />
, dat, onder de dagen van het Oude Testament<br />
, ieder, die Zalig wilde worden , of den<br />
eenigen waaren Godt dienen , zich moest laaten<br />
befnyden : voorzeker dit is niet hét gevoelen van<br />
Paulus, zelfs niet dat van Ananias of Jofephus.<br />
'Er is noch eene gewichtige Aanmerking , die<br />
Paulus maakte , Galat. V. 3. die zicb laat befnyden<br />
, is fchuldig, de geheele Wet te houden. In<br />
der daad ieder , die zich liet befnyden, ging even<br />
daar door tot het Volk van Israël over, en verplichte<br />
zich zeiven , om alle de Mofaïfche Wetten , die<br />
aan geen ander Volk gegeeven waren , maar de Israëliten<br />
alleen aangingen, te houden. 'Er kan derhalven<br />
niets met de waarheid overeenkomftiger gegedacht<br />
worden, dan deeze Aanmerking van den<br />
Apostel. Over het algemeen zal men den Brief aan<br />
de Galaters beter verftaan , wanneer men deezen<br />
twist der Jooden kent, en in het oog houdt, dat<br />
Godt aan niemand anders , dan de Nakomelingen<br />
en Lyfeigenen van Abraham , immermeer de Befnyding<br />
bevolen heeft, maar men zal teffens zien ,<br />
dat Paulus die Vraage , dewelke aan het Hof van<br />
Asfyrien voorkwam, noch nauwkeuriger , en met<br />
grootere zorgvuldigheid voor het geweeten van hen<br />
die zich daar omtrent bezwaart vonden , beantwoordde<br />
, dan Ananias by Jofephus. Hoewel Ananias<br />
hieromtrent noch veel kan gezegt hebben, het<br />
geen Jofephus niet opgetekent heeft, ja zelfs het<br />
geen hy niet wist, dat gezegt was: want by hec<br />
gefprek
185. OVER DE BESSYDINC, enz. 17<br />
gefprek van Ananias met den Koninge van Asfyrien<br />
zai zekerlyk Jofephus, die roen nauwlyks gebooren<br />
was, niet tegenwoordig geweest zyn.<br />
5- 185.<br />
Over de Befnyding der Mgypemaren en Abys*<br />
Jeriexs : en onderzoek of de Befnyding der<br />
Mgyptenaaren ouder zy , dan die der<br />
Hebreeuwen , of omgekeert ?<br />
Tk moet hier vryheid verzoeken tot eene Uitwyding<br />
, die byna geheel Oudheidkundig is : dezelve<br />
betreft eene Vraage , die ik anders doorgaans<br />
voor de Gefchiednisfe , of de Joodfche Oudheden<br />
overlaate , maar die ik thans hier ter plaatze moet<br />
voortellen , dewyl zy van zoo veel Invloeds is ,<br />
in het geen wy naderhand , met betrekking tot het<br />
Oogmerk der Befnydinge , zeggen zullen.<br />
Dat 'er, behalven de Israëliten , noch andere<br />
Volken zyn , die de Befnyding gehad , en zelfs<br />
dit gebruik tot op heden toe behouden hebben ,<br />
is bekend : maar onder deeze komen 'er, by de<br />
befchouwing van het Mofaïfch Recht flechts twee<br />
in Aanmerkinge , de Mgyptenaaren naamlyk , en<br />
jEthiopiers; by welke de Befnyding van onheugelyke<br />
tyden af, en zoo lange vóór het begin der<br />
Griekfche Gefchiedkunde , heeft plaatze gehad ;<br />
dat Herodotus al beleed , dat het door haaren hoogen<br />
Ouderdom niet kon bepaalt worden , wie van<br />
beiden dezelve eerst gehad , of van den anderen<br />
tnochte overgenomen hebben.<br />
IV. Deel. B De
18 §. 185. OVER DE BESNYDING<br />
De oudfte Griekfche Schryver , die van de Befnyding<br />
der Mgyptenaaren uitdruklyk gewag maakt,<br />
is HEUODOTUS , in zyn tweede Boek , § 36. en<br />
104. alwaar men insgelyks de Kanttekeningen van<br />
WESSLLINO kan nazien. Waarfchynlyk zal Hechts<br />
het kleinfte gedeelte van myne Leezers zich met<br />
het leezen van Griekfche Schryveren bezig houden ;<br />
ik zal daarom liever tot hun gemak hun de plaatzen<br />
geheel vertaalt mededeelen : §. 36. ( of volgens<br />
anderen §. 33.-zegt hy : ANDERE VOLKEN ,<br />
DIE ALLEEN UITGEZOND E R T , DEWELKE DE<br />
MGYPTENAAREN NAVOLGEN , LAATEN HUN<br />
NE SCHAAMDEELEN, zoo ALS DEZELVE VAN<br />
INATUURE ZYN, MAAR DE MGYPTENAAREN<br />
BESMYDEN ZE. En §. 104. (of §.98.)<br />
brengt hy onder de Hukken , in welke de Colchiers<br />
met de Mgyptenaaren overéénkomen , en uit welke<br />
hy befluiten wil , dat zy een overblyfèl van het<br />
Leger van SESOSTRIS zyn , ook het volgende by :<br />
Noch gewichtiger is het, dat alleen die van Colchis<br />
de Mgyptenaaren en Mthiopiers , van de vroeg/le<br />
tyden af, de Bejnyding hebben. Want de Phcenitiers<br />
(a), en Syriërs in Palceftina bekennen<br />
zelve,<br />
(a) Ten aanziene der Phcenitiers fchynt Herodotus<br />
zich te vergisfen , hoewel Or-igenes iets deree-<br />
Jyks van hun zegt, by Rom. II. vs. 13. bladz. 49*.<br />
des Vierden Deels , volgens de Benediflynfche Uitgaave,<br />
( die van CAREL DE LA RUE, denk ik, die een<br />
Uemctyner Monnik was ). Vert.<br />
fi) Deeze zyn, gelyk Jofephus reeds te recht<br />
lieert aangemerkt, de Israëliten , die by Heiodotus<br />
en andere Grieken dikwils Syriers genaamt worden ,<br />
en deezen naam ook met recht kunnen draagen, de'<br />
wyl
DER MGYPTENAAREN enz. 19<br />
zelve , ^a? 2y J/ï gebruik van de Mgyptenaaren gelee-t<br />
bebben. Maar de Syriërs , die aan de Rivieren<br />
Tbennudon en Parlbcnius (c) woonen , en derze<br />
Iver<br />
wyl hunne Voorvaderen uit Mefopotamien, hetwelk<br />
in het Hebreeuws C'THS D"ïf< ( dram of Syrien ,<br />
tüsfcben de twee Rivieren) af-Komftig waren, en zich<br />
om die rede zelve onder de Syners rekenden , Deut.<br />
XXVI. vs. y. (Hec geen op die plaatze in myne<br />
Vertaalin"; ftaat , een omzwervende Mefopotamer , betekent<br />
eigentlyk een omzwervende Arameeër'). Alleen*<br />
]yk had deeze Griekfche Schryver , die de Gefchiednisfe<br />
der Jooden niet genoeg kende, daar in mis, dat<br />
zy , naar zyne gedachte , zelve beleeden , de Befnyding<br />
van de Mgyptenaaren te hebben. Zy bekenden,<br />
dat hunne Voorvaderen in iEgypten gewoont hadden<br />
, en dit zal Herodoot misfehien misleid hebben :<br />
maar de Befnyding leidden zy van een veel ouder be-<br />
* vel van Godt' af.<br />
Cc) Wie deeze Syriër s aan de Rivieren Tbermodon<br />
en Parthenius, (twee Rivieren van klein AGen , die<br />
in het Zwarte Meir vloeijen ) moogen zyn , is, zoo<br />
veel ik weete , noch niet onderzocht : Wesfehng<br />
fpreekt in zyne Aantekeningen op Herodotus , dib<br />
anders zoo veele duistere zaaken ophelderen, van dezelve<br />
niet één woord. — — De Asfyrifche Koning<br />
Tiglath Philefar heeft, naa de verwoestinge van hec<br />
Syrifch Koningryk Damascus , eene Synfche Volkplanting<br />
by de Riviere Cyrus ( in de laatere Geograpbie<br />
KOR ) gebracht , en* dus in der daad in de Nabuurfchap<br />
Colchis , zoo met in Coichis zelf. Zouden<br />
'er van deeze , misfehien nieuwe Volkplantingen<br />
, over het Zwarte Meir gegaan zyn, die zich by<br />
de Rivieren Parthenius en Thermodon nedergelaaten<br />
hebben ? Deeze zouden zeer wel hebben kunnen<br />
befneeden zyn , want Damascus was ten tyde vaa<br />
David en Salomo lang onder de Israëliten gewceit ;<br />
urn niet te zeggen, dat behalven deezen de Ouden<br />
B 2<br />
noch
20 §. i85« OVER DE BESNYDING<br />
zeiver Nabuuren , de Makranen , zeggen , dat zy<br />
die gewoonte eerst onlangs van de Colcbiers hebben<br />
overgenoomen. Deeze zyn de eenige Volken , die<br />
zkb befnyden , en deeze alle fchynen het gedaan te<br />
hebben in navolginge van de Mgyptenaaren. Maar<br />
van de Mgyptenaaren en Mtbiopiers kan ik niet zeggen<br />
, welke van deeze beide Volken de Be/nyding<br />
van het andere ontleent hebbe , want dit gebruik is<br />
zeer Cud. ' Maar dat andere Volken bet van de<br />
Mgyptenaaren leerden , wordt, dunkt my , hier door<br />
krachtiglyk beweezen , dat die Pbisnitiers, dewelke<br />
met de Grieken omgaan , in deeze byzondsrbeid de<br />
Mgyptenaaren niet meer navolgen , en zich niet laaten<br />
bejnyden.<br />
De tweede, DIODORTJS SICULTJS, fchryfe<br />
Boek I. Kap. 28. reeds veel voorzichtiger: bommigen<br />
houden insgelyks de Colcbiers in Pontus , en *<br />
de Jooden tusfeben Arabien en Syrien voor Mgyptifebe<br />
Volkplantingen , om dat deeze Volken hunne<br />
Kinderen van het Manlyk Geflacht weinig tyds naa<br />
derzelver geboorte befnyden ; welke oude gewoonte<br />
zy uit Mgypten Jcbynen medegebracht te hebben.<br />
Doch<br />
noch fomtyds aan eenige Syriers, die geene fsraëliten<br />
zyn , de Befnyding toefchryven. IvJisfchien zyn<br />
zelfs de Colchiers'met hunne gekroesde Hairen , dewelke<br />
zich lieten befnyden, geene .Nakomelingen van<br />
de Mgyptenaaren , maar van de Syriers , die uit Dainascus<br />
na de Riviere Kor trekken, of ten minden<br />
misfehien zyn zy uit eene vermenging van deeze Syriers<br />
met de Oude lnwoonders ontftaan. Doch dit<br />
is flechts eene gisfing , die ik, voor het geen zy is,<br />
uitgeeve, en om welker noodlot ik my verder jniec<br />
veel bekommere.
DER MGYPTENAAREN enz. n<br />
Doch dit ziet men evenwel uit hem , met volle zekerheid<br />
, dat de JEgyptenaaren in zynen tyd al van<br />
voor onheugelyke Jaaren af, de Befnyding moeten<br />
gehad hebben.<br />
De derde is STRABO , die in zvn zeventiende<br />
Boek, 1140. (of 824.) onder de gewoontens der<br />
Mgyptenaaren rekent, dat zy Jongens en Meisjes<br />
befnyden , gelyk ook de Jooden deeden, die nochtans<br />
oorjpronglyk Mgyptenaaren waren.<br />
Hier by komt PHILO de Jood , die in Mgypten<br />
gewoont heeft, en by gevolg een zeer geloofwaardig<br />
getuige is : deeze verdedigt, in zyn Boek<br />
ie Circumci/ione ( pag. 210. van het tweede Deel ,<br />
volgens de Uitgaave van MANGY,) de Joodfche<br />
Befnyding tegen de fpotterny van derzelver vyanden<br />
, met het Voorbeeld der Mgyptenaaren , hec<br />
welk hy bybrengt: Zy is evenwel, zegt hy , by<br />
andere Volken , inzonderheid by de Mgyptenaaren ,<br />
die men voor een der talrykfte , oud/Ie , en geleerdfle<br />
Volken houdt, in gebruik , en wordt door dezelven<br />
zeer yverig waargenomen.<br />
JOSEPHUS brengt niet flechts Herodotus zonder<br />
hem tegen te fpreeken by , ten opzichte van de<br />
Befnydinge der Mgyptenaaren \ zoo als Antiquit.<br />
Lib. VIII. Kap. XI. §. 3. en in het eerfte Boek tegen<br />
Apion , Kap. XXÏI. ( In de eerfte plaatze<br />
wel wat overylt , en met eenig misverftand , maar<br />
nochtans met de zeer gegronde Aanmerkinge, dat<br />
'er in Palseftina geene andere befneedene Syriers<br />
gevonden worden , als de Jooden : in de tweede<br />
nauwkeuriger, en met byvoeginge van de zelfde<br />
B 3<br />
Aan-
22 5. ,if?5> OVER BE B E S N Y D I N G<br />
Aanmerking) ; maar hy brengt ook aan Apion, die'<br />
een /Egyptenaar was , en met de Befnydinge der<br />
Jooden den fpot dreef, onder het oog : DAT DE<br />
MGYPTENAAREN ZELVE DIT GEBRUIK GEHAD HEBBEN,<br />
EN VOLGENS UE MEENING VAR HERODOIUS , DIE GE<br />
WOONTE ZELFS TOT ANDERE VoLKEN OVERGEBRACHT'<br />
(Libr. 2. contra Apionem , §. IJ.) hoewei teffens<br />
uit deeze plaatze blyke , dat niet alle de Mgyptenaaren<br />
befneeden waren ; want hy laat 'er terilond<br />
op volgen , dat Apion zelf, dien hy voor<br />
eene Mgyptenaar verklaart had , in zynen ouderdom<br />
eerst, wegens zeker ongemak, befneeden is:<br />
hy moet by gevolg te vooren onbefneeden geweest<br />
zyn. De Befnyding by de Mgyptenaaren was<br />
naamlyk , gelyk wy binnen kort zuilien zien , alleenlyk<br />
eene Verplichting der Priesteren.<br />
Dat Pythagoras zich heeft moeten laaten befnyden<br />
, om tot de geheime Lesfen der Mgyptifche<br />
Priesteren te worden toegelaaten, is te bekend ,<br />
dtin dat ik het zoude behoeven te bewyzen. Zyn<br />
Voorbeeld bevestigt ondertusfchen , bet geene ik<br />
zoo even van de Befnyding der Mgyptenaaren<br />
gezegt hebbe. Maar de plaatze van O R I G E N E S ,<br />
die over het algemeen zegt, dat niemand den toegang<br />
tot de Wetenfchappen en Heiligdommen van<br />
Mgypten verkrygen konde , die niet befneeden<br />
was , is van zoo veel gewichts , dat ik dezelve geheel<br />
moet affchryven. Men vindt dezelve in Comment<br />
ar io in Epifi. ad Rom. , Kap. II. vs. 13. pag.<br />
495. van het vierde Deel, volgens de Uitgaave van<br />
M A N G E Y . Nam apud JEgyptios , qui in fuper-<br />
(litionibus vefiiis (zegt hy tot de Heidenen,) &<br />
vetufiisfimi babentur t<br />
& eruditisjïmi, a quibus pro-<br />
) \<br />
P
DER MGYPTENAAREN enz. 23<br />
pe omnes reliqui ritum Sacrorum & cerimonias muluati<br />
Junt ; apud hos inquam nullus aut Geometrie<br />
ftudebat , aut Jjlronomtce , qua apud illos prtecipua<br />
ducuntur nullus certe Aftrologia èf Genefeos, qua<br />
nihil divinius putant , Jecreta rimabatur , niji circumcifiane<br />
fufcepta. Sacerdos apud eos , aruspex,<br />
aut quorumlibet Sacrorum Minijier , vel , ut 0<br />
appellant , Propheeta omnis , circumcijus e[i. Lite--<br />
ras quoque facerdotales veterum flLgyptiorum , quas<br />
hieroglyphicas appellant , nemo discebat , mi ft circumcifus.<br />
Omnis hierophantes , omnis vates , omnis<br />
cozli ( ut putant) infernique myfter confcius,<br />
apud eos ejfe non creditur, nifi circumcijus. ORI<br />
GENES, die ongemeen geleerd, eti in Mgypten<br />
gebooren was , was zekerlyk in Mgyptifche zaaken<br />
zoo bedreeven , dat niemand zyn getuigenis zal<br />
wantrouwen.<br />
Van andere Schryvers , van laateren tyd , die<br />
hunne kundigheeden alleenlyk uit Herodotus en<br />
Diodorus getrokken hebben , en noch daarenboven<br />
Twist-Schryvers waren, die den Christlyken<br />
Godtsdienst te keer gingen , CELSUS by voorbeeld,<br />
en JULIAAN den Keizer , zal ik niet fpreeken , om<br />
dat hun getuignis van minder gewichts is : alleenlyk<br />
merk ik aan , dat CYRILLUS in zyne wederlegging<br />
van Keizer Juliaan toeftemt, dat de Befnyding<br />
by de Mgyptenaaren in gebruike was (a).<br />
In den Bybel zeiven fchynen de Mgyptenaaren<br />
als befneden voorgeftelt te worden. Wanneer 'er<br />
Jerem.<br />
CO Contra Julianwn, Libr. IX. pag, 2.9S.<br />
B 4
§4 §• 185. OVER DE BESNYDING<br />
Jerem. IX. vs. 35, 16. gezegt wordt: de tyd hmt t<br />
dat ik bet Oordeel houden zal over alle Bejneeaenen ,<br />
die den Voorhuid hebben (a) , over Mgyptct, , over<br />
Juda , over Ednm , over Amman, over Muab, ow?r'<br />
a/Zew me? ronrf gefchorene hairen , die in de fVoefty<br />
ne woonen : ivant alk Heidenen zyn onbejneedm ,<br />
en Israël heeft een onbefneeden hnrt ; worden de<br />
«rfEgyptenaaren , Edomi.ten , Ammoriren, Moabiten<br />
, en Bedoyneli van Arabien, duidelyk hefchreeven<br />
als Volken, die zoo wel als de Jooden belleden<br />
waren , maar daar by een onbefneeden hart<br />
hadden. Van noch meer gewichts is de plaatze ,<br />
Jof. V. vs. 0. wegens den hoogen Ouderdom des<br />
tyds, van welken zy fpreekt. Naa dat de Israëliten<br />
, die noch onbefneeden gebleeven waren, zich<br />
by hunne komst in Palsftina hadden laaten befnyden<br />
, verklaarde Godt: DAT HY ZE NU VAN HET<br />
VERWYT DER MGYPTENAAREN VERLOST HAD. De<br />
Aegyptenaaren moeren by gevolg op dien tyd al befneeden<br />
geweest zyn , en den Israëliren , die uit<br />
hun Land vertrokken waren , het nalaaten der Befnydinge<br />
verweeten hebben.<br />
Nochtans hebben anderen reeds ten deezen opzichte<br />
aangemerkt, dat misfehien het geheele Volk<br />
der Aegyptenaaren niet befneeden was , maar dat<br />
eigentlyk alleen de Priesteren deeze plechtigheid<br />
moesten ondergaan , hoewel het ook anderen, die<br />
geene<br />
. ("O In de Nederlandfche Vertaaling zoo wel als<br />
die van Lutherus , leest men , alle de bejheedene met<br />
de onbefneedene ; en volgens deeze Vertaaling zoude<br />
men uit deeze plaats geen bewys kunnen opmaaken.
DER MGYPTENAAREN enz. 05<br />
geene Priesteren waren , rry ftond , dit na te volgen.<br />
Men vindt het één en ander het allerduidelykst<br />
voorgeftelt, by VONK, in fpecimine cricico<br />
in varios auclores , rjf obfervationibus mtscellaneis ,<br />
pag. 60. Ik zal hier alleenlyk de woorden van<br />
HORAPOLLO bybrengen : DE CVNOCEPHALUS BE<br />
TEKENT (in de Beelden - fpraake der M^yprenaaren)<br />
EENEN PRIESTKR , —— OM DAT DEZELVE BE-<br />
SNEEDEN GEBOOREN WORDT, EN DE PRIESTEREN DE<br />
BESNYDING ZORGVULDIGLYR WAARNEEMEN.<br />
De Befnyding is noch tot op deezen dag by de<br />
Mgyptenaaren in gebruik gebleeven , en wel niet<br />
alleen door den Muhammedaanfchen Godstdienst ,<br />
maar ook als eene oude gewoonte des Volks, en<br />
dat zelfs by gemeene lieden. Uit de Bcfcbryving<br />
van Jrabien , van den Heer Kapitein NIEBÜHR,<br />
blaiz. 76 tot 80. ziet men , dat in Mgypten dikwils<br />
de Muhammedaanfche Dochters befneeden<br />
worden , hoewel dit geen ftuk van den Muhammedaanfchen<br />
Godtsdienst , noch by de Turken in gebruik<br />
zy , en dat de Koptifche Christenen gewoon<br />
zyn hunne Zoonen te befnyden. Dat de Abysfynen<br />
, niettegenftaande zy Christenen zyn , en de<br />
Befnyding geenszins voor een Godlyk Gebod houden<br />
, dezelve evenwel als een oud gebruik onderhouden<br />
, en wel by hunne Kinderen van heide Ge-<br />
Dachten , is uit JOB! LUDOLPHI JHifteria JEthi»pïc-a t<br />
Libr. III. Cap. 1. bekend.<br />
Hier is dan nu twist over ontdaan , naamlyk of<br />
de Israëliten de Befnyding van de Mgyptenaaren ,<br />
dan of de Mgyptenaaren dezelve van de Israëliren<br />
cnileent hebben: Een twist, waar in misfehien<br />
geene van beide partyen volkomen gelyk heeft.<br />
B 5<br />
Hec
26 §. iSj- OVLR DE BESNYDING<br />
Het ééne Volk moet dezelve buiten eenigen twyfel<br />
eerst, en het andere laater bekomen hebben; maar<br />
daaruit volgt niet , dat het ééne dezelve van het andere<br />
heeft overgenomen.<br />
HERODOTUS en DIODORUS SICULUS waren van gedachten<br />
, dat de Israëliten de Befnyding uit Aegypten<br />
hadden medegebracht Men ziet terfïond uit<br />
hunne uitdrukkingen , en de misflaagen , die zy in<br />
hunne Vernaaien gemengd hebben , dat zy maar<br />
weinige zekere berichten van de Jooden hadden :<br />
want anders zoude Diodorus met volle zekerheid<br />
hebben kunnen zeggen|, dat de Jooden uit Aegypten<br />
afkomftig zyn , het welk hy niet dan twyfelachtig<br />
bericht, en waar van Herodotus in het geheel<br />
geen gewag maakt.<br />
Hun getuignis, of liever hunne meening is zelfs<br />
hier van geen gewicht, om dat de zaak zoo verre<br />
tot de hoogfte oudheid, van welke de Griekfche<br />
Gefchiednisfen niets weeten , opklimt, dat zy beiden<br />
hadden behooren te zeggen , gelyk Herodotus<br />
van de Mgyptenaaren en Mthiopiers getuigde ,<br />
dat deeze gewoonte te oud was , om door hen<br />
beflist te worden , By welk van deeze beide Volken<br />
dezelve eerst hebbe plaats gevonden. Uit den<br />
eigenen Schryver der Hebreeuwen , MOSES , die<br />
meer dan duizend Jaaren voor Herodoot geleefd<br />
heeft r<br />
ziet men klaar, dat de Voorvaderen der Israeliten<br />
reeds befneeden waren, toen zy na Mgypten<br />
trokken , en dat zy de Befnyding niet eerst by<br />
hun Jangduurend verblyf in dat Land hebben aangenomen.<br />
Dat JOSEPHUS Herodoot , zonder hem<br />
tegen te fpreeken , bybrengt, doet niets ter zaake :<br />
zyn oogmerk is alleenlyk , uit hem te bewyzen ,<br />
dat
DER AEGYPTENAAREN enz. . 27<br />
dat de Jooden geen onbekend Volk geweest zyn ,<br />
en dat SESOSTRUS> Judsea verovert heeft. Mistte<br />
Herodotus hier in een ander geval, zoo was het de<br />
zaak van Jofephus niet, in het voorbygaan alle zyne<br />
misdagen aan te wyzen en te verbeteren.<br />
Niemand , die eenig denkbeeld heeft van Gefchiedkundige<br />
waarfchynlykheid , zal hier geloof<br />
flaan aan de Griekfche Schryveren , die van eenen<br />
veel laateren tyd zyn , en noch daarenboven de<br />
fout hebben , dat zy vreemde Volken , die zy barbaars<br />
noemen , met verachtinge aanzien , en derzelver<br />
fpraake, of binnenlandfche Schryveren niet<br />
kennen . alhoewel zy de Gefchiednisfen dier Volken<br />
befchryven willen. Hun ja of neen geldt in<br />
gevallen zoo als deeze , daar wy binnenlandfche<br />
Gedenkfchriften hebben , die ons het tegendeel<br />
zeggen , niets het geringde.<br />
Dan men moet van deeze Vraage eene andere,<br />
die men doorgaans met dezelve verward heeft,<br />
zorgvuldiglyk onderfcheiden ; naamlyk : WAS DE<br />
BESNYDING OP DIEN TYD , TOEN GODT DEZELVE ,<br />
VOLGENS HET GETUIGNIS VAN MOSES , AAN ABRA<br />
HAM GEBOOD » OP DEN AARDBODEM NOCH TEN EE-<br />
NENMAALE ONBEKEND ? OF WAS DEZELVE MISSCHIEN<br />
AL TE VOOREN BY ANDERE<br />
GR0OTE VoLKEN IN GE<br />
BRUIK GEWEEST , ZOO ALS BY VOORBEELD , BY DE<br />
/EGYPT ENAANEN EN MTHIOPIERS ? Ik kan niet ontkennen<br />
, dat my het laatfte hier het waarfchynlyksï<br />
voorkomt, en wel om de volgende redenen.<br />
Het zeventiende Hoofdlïuk des eerften Boeks<br />
van Mofes, ziet 'er in het geheel niet uit, als of<br />
daar
2S. $. 185. OVER DE BESNYDING<br />
daar in eene te vooren geheel onbekende en völko*<br />
men nieuwe Konst-bewerking der Heelkunde bevolen<br />
wierdt , en wel eene Konst- bewerking, die<br />
zoo fmartlyk, en met zoo veel leevensgevaar vergezeld<br />
is , als de Befnyding by volwasfenen. Abraham<br />
ontfangt éénvouwiglyk dit bevel, dat hy zich,<br />
en al wat in zyn huis manlyk was , moest laaten<br />
befnyden. Dit zoude misfehien meenig Europeer<br />
heden ten dage niet eens verftaan, daar wy nochtans<br />
zoo veele befneedene Jooden onder ons hebben,<br />
indien 'er geene befchryving werd bygevoegt,<br />
en hem duidelyk gezegd , wat de Voorhuid zy ,<br />
( een woord , het welk de meesten , die geene<br />
Ontleedkundigen zyn , enkel uit den Bybel kennen<br />
zonder recht te weeten , wat het zelve eigentlyk<br />
betekene,) en hoe men dezelve befnyden moete.<br />
Was derhalven noch nergens onder eenig Volk de<br />
Befnyding in gebruik geweest, dan had 'er noodzaaklyk<br />
eene zeer uitvoerige befchryving dier Konstbewerkinge<br />
moeten bygevoegt worden. Dan wy<br />
vinden daar geen woord van : het enkele woord,<br />
DE VOORHUID AAN HET VLEESCH DESNYDEN ,<br />
was voor Abraham duidelyk genoeg. Men<br />
zoude byna denken , dat, zoo lange nergens de<br />
Befnyding in gebruik was , de Voorhuid niet eens<br />
eenen naam in de gemeene taal zoude hebben :<br />
dewyl dit gedeelte des lichaams niet in het oog<br />
valt, en men juist niet noodig heeft van hetzelve<br />
te fpreeken. Zelfs in onze taaie hebben wy den<br />
naam VOORHUID alleenlyk uit den Bybei; en noch<br />
is de famenvoeging duidelyk , waar door men aan<br />
dezelve een Woord heeft zoeken te geeven , het<br />
welk zy waarfchynlyk in den beginne niet hadt.<br />
Maar by Mofes vind men al een Woord, welks<br />
Afllam-
J>ER /ECYPTENAAREN enz. 29<br />
Afftamming men niet eens verder kan naafpeuren,<br />
Orla (a), de bekende benaaming der Voorhuid.<br />
,— Men kan op meer dan éénerlei wyze befnyden<br />
: gelyk de tegenwoordige Befnyding der Jooden<br />
, van die der Muhammedaanen , Aegyptenaaren<br />
en Aethiopiers , in der daad verfchilt. Maar<br />
Godc zegt in de eerlte plaatze , daar de Befnyding<br />
werdt ingeftelt, daar zoo weinig van , dat wy niet<br />
eens met eenige waarfchynlykheid kunnen weeten ,<br />
welke van deeze manieren van befnyden Hy bevolen<br />
hebbe : maar Abraham moet dit verfiaan hebben;<br />
en bygevolg moet dit woord opdien tyd door<br />
de gewoonte zelve duidelyk geweest zyn.<br />
Al wilde men hier zeggen , dat Godt aan Abraham<br />
eene befchryving dier Heelkundige Konst-bewerkinge<br />
gegeeven heeft, maar dat Mofes dezelve<br />
met ftilzwygen voorby ging , om dat zy in zynen<br />
tyd bekend genoeg was; zoude bet evenwel noch<br />
onbegryplyk blyven , hoe zy noch op dien zelfden<br />
ui<br />
dag, (en dit wordt Gen. XVII. vs. 26,27. t-<br />
druklyk gezegt,) aan het geheele Huisgezin van<br />
Abraham konde verricht worden , het welk reeds<br />
eenige Jaaren te vooren , zonder Kinderen en gekochte<br />
Slaaven mede te tellen , in drie honderd en<br />
achttien Knechten , die in zyn huis gebooren waren<br />
, en de Wapenen konden draagen , beftond.<br />
Hiertoe werden buiten twyfel menfchen vereifchr,<br />
die in het doen van deeze Konst - bewerking al zeer<br />
geoeffent waren : zonder deeze, zoude hec zoo<br />
fpoedig niet hebben kunnen voortgaan; maarhy,<br />
die de Befnyding doen moest, zoude daarvan eerst<br />
asm
3o §. 185. OVER DE BESNYDING<br />
aan eenige van de minstwaardige knechten proeven<br />
hebben moeten neemen, die misfehien dikwils zouden<br />
mislukt zyn , om op deeze wyze dit werk van<br />
langzaamerhand te leeren.<br />
En hoe kan men , zonder het grootfte wonderwerk<br />
re vooronderilellen, waartoe Mofes ons evenwel<br />
geene de minde aanleiding geeft, zich verbeelden<br />
, dat, indien alle de knechten van Abraham te<br />
vooren onbefneeden geweest waren , zy zich, op<br />
zyn bevel alleen , aan zulk eene fmartlyke handeling<br />
zouden onderworpen hebben. Men verbeelde<br />
zich flechts , hoe het in onze dagen gaan zoude<br />
, indien de één of andere Edelman eenige honderden<br />
Boeren op zyne landgoederen op éénen dag<br />
wilde laaten befnyden. Zy zouden zich alle daar<br />
tegen verzetten , en ten minften zoude hem niemand<br />
behulpzaam zyn , om anderen tot eene zaak<br />
te dwingen , waar toe hy naderhand op zyne beurt<br />
door hen ftond gedwongen te worden. En wat<br />
zoude Abraham alleen, die geene hulpe van eenige<br />
Overheid hebben konde , in zulken gevalle gedaan<br />
hebben ? Is het derhalven niet het allernatuurlyksc<br />
te denken , dat veelen van zyne Knechten reeds<br />
vóór dien tyd befneeden waren , en dat hy door<br />
hulp van deezen, de overige tot gehoorzaamheid<br />
gedwongen heeft ? Maar is dit zoo, dan moet de<br />
Befnyding, behalven in Aegypten , noch by eenige<br />
andere Volken in dien tyd geheel en al ongewoon<br />
geweest zyn.<br />
In het vierendertigfte Hoofdft. des eerden Boeks<br />
van Mofes eifchen de Zoonen van Jacob , als eène<br />
Voorwaarde , van Sichem, die hunne Zuster wilde
DER AEGYPTENAAREN enz. 31<br />
de trouwen , dat hy en zyne geheeJe Stad zich<br />
moest laaten befnyden ; en wel met byvoeginge<br />
van deeze reden : IVy kunnen dit niet doen , dat<br />
uoy onze Zuster eenen Onbefneedenen zouden geeven.<br />
Het zoude ons tot Jcbande (trekken. Dit<br />
zoude waarlyk ten hoogften belachlyk geweest zyn,<br />
indien 'er op dien tyd in de geheele VVaereld geene<br />
andere Befneedenen , dan in het gedacht van<br />
Abraham geweest waren : anderen zouden hen misfehien<br />
befpot hebben , maar niemand voorzeker<br />
zoude het fchandelyk voor hen geoordeelt hebben ,<br />
dat zy eene Dochter aan eenen Onbefneedenen<br />
uithuwelykten. Ondertusfchen, komt deeze eifch<br />
den Bruidegom zoo weinig ongerymd voor, dat hy<br />
alle de Burgers van zyne Stad overreed, om zich<br />
met hem aan de Befnyding te onderwerpen.<br />
Men herinnere zich daarenboven , dat de Befnyding<br />
buiten allen twyfel by de Aegyptenaaren in<br />
gebruik was, toen de Iraëliten uicAegypten trokken<br />
, en dat zy den Israëliten het verzuim van deeze<br />
gewoonte in de Woestyne verweeten ; en men<br />
zal nauwlyks anders kunnen denken , dan dat de<br />
Befnyding reeds vóór den tyd der Israëliten in<br />
Aegypten gebruiklyk geweest is. Want dat de<br />
Aegyptenaaren , die altoos zoo veel yvers betoonden<br />
, om de zeden en gewoontens van hunne<br />
Voorouderen te bewaaren , die over hec algemeen<br />
van Vremdlingen eenen afkeer hadden; maar inzonderheid<br />
Hebreeuwfche Herderen , met verachting<br />
aanzagen (0) , dat deeze , zegge ik , van<br />
eenige vreemde Herderen, die in Godtsdienst mtt<br />
(a) Gen. XL1II. vs. 32, cn XLVI, vs. 34.<br />
hen
%% %. 186". ÖOCMERltïtl<br />
hen zoo veel verfchilden , de Befnyding zouden<br />
overgenomen hebben , is eene zeer onwaarfchynlyke<br />
gisfing.<br />
Voegt men 'er nu noch by , dat de Befnyding<br />
noch heden ten dage , zelfs in zulke landen , daar.<br />
zy door den Godtsdienst niet bevolen wordt , in<br />
Aegypten , meen ik , en Abysfinien dand gehouden<br />
heeft , en in deeze warme landen fomtyds om<br />
der gezondheids wille nodig is, dan wordt het ten<br />
minden zeer waarfchynlyk , dat deeze beide Volken<br />
, die buiten dien veel ouder zyn , en welker<br />
land men om zoo te fpreeken , als de natuurlyke<br />
zetel der Befnydinge kan aanmerken , dezelve vroeger<br />
gehad hebben dan de Israè'liten , die zekerlyk<br />
eerst lange naa hen ontdaan zyn.<br />
§. 186.<br />
Oogmerken der Befnydinge.<br />
Het eerde oogmerk der Befnydinge, het welk<br />
zich met den eerften opflag vertoont, en waarover<br />
Godt by haare Indellinge zich met ronde woorden<br />
verklaart heeft (a) , bedond daarin , dat de<br />
"Nakomelingen van Abraham door middel van dezelve<br />
een Verbond met den Allerhoogden moesten<br />
maaken, om geenen anderen Godt, maar Hem<br />
alleen aan te bidden en te vereeren. Hoe de Befnyding<br />
een teken van dit Verbond zyn kunne,<br />
kan men te gemaklyker begrypen, wanneer men<br />
weet , dat zy by de Aegyptenaaren een gebruik<br />
was<br />
Ca) Gen. XVII.
DER B E S N Y D I N G E. 33<br />
was der Priesteren : Abraham en zyne Nakomelingen<br />
móesten, zoo ras zy befneeden waren, aangemerkt<br />
worden , als of zy zich tot Priesteren van<br />
den waaren Godt geheiligt hadden, om Hem alleen<br />
te dienen. Zy behoort derhalven tot die Grondftelling<br />
van het Mofaïfch Recht, DE VERBANNING<br />
YAN AFGODERYE , Van welke ik, §. 32. gefprooken<br />
hebbe.<br />
Maar behalven dit zinbeeldig oogmerk , kan de<br />
Befnyding , onder eene warme luchtftreek , noch<br />
wel zekere nuttigheid van eene andere natuure gehad<br />
hebben , dewelke Godt bewoog , om onder<br />
veele andere mooglyke Verbonds-tekenen juist die<br />
te kiezen : en inderdaad Christus fchynt dezelve ,<br />
Joh. VII. vs. 22, 23. als een voorvaderlyk gebruik,<br />
het welk voor de gezondheid dienftig was , aan te<br />
merken. Myn oogmerk is niet, op eene geleerde<br />
wyze alles by één te zamelen , het geen over dit<br />
Onderwerp gefcbreeven is , maar alleenlyk vin het<br />
zelve te fpreeken , zoo als het my nu voorkomt ,<br />
naa dat de Heer NIEBUHR myne 52fte Vraage aan<br />
het Reis- gezelfchap na Arabien , die daarover han*<br />
delt , beantwoord heeft Qa). Ook ga ik het Programma<br />
van den Heere Lyf-arts VOGEL, het welk<br />
hy in het Jaar 1763. heeft uitgegeeven, onder den<br />
titel: Dubia de u/u chcumïïfionis Mcdtco , met ftilzwygen<br />
voorby. Het zelve behoort niet tot myn<br />
oogmerk , om dat het over ons Onderwerp meest<br />
van vooren (a priorij, en zonder berichten uit die<br />
Lan-<br />
( a ) NIECUHR Befchryving van Arabien , uit eigene<br />
uoaameemingen , bladz. 74. en verv. van de Nederd.<br />
Vertaaling.<br />
IV. Deel<br />
C
34- 5» 18 (5. O O G M E R K E N<br />
Landen , van welken gefproken wordt, handelt $<br />
en dus eigenlyk flechts zwaarigheden tegen de nuttigheid<br />
der Befnydinge voor de gezondheid in Europa<br />
oppert ; zwaarigheden ondenusfchen die men<br />
op Laudflreeken , dewelke zuidlyker liggen , niet<br />
terftont moet toepasfen ; en die men inzonderheid<br />
niet kan laaten gelden als tegenwerpingen tegen<br />
Schryvers , dewelke in die landen geleeft hebben ,<br />
indien men niet wil vooronderftellen , dat daar ter<br />
plaatfe alle natuurlyke omfiandigheden volkomen<br />
overeenkomen met die van andere landen, dewelke<br />
aan Europeaanfche Artfen bekend zyn. Of de Befnyding<br />
in Europa , en by de doorgaande lichaamsgefteltheid<br />
die een Hoogduitfch Artfenykundige bewoon<br />
is aantetreffen , voor de gezondheid van nut<br />
kunne zyn, was ten minfien myne vraage niet.<br />
De Ouden , die van de Befnyding der Mgyptenaaren,<br />
inzonderheid der Priesteren fpreeken, zien<br />
dezelve dikwerf, als eene foorr van zindeiykheid<br />
aan. Volgens PHILO , in zyn boek de Circumeijione<br />
, (pag. au. des tweeden deels , naar de uitgave<br />
van M A N G E Y , ) zoude de Zindeiykheid des<br />
gebeelen hchaams , die inzonderheid den Priesterhand<br />
voegt , het tweede, oogmerk , of de tweede<br />
aanpryzing der Befnydinge zyn : en hy voegt 'er<br />
by , dat de JEgyptifcbe Priesteren om die rede ook<br />
gewoon zyn het Hayr aftefnyden, dewyl in het Hayr<br />
en onder den Foorhuid vecle vuiligheden vergaderen ,<br />
ate zy behoorden weg ie neemen.<br />
Aan deeze Zindeiykheid nu fchynt men het veel<br />
gewichtiger Voordeel, waaraan PHILO de eerfte<br />
plaatze gaf, te moeten toefchryven. Deeze Schryver<br />
naamlyk , dien men , ten minilen in zaaken die<br />
Mgyp-
D Ë R Ë E S N Y D I N G fe. 35<br />
Mepten betreffen, geen geloof behoort te weigeren<br />
, zegt op dé zoo even aangeweeze plaatze :<br />
Er zyn meer redenen , die dit Oude Gebruik adhpryzen;<br />
maar inzonderheid de volgende : ï'oereerst,<br />
de Befnyding komt eene zeer fmart'yke Krankheid<br />
Voor , en die moeijelyk te geneezen is : men npelht<br />
dezelve , 'waarfchynlyk wegéns den brandenden<br />
fyn, Carbonkel (a), en de onbefneedenen zyn aan<br />
dezelve het meest onderheevig. De tweede is , de<br />
Zindeiykheid, enz. Deeze plaatze van PtiiLO word<br />
volkomen opgeheldert , en haare wa'drheid bevestigt<br />
, wanneer men 'ér mede vergelykt , hec geen<br />
de Heer NIEBUHK zegt , op bladz. 74. ter bearifc-<br />
Woordihge" van myne 5'ifte Vraage : „ Zy is in de<br />
,, heete landen voor die geenen die zich met vlytig<br />
,, Wasfchen , zeker zeer ndetig. Dus verzekerde<br />
de Aftz (è) der Ëngèlfchen té Haleb , dat zig<br />
in de heete landen meer vogtigheden onder hec<br />
hoofd der roede verzamelden , dan in de koude-<br />
,, re landen ; en een myner Vrienden in Indiè'n ,<br />
die zich in deeze heete landen alleen naar de Eü-<br />
,, ropifche wyze gereinigd hadde , had een foort<br />
„ van gezwellen onder het roedenhoofd gekregen ,<br />
,, welken niet zo zeer te dugten zouden geweesc<br />
zyn , indien hy befneden ware geweest. Hy<br />
„ wafchte naderhand dit lichaamsdeel fliptelylt, en<br />
„ federt dien tyd befpeurde hy niets meer van dien<br />
„ aart. Het wasfchen des lichaams en vooral der<br />
„ heifa)<br />
In het Griekfch<br />
, in het Nederduitfch<br />
Gloeijende Koole.<br />
&) RussttL, een Broeder van dien Rusfel, die de<br />
Natural Hifttry ef Aleppo gefchreeven heefc.<br />
C 3
$6 §• 186. O O G M E R R E K<br />
v<br />
heimelyke deelen , is dus in de heete Landen<br />
noodzaaklyk , en het is rafsfchien om deeze re-<br />
„ den, dat de fiigters van deGodtsdienftenderJoo-<br />
„ den , der Mohammedaanen , der Gebers, der<br />
„ Heidenen in Indie , enz. het zel»/e bevolen heb-<br />
„ ben. De thans onder hen woonende Christenen<br />
„ moeten nu ook , zo wel welftaanshalven, door<br />
„ dien men hen anders veragten zou , als om de<br />
„ Gezondheid , de reinigheid in agc neemen.<br />
„ Dewyl nu een Befnedene zich met minder<br />
„ moeite kan wasfchen \ dan een Onbefnedene,<br />
„ vooral , wanneer hy, gelyk de Mohammedaa-<br />
„ nen , maar ééne hand daar toe mag gebruiken ,<br />
„ zo verfchafc de Befnyding den geenen , die 'er<br />
„ zich van bedienen , ook een groot gemak * en<br />
„ dit konde reeds voor eene Oorzaak genomen<br />
„ worden , waarom die Natiën , by dewe'lken Zy<br />
„ eens ingevoerd is , dezelve behouden." Hoe<br />
weinig de Heer NIEBUHR ook bedcele , dit voor<br />
het Hoofdoogmerk der Befnydinge op te geeven ,<br />
zo zeker wordt evenwel door zyn Verhaal de zaak<br />
zelve , dat de Befnyding in heete landen een behoedmiddel<br />
is tegen de zoogenaamde Carbonkels,<br />
gelyk ze van PHILO genoemt worden.<br />
JOSEPHUS verhaalt ons ook noch een merkwaardig<br />
Voorbeeld , in zyn tweede Boek contra<br />
Jlpionem, §. 13. Dezelfde Apion naamlyk , die<br />
op zulk eene haatlyke vvyze tegen de Jooden gefchreeven<br />
, en met hunne Befnydinge den fpoc gedreeven<br />
nadr , moest zich eindelyk zelf, wegens<br />
een ongemak aan zyne heimelyke deelen , laaten<br />
befnyden ; dan die geichiedde'te laat, en hoip hem<br />
niecs^
D E R B E S N Y D I N G E . 37<br />
niets ; Apion flierf aan zyn ongemak in groote<br />
fmarten', en Jofephus merkt dit als eene rechtvaardige<br />
ftraffe aan voor zyne fpotternyen , met eene<br />
gewoonte , die zelfs by de Mgyptenaaren heilig<br />
geacht 'werdt.<br />
PHILO tracht der Befnydinge noch een ander<br />
natuurkundig Voordeel toe te fchryven ; hy is,<br />
naarnlyk van gedachten , dat dezelve iets toebrengt<br />
om het Huwlyk vruchtbaar te maaken. Ik zal,<br />
het geen hy hier van zegt, liever in hec Latyn bybrengen<br />
: Quana gravisfima commendatio e/t,<br />
quod ad mukïtudinem fobolis confert. Sic entm dicitur<br />
Jemen, neqae disperfum neque circum fluens prcsputio<br />
reftius ejaculari, in deque fieri, ut gentes<br />
circumcijce fint fsscundisfimcc numerofisfimes. Of<br />
dit zoo zy , zal ik niet onderzoeken , maar voor<br />
de Geneesheeren overlaaten ( a ). Dat de Volken<br />
die befneeden waren , juist altoos de talrykde en<br />
vruchtbaarfte geweest zyn , kan men ten minden<br />
uit de Gefchiednisfen niet bewyzen. Deeze fpreeken<br />
van onbefneedene Volken , die zeer vruchtbaar<br />
, en van befneedenen , die het in het geheel<br />
niet waren : noch heden ten dage zyn de landen<br />
der befnéedene Muhammedaanen , in vergelykinge<br />
van het onbefneeden Duitfchland , Woestenyen ,<br />
alhoewel zy noch dour den Oorlog , noch door hec<br />
verhuizen na andere landen , zoo veele Inwooneren<br />
verliezen. De invloed der Befnydinge in de<br />
Vruchtbaarheid der Menfchen kan ten minden niec<br />
grooc<br />
(a) Men zie , by voorbeeld , de Disfertatie van<br />
den Joodfchen Artz SALOMON BERNH. WOLFSHEIMER,<br />
de caufis joecunditatis Hebrceorum , nonnullis cedicis facri<br />
prceceptis nitentibus. lialas 1742.<br />
C 3
33 §. 186. O O G M E R K E N<br />
groo; zyn , en ik geloof, dat een Geneesheer, die<br />
over hec algemeen in het gevoelen van Philo was ,<br />
evenwel zoude toeüemmen, dat, het geen hy zegt,<br />
aiieeuljk by zeer zwakke natuuren plaats kan hebben<br />
; niet eens by middelmaatig fterke , die aan de<br />
zwakken grenzen.<br />
Behalven bet geval van zwakheid kunnen fommige<br />
Manspersonen , welker Voorhuid te lang of te<br />
bekrompen is, noodig hebben, dat zy door de Befnyding<br />
voor het Huwlyk bekwaam gemaakt worden,<br />
dewyl het zelve by hen, zonder Befnydinge,<br />
met groote ftr.arten vergezelt gaat. Hier van fprak<br />
de zesde afdeeling myner 52lte Vraage aan de Reizigers<br />
na Arabien , en de Heer NIEBUHR houdt<br />
dit in zyn Antwoord , het welk ik aan den voet<br />
deezer bladzyde geheel zal meeedeelen (a), voor<br />
één<br />
Ca ) „ De waare nuttigheid der Befnydenis is wel<br />
„ ceezc , dat daar door veele Mansperfoonen eerst<br />
„ tot den byflaap bekwaam worden. Men vind zoo<br />
„ wel in de Oosterfche landen als in Europa lieden ,<br />
„ by dewelken deswegens een foort van befnvding<br />
3, nóodzaaklyk i;. Ik geloof daar van te Moful een<br />
bewvs gezien te hebben. Een aldaar wooaende<br />
„ Christen, die reeds eenige iaaren met zyne tweede<br />
,1 jonge Vrouw geleefd hadde, zonder Kinders ge-<br />
„ teeld te hebben , beklaagde zich, dat zyne Vrouw<br />
hem telkens verweet, dat het zyne fchuld was,<br />
„ dat zy zich eenen onvru%tbaaren boom moest laaten<br />
„ noemen. Ik verzekerde hem , dat ik geen Artzenykundige<br />
was, gelyk hy het daar uit vermoedde,<br />
3, om dat ik de Sterren waarnam , en de Mohamme-<br />
„ daanfche Sterrekundigen tevens Artzen pleegen te<br />
„ zyn. Daar hy egter zyn verzoek dagelyks herhaal-<br />
„ dë, dat ik hem Artzenyen wilde geeven, begeerde<br />
„ ik ten laatften met hem naar zyn huis te gaan , en<br />
,. zyne Vrouw te fpreekea, Hier in wilde hy in het<br />
„ eersc
DER B E S N Y D I N C E . 39<br />
één der gewichtigfte voordeden van de Befnyding.<br />
Des niet tegengaande geloof ik niet , dat eenig<br />
Wetgeever of Volk by bet invoeren der Befnydinge<br />
op dit voordeel het oog gehad heeft: want dergelyke<br />
gevallen komen te zelden voor , en men ziet<br />
dezelve, zoo veel ik uit het antwoord van den Heer<br />
INIEBUHR kan befpeuren , in het zuidlyk Afien niet<br />
meer dan in Europa.<br />
Zeker<br />
i<br />
eerst in het geheel niet bewilligen, wyl hy dugtte,<br />
S<br />
„ zvne nabuuren mochten gewaar worden, dat hy een<br />
„ vreemdling in zyn huis bragtte. Egter fchroomde<br />
„ de Vrouw, die zig anders van geen Vreemdling zou<br />
„ hebben laaten zién , ganfch niet, om met baaren<br />
„ ge waanden Artz te fpreeken, dewyl de Europefche<br />
„ Artzen en Monniken de Vrouwen der Oosterfche<br />
„ Christenen zonder agterdocht bezoeken kunnen ,<br />
„ terwyl een ander eerlyk reiziger voor de deur ftaan<br />
3, blyven, of met het gezelfchap des Mans genoegen<br />
s, ne'emen moet. Zy klaagde, dat de Man zo zelden<br />
„ met haar wilde te iioen hebben. De Man antwoor-<br />
„ de tot zyne verdediging, dat zy niets van hem ver-<br />
„ langen zou, inzien zy de fmerteondervond, welke<br />
het hem veroorzaakte. Hier by herinnerde ik my 9<br />
„ dat een Europefche Artz eenen myner Europefche<br />
„ Vrienden juist om dezelve reden den riem aan het<br />
„ roedehoofd losgemaakt had. 13y nauwkeuriger na-<br />
„ vraagen en onderzoek, welk ik met een ernftig ge-<br />
„ laat deed , bevond ik ook hier , dat de arme Man<br />
„ konde geholpen worden , indien hy zig aan dezelfs,<br />
de Operatie wilde onderwerpen. Jk beiluit hieruit<br />
, dat by aldien hy in zyne jeugd ware befnee-<br />
,, den geworden , zyne Vrouw zig waarfchynlyk niet<br />
over hem-beklaagd zou hebben, en hy zelve een ge-<br />
9, rustcr lecven en erfgenaamen hadde künnen hebben.<br />
Doch zyn gebrek wierd niet verholpen ; want de<br />
5, Vrouw verzekerde: zy zou niet dulden, dat'ereea<br />
} )<br />
mes gebruikt wierdt. "<br />
C 4
40 §. i86. O O G M E R K E N<br />
Zeker groot Natuurkundige , welkers naam ik<br />
verzwygen zal , tot dat hy my vryheid geeve , om<br />
den welven te noemen , gaf voor eenige Jaaren in<br />
zeker opftel als in het voorbygaan eene gisfing op :<br />
riaamlyk , dat de Befnyding misfehien van eenige<br />
zedelyke nuttigheid zoude zyn. Dit zoude inderdaad<br />
van zeer veel gewichts zyn , en myne Lezeren<br />
Zouden het met recht als eene onverfchoonbaare<br />
nalatigheid in my aanmerken , indien ik myn best<br />
niet gedaan had , om nader te verneemen , welke<br />
zeJelyke nuttigheid deeze geleerde Man aan de Befnydinge<br />
toefchreef. Ik deed het terftond in den<br />
eerden brief den besten , dien ik hem fchryven<br />
nioest : by antwoorde eerst met weinige woorden ,<br />
pp den ai (Ie April 1770. DAT DE BESNYDING,<br />
VOL<br />
GENS ZYNE GEDACHTEN , EEN MIDDEL WAS , CM DE<br />
ZELFBEVLEKKING TE VERHINDEREN ; en voegde 'er<br />
naderhand noch in eenen anderen brief, dien ik<br />
nu juist niet by de hand hebbe , by : dat de Zelfsbevlekking<br />
waarfchynlyk aan Menfchen , die be*<br />
fLeden zyn , te veel pyn veroorzaakte.<br />
Dit zoude voorwaar een zeer groot voordeel zyn<br />
van het Gebod , het welk de Befnyding gebiedt ,<br />
inzonderheid in warme landen , alwaar de wellust,<br />
' de oorzaak der Zelfsbevlekkinge , veel heviger is,<br />
en de Jongens eenige , ten minfien twee , Jaaren<br />
vroeger huwbaar worden. En men zoude zich dan<br />
byna gedwongen zien , om te vraagen , waarom<br />
Godt zulk een weldaadig gebod, het welk het middel<br />
behelsde tot voorkominge van zulk eene gevaarlyke<br />
Zonde , die door de grootile oplettenheid van<br />
Ouderen en Opzieneren niet ten eenenmaale kan<br />
beteugelt worden , waarom Godt, zegge ik, dit<br />
Gebod
DER B E S N Y D I N G E. 4i<br />
Gebod in het Nieuwe Testament afgefchaft, en het<br />
zelve niet liever door den Christlyken Godtsdienst<br />
algemeen gemaakt hebbe ? Of waarom Hy onze<br />
natuure van den beginne niet anders gefteld , en by<br />
de iVlenfchen tot eene algemeene Regel gemaakt<br />
hebbe , het welk thans zeer zeldzaam voorvalt, tn<br />
niet dan eene uitzondering is, naamlyk zonder voorhuid<br />
gebooren te worden ? Indien deeze zedelyke<br />
nuttigheid der Befnydinge konde beweezen worden,<br />
dan was het de zaak van eiken Wetgeever niet flechts<br />
om zedelyke , maar ook om ftaatkundige redenen ,<br />
dit behoedmiddel tegen de zelfsbevlekking weder in<br />
te voeren, en door burgerlyke wetten het befnyden<br />
der Jongens kort naa hunne geboorte te beveelen :<br />
want 'er kan bynaa niets nadeeligers voordevolkrykheid<br />
van een Land gevonden worden , dan de genoemde<br />
misdaad , wanneer zy gemeen wordt.<br />
Dit alles heeft my oplettender gemaakt op de<br />
Vraage , of de Befnyding niet wel zekere zedelyke<br />
nuctigheid konde hebben : maar ik heb 'er my zeiven<br />
evenwel niet van kunnen overtuigen. Ik zal<br />
de redenen, die het my onwaarfchynlyk maaken ,<br />
voor zoo verre dezelve my nu voor den geest komen<br />
, bybrengen.<br />
Vooreerst is het onbetwistbaar, dat de Befnyding<br />
geen behoedmiddel zoude zyn tegen die foort<br />
van zelfsbevlekkinge , die zonder eenige lichaamlyke<br />
werkinge , alleenlyk door de verbeelding veroorzaakt<br />
wordt, en met de pollutiones nodturne de<br />
meeste overeenkomst heeft , met dit onderfcheid<br />
alleenlyk , dat deeze in den flaap , en als onwillig,<br />
maar geene waakend gefchiedt, en door eigenlyk<br />
C 5<br />
toe-
4^ §. iS6. O O G M E R K E N<br />
toedoen van hem , die zyne onkuifche gedachten<br />
toe op zekere bepaalde hoogte nagaat, en dezelve<br />
opzetlyk koestert. Deeze foort van zelfsbevlekkinge<br />
, by welke niets dan de verbeelding werkzaam<br />
is , is misfehien noch dimmer , dan de eigenlyke ,<br />
zoogenaamde Manujtupratio. Zy tast de vermoogens<br />
der Ziele met meer ge weids aan , om dat de<br />
verbeelding alleen hier alles doet. Die gedachtenloosheid<br />
der Zelfsbevlekkeren derhal ven , dewelke<br />
geduurig nader komt aan weezenlyke Krankzinnigheid<br />
, en die door TISSOT befchreeven is, moet<br />
in het byzonder van deeze een gevolg zyn , en zy<br />
moet voornaamlyk veel tot merklyke verzwakking<br />
der vermoogens , zoo van hec lichaam als van de<br />
Ziüc toebrengen. Gezeifchappen, tot welke zy<br />
anders hunne toevlucht behooren te neemen , die<br />
zich van die afichuwlyke misdaad zoeken los te maaken<br />
, zyn niet eens in daat , om deeze foort van<br />
Zelfsbevlekkinge voor te komen , om dat de Verbeelding<br />
van diepdenkende menfehen , die aan de<br />
gefprekken geen deei neemen . ook midden in de<br />
grootfte gezelfchappen kan werken. Tegen deeze<br />
ajlerergfte foort vsn zelfsbevlekkinge zoude dus de<br />
Befnyding in het geheel niets kunnen uicrichcen.<br />
Maar ik twyfele zelfs, of zy wel een middel zy<br />
om de eigenlyke zoogenaamde Aianuftupratio »oorre'-omen<br />
; hoewel ik gaerne wil gelooven , dac 'er<br />
wchien eenige byzondere foorten van zelfsbeviekkjage.<br />
zyn , die eenen Befneedenea fraartlyk zouden<br />
kunnen valles. Immers, men leest zelfs in<br />
.: hwifcoa zeer veel van eisenlyke Mamjiupraimv<br />
; en men vindt 'er zelfs, al te vergezochte<br />
, \ oo. iftea ia , om dezelve voor te komen<br />
:
DER B E S N Y D I N G E.<br />
43<br />
men (aj: dezelve moeten by gevolg ook by Be.<br />
fneedenen mooglyk , en niet zoo imartlyk zyn, dat<br />
de fmait alleen als een behoedmiddel tegen dezelve<br />
zouden kunnen aangemerkt worden. Een Joodfch<br />
Artz , dat wat veel practyk had onder zyne geloofsgenooten<br />
, zoude hier het best over kunnen oordeelen<br />
: de eenige van dien aart, dien ik in perfoon<br />
gekent hebbe, de Heer HIRSCHEL te Berlyn,<br />
was juist weinig tyds te vooren gelïorvcn , toen ik<br />
hem 'er na wilde vraagen. Maar misfehien zal een<br />
ander Joodfch Geneesheer myn boek leezen , en<br />
deeze Vraage beantwoorden.<br />
Het geen de Befnyding by de Menfchen doet,<br />
fchynt de natuur reeds by veele foorten van Aapen<br />
gedaan te hebben , die , gelyk befneedene Volken<br />
het gewoon zyn te noemen , BESNEEDENE VAN<br />
GEBOORTE zyn (Z>). HORAPOLLO zegt dit van<br />
den Jap met den hngen honden/noet ( Cynocephalus )<br />
uit-<br />
(a) Dewyl het niet gevoeglyk js zulke plaatzen<br />
in het Nederduiifch mede te deelen, en myne meeste<br />
Leezeren geene Schriften van Rabbynen of den Thalmud<br />
kunnen nazien , wyze ik dezelye des noods na<br />
het Lexicon Cbaldceo - Tbalmudicum van ÜUXTORFF,<br />
pag. 112, 113., daar zy een paar van zulke plaarzen<br />
in het Latyn vertaald zullen; vinden.<br />
(b) Befneedene van geboorte noemt men die geenen,<br />
welker Voorhuid te kort is, en te weinig bedekt.<br />
Men vind zoodanigen ook onder de Menfchen ;<br />
en de Jooden telden zeven Heiligen , die dus van natuure<br />
befneeden waren. Die 'er meer van wil weeten<br />
, heeft flechts myne Oosterfcbe Bibliotheek, op<br />
bladz. 94. na te zien.
44 i86. O O G M E R K E N enz.<br />
uudruklyk (c). Indien dan de Befnyding een behoedmiddel<br />
was tegens de Manuftupratie , zoude<br />
men moeten denken , dac de natuur zelve van deeze<br />
Aapen , die befneeden gebooren worden , deeze<br />
vuile daad ten éénenmaale onmooglyk gemaakt<br />
had. En evenwel zyn 'er de Aapen , inzonderheid<br />
eenige van de grootfte foorten, tot raazend worden<br />
toe , aan overgegeeven. Dewyl ik my geen Boek<br />
kan te binnen brengen , waar na ik myne Leezeren<br />
zoude kunnen wyzen , zal ik 'er alleenlyk byvoegen<br />
, dat ik in Casfel, het hok van eenen grooten<br />
Aap voorbygaande, die, wat meer is, van namure<br />
zeer flerk befneeden was , denzelven in korten tyd<br />
deze verachtlyke en affchuwwaardige daad verfcheidene<br />
maaien zag bedryven : toen ik den Oppasfer<br />
myne verwondering daar over deed merken , verhaalde<br />
hy my , hoe ontelbaar dikwils dee2e Aap die<br />
deed., en welke lichaamlyke gevolgen hy zich daar<br />
door op den hals haalde. Indien het my geoorlooft<br />
was , het woord ZONDE dus te misbruiken , zoude<br />
ik zeggen, dat Manuflupratie eigenlyk de Zonde<br />
der Aapen is. Kan dan de Befnyding wel een middel<br />
zyn , om deeze misdaad voortekomen ?<br />
My komt het derhalven noch voor het tegenwoordige<br />
voor, dat wy ons by het Voordeel, hec<br />
welk de Befnyding aan de gezondheid toebrengt,<br />
moeten bepaalen : gelyk Christus dit ook Joh. VII.<br />
vs. 22, 23. als een Hoofdoogmerk van haare inftelilellinge<br />
fchynt aan te merken : Mofe;, zegt hy ,<br />
heeft u de befnyding bevolen , die wel niet van Mo-<br />
Jes afkom/lig ia , maar van de Vaderen ; en gy<br />
bejnydt op den Sabbath. Is bet dat een men/eb be-<br />
fnce-<br />
[C)<br />
Libr. I, §. 13, ysnaTJj •XttiTirpii/tiiiij.
§. i87- OVER DE OFFERANDEN. 45<br />
fneeden wordt op den Sabbath , of dat de Wet van<br />
Mofes niet gebrooken worde , boe kunt gy dan op<br />
my toornig zyn , om dat ik den geheelen menjcb op<br />
den Sabbath gezond gemaakt hebbe. Nochtans bekenne<br />
ik , dat deeze plaatze zeer verfchillend word<br />
uitgelegt. Die begeerig is om 'er iets over te leezen,<br />
kan by den Heer Pr. ERNST AUGUST<br />
SCHUXZE<br />
in zyne Exercitationes Philofophica , fase. u exer-<br />
•cit. 3.. te recht raaken.<br />
i 187.<br />
Verdeeling der Offeranden.<br />
Van de OfFeranden der Israëliten fpreekende, zal<br />
ik alles met flilzwygen voorbygaan , het geen tot<br />
de Godtgeleerdheid of Oudheden behoort , derzelver<br />
Godtsdienftig Oogmerk , dat zy Voorbeelden<br />
zyn , de Plechtigheden , met dewelke zy verricht<br />
wierden , en wat van dien aart meer zyn mooge.<br />
Ik befchouw dezelve hier alleenlyk , zoo als zy op<br />
het Burgerlyk Gemeenebest der Jooden betreklyk<br />
waren : en zelfs het geen daar van te zeggen valt,<br />
zal voor het grootfte gedeelte niet te deezer plaatze<br />
, maar in het vervolg, misfehien by de befchouwing<br />
der Misaaaden en Straffen , gezegt worden.<br />
Ook zoude ik myne Leezeren zekerlyk op geene<br />
zeer aangenaame wyze bezig houden , indien ik<br />
over de bepaaling (.definitie) van eene Offerande<br />
wilde twisten : dan de volgeude Verdeeling der Offeranden<br />
, die ik. hier herhaale uit het geen ik by<br />
Levit. j, hebbe aangemerkt, is volftrekt noodzaaklyk<br />
, om het geen ik daar van in het vervolg zai<br />
zeggen , te kunnen verflaan.<br />
'^Ww': }zAi>nsn'vv!ln» ito De
40* 5- ÖVER DE OFFERANDE*.<br />
De Offeranden naamlyk , zyn of<br />
I.)<br />
BLOEDIG, dat is van Dieren, die gedacht<br />
werden. D eze Dieren moesten rein z>n ,<br />
en aan het offeren van Menfchen, waar van<br />
VOLT Ai RE de Israëliten befchuldigt, kon<br />
men bygevolg, volgens dé Mofaïfche Wetten<br />
, in het geheel niet denken, en zy zouden<br />
het Altaar ontheiligt hebben. Dit gaat<br />
zoo verre , dat, toen Jollas de Alraaren op<br />
de tterkfte wyze ontheiligen wilde, op welke<br />
Jeroboam aan het Goude Kalf geoffert<br />
hadt, hy 'er beenderen van Menfchen op<br />
liet verbranden , ft Kon. XXIII. vs. 15- '20.<br />
Jk loochen hiér door niet, dat de Israëliten<br />
irt navolginge van de Afgoderyen der Cananicen<br />
, niet fomtyds Menfchen geoffert<br />
hebben : maar dit was iets , hec geen in de<br />
Wet van Mofes op het ftrengst verboden<br />
was , en het geen in hét Critnineeie Recht,<br />
onder de lyfftraflyke Misdaaden zal voorkomen.<br />
Ook mochten geenszins alle reine<br />
Dieren zonder onderfcheid geoffert worden.<br />
Visfchen kwamen in het geheel niet op het<br />
Altaar, om welke rede het ook nergens verbooden<br />
is, het bloed dor Visfchen te gebruiken<br />
, maar alleenlyk het bloed der Vogelen<br />
en viervoetige Dieren , Levit. VII. vs.<br />
26. Alle reine Vogelen fchynt men tot Offeranden<br />
te hebben mogen gebruiken , Levit.<br />
XIV. vs. 4-7. ondertusfehen waren de<br />
Duiven evenwel verre weg de gewoonlykfte<br />
Offeranden onder het gevleugeld Gedierte.<br />
Van de viervoetige Dieren waren flechts<br />
drie foorcen, Rundvee naamlyk , Schaapen<br />
en
|. 187. ÖVER DÈ OFFERANDEN. 4*<br />
en Bokken, voor het Altaar belremt, en 'er<br />
mocht in 't geheel geen Wild geoffert worden.<br />
Daar van daan die fpreekwyze in de<br />
Wetten van Mofes , om te kennen te geeven,<br />
dat men by het flachten van zeker dier<br />
alle Godtsdienftige oogmerken en alle denkbeelden<br />
om het te offeren, verbannen moest 5<br />
HET MOET ALS EEN REE OF HERT GEGEETEN<br />
WORDEN, Deut. XII. vs. 15. 22. XV. vs.22.<br />
Ook heeft men ten .opzichte deezer Offeranden<br />
met Bloed noeh aan te merken , dat zy<br />
tegen de wyze van offeren der oude iEgypnaaren<br />
, ten minde van fommige gedeeltens<br />
van lEgypten flrydig waren , als welke alle<br />
bloedige Offeranden voor affchuwlyk hielden<br />
, en geene andere dan zoodaanige , by<br />
welke niets, het geen leven ontfangen had,<br />
gedood werdt, voor zedelyk goed , en der<br />
Godtheid welbehaaglyk hielden : hier komt<br />
by, dat de Dieren, die de Israëliten gewoon<br />
waren te offeren, met opzet derwyze waren<br />
uitgezocht , dat men in verfcheidene landftreeken<br />
vaniEgypcen, daar men deeze Dieren<br />
heilig oordeelde of als zinnebeelden der<br />
Godtheid aanzag , iemand zoude gefleemde<br />
hebben , die dezeiven hadt willen offeren.<br />
Mofes zelf maakt deeze aanmerking, Exod.<br />
VlII vs. 2 2. en het geen hy zegt komt volkomen<br />
overeen met hei verhaal der Griekfche<br />
Schryveren, dat de YEgyptenaaren dikwerf<br />
op hunne Feesten, over de Offeranden<br />
die men gedacht had , tot een bloedig; gevecht<br />
gekomen zyn. Deeze BLOEBIGE O M <br />
RANDEN werden wederom verdeelt. -—<br />
a,) JEri
48 §• i87- OVER DE OFFERANDEN.<br />
a. ) In BRANDOFFEREN dewelke geheel en al,<br />
en wel op het Altaar, moesten verbrand<br />
worden , en<br />
b. j In ZOEN-en SCHULO-OFFERANDEN. Deeze<br />
bracht men wegens eene Misdaad , waar<br />
. aan men zich had fchuldig gemaakt: van<br />
deeze kwam flechts een gedeelte op het<br />
Altaar, het overige was of voor den Priester,<br />
of het werd buiten 't Leger verbrand.<br />
Over derzei ver onderfcheid, waarin wy by<br />
ons tegenwoordig oogmerk juist niet veel<br />
belangs hebben , kan men de aanmerkingen<br />
naleezen, die ik over Levit. V. 1-4- en<br />
VI. 2, 3. gemaakt hebbe. Ik ben naamlyk<br />
van 'gedachten , dat men een Zond- of<br />
Zoen.Offer moest brengen , wegens eene<br />
daadlyke Zonde , maar een Schuld - Offer<br />
voor eene Zonde van naalaatigheid : dan<br />
hier aan zal eenen Lezer, die het Mofaïfch<br />
Recht van eene ftaatkundige zyde wil befchouwen<br />
, niet veel geleegen liggen.<br />
c. ) In MAALTYDS-OFFERANDEN (Scbelamim)<br />
van deeze werden alleenlyk de vette ftukken<br />
, by voorbeeld , het Nierbed , en de<br />
Staart van eene zekere foort van Schaapen<br />
op het Altaar gebracht , een zeker klein<br />
gedeelte was ten voordeele des Priesters ,<br />
maar al het overige was voor den Offer -<br />
maaltyd , en de Offeraar verteerde het met<br />
zyne Gasten. Of<br />
a.) OFFERANDEN ZONDER BLOED , die uit het<br />
Ryk der Planten genoomen werden , en die<br />
Lu THE-
§. 187* OVER DE OFFERANDEN. 49<br />
LUTHLRUS in zyne Vertaaüng Spys-Offeranden<br />
noemt. Mincha , (GESCHENK) is derzei<br />
ver nader befchryving : zy bellonden uic<br />
Meel , Brood , Koeken , Ayren , geroost<br />
Koorn. Men konde dezelve niet brengen<br />
om voor Zoen-OfFeranden te dienen , dan<br />
alleenlyk in gevalle hy, die zich bezondigt<br />
had , in zulken hoogen trap arm was, dat<br />
een OfFer van twee jonge Duiven , of twee<br />
Tortelduiven zyn vermogen te boven ging.<br />
By fommige Offeranden van Meel moest ook<br />
Olie gegeeven , of de Offerkoek met Olie<br />
gebakken worden. Maar dit gefchiede niet,<br />
wanneer zy Zoen-Offeranden voor onvermogenden<br />
waren. By alle zoodanige Offeranden<br />
moest men Zout doen , en wel zuiver<br />
Zout , dat is Salpeter, Levit. II. vs. 13-<br />
( Men zie myne Verhandeling , de Mtro<br />
Hebr. §. 7.).<br />
Tot een aanhangfel van beide deeze foorten<br />
van Offeranden , dienden ,<br />
3.) De DRANK- OFFERANDEN : zy beftonden in<br />
Wyn , die voor een gedeelte op het voorhoofd<br />
der Offerdieren fchynt gegooten te<br />
zyn , om dezelve daar door Gode te heiligen<br />
, terwyl het andere gedeelte voor de<br />
Priesteren was , om het zelve by hun aandeel<br />
van de geflachtte Offerdieren, waarvan<br />
ik reeds gefproken hebbe , als mede van de<br />
Offerkoeken , te drinken.<br />
IV. Deel D $.-i88.
50 $. 188. OvER DE PLAATZE,<br />
$. i 8 8.<br />
Het was niet geoorlooft op alle plaatzen tt offeren<br />
, maar alleen up die plaatze , die Godt<br />
vervolgens bepaalen zoude ; en tot dien tyd<br />
toe daar alleen , alwaar de Tabernakel<br />
of de Verbondsarke gevonden werdt.<br />
Alle deeze Offeranden mochten niet overal, daar<br />
het den Offeraar flechts behaagde , gebracht worden;<br />
maar het moest gcfchieden op die plaatze, die<br />
ttn gemeenfchapiyken gebruike des Volks, tot verrichting<br />
naamlyk van den openbaaren Godtsdienst<br />
gefcaikt was. In de Woestyne was du reeds bevolen<br />
, en 'er zelfs de uitroeijing op geflelt, indien<br />
iemand op eene andere plaatze , dan voor den Tabernakel<br />
offerde, Levit. XVII. vs. 8,0. Deeze<br />
Wet moet niet lecterlyk waargenomen , noch de<br />
flraffe , zoo als zy gedreigt was , voltrokken zyn ;<br />
want de tweede Wet, die Mofes , veertig Jaaren<br />
naüerhand , en weinig tyds vóór zynen dood over<br />
de plaatze gaf , daar men offeren moest, zegt uicdrukkelyk<br />
: dat zy in Palaflina alles niet mochten<br />
doen , bet geen zy thans tn de Woeflyne , elk naar<br />
zyn welgevallen , gewoon waren , nu zy zich noch<br />
met op de vaste plaatze van bun verblyf bevonden (a).<br />
Men kan dezelve vinden Deut. XII. vs. 3 - 14. en<br />
'er wordt in belast, dat men Godt nergens anders<br />
een Offer moest brengen , DAN OP WE PLAATZE ,<br />
DL WELKE HY ZELF TOT EENEN ZETEL VAN DEN<br />
GODTSDIENST VERKIEZEN ZOUDE. Ter plaatze,<br />
al-<br />
CO Deut. XIL vs. 8, 9.
DAAR MEN OFFEREN MOEST. 5!<br />
alwaar de Tabernakel of Verbondsarke gevonden<br />
werdt, mocht en moest men in gewoone gevallen<br />
offeren , want die plaatze had Godt dan op dien<br />
t\d daartoe verkooren : ondertusfchen floot deeze<br />
Wet evenwel ook geen verbod in , om op eenige<br />
andere plaatze zyne Offerande te doen , indien die<br />
door eenen Propheet geboden werdt: want zoo ras<br />
dit geval gebeurde , hadt Godt immers die plaatze<br />
verkooren. Men moet zich derhalven niet verwonderen<br />
, wanneer men zier dat de Propheeten foratyds<br />
verre van den Tempel geoffert hebben ; zoo<br />
als , by voorbeeld, Elias op het voorgebergte Carmel,<br />
1 Kon. XVIII. 10-40. De Wet zag alleenlyk<br />
op gewoone gevallen , en liet hec dan evenwel<br />
onbepaald, welke plaatze des beloofden lands Godc<br />
in hec vervolg zoude verkiezen , om 'er of den Tabernakel<br />
op te flaan, of eenen Tempel te bouwen.<br />
Volgens de wyze van denken der Menfchen van<br />
dien tyd , moesten den Israè'liten veele plaatzen in<br />
Palsflina heilig fchynen , op welke Abraham, Izaatc<br />
en Jacob Godtlyke verfchyningen gehad , of Altaaren<br />
gebouwt hadden ; by voorbeeld , Sichem, Hebron<br />
, Machanaim, Penuel, Bethel en andere meer.<br />
De verwachting van gelykfoorcige dingen , eene regel<br />
, die wel niet zeer redenkundig, maar nochtans<br />
zoo natuurlyk is , dat wy dezelve al dikwerf in onze<br />
manier van denken volgen , deed het hun waarfchynlyk<br />
voorkomen, dat Godt menigmaalen verfchynen<br />
zoude , daar Hy eens verfcheenen was ,<br />
ten minften dat Hy daar inzonderheid de OfFeranden<br />
en Gebeden , die men tot Hem opzond , mee<br />
een genadig oog zoude aanfehouwen en aanneemen.<br />
Maar de Wet verklaarde uiidruklykdat hec niet<br />
D 2<br />
gcoor-
52 §. 188. OVER DE PLAATZE,;<br />
geoorloofc was, op alle deeze plaatzen te offeren,<br />
maar alleenlyk op die ééne plaatze , dewelke Godt<br />
zich voorbehield , om daar toe naderhand vaat te<br />
ftellen.<br />
Het Hoofdoogmerk deezer Wet was buiten eenigen<br />
twyfel, om door een geduurig openiyk opzicht<br />
op de Offeranden , den Afgodendiende en andere<br />
foorten van Bygeloof voortekomen. Dit kan men<br />
duidelyk zien uit Levit. XVII. vs. i • 9. Ware het<br />
geoorlooft geweest, overal, daar men wilde, te<br />
offeren , dan zoude men , by de algemeene neiging<br />
tot Afgoderye van die tyden , dikwils onder voorwendfel<br />
van den waaren Godt te offeren , heimlyk<br />
den Afgoden een offer gebracht hebben ; en zelfs<br />
op die plaatzen, waar aan men eene byzondere heiligheid<br />
toefchreef, en naar men dus waarfchynlyk<br />
Gode het allermeest zoude geoffert hebben, zouden<br />
ligtlyk uit hebzucht valfche Godtfpraaken hebben<br />
kunnen ontdaan; waartegen Mofes insgelyksfeheen<br />
te willen voorzien. Deut. XII. vs. 4, 5, 6.<br />
De Wet van Mofes is zoo zorgvuldig , om het<br />
offeren alleenlyk op ééne plaatze toe te laaten, dat,<br />
toen het Verbod, om Runderen, Schaapen en Bokken<br />
, anders dan by het Altaar, en om ten Offer te<br />
dienen, te dachten, (hec geen wy §. 169. hebben<br />
opgeheldert,) wederom ingetrokken werdt, en ieder<br />
éénen toegedaan , om in zyn huis te moogen<br />
flachten , zoo veel hy wilde , dat 'er , zegge ik,<br />
evenwel eene uitdruklyke waarfchuwing wierdt bygevoegt<br />
, om zulk een Dier , hec welk men in zyn<br />
eigen huis gedacht had , vooral niet als eene Offerande<br />
aantemerken. HET MOEST ALS EEN REE O><br />
HJJRT, die men niet ten Offer konde bren^tn, GE<br />
GEE-
DAAR MEN OFFEREN MOEST. 53<br />
GE. TEN WORDEN, EN DE ONREINEN MOESTEN DAAR<br />
VAN ZOOWEL EET EN , ALS OE REIN EN , het Welk by<br />
een geofferd Dier eene ontheiliging zoude geweest<br />
zyn, Deuc. XII. vs. 15, 16. 20-22. By ons zoude<br />
dergelyk eene waarfchouwing van den Weigeever<br />
niec noodig zyn 1 dan men verbeelde zich een Volk,<br />
by het welk het eeten van vleefch zoo gemeen niec<br />
is , als by ons; daar men byna nimmer een beest<br />
flacht , dan tot plechtige maaltyden ; en daar de<br />
Offermaaltyden doorgaans de gasteryen uitmaaken ;<br />
en men zal kunnen begrypen, dat men onder dat<br />
Volk by het flachten van die dieren, die men gewoon<br />
was op het Altaar te brengen , ligtlyk aan<br />
eene foort van Offerande zonde hebben kunnen denken,<br />
en dezelve, ten minften in zyne denkbeelden,<br />
misfehien ook wel door zekere byzondere plechtigheden<br />
, tot eene Offerande maaken, indien de Wetgeever<br />
daar niet tegen gezorgt had. Mofes maakte<br />
dezelfde aanmerking ten opzichte der eerstgboornen<br />
van Runderen , Schaapen en Bokken , die het één<br />
of ander lighaamlyk gebrek hadden: men mocht dezelve<br />
in zyn huis flachten en eeten, maar in geenen<br />
deele voor heilig houden , of als eene Offerande<br />
aanzien. Deut. XV. vs. 21, 22.<br />
Welke plaatze Godt naderhand tot den Zetel<br />
van Zynen dienst , en de plaatze om te offeren ,<br />
zoude ftellen , hier van heeft Mofes geen woord<br />
gezegt : hy gaf den Israëliten zelfs geene de minfte<br />
gelegenheid om het te gisfen , maar liet dit ten<br />
éénenmaale aan den tyd over. Aan Jerufalem zal<br />
misfehien , vóór den tyd van David , niemand , by<br />
het leezen der MofaïTche Wetten gedacht hebben ,<br />
alhoewel van deeze Stad in de gefchiednisfen van<br />
D 3<br />
Mofes
54 5- 183. • OVER DE PLAATZE,<br />
Mofes by üitftekenheid gefproken wordt, als van<br />
de plaatze, alwaar de eenige waare Godt , reeds<br />
ten tyde van Abraham eenen Priester had , denwelken<br />
deeze de tiende van den buit gaf. Gen. XlV.<br />
vs. 18 - ao. ( a ).<br />
Nu zal men kunnen begrypen , van waar het<br />
kwam , dat de Samaritaanen de Boeken van Mofes<br />
voor Godclyk hielden , en evenwel niet te Jerufalem<br />
, maar,op den,;berg Gariiim | na by Sicbem ,<br />
hunnen Tempel hadden en offerden. Uit de Boeken<br />
van Mofes konden zy niet wederlege worden :<br />
ik beken het , JOSEPHÜS verhaalt , dat de Jooden<br />
en Samaritaanen , in tegenwoordigheid van Ptolomaeus<br />
Pnilomecor getwist hebben , welke Tempel<br />
de rechte zy , na dat beide partyen te voren onder<br />
Eede verklaart hadden , DAT ZY HUNNE BEWYZEN<br />
ALLEEMLYK UIT DE WET ZOUDEN NEEMEN : maar ik<br />
wenfehte wel te weeten , wat de Jooden toch uit<br />
de Wet hebben kunnen bybrengen , zoo wel vóór<br />
Jerufalem , als tegen Sichem , waar van nochtans<br />
in de Schriften van Mofes als van de oude Offerplaatze<br />
der Aardsvaderen gefproken wordt (£), alwaar<br />
, het geen meer is , de Wet in fteen gehouwen<br />
, een Aftaar gebouwt, onder het doen van Offeranden<br />
het Wetboek bezwooren , en zegen en<br />
vloek uitgefproken was Inderdaad Jofephus<br />
fpreekt<br />
Ca) Indien iemand eenigszics mochte twyfelen, of<br />
Salem wel waarlyk Jerufalem zy, dien verzoek ik de<br />
Voorrede tot myne Typifcbe Godtgeleerdbeid , bladz.<br />
13 — 7*. van den tweeden druk na te leezen.<br />
(b) Gen. XII. 6, 7. XXXIII. 18 — 20.<br />
CO S- 69,70. Deut. XXVII. i -8.
DAAR MEN OFFEREN MOEST. 55<br />
fpreekt ook van geen één bewys , het geen uit de<br />
Wet ontleent was , maar wel van gronden die uit<br />
de Gefchiedenisfe genomsn waren ; en nochtans<br />
werden de Samaritaanen , dewyl zy in dien twist te<br />
kort fchooten , aan het leeven geftrafi ! Het geheele<br />
verhaal fchynt een verdichtel te zyn. Jofephus<br />
is over het algemeen genomen een zeer goed<br />
Schryver, die achting verdient: maar het was evenwel<br />
niet onmooglyk , dat hem ééns eene verdicnte<br />
gefchiednis in handen viel , en dat hy uit mangel<br />
aan genoegzaame kundigheid om daar over te oordeelen<br />
, het valfche van dezelve niet bemerkte.<br />
Deeze geheele zonderlinge Gefchiednis, is ondertusfchen<br />
wel waardig , juist om dat zy , door het<br />
geen wy van het Mofaïfch Recht weeten, tot een<br />
verdichtfel gemaakt wordt, dat men haar aan den<br />
voet deezer Bladzyde eene plaatze inruime (a).<br />
Zoo<br />
Ca) Antiquit. Libr. XIII- cap. 3. §. 4- »* Dejoo-<br />
„ den en Samaritaanen , welke laatften totden Zetel<br />
:! van hunnen Godtsdienst eenen 1 empeI hadden die<br />
' ten tyde van Alexander op den Berg Ganfim ge-<br />
! bouwt was, geraakten te AIexandneninverfch.il,<br />
„ en de oneenigheid ging zoo verre, dat Ptolomsus,<br />
„ over hunnen twist wegens den Tempel, Kecnter<br />
wierdt. De looden beweerden dat de Tempel te<br />
!! Jerufalem , maar de Samaritaanen , dat die op Ga-<br />
' riöm het was, die volgens de Wet van Moles gebouwt<br />
was zy verzochten den Koning, dathyzelt<br />
„ met de voornaamften zyner Hovelingen de gronden<br />
„ van beide partyen wilde aanhooren , eene uitipiaak<br />
„ doen , en de onderleggende party met den dood<br />
" ftraffen." C Een zonderling verzoek, dat de Advokaat<br />
, die zyne zaak verliest , met den dood zal geftraft<br />
worden , inzonderheid wanneer beide partyen ,<br />
het geen zy verdedigen, met zoo veele goede trouwe
56 §• l8:). OvKR DE PLAATZE,<br />
Zoo lang 'er noch geen Tempel gebouwr was ,<br />
(iets hec geen Mofes noch bevolen , noch verbooden<br />
voor waar houden , als zy hier fehynen gedaan te<br />
hebben. Dit alleen maakt de geheele Geichiedenis<br />
verdacht. En het zoude , dunkt my , beter geweest<br />
zyn , indien zy te vooren bedongen hadden , dat de<br />
1 empel van die geenen , die in hunne bewyzen te<br />
kort (chooten , met meer zoude bezocht worcen ><br />
„ Voor de Samaritane n fprak Sabbseus en Theodolius,<br />
„ voor de Jooden Andronicus en Jvle;,falam. Maar<br />
„ vooraf verbonden zich beide parcyen door eenen<br />
„ lied by Godt en het leeven des Konings, dat zy<br />
„ uit de Wet hunne bewyzen zouden neemen "<br />
( en ondertusfchen zegt de geheele Wet 'er geen woord<br />
van, welke plaatze Godt naderhand zoude verkiezen)<br />
„ en wel onder handhaaving van den Koning , zoo<br />
„ dat hy, die men zou bevinden, dat zynen Eed ge-<br />
„ broken had , flerven zoude. De Koning zac dus<br />
„ zelf, beneffens veele van zyne Hovelingen , om te<br />
„ oordeelen ," ( eene groote genade voorzeker , en<br />
infchiklykheid ! maar evenwel ook eene zonderlinge<br />
Pechtbank in eene zaak, die den Godtsdienst betreft,<br />
en wel eene Godtsdienst, die in de wezenlykfteHukken<br />
van dien des Konings ten éénenmaale verfchilde<br />
en waar van hy weinig denkbeelden konde hebben.<br />
Had men toch ook eenige Geleerden tot Byzitteren<br />
m deezen Rechtbank genomen l) „ en hoorde beide<br />
„ partyen. De Jooden te Alexandrien waren wegens<br />
de Verdeedigers van hunnen Tempel in groote be-<br />
„ kommernisfe," (daar hadden zy waarlyk wel redenen<br />
toe, indien zy hunne zaak uit de Wet moesten<br />
bewyzen ,) „ want niets konde 'er droeviger voor<br />
,, hen zyn, dan dat deeze oude en beroemde Tempel<br />
„ zyn aanzien zoude verliezen. Sabbseus en Theodo-<br />
„ fius heten Andronkus eerst fpreeken ; deeze maak-<br />
„ te dus het begin met Bewyzen uit de Wet, en de<br />
„ opvolging der Priesteren, en toonde, dat de Voor-<br />
„ ftanders van deezen Tempel het Priesterfchap door<br />
eene
DAAR MEN OFFEREN MOEST.<br />
den heeft ,) moest men dcrhalven volgens deeze<br />
Wee op die plaatze offeren , daar de Tabernakel<br />
ftond , in welks Voorhof, naar het bevel van Mofes<br />
, het Brand- Offer-Altaar gevonden werdc:<br />
nochtans fcheen het van zelf re fpreeken , dat,<br />
wanneer de Arke des Verbonds, als het grootlte<br />
Heiligdom van den Israëhtifchen Godtsdienst, en<br />
boven welke Godt zyne wooning had , juist op eene<br />
andere plaatze was , zoo als, by voorbeeld ,<br />
wanneer men dezelve mede in het Veld genomen<br />
had , men ook aldaar konde offeren. Hier van<br />
daan, dat 'er door den tyd meer dan ééne Offer-<br />
plaat-<br />
„ eene rechte erflyke opvolging van Vader tot Zoon<br />
5, verkreegen hadden," ("dit kon hy zekerlyk niet wel<br />
uit de Wet van Mofes bewyzen , daar Mofes zoo<br />
veele honderd jaaren voor het bouwen van den Tempel<br />
te Jerufalem geftorven is O »» verder", dat alle<br />
Koningen van Afien dezen Tempel met Heiligdommen<br />
en kostbaare gefchenken vercierd , maar aan<br />
„ den Tempel op Garifïm zoo weinig acht geflaagen<br />
„ hadden , als of dezelve 'er in hec geheel niet ge-<br />
„ weest ware." ( Dit is noch minder een bewys uit<br />
de Wet van Mofes , maar uit de gefchiednis naa de<br />
Babylonifche Gevangnisfe ; en wel alleen ontleent uic<br />
de hoogachting of onverfchilligheid van Heidenfche<br />
Koningen voor den éénen of anderen Tempel. Wy<br />
hebben nu noch in het geheel geene bewyzen gehoorc<br />
uic de Wet van Mofes , en men zoude denken , dac<br />
de Scherprechter aan de Advokaaten van den Joodfchen<br />
Tempel werk zoude gevonden hebben, maar!)<br />
„ door deeze en foortgelyke redenen overcuigde An-<br />
„ dronicus den Koning , en deeze deed de uitfpraak,<br />
„ dat de Tempel te Jerufalem overéénkomftig met<br />
„ de Wet van Mofes gebouwt was. Sabbaeus daar-<br />
„ entegen en Theodolius werden van het Leeven ter<br />
„ Dood gebracht.¥<br />
D s
58 5* 1 88. OVER DE PLAATZE ,<br />
plaatze gekomen zyn, die eigentlyk niet tegen de<br />
Wet van Mofes ilreeden, als welke alleenlyk het<br />
offeren op elke wilkeurige plaatze verbooden had.<br />
By voorbeeld, ten tyde van David was de Tabernakel<br />
en Brand-Offer-Altaar op de zoogenaamde groote<br />
te Gibea ; en deeze was toen de plechtige Offerplaatze,<br />
i Sam. VII. vs. i. i Chron XXI. 20 , 30<br />
a Chron. I. 3 - 6. 1 Kon. II. 4, 5. De Verbond*<br />
Arke had David na Sion laaten brengen , en 'er<br />
daar eene hutte voor opgeflaagen, 2 Scm. VI. IT.<br />
en ook daar werden Offeranden gebracht, en de<br />
Pfalmen fpreeken dikwerf van Jerufalem en Sion ,<br />
als de plaatzen , die Godt verkooren had. Hier<br />
kwam noch eene derde plaatze by , naamlyk de<br />
Berg Moria , op welken David , volgens Godts<br />
uitdruklyk bevel offeren moest , en alwaar naderhand<br />
de Tempel gebouwt werdt, 2 Sam. XXIV.<br />
ifi- 25. 2 Chron. III. j.<br />
Doch het bleef niet by deeze plaatzen, tot welke<br />
Godt vryheid gegeeven had , maar deeze Wet van<br />
Mofes is in dien tyd , toen de Israëliten Koningen<br />
hadden , ten éénenmaale buiten gebruik geraakt.<br />
Weinig tyds naa de verovering van Palaeftina , aan<br />
deeze zyde van den Jordaan , hielden de Israè'liten ,<br />
wel is waar, zich aan dezelve met zoo veel yvers '<br />
dat de Stammen aan deeze zyde van den Jordaan'<br />
de twee en een halve Stammen, die aan de overzyde<br />
woonden , om geene andere redenen, dan om<br />
dat die eenen tweeden Altaar gebouwt hadden ,<br />
met den Oorlog dreigden , en deeze bedreiginge<br />
ook waarlyk ten uitvoere zouden gebracht hebben ,<br />
indien men hun niet verzekert had , dat op denzeN<br />
ven nimmermeer zoude geoffert worden, Jof. XXII.<br />
vs.
DAAR MEN OFFEREN MOEST, 59<br />
vs. 10 — 34. Dan deeze Yver moer dodr den tyd<br />
zeer verflauwt zyn. Ten tyde van David vind men<br />
deeze Wei reeds zoo geheel en al buiten gebruik ,<br />
dat Abfolon , die eene bekwaame plaatze zocht ,<br />
om zynen opfland tegen zynen Vader te beginnen ,<br />
en zich zeiven ten Koninge te laaten kroonen, vryheid<br />
verzocht om van Jerufalem na Hebron te gaan ,<br />
dewyl hy eene gelofte gedaan had, om te Hebron<br />
te offeren ; en dac dit verzoek hem wierdt toegeftaan,<br />
2 Sam. XV. vs. 7, 8, 11. En nochtans was<br />
te Hebron noch de Tabernakel noch de Verbonds -<br />
Arke: maar men hield deeze plaatze misfehien voor<br />
heilig , dewyl Abraham daar wel eer geoffert, en<br />
Godtlyke verfchyningen gehad hadc. Duvid<br />
had noch eenen Zoon , die zich , geduurende het<br />
leeven zynes Vaders , van de Kroon zocht meester<br />
te maaken, met naame Adonias: ook deeze fchync<br />
zyne oproerigheid by eenen Offer - maaltyd begonnen<br />
te hebben; en dit gefchiedde te ENROGEL,<br />
eenen Water - bron , die ten naasten by eene halve<br />
Myl van Jerufalem , aan de oostzyde van den Oiyfberg<br />
geleegen was , 1 Kon. I. vs. 9. In hec<br />
begin der regeeringe van Salomo offerde het Volk,<br />
gelyk wy 1 Kon. III. vs. 2. uitdruklyk gemeld vinden<br />
, op de hoogtens , dat is , hier en daar in hec<br />
land op heuvelen , die men der Godtheid had toegewyd,<br />
en voor heilig aanzag. De Gefchiedfchryver,<br />
die ons dit verhaalt, (waarfchynlyk JNathan)<br />
(a) , voegt 'er, wel is waar, by : WANT DE TEM<br />
PEL WAS TOEN NOCH NIET GEBOUWT : dan de Gefchiedfehryveren,<br />
die naa hem gefchreeven hebben,<br />
\erhaalen ons, dat deeze zelfde overtreeding ook<br />
O) * Chron. IX. vs, 19.<br />
r.aa
óo. §. i88. OVER DE PLAATZE, enz.<br />
naa den Bouw des Tempels zelfs onder de Godrvruchtigfte<br />
Koningen, heeft ftand gehouden (a) y<br />
toe dat eindelyk eerst lange naa dien tyd , Hiskias<br />
en Jollas begonnen hebben , dit Verbod van Mofes<br />
met grootere zorgvuldigheid te onderhouden. Indien<br />
zekere plaatze ééns den naam had van heilig te<br />
zyn , dan kostte het moeite , om dit den menfchen<br />
wederom uic het hoofd te brengen : en het blykt<br />
uit de klagten der Propheeten, dat dit offeren op<br />
de hoogtens dikwils tot Afgodery is overgeflaagen.<br />
Naa hunne wederkomst daarentegen uit de Babylonifche<br />
Gevangnisfe hebben de Jooden deeze Wet<br />
zeer nauwkeurig gehouden , en nergens als voor<br />
den Tempel te Jerufalem geoffert: men weet in de<br />
Gefchiednisfen maar van ééne eenige Overtreeding<br />
van dit Verbod naa dien tyd , naamlyk toen Onias<br />
uit al te groote gedienftigheid , en om aan eene<br />
voorzegging van Jefaias, die toen misfehien al lange<br />
\ervult was, de vervulling te geeven , in ^E
g. 189. INVLOED DER. OFFERANDEN, enz. 61<br />
$. 189. ,<br />
Over den Invloed der Offeranden in het<br />
Burgerlek Cemeenebest.<br />
De Offeranden hadden , behalven derzelver eigenlyk<br />
Hoofd-oogmerk , noch zekere (taalkundige<br />
nuttigheden , die men als By-oogmerken kan aanzien.<br />
Wy zullen 'er naderhand op onderfcheidene<br />
plaatzen en vollediger van fpreeken , wanneer ik<br />
van den Eed , inzonderheid den Eed van zuiveringe,<br />
het lylftraffelyk Recht, en het vieren van Feestdagen<br />
handele : maar ik geloof , dat het nuttig zal<br />
zyn , dezelve hier by voorraad aantewyzen , om ze<br />
dus met één oog te kunnen overzien.<br />
Al van oüds af, en al van voor den tyd van Mofes<br />
, waren de Hebreeuwen gewoon hunne plechtigtte<br />
Eeden by eene Offerande te doen : men verdeelde<br />
de ftukken van het Offerdier , ging tusfchen<br />
dezelve door, en verklaarde zich daar by fchuldig,<br />
het zy door uitdruklyke woorden, of door deeze<br />
zinnebeeldige handeling, om, indien men fchuldig<br />
WES , op dezelfde wyze om te komen, als dit Offerdier,<br />
Het lust my niet, hier te herhaalen, hec<br />
geen ik daar van uitvoeriger , in myne 209de Aanmerking<br />
op den Brief aan de Hebreeuwen gefchreeven<br />
hebbe. Ik zal 'er alleenlyk dit weinige van;<br />
zeggen : de Eed van zuiveringe, van eene Vrouw ,<br />
die van Overfpel verdacht gehouden werdt , moest;<br />
by het doen eener Offerande voor den Vierfchaar<br />
afgelegt worden; en de Eed van huldiginge fchync<br />
ook by eene Offerande gedaan te zyn - , om welke<br />
rede wy in beide die gevallen , toen de Zoonen<br />
van David zich voor Koning wilden doen uitroepen<br />
va»
6*2 §. i8o. INVLOED DER OFFERANDEN<br />
van Offermaaltyden leezen , die zy hadden laaten<br />
aanrichten, en van welken wy in de onmiddelyk<br />
voorgaande § reeds gefproken hebben. 2 Sam. XV.<br />
vs. 7- n. 1 Kon. 1. vs. 9.<br />
I Door Zond - en Schuld - Offeranden gefchiedde,<br />
naa voorafgaande hekentenisfe der Misdaad , eene<br />
zoogenaamde abolhio criminis , dat is, de misdaad<br />
werdt niet verder geftraft, en het Offer als een foort<br />
van Boete ( muleta ) aangezien : 'c welk inzonderheid<br />
daarom van gewicht was , dewyl een Meineedige<br />
daar door van zynen meineed ontflagen kon<br />
worden , en dewyl dit teffens eenen Meineedigen,<br />
zoo wel als iemand die onrechtvaardig goed onder<br />
zich genomen hadc, zoo lange in zyn geweeten<br />
moest treffen , tot dat hy zich van het een of ander<br />
ontdaan hadde.<br />
De Maaltyds- Offeranden waren verre weg de<br />
gewoonlykfte, en het vieren der hooge Feesten beftond<br />
voor een groot gedeelte in Offer-maaltyden.<br />
Alleen de vette Hukken werden op hec Altaar verbrand<br />
, den Priester zyn aandeel gegeeven, maar<br />
al het overige verteerde by , die deeze Offeranden<br />
deed , met zyne Gasten (a}. Men vind by veele<br />
Volken , die gewoon waren Offeranden te doen,<br />
dat byna alle groote Gastmaalen , Offermaaltyden<br />
waren : en zoo zal het misfehien ook by de Israëliten<br />
geftelt geweest zyn , die toen arm waren, en<br />
maar zelden in flaat om iets te flachten, toen Mofes<br />
de Wet gaf, van welke wy §. 169. fpraken, om<br />
geen<br />
(a ) K«T° iwvjgM» cg£r«ti rat rüvulrên , Zegt JOSEPHUS ,<br />
die zelf nog in den tyd leefde, toen men Offeranden<br />
had, van dezelve; Antiq, Libr. lil. c, 9, §. 1.
IN HET BüRGERLYK GEMEENEBEST.
(54 S<br />
I<br />
3?'<br />
INVLOED DER OFFERANDEN<br />
eene inflelling van zedige en weldaadige Maaltyden,<br />
die onder een Godtsdienftig opzicht gehouden<br />
werden , van meer gewichts.<br />
Ik heb te vooren reeds aangemerkt, dat men in<br />
Zuideivkere Gewesten niet zoo gewoon is dagelyks<br />
Viêefeh te eeten als by ons (a ) : het zoude derr<br />
zeer wel hebben kunnen gefchieden , dat<br />
Armen en Lyfeigenen in het geheel geen Vleefch<br />
zouden gekreegen hebben, indien deeze Wet 'er<br />
niec geweest ware, en misfehien had een Gierigaart,<br />
fchoon niet onvermogend, het zich zeiven insgelyks<br />
onthouden. Om 'er geneeskundig van ce fpreeken,<br />
is dit niet nuttig , want wie zich enkel met fpyze<br />
uic het Ryk der Planten voedt, zal doorgaans zwak<br />
van lichaam blyven : dan hier komt by , dat het in<br />
Zuidlyke Landen fomtyds voor den trek van hen ,<br />
die in hec geheel geen Vleefch coc fpyze kunnen<br />
bekomen eene pyniging wordt. Het is waar, hoe<br />
heeter de luchtftreek zy, zo veel minder treks hebben<br />
de Inwooneren tot Vleefch, het geen hun niec<br />
zelden in de grootlte hicce tegenftaac , of, welks<br />
herhaald genot voor hunne gezondheid nadeelig is:<br />
maar indien het Vleefch iemand, onder eene luchtftreek,<br />
die eigenlyk nog niet onder de zona torrida<br />
behoort, al te lang onthouden wordt, dan ontftaac<br />
'er op het laatst eene begeerte na het zelve , die<br />
byna tot eene ziekte overflaat, en die IVlofes zelf<br />
by de Israëliten in de Woeftyne ondervond<br />
Wy<br />
(a) §. 169. bladz. 169, 170.<br />
( b ) iNum. XI. De Israëliten deeden buiten twyfel<br />
flecht, dat zy zich niet naa de noodzaaklykheid wilden<br />
voegen , en met geweld begeerden , het geen zy<br />
natuurlvker wyze in de Woestyue niet konden hebben<br />
:
IN HÉT BüRGÉRLYK GEMEEMEBEOT. 05<br />
Wy kennen zulk eene hevige begeerte niet, om da:<br />
wy dagelyks Vleefch eeten, en onder ons de armlte<br />
Menfchen, geene Dienstboden, Daglooners, ja zelfs<br />
geene Bedelaaren uitgezondert, geene geheele Jaaren<br />
zullen doorbrengen , zonder Vleefch te proeven:<br />
dan in Arabien, alwaar zekérlyk de Menfchen<br />
z ér' behoeftig leéven , en , volgens het geen de<br />
r<br />
- ;er NIEBÜHR my mondeling verhaalt heeft, de<br />
eert byna niet beter , dan by ons de armen , hier<br />
z é ik , moet dezelve niet onbekend zyn, dewyl<br />
Zy in het Arabifch zelfs eenen byzonderen naam<br />
h. ' O). Wy hebben in het voorgaande reeds<br />
g eri , hoe veele infehiklykheid de Wetten van<br />
M fes gebruiken, ten opzichte van den trek, dien<br />
hy niet gepynigt wil hebben ( b ) : deeze Wet gaf<br />
den armen , zelfs den lyfeigenen ten minden fomtyds<br />
eenig Vleefch ; zoo dat zy hunnen trek tot die<br />
fpyze<br />
ben : maar zo men ondertusfehen het geheele hoofdftuk<br />
doorleest, zal. men evenwel ook befpeuren , dat<br />
die trek tot Vleefch, die zulk eene algemeene klagte<br />
en misnoegen veroorzaakte , in zekeren opzichte eene<br />
ongeftekbeid des lichaams was, hetwelk zich van<br />
zekere fpyze berooft zag, aan welke het gewoon was"<br />
5<br />
en die men niet wel geheel en al ontbeeren kan.<br />
(a) Karam. Men zie de Aanmerkingen van den<br />
Hoogl. SCHULTENS op Hamafa, achter zyne Arabifebe<br />
Gramm. p. Ï93. Iemand die Arabifch veiftaac,<br />
kan dit woord vinden , pag. 135. van myne Arabifch*<br />
Coreltomatbie , alwaar de begeerte, om van iemand<br />
kwaad te fpreeken , EEGÜERTE NA VLEESCH genaamd<br />
worde, de«yl VAN IEMAND KWAAD SPREEKEN, by dc<br />
A'abieren den naam draagt, van ZYNES BROEDERS<br />
VLEÜSCH TE EETEN.<br />
(b) §. 130. 161.<br />
W. D*el £
66 §* 189. INVLOED DER OFFERANDEN<br />
ipyze konden voldoen, eer dezelve, door langduurige<br />
onthouding van dezelve , toe eene eigentlyke<br />
krankheid, in eenen geneeskundigen zin, overging;<br />
en zy dwong zelfs den Gierigaart, orn zich van het<br />
Vleefch eeten niet geheel en al te fpeenen.<br />
Deeze Offer - Wetten zullen ons noch géwichtlger<br />
voorkomen, indien wy ons herinneren, dat de<br />
Israëliten tot dus verre in een Land gewoont hadden<br />
, het welk zekere Zedenkunde in het overige<br />
gedeelte der Waereld gebracht heeft , die het als<br />
eenen plicht, ten minden als eene deugd van eenen<br />
hoogeren rang aanziet, zich alleenlyk met fpyzen ,<br />
die het Planten-ryk oplevert, te geneeren. Beide<br />
Pythagora;ers en Christelyke Asceten , hebben de<br />
onthouding van Vleefch, die ten minden voor onze<br />
gemaatigde luchtdreek niet voegt, van de iEgyptenaaren<br />
geleert : en zelfs zekeie Secte der Jooden ,<br />
die zieh in ZEgyprèn ophield , de Esfeners , had<br />
dezelve , hoe Weinig ook bedaanbaar met de Wet<br />
van Mofes, en den Godtsdienst der Jooden, nochtans<br />
als eene byzondere wysgeerige heiligheid van<br />
de iEgyptenaaren aangenomenj Wel is waar , dezelve<br />
was in ZEgypten zelf niet algemeen, maaralleen<br />
aan zekere Wysgeeren , Priesteren , en Heiligen<br />
eigen : nochtans was zy misfehien uit iEgypten<br />
oorfpronglyk. In zulk een heet klimaat, als<br />
/Egypten is , kan men het allerbest Vleefch misfen<br />
: want, hoewel het niec onder de verzengde<br />
luchtdreek Jigge, maar van den 23de tot den 31de<br />
graad der breedte , is het daar evenwel, door zyne<br />
uitgellrekte vlakten, wel zoo heet, zo niec noch<br />
heeter, dan in veele landen, die tusfehen den 23de<br />
graad en de linie geieegen zyn ; veel heeter dan in<br />
Abys-
«H HET BURGEHLYK GfcMEENEBKST.<br />
(<br />
Cf<br />
AbysGnien, bet welk by uitftek hooge bergen heeft:<br />
en dit moet men inzonderheid zeggen van die bewoonde<br />
plaaczen , die in de laagte diep tusfchen<br />
zandige Woes*ynen liggen , of van deeze zandige<br />
Woestynen zelve , zoo als by voorbeeld de Woestyne<br />
van den Heil. Macarius, die de oude verblyfplaatze<br />
was der Effeners en Asceten , en van Elva*<br />
cbac, dewelke noch meer ten Zuiden liggen<br />
en alwaar de Godtjpraak van Jupiter Hammon , die<br />
Alexander wel eer bezocht, gevonden werd. Daarenboven<br />
is die zedekundige afkeer der Mgyptenaaren<br />
van Vleefch • fpyze , op het nauwst verbonden<br />
met hunne leere van de verhuizinge der Zielen: indien<br />
het mooglyk ware , dat de Zielen van onze<br />
Voorouderen, of ten minden van andere Menfchen<br />
thans in Dieren woonden, die wy rondom ons hebben<br />
, zouden wy natuuriyker wyze eenen afkeer<br />
hebben van dezelve te dachten ; en deeze afkeer<br />
zoude alsdan niet anders zyn, dan eene zekere foort<br />
van menfchlievenheid. Deeze is noch heden ten<br />
dage de Zedenkunde der Bramanen , ja by geheele<br />
Indiaanfche Volken heeft de leere van de verhuizinge<br />
der Ziele , zoo veel krachts , en is van zulken<br />
invloed, dat zy geene Dieren dooden, en zich van<br />
hét Vleefch eeten ten éénenmaale onthouden. De<br />
Israëliten hadden, wel is waar, in /Egypten Vleefclx<br />
gegeeten , waar aan zy in de Woescyne noch me;:<br />
genoegen dachcen, gelyk wy Exod. XVI. vs. 3. en<br />
Num. XI. vs. 4. vinden opgetekent , hoewel daar<br />
de Visfchen, die de Nyl hun opleverde, mede onder<br />
Co) Dus noem ik deeze Woestynen volgens de nieuwe<br />
Aardrykskunde; Qufts heeten zy by de Ouden.<br />
E<br />
a
68 & 189. INVLOED DER OFFERANDEN<br />
der het Vleefch fchynen genomen te worden (a) :<br />
maar deeze voor wysgeerig gehouden Zedenkunde,<br />
die zoo veel ftrenger was, en het Vleefch eeten<br />
verbood, zoude evenwel door den tyd by dit Volk,<br />
het welk in iEgypten gekoomen was , in zwang<br />
hebben kunnen geraaken.<br />
Tegen dit geval, het welk zoude hebben kunnen<br />
gefchieden , en zeker wysgeerig Bygeloof, waardoor<br />
het geheele Volk moest verzwakt worden ,<br />
fchynt de geheele gefteltheid van den Israëlitifchen<br />
Godtsdienst zich zorgvuldiglyk te verzetten, en de<br />
Wetgeever moet dit gebruik , om zich van alle<br />
Vleefch-fpyzen te onthouden, niet nuttig, noch<br />
met de natuur van het menfchlyk lighaam overéénkomftig<br />
geoordeelt hebben. Ten minden zulk eene<br />
gantfchlyke drydigheid tusfchen de Wetten van den<br />
Israëlitifchen Godtsdienst , en de Zedenkunde des<br />
lands, waaruit zy gekomen waren , die men daar<br />
voor ten hoogden verdandig hield , kan niet by geval<br />
ontdaan zyn. Godt, die door den mond van<br />
Mofes<br />
Ca) Num. XI. volgt onmiddelyk op den wenfsh<br />
hadden uoy nocb Vleejcb te eeten ! ivy denken n<br />
aan de Visfcben, die noy in Mgypien voor niet aten.<br />
Zy woonden naamlyk langs den oosdyken oever van<br />
een i\yl , en by de moerasfige plaatzen , die gedeeltlyk<br />
door den Nyl, gedeeltlyk door de Middelandfche<br />
Zee veroorzaakt worden. " Vs. 21, 22. worden de<br />
Visfchen buiten eenigen twyfel mede onder de Vleefchfpyzen<br />
gerekent, alwaar Mofes vraagt , of Godc alle<br />
de" Visfcheu der Zee moest by elkanderén brengen ,<br />
om der menigte Vleefch :e gceven : en op dezelfde<br />
"wyze word hec Hebreeuwfche woord Vletjcb, Levit»<br />
XI. vs. 11. en het Arabifche, in het 16de Hoofdfluk<br />
van den Coran, vs. 14. van het Vleefch der Visfchen<br />
gebruikt.
IN HET BlIRGERLYK GEMEENEBEST. f59<br />
Mofes den IsraëÜten zyne Wetten gaf, moet deeze<br />
ftrydigheid geweeten nebben: ja zelfs , indien iemand<br />
, die de Godtlyke zending van Mofes loochent,<br />
in het geheel niet aan Godt, maar alleenlyk<br />
aan Mofes als eenen Man , dien het in vvaereldlyke<br />
dingen aan geen verftand ontbrak , wilde denken<br />
, zoude hy evenwel moeten toeftaan , dat ook<br />
deezen de leere der Mgyptenaaren , ten opzichte<br />
van de verhuizing der Zielen, en de Zedenkunde,<br />
die daaruit voortvloeide , en het eeten van Vleefch<br />
tot eene misdaad maakte , niet onbekend was. AI<br />
in zyn eerfte boek , waarin hy enkel Gefchiedniffen<br />
verhaak , fchynt hy den weg voor zyne Wetten gebaant<br />
te hebben , wanneer hy zyne Leezeren onderricht,<br />
dat Godt den Menfchen niet flechts de<br />
heerfchappy over de Dieren, maar ook wel uitdruklyk<br />
vryheid gegeeven heeft om dezelve te flachten ,<br />
en ter fpyze te gebruiken (a) , ja dat reeds voor<br />
den Zondvloed de vette Hukken der Dieren , even<br />
als, by de OfFeranden , welker Vleefch de Offeraaren<br />
voor het overige verteerden , Gode werden<br />
toegewyd<br />
Dan , om tot onze Hoofdzaak wedertekeeren ,<br />
de Wetten van Mofes waren vlak gekant tegen hec<br />
invoeren van deeze levenswyze , waar by men zich<br />
geheel en al van Vleefch onthoudt: en waarlyk ,<br />
zy is , zoo men dezelve geneeskundig befchouwt,<br />
geenszins de beste. Het is waar, men zal'er niec<br />
ligt ongezond bloed door bekomen ; maar zy geeft<br />
ook teffens zeer weinig krachten aan hec lichaam.<br />
Men<br />
(a) Gen. IX, vs. 2, 3.<br />
C&5 Gen. IV. vs, ?.<br />
E 3
7o §.<br />
I<br />
§9* INVLOED DER OFFERANDEN<br />
Men zal, denk ik , van my niet begeeren , dat ik<br />
dit onderwerp uitvoeriger zal behandelen , maar 'er<br />
liever over willen leezen , het geen de Heer VAN<br />
HALLER daarvan gtfchreeven heeft (a). Ik zoude<br />
toch niec anders kunnen , dan hem uitfchryven.<br />
Het kan zyn , dat deeze gewoonte , om zich geheel<br />
van Vleefch te fpeenen , voor fommige Landen,<br />
onder eene heete luchtflreek, dus ook voor iEgypten<br />
, daar het .zeer heet is, en men aan ziekcens ,<br />
die uic verroctinge cntftaan , het allermeest bloot<br />
ftaac, niec kwaalyk voege; want hier over zal geen<br />
Geneeskundige willen oordeelen , zonder in die<br />
. plaatzen zelf eenen geruimén tyd zyne ko'nsc geoeffent<br />
te hebben : maar voor het Land der Israëliten,<br />
hec welk zich van den 3i(ien tot den ssften graad<br />
'der breedte (£) uitftrekte , en voor het grooefte<br />
gedeelte bergachtig was, voegde deeze gewoonte<br />
niet. Ook kan ik my over het algemeen uit de gefchiedniffe<br />
geen Volk te binnen brengen, het geen<br />
enkel van Kruiden leefde , en geduurende eenen<br />
geruimen tyd den roem van dapperheid gehad , of<br />
zich in den Oorlog geducht gemaakc heefc : de<br />
meeste Volken , die zich van Vleefch onthouden ,<br />
al is hec ook , dat zy nu en dan eens op enkele gelukkige<br />
tyden de overwinning behaalden , bezwyken<br />
toch doorgaans al te fpoedig onder de meerdere<br />
(o) AT.B. VAN HALLER, Elementa Pbyfiokgie.<br />
Corporis bumani, Libr. XIX. Sctï. 3. §.4. 7, 8, g.<br />
pjg. 199 — 213.<br />
(&) Thiffach of Thapfacus aan den Euphraat, het<br />
welk , onder de regeering van Salomo , de noordlykfle<br />
plaatze van het Ryk der Israëliten was, 1 Kon, V.<br />
vs. 4. ligt onder den 3jften graad.
IN HET BlTRGERLYK GEMEENEBEST.<br />
7Ï<br />
re krachten van anderen, die zich van Vleefch tot<br />
fpyze bedienen ; en geen Wetgeever behoort dus<br />
zyn Volk op de flachtbank te brengen. Maar hy<br />
kan zich niet krachtiger tegen eene volftrekte onthouding<br />
van Vleefch verzetten , dan wanneer hy<br />
Offermaaltyden , op welke men Vleefch eet , tot<br />
een fluk van Godtsdienst maakt: en dit deed Mofes<br />
in diervoege, dat hy eenen jaarlykfen OfFermaaltyd,<br />
het Pasfa ° inftelde, die geen Israëliet, op ftraffe<br />
van te worden uitgeroeit, verzuimen mocht.<br />
Eene Maaltyds - Offerande moest den eerften, of<br />
00 zyn langst den tweeden dag geheel en al verteert<br />
worden , en het geen 'er dan noch was overgebleven<br />
, mocht men niet eeten, maar het moest<br />
verbrand worden. Levit. VII. vs. 15, 16, 17, 18.<br />
Door dit middel was ieder een genoodzaakt, zyne<br />
Offerande waarlyk tot een Gastmaal te gebruiken ,<br />
en 'er zoo veele Gasten op te noodigen , dat hec<br />
konde verteert worden : daar anders misfehien menig<br />
een uit Gierigheid of Armoede het zoo zuinig<br />
zoude aangelegt hebben , dat hy met zyn huisgezin<br />
daar van meer dagen had kunnen eeten. De Offeranden<br />
moesten geene fpaarzaame dagelykfe Maaltyden<br />
, maar inderdaad vrolyke Gastmaalen zyn , die<br />
?s §. 190. OVER DEN W Y N<br />
S. 190.<br />
/« byzonder over het gebruiken van<br />
Wyn by Ac Offeranden.<br />
Tot eene toegift, by Bloedige en Meel - Offeranden<br />
, werdt Olie en Wyn bevolen. By een ander<br />
Volk zoude men dit alleenlyk als eene oude gewoonte<br />
, ais een Kerklyk gebruik hebben kunnen<br />
aanzien , en het des noods voor de Oudheids • Onderzoekers<br />
kunnen overlaaren : dan daar wy deeze<br />
byzonderheid by een Volk vinden, het welk uic<br />
iEgypten na Palajflina getrokken is , kan dezelve<br />
niet nalaaten gewichtig te zyn voor iemand , die<br />
over de wetgeevende Wysheid op eenen wysgeerigen<br />
trant aanmerkingen maaken wil. Ik behoeve<br />
niets te doen, om myne Leezeren daar opmerkzamer<br />
op te maaken , dan hun te herinneren , dec<br />
/Egypten aan Olie en Wyn gebrek had; en dat deeze<br />
juist de voortrefiykfte natuurlyke voortbreng fel en<br />
van Palasfïina zyn : dat men in /Egypten den Wyn<br />
voor een Vergift hieldt, hec welk uic hec bloed van<br />
de Vyanden der Goden ontftaan was , en dat Mofes<br />
beval den Wyn te offeren, en by Offer-maaltyden te<br />
drinken. Dan wy zullen van het een en ander thans<br />
wat nauwkeuriger en breedvoeriger fpreeken.<br />
In het grootfte gedeelte van iEgypten ceelde men<br />
geenen Wyn, en men kon dit niet wel doen, dewyl<br />
het geheele Land byna uit volkomene Vlakten beflaac;<br />
en men tot den Wynbouw Heuvelen hebben<br />
moet: daarenboven worden deeze vlaktens juist in<br />
die maanden , in welken de Druiven ryp moesten<br />
worden., van den Nyl overftroomc, en, om zoo<br />
te fpreeken, in eene Zee verandert. In de Steden<br />
heeft
DÏ DE O F F E R A N D E N . 73<br />
heeft men , wel is waar, tegen de muuren der huizen<br />
, Druiven , die zeer, gepreezen worden ( a) ,<br />
en in hec bovenst gedeelte van Mgypren vindt men<br />
hier en daar Wynbergen (bj , om dat daar bergachtige<br />
dreeken zyn : maar het een en ander is voor<br />
/Egypten , om 'er Wyn te drinken, te weinig, en.<br />
het is geen Wyn-Land, zoo als men het zoude<br />
kunnen noemen. Heden ten dage, nu het van Muhammedaanen<br />
bewoond wordt, die , ten minden<br />
volgens hunne Wet, geenen Wyn drinken , heefc<br />
het niet eens gewas genoeg , om zich van Druiven<br />
en üibs (zekeren Syroop , of Honing, die van<br />
Druiven gemaakt wordt) te voorzien; maarkrygt,<br />
volgens het verhaal van SHAW (C) , alleenlyk uit<br />
Hebron juarlyks driehonderd Kameelen , die met<br />
Dibs gelaaden zyn. Het was ten tyde van Jacob al<br />
op dezelfde wyze gedelt: toen hy den Groot-Vizier<br />
van /Egypten , dien hy noch niet wist dat zyn<br />
Zoon was , een Gefchenk wilde geeven , van het<br />
geen Palsedina byzonders opleverde , was 'er mede<br />
Dibs, of Honing (d) onder; hetwelk zekerlyk<br />
geen Byen-Honing was , want dien had men iii<br />
Mgyp-<br />
(a) MAILLET Befcription de V Mgypte , Lettre<br />
neuvieme , Tom.W. p- '7.<br />
(b) Voyage du Sieur PAUL LUCAS , fait en 1714.<br />
dans la Turquïe fcfc. 'lom. II. p. 226. L'on n'en trouve<br />
plus gueres que dans la Province de Fioum. Zie<br />
ook Pf. LXXVH1. vs. 47.<br />
Cc) In zyne Reize , in de Engelfche Uitgaave,<br />
(en wel den Tweeden Druk, want dien, en niet den<br />
eerden , behoort men te koopen ) , pag. 339. in de<br />
Kanttekening. Of volgens de floogduiefche Vcrtaah<br />
ling, bladz. 293, note g.<br />
£d) Gen. Zllll. ys, iu<br />
E 5
n<br />
§. 190. OVER DEN W Y N<br />
/Egypten , het welk daar toe ongemeen voordeelig<br />
lag, zeer voortreflyk (a), en in overvloed, maar<br />
Rozynen- honing. Het was een gevolg van deezen<br />
hunnen mangel aan Wynbergen , dat de /Egyptenaaren<br />
al in de oudfte tyden een namaakfel van Wyn<br />
•uic Koorn bereidden, (Bier of Brandewyn) , het<br />
geen by hen Zythos genaarat werdt (b).<br />
Dit<br />
O ) MAILLET Dejcription de 1'JEgypte, Lettre<br />
neuvieme , Tom. 11. p. 24, 25.<br />
(b) HERODOTUS, Lib.ll. cap. 77. DE MGYP<br />
TENAAREN BEDIENEN ZICH VAN ZEKEREN WKN , DIEN<br />
ZY UIT GERST BROUWEN , WANT MEN HEEFT IN DIT<br />
LAND GEENE WYNBERGEN. Hier zal ieder Leezer ,<br />
by Zytbos, het allereerst aan Bier denken : op andere<br />
plaatzen ichynt dit woord insgelyks Brandewyn te<br />
betekenen.<br />
Het zy my geoorloofc, hier ter bevestiginge van<br />
het geen Herodotus getuigt , noch wac uicvoeriger<br />
over den Wyn • mangel van jEgvpten te fpreeken.<br />
Het is , wel is waar , een buiten'ftap ; maar de zaak<br />
is voor eenen wysgeerigen onderzoeker der Wetten<br />
van het uiterfte gewicht, dewyl juist die twee , tegen<br />
eikanderen volftrektlyk aanloopende maatregelen,<br />
(om den Wyn te verbieden , en denzei ven, om zoo<br />
te fpreeken , derwyze te heiligen , dat hy nimmermeer<br />
kunne verbooden worden.), die zulk eene gewichtige<br />
byzonderheid in de wetgeevende Wysheid<br />
uitmaaken , dewyl deeze , zegge ik, op hec gebrek<br />
aan Wyn in ^Egypten betreklyk zyn.<br />
Myne eerfte aanmerking is : Herodotus wil mis.<br />
fc'men niet zeggen , dat men in iEgypcen geene Wyngaarden<br />
heeft, (gelyk men hec ce voren gewoon was<br />
te verftaan en over te zetten ) , maar dat 'er geene<br />
Wyvbtrgen in gevonden worden ; want het Woord<br />
«^".-SA®- heeft deeze beide betekenisfen. Tusfchen<br />
.deeze twee (tellingen is ondertusfchen een groot onderfcheid.<br />
Indien hy beweert had, dat 'er in iEgypten
JÏ DE O F F E R A N D E N . 75<br />
Die was een hatuurlyk en zeer gelukkig gevolg :<br />
maar de Staatkunde veroorzaakte een ander, daar<br />
zy<br />
ten in het geheel geene Wyngaarden gevonden worden<br />
, dan zoude dit eene dwaaling zyn , van welke<br />
men niet zoude kunnen begrypen, hoe zy eenen Manne<br />
hebbe kunnen uit de pen vallen , die zoo lang ia<br />
iEgypfen geweest is , en daar op de plaatze zelve<br />
alles zoo naauwkeurig onderzocht heeft: want men<br />
vindt niet flechts heden ten dage in de Steden Wyngaarden<br />
aan de muuren der huizen , maar het blykt<br />
ook, om niet eens van gecuignisfen der Grieken te<br />
fpreeken , in den Bybel klaar genoeg , dat men al in<br />
de oudfte tyden Wyngaarden in Egypten gehad heeft.<br />
Gen. XL. 9-11. Num. XX. f. PC LXXVUI. 47.<br />
Maar, indien hy heeft willen zeggen , dat men m<br />
.Egypten geene Wynbergen heeft, is het wel eene<br />
dwaaling , maar die men nochtans gemaklyk kan infchikken<br />
: misfehien had hy in dien geheelcn ftreek<br />
van iEeypten , door welken hy gekomen was, geene<br />
Wynbergen gezien : misfehien is hy alleenlyk in die<br />
Vlaktens geweest, die des Zomers door den Nyl<br />
overftroomt worden, zonder in de bergachtige ftreeken<br />
van Fium, daar men noch heden ten dage Wyn<br />
teelt, gekomen te zyn.<br />
Ten tweeden: om die zelfde rede, dewyl hy naamlyk<br />
zelf in iEaypten geweest is , moet men hem ten<br />
mmften in zoo verre geloof geeven , dat hy , in dat<br />
geheele gedeelte van jEgypten , het welk hy heeft<br />
doorgereïst , geene Wynbergen heeft aangetroffen ,<br />
en by gevolg , dat 'er in jEgypten weinig Wyn geteelt<br />
werdt: maar hv heeft hier, van Geleerden geleezen<br />
, een zeer verkeerd lot getroffen. Men vindt<br />
geene zwaarigheid , om zeer veele onwaarfchynlyke<br />
of ongeloof baare dingen , die hy enkel op hooren<br />
zeggen van andere landen, verhaalt, zoo wel als verfcheidene<br />
vergrootingen, die uit zyne liefde voor zyn<br />
Vaderland voortvloeiden , en tot roem der Grieken<br />
konden ftrekken, byna alleen op zyn woord tegelooven:
?6 §. IQO. OVER DEN W Y N<br />
zy zich niet ontzag , een Godtsdienfiig bedroe te<br />
hulpe te neemen , het welk hec lot van alle dergelyke<br />
ven<br />
;<br />
maar wanneer hy-zegt,. dat Egypten arm aan<br />
Wyn was , denkt men niec aan de zeer natuurlyke<br />
Vraage , kan 'er in een vlik land , bet welk nocb daar<br />
en boven alle Jaaren in de maanden Augustus en September<br />
onder waterftaat, wel veel IVyngeteeltworden?<br />
Men doet er geen onderzoek na by laatere Reizigers"<br />
maar men ftelt tegen hem andere oude Schryvers '<br />
en wel meest zulke, die Egypten zoo aoed niet konden<br />
kennen, als hy. Dit heet niet eenen Schryver,<br />
dien men beoordeelt, recht doen. Herodotus konden<br />
moest veele dingen, die bezyden de waarheid waren<br />
, verhaalen, wanneer hy zich op hec geen hy had<br />
hoorcn zeggen verliet : maar in zaaken, waar m hv<br />
op zyne Oogen konden aangaan , zoude ik hem liefst<br />
niet terftond voor eenen eigenlyken leugenaar houden<br />
om dat anderen , die deeze gelegenheid niet hadden'<br />
om door hun eigen gezicht overtuigt te worden hec<br />
anders verhaalen. Doch laat ons nu de getuignisfen<br />
zelve zien , die men , tot bevestiging van het tegenovergefteld<br />
gevoelen, gewoon is by te brengen.<br />
1.) DIODORUS SICULUS zegt, Boek I. Kap. 1?. DAT<br />
OSIRIS DEN WYNSTOK GEVONDEN HEEFT. Maar<br />
om niet te zeggen , dat Ofiris tot die tvden der<br />
iEgyptifche Gefchiednisfen behoort, die"vol verdichtfelen<br />
zyn , en dat, volgens de Godtgeleertheid<br />
der Mgyptenaaren, de uitvindiug van den<br />
Wyn beter voor den Vvand van Ofiris, Tvphon,<br />
dan voor Ofiris zelveri zoude voegen (*') • 'er<br />
wordt -uitdruklyk bygevoegt, dat "hv den Wvnftok<br />
op den berg Nvfa gevonden heèfc, en deezen<br />
onbekenden berg plaats men doorgaans buiten<br />
Egypten, nu eens in Arabien, dan eens elders.<br />
2.) STRA-<br />
(?) P. E. Jabhnsky pantheon £g. Ub. II. cap. I. §. 5, tf.
eï DE O F F E R A N D E N . 77<br />
Jyfee Godrsdienflige bedriegeryen gehad heeft, naamelyk<br />
van veel meer kwaads in de waereld te doen,<br />
dan<br />
2. ) STRABO fchryfc, in zyn 17de Boek, bladz»<br />
1163 : „ Mgypten draagt niet weinig Wyns."<br />
STRABO zoude zekerlyk over het algemeen veel<br />
gclsofwaardiger zyn, maar men zoude hem evenwel<br />
ten opzichte van .Egypten nauwlyks met Herodotus<br />
kunnen vergelyken , die zich in dit land<br />
zoo langen tyd heeft opgehouden , en het zelve<br />
zoo nauwkeurig kent; al ware hec ook , dat zy<br />
wezenlyk met eikanderen ftreeden. Maar is dit<br />
wel zoo ? Hoe komt het toch dat het niemand<br />
in de gedachten is opgekomen , of niet misfehien<br />
O Y K f NIET weinig^, hetgeen met de gefteltheid<br />
van iEgypten zoo weinig overeenkomt ,<br />
eene verkeerde leezing ware? De geheele plaatze<br />
heeft eenen veel bcceren zamenhang, wanneer<br />
men dezelve dus leesc: Liet brengt flechts weinig<br />
Wyn voort, maar zeer overvhedig Tarwe en Moeskruiden<br />
, en andere Gewasfen,<br />
3, ) PLINIUS telt onder de voornaamfte Wyncn,<br />
den Sèbennytifchen, en voegt 'er by: in JÈgypto<br />
boe nascitur tribus generibus uvarum, t'oafia, cetüalo,<br />
peuce, Hifi. nat. I. XIV. §. 9. Maar Plinius,<br />
die zyne berichten van alle kancen by één gehaalc<br />
heeft', is zekerlyk geen Schryver , die tegen eenen<br />
Ooggetuigen , zoo als Herodotus was , in<br />
zaaken die .Egypten betreffen , kan opweegen.<br />
Ook kan ik niet begrypen, hoe men in het Sebcnnytifch<br />
gedeelte van /Egypten , het welk gelyk<br />
een Delta midden tusfchen de armen van den N'yl<br />
ligt, en in de maand September door die Rivier<br />
moest overftroomt worden , veel Wyn zoude<br />
hebben kunnen teelen : waar by noch komt, dat<br />
de Arabifchê nardryks-Befchryvers, die anders<br />
doorgaans de plaatzen doen opmerken, daar men<br />
Wyn bouwt , in die geheele ftreek van geene<br />
Wynbergen gewag maaken. Misfehien was de<br />
Sebcn-
?9 §. 190. O V E R D E N W Y N<br />
dan dat 'er deszelfs nuttigheid immer tegen zoude<br />
heb jen kunnen opweegen ; inzonderheid naa dat<br />
Sebennytifche Wyn , waarvan PLINIUS fpreekt,<br />
niet eens in die Iandftreek gegroeic , maar in Vet<br />
bovenst gedeelte van iEgypten , daar men eenigen<br />
Wyn bouwt; en dezelve verkreeg misfehien<br />
dien naam aüeen.'yk , dëwyl men denzelven van<br />
den Sebennycifcheu Arm des Nyls, alwaar tegen-<br />
"woordig barlos ligt , na ltalien bracht: of misfehien<br />
was in dit gedeelte van den Delta één enkele<br />
iterg , die te hoog was om door den Nyl<br />
overftroomt te worden, en op welken men ten<br />
tyde van PLINIUS Wyn teelde : of eindelyk misfehien<br />
had men in de "Stad zelve Wyngaar'den tegen<br />
de huizen aan , waar van men eene gerinee<br />
hoeveelheid van Wyn maakte , die te Rome',<br />
teen de overdaad daar hoog geklommen was ,<br />
wegers deszelfs zeldzaamheid , duur betaalt, en<br />
te fmaaklyker bevonden werdt, dewyl hy veel<br />
kostte; maar men zal dan wel begrypen , dat de<br />
Kooplieden veel meer Sebennytifchen Wyn naar<br />
Rome zonden , dan daar ter "plaatze gewonnen<br />
werdt ; gelyk men noch heden ten dage wel<br />
duizendmaal meer Pontac drinkc, dan 'er immer,<br />
groeit.<br />
4. ; ATHENSUS verhaalt (Deipnofopbiflon libr. I.<br />
P- 33-) v e e t v an Akxan&rynfcben Wyn , en zegt<br />
ook, dat 'er langs den JVyl aan beide kanten veel<br />
Wyn wast : daar en boven fpreekt hy noch van<br />
den Wyn , die in bet bovenst gedeelte 'van Mgypten<br />
rondom Keptos gewonnen wordt, die men zegt<br />
dat zeer ligt is. Dat 'er in het bovenst<br />
gedeelte van .Egypten Wyn geteelt worde, heb<br />
ik zelf reeds gezegt: in die ftreeken moet Herodotus<br />
niet geweest zyn , gelyk Koptos ook, het<br />
•welk thans Kept genaamt wordt , en , volgens<br />
ABULFED* al nader aan het Gebergte dan aan den<br />
Nyl ligt. Ook wil ik, hec geen hy van Alexandryn-<br />
hec
BY DE O F F E R A N D E N . 79<br />
het van andere Volken nagebootst, en in derzelver<br />
Zedenleer aangenomen was. Indien de /Egyptenaaren<br />
drynfchen Wyn zegt, in het geheel niet ontkennen<br />
; ABULFEDA zelf maakt 'er gewag van. Maar<br />
Alexandryen werdt in de oudfte tyden , van Homerus<br />
by voorbeeld, niet totiEgypten gerekent,<br />
en ligt verre van het overig gedeelte van iEgypten<br />
af, het welk door den Nyl vrugtbaar gemaakt<br />
wordt: de Waterleiding , die thans den<br />
fslyl derwaarts heen voert, is alleenlyk een werk<br />
der Konst ; en voor den tyd van Alexander den<br />
Grooten verwaarloosde men deeze Iandftreek byna<br />
ten éénenmaale , om dat men haar gewicht<br />
niet kende. Op zyn hoogst had zy een Vlek ,<br />
Rbacotis genaamt , alwaar niet dan Soldaaten<br />
woonden , om voortekomen dat 'er geen Vreemdelingen<br />
aanlandden. (STRASO p. 1142. Mtn<br />
zie WOOD , Proeve over bet origineele Genie van<br />
Homerus, bl. 128-130). Waarfchynlyk heeft<br />
men derhalven voor den tyd van Alexander , 1<br />
deeze weinig bewoonde , en b3"na in het geheel<br />
niet geachte'ftreek , geenen Wyn gebouwt ; hec<br />
geen de Grieken'er misfehien eerst begonnen hebben<br />
, naa dat Alexandryen, wegens deszelfs ongemeen<br />
voordeelige ligging , de Hoofdftad van<br />
)Egvpten geworden was. Dat aan wederzyde<br />
van"den ISyl Wyn gewonnen wordt-, ziet men<br />
uit den zamenhang zeer klaar, dat niet betreklyk<br />
kan zyn op geheel iEgypten , maar alleenlyk óp<br />
de Iandftreek rondom Alexandryen. ATHEN^EUS<br />
wil dan waarfchynlyk met anders zeggen , dan<br />
dat aan beide zyden van de Gracht, die van den<br />
Nyl na Alexandryen gegraaven , en een werk dei-<br />
Grieken is , veel Wyn geteelt worde Die hem<br />
anders verftaat , laat hem niet alleenlyk iets het<br />
geen onwaarachtig , maar zelfs iets het geen ongerymd<br />
is, zeggen ; dewyl de beide zyden, aan<br />
den Oever van den Nyl zelf, in dc maanden Augustus<br />
en September ónder water ftaan.
Sd ips. O V E R D E N W Y N<br />
iianren Wyn haddén willen drinken, dan hadden zy<br />
denzelven van andere plaatzen mueten invoeren: en<br />
Waarlyk' dit gefchiedde ook ten tydë van Herodotus<br />
(a) , en gefchiedt noch heden ten dage (Z>),<br />
Dit is , om 'er ftaatkundig van te fpreeken , eene<br />
zeer uadeelige zaak, die in alle Noordelyke Landen<br />
plaatze vindc, alwaar men zyn Geld huiten<br />
's Lands moet zenden , om 'er Wyn voor te koopen<br />
: de Staatkunde van /Egypten daar en tegen<br />
zocht zulk eenen fchadelyken Handel voorcekoomen<br />
, en wel te yveriger , om dat zy over hec<br />
algemeen tegen den Buitcnlandfchen Koophandel<br />
was. Maar hoe zal men het invoeren van Wyn<br />
beletten ? Door het te verbieden ? Maar dergeiyke<br />
Verboden zyn veel te zwak , wanneer hec op<br />
den fmaak , en het genoegen aankoomt , en byna<br />
niets anders dan een bevel, om denzelven zonder<br />
Tol intevoeren , en zoo veel te duurder aan den<br />
Buitenlandfchen Koopman te betaalen , die het gevaar<br />
loopt van zyne verbodene Waaren vei beurt<br />
verklaart te zien. Somcyds zyn allen , die Wyn<br />
lusten, hec met eikanderen ééns, zelfs Toezieneren-<br />
en Oppasferen op de grenzen met de Burgers:<br />
de<br />
(a) HERODOTUS , libr. III. c. 6. Uit geheel Griekenland<br />
, als mede uit Pbcenitien, wordt jaarlyks tweemaaien<br />
in aarde kruiken Wyn na JEgyptcn gebracht.<br />
(6 ) MAILLET Defcription deïAZgypte, de negende<br />
Brief, bladz. 17. van het tweede Deel. On ne<br />
fait point ie Pin en Mgypte, car je crois qu'on doit<br />
comter pour Tien celui, que font; quelques Coptes pour<br />
leur ufage particulier. Ainji on peut dire , que tout<br />
le Fin qu' on boit ici, Dient de debors, Le meilleur<br />
vient de Cbypre.
BY DE O F F E R A N D E N . 81<br />
de één is ook niet af keerig van Wyn en heeft medededogen<br />
met de zwakheden van het menfchlyk geflacht<br />
, en de ander vult hem de handen , of fpreekt<br />
met hem af, om het een zeker gedeelte te laaten verbeurt<br />
verklaaren , en het overige te behouden. Iemand<br />
, die onze Wetten tegen den overdaad , en de<br />
fluikeryen kent, die ten dien opzichte pl.iar.ze vinden,<br />
zal my hier geene tegenwerpingen maaken.<br />
De Mgyptenaaren namen een krachtiger middel,<br />
dat naamlyk van Godtsdienflig bedrog , te hu'pe.<br />
Zy gaven voor dat de Goden eenen afkeer van Wyn<br />
hadden , ja zelfs , dat dezelve het bloed was van de<br />
oude vyanden der Goden ( a). Iemand , die die<br />
gelooft, zal immers zoo iets affchuwlyks niet begeeren<br />
te drinken , maar zich by Water, Bier, Brandewyn<br />
, en andere geestige dranken houden.<br />
Van de Mgyptenaaren , deeze groote Leeraars<br />
der oude waereld in de Wysgeerte , het Bygeloof en<br />
de Weetenfchappen , breidde zich deeze af keer van<br />
Wyn,<br />
(a) PLUTARCHUS in zyn Roek over Ifis en Ofiris ,<br />
§. 6. Vóór den tyd van Pfammeticbus dronken zy geen,<br />
Wyn , en brachten denzelven ook niet ten Offer , want<br />
zy bielden hem voor iets , waar van de Goden eenen af~<br />
keer hadden , en voor bet bloed van ben , die wel eer<br />
tegen de Goden geoorloogdbadden; (dat is, der Reuzen ,<br />
en by de iEgyptenaaren van den boozen God Typhon,<br />
en zyne aanhangers) zy gelooven naamlyk, dat,<br />
toen deeze omgebracht, en door verrotting met de aarde<br />
vermengt waren, daar uit Wynjlokken ontftaan zyn, en<br />
dat bet daar van daan komt, dat de Wyn de Menfchen<br />
dol en raazende maakt ; voor zoo verre zy dan naamlyk<br />
bet Bloed hunner Voorvaderen drinken.<br />
IV. Deel<br />
E
g2 § 99. OVER DEN W Y N<br />
Wyn , fomtyds wel met eenige verandering, maar<br />
nochtans in de hoofdzaake , en zelfs in het ondcrfcheiden<br />
van Wyn en Druivenfap , even eens , tot<br />
meer andere Volken en Seélen uit. De tvlanfebaseh,<br />
die eigentlyk eene Philofophifche Secte in Perfien<br />
uitmaakten , hielden den Wyn voor het bloed , of<br />
ook wel voor de galle , dat is , vergif (a) vnn<br />
het boos weezen , het welk zy verdichtren , en verbooden<br />
den Vroomen deszelfs gebruik ( b ) ; zoo dat<br />
de Manicbjeen onder de Christenen , ( dat is , de<br />
Christenen , die de Perfiaanfche Wysgeerté in het<br />
Christendom overgebracht , en het zelve daar naar<br />
verandert hadden ,) het gebruik van den Wyn , by<br />
het Heilig Avondmaal zelf, niet toelieten. Arderc<br />
Christlyke Seftèn hebben den afkeer van Wyn noch<br />
onmiddelyker uit YËgypten overgenomen ; en dc<br />
Joodfche Sefte der Eslenen , die denzelven voor een<br />
vergif hield , het welk de eigenfehap bezit van raazend<br />
te maaken , had voornaamlyk haaren zetel in<br />
/Egypten. Ook onder fommige Arabifche Volken<br />
haatte men den Wyn uit ftaatköndrge oorzasken ,<br />
dewyl het met hunne denkbeelden van vryhnd (treed,<br />
vaste ftukken gronds te hebben : want men kan door<br />
dezelve gedwongen worden , om zich aan eenen<br />
Overwinnaar of Dwingeland te onderwerpen ; zy<br />
zyn , om zoo te fpreeken , onderpanden van onze<br />
ge-<br />
Ca) Men zie myne 4Sfte Vraage aan de Reisgesooten<br />
na Arabien.<br />
(b) AUGUSTUSUS de Moribus Manicbeeorum libr. II.<br />
§. 44. Die 'er iets uitvoeriger* over wil naieezen, kan<br />
het vinden in BEAUSOBKE Hijloire des Manicbeëns,<br />
Livre IX. chap. 7,11- pag. 771 & fuiv.
SÏ DE O F F E R A N D E N . 83<br />
gehoorzaamheid ; en hy alleen is in de gedaante der<br />
Arabieren recht edel en vry , die alle zyne Bezittingen<br />
met zich kan noemen , een zwervend Herder ,<br />
by voorbeeld , die , met zyne Kudde , diep in de<br />
Waestyne kan trekken , daar hy door geenen Overwinnaar<br />
kan gevolde worden : en de Nabatjeers gingen<br />
zoo verre , dat zy op leevensftratFe verbooderi,<br />
een huis te bouwen , te zaaijen, te planten, of Wyn<br />
te drinken ( a ). Anderen waren wel niet zoo<br />
ftreng , maar onthielden zich evenwel om der Eere<br />
wille , als mede dewyl het een oud gebruik was van<br />
het bezie van veele goederen , en van hec gebruik<br />
des Wyns. Jeremias maakt Kap. XXXIV. vs. 6, 7.<br />
gewag van eene Arabifche familie , die rn^t de Israëlïten<br />
na Palaiftina getrokken zvnde , aldaar reeds veele<br />
honderd Jaaren gewoont had , en het gebod van<br />
haaren Sramvader , Jonadab , heiliglyk onderhield ,<br />
om naamlyk geen huis te houwen , maar in tenten te<br />
woonen<br />
y<br />
Ca) DIODORUS SICDLUS , B. XIX. §. 94. Hunne<br />
Wetten verbieden Koorn te zaaijen , iets, boe ook genaamt<br />
, bet geen vrucht draagt , te planten , Wyn te<br />
drinken, en buizen te bouwen ; en op de overtreedivg<br />
bier van is de doodftraffe gejtelt. De oorzaak hier van<br />
is , dewyl zy gelojven , dat iemand , die iets dergelyk:<br />
in eigendom bezit , ligtlyk van iemand , die maebtiger<br />
is . fob gedwongen worden , om Z'ch zynen bevelen te<br />
onderwerpen. Èehalven de plaatze van AMMJANOS ,<br />
B. XIV. 4. , die Wes^feling in zyne Kanttekeningen<br />
byb'engt , kan men noch AR VIEUX in het 3de deel<br />
zyner Reizen, bl. 109. en NIEBUHR Befchryving van<br />
ArabUn , bladz. 389. nazien Tot op deezen dag is<br />
de Akker- en dus ook de Wynbouw , naar het oordeel<br />
der Bedoynen , beneden de waardigheid van eenen<br />
echten edelen Arabier.
84 §. 19^ OVER DEN WYÏÏ<br />
wonnen , niet te zaaijen, geenen Wynberg aante°<br />
leggen , of te bezitten , en , daar het hier voorraamlyk<br />
op aankoomt , geenen Wyn te drinken :<br />
want een Volk of Geflacht , het welk in het geheel<br />
geenen Wynberg mag hebben , behoort ook geenen<br />
Wyn te drinken ; anders zal het wel haast lust bekomen<br />
om ook Wynbergen aanteleggen. Het kan zyn<br />
dat de Arabieren de Godtsdienftige gedaante, die zy<br />
aan dit Verbod om Wyn te drinken , het welk zynen<br />
oorfprong eigenlyk aan hunne liefde voor de vryheid<br />
verfchuldigt is , 'gaven , van de Mgyptenaaren ontleent<br />
, of toch aan het zelve , op het voetfpoor van<br />
dit eerst befchaafd en verftandig Volk, het eerwaardig<br />
aanzien van Wysgeerige Zedekunde gegeeven<br />
hebben. Nochtans kan ik het één en ander met<br />
geene gefchiedkundige bewyzen ftaaven. IV'iaar dit<br />
is onbetwistbaar dat de afkeer van W 7 yn in Arabien ,<br />
ten minften twee duizend Jaaren vóór Muhammed,<br />
heeft plaatze gehad . en dus geenszins als eene uitvinding<br />
van hem kan befchouwt worden. Jeremias,<br />
die denzelven in zynen tyd aantrof als een overoud<br />
gebruik van zeker Arabifch Geflacht in Palseftina ,<br />
leefde 1200 Jaaren vóór Muhammed, en deeze familie<br />
was ten minften 800 Jaaren vóór Jeremias uit<br />
Arabien na Palseftina getrokken. Muhammed vond<br />
derhalven dit gebruik of deeze zedekundige Wet,<br />
waar door het gebruik van Wyn verbooden werdt,<br />
reeds als eene zeer oude inftelling , toen hy zich voor<br />
eenen Propheet uitgaf. Hy predikte den natuurlyken<br />
Godtsdienst, zoo goed als hy denzelven verftond;<br />
fchoon hy zekerlyk in zoo verre een bedrieger was,<br />
als hy voorgaf, waarheden, die hem voor hec grootst<br />
gedeelte zyn gezond verftand leerde , door eene<br />
Godtlyke openbaaring oncfangen te hebben , en in<br />
zoo
BY DE O F F E R A N D E N . 85<br />
zoo verre een Dweeper , als hy geloofde , dat een<br />
ieder, die tot het eeuwige leeven was uitverkooren ,<br />
door eene inwendige werking van Godt verlicht, en<br />
van derzelver waarheid overtuigt werdt. Ue leerftellingen<br />
van den natuurlyken Godtsdienst , die hy<br />
predikte, vond hy zelf niet uit, ontleende ze ook<br />
niet van de Jooden of Christenen , maar volgde voor<br />
het grootfte gedeelte zekere Seéte van Arabifche wysgeeren<br />
, ( wy zouden ze Naturalisten noemen , )<br />
die flechts éénen Godt , en een toekomftig leeven<br />
geloofden , en by de Arabieren Hanifin , dat is ,<br />
Piofaanen, genoemt werden , dewyl zy het beitar.n<br />
van derzelver Goden loochenden , ten naasten by op<br />
dezelfde wyze , als men wel eer de Christenen Ongodisten<br />
genaamd heeft, om dat zy aan de Goden<br />
der Heidenen niet geloofden. Het geen deeze Philofophifche<br />
Secte nu, waar of valfch, leerde, bracht<br />
hy, zelfs haare algemeene Volks-vooroordeelen in<br />
de Zedenleere niet uitgezondert, grootendeels in zynen<br />
Godtsdienst over, die hy voorgaf dat hem van<br />
den Hemel geopenbaard was , dewyl het hem als<br />
waar voorkwam. Den afkeer van. Wyn vond hy by<br />
dat gedeelte des Volks , het welk men voor edel<br />
hield , misfehien ook by de wysgeerige Secle der<br />
Hanifin ; hy kt.urde denzelven goed , te r<br />
metr, dewyl<br />
'er uit het misbruik van den Wyn ontelbaare<br />
buitenfpoorigheden gebooren worden, en nam hem<br />
diarom in zynen Godtsdnnst over. Hy deed dit,<br />
het geen meer is, volftrekt op dezelfde wyze , als<br />
wel eer de Mgyptenaaren of Manichajen , onder<br />
voorwendzel naamlyk , d:t de Wyn een werk , dat<br />
is eene uitvinding van den Duivel zy" ; en met het<br />
zelfde onderfcheid , het geen beide Mgyptenaaren<br />
en Manichajen tusichen WYN en WVNDnüivtN<br />
F 3 maaken ,
86 §. OVER DEN W Y N<br />
maaken , waarvan wy binnen kort nader uillen fpreeken.<br />
Hy zal 'er naar alle waarfchyniykheid toen<br />
weinig aan gedacht hebben , dat zyne Godrsditnst<br />
zich zoo fpoedig in arie deelen van de Waereld ,<br />
van den Ganges af 'Ot de Atlantifche Zee toe , zoude<br />
uitbreiden , en den algemeenen afkeer der Arabieren<br />
van Wyn , zoo veele andere Volken. tor derzelver<br />
groot nadeel , opdringen- Men heeft hem<br />
dikwils een ftaatkundig oogmerk by dit zyn verbod<br />
toegefchreeven ; men wil naamlvk , dat hy het gebruik<br />
van Wyn verbooden hebbe , ten einde zyne<br />
Arabieren zich niet zullen dronken drinken , tn dan<br />
hunne veldflagen verliezen. Indien hy zulke oogmerken<br />
gehad heeft, moet hy wezenh k ten a-er Hecht<br />
Staatkundige, of Veldoverfte , of kenner van de<br />
rr,e fchen , zoo als men het wil noemen , geweekt<br />
zyn : een Volk , het welk van kindsbeen af gewocn<br />
is Wyn te drinken , loopt minder gevaar, om dófté<br />
dronkenfehap van het geheele leger geflagen te wordt,<br />
n Maar een Volk, het welk aan geen Wyndrinken<br />
gewoon was , zoude wel eens door een krygslist<br />
dionken gemaakt, en dan geflagen kunnen worden<br />
; en wy weeten inderdaad uit oude gefchiednisfen<br />
dergelyke voorbeelden van de Scythen (. a), en<br />
de Istriers , welker gewoone drank toen waarfchynlyk<br />
noch geen Wyn was (b ). Ten minlten Muhammed<br />
laat nimmermeer iets van zulk een oogmerk<br />
> waarom hy den Wyn verbood , merken ;<br />
en<br />
(a) JÜSTINUS Libr. I. cap. VIII cmisfi; bojlibur<br />
infuetos barbaros vino Je onerare patituT , priusqut Scytbce<br />
ebrietate, quam bello vincuntur.<br />
(6) FtORüs Libr, II. cap. io,
S Y DE G F F E U A N D E N . 87<br />
«n men heeft 'er zekerlyk ook geene gefchiedkundige<br />
berichten van.<br />
Het zal mynen Leezeren niet onaangenaam geweest<br />
zyn , hier deeze aanmerkingen over den waarfchynlyken<br />
oorfprong van dit verbod in den Muharameduanlchen<br />
Godtsdienst te vinden. Ik keer thans<br />
weder tot de Mgyptenaaren. Hunne Koningen ,<br />
en andere zeer ryke en voornaame lieden onder hen ,<br />
konden zich over het verbod van Wyn noch wel<br />
troosten : eene behoorlyke onderfcheiding tusfchen<br />
Wyn- en Druivenfap gaf hun vryheid om het verfch<br />
uirgeperste fap van Druiven te drinken. Andere<br />
Seéten , die den Wyn voor een werk des Duivels<br />
houden , maaken dit zelfde onderfcheid , de Mam*<br />
ebreen (a )l by voorbeeld, en Muhammedaanen ( b ) :<br />
ook is die onderfcheid zichtbaar genoeg, want het<br />
zeif-<br />
(a") AUGUSTINUS de Moribus Manicbceorum libr. IL<br />
44. volgens de'ftcned-ctyner Uitgaave , Tom. II.<br />
pag. 7fï. qua tanla perve^fio eft, vmum putare fel principis<br />
tenebrarum , & uvis comedendis non parcere.<br />
(b~) De eigene woorden van MUHAMMED zyn , in<br />
de K5 de Sura van den Coran, vs. 11. Godt laat ook<br />
Koorn en Olyfhoornen , en Palmbomen en Druiven groeien<br />
: en vs. 6?. zegt hy van de Druiven :. zy kunnen<br />
tut aronkenfebap , £72 ook tot een goed voed fel gebruikt<br />
worden. Dit is geenszins , gelyk Maraccius op eene<br />
onbillyke wyze voorgeeft, tegenftrydig met het geen<br />
hy zegt Sur. V. 92. Wyn , Jpel , beelden , en dobbel-<br />
Aeenen zyn jchandelyk. en een werk dei Duivels; maar<br />
hy bedoek den Wyn te verbieden , daarentegen hec<br />
eêten van Druiven en Rozynen te veroOrlooven. Dezelve<br />
worden ook inderd: ad van de Muhammedaanen<br />
geseeten, die om die rede zelfs in Arabien Wyngaar-<br />
E 4,<br />
dea
88 §. ICQ. OVER DEN WYN<br />
zelfde Sap heeft, na dat het gegest of niet gegest<br />
heeft , zeer verfchillende uitwei kielen : wanneer hec<br />
noch in de Druiven is, heeft het in het geheel geene<br />
dronkenmaakende krachc ; als Most Veroorzaakt<br />
het eenen kleinen en ras voorbygaanden roes , door<br />
het werken wordt het van Most dronkenmaakende<br />
"Wyn , en daar uit wederom , door eene andere foorc<br />
van gesunge tot Azyn , in welken ftaat het geheel<br />
regen ft rydige uitwerkingen doet, en eene verkoelende<br />
kracht heeft. Hoe ten tyde van Jofeph de Koning<br />
van Mgypten het Druivenfap dronk, zien wy uit den<br />
droom van zynen Opperfchenker, Gen. XL. 9-13.<br />
dkn het voorkwam , als of hy Dmiven nam , derzelver<br />
Sap in eenen beker (a) met water mengde,<br />
en denzelven den Koninge over gaf. Dit was enkel<br />
overdaad voor ryke lieden , die het land nimmermeer<br />
van geld konde ontblooten ; want men zal uit andere<br />
landen , noch Druivenfap , eer het gewerkt heeft en<br />
tot Wyn geworden is, noch verfche Druiven .in eene<br />
menigte ontbieden.<br />
Mofes voerde de Israël iten na een land , welks<br />
voornaamfte natuurlyke voortbrengfelen Druiven waren<br />
(b) , en hy verzuimt ook niet, om deeze byzon-<br />
den aanleggen. Men zie NiEnuHR Befchryving van<br />
Arabien , bladz. 147. en bchalven deeze veele anuere<br />
Eeisbefchry vingen.<br />
Ca) Zoo iemand hier in het Hebreeuwfch eenige<br />
zwaarigheid Vindt, die zoeke de oplosfing daanan in<br />
hec Arabifch Lexicon van Gor.'irs pag. 1147. Sacbat,<br />
cf, *oo als" ik dit Hebreeuwfche Woord bever zoude<br />
Liicfp'ee!:cn , Scbacbat (Slachten) , betekent ook,<br />
Cen Wyn mei Water vermengen.<br />
(&) Num, XIII, v§, 23. Deut, VII, vs, S.<br />
Noch<br />
heden
BY DE OFFERANDEN. $9<br />
zonderheid , die Palseftina boven /Egypten had , het<br />
welk wel overvloed van Koorn had en brood opleverde<br />
, maar/ in het welk men zich juist niet veele<br />
goede cier belooven konde, te roemen, zoo dikwerf<br />
hy de begeerte na dit nieuwe land in zyn Volk zocht<br />
optewekken. Was het eene goede Staatkunde in<br />
/Egypten , wegens den mangel van dat land , het<br />
drinken van Wyn te verbieden , het was niet minder<br />
verftandig in eenen Wetgeever van een Volk , hec<br />
welk in PalEeftina moest woonen , niet alleen niets<br />
dergelyks te doen , maar ook te verhoeden , dar de<br />
afkeer der /Egyptenaaren van Wyn , zyne burgeren<br />
nimmer in een land volgde , het welk daar overvloed<br />
van opleverde, en dus dat deszelfs grootfte uatuurlyke<br />
Rykdommen niet nutloos gemaakt wierden.<br />
Indien men de wetgeevende wysheid van deeze<br />
beide Volken , /Egyptenaaren en Israè'liten , met elkanderen<br />
vérgèlykt, fchynen zy , wel is waar , int<br />
zoo verre onderling overeen te komen , dat zy beide<br />
voor het land voegde , waar in het Volk woonde -<br />
maar<br />
hedendaags, daar dit land in handen van Muhammedaanen<br />
is, (dewelke het teelen van Druiven juist niec<br />
begunltigen , hoewel zy het aankweeken van Wyngaarden<br />
niet verbieden ,) en naa zoo veele verwoestingen<br />
, heefc Palffiftina dit voorrecht boven andere<br />
nabuurige landen behouden. Dat er Jaarlyks 300<br />
Kameelen, met Rozynen belaaden , van Hebron na<br />
iEgypi-en gaan , heb ik te vooren reeds aangemerkt.<br />
Van den Wyn zeiven , die noch tegenwoordig in Palasftina<br />
gewonnen worde, zal men in de befchryving<br />
, hen , van den Heer Opper- Confiftorie • Raad»<br />
i< SCHING, bladz. ;6Ï. en in myne Oosterfche Bibfoeek.<br />
LII. Deel , bladz. 118, 119, noch eenige by«<br />
zonderheden vinden opgetekent.
go 5- I 0 °* OVER DEN WYN<br />
maar hit groor-fte onderfcheid, het welk tusfchen beiden<br />
plaatze heeft, kan men evenwel ook zien.<br />
1. ) De Wecgeevende wysheid van Mofes is billyker.<br />
De Staatkunde der ,/E^yptenaaren bediende<br />
Zich van een Godcsdienftig bedrog:<br />
Mofes nam ook den Godtsdienst te hulpe<br />
maar op eene geheel en al onfchuldige wyze,<br />
en zonder daar eenig bedrog of bygeloof mede<br />
te vermengen. Het waren flechts plechtigheden<br />
, die hy inftelde , en door welke de<br />
Wyn voor altoos rein , en deszelfs genot onzondig<br />
verklaart, dus alle andere Zedenieere,<br />
die denzelven mochten verbieden, al by voorraad<br />
tegengegaan wierden.<br />
2. ) De Staatkunde van iEgypte poogde den Burger<br />
van een gedeelte zyner natuurlyke Vryheid<br />
te berooven , en wel juist in eene tyd , waar<br />
by het zoo zeer op ons genoegen en onzen<br />
fmaak aankomt: die van Mofes daarentegen<br />
zocht hem in zyne natuurlyke Vryheid te<br />
bewaar.n.<br />
Ik zoude hier van nu kunnen aftrappen , maar<br />
daar ik van dit onderwerp zoo veel hebbe moeten<br />
zeggen , kan ik my niet bedwingen , om 'er noch<br />
ééne Aanmerking by te voegen. Het verbieden van<br />
Wyn komt my als eene der grooifte fouten in de wetgeevende<br />
wysheid voor , en wanneer men 'er den<br />
Godtsdienst mede vermengt , en deezen den Wyn<br />
doet verbieden of gehaat maaken , als een groot ongeluk<br />
voor het Menfchlyk geflacht Hoedanige gevolgen<br />
deeze oneerlyke ftaatkunde in /Egypten gehad<br />
hebbe , gelukkige of ongelukkige , kan ik wegens<br />
den
BY DE OFFEK.ANDEN. 9Ï<br />
den groenen afftand van tyd niet zeggen : ik oordeele<br />
over dergelyk een Verbod alleenlyk, zoo als de Muhammedaanfehe<br />
Godtsdienst , die zich in een zoo<br />
groot gedeelte van den aardbodem heeft uitgebreid,<br />
ons het zelve in zyne gevolgen vertounc. Ik fpreek<br />
niet , dit moet ik vooraf zeggen , van landen onder<br />
eene zeer heete luchiftreek , want of daar het verbijden<br />
van Wyn nadeelig zoude kunnen zyn , weet<br />
ik niet: de Wyn fetrynt voor die luchtftreek niet wel<br />
te voegen, en 'er te veel verhittend te zyn , gelyk<br />
ook lömmige landen onder dezelve , nietiegenftaande<br />
zy uitmuntende Druiven voortbrengen , niets dan<br />
IVlost hebben ( a) : ook niet van landen , die in het<br />
Noodden geleegen zyn, en welken de Natuur geenen<br />
Wyn gegeeven heeft. Deeze kunnen denzelven ten<br />
nunlten misfen , zoo lange het Volk noch genoeg<br />
lichaamlyken ai beid verricht, en by deszelfs éénvouwige<br />
leevenswyze blyft : hoewel men misfehien in<br />
noordlyke landen ook wel ras kwaade gevolgen van<br />
het verbieden van Wyn befpeuren zoude, of fchoon<br />
niét zoodanig als in die landen , dewelke de Natuur<br />
zelve voor den Wynbouw gefchikt heeft. liet gevolg<br />
, het welk daar van te duchten is , en het geen<br />
ik thans op het oog heb , beftaat hier in : het volk ,<br />
het welk van tyd tot tyd meer befchaafd wordt ,<br />
meer lichaamlyke rust en ledigen tyd heeft , daardoor<br />
meer verdriet cn Hypochondrie ondervindt , zoekt<br />
iets ,<br />
(a) By voorbeeld Abysfinien. Zie JOBI I.UDOLPH<br />
Rifloriam JEtbiopicam , libr. 1. cap. o. en in de Comnienrarius<br />
over dezelve, n. LXXXf. pag. 139. Als<br />
mede LOJBO Relation Hiftorique a'Abesfinie, Tom. I.<br />
pag. 91.
$2 §. 190. OVER DEN WYN, ENZ.<br />
iets , hét welk in de plaatze van den vervrolykenden<br />
Wyn dienen kan , en het is ongelukkig genoeg om<br />
dit te vinden. Het minder gevaarlyke is Brancew'yn,<br />
de gewoone drank in noordlyke landen , hoewel<br />
hy thans ook in Turkyen al vry algemeen is, en<br />
van veelen geoordeelt wordt niet verbooden te zyn:<br />
het gevaarlykfte is Heulfap ( Opium ) , het welk in<br />
Perfien en Turkyen zoo lterk in zwang gaat , en<br />
welks gevolgen CHARDIN en andere Reizigers zoo<br />
befchryven , dat iemand , die hen geleezen heeft,<br />
zekerlyk geene lust zal hebben, om over den Mufcammedaanfehen<br />
Godtsdienst, wegens deszelfs verbod<br />
van Wyn drinken , eene Lofreden te houden.<br />
Ook zal geene Wet, ja zelfs geen Verbod van dsn<br />
Godtsdienst , het Wyn drinken volkomen beletten ,<br />
om dat alle Menfchen de Wetten en den God:sdienst<br />
Biet gehoorzaam zyn, .en onder de Muhammedaantn<br />
wordt Wyn genoeg gedronken : maar dan is het ge-<br />
Volg van zulk een verbod , dat dezelve in het geheim<br />
, maar fchielyk , met groote teugen , meer gezoopen<br />
dan gedronken wordt. En in zulken gevalle<br />
veroorzaakt hy fpoediger en grootere dronkenfehap,<br />
dan wanneer men hem langzaam en in een aangenaam<br />
gezelfchap drinkt. Men hoon ten minden onder de<br />
Muhammedaanen zeer veel , en misfehien meer dan<br />
onder de Christenen , van verregaande buitenfpoorigheden<br />
, door dronkenfehap veroorzaakt. Wanneer<br />
men men alles by eikanderen voegt, is het verbieden<br />
van Wyn , een hard en nadeelig uitwerkfel van<br />
fene kwaalyk begreepe ftaackunde.<br />
f. 191.
§. 191 OVER DE OLIE, ENZ. ^3<br />
§• 1 9<br />
Verder over het gebruik van Olie by de<br />
Offeranden.<br />
Tot de Spys- of Meel• Offeranden moest men,<br />
alleenlyk twee zeldzaame gevallen uitgezondert ( a ),<br />
Boom - Olie gebruiken , om dezelve daar mede te<br />
bereiden , en tot Koeken te bakken. Exod. XXIX.<br />
vs. 2. Levit. II vs. 1 , 5, 7, 15. en Vf. vs. 8, 14.<br />
(of, volgens andere Bybels, 15, 21.) VII. vs. 12.<br />
Ik heb met deeze Wet , voor zoo verre zy misfehien<br />
figuurlyk is , en eene heilige plechtigheid betreft ,<br />
thans niets te doen , ik befchouw dezelve hier alleenlyk<br />
volgens haaren ftaatkundigen invloed in den ftaat;<br />
en deeze was by een Volk , hec welk uic /Egypten<br />
na Palseitina gebracht werdt , en noch altoos eene<br />
geheime neiging voor /Egypten had , van veel gewiches.<br />
Zy bond het Volk geheel ongevoelig aan<br />
zyn nieuw-sVaderland , en maakte dat het voor hec<br />
zelve in het toekomftige onaangenaam had moeten<br />
zyn in /Egypten te woontn , en daar by gaf dezelve<br />
even ongevoelig aan het Volk aanleiding , om hec<br />
kweeken van Olyf hoornen , waar toe de natuur PalEeftina<br />
op eene byzondere wyze fchynt bekwaam gemaakt<br />
te hebben , niet te verwaarloozen.<br />
Het<br />
(a) Deeze gevallen zyn, (1) wanneer dit Mee!-<br />
Offer tot een Schuld Offer voor Armen diende , Levit<br />
V vs. M. 12). Wanneer het een zoogenaamd<br />
Gerichts- Offer was , dat is , eene Offerande, waar<br />
by eene Vrouw , die van Overfpel verdacht gehouden<br />
werdt, den eed van zuiveringe deed.. Winner.<br />
y. vs. 15-.
94? ^. ipr. OVER DE OLIE<br />
Het grootfte gedeelte van Mgypten leverde , zo"><br />
als S T R A B o vei haalt ( a ) , in het geheel ge ene<br />
Olie: alleenlyk in de Landftrcek van Heracleo was<br />
men in ftaat cm Olie te maaken; in ce tuinen rondom<br />
Alex.indrye , ( die 'er evenwel ten tyce der oude<br />
Koningen van Mgypten noch niet waren , want die<br />
plaatze was voor den tyd van Alexander den Grcoten<br />
woest en onb-caouwt ) had men Olyfboomen , maar<br />
men maakte geene Olie. Het gevolg daarvan was,<br />
en is noch heden ten dage , dat men zich in Mgypten<br />
, tven als by ens , van Boter bediende , of ook<br />
Wel zyn Gebak met Honing maakte : en noch in<br />
onze dagen zyn de Reizigers, die van iEiiypten na<br />
Arabien gaan, gewoon Boter mede te neemen , hoe<br />
onfmaaklyk dezelve ook zyn mooge , want doorgaans<br />
vindt men dezelve op de reize , door de groote hitte ,<br />
in de kruiken gefmolten. Dat gedeelte van Arabien ,<br />
door het werk de Israëliten trokken , en waar in zy<br />
zich , des noods , als zwervende Herderen hadden<br />
kunnen ter neder flaan , was insgelyks op de meeste<br />
plaatzen zonder Olie. Palaeftina daarentegen geeft<br />
niet alleen veele , maar ook uitneemende fchoone<br />
01ie(£), vn HASSELQUIST pryst dezelve boven<br />
die van Provence. Door dit gefchenk der natuure<br />
worden de fteenachtige plaatzen en bergen, die anders<br />
(a) Bladz. 1163.<br />
( &) Mofes fpreekt daar al met lof van Deut. VIII.<br />
vs. S. en XXXII. vs. 13. Men zie ook Ezechiel<br />
XXVII. vs 17. alwaar van Olie gefproken wordt als<br />
de waare, die uit het Joodfche land werd uitgevoert.<br />
SHAW, pag. 537 — 32.9. C of bladz. 292.,293. der<br />
jammerlvke Hoogduitfche Vertaalinge ) en RELANDS<br />
Falejtina, bladz. 380, 381.
E Y D E O F E E R A N D E N . 95<br />
ders onvruchtbaar zouden zyn , niet alleen nuttig,<br />
maar zelfs voordeeiiger gemaakt dan de beste lauderyen<br />
zyn kunnen : de eenige lcndffreek in Pa'seüina<br />
, die STRAIÏO (Ö), dewelke zoo dikwerf<br />
op eene verkeerde wyze wordt bygebracht, als onvruchtbaar<br />
befchryft , is rondom Jeruzalem; en dit<br />
zal ook wel zoo zyn met betrekkinge tot den Landbouw<br />
: maar de Jooden zeggen nochtans , dat een<br />
morgen Lands om Jeruzalem wel eer veel hooger in<br />
prys geweest is, dan in hec overig gedeelte van Païa?(tina.<br />
Ik zoude dit op hun enkel woord ciet gelooven<br />
, indien hec eenige de minfie onwaarfebynlykheid<br />
behelsde , want Joodfche belichten , van<br />
'hooren zeggen en mondlyke overlevering , hebben<br />
by my weinig gewichts. Maar natuurlyker wyze<br />
moest in dien tyd, toen men in P..l33ftina het land<br />
noch behoorlyk bouwde , een morgen by Jerufalem<br />
juist om die rede meer dan elders, een fluk bouwland<br />
van die zelfde grootte , opbrengen , dewyl<br />
men daar Glie en Wyn kon teelen. Men denke<br />
flechts aan den Olyf berg , die aan de Oostzyde der<br />
Stad lag. Een morgen lands , met Olyfboomen<br />
of Wynrtokken beplant , zal , hy mooge zoo fteenachrig<br />
en dor zyn als men zich maar immer verbeelden<br />
kan , zeer gemaklyk tienmaal meer waardig<br />
zyn , dan een morgen bouwland, het welk noch zo<br />
vruchtbaar is. En hiermede ftemt ABTJLFEDA.<br />
overeen , die in zyne Aardrykskundige Befchryving<br />
van Syrien , bladz. 10. zege : dat de Landjlreek<br />
cm<br />
(a~) Poek 16. bl. 1104. waarmede men vergelyke,<br />
hetgeen RELAND in zyn Falceftina, bladz. 390 ,"395,<br />
heeft aangemerkt,
gó §. 191- OVER DE O L I E<br />
om jerufalem<br />
Paiceftma is.<br />
ééne der vruchtbaar ft en in geheet<br />
Nu verbeelde men zien de gevolgen eener Wet,<br />
die by de OfFeranden beval , het gebak met Olie,<br />
en dus niet met Boter te maaken, en by ieder Spysüifer<br />
eene zekere hoeveelheid Olie te gebruiken.<br />
De Priesteren 1 en deeze waren by de Hebreeuwen<br />
de voornaame lieden van geboorte , gewenden zich<br />
can gebak met Olie bereid ; en daar de maaltyden<br />
doorgaans Maaltyds-OfFeranden waren, leerde men<br />
ook daar dergelyk Olie-gebak kennen. Hetgeen<br />
men eens op een Gastmaal als eene lekkerny geproeft<br />
heeft, en vindt dat het wel fmaakt, of hoert<br />
dat voornaame lieden gewoon zyn te eeten , laat<br />
men eerst flechts nu en dan , en vervolgeus , zo<br />
onze omttandighêden zulks toelaaren , meermaale-n<br />
op zyne dagelykfche tafel brengen. Op deeze wyze<br />
was dit het zekerde middel, om de Israëücen<br />
aan Olie - gebak te gewennen , en die dit ééns geproeft<br />
heeft, zal het altoos boven Boter-gebak verkiezen.<br />
Het fmaakt, indien de Boom - Olie verfch<br />
en zuiver is , veel beter dan het beste Boter-gebak<br />
; en hier komt noch by , dat de Boter inderdaad<br />
zeer fpoedig kan bederven , en dan aan hec<br />
gebak , en alle andere fpyzen , die daar mede toebereid<br />
worden , eenen onaangenaamen byfmaak<br />
geeven. De meeste misflagen in de keuke worden<br />
door flechce Boter veroorzaakt: en dit is eene regel<br />
die aan onze (hoog-) duitfche Huismoeders,<br />
inzonderheid in het zuidlykfle gedeelte van Duitfchland<br />
, ook niet onbekend is.<br />
Uit dit gewennen nu der Israëlicen aan Oliegebak,<br />
moest, gelyk ik reeds gezegt hebbe , natuur-
CVDÈ OtfFERANÖËN. 9t<br />
tuurlyker wyze voortvloeijen : vooreerst, dat men<br />
meer werks maakte van het voortkweeken van Olyfboomen<br />
, waar in zulk een byzondere rykdom van<br />
het nieuwe Vaderland der Israëliten beftónd , en<br />
dus dat men zich deszelfs natuurlyke fchatten behoorlyk<br />
ten nutte maakte : en ten tweeden , dat hec<br />
Volk eindelyk den trek geheel verloor , om wederom<br />
na /Egypten te keeren. Dat de Israëliten ten<br />
tyde van Mofes , noch dikwils met genoegen aan<br />
/Egypten dachten , en zelfs wel genegen waren ,<br />
om zich wederom in den vorigen toeftand van flaavernye<br />
te begeeven , weeten wy uit de gefchie ienisfe,<br />
die ons door Mofes is nagelaaten : en hunne<br />
begeerte na dit hun oude Vaderland had zulke<br />
diepe wortelen gefchooten , dat Mofes het noodig<br />
oordeelde , eene byondere fchikking tegen het wederkeeren<br />
naa /Egypten , in de altoos-duurende<br />
Grondwet des Ryks, voor de Koningen te laaten<br />
invloeijen , Deut. XVII. vs. IÓ. (aj. Maar indien<br />
een Israëliet eerst de voorcreflyke Gaaven van<br />
zyn nieuwe Vaderland recht leerden kennen , en<br />
zich aan hec gebruik van wyn en olie gewenc had ,<br />
dan moest de begeerte na een Land eindelyk van<br />
zelf by hem verdwynen , waar van hy wist, dac<br />
het aan olie en wyn gebrek had.<br />
Dit oogmerk , het welk men vermoeden kan dac<br />
de Wetgeever by deeze zyne Wetten gehad heeft,<br />
is zoo volkomen bereikt, dat<br />
i.) De Boter by de Israëliten ten éénenmaale<br />
buiten gebruik geraakt is. In alle de He-<br />
breeuw-<br />
(a) Zie §. 21. bladz. 64, 65,<br />
ir. Dseh<br />
G
pS §. 192. OVER DE TIENDEN.<br />
breeuwfche boeken des Bybels by eikanderen<br />
genomen, waarin anders zo veele woorden<br />
die tot de huishouding behooren , gevonden<br />
worden , vinden wy zelfs den naam<br />
van Boter niet, want het woord fiN#ft het<br />
geen men Hiob XX. 17. XXIX. ö. Deut.<br />
XXXII. 14. Recht. V. 25. Jef. VII. 15, 16<br />
•tot 22. dus gewoon is te vertaaien, betekent<br />
eigenlyk geen Boter , maar dikke melk. In<br />
Palseitina fchynt derhalven de Boter even zo<br />
zeldzaam geweest te zyn , als tegenwoordig<br />
in Spanje , en men fchynt zich daarom alleenlyk<br />
by de Olie, die zoo veel fmaakiyker<br />
is, gehouden te hebben.<br />
2.) Nimmer is by de Israëliten , van den tyd<br />
van Jofua af, tot de eerfte verwoesting van<br />
Jerufalem toe, de begeerte wederom wakker<br />
geworden , om zich na .ZEgypcen te begeeven.<br />
Naa dat Nebucadnezar deeze Stad<br />
verwoest had , cn hec overgebleeve Volk,<br />
naa een nieuw ongeluk , zich in Palaeftina<br />
niet meer veilig oordeelde, toen eerst namen<br />
zy , tegen het Verbod des Allerhoogften ,<br />
hunne toevlucht wederom toe iEgypten ,<br />
Jerem. XLII XLIV.<br />
| 192.<br />
Over de Tienden.<br />
Van Landeryen, Tuinen, Wynbergen, enden<br />
aanwas der Kudden , moesten de Jsraëliten eene<br />
dubbelde Tiende geeven , en wel aan Godt, als<br />
wiens eigendom hec geheele land , gelyk Hy als de<br />
Ko-
T92- OVÊR DE TIENDEN. 99<br />
Koning der Israëliten , werdt aangezien." ( %. 35 en<br />
37- BH 24.)- Nochtans in den grond befchouwt ,<br />
was alleenlyk de eerile Tiende èene wezenlyke belasting<br />
, en van de andere werdt zulk een gebruik<br />
gemaakt, dat zy gemaklyk te draagen was.<br />
Vooreerst ontfingen de Leviten van alle Akkeren<br />
en Kudden der Israëliten de Tiende tot hun onderhoud<br />
; waarvan ik reeds §.51. gefproken hebbe.<br />
Deeze Tiende alleen verdient den naam eenèr belastinge<br />
op Vee en Landeryen ; maar zy was ten<br />
hoogften billyk, dewyl de ftam van Levi getn eigen<br />
land in de verdeelinge van Palajftïna bekomen had,<br />
en nochtans aan het Gemeenebest de gewichdgfte<br />
dienlten deed , waar voor hy eene ruime belooning<br />
verdiende (§.52). Van deeze Tiende moesten de<br />
Leviten wederom het tiende gedeelte aan de Priesteren<br />
afftaan , dewelke dus een honderdlle gedeelte<br />
hadden van alles , het geen de Landeryen en Kudden<br />
der Israè'liren opbrachten. De Wetten , die<br />
•hier van handelen, kan men Levit. XXVII. 30 33.<br />
JNum. XVIII. 21-32. vinden. Somtyds moet hec<br />
den Israëliten best gevoegt hebben , hunne Tiende<br />
aan de Leviten in geld of andere waaren te brengen;<br />
en dit ftond hun , ten opzichte der Vruchten des<br />
Velds vry ; onder deeze voorwaarde nochtans, dac<br />
zy dan het vyfde deel daar boven moesten geeven :<br />
daarentegen met betrekking tot Runderen , Schaapen<br />
en Bokken , was het verwisfelen. der Tiende<br />
geheel en al verboden , Levit. XXVII. vs. 32, 33.<br />
Van deeze manier , om zyne Tiende te losfen , en<br />
het voordeel, het welk daar by kan plaatze gevonden<br />
hebben , om welks wille men gewilliglyk 20<br />
ten honderd boven de bepaalde waardje gaf, heb<br />
G % ik
ioo 5. 192. OVER DE TIENDEA.<br />
ik geene genoegzaarne kundigheid, dewyl ik niet<br />
weet, of de Israëliten verplicht waren , om op eigene<br />
kosten hunne Tienden in de Steden der Leviten<br />
te leveren of niet. Zoude het ook kunnen geweest<br />
zyn, dat men de Tiende reeds voor den Oogst<br />
en terwyl de Vruchten nog te velde ftonden, waardeerde,<br />
en dan, volgens deeze waardeering, hon»<br />
derd en twintig ten honderd betaalde?<br />
De tweede Tiende vooronderftelt Mofes in zyne<br />
Wetten altoos als bekend , en reeds voor zynen<br />
tyd in gebruike. Misfehien is zy even de zelfde,<br />
die Jacob belooft had , Gen. XXVIlI. vs. 22. en<br />
was als eene oude gewoonte tot op de nakomelingen<br />
voortgeplant. De Wetten , die daarvan fpreeken<br />
, (in geene van welken dezelve evenwel wordt<br />
ingeltelt,) kan men vinden Deut. XII. vs. 17- 19.<br />
XIV. vs. 22.29. XXVI. vs. 12-15. Zy behelzen<br />
de volgende omflandigheden:<br />
Men gaf deeze Tiende niet aan iemand anders,<br />
maar verteerde ze zelf by Offermaaltyden en andere<br />
Gasteryen , op welke men , behalven zyne Vrienden<br />
, die men daar vrywillig by wilde verzoeken ,<br />
Leviten , Weduwen, Weezen, Vreemdlingen, Armen<br />
, ja zelfs zyne eigene Knechten moest noodigen<br />
, en door dit middel aan dezelven eenen vrolyken<br />
dag geeven. (§.128 en 143. No. 3.) Eigenlyk<br />
was dezelve alleen voor de Offermaaltyden bepaalt<br />
: de Israëliten moesten naamelyk alle Jaaren<br />
driemaalen , op de hooge Feeseen , in den Tabereakel<br />
of Tempel komen ; hier beltond hun Godtsdienst<br />
gedeeltlyk in die Maaltyds • Offeranden , die<br />
wy te vooren befchreven hebben , en deeze moes-<br />
' ten van de Tienden gegeeven worden. Maar dewyl
§. 192. OVER DE TIENDEN. IOÏ<br />
wyl men het niet altoos zoo konde fchikken , dat<br />
juist alle Tienden in één en het zeifde Jaar by hec<br />
Altaar verteert wierden , was 'er bevolen, om hec<br />
derde Jaar ten deezen opzichte volkomen af te rekenen<br />
; en het geen men dan noch te kort gefchooten<br />
was , moest men in zyn huis , wel niet tot Offeranden<br />
, ( want deeze mochten nergens anders<br />
gedaan worden , dan ter plaatze, daar hec Altaar<br />
was ,) maar nochtans tot vriendlyke en weldaadige<br />
Maalcyden befteeden. In dit Jaar moest men ondertusfehen<br />
zyne rekening geheel fluiten, en Gode<br />
op eene plechcige wyze betuigen , dac men alle<br />
Tienden tot deeze iViaaltyden verbruikt had.<br />
Indien iemands woor.ing van de plaatze des Heiligdoms<br />
zoo verre af lag , dat het overbrengen van<br />
zyne Tienden derwaarts hem te veel zoude gekosc<br />
hebben , dan was het hem geoorlooft , tot zynenc<br />
zyne Tienden tot geld te maaken , en voor dit geld<br />
op de plaatze van den openbaaren Godtsdienst te<br />
koopen , hec geen hem goed dacht, om 'er Offer-<br />
Maalcyden van aan te richcen : alleenlyk was hy<br />
verplicht om by dat geld, het hy van zyne Tienden<br />
gemaakt had , noch een vyfde gedeelte (twintig<br />
ten honderd ) te voegen ; iets het geen buiten twyfel<br />
zeer biilyk was , want ter plaatze daar zulk eene<br />
talryke menigte van Volk vergaderde , moescen<br />
de Eetwaaren natuurlyker wyze veel duurer zyn,<br />
dan hy ze Mn zyne afgelegene woonplaatze had<br />
kunnen verkoopen.<br />
Men heeft doorgaans uit deeze Tienden , die toe<br />
Offer • maaltyden en andere weldaadige Gastmaalen<br />
moescen gebruikt worden , twee Tienden willen<br />
maaken ,wair van men .de ééne tot Maaltyds^of-<br />
G 3<br />
feran»
ioa §. OVER DE TIENDEN.<br />
feranden , de andere tot vriendlyke Maaltyden in<br />
zyne eigene wooning moest doen dienen : en op<br />
deeze wyze zouden de Israëliten drie Tienden hebben<br />
moeten geeven , waarby naderhand noch de<br />
vierde, die voor den Koning was (a) , zoude gekomen<br />
zyn. Dit zoude, inzonderheid voor geringe<br />
lieden , inderdaad wat veel geweest zyn: maar wanneer<br />
ik een.vouwiglyk de Woorden van Mofts lees,<br />
kan ik aan dezelve geenen anderen zin geeven , dan<br />
dien ik reeds gezegd sbebbe ; naamlyk da' deeze<br />
flechts eene en dezelfde Tiende is, die anderen verdeden<br />
, en tot de tweede en derde maaken.<br />
Beide de Tienden, zo die den Leviten gegeeven<br />
werdt , als die men tot Offermaaltyden gebruikte,<br />
moesten van de Jaarlykfe Vruchten des Velds , en<br />
het aangefokte Vee gegeeven worden : maar Mofes<br />
is juist niet zeer naauwkeurig in het optellen der<br />
dingen , die men vertienden moest, en het fchynt<br />
niec noodig geweest te zyn , zyne nauwgezetheid<br />
en zorgvuldigheid ten deezen opzichte tot kleinigheden<br />
uitteftrekken. Althans Christus fchynt Matth.<br />
XXIII. 23. de verregaande nauwgezetheid der Pharifeeuwen<br />
, in het geeven der Tiende van Munte<br />
y<br />
Dille en Kumyn , juist niet van eenen zeer gunftigen<br />
kant te befchouwen. Wol, Melk , en derge-<br />
Jyke, dingen werden in het geheel niet vertiendt.<br />
Over het algemeen bedoelde Mofes de Tienden<br />
voor het geweeten en de vryheid des Volks zoo<br />
min lasiig te maaken als mooglyk was : het geeven<br />
en berekenen daar van liet hy aan elks geweecen<br />
over,<br />
(a) §• S9* No, a.
§. OVER DE TIENDEN. 103<br />
óver, zonder eenig gerechdyk of priesterlyk onderzoek<br />
daar omtrent re beveelen ; maar evenwel ook<br />
zonder te verbieden , 'dat de Leviten toezagen , of<br />
zy, het geen hun toekwam , wel on'tfdngeii hadden".<br />
Ten aanziene der tweede Tiende , verzekerde by zich<br />
van de goede trouwe, zyner burgeren alleenlyk dooide<br />
betuiging , die zy alle drie Jaaren doen moesten :<br />
maar om nu ooit niemand , die teder van geWeeren<br />
was , te beangftigen , beval hy nergens Tienden te<br />
geeven van zoodanige kleinigheden , by welke de<br />
moeite , om 'er op te letten , misfehien groocer zoude<br />
geweest zyn , dan die geheele Tiende waardig<br />
-was , en gaf aan. ieder'eene vryheid , (het geen hec<br />
geweeten ook wonderlyk te baat kwam, ) om zyne<br />
Tiende af te koopen , indien hy flechts het vyfde<br />
deel meer gaf, dan haare eigenlyke waardye. Een<br />
verftandig Wetgeever kan , by het inflellen van belastingen<br />
, niet wel te zorgvuldig zyn voor het geweeten<br />
zyner Burgeren : want indien zy eens tegen<br />
hun overtuiging leeren handelen , dan gaan zy fpoedig<br />
verder ; dan is het zedelyk Characler van een geheel<br />
Volk , ten minden in zeker byzonder fluk , bedorven<br />
; en de belasting vereifcht zoo veele Opzichters<br />
, dat, niet alleenlyk de Vryheid van ieder eenen<br />
, zelfs van die wel gezint zyn, op eene onaangenaame<br />
wyze gekrenkt worde, maar dat tenens ook<br />
het grootfle gedeelte, van het geen de belasting kan<br />
opbrengen , door de bezoldingen van Toezieners,<br />
Boekhouders , Ontfangers , en welken naam zy ook<br />
meer moogen draagen , al vooraf verlöoren gaa.<br />
Had men zich al tegen het Heiligdom fchuldig gemaakt<br />
, dat is, zekere Tienden niet gegeeven, dan<br />
kon men zich evenwel noch in het vervolg., wanneer<br />
het geweeten eens wakker werdt , zonder verdere<br />
G 4 , bur-
104- §• 193- P E EïRST«EB00RNEW<br />
burgerlyke fchande , van deeze fchuld ontdoen.<br />
Men behoefde maar een vyfde gedeelte meer te<br />
geeven , en een Schuldoffer te brengen, Levit. V.<br />
TS. 14 —- x6.<br />
Over de Eerstgeboornen en Eerstlingen.<br />
Behalven de Tienden , gaven de Israè'liten noch<br />
van al wat leeven had onder het geen zy bezaten :<br />
de Eerstgeboornen, en van Vruchten de Eerstlingen ,<br />
en ook deeze waren, even als de Tiende, van tweeërleije<br />
natuure , de ééne voor den Priester , de andere<br />
voor Offermaaltyden.<br />
I.) De eerfien werden den Priester gebracht,<br />
en maakten een gedeelte zyner bezoldinge uit.<br />
Sedert dien nacht, in welke Godt, by gelegenheid<br />
der uitvoeringe van de Israè'liten uic<br />
./Egypten , alle Eerstgeboornen der /Egyptenaaren<br />
had doen fterven , de Eerstgeboornen<br />
daarentegen der Israè'liten verfchoond had,<br />
was, ter naagedachtenisfe van deeze gunst,<br />
al het Eerstgeboorne Gode heilig. Ondertusfchen<br />
had men daar by dit onderfcheid in<br />
het oog te houden :<br />
Dieren , die geoffert konden worden ,<br />
(Runderen, Schaapen en Bokken) mochten<br />
niet gelosc , maar hun bloed moest op hec<br />
Altaar gefprengc, en derzelver Vet verbrand<br />
worden; het vleefch was voor den Priester,<br />
wiens
IN EERSTLINGEN. io 5<br />
wiens inkomst van de Offeranden het uitmaakte<br />
, Num.XVlU.vs. 17, 18.<br />
Al het overige , het geen niet tot eene<br />
Offerande kon dienen , zoo als menfchen en<br />
onreine dieren , konde los gekocht worden.<br />
Ten aanziene der Eerscgeboorne Zoonen was<br />
dit eene verplichting der Ouderen ; maar by<br />
onreine dieren , Ezelen by voorbeeld , Kameelen<br />
, Paarden enz. flond het aan de willekeur<br />
van den eigenaar.<br />
Het losfen van een Kind gefchiedde, wanneer<br />
het zelve ééne maand oud was ; ftierf<br />
het zelve vóór dien tyd , dan behoefden de<br />
Ouderen het niet te losfen , maar het werdt<br />
dan aangemerkt, als Gode, en den Priester,<br />
dien het tct dus verre noch toebehoorde , geftorven<br />
te zyn. De Priester moest het Kind,<br />
het welk los gekocht zoude worden, waardeeren<br />
: zy ftonden derhalven alle niet op den<br />
zelfden prys ; maar het fchynt dat zieklyke<br />
Kinderen , of ook die van behoeftige lieden ,<br />
laager gelchat werden : nochtans moest de<br />
Vader iets geeven , al ware het maar om daar<br />
door het recht te erkennen, hec welk Godt<br />
op de Eerstgeboornen had. Evenwel 'er<br />
was eene bepaaling gemaakt , boven welke<br />
een Priester nimmer gaan mocht, te weeten<br />
vyf fikkelen , dit is, volgens de gewoone ,<br />
maar verkeerde rekening , vyf gulden (waar<br />
van 'er achttien éénen mark uitmaaken ) maar<br />
naar myn oordtel, veel minder. Dit losgeld<br />
was voor den Priester. (Num. XVIII.<br />
vs. 15, i6.).<br />
G 5<br />
On-
io
'EN E E R S T L I N G E N . 107<br />
.) De andere foort van Eerstgeboornen , was<br />
voor hec Altaar , en moest tot Maaltyden gebruikt<br />
, en dus door hem zeiven , die de Offerande<br />
deed , en de' Gasten die hy daar by<br />
genoodigt had , verteert worden. Hier door<br />
onderfcheidc zy zich genoeg van de voorige<br />
foorc van Eerscgeboornen , die Gode geheiligt<br />
was. Van deeze worde gefproken Dcut.<br />
XII. 6. XIV. 23. XV. 19-23. Uic alle welke<br />
plaaczen febyne ce blyken , dac die gebruik<br />
der Eerstgeboornen reeds door eene oude bekende<br />
gewoonte was ingevoert, (iep dezelfde<br />
wyze , als wy by de cvveede Tiende gezien<br />
hebben ,) en dac Mofes een deezen opzichce<br />
geene nieuwe Wee gegeeven , maar een oud<br />
gebruik bevestigt heeft. Ondertusfchen ziet<br />
men ter loops uit Deut. XV. vs. 15. dat hier<br />
alleenlyk van het Manlyk geflacht gefproken<br />
wordt ; en over het algemeen fchynt in de<br />
Wetten van Mofes nimmermeer iets, hec geen<br />
van hec Vrouwlyk geflachc is , Eerstgebooree<br />
genaamc te worden , nieccegenftaande het zelve<br />
hec eersc gebooren was. Nochtans zoude<br />
ik hier over , dewyl het op den geest dier<br />
Wetten weinig invloed heeft , en, alles wel<br />
befchouwt, niet tot de Hoofdzaak behoort,<br />
met niemand willen twisten.<br />
Maar men vraagt nacuurlyker wyze , hoe<br />
kunnen 'er twee Eerstgeboornen zyn ? Ik<br />
weet deeze byzonderheid op geene andere wyze<br />
uit te leggen . dan dat het geen naa het eigenlyke<br />
Eerstgeboorne wederom het eerst gebooren<br />
werdt, tot deeze Oncrraaultyden moest<br />
ge-
ÏO8 §• 193. OVBR DE EERSTGEBOORNEN enz.<br />
v<br />
gebruikt worden. In myne Vertaaling des<br />
Bybels heb ik het gewaagt daar aan den naam<br />
Zweiterstgebobrnes (tweede eerstgeboorne )<br />
te geeven , om dat ik het op geene andere<br />
wyze kort, en met één woord , wist uic te<br />
drukken. Ik zal deeze benaaming om die<br />
zelfde reden hier insgelyks behouden. Die<br />
tweede eerstgeboorne diende dus over hec algemeen<br />
, even als de cweede Tiende, tot Offermaaltyden<br />
: maar indien het zelve eenig lighaamlyk<br />
gebrek had , dau was de Eigenaar<br />
niet alleenlyk van de verplichting om het te<br />
offeren , ontflagen , maar het offeren daarvan<br />
was hem zelfs verboden , en hy kon het voor<br />
zyne gewoone dagelykfe Maaltyden gebruiken.<br />
Op dezelfde wyze moest men ook eenen<br />
Korf met Veld- en Tuin • Vruchten, dien<br />
Mofes Eerstlingen noemt, op de Feesten medebrengen<br />
, en naa denzelven voor den Priester<br />
nedergezet, en Gode , tot een dankerkentnis<br />
wegens het land , het welk hy den Israè'liten<br />
gegeeven had, geheiligt te hebben,<br />
tot zyne Offer • maaltyden befleeden , Deut,<br />
XXVI. Hoe veel deeze Eerstlingen<br />
moesten bedraagen, bepaalde de Wet niet,<br />
maar liet dit der willekeure van den geever<br />
over. In laatere tyden kan hier in eene verandering<br />
gemaakt, en door gewoonte of Wetten<br />
eene zekere hoeveelheid van het geen de<br />
Landeryen , Tuinen en Wynbergen opbrachten<br />
, tot Eerstlingen bepaald zyn ; maar dit<br />
gaat my hier niet aan , daar ik van het Mo-<br />
fa'üch Recht fpreeke.<br />
$• 194
•§ 194* OVER DEN SASBATH. top<br />
$. 194;<br />
Over den Sabbath. Eenige voorafgaands<br />
Aanmerkingen.<br />
De zevende dag der Weeke was tot eenen dag<br />
van Godtsdienst, rust, volkomen ontflag van allen<br />
lichaamlyken arbeid en vermaak gefchikt. Hy is onder<br />
den naam , de Sabbath , genoeg bekend. De<br />
Wetten die daar van fpreeken., ftaan Exod. XVI.<br />
vs. 22-30. XX. 8-ir. XXIII. 12. XXXI. 12 i 7<br />
.<br />
XXXIV. ar. en XXXV. 1-3. Num. XV. 32 36.<br />
Deut. V. 12-15.<br />
Ik zal thans eigenlyk van deezen dag niet fpreeken,<br />
voor zoo verre hy voor den Godtsdienst gefchikc<br />
was, maar denzelven enkel als eenen dag van rusc<br />
en genoegen befchouwen ; ééusdeels, om dat hec<br />
eerfte meer tot de Godtgeleerdheid of Zedenkunde<br />
behoort, maar ook anderendeels , om dat wy 'er<br />
weinig van weeten , hoe de Sabbath in de oudtfte<br />
tyden tot verrichting van het geen wy Godtsdiensc<br />
noemen , gebruikt wierdc. Het is waar , naa de<br />
Babylonifche Gevangnisfe weeten wy , dat de Jooden<br />
op den Sabbath in hunne Synagogen by elkanderen<br />
kwamen om te bidden , den Bybel voor te leezen ,<br />
ook wel eene verklaaring van denzelven , of eene<br />
redenvoering ter vermaaninge aan te hooren, maar<br />
wy kunnen daar van geen befluit trekken op den tyd<br />
van Mofes, van welken wy niets weeten , dan hec<br />
geen hy ons zelfs heeft opgetckent, en in welken<br />
de Wet, die toen noch geene verldaaring noodig<br />
had,
TIO 5- 194' OVER DEN SABBATH.<br />
had (a) . flechts éénemaal in de zeven Jaaren werdt<br />
voorgeleezen.<br />
Om de Mofaïfche Wetten van den Sabbath beter<br />
te kunnen verdaan , en met de algemeene regelen van<br />
wetgeevende wysheid te vergelyken, moet ik eenige<br />
Aanmerkingen maakeö.<br />
Dat ieder Volk , het welk in de onderhouding van<br />
zynen Godtsdienst belang ftelt, ik wil juist niet zeggen<br />
eenen. dag , maar nochtans zekeren tyd voor den<br />
Godtsdienst behoort af te zonderen, fpreekt van zelf,<br />
en het bewys van deeze ftellling moet ik voor de<br />
Godtgeleerdheid , of wysgeerige Zedenkunde overlaaten<br />
, waaruit ik dezelve hier als bekend kan overneemen.<br />
Maar buiten dien heeft hetzelve dagen van<br />
rust en vermaak noodig: dagen , zeg ik , want het<br />
zy my geoorlooft , dit woord te gebruiken , om zekeren<br />
tyd te kennen te geeven , dewyl hetzelve met<br />
onze gewoone manier van fpreeken overeenkomftiger<br />
is , zonder daar door juist eenen volkomenen dag van<br />
24 uuren , of ook bepasldlyk den dag te verftaan ,<br />
die van den opgang der Zonne tot haaren ondergang<br />
gerekend Wordt.<br />
Door geftadigen arbeid , wordt het lichaam verzwakt<br />
, verliest die vlugheid en fterkte , die hec door<br />
afwisfeling van arbeid, rust en vermaak bekomt, en<br />
wordt daarenboven vroeger oud. Lichaamlyke arbeid<br />
, ik beken het, doet de menfchen , over hec<br />
algera)<br />
De taal , waar in de Wet was voorgeftelc,<br />
was toen noch niet uitgeftorven , of veroud ; maar<br />
hec was des Volks moedertaal, die door ieder eenen<br />
verftaan werdt.
§. 194» OVER. DEN SABBATÏT. U I<br />
algemeen genomen , in krachten toeneemen, en iemand<br />
, die zyne handen gewoon is te gebruiken, een<br />
Boer by voorbeeld , zal zekerlyk fterker zyn , dan<br />
iemand die met dezelve geduurig in den fchoot zie,<br />
of ze alleenlyk gebruikt , om de pen te voeren :<br />
maar deeze arbeid moet niet onophoudelyk en zonder<br />
tusfehenpoozingen van rust voortduuren , of men zal<br />
daar door wederom verzwakt worden : iemand, die<br />
dag aan dag zonder ophouden moet werken , zal,<br />
inzonderheid indien hy dit van jongs af heeft moeten<br />
doen , ligtlyk ftyf, en tot alle andere verrichtingen<br />
onbekwaam worden ; daar en boven zal zulk een<br />
menfch , over het algemeen klein van gewas blyven ,<br />
en , gelyk een Paard , het welk dag aan dag tot den<br />
arbeid aangezet wordt, vroeg gedaan hebben. Verandering<br />
is de grootfte regel voor de gezondheid ;<br />
eene regel , die zoo verre gaat, dat de beste voorschriften<br />
van den verftandigfien Geneesheer der gezondheid<br />
naadeelig worden , wanneer men ze al te<br />
nauwkeurig waarneemt. Zelfs de beweegingen , die<br />
tot verfterking van ons lichaam , en tot eene uitipanning<br />
dienen , wanneer wy 'er flechts nu en dan gebruik<br />
van maaken , wandelen by voorbeeld, te paard<br />
ryden , en andere dergelyke meer , worden lastig en<br />
nadeelig, indien ze daaglyks, en wel zonder ophouden<br />
herhaalt worden. Iemand die daaglyks te voet<br />
reisde , en geenen rustdag tusfchen beiden had , zoude<br />
wel van hypochondrie , maar niet van andere ongefteltheden<br />
, die zyn lichaam konden verzwakken ,<br />
bevryd blyven : een Postryder , die daaglyks , zelfs<br />
den Zondag niet uitgezondert, voort moet, wordt<br />
gemeenlyk voor den tyd oud , en men kan het zelfs<br />
wel aan zyn postuur zien , dat zyne kostwinning niet<br />
van de gezondften geweest is: en dit zelfs in Landen<br />
,
IIÜ §. 104* Oven DKN SABBATH<br />
den , daar de Posten zoo onverdraagelyk langzaam<br />
voortgaan . dat de hevigheid der beweeginge voorzeker<br />
de oorzaak niet zyn kunne van het nadeel ,<br />
het welk het geduurig ryden zyner gezondheid te<br />
wege brengt. Een Rui'er , wanneer hy te Veld is,<br />
of een Liefhebber der Jacht, zal voor zekeren tyd<br />
misfehien meer en fterker te paard ryden , en wel in<br />
allerleije foorten van Weder, maar men befpeurt aan<br />
hem evenwel het vroeg verouderd en gekromt ligbaam<br />
van den Postryder niet, die zich daaglyks aan<br />
deeze beweeging moet blootrtellen , en dien men wel<br />
haast wegens zyne onbruikbaarheid moet affchaffen.<br />
IVlaar al ware dit alles dus niet gefteld , zoo zoude<br />
hy evenwel in zyn geheele leeven geen vergenoegd<br />
Leeven hebben , die altoos het lastige eenerlei doen<br />
moet. En evenwel behoorde ieder menfeh het aangenaame<br />
des leevens eens te fmaaken , al ware het<br />
ook maar nu en dan voor éénen enkelen dng , over<br />
welken hy zich al by voorraad verheugen zal: waarom<br />
is hy anders in de Waereld ? en hy , dien dit<br />
nimmermeer gebeurde, zal al vroeg rimpels krygen ,<br />
en onbruikbaar worden. Dan dit is hec niet alles ;<br />
hy behoort niet flechts zekeren tyd te hebben, waar<br />
op hy van den arbeid , dien hy anders alle dagen<br />
doen moet, kan uitrusten , maar deezen tyd moet<br />
hy ook eigendyk tot zyn vermaak kunnen gebruiken<br />
, en met gezelfchappen, dansfen , maaltyden »<br />
of wat het meest tot zyne verlusriginge kan dienen,<br />
en flechts niet tegen de Wetten van eene gezonde<br />
Zedenkunde aanloopt, doorbrengen. Door dergelyke<br />
afwisfelingen van vermaak » wordt hec gemoed<br />
wederom vrolyk , en verliest den plooy , dien de<br />
altoosduurende éénzelvigheid daar aan gegeeven had ;<br />
deszelfs krachten zoo wel als die van het lichaam,<br />
worden
i
114 5- I 94- OVER DEN SABBATH.<br />
Het komt derhalven nu aan op deeze Staat- en Zedenkundige<br />
Vraage : Kan de dag van den Godtsdienst<br />
, op eene gevoegelyke wyze , met den dag<br />
der ruste en des vermaaks verbonden worden ? Ik<br />
zoude denken , dat men deeze vraage met ja moet<br />
beantwoorden , indien men flechts niet onder het<br />
woord vermaak eenige zondige buicenfpoorigheden<br />
verftaat: en waarlyk dezelve is reeds veele duizend<br />
Jaaren vóór onzen tyd, byna door alle Volken der<br />
Aarde , op dezelfde wyze voor altoos beflist ; hoe<br />
zeer ook in laatere tyden veele norsfe Zedelceraaren ,<br />
die maaltyden , verlustigingen, ja zelfs onderlinge<br />
bezoeken en gezelfchappen , voor dingen hielden ,<br />
die den Zondag ontheiligden , waar tegen zy veel te<br />
laat geyvert hebben. Wy behooren immers geene<br />
twee dagen in iedere week , gelyk de Heer VAN<br />
J Ü s T I eens heeft aangeraaden , om van den arbeid<br />
uit te rusten , af te zonderen , den éénen voor den<br />
Godtsdienst, den andeeea voor hec vermaak ; want<br />
anders zoude 'er geen genoegzame tyd voor den arbeid<br />
overblyven : en waarlyk dit zoude heeten , als<br />
of men van wegen de Overheid, naa den Zondag ,<br />
noch<br />
Slaaven Christenen wierden , en dat zy om die reden<br />
zorge draagen , dat hun niets van het Christendom<br />
gezegt worde, dewyl zy aan Chrstlyke Slaaven hec<br />
vieren van den Zondag zouden moeten veroorlooven.<br />
Of deeze befchuldiging waar zy , of voor omtrent<br />
dertig tot veertig Jaaren ( want zoo oud is dezelve<br />
eigentlyk,) waar geweest zy , kan ik niet zeggen.<br />
Itflaar om 'er van te fpreeken op die vooronderftelling<br />
, dat men hun dit met recht nageeft, dan zouden<br />
die Heeren hunne eigene belangen niet wel verftaan<br />
, en z ch , gelyk het wel meer gaat, door &ie.<br />
ïighci J, zelve btnadcelea.
J, 194. OVER DEN SABBATH. 115<br />
noch den blaauwen Maandag invoeren wilde , om<br />
welken af te fchaffen , de wetgeevende macht, zelfs<br />
de Ryksdag te Regensburg , die flechts op de meest<br />
in het oog loopende onheilen acht geeft, zoo veele<br />
moeite gedaan heeft. Dat verlustigingen ligtlyk buiten<br />
het fpoor kunnen gaan , en tot ongeoorloofde<br />
handelingen gelegenheid geeven , die tegen de Heiligheid<br />
van den Sabbath aanloopen, zoo als fommige<br />
foorten van danfen, behoeft men hier niet tegen aan<br />
te merken; want men zoude om die zelfde rede kunnen<br />
voordellen , om het na de Kerk gaan af te fchaffen<br />
, waar by jonge lieden van beide geflachten zekerlyk<br />
ook niec altyd enkel geestlyke oogmerken hebben.<br />
En zoo men ooit kon hoopen , zekere verlustigingen<br />
binnen de paaien van zedigheid en deugd ce<br />
houden, hec zoude buicen twyfel dan zyn, wanneer<br />
zy een gevolg van den Godcsdiensc waren ; ja men<br />
zoude eer deeze vraage dus kunnen voordellen: kan<br />
men de vermaaken niet noch nader met den Godtsdienst<br />
verbinden , en daar door veele buicenfpoorigheden<br />
voorkomen?<br />
Ten minften het ftrydc tegen de menfchlyke natuur,<br />
die tot eene geduurige verandering gefchaapen<br />
is , eenen geheelen dag, en dit alle weeken , alleen<br />
tot Godtsdienftige overdenkingen te belfeeden.<br />
Zulk eene langduurige infpanning van geest, om aan<br />
ééne en dezelfde zaak , en wel die niet onder het bereik<br />
der Zintuigen valt, te denken, is juist de hevigfte<br />
en zwaarfte arbeid; en dergelyk eene Godtsdienftige<br />
oeffening zoude doorgaans ten opzichte van<br />
haare innerlyke kracht, oprechtheid , en ongedwongenheid<br />
van der menfchen neigingen verliezen , het<br />
geen zy won van de zyde der langere duuring. Ook<br />
H s<br />
om
&4 $. 195. SCHIKKINGEN VA\ Mos ff 9<br />
orn die reden is hec goed den Sabbath voor Godtsdvnibge<br />
cefFeningen , en geoorloofde vcfnjaakën ce<br />
Verdeèlèn ; wanc op die wyze kan één d'g het zelfde<br />
uitrichten , het geen anders cwee dagen zouden moe<br />
ten doen ; en het Gemeenebest winc 'er tyd by voor<br />
den arbeid.<br />
Dat veele yverige Predikanten , zoo wel als verfcheidene<br />
Sabbathswetten , in welke fommige Geestlyken<br />
de hand gehad hebben , geheel andere grondftellingen<br />
volgen , is my wel bekesd : het is hier de<br />
plaatze niet, om daar over op Godrgeleerde of Zedekundige<br />
gronden te twisten. Maar welke grondftellingen<br />
het meest met den fmaak van die Wetten overeenkomen<br />
, uic welke zy zelfs den naam , Sabbatk ,<br />
ontleent hebben , zullen wy nu zien.<br />
. $• 195-<br />
Schikkingen van Mofes aangaande dén Sabbath.<br />
Mofes vondt reeds in zynen tyd eene overoude gewoonte<br />
, volgens welke hec Volk den zevenden dag<br />
vierde ; en waarfchynlyk hadden zelfs de Mgyptenaaren<br />
hun dien Rustdag laacen behouden : een minnen<br />
hy befchryfe deeze viering , als van Godc , onmiddelyk<br />
naa de Sch.ppinge ingeftelc , Gen. II vs. 1-3»<br />
en geeft nergens te kennen , dat zy ooic afgefchafc %,<br />
of buicen gebruik geraakc is. Hec fchynt derhalven ,<br />
dac hy ze noch in zynen tyd als een voorvaderlyk ge»<br />
bruik onder de Isruëlken gevonden heeft (a). En<br />
was<br />
(a) Daar is 'er, die deeze zelfde waarheid zoeken<br />
te bewyzen uit Exod. XVI. vs. 22, 23. alwaar, zoo
AANGAANDE DEN SABBAS-TH.<br />
ïlj<br />
was dit zoo ,, dan behoefde hy niec zoo breedvoerig<br />
te zyn<br />
s<br />
om ce befchryven waar in deezen Rustdag<br />
beftaan moest, want die was door de gewoonce dan<br />
reeds genoeg bekend Wy vinden derbal "en by hem<br />
ten dien opzichte niet het geringfle , om daar u ; t op<br />
te maaken , hoe de Godtheid op dien dag moest gedient<br />
worden , alleenlyk de Wet aangaande de openbaare<br />
Sabbaths-Offeranden uirgezondert (a), want<br />
hy liet alles , zoo als het Volk het, van den tyd hunner<br />
Voorvaderen af, gewoon geweest was , en vergunde<br />
a:>n het zelve daarenboven de vryheid , om<br />
deszelfs Godtsdienst, die niet altoos volkomen eveneens<br />
, en als op ééne leest gefchoeit kan zyn , zoo in<br />
te richten , als door hunne omftandïgheden, behoeftens<br />
, of zekere ontftaane misbruiken raadzaam zoude<br />
zy zeggen , de Israëliten , al voor het ontfangen dér<br />
Tien Geboden, op den Sabbath geen Manna wilden<br />
zamelen , en daarom des Vrydags eene dubbele hoeveelheid<br />
vergaderden. Van dit bewys kan ik my niet<br />
bedienen , om dat ik die plaaize op eene andere wyze<br />
, dan men doorgaans gewoon is, en vs. 2,3. in hec<br />
plus quam perfectum hebbe overgezet, want by bad,<br />
gezegt, enz. En dus moest ik het vertaaien , want<br />
het zoude immers dwaas zvn . wanneer men Mofes<br />
eerst naderhand , naa dat men hem geze.t haj , dac<br />
de Israëliten om des Sabbaths wille eene dubbele hoeveelheid<br />
hadden ingezamelt, liet zeggen: dit is bet<br />
bevel van Godt , morgen is de Sabbat0 , ter eere van,<br />
Jehovab, enz. Daarenboven, dewyl men in her He.<br />
breeuwfeh maar één prcsteritum heeft , kan **£3i
nS 5. 195. SCHIKKINGEN VAN MOSEI<br />
de gemaakt worden. Wy hebben , by voorbeeld<br />
t<br />
Predikatiën , in welken de Bybel wordt uitgelegt ,<br />
die , naa verloop van zoo veele Eeuwen , en naa<br />
dat 'er zoo veele oude zaaken , van welke daar in<br />
gefproken wordt, onbekend geworden zyn , dergelyke<br />
uitleggingeu noodig heeft: maar over een boek,<br />
het welk noch nieuw is, en dus voor ieder eenen,<br />
die flechts leezen kan , volkomen klaar en duidelyk<br />
moet zyn , alle acht dagen ééne Predikatie te doen ,<br />
om het zelve uit te leggen , zoude zeketlyk eene<br />
overtollige arbeid zyn: indien Mofes iets dergelyks<br />
had willen inftellen , dan zoude hy zich zeiven hebben<br />
moeten bewust geweest zyn van onduidelyk gefchreeven<br />
te hebben. En nochtans maaken onze Predikatiën<br />
, dewelke uic de behoeftens eener gemeente,<br />
die den Bybel niet meer zonder hulp of verklaaring<br />
verftaan kon , zyn voortgefprooten , in der daad één<br />
van de gewichtigfte ftukken van onzen openbaaren<br />
Godtsdienst uit; en zy zyn zoo nutcig , dac men zich<br />
byna over de behoeftens verheugen zoude , waar door<br />
zy veroorzaakt zyn.<br />
Wy weeten derhalven , eigenlyk gefprooken , met<br />
geene gefchiedkundige zekerheid , waar in de Godtsdienst<br />
der oudfte Jooden op den Sabbath beftaan<br />
hebbe. Waarfchynlyk zullen zy , gelyk op andere<br />
Feestdagen , Gode Lofgezangen , misfehien wel by<br />
eenen plechtigen dans toegezongen , en Maaltyden<br />
gehouden hebben , tot welke zy, naar alle vermoeden<br />
, behalven hunne Vrienden, insgelyks Priesteren,<br />
Leviten , en behoeftigen noodigden : woonden zy<br />
niet verre van het Heiligdom, dan zullen zy misfehien<br />
Offeranden gebracht, en daar van Offer maaltyden<br />
aangericht hebben. De Jooden hebben wezenlyk in<br />
lastere
AANGAANDE DEN SABBATH. lip<br />
laatere tyden , dit weeten wy uit de gefchiednisfen,<br />
dcrgelyke Sabbaths-maaltyden gehouden , waar op<br />
zy ook onbekende lieden verzochten (a). Misfehien<br />
moesten de Ouderen ook op dien dag hunnen<br />
Kinderen den Schepper van Hemel en Airde leeren<br />
kennen, gemeenfchaplyke gebeden tot Hem opzenden<br />
; of wat het gebruik op dien dag anders moge<br />
medegebracht hebben. Alleenlyk wachte men zich ,<br />
om aan geene Synagogen in elke Stad te denken ,<br />
in welke de Wet voorgeleezen en verklaart werdt:<br />
want de Synagogen zyn veel laater opgekomen , en<br />
Mofes heeft het voorleezen van zyne Wet, zoo als<br />
dit naderhand gefchiedde , niet op eiken Sabbath bevolen<br />
, maar alleenlyk op het Loof hutten - Feest in<br />
het Sabbath-Jaar (jbf\ ook heeft hy geen eigenlyk<br />
zoogenaamd Predik ampt ingeftelc (O-<br />
Veel weeten wy 'er derhalven niet van ; maar<br />
het volgende vinden wy in de Boeken van Mofes<br />
uitdruklyker.<br />
Ca) Men zie Luk. XIV. vs. T. en de Aanmerkingen<br />
van WETSTEIN op dit vers. Het geen Christus<br />
z e<br />
vs. n, 13, 14. § c w o r d t d a n e e r s t r e c h t v c r f t a a n<br />
'<br />
*<br />
baar, wanneer men in het oog houdt, dat hy van eenen<br />
maaltvd fpreekt, die een deel van den Godsdienst<br />
moest uitmaaken , en voor welken men zekere vergelding<br />
van Godt verwachten konde : wanr men zal<br />
immers zoo dwaas niet zyn , om te begeeren , dac<br />
Godt ons voor elke byzondere gasterye in het toekomltig<br />
leeven beloonen zal.<br />
(&) Deut. XXXI. vs. 9—-3«<br />
(O §. yz. bladz. 243» l 44-<br />
H 4
#sp & ?95' SCHIKKINGEN VAN MOSES<br />
De zevende dag moest gevierc worden , en wel<br />
ter gedachmisfe , dat Godt op den zevenden dag gerust<br />
heeft van alle zyne Werken , dezelve moest derhal<br />
ven Gode heilig zyn , die in zes byzondere t\dperken<br />
, door Mofes dagen genaamd , alles gefchaapen<br />
, en daar naa in het zevende opgehouden heeft<br />
iets nieuws voort te brengen , dewyl de waereld nu<br />
goed , en zoo gefield was . als Hy wilde dat zy zyn<br />
zoude, Gen. II. vs i - ;;. X X vs. 11. XXXI. vs. 17.<br />
Deeze viering van den Sabbath was derhalven eme<br />
bekentenis , het welk men alle weeken wederom<br />
herhaalde , dat men den Schepper van Hemel en<br />
Aarde , als den waaren en éénigen Godt aannam en<br />
vereerde ; en zy was dus nauwkeurig verbonden met<br />
die grondregel der Mofaïfche Wetten , waarvan wy<br />
§. 32. gefproken hebben , dienende om het Volk<br />
voor Afgoderye te bewaaren , en den dienst van den<br />
éénigen waaren Godt ongefchonden te houden ; om<br />
welke reden ook het verwaarloozen deezer vieringe<br />
op leevensftraffe verbooden was. Dan hier uit zoude<br />
in der daad noch zeker misbruik hebben kunnen<br />
ontftaan : een bygeloovig Vereerer der Sterren , of<br />
gelyk Mofes het gewoon is uit te drukken, van het<br />
Heir des Hemels, zoude den zevenden dag ter eere<br />
van Saturnus hebben kunnen vieren , die van de<br />
Phoenitiers voor den byzonderen Befcherm -Godt van<br />
hun Volk gehouden (a) , en met menfchlyke Of-<br />
feran-<br />
fa) Eufebius in prcepar. enangel. I. I, p. 40. brengt<br />
de berichten van Sanchoniathon daar omtrent by.<br />
Curtius fchryft l. IV. c. ry. van de Tyriers: Sacrum<br />
multis feculis intermis/um, ut ingenuus puer Suturr.o<br />
immolaretur , &c. Bryqnt handelt in zyne ObfeTvations<br />
, pag. 278-287.' uitvoeriger over deezen dienst<br />
van Saturnus by de Phoenitiers.
AANGAANDE DEN SABBATH. lal<br />
feranden gedjenc werdt: en waarlyk , de Israè'liten<br />
hebben , tep tyde zelfs van Mofes , in de woestyne<br />
Saturnus heimeivk aangebeden , en beelden van die<br />
gewaande Godtheid in kleine hutten met zich omgevpert<br />
( a ). Zulke Afgoden - Dienaaren hadden<br />
dan zonder eenigen twyfel , by het vieren van den<br />
zevenden dag , in hec geheim hunne Godtsdienftige<br />
aandacht op den Planeet Saturnus gevestigt. En<br />
juist daarom moest Mofes zoo uitdruklyk verklaaren,<br />
dac de Sabbath geviert moesc worden eer eere van<br />
dien Godc , die den Hemel , de Aarde , en hec<br />
ganefche Heir des Hemels , (by gevolg ook Saturnus<br />
zeiven ,) in zes dagen gefchaapen , en op den<br />
zevenden dag van zynen arbeid gerust heeft : en om<br />
die zelfde reden , moesc hy hec navolgen van deeze<br />
ruste coc een wezendyk ftuk der Sabbaths-vieringe<br />
maaken. Nu leeze men de plaatze Exodus XXXI.<br />
vs. 13. 17. Neemt myne Sabbatthen waar : zy zyn<br />
voor altoos een teken van bet Verbond tusfchen my<br />
en u, waar uit men ziet, dat ik Vlieden my geheiligd<br />
Ca) Amos V. vs. 26. is , gelyk de Heer<br />
Nic. WILH. SCHRODKR weleer in zyne voortrefiyke<br />
Djsfertatie de Tabernacult Molocbi, & ftella Dei Rtm~<br />
pban , op eene voldoende wyze heeft aangetoont ,<br />
niemand anders , dan Saturnus : ik zal 'er alleenlyk<br />
noch byvoegen , dat het Hebreeuwfche Woord niet,<br />
volgens' de Maforetifche flippen, Kij-jum , Kevan^<br />
moet uicgefproken worden , het welk rss<br />
RECHTVAARDIGE betekent; eene benaaming die voor<br />
Saturnus zeer wel voegt , dewyl men zyne regeering<br />
vóór den tyd der rechtvaardigheid gewoon was te<br />
houden. Men kan , des noods, hier noch mede vergelyken<br />
myne Hiftoria, belli Nefibeni, §. 8,<br />
H 5
ï22 195. SCHIKKINGEN VAN MOSES<br />
leiliqd hebbe Want in zes dagen heeft<br />
Jebovah Hemel en Aarde gemaakt , maar ep den<br />
zevenden dag rustte Hy , en verkwikte zich. De<br />
dag werdc by de Israè'liten niet , gelyk by ons ,<br />
van middernacht tot middernacht, maar van Zonnen-ondergang<br />
tot Zonnen-ondergang gerekent :<br />
de Sabbath nam derhalven ook met den ondergang<br />
der Zonne zynen aanvang.<br />
De Sabbath moest een Rustdag zyn , en wel<br />
eensdeels , gelyk ik reeds gezegt hebbe, ter eere<br />
van Godt, die Hemel en Aarde gefchaapen heeft;<br />
maar ook anderendeels , op dat Menfchen en Vee<br />
zich eens zouden kunnen verkwikken , ten einde<br />
zy niet door onafgebroken arbeid afgemat wierden :<br />
hy moest dus ook een Rustdag zyn in die byzondere<br />
betekenisfe , waarin ik hem , in de voorgaande<br />
afdeeling , van den dag der Godtsdienst-oeffeninge<br />
onderfcheiden hebbe. Mofes zegt dit met<br />
ronde woorden , en geeft dit op als een oogmerk<br />
van den Sabbath, Exod. XXIII. vs. ia. Op dat<br />
nw Osfe en Ezel rust hebbe, en uw Knecht en de<br />
Vreemdling r,icb verkwikke. Om die zelfde reden<br />
was ook het rusten van den arbeid niet flechts aan<br />
die geenen gebooden , die den waaren Godt op<br />
dien dag konden dienen, maar ook aan alle Vreemdelingen<br />
die in het Joodfche land woonden , menfchen<br />
die zekerlyk niet altoos in hunne harten den<br />
waaren Godtsdienst lief hadden , en die ook tot<br />
«eene uitwendige oeffeningen van Godtsdienst verbonden<br />
waren. Ja dit gebod ftrekte zich zelfs uit<br />
tot de Dieren , Exod. XX. vs. 10. Deut. V. vs.<br />
14 , '5-<br />
" c n » d i e e e n l<br />
G e e n m e r s {<br />
n w o o n e r v a n<br />
den' Israëlitifchen Staai was, mocht van deeze ruste
AANGAANDE DEN SABBATH. 123<br />
te verfteken blyven ; niemand moest zich , door<br />
onophoudelyken arbeid , zonder eenige tusfchenpoozingen<br />
van ruste en vermaak, voor den tyd ,<br />
kunnen, ten onbruik maaken ; en aan de Dieren<br />
moest die zelfde rust gegunt worden. Doch van<br />
deeze hebbe ik , §. 167. reeds , het geen noodig<br />
was, gezegt, het welk ik daarom thans niet zal<br />
berhaalen.<br />
Deeze rust moest ondertusfchen niet beftaan in<br />
eene volkome werkloosheid , of zorgvuldige onthouding<br />
van alle lichaamlyke beweeginge, of van<br />
alle» , het geen men, door al te groote tederheid<br />
van een befchroomd geweeten , als arbeid zoude<br />
kunnen aanmerken. Inderdaad zoodanig een dag ,<br />
op welken ik my tot myne verlustiging niet mocht:<br />
beweegen , en waarop ik geduurig zwaarighedert<br />
in myn geweeten hebben moest, doorvreeze, dac<br />
ik my misfehien op dit oogenblik , door het uitftrekken<br />
van myne hand , of eenige andere beweeging<br />
van myn lichaam , mocht bezondigt hebben,<br />
zoude voor my juist vlak het tegenovergeftelde<br />
van eenen dag der verkwikkinge zyn. Men zoude<br />
daar eer droefgeestig op worden , en altoos blyde<br />
zyn , wanneer hy haast ten einde was. Eene<br />
zoo wonderlyke gedaante , ik beken het, heeft de<br />
Sabbath der jooden , van tyd tot tyd , door verfcheidene<br />
byvoegfelen der Pharizeeuwen , die op<br />
beuzelingen uitloopen , en waartegen Christus zich<br />
menigvverf verzette, aangenomen ; en hy zoude 'er<br />
noch heden onbevalliger uitzien , indien men, volgens<br />
de Zedenleere van fommige Christenen , allen<br />
omgang met menfchen , en het genoegen het<br />
welk men daarin vinden kan, op deezen dag voor<br />
onge-
* 2 4- §• F 95' SCHIKKINGEN VAN MOSES<br />
ongeoorlooft wilde houden , en het gebod om niet<br />
te arbeiden , tot allerleije verrichringen der Ziele ,<br />
du3 ook tot alle infpanning der gedachten , die<br />
juist niet rechtsreeks den Godtsdienst bedeelt , ja<br />
zelfs tot leezen en fchryven ukftrekken. Zulk etn<br />
dag , waarop niets , van het geen men eene verandering<br />
noemt, vry Hond , zoude eene weeklykfche<br />
en zeer gewichtige plaage zys. Maar van<br />
alle die wonderlyke Wetten der Jooden , die men<br />
in den Talmud opgetekent , en ru en dan in de<br />
Schutten der Evangelisten van Christus beitreeden<br />
vindt, (laat geen woord in het Wetboek van<br />
Mofes. Ook van den zo«-genaamden Sabbathsweg<br />
, dar is, dat men op den S-ibbath niet verder,<br />
dan 2000 ellen buiten de Stad mocht gaan (a) ,<br />
weet<br />
("a) Die begeerig is, om meer van dit zonderling<br />
verdichtfel te weeten , zal hec in Ltgbtfoot zyne borce<br />
Hehrakce, over Handel. L vs. iz. kunnen'vinden.<br />
Mofes beval den Israëhcen , Exod. XVi. vs. 29. dat<br />
zy op den Sabbath in hunne Tenten moesten blyven, en<br />
niet uitgaan , gelyk op andere dassen , om Manna in te<br />
zamelen. Hier rukten de Rabbynen het bevel<br />
y<br />
blyft<br />
'in uwe Tenten , of, gelyk J er eigenlyk Haat, een iegelyk<br />
zitte op zyne pliatze , uic den zamenhang, en<br />
verklaarden., dat het overal verbaoden. was, op den<br />
Sabbath buiten het leger te gaan ; dat, daar de Isr.-'e-<br />
Uten nu niec meer in een leger woonden, die zilfde<br />
Verbod voor de St^d goidt ; en dus, dat niemai d op<br />
dien dag buiten de Stad mocht gaan ; nochtans dt acftaud<br />
van iooo ellen rondom de Stad werden toe de<br />
Stad zelve gerekenc ; by gevolg verklaarden zy, ging<br />
ïemmd, d e flechts 2000 ellen ver buiten de Stad g ng,<br />
met buiten dezelve : derhalven was bet geoo. loufc,<br />
2000 elle i ver buiten de Stad te gaan : en deeze 2000<br />
dien noemden zy den Sabbathsweg, —- —— 'Eene<br />
be-
AANGAANDE DEN SABBATH. 125<br />
weet hy niets; en dit is een byvoegfel van hunne<br />
Oudlteri en Pharifeeuwen. Het is waar , niemand<br />
zoude > p den Sahbath als Bode voor loon hebben<br />
moogen gaan ; ook mocht niemand op dien dag<br />
ryden , dewyl in zulken gevalle zyn Paard , Kameel<br />
, of Ezel geenen rustdag zoude gehad hebben.<br />
Maar tot zyne verlustiging mocht men zoo<br />
verre gaan , als men wilde ; en indien fommige<br />
Israëliren zich misfehien op den Sabbath met dansfen<br />
vermoeit hebben , ftreedr dit niet alleen niec<br />
tegen de Wetten van Mofes , maar dit was zelfs<br />
eigenlyk met zyn oogmerk overeenkomfiig.<br />
Het geen Mofes op den Sabbath gebied j noemt<br />
hy zelt n-$3j>, of<br />
n n ? 3 J» n3N*7ö . dat is, vol.<br />
gens de atuumming van hei woord , dienst - arbeid.<br />
Maar dus wordt alle lichaamlyke arbéid genaamt ,<br />
dewyl men<br />
v<br />
of zynen knecht beveelt denzelven te<br />
d en , of 'er eenen daglooner toe huurt. Ieder<br />
één wist toen uit de oude gewoonte van de Sabbaths<br />
vieringe , zoo wel, als uic het gebruik der<br />
fpraake , wac men onder deezen lichaamlyken arbeid<br />
of, gelyk hec ook anders genaamc wordt,<br />
fDXSö bezigheid , verdaan moest, zoo dac Mofes<br />
hec<br />
befpottplyke verklaaring ï En het zonderlingfte daar<br />
by is , dat een Jood in Londen op die wyze zeer gemaklyk<br />
twee goede Uuitfche Mylen ver op den Sabbath<br />
zoude kunnen gaan zonder den Sabbath teichenden.<br />
Andere dwaasheeden der Rabbynen , ten opzichte<br />
van d'en dag , zal ik niet bybrengen : maar<br />
deeze konde ik niet geheel en al met ftilzwygen voo><br />
by gaan , om dat ik zie, dat in der daad fommige geleerden<br />
onder de ( hristenen van gedachten ge\veést<br />
zyn , dac de byztmderheden va'n den Sabbachs- weg<br />
van Mofes afkomen.
12,6 §. 195- SCHIKKINGEN VAN MOSKS<br />
het nergens noodig oordeelde, 'er eene befchryving<br />
van te geeven. Men vindt 'er een paar voorbeelden<br />
van in zyne gefchiednisfe ; naamlyk wanneer<br />
iemand buiten het leger ging , om Manna te<br />
zamelen , Exod. XVI. vs. 22 30. of hout te<br />
zoeken , Num. XV. vs. 32. Maar indien iemand<br />
op den Sabbath iets had opgenomen , het welk hy<br />
voor zich vond liggen , of, terwyl hy juist voorby<br />
eenen Akker ging , ayren afplukte, gelyk de Jongeren<br />
van Christus , Matth. XII. vs. 1. deeden ,<br />
ziet men ligtlyk , dat dit van eenen geheel anderen<br />
aarc was, dan of men uitging om Manna of hout<br />
te zoeken. Zonder vitterye kan men dit geenen<br />
lichaamlyken arbeid noemen : en een Sabbath ,<br />
waar op dingen van die natuure verbooden waren ,<br />
zoude meer een dag van ftraffe, dan van verlustiginge<br />
geweest zyn.<br />
Mofes maakt in zyne Sabbatbswetten in het geheel<br />
geen gewag van den arbeid der ziele , dewyl<br />
het , volgens de omftandigheden en leevenswyze<br />
van zyn Volk , niet noodig was: want zoo veel<br />
arbeid van den geest, als 'er tot den Godtsdienst<br />
vereifcht wordt, zoude buiten dien even zoo wel<br />
geoorlooft geweest zyn , als de licbaamlyke arbeid<br />
zelf , die daar toe noodig was ; volgens zekere<br />
uitzondering der algemeene Sabbaths - Wet, waar<br />
van wy in het vervolg noch fpreeken zullen. Wat<br />
hy zoude gedaan hebben , indien hy met een Volk<br />
te doen gehad had , zoo als wy thans zyn , waar<br />
onder veele Geleerden gevonden werden, die zich<br />
ten éénenmaale met de beoeffeninge der Weetenfchappen<br />
bezig hielden , begeer ik hier niet te onderzoeken.<br />
Eenige
'AAN'GAANDE DEN SABBATH. 127<br />
Eenige dingen , die fommige Godtgeleerden,<br />
dewelke oordeelen, dac het derde Gebod (a ) ook<br />
voor ons noch eene verbindende kracht heeft ,<br />
noodzaaklyken arbeid noemen-, en onder die benaaming<br />
voor geoorloofc houden, waren nochtans<br />
wel deeglyk begreepen, onder het geen Mofes als<br />
lichaamlyken arbeid verbooden heeft. Vuur aan te<br />
leggen , en fpyze te bereiden, was op den Sabbath<br />
niet geoorlooft, Exod. XVI. 23. en XXXV. vs. 3.<br />
Dit zal ons misfehien , by onze luchrsgeftelrheid en<br />
levenswyze , als een zeer lastig verbod voorkomen,<br />
inzonderheid wanneer wy aan dagen , die van middernacht<br />
tot middernacht duuren . denken : Rustdag<br />
en dag van verkwikkinge zyn geene naamen,<br />
die voor eenen Sabbath zouden voegen, op welken<br />
men van den morgen tot den avond niets warms<br />
mocht gebruiken , en zelfs des winters getn vuur<br />
aanleggen ; men zoude dien eer eenen dag van<br />
pcenitentie moeten noemen. En waarlyk de Jooden<br />
, die in onze landen woonen , ondervinden hec<br />
ongemak van zulk ©enen Sabbath , die beter voor<br />
een andere luchtlhvek voegt : Het is waar , zy<br />
hebben de gewoonte , om in byzondere , daar toe<br />
dienftige ovens , hunne fpyze derwyze te bereiden<br />
dat zy , indien het vuur iu den oven kort voor hec<br />
aan-<br />
C«) Nauwlyks is het noodig , den Leezer te herinneren<br />
. dat de Schryver de verdeeling der Tien Geboden<br />
volgt, zoo als die by de Lutherfchen in gebruik<br />
is. Lutherus heeft dezelve niet ingevoert<br />
maar uit de Roomlche Kerk behouden , en zoo hv<br />
dezelve al niet als de beste had aangezien, was hec<br />
zekerlyk der moeite niet waardig, om daarom een<br />
harnas aan te gorden. Vert.
ia$ §' 195» SCHIKKINGEN VAN MOSES<br />
aangaan van den Sabbath wordt aangeftoken , op<br />
den volgenden middag hun eeten gaar en warm op<br />
de cafel kunnen hebben ; maar zy hebben evenwel<br />
daar van dat ongemak , dat hec eeten op deeze wyze<br />
dik wils bederft («) , indien zy niec eenen zeer<br />
bekwaamen Kok hebben , dien echter de ryk'en onder<br />
hen alleen in itaat zyn om te houden. Ook<br />
moeten zy zich dikwerf op den Sabbath van Oppasfers<br />
van den Christlyken Godtsdienst laaten bedienen<br />
, en zy zouden ongelukkig zyn , indien zy die<br />
niet konden bekomen , of alleen in het land woonden.<br />
Veele Geesdyken onder de Christenen , die<br />
van gedachte zyn , dat hec derde Gebod ons ook ,<br />
onder de huishouding van het nieuw Verbond ,<br />
verplichte , en dat op onzen Zondag mede allerlei<br />
arbeid , alleenlyk werken van noodzaakiykheid en<br />
liefde uitgezonden:, verbooden is, verzuimen evenwel<br />
niet op den Zondag in hunne huizen te laaten<br />
kooken en braaden , en toonen daar doof, hoe<br />
weinig deeze Wee met onze luchtgefteltheid , en<br />
de inrichcing van hunne keukens overcenkornc.<br />
In Palseftina had de Sabbath , die daarenboven<br />
met Zonnen ondergang zyn begin nam , geene van<br />
deeze onaangenaavne gevolgen, en konde, ondanks<br />
het verbod om niet te kooken, en geen vuur aan<br />
te fteeken , wel de gewoone dag zyn, waarop men<br />
Maaltyden aanrichtce. By ons heeft men zynen<br />
voornaamften maaltyd des middags, mm in landen<br />
dfe<br />
(O My is door eenen welbemiddelden Jood, dien<br />
ik daar naa vroeg , verzekert , dat hy ten minften<br />
twaalfmaalen in een Jasr zich getroosten moest, op<br />
den Sabbach bedorve fpyze te eeten.
AANGAANDE DEN SABBATH. Ï20<br />
die meer Zuidwaarts liggen, des,avonds, dewyl<br />
men in den zomer des middags te weinig trek heeft<br />
om te eeten. Dit begint al by Itaüen, hetwelk<br />
nochtans zoo zuidlyk niet gelegen is als Palasflina :<br />
cosua (de Avond - maaltyd ) was de voornaamfte<br />
lVluahyd der Romeinen , en tot het houden van<br />
Gastmaalen gefchikt. Het middagsmaal gelykt dan<br />
meer naar een dejeuner (ontbyt), waar op men<br />
ligtlvk met eene koude keuken te vreden is. Een<br />
Israëliet kon by gevolg des avonds , wanneer de<br />
Sabbath begon , voor zich en zyn huisgezin niec<br />
flechts warme fpyze op de tafel hebben , die des<br />
Vrydags namiddags gereed gemaakt was, maar ook<br />
zyne Vrienden zoo kostbaar onthaalen, als hy maar<br />
wilde. In de kortfte dagert des Winters gaac de<br />
Zonne in Palaeftina nooit voor vyf uuren onder ;<br />
en dit is juist byna de tyd , waarop men aan eenige<br />
Hoven het middagmaal begint, het geen de Ouden<br />
, volgens hunne eenvouwigheid in het fpreeken,<br />
cosnam , den Avondmaalcyd zouden genoemc,<br />
en met denzelfden ftnaak , als wy by onze figuurlyk<br />
benaaming , gegeeten hebben : hoewel het eene<br />
gemaklyke zaak ware voor de Israëliten , in die<br />
dagen het eeten noch één uur warm te houden , indien<br />
hun de tyd van Zonnen • ondergang te vroeg<br />
was. Op den langften dag gaat zy nimmermeer na<br />
zeven uuren onder , en dus juisc op den burgerlyken<br />
tyd van hec avond • eecen. Die des middags<br />
ook warm eecen wilde hebben , moest doen, gelyk<br />
onze tegenwoordige Jooden gewoon zyn ; hoewel<br />
ik geloove , dat dit, by het gebrek van hout, hec<br />
welk in veele plaatzen van Palaeftina plaatze vond ,<br />
niet zoo dikwerf zal gelchied zyn , als heden ten<br />
IK Deel. I dage:
i»o §. 195. SCHIKKINGEN VAN MOSES<br />
dage (a) : anders moest hy des middags het koud<br />
eeten voor lief neemen.<br />
Of het Verbod , om geen vuur aan te fleeken ,<br />
zich ook tot hec vuur hebbe uitgeflrekt , hec welk<br />
men noodig had om zich te vei warmen , dan of<br />
dit alleen op het vuur in de keuken zag, kan ik<br />
met geene zekerheid zeggen ; en byna twyfel ik<br />
aan het t-erfte : maar zo men dit verbod al in den<br />
Itrengften zin wil opvatten , moec men in het oog<br />
houden , dat men hec , onder eene zoo gemaatigde<br />
luchcftreek , in'den Winter zeer wel kan harden<br />
, al is hec , dac men voor den ondergang der<br />
Zonne flechcs een vuur aanlegt , op eene zoodanige<br />
wyze nochtans , dat 'er van deszelfs warmte<br />
toe den volgenden dag overblyve: en dit noch te<br />
meer , dewyl men in zuidlyke Landen zich minder<br />
door ftooken , en meer door warme kleeding tegen<br />
de koude zoekt te dekken. Dit is reeds by de<br />
Franfchen in gebruik , die flechts een weinig zuidlyker<br />
woonen dan wy : en men zege, dac noch<br />
heden<br />
(a) Óm hout te fpaaren, kon men, weliswaar,<br />
gelyk onze jooden in groote lieden insgelyks gewoon<br />
yyn , zich van gemeenfehaplyke bak- ovens bedienen,<br />
in welken het eeten gekookt, en tot op den volgenden<br />
middag warm gehouden wordt. Waar dit zoude<br />
evenwel volgens de V\ et van Mofes, zoo lange die<br />
door geene konst-greepen der Rabbynen veranderd<br />
werdt , eenige zwaarigheid gehad hebben , dewyl<br />
men zyn eeten niet door zyne Dienstboden , voor<br />
•welke de Sabbath mede ingefteld was , uic deezen<br />
gemeenfehaplyken Oven zoude hebben rooogen laaten<br />
haaien , en in zyn huis brengen : want iets op<br />
den Sabbath over dc'ftraat te draagen , was zekerlyk<br />
•verbooden.
AANGAANDE DEN SABBATH. Igl<br />
heden ten dage in Pa!a*flina meer Pelfen gedraagen<br />
worden , dan in Duitfchland ( a). Doch ik ben<br />
inderdaad van gedachte , dat het verbod , om geen<br />
vuur aan te leggen , enkel op het vuur in de keukens<br />
ziet: want, indien het insgelyks verbooden<br />
geweest was vuur ter verwarminge aan te leggen ,<br />
zoude ik denken , dat, dewyl het in fommige Üreeken<br />
van Palseftina , by voorbeeld omtrent den Libanon<br />
, in den Winter al vry koud is , de noodzaaklykheid<br />
de Israëliten wel zoude geleert hebben om<br />
iets , dat naar eenen kachel zweemde , uittevinden.<br />
Dan men vind in de Befchryvingen van hunne Gebouwen,<br />
vóór den tyd der Babylon/fche gevangnisfe<br />
, noch van kachels , noch van fchoorfteenen gewag<br />
gemaakt: maar hunne Koningen zelve hadden<br />
des winters, in plaatze van eenen vuurhaard, flegts<br />
eene draagbaare machine , beftaande in eenen poe,<br />
die met vuur voorzien werdt (bj.<br />
In een ander opzicht noch voegen de Sabbaths»<br />
Wetten van Mofes wel zeer goed voor PalEeftina ,<br />
maar niet voor de luchtftreek, onder welke wy leeven.<br />
Zy veroorloofden naamlyk zelfs in den zaayén<br />
oogst - tyd geenen arbeid , Exod. XXXIV. 21.<br />
Dit zoude by ons zeer hard zyn , daar wy in den<br />
oogst-<br />
(a) BUSCHINC , Aardryhkundige Befcbryving van<br />
rffien, bladz. 326. van de tweede Uitgaave.<br />
(b) ftH Jer. XXXVI. 22. Men zie hier over<br />
de. Disjertatie van de Heer D. RAU , de Mdibus Hebraorum<br />
, pag. 78. waar by ik noch maar alleen zal<br />
voegen , dat het Hebreeuwfche woord fltf» in hét<br />
Arabifch in der daad eenen Pot betekent , indien de<br />
Cbetb met een klinkftip daar boven ( Cba) gefchree--<br />
ven wordt.<br />
I I
132 §• IP5« SCHIKKINGEN VAN MOSES<br />
oogst-tyd dikwils regenachtig Weder hebben ; en<br />
in natte Jaaren zoude menig een zyne Vruchten<br />
moeten zien bederven , indien hy zich van het goede<br />
weder , wanneer dit eens op eenen Zondag viel<br />
niet bedienen mocht, om dezelve t'huis te haaien :<br />
en het is hierom , dat de ftrenglte Sabbaths-wetten<br />
van onze dagen , (zelfs de zoodanigen , waar in<br />
fommige Geestlyken , die voor het Godtlyk recht<br />
des Sabbaths yverden , de hand gehad hebben ,)<br />
dit als een noodzaaklyk werk aanzien , en om des<br />
Oogsts wille ten deezen 'opzichte doorgaans eene<br />
uitzondering maaken. Maar dit was in Paleeftina<br />
niet noodig, want ten tyde van den Oogst had men<br />
daar over het algemeen zulk beflendig Weder, dac<br />
het 1 Sam. XII. vs. 17. als iets zeer buitengewoons<br />
worde aangezien , wanneer 'er geduurende den tarwenoogst<br />
een Donderbuy opkomt. In de warmfte<br />
plaatzen van Palaflina begint de Oogst ten naasten<br />
by met ruim half April (a), en naa verloop van<br />
zeven weeken houd dezelve in het geheele land op,<br />
zoo dat de Oogst-tyd tot in het begin van Juny<br />
voortduure ; maar de Regentyd eindigt doorgaans<br />
in April ; fomtyds regent het ook noch in de tweede<br />
helfte van die Maand (b) , volgens den ouden<br />
(a) Commentatio de Menfibus Hebrtttrum, §. 2, 3.<br />
• (&) SHAW'S Reizt, bladz. 335-. der Engelfche, of<br />
290. der Höogduitfche Uitgaave. Deeze beftendigheid<br />
van het Weder , geduurende dezeven vreeken<br />
van den Oogst, die tusfchen den tweeden Paafch- en<br />
den eerften Pinxter-dag der Jooden invielen , fchync<br />
Jeremias op het oog te hebben , Kap. V. 24. en den<br />
Jooden als eene wefdaad van Godt, die hun zulk een<br />
gelukkig Land gegeeven had , toe te rekenen. Zyne<br />
woorden luiden dus; Vit Volk aenkt niet,
AANGAANDE DEN SABBATH. 133<br />
ftyl, dat is tot de allereerffe dagen van Mey ; maar<br />
naa dien tyd heeft men of in het geheel geenen<br />
regen , althans, dezelve is zeer zeldzaam , en kan<br />
voor de Vruchten niet naadeelig zyn , dewyl hy<br />
niet aanhoudt.<br />
Zoodanige lichaamlyke arbeid, die tot den Godtsdienst<br />
behoorde , was op den Sabbath niet verbooden<br />
: en de Godtsdienst maakte zekerlyk eene uitzondering<br />
van de letter deezer Wet. Zonder zwaaren<br />
arbeid kan geen Dier geflacht en geoffert worden<br />
: en nochtans moest het dagelykfche Morgenen<br />
Avond-offer op den Sabbath niet alleen niet verzuimt<br />
, maar zelfs op dien dag verdubbeld , en ook<br />
het Vuur op den Altaar dagelyks met nieuw houc<br />
onderhouden worden, Levit. VI. 8 — 13. Num.<br />
XX VIII. •? •—• 1 o, Volgens eene juiste verklaaring<br />
van den <strong>inhoud</strong> deezer Wet, brachten de Jooden<br />
öp den Sabbath noch andere Offeranden van allerleijen<br />
aart ; en Christus merkte daar op aan , dac<br />
de Priesteren in den Tempel den Sabbath braken,<br />
zonder zich te bezondigen; als mede , dat men<br />
ook niet fchroomde op den Sabbath een Kind te<br />
befnyden , wanneer het dan juist acht dagen oud<br />
was , Matth. XII. vs. 5. Joh. VII. vs. 23.<br />
Hec<br />
den Heere mzen Godt vreezen , die ons in den Herfst<br />
en Lente den Regen geeft , en de weeken , die voor den<br />
Oogst bejlemt zyn, zoo beiliglyk waarneemt. Het is<br />
inderdaad een zeer groot voorrecht, indien een land<br />
ten iyde van den Oogst goed Weder heeft en hec<br />
is de groote klagte van zeer veele noordlyke Landen,<br />
dac zy juist in de Oogstmaanden den raeesten Regen<br />
hebben.<br />
I 3
§. IQÖ. VEGTEN OP DEN SABBATH<br />
Het gevolg hier van was , dat 'er op den Sabbath<br />
, by het Heiligdom , daar men offeren mocht,<br />
Offermaaltyden werden aangericht: want alles, wat<br />
daartoe behoorde, de toebereiding van alle 'fpyzen,<br />
die daar by gebruikt werden , waren geene ontheiliging<br />
van den Sabbath , maar Godtsdienst.<br />
Eene opzetlyke fchending van den Sabbath,<br />
door eenigen lichaamlyken arbeid, werdt met den<br />
dood gellralt , Exod. XXXI. 14,15- - '<br />
N u m<br />
X V<br />
32. 36. Ik zal hier van in het vervolg , by de befchouwing<br />
van het lyfilraffelyk Recht, nader fpreeken.<br />
Voor het tegenwoordige merk ik alleenlyk<br />
aan , dat deeze Wet zoo fcherp was , dewyl het<br />
vieren van den Sabbath een bewys moest zyn dat<br />
men den Schepper van Hemel en Aarde voor zynen<br />
Godt erkende. Iemand, die den Sabbath fchond,<br />
werdt derhalven aangemerkt als deezen Godt te verloochenen<br />
, wiens dienst nochtans eene der Grondwetten<br />
van den Israëlitifchen ftaat uitmaakte. $. 32.<br />
§. 196.<br />
Het mat, in den Krygsdienst, op den Sabbath<br />
niet verbooden te vegten.<br />
Naa dat de Jooden, die uit de Cabylonifche gevangnisfe<br />
waren te rugge gekomen , eenen grooten<br />
reeks van jaaren onder vreemde Heerfchappye geftaan<br />
, en eindelyk hunne Vryheid weder bekomen<br />
hadden , hebben fommige nauwgezette , maar teffens<br />
ongeleerde lieden onder hen , zwaarigheid gemaakt<br />
, om op den Sabbath te vegten ; en noch<br />
heden ten dage maakt hen hunne uitlegging der<br />
Sab-
N I E T V E R B O O D E N . 135<br />
Sabbaths-wetten van Mofes onbekwaam, om tot<br />
Krygsmans-dienden gebruikt te worden. Men kan<br />
derhalven vtaagen : behoort de Oorlog mede tot<br />
dien lichaamlyken arbeid , dien Mofes op den Sabbath<br />
verbooden heeft? Was die waar, dan zoude<br />
men niet kunnen begrypen , hoe de ftaat der Jooden<br />
by zulk eene Wet zoude hebben kunnen beftaan.<br />
Men zoude daar by niet eens voor Struikrooveren<br />
veilig zyn , en de Overheid was dan ten<br />
eenenmaale buiten ftaat , om op den Sabbath de<br />
openbaare rust te bewaaren , wanneer het eenen<br />
troep van Booswichten fkchts in de gedachten kwam<br />
om dezelve te willen ftooren !<br />
Ik ben volkomen verzekert , dat Mofes zulk<br />
eene wonderlyke Wet niet gegeeven heeft. Hec<br />
woord dienst-arbeid (nTD?; geeft ons ten minften<br />
geene aanleiding, om aan Krygs-dienden te<br />
denken. Indien iemand ons aanrande of floeg ,<br />
zouden wy ons zekerlyk met eigene handen verweeren<br />
, en dit niet aan onze Bedienden of Lyfeigenen<br />
opdraagen : zelfsverdediging bygevolg en<br />
regenweer , kan niet wel dienst - arbeid , of werk<br />
van knechten genaamt worden. Ook was by oude<br />
Volken het voeren van Ooi log zekerlyk geen werk ,,<br />
dat men door zyne knechten liet doen ; zy zagen<br />
het als ten uiterllen gevaarlyk aan , Slaaven wapenen<br />
in de hand te geeven ; vrye Burgers moesten<br />
vegten , en eerst in de allerwanhoopigfte omftandigheden<br />
, en wanneer de ftaat door zwaare nederlaagen<br />
uitgeput was , kwam men tot het uiterfte „<br />
om de Slaaven te wapenen , die men dan noch wel<br />
te vooren de vryheid gaf.<br />
Ik bekenne gaerne , dat dit alleen noch niet beflhfend<br />
is. Uit 'de afdamming van een woord ,<br />
ï 4<br />
kan
i$6 J. 196. VEGTEN OP DEN SABBATH<br />
kan men niet altoos deszelfs betekenis opmaaken ,<br />
want dikwerf bekomt het door hec gebruik eene<br />
veele uitgeftrektere , of ten eenenrmale veranderde<br />
betekenis. Zelfs wordt het woord DIENST by ons<br />
zeer byzonderlyk van den Krygs dienst gebruikt ,<br />
gelyk wy by voorbeeld zeggen, in den dienst gaan,<br />
den dienst veriaaten , enz. Maar ik heb te vooren<br />
reeds aangemerkt. dat LVJofes in zyne Wetten over<br />
den Sabbath , zich kort uitdrukt, en nergens noodig<br />
oordeelt, eene verklaaring te geeven van hec<br />
geen hy door rust , arbeid , bezigheid , enz. verftond,<br />
dewyl dit alles den Israëliten van zynen tyd,<br />
uit hun oud herkomen , volkomen bekend was.<br />
Maar deeze hebben zekerlyk zyne meening zoo<br />
niet verftaan , dac men op den Sabbath niet végcen<br />
mochc, en deeze befpodyke gedachce fchync geenen<br />
Israëliet vóér de Babylonifche Gevangnii-fe in<br />
het hoofd gekomen te zyn. Hadden zy krygsverrichtingen<br />
op den Sabbath voor ongeoorloofd gehouden,<br />
dan zouden wy zekerlyk nu en dan vinden,<br />
dat hunne Vyanden zich daar van ten hunnen voordeele<br />
bedient hebben, om hen aan te tascen : maar<br />
wy vinden daar niet één woord van ; en de vyanden<br />
der Jooden zouden bygevolg nooit op deeze zeer<br />
natuurlyke gedachte moeten gevallen zyn , dan eenige<br />
honderden Jaaren naa de Babylonifche gevangnisfe;<br />
toen het voor de Jooden waarlyk zeer ongelukkig<br />
afliep , dewyl Godt in het geheel niet noodig<br />
oordeelde , hen, hoe wel zy hec ook voor hadden<br />
, door een Wonderwerk te redden. David<br />
heeft met zoo veele onderfcheidene Volken , van<br />
verfchillende Zeden en Godtsdienften , oorlog gevoert<br />
, die zekerlyk alle den zevenden dag niet met<br />
de Israëliten zullen ge viert hebben : maar wy vinden
N I E T V E R B O O D E N . ï
13^ §• VEGTEN ©P DEN SABBATH<br />
verkwikkinge , op eenen anderen dag zoude ik die<br />
zoo geduldig niec verdraagen Op deeze wyze juist<br />
handelde hec Volk , hec welk op den Sabbath niet<br />
wilde vegten : en hec is onbegryplyk , oro welke<br />
rede, indien iemand in hec byzonder zich cegen (lagen<br />
verzetten mag , hec aan een geheel Volk niet<br />
zoude geoorloolt zyn zich ce verdedigen , in gevallen<br />
daar het op leeven en dood , of een minden<br />
op de vryheid of (laavery aankomt. Kan 'er iets<br />
bedacht worden , hec welk ftrydiger is tegen het<br />
oogmerk van den Sabbath , dan eene rusc van dien<br />
aan ? Is dat ruscdag houden , wanneer een Volk<br />
zyne Burgers op den Sabbath in flaai/ery laac voeren<br />
, waar in zy naderhand dag aan dag zoo veelen<br />
gedwongen arbeid zullen moeten doen, als het den<br />
O -erwinnaar flechcs behaagen zal hun op ce leggen'?<br />
Deeze ongerymtheid is zoo grooc, dat de Wetgeever<br />
het noodloos konde oordeelen , zulk eent uitlegging<br />
van zyne woorden , arbeid en rust , door<br />
eene verklaaring voor te komen , waar aan in zynen<br />
tyd niemand kan gedacht hebben ; inzonderheid ,<br />
daar Godt als de Koning van het lsraëlitifche Volk<br />
befchouwt, en by gevolg ieder rechevaerdige Oorlog<br />
, in zekeren opzichte, als Godtsdienst aangemerkt<br />
wierdc.<br />
Daar is ook inderdaad hier over geen twyffel<br />
ontdaan , dan omtrent i;*oo Jaaren naa den dood<br />
van Mofes, naa dac de Jooden over de 400 Jaaren<br />
onder vreemde heerfchappye gedaan , en geenen<br />
Oorlog gehad hadden ; waar door by gevolg<br />
de anders bekende betrekkingen van den Sjbbaih<br />
op den Oorlog uit hun geheugen geraakt waren.<br />
Eerst donden zy onder de Babyloniers ; naderhand<br />
meer
NI, ET V E B . B O O D E N .<br />
meer dan twee honderd Jaaren lang onder de Perfnanen<br />
( e) , die hen op eene zeer zachce wyze<br />
be-<br />
(O Onder de heerfchappye der Perfen , fchynen<br />
zy , ten minden tot op den tyd van Nehemias, die<br />
grondregels noch niet gehad te hebben, volgens welke<br />
het doen van Krygsverrichtingen op den Sabbath<br />
ongeoorlooft was- rN'ehemias was een ftrenge Yveraar<br />
voor de heiligheid des Sabbaths: hy liet, dewyl<br />
die var Tyrus gewoon waren op den Sabbath allerleie<br />
Eetwaren in Jerufalem te brengen , en aldaar te<br />
verkoopen , geduurende den Sabbath de Poorten fluiten,<br />
(Nehem. XIII. vs. 15-19.): toen de vreemde<br />
Kooplieden zich hier op voor de Stad nederfloegen ,<br />
en dit één en andermaal gedaan hadden , liet hy hun<br />
zeggen , dat zy zich wachten moescen om het voor<br />
de derdemaale niet weder te doen , dewyl hy anders<br />
Volk na buiten zoude zenden, om geweld tegen hen<br />
te gebruiken. Iemand die zulk een voorneemen had,<br />
konde zekerlyk het voeren van den Oorlog op den<br />
Sabbath niet voor ongeoorlooft houden : want of hec<br />
de Stads-wacht is die den aanval doet, of eene geheele<br />
Armee , maakt in de hoofdzaake geen onderfcheid.<br />
Is hec in het ééne geval verbooden arbeid ,<br />
dan moet het in het andere ook zy^.<br />
Daar is 'er , die uit de plaatze van Herodotus L. 7.<br />
cap. 89. hebben willen befluiten , dat in het Leger<br />
van Xerxes, waarmede hy tegen Griekenland te veld<br />
trok , ook jooden geweest zyn. Ik ben niet van die<br />
edachte ; want, hoewel de Jooden Syriers in Paleeina<br />
kunnen genaamt worden , komt hun deeze be-<br />
f<br />
naaming evenwel niet alleen toe ; maar ook andere<br />
Volken , die dezelfde taaie hadden , en flechts geene<br />
Phoenitiers waren : de Philiflynen , by voorbeeld ,<br />
konden even zoo wel door Herodoot met deezen<br />
naam bedoelt zyn. Hier komt noch by, dat men in<br />
deeze plaatze in het geheel aan geene Jooden kan<br />
denken, dewyl Herodotus niec fpreekt van Volk, hec<br />
welk
140 §. ipc>. VEGTEN OP DEN SABBAT»<br />
behandelden ; vervolgens onder de Grieken , eerst<br />
onder de Griekfche Koningen van iEgypten , daarna<br />
oncter die van Syrien. Toen eindelyk de Syriers<br />
de Jooden , om hunnen Godtsdienst, begonnen te<br />
vervolgen , en hen dwongen om den Afgoden te<br />
offeren , vluchtten veelen der Godtvrugiigaen onder<br />
hen na de Woestyne, en zochten met Vrouwen<br />
en Kinderen eene veilige fchuiipiaatze in groote<br />
onderaardfche holen. In één van deeze holen<br />
werden zy op eenen Sabbath van de Syriers inge-<br />
floo-<br />
welk te Lande dienst deed , maar van Oorïogfcheepenj,<br />
die men zekerlyk van de Jooden niet verwachten<br />
zal. Driehonderd Scbeepen , zegt hy , gaven de<br />
Phoenitiers en de Syriers in Palceftina.<br />
Ik zoude eer denken , dat de looden , die by de<br />
Perien , en naderhand by Alexander den Grooten in<br />
gunst waren , hier een klein bedrog gefpeelt, en onder<br />
voorwendfel van hunnen Godcsdiensc en den Sabbath,<br />
verzocht hebben van het doen van Krygsdienflen<br />
ontflagen te zym Ten miniïen men vindt een<br />
Voorbeeld van dergelyk een bedrog , van hec welk<br />
zy zich op eenen anderen tyd , toen zy naamlyk onder<br />
het gebied der Romeinen ftonden, bedienc hebben<br />
: zy beklaagden zich by Agrippa, dac men hen<br />
dwong om Krygsdienflen ce doen, en fielden dac voor<br />
als eene zaak , die cegen hunnen Godtsdiensc iireed<br />
tjofepb. Antiq. VI. c. i. 5. 3.)<br />
m et dac gevolg, dat<br />
zy er inderdaad van ontflagen wierden (§.<br />
s<br />
) daar<br />
zy nochtans, federt den tyd der Maccabseers niec alleen<br />
altoos, wanneer hec de nood vereifchte, op den<br />
Sabbath gevogten hadden , maar ook hunne eitrene<br />
Koningen in den Oorlog dienden. Op dezelfde wyze<br />
kan dan ook onder de Koningen van Perfien , alleenlyk<br />
, om het doen van Krygsdienflen van zich af te<br />
fchuiven, deeze verkeerde uitlegging van het Gebod<br />
over den Sabbath opgekoomen zyn , die naderhand<br />
voor de Jooden zelve nadeelig werdt.
N I E T V E R B O O D E N . I/f'<br />
flooten , en zonder eenige tegenweer (aj omgebracht<br />
, ja zelfs, gelyk Jofephus hec verhaalt, verbrand<br />
(b). Nauwgezette lieden voorzeker; maar<br />
zonder een verftandig Man aan hun hoofd te hebben<br />
! Door hun voorbeeld werden eerlang de overige<br />
Jooden , die onder den Priester JVlatthatias<br />
ftreeden , wyzer , dewelke hec befluic namen , om<br />
ook op den Sabbath ce vegten , zoo dikwerf zy in<br />
de noodzaakelykheid gebrachc werden , om die te<br />
doen : nochtans fchynt het, dat zy zelve op deeze<br />
dag den Vyand niet wilden aantasten , maar rustdag<br />
hielden, indien hy zich Uil hield (c). Deeze bepaaling<br />
komt ook wel niet overeen mer de regelen<br />
van goede Krygskunde; want men zoude daardoor<br />
dikwils de beste gelegenheden moeten laaten verlooren<br />
gaan ; en Mofes had nimmer iets dergeJyks<br />
gebooden , noch eenig onderfcheid tusfchen verdeediging<br />
en aanval gemaakt: ondertusfehen is dezelve<br />
, door de ten eenenmaale ongelooflyke dapperheid<br />
der Maccabseers , voor de Jooden niet nadeelig<br />
geweest , en zy bevogten in der daad hunne<br />
Vryheid , op den Sabbath verdeedigender wyze ,<br />
en op andere dagen door zulke nadruklyke aanvallen<br />
, dac de Veldlegers der Syriers hec niet tegen<br />
hen<br />
Ca) i Maccab. II. 31 — 38. 'Er wordt verhaalt,<br />
dat zy zelfs geenen fteen na de Syr.ers geworpen ,<br />
noch hunne fpelonk geflooten hebben , maar alleenlyk<br />
uicgeroepen : Wy willen in onze onfcbuld fier •ven-<br />
Hemel en Aarde zyn onze getuigen , dat gy ons onrecbtvaardiglyk<br />
ombrengt,<br />
Qb) Anliq. Libr. XII, cap. 6. §, 2.<br />
(c) 1 Maccab II. 39 —41. Jofepb. Antiq. Libr.<br />
XII. cap. 6. §, 2. Libr. XIII. cap. 1. §, 3.
14* §. IQÖ. VEGTEN OP DEN SABBATH<br />
hen houden konden. Eerst langen tyd daarna ,<br />
toen zy eenen anderen Vyand gekreegen hadden ,<br />
werdt dit overblyffel van bygeloof nadeelig voor<br />
hun , en bracht hen wederom onder vreemde heer*<br />
fchappye. Pompejus belegerde den Tempel , die<br />
op eene ongemeene wyze verfterkc was , en Jofephus<br />
is van gedachten , dat hy denzelven nooit in<br />
zyne macht zoude bekomen hebben , indien hem<br />
de volgende Krygslist niet gelukt ware. My wist ,<br />
.dat de Jooden op den Sabbath niet vogten , indien<br />
zy niet aangetast wierden : hy onthield zich dsrhalven<br />
op den Sabbath geheel en al van hen aan te tasten<br />
, en liet zelfs geene fleenen na den Tempel werpen<br />
; maar hy befleedde daarentegen dien tyd , om<br />
onophoudelyk aan de Nadernisfen (Approchen) te<br />
laaten arbeiden , de ftormtuigen op te regten en de<br />
muurbreekers in gereedheid te brengen : de Jooden<br />
zagen dit , door eene kwaalyk begreepe Godtsdienftigheid<br />
, geduldig, aan ; en door dit middel werdt<br />
Pompejus meester van den Tempel. Maar dit voorbeeld<br />
volgden de Jooden niet, teen Titus Vespafianus<br />
Jerufalem belegerde ; zy ftreeden toen met<br />
gelyken yver zonder onderfcheid van dagen.<br />
Dat de Jooden dikwils onder de Romeinen krygsdienflen<br />
hebben moeten doen , en dat de onderfcheidene<br />
Herodesfen Krygsvoik hielden en Oorlog<br />
voerden , in welken zy , naar alle gedachten , den<br />
Sabbath niet zullen uitgezondert hebben , merk ik<br />
flechts met één woord aan , zonder my daar mede<br />
breedvoerig op te houden. In gelukkig Arabien is<br />
de Joofche Godtsdienst langen tyd de heerfchende<br />
geweest (a) , en heeft zich daar tot by de zes-<br />
hon-<br />
(a) Oosterfcbe Bibliotheek, D. 4. bl. ij-f-—
NIET VERBO0DEN. Ï43<br />
honderd Jaaren lang op den troon gehouden: wat<br />
deeze Aribieren , die den Joodfchen Godtsdienst<br />
beleeden , ten aanziene van het Oorlog voeren op<br />
den Sabbath , voor Wetten hadden , is my onbekend.<br />
Het Bygeloof van de Leeraaren des Thalmuds,<br />
en van onze hedendaagfche Jooden, is voor<br />
my te minder van eenig aanbelang, dewyl zy tegenwoordig<br />
geen byzonder Volk meer uitmaaken ,<br />
en door anderen befchermt worden. Alleenlyk<br />
merk ik noch de ongelukkige gevolgen aan , die<br />
'er , noch in onze dagen , uit hunne verkeerde opva-ting<br />
van het Sabbaths- recht, voor hun voortvloeien.<br />
Indien een geheel Volk de Wapenen<br />
niet draagen , noch den ftaat verdeedigen kan, zal<br />
het ook met andere Burgers nimmer kunnen gelyk<br />
geftelt worden , noch met hun dezelfde voorrechten<br />
genieten : het zat met groote belastingen moeten<br />
bezwaart worden , om door de beurs te vergoeden<br />
, het geen het met de hand of den degen<br />
niet doen kan : hec zal ook billyker wyze geene<br />
vaste goederen kunnen bezitten , want indien dit<br />
gefchiedde , en het by geval het grootfte gedeelte<br />
des lands van tyd tot tyd aankocht, zoude de ftaat,<br />
dewelke Burgers noodig heeft, die pro aris di?focis<br />
( voor Godtsdienst en Vryheid) , des noods , vegten<br />
kunnen, van Jaar tot Jaar weerloozer worden:<br />
men zoude het zelve alleenlyk , wegens deszelfs<br />
Rykdommen , in het land dulden , en , dewyl het<br />
zich Zelve niet befchermen konde , befchermen ,<br />
maar daar by ligtlyk als eene fpons aanzien , die<br />
men nu en dan eens uitdrukt: en wanneer dit Volk<br />
iets misdoet , of iets misdaan moet hebben , of<br />
wanneer men dezelven , ten minften de Armen onder<br />
hen moede is, zoo zal men het geheele Volk,<br />
of
i/>4 §• J 97* OVER D~. HOOGE FFESTEN.<br />
of toch de Armen onder het zelve , ten lande uicjaagen<br />
, dewyl men aan Inwooneren , die den ftaat<br />
niet kunnen verdeedigen , en arm zyn , niet veel<br />
verliezen kan. Of men met de Jooden zoo leeve<br />
, of niet, kan aan niemand onbekend zyn (a)-<br />
De Wet van Mofes heefc ondertusfchen geene de<br />
niinfte fchuld sen alle deeze , voor hun zoo onaangenaame<br />
, gevolgen : want dezelve verbood hun<br />
niet op den Sabbath Oorlog te voeren.<br />
S- »97-<br />
Drie hooge Feesten , hoe dezehen<br />
gevierd wierden.<br />
Buiten den Sabbath , had Mofes het vieren van<br />
noch andere Feesten bevolen. Drie van dezelven ,<br />
die wy gewoon zyn Hooge Feesten te noemen ,<br />
zyn daar in van den Sabbath en alle andere Heilige<br />
dagen aanmerklyk verfchillend , dat zy zeven , en<br />
zelfs<br />
Ca) Indien een Nederlander in deeze fchetzegeene<br />
de minfte overeenkomst ziet met de bandelwyze, die<br />
onder ons, ten opzichte der Jooden gehouden word ;<br />
dan zal by zich gelieven te herinneren, datdebyzondere<br />
geftekheid van ons Land, de natuurlyke Regeeringe<br />
van het zelve, de middelen waardoor het zelve<br />
beftaat enz. eene geheel andere , en zekerlyk in veele<br />
opzichte eene veel Christelykere Staatkunde noodzaaklyk<br />
maaken. Het is voorzeker geen gering voorrecht<br />
van ons land, dat zich de belangen van gezonde<br />
ftaatkunde en menfehlykheid in het zelve zoo wel<br />
veréénigen , dat de laat'ften voor de eerften geene<br />
plaats behoeven te maaken. Vert.
§. 197. OVER DE HOOGE FbEstEM. 145<br />
zelfs één daar van volle acht dagen achter eikanderen<br />
duurden , en dat op dezelve alle Mansperfonen<br />
onder de Israé'iicen , op die plaatze , daar zich het '<br />
Heiligdom bevond, moesten byeenkomen («), hoewel<br />
dit laatfte by de twee anderen zoo nauwkeurig<br />
niet waargenomen wierdc, als by het eerfte , het<br />
Pasfa. Deeze hooge Feesten waren de volgende:<br />
1. Het Pasfa-Feest, ter gedachtnifle van hunnen<br />
uittocht uit .ZEgypten. Dit moest op<br />
den Avond, die op den veertienden dag der<br />
eerfte Maand volgde, met her eeten van het<br />
zoogenaamd Paafchlam (b) beginnen , en<br />
zeven volle dagen, tot den eenentwintigden<br />
naamlyk , duuren. Maanden , die met de<br />
Nieuwe Maane beginnen , kunnen , wel is<br />
waar, niet zeer nauwkeurig met onze maanden<br />
vergeleeken worden; nochtans kan men<br />
' 'er dit evenwel met zekerheid van zeggen ,<br />
dac de eerfte maand der Israëliten in onze<br />
April moet gevallen zyn. Hec was die maand,<br />
in welke men in Palseïtina rype Koorn-ayren<br />
konde hebben , waar van zy zelfs den naam<br />
MAAND DER AYREN bekoomen heeft : ook<br />
moesten op den ióden deezer maand , die<br />
dus de tweede dag van het Pasfa-feesc was ,<br />
de eerstlingen der rype Ayren Godc gebracht<br />
woi><br />
(a) Exod. XXIII. vs. 14-17-<br />
(bj Exod. XII. XXIII. ij". Levit. XXIII. 4-S.<br />
Num. XXVIII. 16-37. Zoo men twyfelen mocht,<br />
of dit Feest op den Avond vóór, of naa den veertienden<br />
beginnen moest , leeze men de Gottingfcbs<br />
Aankondigingen ( Anzsigen.) van hec jaar 175-8. ftcc<br />
JV- Deel. K 135^
34°* §• *97' OVER DE HOOG» FEESTEN.<br />
worden (a) , en van dien dag af was het<br />
geoorlooft den Oogst te beginnen, die doorgaans<br />
eerst naa verloop van zeven weeken<br />
geheel en al geëindigt was , dewyl dezelve<br />
in de warmde Streeken van Palseftina veel<br />
vroeger , maar in de koudere, by den Libanon<br />
, laater begint. Nu kan men in de<br />
warmde plaatzen van Palaeftina, by voorbeeld<br />
rondom Jericho, in de laatfte helft van April<br />
rype Ayren hebben (£) ; by gevolg moest<br />
deeze MAAND DER AYREN altoos in onze<br />
April vallen. Op dit Feest moest ieder Israëliet,<br />
die flechts konde, zich na de plaatze<br />
van het Heiligdom vervoegen, om aldaar<br />
het Paafchlam te eeten ; het welk , dewyl<br />
het een Offer was , nergens anders , dan by<br />
het Heiligdom, mocht geflacht worden: en<br />
al wie, buiten noodznaklykheid, verzuimde<br />
het Paafchlam te eeten , moest met de uitroeijing,<br />
eene ftraffe, waarvan wy in 't vervolg<br />
zullen handelen, gedraft worden (c).<br />
Maar zoo ras deeze Offer-maaltyd geè'indigc<br />
was, dond het eiken Israëliet vry om, zelfs<br />
den volgenden morgen , wederom na zyn<br />
huis te gaan, indien hem dit goed dacht (d):<br />
eene<br />
I3ffte ftuk, inzonderheid bl. 1176. Indien men deeze<br />
Bladen niet heeft, kan men dit ftuk , 't welk wederom<br />
afzonderlyk gedrukt is, by den Heer RICHARD<br />
te Gottingen byzonder bekomen.<br />
t
§. i97« OVER DE HOOGE FEESTEN. 14?<br />
eene vryheid , die misfehien daarom moest<br />
gegeeven worden , om dat , zoo de Ayrenmaand<br />
in het een of ander Jaar wat laater<br />
kwam, by voorbeeld, wanneer hec eerst op<br />
den 17. April Nieuwe Maan was, en dus de<br />
eerfte dag van het Paafchfeest op den eerden<br />
Mey kwam, om dac, .zeg ik, in zulken gevalle<br />
de Oogst in het zuidelykst gedeelte van<br />
Palseftina , geduurende hec Paafchfeesc zyn<br />
begin nam. In dit geval wilde de Wetgeever<br />
de Israëliten niet beletten , om hunne<br />
Vruchten in te oogden.<br />
2. Naa verloop der bovengemelde zeven Oogstweeken<br />
, of met andere woorden , op den<br />
vyftigften dag , te rekenen van den zestienden<br />
der eerfte maand , moest het Pinxterfeest,<br />
insgelyks zeven volle dagen lang, gevierc<br />
worden. Dit was eigenlyk het Oogstfeest<br />
, waarop men Godt voor zyne weldaadigheid<br />
in den Oogst betoont, moest danken<br />
, en Hem de Eerstlingen van hec brood<br />
brengen , het welk van het nieuwe Koorn<br />
gebakken was (0).<br />
3, Het Loof-hutten-feest was het Dankfeest<br />
voor de inzameling van Boomvruchten en<br />
Druiven: hec zelve moest op den avond naa<br />
den veertienden dag der zevende Maand ,<br />
(omtrent onze October,) (£) beginnen ,<br />
en<br />
Ca) Exod. XXIII. vs. 16. Levit. XXIII. 14-21,<br />
Num. XXVIII. vs. 26 31.<br />
(b) Commnwiii 4s Mtnfibus HeftmWj §• 4»<br />
K $
4 f i §. 197. OVER DE HOOGE FEESTEN.<br />
en volle zeven dagen lang (a ) toe den eenentwintigden<br />
naamlyk , duuren ; waar by<br />
dan noch de achtde dag moesc gevoegt worden<br />
, die , zo ik my niec bedriege , in de<br />
oudde tyden , en volgens de inftelling van<br />
Mofes , het Feest der Wynpersfe ( Keiter -<br />
test) zal geweest zyn. Geduurende dit<br />
Feest, hielden de Israëliten hun verblyf in<br />
tenten of hutten , die van takken gevlogten<br />
waren; het welk in de warmde plaatfen van<br />
Palardina , wegens de zagcheid van hec Weder<br />
, zeer wel geleideden konde.<br />
Men moet zich hier wachten voor het wonderly!'<br />
denkbeeld , het geen men fomtyas uit onze hooge<br />
Feesten van drie dagen (b ) ontleent, en op die der<br />
Israëliten , dewelke zeven dagen duurden , overbrengt<br />
; dat naamlyk geduurende al dien tyd het<br />
werken verbooden geweest is. Men befpeurt al by<br />
onze Feestdagen , hoe vermoeijend en drydig mee<br />
de menfehlyke natuure eene gedwonge onthoudin;.<br />
van arbeid zy , wanneer dezelve langer dan éénen<br />
dag duurc. Hoe veelen zyn 'er , weiken die drie<br />
dagen zeer lang vallen , zoo dac zy al wederom na<br />
den dag, waarop hun hec werken vry daar, verlangen<br />
? De Predikanten verhaalen dit fomtyds op<br />
den<br />
~ Ca) Exod. XXIII. vs. i6. Levit. XXIII. 33-44.<br />
Num. XXIX. vs. 1 — 39.<br />
O) Het Kers- Paafch- en Pinxter-Feest worde in<br />
Duitfchland drie dagen lang gevierd, hoewel thans<br />
in de meeste plaatzen, zoo als noch voor weinig jaaren:<br />
in Denemarken , de derde Fee6tdag afgelchaft<br />
is. Vert.
$. 197-. OVER DE HOOGE FEESTEN, 149<br />
den preêkftoel, en beftraffen hec \ maar zy zullen<br />
de menfchlyke natuur niet veranderen , al is hec dac<br />
zy tegen dezelve uicvaaren ; en het is hun begrip<br />
van de Zedenkunde alleen, 't welk drie dagen lang<br />
verbied ce arbeiden , waar door dergelyke Feesten<br />
hem , die dezelve naar den letter zoekc ce vieren ,<br />
toe eenen last worden. Maar indien men zich zeven<br />
of achc dagen lang van allen arbeid had raoecen<br />
onchouden , hoe onverdraaglyk zoude deeze lasc<br />
geweest zyn, hoe zeer zou zulk een Feest naar eene<br />
ftraffe gezweemt hebben ? Zoo zal een wreedaarc<br />
by voorbeeld , die op eene konftige wyze zyne<br />
wreedheden oefenc, wanneer hy van de onverdraaglykheid<br />
van een werkeloos leeven een denkbeeld!<br />
heeft , en recht weec , hoe hy pynigen vnoete „<br />
zyne gevangenen niet in een Werkhuis, maar in<br />
eéne gevangnis opfluiten, daar hun geen arbeid geoorloofc<br />
is. Die zevendaagfche Feesc zoude niets<br />
anders dan eene korte ftraffe van die zelfde natuure<br />
geweest zyn.<br />
Dergelyke , met de menfchlyke natuure zoo ftrydige<br />
Feesten , hebben fommige ongeleerde Geestlyken<br />
, die de menfchen niet kenden, (uitmisverftand<br />
der Wetten van Mofes , dewelke zy door<br />
eene andere dooling in de huishouding des Nieuwen<br />
Testaments zochten over te brengen,) uitgedacht ,<br />
en in hunne Zedenleere gevlogten ; maar Mofes<br />
is 'er ten eenenmaale onfchuldig aan. Hy verdeelde<br />
de zeven dagen van zyne Feesten op deeze<br />
wyze («):<br />
1.) De<br />
(A) Exod. XII. YS. 16. Levit. XXIlL vs» 7. ar.:<br />
3J. 3 ea 39.<br />
K 3
5° S' l 97- OVER DE HOOGE FEESTEÏ?<br />
I.) De eerfte en laatfte dag was een Sabbath ,'<br />
op welken men niet mocht arbeiden. Nochtans<br />
was dit verbod zoo fcherp niet, als op<br />
de weeklykfche Sabbathen; want alle arbeid,<br />
die tot bereiding der fpyze vereifcht werdt,<br />
was op den Feest Sabbath geoorlooft ( a ).<br />
Dit was noodzaaklyk , indien men niet alle<br />
zeven Jaaren tweeraaalen of den Feest - Sabbath<br />
, of den weeklykfchen , in eenen hal ven<br />
Vastendag veranderen wilde : want ieder der<br />
zes Feest Sabbathen van de drie hooge Feesten<br />
zal , binnen den tyd van zeven Jaaren,<br />
ëéns op Vrydag, en ééns op Zondag komen ,<br />
en dus den weeklykfchen Sabbath onmiddelyk<br />
voorgaan, of op denzelven volgen.<br />
t.) De overige vyf dagen daar en tegen waren<br />
werkdagen, op welken men arbeiden mocht:<br />
en naar alle gedachten hield het geheele Volk<br />
C gelyk wy in het vervolg nader zullen zien}<br />
zyne groote Jaarmarkten op dezelve, zoo dat<br />
dan op die dagen zekerlyk de meeste en drukfte<br />
bezigheden volbracht wierden. Wy vinden<br />
ten minften by Mofes niet het geringde , het<br />
welk naar een verbod zweemt, om op die dagen<br />
niet. te arbeiden , zyne handteering te oeffenen,<br />
of koopmanfchap te bedryven; en het<br />
koomt my voor , dat hy het een en ander op<br />
die dagen te uitdruklyker veroorlooft, wanneer<br />
hy by herbaalinge zegt: dat de eerfte en<br />
laatfte dag als heilig moesten (b) uitgeroepen<br />
,<br />
Ca) Erod. XII. vs. i
£. rs>7. OVER DE HOOGE FEESTEN. 151<br />
pen<br />
t<br />
en op déezen geenerlei arbeid gedaan,<br />
worden. Dit geeft zekerlyk klaar genoeg te<br />
kennen dat de vyf dagen tusfchen deeze beiden<br />
niet als heilig uitgeroepen werden, en dat<br />
het op dezelve vry ftond te arbeiden. Hec<br />
woord Chaggy waarvan Mofes zich bedient,<br />
by de inilelling der Feesten, betekent ook niet<br />
zich van arbeid te onthouden, maar het betekent<br />
by de Arabieren of eene Bedevaart doen<br />
(welke betekenis nochtans daaruit fchynt ontdaan<br />
te zyn , dat de Muhammedaanen op hec<br />
Feest der oude Arabieren , of het Feest van<br />
Muhammed, na de Cadba te Mecca eene Bedevaart<br />
moeten doen ) of rondom eenen kring<br />
gaan, dat is, eene zekere foort van omgang,<br />
die dansfend gelchiedde , rondom de Heilige<br />
Plaatze doen. Het taalkundige, 't welk hier<br />
vaa zoude kunnen gezegt worden, moet ik te<br />
deezer plaatze met ftilzwygen voorby gaan :<br />
maar , zo men de woorden, waar van Mofes<br />
t<br />
by de inilelling der hooge Feesten gewoon is<br />
zich te bedienen , GY ZULT EEN FÜEIT HOU<br />
DEN<br />
dewyl wv klokken hebben, in plaatze hiervan werden<br />
dezelve by de Hebreeuwen , die geene klokken hadden<br />
, uitgeroepen. Noch heden ten dage worden in<br />
Turkyen , en andere Muhammedaanfche Landen niec<br />
flechts de Feestens, maar ook de Uuren dei Gebeds<br />
uitgeroepen. In groote Steden, daar men Torens!<br />
heeft, gefchiedc dit van de Torens : maar in hec Leger<br />
derTsraëliten, ten tyde van Mofes, en naderhand<br />
m de Steden, die geduurende eenen zeer geruimen<br />
tyd zonder Torens geweest zyn, moest het door Omroepers<br />
op de ftraaten gedaan worden; gelyk onder<br />
ons in het burgerlyke veelerlye zaaken door Omroepers<br />
wordea bekend gemaakt.<br />
K 4
152 §•<br />
11<br />
97' OVER. HOOGS FEESTEN.<br />
DEN (fl ) in diervoegen wilde vertaaien , dat<br />
men- de afftamming van hec woord mede in<br />
aanmerkinge nam , zoude de Verraling dus<br />
moeten luiden 1 : GY ZULT JEHOVAH EENEN<br />
DANS DOEN —. of, Gï ZULT JEUOVAH<br />
EEI\EN OMGANG DOEM.<br />
Maar , zal men nu misfehien vraagen , waarin belfond<br />
dan eigenclyk de viering van hec Feest geduurende<br />
de vyf overige dagen ? Ik verzoek by voorraad<br />
alle ftrenge Zedehleeraaren , dac zy zich niec ergeren<br />
: in Offeranden, Offer - maal cyden , en<br />
Dansfen , waarby plechcige liederen op de Godcheid<br />
en haare Weldaaden den Allerhoogften coegezongen<br />
werden ; in Vermaaklykheeden dus, die mee den<br />
Godcsdienst verbonden , door den zeiven beteugelt,<br />
befchaafder gemaakt en geheiligt waren. Van deeze<br />
natuure was het vieren der Feesten by de oude<br />
Volken in het algemeen , zelfs de Heidenen niec uitgezonden<br />
, met dit onderfcheid nochtans , dat de<br />
Verdichtfelkunde (Mythologie') ons, van daar, ce<br />
veele fchandelyke dingen van de verfierde Godcheden<br />
verhaald , waar van hec gevolg was, dac de vermaaklykheden<br />
op hunne Feescen niec alleenlyk door den<br />
Godcsdiensc niet binnen de paaien van eerbaarheid gehouden<br />
wierden, maar zelfs in eenen eigenlyken zin,<br />
door middel van zulk eene affchuwlyke Godenleere ,<br />
tot ongebondenheid overfloeg.<br />
Vooreerst dan [heb ik gezegt, dat de hooge Feesten<br />
der Jooden geviert werden , door Offeranden en ]<br />
Offer - maaltyden. Men zal zich uic het voorgaande<br />
herinneren , dac de cweede tienden en [tweede] eer-<br />
ftelin-
§. 107- OVER DE HOOGE FEESTEN. 153<br />
[telingen toe Offeranden moesten gebruikt worden ,<br />
(•§. 192, 193.) ; maar dewyl men nergens anders,<br />
als ter plaatze van het Heiligdom , zyne OfFeranden<br />
mocht brengen , konde een Israëliet, wiens woonplaatze<br />
van het Heiligdom eenigszins afgelegen was ,<br />
zich van deezen plicht niet anders kwyten , dan wanneer<br />
hy derwaarts heen ging; en door de gezegde<br />
Wetten was 'er al by voorraad zorge genoeg gedraagen<br />
, dat ieder Israëliet, die iets te vertienden had ,<br />
dat is iedereen , die flechts niet ten eenenmaale behoeftig<br />
was , niet eerst door 'langduurige zuinigheid<br />
behoefde op te leggen , het geen hy tot zyne Offermaaltyd<br />
gebruiken wilde. Hy konde 'er, wel is<br />
waar, het zy door eene gelofte of anderszins , noch<br />
andere vrywillige OfFeranden byvoegen ; maar, al<br />
deed hy dit niet, moest hy evenwel Offer-maaltyden<br />
aanrichten , om zyne Lerstlingen en Tienden te verteeren.<br />
Op deeze wyze beftond het Feest uit dagen<br />
van vrolykheid , in welke men Gasten noodigde , of<br />
ten Gastmaale genoodigd werdt, en de Armen en<br />
Lyfeigenen zelve moesten aan deeze vrolykheid deel<br />
hebben. Dit werdt Deut. XVI. vs. 11 —17. met<br />
ronde woorden eerst van het Pinxter- en Loofhutten-<br />
Feest , en vervolgens van alle drie Feesten bevolen ;<br />
en wanneer 'er vs. 2. van dat zelfde Kapittel gezegd<br />
wordt: Gy zult den Heere uwen Godt het Paafcb -<br />
Offer flachten , op die plaatze , die Hy tot zyne<br />
JVooning verkiezen zal, van Schaapen, Bokken en<br />
Runderen, is het zeer zichtbaar, dat hier niet flechts<br />
van het Paafchlam gefproken wordt , maar dat 'er op<br />
het Pasfa-feest , buiten die, noch andere Offeranden<br />
moesten gebracht worden. Men zie ook 2 Chron.<br />
XXXV. 7. 9. 12. Noch ééne byzonderheid moet ik<br />
hier by aanmerken: Mofes noemc het houden van<br />
K 5<br />
deeze
m<br />
*54 §• iP7' OVER DE HOOGE FEÏSTEN.<br />
deeze Maaltyden in zyne Wetten doorgaans , ZICH<br />
VOOR JEHOVAH VERHEUGEN Deut. Xll vs. 7—»S<br />
XIV. 26. XVI. 11. 14, 15. XXVI. 11, XXVII. 7.'<br />
en hy voegt 'er noch wel by , om het oogmerk deezer<br />
ingeflelde Feest offeranden te zichtbaarer te maaken<br />
, DAT MEN ZICH TUSSCHUN ZYNEN 4K5KID VOOR<br />
JEHOVAH VERHEUGEN MOEST , dat is. den arbeid van<br />
den overigen tyd des Jaars door deeze èrdiykè M :1-<br />
cyden afbreeken , en zich denzelven doo- hec genoegen<br />
deezer Feest-dagen gemakJyker maaken.<br />
Dac het doen van danfen, by welke men Lof-lie.<br />
deren zong , van oude ryden af ééne der byzonderheden<br />
, die by het vieren van Feesten onder, jde Hebreeuwen<br />
in gebruik waren , geweest is , -.veeren wy<br />
zelfs uic hec verhaal van A lofes. Zoo ras de Kinderen<br />
Israëis door het Roodc Alcir géyfpkken waren.,<br />
zongen de Israè'licifche Vrouwen by eenen plechtigen<br />
dans het Lof-gezang , 't welk by die ge^geubejd vervaardigt<br />
was, en Mirjam voerde, met de J .u/e (a)<br />
in haar hand , den dans aan. Exod XV. vs. 20, 21.<br />
Toen<br />
CA) Ik gebruik de Spaanfche henaaming van die<br />
Speeltuig, die uit het Arabifch afdamt, en die alleen<br />
de zaak op eene voldo.ndc wvze uitdrukt. Adufe ,<br />
in het Hebreeuwfch ftfl ( Too'f) is geen Ketel-trom<br />
zoo als wy hebben , die zekerlyk voor een Vrouwsperfoon<br />
niet zeer genjaklyk ZVB wude , maar een vel<br />
het welk tusfchen eenen mètaalen Hoep gefpannen<br />
•was ; op welk fpeeltuig de Vrouwen met ééne hand<br />
floegen , terwyl zy hetzelve met de andere vast hielden.<br />
Aan dit fpeelruig hingen fchellen, die by het<br />
omdraaven van het zelve geluid gaven. In R*U*»EL<br />
zyne Natural Hijiory of Altppo, vindt men pag. 94.<br />
meer van deeze Adufe, en zelfs de Af beelding daar<br />
van op de 4de Plaat.
§. ip7- ° V E R D E HOOGE FÉÉSTEN. '155<br />
Toen de Verbonds-Arke na Sion gebracht werdt,<br />
danste David, hec geen IVlichal hem euvel duidde ,<br />
^ Sam. VI. 16. 20—-22. en de Zangeren en Snaarenfpeelers<br />
waren van wederzyde met Maagden omringt,<br />
die op de Adufe floegen , Pf., LXVÏII. 26. Waarfchynlyk<br />
hébben dezelve daar by ook gedansr. Hec<br />
Feest, het welk niet verre van Silo gehouden werdt,<br />
cn door den Maagdenroof der Benjamken , die daar<br />
by voorviel, bekend is, Recht. XXI. vs. 19 — 23.<br />
beftond insgelyks in eenen Dans: de jonge Dochters<br />
uit Silo waren op eene zekere plaatze in het Veld by<br />
eikanderen gekomen om te dansfen , en werden daar<br />
door de Benjamiten , die zich achter de Wynbergen<br />
verborgen hadden , overvallen en gefchaakc ( a ).<br />
§. 191.<br />
(a) Den Israëliten werdt derhalven inderdaad bevolen<br />
te dansfen , wanneeer Mofes hun in den naame<br />
van dodt gebood : Gy zult Jebovab een Feest houden ;<br />
en een Israëliet kon dergelyk een gebod, volgens zyne<br />
Zeden, en het gebruik zyner fpraake , niet anders<br />
dan op deeze wyze verftaan, dat 'er op eene plechtige<br />
wyze moest gedanst worden. Het is dan zekerlyk<br />
te meer te verwonderen , dat fommige barfe en al te<br />
ftrenge Godtgeleerden , in de dagen des Nieuwen<br />
Testaments , het dansfen als zondig veroordeelen.<br />
Veele dingen konden den Israëliten , wegens de hardigheid<br />
hunner harten, in eenen burgerlyken zin veroorlooft<br />
zyn, fchoon dezelve door eene gezonde Zedenkunde<br />
gewraakt wierden; maar indien Mofes inderdaad<br />
een Godtlyk Gezant, en geen bedrieger ge-<br />
• weest is, dan kan niets van het geen hy gebood, niets<br />
van het geen tot den Godtsdienst der Israëliten behoorde<br />
, misdaadig geoordeelt worden.<br />
Het zy my geoorlooft, 'hier gewag te maaken van<br />
zekere Vraage , die my fomtyds voorgeftelt is, wanneer<br />
ik deeze Aanmerking tegen hen, "die het dansfen<br />
af-
F<br />
£5 S- l 9$' HET OOGMERK DER FEBSTEÏÏ.<br />
• *» %. 198.<br />
Staatkundige Gevolgen , Oogmerken , ÉK<br />
i'ef A T «J cfer Feesten.<br />
Uit het gcen/wy tot dus verre gezegd hebben ,<br />
aan , dat dc drie Jaarlykfche Feesten voor de'<br />
Israafkcn<br />
rdcn , heb ingebracht. Men vroeg naamelyk:<br />
Hebben eertyds perfobnen van beide geflacbten ook met e<br />
hameren gedanst, of dansten misfcbien Mannen en Vrouwen<br />
afzonderlyk ? • Ik verftond waarlyk in den beginne<br />
het oogmerk deezer Vraage niet . maar naderhand<br />
hoorde ik , dat men de ongeoorjooftheid van het danfen<br />
eigéntyk deed beftaan in het verwekken vanbooze<br />
lusten , inzonderheid veroorzaakt door hec aanraaken<br />
der handen , en dat men hetzelve aanmerkte als met<br />
ontucht des harten verbonden. Ik ben, wel is waar,<br />
van gedachte, dat dit vry wat meer zoude bewyzen,<br />
dan de vyanden van hec dansfen daarmede voo.- hebben<br />
te bewyzen; naamlyk het zou bewyzen dac geene<br />
Mans- en Vrouwsperfoonen in ééne en dezelfde Kerk<br />
mogen gaan, dewyl ook daar dikwerf onkuifchheid in<br />
het hart gepleegt wordt; of dac het zelfs onbetaamlyk<br />
zy , met een perfoon van het ander geflacht te wandelen.<br />
Daar my deeze Vraage zo dikwerf is voorgekomen<br />
, zal ik hier het antwoord byvoegen 'c welk<br />
ik gewoon ben op dezelve mondeling re geeven.<br />
1. ) Daar wy van eene zaak fpreeken, die tot zulk<br />
eenen vroegen tyd behoort , en van welken wy<br />
geene nauwkeurige berichten hebben, kan ik met<br />
geene zekerheid beflisfen , of Lieden van beide<br />
gedachten, in de eerfte tvden , al dan niet, met<br />
eikanderen gedanst hebben. Maar nochtans<br />
2. ) Dit is uit 2 Sam. VI. 16-21. en Pf. LXVIIk<br />
25-- 27. onbetwistbaar, dat het ééne geflacht by<br />
de dansfen van het andere tegenwoordig geweest<br />
is.
§. ig%. HET OOSIJÏERK DER FEESTEN. 157<br />
Israè'liten tyden van Verlustiginge waren , langer<br />
van duin -<br />
dan de Weeklykfche Sabbathen , en den<br />
Volke<br />
is , en dezelve heeft aangezien ; ja dat Jonge<br />
Dochters daarby op de Adufe floegen , en ryen<br />
van Mansperfoonen in haar midden hadden. Die<br />
was buiten twyfel even zoo wel in ftaatom<br />
ongeoorloofde begeertens gaande te maaken , als<br />
gemeenfehaplyke dansfen.<br />
3.) Indien het zoo zeker en onvermydelyk was<br />
s<br />
dat het dansfen onkuifche gedachten veroorzaakt,<br />
als fommige vyanden van het zelve ons willen<br />
doen gelooven ; zoude in eene zoo warme Inentftreek<br />
, als Palaeftina , hec gevaar zekerlyk nocb<br />
veel grooter geweest zyn , wanneer Mansperfoonen<br />
met Mansperfoonen , dan wanneer de beide<br />
Sexen met eikanderen dansten. Het eerfte konde<br />
zelfs onnatuurlyke lusten ontfonken , terwyi<br />
hec laatfte de dansfers alleenlyk in gevaar bracht<br />
van eene mindere zonde, of by ongehuwde lieden<br />
wel eene hevige, maar nochtans eene geoorloofde<br />
liefde, die in een Huwlyk konde emdi.<br />
gen , veroorzaakte.<br />
De Vraag behoort eigenlyk tot de Zedenleer, maar<br />
dewyl de geopenbaarde Zedenleer in dit geval haare<br />
gronden , waarop zy befiisfen zal , uit het Mofaïfch<br />
Éccht ontleenen moet, zal men my deeze buitenftap<br />
te goede houden; te meer, dewyl ik van oordeel ben,<br />
dat het Verbod van dansfen , het welk thans onder<br />
de Godtgeleerden zoo gemeen wordt, en noch voor<br />
vyftig Jaaren, als een kenmerk der • Piëtisten werdt<br />
aangezien, zeer kwaade gevolgen ce weege brengt,<br />
voor zoo verre het zelve , inzonderheid in de huizen<br />
der Grooten , het geweeten der Kinderen ontrusc ,<br />
en dezelve al vroeg gewent , om uic gehoorzaamheid<br />
jegens hunne Ouderen , of uit vreeze van befpoc te<br />
worden , opzetlyk en met vooibedachten raade tegen<br />
hujhe overtuiging te werke te gaan.
158 §. 198. HET OOGMERK DER FEESTEN.<br />
Volke noch boven deeze ter uitfpanninge gegunt.<br />
Zeven dagen tot dat einde bedeed , zyn eene verkwikking<br />
voor lichaam en geest; en men fchynt<br />
naa dezelve, als het ware, van nieuw op te leeven.<br />
Zy zyn dienftig voor de gezondheid des lichaams;<br />
en het geitel van iemand, die van zyne jeugd af<br />
aan zich nu en dan met dansfen vrolyk gemaakc<br />
heeft, zal fterker en vlugger zyn , dan van hem ,<br />
dien altoos één en dezelfde arbeid heeft bezig gehouden<br />
: deeze laatfte zal door dat middel , wel<br />
is waar, tot dat byzonder werk dubbele krachten<br />
bekomen , maar ondertusfchen ftyf, tot allerleije<br />
andere beweegingen des lichaams onbekwaam, en<br />
genoegzaam Jam worden : eene aanmerking , in<br />
welke hec geoeffendfte foort van Geneeskundigen<br />
mee Werf-Officieren , door eene zelfde ondervinding<br />
geleerd , zullen overeenftemmen. Daarenboven<br />
wordt de Geest door fooregelyke Feesten opgeruimder<br />
en vrolyker : men keert met grooter lust<br />
en meer vaardigheids , tot Zynen voorigen arbeid<br />
weder, wanneer men ééns , geduurende eene geheele<br />
week, op eene betere wyze dan men gewoon<br />
was , geleeft heeft; iets , het welk zekerlyk niet<br />
altoos behoort te duuren , maar in eenen eigenlyken<br />
zin een Feest zyn moet. Het fchynt over het<br />
algemeen , een der Oogmerken van het Mofaïfch<br />
Recht te zyn , te bezorgen , dat ieder die leeft ,<br />
by de veelvouwige ongemakken , ook fomtyds het<br />
vermaak des Jeevens fmaake , en dat zelfs de armften<br />
onder het Volk , waar onder ik ook de Lyfeigenen<br />
telle , daar van niet uitgeflooten wiarden ;<br />
want ook voor deeze droeg de Wetgeever zorge<br />
by het inftellen der Feesten. De woorden dfe ik<br />
eens, zonder aan eenige Geleenheid of Mofaïfch<br />
Rech t
§. 198. HST OOGMERK DER FEESTEN. 159<br />
Recht te denken , in zeker Gedicht (
ifjo §. 198. HET OOGMERK DER FEESTER.<br />
Behalven die Ooginerk had de Inilelling der drie<br />
hooge Feesten , noch op meer dan ééne wyze, invloed<br />
in het gemeene welzyn. Het gewichtigst<br />
voordeel, het geen de Wetgeever buiten allen twyfel<br />
bedoelt heeft, was , dat het geheele Volk onderling<br />
meer verbonden wierdt, dat men eikanderen<br />
als Landgenooten en Broeders leerde liefhebben<br />
, en dat zy niet zoo gemaklyk , ten minden<br />
niet voor altoos , in veele kleine Staaten konden<br />
gefmaldeelt worden. Het Volk bedond , zoo als<br />
wy reeds §. 4Ó en 47. gezien hebben , in twaalf<br />
Stammen , waar van ieder , om zoo te fpreeken ,<br />
een Gemeenebest op zich zeiven uitmaakte , en<br />
fomtyds vry wat yverzucht bezat over de andere<br />
Stammen. Hier door zoude het ligtelyk hebben<br />
kunnen gebeuren , dat de eene Stam den anderen,<br />
(volgens de oude, nauw bepaalde, liefde voor zyn<br />
eigen Vaderland) had beginnen te haaten, en dat<br />
hec<br />
Dis Volk wiinjcht nur ein Fefi, nur dreyer Tage<br />
Lust,<br />
Die ibm Jein Gott befieblt. Fern deinen Zwang<br />
zu brecben<br />
Frobnt dirs das ganze Jabr, dein ftrenges Sclaven<br />
baus,<br />
Nimmt nicht einmabl den Tag des Heiligen Sabbaths<br />
aus.<br />
Kannst du die kurze Lust dem Sclaven aucb<br />
verjagen ?<br />
Misgönst du ibm , dasz er in drey vergnügten<br />
Tagen ,<br />
Des Lebens probe Jebmekt , und denn viel zu be<<br />
glückt,<br />
Auf evoig dient ? ——— — .<br />
Ven.
§. io8. HET OOGMERK DER FEESTEN, 161<br />
het eindelyk tot eene ganfche verdeelthcid en affcheidinge<br />
gekomen was. Dit onheil werdc, door<br />
de Jaarlykfe Feesten, zoo veel mooglyk, voorgekomen.<br />
Wanneer alle Israëliien jaarlyks ter verrichtinge<br />
van hunnen Godtsdienst , zoo wel als om<br />
zich te vermaaken , op ééne plaatze vergaderden ,<br />
leerden zy eikanderen beter kennen , en het konde<br />
niet anders zyn , of'er moest by deeze gelegenheid<br />
Vriendfchap gemaakt worden. Het is eene Aanmerking<br />
, die reeds lange bekend geweest is, dac<br />
du het gemaklykst by het houden van Maaltyden<br />
gefchieden kan , en dat men by die gelegenheid<br />
zelfs dikwils het een of ander klein misnoegen ,<br />
het welk men tegen anderen bad , zal vergeeren<br />
of uitwisfchen. Men vindt eens , op eenen vrolyken<br />
dag , genoegen in iemands gezelfchap , ; men<br />
verlangt meermaalen na dit genoegen , men zoekc<br />
zyu gezelfchap, en zie hier den grondflag tot vriendfchap<br />
gelegt, eer men het byna zelf wist. 'Er wa ;,<br />
wel is waar , eigenlyk maar alleen gebooden , dac<br />
alle Mansperfoonen op hec Feest verfchynen moesten<br />
: maar een Vader deed zyne Dochteren hec vermaak<br />
ook wel aan , van dezelve op een Feest, hec<br />
welk in dansfen en Maaltyden belfond, mede ce<br />
neemen ; en op deeze kreeg men de Schoenheden<br />
uic alle Stammen te zien. Die moesc natuurlyker.<br />
wyze gelegenheid geeven tot onderlinge Huwlyksverbintenisfen<br />
; door welke het belang van Huisgezinnen<br />
, die toe onderfcheidene Stammen behoor-,<br />
den, al meer en meer verbonden , en twaalf kleine<br />
Volken , niet meer alleenlyk in den naame, maar<br />
in der daad, en door burgerlyke verbintenisfen ,<br />
tot één groot Volk gemaakt werden.<br />
IV. Deel L Indiej
Indien bet gebeurde, dat 'er afgunst onder de<br />
Stammen gebocren werdt, of ook dac zy, gelyk<br />
dit nu en dan is voorgevallen , in eenen burgerlyken<br />
Oorlog geraakten , dan was de gemeenfchap-<br />
Jyke plaatze van Godtsdienst en verlustiginge een<br />
middel om te verhoeden , dat 'cr niet zoo gemaklyk<br />
eene ganfchlyke verdeeltheid onder htn konde gevonden<br />
, noch zy tot twee of meer geheel afzonderlyke<br />
Staaten gemaakc worden , en zo die al eens<br />
gefchied was, gaf die middel alcoos wederom gelegenheid<br />
, om dezelve te heréénigen. Dit is met<br />
de waarheid zoo overéénkomfHg, dat de afzondering<br />
der tien Stammen van dien van Juda , ten tyde<br />
van Rebabeam en Jeroboam , niet eens van eenigen<br />
duur zoude hebben kunnen zyn , indien Jeroboam<br />
niet een gedeelte der Weccen van Mofes had afgefchaft.<br />
Hec is alcoos bewys genoeg voor de Wysheidder<br />
Weccen, indien hec onheil, hec geen zy<br />
zoeken voor ce komen , zonder aflcHaffihg derzelver<br />
onmogelyk fchynt ce kunnen plaatze vinden , en<br />
indien hy , die den Staat verwoesten cf ombinden<br />
wil, eerst' eene Godtsdienfiïge inilelling moet uit<br />
den weg ruimen ; het geert nochtans niec gemaklyk<br />
gefchieden kan , zonder de gemoederen des Volks<br />
te verbitteren of in beweeginge te brengen. Jeroboam<br />
voorzag met geringe moeite , dat de Tien<br />
Srammen zich den eenen of anderen tyd Wederom<br />
mee de Stamme van Juda zouden vereenigen , en<br />
zich der Heerfchappye van hunnen Wettigen Koninge<br />
uit hec geflacht van David onderwerpen , indien<br />
zy voortvoeren op de hooge Feesten na jerufalem<br />
te trekken , het geen hun , wegens den lïilftand<br />
van wapenen , op de heilige plaatze een tyde<br />
der Feesten, zeer wel zoude veroorlooft geweest<br />
i<br />
ICJ2 $. 198. HET OOGMERK DER FEESIEN.<br />
zyn.
§. 198. HET OOGMFRII DER FEESTEN. 163<br />
zyn ( a~). Hy verbood daarom , om zyn gezag te<br />
beveiligen , en die abondering aitoosduurende' ce<br />
maaken , de jaaflykfche Tochcen na Jerufalem , en<br />
fchikce, het geen lynrecht tegen de Wee van Mofes<br />
liep , in zyn Land cwee plaatzen voor den Godtsdiensc<br />
; op welke plaaczen , Wat meer is, om<br />
de neiging der israè'liten tot Beeldendienst te ftreclen,<br />
wel de waare Godt, maar nochrans onder hec<br />
beeld van een gouden Kalf , gediend werdt: ja,<br />
om noch zekerer ce gaan , verfchikte hy het Loofhutten-feest,<br />
en naar alle gedachten ook de andere<br />
Feesten , doende hetzelve eene geheele maand laater<br />
vieren, dan Mofes bevolen had (c); waarby<br />
hy misfehien tot een voorwendfc-1 gebruikte , dat<br />
de Oogsc en Druiven- zameling in dat gedeelte tan<br />
zyn land , hec welk beneden den Libanon lag , en<br />
tusfchen hec gebergte liep , fomtyds wat laater viel<br />
dan in de overige plaatzen van Pala?Hina. Wy vinden<br />
eene foortgeiyke list, die tegen eené feilde<br />
Wee aangaat, in de gefchiedenisfe der Arabieren ,<br />
een Volk, hec welk mee de Israëliten hec naast vermaa^fchapt<br />
is , en met dezelve in zeden h°c meest<br />
overeen koomc. Een Kalif uic hec Gefiaehc van<br />
Ommija, WALID ABDULMELK génaamc, worde<br />
naamlyk befchuldigt, dat hy aan zekére Mofches te<br />
Jerufalem groote onkosten gedaun Leef;, mfet oogmerk-,<br />
om zyne Onderdaanen van ds Bèd'évaart hl<br />
Mekka afcetrekken , op dat zy daar niet met hoögachtinge<br />
voor het nageflachc van den Propheet in-<br />
O) §• óf.<br />
(&) 1 Kon. XII, vs. 27 — 30,<br />
(cj 1 Kon, XII, vs, 33.<br />
L a<br />
. /<br />
geno-
1Ö4 §• ip8. HET OOGMERK DER FEESTEN.<br />
genomen , en daarentegen van dat van Ommija afkeerig<br />
gemaakt wierden. AIÏULFEDA , die dit verhaalt<br />
( a ) , bedient zich daartoe van dezelfde uitdrukkingen<br />
, met welke hy op eene andere plaatze<br />
de Staatkunde van Jeroboam in het verbieden der<br />
Jerufalemfche Feesten befchreeven heeft (£). Het<br />
Inoec derhalven zeer natuurlyk en zichtbaar zyn,<br />
dat zulk eene gemeenfehaplyke plaatze tot het houden<br />
van Feesien veel vermoogen heeft, om dergelyke<br />
(taalkundige fcheuringen of voor te komen of<br />
'te geneezen : cn een Wetgeever, die gaerne twaalf<br />
kleine Volken , op eene beftendige wyze tot één<br />
groot Volk wilde vereenigen , konde tot dat einde<br />
geenen beteren weg infiaan , dan dien Molls op<br />
Gudis bevel heefc ingeflaagen.<br />
'Er is noch een ander gevolg uit deeze Feesten<br />
voort^evloeit , van het welk ik nochtans met geene<br />
zekerheid wil beweeren , dat Mofes daar aan gedacht<br />
heeft. Godt,.die hem ingaf welke Wetten<br />
hy de Israëlitèn moest vaorfchryven , overzag buiten<br />
twyfel alle de voordeden , die zyne Wetten in<br />
vervolg van tyd zouden te wege brengen , en Hy<br />
bedoelde dezelve , al ware hec ook , dat Mofes<br />
daar van ten eenenmaale onkundig was. Dan hoe<br />
dit zy , het gevolg , waar van ik thans fpreeken<br />
wil , betrof den binnenlandfchen Handel der Israëten.<br />
Uic jaarlykfche Godtsdienfh'gé byeenkomden<br />
der Inwooneren van een Land op zekere plaatze ,<br />
ontdaan doorgaans , zonder dac men die eigentlyk<br />
bedoelde , Jaarmarkten , en binnenlandfche Koop-<br />
ban-<br />
Ca) Mulfedes Tabulce Syrix , pag. 10, 11,<br />
C&) L> c. pag. 8f.
§. 198. HET OOGMERK DER FEESTEN. t5j<br />
handel : want, om 'er dit thans alleen van te zeggen<br />
, Kooplieden , die fchrander en opmerkzaam<br />
genoeg zyn , om te zien welke goederen het best<br />
gecrokken worden , zullen daar heen trekken , om<br />
'er hunne Waaren veil te bieden. Dat de Jaarmarkten<br />
in Duitfchland het allereerst op die wyze<br />
ontdaan zyn , blykt uit den naam Misfe, dien de<br />
voornaamlten van dezelve noch tegenwoordig draagen.<br />
Men deed misfehien op zekere plaatze , en<br />
zekeren bepaalden dag, ter gedachtnisfe van deezen<br />
of geenen Heiligen , in de oudde Roomfche<br />
tyden eene Misfe ; ( by voorbeeld des Woensdagsna<br />
Paasfchen op het Ezels - veld by Querfurt, dus<br />
genaamd van zekeren Ezel , die in de Kerklyke<br />
Gefchiednisfe bekendis) (a). Dewyl'er op die<br />
plaatze eene groote menigte van menfchen by één<br />
kwam , ter veirichtinge van hunnen Godtsdienst,<br />
lieten 'er zich ook Kooplieden vinden, die allerlëie<br />
Goederen te koop hadden ; en dus ontdond uic<br />
eene Misfe , die door eenen Roomfchen Priester<br />
gedatm werdt, het geen wy thans in de taaie der<br />
Koop*<br />
(a) Waarfchynlyk wordt hier gedoelc op den<br />
Ezel van den H. Antonius van Padua. Onder de<br />
Wonderwerken van deezen Antonius wordt naamlyk<br />
verhaalt, dat hy op zekeren tyd, om de Leere der<br />
Trans fubliantiatie te bewyzen , eenen Ezel , door<br />
honger vermagert, voeder liet voorzetten, maar denzelven<br />
teffens beval , aan eene Hoftie , daar tegenwoordig,<br />
eerbied te betoonen , het welk, dus luidt<br />
de Vertelling , den Ezel terdond met kniebuiginge<br />
deed , zonder in het minde het voeder aan te raaken.<br />
Nochtans beken ik niet te weeten , of men dit<br />
.houdt op hec Ezels - Veld by Qjaerfyrt aefchied te<br />
zyn, Vsrt.<br />
h 3
l6(> §. HET OOGEMRK DER FEESTEN.<br />
Kooplieden eene Misfe noemen. Op deeze wyze<br />
heeft Dui-fchland aan zekere , wel niet van Godt<br />
geopenbaarde , maar alleenlyk van menfchen uitgedachte<br />
Godtsdienftigheid , of Godtsdienftige byeenkomst<br />
, een groot gedeelte van zynen handel<br />
en koopmanfchap te danken , die noch ftand gehouden<br />
heeft, niettegenftaande nu byna geen Ongeletterde<br />
meer weet, waarom de groote Jaarmarkt,<br />
die zoo nuttig is , de Misfe genaamt worde (a).<br />
By de Muhammedaanen hebben foortgelyke Feesten<br />
eene zelfde uitwerking gehad. Óndanks de<br />
moeilykheid der reize door de Woestyne , en het<br />
gevaar van Rooveren , waar voor de Karavaanen<br />
te vreezen hebben ; niettegenftaande de groote onverdraagzaamheid<br />
van hunnen Godtsdienst , die<br />
geenen Onbefneedenen , zonder gevaar van befneeden<br />
(a) Men ziet deezen oorfprong der Jaarlykfche<br />
Markten niet minder duidelyk in de benaaminge , die<br />
wy gewoon zyn daar aan te geeven, Kermis; waarfchynlyk<br />
zoo veel als Kerk-mis betekenende : ten<br />
zy men met anderen liever Keersmis leeze , en aan<br />
het Feest der Verfchyninge denke , door last vaa Paus<br />
Pelagius en Keizer Juftiniaan den Ëéfften ingefteld,<br />
en op bevel van Sergius en Juftiniaan den Tweeden<br />
onder anderen door ori'tfteeking eener groote menigte<br />
van Kaarsfen geviert, waarvan ook dit Feest Marien<br />
Ligtmis genaamt wordt, dewyl men op dien zelfden<br />
dag (den 2. Fcbr.) van de reiniging van Maria in de<br />
Roomfche Kerk gcdachtnis viert. Daar is 'er , die<br />
van dit woord noch eene andere uitlegging geeven:<br />
maar hoe het zy , de naam Mis of Misfe, laat ons<br />
geenen twyffel over , of foortgelyke Godtsdienftige<br />
byéénkomften , als waarvan onzen Sehryver gewag<br />
maakt, hebben insge'yks tot onze groote Jaarmarkten<br />
de eerfte aanleiding gegeeven. Vert.
§. 198. HET OOGMIRK DER FEESTEN. 16*7<br />
fneeden te worden, toelaat te Mecca te komen ;<br />
en eindelyk , niettegenftaande de geduurig afwisfelende<br />
tyd van den Bedevaart, door hunne wonderlyke<br />
rekening naar Maan - Jaaren veroorzaakt. Alle<br />
welke omftandigbeden anders ligtlyk tot verwoestinge<br />
van eene bloeijende Jaarmarkt zouden kunnen<br />
ftrekken. En niettegenftaande dit alles, zeg<br />
ik, veroorzaakt de jaarlykfche Bedevaart der Muhammedaanen<br />
na Mecca, eene der grootfte Jaarmarkten<br />
, die 'er in de Waereld gevonden wor»<br />
den , en op welke het uiterst gedeelte van het Oosten<br />
byna met het uiterfte van het Westen , hunne<br />
Waaren ruilen en handel doen.<br />
Deeze zelfde gevolgen nu , moesten , zónder<br />
dat de Wetgeever 'er zich verder mede bemoeide ,<br />
noch in eenen veel hoogeren graad uit de Feesten<br />
der Israëliten voortvloeijen , op welke het geheele<br />
Volk te Jerufalem by één kwam ; hoewel alleenlyk<br />
met betrekkinge tot den binnenlandfchen handel<br />
, die ondertusfchen altoos de weezenlyke Tak<br />
van Negotie is. Men kan zich gemaklyk verbeelden<br />
, wat 'er natuurlyker wyze volgen moet, wanneer<br />
zoodanige Feesten eens in gebruike zyn. Ieder<br />
een zal dat geen , waarvan hy overvloed heeft,<br />
en het geen hy gaarne tot geld zoude willen maaken<br />
, mede brengen , indien het flechts eenigszins<br />
kan overgevoerd worden : daarenboven zal men ,<br />
dewyl "er veele uic dezelfde plaatze na het Feest<br />
gaan , allerlei middelen uitdenken , om het vervoeren<br />
hunner goederen gemaklyk te maaken; want<br />
voor een gedeelte zullen zy hunne Tienden, die<br />
zy op het Feest verteeren moeten , zonder ze ce<br />
verkoopea, willen raedeneemen, en zy hebben tot<br />
L 4r<br />
h u n
i63 g. 198. HET OOGMERK DER FEESTEN*.<br />
hun gemak rioch andere zaaken noodig, die een<br />
Rytuig (Vervoenuig zoude hier beter pasfen , indien<br />
dit woord fiollandfch ware , ) noodzaaklyk<br />
maaken. Dit Rytuig QPoiture is misfehien beter<br />
naam ) is in die Landen ook niet duur, want het<br />
beftaac niet in Wagens en Paarden , maar in Ezels<br />
en Kameelen , last draagende beesten van Arabien<br />
en het nabuurig Palaeftina , die tot voortzetting van<br />
den handel daar ongemeen voordeelig zyn. Het<br />
zal aan geene koopers mangelen, dewyl hetganfche<br />
Volk by één vergadert is: ook zullen 'er zich fpoedig,<br />
om hunnes eigenen voordeels wille, Kooplieden<br />
in het groot (en gros) opdoen, die de goederen<br />
van ieder in het byzonder zullen inkoopen, inzonderheid<br />
de Manufacluuren ; en zy zullen dezelve<br />
, dewyl zy op het Feest wél zoeken te leeven en<br />
geld noodig hebben , op geenen onredelyken prys<br />
houden. Iemand die iets zoekt in te koopen , zal<br />
tot op het Feest wachten , als wanneer hy eene ruime<br />
keuze heeft; en dit zal insgelyks groote Kooplieden<br />
derwaarts trekken, die hunne goederen trachten<br />
te verkoopen', en alles veil hebben , waar toe<br />
zich maar Koopers willen opdoen.<br />
Dat Mofes geene zorge gedraagen heeft, om<br />
den Buitenlandfchen Koophandel te bevorderen ,<br />
heb ik §. 39. al te kennen gegeeven, en de waarfchynlyke<br />
reden van deeze handelwyze bygebracht,<br />
die in onze handeldryvende dagen , Cdoor welke<br />
Duitfchland arm , en ten buite zyner Nabuuren<br />
wordt, gelyk men uit de Registers der Engelfchen<br />
kan zien,) zoo ongerymd fchynt: maar hec voornaamfte<br />
gedeelte van den Koophandel, waar door<br />
ieder een den overvloed van zyn Land , indien het<br />
fleches
§. IQO. LWLOED DER FEESTEN , enz. 169<br />
flechts vervoerd kan worden , tot geld maaken , en<br />
voor dat geld uit de eerfte hand bekomen kan , het<br />
geen hem ontbreekt , en op andere plaaczen des<br />
lands gevonden wordt; dit gedeelte van den Koophandel<br />
, zeg ik , moest door de Feesten der Israëliten<br />
veel levendiger zyn, dan wy het immer in Europa<br />
hoopen kunnen. Het Volk, hec welk eenen<br />
nationaalen Godtsdienst van den Allerhoogften ontfangen<br />
had, en welks Koning Godt zelf zyn wilde,<br />
had ten deezen opzichte een voordeel, het welk<br />
men by andere Volken niet verwachten kan : want.<br />
indien een waereldfch Vorst, en niet Godc zelf,<br />
zulk eene Bedevaart tot een gemeenfchaplyk Feest<br />
wilde inftellen , zoude ieder een , die maar konde,<br />
zich daar van ontflaan , of toch die reize ongaerne<br />
aanvaarden ; en indien men een Godtsdienftig bedrog<br />
te hulpe nam , zoude dit vooreerst bedrog<br />
zyn , en ten tweeden zoude het ras ontdekt worden<br />
, en het Staatkundig gebouw , het welk men<br />
door dat middel zocht op ce richten, genoegzaam<br />
van zelf inftoften.<br />
§. 199.<br />
Gewichtige invloed dor Feesten op den Almanak<br />
; mitsgaders over de wyze, op welke<br />
de misrekeningen , daar uit voortkomende<br />
, verholpen wierden.<br />
De Hebreeuwen hadden Maan - Jaaren : dit is<br />
duidelyk; want zy wisten van geene Zcnne-maanden<br />
; hunne Maanden begonnen met de Nieuwe<br />
Maan , en één van dezelve werd de Maand der<br />
Ayren genaamd: naamlyk) de eerfte in hec Jaar,<br />
L 5<br />
Exod.
'7° $• l 99- INVLOED DER FEESTEN<br />
'Exod. XII. vs. a. want by een Zonne- Jaar zoude<br />
ieder van de twaalf Maanden nu eens in hec begin,<br />
dan eens in hec einde des jaars, hebben moecen<br />
vallen.<br />
Dewyl nu een Maan - jaar omtrent elf dagen korter<br />
is, dan een Zonne-jaar, zouden zy, indien zy<br />
geene Scbrikkel - maanden gehad hadden, van hec<br />
Zonne-jaar ten eenenmaale afgeraakt zyn : het zoude<br />
hun gegaan zyn , gelyk de Turken , by welken<br />
ieder Maand alle tyden des Jaars doorloopc, en nu<br />
eens in den Zomer, dan eens in den Winter, nu<br />
eens wederom in de Lente enz. vale. Buiten twyfel<br />
baart dit veele ongemakken, 'Er knnnen door<br />
dat middel onophoudlyk veele onrechtvserdigheden<br />
gepleegc worden ; by voorbeeld , iemand die voor<br />
den tyd van drie Jaaren eenen Akker gepacht en<br />
betaalt heefc, kan daardoor den Oogst van hec derde<br />
Jaar, die hem nochtans met recht toebehoort,<br />
verliezen , wanneer het Koorn op het einde van hec<br />
derde Jaar, hec welk nu al 33 dagen vroeger komc,<br />
noch niec ryp is , en de Oogsctyd van dat Jaar al<br />
in het vierde vale , zouden alle deeze moeilykheden<br />
worden weggenomen : 'er moesc eene menjgce<br />
van febik hingen gemaakt worden , die alcoos hec<br />
Zonne jaar tot eenen grond hadden, maar die voor<br />
het Volk , hec welk in den gemeenen wandel van<br />
geen Zonne-jaar weec, zwaar om te begrypen zyn.<br />
Ook kunnen 'er verfcheidene zeer nutcige burgerjyke<br />
iriffèïhngeri, het Zaad, den Oogst, de inzameling<br />
dit Druiven , de vernieling van hec Ongedfert<br />
enz. betreffende, niec wel zoo gemaakt worden<br />
, dat zy voor ieder eenen gemaklyk om te verftaan<br />
en na te komen zyn. De gefchiednisfen van<br />
'zoo-
op D E N A L M A N A K . 171<br />
zoodanig een Volk worden, door toedoen van hunne<br />
verwarde tydrekening , duifterer , inzonderheid<br />
wanneer dezelve roet die van andere Volken, die<br />
volgens Zonne-jaaren rekenen, moeten vergeleeken<br />
worden.<br />
Hoe zal nu een Wetgeever deeze , voorzeker<br />
niet geringe , onheilen , die uit het rekenen naar<br />
JVlaan- jaaren voortvloeijen , wegneemen ? —<br />
Hy behoort dezelve afte'fchaffen , zal misfehien hec<br />
eerfte antwoord zyn , dat veelen zal invallen , en<br />
Zonne-jaaren in te voeren : en misfehien is men<br />
wel te onvrede op Mofes , dac hem deeze zelfde<br />
voorflag niec voor den geest gekomen is. Deeze<br />
voorflag zoude , ik beken hec, zeer goed zyn , indien<br />
men een cyde van Mofes flechts de waare langte<br />
van een Zonne-jaar gekent had. Dan hier haperde<br />
hec aan, cn de Sterrekunde was noch ce zeer<br />
In haare kindsheid. Her gewoone Jaar der Ouden<br />
van 360 dagen , is buicen ecnigen twist noch aan<br />
meer zwaarigheden onderhevig , dewyl hec zich,<br />
noch naar de Zonne , noch naar de Maane richt.<br />
En men vooronderftelle al , dac de iEgypcenaaren<br />
al een tyde van Mofes een Zonne-jaar van 365 dapen<br />
gekent, en het zelve gereker.c hebben , gelyk<br />
het door DIODOHÜS SICULTJS befchreeven wordt,<br />
in twaalf maanden te bëftaan , ieder van dertig daten<br />
, nïot v)f Scfo ikksl-dagen , die op het einde des<br />
'Jacrs daarv.oesten by gevoeg! worden (fl), -<br />
dan<br />
Was die Zonne-jaar nochtans veel ce gebrekkig, dan<br />
dat een Wetgeever het zelve , in plaatze van hec<br />
oude Maan-jaar, zoude hebben kunnen invoeren ,<br />
indien<br />
(a) Diodorus Sicuïüs,<br />
Libr. I, c. 49, fo,
17° §• I 0 9' INVLOED DER FEESTEN<br />
indien hy flechts van den Sterren-hemel , of den<br />
loop der Natuure zoo veel kundigheids had , dat hy<br />
de allergroflle fouten niec over het hoofd zag. In<br />
honderd jaaren tyds was die Jaar al 24 , en in vierhonderd<br />
jaaren byna 97 dagen vooruit: ja naa verloop<br />
van 1506 jaaren moesc ieder maand , en in dezelve<br />
elke dag , reeds door alle tyden en dagen des<br />
Jaars geloopen , en 'er een geheel Jaar meer zyn ,<br />
dan 'er wezenlyke Zonne-jaaren verloopen waren.<br />
Zelfs ten cyde van Csefar was de Sterrekunde noch<br />
in zoodanig eene kindsheid, dac de Juliaanfche tydrekening<br />
geenen fland houden konde , dewyf hy ,<br />
ondanks de grootfte zorgvuldigheid der toenmaalige<br />
Hemel - befchouwers, het Zonne-jaar nochtans elf<br />
minuucea te lang geffelc had , welke misflag door<br />
den cyd kan gezien en gevoelt worden.<br />
Mee is waar , Godt, die Mofes tot eenen Wetgeever<br />
der Israè'liten gezonden had , en hem met<br />
pnmiddelbaare Openbaaringen verwaardigde , kende<br />
coen reeds de juiste langce van een Zonne-jaar<br />
veel nauwkeuriger, dan immermeer eenig fierveling<br />
dezelve zal kunnen uitrekenen , ja tot op de minfte<br />
breuke van eene Secunde. Hy had dus het rechte<br />
Zonne-jaar, veel nauwkeuriger, dan wy hec ooit<br />
zullen vinden , aan Mofes kunnen bekend maaken.<br />
Dan op deeze wyze is Godt niet gewoon te handelen<br />
, maar Hy laat bet aan de naarftigheid der menfchen<br />
over , om waarheden van dien aart , die tot<br />
INatuur- of Wiskunde becreklyk zyn , te ontdekken:<br />
en Hy zoude niet goedertieren, niet gelyk een Vader<br />
handelen , die zyne Kinderen tracht op te voeden<br />
, en tot eigen nadenken te gewennen , indien<br />
Hy hun door eenen Propheet de waare lengte van<br />
een
OP DEN A L M A N A K . 173<br />
een Zonne-jaar, of andere foortgelyke waarheden,<br />
die zy zelve door oefFening kunnen ontdekken , en<br />
geene onmiddelbaare of volllrekte noodzaaklykheid<br />
voor hen hebben , bekend maakte. En waarlyk de<br />
Waereld was toen ook noch zoo weinig gevorderd<br />
in de konst om den tyd te berekenen , dat zy niet<br />
eens wisten van den dag in uuren, veel minder van<br />
de uuren in minuuten , en deeze in fecunden teverdeelen<br />
, dewyl hun het Konstwerkcuig , het welk<br />
daar toe vereifcht wordt , het Uurwerk, mangelde.<br />
In het geheele Oude Testament vind men niet eens<br />
vroeger , dan in de Schriften van Daniël , en dac<br />
noch maar alleen in het geen hy Chaldeeuws gefchreeven<br />
heeft, het woord , hec welk de Uuren<br />
van eenen dag zoude kunnen betekenen ; 'er worde<br />
altoos eene omfchryving gebruikt, osn dit woord<br />
uic ce drukken , gelyk by voorbeeld in de Wetten<br />
van Mofes de tyd cusfehen Zonnen-ondergang en<br />
volkomene duisternis , de cyd genaamt worde, tusfchen<br />
de twee avonden. De groottte wysheid derhalven<br />
van den Wetgeever belfond ten deeze opzichte<br />
daar in , dat hy wisc of bemerkte , dac hec Zonnejaar,<br />
zoo als men hetzelve cot dus verre kende, gebrekkig<br />
, inderdaad zeer gebrekkig was , en dac hy<br />
in hec geheel geen Zonne-jaar invoerde , maar hec<br />
Volk by hec Maan-jaar liec blyven, hec welk zichcbaar<br />
genoeg door enkele befchouwing des Hemels<br />
kon gekenc worden , terwyl hy ondertusfehen hec<br />
gebreklyke van' die tydrekening, zoo het raooglyk<br />
ware , zocht te verbeteren , en dezelve op de ééne<br />
of andere wyze mee hec Zonne-jaar nader te doen<br />
overeenkomen.<br />
Juist dit was het , het geen Mofes deed. Een<br />
eigenlyk Sterrekundig Zonne-jaar kon hy niet coc<br />
zynen
174 §• 199' INVLOED DER FEESTEN<br />
zynen wegwyzer aanneemen , om naar aanwyzinge<br />
daar van de afwykingen van het Maan-jaar te veibeceren<br />
; maar hy nam een huishoudelyk Zonnejaar<br />
te hulpe, het welk nimmermeer eene afwyking<br />
van eene ganfche maand toeliet , zonder dezelve<br />
weg te neemen , en welks berekening ieder<br />
gemeene Boer konde nagaan.<br />
De Feesten , die op zekeren bepaalden dag der<br />
Maand moesten geviert worden, waren alle becreklyk<br />
op her begin en einde van den Oogst, en op<br />
de inzameling der Druiven ; en men zoude dezelve<br />
nimmermeer op de behoorelyke wyze , zelfs niec<br />
eens mee behulp zyner verbeeldinge , hebben kunnen<br />
vieren, indien het Maan-jaar flechts in den tyd<br />
van 36 maanden 33 dagen van het Zonne-jaar was<br />
afgeweeken. De eerfte maand des Jaars , die met<br />
onze April het meest overéénkomt, noemde Mofes<br />
niet, gelyk dezelve by andere Oosterlingen en zelfs<br />
in de taaie der Hebreeuwen heet, hiifan , maar<br />
met eene benaaming , die teffens eene befchryving<br />
van.dezelve influic, Maand der Ayren; en wil, dac<br />
dezelve als de eerfte van de maanden des Jaars zal<br />
gehouden worden : hy gebood óp den lóden van<br />
deeze maand , die de tweede dag van hec Pasfafeesc<br />
moest zyn, de Eerftelingen der Koorn-ayren Gode<br />
te offeren Indien 'er nu, naa het einde der twaalf<br />
maanden van het verloopen jaar , op den dag der<br />
INieuwe Maan Koorn- ayren op het Veld gevonden<br />
wierden , of ten minden , indien men konde verwachten<br />
, dat zy 'er in hec midden der maand , al<br />
was het ook maar in eene kleine hoeveelheid<br />
5<br />
en<br />
maar even genoeg , om 'er een fchoof van te maaken<br />
, zyn zouden<br />
r<br />
dan begon met deeze Nieuwe<br />
Maan
OP DEN A L M A N A K . 175<br />
Maan de Maand der Ayren, en met dezelve het<br />
Jaur: maar indien hec , door afwykinge der maanden<br />
van hec rechte Zonne jaar , gebeurde , dat hec<br />
einde der twaalfde maand zoo verre ten achteren<br />
was, dac men in hec midden der eerstvolgende noch<br />
geene Ayren verwachte , en dus hec Pasfa niec vieren<br />
konde , dan moesc men deeze derciende maand<br />
noch by hec voorgaande Jaar rekenen ; dac is, om<br />
hec met andere woorden uittedrukken , men moesc<br />
tusfchen hec einde van hec ééne , en hec begin van<br />
hec andere Jaar, noch ééne maand invoegen die<br />
de Jooden'in hunnen Almanak thans Vcadder ( de<br />
tweede Adar) noemen.<br />
Of die gefchieden moesc of niet, was geene duistere<br />
vreage , en behoefde niec eerst door Sterrekundigen<br />
, naa voorafgaande befchouwing der Planeeten<br />
beflisr ce worden : ieder Landman kon die door<br />
hec enkel ge/.ichc van het Koorn , hec welk in hen<br />
zuidelyk gedeelte dis lands te veld flond 4 gemaklyk<br />
gewaar worden. De Priesters behoefde flechts<br />
bekend te maaken , dat deeze de dertiende maand ,<br />
de Schrikkelmaand , of hoe men dezelve anders wil<br />
noemen, zyn zoude : en een dergelyk bedrog, als<br />
VERRES eens in Sicilien , om 'er zyn voordeel mede<br />
te doen , fpeelde, door op eene willekeurige<br />
wyze eene geheele maand in hec Jaar ce voegen ,<br />
zoude hier niec wel mooglyk geweest zyn, dewyl<br />
de Koorn-ayren , die onbedrieglyk kenteken der eerfte<br />
maand , en de Schoof, die op den 16. van dezelve<br />
moesc vergadert worden , die bedrog te duidelyk<br />
zouden ontdekt hebben. Op dezelfde wyze<br />
was het met de overige Feesten gefielt. Een Oogstfeest<br />
, het welk midden in den Oogst, tot merklyke
1-7(5 §.199- ÏNVXÓEÖ DER FEESTEN<br />
hke verhindering van denzelven , of hec geen noch<br />
flimmer was , vóór dien tyd gekoomén was ; een<br />
Loof-huctenfeest midden in den tyd der Druivenzamelinge,<br />
of, zoo als het ook zoude hebben kunnen<br />
vallen, in den Regen-tyd van November en<br />
December., zoude zulke fcbreemvende ongerymdheden<br />
geweesc zyn , dac ieder een dezelve zoude<br />
hebben kunnen zien , en zy door zich zelve hebben<br />
moeten vervallen.<br />
Hier door gefchiedde het , dat, wel is waar ,<br />
hec Maan-jaar der Israëliten alcoos van het eigenlyk<br />
Zonne-jaar min of meer afweek , (en dit kon<br />
niet anders zyn , want al kwam de tyd der Nieuwe<br />
Maane ook juist op den eerften April , zoo was<br />
het Maan-jaar evenwel elf dagen eer ten einde ,<br />
dan het Zonne-jaar;) maar nochtans dat het nooit<br />
eene volle Maand van het Zonne-jaar'verioopen<br />
kon, maar altoos wederom door invoeging van eene<br />
Schrikkelmaand coc hec zelve cerug gebracht wierd.<br />
Niec één Jaar, op zich zelf genoomcn , was een<br />
Zonne-jaar , maar , of cien of elf dagen korter ,<br />
of, wanneer de dertiende Maand 'er by kwam ,<br />
achttien of negentien dagen langer dan hec zelve :<br />
nochcans waren 365 zulke Jaaren buicen eenigen<br />
twyfel 305 wezenlyke Zonne-jaaren , zomen een<br />
zeer gering verfchil uiczonderc ; en indien deeze<br />
rekening millioenen van Jaaren had voorcgeduurr,<br />
dan zouden duizendmaal duizend Jaaren , die naar<br />
den Oogsc gericht en om deszelfs wille door fchrikkelmaanden<br />
by het Zonne-jaar gehouden waren,<br />
op eene kleine verfchcidenheid na , duizendmaal<br />
duizend Zonne-jaaren geweest zyn. "<br />
,Ean
o i> D E N A L M A N A K . 177<br />
Een Scerrekundig Jaar , hec welk niet mee de<br />
Vol maakt de nauwkeurigheid bepaald is, heeft eene<br />
geringe ai'wyking , die men in den aanvang byna<br />
niec kan merken, maar geduurig al groour en grooter<br />
wordt ; en die , al bedroeg dezelve flechts ééne<br />
minuut, in den tyd van ruim vyi'maal honderd duizend<br />
jaaren , elke Maand reeds in alle mqogiyke<br />
tydperken des Jaars zal gebracht hebben : een huishoudelyk<br />
Jaar kan t'elken byzondere keere groote<br />
fouten hebben , en moet ze hebben, wanneer hec<br />
zich teffens naar den loop derMaane richt : maarde<br />
eene 'afwyking neemt altoos de andere weg , en<br />
verbeten dezelve ; en naa verloop van zoo veele<br />
mlllioenen van Jaaren, als men flechts kan denken,<br />
kan geene van deszelfs Maanden 29 dagen verloopen<br />
zyn , maar dezelve moet altoos weder tot den<br />
rechten tyd des jaars , waarin zy behoorr, terug<br />
gebracht worden. Hadden de Eabylonicrs, gelyk<br />
men voorgeeft , Sterrekundige waarneemingen van<br />
VfER • HONDERD EN ZEVENTIG - DUIZEND JAAREN<br />
gehad , dan zouden zy , zonder eenige hulpe der<br />
Scerrekunde , alleenlyk door middel van hec huishoudelyk<br />
Jaar, de waare langte van hec Zonne jaar<br />
hebben kunnen uicrekenen , zonder eenig gevaar<br />
te loopen, van zich, ook maar ééne enkele «littéuc<br />
te vergisfen. Zy hadden niets anders behoeven te<br />
doen , dan hec getal der dagen van deeze 470000<br />
Jaaren , van welken zy voorgaaven deeze Waarneemingen<br />
te hebben , mee hec getal der Oogden,<br />
die in dien tyd gevallen waren , ee verdeelen (divideeren)<br />
; en zy zouden hec juiste Zonne-jaar tot<br />
op eene minuut gevonden hebben : want 470000<br />
minuureh zouden al meer dan drie vierde deelen<br />
van een Jaar uicraaaken, en de Oogst, zal in het<br />
JV. Dfel. M een»
§. 200. Dfi OVERIGE FEESTEN"<br />
eene Jaar zekerlyk niet meer dan eene maand vroe»<br />
ger of laater dan in het andere komen. Uit dè verdeeling<br />
der dagen , in welke duizend Oogsttyden<br />
gevallen waren, zoude men het Zonne-jaar al zonder<br />
eene misrekening die één uur bedroeg, kunnen<br />
opmaaken; en boe grooter men het getal der Oogsttyden<br />
neemt, waarvan men de rekening wil maaken,<br />
zoo veel te kleiner zal de misrekening zyn.<br />
Ik zal voor het overige hier niet onderzoeken ,<br />
hoe de Maanden der Hebreeuwen met onze Maanden<br />
overeenkomen ; men kan het in myne Verhandeling<br />
de Menfibus Hebraorum vinden.<br />
§. a o o.<br />
Van de overige Feesten der<br />
Israè'liten.<br />
Behalven deeze drie hooge Feesten , van welke<br />
wy tot dus verre gefproken hebben , flelde Mofes<br />
noch J3 of 14 andere Feestdagen in.<br />
Vooreerst werd de dag der Nieuwe Maane als<br />
een Feestdag aangezien , nochtans in diervoege ,<br />
dat men op denzelven , alleenlyk de Nieuwe Maan<br />
van de zevende maand uitgezondert, allerleien arbeid<br />
doen mocht. Deeze inftelling gaf den Israëliten<br />
12 , of, zoo het een Schrikkeljaar was , 13<br />
Feestdagen. Of men ten tyde van Mofes onder<br />
Nieuwe Maan den eigenlyken tyd der Nieuwe Maane<br />
, wanneer dezelve met de Zonne in Conjunctie<br />
is, te verftaan hebbe, dan of men 'er den dag mede<br />
bedoelde, waarop de Maan by helder weder het<br />
eerst wederom zichtbaar wordt, (het nieuw licht<br />
. der
DER I S R A E i l T E N . 179<br />
der Maane ,) is eene vraage , over welke de oude<br />
Jooden al getwist hebben. Het kan ons, by ons<br />
tegenwoordig oogmerk , vry onverfchillig voorkomen<br />
: nochtans, dewyl Mofes het Jaar niec volgens<br />
Sterrekundige Berekeningen maar op eene<br />
huishoukucdige wyze , en volgens kenmerken , die<br />
voor den gemeenen man zeiven zichtbaar waren ,<br />
gefchikc heefc , komt my de gedachte van die geenen<br />
als de waarfchynlyk Me voor, dewelke meenen,<br />
dat men door Nieuwe Maane het eerfte licht der<br />
Maane te verftaan heefc.<br />
Het vieren der Nieuwe Maane fchynt enkel in<br />
zekere Plechtigheden en Offeranden beftaan (a),<br />
en ten oogmerke gehad te hebben , te verhoeden<br />
dat deeze dag, of die der Volle Maane , op geene<br />
bygeloovige wyze geviert wierdt. 'Er kunnen ook<br />
op dien dag wel kleine vermaaklykheden en dansien<br />
in het Land gehouden zyn , maar Mofes beveelt<br />
of bericht daar niets van. Dat by SAUL op den<br />
dag der Nieuwe Maane groote tafel was , kan men<br />
1 Sam. XX. vs. 5, 6. 24—29. zien.<br />
Eene enkele Nieuwe Maan was van de anderen<br />
op eene merklyke wyze onderfcheiden , en moest,<br />
gelyk de Sabbath, mee onchoudinge van allen arbeid<br />
geviert worden : dit was de dag , waar mede<br />
de zevende Maand , die ten naasten by met onzen<br />
Oótober overeen komt, haar begin nam (F).<br />
Mofes noemt deezen dag het Feest der Bazuinen ;<br />
zynde het oude Nieuwjaars - Feest, het welk uit<br />
voor-„<br />
(a) Num. XXIX. vs. 11 — 15.<br />
(,b) Levit. XXÜI, 23 3<br />
24. Num, XXIX.
i^o<br />
§. a»o. ' DE OVERIGE FEESTEN<br />
voorgaande tyden noch overgebleven was. Het<br />
Jaar der oude Hebreeuwen eindigde weleer jfiet ce<br />
eerfte Nieuwe Maane, die in Oétober kwam ; e<br />
ïvjaanden neemt. VsrU
DER I l R A E L l T E N . l8l<br />
Palseftina zekerlyk niet ongefchikt, om 'er het Jaar<br />
mede te beginnen , yoornaamlyk , dewyl Pachters<br />
of Upkoopers van Druiven , die misfehien in de<br />
koudfte flreeken van Palseftina wat laater ryp werden<br />
, zich van deüelve konden verzekeren , doordien<br />
het Dankfeest voor derzelver inzameling op<br />
den i«jden dag der zevende Maand eerst zyn begin<br />
nam , en op den 2 aften geè'indigt werdt: zullende<br />
zy , in zulke plaatzen niet vergeeten hebben,<br />
hunne overeenkomst (accoord') tot dien tyd toe<br />
uit te ftrekken ; dat is , vooraf te bedingen , dac<br />
zy tot op dien dag den eigendom op de Wyngaarden<br />
behouden moesten , zoo dikwerf zy dezeiven<br />
pachtten, of voor een zeker getal van jaaren<br />
inkochtten.<br />
Bjiten de Nieuwe Maanen , was 'er noch een<br />
Feest, of liever Boet-dag, op den tienden van<br />
.den zevenden Maand , onder den naam van den<br />
Verzoen-dag, of het Feest der Verzoeninge, bekend.<br />
Deeze was misfehien onder alle de andere<br />
van de grootfte Heiligheid , en daarenboven de<br />
eenige Vasten-dag der Israëliten. Op denzelven<br />
mocht noch arbeid gedaan , noch fpyze genomen<br />
worden , Levjr. XXIII. vs. 26 — js. Hoedani-<br />
. ge Offer-plechtigheden op deezen Verzoen-dag<br />
moesten plaatze hebben , ftaat ons hier niet te onderzoeken<br />
; dit onderwerp behoort by het onderzoek<br />
der Hebreeuwfche Oudheeden , of by dat<br />
der Voorbeelden en Affcbaduwingen van het Oude<br />
Verbond.<br />
M 3 §•
ii2 $. 20i. B E R E K E N I N G<br />
S- *oi.<br />
Berekening van alle de Sabbatthen , Vier -<br />
dagen , heest en , en Boet'dagen<br />
der Israè'liten.<br />
Veele myner Leezeren zullen rfiisfcbien in deezen<br />
tyd, waarin verftandige Roomfchgezinden beginnen<br />
te zien , dat hunne Kerk meer Feest-dagen heeft<br />
ingertelt, dan wel met het welzyn van eenen Staat<br />
beftaanbaar is , of door eene gezonde Staatkunde<br />
goedgekeurt kan worden , en waarin zelfs de Protestanten<br />
zulke Feest-dagen, die zy voor overtollig<br />
houden , beginnen af te fchaffen ; in deezen tyd ,<br />
zeg ik, zullen myne Leezeren misfehien begeerig<br />
zyn , om eene berekening van alle de Sabbatthen ,<br />
Vierdagen, Feesten , enz. die Mofes den Kinderen<br />
Israëls voorfchreef, voor zich te hebben ; om dezelve<br />
met eenen opflag te kunnen overzien , en ze<br />
te vergelyken met het geen men in onze dagen gewoon<br />
is, genoeg of te veel te noemen. Ik zal,<br />
om de zoodanigen te voldoen , een Jaar van 52<br />
Weeken aanneemen ; want , hoewel het gewoone<br />
Maan-jaar der Hebreeuwen flechts 50 weeken en<br />
4 dagen had , kon het Schrikkel- jaar van 56 tot<br />
57 weeken alles wederom vergoeden , en met ons<br />
Zonne r. jaar, over het geheel genomen , overeenkomftig<br />
maaken,<br />
In een Jaar van twaalf Maanden derhalven had'<br />
den de Israè'liten de volgende Feestdagen :<br />
'<br />
J. Twaalf
Dl R F E E S T D A G E M . I8S<br />
dagen.<br />
1. Twaalf Nieuwe Maanen. 12.<br />
2. Het Pasfa-Feest. - - 7-<br />
3. Pinxteren. - - 7-<br />
4. De groote Verzoendag. -<br />
5. Plet Loof-hutten-Feest. - 8.<br />
35-<br />
Van deeze 35 dagen nochtans moesten , het ééne<br />
Jaar door het andere gerekent, vyf op den weeklykfchen<br />
Sabbath vallen , en dus van hec getal der<br />
Feestdagen , indien men het zelve by dat der gewoone<br />
Sabbathen wil optrekken (adde$ren), afgetrokken<br />
worden : en onder deeze 35 Feestdagen waren<br />
flechts acht Feest - Sabbathen , op welke men<br />
niet mocht arbeiden.<br />
Een Israëliet had derhalven , volgens de Wet van<br />
Mofes, indien ik 'er de 52 weeklykfche Sabbathen<br />
by telle, te zamen genomen, 82 Heilige dagen in<br />
het Jaar , (83 in het Schrikkel - jaar ,) naamlyk 59<br />
op welke men van zynen arbeid rusten moest, en<br />
23 op welke men , zo men wilde , vryheid had om<br />
te werken ; en op fommige van deeze 23 dagen ,<br />
had men juist de grootfte drokte en Koopmanfchap.<br />
Maar Vasten-dagen had men niet meer dan éénen,<br />
en dat in een Land, het welk in het Zuiden ligt,<br />
en waar in het vasten gemaklykcr en gemeener is,<br />
dan by ons.<br />
Iedereen kan dit nu met het afTcharTen der Feestdagen<br />
onder ons vergelyken ; waar by ik dit alleen<br />
moet aanmerken , dat de Wetgeevende Macht, wel<br />
is waar, pryswaardig handelt, wanneer zy zo veele<br />
M 4 F& s t "
184 §• 2 0 1 , B E R E K E N I N G<br />
Feestdagen niet wil dulden , op welke onder den<br />
dekmantel van Godtsdienst alle arbeid verboden is ;<br />
maar dat men daarby doorgaans te weinig aan dagen<br />
van uitfpanninge denkt, die men moet wenfcheh<br />
dat der menigte , buiten de dagen van Godtsdienst<br />
, in eene behoorlyke hoeveelheid<br />
t<br />
mochten<br />
overgelaaten worden. Men ziet de zaak dikwils<br />
te eenzydig aan , zoo als zy van veele Godtgeleerden<br />
wordt voorgeftelt, en verdeelt de dagen des<br />
Jaars alleenlyk in twee foorten : i, In dagen van<br />
ernftige Godtsdienfligheid , op welke geen arbeid<br />
geoorloofc is; en 2. in Werkdagen, op welke men<br />
moet arbeiden, en waarop een Meester «yne knechten<br />
, ja zelfs de Overheid de Meesters tot den arbeid<br />
kon aandryven. Maar op deeze wy«e telt men<br />
de derde foort van Feestdagen , die elgenlyk alleen<br />
to: uitfpanning en vermaak moeten dienen , en op<br />
welke men , zoo men wil, zyn werk verrichten<br />
kan , in hec geheel niet onder de dagen , die in<br />
eenen geregelden Staat bevoorrecht zyn. Of dit<br />
behoore te gefchieden, dan of Mofes het beter getroffen<br />
hebbe, verdient van alle Wetgeeveren overwoogen<br />
te worden. Dagen van uitfpanninge , eigenlyke<br />
dagen van geoorloofc vermaak , zyn voor<br />
dat gedeelce des Volks , het welk door den arbeid<br />
beftaan moet, niet flechts aangenaam en wenfche-<br />
]yk , maar ook voor hunne lichaamen èn geesten<br />
heilzaam. Het zal ze misfehien zelf neemen , indien<br />
de Wet ze hun niet geeft, en dezelve dan<br />
op eene onmaatige wyze neemen : maar zoude hec<br />
dan niet beter zyn , dac de Wetgeevehde Macht<br />
haare gedachten daarop vestigde , en zulke dagen<br />
aan die geenen gaf, die te veel Eerbieds voor de<br />
Wetten hebben, om, flrydig met-dezelve, zich<br />
zeiven
DER FEESTDAGEN. Ï*S<br />
zei ven deeze vryheid aantemaacigen , en daar door<br />
veröoedde , dat anderen , die ongehoorzamer en<br />
woester van aart zyn, geene aanleiding of verzoeking<br />
hebben , om zich zeiven daarin op eene onmaacige<br />
wyze toe te geeven ?<br />
Noch ééne aanmerking moet ik hier byvoegen:<br />
Mofes verbood niet , in het vervolg , behalven de<br />
Feesten , die hy zelf had ingeftelt, noch anderen<br />
in te voeren. Het jaarlykfche Feest (a) , waarop<br />
de jonge Dochters , even buiten Silo op den weg<br />
van Bethel na Sichem , plechtige dansfen hielden ,<br />
fchynt van deezen aart geweest te zyn. Misfehien<br />
hadden andere Steden insgelyks hunne byzondere<br />
Feesten: en men fchynt uit 1 Sam. XX. vs. «9.<br />
te moeten befluiten , dat byzondere Familien ook<br />
hunne jaarlykfche Familie-Feesten gehad hebben;<br />
Jonathan wendt ten minften voor, om Davids afweezenheid<br />
van de Koninglyke tafel te verontfchuldigen<br />
, dac hy by een Familie-Offer moest tegenwoordig<br />
zyn. Dit was wel niet Waar, maar het<br />
moet nochtans geen ongewoone zaak geweest zyn ,<br />
anders zoude jonathan iets dergelyks niet hebben<br />
kunnen voorgeeven.<br />
Dat men in laatere tyden , in en naa de Babylonifche<br />
Cevangnisfe , by het geen Mofes bevolen<br />
had , noch verfcheiden andere Feesten en Boetdagen<br />
gevoegt heeft , weeten zy, die in de'Joodfche<br />
Oudheden geene Vreemdlingen zyn : hier toe behooren<br />
fommige Vascen - dagen , geduurende die<br />
Slaavernye geviert , en naderhand wederom afgefchafc,<br />
(a) Recht. XXI. vs. 19.<br />
M f
186 §. 2oi. B E R E K E N I N G<br />
fchaft (s) , her zondeilinge Feest Purim ', waarop<br />
de Jooden noch in onze dagen door flagen vsn Haman<br />
wraak neemen (b), en het Feest derTempeiwyinge,<br />
het welk zeer verftandig, en by eene ongemeen<br />
gewichtige gelegenheid ingeltelc is ( c), Hec<br />
is myn zaak hier niet van deeze Feesten te fpreeken,<br />
want zy behooren niet tot het Mofaïfch Recht.<br />
Daar heeft ten opzichte der Feesten van de Israëliten<br />
eene merkwaardige byzonderheid plaatze ,<br />
die wel verdient met een wysgeerig oog befchouwc<br />
te worden : ik vind 'er my ondertusfchen niet bekwaam<br />
toe ; myn oogmerk by deeze aanmerking is<br />
alleen , om 'er anderen oplettende op te maaken.<br />
Ik weet niec , of men het aan het geval, dan aan<br />
eene byzondere wetgeevende Wysheid hebbe toe te<br />
fchryven , maar de zaak zelve is onbetwistbaar, dac<br />
verfcheidene Volken in de kortfte dagen veele Feesten<br />
hebben. Onder ons zelfs heeft dit plaatze ,<br />
en iemand , die aan zyne kindfche jaaren denkt,<br />
zal zich kunnen herinneren , dac hem deeze treurige<br />
(a) Zachar. VII. vs. 5-7. cn VIII. vs. 19.<br />
Qb~) Esther IX. vs. 19-32. Dat ik dit Feest zonderling<br />
noeme , zal niemand , die het zelve kent,<br />
nry euvel duiden. Tot het Mofaïfch Recht behoorc<br />
het zekerlyk niec; en of het Boek Esther , waarin<br />
di: Feest wordt ingeftelt, onder de boeken die dcor<br />
Godtlyke Ingeeving gefchreeven zyn , eene plaatze<br />
verdiene , ftaat ons h;cr niec te onderzoeken ; in myne<br />
Oosterfcie Bibliotheek , Deel 2. No, 19., zal men<br />
myne gedachten zoo wel, «Is die Tan anderen, over<br />
deeze zaak kunnen vinden.<br />
Qc) 1 Maccab. .IV, vs. ƒ9. Joh. X. vs, 2Ï.
OER F E E S T D A G E N . Ï8?<br />
ri-re tyd des Jaars , door hec vrolykfte Feest, het<br />
geen wy hebben, dat van Kersmis naamlyk (welks<br />
onfchuldige vermaaken dikwerf door ontydigen yver<br />
veroordeelt worden) en anderen, die op hetzelve<br />
eerlang volgen , niet zelden aangenaam gemaakt is.<br />
Deeze Feesten kunnen niet nalaaten tot de gezondheid<br />
des lichaams, en de vrolykheid des gemoeds<br />
veel toe te brengen. Nochtans heefc Motes in de<br />
maanden December en January in hec geheel geene<br />
Feescen ingeftelc (a): zyne meeste Feesten , bet<br />
Nieuw-jaar , de groote Verzoendag , en dat der<br />
Loofbutcen , het welk het vrolyksc van allen was ,<br />
vallen in Ocïober. Is dit onderfcheid enkel toevallig<br />
, of moet men 'er andere oorzaaken van opzoeken<br />
? Heefc men in de maand December in<br />
Palaeftina de Feesten niet zo noodig als onder ons,<br />
daar dezelve wegens de grootere kortheid der dagen<br />
treuriger van gedaante is ? Behoort hier insgelyks<br />
in aanmerking te komen , dac men op hooge Feesten<br />
wegens de Offeranden , die als dan moescen gedaan<br />
werden , -eene reize na de plaatze des Heiligdom»<br />
doen moesc, waartoe het weder in December<br />
niec zeer bekwaam is ? En heeft men dus alleenlyk<br />
als een gevolg der Wet, die wy $. 188. hebben opgeheldert,<br />
aan te zien , dat de Israëliten omtrent<br />
deezen tyd der kortfte dagen geene Feescen hadden ?<br />
— In<br />
(O De Autheur fpreekt hier buiten twyfel van<br />
bvzondere of buitengewoone Feesten , met van zoodanige<br />
die alle Weeken of Maanden wederkeerden ;<br />
alhoewel Mofes dan in December en January geene<br />
byzondere Feesten inftelden , moesten nochtans de<br />
•Nieuwe Maanen en Sabbathen, die in deeze maanden<br />
vielen, gelvk de andere geviert worden. Vert.
i88 §. 202. OVER REINE EN<br />
- In vervolg van tyd hebben de jooden in der<br />
daad een groot Feest van acht dagen in de maand<br />
December gehad : hun Feest der Lichten , of der<br />
Tempel - wyinge , door Judas Maccabseus ingeflelt,<br />
ter gedachtenisfe van de reiniging des Tempels ,<br />
komt op den 25lTen der maand Kislev , die mee<br />
onze maand December het meest overéén koomt.<br />
1 Maccab. IV. vs, 59. JOSEPHUS Antiquit.*Xl\.<br />
6 en 7. Dan dit Feest , het welk uit de tyden<br />
der Maccabrers af komftig is, behoort niet tot het<br />
Mofaïfch Recht.<br />
P O L I C Y - Z A A K E N .<br />
Wat men onder de benaaming , reine en onreine<br />
Dieren , te ver/laan hebbe.<br />
De fchikkingen van Mofes , betreffende reine en<br />
onreine Dieren, worden door fommigen geoordeelt<br />
by de Kerklyke Wetten te hooren : nochtans dewyl<br />
zy in het geheel geene Godtsdienftige plechtigheid ,<br />
maar alleenlyk eene burgerlyke byzonderheid betreffen<br />
, zal ik ze hier, onder de PoÜcy-Wetten<br />
verhandelen , gelyk men buiten twyfel by ieder<br />
ander Wetboek, waarin zekere fpyzen verbooden<br />
wierden , doen zoude.<br />
Vooral moet ik de benaaming , REINE EN ON<br />
REINE DIEREN verklaaren , waarby men zich doorgaans<br />
zekere vreemde, en ons ten eenenmaale onbekende<br />
, verdeeling der Dieren voorftelt, en zich<br />
dan verwonderc, dac Mofes reeds veele honderd jaareft
O N R E I N E D I E R E N . 189<br />
ren voor het geeven zyner Wetten , by gelegenheid<br />
van het verhaal, hec geen hy als Gefchiedfchryver<br />
van den Zondvloed doet , van reine en onreine<br />
Dieren gewag maakt (a) , en ons daar door rede<br />
weeft om re denken , dat men reeds langen tyd ,<br />
vóór bet bekend worden van zyne Wetten , reine<br />
en onreine Dieren gehad heeft.<br />
Ook by ons , en byna by alle Volken , heefc<br />
deeze zelfde verdeeling plaats , fchoon by ons dezelfde<br />
uitdrukking , ©m dit onderfcheid aan te toonen<br />
, niet in gebiuik zy. REINE EN ONREINE<br />
DIEREN betekent niet anders, dan Dieren, die<br />
men gewoon of ongewoon is tot Spyze te gebruiken.<br />
Hoe veele Dieren kennen wy, die niet vergiftig<br />
zyn , en zeer wel konden gegeeten worden , die<br />
wy ondertusfehen niet eeten; en van welker vleefch<br />
wy fomtyds eenen afkeer hebben , om dac wy van<br />
jon°s af daar niet aan gewoon zyn ? Ik zal 'er<br />
flechts eenigen ten voorbedde noemen , die myne<br />
Leezeren het meest in het oog zullen vallen.<br />
Van dien aart zyn dan in de eerfte plaatze<br />
Paarden. In Belegeringen , zal een Franfchman<br />
ligtlyk befluiten om Paardenvleefch ce eeten : een<br />
Duitfcher zoude doorgaans liever in het geheel<br />
geen Vleefch hebben. De IVlarfchalk van Saxen<br />
heeft zelfs deeze byzonderheid , in zyne Reveries<br />
fur la Guerre , opgemerkt , en 'er een gunftig gevolg<br />
voor de zeden des Duitfchen Krygsvolks uic<br />
setrokken (b\ Oude Paarden , zoo als men in<br />
6<br />
Belaf>)<br />
'Gen. VII. vs. 2. 3, 9.<br />
( b ) Hy zegt, dat ceen Duitfch Soldaat Paardenvleefch<br />
eet i ma?.r dat een Franfchman daar geene<br />
awaa-
i»s §. 202. OVER REINE EN<br />
Belegeringen gewoon is te flachten , zullen zekerlyk<br />
niet zeer aangenaam van fmaak zyn , hoewei<br />
men my verzekert, dat dezelve ook niet zeer walgelyk<br />
is : dan verfcbeidene Polakken van aanzien<br />
hebben my verzekert , dac op hunne Goederen in<br />
Zuid-Polen , de Wilde Paarden in de groote Bosfchen<br />
eene foort van Jacht opleveren , die wy onder<br />
ons niet hebben ; dac men dezelve fchiec, (wy<br />
zouden ze zekerlyk opvangen en cemnien,) en dat<br />
zy zeer goed fmaaken. Wy hebben dus misfehien ,<br />
door onzen afkeer van Paardenvleefch , eene lekkeruy<br />
minder; hoewel wy ons daar mede troosten<br />
kunnen , dat dezelve in Ouitfchland , daar zoo ontelbaar<br />
veele Paarden voor den Landbouw de posten<br />
, ( by onze flechte wegen , die daar van een<br />
grooter getal vereifchen , dan anders noodig zoude<br />
zyn,) en het doen van Plaifiertochten , gebruikt<br />
worden , en daar Oostenryk en Pruisfen zulk eene<br />
fterke Ruitery houden , zeer duur zoude uickomen.<br />
Wy doen buiten twyfel wel , dat wy ons aan zulke<br />
duure fpyze niet vergaapen ; hoewel 'er zekerlyk<br />
by de meesten een afkeer van Paardenvleefch<br />
by komt, en men hec over hec algemeen voor eene<br />
gvoote beleediging zoude aanzien , indien men<br />
ons ,<br />
zwaarigheid in vindt: (hy doet dit dikwils met groote<br />
graagte uit armoede, om dac hy, by eene geregelde<br />
Krygstucht, zynen Waard geene fpyze mag afdwingen<br />
; gelyk my die uic den laatften Oorlog noch<br />
bekend is ). Hier door, zegt hy , gebeurt het niet<br />
zelden , dat de Franfche Soldaaten ook van Paarden<br />
eecen , die omgevallen , en door Ziekte geftorven<br />
zyn ; en hier door , dat men in hunne Legers meer<br />
aan Krankheden bloot ftaat.
O N R E I N E D I E R E N . IOÏ<br />
ons, zonder dat wy het wisten , op zulk gebraad<br />
onthaald had. • Ezelen , Honden en Katten<br />
zoude by ons noch veel minder gegeeten worden,<br />
hoe zeer zy ook op zich zelve wel eetbaar zyn;<br />
en die gaat zoo verre, dat'er plaatzen zyn , welker<br />
lnwooners van hunne Nabuuren , wanneer die<br />
hen willen befchimpen, voor Ezel-of Katten-eeters<br />
gefcholden worden ; eene beleediging , die zo dikwerf<br />
bloedige gevegten veroorzaakt heeft. • •<br />
Konynen worden op fommige plaatzen van Duitfchland<br />
gegeeten , op andere voor onrein gehouden.<br />
. Tegen Kikvorfchen en Slakken heeft hec<br />
grootfte gedeelte van ons eenen affchuw ; en alleenlyk<br />
by eenige voornaame lieden worden dezelve<br />
, in navolginge der Franfchen, op de tafel gebracht.<br />
Springhaanen maaken een der gewoonelykfte<br />
gerechten in het Zuidelyk Afien uic;<br />
maar HIOB LUDOLPH, die 'er de proef van willende<br />
neemen , Springhaanen op het best liet toebereiden<br />
, en zyn Volk noodigde om 'er van te eeten<br />
, dewyl het (gelyk hy hun zeide) zeer goed<br />
fmaakte , bekent zelf ( a ) , dat hy, zeer bang was,<br />
dat men hem zoude voorflaan , eerst van deeze<br />
fmaaklyke fpyze te proeven : ja RÖSEL zocht, tegen<br />
eene menigte van getuignisfen , dat Springhaanen<br />
gegeeten worden , te bewyzen , dat men ze<br />
niet kan eeten , en dat alles, wat men 'er van verhaalt<br />
, verdicht is (£> Zoo verre kan de ongewoonte<br />
( a ) JOBI LTJDOLPHI » Disfertatio de Locuftis.<br />
( b ) In zyne Infetcen - belustigungen , in het Voorbericht<br />
voor de Verzamelinge van Springhaanen en<br />
Krekels.
103 §•. 202. O V E R REINE ES,<br />
woonte van zekere fpyze eenen Man brengen , dia<br />
anders zoo verllandig is, en alles zoo nauwkeurig<br />
onderzoekt, gelyk men van RÖSEL niet lochenen<br />
kan. Hec is waar , hy was in dac ftuk minder bekwaam<br />
om onparcydig ce oordeelen , dan iemand<br />
uic andere plaatzen van Duicfchland; want de Franken<br />
hebben over hec algemeen dat Volks • gebrek ,<br />
dat zy zich verfcheidene dingen als oneetbaar voorftellen<br />
, waar aan zy flechts niec van jongs af gewoon<br />
zyn ; en veele fpyzen , die men in Neder-<br />
S-ixen niec flechts eetbaar noemt, maar voor weifmaakend<br />
houdt , zyn , naar hun oordeel , in het<br />
geheel niet voor menfchen. Dikwils vermaakt men<br />
zich aan gemeene tafelen met hun , wanneer zy<br />
daar voor uitkomen , en van deeze of geene fpyzen<br />
, zonder eenige bewimpeling zeggen , dat zy<br />
alleen voor Varkens goed zyn. Ondertusfchen ziet<br />
men 'er uit , hoe groot het onderfcheid der gewoonte<br />
zy , by één en het zelfde Volk , het welk<br />
de zelfde taaie heefc ; en welken invloed deeze gewoonce<br />
hebbe in hec bepaalen van hec geen men<br />
eetbaar of oneetbaar te noemen heeft. • •<br />
Van onze grootle Lekkernyen , Oesters , zuilen<br />
veelen in Duitfchland , die 'er van jongs af niec<br />
aan gewoon zyn , eenen afkeer hebben , al is bet<br />
ook , dat men zc hun noch zoo zuiver en verfca<br />
opdifcht.<br />
Het geen Mofes dan in dit geval deed , was in<br />
de Hoofd - zaake niets anders, dan dat hy de oude<br />
gewoonte des Volks in eene Wet veranderde.<br />
De zelfde Dieren waren voor het grootfte gedeelte<br />
te vooren reeds door de Israëliten en hunne Voorouderen<br />
voor rein of onrein gehóuden ; dat is,<br />
van
Ö IN R E I N E D I E R E N . 193<br />
van hen al of niet onder de gewoone fpyzen aangezien<br />
; en wy zien in het leeven van Jofeph , dac<br />
de ,/Egvptenaaren , die ten aanzien van hunne fpyzen<br />
wederom andere gewoontens hadden , en dezelve<br />
noch veel ftrenger onderhielden , met de<br />
Stamvaderen der Israëlicen niet eens aan ééne tafel<br />
konden eeten (a)-<br />
Dan deeze Voorvaderlyke Gewoontens maakte<br />
hy nu tot eigenlyke Wetten , floot misfehien noch<br />
fommige Dieren , die men te vooren tot Spyzen<br />
gebruikte , uit, en bracht alles tot een zamenftel<br />
(Syflema), het welk, Natuurkundig befchouwc»<br />
zeer eenvouwig was , en waar van ik naderhand<br />
zal fpreeken : waarfchynlyk ging men te vooren aan<br />
de ééne of andere zyde buiten de grenzen van dis<br />
zamenftel, toen het de gewoonte noch alleen was,<br />
waar naar men zich moest richten.<br />
Zoo ras men weet, wat de benaaming , REINE<br />
SN ONREINE DIEREN, betekene, vervallen verfcheidene<br />
, voor een gedeelte befpotlyke , dwaalingen<br />
, van welken fommige groote Geleerden<br />
zelve niet geheel vry geweest zyn. ONREIN,<br />
van Dieren gebruikt, fluit in het gehsel geen verlaagend<br />
denkbeeld in : onder alle Dieren was de<br />
Menfch het alleronreinfte , dat is, men mocht hec<br />
allerminst Menfchen - vleefch eeten. En dus is hec<br />
by alla Volken geftelt , die men niet onder de<br />
Menfchen-eeters tellen kan. Leeuwen en Paarden<br />
behooren onder de onreine Dieren, maar waren<br />
(a) Gen. XLIII. vs, 3a,<br />
IK Deek
194 §• 202. O V E R R E I N E E «<br />
ren nochtans by de Hebreeuwen zoo min in verachting<br />
, als by ons.<br />
Eene andere dooling is het, wanneer men zich<br />
verbeeld , dat de Jooden geene onreine Dieren in<br />
hunne huizen mochten hebben , of zich met dezelve<br />
ophouden , waar uit noch een vreemd fpreekwoord<br />
onder de Duitfchers ontdaan is ( a ). Men<br />
herinnere zich flechts , dat Ezelen en Kameelen de<br />
gewoone Lastbeesten der Israëliten waren , waarby<br />
naderhand noch Paarden kwamen ; en nochtans<br />
waren alle deeze drie foorten van Dieren onrein.<br />
Zelfs is den Jooden het houden van Zwynen , en<br />
het handëldryven met dezelve zoo weinig verbooden<br />
, als de koopmanfchap in Paarden , die onder<br />
dit Volk zeer veel gecefent wordt.<br />
Zelfs fommige waarlyk geleerde Mannen hebben<br />
zich overyld ,.door te denken , dat het beeld<br />
van een onrein Dier ten minften niet voor den<br />
Tempel der Jooden zouden gevoegc hebben ; en<br />
zich van deeze vooronderftelling bedient , om de<br />
befchuldiging te wederleggen", dat de Jooden in<br />
het Heilige der Heiligen het beeld van eenen Fzel<br />
zouden gehad , en het zelve aangebeeden hebben ;<br />
het welk hun ten tyde van ANTIOCHUS EPIPHANES<br />
verweeren werdt. Het is zeker , dat de Jooden<br />
geene Beelden gewoon waren aan te bidden , en<br />
een onpartydig getuige, die zelf in net Allerheiligfie<br />
geweest is , POMPEJUS DE GROOTE naamlyk ,<br />
heeft hier van den Romeinen een getrouwer bericht<br />
gefa)<br />
Wie eine Sau im Juden-haufe, (gelyk een<br />
Zwyn in een Jooden-hu is.
• - O N R E I N E D I E R E N . • 195<br />
gegeeven (tf); maar dac 'er Beelden van onreine<br />
Dieren in den Tempel geweesc zyn , Kan niet betwist<br />
worden. De Cherubynen waren een foorc<br />
van Sphinnen ; voor een gedeelte hadden zy de gedaante<br />
van een menfchelyk lichaam, (zy hadden<br />
menfchelyke handen en voeten, daar bencffens eene<br />
geitalte , die bekwaam is om recht op te ftaan)<br />
daar by vleugels, en het hoofd nu eens van die,<br />
dan wederom van een ander Dier; van een Menfch<br />
by voorbeeld, van een Leeuw, Os, Arend enz. (b).<br />
ÏN'u moesten , volgens uitdruklyk bevel van Mofes ,<br />
op de Ai ke des Verbonds, het grootite Heiligdom<br />
der Israëliten , twee Cherubynen gegooten , en in<br />
alle de Tapyten van den Tabernakel Cherubynen<br />
gewerkt worden (c): ook had men aan de wanden<br />
des Tempels afbeeldingen van Cherubynen ,<br />
en deeze hadden, zoo als Ezechiel dezelve, (in<br />
zyn<br />
( a ) TACITUS l. f. hifi. c. 9. Templuni jure viüoria,<br />
ingresfus efi. Inde evulgatum , nulla intus Deum effigie<br />
•üacuam jedem ê? inania aroma.<br />
POMPEJUS kon niets waarachtigers zeggen , indien<br />
hy verhaalde, wat zyne oogen gezien hadden. Geen<br />
beeld van eenige Godtheid was 'er in hec Heilige dei-<br />
Heiligen , want de Cherubynen lagen nedergebukt<br />
ter aarde, en zagen 'er in het gebed niec als Godeheden<br />
uit. 'Er was een.zetel voor de onzichtbaare<br />
Godtheid, de Ai'k'e, des Verbonds en de Cherubynen ,<br />
maar op deezen zetel vertoonden zich aan hec oog<br />
geene Godtheid, noch eenig beeid derzelve.<br />
( b ) Men zie myne Verhandeling de Cberubis tquis<br />
tonantibus Hebrxorum,<br />
(O Exod. XXV. vs. 17-21. XXVI. vs, i,<br />
N 2
ipr5<br />
§. soa. OVER REINE EN ONREINE enz.<br />
zyn gezicht van den Tempel, die van alle misbruiken<br />
gezuivert was,) gezien heeft, Menfchen en<br />
Leeuwen-hoofden («> Van den heiligen Kandelaar<br />
des tweeden Tempels , die in zegenpraal is<br />
omgevoert, hebben wy de afbeelding noch op den<br />
Triumphboog van Titus (b) : deszelfs voet heeft<br />
insgelyks Sphinxen , die ieder een terftond voorbeelden<br />
, en wel niet van eetbaare Dieren , ook<br />
niet van Engelen zal aanzien. Men vindt zelfs in<br />
zommige alfchriften van den Bybel , van laatere tyden<br />
, in de groote letteren , waar mede een nieuw<br />
boek of hoofdftuk begint, afbeeldingen van Sphinxen<br />
en Leeuwen ( c ). Geene beelden van onreine<br />
Dieren waren den Hebreeuwen verbooden, of<br />
onheilig , maar zy mochten alleenlyk hec vleefch<br />
van zulke Dieren niet eeten ; en derzelver doode<br />
lichaamen verontreinigden , even zoo wel als die<br />
van menfchen , de geenen , die dezelve aanraakten.<br />
Doch van deeze verontreinigingen naa den dood<br />
by eene andere gelegenheid,<br />
(a) Ezech. XLI. vs. 19.<br />
(b~) RELAND de Jpoliis Templi Hierofolymitani in<br />
arcu Titiano Romce conjpicuo , pag. 6. Men vind daar<br />
niet flechts de befchryving maar de afbeelding zelve.<br />
(c~) Zoo men'er een voorbeeld van in prent wil<br />
zien , men zal het in BLANCHINI Euangeliario quadmplici<br />
verfionis hal® , P. II. T II. in de Plaat voor<br />
pag, 604. kunnen vinden.<br />
§• 203.
§. 203. HET EETEN VAN ONREINE enz. igy<br />
§. 203.<br />
Oogmerk der Wetten, betreffende onreine Dieren.<br />
Het hoofdoogmerk deezer veranderinge van oude<br />
en algemeene gebruiklykheden in vaste en onveranderlyke<br />
Wetten, zal waarfchynlyk geweest zyn<br />
om de Israëliten meer van andere Volken af te zonderen.<br />
Zy moesten een byzonder Volk blyven, in<br />
Palteltina by eikanderen woonen , niet in andere<br />
Landen verftrooit raaken, niet te veel omgangs met<br />
andere Volken hebben, ten einde niec met Afgoderye<br />
, waar heen toen de heerfchende fmaak van hec<br />
geheele menfchlyk geflacht overhelde, noch met de<br />
ondeugden van nabuurige Volken , in het byzonder<br />
der Cananiten , befmet ce worden. Het eerfte<br />
het verhoeden van Afgoderye , en het bewaaren<br />
van den Dienst des eenigen Godts , was de groote<br />
grondregel der Mofaïfche Weccen , van welke ik<br />
§. IR. gefprooken hebbe : en het andere, het Volk<br />
te behoeden , dat het niet met veelerleie tot dus<br />
verre onbekende ondeugden , ( beestachtigheid ,<br />
jongenfchendorye , bloedfchande, huwlyken van te<br />
na bellaande Bloedverwanren, waar by een Volk<br />
niec lange gelukkig kan blyven , Waarzeggeryen,<br />
het opofferen van Menfchen enz.) befmet worde,<br />
en de goede zeden te bewaaren, die thans noen<br />
onder het zelve gevonden worden ; dit, zeg ik ,<br />
aoude ieder Wetgeever van veel belangs moeten<br />
oordeeien , indien hy wetten geeven moest aan een<br />
Volk, het welk zulke ondeugende Nabuuren had ,<br />
als de Cananiten ons door Mofes, en veele Schry-<br />
N 3<br />
vers
io8 §. 203. HET EETEN VAN ONREINE<br />
vers onder de Romeinen , befchreeven worden.<br />
Mofes zelf fchynt die oogmerk, Levit. XX. 25 , 26.<br />
te kennen te geeven , en wel onmiddelyk naa dat<br />
hy de Israè'liten vermaant bad , om de Cananiten<br />
in de even genoemde ondeugden niet na te volgen:<br />
Gy zult, dus voert hy den Allerhoogften fpreekend<br />
in , reine en onreine Dieren , reine en onreine Vogelen<br />
, van eikanderen ónderjchéidèn , en u aan geene<br />
viervoetige , vliegende of buipende Dieren , dis<br />
ik als onrein heb afgezondert, verontreinigen ; gy<br />
zult my heilig zyn , \want ik Jehovah ben heilig,<br />
en heb u van andere Fuiken afgefcheiden , op dat gy<br />
myn Eigendom zyn zoudt.<br />
De verfcheidenheid van reine en onreine fpyzen,<br />
kan natuurlyker wyze een zeer krachtig middel zyn,<br />
om een Volk van anderen aftezonderen. De meeste<br />
gemeenzaame Vriendfchappen worden aan de taiel<br />
begonnen , en ik zal met hem , met wien ik<br />
nimmermeer eeten of drinken kan , fchoon ik wegens<br />
myne verrichtingen veel omgangs met hem<br />
hebben mooge , nochtans nooit zoo gemeenzaam<br />
worden , als met anderen , daar ik nu en dan eens<br />
van termaaltyd onchaalc worde, en die ik insgelyks<br />
aan myne tafel kan noodigen. Indien dit zelfs zoo<br />
verre gaat, dac wy, door onze opvoeding, als<br />
eenen afkeer van zyne fpyze hebben, dan is dit<br />
een nieuwe hinderpaal voor eenen gemeenzaamen<br />
omgang. Men brenge die over op hec geval, waar<br />
van wy thans fpreeken. Alle Nabuuren der Israëliten<br />
hadden fpyzen , die den Israëliten van jongs<br />
af verbooden waren. De iEgyptenaaren weeken<br />
hec verse van hun af, want deeze hadden zelve,<br />
v*n vóór onheuglyke tyden , eene foort van noch<br />
ftren -
DIEREN , WAAROM VERBOODEN ? 199<br />
ftrengere algemeene Volks* Wetten , hunne fpyze<br />
betreffende , waar door zy noch krachtiger van den<br />
omgang met andere Volken werden afgehouden.<br />
Het geen de Israëliten op hunne tafelen brachten<br />
, walen voor een gedeelte by de Mgyptenaaren<br />
Dieren, die zy wel niet voor onrein , maar<br />
nochtans voor heilig hielden , en aan de ééne of<br />
andere Godtheid derwyze toegewyd , dat men ze<br />
niet dooden mocht: ten minften men zoude , volgens<br />
de Mgyptifche Leere van de verhuizinge der<br />
Zielen , hebben moeten vreezen, dat men van zyne<br />
eigene Voorouderen gegeeten had , indien men<br />
het Vleefch van zulke Dieren had genooten , in<br />
welke de Zielen der Voortreffelykften onder het<br />
Menfchdom gewoon waren zich te verplaatsen.<br />
Dit ging reeds , eer de Voorvaderen der lsraeliten<br />
in Meypten kwamen , zoo verre dat de Mgyptenaaren<br />
niet alleen met dezelve niet van eene zeilde<br />
- fpyze , maar ook niet aan dezelfde tafel met hun<br />
konde eeten (
soo §. 203. HET EETEN VAN ONREINE<br />
Vreemdling gebruiken , die zich niet naar de Spyze-wetten<br />
van Mgypten richtte , noch ook hem<br />
kusfen : (hoewel ik niet weete , of men dit laatfte<br />
Verbod wel altoos zoo heilig gehouden hebbe ;<br />
inzonderheid , wanneer de fchoonheid van eene<br />
Griekfche Dochter den geelen /Egyptenaar deed<br />
vergeeten , dat zy , öm haarer fpyze wille , onrein<br />
was). Met één woord , het komt my niet vreemd<br />
voor , te denken , dat Mofes in dit ftuk zyne wetgeevende<br />
wysheid vari de Mgyptenaaren ontleent<br />
heeft, en om de afzondering deezer beide Volken<br />
beftendig te maaken, by de Israëliten in eene Wet<br />
verandert, het geen te vooren niets anders dan een<br />
oud gebruik was, bet welk zy van hunne Voorvaderen<br />
bekomen hadden.<br />
De Cananiten, of, zoo als zy vólgens hunne<br />
Griekfche benaaming heeren , de Phceniciers , aten<br />
niet flechts zulke van Mofes verboodene fpyzen ,<br />
die onder ons in gebruik zyn, maar ook andere J<br />
waar van wy insgelyks eenen afkeer hebben , en<br />
onder welke de Gefchiednisfen ons Honden opnoemen.<br />
JUSTINUS verhaalt ons (a), dat Xerxes,<br />
die als een Don Quichot over alles wilde heerfchen<br />
{der einen Don Quichot von Univerfal. Monarchen<br />
/pielen wolte ) , de Carthagers , onder bedreiging<br />
van hun anders den Oorlog te zullen aandoen, verbood,<br />
Menfchen te offeren, hunne Dooden te verbranden<br />
, en Hondenvleefch te eeten. Hier komt<br />
het eeten van Hondenvleefch voor als een gewoonte<br />
der Carthagers , die zy , gelyk de beide andere<br />
C«) JUSTINUS, Libr. XIX. Cap. r.<br />
ftukken,
DIEREN,' WAAROM VERBOODEN?<br />
(lukken, buiten twyfel van hunne Voorvaderen, de<br />
Phceuiciers, hadden overgenomen (a).<br />
Tusfchen de Israëliten en Arabieren was zekerlyk<br />
het onderfcheid , wegens de bloedverwandfchap<br />
deezer beide Volken , het kleinlte ; maar nochtans<br />
groot genoeg , om eenen gemeenzaamen omgang<br />
onder dezelre te verhoeden. De Kameelen maaken<br />
niet flechts den grootften rykdom der Arabieren uit,<br />
maar ook hunne voornaamfte fpyze : Haazen zyn<br />
een ander gewoon voedfel voor de Arabieren , en<br />
indien deeze hun verbooden waren , zouden zy op<br />
hunne reizen door onvruchtbaare Woestynen 'er<br />
zeer Hecht by ftaan , want daar zal men noch hec<br />
eerst Haazen , en wel in eene taamlyke veelheid,<br />
vinden (b) ; het zelfde moet van den Arabifchéri<br />
Berg-muis Jarboa, die twee pooten heeft, gezegt<br />
wordeu : (nauwkeuriger gefproken, behoort deeze<br />
Berg-muis onder de viervoetige Dieren, deszelfs<br />
agterfte pooten zyn zeer lang , en zyne voorpooten<br />
dier.en<br />
(a) By SHAW vind men eene zeer waarfchyniyke<br />
gisting, dat naamlyk de Inwooneren van Zaab , een<br />
Landfchap in Sahara, in hec zuidlyk gedeelte van hec<br />
Konmgryk Algiers, aan de Eiviere Gir , die noch<br />
heden ten dage als Honden-eeters bekend zyn, die<br />
gebruik van de Carthagers behouden hebben. Men<br />
zie SH*W'S Travels , pag. 67. van de goede Engelfche<br />
Uitgaave van 1757. of bladz. 61. van de Hoogduitfche<br />
Vertaaling.<br />
(fc) Itineraire de V Arabic deferte , 0» Lettres fur<br />
un Foyage de Balfora d Alzb , fait par M. M. PL AU<br />
STED 6? ELLIOT , pag, 18,19. en'op raeer ar.d<br />
plaatzon,<br />
N 5
202 §. ao3« HET EETEN VAN ONREINE<br />
dienen hem meer voor handen) (a): maar alle<br />
deeze drie lborcen van Dieren waren den Israëliten<br />
verbooden.<br />
Behalvea die hoofdoogmerk , kan Mofes by deeze<br />
of geene Dieren insgelyks zeer wel andere byoogmerken<br />
, de gezondheid van zyn Volk betreffende<br />
, gehad hebben ; maar men heefc deeze niec<br />
by alle onreine Dieren , die hy verbood , te zoe-.<br />
ken. By het verbod van Varkens-vleefch kan men<br />
dusdanig een by-oogmerk, dunkt my, vry duidelyk<br />
zien ; en elk verrtandig Wetgeever zoude zyn<br />
Volk in dezelfde omlhndigheeden , en onder dezelfde<br />
luchtftreek, hec Varkens-vleefch op de ééne<br />
of andere gefchikce wyze , moecen trachten te oncneemen<br />
, of liever het gebruik daar van recht uic<br />
verbieden. Iemand die mee ziekcens der huid , al<br />
ware hec ook maar gemeene Schurft , bezochc is,<br />
moec, zoo hy zyne gezondheid herftelc wil zien ,<br />
zich van Varkens-vleefch fpeenen. Ook beeft men<br />
reeds voor Jangen tyd opgemerkt, dac hec eecen<br />
van dac Vleefch eene groocere vatbaarheid voor<br />
fchurftïge ongemakken een gevolge heefc. Onder<br />
die geheele luchtftreek nu , waar onder Palaeftina<br />
ligc, en noch verder na hec Noorden en Zuiden ,<br />
is Melaatsheid eene gemeene Land-ziekte; en de<br />
Israëliten waren , toen zy uit M^ypten kwamen ,<br />
mee deeze krankheid , die aan Mgypcen noch byzonderer<br />
eigen is , dervvyze befmec , dac Mofes<br />
penoodzaakc was , om verfcheidene Wetten te maaken<br />
,<br />
(a) Men vind eene naaukeurige befchryving van<br />
dit Dier by HASSÜLQUIST Reize na Paleftina , D. z.<br />
bl. 13-17. der Mederduitfche Uitga'ave, Vert,
DIEREN", WAAROM VERBOODEN? «03:<br />
ken , die alleen op dat ongemak betreklyk waren.<br />
Zoude hec gevaar deezer befmettinge vermindert ,<br />
en het Volk onder die luchtftreek maar eenigszins<br />
.voor Melaatsheid beveiligt worden, Varkensvleefch<br />
moest deszelfs fpyze niec zyn. Dan dit Verbod .<br />
onderfcheid zich ook van alle de overigen genoeg ,<br />
door twee byzonderheden : vooreerst, de Arabieren<br />
, die andere fpyzen eeten , welke den Jooden<br />
verbooden zyn , houden nochtans het Varkensvleefch<br />
voor onrein , en in gevolge van hunne oude<br />
Zeden , verbood Muhammed hec zelve in zynen<br />
Koran , en ten tweeden , ieder kundig Geneesheer<br />
zal zynen Lyderen , die met ongemakken der huid<br />
gekweld zyn , het Zwynen - vleefch verbieden ;<br />
en zelfs in Duitfchland , het welk van deeze ongemakken<br />
noch al caamlyk vry is , meent men dezelve<br />
in het byzonder in zulke plaatzcn te befpeuren<br />
, daar veel Zwynen-vleefch gegeeten wordt.<br />
Nauwlyks kan ik my bedwingen om niet te<br />
gelooven, dat onder de verboodene Dieren één is,<br />
het welk de hedendaagfche Jooden niec alleenlyk<br />
zeer dikwüs tot fpyze gebruiken , maar met welks<br />
Vet zy ook kooken en braaden \ de Gans naamlyk.<br />
De taalkundige redenen, die ik voor deeze gedachte<br />
hebbe , kan ik hier niet breedvoerig bloot leggen-<br />
Dit mag ik 'er hier van zeggen , dat men bj<br />
deezen Vogel ook terftond zoude kunnen bemerken<br />
, op welke gronden de Wetgeever der Israëliten<br />
denzelven zouden verbooden hebben. By is<br />
nuamlyk nadeeüg voor een Volk , het welk mee<br />
ongemakken der huid geplaagc wordt,- of tot dezelve<br />
overhelt. Ik btkvn hec, hec zoude vreemd<br />
zyn , dat de Jooden hunne voorige Wet, die voor<br />
bunn©
304 §. 203. HET EETEN VAN ONREINE<br />
hunne tegenwoordige omfhndigheeden niet meer<br />
voegt , zoo verkeerd zouden verftaan hebben , dac<br />
zy byna al hun gebak mee het Vet van eenen verbooden<br />
Vogel zouden bereiden , en den Vogel zalven<br />
voor eene geliefde fpyze houden : dan by één'<br />
der naamen van de Vogelen , die verbooden zyn ,<br />
ontflaat 'er in der daad eenige taalkundige waarfchynlykheid<br />
, dat men "er of den Gans , of de geheele<br />
Cfa^fe van Watervogelen , onder welke Ganzen<br />
en Eenden behooren , door te verftaan heeft.<br />
Ten minften moet de Gans by de Oude Jooden<br />
geene zoo gewoone fpyze geweest zyn , als dezelve<br />
by de hedendaagfche is , daar wy den naam van<br />
deezen Vogel in den Bybel of in het geheel niec<br />
vinden , of denzelven onder de verboodene Dieren<br />
moeten zoeken : en nochtans vondt men in<br />
./Egypten buiten twyfel zoo wel Ganzen , als in<br />
Syrien (aj.<br />
Men<br />
(a) PLINIUS Hifi. Nat. Libr. X. §. 28. Dat de<br />
Zee by Apamei in Syrien , eene memgce van Ganzen<br />
heefc<br />
f<br />
( wilde Ganzen n?amlyk ) verzekert A B-<br />
ULFEDA ons in zyne befchrvving der Zeeën. Men<br />
kan , zoo men Arabifch verftaat, de plaatze in Au-<br />
ULFED.E Tabuia Syrice , pag. 158. nazien ; want zy<br />
behoort in het Arabifch , en niet in de Latynfche<br />
Vercaalinge geleezen ce worden. By de iEgypcenaaren<br />
was de Gans een afbeeldfel van den God Ofiris,<br />
(KIRCHERI Qedipus , Tom. III. % 6. pag. 241.);<br />
en daar van daan komc het nv'sfenien , dat eenige<br />
Socrarifche Wysgeeren, die de iEgypcenaaren in veele<br />
Hukken navolgden , BY DK GANZEN zwoeren,<br />
hoewel hier uit eerlang arghscige meineedigheid gebooren<br />
wierdc. Men zie SUIDAS, onder
DIEREN , WAAROM VERBOODEN ? 205<br />
Men heefc ook Zedekundige oorzaaken van hec<br />
verbod van onreine Dieren willen opzoeken , en<br />
aan hec eeten van fommige fpyzen zekeren invloed<br />
in hec Zedelyk Charafiter trachten toe te fchryven :<br />
by voorbeeld , de Kameelen zyn zeer wraakzugtig,<br />
en men meent daarom, dat het veelvuldig eeten,<br />
van Kameelen-vleefch de Arabieren eveneens geaart<br />
maakt. Ik denk dat dit niet genoeg blykc,<br />
om 'er op dien grond voor uit te komen. Men<br />
vindt 'er onder de Europajers , welken de wraakzugt<br />
insgelyks als eene heerfchende en algemeene<br />
Volks • ondeugd wordt toegefchreeven , en die of<br />
vermaak vinden om zich , zelfs in het geheim , te<br />
wreeken, zoo als de Italiaanen , of die door een<br />
wonderlyk Point d'bonneur , tot onverzoenbaare<br />
wraake genoopt worden , gelyk de Portugeezen ;<br />
en die ondertusfchen noch Kameelen • vleefch eeten<br />
, noch den melk van wyfjes Kameelen drinken.<br />
Ik zoek hier mede ondertusfchen den invloed dei:<br />
gewoone fpyzen op het Zedelyk Charaécer der menfchen<br />
niec geheel en al te loochenen : maar ik ben<br />
noch niet overtuigt , dat het genot van zekere<br />
Dieren tot fpyze, nu en dan (niet eens daaglyks)<br />
herhaalt, hec zelve derwyze zoude kunnen veranderen<br />
, en den Wecgeever genoegzaame reden geeven<br />
, om die Dieren te verbieden ; ook geloof ik<br />
nietdat het eeten van het Vleefch van fommige<br />
Dieren in ons volkomen dezelfde hartstochten zal<br />
gaande maaken , die aan deeze Dieren eigen zyn ,<br />
maar dat deeze werking op eene andere wyze gefchieden<br />
zal,<br />
J. 204.
2o5 §.204. WELKE DIEREN VOOR<br />
l> 204.<br />
Welke Dieren Mofes voor onrein verklaarde.<br />
De Wetten aangaande reine en onreine Dieren<br />
vinden wy Levit. XI. en Deut. XIV. Ziet hier<br />
een Uittrekfel van dezelve , zoo als het vereifcht<br />
Wordt voor iemand , die ze zelf niet wil gadeflaan ,<br />
maar dezelven alleenlyk als Wysgeer in overweeging<br />
neemen :<br />
ï. Wat de Viervoetige Dieren betreft: Mofes<br />
brengt de gewoontens , die tot dus verre<br />
onder de Israëiiten hadden plaats gevonden,<br />
en alles wat hy buiten deeze noch noodig<br />
oordeelde in te Hellen , toe een zeer éénvouwig<br />
en natuurlyk zamenlïel QSyflema).<br />
Alle Dieren , welker voeten gefpieeten zyn,<br />
• en wei geheel door gefp'eet en , boven op zoo<br />
wel als onder , en die daarenboven herkauwen<br />
, verklaarde hy rein : alle anderen daarentegen<br />
, by welke geene van beide byzonderheden<br />
gevonden werdt, of toch welken<br />
één van deeze kenmerken ontbrak , waren<br />
onrein.<br />
Men moet zich in der daad verwonderen , dat<br />
ben al zoo vroeg eene zoo geregelde en gefchikte<br />
verdeeling der Dieren aantreft, die noch heden ten<br />
dage , naa dat de Natuurlyke Historie der Dieren<br />
zoo zeer uitgewerkt is , niet heeft opgehouden ,<br />
van des kundigen , als gegrond aangemerkt , en<br />
overgenomen te worden.<br />
Onder-
ONREIN VERKLAART. 207<br />
Ondertusfchen kon men , ten aanziene van fommige<br />
Dieren , in eene twyfeling komen, of zy wel<br />
geheel gefpleetene klauwen hebben, of onder de<br />
Clasfe der herkauwende behooren. By voorbeeld ,<br />
of de Haazen herkauwen dan niet, is zoo weinig<br />
zeker, dat men zelden , indien men 'er twee verfchillende<br />
Bofchwachters na vraagt, het zelfde antwoord<br />
bekomen zal (a). In zulken gevalle moet<br />
de Wetgeever, om alle dubbelzinnigheden weg te<br />
neemen , door zyn gezag beflisfen ; dat is niec te<br />
zeggen , hy moet den Natuurkundigen beveelen ,<br />
wat hy gelooven moete , maar hy moet bepaalen ,<br />
welke Dieren men , by de uitlegging zyner Wetten<br />
, en in de Rechten , onder de Clasfe van herkauwende<br />
Dieren, met gefpleetene voeten , te tellen<br />
hebbe.<br />
De Kameelen herkauwen, maar of hunne klauwen<br />
geheel gefpieeten zyn , is eene zaak , waarvan<br />
men zoo weinig zekerheids heeft, dat men in de<br />
Memoires der Academie van Parys , niet eens een<br />
voldoenend antwoord op deeze Vraage vindt. De<br />
voet van een Kameel is in der daad in twee klauwen<br />
verdeeld , en de fpleer gaat ook tot onder in<br />
den voet geheel door; en voor zoo verre zoude<br />
men dit Dier als rein hebben kunnen aanzien. Dan<br />
dezelve gaat geenszins door , over den geheelen<br />
voet , maar alleenlyk in het voorde gedeelte : van<br />
achteren is de voet niet gefpieeten , en daarenboven<br />
van een vast - verbonden kusfentje voorzien ,<br />
waar-<br />
(a) Men zie de Aanmerkingen by myne Hoog»<br />
duitfche Vertaaling des i-ybels, bepaaidiyk by Levit.<br />
XI.<br />
VS..Q.
goS §. 204. WELKE DIEREN VOOR<br />
waarop het Dier gaat Daar deeze zaak dan<br />
zoo duister is , verklaart Mofes ( b ) , dat de voeten<br />
der Kameelen niet ten vollen gefpieeten zyn.<br />
De<br />
fa) Om van eene zaak , waar Van in de beste<br />
Schriften of niet nauwkeurig genoeg gefproken was,<br />
of waar omtrent men zelfs zoo veel gedwaalt heeft,<br />
eenige zekerheid te bekomen, fchreef ik, toen ik het<br />
Eerfte boek van Mofes vertaalde, aan eenen myner<br />
Vrienden te Kasfel eenen brief, dewyl ik in de Vorstlyke<br />
Diergaarde te vooren twee Kameelen gezien,<br />
maar toen vergeeten had te onderzoeken , het geen<br />
ik nu begeerig was om te weeten. Hy antwoordde<br />
my den 5den September 1771. op deeze wyze : —<br />
De twee tomen liggen voor op den bal van den Voet, en<br />
zyn hoornachtig. Zy groeijen door den tyd redelyk verre<br />
uit , en men moet ze afzaagen , indien ze aan bet Dier<br />
geen ongemak zullen veroorzaaken. Ik bezit tbans twee<br />
zulke afgezaagde hoornachtige toonen. De /pleet kopt<br />
geheel door , gelyk de Tekening aanwyst, en ik heb gisteren<br />
met myne eigene banden tusfchen de twee klauwen<br />
gevoelt, en bevonden dat de /pleet byna een vinger lang<br />
doorloopt. Die van Parys behoeven derbalven niet te<br />
zeggen, „ dat de Voeten der Kameelen alleenlyk boven<br />
a, aan het einde gefpieeten zyn." Dezelve zyn insgelyks<br />
"beneden , wel de langte van eenen vinger, boewei vooraan<br />
Jlecbts-y daar de toonen zyn, gejpleeten. Ook wyst<br />
d$ Tekening aan , dat de geheele Voet boven op eeneft<br />
/pleet beeft tot aan de koot , maar die niet doorgaat.<br />
De Tekening , die dit alles opheldert, en door den<br />
Heer Hoogl. TISCHBEIN gemaakt is, zal de üitgeever<br />
myner Vertaaiinge des Bybels in het vervolg laaten<br />
in het Koper brengen, en by het Derde boek van<br />
Mofes voegen : zy die de eerfte Uicgaave hebben ,<br />
zullen dezelve dan ook kunnen bekomen. Het is alleen<br />
door vergetelheid veroorzaakt, dat zy niet, gelyk<br />
ik by Levit. XI. vs.4. betuigde YOorneeaien« te zyb,<br />
by het Vyfde boek gevoegt is.<br />
(&) Levif, XI. YS. 4,
ONREIN VERKLAART. 20£<br />
De Wetgeever fchynt niet/gewilt te hebben, dat de<br />
Israëliten den Kameel , die by hunne Voorvaderen<br />
altoos voor rein gehouden , en by de gezaroendyke x<br />
van Abraham af komüige Arabieren (Ismaë'liten ,<br />
Midianiten enz.) alcoos dus gebleeven was, eeten<br />
zouden % waarfchynlyk om hen daar door van de<br />
Arabieren , met welke zy anders zoo na vermaagfchapt<br />
waren , en in veele opzichten zoo veele<br />
overéénkomst in Zeden hadden , af te zonderen ;<br />
misfehien ook óm te verhoeden , dat de Israè'liten<br />
geenen lust bekwamen , om in Arabien te blyven<br />
(a), of'er zich in het vervolg , uit genegenheid<br />
voor de zwervende Veehoederye , na toe te<br />
begeeven : want in Arabien is men altoos in eene<br />
onaangenaame omftandigheid , wanneer men geen<br />
Kameelen-vleefch eeten , noch den Melk van wyfjes<br />
Kameelen drinken mag.<br />
«. By de Visfchen heeft Mofes wederom eene<br />
zeer gemaklyke en geregelde verdeeling aangeweezen<br />
; alle Visfchen naamlyk die vinnen<br />
hebben en gefchubt zyn, had men voor rein,<br />
alle de overige voor onrein te houden.<br />
3. Ten<br />
(a) Num. XXXÏI. leezen wy, dat twee en een<br />
halve Stammen hunne begeerte te kennen gaven, om<br />
aan de overzyde van den Jordaan te blyven , dewyl<br />
het Land daar zeer bekwaam was om Vee te hoeden<br />
, en dat zy daarom van hun Erfdeel aan deeze<br />
zyde dier Riviere afïtand deeden. Mofes Hemt, wel<br />
as waar . in hun verzoek , maar men ziec evenwel<br />
gemaklyk, dat zy eigenlyk niec volgens zyn oogmerk<br />
te werk ginget>, Zie insgelyks §. 44.<br />
IV. Dceh<br />
O
AIO §• 204. WELKE DIEREN VOOR<br />
3. Ten aanziene der Vogelen verbiedt by fommige<br />
foorten by naame als onrein , en veroorlooft<br />
dus hec gebruik van alle de anderen ,<br />
waar van hy geen gewag maakt, zonder eene<br />
geregelde ( Systematifche) Verdeeling ten<br />
gronde te leggen. Maar welke Vogelen hec<br />
zyn , die hy verbiedt, is dikwils door gebrek<br />
aan genoegzaame kundigheid in de Hebreeuwfche<br />
taaie, niet meer mooglyk om tebepaalen;<br />
en de Jooden, die de Mofaïfche Wetten noch<br />
heden ten dage voor verplichtend houden, bevinden<br />
zich in het onaangenaam geval , van<br />
de Wetten, waar naar zy zich gedraagen moeten<br />
, veeltyds zelve niet te verftaan, en zyn<br />
genoodzaakt, om dezelve dikwerf by enkele<br />
gisfing uit te leggen.<br />
4. Gekorvene Dieren, (Infeclen) Slangen, ongediert<br />
enz. zyn verboden: inzonderheid heeft<br />
Mofes zorge gedragen, om verfcheidëne foorten<br />
van Haagdisfen als onrein te doen aanmerken<br />
; waar uit men zoude kunnen befluiten ,<br />
dat men zich van dac Gedierte in fommige<br />
gedeeltens van Mgypten , of ook by andere<br />
nabuurige Volken , tot fpyze zal bedient hebben<br />
: waar van ik evenwel, dit moet ik 'er by<br />
zeggen , nergens eenig uicdruklyk bericht gevonden<br />
heb (a).<br />
Dan<br />
(a) Eene foort van Haagdisfen , Gecko genaamt,<br />
is venynig , en wel dermaaie , dat derzelver venyn,<br />
wanneer het in eenige fpyze komt, den dood aanbrenge,<br />
( HASSELQUIST R'eize na Palceflina, 2dedeel,<br />
bl. 128. der JNederd. Vert.) en dus geheel anders als<br />
de Slangen, welker venyn dan alleennadeeüg is, wan-,<br />
neer
ONREIN VERKLAART. * I ï<br />
t Dan Mofes maakt hier noch eene uitzondering<br />
ten voordeele van alle gevleugelde Injecten,<br />
die, behalven de vier pooten, waarop zy<br />
loopen, noch twee hoogere fpringvoeten hebben<br />
(a), en verklaart dezelve , metnaaroe,<br />
de Springhaanen, in alle derzelver trappen van<br />
ouderdom , en onderfcheidene gefteltheden ,<br />
voor rein. Springhaanen zyn in Palsellina ,<br />
Arabien, en andere nabuurige Landen , eene<br />
der gewoonlykfte fpyzen , en het Volk zoude<br />
'er flecht by ftaan , indien zy dezelve niet eeten<br />
mochten. Want wanneer een zwerm van<br />
Springneer<br />
het in eene wonde geftort word, en die men zeer<br />
wel kan eeten , ja welker vergift men zonder eenig<br />
gevaar kan doorzwelgen, indien men maar eenen volkomen<br />
gezonden mond heeft, zonde' de minftekwetzinge,<br />
waar door hetzelve in het bloed zoude kunnen<br />
gebracht worden. Deeze foort van Haagdisfen zullen<br />
zekerlyk geene nabuurige Volken gegeeten hebben<br />
, en het was dus onnoodig, dat zy door Mofes<br />
verbooden wierden.<br />
fa~) Degeleerde Autheur trekt dit uit Levit. XI. 21.<br />
Ondertusfchen zal men , de gewoone Vertaaling van<br />
Lutherus raadpleegende , het tegenovergeftelde vinden<br />
van het geen daaruit befloten wordt. Daar ftaat<br />
naamlyk , EISMSHET niet twee beenen op de aarde huppelt.<br />
De Grondteer fchynt deeze Vertaaling te wettigen ,<br />
alwaar 1&X ftaat enz. Dan deeze leezingkomc<br />
zekerlyk niet met den zamenhang overeen , want de<br />
Dieren, die vs. 22. worden opgenoemt, hebben buiten<br />
twyfel behalven hunne pooten noch twee fpringers ;<br />
«n men heeft daarom met onzen Schryver de leezing<br />
van fommige handfcnrifcen te volgen ; die in plaatze<br />
van<br />
5<br />
Y? hebben, gelyk dit ook te recht in deü<br />
Scaatea Bybel gevolge is. " l'ert,<br />
O a
*2l2 §. 204. W E L K E 1JIEREN VOOR<br />
Springhaanen de Velden verwoest, wordt dezelve<br />
in zekeren opzichte zelf een behoedmiddel<br />
tegen den hongersnood , die door deeze<br />
verwoesting kan veroorzaakt worden ; en dit<br />
gaat zo verre , dat arme lieden fomcyds de aankomst<br />
van zulk eenen Springhaanen- zwerm ,<br />
die hen zonder kosten voed, met verlangen te<br />
gemoete zien. Men eet de Springhaanen niet<br />
alleen op dien zelfden tyd, waaneer zy het land<br />
als bedekken , verfch , maar men vergadert 'er<br />
ook voorraad van voor het toekomftige, en weet<br />
ze , naa dat zy in eenen oven gedroogt zyn ,<br />
langen tyd tot fpyze te bewaaren Qa)*<br />
Behalven het gezegde, gebood deeze Wet noch,<br />
dac men hec aas van onreine Dieren niec zoude aanraaken<br />
( b ). De meening daarvan is ondertusfchen<br />
niet, dat men het in geenen deele , noch om eenige<br />
reden mocht aanraaken: want dan zoude hetzelve<br />
altoos hebben moeten blyven liggen daar het lag;<br />
en wy zullen in het vervolg zien , dat hec moesc begraaven<br />
worden : maar alleenlyk , dac hy , die hec<br />
aanroerde , coc op den avond als onrein moesc worden<br />
aangezien. Dan van het geen hier coe becreklyk<br />
is , zullen wy naderhand , by de befchouwing<br />
der Weccen , raakende allerleie VERONTREINIGIN<br />
GEN , fpreeken ; ik maak 'er hier flechts met één<br />
woord gewag van , op dat men het hier niet geheel<br />
vruchtloos zoeke.<br />
Aan<br />
(a) NIKBUUR Befchryving van Arabien, pag. 171.<br />
Ook leeze men het overige , het geen deeze Heer,<br />
aangaande hec eeten van Springhaanen , van pag. 170<br />
tot IJS. heeft opgetekent.<br />
Cb) Levit, XI. vs. 8. 24, 2j. 27, 31»
ONREIN VERKLAART. 213<br />
Aan Vreemdelingen , die onder de Israëliten<br />
woonden , was het eeten van onreine Dieren niet<br />
verbooden : en waarlyk, het kan nimmermeer in<br />
den Wetgeever opgekomen zyn , zyn Verbod van<br />
zekere fpyzen tot eene zedekundige Wet te maaken<br />
, waar naar zich alle menfchen te richten hadden.<br />
Indien zyn oogmerk by deeze Wetten geweest<br />
is, de Israëliten van andere Volken af te<br />
zonderen , dan moesc zyn werdch en begeerte zyn,<br />
dac andere Volken die fpyzen zouden eeten , die<br />
hy den Israëliten verbooden had : en men vooronderftelle<br />
eens , dat een ander nabuurig Volk dezelfde<br />
fpyzen voor onrein gehouden had , dan zoude<br />
Mofes aan zyn Volk naar alle gedachten andere<br />
Spyze-wetten gegeeven, en fommige van deeze<br />
Dieren voor rein , andere voor onrein verklaard<br />
hebben. Indien een Vorst aan zyne Krygslieden<br />
zekere Coquarde geeft, om hen daar door van anderen<br />
te onderfcheiden , begeert hy immers niet,<br />
dat ieder één deeze Coquarde zal draagen ; maar<br />
hy zal die geenen, die dit uic zich zeiven nadoen,<br />
veel eer noodzaaken om die Coquarde at te leggen.<br />
Deeze Wetten van de reine en onreine Dieren zyn<br />
nimmermeer , zelfs niet in de dagen des Ouden<br />
Testaments, Godtsdienftige voorfchriften geweest,<br />
die ieder één , uic welk Volk hy ook af komftig<br />
zyn mochte , tot verkryging der eeuwige gelukzaligheid<br />
had waar ce neemen ; maar alleenlyk , indien<br />
ik het dus mag uitdrukken , eene Coquarde<br />
voor de Israëlicen, eene zoodanige nochtans, die<br />
zy nimmer mochten nalaaten ce draagen , indien<br />
zy het uitdrukkelyk bevel van Godt niec wilden<br />
overcreeden , en aan welke zy, door hunne eerfte<br />
O 3<br />
op-
2ï4 §• 2©5- A N D E R E<br />
opvoeding, zoo fterk gehecht waren, dat het hun<br />
zekerlyk zwaar moest vallen , om dezelve immermeer<br />
af te leggen.<br />
Andere verboodene Spyzen.<br />
Behalven de onreine Dieren , waren 'er noch<br />
andere Spyzen verbooden.<br />
Allerleie fpyze en drank , ja zelfs bakovens en<br />
pannen QCasJerollen) werden verontreinigc, indien<br />
'er het aas van het ongediert, waar van Levit. XI.<br />
20, 30. gefproken wordt, Mollen , Muizen , en<br />
fommige foorten van Haagdisfen , van welke daar<br />
gewag gemaakt wordt, in gevallen was, en wel in<br />
diervoege, dat men in die ovens en pannen niet meer<br />
bakken of kooken mocht, Levit. XI. 32 — 38.<br />
Dit noodzaakte de Israëliten tot eene zindeiykheid<br />
en naaukeurigere oplettenheid , waar door ongelukkige<br />
vergiftigingen konden verhoed , ten minften<br />
zeldzaamer gemaakt worden. Dikwils leest<br />
men van drank , door Padden vergiftigt, die in het<br />
vat gekroopen waren : van de Haagdisfe Gecko verhaalt<br />
HASSELQUIST een voorbeeld, naamlyk dat<br />
het eeten van Kaas, in eene winkel gekocht, waar<br />
Sn dit Diertje geloopen had , voor twee Vrouwen<br />
en eene jonge Dochter byna doodlyk geweest is.<br />
Katten en Muizen vergiftigen insgelyks fomtyds hec<br />
eeten , wanneer het niet bedekt is , door het zelfde<br />
venyn , het welk men , om dit ongediert te vernielen<br />
, bier en daar nedergelegd had , en door hetzelve
V E R B O O D E N E SPYZEN. S.15<br />
zelve op het eeten wierdt uitgefpoogen. Ook herinner<br />
ik my, dat eens alle menfchen in eene geheele<br />
Stad , die van zeker brouwfel Bier gedronken<br />
hadden , over hevigen buik-pyn klaagden ; en het<br />
fcheen, hoe zeer dit ook door den Raad en die van<br />
het Brouwers Gilde geloochent wierdt , dat 'er op<br />
eene foortgelyke wyze Rattenkruid onder het Mouc<br />
gekomen was.<br />
De Israëliten mochten geen Dier, dat door ziekte<br />
geftorven of verfcheurt was, eeten ; het was gelyk<br />
de Wetgeever zich uitdrukte, voor de honden ;<br />
ondertusfchen veroorloofde hy aan de Vreemdelingen<br />
, die in hec land van Israël woonden , het zelve<br />
, zo zy het begeerden , tot hunne fpyze te gebruiken<br />
, Exod. XXII. 30. Deut. XIV. 21. Deeze<br />
Wee, die men ook by de Arabieren vindt Q a ),<br />
kan<br />
Ca') De voornaamfte plaatze in den Coran, die<br />
hier van fpreekt, en die misfehien teffens tot eene opheldering<br />
der Wet van Mofes uit de Zeden der Arabieren<br />
kin dienen, vindt men Sur. V. 4. Ükbediene<br />
mv by deeze aanwyzing van den Coran van MARRAC-<br />
CIUS, eensdeels , om dat men dien van HINKELMAN<br />
niet meer te koop vindt, maar ook anderendeels ,<br />
om dat mvne meeste Leezeren waarfchynelyk geen<br />
Arabifch zullen verftaan , en dus bever zien ,d1 ik<br />
hen tot eenen Coran mee eene Latynfche overzetting<br />
wyze ) ; dus luide dezelve : U u verbooden be„ geen<br />
omgevallen is, Bloed , Zwjnenvleefcb , ff^-£?-><br />
bei Verflikte, het geen door eenen (lag of val geftotven<br />
cf door andere geboomde Dieren dood gejiooten w-, ( die<br />
heeft naamlyk zyn meeste bloed noch by z,ch en<br />
wordt by de Arabieren genoegzaam als verflikt aangezien,)<br />
o/ verder bet geen van mhê IMeren wfbeurt<br />
w, indiAgy hetzelve nocb niet ten laaïfitn geflacht hebt.<br />
Vólgens deeze woorden dan eeten «e Arabieren, zoo<br />
b<br />
W E L<br />
O 4
2it5 §. 205. A N D E R E<br />
kan ons niet vreemd voorkomen , want dezelve be*<br />
helst niets anders, dan het geen onder ons, Hoogduitfchen<br />
, door oude gewoonte in gebruik is. In<br />
het bewaaren van de gezondheid heeft zy zekerlyk<br />
eenigen invloed («): De IViarfchalk van Saxen<br />
merkt, gelyk ik reeds gezegt hebbe , in zyne Revertes<br />
fur la Guerre, aan, dat het heilzaam voor de<br />
Durfche Veldlegers is, dat in dezelve geen Paardenvleefch<br />
gegeeten wordt, en dat een Hoogdukfch<br />
Soldaat het voor zich te fchandelyk zoude oordeelen<br />
zulks te doen ; dewyl men op die wyze ook in<br />
geene vejzoeKinge geraakt , om van Paarden te eeten<br />
,<br />
wel als wy, van zulke Dieren J* die wel van anderen<br />
gebeeten , maar nochtans , eer zy van deeze wonde<br />
geftorven waren , geflacht zyn. De overige plaatzen<br />
zyu Sur. IJ. 17f. XVI. ny. Ook kan men hier<br />
over de Befchryving van Arabien van den.Heere NIE-<br />
EuiiR, p. 178, 179. nazien , alwaar men zal vinden ,<br />
dat de Zeden der hedendaagfche Arabieren noch wat<br />
ftrenger zyn , dan hec voorfchrift van Muhammed ;<br />
gelyk men doorgaans de zwakheid heeft, om by de<br />
geboden van den , waaren of valfchen, Godtsdienst<br />
noch iets te willen voegen , om meer te doen , dan<br />
zy eifchen , dat wy doen zullen.<br />
Ca) Dit is inzonderheid waar , voor zoo verre zy<br />
het eeten van Dieren verbiedt, die van anderen dooi<br />
gebeeten of verfcbeurt zyn : dan ten aanziene van die<br />
Dieren, die door Ziekte'geftorven zyn, is deeze aanmerking<br />
aan ccmge uitzonderingen onderhevig. Ten<br />
minften de beklagenswaardige Runder-fterfte heefc<br />
ons gelegenheid gegeeven om te onderzoeken, of het<br />
eeten van zulke door ziekte geftorvene tieesten , hec<br />
welk onder de arme lieden genoeg gefchiedt, der ge*<br />
zondheid ook eenig nadeef te weege brenge , en ik<br />
weet niet, dat de bevinding dee^e vraage poch ooi?<br />
•jïiet ja beantwoord heeft. Vert.
VERBOODENE SPTZEN. 2ip<br />
ten , die van zelve geftorven zyn , iets waardoor de<br />
Franfche Soldaaten zich dik wils groote Ziektens<br />
op den hals haaien. In dit geval moet men den<br />
Marfchalk van Saxen ten minften als eenen kenner<br />
van den invloed , dien de Spyze- wetten op de gezondheid<br />
hebben , gehoor geeven. In Palaeftina en<br />
Arabien komt 'er noch eene byzondere omftandigheid<br />
by (a) , die de nuttigheid van zulk een Verbod<br />
grooter maakt; men vindt daar naamlyk veele<br />
dolle Wolven , en by gevolg ook veele dolle Honden<br />
en Vosfen , op welke de Watervrees ( Hydrophobie')<br />
door byten overgegaan is: indien men nu<br />
op het Veld een Üier vindt , dat verfcheurt , maar<br />
niet opgegeecen is , ftaat het alcoos te duchten , dat<br />
het misfehien van een dolle Hond, Wolf, Vos enz.<br />
zal gebeeten zyn , en deeze zoo vreeslyke en doodlyke<br />
ziekte op htm , die 'er van eet, kunnen overbrengen.<br />
Immers hec is in zulken gevalle beter<br />
te veel, dan te weinig, te verbieden.<br />
Vleefch mee bocer te kooken en te branden, was<br />
verbooden. De Wet, die toe driemaalen toe herhaalt<br />
wordt, zege ( b) : Cy zuil bet Bokje niet knoken,<br />
(_a) Om van Buitenlanders verftaan te worden»<br />
moer ik 'er by voegen , dat wy in ons gedeelte van<br />
Duitfchland , tusfchen den Wezer en Oder , geene<br />
Wolven hebben. Worde by ons al eens een Hond!<br />
dol , dan is dit fpoedig in den geheclen omtrek bekend<br />
, en men zoude niet lange m twyfel ftaan , om.<br />
vast te ftellen , dat het een of ander Dier , hec welk<br />
men verfcheurd op hec veld gevonden had e<br />
door deezen<br />
Hond dus mishandelt was,<br />
O) Exod. XXIH. vs.. 19. XXXIV. vs. 2.6. en<br />
Bmu XlV. vs. IU<br />
O >-
2i8 g. 405. A N D E R E<br />
ken of braaien (0) in den melk zyner Moeder.<br />
Hier moe- men weeten , dac de Oosterlingen eene<br />
zeer groote menigte van naamen of omfchryvingen<br />
hebben , die alle uit betrekkingen , gelyk men ze<br />
by menfchen noemt, van bloedverwandfchap ontleent<br />
zyn , en dus door byvoeginge van het woord<br />
Zoon, Dochter, Zuster, Broeder, Vader en Moeder<br />
gemaakt worden: dus betekent MOEDER VAN HET<br />
BOKJE in het Arabifch niet anders, dan een Schaap<br />
bet melk gelamt heeft: verder, dat Mofes gewoon<br />
is zyne Wetten by enkele voorbeelden te geeven ,<br />
zonder juist alle byzondere gevallen op te noemen,<br />
waarop zy betreklyk zyn , zoo dat hetgeen<br />
hy van Schaapen- melk zegt, buiten twyfel ook van<br />
Koeijen - melk moet verftaan worden: dat alle boter<br />
oorfpronglyk melk is , en men geene fpyze met boter<br />
bereiden kan , zonder ze teffens met melk te<br />
bereiden : en dat de Jooden deeze Wet in der daad<br />
zoo hebben opgevat, als of hun daarin verbooden<br />
wierdc, met boter te kooken of te braaden, gelyk<br />
zy zich noch heden ten dage wachten om geen<br />
boter in hunne fpyzen te doen.<br />
Geene Wet heeft van de Uitleggeren meer geleeden<br />
, dan deeze. Daar is 'er zelfs, die dezelve<br />
in eenen lecterlyken zin van het kooken van een<br />
Lam<br />
C&) SlJO betekent niet flechts kooken, Cdeeze betekenis<br />
heefc het buiten twyfel, wanneer 'er by ftaat<br />
in watert maar ook braaden. Zie Deut. XVI. vs. 7.<br />
2 Chron. XXXV. vs. 13. alwaar dit woord van het<br />
toebereiden van het Paafch-lam gebruikt wordt, het<br />
welk nochtans gebraaden moest worden.<br />
(_&) §. 166. terftond in het begin.
VERBOODENE SpYZLN. 21?<br />
Lattl in den melk van het Schaap , waarvan het geworpen<br />
was, wilden verftaan hebben, en zich moeite<br />
hebben gegeeven, om fpooren van zulk een zonderlinge<br />
manier van kooken op te zoeken , zonder<br />
eenen ervaarnen Kok te raadpleegen , en van dien<br />
te verneemen , of dezelve wel mogelyk zy ? of een<br />
Schaap in één of twee dagen wel zoo veel melksgeeve,<br />
dat men 'er een Bokje in kunne kooken ?<br />
— Wel tienerleie oorzaaken van deeze Wet<br />
heeft men trachten vast te ftellen, en dus den Wetgeever<br />
oogmerken willen toefchryven , waar van<br />
het ééne altoos noch onwaarfchynlyker is dan het<br />
andere , dat alleen uitgezonden, dat Mojes eene<br />
daad , die zulk een onbarmhartig aanzien had , niet<br />
heeft willen toelaaten, om de Israè'liten tot medelyden<br />
te gewennen ; hoewel hier noch altoos de<br />
vraage overblyve : hoe kwamen de Israëliten toch<br />
op die Vreemde gedachte , om een Bokje in melk,<br />
en wel in den melk van zyne eigene Moeder te<br />
willen kooken ? De misdag der Uitleggeren , Rabbynen<br />
, of wie meer deeze Wet heeft willen verklaaren<br />
, beftond daarin, dat Zy de ftaatkunde, die<br />
voor Palseftina voegde, uic hoofde van de byzondere<br />
regels van huishoukunde , die in dat Land vereifchc<br />
worden, geheel en al uic hec oog verboren :<br />
hadden zy hier hec oog op gevestigc, dan zouden<br />
zy over de verklaaring van eene zoo verftandig©<br />
Wee, die het Volk aan Palaeftina bond , en hec<br />
zelve verpÜchcte tot dat werk , waarvan zy zich het<br />
meeste voordeel konde belooven, zich niet lange<br />
hebben behoeven te bekommeren.<br />
Palreftina is hec beste Land om Boom-olie voort<br />
ts brengen<br />
?<br />
het welk wy kennen j /Egypten had<br />
'er
32C §. 205' A N D E R E<br />
'<br />
'er gebrek van, en moesc zich daarom met boter<br />
bthelpen , die nochtans in warme Landen niet zoo<br />
lang goed blyfc , als by ons , die onder eene koudere<br />
Luchtftreek leeven : byzonderheden , die jk<br />
inde 191 fte §. reeds heb aangemerkt. De Israëliliten<br />
hadden zekere innerlyke neigingen tot /Egypten;<br />
maar hun Gemeenebest moest in Palaeftina gegrondvest<br />
worden, en hec geheele Volk in dat land<br />
by elkander blyven woonen , zonder immermeer<br />
wederom daar uit te trekken. Het was dus hier<br />
van veel gewichts , de Israè'liten aan zekere ftnaaklyke<br />
fpyzen te gewennen , die men in /Egypten<br />
niet bekomen konde. Iemand die van zyne jeugd<br />
af gewoon is, aan het geen men mee bocer gebraaden<br />
of gekookc heefc , kan 'er zich zekerlyk mede<br />
behelpen , hy merkt den kvvaaden fmaak , dien de<br />
boter by het mjnfte gebrek ( a ) aan het eeten<br />
geeft , als iets, het geen onvermydelyk is , aan ,<br />
en is 'er mede te vreden. Daarentegen die eens<br />
aan recht goede Boom-olie gewent is , zal dezelve<br />
niet gaarne voor boter , zelfs niet voor de allerbeste,<br />
willen verruilen; en misfehien zelfs wel van<br />
gefmolte boter min of meer afkeerig worden , die<br />
men hier eikanderen zoo ryklyk by hec gebraaden<br />
vleefch toedient , om niet te zeggen eikanderen<br />
tegen wil en dank veeltyds opdringt. Die is zekere<br />
keurigheid, (verregaande keurigheid, zullen veelen<br />
myner Leezeren in Duitfchland denken ,) maar<br />
zy<br />
(a) By voorbeeld , wanneer dezelve te oud geworden<br />
is, of op eene verkeerde plaatze geftaan, of<br />
van het voeder van de Beesten eenen byfmaak bekomen<br />
heeft.
VERBOODENE SPYZEN.<br />
aai<br />
Zy kan nuttig worden voor een Volk, het welk irj<br />
een Land , zoo als Palaïftina , moet gevoert worden.<br />
Wanneer dit Volk zich de boter ontwent<br />
heeft , en aan Boom-olie gewoon is , zal het zich<br />
niét wederom in /Egypten wenfchen , alwaar het,<br />
niettegenftaande de ruime Oogden , nochtans niet<br />
zoo goed zoude kunnen geeven. Daarenboven zal<br />
het deri O'lyf- boom , het natuurlyk voortbrengfei<br />
van dat Land , op de beste wyze voortkweeken ;<br />
en ook dit is geen gering voordeel.<br />
lk berhaale by deeze gelegenheid , het geen ik te<br />
vooren reeds aangaande hec gebruik van Olie by<br />
Spys- offeren gezegt hebbe : ondertusfchen is dit<br />
onderfcheid tusfchen beiden , dat wy daar alleenlyk<br />
een gebod zagen , om by -de heilige Maaltyden ,<br />
en wel in het byzonder toe hec bereiden van gebak,<br />
Olie ce gebruiken ; cerwyl hier by alle gekookte en<br />
gebraadene fpyze zonder onderfcheid het gebruiken<br />
van boter verbooden wordt. Om deeze Wee noch<br />
heiliger ce maaken , gaf Mofes aan dezelve om zoo<br />
te fpreeken , de gedaante van eene zinnebeeldige<br />
Zedenleere : in plaatze van eenvouwig te zeggen ,<br />
GY ZULT NIET KOOKEN OI ; BÜAADFN MET BOTF.R ,<br />
drukte hy zich dus uit: GY ZULT HET BOKJE NIET<br />
KOOKEN OF BRAADEN IN DEN MELK ZYNER MOEDER.<br />
Een Dier in den melk zyner Moeder, die door den<br />
Schepper der Natuure tot zyn onderhoud gefchikc<br />
was , te kooken , kan iemand als eene wreedheid<br />
voorkomen. Het is waar, de boter waarmede wy,<br />
die ook in dac ftuk zoo veel handel dryven , Lammeren<br />
of Kalveren braaden , is zelden van den<br />
melk van dat zelfde Schaap , of die zelfde Koe,<br />
waarvan deeze jonge zyn ; maar by eenen Israëlitifchen<br />
Huisvader, die geenen melk of boter van<br />
ande-
2a? J. 205. A N D E R Ê<br />
anderen behoefde te koopen , maar alles byna wat<br />
hy noodig had , op zyne eigen werf vondt, was<br />
dit anders geftelt; indien hy een Lam in boter ,<br />
die van Schaapen - melk gemaakt was , had willen<br />
braaden , dan zonde dit doorgaans boter van deszelfs<br />
Moeders melk geweest zyn. De zelfde ver-<br />
Handige list, om aan een gebod, het welk niet dan<br />
als een burgerlyk Voorfchrift kon worden aangemerkt<br />
, de uiterlyke gedaante van een Zedekundig<br />
Gebod te geeven, en hetzelve daardoor te eerwaardiger<br />
te maaken, is ons al §. 171. voorgekomen.<br />
Naa dat de Jooden , federt hunne verftrooijing,<br />
in Noordelyke Landen gekomen zyn , op welke<br />
Mofes , by het geeven zyner Wetten , het oog<br />
niet gehad heeft, heeft deeze Wet, die voor efene<br />
geheel andere luchtftreek voegde , een geheel<br />
ftrydig uitwerkfel gehad. Boter mogen onze Jooden<br />
niet gebruiken , om 'er mede te kooken, bakken<br />
of braaden ; goede Boom-olie hebben zy in<br />
ons Land niet, zy nemen 'er derhalven Vet, doorgaans<br />
Ganzenvet, toe. Over het algemeen zoude<br />
Vet zekerlyk het nooit geweest zyn , waaraan Mofes<br />
tot dat einde den voorrang gegeeven had, daar<br />
hy het Nierenvet, den vetten ftaart der Schaapen ,<br />
enz. geheel en al verbooden heeft: in het byzonder<br />
zoude hy waarfchynlyk het Ganzenvet het allerminst<br />
veroorloofd hebben , het welk niemand<br />
denken zal , dat voor een Volk voegt, dat met<br />
Ziektens der huid geplaagt is , en het welk een Geneesheer<br />
zynen Lyderen, die hy van dergelyke ongemakken<br />
herftellen zal, altoos wel uitdruklyk zal<br />
verbieden. Ook kan ik noch niet nalaaten te denken<br />
, dat Ganzen onder de onreine Vogelen zullen
VERBOODENE SPYZEN. aaj<br />
Jen behoort hebben : en al ware dit dus niet geilek<br />
, nochtans hebben de oude Israëliten deezen.<br />
Vogel zelden gegeeten , en deszelfs Vet niet gebruikt<br />
, gelyk onze tegenwoordige Hoogduitfche<br />
en Poolfche Jooden gewoon zyn ; anders zoude<br />
men in den Bybel ook wel iets van Ganzen vinden.<br />
Wy zien in dit Voorbeeld,<br />
hoe eene Wet, die voor de eene luchtftreek voegt,<br />
in andere Landen nadeelige gevolgen kunne te wege<br />
brengen, die tegen het oogmerk des Wetgeevers<br />
vlak gekant zyn : in Palaeftina verbood de Wet<br />
het gebruik van boter, om het Volk aan Boomolie<br />
te gewennen , en in Duitfchiand gewennen<br />
zy 'er zich door aan Ganzenvet, het welk tegen<br />
de oogmerken van Mofes lynreeht aanliep.<br />
§. 206.<br />
Verbod van Vet en Bloed , bet welke beiden<br />
op bet Altaar moest gebracht , en te heilig<br />
, om bet voor Spyze te gebruiken<br />
, geoordeeld worden.<br />
De zoogenaamde Vetftukken van Rund-Vee,<br />
Schaapen , en Bokken , waren voor de Israëliten<br />
insgelyks verboodene Spyzen, Lévit. III. vs. 17.<br />
en VIL vs. 2.5. Men zoude dit ook onrein kunnen<br />
heeten ; maar eigentlyk werdt het als te heilig<br />
, en alleen voor het Altaar gefchikt, aangemerkt.<br />
Allerlei Vet was hier door evenwel nies<br />
verbooden , (deeze Wet zoude byna onmooglyfc<br />
geweesc zyn om te houden ,) maar alleenlyk die<br />
vette ftukken , die Mofes zelf by gelegenheid van<br />
zyne
§• A °6* ^ E T E N BLOED<br />
zyne Offer-Wetten , en zyne aanwyzing van het<br />
geen op het Altaar verbrand moest worden , als<br />
zoodanig heeft opgenoemt; naamlyk :<br />
I. HET VET, WAARIN EET INGEWAND<br />
SESLOOTEN IS; Omentum in het Latyn,<br />
het Net, in fommige plaatzen van Duitfchhuid<br />
(ook in Holland) genaamt.<br />
AL HET VET, HET WELK AAN HET<br />
INGEWAND ZIT, Mejemerium, in het<br />
Hoogduitfch Gekrbfe.<br />
3.. HET NIERBED.<br />
4. DE VETTESTAART van zekere foort van<br />
Schaapen , die doorgaans van 15 tot 50<br />
ponden weegt, en waarover men of myne<br />
Aanmerking over Levit. III. vs. 9. of, indien<br />
men iets uitvoeriger, wil, BOCHART<br />
zyn Hirozoicon, P. I. libr II. cap. 45. pag.<br />
494. kan naleezen. De befchryving, die<br />
ik , by Levit. III. vs. 9. daar van gegeeven<br />
hebbe, is uit Rus SE L Natural tiifiory of<br />
Aleppo overgenomen.<br />
Nergens heeft Mofes gezegt, wat men met deeze<br />
ftukken Vets moest doen , indien men in zyn<br />
eigen huis Vee flachtce, en dezelve dus niet als<br />
een Offer op het Altaar konde verbranden ; het is<br />
daarom waarfchynlyk , dat dit door een oud gebruik<br />
bekend zal geweest zyn , en by gevolg, dac<br />
dit gebod, om deeze vette ftukken niec tot fpyze<br />
te gebruiken, geenszins eene geheel nieuwe inftelling
V E R B O O D E N . 3.15<br />
Jing was : alleenlyk in dat ééne geval , wanneer<br />
een Dier niet door het flachimes ftierf, en by gevolg<br />
onrein was, gaf by den lsraëüter. uitdruklyk<br />
vryheid , om deszelfs Vet , tot allerleie gebruiken,<br />
dié zy mtiar wilden , uitgezonden tot fpyze , te<br />
bezigen , Levit. VU. vs. 24. Of dit nu ook ten<br />
aanztene der vette ftukken van zoodanige Runderen,<br />
Schaapen en Bokken , die men binnens huis flaehte<br />
, en niet op hec Altaar bracht, vrygeftaan hebbe<br />
, kan ik niec zeggen.<br />
Vreemd kan het iemand voorkomen , dat deeze<br />
vette ftukken , die in de fpyze wezenlyk van zoo<br />
veel gebruiks zyn , in het byzonder dat hec Nierenvee<br />
, hec welk de meescen onzer voor eene lekkernye'houden<br />
, en door Mofes zeiven dus werd aangezien<br />
O) , in het geheel niec mochcen gegeeten<br />
worden. De Wetgeever zal zekerlyk redenen gehad<br />
hebben , waarom hy , of zulk een zonderling<br />
gebruik van hunne Voorouderen in eene Wee veranderde<br />
, of , in gevalle deezen ce voren Vee aten,<br />
dergelyk eene Wet gaf , welker onderhouding hun<br />
zoo<br />
Ca) Deut. XXXÏII. 14. betekent de uitdrukking,<br />
die ik door beste farwe vertaalt hebbe , eigentlyk :<br />
NIEREN-VET DER TARWE ; volgens eene manier van<br />
fpreeken, die in onze ooren , daar wy vryelyk van<br />
het Nieren-vet eeten , al te hard is , maar den Hebreeuwen<br />
nochtans gemeen was. Men zie ook Pfalm<br />
LI vs. 17. CXLV11. vs. 14. en Num. XVIII. vs. 12.<br />
Onder andere nabuurige Volken, ten nimften onder de<br />
Cananiten, welker fpraake eigenlyk Hebreeuwfch is,<br />
en van welke deeze fpreekwyze naar alle gedachten<br />
afkomibg zyn zal, zal het eecen van het Nieren-vet<br />
waarfchynlyk in gebruik geweest zyn.<br />
IV. Dek<br />
P
226" §• 2o6". V E T EN B L O E D<br />
zoo veel kosten moest. Het kan zyn , dat ééne<br />
van deeze redenen geweest is , dat hy hep daar<br />
door van de Maaltyden, en door dat middel van<br />
alle vertrouwde vriendfchappen met nabuurige Volken<br />
zocht af te houden : maar misfehien was de<br />
voornaamtle reden , dewyl het eeten deezer vette<br />
ftukken , en het gebruik van dit Vet , zoo by gekookte<br />
fpyzen als by gebak en gebraad , voor een<br />
Volk , het welk 3an Ziektens van de huid onderheevig<br />
is , nadeelig moet geoordeeld worden , en<br />
deeze Ongemakken daar door ligtlyk zouden toeneemen.<br />
Teffens noodzaakte deeze Wet het Volk,<br />
om zich met den grootrten yver op het kweeken<br />
van den Olyf-boom toe te leggen. Het gebruik<br />
van Boter was den Israè'liten verbooden ; van hec<br />
Vee van Runderen , Schaapen , en Bokken , dat<br />
men anders by gebrek van Boter tot bakken , kooken<br />
en braaden kan gebruiken , mochten zy zich<br />
niet bedienen; wat bleef hun dan over, dan zich<br />
met allen vlyt op het kweeken van Olyf-boomen<br />
toe te leggen , ten einde zoo veel Olie te teelen als<br />
maar immer mooglyk was? Dusdanig een Volk,<br />
het welk van zyne eerfte jeugd^af aan de welfmaakende<br />
en voortreffelyke Boom olie van Palseilina<br />
gewoon is , en nimmermeer geleert heeft zich van<br />
andere vettigheid by zyne fpyze te bedienen, werd<br />
door deeze byzonderheid alleen genoeg belet, om<br />
zich niet in andere Landen te veifirooijen : en naa<br />
dat de Voorzienigheid , hunnes ondanks , de israè'<br />
liten in alle deelen der Waereld verfpreid heeft,<br />
valt hun dit verbod van Boter en Vet in der daad<br />
zeer lastig ; en zy zouden zich by ons nauwlyks<br />
weeten te redden , indien zy geene uitleggingen<br />
van de Wet van Mofes maakien , die naar alle ge-<br />
dcch-
dachten met zyn oogmerk weinig overeenkomen ,<br />
en daarenboven zich niet van Ganfenvet bedienden,<br />
het welk daar tegen wel het allermeest aanloopt.<br />
Met het verbod van Vet , is op beide plaatzer»<br />
een ander, dat naamlyk van Bloed eeten veiboo*<br />
den, ( Levit. IiL vs, 17. VII vs. aó, 27.) 't welk<br />
nochtans behalven deeze noch op vyf andere plaatzen<br />
voorkomt, (Levit. XVII. vs. 13, 1+ XIX-<br />
*<br />
v s<br />
26. Deut. XII. vs. 16. 33, 94* XV. vs. !*3 ) , en<br />
waar naar zich niet alleen de Israëliten , maar ook<br />
alle Vreemdlingen , die onder hunne befcheiming<br />
leefden , op leevensftraffe richten moesten, Levit.<br />
XVII. vs. 10. De veelvuldige herhaaling van één<br />
en het zelfde Verbod , die men hier aantreft , en<br />
anders ongewoon is, de ftraffe der uitroeijinge ,<br />
op deszelfs overtreeding geftelt, en de bedreiging<br />
van eene byzondere Godtlyke Wraake , die den<br />
Bloed-eeters zoude vervolgen (a) , geeven genoeg<br />
te kennen , dat de Wetgeever meer belangs<br />
moet geftelt hebben in de onderhouding van du ,<br />
dan van alle andere Verboden , die onreine Spyzen<br />
betroffen , ook dat de Israëliten grootere verzoekingen<br />
moeten gehad hebben , om dit Verbod<br />
te overtreeden. Ik bekenne het, wy zouden 'er<br />
geene groote verzoeking toe hebben , indien ons<br />
het eeten van Bloed verbooden ware \ en men zoude<br />
eer denken , dat iemand , die van jongs af niet<br />
aan het zelve gewoon was , daar van eenen afkeer<br />
hebben zoude. Hec is waar wy eeten zeer gaarne<br />
Bloed - beulingen , als mede Haazen of Ganzen mee<br />
der-<br />
(a) Levit. XVII. vs. 10.<br />
P 2
2a8 §• 2o6« VET EN BLOED<br />
derzelver bloed bereid ; maar ik weet my niet tej<br />
berinneren , dat ik ooit by iemand zulk eenen byzonderen<br />
trek tot deeze fpyze befpeurc hebbe , uitgezonden<br />
alleen in het geval , wanneer de Bloedbeuling<br />
verfch gemaakt was: en dit zoude juist hec<br />
geval zyn , waarin iemand, die niet al te vooren<br />
aan het eeten van Bloed gewoon was, daar van<br />
het eerst eenen afkeer bekomen zoude. Daarerboven<br />
zyn de Beulingen , die van Runderen - bloed<br />
gemaakt worden , op geene ftukken na zoo fmaaklyk<br />
(A) , als de onze , die wy yan Varkens - bloed<br />
maaken ; en van deeze kan hier in het geheel niec<br />
gefproken worden. De verzoeking derhalven , dit<br />
wil ik 'er uic befluiten, die de Israëlieten hadden,<br />
om deeze Wee te overtreeden , moet uit ics anders<br />
, dan uit zekeren trek om Bloed te eeten ,<br />
voortgevloeic zyn : en dit noch zoo veel te meer,<br />
daar het fchynt ce blyken , dac hec Bloed - eeten<br />
eigendyk nooic een Voorouderlyk gebruik by hen<br />
geweest is; want zelfs de Arabieren, die van Abraham<br />
afïïammen , eeten geen Bloed, en Afgoden -<br />
offer, Bloed, bet Verflikte, het geen aan Ziekte<br />
geftorven of verjebeurt ts , en Varkens • vleefch ,<br />
zyn juist de Spyzen , die Muhammed zynen Arabieren<br />
verbooden heeft.<br />
Eer ik overgaa , om de redenen van zulk een<br />
buitengemeen ltreng bevel , tegen het eeten van<br />
Bloed gegeeven , ce onderzoeken, moet ik noch<br />
aan-<br />
(a) De Beulingen van Runderen-bloed , hebben<br />
zekere meelachtigheid, die men al befpeurt, wanneer<br />
er onder het Varkens-bloed, door bedrog, blotd van<br />
Runderen gemengt is.
V E R B O O D E Sï. Ö2(><br />
aanmerken , dac hec zich alleen bepaalde tot het<br />
B'oed van viervoetige Dieren en Vogelen , terwyl<br />
hei Bloed van Visfchen veroorloofd was , Levit.<br />
VIL vs. 06. XVII. vs. tg. Dit is zoo onbetwistbaar<br />
, dac zelfs onze hedendaagfche Jooden , die<br />
anders op eene buitenfpoorige wyze zelfs aan de<br />
le'ter der Mofaïfche Wetten gehecht zyn , geene<br />
zwaarigheid maaken , om Karper te eeten , die in<br />
zyn bloed gekookt is.<br />
Nu komen wy tot de oorzaak van dit zoo gewichtige<br />
Verbod : dezelve is betreklyk op dat eene<br />
groote Hoofd-oogmerk van den Wetgeever, om<br />
allen Afgodendienst buiten zynen ftaat te houden<br />
CJ. 3 2.). Het eeten , of wel zelfs het drinken van<br />
Bloed , was in Allen by het offeren aan de Afgoden<br />
, en het doen van Heidenfche Eeden , zeer gemeen<br />
(a> Dit was onder de Afiacifchen , en in<br />
het byzonder onder de Phtcniciers zoo zeer in gebrmke,<br />
dac de Romeinfche Schryvers het als eene<br />
gewoonte , die te Romen vreemd , maar aan die<br />
Volken byzonder eigen was, opgetekent hebben:<br />
en gelyk men in de Romeinfche Vervolgingen de<br />
Chiiscenen noodzaakcen, om te wierooken , zoo<br />
dwong, men hen in de Perfiaanfche Verdrukkingen ,<br />
om Bloed te nuccigen. Het eene werdt in hec<br />
Westen , het andere in het Oosten , als eene aanneeming<br />
van den Heidenfchen Godcsdiensc aangemerkt<br />
, om dat het beide Afgodifche Plechtigheden<br />
waren.<br />
( a ) Men zie myn Critifcbes Collegium over Pfalm<br />
XVI. vs. 4. pag. 107—-in. en myne Ferklaaring<br />
van den Brief aan de Hebreeuwen , Aanm. 109. by<br />
Kap. IX. vs. zo.<br />
P3
a«o §* 206. V.E f EN BLOED<br />
waren. Hierom dan was hec, dac Mofes die den<br />
Israëlieren , en alkn Vreemdelingen , die in hun<br />
Luid woonden , zoo fcherp , en op ifr .ffen des~<br />
douds v-rbood : een verbod , om het welk (door<br />
'er eene zedelyke gedaante aan te geeven ) noch<br />
meer te heiligen en eerwaardiger te maaken , Godt<br />
liet verklaaren : dat alle de Israëliten , wegens dé<br />
zonden , die zy daaglyks bedreeven , en die do
V E<br />
R B O O D E N . a 3.<br />
,plfi zoo hec flechts niet onmaatig gedaan word ,<br />
J?G^eskundw befchouwt, eene onverfchil i-<br />
evenwel hec Bloed drinken » ** r BW«<br />
dikwrls herhaalt, een Vol»: >m w<br />
w n<br />
gewennen , ten tnn ta «gen bet<br />
bloed ongevoelig maaken . maai: m<br />
van een Volk betoon aan honne_Zeden geenen<br />
Zoodan, gen Plooy te geeven J dezelve beh |<br />
n et eens den uiterlyrten cnyn i<br />
•e doen. Daatenboven ts het n de r daad r,e<br />
geheel -„der eenig gevaa , Bo d ,e dr ^<br />
want te veel tor *•» - « „<br />
b e b b en; inffll<br />
Xeff et dtoos de zeilde ui.we.ku.jS "»„<br />
ffig bloed, maar " f ^ ; ^ " tig^lret<br />
Ë? " D e S y g e w ome^, om by ha<br />
ben. Dergei\K eei* &<br />
d r i n k e n
$25 $. sc& VET EN BLOED<br />
zyn («)» met dar onderfcheid alleen . d ar deeze<br />
opzetlyk by zyne Offerande zoo veel bioeds dronk<br />
als genoeg was om hem hec leeven te beneemen'<br />
daar<br />
CO. Libr. V. Cap. 6. Tbemiflocks inftituto<br />
Jacrificiu exceptum patera tauri /angmnem bavfc éf ante<br />
ip/am aramquafi qumdamjutatis cUra viEtima'concinit.<br />
Zynemeenmgis, üat IThemiftodes, die den Konimr<br />
van Perüen beloofd hadt , Griekenland onder zynl<br />
h^rfehappye te zullen brengen , uit hefde rot lyn<br />
Vadeiland , en om zynen beloften geen seftand "te<br />
doen by gelegenheid van eene Offerande f uit "ene<br />
drinkfchaale het bloed van den Offerftier,'waar van<br />
H^n g K Kl; m i g e d ! ; 0 p p , e n h e m S e e n n u d e e ' zouden gedaan<br />
hebben, gedronken heeft , om z,ch zeiven den<br />
dood te veroorzaaken. Of het geval w:.ar zv is<br />
onzeker, en ieder Leerling weet uit Cornelius keias,<br />
dac men met geene zekerheid kan zeggen, of < hemiftodes<br />
aan eene Z.ekce , dan of hv op eene andere<br />
wyze geftorven zy Onder^fchi z'et men evenwel<br />
uit dit verhaal , wat 'er gemaklyk gefch.edea<br />
konde byald.en men Offer-bloed dronk , en iede?<br />
Geneesheer van eenige kundigheid zal weeten dat<br />
mand bloed drinkt, het geval<br />
z eJf n,et \ m<br />
zal voorkomen.<br />
Het eenige Voorbeeld dat ik hfmvnen tyd<br />
daar van gehoord hebbe was dat van eenen Man,<br />
die zeer ongebonden leefde, en in het byzonder voor^<br />
eenen Vraat bekend ftoncl; deeze had, by een Slachtmaal<br />
tegenwoordig, zoo veel Bloed-worst gegeeten,<br />
W<br />
?»n, Ir fi n i " °" m i d d d y k «eftierf, maar nochtans<br />
er m zulk eene Slaapz.ekte , die den dood gcivk<br />
was, door verviel , dat men hem ^ oor dood hield<br />
op eene verhaaste wyze ten grave bracht , en raa<br />
verloop van eemgen tyd, toen men hem wederom<br />
opgroef, befpeurde dat men hem leevendie begraaven<br />
had : hy was in het graf<br />
v an zyne bezvnmina<br />
wederom bygekomen, en had den geneden ar jt va n<br />
iemand,,
V E R B O O D E N . 233<br />
daar m.'o hec, in hec geval, waar van ik nu<br />
fpreek , by ongeluk , of door eenen bygeloovigen<br />
yver zoude doen.<br />
Die<br />
iemand, die leevendig begraaven is, en alie zyne<br />
krachten vereenigt , om zich aan den onvermydlyken<br />
dooJ te ontrukken , ondervonden. Ik zelf heb" den<br />
Man gekenc. Die geval is zekerlyk niet genoeg, om<br />
het Bloed-eeten Zedekundig te verbieden ; zoo als<br />
iommigen willen, en zelfs de Geneesheer Bartbolinur<br />
op veel zwakkeren grond , en zonder eenige Geneeskundige<br />
bevindingen beweert heeft: want het was<br />
enkel zyne overdaad . die hem in dat onheil bracht ;<br />
en waarlyk , ik zoude te vooren altoos eer gedacht<br />
hebben , dat een Man van te veel Wyns te drinken,<br />
dan van te veel Bloed-worften te eecen , zoude geftorven<br />
zyn : en nochcans zal iemand om die reden<br />
het drnkèn van Wyn voor ongeoorlooft houden. Ik<br />
merke dit aan , dewyl ik weet dat veele veiftandige<br />
en godtvruchtige Christenen , door de onvolledige ,<br />
en onbehoedzaame verklaaringen , die 'er doorgaans<br />
van Hand. KV. vs. 20— 29. gemaakt worden , zich<br />
noch dikwils over het eeten van Bloed in hunne geweetens<br />
bezwaart vinden , en ik niet gaarne, by net<br />
verhandelen van het Mofai'fch Recht , door het aanwyzen<br />
der nadeelige gevolgen , die 'er niet uit hec<br />
Bloed eeten zelfs , maar uit het onmaatig gebruik<br />
daar van , het welk by alle Spyzen ongeoorlooft is,<br />
voortvloeijen , iets zoude willen toebrengen , om die<br />
twyfeLng hunnes geweetens, die hen veeltyds zeer<br />
beangftigt , noch grooter te maaken. Indien ik dac<br />
deed, zouden veelen mynér Leezeren , het geen zy<br />
door my van het Mofaïfch Recht leeren , in der daad<br />
te duur'betaalen. By voorraad kan iemand , die aan<br />
de zedelyke geoorloofc heid van deeze fpyze moetic<br />
twyfelen , daar over leezen , hec geen ik in myne<br />
Porapbrafis der kleine Brieven van Paulus, onmiddelyk<br />
achter den Brief aan de Galacers, bv wyze van een<br />
P S<br />
Aan-
234 §• 20f5. VET EN BLOED VERBOODEN.<br />
Die gaf Mofes redenen genoeg , om hec bloed -<br />
drinken niet cor een ftuk van Godcsdiensc te maaien<br />
: en zoo ras men die niec wilde doen , moest<br />
het zelve , om dat hec tot den Afgodendienst der<br />
Heidenen behoorde , volgens de grondregelen van<br />
Mofes . op het allerfcherpst verbooden woraen.<br />
Men ?z\ zien nu ook niet meer verwonderen , dac<br />
bet B oed eeten niet flechts Handel. XV. 20 — 2y.<br />
als verbooden voorkomt , maar ook dat het by Je<br />
Arabieren in den Koran met Afgoden - offer word?<br />
gelyk geftelt. In het Oosten naamlyk maakte hit<br />
o er het algemeen wezenlyk een ftuk van den Afgodendienst<br />
uit.<br />
Van het Ontmannen der Dieren, als iets, het<br />
geen door Muies verbooden was, hebbe ik §. 108.<br />
reeds gefprooken , waar heen ik myne Leezeren<br />
dan nu wyzen kan.<br />
Aanhangfel gefchreeven hebbe : myn oogmerk is ondertusfchen<br />
, dewyl ik zie, dat zoo veele verftandu;e<br />
Christenen door deeze zwaangheid beangftigt wo,-<br />
den , eens opzetlyk en breedvoerig over dit ftuk te<br />
fchryven. Maar hier, daar ik van het Mofaïfch Recht<br />
moet fpreekeD , kan ik dit niet doen.<br />
WET-
g. 207. LEVITISCHE' ONREINHEDEN. 035<br />
WETTEN V A N LEVITISCHE ON<br />
REINHEDEN VAN MENSCHEN,<br />
HUIZEN, HUISRAAD ENZ.<br />
§• 207.<br />
Van de Leviti/che Onreinheden in bet algemeen.<br />
Onrein worden in de Wetten van Mofes zulke<br />
Perloonen genaamt , welker aanraaking , ja zelfs<br />
den omgang met welke , andere menfchen moesten<br />
vermyden , indien zy zelve niet wilden on.eir ,<br />
dat is , van den omgang met anderen uitgefloqien<br />
worden , en welken daarenboven op zwaare ftraffe<br />
verbooden was , zich op de plaatze van den<br />
Godtsdienst, of by de Offer-maaltyden te laaten<br />
vinden.<br />
De tyd der duuringe , en de trappen van Onreinheid"<br />
zelve , waren verfchillende. Sommigen<br />
konden door zekere Plechtigheden onmiddelyk naa<br />
Zonnen - ondergang wederom rein worden; maat<br />
by anderen kon dit niet gefchieden , dan acht dagen<br />
naa dat de natuurlyke oorzaak van hunne onreinheid<br />
had opgehouden. Een Melaatze moest<br />
van anderen afgezondert, op eene byzondere plaatze<br />
woonen , zich werklyk ep zekeren afftanu van<br />
andere menfchen houden , zich aan zyne kleeding<br />
doen kennen , en indien iemand naby hem kwam ,<br />
denzelven Onrein ! Onrein ! toeroepen , om hem<br />
te waarfchuwen : anderen mochten flechts niemand<br />
die rein was , onmiddelyk aanmaken , indien zy<br />
hem
536. §, 207 LEVITISCHE ONREINHEDEN,<br />
hem niec insgelyk onrein wilden maaken , en waren<br />
gehouden , om aan geenen Reinen eenigen<br />
hindernis toe te brengen , zich buicen hec Leger<br />
op te houden , Num. V. vs t — 4. waar uit ik<br />
evenwel noch niet durve beflui en , dat zy naderhand<br />
ook niet in de Stad , of hunne eigene huizen<br />
hebben mogen blyven ; hoewel die zeker zy<br />
t<br />
dat zy zich in dezelven afgezondert moescen houden<br />
, om joor beroering niemand anders op dezelfde<br />
wyze onrein te maaken. Dat dit eene ongemaklyke<br />
toeftand geweest is , die ieder eenen<br />
moe't beweegen , om zich voor allerleie verontreinigingen<br />
zoo veel mooglyk te wachten , behoeve<br />
ik nier te zeggen.<br />
Iemand , die verontreinigt was , konde zonder<br />
zekere Piechtigheden , door Mofes tot dat einde<br />
voorgefchreeven , zoo als Offeranden , Wasfchingen<br />
, Befprengingen , enz. in eenen Burgerlyken<br />
zin niet wederom rein worden , al ware het ook,<br />
dac de Naruurkundige Onreinheid reeds geweeken<br />
was : en indien hy , zonder voorafgaande reiniginge,<br />
zich verftouc had , in hec Heiligdom te komen<br />
, of Offer-Maaltyden by te woonen , had hy<br />
het leeven verbeurt , dewyl de ftraffe der Uitroeijinge<br />
daar op gefteld was. Onrein te worden, of<br />
zelfs zich al willens en weetens te verontreinigen ,<br />
was in geenen deele ftrafbaar ; een Arts, by voorbeeld<br />
, die de geneezing van eenen Lyder , die<br />
mee eene onreine krankheid bezochc was, bezorgde<br />
, werdc , door denzelven aan ce raaken , onrein<br />
(a) ; al wie eenen Dooden begroef, was<br />
(O Levit. XV. vs. 7.<br />
zeven ,
§. 2o8. VAN DE MELAATSHEID. 237<br />
zeven dagen lang onrein («) ; en nochtans moest<br />
die niet alleen gefehieden , maar her was zelfs een<br />
der oogmerken , die Mofes door deeze zyne fchikkingen<br />
zocht te bereiken , de Israè'liten daar door<br />
tot het begraaven van hunne Dooden te noodzaaken<br />
: noch ééns , al wie, volgens het uitdruklyk<br />
bevel van Mofes zeiven, de roode Koe, die ter<br />
reiniginge gefteld was , flachtce en verbrandde ,<br />
de Priester zelf, die by deeze verrichting tegenwoordig<br />
was , al wie de Asfche daar van vergaderde<br />
, of het Wy-water fprengde , werdt onrein,<br />
Num. XIX. vs. 7 , 8. 10. 21. Dan zich niet te<br />
laaten reinigen, was ten hoogden ftraf baar, en eene<br />
misdaad, waar op Godt de Uicroeijing gefteld<br />
had, Num. XIX. vs. 20.<br />
§. 208.<br />
VAN DE M E L A A T S H E I D .<br />
Eenige algemeene Aanmerkingen over de natuur<br />
van deeze Ziekte , en over het geen den Wetgeever<br />
by deeze , of andere ongemerkt<br />
besmettende Ziektens te doen ftond.<br />
De grootfte , en volgens de wergeevende Wysheid<br />
noodzaaklykfte burgerlyke onreinheid , werdt<br />
veroorzaakt door de Melaatsheid , eene beftnerly.<br />
ke , maar langzaam en als ongemerkt aanfteek>.nde<br />
Ziekte , die zeer bedrieglyk en zacht begint, doorgaans<br />
alleen met een klein Vlakje, dat geen ongemak<br />
(a) Num. XIX, vs. u-16.
238 f. 208. VAN DE MELAATSHEID.<br />
gemak veroorzaakt, maar ook door geene midde*<br />
]en te verdryven is, door den tyd grooter wordt ,<br />
en van langzamerhand tot eene krankheid overgaat ,<br />
die met de verfchriklykfte toevallen , by voorbeeld,<br />
het verderven en afvallen van geheele ledemaaten ,<br />
verbonden is, en wanneer dezeive eenen zekeren<br />
trap van zwaarte bereikt heeft, nimmermeer kan<br />
geneezen worden. De dood volgt doorgaans zeer<br />
onverwacht , op eene flaauwe koortfe ( febrieula ),<br />
en dat dan zoo plotslyk , dat men in Vrankryk een<br />
voorbeeld weete van eenen Melaatfen , dewelke<br />
des nachts voor zynen dood , die op zulk een klein<br />
koortsje volgde , noch fterk genoeg was , om zich<br />
van den Huwiyksplichc te kwyten.<br />
Indien iemand van deeze Ziekte breedvoeriger<br />
wil leezen , die zal , behalven myne Aanmerkingen<br />
over Hiob II. vs. 7. myne Vraagen aan het<br />
Reisgenootfchap na Arabien , No. n. 28. en 36.<br />
moeten raadpleegen : lk heb daar veele dingen,<br />
die te vooren geheel onbekend waren , van Fran-.<br />
fche en Engelfche Geneeskundigen overgenomen ,<br />
die deeze Ziekte in de laatfte helfte van deeze<br />
Eeuw , op een gedeelte der Zuidelyke Kusten van<br />
Vrankryk , en de Suiker- Eilanden van America,<br />
alwaar dezelve door Africaanfche Slaaven gebracht<br />
was , leerden kennen , en onderzochten , en wel<br />
met zulk eene naauwkeurigheid , dat zy met het<br />
verhaal van Mofes veel meer overeenkomen , dan<br />
eenig ander Schryver , die van zynen tyd af tot het<br />
Jaar naa Christus 1750. geleeft heeft: ik moet 'er<br />
daarom hief noch byvoegen , dat dit aan den Heere<br />
EYKING , Hoogleeraar en Opziener der Boekerye ,<br />
aanleiding gegeeven heefc, om de meeste van deeze
§. 208. VAN DE MELAATSHEID. 239<br />
ze Engelfche en Franfche Berichten in het HoogcUntfcb<br />
te vertaaien. Men vind ze hier en daar verfpreid<br />
in de Hanoverfche Verzamelingen en Magazynen<br />
, te weeten in de Verzamelingen tot Nut tn<br />
Vermaak ( Beytragen zum Nutzen und Vergnügcn )<br />
het 32de en 4Ï5de Stuk van het Jaar 1762. en in<br />
het Hanoverfch Magazyn, S:. 86, 87. van het Jaar<br />
1703. en 63,64. van het Jaar 1764. Ik geloof,<br />
dat men deeze Stukken , die voor myne Leezeren<br />
van zoo veel gewichts zyn , in Hanover , ter plaatze<br />
daar men de Nieuwspapieren uitgeeft, (im Intelligenz<br />
Comtoir), afzonderlyk zal kunnen bekomen<br />
: zo niet, dan zyn ze waardig om met eenige<br />
kleine veranderingen herdrukt te worden. Ik kan<br />
niec nalaaten ééne plaatze daar uit af te fchryven ,<br />
en op den rand te laacen drukken , die hier juist te<br />
pasfe komt, om ce doen zien , wat eenen Wetgeever<br />
in dit geval te doen daa , en wat de algemeene<br />
begeerte des Volks , wanneer deeze Ziekte zich<br />
begint te • openbaaren , van hem vordere ( a ).<br />
- Ik<br />
(a) PEYSSONEL, die als Geneesmeester na het<br />
Eiland Guadeloupe gezonden werdc, om de Melaatsheid<br />
, die zich daar openbaarde , te onderzoeken ,<br />
fchryft op den 3. February 1-^7: „ Het is omtrent<br />
„ 25 of 30 jaaren voorleden , dat zich op dit Eiland<br />
„ by verfcheidene perfoonen eene byzondere Ziekte<br />
„ geopenbaart heeft. Hec begin van deeze Zie. ce is<br />
j, zeer gering: by de Blanken ziec men flechcs eeni-<br />
„ ge donker-roode vlakken op de huid , die naar het<br />
„ zwarce zweemen ; maar by de Zwarcen zyn deeze<br />
„ vlakken van eene koper-roode verwe Deeze vlak-<br />
„ ken zyn in den beginne mee geene de minde fmar-<br />
„ een r.och eenige andere coevallen verbonden: maar<br />
„ men kan dezelve ook door geene middelen , hoe<br />
• » ge-
240 §. 2o8. VAN DE MELAATSHEID.<br />
Ik heb zelf te Göttinjren een voorbeeld<br />
van Melaatsheid gezien aan eenen Kledermaaker,<br />
die<br />
genaamt verdry ven. De Ziekte neemt ongemerkt<br />
" Toe , en vaart eenige jaaren lang voort, meer en<br />
" meer zichtbaar te worden. De vlakken worden<br />
grooter , en verfpreiden zich zonder onderfcneid<br />
?! over de huid van het geheele lichaam : fomtyds<br />
, zyn zy een weinig verheven, hoewel vlak. Wanneer<br />
de Ziekte toeneemt , zwelt het bovenfte ge-<br />
! deelte van den Neus op , de neusgaaten worden<br />
arooter, en de Neus zelf week. Aan de kinbakken<br />
" liet men Gezwellen ; de wenkbrauwen zyn opgetrokken<br />
; de Ooren worden dik ; de toppen van<br />
" de Vingew , als mede de Voeten en toonen zwellen<br />
; de nagels fchilferen ; de gewrichten van han-<br />
' den en voeten gaan los en verfterven , m de v.akte<br />
' der handen , als mede aan de voetzooien komen<br />
! diepe drooge Zweeren , die fterk coeneemen , en<br />
naderhand vvederom verdvyynen. Met één woord,<br />
' wanneer de Ziekte haare laatfte roile fpeelt, word<br />
de I vder affchuwlyk om aan te zien, en valt in<br />
" ftukken. Alle deeze toevallen komen zeer lang-<br />
" zaam op, het een naa het ander , en 'er worden<br />
dikwils veele jaaren vereifcht, eer zy allen ten<br />
' vooTfchyne komen : de Lyder heeft geene groote<br />
fmarcen , maar voelt aan handen en voeten eene<br />
ü foort van verftwinge. Deeze menfchen worden ,<br />
geduurende dien geheelen tyd, niet verhindert in<br />
de zoogenaamde Naturalia ; zy eeten en drinken ,<br />
eelvk zv te vooren gewoon waren ; ja zelrs , wan-<br />
" neer de verfterving hen van hunne vingeren en too-<br />
" nen berooft heefc, is het verlies van deeze ver-<br />
" ftorvene deelen daarvan her, geheele gevolg want<br />
' de wonde geneest van zelf zonder eemge hulpc of<br />
" heelmiddel. Maar wanneer die arme menichen m<br />
V, het laatfte cydftip der Z.ekte komen , zyn zy afj;<br />
(chuwelyk mismaakt , en grootelyks medelyden<br />
» waardig.<br />
M<br />
Men
§. 208. VAN DE MELAATSHEID. 241<br />
die ook aan de Ziekte , die men langen tyd voor<br />
eene geheel andere aanzag , en daar door onge-<br />
nees-<br />
Men heeft bemerkt, dat deeze fchriklyke Ziekte<br />
noch andere zeer droevige eigenfchappen heeft ,<br />
' zoo als : vooreerst , dat zy erflyk is , waar door<br />
fommige Familien met dezelve meer dan andere<br />
bezocht wordeft ; ten tweeden , dat zy befmetlyk<br />
„ is , voor zoo verre zy door byflaap , ja zelfs door<br />
„ langduurigen omgang voortgeplant wordt ; ten<br />
derden, dat zy ongeneeslvk is, ten mmften dat<br />
', 'er tot noch toe geene middelen om dezelve te<br />
„ geneezen bekend zyn. Men heeft met kwik- mid-<br />
„ delen , met zweetdryvende arczenyen , en alle an-<br />
, dere middelen en voorfchrifcen, die men in Venus-<br />
'' ziektens gewoon is te gebruiken , de proeve genomen<br />
, maar vruchteloos : in plaatze van te hel-<br />
' pen , bevorderden zy den ganfchlyken ondergang<br />
van den Lyder ; want de middelen , die men m<br />
' Venus-ziektens dientlig oordeelt, deeden deeze<br />
'<br />
krankheid eerst recht doorbreeken , men zag er<br />
de verfchriklykfte toévallen van , en alle zy , met<br />
welke men op deeze wyze handelde , üierven<br />
! eenige jaaren vroeger dan andere." ( ln hec yoorbv<br />
saan , indien het my geoorloofc is dit. woord tusfchen<br />
beide ce fpreeken: de ongelukkige Kleermaaker<br />
te Gcettingen was ook ongeneeslyk gemaakt, door<br />
dien men hem langen *yd , cegen alle zyne betuigin*<br />
«en van het tegen'' .cl aan , als iemand die met de<br />
Venus-kwaaien behebt was , gehandelc had , eer hy<br />
in handen van een kundig Geneesheer , den Heer<br />
•Lyfarts VOGEL , kfcam , hoewel het toen reeds te<br />
laat was).<br />
„ Eene zeer rechtmaatige vreeze , om met deeze<br />
wreede ziekte befmet te worden ; de moeilykheid<br />
om befmette perfoonen op het enkel gezicht te<br />
L kennen , eer de Ziekte tot zekeren trap geklom-<br />
,, men was; de langduurigheid van cyd , waarin de*
§• 208.<br />
VAN DE MELAATSHEID.<br />
neeslyk werdt , geftorven is.<br />
De Heer MTJR-<br />
RAY<br />
j, zelve verborgen bleef, veroorzaakt door de zorg.<br />
„ vuldigheid der Lyderen, om ze geheim te houden;<br />
,, de onzekerheid der toevallen in den beginne, wan-<br />
,, neer men ze al van andere ziektens moest kunnen<br />
„ onderfcheiden ; dit alles, zeg ik, veroorzaakte<br />
,, onder alle de Inwooneren van dit Eiland eene bui-<br />
,, tengemeene bekommernis. Zy hielden eikanderen<br />
,, onderling verdacht, dewyl deugd en aanzien gee-<br />
,, ne middelen waren, om zich tegen dien vreeslyken<br />
geesfel te beveiligen. Zy noemden deeze ziekte<br />
,, Melaatsheid , en gaven aan hunne Opperden en<br />
Bevelhebberen verfcheidene fmeekfchriften over ,<br />
waarin zy denzelven alle deeze bovengemelde om-<br />
Handigheden voordelden, zoo wel als het algemeen<br />
„ belang, de onrust door het wantrouwen in dit nieuw<br />
„ aangebouwd Land veroorzaakt, de ongemakken ,<br />
„ en den haat, die dergelyke befchuldigingen onder<br />
„ hen te wege brachten , de Wetten welêer tegen<br />
„ Melaatfen gemaakt, en hunne verdooting uic de<br />
burgerlyke famenleevinge. Zy verzochten eene<br />
„ algemeene bezichtiging van allen , die men van<br />
„ deeze ziekte verdacht hield, ten einde die geenen ,<br />
„ welke men zoude bevinden , dat met dezelve in-<br />
„ derdaad befmet waren , in byzondere Zieken-hui-<br />
„ zen , of op zekere afgezonderde plaatCén mochten<br />
,, gebracht worden."<br />
Hy verhaalt daarop , hoe het Hof dit verzoek toe*<br />
gedaan , en hem na Guadeloupe gezonden hebbe, om<br />
de bezichtiging te doen : en befchryft de ziekte ,<br />
zoo als hy ze gevonden heeft- Hoe zeer de Lyders<br />
'er op uit zyn , om dezelve te verbergen , en hoe<br />
noodzaaklyk het dus zy voor de Wetgeevende<br />
Macht, om 'er zich mede te bemoeijen , ziet men<br />
uit No. 9. van zyn bericht.: „ Byna alle , zegt hy ,<br />
,, dewyl zy hunne ziekte zochten verborgen te hóuden<br />
, poogden my te misleiden , door valfche oor-<br />
„ zaa-
§. 2ofl. VAN DE MELAATSHEID. 243<br />
RAY heeft<br />
dezelve in een opzeclyk Werk be-<br />
fchree-<br />
, zaaken van hunne wonden en zweeren voor te wen-<br />
', den. Het grootfte gedeelte gaf voor, dat de Rot-<br />
L ten hunne toonen afgevreeten, of dat zy zich eens<br />
gebrand hadden , waar uic die zweeren ontftaan<br />
, waren. Deeze waren de uitvluchcen , die ieder<br />
), van hun ons trachtte diets te maaken."<br />
Van de befmetlykheid dier ziekte fpreekt hy No.<br />
ïi , 12. op deeze wyze : „ Wy werden door onze<br />
, waarneemingen ten vollen overtuigd , dat deeze<br />
Ziekte befmetlyk en erflyk is , alhoewel de befmeccing<br />
niet zoo krachtig en hevig zy , als by de<br />
„ pest en pokken , zelfs niet, gelyk by den hair-<br />
„ worm , fchurfc , ruide en andere ongemakken der<br />
* huid. VVy waren van gedachte, dat deeze<br />
befmettende kracht zich op geene andere wyze<br />
werkfaam betoont, dan alleen door eenen langduu-<br />
„ rigen omgang mee iemand, die deeze Ziekte heeft,<br />
of door vleefchiyke gemeenfehap. Zelfs hebben<br />
** wy bemerkt, dat zoodanig een omgang, of vleefch-<br />
" lyke gemeenfchap de Ziekte niet altoos voortplant,<br />
" want wy hebben gezien dat getrouwde Vrouwen<br />
*' die by haare Mannen bleeven , en omgekeert dac<br />
V Mannen die met hunne Vrouwen gemeenfchap ge?<br />
" had hadden , niet befmet wierden , zoo dat de<br />
" één by aanhoudenheid gezond bleef, terwyl de<br />
" andere Melaats was. Wy zien , dat geheele huis-<br />
*' gezinnen met Melaatfe Pérfoonen omgaan, by de-<br />
*' zelve woonen , en evenwel niec befmet worden £<br />
en daarom , hoewel de bevinding zoo wel als hec<br />
" bericht het welk ons door menfchen ,^ die deeze<br />
" Ziekte hadden , gedaan is , haare befmetlykheid<br />
*! bewyzen , zyn wy nochtans van gevoelen , dac by<br />
zulke Lieden , die befmet zullen worden , reeds<br />
„ eene byzondere geiTeltheid zyn moet, die hen voor<br />
„ de befmettinge vacbaar maakc.<br />
Q<br />
A
B44 $' 2 °8« VAN DE MELAATSHEID.<br />
fchreeven CO- Vroegere Geneeskundigen, die<br />
van de Melaatsheid , ook wel onder den naam van<br />
Elephantiajis gefchreeven hebben, in hec byzonder<br />
AKETJEUS CAPPADOX , en PAULUS /E^NETA , die<br />
dit zeer breedvoerig gedaan hebben , gaa ik hier<br />
roet ftilzwygen voorby, dewyl ik 'er in een ander<br />
Stuk , hec welk noch niet gedrukt is , een Uictrekfel<br />
van gemaakt heb (b~).<br />
Dat de Melaatsheid befmeclyk is , is onbecwistbaar<br />
; maar haare befmetlykheid is, indien ik het<br />
dus mag uitdrukken, ongemeen eigenzinnig. Het<br />
gefchied niet fpoedig , en voor de befmetcing door<br />
enkele aanraaking veroorzaakt , ( de vleefchelyke<br />
vermenging uicgezondert) fchynt men zich te kunnen<br />
beveiligen. Het is aanmerklyk, dac dezelve<br />
niec altoos door Huwelyks-gemeenfchap wordt<br />
voortgeplant, want men heeft getrouwde lieden<br />
gezien , waar van de eene Melaats was, en de andere<br />
rein bleef, hoewel zy eikanderen den Huwlyks-plicht<br />
niet onthielden. Dan by alle deeze<br />
uic-<br />
Ca) JOHANNES ANDREAS MURKAY, de Vermïbus in<br />
lepra obviis , jun£ta leprofi biftoria Goettingte 1769.<br />
(b) In eene Verhandeling over de byzonderheden<br />
die men in het boek van Hiob vindt, en te kennen<br />
geeven, dat de Schryver van dat boek iEgypten moet<br />
gekent hebben: waarin ik ook in hec voorbygaan van<br />
de Ziekte van Hiob wat breedvoeriger gewag maake.<br />
Deeze Verhandeling is in 'c jaar 17^4.. i7f
§. ao8. VAN DE MELAATSHEID. 245<br />
uitzonderingen toont de bevinding nochtans in het<br />
groot, dat deeze Ziekte langzaam, maar verfchriklyk<br />
is in haare befmettinge , en zich kruipende verfpreidc:<br />
dit is het eenpaarig bericht van alle die<br />
plaatzen , daar zy immermeer geheerfcht heeft: in<br />
deeze Eeuw werdt zy door Africaanfche Slaaven in<br />
de Suiker-Eilanden van America gebracht, en eerlang<br />
had zy zich in haare geheele verfchriklykheid<br />
over meer dan één Eiland uitgebreide. Ook hebben<br />
wy dezelve in Duitfchland gehad: men had die<br />
plaage van de zoogenaamde Heilige Oorlogen mede<br />
gebracht, en om haaren wille bouwde men byzondere<br />
Gasthuizen , in welke noch in de voorgaande<br />
Eeuw hier en daar de laatfte overblyffels<br />
der befmettinge te vinden waren : dan, waarfchynlyk<br />
, dewyl onze Luchtftreek , leevenswyze , en<br />
kleeding (0) aan dezelve geen voedfel gaf, is zy<br />
eindelyk in zoo verre verdweenen , dat men daar<br />
van nu flechts zeer zeldzaam een enkeld voorbeeld,<br />
als eene groote merkwaardigheid , kunne opgeeven.<br />
(a) Misfehien is 'er geen Land zoo ryk aan Linnen<br />
, als Duitfchland, het welk 'er zoo veele andere<br />
Landen van voorziet. Hier van daan is het, dat iedereen<br />
, die dit flechts niet rechtftreeks door zynen<br />
Geneesmeester verboden is, over het bloote lichaam<br />
een linnen hemd draagt, en dit vry dikwils met een<br />
ander, dac fchoon is, verwisfeit; daarentegen draa»<br />
gen Oosterfche Volken veel wolle kleederen over het<br />
naakte lichaam , welke kleederen zy ook zoo dikwerf<br />
niet kunnen veranderen als wy het hemd. Iemand<br />
dien wy arm noemen, heeft evenwel doorgaans meer<br />
dan één hemd : in verfcheidene Landen van Afien<br />
zoude dit al een kleine rykdom, en een dozyn hemden<br />
een foort van weelde (luxus) zyn.<br />
Q3
S46" §• 20S. VAN DE MELAATSHEID.<br />
ven. De Heer WERLHOF betuigde my wel eer,<br />
in zyn geheele leeven , en onder zoo veele Lyders<br />
als hy behandeld had , niet meer dan éénen gevonden<br />
te hebben, aan welken hy de echte kenmerken<br />
van de Aiabifche Melaatfchheid bemerkte,<br />
maar die aan niemand de befmetting overdeed ( a),<br />
ook niet aan de Melaaifchheid, maar, eerst 15 jaa-^<br />
ren naderhand, aan eene Borstziekte fHerf; en dus<br />
misfehien de eigentlyke Melaatsheid der Oosterlingen<br />
niet eens gehad had : en die Kledermaaker te<br />
Gcettingen , wiens ziekte de Heer MURRAY befchreeven<br />
heeft , ftierf wel aan de Melaatsheid ,<br />
maar ook zonder iemand befmet te hebben. Zyn<br />
huis is naa zynen dood verkocht, en door éénen<br />
myner goede Vrienden bewoont, die daar van nimmermeer<br />
eenige nadeelige gevolgen befpeurt heeft.<br />
Ook<br />
( a ) De eigene woorden van deezen grooten en<br />
voorzichtig oordeelenden Man, verdienen, dat zy<br />
niec. verlooren gaan. Ik km my, zegt hy, maar éénen •<br />
Lyder te binnen brengen , aan welken ik de rechte kenmerken<br />
van de Arabifche Melaatscbbeid gezien hebbe-<br />
Deeze was een Lieutenant van de Artillery, die in de<br />
belegering van Philigsburg langen tyd in vochtige Ba~<br />
rakken gehuisvest bad. Men had bem driemaalen doen<br />
kwylen. maar bet ongemak was van tyd tot tyd erger<br />
geworden. Toen by bier in zyn Vaderland kwam, daar<br />
by Vrouw en Kinderen bad, behield by zyn ongemak tot<br />
aan zynen dood, dewelke 1 f jaaren daarna door zekere<br />
Borstziekte , die toen beerfebte , veroorzaakt werdt; by<br />
bracht de befmetting op niemand over. Nochtans durvt<br />
ik niet vastfiellen , dat zyne Ziekte , niettegenftaande<br />
deeze kenmerken . dezelfde ftoffe • ah de Arabifche Melaatsheid<br />
, die zekerlyk dikw.ls befmetlyk is, ten gronde<br />
gehad beejs. Hanover den 17. Mev, iy6z.
f. 208. VAN DE MELAATSHEID. 247<br />
Ook is de Ziekte erflyk , maar niet altoos ; zy<br />
wordt alleenlyk tot in hec derde en vierde lid overgeërft,<br />
en wel zoo, dat, volgens het getuigenis<br />
van Franfche Geneeskundigen , in het vierde lid<br />
niet meer de volkome Melaatsheid , maar alleenlyk<br />
de Hinkende adem overig zy. Ook by deeze overerving<br />
heeft deeze Ziekte eene zonderlinge eigenzinnigheid<br />
, die men goedertieren zouden kunnen<br />
noemen , indien zy de menfchen niec geduurende<br />
hun geheele leeven in de marrelende vreeze voor<br />
een onzeker kwaad liet. De Zoon van eenen Melaatfen<br />
zegt men, dac fomcyds niets anders, dan<br />
eene byzondere vatbaarheid voor de befmettinge ,<br />
overerft, die dikwils eerst naa veele jaaren , maar<br />
ook veeltyds nimmermeer haare werking doet O).<br />
Die<br />
(a) Ik zal hier wederom van de Woorden van<br />
PEYSSONEL gebruik maaken. Het geen ik in den<br />
Text meer zegge, heb ik uit andere Franfche Geneesheeren<br />
, die deeze Ziekte , zoo als zy nu noch<br />
in fommige plaatfen van Frankryk gevonden worde,<br />
befchryven , uit de Reisbefchryvingen «an NIEBOHR ,<br />
en andere geloofwaardige Schryvers van deezen tyd ,<br />
overgenomen. Hy zelf zegt, No. 13, 14. „ Wat<br />
„ de erflykheid deezer Ziekte betreft, die is ontwy-<br />
„ felbaar : wy hebben geheele huisgezinnen gezien ,<br />
„ die befmet waren ; en byna ieder Kind van eenen<br />
„ Melaatfen Vader , of eenen Melaatfen Moeder ,<br />
„ werd insgelyfcs vanlangzaamerhand Melaats; noch-<br />
„ tans hebben wy in fommige andere huisgezinnen<br />
„ eenige gezonde Kinderen gezien , en eenigen die<br />
„ Melaats waren; ook dat een Vader aan Melaats-<br />
„ heid geftorven was, en zyne Kinderen oud wrer-<br />
„ den , zonder van die Ziekte gecrofièn te worden :<br />
„ om welke redenen wy, hoewel zy buiten twyfel<br />
„ erflyk zy , nochtans oordeelen , dat het daar mede<br />
E V E N<br />
Q 4<br />
'
24.3 §. ao8. VAN DE MELAATSHEID.<br />
Dit heefc men in het Oosten bemerkt , en daarom<br />
laat men daar de Kinderen van Melaatfen zekeren<br />
Proeftyd houden , om te zien , of zy de Ziekte<br />
overgeërfc hebben dan niet (a): en in Frankryk<br />
heeft<br />
„ eveneens geftelt is, als met die Familien, in welke<br />
„ de Teering, het Graveel, en andere erflyke krank-<br />
„ heeden gevonden worden, die dikwils van Vader<br />
„ op Zoon overgaan, zonder dac zy juist altoos ee-<br />
„ nen regelmaatigen loop houden ; nochtans zoo dac<br />
„ zy nu eens den eenen, dan den anderen der Nako-<br />
„ nielingen treffen.<br />
„ Nooit hebben wy met zekerheid kunnen bepaa-<br />
„ len , in welken ouderdom zich de Ziekte liet eerst<br />
„ by die geenen openbaare , die van befmette Oude-<br />
,, ren voortgeceelc zyn : nochtans wy hebben , zoo<br />
s, veel de gelegenheid dit ons toeliet, bemerkt, dac<br />
„ deeze Toevallen by die van het Vrouwlyk geflacht<br />
„ doorgaans met de 'Maandelykfche Reiniging begin-<br />
„ nen , en ongemerkt voortgaan , tot dac zy haare<br />
„ eerfte of cweede Kraambed gehad hebben; maar<br />
„ dat zy van dien cyd af zichtbaarer en verfchriklyker<br />
„ worden ; maar by het Manlyk geflacht kan men in<br />
„ het geheel geene vaste rekening maaken."<br />
(a) NIEBUHR Befcbryzing van Arabien, pag. 137<br />
in de Kanttekening. De Christenen te Aleppo neerpen<br />
het Kind van melaatfe Ouderen , zo dezelve insgelyks<br />
Christenen zyn , terftond van den Moeder af,<br />
en geeven het aan eene gezonde Vrouw , om het op<br />
te pasfen. Indien 'er dan naa verloop van drie maanden<br />
, by het Kind geene teekenen van Melaatsheid<br />
gezien worden, word hetzelve in de Srad opgevoed:<br />
maar befpeurt men , dac het Kind met de Ziekte ook<br />
befmet is , dan wordt hec aan deszelfs Ouderen , in<br />
hec afzonderlyk Kwartier der Melaatfen, wederom<br />
ter hand geftelt. De Vrouw, die hec zelve gezoogt<br />
heeft, behoeft niet te duchten, dac zy daar door befmet<br />
zal worden,
§. 2o8. VAN DE MELAATSHEID. 249<br />
beeft men door bevinding geleert, dat de overgeërfde<br />
Melaatsheid , zelfs naa verloop van veertig<br />
jaaren , naa eene hevige aandoening des gemoeds ,<br />
inzonderheid naa eenen geweldigen .fchrik , op<br />
éénmaal mét een Vlakje by iemand kan ten voorfchyn<br />
komen , by wien ze tot dus verre fcheen geflaapen<br />
te hebben (a). . Op dezelfde wyze<br />
, als ik tot dus verre de Melaatsheid befchreeven<br />
heb, fpreekt Mofes van de ftraffe des Allerhoogften<br />
op Afgoderye. Godt is gewoon de Israëliten met<br />
Melaatsheid te dreigen , in gevalle zy zyne Geboden<br />
zouden overtreeden : de bekrachtiging van het<br />
Eerfte Gebod, zoo als de Lutherfchen de verdeeling<br />
maaken , of het Eerfte en Tweede, naar de<br />
verdeeling der Gereformeerden, luidt dus: Ik Jehovab<br />
uw Godt ben een yverig Godt, die de misdaaden<br />
der Vaderen aan de Kinderen van de geenen die<br />
my haaten , tot in bet derde en vierde Lid Jïraft,<br />
Exod. XX. vs. 5. Dit heeft men zekerlyk van de<br />
Melaatsheid te verftaan.<br />
Vraagt men , wat den Wetgeever van een Volk ,<br />
by bet welk de Melaatsheid eene gemeene Ziekte<br />
is, ten minften by het welk dezelve in zwang gaat,<br />
ten dien opzichte te doen ftaa; en wat voorzichtigheid<br />
niet alleen en rechtvaardigheid , maar ook<br />
gelyk in Guadeloupe , de roepende ftem van het<br />
ganfche Volk van hem vordere ? Het fchynt op<br />
volgende ftukken uit te komen,<br />
1. De<br />
(«) Medical Obfervations by a Society of Pbyjicians<br />
at London , Tom. 1. pag. 204.
2So $. 2o8. VAN DE MELAATSHEID.<br />
T. De Melaatfen moeten van de Reinen afgezonderd<br />
worden , en in zekere afgezonderde<br />
Kwartieren woonen. Het trouwen kan<br />
men hun , wel is waar , zonder de uiterfle<br />
hardheid niec verbieden, dewyl de natuurlyke<br />
driften by hen even zoo fterk , of, gelyk<br />
andere willen, noch fterker zyn, dan by gezonden<br />
zelve : men moet het dus laaten gefchieden<br />
, .dat zy naar alle gedachten een<br />
nieuw geflacht van Melaatfen in de waereld<br />
brengen. Maar al wie met hun gemeenzaam<br />
wil omgaan , by gevolg ook hunne<br />
Vrouwen , en die Kinderen welke zy zelve<br />
opgevoed hebben , moeten te vreden zyn,<br />
om met hun op die zelfde afgezonderde<br />
plaarze te blyven , en geenen omgang te<br />
hebben met anderen die rein zyn.<br />
^ Indien dit niet gefchiedt, zal de Ziekte<br />
zich op eene vreeslyke wyze verfpreiden, en<br />
veele huisgezinnen zullen'er toe op derzelver<br />
nakomelingen mede befmet worden.<br />
Niemand zoude veilig kunnen zyn voor<br />
de befmetting, indien zulk eene afzondering<br />
geene plaatze vond : maar nochtans behoort<br />
iedereen, die zich in eene burgerlyke Maatfebappye<br />
begeeft , van dezelve dat nut te<br />
hebben, dat hy zekere natuurlyke veiligheid<br />
tegen zulke befmettingen bekomt; of zy moet<br />
hem vryheid geeven , om zich zeiven deeze<br />
veiligheid te bezorgen, door diezelfde middelen<br />
, die in den ftaat der natuur geoorlooft<br />
zyn; door die.zelfde middelen, waarvan wy<br />
ons in tyden van Pest, zoo te water als te<br />
land
§. 208. VAN .DU MELAATSHEID. 251<br />
land bedienen, wanneer iemand, die de befmeclyke<br />
Ziekte heefc , aan onze Kust wil<br />
landen , op onze Grenzen komen , in onze<br />
Huizen dringen , of ons op eenige andere<br />
wyze door zyne nabyheid in gevaar brengen.<br />
Daar nu geen verltar.dig Wetgeever deeze<br />
eige beveiliging, die aan zoo veele misbruiken<br />
onderworpen is , kan veroorlooven , in<br />
zulke gevallen , daar de befcherming der<br />
Overheid mooglyk is, zoo volgt 'er nacuurlyk<br />
uit, dat hy behoort zorge te draagen, dat<br />
men van dezelve, zoo veel mooglyk, tegen<br />
dergelyke gevaaren beveiligt word.<br />
2. Dewyl de Ziekte zoo ongemerkt voortgaat,<br />
zoo moeilyk te kennen is, en ook, het geen<br />
PEYSSONEL met ftilzwygen voorby gaat,<br />
fomtyds haar begin neemt aan zulke plaatfen<br />
des lichaams, die door de kleederen bedekt<br />
worden (a) \ zoo behoord 'er iemand te<br />
zyn,<br />
fa) ARETJEUS CAPPADOJE, de Caufis &fignis<br />
Morborum, lib. II. cap. 13. pag. 60. onderfcheid twee<br />
foorten van Elepgantiafis , (Melaatsheid van de flimfte<br />
foort) 1. eene, die men het eerst in het aangezicht<br />
ziet, en die men dus vroeg kan kennen. Dus<br />
was het by dien man te Gottingen gefield , van welken<br />
ik nu reeds meer dan ééns gefprooken heb : hy<br />
antwoorde my op myne vraage, zonder te weeten,<br />
waarom ik hem daar na vroeg, dat hy al voor Jangen<br />
tyd , te weeten omtrent 10 jaaren , een klein vlakje,<br />
het welk hy te vooren niet had gehad , in zyn aangezicht<br />
befpeurt had, maar zonder 'er toen arg in te<br />
hebben. Indien men onmiddelyk naa het verichynen<br />
van zulk een vlakje, waar van oude en nieuwe Schryvers<br />
gewag maaken , doet, het geen 'er vereifcfic<br />
word,
252 g. 2o8. VAN DE MELAATSHBID.<br />
zyn , met behoorlyk gezag bekleed , voói<br />
wien men ieder éénen, die maar eenigszins<br />
van Melaafsheid verdacht gehouden wordt ,<br />
zonder tegenfpraak kan doen verfchynen l<br />
om bezichtigt, en wel nauwkeurig onderzocht<br />
te worden. By het minde bewys van<br />
Melaatsheid , moet ieder Burger het recht<br />
hebben , om bezichtiging en onderzoek te<br />
eifchen, en by, die dan rein bevonden word,<br />
moet te vreden zyn met dac voordeel , dat<br />
hy nu voortaan van niemand meer gefchuwt<br />
zal worden.<br />
Indien 'er geene zoodanige fchikkingen<br />
gemaakt zyn , zal niet alleen de geene , die<br />
waarlyk befmet is , en zyn ongemak op alle<br />
moogiyke wyzen tracht te verbergen , anderen<br />
, die voor de befmeccing vatbaar zyn ,<br />
aanileeken ; misfehien zelfs iemand die rein<br />
is trouwen , en dus zyne Bruid , of zy haaren<br />
Bruidegom , tot merklyk nadeel van de<br />
nakomelingfchap , en de gemeene belangens<br />
van den Staac, misleiden: maar ook zy, die<br />
men ten onrechte verdacht houdt, zullen by<br />
dac algemeen mistrouwen van en tegen alle,<br />
het welk PEYSSONEL befchreeven beeft ]<br />
zoo als hy hec op hec Eiland Guadeloupe<br />
zag, zicb zeiven en anderen toe een'last zyn.<br />
Iemand ,<br />
word , wil men , dat de geneezing mooglyk is. 2.<br />
ken, die zich hec eerst aan de ellebogen, kniën en de<br />
gewrichten van handen en voeten openbaart. Deeze<br />
ioort is al meer verborgen, en ARET^EUS oordeelt<br />
dezelve gevaarlyker, om dac men dezelve doorgaans<br />
te Iaat gewaar worde.
2o8. VAN DE MELAATSHEID. 253<br />
Iemand, die zich zeiven rein kent, zal zich<br />
van ieder eenen afzonderen, die hem maar<br />
eenig6zins, al was het ook maar door een<br />
onfchadelyk vlakje of eenige zomer-fproeten<br />
, verdacht voorkomt; hy zal hem zyn<br />
huis en zynen bmgang verbieden, ja misfehien<br />
in eene drift, of door angst gedreeven, zich<br />
van geweldige middelen , die hem de zelfsverdeediging<br />
aan de hand geeft , bedienen ;<br />
en het zoude hart zyn, indien men hem wegens<br />
eenige buitenfpoorigheid , daar door<br />
veroorzaakt, indien zy flechts niet te verre<br />
gaat, wilde ftraffen : aan den anderen kant<br />
zal hy , dien men onfchuldig in verdenking<br />
gehouden heeft, dit als eene groote verongelyking<br />
aanmerken; daar zullen vyandigheden,<br />
wederzydfebe beleedigingen , en daadlykheden<br />
uic voortkomen, en ondertusfchen is zyn<br />
ongeluk, dat hy van andere menfchengemyd<br />
wordt , weinig minder, dan of hy waarlyk<br />
na het gezelfchap der Melaacfen verdreeven<br />
wierdc. Ja zy zelve , die volkoomen rein<br />
zyn , en aan geene de minfte verdenkinge<br />
bloot liaan , maar die alleen van hunnen kant<br />
anderen in verdenking houden , hebben het<br />
ongeluk, van zich altoos in vreeze, die misfehien<br />
in niets anders dan hunne verbeelding<br />
gegrond is , voor befmettinge te bevinden ,<br />
en van zoo veele hunner medeburgeren, die<br />
hun ontmoecen , zekeren afkeer ce hebben.<br />
Die is niecfleches eene kwelling des gemoeds,<br />
maar ook naadeelig voor de gezondheid van<br />
het lichaam , die daar door in geen gering<br />
gevaar geftelt wordt. Vreeze is by befmetlyke
2<br />
54 §• 20^* VAN DE MELAATSHEID.<br />
lyke Ziektens zeer fchadelyk voor de gezondheid<br />
: ik ben wel niet van gedachten , dat<br />
de Melaatsheid , even als de Pest, hem die<br />
het meest bevreest is , het eerst zal treffen ;<br />
maar'er zullen uit eene geduurige en dikwils<br />
vernieuwde vreeze, en het opfluiten binnens<br />
huis , het welk daar doorgaans een gevolg<br />
van is , andere Ziektens voortkomen.<br />
3. Zy , die naa gedaan onderzoek gezond , of<br />
toch rein van de Melaatsheid bevonden worden<br />
, of van welke men getuigen moet, dat<br />
zy van dezelve ten eenenmaale herftelt zyn ,<br />
moeten op eene wettige wyze rein verklaard<br />
worden. Hoe veel belangs de zoodanigen<br />
zelve daarin hebben , behoef ik niet te zeggen<br />
: dan, 'er ligt ook der geheele Maatfchappye<br />
aan gelegen ,. dat men met zekerheid<br />
weet, wien men voor rein te houden<br />
hebbe , om door geene noodlooze vreeze<br />
ontrust te worden.<br />
Deeze Reinverklaaring moet niet te ligtlyk<br />
gedaan worden, niet volgens Geneeskundige<br />
grondregels a priori (van voren ),<br />
want anders zal men zich daar op niet volkomen<br />
verlaaten, en de voorige ontrustende<br />
vreeze ftand houden : maar zy moet naa genoegzaame,<br />
langduurige en wel onderzochte<br />
waarneemingen gefchieden. Hier heeft men<br />
juist het tegendeel van die verftandige grondregel<br />
, die een Rechter behoort in het oog<br />
te houden, dat men naamlyk liever lofchelmen<br />
wil ongeftrafc laaten , dan éénen onfchul-
§. 2o8. VAN DE MELAATSHEID. ^55<br />
fchuldigen ter dood brengen : want hier is<br />
het beter tien Reinen , die men dus zonder<br />
grond verdacht houdt, noch eenen tyd lang<br />
als Melaatfen aan te zien , dan éénen Melaatfen<br />
rein te verklaaren ; want door dit<br />
laatfte vervalt terftond al het voordeel , dat<br />
niet flechts tien , maar duizend , en by een<br />
groot Volk veele duizenden van deszelfs reinverklaaring<br />
trekken moesten ; men ftelt 'er<br />
zich dan niet gerust door , en het algemeen<br />
mistrouwen van allen tegen allen vindt wederom<br />
plaatze.<br />
Misfehien zullen fommige Leezeren denken, dat<br />
hier juist noch het gewichtigfte ftuk ontbreekt.<br />
Moest, zal men vraagen , de geneeswyze van deeze<br />
Ziekte ook niet voorgefchreeven worden? Voorzeker<br />
, dit zoude ik noch eifchen noch wenfehen,<br />
vooral niet by eene Ziekte , die men van ouds voor<br />
ongeneeslyk hieldt, en tegen welke men , zo zy<br />
zekeren bepaalden trap bereikt heeft , zelfs nu noch<br />
geene Hulpmiddelen kent. Wanneer zekere gemeene<br />
Volks - ziekte , de Pest, by voorbeeld , of<br />
Roode Loop, voor eenen korten tyd begint te woeden<br />
, is de Overheid wel gewoon, na voorafgaande<br />
raadpleeging met de Geneesheeren van haare Stad ,<br />
de beste middelen tegen deeze Ziekte openlyk bekend<br />
te maaken ; maar nochtans alleenlyk als raadgeevingen,<br />
en geenszins als geboden: dan wanneer<br />
men van eene gewoone Land-ziekte , of van zoodanig<br />
eene Krankheid, die geduurende eenige Eeuwen<br />
zonder tusfehenpoozinge in zwang gaat, en<br />
aan den anderen kant, wanneer men niet van zekere<br />
bekendmaaking (Publicatie') , maar van eene onver-
25f* §• 208. VAN DE MELAATSHEID.<br />
veranderlyke Wet fpreekt , zouden Wetten , de<br />
Geneeswyze en haare Voorfchriften betreffende,<br />
die meer deeden, dan het een of ander nadeelig<br />
Geneesmiddel verbieden , aan derzelver oogmerk<br />
weinig beantwoorden. Om niet te zeggen , dat<br />
de Artfen , die op dien tyd , wanneer de Wet gemaakt<br />
werdt, leefden , zeer wel een nadeelig middel<br />
konden aanpryzen , waar van men ten aanziene<br />
van de Pest ( a ) en Kinderpokjes zulke merkwaardige<br />
voorbeelden heeft; en dat de menfchen in de<br />
keuze der Geneesmiddelen , waar by het op hun<br />
eigen leeven aankomt , niet gaarne hunne vryheid<br />
geheel verliezen ; is het genoeg , aan te merken ,<br />
'dat 'er geduurig nieuwe en betere Geneesmiddelen<br />
en handelwyzen met de Zieken , waar van de oude<br />
Geneeskundigen niets wisten, worden uitgevonden.<br />
Moet dan een Wetgeever, die zelfs voor volgende<br />
Eeuwen zyne Wetten voorfchryft, al by voorraad,<br />
en zonder ze te kennen , deeze Geneesmiddelen<br />
uitfluiten ? Neen , hy laate het voor de Nakomelingschap<br />
, en de Artfen, die dan zullen leeven ,<br />
over , om zulke Geneesmiddelen te gebruiken, als<br />
men dan best zal oordeelen ; inzonderheid, daar<br />
fommige Ziektens, naa verloop van tyd derwyze<br />
van gedaante veranderen , dat men in de eene<br />
Eeuw daar tegen geheel andere middelen uitvinde,<br />
dan in de 'andere<br />
Maar<br />
(A) HODGES de Peste, pag. 14- MEAD de Peste<br />
in het Tweede Deel van zyne Opera Medica , pag.<br />
88 en 89.<br />
(6) Het voorbeeld der Venus-ziekte zal dit genoeg<br />
kunnen ophelderen.
$, 2o8. VAN DE MELAATSHEID. 257<br />
Maar , zegt men misfehien , Mofes was een<br />
Wetgeever , die naar Godtlyke ingeevingen handelde<br />
, en Godt zoude derhalven het beste middel<br />
, om de Melaatsheid te geneezen , door hem<br />
hebben kunnen bekend maaken , en voor altoos in<br />
zyne Wetten vastftellen 1<br />
Zekerlyk<br />
zoude Godt dit hebben kunnen doen , doch Hy is<br />
niet gewoon op deeze wyze te werke te gaan ,<br />
maar het aan de menfchen zelve over te laaten, om<br />
door eigen vlyt, Geneesmiddelen tegen de ongemakken<br />
, die Hy hun toezendt, uit te vinden (a).<br />
Hier komt noch by : indien 'er al zeker onfeilbaar<br />
middel tegen de Melaatsheid gevonden wierdt,<br />
zoude het evenwel met het overige van den <strong>inhoud</strong><br />
der Mofaïlche Wetgeevinge niet wel overéén komen<br />
, dat middel bekend te maaken : want de Melaatsheid<br />
was juist de ftraffe , welke de Voorzienigheid<br />
den Overtreederen der Wet van Mofes , inzonderheid<br />
den Afgodendienaaren , gedreigd had.<br />
Zoo min als het tegen de goedertierenheid van Godt<br />
ftrydt , dat in de Waereld , die door Hem gefchaapen<br />
is en onderhouden wordt , Ziektens, ongeneeslyke<br />
Ziektens , en andere natuurlyke onheilen<br />
gevonden worden , waar van Hy zich tot ftraffe<br />
der Zondaaren kan bedienen ; even zoo min ook<br />
ftrydt het tegen de goedertierenheid van Godt, als<br />
eenen Burgerlyken Wetgeever , indien Hy zeker<br />
onfeilbaar middel tegen de Melaatsheid , het welk<br />
'er<br />
fa) Men kan hier wederom te pasfe brengen, het<br />
geen ik bladz. 172. aangaande Wiskundigeen Natuurkundige<br />
Waarbeden, (want dus behoorde men te kezen<br />
, en niet gelyk 'er [in het Hoogduitfch] ftaat,<br />
Narichten) gezegt hebbe.<br />
IV. Deel.<br />
R
258 §• 2op. DE MELAATSHEID WAS EENE<br />
'er misfehien wel te vinden was, en zyner Alweetenheid<br />
hier onbekend zyn kan, niet door eene onmiddelbaare<br />
Openbaaring bekend maakt.<br />
$. 209.<br />
Be Melaatsheid was eene gewoone Ziekte van<br />
die Luchtftreek en dat Folk, waaronder en<br />
aan het welk Mofes zyne Wetten gaf.<br />
De Melaatsheid is noch heden ten dage, naa verloop<br />
van zoo veele Eeuwen , eene gewoone Ziekte<br />
in geheel 'Syrien , waar van Palaeftina een gedeelte<br />
is ; by gevolg eene gewoone Ziekte van.dat Land,<br />
waarin Mofes de Israèliten voerde. In iEgypten,<br />
daar zy te vooren gewoond hadden , zege men ,<br />
dat dezelve noch gemeener en van boozer natuure<br />
is, zoo dat zich de Romeinen wel eens verbeeldt<br />
hebben , dat men nergens , dan in iEgypten , de<br />
Elephantiajïs bekomen konde :<br />
Eft Elephas morbus , qui propter flumina Nili<br />
Rafcitur JEgypto in media , nee prceterea usquam.<br />
De luchtftreek moet hier iets toe doen. Dezelve<br />
Zal , wel is waar, deeze Ziekte niet van zelf voortbrengen<br />
, want 'er zyn Landen onder dezelfde of<br />
eene noch heetere luchtftreek geleegen, die zonder<br />
Melaatsheid geweest zyn ; zoo als by voorbeeld de<br />
Suiker Eilanden in America, die tot de tegenwoordige<br />
Eeuw toe , waarin Africaanfche Slaaven deeze<br />
Ziekte in dezelve gebracht hebben , daar van vry<br />
gebleeven zyn : maar de luchtftreek van dat Land<br />
is de oorzaak, dat die Ziekte niet wederom zoo<br />
vol-
GEMÈENE VÓLKS-ZIEKTE. 253<br />
volkomen uicfterft als in Duitfchland , alwaar thnns<br />
een Arts de Lepra Arabum , zoo als de Geleerden<br />
deeze Ziekte noemen , Gode zy dank , doorgaans<br />
alleen uic boeken , of alleen by den naam kent.<br />
Onder de tsraëüten was de Melaatsheid zekerlyk<br />
ook op dien tyd , coen Mofes hen uic /Egypten<br />
voerde , niets -vreemds. Het geen veele Grieken<br />
en Romeinen daar van zeggen , dac de Israëliten ,<br />
om hunner Melaatsheid wille , of wegens andere<br />
befmetlyke Ziektens , uit iEgypten zouden weggejaagt<br />
zyn , kan ik hier niec onderzoeken, daar myn<br />
oogmerk niet is eene gefchiednis op te ftellen. De<br />
getuigen althans, zeggen niet eens dat geen , het<br />
welk men hen laat zeggen , of uic hunne fchriften<br />
naa vertelt, en zy komen ook niet overéén in hun<br />
gecuignis : ook is hec hier de plaatze niet om hen te<br />
verhouren. Dan die zoude ik hier wel willen aanmerken<br />
, dat men de vraage , van welke fommige<br />
Vyanden van den geopenbaardeu Godtsdienst zoo<br />
veel ophefs maaken , en waar over fommigen van<br />
deszelfs Voorftanderen zich zoo driftig aanftellen ,<br />
tweezins te verftaan is. Naamlyk hec is geheel iets<br />
anders , wanneer men vraagt : was de Melaatsheid<br />
op dien tyd, toen de Israè'liten uit Mgyptcn trokken,<br />
onder dezelve eene gewoone Ziekte ?<br />
En<br />
wanneer men vraagt: heeft men hen wegens hunne<br />
Melaatsheid uit JEgypten weggedrceven ? Het laatfte<br />
heefc geene de minfte geloofwaardigheid. Welk<br />
verftandig Vorsc zal een Volk van 600000 Mannen,<br />
en dus , Vrouwen en Kinderen medegecelc , eene<br />
menigte van cwee en een halve millioenen, wegens<br />
eene Krankheid verdryven , die in zyn eigen Land<br />
natuurlyk is? Dan , zonder my in,het onderzoek<br />
R s van
aóo $. 209. DE MELAATSHEID WAS EE«E<br />
van deeze waarfcbynlykheden of onwaarfchynlykheden<br />
in te laaten, die hier daarenboven weinig zouden<br />
afdoen , om dat ieder Schryver byna, die 'er<br />
van fpreekt, de zaak op eene andere wyze verhaalt,<br />
en ik hunne gezegdens hier niet ter toetze kan<br />
brengen , zoude ik deeze vraage liever willen verdeden,<br />
en dan dien Schryver daarover hooren, die<br />
ten minden 1000 jaaren vroeger geleeft heefc, dan<br />
alle Grieken en Romeinen, die van deeze zaak ooit<br />
gehandeld hebben ; eenen Schryver daarenboven,<br />
die het geval van naby konde weeten , dewyl hy de<br />
Israëliten zelf uit ^Egypten gevoerd had ; ik meen<br />
Mofes. Deeze verhaak ons :<br />
1. Dat de Israè'liten geenszins wegens hunne<br />
Melaatsheid uit ./Egypten verdreeven zyn ,<br />
maar dac zy vrywillig dit Land wilden verhaten,<br />
en 'er zich zelfs, als met geweld uit<br />
losgefcheurt hebben. Dit verhaalt hy in een<br />
Boek , het welk eigenlyk voor de Israëlken<br />
gefchreeven was , en waarin hy hun anders<br />
niet fpaart met veele en fcherpe verwyten.<br />
Hy zegt'er dit by, dat op zekere nacht eensklaps<br />
alle Eerstgeboornen der /Egyptenaren<br />
geftorven zyn, ( dit zoude men de Pest kunnen<br />
noemen , maar van de Melaatsheid ziec<br />
men nimmer zulk eene flerfte,) en dat de<br />
Israëliten, die reeds langen tyd vergeefs verzocht<br />
hadden om te mogen uittrekken , om<br />
die rede noch in dien zelfden nacht mee geweld<br />
uicgedreeven wierden; eenegebeurtnis<br />
die door Griekfche enLacynfchefchryveren,<br />
die de gefchiednisfen der zoogenaamde Barbaaren<br />
doorgaans zonder eenige kennis van<br />
$?< der-
GEMEENE Vo IKS - Z IE KT E. fltSl<br />
derzelver eigene Schryvers en taaie , uit de<br />
derde , ja fomtyds uic de tiende hand hadden<br />
, van gedaante verandert, en verkeert<br />
voorgeleek zal zyn.<br />
2. Maar nochtans dat de Melaatsheid toen buiten<br />
twyfel onder de Israëliten eene bekende<br />
Ziekte was , en zelfs fterk in zwange ging.<br />
Zyne Weccen zelve, ten opzichte der Melaatsheid<br />
gegeeven , leveren hier het duidelykst<br />
bewys van; want wie zal Wetten maaken<br />
betreklyk op eene krankheid, die onder<br />
het Volk of in het geheel niet, of ten minften<br />
zeer zeldzaam gevonden word ? Welk Wetgeever<br />
zal ieder éénen , die een klein puistje<br />
, vlakje of zweertje heeft, noodzaaken om<br />
zich van het hoofd tot de voeten te laaten<br />
bezichtigen, en hem dan noch zeven dagen<br />
lang opgefloten houden: indien de Melaacsheid<br />
geene zeer gemeene Ziekce is, en men<br />
daar door niec zonder gegronde rede op de<br />
gedachce komt, of niet wel dat vlakje een<br />
begin van Melaatsheid zoude kunnen zyn.<br />
Daarenboven fpreekt Mofes al in zyn tweede<br />
boek , Kap. IV. 6—8. van de Melaatsheid,<br />
als van eene Ziekte , die hem op het eerfte<br />
gezicht bekend was, en die hy by gevolg<br />
dikwils te voren moest gezien hebben : ook<br />
verhaalt hy Num. V. 1—4. dat men de Melaatfen<br />
buiten het Leger gefloten heeft, en<br />
hun eene afgezonderde plaats buiten de Legerpiaacze<br />
der israëliten aangeweezen.<br />
En waarlyk men kan niet wel iets anders by een<br />
Volk verwachten, het welk uit iE^ypten kwam,<br />
R 3 'daar
262 §. 209. DE MELAATSHEID, enz.<br />
daar de voornaamfle zetel deezer Ziekte was, 'Er<br />
waren noch andere omflandigheden, die iets hebben<br />
moeten toebrengen , om de Melaatsheid onder<br />
de Israëliten fterk te doen verfpreiden. Zy waren<br />
naamlyk arm en onderdrukt geweest; en ongemakken<br />
der huid , ja byna alle befmettelyke Ziektens ,<br />
treffen inzonderheid arme lieden , die zich niet zindelyk<br />
, of van befmette perfoonen afgezondert kunnen<br />
houden. Zy hadden voor een gedeelte in de<br />
vochtige en moerasfige {treeken van /Egypten gewoont<br />
(a), en ook dit is gefchikt om de Melaats,<br />
heid te bevorderen ; ja eene zeer vochtige wooning<br />
is in ftaat, om, zonder eenige voorgaande befmetting<br />
, de Melaatsheid zelve , ten minffe eene Ziekte,<br />
die 'er zeer gelyk aan is, voort te brengen<br />
Hier komt noch eene voornaame omftandigheid by;<br />
naamlyk hunne woonplaatzen langs den Nyl en de<br />
Moerasfen veroorzaakten , dat zy om niet Vifch<br />
konden eeten , Num. XI. 5. Maar niets is meer<br />
gefchikt , om Huid-ziektens voort te planten en te<br />
verflimmeren , dan wanneer men van Vifch leeft,<br />
of toch veel Vifch eet; en men heeft noch heden<br />
ten dage in Noorwegen , zo al geene Melaatsheid,<br />
nochtans eene Ziekte , die 'er zeer naby komt, en,<br />
foortgelyke toevallen oplevert , dewelke men aan<br />
bet veel Vifch - eeten toefchryft.<br />
Zoo voordeelig het verblyf der Israè'liten in /Egypten<br />
voor het verfpreiden der Melaatsheid fchynt<br />
ge-<br />
Ca) §. 21. bladz. 66. van het eerfte Dëel.<br />
(è) Men zie den brief van den Heere WERLHÖF,<br />
d;e ik by de voorgaande §. in eene der Kanttekerjingen<br />
geplaatst hebbe,
264 §• WETTEN VAN MOSES ,<br />
ï. Mofes beveelt niets tegen het trouwen van<br />
Melaatfe perfoonen ; dit was derhalven geoorloofc<br />
en gebruiklyk. Wel is waar, het is te beklaagen ,<br />
dat Melaatfe Ouderen Kinderen teelen , die tot in<br />
het derde of vierde Geflacht zullen befmet zyn ,<br />
immers gevaar loopen van befmet te worden<br />
dan, het is hier mede eveneens geftelt , als met<br />
alle andere Ziektens, die van Ouders op Kinderen<br />
kunnen gebracht worden. Eene Wet, die zulke<br />
perfoonen het Huwlyk verbood , zoude niet alleenlyk<br />
zeer hard zyn , maar ook uitwerkfelen hebben ,<br />
die tegen het oogmerk van den Wetgeever lynrecht<br />
gekant waren : daar de wellustige driften by<br />
lieden , die met Melaatsheid bezocht zyn , zoo<br />
wel als by gezonden, of zejfs, zoo als PAULUS<br />
,/EG INETA wil , noch fterker dan by deezen gevonden<br />
worden , zouden zy, indien men hun verbood<br />
te trouwen , tot vertwyfeling gebracht worden<br />
, en dezelve dikwils , al wierdt 'er ook de<br />
zwaarfte ftraffe op geftelt, of geweld, of bedrog<br />
tegen onbeftnette Vrouwsperfoonen pleegen , en<br />
daardoor het kwaad maar meer verfpreiden.<br />
2. Hy beveelt, dat ieder een , dié maar eenigzins<br />
verdacht gehouden wordt, zal bezichtigt worden.<br />
Niemand, op wiens opperhuid men flecht*<br />
een puistje of vlakje vond , waar uit men eenige<br />
argwaan zouden kunnen trekken; niemand , dien<br />
de hayren , op eene wyze die verdenking konde<br />
baaren , uitvielen ; niemand eindelyk, die zich gebrand<br />
had , en by wien op het deel , het welk<br />
daar door gekwetst was , te lang eenige verdachte<br />
vlak gezien werdt, mocht van deeze bezichtiging<br />
worden vrygelaaten : juist op dezelfde wyze,<br />
als
BETREFFENDE DE MELAATSHEID. 265<br />
als men te Guadeloupe begeerde , dat met foortgelyke<br />
Lieden zoude gehandelt worden.' Deeze<br />
voorzichtigheid , inzonderheid met betrekkinge toe<br />
den geenen , die zich gebrand hadden , was te<br />
noodzaaklyker, dewyl Melaatfe lieden, die deeze<br />
hunne ziekte , waar over zy zich fchaamen , willen<br />
verbergen , dikwils voorgeeven , dat zy zich<br />
gebrand hebben : Ook kan het wel zyn, gelyk<br />
fk in myne Aanmerking over Levit. XUI. vs. 24.<br />
al gezegt heb te vermoeden , dat ieder ander ongemak<br />
, of elke kweJuure, by lieden , die eene<br />
gefteltenis hadden , dewelken hen voor Melaatsheid<br />
vatbaar maakte , tot Melaatsheid oveifloeg ;<br />
en dus , dat dit ongemak dikwils by foortgelyke<br />
gelegenheden ontftondt. Ja men zegt zelfs , dat<br />
deeze Ziekte veeltyds by gelegenheid van eenen<br />
hevigen fchrik , of andere fterke aandoeningen ,<br />
uitbreekt.<br />
De bezichtiging gefchiedde door eenen Priester,<br />
In de hoedanigheid zoo wel van eenen Bedienaar<br />
der Burgerlyke Wetten , als van eenen Geneeskundigen.<br />
Dat de geheele Stam van Levi zich op de<br />
Geleerdheid leggen moest, hebben wy al in hec<br />
Eerfte Deel, §. 12. gezien. By de Mgyptenaaren<br />
, dewelke drie foorten van lieden hadden, die<br />
de zaaken van den Godtsdienst moesten waarneemen<br />
, naamlyk 1. Propbesten , die de voornaamfte<br />
Clasfe van Priesteren uitmaakten. 2. Bierogrammateis,<br />
of lieden, die in de Beeidfprcakige Schriften<br />
bedrecven waren, en tkh met meest alle de<br />
deelen van Geleerdheid ophielden, . En. -3,' Neokoros<br />
, dat is, Tempelwachters, by deeze, zeggs<br />
ik , was het werk der laatften c'gealyk de Genees-<br />
R 5<br />
kunde.
266 §. 2io. WETTEN VAN MOSES,<br />
kunde. Dan by de Israëliten fchynt deeze weetenfc<br />
ap , gelyk ook billyk is , eenen hoogeren rang<br />
g< had, en fommigen onder de Priesteren zelve zich<br />
op dezelve gelegc te hebben. Deeze dan waren het,<br />
die, als peritt in arte (in de konst bedreeven) de<br />
bezichtiging moesten doen.<br />
De Tekenen , waarop zy acht moesten geeven ,<br />
werden hun in de Wet zelve omlbndig genoeg<br />
voorgefchreeven , en wel zoo nauwkeurig, dat zy,<br />
met het geen laatere Geneeskundigen , die misfehien<br />
niet eens aan den Bybel dachten , welken<br />
zy ook nimmer aanhaalen , op de Amerikaanfche<br />
Suiker-Eilanden daar van gevonden hebben , veel<br />
meer overéén komen , dan men te vooren zoude<br />
hebben durven verwachten.<br />
Ind ien 'er by de eerfte bezichtiging noch eenige<br />
twyfel over bleef, of het geen men zag een<br />
teken van Melaatsheid ware dan niec , dan werdt<br />
de verdachte perfoon , geduurende den tyd van<br />
zeven dagen opgeflooten , om te zien, of het vlakje<br />
, waar uic men argwaan fchepte , zich verder<br />
verfpreidde , verging , of bleef gelyk hec was , en<br />
deeze opflüicing konde herhaalt worden. Naar alle<br />
gedachten heeft men in dien tusfehentyd middelen<br />
gebruikt , om dien vlak te doen verdwynen ;<br />
gelyk men op de Suiker - Eilanden van America<br />
in foortgelyken proef- tyd gewoon is. Indien dezelve<br />
binnen die zeven dagen grooter wierdc, of<br />
ook volkomen eveneens bleef, alshy geweest was,<br />
zonder bleeker te worden , dan gaf hy een fterk<br />
vermoeden van Melaatsheid , en de verdachte perfoon<br />
moesc onrein verklaart worden. Indien het<br />
vlakje
BETREFFENDE DE MELAATSHEID. 267<br />
vlakje verdweenen was, en naa dac men de bezichtigde<br />
perfoon reeds had losgelaaten , wederom<br />
ten voorfchyn kwam , dan moesc dezelve op<br />
nieuw weder opgeflocen worden, enz. Ik kan hier<br />
hec geheele Hoofdftuk niet aiïchryven. Het behelst<br />
zeer naauwkeurige regelen , die met de nieuwfie<br />
-waarneemingen op de Suiker-Eilanden van America<br />
overéénkomen : hec zelve is waardig om opgeheldert<br />
te worden, maar deeze opheldering zoude<br />
voor een Werk, waar in men van het Mofaïfca<br />
Recht handelt, al te Geneeskundig , en ook al te<br />
breedvoerig vallen.<br />
3. De Onreinen werden van het andere Volk<br />
afgezonderc. Al in hec cvveede Jaar van den tocht<br />
der Israëliten moesten de Melaatfchen buiten hec<br />
Leger hun verblyf houden , Num. V. vs. i — 4.<br />
En deeze Wet was zoo fcherp, dat zelfs de Zuster<br />
van Mofes, toen zy Melaats geworden was , buiten<br />
het Leger gebracht wierd, Num. XII. 14—16.<br />
Toen de Israëliten in hun Land gekomen waren,<br />
en in Steden woonden , vatte men de meening van<br />
deeze Wet op die wyze op, dat de Melaatfchen<br />
op eene afgezonderde plaatze , BETH CHOFSCHITH<br />
(Huis of plaatze der onreinigheid) genaamt, moesten<br />
woonen ; en van deeze afzondering was een<br />
Koning zelf niet vry , wanneer hy met die Ziekte<br />
bezocht werdc, 2 Kon. XV. vs. 5. Dan , dewyl<br />
een Melaatfe niec altyd in zyne Wooning kan blyven<br />
Qa), en hy dus fomtyds reine lieden ontmoeten<br />
Ca) Noch heden ten dage wordt aan Melaatfe.<br />
lieden in het Oosten het uitgaan niet vofftrekc verbooden<br />
, want men merkt hen. niet aan als met de<br />
Pc
a68 §. aio. WETTEN VAN MOSES,<br />
ten zal, was hy verplicht, voor eerst, om zich<br />
door zyne kleeding kenbaar te maaken , dat is ,<br />
om met gefcheurde kleederen , bloote hoofden en<br />
bedekte kin te gaan ; maar ook ten tweeden , om<br />
den geenen, die hem oncmoetfe , toe te roepen,<br />
dat hy onrein was, Levit. XIII. vs. 45, 46. Hec<br />
is zeker, dat hy, door het enkel ontmoeten en<br />
«anraaken , niemand zoude befmet hebben , gelyk<br />
men uit alle Geneeskundige Berichten van deeze<br />
Ziekte genoeg kan afneemen : maar de Wetgeever<br />
moet ook zoo veel mooglyk zorge draagen , dat<br />
hy door zyne gedaante , die affchuwelyk genoeg<br />
is , niemand eenig afkeer , of, het welk door eene<br />
onverwachtte aanraaking zoude gefchied zyn ,<br />
fchrik konde veroorzaaken. Hier kwam noch by ,<br />
dat hy, door iemand aan te raaken , denzelven ten<br />
minften Levitifch onrein zoude gemaakt hebben ;<br />
immers 'er was<br />
4. Om het verfpreiden der Melaatsheid door<br />
gemeenzaamen omgang te verhoeden , werdt vastgeftelt,<br />
dat een Melaatfe ook Levitifch , of burgerlyk<br />
onrein zyn zoude : by gevolg werdt hy ,<br />
die hem aanraakte, ook onrein : het is waar , in<br />
eenen eigentlyken of Geneeskundigen zin konde<br />
niemand door eene enkele aanraaking onrein , dac<br />
is, befmet worden; maar wel onrein in eenen burgerlyken<br />
zin.<br />
5. Maar<br />
Pest befmet. De Heer NIEBUHR zegt pag. T3*. (129<br />
en 130. in de Nederduitfche Vertaalinge,) h bad genoeg<br />
van deeze Lieden kunnen zien , maar toen ik ze<br />
my eens op de firaat zag tegenkomen , bield ik bet voer<br />
raadzamer ben uit den voeg te gaan.
BETREFFENDE DE MELAATSHEID.<br />
2(5c)<br />
5. Maar daarentegen was ook , ten dienfté van<br />
die geenen, dewelke men rein bevonden had, in<br />
de Wet bepaalt , wie rein verklaart moesc worden ;<br />
en zoodanigen waren dan van alle vewycingen van<br />
JVlelaacsheid vry , indien zy niet, door op nieuw<br />
opkoomende tekens van deeze Ziekte, weder in<br />
verdenkinge vielen.<br />
Iemand, die by de eerfte bezichtiging rein bevonden<br />
werdt , of by welken, in den tyd, dac<br />
hy opgeflooten was , het gewaande kenmerk van<br />
Melaatsheid verdweenen was , werdt rein gefproken<br />
, maar nochcans mee die bepaalinge , dat de<br />
laatfte zyne kleederen moeste wasfchen. Indien<br />
iemand waarlyk Melaats geweest, maar van deeze<br />
Ziekte herftelt was , dan moest hy zekere Offeranden<br />
brengen , by welke hy rein verklaart werdt.<br />
Mofes hield deeze Ziekte derhalven niet voor ten<br />
éénenmaale ongeneeslyk ; en zoo is dezelve ook<br />
niet , indien men vroegtydig , zoo ras het eerfte<br />
teken van Melaatsheid gezien wordt, de vereifchte<br />
middelen aanwendt ; zy wordt eerst ongeneeslyk<br />
in het >-ervoIg: en nochtans getuigen oude Geneeskundigen<br />
, dat de zoodanigen zelfs , die deeze<br />
Ziekte al in den hoogften graad hadden, en daarom<br />
na de Woestyne gebannen waren , fomtyds ,<br />
misfehien door eenig middel , het welk hun onbekend<br />
was , ot zekere byzondere levenswyze , rein<br />
geworden zyn. Het is waar , alle Geneesmiddelen<br />
, die ons tot dus verre bekend zyn , zyn ce<br />
zwak , om zulk eene geneezing te volbrengen ;<br />
maar men kan nochtans niec zeggen , dac dezelve<br />
de krachten der natuure, die voor ons noch verborgen<br />
zyn, en de uitwerking van een zeldzaam<br />
toe-
z-'O 5- 210. WETTEN VAN MOSES ,<br />
toeval te boven gaat; ja in het boek van Hiob *<br />
het weik waarfchynlyk door Mofes zeiven befchreeven<br />
is , fchynt zulk eene geneezing , die zelfs aan<br />
Hiob onmoogiyk toefcheen , niet als voiftrekt onmoogiyk<br />
te wordan aangemerkt ; immers het iaat<br />
hem ten minden wederom geheel gezond worden.<br />
6. De Wetgeever droeg byzondere zorge voor<br />
twetërleie lieden , dewelke hy. geenszins wilde ,<br />
dat men voor onrein zoude houden.<br />
De eerden zyn. die , dewelke zekere Ziekte der<br />
huid hebben , die door hem niet Melaatsheid ,<br />
maar Bohak genaamt wordt, Levit. XIII. 38,39.<br />
Zyne woorden zyn deeze : Indien een Man of<br />
Vrouw witte Vlakken op de huid bekoomen , en de<br />
Priester ziet dat de verwe van deeze Vlakken zwak<br />
en bleek is , dan is het Bohak , die op de huid uitgebroken<br />
is : zy zyn rein. Dewyl men tot dus<br />
verre niet wel geweeten had, hoedanig eene Ziekte<br />
deeze zy , en het woord in het Arabifch noch in<br />
wezen is, gaf ik het aan het Reis-gezelfchap na<br />
Arabien als eene Vraage op (0). De Heer NIE-<br />
BÜHR heeft dezelve, bladz. 135. van zyne Befchryving<br />
van Arabien, (bladz. 128. in het Nederduitfch<br />
) , dus beantwoord : „ Bohak is noch<br />
„ befmettende noch gevaarlyk. Een zwarte Knaap<br />
„ te Moccba, die met deeze Melaatsheid behebc<br />
„ was, had hier en daar op het Jyf witte Vlekken.<br />
(a) 28de Vraage, aan het Arabifch Reisgenootfchap,<br />
No. 8.
BETREFFENDE DE MELAATSHEID,<br />
2? I<br />
„ ken (a). Men zeide , dac hec gebruik van<br />
Zwavel dezen Jongeling voor een cyd geholpen ,<br />
„ de Ziekte echter niec ten vollen weggenomen<br />
,, had." En bladz. 237. (bl. 130. in het Nederduitfch)<br />
geelt hy uic de Papieren van den overleeden,<br />
Heer FOKSKAL noch hec volgende uittrekfel.<br />
„ Den 17. Mey 1763. zag ik zelve de Melaatsheid<br />
„ Bohak aan eenen Jood te Moccha. De Vlek-<br />
„ ken dezer Melaatsheid zyn van ongelyke grootte,<br />
„ zy zyn niet glanzig. Én zyn of weinig of niets<br />
„ boven de huid verheeven , en veranderen de<br />
kleur der hairen niet. Haare kleur is denker<br />
„ wit , of iets naar het roode De overige huid<br />
„ des Melaatfchen , welken ik zag , was zwarter<br />
,, dan de ïnwoonders gemeenelyk zyn , doch do<br />
„ Vlekken waren niet zo wit als de huid der Euro-<br />
,, peëren , als zy niet van de Zonn' verbrand is.<br />
„ De Vlekken dezer Melaatsheid vertoonen zich<br />
„ niet op de handen , noch omtrent den Navel,<br />
„ maar wel aan den Hals en in het Aangezigt ,<br />
„ maar niet aan dat deel des hoofds , welk fterk<br />
„ met hairen bewasfen is. Zy breiden zich allengs<br />
„ uic. Zomtyds blyven zy maar cwee maanden,<br />
5 )<br />
zomtyds ook wel een of twee Jaaren , en verdwynen<br />
langzaamerhand van zeiven. Deeze<br />
„ Krankheid is noch aanftekende , noch erflyk ,<br />
en veroorzaakt aan het lichaam geen ongemak."<br />
Hier<br />
(" a ) Ik herinner my , in het zesde fluk der nieuw»<br />
ïle berichten van de Zendelingen na Oost-Indien,<br />
iets denielyks geleezen te hebben Een Geneeskundige<br />
in Tranquebar zoude derhalven deeze Ziekte ,<br />
met geringe moeite, noch nader en zekerer kunaen<br />
befchryven.
272 §. aio. WETTEN VAN MOSES,<br />
Hier uit kan men genoeg begrypen , waarom iemand<br />
, die met Bohak behebt was , niet onrein<br />
verklaart moest worden , te weeten , dewyl dit ongemak<br />
, het welk meer eene wanftahigheid of origelykheid<br />
(Anomalie) , dan eene Ziek-e van de<br />
huid moet genaamt worden , en daarenboven aan<br />
hec lichaam geen nadeel toebrengt , noch befmetlyk<br />
isnoch overerft. Dat dit naa verloop van<br />
3 3<br />
oo Jaaren naa den tyd van Mofes noch op deeze<br />
wyze bevonden wordt , is eene byzonderheid ,<br />
die in der daad zyne Wetten eere aandoedt, zelfs<br />
by die geenen , die dezelven niet voor Goddelyk<br />
willen erkennen.<br />
De tweede foort van Lieden , voor welke de<br />
Wetgeever zorge droeg, maaken die geenen uit,<br />
welken het hoofd kaal wordt. By ons, en in ieder<br />
ander Land, waarin de Melaatsheid niet zeer<br />
gemeen is, hebben zy wezenlyk zulk eene voor*<br />
zorge van den Wetgeever niet noodig ; niemand<br />
zal het ooit invallen , hen voor Melaats te houden<br />
, al ware het, dat zy vóór den tyd , ja zelfs<br />
in hunne jeugd , kaal wierden. Dan dewyl het<br />
uitvallen der hairen fomwylen, met andere tekens<br />
vergezelfchapt, een veel betekenend kenteken van<br />
Melaatsheid is , en 'er werkelyk eene byzondere<br />
Melaatsheid van het hoofd gevonden wordt, die<br />
zich , met eene zonderlinge, deezer Krankheid eigene,<br />
grensfeheiding , nu eens aan het voor- dan<br />
eens alleen aan het achterhoofd vertoont, zoo<br />
konde hy, die op deeze wyze kaal werdt, vooral<br />
wanneer hy niet reeds eenen zeer x<br />
hoogen trap<br />
van ouderdom bereikt had , in verdenkinge geraaken,<br />
als of by Melaats ware. Zelfs het woord<br />
KAALKOP
BETREFFEND): DE MELAATSHEID. 273<br />
KAALKOP ( Kareach ) betekent jn het Hebreeuwfch<br />
volgens deszelfs aiftamming , iemand die Zweeren<br />
heeft , en dus misfehien oorfpronglyk eenen Melaatfen.<br />
Mofes doet derhalven hier eene uitfpraak,<br />
die men in onze Wetten niet te wachten heefc ,<br />
naamlyk , dat iemand , by wien men niets anders<br />
vondt , dan een hoofd, het welk begon kaal te<br />
worden , om die reden niet verdacht moest gehouden<br />
worden van Melaatsheid , maar dat men<br />
hem als rein had aan te zien. De plaacze kan men<br />
Levic. XIII. vs. 40, 41. vinden. Om dezelve te<br />
verftaan , moet men weeten , dat de Oosterlingen<br />
naauwkeuriger dan wy twee foorten van kaalheid<br />
onderfcheiden , naamlyk eene , die van het voorhoofd<br />
begint, en eene andere die aan het achterhoofd<br />
haaren aanvang neemt; en dac de Hebreeuwen<br />
zelfs voor iedere foort een byzonder woord<br />
hebben. De Arabifche Dichters noemen de eerfte<br />
edele Kaalhoofdigheid , dewyl zy door hec veelvuldig<br />
draagen van den Helm , ( by ons het draagen<br />
van Paruiken) pleegt te oneftaan ; en de cweede<br />
Kaalhoofdigheid van Slaaven. Nu zal men de woorden<br />
van Mofes kunnen verftaan : Indien iemand<br />
de Hairen op het hoofd uitvallen , die is een Kaalkop<br />
( KAREACH ) en rein : worde hy voor aan het<br />
voorhoofd kaal, dan is hy een Bles ( GIBBEACH ) ,<br />
en hy is rein. In hec volgende vaarc hy voorc met<br />
te zeggen , in welken gevalle men iemand , diens<br />
hoofd kaal is, van Melaatsheid te verdenken hebbe,<br />
of «ich verzekeren kunne , dat hy waarlyk mee die<br />
Ziekce behebc is.<br />
7. De Geneeswyze en de Middelen , waarvan<br />
men zich tegen de Melaatsheid te bedienen had,<br />
IV. Deel. S beafc
2->4 5- 2 I O « WETTEN VAN MOSE*,<br />
heefc Mofes in zyn Wetboek niet voorgefchreè*<br />
ven : en daar ieder trap en elk nieuw toeval der<br />
krankheid eene verandering van geneeswyze vereifchce<br />
, zouden deeze voorfchrifcen voor zyn Wetboek<br />
van te groocen omflag, en dan noch evenwel<br />
maar alleenlyk voor Geneeskundigen verftaanbaar<br />
geweest zyn , terwyl zy aan den anderen kant<br />
by gemeene Lyderen , die zich zelve wilden geneezen<br />
, tot de grootfle misbruiken gelegenheid<br />
zouden gegeeven hebben. Daarentegen fchynt<br />
Mofes allen , die befmet waren, na de Priesteren<br />
te wyzen , waar van fommigen ten minften zich in<br />
de Geneeskonst oefenden. Letterlyk vertaald, luiden<br />
zyne woorden dus: Wacht u voor de Melaats*<br />
heid, u zeer wachtende , en doende naar alles , bet<br />
geen u de Priesteren uit den (lamme van Levi zullen<br />
leer en. Gelyk ik het hun bevolen hebbe , zult<br />
gy u in acht neemen, (dat is, zorgvuldig zyn,)<br />
om het le doen , Deut. XXIV. vs. 8. De zorgvuldigheid<br />
tegen de Melaacsheid , dewelken hier<br />
geboden worde, fchynt daar op ce zien , i. dat<br />
men zich wachte voor de befmetting en voor den<br />
omgang met Melaatfen ; 'en 2. dac men zich ook<br />
wachce voor zonden , die Godt mee deeze Ziekte<br />
zoude kunnen ftraffen : maar het doen fchynt te<br />
doelen , op het geen men doen moest , om van<br />
dit ongemak wederom herftelt te worden , dat is,<br />
op. de middelen ter geneezinge. Volgens deeze<br />
verklaaring heb ik die woorden met eene korte omfchryving<br />
vertaald , dewyl de leccerlyke overzetting<br />
te duister , ten minften te onduitfeh zoude geweest<br />
zyn : Wacht u zeer voor de Melaatsheid ; neem u<br />
veor de befmetting zoo veel in acht , als gy kunt ;<br />
en gebruik 'er tegen, het geen de Priesteren uit den<br />
/lamme
BETREFFENDE DE MELAATSHEID'. 2?5<br />
(lamme van Levi u zulten voorjcbryven : ga narmkeuriglyk<br />
te wcrke , gelyk ik bei bun bevolen hebbe.<br />
Mofes fchynt de Priesteren een breedvoerig voorfchrift<br />
gegeeven te hebben , hoe zy in ieder byzonder<br />
geval met de Melaatsheid handelen moesten;<br />
wel te verftaan , dat men , indien men in hec vervolg<br />
noch andere en betere middelen zoude ontdekken<br />
, deeze insgelyks gebruiken moest. In dit<br />
voorfchrift, hec welk in zyn Wecboek niet gevonden<br />
wordt, begeerde hy niet als een Propheet of<br />
Afgezanc van den Allerhoogften , maar alleenlyk<br />
als een Geneeskundige , of als iemand , die uit de<br />
ervaaringen van iEgyptifche Artfen het beste by<br />
een vergadert had , te worden aangezien. Of hy<br />
dit onderricht hun in fchrifc nagelaacen , dan alleen<br />
by monde medegedeelc hebbe, kan ik niet zeggen :<br />
by de /Egyptenaaren , en langen tyd by fommige<br />
andere oude Volken, beftond de Geneeskunde in<br />
eene mondeling yoorcgeplance verzameling van ondervindingen<br />
en voorfchriften.<br />
8. Hoe heilzaam de Spy ze-wetten van Mofes<br />
voor een Volk, het welk mee ongemakken van de<br />
huid bezocht was , geweest zyn, heb ik te vooren<br />
al gezegt , toen ik van deeze Wetten handelde.<br />
Veele van dezelve zouden noch heden ten dage, en<br />
naa dat zy reeds lange hebben opgehouden , als<br />
Godtlyke Wetten , van eene verbindende kracht te<br />
zyn voor het geweeten , voor een Volk, het welk<br />
in Paisftina woonde, van nut zyn.<br />
S 2,<br />
$. sn,
tf6 §• 2 I R « MELAATSHEID VAN<br />
$. 211.<br />
Melaatsheid der Kleederen en<br />
Huizen.<br />
Twee Wetten van Mofes, betreffende de Melaatsheid<br />
aan Kleederen en Huizen , kunnen iemand<br />
op het eeifte gezicht zeer vreemd voorkomen<br />
, dewyl men in Europa van zulk eene Melaatsheid<br />
niets gehoort heeft, en men, by het hooren<br />
van den naam , doorgaans gewoon is aan iets te<br />
denken, het welk met de Melaatsheid der menfchen<br />
in verband ftaat. Geleerden , die in hunne<br />
kamer over den Bybel fchryven , weecen dikwils<br />
niets anders dan van hunne Boeken , zy kennen<br />
de natuur, ja zy kennen veeltyds hun eigen huis<br />
niet, in het welk die Melaatheid , waarvan Mofes<br />
fpreekt , misfehien wel gevonden wordt, en zy<br />
zyn te zeer aan zich zelve bepaalt, dan dat zy 'er<br />
Geletterden na vraagen zouden. Misfehien behoorde<br />
de Verhandeling over de Melaatsheid van Kleederen<br />
en Huizen eigenlyk hier niet te ftaan , maar<br />
onder de Policy-wetten over Gebouwen , Manufaftuuren<br />
en Kleederen geplaatst te worden ; dan<br />
men zal dezelve hier toch zoeken: en al ware die<br />
dus niet , zoo moet ik over deeze beide Wetten<br />
eenige algemeene Aanmerkingen maaken , die 'er<br />
by zouden lyden , indien ik ze van eikanderen afzonderde.<br />
Vooreerst dan , wanneer men van Melaatsheid<br />
van Kleederen en Huizen hoort fpreeken , moet<br />
men zoo eenvouwig niet zyn , om zich te verbeelden<br />
, dat dit het zelfde ongemak is , het geen by<br />
de menfchen Melaatsheid genaamd wordt. Menfchen
KLEEDEREN IN HUIZEN. *77<br />
fchen , Kleederen en Sceenen, hebben geenszins de<br />
zelfde ongefteldheden; maar de naavnen van menfchlyke<br />
Krankheden worden volgens zekere Analogie ,<br />
of gelyk de Spraakkundigen her noemen , volgens<br />
zekere Figuur , op de ongemakken van andere dingen<br />
toegepast. Men fpreekt, by voorbeeld , te<br />
Bern van Kanker der Gebouwen , (in de Nederlanden<br />
van Kanker in Boomen, Bloemen, Bollen enz.)<br />
maar men verftaat 'er den Kanker niet door, zoo<br />
als die by de Menfchen gevonden wordt. Zoo wel<br />
als Kanker der Gebouwen eene. Zwitferfche uitdrukking<br />
is, is ook Melaatsheid der Gebouwen eene<br />
Hebreeuwfche. De overleedene Heer FORSKAL<br />
fchreef my uit /Egypten , dat men daar een paar<br />
Ziektens der Boomen heeft, door Infeclen ontftaande,<br />
die men Melaatsheid noemt; ik zal zyne woorden<br />
hier niet bybrengen , om dat ik denke , dat<br />
men alles in het Dagverhaal van zyne Reize, het<br />
welk eerlang zal uitgegeeven worden, en het welk<br />
ik niet gaarne zoude willen voorkomen , breedvoerig<br />
zal kunnen vinden.<br />
Ten tweeden , wanneer men van Wetten hoort,<br />
door Mofes ren opzichte der Melaatsheid van Kleederen<br />
en Gebouwen gegeeven, moet men niet denken<br />
om iets waar van Mofes geen woord fpreekt,<br />
dat zulk eene Melaatsheid , naaraelyk , menfchen<br />
befmetten kan. Mofes is 'er zoo verre af, van hier<br />
voor te vreezen , dat hy veel meer beveelt, wanneer<br />
een huis van Melaatsheid verdacht werdt gehouden,<br />
vóór de bezichtiging van het zelve, al het<br />
huisraad daar uit te brengen, op dat de Priester niec<br />
genoodzaakt zoude zyn , om het zelve onrein te<br />
verklaaren. Indien in de muuren van een huis ee-<br />
S 3<br />
mg
27g §. 2ii. MELAATSHEID VAN<br />
nig vergif Hak, 'bet welke in de menfchen konde<br />
overgaan , dan zoude dit een wonderlyk bevel geweest<br />
zyn. Stek u voor , bid ik u , dat men , indien<br />
zeker huis verdacht gehouden werdt van met<br />
de Pest befmet te zyn , bevel gaf, om , eer men<br />
het zelve onderzocht, zorgvuldiglyk daar alles uit<br />
te neemen , wat 'er in was , op dat hetzelve niet<br />
insgelyks voor befmet behoefde verklaart te worden;<br />
zoude dat niet te zeggen zyn, de befmetting opzetlyk<br />
verfpreiden ? En ondertusfchen zoude het zelfde<br />
, hoewel in eenen minderen graad gefchied zyn,<br />
indien de Melaatsheid der huizen voor menfchen<br />
befmetlyk geweest was. Kan men van Mofes, zoo<br />
als men hem tot dus verre als Wetgeever heeft leeren<br />
kennen , iets dergelyks verwachten.<br />
De Melaatsheid der Kleederen befcbryft Mofes<br />
in zyn derde Boek, Kap. XIII. vs. 47—59. als beftaande<br />
in groene en roode vlakken , die hoe zeer<br />
men dezelve ook wafcht, nochtand ftand houden ,<br />
zich uitbreiden , en waarby het doek nu eens op<br />
de ééne , dan eens op de andere zyde kaal wordt ;<br />
( hy noemt dit bet uitvallen, of afvallen van het<br />
hair , indien men zyne woorden te deezer plaatze,<br />
die voor Geleerden eenige duisterheid hebben , om<br />
dat men doorgaans te weinig kennisfe heeft van<br />
"Wolle-manufacluuren , letterlyk en met flipte ge-<br />
. trouwheid vertaaien wil): ook fchynen deeze tekenen<br />
van Melaatsheid zich fomtyds. alleen aan de<br />
fcheering (Jufzuge) of, gelyk men het aan Wolle<br />
ftóffen noemt , aan de Ketting {[aj , en op eenen<br />
anderen tyd alleen aan den Inflag te vertoonen.<br />
Dit<br />
fa) Aufzug (fcheering) is eigentlyk het woord ,<br />
dat
KLEEDEREN EN HUIZEN. 279<br />
Dit moet zekerlyk voor iemand , die niet gewoon<br />
is met Wolle, Linnen , Fabrieken, Juchtleder<br />
, en wat van dien aart meer zyn moge , maar<br />
alleenlyk met Boeken om te gaan , duister zyn :<br />
het best, dat hem zal in de gedachten komen, zonder<br />
daar by evenwel te kunnen berusten , zullen<br />
ftok-vlakken (Jlockfiecken) zyn. Ik heb van alles<br />
noch geen bericht kunnen bekomen, maar ten aanziene<br />
van Wol, en Wolle ftoffen, heb ik by den<br />
grootften Manufa&urier in het Hanoverfche vernomen.<br />
Deeze heeft my gezegt, dat men , het geen<br />
hy in myne Vertaaling des Bybels , by de gemelde<br />
woorden las, by wolle ftoffen wel deeglyk aantreft,<br />
en aan de zoogenaamde geftorve Wol (fterbe-ivolle)<br />
moet toegefchreeveh worden. Geftorven Wol ,<br />
voer hy voort, noemt men de wol van een Schaap,<br />
het welk niet met het mes gedood , maar aan eene<br />
Ziekte geftorven is , is de Ziekte van korten duur<br />
geweest, dan is de Wol niet ten eenenmaale onnut<br />
voor het gebruik; maar indien het Schaap langen<br />
tyd ziek geweest is, dan is deszelfs wol zeer flecht,<br />
en inzonderheid vallen 'er de buitenfte punten af.<br />
By braave Manufacturiers houdt men het voor onbetaamlyk<br />
, zulke geftorven Wol tot eenige ftoffe<br />
te verwerken , die van menfchen zal gedraagen<br />
worden; dewyl het Ongedierte daar ligtlyk inkomt,<br />
inzonderheid wanneer zulk een Kleed genoegzaam<br />
op het bloote lichaam gedraagen, en door hetzelve<br />
verdat<br />
by Linnen weevers in gebruik is t in de Wol - Fabrieken<br />
noemt men het, gelyk men my onderricht<br />
heeft, Kette: (Ketting) : de zelfde zaak wordt 'er<br />
door te kennen gegeeven.<br />
S 4
28o §. 211. MELAATSHEID VAN<br />
verwarmt wordt: toen ik hem zeide, dat men in<br />
die Landen , dewelke ik by myne vraagen op het<br />
oog had , by gebrek van Linnen , en uic armoede,<br />
Wolle Kleederen op het blooce lichaam gedraagen<br />
had , en noch droeg ; was hy van gedachten, dat<br />
daar deeze onaangenaame uitwerking noch grooter<br />
moest zyn , dan onder ons , daar men ( het<br />
geen luxe voor het Oosten is) onder het Wolle<br />
Kleed op het bloote lichaam noch een linnen hemd<br />
draagt. Des noods , zegt by , is men gewoon de<br />
geftorven Wol tot Voet-dekken en Paarden-kleeden<br />
te verwerken. Hy zelf wenfchte dat men eene<br />
Wet had, ten naasten by gelyk die van Mofes<br />
was , waar door het gebruik van deeze geftorven<br />
Wol op eene voldoende wyze tegengegaan werdt:<br />
of eene Wet , volgens welke iemand , die deeze<br />
Wol verkocht had, ja zelfs een Manufacturier, die<br />
dezelve voorbedachtelyk tot ftoffen , waar uit de<br />
menfchen Kleederen draagen , verwerkt had , nadruklyk<br />
geftraft werdt. • Ook is my door<br />
Hamburgers verhaalt , dat onder hen met geftorve<br />
Wolle mede veel bedrogs gepleegc , en dezelven<br />
dikwils voor goede Wol verkochc worde; waarvan<br />
zy zeiden hec gevolg te zyn , dat hec geen daar<br />
van bereid is, niec "alleenlyk fpoedig kaal worde,<br />
maar dac 'er zelfs eerst kleine gaatjes, en dan geheele<br />
gaten inkomen.<br />
Uic deeze byzonderheeden kan men de betekenis<br />
deezer Wet, voor zoo verre dezelve Wolle<br />
en Wolle ftoffen becrefc, vry duidelyk opmaaken.<br />
Men begrypc nu hoe hec kwaad (die Krankheh')<br />
fomtyds alleen in de Ketting , fomtyds alleen in de<br />
Jnflag beftaan kunne ; wanneer men naamlyk , tot<br />
het
KLEEDEREN EN HUIZEN. 28l<br />
het eene geftorve Wol , tot het andere goede Wol<br />
genomen heeft. Of deeze geftorve Wol door den<br />
tyd ook andere kunne aanfteeken, is my onbekend:<br />
dan , hec moet het werk van eenen verftandigen<br />
Wetgeever zyn , zulke ftoffen buiten gebruik te<br />
brengen , en van alle waarde te berooven , die ,<br />
ten minften eerst, en wel binnen korten tyd kaal,<br />
dan van zelf vol gaten worden , en waarin, daarenboven<br />
, zeer ligt Ongedierte huisvest ; hoewel<br />
dit uit de Wolle zelve niet ontftaan kan , maar dezelve<br />
alleenlyk als eene gefchikte plaatze voor hetzelve<br />
, om 'er in te nestelen , moet worden aangemerkt.<br />
Zonder zulke , op eene onbehoorlyke wyze<br />
bewerkte ftoffen te verwyzen , zal de Policy ic<br />
onze dagen nauwlyks ooic in ftaac zyn , om haar<br />
oogmerk te bereiken. Waarfchynlyk vondt ook ,<br />
in die vroege tyden der Waereld , toen alles genoegzaam<br />
in zyne Kindsheid was, de Kooplieden<br />
noch zoo veel niec wiscen als thans , en men by<br />
kleine onafhanglyke Volken van geene Policy over<br />
de Manufaftuuren , geene Perfoonen , die daarover<br />
het opzicht hadden, wist; waarfchynlyk, zeg<br />
ik , vondc toen ook meer bedrogs mee geftorven<br />
Wolle plaacze, dan in onze dagen, zonder dat men<br />
de oorzaaken recht kende van de uitwerkfelen , die<br />
men gewaar werd : en deeze moesten in die luchtftreek<br />
, inzonderheid in /Egypten , het welk vol<br />
Ongedierte is, veel erger zyn, dan by ons. Het<br />
beste middel daar tegen was, het Melaatfe ftuk ,<br />
gelyk Mofes hetzelve noemt, te vernietigen : want<br />
dan zal iedereen fchielyk voorzichtig worden , om<br />
niets te maaken , het zy voor zich zeiven, of om<br />
het te verkoopen , het welk voor Melaats zoude<br />
kunnen verklaart worden ; en men zal fpoedig mer-<br />
S 5 k^ ,
sSa §. 21 r. MELAATSHEID V,N<br />
ken , indien men 'er nadeel van gehad heeft, of<br />
geene Kooplieden meer tot zyne Manufactuuren<br />
vindr , om dat de voorige Koopers 'er fchade van<br />
gehad hebben , waar de fout ligge. Het verbieden<br />
der geüorven Wolle , al wist de Wetgeever ook<br />
noch /oo wel , dat daar de fchuid in lag , is op<br />
zich zelf nier voldoende ; want men zal dezelve,<br />
ondanks het Verbod , evenwel in het geheim gebruiken<br />
, en het daarna ontkennen , vooral wanneer<br />
'er niemand is, die 'er amptsbalve her opzicht<br />
over heeft : maar wanneer de (toffe, by welke mm<br />
die verfchynfelen gewaar wordt, tegen wil en dank<br />
zelfs van den Eigenaar, verdaan wordt ; zal ieder<br />
een oplettend gemaakt worden , en zich voor fchade<br />
Jeeren wachten.<br />
Mofes beveelt derhalven, eerst de plaatze, daar<br />
men kenteekenen van Melaatsheid ziet , die door<br />
geen wasfen willen verdwynen , af te fcheuren ;<br />
en by aldien de Melaatsheid dan evenwel noch<br />
wederom mocht uicbreeken , het geheele ftuk te<br />
verbranden.<br />
Van deeze Wet, voor zoo verre zy op Juchtleder<br />
en Linnen betreklyk is, kan ik niets met gefchiedkundige<br />
zekerheid zeggen , dewyl ik geene<br />
groote Fabrikeurs of Kooplieden in hec gros van<br />
een van deeze beide ftoffe kenne: en met enkele<br />
gisfingen wil ik myne Leezeren niet lastig vallen ,<br />
dewyl die hen even zoo goed als my zullen in de<br />
gedachten komen. Maar misfehien vind myn boek<br />
ook eenen Leezer, die daar meer van weet, dan<br />
ik te Görtingen daar van weeten kan , en my zyne<br />
kundig-
KLEEDEREN EN HUIZEN. BÖ3<br />
kundigheden in het vervolg mededeeld , waarom<br />
ik inzonderheid myne Leezers in Holland verzoek ;<br />
want onder deeze zal men noch wel de besie kenners<br />
van deeze zaaken vinden. Naa dac men by<br />
Wolle ftoffen nu hec fpoor gevonden heefc, zal het<br />
niet moeilyk vallen , het zelve verder naa te gaan.<br />
Alleenlyk verzoek ik van berichten , die men op<br />
zyne Studeer - kamer bedacht heefc , en geleerde<br />
gisfingen , verfchoont te blyven. Van hun , die<br />
groote Linnen - of Jucht-leder-Fabrieken ; of den<br />
handel in Linnen , Jucht-leder en Pelteryen in het<br />
grooc kennen , verwacht ik de ophelderingen , die<br />
hier vereifcht worden.<br />
De Melaatsheid der Huizen beftond , volgens<br />
Levit. XIV. vs. 33 — 37. in groenachtige en naar<br />
hec roode zweemende Kuiltjes , die men aan muurwerk<br />
gewaar wordt ; en dezelve fchynt zich geduurig<br />
verder eri verder uitgebreid te hebben. Indien<br />
men niet aan eene Ziekte gedacht had, met<br />
welke menfehen kunnen bezcchc worden , en door<br />
de benaaming Melaatsheid , al ce leccerlyk genomen<br />
, zich niet had laaren verbysteren , men zoude<br />
waarfchynlyk reeds lange verftaan hebben , wat de<br />
Melaatsheid der Huizen zy, waarvan Mofes fpreekt.<br />
De bloote befchryving van Mofes, is zoo duidelyk<br />
, dat ik meer dan één Voorbeeld van Kinderen<br />
weete , die dezelve weinig tyds te vooren geleezen<br />
hebbende, en in den kelder van hunne Ouderen<br />
komende , daar met ontfteltenis deeze Melaatsheid<br />
meenden gewaar ce worden , het hunne Ouderen<br />
duidelyk of bedekt te kennen gaven , en uicgeiaggen<br />
werden. Ondertusfchen verdienden zy niec<br />
uitgelaggen, maar onderweezen te worden ; en een<br />
goed
284 §. «li MELAATSHEID VAN<br />
goed gezicht vertoonde hun , het geen zoo veele<br />
Geleerden vruchtloos gezocht hebben. Met één<br />
woord , het geen wy hec Salpeter noeman , het<br />
welk in de Gebouwen komt, heeft ten naasten by<br />
de kentekenen , maar ook teffens de fchadelykheid,<br />
(dewelke daarom veieifchc, dat de Poiicy 'er het<br />
opzicht over hebbe) van de Melaatsheid der Huizen<br />
, van welke Mofes gewag maakt. Ik heb deeze<br />
gedachte hec allereersc te kennen gegeeven , in<br />
myne cwaalfde Vraage aan hec Reisgenootfchap na<br />
Arabien , hoewei flechts met weinige woorden , en<br />
als voor Mannen van verftand : ik heb 'er geen antwoord<br />
op bekomen , dewyl die Heer , wiens post<br />
het eigenlyk was om deeze Vraage te beantwoorden<br />
, FORS KAL, geftorven , en zyn Dagregister<br />
{Diurium) nog niet gedrukc is ( « ) ; maar de<br />
waar-<br />
(a) Ik ben alleenlyk door iemand , die wel eer<br />
een van myne Toehoorers geweest is , en nu eene<br />
Hebreeuwfche Arcboeologïe , (_ over de Hebreeuwfcbe.<br />
Oudbeden,) gefchreeven heefc, waarin hy my bybrengt,<br />
zoo dikwils hy lust heefc om my cegen ce<br />
fpreeken , maar mynen naam verzwygt in alle die<br />
plaatzen , waar in veele , die vóör zynen tyd , met<br />
hem te gelyk, en naa hem myne Toehoorers geweest<br />
zyn , eene zeer zichcbaare overéénkomst tusfchen<br />
zyn Werk en myne Lesfen bemerken , het geen hem<br />
zelfs van myne Vyanden verweecen worde ; door<br />
deezen , zeg ik , ben ik onderrichc, dat de Hebreew<br />
nxien geen gepolyst -Marmer gebad bebben : dewyl ik gefchreeven<br />
had : ,, Komt het Salpeter in muurwerk ,<br />
5, inzonderheid in gepolyst Marmer, zoo als ik het<br />
5, in den hoogden graad te Eisleben in de Kerk ge-<br />
„ zien hebbe , dan fchynt dit met de Befchryving<br />
„ van Mofes niec kwaalyk overéén te komen. ' Ik<br />
fprak
KLEEDEREN EN HUIZEN. 285<br />
waarfchynlykheid is my , zoo dikwerf ik dit denkbeeld<br />
overdacht hebbe , geduurig grooter voorge-.<br />
komen , en hier is hec de plaatze , om hec zelve<br />
wac breeder voor te Hellen.<br />
Onze<br />
fprak van Salpeter , zoo als ik het gezien had , en<br />
noemde de plaatze : dit deed ik in eene korte vraage<br />
aan verftandige Lieden , die ik naderhand liet drukken<br />
, zonder dezelve voor ieder flecht-hoofd, (fur<br />
jeden imbecilkn,) duidelyker te maaken. Of de Hebreeuwen<br />
Marmer konden polysten , of niet , gaat<br />
my hier niec aan ; hoewel die ook zonder genoeg»<br />
zaam bewys door den Heer FABER gezegt worde :<br />
( Deeze is die zonderlinge Leerling wel eer , maar<br />
nu by aanhoudendheid myne yverige Leeraar, zoo<br />
dikwerf hy goed vindt mynen naam te noemen ; jammer<br />
is het maar , dac hy fömcyds zyne Lesfen met<br />
wat veel lompheid voorftelt). Dan, het geen my<br />
by het gepolyst Marmer zoo zeer in het oog gevallen<br />
was, moest , nacuurlykér wyze , ook by het<br />
ongepolyste gefchieden , alhoewel het zich daar zoo<br />
duidelyk niet vertoont, en myn oogmerk was alleenlyk<br />
deeze Ziekte der Muuren te doen kennen. Ook<br />
acht ik my verplicht , om van mynen kant den Heer<br />
FABER te onderrichten , dat Eisleben in hec Graaffchap<br />
Mansfeld , maar niet in Palcefhna ligt, en dat<br />
het de Geboorteplaatze van Dr. LÜTHER is. Wanneer<br />
ik dan fpreek , van het geen ik te Eisleben gezien<br />
hebbe, en daar gepolyst Marmer noeme, fpreek<br />
ik noch niet van Palceftina , noch minder van het<br />
oude Palsftina , ten tyde van Mofes. Indien Hy ,<br />
daar, hy in zoo veele dingen het met my eens is ,<br />
fomtyds niét/begon te vitten , om het mét my niec<br />
eens te zyn , zoude hy deeze onderrichting niec noodig<br />
gehad hebben. Wanc zoo éénvouwig is by niec;<br />
maar een kwaad hart maakt de lieden fomtyds éénvouwig<br />
, wanneer zy, om de vertooning te maaken ,<br />
als
286' §• 2ii. MELAATSHEID VAN<br />
Onze Muuren en Huizen worden dikwils van •<br />
iets , hei geen voor t vreet en verteerende is, aangetast:<br />
, het welk wy doorgaans Salpeter noemen.<br />
De Verfchynfelen , die men 'er van ziet, zyn omtrent<br />
zoo , gelyk Mofes dezelve befchreeven heeft,<br />
met dat onderfcheid alleenlyk , dat men deeze vlakken<br />
zelden groen - of roodachtig vinde : nochtans<br />
meen ik ze ook van de laatfte koleur aangetroffen<br />
te hebben ; maar dewyl ik my niet wel kan te binnen<br />
brengen , waar zal ik my liever op den Heere<br />
Hoogleeraar BECKMANN beroepen , die my ,<br />
toen ik hem daar na vroeg gezegt heeft, ook roodachtige<br />
Vlakken gezien te hebben , en wel te Lubek.<br />
Men vindt by ons deeze ongefteltheid der<br />
Muuren zeer dikwils in Kelders , maar zy klimt<br />
ook hooger op tot in de Gebouwen zelve, inzonderheid<br />
, wanneer 'er langs de muuren een Riool<br />
loopt , of ook wanneer 'er andere onreinigheden<br />
bykomen. In myne Geboorteplaatze , Halle , is<br />
dat ongemak aan de Gebouwen zeer gemeen, gelyk<br />
het Land daar omtrent overal zeer Salpeter • ryk<br />
is , en van de Boeren - huizen het zoogenaamd Salpeter<br />
, door Lieden , die men Salpeter - zoekers<br />
noemt , afgefchrapc wordt (*)> het welk altoos<br />
wederals-<br />
of zy zich van de werken van deezen of geenen<br />
niet zeer bedient hadden, of uit andere inzichten ,<br />
volftrekt laaken willen , en hun dan juist op dien<br />
tyd niets voorkomt, het welk zy gevoeglyk kunnen<br />
laaken.<br />
(a) Het is eigenlyk geen Salpeter, maar het behelst<br />
het Zuur (acidum), waar uic het Salpeter gemaakt<br />
wordt.
K'LEEDIRIN EN HUIZEN.<br />
wederom uitflaat, wanneer 'er flechts iets van de<br />
roet Salpeter bezwangerde deelrjes< aan den Muur<br />
blyft zitten; en hier pasfen die Salpeter-zoekers<br />
wel zeer zorgvuldig op, ten einde aan die muuren<br />
van het Boeren - huis , die van tyd tot tyd mee<br />
nieuwe aarde aangevult en verbetert worden , over<br />
eenige Jaaren wederom eenen nieuwen Oogst te<br />
kunnen vinden. Doch nergens heb ik het in zulk<br />
eenen hoogen trap gezien , dan te Eisleben in de<br />
Kerk , waarin Dr. LUTHER gedoopt is. Ik werdt<br />
in het Jaar 1757. aan de linkerzyde van het Koor ,<br />
eenen , zoo hec my voorkomt, Marmeren Lyk -<br />
ileen gewaar, waarop de letters , die 'er wel diep<br />
ingehouwen ftonden , evenwel op veele plaatzen ,<br />
door de menigte van zulke kuiltjes , nauwlyks meer<br />
leesbaar waren , daar ik andere Graffchrifcen , die<br />
van twee toe viermaalen zoo oud waren , zeer gemakkelyk<br />
leezen kon : lk vroeg 'er den Koster<br />
na O ) , die my zeide , dat het ""Salpeter in dien<br />
Steen gekomen was, en 'er my noch meer van verhaalde<br />
, dat ik niec wei onthouden heb , dewyl ik<br />
'er toen niet aan dacht, dat hec my cot opheldering-<br />
van den Bybel noch zoude te pasfe komen.<br />
Te Bern heefc den Heer Aporhekar, AND RE A ,<br />
over zekere Ziekce hooren klaagen , waar door inzonderheid<br />
de Bik-fteen worde aangetast, zoo dat<br />
dezelve daar door affchilfere, en om zoo te fpree-<br />
1 ken<br />
f» Het had naamlyk ook wel kunnen zyn , dat<br />
gelyk men zegt, het Weder in het Marmer geweest<br />
was ; dan , daar toe fcheen my de Verwoesting in<br />
dien Steen , die noch niet zeer oud was. te groot<br />
se zyn. °
s88 §. sri. MELAATSHEID VAN<br />
*> f<br />
ken kankerig worde (
KEEEDEREN EN HUIZEN. 289<br />
DKEA bevonden , dat de weezenlyke deelen van<br />
deezen uitflag mee die van Sal-epfan zeer veel overéénkomst<br />
hebben , en dus een Zuur vart Vitriool<br />
(Acidum Vilrïoli') en magnejia zyn (a).<br />
De nadeelige uitwerkfelen van deezen uiiflag der<br />
Muuren , of, indien ik den gewoonen naam mag<br />
gebruiken , van dit Salpeter in de Gebouwen, zyn<br />
de volgende :<br />
(») ovoaüswcg Iss iRim 3^n<br />
(<br />
Q9onow<br />
it De Muuren worden week , en wel in diervoege<br />
, dat het kwaad zich geduurig verder<br />
uitbreide, en voortvreete. Ten laatften moet<br />
'er op volgen , dat zy inftorten. - >
198 $. 2IT. MELAATSHEID VAN<br />
de Muuren van dac Huis waren tusfchen de<br />
drie en vier voeten dik , en van zeer goede<br />
Steenen opgetrokken , gelyk men die te<br />
Halle in het byzonder zeer goed heeft.<br />
Op andere plaatzen zal dit kwaad<br />
waarfchynlyk veel flimmer zyn , en ik meen<br />
groote redenen te hebben , om te denken ,<br />
dat dit inzonderheid in de vochtige Landilreeken<br />
van ^Egypten , waarin de Israëliten<br />
woonden , het geval zal geweest zyn (a).<br />
Indien ik my de Moerasfen , by de Grieken<br />
liucolia genaamt , aan de uitwatering van<br />
den Nyl, eu de groote menigte van Salpeter<br />
, of toch van Zouten, die daar mede<br />
vertnaagfchapt zyn , en die /Egypten oplevert<br />
, vertegenwoordige , kan ik gemaklyk<br />
begrypen, dat het Salpeter in de Gebouwen<br />
daar meer verwoestende moet zyn , dan by<br />
ons: de Reizigers komen niet veel in dit gedeelte<br />
van /Egypten, maar te Alexandryen,<br />
Cairo , en verder langs den Nyl op te Asjevan<br />
, alwaar het Land geheel anders geftelc<br />
is: wy kunnen derhalven van dat gedeelte<br />
geene berichten verwachten , die tot ons<br />
oogmerk dienftig zyn. Zelfs de weg langs<br />
den Zeekant van Damiaten af tot Alexandryen<br />
toe , dien ABÜLFEDA ZOO voortreflyk<br />
befchreeven heeft is, zoo veel ik<br />
my<br />
(a) Zie het Eerfte Deel van die Werk, §.it. bl.66\<br />
(6) Men zie ABULFRDZE De/cripi : Mgypti, onder<br />
Damiata, doch niet volgengs de Vcrtaaüng van den<br />
Heer REISKË , want daar ontbreekt die geheele plaatze<br />
, maar volgens de Arabifche uitgaave , die ik<br />
thans
RLEEDEUEN ÉN HUIZES. 2Jt<br />
my daar van kan te binnen brengen , door<br />
geenen Reiziger ooic befchreeven, en veele<br />
dingen, daarop becrekiyk, zyn zelfs aan hem<br />
onbekend geweesr. Dewyl myn Boek hec<br />
geluk heefc, inzonderheid in Holland, vee-<br />
Ie Leezers te vinden , onder welke 'er mis*<br />
fchien wel zullen zyn , dewelke gelegenheid<br />
hebben, om van die Landen eenig nader<br />
bericht te bekomen , verzoek ik de<br />
zoodanigen , om daar toe hunnen vlyt aan<br />
te wenden , en wanneer zy eenige berichten<br />
ontfangen hebben , dewelke zeker zyn<br />
en tot eenige opheldering kunnen dienen ,<br />
my dezelve mede te deelen,<br />
a. Verfcheldene dingen , dewelke aan zulke<br />
Muuren, die van het Salpeter aangetast zyn,<br />
hangen of ftaan , worden daar door befchadigt<br />
en bederven. Ik heb zelf verfcheidene<br />
ftapels van Boeken gezien , die hier door<br />
genoegfaam geheel bedorven waren; en het<br />
gaat op de zelfde wyze met andere goederen,<br />
die geene vochtigheid offcherpe zuuren<br />
verdraagen kunnen. Dit nadeel kan dikwyls<br />
grooter en gewichtiger zyn , dan het langïaam<br />
bederf van hec huis zelf; want dit vertoont<br />
zich in weinige jaaren al zeer aanmerklyk<br />
, ja zelfs wel in zoo verre , dac<br />
zulke goederen ten eenenmaale te onbruik<br />
geworden zyn.<br />
3. Inthans<br />
volgens een Codex van Parys heb laaten afdrukken<br />
, bladz. 3C-.<br />
T 2
§. 2r i. MELAATSHEID VAN<br />
3. Indien hec Salpeter in kamers, dewelke men<br />
bewoonc, menigvuldig is, doet hetzelve nadeel<br />
aan de gezondheid , inzonderheid wanneer<br />
men zyne flaapplaacze tegen den muur<br />
heeft, die daarmede befmet is. Het<br />
algemeene van deeze aanmerking was my te<br />
Halle reeds bekend , daar men om die rede<br />
niet gewoon is, zulke kamers tot woonkamers<br />
ce gebruiken : dan de Heer Hoog-<br />
Leeraar BEKMANN heefc 'er my noch een<br />
voorbeeld van verhaak, hec welk zeer merkwaardig<br />
is , naamlyk van iemand , die in<br />
eene zoodanige kamer woone.nde , fcherpe<br />
zinkingen Ca) (fahz-flüsze ) .kreeg , die<br />
de Geneesheer alleen aan zyne wooning toefchreef.<br />
Hy betuigde my, deezen ongelukkigen<br />
Lyder , die in de beklaaglyke omftandigheden<br />
was , van zich van geene becere<br />
wooning te kunnen voorzien, dikwylsen wel<br />
in gezelfchap van den Geneesheer , dien hy<br />
hem bezorgt had , bezocht te hebben.<br />
Welgeftelde Lieden by ons , of die maar<br />
niet arm zyn , kunnen deeze fchadelyke uitwerking<br />
van het Salpeter in hunne huizen<br />
voorkomen: het komt zelden verder, dan in<br />
de onderfte verdieping-; men woont daarom<br />
in de tweede , die 'er niet ligt fterk van<br />
aan-<br />
(a) Het komt my voor , dat de uitdrukking , die<br />
ik hier gebruike , fcberpe zinkingen, niet volkomen<br />
met de benaaming , Saltz-flüsze , overéénkomt. Ik<br />
beken dat foort van zinkingen , die men in het<br />
Hoogduitfch Salt-flüsze noemt , niet te kennen ;<br />
ook heb ik die benaaming in het Lexicon Medicum<br />
van BLANCARD , niet kunnen vinden. VERT.
KLEEDEREN EN HUIZEN. 203,<br />
aangetast wordt. In de benedenfte verdieping<br />
beeft men dan keukens , bezoekkamers<br />
, en wat van dien aart meer zyn moge.<br />
Maar by een volk het welk in de bouwkunde<br />
noch niet verre gevordert was, en<br />
zich doorgaans met huizen van ééne verdieping<br />
behelpen moesc , konde men de<br />
nadeelige gevolgen van deeze Melaatsheid<br />
der huizen niet zoo wel ontgaan.<br />
Nu zal men de fchikkingen , die Mofes ten opzichte<br />
van deeze Melaatsheid der Muuren gemaakt<br />
heeft , gemaklyk kunnen verftaan. Dezelve hebben<br />
ten oogmerke , deeze fchadelyke , en zich geduurig<br />
verder uitbreidende ziekte der Gebouwen ,<br />
al terftond in den beginne tegen te gaan , en dezelve<br />
weg te neemen, wanneer zy noch weggenomen<br />
kan worden ; ieder eenen , door hec nadeel<br />
hec welk daarmede verbonden is , oplettend te maaken<br />
, en hem te beweegen om zorge te drragen ,<br />
dat zyn huis niec met deeze Melaatsheid befmet<br />
worde : en dit kon men doorgaans verhoeden ,<br />
inzonderheid wanneer 'er geen gemerfeldeen ceffens<br />
vochcige kelder onder hec huis is , en eindelyk bedoelde<br />
Mofes ieder eenen ten opzichte van zyne nabuuren<br />
te beveiligen , daar men anders, en wel<br />
met recht , voor dergelyk eene befmetting van zyn<br />
huis , met deeze Salpeter - ziekte , door andere ,<br />
zoude hebben moeten duchten. Hy bedient zich<br />
tot dat einde van de volgende by zon derheden.<br />
Vooreerst verklaart hy , dat de Huisheer zelf<br />
fchuldig is , indien hy dergelyke verdenkingbaarende<br />
vlakken of kuiltjes gewaar wordt, om het<br />
te kennen ce geeven , ten einde hec huis van eenen<br />
T 3<br />
des-
294 §• HU MELAATSHEID VAN<br />
deskundigen, en deeae is hier wederom de Priester<br />
, die zich op deeze uiterlyke kenmerken moest<br />
hebben toegelegt , konde onderzocht worden.<br />
Deeze ééne byzonderheid was reeds gefchikt, om<br />
het kwaad , zoo ras hec begon gezien ce worden ,<br />
tegen te gaan , en ieder eenen daar op opmerkfaam<br />
te maaken. Hadden wy in nieuw aangelegde Steden<br />
foortgelyke fchikkingen , dan zoude het Salpeter<br />
in dezelve waarfchynlyk nooit de overhand neemen.<br />
Ook zoude men de oorzaak van het Salpeter,<br />
het welk zich hier of daar al begon te openbaaren ,<br />
fpoedig ontdekken , en uit den weg ruimen , daar<br />
het thans in onze Steden gedulc wordt, en toe zulk<br />
eene hoogce gaac , dat 'er de geheele lucht door<br />
vervalfcbt worde.<br />
Hierop moest de Priester het huis bezichtigen ;<br />
doch hier gaf de Wetgeever dit voorrechc aan deszelven<br />
bewooner, dat hy het te vooren geheel ledig<br />
konde maaken; ja zelfs de Priester was amptshalven<br />
verplicht om te beveelen , dat dit waarlyk gefchiedde<br />
: want alles wat men in zulk een huis vond , het<br />
welk voor onrein verklaard werdt, zoude insgelyks<br />
onrein zyn. Men ziet 'er zeer klaar uit, dat de<br />
Wetgeever niet van gedachten geweest is , dat het<br />
huisraad , het welk men in zulk een melaats huis<br />
vond , iets anders konde befmetten ; want anders<br />
zoude hy hetzelve immers niec ten huize uic hebben<br />
laaten. brengen , zoo lang de zaak noch in twyffel<br />
ftond : maar misfehien handelt hy hier dus , om<br />
zekere vreeze des Volks toe te geeven ; en dit behoorde<br />
ieder Wecgeever te doen : dac is , hy moet<br />
niec alleenlyk zeggen , deeze of geene zaak befmet<br />
niet, en gy behoort ce gelooven dat dezelve
KLEEDEREN EN HUIZEN. *95<br />
ve niet befmet : want vreeze voor befmetting ,<br />
zy moge al of niet gegrond zyn, is ook een kwaad,<br />
Waar tegen wy gaarne wenfchen beveiligt te blyven,<br />
en het welk ons, indien de Wetgeever nalaat ons<br />
daar tegen te beveiligen, zal aanzetten , of om ons<br />
zeiven met geweld deeze veiligheid te bezorgen ,<br />
óf bevreest en fchuw , ons van ieder eenen af re<br />
zonderen. Of misfehien bedoelde Mofes door dit<br />
middel den Eigenaar van zulk een huis zoo veel te<br />
redelyker te maaken , om de eerfte twyfelachtige<br />
blyken , die hy mocht gewaar worden , zónder terughoudinge<br />
op te geeven. Want indien hy dit<br />
niet deed , en men had dan op verzoek van zyne<br />
nabuuren , of op het aanbrengen van anderen ,<br />
die daar by belang konden hebben , zyn huis eens<br />
beginnen te onderzoeken , en het dan Melaats bevonden<br />
, dan zoude al zyn huisraad onrein geweest<br />
zyn.<br />
Indien men , by de eerfte bezichtiging niet ten<br />
vollen overtuigd wierdt , dat het vermoeden van<br />
Melaatsheid zonder grond geweest was, maar'er.<br />
zich waarlyk zekere twyfelachtige vlakken of kuiltjes<br />
opdeeden , dan moest het huis acht dagen lang geflooten<br />
blyven , en dan noch eens bezichtigt worden.<br />
Indien zich het vermeende kwaad dan niet<br />
verder verfpreid had, werdt het als iets toevalligs<br />
aangemerkt , waar door het huis niet verontreinigt<br />
werdt : daarentegen indien het grooter geworden<br />
was, kon men het daar voor geenszins houden ,<br />
maar men bad het voor eigenlyke Huizen - melaatsheid<br />
(of Salpeter ) aan te zien : de fteenen , die<br />
daarmede befmet waren , moest men uitbreeken ,<br />
en op eene onreine plaatze buiten de Stad brengen ,<br />
T 4<br />
4e
so6 §. 211. MELAATSHEID VAN<br />
de muuren van het geheele huis affchrappen , en<br />
dezelve van nieuws af bepleisteren. Dit is het ten<br />
naastenby , het geen men heden ten dage noch behoorde<br />
te doen , indien men een huis van dit zoogenaamde<br />
Salpeter wilde zuiveren. De fteen , of<br />
p'aatze, die daarmede bezwangert is, moet'er volstrekt<br />
uitgebroken worden : ook is her affchrappen<br />
en het op nieuws bepleisteren niet minder nood»<br />
zaaklyk , want in den kalk zet het Salpeter (of om<br />
eigenlyk te fpreeken , het Zuur van Salpeter , aci*<br />
dum nitri) zich juist het allermeest: by onze groote<br />
huizen zoude het ondertusfchen niet volflrekt<br />
noodig zyn , dit laatfte het geheele huis over te<br />
doen ; maar de Hebreeuwen hadden zeer kleine<br />
huizen , en zelfs de Tempel van Salomo , die zoo<br />
lange naa den tyd van Mofes gebouwt werdt, was,<br />
niettegenftaande deszelfs pracht zoo zeer geroemt<br />
worde , op verie na zoo groot niet , als menig<br />
huis te Göitingen , en nochtans is het zeker , dat<br />
wy daar geene paleizen, maar alleen goede burgerhuizen<br />
hebben.<br />
Indien de Melaatsheid dan wederom op nieuw<br />
uitbrak , moest het geheele huis afgebroken , en<br />
deszelfs bouwftoffen op zekere onreine plaatze, buiten<br />
de Stad , gebracht worden. Mofes wil<br />
derhalven in het geheel geene Melaatfe huizen dulden.<br />
Het nadeel, het welk dezelve aan de gezondheid<br />
van derzelver bewooners, of aan de goederen,<br />
die men daar in had , zouden kunnen toebrengen ,<br />
geldt by hem meer, dan de huizen zelve. Iemand,<br />
dien dit vreemd voorkomt , en die misfehien het<br />
huis , hetwelk door deeze Wet moest afgebroken<br />
Worden , bejammert, denkt waarfchynlyk aan onze
KLEEDÏREN EN HUIZEN. 297<br />
ze groote en prachtige huizen van veele verdiepingen<br />
, tot welker opbouwing groote fommen befteed<br />
zyn , en in welke men op de tweede verdieping<br />
doorgaans voor alle nadeehge gevolgen van het Salpeter<br />
veilig is: dan ik heb reeds gezegt, dat de<br />
huizen toen gering en laag waren ; ja eene menigte<br />
van jaaren naderhand, ten tyde van Salomo, waren<br />
de gebouwen , over welke men zich toen zoo verwonderde<br />
, ondanks het goud en zilver , het welk<br />
'er als aan verkwist fcheen , in vergelykinge van<br />
de middelmaatige burgerhuizen onder ons , klein<br />
en behoeftig.<br />
Daarentegen , indien men het huis by de tweede<br />
bezichtiging rein bevond , moest hetzelve op eene<br />
ftaatlyke wyze , onder het brengen van een Offer ,<br />
rein verklaart worden , op dat ieder een met ze-<br />
•kerheid mochte weeten , dat het waarlyk rein was ,<br />
en het algemeen dus zich ten dien opzichte volkomen<br />
zou kunnen gerust ftellen.<br />
Door deeze Wet werdt inderdaad meer dan één<br />
kwaad weggenomen : het voortvreeten van het Salpeter<br />
, ja het begin daar van zelf; ( want men zal<br />
zich voor allerleie onreinigheden , waaruit het ontdaan<br />
kan , leeren wachten , indien men weet, dat<br />
'er zoo nauwkeurig op gelet wordt) het gevaar ,<br />
van door onoplettenheid zyne goederen in een huis,<br />
waarin deeze beftnetting is , te laaten bederven, of<br />
zelfs aan zyne eige gezondheid fchade te lyden ; de<br />
onredelykheid om in eene kamer , die door het Salpeter<br />
befmet en dus ter bewooninge onbekwaam is,<br />
zyne flaaven by de Hebreeuwen, by ons zyne dienstboden<br />
, of, gelyk men het op fommige plaatzen<br />
ziet, den Gouverneur van zyne kinderen, te laaten<br />
T 5<br />
woo«
208 §. ai i. MELAATSHEID VAN<br />
woonen , en vlak tegen den muur , die voor dè<br />
gezondheid zoo nadeelig is , te doen flaapen ; dit<br />
alles werdt daar door voorgekomen. Niemand ,<br />
die dit overweegt , kan over deeze Wet te onvrede<br />
zyn ; en des noods zoude men kunnen vraagen ,<br />
waarom wy dezelve niet insgelyks in Steden hebben<br />
, die nieuw aangelegt worden ?<br />
Het is zekerlyk zonderling , dat wy ten platten<br />
Lande, hoewei alleenlyk op fommige plaatfen (a),<br />
vlak het tegendeel van deeze Wet hebben. Dan het<br />
doet daar geen nadeel , om dat daar de omftandigheden<br />
geheel anders geflelc zyn , en men het Salpeter<br />
, het welk men tot het maaken van Buskruid<br />
noodig heeft , dikwils affehrapt ; en men ziet dus<br />
op eene merkwaardige wyze , hoe verfchillende de<br />
Wetten behooren te zyn , naar de verfcheidenheid<br />
van Landen en tyden , voor welke zy dienen moe- '<br />
ten. Wy hebben veel Salpeter noodig , naa dac<br />
het Buskruid uitgevonden is: dewyl nu in Salpeterryke<br />
plaatfen van Duitfchland , ( by voorbeeld , in<br />
den Saal-kreits) van onheuglyke tyden af, de Boerenhuizen<br />
flechts wanden van aarde hebben , waar<br />
aan het Salpeter door meer dan ééne onreinigheid<br />
der Dorpelingen zich aanzet; is hec een oud recht,<br />
door<br />
(a) De Nederduitfche Leezer gelieve zich te herinneren<br />
, dat de Hoogleeraar hier van Duitfchland<br />
fpreekt , en wel , gelyk men te vooren reeds gezien<br />
heeft, en , uit het geen hy ncch verder zeg:, insgelyks<br />
duidelyk blykt , van zeker bepaald gedeelte<br />
van Duitfchland , daar men veel Salpeter heeft, en<br />
de Boerenhuizen van zulke Salpeter • ryke aarde of<br />
kley gebouwt zyn; gelyk ik zelf die dikwerf in de<br />
Dabimrfchap van Halle enz. gezien hebbe. VSRT.
KJ.EEDEREN EK JiUIZEN. 299<br />
«<br />
door de gewoonte bevestigt, dat een Salpeterzoeker<br />
dit mag affchrappen , waar van noch het huis<br />
noch deszelfs bewooners eenige de minde fchade<br />
hebben : dan hy zal hec nimmer tot op den grond ,<br />
daar het Salpeter eigenlyk uit voorkomt, affchrappen.<br />
Deeze wanden zyn zoo dik , en worden<br />
door het affchrappen zoo dikwerf gereinigt , dat<br />
ik ten minden nooit van eenig nadeel gehoorc<br />
hebbe , het welk door het Salpeter der gezondheid<br />
ware toegebrachc , en aan de Gebouwen zelve ,<br />
in [ fommigen van ] welke zeer welgedelde Boeren<br />
woonen , is niet veel ce bederven. Nochcans zoude<br />
ik wel begeerig zyn , om van den eenen ol<br />
anderen Geneeskundigen van die ftreek te weecen ,<br />
of hy nimmer eenige nadeelige gevolgen daar van<br />
befpeurt hebbe ?<br />
S. 212.<br />
Van den onreinen Zaadvloed.<br />
De Gonorrhaa of Zaadvloed , was insgelyks eene .<br />
Ziekte, waar door men in eenen burgerlyken of<br />
Kerklyken zin onrein werdt : ik wil het gaarne<br />
voor Geneeskundigen , die fomtyds aanmerkingen<br />
op deeze benaaming gemaakt hebben , overlaaten<br />
om te onderzoeken , of men die Ziekte wel Zaadvloed<br />
behoore te noemen , dat is, of de vloeijende<br />
doffe wel eigenlyk Zaad zy : ik gebruik deeze<br />
benaaming , om dat dezelve algemeen aangenomen<br />
is, en ik hier geen oogmerk hebbe, om de Geneeskunde<br />
te verhandelen. Misfehien zoude hun<br />
de uitdrukking , waar van Mofes zich bedient,<br />
VLOED
300 §. A I 2 - VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED.<br />
VLOED UIT DE SCIIAAMDEELEN C eigenlyk het<br />
VLEIÏSCH ) beter voorkomen ; dan deeze kon ik<br />
niet gevoeglyk in myne Hoogduitfche Vertaaling<br />
des Bybels brengen.<br />
Het geen Mofes, ten opzichte van deeze Ziekte,<br />
beeft vastgeftelt, vinden wy Levit. XV , vs. i -13.<br />
Het is twyfelachtig van welken Zaadvloed by fpreekê<br />
; van de zoogenaamde Gonorrhcea benigna , die<br />
ten allen tyde bekend geweest is , alleenlyk uic<br />
zwakheid haaren oorfprong heeft , en met geene<br />
fmarte verzeld gaat; of van de Gonorrhcea virwenta<br />
? Hec laatfte moet ons met den eerften opflag<br />
zeer onwaarfchynlyk voorkomen , dewyl men noch<br />
de lues Venerea , noch de Gonorrhcea virulenta die<br />
zich omtrent 50 of 60 jaaren daarna heeft beginnen<br />
te openbaaren , voor de ontdekking van America<br />
gekent heeft , en hec onbetwistbaar is , dat<br />
men dezelve by Griekfche , Latynfche , noch Arabifche<br />
Geneeskundigen vóór de 15de Eeuw befchreeven<br />
vindt. En nochtans kan men , wanneer<br />
men de Wet van Mofes leesc , zich nauwlyks<br />
bedwingen om niet te denken , dat ten zynen<br />
tyde , wel niet de eigenlyke lues Vcnerea ,<br />
maar nochtans de Gonorrhcea virulenta onder de<br />
Israè'liten moet plaatze gevonden hebben : en dit<br />
gaat zoo verre, dat alle Geneeskundigen , die ik<br />
de woorden van Mofes Levit. XV , vs. 3. toe<br />
dus verre heb voorgeleezen , en gevraagt of dezelve<br />
ook op de Gonorrhcea benigna pasten , my<br />
éénpaarig verzekert hebben , dac zy dezelve van<br />
niets anders dan van de Gonorrbea virulenta wisten<br />
te verftaan.<br />
Ik
§. sia. VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED. 301<br />
Ik wil my eigenlyk daar niet op beroepen , dat<br />
Mofes alles , waarop dusdanig een Zieke gezeten<br />
of gelegen heefc , mee zoo veele voorzorge voor<br />
onrein verklaarc, als of men ten minlle rede had ,<br />
om door die-dingen anders voor befmetcing te duchten<br />
; daar de Gonorrhcea benigna ondertusfchen in<br />
het geheel niet befmettelyk is: want hierop zoude<br />
men my kunnen antwoorden , dat hy , mee. becrekkinge<br />
tot de Maandlykfche Reiniginge, foortgelyke<br />
fchikkingen , hoewel niec mee de zelfde om handigheid<br />
, gemaakt heefc. Dan de volgende redenen<br />
komen my meer beflisfend voor :<br />
1. Hy fpreekc vs. 3. van tweeërleie foorten deezer<br />
Ziekce , waar van de eene is , WANNEER<br />
ZY vLOEijENDB is , en de andere , WARNEER<br />
ZICH DEEZE VLOED VERSTOPT HEEFT , en hy<br />
zegt, dat de Ziekte in beide gevallen onrein<br />
is. Die is nu juist hec geval by de Gonorrhcea<br />
virulenta, dewelke, hec geen meer is, verftopc<br />
zynde zonder geneezen ce zyn , het allergevaarlyksc<br />
geoordeelt worde: daareneegen<br />
weet geen Geneesheer re zeggen , wat<br />
dit betekene , indien men het van de Genor-<br />
• rhaa benigna te verftaan heefc ; wanc zoo<br />
ras men deeze geftopc heeft , is hec geene<br />
Gonorrhcea meer , en de geneezing is<br />
volbracht.<br />
2. Hy beveelt vs. 7. uitdruklyk , dat men hem<br />
voor onrein te houden heefc, die de heimelyke<br />
deelen van den Kr ank en aanraakt.<br />
Deeze byzonderheid fchync.geene becekenis<br />
te hebben, indien Mofes hier van de Gonorrhcea
302 §. 212. VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED.<br />
rhcta benigna gefproken heeft; want daar<br />
by zal dit geval niet ligtlyk plaatze hebben :<br />
en ondertusfchen vooronderftelt Mofes dar<br />
het gefchiedt , en wel zoo dikwerf gefchiedc,<br />
dat hy het daarom noodig oordeelde<br />
, ten dien opzichte eene Wet te geeven.<br />
Men ziet, dunkt my , dat ons dit insgelyks<br />
aan de Gonorrhcea virulenta doet denken ,<br />
als by welke foraryds Heelkundige bewerkingen<br />
( Cbirurgicale Operatien ) vereifcht<br />
worden.<br />
3. Ook moet ons , het geen vs. 8. van het<br />
Speekfel gezegt wordt , en wy anders by<br />
geene Wet, die van Levitifche onreinheden<br />
handelt, aantreffen, zonderling voorkomen.<br />
Nauwlyks kan men nalaaten , hier by aan<br />
de Gonorrhcea virulenta te denken , dewelke<br />
door kwyling (falivatie) geneezen wordt.<br />
Ook weet ik wel , dat het Geneeskundig<br />
gebruik van Kwikzilver weleer onbekend<br />
was: maar kan 'er geen vroegere tyd geweest<br />
zyn , waarin deeze Ziekte plaats vond , en<br />
waarin men hec middel tegen dezelve, al<br />
ware het maar als een geheim der Artfen<br />
of Priesters , kende ? worden niet veele<br />
dingen , die langen tyd te vooren bekend<br />
waren , maar naderhand vergeeten zyn , op<br />
het nieuw uitgevonden ? Doch wy weeten<br />
niet eens den naam , dien hec Kwikzilver<br />
in het Hebreeuwfch heeft : deeze<br />
derde grond van waarfchynlykheid zy derhalven<br />
by die geftelt, waaröp ik my niet<br />
wil beroepen.<br />
Ik
§.2i3. VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED. 303<br />
Ik wil niets beflisfender wyze zeggen , want ik<br />
voel de kracht der tegenwerpinge , dat de lues Vetleren<br />
of Gonorrhcea virulenta van den tyd van ïiippocrates<br />
af, tot op de ontdekking der nieuwe Waereld<br />
onbekend geweest is. Dan de voornaamfte<br />
Schryver, die over deeze beide Ziektens gehandelt<br />
heefc, ASTRUC , komt hier evenwel myner gisfinge<br />
te hulpe. Hy wyst de verfchillende tydperken (perioden<br />
) aan , die deeze Ziekte , dewelke tot ons<br />
uit America overgebracht is , gehouden heeft, en<br />
hoe dezelve in ieder tydperk vermindert zy ; waar<br />
by hy met deeze gedachte befluic , dat het, indien<br />
'er Hechts geene nieuwe befmetting uit America<br />
zelf overkomt, niet onwaarfchynlyk is te vermoeden<br />
, dat zy noch meer zoude verminderen ,<br />
en eindelyk onder ons in het geheel niet meer gevonden<br />
worden. Misfehien is het geen hy met zoo<br />
veele waarfchynlykheid op het nieuw verwacht ,<br />
tusfchen den tyd van Mofes en Hippocrates reeds<br />
éénmaal gefchiedt, want tusfchen deeze beiden is<br />
ten minden een tyd van 1000 Jaaren verloopen ;<br />
en ik denk , wegens zekere tyd-rekenkundige redenen<br />
, die ik hier niet kan bloot leggen , dat de<br />
afftand tusfchen beiden zelfs noch groo
304 §. *i2. VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED.<br />
Hippocrates , een tydgenoot van Artaxerxes den<br />
Koning van Perfien , leefde , omtrent vyf en een<br />
halve Eeuw naa David , was dezelve in zoo verre<br />
verdweenen , dat de Griekfche Geneeskundigen 'er<br />
in het geheel geen gewag van maaken. Zoude<br />
ASTKTJC niet zeggen , of liever heeft hy niet gezegt<br />
, dat het zelfde geval, naa verloop van dien<br />
zelfden tyd , wederom plaats zoude vinden , indien<br />
wy flechts met America geene verdere gemeenfchap<br />
hadden ? Her doet my leed , dat ik<br />
deezen grooten Geneeskundigen , die van de Boeken<br />
van Mofes zoo veel werks maakte (a) , deeze<br />
gedachte , dewelke hem nimmer fchynt ingevallen<br />
te zyn , en die evenwel uit hem genomen<br />
is , niec ter beoordeelinge kan voorleggen : ik<br />
zoude ten hoogften begeerig geweest zyn , om<br />
te weeten , wat hy daar van zoude gezegt<br />
hebben.<br />
Indien men vastftelt dat de Gonorrhcea virulenta<br />
al ten tyde van Mofes plaats gehad heeft , kan<br />
men het oogmerk van zyne Wet gemaklyk verftaan.<br />
Hec geen hy naamlyk zegt , komt op de<br />
volgende ftukken uit.<br />
Vooreerst : DE ZAADVLOED ZAL LEVITISCH ON<br />
REIN ZYN , ZOO DAT HY , DIE DEEZE ZlEKTE<br />
HEEFT ; WEDEROM EENEN IEDER , DIE HEM , WAN<br />
NEER<br />
(a) Hy is de Schryver van het Boek, hetwelk<br />
in het Jaar 17S3. onder den volgenden Titel, uitgekomen<br />
is : ConjeBures Jur les Memoires Originaux ,<br />
dont il paroit que Moyfe fest Jervi , pour eompofer l<br />
Livre de la Genefe.
§. ais. VAN DFN ONREINEN ZAADVLOED. 305<br />
NEER HY ZICH TE VOOREN NIET GEWASSCHEN HEEFT<br />
OF ZYN BED , STOEL , ENZ. AANRAAKT , VERONT<br />
REINIGT. Zekerlyk zal niemand door enkele aanraaking<br />
van iemand , die met deeze Ziekte bezocht<br />
is, befmet worden ; maar een Wetgeever ,<br />
die zyn oogmerk wil bereiken , moet by befmetlyke<br />
Ziektens meer verbieden , dan Geneeskundig<br />
befchouwt volftrekt noodzaaklyk is, De Wet van<br />
Mofes ging op eene andere wyze, en door de heiligheid<br />
van den Godsdienst , der befmettinge op<br />
het kragtigfte te keer : niemand, die met den Zaadvloed<br />
, zoo wel den goedaartigen als den befmetlyken<br />
, behebt was, mocht dit verborgen houden ,<br />
en als een Reine zich in de burgerlyke famenleevinge<br />
laaten vinden : hy moest bekennen dat hy Onrein<br />
was, tot dat hy zich van zyn ongemak herftelt zag;<br />
en nu konde de befmetting niet zoo ligdyk door<br />
byflaapen verfpreid worden , want voor iemand ,<br />
die volgens zyne eige bekentnis befmet is, zullen<br />
zich niet alleenlyk Vrouwen , die anders uit zwakheid<br />
en liefde tot de Zonde zouden hebben kunnen<br />
overgehaalc worden , maar zelfs doorgaans ontuchtige<br />
Vrouwlieden , die zich zelve anders voor<br />
ieder éénen veil geeven , waneeer zy zelve noch<br />
onbefmec zyn , zorgvuldig wachten. Om dit oogmerk<br />
te bereiken, nam Gade , die zich vernedert<br />
had , om de burgerlyke Wetgeever der Israëliten te<br />
willen worden , het allerkrachtigst middel., den<br />
Godtsdienst te hulpe , welks Ceremonieele Wetten<br />
menig een met meer nauwkeurigheids en heiliger<br />
houdt, dan de zedelyke Geboden , om dat daar<br />
tegen geene zoodanige , of geene zoo fterke zinlyke<br />
neigingen , als tegen deeze gekant zyn. Mnar<br />
was 'er al iemand , wiens geweeten niet werkfaas<br />
IV. Dtel. V gz«
joo" §. ais.<br />
VAK DEN ONREINEN ZAADVLOED.<br />
genoeg was, die moest toch beducht zyn om eene<br />
Ziekte, die hem Levitifch onrein maakte , te verbergen,<br />
dewyl op de voorbedachte geheimhouding,<br />
wanneer men, onrein zynde, in het Heiligdom naderde<br />
, of van het Paafchlam at, of toch de voorgefcbreevene<br />
Reinigingen naliet, de uitroeijing geftelt<br />
was. Zoo ras iemand zich ftech.s voor onrein<br />
bekend maakte, moest hem de gelegenheid , om<br />
deeze befmetting door den byflaap te verfpreiden ,<br />
vry veel benomen zyn : en in Europa gaat zy door<br />
geene andere oorzaak in hec duister voort , dan<br />
om dat niemand eenen Reinen van Onreinen kan<br />
onderfcheiden.<br />
Ten tweeden : BEDDEN, STOELEN, BANKEN ENZ.<br />
VAN LIEDEN DIE MET DE Gonorrhcea BESMET WARKN,<br />
WERDEN ALS ONREIN AANGEMERKT. Of de befmetting<br />
door dingen van deezen aart kunne voortgeplant<br />
worden , wordt in twyfel getrokken. Dit is zeker,<br />
da: zy , die van gedachten zyn , dat zulke dingen<br />
befmet ten kunnen , de zaak te verre trekken ; want<br />
anders moesten by ons alle Reizigers, die ooit,<br />
zonder hunne kleederen aan te houden , in herbergen<br />
vernachten , alwaar men aan iederen vreemdling<br />
, die 'er voor hec uiterlyke flechts als een faffoenlyk<br />
Man uitziet, zonder hem vooraf te onderzoeken<br />
, eene flaapplaacze inruimt, zelden buiten<br />
befmetting blyven. De bevinding heeft te dikwils<br />
geleert, dat de bedden niet befmeclyk zyn : maar<br />
men geeft doorgaans deeze oorzaak op , als men<br />
de waare verbergen wil. En nochtans heeft hier<br />
eene groote uitzondering plaatze , ten aanziene<br />
van den trap der Ziekte; want niemand zal willen<br />
:©ntkennen , dat dezelve, wanneer zy zekere<br />
. hoog-
5.212. VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED. 307<br />
Hoogte bereikt heeft , ten minften even zoo wel<br />
kan befmerten , als de Teering , wanneer die tot<br />
zekere hoogte gekomen is ; om welke rede een<br />
voorzichtig Geneesmeester het bed van iemand ,<br />
die aan de Teering geftorven is , doorgaans zal<br />
verbieden. Dan , zonder my met alle deeze byzondetheden<br />
in te laaten , moet ik alleenlyk aanmerken<br />
, dat , wanneer de Geneesmeesters by ons<br />
zegden, dat de Venus-ziekte niet door.de bedden<br />
verfpreidt wordt , zy dan het oog hebben op onze<br />
bedden , die t'elken keere van fchoon linnen voorzien<br />
worden , en dat zy niemand zouden raaden ,<br />
om in hec bed van iemand die mee deeze Ziekte<br />
bezocht was, wanneer men 'er niet eerst fchoon<br />
linnen op gelegt had , te gaan flaapen. Nooit<br />
moet men zich onzen ryken voorraad van linnen<br />
in het Oosten verbeelden , alwaar dezelve , zelfs<br />
noch in deeze dagen , een ftuk van weelde voor<br />
lieden van het grootst vermogen zyn zoude : men<br />
behoort zich daar altoos voor te ftellen : vooreerst<br />
Wol, die de befmetting ligter aanneemt; ten tweeden<br />
, altoos het zelfde ftuk , Zelden gewasfehen ,<br />
zoo lang het niet voor onrein verklaart wordt ;<br />
vervolgens , tusfchen het geen men het bed noemt<br />
en het blcote lichaam , niets anders'dan een kleed,<br />
waarin men zich wikkelt , als men zich te ruste<br />
begeeft; en zelfs veekyds dit niec eens , maar alleen<br />
hec bloote lichaam : en by zulke omftandigbeden<br />
konde een bed zeer wel beimetcend zyn ,<br />
hoewel ik dit van ftoelen , banken, en hec trapje<br />
voor het bed, waar van Mofes insgelyks fpreekt,<br />
niet wil beweeren. Daarenboven moet men zich<br />
noch herinneren, dat veelen weezeniyk met dergelyk<br />
eene vreeze bezet zyn; en een goed Wet-<br />
V 2<br />
gee
3©& 5* * 1 2 , VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED.<br />
geever behoort by befmetlyke Ziektens niet flechts<br />
te verbieden het geen met de daad , maar ook, het<br />
geen volgens de gemeene gedachten , die het Volk<br />
van de befmetting heeft, gevaarlyk is : want ongegronde<br />
vreeze is ook een onheil, en een Kranke<br />
heeft geen recht , om hetzelve zynen Medeburger<br />
te veroorzaaken , en hem daar door onrust te verwekken.<br />
13y voorbeeld, iemand die tegenwoordig<br />
noch zoo wel meent verzekert te zyn , dat bedden ,<br />
met reine overtrekfels, deeze Ziekte niet voortplanten<br />
, zal daarom evenwel die wonderlyke Wet niet<br />
willen maaken , dat dezelve ook in rechten als niet<br />
befmettende moeten aangemerkt worden , maat het<br />
by het recht, het welk tot dus verre gegolden heeft,<br />
laaten blyven , dewyl toch de meeste menfchen van<br />
zulke bedden eenen afkeer hebben. En ,<br />
wanneer men alles nagaat, verplichtte deeze Wet<br />
van Mofes noch tot niets anders , dan om zulke<br />
bedden , fioelen , banken en trapjes te wasfchen ,<br />
eer een Reine dezelve konde aanraaken , zonder<br />
verontreinigt te worden.<br />
Het overige , waar door iemand , die den Zaadvloed<br />
had , verontreinigde , en hoe hy , naa dat hy<br />
geneezen was , een Offer moeste brengen , om<br />
openlyk wederom rein verklaart te worden , zal<br />
ik hier niet herhaalen ; men kan hec by Mofes zeiven<br />
naleezen.<br />
Zoo veel kan men van deeze Wet zeggen, indien<br />
men vooronderftelt, dac de Gononhcea virulenta ten<br />
tyde van Mofes bekend was: maar vooronderftelt<br />
men , dat dit zoo niet is , dan weet ik van dezelve<br />
niets anders dan dit te zeggen : hy gaf deeze Wet<br />
volgens de zeden, die toen, zoo wel by zyn Volk,
§.2ii. VAN DEN ONREINEN ZAADVLOED. 309<br />
als by andere nabuurige Volken gevonden werden ;<br />
waarfchynlyk bedoelde hy ook , door dezelve ieder<br />
eenen , die met de Gonorrhcea benigna behebt was ,<br />
zoo veel te meer te noodzaaken , om zich door gebruik<br />
van de vereifchte geneesmiddelen, of, hec<br />
geen hier dikwils grooten dienst kan doen , door<br />
veranderinge van wooninge, van eene Ziekte te laaten<br />
geneezen , die niet fmartlyk is , maar evenwel<br />
ten uiterfren verderflyk , Jangfaam verzwakkende ,<br />
en aan de voortteeling ten hoogden nadeelig moet<br />
geoordeelt worden. Dewyl men van dit ongemak<br />
geene pyn heefc, en men nochtans zich doorgaans<br />
(chaaaic dezelve te bekennen , laat menig een , die<br />
hetzelve heefc, hec kwaad zynen gang gaan, en van<br />
tyd tot tyd toeneemen : of hy vaarc zelfs met de<br />
misdaad van Zelfsbevlekkinge voort , die dikwils<br />
de oorzaak is van deeze Ziekte , tot dat dezelve tot<br />
eene zulke hoogte geklommen is, dat zy nimmer<br />
wederom kunne geneezen worden , en hy voor het<br />
Huwelyk ten éénenmaale onbekwaam zy. Dan dergelyk<br />
eene , voor hec uicerlyke , harde Wee noodzaakce<br />
de Israëlicen om voor hunne gezondheid<br />
zorg ce draagen, als mede om zich te wachten voor<br />
die Zonde , dewelke voor de gezondheid zoo verwoescende<br />
is , en die Mofes op meer dan ééne<br />
wyze fchynt te hebben willen tegengaan.<br />
V 3<br />
i<br />
m J. 213.
ei o 213. VAN DE PEST EN POKKEN.<br />
Waarom<br />
Mofes niet aangaande de Pest , of<br />
Pokken bevolen hebbe ?<br />
Misfehien zoude een Wysgeerig Leezer van het<br />
Mafa'Uch Recht, die zich in het geval bevond , van<br />
de Wetten van Mofes zelve of noch niet geleezen ,<br />
of derzelver <strong>inhoud</strong> niet voor zynen geest te hebben<br />
, hier nu het één en ander aangaande de Pest<br />
en Kinderpokken verwachten. De laatlten moeten<br />
echter ten éénenmaale weg vallen , want deeze zyn<br />
eerst langen tyd naa de Geboorte van Christus ,<br />
door overwinningen of den koophandel der Saraceenen<br />
, uit het binnenfte gedeelte van Africa tot<br />
ons overgebracht. Tegenwoordig zouden zy , wel<br />
is waar, Policy-wetten vereifchen: ook heefrmen,<br />
met betrekkinge tot de Inënting van deeze Ziekte ,<br />
werklyk in fommige Americaanfche Volkplantingen<br />
der Engelfchen , Wetten , en wel zeer nadruklyke<br />
Wetten gemaakt, en het Parlement te Parys, hetwelk<br />
juist niet alle de befchuldigingen verdient ,<br />
die door fommige yverige Geneesmeesters , door<br />
een verkeerd begrip van deszelfs oogmerk , tegen<br />
hetzelve gemaakt worden, is voorneemens geweest,<br />
dit voorbeeld te volgen.<br />
Maar , zal men denken , is 'er dan ten opzichte<br />
van de Pest niets vasrgeflelc ? Dezelve is eigenlyk<br />
eene iEgyptifcbe Ziekte , en zy behoort in dat<br />
Land zoo volftrekt t'huis , dat tot op deezen dag<br />
noch nooit in andere Landen eene Pest-ziekte geweest<br />
zy , die niet onmiddelbaar of middelbaar uit
J. 213. VAN DE PIST EN POKKEN. au<br />
jEgypten gekomen was. De Israëliten kwamen uit<br />
/Egypten , en moesten in de nabuurfchap van dat<br />
Land wconen. In de Hebreeuwfche taaie heefc<br />
men den naam van deeze Ziekte , Dtbsr, ("Dl)<br />
dewelke dikwils in den Bybel voorkomt. Ten tyde<br />
van David heeft men waarlyk eene zwaare Pest in<br />
Palaftïna gehad ( a ) : de ziekte van Hiskias , welker<br />
beflisfend kenmerk een buil was , en de krankheid<br />
aan welke op den zelfden tyd 185,000 Asfyriers<br />
in Palceftina omkwamen, weet ik ook voor<br />
niets anders , dan de Pest aan te zien (b). Verdiende<br />
dee?:e Ziekte dan rikt inzonderheid , dat zy<br />
door de Wet voor Levitifch-onrein verklaarc ,<br />
en daar door haare befmetlyke voortgang gefluit<br />
wierdt ?<br />
I<br />
Gefchied is het niet; en ik twyfel ook , of een<br />
verftandig Wetgeever het wel behoorde te doen.<br />
De Pest is geene ziekte , die langen tyd duurt,<br />
(want anders zoude zy van een wel bevolkt Land<br />
welhaast eene woestyn maaken ) maar die de menfchen<br />
flechts voor eenen korten tyd overvalt: men<br />
behoort tegen dezelve , wanneer zy 'er is , of<br />
wanneer men dezelve uit een nabuurig Land te<br />
wachten heefc , naar de omftandigheden, die 'er<br />
zich dan opdoen , en dikwyls zeer verfchillend<br />
kunnen zyn , voor eenen korten tyd fchikkingen<br />
te maaken , maar geene altoosduurende Wetten.<br />
Eene altooosduurende Wet zoude of, in tyden ,<br />
wan-<br />
(a) a Sam. XXIV.<br />
( b ) Syntagma Commentationum, Tom. Iï. pag. itfi.<br />
» de Aanmerking, ooder den te«.<br />
V 4
3ia §. 213.<br />
V<br />
A<br />
N<br />
DE PEST EN POKKEN.<br />
wanneer 'er geene Pest is , zonder noodzaaklykheid<br />
een onverdraaglyke last zyn , en allen onderlingen<br />
handel, ja zelfs de vryheid van het gemeene<br />
leeven , op eene nadeelige wyze bepaalen ;<br />
of indien zy daar niet fcherp genoeg toe ware ,<br />
ten tyde van Pest-ziektens niets baaten , maar alleenlyk<br />
, door haare langfaame wetking tegen dezelve<br />
, de Ziekte uitbreiden. Een zoodanige buitengemeene<br />
nood vereifchr iets van de dejpotieke<br />
macht , gelyk men te Romen in eene ongemeene<br />
verlegenheid eenen Diftator hebben moest: en de<br />
eerde vraage is altoos , is DE PEST IN HET UND ?<br />
het geen men dikwils zorgvuldig tracht te verbergen<br />
, en volgens geene Rechtsgeleerde voorfchriften<br />
kan beweezen worden ; want 'er kan wezenlyk<br />
Pest zyn , zonder dat op dien tyd juist veele menfchen<br />
fterven , wanneer het weder by geval op dien<br />
tyd zoo niec geftelt is , als hec behoorc geftelt te<br />
zyn, om de befmetting van rondsomme te verfpreiden<br />
; een nauwkeurig en weldenkend Geneesmeester<br />
ontdekt dezelve in zulke gevallen , aan zekere<br />
buitengemeene verfchynfelen , die evenwel in rechteT<br />
noch niet genoeg zyn , om de zaak te bewyzen<br />
: en zoo hy dit niec doec, zal dezelve in het<br />
geheim en al kruipende voortgaan , en by verandering<br />
van weder zoo veel te vreeslykere verwoestingen<br />
veroorzaaken.<br />
§. 214.
5. ai4- VAN KRAAMVROUWEN ENZ. 313<br />
5- 214.<br />
Onreinigheden van bet Kraambed , Zelfsbevlekking<br />
, Byjlaap , Maandlyk/cbe Reiniging<br />
en Bloed-vloeijing.<br />
Nu 'moet ik van eenige onreinigheden van verfchillende<br />
foorte fpreeken , by welke ik niet altoos<br />
het oogmerk van den Wetgeever weet aan te wyzen<br />
, en waarby ik my dan met de volgende algemeene<br />
aanmerking moet behelpen : een Wetgeever<br />
moet , indien hy zyn oognierk wil bereiken , zich<br />
insgelyks naar de zeden , ja zelfs naar de vooroordeelen<br />
van zyn Volk fchikken. Indien Mofes wilde<br />
, dat men de Melaatsheid , de Gonorrhcea , het<br />
aanraaken van doode lichaamen , om het gewichtig<br />
voordeel dat men in den burgerftaac van deeze Wetren<br />
verwachten kan , als in eenen burgerlyken zin<br />
onrein zoude aanmerken , en zyn Volk van onbeuglyke<br />
tyden af misfehien eene Kraamvrouw<br />
voor onrein hield , dan moest hy deeze hunne<br />
gedachten niet tegenfpreeken , maar bevestigen ,<br />
om de Wet , waar aan hem meer gelegen lag ,<br />
te beter te doen gehoorzaamen. Ook kan het<br />
daarenboven zeer wel zyn , dat hy in fommige<br />
van deeze Wetten bedoelt heeft zekere Godtgeleerde<br />
Waarheden op eene zinbeeldige wyze<br />
voor te ftellen : dan , volgens myn tegenwoordig<br />
oogmerk, heb ik daar thans niet mede te doen ,<br />
dewyl dit tot de Voorbeeldige Godtgeleertheid<br />
behoort.<br />
V 5<br />
i. El-
2t4- $. ar*. VAN KRAAMVROUWEN EN£<br />
I. Elke Kraamvrouw wis onrein , Levir. XII.<br />
Mofes onderfcheidt hier zeer zorgvuldig<br />
a. ) De Lochiarubra , of gelyk hy hec noemt,<br />
DE ONREINHEID DLR KRANKHEID. Zoolange<br />
deeze duurt is eene Kraamvrouw Levitifch-onrein<br />
, en verontreinigt dus ieder eenen<br />
die haar aanraakt , en alles waarop zy ligt.<br />
Deeze tyd , dien men in het Hoogduitfch<br />
DAS WOCHEN BETTE ( het Kraambed ) noemt,<br />
in tegenoverftellinge van DIE WOCHEN STUBE<br />
( de Kraamkamer), bepaalde Mofes, indien<br />
het van een Zoon was , op zeven , en van<br />
eene Dochter op veertien dagen.<br />
v<br />
b. ) Locbia alba, of, gelyk men hec in het Hoogduitfch<br />
noemt, WOCHENSTUBE ( Kraamkamer<br />
of Kraamtyd ) volgens de uicdrukking van<br />
Mofes REINE BLOEDVLOED. Geduurende dien<br />
tyd was de Kraamvrouw wel rein , maar zy<br />
moesc zich noch in huis houden , en naa<br />
verloop van denzelven een Offer brengen ;<br />
Mofes bepaalde deezen tyd op 33 dagen ,<br />
zo zy van eenen Zoon bevallen was , en op<br />
66 indien zy eene Dochter gebaart- had.<br />
Hier moet ik herhaalen , het geen ik in eene aanmerking<br />
over Levic. XII. vs. 4. gefchreeven heb ,<br />
om dat, althans myne Leezeren buiten Duitfchland,<br />
myne Vertaaling des Bybels niec zullen hebben. Te<br />
weecen Mofes bepaalc den tyd van de Locbia rubra<br />
en alba niet op eene geneeskundige wyze; hec geen<br />
ook niet mooglyk was , dewyl dezelve by de ééne<br />
Kraamvrouw vroeger, en by de andere laater ophouden<br />
» maar hy maakte die bepaaling , zoo als<br />
men
2Ï4« VAN KRAAMVROUWEN ENZ. 315<br />
men dezelve in rechten zoude moeten aanmerken :<br />
en al ware hec ook<br />
9<br />
dat dezelve vroeger hadden<br />
opgehouden , zoude de Kraamvrouw zich evenwel<br />
den vastgeftelden tyd voor onrein of in huis hebben<br />
moeten houden. Maar indien dezelve langer<br />
en over den gewoonen tyd geduurt hadde , dan<br />
zoude de Levitifche onreinheid ook zoo lange<br />
plaatze gehad hebben , als de natuurlyke oorzaak<br />
van dezelve voorhanden was. Voor het overige<br />
kan ik niet zeggen , of de coevallen van hec Kraambed<br />
in Zuidelyke Landen langer duuren , wanneer<br />
eene Vrouw van eene Dochter , dan wanneer zy<br />
van eenen Zoon bevallen is : de oude Grieken<br />
beweeren hec, en onze Geneeskundigen , ten minften<br />
alle die ik daar na gevraagt hebbe , loochenen<br />
het van onze Landen. Men kan het van dat<br />
Zuidelyk gedeelte niec met zekerheid ontkennen ,<br />
zoo lang men door Geneeskundigen van daar niet<br />
van het tegendeel onderricht wordt; want de luchtftreek<br />
maakt zekerlyk in dingen van dien aart een<br />
aanmerklyk onderfcheid , gelyk men zelfs by koortzen<br />
en andere Ziektens befpeurt, als men Hippocraces<br />
leesc. Die kan men 'er uic zien , dat de<br />
Hebreeuwen en /Egypcenaaren ten tyde van Mofes<br />
in dit ftuk eveneens moeten gedacht hebben ,<br />
als de Grieken : misfehien is deeze bepaaling van<br />
tyd eerst uit /Egypten afkomftig, want de Israè'<br />
liten hadden in ZEgypten gewoont, en de Grieken<br />
hebben veel van de Mgyptenaaren geleerc en<br />
aangenomen. Indien iemand deeze zaak coc op<br />
den eerften grond wilde nafpeuren, die zoude uit<br />
iEgypten aanmerkingen over den Kraamryd hebben<br />
moeten. Doch een Wetgeever , die zich over<br />
deeze Geneeskundige bepaalingen eigenlyk niet<br />
be-
3i6 §. ai4. VAN KRAAMVROUWEN ENZ.<br />
bekommert, verklaart de Kraamvrouwen zoo lange<br />
voor onrein , of half onrein , als zy door het Volk<br />
daar voor gehouden worden. Hoe minder voorof<br />
nadeel de zaak ce wege brenge , inzonderheid onder<br />
een Volk , daar het in gebruik is , dat de Moeders<br />
zelve haare Kinderen zoogen , en daar zy zich<br />
dus , niet flechcs zes of cwaalf weeken , maar noch<br />
langer van hec voorrechc des Huwlyks onthouden<br />
zullen ; zoo veel te bülyker is het ook , de oude<br />
volks-meeningen , in eene niets betekenende byzaak<br />
, wat tce te geeven.<br />
4. Iemsnd , dien zyn Zaad ontging , was tot<br />
op den avond onrein , en moest zich dan baaden :<br />
ook moesc men alles hec welk daar door bevlekt<br />
was geworden , van het bed , kleeding, leder enz.<br />
wasfchen en toe op den avond voor onrein houden ,<br />
Levit. XV. vs. 16 , 17. Derhal ven veroncreinigde<br />
de zoogenaamde Pollutio Nofturna zoo wel als de<br />
voorbedachce Zelfsbevlekking.<br />
Deeze Wet was al van meer gewichts. Dezelve<br />
ftelde op de Zelfsbevlekkinge een onaangenaam gevolg<br />
, het welk den wellustigen toe het Huwlyk<br />
konde aanfpooren , indien hy niet , door zich aan<br />
deeze misdaad ( die van geene paaien weet, geduurig<br />
meer en meer toeneemt , en daar door te gevaarlyker<br />
is) over te geeven , daaglyks onrein ,<br />
dat is van den omgang met anderen had willen<br />
uitgefloocen worden. Hec maakce aankomende Jongelingen<br />
, en ook hunne Ouderen , niec alleenlyk<br />
op de vrywillige Zelfsbevlekking ( die vuile ondeugd<br />
, die , geneeskundig befchouwc, weezenlyk<br />
meer ce duchten , en , zedekundig , affchuwlyker<br />
is dan hoerery } maar ook op Pollutiones Nofturn*,<br />
die
$. 214. VAN KRAAMVROUWEN ENZ. 317<br />
die zonder hun daadlyk toedoen konden plaatze hebben<br />
, opmerkfaam : iets het geen anders doorgaans<br />
zoo lang onbekend blyft , als men hec niet door<br />
eenig groot en zichtbaar nadeel , het welk de gezondheid<br />
'er door geleeden heefc, oncwaar worde:'<br />
en door deeze Wee leerden de Ouderen tegen het<br />
één en ander een middel te zoeken. Ook was deeze<br />
vry willige of lydelyke bevlekking by dit Volk ,<br />
het welk gemeenlyk maar eenvouwig gekleed was ,<br />
niet diep in vederen verborgen (liep , en^elfs wel ,<br />
het geen hun des nachts voor een deken diende, by<br />
dage als een overkleed (a) omfloeg , zoo gemaklyk<br />
niet te verbergen , als by ons. Ik kan my bier<br />
.niet inlaaten om hec genees- en zedekundig onderfcheid<br />
tusfchen deeze beide foorten van bevlekkinge<br />
aan te wyzen. Maar die kan men 'er gemaklyk uit<br />
zien , dat vroege Huwelyken een uitwerkfel Van<br />
deeze Wee moescen zyn. Want voor jonge Lieden<br />
konde deeze geduurige burgerlyke onreinheid , die<br />
zelfs alleen door Pollutiunes Notïurnce ontftond_,<br />
niet anders dan zeer lastig worden , en Ouderen ,<br />
die tegenwoordig dikwils ten éénenmaale zorgloos<br />
zyn, zoo lange hun Zoon hen maar niet tot Grootvader<br />
en Grootmoeder maakt , werden oplettender<br />
op het geen 'er konde omgaan , en verhindetden<br />
dus waarfchynlyk het Huwelyk hunner Kinderen<br />
niet, gelyk dit wel eens by ons gebeurd , tot het<br />
te laat, of de gezondheid verwoest is. By Lieden<br />
van middelen kon 'er hec geeven van eene Byzic uit<br />
voortkomen, waarvan wy $. 87. gefprooken hebben.<br />
Zekerlyk is die noch in eenen Geneeskundigen<br />
(«) $• ij®, of in het Derde Deel bladz. 6y.
8 $. SÏ4' VAN KRAAMVROUWEN ENZ.<br />
gen noch in eenen Zedekundigen zin voor goed'<br />
cc keuren , maar hec is evenwel beter , dan hec<br />
veel groener kwaad , de Zelfsbevlekking. Maar<br />
by zeer veelen zal ook de fchaamte voor hec belyden<br />
eener fchdndelyke daad , die men niec konde<br />
verborgen houden , de vrywillige Zelfsbevlekking<br />
verhindert hebben : en die was in alle opzichten<br />
hec beste gevolg , het welk deeze Wet hebben<br />
konde. Want al te vroege Huwelyken zyn wel<br />
goed om veele , maar juist niec om fterke Kinderen<br />
voorc ee brengen.<br />
De uitwerkfelen van voorbedachce Zelfsbevlekkinge<br />
zyn , wanneer zy eenen zekeren crap van gewoonte<br />
beklommen heefc, hec zy men dezelve geneeskundig<br />
of van den zedekundigen kanc befchouwe<br />
, zoo verfchriklyk , dat men niec kunne nalaaten<br />
zyne hartlyke toejuiching aan eene Wee te geeven ,<br />
die de konst gevonden heefc, om dezel/e voor te<br />
komen. Het verfchriklykfte daar van is, dat 'er ten<br />
laacften eene ganfchiyke onbekwaamheid cot hee<br />
Huwelyk uic voorcvloeit , en dus de ongelukkig»<br />
Zondaar van het eenige middel ontbloot is, om zich<br />
van die zonde wederom los te maaken. TISSOT<br />
heefc 'er genoeg van gefchreeven , hec geen ik hier<br />
niec behoeve ce herhaalen. Het is te vergeefs ftraffen<br />
op deeze misdaad ce ftellen , want zy kan byna<br />
nooic bevveezen worden : zelfs daar 'er de zichcbaarrte<br />
blyken van gevonden worden , is het evenwel<br />
onmooglyk , zonder de eige belydenis van den<br />
fchuldigen , die geenen medeplichtigen heefc, te<br />
bewyzen , dac dezelve eene vrywillige bevlekking<br />
geweest is. Weg dan in dit geval by de Wetgeevende<br />
Wysheid mee alle ftraffen ! en die nog te<br />
meer ,
§. 214. VAN KRAAMVROUWEN ENZ. 319<br />
meer , om dat deeze het meest onvolwasfene Knaapen<br />
zouden treffen , die meer een voorwerp van de<br />
ouderlyke tucht, dan van itraffcn der Overheid zyn.<br />
Maar Mofes, bracht te wege , dat 'er zekere merklyke<br />
onaangenaamheden met deeze misdaad moesten<br />
verbonden zyn , de afzondering by voorbeeld van<br />
andere menfchen, geduurende eenen geheelen dag,<br />
en de ontdekking van dit fchandelyk misdryf voor<br />
de oogen der Ouderen , die in dit geval zoo onverfchillig<br />
niet konden zyn , als men doorgaans<br />
onder ons ziet, maar , uit vreeze voor de Levitifche<br />
Wet, op de kleederen van hunne Zoonen<br />
oplettende waren. Dit moest meer uicwerken ,<br />
4an flraffen.<br />
3. Iedere Huwelyksgemeenfchap , zelfs die van<br />
echte Lieden niet uirgezondert, verontreinigde op<br />
4e zelfde wyze , beide Man en Vrouw , tot op<br />
den avond , Levit. XV. vs. 18. Deeze Wet was<br />
in de eerfte plaatze eene ongemerkte beteugeling<br />
-der Veelwyverye: want daar aan elke Vrouwede<br />
-Howelyksplicht alle weeken eenmaal moest betoont<br />
worden , werdt daar door de Veelwyvery lastig gemaakt,<br />
( §. 118 , als mede § 95. bladz. 175 \<br />
Maar ten tweeden beteugelde deeze Wet de Huwelyksgemeenfchap<br />
ook derwyze , dat zy niet wel<br />
daaglyks konde geoefent worden. Te dikwerf herhaalt<br />
, put zy de natuurlyke krachten uit: zeldfaamer<br />
gepleegt, in zekeren opzichte door iets gehindert,<br />
en , als ik het zoo mag noemen , verbooden<br />
, is de byflaap doorgaans niet flechts vruchtbaarer,<br />
maar ook het middel om een fterker en vlugger<br />
nagc-flacht voort te brengen. Een Geneesmeester<br />
maakt hier aanmerkingen over ; dan hy weet<br />
dik-
$io $. 214. VAN KRAAMVROUWEN ENZ.<br />
dikwils in zulke gevallen niet, waarin 'er weezenlyk<br />
veel aan gelegen ligt, hoe by zyne befpiegelende<br />
aanmerkingen in een nuttig gebruik brengen<br />
zal. Maar een Wetgeever , die met eiken byflaap<br />
zoodanig een ongemak heeft weeten te verbinden<br />
, als Mofes gedaan heeft, fchynt niet weinig<br />
te hebben toegebracht , om de Huwelyken<br />
vruchtbaarer te maaken , de fterkfte Kinderen te<br />
doen voortbrengen , en de gezondheid van zyne<br />
Burgeren te bewaaren.<br />
De Maandlykfchè Reiniging , en lange over den<br />
.gewoonen tyd duurende Vloed der Vrouwen , behoorden<br />
insgelyks tot de Levitifche onreinheden,<br />
Levit. XV. vs. 19 - 33. Dit fchynt hy als een gemeen<br />
denkbeeld van het Volk behouden te hebben ;<br />
want als zoodanig vond hec reeds lange vóór den<br />
tyd van Mofes plaatze. Zoo zien wy Gen. XXXL<br />
vs. 35. dat Laban zich ontzag om te naby zyne<br />
Dochter Rachel te kamen , toen hy hoorde dat<br />
zy juist haaren tyd had , en dat hy nu in het geheel<br />
niet vermoedde , dat zy , in zulk eene onreine<br />
omftandigheid , zelfs op zyne geftolene Goden<br />
zoude zitten. Meer zal ik derhalven hier van<br />
deeze Wet niet zeggen ; want de vraage, of het<br />
byflaapen ten tyde der Maandlykfchè Reiniginge in<br />
die Landen nadeelig zy , behoort hier niet beantwoord<br />
te worden , wy zullen 'er onder de Lyfftraffelyke<br />
Wetten van fpreeken , alwaar dit op<br />
ftraffe des doods verbooden worde.<br />
$• 215.
$. 2i5« LYKEN VAN MENSCHËN. gsr<br />
Lyken van Menfchen<br />
verontreinigen.<br />
Alle doode lichaamen van menfchen werden als<br />
onrein aangemerkt. Een iegelyk , die dezelve aanraakte<br />
, werdt zeven dagen lang onrein , en moest<br />
zich op den derden en zevenden dag door zekere<br />
plechtigheden , die hier van te grooten omflag<br />
zouden zyn om te verhaalen , en waarby myne<br />
tegenwoordige Leezers ook Weinig belangs hebben<br />
, reinigen. Al wie op dien tyd in de tent ,<br />
(waarfchynlyk naderhand , toen de Israëliten in<br />
huizen woonden , in de kamer; want het geen van<br />
de tente gezegt wordt , zoude ik niet gaarne op het<br />
geheele huis toepasfelyk maaken ) waarin iemand<br />
overleed , gevonden werdt, was zeven dagen lang<br />
onrein. Op de zelfde wyze was hec ook geftelt<br />
met alle Vaten (a) , die in dezelve ftonden , en<br />
niec gedekt en coegebonden waren : al wie in de<br />
tenc ging , daar iemand in geilorven was , was<br />
zeven dagen lang onrein : wie op hec veld een<br />
Lyk ,<br />
(a) Gefasze zegt het Hoogduitfch : het woord<br />
betekend niec fleches hec geen wy eigenlyk Vaacwerk<br />
noemen , maar allerleie foortgelyke gereedfehappen<br />
die tot bewaaringe van zekere goederen kunnen dienen<br />
, het zy dezelve van hout , fteen , glas , zilver<br />
, goud-, enz. gemaakt zyn. Wy hebben geen<br />
woord van zulk eene ruime betekenisfe. Men gelieve<br />
dit dan by laaten te denken , zoo dikwerf die<br />
woord in deeze §. of in het vervolg , moch: voorkomen.<br />
VERT.<br />
IK Deel. X
j»a $. 215. LYKEN VAN MENICHEN.<br />
Lyk , of Menfchen-beenderen , ja zelfs wie maar<br />
een Graf aanraakte , was even zoo lang onrein ,<br />
INura. XIX. vs. 11-18.<br />
By de Priesteren ging dit nog verder , en zelfs<br />
het treuren over dooden, door uirwendign tekenen,<br />
by voorbeeld het fcheuren der kleederen , verontreinigde<br />
deeze ; gelyk deeze bewyzen van droefheid<br />
daarom den Hoogenpriester ten eenenmaale,<br />
en andere Priesteren met uitzonderinge van hunne<br />
allernaaste Bloedvrienden , over welke zy treuren<br />
mochten , verbooden waren , Levit. XXI. vs. 1-4?<br />
»n 10 - 12.<br />
Deeze laatfte Wet diende alleenlyk tot de welvoeglvkheid<br />
van den Godtsdienst, volgens de begrippen<br />
en zeden, die in dien tyd by het Volk plaatze<br />
vonden. De Dienaaren des Allerhoogften behoorden<br />
zich van alles te onthouden , het geen het<br />
Volk maar eenigszins onrein noemde. Dan de overige<br />
waren ook als Policy - wetten, tot bewaaringe var»<br />
het leeven en de gezondheid van veel gewichts.<br />
In de eerfte plaatze werdt hier door de uitbreiding<br />
van befmetlyke ziektens , aan welke de een of<br />
ander zoude kunnen geftorven zyn, vermindert. Ik<br />
fpreek hier niet van de Pest , want tegen deeze<br />
zoude dit behoedmiddel, dat de tent zeven dagen<br />
lang onrein verklaart werdt, waarfchynlyk van te<br />
weinig krachts zyn: maar ik heb het oog op andere<br />
befmetlyke koortzen , inzonderheid op zoodanige ,<br />
die met verrotting verbonden zyn , en door den<br />
ftank , dien zy naa den dood te wege brengen ,<br />
noch 'efmerlyker worden, dan zy te vooren geweest<br />
wartm. M.uig een , die zich by ons buiten noodzaak
•'§. 215* LYTCEN VAN MENSCHEN. 343<br />
zaaklykheid in een fterf huis begeeft, doet daar eene<br />
ziekte op , die hy wederom verder kan verfpreiden s<br />
maar by aldien men niet in zulk eene tent of kamer,<br />
daar een Doode in ligt, gaan kan , zonder zeven<br />
dagen lang onrein te zyn , en zich zeiven geduurende<br />
dien tyd van alle gezelfchappen uit te fluiten ,<br />
zal men het nalaaten , zo men 'er niet om gewichtige<br />
redenen in gaan moet. Het is waar , de minde<br />
menfchen flerven aan befmetlyke ziektens , by<br />
welke eigenlyk zulk eene voorzorg vereifcht wordt:<br />
dan een Wetgeever , die meer verbiedt, dan volftrekt<br />
noodzaaklyk is , en niet veele uitzonderingen<br />
maakt, bereikt zyn oogmerk het zekerst. Indien<br />
hy alleenlyk van befmettende ziektens fpreekt, zal<br />
men ontkennen , dat deeze of geene befmetlyk geweest<br />
is. Om welke rede het toebinden der Vatén<br />
bevolen zy , wil ik niet bepaalen : van fommigen<br />
derzelver , zoo als kisten , koffers, en kasfen , in<br />
welke goederen lagen die voor befmetting vatbaar<br />
' zyn , by voorbeeld wolle ftoffen , linnen en wat<br />
van dien aart meer zyn moge, van deeze, zeg ik ,<br />
fpreekt het van zelf, dat zy , indien iemand aan<br />
eene zeer befmetlyke krankheid ftierf, en dezelve<br />
in de zelfde kamer open ftonden , de befmetting<br />
konden aanneemen , en in het vervolg wederom<br />
verder verfpreiden. Op zulke dingen fchynt Mofes<br />
ook wel voornaarnlyk het oog te hebben , want<br />
indien men zyne uitdrukking uit het Arabifch wilde<br />
ophelderen , zoude dezelve zeer gevoeglyk dus<br />
kunnen vertaalt worden : OVER DEWELKE GEEN LE-<br />
DERE DEKSEL IS , EN WEL HETZELVE TOEGEBONDEN.<br />
Aan drinkvaten fchynt hy juist niet bepaaldlyk ger<br />
dacht te hebben, en indien deeze ook al, wegens<br />
de algemeene uitdrukking , waar van de Wet zich<br />
X 3<br />
b©-
324 §• 215. LYKEN VAN MENSCHEN.<br />
bedient , onrein vvierden, lag 'er evenwel zoo veel<br />
niet aan gelegen , dewyl alle perfoonen , die in die<br />
tente gevonden werden , en uit deeze gereedfehappen<br />
moesten drinken , buiten dien reeds insgelyks<br />
onrein waren. Wy zouden deeze Wet in onze taaie<br />
misfehien dus uitgedrukt hebben : Alle Jlukken van<br />
bet huisraad , in -welke iets bewaart wordt , zoo<br />
als Kisten en andere van dien aart , die niet ge-<br />
Jloolen zyn , voorden onrein : dan de Israëiiten zullen<br />
in dien tyd waarfchynlyk noch niet veele floten<br />
gehad hebben.<br />
Op dat men my hier niet tegenwerpe: „ dac<br />
„ de Jooden hunne dooden zoo fpoedig begraaven,<br />
dat , indien de Overleedene in zyne ziekte zelve<br />
de tent niet befmet had , ( en nochtans werdt<br />
„ dezelve door zyne ziekte alleen niet onrein)<br />
„ 'er geen tyd over ware om hec naa zynen dood<br />
„ te doen" : moet ik aanmerken , dat men van<br />
deeze kwaade gewoonte der Jooden , waar door<br />
werklyk meenig een onder hen leevendig begraaven<br />
worde, voor den tyd der Babylonifche Gevangnisfe<br />
geen het minfte fpoor vindt : het is 'er zoo verre<br />
af, dat Joieph , ten tyde van Mofes , reeds anderhalve<br />
Eeuw in eene kist onbegraaven boven de<br />
aarde geftaan had , en noch ten minften veertig<br />
jaaren lang, zoo lange de Israëiiten zich in de Woeltyne<br />
ophielden , onbegraaven bleef, Gen. L. vs.<br />
26. Exod. XIII. vs. 19. Jof. XXIV. vs. 32. Ook<br />
fchynt Sara taamlyk laat begraaven te zyn - : Abraham<br />
is by haaren dood niet tegenwoordig , maar komt<br />
om denzelven te betreuren , en koopt eerst een<br />
Graf, naa dat de diepfle rouwe , die by laatere<br />
hebreeuwen ten minllen zeven dagen duurt, voorby
$. 215- LYKEN YAN MENSCHEN. 315<br />
by was , Gen. XXII. vs. 2-4. Men leeze insgelyks<br />
Kap. XXV. vs. 9. en XXXV. vs. 29. alwaar<br />
wy zien dat Abraham en Ifaak niet eêr begraaven<br />
zyn , dan toen derzelver Zoonen , die op<br />
eenen redelyken afftand van eikanderen woonden ,<br />
byeen gekomen waren , als mede Gen. L. vs. 1 -13.<br />
Bleef bet Lyk dan zoo lange ip de tent, tot dat<br />
men fchikkingen tot eene behoorlyke begraafnisfe<br />
gemaakt had , en zich zekere tekenen des doods ,<br />
waar onder het begin van rotdnge het onbedrieglykst<br />
is , begonden te vertoonen , dan konde hetzelve<br />
naa den dood zeer wel nieuwe befmetting<br />
veroorzaaken.<br />
Het tweede gevolg van deeze Wet was , dat de<br />
Israè'liten door dezelve gedwongen wierden , om<br />
hunne dooden wat fpoediger te begraaven , dan zy<br />
misfehien weleer gewoGn geweest zyn , en zy in<br />
/Egypten gtleert hadden. Want in /Egypten behield<br />
men de gebalfemde Lyken van zyne Voorouderen<br />
, op de zelfde wyze als met Jofeph gefchied<br />
is , van kinderen op kindskinderen in zyn huis ; ja<br />
wat meer is , men verpande dezelve , en leende 'er<br />
o-plH nn • pn iiff nlnnrzpn . rlif» ik znn pi/pn nnn»<br />
o -r - —i • r ' -<br />
gaande de begraafnis van Sara , Abraham , Izaak en<br />
Jacob heb bygebracht, doen ons ten minften zien ,<br />
dat het by de Voorvaderen der Israëliten in gebruik<br />
geweest is , vry laat te begraaven. Deeze gewoonte<br />
konde nadeelige uitwerkfelen hebben \ want het<br />
lichaam begint te rotten, en kan door dat middel<br />
ziektens veroorzaaken : ook is men by gebalfemde<br />
Lyken ten minften niet zeker , of door dezelve niet<br />
noch taamlyk lange daarna , inzonderheid wanneer<br />
het weder daar toe medewerkt, fommige ziektens<br />
X 3<br />
kun-
306 §. 215. LYKEN VAN MENSCHEN.<br />
kunnen verfpreid worden , indien de Overleedene'<br />
aan. eene befmetlyke krankheid geftorven is. By<br />
de Pest kan men 'er naauvvlyks aan cwyfelen , of<br />
zekere foorten van Rotkoortzen komen zoo naby<br />
dezelve , dat men ook daar over in vreeze zoude<br />
kunnen geraaken. Deeze manier, van de doode<br />
Lichaamen al te lang in buis te houden , fchynt<br />
deeze Wet van Mofes op eene ongemerkte wyze<br />
af te fcbaffen , en daarin vooronderftelt te worden<br />
, dat men dezelve vóór den zevenden dag ,<br />
waarmede de Hebreeuwen hunne grootfte rcuwe<br />
eindigen , begraaven zal. Iemand die dezelve uit<br />
buitenfpoorige genegenheid noch langer in zyne<br />
tente had willen bewaaren , zoude met zyne tente<br />
onrein gebleeven zyn.<br />
Ten derden , ook zulke Lyken waarop niemand<br />
eene byzondere betrekking had , konden niet onbegraaven<br />
blyven liggen , en deeze Wet noodzaak-,<br />
te het algemeen , of de Policy, om dezelve ten<br />
Grave te brengen ; dewyl het aan de leevendigen<br />
te veel ongemaks zoude gebaart hebben , door dezelve<br />
geduurig verontreinigt te worden. Ik wil<br />
hier niet fpreeken van het geen fomtyds , inzonderheid<br />
in troebele tyden van groote en algemeene<br />
rampen , met de daad gefchiedt is ; maar dit,<br />
was ten minften een natuurlyk gevolg van deeze<br />
Wet , dat men naa het einde van eenen Veldüag<br />
, die binnen de grenspaalen van Palaeftina was<br />
voorgevallen , zyn werk 'er van moest maaken ,<br />
om de dooden te begraaven. Dit is anders juist<br />
geene algemeené gewoonte in het Oosten ; men<br />
laat dezelve aan de Vogelen , ( inzonderheid de<br />
Racharns , eene foort van Gieren ) de Honden ,<br />
de
$. 215. LYKÉN TAN MENSCHÉN. 3*?<br />
ie Scbakals (a) e n Hysenen ter fpyze over \ waarvan<br />
de Oosterfcbe Dichteren niet fhchts vol zyn ;<br />
maar het geen men ook by de Reisbefchryveren ,<br />
inzonderheid noch de jongde , van Indiën , verhaalt<br />
vindt. Deeze zaak is daar zekerlyk zoo kwaad<br />
niet , als zy by ons zyn zoude , dewyl gemelde<br />
Dieren de Lyken eêr verteert hebben , dan men by<br />
ons zoude kunnen verwachten , dewyl wy geene<br />
Rachams, Schakals , of Hyenen hebben. Maar<br />
zonder nadeel kan deeze gewoonte evenwel zelfs<br />
in Afien niet zyn , alwaar naa eene groote nederlaage<br />
de dcode Lichaamen fomtyds wel twee of<br />
drie maanden de lrcht kunren befmetten : en wie<br />
weet of 'er niet fomtyds meer aan de ziektens fterven<br />
, die daar uit voortkomen , dan 'er in den flag<br />
zeiven gefneuvelt waren. Hoe verre in zulke gevallen<br />
de zorgvuldigheid ging , dewelke MofeS<br />
door het ongemak der verontreiniginge te wege<br />
bracht, kan men uit Ezech. XXXIX. vs 15. zien :<br />
wanneer men naamlyk naa het leveren van eenen<br />
groeten flag hier of daar noch doodsbeenderen<br />
vond , richtte men 'er een gedenkteken by op ,<br />
óp dat zy , welker plicht het was dezelve te begraaf<br />
(a) Scbakal is een Dier behoorende onder dé<br />
Clasfe der Honden , naar welke het ook wel ge-<br />
Iykt, hebbende de grootte van een Vos , en zynde<br />
goudgeel van koleur , waarom het ook wel den naam<br />
van Gulden-wolf draagt. Het is het zelfde Dier , het<br />
welk met eene Griekfche benaaming Pantber , van<br />
anderen , Hondswolf en Oostindifcbe Pos genaamt<br />
wordt. Zie HASSELQÜIST Reize na Palssftim , Deel<br />
II. bl. éi VERT.<br />
X 4
328 $• 115. LYKEN VAN MENSCHÉN.<br />
graaven , ze zouden kunnen vinden , en ter aarde,<br />
hertellen , en 'er niemand verder door verontrei-,<br />
nig r wierdt. Wel is waar , Ezechiei fchryft op die<br />
plaatze geene gefchiednis , maar voorzegt ; noch--<br />
tans hy doet dat in diervoege , dat men daaruit de<br />
gewoonten van zynen tyd mede kunne afneemen.<br />
Hier gefchiedde derhalven niet alleen het geen *<br />
om de lucht zuiver te houden , nood?aaklyk was ,<br />
want doodsbeendertn alleen zullen dezelve niet befmetten<br />
; maar wederom iets meer. Ook mocht<br />
men nu geene Misdaadigers op het veld laaten liggen<br />
en verrotten : ja ten opzichte van deeze vond<br />
men noch eene byzondere Wet , dewelke gebood ,<br />
iemand die gehangen was vódr Zonne-ondergang<br />
af te neemen en te begraaven; met byvoeginge ,<br />
dat hy hec Land zoude verontreinigen indien hy geduurende<br />
den nacht bleef hangen ; want dewy! din<br />
noch naa zynen dood ftraffe aan hem geoeffent<br />
werdt , ( men hing naamlyk nimmer leevendige ,<br />
maar alleen Misdaadigers die dood gefteenigt wa-r<br />
ren , en wel alleenlyk om hun daar door fchande<br />
aan te doen ) zoo werdt hy als iemand , die van<br />
Godt vervloekt was , aangezien , wiens dood alleen<br />
dus noch niec voldeed , om voor zyne misdaaden<br />
ce boeten , Deuc. XXI. vs. 22, 23. Voor de<br />
gezondheid der leevendigen , ja voor hunnen reuk<br />
zelfs , was deeze Wet buiten twyfel beter dan ont<br />
ze gewoonte , van de kwaaddoeners aan de galge te<br />
laaten verreeren , of dezelve op het rad te leggen :<br />
de voorbygangers worden 'er het ongemak dikwils<br />
van gewaar, dat zeer wel. eene ziekte kan veroorzaaken<br />
, indien die bedorvene uirwaasfemingen iemand<br />
aandoen , die voor befmettinge vatbaar.is;<br />
en zyn de gerichtsplaatzen dicht by de Steden , dan<br />
* hoort
g. 215. LYKEN VAN MENSCHEN. 319<br />
boort men , wanneer de wind na de Srad toe gaat,<br />
'er noch meer over klaagen ; eigenlyk wel alleen<br />
over den flank , maar dat deeze ziektens moet veroorzaaken<br />
, zal zekerlyk niemand , die deskundig<br />
is , in twyfel trekken.<br />
Eindelyk verpachtte deeze Wet de Israëliten ,<br />
om de verblyfplaatzen der üooden verre genoeg<br />
van de wooningen der Leevendigen af te zonderen ,<br />
dewyl men zelfs geen Graf konde aanraaken , zonder<br />
zich te verontreinigen. lluizen,en Steden had<br />
men derhalven niet met opzet (a) op de Graflieden<br />
kunnen bouwen ; gelyk 'er veeltyds ten grooten<br />
nadeele van onze gezondheid en leeven , onder<br />
onze Kerken Graven gevonden worden ; het geen<br />
eerst door bygeloof veroorzaakt is , en nu noch<br />
door hoogmoed , ten minften door de kracht der<br />
gewoonte en hebzucht, onderhouden wordt. Hoe<br />
gewichtig het voordeelig gevolg van deeze Wet<br />
zy , zal men dan ook uit het tegenovergeltèid<br />
voorbeeld by onze Kerken kunnen zien. Dikwils<br />
befpeurt men , dat de Graven eenen zeer kwaaden<br />
reuk uitgeeven , inzonderheid wanneer die zoo<br />
flecht gedekt zyn , als in fommige Kerken gefchiedt<br />
, of ook wanneer 'er water doorloopt , het<br />
geen noch flimmer is. Op andere piaatzen doet het<br />
kwaad zyne weiking meer in het verborgen , en<br />
verfa)<br />
Ik voeg 'er dit woord , met opzet, by, dewyl<br />
men de Jooden nageeft , dat zy waarlyk eene zeer<br />
beroemde Stad , die op Graflieden gebouwt was ,<br />
gehad hebben. Het kan zyn , maar by het bouwen<br />
van die Stad wisc men hec niet.<br />
X 5
33° §• 2T 5- LYKEN VAN MENSCHEN.<br />
verraadt zich niet door den flank ; hoewel de ziektens<br />
, waar aan zy , die daar begraaven liggen , geftorven<br />
zyn . daarom de Leevendigen niet mindef<br />
aandoen. Dan vertoont het zich eens wederom heviger<br />
, wanneer . gelyk men noch in het jaar 1774.<br />
uit vrankryk gemeld heeft , Graven geopent worden<br />
, en op eenmaal zulke giftige , lange verborgen<br />
gehoudene , dampen uicgeeven , dat het giootfte<br />
gedeelte der menfchen , die zich op dien tyd in<br />
de Kerk bevinden, op één oogenbük doodlyk krank<br />
worden. In fommige Landen heeft eindelyk de<br />
Wetgeevende Macht deeze affchuwhke gewoonte<br />
van in de Kerken te begraaven , door het te verbieden<br />
, ten éé.ienmaale afgefchaft ; en ik ben verwondert<br />
, dat dit noch niet in meer plaatzen gefchied<br />
, maar dat men noch byna overal dit gebruik<br />
houdt , onder'voorwendfel , dat het eene inkomst<br />
voor de Kerk zy ; even als of de inkomst van het<br />
Steenen - gebouw met het leeven en de gezondheid<br />
van de geenen , die in hetzelve byéénkomen , konde<br />
in vergelykinge gebracht worden, Hoe zeef<br />
wenfchte ik , wanneer ik myne gedachten cp fommige<br />
van onze Kerken ves ige , dat men dit kwaad<br />
in ons Land ook eenige nadere aandacht waardig<br />
keurde , en hetzelve door goede Wetten poogde<br />
af te fchaffen !<br />
Mofes had hetzelve op eene zeer nadruklyke<br />
wyze tegengegaan , en wederom , om zyn oogmerk<br />
te gewisfer te bereiken , noch iets meer gedaan.<br />
Het is waar, een Huis , het welk op een<br />
Graf gebouwt was , zoude daar door niet ongezond<br />
worden , indien het Graf maar diep genoeg<br />
lag, en wel geflooten was. Maar zal dat wel altoos
$. Qi5« LYKEN VAN MENSCHEN. 331<br />
tóos zoo naauwkeurig gehouden Worden ? zal het<br />
met zulk een Huis niet gaan , gelyk met onze<br />
Kerken ? zullen de kelders ten minften , of de regenbakken<br />
die men in Palaeftina doorgaans heeft,<br />
mee deeze Graven geene gemeenfchap hebben V<br />
Ja zal men zelfs de Familie-graven niet uit liefde<br />
bezoeken ? of indien dezelve voor eene volgende<br />
begraafnisfe geopenc worden , zullen 'er by die<br />
gelegenheid geene dampen genoeg uit kunnen voortkomen<br />
, om door het geheele huis te trekken , en<br />
de Leevendigen eerlang by hunne Voorouderen<br />
te brengen.<br />
In boe verre doode Dieren konden verontreinigen.<br />
Gevolgen van deeze Wet.<br />
Een, rein Dier , het welk niet met het mes geflacht<br />
, maar eenen natuurlyken dood geftorven<br />
was , verontreinigde den geenen, die hetzelve aanraakte<br />
, tot op den avond,. Levit. XI. vs. 39. Onleine<br />
Dieren deeden hetzelfde, wanneer zy dood<br />
waren , onverfchillig op welke wyze zy geftoiven<br />
waren. Levit. V. vs. 2. XI. vs. 8 , 11, 24 , 85 ,<br />
27 , a8 , §!• Deut. XIV. vs. 8.<br />
Ook deeze Wet was van dat gevolg , dat men het<br />
Aas van een Dier , het welk op den weg dood gevonden<br />
werdt, niet liet liggen , maar hetzelve begroef,<br />
om niet ieder eenen in gevaar te brengen<br />
van verontreinigt te worden. Ten minfte men voorkwam<br />
daar door zulk eene , voor de gezondheid<br />
ten hoogden nadeelige , onreinigheid , als volgens<br />
het
332 J. 2i6. HET AAS VAN DIEREN.<br />
het verhaal van HASSELQUIST' (a) té Cairo plaatze<br />
heeft, alwaar de Aazen van geftorvene Dieren op<br />
de ilraac blyven liggen , en de lucht zouden befmerten<br />
, indien daar niet eene foort van Gieren , Racham<br />
genaamt, hec welk dezelve verteert , in zulk<br />
eene menigte gevonden wierdt , dat daar door dit<br />
gevaar ten eenenmaale worde weggenomen. Eene<br />
zulke aanlfootlyke plaatze , als in Duicfchland de<br />
VMcrsboek is , alwaar dergelyke Aazen , hec geen<br />
meer is , onbegraaven , in menigte op eikanderen<br />
geworpen worden , en Ndoor den flank, dien zy<br />
veroorzaaken, de Reizigef^ dikwils niec weinig ongemaks<br />
veroorzaaken , indien de wind van zulk een<br />
Aas , het welk juist aan het rotten is, na den weg<br />
waait; zulk eene aanffootlyke plaatze, zeg ik , verwachtte<br />
Mofes waarfchynlyk by zyn Volk geheel<br />
niet ; (anders zoude het zekerlyk een middel hebben<br />
kunnen zyn voor de luiheid en morfigheid, om<br />
het gevolg van zyne wyze Wet te oncduiken ) want<br />
de oude Mgyptenaaren begroeven hunne Dieren al,<br />
bygevolg waren de Israëlicen al gewoon om Dieren<br />
te begraaven. Ik fpreek hier eigenlyk niet van dié<br />
Dieren , deweike den Mgyptenaaren heilig waren;<br />
Dieren die men zelfs wel bakerade, en dan in kostbaare<br />
Graftempelen , of hoe ik het. anders zal noemen<br />
, by zette (b), hoewet dit zelfs, voor een<br />
Volk , het welk in Mgypten woonde , een voor-<br />
'<br />
beelde<br />
• '•> qo il'jfr rri<br />
f<br />
toiQ twynè «eA<br />
fa) Reize na Palaflina, bladz. 288 , 2S9. [in de'<br />
Nederd. Verc. Deel II. bladz. 129].<br />
(&) HERODOTUS Libr. II. cap. 66, 67, 74, yf.<br />
DIODORUS SICULCJS Libr. I. cap. 83. waarmede men ook<br />
de aanmerkingen van WESSELING kan vergelykerj.
§. ait5. HET AAS VAN DIEREN. 333<br />
bedde van begraaven zoude hebben kunnen ftrekken<br />
; want eigenlyk was dit eene bygeioovigheid,<br />
die tegen den Godtsdienst van Mofes en de Israëliten<br />
vlak gekant was. Maar zy begroeven ook andere<br />
Dieren : Beeren , zegt HERODOTUS , Boek II.<br />
Kap. 67. die V nochtans in JEgypten weinige gevonden<br />
worden , en Wolven , die echter niet veel<br />
groot er zyn dan Vos/en («) , begraaven zy , daar<br />
zy dezelve vinden. Dit fchynt geene heilige begraaving<br />
te zyn , maar alleen te gefchieden ,* om<br />
zich van zulke doode Aazen te ontdoen.<br />
Ik moet hier nog éénmaal gewag maaken van de<br />
verfcheidene iöorten van Haagdisfen , die Mofes<br />
opnoemc, alle met naame voor onrein verklaart,<br />
en daar by voegt, dat een iegelyk , die dezelve,<br />
dood zynde, aanraakt, en ieder Vat, drink-gereedfchap<br />
enz. waarin dezelve , dood zynde , geraken<br />
, voor onrein moet gehouden worden , Levit.<br />
XK vs. 30 - 38. Het komt my voor , dat hier<br />
iets ten gronde legt , het geen aan die luchtftreek ,<br />
en misfehien in hec byzonder aan iEgypten eigen is.<br />
In /Egypten is eene zeer groote menigte van Haagdisfen,<br />
ook eene verfcheidenheid van foorten , die<br />
voor eenen kenner van de Natuurlyke Historie s der<br />
Dieren gewichtig is , en waar van 'er veelen door<br />
HASSELQUIST befchreeven zyn ( b ). INu heb ik<br />
uic<br />
(a) Dit is ia Africa op meer dan ééne plaatze<br />
zoo : zy zyn zoo grooc niet als by ons.<br />
(&) Reize na Palce/lina, bladz. 344—363. No.<br />
LUI. tot LIX. [ JNederd. Vert. Deel II. bladz.<br />
109- 134]-
33 4 §• 2ï
§. aio". HET AAS VAN DIEREM. 335<br />
de Pest niet zoo geregeld mede omringen , als<br />
het veel gezonder liggende Conftantinopolen , als<br />
Smyrna , en zoo veele andere ongelukkige plaatzen<br />
in Turkyen. Zoude de rede daar van ook voor<br />
een gedeelte daarin kunnen beftaan , dat men ia<br />
oude tyden in iEgypten , door eene zeer groote<br />
zindeiykheid , en in het byzonder door het begraaven<br />
van alle doode Dieren , die de Nyl terug<br />
liet , waar onder de Haagdisfen de gevaarlykftea<br />
zyn, derzelver Pest-veroorzaakende gevolgen voorkwam<br />
? en dat men heden ten dage vlak het tegendeel<br />
doet, en hec alleenlyk voor de Vogelen overlaat<br />
, om door het verteeren der Aazen de lucht<br />
eenigszins ce zuiveren ? Deeze Vogelen hield het<br />
oude /Egypten ook in eere , dezelve hield men<br />
voor heilig en onkwetsbaar ; maar men liec hun<br />
niec alles over; men floeg de hand mede aan het<br />
werk , en begroef rottende Dieren of Infedten.<br />
Misfehien heefc Mofes dan hier iets , het geen de<br />
Israëliten in /Egypten al gewoon waren , en daar,<br />
om de lucht zuiver te houden wel noodzaaklyker ,<br />
maar evenwel ook in Palaiftina en alle andere Landen<br />
niet zonder nuc was , tot eene Wet gemaakt :<br />
nochtans op zulk eene wyze , dat hy niet met uitdruklyke<br />
woorden beveele , GY ZULT ZE BEGRAA<br />
VEN : want by zulk een gebod vraagt men altoos :<br />
tuit moet bet doen ? en die hec behoort te doen ,<br />
trekt 'er geld voor , en laat hec evenwel na : maar<br />
hy deed hec , door zeker ongemak aan het aanraaken<br />
van een Aas ce hechcen , hec welk ieder eenen<br />
natuurlyker wyze oplettend moesc maaken , ora<br />
hetzelve uit den weg te ruimen. Hoe zy dac wilden<br />
doen , hoe hunne Policy toe dat einde fchik-<br />
Ken , en , indien zy , welken hec opzichc daar<br />
over
33^ §. *i6\ HET AAS VAN DIEREN.<br />
over was aanbevolen , nalaatig waren , hoe zy dezelve<br />
tot hunren plicht moesten houden , liet hy<br />
aan hun zelve over : want dit vereifcht geduurig<br />
nieuwe middelen , geduurig nieuwe poogingen om<br />
nalaatigheid en onderkruiping tegen te gaan , of<br />
voor te komen. Genoeg dat hy , het geen op zich<br />
zelf nadeelig was , naamlyk den vuilen flank van.<br />
rottende Dieren te dulden , ook zoo bezwaarend'<br />
maakte , dat iemand die al tegen flank ongevoelig<br />
was , en wegens de gevolgen voor zyne gezondheid<br />
geenen kommer had , nochtans , uit<br />
hoofde van het ongemak , dat hy 'er anders daaglyks<br />
van had , zindelyk zyn moest, en 'er anderen<br />
insgelyks toe aanzetten.<br />
5-<br />
Wetten , betreffende verontreinigde Vaten.<br />
Zonderlinge gunst omtrent Kopere , en<br />
fcherpheid tegen Aarde - gereed)cbappen.<br />
Dewyl een fluk huisraad op meer dan ééne<br />
wyze verontreinigt kan worden , als by voorbeeld<br />
:<br />
1. Door het invallen van een onrein Dier in<br />
hetzelve , Levit. XI. vs. 33.<br />
2. Wanneer hetzelve open ftaat in eene tent<br />
of kamer , waarin iemand fterft, of een Lyk ftaat,<br />
(§• ai5-><br />
3. Wanneer het door iemand , die met de Gonorrbcea<br />
befmet is , wordt aangeraakc, Levit. XV.<br />
vs. 12.<br />
Zoo<br />
V
§. 417. VERONTREINIGT HUISRAAD. %%?<br />
Zoo maakt Mofes een onderfcheid , het we!k<br />
voor zulke gereedfcbappen , die van aarde gemaakt<br />
waren , zeer ongunft/ig was. Dezelve moeten ,<br />
wanneer zy verontreinigt zyn , gebroken worden<br />
: daarentegen werden houte gereedfchappen<br />
door wasfchen alleen wederom gereinigt , Levit.<br />
XI. vs. 33. XV. vs. IS. In den beginne zoude<br />
men kunnen denken , dat hier zulk een onderfcheid<br />
geftelt is , dewyl men aarde-gereedfchappen waarfchynlyk<br />
gebruikt, om 'er de fpyze in toe te bereiden<br />
, terwyl het houte alleenlyk een ftuk huisraad ,<br />
by voorbeeld , een kas , fchuiflade , kist enz. is ,<br />
en de zindeiykheid by keuken-gereedfchappen noch<br />
eenen ftap verder, dan by ander huisraad behoorc<br />
te gaan. Dan op deeze wyze kan zekere andere<br />
plaatze , Levit. VII. vs. a8. ( volgens andere Bybel<br />
s, vs. ar.) niet verklaart worden. Indien men<br />
Offervleefch in een' ketel of pot , van aards of ko*<br />
per gemaakt, gekookt had , was het één en ander ,<br />
(hoe zal ik zeggen ? ) onrein , of voor het gemeene<br />
gebruik te heilig : en dan was het genoeg ,<br />
wanneer het kopere gereedfchap gefchuurc werdt ,<br />
maar dat van aarde moest gebroken worden. Op<br />
de zelfde wyze heeft men waarfchynlyk ook by<br />
weezenlyke verontreinigingen met kopere gereedfchappen<br />
gehandett.<br />
Hier fchynt het, als of Mofes de aarde kookgereedfchappen<br />
niet zeer gunftig was; want anders<br />
hadden dezelve immers even zoo wel , volkomen<br />
zuiver , kunnen uitgewasfchen worden. Het is<br />
waar , zy zyn van mindere waardye , en 'er is zoo<br />
veel niet aan verbeurt, als aan kopere : maar, indien<br />
dit verlies dikwils komt, bedraagt hec even-<br />
IV. Deel. Y wel
338 $• ai7. VERONTREINIGT HUISRAAD.<br />
wel al iets, en is inzonderheid voor arme Lieden<br />
gevoelig. Was hec misfehien , om dac de Wetgeever<br />
de Israëliten hec gebruik van aarde gereedfchappen<br />
, by welke men , om dac zy ligdyk kunnen<br />
breeken , meer verlies ce duchcen heefc, dan by<br />
die van koper , die op zich zelve duuier zyn ,<br />
zochc af te wennen , en hun het gebruik van kopere<br />
potten en ketels , die eene veel beftendigere bezitting<br />
zyn , aan te raaden ? Ik durve hec niec beflisfen.<br />
Daar kunnen ook zeer wel andere oorzaaken<br />
geweesc zyn , die wy niec kunnen raaden , zoo<br />
lange wy niec weecen , hoe de aarde gereedfchappen<br />
in die oude tyden geftelt geweesc zyn. Maar ik<br />
mocht evenwel deeze partydigheid der Wetcen van<br />
Mofes niet geheel en al met ftilzwygen voorby<br />
gaan : dewyl de gunst, die hy hier aan kopere gereedfchappen<br />
betoont, aan menig eenen zeer zonderling<br />
moet voorkomen , die in Duitfchland den<br />
wedergalm der waarfchuwingen tegen kopere keuken-gereedfchappen<br />
gehoon hebben, en niec recht<br />
weeten, hoe zy zulk eene vreemde tegenftrydigheid<br />
der oude Wecgeevende Wysheid tegen die van onze<br />
tyden zullen overéénbrengen. De Franfchen zouden<br />
noch meer rede hebben om zich over eene Wet<br />
te verwonderen , die in Frankryk weezenlyk zeer<br />
nadeelig zoude moeten zyn.<br />
De geheele zwaarigheid komt hier op uit: het<br />
gebruik van kopere gereedfchappen in de keuken<br />
is met veel gevaars verbonden , dewyl 'er zich ligtlyk<br />
koper-roesc aanzet, het welk nadeelige toevallen<br />
, of, in eene grootere hoeveelheid gebruikt,<br />
den dood veroorzaakt ; waar van raen , voornaamlyk<br />
in Frankryk , jammerlyke voorbeelden gezien<br />
heeft.
§.
34© §• 217* VERONTREINIGT HUISRAAD.<br />
heeft, veel van het Volk zelf afhangt: dat is , het<br />
komt hier veel aan op de zindeiykheid en moriigheid<br />
, onvoorzichtigheid en zorgvuldigheid des<br />
Volks, als mede daar op , of men meer Koks (die<br />
doorgaans wat morfig zyn) dan Keukenmeiden<br />
hebben. In Frankryk is de morfigheid en onoplettenheid<br />
in de keukens groot, en daar ziet men ook<br />
< dikwils beklaaglyke gevolgen van het kooken in kopere<br />
gereedfchappen. In Duitfchland , daar men<br />
in de keukens zindelyker is, en de fpyzen ook niec<br />
uit zoo veelerleie dingen te zamen fielt , dat de<br />
fmaak , als het ware, geheel bedroogen worde, en<br />
buiten ftaat zy , om vergift te ontdekken, is het gevaar<br />
reeds veel minder. Ik kan my op geenen onpanydigeren<br />
Rechter beroepen , dan op den Heer<br />
THIEFUIY zeiven. Toen hy my in het Jaar IJ68.<br />
de tweede uitgaave van zyne The/e (Stelling) tegen<br />
het gebruik van kopere keuken-gereedfchappen<br />
zond , liet ik in myn antwoord op zynen brief invloeijen<br />
, dat my in Duitfchland het gevaar van kopere<br />
gereedfchappen niet zoo groot toefcheen als in<br />
Frankryk , en dat men inderdaad by ons zelden van<br />
dergelyke ongelukken hoort, die in Frankryk meermaalen<br />
voorvallen, en ons zelfs in openbaare nieuwspapieren<br />
verhaalt worden : dat op zyn hoogst hec<br />
eeten by ons fomtyds wat koperachtig van fmaak<br />
wordt, wanneer het vertinfel van de kopere keuken-gereedfchappen<br />
afgegaan is ; maar nochtans<br />
in zulk eenen geringen graad , dat het geene zoodanige<br />
beklaaglyke gevolgen hebbe , te meer, dewyl<br />
wy in zulken gevalle door den onaangenaamen<br />
en ongewoonen fmaak gewaarfchuwt worden. Ik<br />
voegde 'er by , dat te Halle in het Weeshuis daaglyks<br />
Coo ja 900 perfoonen met eikanderen eeten ,<br />
voor
$. si7. VERONTREINIGT HUISRAAD. 341<br />
voor welken de fpyzen in groote kopere ketels<br />
gekookt wordt , die , het geen meer is , zo ik<br />
het wel onthouden hebbe , onvertint zyn ; maar<br />
dat ik daar nooit van eenige nadeelige gevolgen<br />
gehoort heb : hoewel ik 'er ook moeste byvoegen ,<br />
dat de zindeiykheid in dat huis ongemeen groot is,<br />
dat men mee vermaak en verwondering des namiddags<br />
de keuken volkomen fchoon ziet , en hec keuken<br />
-gereedfehap zoo helder, als hy het zich uit<br />
mynen brief nauwlyks zoude kunnen verbeelden ;<br />
dat over het algemeen de zindeiykheid in eenen<br />
hoogen graad aan dit Weeshuis eigen is, zynde dit<br />
een gevolg der fchikkingen van deszelfs eerflen Stichter<br />
AUGUST HERMANN FRAKKEN. Zyn antwoord<br />
was dat hem myne aanmerking gegrond voorkwam<br />
, dat hy 'er ook gebruik van zoude maaken ,<br />
indien zyne Tbefe eens voor de derde maal mocht<br />
uitgegeeven worden , en dat zelfs deeze berichten<br />
van Duitfchland tegen zyne Helling niet ftreeden ,<br />
maar dezelve veel meer bevescigden.<br />
Over hec algemeen was het oogmerk der Wetten<br />
van Mofes, eene zeer groote zindeiykheid by de<br />
Israëliten in te voeren , en by deeze heefc het gebruik<br />
van kopere keuken - gereedfchappen onfehadelyk<br />
kunnen zyn. Ondertusfchen wenfehte ik wel,<br />
naa dat ik myne gedachcen gezegc hebbe , die my<br />
noch niec geheel voldoen , de gedachten van anderen<br />
, inzonderheid van Geneeskundigen te booren<br />
over deeze , ons bevreemende , voorkeur, die de<br />
Wetgeever aan kopere boven aarde gereedfchappen<br />
gegeeven heefc<br />
Hec<br />
(a) Van den aSften Oftober 1769.<br />
Y<br />
S
34Ü TWEEËRLEI ZAAD<br />
Het fpreekr van zelf , dat daarby verfcheidene<br />
nafpeuringen uit de Oudheid zouden moeren plaatze<br />
hebben ; zoo als : hoe oud de konst van vertinnen<br />
zy ? of het aardewerk van ouds verglaasfel gehad<br />
hebbe ? van welken aart dit verglaasfel geweest<br />
zy ? of hetzelve misfehien noch ligter befmet wierdt<br />
en in een gevaarlyk vergift verandert , dan zuiver<br />
gehouden koper ? Onderzoekingen , die hier niet<br />
te pasfe komen.<br />
VERBODEN, OM ZEKERE DIN<br />
GEN VAN VERSCHILLEN<br />
DE SOORTEN NIET BY<br />
ELKANDER EN TE<br />
VOEGEN.<br />
§. ii8'.<br />
Verbod , om geenen Akker met tweeërlei,<br />
dat is, met gemengd Zaad, te bezaai jen.<br />
Mofes gaf eenige Wetten , waarin hy verbood ,<br />
zekere dingen , van verfchillende foorten , ( Heterogenea,<br />
of gelyk hy ze in het Hebreeuwfch noemt,<br />
Chilaim) by eikanderen te voegen. Dezelve befcooren<br />
, wel is waar, de ééne tot den Landbouw,<br />
de andere tot de Veehoederye , of het gebruik van<br />
het Vee, en de derde tot de kleeding: maar dewyl<br />
zy by Mofes by eikanderen liaan , en men in<br />
dezelve een gemeenfchaplyk zinbeeldig oogmerk<br />
heeft meenen te vinden , wil ik ze niet van elkanderen<br />
afzonderen. Of zy eeïi zinbeeldig 6ogmerk
V B E B O O D E N. 345<br />
merk gehad hebberf, zoo als , om de Israêliten<br />
daar door te lei ren , dac zy zich niec mee andere<br />
Volken vermengen moesten , durve ik niec vascftellen<br />
: hec kan zyn dat die, of iecs dergelyks de<br />
lesfe geweesc is , die de Wecgeever , zelfs met<br />
zyne Weccen , heeft willen verbinden , om deze^<br />
ve , (een konstgreep , die wy reeds meermaalen<br />
hebben opgemerkt) door dat middel te eerwaardiger<br />
en onfehendbaarer te maaken ; dan fommigen<br />
, ten minften , van deeze Weccen konden geene<br />
andere , dan zulke gewichcige en heilzaame<br />
gevolgen voor den Landbouw te wege brengen ,<br />
dat men niet wel kunne nalaaten , deeze gevolgen<br />
als het eigenlyk oogmerk des Wetgeevers aan te<br />
zien ; en indien Mofes al zoo ongelooflyk koreziende<br />
geweest ware , om hec voordeelig gevolg , het<br />
welk uit zyne Wet voor den Landbouw voortvloeide<br />
, niec te bemerken of ten oogmerke te hebben ,<br />
kan men evenwel veiliglyk vastftellen , dat Godt ,<br />
die door hem zyne Wetten liet geeven , alle deeze<br />
gevolgen overzien en bedoelt heeft.<br />
De eerfte en gewichtigfte van deeze Wetten verbiedt<br />
, het Land met tweeërlei Zaad te bezaaijen ,<br />
en wel op bedreiging , dat anders het Zaad en de<br />
toekomftige Oogsc geheiligt, dac is, aan Godt en<br />
den Priester zoude vervallen zyn, Levic. XIX. vs.<br />
19. Deut. XXII. vs. 9.<br />
Ik geloof niet, dat het noodig zal zyn , aan te<br />
merken , dat hier niet verbooden wordt , zynen<br />
Akker in kleine ftukken te verdeelenden op het<br />
ééne dit , op een ander wederom iets anders te<br />
zaaijen , maar dat hec verbod alleen ziet op tweeërlei<br />
, onder elkaoderen gemengt Zaad, by voor-<br />
Y 4 • beeld
g44 2ïS. TWEESRLEI ZAAD<br />
beeld op Garst met Tarwe gemerkt. Ook blykt<br />
uic de letcer der Wee duidelyk , dac dezelve niec<br />
doelt op het , byna onvermydelyk , geval , wanneer<br />
'er eenig Zaad van den voorigen Oogst op<br />
het Land gevallen is , en nu teffens mee hec ander<br />
foorc van Koorn , waarmede het Land thans<br />
bezaaic is , opkomc : of wanneer 'er van eenen<br />
nabuurigen Akker eenige korrels vreemd Zaad op<br />
hec . myne vallen : of eindelyk v/anneer de wind<br />
Zaad van Onkruid , Vlog-haver en wac van dien<br />
aarc meer zy , daar op gebrachc heefc : wanc in<br />
zulke gevallen heb ik immers geen Zaad van verfchülende<br />
foonen gezaaic, en hec worde ook aan<br />
zekere kenmerken, by voorbeeld, of die vermenging<br />
van Zaad zich meer aan de kanten van hec<br />
Land vertoone , dan of zy in hec midden even<br />
zichtbaar zy , duidelyk genoeg, of dezelve door<br />
onzuiver Zaad , dan door eenig ander toeval, hec<br />
welk men niec kan voorkomen , ontüaan zy. Deeze<br />
Wet eifcht niets anders , dan dac hec Zaad zoo<br />
zuiver als mooglyk , en mee de grooefte zorgvuldigheid<br />
uitgezocht zal zyn , om 'er geene tweeërlei<br />
foorten van korrels onder te hebben. Wanneer<br />
iemand dit niet alleen zelf doet, maar zyne<br />
nabuuren , die de zelfde Wet hebben , even zorgvuldig<br />
zyn om hun Zaad te zuiveren , zullen onze<br />
Akkers wel niet volkomen , maar nochtans<br />
taamlyk rein zyn , en om het voorbeeld , het welk<br />
jn Duitfchland hec meest bekend is , te gebruiken<br />
, 'er zal niet ligt Dravik (Vlog-haver) onder<br />
de Rogge wasfen , of, zo men het Onkruid<br />
al niet geheel en al kan ontgaan , zal het evenwel<br />
?eer weinig zyn.<br />
On-
V E R S O O D E N . §45<br />
Onder de Jooden zelve heeft men getwist, of<br />
zekere foorten van Na-koorn (Jftergetreide) met<br />
dat Koorn onder bet welk zy zoo gaarne wasfen ,<br />
foortgelyke of van verfchillende foorten (homogenen<br />
nf heterogenea ) zyn ? By voorbeeld , of Tarwe<br />
en Lolyk ( Lolium ) , zoo wel die foort die eene<br />
dronkenmaakende kracht heeft, als de andere die<br />
onfchadelyk is , tweeërlei foorten van Koorn , dan<br />
of ze flechts ééne uïtmaaken. De meeste Jooden<br />
verklaaren dezelve voor éénfoortig , en geeven<br />
voor , ( zy fpreeken wat meer ais Godtgeleerden ,<br />
dan onze Huisvaders , die in de zelfde dwaaling<br />
van verandering des Koorns (_a~) ftaan) dat, toen<br />
de menfchen voor den Zondvloed verbasterden, en<br />
tot zulk eene hoogte van godtloosheid klommen ,<br />
dat, zeg ik , Godt toen ook de Tarwe en ander<br />
Koorn heeft laaten ontaarten. Inderdaad de Talmud<br />
heeft dezelve , terftond in den beginne der<br />
verhandelinge, waarin van dit onderwerp gefproken<br />
i wordt, insgelyks voor eene zelfde foort verklaart.<br />
Dan de Natuurkunde , het gezond verftand<br />
, ja zelfs het bloote gezicht zegt het tegendeel<br />
: ook zoude deeze Wet van Mofes , indien<br />
men Tarwe en Lolyk voor éénfoortig moest aanzien<br />
, en men de Tarwe van hec Zaad van dit Onkruid<br />
niec mochce zuiveren, juisc hec geen nadeelig<br />
is , veroorlooven , en geene de minfte nuccigheid<br />
hebben , maar flechts coc last verftrekken. Dan de<br />
Thalr<br />
(a) Het is bekend , dat veele Boeren in begrip<br />
ftaan , dat de Haver , by voorbeeld , in Dravik , en<br />
deeze wederom , naa verloop van tyd , in Haver<br />
verandert. VERT.<br />
Y 5
346 $• 218. TwEEè'RLEr ZAAD<br />
Thalmudisten , die een paar duizend jaaren naa<br />
Mofes leefden , en naa dat de Jooden hunne Voorouderlyke<br />
zeden en kundigheden reeds lange in<br />
hunne ballingfchappen , en de vreemde heerfchappyen<br />
, waaronder zy geduurig moesten leeven ,<br />
verfooren hadden , zyn over het algemeen Hechte<br />
uitleggers van de Mofaïfche Wetten; doch nergens<br />
kan men 'er zich minder op verlaaten , dan wanneer<br />
het W .eten geldt , die den Landbouw betreffen ,<br />
want zy maakten hunne verzamelingen van hooren<br />
zeggen op , toen de Jooden al eenen geruimen tyd<br />
door Trros VESPASIANUS hun Vaderland verlooren ,<br />
en dus over het algemeen geenen Landbouw meer<br />
hadden. Daarentegen vraage men Kenners van de<br />
Kruidkunde (Botanie) , deeze zullen juist het tegendeel<br />
zeggen van het geen , waarmede dat ftuk<br />
van den Thalmud begint, her welk met zoo weinig<br />
geluk deeze Wet ondernomen heeft te verklaaren ;<br />
hoewel misfehien noch menig een Landman ( die<br />
zyne oude vooroordeeïen volgt , en zich noch heden<br />
ten dage , tegen alle oogfchynlyke zekerheid ,<br />
tot zyn en zyner nabuuren nadeel, verbeeldt, dat<br />
Rogge en Dravik van één en dezelfde foorte zyn ,<br />
en dat het een in het ander gewoon is te veranderen<br />
) de eer heeft, om even als de Thalmud te<br />
denken. Al wilde men , om aan deeze dwaasheid<br />
van den Thalmud eenen plooy te geeven , deszelfs<br />
verklanring dus opvatten , dat Tarwe en Lolyk alleenlyk<br />
in rechten , en niet volgens de natuurkundige<br />
waarheid voor éénfoortig worden uitgegeeven ,<br />
zoude dit evenwel noch onbewysbaar zyn. Niemand<br />
ten minften , die ooit de Logka Probabilium<br />
(de konst om uit waarfchynlykheden te redekavelen<br />
) gcleert heeft , zal dit op het enkel woord<br />
van
V E R B O O D » M. 34?<br />
van eenige naamlooze Kamergeleerden gelooven ,<br />
die meer dan twee duizend jaaren naa IVIofes leefden<br />
, die zelve noch den Landbouw oefenden ,<br />
noch Natuurkundigen waren, en die zelfs geene<br />
oude Boeken , maar alleenlyk het hooren zeggen<br />
van vroegere Leeraaren bybrengen.<br />
Dit fchynt ten minden , uit de gelyknisfe van<br />
Christus , van het Onkruid tusfchen de Tarwe ,<br />
Matth. XIII. vs. 24 - 30. duidelyk te biyken , dat<br />
men ten tyde van onzen Zaligmaker , dat is, toen<br />
de Jooden noch in hun Land woonden , en hunne<br />
Akkers bouwden , maar niec flechts op de kamers<br />
der Rabbynen , Akker-wetten verklaarden , dac<br />
men toen , zeg ik , Tarwe en Lolyk ( Lolium , in<br />
hec Griekfch £f«W ) voor dingen van verfchillende<br />
foorte hielde, zuiver Tarwe-zaad uieftrooide ,<br />
en dan in het geheel niet verwachtte , dat dit tot<br />
Lolyk ontaarten konde. Het is der moeite wel<br />
waardig , deeze gelyknis , die onder de bepaalde<br />
Predik-texten uit de Evangelisten (die in Duitfchland,<br />
en onder de Lutherfchen in de Nederlanden,<br />
jaarlyks verhandelc worden ) behoorc, eens op eene<br />
meer verflaanbaare en verdandigere wyze ce verklaaren<br />
: en zo die door menig een' Dorp-Leeraar op<br />
den vyfden Zondag Epipbanice gedaan wierdc, zoude<br />
zyne Gemeente de zedekundige lesfen , die<br />
daarin opgefloocen liggen , becer verdaan , dan dit<br />
doorgaans gefchiedt: maar ook misfehien in haare<br />
huislyke omftandigheden zeer verbetert , en van<br />
onde vooroordeelen, waar door de Landbouw fchade<br />
lydt, geneezen worden. Zulk eene Predikatie<br />
zoude voor de huishoukunde in eenen hoogen trap<br />
nuttig zyn, en men zoude 'er eenen prys op mogen
348 S' S I 8' TWEEËRLEI ZAAD<br />
gen ftellen , dien dezelve , niettegenftaande alle<br />
de onvolkomenheden en ftrydigheden met den gevvoonen<br />
ftyl der gewyde Redevoeringen , wel verdienen<br />
zoude.<br />
Het zy my geoorlooft, zonder eigen'yk beroep<br />
tot den Predikdienst., eens zulk eene Predikatie<br />
'over den Evangelie-text op den vyfden Zondag<br />
Epiphanice re beginnen ; ten minften in zoo verre ,<br />
als tot opheldering van dien Text noodig is: „ Een<br />
„ welgeileld Man , gelyk uit alle omftandigheden<br />
„ blykt, die verfcheidene Knechten had , bezaaide<br />
„ zyn Land , en nam 'er niet dan goed en uitge-<br />
„ zocht Zaad toe. Maar onder het zaaijen leidde<br />
„ zich zyn Volk, waarfchynlyk op den heeten mid-<br />
„ dag , neder om te flaapen : een vyand van hem,<br />
„ die op deeze gelegenheid gepast had , ging over<br />
„ den Akker , die nog niet geëgt was, en ftrooi-<br />
„ de 'er Lolyk onder. Lolyk kent gy waarfchynlyk<br />
, myne Vrienden , misfehien beter dan veele<br />
„ Geleerden , die daar van onder den Latynfcben<br />
„ naam , Lolium, by den eenen of anderen ou-<br />
„ den Schryver geleezén , en nooit iets by dac<br />
„ woord gedacht hebben , fchoon zy zich by die<br />
„ gelegenheid doorgaans eene zeer fraaije plaatze<br />
„ uit den Latynfchen Dichter MARO te binnen<br />
„ brengen :<br />
„ Interque nitentia cujta<br />
„ Infclix lolium & Jlcriles dominantur avena.<br />
„ Dan dit is voor de Geleerden onder deeze Ver-<br />
„ gadering: ik wende my wederom tot Ulieden,<br />
„ myne overige Vrienden , om U , volgens het<br />
„ Evangelie, te verhaalen, wat 'er verder gefchied
•<br />
V E R S O O D E N » 349<br />
„ zy, waar van Gy, vroeg of laat, in uwen Land-<br />
„ bouw insgelyks nut kunt trekken, Dit alleen<br />
„ zal ik van die Onkruid , Lolyk , zeggen , of hec<br />
„ ware, dat het zelve U , of toch d&n Geleerden<br />
„ onder U niet bekend was , dat het gaarne tus-<br />
„ fchen de Tarwe groeit , en dat het Brood , on-<br />
„ der welk hetzelve gebakken is, eene dronken-<br />
„ maakende kracht bezit : dit heefc het flerkst ,<br />
„ wanneer het noch verfch is , maar het behoudt<br />
„ deeze eigenfehap , van dronken te maaken ,<br />
„ noch al vry lange naderhand. Gy kunt gemak-<br />
„ lyk begrypen , dat zulk Brood niet gezond is ,<br />
„ en dac men 'er nadeel van heefc, wanneer men<br />
„ zich daaglyks dronken eeten moec, en dan pyn<br />
in hec hoofd en andere ongemakken draagen.<br />
„ lk zal het thans met ftïlzwygen voorby gaan , in-<br />
„ dien ik U , of uwe Overheden (ik bedoel nie-<br />
„ mand in het byzonder) al eens nu en dan dron-<br />
„ ken gezien hebbe. Die was zekerlyk niec goed<br />
„ of betaamlyk : maar het is ook nadeelig voor<br />
„ de gezondheid , en daarom te minder geoor-<br />
„ looft (a). Slim genoeg indien Gy U in Bier<br />
?, en<br />
(a) In het Hoogduitfch ftaat : ur.d elen darum<br />
ist es nicht recht. Eene uitdrukking , die , letcerlyk<br />
opgevat , iets zoude te kennen geeven , het welk<br />
onze geleerden Schryver zekerlyk niet kan bedoelt<br />
hebben. JNaamlyk dat de eenige rede , waarom<br />
men dronkenfehap voor ongeoorlooft te houden hebbe<br />
, is , om dat dezelve nadeelig is voor de lichaamlyke<br />
gezondheid, kene ftelling , die men den Heere<br />
MICHAËLIS , zonder hem ce verongelyken niec kan<br />
toefchryven. Ik heb hec daarom raadzaam geoordeelt,<br />
deeze woorden zoo te vertaaien als ik dacht,<br />
dat
350 $. 2l8. TwEEeRI, Ei 2AAB<br />
,,, en Brandewyn dronken drinkt , of uwe Qver-<br />
„ heden (ik bedoel , gelyk ik reeds gezegt heb-<br />
„ be , niemand in het byzonder) in Wyn of<br />
foortgelyke dranken : maar zich dronken te ee-<br />
„ ten, dac zoude alle dagen gebeuren , en voor<br />
„ de gezondheid zoo veel te nadeeliger zyn. En<br />
M<br />
dit zoude evenwel van Lolyk gefchieden. Dee-<br />
„ ze Lolyk nu , dien die vyand gezaait had , kwam<br />
„ op , en de Knechten van den Landheer zagen<br />
s, eindelyk die Onkruid midden onder de Tarwe.<br />
Verre was hec van hun te denken , dat de Tar-<br />
„ we in Lolyk verandert was , wanc zy waren in<br />
„ ons Land niet opgevoed : maar zy dachten , dat<br />
„ het Zaad niet recht zuiver , en onder heczelve<br />
5, noch Lolyk moesc geweest zyn ; en dat zy<br />
„ daarin gelyk kunnen gehad hebben , heb ik op<br />
„ de Hooge Schoole van myne Leeraaren zelve<br />
„ gehoort, toen ik my tot den dienst deezer Gemeence<br />
bekwaam maakce, en coen veele dingen<br />
„ hoorde , waar van ik nier wisc , waar toe zy<br />
^ my dienen zouden ; maar zy behaagden my even-<br />
„ wel, en zyn my inderdaad zeer nuctig geworden.<br />
De Knechcen gaven derhal ven de zaak<br />
„ hunnen Heere ce kennen , en vroegen hem ,<br />
„ of hy wel volkomen zeker ware , dac hec Zaad<br />
• zuiver geweesc was ? want men vond chans zoo<br />
n<br />
veel Lolyk onder de Tarwe ; en waar zoude<br />
„ dat<br />
dat onze Autheur , indien hy zyne meening nader<br />
moesc verklaaren , dezelve zelf zoude uicleggea.<br />
Voor welke vryheid ik niet denk eenige verfchooning<br />
noodig te hebben , fchoon ik meende dezelve<br />
te moeten melden. VERT.
V E R B O O D E N . 351<br />
„ dat Onkruid van daan komen , indien het Zaad<br />
„ wel gezuivert was ? De Landheer zeide hun<br />
„ zekerlyk niets van zekere verandering van de<br />
„ Tarwe in Lolyk , zoo als onze Buuren in hec<br />
andere Dorp denken, dat Rogge in Vloghaver<br />
„ veranderen kan ; ook zeide hy niet , dat hee<br />
„ Onkruid van zelf, en zonder Zaad , uic de aar-<br />
„ de voorckomc ; maar hy merkte fpoedig , wat<br />
„ 'er gefchied moesce zyn. Dat beeft een vyand<br />
„ gedaan , antwoordde hy , en daarin had hy ge-<br />
„ lyk. Nu willen de Arbeiders den Lolyk uit-<br />
„ trekken. Maar de Eigenaar van het Land ver-<br />
„ bood het hun. De wortelen van Tarwe en Lo-<br />
„ lyk zyn , gelyk Gylieden alle weet, ( hoewel<br />
' „ menig een Geleerde 'er niet aan gedacht, maar<br />
den Text anders verklaart hebbe , denkende ,<br />
dat zy niec in ftaat zouden zyn , om Lolyk en<br />
,, Tarwe van eikanderen te onderfcheiden : maar<br />
zoo onkundig is een Boer niet, en ik prys myne<br />
„ waarde Gemeente in dat ftuk boven veele Ge-<br />
„ leerden ) Gy weet, zeg ik , dat de wortelen<br />
„ van Tarwe en Lolyk onder den grond in dier-<br />
„ voege door eikanderen groeijen , dac men veelcyds<br />
die Onkruid niet kunne uiccrekken , zonder<br />
„ de Tarwe insgelyks te befchadigen , ten minften<br />
„ zonder dezelve om te haaien. Hec één en ander<br />
„ moest derhalven blyven ftaan tot den tyd van den<br />
„ Oogst , maar dan moest dit Onkruid niet onder<br />
„ de goede Tarwe blyven , want in zulken gevalle<br />
„ zoude dezelve niet alleen de menfchen ziek en<br />
„ dronken gemaakt hebben , die van het Brood<br />
„ aten , het welk daar van gebakken was, maar<br />
„ ook al het Zaad voor het volgende jaar zoude<br />
„ daar door bedorven zyn ; want daar men Tarwe<br />
» en
352 g. TWEECRLEI Z A A »<br />
„ en Lolyk zaait, daar oogst men ook Tarwe en<br />
„ Lolyk , en daar men zuivere Tarwe zaait, daar<br />
„ kan men ook zuivere Tarwe inoogften. DeLandheer<br />
wil niet eens toelaaten, dat dezelve mede<br />
„ gedorfcht zal worden, want hoe zorgvuldig men<br />
„ ook zy , zo men wél wil doen , om het Zaad te<br />
„ wannen, of zelfs, om het met de hand uit te<br />
,, zoeken , waarby de Geleerden onder ons zich<br />
„ de woorden van zekeren ouden Dichter zullen t*<br />
„ binnen !brengen :<br />
A T i vis humana quotannis<br />
,, Maxima quaque manu legeret ;<br />
,i kan evenwel wel eenig kwaad Zaad onder het<br />
„ goede blyven. Hy laat het derhalven liever<br />
noch op het Veld , halm voor halm , uitzoe-<br />
„ ken ; ook niet , gelyk fommige onvoorzichtig<br />
genoeg doen, op den mesthoop werpen, van<br />
waar het wederom vermenigvuldigt op het Land<br />
„ zoude kunnen gebracht worden , noch minder,<br />
„ gelyk zeker overleede Heer Amptman , in plaat-<br />
„ ze van goed Graan aan de Bakkers verkoopen ;<br />
„ maar verbranden. Na dac ik U dus deeze ge-<br />
„ Iyknis letterlyk verklaart hebbe , zullen wy nu<br />
„ ook haar oogmerk onderzoeken , en daar by<br />
overweegen , enz."<br />
Het overige van<br />
deeze Predikatie , die ik van zekeren deskundigen<br />
Dorp-Leeraar, die een flechc beroep heefc, liet<br />
uitwerken , zullen myne Leezeren hier zekerlyk<br />
niec verwachcen. Ik ga liever cot de befchouwing<br />
der gevolgen van deeze Wet over.<br />
In-
V E R B Q O D E N . 353<br />
Indien vermengd Zaad verbooden is , en hetzelve<br />
zoo wel als de Oogst , dien men daar van<br />
verwachten kan , aan den Priester vervalt , zal<br />
ieder een hetzelve zorgvuldig uitzoeken , om<br />
geen ander dan gued Zaad te zaaijen. De Priester<br />
, ten wiens voordeele anders de Oogst verbeurc<br />
werdt , zal waarfchynlyk ook niet geheel<br />
flaapen ; en zyn eigen belang geeft hem den plicht,<br />
om deeze Wee , die den Landbouw betreft , te<br />
handhaaven , en dezelve zorgvuldiglyk te doen<br />
waarneemen.<br />
~ Het uitzoeken en zuiveren van het Zaad , zal<br />
op drieërlei wyze kunnen gefchieden.<br />
i f<br />
Gelyk by ons , inzonderheid by Lieden,<br />
die eenen uicgeftrekcen Landbouw hebben ,<br />
en dewelke , zo zy goede Boeren zullen<br />
kunnen heeten , het Koorn dikwils laaten<br />
wannen.<br />
3. Door het Zaad , korrel voor korrel uit te<br />
zoeken. Dit gaat in kleine Boerderyen aan,<br />
en de Boer kan 'er zyne Kinderen mede bezig<br />
houden , voor welke het buiten dien<br />
nuttig is, iets te doen te hebben , en niec<br />
in eene traage werkloosheid op te groeijen:<br />
hoewel ik ook in het jaar 1771. eenen<br />
Boer , die vry wat omflags had , gekenc<br />
hebbe , dewelke , uic eenen Pactiotfchen<br />
yver tegen Dravik , hec Zaad zelf mee de<br />
zynen op deeze wyze uiczochc, naa dat hy<br />
hec te vooren al door wannen had laaten<br />
zuiveren. . Die moet waarfchynlyk<br />
doorgaans het gevolg deezer Wet van<br />
IV. Deel. Z Mo,
354 §• A I 8 « TWEEËRLEI ZAAD<br />
Mofes geweest zyn : want de Akkers , die<br />
ieder eenen waren toegedeelc, waren klein,<br />
en bet ophoopen van verfcheidene Akkers ,<br />
om 'er één groot ftuk Lands (latifundia)<br />
van te maaken , had de Wetgeever trachten<br />
te beletten, hoewel zyne Wet, die hy daaromtrent<br />
gaf, misfehien niec altoos zal gehouden<br />
zyn. (§. 73 en 76).<br />
3. Door het Na-koorn , by voorbeeld Lolyk ,<br />
die men van den Akker byéén gezocht had ,<br />
Vlughaver enz. te verbranden: dat dit ook<br />
niet ongewoon geweest is, heeft men , uit<br />
het geen ik zoo even by wyze van eene<br />
Predikatie over Match. XIII. vs SA-30. gezegt<br />
hebbe, kunnen befpeuren, en dit was,<br />
by Lolyk ten minften , van te grootere nurtigheid<br />
, dewyl men zekerlyk alle voorzorge<br />
behoort te gebruiken , om te verhoeden dat<br />
dezelve niet onder hec Koorn geraake , hec<br />
welk tot Brood zal gemaakt worden ; want,<br />
gelyk ik gezegt hebbe , het Brood , het<br />
welk daar van gebakken wordt, heeft eene<br />
dronken-maakende kracht, en is nadeelig<br />
voor de gezondheid ; iets hec geen alle<br />
bedrevene Geneeskundigen weeten , waarom<br />
het ook in de Kruidkunde den naam<br />
van Lolium Tcmulentum draagt. Arabifche<br />
Kruidkundigen (0) befchryven het insgelyks,<br />
(a) ABUXFADLI onder het woord Zivan. Het Boek<br />
is niet gedrukt, maar ik breng de plaatze by volgens<br />
een Affchrift van dezelve, die ik uit de Bibliotheek<br />
teüpfal bekomen heb. ABULFADW merkt noch aan,<br />
dac
V E R B O O D E N . 355<br />
Jyks, als van eene dronken -maakende kracht.<br />
Het is zekerlyk geen verlies , wanneer men<br />
iets , het geen vergiftig is, verbrand ; maar<br />
het is voordeel en winst voor de gezondheid<br />
en het leeven der menfchen : en vergiftig<br />
is alles wat nadeel aan de gezondheid<br />
toebrengt, al is het, dat het juist geenen<br />
oogenbliklyken dood veroorzaakt.<br />
De groote nuttigheid van zulk eene Wet, waar<br />
door de menfchen tot behoorlyke zuivering van<br />
hun Zaad verplicht worden , kan ik niet beter aantoonen<br />
, dan wanneer ik het geen hier uit, volgens<br />
het Mofaïfch Recht, moest volgen, vergelyke<br />
met het geen wy in Duitfchland vinden ,<br />
daar het voorzeker geheel anders geftelt is , en<br />
wel hier in het Hanoverfche in diervoege , dat<br />
dit Land by de allergelukkigfte omftandigheden *,<br />
die eenig Land in Duitfchland heeft , en hebben<br />
kan , nochtans buiten tvvyfël met betrekkinge tot<br />
den Landbouw meer fchade lyde , dan verfcheidene<br />
andere Landen , die vry wat minder begunftigc<br />
zyn.<br />
Ik wil niet van Lolyk fpreeken , die vergiftig<br />
t<br />
ten minften der gezondheid nadeelig is ; maar alleenlyk<br />
van Dravik , en dan zal ik 'er noch een erkei<br />
dat de roes , dien het Onkruid Zivan (dus heet<br />
het Lolium Temulentum by de Arabieren ) veroorzaakt<br />
, niet vrolyk is , maar met droefgeestigheid<br />
en neêrflagtigheid vergezelt gaat. Men zie ook NlE*<br />
BÜHRS Befchryving van Arabien, blada, J6O*<br />
Z a
35Ö §• 2i8. TWEEËRLEI ZAAD<br />
kei woord over de Koornbloemen byvoegen. Het<br />
is zeker , dac, zo wy de Weccen van Mofes hadden<br />
, onder de Rogge , die wy zaayen , geene<br />
Dravik zyn mocbc; want anders was de geheele<br />
Oogst voor den Priescer, of, om in plaacze van<br />
deezen liever iemand anders ce noemen , die in<br />
ftaat was om zyn recht te handhaaven , dezelve<br />
zoude aan den Landheer , of den Amptman vervallen<br />
zyn. Hoe bloeijend zoude<br />
ons Land zyn , het welk toe den uitvoer van het<br />
Koorn zoo gelukkiglyk , tusfchen de Wezer en<br />
Elve , Bremen en Hamburg ligt, indien het Mofaïfch<br />
Recht onder ons plaatze vond ! De Boeren<br />
zouden zekerlyk hunnen toekomftigen Oogst<br />
noch den Priester , noch den Landheer , noch<br />
dén Aroptman gunnen , en dus hun Zaad zeer zorgvuldiglyk<br />
uiczoeken , of door hunne Kinderen laaten<br />
uitzoeken. De lange avonden in den wincer<br />
konden op deeze wyze mee eene nuccige bezigheid<br />
doorgebrachc worden ; en dit zoude dus ook eenen<br />
gevvichcigen invloed hebben op de Opvoeding van<br />
het geheele Volk , en ftrekken om heczelve van<br />
jongs op coc naarftigheid te gewennen. En indien<br />
die gefchiedde , dan zoude wy zuiver Koorn winnen<br />
, zonder Dravik. Die zoude voor ons in dit<br />
Land al een beter voedzel zyn , en eene betere<br />
inkomst des Akkers uicmaaken , dan wanneer wy<br />
van onze Landeryen, die voor een gedeelce zeer<br />
vruchebaar zyn , niecs dan een mengfel van Rogge<br />
en Dravik inoogften. In gelukkige jaaren zouden<br />
Vreemdelingen onzen overvloed van ons koopen<br />
, en dan konde een Boer zynen Oogsc toe<br />
geld maaken. Geen Koorn van Thuringen , maar<br />
het geen hier gewasfen was , zoude men op de<br />
We-
V E R B O O D B N . 357<br />
Wezer vervoeren , en de Harts zoude zekerlyk zyne<br />
Graanen niec uic Pruisfen of Saxen moeten oncfangen<br />
, noch wy hier kiaagen over den jaarlyks<br />
toeneemenden wasdom van die Landen , indien ons<br />
Land , het welk inderdaad op veele plaatzen zeer<br />
vruchtbaar is , en meer Inwooneren , dan het bevat<br />
, zoude kunnen voeden , ten opzichte van den<br />
Akkerbouw behoorlyk gebruikt wierdt. Dan by<br />
ons heerfcht een wyd en zyd verfpreid vooroordeel,<br />
het welk door verdandige Landbouwers dikwils tegengefproken<br />
is , en de Boeren nacuurlyker wyze<br />
van de zorgvuldigheid, met welke zy anders hun<br />
Zaad zouden zoeken te zuiveren , moec aftrekken ,<br />
naamlyk : dat Rogge in Dravik verandert. De Boeren<br />
zyn derhalven gewoon , en waren het noch<br />
meer gewoon in de al te vruchcbaare jaaren , die op<br />
den laacften Oorlog volgden , zonder eenige bekommernis<br />
onzuiver Zaad te zaayen , en de gevolgen<br />
daarvan waren :<br />
i. In gewoone jaaren , zoo wel als in zulke ,<br />
die onder de middelmaatige , ja onder de<br />
goede kunnen getelt worden , oogden zy<br />
geene zuivere Graanen , maar Rogge en<br />
Dravik , en dus, al was hec getal der fchepels,<br />
die hun Land opgebracht had , vry<br />
aanzienlyk , in de daad veel minder, dan<br />
zy van beter gezuivert Zaad zouden hebben<br />
kunnen winnen, dewyl Dravik ongelyk veel<br />
minder Meels uitlevert. Hoe veel dit onderfcheid<br />
bedraage, is in huishoukundige Schriften<br />
, inzonderheid in het Hanoverjch Maga.<br />
zyn y<br />
door Lieden, die in de huishoukunde<br />
door ervaarnis bedreven waren, uitgerekenc.<br />
Z 3<br />
2. In
358 §. TWEEBRLEI ZAAB<br />
2. In de al te vruchtbaare jaaren , die onmiddelyk<br />
op den laatstvoorgaanden Oorlog<br />
volgden , hadden wy meer Koorns , dan<br />
wy gebruiken konden , en de onevenredigheid<br />
tusfchen het geen ons Land opbracht,<br />
en het geen in hetzelve verteert werdt,<br />
werdt noch grooter , doordien de menfchen<br />
door den Oorlog grootlyks vermindert waren<br />
; hier door dat hec Koorn al te laag<br />
in prys daalde , en noch laager zoude gevallen<br />
zyn , indien niet eenige ryke Edellieden<br />
en Amptmannen (gedeeltlyk tot hunne<br />
groote fchade , dewyl de goede jaaren<br />
langer duurden , dan men had kunnen verwachten)<br />
veel Koorns hadden opgekocht :<br />
en in deeze omllandigheden was de onzuiverheid<br />
van onze Graanen oorzaak , dac wy<br />
dezelve niet naar ons believen konden uit.<br />
voeren , of tot geld maaken. Omtrent op<br />
dien zelfden tyd had men in Engeland een<br />
flecht gewas gehad , en 'er oncftond duurte<br />
uic. De Engelfchen eeten, wel is waar,<br />
geen Roggebrood , maar wy hebben ook<br />
niet alleenlyk Rogge , maar ook andere<br />
Graanen in ons Land ; en zelfs de Rogge<br />
had by het maaken van Brandewyn , indien<br />
de Scookers hec maar geheim gehouden<br />
hadden , in plaatze van ander Koorn<br />
kunnen gebruikt worden. 'Er werdt wezenlyk<br />
uit Thuringen veel Koorn langs den<br />
Wezer na Bremen gevoert , en fommige<br />
Graankoopers in het Hanoverfche deeden<br />
op het laatst het zelfde. Doch toen ik<br />
verfcheidene Hüishoukundigen , die zich<br />
over
V E R B O O D E N . 35£<br />
N<br />
over het groot nadeel dier al te goedkoope<br />
tyden beklaagden, die voor den Landbouw<br />
verderflyk waren , en eenen toekomftigen<br />
Hongersnood deeden duchten , toen<br />
ik deeze , zeg ik , vroeg , of 'er dan geen<br />
middel ware , om den overvloed , die ons<br />
tot een last werdt, na Engeland te zenden,<br />
daar men toen door gebrek aan het muiten<br />
floeg ? antwoordden zy my , dat dit niet<br />
mooglyk was. Eindelyk hoorde ik van eenen<br />
Man , die in de Landbouwkunde van<br />
Bremen bedreven was, en teffensden Graanhandel<br />
van Hamburgen Bremen verftpnd f»,<br />
dat dit 'er de rede van was , dewyl het<br />
Koorn te onzuiver was , en daar door geene<br />
koopers vond. Ik moet dit te meer ge.<br />
looven , dewyl eenige andere Koorn-opkoopers<br />
in het Land , die waarfchynlyk zuiverer<br />
Graanen zullen gehad hebben, deezen<br />
weg , om hunnen overvloed te flyten , inzonderheid<br />
in het jaar 1769., (het eerfte<br />
der Hechte jaaren , en dus een weinig te<br />
laat) hebben ingeflaagen.<br />
Het is een groot ongeluk , wanneer men<br />
voor zyn Koorn het vereifchte vèrtier niet<br />
heeft. Dit moet, wanneer zulke al te ryke<br />
Oogden eenigen tyd duuren, den prys<br />
van<br />
(a) Ik wil zynen naam niet verzwygen , het is<br />
de Heer Ontfanger SCHARNWEBER , die zich door<br />
zoo veele huishoukundige Verhandelingen in het Hanoverfcb<br />
Magazyn , ook als Schryver » bekend gemaakt<br />
heeft.<br />
Z 4
göo §. 218. TWEEËRLEI ZAAD<br />
van het Koorn eindelyk zoo laag doen vallen<br />
, dat de Boeren 'er in hec geheel niec<br />
meer by beftaan kunnen , dewyl hec Zaad<br />
hun zeiven meer kost , dan zy daar voor<br />
maaken kunnen : en het gevolg daar van<br />
zal zyn het verwaarloozen , ja eindelyk het<br />
ganfchlyk verlaaten van het Land , en eindelyk<br />
, wanneer 'er lange daarna eens weder<br />
Hechte Jaaren komen , hongersnood. Een<br />
Land, hec welk daar voor veilig zal zyn ,<br />
meet in middelmaacige Jaaren meer Koorns<br />
voortbrengen , dan de lnwooneren voor<br />
zich noodig hebben ; en die kan hec niet<br />
lang doen , indien het zyne vruchten niet<br />
buiten 's Lands kan flyten.<br />
'<br />
3. Zo 'cr eens een Mis-gewas komc, en wel<br />
een zoodanig , die niec uic droogce , maar<br />
door al te groote nattigheid ontiraat , dan<br />
vermenigvuldigt de Dravik die onder het<br />
Koorn gezaait is , op eene byzondere wyze<br />
, en verdringt de Rogge byna ten éénenmaale<br />
: nu heeft men dan niet alleenlyk veel<br />
kleiner getal van Schepels , dan men anders<br />
gewoon was te winnen , maar ook Schepels<br />
van eene Hechtere hoedanigheid , en die<br />
veel minder Meels geeven ; en hier door<br />
heeft men een dubbeld nadeel van het Misgewas<br />
, daar dit flechts enkeld zoude geweest<br />
zyn , indien men overal zuiver Koorn<br />
•gezaait, en dus wel geene volkomen zuivere<br />
, maar nochtans lange niet met zoo veel<br />
Dravik vermengde vruchten geoogst had.<br />
By
V S R B O O D B N . 361<br />
By het nadeelig vooroordeel in de Huishoukunde<br />
, dat het Koorn van foorc verandert , komt<br />
noch het Kerklyk Recht ( Jus Canonicum ) hec<br />
welk men in het ftuk van Tienden volgt ; een<br />
Recht, het welk wel zeer gunftig is, maar misfehien<br />
den Landman , ten wiens voordeele hec<br />
gunftig moec geoordeelt worden , vry wat nadeels<br />
te wege brengt. Volgens hetzelve is iemand ,<br />
die Tienden betaalen moet , niet verplicht , om<br />
betere vruchten tot Tienden te geeven , dan hy<br />
geoogst heeft , zelfs dan niet eens, wanneer de<br />
Tiende inderdaad by Schepels gegeeven wordt :<br />
is de Rogge met Dravik gemengt, en op de zelf.<br />
de wyze ieder ander Koorn met zyn onkiuid ,<br />
zoo levert hy hetzelve , zoo als hy het gewonnen<br />
heefc. Groote fchyn voorzeker van billikheid !<br />
maar ook waarlyk , wanneer men dit op de zuiverheid<br />
of onzuiverheid van hec Koorn toepasc ,<br />
niec meer dan fchyn : want hec hangc van de Boeren<br />
zelve af, om becere vruchcen op hec Veld ce<br />
hebben ; zy behoeven maar alle welgezuiverde<br />
Rogge re zaayen , dan zullen zy ook eenen zuivereren<br />
Oogsc hebben ; want van enkelde<br />
kor-<br />
(a) Het zy my geoorloofc, hier ééns voor al te<br />
herinneren , dac ik opzeclyk het woord ZUIVERER<br />
{in cmnparativo") gebruike , en niet gaarne zoude<br />
zien , dat iemand in plaatze van'hetzelve ZUIVER<br />
las. Eenen volkomen zuiveren Oogst zal niemand<br />
verwachten , dewyl het één of ander toeval alcoos<br />
Onkruid op hec veld brengen kan ; maar de Oogst<br />
zal evenwel veel zuiverer zyn , daar men zoo veel<br />
mooglyk uicgezochc , dan daar men vuil Zaad gezaait<br />
heeft.<br />
2 5
302 §. 218. TWEEeRLEI ZAAB<br />
korrels Dravik , die 'er onder het Zaad , hoe zorgvuldig<br />
ook uitgezocht , kunnen gebleeven zyn ,<br />
wordt thans niet gefproken. De Wetten behooren<br />
voor den Landbouwer gunftig te zyn , maar deeze<br />
is het in zulken hoogen trap , dac dezelve hem het<br />
grootfte nadeel toebrenge , daar by by eene vlak<br />
ftrydige geftrenge Wet misfehien ryk zoude kunnen<br />
worden. Indien hy , die Tienden te ontfangen<br />
heefc, de vruchten mocht laaten uitzoeken , den<br />
Boer de Dravik weder geeven , en daar voor zoo<br />
veel goed Zaad te rugge eifchen , tot dat hy het<br />
getal van zyne Schepels bekomen had , (gelyk men<br />
zegt, dat werklyk in fommioe plaatzen van Duitfchland<br />
ingevoerc is) de Boeren zouden 'er wel zeer<br />
over klaagen , maar zy zouden fpoedig leeren , beter<br />
Zaad te zaayen , waarby de Eigenaar der Tienden<br />
één deel , maar zy zelve negen deelen winnen<br />
zouden : want de negen tiende deelen , die zy<br />
overhouden , zouden dan ook beter Koorn zyn.<br />
, . Maar , zal men my misfehien tegenwerpen<br />
, men heeft dan immers nu al te verwachten ,<br />
dat een Boer , wegens zyn eigen negenvouwig<br />
voordeel, zulk zuiver Zaad , als hem maar eenigszins<br />
mooglyk is , zaayen zal. Iemand , die deeze<br />
tegenwerping maakt , kent de Boeren van verfcheidene<br />
plaatzen niet: doorgaans zyn zy te traag , om<br />
zich van eene gemakfyke gewoonte te ontdoen, indien<br />
het nadeel , het welk zy daar van hebben ,<br />
niet zeer zichtbaar wordt; maar door het grooter<br />
kwaad , dat zy de onzuivere vruchten terug neemen<br />
, en betere in derzelver plaatze moeten geeven<br />
, worden zy in beweeginge gebracht, en oplettende<br />
gemaakt: ook zyn zy dikwils hem , dien<br />
zy Tienden moeten geeven , zoo afgunftig, en zoo<br />
boos-
V E R B O O D E N . 363<br />
boosaartig tegen denzelven gezint, dat zy het veld ,<br />
waarvan zy de Tienden moeten opbrengen , veeltyds<br />
met opzet flechter zullen bearbeiden , dan hec<br />
andere , en gaarne daar van de fchade aan negen<br />
Schepelen draagen , wanneer de booze Man , die<br />
den Tienden hebben moet, ook flechts aan zynen<br />
éénen Schepel de fchade lydt : en eindelyk zyn<br />
zy vol van oude vooroordeelen , die zy evenwel<br />
zouden moeten afleggen , indien men in het Ilechc<br />
van Tienden eens deeze ftelling aannam : AL WIE<br />
ZUIVERE VRUCHTEN ZAAIT , ZAL ZUIVERE VRUCHTEN .<br />
OOGSTEN , EN DAAROM IS IEDEUééiN VERPLICHT OM<br />
WEL OEZUIVERT ZAAD TE ZAAYEN , OF , ZO HY Dl V<br />
NIET DOET , ZELF DAAR VAN DE SCHADE TE DRAA<br />
GEN. Het gevolg van deeze overblyffelen uit hec<br />
Kerklyk Recht , het welk nooit ten oogmerke<br />
had , volgens wyze regelen van Huishoukunde,<br />
den Landbouw te bevorderen , maar alleenlyk ,<br />
daar dit het best en redelykst gefchieden konde ,<br />
de gewaande billykheid te volgen , het gevolg daar<br />
van , zeg ik , ziet men daarin het duidelykst, dat<br />
inderdaad een fluk Lands , van het welk men<br />
Tienden moet geeven , doorgaans met veel flechter<br />
en onzuiverer Koorn bebouwt wordt, dan een<br />
ander. Dit is eene zoo bekende waarheid , dat<br />
dergelyke Tienden van Rogge , Haver enz. hier<br />
te Lande altoos, zelfs volgens den prys , dien de<br />
Kamer daar op geftelt heeft , beter koop zyn ,<br />
dan andere Graanen , gelyk ook geen Koopman<br />
daar voor den gewoonen markt-prys zal willen<br />
betaalen , zoo ras hy maar weet , wat Tiende van<br />
Hogge, Haver enz. te zeggen zy.<br />
By-
364 §. 2i8. TWEEËRLEI ZAAD<br />
Byna noch flimmer is het Recht, het welk de<br />
Hoevenaaren zich op fommige plaatzen aanmaatigen<br />
, om onzuivere vruchten te ieeveren, en zelfs<br />
om meer Dravik onder het Koorn te mengen ,<br />
ten einde vooral niet te veel zuiver Zaad te geeven<br />
: dan ik wil niet alles bybrengen het geen<br />
onder ons , volgens onze Wetten , ftrydigs met<br />
die van Mofes gevonden wordt. Dit is zeker ,<br />
dat , zo wy eene Wet hadden , maar eenigszins<br />
van dien aart , als deeze , dewelke Mofes gaf,<br />
onder onze Rogge Dravik een zeldzaam Onkruid<br />
zoude worden.<br />
Ik heb tot dus verre het voorbeeld van Dravik<br />
ontleent , om dat ik dit in een Land fchryve daar<br />
men veel Rogge heefc, waaronder dit Onkruid het<br />
meest gevonden wordt; en niet, als of ik geloofde<br />
dat Mofes met deeze Wee bepaaldlyk zoude bedoelt<br />
hebben , hec Land van dit Onkruid te zuiveren.<br />
Waarfchynlyk had hy het Oog meer op andere foorten<br />
van Na-gewas, inzonderheid op die foorte van<br />
Lolium , die by de Arabieren en in den Thalmud<br />
onder den naam van Zivan bekend is. Deeze naam<br />
komt, wel is waar, nimmermeer in den Hebreeuwfchen<br />
Bybel voor , dan ik ben van gedachten dac<br />
Rofch ( overal, daar het geen vergift in het<br />
algemeen , maar zeker vergiftig Gewas , het welk<br />
menigvuldig op den Akker gevonden werdt, betekent<br />
( a ) , niet anders dan het Lolium Temulentum<br />
is;<br />
(A) Hofea X. vs. 4. Men zie ook Deut. XXIX.<br />
vs. 18. Amos VI. vs. 11. Pf. LXIX. vs. 22. Op<br />
andere plaatfen , daar van Rofcb • bes/en en Rofcb-fap<br />
gefproken wordt , houde ik het niet voor Lolyk,<br />
maar
V E R B O O D E N . 36*5<br />
is ; van welke gedachte ik de gronden in myne aanmerkingen<br />
, by de nieuwe uitgaave van CELSIUS<br />
zal bloot leggen. Dan niet alleen tegen dit, maar<br />
in het- algemeen tegen alle Onkruid , het welk het<br />
Zaad van Koorn-vruchten kan onzuiver maaken ,<br />
verzette zich de Wetgeever. Ja het was over hec<br />
algemeen verbooden tweeërlei foorten van Graanen<br />
onder eikanderen te zaayen. Dit laatfte gefchiedt<br />
noch dikwils in Duitfchland : dan Huishoukundigen<br />
hebben al federc langen tyd aangemerkt , dat men<br />
'er by verliezen moet.' Beiden foorten worden niec<br />
op eenen en den zelfden tyd ryp , waar uic moec<br />
volgen , dat men in den Oogst ten opzichee van<br />
één van beiden moet fchade lyden: ook wasfen beide<br />
niet even hoog, en het geen het hoogst ftaat<br />
beneemt dus aan hec andere de Zon, de vrye lucht,<br />
en den wind.<br />
J. 219.<br />
In bet byzonder van de Wet , Deut.<br />
vs. o. die de Wynbergen betreft.<br />
XXII.<br />
Of Mofes in zyn vyfde Boek , Kap XXII. vs. o.<br />
noch eene byzondere Wet, aangaande de Wynbergen<br />
geeve, kan eenigszins in twyfel getrokken wor-<br />
. den :<br />
maar voor Solanum ( nacht-fcbaduw ), Ik kan dit hier<br />
niet uitvoeriger verhandelen ; die de Kruidkunde en<br />
de Hebreeuwfche Taal teffens verftaat, zal het meeste<br />
al kunnen gisfen ; maar anderen moeten geduld<br />
hebben , tot dat de nieuwe uitgaave van CELSJUS<br />
afgedrukt is.
%66 §. «19. TWEEËRLEI GEWAS IN DEN<br />
den: want het woord , het welk men door Wynberg<br />
vertaalc, Kerem (a), heeft meer andere betekenisfen.<br />
Ook een Olyf-boomgaard, ja misfehien<br />
iedere Tuin , draagt deezen naam : eigenlyk betekent<br />
hetzelve , HET EDELER LAND , in tegenoverftellinge<br />
van het gemeene Land , dat is , den Akker<br />
; doch de afltamming der berekenisfe is van het<br />
minst gewicht, en ik breng dezelve alleenlyk by ,<br />
om de rede te doen begrypen , door welke dit<br />
woord eene zoo uicgeftrekte betekenis heeft. Doch<br />
het geen meer is , de Syrifche Vertaaling leest hier<br />
indedaad , AKKER , en wel PLOEG-AKKER ; en zy<br />
bedient zich van een woord , het welk van het Hebreeuwfche<br />
flechts ééne letter verfchilt (£); eene<br />
letter daarenboven die in de Oosterfche Taaien dikwils<br />
verwisfeit wordt; in plaatze van eene M naamlyk<br />
heefc zy eene B. Men zoude derhalven hier<br />
met rede kunnen vraagen , of deeze Vertaaling hier<br />
wel anders geleezen hebbe ?<br />
Indien ik deeze plaatze , met alle haare dubbelzinnigheid<br />
of duisterheid , dus , zonder het woord<br />
Kerem te vertaaien , mynen Leezeren moest voorhouden<br />
, zoude dezelve dus luiden : Gy ZULT UW<br />
Kerem NIET MET TWEEËRLEI BEZAAIJEN , OP DAT<br />
GY NIET ALLES HEILI6T , HET ZAAD , HET WELK<br />
GY ZAA:T , EN DEN OOGST VAN Kerem. Hier zal<br />
misfehien ieder éénen in de gedachten komen ; dat<br />
men immers niet gewoon is, eenen Wynberg te<br />
zaaijen , maar ce planten : en Mofes zelf gebruikte<br />
het<br />
C«) ero<br />
CO
WYNBERG VERBOODEN. 367<br />
bet woord PLANTEN (
368, §. alp* TWEEËRLEI GEWAS IN DSM<br />
konst verbeteren konde : by de Romeinen was<br />
het de algemesne gewoonte, gelyk VIRGILIUS<br />
het noemt (a) ,<br />
Ülmis aijungere vites ;<br />
en de Heer MEDICUS verzekert ons , dat men dit<br />
noch heden ten dage in Italien doet (b). Beide<br />
deeze Boomen , zoo wel Olmen als Populieren ,<br />
was men gewoon te zaaijen , en naderhand te verplanten<br />
(c): hec woord derhalven, waar van Mofes<br />
zich bedient, zoude in zoo verre eenigszins te<br />
pasfe komen , en de betekenis zyner Wet deeze<br />
zyn : Gy zult in uwen Wynberge niets van etnen<br />
anderen aart zaaijen ; geenen Olmen of Populierboomen<br />
, die gy vervolgens zoudt willen gcbru -<br />
ken , om 'er uwe [Vynjlokken tegen op te leiden.<br />
Ondertusfchen blyfc *er evenwel noch eenige<br />
zwaarigheid ten aanziene der uicdrukkinge ,<br />
ten zy men vastftelde, dac men gewoon geweest<br />
was<br />
fa) Georg. L. I. 2.<br />
'b) Bladz. a6i.<br />
Cc) PUNIOS Hifi. Natur. L. XVI. §. if. Ulmorum<br />
priusquam foliis veftiantur Samara (Olmboomen<br />
Zaad) colligenda est circa Calendas Marlias ,<br />
— deinde biduo in umbra ficcata ferenda. — ——<br />
Deferendee ex arearum venis post annum in Ulmaria.<br />
Maritas ulmos (de Olmboomen , die met Wynftokken<br />
gepaart zullen worden) autumno ferere utilius ,<br />
quia carent femine , nam ece e 'plantis feruntur. In arbustum<br />
("de plaatze , alwaar zy zullen moeten dienen<br />
om 'er de Wynflokken tegen aan te binden) quinquennes<br />
fub iirbe transferunt. Populis eadem<br />
ratio femine , quce ulmos , ferendi: transferendi quequ<br />
g feminariis eadem £? filvis.
WYN BERG VERBOODEN. 309<br />
was de plaatze , daar men den Wynberg dacht aart<br />
te leggen , eerst met Olmen te bezaaijen.<br />
Op plaatzen, daar men den Wynbouw tot degroocfte<br />
volmaaktheid tracht te brengen , heeft men 'er<br />
veel over getwist, of de Druiven beter aan Boomen<br />
dan aan Staaken tieren ; in veele plaatzen van<br />
Frankryk is men voor het laatfte gevoelen , en men<br />
itelc 'er daarenboven veel gewichts in de foort van<br />
Staaken , die daar toe behooren gebruikt te worden.<br />
Ik durve my niet verftouten , om my ten<br />
voordeele van het één of ander gevoelen te verklaaren<br />
; dewyl ik my op de Huishoukunde niec gelegc<br />
heb , en nooit in een Wynland geweest be.j. Alle<br />
de Lieden van die ftudie, die ik daar na gevraagt<br />
hebbe , zyn voor Staaken , hoewel zy niet ronduit<br />
wilden beflisfen , dewyl zy den Wynbouw niec van<br />
naby door ondervinding , maar alleenlyk uit hunne<br />
Boeken kenden : de Heer MEDICUS . van wien<br />
ik reeds één en andermaal gefproken heb , geeft<br />
den voorrang aan het leiden der Wynftokken tegen<br />
Boomen. Het is zeker , dat Mofes, indien anders<br />
zyne Wee maar van deeze zaak handelc, voor hec<br />
binden der Wynftokken aan ftaaken , en tegen de<br />
Olmboomen , geweest is. Maar uit bet voorgaande<br />
zal men ook gemaklyk kunnen zien , dat<br />
hec zeer twyfelachtig is , of hy van Olm- of<br />
Populierboomen , die men wel gezaait , doch<br />
niet in den Wynberg gezaait had , maar nader*-<br />
hand in denzelven gewoon was ce planten , gefproken<br />
hebbe.<br />
7e» tweeden : men is ook wel gewoon zynen<br />
Wynberg op cweeërlei wyzen ce gebruiken , en<br />
in de cusfehenruimtens cusfehen de regels Wyn-<br />
IV. Deel A a ftok-
370 §. 219* -TwEECfcLEI GEWAS IN DEN<br />
Hokken , hec één of ander te zaaijen, om 'er Tuingewasfen<br />
te kweeken. Door dit middel maakt men<br />
zich de plaatzen ten nutte , die anders braak zoude<br />
liggen : dan verfcheidene Huishoukundigen zyn 'er<br />
tegen , dewyl zy raeenen dat daar door den Wynftok<br />
een gedeelte van zyn vereifchte voedfel onttrokken<br />
wordt , en dat deszelfs wortelen teffens<br />
gevaar loopen , van door hec omfpitten van den<br />
grond , dien men beter met een fcherp gepunc<br />
werktuig , hec welk men op de wyze van een' byle<br />
gebruikc , zoude kunnen los maaken , befchadigc<br />
te worden. Voor beide gevoelens heefr men redenen<br />
, en om tusfchen beiden te beflisfen fchync<br />
men in aanmerkinge te moecen neemen , of de<br />
Wyn fleches middeimaacig zy , en dus hec voordeel<br />
, hec welk men van hec land , zo men het<br />
op eene andere wyze gebruikt , te wachten heeft<br />
grooter , dan of hec ceelen van Wyn voor<br />
de hoofdzaak gehouden worde , en die geringe<br />
winsc van eenige kleine cusfehenruimcens, in vergelykinge<br />
van hec voordeel , het welk men zich<br />
kan belooven , door zynen Wyn zoo veel ce verbeteren<br />
, niec noemenswaardig zy. In Palaeftina<br />
is de Wyn , en wel Wyn van de edeifte en voortreflykfte<br />
foorte , hec voornaamfte voorcbrengfel ,<br />
door de nacuur aan dat Land gefchonken , waar<br />
voor Kool en Raapen zouden moeten wyken , indien<br />
hec teelen van dezelve aan den Wyn maar<br />
hec minfte nadeel coebrachc. Maar noch eens ,<br />
of die waarlyk zoo zy, weec ik niec: de zoodanigen<br />
van myne Leczers , die in Wynhnden woo*<br />
nen , zullen 'er veel beter over kunnen oordeelen.<br />
Misfehien zyn 'er wel eenigen zoo vriendlyk , om<br />
'er hunnen , te veel Noordwaarts vvoonenden ,<br />
A.uc'
WYNBERG VERBOODEN. IJI<br />
Auéleur van re onderrichten : doch deeze onderrichtingen<br />
begeer ik eigenlyk van geene anderen ,<br />
dan die in zulke ftreeken bekend zyn , daar de<br />
beste Wyn gewonnen wordt , zoo als Johannisberg,<br />
Hochheim , Toksy enz. kwamen dezelve uitandere<br />
plaatzen , daar de Wyn noch niet rot op<br />
den hoogften trap van volmaaktheid gebracht is, zy<br />
zouden by ray weinig afdoen , en my zeer onveifchillig<br />
zyn.<br />
In dit geval wordt de ftraffe , op het overtroeden<br />
deezer Wee geftelt, dewelke in de andere plaatze<br />
Levit. XIX. vs. 19. niet was uitgedrukt , daarby<br />
gevoegt ; te weeten : oi' DAT GY KIST ALLES HEI*<br />
LIGT , HET ZAAD , HET WELK GY ZAAIT , EN DEN<br />
OOGST VAN ÜW Kt REM. De betekenis deezer<br />
woorden is: indien iemand tegen deeze Wet zondigt<br />
, dan is alles , zoo wel de Druiven die hy<br />
fnydt , ais ook de andere vruchten , welke die ook<br />
zyn mogen , die hy in den Wynberg gezaait heeft,<br />
aan Godt vervallen ; en het geen aan Godt vervallen<br />
is , moet den Priester gegeeven worden. Ondertusfchen<br />
ontftaat hier wederom eene nieuwe<br />
twyfeling , naamlyk , of Mofes hier wel eens eigenlyk<br />
van Wynbergen gefproken hebbe ; zo ja , kan<br />
men denken . dan had hy DRUIVEN ZAMELING<br />
( Bazir , TX3 ) en niet Oogst ( Kazir "Jȕp )<br />
moeten zeggen - %<br />
waarby ik evenwel niet loocuene<br />
dat Kazir ook fomtyds in eenen uitgeftrekten zin<br />
van de inzameling van Ooft, ja zelfs van Druiven<br />
gebruikt wordt ; hoewel 'er by de meeste plaatzen ,<br />
die men als voorbeelden van die ruime betekenisfc<br />
bybrengt ,-noch al wat te zeggen vuile.<br />
Aas<br />
Des-
37 2 %• 219. TWEEeRLEl GEWAS IN DEN<br />
Deeze ftraf is, wel is waar , gelyk ik zoo evea<br />
gezegt hebbe , by de andere Wet , Levit. XIX.<br />
vs. 19. niet .met woorden uitgedrukt: maar ik heb<br />
nochtans by de voorige §. vastgeftelc, dat dezelve,<br />
'volgens de overéénkomst van gevallen , ook by het<br />
zaaijen van tweeërlei Zaad op zynen Akker moet<br />
plaatze gevonden hebben , dewyl die Wet zonder<br />
ftraffe ten eenenmaale vruchtloos zoude geweest<br />
zyn , en nimmermeer in gebruik hebben kunnen gebracht<br />
worden. Indien iemand met Osfen en Ezels<br />
re gel\k ploegt, kan men het zien, en hem dezelve<br />
laaten uitfpannen : maar die uit luiheid of vooroordeel<br />
zyn Zaad niet zuivert , maar zoo vuil als het is<br />
op zyn land brengt , die doet het, zonder dat men<br />
het merkt , en hy zal geduurig voortvaaren met het<br />
te doen , indien 'er geene ftraffe op geftelt wordr:<br />
Maar indien 'er Deut. XXII, vs. 9. niet eens van<br />
den Wynberg gefproken werdt , en dus deeze Wet<br />
met die , welke wy Levir. XIX. vs. 19. vinden ,<br />
geiykfoortig is , dan zoude ik nog meer rede gehad<br />
hebben, om §. 218. vast te ftellen, dat de ftraffe<br />
van verbeurtverklaaring op hec zaaijen van tweeërlei<br />
Zaad geftelt was.<br />
De Jooden hebben het Inenten van Vrachtboomen<br />
voor iets , het geen verbooden was , trachten<br />
uit te geeven. Dan dit zyn niet anders dan enkele<br />
verklaaringen en uitvindingen van hunne Oudften ,<br />
en van denzelfden aarc als die, dewelke Christus<br />
zoo dikwerf met verachtinge befchryft : want by<br />
Mofes vindt men geen woord , om hec enten te<br />
verbieden. Geen menfch kan eens zeggen , of het<br />
in zynen tyd wel bekend geweest zy : ik meen het<br />
eerffe bewys van deeze konst in den Bybel , Jef.<br />
XVII.
WYNBERG VERBOODEN. 373<br />
XVII. vs. IQ. ( a) gevonden te hebbefi. Doch<br />
men vooronderftelle al eens, dat deeze uitvinding<br />
al ten tyde van Mofes bekend geweest is , dan<br />
kan men evenwel , zonder een uitdruklyk verbod ,<br />
uit de enkele overéénkomst (Analogie) niet vastfteilen<br />
, dac Mofes eene zoo nuttige , en tot verkryginge<br />
van de beste foorten van vruchten zoo<br />
gewichtige konst , zoude afgekeurc hebben , daar<br />
zyne Wectén voor het overige zoo buishoukundig<br />
zyn : maar was deeze konst toen onbekend<br />
r<br />
dan is het noch zonderlinger , wanneer men zyne<br />
Wetten tot eene manier van zyn Ooft te verbeteren<br />
, die hy niet noemt, en die niet onder het<br />
algemeene verbod behoort, wil uitlïrekken. Hy<br />
verbood immers geenszins alles wat van tweeërlei<br />
ratuure was , zoo als : een huis van hout en<br />
(leen te bouwen<br />
s<br />
eene muur van fteen en kalk te<br />
metzelen enz.<br />
§. 220.<br />
(a) Gy plant fcboone boomen , en ent ze met vreemde<br />
takken. Maar deeze plaatze is noch zeer duister<br />
en onzeker ; en met taalkundige onderzoekingen ,<br />
die men hier wel misfen kan , wil ik de Leezeren<br />
van het Mofaïfch Recht niet lastig vallen.<br />
Aas
374 $•<br />
2 2 0 ,<br />
HET LAATEN PAAREN VAN<br />
§. 220.<br />
Verbod , om geene Dieren van verfchiUende<br />
foorten te laaien paaren : geene Osfen en<br />
Ezelen voor den zelfden piocg te /part'<br />
nen, en geen haf Linne - en half<br />
Wolle-kleed te draagen.<br />
Ik kome nu tot eenige andere ibortgeiyke Verboden<br />
, van welker oogmerk ik minder weet te<br />
zeggen.<br />
Vooreerst mogten de Israëlken geene twee Dieren<br />
van verfchillende ioorte doen paaren : Levit.<br />
XIX. vs. 19. Misfehien was hun dit verbooden ,<br />
om hun zoo veel te grooteren afkeer van de onnatuurlyke<br />
vuilheid met Vee gepleegt , die in Zuidlyke<br />
Landen zoo gewoon is . in te boezemen ; immers<br />
om hun nimmermeer een voorbeeld te geeven<br />
van zulk eene onnaruurlyke vermenginge , zelfs<br />
niet in gevallen , waarin 'er geene zedelyke plichten<br />
door kunnen overtreeden worden. Ondertusfchen<br />
tfchynt hun niet verbooden geweest te zyn ,<br />
Dieren , die uit dergelyk eene paaring waren voortgekomen<br />
, te bezitten of re gebruiken : ten minften<br />
van den tyd van David af vinden wy meermaalen van<br />
den Muilezel , als van een Dier, waarop men gewoon<br />
was te ryden , gewag gemaakt : en het zoude<br />
inderdaad niet eens verftandig zyn , eene Wet ,<br />
dewelke dus was voorgefteit: GY ZULT GEEN VEE<br />
VAN TWEEËRLEI SOORTE , OM HET TE DOEN PAA<br />
REN , BY ELKANDEÜEN VOEGEN , het zoude niet<br />
verftandig zyn , zeg ik , dergelyk eene Wet zelfs<br />
tot het gebruik van zulke Dieren te willen uitftrekken<br />
;
TWEEËRLEI DIEREN ENZ. VERBOODEN. .375<br />
Ken ' v<br />
want, bid ik u , boe konde een Israëliet ,<br />
die zyne kudde in eene Woeftyne had , weeten ,<br />
of zyn Herder-hond geene Jongen wierp , die half<br />
van hec ras van Vosfen of Wolven waren.<br />
Osfen en Ezelen mocht men niec voor den zelfden<br />
ploeg fpannen , Deuc. X!I. vs. 10. Waarfchynlyk<br />
is die noch een overblyffel der oude hoogacficinge<br />
voor, en dankbaarheid jegens Osfen ; en<br />
zejfs een opzichte van Dieren moesten de Israè'liten<br />
zich niec gewennen , om die geenen mee ondankbaarheid<br />
en verachtinge te behandelen , die beter<br />
by hen verdient hadden. Men zie §. 166. inzonderheid<br />
bladz. 149. alwaar ik van deeze Wet reeds<br />
gchandelt hebbe. ]<br />
Eindelyk mocht men ook niets, het geen uit Linnen<br />
en Wolle gemaakt , en dus , zoo als wy hec<br />
zoude noemen, geene half Linne en half Wolleftoffen<br />
draagen , Levit. XIX. vs. 19. Deut. XXII.<br />
vs. 11. Het kan zyn , dat deeze Wet ook op Linne-kleederen<br />
zag , die mee Wolle geborduurc waren<br />
, en die ftelc men ook gedeeldyk vasc : ik wil<br />
het niet ontkennen , maar ook niec als eene zekere<br />
waarheid voor myne rekening neemen. JOSEPHÜS<br />
geeft 'er zeer waarfchynlyke rede van (
%f6 §. 220. HET LAATEN PAAREN enz.<br />
niet boven hunnen ftaat te kleeden. Dan ik ben<br />
wezenlyk in tw.yfel , of de Priesteren ten tyde van<br />
Mofes wel kleederen die uit Linnen en Wolle gemaakt<br />
, ja of zy wel eens Linne-kleederen , die<br />
met Wolle geborduurt waren , gedraagen hebben.<br />
Ten tyde van JOSEPHUS moet dit zekerlyk plaats<br />
gehad hebben , want hy was zelf een Priester , en<br />
kon derhalven zeer wc! weeten , hoe het kleed van<br />
eenen Priester geftelt ware: dan men kan van zynen<br />
tyd op dien van Mofes geen befluit trekken ;<br />
en Mofes die de Priesterlyke kleederen zoo uitvoerig<br />
befchryft , fpreekt alleenlyk van Linnen , en<br />
nooit van Wolle; want als hy Exod. XXVIII. vs. 5.<br />
zekere verwe opnoemt , by voorbeeld , donker<br />
blauw , purper , cochenille , volgt daar immers in<br />
het geheel niet uit, dac dit Wol moet geweest zyn;<br />
het Linnen neemt deeze koleuren insgeiyks aan ,<br />
inzonderheid Boom-wolle , die by de Hebreeuwen<br />
mede onder hec Linnen gecelt wordt. Het komt<br />
my voor , dat volgens deeze Wet van Mofes , de<br />
kleeding der Priesteren even zoo min met Wolle<br />
moesc gemengc zyn , als die van andere Israè'liten ,<br />
met dat onderfcheid alleenlyk , dat hec gemeenen<br />
Israè'liten vry ftond Wolle ce draagen , daar een<br />
Priester integendeel geen andere dan Priesterlyke<br />
kleederen van Linnen draagen mocht. Onder dezelve<br />
was , wel is waar , Goudc gewerkc: maar<br />
tusfchen Goud en Wolle is een groot onderfcheid ,<br />
en alleenlyk de vermenging van het laatfte met Wol-<br />
Je had Mofes verbooden.<br />
Ik wil derhalven<br />
, ten opzichce van het oogmerk deezer laatfte<br />
Wet, liever myne onkunde bekennen.<br />
$. 2ÏI.
§. aai. VAN VRUCHTBOOM EN. 377<br />
g. £21.<br />
Het was de eerfte drie Jaaren verbooden ,<br />
het Ooft van Vruchlboomen te eeten.<br />
De vruchten van nieuw geplante Boomen mochten<br />
in de drie" eerfte Jaaren niet gegeeten , maar<br />
zy moesten als onrein , of volgens de uitdrukking<br />
van Mofes, ALS VOORHUID aangemerkt worden ,<br />
Levit. XIX. vs. 23. Het heihaam oogmerk deezer<br />
Wet is zeer zichtbaar. Ieder Hovenier leert<br />
ons , dat wy in het eerfte Jaar, of in de eerfte<br />
Jaaren onze Boomen niet moeten laaten draagen ,<br />
maar het bloeifel moeten af breeken ; en hy zal 'er<br />
byvoegen , dat de Boomen dan beter zullen tieren<br />
, en in 't vervolg te ryklyker draagen. Indien<br />
men derzelver vruchten in de drie eerfte Jaaren<br />
niet mag proeven , zal men den bloesfem gaarne<br />
afplukken , en een Zoon zal dit van zynen Vader<br />
leeren : zelfs de uitdrukking, denzelven ALS VOOR<br />
HUID AAN TE MERKEN , leerde hen , dien af te<br />
breeken : af te fnyden wil ik niet zeggen , dewyl<br />
men het doorgaans met de hand zal doen , en 'er<br />
geen mes toe gebruiken.<br />
. %. 222.<br />
lüeeder - Wetten.<br />
Behalven het geen ik , §. 220. van half linne<br />
ftoffe , en $. 211. van de Melaatsheid der Kleederen<br />
gezegt hebbe , behoort noch tot de Kleeder -<br />
A a 5<br />
vree-
378 §. 222. K L E E D E R - WETTEN.<br />
Wetten , Deur. XXII. vs. 5. in welke plaatze aan<br />
Vrouwsperfoonen verbooden worde Mans-kleederen<br />
, en aan Mannen die van Vrouwen te draagen.<br />
Het oogmerk van dit verbod is wederom gemaklyk<br />
te begrypen. De Eer van eene onfchuldige Dochter<br />
kan in het grootfte gevaar geraaken , indien een<br />
Booswicht , die haar tracht te bederven , zich als<br />
een Vrouwsperfoon verkleed heeft. Men heeft 'er<br />
te Londen een voorbeeld van gehad , by gelegenheid<br />
, dat zich een Mansperfoon als Dienstmaagd<br />
in een Boordingjcbool ( Kostfchool ) , daar jonge<br />
juffrouwen werden opgevoede, verhuurt had, waar<br />
van men de beklaaglyke gevolgen naa verloop van<br />
eenigen tyd ontwaar werdt. En indien een welgemaakt<br />
Jongeling , al is het enkel uic fchereze , als<br />
een Meisje gekleed is , kan die in eene Zuidlyke<br />
Luchtftreek , daar de onnacuuriyke Zonden zoo gemeen<br />
zyn, zeer flechee'gevolgen hebben, en de<br />
eerfle aanleiding toe Jongen - fchennis geeven. De<br />
verbeeldingskracbc van den Verleider worde door<br />
deeze verkleeding het eerst gaande gemaakt , en<br />
van nu af legt hy hem laagen, dien hy als een Meisje<br />
verkleed gezien heeft. Tegen deeze gevaarlyke<br />
ondeugd kan men in Zuidiyke Landen niec wel te<br />
veele voerzorge gebruiken.<br />
Hec gebod , hec welk Mofes den Israè'liten voorfchreef,<br />
by gelegenheid van eene misdaad , die zy<br />
geplecgc hadden , om aan de vier hoeken van een<br />
grooc ftuk Laken , hec welk men toe een overkleed<br />
gebruikee , en om hec lichaam floeg , vier kwascen<br />
te draagen ; om zich daar by in het vervolg de<br />
geboden van Godc ce herinneren, Num. XV. vs.<br />
37 — 40. die gebod , zeg ik , zal buicen twyfel<br />
niecs
§. Q22. KLEEDER-WETTEV* 37?<br />
niets anders , dan een middel, om de Israëliten<br />
bcfchaamc te maaken en te vernederen , geweest<br />
zyn ; als welken Mofes tot dat zelfde einde zoo<br />
dikwerf zeide , dat zy een zondig Volk waren , in<br />
geenen deele vroomer en heiliger dan andere Volken<br />
, en ten opzichte van welke hy verfcheidene<br />
zinnebeeldige Wetten derwyze fchikte , dat zy ,<br />
om zoo te fpreeken , hunne befchuldigers moesten<br />
worden , of, gelyk Paulus zegt, hun hunne zonden<br />
herinneren. Indien men alle dagen vier kwasten<br />
draagt, zal men aan het gezicht van dezelve<br />
in diervoege gewennen , dat men zich daarby niets<br />
herinnere , en men zal zondigen eer men aan de<br />
kwasten gedacht heeft. Mofes moest een flecbt<br />
kenner van het menfcblyk hart geweest zyn , indien<br />
hem deeze aanmerking niec in de gedachten<br />
gekomen was. Dan zulk eenen kwast te moeten<br />
draagen , kan coc demoediging dienen. Indien iemand<br />
onder ons , by voorbeeld , een klein kwastje<br />
moesc draagen , om hem het zevende Gebod<br />
te binnen te brengen , dan zouden wy , zoo ras<br />
wy hem zagen , op ons horologie pasfen ; want<br />
wy zouden denken , dat hy het ongeluk had ,<br />
van in dat ftuk wat kort van geheugen te zyn.<br />
i , Deeze Wee had derhalven meer een<br />
zinbeeldig en Godcgeleerd , dan een Iraackundig<br />
oogmerk.<br />
Hec geen wy Deuc. VI. vs. 8. vinden , is , naar<br />
myne gedachten , niet zoo zeer eene eigenlyke<br />
Wee , als wel eene vermaaning; gelyk het ook<br />
alleenlyk in eene aanfpraak , die Mofes aan het<br />
Volk deed , voorkomt. De Oosterlingen hebben<br />
veel op met Amuletten: (eene zaak die ik hier<br />
niet
3§0 §.222. KLEEDER - WETTEN.<br />
niet breedvoerig kan verhandelen , maar van welke<br />
ik in mvne Hebreeuwfche Oudheden , by J. 26.<br />
gewoon ben te fpreeken ). Deeze Amuletten beilaan<br />
voor een gedeelte in edel gefteentens of eenig<br />
ander opfchik , voor een gedeelte ook in zekere<br />
fpreuken , of ook zelfs in onverflaanbaare<br />
trekken en Abracatabra , die op cedeltjes gefchreeven<br />
, of op linnen geborduurc zyn. Zulk<br />
foort van Amuletten fchynen de Israëliten toen<br />
aan het voorhoofd en de hand gedraagen te hebben<br />
; en heden ten dage hebben het de Muhammedaanen<br />
noch. Hoe dikwyls vindt men op hun<br />
borst een ftukje van den Koran , het welk zy<br />
meenen dat hen fchootvry zal maaken ; of wilt<br />
gy , dat ik zeggen zal , het geen hen waarlyk<br />
fchootvry maakt ? althans die weet ik zeker , dat<br />
nocb nooit een Turk , die zulk een blaadje<br />
droeg, in eenigen Veldflag gefneuvelt of gewond<br />
is, uitgezonden alleen in dat geval , het welk zy<br />
insgelyks gewoon zyn uit te zonderen , wanneer<br />
de uure van zynen dood , volgens het Godclyk<br />
raadsbefluit , gekomen was. Het fchyne , dat de<br />
Israëlicen , een cyde van Mofes, by deeze geborduurde<br />
gedenkcedels juist niet alcoos eenig bygeloovig<br />
oogmerk gehad hebben , (want anders<br />
zoude Mofes hun dezelve waarfchynlyk verbooden<br />
hebben ) maar dat zy dezelve alleenlyk tot<br />
cieraad , en ingevolge der mode droegen. Toen<br />
Mofes nu de Israëliten wilde verraaanen , om het<br />
aandenken aan zyne Wetten op allerlei wyzen te<br />
bewaaren , en dezelve inzonderneid hunnen Kinderen<br />
in te prenten , deed hy hun tot dat einde allerlei<br />
voorflagen ; onder anderen deezen : dac zy ,<br />
indien zy een geborduurc vercierfel aan hunne handen
§.282. KLEEDER - WETTEN. 381<br />
den of hoofden wilden draagen , daartoe geene nutlooze<br />
beuzelingen , noch minder iets bygeloovigs ,<br />
maar liever zekere fpreuken uit zyne Wetten moesten<br />
kiezen , die hunne Kinderen door dat middel<br />
zoude kunnen leeren. IVlaar zo deeze mode veranderde<br />
, en men geene zulke geborduurde cieraadeu<br />
meer droeg, dan was ook geen Israëliet verder verplicht<br />
, om geborduurt linnen , of cedels met<br />
fpreuken uit de Wet van Mofes te draagen ; en dat<br />
de jooden dezelve noch heden ten dage , wanneer<br />
zy hun gebed doen , onder den naam van Thefillin<br />
gebruiken , is een misverftand van deeze We".<br />
Eene uitvoerigere' verhandeling over dezelve , en<br />
het bewys , dat deeze woorden van Mofes niet alleenlyk<br />
in eenen flguurlyken zin zyn op te vatten ,<br />
kan ik hier niec geeven ; ik ben , gelyk ik gezegt<br />
heb , dit gewoon te doen , by het verhandelen der<br />
Oudheden : met enkele Oudheidkundige onderzoekingen<br />
zullen toch de meeste Leezeren van het<br />
Mofaïfch Recht , die deeze oude Wetten met een<br />
Wysgeerig oog zoeken te befchouwen , weinig<br />
gedient zyn.<br />
J. 223.<br />
Weiten die de Huizen betroffen.<br />
Het is op de zelfde wyze geftelt met de vermaaning,<br />
die terftond by de voorgaande gevoegt werdt,<br />
om de Wetten van Mofes aan de posten van het<br />
huis te fchryven , Deut. VI. vs. o. Noch heden<br />
ten dage is men in Syrien en andere nabuurige Landen<br />
gewoon , opfchriften boven de deur van zyn<br />
huis
382 §. 223. V A N H U I Z E N.<br />
huis te maaken, beftaanie niet , gelyk by ons dia<br />
van hec gemeen , in hec één of ander ongezouten<br />
ryra , maar in plaatfen uit den KorSn , of eenen<br />
der beste Dichceren , dien men kent. Sommigen<br />
van dezelve , die wy in Reisbefchryvingcn vinden ,<br />
zyn inderdaad zeer fraii. Deeze gewoonce moet<br />
al oud zyn , en reeds in den tyd van Mofes plaacze<br />
gevonden hebben. Daarom , toen hy de Israëiiten<br />
vermaande , om zyne Wetten by alle gelegenheden<br />
hunnen Kinderen in te prenten , deed hy insgelyks<br />
den voorflag , SCHRYFT DEZELVE AAN DE DEUREN<br />
UWEX HUiZfcN , EN AAN DE POORTEN VAN UWE<br />
STAD. Eigenlyk is die wederom geene Wee : en<br />
wanneer een Israëliet geen opfehrifc boven de deure<br />
van zyn huis wilde hebben , behoefde hy 'er geen<br />
te maaken ; maar het wordt alleenlyk in eene vermaaning<br />
ten vporbeelde bygebrachc, om ce doen<br />
zien , hoe men al vroeg , en van de eerfte kindsheid<br />
af, zynen nakomelingen de Wetten konde in- .<br />
prenten. By ons, daar een Boek door den druk<br />
derwyze vermenigvuldigc , en in handen van elk<br />
Kind kan gegeeven worden , zouden zelfs zulke<br />
voorflagen overcoliig zyn : dan zo men Mofes wil<br />
verftaan , moec men zich eenen tyd voordellen ,<br />
waarin hec Wetboek alleenlyk in handen van eenige<br />
weinige vermogende Lieden komen konde.<br />
Dan hec geen wy nu, volgens Deut. XXII. vs. 8.<br />
laaten volgen , is geene enkele vermaaning , maar<br />
eene Wee iu eenen eigenlyken zin : WANNEER GY<br />
EEN NIEUW HUIS BOUWT , ZOJ MAAKT EENE LEU<br />
NING ROi.DOM UW DAR , OP DAT GY GEEN BLOED<br />
OP UW HUIS LAADT , ALS IEMAND DAAR AF VIEL.<br />
De vlakke daken der Oosterlingen , op welke men<br />
zir,
§.223. V A N H U I Z E N . 383<br />
zit , wandelt , fomtyds , in de zomermaanden ,<br />
zelfs llaapt , ja op welke men dikwils, wanneer da<br />
huizen even hoog zyn , van hec een op hec ander<br />
over de geheele Scad kan gaan , vereisfchen deeze<br />
voorzichcigheid, en dezelve worde ook noch heden<br />
ten dage by de Oosterlingen gevonden : na dert<br />
binnenkant maaken zy deeze leuning doorgaans wat<br />
laager , maar na de ftraat is dezelve genoegzaam<br />
ter hoogte van de borst. iVlofes fchynt te vooronderftetlen<br />
, dat verfcheidene huizen , in het Land<br />
het welk de Israëliten naderhand moesten veroveren<br />
, noch geene borstweering zouden hebben ; en<br />
in zulke gevallen begeerde hy nier , dat een oud<br />
huis mee dezelve zoude belasc worden ; wanc het<br />
konde misfehien zoo oud zyn , dac hec niec in ftaat<br />
was om die zwaarce ce draagen : maar men mocht<br />
geen dak op een nieuw huis maaken , zonder 'er<br />
zulk eene borscweering om ce zecten. Op de zelfde<br />
wyze genoegfaam , als men in het begin van<br />
deeze Eeuw met hec affchaffen der houte daken ce<br />
werk ging: men dulde dezelve eenen cyd lang op<br />
oude huizen , die geen pannen-dak konden verdraagen<br />
, maar verbood ze volilrekc by alle huizen,<br />
die nieuw gebouwc werden.<br />
De Wetcen , betreffende de Melaatsheid der huizen<br />
, hebben wy reeds te vooren overwoogen : en<br />
ik vinde anders niets , het geen Mofes , mee betrekkkinge<br />
toe de huizen , zoude bevolen hebben ;<br />
hec welk in geenen deele ce verwonderen is , dewyl<br />
hy zyne Weccen in de Woeftyne gaf, coen de Israëliten<br />
noch in tenten woonden.<br />
§. 224.
3S4 $• 224. VAN LANBPAALEN.<br />
Verbod , e/n ge^Rff Landpaalen te verzetten.<br />
Men mocht geene Scheid - paaien verplaatzen.<br />
Dit is genoeg gezegt, en heeft geene verklaaring<br />
noodig. Alleenlyk wordt 'er den Israè'liten noch<br />
by gezegt , dac GODT HUN HET LAND GEGEEVEN<br />
HAD : de Grensfcheidingen moesten derhalven in<br />
zekeren opzichte den Schenker van hec Land heilig<br />
zyn, Deuc. XIX. vs. 14. By de Romeinen<br />
waren de Grensfcheidingen inderdaad heilig. Dezelve<br />
kunnen zoo gemaklyk in het geheim verplaatst<br />
, en een nabuurig bezitter door dat middel<br />
ongemerkt van zyn Eigendom berooft worden , dac<br />
het hier noodzaaklyk zy den Godcsdiensc, en de<br />
vreeze voor hec Opperweezen ce hulp te neemen.<br />
Mofes , die op Godts bevel Weccen gaf, deed het<br />
mee een byzonder Rechc : maar ook ieder ander<br />
Wetgeever zoude hec , zonder eenig Godtsdienflig<br />
bedrog , kunnen doen ; want hec is zekerlyk eene<br />
onrechtvaardigheid , die Godt zal ftraffen ; en<br />
iemand die eenige tederheid van geweeten heefc,<br />
moesc dergelyk eene , door zyn toedoen verzette<br />
, Landfcheiding , fpoedig wederom op de voorige<br />
plaatze ftellen.<br />
§• 2*5-
§. 225« MlSMA'AKlNGEN VERBOODEN. 385<br />
§. 2 25.<br />
Zekere Modent, bet lichaam zelf betreffende „<br />
verbonden , 200 als, een teken aan zyn lichaam<br />
te hebben , het hooft - hair en den<br />
baa>t op de wyze der Arabieren te<br />
draagen , als mede fommige manieren<br />
tan Rouwdraagingcn.<br />
De Oosterlingen zyn gewoon met Alhenna , het<br />
Welk een onuitwisbaar donker-blauw nalaat , allerlei<br />
figuuren en trekken in de huid te branden ;<br />
fomtyds tot cieraad , dewyl zy weezenlyk denken<br />
i<br />
dat het fraai (laat , fomtyds uit bygeloot , ter eere<br />
van den eenen of anderen Afgod , of ook wel alleenlyk<br />
tot zekere gedachtnisfé. Sjmmigen draaien<br />
deeze ingebrande merken bloot in het aangezicht<br />
en op de handen , maar andere op zulke<br />
plaatzen van bet lichaam , die door de klederen bedekt<br />
worden : by voorbeeld zy , die .het Heilige<br />
Graf, of andere Heilige plaatzen in Palaeftina bezocht'<br />
hebben , hebben doorgaans dergelyk een<br />
merk op hunne armen. Deeze gewoonte is bu'ten<br />
twyfel oud : doch het bewys daar van behoort by<br />
het verhandelen der Oudheden. Hier moet ik alleenlyk<br />
zeggen , dat Mofes dezelve , Levit. XIX.<br />
vs 22. verbiedt : fchoon het onzeker zy , of hy<br />
dezelve in het algemeen , dan alleenlyk als een bewys<br />
van rouwe over , en ter gedachtnisfé van eenen<br />
dooden verbooden hebbe. Het eerfte komt<br />
my het waarfchynlykst voor : en waarlyk deeze<br />
vieemde mismaaking van het lichaam , al is het ,<br />
dat de befpotlyke Godin der mode dezelve voor<br />
eene fchoonheid verklaart, verdienden wel overal<br />
JK Deel. B b ver-
386 §. 2 2J. MiSMAAKINGEN VAN HST<br />
verbooden re worden. Indien de mode verandert ,<br />
kan men dat merk niet wederom weg doen , en<br />
men maakt zich dus by andere Volken , die zoo<br />
dwaas niet zyn , befpotlyk. Men merke het niet<br />
als eene tegenwerping tegen myn gezegde aan , dat<br />
men in den Bybel zinfpeelingen vindt , die van<br />
deeze merken ontleent zyn ; want behalven dat 'er<br />
verfcheidene dingen , lïrydig met de Wet van<br />
Mofes , in gebruik gebleeven , of naa eenigen<br />
tyd wederom ingevoert zyn , kunnen 'er immers<br />
wel fpreekwyzen en zinnebeelden uit de zeden en<br />
gewoontens van andere nabuurige Volken afgeleid<br />
worden.<br />
Een paar Arabifche gewoontens, den baart en<br />
hec hoofd-hair betreffende, worden Levit. XIX.<br />
vs. 27. verbooden. Sommige Arabifche Volken<br />
fchooren zich het hoofd-hair rond , en de lokkan<br />
, of het hair aan de flaapen van het hoofd<br />
geheel weg, ter eere van zekere Godtheid die de<br />
Grieken met Bacchus vergelyken (a). Het is<br />
geen wonder , dat Mofes die niec wilde hebben ,<br />
want die was eene Afgodifche gewoonte.<br />
Noch heden ten dage zyn de Arabieren gewoon ,<br />
gelyk de Heer NIEBUHR verhaak (b~) , den Knevelbaart<br />
, waarmede fommige andere Oosterfche<br />
Volken zoo veel ophebben , of geheel en al af<br />
te fcheeren , of toch denzelven zeer korc ce houden<br />
; en hec is hierom , dat de Arabieren al by<br />
Jeremias , DIE MET AFGESNEEDEN KNEVELBAART-,<br />
Ca) HERODOTUS Libr. 111. c. 8.<br />
(b) BefchryviDg van Arabien, bi. 68.<br />
/
L I C H A A M V E R B O O D E N . 387<br />
genaamt worden 'fes niet<br />
dulden , maar hy verbiedt , den Knevelbaart ie<br />
bederven Cb), of' , gelyk wy zouden zeggen ,<br />
dcn-<br />
(a) Jerem. VIII. vs. if. XXV. vs. 23.<br />
(bj Wanneer ik hier het Hebreeuwfche woord<br />
Peab C ^ t a n d e n Knevelbaart veritaa , wyk ik<br />
niet fleebts van de oude verklaaringe der Jooden ,<br />
maar ook van my zei ven af: want tot hier toe , en<br />
zelfs noch in myne Hoogduitfche Vertaaling des derden<br />
Boeks van Mofes heb ik de gewoone loodfehc<br />
uitlegging gevolge , dewelke 'er den uoek door verftaat\<br />
dien bet^bair , bet welke buiten bet ronde des<br />
boofds uitloopt , aan de fLiapen , aan bet achterhoofd ,<br />
en by fommige menfejen voor aan bet uo irh-ofd , maakt,<br />
en dus du Gebod , om DEN HOFK m T TE BEDER<br />
VEN , en het voorgaande , HUT HOOFD MET RO,\D TE<br />
SCHEEREN , als gelyk luidende aanziet. De redenen ,<br />
d^e mv beweegen , om dit gewoon gevoelen te verhaten",<br />
zyn : 1. Dewyl Mofes hier uudmklyk den<br />
baart noemt, HET Peab VAN UWEN BAART zult gy niec<br />
bederven. Wie zal ooit, ik wil niet zeggen het hair<br />
aan de flaapen des hoofds , want hier zoude noch<br />
een Barbieren - twist over kunnen ontftaan, maar den<br />
hoek, dien de huiren by fomnngen in het midden van<br />
het voorhoofd maaken , en het hair , het welk achter<br />
aan het hoofd groeit , tor den baart rekenen ?<br />
2. Dewyl het woord in het Syrifch weezenlyk den<br />
Knevelbaart betekent. Ik zal het wet Chaldeeuw •<br />
fche letteren fchryven , om dat men misfehien op de<br />
Dmkkerye geene"Syrifche hebben zal , Nfij
3
L I C H A A M V E R B O O D E N . 3S9<br />
Deuc. XIV. vs. i. • Rouwkleederen mocht men aantrekken<br />
, zoo als men wilde , en ook , uitgezonden<br />
alleen de Ploogenpriester , dien ook dit verbonden<br />
was , zyn kleed , ten bevvyze zyner droefnisie<br />
fcheuren , maar nooit zyn lichaam fchenden.<br />
Dit, zegt Mofes , dat niet voege voor een Volk ,<br />
bet welk Godt tot eenen Vader heeft, en den dood<br />
niet voor het grootfte kwaad houdt , maar aan den<br />
anderen kant van denzelven noch een ander leeven<br />
verwacht (a). De byzondere foorten van Rouwbewyzingen<br />
verkies ik hier niet door te loopen :<br />
dezelve manken een ftuk der Oudheden uit, en behooren<br />
niec tot de Mofaïfche ilechtsgeleertheid.<br />
§. 226*.<br />
Van Gewicht, Maat en Elle. Eerst eenige<br />
algemecne aanmerkingen.<br />
Indien de aandacht myner Leezeren by het befchouwen<br />
van eenige kleine , ons al te vreemde ,<br />
1'olicy-wetten , al wat vermoeit geworden was,<br />
zoude ik het hun niet euvel kunnen duiden. Maar<br />
ru zullen wy 'wederom een meesterftuk der Weegeevende<br />
Wysheid van Mofes zien , het welk hen<br />
fchadeloos ftellen kan.<br />
Hec is van zeer veel gewichts , altoos de zelfde<br />
en onveranderlyke Gewichten , lillen en Maacen ,<br />
zoo<br />
Ca) Deut. XIV. vs. 1 , 2. Jlrgumenta immortali-<br />
'tatis animorum ex Moft colleSta , §. 14- Deeze Verhandeling<br />
kan men in het Eerfte Deel van . myn<br />
Syntagma Commcntationum vinden , het welk te bekomen<br />
is.<br />
Bb 3
3pO §. 22(5. ALGEMEENE AANMERK, OVER<br />
zou van drooge als van vloeibaare Waaren , te hebbt<br />
n ; maar het is nioeilyk het middel uic te vinden ,<br />
om zuik eene onverandei lyke eenpaarigheid ce wege<br />
te brengen. Ook hlyft 'er noch eene andere vraage<br />
o^er , naamlyk hoe een Volk , het welk in het (luk<br />
van koophandel *an zyne Nabuuren afhangt, zvre<br />
Waaren door hunne harden moet flyten , en buitenïandfche<br />
goederen van hun ontfargen , hoe zulk<br />
een Volk zich gediaagen zul , tn of aan hetzelve<br />
wel benoore vf rtn oden te worden , volgens andere<br />
LUen , IVlaaitn tn Gewichten , dan zyne eigene ,<br />
die het onveranderlvk heeft , handel te doer.<br />
Wanneer een Volk al in den beginne volmaakt<br />
één en het zelfde Gewicht enz. heeft , verandert<br />
hetzelve evenwel door den tyd , en het zal ongemerkt<br />
heginnen te verfchiilen , indien men dit niet<br />
met de unerfle zorgvuldigheid zoekt te voorkomen,<br />
hat.men het, om bedrog te pleegen , zal<br />
poogen te vetanderen , ('preekt van zeïf, zoo wel<br />
als, dat zulk bedrog, wanneer het eenen geruimen<br />
tyd gepleegt is ; eindelyk , als ware het door<br />
veijaaring , tot een Recht worde , en men van daar<br />
af wedeiom eenen nieuwen Bedrieger zyne rolle<br />
ziet fpeekn. Dan ik wil niet eens van bedrog<br />
fpreeken ; ik zal eens vooronderÜellen , dat alle<br />
menfchen volkomen eeilyk zyn ; en evenwel zal<br />
de iVJaaiftaf der dingen niet altoos de zelfde blyven.<br />
Vooreerst deeze Maatftaf, deszelt» Innviduum<br />
, het geen ik thans heb , verandert door een<br />
tyd : het Gewicht verliest iets door het langduu»<br />
lig gebruik , zoo wel , als onze Munten ; zoo als<br />
men weet, dac wy thans geenen volkomen wich-<br />
Ugen Louis
GEWICHT, MAAT, EN ELLE. 391<br />
m*er liehben ; wy noemen dezelve thans ten vollen<br />
wichtig , in de ftrengfte betekenisfe , wanneer<br />
zy twee aazen ce ligt zyn- Maacen van vloeibaare,<br />
zoo we! als drooge dingen , veranderen door allerlei<br />
toevallen eenigszins van gedaante , zy worden ,<br />
zonder dat men hec bemerkc, binnen- of buitenwaarts<br />
omgebogen ; zy bekomen eenen omtrek<br />
die , in eenen meetkundigen zin niec volkomen<br />
rond is , in plaatze van eenen rechten hoek ce hebben<br />
, worden zy min of meer roodachtig , of eindelyk<br />
'er komt een kleine deuk in , dien men<br />
nauwlvks zien kan \ en daar door is derzelver <strong>inhoud</strong><br />
; al is hec ook noch zoo weinig , reeds eenigszins<br />
veranderc : zy krimpen door droogce in ,<br />
of deijen door vochtigheid uit: 'er worde van binnen<br />
een klein ftukje h'out afgeflooten , en nu gaat<br />
'er al iets meer in de maate , dan 'er te vooren m<br />
konde : ook eene Elle blyft niec altoos de zelfde<br />
Elle. Hoe minder hy , die mee zulk eenen Maatftaf<br />
'om gaat , van de Meetkunde verftaar, en dus<br />
hec gewichc van deeze fchynbaare kleinigheid kent,<br />
zoo veel ce groocer en fpoediger zal de verandering<br />
zyn , waar door hy zich zeiven of andere<br />
benadeelc.<br />
Dan hec blyft hier noch niec by. Volgens den<br />
voorgaanden Maatftaf worden wederom nieuwe<br />
vervaardigt. Deeze zullen nooit volkomen eveneens<br />
uitvallen , ten minllen zoo niet, dat men er<br />
eene tegenwerping tegen het principium indiscernl'bilhm<br />
van LEIBMTZ uic zoude kunnen afleiden<br />
: hec verfchil is , indien de Copyen door eenen<br />
zeer nauwkeurigen , en in de konst ervaarnen<br />
, meester gemaakt worden , oneindig klein ,<br />
B b 4<br />
o f
39* §• 226. ALGEMEENS AANMERK, O.'ER<br />
of liever , niet te bemerken ; maar her is al groeier<br />
, indien hy niet recht weet , met hoe veel<br />
nauwkeurigheids hier te werk moet gegaan worden.<br />
En nu ga men eens na , welke foort van<br />
Lieden het nu zyn , dewelke Eilen , Kannen,
GEWICHT, MAAT EN ELLE. 393<br />
fchynlyk niet dan eene zeer veranderde overéénkomst<br />
vinden ; die niet alleen op zich zelve reeds<br />
nadeelig is , maar ook voor de onredelykheid eene<br />
noch wydere deure opent.<br />
Het nadeel van deeze afwykingep en ongelykheid<br />
is buiten twylél zeer groot ; dikwils kan men<br />
daar door geenen volkomen zekeren koop fluiten ,<br />
en wy ontfangen in dit geval byna altoos voor<br />
ons geld minder van den Koopman dan wy betaalen.<br />
Wy denken dikwils , dat wy ons veel<br />
voordeels doen , dewyl wy voor beteren prys koopen<br />
, (terwyl wy ons zeiven dan juist het meest benadeelen<br />
, doordien de Maatftaf kleiner , en by den<br />
zelfden naam , de zaak grootlyk verfchillende is.<br />
Op tenen anderen tyd zyn wy de Verkoopers , en<br />
de Kooper heeft eenen groort ren Maai Maf; inzonderheid<br />
geldt dit van vreemde Kooplieden , die door<br />
het Larjd reizen , en daar hunne Waaren opkoopen ,<br />
of over het algemeen van Kooplieden in het groot ;<br />
en dan lydt de Verkooper fchade. De onrechtvaardigheden<br />
, de bedriegeryen en het zelfsbedrog, het<br />
welk hier uit nntrtaat , waar door eindelyk de Ste*<br />
den aim worden , en bloeiende werken , door de<br />
fchade , die men te laat gewaar wordt , in verval<br />
geraaken, kunnen or.moogiyk alle befchreeven worden.<br />
In oude tyden , toen men noen geen gemunt<br />
geld had , maar het zilver by het gewicht uitgaf,<br />
( zoo als dit ons overal in de boeken van Mofes voorkomt<br />
") moest noch eene ergere foort van benadeeling<br />
of zelfsbedrog, uit de ongelykheid en verandering<br />
van Gewichten voortkomen. Men konde daar door,<br />
naar dat het gewicht was, of iemand meerafperfen,<br />
dan men bedongen had , of minder ontfangen.<br />
Bb 5 Met
394 S'<br />
2 2<br />
Ö. ALGEMEbNE AANMERK. OVER<br />
Het befluit van deeze aanmerkingen is : ieder<br />
Land behoorde echte modellen van deszelfs Gewichten<br />
, Ellen , Schepels enz. te hebben , die<br />
zorgvuldiglyk van deskundigen bewaart, en voor<br />
alle vervalfching beveiligt werden : ik zegge met<br />
voordacht niet flechts , elke Stad , want dan konde<br />
de ééne Stad wederom Maaten en Gewichten hebben<br />
, die van die der overige verfchilden ; maar het<br />
geheele Land behoort gemeenfchaplyk zekeren algemeenen<br />
IVlaatfcaf te hebben , waar naar alles gewoogen<br />
of gemeeten , en volgens welken alle Gewichten<br />
en Maaten kunnen goed gehouden worden.<br />
In Engeland heefc men den voorflag gedaan , (ik<br />
weet niec , of men denzelven ter uitvoer gebracht<br />
hebbe, en ik kan 'er thans niec na verneemen) om<br />
deeze echte modellen op de Beurfe van Londen<br />
met eene ongemeene zorgvuldigheid te laaten bewaaren<br />
, en wel achter veele flooten , zoo dat 'er<br />
altoos verfcheidene perfoonen zouden moeten tegenwoordig<br />
zyn , indien dit oude heiligdom van de<br />
geheele natie eens tot het één of ander gewichtig<br />
einde moest geopent worden (a).<br />
Dan<br />
(a) Deeze voorflag zoo wel als de fchade , die<br />
tiit de verandering van Maaten en Gewichten , dewelke<br />
anders onvermydelyk is , ontftaan moec , is<br />
in een helder lichc geplaacst , in een zeer leezenswaardig<br />
Werk , onder den titel: Esfay upon Mony<br />
and Coins, in het Jaar i?5 8 - uitgegeeven. Dac de<br />
Wetgeevende Macht daar acht op geflaagen, en deeze<br />
zaak in ernflige overweeging genomen heeft, heb<br />
|k gezien uit het geen men van de voorvallen in het<br />
parlement, London-Magazine van Juny 17*9. bladz.<br />
289,
GEWICHT, MAAT EN ELLE. 395<br />
Dan noch éére aanmerking : Het ontbreekt ons<br />
doorgaans aan Opzieners van Gewichten , Ellen<br />
en Maaten , die tot deeze bediening bekwaam zyn.<br />
De Magilhaat , die veeltyds geen denkbeeld heefc<br />
van het"gewicht deezer zaake , en niet weet , welke<br />
gevolgen een misflag in het klein begaan , en<br />
geduurig voortgezet , hebben kan , laat die opzicht<br />
cikwils , niet uit ontrouwe , maar uit onbedrevenheid<br />
in de Meetkunde , aan geringe Amptenaaren<br />
over: en hoe veele Steden zullen 'cr niet wel in<br />
Duitfchland zyn, waai niet eene Magifhaacs-perfoon<br />
gevonden wordt, die zoo veele Meetkunde<br />
ver ftaat , als tot het voeren van dit opzicht vereifchc<br />
wordt.<br />
§• 227.<br />
Schikkingen van Mn/es, ten opzichte van het<br />
Gewicht, de Maat en Me.<br />
Eer ik overgaa om re doen zien , hoe Mofes<br />
2ich , ten opzichte van die Vraagrtuk der Wecgeevende<br />
Wysheid gedraagen hebbe , zal hec niec nucloos<br />
zyn , eene aanmerking over de /Egyptenaaren<br />
te maaken , in welker weetenfehappen Mofes<br />
was opgevoed.<br />
De middelfte foort von Priesteren onder hen ,<br />
die , naar hunne kundigheid in de beeldfpraakige<br />
Schrif-<br />
289 , 290. en van Junv r7
396" S- 2A 7- SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />
Schriften , Hierogrammateis genaamd worden ,<br />
hield zich , gelyk met andere ftukken van Gelee t-<br />
heid , zoo ook in het byzonder met de kennisfe<br />
van Maat en Elle bezig. Jk zal over deeze zaak<br />
alleen CLEMENS VAN ALEXANDRYE bybrengen<br />
; zoo evenwel , dat ik de geheele plaatze ,<br />
waarin hy van de Hierogrammateis handelt , hier<br />
affchryve fa) : Hierop volgt de Hierogrammateus,<br />
die aan het hoofd pennen , in de hand een boek , en<br />
lineaal heeft , heneffens eenen koker {b) , waarin<br />
inkt en de penne, waar mede zy fchryven , gevonden<br />
wordt. Deeze moet de zoogenaamde Hierngly.<br />
phen , de Kosmographie, en de Geographie verftaan,<br />
vervolgens den loop der Zonne , der Maane , en der<br />
vyf Planeeten , inzonderheid noch de byzondere Geographie<br />
van JEivpten , en de be/cbryving van den<br />
Nyl. Ook moet hy de befchryving van de heilige Vaten<br />
y<br />
.(a) Stromatum Libro VI. p 74-7. volgens de Oxfordfehë<br />
uitgaave ; volgens andere p. 269. of 6 55,<br />
(6) Deeze woorden , benepens eenen koker, ontbreeken<br />
, wel is waar , in het Griekfch , maar het<br />
blykc uit de zaak zelve , dac zy 'er weleer moeten<br />
ge'ftaan hebben ; want in de lineaal zal zekerlyk<br />
geen inkt geweest zyn. Ik ben van gedachten , dac<br />
'er nog iets meer verlooren gegaan is , en dac de<br />
plaatze in haar geheel ten naastenby dus geiuidt<br />
heefc: en aan zyne zyde eenen koker waarin de inkt<br />
en penne , waar mede zy febryven , gevonden werdt.<br />
Ten minften op deeze wyze vertooDen zich de Geleerden<br />
in hec Ooscen noch hedendaags , om zich<br />
als Geleerden te doen kennen ,• en zy deden het al<br />
ten tyde van lizechiel. Men zie de Disferlatie van<br />
mynen zaligen Vader , onder den titel : Ritualia codicis<br />
Sacri ex Curano Illujlrata . §. 2.
HET GEWICHT , DZ MAAT EN ELLE. 397<br />
ten , en de plaatzen die voor dezelve geheiligt zyn ,<br />
van de Maaten , en van al bet geen kennen , bet<br />
welk tot heilige handelingen gebruikt wordt. Hier<br />
zier. men niet alleen duidelyk , dat deeze foort van<br />
Priesteren de Maaten moesten kennen , maar het<br />
wordt ook waarfchynlyk , dat Maaten en Ellen tot<br />
de Heiligdommen behoort hebben , en dat men<br />
voor de heilige modellen van dezelve, zekere heilige<br />
plaatze, die een ieder niet wist te vinden , gefchikt<br />
had. Hier mede zoude ook overéén komen , dat<br />
de Maat en het Gewicht van den yEgyptifchen<br />
Mercurius , by hen Thoth genaamt , gelyk men<br />
wil , nauwkeurig befchreeven geweest is : dergelyk<br />
eene befchryving kdti door enkele woorden , zonder<br />
modellen , met geene roooglykheid gefchieden ;<br />
maar de voornaamfte boeken van deezen Mercurius<br />
, of, zoo ais de Heer JABLONSKI dacht, de<br />
Godt Thoth zelf, waren de heilige , met beeldfpraakige<br />
letteren befchreevene, fleenen der ZEgyptenaaren<br />
(e-T>iA«j) , die voor een gedeelte in de<br />
geheimlle vertrekken van het Heiligdom , en wel<br />
in diepe onderaardfche gangen verborgen waren.<br />
Onder deeze ftcenen kunnen dan ook wel fommige<br />
het model der Eilen , of ook van den Cubits geweest<br />
zyn , die met de Maat voor drooge en vloeibaare<br />
Waaren gelyk was.<br />
Men ziet hier Wetgeevende Wysheid : en als ik<br />
my Mofes alleen als menfeh voorftelle , zonder aan<br />
de Godtlykheid zyner zendinge te denken , dan<br />
heefc hy van de iÊgyptenaaren geleerc , maar hen<br />
teffens zeer verre overcroffen , en veel rede'yker<br />
gehandelc, dan zy volgens hunne Staackunde , die<br />
van Geheimen en Priesteren-list genoegfaam te zanten
393 §. 207' SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />
men geflelt was; want, hoewel hy den Heiligen<br />
S aai tot wachters over de heilige modellen aanbelde<br />
, en denzelven verplichtte , om Maaten , Gewichten<br />
en EUen met alle meetkundige nauwkeurigheid<br />
te leeren kennen ; nochtans maakte hy uit<br />
dingen , waarin iedereen belang heeft , geen geheim<br />
der Priesteren , maar Helde eenige modellen<br />
van dezelve voor ieders oogen , en befchreef dezelve<br />
in zyne Boeken , die hy ten diende van al het<br />
Volk gefchreeven heeft. Maar voegt men 'er hy ,<br />
a ! s hy een afgezant van Godt was, dan heeft Godc<br />
zH f<br />
hem bevolen te doen , het geen in dit lluk reeds<br />
vóór hem een verftandig Volk uit eigen beweeginge<br />
gedaan had , maar nochtans op eene vee! redeUkere<br />
wyze en openlyker , ook inderdaad in eenen<br />
hoogeren graad van volkomenheid.<br />
Vooreerst dan waren in den Tabernakel , op<br />
meer dan ééne wyze , en voor een gedeelte in het<br />
gezicht van ieder eenen , ten minden voor veele<br />
Eeuwen , de modellen van Gewichten , Maaten<br />
en Ellen voor de nakomelingfchap te vinden. Sommige<br />
derzelver konden , wel is waar, door den<br />
tyd en een langduurig gebruik , eenige verandering<br />
ondergaan : dan even daarom waren 'er meer dan<br />
één model , op dat de afwyking van het één ,<br />
door het ander wederom zoude kunnen te recht<br />
gebracht worden ; en (bmmigen waren in het Heiligdom<br />
zelf, en dus minder aan zulke veranderingen<br />
blootgeflelï.<br />
Men zal misfehien in de befchryvinge van den<br />
bouw des Tabernakels , niet zonder verdriet, zeer<br />
veel van Ellen gelee^en hebben, het welk voor ons<br />
van
HET GEWICHT , DE MAAT EN ELLE. 399<br />
van weinig belang is: misfehien heeft men wel onder<br />
het leezen gedacht , waarom fioeg Mofes dit<br />
niet liever over ? ik zoude hec hem guarne hebben<br />
willen fchenken. De één zoekt onder deeze gecallen<br />
der Ellen , om 'er evenwel eenig nut van te<br />
trekken , allerlei voorbeelden en geheimnisfen :<br />
maar zoo weinig ik over hec algemeen genegen<br />
ben , om hec zinnebeeldige van verfebeidene Ceremonieele<br />
Wenen van Mofes te loochenen , voeg<br />
ik my evenwel in die geval by den zoodanigen niet;<br />
en ik kan niec begrypen , welke zedelesfen of Heilige<br />
godcgeleerde Waarheden 'er in 1© ellen langte<br />
, ij ,elle breedce , en eene halve elle dikte kunnen<br />
verborgen zyn. Een ander , wiens gezicht<br />
niet beter gettelc is, wordt , om dac deeze dingen<br />
hem van geen r,uc zyn , zoo gramfloorig , dac hy<br />
in arrenmoede een befluic trekt, hec welk de geheele<br />
Godtgelcerdheid raakc, naamlyk , dat die alles<br />
niec op Godts bevel van Mofes kan gefchreeven<br />
zyn , dewyl hec hem niec nuttig fchynt , dat hy 'er<br />
geene (lichting uit trekken kan : even als of Godt<br />
den Bybel voor hem alleen moest hebben laaten<br />
fchryven , ( een eifch , dien men nooit ten opzichte<br />
van eenig menfchlyk Boek , doen zal ) of, als<br />
of in een Boek , het welk op onmidlyk bevel van<br />
Godt gefchreeven is , niets konde gevonden worden<br />
, het welk niet tot verbetering der zeden dient;<br />
en eindelyk , als of den geopenbaarden Godcsdienst<br />
niet leerde , dat Godc zich vernederc heefc, om de<br />
burgerlyke Wetgeever van hec Israëluifch Volk ce<br />
willen worden. Juist deeze , zoo dikwerf herhaalde<br />
, bepaaling van hec getal der Ellen , was één<br />
der gewiehcigfre (lukken voor de Policy der Israëliten<br />
, en verdient, met betrekkinge tot de wysheid
400 §. 227. SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />
heid van den Wetgeever , die 'er m doordraait,<br />
onze verwondering.<br />
Ik zal van de Elle , dc Maat, en hec Gewicht<br />
afzonderlyk fpreeken.<br />
1. De juiste grootte eener Elle was voor de<br />
nakomelingfchap op menigerlei wyzen bewaart.<br />
Het getal der Ellen van den Voorhof<br />
en deszelfs behangfel f « ) , van de Tapyten<br />
, waar mede de Tabernakel bedekt<br />
was (b), van de Berderen , die uit zeer<br />
duurzaam hout gemaakt waren (c > , van<br />
den Tabernakel zeiven , die 30 Ellen lang,<br />
en tien breed was, van het Brand - offer -<br />
Altaar eindelyk , het welk met koper overtrokken<br />
was {d) , is opgetekenc , en wel<br />
Sri een Boek opgecekent , het welk ieder<br />
Israëliet leezen moest.<br />
Het is waar , de Tapyten , en het hout,<br />
het welk aan de luchc was bloocgefielc ,<br />
zal veranderingen ondergaan hebben , boewel<br />
misfehien de ééne afwyking in ftaat<br />
geweest zy , om de andere wederom goed<br />
te maaken : maar ieder gemeen Israëliet ,<br />
dewelke hier kwam tot verrichring van zynen<br />
Godtsdienst, konde daar evenwel een<br />
taam-<br />
(O Exod. XXVIT. vs. 8-19.<br />
( b<br />
) XXVI. vs. 1 - 13.<br />
( C<br />
) XXVI. vs. if , 164<br />
(d) XXVII. vs. 1.
BET GEWICHT, BE MAAT EN LLIË. AOÏ<br />
taafnelyk juist gezicht'hebben van de grootte<br />
eener El!e , des noods ook het één en ander<br />
wat nauwkeuriger nameeten , en zich in ftaat<br />
ftellen om te oordeelen, of men in zynen tyd<br />
de oude Elle noch had of niet.<br />
Men had al minder verandering te duchten<br />
by de oude Modellen , die in het Heiligdom<br />
' zelf van den Elle - Maat gevonden werden.<br />
De Tafel der Toonbrooden (a) , het Reuk-<br />
Altaar (b) , en de Verbonds - Arke (c~) ,<br />
waren in derzelver hoogte , lengte en breedte ,<br />
met één woord , in alle derzelver grootheden<br />
opgegeeven. Ook deeze waren van Acacia -<br />
hout , en alleenlyk met Goud overtrokken.<br />
Dan , het onveranderlykst model der Ellen ,<br />
was het geheel goude Dckfel van de Verbonds-<br />
Arke , het welk twee en een halve Elle lang ,<br />
en anderhalve Elle breed was, Exod. XXV.<br />
vs. 17. Het is waar, dit bleef in het Heiligdom<br />
verborgen, indien niet een zeer zeldzaam<br />
geval , by voorbeeld, een Veldtocht, het zelve<br />
aan het licht bracht. Maar dit model was<br />
daarom ook te onveranderlyker , en men konde<br />
het zelve , wanneer het de nood eens vereifchtte,<br />
zelfs na verloop van veele Eeuwen,<br />
raadpleegen , om te zien of, en zo ja , welke<br />
afwykingen de overige modellen van den Elle •<br />
maat ondergaan hadden?<br />
Ik<br />
Ca) Exod. XXIV. vs. 23.<br />
( b) , — X X X . vs. 2.<br />
( C) XXV. vs. 10.<br />
IK Deel<br />
Cs
4oa §. 227. SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />
Ik beken hec, dat 'er eindelyk eens een<br />
tyd moest komen , waarin alle deeze Ellemaaten<br />
onbruikbaar werden \ wanc niets, het<br />
geen aardfch is, is onverganglyk. Maar men<br />
konde naar dezelve te vooren nieuwe modellen<br />
maaken ; en dit is ook werklyk gefchiedc.<br />
Toen de Tabernakel, gelyk men in den gedrukten<br />
Hebreeuwfchen Texc leesc, 4Ü0 , of<br />
zelfs volgens eene andere leezing , die Paulus<br />
en Jofephus in de Hebreeuwfche Bybelen vonden<br />
, die een hunnen tyde in Palsefcina in gebruik<br />
waren , 592 Jaaren oud was , en buiten<br />
twyfel vry wat vervallen moet geweest<br />
zyn , begon Salomo zynen Tempel te bouwen.<br />
Toen konde men uit de overblyffeien<br />
van den Tabernakel de juiste grootte der Elle<br />
van den tyd van Mofes noch weeten. Deeze<br />
werdt in den Tempel overgebracht , en dit<br />
fteene gebouw , hec welk noch minder aan<br />
veranderingen blooc ftond , (inzonderheid in<br />
een warm Land , daar geen harde vorst de<br />
fteenen uic eikanderen kan dryven , gelyk<br />
men die onder ons ziet,) was óo Ellen lang,<br />
en 20 breed ; en bewaarde , om van andere<br />
middelen , die Salomo misfehien tot dac einde<br />
in hec werk geftelc heefc, niet ce fpreeken ,<br />
toe op den tyd van Nebucadnezar, die deezen<br />
Tempel verwoescce , de oude Mofaïfche<br />
Elle. De onderfcheidene Goude Gereedfchappen<br />
van den Tempel, de zoogenaamde<br />
kopere Zee , en de kopere Zuüen , Baas en<br />
Jacbin , welker hoogce en omcrek befchreeven<br />
is , deeden hec zelfde. Hebben wy<br />
ook zulke oude , en van zulke bewyzen van<br />
echt-
HET GEWICHT, DE MAAT EN ELLE. 403<br />
echtheid voorziene Gedenkftukken van onze<br />
Elle, zoo als dezelve vóór 480, 502, of,<br />
( om tot den tyd van Nebucadnezar te rekeren<br />
,) 903. of 1015 Jaaren geftelt geweest<br />
is ? Ik weet het niet, maar ik vraag flechts;<br />
want - men zal het my niec kwaalyk neemen ,<br />
dat 'er veele dingen zyn , die ik niet weet:<br />
en zyn dezelve , (dit vraag ik eigenlyk niet,<br />
dewyl ik van het tegendeel overtuigt ben , )<br />
zyn zy in een boek opgetekent, het welk in<br />
ieders handen is ?<br />
Door het geen ik alleen in de befchryving<br />
van den bouw des Tabernakels vinde, daar<br />
die oogmerk, om alcoos eene zelfde Ellemaat<br />
te bewaaren , niet eens in her oog loopt,<br />
ben ik tot de gedachten gebracht, dac Mofes<br />
noch meer gedaan , en den Priesteren andere<br />
en eigenlyke modellen van eene Elle zal gegeeven<br />
hebben , die zy voor het daaglyks gebruik<br />
moesten houden , en waar van zy wederom<br />
een echt model heilig bewaaren moesten.<br />
Doch dit zegt hy ons niet; en zo het<br />
al gefchid is , moesten toch die modellen ,<br />
waar van hy in zyn Wetboek fpreekt, dienen<br />
om te verhoeden , dat de andere nooit<br />
door nalaatigheid of bedrog konden verandert<br />
worden , zonder dat deeze verandering der<br />
Nakomelingschap zigtbaar werdt. Dit is wezenlyk<br />
noch meer, dan het geen in het Jaar<br />
1758. de Schryver van het voortreflyk Werk,<br />
Esfay upon Mony and Coins , in voorflag<br />
brachc en het Parlement in overweeginge<br />
nam. Indien hec zelve, volgens het plan van<br />
Cc 2<br />
Mofes,
404 $ A27- SCHIKKINGEN-VAN MOSES OMTBEVT<br />
Mofes , de Eile voor altoos regen vervalfchin-T<br />
wilde beveiligen, moest het de Pauls Kerkt<br />
door Meetkundigen , noch eens op het aliernauwkeurigffe<br />
doen meeren , over
HET GEWICHT , DE MAAT EN ELLE. .405<br />
ven vervaardigde fchetze , gemaakt was. Hy<br />
bleef 'er by , dezelve deugt niet om 'er Koorn<br />
op te winnen , en daar geen Rogge of Tarwe<br />
wast, dat kan van mynen genadigften Koning<br />
niet afkomflig zyn.<br />
i. Maaten voor Koorn en Wyn (menfuree aridodorum<br />
&fiuidormn') kwamen by de Hebreeuwen<br />
in grootte meer overéén , dan by ons.<br />
By voorbeeld , hunne Epha of Schepels, en<br />
hun Bath , (eene Maat voor vloeibaare Waaren<br />
,) waren even groot.<br />
Het is zeker , dac 'er een model van dezelve<br />
in het Heilige der Heiligen was, en voor de<br />
Verbonds-Arke ftond. Mofes moest eenen<br />
Gomer vol Manna , (een Gomer is het ciende<br />
gedeelte van eene Epha of Hebreeuwfche fchepel<br />
, ) voor Godt nederleggen : en dezelve<br />
fchync niec van houc, maar van Goud geweest<br />
te zyn. Exod. XVI, vs.<br />
3 S. 36. Hebr. IX. 4.<br />
Dan waarfchynlyk waren 'er noch veel meer<br />
foortgelyke Maaten voor handen, fchoon Mofes<br />
den <strong>inhoud</strong> van die allen niec in zyn Boek<br />
gebracht hebbe. Niemand behoeft hier over<br />
te onvrede te zyn , die te vooren over het te<br />
dikwils noemen der Elle-maaten zyn misnoegen<br />
toonde : inderdaad behoefden ook hier die<br />
Maaten niet in zyne Schriften aangetekent te<br />
worden, dewyl het echt model van dezelve<br />
het welk waarfchynlyk van goud was, niet zonder<br />
bet te bederven, of in gevaar te ftellen van<br />
geftolen te worden , voor eiken Israëliet ten<br />
toon geftelt kon worden , gelyk de Tabernakel<br />
om de juiste maace der Ellen ce bewaaren,<br />
c<br />
c<br />
3 Doch
'40CJ<br />
§. 227. SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />
Doch om eenige waarfchynlyke voorbeelden<br />
van zulke echte modellen der Maaten te<br />
noemen , die in de Lyst, volgens welke de<br />
Heilige Gereedfchappen aan de Priesteren en<br />
Leviten werden ter hand geftelt (a) , naar<br />
derzelver <strong>inhoud</strong> zullen befchreeven zyn :, op<br />
de Tafel der Toonbrooden ftonden voor een<br />
gedeelte goudene Kannen , waar in de Wyn<br />
ivas , en uit welke gefchonken moest worden ,<br />
(IlVpJO ) gedeeltlyk ook kleinere Drinkgereedfchappen<br />
, in gedaante als onze Theekopjes<br />
, dewelke insgclyks van goud waren.' Al<br />
wilde men aan Mofes niet eens als aan eenen<br />
Gezant van Godt > maar alleenlyk als eenen<br />
Leerling der bovengemelde i^Egypcifche wysheid'<br />
denken , zoude men evenwel wel kunnen<br />
vermoeden , dat alle deeze Gereedfchappen<br />
hunne zeer nauwkeurig bepaalde grootte zullen<br />
gehad hebben. Het zelfde gisfe ik van<br />
de Schaalen des Brand-offer-Altaars ; ook zal<br />
'er misfehien tot het bakken der Schouwbrooden<br />
, welker meel in de Wet by de Schepel<br />
bepaald was, een' echte Epha in hec Heiligdom<br />
geweesc zyn. Vóór den Tabernakel ftond<br />
het kopere Wafchbekken. Waarfchynlyk zal<br />
in de nauwkeurigere befchryving der Gereedfchappen<br />
, die den Priesteren ter hand geftelt<br />
. werdc, opgecekenc geweest zyn, hoe veel waters<br />
in hec zelve ginge, zoo wel wanneer hec<br />
geheel, als wanneer het tot zekere bepaalde<br />
hoogte vol was, gelyk in der daad deeze<br />
Cs) Num. IV.<br />
twee-
HET GEWICHT , DE MAAT EN ELLE. 407<br />
tweeërleije <strong>inhoud</strong> der zoogenaamde kopere<br />
Zee in de gefchiedkundige Boeken des Ouden<br />
Testaments gemeld wordt, 1 Kon. VII. 26.<br />
2 Chron. IV. 5.<br />
3. Het Gewicht bepaalde Mofes op deeze wyze:<br />
Twintig Gera maaken éénen Sikkel van het<br />
Heiligdom drieduizend Sikkelen van het<br />
Heiligdom maaken éénen Kichar (b) of eenen<br />
Talent. Dan dit zoude de Nakomelingen<br />
* noch niet veel geholpen hebben; want de vraage<br />
zoude natuurlyk geweest zyn : hoe veel is<br />
een Gera ? en zo men antwoorde, een twintigje<br />
gedeelte van eenen Sikkel; zouden zy<br />
wederom hebben moeten vraagen ! cn wat is<br />
een Sikkel ? was dan hec antwoord anderwerf<br />
geweest , cwincig Gera ; dan zouden zy zich<br />
in de zelfde verlegenheid bevonden hebben<br />
9<br />
waarin men verhaak dac de booze geesc was ,<br />
tóen hy den rechtzinnigen Köler over zyn Geloof<br />
ondervroeg. Indien de Sikkel door den<br />
tyd kleiner werdt, dan moest ook de Gera<br />
in de zelfde evenredigheid afneemen.<br />
Dan<br />
Ca) Exod. XXX. 13. Lev. XXVII. 25-. Num. III.<br />
47. XVIII. 16.<br />
(b) Dit ziet men uit Exod. XXXVIII. vs., 25-, 26.<br />
alwaar 301775- Sikkelen op honderd Talenten en 1775:<br />
Sikkelen gerekenc worden. Ten opzichte van den<br />
Talent heeft Mofes geene Wet gegeeven, zoo als hy<br />
aangaande de Gera en den Sikkel gedaan heeft, waarfchynlyk<br />
om dat men over eenen Talent niet twistte,<br />
maar ieder een denzelven op 300 Sikkelen rekende ,<br />
terwyl in tegendeel de ééne Sikkel meer , de andere<br />
minder Gera zal gehad hebben.
408. §. zij. SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />
Dan ook in dit geval was voor modellen<br />
gezorgc. De vyftig berderen , uic welke de<br />
wanden van den Tabernakel te zamen geftelt<br />
waren , rustte ieder op twee zilvere Onderftukken<br />
: elk van deeze honderd onderftukk n<br />
was één Talent zwaar , Exod. XXXVIII. vs.<br />
27. Hier had men derhalven reeds honderd<br />
echte modellen van een Talent, en uic dteze<br />
konde men naa verloop van tyd den Sikkei<br />
noch altoos weder vinden. Al ware het ook,<br />
dac dezelve door hec afflyten iets verbore,<br />
konde dit evenwel in evenredigheid met derzelver<br />
zwaarte weinig uitmaaken, daar in tegendeel<br />
by kleinere gewichten , (den Sikkel<br />
en Gera) het verlies door afflyten meer bedraagen<br />
moest. De Goude Kandelaar in den<br />
Tempel , woog met al zyn toebehooren wederom<br />
éénen Talent, Exodus XXV. vs. 39.<br />
en buiten twyffel was in de Lyst , volgens<br />
welke de Gereedfchappen van den Tabernakel<br />
aan de Priesteren en Leviten ter bewaaringe ter<br />
hand geftelt werden , noch nader bepaalt, hoe<br />
veel de Goude Kandelaar op zich zeiven alleen<br />
, hoe veel de goude Snuiter, of wat tot<br />
denzelven meer behoorde ; vervolgens hoe veel<br />
elk goude Gereedfchap van de Tafel der Toonbrooden,<br />
en hec goude dekfel van de Verbonds-<br />
Arke met de Cherubynen gewoogen hebben.<br />
Op deeze wyze had men eene menigce van<br />
zulke echte modellen der Gewichten ; en zoo<br />
'er al aan hec één , door het aflchuuren by<br />
voorbeeld van een weinig gouds , eene kleine<br />
vermindering kwam, was hec andere wederom
HET GEWICHT, DE MAAT EN ELLE. 409<br />
derom in ftaat , om die nfwyking weg te<br />
neemen. . • Ook moec men<br />
hie'r niet vergeeten , dat deeze modellen ,<br />
waar van fomrnigen in veele duizend Jaaren<br />
door het afvryven niets konden verliezen ,<br />
om dat zy zoo heilig bewaart werden , niet<br />
van yzer of koper waren , welke metaalen<br />
door den tyd roesten , en daar door eenigszins<br />
verliezen kunnen, indien 'er eenige vochtigheid<br />
, maar vooral innen 'er eenig zuur<br />
aan komt , maar van zilver en goud , het<br />
welk alle vochtigheid en gemeene zuuren<br />
trotlèeren kan. Aan opzetlyke diefsgewyze<br />
affchaavingen van het goud kan men hier<br />
niet denken : het voordeel van zulken Tempel<br />
roof zoude voor ryke lieden ( en zoodanig<br />
waren zekerlyk de Priesteren ) te klein<br />
geweest zyn ; en al ftelde men zich dezelve<br />
ook noch zoo ongodtsdienftig voor, kan<br />
men evenwel niet denken , dat zy zich om<br />
een weinig Goud - ftoffe in gevaar zullen<br />
hebben willen begeeven , van gefteenigt te<br />
worden. Ook moesten zy de ftukken , die<br />
zy onder hunne bewaaring hadden , indien<br />
het geè'ifcht werdt , op het gewicht wederom<br />
overleveren , en zelfs eene geheime<br />
ontroering , door de heiligheid van het goude<br />
model veroorzaakt, was genoeg om ieder<br />
eenen van alle gedachten , om 'er de<br />
hand aan te {laan, af te fchrikken. Mofes<br />
had derhalven , zoo goed als het in deeze<br />
waereld maar immer mooglyk is , voor onveranderlyke<br />
en zekere modellen der gewichten<br />
zorg gedraagen.<br />
IV. Deel D d Maar
4IO<br />
§. 227. SCHIKKINGEN VAN MoSES OMTRENT<br />
Maar nu moesten 'er noch Opzieners over de<br />
Maaten en Gewichten zyn ! Deeze waren, ttn naasten<br />
by gelyk in Egypten , de Priesters en Leviten •<br />
. want deezen waren de echte modelkn van Maaten en<br />
Gewichten overgegeeven , en wel ieder , ftuk voor<br />
ftuk , aan enkele peifoonen (a) , op dat ieder in<br />
ftaat zoude zyn, wanneer het goude of zilvt-e Gereedfchappen<br />
waren , om dezelve by het gewicht weder<br />
over te leveren ; en boven dien had de geheele<br />
Stam van Levi zyn onderhoud , op dat hy zich rp de<br />
Weetenfchappen zoude leggen ( §. 52.) Ook vinden<br />
wy 1 Chron. XXIII. vs. 29. uitdrukiyk gemeld,<br />
dat David , toen hy aan eiken Leviet, hetgeen hem<br />
te aoen ftond , aanwees , ook fommige tot Opzieners<br />
, over de Maat, de Elle en hec Gevvichc ( b ï<br />
v J<br />
geftelt heefc.<br />
Op deeze wyze waren dan Je M.atflaven der dingen<br />
werklyk geheiiigt, en de woorden van Salomo<br />
in eenen zin , waaraan men maar zelden onder het<br />
leezen<br />
CO Num. IV. het geheele Hoofdftuk. U ; t vers<br />
3*. ziet men noch daarenboven, dac dc gereedfchappen<br />
van den Tabernakel, zelfs die van Jeene groote<br />
waardye waren, aan de Leviten ftuk voer ftuk, of<br />
gelyk er eigenclyk ftaat, met naame eer hand eeflelr<br />
waren. Ieder byzonder ftuk had derhalven zynen<br />
naam , omtrent gelyk naaderhand de Pilaaren Boas<br />
en Jacbin.<br />
vi fx . nva .>-J/A% ftcv nacm iab<br />
(b) Letterlyk over alle verdeeling 'en maate Ver<br />
deelmg wordt hier voor allerleie afmeetingen(<br />
m en"<br />
luren) genomen, en LC.THERUS heeft in deeze n'aar"<br />
ze den zin met kwalyk g.-croffen , wanneer hv de.<br />
zelve dus vercaalc, over alle gewicht en moate
HET GEWICHT, DE MAAT EN ELLE. 411<br />
leezen van 'dezelve denkc, waarachtig : EÉNE RECHTE<br />
WEEGSCHULK EN GEWICHT 13 DEN HEERE HEILIG \<br />
EN ZYN WERK ZYN ALLE GEWICHTEN , Spreuk. XVI.<br />
vs. II. Dan Mofes Verbood daarby nergens, ten<br />
minften weet ik my geen zoodanig verbod te hërin-<br />
•neren , zich van eene vreemde maa'te , of vreemd Gewicht<br />
te bedienen ; en dewyl hy zoo dikwils DEN<br />
HEILIGEN SIKKEL noemt, ook Levit.XXVil<br />
v s. 25.<br />
uitdruklyk zegt : dat ALLE WAARDFEIUNGEN VAN<br />
EENE GELOFTE VOLGENS DEN HEILIGEN SiKKEL MOE<br />
TEN GESCHIEDEN ; fchync het daar uit te blyken , dat<br />
'er noch een andere Sikkel geweest is , dien hy niec<br />
verbood; fchoon hy wilde , dat alles , wat in zyne<br />
wetten van waardeeringen, boetens, enz. gevonden<br />
wordt, van den onveranderlyken Sikkel des fieiligdoms<br />
zoude verftaan worden. En waarlyk 'er fchynen<br />
, behalven deezen heiligen,, noch verfcheidene<br />
vreemde , en dan noch één , door laatere wetten bekrachtigde<br />
Koninglyke Sikkel geweest te zyn (a) ,<br />
die waarfchynlyk ongelyk veel kleiner , dan die van<br />
Mofes geweest is, en van welken ik op eene andere<br />
plaatze (b) gefproken hebbe. Misfehien is dezelve<br />
op deeze wyze opgekomen : dewyl het nier verbooden^<br />
was , in het gemeene leeven zich van ander gewicht<br />
te bedienen , ontftond eindelyk uit deeze ivry-<br />
Beid een veel kleinere , maar veranderlyke Sikkel.,<br />
en , om de onzekerheid van deszelfs waardye , zoo<br />
wel als de fchaade , die daar uic ontftaan" konde ,<br />
voor<br />
'\' (.a) 2 Sam. XIV. vs. 26.<br />
O) Commentaiiones de Siclo ante exilium Baby<br />
tonicum. ,<br />
Dd o
412 § 227. SCHIKKINGEN VAN MOSES OMTRENT<br />
voor te komen , gaven de Koningen , do:>r wetten ,<br />
aan deezen Sikkel eene juistere bepaalinj: , zoo dat<br />
nu tusfchen Israè'liten en Israè'liten flecbt- cweeërleie<br />
Sikkelen geoorlooft waren , de Heilige naamlyk , en<br />
de KoringKke. Mofes zelf fchynt, wanneer hy alleenlyk<br />
als Gefchiedfcbryver handelt , niec alcoos zyne<br />
Elle te volgen , by voorbeeld in zyn vyfde Boek,<br />
Kap. III. vs yt. alwaar hy de doodkist fden Sarg )<br />
van OG . dca Koning van Bafan befchryft, ALS >E-<br />
GKN ELLEN LANG , ZULKE ELLE.V NAAMLYK , DIE<br />
KEN NAAR D£N ELBOOG BENES MAÏ^S MEET , LN<br />
VIER BtEEü ; by welke plaatze ik de aanmerking verzoek<br />
naa te leezen , die ik, in myne Hoogduicfcre<br />
Vertaling des Bybels, by deeze woorden gevoegd<br />
hebbe.<br />
Zekerlyk is meer dan éénerlei gewicht en maace<br />
eene onvolkomenheid in de Policy , en men zoude<br />
daarom kunnen vraagen , waarom is Mofes niet noch<br />
éénen fcap verder gegaan , om alle andere maaten uitdruklyk<br />
ce verbieden ? Dan men moec hier de omftandigheden<br />
van de Israëliten in aanmerkinge noemen<br />
, die zelve geen handeldryvend Volk moesten<br />
zyn (S- 39- ) 5 en by gevolg in het ftuk van Koopmanfehap<br />
van andere volken afhingen : van de Phcenkiers-wegens<br />
den handel ter zee , en van de Arabieren<br />
wegens den handel met Caravaanen , die door<br />
het land der Lraè'iiten hunne reize namen. Zoodanig<br />
een volk kan niet geheel én al naalaaten , zich<br />
ook van eene vreemde Elle of vreemd gewicht te bedienen<br />
, indien bet niet van den Koopman , in wiens<br />
macht de geheele handel is, wil benadeelt worden :<br />
alleenlyk behoort bet zelve ook eenen eigerene.i onveranderlyken<br />
maatftaf te hebben, naar wtlke.i het<br />
alle
HET GEWICHT , DE MAAT «r En.» 4*3<br />
'alle andere maatftaven berekenen kari i en deezen behoort<br />
het zelve altoos te gebruiken*, wanneer hec onder<br />
eikanderen , burger met burger, handelt. Dit<br />
laatfte kan zekerlyk dóór misbruik naagelaacen , en<br />
ook- onder de burgeren eene vreemde Elle enz. in<br />
trein gebracht worden ; en ik ben van oordeel, dac<br />
juist zoodanig een misbruik gelegenheid gegeeven<br />
heeft, om den te vooren gemelden Koninglyken Sikkel<br />
in te voeren. Doch anderen houden den Koninglyken<br />
en Heiligen Sikkel voor één en het zelfde • zo<br />
men dit aanneemt, vervallen.verfcheidene byzonderheden<br />
, die ik hier ter neder geftelt hebbe.<br />
Dat Mofes eene oprechte Weegfchaale , eene op<br />
rechte Maat, Elle en Gewicht wil gebruikt hebben,<br />
fpreekt van zelf. De Wetten r die dit beveelen ,<br />
vindt men Levit. XIX. vs. 35 37. en Deuteron.<br />
XXV. vs. 14 16. Wanneer 'er verbooden wordt<br />
«roote en kleine Schepels, grooc en klein Gewicht<br />
te hebben , is de meening van dit verbod niet, dat<br />
men behalven den Sikkel by voorbeeld van het Heiligdom<br />
, geenen anderen , en dus in den koophandel<br />
mee vreemdlingen , hunnen Sikkel niet mogt gebruiken<br />
, maar alleenlyk dat men de zelfde foort van Gewichten<br />
niet dubbeld moest hebben , om volgens<br />
het ééne , het welk zwaarer was , in te koopen, en<br />
volgens hec lichcere wederom af te leveren.<br />
Deeze Wetten fchynen ten tyde van Mofes taamlyk<br />
heilig gehouden te zyn , dewyl hy niet eens van<br />
eenige ftraffe gewag maakt, die op derzelver overtreeding<br />
volgen zoude , maar deeze ééne Aanmerking:<br />
genoeg oordeelt: AL WIE ZULKE ONRECHTb<br />
D d 3<br />
VAAR-<br />
fa<br />
6
414 S- 22?". SCHIKKINGEN VAN MOSES ENZ.<br />
VAARDIGHEDEN BEGAAT , IS JEHGVAH UWEN GoDT<br />
EEN GRUWEL. Juist deeze oinftandigheid , dat men.<br />
de Weegfchaale., het Gewicht, de Maate en Elle<br />
als iets, het geen Gode geheiligt was, aanzag, konde<br />
een Volk , by het welk noch redelykheid en<br />
Godtsvrucht gevonden werdt, van een bedrog , het<br />
welk in zekeren zin heilig• fchennis was, te rugge<br />
houden. Maar men vindt in laatere tyden by de<br />
Propheeten groote klachten over valfch Gewicht,<br />
enz.<br />
Van het Zilver Geld , het welk niet gemunt,<br />
maar gewöogen werdt, hebben wy §. 82. reeds<br />
gehandelt.