18.04.2015 Views

macbeth

macbeth

macbeth

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

WlLLUMSHAKESPEARs<br />

TOONEELS<br />

PELEN.<br />

TWEEDE<br />

DEEL.


W1LLIAM SHAKESPEARïs<br />

TOONEELSPELEN.<br />

Met de BRONWELLEN, en AANTEKE­<br />

NINGEN van verfcheide Beroemde<br />

Schryveren.<br />

Naar bet Engelfcbe en bet Hoogduitfcbe vertaald.<br />

en<br />

Met nieuw geinventeerde Kunstplaaten •<br />

verfierd.<br />

T W E E D E D E E L .<br />

Te A M S T E L D A M ,<br />

By A L B R E C H T B O R C H E R S .<br />

M D C C L X X X .


INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL.<br />

1. MACBETH. . . . Bladz. i<br />

II. LEVEN EN DOOD<br />

VAN KONING<br />

JOHANNES. , . . i 4 3<br />

UI. DK KUNST OM EEN TEGEN-<br />

' SPREEKSTER TE TEMMEN. 273


M ACBETH,<br />

TREVRSPEL.


P E R S O O N E N .<br />

D U N K A N , Koning van Schotland,<br />

M A L C O L M , ?<br />

DONALBAIN, i Zomen vanDmkm. .<br />

ï^l A C B E T H 5<br />

BANQUO ' ^eldbteren van des Konings Leger.<br />

LENOX,<br />

MACDUFF,<br />

ROSSE, I<br />

s<br />

^,<br />

fa Eden ie<br />

i en<br />

,<br />

M E N T E T H ,<br />

ANGUS,<br />

J<br />

CATHNES,<br />

F L E A N C E , Zoora van Banquo.<br />

SIWARD, Generaal van bet Engeljche Leger.<br />

De Jonge SIWASD, zyn Zoon.<br />

SHTTON, een Officier in bet gevolg van Macbeth.<br />

De Jonge M A C D U F F.<br />

L A D Y MAC EETH.<br />

L A D Y MACDUFF.<br />

Een Engelfcb Geneesheer.<br />

Men Scbotfch Geneesheer.<br />

Een HOPMAN, een Deurwaarder, een oud Man.<br />

Een Kamenier, van Lady Macbeth.<br />

H E K ATÉ, en drie H E X E N .<br />

LORDS, Edellieden, Officieren, Moordenaars, Ba»<br />

dens, en gevolg.<br />

D E GEEST van BANQUO, en andere verfcbynfels.<br />

Hd Tooneel is met bet einde van 't Vierde Bedryf<br />

in Engeland, Verders in Schotland, enmeeft in<br />

het Jlot van Macbetb,<br />

M A C


M A C B E T H ,<br />

TREURSPEL.<br />

EERSTE<br />

BEDRYF.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Het donderd en blixemd.<br />

DRIE HEX EN.<br />

1 HES.<br />

T-Joe komen wy dus elkander weër tegen,<br />

ln donder en blixem en Herken regen?<br />

2 HEX.<br />

Terwyt het Moordgerucht is volbragt,<br />

En deflagvoor verlooren en gewonnen word geacht.<br />

3 HEX.<br />

DUB nog voor 't begin der duifteren Nacht.<br />

1 HEX.<br />

Waar is de plaats ? 2 HEX.<br />

Daar op de Heide.<br />

3 HEX.<br />

'k Zie Macbeth reeds, wild niets verbeide*<br />

i HEX.<br />

Ik kom, ik kom ö Grimalkin! (a)<br />

alle gelyk<br />

Padok roept<br />

wy doen haar zin.<br />

Wy komen te faamen al is het liegt weder.<br />

00 Eigtnlyk GRAAUW WYFJE, de gewoone naam<br />

mn een oude Kat. ESSCHEHBUR o.<br />

II. DBEL. A I


8 M A C B E T H , "<br />

Het fchoon is ons baatlyk. We ontwyken't....weI aan,<br />

Laat ons door damp en nevel gaan.<br />

T W E E D E T O O N E E L . (*)<br />

Men btord een Wapenkreet.<br />

DUNKAN, MALCOLM, DoKALBil»,<br />

LENOX<br />

en GEVOLG.<br />

Zy vinden een bloedenden Hoofdman.<br />

D UW KAN.<br />

Welk een bloedend Man is dit? — naar het<br />

fchynd zal hy ons van den tegenwoordigen toeftand<br />

der Rebellie kunnen kennis geeven.<br />

M A L c o L M.^<br />

Het is diezelve dappren Officier, die als een goede<br />

en kloekmoedige Soldaat, my de handen der Vyanden<br />

ontrukten. Vreede zy u edelmoedige Vriend!<br />

verklaar den Koning hoe het met den flag ftond,<br />

toen gy dezelve verliet.<br />

HOPMAN.<br />

Het ftond twyffelachtig. even als twee kragte.<br />

looze zwemmers die elkan ler vair houden, en elkander<br />

in hunne kunfl zoeken te hinderen, deon»<br />

verbiddelyke Macdonel (bj is waardig een Rebel<br />

te zyn; want tot dat einde bezit hy alle laagheden,<br />

wordende door Kernen en Gallowglajfen (cj uit<br />

de<br />

(i) Volgens HOLINGSHED moet men MACDOWAL<br />

of MACDOWALD lezen. STEEVENs.<br />

(c) Deze waaren mogelyk. de zwaar gewapende<br />

Voetvolken der oude bewooners van Irland Zie WA»<br />

BJEI Antiqa. Hibern L 6. „ Hmc conjcfhirasVigo.<br />

„ rem euam adjiciunt arma, qiisdam Hibernica,<br />

„ Galiicis antujuis llmilir, Jacula nimirum peditum<br />

,, levis aimatura, quus Kernos vocanc nee non Se*<br />

„ cures


T R E U R S P E L . %<br />

de Weftelyke. Eilanden onderfieund; Ja de Godin<br />

des geluks.die zyne gevloekte onderneeroingen toe.<br />

lonkt, fchynt een Rebelle Hoer geworden te zyn.<br />

doch dit alles b?at hem niets, want de dappren<br />

Macbeth — hoe wel verdiend hy deze naam! —<br />

verachte de Geluks Godin,en hieuw met zyn kloekmoedig<br />

zwaard , dat van dezen bloedigen arbeid<br />

rookten, als een waar beminnaar der dapperheid,<br />

zich eenen weg door, tot onder de oogen van dezen<br />

lafhartige; en liet niet eerder van hem af, voordat<br />

hy hem van den wervel tot de kin doorgehouwen,<br />

en zyn hoofd op onze verfchanfingen opgeftooken<br />

had.<br />

D U K K A N ,<br />

ó Dappre Neef! waardig Edelman 1<br />

HOPMAN.<br />

Maar, even gelyk van dezelve plaats waar de Zon<br />

haaren fchittrenden loop begint (d)verwoede ftormen<br />

en ysfeiyke donderflagen voortkomen ; even dus ontfprong<br />

uit deze Bron nieuw gevaar, waar uit men<br />

hulp dacht te zien verfchynen. Hoor, Koning van<br />

Schotland, hoor; naauw had de gerechtigheid met<br />

dapperheid gewapend, deze fnelvoetige Kernenge.<br />

noodzaakt hunne redding in de vlugt te zoeken, of do<br />

Koning van Noorwegen, die zyn voordeel voor.<br />

zag, begon met blinkende wapenen en door nieuwo<br />

manfchap verfterkt, een herhaalden aanval.<br />

D U N KAN.<br />

Deed dit onze Veldheeren, Macbeth en Banquo<br />

niet verfchrikken ?<br />

Hoi.<br />

„ cures & loricse ferne peditum illorum graviorus<br />

„ armatura; quos Galloglasfios appellant.<br />

WARBURTON.<br />

(d) Dit is op eene waarneming gegrond, dat dt<br />

ftormen gemeenlyk in bet Oojien ontflaan; want dl<br />

natuurlyke en bejlendige loop des Oceaans, is van bet<br />

Ooften naar bit Wejlen, en de richting der Winden<br />

is in bet algemeen bet voornaamfte, ten mwjle is dezelve<br />

van daar bet fterkjie W A Ï B U Ï T O B -<br />

A 3


9 M A C B E T H .<br />

HOPMAN.<br />

Ja, even als een Sperwer een Adelaar; of een<br />

Haas een Leeuw kan doen vèrfchrikken: In ernft,<br />

zy fcheenen Kanonnen die dubbeld gelaaden waarenjwant<br />

zy verdubbelde hunne flagen tweevoudig<br />

op den Vyand. ik weet niet,of zy zich in rookend<br />

bloed wilden baaden, of een tweeden Golgotha<br />

gedenkwaardig maaken maar ik ben geheel<br />

afgemat; myne wonden roepen om hulp.<br />

D UNKAN,<br />

Uwe woorden zyn u even zo roemryk als uwe<br />

wonden; beiden zyn zy hetbewys der Eer. — Ga,<br />

bezorgt hem wondheelers. — Wie komt daar ?<br />

M A L C O I U .<br />

De braave Thane van Rosfe.<br />

L E NOX.<br />

Hoe veel haaö is in zyne wezenstrekken te zien ,<br />

dus doet zich de geene voor die met buiten gewoone<br />

narichten zwanger gaat.<br />

D E R D E T O O N E E L .<br />

ROSSE.<br />

De voorigen.<br />

ROSSE.<br />

God behoede den Koning!<br />

DlINKAN.<br />

Waar komt gy van daén, waardige Than ?<br />

- ROSSE*<br />

Van Fife, myn Vorft , alwaar de Vaanen van<br />

Noorwegen ftoutmoedig tegen de wolken aandry<br />

ven, en onze Volkren koud waaijen. Noorwegen,<br />

zelfs door zyn aantal Mannen gevreesd, en van den<br />

Trouwloozen verrader,deTbane van Cawdor onderfieund,<br />

-begon ten twyffelagtig gevegt; tot Bellonaas<br />

bruidegom, met zyne onbedwingbaare dap.<br />

perheid gewapend, hem zynen Man toonden; en<br />

punt tegen punt, arm tegen arm, zyn trotfche<br />

geeft dempten. Met een woord, de zegen viel op<br />

onze zyde*<br />

Duif.


T R E U R S P E L . 7<br />

D U N K A N.<br />

Wat groot geluk!<br />

Ros si.<br />

Nu doet Sweno, de Koning van Noorwegen,<br />

eenige voorilagen van Vreede; doch wy Honden<br />

hem de begraaving van zyn volk niet toe, voor dat<br />

hy op het Eiland St. Columbus tienduizend guldens<br />

tot onze algemeene ruft betaald had.<br />

DttHKAK,<br />

Deze Thane van Cawdor zal ons vertrouwen<br />

niet langer misbruiken. Ga, zeg hem het doodvonnis<br />

aan, en begroet Macbeth met zynen verdiendetJ<br />

Titel.<br />

ROSSE.<br />

Ik zal het bezorgen.<br />

DuH KIN.<br />

Wat hy verloor, heeft de Edele Macbeth ge«<br />

wonnen.<br />

V I E R D E T O O N E E L . (•)<br />

Het donderd.<br />

Drie HEXEH*<br />

1 HEX.<br />

Zufter, waar zyt gy geweeft?<br />

2 HEX»<br />

'k Had myn luft in 't zwynen moorden<br />

3 HEX.<br />

En waar gy ?<br />

1 HEX.<br />

Een leelyk beeft,<br />

Hoonden my met bitfche woorden:<br />

Een Schippers wyf dat ginter zat,<br />

Daar ze in haar fchoot Carftengen htd,<br />

Zeide ik tegen ,, geef my wat.<br />

Maar dat beeftig aas riep rad,<br />

„ Hex! kies fpoedig'c Haazepad!<br />

Haar Man is naar Aleppo gevaaren,<br />

A 4<br />

Maar


3 M A C B E T H .<br />

Maar den weg zal ik* hem fpaarenj<br />

In het aanfchyn van een kat<br />

Zonder ilaart, zal ik de baaren<br />

Met een zeev doorklieven. — Ja.<br />

Ik bereik hem immers dra.'<br />

Doen ik niet ?<br />

2de en 3de HEK.<br />

ó Ja! ó Ja !<br />

2 HEX.<br />

"k Zal u daar een wind toe geeven,<br />

1 HEX.<br />

*k Dank u.<br />

3 HEX.<br />

En ik de andren,<br />

1 HEX.<br />

neen,<br />

Ik heb ze allen reeds by een.<br />

'k Zal 't u zelfs eens uit gaan leggen.<br />

Hoe een wind zich draait,<br />

Waar hy gaat, van waar hy waard,<br />

Hoeft geen Landkaart my te zeggen.<br />

Ik zal dien Aleppo Gaft,<br />

In de tyd van zeven dagen<br />

Negenmaal door 't meir heen Jaagen ,<br />

Wyl hem angft en fchrik verrail,<br />

Zorg en kommer moet hem naaken;<br />

Ja, 'k zal, daar en dag en nacht<br />

Ruftelooi word doorgebracht<br />

Hem zo dor, als hooy zelfs, maaken.<br />

Staat het niet in myne macht<br />

Hem door ziekte en wreede pynen<br />

Te doen kwynen:<br />

'k Zal zyn Schip dan onverwagt<br />

Op een blinde Klip doen ftranden:<br />

Maar ik zal hem wéér doen Landen,<br />

Naakt en droevig hoor Vriendin!<br />

Wat ik heb<br />

2 Hix.<br />

Laat zien.<br />

1 HEX


T R E U R S P E L . 9<br />

i HEX.<br />

'k begeerden<br />

Nooit iets beter naar uw zin.<br />

Zie dees Schippersduim; hy keerden<br />

Naar zyn Vaderland te rug,<br />

Toen een ftorm zyn Schip vernielden,<br />

(men boord trommelen.)<br />

3 HEX.<br />

Trommelen! — Trommelen! — rep u, vlug,<br />

Macbeth komt, die veele ontzielden.<br />

Alle.<br />

Des Noodlots Zuftren, hand In hand<br />

Zwerven over Zee en Land.<br />

Draaijen zich in eenen kring<br />

Driemaal voor u onderling:<br />

Driemaal voor my uit hun macht;<br />

Nog Driemaal is het een en agt —<br />

Houd op de Toovrij is volbragt.<br />

V Y F D E T O O N E E L .<br />

M A C B E T H .<br />

BANQUO. Drie H E X EN.<br />

M A C B E T H .<br />

Zulk eenen haatelyken, en tevens fchoonen dag,<br />

heb ik nimmer gezien.<br />

BANQUO.<br />

Hoe ver is 't nog van Foris? — wie zyn deze<br />

ongetemde, en vvildfchynende Schepfelen? zy zyn<br />

geene bewooners der Aarde gelyk, en zyn 'er echter<br />

op Leeft gy ? of zyt gyiets dat een Sterveling<br />

vraagen durft voorleggen * Gy fchynt my te<br />

verftaan, daar elk zyn verminkte vinger aan da<br />

dikvellige lippen legt: gy fchynt Vrouwsperfoonen<br />

te zyn,en echter verbieden my uwe baardenudaar<br />

voor te houden,<br />

M A C B E T H .<br />

Spreek als gy kunt; wie zyt gy ?<br />

i HEX.<br />

Heilzyu, Macbeth!heil zy uThane van Glarnii*<br />

As<br />

2 HEX.


10 M A C B E T H .<br />

a HEX.<br />

Heil zy u Macbeth! heil zy u Thane van Cawdor!<br />

3 HEX.<br />

Heil zyu, Macbeth, die eens Koning zult zyn.<br />

B A N QUO.<br />

Waarom beeft gy zo, Macbeth, en fchynt u voor<br />

dingen te ontzetten, die toch zo fchoon klinken?<br />

(tegen de Hexen). In den naame der waarheid,<br />

fpreek ; zyt gy ingebeelde Schepfels; of zyt gy inderdaad<br />

dat geene wat gy uiterlyk fchynt ? Gy begroet<br />

myn edle Reizgezel met opftaapelingen van<br />

zegen, met groote voorfpellingen van Koninglyke<br />

hoope, en voorrang, waar door hy geheel buiten<br />

zich zeiven vervoerd fchynt; my zegt gy niets. Zo<br />

gy in het zaad der tyden zien, en zeggen kunt,<br />

welke Zaadkorrel wasfchen zal en welke niet, zo<br />

fpreekt tot my, die, noch om uwe gunil fmeekt, noch<br />

uwen haat vreeft.<br />

i HEX.<br />

Heil 1<br />

2 HEX.<br />

Heil.'<br />

3 HEX.<br />

Heil!<br />

1 HEX.<br />

Kleinder en grooter als Macbeth!<br />

2 HE X-<br />

Niet zo gelukkig, en echter veel gelukkiger!<br />

3 HEX.<br />

Gy zult Koningen voordteelen , fchoon gy 'er<br />

zelfs geen zyt. Heil zy u Macbeth en Banquo.<br />

i HEX.<br />

Banquo en Macbeth, heil zy u!<br />

MACBETH.<br />

Vervolg ó Profetesfchen des geheims! en zeg my<br />

meerder! Ik weet dat ik door de dood van Q) Sinel,<br />

Thane van Glamis ben; maar hoe van Cawdor? de<br />

Thane<br />

(«) Macèetbs Vader. POPE.


T R E U R S P E L . gr<br />

Thane van Cawdor leeft, en heerfchtin den fchoot<br />

des geluks; en dat ik eens Koning zal zyn , komt<br />

my even zo onwaarfchynlyk voor ais Thane van<br />

Cawdor te worden; zegt toch van wien hebt gy<br />

deze wonderbaare voorzeggingen ? of waarom houd<br />

gy op deze dorre heide onzereiz door zulke groetenisfen<br />

op? Spreek, ik bezweer u!<br />

(de Hexen verdwynen.)<br />

BANQUO.<br />

De Aarde heeft blaazen gelyk het water, en deze<br />

zyn eenige daar van. waar zyn zy gebleeven ?<br />

MACBETH.<br />

In de lucht; en wat ligchaamelyk fcheen, ver-,<br />

vloog als adem in den wind* Ik wenfchte dat zy<br />

nog hier waaren.<br />

BANQUO.<br />

Waaren deze dingen,daar wy van fpreeken, dan<br />

wezendiyk hier ? Of hebben wy mogelyk van de<br />

dolle wortei (ƒ) gegeeten, die het verftand gevangen<br />

neemt ?<br />

MACBETH.<br />

Uive kinderen zullen Koningen worden.<br />

BANQUO.<br />

Gy zelfs zult Koning worden.<br />

MACBETH.<br />

En Thane van Cawdor tevens; was het zo niet?<br />

BANQUO.<br />

Woordelyk en letterlyk was het zo Wie<br />

komt daai ?<br />

ZES-<br />

(ƒ) HOLINGSHED bericht, dat DUN KAN,<br />

geduurende eene voorgaande wapenjliljland, de Deenen<br />

onder bet voorwend/el van bun levensmiddelen te<br />

verfcbaffen , onder andere eene menigte Wyn met<br />

Jlaapvernuekkende besfen toegezonden , en ben daar na<br />

des nachts in den Jlaap vermoord bad BANQUO<br />

zinfpeeld bier op, als een even voorgevallene zaak.<br />

De Dichter vond de omftandigheid in HOLINGS­<br />

HED, en juiji op den tyd die hem den inhoud van<br />

zynJtuk aan de hand gaf. STEE VENs.


« M A C B E T H .<br />

Z E S D E T O O N E E L .<br />

ROSSE,<br />

ANGU», de Voorigen.<br />

ROSSE.<br />

De Koning heeft, ó Macbeth! het gelukkig na.<br />

jïcb*. van uw behaalden zegen ontfangen: en wan.<br />

neer hy las hoe roemryk gy u voor uw perfoon by<br />

het verjaagen der Rebellen gehouden bebt.ftreden<br />

zyne verwonderingen en loffpraaken met elkander,<br />

welke van hun u, en welke hem ten deel zoude<br />

worden. Zo dra hy daar mede vaardig was, en de<br />

overige berichten van denzelfden dag naarzag, vond<br />

hy u in den aanval, tegen de fpoorlooze Volkeren<br />

van Noorwegen , onverfchrokken voor de menigvuldige<br />

doods gevaaren die gy zelfs verwekt had.<br />

Zo fnel als men dezelve verhaalen kon, kwam'er<br />

tyding op tyding van uwe roemruchtige daaden ter<br />

befcherming van zyn Koningryk, en breiden uwen<br />

lof voor hem uit.<br />

ARGUS.<br />

Wy zyn afgezonden om u de dankbetuiging van<br />

onzen Koning over te brengen; alleen om u als<br />

krygsbode by hem te voeren, niet om u te beloonen.<br />

Ross*i.<br />

En om u een pand der groote eere te geeven,<br />

dien hy voor u behoud, beval hy my, u als Thane<br />

van Cawdor te begroeten; en in deze nieuwe<br />

waardigheid wenfche ik u heil, braave Thane,<br />

want het komt u tce.<br />

BANQUO- (ter zyden )<br />

Hoe! kan de Duivel waarzeggen?<br />

MACBETH.<br />

De Thane van Cawdor leeft; waarom kleed hy<br />

my in een geborgd verfierfel ?<br />

ANGUS.<br />

Die Thane was, leeft nog; maar flegts za lang<br />

tot dat het doodvonnis aan hem uitgevoert is. Ofhy<br />

met Noorwegen eene geheime veiftandhouding had ,<br />

of de Rebellen door aanmoediging en hulp onder.<br />

fteun


T R E U R S P E L . i3<br />

fteunde, of dat hy met beiden aan de ondergang<br />

van het Vaderland arbeiden, weet ik niet; doch dit<br />

is zeker, dat bewezen, en door hem zelf bekend<br />

is, dat een hoog verraad hem omgezet heeft.j<br />

MACBETH.<br />

Glamis, en Thane van Cawdor! het groot*<br />

fte blyft nog agter ik dank u voor uwe moeite.<br />

hoopt gy heden niet, dat uwe kinderen Koningen<br />

zullen worden? daar de geene die my Thane van<br />

Cawdor maakten, u hetzelve voorfpelden.<br />

BANQUO.<br />

Zo dit eens verder ging, mogt het u aanfpooren<br />

om de Thane van Cawdor te vergeeten, en de<br />

kroon zelfs te zoeken. Maar het is doch wonder,<br />

baarlyk! dat de werktuigen der duifternifleons d k«<br />

maals waarheden zeggen,om ons tot ons verderf te<br />

winnen; en ons met kleinigheden verblinden, om<br />

ons misdaaden van het allerfchrikkelykfte gevolg te<br />

doen uitvoeren. (Tegen Rosfe en Angus) Spitsbroeders,<br />

een woord als ik verzoeken mag.<br />

MACBETH (ter zyde.)<br />

Twee waarheden zyn nu, even als gelukkige<br />

voorredens tot het verhevene en Koninglyke Schouwfpel<br />

, voorzegt. ( Overluid) ik dank u Heeren<br />

(Ter zyde) deze bovennatuurlyke opeisfching kan<br />

niet kwaad zyn ; kan niet goed zyn. Was het<br />

kwaad; waarom heb ik dan een onderpand van het<br />

gelukkig gevolg ontvangen, dat zy met eene waarheid<br />

begint * Ik ben Thane van Cawdor. Was het<br />

goed; waarom gaf ik de verzoeking ruimte, voor<br />

wiens icbrikkelyk voordel myne haairen in de<br />

hoogte ftygen, en myn anders ftandvaftig hart geheel<br />

onnatuutiyk tegen myne ribben flaai t tegen*<br />

woordige fchnkken zyn minder ontzettelyk als de<br />

voorftelien der vetfehrikte inbeelding Dit denk»<br />

beeld wiens moord flagts een herfenfehim is, be»<br />

weegd myn innerlyke waereld zo hevig, dat alle<br />

andere beweegingen, en levenskrachten ilil ftaan,<br />

die my niets toefchynen als het geene dat noch<br />

niet is.<br />

BAN.


t4 M A C B E T H .<br />

BANQUO (ter zyde).<br />

Ziet eens, hoe onze Reisgezel verrukt is!<br />

MACBETH (ter zyde).<br />

Wil het noodlot dat ik Koning ben; welaan,<br />

dan kroont het noodlot my mogelyk, zonder dat ik<br />

daar naar ftreeven zal!<br />

BANQUO (ter zyde.)<br />

De nieuwe eer daar hy mede bekleed word ,• is<br />

als een vreemd kleed dat niet wil pasfen, voor dat<br />

men door dikmaals draagen daar aangewend is.<br />

MACBETH (ter zyde. )<br />

Het mag gaan zo het wil tyd en gelegen.<br />

heid zullen aile zwaarigheden verdryven.<br />

BANQUO.<br />

Waardige Macbeth, wy wachten tot het u geleegen<br />

komt.<br />

MACBETH.<br />

Vergeef het my —- myn verdoofde zinnen arbeiden<br />

vergeeten dingen voorden dag — Edele vriender<br />

uwe poogingen zyn dsar ingeweeven, waar ik ieder,<br />

dag , het blad omflaande , hen leezen kan. Laat<br />

ons fpoedig naar den Koning gaan. Banquo, denk<br />

aan het geene voorgevallen is, en zo dra wy hec<br />

zelve nader overlegt hebben, kunnen wy'eropen.<br />

hartig met elkander over fpreeken.<br />

BANQUO.<br />

Zeer gaarne.<br />

MACBETH.<br />

Genoeg daar van, tot hier toe. Laat ons vertrekken.<br />

Z E V E N D E T O O N E E L . C)<br />

DUNKAN, MALCOLM, DONALBAI*, L E-<br />

NOZ» Gevolg, Trompetters.<br />

DUNKAN.<br />

Is het doodvonnis aan de Thane van Cawdor<br />

reeds voltrokken ï zyn onze afgezondenen noch<br />

'tiietterug? *<br />

Mir


T R E U R S P E L , IJ<br />

MiLCOLM'<br />

Neen myn Vorfl, zy zyn noch niet wedergekomen.<br />

Maar ik heb iemand gefprooken die den Thane<br />

heeft zien fterven (g ) en beeft my gezegt dat<br />

hy zyne verraderyen opregt bekent, uwe Majefteit<br />

om vergeeving gebeden, en een diep berouw heeft<br />

laaten blyken. In zyn gantfche leeftyd kleedden<br />

by zich op geen beter wyze, dan toen hy daar naar<br />

toe ging. Hy ftierf als iemand die op zyn dood<br />

geftudeerd heeft, om het koftbaarfte dat hy bezat<br />

zo onverfchiliig weg te werpen, als of het de geringde<br />

kleinigheid was.<br />

D U N K A N .<br />

Daar is geen kunfl, waar door men de innerlyke<br />

geftalte des gemoeds in het aangezicht kan lezen.<br />

Hy was een man op wien ik myn gantfche ver»<br />

trouwen Melden.<br />

A 6 T S T E T O O N E E L .<br />

M A C B E T H , B A N Q U O , ROSSE, ANGUS.<br />

De voorigen.<br />

D U N K A N .<br />

ó Held vol verdienfte! De zonde myner ondankbaarheid<br />

lag thans even zwaar op my. Gy zyt zo<br />

ver voor uit, dat de fnelfte vogel der beleoning<br />

te langzaam is u in te haaien. Ik wenfchte dat gy<br />

min<br />

(g) Het Gedracb van den Thane van Cawdor,<br />

Jlemt omtrent in ieder omftandigbeid met bet gedracb<br />

van den ongelukkigen G K A A V E VAN ESSEX over»<br />

een; gelyk bet S T o W E (Pag. 793.) verhaald. Deze<br />

Zinjpeeling moeji noodzaakelyk de gewenfcbte uitwerking<br />

hy de aanfcbouwers hebben; van welke veele<br />

otggetuigen van deze. Juftitie geweeji waaren:<br />

welke die eeuw zyn grootjie Jieraad, en SOUTHAMP*<br />

TON, de Zon van SHAKESPEAR, zyn waardjie<br />

vriend deed verliezen.<br />

STEÏVINS.


ïtf M A C B E T H .<br />

minder verdiend had, om dat het my dan mogelyk<br />

zou zyn,uwe verdienden met eer en dankbetuigin.<br />

gen te beloonen. Nublyft my niets over, als te bekennen<br />

, dat ik u meer fchuldig ben dan ik u betaalen<br />

kan.<br />

MACBETH.<br />

De Dienft dien ik u deed, beloond zich zelve.<br />

Uwe Majefteit komt het toe onzen dienft te ontvangen.<br />

Wy zyn Kinderen en dienaars van den ftaat,<br />

en van uwen Throon, die flegts hunne fchuldige<br />

plicht volbrengen als zy niets anders doen, als het<br />

geen de liefde en hunne eer van hen vorderd.<br />

DUNKAN.<br />

Zyt welkomIk begon u te planten, en zal niet na.<br />

laaten om uw wasdom te bevorderen. Edele Banquo!<br />

gy hebt niet minder verdiend; hetzelve zal ook erkent<br />

worden. Laat ik u omhelzen en aan myn hart<br />

drukken '<br />

BANQUO.<br />

Als ik daar waflche, zo is de aarde de uwe.<br />

DUNKAN.<br />

Myne volmaakte vreugde, geheel dartel inhaare<br />

dronkenfchap, zoekt zich onder traanen wan droefheid<br />

te verbergen. Zoonen, Nee ven, Thanen, en<br />

gy wiens rang my het naafte is, weet, dat wy<br />

onzen oudften Zoon Malcolm tot onzen Troonsopvolger<br />

btftemd hebben, en hem van nu aan tot<br />

Prins van Cumberland benoemen. Deze eenige voorrang<br />

moet alleen hem verlieren; maar günfterende<br />

tekenen des Adeldoms, zullen, als Herren, alle<br />

mannen van verdienden lieren- Reiz naar In ver.<br />

nes. En vaar voort om ons te verplichten.<br />

MACBETH-<br />

De ruft is arbeid die voor u niet nuttig is. Ik za 1<br />

zelfs de voorbode zyn, en myn vrouw met het bericht<br />

van uwen aankomfte verblyden. Dus neem ik<br />

op hei eerbiedigde myn affcheid.<br />

D U N K A N .<br />

Myn waardige Cawdor!<br />

MA«.


T R E U R S P E L . tf<br />

MACBETH. (ter zyde)<br />

Prins van Cumberland! — dit is een trap op welke<br />

ik vallen, of dien ik overfpringen, moet; want<br />

zy legt my in den weg. Sterren, bedekt uw Vuur!<br />

laat het licht myne zwarte ei in den grond boozè<br />

aanflsgen niet zien! het oog ziet de hand niet, daar<br />

iets mede gefchied, dit in de oogen affchuwelyk is<br />

om te zien, als het gefchied is.<br />

( Hy vertrekt )<br />

DUNKAN.<br />

In de daad, waardige Banquo, by is een Held<br />

dien ik niet genoeg kan pryzenj hy is een waar voorbeeld<br />

voor my. wy zulen hem volgen, daar zyne<br />

zorgvuldigheid reeds voorgegaan is om ons te ontvangen.<br />

Hy is een onvergelykelyk Man.<br />

N E G E N D E T O O N E E L . (*)<br />

LADY<br />

MACBETH. alleen, met een brief in<br />

de band.<br />

(Zy i"fi)<br />

„ Zy ontmoeten my op den dag des Zegepraals,<br />

„ en door de zekerfte berichten weet ik, dat zy<br />

„ meer als Stervelingen weeten. Daar ik van be-<br />

„ geerte branden om meer van hen te weeten,<br />

„ veranderden zyzich in lucht en verdweenen. Ik<br />

„ ftond van verbaasdheid buiten my zeiven , als 'er<br />

„ afgezondenen van den Koning aankwamen , die<br />

,, my als Thane van Cawdor begroeten; zynde de-<br />

„ zelve waardigheid, waar mede deze Tooverzufte-<br />

„ ren my begroet, en met deze woorden „ Heil<br />

„ zyu.die eens Koning zult zyn". De toekomende<br />

„ tyd voorfpeld hadden. Dit heb ik noodig geacht<br />

„ u te ontdekken, waarde deelfter in myne groot-<br />

„ heid , op dat gy uw aandeel aan myne vreugde<br />

„ niet verlieft, als u langer verborgen bleef, welk<br />

„ eene grootheid u befchooren is. Plaatst het aan<br />

„ uw hert en Vaar wel". — Glamis en Cawdor<br />

II. DEEL. B ayt


II M A C B E T H .<br />

zyt gy reeds; en zult nog worden wat u befchooren<br />

is. Nu vrees ik uw gemoeds drift; zy is te vol<br />

van de melk der tnenfcbelyke goedheid, om den<br />

naaften weg in te flaan. Gy wiit gaarne groot zyn;<br />

zyt niet zonder eerzucht; maar zonder de boofaar*<br />

tigheid die dezelve geleiden moet. Wat gy zienlyk<br />

wenfeht, dat wenfcbt gy doch altoos naauwgezet;<br />

gy wilt het gaarne met onrecht winnen, en echter<br />

niet valfch Speelen. Gy wilt gaarne dat geene hek»<br />

ben , groote Glamis! dat u toeroept,, dat moet gy<br />

,, doen, als gy my hebben wilt, en waar voorgy<br />

„ meer vreeft het te doen , als gy wenfcbt dat het<br />

„ ongedaan bleeve". Ha-.ft u, hier naartoe, opdat<br />

ik myn moed in uwe ooren giete, en door de man*<br />

haftigheid myner tonge verbeteren kan , wat u nog<br />

van den gouden Cirkel te rug fchrikt; waarmede het<br />

noodlot en bovennatuurlyke magten u gaarne be*<br />

kroonen willen.<br />

( tegen een Bode die aankomt )<br />

Welke tyding brengt gy t<br />

BODE.<br />

De Koning komt dezen avond hier.<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Gy zyt niet wys wanneer gy dit zegt. Is uw heer<br />

niet by hem? en zou hy, als het zo was, met wegens<br />

den toeftel reeds by my gezonden hebben ï<br />

BODE.<br />

Met uw verlof, Mevrouw, het is zo als ik zeg.<br />

onze Thane zal aanftonds komen, hy heeft een<br />

myner kameraaden voor uit gezonden, die byna<br />

buiten adem zynde, naauwlyks zo veel kracht had<br />

om zyn boodfchap te doen.<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Zorgt voor hem , want hy brengt een groote ty«<br />

ding. (de Bode vertrekt) de Raav zelfs moeftheefch<br />

wordsn, die my de doodelyke aankoraft van Dunkan,<br />

onder myn dak wilde toekraaijen. Kom thans, ö Geesten<br />

, wiens bezigheid bet is, doodelyke denkbeelden<br />

in te geeven ; komt, en ontvouwd my bier, en vervuld


T R E U R S P E L . 19<br />

vuld my van het hoofd tot de voeten met gruwelyk<br />

heden .'maakt myn b!oeddik; verftopt de toegangen<br />

van het berouw, dat geen bittere verwyten der wederkeerende<br />

natuur myn gruwlyk voorneemen verwrikken,<br />

noch tusfchen de gedachten en de voltrekking<br />

treden! komt en zuigt uit myne vrouweiyke<br />

borften melk voor gal (b). Gy moorddaadige geesten<br />

! Wyl gy altoos in onzichtbaare geftalten de<br />

ftooving der natuur bevorderd! kom, dikke nacht,<br />

verfier u met de zwartfte damp der helle, op dat<br />

myn fcherpe Dolk de wond niet zien kan die hy<br />

maakt ; noch de Hemel door het voorhangfel der<br />

duifternüfe zie, en roepe „ houd op! houd op! (»')<br />

T I E N D E T O O N E E L .<br />

M A C B E T H , L A D Y M A C B E T H .<br />

LAD Y M A C B E T H .<br />

Groote Glamis! waardige Cawdor! grooter ais<br />

beiden, door het „ heil zy u die eens ! uw<br />

brief heeft my uit deze onwetende tyd gerukt, ja<br />

ik voele in het tegenwoordige alreeds het toekomende,<br />

(k).<br />

M A C<br />

(i) De verklaaring van JOHNSON tver de tooorrfen.take<br />

my milkfor gall' neemt myn melk en geeft<br />

my gal, is te weinig met de Analogie der fpraak in<br />

't gebruik der Partikel for cvereenkomftig.<br />

(/) Dit denkbeeld is uit bet oude Krygsrecbt ontleend,<br />

dat 'er Uvensftraffe opftelden, als iemand zyn<br />

tegenparty nog een flag gaf, wanneer een derden, om<br />

te fcbeiden riep: houd op! T O L L E T .<br />

(kj STEEVENS merkt bier aan, de doorgaanfcbe<br />

waargeneomene gevoelooze wildheid in bet Caraüer<br />

van Lady Macbeth; die zich in de kleinfie trekken,<br />

zelfs in deze aanfpraak ontdekt, welke meer bet oog.<br />

merk badt, zyne denkbeelden tevens op baar vtornee.<br />

B 2<br />

men


20 M A C B E T H .<br />

MACBETH.<br />

De braave Dunkan, komt dezen nacht hier.<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

En Wanneer vertrekt hy van hier?<br />

MACBETH.<br />

Morgen, volgens zyn voorneemen.<br />

L A D Y MACBETH.<br />

tV. Nooit zal die Zon dezen morgen zien! uw<br />

gelaat, Tbane , is als een Boek waar in men gevaarlyke<br />

dingen kan lezen: om de tyd te bedriegen<br />

moet gy uit zien, zo als de tegenwoordige tyd 'er<br />

uit ziet: draag de vriendelykfte welkomftgroeten<br />

in uwe oogen, op uw tong. en in uwe hand: vertoond<br />

U als de onfchuldige bloem , doch wees de<br />

flang die onder haar verborgen is. Ga heen, en<br />

zorg voor de onthaaling van hem die komen zal,<br />

en laat aan my de groote bezigheden van dezen<br />

nacht over, welke alle onze toekomende dagen en<br />

nachten de onbepaaldste en onverdeeldste heer*<br />

fchappy zal geeven.<br />

MACBETH.<br />

Wy zullen hier nader overfpreeken.<br />

L A D Y M A C H E T H .<br />

Laat de helderheid u thans vertieren , de ver.<br />

andering der wezenstrekken is altoos vrees , laat al<br />

het andere aan my over.<br />

men te richten, 'als hem baare vreugde over syne<br />

woederkcering en baare tederheid te betuigen. Het<br />

Caraüer van Macbeth is hier bet gelukkig Centrafi<br />

van;<br />

ELFDE


T R E U R S P E L . 21<br />

E L F D E T O O N E E L (*).<br />

Hoboos, en Flambouwen.<br />

DUNKAN, MALMCOLM, DONALBAIN,<br />

BANQUO, LENOX, M ACDUFF,<br />

ROSSE, ANGUS. Gevolg.<br />

DUNKAN.<br />

Dit flot heeft een aangenaame legging; de lucht<br />

verfrifcht door baare zagt en lieflykheid onze rustende<br />

zinnen.<br />

BANQUO.<br />

Deze Zomergaft; die Tempelbewoonende muurzwaluw,<br />

bewyrt door zyne liefde tot dit verblyf,<br />

dat de Hemel bier een verfche lucht ademd. ik<br />

zie geene overhangende Friefen, geene uitfteekende<br />

Steenen, geen bekwaam hol, waar deze vogel<br />

met zyn hangend bed , de wieg voor zyne Jongen<br />

gemaakt heeft: ik heb opgemerkt dat aan dé plaatfen,<br />

daar zy zich het lieffte ophouden, de lucht<br />

altoos ongemeen fyn is.<br />

T W A A L F D E T O O N E E L .<br />

LADY,<br />

MACBETH. De voorigen.<br />

DUNKAN.<br />

Zie daar onze Edle Waardin! de liefde die ons<br />

volgt maakt ons zorntyds onruftig; maar wy danken<br />

u echter, wyl het liefde is. Leer hier uit hoo<br />

gy ons, voor uwe moeite des Hemels gunft toe.<br />

wenfchen, en voor uwe onruft danken zult.<br />

LADY MACBETH.<br />

Alle onze dienften in ieder geval tweemaal gedaan,<br />

en dan nog verdubbeld, zyn noch te gering<br />

en onvermogend de groote eer te erkennen, waar<br />

mede uw Majefteit ons thans begunftigd. Daar<br />

blyft ons niets over, als, voor de oude gunftbe.<br />

B 3<br />

wyaoa


tt M A C B E T H .<br />

wyzen zo wel» als voor de nieuwen , die op elkander<br />

gehoopt zyn ; even als Hermieten vuurig<br />

voor u te bidden.<br />

D U N K A N .<br />

Waar is de Thane van Cawdor ? wy volgden<br />

bem op zyne treden naar, wyl wy zynen huishofmeefter<br />

wilde verbeelden: maar hy ryd goed; en<br />

zyne groote liefde voor ons, zo fcberp als zyn<br />

fpooren, heeft hem eerder, als ons, hier gebragt.<br />

Schoone en Edle Waardin, wy zullen deze nacht<br />

uw gaft zyn.<br />

L A D Y MACBETH.<br />

Uwe dienaars zyn allen overtuigd, dat gy zelf<br />

en wat ons toebehoord, ten vollen onder uw bevel<br />

ftaat, en altoos uw eigen blyft.<br />

DUNKAN.<br />

Geeft my uw hand, en geleid my by mynen waard.<br />

Wy beminnen hem ongemeen, en zullen voortvaaren,<br />

bem proeven onzer gunft te geeven. Met uw<br />

verlof Mevrouw! (Zy vertrekken).<br />

DERTIENDE<br />

TOONEEL.<br />

M A C B E T H (alleen.)<br />

(Een Tafeldekker en verfebeiden bedienden:, met<br />

Scbotels en Sfyzen, gaan ever bet Tooneel, Men<br />

ziet Hoboos en Flambouwen.)<br />

Was alles voorby als het gedaan is, zo was het<br />

goed dat het fpoedig gedaan wierd, Indien de verra.<br />

derfche Moord te gelyk alle gevolgen wegnam, als<br />

zyne voltrekking, en zyn einde; endezedoodelyke<br />

flag het laatftehier was; flegts hier op deze Zand.<br />

bak en ondiepte der tydelykheid; dan zoude ik my<br />

eens over het toekomende leven aanzetten. Maar<br />

in dergelyke gevallen ontvangen wy meeftal ons<br />

oordeel reeds hier. Wy geeven anderen bloedige<br />

onderrichtingen, die, zo dra dezelvegegeeven zyn,<br />

op het hoofd des uitvinders te rug keeren. leder<br />

gelyk meetende Godin der gerechtigheid noodzaakt<br />

ons,


T R E U R S P E L . ti<br />

ons, het hef van onzen eigenen giftbeker uit te<br />

drinken. Hy zal hier dubbeld zeker zyn ; eens,<br />

vermits ik zyn nabeftaande en onderdaan ben;<br />

twee fterke gronden tegen deze daad; daarna ben<br />

ik ook zyn waard, die voor zyne Moordeis de<br />

deur fluiten en niet zelfs het geweer fcberpen<br />

moet. Boven dien heeft deze Dunkan zo weldaa.<br />

dig geregeerd, en zyne verhevene waardigheid zo<br />

onberispelyk beftuurd, dat zyne deugden , gelyk<br />

Engelen met bazuinen tegen deze vervloekte weggraving<br />

fpreeken: daar het medelyden, gelyk een<br />

naakt eerftgebooren kind dat op den ftorm neêrwaards<br />

daald, of als een hemelfche Cherobyn, op<br />

de onzichtbaare dampen der lucht herwaards kee«<br />

rende, deze fchrikkelyke daad in ieders oogen<br />

moet blaazen, tot de wind in traanen verdronken<br />

is. (I) ik heb geen Spooren , die den loop van<br />

myn voomeemen aandryven , als flegts de eer*<br />

zucht, die zich zelve overfpringt, en op de an*<br />

dere zyde naar beneden valt.<br />

V E E R T I E N D E T O O N E E L .<br />

M A C B E T H , L A D T , MACBETH.<br />

M A C B E T H .<br />

Wel nu, hoe gaat het.<br />

L A D Y , M A C B E T H .<br />

Hy heeft byna gedaan met eeten, waarom zytgy<br />

uit de Zaal gegaan;<br />

M A C B E T H .<br />

Heeft hy naar my gevraagt ?<br />

L A D Y , M A C B E T H .<br />

Ik dacht dat men het u reeds gezegt had.<br />

MAC-<br />

(0 Zo als de wind by een plasregen gtmeenlyk<br />

gaat leggen.<br />

JOHNSOST.<br />

* 4


*+ M A C B E T H .<br />

MACBETH.<br />

Wy zullen niet verder in deze zaak treden. Hy<br />

heeft my eerft nieuwe eerbewyzen gedaan, en ik<br />

heb gouden achting van lieden van alie foorten gekogt,<br />

die heden in hunne nieuwfte glans gedraagen,<br />

en zo ras niet afgelegt kunnen worden.<br />

LADY, MACBETH.<br />

Was dan die hoop dronken, die u voorbeen zulk<br />

een btfluit deedt neemen ? ( m ) heefc zy zedert<br />

dien<br />

Cm) De grond, waar door Lady Macbeth haar gemaal<br />

soekt te overreden, om den moord te begaan<br />

ts een bewys van de kennis die SHAKESPEAR van de<br />

menfcbelyke natuur badt, Zy field bem de waarde en<br />

voortreffelykheid der kloekmoedigheid voor ; een glin.<br />

ftrend denkbeeld , waar door de menjcben zich in<br />

alle Eeuwen hebben laaten blinden; dat wel baaft den<br />

Diev ter inbreuk, en den veroveraar tot den (lag.<br />

doet Jpoeden. Macbeth ondertusfcben, vernietigd deze<br />

Jlelhng ten eenemaal, wyl by de waare en valfcbe<br />

dapperheid onderfcheid, en wel in anderhalven r,egel<br />

van welke men zeggen kan, dat zy alleen den Dicb'<br />

ter ontfterffiyk kunnen maaken:, fcboon al zyne andre<br />

werken waaren verhoren gegaan.<br />

Ik waag alles wat een Menfch betaamd:<br />

Die meer waagd, is geen Menfch.<br />

Een Antwoord dat bierby uitflek gefchikt is, wyl een<br />

Krygsman votr niets gevoeliger kan zyn. als dat een<br />

Vrouw bem zyne lafhartigheid verwyt. Bier na houd<br />

zy bem den Eed voor, waar mede by zich ^verbonden<br />

beeft den Kontng te vermoorden, een tweede Sopbistifcbe<br />

Kunjlgreep, waar doir men zomtyds zyn geweeten<br />

zoekt te bedriegen, wanneer men gelooft dat<br />

betby ons deugd is, bet geen by anderen misdaad<br />

zou zyn. SHAKESPEAR moe/I, overeenkomjligscyn<br />

ontwerp, dezen grmi niet wederleggen, boe<br />

ligt


T R E U R S P E L 25<br />

dien tyd iets geflaapen , en wacht zy nu om zo bleek<br />

en nuchter by het befchouwen van dat geene uit te<br />

zien, dat zy voorheen zo moedig ondernam ? van<br />

dezen tyd af behieldlk juift dit van uwe liefde. Hoe!<br />

vreeft gy in daaden en in kloekmoedigheid dat geene<br />

te zyn , dat gy in uwe wenfchen zyt * wilt gy<br />

gaarne dat geene hebben, wat gy voor het grootfte<br />

geluk des levens aanziet, en doet u zelve als<br />

een lafhartige aanzien? moet „ ik waag het niet"<br />

op „ Ik had het gaarne ". volgen ? en maakt gy<br />

het even als de Kat in het fpreekwoord ? ( n )<br />

M A C B E T H .<br />

Ik bid u houd op. Ik waag alles wat een Menfch<br />

betaamd; die meer waagd is geen menfch.<br />

L A D Y . M A C B E T H .<br />

Was het dan een dier dat u aandreef, om my die<br />

voorneemen te openbaaren? als gy het waagden,<br />

waard gy een man; en al waard gy nog meer als<br />

gy waard, zo zoud gy echter nog meer een man<br />

zyn. Toen ter tyd bood zich noch plaats noch tyd<br />

aan, en gy wiide het beiden doen; gy hebt u zelve<br />

gemaakt, en uwe bereidwilligheid maakt u zelf heden<br />

tot niets. Ik heb kinderen gezogen, en weet,<br />

hoe teder de liefde voor den zuigeling is, die my.<br />

ne melk drinkt; maar ik zou, fchoon by my nog zo<br />

liefkoozend toegelagchen hadt, myne tepels uit zyn<br />

tandeloozen mond getrokken, en hem de. herfens<br />

imgeflagen hebben, als ik het zo gezwooren had,<br />

als gy het gezwooren hebt.<br />

M A C<br />

ligt bet bem anders geweeft was ; want een laa°<br />

tere verplichting beft de tvoorgaande nitt af; enplicbs<br />

ten die wy ons zelve opleggen, gaan niet bovendien,<br />

welke bet boogjie wezen ons voorfebryft.<br />

JOHNSON.<br />

(n) Dit fpreekwoord is „ Catus amat pifces, fed<br />

„ non vulttingere Pluntas".<br />

„ De Kat bad gaarne de Vïfch, maar zy wil de<br />

„ pooten niet nat maak en. JOHNSON.<br />

B 5


*6 M A C B E T H .<br />

MACBETH.<br />

Alt wy eem mirten.' ?<br />

LADY, MACBETH.<br />

Misfen ï Schroef flegts uwen moed 20 lang, tot<br />

hy vaftis , zo zal ons niets miflukken. als Dunkan<br />

flaapt, en de fterke dagreize zal zynen flaap bevorderen<br />

, zo zal ik zyn beide Kamerhceren met wyn<br />

en fterke drank zo toeftellen , dat hunne gedachten,<br />

die wachters der herfenen, een waasfem zullen<br />

zyn, en, hun vernuft een enkle dampkolf. Wan.<br />

neer hunne verdronkene krachten in een beeftelyken<br />

flaap, gelyk in den dood liggen, wat kunnen<br />

wy dan niet met den onbewaakten Dunkan onderneemen?<br />

kunnen wy niet alles op zyn dronk<br />

volk leggen ; welk dan de fcbuld van dezen onzen<br />

gepleegden moord zal draagen*<br />

MACBETH.<br />

Baar my geen Dochter! Want uit uwen onver,<br />

fchrokken moed, moeten niet als mannen voortkomen.<br />

Zal men niet gelooven, als wy deze beide<br />

flaapende Kamerheeren met bloed beftryken, en<br />

hunne eigene dolken gebruikt hebben, dat zy de<br />

daaders zyn?<br />

LADY MACBETH.<br />

Wie, zal by het geween, en de traanen die wy<br />

over zynen dood zullen ftorten, iets anders wagen,<br />

om te gelooven ?<br />

MACBE T H.<br />

Ik heb myn befluit genomen; reeds ftel ik alle<br />

myne poogingen tot deze vreesfelyke daad in 't<br />

werk. Kom, laaten wy ons voorneemen onder het<br />

fchoonfte masker verbergen. Een valfch gezicht<br />

moet bedekken al hetgeene het valfche hert weet.<br />

(Zy vertrekken.)<br />

Einde van bet eerjle Bedryf.<br />

T W E I -


T R E U R S P E L . %i<br />

TWEEDE<br />

BEDRYF.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

H<br />

BANQUO en FLIINCE , die hem een<br />

Flambouw voordraagt.<br />

BANQUO.<br />

oe Iaat Is het reeds in de nacht, Knaapje?<br />

FLEAHCI.<br />

De maan is onder; ik heb de klok niet gehoord.<br />

BANQUO.<br />

Hy gaat om twaalf uuren onder.<br />

FLBANCE.<br />

Ik denk, dat het laater is Myn Heer.<br />

BANQUO.<br />

Hier, neem myn degen, men is zuinig in den<br />

Hemel, zyne lichten zyn reeds allen uit. neem dit<br />

ook weg. de flaaperigheid ligt zo zwaar als lood<br />

op my en echter wil ik niet gaarne flaapen. gy<br />

weldaadige macht, verwyderd alle kwaade denkbeelden<br />

van my welke de natuur zo ligt ruimte<br />

geeft! (o) geeft my myn zwaart wie daar?<br />

T W E E -<br />

(o) Men ziet uit bet volgende, dat BANQUO/»<br />

een droom ingegeeven was, om iets ter vervullinge<br />

der voorzegging van de Hexen te onderneemen; waar<br />

voor by zich wakker zynde ontzettede. SHAKE,<br />

SPEAR maakt bier tusfen zyn, en MACBETHS<br />

Caraiïer, een zeer fraay Contraft. BANQUO bid<br />

om de afwending der verzoekinge van booze gedacb'<br />

ten, zelfs in den flaap, terwyl MACBETH de<br />

verzoeking in 't gemoet loopt, en ieder Jirafbaar ont*<br />

werp tot bet zyne maakt, waar door by zyn oogmerk<br />

bevorderen kan. de eene wil niet gaarne flaapen, op<br />

dat


28 M A C B E T H .<br />

T W E E D E T O O N E E L .<br />

BANQUO.<br />

MACBETH'<br />

MACBETH,<br />

Een vriend.<br />

BANQUO.<br />

Hoe! Macbeth nog niet ter rufte? de Koning ie<br />

reeds te bed; en is dezen avond ongemeen vrolyk<br />

geweeft, en heeft uwe huisbedienden voortreffelyke<br />

gefchenken gegeeven. Deze diamant zond by uw<br />

gemalin, als zyn bevallige waardin. Hy ging zeer<br />

vergenoegt in zyn Slaapkamer.<br />

MACBETH.<br />

Wyl Wy de tyd niet hadden om toebereidfelen te<br />

maaken , zo moet onzen goeden wil bet ontbreekende<br />

vervullen , daar dezelve anders een vryen<br />

hand gehad hadt om werkzaam te zyn.<br />

BANQUO.<br />

Het was alles zeer goed. De voorige nacht<br />

droomde ik van de drie toverzufteren; zy hebben<br />

U toch iets waarheid gezegt.<br />

MACBETH.<br />

Ik denk aan haar niet meer. Konden wy ondertusfehen<br />

een geleegen tyd vinden. zo wilde ik een<br />

paar woorden met U daar over fpreeken. Wanneer<br />

kunt gy?<br />

BANQUO.<br />

Als het ü behaagt.<br />

MACBETH.<br />

Wanneer gy myn voorneemen onderfteund, en<br />

het gelukt, zo zult gy veel eer daar by verkry.<br />

gen.<br />

BAN.<br />

dot die zelfde dromgezichten bem niet weder ontruften<br />

mogen ; daar de andere zich zelve alle ruft<br />

ontrooft uit ongeduld om den moord te begaan.<br />

STEE VENS.


T R E U R S P X L . aa<br />

BANQUO.<br />

In zo verre ik dezelve niet verlies, terwyl ik ze<br />

zoek te vermeerderen, en myn hart en myn plicht<br />

daar by vry kan behouden, ben ik tot uw dienii.<br />

MACBETH.<br />

Ik wenfch U ondertusfchen een goede nacht.<br />

BANQUO.<br />

Ik dank U Sir, ik wenlch LI het zelfde.<br />

(by vertrekt.)<br />

D E R D E T O O N E E L ,<br />

MACBETH.<br />

BEDIENDE.<br />

MACBETH.<br />

Ga, zeg uw Meeftres, als myn drank vaardig<br />

is, moet zy de klok trekken. Gaat gy naar bed.<br />

(de bediende vertrekt.) Is dit een dolk dien ik daar<br />

voor my zie, met de greep naar my toegekeerd?<br />

kom, laat ik U aanvatten! ik heb U niet en zieU<br />

echter altoos! zyt gy dan, doodelyke verfchyning,<br />

aan het gevoelen niet zo ondervindbaar als aan het<br />

gezicht? of zyt gy flegts een dolk der ztelj een<br />

bedriegelyk Schepfel van door koorts verhitte her*<br />

fenen ? Altoos zie ik U , in deze ligchaamelyke<br />

geftalte, zo als ik U thans befchouw. Gy wyft my<br />

den weg dien ik juift gaan wilde; en even zulk een<br />

werktuig als gy zyt, wilde ik gebruiken. Myne<br />

oogen zyn, of de gekken der overige zinnen, of<br />

zyn zo veel waard als alle de overige met elkander.<br />

Ik zie u nog altyd; en druppelen bloed op<br />

uwen kling, die 'er voorheen nog niet op waaien.<br />

Het is niets daadelyks.maar alleen de bloedige toe'<br />

leg myner ziele , die dus myne oogen bedriegd.<br />

Thans fchynt op de eene helft der waereld, de<br />

natuur geftorven te zyn, en kwaadaartige droomen<br />

bedriegen het agterfte voorhangfel van de verborgen<br />

flaap. De Tovery viert de ofFerdienft van de<br />

bleeke Hekaté, en de gruwelyke Moord van zyn<br />

bui-


3o M A C B E T H .<br />

builende wachter, de Wolf gaat met dieffche<br />

groote fchreeden (p) als een roofzuchtige Tar-<br />


T R E U R S P E L . 31<br />

M A C B E T H (vanbinnen.)<br />

Wie is daar?..... he !<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Helaas', ik vrees dat zy ontwaakt zyn, en dat<br />

het oogmerk niet volbragt is' de proev, en niet do<br />

daad zelve, zal ons in den grond booren<br />

Hoor!.... ik lag henne dolken voor zyn handjhy<br />

moeft ze vinden! hadden zy *er niet, toen ik<br />

hun flaapen lag, gelyk myn Vader uitgezien (j) ik<br />

had het zelfs gedaan —— myn gemaal!<br />

V Y F D E T O O N E E L .<br />

M A C B E T H , L A D Y M A C B E T H .<br />

MACBETH.<br />

Ik heb de daad'volbracht! hoorden gy geen gt*<br />

rucht ?<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Ik hoorden de uilen fchreijen, en de vledermulzen<br />

krasfen.... Zeide gy niet iets?<br />

M A C B E T H .<br />

Wanneer"* CO<br />

L A -<br />

CÏ) Hier is zeer veel kunst in opgeflooten; want<br />

zo als de Dichter L A D Y M A C B E T H en haar Gemaal<br />

gecaraüerifeerd beeft, zou men eerder vermag'<br />

ten, dat zy de daad uitvoeren zoude. Het is tevens<br />

zeer goed, want of fchoon de eerzucht al bet natuur •<br />

lyk gevoel, voor dezeomjiandigbeden by ben verdrongen<br />

bad ; zo doet toch de gelykenis van bet voorgaande<br />

bet geene zy met eerbied gewoon waren aart<br />

te zien, dat zy in dit ogenblik de gevoelens van bet<br />

geweeten en de menfcblykbeid ruimte geeven.<br />

W A RB UR TON.<br />

(r) De verwarring en de fcbrik, na bet volbrengen<br />

eener moord , zyn bier zeer fraai afgetekend.<br />

Geen wonder dan, dat V O L T A I R E , den Antagy<br />

nift


32 M A C B E T H .<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Zo even.<br />

M A C B E T H ,<br />

Toen ik beneden kwam?<br />

Ja.<br />

L A D Y<br />

MACBETH.<br />

M A C B E T H .<br />

Luifter!...; wie ligt 'er in de tweede Kamer ?<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Donalbain.<br />

M A C .<br />

wijï van SHAKESPEAR , dit Tooneel ook ben ft<br />

naargevolgt, in zynen M A H O M E T IVde Bedryf<br />

lVde looneel. Daar by onder andere», volgens de<br />

fraai]e beryming van den Heere A. H ARTS EN<br />

zynen S E I D en P A L M I R E dus laat fpreeken: *<br />

S E r D , met een verwilderd gelaat wederkeerende.<br />

Roept men my ? waar word ik heen gedreven ?<br />

Ik zie Palmire niet. Zy heeft myreedsbegeeven.<br />

P A L M I R E.<br />

Hoe! kent gy haar niet meer, die leeft voor U alléén?<br />

SEID.<br />

Waar zyn wy ?<br />

PALMIRE.<br />

Hebt ge in 't eind' die wet vol yslykheén.<br />

Dien al te droeven eed en 't vonnis nagekomen?<br />

SEID,<br />

Wat zegt, wat vraagt gy my?<br />

Wien Zopir!<br />

P A L M I R E .<br />

Is Zopir 't licht benomen ?<br />

SEID.<br />

enz:<br />

welk eenjnood en laagheid is het voor zulk een htftryier,<br />

die een geacht Schryver door Spttermen<br />

zynen roem wil benoemen, dat hy deszelfs fraaybe'.<br />

den moet naarvolgen.<br />

V<br />

E R T A A L E E 5. '


m<br />

T R E U R S P E L . 33<br />

M A C B E T H , zyn banden beziende.<br />

Dit is een treurige befchouwing.<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Neen, het is een laag denkbeeld, dit eene treurige<br />

befchouwing te noemen.<br />

M A C B E T H .<br />

De een Iagchten in. den flaap , en den ander<br />

fchreeuwden: moord ! zo dat de een den ander<br />

opwekten. Ik ftond hen aan te hooren, maar zy<br />

vetnchtefl hun gebed, en gingen wederom flaapen.<br />

LADY M A C B E T H .<br />

Daar zyn 'er twee in eene kamer.<br />

M A C B E T H .<br />

De eene riep „ God help ons I en de anderen "<br />

Amen ! als of zy my, met deze beulshanden, naar<br />

hunne vrees haaden zien luisteren. Ik kon geen<br />

Amen zeggen, toen zy zeiden „ God help ons.<br />

L A D Y MACBETH.<br />

Gy moet daar niet aan denken.<br />

MACBETH.<br />

Maar waarom kon ik geen Amen zeggen ? ik<br />

had Gods hulp zeer noodig, maar het Amen ftooten<br />

in myn keel.<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Men moet over diergelyke daaden zo lang niet<br />

na denken; dat zou u dol maaken.<br />

MACBETH.<br />

Het was even of ik een Hem hoorde roepen<br />

„ flaapt niet langer, Macbeth vermoord den flaap "<br />

— Den ontfchuldigen flaap .' de flaap die den<br />

verwarden kluw der zorgen uit elkander wind! de<br />

dooi van iedere dag des levens (s); het bad van<br />

ver-<br />

(i) W U B U R T O » , veranderd death in birth;<br />

om die reden vertaalden W i E L A ND „ de gehoor<br />

,, te van iedere volgende dag levens." Zyn grond<br />

ts, wyl bem bet denkbeeld des doods met de overige<br />

vjeldaadtge werkingen van den flaap, die bier genoemd<br />

ii. D E E L . C<br />

w o t.


34 M A C B E T H .<br />

verwonden arbeid ; de balzem van gekwetfte ge«<br />

moederen; de tweede gang der groote Natuur; dé<br />

voedzaamfte fpyze by het gafttnaal des levens.<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Wat zal dit alles?<br />

MACBETH.<br />

Alles riep nog fteeds in huis „ Slaapt niet lan-<br />

„ ger".' Glamis heeft den flaap vermoord.' en<br />

daarom zal Cawdor niet meer flaapen; Macbeth<br />

zal niet meer flaapen.<br />

L A D Y MACBETH.<br />

Wie was het dan, die zo riep? Ach.' myn<br />

dierbaare Thane, gy ontzenuwd uw edle fterkte,<br />

als gy met zulke kranke herfenen over die zaaken<br />

denkt. Ga, neem wat water, en wafch dit haa*<br />

telyk getuigenis van uwe handen. ——« Waarom<br />

bragt gy deze Dolken mede ? zy moeten daar bly.<br />

ven leggen. Ga, breng ze weer weg, en beftryk<br />

de flaapende Kamerheeren met bloed.<br />

MACBETH-<br />

Neen, ik keer niet weder te rug. — - Ik ysfche<br />

voor het denkbeeld van het geene ik verricht<br />

Jacbbe. Bedenk het nog eens. Ik waag het niet.<br />

L A D Y MACBETH.<br />

Zwakke ziel.'— geef my de Dolken, de flaa.<br />

pende en dooden zyn flegts beelden. Het oog der<br />

kindsheid alleen vreeft voor een afgebeelden duivel.<br />

Bloeden zy, dan zal ik de aangezichten der<br />

Kamerheeren daar mede beftryken (t j want zy<br />

moeworden',<br />

niet overeenkomjlig fcbynt. Docb de reden<br />

is naar my dunkt van een droevige doorgebragte dag,<br />

welke de flaap, even als de dood, een gewenjcbt einde<br />

geeft.<br />

ESCHESBURG.<br />


"Neen, ïk Veer niet weder te rug. - Ik vslche -voor "het denk<br />

"beeld van liet tfeene ifc verriclS Tiebbe".<br />

Zvalle ziel! — tfeef my de Dolken. de flaajjende en duo<br />

den


T R E U R S P E L . 93<br />

moeten, voor de da aders aangezien worden. (Zy<br />

gaat been, men boord van binnen een Jlag,)<br />

MACBETH alleen.<br />

Waar komt deze flag van daên? — hoe is het<br />

net my.dat ieder gerucht my fchrik aanjaagd?——<br />

wat zyn dit voor handen?— ha.' zy rukken my<br />

de oogen uit ? —— kan de geheeien Oceaan van<br />

den grooten Nephtunis dit bloed wel ran myn hand<br />

afwasfchen ? neen, deze hand zal eerder alleZefn<br />

rood verwen.<br />

LADY MACBETH, te rug komende.<br />

Myne handen hebben de kleur van de uwen;<br />

doch ik fchaam my dat myn hert zo wit is. («)<br />

(men klopt) Ik hoor geklop aan de Zuiderdeur——<br />

wy zullen in ons vertrek gaan. Een weinig water<br />

zuivert ons van deze daad. Hoe ligt is dit.' ——<br />

uwe ftandvaftigheid heeft u verlaaten-—- Hoor.'<br />

daar word weder geklopt.' —— trek uw flaaprok<br />

aan, op dat men ons niet overvalle, en bemerke<br />

dat wy gewaakt hebben. —— Verlies uw zelve<br />

niet in zulke armoedige denkbeelden.<br />

MACBETH.<br />

My myne daad bewuftte zyn! — beter washet<br />

my zelf niet bewuft te zy» 1 — (men klopt) wekt<br />

Dunkan met uw kloppen op! ik wenfchte dat gy<br />

het doen kon! (zy gaan been.)<br />

deel reeds met STEEVENS en GARRICK aangemerkt,<br />

dat zulke woord en klankfpeelingen , zeer<br />

dikmaals in de Engelfcbe Tooneelftelen veorkoomen.<br />

VERTAALERS.<br />

(«) Men bield, namenlyk, gelyk reeds aangemerkt<br />

is, viit bloed voor een teken der bevreesdbeid.<br />

ESCHENBUB.0.<br />

Ca<br />

ZES-


36 M A C B E T H .<br />

Z E S D E T O O N E E L . (*)<br />

Een<br />

DEURWAARDER.<br />

Nu waarachtig , dat heet aankloppen!.*., ali<br />

men Poortier aan de deur van de Hel was, kon<br />

men het niet erger maaken! (men kloptj klop! klop!<br />

k'op! wie is daar, in den naam van den<br />

dtommel?.... ha! een Pachter die zich in ver»<br />

wachting van groote rykdommen verhing.... Nu<br />

kom binnen; gy hebt toch neusdoeken genoeg by<br />

U; want hier zult gy 'er wel voor zweeten! (men<br />

klopt) Klop! klop! — wie is daar? in des tweeden<br />

drommels nasm...... Zie daar waarachtig<br />

een Dubbelzinnige (ü), die voor beide weegfchaa<br />

len tegen een ieder van hen zweeren kan; die verradery<br />

genoeg om Godswille begaan beeft, en ze<br />

echter in den Hemel niet heeft kunnen dubbelzinnigen.<br />

ö Kom b;nnen , dubbelzinnige!.... (men<br />

klept) Klop.' klop! klop! —— wie is daar?——<br />

waarachtig een Engelfche Snyder, die hier geko<br />

men is, om dat hy van deFransfen kouzen geftoolen<br />

heeft, (w) Nu kom in Snyder , hier kunt gy uw<br />

Gans braaden (men klopt) Klop! klop!....<br />

zal dit altyd zo voordgaan ? - wie zyt gy ? — -<br />

doch voor een Hel is het hier te koud; ik wil niet<br />

langer de Poortier van den drommel zyn; ik dacht<br />

'er van ieder handwerk één in te laaten, die het<br />

bieeden Roozenpad, tot het eeuwige vreugde vuur<br />

be.<br />

(v) An Equivocatur, dat is een Jefuit. Deze<br />

order veroorzaakten onder de Regeering van E L I .<br />

SABETH enjAcon DEN EERSTK zeer veel en •<br />

ru<br />

fi-<br />

WARBÜRTON.<br />

(w) Die zo kort en eng waaren, dat de Snyder<br />

een Meefter in zyn handwerk had mee ten zyn , 3»<br />

by bier van neg iets Jleelen kon.<br />

W A R B Ü R T O N .


T R E U R S P E L . 3»<br />

bewandelden, (men klopt) Aanftond»! aanftonds.' bedenkt<br />

den Poonier toch.<br />

Z E V E N D E T O O N E E L .<br />

M A CDU F r. LENOX, een Deurwaarder.<br />

M AC D UF F.<br />

Zyt gy zo laat naar bed gegaan, myn Vn'end,<br />

dat gy zo lang flaapt?<br />

DEURWAARDER.<br />

Waarachtig Sir, wy fmulden tot het tweede baanengefchreeuw<br />

; en de drank is een groote bevor.<br />

deraar van drie dingen.<br />

M ACDUFF.<br />

Welke drie dingen bevorderd dan de drank voornamelyk?<br />

DEURWAARDER.<br />

Welke Sir ï roode neuzen, flaap, en waterlooziug<br />

: de ontucht bevorderd en dempt hy ; hy<br />

fchetft de begeerte, maar verhinderd de volbren»<br />

ging. Daarom kan men zeggen, dat de drank te»<br />

gen de ontucht de dubbelzinnige fpeeld; by maakt<br />

ze, en vernietigd ze ; hy fpoord aan, en wederhoud;<br />

hy overreed en beneemd den moed ; by verheft<br />

en flaat neder; in 't eind, hy dubbelzinnige<br />

ze in den flaap, loogenitrafife en gaat heen.<br />

MACDUFF.<br />

Ik geloof dat de drank U dezen nacht ook ge«<br />

loogenftraft heeft.<br />

DEURWAARDER.<br />

Ja Sir, in myn hals in; maar ik betaalden hem<br />

naar waarde voor zyn loogen, Ja, ik denk dat ik<br />

te ilerk voor hem ben, want fchoon hy my eenige<br />

maaien de beenen ophief, zo getukte hetmy echter<br />

hem buiten te werpen (x).<br />

MAC.<br />

(x) Dat is, uitér lts van bem te worden. Het<br />

C 3


3» M A C B E T H .<br />

M A c x) u F r.<br />

Is uw Heer al opgedaan ?.... ha.' ha.' ons klop.<br />

pen heeft hem wakker gemaakt, want daar komt hy.<br />

A G T S T E T O O N E E L .<br />

MACBETH,<br />

de voorigen.<br />

LENOX.<br />

Goede Morgen, Edle Sir.'<br />

MACBETH.<br />

Goede morgen beide.<br />

MACDUFF.<br />

li de Koning al op, Edle Thane?<br />

MACBETH.<br />

Noch niet.<br />

MACDUFF.<br />

Hy beval my, dar ik hem vroeg zou laaten on.<br />

wekken, ik heb het uur reeds byna gemift.<br />

MACBETH.<br />

Ik zal U by hem brengen.<br />

XVI A I D U F F,<br />

rviAcnuFj<br />

Ik weet, dat bet U een aangenaame moeite zal<br />

weezen; maar het is echter een moeit».<br />

MACBETH.<br />

By een arbeid die ons aangenaam is, vergeet men<br />

ligt de moeiten.<br />

Hier is de deur.<br />

MACDUFF.<br />

Ik zal zo ftout zyn; en roepen, want dit is my<br />

bevoolen.<br />

'<br />

Engeljcbe woord to caft, efto caft up, word zo wel<br />

, N D E Z<br />

' N<br />

2*« als van nederwerpen by wedjpelen ge.<br />

beztgd; in deze dubbelzinnigheid bedoeld den Dub-<br />

VEEÏAALEHS.<br />

N E-


T R E U R S P E L . 39<br />

N E G E N D E T O O N E E L .<br />

M A C B E T H .<br />

LENOX.<br />

LENOX.<br />

Zal de Koning heden weder vertrekken.'<br />

MACBETH.<br />

Hy heeft het zo befteld.<br />

LENOX.<br />

De nacht was zeer onruftig. Van het huis daar<br />

wy fliepen , waaiden de Schoorfteen af . en ze<br />

men zegt, is 'er een weeklacht in de lucht gehoord<br />

; een afgryzelyk doodsgefchreeuw ; en voorzeggingen<br />

met vervaarlyke toonen van vreeslyke<br />

verwoeftingen, en ongelukkige gebeurtenisfen. die<br />

een tyd vol fmerte zou baaren. De uil fchreeuw.<br />

den de geheele nacht door. eenigc zeggen , dat da<br />

Aarde heeft getrild en gezidderd , als of zy de<br />

koorts had.<br />

MACBETH.<br />

Het wat een ongeftuimen nacht.<br />

LENOX.<br />

Ik ben niet oud genoeg, om my een diergelyke»<br />

te kunnen herinneren.<br />

T I E N D E T O O N E E L , .<br />

MACDUFF.<br />

De voorigen.<br />

MACDUFF.<br />

Achi fchrikkelyk.' fchrikkelyk! fchrikkelykI —*<br />

geen tong , geen hart kan U bevatten noch uitfpreeken.'<br />

M A C B E T H en L E N O X .<br />

Wat is het dan?<br />

M A C D U F F .<br />

De wreevel heeft zyn Meefterftuk getoond; dé<br />

Kerkroovende moord, heeft des Heeien gewyden<br />

C 4<br />

Tem-


40 M A C B E T H .<br />

IZ&n^olT " ' eeVen Cn fier3adui <<br />

„, . , MACBETH.<br />

wat is dat?.... bet leven .'<br />

LENOX.<br />

Meend gy de Koning?<br />

MACDUFF.<br />

Gaat aan bei vertrek en verftyf 0p de befchouw.ng<br />

van een nieuwe Gorgoné ..... ooet my me"<br />

kTy t<br />

VT e1Am^ w a a k<br />

S f S<br />

V •<br />

M<br />

°° r d '<br />

°P''<br />

°P! Zuid de<br />

• • • Auo' Don.<br />

w a a k<br />

het evenbeeld des dood» van U af, en zie de dood<br />

zeive'.... oplopi zie het voorfpel van het<br />

grootfte gericht..... Malcolm ! Banquo ! uaat a!s<br />

t ik » 8 n T ° P ' e n * a a r a , s G e e f t e n i n h «verfi.<br />

««r n D u D k a n o m h e c<br />

h<br />

/<br />

fcbrikkelykfle Tooncel<br />

te aanfchouwen / Juid de klok \<br />

(de klok werd geluid)<br />

E L F D E T O O N E E L .<br />

}<br />

LADY MACBETH. MACDUFF. hierna<br />

BANQUO.<br />

LADY<br />

MACBETH.<br />

TrnmW A* n ° m a k , d a t z u l k e e n fchrikkelyke<br />

Trompet, de fuapers hier in huis oproept? .<br />

Ipreek<br />

l p r e tk toch! f^pif<br />

MACDUFF.<br />

6 Waardige Lady! het geen ik U zeggen kan<br />

ii: niet goed voor ü om te hooren. een vrouwelyk<br />

oor daar mede te verfchrikken, was een tweede<br />

Moord..... (tegen Banquo die aankomt) ÓBanouo'<br />

Banquo! Banquo! onzen Koning is vermoord!<br />

„ .<br />

R R<br />

LADY MACBETH.<br />

Help Hemeli boe' in ons huis?<br />

BAN-


T R E U R S P E L . 41<br />

BANQUO.<br />

Het zou overal verfchrikïyklyk zyn , waar het<br />

ook was —_ waarde Macduff ik bid U, wederfpreek<br />

U zelve, en zeg dat het zo niet li.<br />

T W A A L F D E T O O N E E L .<br />

M A L C O L M . DONALBAIN. M A C B E T H .<br />

KosiE. LENOX. De voorigen.<br />

M A C B E T H .<br />

Ach! was ik flegts één uur voor dit ongeval ge-<br />

dan<br />

SlnhM t f<br />

h3d i k gelukk,<br />

'e 8 eleeft! w a i » dit<br />

oogenbl.k af aan, is niets meer fchatbaar in de<br />

fterflykheid; alles is kinderwerk; eer en deugd zyn<br />

dood; de wyn des levens ia afgetrokken, en deze<br />

gewelven kunnen voortaan alleen met de enkle<br />

droefem praaien.<br />

D<br />

IT, ., , ° N A I . B A I N .<br />

Welk ongeluk is het dan ?<br />

M A C B E T H .<br />

Uw eigen Prins, gy weet het niet.'.... de bron<br />

van uw bloedI is verftopt; zelfs is de oorfprong<br />

daar van verftopt! i' L U , J 8<br />

MiCBurr.<br />

Uw Vader, den Koning is vermoord.<br />

M A L C O L M .<br />

Ach! door wien?<br />

LENOX.<br />

Zyne Kamerlingen zyn naar oogenfcbyn de daeders;<br />

haare handen en aangezichten waaren overal<br />

met bloed bevlekt; insgelyks waaren ook de Dolken<br />

die wy onafgeveegd op hunne kusfens vonden.<br />

Zy zagen er wild en verftoord uit; niemand dorft<br />

zich betrouwen hen te naderen.<br />

M A C B E T H .<br />

«.rVJ J b T b e r o " w d u h 8 t d i t i k h in myn<br />

cerfte woede omgebracht hebbe.<br />

C<br />

S<br />

M A C


4> M A C B E T H .<br />

M A CDU Fr.<br />

Waarom deed gy dat.<br />

M A C B E T H .<br />

Wie kan in het zelve oogenblik bezaadigd en<br />

verward, geruft en woedend, getrouw en onver,<br />

fchillig zyn?— niemant. de kracht myner verhe<br />

vene liefde overweldigde het draaiende vernuft,<br />

hier lag Dunkan, zyn zilverwit vel met zyn goud<br />

bloed geboord (y) en zyne wonden geleken eene<br />

opening in de natuur , waar door het verderf inbreekt;<br />

daar de moordenaars, in de kle«r van hun<br />

handwerk gekleed, hunne Dolken op de lafhartig<br />

fte wyze, met geronnen bloed overtogen hadden.<br />

Wie, die een hert vol liefde voor zyn Koning<br />

heeft, en in dezen befchouwing zyn moed en liefde<br />

tracht te bttoonen , kon zich daar weder*<br />

houden.<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Ach! help my van deze plaatfe....<br />

MACDUFF.<br />

Neemt de Lady tot U.<br />

M A L C O L M .<br />

Hoe! waarom zwygen wy ? daar dit Treurfpel<br />

ons het meefte raakt!<br />

DONALBAIN.<br />

Wat kan men toch hier zeggen, daar ons verdelf,<br />

in een boorgat verborgen, ons alle oogenblikken<br />

(y) Het is waarfchynlyk dat SHAKESPEAR<br />

deze gedwongene en onnatuurlyke overdragt, M A C<br />

BITH als een teken der kunfi en der verplaatzing<br />

in den mond legt , om bet enderjcheid tuifen de<br />

overlegde reden der Huicbelaary , en de natuurlyke<br />

opwelling eener rasje beweeging aan te wyzen.<br />

Zo dra men dit vaftjield, beeft deze gebeele reden<br />

zyne fcberpzinnigbeid , en doet den Dichter eer<br />

aan, fchoon zy enkel uit Antiihezen en Meibapberen<br />

bejiaat.<br />

J OHNSON.


T R E U R S P E L . 43<br />

ken verdommen en vatten kan ? ——- laat ons<br />

liever vertrekken, want onze traanen zyn nog<br />

niet iyp.<br />

M A L C O L M .<br />

Noch onze zwaare ftnert in ftaat, den voet uit<br />

de plaats te verzetten.<br />

BANQUO.<br />

Bewaar de Lady. en laat ons, zo dra wy onze<br />

naakte zwakheid verborgen hebben, welke lyd, als<br />

zy zich vertoond, weder te zaamen komen, om<br />

deze vreesfelyke bloedfchuid naauwer naar ts<br />

fpooren: Vrees entwyffel doen ons waggelen. Ik<br />

ftaa hier onder de groote hand van God, en ftry<br />

onder zyne befcherming tegen iedere befchuldiging,<br />

die de verraderfche boosheid tegens my kan<br />

verwekken.<br />

MACBETH*<br />

Dat doe ik ook.<br />

A L L E N .<br />

Dat doen wy allen.<br />

M A C B E T H .<br />

Laat ons een mannelyk befluit neemen, en ons<br />

dan in de Hal verzaamelen.<br />

A L L E N .<br />

Wy zyn te vreeden.<br />

(Zy vertrekken.)<br />

M A L C O L M .<br />

Wat denkt gy te doen? ik vinde het .niet raadzaam<br />

ons aan hen te betrouwen, een fmèrt te too •<br />

nen daar men geen gevoel van heeft, is een dienfl<br />

die aan onredelyke niet zwaar valt. Ik wil naar<br />

Engeland.<br />

DONALBAIN.<br />

Ik naar Ierland, gefcheiden zullen wy beiden<br />

zekerder zyn. daar wy thans zyn , zie ik enkel Dolken,<br />

in de wezens der Lieden die zich zaamen<br />

voege» j hoe nader aa» het bloed, hoe gevaar»<br />

lyker*<br />

M A L .


4 M A C B E T H .<br />

M ALCOLM.<br />

De moorddaadige werppyl der Laftering is nog<br />

niet gefchooten; het zal het zekerste voor ons zyn,<br />

deze plaats te verhaten. Wel aan te Paard ! Laat<br />

ons geen tyd met affcheid neemen verliezen, maar<br />

fchielyk heen gaan! —— Het is geoorlooft zich van<br />

de plaats te fttelen, daar een wynig uitftel den dood<br />

brengen kan. (Zy gaan been).<br />

D E R T I E N D E T O O N E E L .<br />

ROSSE, een O U D M A K .<br />

OUD M A N .<br />

Van zeventig Jaaren herwaards , kan ik my nog<br />

wel erinneren; en in deze langen tyd heb ik vrees*<br />

felyke uuren, en zeldzaame zaaken beleeft; maar<br />

dees verfchrikkelyke nacht, heefc alles wat ik in<br />

dien tyd gekend hebbe, tot kleinigheden gemaakt.<br />

ROSSE.<br />

Ach! goede Vader, gy ziet, de Wolken hangen<br />

dryvend over deze bloedige Schouwplaatle heen,<br />

ah of der Menfchendaaden hun verzaameld hadden.<br />

Volgens de Klok is het dag, en echter dempt een<br />

duiftre nacht de wandelende Lamp. Doet het de<br />

overmacht van de nacht, of de befchaaming van<br />

den dag , dat deze fombre donkerheid het aangeligt<br />

der aarde begraaft, daar het levendig licht het<br />

kusfehen moet?<br />

OUD M A N .<br />

De daad die gedaan is, isonnatuurlyk,voorgaan,<br />

de Dingsdag wierd een Valk, die op zyne hoogte<br />

floutmoedig, boven een toorens hojgte zweefden,<br />

door een uil aangevallen en gedood.<br />

ROSSE.<br />

En Dunkans Paarden de zaak is zo zeker<br />

als zy wonderlyk is.... Die fchoone Dieren, zo<br />

grootfeh op hunne waarde, wierden ooger-bliklyk<br />

wild, braken uit hunne Hallen, liepen woedend in<br />

't rond


T R E U R S P E L .<br />

't rond en ftreeden tegen de gehoorzaamheid, alt<br />

of zy een kryg met de menfchen wilde voeren (z).<br />

OUD MAN.<br />

Men zegt, dat zy elkander gegeeten hebben.<br />

ROSSE.<br />

Ja, dat deeden zy ; ik vertrouwde naauwelyks<br />

myne oogen,toen ik het zag. Daar komtdedappre<br />

r<br />

i Macduff.<br />

V E E R T I E N D E T O O N E E L .<br />

MACDUFF, de Voorigen.<br />

ROSSE.<br />

Hoe gaat het in de waereld, Sir?<br />

MACDUFF.<br />

Hoe! ziet gy dat niet?<br />

ROSSE.<br />

Weet men reeds, wie deze bloedige daad verricht<br />

heeft?<br />

MACDUFF.<br />

De geene die Macbeth dooden.<br />

ROSSE.<br />

ó Hemel! wat voordeel konden zy daar van verwachten<br />

?<br />

MACDUFF.<br />

Zy waaren omgekogt. Malcolm enDonalbain.de<br />

beide Zoonen dts Konings zyn heimelykgevlucht,<br />

en hebben zich daar door verdacht gemaakt.<br />

ROSSE.<br />

Altoos tegen de natuur! — Onvoordeelige.<br />

Heerfch.<br />

(2) De.mee/le van deze, bier gemeld -wordende wondertekenen<br />

, verhaald, H o L I N G S H E B als voorvallen<br />

\ by de dood van den Koning DUFFE; en byzonderlyk<br />

de zen, dat Paarden van uitmuntende Schoonheid en<br />

behendigheid, bun eigen vleefcb gegeeten hadden.<br />

EICHIKSÜEO.<br />

4S


40 M A C B E T H .<br />

Heerfchzugt! gy die uw eigene levensmiddelen op.<br />

teerd / dus zal de Kroon denkelyk aan Mac»<br />

beth komen?<br />

MACDUFF.<br />

Hy is reeds tot Koning benoemd,en tot de krooning<br />

naar Scone gegaan.<br />

Ros f i.<br />

Waar is het Lyk van Dunkan.<br />

MACDUFF.<br />

Naar Colmeskil gebracht, in het vermaarde Graf,<br />

daar de gebeentens, zynes Vaders ruften.<br />

ROSSE.<br />

Gaat gy naar Scone ?<br />

M A C D U F F .<br />

Neen, myn Vriend. ik wii naar Fife.<br />

ROSSE.<br />

Goed, dan wil ik daar ha toe.<br />

MACDUFF.<br />

Ik wenfch gy daar alles naar wenfch zult aantreffen<br />

! . . . Vaar wel! mogelyk zouden onze oude<br />

rokken beter pasfen dan de nieuwe.<br />

ROSSE.<br />

Vaar wel, oude Vriend!<br />

OUD M A N .<br />

Gods zegen verzelle u, en allen, die gaarne uit<br />

kwaad goed, en uit Vyanden vrienden maaken!<br />

Eindt van btt Tvoetde Bedryf.<br />

D E R D E


T R E U R S P E L . 47<br />

DERDE<br />

BEDRYF.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

BANQUO (Alleen).<br />

Cly hebt het dui! Glamis, Cawdor, Koning,alles<br />

wat de Toveresfen belooft hebben.' Ik vrees<br />

fterk dat gy 'er op geen goede wys toe gekomen<br />

zyt; en echter is 'er gezegt „ dat het niet in uwe<br />

nakomelingen ftand houden, maar dat ik de wortel<br />

en ftamvader van veele Koningen zal zyn. Als de<br />

waarheid van hunne zyde komen kan —- gelyk<br />

haare uitfpraak over u MACBETH.' fchynt te bewy.<br />

zen — waarom kunnen zy dan niet even zo wel<br />

myn Orakel zyn , en my tot hoopen aanmoedigen<br />

? maar zacht.' niets meer 1<br />

T W E E D E T O O N E E L .<br />

Trompetten.<br />

MACBETH, als Koning,LADY MACBETH,<br />

LENOX, ROSSE, LORDS, GEVOLG,<br />

MACBETH.<br />

Hier is onze voornaamfte gaft.<br />

LADY MACBETH.<br />

Was het vergeeten geworden zo had dit omtrend<br />

een opening in ons Feeft gemaakt, en ai het overige<br />

in verwarring gebracht.<br />

MACBETH.<br />

Wy hebben dezen avond een plechtig Gaftmaal<br />

t<br />

Banquo, en ik bid u daar by te zyn.<br />

BANQUO.<br />

Volgens het bevel van uw Majefteit, aan wien<br />

myn plicht, door eene onbreekbaare band voor<br />

eeuwig verbonden is.<br />

M A O


48 M A C B E T H .<br />

M A C B E T H.<br />

Gy wilt deze namiddag uitryden ?<br />

BANQUO.<br />

Ja, myn Vorft.<br />

MACBETH.<br />

Wy hadden anders uw goeden raad —die altoos<br />

wys en gelukkig was — in de tegenwoordige zaa.<br />

menkomft verzogt; doch het is morgen daar noa<br />

tyd toe. zal uwe reiz ver zyn ?<br />

BANQUO.<br />

Zo ver, dat ik den geheelen tyd , tuffchen heden<br />

en het Avondmaal daar toe gebruiken zal. Ja Zo<br />

myn Paard zich niet fpoeden wil, zal ik nog een<br />

of twee duiftere uuren van de nacht moeten ont«<br />

leenen.<br />

MACBETH.<br />

Verzuim ons Gaftmaal niet.<br />

BANQUO.<br />

Daar zal ik zorg voor draagen, myn Vorft.<br />

MACBETH.<br />

Wy hooren, dat onze bloedfchuldige neeven<br />

zich naar Engeland en Ierland begeeven hebben •'<br />

zy loogchenen hunne fchrikkelykc Vadermoord en<br />

ltrooijen zeldzaame verdichtfelen onder de Menfthen<br />

— doch hier van, benevens andere aangelegenheden<br />

, die den Haat betreffen en onze vereenig.<br />

cie oplettenheid vorderen, zullen wy morgen fpreeken.<br />

Zet u beden te Paard. en Vaarwel tot dezen<br />

avond. Gaat Fleance met u ?<br />

BANQUO.<br />

Ja myn Vorft, wy kunnen niet langer vertoeven.<br />

MACBETH.<br />

Ik wenfch uw Paard hgte en zeekre voeten toe<br />

Zet 'er u terilond op en vaar wel. (Banquo vertrekt )<br />

Tot dezen avond te zeven uuren kan elk Heer van<br />

zynen tyd zyn. Om het genoegen van het Gezelichap<br />

beter te fmaaken, zullen wy zelfs tot het<br />

avondmaal alleen zyn. Vaar wel.<br />

(Lady Macbeth en de Lords vertrekken.)<br />

MA ca


T R E U R S P E L . 43<br />

M A C B E T H , tegens een Bediende.<br />

Hoor eens Vriend, zyn die lieden by de hand?<br />

BEDIENDE.<br />

Zy wachten buiten voor de Slotpoort , Myn<br />

Heer.<br />

M A C B E T H ,<br />

Brengt ze voor my.<br />

D E R D E T O O N E E L .<br />

M A C B E T H<br />

, (alleen.)<br />

Dit te zyn is nog niets, als ft het niet met ze.<br />

kerheid zyn kan! — wy hebben groote reden om<br />

Banquo te vreezen; daar heerfcbt in zyne Koning,<br />

lyke ziele iets, dat gevreeft moet zyn. Zyn moed<br />

reikt ver, en by die onverwinbre moedigheid, bezit<br />

hy een verftand dat zynen moed regeerd, en<br />

zekerheid aan zyne onderneemingen geeft, Hy is<br />

de eenige wiens byzyn ik vreeze. in zyn'e tegen,<br />

woordigheid alleen, word mynen geeft gedempt<br />

gelyk de Geeft van Marcus Antonius voor Cefar<br />

gedaan wierd. Hy verachten de Toverzufteren<br />

toen zy my het eerft den naam van Koning toe*<br />

zeiden, en beval hen tot hem te fpreeken, en toen<br />

groeten zy hem met voorzeggingen, als Vader van<br />

een rey Koningen, op myn hoofd zetten zy een<br />

onvruchtbaare Kroon , en gaven my een dorre<br />

Septer in myn hand, op dat hy eens door vreemde<br />

, die geen afkomelingen van my zyn, mv zal<br />

ontrukt worden. Zal dit gefüiicden, dan heb ik<br />

voor de nakomelingen van Banquo myn ziel be»<br />

vlekt; voor hen den braaven en roemwaardigen<br />

Dunkan vermoord ; voor hen alleen de bittre al«<br />

zem in den kelk myner rufte gemengd; en mvn<br />

onvergankelyk kleinood aan den algemeenen Vyand<br />

der Menfchen verkogt , om hen tot Koningen te<br />

maaken. de nakomelingen van Banquo tot Koningen!<br />

— eer dit gefchied, moet gy , wreed nood<br />

H. DEEJL. D IO,


50 M A C B E T H .<br />

lot met my in 't ftrydperk , daar ik tot'den laatftes<br />

druppel bloed zal waagen wie is daar ?<br />

V I E R D E T O O N E E L .<br />

MACBETH.<br />

BEDIENDE. Twee MOOR­<br />

DENAARS.<br />

MACBETH , tegen de Bediende.<br />

Ga voor de deur , en wacht daar , tot ik U<br />

roep. (de Bediende vertrekt) Was het gifteren niet,<br />

toen wy met elkander fpraaken ?<br />

1 MOORDENAAR.<br />

Ja, Myn Heer.<br />

MACBETH.<br />

Wel aan dan, hebt gy myn reden nagedacht f<br />

gy weet nu dat hy het was, die U in voorige tyden<br />

tot niets deed komen. Gy verbeelden Ü dat<br />

ik 'er aan fchuldig was; maar ik heb my in ons<br />

iaatfte gefprek te^en U gerechtvaardigd, en getoond,<br />

hoe men U bedroogen, alles van U ver*<br />

ydeld, welke werktuigen men gebruikt, en wie<br />

daar aan deel genomen heeft ; in 't kort, al het<br />

overige dat een laage ziel en'tflegtfte verftand zeggen<br />

moeft „ dat deed Banquo,"<br />

2 MOORDENAAR.<br />

Gy ontdekten ons dit.<br />

MACBETH-<br />

Dat deed ik, én ging verder over tot omftandig.<br />

heden, over welken wy thans zullen raadplegen.<br />

Vind gy zulk een bovenmaatig geduld in uw gemoed,<br />

dat gy dit zo kunt Iaaten doorgaan ? zyt gy zo<br />

vroom dat gy voor deze goede Man en zyne nakomelingen<br />

kunt bidden, wiens zwaare hand Utot<br />

het graf nederpebogen , en U alleen tot Bedelaars<br />

gemaakt heeft ?<br />

i MOORDENAAR.<br />

Wy zyn Menfchen , myn Vorft.<br />

M A C


T R E U R S P E L . 5!<br />

MACBETH.<br />

Gy loopt voor 't minfte 'er onder, even als<br />

Wind, Jicht, Water, Bleekers en Herders-honden<br />

, Bullen en Keffertjes, alle Honden genaamt<br />

worden ; de bepaaling van hunne waarde onderfcheid<br />

den fnellen, den liftigen, den langzaamen ,<br />

den Huisbewaarder , door een zekere gaave det<br />

Natuur, Van elkander: wyl men bizondere foor»<br />

ten uit den algemeenen hoop uitkieft. dus is het<br />

ook met de Mcnfchen. Nu, als gy dan een aanzicnlyken<br />

en geen verachten rang in den rey der<br />

Menfchen hebt, zo zeg het rny; ik zal U een*<br />

aanilag toebetrouwen , wiens uitvoering uwen<br />

vyand uit den weg ruimen, en de genegenheid en<br />

liefde van ons hart verwerven kan; daar ik ook,<br />

zo lang hy leeft, een ongeruft leven moet lyden ,<br />

dat door zyn dood alleen kan voorgekomen worden.<br />

2 MOORDENAAR.<br />

Ik ben een Man, myn Koning, die de zwaare<br />

Hagen en fchokken der Waereld zodanig ondervonden<br />

heeft, dat ik bereid ben , ten fpyt der<br />

Menfchen alles te onderneemen.<br />

1 MOORDENAAR.<br />

En ik ben iemand, die het ongeluk zodanig afgemat,<br />

en het noodlot zo rond gedraaid heeft, dat<br />

ik myn leven altoos ten befte geef, om bet te<br />

verbeteren , of het zelve in 't geheel te ver.<br />

liezen.<br />

M A C B E T H .<br />

Gy weet beiden dat Banquo uw vyand wa»?<br />

1 MOORDENAAR.<br />

Ja, Myn Heer.<br />

M A C B E T H .<br />

Hy is de roynen ook, en zelfs met zo een bloeddorftige<br />

Vyandlykheid, dat ieder Minuut, dat zyn<br />

byzyn verlengt, het myne in gevaar fteld. Én<br />

fchoon ik macht genoeg heb , om hem openiyk uit<br />

myn gezicht te verbannen , zo mag ik het doch<br />

D 2<br />

om


5» M A C B E T H .<br />

om zekere Vrienden wille niet doen, die ook da<br />

zynen zyn, en wiens toegenegenheid ik niet gaarne<br />

zou verliezen, ik moet den val beweenen van die<br />

zich zelve ter neder wierp, en daar van komt het,<br />

dat ik uwen byftand noodig heb, om die zaak uit<br />

bizondere inzigten, voor het oog der Waereld [te<br />

bedekken.<br />

2 MOORDENAAR. •<br />

Wy zullen alles doen myn Vorft, wat gy ons<br />

beveelen zult.<br />

i MOORDENAAR.<br />

Alfchoon ons leven zelfs j<br />

MACBETH.<br />

Uwen moed glinfterd in uwe oogen. binnen een<br />

uur, ten langften, zal ik U berichten waar gy U<br />

naar toe moet begeeven; ik zal U de tyd en het<br />

regte oogenblik door een uitgeleerde befpieder<br />

nauwkeurig doen aanwyzen, want het moet dezen<br />

avond, en wat ver van het Slot gefchieden; bovendien<br />

moet gy in 't oog houden , dat ik buiten<br />

vermoeden moet blyven. om niets ten halven te<br />

doen, moet gy met hem, ook Fieance zyn Zoon ,<br />

die by hem is, en aan wiens wegruiming my even<br />

zo veel gelegen ligt, als aan zyns Vaders, in bet<br />

noodlot van dit ongelukkig tydftip doen deelen.<br />

befluit hier alleen te faamen op ; ik zal terftond<br />

weder by U zyn.<br />

i MOORDENAAR.<br />

Het is beflooten myn Koning.<br />

MACBETH.<br />

Ik zal U aanftonds weder doen roepen — ga zo<br />

lang binnen, (de Moordenaars vertrekken) Het is<br />

beflifcht — Banquo uw ziel zal deze Aard ontvlieden<br />

; zyt gy des Hemelfch , zo vind gy hem<br />

dezen nacht.<br />

(Hy vertrekt.)<br />

V Y F-


T R E U R S P E L .<br />

5 3<br />

V Y F D E T O O N E E L . (*)<br />

LADY MACBETH. een BEDIENDE.<br />

LADY MACBETH.<br />

Is Banquo reeds van het Hof afgereifi ?<br />

BEDIENDE*<br />

Ja Mevrouw, doch hy komt dezen avond weder<br />

te rug.<br />

LADY MACBÏTH.<br />

Zegden Koning, dat ik gaarne, als het hem<br />

gelegen komt, eens met hem wilde fpreeken.<br />

BEDIENDE.<br />

Zeer wel Mevrouw. (by vertrekt.)<br />

LADY MACBETH, alleen.<br />

Alles is verlooren, en niets gewonnen, als wy<br />

het oogmerk onzer wenfchen zonder onze ruft be.<br />

reiken. — het is beter dat geene te zyn. 't welk<br />

wy verdelgen, als na deze verdelging in eenen twyf.<br />

felachtigen gelukftaat te leven.<br />

Z E S D E T O O N E E L .<br />

MACBETH. LADY MACBETH.<br />

LADY MACBETH.<br />

Hoe gaat het Macbeth? waarom altoos zo al.<br />

leen ? waar toe houd gy de wroegende Inbeeldingen<br />

tot uw gezelfchap ; en waarom koefterd gy<br />

denkbeelden die met hen, aan wien zy denken,<br />

geftorven moeften zyn ? aan dingen die niet te ver.<br />

anderen zyn, moet niet gedacht worden, wat gefchied<br />

is, is gefchied.'<br />

MACBETH.<br />

Wy hebben de Slang gekwetft en niet gedood.<br />

——- hy zal weder te faamen groeien en op nieuw<br />

een Slang zyn; terwyl onze arme eenvoudige boosheid<br />

aan het gevaar van haaie voorige tanden<br />

D 3<br />

blood»


SA M A C B E T H .<br />

bloodgefteld blyft. doch den bouw der dingen zal<br />

eerder uit elkander vallen ,• de beide Waerelden<br />

eerder vergaan, eer wy ons brood in vreeze eeten,<br />

en in de beklemming van fchrikkelyke droomen<br />

zullen flaapen , die ons de geheelen nacht doen<br />

beeven. Beter is het by de dooden te zyn, die<br />

wy, om voor ons plaats te maaken, ter rufte gezonden<br />

hebben, als in deze zielfolterende en rustelooze<br />

fmarte te leven. -— Dunkan is in zyn<br />

Graf; hy flaapt zeer wel, op de koorts des levens<br />

die hy vol onruft geproefd heeft; verradery heeft<br />

aan hem haar uiterfte gedaan ; noch ftaal, noch<br />

vergif, noch heimelyke boosheid, noch uitwendige<br />

aanvallen, niets kan hem meer beroeren.<br />

LADY MACBETH.<br />

Kom myn waardige Gemaal, helder deze treurige<br />

oogen op , wees dezen avond vrolyk in 't byzyn<br />

van uw Gaften.<br />

MACBETH.<br />

Dat zal ik, myn waarde, en ik bid U, wees gy<br />

bet ook. hebt in 't bizonder eene aanhoudende ach<br />

ting voor Banquo; bewys hem met daaden en woorden<br />

alle bedenkelyke eer. de tyd wil het, dat wy<br />

onze woorden zomtyds vergeeten, en tot vleiery<br />

gebruiken,en onze wezens tot lagchende Maskers<br />

onzer harte maaken, die verbergen wat wy zyb.<br />

LADY MACBETH.<br />

Denk hier niet aan.<br />

MACBETH.<br />

Dierbaare Vrouw ! ach ! myn ligchaam is voi<br />

Schorpioenen! gy weet Banquo en Fleance<br />

leven nog!<br />

LADY MACBETH<br />

Ja, maar de Natuur heeft hen het leven niet voor<br />

eeuwig verhuurd, (aa)<br />

MAC<br />

(aa) Naar de verklaaring van J o HM SON, Bur in<br />

them nature's copy's not eteraal , vierdende bet<br />

«•fff/6


T R E U R S P E L . 55<br />

MACBETH.<br />

Dit is nog trooft voor ons, dat men aan hen<br />

komen kan ; houd daarom goede moed. eer de<br />

Vledermuis naare kluizenaars vlugt beginnen za!;<br />

eer op den roep der zwarte Hekaté, den in den<br />

boomfpleet gebooren kever , met zyne flaaperige<br />

bromming de gegronde nacht inluidt, zal een vreesfelyke<br />

daad voltrokken zyn.<br />

LADY MACBETH.<br />

Wat zal 'er dan gefchieden ?<br />

MACBETH.<br />

Weeft liever onweetend, tot gy de volbrachte<br />

daad kunt toejuichen, kom verblinde nacht, fluit<br />

het teder o"g van den medelyhebbenden dag ;doorftryk<br />

en verfcheurt met uw bloedigen hand deze<br />

grooten Schuldbrief, die 'er my zo bleek doet uitzien<br />

! —— het licht werd reeds onklaar, en de<br />

Kraay vliegt in het digtfte Bofcb. alle goede Schep,<br />

felen van den dag beginnen te fluimeren, terwyl<br />

de zwarte noodhulpen van de nacht op hunnen roov<br />

uitgaan, gy verfchrikt over myne reden, maar wees<br />

geruft. Zaaken die een kwaad begin hebben, kunnen<br />

alleen door booze daaden bevorderd worden.<br />

Wel aan, ga met my.<br />

Z E V E N D E TOONEEL. (•)<br />

Drie<br />

MOORDENAARS.<br />

1 MOORDENAAR.<br />

Maar wie heet U by ons te komen ?<br />

3 MOORDENAAR.<br />

Macbeth.<br />

2 Mooi'<br />

•woord Copy door bet woord leafe , een Huurconi<br />

trakt, verklaard, ESCHENBURG beeft bier voor<br />

„ Doch in beiden is het afdrukfel der natuur niet<br />

„ onfterffelyk." dat ook een goede zin beeft.<br />

VSRTAALERS.<br />

D 4


1<br />

2<br />

1<br />

5


T R E U R S P E L . 57<br />

BANQUO.<br />

O Verraadery ! —— vlucht, goede Fleance ,<br />

vlucht, vlucht , vlucht! gy kunt myn wieeker<br />

zyn —— ó Lafhartige!<br />

(Banquo Jlerft, Fleance vlucht.)<br />

3 MOORDENAAR.<br />

Wie blufchten het licht uit?<br />

1 MOORDENAAR.<br />

Was dit de befte weg niet?<br />

3 MOORDENAAR.<br />

Daar is 'er fiegts een afgemaakt; de Zoon is<br />

het ontfnapt.<br />

2 MOORDENAAR.<br />

Wy hebben de befte helft van onze bezigheid<br />

verlooren.<br />

i MOORDENAAR.<br />

Goed, wy zullen heen gaan en zeggen wat 'er<br />

gedaan is.<br />

(Zy vertrekken,)<br />

A G T S T E T O O N E E L . (*)<br />

Een bereide en opgedifcbte Tafel.<br />

MACBETH. L A D Y M A C B E T H . ROSSE,<br />

LENOX. LORDS. GEVOLG.<br />

M A C B E T H .<br />

Gy kent uwen rang; zet U neder; zyt alle, van<br />

de eerfte tot den laatften, hartelyk wellekom.'<br />

LORDS.<br />

Wy danken uwe Majefteit!<br />

MACBETH.<br />

Ik zal my zelv onder het gezelfchap mengen,<br />

en den dienftvaardigen Waard zyn. onze Waardin<br />

fchynt haar rol te vergeeten , doch wy zullen<br />

haar verzoeken , om haare Gafteji welkom te<br />

noemen.<br />

D 5<br />

LA-


58 M A C B E T H .<br />

L A D Y MACBETH.<br />

Doet gy het in myne plaats, myn hart zegt<br />

onze Vrienden welkom.<br />

(De eerjie Moordenaar komt aan de deur.)<br />

M A C B E T H.<br />

Ziet eens hoe hunne dankbaare harten, U in 't<br />

gemoet komen, beide zyden zyn bezet, hier zal ik<br />

my in het midden plaatfen: geef U geheel aan de<br />

vrolykheid over , wy zullen aanftonds den beker<br />

de tafel doen rond gaan. (tegen de Moordenaar aan<br />

de Deur) daar is bloed op uw gelaat.<br />

MOORDENAAR.<br />

Dan is het dat van Banquo.<br />

MACBETH.<br />

't Is beter dat het bloed van Banquo uiterlyk<br />

op uw gelaat, als innerlyk in zyn ligchaam is. (bb)<br />

is het geftremd?<br />

MOORDENAAR.<br />

Myn Vorft, ik heb hem den Gorgel afgefneeden ,<br />

zie daar den dienft dien ik hem deed.<br />

M A C B E T H .<br />

Gy zyt de befte onder alle de Gorgelfnyders;<br />

maar hy die Fleance dezelve dienft doet , is ook<br />

goed. hebt gy dit gedaan , dan hebt gy uws gelyke<br />

niet.<br />

MOORDENAAR.<br />

Myn Vorft, Fleance is 't ontvlucht.<br />

M A C B E T H .<br />

Dan komt myn koorts weder, anders was ik<br />

volkomen gezond geweeft, geheel, als marmer,<br />

vaft, als een Rots, onbepaald en zo algemeen als<br />

de ons omringende lucht; doch nu ben ik inge.<br />

flooten, ingebonden, beklemd, en aan myne jammer.<br />

(66) Weder naar de Leezing van JOHNSON.<br />

'T is better the without, than hun withim, Ver*<br />

taald.<br />

V E R T A A L E R Ï .


T R E U R S P E L , 5<br />

merlyke twyffelingen en bekommernisfen op nieuw<br />

overgeleverd. ——«. maar Banquo is echter zeker ?<br />

MACBETH.<br />

Ja, myn Koning, want hy '.egt in 't Graf met<br />

twintig diepe wonden in zyn hoofd, waar van de<br />

kleinfte een dood goor de natuur is.<br />

M A C B E T H .<br />

Daar dank ik U voor —— daar legt dan de hergroeide<br />

Slang; de worm die ontvlucht is, kan met<br />

den tyd wei vergift zuigen, maar heeft nog geene<br />

tanden, ga heen, morgen zullen wy daar verder<br />

van fpreeken. (de Moordenaar vertrekt.)<br />

L A D Y MACBETH.<br />

Myn Koninglyken Gemaal, gy bekommerd U<br />

weinig over uwe Gaften ; als de Gaftheer zyne<br />

Gallen niet vervrolykt, dan verlieft het Gaftmaal<br />

al het aangenaame. Zat eeten kan men 't huis beft<br />

doen; het eeten buitens huis word door het on^<br />

derhoud en vreugde fmaakelyk gemaakt, zonde<br />

welke het gezelfchap niets is.<br />

_ r<br />

(De Geeft van Banquo komt binnen, en zet zich<br />

op de ledige plaats van Macbetb.)<br />

M A C B E T H .<br />

Heb dank voor de erinnering.' dat de goede ver»<br />

teering den fmaak en gezondheid beide bevor.<br />

dere!<br />

LENOX.<br />

Behaagt het uw Majefteit plaats te neemen?<br />

M A C B E T H .<br />

Wy zouden nu de Sierfels van ons Vaderland by<br />

elkander hebben, indien de braave en beroemde<br />

Banquo hier ook was. ik wenfch alleen, dat ik<br />

oorzaak mag hebben, om hem gebrek van behaag,<br />

lykheid te kunnen verwyten, en niet om hem wegens<br />

een ongeval te moeten beklaagen!<br />

ROSSE.<br />

Het is niet fraay, myn Vorft, dat hy weg b'yft,<br />

daar hy beloofden te komen, behaagt het uwe Ma.<br />

jefteit


6o M A C B E T H .<br />

jefteit niet, ons met uw Koninglyk gezelfchap te<br />

vereeren ?<br />

MACBETH.<br />

De Tafel is vol.<br />

L E N O X .<br />

Hier is nog een ledige plaats, myn Vorft.<br />

M A C B E T H .<br />

Waar?<br />

I. E NOX.<br />

Hier myn Vorft —— wat fteid uw Majefteit in<br />

sulk eene beweging?<br />

M A C B E T H .<br />

Wie van u heeft dit gedaan? (cc)<br />

LENOX.<br />

Wat toch Myn Heer 7<br />

M A C B E T H , (tegen den Geejt.)<br />

Gy kunt niet zeggen dat ik het deed. —— Schud<br />

uw bloedige hairlokken zo niet tegen my!<br />

« ROSSE.<br />

Laat ons opftaan, Heeren; de Koning is niet<br />

vel.<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Ulyf zitten waarde Vrienden; myn Gemaal is dikmaals<br />

zo, en is van zyn Jeugd af aan zo geweeft.<br />

ik bid U houd uw plaats, de aanval duurd flegts<br />

een<br />

(cc) De engerymdheid van dusdaanige Vertooningen,<br />

bebben wy in 't EERSTE D E E L , Bladz.<br />

110. in de Aantek. (Ui), reeds aangetoond, ttnblyke<br />

dat de Geejlen zicb niet volgens de Natuur , maar<br />

na des Dichters denkbeelden of Jcbikking richten,<br />

merken wy hy dezen nog aan, dat de eigenfcbappen<br />

van deze Geeft, bet tegengeftelde van de Geeft in<br />

Hamlet zyn; want, de Geeft van Hamiets Vader<br />

was voor allen zigthaar bebalvenvoor Gertruida ;maar<br />

de Geeft van Banquo is voor allen onzigtbaar, bebalven<br />

voor Macbctb.<br />

VERTAALERS.


T R E U R S P E L .<br />

tl<br />

een oogenbiik , hy zal aanftonds weer wel zyn.<br />

wanneer gy hem fterk aanziet, word hy boos, en<br />

verlengt zyn kwaal daardoor. Eet, en geef geen<br />

acht op hem. (ter syde tegen Macbeth.) Zyt gy<br />

een Man?<br />

MACBETH.<br />

Ja , zelfs een kloekmoedig Man ,wyl ik de moed<br />

heb om iets aan te zien daar de Duivel voor ver»<br />

bleeken zou.<br />

L A D Y MACBETH.<br />

6! Voortreffelyke getuigenis. — dit is weder<br />

het afbeeldzel van uw vrees; dit is die in de lucht<br />

zweevende Dolk, dieU, zo als gy zeide, tot Dunkan<br />

voerden. —— waarlyk dit gezicht, deze on><br />

fteltenis, is enkel bedrog; geen daadelyk fchrikbeeld.<br />

—— het zou zeer goed by Vrouwefprook«<br />

jes, of by het Vuur pasïen, waar voor uw Grootmoeder<br />

borg is! —— boven de fchande! —— hoe!<br />

wat trekt gy toch voor gezichten • • gy ziet<br />

daar niets als een ftoel.<br />

M A C B E T H .<br />

ó! Ziet eens hier!...,. Zie!.... Slaat uw gezicht<br />

naar deze plaats t • wat ziet gy ? i . . •<br />

hoe! • " wat gaat het my aan? • kunt gy<br />

wenken, fpreekt dan ook' moeten de beenhuizen<br />

en graven , de begraavene weder te rug<br />

zenden, dan zullen de maagen der Gieren onze<br />

graven in het toekomende zyn ><br />

(De Geeft •oerdwynd.')<br />

L A D Y M A C B E T H ,<br />

Wat? zyt gy in 't geheel dwaas?<br />

MACBETH.<br />

Ik zag hem, zo waar als ik hier ftaa.<br />

L A D Y . M A C B E T H .<br />

Schaam U!<br />

M A C B E T H .<br />

Bloed is van alle Eeuwen vergooten geworden,<br />

reeds van oude tyden af, eer nog menfchelyke in.<br />

zettingen den vreedzaamen Staat zuiverden, hier<br />

na


«z M A C B E T H .<br />

na zyn ook moorden gepleegt die zelfs te ysfelyk<br />

zyn om gehoord te worden ; maar toen, wanneer<br />

iemand de herfens ingeflagen waaren , ftierf hy.en<br />

daar mede was alles gedaan; maar tegenwoordig<br />

komen zy, met twintig doodelyke wonden in 't<br />

hoofd, wederom, en dryven ons van onzen Stoel,<br />

dit is waarlyk zeldfaamer als eenen moord is.<br />

L A D Y M A C H E T H .<br />

Myn waarde Gemaal, uwe Vrienden verlangen<br />

naar U, daar zy U misfen.<br />

MACBETH.<br />

Dit was my vergeeten.—• myn waarde Vrienden,<br />

Hoor u aan my niet, want ik heb eene blondere<br />

zwakheid over my , maar die my kent acht<br />

dezelve niet veel——> welaan dat ik op uw vriend,<br />

fchap en gezondheid drinke; hier na zal ik my neder<br />

zetten.—— Geeft my een glas vol wyn ——«<br />

ik drink het welzyn van de geheele Tafel, en van<br />

onzen braaven Vriend Banquo die wy mislenen, ik<br />

wenfchte dat hy hier tegenwoordig was. • . op<br />

zyne en U aller gezondheid!<br />

LORDS.<br />

Wy danken uw Majefteit op het nederigfle.<br />

(De Geeft komt •weder.)<br />

MACBETH.<br />

Weg uit myne oogen! Iaat de aarde U verbergen!<br />

— uwe beenderen zyn mergelloos, uw bloed<br />

is koud; gy hebt geen kr3gt om te zien, fchoon<br />

uwe oogen my aanfchouwen!<br />

L A D Y MACBETH.<br />

Ziet dit, myn Edle Lords! voor niets aan, als<br />

het geen gewoon is ; het is niets, het fchaad ons<br />

alleen wyl het ons tegenwoordig vergenoegen verbreekt<br />

?j<br />

MACBETH.<br />

Wat één Menfch Waagt, dat waag ik ook. — -<br />

komt gy in de gedaante van een ruwe Rusfifche<br />

Beer op my aan; of in die van een gewaapende<br />

Rinoceros; of van een Hirkaanfche Tyger, neem<br />

alle


T R E U R S P E L . 6f<br />

alle gedaantens aan behalven deze, en myn fterke<br />

zenuwen zullen niet beeven. of herleef, en daag<br />

my in een Woeftyn voor den degen ; zo ik het<br />

fïdderend afflaa , noem my dan de Pop van een<br />

Meysje!—— weg fchrikkelyke fchaduw* onwee*<br />

zenlyk fchrikbeeld! weg' (de Geeft verdwynd) zeer<br />

goed! zo dra gy weg zyt, ben ik weder een Man.<br />

— ik bid U, blyf zitten.<br />

LADY MACBETH.<br />

Gy hebt door deze verfchrikkelyke ftuipen, ons<br />

goed gezeifchap buiten zich zelve gebragt, en de<br />

vrolykheid verbannen.<br />

MACBETH.<br />

Kan men dan zulke zaaken als een Zoomerwolk<br />

voorby laaien trekken, zonder daar over in eene<br />

buitengewoone verwondering te geraaken ? gy<br />

maakt,dat ik my zelv noch myn gemoed niet meer<br />

ken, wanneer ik denk, óst gy diergelyke verfchy-<br />

.ningen zien , en de natuurlyke Robynkleur uwer<br />

wangen behouden kunt, als vrees de myne doet<br />

verbleeken.<br />

ROSSE.<br />

Welke verfchyningen, Vorft?<br />

LADY MACBETH,<br />

Ik bid U, fpreek niet; hy word daar door flim.<br />

mer. vraagen maaken hem onzinnig • goede<br />

nacht alle vrienden, wacht niet naar het bevel om<br />

te vertrekken; maar gaat alle te faamen.<br />

LENOX.<br />

Wy wenfchen uw Majefteit een geruften nacht,<br />

en beeter gezondheid.<br />

LADY MACBETH.<br />

Goede nacht, waarde Vrienden !<br />

( De Lords vertrekken,)<br />

M ACBE TH.<br />

Het wil bloed hebben....! bloed, zegt men ,<br />

eifcht bloed ! Steenen zouden zich bewoogen,<br />

en boomen gefprooken hebben : waarzeggers<br />

, welke de geheime betrekking der dingen<br />

ken-


«54 M A C B E T H .<br />

kennen, hebben reeds door Kraaijen en Kaauwen<br />

den verborgenfte Moordenaar voor 't licht gebracht.<br />

——• hoe ver is de nacht reeds ?<br />

L A D Y MACBETH.<br />

Hy is omtrend in ftryd met den Morgen , wie<br />

nacht en wie morgen is.<br />

M A C B E T H .<br />

Wat zegt gy van Macduff; hy weigerd op ons<br />

bevel te verfchynen ?<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Hebt gy by hem gezonden ?<br />

M A C B E T H .<br />

Ik hoor het zo even; maar ik wil by hem zemden.<br />

daar is geene onder hen allen , in wiens<br />

huis ik geen bediende in myn foldye heb. Morgen<br />

vroeg zal ik by de Toverzufteren gaan ; zy<br />

moeten my meer zeggen; want heden ben ik verplicht<br />

, door het flegtfte middel het ergfte te ontdekken.<br />

Myn eigen nut zal ik door alle moge'yke<br />

middelen bevorderen. Ik ben zo diep in 't<br />

bloed gedaald, dat als ik heden niet verder doorwaden<br />

wil, de terugkeering even zo gevaarlyk zal<br />

zyn, als den voortgang. Wonderlyke zaaken heb<br />

ik in *t hoofd, die myn hand vereifchen, en uit.<br />

gevoerd moeten worden , eer men ze vermoeden<br />

kan.<br />

L A D Y MACBETH.<br />

Het ontbreekt U aan de verkwikking aller we.<br />

zens, aan de flaap.<br />

M A C B E T H .<br />

Welaan laat ons gaan flaapen. myn gebrek is<br />

alleen de vreeze eens Nieuwelings , die door<br />

de oeffening nog niet gefterkt is; wy zyn in diergelyke<br />

daaden nog maar kinderen.<br />

(Zy gaan been.)<br />

N E-


T k Ê Ü R S P K L . ds<br />

N E G E N D E T O O N E E L . (»)<br />

Het donderd.<br />

Drie H E X E N , H E K A T É , die baar<br />

ontmeet, (dd)<br />

i HEX.<br />

Hoe komt het Hekaté! gy ziet zo boos van wezen?<br />

HEKATÉ.<br />

Heb ik geen oorzaak, daar gy Mouten onbefcbaamd<br />

Uwe eer en plicht vergeet.--- toondgy niet zonder<br />

vreezen,<br />

Aan Macbeth door u w-kunst al 't geenU niet betaamd?<br />

Gyzegt hem zyn geluk en vooripoed in dit leven;<br />

En my uw heilgodin, de bron van uwen kracht,<br />

Die toch alleen 't verdriet den Sterveling kan geeven;<br />

My hebt gy om uw kunst te aanfchouwen,rj:et betracht.<br />

Maar boven dien, al 't geen gy toverend verrichten,<br />

Was voor een ftuursch en wild en gloriezoekend<br />

Man,<br />

Die flechts zyn roem bemind, en U nooit zal ver.<br />

plichten<br />

Door zyne vriendlykheid , maar woeden daar hv<br />

1<br />

kan.<br />

Ver.<br />

(dd) Men beeft SHAKESPEAR berispt om dat<br />

by Hekaté mede onder de gemeene Hexen doet optre><br />

den , en bet bygeloof der ouden en laatere tyden onder<br />

elkander mengd. Zyne bandelwyze in deze kan men<br />

tocb eenigzints verdedigen. D I L R I O in zyn Disquif.<br />

Mag. L. 2. Quajft. 9, voerd eene plaats uit<br />

APULEJUS aan: de quadam caupona , regina Sagarum;<br />

en voegt'erby: ut fcias etiam turn quasdam<br />

ab iis hoe titulo honoratas Zekerlyk bad den<br />

Dichter deze Hexenkoningin den naam van Hékaté<br />

niet moeten geeven.<br />

STEEVENs.<br />

H. DEEL. E


66 M A C B E T H .<br />

Verbeterd dit, ga heen, wilt me aan de Achéron<br />

wagten,<br />

Des Morgens vroeg; hy komt te rugomuwbefluit:<br />

Maak uw gereedfcbap klaar, gy moet uw roem betrachten<br />

;<br />

Vorscht door uw tovery op nieuwzyn noodlot uit.<br />

Ik moet terftond van hier de h


T R E U R S P E L . «?<br />

T I E N D E T O O N E E L . (*)<br />

LENOX. Een andere L 0 R D.<br />

LEN8X.<br />

Het geen ik gezegd nebbe, zal u flegts op het<br />

fpoor brengen: gy kunt nu zelfs verder denken ——•<br />

ik zeg maar dat de zaaken wondetlyk gegaan zyn.<br />

de roemryke Dunkan word van Macbeth beklaagd<br />

— zekerlyk wel; hywas dood! — en dedappreen<br />

recbtfchaapene Banquo reisden te laat in den nacht,<br />

als men wilde , zou men ook kunnen zeggen dat<br />

Fleance hem omgebracht heeft; want Fleance nam<br />

de vlucht, men moet juist zo laat in den nacht niet<br />

reizen, wie ziet hier niet aan, hoe affchuwelyk<br />

Malcolm en Donalbain handelden, dat zy hunne<br />

liefderyke Vader vermoorden? een verdoemens,<br />

waar ie daad! hoe fmerten dit den eerlyke Mac<br />

beth!—» dooden hy op 't oogenblik, in zyn lof<br />

waardige woede, de beide daaders niet, die door<br />

wyn en flaap geketend en overweldigt waaren ? was<br />

dit niet edel van hem gehandeld? Zekerlyk. en<br />

verftandig daar en boven; want wie had het zonder<br />

verdriet kunnen aanbooren, als de Boeven het<br />

geloochend hadden? hy heeft dus, gelyk gezegd<br />

is, alles zeer wel 0<br />

verricht; en ik geloof, dat zo<br />

hy de Zoonen van Dunkan nu in zyn macht had<br />

.. 1 - onar dat zal nietgefchieden als het den Hemel<br />

behaagt'-—— gy zoud zien, wat het in zich heeft<br />

een Vader te vermoorden; dat zou Fleance ook zien!<br />

.1 — maar zacht t — wegens eenige vryë gefprekken,<br />

en om dat hy op het Gaftmaal niet verfchee.<br />

nen is, viel, zo ik gehoord hebbe, Macduff in on«<br />

genaade. kunt gy my zeggen, Sir, waar hy zich<br />

ophoud?<br />

LORD.<br />

De Zoon van Dunkan, die deze Tiran zyn ervrecht<br />

onthoud, is aan 't Hof van Engeland; en d*<br />

yroome Eduard bewyft hem daar zo veel gunft, dat<br />

E 2 d#


él M A C B E T H .<br />

de misgund van het geluk, hem nieis Tan zyn toe.<br />

behoorenden Eerbied ontrukt fchynt te hebben,<br />

daar is Macduff ook naar toe gegaan , om van<br />

den gewyden Koning, Northumberland en den<br />

dappren Siward ten byftand te verzoeken, op dat<br />

wy met hunne hulp naaft de befcherming des Hemels,<br />

onze Tafel weder fpyze, onze nachten flaap<br />

verfchaffe, van Feeften en Gafteryen de verraderfche<br />

Dolken verwyderen , een rechtmaatige Heer<br />

dienen en zonder laagheid tot eer geraaken mogen,<br />

naar dit alles trachten wy thans om niet. En dit<br />

bericht heeft den Koning zo verbitterd dat hy<br />

verbaazende krygstoeruftingen maakt.<br />

LENOX.<br />

Zond hy naar Macduff?<br />

LOB D.<br />

Ja, en met een volftrekte „ Sir, ik niet" keert<br />

de misnoegde afgezant den rug, en mord, als of<br />

hy zeggen wilde „ gy zuJt U dezen tyd nog eens<br />

„ beklaagen, in welken gy my,met dit antwoord<br />

M<br />

te rug zend."<br />

LENOX.<br />

Dit mag hem tot een waarfchouwing dienen ,<br />

om zich zo ver te verwyderen als hy kan. een<br />

gedienftige Engel vlieg naur het Hof van Engeland,<br />

en ontdtkke zyn verzoek nog eer by komt; op dat<br />

eene fpoedige redding ons lydenci Vaderland, weer<br />

ras op de been mag helpen, daar het door een<br />

Tiran verdrukt word.<br />

LORD.<br />

Ik zal hem myn gebed naarzenden.<br />

Einde van bet derde Bedryf.<br />

VIERDE


T R E U R S P E L . 9 9<br />

VIERDE<br />

BEDRYF.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Het Donderd.<br />

D<br />

Drie<br />

HEXEN.<br />

I HEX.<br />

riemaal hoorden ik de Kat<br />

Schreeuwen, (ee)<br />

a HEX.<br />

Ik het Stekelzwyn<br />

Viermaal.<br />

3 HEX.<br />

Harfner (ff) roept ons..... radl<br />

't Is tyd, wy moeten by hem zyn.<br />

i HEX.<br />

(ee) Een Kat is zederd onbeugcbelyke tyden, ai'<br />

toos een werktuig en bet geliefde dier der Hexen geweeft,<br />

deze bygeloovige inbeelding komt nog uit bet<br />

Heidendom. en de oorfprong daar van is mooglyk bet<br />

volgende: Toen Galintbia in een Kat door de Godin<br />

des noodlots, volgens de Ant. Liberaiis (Meiam.<br />

c. 29.) of van de Toveresfen; volgens PAUSINUI<br />

(in Bajoticis) veranderd wierd; erbarmde HEKATÉ<br />

zich baarer, en maakten baar Tot baar Priefteres. ook<br />

toenmaals als TYPH o N alle Goden tn Godinnen<br />

dwong , om zkb in beeften te veranderen , nam<br />

HEKATÉ zelv de gedaante van een Kat aan: Fele*<br />

foier Pbxbi Latiut. OVID<br />

WARBÜRTON.<br />

Men zal over dit Tooneel, in bet ONDERZOEK<br />

en AANMERKINGEN over dit Treurfpel, bief<br />

agter geplaatft, meerder onderrichting vinden.<br />

VERTA ALEÏS.<br />

(ff) De naam van een Tovtrgeeft.<br />

E 3


?« M A C B E T H .<br />

i HEX.<br />

Hang den Ketel naar uw zin,<br />

Werpt het ingewand daar in:<br />

Padden! gy die nacht en dag,<br />

Onder koude fteenen lag,<br />

Een Maand lang naar uwen lust,<br />

Giften zoog en helfche fmook,<br />

Gy moet eerst den Ketel in.<br />

A L L E N .<br />

Lustig, lustig, zonder rust!<br />

Brand o Vuur! gy Ketel kook.'<br />

i HEX.<br />

Slangen in het flyk gebaard,<br />

Kookt en fist op onzen haard;<br />

Daar wat Kikvorschbouten by,<br />

Ottertongen, Stceklary ,<br />

Haagdischpooten, Vléêrmuishafr,<br />

Hondetanden, en wat daar<br />

By behoord tot damp en rook.<br />

Uilenvleugels, fiedt en fmook<br />

Door elkaêr naar Toovnaars lust<br />

A L L E N .<br />

Lustig, lustig, zonder rust,<br />

Brand ó Vuur! gy Ketel kook!<br />

3 HEX.<br />

Werpt 'er Draakenfchubben by,<br />

Tanden van het Wolvenrot,<br />

Naast een gulzigen Zeehonds ftrot,<br />

Hexen, Mumies, Kruidery,<br />

Jooden lever, Geiten gal,<br />

Dolle Kervel, wortlen , die<br />

Men in t duister overal<br />

Uitgroef.— Turkenneuzen 'k zie<br />

Daar nog vingers van een Kind,<br />

Dat verfmoord was eer het kwam;<br />

Ipen takken, die me ontzind<br />

Van den opgefchooten ftam,<br />

By des Maans verduistring nam.<br />

Tar-


T R E U R S P E L 71<br />

Tarters lippen — en wat meer<br />

Nuttig ii voor Tovery.<br />

Roerd de Brei toch keer op keer.<br />

Dat hy dik en flymig zy.<br />

Geeft nu, om ras' klaar te zyn,<br />

Wyl het vuur zo welig brand,<br />

Hier eens Tygers ingewand,<br />

Dat noch warmte voeld, noch pyn><br />

Laat ons dan, met belfche lust<br />

Vrolyk zyn by deze rook.<br />

A L L E N .<br />

Lustig, lustig, zonder rust,<br />

Brand ó Vuur.' gy Ketel kook!<br />

2 HEX.<br />

Koeld hem nu met zuiglings bloed,<br />

Dan is alles vaft en goed.<br />

(Hekaté verfcbynt met drie andere Hexen.)<br />

HEKATÉ.<br />

Ha.' dat 's braaf —— ik prys uw vlyt,<br />

En beloon die op zyn tyd,<br />

Zingt en fluit U in een kring<br />

Om den Ketel; onderling,<br />

Hexen, Bitebauwen roti<br />

Danst en fpringt nu om de Pot.<br />

Niemand moet by dezen zwygen,<br />

Zo kan ieder ding<br />

Ras den Toverzegen krygen.<br />

(Muzyk en Gezang.)<br />

Geesten, zwart en wit en graauw<br />

Het heele Geestendom,<br />

Roerd om , roerd om, roerd om,<br />

Zo veel gy kunt en gaauw.<br />

2 HEX.<br />

Myn duim zegt my door jeukte en pyn,<br />

Dat ons iets boos genaakt,<br />

Ons werk word voort geftaakt.<br />

Maak voord, maak voord.' wie mag het zyn?<br />

E i<br />

TWEI.


7* M A C B E T H .<br />

i T W E E D E T O O N E E L ,<br />

MACBETH.<br />

Drie HEXEN.<br />

e<br />

X T<br />

, MACBETH.<br />

h 0<br />

S a<br />

« her. geheimkennende , zwarte.<br />

L<br />

Middemachts Hexen?— wat doet gy daaT?<br />

ALLEN.<br />

Een Naamloos werk.<br />

T, , MACBETH.<br />

welLwHlf uwekunft 'antwoord V b y my.door<br />

fchliZn^ l y d 3 a r t o e Sf r a a k e " nioogt, almoeftde<br />

fchuimende Zee in een aigemeene Storm degeheeie<br />

Zeevaartkunft verflmden; al moeit het graan ver.<br />

Ëftïelen I 3 !<br />

deS,Ji.lt e , hoofd f n nedt "&fo gen worden;<br />

v a n<br />

bne bewoonersne'<br />

h" fT g e n<br />

deritorteB; en Paleizen hunne toppen tot den grond<br />

nederfamgen; Ja, al moeit de geheele grondveft der<br />

natuur daarom in elkander ftorten — antwoord<br />

my, op het geene ik vraag.<br />

•<br />

Spreek/<br />

1 H<br />

* X '<br />

_ , 2 HEX.<br />

Vraag'<br />

3 HEX.<br />

Wy zullen Antwoorden.<br />

i HEX.<br />

Zeg eens, of gy het antwoord liever uit onz3B<br />

mond , dan uit die van onze Meeftresfe hooien<br />

wilt.<br />

MACBETH.<br />

Roept ze; ik wil ze zien.<br />

i HEX.<br />

weern een weinig Zwynenbloed,<br />

Die zyn Jongen zei ver at;<br />

Doet daar by, Vet en Galgen nat,<br />

Mits aan die galg nu nog een Moordenaar hangen<br />

moet,<br />

Werp


T R E U R S P E L . 73<br />

Werp dat zo ylings in de vlam!<br />

ALLEN.<br />

Dat de Geest nu fpoedig kwam.'<br />

Groote of kleine Geest verfchyn l<br />

Maar laat het in uw kracht, in alle uw luister zyn /<br />

Het Donderd.<br />

Eerjle Vi RSCHTNIN O: een Gewapend Hoéfd.<br />

M A C B E T H .<br />

Zeg my , gy onbekende macht.....<br />

1 HEX.<br />

Hy weet reeds wat gy denkt, hoor, en zeg hem<br />

b<br />

niets daar van.<br />

VE RSCH YNINO.<br />

Macbeth.' Macbethl vermyd Macduff, denThan<br />

Van Fife het meeste 'k zeg niets meer daar van.<br />

(De Verfcbyning verzinkt.)<br />

MACBETH,<br />

Wie gy ook zyn moogt, ik dank U voor uw<br />

goede waarfchouwing, gy hebt myne onzekere<br />

vreeze eene richting gegeeven. maar nu nog één<br />

woord<br />

1 HEX.<br />

Hy Iaat zich niet gebieden! hier is een andere<br />

nog machtiger als de eerfte.<br />

, Het Donderd.<br />

Tweede VERSCHYNINO: een bloedig Kind.<br />

VERSCHYNINC.<br />

Macbeth.' Macbeth! Macbeth.'<br />

M A C B E T H .<br />

Had ik drie ooren, dan had ik ü gehoord.<br />

VERSCHYNINO.<br />

Zyt ftout, bloeddorftig, wees nimmer vervaard;<br />

Nooit fchaad U een Mensch, die door een Vrouw<br />

is gebaard.<br />

£ 5 MAC-


7* M A C B E T H .<br />

M A C B E T H . .<br />

Zo leef vry altoos, Macduff! wat behoef ik U<br />

te vreezen.' —— maar neen , ik wil de zekerheid<br />

dubbeld zeker maaken, en een pand van het noodlot<br />

neemen; gy zult niet leven; op dat ik deblecke<br />

fchrik bewyzen kan, dat hy liegt; en midden in<br />

een donderbui flaapt. —— wat is dat?<br />

Het Donderd.<br />

Jierde VERSCHVNING: een gekroond Kind .<br />

met een boem in de band.<br />

MACBETH.<br />

Wat is dit, dat even ais de afkomelingeens Konings<br />

opkomt, en om zyn kindfch voorhooft den<br />

ring en den top der kroon draagt ?<br />

A L L E N .<br />

VEESCHYNING.<br />

Staat met een Leeuwen moed voor 't buldrend<br />

noodlot pal,<br />

Daarniemant morrend, U al knarfend kwetfenzal.<br />

Men wind op Macbeth niets, dan als Dufinans<br />

haat,<br />

En Birnams woud hem wederftaar.<br />

(Het verdvoynd.)<br />

MACBETH.<br />

Dat zsl nooit gefchieden. wie kan boomen als<br />

Soldaten werven, en hen bevelen , hunne in de .<br />

aarde gehegte wortelen los te maaken?—— gelukkige<br />

orakelfpraak! — goed — Muiters, gy zult U<br />

niet eerder verheffen voor dat hetBirnamfche Woud<br />

zich van zyn plaatfe heft; en onze ten troon geftegen<br />

Macbeth zal zo Hang leven als de natuur het<br />

beftemd heeft; en zyn leven niemant anders betaalen,<br />

dan den tyd en het gemeene noodlot der fterflykheid.<br />

echter klopt my het harte nog. ik<br />

wilde nog iets weeten. zeg my —— indien uw we<br />

tenfchap zo ver ftrekt, — zal het nakomelingfchap<br />

van Banquo ooit in (dit Koniugryk regeeren?<br />

A L -


T R E U R S P E L . 75<br />

A L L E N .<br />

Vraag niets meer.<br />

M A C B E T H .<br />

Ik wil bevredigd zyn —-» zo gy het my ontzegt,<br />

dan val eén eeuwige vloek op Ui • zeg<br />

my —— waarom zinkt de Ketel ? ——• en wat is<br />

dit voor een gerucht? (Men btord Hoboos.)<br />

1 HEX.<br />

Verfchyn l<br />

2 HEX.<br />

Verfchyn!<br />

3 HEX.<br />

Verfchyn!<br />

A L L E N .<br />

Vol onrust wacht hy U.' verfchynd l<br />

Komt als een fchaduwe en verdwynd.<br />

(Men ziet eene verfcbyning van agt Koningen;<br />

Banquo is de laatfte , met een Spiegel in de<br />

band j<br />

MACBETH.<br />

Gy gelyktte veel naar de Geeft van Banquo! weg<br />

met U —— uw kroon kwetft myn oogappel. ——-<br />

uw wezenstrekken, uw tweeden met goud omgeeven<br />

voorhoofd, gelykt het eerfte. —— affchuwelyke<br />

Hexen • waarom vertoond gy my dit ? ——<br />

een vierde! ——- een vierde! —— yerftyf myne<br />

oogen! — hoe! zal zich dezen tocht tot aan den<br />

Jongften dag uitftrekken? —— nog een?-— nog<br />

een ? —— een zevende ? — ik wil niet meer<br />

zien —— maar daar komt de agtfte, en draagt een<br />

Spiegel, waar in hy my nog veele anderen ver»<br />

toond. onder die, zie ik 'er eenige, welke dubbelde<br />

Ryksappelen en drievoudige Septers draagen, (gg)<br />

af.<br />

(gg) Een Compliment voor JACOB den EER<br />

STEN, die de twee Eilanden en drie Ryken bet eerjl<br />

inder een boofd bracbt, in wiens buis, volgens overlevering<br />

, van BANQUO afftamden.<br />

WARBÜRTON.<br />

Deze


76 M A C B E T H .<br />

affchuwelyke befchouwing! nu zie ik dat het<br />

waar is; want de dappre en verwonderlyke Ban<br />

quo lacht rny aan, en wyft op hen allen, als op<br />

ee zynen! — hoe! is het zo?<br />

t<br />

i H E X<br />

Alles is zo ; doch waarom<br />

Staat nu Macbeth bleek en ftom?<br />

Zuster, om zyn droeve zinnen<br />

Op te heldren, danst me een kring<br />

Om hem heen; op myn bevel<br />

Klinkt de lucht; —— zyn vordering<br />

Smaakt hem zeker al zo wel;<br />

Ma.,kt dat Macbeth zeggen kan;<br />

„ Zeker, ik heb eer daar van."<br />

( Men boord Muzyk; de Hexen danfen en<br />

verdwynen.)<br />

MACBETH.<br />

Waar zyn zy? — weg? -— die ongelukkig<br />

tydftip ftaat voor eeuwig vervloekt in den Almanach!•<br />

kom binnen, gy daar buiten!<br />

D E R D E T O O N E E L ,<br />

MACBETH.<br />

LENOX:<br />

Wat beveeld uw Majefteit ?<br />

MACBETH.<br />

Zaagt gy die Toverhexen?<br />

LENOX.<br />

Neen, myn Koning.<br />

M A C .<br />

Deze laatfle omflandigbeid Jcbynt den Dichter voor<br />

togen gehad te hebben, wyl by BANQUO niet jlegts<br />

een onjcbuldig maar ook een edel Carabter geeft ,J'cboon<br />

by zicb eigenlyk met M A C B E T H ter vermoording<br />

van D U N K A N virzwtoren bad.<br />

STEEVERS.


T R E U R S P E L . 77<br />

M A C B E T H .<br />

Kwamen zy niet by U voorby ?<br />

LENOX.<br />

Neen, waarlyk niet, myn Vorft?<br />

M A C B E T H .<br />

Verpefl zy de lusht op welke zy wegvoeren! en<br />

verdoemd alle die op hen betrouwen! ik hoorden<br />

een gedruifch van galopperende Paarden? —- wie<br />

kwam 'er voorby?<br />

LENOX.<br />

Twee of drie Boden myn Vorft, die U het be».<br />

licht brengen , dat Macduff naar Engeland gevlucht<br />

is.<br />

MACBETH.<br />

Naar Engeland gevlucht?<br />

LENOX.<br />

Ja, Myn Heer.<br />

M A C B E T H .<br />

öl Tyd! gy verhinderd myn fchrikkelyk voornemen!—<br />

het vluchtige voornemen laat zich niet<br />

inhaalen dan als de daad met hetzelve gelyk gaat.<br />

van dit oogenblik af aan zullen de eerftelingen van<br />

myn hert ook de eerftelingen van myn hand worden,<br />

voortaan zal ik het zo ras doen als denken,<br />

om myne denkbeelden met daaden te bekroonen!<br />

Ik zal het Slot van Macduff overvallen, Fife weg.<br />

neemen, en Macduffs vrouw en kinderen en al de<br />

ongelukkige zielen,die tot zyn geflacht behooren,<br />

aan de fcherpte des Zwaards ten prys geeven. dit<br />

is geene fnoevery van een dwaas! de daad zal uitgevoerd<br />

zyn,eer het befluitnog verkoeld is!——«<br />

maar geen befchouwingen meer! — waar zyn die<br />

Mannen?—— wel aan breng my by hen. Cbb^<br />

VIER-<br />

(bb) Men ziet ligt dat onzen Dicbter een misjlag<br />

begaat om M A C B E T H en L E N O X van bet Tooneel<br />

af te krygen. immers moeten Onderdaanen op bet bevel<br />

van bunnen Vorft by bem komen, maar by nooit bj<br />

ben. V X K T A A L E K S .


78 M A C B E T H .<br />

V I E R D E T O O N E E L . (*)<br />

LADY MACDUFF, haar ZOON.<br />

ROSS*.<br />

L A I ) Y<br />

nr u c ,<br />

MACBETH.<br />

Wat heeft hy dan gedaan.dat hy vluchten moet ?<br />

ROSSE.<br />

Gy moet geduld hebben, Mevrouw.<br />

LADY MACBETH.<br />

Hy had het niet ; zyn vlucht was razerny; als<br />

het onze Handelingen en daaden niet doen , dan<br />

maakt onze vrees ons tot verraders.<br />

ROSSE.<br />

Gy weet niet, of het zyn vernuft, of zyne vree.<br />

ze geweeft is.<br />

'<br />

LADY MACDUFF.<br />

Vernuft! ——<br />

z y n<br />

Vrouw te verlaaten , zyn<br />

onmondige kinderen, zyn landbezitting en zyn titel<br />

aan een plaats te laaten, die hy zelv ontvlucht»<br />

Hy bemind ons niet; hem OBtbreekt het natuurlyk<br />

gevoel! want het armzaaligfte Winterkoningje,<br />

de allerkleinfte onder de Vogelen, zou voor<br />

zyn Jongen die hy in het neil heeft, tegen den Uil<br />

ftryden. Zyn vrees is alles by hem, en zyne liefde<br />

niets; en even zo weinig beduid daar het vernuft,<br />

wanneer de vlucht dus tegen alle 't verftand aanbruifcht'"<br />

Rossi.<br />

Ik bid U, myn waarde Nicht, verwin U zelve;<br />

uw Gemaal is Edel. verftandig, voorzichtig, en<br />

weet het beft wat de tyd vorderd. veel meer durf<br />

ik niet zeggen; maar fchrikkelyk zyn de tyden als<br />

wy voor verraders gehouden worden, en zelf niets<br />

daar van weeten; als onze vreeze geruchten voortbrengt,<br />

en echter niet weet wat zy vreeft.als ofwv<br />

op een wilde en onfiuime Zee, nu hier,dan daar<br />

gedreeven worden. — ik moet my van hier fpoeden,<br />

maar zal dra weder by U zyn. als de zaaken


T R E U R S P E L . 79<br />

ken het kwaadfte zyn, moeten zy geheel ophouden<br />

, of weder zo goed worden, als zy te vooren<br />

waaien. —— myn lieve kleine Neef, den Hemel<br />

zy met U.<br />

L A D Y MAC DUFF,<br />

Hy heeft eenen Vader, en echter is hy Vaderloos.<br />

ROSSE.<br />

Ik ben zo zwak dat ik bier niet langer durf ver*<br />

toeven; anders zou ik my zelve befchaamen en U<br />

flegts bedroefder maaken. ik moet my op eenmaal<br />

les rukken. (Hy vertrekt.)<br />

L A D Y MACDUFF.<br />

Arm Kind.' uw Vader is dood, wat zult gy nu<br />

beginnen ? hoe wilt gy leven ?<br />

DE ZOON.<br />

Als de Vogels, Mama.<br />

L A D Y MACDUFF;<br />

Hoe / van Wormen en Vliegen ?<br />

D E ZOON.<br />

Van alles wat ik krygen kan ; ik meen dat ze<br />

eok zo doen.<br />

L A D Y MACDUFF.<br />

Arm Vogeltje .' gy zoud noch Net, noch Lyme<br />

plank, noch Vallen, noch Strikken vreezen.<br />

D Ê ZOON.<br />

Waarom zou die ik vreezen, Mama ? voor arme<br />

Vogels zyn zy niet gefield. Myn Vader is echter,<br />

fchoon gy het zegt, niet dood.<br />

L A D Y MACDUFF.<br />

Hy is zekerlyk dood. waar zult gy nu een Vader<br />

krygen?<br />

D E ZOON.<br />

Van waar zult gy een Man bekomen?<br />

L A D Y MACDUFF.<br />

6! Ik kan 'er wel twintig op iedere Jaarmarkt<br />

koopen.<br />

D E ZOON,<br />

Daar koopt gy hen dan, om hen weder te ver.<br />

koopen. L A-


ö<br />

o M A C B E T H .<br />

L A D T MACDUFF,<br />

Gy ipreekt zo fchrander als gy kunt, en waar.<br />

acmig lchrander genoeg voor U.<br />

DE ZOON,<br />

Was myn Vader een Verra.ier Mama?<br />

L A B T MACBUFT,<br />

Ja , dat was hy.<br />

DE ZOON.<br />

Wat is een Verrader?<br />

L A D Y MACDUFF.<br />

Iemant die zweerd en liegt.<br />

D E ZOON.<br />

Zyn, die zulks doen, dan alle Verraders?<br />

L A D Y MACDUFF.<br />

Een ieder die zulks doet is een Verrader, en<br />

moet opgehangen worden.<br />

D E ZOON.<br />

En, moeten zy allen opgehangen worden , die<br />

zweeren en liegen ?<br />

Allen-<br />

L A D Y<br />

MACDUFF.<br />

DE ZOON.<br />

Wie moet hen dan laaten ophangen.<br />

L A D Y MACDUFF.<br />

De eerlyke Lieden.<br />

D E<br />

ZOON.<br />

Dan zyn de Loogenaars en Zweerders volmaakte<br />

Gekken; want daar zyn 'er zo veel, dat zv<br />

machts genoeg hebben om de eeriyke Lieden te<br />

wcderftaan en zelfs op te hangen.<br />

L A D Ï MACDUFF,<br />

De Hemel bewaare U, arme Jongen! — maar<br />

wat zult gy voor uw Vader doen ?<br />

DE ZOON.<br />

Zo hy dood was, zoud gy om hem weenen : en<br />

deedgy dat niet,dan zou het een goed teken zyn,<br />

dat ik fpoedig weêr een andren Vader bekwam.<br />

L A D Y MACDUFF.<br />

Kleine Snappsr.' wat kaakelt gy.<br />

V Y F .


T R E U R S P E L . n<br />

V Y F D E T O O N E E L .<br />

Een BODE. De voorigen.<br />

BODE.<br />

De Hemel zy met U, myn fchoone Lady!——.<br />

gy kent my niet, fchoon ik U, en uwen rang volkomen<br />

ken. ik vrees 'er zweeft gevaar over uw<br />

i hoofd, wilt gy de waarfchouwing van een gemeen<br />

, Man aanneemen , zo laat ü hier niet vinden;<br />

. vlucht terftond met uw kleine hier van daan. ik<br />

I ben mogelyk onhoffelyk, dat ik ü dus verfchrik;<br />

I maar het was onmenfchelyk U ongewaarfchouwd<br />

f te laaten, daar het gevaar reeds al te na is. de<br />

I Hemel bewaare U ; ik waag het niet om langer<br />

i hier te blyven.<br />

(Hy vertrekt.}<br />

L A D Y M A C D U F F .<br />

Waar heen zal ik vluchten ? ik heb niets kwaads<br />

; gedaan. — maar ik er'rinner my dat ik in deze<br />

I aardfche Waereld Ieeve, daar het kwaad doen dik-<br />

; maals lofiyk, en het goed doen • zomtyds voor een<br />

gevaarlyke dwaasheid gehouden word, — Ach /<br />

s waarom zal ik dan dit vrouwiyk Scnmfchild ge-<br />

I bruiken , en zeggen „ ik heb niets kwaads ge-<br />

„ daan?—— wat zyn dit voor aangezichten?"<br />

(Daar komen Moordenaart op.)<br />

Een MOORDENABR.<br />

Waar is uw Man?<br />

L A D Y MACDUFF.<br />

Ik hoop aan geene zo ongewydë pliatfe, dat een<br />

Menfch als gy hem vinden kan.<br />

Een MOORDENAAR.<br />

i Hy is een Verrader.<br />

D E ZOON van MACDUFF.<br />

Gy liegt valfche en dwaaze Spitsboev.<br />

Een MOOR DENAAR.<br />

Wat zegt gy, Jong uitbroedfel van verradery?<br />

(Hy vermoord bem."}<br />

II. DEEL. F D l


gi M A C B E T H ;<br />

D E ZOON van MACDUFF.<br />

Moeder* Moedsr'. hy vermoord my! — ach<br />

vlucht haaftig, bid ik u.<br />

L A D Y MACDUFF, vluchtende.<br />

Moord! Moord!<br />

Z E S D E T O O N E E L (*). («y<br />

Het Toeneel is in Engeland.<br />

M A L C O L M ,<br />

MACDUFF.<br />

M A L C O L M .<br />

Laat ons ergens eene Schaduwe zoeken, en daar<br />

onze opgepropte harten ledig weenen.<br />

MACDUFF.<br />

Neen, laat ons het doodelyk zwaard vafthouden,<br />

en als dappre Mannen ons ten grond geftorten Erf.<br />

recht , verdeedigen. Ieder nieuwe Morgenftond,<br />

fchreijen nieuwe Weduwen, weenen nieuwe Weezen,<br />

flaan 'er nieuwe klachten tegen den Hemel,<br />

dat het wedergalmt, als of hy met Schotland leedj<br />

en zelfs fmertwoorden uitademde.<br />

M A L C O L M .<br />

Het gaen ik geloof, daar over zal ik weenen, en<br />

wat ik weet dat zal ik gelooven j en wat ik nog<br />

veranderen kan, dat wil ik doen, als de gelegenheid<br />

(ii) Dit gebeele Tooneel is emtrend woordelyk uit<br />

de Hiftorie genomen. Het geene in HOLINGSHED,<br />

wegens den inhoud van dit Treurfpel , Jlaat, is een<br />

uittrehjel uit de overzetting van JOHN BELLENDEN,<br />

des Nobie Clerk, Heclor Boece: gedrukt te Edenburg<br />

in Fo. 1541, De Heer FARMEB heeft onwederfpreekeiyk<br />

bewezen dat SHAKE^PEAR de gefebiedenis<br />

niet uit BUCHANAN gmmen beeft, zo als men anders<br />

beweerden.<br />

STEEVENS»


T R E U R S P E L . g 3<br />

hei' my gunftigis: hetgeen gy voorheen gezegt<br />

heb zal moogelyk wel zo zyn- Deze Tiran wiens<br />

bloote naam onze tongen kwetft , wierd eertyds<br />

voor eerlyk gehouden; gy beminden hem nog, had<br />

hy u niet beledigd, ik ben zekerlyk jong, echter<br />

zoud gy U, door my een verdienfte by hem kun.<br />

nen maaken: het is verftandig, een zwak, arm,<br />

onnozel Lam op te offeren, om eene verbolgen<br />

Godheid te bevreedigen.<br />

M A C D U F F .<br />

Jk ben geen Verrader.<br />

M A L C O L M .<br />

Neen, Macbeth is het:de opdracht eens Konings<br />

kan een goede en deugdzaame denkwyze doen wan»<br />

kelen, maar vergeef het my, myne denkbeelden<br />

kunnen u toch niet anders maaken als gy werklyk<br />

zyt, Engelen blinken altoos; en fchoon de glinftrenfte<br />

Fielen , en alle kwaade dingen den fcbyri<br />

van goeden aanneemen ; zo moet toch het goede<br />

altoos zyne gedaante behouden.<br />

M A C D U F F .<br />

Ik heb myn hoop verlooren.<br />

M A L C O L M\<br />

Mooglyk daar, waar ik myn twyffel vond. hoe!<br />

gy zoud in zulk een drift uw Vrouw en Kinderen",<br />

die koftbaare panden en fterke ketenen der liefde,<br />

zonder affcheid verlaaten ? —»• ik bid u iaat myn<br />

zorg u niet beleedigen; neen, want myne zekerheid<br />

is uw nagel, gy kunt altoos een braaf en recht,<br />

fchaapen man zyn, ik mag denken wat ik wil.<br />

MACDUFF.<br />

Zo bloed dan, bloed myn arm Vaderland! •»*<br />

machtige Tirannen! zet uw recht'vaft; de redelykheid<br />

waagd het niet u tegenftand te bieden! duld<br />

uwe verdrukkingen. «*** de aanfpraak van deze<br />

Prins fcbrikt de vreeze te rug. — vaar wel, myn<br />

Prins, om alle de ruimte die de Tiran in zyneklauwen<br />

houd, en om de winft van het geheele Ooften<br />

F a<br />

daar


84 M A C B E T H .<br />

daar boven; zou ik de laaghartige niet willen zyn ,<br />

voor welke gy my aanziet.<br />

M A L C O L M .<br />

Word niet kwaad; het geen ik zeg, is op geen<br />

volkomen mistrouwen gegrond, ik geloof dat ons<br />

Vaderland onder zyn Juk bezwykt;het weend.net<br />

bloed , en met elke nieuwe dag, komt een nieuwe<br />

wond byde voorigen. ook geloof ik gaarne, dat<br />

voor myn recht zich handen verheffen zullen; ja,<br />

hier bied my de vriendfchap van Engeland duizend<br />

dappre lieden aan. maar gefteld.ik trad eindelykop<br />

bet hooft van den Tiran; of droeg het op myn<br />

zwaard, zo zal myn arm Vaderland dan nog meer<br />

gebreken hebben als te vooren; en van zynen naar.<br />

volger nog meer, en op meerderly wyze lyden,<br />

als eertyds.<br />

MACDUFF.<br />

En wie zal deze Naarvolger zyn?<br />

M A L C O L M .<br />

Ik zelv. Daar in my alle foorten van misdaaden<br />

op een geftapeld zyn; die als zy inbreeken, de<br />

zwarte Macbeth fneeuwit zullen maaken; wyl den<br />

Staat hem, met myne onbeperkte boosheid vergc<br />

lykende, voor een zagt Lam zal moeten aanzien.<br />

MACDUFF.<br />

Uit al de Legioenen der Hel, kan geen vreeffelyker<br />

Duivel, als Macbeth is, te voorfchyn ko.<br />

men.<br />

M A L C O L M .<br />

Ik ftaa het toe.hy is bloedgierig,gulzig, valfch,<br />

hoosaartig, opvliegend, ondeugend , en heeft van<br />

iedere zonde, die maar een naam heeft, iets aan<br />

zich ; maar myne liefde tot de welluft is vol»<br />

ftrekt zonder paaien ; uw Vrouwen,uw Dochters,<br />

uwe Matresfen, en jonge Maagden reikte niet toe<br />

den diepen poel myner welluft te vervullen; en<br />

daar zyn geen paaien noch hindernisfen uit te den.<br />

ktn, die myne losbandige begeerte niet overfpringe»


T R E U R S P E L . g s<br />

gen zou. Beter dat Macbeth heerfcht, als zulk een<br />

welluft,ge!<br />

MACDUFF.<br />

Onpaalbaare ongebondenheid is in den grond<br />

Tiranny, en heeft reeds menigen troon voor den<br />

tyd ledig gemaakt, en is den val van menig Koningryk<br />

geweeft., maar vrees daarom niet dat geene<br />

aan te neemen 't welke U toebehoord j gy kunt<br />

uwe vermaaken een ruim veld geeven , en echter<br />

koelbloedig fcbynen; en dus ligt het oog der waereld<br />

blinden, wy hebben gewillige Vrouwen genoeg.<br />

gy kunt onmoogiyk zulk een Gier zyn , dat<br />

gy 'er zo veel zult kunnen verflinden, als 'er zich<br />

aan de hoogheid ten prys zullen geeven, zo dra<br />

zy deze neiging aan U bemerken.<br />

M A L C O L M .<br />

En boven dien fpruit onder myne buitenfpoorige<br />

neigingen, nog zulk eene onverzaadelyke gierigheid<br />

uit, dat ik, was ik Koning, myne Edelen<br />

weegens hunne goedeien uit den weg ruimen, dezen<br />

zyne Edele gefteentens, en die zyn huis begeeren<br />

zoude, en echter zou dezen aanwas mynes rykdoms<br />

flegts als een foep zyn die myn honger nog ver.<br />

meerderen zou: dus, ik tegen de braaven en rede.<br />

lyken, een onredelyken handel zoeken, en hen,<br />

weegens hunne rykdom, ongelukkig zou maaken.<br />

MACDUFF,<br />

Deze gierigheid iïeekt dieper, en fpreid verderf,<br />

felyker wortelen, als die van den Zomerhittigen<br />

welluft; Ja, zy is het zwaard geweeft, dat onzen<br />

Koning verflagen heeft, maar zyt hier over ook ongeiuft.<br />

Schotland heeft rykdommen genoeg om uw<br />

hebzucht met het geene zy eiftht te vervullen, alle<br />

deze gebreken zyn verdraagelyk als men ze tegens<br />

uwe deugden opweegd.<br />

M A L C O L M .<br />

Maar ik heb 'er geene; van alle Koninglyke<br />

deugden , gerechtigheid , waarheid , maatigheid,<br />

ftandvaftigheid, goedheid, geduld ,genaadc,zacht-<br />

F 3<br />

ipna


«6 M A G B E ï H.<br />

moedigheid, vroomheid,gelaatenheid, moed,dap«<br />

perheid , is 'er geen vonkje in my; daar tegen heb .<br />

ik alle mogelyke §n bizondere foorten,van gebreken<br />

in overvloed aan my , en oeffen dezelve op<br />

veelerly wyze. Ja ftond het aan my, zo zoude ik<br />

de zoete melk der eendracht in de hel ftorten, en<br />

alle eendracht van de aarde verbannen.<br />

MACDUFF.<br />

6 Schotland! Schotland'<br />

M A L C O L M .<br />

Is zulk een Menfch gefchikt tot regeeren , zo<br />

zeg het ? ik ben even als ik U gemeld heb.<br />

MACDUFF.<br />

Gefchikt tot regeeren ? neen. Zelfs tot leven<br />

niet 1 — ach! ongelukkig Volk, van een onrechtvaerdig<br />

Tiran, door een bloedige Septer beftuurd.'<br />

wanneer zult gy uw gelukkige dagen wederzien.'<br />

daar de rechtmaatige Erfgenaam van uwen Troon,<br />

den ban der uitfiuiting over zich zelve uitfpreekt,<br />

en zyn geheiligde oorfprong lafterd '• —— uw Kp.<br />

ninglyken Vader was de befte Vorft; de Koningin<br />

die U baarden, meerder op de kniën als op de<br />

voeten,ftierf aan iedere dag uws levens.— Vaar<br />

wel' even deze misdaaden, welke gy U zelve toekend,<br />

hebben my uit Schotland verbannen.———<br />

Ach.' myn hart - hier eindigd uwe hoop.'<br />

M A L C O L M .<br />

Macduff, deze edle hitte, de dochter der rechtfchaapenheid,<br />

heeft de zwarte twyffeling uit myn<br />

ziel verbannen, en myne denkbeelden met uwe oprechtheid<br />

en eer verzoend, de duivelfche Macbe'h<br />

heeft reeds door verfcheiden, die zich als myne<br />

Vrienden vertoonen moeften , my in zyn geweld<br />

zoeken te krygen; maar een befcheidene vet Handigheid<br />

hield my altoos van ligtgeioovige o vei haasting<br />

te rug. maar den Hemel zy getuige tusfchen U<br />

en my ! want van nu af aan, laat ik my door U<br />

geleiden, en herroepe alles wat ik tegen my zelve<br />

gefprooken heb; zweere al de fchande en misdaaden


T R E U R S P E L . 87<br />

den af, over welke ik my zelve aanklaagden, en<br />

die myn Natuur geheel vreemd zyn I ik heb noch<br />

geen vrouw bekend ; noch nimmer myn eed gekwetft;<br />

my naauwlyks dat Iaaten behaagen dat myn<br />

eigen was; noch nooit myn trouw gebrooken; zou<br />

zelf den Duivel aan zyne makkers niet verraden, en<br />

bemin de waarheid even'zo zeer als myn leven, myn<br />

eerde onwaarheid was, het geen ik, tegen my zelve<br />

zeide. wat ik indedaad ben, ftaat U en myn arm<br />

Vaderland ten dienft. nog eer gy hier aangekomen<br />

zyt , is reeds den ouden Siward met tienduizend<br />

welgewapende en dappre krygslieden naar Schotland<br />

vertrokken, wy zullen hem volgen. Ach ! dat<br />

het einde daar van de gerechtigheid onzer zaak bewyzen<br />

mogt.' — waarom zwygt gy?<br />

MACDUFF.<br />

Zulke welkomen en onwelkomen zaaken, zyn<br />

bezwaarlyk faamen te voegen.<br />

(Daar komt een Geneesheer")<br />

M A L C O L M .<br />

Goed. hier na meer. — zeg my, zal de Koning<br />

uitgaan?<br />

GENEESHEER.<br />

Ja Myn Heer, daar zyn een menigte ongeluk*<br />

kige lieden die op zyn hand wachten ; hunne krankheid<br />

maakt de grootfte Proeven der kunft te fchanden,<br />

maar zo dra hy ze aanroerd. • zulk een<br />

gewyden kracht heeft den Hemel zyn hand gegeeven<br />

—— worden zy op de plaats gezond.<br />

(Hy vtrttekt.)<br />

M A L C O L M .<br />

Ik dank U, Heer Doctor.<br />

MACDUFF.<br />

Wat is dit voor een krankheid die hy meehd ?<br />

M A L C O L M .<br />

Zy heet het Euvel, (kk) Het is een wonderbaare<br />

(kk) The Evil of The Kings Evil , is ie eigen.<br />

F 4<br />

Ijkt


88 M A C B E T H .<br />

baare eigenfcbap van dezen goeden Koning, waar<br />

van ik zedert myne aankomft in Engeland, reeds<br />

dikmaals ooggetuigen was. hoe by deze gaave van<br />

den Hemel gebeden heeft, weet hy zelv het<br />

befte ; maar lieden die met zeldfaame gezwellen en<br />

zweer en bezogt zyn —— een erbarmelyke uitflag;<br />

en de vertwyffeling der Heelkunst.—— deze weet<br />

hy te geneezen, terwyl hy onder ftichtelyke gebeden,<br />

een gouden Munt om hunne halzen hangt,<br />

het is zyne Koninglyke naarkomelingen tevens belooft,<br />

dat ook op hun deze weldaadige zegen rus»<br />

ten zal (//) buiten deze wonderlyke kracht; heeft<br />

hy eene hemelfche gaave der|l voorzegging, terwyl<br />

een menigte van andere zegeningen zynen troon<br />

omringen , en hem voor een gunfteling des hemels<br />

verklaaren.<br />

M A C D U F F .<br />

Zie, wie komt daar?<br />

M A L C O L M .<br />

Een Landsman van ons, fchoon ik hem in Perfoon<br />

no«h niet ken. (mm)<br />

Z E.<br />

lyke benaaming der kropgezwellen ; wiens heeling<br />

gelyk bekend is, de Koningen van Engeland toegekend<br />

worden. ÉDUARB CONFESSOR ZOU deze<br />

wonderkracht het eerfle geoeffend hebben. Zie om-<br />

Jlandiger GREY 'sNotes on Shakefpear Vol. 2.<br />

pag 152, gg ESCHENBURG.<br />

(II) SHAKESPEAR vermyd bier zeer gelukkig<br />

eene Anacbronijcbe ongerymdbeid. men kon ten tydsn,<br />

in welke den inhoud van dit Treurfpel voorvalt, noch<br />

niet weeten , dat deze wondergaave aan de Engel<br />

fcbe Koningen ten erfenis zoude zyn ; daarom ver.<br />

dichte by , dat E D U A S D te gelyk de gaave van<br />

Voorzeggen gehad bad.<br />

WARBÜRTON.<br />

(mm) M A L C O L M erkent, namelyk aan de Schot,<br />

fcbe kleeding, dat ROSSE zyn Landsman is.<br />

S T E E V E N S.


• •<br />

T R E U R S P E L . 8f<br />

Z E V E N D E T O O N E E L .<br />

ROSSE.<br />

De voorigen.<br />

M A C D U F F .<br />

Myn waarde Vader, welkem hier.<br />

M A L co KM.<br />

Tfians ken ik hem , de Hemel verwyderd ds<br />

oorzaaken fpoedig, die ons elkander vreemd<br />

maaken.<br />

ROSSE.<br />

Dat zal hy doen, Myn Heer.<br />

MACDUFF.<br />

Staat het met Schotland nog zo, als te voo.<br />

ren?<br />

ROSSE.<br />

Ach'. dat arme land • het fchuwt byna zyn eigen<br />

befchouwing. het kan onze Moeder niet meer heten,<br />

maar wel ons Graf; daar men niemand een<br />

enkle keer ziet lagchen , dan die van niets weeten<br />

: daar zuchten, klachten en weenen de lucht<br />

verfcbeuren, zonder dat men 'er acht op geeft; daar<br />

men de hevigheid der fmerte voor niets beduidende<br />

buitenfpoorigheid aanziet; en by het luiden der<br />

fterfklok, naauwlyks vraagt, wien het geld. daar<br />

het leven van rechtfchaapen lieden fneller verdwynd<br />

als de bloemen op hunne Hoeden; daar men<br />

fterft eer men ziek word.<br />

M A C D U F F.<br />

ó' AI te omftandige, maar tevens al te waarachtige<br />

befchryving!<br />

M A L K OLM.<br />

Wat is de laatfte zwaarigheid ?<br />

ROSSE,<br />

Wie het onrecht dat flegts één uur oud is, verhaaien<br />

wil, word moede en afgemat, want ieder<br />

minuut gebeurd 'er een nieuw.<br />

F 5 M A C .


to M A C B E T H .<br />

MACDUFF.<br />

Hoe ftaat het met myn Vrouw ? .<br />

ROSSE.<br />

ó' Zeer wel.<br />

MACDUFF.<br />

En met al myne Kinderen ?<br />

ROSSE.<br />

Ook wel.<br />

MACDUFF.<br />

Heeft de Tiran hunne ruft niet geftoord ?<br />

ROSSE.<br />

Neen, zy waaren allen in een goeden welftand<br />

toen ik hen verliet.<br />

MACDUFF.<br />

Weeft toch zo fpaarzaam met uwe woorden niet;<br />

zeg my hoe gaat het?<br />

ROSSE.<br />

Toen ik vertrok, om de zaaken waarmede ik belaaden<br />

was , hier over te brengen ; ging 'er een<br />

geruchte, dat verfcheide biaave lieden uit den weg<br />

geruimd waaren; en dat was my te geloofelyker,<br />

wyi ik de Volkeren van den Tiran zag uitrukken.<br />

Nu is de hoogfte tyd om hulp te verleenen. uw<br />

gezicht alleen myn Prins, zal in Schotland Krygslieden<br />

verfchafFen, en de Vrouwen tot vegien aanfpooren,<br />

om van deze fchrikkelyke Eiende verloft<br />

te worden.<br />

MALCOLM.<br />

Laat het U tot trooft verftrekken , dat wy van<br />

voornemen zyn, om daar heen te gaan. de roemruchtigen<br />

Koning van Engeland , heeft ons den<br />

wakkren Siward en tienduizend Man geleend;<br />

den oudften en beften Krygsman in de geheele<br />

Chriftenheid.<br />

ROSSE.<br />

Konde ik dezen troeft met eenen andren vergelden<br />

! maar ik heb zaaken te zeggen , die men<br />

billyk iD de hooge lucht zou fchryè'n, daar geen<br />

oor ze opviDg.<br />

M A c-


T R E U R S P E L . 91<br />

MACDUFF.<br />

Wat betreffen zy ? de algemcene zaak ? of is bet<br />

een bizondre fmert.die een eenigeo boezem aangaat?<br />

ROSSE.<br />

Ieder redelyk gemoed , moet ten minden eenig<br />

fmertelyk deel daar in neemen, fchoon het geheel<br />

aan U alleen toebehoord.<br />

MACDUFF.<br />

Behoord het my, zo onthoud het my niet; laat<br />

het my fchielyk hebben.<br />

ROSSE.<br />

Laat uwe ooren voor eeuwig myn tong fchuwen<br />

, wyl zy ü heden den fcb.rikkelyk.fte klank<br />

zullen doen hooren.<br />

MACDUFF.<br />

Ha / ik raad het reeds.<br />

ROSSE.<br />

Uw Slot is overvallen , uw Vrouw en Kinderen<br />

zyn onmenfchelyk omgebracht; wilde ik de<br />

wyze vernaaien, zo zoude ik by den moord dezer<br />

ongelukkigeu uw dood nog byvoegen.<br />

M A L C O L M .<br />

Barmhartige Hemel'— Neen myn Vriend,druk<br />

uw Hoed zo fterk niet op uwe wenkbrauwen —«<br />

laat uw fmert fpreeken; het domme verdriet verraad<br />

doch in dilte het overlaadene hert, en dwingt<br />

het te breeken.<br />

MACDUFF.<br />

Myne Kindren ook?<br />

ROSSE.<br />

Vrouw , Kindren , Bediendens , alles wat te<br />

vinden was.<br />

M A CDUF F.<br />

En ik was daar niet 1 — Myn Vrouw ook<br />

vermoord'<br />

Rosss.<br />

Gelyk ik gezegt heb.<br />

MAL-


t* M A C B E T H .<br />

MALCOLM.<br />

Bedaard; laat ons uit onze hevige wraak Artzenyën<br />

bereiden , om deze doodelyke wonden te<br />

heelen.<br />

MACDUFF.<br />

Hy heeft geen Kinderen.' (nn) alle myne<br />

lieve Kinderen? alle, zegtgy? — . d Hel<br />

fche Gier.'—— alle? — hoe! alle myne sarrige<br />

Schaapjes en hunne Moeder , in ééne affchuwe.<br />

lyke greep.'<br />

MALCOLM.<br />

Stryd als een Man tegen uwe fmerten,<br />

MACDUFF<br />

Dat zal ik; maar ik moet haar ook als een Man<br />

voelen, ik kan zo ligt niet vergeeten dat diergelyke<br />

dingen daar waaren, die ik boven alles fcbatten.<br />

— kon de Hemel dit dan aanzien , zonder<br />

zich haarer te erbarmen?—zondigen Macduff' om<br />

uwent wille wierden zy alien verflagen<br />

;<br />

' jjj<br />

nietswaardige.' niet om hunne misdaden,' maar om<br />

de mynen, wierd hun leven een flachtoffer. de<br />

Hemel geeft hen nu ruft! M<br />

A L.<br />

(nn) JOHNSON voerd bier de opmerking vaneen<br />

ongenoemd Crittek aan , dat deze woorden niet op<br />

MACBETH zagen, die Kinderen bad, maar op<br />

MALCOLM die 'er geen bad, en zich daarom ver»<br />

beelden dat een Vader ligt te tooojlen was ——<br />

men ziet ondertusfcben fpoedig, boe veel Schoonheid<br />

deze plaats, door deze verklaaring verliezen zoudes<br />

te wenfcbelyker is de aanmerking van STEEVENS'<br />

let laat zich (zegt dezen) uit de gefcbiedenis niet<br />

bewyzen dat MACBETH Kinderen gebad beeft .<br />

by de woorden : Hy heeft geen Kinderen ! denkt<br />

MACDUFF, ik kan hem dus met geen geiyke<br />

munt vergelden of — „ anders had hem het<br />

„ Vaderiyk gevoel te rug gehouden." de eerfte zin<br />

is zekerlyk wel de nadrukkelykfle.<br />

VERTAALEES.


T R E U R S P E L , 93<br />

M A L C O L M .<br />

# Laat dit de wetfteen van uw zwaard worden; laat<br />

uw fmert in woede verkeeren , ftel uw hart niet<br />

geruft; verhit het!<br />

MACDUFF.<br />

ó!Ik kan met myn weenende oogen voor Vrouw,<br />

en met myn tong voor Grootfpreeker fpeelen. ——•<br />

Maar gy, goede Hemel, fny allen uitftel af,breng<br />

gy voorhoofd tegen voorhoofd, my en dezen helfchen<br />

vyand van Schotland te faamen; breng hem zo na<br />

dat hem myn zwaard bereiken kan ; en ontkomt<br />

hy dan; dan , ó! hemel, moogt gy het hem ook<br />

vergeeven!<br />

MALCOLM.<br />

Dit is een mannelyke taal —— kom, wy zullen<br />

by den Koning gaan ; ons heir is marfchvaardig;<br />

wy hebben niets meer noodig als affcheid te<br />

neemen. Macbeth, die tot affchuddens toe ryp is,<br />

en de machten daar boven, vorderen ons tot hunne<br />

werktuigen. Neem doch veel verfrisiingen by ü;<br />

de nacht is lang die nooit den dag meer vinden<br />

kan.<br />

, (Zy vertrekken.)<br />

Einde van bet Vierde Bedrtf;<br />

VYFD1


94 M A C B E T H .<br />

VYFDE<br />

BEDRVF,<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Een GENEESHEER. Een KAMERJUFFER.<br />

GENEESHEER.<br />

Tk heb nn twee nachten met U gewaakt; maar ik<br />

vind niets dat U verhaal beveiligd, wanneer is<br />

zy het laatft rond gegaan ?<br />

KAMERJUFFER.<br />

Zedert dat de Koning in *t Veld getrokken is,<br />

heb ik gezien, dat zy uit haar bed opilond, haar<br />

Slaaprok omwierp, haar Kabinet opende, Papier<br />

'er uit nam, hetzelve by haar neder lag, daar opfchreef,<br />

het las, hierna toezegelden , en dan<br />

weder te bed ging;en dat alles in den den diepften<br />

flaap.<br />

GENEESHEER.<br />

Een groote verwarring in de Natuur! ter zeiver<br />

tyddeweldaad des flaaps te genieten, en bezigheden<br />

des wakkerheids te doen!— buiten bet rond gaan<br />

en andre daadelyke verrichtingen, hebt gy mooglyk<br />

ook in deze fluimerende beweeging, haar iets hoo.<br />

ren fpreeken?<br />

KAMERJUFFER.<br />

Iets, Myn Heer, het geen ik haar niet gaarne<br />

zou nazeggen.<br />

GENEESHEER.<br />

Gy moogt het my wei zeggen: ja het is zelf<br />

noodig dat gy het doet.<br />

KAMERJUFFER,<br />

Noch tegen U, noch tegen iemand anders zal ik<br />

het zeggen, wyl ik geen getuigen heb, om myn<br />

getuignis te bekrachtigen.<br />

TWEE-


T R E U R S P E L . 95<br />

T W E E D E T O O N E E L .<br />

LADY MACBETH, met een Helt.<br />

De vooiigen.<br />

E A ME R JUFFEE.<br />

Zie eens, daar komt zy zo ze pleeg te gaan, en<br />

waarlyk in een diepen flaap. let eens op, maar houd<br />

U ftil.<br />

GENEESHEER.<br />

Hoe kwam zy aan licht?<br />

KAMERJUFFER.<br />

Het ftond nevens haar. zy heeft, volgens haar<br />

bevel, altoos licht by zich.<br />

GENEESHEER.<br />

Gy ziet haare oogen zyn oopen!<br />

KAMERJUFFER.<br />

Ja, maar haar gevoelen is echter geflooten.<br />

GENEESHEER.<br />

Wat doet zy thans? —— zie, hoe zy zich d«<br />

handen wryft.<br />

KAMERJUFFER.<br />

Dat ben ik reeds van haar gewoon , 't is of zy<br />

zich de handen wafcht. ik heb haar data! eenkwartieruurs<br />

na elkander zien doen.<br />

LADY MACEETH,<br />

Hier is toch nog een vlek.<br />

GENEESHEER.<br />

Hoord eens, zy fpieekt. Ik zal alles, om niet<br />

ïe vergeeten wat zy zegt, opfebryven.<br />

LADY MACBETH.<br />

Weg verdoemde vlek' weg, zeg ik U——.één.'<br />

twee.' — nu wel aan, dan is het ho»g tyd? —<br />

de Hel is zeer donker.' (oo) — foei, myn Ge«<br />

maal,<br />

(•0) Deze worden moot men zitb als een antwoord<br />

van,


96 M A C B E T H .<br />

maal, foei een Soldaat, en fchrikachtig ? -<br />

w a t<br />

behoeven wy te vreezen dat het uit zal komen<br />

•Jaar niemant machtig genoeg is, om ons rekenfchap<br />

af te verderen! maar wie had gedacht dat den<br />

ouden Man nog zo vee! bloed by zich had ?<br />

GENEESHEER.<br />

Hoord gy dat wel t<br />

LADY MACBETH.<br />

De Thane van Fife had een Vrouw, waar is zy<br />

» u ? hoe zullen deze handen dan nooit rein<br />

worden» — niets meer daar van, myn Gemaal<br />

niets meer daar van! gy verderft alles door deze<br />

vrees.<br />

GENE ESH E ER.<br />

Ga. ga. gy weet zekerlyk iets, dat gy niet weten<br />

moeit.<br />

KAMERJUFFER.<br />

Zy heeft iets gezegd, dat zy niet had moete»<br />

zeggen; dat is zeker: de Hemel weet, wat zv we.<br />

1<br />

ten mag.<br />

'<br />

LADY MACBETH.<br />

Dat ruikt altoos nog naar bloed: alle Arabifche<br />

reukwerken, kunnen deze kleine hand geen aangeaaame<br />

reuk geeven.— Ach! ach.' ach!<br />

GENEES H'E E R.<br />

Welk een zucht was dat! zy heeft iets zwaars<br />

•p het harte.<br />

KAMERJUFFER.<br />

Ik zou om de geheele hoogheid van haar Per.<br />

toon , zulk een hart in myn boezem niet willen<br />

hebben.<br />

GENEESHEER.<br />

Goed, goed, goed<br />

KAwnMACBETH<br />

erinneren; aan welke de Lady baare<br />

luiten]ptorige reden ricbt.<br />

S T E EVENS.


T k É Ü R S P Ê L . 97<br />

K A M E K J S F F E R.<br />

Deze krankheid overtreft myne ondervinding,<br />

echter heb ik zulke nachtwandelaars wel gekend,<br />

die als goede Chriftenen op hun bed geftorven<br />

zyn.<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Wafch uwe handen , werp uw Slaaprok om,<br />

ziet toch zo bleek niet. ik zeg het U nog eens,<br />

Banquo is begraaven ; hy kan uit zyn Graf niet<br />

wederkomen.<br />

GENEESHEER. \<br />

Werkelyk?<br />

L A D Y M A C B E T H .<br />

Naar bed, naar bed!— men klopt aan de deur<br />

— kom , kom , kom , geef my uw hand ; wat<br />

gefchied is, is niet te veranderen.— haar bed,<br />

naar bed, naar bed. (Zy vertrekt.)<br />

GENEESHEER.<br />

Gaat zy nu te bed?<br />

KAMERJUFFER.<br />

Terftond.<br />

GENEESHEER.<br />

Men fluifterd elkander haatelyke dingen in de<br />

ooren. onnatuurlyke Handelingen , veroorzaaken<br />

onnatuurlyke onruft, en het aangeftooken geweeten<br />

blaaft het doove hoofdkusfen zyn geheim in.—<br />

zy heeft meer een Geeftelyke als een Geneesheer<br />

noodig. — God vergeeft het ons allen! —ziet<br />

toch naar haar! verwyderd alles van haar, daar zy<br />

zich meê fchaaden kan, en iaat zy uw gezicht niet<br />

ontgaan. — nu, ik wenfch U goede nacht, zy<br />

heeft myn ziel geheel verbaasd , en myn gezicht<br />

ontfteld gemaakt. Ik denk; maar fpreeken waac<br />

6<br />

ik niet.<br />

KAMERJUFFER.<br />

Goede nacht, waarde Doctor!<br />

II. DEEL. DER.


58 M A C B E T H .<br />

D E R D E T O O N E E L . (•)<br />

Trommels en Vaandels.<br />

M E N T E T H , CATHNES, ANGUS, L E N O X ,<br />

SOLDAATEN.<br />

M E N T E T H.<br />

De Engelfche Macht is naby ; en word door<br />

Malcolm, zyn Oom Siward en den dappren Macduff<br />

aangevoerd. Zy branden van wraak ; want<br />

de beleedigingen die zy geleden hebben , zouden<br />

zelfs boetvaardigen die de waereld afgeftorvenzyn<br />

tot woede en bloedige daaden aanfpooren. '<br />

ANGUS.<br />

Omtrend het woud van Birnam, kunnen wy het<br />

beft heen komen, want die weg komen zy.<br />

C A T NES.<br />

Weet iemand , of Donalbain by zyn Broeder<br />

is?<br />

LENOX.<br />

Zekerlyk Sir, hy is niet by hem. ik heb eenlyft<br />

van alle de voornaamfte onder hen; de Zoon van<br />

Siward is daarby en veele andere Jongelingen<br />

die heden de proef van hunne manlykheid toonen<br />

zullen.<br />

M E N T E T H .<br />

Wat doet de Tiran ?<br />

CATHNES.<br />

Hy verfterkt den grooten Berg Dunilnane het<br />

meefte. eenige zeggen dat hy raazend is; andere<br />

die hem minder haaten, noemen het een heldhaftige<br />

woedejdoch dit is zeker.dat by by de hoopelooze<br />

zaak die hy te beftryden heeft, geen Meefter van<br />

zich zelve blyven kan.<br />

ANGUS.<br />

Nu voelt hy eerft, hoe zw-ar geheime moor.<br />

den weegen. elk oogenblik gefchieden afvallen,<br />

die


T R E U R S P E L . 99<br />

die hem zyn eigen trouwloosheid voorwerpen, de<br />

geenen dte hy nog beveeld. volgen hem enkel uit<br />

gehoorzaamheid , en niet uit liefde, heden voeld<br />

hy dat zyn Koninglyken titel zo los en flodderend<br />

om hem hangt, als de rok van een Reus om de<br />

fchouderen van een Dwerg die dezelve geftoolen<br />

heeft.<br />

MENTETH. .<br />

Wie verwonderd zich dan,als zyne onftelde zinnen<br />

opvliegen en beeven ; daar alles wat in hem<br />

is , z.ch zelve verdoemd, dat het daar is r<br />

CATHNES.<br />

Goed. dan zullen wy gaan en onze gehoorzaamheid<br />

bewyzen , aan de geene die wy dezelve fcnuL<br />

dig zyn. laat ons de geneesmiddelen van den<br />

kranken Staat in 't gemoet gaan , en ter zyner<br />

heeling ons bloed tot den laatften druppel geeven.<br />

LENOX.<br />

Ten minften zo veel als noodig is om de Ko«<br />

ning'.yke bloem te bsvogtigeu en het onkruid te<br />

verdrukken, laat ons naar Birnams woud voortrukken.<br />

_ , . „_<br />

(Zy trekken met Krygsmuzyk tn een<br />

Marfcb of.)<br />

V I E R D E T O O N E E L . (•)<br />

MACBETH. Een GENEISHEEX.<br />

BEDIENDE.<br />

MACJBETH,<br />

Brengt my geen tydingen meer. —— laat hen<br />

allen weg gaan.' voor het woud van Birnam<br />

zich niet naar Duniïnane beweegt , ken ik geen<br />

vreeze. wat is Malcolm? wierd hy niet van een<br />

Vrouw gebooren? Geeften, die alle toekomende<br />

voorvallen der ftervelingen weeten, hebben<br />

B L T<br />

G 2<br />

*


loo M A C B E T H .<br />

uitfpraak gedaan. „ vrees niets Macbeth! niemand<br />

„ die van een Vrouw gebooren wierd, zal ooit macht<br />

„op U hebben/— vlucht dus, altoos, afvallige<br />

Thane , en meng U onder deze Engelfche Jon«<br />

kertjes. de Geeft die my beheerfcht, noch myn hart<br />

zal nooit wankelen , nooit van vreeze bewogen<br />

worden, (tegen een Bediende die aankomt.) Dat U<br />

de Duivel zwart maake , melkwitte Guit 1<br />

waarom<br />

ziet gy 'er zo Ganzachtig uit?<br />

BEDIEND*.<br />

Tienduizend<br />

MACBETH.<br />

Ganzen? Schurk!<br />

BEDIENDE*<br />

Soidaaten, Myn Heer.<br />

M A C B E T H .<br />

Ga, vryf eerft uw oogen uit, en maak uw vrees<br />

wat rood, witte boef! welke Soidaaten zyn het.<br />

Gek ? dat gy verdoemd waart! deze uw bleeke<br />

linnen wangen, fpooren andere tot vreeze aan;<br />

welke Soidaaten Melkgezicht?<br />

BEDIENDE.<br />

Met uw verlof, myn Vorft. de Engelfche macht.<br />

MACBETH.<br />

Pak U terftond van hier. — Seyton — het<br />

fmert my dat ik U zien moet / — Seyton, zeg<br />

ik!——» deze ftoot zal my, of eeswige zekerheid<br />

geeven, of my van myn Troon afftooten. Ik heb lang<br />

genoeg geleeft; de lente myns levens viel fpoedig in<br />

de tyd der verwelking; aan geeleblaaders, en alles wat<br />

een hoogen ouderdom verbeelden moeit, als Eer,<br />

Liefde, Gehoorzaamheid, aan dit alles mag ik niet<br />

denken: ai wat ik daar tegen te verwachten heb<br />

zyn vloeken, niet overluid, maar des te dieper in<br />

het harte;oogendienaary, ydie woorden, die het<br />

elendig hart my gaarne weigerden, indien het maar<br />

mocht, — Seyton!<br />

V Y F D E


T R E U R S P E L , 101<br />

V Y F D E T O O N E E L .<br />

SEYTON. De voorigen<br />

SEYTON.<br />

Wat beveeld uw Majefteit f<br />

MACBETH.<br />

Welk nieuws is 'er?<br />

S EYTON.<br />

AI wat voorheen gemeld wierd, is beveiligd my»<br />

Vorft.<br />

MACBETH.<br />

Ik zal ftryden tot my het vleefch van de beenen<br />

afgehouwen is geef my myn wapens.<br />

SEYTON.<br />

Het is noch niet noodig.<br />

MACBETH.<br />

Ik zal my wapenen, befchikt my Ruiters, ryd<br />

door het land, en hangt allen op die van vreeze<br />

fpreeken. — geef my myn Wapens hoe vaart<br />

uw kranke/ Doctor!<br />

GENEESHEER.<br />

Zy is nog heel ziek, myn Vorft, en is door menigvuldige<br />

denkbeelden zo ontroerd , dat zy niet<br />

ruften kan.<br />

MACBETH.<br />

Genees haar dan. — kunt gy de pynen van<br />

een krank gemoed niet ftillen; eenen ingewortelden<br />

kommer uit de gedachten rukken, de diep ingegraa.<br />

vene onruft der herfenen, uitdelgen; en de overlaadene<br />

boezem,door eenigzoet tegengift dervergeetenheid,<br />

van het gevaarlyke vuil zuiveren, dat<br />

zwaar op het harte ligt ?<br />

GENEESHEER.<br />

Hier moeft de Zieke zelfs haar beft toe doen.<br />

MACBETH.<br />

Werp uw geneesmiddelen voor de hondee, ik<br />

begeer ze niet welaan, doet my myn Wapens<br />

G I<br />

tan.


ïot M A C B E T H .<br />

•an. — geeft myn ftaf — Seyton gaat heen. —<br />

Doftor! deThanen laaten my in de Peekei.— Nu<br />

vriend, haait U ! Doétor,als gy het water myns<br />

Lands bezien, zyne krankheid ontdekken, het zuivere<br />

en tot zyn voorige gezondheid weder herftellen<br />

kunt; dan zal ik den Echo myne goedkeuring<br />

daar over toeroepen, welke U dezelve weder herhaaien<br />

zal. — weg met dezen!— welke Rbobarber,<br />

Seneblaaden of welk een afdryvend middel<br />

kan deze Engelanders afdryven ? — hoord gy niets<br />

van hen?<br />

GENEESHEER.<br />

Ja Myn Heer, uwe Krygstoeruftingen doen ons<br />

Iets daar van hooren.<br />

MACBETH.<br />

Brengt het my nader. —— my kan dood noch<br />

vergift vreeze aanjagen, voor Birnams woud naar<br />

Dunfinane komt.<br />

GE NEESHE ER.<br />

Was ik maar met een gaave huid van Dunfinane<br />

af, dan zou 'er my geen voordeel zo ras naar toe<br />

voeren.<br />

(Zy vertrekken.")<br />

Z E S D E T O O N E E L . («)<br />

Trommels en Vaandels.<br />

M A L C O L M , SIWARD, MACDUFF, de ZOON<br />

van SIWARD, M E N T E T H , CATHNES,<br />

SOLDAATEN, treden alle in Marfcb op.<br />

M A L C O L M .<br />

Waarde Neeven! ik hoop dat de tyd naarby is,<br />

dat onze fiaapkamers weder zeker zulien zyn.<br />

M E NT HET.<br />

Hier twyffelen wy niet aan.<br />

SA Ta


T R E U R S P E L . 103<br />

SIWARD.<br />

Hoe heet het woud dat daar voor ons h ?<br />

M E N T E T H .<br />

Birnams woud.<br />

M A L C O L M .<br />

Laat ieder Soldaat een tak afhouwen en voor<br />

ons heen draagen; wy zullen daar ons Heir mede<br />

overfchaduwen, en doen de kundfchappen en<br />

Spionnen van ons verwyderen.<br />

SOLDAATEN.<br />

Het zal gefchieden.<br />

SIWARD.<br />

Wy hooren niets anders, dan dat de wantrouwende<br />

Tiran, Dunfinane nog in beeft, en het daar<br />

op eene belegering wil laaten aankomen.<br />

M A L C O L M .<br />

Dit is zyn laatfte hoop. want zo dra zich de ge.<br />

legenheid op doet, daar van daan te komen; verlaat<br />

hem groot en klein , en niemand dlcnd hem<br />

meer, dan als gedwongens Schepfelen.die het dus<br />

niet van harten doen.<br />

MACDUFF.<br />

Wy zullen onze rechtvaardige taal, liever tot na<br />

den uitflag der zaak befpaaren, en ons heden gereed<br />

maaken, om als dappre Soldaaten te vechten.<br />

S 1WARD.<br />

De tyd nadert, dat wy door een gerechtig onder»<br />

fcheid ondervinden zullen, hoe veel de Koning van<br />

den onzen toekomt, en hoe veel ons eigendom blyft.<br />

naarvorfcbende denkbeelden geeven ons onzekere<br />

hoope; maar de zekere uitgang moet eerft door<br />

dapperheid onderfcheiden worden: Iaat ons dan met<br />

moed de onzekerheid te gemoet trekken , om ver.<br />

zekerd te worden.<br />

(Zy vertrekken.)<br />

G 4<br />

ZI*


104 M A C B E T H .<br />

Z E V E N D E<br />

TOONEEL.<br />

met Trommels en Vaandels.<br />

., .. MACBETH.<br />

Hangt onze Vaandels over de buitenwerken heen •<br />

men fchreeuwt telkens „<br />

z y<br />

komen! ~1 de fterktê<br />

van ons Slot fpot met de belegering. _ £<br />

ze bier leggen tot dat honger en koorts hen ver<br />

dryven. waaren zy niet onderfteund, door hen die<br />

?J n /\ Z ?t e ^° e f t e n * d a n ha dden wy mét<br />

voordacht hoofd tegen hoofd hen te gerroet 11.<br />

f *" ' C !?» h / n ï e , U 8 H a a r h u n<br />

Vaderland kunnen<br />

„' • . ' SEYTON.<br />

Het is het gefchreeuw der Vrouwen, Myn Heer<br />

TU u u J<br />

MACBETH.<br />

Ik heb de vrees reeds zo ver verleerd dat ilze<br />

niet meer ken; daar is een tyd S 'rff» J,<br />

iïnS£ 00I g 6 f c h r e e<br />

r - "oTveib ^ !<br />

ftee7en ftvffto 7 nH ed . re ^ i^g h t in de hoogte*<br />

neeg en ltyt ftondals was 'er even in. th >rs ben<br />

en de<br />

aan" mv f nï nk n keD ; er a d<br />

f 'S d '<br />

aan myne moordaadige denkbeelden<br />

*S<br />

vertrouwd<br />

S<br />

watwL wil dit ê^'f gefchreeuwj<br />

, e k e e r meerder ontroeren —<br />

,, „ SEYTON.<br />

Myn Heer, de Koningin is dood.<br />

van, gekomen -vi<br />

m j<br />

? . b e n c h t g e § daar<br />

rerloopene dagen hebben dwaazen 'in Vihrfïï<br />

doods


T R E U R S P E L . IOS<br />

doods gebracht. —— uit! — • kort licht! — het<br />

leven is maar een wandelende Schaduw;een arme<br />

Tooneelfpeler die zyn tyd op het Tooneel ver.<br />

dryft.en moeite doet, en hier na niet meer gehoord<br />

word. het is een Spookje door een Domkop verhaald,<br />

veel klanken en gefchreeuw, doch zonder<br />

beduiding/ (tegen een Bode die aankomt) gy komt<br />

om uw tong te gebruiken; maak het kort.<br />

BODE.<br />

Myn Vorft, ik zal zeggen wat ik gezien heb, en<br />

• weet niet hoe ik het zeggen zal.<br />

M A C B E T H .<br />

Nu zeg het vriend.<br />

BODE.<br />

I Toen ik op den Heuvel op myn Poft ftond, zag<br />

j ik naar Birnam heen, en het kwam my voor ais of<br />

i het woud begon te beweegen.<br />

M A C B E T H , bem Jlaande.<br />

Gy Loogenaar en Schurk!<br />

BODE.<br />

I<br />

Ik wil uw geheele gramfchap ondervinden indien<br />

het zo niet is. op drieMsylen ver kunt gy hetzelv<br />

i zien komen, gelyk een wandelend Bofch.<br />

M A C B E T H .<br />

Indien gy geloogen hebt, zultgy levendig aan de<br />

; naafte boom opgehangen worden, tot gy van honger<br />

verteerd zyt. en zegt gy de waarheid, zo zal ik<br />

i het U echter geen dank weeten, dat gy het doet.<br />

— ik trek myn voornemen in , en begin dubbel-<br />

; zinnigheid in de woorden des boozen Vyands te<br />

: vermoeden , die zyne logens de gedaante der waar-<br />

; heid geeft. vrees niets voor dat Birnams woud<br />

tegen Dunfinane komt.' en nu komt 'er een<br />

:woud tegen Dunfinane.' — de wapens aan.' de<br />

; wapens aan! naar buiten — is het waarheid, het<br />

igeene hy zegt, zo durf ik noch aan 't ontvluchten<br />

noch aan 't hier blyven denken. — Ik begin dé<br />

Zon te verveelen, en wenfchte dat de geheele waeeld<br />

thans vernield wierd l — trek de Stormklok!<br />

G 5<br />

blaas,


io« M A C B E T H .<br />

— blaat, trommel! komt vetftooring —» ten minilen<br />

zullen wy met het harnas op den rug fteiven.<br />

(Zy gaan been.)<br />

A G T S T E T O O N E E L . (*)<br />

Trommels en Vaandels.<br />

MALCOLM, SIWARD, MACDUFF, en bei<br />

Engelfcb Heir met takken in de band.<br />

MALCOLM.<br />

Wy zyn nagenoeg. — werpt uw bladerryke<br />

Schilden weg en toond U gelyk gy zyt.' • i * gy<br />

myn dierbaare Oom.' moet met myn Neef uw Ed.<br />

Zoon, onzen eerflen aanval voeren; en Macduff en<br />

ik zullen, volgens ons ontwerp, het overige volbrengen.<br />

SIWARD.<br />

Vaar wel —— vinden wy dezen avond des Ti<br />

rans macht flegts.zo zullen wygeflagen worden als<br />

wy niet vegten kunnen.<br />

MACDUFF.<br />

Laat al uwe Trompetten fpreeken: geef die luide<br />

verkondigers van bloed en dood, allen adem.<br />

(Zy vertrekken, men blaajl tot der. aanval )<br />

N E G E N D E T O O N E E L . (*)<br />

MACBETH. Daar na den Jongen SIWARD.<br />

MACBETH.<br />

Zy hebben my aan een poft gebonden; ik kan niet<br />

ontvluchten; zonder als een oude Beer voor myn leven<br />

te vegten. — wie is hy die door geen vrouw<br />

gebaard is ? —— hem heb ik te vreezen; of niemanr.<br />

Dt


T R E U R S F E L . 107<br />

Den JONGEN SIWARD.}<br />

Hoe is uw naam?<br />

M A C B E T H .<br />

Gy zult lïddren als gy hem hoord.<br />

SIWARD.<br />

Dat zal ik niet; al gaaft gy U een heeter naam<br />

als iemand in de Hel voerd*<br />

MACBETH.<br />

Myn naam is Macbeth.<br />

SIWARD.<br />

De Duivel zelf kon 'er my geen gebaater noe«<br />

men.<br />

MACBETH.<br />

En geen vreesfelyker.<br />

SIWARD.<br />

Dat liegt gy affchuwelyke Tiran, myn degen zal<br />

U bewyzen dat gy geloogen hebt.<br />

(Zy vegten: den Jongen Siward valt.)<br />

M A C B E T H .<br />

U heeft een Vrouw gebaard. — • ik lagch met<br />

Zwaarden en befpot de Wapenen, die door Vrouwen<br />

Zoonen gevoerd worden.<br />

(jffy vertrekt,)<br />

T I E N D E T O O N E E L . (*)<br />

(Krygsgerucbt.)<br />

•<br />

MACDUFF.<br />

Het geweld is daar heen — Tiran , vertoon<br />

U, valt gy van een andre hand als van de mynen,<br />

zo moeten de Geeften van myn Vrouw en Kinderen<br />

my onophoudelyk plaagen. ik kan tegen geen<br />

elendige Kernen vegten, wiens armen gehuurd zyn<br />

om de Speer te torfchen ; gy moet het zyn Macbeth,<br />

of ik fteek myn Zwaard zonder fchaaren, onverrichter<br />

zaaken weder in.—— ha! dat zal hy zyn;<br />

dit groot geweld fchynd iemantjjvan den eerften<br />

rang


308 - M A C B E T H .<br />

rang aai te kondigen, laat my hem vinden, 6 geluk<br />

1 meer begecer ik niet.<br />

( Hy gaat been.)<br />

* E L F D E T O O N E E L . (*)<br />

(Krygsgerucbt.)<br />

MALCOLM,<br />

SIWARD.<br />

SIWARD.<br />

De2e weg heen, myn Prins. —— de Veiling<br />

heeft zich goedwillig overgegeeven; het volk van<br />

den Tiran vegt op beide zyden; de Edle Thans<br />

gedraagen zich voortreffelyk ; de zeege verklaard<br />

zich omtrend voor U, 'er is nog maar weinig te<br />

doen.<br />

MALCOLM.<br />

Wy hebben met Vyanden te doen, welkers fl».<br />

gen naait ons voorby gaan.<br />

SIWARD.<br />

Gaat in de Veiling, Prins.<br />

(Zy vtrtrekktn.)<br />

T W A A L F D E TOONEEL. (*)<br />

MAcsiTH. Daarna Micturi.<br />

MACBETH.<br />

Waarom zoude ik den Romeinfchen dwaas vertoonen,<br />

en door myn eigen Zwaard fterven ? zo<br />

lang ik nog levendigen voor my zie, ftaan my de<br />

wonden beter aan.<br />

MACD UFT.<br />

Te rug Helhond! te rug.<br />

MACBETH.<br />

Onder alle Menfchen zyt gy deeenige die ikontweekei


T R E U R S P E L . «op<br />

weeken ben; ga maar te rug; myn ziel is met uw<br />

bloed reeds genoeg belaaden.<br />

MACDUFF.<br />

Ik heb geen woorden ; myn item is in myn degen,<br />

gy bloedige Booswigt, als uitdrukkingen U<br />

befchryven kunnen<br />

(Zy vegten.)<br />

MACBETH.<br />

Uw moeite is vergeefscb. even zo min al gy de<br />

onkwetshaare lucht met uw Zwaard kunt wonden,<br />

zult gy my doen bloeden, laat uw kling op kwets»<br />

baare Schedels vallen; ik draag een betoverd leven<br />

in my;; dat niemant kan beneemen die van een<br />

Vrouw gebooren is.<br />

MACDUFF.<br />

Zo twyfel aan uw Tovery.' en laat den Duivel,<br />

die gy altoos gediend hebt, U zeggen ; dat Mac*<br />

duif voor den tyd uit zyn Moeders ligchaam geno><br />

men is.<br />

MACBETH.<br />

Vervloekt is de Tong die my dit zegtl want zy<br />

heeft het befte deel van myne manlykheid ontzenuwd,<br />

en vervloekt zy hy . die ieder toverende<br />

Duivel verder gelooft; die ons met enkle dubbelzinnigheid<br />

bedriegt, die zyn beloften aan ons oor<br />

houd, en de hoop verbreekt, ik wil niet mei CJ<br />

vegten.<br />

MACDUFF.<br />

Geef U dan over, lafhartige; en leef om de Fa.<br />

bel en het Schouwfpel der toekomfie te zyn. wy<br />

zullen U, als een zeldzaam Wanfchepfel afgebeeld,<br />

aan een iteng rond laaten draagen, en daar onder<br />

fchryven: „ Hier is een Tiran te zien."<br />

MACBETH.<br />

Ik wil my niet overgeeven. om den grond voor<br />

Malcolms voeten te kusfen, en de vloek van het<br />

gepeupel en doelwit hunner fpotterny te zyn. is<br />

Birnams woud te Dunfinane gekomen, en zyt gyjuift<br />

myn tegenftrever die van geen Vrouw gebooren is,<br />

dan wil ik toch het uiterfte beftaan. bier houde ik<br />

myn


IIO M A C B E T H .<br />

myn fchild voor het lyf, val aan Macduff, vervloekt<br />

zy hy die het eerft roept: „ Houd op!<br />

g e.<br />

ê'<br />

(Zy gaan vegtcnd been.)<br />

n o e<br />

D E R T I E N D E T O O N E E L. (*)<br />

Men blaaft den aftogt. Vaandels en Trommels.<br />

. M A L C O L M . Den Ouden SIWARD, R*O S S E<br />

THANEs. SOLDAATEN.<br />

M A L C O L M .<br />

Ik wenfchte dat de Vrienden die onsontbreeken<br />

weder onbefchadigd hier waaren.<br />

SIWARD.<br />

Eenige moeten daar by doorfcbieten: wy hebben<br />

echter, zo veel ik zien kan,een zo grooten over.<br />

winning goed koop genoeg gekogt.<br />

i MALCOLMj<br />

Macduff, en uw Edlen Zoon worden vermifcht.<br />

ROSSE.<br />

Uw Zoon . Mylord , heeft de fchuld van een<br />

Soldaat betaald, h> leefden flegts tot hy een Man<br />

was, en zo dra zyn moed dit door ftandvaftigheid<br />

in den ftryd bewezen had, ftierf hy ais een Man.<br />

SIWARD.<br />

Zo is hy dood?<br />

ROSSE.<br />

Ja , en reeds van 't Slagveld afgedraagen.<br />

gy<br />

moet de oorzaak uwer droefheid , niet naar zyn<br />

waarde meeten • want anders heeft zy geen einde.<br />

SIWARD.<br />

Heeft hy zyne wonden van vooren?<br />

ROSSE.<br />

Ja, op het Voorhoofd.<br />

SIWARD.<br />

Welaan, dan is hy Gods Krygsman. al had ik<br />

zo veel Zoonen als ik hairen heb , 20 zoude ik<br />

bei


T R E U R S P E L ui<br />

hen geen fchoonder dood toewenfchen. dit ia zyn<br />

ftcrfkiok.<br />

MA LCOL M.<br />

Hy verdiend een groote rouw, en die zal ik voer<br />

hem bezorgen.<br />

SIWARD.<br />

Hy verdiend niet meer. Men zegt hy ging weg<br />

zo ali het behoord , en betaalde zyne Rekening.<br />

nu den Hemel zy met hem •' • daar komt nieu»<br />

\ we trooft.<br />

V E E R T I E N D E T O O N E E L .<br />

M A c DU FT met bet Hoofd van M A C B E T H .<br />

De voarigen.<br />

MACDUFF.<br />

Heil! zy U, Koning! want dit zyt gy nu. Ziet<br />

j hier fteekt de vervloekte Kop van den Tiran, nu<br />

! is alles zeker, ik zie U, door de fieraaden van uw<br />

! Ryk omgeeven , die mynen groet in 't herte naj<br />

fpreeken , en die ik thans bid hunne Hemmen met<br />

I de mynen luid te verheffen. — Heil zy U, Koning<br />

van Schotland!<br />

A L L E N .<br />

Heil zy U, Koning van Schotland.'<br />

(Men blaaft de Trompetten.)<br />

M A L C O L M .<br />

Wy zullen niet lang wagten, uwer aller liefde, met<br />

I de onze Rekening te doen houden, en U ten volle te<br />

> betaalen. Myne Thanesen Neeven, weeft van nu<br />

! af aan Graaven; en zelfs de eerften die Schotland<br />

ooit met dezen Eernaam begroet heeft. Wat ver.<br />

der te doen is, en de eerfte zorg van onze nieuwe<br />

I Regeering moet zyn; is de terugroeping van onze<br />

verbannen Vrienden,die den vaiflrik der loerende<br />

Tiranny zyn ontvlooden ; en de opzoeking der<br />

{ gruwzaame werktuigen van dezen verflaagen wreedaart,


I" M A C B E T H .<br />

elT,r3 a[Ve ï che G e m a l i n<br />

d i e 2 0<br />

looft<br />

' ' ge.<br />

looft, de hand aan haar eigen leven geieet heeft •<br />

W<br />

5 t J n e e r » t e b e z ,° r g e n f s w i l<br />

' ' e n<br />

«7 onder"<br />

de byftand des Hemeifch naar maate en tyd en<br />

S "u .11 lï > d brengen '<br />

y<br />

i Se°n. " '<br />

en hier mede<br />

wy U allen ia 't gemeen,en ieder in 'tbizonder;<br />

° D Z e K r ° 0 n i n g n a a r S c o n e<br />

(Zy vertrekken onder bet gtfcbal van<br />

4<br />

Trompetten.)<br />

Einde van bet Vyfde en laatfie Bedryf.<br />

ONDI1.


ONDERZOEK EN AANMERINGEN<br />

O V E R H E T -<br />

T R E U-R<br />

SPEL<br />

M A C B E T H .<br />

T)e Chronykvan HOLINOSHED van Engeland,<br />

Schotland, en Irland (pp), was de voornaam*<br />

fte Bron, waaruit SHAKESPRAR de ftof voor dit<br />

Toneslfpel nam, welks inhoud een ftuk uit de ge»<br />

fchiedenis van zyn Vaderland is. Het zal daarom<br />

den Lezer niet onaangenaam zyn, een uittrekzel<br />

uit deze Chronyk (33) , die do gefchiedenis van<br />

M A C B E T H inhoud, voor zich te hebben, en het •<br />

zelve met de Dramatike uitvoering van deze ftof<br />

te vergelvken. Men zal by deze vergelyking zien,<br />

dat de Dichter niet bloot de hiftorifche omftandigheden<br />

, maar dikwils de geheele gefprekken der<br />

handelende Perfoonen, byna woordelyk , van den<br />

Gefchiedfchryver ontleende.<br />

,, Onder de Regeer ing van D U N K AH, Koning<br />

„ van Schotland, die, gelyk de Gefchiedfchryvers<br />

„ melden, een zachte, vreedzaame, en kleinmoe-<br />

„ dige Vorft was ; ontftond een oproer onder de<br />

„ Volken in Locbaber; en een zekren M A C DO-<br />

„ WALD, een Maa, die in deze Landen wegens<br />

» zyn<br />

(pp) RAPH. HOLINGSHED'S and W I L L .<br />

HARRISON'S Cbronicles of Great Britain , Scotland,<br />

and heiand. Lond. 1577. 3 Vel. fol. en met<br />

eene uitbreiding van H o o K E R , en anaren, Lond.<br />

1587.<br />

• (qq) Zie SHAKESPEAR illuflrattd , V. I. p.<br />

251.<br />

II. DEEL.<br />

H


IH ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />

„ zyn heldnaftigen moed in groote achting was,<br />

„ maakte met veele zyner Bloedverwanten en Vrien»<br />

„ den eene zaamenzweering, en wierd de aanvoer-<br />

„ der der oproerigen. ,<br />

,, De groote beloften, die hy aan allen deed,<br />

„ die zich met hem vereenigen wilden, lokten da-<br />

„ gelykseene groote menigte uit de WeftelykeEi<br />

,, landen tot zyn Party; ook "de Kernen en Gallo-<br />

„ glas/en kwamen vrywillig uit Irland, onder hem<br />

„ dienen; en dus zag hy zich in korten tyd aan<br />

„ het hoofd van een vreeslyk Heir, met welke hy<br />

„ de Manfchap des Konings, die tegen hem uit.<br />

,, gezonden was , in 't geheel ter neder floeg,<br />

„ en den aanvoerder M A L C O L M gevangen nam,<br />

„ dien hy na den flag onthoofden.<br />

„ Ais de Koning deze nederlaag verftond, ver-<br />

„ zaamelde hy eenen Raad , om te overleggen,<br />

„ welke middlen men moeft aanwenden, om den<br />

„ Oproer te dempen. M A C B E T H , een Neef des<br />

,, Konings, en e/en zo floutmoedig, gruwzaam en<br />

„ wraakgierig; als D U N K A N zacht en vreedzaam<br />

„ was, gaf de traagheid en zachtheid des Konings<br />

,, de fchuld van alle deze onruftigheden; en ver-<br />

„ klaarden, dat als BANQUO en hy aan het hoofd<br />

„ van een Krygsmacht geftelt, en tegen de Re-<br />

„ bellen uitgezonden wierden, hy zich verbond<br />

,, hen volkomen te overweldigen, en ze op eene<br />

„ zodanige wyze uit den Lande te verdelgen, dat<br />

,. men geen een van hun meer vinden zoude.<br />

„ Deze belofte vervulde hy zeer naauwkeurig.<br />

„ Want de Oproerigen wierden door zyne aan<br />

„ nadering verfchrikt, en veele van hen liepen<br />

„ beimelyk van hunnen aanvoerder weg, die met<br />

„ de noch bvrig zynde ten flag gedwongen, door<br />

„ M A C B E T H geheel en al uitgeroeid wierden.<br />

„ M A C D O W A L D , vol vertwyffeling over het<br />

„ verlies van dezen laatften flag, en van alle zy-<br />

„ ne aanhangers verlaaten, vlcod op een flot in't<br />

„ welke zyn Vrouw en Kindren geflooten waaren;<br />

„ en


OVEH MACBETH, TREURSPEL. n$<br />

„ en dewyl hy wel zig , dat, hy zich daar niet<br />

,. lang tegen zyne Vyanden zou kuDnen verdedi.<br />

„ gen, en dat hy, als by zich overgaf, het Ie-<br />

„ ven daar niet af zou haaien; zo vermoorden hy,<br />

,, in eenen aanval van vertwyfFeling, eerft zyn<br />

., Vrouw en Kindren, en daarna zich zelv.<br />

„ M A C B E T H kwam in het Slot, en vond in<br />

„ eene der Kamers van het zeiven, het doode Lig-<br />

„ chaam van M A C D O W A L D op den grond lig-<br />

„ gen , met zyn vermoorde Vrouw en Kindren<br />

„ neevens hem ; intusfchen toonden hy ook by<br />

,, deze fchrikkelyke befchouwing de hem aange-<br />

„ boorne wreedheid; hieuw MACDOWALD het<br />

„ hoofd af, zond het den Koning, die zich toen-<br />

„ maals te Bertba ophield, en liet het Ligchaam<br />

„ aan eenen hoogen Galg ophangen.<br />

„ De Bewooners der Weftelyke Eilanden, die<br />

,, MACDOWALD bygeftaan hadden, hielden om<br />

„ vergiifenis aan; hy leide hen aanzienelyke geld-<br />

„ ftraffen op, en liet al die geene om 't leven<br />

„ brengen, die hy in Locbaber vond , en die daar<br />

„ gekomen waaren , om tegen den Koning te<br />

„ vegten.<br />

„ Naauwlyks waaren deze onluften geftilt, ais<br />

,, men bericht bekwam, dat SÜENO, de Koning<br />

„ van Noorwegen te Fife geland was, om met een<br />

„ fterke Krygsmacht geheel Schotland aan te vallen.<br />

,, Dit bericht rukte den Koning uit zyne ongevoe»<br />

„ ligheid en onwerkzaamheid,waarin hybegraaven<br />

„ was;hy bragt in de moogelykften .haaft eenHeir<br />

,, byeen, en deelden het gebied over het zelve<br />

„ met BANQUO en M A C B E T H . De flag die<br />

„ kort hier na volgde, viel ongelukkig voor den<br />

„ Scbotlander uit, de Noorweger Zegepraalden, en<br />

„ D U N K A N vlood naar Bertba. Hier bragt hy<br />

„ eenige tyd in onderhandelingen met zyne Vyan><br />

„ den door , en zond intusfchen beveelen aan<br />

„ M A C B E T H , die fteeds nog een deel van het<br />

„ byeengebragte Heir by zich had om de Deenen<br />

H a „ $«


ii6 ONDERZOEK IN A A N M E R K I N G E N<br />

„ te overvallen, van welke hy wift, dat zy van<br />

„ luiheid en brasferyen geheel ontzenuwd waaren.<br />

,i M A C B E T H ging haaftig raar de plaats toe,<br />

,, waar de Deenen hun Leger hadden, doodden de<br />

„ wachten, en richten een geweldig bloedbad aan<br />

,, onder de nvac Deenen, die hy na een overdaa.<br />

„ dig Gaftmaal in diepen flaap vond. SUENO,<br />

„ flegtsvan tien luiden verzeld, ontkwam, en vlood<br />

,, naar Noorwegen.<br />

„ Midden in de vreugden der Schotten over de-<br />

,, zen zegen wierden zy ontrust, door het bericht<br />

,, dat een nieuwe Vloot der Deenen te Ringhtme<br />

,, aangekomen was, die RANUT, Koning van Deene-<br />

,, marken, daar heen gezonden had, om den ne.<br />

„ derlaag zyns Broeders te wreeken.<br />

„ Om deze Vyanden wederftand te doen, die<br />

„ reeds geland, en met de plundering beezig waa.<br />

„ ren , wierden M A C B E T H en B A N Q U O met<br />

„ een toereikende Krygsmacht afgezonden. Zy<br />

,, greepen de Deenen aan, doodden hen ten dee-<br />

„ len, en dreeven de overigen op hunne Scheepen<br />

„ te rug. De geenen , die ontkwamen, en zeker<br />

„ aan boord van hun Schip gekomen waaren,ver-<br />

„ kreegen door groote geldzommen van M A C<br />

„ B E T H het verlof, dat die geene van haare Vrien •<br />

„ den, die in het laatfte gevegt gedood waaren, te<br />

„ St. Colmes mogten begraven worden.<br />

„ Kort hierna, als M A C B E T H en BANQUO<br />

„ naar Fife reeden , daar zich de Koning toen-<br />

„ maals ophield, en zonder verder gezelfchap over<br />

,, een Veld kwamen , bejegende hun plotzeling<br />

,, drie Vrouwen in eene zeldzaame Kleeding, die<br />

„ als Schepzelen uit een andre Waereld uit zagen ;<br />

„ en terwyl zy deze opmerkzaam gadefloegen, en<br />

„ zich over hunne ongewoone verfchyning zeer<br />

„verwonderde, naderde M A C B E T H , en de<br />

„ eerfte zeide: „Heilzyu, M A C B E T H , Thane<br />

„ van Glamesl" de tweede: „ Heil zy u, M A C -<br />

saTH, Thane van Cawdor!" en de derde.'<br />

„ Heil


OVER MACBETH, TREURSPEL. 117<br />

,, Heil zy u, M A C B K T H , die eens Koning zult<br />

,, zyn van Schotland;" —— „Welk een foort van<br />

„ Vrouwen zyt gy, vroeg BANQUO, ten uiter»<br />

„ ften verbaasd, daar gy my zo weinig gunftig<br />

„ fchynt? Myn reisgezel belooft gy niet alleen hoo-<br />

,, ge eerampten, maar ook het Koningryk; my<br />

,, daarentegen belooft gy niets.<br />

„ Ja, zeide die , die het eerft gefprooken had,<br />

,. wy belooven u nog grooter voordeelen, als hem.<br />

„ Hy zal waarlyk in eigener Perfoonregeeren, maar<br />

,, zyn einde zal ongelukkig zyn; ook zal hy geene<br />

,, nakomelingen agter laaten , die van hem de<br />

,, Kroon erven zullen. Gy zult echter zelv geen<br />

„ Kening zyn ; maar uw nakomelingfchap zal<br />

„ lange Jaaren naar elkander het Koningryk Schot*<br />

„ land regeeren," Naauw hadden zy dit gezegd,<br />

„ of zy verdweenen alle in eens.<br />

,, Dit voorval wierd in 't begin door MAC»<br />

„ i i i H en BANQUO voor een bedrog der in-<br />

„ beelding gehouden;zo dat BANQUO zomwylen<br />

„ uit fpot, MACBETH', Koning van Schotland,<br />

„ en deze hem een Vader van veele Koningen<br />

„ noemden. In het vervolg was het de gewoone<br />

,, meening , dat deze Vrouwen of de Toverzus-<br />

„ teren, dat heet, de Godinnen des noodlots, of<br />

„ anders Nimphen of Heien geweeft waaren, die<br />

„ door zwirte kunft, een kennis van toekomende<br />

„ dingen verkreegen hadden , wyl alles vervuld<br />

„ wierd, wat zy voorbeen zeide.<br />

„ De Thane van Cawdor wierd kort hier na wee-<br />

„ gens hoog veraad te Forisf veroordeeld; en de<br />

„ Koning gaf zyne Eerampten , zyne Goedren en<br />

„ Bedieningen aan M A C B E T H . Daar dus het<br />

„ eerfte deel der voorzegging op deze wys vervuld<br />

„ wierd,zo overlei M I C I I T S ook het overige,<br />

, en begon, op middlen te denken, waardoor hy<br />

n<br />

het Koningryk verkrygen kon. Daar hy echter<br />

„ zyn eerfte geluk onverwacht en ongezocht ver«<br />

„ kreegen had, zo nam hy voor, zo langtewach-<br />

H 3 » t* D »


II8 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />

„ ten, tot de voorzienigheid in het middel flaagden.<br />

„ en hem tot de waardigheid verheffen zoude, dien<br />

„ hy blykbaar wenfchten.<br />

„ D U N K A N had twee Zoonen van zyne Gems-<br />

„ lin, die een Dochter van S IWARD, Graaf van<br />

„ Nortbumbcrland, was; en verklaarde M A L C O L M ,<br />

„ den oudften tot Prins van Cumberland, en even<br />

„ daar door te gelyk na zynen dood tot navolger<br />

„ m de Regeering. In de oude Rykswetten was<br />

„ een gebod, dat in gevallen, als de ten naarvol-<br />

„ ger beftemden Prins by zyn voorgangers dood<br />

„ noch niet oud genoeg was, om de Regeerina<br />

„ te aanvaarden , zyn naafte Bloedverwant ten<br />

„ Troon klimmen moeft.<br />

,, M A C B E T H zag dus zyn hoop door dit gebod<br />

„ des Konings verydelt, en begon ontwerpen te maa<br />

., ken, op welk eene wyze hy dit Ryk met geweld<br />

,, aan zich zou trekken, wyl by zich van D UN<br />

" 5 A N t e D " I t e r f l e n beleedigd geloofden,die door<br />

„ de verheffing van zyn nog minderjaarigen Zoon<br />

„ ten Troon, hem alle zyne toekorortige aanfpraa-<br />

„ ken op denzeive roofden. De woorden der Toverzufteren<br />

bragten ook het hunne by, hem in<br />

„ zyne oogmerken op de Kroon te verfterken; en<br />

„ zyne Gemalin, een trotfche, eerzuchtige Vrouw,<br />

„ vol brandende begeerte, om Koningin te wor.<br />

„ den, hield niet eer op, hem te plaagen , tot zy<br />

„ hem daar toe volkoomen had doen befluüen. Hy<br />

„ vertrouwde daarom zyn voorneemen de ver<br />

„ trouwfte zyner Vrienden , waar onder BANQUO<br />

„ de voornaamite was, wyl hy zich op hunne ke.<br />

„ loofde hulp verliet, en vermoorden den Koning<br />

„ te Invenusf, in het zesde Jaar zyner Regeering.<br />

M A C B E T H , die flegts luiden, die hem onderworpen<br />

waaren, om zich had, liet zich tot Ko<br />

,, mng uitroepen , en ging te gelyk naar Scone*.<br />

,, waar hy met eenpaarige goedkeuring op de gev<br />

w ?°» e wys gekroond en tot Koning gewyd<br />

i i i M A L -


OVER MACBETH, TREURSPEL. n»<br />

,, M A L C O L M C A N M O R E , en DONALD<br />

„ B A N E , de beide Zoonen van Koning DUN»<br />

„ K A N vreesden, dat M A C B E T H , om zich den<br />

„ Troon des te meer te verzekeren, hen het Ie-<br />

„ ven neemen zoude, en begaven zich heimelyk<br />

,, uit Schotland weg. M A L C O L M vlood naarCi.ro-<br />

,» herland, waar by zo lang bleef, tot ST. EDWARD ,<br />

„ Zoon van den Koning E T H E L D R E D de Kroon<br />

,, van Engeland weder uit de handen der Deenen<br />

„ verkreeg, die hem in zyne befcherming nam, en<br />

„ hem op de aangenaamfte wyze liet ontvangen.<br />

„ DONALD BANE, zyn Broeder, nam zyn toe«<br />

„ vlucht naar Iriand, en wierd daar zelv door den<br />

„ Koning dezes Lands zeer goedgunftig aangenomen.<br />

„ Na de afreis van beide deze Prinfen bemoei.<br />

den M A C B E T H zich , door groote gefchenken<br />

„ de genegenheid van den Scbotfchen Adel te ver-<br />

„ krygen; en als hy zich thans in het gerufte bezit van<br />

„ het Koningryk zag ,verbeeterde hyde wetten, en<br />

„ roeiden alle de wreedheden en misbruiken uit,<br />

„ welke door de zwakke en zachte Regeering van<br />

„ D U N K A N ingefloopen waaren. Hy zelv maak-<br />

„ ten verfcheiden goede wetten , en regeerde tien<br />

„ Jaar naar elkander het Ryk met de grootfte wys-<br />

„ heid en gerechtigheid.<br />

„ Maar dit gelaat van billykheid en yver voor<br />

„ het algemeene beft was flegts geveinsdheid, die<br />

„ niets verder ten oogmerk had , als om de gunft<br />

,. des Volks te winnen. Tirannen zyn altoos<br />

„ mistrouwend , en in geduurige vreeze, dat een<br />

„ ander hun geweld door even dezelve ongerech.<br />

„ te middelen onttrekken zal , waardoor zy het.<br />

„ zelve verkreegen. M A C B E T H , door eene aan-<br />

„ vechting tegen hen aangefpoord, verborg zyne<br />

„ neigingen niet langer, maar oeffendeen veroor-<br />

„ loofden alle foorten van wreedheden; de redenen<br />

der drie Toverzufteren waaren altoos in<br />

„ zyn gedachten.<br />

„ Zy voorzeiden hem het Koningryk ; en hy<br />

H 4 »» w a s


Ito ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />

„ was bezitter van hetzelve; dochzy voorzeiden*<br />

„ het ook het nakomelingfchap van BANQUO;<br />

.„ en deze voorzegging kon insgelyks vervuld wor-<br />

„ den. O,-n dit dus te verhinderen, befloot hy,<br />

„ B A N Q^U o en zyn Zoon te vermoorden , en<br />

„ verzogt Z3, met dit oogmerk by hem ten Gaft.<br />

„ maal. Als zy naar huis keerden, vielen eenige<br />

,, Moordenaars , dien hy bevolen had, zich op<br />

„ de weg teplaatfen, B A N Q U O aan, en dooden<br />

„ hem; maar F L E A N C E , door de donkerheid<br />

„ des nachts begunftigd, ontkwam ; en vlood naar<br />

,, Wallis.<br />

. „ Na de vermoording van BANQUO fcheen<br />

„ het geluk van M A C B E T H geweeken te zyn;<br />

„ geene van zyne onderneemingen gelukten, elk<br />

„ begon voor zyn leven te fidderen, en waagden<br />

„ het niet, zich aan hem te vertoonen; alle luiden<br />

„ vreesden voor hem,en hy vreesde voor alle lui-<br />

„ den; zo, dat hy beftendig gelegenheid zocht, die<br />

„ geene om 't leven te brengen, tegen wien hy het<br />

„ geringde vermoeden had.<br />

„ Zyn mistrouwen en zyne wreedheid namen da •<br />

„ gelyks toe; zyn bloeddorft wierd nooit geftilt;<br />

„ de vervallene goedren des Adels die op deze wys<br />

„ verflagen wierd , vermeerderde zyne fchat«<br />

,, ten, en ftelden hem in ftaat, eenen macht te<br />

„ onderhouden, waardoor hy zich tegen de onder-<br />

„ neemingen zyner Vyanden befchermen kon. Om<br />

„ ook, by zyn groote wreedheid tegen zyne Onderdaanen,<br />

voor zyn eigen perfoon des te ze.<br />

„ kerder te zyn, bouwden hy een fterk Slot op de<br />

„ top van eenen hoogen Berg, welke Dunfinane<br />

„ heette, en in Goivry, tien Mylen van Pertb,<br />

„ lag. Deze Berg was zo verbaazend hoog, dat<br />

„ men op de kruin deszelve byna alle de Landftree-<br />

,, ken van Angus, Fife, Stermond, en Tweedale,<br />

„ konde overzien, die digt onder dezelve fcheenen<br />

,, te leggen, Daar nu dit Slot op den top van de.<br />

zen Heuvel gegrond wierd, zo wierd het Ko-<br />

,., ningryk'


ovia M A C B E T H , TREURSPEL. 121<br />

„ ningryk daar door in groote koften gefteld, wyl<br />

„ de Bouwftoffen zich niet zonder veel tyd en<br />

„ arbeid boven lieten brengen. Daar ondertui.<br />

,, fchen M A C B E T H dit Gebouw dra voltooid wil.<br />

„ den hebben, beval hy, dat alle Thans van ieder<br />

,, Graaffchap naar de rey een aandeel in de bou><br />

„ wing overneernen moeiten.<br />

„ De rey kwam ook aan MACDUFF , Tbant van<br />

„ Fife, om zyn deel te bouwen; hy zond Arbeiders<br />

„ met alle noodige Materiaalen heen, en beval hen,<br />

„ hun werk met de grootfte trouw en zorgvuldigheid<br />

„ te verrichten, op dat de Koning geen gelegenheid<br />

,, kreeg, om daar over te onvreeden te zyn , dat hy<br />

„ niet even, als de overige Thans, in eigen per-<br />

„ foon kwam; want hy wift wel, dat MACBETH te<br />

,, gelyk vrees en argwaan omtrend hem had, en<br />

,, hield het daarom voor raadzaamer,om hem niet<br />

„ onder de oogen te komen.<br />

„ MACBETH kwam dra hier heen, om te zien<br />

„ hoe de bouwing ging, en wierd zeer toornig.dat<br />

„ hy MACDUFF daar niet vond. Van dezen tyd aan<br />

„ vatten hy een onbedwingbaaren haat tegen hem<br />

„ op. De Toveresfen, op wien hy wegens de ver»<br />

„ vulling der beide eerfte voorzeggingen een groot<br />

„ vertrouwen ftelden, hadden hem gewaarfchouwd,<br />

„ zich voor MACDUFF te hoeden, die , gelyk zy<br />

„ hem zeide, flegts op eene gelegenheid wachten,<br />

,, om hem in den grond te booren. Deze voorzeg-<br />

„ ging zou hem bewoogen hebben, om MACDUFF<br />

„ daadelyk om het leven te brengen, als een<br />

„ Toveres, wiens voorzeggingen by hem insge-<br />

„ lyks een groot gewicht hadden, hem niet verzee-<br />

„ kerd had, dat hy nooit van iemand vermoord zou<br />

„ worden, die van een vrouw gebooren was; noch<br />

„ overweldigd , voor het Bhnamer woud tot hetflot<br />

„ van Dunfinane kwam. Deze trooftryke beloften<br />

,, verbanden alle vrees uit zyne ziele. Hy liet de na-<br />

,, tuurlyke wreedheid zyner gemoedsaart den vrijen<br />

,, loop; onderdrukten zyne onderdaanen op de<br />

H s „ elea-


na<br />

ONDERZOEK iw AANMERKINGEN<br />

„ elendfgfte wys, en beging alle moogelyke feor-<br />

„ ten van boosheden.<br />

„ Ten Iaatften befloot MACDUFF, uit zorg voor<br />

„ zyn leven naar Engeland te vluchten, in hoop<br />

,, van MALCOLM CANMOKE daartoe te beweegen,<br />

„ om aanlpraak op de Kroon van Schotland te maa«<br />

„ ken. MACBETH , die in het huis van ieder Edel.<br />

„ man een Spion onder de bediendens had, ont-<br />

„ dekten den aanflag van MACDUFF zeer ras; hy<br />

„ kwam daarom plotzelyk met een Krygsmaehtnaar<br />

„ Fife , en beleegerde de Burg, daar MACDUFF<br />

„ woonden, in verwachting, hem zelv daar te vin-<br />

„ den. De Poort wierd door de Bediendens, die<br />

„ geen gevaar vermoeden terftond geopend; maar<br />

„ MACBETH, vol woede om dat MACDUFF hem<br />

,, ontkomen was, gaf bevel, dat zyn Vrouw en<br />

„ Kindren, en allen, die in de Burg waaren, ver.<br />

„ moord moeiten worden.<br />

„ MACDUFF was geruft aan het Engelfche Hof,<br />

„ als hy van deze verbaazende wreedheid jbericht<br />

„ kreeg. Zyn wenfch, om het bedrukte Schotland<br />

,, te redden, wierd nu door de hoop van zyn eigen<br />

„ wraak nog meer gevoed; hy verzocht den Prins<br />

„ MALCOLM inftandig, zich wederom in bet bezit<br />

„ zyner rechten te ftelien. Hy ftelden hem op<br />

„ de ernftigfte wyze denbeklaagelyketoeftandzyns<br />

„ Vaderlands voor, in welke het door de wreedheid<br />

„ van MACBETH geraakt was; en hoe het Volk,<br />

„ dat hem weegens zyne moorddaaden haaten, die hy<br />

„ zo wei aan den Adel, als aan de gemeenen ge.<br />

„ oeffend had, niets vuuriger wenfchten, dan eeno<br />

„ gelegenheid, om zyn Juk af te fchudden.<br />

„ MALCOLM, die een innig medelyden wegens<br />

„ het ongeluk zyner landsluiden voelden , liet, ge-<br />

„ duurende dat MACDUFF fprak, een diepe zucht;<br />

„ de laatftebemerkte dit, en vernieuwde zyndrei-<br />

„ gende aanfpooringen. MALCOLM wierd door zyn<br />

„ reden, wel is waar, zeer bewoogen; maar hy twyf.<br />

„ felde echter, of MACBETH hem niet mooglyk af.<br />

» ge*


OVER MACBETH, TREURSPEL. 123<br />

,, gezonden had, om hem te verraaden , en nam<br />

,, daarom het voorneemen, om zyne redelykheid<br />

„ eerft op den proef te Hellen, eer hyzyn voorflag<br />

„ aannam. Met dit oogmerk antwoorden hy hem op<br />

„ de volgende wys: "DeEIende, MACDUFF,waar<br />

„ onder mya ongelukkig Vaderland reeds zo lang<br />

L gezucht heeft, fmert my zeer; alfchoon ook myn<br />

- „ genegenheid, om het te helpen, zo fterk was,<br />

|„ als uw verlangen, zo ben ik echter weegens eenige<br />

„ onheelbaare ondeugden, die diep in myn gemoed<br />

I,, ingeworteld zyn, niet inftaat, zulk een groote<br />

i„ onderneeming te waagen. Want eerftelyk ben ik<br />

j „ in onmaatelyke welluft en wulpsbeid.een affchuwel„<br />

lyke Bron van alle andere ondeugden, zodanig<br />

„ verzwolgen, dat als ik de Koninglyke macht be-<br />

,, zat, de eer van geen eenige uwer Dochteren en<br />

„ Vrouwen zeker zou zyn; en zulk eene buitenfpoo»<br />

„ rige onmaatigheid zou u nog onverdraaggelyker<br />

(„ zyn , als de bloedige Tiranny van MACBETH.<br />

,, Onmaatigheid , antwoorde MACDUFF, is ze-<br />

,, kerlyk een zeer groot gebrek. Veel Edle Konin-<br />

„ gen en Vorften hebben hun Ryk en Leven daar<br />

„ door verlooren, om dat zy deze ondeugd onder*<br />

„ worpen waaren; echter zyn 'er Vrouwen genoeg<br />

„ in Schotland, om uw begeerten te bevreedigen.<br />

„ volg daarom myn raad, en maak U zelv totKo.<br />

i „ ning; ik neem het op my , uw geneigdheid tot<br />

„ welluft op zulk eene geheime wyze te voldoen,<br />

,, dat uw eer daardoor niets lyden zal.<br />

„ Maar, hernam MALCOLM, ik ben ook het heb*<br />

,, zuchtigfte Menfch van de Waereld, en was ik<br />

„ Koning van Schotland,zo zou ik hetgrootftedeel<br />

„ des Adels om het Leven brengen, om my in het<br />

„ bezit hunner goederen te flellen.<br />

„ Dit gebrek, zeide MACDUFF, is veel erger, als<br />

|„ hit eerlte; de gierigheid is de wortel van alle<br />

„ zonden; een ondeugd, om wiens willen onze<br />

„ meefte Koningen vermoord zyn. Echter verzoek<br />

,, ik U, doch fteeds aanfpraak op de Kroon te maa*<br />

» ken;


124 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />

„ ken; 'er zyn noch rykdommen genoeg in Schot'<br />

„ land, om uw gierige hebzucht te voldoen.<br />

Ook ben ik, fprak MALCOLM, zeer tot ge-<br />

„ veinsdheid en ieder foort van Bedrog genegen,<br />

„ en verheug my over niets zo zeer, dan als ik die<br />

„ geenen verraaden kan, die zich op my verlaaten.<br />

„ Daar nu niets een Vorft beminder maakt, als<br />

„ Beftendigheid, Gerechtigheid en Trouwe, en ik<br />

„ de tegenovergeftelde ondeugden ten boogften on-<br />

,, derworpen ben, zo ziet gy wel, hoe ongefchikt<br />

„ ik tot regeeren ben. Alle myn overige gebre.<br />

.. ken hebt gy kunnen verzachten; bezoek het nu<br />

„ ook, deze te ontfchuldigen.<br />

„Geveinsdheid, antwoorde MACDUFF, is<br />

„ de kwaadfte van allen; ik moet dus van u aflaa-<br />

„ ten. En ach.' gy ongelukkige en beklaagens-<br />

„ waardige Schotten, voegden hy 'er by.die met<br />

„ zulk een menigte onvermydeiyke plagen bezwaart<br />

„ word ! De Godlooze Wreeddaart, die thans .<br />

„ zonder het minfte recht over u regeerd, onder»<br />

drukt u met de bloedgierigfte wreedheid; en de.<br />

„ ze, die een gegrond recht op de Kroon heeft,<br />

,, is zodanig met alle fchandelyke ondeugden der<br />

„ Engelanders bezield, dat hy ze niet verdient te<br />

„ verkrygen. Want, volgens zyn eigen belyde-<br />

„ nis, is hy niet alleen ten uiterfte hebzuchtig,<br />

,, maar geheel in een overzaadelyke welluft begraa-<br />

„ ven; en daarenboven zulk een valfche verraa-<br />

„ der, dat men hem in geen woord gelooven kan.<br />

„ Vaar dus voor eeuwig wel, Schotland! Ik zie<br />

„ my als een verbanneling aan,zonder ergenshulp<br />

„ of trooft meer te hoopen." —— Terwyl hy dit<br />

„ zeide, weende by bitter.<br />

„ Als MALCOLM zag, dat by wilden heengaan,<br />

„ vatten hy hem by de hand, en zeide : „ W,ces<br />

„ geruft, MACDUFF; want ik heb geene dezer<br />

,, ondeugden, die gy beweend. Ik heb dit alles<br />

„ flegts uit fchers gezegt, om uw redelykheid op<br />

,, de pioef te wellen ; want zeer dikwils heeft<br />

„ M A * .


OVER M A C B E T H , TREURSPEL. 125<br />

,. M A c B 1 T H het bezocht, my op deze wys in<br />

„ handen te krygen ; maar hoe afkeeriger ik my<br />

„ vertoond heb , om uw verlangen te vervullen,<br />

„ des te meer moeite zal ik my nu geeven, het in<br />

„ 't werk te ftellen." Hierop omarmden zyelkan.<br />

„ der,- beloofden elkander tot hun beft ten uiter-<br />

„ ften bevorderlyk te zyn; en overleiden op<br />

„ welk eene wyze zy hun voorneemen het beft<br />

„ konden uitvoeren.<br />

„ MACDUFF ging kort hier na, aan de Gren.<br />

,, zen van Schotland, en zond in 't geheim brieven<br />

„ aan de Edelen des Ryks, waarin hy hen melden<br />

„ dat M A L C O L M fpoedig naar Schotland dacht te<br />

„ komen, om de Kroon te eifchen,en hun daarom<br />

„ verzocht, wyl deze Prins de waare en rechtmaa-<br />

„ tige erfgenaam wns, hem met al hunne macht by<br />

„ te (laan, om de Kroon aan de handen van den<br />

„ Dwingeland te ontrukken.<br />

,. Ondertusfchen wift M A L C O L M den Koning<br />

„ EDWARD daar toe over te haaien, dat de oude<br />

„ SIWARD, Graaf van Northumberland, met tien<br />

„ duizend Man beftemd wierd, om met hem naar<br />

„ Schotland te gaan, om hem in de aan'praak op de<br />

,, Kroon te onderfteunen.<br />

„ Als het bericht van dezen aanftaanden inval<br />

,, zich in Schotland verbreiden , deelden zich den<br />

„ Adel in twee partyen , waar van de eene het<br />

„ met MACBETH , en de andre met MALCOLM<br />

„ hield. Tusfchen deze twee Partyen vielen zeer<br />

,, dikwils ligte fchermutzelingen voor , maar die<br />

„ van MALCOLM wilden zich niet eer aan het ge«<br />

„ vaar van een formeele flag wsgen, voor MAL-<br />

„ COLM en de Engelfche Krygsmacht , dieiVorf-<br />

„ humherland aanvoerden , zich met hun veree-<br />

,, nigd" had.<br />

„ MACBETH geloofden zich niet fterk genoeg,<br />

„ om het tegen de Engelfche op te neemen, trok<br />

„ naar Fife te rug, en floeg een Leger op in de<br />

„ nabuurfchap en het Slot van Dunfinane, met oog-<br />

„ merk,


12$ ONDERZOEK IN AANMERKINGEN<br />

„ merk. geen flag te waagen, als hem zyne Vyan-<br />

„ den daar niet vervolgden. Ondertusfchen rieden<br />

„ hem. eenige zyner Vrienden, een vergelyk met<br />

„ MALCOLM aan te gaan, of ras op de Eilanden<br />

„ te vluchten, en zyne fcbatten mede te neemen,<br />

„ op dathyin ftaat mogt zyn, eenige van de groot-<br />

„ fte Vorften des Ryks op zyne zyde te brengen, en<br />

„ vreemde door goud te verkrygen, op wien hyzich<br />

s, „w.aaicu ivuu, ais up zyne-unaerciaanen<br />

„ die hem daaglyks verlieten. Hy had echter een<br />

„ zo vaft vertrouwen op zyne voorzeggingen, dat<br />

„ hy zeker geloofden, hy zou niet eer overwonnen<br />

„ worden, voor dat het Birnamer Woud naar Dun.<br />

„ finane kwam, noch door iemant vermoord wor-<br />

„ den, die van een Vrouw gebooren was.<br />

„ M A L C O L M , die MACBETH fpoedig ver-<br />

„ volgd had, kwam den avond voor den flag aan<br />

„ het Birnamer Woud ; en als zyn Heir daar<br />

„ ecu wcimg uitgeruir naa, beval hy, dat een<br />

„ ieder een tak van een Boom houwen, en met<br />

„ dezelve in zyn hand voorttrekken moeft, op dat<br />

M zy» op deze wys befchaduwd, in alle ftilte, zon-<br />

„ der hun aantal te verraaden , hunne Vyanden<br />

„ en der de oogen komen mogten.<br />

„ Den volgenden dag, als MACBETH hen za°,<br />

„ verfchnkte hy zeer; en wyl hy zich de voorzeg<br />

„ ging herinnerden , die hem lang van te vooren<br />

„ gedaan was, twyffelde hy niet, dat zy heden<br />

„ vervuld wierd, wyl hy het Birnamer Woud naar<br />

„ Dunfinane zag komen. Dit ongeacht fielden hy<br />

„ zyn Volk in flagorder , en moedigde hun aan ,<br />

„ dapper te vegten. Naauwlyks echter hadden zyn<br />

„ Vyanden hunne takken weggeworpen, als MAC-<br />

„ B E T H hun aantal gewaar wierd, en de vlucht<br />

„ nam. .<br />

„ MACDUFF, door haat en wraakbegeerteaan-<br />

„ gefpoord, hield niet eer op, hem te vervolgen,<br />

„ voor hy met hem te Lunfannain byeen kwam }<br />

„ en wyl MACBETH hem op de hielen zag,<br />

ii iprong


BVER M A C B E T H , TREURSPEL. nj<br />

„ fprong hy van zyn Paard,en riep hard op: „ Ver-<br />

„ raader, waarom vervolgt gy my, dus vergeefsch,<br />

„ wyl ik van niemant kan vermoord worden, die<br />

„ van een Vrouw gebooren is ? Maar kom dan<br />

„ hier, en ontvang het loon dat uw dwaaze ftout-<br />

„ moedigheid verdiend." Hy gaf hem hierop een<br />

„ flag met zyn Zwaard, en geloofden hem gedood<br />

„ te hebben ; maar MACDUFF fprong fchielyk<br />

„ van 't Paard, ontweek den flag, hield zyn ont'<br />

„ bloote Zwaard in de hand, en antwoorden hem:<br />

„ „ Dat is waar, M A C B E T H , en nu zal uw on •<br />

„ verzaadelyke wreedheid een! einde neemen; want<br />

„ ik ben de geenen, van wien de Toveresfen U<br />

„ gezegt hebben; niet gebooren van myn Moeder,<br />

„ maar uit haar lyf gefneeden." Daadelyk ging hy<br />

„ op hem los, doodden hem op de plaats, hieuw hem<br />

,, het hoofd af, ftak het opeen fteng, en bragt het<br />

„ by M A L C O L M .<br />

„ Dit was het einde van M A C B E T H , na dat<br />

„ hy zeventien Jaaren over Schotland geregeerd<br />

„ had. (rr) in 't begin zyner Regeering verrichten<br />

„ hy veele IofFelyke daaden , en gaf verfcheide<br />

„ zeer nutte wetten, maar in 't vervolg verduifter-<br />

„ de hy, door verblinding des Duivels , de roem<br />

„ zyner goede daaden door de affchuwelykfte<br />

„ wreedheid."<br />

Men vind deze gefchiedenis van MACBETH ook<br />

in de Scbotfcbe Gefchiedenis van BUCHAHAN, (ST)<br />

met even dezelve omflandigheden , doch iets korter,<br />

verhaald; buiten, dat de Gefchiedfchryver de<br />

verfchyning der Toveresfen flegts als een droom<br />

ver.<br />

(rr) Namelyk Van At. 1040 tot At. 1057. vol'<br />

gens VALLEMONT, by wien by onder den naam van<br />

MACHABET , een Neef van DUKCAK, enz. voor»<br />

komt.<br />

VERTAALEES.<br />

(ss) S. GEO. BUCHANANI Opera omnia, (Edinb.<br />

1715. lol,) Vol» L p. III. SS.


ial ONDERZOEK EN A A N M E R K I N G E N<br />

vermeld (tt) de voorzegging des Koningryks aan de<br />

nakomelingen van BANQUO voor een kwaad<br />

gerucht door flegte luiden verbreid uitgeeft; (uu)<br />

de omftandigheid, dat de Soldaaten van MALCOLM<br />

met takken in de hand optrokken , als een bloote<br />

wei king van hunne vrolyke hoop des Zegepraals aanvoert;<br />

en de by MACBETHS verhaalde dingen, de<br />

erinnering aan voorgaande voorzeggingen, en diergelyke<br />

fabelachtigheden; meer Theatraal, alsHistorifch<br />

noemt (vv).<br />

Eenige Kunftrichters zyn in de gedachten geweeft,<br />

dat SHAKESFEAR bet Caratïer van Lady M A C<br />

B E T H van dezen Gefcbiedfchryver ontleent heeft.<br />

Maar als men deze plaats, met die by HOLINO%HED<br />

en HECTOR BOETHIUS vergelykt; (w) zo vind<br />

men voor deze vermoeding niet den minften grond.<br />

Daar by komt nog, dat men uit de afwyking van<br />

BUCHANAN van de Chronykfchryver in de groet<br />

der Toveresfen openlyk ziet,dat SHAKESPEAR<br />

niet de eerfte, maar de-laatfte voor oogen gehad<br />

heeft, gelyk F A R M E R dit alles omftandig toond.<br />

M A C<br />

(tt) Cum in Scotia omnia pace flererent,<br />

Macbethus , qui confobrini ignavia femper Jpreta,<br />

regnifpem occultam in animo alebat, creditur fomnio<br />

quodam ad eam confirmatur. Quadam enim noÜe, cum<br />

Itngiuscule abejjet a rege , vijus eft fibi tres foeminas<br />

forma auguftiore quam bumana vidisfe , quaram<br />

una Angufia Tbanum, altera Moravix ,tertia Regem<br />

eum falutaffet.<br />

(uu) De boe (Bancbtne) vulgabatur fors, per maleficos<br />

edita, fere, ut eius pojteritas aliquando regno<br />

potiretur.<br />

(vv) Multa bic fabulofe quidam nojlrorum offingunt;<br />

Jed quia tbeatris aut Milejiis fabulis Junt ap*<br />

tiera quam bijiorice, ea omitto.<br />

(ww) Zie deze vergelyking in FARMER'S Effay<br />

m Sbakefpears learning, p. 54,


OVER M A C B E T H , TREURSPEL. ug<br />

M A C B E T H , voegd deze geleerde KunftrJchter<br />

daarby, was zekerlyk een van SHAKESFEARS<br />

laatfte Tooneelfpelen; en mooglyk wierd hy door<br />

een klein ftuk van even dezelve inhoud daar toe<br />

gebragt, het welk te Oxford, in 't Jaar 1605, voor<br />

Koning J A c o B gefpeeld wierd. W A C K E geeft<br />

in zynen Rex Platonicus het volgende bericht daarvan:<br />

„Fabulce anjam dedlt antiqua de regia profa.<br />

,, pia biftoriola apud Scoto- Britannias celebrata,<br />

,, quae narrat, tres olim Jibyllas occurijje duobus<br />

„ Scoiiae precetibus , MACBETHO &f LANCIIONI ,<br />

„ £f illum predixijje regem futurum , fed regent<br />

,, millum genniturum; bunc regem non futurum ,fed<br />

„ reges geniturum muitos. Vaticiniiveritatemrerum<br />

„ .ever.tus comprobavit. BANCHONIS enime Jiirpe po*<br />

„ tentisfimus JACOBUS eriunius."<br />

MILTON , die eene lyft van [niet minder als hon«<br />

dert en twee onderwerpen voorTreurfpelen naliet,<br />

had ook onder andren M A C B E T H opgetekend.<br />

Zyn oogmerk was, met de aankomft van M A L«<br />

COLM op het Slot van M A C D U F F te begianen.<br />

Wat met D U N K A N voorvalt, zegt hy, kan by<br />

de verfchyning van zynen Geeft gebragt worden. Uit<br />

deze aanmerking zegt STEEVENS, moet men befluiten<br />

, dat MILTON de vryheid afgekeurd heeft,<br />

die zynen voorganger genomen heeft, om eene Gefchiedenis<br />

van zulk eene lengte in den kleine- omvang<br />

van een Tooneelfpel te brengen , en dat hy het<br />

geheel naar de wetten van het oude Drama had<br />

willen omwerken. Ten minften kon hy zich niet<br />

wel met de ydele hoop vleijen, om SHAKESFEAR<br />

in het Treurfpei MACBETH te overtreffen.<br />

Reeds voor dertig Jaaren gaf Dr. JOHNSON een<br />

bizonder klein fchrift over dit Treurfpei uit \xx) ,<br />

uit<br />

(xx) MiscellaneousObfervations on theTragedy<br />

of M A C B E T H , Lond, 1745. in 8. Het wexenlyke<br />

dezer opmerkingen beeft LENOX in baare SHA<br />

KESPEAR illujlrated ingevoegd. Vol. I. p. 273. SS, *•<br />

II. DEEL.<br />

I


i3o ONDERZOEK EH AANMERKINGEN<br />

uit welke hy nu het wichtigfte zyner Aanmerkingen<br />

in zyne uitgave des Dichters ingevoegd heeft. Eene<br />

der uitvoerigfta en voornaamfte dezer Aanmerkingen<br />

heb ik tot hier gefpaard; zy betreft het werktuiglyke<br />

(Mecbanique) in MACBETH, over het welke den<br />

Lezer vermoedelyk eene nadre oplosfing verwacht.<br />

Om de bekwaamheid en de verdienften van eenen<br />

Scbryver naar behooren te fchatten, is altoos<br />

noodig , de Genie van zyne eeuw en de denkbeelden<br />

van zyne tydgenooten te onderzoeken. Een<br />

Dichter, die tegenwoordig de geheele handeling zyns<br />

Treurfpels op Tovery gronden, en de voornaamfte<br />

voorvallen door de inwerking van bovennatuurlyke<br />

machten voortbrengen wilde, zou met recht het<br />

verwyt verdienen, dat hy de paaien der waarfchyn»<br />

lykheid overtrad; en zou van het Tooneel in het<br />

Kinderfchool verbannen en veroordeeld worden,<br />

om liever Hexefprookjes, als Treurfpelen te fchry.<br />

ven. In tegendeel kan eene onderzoeking van deze<br />

begrippen en meningen, die te dier tyd heerfchten,<br />

toen dit Treurfpei gefchreeven wierd, genoegzaam<br />

bewyzen, dat S H A K E S P E A R diergelyke berisping<br />

niet te vreeezen had; wyl hy flegts het Systema<br />

, het welk doen ter tyd algemeen aangenomen<br />

wierd, tot zyn ;voordeei bezigde, en ver af<br />

was , om zyne toehoorders zo veel ligtgeloovig.<br />

heid te vergen.<br />

De wezenlykheid der Hexeryen of der Toveryea<br />

die wel is waar, eigentlyk niet eenerly zyn ,<br />

maar echter in dit Tooneelfpei met elkander ver.<br />

niengd worden, is ten allen tyden en in alle Landen<br />

van den gemeenen Man , en in de meelt»<br />

van de Geleerden zelfs gelooft en aangenomen<br />

geworden. Zekerlyk fcheenen deze Pbantomen<br />

des te menigvuldiger,hoe grooter de duifternisder<br />

onweetenheid was : ondertusfchen kan het niet<br />

bewezen worden , dat het helderfte fchynfel des<br />

Verftands en Kennis in eenige tyd bekwaam gen<br />

weeft is, om za uit de waereld te verdryven. De<br />

tyd,


OVER MACBETH, TREURSPEL.<br />

ijt<br />

fyj , waar in dit foort van Bygeloof haar grootfte<br />

hoogte bereikt heeft, fchynt de tyd des heiligen<br />

Krygs geweeft te zyn, in welke Chriftenen buBne<br />

nederlagen altoos aan betoveringen , of eenen we<<br />

derftand des Duivels toefchreeven; gelyk, als zy<br />

hun geluk aan den byftand van hunne ftrydbaare<br />

heiligen dankten, de geleerde Dr. WARBÜR­<br />

TON fchynt in zyn byvoegfel der inleiding voor<br />

D O N QUICHOT te gelooven, dat de eerPe verhaaien<br />

van Toveryen in ons Waerelddeel door die<br />

geene overgebracht zyn , die van hunne Oofterfche<br />

Veldtochten te tug kwamen. Ondertusfchen is 'er<br />

altoos eene zekere tusfchenpoofing tusfchen de<br />

geboorte en de rypbeid der dwaasheid zo wel als<br />

der boosheid. Dit denkbeeld is reeds lang in da<br />

waereld geweeft, alfchoon het in voorgaande ty«<br />

den nooit zo gewoon en zo algemeen aangeno»<br />

men was, OLYMPIODORUS vermeld in de<br />

uittrekfels van PHOTIUS, hoe een' zekren Li*<br />

BAHIUS, die dat foort van Krygshaftige Tovary<br />

dreef, en . tevens beloofd had , %&Qt ix X(t«v<br />

x«T« fitt$uzw ivtfyeiv , groote dingen tegen de<br />

Barbaaren zonder SoKiaaten te zullen verrichten j<br />

op aanhouding der Keizerin PLACIDIA, om het<br />

leven gebragt wierd , toen hy juift van voorneemen<br />

was , van zyne bekwaamheid proeven te geeven.<br />

De Keizerin toonden by haar misnoegen echter<br />

eenige goedheid, wyl zy hem in een tyd liet rechten,<br />

die zynen roem nog zo voordeeiig was.<br />

Maar een nog merkwaardiger bewys van den<br />

ouderdom van dit denkbeeld vind men in CHRY-<br />

SOSTOMUS Boek de Sacerdotio, waarin een Tooneel<br />

van Toveryen voorkomt , die geen Roman<br />

van de middeleeuw verder gedreeven heeft. Hy<br />

voerd een aanfchouwer aan , die een fiagtveld befchouwd<br />

, in gezelfchap van een ander die alle<br />

de menigvuldige tegenftanden des fchriks, de<br />

werktuigen der verwoefting, en de kun ft des<br />

jnoords van elkander fcheid. „ Lmm* is hrt-


132 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />

?r«pa Toic ivetyrm x«j jr'ro/iem txcionf


OVER MACBETH, TREURSPEL. 133<br />

bruiken , de wyze om ze te ontdekken . en de<br />

gerichtelyke bandelwyze by haare beftraffing ; in<br />

zyne gefprekken over deDsmono/ogjegegeeven, die<br />

in Schotfche Dialekta gefchreeven waaren, en ts<br />

Edenburg uitkwamen. Dit Boek wierd , kort na<br />

zyne aankomft in de Regeering, te Londen weder<br />

gedrukt; en wyl het de kortfte weg was , om<br />

zich in gunft by KoningjACOB te ftellen, dat men<br />

zyne grillen toejuichten, zo wierd het Syjlema der<br />

Damonologie terftond van allen aangenomen, die<br />

bevordering verkrygen , of hunne Ampten niet<br />

wenfchte te verliezen. Dus wierd nu de leer der<br />

Hexery zeer nadrukkelyk ingefcherpt: en daar de<br />

meefte menfchen geen verdren grond voor hunne<br />

meeningen hebben , als dat zy in de mode zyn,<br />

zo moert deze overreding een' fchielyken voortgang<br />

winnen, wyl zy nog daarenboven door ydelheid<br />

en ligtgeloovigheid begunftigd wierd. Zelfs<br />

het Parlement wierd dra daar door aangeftooken;<br />

het gaf in het eerfte Regeeringsjaar van Koning<br />

J A c o B een gebod , waar in ( Cap. XII. ) ge<br />

zegt word : ,, Als iemand zich van eene aanroe»<br />

,, ping of bezweering van booze Geeften bediend;<br />

„ (of 2) een booze Geeft by hunne zaak te raaden<br />

„ neemt, met hem fpreekt, hem gebruikt, onder-<br />

„ houd, of beloond; (3) of een dood Man, Vrouw<br />

„ of Kind uit het Graf neemt, of de Huid, Bee-<br />

„ nen, of een deel des dooden Lichaams , om<br />

„ daar mede Hexery, Tovery, of Bczweeringe te<br />

,, verrichten; (4.) of eenig foort van Hexery, To.<br />

„ very, of Bezweering oeffend ; (5.) waar dcor<br />

„ iemand ongelukkig gemaakt, gedood, gefchon.<br />

„ den, gekwetft, uitgeteerd of aan eenig deel des<br />

„ ligchaams verlamd word; (6.) dat een ieder, die<br />

„ dit doet, en dit invoerd , het leven verliezen<br />

„ zal. — Dit gebod wierd eerft ten onzen tyden<br />

„ wederroepen."<br />

Ten tyden van SHAKESFEAR was dus de<br />

Leer van Tovery beide door gewoonte en wetten<br />

1 3 be-


134 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />

beveiligd, het was niet flegts onwellevend, maar<br />

ok ftratbaar, dat in twyfel te trekken; en wyl men<br />

altoos des te eer wonderen ziet, hoe meer men<br />

ze verwacht, zo wierden daaglyks Hexen ontdekt,<br />

en waaren aan eenige plaatzen zo talryk.dat<br />

de Bisfcbep H A L L een Dorp in Lancasbire vermeld,<br />

daar meer Hexen als Huizen waaren. De<br />

Je/uiten en Sektirers maakten zich deze algemeene<br />

dwaaling ten nutte, en bemoeiden zich het voor.<br />

deel van hunne partyen, door voorgewende geneezing<br />

van bezerene en door booze Geeften geplaagde<br />

luiden , te bevorderen; zy wierden echter door<br />

de geefreiykheid der heerfchende Kerk ontdekt en<br />

befchaamd.<br />

Men kan het onzen Dichter dus ligt vergeeven,<br />

dat hy op deze algemeene verblinding een<br />

Tooneelfpel gronde, en te meer, daar hy met<br />

de grootfte nauwkeurigheid Gefchiedverhaalen volgden,<br />

die men toenmaals voor waar hield. Ook<br />

is 'er geen twyfel, dat de Hexen-Tooneeien, hoe<br />

zeer men tegenwoordig daar over lagchen mag<br />

beide van hem zelv en zyne aanfchouwers voor<br />

eerwaardig en beweeglyk gehouden wierden.<br />

In eene aanmerking op het eerfte Tooneel Van het<br />

Vierde Bedryf, verklaard Dr. JOHNSON de eigeniyke<br />

bez-gheid der Hexenbezweeringen ; ook<br />

deze aanmerking moet ik hier in Jasfchen , daar zv<br />

ter opheldering van dit Tooneel dienen zal;<br />

„ SHAKESPEAR heeft alle de omitandigheden<br />

„ en plechtigheden van dit Tooneel met veel over-<br />

,, leg gekoozen, en zeer nauwkeurig naar de «e<br />

„ meene vernaaien en meeningen ingericht; °<br />

„Driemaal hoorde ik de Rat fchreeuwen:"<br />

De gewoonlyke geftalte, in welke de Geeften<br />

naar de gemeene zaak , met de Hexen omgaan"<br />

IJ de geftalte van een Kat. Een Hex, die meer<br />

•Jan vyfrg Jaar voor den tyd van S a A K E S P E A R<br />

•.er


OVER M A C B E T H , TREURSPEL. 135<br />

veroordeeld wierd, had een Kat, die Ruttfrkin<br />

heetten, even, als de Geeft van een dezer Hexen<br />

den naam van Grimalkin heeft; en als zy ergens<br />

een onheil veroorzaaken wilde, 20 pleeg zy Rut<br />

terkin: „ Het gaan en vliegen," te heeten; eens<br />

echter, als zy Rutterkin afzenden wilden, om een<br />

Dochter van de Gravin van Rusland te kwellen,<br />

ging, noch vloog de Kat niet, maar fchreeuwden<br />

flegts Miauw; een teken, dat de Jonge Gravin<br />

niet in haar geweld was. Want het geweld der<br />

Hexen was niet algemeen, maar bepaald, ge<br />

lyk SHAKESFEAR dit niet vergeet aan te duiden<br />

:<br />

I Staat het niet in myne macht<br />

Hem door ziekte en wreede pynen<br />

Te doen kwynen:<br />

'k Zal zyn Schip dan onverwacht<br />

Op een blinde Klip doen ftranden .•<br />

Maar ik zal hem weêr doen landen.<br />

De gewoone plaagen , welke de boosheid der<br />

Hexen voortbragt, waaren zwaarmoedigheid, trekkingen<br />

en uitteeringen des ligchaams ; ook dit<br />

dreigd eene van SHAKESPEARS Hexen:<br />

Ik zal dien Aleppo Gast,<br />

In de tyd van zeven dagen<br />

Negenmaal door 't meir heen jaagen,<br />

Wyl hem angst en fchrik verrast;<br />

Zorg en kommer moet hem naaken,<br />

Ja, 'k zal daar en dag en nacht.<br />

Rusteloos word doorgebracht,<br />

Hem zo dor, als hooy zelfs, maaken.<br />

Zy plagten voorts de Kudde hunner Nabuuren te<br />

, verwoeften, en de Pachters op het Land hebben<br />

: nog heden allerhande gebruiken , om hunne Koei.<br />

i jen en verder Veê voor behexingen ta bewaaren.<br />

I 4<br />

Het


136 ONDERZOEK K» AANMERKINGEN<br />

Het meefte fchynen zy verdacht van boosheid<br />

omtrent de Zwynen geweeft te zyn. SHAKE-<br />

SPEAR Iaat daarom een zyner Hexen zeggen.dat<br />

zy Zwynen omgebragt heeft; en Dr. H A R S E N E T<br />

merkt aan , dat te dier tyd geen Zwyn vinnen,<br />

geen Maagd hitzige toevallen kon hebben, zonder<br />

dat men ergens een ond Wyf voor een Hex<br />

hield.<br />

De Padden had men insgelyks lang verdacht<br />

gehouden , dat zy der Tovery iets bvvoegden;<br />

daarom noemt SHAKESFEAR in het Eerjle TODneel<br />

van dit Tooneelftuk een van de- Geeften<br />

Padocke; en daarom laat hy een Pad het eerft in<br />

de Pot werpen.<br />

Padden! gy die nacht en dag,<br />

Onder koude Steenen lag,<br />

Een Maand lang naar uwen lust.<br />

Giften zoog en helfche fmook,<br />

Gy moet eerst de Ketel in.<br />

Als VANINUS te Touloufe in hegten is genomen<br />

wierd,bevond in zyne wooning ingens Bufo vitra<br />

inclujus, een groote Pad,in een Vlefch bewaard;<br />

waarom hem zyn vervolger van Giftmengery be«<br />

fchuldigden : Venificium exprohrabant.<br />

Slangen in het Slyk gebaard,<br />

Kookt en list op onzen haard;<br />

Daar wat Kikvorschbouten by.<br />

Ottertongen, Steeklary,<br />

Haagdischpooten, Vieêrmuishair,<br />

Hondetanden, en wat daar<br />

By behoord tot damp en rook.<br />

De gefchiktheid dezer inmengfelen kan men<br />

leeren kennen , als men de Boeken de Viribus<br />

Animalium en de Mirabilibus Mundi leeft, welke<br />

ALBERT MAOWUS toegefchreevcn worden,<br />

waarin


OVKR MACBETH, TREURSPEL. 137<br />

waarin den Lezer, die tyd en ligrgeloovigheid ge.<br />

noeg heeft, zeer wonderlykegeheimnisfen ontdek,<br />

ken kan.<br />

Het is in het gebod tegen de Hexen reeds gemeld,<br />

dat men van hen geloofde, dat zy doode ligchaamen<br />

wegnamen , om ze tot hunne Tovery<br />

te gebruiken. Dit beveiligde dat Vrouwsperfoon ,<br />

dat Koning J A C O B verhoorden j ;zy had van een<br />

dood ligchaam dat in een van haar Vergaderingen<br />

gedeeld wierd , twee Vingers ,voor haar aandeel<br />

behouden,<br />

'k Zie<br />

Daar nog Vingers van een Kind, ^<br />

Dat verfmoord was eer het kwam. •<br />

Het is merkwaardig, dat SHAKE SPEAR by<br />

deze groote gelegenheid, daar het op het nootlot<br />

van den Koning aankwam, alle de omftandigheden<br />

des fchriks vermenigvuldigd. De Knaap , wiens<br />

Vinger gebruikt word , moeft in de geboorte ver»<br />

worgt zyn , het Vet moeft niet flegts Menfchenvet,<br />

maar van de Galg, de Galg eens Moorders<br />

afgedroopen zyn ; en zelv het Varken, wiens bloed<br />

gebruikt word , moeft de Natuur beleedigd , en<br />

zyn eigen Jongen gegeeten. hebben. Enkel trek.<br />

ken van oordeel en Genie!<br />

Zingt en fluit U in een kring<br />

Om den Ketel onderling.<br />

Geesten, zwart en wit en graauw,<br />

Het heele Geestendom,<br />

Roerd om, roerd om, roerd om,<br />

Zo veel gy kunt en gaauw.<br />

IS E»


13* ONDERZOEK EK AANMERKINGEN<br />

En in het Eerfte Bedryf.<br />

Des Noodlots Zustren, hand in hand<br />

Zwerven over Zee en Land.<br />

Draaijen zich in eenen kring<br />

Driemaal voor U onderling:<br />

Driemaal voor my uit hun macht;<br />

Nog Driemaal is het één en agt.<br />

Deze beide plaatzen neem ik by elkander, wyl zy<br />

beiden te weinig voeglyk voor de plechtigheid<br />

der betovering fchynen konde, en het echter met<br />

een plaats in CAMDEM'S bericht van Mand beweezen<br />

is, dat ze op een gebruik gegrond zyn ,<br />

dat werklyk by de onbefchaafde Bewooners van<br />

deze Landen gebruikkelyk was. Als iemand een<br />

val doet, zegt die geenen , van welke C A M D E N<br />

zich daar onderrichten liet, vaart hy plotzelyk<br />

op, draaid zich driemaal naar de rechterhand, en<br />

graaft een gat in de aarde. Want zy gelooven,<br />

dat 'er in dezelve een Geeft is. En als hy binnen<br />

twee of drie dagen krank word , zo zenden zy<br />

een van hunne Wyven, die in dusdanige dingen<br />

ervaaien is, naar zyn plaats heen , daar zy zegt:<br />

„ Ik roep u van Ooften , Weften , Noorden en<br />

„ Zuiden, van de Wouden en Bosfchen, de VJpe-<br />

„ den en Zeën , van de roode , zwarte , witte<br />

„ Hexen."—— Ook hadt men reeds voor SHA-<br />

KESPEAR'S tyden een Boek, waarin, onder andre<br />

eigenfchappen der Geeften, ook hun kleur befchree.<br />

ven word. 'Er zyn nog menigvuldige andre. om-<br />

Handigheden by te brengen, waar in SHAKHSPEAR<br />

zyn inzicht en oordeel getoond heeft. ——<br />

Ten aanzien der groote innerlyke fcboonheden<br />

van dit Treurfpei, welk men als een voortreffelyk<br />

Meefterftuk, niet flegts onzes Dichters, maar des<br />

menfchelyken geeft boven alles, bewondren moet,<br />

wys ik den Lezer naar dat geene, wat daar over,<br />

voornaamelyk over de Cara&erifeering der handelende


©VER MACBETH, TREURSPEL. ijf<br />

lende Perfoonen, in het onderzoek over S H A K É><br />

.PEAR'S Genie en Schriften, en nieuwlings in<br />

WILI..RICHARDSON'S Pbilofopbifcbe onderzoe •<br />

king en opheldering van eenige merkwaardige Ca;<br />

ratteren by SHAKESPEAR ( yy ) gezegd is- Bizonder<br />

gelukkig heeft deze laatfte met een waare<br />

Pbilofopbifcbe onderzoekingsgeeft den overgang van<br />

goede denkbeelden in het Caradter van MACBETH<br />

tot bloeddorftige wreedheid verklaard. Ook in den<br />

Dramatique Cenfor (zz), een reeds door my meer<br />

aangehaald periodiek gefchrift, vind men een uitvoerige<br />

criticq over dit Treurfpei, waarin echter onder<br />

veele en gerechte Lof ook menige berisping van<br />

enkele Tooneelen en Caraüeren ingemengd is, tegen<br />

welke de grooten Dichter ligt gerechtvaardigd kon<br />

worden, en die hoofdzaakeiyk haar grond in hetKlas»<br />

ficaal Gezichtspunt heeft,uit welke deKunftrichter<br />

een werk van een geheel ander foort, voor een<br />

Iliiloriefch Schouwfpel aanzag. Daarvan komt ook<br />

zyne ontevreedenheid, met de Zedeleer des fluks ;<br />

de klachten over de nadeelige indrukfelen, die het<br />

maaken moeft —« maar waarfchynlyk by weinige<br />

maaken zal —• klagten , die Vrouw Griffitb (aan)<br />

eeift nieuwlings herhaald heeft, die het noodig<br />

achten, by haar uittrekfel der Motalifcbe plaatzen in<br />

MACBETH een Pojtfcriptum by te voegen, om te<br />

bewyzen, dat de waereld geen jammerdal is.<br />

Men kent de bewondering, met welke men in<br />

Engeland onder andre grooteftukken van SHAKE­<br />

SPEAR<br />

(yy) A pbilifopbical Analyfis and Illujiration of<br />

fome of SHAKESPEA R'S remarkable Cbaraüers, by<br />

WM. RICHARDSON, Esq. 2de Edit. Lond. 1774.<br />

8. p. 43. SS.<br />

(sz) The Dramatic Cenfor, Vol. I, p. 79-<br />

(aas) In baar tamelyk droog Werk: The morality<br />

of Sb. Drama illuftrated (Lond. 1775 gr. 8.)<br />

p. 407. SS.


J43<br />

ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />

SPEAR ook dit van dien Dichter door den waar.<br />

dige Tooneelfpeeler GIRKICK vertoonen ziet.<br />

De volgende Loffpraaken wierden hem, by gelegen."<br />

heid van MACBETHS vertooning gegeeven.<br />

„ Even , gelyk SHAKETEAR in veele plaatzen<br />

„ boven zich zelv verheven is, dus is ook deze zyn<br />

„ grooifteen befte uitlegger, die zyne fchoonheden<br />

„ niet flegts de inbeeldingskracht voorfteld, maar<br />

„ ze op de voelbaarfte wyze in het harte terug'voerd<br />

„ Onder duizend andre Voorbeelden van byna"<br />

,, Zwartkunftelyke verdienfler- , zullen wy ons<br />

„ eenige weinige in het Caraüer van MACBETH<br />

„ herinneren. Wie zag ooit den cnflerfFelyken<br />

Tooneelfpeelder voor de vermoording van DUN-<br />

„ KAN, by de Dolk,die by gelooft te zien, terug<br />

„ voeren, en denzei ven befchryven, zonder door<br />

„ Simpathie, en beftendiglooze lucht in de febrikke-<br />

„ lyke geftalte van een Do.'k te verlïgchaamen ?<br />

,, Wie hoorden ooit die diepe, maar doordringen'.<br />

„ de toon zyner ftem, als de daad gedaan is en<br />

„ als hy deze onnaarvolglyke plaats opzegt, van de<br />

„ flaapende Kamerdienaars, en den moord desSlaa<br />

„ pers;zonder zyn Zenuwen fterk gefchud te voe«<br />

„ len ? Wie zag ooit de geweetensangft en verwar-<br />

,» ring in zyne wezen-trekken, als de Geelt van<br />

,, BANQUO by het Gaftmaal verfchynd, zonder<br />

,, zyn vernuft de werklyke vrees voor een verdicht<br />

„ Spookzel op te offeren? Wie kan hem, na hy<br />

„ de doodelyke wond verkreegen heeft, met ce<br />

„ uittrfte doodsangft des ligebaams en der ziele<br />

„ hooren fpreeken (bbb) , zonder door het aani,<br />

der ken<br />

(übb) In de verandering volgens welke dit Treurfpel<br />

tegenwoordig uitgevoerd word Jletft MACBETH<br />

op bet Tooneel, en éindigd zyn leven met eenige door<br />

GARRICK bygevoegde Verzen , waarin by zicb aan<br />

zynfcbuld, aan zyne verblinding, aan de Teven-s-<br />

Jen , en aan de bem dreigende toekomende [troffen<br />

herinnert.


OVER M A C B E T H , TREURSPEL. 141<br />

denken voor toekomende ftraffen te fidderen, en<br />

)' zonder den ftervende Elendeling byna te be-<br />

,' klaagen, als hy juift met de affchuwelykfte mis.<br />

„ daad bevlekt is."<br />

„ De Theatraalfche Kunft fchynt de meefteAan.<br />

„ fchouwers eene Mecbanique richting der Leden,.<br />

„ en een Papegaaijenmaatige wyze van voordragen<br />

„ te zyn. Dat is zy helaas.' maar al te dikwils;<br />

., maar waare en groote talenten gaan ver over deze<br />

,, enge, onvruchtbaars paaien uit ;zy volgen de Na-<br />

„ tuur door baare menigvuldige hoeken, dringen<br />

„ in haare diepfte afgronden in;en agterhaalendu'j<br />

„ zend fchoonheden, welke de enkle Kunft en Me.<br />

„ tbode niet gewaar word. Het grootfte verftand<br />

„ kan het leeren, aan deze of geene zyde op te<br />

„ treden, aan een beftemdeplaats te ftaan.deitem<br />

,. hier te verheffen, daar te verlaagen; als echter<br />

„ beweging en voordracht niet door een uitgebeel-<br />

,, de Kennis der Waereld endoor eenaangebooren<br />

„ richtig gevoel geregeert worden, dan laat zich<br />

„ geen hooger graad , geen verdienfte bereiken,<br />

„ als koele richtigheid en ordening. GARRICK'S<br />

„ onvergelyklyke Genie daarentegen, ketend niet<br />

„ flegts ons windrig gevoel, maar geeft ook onze<br />

„ ziel het befte en fterkfte voedzel."<br />

Minder gelukkig waaren Qum, SHERIDAW,<br />

B A R R Y , P O W E L L , H O L L A N D en SitiTH.hi<br />

de Vertooning van deze groote Rol; ook deze worden<br />

van den aangehaalden Kunftrichter enkel beoordeeld.<br />

E I N D E .


L E V E N E N DOOD<br />

V A N<br />

K O N I N G<br />

JOHANNES,<br />

HISTORIE-SPEL.


P E R S O O N E N .<br />

K O N IS G JOHANNES.<br />

PEINS HENDRIK, Zoon ? van fo.<br />

A R T H u R , Hertog van Britanie en Neef i hannes.<br />

PEMBROKI,<br />

KSSEX,<br />

J<br />

SALISBURY, > Engelfche Lords.<br />

HUBERT, \<br />

BIGOT,<br />

PHILIP,.Koning van Vrankryk.<br />

LOUIS, den Dauphin*<br />

FAULCONBRIDGE, natuurhke Zoon van Ri<br />

CHARD den Eer/ten<br />

5<br />

'Vroede* F ' 4 U L C 0 N j i H I D 0 E - Z T> gewaande<br />

L A D Y FAULCONBRIDSE , Moeder van den<br />

Bajtaart en Rohert Faulconhridge.<br />

JACOB GURNEY, Bediende van Lady Faulcon•<br />

bridge.<br />

PETER van POMFRET, een Profeet.<br />

De AARDSHERTOG van Ooflenryk.<br />

K A R D I N A A L PANDULPHO , Gezant van den<br />

Paus.<br />

M E L U N , een Franfcb Edelman.<br />

C H A T I L L I O N , Gezant van Vrankryk<br />

LEONOORE, Koninginne Moeder van Engeland.<br />

KONSTANTIA, Moeder van Artbur<br />

B L A N K A , Dochter van ALPHONSUS, Koning<br />

van Spanjen, en Nicht van Johannes.<br />

BURGERS van Angiers, H E R A U T E N ,<br />

SCHERPRECHTER, BODENS, SOL­<br />

DAATEN en GEVOLG.<br />

Het Tooneel is zomtyds in Engeland, en zem<br />

tyds in Vrankryk.


LËVÊN EN DOOD<br />

V A N<br />

K O N I N G<br />

JOHANNES,<br />

HISTORIESPEL.<br />

E E R S T E<br />

BEDRYF.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Het Tooneel verbeeld een Zaal in het Paleis<br />

te Nortbampton.<br />

JOHANNES, LEONOORE, PEMBROKI,<br />

ESSEX, SALISBURY, CHATILLION.<br />

JOHANNES.<br />

rfsg ons dan, Chatillion, wat Vrankryk van ons<br />

begeerd.<br />

CHATILLION.<br />

De Koning van Vrankryk fpreekt.na zyne gro#.<br />

tenisfe, door my, tot uw Majefteit, den geleenden<br />

Majefteit van Engeland.<br />

LEONOORE.<br />

Een zeldzaam begin: geieenden Majefteit!<br />

JOHANNES.<br />

Weeft geruft, myn waarde Moeder, en hoor het<br />

Gezanrfchap,<br />

II. DEEL. K Cm**


IAÖ KONING JOHANNES. '<br />

C H A T I L L I O » .<br />

Philip van Vrankryk maakt in den naam en uit<br />

krachte van het Recht uws verftorven Broeders God.<br />

freys Zoon, Arthur Plantagenet een' rechtmaatigen<br />

aanfpraak op dit fchoone Eiland en zyn gsbied op<br />

Irland, Poitiers, Anjou, Touraine en Maine, en<br />

begeerd van U, dat gy het Zwaard 't welk zich<br />

eene onrechtvaardige Heerfchappy over alle deze<br />

Provintien aanmaatigd, nederiegt, en het in han»<br />

den van den Jongen Arthur uw Neef en wettigen<br />

Koning fteld.<br />

JOHANNES.<br />

En wat zal het gevolg zyn, zo wy dit weigeren<br />

?<br />

C H A T I L L I O N .<br />

De ftoute wederfpraak eens heftigen en bloedi.<br />

gen Oorlogs, om U door kracht van Wapenen de<br />

Rechten af te dwingen, die gy gewelddaadiger wyze<br />

onthoud.<br />

JOHANNES.<br />

Ik heb Kryg voor Kryg, bloed voor bloed , en<br />

wederfpraak voor wederfpraak. Antwoord dit aan<br />

den Koning van Vrankryk.<br />

CHATILLION.<br />

Hoort dan , uit mynen mond , het iaatfle punt<br />

van myn Gezantfchap , zynde de Oorlogsverkla*<br />

ring van mynen Koning.<br />

JOHANITIS.<br />

Breng hem de myne te rug; en ga in vreeden»<br />

wees als een Blixern in Vrankryks oogen; want<br />

eer gy<br />

u w<br />

Vorft van mynen aankomt! bericht zult<br />

kunnen geeven, zal men reeds het gedonder van<br />

myn gefchut hooren. vertrek, wees gy de Trompet<br />

van onzen toom , en het ongelukkig voorteken<br />

van uwen ondergang. Pembroke! zorg dat hymet<br />

een betaamelyk geleide uit ons Ryk ontflagea<br />

word. — Vaarwel Chatillion!<br />

(Cbatillion en Pembnke vertrekken.)


H I S T O R I E-S PEL. 147<br />

LEONOORE.<br />

Nu myn Zoon, hsb ik niet altoos gezegt, dat<br />

de eerzuchtige Conftantia niet eer zou ruften, voor<br />

zy Vrankryk en de geheele Waereld, wegens de<br />

aanfpraak en party van haar' Zoon , in vuur cn<br />

vlam gefteld had ? dit alles had men beletten , en<br />

zeer ligt in 't vriendelyke hebben kunnen byleggen<br />

; daar het nu een' bioedigen en gevanilyken<br />

Oorlog tusfchen twee Koningryken beflisfchen<br />

moet.<br />

JOHANNES.<br />

Onze machtige bezitting en ons recht.<br />

LEONOORE.<br />

Uw machtige bezitting moet meer doen als<br />

uw recht, want anders zal het flegt met ons afloo.<br />

pen. laat myn geweeten U dit in ftilte zeggen,<br />

daar het niemand hoord als den Hemel, gy,<br />

en ik.<br />

( De Sheriff van Northampton kamt, en zegt<br />

in ftilte iets tegens Esfex,)<br />

ESSEX.<br />

Myn Vorft, daar is een twiftzaak , die uit de<br />

Provintie ter befiisfching voorgefteld word.zynde<br />

de zeldzaamfte die ik ooit gehoord heb. zal ik de<br />

pariyen binnen brengen?<br />

JOHANNES.<br />

Laat hen hier komen, (de Sheriff vertrekt) onze<br />

Abdyen en Priorfchappen zullen de onkoften<br />

van den Oorlog betaalen.<br />

K 2<br />

TWEE;


148 KONING JOHANNES.<br />

T W E E D E T O O N E E L .<br />

ROBERT FAULCONBRIDGE, en PHILIP<br />

zyn Broeder, de SHERIFF. De voorigen.<br />

JOHANNES.<br />

Wie zyt gy?<br />

PHIL»P.<br />

Ik ben uw getrouwe Onderdaan , (a) een Edelman<br />

, gebooren in Northamptonfhire , en zo als<br />

ik bewyzen kan, de oudfte Zoon van Robert<br />

Faulconbridge ; een Ktygsman, die de eerwaardige<br />

hand van Koning Riehard Cocur de Lion , in 't<br />

veld tot Ridder geflaagen heeft.<br />

JOHANNES.<br />

En wie zyt gy?<br />

ROBERT.<br />

De Zoon en Erfgenaam van den genoemden<br />

Faulconbridge.<br />

JOHANNES.<br />

Is deze de oudite , en zyt gy de Erfgenaam ?<br />

gy fchynt uit geen eene moeder gebooren te<br />

zyn?<br />

PHI-<br />

" («) Alfcbeon SHAKESFEAR dit CaraBer van<br />

PHILIP FAULCONBRIDGE, uit di oude Tooneelfpelen<br />

nam, zo diend men echter op te merken,<br />

dat het uit twee onderscheiden Perfoonen te J'aamen<br />

gefield is. MATTHIAS PARIS zegt: Sub illius<br />

tJmporis curriculo Falcafius de Brente , Neufterienïïs<br />

& Spurius ex parte matris atque Baftardus,<br />

qui in vili jumento manticato ad Regis paule ante<br />

clientelam defcenderat &c. —- HOLINGSHED<br />

zegt. RICHARD I. heeft een' natuurlyken Zoon<br />

gehad, genaamd PHILIP , die in 't vervolg van<br />

tyd den Vicegraaf van LIMOGIS doodde , om<br />

zyns Vaders dood te wreeken.<br />

STEEVEN s.


H I S TO R I E.S PEL, H9<br />

PHILIP.<br />

Wy zyn zekerlyk van eene Moeder , machtige<br />

Koning, dit is bekend genoeg , en zo ik geloove<br />

ook van eenen Vader, doch wegens de zekerheid<br />

van deze laatfte omftandigheid , moet ik U myn<br />

Vorft, naar den Hemel en myne Moederwyzen;<br />

want daar ben ik niet meer van verzekerd als andre<br />

Menfchenkindren.<br />

LEONOORE.<br />

Vertrek onzedig Menfch.' gybefchimpt uw Moeder<br />

en kweft uwe eer door dezen twyffel.<br />

PHILIP,<br />

Ik Vorftin? — neen ik heb daar geen oorzaak<br />

toe, dat is myn Broeders zaak, en gaat my niet<br />

aan ; zo by my dit bewyzen kan , doet hy my<br />

ten minften vyfhonderd pond fterlings j.mlyks<br />

verliezen, de Hemel behoede myn Moeders eer<br />

en myn Erfgoed.'<br />

JOHANNES.<br />

Een braaf en openhartig Menfch!—maar waarom<br />

maakt by dan aanfpraak op uw erfdeel, als<br />

hy de jongfte Broeder is?<br />

PHILIP.<br />

Ik weet niet waarom; behalven dat hy gaarne<br />

myn goed hadt. 't is waar , hy wierp my eens<br />

voor dat ik in onecht gebooren was; maar dat is<br />

een zaak die ik volftrekt aan myne Moeder overlaat,<br />

ik kan niet weeten of ik echt of onecht gebooren<br />

ben , maar dit weet ik , dat ik even zo<br />

wel gemaakt ben , als hy —— zacht moeten de<br />

gebeentens ruften, die zich deze moeite voor my<br />

gaaven. — Vergelyk nu onze weezens, myn<br />

Vorft, en doet dan zelfs uitfpraak. Als de oude<br />

Sir Robert ons beiden teelden, en onzen Vader<br />

was, en deze Zoon hem gelykende is; ó! oude<br />

Sir Robert, myn Vader.' — dan dank ik den<br />

Hemel op myne kniën , dat ik U niet gelyk<br />

ben.<br />

K 3<br />

Jo»


ISO KONING JOHANNES.<br />

J 0 HANNES.<br />

Welk een Gek heeft den Hemel ons hier toe.<br />

gezonden ?<br />

LEONOORE.<br />

Hy heeft eenige trekken van Coeur de Lion in<br />

't gezicht, en een zelfde toon in zyne Mem; vind<br />

gy. niet eenige gelykheid, met myn Zoon, eh de<br />

geftalte van dit jonge Menfeh?<br />

JOHANNES.<br />

Ik zie hem reeds lang daar op aaHen bevind<br />

dat hy volftrekt op Richard gelykt. (tegens Robert)<br />

nu myn Vriend, zeg my wat u beweegt om eenen<br />

aanfpraak op uw Broeders goed te maaken ?<br />

PHILIP.<br />

Vermits hy een half gezicht heeft als myn Va.<br />

der; met dit halve gezicht zou hy gaarne myn Va.<br />

ders geheele erfgoed hebben, een grootje (h) met<br />

een half gezicht, vyf honderd ponden 'sjaars!<br />

ROBERT.<br />

Myn Vorft , toen myn Vader nog leefden, ge»<br />

bruikten uw Broeder myn Vader veel<br />

PHILIP.<br />

Zeer goed myn Triend, daar*door kunt gy myn<br />

erfgoed niet verkrygen, gy moet verhaalen hoe hy<br />

myne Moeder gebruikten.<br />

Ro.<br />

(6) De Dichter begaat hier eene Anachronismus,<br />

wyl by op een Engelfche Munt zinfpeeld, die niet<br />

eer als tn 't Jaar 1504, onder de 'Regeering van<br />

H E N D R I K VII. geflaagen wierd: namelyk op een<br />

groot of Pence, waar op even als op halve grooten,<br />

flegts halve gezichten geftempeld wierden , Koppen<br />

tn profil; daar byna alle de voorige Zilvermunten,<br />

bet geheele gezicht met de Kroon hadden, ten tyde<br />

van Koning JOHANNES waaren 'er nog geenPence;<br />

zy wierden zo veel men weet onder de Regeering<br />

van Koning EDWARD III, bet eerfte gejlagen.<br />

THEOBALB.


R I S T O R I E-S PEL. ifi<br />

i ROBERT.<br />

En zond hem eens als Afgezant naar Duitfch.<br />

land, daar hy over gewigtige zeaken met den Kei.<br />

zer in onderhandeling moeft treden, de Konirg<br />

maakten zich ondertusfchen zyne afweze-nheid 'ten<br />

nutte, en hield zich den gantfchen tyd in myns<br />

Vaders huis op. hoe hy dat zo ver gebragt heeft,<br />

fchaame ik my te zeggen, dan het geen waar is,<br />

is waar. Daar lagen geheele Meiren en Landen<br />

tusfchen myn Vader en myne Moeder toen dezen<br />

tegenwoordig zynden Heer geteeld wierd;<br />

dit heb ik uit myns Vaders eigen mond. op zyn<br />

doodbed vermaakten hy my door een Teftament<br />

zyne Landeryën. ftierf op de betuiging dar deze<br />

myn Moeders Zoon, den zynen niet was , en alfchoon<br />

hy het ook was, zo kwam hy doch veertien<br />

volle weeken voor den gezetten tyd t'er waereld.<br />

laat my dus, myn waarde Vorft, dat geene behouden<br />

dat het myne is, namelyk myn Vaders Landeryën,<br />

wyl dit zyn laatfte wil was.<br />

JOHANNES.<br />

Myn goede Vriend, uw Broeder is na gebooren;<br />

uw Vaders vrouw bragt hem echt ter waereld. was<br />

zy ontrouw, dan was dit haar fchuld, en een toeval,<br />

daar alle Mannen die Vrouwen hebben, aan<br />

blootgefteld zyn. Zeg my eens, als nu myn Broeder,<br />

die zich gelyk gy zegt, de moeite gegeeven<br />

heeft om dezen Zoon te teeten, hem uwen Vader<br />

als zynen Zoon afgevorderd bad ? Waarachtig myn<br />

Vriend, uw Vader had dit Kalf, dat hem zyne<br />

Koe gebaard badt, tegen de aanfpraak van de gantfche<br />

Waereld kunnen verdeedigen; waarlyk, dit<br />

had hy / • gefield zynde, hy was myns Broeders<br />

Zoon, dan kon myn Broeder toch geen aan*<br />

fpraak op hem maaken, noch uw Vader, hem, als<br />

eenen die hem niet toebehoorden, verloogchenen:<br />

dit is dus verre beflifcht: myn Moeders Zoon teelden<br />

uws Vaders Erfgenaam;uw Vaders Erfgenaam<br />

moet uws Vaders Landeryën hebben,<br />

K 4<br />

fto.


Ï5a KONING JOHANNES.<br />

ROIIRT.<br />

Zal dan myn Vaders laatfte wil geen kracht;<br />

hebben, om een kind te onterven, dat het zyne<br />

niet is?<br />

PHILIP.<br />

Geen grooter kracht om my te onterven, als,<br />

20 als ik geloove , zyn wil om my te teelen<br />

had.<br />

LEONOORE.<br />

Wat wild gy liever zyn, een Faulconbridge, om<br />

als uw Broeder Landeryën te bezitten ; of een<br />

Natuurlyke Zoon van Coeur de Lion , groot in<br />

naam, maar zonder Land?<br />

PHILIP.<br />

. Vorftin, zo myn Broeder myne geftalte had, en<br />

ik de zyne, Sir B.obert zyne, als hy; en als myn<br />

beenen zulke twee Spitsroeden verbeelden, myne<br />

armen zulk een aaihuidig tuig, en myn wezen zo<br />

dun, dat ik geen Roozen (c) in myn oor konde<br />

fteeken , zonder dat de lieden zeggen : zie.' daar<br />

gaat drievierdepenning — en zo ik by deze gedaante<br />

cok erfgenaam van dit geheele Landfchap<br />

was, zo wil ik nooit van deze plaats gaan, als ik<br />

bet niet voet voor voet weggeeven zoude, om dit<br />

gezicht te hebben : Ja, ik zou om alles in de waereld<br />

Sir Robert niet willen zyn,<br />

L E o-<br />

(f) Wederom tene zinfpeeling op de veel laateruitgekomene<br />

Munten, welke Koningin ELISABETH<br />

bet eerfte , en zy flegts alleen flxan liet; waar op baar<br />

betldtenis, maar zonder Roozen agter bet zelve, te<br />

vinden was.<br />

THEOJALD.<br />

Zicb overal met Roozen te befleeken, was in dien<br />

tyd een mode aan bet Hof; doch het meefte waaien<br />

Roozen van Linten gemaakt. Ik meen my een af»<br />

beeldfel van V A N O V K E te kunnen errinneren, waar<br />

van de lokken naafl bet oor met linten gevlogten waa*<br />

ren, dit in ten Reos eindigden.<br />

STEËVENS.


H I S T O R I E-S F E L.<br />

i$%<br />

L E O N O O R * .<br />

Gy bevalt my. wilt gy uw erfdeel vergeeten,<br />

hem uwe goederen overlaaten , en my volgen ?<br />

ik ben een Soldaat , en voorneemens om naar<br />

Vrankryk te gaan.<br />

PHILIP.<br />

Broeder, neemt gy myne goederen; ik zal myn<br />

geluk zoeken, uw gezicht heeft U Jaarlyks vyfhonderd<br />

pond verworven ; maar zo gy het voor<br />

vyf penningen kunt verkoopen, zo geloof vry dat<br />

het zeer duur verkogt is. Vorftin, ik ben bereid<br />

U tot in den dood te volgen.<br />

LEONOORE.<br />

Neen, dan heb ik liever d at gy voor uit gaat.<br />

PHILIP.<br />

In ons Land gaan de voornaamften altoos<br />

voor.<br />

JOHANNES.<br />

Hoe is uw naam?<br />

PHILIP.<br />

Philip, myn Vorft, dus is myn naam;de Vrouw<br />

van den goeden ouden Sir Robeit haar Zoon.<br />

JOHANNES.<br />

Draag van nu af aan de naam van hem wiens<br />

geftalte gy draagd. kniel neder Philip, om grooter<br />

op te ftaan. (_by flaat htm tot Ridder.) Staat als Sir<br />

Ricbard en Plantagenet op,<br />

PHILIP.<br />

Broeder, van Moeders zyde, geef my uw hand;<br />

myn Vader liet my Eer na, en den uwen v Land:<br />

gezegend is het oogenblik, het mag nacht of dag<br />

geweeft zyn, toen ik geteeld wierd, en Sir Ro«<br />

bert afweezig was.'<br />

LEONOORE.<br />

De agtile Geeft der Plantagenet*, ik ben uw Grooti<br />

moeder, noemd my voortaan zo, Richard.<br />

PHILIP.<br />

Door een toeval Vorftin, niet volgens orden,<br />

doch wat doet 'er dit toe? het is zekerlyk een wei-<br />

K s<br />

nig/e


154 KONING JOHANNES.<br />

TJigje onregelmaatig; maar als men door de Deur<br />

niet in Huis kan komen, klimt men In 't Venfter,<br />

of over 't Hek:die by dag niet rond durft gaan,<br />

wandelt in den nacht; en hebben is hebben, het<br />

mag genomen zyn waar het wil. nader of verder<br />

van het oogmerk; wel gewonnen is wel gefchoo.<br />

ten; en ik ben ik, ik mag geteeld zyn hoe ik wil.<br />

JOH AI» NES.<br />

Zie Faulconbridge, gy hebt nu wat gy wenfcbt;<br />

een goederlooze Ridder maakt u tot een gegoede<br />

Jonker. Kom Vorftin; kom Richard; wy moeten<br />

ons naar Vrankryk fpoeden; naar Vrankryk; het<br />

is hoog tyd.<br />

PHILIP.<br />

Vaarwel Broeder, ik wenfchuveel geluk; want<br />

gy zyt op eene rechtmaatige wyze ter waereld ge*<br />

tomen.<br />

D E R D E T O O N E E L .<br />

PHILIP (alleen) (d).<br />

Myne eer is nu een voet grooter geworden; maar<br />

myn vermogen is eenige voeten Lands verminderd,<br />

het mag echter zyn 1 — thans kan ik ieder Grietje<br />

tot Lady maaken. — ,, goeden dag, Sir Richard" —<br />

„ Ik bedank u myn vriend" — en heet hy George,<br />

dan noem ik hem Peter; de nieuwbakken Adel<br />

vergeet der lieden naam. men zou zich te veel ver<br />

laagen; zich te gemeen maaken, ais men anders<br />

met hen omging, nu laat 'er eens een Reiziger komen<br />

,<br />

(d) De nieuwe Ridder vervalt bier waarlyk al te<br />

Jpoedig in de zonde van ongehoorzaamheid; zekerlyk<br />

was by, door zyne groote vooruitzichten zo verrukt,<br />

dat by op 't Tooneel bleef fnoeven, fchoon bem de Ko •<br />

ning reeds, door „ kern Richard, wy moeten naar<br />

„ Vrankryk" tel meigaan aangefpoord bad.<br />

VlSTAALISSk


H I S T O R I E.S P EL. 155<br />

men, (e) hy en zyn tandeftooker zullen aan myn<br />

Ridderlyke Tafel getrokken worden, en als myn<br />

heerlyke maag gevuld is, zuig ik aan myn tanden<br />

en Cathechifeer myn puntigcn gaft, uit vreemde<br />

Landen (ƒ). „ myn waarde Heer, — dus begin<br />

„ ik, op myn elleboogen fteunende" — mag ik u<br />

bidden ? — dat is nu de vraag: en dan volgt aan»<br />

Honds het Antwoord, als in een Schoolboek,, 6!<br />

„ Myn Heer, zegt het Antwoord, ik ben geheel<br />

„ tot uw bevelen, ten uwen dienfte, geheel den<br />

„ uwen , Myn Heer." — „ neen, Myn Heer,<br />

„ zegt de Vraag; ik myn waarden Heer, ben tot<br />

,, uwen dienft." en dus, eer het Antwoord regt gehoord<br />

heeft wat de Vraag begeerd, wagt het reeds<br />

met een geheele Schaakel van Complimenten; en<br />

fpreekt van Alpen en Appenynen, van de Pyreneên ,<br />

en den Rivier de Po, en weet het gefprek zolang<br />

uit te rekken, tot het avond eeten ten einden is.<br />

nu dat is ook hoogadelyk gezelfchap, dat zich voor<br />

eenen hoogvliegende geeft als de mynen, fchikt!<br />

maar daar is flegts eenen baftaard der tegenwoor.<br />

digen ryd, die men niet veel ondervinding afziet.—<br />

en die ben ik; men mag het my afzien of niet —<br />

en die niet flegts in zyne uiterlyke geftalte, ia<br />

zyne kleeding, en in zyne manieren, den fmaak<br />

der tegenwoordige tyd vleid, maar ook uit een<br />

innerlyke bron, het zachte, zachtfte , allerzachtfte<br />

gif, dat de zoonen der Lieden zo aangenaam<br />

kitteld, van zich weet te geeven. een Kunft<br />

die ik zekerlyk niet beoefFenen wil , om andren<br />

(e) Men moet weeten. dat de verbaalen der ReU<br />

zende, eertyds aan groote Tafelen eene der voornaam'<br />

fle onderhoudingen waaren; en dat men bet ftooken<br />

der tanden voor eene naaaping van eene uitlandfcbe<br />

gewoon te aanzag.<br />

JOHNSON.<br />

(ƒ) Picked kan op de puntigebaard der vreemden,<br />

of op de fpitze en lange fcboenen zien, dit eertyds in<br />

't gebruik waaren.<br />

ESCHENBUR*.


i 56 KONING JOHANNES.<br />

dren te bedriegen ; maar die ik denk te lee><br />

ren , op dat ik van anderen niet bedroogen zal<br />

worden, zy zal de trappen myner verhooging met<br />

bloemen beftrooyen. -— maar wie komt daar zo<br />

haaftig in Rydklederen? —- welk een Vrouwelyke<br />

Courier is dat? — heeft zy geen Man die<br />

de moeite op zich kan neemen, om op een hooien<br />

voor haar te blaazen? •»— Hemel! het is myn<br />

Moeder!<br />

V I E R D E T O O N E E L .<br />

L A D Y FAULCONBRIDGE, PHILIP,<br />

JACOB GURNEY,<br />

PHILIP.<br />

Hoe , myn waarde Lady! waarom zo fpoedig<br />

aan 't Hof?<br />

LADY.<br />

Waar is de Booswigt , uw Broeder? waar is<br />

hy? die zich verflout myne eer openlyk aan te<br />

taften ?<br />

PHILIP.<br />

Myn Broeder Robert? den ouden Sir Roberts<br />

zoon' Kolbrand de Reuz (g) een geweldig Man?<br />

is het Sir Roberts zoon dien gy zoekt ?<br />

LADY.<br />

Sir Roberts zoon? —» Ja, onëerbiedige boef!<br />

Sir Roberts zoon —* wat fpot gy met Sir Robert<br />

? — het is Sir Roberts zoon , en die zyt<br />

gy ook.<br />

P H I<br />

(g) COLBRAND was een Deenfcbe Reuz, die<br />

G u i van WASWICK, in tegenwoordigheid des Konings<br />

A D E L S T A N , nedervelden. dit gevegt beeft<br />

D R A Y T o N in zyn Polyolbion zeer prachtig i*.<br />

Jcbreeven, J o H M S O N.


H I S T O R I E - S P E L . 157<br />

PHILIP.<br />

Jacob Gurney wilt gy ons wel een weinig alleen<br />

laaten*<br />

GURNEY<br />

Van harten gaarn. myn lieve Philip.<br />

PHILIP.<br />

Philip? — Sperling? (&) — Jacob, daar val.<br />

len kluchtige diDgen voor; maar hier na meer daar<br />

van. - — (Jacob vertrekt) Mevrouw ik was nooit<br />

des ouden Sir Roberts zoon; Sir Robert had zyn<br />

deel aan my op een goede Vrydag wel kunnen eeten,<br />

zonder zyn vaften te verbreeken (i) Sir Robert was<br />

een wakker Man; maar, op myn eer! bekend de<br />

waarheid! kon hy myn Vader zyn? neen, SirRo«<br />

bert kon dat niet; wy kennen zynen arbeid, zegt<br />

mydus, lieve Moeder, wien heb ik deze Ledemaaten<br />

te danken? — Sir Robert kon nooit zulk<br />

een been maaken.<br />

LADY.<br />

Hebt gyU ook met uw Broeder tegens my ver«<br />

zwooren ? gy, die om uw eigen voordeels wille<br />

myne eer verdedigen moeft ? wat zal deze fpotterny<br />

beduiden ? —— fpretk, zeldzaame Boef-<br />

PHI><br />

(J) POPE , merkt by deze plaats aan, dat men een<br />

fperling gemeenlyk den naam van PHILIP pleeg te<br />

geeven; dit bevejligd eene, van JOHNSON in bet<br />

aanhang/el der nieuwe uitgaave, aangevoerde plaats;<br />

uit een oud Tooneelfpel, en een gedicht van SKE L«<br />

TON, tho the memory of Philip Sparrow, waar<br />

uit GREY een plaatje''aanvoerd, bet is dus onnoodig<br />

de verandering van WARBÜRTON te bezigen, die<br />

fpare me voor Sparrow leeft.<br />

ESCHENBURO.<br />

(i) Een gewoone redeneer of fpreekwyze, die zo<br />

veel zeggen wil , als, Robert heeft geen deel<br />

aan my.


158 KONING JOHANNES.<br />

PHILIP.<br />

Ridder' Riddei 1<br />

lieve Moeder zo goed als Bafilisko.<br />

(fc) 6 waarachtig, ik ben tot Ridder geflagen;<br />

ik heb het op myn fchoudcrs — maar Moeder<br />

ik ben Sir Roberts zoon niet; ik heb van Sir<br />

Robert en myne Landeryën afftand gedaan: echtelyke<br />

geboorte, naam, alles is weg. Laat my dus<br />

myn Vader kennen, waarde Moeder ik denk dat<br />

bet een wakker Man was ; wie was het toch<br />

Moeder ?<br />

LADY.<br />

Hebt gy den naam van Faulconbridge verzaakt'?<br />

PHILIP.<br />

Zo bartelyk, als ik den Duivel verzaak.<br />

LADY.<br />

Koning Richard Coeur de Lion was uw Vader,<br />

door lang en hevig aanmoedigen wierd ik eindelyk<br />

vervoerd, om hem een plaats in het bed van myn<br />

gemaal toe te liaan: de Hemel vergeef my myne<br />

overtreding! gy zyt de vrucht myner zwaare zonden<br />

, tot weiken ik zo fterk getrokken wierd, dat<br />

ik het niet langer wederftaan kon.<br />

Pu ILIP.<br />

Nu, zo waar ik lceve als ik op nieuw gemaakt<br />

moeft worden, waarde Moeder,zo wenfchten ik<br />

geen<br />

(k) Eens Zinfpeeling op een oud elendig Treurfpei,<br />

S o L i M A N and PEHSIDA, •waar in een zwetzen •<br />

de Ridder BASILISKO voorkomt, die in een zeker<br />

Tooneel. met zyn bediende daar op Jlaat, dat deze<br />

hem Ridder Knight noemen zal, fchoon die hem in<br />

plaatje van dit Knave noemt; bet welk in 't engelfcb,<br />

20 als bekend is, tegen Knight gefield word. Dit<br />

•woord Knave gebruikt Lady FAULCONBRIDGE<br />

tegen baar zoon; en daar opziet zyn antwoord<br />

dit oude Treurfpei waar uit THEOBALD die zinfpeeling<br />

bet eerfte bemerkt beeft , vind mm in<br />

HAWKINS origin, of the Drame (Oxford 1773.<br />

4 vol. 8vo.) vol- II. pag. i«s. S. S.


H 1 S T O KI E.S PEL. i S 9<br />

geen beter Vader, eenige zonden laaten zich ten<br />

niinften hier op aarde wel eens ontfchuldigen;<br />

dus ook de uwe. uw misdaad was uw dwaasheid<br />

niet; gy moeft noodzaakelyk uw hart, den gee.<br />

nen als eene onderdaanige tol voor de gebieden»<br />

de liefde weggeeven; tegen wiens woede, en on«<br />

bedvvingbaare fterkte, den onverfcbrokken Leeuw<br />

zelfs geen ftryd dorft waagen , noch zyn Koning*<br />

üyk hart voor Ricbards hand kon befchermen. Die<br />

een Leeuw met geweld het hart uit het ligchaam<br />

kan rukken, kan ligt een Vrouwen hart verwin*<br />

nen. dus waarde Moeder, ik dank u van gantfcher<br />

harte voor myn Vader, zo 'er iemand leeft die<br />

zich verftout te zeggen , dat gy onrecht deed,<br />

toen ik geteeld wierd, diens ziel wil ik ter helle<br />

zenden. Kom Moeder, ik zal u myn maagfchap<br />

vertoonen , en zy allen zullen zeggen, dat het<br />

zonden geweeft was, zo gy Richard had geweigerd<br />

om my te teelen. die anders zegt, liegt; ik zeg<br />

het was geen zonden dat gy daar in bewilligde.<br />

Einde van bet Eerfte Btdryf.<br />

TWSI.


t6o K O N I N G J O H A N N E S ,<br />

TWEEDE<br />

BEDRYF.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Het Tooneel is in Vrankryk, voor de muuren<br />

van Angiers.<br />

PHILIP, Koning van Vrankryk, Louis den<br />

Dauphin, de Aards - Hertog van OOSTEN-<br />

RYK, CONSTANTIA, A E T H U E.<br />

Louis.<br />

"VyTelkom voor Angiers, dappre Hertog vanOos-<br />

" tenryk • •— Arthur , uw grooten Grootvader,<br />

Richard die den Leeuw zyn hart ontroof,<br />

den (/) en den heiligen Kryg in Paleftina volftreedt,<br />

kwam door dezen dappren Hertog voor<br />

den tyd in het Graf, nu is hy , om by zyn nakomelingschap<br />

daar vergoeding voor te doen, op myn<br />

dringende beedc gekomen, om zyne vaanen voor<br />

uwe zaak te ontrollen ; en uwen onnatuurlyken<br />

Oom, Johannes van Engeland, uit het onrechtvaardig<br />

bezit van uwe Erflanden te helpen ferdryven.<br />

omarm hem Prins, bemin hem, en heet hem<br />

welkom.<br />

AR.<br />

(/) RASTALL meld in zyn Cbronyk van deze<br />

merkwaardige gebeurtenis, met deze woorden: „ bet<br />

„ beet men beeft hy Koning R i c H A E D , toen by<br />

„ gevangen was , een Leeuw ingelaaten om bem<br />

,. te eeten. maar toen de Leeuw zyne kaaken open-<br />

„ deed, ftak de Koning zynen arm in zyn ketl , en<br />

,, vatten den Leeuw zo vaft aan zyn hart dat hy bem<br />

„ verworgden, en daarom Zfggen zommigen beet by<br />

„ Coeur de Lion ; eenige zeggen echter dat by z»<br />

„ heeten weegens zyne Stoutmoedigheid en onmeèdtt-<br />

„ genbeid." G&xr,


H I S T O R I E-S PEL.<br />

i6t<br />

ARTHUR.<br />

God zal U Coeur de Lions dood dus eerder ver«<br />

geeven , wyl gy zyn uakomelingfcbap hst leven<br />

geeft, en zyn vervolgd recht met de vleugelen uwer<br />

Krygsmacbt overfchaduwd. meteen onmachtige hand,<br />

m3ar met een onvervalfchte liefde heet ik U wel.<br />

kom. Welkom Hertog! voor de muuren van An«<br />

giers.<br />

Louis.<br />

Een Edel Jongeling.' wie zou U niet aan uw<br />

recht willen helpen ?<br />

AARDS HERTOG.<br />

Op uwe wangen leg ik dezen tedren kufch, als<br />

het zegel myner vuurige beloften dat ik niet eerder<br />

in myn Vaderland zal te rug keeren, tot Angiers,<br />

en de rechtvaardige aanfpraak die gy in Vrankryk<br />

hebt; te gelyk met dezen witten oever (m) wiens<br />

voet de huilende baaren des Meirs te rug ftoot,<br />

en zyne bewooners van andre Landen afzoaderd, tot<br />

dit van de Zee omzoomde Engeland, dit door water*<br />

verfterkt Bolwerk, deze ftoute zekerheid alle uitwendige<br />

aanvallen wederftaat; tot dezen uiterften<br />

hoek van 't Weften U zelfs als Koning zal groeten<br />

; tot dit oogenblik, waarde Jongeling, zal ik<br />

aan myn Vaderland niet denken, maar de wapens<br />

volgen.<br />

CONS TANTI A.<br />

ó! Neemt daar zyns Moeders dank voor aan; de<br />

dankbaarheid eener arme Weduwe , tot den tyd<br />

dat uwen fterken arm hem tot die macht geholpen<br />

heeft, om uwe vriendfehap dan beter te kunnen<br />

vergelden.<br />

AARDS»<br />

(m) Men gelooft dat Engeland den naam van<br />

ALB ION, van de witte Rotzen verkreegen heeft<br />

die tegen over Vrankryk leggen.<br />

II. Djtit,<br />

L<br />

JOHNSON.


IÖ2 KONING JOHANNES»<br />

AARDSHERTOC.<br />

De vreede des Hemels zy hun deel, die hunne<br />

zwaarden in eenen zo rechtvaardigen Oorlog gebruiken.<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Wel aan dan, tot het werkt —— ons gefchut<br />

zal tegen het voorhoofd van deze wederfpannige<br />

Stad gericht worden, roep onze Krygsoverften om<br />

het Plan tot den voordeeligften aanval te maaken.—<br />

al zouden wy onze Koninglyke Leden voor deze<br />

muuren nederleggen ; al zouden wy ook in het<br />

bloed der Franfchen, tot op de Markt moeten door.<br />

waadden ; zo zullen wy echter deze Stad Angiers<br />

aan dezen Jongen Prins onderwerpen.<br />

CONSTANT IA,<br />

Wacht toch nog eerft op antwoord van uwen<br />

Afgezant.'gy moogt anders uwe zwaarden te vroeg<br />

met bloed verwen, mooglyk brengt Chatillion uit<br />

Engeland eenen vreedzaamen afftand van dit recht<br />

dat gy door den Oorlog dwingen wilt; en dan zou<br />

ons iedere druppel bioads berouwen,die door een<br />

te rasfe hette in onbezonnenheid vergooten was.<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Een wonder, Mevrouw.' — zie eens, op uwen<br />

wenfch is onzen Afgezant Cnatiilion aangeland.<br />

T W E E D E T O O N E E L .<br />

C H A T I L L I O N .<br />

De voorigen.<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Meld ons kortelyk , Eedlen Vriend, wat Engeland<br />

zegt; wy zullen U met geduld aanhooren.<br />

Spreek Chatillion.<br />

CHATILLION.<br />

Laat dan uwe Krygsmachc van deze armzaalige<br />

Belegering aflaaten , en moedig dezelve tot eene<br />

gewigtiger onderneeming aan. de Koning van Engeland


HISTORIE-SPEL 163<br />

geland vol ongenoegen over uwe rechtvaerdige<br />

eifchen, heeft de wapenen opgevat; door de weigerende<br />

winden die myne teiugkemft vertraagden,<br />

heeft hy tyd gewonnen, om alle zyne Legioenen,<br />

te gelyk met my aan Land te zetten, hy naderd<br />

deze Stad met fpoedige fchreeden: zyn fterkte is<br />

groot, en zyne Soldaaten zyn vol moed. met hem<br />

komt de Koningin Moeder , een Adder die hera<br />

tot tweedracht en bloedvergieten aanfpoord; benevens<br />

haar Nicht de Infante Blanca van Spanjen;<br />

als ook een' natuurlyken Zoon des overledenen<br />

Konings, en alle moedwillige Koppen uit Engeland;<br />

gauwe , vuurige , vermetele Lieden; vrywilligen<br />

die hunne Erfgoederen verkogt hebben , en hun<br />

geboorterecht ftoutmoedig op den rug draagen, om<br />

hier een nieuw geluk te zoeken, in't kort zulk eene<br />

uitgezochte fchaare onverfchrokken Lieden , als<br />

thans uit Engeland overgekomen is , zwom nooit<br />

over de zwellenden vloed om onheil en verwoes»<br />

ting in de Chriftenheid aan te richten. Het geweid<br />

hunner Trommelen verhinderd my meer<br />

omftandigheden daar by te voegen; zy zynterftond<br />

hier, om in onderhandeling te treden, of te vegten.<br />

dus maakt u gereed.<br />

KONING PHILIP.<br />

Hoe onverwacht is deze overvalling.<br />

AARDSHERTOG.<br />

.Hoe onverwachter, hoe yveriger wy ons tot<br />

tegenweer moeten bereiden ; de moed groeit met<br />

het gevaar. Laat hen dus welkom zyn j wy zyn<br />

gewapend.<br />

La<br />

DER-


Ï64 KONING JOHANNES.<br />

D E R D E T O O N E E L ,<br />

KONING JOHANNES, FAULCONBEIDGE,<br />

L S O N O O B E , B L A N C A , PEMBROKE,<br />

GEVOLG. De voorigen.<br />

JOHANNES.<br />

Vreede zy metVrankryk, ais Vrankryk onzen recht,<br />

vaerdigen intrek in onze Stad in vreede toeftaat;<br />

zo niet, dan bloede Vrankrvk en de Vreede vlieg<br />

hemel waards, terwyl wy, Gods vernielend werktuig<br />

zynde, den vermeetelen overmoed tuchtigen,<br />

die zyne vreede in den Hemel te rug dryft.<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Vreede zy niet Engeland , als den Oorlog uit<br />

Vrankryk naar Engeland te rug keerd om daar in<br />

vreede te leven, wy beminnen Engeland, en om<br />

Engelands wille alteen , zweeten wy hier onder<br />

den laft der Wapenruftinge. dezen onzen arbeid<br />

moeft uw vrywillig werk zyn. Maar gy zyt zo ver<br />

af van Engeland te beminnen, dat gy zynen rechtmaatigen<br />

Koning onderdrukt: gy hebt de Erfopvolger<br />

opgehouden, de kindsheid des wettigen Erf»<br />

genaams gemisbruikt, en aan de maagdelyke Eere<br />

der Kroon geweld geoeffend. Zie hier uws Broe.<br />

ders Godfreys wezen! deze oogen , dit voor.<br />

hoofd, zyn naar den zynen afgedrukt; in dit kleine<br />

begrip is dO volkomenegelykheid behouden, die in<br />

Godfrey verftorf; en de hand des tyds zal dit kleine<br />

uittrekfel, in een groot boek uitbreiden, deze<br />

Godfrey was den oudften Broeder, en dezen is zyn<br />

Zoon. Engeland was Godfreys eigendom, en deze<br />

heeft het van Godfrey geërft. Hoe komt het dan<br />

dat gy Koning heet, zo lang 'er nog bloed door<br />

deze aderen ftroomt, aan wien de Kroon behoord,<br />

welke gy vermeefterd.<br />

JOHANNES.<br />

Van wien heeft de Koning van Vrankryk, dit<br />

recht


HISTORIE-SPEL.<br />

ié$<br />

recht geleend, om my over zyne Vraagftukken ter<br />

verhooring te ftellen?<br />

KONING PHILIP.<br />

Van den opperften Rechter, die het edle denkbeeld<br />

in Koninglyke Ziele verwekt, om geweldige<br />

en onrechtvaardige daaden te onderzoeken: deze<br />

Rechter heeft my tot Befchermer van dezen Jongeling<br />

verkoozen: het is onder zyne befchutti'ng dat<br />

ik uwe ongerechtigheid aanklaag, en met zyne hulp<br />

hoop ik ze te ftraffen.<br />

JOHANNES.<br />

Helaas! is dit enkel aangemaatigd gezach ?<br />

KONING PHILIP.<br />

Vergeef het my; ik wil daar andre aanmatigingen<br />

mede ter neder vellen.<br />

LEONOORE.<br />

Zeg my, Koning van Vrankryk, wie het is die<br />

gy met eene onrechtvaardige aanmaatiging befchuldigd<br />

?<br />

CONSTANTIA.<br />

Laat my antwoorden : de aangemaatigden Ko<br />

ning uw Zoon.<br />

LEONOORE.<br />

Zwyg onbefchsamde! uw Badaard zou Koning<br />

worden, op dat gy Koningin zyn en de geheele<br />

Waereld zoud kunnen regeeren.<br />

CONSTANTIA.<br />

Myn Bed was uw Zoon altoos zo getrouw, als<br />

het uwe uw Gemaal; en deze Jongeling gelyktzyn<br />

Vader Godfrey in geftalte veel meer, als gy en<br />

Johannes elkander in gedrach gelykt; daar gy toch zo<br />

veel gelykheid op elkander hebt als de regen op het<br />

water, en den Duivel op zvne Moeder. Myn Zoon<br />

een Baftaard! —- by myn Ziel, ik geloof nooit dat<br />

zyn Vader zo eerlyk gebooren wierd, als hy, om<br />

dat gy zyn Moeder waart.<br />

LEONOORE.<br />

Gy hebt een fraaije Moeder, Jongeling,die uw<br />

Vader befchimt, _ _<br />

C<br />

L 3<br />

° S '


i£6 KONING JOHANNES.<br />

C O NST A NTI A.<br />

Gy hebt een frsaije Grootmoeder Jongeling<br />

die U befchimpen wiH<br />

Stili<br />

AARDSHERTOG.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Hoord den Roeper.'<br />

AARDS HERTOG.<br />

Wie Duivel zyt gy?<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Een die den Duivel met U fpeelen zal,Heertje,<br />

zo dra by U en uw overkleed alleen bekomen<br />

kan. (n) gy zyt de Haas in het Spreekwoord , die<br />

doode Leeuwen by den baard trekt: ik zal U dat<br />

Vel inpeeperen, als ik U kryg; neem U in acht;<br />

waarachtig, ik zal U wel vinden.<br />

B LANC A.<br />

6.' Hoe fchoon ftond dit gewaad des Leeuws,<br />

hem die den Leeuw dit gewaad uittrok.'<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Het legt zo aanzienlyk op zyn rug, als des groo«<br />

ten Alcidis Leeuwenhuit op den rug eens Ezels,<br />

hoor Ezel ik wil U dezen Iaft van uwen rug neemen,<br />

of'er U nog een op leggen waar van uw<br />

fchouders kraaken zullen.<br />

AARDSHERTOG.<br />

Wat is dit voor een Snorker, die onze ooren<br />

met zulk een menigte onnutte redenen verdooft? —<br />

Ko-<br />

(M) Koning RICHARD leeft de luid des Leeuws,<br />

dien by bedwongen beeft, als een teken zyner zegepraal<br />

altoos gedraagen. deze buid bemachtigde de A A R D S<br />

HERTOG van O O S T E N R Y K , na dat by, gelyk<br />

lekend is, Koning RICHARD door lift en bedrog<br />

in zyn geweld bekomen bad; en zou uit een belagtbelyken<br />

boogmoed dezelve, na RICHARDS dotd,<br />

titoos gedraagen lebben.


H I S T O R I E-S PEL. 167<br />

Koning Philippu' befluit, zonder langer te bedenken<br />

wat wy doïn zullen.<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Vrouwen en Gekken, breek uwe redenen af! —<br />

Koning Johannes, hier hebt gykortelyk myne ver<br />

klaaring; Engeland, Ierland, Anjou , Touraine en<br />

Maïne, eifche ik uit naam van den Jongen Arthur<br />

van U; wilt gy dezelve afftaan en de wapens nederleggen<br />

?<br />

JOHANNES.<br />

Eerder myn Leven! — Ik trotfeer U Vrankryk<br />

— Arthur van Bretagne begeef U onder<br />

myne befchenning, en ik wil U uit liefde meer<br />

geeven , als de zwakke arm des Konings van<br />

Vrankryk ooit voor U verwinnen kan. onderwerp U<br />

Jongeling!<br />

LEONOORE. *<br />

Kom tot uw Grootmoeder myn Kind.<br />

CONSTANTI A.<br />

Ja Kind, Ja het Kind moet naarzyn Grootmoe,<br />

dertje gaan.—, geef Grootmoedertje een Koningryk,<br />

en Grootmoedertje zal het Kindje een Rozyn,<br />

een Kers of Vyg geeven; het is een goed Grootmoedertje.<br />

ARTHUR.<br />

Weeft toch geruft myn lieve Moeder! —— ik<br />

wenfchte dat ik diep in myn Graf lag, ik ben zo<br />

veel geweld , als men voor my maakt, niet<br />

waardig.<br />

LEONOORE.<br />

Zyn Moeder befchaamt hem dus: de arme Jongen<br />

! by weend.<br />

Co NST ANTIA.<br />

ó.' Schaamt gy U maar; zy mag het doen of<br />

niet. het onrecht dat hem zyn Grootmoeder aandoet,<br />

niet de fchande die hem zyn Moeder toe.<br />

voegt, trekt deze hernelroerende Paerlen uit zyne<br />

waardige oogen ; Paerlen die de Hemel als een<br />

Schutgeld zal aanneemen. Ja , door deze traanen<br />

z a I<br />

L 4


ïö8 K O N I N G J O H A N N E S .<br />

zal zich de Hemel Iaaten gewinnen, om zyn recht<br />

aan te neemen, en U te ftraffen.<br />

LEONOORE.<br />

Gedrocht, wacht gy ü niet om Hemel en Aarde<br />

te lafteren?<br />

CONSTANT i A.<br />

Gedrocht, wacht gy U niet, om Hemel en Aarde<br />

te beleedigen ? —— hoe kunt gy my aanklaagen dat<br />

ik lafter? gy en den uwen maatigd U de Landen,<br />

de Eigendommen en Rechten van dezen onderdrukten<br />

Jongeling aan. deez' uw oudfte Zoons Zoon is<br />

alleen door U ongelukkig, uwe Zonden worden aan<br />

dit arm Kind bezogt ;de uitfpraak der Wetten treft<br />

ham, daar hy zelfs tot in 't derde gelid van uw in<br />

zonden ontvangen ligchaam verwyderd is.<br />

JOHANNES.<br />

Waanwyze.' boud op.'<br />

CONSTANTIA.<br />

Dit alleen heb ik nog te zeggen; dat by niet flegts<br />

om uwe Zonden wille geftraft word, maar God<br />

bezoekt de aangeboorne Zonden van haar , die<br />

dezen verren afftammeling met haare misdaaden be<br />

fmet heeft, en nu om haarent wille en met haare<br />

ftrafFe geftraft word. haare Zonde is zyn onrecht;<br />

haar onrecht is te gelyk de tuchtiging haarer<br />

Zonde, alles word in de Perfoon van dit Kind<br />

bezocht, en alles om haarent wille, wee over haar,'<br />

LEONOORE.<br />

Gy onverftandige kwaadfpreekfter, ik kan een<br />

Teftamcnt vertoonen dat uw Zoons recht kragteloos<br />

maakt.<br />

CONSTANTIA.<br />

6 Wie twyfFeld daar aan?-^. een Teft3ment!»—<br />

een valfch Teftament! ——- een Vrouwe Tefta<br />

ment.' —— een vervloekt Grootmoeders Teftament<br />

1 —-p><br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Stil, Mevrouw ; of maatigd U; het is zeer on»<br />

vpeglyk voor dit gezelfchap , deze verdrietige<br />

he


H I S T O R I E-S PEL. 169<br />

berhaalingen geduldig aan te moeten hooren. ——.<br />

Laat esn Trompetter de Burgers van Angiers op<br />

hunne Muuren eifchen; zy zullen zich verklaaren,<br />

wiens aanfpraak op de Kroon hier zal gelden,<br />

Arthurs, of die van Johannes.<br />

(Mtnblaaft de Trmpet.)<br />

V I E R D E T O O N E E L .<br />

Eenige BURGERS op de Muuren.<br />

voorigen.<br />

De<br />

BURGER.<br />

Wie heeft ons op de Muuren geroepen?<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Vrankryk, in den naam van Engeland.<br />

JOH ANNE s.<br />

Engeland in zyn eigen naam. gy Mannen van<br />

Angiers en myne getrouwe Onderdaanen<br />

KONING PHILIP.<br />

Gy waarde Burgers van Angiers, Arthurs On«<br />

derdaanen.' onze Trompet riep U tot deze gefchikte<br />

onderhandeling.....<br />

JOH ANN<br />

Voor onze gerechte zaak<br />

hoord ons dus<br />

het eerft. de Franfche Vaanen die hier zo naby<br />

uwe Stad voor uwe oogen ontrold zyn, zyn tot uw<br />

bederf aangevoerd, de Buik hunner Canonnen is<br />

met gramfcbap gevuld; zy zyn gefteld om bunnen<br />

yzren toorn tegen uwe Muuren uit te fpugen. deze<br />

Franfchen ftellen zich met alle toeruftingen tot<br />

eene bloedige beleegeringe en een onbarmhartige<br />

handelwyze, voor de oogen uwer Stad, en voor<br />

uwe geflootene deuren; en zonder onze aannadering<br />

zouden deze flaapende Steenen die ü omgor.<br />

den, door den ftoot hnnner werktuigen , uit hun<br />

geruft lymbed gerukt, en het bloedige geweld'op<br />

ES.<br />

hunne kruine.een vryën baan goopend hebben om<br />

^ S<br />

op


i7o KONING JOHANNES.<br />

op uwen vreede inteftormen. maar zo dra wy,<br />

uwen rechtmaatigen Koning zynde, ons lieten<br />

zien •»— daar wy de ongemakkelyke en dubbelde<br />

Marfchen niet achtende, hier na toe gefpoed zyn ,<br />

om eene machtige ontzetting voor uwe deuren te<br />

brengen, en de gedreigde wangen uwer Stad, ongekwetft<br />

willen houden. —Zie de onftelde Franfchen<br />

zelf eene onderhandeling aanbieden , daar zy in<br />

plaats van in vuur gekleede kogelen, die een beevende<br />

Koorts in uwe Muuren verwekken zouden j<br />

zachte in rook gewonde woorden affchieten, om<br />

uwe ooren door een bedriegelyk geluit te betoveren.<br />

Maar gelooft hen niet verder , als zy het<br />

verdienen, waarde Burgers, en laat my uwen Koning,<br />

wiens moede levensgeeften door dezen onmaatigen<br />

fpoed afgemat zyn, in uwe Stad Herberg<br />

zoeken.<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Wanneer ik zal gefprooken hebben, zo kunt gy<br />

ons beiden antwoorden. Ziet! aan deze regteband ,<br />

wiens fcheut door de heiligde gelofte, de Rechten<br />

van dezen welke zy vafthoud , gewyd is; ftaat de<br />

Jonge Plantagenet, Zoon van >den oudften Broeder<br />

dezes Mans, en Koning over hem en alles wat<br />

hy heeft, om zyn ter nedergevelds rechts willen<br />

treden wy in volle toerufting deze groene vlakten<br />

voor uwe Stad , zonder eenig voorneemen van<br />

vyandlykheid tegen U, ten waare uwe wederfpan»<br />

nigheid ons daartoe aanfpoorden: 'er word alleen<br />

een' milddaadigen yver voor de behouding van dit<br />

onderdrukte Kind in ons gewisfe gekoefterd; weigerd<br />

dus niet een plicht te herftellen, die gy zeker<br />

fchuldig zyt, aan hem die om ze te eifchen geregtigd<br />

is ; namelyk deze Jonge Prins; zo zal ons<br />

Wapen gelyk een gemuilbande Beer, die flegts<br />

voor de oogen fchrikt, alle beleedigingen verbooden<br />

zyn, de boosheid onzer Canonnen tegens de<br />

onkweftbaare Wolken des Hemels uitgelaaten worden,<br />

en met eene vreedzaame en ongeftoorde terug-


HISTORIE.SPEL. 171<br />

rugkeering, met ongebruikte Zwaarden en onbefchaadigde<br />

Helmen zullen wy dit moedige bloed<br />

weder thuis brengen , dat wy tegens uwe Muuren<br />

wilde verkoelen ; en daar toe hier gekomen waa.<br />

ren: uw Vrouwen en Kinderen en U zullen wy<br />

dan in vreede laaten. doch zo gy echter dwaas<br />

genoeg zyt om deze voorkomende aanbieding af te<br />

flaan , zo verbeeld ü niet, dat dezen omkring<br />

uwer Muuren U tegens onza fterke Krygsmacht zal<br />

kunnen befchermen , alfchoon zelfs alle deze Engelanders<br />

met hunne macht in uwe kringen geleegerd<br />

waaren, Zeg ons dus, zal uw Stad in den<br />

naam van die geen voor welke wy U daar toe<br />

aanfpooren, denzelven als haaren Heer erkennen?<br />

of zullen wy het teken tot den aanval geeven,<br />

en in bloed waadende ons eigendom intrekken ?<br />

BURGER.<br />

Ons antwoord is kort, wy zyn onderdaanen van<br />

den Koning van Engeland, voor hem en uit<br />

krachte van zyn recht, hebben wy deze Stad in.<br />

• JOHANNES.<br />

Zo erkend dan uwen Koning, en laat my in.<br />

BURGER.<br />

Dat kunnen wy niet ; maar hy die bewyft dat<br />

hy Koning is, zullen wy onze trouw betoonen. tot<br />

dien tyd toe, zullen onze deuren tegen de geheele<br />

Waereld gegrendeld blyven.<br />

JOHANNïïS.<br />

Bewyft de Kroon van Engeland den Koning niet?<br />

en als dit niet genoeg is , zie hier dan tweemaal<br />

vyf duizend getuigen, in Engeland gebooren<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Baftaarden, en diergelyken!<br />

JOHANNES.<br />

Die bereid zyn , ons recht met hun leven te<br />

bewyzen.<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Even zo veele , en van zulk 'goed bloed als<br />

deze<br />

FAUL«


KONING<br />

JOHANNES.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Ook eenige Baftaarden.'<br />

KONING PHILIP.<br />

Staan hier, oin zynen eifch in 'c aangezicht te<br />

wederfpreeken.<br />

BURGER.<br />

Tot gy bewyft wiens recht het geldigfte is,<br />

houden wy voor den geldigfte het recht van bei.<br />

den te rug.<br />

JOHANNES.<br />

Zo vergeef God de Zonden van alle de Zielen,<br />

die ten vreesfelyken bewyze onzes rechts op het<br />

Koningryk, nog eer den avonddaauw valt, in hunne<br />

eeuwige wooning overgaan zullen.<br />

KONING PHILIP.<br />

Amen! Amen 1 ——- te Paard Ridders — tot<br />

de wapenen!<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

6 Sint Jooris.' die den Lindworm tergden, en zeden<br />

altoos te Paard voor myn Waardins deur zit,<br />

help ons uit deze zaak! — (tegens de Aardsbertog)<br />

Goede Vriend, was ik thuis in uw hol by<br />

uwe Leeuwin , ik zou U een Osfekop op uw<br />

Leeuwenhuid zetten , en een gedrocht van U<br />

maaken.<br />

AARDSHKRTOG.<br />

Stil, niets meer!<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Zidder toch ! want gy hoord den Leeuw brullen.<br />

JOHANNES.<br />

Wy zullen verder in de vlakte voorttrekken f»<br />

om<br />

(o) Het febynt aan deze plaats, dat SHAKE»<br />

i p E A R , boe los en onbedwongen , by ook zon*<br />

tyds in zyne Tooneelfcbikkingen is; den aanval van<br />

deze twee Heiren echter niet heeft durven vertoonen<br />

Trouwens dit is een uit drukke lyk verbod Van allen<br />

die


H I S T O R I E . SPEL. 173<br />

om ons Leger beter plaats te geeven, en te kun'<br />

nen uitbreiden.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Haaft U dan, op dat gy het voordeel der plaatzing<br />

wint.<br />

KONING PHILIP.<br />

Zeer goed. —beveelt den overigen den Heuvel<br />

te bezetten —— de Hemel befcherm ons<br />

recht.<br />

(Zy gaan aan verfcbillende zyden af.)<br />

V Y F D E<br />

die over de Tooneelvereifcbten ooit gefcbreeven heb»<br />

ben; en is onlangs maar door één der Hollandfebs<br />

Dicbteren manmoedig overtreeden; namelyk door den<br />

Hoer W. HAVERKORN den JONGEN, wiens<br />

Spellen wy wel eens bebben booren vergelyken by<br />

Artisjokken, welke door hunne Saufen fmaakelyk zyn<br />

gemaakt. Wy bebben tot ons oogmerk, namelyk den<br />

aanval van twee Heiren,bet oog op ROBBERT de<br />

VRIES, het-Negende Tooneel in 't Vyfde Bedryf.<br />

men moet erkennen . dat men om te bebaagen<br />

wel eens vreemde uitvindingen moet voortbrengen,<br />

om nieuw te zyn! begaat men in zulk een geval mis»<br />

[lagen, ó l die wirden door den bygaanden roem ligt<br />

verdonkerd. —»deze aangevoerde ftryd is echter natuur»<br />

lyker als den afval in bet voorgaande Agtfte Tooneel<br />

van dat zelve Treurfpei; of in het Tiende<br />

Tooneel in het Vierde Bedryf °>a?i CLAUDIUS<br />

C1 v 1 L is, daar al bet Folk, geen menfch uitgezonden<br />

l dan tegen CIVILIS en aanflmds wéér<br />

veor bem is. wie ziet bier niet duidelyk aan. dat<br />

dit geen Heiren van ROBERT de VRIES, of van<br />

CLAUDIUS CIVILIS zyn, maar dat bet werkvolk<br />

van den Dichter zelfs is, dat alle moeite aan.<br />

wend om de poogingen van den Heere HAVERKORN<br />

te bevorderen, en zyne Jlukken luifter by te zetten,<br />

bet zy dan natuurlyk ofte niet?<br />

VERTAALERS,


174 K O N I N G J O H A N N E S ,<br />

V Y F D E T O O N E E L . (*)<br />

BURGERS van Angiers op de Muur.<br />

Na een Gevegt treedt de Heraut van Vrankryk<br />

met een Trompetter voor de Stads Poort.<br />

De F R A N S C H E HERAUT.<br />

Gy Mannen van Angiers, opent uwe deuren<br />

wyd, en laat den Jongen Arthur, Hertog van Bretagne<br />

in, die door de hand van Vrankryk dezen<br />

dag vele Engelfche Moeders ftof tot traanen gegeeven<br />

heeft: haareZoonen liggen rondom op den<br />

Moedigen grond verfpreid; een aantal Weduwen<br />

kromt zich in 't ftof , en omvat met koude armen<br />

de bloedige Aarde, terwyl de, met gering verlies<br />

gekochte zegen , om de danfende Banieren der<br />

Franfchen darteld, die in triumpheerende orden,<br />

loosheid van voorneemen zyn, als zegepraalers in<br />

te trekken, en Arthur van Bretagne tot Koning van<br />

Engeland uit te roepen.<br />

Z E S D E T O O N E E L .<br />

De BURGERS van Angiers op de Muur. De<br />

FRANSCHE HERAUT met een Trompetter.<br />

De ENGELSCHE H E R A U T<br />

met een Trompetter.<br />

De ENGELSCHE HERAUT.<br />

Verheugd ü, gy Burgers van Angiers,luid uwe<br />

klokken ! Koning Johannes , uwe en Engelands<br />

Koning, is in aantocht, als meefter van dezen heete»<br />

en bloedigen dag. de Wapenen van hen die U in<br />

een helle zilverglans voorby trokken, keeren heden<br />

te rug , met Franfch bloed verguld zynde. geen<br />

enkle Vederbofch, die op een Engelfche Helm zat<br />

is


H I S T O R I E . S P E L . 175<br />

is door eenFranfche Speer daar af geflaagen. onze<br />

Vaanen keeren in dezelve handen te rug, van^<br />

welke zy ontrold wierden, toen wy uittrokken. Ja"<br />

even als een vrolyke troep Jagers, komen onze<br />

• vrolyke Engelfchen alle met purperverwige handen<br />

, in het bloed hunner Vyanden geverwt, te<br />

rug. opend uwe deuren en laat de zegepraalers in»<br />

trekken.<br />

Bux GEK.<br />

Gy Herauten, wy hebben van onze Toorens<br />

uw geheel gevecht, van den aanval tot den aftogt<br />

toe, kunnen zien; onze fcherpfte oogen hebben<br />

geen voorrang of voordeel onder uw beide Heiren<br />

kunnen befpeuren. Bloed heeft bloed gekort, en<br />

flaagen hebben fiaagen beantwoord ; fterkte wae<br />

tegen fterkte, en geweld tegen geweld gekeerd; beiden<br />

waaren gelyk gezint tegens beiden, één alleen<br />

moet zich als verwinnaar vertoonen; zo lang beide<br />

Heiren dus in evenwigt ftaan, verklaard onze Stad<br />

zich niet voor één, maar voor beide.<br />

Z E V E N D E T O O N E E L .<br />

De beide KONINGEN komen met hunHeir van<br />

verfchillende zyden op. De voorigen.<br />

JOHANNES.<br />

Vrankryk .* hebt gy nog meer bloed te plengen ?—<br />

Spreek. — Zal de ftroom onzes rechts zynen vryën<br />

loop hebben?——» zo gy hem daar langer in him<br />

derd, z,ai hy zyn ouderlyk Canaal verlaaten, en<br />

met zyn verwoede' vloed uw nabuurigen Oever<br />

overzwemmen, laat zyn Zilverwater dus liever<br />

vreedzaam in den Oceaan voortvlieden.<br />

KONING PHILIP.<br />

Engeland ! gy hebt in dit heet gevecht, geen<br />

druppel bloed meer gefpaard dan wy, zelfs hebt<br />

gy nog meer vetiooren. en ik zweer by deze hand<br />

die


J76 KONING JOHANNES.<br />

die over het Aardryk gebied , dat door deze Hemelftreek<br />

overzien word ; dat eer wy onze mee<br />

recht opgevatte Wapenen nederleggen, wy U, te.<br />

gen wien wy deze Wapenen opgevat hebben, in<br />

he: ftof willen nederploffen ; of het getal der dooden<br />

nog met een Konlnglyk getal vermeerderen,<br />

en de lyft die het verlies van dezenftryd verhaald,<br />

de eer zullen verfchaffen, om onder de verflaagenen<br />

ook eenen Koning te kunnen vermelden.<br />

FAULC8NBRID GE.<br />

Hoe! Majefteit. —— hoe hoog ftygt uwe ftoutheid<br />

als bet koftelyke bloed der Koningen in vuur<br />

gezet word! ó I hoe voed de dood zyne vermolm»<br />

de Kinnebakken met Staal! de Zwaarden der Helden,<br />

zyn zyne Tanden en Klauwen ; en nu zwelgt<br />

hy en meft zich met Menfchenvleefch, zo langde<br />

twift der Koningen onbeflifcht blyfr. Waarom<br />

liaan de Koninglyke Heiren zo onbeweeglyk? ——<br />

roept tot den aanval gy Koningen.' te rug in 't<br />

bloedig Veld , gy even machtige Vorften .' gy van<br />

vuur fmeulende geeften! laat de nederlaag van den<br />

een zyn deel, de vreede van den ander zyn deel<br />

bewerken, dat daar toe flaagen , bloed en dood<br />

diene!<br />

JOHANNES.<br />

Voor wien verklaaren zich de Burgers van An»<br />

giers?<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Spreek Burgers, wien erkent gy voor uwen Koning?<br />

BURGER.<br />

De Koning van Engeland, zo dra wy hem<br />

kennen.<br />

KONING PHILI r.<br />

Erkend hem in ons, daar wy voor zyn recht<br />

ftryden.<br />

JOHANNES.<br />

In ons, die onze eigene afgezondenen zyn, en<br />

in


H I S T O R I E - S P E L . *77<br />

!n eigen Perfoon zich hier bevinden; als Heer van<br />

ons zelve, van Angiers, en van U.<br />

BURGER.<br />

Een grooter macht als gy, loochend dit alles:en<br />

tot het beflifcht is, befluiren wy onze bedenkingen<br />

binnen onze gegrendelde Poorten. Voor eerft beheerfcht<br />

ons de vrees, tor dezelve door een zekeren<br />

daar voor verklaarden Konir g verydelt en afgezet<br />

zal zyn.<br />

FA ULCONBRID GE.<br />

ó HemelI deze onwiardige Burgers van Angiers,<br />

fpotten met U, gy Koningen, en ftaan verzekerd<br />

op hunne Wallen , daar zy als voor een Schouwtooneel,<br />

onze Tooneelen vol moeite en bedryven<br />

des doods aanfchouwen , en met vingers op U<br />

wyzen. laat u van iry raaden , gy Koningen, weeft<br />

gelyk Jerufalem* oproerigen, een tyd lang Vrienden,<br />

en richt uwer beider Mïcht, vereenigt tegen<br />

deze Stad. laat Vrankryk en Engeland hunn-j opgevulde<br />

Canonnen van 't Ooften en 't Wetten ttgen<br />

hen richten, tot haar ontzichverwekkend geweld<br />

de Steene ribben dezer trotfche Stad ten gronde<br />

geworpen heeft, ik zou heden deze enwaardige<br />

naar huis dryven , tot de weerlooze verwoefting<br />

hen zo naakend liet als de g-metne lucht. Wan<br />

neer dat gefchied lt', fcheid dan uw vereenigde<br />

Macht weder, en deeld uw vermengde Vaanen op<br />

nieuw ; keert dan aangezicht tegens aangezicht; en<br />

de eene bloedige punt tegens den anderen; dan zal<br />

de Geluksgodin in een oogenblik uiteen dezerVorften,<br />

haare gelukkige gunfteling uitkiezen; die zy<br />

de eer dezes dags toekennen en die zy met eene<br />

grootfche zegepraal kusfehen zal. hoe gevalt U dezen<br />

wilden raad? machu'ge Vorften ? Smaakt by<br />

niet een weinig naar het ftaatkundige?<br />

JOHANNES.<br />

Nu,by denHemel die over onze hoofden hangt,<br />

hy gevalt my. Vrankryk , willen wy onze k'aihten<br />

vereenigen, dit Angiers den Aardbodem gejyk maa«<br />

II. D E E L . M ken,


i 78 KONING JOHANNES.<br />

ken , en daar na vegten wie van ons daar Koning<br />

van zal zyn? (p i<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Hebt gy de gevoelens van een' Koning, daar gy<br />

even als wy van deze hardnekkige Stad bïleedigd<br />

zyt, zo richt den mond van uw gefchut, als wy<br />

den onzen , tegens deze trorfche Waden ; en zodra<br />

wy dezelve ten gronde geworpen hebben , daag<br />

dan elkander uit om ter Helle of ten Hemel te<br />

klimmen!<br />

KONING PHILIP.<br />

Het zy zo: maar, waar zult gy aanvallen?<br />

JOHANNES.<br />

Wy zullen van 't Weiïen de verderving in de»<br />

boezem dezer Stad zenden.<br />

AARDSHEETOO.<br />

Ik van 't Noorden,<br />

KONING PHILIP.<br />

Onze Donder zal van 't Zuiden eenen Hagelbui<br />

van Kogels op deze Stad regenen.<br />

FAULCONBRIDGE, ter zyde.<br />

Welk een wyze verdeeiing! — van 't Noorden<br />

naar 't Zuiden I ——» Ooftenryk en Vrankryk zullen<br />

elkander in 't gezicht fchieten! . men moet hen<br />

daar toe aanfpooren: kom, laat ons gaan.<br />

B u R G E R.<br />

Hoord ons groote Koningen, vertoeft nog een<br />

oogenblik, dan zal ik U een voorflag tot vreede<br />

en tot een aanneemelyk vergelyk doen. wint deze<br />

Stad lisver zonder zwaardfljg of wonden , en laat<br />

deze Oorlogslieden , die bier als Slagteffers uit de<br />

Keurplaatze gekomen zyn, hun leven te rug brengen,<br />

(p) Wat nut tocb zouden deze Vorjten uit bet opvolgen<br />

van zulk eenen raad kunnen trekken, die waarlyk<br />

door den Raadgeever , FAULCONBRIDGE,<br />

zelve by zyn echten naam, eenen wilden raad, genoemd<br />

word'i<br />

VERTAALERI.


HISTORIE-SPEL. ï?3<br />

gen, en op hun bed fterven. volhard niet naar hunne<br />

zin, maar noord my, ö Vorften!<br />

JOHANNES.<br />

Gy kunt verder lpreeken, wy zullen U aanhooren.<br />

BURGER.<br />

Deze Infante van Spanje, de Princes Blanca, is<br />

met Engeland zeer na vermaagfchapt; overweeg de<br />

Jaaren des Dauphins Louis,en van dezebsminnens'<br />

waardige Maagd, als weiluiïige Liefde naar fchoon'<br />

heid wil zoeken, waar kan zy dezelve dan beter<br />

vinden, als by Blanca? als kuifche liefde naar deugd<br />

.wil zoeken, waar kan zy dezelve reinder vinden<br />

als by Blanca? als eerzuchtige liefde eene verbintenisfe<br />

met. hoogen ftaat wil maaken , in Welke<br />

aderen vloed dan een edeler bloed , dan in die<br />

van Blanca? zo als zy is, in fchoonheid, deugd en<br />

geboorte, even zo volmaakt is ook de Dauphin in<br />

alle zyne hoedanigheden. Is hy niet volmaakt,<br />

zo is het alleen daarin, dat hy haar niet is ; gelyk<br />

haar ook niets anders ontbreekt • als dit een<br />

gebrek genoemd kan worden • als dat zy niet<br />

hy is. hy is de helft van een volmaakt Man,<br />

beftemd om door haar volmaakt te worden ; en<br />

zy een fchoon gedeelte voortrefFelykbeid, welks<br />

volheid der volmaakiheid in hem ligt. ó! twee<br />

zulke Zilverftrootnen maaken , als zy zich vereenigen,<br />

de Oevers daar zy zaamen vioeijen , rot<br />

Paradyzen. en twee zodanige Oevers voor twee<br />

zulke vereenigde Stroomen ;twee zulke Paaien voor<br />

hen, zultgyó! Koningen.' voor deza Vorftelyke<br />

Kinderen zyn , als gy zs met elkander laat huwen,<br />

deze Verbintenis zal meer als Batteryen over onze<br />

digtgegrendelde Poorten vermogen, want aanftonds<br />

na dit huweiyk, zullen wy onze deuren veel fneL<br />

Ier openen , .dan het geweld van 't kruid dezelve<br />

kan doen openfpdngen , en U ingang vergunnen,<br />

maar zonder dit Huweiyk, is deze ongeftuime Zee<br />

aiet half zo doof, geen Leeuwen zo onverfchrok-<br />

M 2 ken;


i8o KONING JOHANNES.<br />

ken; noch Bergen en Rotzen zo onbeweeglyk,<br />

noch de dood zelfs in zyn verderfelyke woede zo<br />

onverbiddelyk, als wy om deze Stad te verdeedigen.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Dit is een waare rukwind (?) die het verrotte<br />

gebeente des doods uit zyne Vodden uitfchud. dit<br />

is waarachtig een groot fmoelwerk, dat dood en<br />

Zeën, Bergen en Roizen uitfpuwd; dat van brul.<br />

lende Leeuwen zo gemakkeiyk fpreekt als tienjaa.<br />

rige Meysjes van hunne Schoodhondjes! welk een<br />

Conftapel heeft dit moedwillig bloed geteeld? —<br />

zyn woorden zyn enkel Canon vuur, Rook en Dondeifldgen:<br />

hy geeft een dragt flagenmet zyn tong:<br />

onze ooren eeten Vygen ; hy zegt geen woord ,<br />

dat niet even als een Franfche vuift, een vinnige<br />

muilpeer geeft, ik ben, de drommel haal, nooit zo<br />

met woorden geblauwd geworden , zedert ik myr<br />

Broeders Vader Papa genoemd heb,<br />

LEONOORE.<br />

Myn Zoon, geef dezen voorfisg gehoor, maat.<br />

dit Huweiyk en geef onze Nicht eene toereikende<br />

Huwlyksgift. Want dcor dezen band zult gy U<br />

thans wankelend recht op de Kroon, zo vaft maaken,<br />

dat deze groene boef geen Zoon hebben zal,<br />

om het bloed tot rypbeid te brengen, dat een machtige<br />

vrucht belooft, ik zie iets twyffelachtigs in<br />

Philips oogen. zie, hoe zy elkander toe fluifteren.<br />

vat hen op dit oogenblik , daar hunne zielen voor<br />

deze eerzucht nog vatbaar zyn;op dat hunnen yver.<br />

die tegenwoordig door den lugtigen adem der gebeden<br />

, des medelydens , en der rouwe ontdooid<br />

is; niet weder vetkoele en als voorheen bevriezen<br />

mooge. (O B u R«<br />

(q) Foor Stay kan men voeglyker Flaw, lezen.<br />

V Y<br />

JOHNSON.<br />

(r) Dit is een buitengtmaoone Metaphoia: daar<br />

K<br />

'<br />

an>


H I S T O R I E.S P E L.<br />

\%i<br />

BURGER.<br />

' Waarom antwoorden geene der twee Koningen ,<br />

op den goedwiiligen vooiflag van onze bedreigde<br />

Stad ?<br />

KONING PHILIP.<br />

Spreek gy eerft Er-geland , wy! gy deze Stal<br />

het eerfte aangeiprooken hebt. — wat zegt gy?.<br />

JOHANNES.<br />

Als de Dauphin, uw Komnglyken Zoon, in dit<br />

boek der Schoonheid lezen kan. Ik bemin; dan<br />

zal zy de Huwlykfgifte eener Koningin hebben.<br />

wantAnjou, Touraine , Maine, Poitiers, en alles<br />

wat — deze belegerde Stad uitgezonderd<br />

op deze zyde des Meirs, orze Kroon enHeerfchappy<br />

onderworpen is, zal haar bruidsbed vergulden,<br />

en haar in titels , eer en waardigheden zo lyk<br />

maaken, als zy in geboorte, opvoeding en fchoon.<br />

heid , alle andere 'Prinfesfen den voorrang betwift.<br />

KONING PHILIP.<br />

Wat zegt gy, Jongeling? —— zie de Prinfes in<br />

't aangezicht.<br />

Louis.<br />

Ik doe het, myn Vorft, ik vind in haare oogen<br />

eene zeldzaame verfchyning: myn eigen fchaduwe<br />

is in haare oogen afgebeeld, die wel is waar,, alleen<br />

de fchaduwe van uwen Zoon is , maar echter een<br />

Zon word, en uwen Zoon tot eene fchaduwe maakt,<br />

ik verzeker U ik beminde my zelve nooit als nu,<br />

daar ik my zelf op de vleijende Tafel van uwe<br />

oogen afgebeeld vinde.<br />

(Hy/preekt Jlil met Blanca.)<br />

FAULanders<br />

de yver gemeenlyk als eene bitte voorgejieli<br />

ivord. en men veeltyds zeide: ., zy brand tn koeld<br />

„ zicb af." laat hm SHAKESFEAR bevriezen en<br />

tntdooijen.<br />

JOHNSON.<br />

M 3


I8z KONING J O H A N N E S .<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Op de vleijende Tafel uwer oogen afgebeeld 1 —»<br />

aan de toornige rimpelen van haar voorhoofd op><br />

gehangen, en in haar harte gehuisveft! — — hy<br />

. merkt dat hy een Verrader der Liefde is. het is<br />

alleen fchaade.'dat zulk een elendige Gaft als hy<br />

eis, in het herte van zulk een Maagd afgebeeld, op»<br />

gehangen en gehuisveft zal zyn!<br />

BLANCA,<br />

Myn Ooms wil is in dit'ftuk de myne. ziet hy<br />

iets aan U dat hem bevalt; zo kan ik dat iets, dat<br />

zyn welgevallen veroorzaakte zeer ligt in mynen<br />

wiüe overdraagen; of om eigenlyker te fpreeken,<br />

als gy wilt, zo kan ik myne liefde daar ligt toe<br />

dwingen. Zonder U voor 't overige, myn Prins,<br />

over al het geene dat ik beminnenswaardig aan U<br />

zie, te vleijcn , wil ik flegts zo veel zeggen: dat<br />

ik niets aan U zie,dat, fchoon de praatzucht zelfs<br />

rechter was, eenigen baat zou waardig zyn.<br />

Jo HANNES.<br />

Wat zeggen deze jonge Lieden ? wat zegt gy<br />

myn Nicht?<br />

BLANCA.<br />

Dat uwe Eer U verbind om alles te doen, wat<br />

uw wysheid U zal gelieven te bevelen.<br />

J o H A NN E s.<br />

Zo vraag ik U, "Prins Dauphin, of gy dezePrinfes<br />

kunt beminnen?<br />

Louis.<br />

Vraag my eerder , of het my mooglyk is haar<br />

niet te beminnen, want ik bemin haar in den boogften<br />

graad.<br />

JOHANNES.<br />

Dan geef ik U de vyf Provintiën. Volgnesfen,<br />

Touraine, Maine, Poitiers en Anjou , met'baar;<br />

en bovendien dertigduizend Mark Engelfch geld ;<br />

zo Philip van Vrankryk daar mede te vreeden is,<br />

zo beveel uw Zoon en uw Dochter elkander de<br />

handen te geeven.<br />

li o-


H I S T O R I E-S PEL. 183<br />

KONING PHILIP.<br />

Wy zyn volkomen te vreeden ; jonge Prins ea<br />

Prinfes, vereenigH uwe handen.<br />

AARDSHERTOG.<br />

En ook uwe lippen ; want ik erinner my nog,<br />

dat ik zo deed , toen ik de eeiftemaal verloofd<br />

wierd.<br />

KONING PHILIP.<br />

Nu, gy Burgers van Angiers, opend uwe deu«<br />

ren , om de vriendfehap in te laaten, die gy gefticht<br />

hebr, op dar. dezen Echt zonder vertoeven<br />

in.Sint Maria's Capel kan voltrokken worden.<br />

Is Conftantia niet cnaer dezen hoop ? zy is daar<br />

zekerlyk niet onder, haare segenwoordigheid zou<br />

deze nieuwgtflootene trouw een fterken hindernis<br />

in den weg gelegd hebben waar is zy, en haar<br />

Zoon ? wie kan het my zeggen ?<br />

Louis.<br />

Zy zit vol treurigheid en ongenoegen in uw Majefteits<br />

Tent.<br />

KONINO PHILIP.<br />

En deze verbintenis die wy getroffen hebben,<br />

zal haare zwaarmoedigheid , bymyn eer, weinig verzachting<br />

geeven. Ach! Broeder van Engeland, hoe<br />

kunnen wy deze Vorftelyke Weduwe te vreede ftellen<br />

? ter verdeediging van haar recht, zyn wy ge*<br />

komen; en de Hemel weet, hoe wy ons, tot ons<br />

eigen voordeel , op een andere zyde gedraaid<br />

hebben.<br />

JOHANNES.<br />

Wy zullen alles goed maaken; als wy den Jongen<br />

Arthur tot Hertog van Bretagne en Graaf van<br />

Richmond benoemen, en hem bovendien tot Heer<br />

van deze fchoone ryke Stad maaken. roep Lady<br />

Conftantia. Leid haar op 't fpoedigfte tot deze<br />

plechtigheid in. vervullen wy terftond de geheele<br />

maat van haar wille , zo zullen wy haar toch<br />

eenigermaate bevreedigen, daar wy ten minfte haar<br />

M 4 droef-


tn<br />

KONING JOHANNES.<br />

droefheid befnoeijen. Laat ons h'eden tot deze<br />

•nvoorziene plechtigheid geen tyd verliezen.<br />

(Zy gaan been.)<br />

A G T S T E T O O N E E L .<br />

FAULCONBRIDGE, alleen.<br />

Dolle Waerell!dolle Koningen! dol vergelyk!—»<br />

Johannes, om Arthur zyn reeht in 't geheel te be.<br />

neemen, begeeft zich eens.ieels vrywillig; en Vrankryk<br />

, dien bet geweeten zyn Wapens aangordde,<br />

door de yver en Cbrifteiyke Liefde, als GoJs eigen<br />

Wapendraager, in *t Veld gevoerd, ïuiftarde deze<br />

veranderaar der voorneemens in 't oor, om deze<br />

doortrapte Duivel , deze Makelaar die de eerlyk.<br />

heid fteeds den hals breekt; deze Meineedige, die<br />

alle Menfchen vervoerd; Koningen , Bedelaars,<br />

Ouden en Jongen, en die de Maagden zelfs, die<br />

arme Schepfels die anders niets uiterlyks te verliezen<br />

hebben als het woord Maagd , ook daarom be.<br />

driegt, deze Heer met zyn glad gezicht, de kittelende<br />

eigenbaat —» de eigenbaat die de geheele<br />

Waereld uit haar* natuurlyken loop brengt, die zy<br />

anders neemen zoude, en even dit voordeel, deze<br />

laage aan zich trekkende .verftoorder des evenwigts,<br />

deze dryfveer der beweeginge , deze eigenbaat,<br />

brengt ze uit alle onverfchilligheid, uit alle richting,<br />

voorneemen, loop en doelwit; en even dit overwigt<br />

dezer eigenbaat, dezer Koppelaar , dezer onderhandelaar,<br />

dezes alles veranderenden Woords,<br />

beeft zich op de buitenzyde van het oog des wan.<br />

keimoedigen Konings van Vrankryk gezet, en htm<br />

van de hulp , die hy zelfs voorgenomen had om te<br />

bewyzen, van eene reeds beflootene ftryd vol eere,<br />

tot een hoogft befchimpingswaardige en lafhartige<br />

vreede getrokken —— en waarom veracht ik deze<br />

eigenbaat?—» om dat hy tot hier toe nog niet<br />

om


HISTORIE-SPEL. 185<br />

om my gedobbeld heeft! niet, als of ik de fterkte<br />

heb, om myn vuift toe te drukken, als zyn fchoone<br />

Engel (J) myne vlakke hand begroeten wilde;<br />

maar om dat myn hand tot hier toe nog in geene<br />

verzoeking gebracht is, en gelyk een arme Bedelaar<br />

op de Ryken fmaald, wel aan dan, zo lang ik een<br />

Bedelaar ben, wil ik ichimpen en zeggen : „ daar<br />

„ is geen grooter zonde als ryk te zyn;" en ben<br />

ik eens ryk, zo zal ik deugd (tellen in te zeggen:<br />

„ daar is geen grooter ondeugd als behoeftigheid."<br />

Als Koningen zeifs hunnen Eed uit eigenbaat ver.<br />

breeken, weeft gy dan, ó Gewin .'myn God, want<br />

U zal ik dienen.<br />

(o) De Munt daar Engelen op gefiempeld viaa;<br />

ren.<br />

Einde van bet Tweede Bedryf.<br />

MS<br />

DERDE


135 KONING JOHANNES.<br />

DERDE<br />

EEDRYF.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Het Tooneel verbeeld de Tent van den Koning<br />

van Vrankryk.<br />

CoNSTANSTIA, ARTHUR, SALISBURV.<br />

CONSTANTIA.<br />

egaan om zich te verhinden ? gegaan om<br />

G<br />

vreede te zweeren? — vaifch bloed met valfch<br />

bloed vereenigd! —— gegaan om Vrienden te worden<br />

j — Louis zal Blanca hebben , en Blanca deze<br />

Landen?—— dit is onmoogelyk; gy hebt onrecht<br />

gehoord, onrecht gefprooken; bezin U ; verhaald<br />

het nog eens — het kan niet zyn , gy zegt alleen<br />

het is zo. Ik ben verzekerd dat gy de waarheid<br />

fpaard; want uw woord gelykt flegts de ydelewind<br />

van een gemeen Man. geloof my, Vriend ; ik geloof<br />

U niet: ik heb den Eed eens Konings voor<br />

het tegendeel, gy zujt daar voor geftraft worden<br />

om dat gy my zulk een fchrik hebt aangejaagd ;<br />

want ik ben krank , en ligt in vreeze te zetten;<br />

ik ben van fmarte ter neder gedrukt, en vol onruft,<br />

ben een Weduwe zonder Man, de fchrik onderworpen<br />

, ben een Vrouw tot vreeze gebooren; en<br />

fchoon gy nu bekende dat gy gefpot had, zo kan<br />

ik doch myne in onruft gebrachte levensgeeften,<br />

zo aanftonds niet weder geruft ftellen ; maar zy zullen<br />

den geheelen dag fidderen en griilen. wat wilt<br />

gy met uw hoofdfchudden zeggen ? waarom ziet<br />

gy mynen Zoon zo dro»vjg aan ? waarom ligt gy<br />

uwe hand op uw borft ? waarom houd uw oog de<br />

traanen te rug, gelyk een zouten Stroom die over<br />

zyn Oevers treden wil ? zyn deze zwaarmoedige<br />

zuchten beveiligers uwer woorden ? —— als zy dat<br />

zyn,


H I S T O R I E.S P E L. 187<br />

zyn, zo herhaal uwgantfch verhaal niet,maar zee<br />

flegts djt enkle woord, of uw verhaal waarheid is.<br />

SALISBURY.<br />

Zo waar, als gy oorzaak hebt den geenen voor<br />

vaifch te houden , die aan de waarheid van mvn<br />

gezegde fchuldig zyn.<br />

C O W S T A N T I A . . »<br />

ó! Indien gy my Jeerd om dit hartenleed te gelooven.zo<br />

leerd ook dit hartenleed my te dooden,<br />

en laat geloof en leven dus op elkander los gaan<br />

als de woede van twee vergrimde Mannen die in<br />

het oogenblik dat ze op elkander aandruifchen, val.<br />

len en fterven. Louis verbind zich met Blanca? —<br />

ó! Jongeling! wie zyt gy dan?— Vrankryk vriend<br />

met Engeland? wat word *er dan van my? —<br />

ga Vriend , ik kan uw aanzien niet verdraagen:<br />

deze tyïing heeft U tot een hatelyk Man voor<br />

my gemaakt.<br />

SALISBURY.<br />

Wat heb ik dan anders voor onheil aangericht<br />

als het onheil gemeld dat anderen aangericht heb',<br />

ben.<br />

C O N S T A N T I A .<br />

• En dit onheil is in zich zelve zo verfchrikkelvk<br />

dat het alle die geenen heilloos maakt, die daar<br />

1<br />

van fpreeken.<br />

A R T H U R .<br />

Ik bid U Moeder, wees te vreeden.<br />

CONS TANTIA.<br />

W^art gy, die my te vreeden wilt ftellen, haare.<br />

lyk, wanftallig en een fchande voor uw Moeders<br />

ligchaam;vol vlekken en ftekelachtige vinnen-lam<br />

gek, pokkig , zwart, mismaakt, met haatelyke'<br />

zweeren bedekt; dan zoude ik het niets achten en<br />

my te vreede ftellen; want dan zou ik U niet beminnen;<br />

dan zoud gy uw hooge geboorte niet waardig<br />

zyn, poch een kroon verdienen, maar gy zyt<br />

fchoon; ja de Godinne der natuur en des geluks<br />

hebben zich, ó waardig Jongeling! by uwe geboorte


ï88<br />

K O N I N G J O H A N N E S .<br />

te vereenigd om U groot te maaken. hoe de natuur<br />

U begaaft heeft, gy kunt met Leliën en,half ontlooken<br />

Rooztn om den voorrang ftryden. maar de<br />

Geluksgodin.— ó! zy is beftooken , omgepraat,<br />

en voor ons afkeerig gemaakt! zy bedryft heden<br />

echtbreuk met uwen Oom Johannes, en heeft met<br />

"haar gouden hand Vrankryk overgehaald om de eer<br />

der bepaalde heerfchappy in 't ftof te treden; en<br />

heeft zyn Koninglyke Majefteit tot koppelaarfter<br />

voor hun beider Majefteiten gemaakt? Vrankryks<br />

Koning is Koppelaar rustenen de Geluksgodin en<br />

Koning johannes: tusfehen de verliefde Geluksgodin<br />

en den Rover Johannes I zeg my goede<br />

Vriend , is de Franfchman niet meinëedig? ——<br />

vergiftig hem met woorden, of gaat uw weg; en<br />

laat het by deze fmane alleen , die ik alleen<br />

draagen moet.<br />

SALISBURY.<br />

Vergeef my Mevrouw! ik durf niet zonder U by<br />

den Koning te rug komen.<br />

CONSTANTIA.<br />

Gy durft; gy zult; ik wil niet met U gaan; ik<br />

wil myne fmart leeren ftoutmoedig te zyn ; want<br />

fmart is ftoutmoedig , en maakt zyn bezitter<br />

trots, (É) tot my en tot de hoogheid myner groote<br />

fmarten mogen de Koningen komen en zich<br />

veraaaderen ; want myn fmart is zo groot, dat<br />

° niet<br />

(t) Inbet Bly/pei,VEEL GEWELD OMNIETS<br />

zegt HERÓ'S Vader, die door baare ontëering neèr*<br />

Jlacbtig is: „ dat hy zodanig door fmart overweg<br />

„ digd is, dat men hem aan een draad leiden kan."<br />

bier dost de fmart juift de tegengeHelde werkin t<br />

;en<br />

echter volgt de Dichter in beide gevallen de naiuur.<br />

de benauwtbeid maakt de Zielen zwak, zo lang zy<br />

nog door hoop gevoed word; ze maakt dezelve fterk<br />

nis de vertwyffeling baar doet bevriezen.'<br />

JOHNSON.


HISTORIE-SPEL. 189<br />

niets als de onwrikbaare Aarde hem onderftetmen<br />

kan. hier zit ik in myne angfte ; hier is myn<br />

Troon; zeg de Koningen dat zy komen, en zich<br />

voor hem nederbuigen («).<br />

(Zy zet zich op den grond neder.)<br />

T W E E D E T O O N E E L .<br />

JOHANNES, K O N I N G PHILIP, LOUIS,<br />

B L A N C A , L E O N O O R E , FAULCON»<br />

BRIDGE, AARDSHERTOG.<br />

KONING PHILIP.<br />

Het is waar, fcboone Dochter ; en deze gezegende<br />

dag zal voor eeuwig in Vrankryk gevierd<br />

worden, dezen dag feeftelyk te maaken, houd de<br />

glorieryke Zon in haaren loop in , en fpeelt den<br />

Alchimift, (vj terwyl zy door den glans van haare<br />

flonkerende oogen, de maagere, klomperige Aarde<br />

in glitïftrend goud veranderd, de Jaariykiche omloop<br />

, die deze dag wederbrengt, zal hem altoos<br />

als een feeftdag fleren.<br />

CONSTANTIA, (terwyl zy opftaat.)<br />

Een ongelukkige dag , en geen feeftdag! ——<br />

wat heeft die dag verdiend? wat heeft hy gedaan],<br />

dat hy met gouden Ietteren onder de Heilige da»<br />

gen in de Almanach gefield zal worden ? neen,<br />

werp<br />

(u) Hier was in de oude uitgaave bet Slot van<br />

het Tweede BeJryf; T H E O B A L D veranderde met<br />

richt deze Af deeling, «71 onthief daar door de bekom,<br />

mering van eenige Kunfiricbters die hier eene in 't<br />

oog kopende gaaping vonden. Hy verklaart zich hier<br />

over in eene ivydloopige aanmerking.<br />

(y) M I L T O N beeft deze gedachten ontleend:<br />

PARADYS VERLOOREN B. III.--- when with one<br />

virtnous touch, Th' arch chemie fun &c.


igo K O N I N G J O H A N N E S .<br />

werp hem veeleer uit de week uit ; dezen dag<br />

van fcbande, der. onderdrukking, en des meinëeds.<br />

of, zo hy moet biyven ftaan, zo mogea zwange.<br />

re Vrouwen bidden, dat hunne Baarmoeder dezen<br />

dag niet ontbonden word, op dat geene ongelukkige<br />

geboorte hunne hoop verydele! flegts op" dezen<br />

dag moeten de Zeevaarende voor Schipbreuk<br />

vreezen; en nooit moet een koop gebrooken worden<br />

, dan die op dezen dag gemaakt is. («;) alles<br />

wat op dezen dag aangevangen word , neem een<br />

ongelukkig einde! Ja de getrouwheid zelve verander'<br />

zich in valfchheid en badrog.'<br />

KONING Fm LIP.<br />

Waarlyk Mevrouw , gy hebt geen oorzaak ,<br />

het blyde voorval van dezen dag te verwenfchen.<br />

heb ik U myn Majefteit niet ten onderpand ge.<br />

geeven ?<br />

CONSTANTI A.<br />

Gy hebt my met een valfche naargemaakte<br />

Majefteit bedroogen, die men by genomene Proeven<br />

voor onecht erkesd. gy zyt meinëedig. Gy<br />

komt gewapend om myner Vyanden bloed te plengen,<br />

en gy vermengt en verfterkt het met het<br />

uwe. fx) de ftoutmoedige begeerte naar ftryd, en'<br />

de edele K'yg^zuchtige toorn is in vriendfchap<br />

en geblankette vreedzaamheid verkoeld ; en onze<br />

onderdrukking is tot het Zegel van deze Verbindtenis<br />

gebruikt. Wapend .' wapend U , ó Hemel<br />

tegen dezen meinëedigen Koning .' een Weduwe<br />

roept: weeft gy ö! Hemel myn Gemaal.' iaat de<br />

uuren van dezen heüloozen dag zich in geen<br />

vreede<br />

(w) In de oude Engelfche Almanachken waaren<br />

ook onder anderen de dagen aangetekend, wanneer<br />

het goed kooj'fluiten was<br />

STEEVENS<br />

(x) In 't oorfpronkelyke: butnow in ARMS; eene<br />

Zinfpeeting op bet -voorheen voor wapen, thans voor<br />

omarming gebruikte woord.


H I S T O R I E-S P E L.<br />

vreede fluiten; maar zend voor Zonnen ondergane<br />

nog gewapende Tweedracht tusfchen deze trouw<br />

looze Koningen! hoor my.' Ach! hoor my. *<br />

AARDSHERT 0"8,<br />

Conftantia , wees te vreeden.<br />

CONSTANTIA.<br />

Oorlog! Oorlog I geen Vreede! —. Vreede is<br />

een Oorlog voor my.'— ö! Limoges.' ólOoftenryk!<br />

(y) gy doet dezen eedlen roof, daar ey mede<br />

praalt, fchande aar, ! gy lafhartige, elendige<br />

vertzaagde.' gy kleine Held, groot in laagheid en<br />

fleg's ftsrk wanneer gy ü j agter de fterkfts partv<br />

verbergt ! gy Ridder der Geluksgodin, die nooit<br />

vecht als die ongeftadige Juffer nietnaaft üftaat<br />

en voor uwe zekerheid borg is ; ook ay<br />

z vt<br />

meinëedig, en vleid de Grooten-* weik een dwaas<br />

zyt gy welk een hoogvliegende dwaas; t e<br />

praalen,<br />

te ftampen, en te zweeren om myn party té<br />

houden: gy koudbloedige Slaaf! hebt gy niet als<br />

een donderdag, aan myne zyde gefprooken ? Ge<br />

zwooren dat gy de Wapenen voor my wilde voe*<br />

ren; en my aangemaand , myn noodlot uw geluk<br />

en uw fterkte toe te vertrouwen ? .<br />

e n n u<br />

treed gy ook tot myne Vyan len over? .<br />

g v<br />

een Leeuwenhuid draagen? . weg daar mede'<br />

fcbaam U, en hang een Kaïisvel (z) om deze*<br />

eerlooze fchoudren! A . „ ~.,<br />

AARDS*<br />

(y) In denPerfoon des AA R D S HE R TO G « van<br />

OOSTENRYK, beeft de Dichter de twee bekend»<br />

Vyanden van RICHARD vereenigt. LEOPOLD<br />

HERTOG van O ISTEBRTK , wierp bem in de<br />

Gevangenis, by een' vooraf gaanden Veldtocht:<br />

m a ar<br />

üe Veftmg Chams , voor welke hy viel, behoorden<br />

aan Vi DOM ABN Hertog van Limoges. ...<br />

tkheb deze aanmerking, benevens eenige andere opbeldertngen<br />

te danken aan mynen Vriend H E N R Y<br />

BiAKE. Efq<br />

STEEVENS.<br />

(z) ioen men in groote Familitn -jiog Narren of<br />

Pot»


i»« KONING JOHANNES.<br />

AARDSHERTOG.<br />

ó !<br />

Dat moeit my eens een Man zeggen*<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

En hang een Kalfsvel om deze eeilooze fchou.<br />

•ren!<br />

AARDSHERTOG.<br />

Onderftaat U met, zulks te zeggen Schurk, als<br />

uw leven U lief is!<br />

FAULCONBRIDGE,<br />

En hang een Kalfsvel om deze eerlooze fchouërenl<br />

AARDSHERTOG.<br />

Ik dacht dat Richards ftoutheid en Richards<br />

Tal, een waarfchouwing moeft zyn om U allen<br />

af te fchrikken.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Schrikkelyke woorden '— hoe beeven al myne<br />

leden ! — myn Vaders vyand in myn Vaders roof<br />

gehuld.' — hoe fluifterd my Alekto in 'toor.' talm<br />

niet, Richard' fla den onwaarciigen ras ter neder;<br />

ruk hem dit onvergelyklyke Eereteken af; het ge.,<br />

denkteken van den Triumph uwes Vaders over de<br />

wilden.—— wapen U flrgtt, Verrader , die zulk<br />

een toem niet toebehoord ; want by zyne ziele,<br />

ik zweer by myns Vaders ziel! dat ik geen tweemaal<br />

de Zon wil zien opgaan, voor ik dit zegeteken<br />

van uw rug getrokken, en TJ het harte daar<br />

voor gefpleereo héb , dat gy U onderftond , zo<br />

lang te draagen!<br />

Jo-<br />

Fotzemaakers hield, droegen dezelve. ter onderfchei*<br />

ding, een Rok van Kalfsvellen , die den knoop op<br />

den rug hadden. H A W K I N S.<br />

In Ierland heeft men deze gewoonte nog ; en de<br />

Har in de mommeryèn om Kerstyd, draagt altyd een<br />

Kalfsvel of een Koehuid. * .<br />

STEEVENS.


HISTORIÉ-SPEL. i 9 3<br />

JOHANNES.<br />

Houd op; uwe redenen mishaagen ons, gy vergift<br />

U geheel en al.<br />

KONING PHILIP.<br />

Daar komt de heilige Gezant van den Paus.<br />

D E R D E T O O N E E L .<br />

PANDULPHO.<br />

De voorige,<br />

PANDULPH.<br />

Heil zy U, gezalfde Stadhouder des Hemels'aan<br />

U Koning Johannes is myn heilig Gezantfcbap gericht.<br />

Ik Pandulpho, Kardinaal van Milano , en<br />

Gezant van Innocentius, vraag U in zynen naam,<br />

op uw geweeten, waarom gy de voorrechten der<br />

Kerk; onze heilige Moeder, zo openbaar overtreed,<br />

en den verkoozen Aardsbisfchop van Canterbury<br />

Stephen Langton , zo opzettelyk en geweldaadig<br />

van zyne heilige bezitting te rug floot? zie daar,<br />

wat lk U uit naam van den genoemden heiligen Va.<br />

der Innocentius, vraagen moeft.<br />

JOHANNES.<br />

Welk een aardfche Macht kan den vryën mond<br />

eens gewyden Konings tot reden dwingen? (aai<br />

gy kunt U op geen flegter, onwaardiger, en belag.<br />

ebelyker gezag beroepen, om myn antwoord te<br />

hooren, dan op dat van den Paus. zegt hem dit -<br />

en voeg 'er in Engelands naam nog by.dat wy nooit<br />

zullen toeftaan, dat een'Italiaanfche Priefter Tien,<br />

dens<br />

(aa) Ten tyde dat dit gefcbreeven wierd, daar de<br />

Engelfche met den Paufeiyken Stoel Twiften, moet<br />

dit Tooneel veel indruk gemaakt bebhên. diergelyke<br />

Zinfpeelingen op de omftandigheden van die tyden, zyn<br />

by onzen Dichter in menigte, en veelt derzelve noch<br />

tnaangemerkt.<br />

JOHNSON.<br />

II. DEEL. N


194 KONING JOHANNES.<br />

dens of Tollen in ons gebied zal trekken; maar als<br />

wy in ons Ryk naaft den Hemel het Opperhoofd<br />

zyn, zo willen wy ook alleen onder dezen grooten<br />

Opperheer ftaan; zonder de hulp eener fterfelyke<br />

hand. Zeg dit den Paus ; met ter zyde Helling<br />

van allen eerbied tegen hem en zyn aangemaatigd<br />

gezag.<br />

KONING PHILIP.<br />

Brosder van Engeland, gy lafterd terwyl gy dit<br />

zegt.<br />

JOHANNES.<br />

Schoon gy en alle Koningen der Chriftenheid U<br />

van dezen Priefter, die zich met alles bemoeid,<br />

op zu'k eene wys laat misleiden, dat gy een vloek<br />

vreeft die zich met geld laat afkoopen; en door de<br />

verdienften van elendig goud, ftof en onkruid, de<br />

vervalfcbten aflaat van een menfch koopt, die by<br />

dezen handel de aflaat zich zelve afkoopt; alfchoon<br />

gy en alle overige U zo grof bedriegen laat, dat<br />

gy eenen fchynheiligen Goochelaar met inkomften<br />

wild overhoopen; zo heb ik alleen toch moed,my<br />

tegen den Paus aan te zetten , en zyne Vrienden<br />

voor myne Vyanden te houden.<br />

PANDULPHO.<br />

ZO zyt gy dan, uit kracht van het rechtmaatige<br />

geweld dat ik heb , met den vloek en ban der<br />

Kerk belaaden! gezegend zal hy zyn, die zich tegen<br />

zyn leenpligt, tegen een Ketter verheft; Ja<br />

de hand zal verdienftelyk genoemd en als heilig<br />

geëerd worden,die door een geheim middel,Uhet<br />

vervloekte leven beneemd.<br />

CONSTANTIA.<br />

6.' Sta my toe, dat ik myn vloek eenige oogen»<br />

b'.ikken, met Romes vloek vereenige. Goede Vader<br />

Kardinaal, zegt Amen op myne zwaare vloeken;<br />

want zonder myn onrecnt te fmaaken, heeft<br />

geen tong kracht genoeg om hem recht te vloe.<br />

ken.<br />

PAN-


HISTORIE-SPEL. 195<br />

PANDULPHO.<br />

Mevrouw • ik heb bevel en volmacht om hem<br />

: te vloeken.<br />

CONSTANTIA.<br />

Dat heb ik tot myne vloeken ook. als de wet-<br />

: ten geen recht verfchaffen, dan is het wettig dat<br />

de wet geen onrecht verhinder. De wet kan myn<br />

, Zoon zyn Koningryk niet geeven ; want die, die<br />

zyn Koningryk in handen heeft; heeft ook de wet<br />

in handen, daar nu de wet zelfs volkomen onrecht<br />

I is, wie kan de wet myner tonge dan verbieden<br />

I te vloeken ? (bb)<br />

PANDULPHO.<br />

Philip van Vrankryk , zo gy zelfs niet in den<br />

Ban wilt vervallen , moet gy de hand van dezen<br />

Aardsketter laaten vaaren , en hitzen de geheele<br />

macht van Vrankryk tegen hem op, als hy zich<br />

; anders niet voor Rome wil nederbuigen.<br />

LEONOORE.<br />

Word gy bleek Vrankryk ? — Iaat uw hand<br />

i niet vaaten.<br />

CONSTANTtA.<br />

Verhoed het, ó Duivel.' dat Vrankryk niet ver»<br />

jander', en door de terugtrekking zyner hand, de<br />

, Hel een Ziel verlieze!<br />

AARDSHERTOG.<br />

Koning* Philip, geef den Kardinaal gehoor,<br />

F A U L C O N B R I D G E<br />

En hang een Kalfsvel om zyne eerlooze fchouj<br />

dren.<br />

AARDS.<br />

(bb) Mogelyk is dit eene Zinfpeeling op den Bul<br />

\ tegen Koningin ELIZABETH; ook, daar men niet<br />

\ kan bewyzen, dat dit Jluk , zo als bet thans is, voor<br />

l Koning JACOBS Regeering vervaardigd wierd, kan<br />

imen onderzeilen , dat het even na de Pauslyke Za.<br />

Imenzw.ering vertoond is. Ik heb een Spaanfch Boek<br />

.gezien, waar in G A R N E T , FRANX en andere<br />

\ Oproermaak'ers onder de Heiligen geteld wierden,<br />

JOHNSON.<br />

N<br />

N a


196 KONING JOHANNES.<br />

AARDSHERTOG.<br />

Zeer goed, Schurk, ik noet thans deze beledigingen<br />

verdraagen, wyl<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Üw broek wyd genoeg is, om ze te draagen.<br />

JOHANNES.<br />

Wat zegt Koning Philip tegens den Kardinaal?<br />

CONSTANTI A.<br />

Wat kan hy anders als den Kardinaal zeggen ?<br />

Louis.<br />

Bedenkt U, Vader, het komt daarop aan, of gy<br />

Uden zwaaren vloek van Rome, of het ligte verlies<br />

van Engelands vritndfchap onderwerpen wilt,<br />

kies het minfte kwaad,<br />

BLANCA.<br />

Dat is Romes vloek.<br />

CONSTANTI A'<br />

Sta vaft, Louis; de Duivel verzoekt ü hier in<br />

de gedaante van eene ontkleedde Biuid.<br />

BLANCA.<br />

Conftantia fpreekt niet volgens haar geloof en<br />

vertrouwen (cc) maar volgens haare behoeftigheid.<br />

CONSTANTI A.<br />

6.' Als gy myne behoeftigheid wegneemt , die<br />

haar leven enkel door de dood van myn vertrou<br />

wen behoud; zo volgt noodzaakelyk; dat myn vertrouwen<br />

door den dood myner behoeftigheid weder<br />

herleven zal. Vertrapt dus myne behoeftigheid ,<br />

op dat myn vertrouwen zich weder verheffe } houd<br />

myne behoeftigheid verheven, dan word myn vertrouwen<br />

vertreden.<br />

JOHANNES.<br />

De Koning is ongeruft en geeft geen antwoord.<br />

CON-<br />

(cc) Faith word bier en in de volgende reden, in<br />

de dubbele beduidenisfe van geloof en vertrouwen,<br />

gebruikt.<br />

VERTAALERS.


H I S T O R I E-S PEL. 19?<br />

CONSTANTIA.<br />

6 Verwyder U van hem, en antwoord recht.'<br />

AARDSHERTOG.<br />

Doet dat: Koning Philip: hang niet langer in<br />

twyfFel.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Hang niets, als een Kalfsvel ; gy minzaams<br />

Botterik.<br />

KONING PHILIP.<br />

Ik ben geheel in verwarring, -en weet niet wat<br />

ik zeggen zal.<br />

PANDULPHO.<br />

,De verwarringe zal nog grooter zyn, wanneer<br />

gy in den Ban gedaan en vervloekt word.<br />

KONING PHILIP.<br />

Goede en eerwaardige Vader, fteld U eens in<br />

myn_plaats, en zeg roy wat gy doen zoud. Deze<br />

Koninglyke hand en de myne, zyn even te faamen<br />

gevoegt, en eene innerlyke vereeniging onzer zielen,<br />

is, door eene plechtige verbintenis, en de<br />

geheiligde kracht eener deugdzaame Eedzweering,<br />

onverbreekelyk gemaakt, de laatfte adem die wy in<br />

adem veranderden,wasvaftgezwooren trouw,vreede,<br />

vriendfehap, en oprechte liefde tusfehen ons<br />

en onze Koningryken. en onmiddelyk voor deze<br />

vreedesfiuiting, niet langer als dat wy ter bezwee»<br />

ring derzelve de handen konden wasfehsn, waaren<br />

zy , dit weet de Hemelt nog met de verw van<br />

Menfchenbloed bevlekt, waar mede de wraak den<br />

fchrikkelyken twift der vertoornde Koningen<br />

verwde. en zouden nu deze handen die eerft zo<br />

nieuwlings van bloed gewasfehen, eerft zo ke rt in<br />

liefde te faamen gevoegt zyn, die op beide zyden<br />

zo fterk is ; zouden die deze vriendfehaps band<br />

weder los rukken ? met de trouw naar welgevallen<br />

handelen ? met den Hemel fpotten ? zullen wy zul»<br />

ke onbeftendige kinderen van ons zelve maaken,<br />

dat wy terftond weder de eene hand van de ander<br />

te rug trekken ? de gezwooren trouw weder af.<br />

N 3 zwee>


ty8 KONING JOHANNES.<br />

zweeren? zal het Bruidsbed der lagchende Vreede<br />

van den bloedigen Oorlog betreden worden? en<br />

zullen wy de inneemende trekken der oprechte redelykheid<br />

in onbefchaamde ligtzinnigbeid veranderen<br />

? ó heilige Man , myn eerwaarde Vader,<br />

dat moet nooit gefchieden! bedenkt, raad, beveeld<br />

ons, naar uw vroome denkwyze , eenen anderen<br />

en zagter weg en dan zullen wy ons gelukkig<br />

achten uw wil te vergenoegen en Vrienden te<br />

blyven.<br />

PANDULPHO.<br />

Iedere vorm is onvormbaar , iedere weg een"<br />

dwaalweg, zo hy de vriensTchap met Engeland niet<br />

wederftaat. dus, ter Wapen! weeft de verdeedffer<br />

onzer Kerk; of laat de Kerk onze Moeder, haaren<br />

vloek over U uitfpreeken; den vloek eener Moeder<br />

over haaren wederfpannigen Zoon. Vrankryk, het<br />

was beter een Slang by uwe tong, een' opgeflooten<br />

Leeuw by zynen moorddaadige klaauw , een' hongerige<br />

Tyger by zyne tanden te houden, als deze<br />

hand in Vriendfchap te houden, die gy houd.<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Ik kan myn hand wel, maar myn Eed niet te<br />

rug trekken.<br />

PANDULPHO.<br />

Dus maakt gy de pligt tot Vyandin der pligt;en<br />

field als in een Butgerkryg , Eed tegen Eed, en<br />

beloften tegen beloften, ó! laat uw eerfte gelofte<br />

die gy den Hemel gedaan hebt, om een befciicrmer<br />

onzer Kerk te zyn , ook het eerfte vervuld worden,<br />

wat gy zedert gezwooren hebt, is tegen U<br />

zelf gezwooren , en kan niet door U zelfs voltrokken<br />

worden; want als gy gezwooren hebt<br />

onrecht te doen ; beftaat dan het onrecht niet<br />

daarin, dat gy uw Eed getrouwelyk volbrengt?en<br />

als gy hem niet volbrengt, zo hem te houden onrecht<br />

is, zo kunt gy uwen pligt niet beter ver«<br />

vullen, als dat gy hem niet houd. in dit geval is<br />

het rechtmaatigfte tweemaal onrecht te doen; het<br />

fcbyn


H I S T O R I E . S P E L . 199<br />

fchynt onrecht; maar dit onrecht word dasr door<br />

weder een recht ; en ontrouw heelt ontrouw, gelyk<br />

vuur het vuur dat in de aderen van een<br />

Menfch gebrand is, verkoeld, het is de Godsdienft •<br />

die ons verbind gezwooine beloften te houden;<br />

maar gy hebt tegens den Godsdienft gezwooren. gy<br />

zwoer by iets tegen het welke gy zwoer, en maakt<br />

een' Eed tot zekerheid uwer trouwe tegens eenen<br />

Eed. als gy altoos zeker over de rechtmaatigheid<br />

uwes Eeds wilt zyn , zo zweer altoos niet<br />

meinëedig te zullen zyn. hoe befpottelyk is het<br />

anders ,\ te zweeren 1 gy echter zwoerd alleen<br />

meinëedig te zyn , en zyt meinëedig als gy houd<br />

het geen gy gezwooren hebt. uw laatften Eed<br />

dien gy tegen den eerften gezwooren hebt, is dus<br />

een Oproer tegens ü zelve, en gy kunt nooit een<br />

beter Zegepraal daar van afdraagen, als dat gy uw<br />

Ziel tegen deze ydele duizelige ingeeving wapend,<br />

waar toe ons gebed , als gy het wilt aanneemen,<br />

tj zal byftaaft. zo niet, zo weet dat onze vloeken<br />

U treffen zullen, en zelfs zo zwaar, oat gy niet<br />

vermoogend zult zyn , om dezelve af te fchudden<br />

; daar gy onder haaren zwaaren laft fterven<br />

zult.<br />

AARDSHEBTOG.<br />

Oproer.' klaare Oproer!<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Zal het dan rriet gefchieden ? zal geen Kalfsvel<br />

U den mond Hoppen?<br />

Louis.<br />

Vader l te veld ! te veld !<br />

BLANCA.<br />

Op uw Trouwdag ? tegen het b'oed daar gy U<br />

mede verbonden hebt? hoe- moeten vermoorde<br />

Lieden onze Veften bewoonen ? zullen geweldmaakende<br />

Trompetten , en luid donderende Trommelen<br />

, het geluid der Helle , hèt teken tot onze<br />

plechtigheid geeven ? ——- Ach! hoor my , myn<br />

Gemaal! ------ ó Hemel. hoe nieuw is dit woord<br />

i n<br />

N 4


ioo KONING JOHANNES.<br />

In mynen mond! — zelfs om deze naamswille, die<br />

myn tong nooit voorheen uitfprak, bid ik U op<br />

myne Kniën, vat de Wapens niet op tegens my.<br />

nen Oom.<br />

C O N S T A N T I A.<br />

ö! Op myne Kniën, van het knielen reeds verbard,<br />

bid ik U, gy deugdiievende Dauphin;wend<br />

uwe van den Hemel bewerkte wraak niet af!<br />

B L A N C A .<br />

Thans zal ik zien of gy my bemind — welk<br />

een' naam kan meer by U geiden, dan die van<br />

Gemalin?.<br />

C O N 8 T A N T I A .<br />

Die, welke hem en U verheven houd, zyne<br />

Eer.' — ó! uw Eer Louis! uw Eerl<br />

Louis.<br />

Ik ben verbaaft myn Vorft, dat gy zo koel kunt<br />

zyn , daar zulke gewigtige zaaken uw befluit afvorderen.<br />

P A N D U L P H O .<br />

Ik zal een vloek over zyn hoofd uitfpreeken.<br />

K O N I N G P H I L I P .<br />

Dat is niet noodig. — Engeland ik val van<br />

U af.<br />

C O N S T A N T I A.<br />

ó l Edle wederkeering der verbannen Majefteit<br />

.'<br />

L E O N O O R E .<br />

dl Schandelyke vervoering der Franfche onbeftendigheid<br />

•<br />

J O H A N N E S .<br />

Vrankryk, op dit oogenblik zal U dit oogenblik<br />

nog berouwe!<br />

F A U L C O N B R I D G E .<br />

De oude Graauwbaart, de Tyd, die kaalkoppige<br />

Kofter en K'okkeluider, richt die zich naar hem ?«—<br />

ïm ja, dan zal het Vrankryk berouwen.<br />

B L A N '


HISTORIE-SPEL<br />

20i<br />

BLANCA.<br />

De Zon word met bloed bedekt, vaar wel fchoo.<br />

nen dag.' — waar is de party met welke ik gaan<br />

moet? ik fta tusfchen beide; iederHeir heeft eene<br />

hand, ik vat beide, en zy rukken my in hunne<br />

woede van elkander en verfcbeuren my. myn Ge<<br />

maal ik kan niet bidden datgy verwinnen moogtj<br />

myn' Oom ik moet noodzaakelyk om uw verlies<br />

bidden: myn Vader, ik kan het geluk niet aan uw<br />

zyde wenfchen ; Grootmoeder ik hoop niet dat<br />

uwe wenfch verhoord worde, geen party kan<br />

zegepraalen, zonder dat ik daar by verlies ; het<br />

verlies is reed? bepaald , eer het Spel nog be.<br />

gint.<br />

LOUIS.<br />

Blanca, volgt my, op my ruft uw geluk.<br />

B LANCA.<br />

Daar myn geluk leeft, daar fterft myn leven,"<br />

Jo HANN5TS.<br />

Ga heen Neef, en breng ons volk te faamen.<br />

([Faulconbridge vertrekt.) Vrankryk , ik brand van<br />

een' vlammenden toorn , van eene woede, wiens<br />

hitte niets als bloed, als hei koftbaare bloed les.<br />

fchen kan.<br />

KONING PHILIF.<br />

Uwe woede zal U verteeren , en gy zult tot<br />

asfche branden , eer ons bloed dit vuur lesfchen<br />

zal; neemt ü in acht; gy zyt in groot gevaar.<br />

JOHANNES.<br />

Niet meer als die my dreigt. Ter Wapen • laat<br />

ons fpoeden '• (Zy vertrekken.)<br />

N5<br />

VIER.


102 KONING JOHANNES.<br />

V I E R D E T O O N E E L (*)<br />

Het Ttoneel verbeeld een Slagveld,<br />

( Krygsgerucbt, Geveebt.)<br />

FAULCONBRIDGE, met bet Htofd vm den<br />

AARDSHERTOG van OOSTENRYK.<br />

Nb, waarachtig» deze dag is ontzachgelyk heet!<br />

daar zweeft een Duivel in de lucht, en fchud onheil<br />

nederwaarts, ligt gy hier, Ooftenryks kop!—.<br />

dus heeft Konings Richards Zoon zyne beloften vervuld,<br />

en de onfterfFelyke ziel zyns Vaders , het<br />

bloed van Ooftenryk ten doodenöffer gebracht!<br />

V Y F D E T O O N E E L .<br />

JeitANNEs. ARTHUR. HUBERT.<br />

JOHANNES.<br />

Hier Hubert, neem dezen Jongeling byü -—-<br />

flegts verder, Philip 1 1 ik vreez' dat myn Moeder<br />

in haar tent beftormd word, en gevangen.<br />

FAULCONBRÏD GE.<br />

Ik bevryde haar, myn Vorft; zy is in zekerheid;<br />

wees onbezorgt. laat ons maar voortgaan, myn<br />

Heer' met weinig moeite zal dezen arbeid een<br />

gelukkig einde neemen.<br />

(Zy vertrekken )<br />

ZESDE


HISTORIE.SPEL. 203<br />

Z E S D E T O O N E E L . (*)<br />

Een Vlucht; Veldgefcbreeuw, en Gevegt.<br />

JOHllfKES, L E O N O O B E , A R T H U R ,<br />

F A U L C O N B R I D G E , H U B E R T ,<br />

LORDS.<br />

JOHANNES.<br />

Zo moet het zyn. — (tegen Leonoore.) Gy Mc<br />

vrouw , zult ondèr deze fterke bedekking te rag<br />

blyven. (tegen Arthur.) Ziet zo treurig niet, myn<br />

Neef, uw Grootmoeder heeft U lief; en uw Oom<br />

zal U even zo waard zyn als uw Vader was.<br />

ARTHUR.<br />

Ach' daar zal myn Moeder van droefheid over<br />

fterven.<br />

JOHANNES, tegen Faulconbridge.<br />

Wel a3n Neef, naar Engeland' —— fpoed U<br />

voor uit; en ziet toe dat gy nog voor onze aan*<br />

konift de geldzakken van onze ryke AbteB nypt;<br />

fteld hunne gevangene Engelen in vryheid ;de vette'<br />

ribben des vreedes moeten van de tegenwoordige<br />

hongerige tyd (dd) verteerd worden, volbreng ons<br />

bevel in al zyn kracht.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Klokken, Boek en Kaarsfen (ee) zullen my niet<br />

te<br />

(dd) Volgens de Verklaaring van STEEVENS;<br />

the hungry Now, het hongerige nu.<br />

ESCHENBURG.<br />

(ee) Dr. G R E Y (Notes on Shakefp. I. Deel,<br />

pag. 285—) helderd de gewoontens omflandiglyk op,<br />

die by de verkondiging des Vloeks en des Bans ge.<br />

eetfend wierden; onder anderen voierden daar by drie<br />

Kaarsfen, de een na de andere uit gebluf ebt.<br />

VERTAALERS,


404 KONING JOHANNES.<br />

te rug houden, daar goud en zilver my naar tóe<br />

trakken, om een bezoek te doen. ik verlaat uwe<br />

Majefteit I als het my eens invalt Grootmoe<br />

der, om vroom te zyn, dan zal ik voor uw welvaart<br />

bidden, en hier mede kufch ik U de hand.<br />

LEONOORE.<br />

Vaar wel myn waarde Neef!<br />

JOHANNES.<br />

Vaar wel myn edle Vriend.<br />

(Faulconbridge vertrekt.)<br />

Z E V E N D E T O O N E E L .<br />

De voorige.<br />

LEONOORE, tegen Arthur.<br />

Komt toch hier, kleine Neef een woord.<br />

(Zy gaat met bem aan de eene zyde van bet<br />

Tooneel,)<br />

JOHANNES, (tegen Hubert aan de andere<br />

zyde van het Tooneel.)<br />

Kom hier, Hubert 1 -— ó! myn waarde Hubert,<br />

Ik heb U veel te danken: in deze muur van Vleefch<br />

Is een Ziel, die zich uw Schuldenaares noemt, en<br />

uwe liefde met woeker denkt te betaalen. geloof<br />

my, myn waarde Vriend; uw vrywillige Eed leeft<br />

in dezen borft en zy blyft my dierbaar, geef my<br />

uwe hand — ik heb u wat te zeggen — maar<br />

ik wil het tot een gelegener tyd fpaaren. waarachtig<br />

Hubert, ik fchaam my zeer, het te zeggen;<br />

hoe veel ik ook op U betrouw.<br />

HUBERT.<br />

Ik ben uwe Majefteit ongemeen verpligt.<br />

JOHANNES.<br />

Waarde Vriend, gy hebt nog geen oorzaake om<br />

dit te zeggen.—— maar gy zult ze hebben —<br />

hoe langzaam de tyd ook mag voortkruipen, zo<br />

moet zy voor my echter komen, om ü goed te<br />

doen.


H I S T O R I E S P E L . 205<br />

doen. ik heb U wat te zeggen, maar neen, laat<br />

het blyven. de Zon ftaat aan den Hemel en de<br />

trotfche dag, van de Vreugde der Waereld omgeeven,<br />

is te dartel en te vol van vrolykheden, om<br />

my gehoor te geeven : zo de middernachts klok met<br />

haate fchelle tong en yzren mond over de flaapdroukene<br />

Schepfelen de nacht luiden, (ff) zo deze plaats<br />

daar wy itaan, een Kerkhof was, en gy waart van<br />

duizend ziektens geplaagd; of als de tegenftrydige<br />

geeft der zwaarmoedigheid, uw bloed ftyf,zwaar en<br />

dik gemaakt had. —— 't Welk anders gudzend in<br />

de aderen op en afloopt; dat niets betekende ding,<br />

dat gelach in de oogen der Menfchen doet komen'<br />

en hunne wangen tot blyde vreugde fpant; een<br />

hartstocht die my in 't aanzien haatlyk is!—«.of<br />

als gy myzien kondt zonder oogen, hooren kondt<br />

zonder ooren, en antwoorden zonder tong; als<br />

gy zonder oogen, zonder ooren, zonder het beledigend<br />

geluid der woorden; door enkele gedachten<br />

met my fpreeken kondt; dan zoude ik in fpyt des<br />

waakzaamen dags, met wyde oogen, myne gedach.<br />

ten in uwen boezem uitfchudden: maar ach f ik wil<br />

niets — ondertusfchen bemin ik U zeer, en waarachtig<br />

, ik geloof dat gy my ook fterk bemind.<br />

HUBERT.<br />

Zo fterk, dat ik waarlyk alles onderneemen wil<br />

dat gy myn Vorft my beveeld; al was myn 'dood<br />

aelfs aan die daad verknocht.<br />

Jo-<br />

(ff) Sound on, is de oude Lezing: WARBUR.<br />

TOK veranderde bet laatfle woord in one; de Dicb»<br />

ter bad waarfcbynlyk niet den flag één, maar twaalf<br />

in den zin, dat bet eigenlyke uur^des middernachts<br />

is. zynde to Sound , aan/laan , voort/laan , eene<br />

meerdere verjlerking van deze vermoeding.<br />

ESCHE NBURfl.


200 KONING JOHANNES.<br />

JOHANNES.<br />

Weet ik niet dat gy dit doen wild ? goede Hubert.'—<br />

Hubert!— Hubert! — werp uw oog op<br />

dezen Jongen Knaap, ik wil U iets zeggen Vriend.'<br />

hy is een oprechte Slang die my in den weg legt :<br />

en overal waar myn voet treed , daar ligt hy<br />

voor my : verftaat gy my ? —— gy zyt zyn hoe»<br />

der.<br />

HUBERT.<br />

Die hem zo zal hoeden, dat by uw Majefteit<br />

niet in den weg zal komen.<br />

JOHANNES.<br />

Dood!<br />

HUBERT.<br />

Myn Vorft?<br />

JOHANNES.<br />

Een Graf!<br />

HUBERT.<br />

Hy zal niet leven.<br />

JOHANNES.<br />

Genoeg.—»-. Thans kan ik geruft zyn. •— Hubert,<br />

ik bemin U —— neen, ik zal niet zeggen<br />

wat ik voor U in den zin heb — denk daarop! —<<br />

(gg). (terwyl hy naar Leonoore gaat) vaarwel Vorftin<br />

.' ik zal U het bewufte Heir toezenden.<br />

LEONOORE.<br />

Myn zegen verzelle U.<br />

JOHANNES.<br />

Thans naar Engeland, Neef. Hubert zal U oppasfen;<br />

en met allen fcbuldigen eerbied bedienen»<br />

kom, teiftond naar Calais 1<br />

AGT-<br />

(ëS) Dit is een van die Tooneelen, welke altoos<br />

ten voorbeeld kunnen Jlrekkcn. de kunft zal niet ligt<br />

iets tot baare volmaaktheid toedoen; en de tyd zelfs<br />

zal baar niets van baare Jcboonbeid kunnen ontneemen.<br />

JOHNSON.


H IS T O R I Ê-S PEL. ao?<br />

A G T S T E T O O N E E L . (*)<br />

KONING PHILIP, LOUIS, PANDULPHO,<br />

GEVOLG.<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Dus word door een huilend Onweder op Zee een<br />

geheele Oorlogsvloot van vereende Zeilen ver»<br />

ftrooid, en van elkander geflaagen.<br />

PANDULPHO.<br />

Men vat flegts goede moed , dan zal alles nog<br />

wel gaan.'<br />

KONING PHILIP.<br />

Wat kan wel gaan, als het ons zo kwalyk gaat ?<br />

zyn wy niet geflaagen? is Angiers niet verlooren?<br />

Arthur gevangen ? verfcheide dierbaare Vrienden<br />

vermoord? en de bloedgierige Koning van Engeland<br />

, naar Engeland vertrokken ; daar hy ten<br />

fpyt van Vrankryk , boven alle hindernisfen verheven<br />

is.<br />

Louis.<br />

Wat hy gewonnen heeft, dat heeft hy verfterkt.<br />

eenen zo'n onhittigen loop met zo veel verftand ge«<br />

nomen, een zo goede order in een zo ongeftuime<br />

haaft, is zonder voorbeeld, wie beeft ooit van een<br />

diergelyk voorbeeld gelezen of gehoord.<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Ik mag wel lyden dat Engeland dezen lof behoud,<br />

als wy maar ten minnen één voorbeeld voor<br />

onze fchande kunnen vinden. Zie wie komt daar ?—•<br />

een graf voor een Ziel,die den onfterfFelyken geeft<br />

tegen zyn Wil in de gehaate Slaverny eener vuilen<br />

adem houd.<br />

N E>


208 KONING JOHANNES.<br />

N E G E N D E T O O N E E L .<br />

CONSTANTI A. De voorige.<br />

K O N I N G P HILIP.<br />

Ik bid U Mevrouw! ga met my.<br />

CONSTANTIA.<br />

Hier ziet ? gy het nu: zie nu het gevolg van uw<br />

vreede fluiten.<br />

KONINO PHILIP.<br />

Geduld , waarde Mevrouw.' ——• goede moed<br />

waarde Conftantia!<br />

CONSTANTIA.<br />

Neen, ik wederfta alles, alle hulp wederfta ik:<br />

maar hem alleen niet die alle wederftand doet eindigen<br />

. de waare hulp, do dood/ de dood! .<br />

6 Vriendelyke! beminnenswaardige dood! gy wel<br />

riekende kwaade reuk' gezonde verrottingj! verhef<br />

U van het leger der eeuwige nacht; gy afichuwen<br />

fchrik des geluks; zo zal ik uw koude beenderen<br />

knsfchen; en myne oogappelen in de holen van<br />

uwe oogen liggen, en deze Vinger omwinden met<br />

de Wormen die by U woonen; en dezen ademenden<br />

mond met gruwelyk Stof floppen, en een vuil<br />

geraamte worden, als gy. kom, gryns my aan, en<br />

ik zal gelooven dat gy glimlacht, en U als uw<br />

Vrouw omarmen! ó Lieveling der elendige, komt<br />

tot my.<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

ó Schoone bekommernis, wees toch flille.<br />

CONSTANTIA,<br />

Neen, dat wil ik niet, zo lang ik nog adem heb<br />

om te fchreijen. Ach! was myn tong in den mond<br />

des Donders.' dan zou ik met myne ongeftuimigheid<br />

de geheele Waereld doen beeven ;' en ieder<br />

haatelyk geraamte uit den flaap wekken, welke<br />

de zwakke item eener Vrouw niet hooren wiij<br />

fchoon het andere aanroepingen verhoord.<br />

PAN.


H I S T O R I E-S REL. 205<br />

PANDULPHO.<br />

Mevrouw, dit is de taal tfer onzinnigheid, en<br />

niet der droefheid.<br />

CONSTANTI A.<br />

Gy zyt godloos, wyl gy my dus beliegt ; ik ben<br />

niet onzinnig, dit hair dat ik pluk is het myne ,<br />

myn naam is Conftantia; ik was Godfreys Vrouw;<br />

wilde de Hemel dat ik gek was! want dan hoopte<br />

ik my zelve te zullen vergeeten! — predikt eene<br />

Phiiofophie die my onzinnig maakt, zo zult gy<br />

heilig gefprooken hebben, Kardinaal, want daar<br />

lk niet onzinnig ben en myne fmart voel, zo denkt<br />

myn vernuft op middelen om my van deze elende<br />

te ontdoen, en leerd my, dat ik my doorfteeken<br />

of verhangen zal. was ik onzinnig ; ik zou mynen<br />

Zoon vergeeten, of aan myne wanzinnigheid denken:<br />

het naafte gebakerd Kind is myn' Zoon. ik<br />

ben niet onzinnig ; zo goed , flegts al te goed,<br />

voel ik de bizondere kwaal van iedre fmatt.<br />

KONING PHILIP.<br />

Bind deze.vliegende lokken op! — Ach' welk<br />

een liefde zie ik in dat fchoone mengfel hai.<br />

ren! waar in by toeval flegts een zilverdrup gevallen<br />

is; tot dezen drup dringen zich duizende<br />

draaden in vriendfchap te faamen; gelyk redelyke<br />

en onfcheidbaare Minnaars, die het ongeluk te<br />

faamen torfchen.<br />

CO NS TANTI A.<br />

Naar Engeland , zo gy wilt<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Bind uwe hairen op,<br />

CONSTANTIA.<br />

Dat zal ik — en waarom zal ik het doen ?-—<br />

ik ruk ze uit haarê banden los, en roep: ó.' dat<br />

deze handen mynen Zoon konde losfen , als zy<br />

deze hairen hunne vryheid gegeeven hebben .'<br />

maar thans benyd ik hen haare vryheid , en wil<br />

ze wederom in haare ketenen fluiten , wyl myn<br />

arm Kind een gevangen is. myn waarde Vader<br />

II. Dz«L, O Kar-


no KONING JOHANNES.<br />

Kardinaal, ik heb U hooren zeggen, dat wy onze<br />

Vrienden in den Hemel zullen wederzien en kennen<br />

; zo dit waar is, zal ik mynen Zoon wederzien,<br />

want zedert de geboorte van Cain, het eerfte<br />

manlyk Kind, tot dat, het geen gifteren eerft<br />

adem ontvong, wierd 'er geen bevalliger Schepzel<br />

gebooren. maar thans zal de worm der droefheid<br />

myne knoppen eeten , en zyne aangeboorne aantreklykheid<br />

van zyne wangen jaagen; en hy zal 'er<br />

zo hol uitzien als een gedrocht; zo mager en fchraal<br />

als eenen koortzigen aanval; en zo zal hy fterven;<br />

en ftaat hy ook zo weder op, en ik tref hem in de<br />

verzaameling des hemels aan, zo zal ik hem niet<br />

kennen, dus zal ik nooit, nooit! mynen lieftaaligen<br />

Arthur weder zienj<br />

PANDULPHO.<br />

Gy geeft ü te veel aan uwe fmart over.<br />

CONSTANTIA.<br />

Zo zegt gy, die nooit een Zoon had!<br />

K O N I N G PHILIP.<br />

Gy bemind uwe droefheid zo fterk als uw<br />

Kind.<br />

CONSTANTIA.<br />

De Droefheid vervult de plaats van myn afweezend<br />

Kind; ligt in zyn bed, gaat met my op en<br />

af, neemd zyne liefelyke trekken aan , herhaald<br />

zyne woorden; erinnert my alle zyne beminnenswaardige<br />

eigenfchappen; vult zyn ledige klederen<br />

met zyne geftalte: ik heb dus we! oorzaak myne<br />

fmart te beminnen, (bb) Vaar wel! had gy zulk<br />

een<br />

(bb) Jufvrouw G R I F F I T H ("the Morality of<br />

Shakefpeare's Drama illuftrated, London 1775.gr.<br />

gvo.) votrd by deze plaats een paar gelyke franfcbc<br />

verzen aan , zinder bunnen opfteller te noemen.<br />

Mon deuil met plait & doit touj'ours met plaire;<br />

li me tient lieu de celui que je pleurs.


HISTORIE. SPEL. 211<br />

een verlies geleden als ik, zo kon ik TJ beter<br />

trooften als gy my trooft. — (Zy rukt baar hoofd<br />

Jteraad af.) ik wil dit fieraad niet op myn hoofd<br />

houden, daar zulk eene onördening in myn gemoed<br />

heerfcht; — 61 Godmyn Kind, myn Arthur,<br />

myn fchoone Zoon!-—-» myn leven, myn vreugd,<br />

myn voedfel, myn geheele Waereld! myn Weduwetrooft,<br />

en verzagting myner fmarte!<br />

(Zy gaat been.)<br />

KONING PHILIP. '<br />

Ik vrees een ongeluk en zal haar volgen.<br />

(Hy gaat been.)<br />

Louis.<br />

Daar is niets in de Waereld dat my blydfchap<br />

kan geeven ! het leven ftaat my zo tegen , als een<br />

tweemaal verteld Sprookje; waarmede men de<br />

doove ooren van eenen flaaperigen plaagt ; een<br />

bittren fmaak heeft den zoeten fmaak der Waereld<br />

bedorven; thans fmaakt zy naar niets, ais naar<br />

fchande en bitterheid.<br />

PANDULPHO.<br />

Voor de heeling eener zwaare ziekte, zelfs in<br />

het oogenblik der geneezingen beetering, is den aanval<br />

der ziekte het hevigfle : afneemend kwaad<br />

fchynt het flimfte als het verdwynd. Wat hebt<br />

gy dan door het verlies op dezen dag verloo.<br />

ren?<br />

Louis.<br />

Alle dagen vari roem , vreugde en gelukzaligheid<br />

PANDULPHO.<br />

Had gy zekerlyk gehad, als gy dezen dag ge*<br />

wonnen had, neen, als het geluk het met de Men»<br />

fcöen het befte meend, ziet het hen met dreigen,<br />

de oogen aan. het is ongelooflyk ,hoe veel Koning<br />

Johannes, alleen door dat geene verlooren heelt,<br />

dat hy voor enkel wind aanziet; fmart het ü niet<br />

dat Atthur zyn gevangen is?<br />

O 2<br />

Louis.


212 KONING JOHANNES.<br />

Louis.<br />

Zo hartelyk als hy zich verheugd dat hy hem<br />

heefr.<br />

PANDULPHO.<br />

' Uw verftsnd is nog even zo jong als uw bloed,<br />

hoor my thans door eenen vooruitzienden Geeft<br />

fpreeken ; want reeds de enkele adem van het<br />

geene dat ik fpreeken zal, zal ieder ftofje, ieder<br />

ftroohalmpje, ieder kleine wederftand uit den weg<br />

waaijen, die uwen voet juift tot Engelands Troon<br />

voeren zal. Verneem dus; Johannes heeft Arthur<br />

bemagtigd : en zo lang nog warm leven in zyne<br />

jonge aderen fpeelt, kan Johannes, die met onrecht<br />

den Troon inneemt, onmogelyk een uur,<br />

een minuut, ja zelfs geen oogenblik geruft ademen,<br />

een Septtr die door eene onrechtmaatige hand gevoerd<br />

word, moet even zo gewelddadig verdedigt<br />

als gewonnen worden, en wie op een glibberige<br />

plaats ftaat, bedenkt zich niet ook de geringftehulp<br />

tot zyne onderfteuning te gebruiken. Als Johannes<br />

ftaan zal, moet Arthur vallen;en dus moet het zo<br />

zyn, daar het niet anders zyn kan.<br />

Louis.<br />

Maar wat zal ik door uen val van den Jongen<br />

Arthur winnen f<br />

PANDULPHO.<br />

Uit krachte van bet recht van uwe Gemalin Blanca,<br />

kunt gy al de aanfpraak maaken, die Arthur<br />

maakt.<br />

Louis.<br />

En aanfpraak, leven en alles verliezen, gelyk<br />

Arthur het verliezen zal.<br />

PANDULPHO.<br />

Hoe nieuw en jong zyt gy in deze bejaarde Wae»<br />

reld.' Koning Johannes maakt zelfs den aanleg; de<br />

omftandigheden maaken eene zaamenzweering met<br />

U, want de geene die in de vergieting van het<br />

rechtmaatige bloed zyne zekerheid zoekt, zal enkel<br />

bloedige en onrechtvaardige zekerheid vinden


HISTORIE.SPEL. 213<br />

den. deze euveldaad zal het harte van al zyn Volk<br />

koud maaken , en hunnen yver doen bevriezen;<br />

zo dat zy de geringde gelegenheid, om een einde<br />

aan zyne Regeering te maaken , met vreugd zul.<br />

len aangrypen. daar zal geen natuurlyke uitdamping<br />

in de lucht zyn, geen misgreep der natuur,<br />

geen onvriendelyke dag.geen gemeeneStormwind,<br />

geen gewoonlyk voorval, dat zy niet eene boven»<br />

natuurlyke oorzaak toekennen, dat zy geen lucht*<br />

verfchynzelen , wondertekenen , misgeboortens ,<br />

voorbeduidingen en tongen des Hemels noemen<br />

zullen; die met luide Hemmen wraak tegen Johan»<br />

nes roepen zullen.<br />

Louis.<br />

Maar mogelyk beneemt hy den Jongen Arthur het<br />

leven niet , maar zoekt flegts zekerheid in zyne<br />

gevankenisfe.<br />

PANDULPHO.<br />

6' Prins! als by van uwe aannadering hoord ,<br />

en den Jongen Arthur noch niet van kant gemaakt<br />

is, zo fterft hy op dit bericht terftond, en<br />

dan zullen alle de herten zyner Onderdaanen tegen<br />

hem oproerig worden; de lippen de onbekende<br />

verandering kusfchen, en uit de bloedige Vingertoppen<br />

zal Johannes fterke gelegenheid tot grimmigheid<br />

en oproer zuigen : my dunkt ik zie<br />

dezen oproer reeds ten vollen aan de gang .' en<br />

wat kan voor U gelukkiger gefchieden, als het<br />

geen ik gezegt hebbe ? —— de Baftaard Faulconbridge<br />

is tegenwoordig in Engeland, brandfchat de<br />

Kerken , en handelt tegens alle de Chriftelyke<br />

liefde aan. zo flegts twaalf gewapende Franfchen<br />

daar waaren , zy zouden als eene byeenroeping<br />

zyn, en in één oogenblik tien duizend Engelfchen<br />

op hunne zyde trekken; gelyk een fneeuwbal die<br />

zich afwenteld, en afwentelende een berg word.<br />

Edele Dauphin, ga met my by den Koning ; het<br />

is verbaazend wat hun misverftand voor gevolg<br />

kan hebben. Thans daar hunne Zielen geheel<br />

O 3<br />

van


«4 KONING JOHANNES*<br />

van ongenoegen vervuld zyn ; gaat gy naar Engeland<br />

; ik zal ondertusfchen den Koning aanfpooren.<br />

Louis.<br />

Sterke gronden teelen fterke daaden ; laat ons<br />

gaan; als gy ja zegt, zal de Koning zekerlyk geen<br />

neen zeggen.<br />

Einde v»n bet Derde Bedryf.<br />

VIERDE


H I S T O R I E-S PEL. ais<br />

VIERDE BEDR Y F.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Het Tooneel verbeeld eene Cevankenis in<br />

. Engeland.<br />

H U B E R T , Eenige<br />

SCHERPRECHTERS.<br />

HUBERT.<br />

Tl/Taak my dit yzer zeer gloeijend; en blyf gy ach-<br />

' ter het Tapyt ftaan; ais ik met den voet op<br />

den grond ftamp, komt dan te voorfchyn,en bind<br />

den Jongeling die gy by my zult vinden, aan den<br />

ftoel valt. geeft hier wel acht op!<br />

SCHERPRECHTER.<br />

Ik hoop, uw Borgfchap zal de daad verant.<br />

woorden.<br />

HUBERT.<br />

Onnoodige Bedenkingen • — vrees niets, maak<br />

maar begin.— Jongen Heer, komt voor den dag;<br />

ik heb U wat te zeggen.<br />

T W E E D E T O O N E E L .<br />

ARTHUR,<br />

HUBERT.<br />

ARTHUR.<br />

Goede morgen, Hubert.<br />

HUBERT.<br />

Goede.morgen, kleine Prins.<br />

ARTHUR.<br />

Een zo 'n kleine Prins als 't mogelyk is; fchoon<br />

ik groote aanfpraak heb een grooter Prins te zyn.—<br />

gy zyt treurig.<br />

O 4<br />

Hu.


216 K O N I N G J O H A N N E S .<br />

HuiERT.<br />

Ik ben zekerlyk eertyds vrolyker geweeft.<br />

ARTHUR.<br />

Waarlyk, het komt my voor, dat niemant treung<br />

moeft zyn, als ik; doch ik erinner my, toen<br />

ik nog in Vrankryk was, dat jonge Lieden uit enkle<br />

moedwilligheid zo treurig waaren als de nacht<br />

zo waar ik een Chriften ben! Was ik flegts uit deze<br />

Gevankenis, en een Schaapherder, ik zou zo vergenoegt<br />

zyn als den dag lang is i en dat zou ik<br />

hier ook zyn, indien ik niet vreesde dat mynen<br />

Oom overlegt hoe by my nog meer leed aan zal doen.<br />

hy vreesd my, en ik hem. is het dan myn fchuld<br />

dat ik Godfrey s Zoon ben? neen waarlyk niet-en<br />

zo God beliefde dat ik uw Zoon was, zo zoud'ev<br />

my liefhebben, Hubert.<br />

HUBERT, ter zyde.<br />

Indien ik net hem fpreek, zal hy door zyn on.<br />

noozel gefnap myn medelyden wakker maaken,<br />

dat m doodsfluimering ligt. dus zal ik my haaften<br />

en voortmaaken.<br />

'<br />

ARTHUR.<br />

_ Zyt gy ziek Hubert? gy zi e t ' e r<br />

heden zo bleek<br />

uit. waarlyk ik wenfchte dat gy een weinig ziek<br />

waart, op dat ik gelegenheid kon hebben, om een<br />

geheele nacht by U te zitten en te waaken. Ik bemin<br />

U zekerlyk meer als gy my!<br />

HUBERT, ter zyde.<br />

Zyne redenen dringen my in 't harte. (Hy Reeft<br />

bem een Fapter.) Lees Jongeling, (ter zyde) wat<br />

begeerd gy, onnoozele traanen?daar gv de medogenlooze<br />

harten nederdrukt I ik moet het kort<br />

maaken , anders verdruppeld myn voorneemen in<br />

vrouwelyke traanen uit myne oogen kunt<br />

ren?" D 1 6 t l 6 Z e n ? "<br />

h e t n i e t l c h o o n<br />

gefchree-<br />

AI fL ARTHUR.<br />

Al te fchoon Hubert, voor zulk een haatelyk<br />

voor


R I S T O R I E-S PEL. JIJ<br />

voorneemen. moetgy beide myne oogen met gloei'<br />

jende yzers uitbranden?<br />

HUBERT.<br />

Dit moet ik Jongeling.<br />

ARTHUR.<br />

En wilt het ook?<br />

HUBERT.'<br />

En wil het ook.<br />

ARTHUR.<br />

Kunt gy dit over U hart brengen i als U flegts<br />

het hoofd zeer deed, bond ik de flaapen daar van<br />

met myn neusdoek —— het befte dat ik heb, een<br />

Prinfes heeft dezelve voor my geflikt , ik eifchte<br />

hem nooit van U te rug. Zelfs om middernacht<br />

hield ik U hoofd met myn hand, en zocht, gelyk<br />

de minuuten de waakzaamheid der uuren dienen<br />

de langwylige tyd te verkorten:ik vroeg; wat ont'.<br />

breekt ü ? en waar hebt gy pyn ? of wat kan ik<br />

ter liefde van U !doen? menig gemeen mans zoon<br />

zou ftil gelegen en geen enkel vriendiyk woord<br />

tegens U gefprooken hebben ; maar gy had een<br />

Prins tot oppasfer in uw ziekte — mogelyk denkt<br />

gy.dat myne liefde liftige liefde en bedrog geweeft<br />

is. is bet des Hemels wii dat gy my kwaad behandelen<br />

moet, zo moet gy waarlyk. — wild gy my<br />

de oogen uitbranden ; deze oogen die U nooit<br />

een onvriendelyk opflag gaave, of het nooit doen<br />

zullen ?<br />

HUBERT.<br />

Ik heb het gezwooren om te doen, en met gloei,<br />

jende yzers moet ik ze uitbranden.<br />

ARTHUR.<br />

Ach! dat zou nooit iemant anders dosn, als in<br />

dezen yzren tyd! het yzer zelf, al was het ook<br />

geheel gloeijend, zou, als het dit oogenblik na.<br />

rt rd ij' m y n e t r a a n e n drinken, en in haar en.<br />

Tchuldig water zyne vuurige woede lesfehen , en<br />

daarna terftond in roeft verteeren, wyl het vuur<br />

zich onthouden had myne oogen te befchaadieen.<br />

O 5<br />

6<br />

Zyt


2i8 KONING JOHANNES.<br />

Zyt gy dan harder als gefiagen yzer ? Ach / al<br />

was 'er een' Engel tot my gekomen , die my ge»<br />

zegt had , Hubert zal U de oogen nitftooten /<br />

zo had ik hem niet gelooft: geen tong, dan Hu*<br />

berts. ——•<br />

HUBERT, terwyl by op den grond Jlampt en de<br />

SCHERPRECHTERS binnen komen.<br />

Kom hier doet het geen ik U zeg.<br />

ARTHUR.<br />

Ach red my Hubert! red my f myne oogen<br />

zyn reeds uit van de grimmige blikken van deze<br />

bloeddorftige Lieden.<br />

HUBERT;<br />

Geef my het yzer, zeg ik, en bind hem hier.<br />

ARTHUR.<br />

6 God! waar toe is zulks noodig, zo wreed ee<br />

ongeftuimig te zyn?—— ik zal my niet verwee.<br />

ren; ik zal als een fteen zo flil zyn. om des He.<br />

mels wille, Hubert! laat my niet binden ! —<br />

neen, hoor Hubert. — Jaag deze Lieden weg,<br />

en ik zal zo geruft zitten als een Lam. ik zal my<br />

niet roeren, niet fpartelen, geen woord fpreeken,<br />

noch het yzer toornig aanzien: zend deze Lieden<br />

flegts weg; dan zal ik U gaarne vergeeven, hoe<br />

ev mv ook foltert.<br />

B L<br />

HUBERT.<br />

Laat my met hem alleen.<br />

SCHERPRECHTER.<br />

Ik wil die daad ook liever niet zien. (ii)<br />

(De Scherprechters vertrekken.)<br />

ARTHUR.<br />

Ach! dan heb ik mynen Vriend beioogenl—-<br />

hy<br />

(ii) Ziet daar een teken van de Engelfche hartvoch.<br />

tigbeidl de Scherprechters zelf gruwen van de daad,<br />

en de Dichter vertoond de voorbereiding aan de Aan.<br />

fcboiiwers j en beeft zyne poogingen altoos zien geluk'<br />

\<br />

M T<br />

VERTAALERS.


y£*va sstfr.<br />

Geef my liet j-zer , ze^ iTs , en tinei Lem Lier.<br />

o Gort, -waai- loe is zulks ïïootlijf , zn -w-rcetl fn


fll


H I S T O R I E - S P E L .<br />

aio<br />

hy heeft een fchrikkelyk gelaat, maar een medelydend<br />

hart.' —— laat hem weder binnen komen<br />

op dat zyn medelyden «het uwe beziele.<br />

HUBERT.<br />

Kom Jongeling,* zet U neder.<br />

ARTHUR.<br />

Is 'er dan geen middel ?<br />

HUBERT.<br />

Geen, als uwe oogen te verliezen.<br />

ARTHUR.<br />

0/ Hemel! dat in uwe oogen maar een ftofje,<br />

een fplintertje, een vliegje, verwaaid hairtje of ander<br />

ongemak, in dat koftbaare Werktuig uws verheven<br />

Zins was ! dan zoud gy voelen welk een<br />

hinder de geringfte dingen daar in veroorzaaken;<br />

Ja uw lafhartig voorneemen zou U dan ras ontzet*<br />

telyk fchynen l<br />

HUBERT.<br />

Is dit uwe belofte? kom hier , en zwygt<br />

ftil.<br />

ARTHUR.<br />

Hubert, twee tongen zyn niet befpraakt genoeg<br />

om'voor twee oogen te fpreeken. laat my myne<br />

tong niet befnoeijen; laat my dat niet, Hubert! —<br />

of, zo gy wilt Hubert, fny myn tong dan uit, en<br />

laat my myne oogen houden! ach! verfchoon myne<br />

gogen , fchoon zy my tot niets meerder nut zullen<br />

zyn , als om U aan te 'zien! —— zie daar het yzer<br />

is koud en zal my toch geen leed doen.<br />

HUBERT,<br />

Ik kan het weder heet maaken, Jongeling.<br />

ARTHUR.<br />

Neen, waarlyk niet; het vuur is door fmert geftorven<br />

, om dat het tot weldoen der Menfchen<br />

gefchaapen, tot zulk een onverdiende gruwzaamheid<br />

gebruikt zal worden. Zie nu zelfs,daar brand<br />

geene boosheid in deze Kooien, (kk) de adem des<br />

He.<br />

(kk) Naar de Lezing van Dr. GKET. There<br />

is no malice burning in this coal.


220 KONING JOHANNES.<br />

Hemels heeft haar leven ultgeblufcht, en berouwasfche<br />

over haar hoord uitgeftott.<br />

HUBERT.<br />

Maar met myn adem kan ik ze weêr levendig<br />

maaken, Jongeling.<br />

ARTHUR.<br />

Ais gy dit doet, zal zy rood worden, Hubert;<br />

en van fchaamte over uw gedrag gloei jen. Ja.mo.<br />

gelyk zal zy U in de oogen vonken, en gelyk een*<br />

hond, die tot den aanval aangehitft word, op den<br />

geenen toehappe die hem aanhitft. alle dingen die<br />

gy gebruiken kunt om my kwaad te doen , wei'<br />

geren hunnen dienft; U alleen ontbreekt het medelyden,<br />

dat vuur en yzer bezit; ftoffen die an«<br />

ders tot zulke verrichtingen gebruikt worden, en<br />

by welke geen medelyden anders gevonden word.<br />

HUBERT.<br />

Wel aan dan; gy zult leven! ik zal uw oogen<br />

niet aanroeren , alfchoon uw Oom my alle zyne<br />

fchatten daar voor wilde geeven. wel is waar ik<br />

heb het gezwooren ; en ik was gereed, Prins, om<br />

ze met dit yzer uit te branden.<br />

^ E T H U R .<br />

6! Nu ziet gy 'er weêr uit als Hubert; dezen<br />

geheelen tyd zyt gy vermomd geweeft.<br />

HUBERT.<br />

Stil; niets meer. vaar wel. uw Oom moet niet<br />

anders weeten als dat gy dood zyt. Ik zal deze<br />

hondfche oppasfers met valfcbe berichten paaijen.<br />

en gy beminlyk Kind, ilaapt geruft en zeker op deze<br />

betuiging, dat Hubert om de geheele rykdom der<br />

Waereld U geen leed zal doen.<br />

ARTHUR.<br />

ó Hemel.' — ik dank U Hubert.<br />

HUBERT.<br />

Stil; niets meer. ga zacht met my binnen, ik<br />

waag zeer veel voor U.<br />

(Zy<br />

vertrekken.)<br />

I<br />

DERDE


H I S T O R I E - S P E L . 221<br />

D E R D E T O O N E E L . (***)<br />

Het Tooneel verbeeld bet Hof in Engeland.<br />

J OHAHNES, PEMB R0EE5(»Tj, S A L I S B U .<br />

ET,<br />

LORDS.<br />

J O H A N N E S .<br />

Dus zitten wy dan weder hier , nog eens ge«<br />

kroond, en zo ik hoop met gunftige oogen befchouwd<br />

wordende.<br />

PEMBROEZ.<br />

Dit is met uw Majefteits verlof, eenmaal te<br />

veel. gy wierd reeds voorheen gekroond; en deze<br />

Koninglyke waardigheid is U nooit ontnomen;<br />

nooit wierd de toegezwoorne trouw door oproer<br />

tegens U verbroken: geen verlangen naar veran»<br />

dering omruilen het Land .niemand wenfchte zich<br />

een beter geluk.<br />

S A L I S B U R Y .<br />

En gevolgelyk , een dubbele verheffing maakt<br />

een titel boorden, die voor hem ryk genoeg was<br />

om gelouterd goud te vergulden ; leliën wit te<br />

verwen; reukwerk over de Violen te gieten; het<br />

ys glad te maaken; de regenboog met een nieuwe<br />

kleur te verryken; of de fchoone oogen des Hemels<br />

door het licht eener fakkel grooter glans te<br />

willen mededeelen : dit alles is vergeeffche ver.<br />

kwifting, en eene belagchelyke overvloed.<br />

PlM.<br />

(11) Daar dit, en andre Hiftorifcbe Tooneelfpelen<br />

van omen Dicbter, verfcbeide Jaaren bevatten} zo<br />

zyn dikmaals de titel en Perfoonen aan bet einde<br />

niet meer dezelve als in 't begin., deze P E M B R O •<br />

XE is W I L L E M , Graaf van PEMBROKE, een<br />

Zoon van dien, die in bet eerfte Tooneel voorkwam.<br />

STEEVENS.


222 K O N I N G J O H A N N E S .<br />

PEMBROKE.<br />

Hef is om dat uw Koninglyk bevel voltrokken<br />

moet worden; anders it, deze plechtigheid niets<br />

anders als een op nieuw verhaald Spreukje, dat<br />

by de laatfte herhaaling zo veel bezwaarlyker<br />

word , terwyl men een ongeleegen tyd daar toe<br />

verkieft.<br />

SALISBURY.<br />

Het oude en wel bekende aangezicht van 't gebruik<br />

word daar zeer door ontfteld. Het geeft<br />

gelyk een wervelwind den loop der gedachten<br />

een' nieuwen keer ; verfchrikt de bekrompene<br />

overlegging; maakt gezonde denkbeelden krank; en<br />

waarheid verdacht; wyl het in eene zo nieuwmo.<br />

difche kleeding verfchynd.<br />

PEMS-ROCE.<br />

Als Handwerkslieden zich "moeite geeven, om<br />

hunne zaaken nog beeter als goed te maaken, zo<br />

brengt hunne vlyt Monfters voort,; en zeer dikmaals<br />

maakt de onfchuldiging van een gebrek het<br />

gebrek nog erger; gelyk lappen;die op een kleine<br />

fcheur gelapt worden,het gewaad door verbeiging<br />

van het gebrek nog meer ontftellen, als het gebrek<br />

van het kleed zelfs deed, eer het gelapt<br />

wierd.<br />

SALISBURY.<br />

Uit dien grond ontraadden wy deze nieuwe<br />

krooning eer dezelve voltrokken wierd; maar uwe<br />

Majefteit betoonde veel ongenoegen daar over; en<br />

thans laaten wy ons alles welgevallen, terwyl al<<br />

les, en het geen dat wy willen den wil uwer Ma<br />

jefteit onderworpen moet zyn.<br />

JOHANNES.<br />

Eenige oorzaaken van deze dubbele Krooning<br />

heb ik U reeds geopenbaard, en ik hou dezelve<br />

voor dringend, nog veel dringende redenen zal ik U<br />

ter zyner tyd ontdekken; des te geringer is myn<br />

bezorgenis daar over. Intusfshen moogt gy nu aanwyzen<br />

wat gy gaarne verbeeterd had, en wat U<br />

niet


HISTORIE-SPEL.<br />

2 2 3<br />

niet goeddunkt, gy zult ondervinden hoe bereid,<br />

willig ik uwe beden aanhooren en vervullen zal.<br />

PEMBROKE.<br />

Veroorlooft dan Myn Vorft, dat ik, als iemant<br />

die de tong van allen is, en de gedachten van<br />

hunne herten uitfpreekt; voor hen zo wel als<br />

voor my zelve, het meefte echter voor uw eigene<br />

zekerheid, voor welke ik en zy allen, onze befte<br />

poogingen aanwenden, voorde grootfte zaak van<br />

aanbelang, om de bevryding van den Tongen Ar.<br />

thur fmeeke; wiens gevankenis de morrende lippen<br />

der misnoegde en gevaarlyke reden perft uit te<br />

breeken. als gy dat geene 't welk gy in rufte bezit,<br />

ook met recht bezit, waarom zal dan uwe vrees-I<br />

die gelyk men zegt, anders de treden des onrechts<br />

geleidt -— U beweegen, uwen Jong.n Neef op te<br />

fluiten; hem in eene barbaarfche onweetenheid te<br />

laaten; en zyne Jeugd de ryke voordeden der ridderlyke<br />

oefFeningen te ontzeggen? (mm) op dat<br />

dus de kwaadgezinaengeenvoorwendfelmogen hebben,<br />

waar van zy zich by gelegenheid zouden kun.<br />

nen bedienen; zo wilt ons flegts eene bede toe.<br />

ftaan, waar toe gy ons zelfs aangemoedigt hebten<br />

hem zyne vryheid fchenken : in het welke wv<br />

niet anders tot ons eigen beft begeeren , als in zo<br />

verre ons beft van het uwe afhangt; en wy het<br />

Koud? 01 ü e i k e n n e n '<br />

d 3 t b y Z y n e<br />

5*5<br />

Jo-<br />

(mm) Inde middel Eeuw beft mi de geheele obvoe.<br />

dtng derPrmsfen en Jonge Edellieden in KryxsoefFe.<br />

mngen; deze kon men in de Gevankenis niet ligt hebben;<br />

daar en tegen kon men de vorming van bet ver»<br />

Jtaiid daar,mogelykzowel als opandere plaatfen ver.<br />

richten, maar deze wyze van opvoeding beviel den<br />

ouden Krygszuchtigen, maar in wetenlcbappen wei.<br />

mg onderrichten Adel, in 't geheel niet.<br />

PEacr.


«4 K O N I N G JOHANNES.<br />

JO HANNES.<br />

Ik ben te vreeden, en vertrouw zyne Jeugd aan<br />

uw opzicht.<br />

V I E R D & T O O N E E L .<br />

HUBEET.<br />

De voorige.<br />

JOHANNES.<br />

Hubert, welk nieuws brengt gy?<br />

PEMBROKE tegen Salisbury.<br />

Dit is de Man die de bloedige daad voltrekken<br />

zou; hy toonde het bevel daar toe, aan een my»<br />

ner Vrienden, het beeld van een fcbandelyke en<br />

fchrikkelyke daad ftraald uit zyne oogen; zyn be«<br />

trokken aangezicht verraad een onruftig hart; en ik<br />

vrees fterk dat de daad reeds volbracht is, waar<br />

toe hy, zo wy vreesden, bevel had.<br />

SALISBURY.<br />

De Verw des Konings verandert alle oogenblikken;<br />

zy komt en gaat tusfchen zyn voorneemen en<br />

geweeten, als twee Herauten tusfchen twee vreesfelyke<br />

Heiren: zyne gemoedsbeweeging is zo ryp<br />

dat zy noodzaakelyk opbreeken moet.<br />

PEMBROKE.<br />

En alszy opbreekt, zal 'er, vrees ik , niets anders<br />

uitkomen, als de fchandelyke etter van de<br />

dood van een bevallig kind.<br />

JOHANNES.<br />

Wy kunnen de machtige hand des doods niet<br />

wederhoadeh. — gy braave Lords, fchoon de<br />

wil om uw verzoek toe te fiaan in my levendig is,<br />

zo is toch de oorzaak zelve, om welke gy bid,<br />

dood en weg. Hy zegt my, dat Arthur deze nacht<br />

geftorven is.<br />

SALISBURY.<br />

Waarlyk, wy waaren ook bezorgt, dat zyne<br />

ziekte onheelbaar zou zyn.<br />

PEM-


H I S T O R Ï E - S P E L , 225<br />

PEMBROKE.<br />

Zekerlyk, wy hoorden reeds hoe na de dood by<br />

hem was, eer het kind zelfs voelden dat het ziek<br />

was. daarvoor zal rekenfchap gegeeven worden, op<br />

de een of de andere plaatfe.<br />

JOHANNES,<br />

Hoe flaat gy zulke.vreesfelyke blikken op my?<br />

gelooft gy dan dat ik de fchaar van het noodlot in<br />

handen heb? heb ik dan over den Pols des levens<br />

te gebieden ?<br />

SALISBURY.<br />

Het is zekerlyk niet recht daar mede, en het is<br />

fchandelyk dat de hoogheid zich zo groffelyk vergeet!<br />

—- veel geluk met het verdre fpei! en vaar<br />

wel hier mede'<br />

PEMBROKE.<br />

Wagt, Lord Salisbury, ik zal met U gaan, en<br />

het erfdeel van dit arm kind, een klein Koningryk<br />

van een gedwongen graf, opzoeken. Het bloed<br />

dat den geheelen omtrek van dit Eiiand toebehoorden<br />

, fluit nu een ruimte van drie voet van het zelve<br />

in. de booze tegenswoordige Waereld.' ——-<br />

Maar, dit moet men zo niet laaten heen gaan; mogelyk<br />

zullen zeer ras alle onze bezwaarnisfen hier<br />

door uitbreeken.<br />

V Y F D E T O O N E E L .<br />

JOHANNES<br />

HUBERT.]<br />

Zy branden van ongenoegen; het berouwd my :<br />

de grond die op bloed gelegt word is altoos on'<br />

zeker; en geen leven is gewis dat men eerft door<br />

een ander zyn dood bewaard.]<br />

II. DEEL. PJ Z E S »


U6 K O N I N G J O H A N N E S .<br />

Z E S D E T O O N E E L .<br />

JOHANNES, HUBERT.<br />

Een Bode.<br />

JOHANNES.<br />

Gy ziet 'er verfchrikt uit! waar is het bloed dat<br />

anders in deze wangen woonde? een zodanigen<br />

betrokken Hemel word niet zonder Storm weder<br />

helder: fchud uw onweder af. hoe gaat het in<br />

Vrankryk ?<br />

BODE<br />

Het gaat van Vrankryk naar Engeland, nooit zag<br />

men in een land zulk een Krygsheir tot een buitenlandfche<br />

Veldtogt vergaderen, zy hebben U den<br />

haaft afgeleerd; want reeds heden, daar gy eerft<br />

hooren moeft dat zy zich gereed maaken, komt<br />

het bericht dat zy aangeland zyn.<br />

J OHANNES.<br />

6.' Waar hebben zich onze Vrienden dan dron»<br />

ken'gemaakt? waar hebben zy geflaapen? waar is<br />

de voorzorg myner moeder? dat zulk een Krygsheir<br />

in Vrankryk te faamen gebragt word, en zy<br />

daar niets van weeten.<br />

BODE.<br />

Myn Vorft, uwe ooren zyn met ftof gevuld: den<br />

eerflen April ftierf uw Edele Moeder, en zo ik<br />

hoore is Lady Conftantia drie dagen te vooren in<br />

eene razerny geftorven; dan ik heb dit flegts van<br />

enkei hooren zeggen, en kanvoorde waar-of-vaifch»<br />

heid niet inftaan.<br />

JOHANNES.<br />

Staak uwe gezwindheid , 6 gevaarlyke tyd! —<br />

ach.' mask een Wapenftilftand met my, tot ik myn<br />

misnoegde Edelen bevreedigt heb. — Wat? myn<br />

Moeder dood ? — hoe wild moet het dan in myne<br />

Franfche Staaten toegaan! — onder wiens beftuur<br />

zvn de Volkeren, die gy my hier aankondigt, uit<br />

Vrankryk hier aangelandt?<br />

1<br />

BOSJE»


H I S T O R I E . S P E L , 22?<br />

BODE.<br />

Onder het beüuur van den Dauphin.<br />

J o H ANNE s.<br />

Gy hebt my door deze kwaade tyding geheel in<br />

verwarringe gebragt.<br />

Z E V E N D E T O O N E E L .<br />

FAULCONBRIDGE. P E T E R VAN POM«<br />

FRET. De voorige.<br />

JOHANNES.<br />

Nu, wat zegt de Waereld van ons gedrag? vult<br />

my het hoofd niet met nog meer ongelukkige be*<br />

1 richten ; het is reeds vol.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Maar als gy het ergfte vreefl te hooren,laat dan<br />

het ergfte ongemak op uw hoofd vallen.<br />

JOH ANNÏS.<br />

Heb geduld met my Neef; want ik was door het<br />

i geweld des Strooms ondergezonken; maar nu adem<br />

ik weder vry over den vloed ; en kan alles hooren<br />

wat my een tong kan zeggen.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Hoe ik met de Geelteiykheid gevaaren ben, kun.<br />

nen de fchatten die ik te faamen gebragt heb, be»<br />

jWyzen. maar terwyl ik het Land oro hier te komen,<br />

.doortoog, vond ik het volk door zeldzaame buiten.<br />

:fpoorigheden verrukt; van valfche geruchten ingenomen;<br />

vol wonderlyke droomen; vol vrees en<br />

ifchrik, zonder te wetten wat zy vreezen: zie hier<br />

ook een Propheet (nn) dien ik van de ftraaten van<br />

Pom«<br />

(nn) PETER van POMFRET, een Kluizenaar,<br />

yvoorzeide dat de Koning op Hemelvaartsdag Zyn<br />

'Kroon zou nederleggen; dien by ook op den zelve<br />

dag aan den Pausjelyken Gezant PANDULPHO over-<br />

P %<br />

ievet'


2 28 KONING. JOHANNES.<br />

Pomfret daar hem eene ontelbaire menigte volk«<br />

naarliep, weggenomen, en mede gebragt hebbe. hy<br />

zong hen in brommende en hardklinkende Verzen<br />

voor, dat voor den naaften Hemelvaartsdag, uwe<br />

Majefteit'smiddags de Kroon zou nederleggen?<br />

JOHANNES tegen Peter.<br />

Gy nuttelooze Droomer, waarom zegt gy zulks»<br />

PETER.<br />

Om dat ik vaft weet dat het zo gefchieden zal.<br />

JOHANNES.<br />

Hubert, voerd hem in de Gevankenis.' en op<br />

denzelven dag des middags, als ik, geiyk by zegt,<br />

de Kroon zal nederleggen, moet hy opgehangen<br />

worden, breng hem in bewaaring, en kom dan we.<br />

derom, want ik heb U noodig.<br />

A 6 T S T E T O O N E E L .<br />

JOHANNES, FAULCONBRIDGE,<br />

BODE.<br />

JOHANNES.<br />

Ach! myn waarde Neef, hebt gy ook gehoord<br />

wie hier aangeland zyn?<br />

FAULCSNBRID GE.<br />

De Franfchen Myn Vorft; ieders mond is 'er<br />

vol van. bovendien ontmoeten »y Lord Bigot en<br />

Lord Salisbury met oogen zo rood als nieuw aan»<br />

geblaazen vuur; en nog meer anderen welke naar<br />

bet Graf van Arthur wilde zoeken, die zy zeggen<br />

dat dezen nacht op uw bevel vermoord is.<br />

JOHANNES.<br />

Lieve Neef, ga heen, en meng U in hun gezelfchap.<br />

leverden. SPEED fHiftory of Great-Britain pag.4e.c-)<br />

betoogt, dat by daar toe van den Pausfelyken Gezant,<br />

den Kening van Vrankryk,en den Adel is aangebitft.<br />

GR£T.


H I S T O R I E~S PEL. M 9<br />

fchap. ik weet een middel om hunne liefde weder<br />

te winnen, breng hen by my.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Ik zal hen opzoeken.<br />

JOHANNES.<br />

Maar haait U, gy kunt U niet te fterk fpoeden.<br />

o! ik moet geen binnenlandfche Vyanden hebben,<br />

terwyl de buitenlandfche tegenftreevers myne fteden<br />

door de vreesfelyken optogt.en eenen trotfchen<br />

overval verfchrikken.' weeft Mercuur, maak vleugels<br />

aan uwe voeten, en vlieg als eene gedachte»<br />

van hen tot my te rug.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

De geeft der tyd zal my leeren fpoeden.<br />

JOHANNES.<br />

Dit is gefprooken, als een wakker Jong Edelman!<br />

— ga heen. maar mogelyk heeft hy een<br />

Bode noodig tusfchen my en de Edelen, weeft<br />

gy dat.<br />

BODE.<br />

Met al myn herte, o Vorft.<br />

JOHANNES.<br />

Myn Moeder dood!<br />

N E G E N D E T O O N E E L .<br />

JOHANNES,<br />

HUBERT.<br />

HUBERT.<br />

Myn Vorft, men zegt dat 'er deze nacht vyf<br />

Maanen gezien zyn. (oo) vier daar van zyn ftil<br />

blyven<br />

(o*1 Dit voorval word alleen van weinig Engel'<br />

fcbe Gefchiedfcbryveren verhaald; ik heb bet nergens<br />

dan by M A T T H A N S van WESTMUNSTER,<br />

en by POLYDORUS VIRGILIUS gevonden, dezt<br />

zegt: Eodern Anno (1200) ante nativitateja Doml-<br />

P 3<br />

nicum


23e KONING JOHANNES.<br />

blyven ftaan , en de vyfde heeft zich om de andere<br />

vier met eene verbaafende vlugheid omgedraaid.<br />

JOHANNES.<br />

Vyf Maanen?<br />

HUBERT.<br />

Oude Mannen en Vrauwen op de ftraaten maaken<br />

daar gevaarlyke uitleggingen van,• des Jongen<br />

Aithurs dood hebben zy beftendig in den mond - en<br />

als zy van hem fpreeken, fchudden zy het hoofd<br />

en fiuifteren elkander in het oor. de Spreeker vat<br />

den Hoorder by de hand, en de hoorder maakt gebaarden<br />

van ontfteltenis, rimpeld het voorhoofd,<br />

fchud het hoofd en verdraaid de oogen. Ik zag een<br />

Smit die zyn hamer niet roerde, terwyl zyn yzer<br />

op het Aambeeld koud wierd, en zynen open mond<br />

de vertelling van eenen Snyder verzwo'g; die met<br />

zyn El in de hand, in Patoffelen, die hy door den<br />

haaft aan de verkeerde voet getrokken hadt (pp).<br />

van veel duizend dappre Fransfchen verhaalden,<br />

die in Kent reeds in volle Slagordening ftonden.<br />

een andere fchraale en ongewasfchen handwerker<br />

valt hem in de reden, en fpreekt van Arthurs<br />

dood.<br />

nicam appanerunt de nocte quinque Lura; in coëlo<br />

circa Primam Vigiliam natis, prima in aquilone, fecunda<br />

in meridie, tertia in occidente. quarta in oriën<br />

te, quinta in medio illarum. Dr. GREY. deze om<br />

Jlandigbeid komt ook in de oude afdrukken van dit<br />

ftuk voor.<br />

STEEVENS.<br />

(pp) JOHNSON gelooft dat dm Dichter door de,<br />

ordenloosbeid, die by bier befcbryft, zelfs in venvar.<br />

ring geraakt is, en bandfcboenen voor patoffelen bee<br />

willen zetten, wyl deze zich wel aan de verkeerden<br />

band, maar de laatfte zicb niet aan den verkeerden<br />

voet laaten trekken, bier tegen toond FARMER in 't<br />

aanbangfel uit andre diergelyke plaatfen,dat de oude<br />

fcboenen en patoffelen zeer verfcbeiden van de nieuw<br />

moeten gew&eft zyn.


H I S T O R I E-.S FEL. 231<br />

J O HANNES.<br />

Waarom tracht gy my met diergelyke fchrikbeel.<br />

den te verontruften ? waarom vermeld gy des Jongen<br />

Arthurs dood zo dikmaals ? uw hand heeft hem<br />

vermoord; ik had oorzaak genoeg om zynen dood<br />

te wenfchen, maar gy had 'er geene om hem te<br />

dooden.<br />

HUBERT.<br />

Ik had 'er geene Myn Vorfi? — hoe hebtgy<br />

my daar niet toe aangemoedigd' 1<br />

JOHANNES.<br />

Het is de vloek der Koningen, Slaaven om zich<br />

te hebHen , die hunne dritten voor bevelen neemen,<br />

en in het bloedryke Huis des levens inbreuk doen;<br />

Die een enkle wenk van hunnen gebieder voor een<br />

Wet houden; en de gedachten der gevaarlyke Majefteit<br />

gelooven op te volgen, als zyzomryds meer<br />

uit grilligheid als uit een overleid voorneemen vervoerd<br />

zyn.<br />

HUB ERT.<br />

Hier is uwe handtekening en zegel tot het geene<br />

dat ik deed.<br />

JOHANNES.<br />

ó! Als de laatfie Rekening tusfchen Hemel ei<br />

Aarde nog eens zal gemaakt worden, dan zal deze<br />

Handtekening en dit Zegel ter verdoemenisfe tegens<br />

ons getuigen, hoe dikmaals word een euveldaad<br />

alleen daarom gedaan , om dat men de middelen<br />

om ze te doen, voor ons zien! Waart gy<br />

niet juill by de hand gewteft ,een Menfch die door<br />

de natuur tot het begaan eener fehanddaad getekend<br />

en geftempeld is , zo was my deze moord nooit<br />

in den zin gekomen, maar daar ik uwe fchrikkelyke<br />

trekken waarnam,daar ik U tot bloeddorftigeboos<br />

heid befpaard, gefchikt en bereid vond, om tot<br />

gevaarlyke onderneemingen gebruikt te worden; zo<br />

gaf ik U iets van Arthurs dood te verftaan; en gy,<br />

om U by een' Koning bemind te maaken, maakten<br />

geen zwaarigheid om een Prins te vermoorden.<br />

P 4<br />

Hu»


. *3« KONING JOHANNES.<br />

HUBERT.<br />

Myn Vorft.'<br />

JOHANNES.<br />

Had gy flegts het hoofd gefcbud (qq) flegts<br />

een pauze gemaakt, toen ik U een duiftre wenk<br />

van myn voorneemen gaf. flegts eenebedenkelyke,<br />

twyfFelachtige blik op my gekeerd, of'my duidelyker<br />

doen fpreeken ; zo zou diepe fchaamte<br />

my ftom gemaakt , en deze uwe vrees zou ook<br />

in my vreeze verwekt hebben, maar gy verftond<br />

my reeds uit het enkle teken, en beantwoorde<br />

myn zondig voorftel door tekenen; ja zonder den<br />

minften wederftand , hebt gy myn hartwenfch ingewilligd,<br />

terwyl uw wreede hand de daad dorft<br />

volvoeren, welke onze [tongen niet waagde te noe»<br />

men. •• vertrek uit myne oogen zie my in uw<br />

leven niet weder! —— myne Edelen verlaaten my,<br />

myn Ryk word overvallen; en de vyandelyke Hei»<br />

ren zyn reeds om myne Steden geleegerd. Helaas;<br />

in de Staaten van dit myn ligchaam, in dit Koning»<br />

ryk myner Ziele, ontrokken van bloed en adem,<br />

heerfcht vyandlykheid en burgerlyken Oproer tusfchen<br />

myn geweeten en de dood van mynen<br />

N,eef.<br />

Hu-<br />

Xqq) In deze Redeneering tusfchen JOHANNES en<br />

HUBERT zyn veel Meefterlyke trekken der natuur op •<br />

geflooten, wie aan een kwaade daad deel heeft, wenfcbt<br />

altoos bet voordeel te bebben, om de fcbuld daarvan<br />

• op de fcbouders van zynen opflooker te fchuiven. deze<br />

verwytingen die den Koning tegen HUBERT doet,<br />

zyn geen redenen der kunft, of Jlaatkunde. maar uitboezeming<br />

van eene Ziele, die van bewuftbeyd zyner<br />

misdaden zwelt, en gaarne baare elenden aan andere<br />

wilde opleggen. «— Niets is zekerder dan dat fteg'<br />

te lieden alle mogelyke kunften van zelfs bedrog aanwenden,om<br />

hunne handelingen voor zich zelfs te be»<br />

wimpelen, en zich onder dubbelzinnigheden en uitvluchten<br />

zoeken te verfterken, JOHNSON.


H I S T O R I R.S PEL. 23J<br />

HUBERT.<br />

Wapen U, tegen uwe overige Vyanden , tusfchen<br />

uwe Ziel en U zal ik Vreede maaken. de<br />

Jongen Arthur leeft nog, dees myne hand is nog<br />

eene maagdelyke onfchuldige hand, onbevlekt van<br />

bloed, in deze borft kwam nooit eene moorddaadige<br />

gedachte; en gy hebt door uwe beöordeeiing over<br />

myne geftalte, de natuur gelafterd. zy mag zo wreed<br />

fchynen a!s zy wil, zy bedekt echter een gemoed<br />

dat te Edel is om de beul van een onnozel Kind te<br />

zyn.<br />

JOHANNES.<br />

Leeft Arthur nog? ó! vliegt dan naar myneEde«<br />

len,giet dit bericht op hunne ontvlamdegramfchap,<br />

en vergader hen ter vervuiling hunner plichten,<br />

vergeeft de uitlegging die ik in de hitte myner<br />

gtamfchap over uwe geftalte maakten; want myne<br />

woede was blind : en oogen , in welke<br />

myne inbeelding een bloedfchuld zag glinfteren,<br />

ftelden my ü grawelyker voor als gy zyt,————<br />

neen, Antwoord niet.» maar breng de vertoornde<br />

Lords, zo ras als gy kunt in myn kamer, ik bezweer<br />

U flegts langzaam; loop nog fpoediger!<br />

(Zy vertrekken.)<br />

T I E N D E T O O N E E L . (*)<br />

Het Tooneel verbeeld ten Straat vo»r eene<br />

Gevankenis.<br />

ARTHUR, verkleed tp den Muur.<br />

De Muur is hoog, en echter zal ik naar beneden<br />

fpnngen. goede grond weeft melydend, en doet<br />

my geen leed.' daar zyn 'er weinige of in 't<br />

geheel geene die my kennen, en al konden zy my<br />

ook; zo maakt deze kleeding van een Scheepsjon.<br />

gen my geheel onkenbaar, ik vrees .'maar ik zal het<br />

P 5<br />

toch


*3 + K O N I N G J O H A N N E S .<br />

toch waagen. kom ik beneden en breek geen arm<br />

noch been, zo zal ik reeds duizenderley middelen<br />

vinden om weg te komen, het is even zo goed te<br />

fterven en te ontkomen, als te fterven en daar te<br />

blyven. (Hy fpringt naar heneden ) Ach.' my! ——<br />

myn Ooms geeft is in deze Steenen.' Hemel.' neem<br />

myne Ziel ia Engeland, neem myn gebeente tot<br />

U! (Hyfterft.)<br />

E L F D E T O O N E E L »<br />

PEMBROKE, SALISBURY, BIÏOT,<br />

SALISBURY.<br />

Myne Heeren, ik zal hem by St. Edmundsbury<br />

te gemoete gaan. het is voor ons het zekerfte, en<br />

wy moeten by de tegenwoordige gevaarlyke om-<br />

Handigheden deze aanbieding aanneemen.<br />

PEMBROKE.<br />

Wie bragt den brief van den Kardinaal ?<br />

SALISBURY.<br />

De Graaf Melun, een Franfch Edelman, wiens<br />

mondelyk verhaal , wegens des Dauphins gaede<br />

gezintheid voor ons, my nog veel meergezegt heeft<br />

als dezen brief.<br />

BIGOT.<br />

Dan zullen wy hem morgen vroeg in 't gemoet<br />

gaan.<br />

SALISBURY.<br />

Zeg liever, ons op weg begeeven; want wy heb.<br />

ben twee groote dagreizen te doen eer wy hem<br />

kunnen aantreffen.<br />

TWAALF.


H I S T O R I E - S P E L . 235<br />

T W A A L F D E T O O N E E L .<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

DS voorige.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Ik verheug my, U heden nog eens te zien, gy<br />

onvergenoegde Lords. De Koning verzoekt U<br />

door my, terflond by hem te komen.<br />

SALISBURY.<br />

De Koning heeft zich zelve van ons losgemaakt,<br />

wy willen zyn dun bezoedelt gewaad met onze<br />

eere niet voeren ; noch den voet begeleiden die,<br />

waar hy treedt bloedige voetftappen te rug laat.<br />

ga en zeg hem dat wy het ergfte weeten.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Wat gy ook denken moogt, ik denk echter dat<br />

goede woorden het befte waaren.<br />

SALISBURY.<br />

Het is de reden van ons ongenoegen, niet onze<br />

wellevenheid, die thans fpreekt.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Maar daar is weinig vernuft in de rede van uw<br />

ongenoegen; dus komt het my verftandiger voor<br />

uwe wellevenheid thans te toonen.<br />

PEMBROKE.<br />

Ongeduld heeft haar voorrecht, myn braave<br />

Vriend!<br />

FAULCONBRIDGE,<br />

Waarlyk, om U Heeren te fchaaden.en anders<br />

niemand.<br />

SALISBURY.<br />

Hier is de 'Gevankenis. ——. (Hy<br />

gewaar.) wie legt daar ?<br />

word Arthur<br />

PEMBROKE.<br />

o.' Dood! op de verbreeking van deze reine en<br />

Vorftelyka Schoonheid trots, heeft de Aaroe geen<br />

kuil om deze daad te verbergen.<br />

Br-


235 K O N I N G J O H A N N E S .<br />

BIGOT.<br />

De verraderlyke Moord , ligt, als of hy zelfs<br />

dat geene fchuwde wat hy gedaan heeft, hem<br />

openbaar ter befchouwinge voor, om de wraak uit<br />

te daagen; ©ffchoon hy ook deze Schoonheid tot<br />

het Graf verdoemde, zo vond hy ze echter te edel<br />

voor een Graf.<br />

SALISBURY.<br />

Wat dankt U, Sir Richard?— hebt gy ooit<br />

iets diergelyks gelezen, gezien, of gehoord; of U<br />

kunnen voorftellen, als gy het hier ziet? Kon de<br />

verbeelding wel, zonder de befchouwing,zulk een<br />

tweede voortbrengen? —— het is de top, het<br />

hoogftepunt, het uiterfte van alle uiterften, van<br />

't geen de wreedaartige moord waagen kan; het is<br />

de bloedigfle fchanddaad, de wreedfte onmenfchlyk»<br />

heid, de lafhartigfte ftreek, die de blinde woede,<br />

of onbeweeglyke gramfchap ooit aan de traanen<br />

van het tedere medelyden voorgefteld heeft.<br />

PEMBROKE.<br />

Alle Moorden die ooit gefchied zyn , worden<br />

door deze onfchuldig verklaard, zy is alleen, en zo<br />

weinig met andren te vergelyken, dat zy de noch onbekende<br />

Zonden van hettoekomftige rein en heilig,<br />

en een moorddaadig bloedbad tot een Kinderfpel<br />

maakt, als men het tegen het fchrikkelyke Schquw»<br />

fpel wil vergelyken.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Het is een verdoemde en bloedige daad.' de roei<br />

kelooze misdaad van een moorddaadige hand, als het<br />

de daad van een hand is.<br />

SALISBURY.<br />

Als het de daad van een band is ? — • wy hebben<br />

een bewys van Licht.dat volgen zal. Huberts hand<br />

volbragt dit fchandlyk weik! by was het werktuig van<br />

de wil des Konings. thans zweere ik myne Z ; ele<br />

van alle gehoorzaamheid tegens dezen Koning af.<br />

hier voor de ruine van dit bevallig leven knielende,<br />

adem ik tot deze ademiooze maar dierbaare Prins,<br />

de


H I S T O R I E.S P EL 237<br />

de wierook myner gelofte,eene heilige gelofte,dat<br />

ik niet eerder de vreugde der Waereld weder ftnaaken,<br />

niet eer het vergenoegen, der ruft, en het gemak<br />

den toegang vergunnen zal , voor ik dit<br />

hoofd (rr) daar door den roem verfchaffe, dat ik<br />

hem den dienft der wraake bewezen heb.<br />

PEMBROKE en BIGOT.<br />

* Onze Zielen bekrachtigen deze heilige belofte.<br />

D E R T I E N D E T O O N E E L .<br />

HUBERT.<br />

De voorige.<br />

HUBERT.<br />

Mylords, ik zoek U overal met een vuurigen<br />

haaitj Arthur leeft; de Koning laat U roepen.<br />

SALISBURY.<br />

6! Hy is vermetel, en word niet rood voor<br />

de dood. —— Weg gehaate Booswicht, vlugthier<br />

van daan!<br />

HUBERT.<br />

Ik ben geen Booiwicht.<br />

SALISBURY,, terwyl by den degen trekt.<br />

Moet ik eene inbreuk op bet Gerecht doen?<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Uw zwaart is black Sir, fteekt hst weêr in.<br />

SALISBURY.<br />

N'et eer voor dat ik het een Moordenaars huid<br />

ter fcheede gegeeven heb.<br />

HUBERT.<br />

Te rug Lord Salisbury, te rug zeg ik! waarachtig,<br />

myn degen is even zo fcherp als den uwen.<br />

ik<br />

(rr) FARMERS vermoeden dat men bier head<br />

voor hand moet lezen, is zeer waarfcbynlyk, e-n ver.<br />

diend de goedkeuring die by, volgens zyn zeggen .aan<br />

Dr. GRiX gaf, ESCHENBUXG.


238 K O N I N G J Ö H A N N É S.<br />

ik zou niet gaarn Lord, dat gy TJ zelve vergat,<br />

of U het gevaar myner aangefpoorde tegenkantingen<br />

aantrok; anders zoude ik door uw woede genoopt,<br />

uwe waarde, uwen Adel, en uwe grootheid ver<<br />

geeten.<br />

BIGOT.<br />

Vertrek.' flegt Menfch.' ondeiftaat gy U een<br />

Edelman te trotfeeren?<br />

HUBERT.<br />

Niet om myn leven, maar om myne onfchuld,<br />

die ik tegen een Keizer zelf zou durven verdeedigen.<br />

SALISBURY.<br />

Gy zyt een Moordenaar.<br />

HUBERT.<br />

Dwing 1<br />

my niet het te worden; tot hier toe ben<br />

ik het noch niet. wiens tong vaifch fpreekt, fpreekt<br />

onwaar, en wie niet waar fpreekt die liegt.<br />

PEMBROKE.<br />

Houwd hem in ftukken.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Houd Vreede, zeg ik.<br />

SALISBURY.<br />

Ter zyde, Faulconbridge, of ik zal U verzetten.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Gy moeft den Duivel zelf liever verzetten, Sa«<br />

Jisbury. als gy my flegts zuur aanziet, of een voet<br />

van deze plaats zet, of in uwe hitte een onbetaamlyk<br />

woord tegen my uit, zo werp ik Ü dood<br />

tegen den grond, fteek uw degen ter zyde in • of<br />

ik zal uw braadfpit zo te faamen kloppen. dat gy<br />

denken zult dat de Duivel uit de hel ovef U gekomen<br />

is.<br />

BIGOT.<br />

Wat wild gy doen, roemwaarde Faulconbridge?<br />

— een Booswicht, en Moordenaar byftaan?<br />

HUB EST,<br />

Lord Bigot, dat ben ik niet.<br />

Bi.


H I S T O R I E.S P E L. 239<br />

BIGOT.<br />

Wie heeft deze Prins dan vermoord?<br />

HUBERT.<br />

Het is nog geen uur geleden dat ik hem geheel<br />

gezond verliet, ik eerde hem, ik beminde hem, en<br />

wil myn leven lang het verlies van zyn dierbaar<br />

leven betreuren.<br />

SALISBURY.<br />

Vertrouwd dat huichelagrige water zyner oogen<br />

niet: fchelmery kan ook weenen; en eene lange<br />

beoeffening maakt dat haare gedwongene traanen,<br />

als flroomen van medelyden en der onfchuld zyn.<br />

kom alle met my wiens ziele de onzuivre reuk eens<br />

flagthuis fchuwd ;want ik verflik byna van deze uit'<br />

dampingen der zonde.<br />

BIGOT.<br />

Wel aan, naar St. Edmundsbury, tot den Dauphin!<br />

PEMBROKE.<br />

Zegt den Koning dat hy ons daar kan bevraagen.<br />

V E E R T I E N D E T O O N E E L ,<br />

FAULCONBRIDGE,<br />

HUBERT.<br />

F A U L C O N B R I D C I .<br />

Dit gaat voortreffelyk! —— wift gy mede Van<br />

dit heerlyk werk?-— Hubert. zo gy deze moorddaadige<br />

daad begaan hebt, zo rykt eene oneindige<br />

en onbeperkte genaade niet toe ,om U van de verdoemenis<br />

te redden.<br />

HUBERT.<br />

Hoord my flegts Spreeken Sir.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Ha! ik zal U wat zeggen. •—• gy zyt verdoemd,<br />

zo zwart —— neen! niets is zo zwart. - Gy<br />

zyt dieper verdoemd als Voift Lucifer, daar is noch<br />

geen


SAO KONING JOHANNES.<br />

geen zo 'n haatelyke (ss) Duivel in de Hel als<br />

gy zoud zyn, wanneer gy dit kind varmocr-o haidt.<br />

HUBERT.<br />

By myn Ziel<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Al had gy maar in deze onmenfchelyke daad bewilligd,<br />

zo wanhoop! — en gebruikt gy een ftrik,<br />

zo zal de dunde draad, dien ooit een fpin uit het<br />

ligchaam trok, fterk genoeg zyn om U te worgen,<br />

een riet zal een balk worden om U daaraan te hangen<br />

; of wilt gy U liever verdrinken, zo giet flegts<br />

een weinig water in een leepel; en het zal een<br />

Oceaan worden, die toerykend genoeg zal zyn o


HISTORIÉ.SPEL.<br />

itff<br />

fee-tand op te heffen .' uit dit klein verbrooken huis<br />

ner rechtmaatige Koningswaarde, is het leven, de<br />

vreede, de trouw van dit geheele Koningryk ten<br />

Hemel gevlooden; en Engeland word ten buit aari<br />

ds geene die het meeste geweld heeft om het aan<br />

zich te trekken, en naar gevallen te handhaven, de<br />

hondfche Kryg zet nu om de kaal gemaakte been*<br />

deren der Majefteit, zyn vertoornde Kam op, en<br />

toond de tanden tegen de vriendelyke oogen des<br />

Vreedes. Straks ftooten uitheemfche Krygsheiren<br />

én Inlandfche Misnoegden in juifte liniën op elkander;<br />

en de verwoefting Ioerd,als den Raav ep<br />

een ziek en vallend Lam, op den Hortenden val<br />

des geweldigen Troons. Gelukkig hy, wiens Ge«<br />

waad en Gordel dit onweder kan verduuren. •*-»*<br />

draag het Kind weg en volg my terftond. ik ga by<br />

den Koning, duizend bezigheden wagten op ons:<br />

de Hemel werpt een toornig aanfehyn op dit<br />

Land.<br />

Einde van bet Vierde Bedryf.<br />

II. DISK;<br />

Q


242 K O N I N G J O H A N N E S .<br />

VYFDE<br />

BEDRYF.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Het Tooneel verbeeld bet Hof in Engeland.<br />

JOHANNES, PANDULPHO, GEVOLG.-<br />

JOHANNES, de Krooon aan Pandulpho<br />

geevende (tt).<br />

H ier mede geeve ik dezen Cirkel der Koninglyke<br />

Eere in uwe handen.<br />

PANDULPHO.<br />

Ontvang uit myne hand wederom , uwe Koninglyke<br />

grootheid en waarde, als een leen van<br />

den Paus.<br />

JOHANNES. *<br />

Houd nu uwe heilige belofte; gaat de Fran»<br />

fchen in 't gemoet, en bediend U van al de macht<br />

die gy van zyne Heiligheid hebt, om hen , eer<br />

zy ons geheele Ryk in vlam zetten, de Grenzen<br />

toe te fluiten , onze misnoegde Graaven werpen<br />

zich op; ons Volk verzet zich tegen zynen pligt;<br />

en zweerd een vreemd bloed , een vreemde Koning<br />

, trouw en onderdanigheid, deze overftrooming<br />

eener koortsachtige buitenfpoorigheid kan<br />

door U alleen bevreedigd worden, verzuimt dus<br />

niet; want de tegenwoordige tyd is zo ziek dat zy<br />

zonder<br />

(tt) PANDULPHO gaf eigenlyk de Kroon aan<br />

JOHANNES niet xerftond te rug. maar hield dezel'<br />

ve met het befluur drie dagen lang aan zich; en<br />

leveide ze toen eerft weder aan den Koning over •<br />

om bem te verftaan te geeven, dat by toen een On.<br />

derdaan en Vasfaal des Roomfcben Stoels geworden<br />

wis. G* ET.


H I S T O R I E - S P E L .<br />

24I<br />

zonder behulp VEn een haaftig Geneesmiddel zeet<br />

ras onntelbaaar zal zyn.<br />

P ANDULPHO.<br />

Myn adem was het, die wegens uwe halftarrige<br />

v-erzetting tegens den Paus dit onweêr verwekte:<br />

maar nu gy op een zo gelukkige wyze verander!<br />

zyt; zo zal denzei ven adem de ftorm des Krygs<br />

weder weg ademen, en fchoon weêr in uwe wag»<br />

gelende Landen maaken. op dezen tegenwoordigen<br />

Hemelvaartsdag , vergeet dat niet, ga ik , na dat<br />

gy eenen Eed gedaan hebt om den Paus te die»<br />

nen; de Franfchen overreden dat zy hunne wapenen<br />

nederleggen. (Pandulpho vertrtkt.')<br />

JOH ANNES.<br />

Is 't heden Hemelvaartsdag? — zei de Propheet<br />

niet dat ik nog voordemiddag myn Kroon zou ne.<br />

derleggen? dit heb ik ook gedaan, ik geloofde dat<br />

het door geweld moeft gefchieden; maar de Hemel<br />

zy gedankt! het gefchiede vrywillig.<br />

T W E E D E T O O N E E L .<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

De voorige.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

. Geheel Kent heeft zich overgegeeven; niets houd<br />

ftand als Dover-Caftle; London heeft, geiyk een believende<br />

Waard,den Dauphin en zyn Heir opgenomen,<br />

uwe Lords willen TJ niet hooren en zyn<br />

van voorneemenom hunne dienft aan uwe Vyanden<br />

op te draagen; eene woefte bedwelming dryft het<br />

kleine aantal uwer Vrienden gints en weder.<br />

JOHANNES.<br />

Wilde myne Lords niet weder te rug komen,<br />

daar zy hoorden dat den Jongen Arthur nog<br />

leeft?<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Zy ronden hem dood op de Straat leggen, gelyk<br />

Q 2<br />

een


244 K O N I N G J O H A N N E S.'<br />

een ledige kaft waar uit het edelgefteenre. het leven<br />

, door een verdoemde hand geftolen was.<br />

1<br />

JOHANNES.<br />

De Booswicht Hubert zeide my , dat hy nog<br />

leefde.<br />

FAULCONJRIDGE.<br />

Ik zou gezwooren hebben , dat hy 'niet anders<br />

wift. — maar waarom zo nedergefiagen ? waarom<br />

ziet gy 'er zo treurig uit? weeft groot in daaden .gelyk<br />

gy het in bfeftuiten waart ! laat de Waereld<br />

geen vrees, geen'bang mistrouwen in een Koning.<br />

lyk oog lezen : wees in beweging, gelyk de tegenwoordige<br />

omftandigbeden; weeft vuur tegen vuur;<br />

dreigd den dreigenden, en trotfeerd het onbefchaamde<br />

Voorhoofd des praaienden fchriks ; zo zullen<br />

de oogen der nederigen, die hun beftaan van de<br />

grooten ontleenen, door uw voorbeeld groot worden,<br />

en de dappere Geeft van beraad aanneemen.<br />

welaan! flonker als de Krygsgod wanneer hy zegepraaiend<br />

in 't veld gaat; toon ftoutheid en aanwakkrcnd<br />

vertrouwen, hoe- moet men den Leeuw<br />

in zyn Hol opzoeken? hem daar verfchrikken?<br />

hem daar doen fidderen ? ó! dat moet nooit gezegt<br />

wor:ien-—— kom, naar 't Veld, vlieg den ftryd<br />

verder van de Poort te gemoet, en vegt met den<br />

Vyand eer hy zo na komt!<br />

JOHANNES.<br />

De Pausfelyke Gezant is by my geweeft, en ik<br />

heb een gelukkige Vreede met hem gemaakt, hy<br />

heeft my belooft, dat de Heiren die den Dauphin<br />

aanvoerd, weder zullen fcheiden.<br />

FAULCONBRtDGE.<br />

Welk eene roemlooze vcrbindtenis'—— moeten<br />

wy, als vreemden in ons Land invallen, zo ras op<br />

gosde vergelyken, onderhandelingen , verdragen,<br />

en Wapenftilftanden denken ? zal een baardeloos<br />

Jongeling, een verwyfd, teder Jong Heertje, vermeetel<br />

op onze Velden intrekken om zynen moedwil<br />

op een Krygszuchtigen grond te weiden, de<br />

Lucht


H I S T O R I E-S PEL. 245<br />

Lucht door de bonte ftaatie zyner Vaanen te befpotten,<br />

en geen wederftand vinden ? Laat ons,<br />

myn Vorft, de Wapenen opvatten! mooglyk verkrygt<br />

den Kardinaal zyn voorneemen niet; en fchoon<br />

hy bet ook verkrygt, zo moeren zy ten minden<br />

van ons kunnen zeggen, dat zy ons ter verdeediging<br />

gereed gezien hebben.<br />

JOHANNES.<br />

Neemt gy de fchikking aan van het geene dat hier<br />

toe noodig is.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Spoed U dan onverrzaagd voort' ik ben verzekert<br />

d?t onze party in ftaat was, een fterker Vyand<br />

zegenryk te gemoet te gaan.<br />

D E R D E T O O N E E L . (*)<br />

Het Tooneel verbeeld des Dauphins Leger<br />

te St. Edmundsbury,<br />

LOÏIS, SALISBURY, MELUN.<br />

LOUIS,<br />

Melun, Iaat daar een affchiift van neemen, .en<br />

het ter gedachtenisfe bewaaren; geeft het Origineel<br />

aan deze Lords weder te rug, op dat zy ook eene<br />

fchriftelyke verklaaring van onzen geneegen wille<br />

hebben ; en wy zo wel als zy, als wy dezepapieten<br />

nalezen, ons mogen erinneren wat wy bezwooren<br />

hebben, en ons woord vaft en onverbreeklyk be.<br />

houden.<br />

SALISBURY.<br />

Van onze zyde zal het nimmer gebroken worden,<br />

en alfchoon wy Edele Dauphin, uw gedrag tegens<br />

ons door dets Eed eener vrywilligen eerbied, en<br />

eene ongedwongene trouw vergelden ; zo gelooft<br />

my echter Prins, dat het my niet verheugd, dat<br />

»en om de opene fchaade der tegenwoordige om-<br />

Q 3<br />

ftan.


246 KONING JOHANNES.<br />

tt meligheden, door de pleifter eener verachtelyke<br />

beroerte af te helpen, en de ingewortelde kanker<br />

eener wond te heelen, zo veel moeite moet maa<br />

ken. ach! het krenkt myne Ziele, dat ik dit Staal<br />

van myn zyde moet trekken om Weduwen te maaken;<br />

en dat in een Land daar dezen roemryken en<br />

rechtvaardigen tegenftand over den naam van Salisbury<br />

moet fchreijen .' maar zo verdorven zyn<br />

onze tyden, dat wy ter heeling en wederherftelling<br />

van ons recht, geen andre middlen meer hebben,<br />

als vermeetele onrecht, en regellooze gewelddadigheid,<br />

•• en moet het ons niet fmarten , ó myne<br />

met angtt belaadene Vrienden 1<br />

dat wy, die<br />

Zoonen en Kinderen van dit Eiland gebooren wierden<br />

, zulk een treurig oogenblik als dit is, zien<br />

moeten, in 't welk wy agtereene vreemdeling trekken,<br />

over hunne tedre boezems treden en de reien<br />

hunner Vyanden helpen aanvullen. — ik moet<br />

my omkeeren èn de fmart van deze treurige nood.<br />

zaakelykheid beweenen —— daar wy het Volk van<br />

een algelegen land tegen ons eigen Volk onderfteu»<br />

nen, en onbekende Vaanen hier volgen moeten!-rhoe!<br />

hier? — ó.' myn Volk, kond gy U ver van<br />

hier verwyderen ! mogt Nephtunis arm , die U<br />

ringswyze omvat, U uit den fchoot van uw moederlyke<br />

grond , aan den een of anderen Heidenfcheri,<br />

oever draagen , daar deze beide Cbriftelyke<br />

Heiren, het bloed des haats in een ader des vreedes<br />

te zaamen konde galeiden, in plaats van het<br />

hier dus onachtzaam te vergieten!<br />

Louis.<br />

Uwe redenen betoonen eene edle denkwyze; en<br />

de groote driften die in uwen boezem kampen, veroorzaaken<br />

eene aardbeving van edle gevoelens in<br />

U. Ach! welk een fchoonen ftryd tusfchen nood.<br />

zaaklykbeid en Vaderlands Liefde, hebt gy geftre.<br />

den.' laat my dezen roemwaardigen daauw afveegen,<br />

die ais vlietend Zilver over uwe wangen<br />

rol(. myn hart is wel door vrouwen traanen verfmol-


Hl S T O R I E-S PEL. 247<br />

fmolten, een zo gewoonen vloed.' maar deze uit»<br />

ftorting van manlyke traanen; deze door den ftorm<br />

der ziele te faamen gedreevene regen vlaag, beweegt<br />

myne oogen, en field my in de grooifte verbaaft.<br />

heid; even als of ik het gantfche gewelf des He.<br />

mels in eens met brandende luchtverfchynfelen<br />

vervuld, gezien had. helder uw voorhoofd op,<br />

roemryke Salisbury, en verdryf door een grootmoedig<br />

hart dezen ftorm van ü. laat deze traanen<br />

over, aan de oogen der Zuigelingen , die nim •<br />

mer de Reuzengelykewaereld in woede gezien,<br />

en het geluk anders nergens hebben kunnen leeren ,<br />

als by vrolykheden, geheel warm van bloed van<br />

vreugde en dertelheid. kom; gy moet uwe hand<br />

even zo diep in den beurs eener ryke achting ftee«<br />

ksn als Louis; en dit moet gy allen, gy Edelen.'<br />

dje uwe begeertens aan de fterkte myner wenfehen<br />

knoopt. — Zie daar fprak (•.«) naar my dunkt<br />

een Engel om ons aan te moedigen: want daar komt<br />

de Heilige Gezant ons van den Hemel zelf een<br />

Volmacht brengen,om onze onderneemingen, door<br />

zyne heilige goedkeuring het Zegel des rechts in<br />

te drukken.<br />

(uu) De Dauphin bad den Gezant, voel is waar,<br />

neg niet hooren fpreeken , maar wyl by hem<br />

ziet komen vermoed by dat bet met een voorneemen<br />

is, om bem aan te moedigen, en met bet ge><br />

zacb der Kerk te bekrachtigen; des roept hy bülyk<br />

uit. „ By de befchouwing van dezen Heiligen Man<br />

„ worde ik als door de ftem van eenen Engeljaan.<br />

1, gemoedigt." JOHNSOH,<br />

Q4<br />

VIER-


248 KONING JOHANNES.<br />

V I E R D E T O O N E E L .<br />

PANDULPHO, GEVOLS. De voorige.<br />

PANDULPHO.<br />

Heil zy U, Edele Prins van Vrankryk.' ik kom<br />

U berichten dat Koning Johannes zich niet Rome<br />

verzoend heeft, zyn drift, die zich zo wederfpan.<br />

nig tegen de Heilige Kerk,tegen de groose Hoofdftad<br />

Rome, en den Pausfelyken Stoel aankanten,<br />

heeft zich weêr nedergelegt. Rold dus uwe dreigende<br />

vaanen wederop;en tem den grimmigen geeft<br />

des woeften krygs, op dat hy,gelyk eenen naar de<br />

hand opgevoeden Leeuw, vriendelyk aan de voeten<br />

ligt; en in het toekomende niet meer, als door zyn<br />

aanfchyn, verfchriklyk zy.<br />

L o O i s.<br />

Vergeef my, myn waarde Kardinaal, ik keer niet<br />

te rug: ik ben van te hooge geboorte om my te<br />

Iaaten gebieden;om de onderdaanige bediende, of<br />

het Werktuig van een heerfchende macht in de<br />

Waereld te zyn. uwe Adem blies het eerft dedoo'<br />

de kooien des krygs tusfchen my en dit getuchtigd<br />

Ryk aan,en gaf dit vuur nog meerder gloed: nu is<br />

het veels te groot, om van de zwakke wind die<br />

het aanblies, weder uitgeblazen te worden. Gy<br />

leerde my myne rechten en aanfpraak op dit land ken',<br />

nen; gy alleen bewoog myn hart tot deze onderneeming;<br />

en thans komt gy om my te zeggen, dat<br />

Johannes met Rome Vreede heeft gemaakt. Wat<br />

gaat my zyne vreede aan.' uit krachte van het recht,<br />

•Jat ik door myn Huweiyk verkreeg, maak ik, na<br />

den Jongen Arthurs dood, op dit land als op het<br />

myne aanfpraak; en nu, daar het reeds half veroverd<br />

is, zou ik weder te rug gaan, om dat Johannes<br />

met Rome heeft vreede gemaakt? Ben ik dan<br />

Romes flaaf? welke fommen, welke hulptroepen,<br />

welke krygstuigen heeft Rome tot deze OH jerfieeming


H I S T O R I E.S FEL, 240<br />

m'ng gegeeven ? Ben ik het niet die de geheele Iafl<br />

draagt? wie anders als ik, en die geenen die myn<br />

gerechten aanfpraak onderfteunen , zweeten in deza<br />

bezigheden, en voeren dezen Ooriog? heb ik de<br />

bewooners van dit Eiland my niet hooren toejui^<br />

enen: lang leeve de Koning.' toen ik hunne Stad'<br />

beleegerden? Heb ik thans de befte kaarten niet,<br />

om in deze ligte fpeelparty een Kroon te winnen?<br />

en nu moet ik het opgeeven, daar ik den zegen<br />

reeds in handen heb? neen, waarlyk dit zai nooic<br />

gefchieden.' * "<br />

PANDULPHO.<br />

Gy ziet op het utterlyke van deze zaak.<br />

Louis.<br />

Uiterlyk of innerlyk! — • ik zai niet eerder te<br />

rug keeren, voor dat ik myn voornemen zo. roemryk<br />

uitgevoerd heb, als het myn blyde hoop beloofd<br />

wierd, eer ik dezen kryg aanving, en deze<br />

dappre Oorlogs lieden te faamen bragt om te overwinnen,<br />

en den roem zelfs in de kaaken van het<br />

gevaar en den dood te veroveren; (men boord een<br />

Trompet) welk een wakkre Trompet eiicht ons<br />

daar op?<br />

V Y F D E T O O N E E L .<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

De voorige.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Vergun my, volgens het gebruik b'y befchaafde<br />

Volkrea, een geruit gehoor, ik ben van den Ko><br />

ning afgezonden, om met U, den Kardinaal ta<br />

fpreeken, en te hooren wat gy voor ons uitgewerkt<br />

hebt. vo'gans het geen gy daar opantwoord,<br />

zal ik my. dan, volgens myn volmacht, verder verklaaren.<br />

PANDULPHO.<br />

*©e Dauphin is hardnekkig en wil myn voorfhg<br />

Q 5<br />

geen


250 KONING JOHANNES.<br />

peen gehoor geeven. hy zegt rond uit dat hy de<br />

Wapenen niet wil nederleggen.<br />

FAULCONBKIDG E.<br />

r<br />

By al het bloed dat ooit woede ademde, de Jongeling<br />

fpreekt recht. Hsord thans onze Engelfche<br />

.Koning; want dus fpreekt zyne Majefteit door my.<br />

Hy is gewapend, en heeft oorzaaken om het te zyn.<br />

om dit Apenfpel, dezen belagchelyken aantogt;<br />

deze geharnafte Mommery, dit onbezonne Spiegelgevegt;<br />

om deze baardelooze Moedwilligen, dhr<br />

Heir van Jongelingen lacht de Koning wat om, en<br />

is bereid dit Dwergenheir, deze Pigmeen wapenen<br />

uit den omtrek van zyn gebied te kloppen, zou deze<br />

hand, welke kracht genoeg heeft, U digt voor<br />

uw Huisdeuren te kloppen, en te maaken dat gy<br />

over de onderdeur fpringt, en U gelyk Waterem»<br />

meren in verborgene Bronnen te doen duiken, onder<br />

de Pannen uwer Stallen te doen klimmen, gelyk<br />

Panden in Kaften en Kifien ingeflooten te leggen,<br />

by de zwynen te kruipen, uw zekerheid in Kelders<br />

en Gevankenisfen te doen zoeken, daar gy reeds<br />

van angft trilde en beefde als gy een Kraai in uw<br />

land hoorde fchreeuwen, wyl gy het voor de ftera<br />

van een' Engelfche Soldaat hield. — Zou deze zegeryke<br />

hand hier machteloos zyn, die TJ in uwe<br />

eigene Kamers getuchtigd heeft? neen, weet dat<br />

den Edlen Monarch in de Wapenen is, en gelyk<br />

een Adelaar over zyn hoog flot zweeft, om 'eder<br />

die zyn neft nadert, weg te jaagen. En gy ontaar.<br />

te, gy ondankbaare Rebellen,gy bioeddorftigeNe.<br />

roos, die het lyf van uwe; dierbre Moeder Engeland<br />

oprukt, word rood van khaamte.' want uwe<br />

eigene Vrouwen en bleekwargige Dochters komen,<br />

gelyk Amazoonen, en trippelen agter uwe trommelen<br />

heen. Zy veranderen hunne Vingerhoeden in<br />

yzren Handfchoenen; haare naalden in Pookenjen<br />

haare teocie gevoelens in grimmigheid en bloei<br />

doift.<br />

Lou IS.


H I S TO R I B-S PEL. 251<br />

Louis.<br />

Maak toch een einde van uw Snorkery, en keer<br />

in vreede binnen, wy ftaan toe, dat gy beter fchimpen<br />

kunt als wy; vaar wel: onze tyd is tekoilbaar,<br />

om ze met zulk een Zwetzer te verdryven.<br />

PANDULPHO.<br />

Laat my ook eens fpreeken.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Neen, ik wil fpreeken.<br />

Louis.<br />

En ik wil geen van beiden hooren. roerd de<br />

trommelen ; en laat de tong des Oorlogs onze zaa-<br />

• ken en tegenwoordigheid verdedigen.<br />

FAULCONBEID GE.<br />

ÓJ Als men uwe Trommelen flaat, zullen zy<br />

waarachtig fcbreyên; en dat zult gy ook doen als<br />

men U flaat. wek maar een Echo met den klank<br />

uwer Trommelen, dan zult gy aanftonds een ander<br />

hooren die bereid is even zo luid te rug te klinken<br />

als de uwen; en de ooren van het Firmament te<br />

doen raatelen, en het hol gebrul des Donders te<br />

trotzeeren: want de dappre Koning Johannes is hier<br />

terftond zeer naby; hy verliet zich niet op deze<br />

kreupele Gezant, dien hy meer uit vermaak als uit<br />

nood heeft gebruikt: op zyn Voorhoofd zit ee»<br />

naakt geraamte, wiens ampt het heden is, de Fransfen<br />

met geheele duizenden te verflinden.<br />

Louis.<br />

Roerd onze Trommelen, om die gevaaran nader<br />

te lesicn kennen.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

TwyfFel niet Dauphin, ev leerd ze zeker kennen.<br />

(Zy vertrekken.)<br />

Z E S D E


252 KONING JOHANNES.<br />

Z E S D E T O O N E E L . (*)<br />

Het Tooneel verbeeld een Slagveld.<br />

Veldgejcbreeuw.<br />

JOHANNES, HUBERT, daarna «en BODE.<br />

JOHANNES.<br />

Zeg my Hubert, hoe ftaat het met ons?<br />

HUBERT.<br />

Slegt vrees ik. boe is het met uw Majefteit?<br />

JOHANNES.<br />

ó ! Ik ben hartelyk Ziek — deze koorts die my<br />

reeds lang geplaagt heeft neemd geweldig toel<br />

Een BODE.<br />

Myn Vorft, uw dappre Neef Faulconbridge,bid<br />

uwe Majefteit het vsld te verlaaten, en hem flegts<br />

te melden welke weg gy neemt.<br />

Jo HANNES.<br />

Zeg hem, ia de Abtdy te Zwinftead.<br />

BODE.<br />

Weeft maar goeds moeds; want de menigte hulptroepen<br />

die den Dauphin hier verwacht, zyn voor<br />

drie nachten reeds op de Zandbanken van Godwin<br />

geftrand. Zo even eerft heeft Richard dit bericht<br />

ontvangen; en de Fransfen verdedigen zich maar<br />

weinig, en trekken reeds te rug.<br />

JOHANNES.<br />

Ach! deze Tyrannifche Koorts brand my uit, en<br />

laat my door deze goede tyding niet verheugd worden,<br />

wel aan nsar Zwinftead toe! • myn draag,<br />

ftoel! de zwakheid overweldigt my.ik ban geheel<br />

afgemat.<br />

(Zy vertrekken.)<br />

ZEVEN.


HISTORIE-SPEL. 253<br />

Z E V E N D E T O O N E E L . (*)<br />

Hit Tooneel verbeeld bet Franfcbe Leger.<br />

SALISBURY, PEMBROKE,<br />

BISOT.<br />

SALISBURY.<br />

Ik dacht niet dat de Koning nog zo veel Vrien«<br />

den had.<br />

PEMBROKE.<br />

Nog eens!— fpreekt den Franfchen moed in:<br />

zyn zy ongelukkig dan zyn wy het ook.<br />

SALISBURY.<br />

Die duivelfche Baftaard Faulconbridge is allen<br />

wederftand ten trots , alleen fchuldig aan ons<br />

verlies.<br />

PEMIROKE.<br />

Men zegt dat Koning Johannes, het Veld,zeer<br />

ziek zynde, verlaaten heeft.<br />

(MELUN voord, gewond zynde, door Sol.<br />

daten op bet Tooneel gebragt)<br />

MELUN.<br />

Breng my hier by de Engelfche Rebellen.<br />

SALISBURY.<br />

Zo lang wy gelukkig waaren, noemde men ons<br />

anders.<br />

PEMBROKE.<br />

Het is Graaf Melun.<br />

\ SALISBURY.<br />

Doodelyk gewond.<br />

MELUN.<br />

Vlucht, gy edele Engelfchen, gy zy verraades<br />

en verkogt, naait het ruwe oog der Rebellie weder<br />

uit (vv) en roept de verlaatene trouw weder<br />

te<br />

(vv) Deze f Metaphora) overdragt is van een<br />

Naainaald genomen en wat bard; echter komt zy nog


254 KONING JOHANNES.<br />

te rug; zoekt den Koning Johannes op,' en valt<br />

hem te voet; want als de Dauphin in deze Slag<br />

overwinnaar word, zo zal hy uwe moeite beloonen,<br />

met U het hoofd af te laaten fiaan. Dat<br />

heeft hy gezwooren en ik met hem en veele ande<br />

ren met my op het Altaar te St. Edmundsbury, op<br />

het zelve Altaar daar wy U vriendfchap en eeuwi<br />

ge liefde zwoeren.<br />

SALISBURT.<br />

Kan dit mooglyk, kan dit waar zyn?<br />

M E L U N .<br />

Heb ik niet reeds de fchrikkelyke dood voor<br />

myne oogen? bloed het weinige leven dat ik nog<br />

heb niet altemaal weg, gelyk een beeld van<br />

Wafch voor het vuur verfmelt ? wat zal my in<br />

de Waereld thans tot bedrog beweegen, daar alle<br />

nuttigheid des bedrogs voor my ophoud? hoe kan<br />

ik dan nog vaifch zyn , daar het waar is dat ik<br />

hier fterven , en daar flegts door waarheid leven<br />

moet ? ik herhaal het nog eens , wint Louis den<br />

Slag , zo is hy meinëedig, zo ooit uwe oogen<br />

den dag nog eens in het opgaan zien. in deze<br />

nacht nog wiens zwarte befmettelyken adem, reeds<br />

de brandende kam der oude matte en vermoeide<br />

Zon bewaasfemd , in deze nacht zult gy voor de<br />

laatfte maal ademen , en voor de verhuurde ver.<br />

radery een verachtelyk loon ontvangen, namelyk ,<br />

het verlies uws levens > zo Louis onder uwen byftand<br />

den Slag wint. Beveeld my aan eenen ze»<br />

keren Hubert die by uwen Koning is;myne liefde<br />

tot hem, en de omitandigheid dal myn Grootvader<br />

een Engelfchman was, dryft myn geweeten dit al.<br />

les ie ontdekken. Breng my, bid ik U, ter belooning<br />

daar van, uit. het gedruifch van den Slsg, in<br />

een oort waar ik myne nog overige gedachten in<br />

rulle<br />

op een andre plaats voor ; zynde de lezing viel ge.<br />

Jcbikt.<br />

EsCHENBURG.


H I S T O R I E - S P E L .<br />

2Js<br />

rufte vergaderen, en onder betrachting en vroome<br />

wenfchen myn ziel van dit ligchaam fcheiden<br />

kan.<br />

SALISBURY.<br />

Wy gelooven U; en waarlyk déze gunftige ge.<br />

legenheid bevalt my, wyl wy dezelve zullen waarneemen,<br />

om den weg van eenen vervloekten afval<br />

te verlaaten. Thans willen wy gelyk een teruggaanden<br />

vloed onze afwyking en onze regellooze<br />

loop afflaan, en ons binnen de paaien houden die<br />

wy overtreden hebben :wy zullen geruft en gehoorzaam<br />

tot onzen Oceaan, den grooten Johannes,<br />

voortgaan.— Myn arm zal U helpen om U van<br />

hier te draagen.want ik zie de gruwzaamfte fmarte<br />

des doods in uwe oogen. kom myne Vrienden !<br />

vluchten wy op nieuw! eene gelukkige vernieuwing<br />

die de bevordering des ouden rechts ten oogmerk<br />

hseft.'<br />

(Zy vertrekken en draagen Melun weg,)<br />

A G T S T E T O O N E E L . (*)<br />

Het Tooneel verbeeld een ander gedeelte van bet<br />

Franfcbe Leger.<br />

Louis alleen, daar na een BOD I.<br />

L ou is.<br />

De Zon dunkt my, wilde heden niet gaarne ondergaan<br />

, maar bleef ftaan, en maakte dat de Westelyke<br />

Wolken rood wierden, toen de EngtKchen<br />

met laffe wankelmoedigheid door hun Land weder<br />

terug keerden, ó! Wy hielden ons dapper, toen<br />

wy hen met eene laading van ons ongebruikt Ge.<br />

fchut, naar een zo bloediger] arbeid goe len nacht<br />

zeiden, en onze gefcheurde Vaanen geruft weder<br />

oprolden; de laatfte in 't Veld en byna Overwin,<br />

naars van dan ftryd,...<br />

Een


95


H I S T O R I E-S PEL. 257<br />

HUBERT.<br />

Van de Engelfche party.<br />

FAULCONBRIDOE.<br />

En waar gaat gy ?<br />

HUBERT.<br />

Wat raakt U dat? • mag ik Ü niet eten<br />

20 goed naar uwe verrichtingen vraagen, als gy<br />

naar de myne?<br />

FAULCONBRID GE.<br />

Hubert, geloof ik.<br />

HUBERT.<br />

Gy gelooft goed. ik zal eens op goed geluk ge»<br />

looven dat gy myn Vriend zyt,terwyl gy myn ftem<br />

zo wel kent. — wie zyt gy ?<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Wien gy wilt; en als het U belieft kunt gy my<br />

de eer doen van te gelooven, dat ik eenigermaate<br />

een Plantagenet ben.<br />

HUBERT.<br />

Ha I dat ik U niet kon kennen ! gy en de oogen<br />

loozen nacht hebben my befchaamd! dapprc<br />

Krygsman, vergeef het my, dat een toon van uw<br />

tong vreemd in myne ooren klinke.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Hoor eens, zonder omftandigheden, wat nieuws<br />

is 'er?<br />

HUBERT.<br />

Ik wandel hier in de zwarte fchaduwe der nacht,<br />

om U op te zoeken,<br />

FAULCONBRID GE.<br />

Maak het dan kort; wat hebt gy nieuws ?<br />

HUBERT.<br />

ó! Myn waarde Heer, een bericht dat voor de<br />

nacht gefchikt is; zwart, gevaarlyk, troofteloos en<br />

fchrikkelyk.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Toon my flegts, zonder bedenken zelfs de wond<br />

van deze flegte nieuwigheid; ik ben geen Vrouwj<br />

ik zal daar niet van in onmacht vallen.<br />

XJ. DEEL, R H#.


25? KONING JOHANNES.<br />

HUBERT.<br />

Ik vrees dat de Koning door een Monnik vergeeven<br />

is. ik verliet bem, reeds byna fpraakeloos,<br />

en fpoeden aanftonds voort, om U dit ongeluk te<br />

melden, op dat ik ü op de gevolgen zou doen<br />

zien , wanneer gy te laat daar mede verraft<br />

wierd.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Hoe bekwam hy dit vergift? • wie dronk<br />

het hem toe?<br />

HUBERT.<br />

Een Monnik, een overgegeeven Booswicht,<br />

wiens gedarmte daar terftond van geborften is. de<br />

Koning kan nog fpreeken, en mogelyk nog gezond<br />

worden.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Wie liet gy by hem ter oppasfinge?<br />

HUBERT.<br />

Wie? weet gy niet dat de Lords alle terug ge«<br />

komen zyn , en Prins Hendrik in hun gezelfchap<br />

medegebracht hebben, op wiens voorbidding de Koning<br />

hunne feilen verfchoond heeft f zy zyn thans<br />

alle by zyn Majefteit?<br />

FAULCONBRIDOE.<br />

Houd uw toom te rug , ó Hemel! en leg ons<br />

niet meer op als wy draagen kunnen! — ik moet<br />

U zeggen Hubert, dat de helft van myn Heir, terwyl<br />

ik dezen nacht door de ondiepte waadde, van<br />

den vloed weggenomen is. de Moerasfen by I.in.<br />

koln hebben hen verflonden. ik zelf, fchoon ik wel<br />

reiden kan, ben met gevaar daar van afgekomen:<br />

kom laat ons fpoeden.' breng my by den Koning ;•<br />

V/a vrees dat by dood zal zyn eer ik kom.<br />

TIEN


H Ï S T O R I E - S P Ê L . 259<br />

T I E N D E T O O N E E L. (*)<br />

Het Tooneel verbeeld' de Tuin in de Abtdy<br />

te Zivinjlead.<br />

PRINS HENDRIK, S ALISBURY.HUBE RT,<br />

B1 ooi, daar na PEMBROKE.<br />

HENDRIK.<br />

Het is te laat j zyn bloed is doodelyk aange*<br />

ftóoken , en zyn eertyds gezonde herfenen — wel'<br />

ke eenigen voor het breekbaare woonhuis der ziele<br />

houden kondigen ons door hunne verwarring het<br />

einde der ftofFelykheid aan.<br />

PEMBROKE.<br />

De Koning fpreekt nog, en gelooft als men hem<br />

in de vryè* lucbt bragt, d3t de brandende hitte van<br />

het vergift dat hem nu verteerd daar door minde»<br />

ren zoude.<br />

HUBERT:<br />

Laat hem hier in den Tuin draagen. raait hy<br />

nog?<br />

PEMBROKE.<br />

Hy is gerufter als toen gy hem verliet, daar even<br />

zong by.<br />

HENDRIK.<br />

Dit geeft ons weinig hoop. kwaaien die op<br />

zyn hoogft gekonen zyn voelt den Lyder niet<br />

meer. Als de dood eens de uiterfte deelen aan»<br />

gegreepen heeft, dan worden zy ongevoelig; en<br />

dan ftorrat hy alleen op de ziel , welke hy<br />

door geheele Legioenen van zeldzaame inbeeldingen<br />

plaagt en kweft, die in hun gewoel, by de»<br />

zen laatften Storm, zich zelf onder elkander ver*<br />

teeren. hoe wonderbaar is het dat de dood zingt I —•<br />

R 2<br />

Ik


2


HISTORIE-SPIL. 261<br />

HENDRIK.<br />

Al dat 'er in myne traanen eenige kracht was,<br />

om U verzagsing te verfchaffen .'<br />

JOHANNES.<br />

Uw Zout is heet. in my brand een Hel;<br />

en het vergift is a's een Duivel daar in gffloo<br />

ten, om het reddelooze, verdoemde bloed te py.<br />

nigen i<br />

T W A A L F D E T O O N E E L ,<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

De voorige.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Ach 1 ik ben ademloos, en geheel uitgeput door<br />

groote haafligheid om uwe Majefteit te zien.<br />

JOHANNES.<br />

ól Neef, gy komt juift ter tyd om my de oogen<br />

toe te drukken! — het takelwerk van myn<br />

hart is verfcheurd en verbrand, en al de touwen<br />

daar myn leven mede zeilen moeft, zyn een en.<br />

kle draad, een klein hairtje geworden; myn hart<br />

hangt riog flegts aan een enkle zwakke band, die<br />

naauwlyks zo lang houden zal tot uwe berichten<br />

gezegt zyn; en dan is dit alles wat gy ziet,flegts<br />

een Aardklomp , en het Model van een gevallen<br />

Majefteit.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

De Dauphin is in aantogt, en de Hemel weet<br />

hoe wy hem ontmoeten zullen; want ik heb in<br />

eene nacht daar ik met voordeel terug wilde<br />

trekken, myn befte Volk in de Moerasfen van<br />

Lincoln verlooren , zy allen wierden daar, door<br />

den onverwagte vloed verflonden.<br />

(De Koning fterff)<br />

Rï<br />

SA-


i62 KONING JOHANNES<br />

SALISBURY.<br />

Gy blaaft deze doodsboodfchap in een dood»<br />

oor. — myn Gebieder! myn Koning!—<br />

z o<br />

heden<br />

een machtig Vorft —- thans zo!<br />

HUBERT.<br />

Zo even moet ik verder loopen, en zo even<br />

ftil (laan. welke zekerheid is 'er in de Waereld,<br />

welke duur, welke hoop? als dit; wit heden een<br />

Koning was, is daadelyk een aardklomp!<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Zo zyt gy weg ? •• ik blyf alleen te rug om<br />

het werk der wraak in uwe plaats te voltrekken ,<br />

en dan zal myn ziel LT op dezelve wys ten Hemel<br />

volgen, als zy U altoos op Aarde gediend heeft<br />

(tegen de Lords.) Nu gy Sterren die in uw regte<br />

kring te rug getreden zyt, waar is nu uwe macht?<br />

betoond nu uwe wedergekeerde trouw, en fpoed<br />

daadelyk weder met my te rug, om de verwoesting<br />

en altoos duurende fmaad uit de zwakke deur<br />

van ons weerloos Land te jaagen. laat ons den<br />

Vyand terftond opzoeken, of wy worden fpoedig<br />

van hem opgezocht f de Dauphin volgt ons met<br />

zyne woede op de hielen.<br />

SALISBURY.<br />

•<br />

Het fchynt dat gy minder weet als wy. de<br />

Kardinaal Pandulpho ruft binnen uit, hy is eerft<br />

voor een half uur van den Dauphin gekomen,<br />

en brengt voorflagen van Vreede, die wy met eer<br />

en voordeel kunnen aanneemen, en dan is dezen<br />

Oorlog terftond geëindigt.<br />

FAULCONBRIDGE.<br />

Hy zal des te geneegener tot Vreede zyn, als hy<br />

ons tot tegenweer bereid vind.<br />

SALISBURY.<br />

Het is omtrend voorby; want hy heeft reeds<br />

het grootfte gedeelte zyner Krygsbenoxligihsden<br />

naar de Kuften gezonden, en den Kardinaal vol.<br />

macht<br />

4


HISTORIE-SPEL. 2


464 KONING JOHANNES.<br />

gekeerd zyn ; laat nu drie Waerelddeelen in de<br />

Wapens komen, wy zyn fterk genoeg om hen af<br />

te houden. Niets kan ons vericbrikken, zo lang<br />

Engeland zich zelve getrouw blyft.<br />

Einde van bet vyfde Bedryf.<br />

ONDER-


ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />

O V E R H E T<br />

LEVEN EN DOOD<br />

V A N<br />

K O N I N G<br />

JOHANNES,<br />

H I STO R I ES<br />

PEL.<br />

D<br />

it opfchrift belooft een grooter omtrek der Gebeurtenisfen,<br />

als het Tooneelfpel werkelyk<br />

heeft. Het houd enkele voorvallen in uit de Re.<br />

geering dezes Konings, die zich zedert zyne vier,<br />

endertigfte levens Jaaren, tot aan zynen dood toedroegen,<br />

en bevat eene tydruimte van zeventien<br />

Jaaren.<br />

Ik hoop den Lezer geen onaangenaame dienft te<br />

doen, als ik hem de hoofdzaakelyken inhoud van<br />

dit, en der overige Hiftorifche Tooneelfpelen van<br />

onzen Dichter, in een kort uittrekfel uit eenige<br />

der befte Engelfche Gefchiedfchryvers voorleg,om<br />

dezelven des te eer overtezien, en de wyze te kon.<br />

nen beoordeelen, hoe SHAKESFEAR de ftof,<br />

welke hem de gefchiedenis aanbood, in deze Dra.<br />

R 5<br />

ma-


a


OVER KON. JOH., HISTORIE-SPEL.<br />

a6T<br />

Ter beveiliging van hunne verzoening wierd de<br />

Nicht van Koning JOHANNES, B L A N C A van<br />

Kaftilien, met den D A U P H I N van Vrankryk ver.<br />

bonden. 'Er onftonden niet lang hierna nieuwe on.<br />

lullen in Poitou en in Normandyè'n; maar zy wier§<br />

den echter dra weder geftilt. Ondertusfchen bleef<br />

doch de Adel dezer Provintien noch alroos op J o.<br />

HANNES gefloord. Koning PHILIP nam zich<br />

hunner aan. Met beide verbond zich de Jonge<br />

ARTHUR, die Koning P H I L I P P S Dochter huwden;<br />

hy drong met een klein heir in Poitou in,<br />

wierd echter door Koning JOHANNES geflaagen,<br />

gevangen genomen, en in den Burgt Falaize opge»<br />

flooten. Hier fprak de Koning met hem, en zocht<br />

hem, doch te vergeeffch, van zyn aanfpraak af te<br />

brengen. Hy dacht 'er toen reeds op , om deze<br />

Jonge, onberaade, en hem gevaarlyke Prins uit<br />

de Waereld te zenden. De wyze op welke hy dit<br />

uitvoerden, word door de Gefchiedfchryvers on.<br />

derfcheidenlyk verhaald. De waarfcbynlykfte is de<br />

volgende. Hy zond iemant, dien hy ter vermoor.<br />

ding van den Jongen A R T H U R aangefpoord had,<br />

naar Faiaife, maar HUBERT B o u R G , Koning,<br />

lyke Kamerheer, en opziender van dit Hot deed,<br />

als of hy het bevel van den Koning zelf uitvoeren<br />

wilde; liet echter den Prins in 't leven, en ftrooiden<br />

het gerucht uit, als of hy dood was. Als hy<br />

echter zag, hoe veel nieuwe onruften dit gerucht<br />

veroorzaakten, ontdekten hy het geheim zyns le«<br />

vens. Koning JOHANNES liet hem op het flot<br />

van Rouen brengen, en doorftak hem daarzelf met<br />

eigenhand, bond een fteen aan zyn ligchaam, en<br />

worp hem in de Seine. (xx) CONSTANTIA, des<br />

r<br />

Prhv<br />

(xx) By SHAKESFEAR word de dood des Jon»<br />

{•ra ARTHURS onder geheel andere omftandigbeden<br />

VOOT'


2Ö8<br />

ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />

Printen Moeder, wende zich naar den Koning van<br />

Vrankryk, en bad hem, deze moord te wreeken.<br />

PHILIP nam deze opdragt gaarne op zich, iiet<br />

Koning JOHANNES voor zich eisfchen, en als hy<br />

niet verfcheen , verklaarde hy alle zyne Lan •<br />

den in Vrankryk voor verlooren. Zyne bemoeing,<br />

om het bezit dezer Landen door de Wapenen te<br />

verdeedigen, viel zeer ongelukkig uit. In zyne<br />

verlegenheid wenden hy zich tot den Paus IN­<br />

NOCENTIUS den Derden, die de Koning van<br />

Vrankryk liet bevelen, om met Engeland Vrede te<br />

makken, wiens bevel echter niet geacht wierd. on«<br />

geacht alle verdere onderneemingen ging het aandeel<br />

van Engeland in Vrankryk verlooren , en<br />

wierd nu wederom met de Franjcbe Kroon vereenigd.<br />

Niemant maakte zich de zwakheid van Koning<br />

JOHANNES meer ten nutte, als de Paus. Hy<br />

waagde het, de geweldigfte inval in zyne rechten<br />

te doen, en, daar hy volftrekt het Pausfelyke gezag<br />

niet wilde erkennen , liet hy hem eerft het<br />

Jnterdikt, en daar na de Formeelen Ban aankondi.<br />

gen. Ook ruiden hy den Koning van Vrankryk op<br />

nieuw wederop, om hem volkomen van zyn Troon<br />

te ontzetten. PHILIP rufte in dit voorneemen<br />

een talryke Vloot uit, en JOHANNES bereiden<br />

zich tot tegenweer. Ondertusfchen liet hy zich dra,<br />

door voorftellingen der Pausfelyke Legaten, overreeden,<br />

om zich te onderwerpen, en alle de hem<br />

voorgelegde bedingen aan te gaan. Deze eifchte<br />

niets<br />

voorbereid en uitgevoerd. (Zie Bedr, III. Toon. 7.<br />

Bedr. IV. Toon. 1,10.) Zonder\tvoyffel nam by de*<br />

zelve uit de beide Cbronykjcbryvers, H A L L en<br />

HOLINGSHED.


OVER KON. JOH., HISTORIE»SPEL. 269<br />

niets minder, dan dat hy zyn Ryk de Kerk afftaan,<br />

de Legaten, in den naam des Paus, huldigen, en<br />

van hem zyn Koningryk wederom ter leen neemen<br />

moeft. dit gefchieden ook werkelyk. De Koning<br />

van Vrankryk liet zich ondertusfchen, ongeacht<br />

alle voorftellen des Pausfelyke Gezants, van den<br />

eens ondernoomen kryg tegen Engeland niet af»<br />

raaden, maar ftond niet eer daar van af, voor de<br />

Graaf van SALISBURY met zyne Vloot een ge»<br />

lukkigen aanval op de zyne gedaan had.<br />

De Adel, en de overige ftanden des Ryks drongen<br />

op de affchaffing van verfcheidene verdrukkingen<br />

en krenkingen van hun recht, en als hun dezelve<br />

niet bewilligd wierden , ftapten zy tot vyandlyke<br />

onderneemingen tegen den Koning over. Ten<br />

laatften wierden deze ftrydigheden door onderteekening<br />

des beroemden Vryheids Brief voor deftan»<br />

den des Ryks,den zogenaamde Magna Cbarta,by*<br />

gelegt. Ongeacht de bereidwilligheid, met welke<br />

de Koning hunne eifchen voldeed, was hy doch<br />

altoos met hun gedrag misnoegt; en wende zich<br />

tot den Paus, die dit geheele verdrag voor nietig<br />

en onverbindelyk verklaarden, wyl het zonder zyne<br />

bewilliging geflooten was. JOHANNES we»<br />

derriep daarop alle de bewilligde Vryheden aan zyne<br />

onderdaanen. Daar uit ontftonden op nieuw<br />

burgerlyke onluften. De Adel bemoeide zich om<br />

de byftand van het Franfcbe Hof, en verkreeg dezelve.<br />

Louis, den Daupbin, deed met een tal"<br />

ryk heir een inval in Engeland; JOHANNES<br />

wierd byna van allen verhaten, alfchoon eenige<br />

zich dra weder tot hem wenden. Hy bracht ondertusfchen<br />

nog een aanzienelyke Manfchap te zaa«<br />

men; op den weg van Lyne naar Lincolnsbire moeft<br />

hy de Zeekuft voorby, die juift overftroomde, waardoor<br />

by zeer veel volk verloor. Het ongenoegen<br />

daaiover vermeerderde zyne Ziekte, die hem reeds<br />

voor»


270 ONDERZOEK IN A A N M E R K I N G E N<br />

voorheen aangetaft had. Hy moeft te Newark b!y.<br />

ven, en befloot daar zelfs zyn leven. De Anccdoie,<br />

dat hem een Monnik zou vergeeven hebben, heeft<br />

weinig waarfchynlykheid, en vind zich niet by de<br />

gelyktydige Gefchiedfchryvers.<br />

De Engelfche Kunftrichters geven dit Tooneelfpel<br />

den tweeden rang onder zyne ftukken, als zy<br />

de veele bizondere fchoonbeden aanmerken. Dit<br />

laatfte zal bezwaarlyk iemant ontkennen ; de Tooneelen<br />

alleen , waarin JOHANNES HUBERT<br />

tot den moord aanfpoord, en vooral die tusfchen<br />

HUBERT en ARTHUR, zyn Meefterftukken in<br />

hun foort j om zo veele andere niet te noemen,<br />

wiens fterkte, waarde .roering, originaliteit en natuur<br />

zo in 't oog loopende zyn (yy).<br />

POPE voerd een oud Toneelfpel aan onder het<br />

opfchrift: The troublesfome Reign of King John,<br />

in twee deelen, welke in 't Jaar 1611 gedrukt is,<br />

en waarvan Hy SHAKESFEAR en K O W L E Y ,<br />

als gemeenfchappelyke Schryvers opgeeft, In het<br />

tegenwoord ge ftuk is grootendeels het plan des.<br />

zeiven, en veel bizondere plaatzen, naar gevolgtvan<br />

de laatfte heeft STEEVENS eenige in de aanmerkingen<br />

zyner uitgaave aangevoerd. Even deze<br />

Kunftrichter hield het eerty ds voor SHAKESPEARS<br />

eigen arbeid; en nam het daarom onder zyne<br />

andre uitgave van de uitgegeevene twintig ftukken<br />

mede op. Thans echter neemt hy deze meerling<br />

te rug, en houd het voor den arbeid van een<br />

andren gelyktydigen Dichter. Het moet reeds in 't<br />

Jaar 159L het eerfte gedrukt zyn. Waarom POPE,<br />

SHAKESFEAR en K O W L E Y als Schryvers noemt,<br />

weet<br />

(yy) Zie over dit Toontelfptl ook de Dramatic<br />

Cenfor, Vol. II. p. 155.


©TBR KON. JOH., HISTORIE-SPEL. 2 7i<br />

weet men niet; vermoedelyk echter grond zich<br />

dit bericht, als FARMER aanmerkt, op eene,<br />

hoewel dwaalende overlevering. Het is het waarfchynelykft,<br />

dat KOWLEY dit oude Toneelfpel<br />

gefchreeven, en dat een gewinzuchtige Boekverkooper<br />

het in 'tvervolg,als naar SHAKESPEARS<br />

Hukken navraag gefchiede, en men het van de Tooneelfpeelers<br />

ter afdruk niet verkrygen konde, dit<br />

oude ftuk op nieuw gedrukt, en den naam van onzen<br />

Dichter op het Tytelblad gefteld heeft.<br />

E I N D E .


K U N S T<br />

ÖM EEN<br />

TEGENSPREEKSTER.<br />

T E<br />

T E M M E N .<br />

B L Y-S<br />

PEL<br />

II. Dut.<br />

s


P E R S O O N E N .<br />

DER<br />

I N L E I D I N G ZN H R T Ï U S S C H E N S P E L .<br />

Een LORD, voor welke bet Stuk gefpeeld word.<br />

CHRISTOFFEL S L E V , een dronkeKetellapper.<br />

Een W A A R D i N.<br />

Een E D E L M A N .<br />

TOONEELSPEELERS.<br />

BEDIENDEN van den Lord.<br />

P E R S O O N E N IN HET S T U K .<br />

BAPTIST A.<br />

K A T H A R I N A , ? _ ,<br />

B i A N c A , C D o c h t e r s v a n Baptift*.<br />

V I N C E N T I O , een oud Edelman van Pifg.<br />

L U C E N T I O , Zoon van Vincentio.<br />

PETRUCHIO, een Edelman van Verona.<br />

GREMIO, 7<br />

HoRTENSio.f M m n a a ' s n Etmea.<br />

TRANIO, 7<br />

B I O N D E L L O , \<br />

G R UMIO, Bediende vin<br />

Een P E D A NT.<br />

Een<br />

Een K L E<br />

WEDUW.<br />

ESMAAKER.<br />

B ediend<br />

en van Lucentio.<br />

Petruchio.<br />

Een G A L A N T E R I E K R A M E R . '<br />

B E D I E N D E N .<br />

Set Tooneel is meefi in Sadua, en zomtyds in<br />

het Huis van Petruchio, op bet Land.


- D E<br />

K U N S T<br />

OM EEN<br />

TEGENSPREEKSTER.<br />

T E<br />

T E M M E N *<br />

B L T - S P E L.<br />

INLEIDING.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Het Tooneel verbeeld eene Heide voor een<br />

Bierbuis.<br />

De WAARDIN,<br />

SLET.<br />

SLET.<br />

Ik zal U Pifaken! waarachtig!<br />

WAARDIN.<br />

Een Paar Hoosblokken, ondeugende kaerel!<br />

SLET.<br />

Gy zyt geipuis; de Sleys zyn geen ondeugende<br />

Kaerels. ziet het flegts in de Chronyk naar; wy<br />

kwamen met Richard den Veroveraar in 't Land.<br />

S 2<br />

dus


-276" DE KUNST OM EE» TEG. TE TEMM.<br />

dus paucas pallabris ; Iaat de Waereld haaren<br />

Joop Sesfa («).<br />

W A A R D i w.<br />

Gy wilt my de glazen niet betaalen , die gy ge.<br />

broken hebt?<br />

SLET.<br />

Neen, geen Penning. Laat af, Jeronimo!(b) —»<br />

gaat in uw koud bed en warmt U i<br />

W A A R D I N .<br />

Ik weet al een middel; ik moet heen gaan en<br />

een Gerechtsdienaar haaien.<br />

S LEY.<br />

Een, of twee, of tien Gerechtsdienaars! (c) ik<br />

zal my wel volgens recht tegens hén verantwoorden,<br />

ik wyk geen duimbreed , jou Guitje, laat<br />

hem komen, maar met goedheid.<br />

(Hy valt in Jlaap )<br />

T W E E -<br />

(«) SLET, een onweetend Menfch zynde, rabraakt<br />

de woorden eener vreemde fpraake, die by niet verftaat:<br />

de Spanjaards zeggen: Pocas Palabris, dat<br />

is weinig woorden*, en cesfa! weeft geruftK<br />

T H E o B A L D.<br />

STEEVENS bewyjl door aanvoering van een voor.<br />

beeld dat de twee eetfie Spaanfcbe woorden in meer<br />

Blyfpelen van dien tyd voorkomen, maar altoos in den<br />

mond van de gemeenjle Perfoonen.<br />

(b) Dit ziet op een oud Engelfcb Tooneelfpel, genaamd<br />

HIERONIMO, or the Spanifch Tragedy:<br />

welke meeft alle Dichters van dien tyd, tot bet voor.<br />

werp hunner Spotterny kezen, dit is de aanmerking<br />

van T H E O B A L D , die te gelyk een plaats uit dit<br />

oude Spel aanvoerd, waar op bier duidelyk gezin*<br />

fpeeld word.<br />

(c) In het Engelfcb gebruikt de Waardin het woord<br />

third borough.en SLEY antxuwrf, third,or fuurth,<br />

or firth borough &c.


B 'L Y • S P E L. 277<br />

T W E E D E T O O N E E L .<br />

Men boord een geluit van Jagthoorns.<br />

Een LORD die van de Jagt komt. GEVOLG.<br />

S L E Y Jlaapende.<br />

LORD.<br />

Jagers, ik' zeg U dat gy myne honden wel moet<br />

bezorgen; breng LUSTIG maar hier —— de<br />

arme hond is geheel opgezwollen. — neem W A C H -<br />

TEL KOPPEL, met de luidblaffende W I N D ­<br />

SPEL daar. Hebt gy wel gezien , Knaap , hoe<br />

goéd het Z I L V E R hield aan de haagzyde daar<br />

geen Spoor meer te zien was? ik zou den Hond<br />

voor geen twintig pond willen verliezen.<br />

JAGER,<br />

ó! W O U D M A N is even zo goed , als hy, Milord,<br />

hy blaften 'er altoos nog op los,fchoon reeds<br />

alles verlooren fcheen, en vond heden tweemaal<br />

het zwaarfte Spoor, geloof my ik houde hem voor<br />

de befte Hond van beide.<br />

LORD.<br />

Gy zyt Gek- Als ECHO maar behendig was,<br />

zou ik hem even zo hoog fchatten, als een dozyn<br />

zulke Honden, hoor, geef hen een goed avond<br />

voêr, en neem ze allen wel in acht; morgen denk<br />

ik weder te jagen.<br />

JAGER.<br />

Zeer web-Milord.<br />

LORD.<br />

Wie is dat ? — een doode, of een bezoopene ?•*•,<br />

ziet eens, haald hy nog adem ?<br />

Tweede JAGER.<br />

Hy haald nog adem Milord. zohy met geen bier<br />

doorwarmt was, zou hem dit bed zekerlyk te kond<br />

zyn om zo vafl te flaapen.<br />

S 3<br />

LORD.


a<br />

g<br />

E E I F T E<br />

278 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

Dat morfig beeft! ~*?\' een Varken liet hv<br />

daar!— wreede dood-' hoe haatelyken wal?ch/<br />

i£ 'L? 6 .^^' 6 " 1 ' 5 h o o r e e n s<br />

'<br />

Vrienden! ik wü<br />

m<br />

/ n, m e t dlt , bezoopen Menfch vermaaken wa<br />

*aj p, als men hem te bed brag?, £ ' zaete<br />

fyne klederen aandeed, ringen aan fyne<br />

V<br />

\ S<br />

S i» e l n 5? ft^k m a a l n e v e n s 2 vn bed. en ft»,<br />

telyke Bedienden ter zyde ftelden: en hl JiA<br />

veSete?? " BdM Bede,aa ' W-I Jg<br />

n . J ,<br />

J A C E R-<br />

•Dat denk ik zekerlyk, Milord.<br />

JAGERontTaakï<br />

^<br />

Tweede<br />

2 6 6 1 w o n d e r b a a r<br />

Ü , LORD.<br />

voorkomen als hy<br />

Even als een vleijende droom, of eene vdele<br />

t<br />

h<br />

frriT i„' K K f m z e e r i n<br />

^<br />

befte ver-<br />

Actev^n^^T*'"* «net alle myne befte<br />

öcmideryen ; balzcmd zyn vuile koo mer wirmf.<br />

afgetrokkene wateren, eii brand wïrie£„d ho<br />

om het vertrek eene aangenaame geu trgeeven ?<br />

Sis"!'' ° r a S h y ° n t W a a k t ' Muzyk by dê<br />

Z<br />

ld nken -'e„ ^ a<br />

n e - e n a a n S e n » m « toonen te doen<br />

ftond % i5<br />

« t «Bgen, zo weeft ter.<br />

h v i e t s m o<br />

ftond by de hand, maakt eene diepe en eerbi«Ve<br />

b e V e e I d u w<br />

Laaflê/LTV'<br />

beerlykheidJ!<br />

i.aai een Bediende hem een Zilver bekken vol<br />

SefvW ZJ ndei d ?, $ c h e n k k a ». een derde het<br />

bervet houden,, wil zyne heerlykheid zich verwaardigen<br />

om zyne handen te koelen?<br />

e e n<br />

den^nT* e e " kofte ' vk Kf<br />

L<br />

eed in zyne hand houken<br />

• P»n , e n W a t h y h e d e n 8 d i e f t a a ° « trek.<br />

en ïr" a D d e , r Vra , 3g f h e m i e t s o v e r z y n e Paarden<br />

en Honden, als ook dat zynGemaalin zyne krankheid


B L Y • S F E L. 279<br />

heid zeer ter harte neemt; hy maake hem wys dat<br />

hy maanziek geweeft is, en als hy zegt dat hy<br />

Siey is, zo moet hy zeggen dat hy droomd, dat<br />

hy niet anders is, als een zeer machtigen Lorddoet<br />

dit, en doet het op eene goede wyze myn<br />

waarde Vrienden; het zal ons een heerlyk tydver<br />

verdryf geeven, als men daar verftandig mede te<br />

werk gaat (d).<br />

Eerfte JAGER.<br />

Milord, ik verzeker Ü, dat wy onze Rol met<br />

zo veel vlyt en zo waarfchynlyk fpeelen zullen,<br />

dat hy gelooven zal dat hy niet minder is, als dat<br />

geene 't welk wy hem zeggen dat hy is.<br />

LORD.<br />

Neem hem zagt op, en breng hem te bed, en<br />

een ieder neeme zyn plicht in acht als hy ontwaakt.<br />

(•enige Bedienden draagen SLET weg. men boord<br />

eenige Trompetten.') Ga heen myn Vriend; en ziet<br />

eens welk een Trompet dit is, die daar geblaazen<br />

word. (Een der Bediende vertrekt.) Mogelyk een<br />

Adelyk Heer die op reis is, en zich hier denkt<br />

uit te ruilen. (De Bediende komt te rug.) Nu,<br />

wie is het?<br />

BEDIEHDI.<br />

Het zyn Tooneelfpelers Milord, die U hunnen<br />

dienft aanbieden.<br />

LORD.<br />

Laat hen hier komen.<br />

(d) Niet onaartig is een foortgelyk geval, denke*<br />

lyk bet zelve, door onsen Hollandjcbtn Dicbtef<br />

JACOB CATS befchreeven.<br />

VERT AALERS.<br />

SA<br />

D E R D E


e I e g e<br />

Ho DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMitf.<br />

D E R D E T O O N E E L .<br />

TOOJCEELSPEELEHS.<br />

De voorige.<br />

tVT »» LOBD.<br />

Nu, Mannen, gy zyt welkom.<br />

XKT J , T ° 0 N E E L S P E E L E R S ,<br />

Wy danken U, Milord.<br />

~ . . LORD.<br />

Denkt gy dezen Avond bier te blyven?<br />

.. .<br />

T w<br />

eede<br />

teteme'n^<br />

TOONEELSPEELER.<br />

M<br />

i<br />

'° r d ' ° m o n z 8 n d f e n f t<br />

hv^nLHi 16^"" 6 - ^Menfch erinner ik mynog.<br />

Pacfter<br />

°° r d e ° U d f t e Z o o n v a n «»<br />

V<br />

, f h " W e e t g y n e t n °S "end, toen<br />

ravn v<br />

Sn ? Z ? ?T g 0 m d a t<br />

de HrTJ Z y R n a a m Vrouwsperfoon ê e e ten, maar<br />

bêyver-<br />

waarlyk<br />

v c<br />

de Rol was regt voor bem gefchikt;en hy fpeelden<br />

hem zeer natuurlyk.<br />

Fswuon<br />

1<br />

beÜd 0 (0. d a t ^ " W L ° rdfcha ?<br />

LORD.<br />

Recht zo; gy Speelden die Rol voortreffelvk —<br />

klucht riTA 6 8<br />

' K<br />

Klacht voor (ƒ), waar by e r t my y d h uwe<br />

A eeh<br />

i e r : i<br />

kunft k h e b zeer veel<br />

dienft<br />

. ( E .) S ° T 0 , is de naam van een Pachters Zoon<br />

tn BEAUMONTS èn FLETCHERS wome»<br />

pleasd.. . mogelyk heette de Tooneelfpeeler die deze<br />

rol suf ram gefpeeld beeft, SINKLO. iy komt am<br />

aers by SHAKESFEAR in bet Treur/pel HEN*<br />

DRIK VI ook voor- ESCHENBURG<br />

(ƒ) Iemant die flegts een weinig Tooneelkundiz<br />

ts, kent den KRELIS L O U W E N , of A L E X A N -<br />

DKB.


B L Y • S P E L.<br />

S8r<br />

dienft kan doen. daar is hier een Lord die dezen<br />

hvond uw Spel mede zal aanzien, maar ik ben al.<br />

le'en bang dat gy U niet zuit kunnen wederhouden.<br />

alsgy ziet hoe wonderlyk hy zich aanfteld •»<br />

want zyn heerlykheid heeft nog nooit een Toneelfpel<br />

gezien. — en gy daar door in een fchaatrend<br />

lagchen uitbatftende, hem daar door zoud beleedigenj<br />

want waarlyk , myne Vrienden, als gy maar<br />

glimlacht, word hy kwaad.<br />

Too<<br />

DER de groote op het P O E S T E N M A A L . van<br />

den beroemden Nederlandfcben Biyfpeidicbter P.<br />

LANGENOYIC. 'er is zekerlyk geen Stuk dat meer<br />

o vereenkomjl beeft met deze INLEIDING als bet<br />

voorn. Blyfpel. Zie bier boe FERDINAND dg<br />

'JTOONEBLSPEELERS , welke by op zynBuiten-<br />

•plaats omtmnt Haarlem, «er maaltyd verzogtbeeft,<br />

•wegens K R E L rs LOUWEN onderhoud, Ifte Bedry<br />

f, Vilde Tooneel.<br />

Ik heb iets kluchtigs voor, dat zal ik TJ ontvouwen.<br />

De Man van Klaart je dees Boerin,<br />

Beeldt zich veel wondre zaaken in;<br />

Hem dunkt, hy is bekwaam als Edelman te leven.<br />

Wy moeten hem van daag een nieuwen tytel geeven.<br />

En zeggen dat hy Koning is.<br />

Men zou zekerlyk kunnen vermoeden dat L A N ­<br />

GE NDYK bet Stuk van SHA KESPEAR gekent<br />

beeft, al was bet flegts door de onverwagte komft<br />

der Tooneelfpeelers, in beide Stukken echter ontneemd<br />

dit niets van den roem van den Hollandfcben Dicb •<br />

ter, daar hy K RE LIS LOUWEN aan bet Stuk<br />

verbonden beeft; en de Caraüers en bet oogmerk<br />

van zyn Stuk zeer verfcbillende met het Engelfche<br />

zyn.<br />

VERTAALERS.<br />

S 5


aSa DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

TOONEELSFEILER.<br />

Wees onbezorgt Milord ; al was bet ook het<br />

kluchtigfte Figuur van de Waereld, zo kunnen wy<br />

ons echter wel houden.<br />

LORD.<br />

Ga Vriend, breng hen in de Eetzaal, en bedien<br />

ben volgens rang op het vriendelykfte j laat hen<br />

niets ontbreeken , van het geene het huis geeft.<br />

CEen der Bedienden vertrekt met de Tooneelfpeelers)<br />

Gaat gy by myn Edeiknaap Bartholomeus, en laat<br />

hy zich even als een Daaine aankleeden, en wanneer<br />

dit gefchied is, breng hem dan in het vertrek<br />

van den dronken K ieiel, noem hem Mevrouw,<br />

en wagt hem op. Zeg hem in myn naam, als<br />

myne gunfl hem lief is , dan moet hy zich een<br />

Edele en voornaame houding trachten te geeven ;<br />

een gedrag dat hy van Adelyke Dames, tegens<br />

haare Mannen, heeft afgeleerd : Iaat hy zich ook<br />

zo tegen dezen bezoopene gedraagen ; zagt en<br />

teder fpreeken, op eene eeibiedige wyze hoflyk<br />

tegen hem zyn en zeggen : waar in kan ü uwe<br />

Gemalin en onderdanige Dienaresfe , haare ge*<br />

boorzaamheid en liefde betuigen ? laat hem<br />

daar na onder vriendelyke omarmingen , tedre<br />

kusfchen, en met het hoofd op de borft gezonken,<br />

traanen Horten , als of zyn Gemalinne<br />

buiten zich zelve was, door haren Ega weder ge*<br />

zond te zien , die men veertien Jaar agter een.<br />

voor niets beter als voor een arme en laftige Bedelaar<br />

had aangezien, maar zo die Jongeling de<br />

gaaf der Vrouwen niet heeft, om zo dra hy wil<br />

een geheele vloed van traanen te regenen, zo zal<br />

een Uië tot dit voorneemen zeer dienitig zyn,die<br />

hy vaft in een doek winden moet, en die in fpyt<br />

van alle hindernisfen zyne oogen waterig zal maaken.<br />

bezorg dit zo fpoedig als gy kunt, hier na zal<br />

ik U nog andere zaaken te bezorgen geeven. (de<br />

•Bediende vertrekt.) Ik ben verzekert dat de Knaap<br />

zeer goed de houding, ftem, gang en gebaarden<br />

eener


B L Y • S P E L. «3<br />

eener Adelyke Dame zal weeten aan te neemen.<br />

my verlangt * hoe het gaan zal, als hy deze dronke<br />

kaerel, Gemaal noemt; en of myn Volk zich van<br />

lagcf en zal kunnen onthouden, als zy dezegemeene<br />

boeren kinkel ordentelyk moeten oppasfen. ik zal<br />

binnen gaan; en hen verder goede raad geeven;<br />

mogelyk houd myne tegenwoordigheid de uitbarfting<br />

van hunne vrolykheid te rug , die anders te ver<br />

gaan konde.<br />

(Hy vertrekt,')<br />

V I E R D E T O O N E E L . (*)<br />

'Het Tooneel verbeeld een Vertrek in bet Huis<br />

van den Lord.<br />

S L E Y , omringt van Bedienden, waar van eenige.<br />

Klederen, Bekken, Schenkkan en andere zaaken<br />

in banden bebben. De LORD.<br />

SLET.<br />

Om 's Hemelsch wille, een kan dunbier.'<br />

1 BEDIENDE.<br />

Beveeld uw heerlykheid een fchaaltje Sek te<br />

drinken?<br />

2 BEDIENDE.<br />

Gelieft uw heerlykheid deze ingemaakte Vruchten,<br />

te eeten?<br />

3 BEDIENDE.<br />

Welkeen Kleed gelieft uw doorluchtigheid heden<br />

aan te trekken?<br />

SLEY.<br />

Ik ben ChriftofFel Sley, nosm my geen heerlykheid<br />

noch doorluchtigheid, ik heb van myn leven<br />

geen Sek gedronken; maar zo gy my iets ingemaakts<br />

geeven wilt, zo geeft my ingemaakt Rundvleefch.<br />

Vraag my ook niet welk Kleed ik draagen<br />

wil, want ik heb niet meer Wambusfen als ruggen;<br />

niet


284 D« KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

niet meer Koufen als beenen, en niet meer Schoe*<br />

nen als voeten ; ja zomtyds meer Voeten als fchoe<br />

nen; of wel zulke Schoenen, daar myne Teenen<br />

door het overleer heen kyken, gelyk Dieven door<br />

de Traliën.<br />

LORD.<br />

De Hemel ontheffe uw heerlykheid eens van<br />

deze treurige gemoeds toeftand. — het is zeer<br />

droevig, dat een aanzienlyk Man, van zulk een<br />

afkomft, zulk een vermogen, en zo groote achting;<br />

van zulk een laage geeft bezeten moet<br />

S, L E r.<br />

Wat? wilt gy my onzinnig maaken, ben ik niet<br />

Chriftoffel Sley? de Zoon van den Ouden Sley van<br />

Batonheide? volgens myne geboorte een Mart'chkraamer?<br />

van opvoeding een Kaartenmaaker?naar<br />

myne verandering een Beeren voeder ? en volgens<br />

myn tegenwoordig Handwerk een Ketellapper?<br />

Vraag Maria Hacket, dat vette Bierwyf van Winkot<br />

maar eens of zy my niet kent. als zy ontkent,<br />

dat ik veertien penningen voor verfch bier by haar<br />

in 't kryt heb , zo erkent my voor den loogenachtigfte<br />

Schurk in de gantfche Chriftenheid. — wat?<br />

— ik ben niet gek.' — hier is<br />

1 BEDIENDE.<br />

ö i Om die reden is uwe Gemalin zo bedroeft.<br />

2 B E D;I E N D E.<br />

Ach.' daar zyn uwe Bedienden zo treurig over.<br />

LORD.<br />

Daar van komt het, dat uwe bloedverwanten<br />

uw huis myden , en door uwe zeldzaame<br />

verrukkingen als weg gedreeven zyn. Ach<br />

Edle Lord, gedenk aan uw geboorte; roep uwe<br />

oude denkbeelden uit hunne verbanning weder te<br />

rug; en verban deze laage flegte droom daar tegen.<br />

Zie hoe uwe Bedienden tot uwe bevelen ge.<br />

reed ftaan; ieder wagt flegts op uw wenken, om<br />

zynen


B L T . S P È L i<br />

zynen pligt te vervullen, begeerd gy Muzyk ? hoor,<br />

Apollo ipeelt, en twintig in kooij'en geflooten<br />

Nachtegaaien zingen. (Men boord Muzyk.) Begeerd<br />

gy te flaapen? wy zullen U op eene ruftplaatfe<br />

brengen , dat zagter en lugtiger zal zyn als het<br />

welluftige Bed, dat met alle vlyt voor Semiramis<br />

opgefierd was. Spreek , wilt gy wandelen ? dan<br />

zullen wy den grond beftrooijen of wilt gy reidenj?<br />

dan zullen uwe Paarden aanftonds gekamd, en haar<br />

tuig met louter goud en paerlen verfierd worden.<br />

Bemind gy de Valkenjagt ? gy hebt Valken die hoo*<br />

ger kunnen vliegen als de Morgen Leeuwrik. of<br />

wilt gy Jaagen ? uwe honden zullen de wolken U<br />

doen antwoorden, en enkle wederklanken uit de<br />

holen der Aarde oproepen.<br />

1 BEDIENDE.<br />

Spreek, wilt gy een Wedloop houden? uwe<br />

Windhonden zyn zo fnel als geoeffende harten; ja<br />

fneller als een Ree.<br />

2 BE DIENDE.<br />

Zyt gy een Liefhebber van Schilderyên ? wy zul.<br />

len LT terftond een Adonis haaien, aan een loo«<br />

pende Beek gemaald, en Cithera geheel in 't riet<br />

gedooken, welke zich fchynt te beweegen, en mes<br />

haar adem te dartelen, gelyk het wagglend riet met<br />

de wind fpeelt.<br />

LOID,<br />

Wy zullen U Jö toonen, daar zy als een nog<br />

onnozel Meisje bedroogen en overvallen word; zo<br />

natuurlyk gefchildert als zy 'er wezenlyk uitzag.<br />

3 BEDIENDE.<br />

Of Daphne, die door een Doornbofch loopt<br />

en haare voeten zo natuurlyk opgefcheurd, dat men*<br />

zweeren zou dat zy bloed, en Apol op dit gezicht<br />

weend; zo meesterlyk zyn bloed en traanen afge<<br />

maald.<br />

LORD.<br />

Gy zyt een Lord, en niets anders als een Lord;


285 DJÏ KUNST OM EEN TEG. TE TÊMM.<br />

gy hebt eene Gemaalin die fchoonder is, als men<br />

in deze droevige tyd kan vinden.<br />

t BEBUMDE,<br />

Eer de traanen, die zy om U vergooten beeft<br />

gelyk nyd.ge Vloeden haar beminlyk gelaat ove !<br />

flroomden; was zy bet fchoonfte Schepzel van<br />

d e<br />

Waereld; en heden durft geen ander daar nögnaar<br />

SLEY.<br />

Ben ik een Lord? en heb ik zulk een Wyf. of<br />

5«. m !i!I Pï Ik t 0 t h e d e n<br />

geboomd ?ik flaap<br />

niet; ik zie, ik boor, ik fpreek, ik ruik een ij.<br />

kre reuk, en voel zagte kaaken ; waarachtig, ik<br />

ben zekerlyk een Lord en geen KetellanrW<br />

geen ChriftoiFel Sley. Wel aan dan, hS?^<br />

bïïÏÏbSS voor onze 00gen; en no * eens > " n<br />

2 BEBIE N D E.<br />

wasfchen?— Ach/ hoe verheugen wy ons,door<br />

U weder by uw verftand te zien! ó! dat êy nu<br />

maar eens weder ingezien hebt, wie gy zyt i gy<br />

zyt vyft.en volkomen Jaaren in een droom'gl<br />

of gymep<br />

6 7 W a a k t e<br />

Z<br />

' ° W 3 a J j £ e ê y e V e "<br />

SLEY.<br />

^rocken?<br />

a l S<br />

i k d a<br />

" i n a l d i e n t y d D i e t S e '<br />

Ai T n#-i J IENDE.<br />

1 B E D<br />

fAn J » K' • ? AAR Z E E R O N N U T T E R E D E N 5 want<br />

fchoon gy bier m deze fraaije Kamer lag, zo ze<br />

gy echter , dat men U uit het huis geflaién had ,<br />

en fchimpte op de Waardin van het huif; en zei<br />

tl F > a n b y h , e t Landgerecht zou aanklaagen,<br />

dat zy uit fteene Kannen en ongeëikteMaajenW<br />

m t y d s r i e<br />

moeft.<br />

P 8 y d a t C e c i 1 » 1 ' Hacket komen<br />

Vyftien Jaar / waarachtig een fchoone middags-<br />

SLET.-


B L t- S F Ê 5 8?<br />

SLIT.<br />

Dat is waarlyk de Meid uit het Bierhuis.<br />

3 BEDIENDE.<br />

Ei Milord , wy kennen zulk een huis niet,noch<br />

' zuDs een Maagd , noch zulke Bediendens als gy<br />

pleegt op te noemen,.als Steeven Sley, de oude<br />

Jan Naps , Pieter Turf en Hein Pimpernel, en<br />

twintig andre zulke naamen en Lieden die nooit<br />

geleeft hebben; die niemant ooit gezien heeft.<br />

SLET.<br />

Nu , de Hemel zy dank voor myn goede be<br />

terfchap.<br />

ALLE.<br />

Amen.'<br />

SLET.<br />

Ik dank U . ~ • het zal ü geen fchaadezyn.<br />

V Y F D E T O O N E E L .<br />

Een LADY, met<br />

CETOLG. De toorige.<br />

LADY.<br />

Hoe bevind gy ü, Milord.'<br />

SLET.<br />

Och! heel goed bevind ik my; wsnthfer fs ge<<br />

noeg om te leven, waar is myn Vrouw ?<br />

LADY.<br />

Hier, waarde Lord, wat begeerd gy van haar?<br />

SLEY.<br />

Zyt gy myn Vrouw, en wiltgymy geen Man noemen?<br />

Laat myne Bediendens my Lord noemen;<br />

ik ben uw goede Man.<br />

L A D T.<br />

Myn Man en myn Lord , myn Lord en myn<br />

Man ik ben uw Vrouw met alle eerbiedigheid.<br />

SLEY.<br />

Dat weet ik wel,-»! hoe moet ik haar noemen?<br />

L0X9


288 Dn KUNST OM EEN TECT- TE T E M M .<br />

LOKO.<br />

Mevrouw.<br />

SLET.<br />

Elsje Mevrouw, of Anna Mevrouw?<br />

LORDS. , , ,<br />

Mevrouw , en niets meer ; zo heeten Lords<br />

hunne Ladys.<br />

SLET.<br />

Vrouw Mevrouw, men zegt dat ik gedroomd en<br />

geflaapen heb , omtrend vyftien Jaar en nog langer.<br />

LADY,<br />

Ja, waarlyk, en my fchynt het dertig Jaar te<br />

zyn, die geheele tyd ben ik van uw Bed gefcbeiden<br />

geweeft.<br />

SLEY.<br />

Dat is lang ——- Bediendens, iaat mv met haar<br />

alleen —- kleed U uit Mevrouw, en komt heden<br />

te bed.<br />

L A D Y .<br />

Edele Lord, fta my toe U te verdoeken, my nog<br />

één of twee nachten te verfchoonen , of voor 't<br />

minfte tot dezon ondergegaan is. want uwe Doctors<br />

hebben uitdrukkelykgezegt.dat ik, om bet gevaar<br />

te ontwyken waar door gy op nieuw in uw voorige<br />

ziekte zoud vervallen, my van uw bed moeft verwy.<br />

deren, ik hoop dat deze oorzaak my ter onfchui»<br />

diging zal dienen.<br />

SLEY.<br />

Ja, Ja, zy diend daar toe; maar het zal my toch<br />

zwaar vallen zo lang te wagten; echter komt het<br />

my ook in 't geheel niet geleegen van nu af aan<br />

weder in droomen te geraaken; ik zal dus in fpyt<br />

van vleefch en bloed wagten.<br />

Een BEDIENDE die op bet Tooneel komt.<br />

Uwe Heeriykheids Tooneelfpelei.s hebben uw»<br />

betering vernomen, en willen een aangenaamBly><br />

lpel Vertoonen, want dit houden uwe Geneesbee.<br />

ren


É L r • S P È L. 289<br />

ren voor zeer dienftig, daar zy wel inzien, dat<br />

te veel treurigheid uw bloed geheel verdikt heeft,<br />

en dat zwaarmoedigheid een voedfter der gekheid<br />

is; des hielden zy het voor goed ais gy een Biyfpel<br />

zaïgt vertoonen, opdat gy verheugd en vrolyk<br />

van gemoed worden moogt, waar door duizend<br />

zorgen den toegang gefloten, en het leven verlengt<br />

word.<br />

SLEY.<br />

De drommel. dat zal ik doen. laaten zy Speelen.<br />

is een Blyfpel geen Chriftenmarkt-dans, of een<br />

luchtfpringery ?<br />

L o RD.<br />

Neen, myn waarde Lord, het is een vermaake.<br />

iyker goed.<br />

SLEY. •<br />

Wat? goed tot een wambuis?<br />

LADY.<br />

Het is een foort van eene Hiftorie.<br />

SLEY.<br />

Goed.wy zullen het zien. kom vrouw Mevrouw;<br />

zet U nevens my.en Iaat de Waereld haaren loop,<br />

wy worden toch nooit weer jong.<br />

Einde van dc Inleiding'<br />

II. DEEL. T E E R -


290 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

EERSTE<br />

BEDRYF.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Het Tooneel verbeeld een Straat ia Padua.<br />

LUCENTIO,<br />

TRANIO.<br />

LUCENTIO.<br />

fPranio, gy weet myne groote begeerte om het<br />

fchoone Padua, die voedfter der Kunften, te<br />

zien, trok my hier naar het vruchtbaare Lombardyën,<br />

die aangenaame Tuin van het groot Italiën:<br />

myn Vader, die my bemind, fchonk my daar ge.<br />

willig zyne goedkeuring , en tevens uw goed gezelfchap<br />

toe; laat ons dus, myn trouwe dienaar,<br />

wiens oprechtheid in alle fiukken geloofwaardig is;<br />

laat ons hier leven, en met goed geluk de loop»<br />

baan der Wetenfchappen en vryë Kunften op treden.<br />

Pifa, dooi" zyne aanzienlyke Burgers beroemd,<br />

gaf my het leven ,• en rryn Vader weet gy, is door<br />

de geheele Waereld, als Koopman wegens zynen<br />

handel beroemd, zynde Vincentio uit het gedacht<br />

van Bentlvoli. de Zoon van Vincentio,die inFlorenfe<br />

opgevoed is, zal het voegen, om alle de<br />

van hem opgevatte hoop te vervullen, en zyn vermogen,<br />

door eJle handelingen een grooter glans<br />

te geeven; en daarom , Tranio, zal ik, geduuren.<br />

de den tyd myner Studie, myne vlyt in 't bizonder<br />

op de deugd veftigen , en op dat gedeelte der<br />

Wysgeerte dit de gelukzaligheid leerd, welke<br />

men voornamentlyk door deugd bereikt, zeg my<br />

wat gy daar van denkt; want ik heb Pifa verlaaten<br />

en b*»n naar Padua gekomen gelyk iemant, die een<br />

laag, ftilftaanda water verlaat,om zich in de diepte<br />

te dompelen , en zyn dorft tot verzaadiging toe<br />

zoekt te lesfchen.<br />

TRA.


B L T-S P Ê L. sft<br />

TRANIO.<br />

Mi P'erdonate , myn waaiden Heer, Ik ben in<br />

alle ftukken volkomen van uw méening. het verheugd<br />

my, dat gy uw befkiit dus wilt vervullen om de<br />

zoetigheden der aangenaame Wysgeerte in te zuigen,<br />

dit alleen myn Heer, bid ik U , iaat, daar<br />

wy deze deugd en deze leering bewonderen, dezelve<br />

ons tot geene Stoicynen of Blokken maaken,<br />

noch ons aan de ftrenge wetten van Ariftoteles zo<br />

zeer overgeeven, dat Övidius ons als uitfchot en<br />

geheel afgezwooren zy. Spreek redekundig met<br />

uwe bekenden, en over de Retorica in uwe dagelykfche<br />

gefprekken; gebruik de Muzyk en Dichtkunde<br />

om U op te beuren; neem de Wiskunde<br />

en Bovennatuurkunde voor, naïr dat gy daar luft<br />

toe bevind te hebben, daar geen luft is , daar is<br />

ook geen voordeel te verwachten, in 't kort Myn<br />

Heer, oeffen U in dat geene, daar gy hetmeefte<br />

fmaak in vindt.<br />

LUCENTIO.<br />

Ik dank uw Tranio, uw raad is zeer goed.<br />

was Biondello maar aangeland dan konde wy<br />

aanftonds onze inrichtingen maaken, en eene woo«<br />

ning kiezen, die ter onthaaling der Vrienden,die<br />

ik my met 'er tyd in Padua denk te verwerven,<br />

bekwaam was. —— maar wagt eens, wat zyn dit<br />

voor Lieden?<br />

TEANIO.<br />

Een optocht, Myn Heer , om ons in Padua te<br />

verwellekomen.<br />

T W E £ .


2-2 DE KUNST OM EEN TEG- TÉ TEMM.<br />

T W E E D E T O O N E E L .<br />

BAPTISTA, K A T H A R I N A , BTANCA,<br />

GREMIO, HORT ENSIO. L U C E N T I O<br />

en TRANIO, ter zyde.<br />

BAPTISTA.<br />

Myne Heeren, dringt hier niet verder op aan,<br />

want gy weet wat ik eens vafl beflooten heb,<br />

namelyk , myne jongfte Dochter niet eerder te<br />

laaten huwen , eer ik een Man voor de oudfte heb;<br />

zo een van U beide Katharina bemind, zo geef<br />

ik U uit oude vriendfchap en liefde, vryheid, om<br />

naar welgevallen uwen yver daar aan te bededen.<br />

G RE MI O'<br />

Liever deed ik wat anders ; zy is te ruw voor<br />

my. hoor eens hier Hortenfio, wilt gy een Vrouw<br />

hebben?<br />

KATHARINA.<br />

Heer Vader,zeg iny eens, zyt gy dan van zints,<br />

om my aan deze beidekalanten ter koop aan tebieden?<br />

HORTENSIO.<br />

Kalanten, Mejuffrouw? hoe meend gy dit? —.<br />

wy zyn geen kalanten voor U , dan moeiten wy<br />

zagter en toegeevender zyn!<br />

KATHARINA.<br />

Myn Heer, gy behoeft waarachtig niet bang te<br />

weezen. Ik weet, het komt Katharina noch niet<br />

half in 't harte; maar indien het zo was zo twyf.<br />

fel niet, of zy zal voor al zorgen, dat gy met een<br />

driebeende Stoel het hoofd uitgeborfteld, uw ge.<br />

zicht befchilderd , en als een zot onthaald zult zyn.<br />

HORTENSIO.<br />

' De Hemel behoede ons, voordiergelykcDuivelen,<br />

GREMIO.<br />

En my ook, 6.' lieve Hemel!<br />

TRANIO, ter zyde.<br />

Stil Myn Heer , dit is een aartig tydvsrdryf,<br />

dat


B L T e S P E L . 293<br />

dat Vrouwsperfoon is raazend dol, en geweldig<br />

trots.<br />

LUCENTIO, ter zyde.<br />

Maar in de ftüzwygenheid van de andre , zie<br />

ik eene maagdelyke tederheid en zedigheid uitblin.<br />

ken. —— Stil Tranio.<br />

TRANIO, ter zyde.<br />

Myn Heer, 't is goed gezegt „ zagtl — gaap U<br />

eens regt zat.<br />

BAPTISTA.<br />

Myne Heeren, over het geene ik gezegt hebbe,<br />

kan ik my terftond tegens U rechtvaardigen ——<br />

Bianca, gaat naar binnen; en laat het U niet leed<br />

zyn, want ik zal U daarom niot minder liefheb,<br />

ben, myn Kind.<br />

KATHARINA.<br />

Een alierliefft Kind! — het was het beft dat<br />

zy huilden, als zy maar wift waarom.<br />

BIANCA.<br />

Vergenoeg U flegts over myn misnoegen Zus«<br />

ter! — Heer Vader ik onderwerp my aan uw wil<br />

met alle onderdanigheid; myne Boeken en Inftrumenten<br />

zullen myn gezelfchap zyn; hen zal ik aanzien,<br />

en my, alleen met hen oeffenen.<br />

LUCENTIO,<br />

Luister Tranio, hier kunt gy Minerva hooren<br />

fpreeken.<br />

GREMIO.<br />

Signor Baptifta, wilt gy dan zo wonderlyk zyn?<br />

het fmert my, dat Bianca wegens onze geede wil<br />

verdriet moét hebban.<br />

HORTENSIO.<br />

Wat? wilt gy dan Signor Baptifta, dat arme<br />

Meisje wegens deze helfche Vyand opfluiten, en<br />

de fchuld van haar tong, dit onfchuldig Kind laaien<br />

ontgelden?<br />

BAPTISTA.<br />

Steld U geruft myne Heeren ; myn befluit is<br />

vaft. ««—• ga binnen Bianca (Bimc* vertrekt). En<br />

T 3<br />

daar


194 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

daar ik weet dat zy haar grootfte vergenoegen in<br />

Muzyk, InftruiTienten en Poezy heeft, zo zal ik<br />

Leermeefters in myn huis houden ^die in ftsat zyn<br />

haar onderrichting te geeven. Wanneer gy Hortenfio,<br />

ofgy, Signor Gremio zo iemant kent, zo<br />

laat hem by my komen; want tegen gefchikte Lieden<br />

zal ik my zeer ligtelyk laaten vinden ; en zal<br />

niets aan myne Kinderen fpaaren om hen goed op<br />

te voeden, tegenwoordig leven zy wel. Katharina<br />

gy kunt hier blyven; want ik heb met Bianca nog<br />

meer te fpreeken. (Hy gaat been.)<br />

K A T H A M » A.<br />

Zo! •—— en ik denk dat.ik ook heen kan gaan ;<br />

kan ik niet ? — zeker! »*— zou ik my alles bevelen<br />

en zeggen laaten , even of ik zelfs niet wift<br />

wat ik doen of laaten moet.' — kom, kom!<br />

(Zy gaat been.)<br />

GREMIO.<br />

Gy moogt naar den Duivel en zyn Grootmoeder<br />

gaan ! —- uwe gaaven zyn zo Edel, dat 'er niemant<br />

hier is, die U begeerd te houden, onze liefde<br />

is zo groot niet Hortenfïo, dat wy daar by niet<br />

bevriezen, en zelfs uithongeren kunnen. Zy is by<br />

ons nog in 't verfchiet. vaarwel-—— Echter wil<br />

ik uit liefde voor myn fchoone Bianca alles doen,<br />

en daadelyk een gefchikt menfch opzoeken, die<br />

haar alles leeren kan, waar zy luit toe heeft; en<br />

hem haaren Vader toezenden.<br />

HORTENSIO.<br />

Dat wil ik ook Signor Gremio: maar nog een<br />

woord, fchoon onze partydigheid tot hier toe<br />

nooit een affpraak onder ons verdraagen heeft;zo<br />

moet gy echter weeten, dat ons beiden daar aan<br />

gelegen is, om weder toegang tot onze fchoone<br />

Meestres te verkrygen, en gelukkige Medeminnaars<br />

van Bianca's liefde te zyn, dat wy voornamentlyk<br />

een zaak tot ftand zoeken te brengen.<br />

GREMIO.<br />

En welke dan, als ik U bidden mag?<br />

Hes.


B L Y • S P E L. 795<br />

HO RTENSIO,<br />

• Wat anders, als haar Zusier een man te bezorgen<br />

?<br />

GREMIO,<br />

Een Man.' —— een Duivel!<br />

H OR TEN si o.<br />

Ik zeg een Man.<br />

GREMIO,<br />

En ik zeg een Duivel, gelooft gy dan Hortenfio,<br />

alfchoon haar Vader zeer ryk is; dat 'er zulk een<br />

Zinneloos Menfch zou zyn, die met de Hel zou<br />

willen huwen.<br />

HORTENSIO.<br />

Zacht, Gremio! fchoon uw en myn geduld niet<br />

toereikt om haar luid getier te verdraagen, zo zyn<br />

'er echter, myn goede Vriend, toch altoos goed»<br />

hartige lieden in de Waereld; die met al haar<br />

gebreken en met haar geld, haar gaarne neemen<br />

zoude; indien wy die lieden maar aantreffen<br />

konden.<br />

GREMIO.<br />

Dat kan wel zyn, maar ik voor myn deel ,zou<br />

even zo gaarne haar huw.yk'gift op die voorwaar<br />

de aannemen, als alle morgen aan de Geesfelpaal<br />

gekwispeld te werden,<br />

HORTENSIO.<br />

Ja wel, onder verrotte Appelen heeft men niet<br />

lang te kiezsn. maar kom, daar deze moeilyke<br />

omltandigheden ons tot goede Vrienden maakt,<br />

zuilen wy ook zo lang in vriendfehap te faamen<br />

omgaan, tot dat wy Bjpüfta's oudfte Dochter aan<br />

een man geholpen hebben; en daar door de jongfte<br />

vryheid vetfehaffe om ook te huwen; welaan,<br />

van nieuws aan daar weder op af! waarde Bianca.'<br />

—— wie het geluk heeft, voerd,-de bruid<br />

weg! wie het fneifte loopt verkrygt den prys! -><br />

wat zegt gy daar van, Signor Gremio ?<br />

GREMIO.<br />

Ik ben daar mede te vreeden» en zon die geene<br />

T 4 het


2J6" DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

het beste Paard uit geheel Padua geeven, om daar<br />

made op de Vrijery uit te reiden: die met ernft<br />

naar Katharina wil trachten, haar tot het Trouw»<br />

altaar en in 't bed voeren, en dit huis van haar<br />

bewyden wil; kom nu.<br />

D E R D E T O O N E E L .<br />

T R A N I O , L U C E N T I O .<br />

T R A N I O .<br />

Maar zeg myn Heer, is het mooglyk, dat de.<br />

liefde in eens zo machtig kan worden?<br />

L U C E N T I O .<br />

ó Tranio, eer ik ondervond dat het waar was,<br />

hiela ik het ook altoos voor onmogelyk, doch niet<br />

voor onwaarfchynlyk. maar zie, terwyl ik hier Ieöig<br />

ftond en haar befchouwden, voelde ik de weiking<br />

der liefde in ledigheid, en heden beken ik U<br />

oprecht, U, daar gy my zo vertrouwend en waardig<br />

zyt, als Anna, de Koningin van Karthago<br />

was. —— Tranio, ik brand, ik fmacht, ik fterf<br />

als my dit zedige Meisje niet ten deel word. geef<br />

my raad Tranio, want ik weet dat gy het doen<br />

kunt; fta my by Tranio, want ik weet dat gy het<br />

b<br />

wilt doen.<br />

'<br />

T R A N I O .<br />

Myn Heer, bet is heden de tyd niet om tegenwerpingen<br />

te maaken; liefde laat zich uit het harte<br />

niet bedillen, heeft de liefde U gevat zo blyft<br />

'er verder niets over, als, redime te captum quam<br />

queas minim» (g).<br />

Lu-<br />

(g) Deze plaats uit de E U N U N C H U S van T E -<br />

R E N T I U S , beeft S H A K E S F E A R niet uit den<br />

Dichter zelfs , mtar uit L I J L L Y S Lttynfche Gramatika,<br />

gelyk J O H N S O N aanmerkt ,enh A R M S R<br />

(Esfay


B L T - S PE L. 297.<br />

LUCENTIO.<br />

Heb Jank, waarde Tranio? gaa voort; dit bevreedigd<br />

reeds; het overige zal volkomen geruft<br />

fteiien, want uw raad is vernuftig.<br />

TRANIO.<br />

Myn Heer, gy zaagt met zulke dorftige ooges<br />

op de Maagd, en bemerkte mooglyk de hoofdzaak<br />

van alles niet eens.<br />

LUCENTIO.<br />

ö! Ja, ik zag zulk eene bevallige fchoonheid in<br />

haar gelaat, als de Dochter van Agenor had, die<br />

den grooten Jupiter daar toe bragt, dat by zich<br />

voor haar vernederde, en met zyne kniën den<br />

Kretenfer oever kuften.<br />

TRANIO.<br />

Zaagt gy niet meer ? bemerkte gy niet hoe haar<br />

Zufler begon te fehelden; en zulk een ftorm te<br />

verheffen, dat menfchelvke ooren het gedruis naauw»<br />

lyks konden uithouden ?<br />

LUCENTIO.<br />

Tranio, ik zag haare Coraale lippen zich bewee<br />

gen; met haaren adem, ademde zy reukwerk in de<br />

lucht; tieflyk en bevallig was alles, wat ik aan haar<br />

bsfchouwdc.<br />

TRANIO.<br />

Nu, waarachtig het is tyd, om hem uit zyne<br />

opgetoogenheid te rukken, ontwaak doch, Heer;<br />

als gy op de Maagd verheft zyt, zo fteld met ver.<br />

ftand uwe gedachten daarop dat zy TJ ten deel<br />

word. de zaak ftaat zo: haare oudfte ZufterMs zulk<br />

een vervloekt twiftziek fchepfel, dat zo lang onge»<br />

trouwd thuis leven moet, tot haar Vader van haar<br />

los<br />

(Esfay p. 66,) daar door beveftigd, dat deze phaV<br />

dus in een Vaers te zaamen getrokken, in de Gram?<br />

tika, en niet in TER E NTI US ftaat.<br />

ESCHENBUIG.<br />

T 5


198 DJE KUNST OM EEN 1EG. TE TEMM.<br />

los is; en dus heeft hy Bianca opgefiooten, om<br />

van geen minnaars overioopen te worden.<br />

LUCENTIO.<br />

Ach! Tranio, welk een ontaarte Vader is dit!<br />

maar hebt gy niet bemerkt dat hy zich eenige moei»<br />

te gaf, om gefchikte Leermeefters tot haare onderrichting<br />

te verkrygen?<br />

TRANIO.<br />

Ja, zekerlyk merkte ik dit; en nu is de aanflag<br />

gemaakt.<br />

LUCENTIO.<br />

Ik heb hem Tranio.<br />

TRANIO.<br />

Een half part Myn Heer.' — onze beide uitvindingen<br />

fiooten te faamen, en fpringen te gelyk toe.<br />

LUCENTIO.<br />

Zeg my eerft de uwe.<br />

TRANIO<br />

Gy wilt een Leermeefter vertoonen, om de onderrichting<br />

van de maagd op U te neemen. dit is<br />

uw aanflag.<br />

LUCENTIO.<br />

Dat is zo; maar kan dit gaan?<br />

TRANIO.<br />

Onmogelyk. want wie zal uw Rol Speelen, en<br />

in Padua. Vincentios Zoon zyn? eene Huishouding<br />

voeren; zich op de Letteroeffeningen toeleggen;<br />

zyne Vrienden verwellekomen, zyne Landslieden<br />

bezoeken, en hen Gaftmaalen geeven?<br />

LUCENTIO.<br />

Al genoeg; weeft daar maar geruft over , want<br />

ik weet daar een middel voor , wy hebben ons<br />

nog in geen huis laaten zien, en men kan aan onze<br />

Wezens niet onderfcheiden wie Heer of Bedien.<br />

da is. wy zullen het dus alzo maaken: gy, Tranio,<br />

zult in myn plaats de Heer zyn, de huishouding •<br />

voeren , en bedienden houden , zo als ik doen<br />

moeft. Ik wil een ander vertoonen; een Floren.<br />

tyner,


B L r • s p E L '<br />

2 9 9<br />

tvner een Napolitaaner , of een gering Menfch<br />

uit Pifa. dus is het beflooten, en zo zal het zyn.<br />

Tranio herkleed U volledig; doet myn bonte Rok<br />

san, zet een Hoed op; en als Blonde o komt zo<br />

most hy U oppasfen; maar eerft zal ik hem ver.<br />

plichten dit geheim te houden.<br />

* (Zy verivisfelen van klederen,)<br />

TRAHIO.<br />

Zo zal het goed zyn. in 't kort, daar gy<br />

Mvn Heer het dus begeerd en ik verbonden ben<br />

t e<br />

gehoorzaamen. want dit beval Myn Heer<br />

uw Vader my. by onze afreize; wee* myn Zoon<br />

getrouw en gehoorzaam, zeide hy, alfchoon tk geloof<br />

dat het anders gemeend was —— zo ben tk<br />

te vreede, Lucentio te zyn ; wyl Lucentio my zo<br />

hef is.<br />

LUCENTIO.<br />

Doe dit, Tranio, wyl Lucentio verheft is, en<br />

laat my een Slaaf worden om het Meysje te ver-<br />

'krveen, wiens onverwachte aanfchouwing myn ge.<br />

kweft oog in dienftbaarheidgefteld heeft, daar komt<br />

ds Schurk.<br />

V I E R D E T O O N E E L .<br />

BIONDELLO.<br />

De voorige.<br />

LUCENTIO.<br />

Kaerel waar hebt gy geftooken ?<br />

BIONDELLO.<br />

Waar ik geftooken heb?-— ei, waarachtig,<br />

waar fteekt gy dan?—— Hos, heeft myn Heer de<br />

klederen van myn Kameraad Tranio geftoolen, of<br />

heeft Tranio de uwe geftoolen?' — of de een des<br />

andeis. Zeg my toch wat is hier te doen.<br />

LüCEHTIO,<br />

Hoor eens, goede Vriend • het is heden de tyd<br />

niet om te gekfehseren, fchik U dus naar den tyd,<br />

uw


330 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

uw Kameraad Tranio heeft hier, om myn leven<br />

te redden, myne klederen en geftalte aangenomen,<br />

en ik de zyne om gelukkig door te komen, want<br />

in den tyd, dat ik aan den oever geweeft ben ,<br />

heb ik in myn haaftigheid iemant omgebracht, en<br />

vrees dat men my zai ontdekken, paft gy hem op ,<br />

zo als het behoord, ik beveel het U; ik zal onder,<br />

tusfchen van hier gaan, om myn leven te redden,<br />

gy verftaat my toch?<br />

BIONDELLO.<br />

ö.' Ja, Myn Heer, geen duit<br />

LUCENTIO.<br />

En dat gy my geen letter van Tranio in den<br />

mond voert? Tranio is in Lucentio verandert.<br />

BlONDELLIO.<br />

Des te beter voor hem; ik wilde het ook wel<br />

zyn.<br />

T a A N i o.<br />

Dan had ik gaarne ook nog een wenfch ver»<br />

vult knaap, nameiyk , dat Lucentio, Baptifta's<br />

jongfte Dochter bekomen mogt. maar goede Vriend,<br />

niet om mynen 't wille, maar om myn Heers wille<br />

raad ik U, gedraag U in alle gezeltchappen voorzichtig<br />

en verftandig. als ik alleen ben, dsn ben<br />

ik Tranio; maar anders ben ik aan alie plaatfen<br />

uw Heer Lucentio.<br />

LUCENTIO.<br />

Laat ons gaan Tranio. daar is eene zaak over,<br />

en die moet gy zelfs uitvoeren, gy moet mede<br />

een van de Minnaars zyn. vraagt gy my waarom ?<br />

zo vergenoeg U met dit antwoord, dat mynen grond,<br />

flag goed en gewigtig is (b).<br />

V Y F -<br />

(b) De vifdeeling van het Tweede Bedryf, is<br />

weder in de Folio, noch Quarto Uitgaave van dit<br />

Stuk aangetekend. SHAKESPEAR Jcbynt bier bet<br />

Eerfte Bedryf gejlooten te hebheir, want bier fttnden<br />

anders


B L T. S P E Lé 30.<br />

V Y F D E T O O N E E L . (*)<br />

Het Tooneel verbeeld een Straat voor bet Huis<br />

van Hortenjio, in Padua.<br />

PETRUCHIO.<br />

GRUMIO.<br />

PETRUCHIO.<br />

Verorja, ik nam voor een tyd lang aficheid van<br />

U, om myne Vrienden in Padua te bezoeken; maar<br />

vooral myn bemindfte en waardfte Vriend Hortenfio,<br />

en hier geloof ik, is zyn huis. kom , goede<br />

Vriend, Grumio; klop hier, zeg ik U.<br />

GRUMIO.<br />

Kloppen, Hser?—. wie moet ik kloppen?—*<br />

Is hier iemant die Myn Heer beledigd heeft ?<br />

PETRUCHIO,<br />

Schurk,zeg ik, klop myn hier eens ter deeg. (»)<br />

GRUMIO.<br />

U, hier kloppen, Heer?—— lieve Hemel!wie<br />

ben ik, dat ik myn Heer hier kloppen moet?<br />

PETRUCHIO.<br />

Schurk, zeg ik, klop my aan deze deur, en fla<br />

myn ter deeg; of ik zal U èp uw fchelmfche kop<br />

liaan.<br />

GRUMIO.<br />

Myn Heer zoekt ruzie, ik moeft U eens aanraa.<br />

ken,<br />

anders de redehen van den Ketellapper enz. die nuverder<br />

aan 't Slot van dit Bedryf voorkomen,<br />

STEEVENS.<br />

(i) Het Misverfland is in 't Engelfch fraaijer,<br />

daar me beide myn en my uitdrukt, om bem in onze<br />

Taal eenigzints te behouden moet men onderftellen,<br />

dat de Bediende deze beide hetekenisfen niet weet te<br />

onderfcbeiden: een gebrek dat ook lieden vin voomaë,-<br />

men Jland maar al te gewoon is.


goa DE KUNST OM EEN TEG. TE TE MM.<br />

ken, dan wift ik reeds wie het flegtfte daar van af<br />

zou komen.<br />

(PETRUCHIO.<br />

Nu! zal het haaft zyn? waarachtig Kaerel, zo<br />

gy niet wilt kloppen dan zal ik Schellen , en eens<br />

zien, of gy Ut, Re, Mi, Fa, Sol, La zingen<br />

kunt.<br />

(Hy fchud hem by de ooren.)<br />

GRUMIO.<br />

Help, help, help! Myn Heer is do! geworden.<br />

PETRUCHIO.<br />

Nu, klop op* een andre keer als ik het U be.<br />

veel, Schurk.'<br />

Z E S D E T O O N E E L .<br />

HORTENSIO.<br />

De voorige.<br />

HORTENSIO.<br />

Hoe nu! wat is hier te doen ? • myn oude<br />

Vriend Grumio; — en myn lieve Vriend Petruchio!—<br />

hoe vaart gy alle in Verona.<br />

PETRUCHIO.<br />

Signor Hortenfio, komt gy om de twift tebeflisfchen?—<br />

Con tutto il core, hen trovato, kan ik<br />

wel zeggen.<br />

HORTENSIO.<br />

Alla nojira cafo ben renute, molto ontrato Signor<br />

mio , Petruchio. — Sta op , Grumio, fta op,<br />

wy zullen dezen twift byleggen.<br />

GRUMIO,<br />

6, Van 't geen gy daar in 't Latyn kaakelt, is<br />

in 't geheel de reden niet: als dit geen rechtmaatige<br />

oorzaak is, om uit zyn dienft te gaan— hoor<br />

flegts, Myn Heer! hy beval my hem te kloppen,<br />

en ter deeg te flaan: fchikte zich dit nu we) voor<br />

een Bediende, om zyn Heer dus te bejegenen ? —<br />

Wilde de Hemel dat ik hem eerft braaf geklopt<br />

had, zo was Grumio daar het flegtfte niet van af.<br />

gekomen.<br />

P •*


B L Y- S F E L- 303<br />

PETRUCHIO.<br />

Een onverftandige Kaerel — - waarde Hortenfio.<br />

ik beval den Guit aan uw aeur te kloppen, en<br />

kon bem met alle geweld daar niet toe brengen,<br />

dat hy dat deedt.<br />

GRUMIO.<br />

Aan de deur kloppen!—— ö! Hemeli hebt gy<br />

niet heel duidelyk gezegt: Kaerel, klop my hier,<br />

fUa my hier, flaa my ter deeg; en nu komt gy aan<br />

met aan de deur te kloppen!<br />

PETRUCHIO.<br />

Kaerel, pak U weg, of zwyg; dit raad ik U.<br />

HORTENSIO.<br />

Geduld, Petruchio, ik neem Grumio myner aan.<br />

dit is een droevig voorval tusfchen U en hem; uw<br />

oude, trouwe en bekwaame Bediende , Grumio!<br />

zegt my toch eens, myn waarde Vriend, welk een<br />

goede wind U van Verona hier naar Padua voerd.<br />

PETRUCHIO.<br />

De wind, die jonge Lieden door de Waereld<br />

omdryft, om hen het geluk verder als te huis te<br />

doen zoeken , daar flegts weinig ondervinding te<br />

bekomen is. maarkortelyk Signor Hortenfio, hoor,<br />

hoe myne zaaken ftaan. Antonio, myn Vader is<br />

gefiorven, en ik heb my op goed geluk eenmaal<br />

voorgenomen, zogoed ais ik maar kan, my voort<br />

te helpen en eene Vrouw te neemen. ik heb geld<br />

in myn beurs, en goederen te huis; en ben weggereift<br />

om in de Waereld om te zien.<br />

HORTENSIO.<br />

Petruchio, wil ik U dan eens zonder omwegen;<br />

eene twiftziekeen kwaadaartige Vrouw voorflaan?<br />

gy zult my weinig voor myn raad danken; en ech.<br />

ter verzeker ik U , dat zy ryk is, ja zeer ryk. maar<br />

gy zvt te zeer myn Vriend, en ik wilze U niet<br />

voorflaan.<br />

PETRUCHIO*<br />

Signor Hortenfio, onder zulke Vrienden als wy<br />

zyn, zyn weinig woorden noodig: als gy dus een<br />

Vrouws.


304 DE KUNST OM EEK TEG. TÉ TEMRI.<br />

Vrouwsperfoon kent dia ryk genoeg is om Petruchio's<br />

Vrouw te worden - want rykdom is by<br />

myne Vryëry bet einde van het leed —— 20 mag<br />

zy zo haatelyk zyn als de Vrouw des Florentyner;<br />

(k) zo oud als een SibiMa ; en zo kwaad,<br />

aartig en krakeelz'ek als de Xantippe van Soera*<br />

tes, of nog erger; zo fchrikt my dit echter niet af,<br />

en verhinderd my niet haar te beminnen, al was<br />

zy zo woeïl, als het opzwellende Adriatifche Meir.<br />

ik kom naar Padua om een ryk Huweiyk te doen;<br />

doe ik een ryk, zo doe ik ook een gelukkig Huweiyk.<br />

GRUMIO.<br />

Nu ziet gy, Heer; hy zegt U klaar ën duidelyk<br />

wat hy denkt, geeft men hem maar goud genoeg, ert<br />

huwt men hem aaneen pop of draadpopje, of aan<br />

een oude Bedelaares, die geen tand meer in de mond<br />

heeft; en alfchoon zy ook zo veele krankheden<br />

hadt als Tweeënfyftig Paarden; dit alles zegt niets,<br />

zo dra 'er maar geld by is.<br />

HORTENSIO.<br />

Petruchio, daar wy reeds zo ver gekomen zyH;<br />

moet ik TJ maar zeggen,'dat ik flegts gekomwild<br />

heb. ik kan U Petruchio, aan een vrouw helpen,<br />

die ryk genoeg, en jong en fchoon is, en zo wel<br />

op*<br />

(k) Ik onderjlel , dat dit eene Zinfpeeling op de<br />

gefchiedenis van een Fiorentyner is, die zich in een<br />

oud Boek, genaamd Athoufand notable Things, en<br />

mogelyk ook in andere verzamelingen bevind. „ by<br />

,, wierd in den nacht door de glans van Juweelen<br />

„ in verbaa/lbeid gefield , en verloor zyn verftand,<br />

,, tot bet Treuwfeeft voltrokken was, maar den an-<br />

„ dren morgen zag by zyn Vrouw, eer zy zo pracb-<br />

, tig opgejierd was, en bevond baar zulk een bate»<br />

j> hk > S eei » gerimpeld en vuil Scbepfel te zyn t<br />

„ dat by niet verder met haar leven wilde."<br />

ESCHE NBUR G.


B L T - S P E L. 305<br />

opgevoed als het eeneMiagd v3n afkomft betaamd,<br />

haar eenigtte gebrek —— en dat is gebreks gen<br />

o eg beftaat daar in , dat zy onverdraaglyk<br />

kwaadaartig.Twiftziek en trots is. dit gaat by haar<br />

20 ver, dat ik, al waaren myne omftandigheden<br />

nog veel flimmer dan zy zyn , haar om geen geheele<br />

Goudmyn zou willen trouwen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Houd öp Hortenfio; gy weet noch niet wat goud<br />

vermag, zeg my ilegts hoe haar Vader heet, dan<br />

weet ik genoeg; want ik wil my aan haar verbin»<br />

den, al tierden zy zo luid als de Donder, wanneer<br />

de Wolken in den Herfft kraaken.<br />

HORTENSIO.<br />

Haar Vader is Baptifta Minola, een gezellig en<br />

hoflyk Man; haar naam is Katharina Minola,zy is<br />

in Padua wegens haare fcheldende tong beroemd<br />

genoeg.<br />

PETRUCHIO.<br />

Ik ken haar Vader fchoon ik haar niet ken ; hy<br />

was met myn verftorven Vader zeer wei bekend,<br />

ik zal niet eerder flaapen , Hortenfio, voor ik haar<br />

gezien heb; laat my daarom zo ftout tegen ü zyn,<br />

om ü terftond na dit eerfte gefptek te verlaaten,<br />

als gy my daar niet heen wilt geleiden.<br />

GRUMIO.<br />

Laat hem gaan, Myn Héér; zo lang zyn eerfte<br />

hitte nog gloeid. op myn woord, als zy hem zo<br />

goed kende, als ik, zy zou verzekert zyn, dat zy<br />

met kyven en fchelden niet veel by hem zou uitrechten,<br />

zy kan hem mooglyk tien, of twaalfmaal<br />

Schurk of Vlegel noemen; dat is nog niets; als hy<br />

eens begint, dan-kan hy naar zyne wyze anders<br />

fmaalen! — geloof my, Myn Heer, als zy hem<br />

in zyn koordedanfen maar een weinig wilde hinde»<br />

ren dan zou hy een figuur in haar gezicht tekenen,<br />

en haar daar door zo disfigureeren, dat zy niet<br />

meer oogen om te zien zou hebben , als een<br />

ILDEKL. V Kat


3o6 DE KUNST OM EE» TEG. TE T E M M .<br />

Kat (J) gy kent hem noch niet, Myn Heer.<br />

HORTEKSlO.<br />

Wagt Petruchio, ik moet met U gaan: want in<br />

Baptifta's huis word myn kleinood bewaard, het<br />

Juweel myns levens, zyne jongfte Dochter, de<br />

fchoone Bianca. haar Vader ontzegt ze my en veel<br />

anderen, die naar haar vryën, en medeminnaars my«<br />

ner liefde zyn, terwyl hy het, wegens dat gemelde<br />

gebrek, voor onmogelyk houd, dat ooit iemant<br />

wegens Katharina hem onderhouden zal. Baptifta<br />

heeft daarom gezorgt dat niemant ingang tot Bian.<br />

ca zal hebben, voor de kwaade Katharina een Man<br />

heeft.<br />

GRUMIO.<br />

De kwaade Katharina.' dit is de ergfte bynaam<br />

die men ooit een Maagd geeven kan!<br />

HORTENSIO.<br />

Heden moet myn Vriend Petruchio my eenegunft<br />

bewyzen, en my in geheele eerbaare kleding aan<br />

den Ouden Baptifta als een Leermeefter voorftellen,<br />

die in de Muzyk zeer ervaaren is, om Bianca<br />

te onderrichten; op dat ik ten minfte door deze<br />

lift gelegenheid en vryheid verkryg.haar myne liefde<br />

aan te bieden; op dat ik , zonder verdacht te<br />

zyn, haar voor my zelve fpreeken kan.<br />

(2) Mooglyk zal dit zo veel beeten, als, by zou<br />

baar de oogendoor Jlaan zo uitpuilend maaken, dat zy<br />

met tt faamen getrokken oogleden, pinkoogen zou als<br />

een Kat tegen het licht-<br />

JOHNSON.<br />

ZE'


h L r. s P k t.<br />

in<br />

R E V E N D E T O O N E E L .<br />

G R E M I O<br />

en LUCENTIO verkleed.<br />

De voorige.<br />

GRUMIO*<br />

Dit is in 't geheel fchelmery, men zie flegts, hóe<br />

de jonge Lieden om de oude Lieden te bedriegen,<br />

de hoofden te faamen fteeken! — Heer, ziet toch<br />

eens om; wie gaat daar? — he?«—<br />

HOR TEN» IO.<br />

Stil, Grumio, het is myn Medevryer. Petruchio,<br />

Wacht hier toch een weinig.<br />

GRUMIO.<br />

Een asrtige en verliefde jonge Knaap l<br />

GREMIO.<br />

Recht, heel goed. ik beb de Lyft doorgelezen,<br />

hoord gy myn Vriend , ik wil ze zeer goed inge»<br />

bonden hebben , het zyn enkel Minneboekjes;<br />

neem dit in acht, en leez' haar niets anders voor.<br />

Hy verftaat my. boven het geen Signor Baptiftü<br />

geeven zal wil ik insgelyks mild zyn tegen hem.<br />

laat by zyne Papieren braaf Parfumeeren; want zy,<br />

voor wien ze beftemd zyn, is aangenaamer als<br />

het reukwerk zelve. > • wat wil hy haar voor*<br />

lezen ?<br />

LUCENTIO.<br />

By alles wat ik haar voorleez', zal ik voor U, •<br />

als myn begunftiger fpreeken; weeft daar van ver.<br />

zekerd; en dat met zoo veel aangelegenheid als<br />

of gy zelfs tegenwoordig waart en mooglyk nog<br />

met dringender woorden als gy zelf,Myn Heer,<br />

indien gy mogelyk zelf geen Geleerde zyt.<br />

GREMIO.<br />

6 f Over de Geleerdheid! welk een heerlyke<br />

snak is zy!<br />

V a<br />

Giti


3o3<br />

Da KUNST otó EEN TEG. TE TEMtó.<br />

GRUMIO.<br />

6.' Over den Gek .' welk een dommen Ezel<br />

is hy.'<br />

PETRUCHIO.<br />

Zwyg Kaerel-<br />

HORTENSIO.<br />

Stil, Grumio! ——*- weeft gegroet Signor Gre»<br />

mio!<br />

GREMIO.<br />

Ha! welkom, Signor Hortenfio. raad eens waar<br />

ik ga ? — naar Baptifta Monola. ik beloofde<br />

hem zorgvuldig naar een Leermeester voor de<br />

fchoone Bianca om te zien , en by geluk ben ik<br />

aan dit jonge Menfch geraakt, die zich wegens<br />

zyne geleerdheid en levenswyze zeer goed voor<br />

haar fchiktr hy is in de Poëzy en andere Boeken<br />

zeer belezen, ja in veel goede Boeken, dat verzeker<br />

ik U.<br />

HORTENSIO.<br />

Zeer goed; en ik heb iemant gevonden die my<br />

belooft heeft , aan een bekwaame Muzykmeefter<br />

te helpen, om onze beminde te onderwyzan. ik<br />

zou U dus in diecstyver voor de fchoone Bianca<br />

die ilt to zeer bemin, in 't geringde niet willen<br />

toegeeven.<br />

GREMIO.<br />

Die ik zo zeer bemin.' —— dit zal myn gedrag<br />

bewyzen.<br />

GRUMIO.<br />

En dat zullen zvne Geldbeurzen bewyzen.<br />

HORTENSIO.<br />

Gremio, het is heden den tyd niet om onze Liefdesverklaringen<br />

voort te brengen, hoor my, en<br />

als gy oprecht tegen my wilt zyn ;'zo zal ik U iets<br />

nieuws zeggen, dat voor on3 beiden naar wenfch<br />

moet zyn. Hier is een zeker Heer , die ik zo daadelyk<br />

aangetroffen heb, die volgens onze affpraak, met<br />

een goede wil, onderneemen zal om de twidzieke<br />

Katha-


B L Y • S P E L,<br />

3 Cp<br />

Katharina te vryên en te huwen , indien de Huw»<br />

Jyksgifc hem bevalt.<br />

GREMIO.<br />

Dit was voortreffelyk. maar Hortenfio, hebt gy<br />

hem alle haar gebreken geztgt?<br />

PETRUCHIO.<br />

Ik weet dat zy een onverdraaglyke geweldraaakende<br />

Twiftzoekfter is: maar zo het dit alles is,<br />

Heeren, dan zie ik nog geen groot ongeluk daar<br />

in.<br />

GREMIO.<br />

In ernft myn Vriend ? — wat zyt gy voor een<br />

Landman ?<br />

PETRUCHIO.<br />

Uit Verona geboortig, des ouden Antonio's<br />

Zoon. Myn Vader is géftorven, maar myn Capitaai<br />

is nog in het Ieeven ; en ik hoop lange en<br />

goede dagen te zien.<br />

G R E M r o.<br />

Ach.' lieven Heer! zulk een leven en zulk een<br />

Vrouw was een tegenfpraak. Maar als gy daar luft<br />

in hebt, in Gods naam! ik zal U in alles zoeken<br />

by te ftaan. wilt gy echter naar deze Meerkat<br />

vryên ?<br />

PETRUCHIO.<br />

Zo ik het leven daar by fcan behouden'<br />

GRUMIO.<br />

ZO hy niet om haar wil vryên. dan wil ik ze<br />

ophangen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Waarom kwam ik anders hier, als met dit voor»<br />

neemen. meend gy dan dat een klein gerucht myne<br />

ooren kan verdooven ? heb ik by tyden geen Leeu.<br />

wen hooren brullen? heb ik de Zee door Storm<br />

opgeblaazen niet gelyk een wild Zwyn zien woede,<br />

en door woede zien zweeten?heb ik niet met<br />

grof gefchut in 't Veld, en met de Artillery des<br />

Hémels in de Wolken hooren donderen? heb ik<br />

niet in een geregelde Slag, het Veldgefchreeuw,<br />

V 3<br />

grin»


§10 DE KUNST OM EEN TEG. TE TE MM.<br />

grinnikende Rosfen en Trompetten klank gehoord?<br />

En gy fpreekt van een Vrouwelyke tong, die het<br />

oor de helft van het gedruis doet hoorsn , dat een<br />

Paftanje in 't vuur geeft ? foei i foei! ga heen, en!<br />

maak Kinderen met Bullebakken bang.<br />

GRUMIO.<br />

Want hy vreeft 'er geen.<br />

GREMIO.<br />

Hoor, Hortenfio, dezen Heer is tot ons geluk<br />

hier gekomen, myn hert zegt my dat het hem en<br />

ons zal wel gaan.<br />

HORTENSIO.<br />

Ik beloofde hem, dat wy het onze daar toe doen,<br />

en in alle gevallen voor hem zouden fpreeken.<br />

GREMIO.<br />

Dat zullen wy doen, ais hy haar maar weet te<br />

winnen.<br />

GRUMIO.<br />

Ik wenfchte dat my een goede Maaltyd zo zeker<br />

was, als dit.<br />

A O T S T E T O O N E E L .<br />

T R A N I O , Statelyk Gekleed,<br />

De voorige.<br />

BIONDELLO,.<br />

TRANIO.<br />

Uw Dienaar, Myne Heeren. mag ik U verzoe.<br />

ken om my de weg te wyzen naar het huis van<br />

Signor Baptista Minola?<br />

BIONDELLO.<br />

Die twee fchoone Dochters heeft?meendgydie?<br />

TRANIO.<br />

Juist dezelve, Biondello.<br />

G S E M I o,<br />

Hoor Myn Heer , gy denkt toch niet o»<br />

die<br />

TBA-


B L Y. S P E L.<br />

ZU<br />

TRANIO.<br />

Mogelyk om die en dien: wat raakt U datr<br />

PETRUCHIO.<br />

Nu houd om de twistzieke niet aan,Myn Heer,<br />

dit verzoek ik voor my.<br />

TRANIO.<br />

Ik ben geen Liefhebber van twisten , Myn<br />

Heer. Biondello laat ons gaan.<br />

LUCENTIO.<br />

Het begin was goed Tranio.<br />

HORTENSIO.<br />

Een woord Myn Heer, eer gy gaat. Zyt gy<br />

qen Minnaar voor het Meysje daar gy van fpreekt,<br />

of niet?<br />

TRANIO.<br />

Was het dan een misdaad Myn Heer, als ik<br />

het was?<br />

GREMIO.<br />

Neen, als gy zonder meer woorden te maaken<br />

U van haar wilde begeeven,<br />

TRANIO.<br />

Hoe, Myn Heer, is de Straat niet even zo vry<br />

voor my als voor ü?<br />

GREMIO.<br />

De Straat wel, maar zy niet.<br />

TRANIO.<br />

En waarom dat, als ik vraagen mag?<br />

GREMIO.<br />

Daarom, als gy het toch weeten wilt, om dat<br />

Signor Gremio haar voor zyn beminde gekozen<br />

heeft.<br />

HORTENSIO.<br />

Wyl Signor Hortenfio, haar daar toe gekozen<br />

heeft.<br />

TBANIO.<br />

Zacht Myne Heeren, als gy braave Ridders zyt,<br />

zo verwaardig U ten minsten om my aan te hoe<br />

ren. Baptista is een waardig Edelman, die myn<br />

Vader niet geheel onbekend is; en al was zyn*<br />

V 4<br />

-Do£


%i% DE KUNST OM EEN TEG. TE. T E M M .<br />

Dochter nog fchoonder als zy in de daad is, zq<br />

kan zy altoos meer minnaars hebben , en onder ben<br />

my ook. de fchoone Leda had duizend Vryërs, dus<br />

kan-de fchoone Bianca 'er nog wel een meer hebben;<br />

en die moët zy hebben. Lucentio zal daar<br />

een van zyn, al kwam Paris zelfs, hoopende ouï<br />

alleen zyn wit te bereiken.<br />

GREMIO.<br />

Dit Menfch zal ons waarachtig allen over hoop<br />

kaakelen.<br />

LUCENTIO.<br />

Ach.' Heer, laat hem maar gaan; het loopt zekerlyk<br />

flegt met hem af.<br />

PETRUCHIO.<br />

Hortenfio, waar toe dienen alle deze redenen?<br />

HORTENSIO.<br />

M"n Heer , laat my ten minsten zo flout zyn<br />

om u te v,raagen, hebt gy ooit Baptista's Dochter<br />

gezien ?<br />

TRANIO.<br />

Neen, Myn Heer. maar ik hoor, hy heeft 'er<br />

twee; de eene is even zo beroemd wegens haar<br />

fcheldende tong, als de andere wegens haare fchoonbeid<br />

en zedigheid.<br />

PETRUQHIO.<br />

Heer, heer, de eerste is voor my, Iaat die maar<br />

gaan.<br />

GREMIO,<br />

Waarlyk, laat dezen ameid over aan den grooten<br />

Hercules; zy zal hem meer te doen geeven als<br />

de bekende twaalf.<br />

PETRUCHIO.<br />

Myn Heer, laat ik U zeggen: de Jongste Dochter<br />

naar welke gy tracht, fluit haar vader voor alle<br />

toegangen van Minnaars op, en wil haar aan<br />

niemant belooven, voor de oudste Dochter gehuwd<br />

Is: dan eerst zal de jongste Dochter vry zyn en<br />

niet eerder.<br />

TRA-


B L ï . S P E L . 313<br />

TRANIO.<br />

Als dat zo is, Myn Heer, dat gy de Man zyt<br />

die ons allen, en my onder de overige bevorderlyk<br />

moet zyn; als gy het Ys breeken , deze daad uitvoeren,<br />

de oudste trouwen, en de jongste vrymaaken<br />

wilt, op dat wy toegang tot haar kunnen<br />

vinden; zo zal die geene die zo gelukkig is om haar<br />

te verkrygen, zekerlyk niet ondankbaar zyn.<br />

HORTENSIO.<br />

Gy fpreekt en denkt zeer goed, Myn Heer; en<br />

daar gy U voor eén Medeminnaar uitgeeft, zo moet<br />

gy, zo wel als wy, toegeeflyk omtrent dézen Heer<br />

zyn, die wy allen veel verplichting fchuldig zyn.<br />

TRANIO.<br />

Myn Heer, hier aan zal het by my niet ontbreeken.<br />

om hier een begin mede te maaken, zullen<br />

wy, zo gy het goedvind, deze namiddag vrolyfc<br />

doorbrengen, en op de gezondheid van onze Beminde<br />

rykelyk fmullen. wy zullen doen als Proce'<br />

deerende Advocaaten, die magtig tegen elkander<br />

ftryden, en echter in Vriendfchap iaamen eeten<br />

en drinken.<br />

G R U M I O en BIONDELLO,<br />

Een treffelyke voorflagl — kom Vrienden,<br />

iaat ons gaan.<br />

HORTENSIO.<br />

De voorflag is waarlyk goed. het zy dan zo. Pe><br />

tiuchio ik zal U ben venuto zyn.<br />

(Zy gaan been : de overige Aanfcbouvoers blyven<br />

en fpreeken.)<br />

Einde van bet eerfte Bedryf.<br />

Vï T U S .


8 H<br />

KUNST ou MI» TEG. TE TEMM.<br />

T U S S C H E N S P E L .<br />

Een BEDIENDE. SiE?,een LADÏ,<br />

enz.<br />

BEDIENDE. . „. C„ O I<br />

Gy flaapt Milord; gy geeft geen acht op het Spel.<br />

Waarlyk, by St. Mmljf P** *jj J£<br />

een goed diDg, waarachtig* *omt er nog<br />

meer van?<br />

LiBT.<br />

Het is zo even eerft begonnen Milord.<br />

S i* E y»<br />

Het is een fchoon ituk Arbeid. Mevrouw La.<br />

dy —- ik wou dat het gedaan was.<br />

Einde vm bet Tutfcbenftel.<br />

TWEE.


B L Y' S P B L, 315<br />

fWEEDE<br />

BEDRYF.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Het Tooneel verbeeld een Kamer in 't buis van<br />

Baptifta.<br />

KATHARINA,<br />

BIANCA»<br />

BIANCA.<br />

T ieve Zuster, doet my en U zelf de onSer nies<br />

•M aan, een Dienftmaagd en Slavin van my te<br />

maaken; daar toe kan ik niet beiluiten: ten aan»<br />

zien van deezen elendigen opfchik, kunt gy dien<br />

band vry laaten, want ik zal bem toch wegwerpen,<br />

alle myne klederen zelfs tot op myn rok. beveel<br />

my buiten dit alles wat gy wilt, ik zal het doen, ik<br />

weet zeer wel wat ik een ouder Zuster fchuldig ben.<br />

KATHARINA»<br />

Ik begeer van U, my te zeggen, welke van uw<br />

Minnaars gy het meelt lyden kunt. zeg my de<br />

waaiheidl<br />

BIANCA.<br />

Geloof my Zuster, onder alle Mannen op het<br />

Waereldrond, heb ik noch nooit een uitfteekend<br />

gelaat gezien, dat ik meer als andere genegen kon»<br />

de zyn.<br />

KATHARINA.<br />

Gy liegt, kleine Hex. is het Hortenfio niet?<br />

BIANCA.<br />

Als gy hem geneegen zyt, Zuster, zo zweer ik<br />

TJ, dat ik zelf voor U zal fpreeken, op datgy hem<br />

verkrygt.<br />

KATHARINA.<br />

Ha! dan ftygen uwe grillen denkelyk iets hoo.<br />

ger; gy wilt zekerlyk Gremio hebben, om regt deftig<br />

te kunnen leven.)<br />

Bi Air-


ïf


s L r. s p È i. 3^<br />

danfen, en wegens uwe liefde tot haar, met my<br />

laaten omfpringen, zo ais men het goed vind. zeg<br />

my niets meer, ik zal heen gaan, en fchreiën, tot<br />

IK gelegenheid kan vinden om my te wreeken.<br />

(Zy vertrekt.)<br />

B A P T I 8 T A.<br />

Had een Vader ooit zo veel hertenleed als ik ? —.<br />

maar wie komt daar ?<br />

V I E R D E T O O N E E L .<br />

GREMIO, LUCENTIO, als een gemeen Menfcb<br />

gekleed, PETRUCHI o. HOETEHSIO, J|J<br />

een Muzykmeefter. TRANIO en BIOK.<br />

DEL LO , die een Luit en Boeken<br />

draagen. BAPTISTA.<br />

GREMIO.<br />

Goede Morgen , Buurman Baptifta.<br />

BAPTISTA.<br />

Goede Morgen, Buurman Gremio; Ik heet ü<br />

welkom Heeren.<br />

PETRUCHIO.<br />

U ook, myn Heer. Zeg my eens,hebt gy niet<br />

een Dochter, die Katharina heet, en fchoon en<br />

deugdzaam is?<br />

BAPTISTA,<br />

^Ik heb een Dochter Myn Heer, die Katharina<br />

heet.<br />

G RIMIO.<br />

Gy zyt te voortvaarend; vervolg naar order.<br />

PETRUCHIO.<br />

Gy doet my onrecht, Signor Gremio ,• laat my<br />

begaan, ik ben een Edelman uit Verona ,<br />

Myn Heer; ik heb van haar fchoonheid, haar<br />

verftand, haare gezelligheid, en zedige befcheidenheid;<br />

van haare verwonderens waardige hoeda •<br />

nigheden, en h>ar zachtmoedig gedrag gehoord; en<br />

ben


318 DE KUNST OM EEN TEG. TE f EÜtöi<br />

ben nu zo ftoutom my zelve in uw huis ter Maaitvd<br />

te verzoeken, om myne oogen zelf getu.gerj<br />

van dit bericht te doen zyn, dat ik zo dikmaalsge.<br />

hoord heb. tot een aanvang van myne Vryery^<br />

brene ik een van myne lieden hier mede (bem<br />

Hortenfio vertoonende) die in de Muzyk en Wiskunde<br />

zeer bekwaam is, om haar yolleedig in de<br />

Wetenfchappen te onderwyzen, welke haar. gelyk<br />

ik weet niet geheel vreemd zyn. Neemt hem aan<br />

anders b'eleedigt gy my. hy heet Licio, en is van<br />

Mantua geboortig.<br />

BAPTISTA.<br />

Gv zyt welkom , myn Heer ; en by ook om<br />

uwent wille , maar wat myn dochter Katharina betreft<br />

ik weet zeer wel, dat zy voor U niet gefcbik't<br />

is, en dit beklaag ik zeer?<br />

PETRUCHIO,<br />

Ik zie dat gy haar niet gaarne wilt misfen, of<br />

mogelyk kunt gy myn gezelfchap niet verdraagen.<br />

BAPTISTA'<br />

Verftaa my niet verkeerd; ik fpreek maar recht<br />

zo als ik het vind. waar zyt gy van geboorte, Myn<br />

Heer, en hoe heet gy?<br />

PETRUCHIO.<br />

Ik heet Petruchio, myn Vader was Antonio.een<br />

Man die door geheel Italiën bekend was.<br />

BAPTISTA.<br />

Ik ken hem zeer wel; gy zyt myook om zynen't<br />

wille welkom.<br />

G R E MI o.<br />

Zonder U, in de leden re vallen, Petruchio, ik<br />

bid U, laat ons. die een nederig verzoek te doen<br />

hebben, ook fpreeken. wat drommel! gy zyt<br />

geweldig voortvaar end.<br />

PETRUCHIO.<br />

A, Vergeef my Signor Gremio, ik wilde gaarne<br />

klaar zyn.<br />

G tt»


B L T ' S P E L , 3i|<br />

GREMIO.<br />

Dat geloof ik wel Myn Heer; maar gy zult uw<br />

Huwlyksverzoek nog eens verWenfchen. •»•» Mya<br />

Buurvriend, dit gefchenk is zeer aangenaam, dat<br />

weet ik zeker ? om tegen U ook myne hoflykheii<br />

te betuigen , daar ik ü meer hofiykheid te dan«<br />

ken heb, als iemant; zo ftaat deze jongen Geieer«;<br />

de vryë toegang toe, ( bem Lucentio vertoonende )<br />

die lang in Reims geftudeerd heeft, en even zo<br />

ervaaren in Griekfche, Latynfche en andere fpraa.<br />

ken is, als de andere in de Muzyk en Wiskunde:<br />

zyn naam is Cambio; ik bid U neem zyn dienft<br />

aan.<br />

BAPTISTA.<br />

Duizendmaal dank . Signor Gremio ; welkom<br />

lieve Cambio. (tegen Tranio) Maar myn waarden<br />

Heer; my dunkt gy gaat als een vreemde; durf ik<br />

zo ftout zyn om te vraagen, waarom gy hier ge*<br />

komen zyt?<br />

TRANIO.<br />

Vergeef my, Myn Heer, de ftoutheid is aan<br />

myne zyde ; daar ik , als een vreemde in deze<br />

Stad ; my voor een aanbidder van uw Dochter,<br />

de fchoone en deugdzaame Bianca verklaar ! ook<br />

is my uw vaft befluit ten aanzien der voortrekking<br />

van haar oudlie Zuiler niet onbekend, de<br />

vryheid en alles wat ik begeer, is dit, dat ik,<br />

als men myne afkomft weet, onder de overige<br />

Minnaars mede mag geteld worden, en even als<br />

zy den vryên toegang tot haar verkrygen. voor<br />

de opvoeding uwer Dochter breng ik een flegt<br />

Inftrurnent, en dit klein Pakje Griekfche en La.<br />

tynfche Boeken (m) zo gy dezelve aanneemt dan<br />

is baare waarde zeer groot.<br />

BAH<br />

(m) Ten tyde van Koningin ELIZARKTH,<br />

wierden de Juffers van geboorte gtwoonlyk in dé


32Ó DE KUNST OM EEN TEG. TE T E M M .<br />

BAPTISTA.<br />

Lucentio is uw naam? en van waar dan ? als ik<br />

U vraagen mag?<br />

TRANIO.<br />

Van Pifa, Myn Heer. een Zoon van Vincentio.<br />

BAPTISTA.<br />

Een aanzienlyk Man in Pifa. ik ken hem zeer<br />

wel volgens geruchte, gy zyt my zeer welkom,<br />

Myn Heer; neemt gy haar luit, en gy (tegen Hor<br />

tenjio en Lucentio) de Boeken; gy zult uwe Leerlingen<br />

terftond zien. hel hola.' ('er komt een Bediende)<br />

brengt deze Heeren by myne Dochters,<br />

en zeg hen dat dit hunne Leermeefters zyn , efl<br />

zy hen hoflyk moeten ontvangen, (de Bediende ,<br />

Hortenfio en Lucentio gaan heen ) wy zulten een<br />

weinig in den tuin gaan wandelen, en daarna aan<br />

Tafel, gy zyt ongemeen welkom, en daar van bid<br />

ik U allen overtuigt te zyn.<br />

PETRUCHIO.<br />

Signor Baptifta, myne bezigheid is dringend, en<br />

ik kan alle dagen niet hier komen , om myn ver.<br />

zoek te herhaalen. gy hebt myn Vader zeer wel<br />

gekent, en ziet my in hem, dien hy als de eenige<br />

Erfgenaam van alle zyne Goederen en Landeryën<br />

agtergelaaten heeft. Ik heb dezelve eerder verbeterd<br />

als verflimmerd. (Zy fpreeken Jiilmet elkander)<br />

Zeg my dus, als ik de liefde uwer Dochter verwerve,<br />

Wat Zal ik met haar ten Huwlyksgift bekomen<br />

?<br />

BAPTIST j.<br />

Na myn dood de helft myner Landeryën, en aan<br />

geld en goederen Veertigduizend Gulden,<br />

PEgeleerde<br />

Taaien onderwezen, als men op de verbetering<br />

van bun verftand wilden toeleggen Lady J A«<br />

N E GRAY en baare Zujhren; de Koningin ELi.<br />

z A B E T H en anderen zyn bekende voorbeelden daai<br />

van.<br />

PERCY.


B L T- S P E L. 32i<br />

PETRUCHIO.<br />

En voor deze Huwiyksgift wil ik haar, ais zy<br />

my overleeft, tot Weduwe onderhoud,alle myhe<br />

Landeryën en leggende gronden zonder onderfcheld<br />

verzekeren, laat ons daarom ónder elkander dit<br />

fchriftelyk bepaalen en van beide zyden een vergalyk<br />

daar over treffen.<br />

BAPTISTA.<br />

ó! Ja, zo dra gy met haar over uwe liefde het<br />

vergelyk getroffen hebt; want daar komt alles op<br />

aan.<br />

PETRUCHIO.<br />

ó.' Dat is niets, want ik moet U zeggen, Heer<br />

Vader, ik. ben even zo kort van ftof als zy trots<br />

en gebiedend is; en al» twee woedende Vuuren te<br />

faamen komen , dan verteeren zy dat geene waar<br />

door hunne woede gevoed word. een klein vuur<br />

word door een kleine wind groot, maar hevige ruk-<br />

Winden blaazen Vuur en alles uit. ik zal dus baar.<br />

en zy my ontwyken; want ik ben ruw, en vryë<br />

niet als een baardeloos Jongeling.<br />

BAPTISTA.<br />

Üw vryëry moet het gelukkigfte gevolg hebben!<br />

maar houd U toch op eenige onvriendelyite woor.<br />

den gereed.<br />

PETRUCHIO.<br />

Ha.' ik zal den aanzoek doen, en ftaan als een<br />

Gebergte tegen den Storm, dat niet beeft, fchoon<br />

dezelve zonder ophouden woedt.<br />

V Y F D È T O O N E E L .<br />

HORTENSIO, met een gekwetjl Hotfd.<br />

De voorige.<br />

BAPTISTA,<br />

Wat is 't myn Vriend?-— hoe ziet gy 'er;zo<br />

bleek uit?<br />

Ii. DEEL, X Ho».


3a4 DÈ KÜNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

HORTENSIO.<br />

Uit fchrik; dit verzeker ik U , als ik 'er bleek<br />

uit zie.<br />

BAPTISTA.<br />

Nu, zal myn Dochter het ver in de Muzyk<br />

brengen.<br />

HORTENSIO.<br />

Ik geloof dat zy het in den Soldaatenftand veel<br />

verder zou brengen, yzer kan het by haar uithouden,<br />

maar geen Luiten.<br />

BAPTIS TA.<br />

Dus kunt gy haat met de Luit het hoofd niet<br />

breeken ?<br />

HORTENSIO.<br />

Neen, waarachtig niet, want zy heeft de Luit<br />

in ftukken gebrcoken. ik zeide haar flegts dar haare<br />

greepen niet regt waaren,en boog haar de hand<br />

om de Vingerzetting te ieeren ; aanftonds vloog<br />

zymeteen duivelfche hevigheid op. hoe.' fchreeuwden<br />

zv ,, noemt gy dit greepen ? ik zal die gree»<br />

,, pen wel regt maaken." dit zeggende floeg zy<br />

my met het Inftrument zodanig óp het hoofd, dat<br />

de Luit in wee ftukken brak en door myn hoofd<br />

heen ging. ik ftond een tyd lang zo verbaaft of<br />

ik aan de "Kaak ftond, en zag door het fpeeltuig<br />

heen , onderwyl fchold zy my voor een guit,<br />

Speelman, Luizebos, en nog met hondert andre<br />

laage fchimpwoorden, die zy met vlyt fcheen opgezogt<br />

te hebben om my te mishandelen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Nu, dit is waarachtig, een vrolyk Schepfel. ik<br />

heb haar nu nog tienmaal liever als te vooren. 61<br />

hoe verlang ik om eens met haar te fpreeken.<br />

BAPTISTA.<br />

Goed, ga met my. en weeft gy toch zo verflagen<br />

niet; zet uwe onderwyzing met myn jongfte<br />

Dochter voort; zy is leergierig en neemt de on.<br />

derwyzing in dank aan. Signor Petruchio, wilt gy<br />

net


B L T • S P E L. 32.I<br />

pet ons gaan, of zal ik myn Dochter Kaatje by<br />

U zenden?<br />

PETRUCHIO.<br />

6! Neen . ik zal haar hier verwachten, en my<br />

aanftonds als zy komt, met eene zekere levendigheid<br />

aan haar opdraagen. (Baptifta, Hortenfio en<br />

Tranio gaan been.) a


3H<br />

DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

van uwe deugden hooren fpreeken, en uweicboon*<br />

heid hooren' roemen, maar nimmer zo veei ais gy<br />

hei verdiend; en daar door ben ik bewoogen geworden<br />

om U tot myn Vrouw te verzoeken.<br />

KATHARINA<br />

Bewoogen!—— mynentwegen .'— die U hier<br />

naar toe bewogen heeft, mag U ook weer weg bewegen,<br />

ik zag het U aanftonds aan, dat gy ietsbe-<br />

Weegelyks waart.<br />

PETRUCHIO<br />

Wat noemt gy dan wat beweegelyks?<br />

K ATH ARINA.<br />

Een Hangftoel (nj.<br />

PETRUCHIO.<br />

Net getroffen, kom zit op my.<br />

KATHARINA.<br />

Ezels zyn gemaakt om te draagen, en gy by<br />

gevolg ook.<br />

PETRUCHIO.<br />

Vrouwsperfoonen zyn gemaakt om te draagen,<br />

en gy by gevolg ook.<br />

KATHARINA.<br />

Geen zulke Elendige Menfchen als gy, Myn<br />

Heer; zo gy my bedoelt.<br />

PETRUCHIO.<br />

Och, neen, goede Kaatje, ik wil U niet belas,<br />

ten; want ik weet dat gy nog jong en ligt zyt.<br />

KATHARINA.<br />

Te ligt om my door zulk een Botmuil te laaten<br />

Vangen, en echter zo zwaar als het behoord.<br />

PlTEüCHIO.<br />

Zacht, zacht, Wesp.' gy zyt waarachtig te boos.<br />

KA.<br />

(n) Dit ziet op bet fpreekwoord: Cry you Mercy ,<br />

I took you for a join 'd fiool.<br />

STEKTEN»;


B L T- S P E L. 325<br />

KATHARINA.<br />

Als ik eene Wesp ben, zo hoedt ü voor myn*<br />

Angel.<br />

PETRUCHIO,<br />

Het befte middel zal zyn, om hem uit te ruk.<br />

ken.<br />

KATHARINA.<br />

Als de Zot hem maar vinden kan, waar hy zit.<br />

PETRUCHIO.<br />

Wie weet niet waar een Wesp haaren Angel<br />

heeft ? in haar Staart.<br />

K A T H A R I N A .<br />

In haar tong.<br />

PETRUCHIO.<br />

Wiens tong?<br />

KATHARINA.<br />

In uwe, als gy van Staarten fpreekt. nu, vaar<br />

wel.<br />

PETRUCH IO.<br />

Wat zal myn tong in uwe Staart doen ? ——»<br />

Hoor my eens aan waarde Kaatje, ik ben een<br />

Edelman, (o)<br />

K A T H A R I N A .<br />

Dat zal ik onderzoeken (Zy Jladt bem.")<br />

PETRUCHIO.<br />

Waarachtig, het zal muilpeerea geeven, zo gy<br />

nog eens flaat.<br />

K A T H A R I N A .<br />

Dus komt gy om uw Wapen. Slaat my, dan zyt<br />

gy geen Edelman, en zyt gy geen Edelman, dan<br />

hebt gy geen Wapen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Zyt gy een Wapenvoogt, Kaatje?-»»»»- 6, Zet<br />

myn naam in uw boek.<br />

KA»<br />

(«•) Eene Zinfpeeling in 't Engelfcb, met bet word<br />

Gentleman; voyl Gentle ook beleeft, zachtmoedig enz %<br />

kan betekenen.<br />

X 3


S2f5 P« KUNST OM EEN TEG. TE TE MM.<br />

K A T H A R I N A .<br />

Wat is üw Wapenfchild ? —— een Haanekam?<br />

PETRUCHIO.<br />

Ik ben een Haan zonder kam , indien Kaatje<br />

myn Hen wil worden.<br />

KATHARINA.<br />

Geen Haan voor my; gy kraait te veel in den<br />

toon der matte S'rydbaanen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Ach.' lullig Kaatje ; luftig ! gy moet zo zuur<br />

niet zien.<br />

K A T H A R I N A .<br />

Dit is myne gewoonte, als ik een Wilden Appel<br />

zie.<br />

PETRUCHIO.<br />

Nu, hier is toch geen Wilden Appel; ziet dus<br />

niet zuur.<br />

K A T H A R I N A .<br />

Daar, daar is "er een.<br />

PETRUCHIO.<br />

Toont hem my dan!<br />

K A T H ARI NA.<br />

Dat zou ik doen, zo ik maar een Spiegel had.<br />

PETRUCHIO.<br />

Hoe! gy meend myn gezi.ht?<br />

K A T H A R I N A .<br />

Zo jong, en reeds zo vaardig in 't raaden!<br />

PETRUCHIO.<br />

Ja, waarachtig, ik ben noch iong genoeg voor U!<br />

KATHARINA.<br />

En echter zyt gy rimpelig.<br />

PETRUCHIO.<br />

Dat komt van verdriet.<br />

KATHARINA.<br />

My verdriet niets.<br />

PETRUCHIO.<br />

Hoor my toch eens aan Kaatje; gy komt daar<br />

waarachtig zo niet van af.<br />

KA-


B L Y ' S P E L . 3-7<br />

KATHARINA.<br />

Ik maak U maar boos indien ik langer blyf. Iaat<br />

my gaan.<br />

PETRUC H I O»<br />

Neen,in 't mi^fte niet. ik vind U ongemeen aartig.<br />

men heeft my gezegt, dat gy ruw, ftuurich en<br />

sémelyk waart, en thans vind ik dat het gerucht<br />

zeer geloogen heeft; want gy zyt aangenaam, gek-<br />

' fcheerend ongemeen heleeft; fpreekt weinig, maar<br />

de woorden zyn als Lentebloemen, gy kunt niet<br />

misnoegt zyn; r.och boos zien; noch op de lippen<br />

byten ais kwaadaartige Viouw :perfoonen doen; ook<br />

hebt gy geen behaagen, om iemanr >n 't fpreeken<br />

te overfchreeuwen; neen gy onderhoud uwen Minnaar<br />

op eene zachtmoedige wyze, met hotiyke,<br />

aangenaame, en behaagelyke gefprekken. waarom<br />

zeg'de waereld dat Kaatje hinkt? ó! Kwaadfpreekende<br />

Waereld! Kaatje is zo regt en rank als een<br />

Haazeinooientak; zo bruin van kleur als «aazeinooten.<br />

en nog zoeter als hunne pitten ö! Laat<br />

my U eens op en neder zien gaan; gy hinkt niet!<br />

KATHARINA.<br />

Gaa heen zot, en beveel de geene die gy kolt<br />

en loon geeft.<br />

PETRUCHIO.<br />

Heeft Diana wel ooit zo een Woud verfiert, als<br />

Kaatje dit vertrek met haar Vorfteiyken gang i o<br />

Weeft gy Diana, en laat zy Kaatje zyn; en dan<br />

zy Kaatje kuifch en Diana ligevsardig.<br />

KATHARINA.<br />

Waar hebt gy alle deze aartige redenen geleerd?<br />

PETRUCHIO.<br />

Zy komen my uit den fiygbeugel door myn moeders<br />

verftand.<br />

KATHARINA.<br />

Een Verftandige Moeder.' haar Zoon was anders<br />

Veiftandeloos.<br />

PETRUCHIO.<br />

Ben ik niet verflaudig ?<br />

X 4<br />

KA«


328 DE KUNST OM BEN TEG- TE TEMM.<br />

KATHARINA.<br />

Ja, houd U maar warm. cp)<br />

PETRUCHIO.<br />

Dat denk ik ook in uw bed te doen, Kaatje; en<br />

daarom wil ik al dit gerammel ter zyde ftellen,<br />

en U met duure woorden zeggen : dat uw Vader<br />

'er in bewilligt heeft dat gy myn Vrouw zult wor.<br />

den: over uw Huwlyks goed zyn wy overeen gekomen;<br />

en gy moogt dan willen of niet, ik zal U<br />

echter trouwen. Zie eens Kaatje, ik ben een Man<br />

vqor U; want by dit Zonnelicht, by het welke ik<br />

uwe fchoonheid zie, die fchoonheid die my op U<br />

verlieft maakt, gy moet geen ander Huwen, als<br />

my; want ik ben gebooren om U te temmen Kaatje;<br />

en U van een Wild Katje tot een Kaatje te<br />

maaken ; zo buigzaam als andere Vroome Kaatjes<br />

zyn. daar komt uw Vader, hoor, geen wederfpraak;<br />

ik wil en moet Katharina tot myn Vrouw hebben.<br />

Z E V E N D E T O O N E E L .<br />

BAPTISTA, GREMIO, TRANIO. De voorige.<br />

BAPTISTA.<br />

Wel nu, Signor Petruchio; hoe vaart gy met<br />

myne Dochter?<br />

PETR UCHIO-<br />

Hoe anders, als goed, Myn Heer? hoe anders<br />

als goed? het was onmoogelyk liegt met haar te<br />

vaaien.<br />

BAPTISTA.<br />

Nu, hoe gaat het, Dochter Katharina? weder<br />

uwe grollen?<br />

K A -<br />

(p) Een Spreekwoord dat op meer pUttzcn van<br />

onzen Dicbter voorkomt.


B L T - S P E L .<br />

3 i 9<br />

KATHARINA.<br />

Gy noetnd my, Dochter? — nu, waarach-<br />

(ig, gy hebt my een regt teken van uwe Vaderlyke<br />

liefde gegeeven; daar gy my met een half zinneloos<br />

Menfch wilt laaten huwen; met een dollen duivel,<br />

een Vloekhans, die met enkel Zweeren en<br />

Vloeken de zaak gelooft af te doen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Hoor eens, Heer Vader; gy en ieder die van<br />

haar gefprooken heeft, heeft vaifch van haar gefprooken.<br />

als zy twiftziek is, dan is zy het uit beleefdheid;<br />

want zy is niet onbefchaamd, maarzo<br />

befcheiden als de Duiven; zy is niet hittig, maar<br />

zo gemaatigd als de morgenffond; en in geduld is<br />

zy eeo tweede Grifelda. (q) en een Roomfche Lu><br />

cretia<br />

(q) GRISELDA, of GRISSEL,** de mamman<br />

een Frouwsperfotn, welke in een verbaal van Bo«<br />

CATIUS (Deiam. Giorn X. Nov. X ) als een buitengemeen<br />

voorbeeld van geduld voorgefleld word.<br />

men vind dit verbaal ook in de oude Duitjcbe Verzaameling,<br />

Scherts met de waarheid, (Frankf. 1550.<br />

fol.) bl. 23. &p, HANS SACHS, vervaardigde<br />

daar uit een Comedie van V Bedryven.^met XJII<br />

Perftonen; de Geduldige en Gehoorzaame Markgravin<br />

GRISELDA. zie zyne Gedichten. (Nurnb.<br />

1590 fol.) I D., b. 90. S. S. daar EHRNH»LD<br />

in de Foorrede, den inbond als uit B o c A T I U s<br />

genomen, opgeeft, in GOTTSCHEDS Voorrede<br />

voor de Gefchiedenis der Duitfche Dram. Dichtkunft,<br />

komt bl 160 nog een nieuw Tooneelfpel voer<br />

van dezen Inhoud, Comedia van Graaf W AL THE R<br />

van SALUTZ en GRISELDA,* gemaakt door<br />

M. G M AI RITIUM den Ouden, enz Leipz.<br />

1606. met 50 P erf tonen, geen van alle de uitlegge»<br />

ren van onzen Dichter beeft hy deze naam iets aan><br />

gemerkt; of de Zinfpeeling was ben niet erinnerhk,<br />

X5<br />

V


3 3o DE KUNST OM EEN TEG TE TEMM.<br />

rretia in kuifchheid. in 't kort wy zyn met elkander<br />

ao ver eens, dat het Huwlyksfeeft aanftaande Zondag<br />

zal zyn.<br />

KATHARINA»<br />

Eer zal ik U aanftaandt Zondag aan de galg zien.<br />

GREMIO.<br />

Hoor eens Petruchio, zy zegt, dat zy U eetder<br />

aan de galg zal zien.<br />

TRANIO.<br />

Is het dit, dat gy uitgericht hebt? — nu, dan<br />

zeg ik onze hoop goede nacht!<br />

PETRUCHIO.<br />

Geduld, Heeren; ik kies haar voor my: als zy<br />

en ik te vreeden zyn, wat raakt het U dan ? wy<br />

beide zyn , toen wy alleen waaren, daar over eens<br />

peworden ,dat zy noch altoos in 't gezelfchap twiftziek<br />

zal zyn, geloof my, het gaat alie geloof te<br />

booven, hoe zeer zy my bemind, ó .' dat lievenswaardige<br />

Kaatjel— zy hing om mynen hals en<br />

eaf my zo vuurïg kufch op kufch, en eed op eed,<br />

dat zy in een ommezien myn geheele liefde won.<br />

6i 27 zyt nog maar nieuwelingen.' het is de moeite<br />

wei waardig om te zien, hoe lief dat Man en<br />

Vrouw alleen zyn; en een weekhartig Menfch de<br />

crootfte twiften maaken kan. geef my uw hand Kaatje-<br />

ik wil naarVenetiën gaan om kleeding en nood.<br />

zaaklykheden voor de Bruiloftsdag in te koopen.<br />

recht het Bruiloftsmaal maar aan, Vader, en verzoek<br />

de Gaften, ik weet zeker dat Katharina vaardig<br />

zal zyn.<br />

Bil-<br />

,f 2V meejl in Engeland zeer ligt zyn.-- ESCHEN-<br />

BURG. — In Holland vooral in Amftcrdam ts deze<br />

öefcbiedenis bekend genteg.<br />

V E E T A A L H S .


B L T. S F E L' 331<br />

BAPTISTA,<br />

Ik v;2et niet, wat ik daar van zeggen zal; maar<br />

geef elkander de hand; God geeve TJ veel vreugd.<br />

Petruchio. het huweiyk is geflooten.<br />

GREMIO,<br />

Daar zeggen wy Amen op; en zullen 'er getuigen<br />

van zyn.<br />

PETRUCHIO.<br />

Vader, en Bruid, en gy Heeren , vaartwel: ik<br />

wil naar Venetiën; het is niet lang meer tot Zondag;<br />

wy moeten nog ringen en veelerhande dingen<br />

tot fieraad hebben, kom kufch my Kaatje; aanftaan.<br />

de Zondag zyn wy Man en Vrouw.<br />

( Petruchio en Katharina gaan aan verfchS •<br />

lende zyden af.<br />

A G T S T E T O O N E E L .<br />

BAPTISTA, GREMIO, TRANIO.<br />

GREMIO.<br />

Wierd ooit een Huweiyk zo fpoedig tot Hand<br />

gebragt?<br />

BAPTISTA.<br />

Waarlyk, Myne Heeren , ik fpeel heden den<br />

rol eens Koopmans ; en waag in dezen dag een<br />

hoopelooze zaak*<br />

TRANIO.<br />

Het was een waare.d;e by Ü zekerlyk zou ver.<br />

legen he3ben; zy zal ü voordeel aanbrengen, of<br />

op Zee verlooren gaan.<br />

BAPTISTA.<br />

AI het voordeel dat ik weofch, is een geruften<br />

echtenfiaat.<br />

GREMIO.<br />

Zekerlyk 'heek by zich regt geruft gebedeld ƒ—<br />

Maar heden, Baptifta, denk op uw jongfte Dochter.<br />

de dag die wy zo lang gewenfcht hebben , is<br />

daar;


332 DE KUNST OM EEK TEG. TE T E M M .<br />

daar; ik ben haar Buurman , en de eerfte die om<br />

haar aangehouden heeft.<br />

TRANIO.<br />

En ik bemin Bianca meer, als woorden betui»<br />

gen, of gedachten raaden kunnen.<br />

GREMIO.<br />

Jongeling, gy kunt haar zo veel niet beminnen<br />

als ik.<br />

T R A NI Q.<br />

Graauwbaart, uwe liefde bevrieft.<br />

GREMI O.<br />

En de uwe bruifcht flegts op (r). ftaa te rug<br />

jonge Springer, het oude voedt.<br />

TRANIO.<br />

En de Jeugd behaagt alleen aan Vrouwelyke<br />

oogen.<br />

BAPTISTA.<br />

Geduld , Heeren, ik zal dezen ftryd byleggen:<br />

door daaden moet men den prys winnen, en die<br />

myn Dochter het grootfte Huwlyksgoed verzekeren<br />

kan , zal Biancaas liefde verkrygen. •<br />

Zeg, Signor Gremio, hoe veel kunt gy haar meebrengen<br />

?<br />

GREMIO.<br />

Eerftelyk, is myn hui» in de Stad, zo als gy<br />

weet, met zilver en goud rykelyk voorzien; met<br />

Bekkens en Gietkannen om haare tedre handen te<br />

wasfchen. alles is met Tirifche Tapyten behangen;<br />

in elpenbeene kaften bewaar ik myne potftukken ;<br />

in kiften van Cipresfenhout myne Tapyten en Dekens;<br />

ik heb koftelyk Huisfïeraat, Tenten en Be»<br />

hangfels, fyn Lynwaat, Turkfche Kusfens met<br />

Paetlen bezet; Bedbehangfels met Venetiaanfche<br />

Goudborduurfels, Tin en Koper, en alles wat tot<br />

het Huis en Huisfïeraat behoord. Verders heb.<br />

ik op myn Buitenplaats honderd Melkkoeijen, en<br />

in<br />

(r) Eene khnkfpeeling met to freefe. en to fry.


B L Y-S P E L. . „ 3<br />

in myne Stallen honderd en twintig Vette Osfen<br />

en ailes wat tot eene Hnwlyksgift n >od>g is lfe<br />

zelf ben zekerlyk reeds oud van Jaaren, dit ftera<br />

ik toe; maar als ik morgen fterf dan behoord alle»<br />

aan haar; als zy flegts, zo lang als ik nog Jeef<br />

de myne wil worden. °<br />

T H iN 10.<br />

Dit, als zy flegts,it met veel reden 'er by gevoegt<br />

ƒ —— Hoor, my heden aan, Myn Heer. ik<br />

ben myns Vaders Erfgenaam en eenige Zoon;"als<br />

ik uw Dochter tot Vrouw bekom , zal ik 'haar<br />

drie of vier even zulke huizen in de ryke Stad Pifa<br />

vermaaken, zo fchoon als den ouden Signor Gremio<br />

in Padua ooit hebben kan ; boven dien noe<br />

tweeduizend Ducaaten Jaarlykfche Inkomften van<br />

vruchtbaare Landeryën: dit alles zal het Huwlyks.<br />

goed zyn. —- Nu ? heb ik ü in de engte gedree.<br />

ven?— Signor Gremio?<br />

GREMIO.<br />

Twee duizend Ducaaten faarlyks aan inko.TiOeo<br />

van Landeryën! — - Myne LanderjCn keloopen<br />

in 't algemeen zo veel niet; maar zy za! eclxor<br />

alles hebben wat gy inbragt.en nof» bovendien een<br />

Koopvaardyfchip dat thans in ds Haven van Mar.<br />

feille ligt.—— hoe! heb ik U met het Schip ftom*<br />

gemaakt ?<br />

TRANIO.<br />

Gremio , het is bekend dat myn Vader niet<br />

minder als drie groote Koopvaardyrcbecpen h<br />

bovendien nog twee groote en twaalf kle/ne Gi*<br />

ieijen ; deze wil ik haar geeven, en nog tweemaal<br />

zo veel van alles daar by, wat gy verder<br />

bieden zult.<br />

GREMIO.<br />

Neen, zeker niet; ik heb reeds alles geboden;<br />

meer heb ik niet; en meer kan ik haar niet geven<br />

als alles wat ik heb. zyt gy te vreede; dan zal zy<br />

•y en al het myne hebben.<br />

TRA-


334 DE- KUNST OM EEN TEG. TE T E M M .<br />

TRANIO<br />

Nu dan is deze MaagJ zonder tegenfpraak do<br />

tayne, uit kragten van uwe zekere belofte: Gremio<br />

is overboden.<br />

BAPTIST A.<br />

Ik moet tóeftemmen dat uw bod het befte is;<br />

laat uw Vader de verzekering daar maar toe geeven<br />

;zy is de uwe. dit eenige moet ik nogvraagen;<br />

zo gy eer fterft, als hy, waar blyft dan het Huw.<br />

lyksgoed.'<br />

TRANIO.<br />

Dat heeft niets om zich ; hy is oud en ik jong.<br />

GREMTO.<br />

En kunnen jonge Lieden niet even zo goed<br />

fterven , als oude ?<br />

BAPTISTA.<br />

Wel aan dan, Heeren; dit is myn befluit. aan»<br />

ftaande Zondag word myn oudfte Dochter, als gy<br />

weet, uitgehuwd ; de volgende zal Bianca uw Bruid<br />

zyn, als gy my die fchriftelyke verzekering bezorgt;<br />

zo niet, dan trouwd zy met Signor Gremio. en zo<br />

lang groet ik U beide.<br />

v<br />

N E G E N D E T O O N E E L .<br />

GREMIO.<br />

TRANIO.<br />

GREMIO,<br />

Vaar wel, myn bra-jve Buurman.— nu ik ben'<br />

juift niet bang voor U, jonge Spring in 't Veld ;<br />

uw Vader was wel ftapelgek, als hy U aller geeven<br />

wilde , en in zyne oude dagen by U in de<br />

koft gaan. —— hoe waarom niet alles? •<br />

geen oude Italiaanfche Vos is zo goedgunftig,<br />

myn jonge Knaap!<br />

TIEN»


B L T' S P È L. 333<br />

T I E N D E T O O N E E L .<br />

TSAHIO, (alleen,")<br />

De Drommel haalt uw oud rimpelig gezicht:<br />

maar ik htb het echter met de hoogde kaart te<br />

fchanHe gemaakt!— thans heb ik het hecht ia<br />

handen om myn Heer te dienen, ik zie geeft<br />

grond waarom de voorgewende Lucentio, ook<br />

geen zogenaamde en voorgewende Vader Vin«<br />

centio kan hebben, welk een gekheid! de Vaders<br />

kiygen gemeenlyk de Kinderen ; maar hier by<br />

onze Vryëry zal het kind een Vader krygen, indien<br />

myne lift gelukt!<br />

Stok van het Twtde Bedryf.<br />

TUS-


336 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

T U S S C H E N S P E L .<br />

SLET.<br />

S I M O N , een Bediende.<br />

SLET.<br />

Wanneet zal de Hansworft toch komen , Simon?<br />

S I M T N"<br />

" Aanftonds, aanftonds Milord.<br />

SLEY.<br />

Geef my nog wat te drinken. —n— waar is de<br />

Biertapper ? • kom Simon , haal my nog wat<br />

van dat goed bier.<br />

SIMON.<br />

Zeer wel Milord.<br />

SLEY.<br />

He, Simon, ik wil uw gezondheid drinken.<br />

Einde van bet Tusfcbenfpel.<br />

D E R D E


Ê L Y. S P E L. 337<br />

D E R D E E E D R ï F,<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Het Tooneel is in 't Huis van<br />

Baptifta.<br />

H<br />

LUCENTIO, HORTENSIO. BIANCA.<br />

LUCENTIO.<br />

óud op Speelman.' Myn Heer, gy word<br />

te flout. hebt gy zo ras de. bejegening ver«<br />

geeten, waar mede haar Zuster U verwellekbom.<br />

de?<br />

HORTENSIO.<br />

Loop twiftzuchtige Schoolvos; Bianca is de Be.<br />

fchermgodin der Hemelfche welluidenheid ; laat<br />

my dus altoos den voorrang beweeren; en a's wy<br />

met de Muzyk een uur doorgebrugt hebben, dan<br />

kunt gy tot uw voorlezen insgelyks een uur nee.<br />

men.<br />

LUCENTIO.<br />

OnWeetend Menfch , die nooit zo veel gelezen<br />

hebt, dat gy de oorzaak kunt weeten, waarom de<br />

Muzyk uitgevonden is. waarom toch anders als om<br />

dé Menfchelyke Ziele na haar yvrig Studeeren, of<br />

anderen en gewoonen Arbeid, te verkwikken ? laat<br />

mydus altoos myne Wysgeerige voorlezingen doen,<br />

en wanneer ik daar mede ophoude , komt dan<br />

met uw Muzyk voor den dag.<br />

HOR TENÜIO.<br />

Myn Vriend, ik zou diergelyke trotfche bejéegeningen<br />

my van hem niet laaten welgevallen.<br />

BIANCA.<br />

Myne Heeren, gy doet my dubbeld onrécht, dat<br />

gy met elkander over dat geene twiften wilt, dat<br />

alleen op myne keuze aankomt. Ik ben geen School,<br />

kind meer dat mende roede wyft: ik wil aan geene<br />

II. DEEL, Y Hurea


338 DE KUNST OM EEN TEG. TE TE M M .<br />

uuren en vaftgezette. tyden verbonden zyn, masr<br />

myne Leeruuren neemen als het my behaagt, en<br />

om aan al dezen twift een einde te maaken, zullen<br />

wy ons hier neder zetten, neemt gy uw Inftrument<br />

en fpeelt daar intuJchen op; zyne onderrichting<br />

zal ten einde zyn, eer gy gefterad hebt.<br />

HORTENSIO.<br />

Zult gy hem dan op doen houden als myn" Luit<br />

gefteld is?<br />

LUCENTIO.<br />

Dat zal zy nooit zyn; ftem uw Inftrument maar.<br />

(Hortenfio verwyderd zicb.)<br />

BIANCA.<br />

Waar bleeven wy hst laatfte by ?<br />

L U C E N T I O .<br />

Hier Mejuffrouw:<br />

_<br />

Hac ïbat Simois; bic eft Sigeia tellus i<br />

Hk fieterat Priami regies celfafenis.<br />

BIANCA.<br />

Verklaar my dit.<br />

LUCENTIO.<br />

Hac ibat, gelyk ik. U voorheen gezegt hebbe;<br />

Simeis, ik ben Lucentio; bic eft, een Zoon van<br />

Vincentio in Pifa; Sigeia tellus, dus verkleed om<br />

uwe liefde te verwerven: bic fieterat. Ik Lucentio<br />

die om uw bidden zal; Priami is myn bediende,<br />

Tranio; regia , die myne klederen draagt ; celfa<br />

fenus, op dat wy den ouden Pantalon beftuuren<br />

HORTENS ro, {wederkomende.)<br />

Mejuffrouw , myn Irifirumect is geftemd.<br />

BIANCA<br />

Laat hooren.— 6 foei, de Discant kraft.<br />

LUCENTIO.<br />

In 't gat gefpoogen, gosde Vriend,en- nog eens<br />

geftemd 1<br />

BIANCA,<br />

Nu, laat zien of ik het kan overzetten. Hac<br />

ibat Simtis; ik ken U niet; bic eft Sigeit tellus,<br />

ik


3 L r. S P E L. 33*<br />

ik vertrouw U nitt: bic fieterat Priami-. neem U<br />

in acht dat hy ons niet hoor.) ; regia, zy: gy niet<br />

te vertrouwen ? e elf* fenus, wanhoop niet.;<br />

HORTENSIO.<br />

Mejuffrouw, heden ftemt het.<br />

LUCENTIO.<br />

Ja, Ja! maar de Bas niet,<br />

HORTENSIO.<br />

Waarom niet in 't geheel 0) ? —— h o e ftout en<br />

nieuwsgierig is onze Schoolvos ! — waarachtig, de<br />

Kaerel zoekt zich by myn beminde in re dringen<br />

! - Pedascale, ik zal hen wel beter bewaaken.<br />

BIANCA.<br />

Met 'er tyd, hoop ik: heden vertrouw ik nog<br />

niet regt.<br />

LUCENTIO.<br />

Vertrouwd maar ztktr —— want in de daad<br />

Aeacides was Ajax;, en had deze naam van zyn<br />

Grootvader.<br />

BIANCA.<br />

Ik moet myn Leermeefter wel geloof geeven,<br />

anders kan ik U verzekeren dat ik eeuwig zou<br />

twyffelen. maar het mag zo zyn —— nu,<br />

Licio , kom hier —— myn lieve Leermeefter,<br />

neem het niet kwaiyk dat ik met U beide ge«<br />

fcherft heb.<br />

HORTENSIO.<br />

Gy kunt thans heen gaan, en my een weinig<br />

alleen laaten ; myne Leeiftukken zyn niet drieftemmig.<br />

LUCENTIO.<br />

Zyt gy zo puntelyk Myn Heer ? —— wel aan<br />

dan, ik moet waariyk zo lang ter zyde gaan en<br />

wag.<br />

. (0 In 's Èngelfeb, The bafe is rigbt; 't is the<br />

baze knave that jars. een vuoordfpeeling Bist Bafe,<br />

dut de tas en c-ok, lëagbartig betekend.<br />

y 2


34o<br />

DE KUNST OM EEN TEG. TÈ TEMM.<br />

wagten. (ter zyde) Dwaal ik niet, zo is onze sarrige<br />

Muzykmeefter verliefr.<br />

HORTENSIO.<br />

Mejuffrouw, eer gy het Inftrument aanroerd,<br />

moet ik U myne Vingerzetting leeren, en by gevolg<br />

met het eerfte fondament der Kunft het begin<br />

maaken, en U de toonleiding op eene korte wyze<br />

leeren; op zulk eene aangenaame, gewoone en<br />

indringende wyze,als gy ooit van iemant van myn<br />

beroep geleerd zyt geworden. Hier heb ik ze<br />

fchriftelyk en fierlyk opgefteld.<br />

BIANCA.<br />

Ei, ik ben reeds lang met de toonleiding vaar»<br />

dig geweeft.<br />

HORTENSIO.<br />

Maar leez' Hortenfio's toonleiding eens.<br />

BIANCA (leeft.)<br />

Deez' Zangkunsts vasten grond of Muzykfchaal<br />

genaamd,<br />

Heeft hier vol tederheid Hortenfio gefchreeven.<br />

CD. Schenk ó Bianca .'hem al 't geen de deugd<br />

betaamd.<br />

E. F. Hy zal U van zyn min de klaarfte blykenr<br />

geeven;<br />

G. A. Neemt zyne aanbieding aan die hy in ernst<br />

verklaard,<br />

B. C. Zyn trouwbeminnend harte is uw verhoo<br />

ring waard.<br />

Noemt gy dit de toonleiding? — foei.' zy bevalt<br />

my niet. de oude gewoome behaagt my het<br />

beft. ik ben zo dwaas nïet.dad ik grondige Regelen<br />

tegen zeldzaaame nieuwigheden verruilen zai.<br />

Een BEDIENDE, die op het Tooneel komt.<br />

Mejuffrouw! Myn Heer, uw Vader Iaat U ver<<br />

zoeken om uwe boeken weg te leggen, en uw Zusters<br />

Vertrek te helpen opfieren : gy weet morgen<br />

is haar'bruiloftsdag,<br />

r<br />

Bi air*


B L T ' S P E L . . 341<br />

BIANCA.<br />

Vaar beide wel, myn waarde Leermeefters; ik<br />

moet gaan.<br />

LUCENTIO.<br />

Waarlyk , Mejuffrouw; dan heb ik ook geen<br />

reden om langer hier te blyven.<br />

T W E E D E T O O N E E L ,<br />

HOETENSIO<br />

(alleen.)<br />

Maar ik heb reden om dezen Pedant op de<br />

Vingers te zien: my dunkt hy ziet 'er uit, als of<br />

hy verheft was.—— Maar, als uw denkwyze,<br />

Bianca, zo laag is, dat gy uwe rond dwaalende<br />

oogen op ieder fleg'e Kaerel werpt , zo mag die<br />

geene U neeme die luft heeft; maar vind ik U<br />

eens buitenfpoorig, zo zal ik U ras opgeeven, en<br />

my een andre Beminde kiezen.<br />

(Hy vertrekt.)<br />

D E R D E T O O N E E L . (*)<br />

BAPTISTA, GREMIO, TRANIO, KA­<br />

THARINA, LUCENTIO, BIANCA,<br />

BEDIENDE.<br />

BAPTISTA.<br />

Signor Lucentio, zie thans den beftemden dag<br />

op welke Katharina en Petruchio trouwen zullen,<br />

en echter hoor ik nog niets van myn Schoonzoon,<br />

wat zal men zeggen ? welk een gefpot zal het geeven<br />

, zo de Bruidegom in gebreke blyft, en de<br />

Prielter daar reeds is en wagt om de trouwing te<br />

verrigten? — wat zegt Lucentio op deze myne<br />

befchimpingf<br />

Y 3<br />

KA-


342 DE KUNST OM EEN 1 EG. TE T E M M .<br />

KA THARINA.<br />

De befchimping treft my alleen, men wil my<br />

echter dwingen , tegen myne neiging, myn hand aan<br />

een dol zinneloos Menfch te geeven, die het hoofd<br />

vol zotte grillen heeft ; die aijf in allen haaft<br />

kwam vryên , en my nu naar zynen wille denkt<br />

te trouwen. Heb ik U niet gezegt dat hy een<br />

zinneloos Menf h was , die zyn bittre Scherts<br />

a iter een openhartig gfdrag verborg ?öm voor een<br />

ppgeruimd en wys hoofd te boek te ftaan, houd<br />

by mogelyk om duizend Maagden aan , beftemd<br />

de Bruiloftsdag. maakt zich Vrienden , verzoekt<br />

ze , laat de afkondiging verrichten , maar denkt<br />

nooit die geene te trouwen die hy ten huweiyk<br />

verzogt heeft. Thans zal de geheele Waereld met<br />

Vingers op de arme Katharina wyzen, en zeggen:<br />

„ Zie daar, daar gaat de Vrouw van den dollen<br />

„ Petruchio, als hy maar beliefde te komen om<br />

haar te trouwen.<br />

TRANIO.<br />

Geduld waarde Katharina, en goedhartigen Va«<br />

der Baptifta; op myn Eer, Petruchio meend het<br />

niet kwaad , wat hem ook daar in verhinderen mag<br />

zyn woord te houden, is hy juift niet wellevend,<br />

zo weet ik echter dat hy zeer verftandig is: is hy<br />

yrolyk, zo is hy met dat allts toch een iechtfchaa.<br />

pen Man.<br />

K ATHAR INA.<br />

Ik wenfchte dat Katharina hem van baar leven<br />

niet gezien had. (Zy vertrekt weenende )<br />

BAPTISTA.<br />

Ga Meisje, deze reis kan ik over uw weenen<br />

geene tegenwerping doen ; want zulk eene beledi;<br />

ging zou een heilige uit zyne goedheid vervoeren'<br />

hoe veel meer een Twistfter van zulk een' onge.<br />

duldigen gemoedsairt als gy zyt.'<br />

VIERDE


B L % - S P E L, 343<br />

V I E R D E T O O N E E L .<br />

B tjo H D E L L o.<br />

De voorige.<br />

BIONDELLO.<br />

Heer, heer, nieuwigheden,oude nieuwigheden*,<br />

maar zulke die gy nog nooit gehoord hebt!<br />

BAPTISTA,<br />

Nieuw en oud te gelyk.' hoe kan dat zyn ?<br />

BIONDELLO.<br />

Nu, is het dan geen nieuwigheid om te hooren<br />

dat Petruchio komt?<br />

BAPTISTA.<br />

Is hy gekomen?<br />

BIONDELLO.<br />

Neen, Myn Heer.<br />

BAPTISTA. .<br />

Wat "dan ?<br />

BIONDELLO.<br />

Hy komt.<br />

BAPTISTA,<br />

Wanneer zal hy dan hier zyn?<br />

BIONDELLO.<br />

Als hy hier ftaat, daar ik fta; en gy hem daar<br />

voor U ziet.<br />

T BAN io.<br />

Maar zeg wat bedoelt gy dan met uw oude<br />

nieuwigheden ?<br />

B I O N D E L L O .<br />

Wat ?-— Petruchio komt met een nieuwen Hoed<br />

en een oude Rok; met een paar oude en driemaal<br />

omgekeerde Kouzen; een paarLaarfen die kaarfe»<br />

laden geweeft zyn, waar van de eene gegespt en<br />

de andere gebonden is; met een oude verroefte<br />

Degen, die uit het Stadstuighuis genomen is, met<br />

een gebroken geveft, zonder draagband, en met<br />

een afgeknotte punt. zyn Paard heeft een oude<br />

flegte Zadel op den rug; de Stygbeugels gelyken<br />

6<br />

Y 4 •»*


,<br />

*44 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

ölnJ££ b U l e n d e n h e e f t h e t P a » *<br />

%.<br />

/ n ó S u 0 p d e r u gë e g f a a t geheel mors^<br />

vo win^ï „ c^rbuik S en Sehup aangetaft,<br />

d e<br />

eene ónh g I K " * h e e f t . d e k n i e e n geelzucht . heeft<br />

3<br />

feteM t<br />

t<br />

, a r e o m f t e e k l 'ng en geweldige fchifknup<br />

\?J Ü ren , V a n d e Wormen geheel doorvoorhL<br />

^ n e n i verlamd aan 't linker<br />

k f e e R<br />

u<br />

van Sch^n.^ !f n 5 a ' f k : 0 ^ , B e b i t - e n een halfter<br />

van Schaapleer.dat door het dikmaals terugtrek-<br />

h<br />

eeds d, k<br />

I eeft r V ,? n ' l ftruike,en I e wederhouten<br />

eC<br />

m<br />

wederom° ï ^ b e U r d ' " m e t e n k e l k n o 0 P<br />

g<br />

e<br />

Ten ra f^I/ etC , rd i s { , e e n b u i k r i e m v a n z e s<br />

van fln^i? S £ k n o e , d ' een vrouwe ftaartriem<br />

e n<br />

S,J"«' W a a , r ° P t w e e L e i f e r s v a ° haar naam,<br />

to^iela??^<br />

e" h i " e n d a a r m e t<br />

, T R. . BAPTISTA.<br />

Wie komt dan met hem.<br />

T T . BIONDELLO.<br />

is als n zvn ^ ? , r '<br />

« ^ i k t<br />

n H e e<br />

d i ö C V e n 2 0<br />

been heen, en Jn ' C e n I , n n e n k o u s a a n e n e e n g r p e n e<br />

| a a r s k<br />

c<br />

h« . eene<br />

dere met een roode en blauwe band opgebonden<br />

?hant a^n d e h , Ü e a W a a r °P d e H u * Veertig<br />

Van een<br />

het r7en 'h plaatf "<br />

Vede' «S?<br />

e 0 C<br />

e e n waar<br />

kleed nr en l l<br />

t*- e edrochf »'« zyco<br />

d3e of de f<br />

,<br />

b<br />

n<br />

' e t S " a a r e e n Chriftelyte Be<br />

uienae ot de Lakey van eenen Edelman.<br />

hebben •tlfr 0 "^' 1 '' 6 t o e<br />

'<br />

aa"gefpoord<br />

BA?<br />

(O Zfe M*r siw J. LEFKANCQ VAN BERK.<br />

r,.\ n. r . i „ VERTAALERS.<br />

tSwekPïfTJ<br />

Ba<br />

!i aie f^bt van dien<br />

V t l d e he<br />

zulks miJL<br />

ÏÏ° tten<br />

Wks meemaalen m zyne overig<br />

•<br />

Tooneelfpsleh<br />

BW h<br />

WARBÜRTON.


B L T. S P E L. 3*5<br />

BAPTISTA.<br />

Ik ben verheugt dat hy maar komt j hy mag komen<br />

zo hy wil.<br />

BIONDELLO.<br />

Neen, Myn Heer, hy komt niet.<br />

BAPTISTA.<br />

Hoe.' zeide gy niet „ hy komt.<br />

BIONDELLO.<br />

Wie? — Petruchio komt?<br />

BAPT 1 STA.<br />

Nu, Ja, Petruchio komt.<br />

BIONDELLO.<br />

Neen, Myn Heer, ik zeg zyn Paard komt, en<br />

hy zit daar op.<br />

BAPTISTA.<br />

Nu, dat is al een.<br />

BIONDELLO.<br />

Neen , op myn Eer niet, ik wed om zo veel<br />

gy wilt, dat een Paard en een Menfch meer dan<br />

een zyn; fchoon het niet veel verfchild.<br />

V Y F D E T O O N E E L .<br />

PETRUCHIO, GRUMIO. De voorige.<br />

PET RUCHIO.<br />

Nu , waar zyn dan deze aartige lieden ? wie is<br />

hier te huis?<br />

BAF TI STA.<br />

't Is goed dat gy konnt Myn Heer.<br />

PETRUCHIO.<br />

En echter kom ik niet goed. \<br />

BAPTISTA.<br />

Nü, gy hinkt doch niet?<br />

TRANIO.<br />

Gy zyt zo goed niet gekleed, als ik wenfchte<br />

d«t gy zyn moeft.<br />

Y 5 PE.


346 DE K U N S T OM EEN TEG. TE T E M M .<br />

PETRUCHIO.<br />

Al waaren myne klederen ook beter, dan zou ik<br />

echter dus aankomen, maar waar is Kaatje ? waar<br />

is myn lievenswaardige Bruid?—— wat doet myn<br />

Schoonvader? my dunkt, myn waarde Vrienden,<br />

dat gy 'er boos uit ziet; en waarom gaf dit waardie<br />

gezelfchap my aan, als of,zy een ongewoone<br />

verfchyning, een Comeet of een ander Wonderteken<br />

zagen?<br />

BAPTISTA.<br />

Gv weet myn Heer, het is heden uw Trouwdag:<br />

eerit waaren wy misnoegt uit vrees of gy met komen<br />

zoud; en heden zyn wy nog misnoegder dat<br />

evin dezen Staat komt. foei .'werp dit kleed weg;<br />

bet befchimpt uwen Staat; en is onze Bruilofts?<br />

Dkichtigheid een doorn in de oogen.<br />

V<br />

TRANIO.<br />

Zee ons toch ; welk eene gewichtigs verhindering,<br />

heeft U dus lang van uwe Bruid afgehouden,<br />

en veroorzaakt dat gy U heden , by uwen<br />

aankomft, zelfs niet meer gelyk zyt?<br />

PETRUCHIO.<br />

Het zou te langweillg zyn om het te verhaalen,<br />

en te onaangenaam om het aan te hooren. genoeg,<br />

dat ik heden gekomen ben om myn woord te hou.<br />

den, alfchoon ik juift in eenige ftukken genood,<br />

zaakt ben om van myne belofte af te gaan, hier<br />

over zal ik mv wel, als wy maar tyd hebben, zo<br />

ontfchuldigen, dat gy met my volkomen te vreeden<br />

zi.it zyn. maar waar is Kaatje? ik blyf te lang van<br />

haar af; de voormiddag is fpoedig om; het is tyd<br />

du wy in de Keik gaan.<br />

TRANIO.<br />

Laat U toch in deze ongefchikte kleeding voor<br />

uw Bruid niet zien , ga in myn Kamer , en trek<br />

een van myne klederen aan.<br />

PETRUCHIO.<br />

Dat zal ik wel laaten j zo als ik hier ben zal<br />

ik hasr bezoeken.<br />

C i r '


B L T - S P E L. 347<br />

BAPTISTA.<br />

Ik hoop echter niet, dac gy zo met haar naar de<br />

Kerk wilt gaan,<br />

PETRHCHIO,<br />

Ja.' Waarachtig, net zo ;zegt my daar toch niets<br />

verder over; zy trouwd my, en niet myne klederen,<br />

kon ik dat geene datzy aan my te draagen heeft<br />

zo ligt verbeeteren , al» ik deze armzaalige klederen<br />

verbeteren kan, zo was het goed voor Kaatje,<br />

maar nog beter voor my —— maar ik ben wel<br />

een regte Zot,dat ik hier met U ftaa te kaakelen,<br />

daar ik myn Bruid een "goeden Morgen en dezen liefwaardigen<br />

aanfpraak verzegelen moet.<br />

(Hy vtrtrekt.)<br />

TRANIO.<br />

Hy heeft met zyn dolle kleeding zekerlyk iets<br />

in denzin ; wy zullen hem echter,als het mogelyk<br />

is, overreden, dat hy zich beter aankleed eer hy<br />

naar de Kerk gaat.<br />

BAPTISTA.<br />

Ik zal hem volgen , en zien hoe dit afloopen<br />

Sal. (Hy vertrekt.)<br />

TRANIO.<br />

Maar, Myn Heer, moeten wy nog opBaptifta's<br />

bewilliging hoopen? ik wil gelyk ik üreeds zeide,<br />

tot dat voornsemen iemant opzoeken. —— het<br />

komt 'er niet veel op aan wie het is ; wy zullen<br />

hem wel africhten — die zich voor Vincentio<br />

uit Pifa uitgeeft, en hier in Padua nog grooter<br />

Sommen verzekeren moet, als ik reeds beloofd<br />

heb. op deze wyze zultgy ongeftoord tot het genot<br />

van uwe hoop geraaken , en de beminnenswaardige<br />

Bianca met bewilliging van haaren Vader<br />

verkrygen.<br />

LUCENTIO.<br />

Als myn Collega , de Muzykmeefter, Biancaas<br />

fchreeden maar zo zorgvuldig niet nafpeurde, dan<br />

zou ik het voor goed houden om ons huweiyk in<br />

't geheim te voltrekken , was het eens gefchied<br />

dan


1+8 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

dan kon de geheele Waereld neen zeggen : ik<br />

zou myn eigendom behouden in fpyt van ieder.<br />

TRANIO.<br />

Wy moeten wel toezien, om de zaak daar heente<br />

wenden, en tot ons voordeel, een beftendig<br />

en waakzaam oog hier op te houden, wy zullen<br />

den Grauwbaart Gremio ; den ftikzienden Burger<br />

Minola ; en den verfierden Muzykmeefler Licio<br />

wel misleiden , alleen om Myn Heer Lucentio's<br />

wille.<br />

Z E S D E T O O N E E L ,<br />

GREMIO.<br />

De voorige.<br />

TRANIO,<br />

Ha, Signor Gremio, komt gy uit de Kerk ?<br />

GREMTO.<br />

Ja, en met zo veel vreugd als ik eertyds uit het<br />

School kwam.<br />

TRANIO.<br />

En komt de Bruid en Bruidegom ook naar<br />

huis?<br />

GREMIO.<br />

Dat is een Bruidegom .' een dollen drommel!<br />

dat Meisje zal nog wat beleeven met hemi<br />

TRANIO.<br />

Was hy dolder als zy? —— ó.' dat is niet<br />

moogelyk,<br />

GREMIO.<br />

6! Hy is een Duivel ; een waare Duivel ; de<br />

levendige booze Vyand,<br />

TRANIO.<br />

ö ! Zy is een Duivel/ een waare Duivel; des<br />

Duivels levendige Grootmoeder.<br />

GREMIO.<br />

Neen, zy is een Lam, een Duiv, een vroom<br />

Meisje tegens hem. hoor flegts, Signor Lucentio,<br />

toen


B L T * S P E L. 34*<br />

wen hem de Priefter vroeg of hy Katharina ten<br />

Vrouw begeerde, riep hy Ja, by den Element?<br />

en vloetete zo luid dat de Priefter van verbaaft'<br />

heiJ het boek liet vallen ; en als hy nederbukte<br />

om het zelve op te neemen , gaf deze dolkoppige<br />

Bruidegom hem zulk een ilag, dat'PriefterenBoek»<br />

en Boek en Priefter ter aarde vielen, nu, neem het<br />

op, zeide hy, zo iemant luft heeft.<br />

TRANIO.<br />

Wat zeide de Bruid, toen hy weder opftond ?<br />

GREMIO.<br />

Zy zidderde en beefde : want hy ftampvoeten<br />

en vloekten, even of de Priefter hem had willen<br />

bedriegen, maar na veele omftandigheden eifchte<br />

hy wyn, en riep „ uw gezontheid! of hy op een<br />

Schip was, en met zyne Kameraden na een Storm<br />

teerden, hyfoop den beeker met wyn uit, (v) en<br />

fmeet het ingeweekte brood den Koster in 't aange»<br />

zicht, uit geen andere oorzaak, als om dat zyn<br />

baart 'er dun uitzag, en hem by het drinken om<br />

het ingedoopte fcheen te bidden, hier na vatte hy<br />

de Bruid om den hals, en gaf haar zulk een harde<br />

kusch op de lippen dat het door de geheeleKerk klonk.<br />

Ik kon het niet langer meer ranzien, maar ging van<br />

fchaamte weg ; en ik merk dat het gantfche gezelfchap<br />

my is gevolgt. zulk een dolle Bruiloft is nog<br />

nooit gehoord. — hoor maar, ik verneem de Muzyk<br />

reeds.<br />

(v) STEEVENS bewyft dat bet eene 'oude ge.<br />

woonte was , om terftond na de trouwing wyn te<br />

drinken.<br />

Z E-


350 DE KUNST OM EE» TEG. TE T E M M .<br />

Z E V E N D E T O O N E E L .<br />

PETRUCHIO. K A T H A R I N A , B I A N C A ,<br />

HORTENSIO, BAPTISTA. De<br />

voorige.<br />

PETRUCHIO.<br />

Gy Heeren en Vrienden, ik dark U voor uwe<br />

moeite, vermoedelyk denkt gy dezen middag met<br />

my te fpyzen, en hebt groote toebereidzelen gemaakt;<br />

maar het is nu niet anders,ik moet .pp het<br />

fpoedigfte van hier gaan» en wil my daarom by U<br />

verontfchulJigen.<br />

BAPTISTA.<br />

Is 't mogelyk ? wilt gy dezen avond reeds weer<br />

weg?<br />

PETRUCHIO.<br />

Ik moet heden nog weg, eer het avond word.<br />

iaat U dit niet verwonderen, wift gy myne bezig»<br />

heden, dan zoud gy my veel eer bidden om heen<br />

te gaen dan te blyven. ik dank bet geheele, my zo<br />

dierbaare, gezelfchap, dat by myne trouwing met<br />

deze gelaatene, tedere en deugdzaame Vrouw tegenswooidig<br />

is geweeft. Eet te faamen by myn'<br />

Vader; drink op myne gezontheid, want ik moet<br />

w eg. ——• Vaart allen wel.<br />

TRANIO.<br />

Blyft toch ten mirften tot na den eeten.<br />

PETRUCHIO.<br />

Ik kan niet'.<br />

G R E M i o.<br />

Als ik U nu daarom bad.<br />

PETRUCHIO;<br />

Het kan niet zyn.<br />

K AT H A R I NA.<br />

Als ik U dan bad. ;<br />

PE


B L Y . S F l '.. 3ji<br />

PETRUCHIO.<br />

Ik ben te vreeden.— • ...<br />

K A T H A R I N A .<br />

Zyt gy te vreeden, hier te biyven ?<br />

PETRUCHIO.<br />

Ik ben te vreeden dat gy my bid om hier to<br />

biyven, maar ik blyf echter niet, gy moogt my bid.<br />

den zo veel gy wilt.<br />

K A T H A R I N A .<br />

Nu, als gy my lief hebt, zo blyf.<br />

PETRUCHIO..<br />

Grumio, myne Paarden.<br />

GRUMIO.<br />

Zy zyn gereed , Myn Heer ; de Paarden heb<br />

ik gevoerd.<br />

K A T H A R I N A .<br />

Nu , doet dan wat gy wilt, ik wil nu heden<br />

niet vertrekken; morgen ook niet; en zelfs niet<br />

eer als het my behaagt, de deur ftaat open Myn<br />

Heer, daat gaat de weg heen . huppel daar nu.<br />

ik ga niet eer als het my gelieft, mogelyk zult<br />

gy een koppige knorrige Gemaal worden, daai gy<br />

het op zulk eene heethoofdige wyze aanlegt en<br />

begint.<br />

PETRUCHIO.<br />

Weeft geruft Kaatje , ik bid U ; word niet<br />

kwaad.<br />

K A T H A R I N A .<br />

Ik wil nu kwaad worden, wat begint gy hier ?-•*<br />

wees geruft lieve Vader, hy zal zo lang biyven<br />

als het my behaagt.<br />

G R E M 10.<br />

Ziet gy nu wel, Myn Heer? — heden begint<br />

het te werken.<br />

KATHARINA.<br />

Kom Heeren, aan de Bruiloftstafel. — - ik zie<br />

wel, men kan een Vrouw wel ras tot een Zottin<br />

maaken, als zy geen moed genoeg heeft om we><br />

derftand te doen.


$5a DE KUNST OM EEN TEG. TÉ TEMM.<br />

PETRUCHIO.<br />

Wy zullen binnen gaan, Kaatje, op uw bevel ^«i<br />

gehoorzaamd de Bruid, gy die baar hier geleid hebt,<br />

gaat aan tafel, maakt U vrolyk , en weeft goedsmoeds<br />

; drinkt met groote teugen op baar gezontheid<br />

; weeft vrolyk, maakt een fchoon leven, of<br />

gaat Heen en hang: U op; maar myn aartig Kaatje<br />

moet met my weg —— maar niet fcheel te zien I<br />

niet te ftampen I niet ie huilen! geen groote oogen<br />

te maaken I ik wil Heer over dat geene zyn dat my<br />

toebehoord. Zy is myn Goed, myn Eigendom; zy<br />

is myn Huis , myn Huisfieraat, myn Veld, myn<br />

Schuur, myn Paard, myn Os, myn Ezel, myn<br />

alles; en hier ftaat zy, roerd haar maar aan die<br />

het herte heeft, ik zal de vermeetele wel te hoop<br />

dryven , die my in myne reize naar Padua in den<br />

weg leggen wil. trek van Leer Grumio, wy zyn<br />

door dieven omfingelt, befcherm Mevrouw aisgy<br />

een braave Kèerel zytl vrees niets lieve Maagd,<br />

zy zullen U niet aanroeren, Kaatje, ik zai U tegen<br />

een gantfch Milioen befchermen.<br />

(Petruchio en Katharina vertrekkeu.)<br />

BAPTISTA.<br />

Laat dat tedere en ftille Paar, maar gaan.<br />

GREMIO.<br />

Waaren zy niet fpoedig gegaan, dan was ik van<br />

't lagchen geftorven.<br />

TRANIO.<br />

Onder alle dolle Huwelykcn , heeft dit zyns<br />

gelyken nog niet gehad.<br />

LUCENTIO.<br />

Wat dunkt gy dan van uw ZufterMejuffrouw?<br />

BIANCA.<br />

Dat zy zelf onverftandig, en nu met een on.<br />

verftandig Man gehuwd, is.<br />

GREMIO.<br />

Ik fta daar voör ih ; ieder van hen heeft zyn<br />

befcheiden deel.<br />

BAP*


È L T- S P E L. ! ?ji<br />

BAPTISTA.<br />

. filyn waarde Buuren en Vrienden, fchoon<br />

Bruid en Bruidegom aan den difch onibreeken zo<br />

weet gy echter dat 'er geen goede gerechten tot<br />

het gaftmaal ontbreeken. Lucentio , gy zult de<br />

plaats des Bruidegoms vervullen ; en Bianca die<br />

van haar Zuster.<br />

TRANIO.<br />

Zal de fchoone Bianca zich oeffenen om voor<br />

Bruid te fpeelen.<br />

BAPTISTA.<br />

Ja, Lucentio, dat zal zy. kom Heeren Iaat ons<br />

gaan.<br />

Einde van bet Dlrde Bedryf.<br />

ii. Du£ z VIERDE


354 DE KUNST OM ESJJ TEG. TE TEMM.<br />

V I E R D E<br />

BEDRYF.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Het Tooneel verheeld het Landhuis van<br />

Petruchio.<br />

GRUMIO, daarna<br />

KURTIS.<br />

GRUMIO.<br />

T")a Duivel haald alle vermoeide Schendmeeren,<br />

aile dolle Heerfchippen, en alle morsfige wegen<br />

! wie is ooit zo geflagen ? ooit zo modderig,<br />

ooit zo moe geworden ? men heeft my voor uit<br />

gezonden om vuur a3n te maaken, en zy komen<br />

my terftond op de hielen om zich te warmen, was<br />

ik nu van geen heete natuur, dan zouden my de<br />

lippen aan de tanden, de tong aan 't gehemelte,<br />

en het harte in 't lyf bevriezen, eer ik by een<br />

vuur kon komen om my weder te ontdooien, maar<br />

ik zal het vuur aanblaazen, en my daar by war»<br />

men; want waarlyk by zulk een Weder, moet wel<br />

een geheele andre Kaerel als ik ben, koud worden,<br />

hola.' he! Kurtis!<br />

KURTIS.<br />

Wie fchreeuwd daar zo bevroozen ?<br />

GRUMIO.<br />

Een Huk Ys. wiltgy zulks niet gelooven, zo kunt<br />

gy van myne fchouders tot aan myne voeten zo<br />

fchielyk afglyden , als of het langs myn hals en<br />

hoofd was.— maak toch vuur, waarde Kurtis.<br />

KURTIS.<br />

Komt Myn Heer en zyn Vrouw dan, Grumio?<br />

GRUMIO.<br />

Ja, Ja Kurtis; Ja toch: daarom maak vuur,<br />

vuur.' doet 'er geen water by.<br />

Kus.


jj L r • S P E L. 355<br />

KURTIS.<br />

Maar is zy waarlyk zulk eene haaftige Tegen»<br />

Fpreekfter als men haar befchryft?<br />

GRUMIO.<br />

Ja dat was zy myn Vriend, eer de Vorft kwam;<br />

maar gy weet de Winter temdMannen, Vrouwen,<br />

en Beeften ; want hy heeft myn ouden Heer, en<br />

myn nieuwe Vrouw, en U zelf, Broeder Kurtis<br />

tam gemaakt.<br />

KURTIS.<br />

Gy drieduimige Zot (va). Ik ben geen Beeft.<br />

GRUMIO.<br />

Houde ik flegts drie duim ? neen. uw hoorn is<br />

een voet lang.en zo lang ben ik ten minftetoch.—*<br />

maar zult gy vuur aanmaaken , of zal ik U by<br />

Mevrouw aanklaagen? wiens hand •— zy is aanftonds<br />

hier! — gy ras tot uw kouden trooft daar<br />

voor voelen zult; daar gy in uw heeten dienft zo<br />

talmachtig zyt.<br />

KURTIS.<br />

ó Zeg my toch, lieve Kurtis, hoe gaat het in<br />

de Waereld?<br />

GRUMIO.<br />

Het gaat koud in de Waereld, Kurtis, en in<br />

andre dienften als in den uwen. dus maakt vuur,<br />

verricht uw ampt in orden, want myn vuur is om.,<br />

trend dood gevrooren.<br />

KURTIS.<br />

Daar is vuur. nu waarde Grumio, wat is 'er<br />

nieuws ?<br />

G R U .<br />

(w) Three-inch 'd , dat ir; met een barfenpan<br />

van drie duim dikte, eene fpreekvoyze van bet dikke<br />

feort van Planken afkomjlig.<br />

W<br />

Z 2<br />

ARBURTOJST.


356 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMR'f.<br />

GRUMIO.<br />

Ja wel Vriend Hans, myn lieve Hans, (sr) zo<br />

veel nieuws als gy wilt.<br />

KURTIS.<br />

Hbor, gy zyt toch altoos vol draaijingen.<br />

GRUMIO<br />

Maak vuur, zeg ik; want waarachtig ik bevries,<br />

waar is de Kok ? is het avond-eeten gereed ? het<br />

Huis fchoon gemaakt ? Zand geftrooid? zyn de Spinnewebben<br />

weggeveegd ? zyn de Knechts in haar<br />

nieuwe kielen, en witte kousfen? en heeft iedere<br />

Bediende zyn Hoogtyds kleed aan?zyn defiesfchen<br />

en glazen gefpoeld? (y) de Tapyten geleid en alle<br />

zaaken in order ?<br />

KURTIS.<br />

Alles is gereed, zegt my toch wat 'er nieuws is ?<br />

GRUMIO.<br />

Voor eerft moet ik U zeggen, dat myn Paard<br />

moe is. Myn Heer en Mevrouw zyn 'er uitgevallen.<br />

KURTIS.<br />

Waar dan uit ?<br />

GRUMIO.<br />

Uit het Zaal in den Modder: daar toe behoord<br />

een geheele Hiftorie.<br />

KURTIS.<br />

ó.' Laat hooren, goede Grumio.<br />

G»u.<br />

(x) Jack boy.' ho boy! — een plaats uit eene<br />

tude Ballade.<br />

(y) In 't oorfpronkelyke : Be the Jack's fair within<br />

, the jill's rair without — eene fVoordfpeeling<br />

met de twee wóórden : Jack en Jill, welke de naa<br />

men van Knechts en Meiden kunnen zyn , maar ook<br />

drinkmaaten kunnen betekenen, de Jack's waaren van<br />

Leder, en moefien voornamelyk van binnen rein gehouden<br />

worden: de Jill's daar en tegen van Metaal,<br />

tn wierden daarom ook van buiten Jcboon gemaakt.


B L Y - S F E L ' 357<br />

G B U M I O,<br />

Leen my uw oor.<br />

KURTIS.<br />

Hier.<br />

GRUMIO, (bem een klap geevende.)<br />

Daar!<br />

KURTIS.<br />

Dat is eene Hiftorie voelen, en niet hooren.<br />

•GR UMI o.<br />

Daarom heet zy ook eene voelbaare Hiftorie'<br />

deze fbg moet flegts aan uw oor kloppen, om gehoor<br />

voor my te verzoeken. Nu begin ik. eerfte.<br />

lyk kwamen wy van een morsfige hoogte naar be.<br />

neden; myn Heer reed agter, myn Mevrouw<br />

K URTIS.<br />

Beide op een Paard?<br />

GRUMIO.<br />

Wat gaat U dat aan ?<br />

KURTIS.<br />

Wel nu, een Paard.<br />

GRUMIO,<br />

Verhaald gy liever de Hiftorie ——» maar waart<br />

gy my niet in de reden gevallen, dan had gy gehoord<br />

hoe haar Paard viel , en zy onder heur<br />

Paard ; gy had gehoord aan welk eene morsfige<br />

piaatfe dit gefchieden;hoezy geheel beflykt wierd ;<br />

hoe hy haar met het Paard op heur leggen liet,<br />

en hoe hy my daar voor afklopte , om dat haar<br />

Paard geftruikeld hadt; hoe zy door de Modder<br />

heen waadde , om hem van my weg te rukken;<br />

hoe hy vloekte , en hoe zy bad, zonder anders<br />

ooit gebeden te hebben ; hoe de Paarden weg<br />

liepen ; hoe hunnen teugel brak ; hoe ik myn<br />

ftaartriem verloor; en nog veele andere gedenkwaardige<br />

zaaken ; die nu in de vergetelheid mogen<br />

fterven ; en gy als een' dommen duivel in 't<br />

Graf daalen.<br />

Z 3<br />

Kui-


358 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM,<br />

.KURTIS.<br />

Volgens dit verhaal is hy dolder Duivel als<br />

zy?<br />

GRUMIO.<br />

Ja zekerlyk; en dat zult gy , en de befte Van<br />

U wel ondervinden als hy t'huis komt. maar wat<br />

kaakel ik hier? roep Nathanaël, Jofeph , Nicolaas,<br />

Philip, Walther en de overige hier ; laaten<br />

zy hunne hoofden vooral glad kammen ; hunne<br />

blaauwe Rokken uitkloppen, en kouzebanden van<br />

eene kleur aandoen : laat hen met de linkervoet<br />

hunne groetenis volbrengen, en zich niet onderftaan<br />

een hair van den Paardenftaart van myn Heer<br />

aan te raaken, eer zy hem de hand gekufcbt heb'<br />

ben. zyn zy allen gereed ?<br />

KURTIS.<br />

Dat zyn zy.<br />

GRUMIO,-<br />

Roep hen hier.<br />

KURTIS.<br />

Hoord eens hier ? —— Vrienden! —«—• gy moet<br />

Myn Heer ontvangen, en Mevrouw aanzien weeten<br />

te geeven.<br />

GRUMIO.<br />

Zy heeft zelf aanziens genoeg:<br />

KURTIS.<br />

Dat geloof ik wel.<br />

GRUMIO.<br />

Dat dacht ik niete; gy riep echter het Volk om<br />

haar aanzien te geven.<br />

KURTIS.<br />

Ik riep hen om haar Crediet te verfchaffen.<br />

TWEEDE


B h Y • S P E L, 350<br />

T W E E D E T O O N E E L .<br />

Vyf BEDIENDEN,<br />

De voorige.<br />

GKÜMIO.<br />

Nu, zy zal echter niets 'van U bergen willen.<br />

NA TH A N A ë L.<br />

Welkom, t'huis, Grumio.<br />

PHILIP.<br />

Hoe gaat bet Grumio.<br />

«JOSE PH.<br />

Ha.' Grumio!<br />

Ni COL AAS.<br />

Zo, Kameraat Grumio.<br />

NATHANASL.<br />

Hoe gast het oude Jonge?<br />

GRUMIO.<br />

Ha! welkom Vrienden.' — hoe gaat het U? —<br />

en gy? he! — Kameraat, en U? — en zo<br />

veel voor 't groeten, myn braave Kameraaden,<br />

is alles heden gereed, is alles wel ordentelyk en<br />

zuiver.<br />

NATHANASL.<br />

Het is alles gereed, wanneer komt onzen Heer<br />

dan?<br />

GRUMIO.<br />

Hy moet aanftonds hier zyn ; aanftonds afftei.'<br />

gen, en daarom weeft niet.... de drommel, ftil!<br />

ik hoor Myn Heer.<br />

Z 4<br />

DERDE


ïfo DE KUNST OM EEN TEG. TE T E M M .<br />

D E R D E T O O N E E L .<br />

PETRUCHIO, KATHARINA. De voorige.<br />

PETRUCHIO.<br />

Waar zyn die Schurken dan? hoe!geen<br />

Menfch was aan de deur om my den Siygbeugel<br />

te houden, of voor myn Paard te ftaan ? waar is<br />

Nathanaël? Gregoor? Philip?<br />

Alle BEDIENDEN.<br />

Hier, hier, Heer; hier, hier, Heer.'<br />

PE TRUC H 10.<br />

Hier Heer! hier Heer ! hier Heer! Vlegels.'<br />

onhoffeiyke Lummels, daar gy zyt.' hoe gaat dit ?<br />

geene opwachting ? geene Eerbied? geen dienftvaardigheid<br />

? waar is de zotte Guit éien ik voor<br />

uit zond ?<br />

GRUMIO.<br />

Hier, Heer; nog even zo zot als ik voorheen<br />

was.<br />

PETRUCHIO.<br />

Gy Boerenkinkel.' gy Ezelskop! gy Schurk! heb<br />

ik U niet belaft om my in de diergaarde te ge.<br />

moet te komen en deze domme Guit mede te<br />

brengen ?<br />

GRUMIO.<br />

Myn Heer, Nathanaëls Rok, was nog niet vol.<br />

komen gereed; en Gabriëls rydlaarzen hadden nog<br />

eenige gaaten in de hiel; daar was geen Pikfak.<br />

kei (z) meer, om Peters hoed te verwen, en aan<br />

Walthers hartsvanger was de fchede noch niet ge<br />

maakt. Daar was niemant in order, als Adam,<br />

Ralph ,<br />

(z) Met wiens rook men oude boeden weder zwart<br />

maakte.<br />

STEEVENS.


B L Y - S P E L .<br />

3oi<br />

Ralph, en Gregoor; de andre zagen 'er alle gqplukt,<br />

afgefleeten, en bedelachtig uit; maar zo<br />

als gy kwaamt, zyn zy echter hier gekomen, ota<br />

U te ontvangen.<br />

PET RU c H r o.<br />

Ga heen, Guit, ga heen, en draagt het avondeeten<br />

op. ( De Bediendens gaan heen; hy zingt.)<br />

,, Waar is myn voorig leven heen?" — Waar<br />

zyn de Kaerels dan?-—.Zet U neder, zat TJ na-<br />

("er , Kaatje, en weeft welkoom. Zoet, lief,<br />

lekker Ding ! (De Bedienden draagen bet eeten<br />

ip.) Nu? zal het haaft komen? —— Nu, goed,<br />

lief Kutje, weeft vrolyk. Naar beneeden met<br />

myne Laarzen, gy Schurken;Guiten! zal het haaft<br />

klaar zyn?<br />

(Hy zingt.)<br />

„ Daar was eens een Bedelmunnik,<br />

„ 'Als hy trok zynes weegs-—" (aa)<br />

Weg Lummel, gy zoud my de voet krom ruk.-<br />

ken. (Hy flaat bem.) Daar, neem dit weg, en<br />

trek daar de andra Laars beter voor uit. • —<br />

Weeft vrolyk, Kaatje! — Water hier! — Nu<br />

maak voort.' — ( Men brengt Water. ) Waar is<br />

myn Windhond Troilus? — He, Kaerel ga<br />

he en, en zeg myn Neef Ferdinand, dat hy by my<br />

moet<br />

(aa) Men vindt in S n A K E S P E A R'S Tooneelfpe*<br />

len veele kleine verflrooide fragementen van oude<br />

Balladen, die niet volkomen meer uit te vinden zyn.—<br />

Dr. P E R c y beeft veele dezer enkele plaatsen met<br />

weinig byvoegfelen, in ééne Ballade vereenigt, (zie<br />

Reliques of anc English Poetry. Vb!. I. p, 24.3,)<br />

welke, gelyk STEEVENS met recht zegt, even ZJ<br />

zeer een bewys zyner Poëtijcbe bekwaamheid . als<br />

zyne vereering voor de inderdaad eerwaardige Over.<br />

blyf fels der Oude Engelfche Dicbseren, opleveren.<br />

Z ï


362 DE KUNST OM EEN TEG. TE T E M M .<br />

moet komen, (bb) Die moet gy kustchen,<br />

Kaatje, en met hem kennis maaken. — Waar<br />

zyn myn PantofFeien ? — zal ik haaft Water kry.<br />

gen ? — - Kom Kaatje, wasch U, en weeft van<br />

harten welkoom. Gy verwenfchte Bengel,<br />

wilt gy het dan laaten vallen ?<br />

KATHARINA.<br />

Word niet kwaad, hy deedt het niet met voor.<br />

dacht.<br />

PETRUCHIO.<br />

Hy is een Guit, een botten dommen Ezel! —•<br />

kom Kaatje, gaa zitten ; ik weet, gy hebt honger,<br />

wilt gy het Tafelgebed verrichten, waarde<br />

Kaatje, nf zal ik? - >. •• wat is dat ? een Schaapenbont<br />

?<br />

Een BEDIENDE.<br />

PETS UCHIo.<br />

Wie heeft hem opgedraagen?<br />

BEDIENDE.<br />

Ik.<br />

PETRUCHIO.<br />

Hy is geheel verbrand, en zo is al het eeten'.<br />

Wat zyn dit voor Honden? ——- waar is die Guit<br />

van een Kok P wat onderftaat gy U , Schurken,<br />

om zulk tuig op te draagen , en my voor te zetten,<br />

daar ik het niet verdraagen kan?— Daar,<br />

neemt het voort weg; Tafelborden, Glazen, en<br />

alles/— (Hy werpt bet eeten over bet Tooneel.)<br />

Gy onvernuftige Schaapshoofden! Gy ongefleepene<br />

Kae<<br />

(bb) Deze Neef F E RD I N*A N D , die niet verder<br />

voorkomt, werd moogelyk flegts daarom benoemd, om<br />

K A T H A R I N A een wenk te geeven , dat by ook<br />

Zyne bloedverwanten in ontzag bouden, en ben, als<br />

zyne Jagtbonden, bevelen kan.<br />

STEEVENS.


Ik Th'i Ü , lieve Man , vreest driftig **•« !<br />

lies eeten was wel go e ü •<br />

Ik 1 T , Kaatje, liet « ! ' • •


3 L Y- S P -E L. 363<br />

Kaere's/-* Wat? -* bromt gy nog langer ? —P<br />

aanftonds ben ik by U.<br />

KATHARINA.<br />

Ik bid U, lieve Man , weeft zo driftig niet;<br />

het eeten was wel goed, als gy flegts daar mede<br />

te vreeden wilt zyn-<br />

PETRUCHIO.<br />

Ik zeg Ü, Kaatje, het was verbrand, en geheel<br />

verdord, en het is my uitdrukkelyk verboo*<br />

den, diergelyk eeten aan te roeren, want het ver»<br />

wekt Gal en benauwdheid. Het zal veel beter<br />

zyn, als wy beiden Vaften , daar wy reeds zonder<br />

dat vet van zelfs gallig genoeg zyn ; fchooo wy<br />

ons temperamenc, met diergelyk fterk gebraaden<br />

vleefch niet noch meer 'voedzel geeven. Weeft<br />

maar geruft, morgen zullen wy het weder goed<br />

maaken; dezen avond zullen wy in gsze'khap<br />

Vaften. —— Kom , ik zal U in uw Brmdskamer<br />

voeren.<br />

(Zy gaan been.)<br />

N A T H A N A Ë L .<br />

Hebt gy ooit iets diergelyks gezien, Pieter?<br />

PETRUCHIO.<br />

Hy bragt haar om in haar eige luimen.<br />

G R DM I O.<br />

Waar is hy?<br />

KURTIS, (weder ktmende.)<br />

In haar Kamer, en houd haar een Predikatie<br />

over de onthouding voor. Schimpt , en vloekt,<br />

en fmaak zo fterk, dat het arme Menfch , niet<br />

weet , hoe zy ftaan, zien , of fpreeken zal; en<br />

zit als iemant, die "heden eerft uit een droom<br />

ontwaakt.—-- Voort.' voort! want hy komt weer<br />

hier.'<br />

(Zy gaan been.)<br />

VIERDE


364 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

V I E R D E . T O O N E E L . (*)<br />

PETRUCHIO,<br />

(alleen.)<br />

Dus heb ik myn Regeering geheel politiek begonnen,<br />

en hoop dezelve gelukkig te eindigen.<br />

Myn Valk is van nu af aan Scherpzichtiger en ge<<br />

heel leeg, en, op dat hy goed affchiet, moet hy<br />

den Krop niet vol bekomen , anders paft by niet<br />

goed op zynen buit. Ik heb noch een ander middel,<br />

om myn Sperwer af te richten , en te maa«<br />

ken, dat hy komt, en zyns Heeren flemme kent;<br />

namelyk ik moet haar bewaaken , zo als men de<br />

Gieren bewaakt, .die fpartelen en flaan, en willen<br />

niet gehoorzaam zyn. Zy heeft heden niet gegeeten,<br />

en zal ook .niet eeten; den voorigen nacht<br />

fliep zy niet,en zal dezen nacht ook niet flaapen.<br />

Even als by het eeten , zal ik, fchoon het niet<br />

waar is, zeggen, het Bed is flegt gemaakt; het<br />

Kusfchen zal ik hier, en het Peluw daar werpen; op<br />

dezen kant de Deken, en op den andren kant het<br />

Beddegoed. Al dit geweld maak ik , zo als ik<br />

voorgeef, uit tedre zorgvuldigheid voor haar. In<br />

't kort zy zal de heeie nacht door waaken , en<br />

als zy begint met het hoofd te knikken, zal ik<br />

fchelden en geweld maaken , en haar met myn<br />

gefchreeuw beftendig wakker houden. Op deze<br />

wyze kan men een Vrouw met hoffelykheid ter<br />

dood kwellen; en dus zal ik haare dolle en fterkkoppige<br />

eigenzinnigheid wel buigen. Wie beeter<br />

weet, hoe men .een Twistfter temmen moet,<br />

die zeg het my; hy zal een Chriftelyk werk daar<br />

aan doen.<br />

(Hy gaat been.)<br />

V Y F D E


B L T - S P E L. $65<br />

V Y F D E T O O N E E L . (*)<br />

Het Toineel is voor Baptijla's<br />

Huis.<br />

TRANIO.<br />

HORTENSIO.<br />

TRANIO.<br />

Is 't mooglyk , Vriend Licio , dat Juffrouw<br />

Bianca iemant anders kan beminnen, dan Lucentio.'<br />

Geloof my, Myn Heer, zy gaf my de befte<br />

hoon.<br />

HORTENSIO.<br />

Om U dit te bewyzen, wat ik gezegt heb, zo<br />

treed flegts, hier op zyde, en geef acht, hos hy<br />

haar onderrichting geeft.<br />

(Zy gaan ter zyde.)<br />

Z E S D E T O O N E E L - C*)<br />

De voorige. BIANCA. LUCENTIO.<br />

LUCENTIO.<br />

Nu, MejufFrouw, trekt gy uit het geene, wat<br />

gy leerd, behoorlyk nut?<br />

'<br />

BIANCA.<br />

Wat leeft gy dan, Heer Leermeefter! zeg my<br />

dit eerft.<br />

LUCENTIO.<br />

Ik lees, wat ik zoek te oeftenen, de Kunft om<br />

te beminnen.<br />

BIANCA.<br />

Zo wenfch ik, Myn Heer, dat gy ras Meefter<br />

van uwe Kunft moogt worden.<br />

LUCENTIO.<br />

Terwyl gy myn waardfte, Meeftres myns harten<br />

word.<br />

(Zy gaan\verder been.)<br />

Hou


360" DE KUNST OM EEN TEG. TE TÉMM.<br />

HORTENSIO.<br />

Nu waarachtig / zy gaan tamelyk fpoedig te<br />

werk! — Maar wat zegtjfgy nu daar van, gy,<br />

die daar op dorft zweeren, dat uw geliefde Bianca<br />

niemant op de Waereld zo veel beminde , als<br />

Lucentio ?<br />

TRANIO.<br />

6! Verwenfchte liefde! onbeftendig Vrouwelylc<br />

geflachr.' Ik moet U zeggen, Licio, de zaak is<br />

heel wonderbaar.<br />

HORTENSIO.<br />

Misken my niet langer; ik ben Licio niet,noch<br />

een Muziekraeefter, gelyk ik fchyn te zyn; maar<br />

ik ben iemant, die niet langer in deze verkleeding<br />

om zulk een Maagds wille biyven mag, die een<br />

Edelman verfmaad.en zulk een nietswaardige Kaerl<br />

tot haaren Afgod m-akt. Hoor , Myn Heer, ik<br />

heet Hortenfio.<br />

TRANIO.<br />

Lieve Heer Hortenfio, ik heb zeer dikwils van<br />

uwe tedere genegenheid voor Bianca gehoord, en<br />

daar ik nu een ooggetuigen haarer trouwloosheid<br />

geworden ben, zo wil ik met U , als gy te vree><br />

den zyt, Bianca en haare liefde voor eeuwig afzweeren*<br />

HORTENSIO.<br />

Ziet gy nu, hoe zy elkander kusfchen en liefkoozen!—.<br />

Signor Lucentio, hier is myn hand,<br />

en hier zweer ik fterk en vaft, nooit meer naar<br />

haar te zullen trachten. Ik ontzeg haar veeleer,<br />

als een Maagd, die alle voorige liefdensbetuigingen<br />

, waar mede ik haar zo tederlyk gevleid heb,<br />

onwaardig is.<br />

TRANI O.<br />

En hier doe ik denzelven oprechten Eed, haar<br />

nooit te huwen, alfchoon zy zelfs om my kwam<br />

vrySn. Foei! weg met haar I — • zie maar, hoe<br />

affchuwelyk zy hem liefkooftl


B L T. S P Ë L, 307<br />

HORTENSIO.<br />

Alfchoon, de heele Waereld, buiten hem, baar<br />

gantfcb verzwooren had.' —« Ik voor rriy^i deel.<br />

om mynen Eed des te zekerder te houden, zal, eer<br />

noch drie dagen in 't Land komen, eene ryke We»<br />

duw trouwen, die my even zo lang bemind heeft,<br />

als ik op dit fpytige en grootfche Schepfel verliefc<br />

geweeft ben. Vaarwel, Signor Lucentio. Goed*<br />

beid des harten , en het fchoon gelaat van een<br />

Vrouwsperfoon, zal myne liefde winnen, en dus<br />

beveel ik my aan U met het vafte voorneemen, om<br />

mynen Eed te vervullen. (Hy gaat been.)<br />

TRANIO, (tegen Bianca, die met Lm<br />

centio weder meer voor»<br />

waards komt.)<br />

Mejuffrouw Bianca , de Hemel zegene ü met<br />

alles, wat een Minnaar voor eeuwig gelukkig maa*<br />

ken kan, Ik heb U daar even beluiïterd enbetrapt;<br />

myn fchoone Juffrouw, en ik en Hortenfio hebben<br />

U plechtig ontzegt.<br />

BIANCA.<br />

Tranio, gy fcherft; hebt gy my waarlyk beiden<br />

ontzegt?<br />

G RE MI 0.<br />

Gewis, Mejuffrouw.<br />

LUCENTIO.<br />

Dus zyn wy van den Heer Licio los.<br />

TRANIO.<br />

Ja zekerlyk; hy zal nu een verliefde Wedovr<br />

trouwen, die in éénen zyn Bruid en zyn Vrouw<br />

zal zyn.<br />

BIANCA.<br />

De Hemel doe hem veel vreugd daar aan be»<br />

leven!<br />

TRANIO.<br />

Ja , hy zal haar wel tam maaken.<br />

BIANCA.<br />

Hyzegt het, Tranio.<br />

TBA*


368 DE KUNST OM EEN TEG. TÉ T E M M \<br />

TRANIO. 1<br />

r5! Waarachtig; hy is in het Temfchool gegaan.<br />

Bi ANBA.<br />

In het Temfchool ? Is *er dan zulk eene<br />

plaatfe?<br />

TRANIO.<br />

6.' Ja, Mejuffrouw, Petruchio is daar School*<br />

meefter in; die leerd deze Kunft in de langte en<br />

in de breedte; hoe men een kwaade Vrouw tam<br />

maaken, en haare fcheldende tong tot ftilzwygen<br />

kan brengen.<br />

Z E V E N D E T O O N E E L .<br />

BIONDELLO, (in vollen loop.) De vooiige.<br />

BIONDELLO.<br />

6 Heer, óHeer, ik heb zo lang' op Schildwacht<br />

geftaan , dat ik zo moe ben, als een hond. Maar<br />

ten laatften heb ik echter een oude Kaerel gevon*<br />

den., die- van de hoogte nederkwam, en zeer goed<br />

in onze Kraam dienen zal.<br />

TRANIO.<br />

Wat is hy dan, Biondello?<br />

BIONDELLO.<br />

Heer, een Marketenter (cc) of een Pedant; ik<br />

weet niet wat; maar zyne kleeding is zeer plech»<br />

t»g ; gang en aanzien heeft hy, als een Vader<br />

hebben moet.<br />

LUCENTIO.<br />

En wat zullen wy met hem doen, Tranio?<br />

TRA*<br />

(cc) Het Italiaanfch Woord M E R C A T A N T E<br />

(een Koopman) komt in de oude Engelfche Tooneel'<br />

fpelcn dikwils voor.<br />

^STEEVENS.


È L r • 3 F E L. i66<br />

TRANIO.<br />

Als hy ligtgeloovig is , en dat geene gelooft,<br />

wat ik hem voorzeg , zo zal hy verheugd zyn,<br />

om Vincentio te fchynen , en de oude Baptifta<br />

de fchriftelyke verzekeringen te geeven, als of<br />

hy de rechte Vincentio was. Neem uw geliefde<br />

met U (dd) en laat my alleen.<br />

(Lucentio en Bianca gaan been.)<br />

A G T S T E T O O N E E L .<br />

TRANIO. BIONDELLO. Een PEDANT.<br />

PEDANT.<br />

Ik groet U, Myn Heer.<br />

TRANIO.<br />

Ik ü, Myn Heer; weeft welkoom. Denkt gy<br />

noch ver te reizen, of hier te biyven?<br />

PEDANT.<br />

Ten hoogften maar een of twee weeken, als daa<br />

ga ik verder naar Rome, en dan naar Tripoly,<br />

als God leven en gezondheid geeft.<br />

TRANIO.<br />

Wat voor een Landsman zyt gy , als ik het<br />

vraagen mag.<br />

PEDANT.<br />

Van Mantua.<br />

TRANIO.<br />

Van Mantua, Myn Heer? Dat wil den<br />

Hemel niet / — En gy komt zo naar Padua, en<br />

acht uw leven zo weinig?<br />

PEDANT.<br />

Myn Leven , Heer? —— Hoe zo? — - Dit<br />

was erg.<br />

TRA-<br />

(dd) Eene bisoudere vrypojtigheid in het buis van<br />

oen ander'.<br />

VERTAALERS.<br />

II. DEEL.<br />

A a


370 Da KUNST OM EEN TEG. TE T E M M .<br />

TRANIO.<br />

De Jood is ieder Manmaner zeker , die naar<br />

Piiua komt; weet gy dan de oorzaak niet f uwe<br />

Szhiosn zyn te Venetiën aangehouden, en de Hertog<br />

heeft, wegens eens bizondere twift tusfchen<br />

uwen Heriog en hem, het opentlyk laaten bekend<br />

manken. Het is een wonder, dat gy dit niet weet.<br />

Öy zyt maar eerft heden aangekomen, anders had<br />

gy het openlyk hooren uitroepen.<br />

PEDANT.<br />

ó Hemel, dat is nog meer kwaad voor rayjwant<br />

ik heb Wisfelbrieven van Florence by my , en<br />

moet ze hier afgeeven.<br />

TRANIO.<br />

Nu, goed, Heer, om U eene gevalligheid te<br />

betoonen , zal ik U goede raad geeven- Voor<br />

eerft zeg my, zyt gy eertyds in Pifa geweeft?<br />

PEDANT.<br />

6 Ja, Myn Heer, in Pifa ben ik dikmaals ge.<br />

weeft; in Pifa, dat wegens zyne aanzienlyke Bur.<br />

gers beroemd is.<br />

TRANIO.<br />

Kent gy onder hen een, met naame Vincentio?<br />

PEDANT.<br />

Ik ken hem niet , maar ik heb van hem gehoord<br />

; het is een Koopman van een groot vermogen.<br />

TRANIO.<br />

Het is myn Vader, Heer, en, in ernft, hy heeft<br />

in 't aangezicht iets geiyks met U.<br />

BIONDELLO (ter zyde.)<br />

Juift zo veel gelykenis, als een Appel met een<br />

Oefter.<br />

TRANIO.<br />

Om uw leven uit het uiteifte gevaar te redden;<br />

zal ik U om zynentwil deze gevalligheid betoonen.<br />

Houd het niet voor uw flegtfte noodlot.dat<br />

gy Heer Vincentio gelyk zyt; gy moet zyn naam<br />

en zyn aanzien aanneemen , en in myn huis ais<br />

Vriend


B L Y - S P E L. 371<br />

Vriend by my woonen. Zie toe, dat gy alle? zo<br />

uitvoerdf als het behoord. Gy verftaat my, Hter.<br />

Gy moet op deze wys zo lang hier biyven, tot<br />

gy uwe bezigheden in de Stad verricht hebt. Is<br />

«it eene gevalligheid, Myn Heer, zo neem dezelve<br />

van my aan.<br />

PEDAHT.<br />

Dat doe ik met vreugde, en zal U beftendig als<br />

redder mynes levens en myner vryheid eeren.<br />

TRANIO.<br />

Ga dan metmy, om den aanflag in *t werk te<br />

ftellen. Zo veel zal ik U nu ter loops zeggen,<br />

myn Vader word hier dagelyks verwacht, om zyne<br />

bekrachtiging, wegens eene Huwlyksgift, by een<br />

Huwlyk tusfchen my en de Dochter van eenen zekren<br />

Baprifta, te geeven. Van alle deze omftandigheden<br />

zal ik U onderrichten. Ga flegts met my, om<br />

U aan te kleeden, als het behoord.<br />

(Zy gaan been.)<br />

N E G E N D E T O O N E E L . (*;<br />

Het Tooneel is in Petrucbio's<br />

Huis.<br />

KATHARINA.<br />

GRUMIO.<br />

GRUMIO.<br />

Neen , in de daad niet; dit zou ik om al de<br />

Waereld niet waagen.<br />

KATHARINA.<br />

Hoe meer hy my beleedigd , des te zichtbaarder<br />

word zyne boosheid 1 — Hoe? heeft hy my dan<br />

getrouwd, om my uit te hongeren? Bedelaars,die<br />

aan myns Vaders deur komen, verkrygen , op hunne<br />

beden terftond een Aalmoes, zo niet, zo treffen zyby<br />

een ander milde handen aan; en ik die nooit geweeten<br />

heb wat bidden is, en nooit noodig had<br />

te bidden, ben doo- honger geheel uitgeteerd ;<br />

door flaapeloosheid geheei duizelig , word met en<br />

Aa a<br />

kel j< •""


372 DE KUNST OM EER TEG. TB TEMM.<br />

kei Vloeken wakker gehouden; en met enkel twn><br />

ten gevoed En het geen my nog meer krenkt . als<br />

alle deze gebreken, is dat hy het doet onder voorwendzel<br />

eener volkomene liefde, als wilde hy zeg»<br />

gen, als ik fliep en at, zo zou my eene doodelyke<br />

krankheid, of de dood zelfs op de plaatfe aanvallen.<br />

IK bid ü, ga, en baal my wat te eeten, het zy wat<br />

het wil, als bet maar eetbaar is.<br />

G 1DMIO.<br />

Wat dunkt U van een Orfepoot?<br />

KATHARINA.<br />

Die was zeer goed; 6! help my daar aan.<br />

GRUMIO.<br />

Ik vrees, het is een te Phlegmatiq geregt. Wat<br />

dunkt U van eene vette en goed gebraadeneLee*<br />

verf<br />

KATHARINA.<br />

Die mag ik gaarn ; lieve Grumio , haal ze my<br />

toch.<br />

GRUMIO.<br />

Ik weet juift niet; ik vrees, dat ze te galachtig<br />

is. Wat zegt gy van een ftuk Rundvieefch met<br />

Moftaard ?<br />

KATHARINA.<br />

Een geregt, dat ik buitengemeen grasg eet.<br />

GRUMIO.<br />

Ta j maar de Moftaard is een weinig te heet.<br />

KATHARINA.<br />

Nu, geef my dan het Rundvieefch, en Iaat de<br />

Moftaard daar af.<br />

GRUMIO.<br />

Neen, dat kan nietgefchieden; gy moet de Mostaard<br />

ook neemen, anders krygt gy het Rundvieefch<br />

van Grumio niet.<br />

KATHARINA.<br />

Nu, geef het my dan beide, of een, of anders<br />

wat gy wilt.<br />

Giu-


B L r


374 DE KUNST OM EEN TEG. TB T E M M .<br />

KATHARINA.<br />

Ik dank U , myn Heer.<br />

HORTENSIO.<br />

Foei, fchaam U toch, Signor Petruchio. Kom,<br />

Mevrouw, ik zal U gezelfchap houden.<br />

PE TRUCHIO ( zacbt.)<br />

Eet alles op, Hortenfio, als gy my lief hebt! —<br />

(overluid.) Wel bekomt het U , lief Kind!— Kaatje,<br />

eet haaftig.'— En heden, zuikerzoet Vrouwtje<br />

, zullen wy wederom naar uw Vaders huis te<br />

rug keeren, en daar een ftaat maaken, zo als iemant;<br />

met zyde Klederen, en Hoofdfierfels, en gou„<br />

den Ringen, met Kraagen, en Lubben, en Hoepelrokken,<br />

en andre Levenszaaken , met Sjerpen,<br />

Wakers , alletley Staat j Armbanden van Barn.<br />

fteen, Koraalen en al diergelyk tuig. Nu ? hebt<br />

gy haaft afgefpysd ? De Snyder wacht op U . om<br />

U Kleederen aan te pasfen. ( Daar komt een Kleer»<br />

maaker,) Kom Snyder, laat ons den opfchik be.<br />

?'?n. Leg het Kleed uit. (Daar komt een Galanterie-<br />

Kramer.) Wat brengt gy goeds . myn Vriend?<br />

GALANTERIE-KRAMER.<br />

Hier. is de Kap, die Myn Heer beftelt heeft-<br />

PETRUCHIO.<br />

Ei, die is op een foepbord gevormd, een waare<br />

fchorei van fluweel! Foei, foei. zy is fmeerig en<br />

morfig. Zy is zo klein, als een ilak, of neutedop,<br />

een poppen mutsje,een fpeeltuig, een gek ding, een<br />

K ndermuts! weg daar mede! ik moet een grooter<br />

hebben.<br />

KATHARINA-<br />

Ik wil geen grooter; deze is recht naar de mode ,<br />

en fyne Dames draagen juift zulke Kappen, als<br />

deze.<br />

PETRUC HIO.<br />

Als gy eerft fyn word, zult gy 'er ook zo een<br />

hebben,* maar niet eerder.<br />

HOR


3 L T . S P E L. 375<br />

HORTENSIO.<br />

Dat zal zo haaft niet gefchieden-<br />

KATHARINA.<br />

Ei, Myn Heer, ik denk echter, dat ik zal mogen<br />

fpreeken ? en nu wil ik eens fpreeken (ee).<br />

Ik ben geen klein onmondig Kind. Veel beter<br />

Lieden , als gy zyt , hebben geleeden , dat ik<br />

hun myne meening gezegt heb; en als gy die niet<br />

kunt aanhooren 1 , zo ftop uwe ooren digt. Myn<br />

tong moet de fmerte van myn herte verhaslen,<br />

vrant anders zal myn herte breeken , als het tTaar<br />

verbergen moet; en eer dat gefchieden zal , wil<br />

ik liever naar mynen luft alles uitzeggen, wat my<br />

inkomt.<br />

PETRUCHIO.<br />

Waarlyk, gy hebt gelyk, het is een voddigeK;p,<br />

een Taartepan . een elendig Tuig ; een zyJen<br />

Pastei; ik heb U recht lief, om dat zy U niet<br />

aanftaat,<br />

KATHARINA,<br />

Hebt my lief, of hebt my niet lief; genoeg, my<br />

behaagt de Kap, en ik wil deze hebben, of in 't<br />

geheel geen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Uw Kleed (ff) wilt gy hebben? Ja waarlyk —<br />

kom<br />

(ee) SHAKESPEAR beeft bier de natuur met<br />

groote gefcbiktbeid gecopieerd. PETRUCHIO beeft<br />

zyn Vrouw door raazen, longeren en waaken zagt<br />

en toegeevend gemaakt, en de aanhoorder verwacht<br />

baar nu niet verder te hooren tieren en fcbelden Maar<br />

zo dra baar, in bet Artikel der Mode en des Opfcbiks,<br />

de ingewortelde dwaasheid des Vrouwelyke geflachts,<br />

tegengesproken word, zo geraakt zy wederom, fchoon<br />

voor de laatftemaal , in de volle woede van baar<br />

Natuurel.<br />

WARBÜRTON.<br />

(ff) Dit opzettelyk misverftand is in 't oorjpron<br />

helyke begryfelyker, do 0r de gelykbeid van de klank<br />

A a 4<br />

* E '


376 DE KUNST OM EEN TËG. TE TEMM.<br />

kom hier, Snyder» laat het ons zien. Ach! Hemel<br />

! wat is dit voor een Maskeradepakje ? wat<br />

moet dit zyn? Een Mouw!— Het ziet 'er uit*als<br />

een halve Kanon! — Ziet eens, boven en onder,<br />

ingeiheeden als een Appeltaart/-—-». Datzyli<br />

enkele fnippers en fneeden; enkel veriheeden tuig.'<br />

gelyk de reukvaten in een Scheerwinkel / — In<br />

'sDuivels naam; Snyder, hoe noemt gy dit?<br />

HORTENSIO; (ter zyde,)<br />

Ik zie wel, zy zal noch Kap noch Kleed be»<br />

komen.<br />

De KLEERMAKER.<br />

Gy gebood my , het goed fraai, en naar de<br />

moode te maaken.<br />

PETRUCHIO.<br />

Zekerlyk deed ik dit , maar als gy 't U nog<br />

erinnert, zo gebood ik het U echter niet naar de<br />

Mode te bederven. Maar aanftonds voort.' ovet<br />

dik en dun naar huis gehuppeld! myne günft verkrygt<br />

gy niet; ik wil niets daar van ; gaa heen»zoek<br />

het ergens anders aan den Man te helpen.<br />

K A T H A R I N A<br />

Ik heb noch nooit een modifcher Kleed gezien ;<br />

geen fierlyker, fraaijer en èrnitiger. Vermoedelyk<br />

wilt gy een Draadpop van my maaken ?<br />

PETRUCHIO,<br />

Ja , waarachtig , hy wil een Draadpop van U<br />

ffldakcn.<br />

KLEERMAKER.<br />

Zy zegt, Myn Heer, wil een Draadpop van U<br />

maaken.<br />

PstRÜCHlO.<br />

Welk een gruwelykeOnbefchaamdheid/—. Gy<br />

liegt, Draadgaaren, Vingerhoed ,El, drie Vierendeel<br />

, half Vierendeel, 'agtfte Él , Vlooi, Hairnset»<br />

der woorden, KATHARINA tsegt iet katjh: or<br />

i wdi have none; en PETRUCHIO begint wedlr:<br />

Thy gown? Why, ay.


B L Y - S P E L . 377<br />

neet, Wintermug.' Ik moet my in myn eigen huis<br />

met een gaaren Galanterie - Degen laaten trotszeeren?<br />

Weg, lompert, naaidraad ,afval; of ik zalU<br />

met uw El zo bemeeten, dat gy uw leefdagen aan<br />

uw dom gewas denken zult! —— Ik zeg U gy hebt<br />

bet Kleed bedorven.<br />

KLEERMAKER.<br />

Myn Heer verzind zich; het Kleed is juift zo<br />

gemaakt, als het myn Meefter voorgefchreeven<br />

wierd. Grumio gaf bevel, hoe het gemaakt moeft<br />

worden.<br />

GRUMIO.<br />

Ik gaf hem geen bevel; ik gaf hem het goed.<br />

KLEERMAKER.<br />

Maar hoe begeerde gy, myn Vriend, dat het<br />

sou gemaakt worden ?<br />

GRUMIO.<br />

Wel Seldrement, met de naainaalde en naai.<br />

gaaren.<br />

KLEERMAKER.<br />

Maar hebt gy niet begeert , dat het gefneeden<br />

sou worden?<br />

GRUMIO.<br />

Zekerlyk heb ik uw Meefter gezegt, dat hy het<br />

Kleed moeft fnyden, maar niet dat hy het in Hukken<br />

zou fnyden; ergo liegt gy.<br />

KLEERMAKER.<br />

Nu, hier is een Cedul, waar op het Kleed be*<br />

fchreeven is, die kan myn getuigen zyn.<br />

GRUMIO.<br />

Die Cedul liegt in zynen hals, als hy zegt, dat<br />

ik dat gezegt heb.<br />

KLEERMAKER.<br />

Ifflpr£mu. , , een wyd gemaakt Kleed. — •<br />

G RU Mie.<br />

Heer, heb ik ooiteen wyd gemaakt Kleed gezegt,<br />

zo naait my in de flip van dit Kleed, en<br />

klop my met een kluw bruin gaaren dood; ik zei.<br />

de, een Kleed.<br />

Aa 5 FE-


378 DE KUNST OM EEN TEG. TB T E M M .<br />

PETRUCHIO.<br />

Lees verder.<br />

K L E E R M A EER.<br />

„ Met een kleine ronde kap."<br />

G RUMI o.<br />

k beken de kap.<br />

K L E E R M A K E R .<br />

„ Met een ronde mouw."<br />

GRUMIO.<br />

Ik beken twee mouwen.<br />

K L E E R M A K E R 1<br />

„ De mouw fierlyk uitgefneeden."<br />

PETRUCHIO.<br />

Nu, ja, daar fteekt bet juift\<br />

GRUMIO.<br />

Een misflag in de Rekening, Heer, een misflag<br />

in de Rekening.' Ik beval dat de mouwen moeften<br />

uitgefneeden, en weder toegenaaid worden, en dit<br />

wil ik tegen U ftaande houden, fchoon uw kleinen<br />

Vinger met een Vingerhoed geharnaft is.<br />

KLEERMAKER,;<br />

Wat ik gezegt hebbe, is waar. Had ik U maar,<br />

waar ik U graag bad, gy zoud het wel ondervinden.<br />

GRUMIO,<br />

Ik, ben aanftonds by U ; neemt gy uw Rekening,<br />

en geef my uw El, en verfchoon my niet.<br />

HORTENSIO.<br />

Nu waarachtig, Grumio, daar zou hy fraai afkomen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Kort en goed, Vriend, het Kleed is niet voor my.<br />

GRUMIO.<br />

Gy hebt gelyk, Myn Heer, het is voor Mevrouw.<br />

PETRUCHIO.<br />

Ga maar heen, en neem het weg tot uw Mees.<br />

ters gebruik.<br />

GRUMIO<br />

Neen Schurk, om alles inde Waereld niet! moet<br />

gy


B L Y. S P E L. 379<br />

gy het Kleed van myn Mevrouw tot uw Meefters<br />

gebruik wegneemen?<br />

PETRUCHIO.<br />

Nu, wat denkt gy daar van**<br />

GRUMIO.<br />

6 Heer, daar denk ik meer aan als gy gelooft.<br />

Myn Mevrouws Kleed tot zyn Meefters gebruik<br />

weg te neemen.'—— ó foei.' foei.'<br />

PETRUCHIO, {zacht.')<br />

Hortenfio , zeg, dat gy den Kleermaker zult betaaien,<br />

(overluid) Gaa heen,neem het weg. voort,<br />

zeg ik geen woord meer,<br />

HORTENSIO, (ftil tegens den Kleer •<br />

maaker,)<br />

Myn Vriend, ik zal ü morgen het Kleed be<<br />

taaien ; neem hem zyne haaftige reden niet kwa-<br />

!yk. Ga maar heen, en groet uw Meester.<br />

(De Kleermaker vertrekt.)<br />

PETRUCHIO.<br />

Kom thans, myn Kaatje; wy zullen naar uw Vader<br />

in deze eerlyke,geringe kleeding reizen; onze<br />

geldbeurzen zuilen ryk zyn , en onze klederen<br />

arm ; want de ziel alleen maakt het ligchaam ryk,<br />

en even, als de Zon door de donkerfte Wolken<br />

breekt, zo fchynt ook de Deugd door het flegtfte<br />

kleed. Is daarom de Kraai meer waardig als de<br />

Leeuwerik, wyl haare Vederen fchooner zyn , of<br />

is de Otter wel beter als de Aal, wyl haar veelverwige<br />

huid het oog vermaakt ? ó Neen, lieve<br />

Kaatje; en zo zyt gy ook wegens deze flegte en<br />

geringe kleeding niet flegter. Houd gy het voor<br />

eenefchande, zo fchuif de fchuld op my. Wees<br />

geruft, wy gaan aanftonds heen, om ons in uw's<br />

Vaders huis recht vrolyk te maaken. •• B- oe P<br />

myn Volk; wy zullen aanftonds afreizen; brengt<br />

onze Paarden maar aan het eind der groote Weide;<br />

daar zullen wy opfteigen , en tot daar tos te voet<br />

gaan. — Laat zien, ik denk, het is thans zeven<br />

uuren;


38o DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

uuren ; wy kunnen nog wel omtrent de middag<br />

daar zyn.<br />

KATHARINA.<br />

Ik moet U zeggen, Myn Heer, dat het omtrent<br />

twee uurenis, en het zal avond zyn, eer gy<br />

weg komt.<br />

PETRUCHIO.<br />

Het zal zeven uuren liaan, eer ik te Paard flyg.<br />

Ik mag fpreeken of doen, of denken, wat ik wil,<br />

altoos komt gy my in den weg. Ga maar heen<br />

myn Volk; heden wil ik niet weg; en als ik weg<br />

ga , zal het eeift zo laat zyn, als ik gezegt heb,<br />

dat het was.<br />

HORTENSIO,<br />

Nu waarachtig.' Myn Heer, wil over de Zoa<br />

beveelen!<br />

(Zy gaan been)<br />

T U S S C H E N S P E L .<br />

LORD.<br />

„ He! is daar niemant? —— (Daar komt een<br />

„ Bediende.) Hy flaapt ieeds weer! Kom, neem<br />

„ bem heel zacht op , en trekt hem zyn eigen<br />

,i klederen weder aan, Maar zie toe, datgy bem<br />

„ niet wakker maakt.<br />

BEDIENDE.<br />

„ Zeer wel, Mdord. Kom, help my hem weg«<br />

draagen-" ^ . . .<br />

(Zy draagen Sley van bet Tooneel af.)<br />

ELFDE


B L T-S P E L. j8 r<br />

E L F D E T O O N E E L .<br />

Het Totneel is voor Baptijla's<br />

Huis.<br />

Tm Ni o. De PEDANT , als Fincentio<br />

gekleed.<br />

TRANIO.<br />

Dit is het Huis, Myn Heer. Zal ik iemant<br />

roepen?<br />

PEDANT.<br />

Zekerlyk, wat anders ! Als ik niet dwaal, zo<br />

moei Signor Baptifta zedert twintig Jaaren zich<br />

myner herinneren: wy woonden toenmaals in Genua<br />

met elkander in Pegafus.<br />

TRANIO.<br />

Zeer goed ; houd U altoos maar zo ernftlg en<br />

eerbaar, als het voor een Vader behoord.<br />

T W A A L F D E T O O N E E L -<br />

BIONDELLO.<br />

De voorige.<br />

PEDANT. ,<br />

Zekerlyk ; maar J Myn Heer, daar komt uw<br />

Knaapl het was goed, als men hem een weinig<br />

onderrichten.<br />

TRANIO.<br />

Weeft voor hem niet bang. Hoor Biondello,<br />

doet thans uw plicht getrouw, dit raade ik U. Stel<br />

U altoos voor, dat dit de waare Vincentio is.<br />

BIONDELLO.<br />

\ 61 Weeft voor my onbezorgt.<br />

TRANIO.<br />

Hebt gy dan ook uw boodfchap aan Baptifta<br />

gedaan ?<br />

Bi ON-


382 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

BIONDELLO.<br />

Ik heb hem gezegt, uw Vader is in VenetiSn,<br />

en gy verwacht hem noch beden in Padua.<br />

TRANIO.<br />

Gy zyt een braave Kaerel; bier hebt gy drinkgeld.<br />

Daar komt Bapufta; ftel U in poftuur.<br />

D E R T I E N D E T O O N E E L .<br />

BAPTISTA. LUCENTIO. De voorige.<br />

TRANIO.<br />

Signor Baptifta , gy komt als of gy geroepen<br />

waart; zie, dit is de Man, van wien ik U gezegt<br />

hebbe; weeft thans, waarde Heer Vader, op myne<br />

zyde, en geef my Bianca tot myn Vaderlyk erf.<br />

deel,<br />

PEDANT.<br />

Zacht.' zacht!—— Is 't geoorloofd, Myn Heer?<br />

ik ben naar Padua gekomen om myne fchulden in<br />

te haaien, en hier heeft my myn Zoon Lucentio<br />

eene gewichtige liefdens aangelegenheid tusfchenuwe<br />

Dochter en hem ontdekt. Wegens het goed geruchte<br />

dat ik van U hoor, en wegens de liefde,<br />

die hy voor uw Dochter heeft, en zy voor hem,<br />

wil ik hem niet langer ophouden, en ben, als een<br />

rechtfchaapen Vader , te vreeden , om hem gehuwd<br />

te zien ; en zo het U behaagt, om even zo<br />

gaarne, als ik , een vergelyk daar over te treffen',<br />

zo zult gy my bereid en willig vinden, en ik geef<br />

zonder omftandigheden gaarn myne toeftemming<br />

tot dit Huwlyk. Want mistrouwend kan ik niet<br />

tegen U zyn , Signor Baptifta , daar ik zo veel<br />

goed van U hoor.<br />

BAPTISTA.<br />

Neem het my niet kwaiyk, Myn Heer, wat ik<br />

U te zeggen heb. Uwe openhartigheid en uw kortheid


B L r - S F E L' 383<br />

heid bevallen my zeer. Het heeft zyn waarheid,<br />

dat uw Zoon Lucentio, myne Dochter bemind, en<br />

zy bemind bem weder, of beiden moeten zy buitengemeen<br />

veinzen. AI» gy dus dit nog maar<br />

byvoegd, dat gy U als een Vader tegen hem gedraagen<br />

, en myne Dochter een toereikend Huwlyks.<br />

goed geeven wilt, zo is de Trouw gemaakt, en<br />

'er is verder niets noodig; uw Zoon zal als dan<br />

uw Dochter met myne toeflemming verkrygen.<br />

TRANIO.<br />

Ik dank U, Myn Heer. Waar gelooft gy dan,<br />

dat wy het beften ons verlooven, en zulke verzekeringen<br />

geeven kunnen, waar mede byde deelen<br />

te vreeden zyn ?<br />

BAPTISTA.<br />

Niet in myn Huis , Lucentio; want gy weet,<br />

wanden hebben ooren;en ik heb veele Bedienden j<br />

buiten dat loerd de oude Gremio beftendig op ons,<br />

en wy kunnen daar ligt verftoord worden.<br />

TRANIO.<br />

Zo zy het dan in myn wooning, als het U behaagt<br />

; daar boud zich myn Vader ook op , en<br />

daar zullen wy dezen avond de zaaken ftil en or<br />

dentelyk afdoen. Laat gy uw Dochter door deze<br />

Bediende roepen, myn Knaap zal zo terftond den<br />

Schry.er haaien. Dit doet my maar leed, dat ik<br />

het niet voorheen geweeten heb, daar gy het nu<br />

voor lief zult moeten neemen.<br />

BAPTISTA.<br />

Dat doet niets. Kambio, ga fpoedig naar huis,<br />

en laat Bianca zich terftond gereed maaken. Zeg<br />

haar tevens, wat hier gebeurd is; Lucentio's Vader<br />

is in Padua aangekomen, en zy zal vermoedelyk<br />

Lucentio's Vrouw worden.<br />

LUCENTIO-<br />

Dat geef de Hemel! ik wenfch het van<br />

gantfcher harten.<br />

(ffy gaat been)<br />

TRA-


S«4 DE KUNST OM EEN TEO. TI TEMM.<br />

T a A N I o.<br />

Spot niet met den Hemel, maar gaa flegts!•»*•»<br />

Signor Baptifta, zal ik U den weg wyzen? m n m<br />

Zyt welkom; gy zult flegts een geregt krygen;<br />

maar geduld; in Pifa zal bet beter gaan.<br />

BAPTISTA.<br />

Ik volg U.<br />

(Zy gaan been.)<br />

V E E R T I E N D E T O O N E E L .<br />

KAMBIO. BIONDELLO. LOCEMTIO,<br />

die te rug komt.<br />

LUCENTIO.<br />

Wat wilt gy Biondello ?<br />

BIONDELLO.<br />

Gy zaagt doch, dat Myn Heer ü toewenkte ca<br />

toelachte ?<br />

LUCENTIO.<br />

Wat zal dit dan, Biondello?<br />

BIONDELLO.<br />

Waarachtig, niets; maar hy heeft my bier ge*<br />

laaten, om de meening, of vooral zyne wenkea<br />

en tekens uit te leggen.<br />

LUCENTIO.<br />

6! Zo leg ze my dan uit.<br />

BIONDELLO.<br />

Hoor dan. Met Baptifta is het nn zo goed als<br />

klaar; by fpreekt met den bedriegelyken Vadex<br />

van een' bedriegelyken Zoon.<br />

LUCENTIO.<br />

Nu, wat verder?<br />

BIONDELLO.<br />

Gy moet zyn Dochter onder het Avondmaal<br />

wegvoeren.<br />

Lv.


h L T i S P E t . 3«$<br />

LUCENTIO.<br />

En dan?<br />

BIONDELLO.<br />

De oude Paftoor in de St. Lucas Kerk ftaat ieder<br />

uur tót uw bevel.<br />

LUCENTIO.<br />

En wat za! nu dit alles ?<br />

BIONDELLO.<br />

Dat weet ik niet. Maar wacht toch ; zy zyn<br />

thans aan een • nagemaakte verzekering der Huw<br />

lyksgifte bezig ; zoekt ondertusfchen U van de<br />

Maagd te verzekeren, cum privilegie ad imprime*"<br />

éum folum; neem den Paftoor, den Kofter , en<br />

eenige noodige getuigen met LT in de Kerk. Als<br />

dit niet overeenkomftig met uwe wenfchen is, dat»<br />

heb ik niets meer te zeggen; als, zeg uwe Bianca<br />

voor Eeuwig goede nacht.<br />

LUCENTIO.<br />

Wacht toch, B ondello'<br />

BIONDELLO.<br />

Ik heb geen tyd. Ik weet, dat een Maagd zich<br />

eens in een nademiddag gehuwt heeft , als zy in<br />

den tuin ging Pieterfelie haaien, om een Konyn<br />

te vullen; en dit kunt gy ook doen, Myn Heer,<br />

en hier mede den Hemel bevoolen. Myn Heer<br />

heeft my opgedraagen, om naar de St. Lucas Priefter<br />

te gaan , en de Paftoor te zeggen. dat hy zich ge«<br />

reed moet houden, om dezen tyd te komen , alsgy<br />

met uw Appendix zult aankomen.<br />

( Hy gaat been.)<br />

LUCENTIO, (alleen.)<br />

Dat kan ik , en zal ik, als hy te vreeden is. En<br />

waarom zou hy het niet zyn? Het ga als het wil,<br />

ik zal haar zonder omftandigheden daarom bidden;<br />

het moet erg zyn, als Kambio zonder haar weg<br />

zal gaan.<br />

(Hy gaat heen.)<br />

H. DXEDC B » fYt*


3S6 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

V Y F T I E N D E<br />

T O O N E E L,(*)<br />

Het Tooneel verbeeld eene groene Welde.<br />

PETRUCHIO. KATHARINA. HOK»<br />

TENS I O.<br />

PETRUCHIO.<br />

Komt toch, in Gods naam, wy zullen weer naar<br />

uws vaders huis. Goede Hemelhoe helder en<br />

lieflyk fchynt de Maan?<br />

K AT H A R I N A»<br />

De Maan?—— De Zon; het is immers thans<br />

geen Maanenfchyn.<br />

PBTRUCHI O.<br />

Ik zeg het is de Maan, die zo helder fchynt,<br />

KATHARINA.<br />

En ik weet, dat het de Zon is, die zo helder<br />

fchynt.<br />

PETBUCHIO.<br />

Nu , by myn Moeders Zoon! en dat ben ik, het<br />

moet Maan of Sterren, of alles zyn, wat ik wil<br />

hebben, eer zal ik niet weêr naar uw Vaders huis<br />

reizen. Ga heen, en haalt onze Paarden weder<br />

te rug. Altoos tegenfpraak, en nog meer wederforaak;<br />

niets als wederfpraak'.<br />

HORTENSIO.<br />

Zegt toch maar altoos, wat hy zegt, ander*<br />

komen wy nooit weg.<br />

KATHARINA.<br />

61 Laat ons doch verder gaan, daar wy reeds<br />

zo ver zyn; het mag de Maan of Zon zyn, of wat<br />

gy anders wilt; en behaagt het U ook, het een<br />

binzenlicht te noemen, ik beloof U, dat ik het in<br />

't toekomende insgelyks daar voor honden zal.<br />

PETRUCHIO.<br />

Ik zeg, het is de Maan.<br />

KA-


B L T - S P E L . 387<br />

K A T H A R I N A .<br />

Ja waarlyk» het is de Maan.<br />

PETRUCHIO,"<br />

Neen, gy liegt; het is de lieve Zon.<br />

K A T H A R I N A .<br />

Nu ja, lieve God! het is de lieve Zon; maar zy<br />

Is het niet, zo dra gy zegt,dat zy het niet is;ook<br />

de Maan verandert zich, zo als het U belieft. Zo<br />

als gy het noemen wilt, zo is het, en zo zal het<br />

ook voor Katharina zyn.<br />

HORTENSIO.<br />

Trek af, Petruchio, het Veld is gewonnen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Goed, maar altoos voorwaards , zo moet men<br />

zwemmen, en niet altoos tegen den ftroom. Maar<br />

ftil, daar komt iemant.<br />

Z E S T I E N D E T O O N E E L .<br />

V I N C E N T I O<br />

De voorigen.<br />

* PETRUCHIO, (tegenVincentio.')<br />

Goede morgen, myn lieve Vrouw; waar naar<br />

toe ? —— Zeg my doch, 1 ief Kaatje, hebt gy ooit<br />

een frisfchar Vrouwsperfoon gezien ? Welk een<br />

ftryd tusfchen wit en rood op haare wangen ! Welke<br />

Sterren verfieren den Hemel met zulk eene<br />

fchoonheid, als deze beide oogen dit hemelfche gelaat?<br />

Scboone beminnenswaardige Maagd, noch<br />

eenmaal goeden dag — lieve Kaatje, omhels haar<br />

toch, wegens haare fchoonheid.<br />

HORTENSIO.<br />

Hy zal den Man zinneloos maaken, door dat hy<br />

een Vrouwsperfoon van hem maakt.<br />

KATHARTNA.<br />

Jong, bloeijend Meisje, fchoon, en frifch, en<br />

bevallig ; waar naar toe , of waar houd gy U<br />

op? Gelukkig zyn de Ouders van zulk een fchoon<br />

Bb a ' • Kind!


388 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

Kind! nog gelukkiger den Man , djen de Sterren<br />

haar tot een beminnenswaardige wederhelft be»<br />

ftemd hebbent<br />

PETÏDCHIO.<br />

Nu wat is dit; Kaatje? Ik hoop doch niet, dat<br />

gy uw verftand kwyt zyt ? Dat Menfch is een<br />

Man, een oude, rampzalige, afgeleefde Man, en<br />

geen Maagd, waar voor gy hem aanfpreekt.<br />

KATHARINA.<br />

Vergeef, oude Vader, myn bedroogene oogen,<br />

die door de Zon zo verblind zyn. dat my alles,<br />

wat ik aanzie, poen fchynt te zyn. .Thans zie<br />

ik, datgy een eerwaardige oude zyt; vergeef my<br />

toch myn dwaaze dwaaling.<br />

PETRUCHIO.<br />

Doet dit, waarde Grysaart, en zeg ons, waar<br />

gy heen reift; neemt gy eenen weg met ons , zo<br />

zal ons uw gezelfchap zeer aangenaam zyn,<br />

VINCENTIO.<br />

Myn waarde Heer, en myn vrolyke Dame, die<br />

my door deze ontvsngft zeer getroffen hebt; myn<br />

naam is Vincentio, myn woonplaats Pifa. en. he«<br />

den ga ik naar Padua, om daar een Zoon van my<br />

te bezoeken, dien ik in lang niet gezien heb.<br />

PETRUCHIO.<br />

En hoe heet die f<br />

VINCENTIO.<br />

Lucentio, Myn Heer.<br />

PETRUCHIO'<br />

Een gelukkige zaamenkomft ! en nog gelukkiger<br />

voor uw Zoon! Thans kan ik U door verwandfchap<br />

met het zelve recht als om uw ouderdom,<br />

U myn lieffte Vader noemen;want uw Zoon heeft<br />

onlangs eerft de Zufter myner Vrouw gehuwd.<br />

Verwonder en kwel U daar niet over; zy heeft<br />

een zeer goed aanzien , een ryke Huwlyksgift,<br />

en is van zeer goeden huizen; en zo buitengemeen<br />

wel opgevoed, als men het ooit van de Bruid eens<br />

Edelmans verwachten kan. Ik moet U ouden Vincentio<br />

,


B L T C ' S P E L . 380<br />

ceDtio , omarmen ; en Iaat ons nu aanftonds weg<br />

reizen , om uwen rechtfchaapen Zoon te bezoeken,<br />

die over uwe aankomft vol vreugde za! zyn*<br />

V I N C E N T I O .<br />

Maar is dit dan zeker waar f Of belieft het U<br />

flegts, als vrolyke Reizigers pleegen te doen, met<br />

het gezelfchap een kortswyl te maaken , die zy<br />

onderweeg aantreffen?<br />

HORTENSIO.<br />

Ik verzeker U , Vader, het is zo-<br />

PETRUCHIO.<br />

Kom maar, ga met ons, en zie zelf, dat het<br />

waar is ; want onze voorige kortswyl heeft SU<br />

argwaanend gemaakt.<br />

(Petraebio, Katharina en Vincentio gaan<br />

heen)<br />

HOR TENS 10.<br />

Schoon, Petruchio, dat heeft my hert gegee.<br />

ven i — Thans zal ik naar myne Weduw gaan.<br />

en is zy wederfpannig, zo heeft Hortenfio van ü<br />

geleerd, op zynen kop te beftaan.<br />

(Hy gaat been.)<br />

Eindt van brt VUrie Bedryf.<br />

Bb1<br />

tTVDS


3 9o DE KÜNST OM EED* TEG. TE TEMM.<br />

V Y F D E<br />

BEDRH.<br />

E E R S T E T O O N E E L .<br />

Het Tooneel is voor Lucentio's<br />

Huis.<br />

BIONDELLO. LUCENTIO. BIANCA.<br />

GREMIO , die op de eene zyde been en<br />

weder vjandeld.<br />

BIONDELLO.<br />

aaftig en handig. Myn Heer, want de Priester<br />

wagt U reeds. H<br />

L U C E N T I O .<br />

Ik vlieg naar hem toe, Biondello; maar zy kunnen<br />

U mooglyk t'huis noodig hebben; gaat dus<br />

heen.<br />

BIONDELLO.<br />

Neen waarachtig niet, gy zult eerft de Kerk op<br />

den rug hebben; en dan zal ik naar Myn Heer te<br />

iug fpoeden, zo baaflig als ik kan.<br />

(Zy gaan been.)<br />

GREMIO.<br />

My verwondert, dat Kambio loch niet komt.<br />

T W E E D E T O O N E E L .<br />

GREMIO. PETRUCHIO. KATHARINA.<br />

VINCENTIO. B E D I E N D E N .<br />

PETRUCHIO.<br />

Ziet gy, Myn Heer, dit is de deur; hier is Lu.<br />

centio's huis. Myn Vader woond verder naar de<br />

Markt toe; daar moet ik heen, en zal U dus hier<br />

laaten.<br />

V I N .


B L T • S P E L . '9i<br />

VINCENTIO.<br />

Gv moet evenwel eerft eens met my drinken ,<br />

eer gy verder gaat; ik denk dat ik U hier wel zal<br />

verwelkomen kunnen, en, naar alle vermoeden,<br />

zal daar nog wel wat om te leven zyn.<br />

(Hy klopt aan.)<br />

GREMIO.<br />

Men heeft daar binnen bezigheden ; gy z u l t<br />

wel harder mogen aankloppen.<br />

(De Pedant ziet uit het Fenjter.)<br />

PEDANT.<br />

Wie klopt dan daar zo fterk, als of hy de deot<br />

wil inflaan?<br />

VINCENTIO.<br />

Is Signor Lucentio t'huis, Myn Heer?<br />

PEDANT.<br />

Hy is t'huis; maar hy is niet te fpreeken.<br />

VINCENTIO.<br />

Maar als hem nu iemant een of twee honderd<br />

Pond bragt, om ziah daar mede wat te goed te<br />

doen ?<br />

PEDANT,<br />

Behoud uw honderd Pond voor U ; hy zal ze<br />

niet noodig hebben, zo lang ik leef.<br />

PETHUCHIO,<br />

Ziet sv ? ik zeide U, dat uw Zoon m Padua<br />

zeer bemind is Hoor doch, Myn Heer.<br />

SeTalle wydloopigheden moet ikVr fljg ^<br />

den, Heer Lucentio te zeggen, dat zyn Vader van<br />

Pifa aangekomen, en hier voor de deur is, om<br />

hem te fpreeken.<br />

PEDANT.<br />

Gy liegt; zyn Vader is naar Padua gekomen,en<br />

ziet hier het Venfter uit.<br />

VINCENTIO.<br />

Zyt gy dan zyn Vader?<br />

PEDANT.<br />

Ta zeker, Heer, dus zegt zyn Moeder , m<br />

minfjen, als ilt het gelooven mag,<br />

f<br />


39» DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />

PETRUCHIO.<br />

Wat is dat, Myn Heer? Dit is openbaar»<br />

fpitsboevery, dat gy U een vreemde naam geeft?<br />

PEDANT.<br />

Slaat de hand aan den Schurk; ik geloof, hy<br />

denkt lemant hier in de Stad onder myn'naam té<br />

bedriegen.<br />

D E R D E T O O N E E L .<br />

BIONDELLO. De voorigen.<br />

BIONDELLO, (ter zyde.)<br />

Ik heb hen met elkander in de Kerk gezien; Hemel<br />

laat hen gelukkig zyn! — Maar wie is dat? —<br />

Myn oude Heer, Vincentio?— Nu zyn wy verlooren<br />

! nu is het uit met ons ƒ<br />

VINCENT 10, (Bimdello gewatrvr<br />

.. „ , wordende.)<br />

Kom hier Galgenvogel.<br />

• BIONDELLO.<br />

Ik hoop dat ik keur zal hebben.<br />

., _ , VINCENTIO.<br />

Kom hier Schurk! Hoe? hebt gy my ver-<br />

BIONDELLO.<br />

Uw vergeeten ? Neen , Heer; ik kon U niet<br />

vergeeten, want ik heb U in myn geheele leven<br />

1<br />

met gezien.<br />

°<br />

VINCENTIO.<br />

Hoe! fnoode Schelm , heb gy nooit uw Heers<br />

Vader, Vincentio, gezien?<br />

BIONDELLO.<br />

Hoe! —— myn liefwaarde oude Hepr? —<br />

^ ^ ^ b ; ; a H t e f ! —-*fe, daar kykt hy'im-<br />

©ets het Venfter nit.<br />

VIN


2 L T - S P E L. M$<br />

VINCENTIO, (bemJlaandt.)<br />

Is dat zeker waar?<br />

BIONDELLO.<br />

Help.' help! help! hier is een dol Menfch, dat<br />

my ombrengen wil!<br />

(Hy gaat been.)<br />

PEDANT.<br />

Te hulp, Zoon! te hulp, Signor Baptifta!<br />

PETRUCHIO.<br />

Kom Kaatje, laat ons ter zyde gaan, en zien, •<br />

hoe dit krakeel afloopen zal.<br />

(Zy gaan ter zy den.) •<br />

V I E R D E T O O N E E L .<br />

De PEDANT. BAPTISTA. TRANIO.<br />

De voorigen.<br />

T E A N r o.<br />

Myn Heer. wie zyt gy toch, dat gy ü onder,<br />

ftaat, myne Bediendens te (laan?<br />

VINCENTIO.<br />

Wie ik ben, Heer?— en wie zyt gy, Heer?—<br />

d! gerechte Hemel ? ziet den opgefierJen Schurk !<br />

ziet toch, een zyden Wammes,en ook zulke Kou.<br />

fen; een roode Mantel, en een fpitze Hoed 1 —.<br />

ól ik ben verlooren! Onderwyt, ik t'huis den<br />

goeden Huisvader fpeel, brengt myn Zoon en myn<br />

Bedienden op de Univerfi eit alles door/<br />

T B A N i o.<br />

Nu? waar fpreekt gy van?<br />

BAPTISTA.<br />

Hoe? is deze Man zinneloos?<br />

TRANIO.<br />

Myn Heer, gy fchynt volgens uwe kleeding ee*<br />

verftandig oud Man te zyn, maar volgens uw woorden<br />

zyt gy een Gek. Wat gaat het U aan., Myn Heer,<br />

Bb 5<br />

alfchoon


394 DE KUNST OM EEK TEG. TE TEMMV<br />

alfchoon ik ook Paerlen en Goud droeg? Ik dank<br />

myn goede Vader, dat ik in ftaat ben, dit uit te<br />

voeren.<br />

VINCENTIO.<br />

Uw VaderJ — öl Schurk.' hy is een Zeile«<br />

maaRer in Bergamo.<br />

BAPTISTA.<br />

Gydwaald, Myn Heer; gy dwaald , hoe ge<<br />

looft gy dan dat hy heet ?<br />

VINCENTIO.<br />

i<br />

Hoe hy heet? Als of ik zyn naam niet wift! Ik<br />

heb hem van zyn derde Jaar opgevoed , en zyn<br />

naam is Tranio,<br />

PEDANT.<br />

Weg met U, dolle Kaerel! Zyn naam isLucentio,<br />

en hy is myn eenige Zoon , en Erfgenaam<br />

•myner Landeryën, myne, Signor Vincentio's.<br />

VINCENTIO.<br />

Lucentio.' — Och! by heeft zyn Heer vermoord!<br />

Overmeefterd hem , ik beveel het U in<br />

den naam van den Hertog, ól Myn Zoon.' myn<br />

Zoon .'-—-- zeg-m'y,'Guit, waar is myn Zoon Lucentio?<br />

TEANIO.<br />

Roept toch een Gerechtsdienaar, en brengt deze<br />

zinnelooze Kaerel in 't Dolhuis. Vader Baptifta,<br />

ik bid U , zorg gy doch vooral , dat men hem<br />

weg helpt.<br />

VrNCENTIO.<br />

My in 1 Dolrioïs brengen?<br />

GREMIO.<br />

Wacht , Gerechtsdienaars , by zal niet in de<br />

aevangkenis.<br />

BAPTISTA.<br />

Zwyg toch, Signór Gremioj ik zeg, by zal in<br />

de gevangkenis.<br />

G R E M I O.<br />

Neem U in acht, Signor Baptifta, dat gy door<br />

deze


B L T • S P E L. 39S<br />

deze zaak zelf niet in 't geval komt. ik wil daar<br />

op zweeren, dat dit de rechte Vincentio is.<br />

PEDANT.<br />

Zweer daar op, als gy luft hebt.<br />

G REM t O.<br />

• Neen, Zweeren mag ik daar echter niet op.<br />

TRANIO.<br />

Zo moeft gy ook liever zeggen, dat ik Lucentio<br />

niet ben.<br />

GREMIO.<br />

6 Ja, dit weet ik, dat gy Signor Lucentio zyt.<br />

BAPTISTA.<br />

Weg met den zinneloozen , brengt hem in 't<br />

Dolhuis.<br />

V Y F D E T O O N E E L .<br />

BIONDELLO. LUCENTIO. BIANCA»<br />

De voorigen.<br />

VINCENTIO.<br />

Zo pleeg men Vreemden rond te trekken, en te<br />

mishandelen/—— 6/ affchuwelyke fpitsboevenl<br />

BIONDELLO.<br />

6/ Wy zyn verlooren; daar is hy; verloogchen<br />

hem, verzweer bem, anders zyn wy alle ongelukkig.<br />

(Biondello, Tranio tn de Pedant gaan<br />

been. )<br />

LUCENTIO (knielende.)<br />

Vergeef my, waarde Vader.'<br />

VrNCENTIO.<br />

Vergeef my, dierbre Vader!<br />

BAPTISTA.<br />

Wat hebt gy dan misdaan?---" waar is Luceneentio?<br />

Lu-'


39(5 DE KUNST OM EEN TEG. TE TE MM.<br />

LUCENTIO.<br />

Hier is Lucentio , den regten Zoon van den<br />

regten Vincentio , die thans uwe Dochter door<br />

de Echt tot den zynen gemaakt beeft, onderwyl,<br />

dat •naaigeboofte Bedriegen U de oogen verblindden.<br />

GREMIO.<br />

Dit is enkel Kanaille en eeneZaamenzweering,<br />

om ons alle te bedriegen.<br />

VINCENTIO.<br />

Waar is de verdoemde Schurk Tranio, die my<br />

op zulk eene onbefchaamde wyze trotzeerden?<br />

BAPTISTA.<br />

Zeg my doch, is dit myn Kimbio niet ?<br />

BIANCA.<br />

Kambio is in Lucentio verandert.<br />

LUCENTIO.<br />

De liefde welkte dit wonder. De liefde voor<br />

Bianca bewoog my, myn ftand met Tranio te ver.<br />

ruilen, terwyl hy zich in de Stad voor my ulrgat;<br />

en tot geluk ben ik eindelyk in de gewenfchte Ha»<br />

ven myner gelukzaligheid mgeloopen. Wat Tranio<br />

gedaan heeft, daar toe heb ik hem zelf genoodigd;<br />

vergeef het hem dus, waarde Vader, om mynentwille.<br />

VINCENTIO.<br />

Ik zal de Schurk den hals breeken, die my in't<br />

Dolhuis zenden wilde.<br />

BAPTISTA.<br />

Maar boor toch, Myn Heer; hebt gy dan myn<br />

Dochter gehuwd, zonder om myne toeftemming te<br />

verzoeken ?<br />

VINCENTIO.<br />

Weeft geruft, Baptifta, wy zullen het wel zo<br />

maaken, dat gy te vreeden zult zyn; laat het maar<br />

goed zyn. Maar ik moet in huis, om my over deze<br />

fchurkfche ftreeken te wreeken.<br />

(Hy gaat betn.)<br />

BAP*


B L Y - S f E L' 397<br />

BAPTISTA.<br />

Ik ook, om deze fehelmery in den grond te on<br />

derzoeken,<br />

(Hy gaat been,)<br />

LUCENTIO.<br />

Weeft zo bevreesd niet, Bianca; uw Vader zal<br />

niet kwaad zyn*<br />

(Zy gaan been.)<br />

Gnuio,<br />

Ik moet nu wel met een lange neus aftrekken;<br />

maar ik zal echter met de overige in huis gaan. Zekerlyk<br />

heb ik verder niets te hoopen als myn aandeel<br />

in het gaftmaal.<br />

( Hy gaat been. Pettucbio en Katbarmt<br />

komen verder voor.)<br />

KATHARINA»<br />

Laat oas mede binnen gaan, lieve Man, om te<br />

zien, hoe dit alles afloopen zal.<br />

PETRUCHIO.<br />

Kufch my eerft Kaatje; dan zullen wy gaan.<br />

KATHARTNA.<br />

Hoe ? opentlyk op ftraat ?<br />

PETRUCHIO.<br />

Hoe? fchaamt gy ü myner?<br />

KATHARINA.<br />

Daar behoud my God voor I Neen, maar ik<br />

fcbaam my, U hier te kusfchen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Nu, dan zullen wy weer naar huis gaan. Luftig,<br />

Bedienden, wy willen weer weg.<br />

KATHARINA.<br />

Neen, ik wil U liever een Kufch gewen. Thans<br />

bid ikU, blyf hier, myn lebat.<br />

PETRUCHIO.<br />

Is dat niet goed? — - Kutu maar, lief Kaatje,<br />

fceter eens als neoit; beier vroeg als laat.<br />

(Zy gaan been.)<br />

ZESDE


398 Da KUNST OM BEN TEG. TE TEMM.<br />

ZESDE T O O N E E L .<br />

Het Tooneel verbeeld Lucentio's Vertrek.<br />

BAPTISTA. VINCENTIO. GBEMIO. PE»<br />

BANT. LUCENTIO. BIANCA. TRANIO.<br />

BIONDELLO. KATHARINA. PETRU-<br />

CHIQ. GRUMIO. HORTENSIO. Eene<br />

WEDUWE. De BEDIENDEN en<br />

TRANIO brengen een gedekte Tafel<br />

binnen.<br />

JLUCENTIO»<br />

Nu eindlyk, fchoon laat ; Hemmen onze mis.<br />

klinkende accoorden te zaamen; en als Storm en<br />

Onweder voorby is, dan is het tyd, om over de<br />

uitgeftaane gevaaren te lagchen. Myn fchoone<br />

Bianca, verwelkom mynen Vader.' ik zal ondertus»<br />

fchen met even dezelve tederheid den uwen ver»<br />

welkomen. Broeder Petruchio, Zufter Katharina,<br />

en gy Hortenfio, met uw geliefde Weduw, weeft<br />

zo vergenoegd, als 't mogelyk is, en zyt in myn<br />

Huis welkom. Deze maaltyd zal daar toe (hekken<br />

, om naar ons genoegen de maagen te fluiten.<br />

Kom, zet U neder; wy kunnen by het eeten<br />

verder fpreeken.<br />

PETRUCHIO.<br />

Niets, als zitten en zitten! als eeten en eeten!<br />

B APTISTA.<br />

In Padua word gy goed, Zoon Petruchio.<br />

PETRUCHIO.<br />

In Padua is alles goed,<br />

HORTENSIO.<br />

Ik wenfchte om ons beider wil, dat het waar<br />

mogt zyn.<br />

Pr.


& L T. S P J5 Li 300<br />

PBTRÜCHIO.<br />

Nu waarachtig.' Hortenfio verfchrikt syne We-'<br />

duw.<br />

WEDUW. !<br />

Ik zal niet eerlyk zyn, als ik opit verfchri1^ke. ,<br />

PETRUCHIO.<br />

Gy zyt zeer fcherpzinnig, en echter verftaat gy<br />

my kwaaiyk;.ik meen, Hortenfio ichrikt voor ü.<br />

WEDUW.<br />

Die duizelig is, meent, dat.de Waereld zichca<br />

hem rond draaid.<br />

PETRUCHIO.<br />

Een zeer rond antwoord!<br />

KATHARINA.<br />

Wat wilt gy daar mede zeggen?-—Die duizelig<br />

is, die gelooft, dat de Waereld zich rond om hem<br />

draaid? •—-»•> wat meend gy daar mede?<br />

W BDU w.<br />

Uw Man heeft een kwaade Vrouw * en beoordeeld<br />

myn Mans ongeluk naar het zyne, nu weet<br />

gy, wat ik meen.<br />

KATHARINA.<br />

Gy kon nu wel wat beters meeaen,<br />

WEDUW.<br />

Zekerlyk; want ik meende U.<br />

KATHARINA.<br />

En ik deed zekerlyk beter, als ik U niet achten.<br />

PETRUCHIO,<br />

Gaat op haar los, Kaatje.'<br />

HORTENSIO.<br />

Pp haar los, Weeuwtje.'<br />

PETBUCIirO.<br />

Honderd tegen een, of myn Kaatje krygc haar<br />

onder. '<br />

HOBTENSIO,<br />

Dat is myn zorg.<br />

P*


400 Di KUNST ou EB» TEO. TE TEMM.<br />

P E T Ï V C H I o.<br />

Ja, wel goed. (Hy drinkt Hortejino tte>) Uw<br />

gezondheid, Vriend-<br />

BAPTISTA.<br />

Wat zegt gy, Gremio van dit fpilsvinnig jong<br />

Volkje'<br />

GREMIO.<br />

Waarachtig, Ey loopen elkander braaf voor het<br />

voorhoofd»<br />

BAPTTSTA.<br />

Voor het voorhoofd?—— Een haaftig vernuft<br />

zou zeggen, op uw voorhoofd mogten wel hoornen<br />

zitten.<br />

VINCENTIO.<br />

Nu, Mejuffrouw Bruid , heeft U dit uit den<br />

flaap gewekt?<br />

BIANCA.<br />

Ja; maar niet verfchrikt; en daarom zal ik we*<br />

der flaapen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Neen, dat zult gy nier. Wyl zy eens aangevan»<br />

gen hebben, zo neem U voor een of twee nog<br />

beetre fehertzeryën in acht.<br />

BIANCA.<br />

Ben ik uw Vogel ? ik denk myn Vederen te<br />

veranderen, en vervolg my dan , daar gy toch<br />

eens uw boog aftrekt. Vaart alle wel.<br />

(Bianca, Katharina en de Weduwe<br />

o<br />

gaan been.)<br />

PETRUCHIO.<br />

Zy is my voorgekomen. Dat was de Vogel, Sig*<br />

nor Tranio, naar welken gy mikten, alfchoon gy<br />

hem juift niet trof. Dus eene gezondheid op het<br />

welzyn van alle, die fchooten en milten!<br />

TRANIO.<br />

6.' Myn Heer, Lucentio gebruiktte my als een<br />

Tagtbond, die voor zich loopt, maar voor zy»<br />

Heer vangt.


**v £ L r. S P E L. 4«X<br />

PETRUCHIO.<br />

Eene goede vergeiyking in den haaftj maar eea<br />

weinig hontffch.<br />

TRANIO.<br />

Het is goed, Myn Heer, dat gy voor U zelf<br />

gejaagd hebtmen gelooft, dat uw wild V t<br />

we><br />

van 't lyf zal biyven.<br />

BAPTISTA.<br />

ó Ho! Petruchio, thans heeft Tranio U echter<br />

getroffen.<br />

LUCENTIO.<br />

Ik dank U voor de houw, goede Tranio.<br />

•HORTENS 10.<br />

Stem toe , ftem maar toe , heeft zyn fteek U<br />

niet getroffen?<br />

PETRUCHIO.<br />

Hy heeft my een weinig geraakt, dit ftem ik<br />

toe, en daar de korswyl my voor by vloog , zo<br />

wed ik tien tegen een, dat hy U heden volko -<br />

men . verlamd heeft.<br />

BAPTISTA.<br />

Maar in ernft, Zoon Petruchio , ik geloof echter,<br />

gy hebt de ergfte tegenfpreekiler van de ge.<br />

heele Waereld tot Vrouw.<br />

«PETRUCHIO.<br />

Dit ontkenne ik; en om U te overtuigen, laac<br />

ons elk zich by zyn Vrouw houden; en den geenen,<br />

wiens Vrouw het gehoorzaamfte is, en het<br />

eerft komt, als hy haar roepen laat, zal de weddingfchap<br />

winnen, die wy te zaamen affpreekea<br />

zullen.<br />

HORTENSIO.<br />

Ik ben te vreeden. Wat geld de wedding*}<br />

LUCENTIO,<br />

Twintig Kroonen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Twintig Kroonen.'— zo veel zet ik op myn<br />

Valken of Hond ; naar twintigmaal zo veel op<br />

myn Vrouw.<br />

U. D&su Cc LV'


IP» DE K U N S T<br />

OM EEN TEG. TE TEMM'.<br />

LUCENTIO.<br />

Honderd dan.<br />

HORTENSIO.<br />

Ik ben te vreeden<br />

PETRUCHIO.<br />

Top.' het blyft daar by-<br />

HORTENSIO.<br />

Wie zal beginnen?<br />

LUCENTIO.<br />

Dat zal ik doen. Ga heen Biondello, en zeg<br />

Mevrouw , dat zy by my moet komen.<br />

BIONDELLO.<br />

Zeer wel.<br />

(Hy gaat been.)<br />

BAPTISTA.-<br />

Half pait, Zoon! Bianca komt zekerlyk.<br />

LUCENTIO.<br />

Ik mag geen half part; ik zal het alleen ovef.<br />

neemen. (Biondello komt weder,) Nu? wat is 't'<br />

'BIONDELLO.<br />

Heer, myn Mevrouw laat U zegge», dat vf<br />

wat te doen heeft en niet kan komen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Hoe ? beeft zy wat te doen, en kan niet ko«<br />

den?-!— Is dit een antwoord ?<br />

GREMIO.<br />

Ja zekerlyk, en een rjcht hoflyk noch daarby ;<br />

God geef flegts , Myn Heer, dat uw Vrouw V<br />

geen erger zend.'<br />

PETRUCHIO.<br />

Ik heb beter hoop<br />

HORTENSIO.<br />

Vriend Biondello, gaat heen , en verzoekt my»<br />

Vrouw, aanftonds by my te komen.<br />

(Biondello gaat been.)<br />

PETRUCHIOö<br />

Ho ! verzoek haar! —— Nu, dan moet zy<br />

zeker wel komen.<br />

Ho*.


* L T. S P $ L.<br />

HORTENSIO.<br />

Ik vrees, Myn Heer, gy moogt doen wat gy<br />

wilt, de uwe zal zich niet eens verzoeken laaten.<br />

(Biondello komt weder.") Nu ? waar is myn Vrouw?<br />

BIONDELLO.<br />

Zy zegt, U belieft flegts te fchertzen; zy wil<br />

niet komen ; zy laat U zeggen , dat gy by haar<br />

moogt komen.<br />

PETROCH I o.<br />

Nog erger/—-— Zy wil niet komen!——d!<br />

dat is laag, onuitftaanlyk! ——- Grumio, gaat gy<br />

eens by myn Vrouw, en zeg haar, dat ik haar gebieden<br />

laat, om by my te komen.<br />

HORTENSIO.<br />

Ik weet reeds, wat zy antwoorden zal,<br />

PETRUCHIO.<br />

En wat dan?<br />

HORTENSIO.<br />

Dat zy niet wil.<br />

PETRUCHIO.<br />

Nu, dan heb ik het verlooren; en dat is 't<br />

alles.<br />

Z E V E N D E T O O N E E L ,<br />

KATHARINA.<br />

De voorigen.<br />

BAPTISTA.<br />

Nu, op myn eer, daar komt Katharina.'<br />

KATHARINA.<br />

Gy hebt by my gezonden, myn lieve Man? wtl<br />

beveeld gy?<br />

PETRUCHIO.<br />

Waar is uw Zufter, en Hortenfio's Vrouw ?<br />

KATHARINA.<br />

Zy zitten, en praaten met elkander by d§<br />

fchooriteen*<br />

Cc« F*


404 DE KUNST OM EEN TEG. TE T E M M .<br />

PETRUCHIO.<br />

Gaat, en haalt ze hier» Als zy niet komen wil«<br />

len, zo klop ze braaf hier naar hun Mannen toe.<br />

Voort, zeg ik, en breng ze aanftonds hier.<br />

(Katharina gaat been.)<br />

LUCENTIO.<br />

Als dit geen wonder is , zo is 'er in 't geheel<br />

geen.<br />

HORTENSIO.<br />

Ja , zekerlyk ; my zal verwonderen wat het<br />

beduid.<br />

PETRUCHI O.<br />

Seldrement, het beduid vreede, en liefde, een<br />

geruft leven, een eerwaardige regeering,en recht»<br />

maatige heerfchappy; in 't kort alles, wat maar<br />

aangenaam en gelukkig isfiAII<br />

I ' TA,<br />

Nu, geluk daar toe! iëve Petruchio! Gy hebt<br />

de wedding gewonnen , en ik zal tot hun verlies<br />

noch twintigduizend Kroonen toedoen ; voor een<br />

heel andre Dochter behoord ook een geheel andre<br />

Huw'yksgift; want zy is zo verandert, als of zy<br />

nooit kwaad geweeft had.<br />

PETRUCHIO-<br />

Neen , ik wil myn wedding noch beter win«<br />

nen, en haar noch meer bewyzen van haare gehoorzaamheid<br />

en aaitjgheid laaten geeven.<br />

AGTSTE


M L ï - S P E L . 4» 5<br />

A G T S T E T O O N E E L .<br />

K A T H A R I N A . BIANCA, De W I B Ü W I .<br />

De voorigen.<br />

PETRUCHIO.<br />

Zie, daar komt zy.en brengt uwe eigenzinnige<br />

Vrouwen ais gevangenen haarer Vrouwelyke over<br />

reding met zich. Katharina , die kap ftaat U<br />

niet wel; weg met dit lompe ding ; treed het<br />

met voeten.<br />

(Zy rukt baar Kap af, en werpt<br />

bem op den grond.)<br />

WEDUWE.<br />

Geef doch Hemel , dat ik nooit een oorzaak<br />

heb , daar over te klaagen , tot dat het zo ver<br />

met my komt.'<br />

BIANCA.<br />

Foei! wat is dit dan voor een dwaaze wyzevan<br />

gehoorzaamen f<br />

LUCENTIO.<br />

Als uw gehoorzaamheid ook maar zo dwaas<br />

w a s! — • De wysheid van uw gehoorzaamheid ,<br />

fchoone Bianca, heeft my federt het avond-eeten<br />

reeds honderd Kroonen gckoft.<br />

BIANCA,<br />

Dwaas genoeg van ü „dat gy op myne gehoor,<br />

zaamheid wat verwed i<br />

PETRUCHIO.<br />

Katharina , verklaart doch deze twee ftyfhoofdige<br />

Vrouwen, wat zy hunne Heeren en Mannen vo#<br />

gehoorzaamheid fchuldig zyn.<br />

WEDUWE.<br />

Ach.' hoe? gy fpotl » Wf laaten ons niet<br />

graag wat voorzeggers


*c6 Dï KUNST OM EEN 1 EG. TÉ TEMM.<br />

PETRUCHIO.<br />

Doet het , zeg ik , en maak mét deze»<br />

begin.<br />

WEDUWE.<br />

Dat zal zy niet.<br />

PETRUCHIO.<br />

Ik zeg , zy zal het; en maak met deze het<br />

begin.<br />

K A T H A R I N A .<br />

Foei toch! helder deze dreigende trekken öp,<br />

•*an dit onvriendelyk voorhoofd; en fchiet gte/ien<br />

zo verachtelyke (haaien uit deze oogen , om daar<br />

mede uw Heer, uw Koning, uw beheeifchéï te<br />

kwetzen. Het ohtftelt uwe fchoonheid<br />

f i<br />

gelyk<br />

de Vorft de Landen verfchroeid; onteerd uw goede<br />

naam , gelyk wervelwinden de bloezem affchudden;<br />

en is op geene wyze bevallig of aangenaam.<br />

Een onvriendelyk Vrouwsperfoon is als<br />

een troeble bron, morsfig , haatelyk, dik, zonder<br />

eenige fchoonheid; en zo lang zy dus is, zal<br />

Biemant, al was hy ook nog zo dorftig, flegts een<br />

droppel daar van drinken of ze verwaardigen aan<br />

te raaken. Uw Man is uw Heer, uw leven, uw<br />

onderhouder, uw hoofd , uw beheerfcher ; die<br />

voor U en uw onderhoud zorgt ; zich aan vermoeijende<br />

arbeid te Land en te Water prys geeft;<br />

de nacht in florm doorwaakt, de dag in de koudó<br />

doorbrengt, terwyl gy in huis warm , zeker en<br />

geruft legt; en nu vordert hy geen andre daad van<br />

U, als liefde; een vriendelyken opflag.en redely.<br />

ke gehoorzaamheid; eene te kleine betaaling voor<br />

een zo groote fchuld! even dezelve gehoorzaamheid<br />

die een onderdaan aan zyn Vorft fchuldig<br />

is, is een Vrouw haar Man fchu!d:g; en als zy<br />

trots, eigenzinnig, wonderlyk, verdrietig, en zya<br />

billyke tif.hen tegen is , wat is zy dan anders,<br />

als eene verachtelyke, oproerige , en een Godlooze<br />

verraaderes tegen haar liefderyke Gemaal?<br />

het<br />

Het


g L f • S P E L. 407<br />

Het is waarlyk eene fchande dat Vrouwen zo<br />

eenvoudig konnen zyn , om kryg aan te kondigen<br />

, daar zy op de kniën om vreede bidden<br />

moeiten s of dat zy zich der regeèring en heerfchappy<br />

aanmaa'igen willen, als zy dienen, be.<br />

minnen, en gehoorzaamen moeiten. Waarom zyn<br />

(Bnze ligchaamen teder , en zacht, en week, niet<br />

gefchikt tot zwaare en vermoeijende arbeid , als<br />

om dat ons teder gedrag en onze henen met de<br />

uiterfte deelen moeten ovërëenftemmen ? Gy arme<br />

eigenzinnige Schepzêls; myn gemoed is even zo<br />

ftyf, myn hert even groot geWeeft , als een<br />

van den uwen,en myn gelegenheid moogelyk nog<br />

grooter, om woord tegen woord , en onwil tegen<br />

onwil te vergelden; maar thans zie ik het<br />

in, dat onze Spiefen enkle ftroohalmen zyn; onze<br />

kracht even zo zwak , onze zwakheid mei<br />

niets te vergelyken : dat wy dat geene het<br />

meefte fchynen te zyn, dat wy in den grond juift<br />

het minfte zyn. Dempt dus voor sltoos uw ongenoegen,<br />

want het diend doch tot niets; en lege<br />

uwe handen onder de voeten uwer Mannen. Ten<br />

teken myner gehoorzaamheid, als hy het begeerd,<br />

is myn hand bereid; zo dra ik maar weet dat het<br />

kern vreugde geeft.<br />

PETRUCHIO.<br />

Dat is een braave Vrouw" — Kom hier,Kaatje,<br />

kufch my,<br />

LUCENTIO.<br />

Nu, ga maar voort, eerlyk paar, gy hebt de<br />

weddingfehap gewonnen.<br />

VINCENTIO.<br />

Het is een vergenoegen te zien, als Kindren<br />

gehoorzaam zyn.<br />

LUCENTIO.<br />

Maar ook eene elende te zien als Vrouwe»<br />

wederfpannig zyn.<br />

Ce 4 F *


408 DE K U N S T OM EEN TEG. TE T E M M .<br />

PETRUCHIO.<br />

Kom te bed, Kaatje 1 Wy met ons driêa<br />

zyn ge rouwd;<br />

m aar<br />

g y<br />

met uur beiden zyt g£<br />

Tifl'i7TJ k<br />

7 n , de .^dd.ngfcbap, auchoon<br />

ay juift in rwyze (gg) viel. Siaapt alle wel. •<br />

(fetrucbio en Katharina gaan been.)<br />

HORTENSIO-<br />

Nu, ga uw weg maar, gy hebt een vervlóekts<br />

tegenfpreekfter tam gemaakt.<br />

LUCENTIO.<br />

Het is waarachtig een wonder, dat zy zich za<br />

tam liet maaken!<br />

'<br />

(Zy gaan alle been.)<br />

aS g - ë \ E nr Zi fi eelins °ï<br />

d e n<br />

BIANCA,<br />

i» tn t Itahoanjcb een Wyae beduidt.<br />

Einde van bet Vyfde Bedryfi<br />

N A


B L Y • S P t L. 409<br />

N A - S P E L.<br />

( Twee BEDIENDENS brengen S L E Y in 'zyn<br />

eigen Klederen op bei Tooneel, en laaten bem ;<br />

daar: Her na komt een B 1 E R T A P P E R. ;<br />

SLET, (ontwaakende.)<br />

Sjmon, geef. hier noch wat wyn! —— Hoe? al<br />

de Komedianten zyn weg?—— Ben ik'dan geen<br />

Lord?<br />

BIERTAPPER,<br />

Een Lord!— de drommel haal LT.'—- Sley,<br />

zyt gy dan altoos bezoopen?<br />

SLET.<br />

Wie is dat ?— Biertapper, ó! ik heb den heer<br />

lykften droom gehad, van welke gy -in uw leven<br />

gehoord hebt.<br />

B IERTAPPER.<br />

Ja , ik geloof het wel; maar het beft zal zvn , dat<br />

gy naar huis gaat; want uw Vrouw zal U daar<br />

fchoon voor uitfchelden, dat gy hier de heele nacht<br />

door droomd.<br />

SLET.<br />

Zal zy? — Ik weet nu, hoe men een Tegenfpreekfter<br />

ta,m maakt. Ik heb de geheele nacht<br />

daar van gedroomd, en gy hebt my daar in den<br />

beften droom geftoord , dien ik van myn leven<br />

gehad heb. Maar ik zal naar myn Wyf gaan.ea<br />

baar ook tam maaken, als zy my wat ia den<br />

weg legt.<br />

E I N D E .<br />

Cc s<br />

ONDER.


ONDERHOEK EN AANMERKlNGEIf<br />

OVER<br />

Dl<br />

' K U N S T<br />

OM E E N<br />

TEGEN SPR EEKSTER.<br />

T «<br />

T E M M E N .<br />

et blyftj na veele onderzoekingen der Kunftrichters<br />

, een onbeflifchte Vraag , of SHA«<br />

H<br />

KE5PEAR werkelyk de Auteur van dit Blyfpel is,<br />

of dat hy aan het zelve flegts het aandeel eens verbeteraars<br />

heefi. Zo veel is zeker, dat 'er een oud<br />

Anonymifcb ftik is : A pleafant concelted hiflory,<br />

caüed tbe Farti'.ng of a Sbrew —- fundry timés<br />

aüed by tbe Carl of Pembroke bis fervantS' 1607. 4.<br />

POPE voert het zelve mede in zyne optekening<br />

aan; maar het is jammer, dat hy maar alleen van<br />

alle Kunftrichters, die zich met SHAKESPEARS<br />

Stukken Critfc} bezig gehouden hebben, dit oude<br />

Stuk werkelyk in handen gehad heeft, en dat het<br />

ook niet eens in Dr. WARBURTONS handen,<br />

fchynt gekomen te zyn, die alle dd Oveïige Sruk*<br />

ken erfden, van welke zynen Vriend meldingfnaakt.<br />

STEEVENS die zorgvuldige en yverige naarvorfcher<br />

naar alles wat onzen Dichter aangaat, heeft<br />

het, ongeacht alle aangewende moeite, niet kunnen<br />

te zien bekomen. Het blyft dus zeer onzeker<br />

, of in 't geheel, of hoe veel SHAKESPEAE<br />

aan hetzelve deel gehad heeft; n men kan zich<br />

aar.


OVE* BE KUNST, va. BLY• SPEL» til<br />

aan niets meer, dan aan inwendige gronden houden<br />

, die uit de wyze en de waarde des Stuks be«<br />

fiisfchen, of het hem toe te kennen of af te keuren zy.<br />

Maar men weet wel , hoe zeiden diergelyke<br />

gronden, die op het gevoelen en het oordeel van<br />

ieder hunner heruiten, ter beflisfching toereiken;<br />

hoe veel willekeurigs en onbepaalds daarby overblyft;<br />

te meer als het Werk, daar de reden over<br />

is, geen zo Caraóterike Stempel, geen zo eigen»<br />

dommeiyke trek heeft, die den Meefter met uitfluiting<br />

van alle anderen , verraaden; of als hem<br />

deze niet zo doorgaans ontbreeken, dat men het<br />

zeker alle overige, en dezen Meefter alleen niet,<br />

kan toekennen- Als dan is zekerlyk de eenigen<br />

uitweg, hem flegts de uitfteekende fchöonheden<br />

toe te kennen, hem alleen voor den Verbeteraar<br />

van een vreemde arbeid te houden; maar dit durft<br />

men, by gebrek van hiftorifche omftandigheden,<br />

echter maar enkel in dit geval onderftellen.<br />

Men zal zich daarom niet zeer verwonderen»<br />

twee zulke doordringende Kunftrichters, als FAR­<br />

MER en STEEVENS, in hun oordeel over de<br />

echtheid van dit Tooneelfpel, in wederfpraak te<br />

vinden. De eerfte gelooft, (bb) dat het niet<br />

oorfpronkelyk van SHAKESFEAR , maar flegts<br />

door hem voor hst Tooneel op nieuw ingericht»<br />

en met de Inleiding, en eenige andere toevallige<br />

verbeteringen, bizonder in den Roi van PETRU­<br />

CHIO, vermeerdert is. Het dunkt hem oogenfchy<br />

nelyk te zyn, dat de Inleiding en het Stuk zeive<br />

elk van een onderfcheiden hand, of lang na elkander<br />

gefcbreeven moeten zyn. Deze, zegt hy, is<br />

in onzen Dichters befte wyze, en dit grootendeels<br />

in zyn flegtfte, of nog geheel onder dezelve. Dr.<br />

WAE-<br />

(bb) EJJaj en SHAKESPEAa's Leming, p.<br />

«f.


4ii ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />

W A R B Ü R T O N , zegt hy voort, verklaard het<br />

geheel zeker 'voor onecht; en als men aanneemen<br />

wil, dat SHAKE SPEAR Schryver daar van is, zo<br />

moet het een zyner eerfte Werken zyn geweeft;'<br />

ondertusfchen vermeld het M E R E S echter niet in<br />

de optekening zyner Werken , in 't Jaar 1598.<br />

F A R M E R geloott daarom, dat het bovengenoemde<br />

oude Stuk van een vreemde hand geweeft is, en<br />

flegts van SHAKESPEAE.als Verbeteraar des Too.<br />

neels, meer om voordeel als eer, ter uitvoering<br />

bekwaamer gemaakt is.<br />

STEEVENS meend daar entegen, dat SHA-<br />

XESPEAR'S Genie in geen Tooneel van dit Too.<br />

ueeifpel byna te ontkennen is, bizonder licht het<br />

uit het Tooneel tusfchen K A T H A R I N A en PE­<br />

TRUCHIO het klaarfte voor! van het oude Stuk<br />

heeft hy waarfchynlyk niets meer behouden dan het<br />

ontwerp, mooglyk zelf het geheele vervolg der<br />

Tooneelen ; de redeneering echter nieuw omgewerkt,<br />

en niet veel meer van het oude behouden,<br />

als weinige regelen die hem ter behouding waardig<br />

icheenen ,of tot wiens verandering hy geen tyd<br />

genoeg had.<br />

Eene zonderlinge omftandigheid by dit is de zogenaamde<br />

Inleiding, een foort van Voorrede, welke<br />

zich anders by geen van de Stukken van S H A-<br />

11 SPEAR vind. De inhoud van dezelve is een<br />

voorval, dat toen ter tyd zeer gangbaar was, en<br />

dat GOULA RT (ii) ais eene waare gefchiedenis<br />

verhaald.<br />

„ P H I .<br />

(ii) Tbreftr iTHiftoires admirables ci? memora.<br />

Hes de noftre temps. In de uitgaave, ( Gol. 1610.<br />

ï4- 4 Voll. 8 ) die ik voor my heb, ftaat dit verbaal<br />

Vol. I. p. 502. onder het Opfcbt ifts Vanité du mon ­<br />

de magnifiauemcnt reprefentée.


OVER EE KUNST, JJHZ B L Y . S P E L . 413<br />

„ P H I L I P de Goede , Hertog van Bourgon-<br />

„ dien, (kk) was met zyn Hof te Brusfel, en ging<br />

„ eens des avonds naar den eeten door de Straaten<br />

„ der Stad, van eenige zyner vertrouwde Hove-<br />

„ lingen gevolgt. Hier vond hy een Ambachttu<br />

,, man, die zeer dronken was, zo lang als hy<br />

,, was op den grorfd uitgeftrekt, en in diepen flaap<br />

M<br />

liggen. Het behaagdde den Vorft, aan dezen Am-<br />

„ bachtsman een proef van de ydelheid onzes Ie-<br />

„ vens te geeven, waar over hy voorheen met<br />

,, zyn* Vrienden gefprooken had. Hy liet dus<br />

., dezen Slaaper in zyn Paleis brengen, en hem op<br />

„ een zyner prachtigfte bedden leggen, hem een<br />

„ koftbaare flaapmuts opzetten , zyn vuil hemd<br />

„ uittrekken, en een ander van bet fynfte Lynwaat<br />

aandoen. Als dit Menfch zynen roes uit*<br />

„ geflaapen had, en begon te ontwaaken, traden<br />

., Edellingen en Kamerdienaars des Hertogs om<br />

„ zyn bed , trokken het behangfel weg. maakten<br />

„ dikwils diepe buigingen , en vraagden hem met<br />

„ ontblootene hoofden , of het hem behaagden,<br />

„ op te ftaan, en welke Klederen hy heden wilden<br />

aantrekken. Men bragt hem zeer koftbaaw<br />

re Klederen. Hy verbaasd over alle deze Kom-<br />

" plimenten, weet niet of hy waakt dan droomd,<br />

" en laat zich aankleeden en uit het vertrek voe»<br />

" ren. Hier wierd hy van voornaame Heeren<br />

" ontvangen, en in de Mis gebragt, waar hem alle<br />

" eer betoond wierd, die anders aan den Hertog<br />

)| gefchieden. Uit de Mis voerde men hem weder<br />

u op<br />

(kk) De bekende C H R I S T I A A N WEISE,<br />

*tlruikte deze Gefchiedenis tot Stof eener Comedie:<br />

Van de droomende Boer aan het Hof van PHI.<br />

L 1 F P 11 Boni in Bourgendien. Zy ftaat tn zynp<br />

nieuwe Proeven van de imrouwjte Redenkonjt,<br />

1700. 2.


41* ONDERZOEK IK A A N M E R K I N G E N<br />

, ?<br />

op het Slot; hy wafchte de handen en zette zich aan<br />

„ een ryk bezette tafel. Na eindiging van dezelve<br />

„ iaat de Opperkamerheer Kaarten en een me-<br />

„ nigte Geld brengen. De ingebeelde Hertog<br />

„ fpeelt met de voornaamfte van het Hof. Daar<br />

„ op voert men hem in den Tuin, hier na op de<br />

,, Jagt, en eindelyk weder in 't Paleis tot een<br />

„ heerlyke Avondmaalryd. Daar wierd Muzyk<br />

„ gemaakt, en gedanft, hier na een vrolyke Ca.<br />

„ medie gefpeelt, en eindelyk den nieuwen Prins<br />

„ wederom zo veel fyne en fterkewynen gegeeven,<br />

,, dat hy dronken wierd en vaft infliep. Toen<br />

„ wierden hem alle zyne heerlyke Klederen we.<br />

„ derom uitgetoogen ; zyn vodden weder aange-<br />

„ daan; en men bragt hem daar men hem den<br />

„ Avond te vooren gevonden had. 's Morgens<br />

„ ontwaaktte hy, erinnerde zich alles, wat hem<br />

,, gefchied was, en wift niet, of hy werkelyk ge-<br />

„ leeft, of dat hy het flegts gedroomd hadt."<br />

GOULART is door een zekere EDUARD GRIMDE<br />

STONE, in 't Engelfcb overgezet; CA PEL L<br />

bezit deze overzetting in eene uitgave van 1607 ;<br />

'er kan echter ligt noch een ander geweeft zyn.<br />

Men vind even dezelve gefchiedeEis ook in Bvsl<br />

TON'S Anatomy of Melancboly (11), waar van de<br />

tweede Druk, 1624. Fol. gedrukt is. Eindelyk ig<br />

zy ook de inhoud eener oude Ballade: Tbefrolick-<br />

Jomt<br />

(11) Uit deze beide Boeken levert ze PERCY in<br />

d( Reliques of Anc- Poetry, Fol. I. p. 238; en voert<br />

te gelyk POBTI HEUTÈRI Hifi. rer. Bwgun*<br />

dicar. en LUDOV. Fives in Epp. aan. By den<br />

laatflen vind ik ten minften in de Verzaameling zyner<br />

Brieven, niets daar van, die met de Brief van<br />

ERASMÜS.MELANCHTOMO» MOBUS,Lfi«


BVER BE KUNST, ENZ. BLY-SPEL. 415<br />

fóme Duke, er tbe Tink'er's Good Fortune (mm),<br />

wiens eigentlyke Ouderdom zkh met met zeker*<br />

heid laat bepaalen. Deze Ballade is in een zeer<br />

gelukkige toon bevat, en laat aan het eind den armen<br />

Ketellapper voor den fpot, die men met hem<br />

gedreeven heeft, niet onbeloond; de Hertog fchenke<br />

hem een nieuw Kleed, vyfhonderd Pond , en tien<br />

morgen Lands.en maakt zyn Vrouw tot Kamerjufvrouw<br />

der Hertogin.<br />

Wy komen nu op het Tooneelfpel zelve. Da<br />

inhoud daar van fchynt insgelyks uit de een of<br />

«nder, vermoedelyk Jtaliaanfcbe, Nouvelle genomen<br />

te zyn, alfchoon men dezelve juift tot nu toe<br />

noch niet ontdekt heeft. De Epifode, welke LU­<br />

CENTIO'S en Bi ANC A'S lief Je inhoud , en met<br />

de hoofdünhoud des ftuks zo meefterachtig verbon»<br />

den is, nam de Dichter waarfchynelyk uit de CV<br />

medie van ARIOSTO, Gli Soppofiti, die door<br />

GEORGE GASCOIONE in 't Engelfcb overgezet,<br />

en in 't Jaar is66,gefpeeld wierd (nn). Hief<br />

wisfelen insgelyks de jonge Heer en zyn Bediende<br />

hunne Kleeding en Caraüer;zoeken insgelyks eenen<br />

ouden<br />

(**») Zie de even aangehaalde Reliiues, Vol. I.<br />

f- 239- ,<br />

(nn) Suppofes , a translation from ARIOSTOS<br />

I Suppofiti — GASCOIGNE'S Werken zyn onder<br />

ie volgende zeldzaame Titel verzaamelt: A bundreik<br />

fundrie Flowers bounde up in one fmall Poëzie. Gathered<br />

partly (by translation) in tbe fine outlandifck<br />

Gardins of EURIIMDBS, OVIDIUS , PETBARKE,<br />

ARIOSTO, and otbers, and partly by inuetitiort,<br />

lut of our owne fruitefull Orcbardes in Englande;<br />

yelding fundrie fweete fajiours of Tragical, Comical<br />

and Moral Discourfes, botbe pleafaunt and profitable<br />

to tbe well fmellyng nofes of Learnei Readers. «5«»«<br />

itr Jaartal. 4*


4iÖ ONDERZOEK E» AANMERKINGEN<br />

ouden ryken Minnaar te verdringen, en gebruiken<br />

een' Vreemden uit Siena daar toe, om de Rol des<br />

Vad ers te fpeelen, die de Bediende door een gelys<br />

voorwendzel. dat niemant uit Siena zich by<br />

levensgevaar in Ferrara ophouden durft, daar toe<br />

overreden (oo).<br />

De hoofd-inhoud des Stuks word, na eenige<br />

oTuftandigheden, in het bekende Weekfchrift, Tbe<br />

Tatler, (pp) als eene nieuwe Gefchiedenis, dia<br />

in Lincolnsbire voorgevallen is, verhaald; en JOHN­<br />

SON verwondert zjch met recht daarover, dat de<br />

Schryver daar zyn bron niét bynoemden, en zich,<br />

of door een derden misleiden liet, of zynen Lezer<br />

daar mede misleiden wilde,<br />

Ik voeg by deze Critique narichten, die ik meestendeels<br />

de aanwyzing der Engelfche Kunftrichters<br />

te danken heb, een andre, welke dit Tooneelfpel<br />

betreft, en waar voor ik flegts een gelukkig toeval<br />

dank fcbuldig ben. Ik bladerde namentlyk , wegens<br />

eene andre naarzoeking, in GOTTSCHEDS<br />

noodige Voorrede voor de Gefchiedenis des Duit*<br />

. fche Dramatike Dichtkunst ( qq ) en trof daar zelf<br />

Z. 207. op volgende Titel;<br />

„ Kunft<br />

(00) FARMER zegt, (EJfay, p. 65) ook de<br />

naam van PETRUCHIO ii daar van ontleend. Deze<br />

naam vind zicb ivel is waar niet in bet Engelfche<br />

Origineel, maar echter wel in het Engelfche Stuk<br />

van GASCOIGNE , welke H AWKINS in zyn<br />

Origin of tbe Englisb Drama , Vol. I. p. 1. SS.<br />

beeft laaten afdrukken, en waarin PETRUCHIO<br />

naam eens Bediende is.<br />

(pp) Vol. IV. No. 231. Zie de Snapper, III.<br />

Deel, bl. 231.<br />

(qq) Ik vind in deze optekening Z. 210. noch<br />

een ander Tooneelfpel vermeld: De zeldzaame trouw<br />

van PETRUCHIO met de 'ome KATH AKINA —<br />

Op


ovii. DE KUNST, ENZ. BLY-SPEL. 41?<br />

i t<br />

Kunft over alle Kunften, ora een kwaad Wyf<br />

( i<br />

goed te maaken. Eertyds door eenen Italiaan.<br />

„ fcben Ridder uitgevonden, thans door een Duit»<br />

„ fche Edelman gelukkig naargevolgt, en in zy-><br />

„ ne vrolyke kluchtige Vreugdenfpellen voor»<br />

„ gefteld. Benevens aanhangende,zingendeKluchtt,<br />

ipelen, waar in de onnoodige minnenyd eens-<br />

„ Mans ernftig doorgeftreeken word, Rappersdorf,<br />

„ in 12."<br />

De woorden : ,, eertyds door een' Italiaanfche<br />

„ Ridder nitgevonden' , verwekte by my opmerkzaamheid<br />

, en voorgevoelen van gelyke inhoud<br />

mèt Tbe Taming of tbe Scbrew, wiens overzetting<br />

ik juift onderhanden had. IK wift, dat de Gottfebedfebe<br />

verzaameling van Duitfehe TooneeKpelen<br />

in de hand Bibliotheek der cloorluchtigfte Hertogin<br />

Regentin van Sakftn Weimar, eene v«rhevene befchermfter<br />

van het Duitfehe Tooneel, gekomen<br />

was ; en daar het zich voordeed.dat de nieuwelyke<br />

treurige Slotbrand, die ook een deel van deze verzaa •<br />

meling aangreep, dezs kleine Brochure verfoboond<br />

had, zo verkreeg ik het gewenlcht verlof, dat'my<br />

dezelve mogt overgezonden worden. Ik vermoede<br />

ten hoogften, als myne verwachting voldaan wierd,<br />

flegts een Blyfpsl van gelyke inhoud, te vinden;<br />

maar tot myne groote verwondering vond ik vry<br />

meer, namentlyk een Sruk, waar in niet alleen de<br />

zelve Fabel ten grond legt, met dezelfde Epizode<br />

vermengd, maar , welke ook dezelve uitvoering<br />

niet in 't geheel, maar in enkele Tooneelen, zo<br />

wel in fpraak en uitdrukkingen heeft, zo, dat veele<br />

gevallen des Engelfchen en Duitfchen Stuks woor.<br />

delyk<br />

Op de Zittaufcbe Schouwplaats vertoond (in't Jaar<br />

1658-) welke echter mar de tekening, in de Gott.<br />

J'cbedfcbe Verzaameling niet voorbanden was , tn<br />

welke ik tot bier toe niet bekomen heb,<br />

II. DXEU<br />

Dd


4i8 ONDERZOEK EN A A N M E R K I N G E N<br />

delyk met elkander o vereende mmen. Ijl 't kort,<br />

het fchynt my uitgemaakt, dat beide Schryvers of<br />

een Origineel gecopieerd , en zeer naauwkeurig<br />

gecopieerd moeten hebben. of dat de Duitfehe<br />

Scbry ver het Stuk van S H A K E % p E A R tot grond<br />

van het zyne gemaakt , en dikwils woordelyk uit<br />

hetzelve overgezet heeft. Doch daarvan hier na;<br />

zie hier eenige openvallende Proeven van deze<br />

gelykheid.<br />

Men vergelyk de volgende Tooneelen met het<br />

Vyfde van het Eerfte Bedryf by SHAKESPEAR.<br />

PETRUCHIO heet bier H A R T M A N N . D O L<br />

VEL DER; en GBUMIO, WURMBRAND.<br />

H A R T M A N .<br />

„ Als ik recht heb , 20 is dit Heer Alfons zyn<br />

Huis, klop eens aan.<br />

WURMBRAND.<br />

Hoe klop? Wien, wat zal ik kloppen ? Ik zie<br />

toch niemant. Heeft iemant U leed gedaan, dien<br />

ik kloppen moet.<br />

H A R T M A N .<br />

Schelm, ik zeg, klop aan,.en klop maar fterk<br />

aan. ,<br />

WURMBRAND.<br />

Dit is weder een ooTzaak, pro more van Jauer,<br />

om myn pokkei op ilsagen ;e bezweeren. Moet<br />

ik U kloppen ? Daar behoed my St. Nicolaas<br />

voor.<br />

H A R T M A N .<br />

Gek, ik zeg U , k'op my daar aan , en fterk<br />

genoeg , of ik zal U uw fchelmfche Kop vermorfeltn.<br />

WURMBRAND.<br />

Ik dacht wel, dat het heden in zulk een toom<br />

zou voortgaan Myn Heer ha j zeker een aiarm in<br />

zyn hoofd, en oe horfels hebben hem de her.<br />

feiten omgewroet. Ik moet hem kloppen ? De<br />

Duivel kloppe hem.. Ja , als het over my eindigden.<br />

HAIT-


©VER DE KUNST, ENZ. BLY'SPEL. 41*<br />

H A R T M A N .<br />

Ik zie wel de Klok wil niet luiden, ik trek dan<br />

de Klepel. Ik zal U de ooren rekken, en zien<br />

of gy kunt Fa, Sol, La zingen.<br />

(Hy trekt bem by de ooren been<br />

en •voeder.')<br />

WURMBRAND.<br />

Mordio, Mordio , allarm in alle Straaten. Hel'<br />

fiol Helflol Myn Heer is het verftand ontloopen,<br />

en wil zich by my ophouden.<br />

H A R T M A N .<br />

Ligtvaardige Vogel, wik gy nu zingen, enz.<br />

Verder.de volgende Monolooge van deze HART.<br />

MAN met die, welke PETRUCHIO aan het eind<br />

van het Vyfde Tooneel van het Tweede Bedryf<br />

houd, en zyne daar op volgende eerfte Saamen.<br />

fpraak met KATHARINA.<br />

H A R T M A N .<br />

Thans zal het my welhaail gelden. Ik ben bereid<br />

op alle voorvallen. Zal zy, volgens haare lof.<br />

felyke gewoonte, fchelden en raazen , zo zal ik<br />

haare bevalligheid verheffen , en haare liefFelyke<br />

ftem voor de Kunftryke ftem van den Nachtegaal<br />

houden. Zal zy brommen en morren, dan zal ik<br />

haare aangenaamheid nog des te meer pryzen. Ziet<br />

zy 'er zo zuur uit, als alle Furiën en des Duivels<br />

Moeder,dan zal ik haar fchoon vriendelyk en helder<br />

aangezicht boven de heldre glans der Zon ver.<br />

heffen, en by liefFelyke Roozen en Leliën vergelyken<br />

, als zy van de zuivre daauw afgewasfchen<br />

zyn. Wil zy opzettelyk heel ftom zyn , en my<br />

geen woord verwaardigen, dan zal ik alle welfpreekenheid<br />

uit beide broekzakken te zamen zoekenen<br />

haare welfpreekenheid boven alle welfpree,<br />

kenheid beroemen. Wil zy my e/rhter met vloeken<br />

en fchelden een fchandelyk affchetd toevoegen,<br />

zal ik gehoorzaam bedanken, als of zy my by het<br />

befte Banket verzocht. Weigert zy in 't geheel,<br />

Dd %<br />

om


420 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />

op my de' geringde gund te verwaardigen , zal<br />

ik den dag en het uur, als reeds met haar wilbe<br />

paald, wenfchen , in welke wy naar de Kerk en<br />

te bed zullen gaan.——» Maar daar komt zy. ——<br />

Nu een frifch hert. Goede morgen , Mejuffrouw<br />

Tryn, want zo is, volgens bericht, uw naam.<br />

KATHARINA.<br />

Uwe Hazenkop heeft wel gehoord, alfchoon gy<br />

tamelyk haidhoorend zyt. Verihndige noemen my<br />

•anders Katharina.<br />

H A R T M A N .<br />

Gy fnyd U, Juffrouw Tryn, en wel met een te<br />

groot Mes. Men heet U flegt weg , Mas,<br />

Tryn, en wel is waar dikwils, de kwaade Tryn,<br />

de twidige Tryn Maar nu, gy aangenaame uit.<br />

zondering aller Trynen in de Waereld , gy be<br />

minnenswaardigfte Tryn alierdeugdzaame Trynen;<br />

voortreffelyke , welgei'chaapene Tryn , gezegend<br />

zyn alle pryfwaardige Trynen om uwent wil, gy<br />

nooit genoeg gepreezen Tryn. Wyl ik uwe fchoon.<br />

beid, zachtmoedigheid, uw Maagdelykeovergroote<br />

fchaamte , tucht en eerbaarheid, benevens andre<br />

pryswaardige, en uw zonderling welvoegende deugden,<br />

waïr van ik doch maar een fchaduw, tegen<br />

het wezen zelf, gehoord , wyd en breed vernomen<br />

heb; ik ben door Goddelyke voorziening hier<br />

naar toe bewoogen geworden , om U voor myn<br />

eigen vleefch en bloed , myn alderliefde Vrouw<br />

te begeeren.<br />

KATHARINA.<br />

Zeer regt ter tyd (rr) zyt gy door uw wurmdeekige<br />

(rr) Deze woordelijke verduitjehing der Engelfche<br />

•uitdrukking: ify gooi timo, dat even als de volgende<br />

fpeeling met de woorden moveable, welk zeer goed<br />

aan eenbeweegeling gegeeven word, en meer plaatzen<br />

van


OVER DE KUNST, ENZ, BLY-SPEL. 421<br />

fteekige gril/en hier naar toe bewoogen geworden.<br />

Laat nu flegtsde*Gek, die U hier bewoogen heeft,<br />

ook weder weg beweegen. Ik dacht aanftonds,<br />

dat gy een Beweegeling waart.<br />

HARTMAN.<br />

Wat is dat voor een Dier, een beweegeling?<br />

KATHARI N.A.<br />

Een Knaap , die men hier en daar beweegt.<br />

HARTMAN.<br />

Gy hebt het wel getroffen; kom dan hier, en<br />

zit op my.<br />

KATHARINA.<br />

Deze Juffersbank is niet zuiver. Ezels zyn gewoon,<br />

wat anders te draagen, als gy zyt.<br />

HARTM AN,<br />

Vrouwen zyn gefchaapen , om te draagen , en<br />

zo zyt gy.<br />

KATHARINA.<br />

Echter zulke fcr,eimfche fpitsboeven niet , als<br />

gy zyt.<br />

HARTMAN.<br />

Ei , laat ons dit afbceeken. Liefde Katharina;<br />

ik wil uw fchoon Ligchaam niet bezwaaren; ik<br />

weu, dat gy joas en teder zyt.<br />

KATHARINA.<br />

Al te teder , om zulk een lomp zwyn te draa<br />

gen.<br />

HARTMAN.<br />

Brom doch zo veel niet, Wespj gy zyt altyd<br />

toornig.<br />

KATHARINA.<br />

Ben ik een Wesp, waarom hoed gy U dan niet<br />

voor myn' Angel ?<br />

HART<br />

van dien aart, zyn ten minften zeer voaarjctynelyke<br />

gronden voor de $nderjielting, dat bet Duitfcbe ftuk<br />

etne naarvolging van bet Engelfche it.<br />

Dd 3.


#52 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />

HARTMAN.<br />

Ik weet een goed middel hier'toe, men moet<br />

1 cm uittrekken.<br />

KATHARINA.<br />

Ja, als de Zot wift, waar hy zat.<br />

HARTMAN.<br />

Wie weet dat niet ? In uwe (taart.<br />

fiATHAR I NA.<br />

6 Simple druipen, dan kwam iets jong daar van.<br />

in uw tong.<br />

HARTMAN.<br />

Ha, ha, gy fpreekt de w^aiheid, in uw tong.<br />

KATHARINA.<br />

Ik zeg, in de uwe, wyl gy zulke laffe kwink'<br />

flaagen , die ik reeds iang. moe geweeft ben,<br />

voortbrengt.<br />

HARTMAN.<br />

Schoone Katharina, , fpot niet langer met uw<br />

Dienaar. Ik wct.-t doch , dat het U geen ernft is;<br />

want uw aangeboorne vriendelykheia fchynt door<br />

uw aangenoomene boosheid heen.<br />

KATHARINA-<br />

Ik ben deze mommery reeds zat en moede;<br />

wend zu'ke nuttelooze wind aan andre plaatzen<br />

•aan.<br />

Hier doet hy geen vrucht.<br />

(Zy wil heen gaan.)<br />

HARTMAN.<br />

Myn lieve Juffrouw en hertenfchat, gy moet zo<br />

niet van uw helfte gaap. Ik ben, "als een Edelman,<br />

ook eer waard.<br />

KATHARINA.<br />

Zulk een Adel zal ik met deze muilpeer be.<br />

proeven.<br />

HARTMAN.<br />

Gy zyt haiftig en ftoutmoedig. Ik zweer U<br />

echter , ik klop ü weder, als gy dit nóch eens<br />

waagt.<br />

KA


OVJER DE K U N S T , ENZ. BLY-SPEL. 4«3<br />

KATHARINA,<br />

Zo zult gy uw Wapen verliezen, wyl gy een<br />

Vrouwsperfoon floeg, en als uw Wapen weg is,<br />

zyt gy ook een flegt Edelman.<br />

H A R T M A N .<br />

Gy beflifcht wel; zyc echter een te bevallige<br />

Sipier. Aanminnige Katharina , maal doch myn.<br />

Wapen in het boek uwer gunft.<br />

KATHARINA.<br />

Wat is dan uw Wapen ? een Haaneiskam ?<br />

H A R T M A N .<br />

Neen lief Kind, een Haan ;<br />

zonder Ksm; als<br />

de deuedzaame Katharina myn Hen wil zyn.<br />

KATHARINA.<br />

6 Myn goede Heer.gy zyt t;een Haan voor my.<br />

Gv kraait natuurlyk als een Uil.<br />

1<br />

H A R T M A N ,<br />

Neen kom , fchoone Katharina ; verdonker de<br />

vrrerfdelykheid van uw lief gezicht niet met zuur<br />

zien.<br />

KATHARINA.<br />

• Het is zo myn gewoonte, als my een Aap VOOrkO^t.<br />

H A R X M A N.<br />

Hoe ? dan hebt- gy nu geen oorzaak ; hief VS<br />

immers geen Aap.<br />

KATHARINA.<br />

Zekerlyk, ja, by k hier.<br />

H A I T M A H . f omziende.)<br />

Ik ben immers niet blind ? wys hem «y<br />

dan.<br />

KATHARINA.<br />

Had ik een fpiegel, dan was het eene ligte<br />

moeite.<br />

daar in ver­<br />

H A R T M A N .<br />

Mooglyk moet myn aangezicht<br />

toonen ?<br />

Dd 4°<br />

RA?


424 ONDERZOEK EN A A N M E R K I N G E N<br />

KATHARINA,<br />

Gy hebt het geraaden. Of heeft het U ietnant<br />

gezegt ?<br />

H A R T M A N .<br />

Nu , by Sint Vei ten , ik ben byna te jong<br />

voor U,<br />

KATHARINA.<br />

Evenwel vertoond gy TJ taamelyk Fantajiek.<br />

H A R T M A N .<br />

Het gefchied alies, om U te vergenoegen.<br />

KATHARINA.<br />

Ik acht het echter niet. enz.<br />

Sltgts noch eene Proef van dezen aart, en dan<br />

geroep, alfchoon ik vry meer geeven kon. Men<br />

vergeiyk het flot van hei Vierde Bedryf met het<br />

voigende Tooneel:<br />

H A R T M A N .<br />

„ Nu zullen wy den ouden Heer Tbeobald wakker<br />

overvallen. Hoe fchynt de Maan zo helder wv<br />

, hebben zeker volle Maan. *<br />

KATHARINA.<br />

De Maan? Ei, Schat, het is immers de Zon.<br />

H A R T M A N .<br />

Hoe de Zon? Moet ik weder niet goed zien?<br />

tyumltrcmd, de Paarden uit de Herbeig!<br />

WURMBRAND.<br />

Dat haal de Duivel!<br />

H A R T M A N .<br />

Wy moeten by deezen Maanenfcbyn weder te<br />

*ug, welke zo zeker fchynt, als myns VadersZoon<br />

in myn broek fteekt.<br />

A L F O N S.<br />

Zegt toch, wat hy wil. Gy weet immers zvn<br />

1<br />

zin.<br />

KATHARINA.<br />

Nü, b'yf doch by deze Maanenfchyn hier,<br />

H A R T M A N .<br />

Ik zeg het noch eens, het is de Maan.<br />

KA#


OVER DE KUNST, ENZ. BLY-SPEL. 4.5<br />

•KATHARINA.<br />

Ik zie het nu zelf, dat het niets anders is.<br />

HARTMAN.<br />

Nu verzind gy U echter; het is immers de ee.<br />

zegende Zon.<br />

KATHARINA.<br />

God laat het dan dezelve zyn Ik ben wel te<br />

vreeden, laat het een Waslicht, Ster. Fakkel of<br />

wat gy wilt zyn.<br />

At F ONS.<br />

De Broeder kan nu gemakkelyk de Wapens nederleggen,<br />

het Veld is reeds verkregen.<br />

HARTMAN.<br />

Zo moet de ftroom loopen. Maar wat is hier?<br />

Goede morgen, myn fchoone Juffrouw, hoe zo<br />

alleen?<br />

AL F o NS.<br />

Ik veifta Myn Heer niet.<br />

HARTMAN.<br />

Zeg my", iieffte Katharina , hebt gy van uw<br />

leven zulk een fchoone Juffrouw gezien?— Myn<br />

fchat, ga doch heen, en groet deze fchoone Juffrouw<br />

met een kufch.<br />

J<br />

KATHARINA.<br />

Ik zie doch niets Juffcriyks.<br />

HARTMAN.<br />

Hoe! wederfireeft »y my in alles?<br />

KATHARINA.<br />

Weeft doch te vreeden, myu fchat. Ik zal hét<br />

gelooven, dat de oude Heer een fchoone Juffrouw<br />

is; en daarom, fcboonfte Juffrouw, neem deze<br />

kufch van een onbskende Vriendin aan.<br />

A L F o N s.<br />

Broeder laat doch die potzen. *<br />

HARTMAN.<br />

Ik weet niet, of gy of ik zot zyt ? Dit is irnmers<br />

een oude Heer , welke gy voor een Tuf.<br />

w<br />

J<br />

frouw houd, heve fchat.<br />

. KA.


4}i6 ONDERZOEK EH AANMERKINGEN<br />

K A T H AB


OVER DE KUNST, ENZ, BLY-SPEL. 4*7<br />

Wil men de woorden: Dat het van Italiaanfche<br />

Oorfpronk is, voor een Origineel verftaan, waar<br />

naar dit Stuk vervaardigd was zo moet men aanneemen,<br />

dat het een oude Italiaanfche Comedie,<br />

niet flegts ven dezen inhoud, maar ook van dezelve<br />

inrichting geweeft, naar welke beide het En*<br />

gelfcb en Duitfcb Tooneelfpel , vrye naarvolgineen<br />

en bepaaiderwyze woordeiyke overzettingen<br />

waaren. In dit geval , dat my echter zo zeer<br />

waarfchynelyk niet dunkt , had men des te meer<br />

recht, als men het aandeel van SHAKESFEAR<br />

aan dit Stuk voor zeer gering hield, daar het gebrek<br />

zyner kennis in de Italiaanfche Taal wel genoeg<br />

beweezen is, en dus heeft een ander voor<br />

hem dit Stuk overgezet; hy zelve daarentegen<br />

niet veel meer, als den proloog daar by gedaan.<br />

Van den Duitfchen Schryver , was het zekerlyk<br />

waarfchynelyker, dat hy een Italiaanfcb Origineel<br />

voor zich gehad heeft , daar deze Taal in den<br />

toenvnaal'gen Tyd in Duitfchland meer bekend<br />

was, als de Engelfche (xx). Het kwam nu daar<br />

op<br />

(xx) Men beeft Engelfche Comedien en Treurfpe.<br />

len, van welke bet eerfte Deel in *t Jaar 1624, en<br />

het tweede 1630 gedrukt is , en die , volgens den<br />

Titel; door de Engelfche in Duitfcbland vertoond<br />

zyn. Verder geeft echter ook de Voorreeden beider<br />

Deelen over deze Tooneeljpeelders geen licht; ikvini<br />

ook anders geen naricht van ben ; ondertusfchen laat<br />

bet z'ico ten minften vermoeden, dat een dezer Lieden<br />

de overzetter of naarvoiger van SHAKESPEAR<br />

heeft kunnen zyn . alfchoon de Stukken van deze<br />

verzaameling van de flegtfte foort zyn, zelf bet Treur.<br />

Jpel van Tuus AndroniKUt. niet uitgezonden, die met<br />

dat van SHAKE SPEAR hyna niets gemeens beeft,<br />

als de meenigte vermoordingen. Doch bier van op<br />

zyn tyd.


*.8 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />

op aan , om zulk een Italiaanfch Sruk te vinden<br />

(tt). Want dat de Fabel zelf van Italiaanfche<br />

oorfpronk, en uit een of andre Nouvelle genomen<br />

is,is,gelyk ik vooren reeds aanmerktten, ten hoogften<br />

waartchynelyk; maar deze omftandigheid doet<br />

weinig daar toe, om eene zo naauwkeurige te zaamenftemming<br />

begrypelyk te maaken.<br />

Als ik ondertusfchen myn gevoelen te raade<br />

neem, zo geloof ik doch echter, nog in het Engelfche<br />

Siuk zekere en fpreekende werktekenen<br />

van SHAKESPEAR'S Genie waar te neemen , [uu)<br />

en<br />

(tt) Onder de titels van Italiaanfche Blyfpelen by<br />

KICCDEINI, en in de Dramaturgie van L E O N E<br />

AIACCI vind ik geene, dien ik met eenige waar •<br />

fchynlykbeid voor den titel van zulk een Stuk kan<br />

houden ; bet moet dan . waar aan ik echter zeer<br />

twyffel, de Catrina , at to Scenico rufticale di Ftanctsco<br />

Bemi zyn , die my nier, onder het gezicht geko •<br />

vten is, en van welke ik by Fontanini enCrescembeni<br />

geen toereikend verder naricht vinde.<br />

(uu) En juiji zulke 'plattztn zyn ook in bet<br />

Duitfehe: Men vergelyke by votrbeeld de volgende<br />

woorden van HARTMAN met dezelve reden van<br />

PETRUCHIO in bet zevende Tooneel van bet eerft e<br />

Bedryf „ Wat acht -ik een 'Jujfrouws fcbeldende ftem ?<br />

„ Heeft my ook wel bet 'brutten, builen enbromme 71<br />

,, der Leeuwen, Beeren en Wolven ooit verfchrikt?<br />

„ Heb ik niet de bruifebende Zee gezien, paart<br />

„ gruwzaame Baaren over myn hoofd werpen haart<br />

„ vretsfelyke Ka&ken opfperren, om my teverfiinden?<br />

„ De vuurfpuwende Kartouwen tn des bemens<br />

Artillery, de Donder, bebben my nooit door bun<br />

,, kraaken en trillen in vrees gefield, en zou ik nu<br />

„ een Vrouwe ftem voor verfchrikkelyk achten, die<br />

geen luider kjank geeft, éls een neut, die in 't<br />

» vut?


OVER DE KUNST, ENZ. BLY.SPEL. 429<br />

en in de Duitfehe fpreekwyzen en wendingen te<br />

Ontdekken, die my eene overzetting uit het En«<br />

gelfch zeer duidelyk fchynen te verrasden. Waarom<br />

de Man dit verbeelden, en zich tot de toenmaals<br />

zo zeldzaame verdiende , om uit de Engelfche)<br />

Taal over te zetten , begaf; kan ik dan waar.<br />

lyk niet verklaaren. Mooglyk lod my een tweed»<br />

gelukkig toeval, of het behulp van zulke geleerde,<br />

•wien een letterkundige omdandigheid, als deze,<br />

niet onverfchillig zyn, dit raadzel op.<br />

Eindlyk moet ik nog een Tooneelfpel van<br />

BEAUMONT en FLETCHER, (VV) Tbe i»o>man's<br />

Prize , »r tbe Tamer tam 'd , vermelden;<br />

welke men als een vervolg des Taming of tbe Scbrevt)<br />

kan aanzien. PETRUCHIO heeft namentlyk na<br />

KATHARINA'S dood een tweede Vrouw, MA-<br />

XI A gehuwd, die voor het Huweiyk vroom en<br />

toegeevend was, nu echter het daar op aanlegt,<br />

haaren Man van zyn ongeduime denkwyze te rug<br />

te brengen. Zy ontzegt hem alle bewyzen van<br />

tederheid, en dryft den fpot met alle de middelen<br />

dien hy aanwend , om baar eigenzinnigheid te<br />

overwinnen, Zelf zyn vermeende dood roerd haar<br />

niet; zy houd hem over zyn Zark eene niet<br />

zeer vleijende Lykreden.• PETRUCHIO kan het<br />

niet langer daar in uithouden , en ais hy voor<br />

den dag komt, word MARIA — men ziet niet<br />

genoeg waarom —— in eens verandert, en belooft<br />

haar Man , dien zy nu toegeevend genoeg<br />

geloofd , de tederde liefde. Het Stuk heeft<br />

voor het overige een dubbelde Intrigue , maar,<br />

buiten<br />

„ vuur geworpen word? Weg met u ? verfchrikt-<br />

„ Jengens met blaazen , by Mannen is bet ver.<br />

« geefscb."<br />

(vv) Works, (ed. Lond. 1711, 8.) Vol. VI,<br />

P. -.913.


33


DRUKFEILEN EN VERBETERINGEN.<br />

In hef. Treurfpei M A C B E T H .<br />

Bladz.<br />

3-<br />

5-<br />

7-<br />

19.<br />

20.<br />

21.<br />

22.<br />

25-<br />

28.<br />

30.<br />

34-<br />

36-<br />

44-<br />

59.<br />

79*<br />

Reg.<br />

12.<br />

4-<br />

17.<br />

27-<br />

13-<br />

i.<br />

9-<br />

19-<br />

II.<br />

22.<br />

29.<br />

3--<br />

2.<br />

I.<br />

7.<br />

17.<br />

26.<br />

6.<br />

22.<br />

3-<br />

18.<br />

ftaat<br />

ËSSCHBNBURG.<br />

baat hem niets<br />

Hoonden my<br />

gevoelooze wild<br />

heid.<br />

op uw tong. en<br />

MALMCOLM<br />

de wieg voorzy<br />

ne<br />

noch te gering<br />

datgy zelf en wa<br />

ons toebehoord<br />

enz.<br />

Verftbore<br />

Ik ysfche<br />

Equivocatur<br />

wynig<br />

onnatuurlyk,<br />

MACBETH.<br />

Zou die ik<br />

leez<br />

ESCHENBURG.<br />

baatte hem niets<br />

hoondde my<br />

gevoellooze wild»<br />

heid<br />

op uw tong, en<br />

MALCOLM<br />

geen wieg voor<br />

zyne<br />

nog te gering<br />

: dat zy zelf en wal<br />

hen toebehoord,<br />

ten vollen ondet<br />

uw bevel liaan.<br />

Zandbak Zandbank<br />

ieder gelykmee • Eene gelykm.ee><br />

tende<br />

Pluntas<br />

MACBETH.<br />

tende<br />

plantas<br />

MACBETH met een<br />

Bediende die bem<br />

een Flmnbouio<br />

voordraagt.<br />

En de gruwelyk e En de gruwelyke<br />

Moord van zy 1 Moord, door zynen<br />

huilenden<br />

huilende Wact:<br />

ter , de Woi f Wachter , den<br />

gaat, enz.<br />

Wolf gewekt,<br />

gaat.<br />

Verftooren.<br />

Ik ysfe<br />

Equivocator<br />

weinig<br />

onnatuurlyk.<br />

M OORD EN AAR.<br />

Zou ik die<br />

Blaisi


DRUKFEILEN EN VERBETERINGEN.<br />

Bladz. Reg'. flaat leez<br />

102, 4. zuivere zuiveren<br />

Aanmerking. Een THAN, of THANE in Schotland,<br />

is gelyk een BARON by ons.<br />

In het Hiftoriefpel van KONING JOHANNES.<br />

Op de Lyft der Perfonaadjen ftaat BLANKA.<br />

leez BLANCA.<br />

Bladz. Rcg. ftaat leez<br />

115. 31. befchimt befchimpt<br />

150. 20. Triend Vriend.<br />

155. 20. hoogvliegende hoogvliegenden»<br />

169. 26. kruine kruinen.<br />

In het Blyfpel, DE KUNST OM PEN TEGEN-<br />

SPREEKSTER TE TEMMEN.<br />

Bladz. Reg. ftaat leez<br />

322. 4. brengen. brengen?<br />

Aantekening- By het doorlezen der Werken<br />

van onzen Hollandfchen Dichter JACOB CATS.<br />

vinden wy ons denkbeeld (zie Aanm. (d)<br />

biadz. 279.) bewaarheid ; komende die<br />

Beryming met het Verhaal wegens PHILIPS<br />

de GOEDE. (Zie ONDERZOEK en AAN.<br />

MERKINGEN over dit Stuk.) Juift<br />

over één.<br />

De verdere Druk' en Taalfeilen gelieve de»<br />

Lezer te verfchoonen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!