Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
WlLLUMSHAKESPEARs<br />
TOONEELS<br />
PELEN.<br />
TWEEDE<br />
DEEL.
W1LLIAM SHAKESPEARïs<br />
TOONEELSPELEN.<br />
Met de BRONWELLEN, en AANTEKE<br />
NINGEN van verfcheide Beroemde<br />
Schryveren.<br />
Naar bet Engelfcbe en bet Hoogduitfcbe vertaald.<br />
en<br />
Met nieuw geinventeerde Kunstplaaten •<br />
verfierd.<br />
T W E E D E D E E L .<br />
Te A M S T E L D A M ,<br />
By A L B R E C H T B O R C H E R S .<br />
M D C C L X X X .
INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL.<br />
1. MACBETH. . . . Bladz. i<br />
II. LEVEN EN DOOD<br />
VAN KONING<br />
JOHANNES. , . . i 4 3<br />
UI. DK KUNST OM EEN TEGEN-<br />
' SPREEKSTER TE TEMMEN. 273
M ACBETH,<br />
TREVRSPEL.
P E R S O O N E N .<br />
D U N K A N , Koning van Schotland,<br />
M A L C O L M , ?<br />
DONALBAIN, i Zomen vanDmkm. .<br />
ï^l A C B E T H 5<br />
BANQUO ' ^eldbteren van des Konings Leger.<br />
LENOX,<br />
MACDUFF,<br />
ROSSE, I<br />
s<br />
^,<br />
fa Eden ie<br />
i en<br />
,<br />
M E N T E T H ,<br />
ANGUS,<br />
J<br />
CATHNES,<br />
F L E A N C E , Zoora van Banquo.<br />
SIWARD, Generaal van bet Engeljche Leger.<br />
De Jonge SIWASD, zyn Zoon.<br />
SHTTON, een Officier in bet gevolg van Macbeth.<br />
De Jonge M A C D U F F.<br />
L A D Y MAC EETH.<br />
L A D Y MACDUFF.<br />
Een Engelfcb Geneesheer.<br />
Men Scbotfch Geneesheer.<br />
Een HOPMAN, een Deurwaarder, een oud Man.<br />
Een Kamenier, van Lady Macbeth.<br />
H E K ATÉ, en drie H E X E N .<br />
LORDS, Edellieden, Officieren, Moordenaars, Ba»<br />
dens, en gevolg.<br />
D E GEEST van BANQUO, en andere verfcbynfels.<br />
Hd Tooneel is met bet einde van 't Vierde Bedryf<br />
in Engeland, Verders in Schotland, enmeeft in<br />
het Jlot van Macbetb,<br />
M A C
M A C B E T H ,<br />
TREURSPEL.<br />
EERSTE<br />
BEDRYF.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Het donderd en blixemd.<br />
DRIE HEX EN.<br />
1 HES.<br />
T-Joe komen wy dus elkander weër tegen,<br />
ln donder en blixem en Herken regen?<br />
2 HEX.<br />
Terwyt het Moordgerucht is volbragt,<br />
En deflagvoor verlooren en gewonnen word geacht.<br />
3 HEX.<br />
DUB nog voor 't begin der duifteren Nacht.<br />
1 HEX.<br />
Waar is de plaats ? 2 HEX.<br />
Daar op de Heide.<br />
3 HEX.<br />
'k Zie Macbeth reeds, wild niets verbeide*<br />
i HEX.<br />
Ik kom, ik kom ö Grimalkin! (a)<br />
alle gelyk<br />
Padok roept<br />
wy doen haar zin.<br />
Wy komen te faamen al is het liegt weder.<br />
00 Eigtnlyk GRAAUW WYFJE, de gewoone naam<br />
mn een oude Kat. ESSCHEHBUR o.<br />
II. DBEL. A I
8 M A C B E T H , "<br />
Het fchoon is ons baatlyk. We ontwyken't....weI aan,<br />
Laat ons door damp en nevel gaan.<br />
T W E E D E T O O N E E L . (*)<br />
Men btord een Wapenkreet.<br />
DUNKAN, MALCOLM, DoKALBil»,<br />
LENOX<br />
en GEVOLG.<br />
Zy vinden een bloedenden Hoofdman.<br />
D UW KAN.<br />
Welk een bloedend Man is dit? — naar het<br />
fchynd zal hy ons van den tegenwoordigen toeftand<br />
der Rebellie kunnen kennis geeven.<br />
M A L c o L M.^<br />
Het is diezelve dappren Officier, die als een goede<br />
en kloekmoedige Soldaat, my de handen der Vyanden<br />
ontrukten. Vreede zy u edelmoedige Vriend!<br />
verklaar den Koning hoe het met den flag ftond,<br />
toen gy dezelve verliet.<br />
HOPMAN.<br />
Het ftond twyffelachtig. even als twee kragte.<br />
looze zwemmers die elkan ler vair houden, en elkander<br />
in hunne kunfl zoeken te hinderen, deon»<br />
verbiddelyke Macdonel (bj is waardig een Rebel<br />
te zyn; want tot dat einde bezit hy alle laagheden,<br />
wordende door Kernen en Gallowglajfen (cj uit<br />
de<br />
(i) Volgens HOLINGSHED moet men MACDOWAL<br />
of MACDOWALD lezen. STEEVENs.<br />
(c) Deze waaren mogelyk. de zwaar gewapende<br />
Voetvolken der oude bewooners van Irland Zie WA»<br />
BJEI Antiqa. Hibern L 6. „ Hmc conjcfhirasVigo.<br />
„ rem euam adjiciunt arma, qiisdam Hibernica,<br />
„ Galiicis antujuis llmilir, Jacula nimirum peditum<br />
,, levis aimatura, quus Kernos vocanc nee non Se*<br />
„ cures
T R E U R S P E L . %<br />
de Weftelyke. Eilanden onderfieund; Ja de Godin<br />
des geluks.die zyne gevloekte onderneeroingen toe.<br />
lonkt, fchynt een Rebelle Hoer geworden te zyn.<br />
doch dit alles b?at hem niets, want de dappren<br />
Macbeth — hoe wel verdiend hy deze naam! —<br />
verachte de Geluks Godin,en hieuw met zyn kloekmoedig<br />
zwaard , dat van dezen bloedigen arbeid<br />
rookten, als een waar beminnaar der dapperheid,<br />
zich eenen weg door, tot onder de oogen van dezen<br />
lafhartige; en liet niet eerder van hem af, voordat<br />
hy hem van den wervel tot de kin doorgehouwen,<br />
en zyn hoofd op onze verfchanfingen opgeftooken<br />
had.<br />
D U K K A N ,<br />
ó Dappre Neef! waardig Edelman 1<br />
HOPMAN.<br />
Maar, even gelyk van dezelve plaats waar de Zon<br />
haaren fchittrenden loop begint (d)verwoede ftormen<br />
en ysfeiyke donderflagen voortkomen ; even dus ontfprong<br />
uit deze Bron nieuw gevaar, waar uit men<br />
hulp dacht te zien verfchynen. Hoor, Koning van<br />
Schotland, hoor; naauw had de gerechtigheid met<br />
dapperheid gewapend, deze fnelvoetige Kernenge.<br />
noodzaakt hunne redding in de vlugt te zoeken, of do<br />
Koning van Noorwegen, die zyn voordeel voor.<br />
zag, begon met blinkende wapenen en door nieuwo<br />
manfchap verfterkt, een herhaalden aanval.<br />
D U N KAN.<br />
Deed dit onze Veldheeren, Macbeth en Banquo<br />
niet verfchrikken ?<br />
Hoi.<br />
„ cures & loricse ferne peditum illorum graviorus<br />
„ armatura; quos Galloglasfios appellant.<br />
WARBURTON.<br />
(d) Dit is op eene waarneming gegrond, dat dt<br />
ftormen gemeenlyk in bet Oojien ontflaan; want dl<br />
natuurlyke en bejlendige loop des Oceaans, is van bet<br />
Ooften naar bit Wejlen, en de richting der Winden<br />
is in bet algemeen bet voornaamfte, ten mwjle is dezelve<br />
van daar bet fterkjie W A Ï B U Ï T O B -<br />
A 3
9 M A C B E T H .<br />
HOPMAN.<br />
Ja, even als een Sperwer een Adelaar; of een<br />
Haas een Leeuw kan doen vèrfchrikken: In ernft,<br />
zy fcheenen Kanonnen die dubbeld gelaaden waarenjwant<br />
zy verdubbelde hunne flagen tweevoudig<br />
op den Vyand. ik weet niet,of zy zich in rookend<br />
bloed wilden baaden, of een tweeden Golgotha<br />
gedenkwaardig maaken maar ik ben geheel<br />
afgemat; myne wonden roepen om hulp.<br />
D UNKAN,<br />
Uwe woorden zyn u even zo roemryk als uwe<br />
wonden; beiden zyn zy hetbewys der Eer. — Ga,<br />
bezorgt hem wondheelers. — Wie komt daar ?<br />
M A L C O I U .<br />
De braave Thane van Rosfe.<br />
L E NOX.<br />
Hoe veel haaö is in zyne wezenstrekken te zien ,<br />
dus doet zich de geene voor die met buiten gewoone<br />
narichten zwanger gaat.<br />
D E R D E T O O N E E L .<br />
ROSSE.<br />
De voorigen.<br />
ROSSE.<br />
God behoede den Koning!<br />
DlINKAN.<br />
Waar komt gy van daén, waardige Than ?<br />
- ROSSE*<br />
Van Fife, myn Vorft , alwaar de Vaanen van<br />
Noorwegen ftoutmoedig tegen de wolken aandry<br />
ven, en onze Volkren koud waaijen. Noorwegen,<br />
zelfs door zyn aantal Mannen gevreesd, en van den<br />
Trouwloozen verrader,deTbane van Cawdor onderfieund,<br />
-begon ten twyffelagtig gevegt; tot Bellonaas<br />
bruidegom, met zyne onbedwingbaare dap.<br />
perheid gewapend, hem zynen Man toonden; en<br />
punt tegen punt, arm tegen arm, zyn trotfche<br />
geeft dempten. Met een woord, de zegen viel op<br />
onze zyde*<br />
Duif.
T R E U R S P E L . 7<br />
D U N K A N.<br />
Wat groot geluk!<br />
Ros si.<br />
Nu doet Sweno, de Koning van Noorwegen,<br />
eenige voorilagen van Vreede; doch wy Honden<br />
hem de begraaving van zyn volk niet toe, voor dat<br />
hy op het Eiland St. Columbus tienduizend guldens<br />
tot onze algemeene ruft betaald had.<br />
DttHKAK,<br />
Deze Thane van Cawdor zal ons vertrouwen<br />
niet langer misbruiken. Ga, zeg hem het doodvonnis<br />
aan, en begroet Macbeth met zynen verdiendetJ<br />
Titel.<br />
ROSSE.<br />
Ik zal het bezorgen.<br />
DuH KIN.<br />
Wat hy verloor, heeft de Edele Macbeth ge«<br />
wonnen.<br />
V I E R D E T O O N E E L . (•)<br />
Het donderd.<br />
Drie HEXEH*<br />
1 HEX.<br />
Zufter, waar zyt gy geweeft?<br />
2 HEX»<br />
'k Had myn luft in 't zwynen moorden<br />
3 HEX.<br />
En waar gy ?<br />
1 HEX.<br />
Een leelyk beeft,<br />
Hoonden my met bitfche woorden:<br />
Een Schippers wyf dat ginter zat,<br />
Daar ze in haar fchoot Carftengen htd,<br />
Zeide ik tegen ,, geef my wat.<br />
Maar dat beeftig aas riep rad,<br />
„ Hex! kies fpoedig'c Haazepad!<br />
Haar Man is naar Aleppo gevaaren,<br />
A 4<br />
Maar
3 M A C B E T H .<br />
Maar den weg zal ik* hem fpaarenj<br />
In het aanfchyn van een kat<br />
Zonder ilaart, zal ik de baaren<br />
Met een zeev doorklieven. — Ja.<br />
Ik bereik hem immers dra.'<br />
Doen ik niet ?<br />
2de en 3de HEK.<br />
ó Ja! ó Ja !<br />
2 HEX.<br />
"k Zal u daar een wind toe geeven,<br />
1 HEX.<br />
*k Dank u.<br />
3 HEX.<br />
En ik de andren,<br />
1 HEX.<br />
neen,<br />
Ik heb ze allen reeds by een.<br />
'k Zal 't u zelfs eens uit gaan leggen.<br />
Hoe een wind zich draait,<br />
Waar hy gaat, van waar hy waard,<br />
Hoeft geen Landkaart my te zeggen.<br />
Ik zal dien Aleppo Gaft,<br />
In de tyd van zeven dagen<br />
Negenmaal door 't meir heen Jaagen ,<br />
Wyl hem angft en fchrik verrail,<br />
Zorg en kommer moet hem naaken;<br />
Ja, 'k zal, daar en dag en nacht<br />
Ruftelooi word doorgebracht<br />
Hem zo dor, als hooy zelfs, maaken.<br />
Staat het niet in myne macht<br />
Hem door ziekte en wreede pynen<br />
Te doen kwynen:<br />
'k Zal zyn Schip dan onverwagt<br />
Op een blinde Klip doen ftranden:<br />
Maar ik zal hem wéér doen Landen,<br />
Naakt en droevig hoor Vriendin!<br />
Wat ik heb<br />
2 Hix.<br />
Laat zien.<br />
1 HEX
T R E U R S P E L . 9<br />
i HEX.<br />
'k begeerden<br />
Nooit iets beter naar uw zin.<br />
Zie dees Schippersduim; hy keerden<br />
Naar zyn Vaderland te rug,<br />
Toen een ftorm zyn Schip vernielden,<br />
(men boord trommelen.)<br />
3 HEX.<br />
Trommelen! — Trommelen! — rep u, vlug,<br />
Macbeth komt, die veele ontzielden.<br />
Alle.<br />
Des Noodlots Zuftren, hand In hand<br />
Zwerven over Zee en Land.<br />
Draaijen zich in eenen kring<br />
Driemaal voor u onderling:<br />
Driemaal voor my uit hun macht;<br />
Nog Driemaal is het een en agt —<br />
Houd op de Toovrij is volbragt.<br />
V Y F D E T O O N E E L .<br />
M A C B E T H .<br />
BANQUO. Drie H E X EN.<br />
M A C B E T H .<br />
Zulk eenen haatelyken, en tevens fchoonen dag,<br />
heb ik nimmer gezien.<br />
BANQUO.<br />
Hoe ver is 't nog van Foris? — wie zyn deze<br />
ongetemde, en vvildfchynende Schepfelen? zy zyn<br />
geene bewooners der Aarde gelyk, en zyn 'er echter<br />
op Leeft gy ? of zyt gyiets dat een Sterveling<br />
vraagen durft voorleggen * Gy fchynt my te<br />
verftaan, daar elk zyn verminkte vinger aan da<br />
dikvellige lippen legt: gy fchynt Vrouwsperfoonen<br />
te zyn,en echter verbieden my uwe baardenudaar<br />
voor te houden,<br />
M A C B E T H .<br />
Spreek als gy kunt; wie zyt gy ?<br />
i HEX.<br />
Heilzyu, Macbeth!heil zy uThane van Glarnii*<br />
As<br />
2 HEX.
10 M A C B E T H .<br />
a HEX.<br />
Heil zy u Macbeth! heil zy u Thane van Cawdor!<br />
3 HEX.<br />
Heil zyu, Macbeth, die eens Koning zult zyn.<br />
B A N QUO.<br />
Waarom beeft gy zo, Macbeth, en fchynt u voor<br />
dingen te ontzetten, die toch zo fchoon klinken?<br />
(tegen de Hexen). In den naame der waarheid,<br />
fpreek ; zyt gy ingebeelde Schepfels; of zyt gy inderdaad<br />
dat geene wat gy uiterlyk fchynt ? Gy begroet<br />
myn edle Reizgezel met opftaapelingen van<br />
zegen, met groote voorfpellingen van Koninglyke<br />
hoope, en voorrang, waar door hy geheel buiten<br />
zich zeiven vervoerd fchynt; my zegt gy niets. Zo<br />
gy in het zaad der tyden zien, en zeggen kunt,<br />
welke Zaadkorrel wasfchen zal en welke niet, zo<br />
fpreekt tot my, die, noch om uwe gunil fmeekt, noch<br />
uwen haat vreeft.<br />
i HEX.<br />
Heil 1<br />
2 HEX.<br />
Heil.'<br />
3 HEX.<br />
Heil!<br />
1 HEX.<br />
Kleinder en grooter als Macbeth!<br />
2 HE X-<br />
Niet zo gelukkig, en echter veel gelukkiger!<br />
3 HEX.<br />
Gy zult Koningen voordteelen , fchoon gy 'er<br />
zelfs geen zyt. Heil zy u Macbeth en Banquo.<br />
i HEX.<br />
Banquo en Macbeth, heil zy u!<br />
MACBETH.<br />
Vervolg ó Profetesfchen des geheims! en zeg my<br />
meerder! Ik weet dat ik door de dood van Q) Sinel,<br />
Thane van Glamis ben; maar hoe van Cawdor? de<br />
Thane<br />
(«) Macèetbs Vader. POPE.
T R E U R S P E L . gr<br />
Thane van Cawdor leeft, en heerfchtin den fchoot<br />
des geluks; en dat ik eens Koning zal zyn , komt<br />
my even zo onwaarfchynlyk voor ais Thane van<br />
Cawdor te worden; zegt toch van wien hebt gy<br />
deze wonderbaare voorzeggingen ? of waarom houd<br />
gy op deze dorre heide onzereiz door zulke groetenisfen<br />
op? Spreek, ik bezweer u!<br />
(de Hexen verdwynen.)<br />
BANQUO.<br />
De Aarde heeft blaazen gelyk het water, en deze<br />
zyn eenige daar van. waar zyn zy gebleeven ?<br />
MACBETH.<br />
In de lucht; en wat ligchaamelyk fcheen, ver-,<br />
vloog als adem in den wind* Ik wenfchte dat zy<br />
nog hier waaren.<br />
BANQUO.<br />
Waaren deze dingen,daar wy van fpreeken, dan<br />
wezendiyk hier ? Of hebben wy mogelyk van de<br />
dolle wortei (ƒ) gegeeten, die het verftand gevangen<br />
neemt ?<br />
MACBETH.<br />
Uive kinderen zullen Koningen worden.<br />
BANQUO.<br />
Gy zelfs zult Koning worden.<br />
MACBETH.<br />
En Thane van Cawdor tevens; was het zo niet?<br />
BANQUO.<br />
Woordelyk en letterlyk was het zo Wie<br />
komt daai ?<br />
ZES-<br />
(ƒ) HOLINGSHED bericht, dat DUN KAN,<br />
geduurende eene voorgaande wapenjliljland, de Deenen<br />
onder bet voorwend/el van bun levensmiddelen te<br />
verfcbaffen , onder andere eene menigte Wyn met<br />
Jlaapvernuekkende besfen toegezonden , en ben daar na<br />
des nachts in den Jlaap vermoord bad BANQUO<br />
zinfpeeld bier op, als een even voorgevallene zaak.<br />
De Dichter vond de omftandigheid in HOLINGS<br />
HED, en juiji op den tyd die hem den inhoud van<br />
zynJtuk aan de hand gaf. STEE VENs.
« M A C B E T H .<br />
Z E S D E T O O N E E L .<br />
ROSSE,<br />
ANGU», de Voorigen.<br />
ROSSE.<br />
De Koning heeft, ó Macbeth! het gelukkig na.<br />
jïcb*. van uw behaalden zegen ontfangen: en wan.<br />
neer hy las hoe roemryk gy u voor uw perfoon by<br />
het verjaagen der Rebellen gehouden bebt.ftreden<br />
zyne verwonderingen en loffpraaken met elkander,<br />
welke van hun u, en welke hem ten deel zoude<br />
worden. Zo dra hy daar mede vaardig was, en de<br />
overige berichten van denzelfden dag naarzag, vond<br />
hy u in den aanval, tegen de fpoorlooze Volkeren<br />
van Noorwegen , onverfchrokken voor de menigvuldige<br />
doods gevaaren die gy zelfs verwekt had.<br />
Zo fnel als men dezelve verhaalen kon, kwam'er<br />
tyding op tyding van uwe roemruchtige daaden ter<br />
befcherming van zyn Koningryk, en breiden uwen<br />
lof voor hem uit.<br />
ARGUS.<br />
Wy zyn afgezonden om u de dankbetuiging van<br />
onzen Koning over te brengen; alleen om u als<br />
krygsbode by hem te voeren, niet om u te beloonen.<br />
Ross*i.<br />
En om u een pand der groote eere te geeven,<br />
dien hy voor u behoud, beval hy my, u als Thane<br />
van Cawdor te begroeten; en in deze nieuwe<br />
waardigheid wenfche ik u heil, braave Thane,<br />
want het komt u tce.<br />
BANQUO- (ter zyden )<br />
Hoe! kan de Duivel waarzeggen?<br />
MACBETH.<br />
De Thane van Cawdor leeft; waarom kleed hy<br />
my in een geborgd verfierfel ?<br />
ANGUS.<br />
Die Thane was, leeft nog; maar flegts za lang<br />
tot dat het doodvonnis aan hem uitgevoert is. Ofhy<br />
met Noorwegen eene geheime veiftandhouding had ,<br />
of de Rebellen door aanmoediging en hulp onder.<br />
fteun
T R E U R S P E L . i3<br />
fteunde, of dat hy met beiden aan de ondergang<br />
van het Vaderland arbeiden, weet ik niet; doch dit<br />
is zeker, dat bewezen, en door hem zelf bekend<br />
is, dat een hoog verraad hem omgezet heeft.j<br />
MACBETH.<br />
Glamis, en Thane van Cawdor! het groot*<br />
fte blyft nog agter ik dank u voor uwe moeite.<br />
hoopt gy heden niet, dat uwe kinderen Koningen<br />
zullen worden? daar de geene die my Thane van<br />
Cawdor maakten, u hetzelve voorfpelden.<br />
BANQUO.<br />
Zo dit eens verder ging, mogt het u aanfpooren<br />
om de Thane van Cawdor te vergeeten, en de<br />
kroon zelfs te zoeken. Maar het is doch wonder,<br />
baarlyk! dat de werktuigen der duifternifleons d k«<br />
maals waarheden zeggen,om ons tot ons verderf te<br />
winnen; en ons met kleinigheden verblinden, om<br />
ons misdaaden van het allerfchrikkelykfte gevolg te<br />
doen uitvoeren. (Tegen Rosfe en Angus) Spitsbroeders,<br />
een woord als ik verzoeken mag.<br />
MACBETH (ter zyde.)<br />
Twee waarheden zyn nu, even als gelukkige<br />
voorredens tot het verhevene en Koninglyke Schouwfpel<br />
, voorzegt. ( Overluid) ik dank u Heeren<br />
(Ter zyde) deze bovennatuurlyke opeisfching kan<br />
niet kwaad zyn ; kan niet goed zyn. Was het<br />
kwaad; waarom heb ik dan een onderpand van het<br />
gelukkig gevolg ontvangen, dat zy met eene waarheid<br />
begint * Ik ben Thane van Cawdor. Was het<br />
goed; waarom gaf ik de verzoeking ruimte, voor<br />
wiens icbrikkelyk voordel myne haairen in de<br />
hoogte ftygen, en myn anders ftandvaftig hart geheel<br />
onnatuutiyk tegen myne ribben flaai t tegen*<br />
woordige fchnkken zyn minder ontzettelyk als de<br />
voorftelien der vetfehrikte inbeelding Dit denk»<br />
beeld wiens moord flagts een herfenfehim is, be»<br />
weegd myn innerlyke waereld zo hevig, dat alle<br />
andere beweegingen, en levenskrachten ilil ftaan,<br />
die my niets toefchynen als het geene dat noch<br />
niet is.<br />
BAN.
t4 M A C B E T H .<br />
BANQUO (ter zyde).<br />
Ziet eens, hoe onze Reisgezel verrukt is!<br />
MACBETH (ter zyde).<br />
Wil het noodlot dat ik Koning ben; welaan,<br />
dan kroont het noodlot my mogelyk, zonder dat ik<br />
daar naar ftreeven zal!<br />
BANQUO (ter zyde.)<br />
De nieuwe eer daar hy mede bekleed word ,• is<br />
als een vreemd kleed dat niet wil pasfen, voor dat<br />
men door dikmaals draagen daar aangewend is.<br />
MACBETH (ter zyde. )<br />
Het mag gaan zo het wil tyd en gelegen.<br />
heid zullen aile zwaarigheden verdryven.<br />
BANQUO.<br />
Waardige Macbeth, wy wachten tot het u geleegen<br />
komt.<br />
MACBETH.<br />
Vergeef het my —- myn verdoofde zinnen arbeiden<br />
vergeeten dingen voorden dag — Edele vriender<br />
uwe poogingen zyn dsar ingeweeven, waar ik ieder,<br />
dag , het blad omflaande , hen leezen kan. Laat<br />
ons fpoedig naar den Koning gaan. Banquo, denk<br />
aan het geene voorgevallen is, en zo dra wy hec<br />
zelve nader overlegt hebben, kunnen wy'eropen.<br />
hartig met elkander over fpreeken.<br />
BANQUO.<br />
Zeer gaarne.<br />
MACBETH.<br />
Genoeg daar van, tot hier toe. Laat ons vertrekken.<br />
Z E V E N D E T O O N E E L . C)<br />
DUNKAN, MALCOLM, DONALBAI*, L E-<br />
NOZ» Gevolg, Trompetters.<br />
DUNKAN.<br />
Is het doodvonnis aan de Thane van Cawdor<br />
reeds voltrokken ï zyn onze afgezondenen noch<br />
'tiietterug? *<br />
Mir
T R E U R S P E L , IJ<br />
MiLCOLM'<br />
Neen myn Vorfl, zy zyn noch niet wedergekomen.<br />
Maar ik heb iemand gefprooken die den Thane<br />
heeft zien fterven (g ) en beeft my gezegt dat<br />
hy zyne verraderyen opregt bekent, uwe Majefteit<br />
om vergeeving gebeden, en een diep berouw heeft<br />
laaten blyken. In zyn gantfche leeftyd kleedden<br />
by zich op geen beter wyze, dan toen hy daar naar<br />
toe ging. Hy ftierf als iemand die op zyn dood<br />
geftudeerd heeft, om het koftbaarfte dat hy bezat<br />
zo onverfchiliig weg te werpen, als of het de geringde<br />
kleinigheid was.<br />
D U N K A N .<br />
Daar is geen kunfl, waar door men de innerlyke<br />
geftalte des gemoeds in het aangezicht kan lezen.<br />
Hy was een man op wien ik myn gantfche ver»<br />
trouwen Melden.<br />
A 6 T S T E T O O N E E L .<br />
M A C B E T H , B A N Q U O , ROSSE, ANGUS.<br />
De voorigen.<br />
D U N K A N .<br />
ó Held vol verdienfte! De zonde myner ondankbaarheid<br />
lag thans even zwaar op my. Gy zyt zo<br />
ver voor uit, dat de fnelfte vogel der beleoning<br />
te langzaam is u in te haaien. Ik wenfchte dat gy<br />
min<br />
(g) Het Gedracb van den Thane van Cawdor,<br />
Jlemt omtrent in ieder omftandigbeid met bet gedracb<br />
van den ongelukkigen G K A A V E VAN ESSEX over»<br />
een; gelyk bet S T o W E (Pag. 793.) verhaald. Deze<br />
Zinjpeeling moeji noodzaakelyk de gewenfcbte uitwerking<br />
hy de aanfcbouwers hebben; van welke veele<br />
otggetuigen van deze. Juftitie geweeji waaren:<br />
welke die eeuw zyn grootjie Jieraad, en SOUTHAMP*<br />
TON, de Zon van SHAKESPEAR, zyn waardjie<br />
vriend deed verliezen.<br />
STEÏVINS.
ïtf M A C B E T H .<br />
minder verdiend had, om dat het my dan mogelyk<br />
zou zyn,uwe verdienden met eer en dankbetuigin.<br />
gen te beloonen. Nublyft my niets over, als te bekennen<br />
, dat ik u meer fchuldig ben dan ik u betaalen<br />
kan.<br />
MACBETH.<br />
De Dienft dien ik u deed, beloond zich zelve.<br />
Uwe Majefteit komt het toe onzen dienft te ontvangen.<br />
Wy zyn Kinderen en dienaars van den ftaat,<br />
en van uwen Throon, die flegts hunne fchuldige<br />
plicht volbrengen als zy niets anders doen, als het<br />
geen de liefde en hunne eer van hen vorderd.<br />
DUNKAN.<br />
Zyt welkomIk begon u te planten, en zal niet na.<br />
laaten om uw wasdom te bevorderen. Edele Banquo!<br />
gy hebt niet minder verdiend; hetzelve zal ook erkent<br />
worden. Laat ik u omhelzen en aan myn hart<br />
drukken '<br />
BANQUO.<br />
Als ik daar waflche, zo is de aarde de uwe.<br />
DUNKAN.<br />
Myne volmaakte vreugde, geheel dartel inhaare<br />
dronkenfchap, zoekt zich onder traanen wan droefheid<br />
te verbergen. Zoonen, Nee ven, Thanen, en<br />
gy wiens rang my het naafte is, weet, dat wy<br />
onzen oudften Zoon Malcolm tot onzen Troonsopvolger<br />
btftemd hebben, en hem van nu aan tot<br />
Prins van Cumberland benoemen. Deze eenige voorrang<br />
moet alleen hem verlieren; maar günfterende<br />
tekenen des Adeldoms, zullen, als Herren, alle<br />
mannen van verdienden lieren- Reiz naar In ver.<br />
nes. En vaar voort om ons te verplichten.<br />
MACBETH-<br />
De ruft is arbeid die voor u niet nuttig is. Ik za 1<br />
zelfs de voorbode zyn, en myn vrouw met het bericht<br />
van uwen aankomfte verblyden. Dus neem ik<br />
op hei eerbiedigde myn affcheid.<br />
D U N K A N .<br />
Myn waardige Cawdor!<br />
MA«.
T R E U R S P E L . tf<br />
MACBETH. (ter zyde)<br />
Prins van Cumberland! — dit is een trap op welke<br />
ik vallen, of dien ik overfpringen, moet; want<br />
zy legt my in den weg. Sterren, bedekt uw Vuur!<br />
laat het licht myne zwarte ei in den grond boozè<br />
aanflsgen niet zien! het oog ziet de hand niet, daar<br />
iets mede gefchied, dit in de oogen affchuwelyk is<br />
om te zien, als het gefchied is.<br />
( Hy vertrekt )<br />
DUNKAN.<br />
In de daad, waardige Banquo, by is een Held<br />
dien ik niet genoeg kan pryzenj hy is een waar voorbeeld<br />
voor my. wy zulen hem volgen, daar zyne<br />
zorgvuldigheid reeds voorgegaan is om ons te ontvangen.<br />
Hy is een onvergelykelyk Man.<br />
N E G E N D E T O O N E E L . (*)<br />
LADY<br />
MACBETH. alleen, met een brief in<br />
de band.<br />
(Zy i"fi)<br />
„ Zy ontmoeten my op den dag des Zegepraals,<br />
„ en door de zekerfte berichten weet ik, dat zy<br />
„ meer als Stervelingen weeten. Daar ik van be-<br />
„ geerte branden om meer van hen te weeten,<br />
„ veranderden zyzich in lucht en verdweenen. Ik<br />
„ ftond van verbaasdheid buiten my zeiven , als 'er<br />
„ afgezondenen van den Koning aankwamen , die<br />
,, my als Thane van Cawdor begroeten; zynde de-<br />
„ zelve waardigheid, waar mede deze Tooverzufte-<br />
„ ren my begroet, en met deze woorden „ Heil<br />
„ zyu.die eens Koning zult zyn". De toekomende<br />
„ tyd voorfpeld hadden. Dit heb ik noodig geacht<br />
„ u te ontdekken, waarde deelfter in myne groot-<br />
„ heid , op dat gy uw aandeel aan myne vreugde<br />
„ niet verlieft, als u langer verborgen bleef, welk<br />
„ eene grootheid u befchooren is. Plaatst het aan<br />
„ uw hert en Vaar wel". — Glamis en Cawdor<br />
II. DEEL. B ayt
II M A C B E T H .<br />
zyt gy reeds; en zult nog worden wat u befchooren<br />
is. Nu vrees ik uw gemoeds drift; zy is te vol<br />
van de melk der tnenfcbelyke goedheid, om den<br />
naaften weg in te flaan. Gy wiit gaarne groot zyn;<br />
zyt niet zonder eerzucht; maar zonder de boofaar*<br />
tigheid die dezelve geleiden moet. Wat gy zienlyk<br />
wenfeht, dat wenfcbt gy doch altoos naauwgezet;<br />
gy wilt het gaarne met onrecht winnen, en echter<br />
niet valfch Speelen. Gy wilt gaarne dat geene hek»<br />
ben , groote Glamis! dat u toeroept,, dat moet gy<br />
,, doen, als gy my hebben wilt, en waar voorgy<br />
„ meer vreeft het te doen , als gy wenfcbt dat het<br />
„ ongedaan bleeve". Ha-.ft u, hier naartoe, opdat<br />
ik myn moed in uwe ooren giete, en door de man*<br />
haftigheid myner tonge verbeteren kan , wat u nog<br />
van den gouden Cirkel te rug fchrikt; waarmede het<br />
noodlot en bovennatuurlyke magten u gaarne be*<br />
kroonen willen.<br />
( tegen een Bode die aankomt )<br />
Welke tyding brengt gy t<br />
BODE.<br />
De Koning komt dezen avond hier.<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Gy zyt niet wys wanneer gy dit zegt. Is uw heer<br />
niet by hem? en zou hy, als het zo was, met wegens<br />
den toeftel reeds by my gezonden hebben ï<br />
BODE.<br />
Met uw verlof, Mevrouw, het is zo als ik zeg.<br />
onze Thane zal aanftonds komen, hy heeft een<br />
myner kameraaden voor uit gezonden, die byna<br />
buiten adem zynde, naauwlyks zo veel kracht had<br />
om zyn boodfchap te doen.<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Zorgt voor hem , want hy brengt een groote ty«<br />
ding. (de Bode vertrekt) de Raav zelfs moeftheefch<br />
wordsn, die my de doodelyke aankoraft van Dunkan,<br />
onder myn dak wilde toekraaijen. Kom thans, ö Geesten<br />
, wiens bezigheid bet is, doodelyke denkbeelden<br />
in te geeven ; komt, en ontvouwd my bier, en vervuld
T R E U R S P E L . 19<br />
vuld my van het hoofd tot de voeten met gruwelyk<br />
heden .'maakt myn b!oeddik; verftopt de toegangen<br />
van het berouw, dat geen bittere verwyten der wederkeerende<br />
natuur myn gruwlyk voorneemen verwrikken,<br />
noch tusfchen de gedachten en de voltrekking<br />
treden! komt en zuigt uit myne vrouweiyke<br />
borften melk voor gal (b). Gy moorddaadige geesten<br />
! Wyl gy altoos in onzichtbaare geftalten de<br />
ftooving der natuur bevorderd! kom, dikke nacht,<br />
verfier u met de zwartfte damp der helle, op dat<br />
myn fcherpe Dolk de wond niet zien kan die hy<br />
maakt ; noch de Hemel door het voorhangfel der<br />
duifternüfe zie, en roepe „ houd op! houd op! (»')<br />
T I E N D E T O O N E E L .<br />
M A C B E T H , L A D Y M A C B E T H .<br />
LAD Y M A C B E T H .<br />
Groote Glamis! waardige Cawdor! grooter ais<br />
beiden, door het „ heil zy u die eens ! uw<br />
brief heeft my uit deze onwetende tyd gerukt, ja<br />
ik voele in het tegenwoordige alreeds het toekomende,<br />
(k).<br />
M A C<br />
(i) De verklaaring van JOHNSON tver de tooorrfen.take<br />
my milkfor gall' neemt myn melk en geeft<br />
my gal, is te weinig met de Analogie der fpraak in<br />
't gebruik der Partikel for cvereenkomftig.<br />
(/) Dit denkbeeld is uit bet oude Krygsrecbt ontleend,<br />
dat 'er Uvensftraffe opftelden, als iemand zyn<br />
tegenparty nog een flag gaf, wanneer een derden, om<br />
te fcbeiden riep: houd op! T O L L E T .<br />
(kj STEEVENS merkt bier aan, de doorgaanfcbe<br />
waargeneomene gevoelooze wildheid in bet Caraüer<br />
van Lady Macbeth; die zich in de kleinfie trekken,<br />
zelfs in deze aanfpraak ontdekt, welke meer bet oog.<br />
merk badt, zyne denkbeelden tevens op baar vtornee.<br />
B 2<br />
men
20 M A C B E T H .<br />
MACBETH.<br />
De braave Dunkan, komt dezen nacht hier.<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
En Wanneer vertrekt hy van hier?<br />
MACBETH.<br />
Morgen, volgens zyn voorneemen.<br />
L A D Y MACBETH.<br />
tV. Nooit zal die Zon dezen morgen zien! uw<br />
gelaat, Tbane , is als een Boek waar in men gevaarlyke<br />
dingen kan lezen: om de tyd te bedriegen<br />
moet gy uit zien, zo als de tegenwoordige tyd 'er<br />
uit ziet: draag de vriendelykfte welkomftgroeten<br />
in uwe oogen, op uw tong. en in uwe hand: vertoond<br />
U als de onfchuldige bloem , doch wees de<br />
flang die onder haar verborgen is. Ga heen, en<br />
zorg voor de onthaaling van hem die komen zal,<br />
en laat aan my de groote bezigheden van dezen<br />
nacht over, welke alle onze toekomende dagen en<br />
nachten de onbepaaldste en onverdeeldste heer*<br />
fchappy zal geeven.<br />
MACBETH.<br />
Wy zullen hier nader overfpreeken.<br />
L A D Y M A C H E T H .<br />
Laat de helderheid u thans vertieren , de ver.<br />
andering der wezenstrekken is altoos vrees , laat al<br />
het andere aan my over.<br />
men te richten, 'als hem baare vreugde over syne<br />
woederkcering en baare tederheid te betuigen. Het<br />
Caraüer van Macbeth is hier bet gelukkig Centrafi<br />
van;<br />
ELFDE
T R E U R S P E L . 21<br />
E L F D E T O O N E E L (*).<br />
Hoboos, en Flambouwen.<br />
DUNKAN, MALMCOLM, DONALBAIN,<br />
BANQUO, LENOX, M ACDUFF,<br />
ROSSE, ANGUS. Gevolg.<br />
DUNKAN.<br />
Dit flot heeft een aangenaame legging; de lucht<br />
verfrifcht door baare zagt en lieflykheid onze rustende<br />
zinnen.<br />
BANQUO.<br />
Deze Zomergaft; die Tempelbewoonende muurzwaluw,<br />
bewyrt door zyne liefde tot dit verblyf,<br />
dat de Hemel bier een verfche lucht ademd. ik<br />
zie geene overhangende Friefen, geene uitfteekende<br />
Steenen, geen bekwaam hol, waar deze vogel<br />
met zyn hangend bed , de wieg voor zyne Jongen<br />
gemaakt heeft: ik heb opgemerkt dat aan dé plaatfen,<br />
daar zy zich het lieffte ophouden, de lucht<br />
altoos ongemeen fyn is.<br />
T W A A L F D E T O O N E E L .<br />
LADY,<br />
MACBETH. De voorigen.<br />
DUNKAN.<br />
Zie daar onze Edle Waardin! de liefde die ons<br />
volgt maakt ons zorntyds onruftig; maar wy danken<br />
u echter, wyl het liefde is. Leer hier uit hoo<br />
gy ons, voor uwe moeite des Hemels gunft toe.<br />
wenfchen, en voor uwe onruft danken zult.<br />
LADY MACBETH.<br />
Alle onze dienften in ieder geval tweemaal gedaan,<br />
en dan nog verdubbeld, zyn noch te gering<br />
en onvermogend de groote eer te erkennen, waar<br />
mede uw Majefteit ons thans begunftigd. Daar<br />
blyft ons niets over, als, voor de oude gunftbe.<br />
B 3<br />
wyaoa
tt M A C B E T H .<br />
wyzen zo wel» als voor de nieuwen , die op elkander<br />
gehoopt zyn ; even als Hermieten vuurig<br />
voor u te bidden.<br />
D U N K A N .<br />
Waar is de Thane van Cawdor ? wy volgden<br />
bem op zyne treden naar, wyl wy zynen huishofmeefter<br />
wilde verbeelden: maar hy ryd goed; en<br />
zyne groote liefde voor ons, zo fcberp als zyn<br />
fpooren, heeft hem eerder, als ons, hier gebragt.<br />
Schoone en Edle Waardin, wy zullen deze nacht<br />
uw gaft zyn.<br />
L A D Y MACBETH.<br />
Uwe dienaars zyn allen overtuigd, dat gy zelf<br />
en wat ons toebehoord, ten vollen onder uw bevel<br />
ftaat, en altoos uw eigen blyft.<br />
DUNKAN.<br />
Geeft my uw hand, en geleid my by mynen waard.<br />
Wy beminnen hem ongemeen, en zullen voortvaaren,<br />
bem proeven onzer gunft te geeven. Met uw<br />
verlof Mevrouw! (Zy vertrekken).<br />
DERTIENDE<br />
TOONEEL.<br />
M A C B E T H (alleen.)<br />
(Een Tafeldekker en verfebeiden bedienden:, met<br />
Scbotels en Sfyzen, gaan ever bet Tooneel, Men<br />
ziet Hoboos en Flambouwen.)<br />
Was alles voorby als het gedaan is, zo was het<br />
goed dat het fpoedig gedaan wierd, Indien de verra.<br />
derfche Moord te gelyk alle gevolgen wegnam, als<br />
zyne voltrekking, en zyn einde; endezedoodelyke<br />
flag het laatftehier was; flegts hier op deze Zand.<br />
bak en ondiepte der tydelykheid; dan zoude ik my<br />
eens over het toekomende leven aanzetten. Maar<br />
in dergelyke gevallen ontvangen wy meeftal ons<br />
oordeel reeds hier. Wy geeven anderen bloedige<br />
onderrichtingen, die, zo dra dezelvegegeeven zyn,<br />
op het hoofd des uitvinders te rug keeren. leder<br />
gelyk meetende Godin der gerechtigheid noodzaakt<br />
ons,
T R E U R S P E L . ti<br />
ons, het hef van onzen eigenen giftbeker uit te<br />
drinken. Hy zal hier dubbeld zeker zyn ; eens,<br />
vermits ik zyn nabeftaande en onderdaan ben;<br />
twee fterke gronden tegen deze daad; daarna ben<br />
ik ook zyn waard, die voor zyne Moordeis de<br />
deur fluiten en niet zelfs het geweer fcberpen<br />
moet. Boven dien heeft deze Dunkan zo weldaa.<br />
dig geregeerd, en zyne verhevene waardigheid zo<br />
onberispelyk beftuurd, dat zyne deugden , gelyk<br />
Engelen met bazuinen tegen deze vervloekte weggraving<br />
fpreeken: daar het medelyden, gelyk een<br />
naakt eerftgebooren kind dat op den ftorm neêrwaards<br />
daald, of als een hemelfche Cherobyn, op<br />
de onzichtbaare dampen der lucht herwaards kee«<br />
rende, deze fchrikkelyke daad in ieders oogen<br />
moet blaazen, tot de wind in traanen verdronken<br />
is. (I) ik heb geen Spooren , die den loop van<br />
myn voomeemen aandryven , als flegts de eer*<br />
zucht, die zich zelve overfpringt, en op de an*<br />
dere zyde naar beneden valt.<br />
V E E R T I E N D E T O O N E E L .<br />
M A C B E T H , L A D T , MACBETH.<br />
M A C B E T H .<br />
Wel nu, hoe gaat het.<br />
L A D Y , M A C B E T H .<br />
Hy heeft byna gedaan met eeten, waarom zytgy<br />
uit de Zaal gegaan;<br />
M A C B E T H .<br />
Heeft hy naar my gevraagt ?<br />
L A D Y , M A C B E T H .<br />
Ik dacht dat men het u reeds gezegt had.<br />
MAC-<br />
(0 Zo als de wind by een plasregen gtmeenlyk<br />
gaat leggen.<br />
JOHNSOST.<br />
* 4
*+ M A C B E T H .<br />
MACBETH.<br />
Wy zullen niet verder in deze zaak treden. Hy<br />
heeft my eerft nieuwe eerbewyzen gedaan, en ik<br />
heb gouden achting van lieden van alie foorten gekogt,<br />
die heden in hunne nieuwfte glans gedraagen,<br />
en zo ras niet afgelegt kunnen worden.<br />
LADY, MACBETH.<br />
Was dan die hoop dronken, die u voorbeen zulk<br />
een btfluit deedt neemen ? ( m ) heefc zy zedert<br />
dien<br />
Cm) De grond, waar door Lady Macbeth haar gemaal<br />
soekt te overreden, om den moord te begaan<br />
ts een bewys van de kennis die SHAKESPEAR van de<br />
menfcbelyke natuur badt, Zy field bem de waarde en<br />
voortreffelykheid der kloekmoedigheid voor ; een glin.<br />
ftrend denkbeeld , waar door de menjcben zich in<br />
alle Eeuwen hebben laaten blinden; dat wel baaft den<br />
Diev ter inbreuk, en den veroveraar tot den (lag.<br />
doet Jpoeden. Macbeth ondertusfcben, vernietigd deze<br />
Jlelhng ten eenemaal, wyl by de waare en valfcbe<br />
dapperheid onderfcheid, en wel in anderhalven r,egel<br />
van welke men zeggen kan, dat zy alleen den Dicb'<br />
ter ontfterffiyk kunnen maaken:, fcboon al zyne andre<br />
werken waaren verhoren gegaan.<br />
Ik waag alles wat een Menfch betaamd:<br />
Die meer waagd, is geen Menfch.<br />
Een Antwoord dat bierby uitflek gefchikt is, wyl een<br />
Krygsman votr niets gevoeliger kan zyn. als dat een<br />
Vrouw bem zyne lafhartigheid verwyt. Bier na houd<br />
zy bem den Eed voor, waar mede by zich ^verbonden<br />
beeft den Kontng te vermoorden, een tweede Sopbistifcbe<br />
Kunjlgreep, waar doir men zomtyds zyn geweeten<br />
zoekt te bedriegen, wanneer men gelooft dat<br />
betby ons deugd is, bet geen by anderen misdaad<br />
zou zyn. SHAKESPEAR moe/I, overeenkomjligscyn<br />
ontwerp, dezen grmi niet wederleggen, boe<br />
ligt
T R E U R S P E L 25<br />
dien tyd iets geflaapen , en wacht zy nu om zo bleek<br />
en nuchter by het befchouwen van dat geene uit te<br />
zien, dat zy voorheen zo moedig ondernam ? van<br />
dezen tyd af behieldlk juift dit van uwe liefde. Hoe!<br />
vreeft gy in daaden en in kloekmoedigheid dat geene<br />
te zyn , dat gy in uwe wenfchen zyt * wilt gy<br />
gaarne dat geene hebben, wat gy voor het grootfte<br />
geluk des levens aanziet, en doet u zelve als<br />
een lafhartige aanzien? moet „ ik waag het niet"<br />
op „ Ik had het gaarne ". volgen ? en maakt gy<br />
het even als de Kat in het fpreekwoord ? ( n )<br />
M A C B E T H .<br />
Ik bid u houd op. Ik waag alles wat een Menfch<br />
betaamd; die meer waagd is geen menfch.<br />
L A D Y . M A C B E T H .<br />
Was het dan een dier dat u aandreef, om my die<br />
voorneemen te openbaaren? als gy het waagden,<br />
waard gy een man; en al waard gy nog meer als<br />
gy waard, zo zoud gy echter nog meer een man<br />
zyn. Toen ter tyd bood zich noch plaats noch tyd<br />
aan, en gy wiide het beiden doen; gy hebt u zelve<br />
gemaakt, en uwe bereidwilligheid maakt u zelf heden<br />
tot niets. Ik heb kinderen gezogen, en weet,<br />
hoe teder de liefde voor den zuigeling is, die my.<br />
ne melk drinkt; maar ik zou, fchoon by my nog zo<br />
liefkoozend toegelagchen hadt, myne tepels uit zyn<br />
tandeloozen mond getrokken, en hem de. herfens<br />
imgeflagen hebben, als ik het zo gezwooren had,<br />
als gy het gezwooren hebt.<br />
M A C<br />
ligt bet bem anders geweeft was ; want een laa°<br />
tere verplichting beft de tvoorgaande nitt af; enplicbs<br />
ten die wy ons zelve opleggen, gaan niet bovendien,<br />
welke bet boogjie wezen ons voorfebryft.<br />
JOHNSON.<br />
(n) Dit fpreekwoord is „ Catus amat pifces, fed<br />
„ non vulttingere Pluntas".<br />
„ De Kat bad gaarne de Vïfch, maar zy wil de<br />
„ pooten niet nat maak en. JOHNSON.<br />
B 5
*6 M A C B E T H .<br />
MACBETH.<br />
Alt wy eem mirten.' ?<br />
LADY, MACBETH.<br />
Misfen ï Schroef flegts uwen moed 20 lang, tot<br />
hy vaftis , zo zal ons niets miflukken. als Dunkan<br />
flaapt, en de fterke dagreize zal zynen flaap bevorderen<br />
, zo zal ik zyn beide Kamerhceren met wyn<br />
en fterke drank zo toeftellen , dat hunne gedachten,<br />
die wachters der herfenen, een waasfem zullen<br />
zyn, en, hun vernuft een enkle dampkolf. Wan.<br />
neer hunne verdronkene krachten in een beeftelyken<br />
flaap, gelyk in den dood liggen, wat kunnen<br />
wy dan niet met den onbewaakten Dunkan onderneemen?<br />
kunnen wy niet alles op zyn dronk<br />
volk leggen ; welk dan de fcbuld van dezen onzen<br />
gepleegden moord zal draagen*<br />
MACBETH.<br />
Baar my geen Dochter! Want uit uwen onver,<br />
fchrokken moed, moeten niet als mannen voortkomen.<br />
Zal men niet gelooven, als wy deze beide<br />
flaapende Kamerheeren met bloed beftryken, en<br />
hunne eigene dolken gebruikt hebben, dat zy de<br />
daaders zyn?<br />
LADY MACBETH.<br />
Wie, zal by het geween, en de traanen die wy<br />
over zynen dood zullen ftorten, iets anders wagen,<br />
om te gelooven ?<br />
MACBE T H.<br />
Ik heb myn befluit genomen; reeds ftel ik alle<br />
myne poogingen tot deze vreesfelyke daad in 't<br />
werk. Kom, laaten wy ons voorneemen onder het<br />
fchoonfte masker verbergen. Een valfch gezicht<br />
moet bedekken al hetgeene het valfche hert weet.<br />
(Zy vertrekken.)<br />
Einde van bet eerjle Bedryf.<br />
T W E I -
T R E U R S P E L . %i<br />
TWEEDE<br />
BEDRYF.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
H<br />
BANQUO en FLIINCE , die hem een<br />
Flambouw voordraagt.<br />
BANQUO.<br />
oe Iaat Is het reeds in de nacht, Knaapje?<br />
FLEAHCI.<br />
De maan is onder; ik heb de klok niet gehoord.<br />
BANQUO.<br />
Hy gaat om twaalf uuren onder.<br />
FLBANCE.<br />
Ik denk, dat het laater is Myn Heer.<br />
BANQUO.<br />
Hier, neem myn degen, men is zuinig in den<br />
Hemel, zyne lichten zyn reeds allen uit. neem dit<br />
ook weg. de flaaperigheid ligt zo zwaar als lood<br />
op my en echter wil ik niet gaarne flaapen. gy<br />
weldaadige macht, verwyderd alle kwaade denkbeelden<br />
van my welke de natuur zo ligt ruimte<br />
geeft! (o) geeft my myn zwaart wie daar?<br />
T W E E -<br />
(o) Men ziet uit bet volgende, dat BANQUO/»<br />
een droom ingegeeven was, om iets ter vervullinge<br />
der voorzegging van de Hexen te onderneemen; waar<br />
voor by zich wakker zynde ontzettede. SHAKE,<br />
SPEAR maakt bier tusfen zyn, en MACBETHS<br />
Caraiïer, een zeer fraay Contraft. BANQUO bid<br />
om de afwending der verzoekinge van booze gedacb'<br />
ten, zelfs in den flaap, terwyl MACBETH de<br />
verzoeking in 't gemoet loopt, en ieder Jirafbaar ont*<br />
werp tot bet zyne maakt, waar door by zyn oogmerk<br />
bevorderen kan. de eene wil niet gaarne flaapen, op<br />
dat
28 M A C B E T H .<br />
T W E E D E T O O N E E L .<br />
BANQUO.<br />
MACBETH'<br />
MACBETH,<br />
Een vriend.<br />
BANQUO.<br />
Hoe! Macbeth nog niet ter rufte? de Koning ie<br />
reeds te bed; en is dezen avond ongemeen vrolyk<br />
geweeft, en heeft uwe huisbedienden voortreffelyke<br />
gefchenken gegeeven. Deze diamant zond by uw<br />
gemalin, als zyn bevallige waardin. Hy ging zeer<br />
vergenoegt in zyn Slaapkamer.<br />
MACBETH.<br />
Wyl Wy de tyd niet hadden om toebereidfelen te<br />
maaken , zo moet onzen goeden wil bet ontbreekende<br />
vervullen , daar dezelve anders een vryen<br />
hand gehad hadt om werkzaam te zyn.<br />
BANQUO.<br />
Het was alles zeer goed. De voorige nacht<br />
droomde ik van de drie toverzufteren; zy hebben<br />
U toch iets waarheid gezegt.<br />
MACBETH.<br />
Ik denk aan haar niet meer. Konden wy ondertusfehen<br />
een geleegen tyd vinden. zo wilde ik een<br />
paar woorden met U daar over fpreeken. Wanneer<br />
kunt gy?<br />
BANQUO.<br />
Als het ü behaagt.<br />
MACBETH.<br />
Wanneer gy myn voorneemen onderfteund, en<br />
het gelukt, zo zult gy veel eer daar by verkry.<br />
gen.<br />
BAN.<br />
dot die zelfde dromgezichten bem niet weder ontruften<br />
mogen ; daar de andere zich zelve alle ruft<br />
ontrooft uit ongeduld om den moord te begaan.<br />
STEE VENS.
T R E U R S P X L . aa<br />
BANQUO.<br />
In zo verre ik dezelve niet verlies, terwyl ik ze<br />
zoek te vermeerderen, en myn hart en myn plicht<br />
daar by vry kan behouden, ben ik tot uw dienii.<br />
MACBETH.<br />
Ik wenfch U ondertusfchen een goede nacht.<br />
BANQUO.<br />
Ik dank U Sir, ik wenlch LI het zelfde.<br />
(by vertrekt.)<br />
D E R D E T O O N E E L ,<br />
MACBETH.<br />
BEDIENDE.<br />
MACBETH.<br />
Ga, zeg uw Meeftres, als myn drank vaardig<br />
is, moet zy de klok trekken. Gaat gy naar bed.<br />
(de bediende vertrekt.) Is dit een dolk dien ik daar<br />
voor my zie, met de greep naar my toegekeerd?<br />
kom, laat ik U aanvatten! ik heb U niet en zieU<br />
echter altoos! zyt gy dan, doodelyke verfchyning,<br />
aan het gevoelen niet zo ondervindbaar als aan het<br />
gezicht? of zyt gy flegts een dolk der ztelj een<br />
bedriegelyk Schepfel van door koorts verhitte her*<br />
fenen ? Altoos zie ik U , in deze ligchaamelyke<br />
geftalte, zo als ik U thans befchouw. Gy wyft my<br />
den weg dien ik juift gaan wilde; en even zulk een<br />
werktuig als gy zyt, wilde ik gebruiken. Myne<br />
oogen zyn, of de gekken der overige zinnen, of<br />
zyn zo veel waard als alle de overige met elkander.<br />
Ik zie u nog altyd; en druppelen bloed op<br />
uwen kling, die 'er voorheen nog niet op waaien.<br />
Het is niets daadelyks.maar alleen de bloedige toe'<br />
leg myner ziele , die dus myne oogen bedriegd.<br />
Thans fchynt op de eene helft der waereld, de<br />
natuur geftorven te zyn, en kwaadaartige droomen<br />
bedriegen het agterfte voorhangfel van de verborgen<br />
flaap. De Tovery viert de ofFerdienft van de<br />
bleeke Hekaté, en de gruwelyke Moord van zyn<br />
bui-
3o M A C B E T H .<br />
builende wachter, de Wolf gaat met dieffche<br />
groote fchreeden (p) als een roofzuchtige Tar-<br />
T R E U R S P E L . 31<br />
M A C B E T H (vanbinnen.)<br />
Wie is daar?..... he !<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Helaas', ik vrees dat zy ontwaakt zyn, en dat<br />
het oogmerk niet volbragt is' de proev, en niet do<br />
daad zelve, zal ons in den grond booren<br />
Hoor!.... ik lag henne dolken voor zyn handjhy<br />
moeft ze vinden! hadden zy *er niet, toen ik<br />
hun flaapen lag, gelyk myn Vader uitgezien (j) ik<br />
had het zelfs gedaan —— myn gemaal!<br />
V Y F D E T O O N E E L .<br />
M A C B E T H , L A D Y M A C B E T H .<br />
MACBETH.<br />
Ik heb de daad'volbracht! hoorden gy geen gt*<br />
rucht ?<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Ik hoorden de uilen fchreijen, en de vledermulzen<br />
krasfen.... Zeide gy niet iets?<br />
M A C B E T H .<br />
Wanneer"* CO<br />
L A -<br />
CÏ) Hier is zeer veel kunst in opgeflooten; want<br />
zo als de Dichter L A D Y M A C B E T H en haar Gemaal<br />
gecaraüerifeerd beeft, zou men eerder vermag'<br />
ten, dat zy de daad uitvoeren zoude. Het is tevens<br />
zeer goed, want of fchoon de eerzucht al bet natuur •<br />
lyk gevoel, voor dezeomjiandigbeden by ben verdrongen<br />
bad ; zo doet toch de gelykenis van bet voorgaande<br />
bet geene zy met eerbied gewoon waren aart<br />
te zien, dat zy in dit ogenblik de gevoelens van bet<br />
geweeten en de menfcblykbeid ruimte geeven.<br />
W A RB UR TON.<br />
(r) De verwarring en de fcbrik, na bet volbrengen<br />
eener moord , zyn bier zeer fraai afgetekend.<br />
Geen wonder dan, dat V O L T A I R E , den Antagy<br />
nift
32 M A C B E T H .<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Zo even.<br />
M A C B E T H ,<br />
Toen ik beneden kwam?<br />
Ja.<br />
L A D Y<br />
MACBETH.<br />
M A C B E T H .<br />
Luifter!...; wie ligt 'er in de tweede Kamer ?<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Donalbain.<br />
M A C .<br />
wijï van SHAKESPEAR , dit Tooneel ook ben ft<br />
naargevolgt, in zynen M A H O M E T IVde Bedryf<br />
lVde looneel. Daar by onder andere», volgens de<br />
fraai]e beryming van den Heere A. H ARTS EN<br />
zynen S E I D en P A L M I R E dus laat fpreeken: *<br />
S E r D , met een verwilderd gelaat wederkeerende.<br />
Roept men my ? waar word ik heen gedreven ?<br />
Ik zie Palmire niet. Zy heeft myreedsbegeeven.<br />
P A L M I R E.<br />
Hoe! kent gy haar niet meer, die leeft voor U alléén?<br />
SEID.<br />
Waar zyn wy ?<br />
PALMIRE.<br />
Hebt ge in 't eind' die wet vol yslykheén.<br />
Dien al te droeven eed en 't vonnis nagekomen?<br />
SEID,<br />
Wat zegt, wat vraagt gy my?<br />
Wien Zopir!<br />
P A L M I R E .<br />
Is Zopir 't licht benomen ?<br />
SEID.<br />
enz:<br />
welk eenjnood en laagheid is het voor zulk een htftryier,<br />
die een geacht Schryver door Spttermen<br />
zynen roem wil benoemen, dat hy deszelfs fraaybe'.<br />
den moet naarvolgen.<br />
V<br />
E R T A A L E E 5. '
m<br />
T R E U R S P E L . 33<br />
M A C B E T H , zyn banden beziende.<br />
Dit is een treurige befchouwing.<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Neen, het is een laag denkbeeld, dit eene treurige<br />
befchouwing te noemen.<br />
M A C B E T H .<br />
De een Iagchten in. den flaap , en den ander<br />
fchreeuwden: moord ! zo dat de een den ander<br />
opwekten. Ik ftond hen aan te hooren, maar zy<br />
vetnchtefl hun gebed, en gingen wederom flaapen.<br />
LADY M A C B E T H .<br />
Daar zyn 'er twee in eene kamer.<br />
M A C B E T H .<br />
De eene riep „ God help ons I en de anderen "<br />
Amen ! als of zy my, met deze beulshanden, naar<br />
hunne vrees haaden zien luisteren. Ik kon geen<br />
Amen zeggen, toen zy zeiden „ God help ons.<br />
L A D Y MACBETH.<br />
Gy moet daar niet aan denken.<br />
MACBETH.<br />
Maar waarom kon ik geen Amen zeggen ? ik<br />
had Gods hulp zeer noodig, maar het Amen ftooten<br />
in myn keel.<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Men moet over diergelyke daaden zo lang niet<br />
na denken; dat zou u dol maaken.<br />
MACBETH.<br />
Het was even of ik een Hem hoorde roepen<br />
„ flaapt niet langer, Macbeth vermoord den flaap "<br />
— Den ontfchuldigen flaap .' de flaap die den<br />
verwarden kluw der zorgen uit elkander wind! de<br />
dooi van iedere dag des levens (s); het bad van<br />
ver-<br />
(i) W U B U R T O » , veranderd death in birth;<br />
om die reden vertaalden W i E L A ND „ de gehoor<br />
,, te van iedere volgende dag levens." Zyn grond<br />
ts, wyl bem bet denkbeeld des doods met de overige<br />
vjeldaadtge werkingen van den flaap, die bier genoemd<br />
ii. D E E L . C<br />
w o t.
34 M A C B E T H .<br />
verwonden arbeid ; de balzem van gekwetfte ge«<br />
moederen; de tweede gang der groote Natuur; dé<br />
voedzaamfte fpyze by het gafttnaal des levens.<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Wat zal dit alles?<br />
MACBETH.<br />
Alles riep nog fteeds in huis „ Slaapt niet lan-<br />
„ ger".' Glamis heeft den flaap vermoord.' en<br />
daarom zal Cawdor niet meer flaapen; Macbeth<br />
zal niet meer flaapen.<br />
L A D Y MACBETH.<br />
Wie was het dan, die zo riep? Ach.' myn<br />
dierbaare Thane, gy ontzenuwd uw edle fterkte,<br />
als gy met zulke kranke herfenen over die zaaken<br />
denkt. Ga, neem wat water, en wafch dit haa*<br />
telyk getuigenis van uwe handen. ——« Waarom<br />
bragt gy deze Dolken mede ? zy moeten daar bly.<br />
ven leggen. Ga, breng ze weer weg, en beftryk<br />
de flaapende Kamerheeren met bloed.<br />
MACBETH-<br />
Neen, ik keer niet weder te rug. — - Ik ysfche<br />
voor het denkbeeld van het geene ik verricht<br />
Jacbbe. Bedenk het nog eens. Ik waag het niet.<br />
L A D Y MACBETH.<br />
Zwakke ziel.'— geef my de Dolken, de flaa.<br />
pende en dooden zyn flegts beelden. Het oog der<br />
kindsheid alleen vreeft voor een afgebeelden duivel.<br />
Bloeden zy, dan zal ik de aangezichten der<br />
Kamerheeren daar mede beftryken (t j want zy<br />
moeworden',<br />
niet overeenkomjlig fcbynt. Docb de reden<br />
is naar my dunkt van een droevige doorgebragte dag,<br />
welke de flaap, even als de dood, een gewenjcbt einde<br />
geeft.<br />
ESCHESBURG.<br />
"Neen, ïk Veer niet weder te rug. - Ik vslche -voor "het denk<br />
"beeld van liet tfeene ifc verriclS Tiebbe".<br />
Zvalle ziel! — tfeef my de Dolken. de flaajjende en duo<br />
den
T R E U R S P E L . 93<br />
moeten, voor de da aders aangezien worden. (Zy<br />
gaat been, men boord van binnen een Jlag,)<br />
MACBETH alleen.<br />
Waar komt deze flag van daên? — hoe is het<br />
net my.dat ieder gerucht my fchrik aanjaagd?——<br />
wat zyn dit voor handen?— ha.' zy rukken my<br />
de oogen uit ? —— kan de geheeien Oceaan van<br />
den grooten Nephtunis dit bloed wel ran myn hand<br />
afwasfchen ? neen, deze hand zal eerder alleZefn<br />
rood verwen.<br />
LADY MACBETH, te rug komende.<br />
Myne handen hebben de kleur van de uwen;<br />
doch ik fchaam my dat myn hert zo wit is. («)<br />
(men klopt) Ik hoor geklop aan de Zuiderdeur——<br />
wy zullen in ons vertrek gaan. Een weinig water<br />
zuivert ons van deze daad. Hoe ligt is dit.' ——<br />
uwe ftandvaftigheid heeft u verlaaten-—- Hoor.'<br />
daar word weder geklopt.' —— trek uw flaaprok<br />
aan, op dat men ons niet overvalle, en bemerke<br />
dat wy gewaakt hebben. —— Verlies uw zelve<br />
niet in zulke armoedige denkbeelden.<br />
MACBETH.<br />
My myne daad bewuftte zyn! — beter washet<br />
my zelf niet bewuft te zy» 1 — (men klopt) wekt<br />
Dunkan met uw kloppen op! ik wenfchte dat gy<br />
het doen kon! (zy gaan been.)<br />
deel reeds met STEEVENS en GARRICK aangemerkt,<br />
dat zulke woord en klankfpeelingen , zeer<br />
dikmaals in de Engelfcbe Tooneelftelen veorkoomen.<br />
VERTAALERS.<br />
(«) Men bield, namenlyk, gelyk reeds aangemerkt<br />
is, viit bloed voor een teken der bevreesdbeid.<br />
ESCHENBUB.0.<br />
Ca<br />
ZES-
36 M A C B E T H .<br />
Z E S D E T O O N E E L . (*)<br />
Een<br />
DEURWAARDER.<br />
Nu waarachtig , dat heet aankloppen!.*., ali<br />
men Poortier aan de deur van de Hel was, kon<br />
men het niet erger maaken! (men kloptj klop! klop!<br />
k'op! wie is daar, in den naam van den<br />
dtommel?.... ha! een Pachter die zich in ver»<br />
wachting van groote rykdommen verhing.... Nu<br />
kom binnen; gy hebt toch neusdoeken genoeg by<br />
U; want hier zult gy 'er wel voor zweeten! (men<br />
klopt) Klop! klop! — wie is daar? in des tweeden<br />
drommels nasm...... Zie daar waarachtig<br />
een Dubbelzinnige (ü), die voor beide weegfchaa<br />
len tegen een ieder van hen zweeren kan; die verradery<br />
genoeg om Godswille begaan beeft, en ze<br />
echter in den Hemel niet heeft kunnen dubbelzinnigen.<br />
ö Kom b;nnen , dubbelzinnige!.... (men<br />
klept) Klop.' klop! klop! —— wie is daar?——<br />
waarachtig een Engelfche Snyder, die hier geko<br />
men is, om dat hy van deFransfen kouzen geftoolen<br />
heeft, (w) Nu kom in Snyder , hier kunt gy uw<br />
Gans braaden (men klopt) Klop! klop!....<br />
zal dit altyd zo voordgaan ? - wie zyt gy ? — -<br />
doch voor een Hel is het hier te koud; ik wil niet<br />
langer de Poortier van den drommel zyn; ik dacht<br />
'er van ieder handwerk één in te laaten, die het<br />
bieeden Roozenpad, tot het eeuwige vreugde vuur<br />
be.<br />
(v) An Equivocatur, dat is een Jefuit. Deze<br />
order veroorzaakten onder de Regeering van E L I .<br />
SABETH enjAcon DEN EERSTK zeer veel en •<br />
ru<br />
fi-<br />
WARBÜRTON.<br />
(w) Die zo kort en eng waaren, dat de Snyder<br />
een Meefter in zyn handwerk had mee ten zyn , 3»<br />
by bier van neg iets Jleelen kon.<br />
W A R B Ü R T O N .
T R E U R S P E L . 3»<br />
bewandelden, (men klopt) Aanftond»! aanftonds.' bedenkt<br />
den Poonier toch.<br />
Z E V E N D E T O O N E E L .<br />
M A CDU F r. LENOX, een Deurwaarder.<br />
M AC D UF F.<br />
Zyt gy zo laat naar bed gegaan, myn Vn'end,<br />
dat gy zo lang flaapt?<br />
DEURWAARDER.<br />
Waarachtig Sir, wy fmulden tot het tweede baanengefchreeuw<br />
; en de drank is een groote bevor.<br />
deraar van drie dingen.<br />
M ACDUFF.<br />
Welke drie dingen bevorderd dan de drank voornamelyk?<br />
DEURWAARDER.<br />
Welke Sir ï roode neuzen, flaap, en waterlooziug<br />
: de ontucht bevorderd en dempt hy ; hy<br />
fchetft de begeerte, maar verhinderd de volbren»<br />
ging. Daarom kan men zeggen, dat de drank te»<br />
gen de ontucht de dubbelzinnige fpeeld; by maakt<br />
ze, en vernietigd ze ; hy fpoord aan, en wederhoud;<br />
hy overreed en beneemd den moed ; by verheft<br />
en flaat neder; in 't eind, hy dubbelzinnige<br />
ze in den flaap, loogenitrafife en gaat heen.<br />
MACDUFF.<br />
Ik geloof dat de drank U dezen nacht ook ge«<br />
loogenftraft heeft.<br />
DEURWAARDER.<br />
Ja Sir, in myn hals in; maar ik betaalden hem<br />
naar waarde voor zyn loogen, Ja, ik denk dat ik<br />
te ilerk voor hem ben, want fchoon hy my eenige<br />
maaien de beenen ophief, zo getukte hetmy echter<br />
hem buiten te werpen (x).<br />
MAC.<br />
(x) Dat is, uitér lts van bem te worden. Het<br />
C 3
3» M A C B E T H .<br />
M A c x) u F r.<br />
Is uw Heer al opgedaan ?.... ha.' ha.' ons klop.<br />
pen heeft hem wakker gemaakt, want daar komt hy.<br />
A G T S T E T O O N E E L .<br />
MACBETH,<br />
de voorigen.<br />
LENOX.<br />
Goede Morgen, Edle Sir.'<br />
MACBETH.<br />
Goede morgen beide.<br />
MACDUFF.<br />
li de Koning al op, Edle Thane?<br />
MACBETH.<br />
Noch niet.<br />
MACDUFF.<br />
Hy beval my, dar ik hem vroeg zou laaten on.<br />
wekken, ik heb het uur reeds byna gemift.<br />
MACBETH.<br />
Ik zal U by hem brengen.<br />
XVI A I D U F F,<br />
rviAcnuFj<br />
Ik weet, dat bet U een aangenaame moeite zal<br />
weezen; maar het is echter een moeit».<br />
MACBETH.<br />
By een arbeid die ons aangenaam is, vergeet men<br />
ligt de moeiten.<br />
Hier is de deur.<br />
MACDUFF.<br />
Ik zal zo ftout zyn; en roepen, want dit is my<br />
bevoolen.<br />
'<br />
Engeljcbe woord to caft, efto caft up, word zo wel<br />
, N D E Z<br />
' N<br />
2*« als van nederwerpen by wedjpelen ge.<br />
beztgd; in deze dubbelzinnigheid bedoeld den Dub-<br />
VEEÏAALEHS.<br />
N E-
T R E U R S P E L . 39<br />
N E G E N D E T O O N E E L .<br />
M A C B E T H .<br />
LENOX.<br />
LENOX.<br />
Zal de Koning heden weder vertrekken.'<br />
MACBETH.<br />
Hy heeft het zo befteld.<br />
LENOX.<br />
De nacht was zeer onruftig. Van het huis daar<br />
wy fliepen , waaiden de Schoorfteen af . en ze<br />
men zegt, is 'er een weeklacht in de lucht gehoord<br />
; een afgryzelyk doodsgefchreeuw ; en voorzeggingen<br />
met vervaarlyke toonen van vreeslyke<br />
verwoeftingen, en ongelukkige gebeurtenisfen. die<br />
een tyd vol fmerte zou baaren. De uil fchreeuw.<br />
den de geheele nacht door. eenigc zeggen , dat da<br />
Aarde heeft getrild en gezidderd , als of zy de<br />
koorts had.<br />
MACBETH.<br />
Het wat een ongeftuimen nacht.<br />
LENOX.<br />
Ik ben niet oud genoeg, om my een diergelyke»<br />
te kunnen herinneren.<br />
T I E N D E T O O N E E L , .<br />
MACDUFF.<br />
De voorigen.<br />
MACDUFF.<br />
Achi fchrikkelyk.' fchrikkelyk! fchrikkelykI —*<br />
geen tong , geen hart kan U bevatten noch uitfpreeken.'<br />
M A C B E T H en L E N O X .<br />
Wat is het dan?<br />
M A C D U F F .<br />
De wreevel heeft zyn Meefterftuk getoond; dé<br />
Kerkroovende moord, heeft des Heeien gewyden<br />
C 4<br />
Tem-
40 M A C B E T H .<br />
IZ&n^olT " ' eeVen Cn fier3adui <<br />
„, . , MACBETH.<br />
wat is dat?.... bet leven .'<br />
LENOX.<br />
Meend gy de Koning?<br />
MACDUFF.<br />
Gaat aan bei vertrek en verftyf 0p de befchouw.ng<br />
van een nieuwe Gorgoné ..... ooet my me"<br />
kTy t<br />
VT e1Am^ w a a k<br />
S f S<br />
V •<br />
M<br />
°° r d '<br />
°P''<br />
°P! Zuid de<br />
• • • Auo' Don.<br />
w a a k<br />
het evenbeeld des dood» van U af, en zie de dood<br />
zeive'.... oplopi zie het voorfpel van het<br />
grootfte gericht..... Malcolm ! Banquo ! uaat a!s<br />
t ik » 8 n T ° P ' e n * a a r a , s G e e f t e n i n h «verfi.<br />
««r n D u D k a n o m h e c<br />
h<br />
/<br />
fcbrikkelykfle Tooncel<br />
te aanfchouwen / Juid de klok \<br />
(de klok werd geluid)<br />
E L F D E T O O N E E L .<br />
}<br />
LADY MACBETH. MACDUFF. hierna<br />
BANQUO.<br />
LADY<br />
MACBETH.<br />
TrnmW A* n ° m a k , d a t z u l k e e n fchrikkelyke<br />
Trompet, de fuapers hier in huis oproept? .<br />
Ipreek<br />
l p r e tk toch! f^pif<br />
MACDUFF.<br />
6 Waardige Lady! het geen ik U zeggen kan<br />
ii: niet goed voor ü om te hooren. een vrouwelyk<br />
oor daar mede te verfchrikken, was een tweede<br />
Moord..... (tegen Banquo die aankomt) ÓBanouo'<br />
Banquo! Banquo! onzen Koning is vermoord!<br />
„ .<br />
R R<br />
LADY MACBETH.<br />
Help Hemeli boe' in ons huis?<br />
BAN-
T R E U R S P E L . 41<br />
BANQUO.<br />
Het zou overal verfchrikïyklyk zyn , waar het<br />
ook was —_ waarde Macduff ik bid U, wederfpreek<br />
U zelve, en zeg dat het zo niet li.<br />
T W A A L F D E T O O N E E L .<br />
M A L C O L M . DONALBAIN. M A C B E T H .<br />
KosiE. LENOX. De voorigen.<br />
M A C B E T H .<br />
Ach! was ik flegts één uur voor dit ongeval ge-<br />
dan<br />
SlnhM t f<br />
h3d i k gelukk,<br />
'e 8 eleeft! w a i » dit<br />
oogenbl.k af aan, is niets meer fchatbaar in de<br />
fterflykheid; alles is kinderwerk; eer en deugd zyn<br />
dood; de wyn des levens ia afgetrokken, en deze<br />
gewelven kunnen voortaan alleen met de enkle<br />
droefem praaien.<br />
D<br />
IT, ., , ° N A I . B A I N .<br />
Welk ongeluk is het dan ?<br />
M A C B E T H .<br />
Uw eigen Prins, gy weet het niet.'.... de bron<br />
van uw bloedI is verftopt; zelfs is de oorfprong<br />
daar van verftopt! i' L U , J 8<br />
MiCBurr.<br />
Uw Vader, den Koning is vermoord.<br />
M A L C O L M .<br />
Ach! door wien?<br />
LENOX.<br />
Zyne Kamerlingen zyn naar oogenfcbyn de daeders;<br />
haare handen en aangezichten waaren overal<br />
met bloed bevlekt; insgelyks waaren ook de Dolken<br />
die wy onafgeveegd op hunne kusfens vonden.<br />
Zy zagen er wild en verftoord uit; niemand dorft<br />
zich betrouwen hen te naderen.<br />
M A C B E T H .<br />
«.rVJ J b T b e r o " w d u h 8 t d i t i k h in myn<br />
cerfte woede omgebracht hebbe.<br />
C<br />
S<br />
M A C
4> M A C B E T H .<br />
M A CDU Fr.<br />
Waarom deed gy dat.<br />
M A C B E T H .<br />
Wie kan in het zelve oogenblik bezaadigd en<br />
verward, geruft en woedend, getrouw en onver,<br />
fchillig zyn?— niemant. de kracht myner verhe<br />
vene liefde overweldigde het draaiende vernuft,<br />
hier lag Dunkan, zyn zilverwit vel met zyn goud<br />
bloed geboord (y) en zyne wonden geleken eene<br />
opening in de natuur , waar door het verderf inbreekt;<br />
daar de moordenaars, in de kle«r van hun<br />
handwerk gekleed, hunne Dolken op de lafhartig<br />
fte wyze, met geronnen bloed overtogen hadden.<br />
Wie, die een hert vol liefde voor zyn Koning<br />
heeft, en in dezen befchouwing zyn moed en liefde<br />
tracht te bttoonen , kon zich daar weder*<br />
houden.<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Ach! help my van deze plaatfe....<br />
MACDUFF.<br />
Neemt de Lady tot U.<br />
M A L C O L M .<br />
Hoe! waarom zwygen wy ? daar dit Treurfpel<br />
ons het meefte raakt!<br />
DONALBAIN.<br />
Wat kan men toch hier zeggen, daar ons verdelf,<br />
in een boorgat verborgen, ons alle oogenblikken<br />
(y) Het is waarfchynlyk dat SHAKESPEAR<br />
deze gedwongene en onnatuurlyke overdragt, M A C<br />
BITH als een teken der kunfi en der verplaatzing<br />
in den mond legt , om bet enderjcheid tuifen de<br />
overlegde reden der Huicbelaary , en de natuurlyke<br />
opwelling eener rasje beweeging aan te wyzen.<br />
Zo dra men dit vaftjield, beeft deze gebeele reden<br />
zyne fcberpzinnigbeid , en doet den Dichter eer<br />
aan, fchoon zy enkel uit Antiihezen en Meibapberen<br />
bejiaat.<br />
J OHNSON.
T R E U R S P E L . 43<br />
ken verdommen en vatten kan ? ——- laat ons<br />
liever vertrekken, want onze traanen zyn nog<br />
niet iyp.<br />
M A L C O L M .<br />
Noch onze zwaare ftnert in ftaat, den voet uit<br />
de plaats te verzetten.<br />
BANQUO.<br />
Bewaar de Lady. en laat ons, zo dra wy onze<br />
naakte zwakheid verborgen hebben, welke lyd, als<br />
zy zich vertoond, weder te zaamen komen, om<br />
deze vreesfelyke bloedfchuid naauwer naar ts<br />
fpooren: Vrees entwyffel doen ons waggelen. Ik<br />
ftaa hier onder de groote hand van God, en ftry<br />
onder zyne befcherming tegen iedere befchuldiging,<br />
die de verraderfche boosheid tegens my kan<br />
verwekken.<br />
MACBETH*<br />
Dat doe ik ook.<br />
A L L E N .<br />
Dat doen wy allen.<br />
M A C B E T H .<br />
Laat ons een mannelyk befluit neemen, en ons<br />
dan in de Hal verzaamelen.<br />
A L L E N .<br />
Wy zyn te vreeden.<br />
(Zy vertrekken.)<br />
M A L C O L M .<br />
Wat denkt gy te doen? ik vinde het .niet raadzaam<br />
ons aan hen te betrouwen, een fmèrt te too •<br />
nen daar men geen gevoel van heeft, is een dienfl<br />
die aan onredelyke niet zwaar valt. Ik wil naar<br />
Engeland.<br />
DONALBAIN.<br />
Ik naar Ierland, gefcheiden zullen wy beiden<br />
zekerder zyn. daar wy thans zyn , zie ik enkel Dolken,<br />
in de wezens der Lieden die zich zaamen<br />
voege» j hoe nader aa» het bloed, hoe gevaar»<br />
lyker*<br />
M A L .
4 M A C B E T H .<br />
M ALCOLM.<br />
De moorddaadige werppyl der Laftering is nog<br />
niet gefchooten; het zal het zekerste voor ons zyn,<br />
deze plaats te verhaten. Wel aan te Paard ! Laat<br />
ons geen tyd met affcheid neemen verliezen, maar<br />
fchielyk heen gaan! —— Het is geoorlooft zich van<br />
de plaats te fttelen, daar een wynig uitftel den dood<br />
brengen kan. (Zy gaan been).<br />
D E R T I E N D E T O O N E E L .<br />
ROSSE, een O U D M A K .<br />
OUD M A N .<br />
Van zeventig Jaaren herwaards , kan ik my nog<br />
wel erinneren; en in deze langen tyd heb ik vrees*<br />
felyke uuren, en zeldzaame zaaken beleeft; maar<br />
dees verfchrikkelyke nacht, heefc alles wat ik in<br />
dien tyd gekend hebbe, tot kleinigheden gemaakt.<br />
ROSSE.<br />
Ach! goede Vader, gy ziet, de Wolken hangen<br />
dryvend over deze bloedige Schouwplaatle heen,<br />
ah of der Menfchendaaden hun verzaameld hadden.<br />
Volgens de Klok is het dag, en echter dempt een<br />
duiftre nacht de wandelende Lamp. Doet het de<br />
overmacht van de nacht, of de befchaaming van<br />
den dag , dat deze fombre donkerheid het aangeligt<br />
der aarde begraaft, daar het levendig licht het<br />
kusfehen moet?<br />
OUD M A N .<br />
De daad die gedaan is, isonnatuurlyk,voorgaan,<br />
de Dingsdag wierd een Valk, die op zyne hoogte<br />
floutmoedig, boven een toorens hojgte zweefden,<br />
door een uil aangevallen en gedood.<br />
ROSSE.<br />
En Dunkans Paarden de zaak is zo zeker<br />
als zy wonderlyk is.... Die fchoone Dieren, zo<br />
grootfeh op hunne waarde, wierden ooger-bliklyk<br />
wild, braken uit hunne Hallen, liepen woedend in<br />
't rond
T R E U R S P E L .<br />
't rond en ftreeden tegen de gehoorzaamheid, alt<br />
of zy een kryg met de menfchen wilde voeren (z).<br />
OUD MAN.<br />
Men zegt, dat zy elkander gegeeten hebben.<br />
ROSSE.<br />
Ja, dat deeden zy ; ik vertrouwde naauwelyks<br />
myne oogen,toen ik het zag. Daar komtdedappre<br />
r<br />
i Macduff.<br />
V E E R T I E N D E T O O N E E L .<br />
MACDUFF, de Voorigen.<br />
ROSSE.<br />
Hoe gaat het in de waereld, Sir?<br />
MACDUFF.<br />
Hoe! ziet gy dat niet?<br />
ROSSE.<br />
Weet men reeds, wie deze bloedige daad verricht<br />
heeft?<br />
MACDUFF.<br />
De geene die Macbeth dooden.<br />
ROSSE.<br />
ó Hemel! wat voordeel konden zy daar van verwachten<br />
?<br />
MACDUFF.<br />
Zy waaren omgekogt. Malcolm enDonalbain.de<br />
beide Zoonen dts Konings zyn heimelykgevlucht,<br />
en hebben zich daar door verdacht gemaakt.<br />
ROSSE.<br />
Altoos tegen de natuur! — Onvoordeelige.<br />
Heerfch.<br />
(2) De.mee/le van deze, bier gemeld -wordende wondertekenen<br />
, verhaald, H o L I N G S H E B als voorvallen<br />
\ by de dood van den Koning DUFFE; en byzonderlyk<br />
de zen, dat Paarden van uitmuntende Schoonheid en<br />
behendigheid, bun eigen vleefcb gegeeten hadden.<br />
EICHIKSÜEO.<br />
4S
40 M A C B E T H .<br />
Heerfchzugt! gy die uw eigene levensmiddelen op.<br />
teerd / dus zal de Kroon denkelyk aan Mac»<br />
beth komen?<br />
MACDUFF.<br />
Hy is reeds tot Koning benoemd,en tot de krooning<br />
naar Scone gegaan.<br />
Ros f i.<br />
Waar is het Lyk van Dunkan.<br />
MACDUFF.<br />
Naar Colmeskil gebracht, in het vermaarde Graf,<br />
daar de gebeentens, zynes Vaders ruften.<br />
ROSSE.<br />
Gaat gy naar Scone ?<br />
M A C D U F F .<br />
Neen, myn Vriend. ik wii naar Fife.<br />
ROSSE.<br />
Goed, dan wil ik daar ha toe.<br />
MACDUFF.<br />
Ik wenfch gy daar alles naar wenfch zult aantreffen<br />
! . . . Vaar wel! mogelyk zouden onze oude<br />
rokken beter pasfen dan de nieuwe.<br />
ROSSE.<br />
Vaar wel, oude Vriend!<br />
OUD M A N .<br />
Gods zegen verzelle u, en allen, die gaarne uit<br />
kwaad goed, en uit Vyanden vrienden maaken!<br />
Eindt van btt Tvoetde Bedryf.<br />
D E R D E
T R E U R S P E L . 47<br />
DERDE<br />
BEDRYF.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
BANQUO (Alleen).<br />
Cly hebt het dui! Glamis, Cawdor, Koning,alles<br />
wat de Toveresfen belooft hebben.' Ik vrees<br />
fterk dat gy 'er op geen goede wys toe gekomen<br />
zyt; en echter is 'er gezegt „ dat het niet in uwe<br />
nakomelingen ftand houden, maar dat ik de wortel<br />
en ftamvader van veele Koningen zal zyn. Als de<br />
waarheid van hunne zyde komen kan —- gelyk<br />
haare uitfpraak over u MACBETH.' fchynt te bewy.<br />
zen — waarom kunnen zy dan niet even zo wel<br />
myn Orakel zyn , en my tot hoopen aanmoedigen<br />
? maar zacht.' niets meer 1<br />
T W E E D E T O O N E E L .<br />
Trompetten.<br />
MACBETH, als Koning,LADY MACBETH,<br />
LENOX, ROSSE, LORDS, GEVOLG,<br />
MACBETH.<br />
Hier is onze voornaamfte gaft.<br />
LADY MACBETH.<br />
Was het vergeeten geworden zo had dit omtrend<br />
een opening in ons Feeft gemaakt, en ai het overige<br />
in verwarring gebracht.<br />
MACBETH.<br />
Wy hebben dezen avond een plechtig Gaftmaal<br />
t<br />
Banquo, en ik bid u daar by te zyn.<br />
BANQUO.<br />
Volgens het bevel van uw Majefteit, aan wien<br />
myn plicht, door eene onbreekbaare band voor<br />
eeuwig verbonden is.<br />
M A O
48 M A C B E T H .<br />
M A C B E T H.<br />
Gy wilt deze namiddag uitryden ?<br />
BANQUO.<br />
Ja, myn Vorft.<br />
MACBETH.<br />
Wy hadden anders uw goeden raad —die altoos<br />
wys en gelukkig was — in de tegenwoordige zaa.<br />
menkomft verzogt; doch het is morgen daar noa<br />
tyd toe. zal uwe reiz ver zyn ?<br />
BANQUO.<br />
Zo ver, dat ik den geheelen tyd , tuffchen heden<br />
en het Avondmaal daar toe gebruiken zal. Ja Zo<br />
myn Paard zich niet fpoeden wil, zal ik nog een<br />
of twee duiftere uuren van de nacht moeten ont«<br />
leenen.<br />
MACBETH.<br />
Verzuim ons Gaftmaal niet.<br />
BANQUO.<br />
Daar zal ik zorg voor draagen, myn Vorft.<br />
MACBETH.<br />
Wy hooren, dat onze bloedfchuldige neeven<br />
zich naar Engeland en Ierland begeeven hebben •'<br />
zy loogchenen hunne fchrikkelykc Vadermoord en<br />
ltrooijen zeldzaame verdichtfelen onder de Menfthen<br />
— doch hier van, benevens andere aangelegenheden<br />
, die den Haat betreffen en onze vereenig.<br />
cie oplettenheid vorderen, zullen wy morgen fpreeken.<br />
Zet u beden te Paard. en Vaarwel tot dezen<br />
avond. Gaat Fleance met u ?<br />
BANQUO.<br />
Ja myn Vorft, wy kunnen niet langer vertoeven.<br />
MACBETH.<br />
Ik wenfch uw Paard hgte en zeekre voeten toe<br />
Zet 'er u terilond op en vaar wel. (Banquo vertrekt )<br />
Tot dezen avond te zeven uuren kan elk Heer van<br />
zynen tyd zyn. Om het genoegen van het Gezelichap<br />
beter te fmaaken, zullen wy zelfs tot het<br />
avondmaal alleen zyn. Vaar wel.<br />
(Lady Macbeth en de Lords vertrekken.)<br />
MA ca
T R E U R S P E L . 43<br />
M A C B E T H , tegens een Bediende.<br />
Hoor eens Vriend, zyn die lieden by de hand?<br />
BEDIENDE.<br />
Zy wachten buiten voor de Slotpoort , Myn<br />
Heer.<br />
M A C B E T H ,<br />
Brengt ze voor my.<br />
D E R D E T O O N E E L .<br />
M A C B E T H<br />
, (alleen.)<br />
Dit te zyn is nog niets, als ft het niet met ze.<br />
kerheid zyn kan! — wy hebben groote reden om<br />
Banquo te vreezen; daar heerfcbt in zyne Koning,<br />
lyke ziele iets, dat gevreeft moet zyn. Zyn moed<br />
reikt ver, en by die onverwinbre moedigheid, bezit<br />
hy een verftand dat zynen moed regeerd, en<br />
zekerheid aan zyne onderneemingen geeft, Hy is<br />
de eenige wiens byzyn ik vreeze. in zyn'e tegen,<br />
woordigheid alleen, word mynen geeft gedempt<br />
gelyk de Geeft van Marcus Antonius voor Cefar<br />
gedaan wierd. Hy verachten de Toverzufteren<br />
toen zy my het eerft den naam van Koning toe*<br />
zeiden, en beval hen tot hem te fpreeken, en toen<br />
groeten zy hem met voorzeggingen, als Vader van<br />
een rey Koningen, op myn hoofd zetten zy een<br />
onvruchtbaare Kroon , en gaven my een dorre<br />
Septer in myn hand, op dat hy eens door vreemde<br />
, die geen afkomelingen van my zyn, mv zal<br />
ontrukt worden. Zal dit gefüiicden, dan heb ik<br />
voor de nakomelingen van Banquo myn ziel be»<br />
vlekt; voor hen den braaven en roemwaardigen<br />
Dunkan vermoord ; voor hen alleen de bittre al«<br />
zem in den kelk myner rufte gemengd; en mvn<br />
onvergankelyk kleinood aan den algemeenen Vyand<br />
der Menfchen verkogt , om hen tot Koningen te<br />
maaken. de nakomelingen van Banquo tot Koningen!<br />
— eer dit gefchied, moet gy , wreed nood<br />
H. DEEJL. D IO,
50 M A C B E T H .<br />
lot met my in 't ftrydperk , daar ik tot'den laatftes<br />
druppel bloed zal waagen wie is daar ?<br />
V I E R D E T O O N E E L .<br />
MACBETH.<br />
BEDIENDE. Twee MOOR<br />
DENAARS.<br />
MACBETH , tegen de Bediende.<br />
Ga voor de deur , en wacht daar , tot ik U<br />
roep. (de Bediende vertrekt) Was het gifteren niet,<br />
toen wy met elkander fpraaken ?<br />
1 MOORDENAAR.<br />
Ja, Myn Heer.<br />
MACBETH.<br />
Wel aan dan, hebt gy myn reden nagedacht f<br />
gy weet nu dat hy het was, die U in voorige tyden<br />
tot niets deed komen. Gy verbeelden Ü dat<br />
ik 'er aan fchuldig was; maar ik heb my in ons<br />
iaatfte gefprek te^en U gerechtvaardigd, en getoond,<br />
hoe men U bedroogen, alles van U ver*<br />
ydeld, welke werktuigen men gebruikt, en wie<br />
daar aan deel genomen heeft ; in 't kort, al het<br />
overige dat een laage ziel en'tflegtfte verftand zeggen<br />
moeft „ dat deed Banquo,"<br />
2 MOORDENAAR.<br />
Gy ontdekten ons dit.<br />
MACBETH-<br />
Dat deed ik, én ging verder over tot omftandig.<br />
heden, over welken wy thans zullen raadplegen.<br />
Vind gy zulk een bovenmaatig geduld in uw gemoed,<br />
dat gy dit zo kunt Iaaten doorgaan ? zyt gy zo<br />
vroom dat gy voor deze goede Man en zyne nakomelingen<br />
kunt bidden, wiens zwaare hand Utot<br />
het graf nederpebogen , en U alleen tot Bedelaars<br />
gemaakt heeft ?<br />
i MOORDENAAR.<br />
Wy zyn Menfchen , myn Vorft.<br />
M A C
T R E U R S P E L . 5!<br />
MACBETH.<br />
Gy loopt voor 't minfte 'er onder, even als<br />
Wind, Jicht, Water, Bleekers en Herders-honden<br />
, Bullen en Keffertjes, alle Honden genaamt<br />
worden ; de bepaaling van hunne waarde onderfcheid<br />
den fnellen, den liftigen, den langzaamen ,<br />
den Huisbewaarder , door een zekere gaave det<br />
Natuur, Van elkander: wyl men bizondere foor»<br />
ten uit den algemeenen hoop uitkieft. dus is het<br />
ook met de Mcnfchen. Nu, als gy dan een aanzicnlyken<br />
en geen verachten rang in den rey der<br />
Menfchen hebt, zo zeg het rny; ik zal U een*<br />
aanilag toebetrouwen , wiens uitvoering uwen<br />
vyand uit den weg ruimen, en de genegenheid en<br />
liefde van ons hart verwerven kan; daar ik ook,<br />
zo lang hy leeft, een ongeruft leven moet lyden ,<br />
dat door zyn dood alleen kan voorgekomen worden.<br />
2 MOORDENAAR.<br />
Ik ben een Man, myn Koning, die de zwaare<br />
Hagen en fchokken der Waereld zodanig ondervonden<br />
heeft, dat ik bereid ben , ten fpyt der<br />
Menfchen alles te onderneemen.<br />
1 MOORDENAAR.<br />
En ik ben iemand, die het ongeluk zodanig afgemat,<br />
en het noodlot zo rond gedraaid heeft, dat<br />
ik myn leven altoos ten befte geef, om bet te<br />
verbeteren , of het zelve in 't geheel te ver.<br />
liezen.<br />
M A C B E T H .<br />
Gy weet beiden dat Banquo uw vyand wa»?<br />
1 MOORDENAAR.<br />
Ja, Myn Heer.<br />
M A C B E T H .<br />
Hy is de roynen ook, en zelfs met zo een bloeddorftige<br />
Vyandlykheid, dat ieder Minuut, dat zyn<br />
byzyn verlengt, het myne in gevaar fteld. Én<br />
fchoon ik macht genoeg heb , om hem openiyk uit<br />
myn gezicht te verbannen , zo mag ik het doch<br />
D 2<br />
om
5» M A C B E T H .<br />
om zekere Vrienden wille niet doen, die ook da<br />
zynen zyn, en wiens toegenegenheid ik niet gaarne<br />
zou verliezen, ik moet den val beweenen van die<br />
zich zelve ter neder wierp, en daar van komt het,<br />
dat ik uwen byftand noodig heb, om die zaak uit<br />
bizondere inzigten, voor het oog der Waereld [te<br />
bedekken.<br />
2 MOORDENAAR. •<br />
Wy zullen alles doen myn Vorft, wat gy ons<br />
beveelen zult.<br />
i MOORDENAAR.<br />
Alfchoon ons leven zelfs j<br />
MACBETH.<br />
Uwen moed glinfterd in uwe oogen. binnen een<br />
uur, ten langften, zal ik U berichten waar gy U<br />
naar toe moet begeeven; ik zal U de tyd en het<br />
regte oogenblik door een uitgeleerde befpieder<br />
nauwkeurig doen aanwyzen, want het moet dezen<br />
avond, en wat ver van het Slot gefchieden; bovendien<br />
moet gy in 't oog houden , dat ik buiten<br />
vermoeden moet blyven. om niets ten halven te<br />
doen, moet gy met hem, ook Fieance zyn Zoon ,<br />
die by hem is, en aan wiens wegruiming my even<br />
zo veel gelegen ligt, als aan zyns Vaders, in bet<br />
noodlot van dit ongelukkig tydftip doen deelen.<br />
befluit hier alleen te faamen op ; ik zal terftond<br />
weder by U zyn.<br />
i MOORDENAAR.<br />
Het is beflooten myn Koning.<br />
MACBETH.<br />
Ik zal U aanftonds weder doen roepen — ga zo<br />
lang binnen, (de Moordenaars vertrekken) Het is<br />
beflifcht — Banquo uw ziel zal deze Aard ontvlieden<br />
; zyt gy des Hemelfch , zo vind gy hem<br />
dezen nacht.<br />
(Hy vertrekt.)<br />
V Y F-
T R E U R S P E L .<br />
5 3<br />
V Y F D E T O O N E E L . (*)<br />
LADY MACBETH. een BEDIENDE.<br />
LADY MACBETH.<br />
Is Banquo reeds van het Hof afgereifi ?<br />
BEDIENDE*<br />
Ja Mevrouw, doch hy komt dezen avond weder<br />
te rug.<br />
LADY MACBÏTH.<br />
Zegden Koning, dat ik gaarne, als het hem<br />
gelegen komt, eens met hem wilde fpreeken.<br />
BEDIENDE.<br />
Zeer wel Mevrouw. (by vertrekt.)<br />
LADY MACBETH, alleen.<br />
Alles is verlooren, en niets gewonnen, als wy<br />
het oogmerk onzer wenfchen zonder onze ruft be.<br />
reiken. — het is beter dat geene te zyn. 't welk<br />
wy verdelgen, als na deze verdelging in eenen twyf.<br />
felachtigen gelukftaat te leven.<br />
Z E S D E T O O N E E L .<br />
MACBETH. LADY MACBETH.<br />
LADY MACBETH.<br />
Hoe gaat het Macbeth? waarom altoos zo al.<br />
leen ? waar toe houd gy de wroegende Inbeeldingen<br />
tot uw gezelfchap ; en waarom koefterd gy<br />
denkbeelden die met hen, aan wien zy denken,<br />
geftorven moeften zyn ? aan dingen die niet te ver.<br />
anderen zyn, moet niet gedacht worden, wat gefchied<br />
is, is gefchied.'<br />
MACBETH.<br />
Wy hebben de Slang gekwetft en niet gedood.<br />
——- hy zal weder te faamen groeien en op nieuw<br />
een Slang zyn; terwyl onze arme eenvoudige boosheid<br />
aan het gevaar van haaie voorige tanden<br />
D 3<br />
blood»
SA M A C B E T H .<br />
bloodgefteld blyft. doch den bouw der dingen zal<br />
eerder uit elkander vallen ,• de beide Waerelden<br />
eerder vergaan, eer wy ons brood in vreeze eeten,<br />
en in de beklemming van fchrikkelyke droomen<br />
zullen flaapen , die ons de geheelen nacht doen<br />
beeven. Beter is het by de dooden te zyn, die<br />
wy, om voor ons plaats te maaken, ter rufte gezonden<br />
hebben, als in deze zielfolterende en rustelooze<br />
fmarte te leven. -— Dunkan is in zyn<br />
Graf; hy flaapt zeer wel, op de koorts des levens<br />
die hy vol onruft geproefd heeft; verradery heeft<br />
aan hem haar uiterfte gedaan ; noch ftaal, noch<br />
vergif, noch heimelyke boosheid, noch uitwendige<br />
aanvallen, niets kan hem meer beroeren.<br />
LADY MACBETH.<br />
Kom myn waardige Gemaal, helder deze treurige<br />
oogen op , wees dezen avond vrolyk in 't byzyn<br />
van uw Gaften.<br />
MACBETH.<br />
Dat zal ik, myn waarde, en ik bid U, wees gy<br />
bet ook. hebt in 't bizonder eene aanhoudende ach<br />
ting voor Banquo; bewys hem met daaden en woorden<br />
alle bedenkelyke eer. de tyd wil het, dat wy<br />
onze woorden zomtyds vergeeten, en tot vleiery<br />
gebruiken,en onze wezens tot lagchende Maskers<br />
onzer harte maaken, die verbergen wat wy zyb.<br />
LADY MACBETH.<br />
Denk hier niet aan.<br />
MACBETH.<br />
Dierbaare Vrouw ! ach ! myn ligchaam is voi<br />
Schorpioenen! gy weet Banquo en Fleance<br />
leven nog!<br />
LADY MACBETH<br />
Ja, maar de Natuur heeft hen het leven niet voor<br />
eeuwig verhuurd, (aa)<br />
MAC<br />
(aa) Naar de verklaaring van J o HM SON, Bur in<br />
them nature's copy's not eteraal , vierdende bet<br />
«•fff/6
T R E U R S P E L . 55<br />
MACBETH.<br />
Dit is nog trooft voor ons, dat men aan hen<br />
komen kan ; houd daarom goede moed. eer de<br />
Vledermuis naare kluizenaars vlugt beginnen za!;<br />
eer op den roep der zwarte Hekaté, den in den<br />
boomfpleet gebooren kever , met zyne flaaperige<br />
bromming de gegronde nacht inluidt, zal een vreesfelyke<br />
daad voltrokken zyn.<br />
LADY MACBETH.<br />
Wat zal 'er dan gefchieden ?<br />
MACBETH.<br />
Weeft liever onweetend, tot gy de volbrachte<br />
daad kunt toejuichen, kom verblinde nacht, fluit<br />
het teder o"g van den medelyhebbenden dag ;doorftryk<br />
en verfcheurt met uw bloedigen hand deze<br />
grooten Schuldbrief, die 'er my zo bleek doet uitzien<br />
! —— het licht werd reeds onklaar, en de<br />
Kraay vliegt in het digtfte Bofcb. alle goede Schep,<br />
felen van den dag beginnen te fluimeren, terwyl<br />
de zwarte noodhulpen van de nacht op hunnen roov<br />
uitgaan, gy verfchrikt over myne reden, maar wees<br />
geruft. Zaaken die een kwaad begin hebben, kunnen<br />
alleen door booze daaden bevorderd worden.<br />
Wel aan, ga met my.<br />
Z E V E N D E TOONEEL. (•)<br />
Drie<br />
MOORDENAARS.<br />
1 MOORDENAAR.<br />
Maar wie heet U by ons te komen ?<br />
3 MOORDENAAR.<br />
Macbeth.<br />
2 Mooi'<br />
•woord Copy door bet woord leafe , een Huurconi<br />
trakt, verklaard, ESCHENBURG beeft bier voor<br />
„ Doch in beiden is het afdrukfel der natuur niet<br />
„ onfterffelyk." dat ook een goede zin beeft.<br />
VSRTAALERS.<br />
D 4
1<br />
2<br />
1<br />
5
T R E U R S P E L . 57<br />
BANQUO.<br />
O Verraadery ! —— vlucht, goede Fleance ,<br />
vlucht, vlucht , vlucht! gy kunt myn wieeker<br />
zyn —— ó Lafhartige!<br />
(Banquo Jlerft, Fleance vlucht.)<br />
3 MOORDENAAR.<br />
Wie blufchten het licht uit?<br />
1 MOORDENAAR.<br />
Was dit de befte weg niet?<br />
3 MOORDENAAR.<br />
Daar is 'er fiegts een afgemaakt; de Zoon is<br />
het ontfnapt.<br />
2 MOORDENAAR.<br />
Wy hebben de befte helft van onze bezigheid<br />
verlooren.<br />
i MOORDENAAR.<br />
Goed, wy zullen heen gaan en zeggen wat 'er<br />
gedaan is.<br />
(Zy vertrekken,)<br />
A G T S T E T O O N E E L . (*)<br />
Een bereide en opgedifcbte Tafel.<br />
MACBETH. L A D Y M A C B E T H . ROSSE,<br />
LENOX. LORDS. GEVOLG.<br />
M A C B E T H .<br />
Gy kent uwen rang; zet U neder; zyt alle, van<br />
de eerfte tot den laatften, hartelyk wellekom.'<br />
LORDS.<br />
Wy danken uwe Majefteit!<br />
MACBETH.<br />
Ik zal my zelv onder het gezelfchap mengen,<br />
en den dienftvaardigen Waard zyn. onze Waardin<br />
fchynt haar rol te vergeeten , doch wy zullen<br />
haar verzoeken , om haare Gafteji welkom te<br />
noemen.<br />
D 5<br />
LA-
58 M A C B E T H .<br />
L A D Y MACBETH.<br />
Doet gy het in myne plaats, myn hart zegt<br />
onze Vrienden welkom.<br />
(De eerjie Moordenaar komt aan de deur.)<br />
M A C B E T H.<br />
Ziet eens hoe hunne dankbaare harten, U in 't<br />
gemoet komen, beide zyden zyn bezet, hier zal ik<br />
my in het midden plaatfen: geef U geheel aan de<br />
vrolykheid over , wy zullen aanftonds den beker<br />
de tafel doen rond gaan. (tegen de Moordenaar aan<br />
de Deur) daar is bloed op uw gelaat.<br />
MOORDENAAR.<br />
Dan is het dat van Banquo.<br />
MACBETH.<br />
't Is beter dat het bloed van Banquo uiterlyk<br />
op uw gelaat, als innerlyk in zyn ligchaam is. (bb)<br />
is het geftremd?<br />
MOORDENAAR.<br />
Myn Vorft, ik heb hem den Gorgel afgefneeden ,<br />
zie daar den dienft dien ik hem deed.<br />
M A C B E T H .<br />
Gy zyt de befte onder alle de Gorgelfnyders;<br />
maar hy die Fleance dezelve dienft doet , is ook<br />
goed. hebt gy dit gedaan , dan hebt gy uws gelyke<br />
niet.<br />
MOORDENAAR.<br />
Myn Vorft, Fleance is 't ontvlucht.<br />
M A C B E T H .<br />
Dan komt myn koorts weder, anders was ik<br />
volkomen gezond geweeft, geheel, als marmer,<br />
vaft, als een Rots, onbepaald en zo algemeen als<br />
de ons omringende lucht; doch nu ben ik inge.<br />
flooten, ingebonden, beklemd, en aan myne jammer.<br />
(66) Weder naar de Leezing van JOHNSON.<br />
'T is better the without, than hun withim, Ver*<br />
taald.<br />
V E R T A A L E R Ï .
T R E U R S P E L , 5<br />
merlyke twyffelingen en bekommernisfen op nieuw<br />
overgeleverd. ——«. maar Banquo is echter zeker ?<br />
MACBETH.<br />
Ja, myn Koning, want hy '.egt in 't Graf met<br />
twintig diepe wonden in zyn hoofd, waar van de<br />
kleinfte een dood goor de natuur is.<br />
M A C B E T H .<br />
Daar dank ik U voor —— daar legt dan de hergroeide<br />
Slang; de worm die ontvlucht is, kan met<br />
den tyd wei vergift zuigen, maar heeft nog geene<br />
tanden, ga heen, morgen zullen wy daar verder<br />
van fpreeken. (de Moordenaar vertrekt.)<br />
L A D Y MACBETH.<br />
Myn Koninglyken Gemaal, gy bekommerd U<br />
weinig over uwe Gaften ; als de Gaftheer zyne<br />
Gallen niet vervrolykt, dan verlieft het Gaftmaal<br />
al het aangenaame. Zat eeten kan men 't huis beft<br />
doen; het eeten buitens huis word door het on^<br />
derhoud en vreugde fmaakelyk gemaakt, zonde<br />
welke het gezelfchap niets is.<br />
_ r<br />
(De Geeft van Banquo komt binnen, en zet zich<br />
op de ledige plaats van Macbetb.)<br />
M A C B E T H .<br />
Heb dank voor de erinnering.' dat de goede ver»<br />
teering den fmaak en gezondheid beide bevor.<br />
dere!<br />
LENOX.<br />
Behaagt het uw Majefteit plaats te neemen?<br />
M A C B E T H .<br />
Wy zouden nu de Sierfels van ons Vaderland by<br />
elkander hebben, indien de braave en beroemde<br />
Banquo hier ook was. ik wenfch alleen, dat ik<br />
oorzaak mag hebben, om hem gebrek van behaag,<br />
lykheid te kunnen verwyten, en niet om hem wegens<br />
een ongeval te moeten beklaagen!<br />
ROSSE.<br />
Het is niet fraay, myn Vorft, dat hy weg b'yft,<br />
daar hy beloofden te komen, behaagt het uwe Ma.<br />
jefteit
6o M A C B E T H .<br />
jefteit niet, ons met uw Koninglyk gezelfchap te<br />
vereeren ?<br />
MACBETH.<br />
De Tafel is vol.<br />
L E N O X .<br />
Hier is nog een ledige plaats, myn Vorft.<br />
M A C B E T H .<br />
Waar?<br />
I. E NOX.<br />
Hier myn Vorft —— wat fteid uw Majefteit in<br />
sulk eene beweging?<br />
M A C B E T H .<br />
Wie van u heeft dit gedaan? (cc)<br />
LENOX.<br />
Wat toch Myn Heer 7<br />
M A C B E T H , (tegen den Geejt.)<br />
Gy kunt niet zeggen dat ik het deed. —— Schud<br />
uw bloedige hairlokken zo niet tegen my!<br />
« ROSSE.<br />
Laat ons opftaan, Heeren; de Koning is niet<br />
vel.<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Ulyf zitten waarde Vrienden; myn Gemaal is dikmaals<br />
zo, en is van zyn Jeugd af aan zo geweeft.<br />
ik bid U houd uw plaats, de aanval duurd flegts<br />
een<br />
(cc) De engerymdheid van dusdaanige Vertooningen,<br />
bebben wy in 't EERSTE D E E L , Bladz.<br />
110. in de Aantek. (Ui), reeds aangetoond, ttnblyke<br />
dat de Geejlen zicb niet volgens de Natuur , maar<br />
na des Dichters denkbeelden of Jcbikking richten,<br />
merken wy hy dezen nog aan, dat de eigenfcbappen<br />
van deze Geeft, bet tegengeftelde van de Geeft in<br />
Hamlet zyn; want, de Geeft van Hamiets Vader<br />
was voor allen zigthaar bebalvenvoor Gertruida ;maar<br />
de Geeft van Banquo is voor allen onzigtbaar, bebalven<br />
voor Macbctb.<br />
VERTAALERS.
T R E U R S P E L .<br />
tl<br />
een oogenbiik , hy zal aanftonds weer wel zyn.<br />
wanneer gy hem fterk aanziet, word hy boos, en<br />
verlengt zyn kwaal daardoor. Eet, en geef geen<br />
acht op hem. (ter syde tegen Macbeth.) Zyt gy<br />
een Man?<br />
MACBETH.<br />
Ja , zelfs een kloekmoedig Man ,wyl ik de moed<br />
heb om iets aan te zien daar de Duivel voor ver»<br />
bleeken zou.<br />
L A D Y MACBETH.<br />
6! Voortreffelyke getuigenis. — dit is weder<br />
het afbeeldzel van uw vrees; dit is die in de lucht<br />
zweevende Dolk, dieU, zo als gy zeide, tot Dunkan<br />
voerden. —— waarlyk dit gezicht, deze on><br />
fteltenis, is enkel bedrog; geen daadelyk fchrikbeeld.<br />
—— het zou zeer goed by Vrouwefprook«<br />
jes, of by het Vuur pasïen, waar voor uw Grootmoeder<br />
borg is! —— boven de fchande! —— hoe!<br />
wat trekt gy toch voor gezichten • • gy ziet<br />
daar niets als een ftoel.<br />
M A C B E T H .<br />
ó! Ziet eens hier!...,. Zie!.... Slaat uw gezicht<br />
naar deze plaats t • wat ziet gy ? i . . •<br />
hoe! • " wat gaat het my aan? • kunt gy<br />
wenken, fpreekt dan ook' moeten de beenhuizen<br />
en graven , de begraavene weder te rug<br />
zenden, dan zullen de maagen der Gieren onze<br />
graven in het toekomende zyn ><br />
(De Geeft •oerdwynd.')<br />
L A D Y M A C B E T H ,<br />
Wat? zyt gy in 't geheel dwaas?<br />
MACBETH.<br />
Ik zag hem, zo waar als ik hier ftaa.<br />
L A D Y . M A C B E T H .<br />
Schaam U!<br />
M A C B E T H .<br />
Bloed is van alle Eeuwen vergooten geworden,<br />
reeds van oude tyden af, eer nog menfchelyke in.<br />
zettingen den vreedzaamen Staat zuiverden, hier<br />
na
«z M A C B E T H .<br />
na zyn ook moorden gepleegt die zelfs te ysfelyk<br />
zyn om gehoord te worden ; maar toen, wanneer<br />
iemand de herfens ingeflagen waaren , ftierf hy.en<br />
daar mede was alles gedaan; maar tegenwoordig<br />
komen zy, met twintig doodelyke wonden in 't<br />
hoofd, wederom, en dryven ons van onzen Stoel,<br />
dit is waarlyk zeldfaamer als eenen moord is.<br />
L A D Y M A C H E T H .<br />
Myn waarde Gemaal, uwe Vrienden verlangen<br />
naar U, daar zy U misfen.<br />
MACBETH.<br />
Dit was my vergeeten.—• myn waarde Vrienden,<br />
Hoor u aan my niet, want ik heb eene blondere<br />
zwakheid over my , maar die my kent acht<br />
dezelve niet veel——> welaan dat ik op uw vriend,<br />
fchap en gezondheid drinke; hier na zal ik my neder<br />
zetten.—— Geeft my een glas vol wyn ——«<br />
ik drink het welzyn van de geheele Tafel, en van<br />
onzen braaven Vriend Banquo die wy mislenen, ik<br />
wenfchte dat hy hier tegenwoordig was. • . op<br />
zyne en U aller gezondheid!<br />
LORDS.<br />
Wy danken uw Majefteit op het nederigfle.<br />
(De Geeft komt •weder.)<br />
MACBETH.<br />
Weg uit myne oogen! Iaat de aarde U verbergen!<br />
— uwe beenderen zyn mergelloos, uw bloed<br />
is koud; gy hebt geen kr3gt om te zien, fchoon<br />
uwe oogen my aanfchouwen!<br />
L A D Y MACBETH.<br />
Ziet dit, myn Edle Lords! voor niets aan, als<br />
het geen gewoon is ; het is niets, het fchaad ons<br />
alleen wyl het ons tegenwoordig vergenoegen verbreekt<br />
?j<br />
MACBETH.<br />
Wat één Menfch Waagt, dat waag ik ook. — -<br />
komt gy in de gedaante van een ruwe Rusfifche<br />
Beer op my aan; of in die van een gewaapende<br />
Rinoceros; of van een Hirkaanfche Tyger, neem<br />
alle
T R E U R S P E L . 6f<br />
alle gedaantens aan behalven deze, en myn fterke<br />
zenuwen zullen niet beeven. of herleef, en daag<br />
my in een Woeftyn voor den degen ; zo ik het<br />
fïdderend afflaa , noem my dan de Pop van een<br />
Meysje!—— weg fchrikkelyke fchaduw* onwee*<br />
zenlyk fchrikbeeld! weg' (de Geeft verdwynd) zeer<br />
goed! zo dra gy weg zyt, ben ik weder een Man.<br />
— ik bid U, blyf zitten.<br />
LADY MACBETH.<br />
Gy hebt door deze verfchrikkelyke ftuipen, ons<br />
goed gezeifchap buiten zich zelve gebragt, en de<br />
vrolykheid verbannen.<br />
MACBETH.<br />
Kan men dan zulke zaaken als een Zoomerwolk<br />
voorby laaien trekken, zonder daar over in eene<br />
buitengewoone verwondering te geraaken ? gy<br />
maakt,dat ik my zelv noch myn gemoed niet meer<br />
ken, wanneer ik denk, óst gy diergelyke verfchy-<br />
.ningen zien , en de natuurlyke Robynkleur uwer<br />
wangen behouden kunt, als vrees de myne doet<br />
verbleeken.<br />
ROSSE.<br />
Welke verfchyningen, Vorft?<br />
LADY MACBETH,<br />
Ik bid U, fpreek niet; hy word daar door flim.<br />
mer. vraagen maaken hem onzinnig • goede<br />
nacht alle vrienden, wacht niet naar het bevel om<br />
te vertrekken; maar gaat alle te faamen.<br />
LENOX.<br />
Wy wenfchen uw Majefteit een geruften nacht,<br />
en beeter gezondheid.<br />
LADY MACBETH.<br />
Goede nacht, waarde Vrienden !<br />
( De Lords vertrekken,)<br />
M ACBE TH.<br />
Het wil bloed hebben....! bloed, zegt men ,<br />
eifcht bloed ! Steenen zouden zich bewoogen,<br />
en boomen gefprooken hebben : waarzeggers<br />
, welke de geheime betrekking der dingen<br />
ken-
«54 M A C B E T H .<br />
kennen, hebben reeds door Kraaijen en Kaauwen<br />
den verborgenfte Moordenaar voor 't licht gebracht.<br />
——• hoe ver is de nacht reeds ?<br />
L A D Y MACBETH.<br />
Hy is omtrend in ftryd met den Morgen , wie<br />
nacht en wie morgen is.<br />
M A C B E T H .<br />
Wat zegt gy van Macduff; hy weigerd op ons<br />
bevel te verfchynen ?<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Hebt gy by hem gezonden ?<br />
M A C B E T H .<br />
Ik hoor het zo even; maar ik wil by hem zemden.<br />
daar is geene onder hen allen , in wiens<br />
huis ik geen bediende in myn foldye heb. Morgen<br />
vroeg zal ik by de Toverzufteren gaan ; zy<br />
moeten my meer zeggen; want heden ben ik verplicht<br />
, door het flegtfte middel het ergfte te ontdekken.<br />
Myn eigen nut zal ik door alle moge'yke<br />
middelen bevorderen. Ik ben zo diep in 't<br />
bloed gedaald, dat als ik heden niet verder doorwaden<br />
wil, de terugkeering even zo gevaarlyk zal<br />
zyn, als den voortgang. Wonderlyke zaaken heb<br />
ik in *t hoofd, die myn hand vereifchen, en uit.<br />
gevoerd moeten worden , eer men ze vermoeden<br />
kan.<br />
L A D Y MACBETH.<br />
Het ontbreekt U aan de verkwikking aller we.<br />
zens, aan de flaap.<br />
M A C B E T H .<br />
Welaan laat ons gaan flaapen. myn gebrek is<br />
alleen de vreeze eens Nieuwelings , die door<br />
de oeffening nog niet gefterkt is; wy zyn in diergelyke<br />
daaden nog maar kinderen.<br />
(Zy gaan been.)<br />
N E-
T k Ê Ü R S P K L . ds<br />
N E G E N D E T O O N E E L . (»)<br />
Het donderd.<br />
Drie H E X E N , H E K A T É , die baar<br />
ontmeet, (dd)<br />
i HEX.<br />
Hoe komt het Hekaté! gy ziet zo boos van wezen?<br />
HEKATÉ.<br />
Heb ik geen oorzaak, daar gy Mouten onbefcbaamd<br />
Uwe eer en plicht vergeet.--- toondgy niet zonder<br />
vreezen,<br />
Aan Macbeth door u w-kunst al 't geenU niet betaamd?<br />
Gyzegt hem zyn geluk en vooripoed in dit leven;<br />
En my uw heilgodin, de bron van uwen kracht,<br />
Die toch alleen 't verdriet den Sterveling kan geeven;<br />
My hebt gy om uw kunst te aanfchouwen,rj:et betracht.<br />
Maar boven dien, al 't geen gy toverend verrichten,<br />
Was voor een ftuursch en wild en gloriezoekend<br />
Man,<br />
Die flechts zyn roem bemind, en U nooit zal ver.<br />
plichten<br />
Door zyne vriendlykheid , maar woeden daar hv<br />
1<br />
kan.<br />
Ver.<br />
(dd) Men beeft SHAKESPEAR berispt om dat<br />
by Hekaté mede onder de gemeene Hexen doet optre><br />
den , en bet bygeloof der ouden en laatere tyden onder<br />
elkander mengd. Zyne bandelwyze in deze kan men<br />
tocb eenigzints verdedigen. D I L R I O in zyn Disquif.<br />
Mag. L. 2. Quajft. 9, voerd eene plaats uit<br />
APULEJUS aan: de quadam caupona , regina Sagarum;<br />
en voegt'erby: ut fcias etiam turn quasdam<br />
ab iis hoe titulo honoratas Zekerlyk bad den<br />
Dichter deze Hexenkoningin den naam van Hékaté<br />
niet moeten geeven.<br />
STEEVENs.<br />
H. DEEL. E
66 M A C B E T H .<br />
Verbeterd dit, ga heen, wilt me aan de Achéron<br />
wagten,<br />
Des Morgens vroeg; hy komt te rugomuwbefluit:<br />
Maak uw gereedfcbap klaar, gy moet uw roem betrachten<br />
;<br />
Vorscht door uw tovery op nieuwzyn noodlot uit.<br />
Ik moet terftond van hier de h
T R E U R S P E L . «?<br />
T I E N D E T O O N E E L . (*)<br />
LENOX. Een andere L 0 R D.<br />
LEN8X.<br />
Het geen ik gezegd nebbe, zal u flegts op het<br />
fpoor brengen: gy kunt nu zelfs verder denken ——•<br />
ik zeg maar dat de zaaken wondetlyk gegaan zyn.<br />
de roemryke Dunkan word van Macbeth beklaagd<br />
— zekerlyk wel; hywas dood! — en dedappreen<br />
recbtfchaapene Banquo reisden te laat in den nacht,<br />
als men wilde , zou men ook kunnen zeggen dat<br />
Fleance hem omgebracht heeft; want Fleance nam<br />
de vlucht, men moet juist zo laat in den nacht niet<br />
reizen, wie ziet hier niet aan, hoe affchuwelyk<br />
Malcolm en Donalbain handelden, dat zy hunne<br />
liefderyke Vader vermoorden? een verdoemens,<br />
waar ie daad! hoe fmerten dit den eerlyke Mac<br />
beth!—» dooden hy op 't oogenblik, in zyn lof<br />
waardige woede, de beide daaders niet, die door<br />
wyn en flaap geketend en overweldigt waaren ? was<br />
dit niet edel van hem gehandeld? Zekerlyk. en<br />
verftandig daar en boven; want wie had het zonder<br />
verdriet kunnen aanbooren, als de Boeven het<br />
geloochend hadden? hy heeft dus, gelyk gezegd<br />
is, alles zeer wel 0<br />
verricht; en ik geloof, dat zo<br />
hy de Zoonen van Dunkan nu in zyn macht had<br />
.. 1 - onar dat zal nietgefchieden als het den Hemel<br />
behaagt'-—— gy zoud zien, wat het in zich heeft<br />
een Vader te vermoorden; dat zou Fleance ook zien!<br />
.1 — maar zacht t — wegens eenige vryë gefprekken,<br />
en om dat hy op het Gaftmaal niet verfchee.<br />
nen is, viel, zo ik gehoord hebbe, Macduff in on«<br />
genaade. kunt gy my zeggen, Sir, waar hy zich<br />
ophoud?<br />
LORD.<br />
De Zoon van Dunkan, die deze Tiran zyn ervrecht<br />
onthoud, is aan 't Hof van Engeland; en d*<br />
yroome Eduard bewyft hem daar zo veel gunft, dat<br />
E 2 d#
él M A C B E T H .<br />
de misgund van het geluk, hem nieis Tan zyn toe.<br />
behoorenden Eerbied ontrukt fchynt te hebben,<br />
daar is Macduff ook naar toe gegaan , om van<br />
den gewyden Koning, Northumberland en den<br />
dappren Siward ten byftand te verzoeken, op dat<br />
wy met hunne hulp naaft de befcherming des Hemels,<br />
onze Tafel weder fpyze, onze nachten flaap<br />
verfchaffe, van Feeften en Gafteryen de verraderfche<br />
Dolken verwyderen , een rechtmaatige Heer<br />
dienen en zonder laagheid tot eer geraaken mogen,<br />
naar dit alles trachten wy thans om niet. En dit<br />
bericht heeft den Koning zo verbitterd dat hy<br />
verbaazende krygstoeruftingen maakt.<br />
LENOX.<br />
Zond hy naar Macduff?<br />
LOB D.<br />
Ja, en met een volftrekte „ Sir, ik niet" keert<br />
de misnoegde afgezant den rug, en mord, als of<br />
hy zeggen wilde „ gy zuJt U dezen tyd nog eens<br />
„ beklaagen, in welken gy my,met dit antwoord<br />
M<br />
te rug zend."<br />
LENOX.<br />
Dit mag hem tot een waarfchouwing dienen ,<br />
om zich zo ver te verwyderen als hy kan. een<br />
gedienftige Engel vlieg naur het Hof van Engeland,<br />
en ontdtkke zyn verzoek nog eer by komt; op dat<br />
eene fpoedige redding ons lydenci Vaderland, weer<br />
ras op de been mag helpen, daar het door een<br />
Tiran verdrukt word.<br />
LORD.<br />
Ik zal hem myn gebed naarzenden.<br />
Einde van bet derde Bedryf.<br />
VIERDE
T R E U R S P E L . 9 9<br />
VIERDE<br />
BEDRYF.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Het Donderd.<br />
D<br />
Drie<br />
HEXEN.<br />
I HEX.<br />
riemaal hoorden ik de Kat<br />
Schreeuwen, (ee)<br />
a HEX.<br />
Ik het Stekelzwyn<br />
Viermaal.<br />
3 HEX.<br />
Harfner (ff) roept ons..... radl<br />
't Is tyd, wy moeten by hem zyn.<br />
i HEX.<br />
(ee) Een Kat is zederd onbeugcbelyke tyden, ai'<br />
toos een werktuig en bet geliefde dier der Hexen geweeft,<br />
deze bygeloovige inbeelding komt nog uit bet<br />
Heidendom. en de oorfprong daar van is mooglyk bet<br />
volgende: Toen Galintbia in een Kat door de Godin<br />
des noodlots, volgens de Ant. Liberaiis (Meiam.<br />
c. 29.) of van de Toveresfen; volgens PAUSINUI<br />
(in Bajoticis) veranderd wierd; erbarmde HEKATÉ<br />
zich baarer, en maakten baar Tot baar Priefteres. ook<br />
toenmaals als TYPH o N alle Goden tn Godinnen<br />
dwong , om zkb in beeften te veranderen , nam<br />
HEKATÉ zelv de gedaante van een Kat aan: Fele*<br />
foier Pbxbi Latiut. OVID<br />
WARBÜRTON.<br />
Men zal over dit Tooneel, in bet ONDERZOEK<br />
en AANMERKINGEN over dit Treurfpel, bief<br />
agter geplaatft, meerder onderrichting vinden.<br />
VERTA ALEÏS.<br />
(ff) De naam van een Tovtrgeeft.<br />
E 3
?« M A C B E T H .<br />
i HEX.<br />
Hang den Ketel naar uw zin,<br />
Werpt het ingewand daar in:<br />
Padden! gy die nacht en dag,<br />
Onder koude fteenen lag,<br />
Een Maand lang naar uwen lust,<br />
Giften zoog en helfche fmook,<br />
Gy moet eerst den Ketel in.<br />
A L L E N .<br />
Lustig, lustig, zonder rust!<br />
Brand o Vuur! gy Ketel kook.'<br />
i HEX.<br />
Slangen in het flyk gebaard,<br />
Kookt en fist op onzen haard;<br />
Daar wat Kikvorschbouten by,<br />
Ottertongen, Stceklary ,<br />
Haagdischpooten, Vléêrmuishafr,<br />
Hondetanden, en wat daar<br />
By behoord tot damp en rook.<br />
Uilenvleugels, fiedt en fmook<br />
Door elkaêr naar Toovnaars lust<br />
A L L E N .<br />
Lustig, lustig, zonder rust,<br />
Brand ó Vuur! gy Ketel kook!<br />
3 HEX.<br />
Werpt 'er Draakenfchubben by,<br />
Tanden van het Wolvenrot,<br />
Naast een gulzigen Zeehonds ftrot,<br />
Hexen, Mumies, Kruidery,<br />
Jooden lever, Geiten gal,<br />
Dolle Kervel, wortlen , die<br />
Men in t duister overal<br />
Uitgroef.— Turkenneuzen 'k zie<br />
Daar nog vingers van een Kind,<br />
Dat verfmoord was eer het kwam;<br />
Ipen takken, die me ontzind<br />
Van den opgefchooten ftam,<br />
By des Maans verduistring nam.<br />
Tar-
T R E U R S P E L 71<br />
Tarters lippen — en wat meer<br />
Nuttig ii voor Tovery.<br />
Roerd de Brei toch keer op keer.<br />
Dat hy dik en flymig zy.<br />
Geeft nu, om ras' klaar te zyn,<br />
Wyl het vuur zo welig brand,<br />
Hier eens Tygers ingewand,<br />
Dat noch warmte voeld, noch pyn><br />
Laat ons dan, met belfche lust<br />
Vrolyk zyn by deze rook.<br />
A L L E N .<br />
Lustig, lustig, zonder rust,<br />
Brand ó Vuur.' gy Ketel kook!<br />
2 HEX.<br />
Koeld hem nu met zuiglings bloed,<br />
Dan is alles vaft en goed.<br />
(Hekaté verfcbynt met drie andere Hexen.)<br />
HEKATÉ.<br />
Ha.' dat 's braaf —— ik prys uw vlyt,<br />
En beloon die op zyn tyd,<br />
Zingt en fluit U in een kring<br />
Om den Ketel; onderling,<br />
Hexen, Bitebauwen roti<br />
Danst en fpringt nu om de Pot.<br />
Niemand moet by dezen zwygen,<br />
Zo kan ieder ding<br />
Ras den Toverzegen krygen.<br />
(Muzyk en Gezang.)<br />
Geesten, zwart en wit en graauw<br />
Het heele Geestendom,<br />
Roerd om , roerd om, roerd om,<br />
Zo veel gy kunt en gaauw.<br />
2 HEX.<br />
Myn duim zegt my door jeukte en pyn,<br />
Dat ons iets boos genaakt,<br />
Ons werk word voort geftaakt.<br />
Maak voord, maak voord.' wie mag het zyn?<br />
E i<br />
TWEI.
7* M A C B E T H .<br />
i T W E E D E T O O N E E L ,<br />
MACBETH.<br />
Drie HEXEN.<br />
e<br />
X T<br />
, MACBETH.<br />
h 0<br />
S a<br />
« her. geheimkennende , zwarte.<br />
L<br />
Middemachts Hexen?— wat doet gy daaT?<br />
ALLEN.<br />
Een Naamloos werk.<br />
T, , MACBETH.<br />
welLwHlf uwekunft 'antwoord V b y my.door<br />
fchliZn^ l y d 3 a r t o e Sf r a a k e " nioogt, almoeftde<br />
fchuimende Zee in een aigemeene Storm degeheeie<br />
Zeevaartkunft verflmden; al moeit het graan ver.<br />
Ëftïelen I 3 !<br />
deS,Ji.lt e , hoofd f n nedt "&fo gen worden;<br />
v a n<br />
bne bewoonersne'<br />
h" fT g e n<br />
deritorteB; en Paleizen hunne toppen tot den grond<br />
nederfamgen; Ja, al moeit de geheele grondveft der<br />
natuur daarom in elkander ftorten — antwoord<br />
my, op het geene ik vraag.<br />
•<br />
Spreek/<br />
1 H<br />
* X '<br />
_ , 2 HEX.<br />
Vraag'<br />
3 HEX.<br />
Wy zullen Antwoorden.<br />
i HEX.<br />
Zeg eens, of gy het antwoord liever uit onz3B<br />
mond , dan uit die van onze Meeftresfe hooien<br />
wilt.<br />
MACBETH.<br />
Roept ze; ik wil ze zien.<br />
i HEX.<br />
weern een weinig Zwynenbloed,<br />
Die zyn Jongen zei ver at;<br />
Doet daar by, Vet en Galgen nat,<br />
Mits aan die galg nu nog een Moordenaar hangen<br />
moet,<br />
Werp
T R E U R S P E L . 73<br />
Werp dat zo ylings in de vlam!<br />
ALLEN.<br />
Dat de Geest nu fpoedig kwam.'<br />
Groote of kleine Geest verfchyn l<br />
Maar laat het in uw kracht, in alle uw luister zyn /<br />
Het Donderd.<br />
Eerjle Vi RSCHTNIN O: een Gewapend Hoéfd.<br />
M A C B E T H .<br />
Zeg my , gy onbekende macht.....<br />
1 HEX.<br />
Hy weet reeds wat gy denkt, hoor, en zeg hem<br />
b<br />
niets daar van.<br />
VE RSCH YNINO.<br />
Macbeth.' Macbethl vermyd Macduff, denThan<br />
Van Fife het meeste 'k zeg niets meer daar van.<br />
(De Verfcbyning verzinkt.)<br />
MACBETH,<br />
Wie gy ook zyn moogt, ik dank U voor uw<br />
goede waarfchouwing, gy hebt myne onzekere<br />
vreeze eene richting gegeeven. maar nu nog één<br />
woord<br />
1 HEX.<br />
Hy Iaat zich niet gebieden! hier is een andere<br />
nog machtiger als de eerfte.<br />
, Het Donderd.<br />
Tweede VERSCHYNINO: een bloedig Kind.<br />
VERSCHYNINC.<br />
Macbeth.' Macbeth! Macbeth.'<br />
M A C B E T H .<br />
Had ik drie ooren, dan had ik ü gehoord.<br />
VERSCHYNINO.<br />
Zyt ftout, bloeddorftig, wees nimmer vervaard;<br />
Nooit fchaad U een Mensch, die door een Vrouw<br />
is gebaard.<br />
£ 5 MAC-
7* M A C B E T H .<br />
M A C B E T H . .<br />
Zo leef vry altoos, Macduff! wat behoef ik U<br />
te vreezen.' —— maar neen , ik wil de zekerheid<br />
dubbeld zeker maaken, en een pand van het noodlot<br />
neemen; gy zult niet leven; op dat ik deblecke<br />
fchrik bewyzen kan, dat hy liegt; en midden in<br />
een donderbui flaapt. —— wat is dat?<br />
Het Donderd.<br />
Jierde VERSCHVNING: een gekroond Kind .<br />
met een boem in de band.<br />
MACBETH.<br />
Wat is dit, dat even ais de afkomelingeens Konings<br />
opkomt, en om zyn kindfch voorhooft den<br />
ring en den top der kroon draagt ?<br />
A L L E N .<br />
VEESCHYNING.<br />
Staat met een Leeuwen moed voor 't buldrend<br />
noodlot pal,<br />
Daarniemant morrend, U al knarfend kwetfenzal.<br />
Men wind op Macbeth niets, dan als Dufinans<br />
haat,<br />
En Birnams woud hem wederftaar.<br />
(Het verdvoynd.)<br />
MACBETH.<br />
Dat zsl nooit gefchieden. wie kan boomen als<br />
Soldaten werven, en hen bevelen , hunne in de .<br />
aarde gehegte wortelen los te maaken?—— gelukkige<br />
orakelfpraak! — goed — Muiters, gy zult U<br />
niet eerder verheffen voor dat hetBirnamfche Woud<br />
zich van zyn plaatfe heft; en onze ten troon geftegen<br />
Macbeth zal zo Hang leven als de natuur het<br />
beftemd heeft; en zyn leven niemant anders betaalen,<br />
dan den tyd en het gemeene noodlot der fterflykheid.<br />
echter klopt my het harte nog. ik<br />
wilde nog iets weeten. zeg my —— indien uw we<br />
tenfchap zo ver ftrekt, — zal het nakomelingfchap<br />
van Banquo ooit in (dit Koniugryk regeeren?<br />
A L -
T R E U R S P E L . 75<br />
A L L E N .<br />
Vraag niets meer.<br />
M A C B E T H .<br />
Ik wil bevredigd zyn —-» zo gy het my ontzegt,<br />
dan val eén eeuwige vloek op Ui • zeg<br />
my —— waarom zinkt de Ketel ? ——• en wat is<br />
dit voor een gerucht? (Men btord Hoboos.)<br />
1 HEX.<br />
Verfchyn l<br />
2 HEX.<br />
Verfchyn!<br />
3 HEX.<br />
Verfchyn!<br />
A L L E N .<br />
Vol onrust wacht hy U.' verfchynd l<br />
Komt als een fchaduwe en verdwynd.<br />
(Men ziet eene verfcbyning van agt Koningen;<br />
Banquo is de laatfte , met een Spiegel in de<br />
band j<br />
MACBETH.<br />
Gy gelyktte veel naar de Geeft van Banquo! weg<br />
met U —— uw kroon kwetft myn oogappel. ——-<br />
uw wezenstrekken, uw tweeden met goud omgeeven<br />
voorhoofd, gelykt het eerfte. —— affchuwelyke<br />
Hexen • waarom vertoond gy my dit ? ——<br />
een vierde! ——- een vierde! —— yerftyf myne<br />
oogen! — hoe! zal zich dezen tocht tot aan den<br />
Jongften dag uitftrekken? —— nog een?-— nog<br />
een ? —— een zevende ? — ik wil niet meer<br />
zien —— maar daar komt de agtfte, en draagt een<br />
Spiegel, waar in hy my nog veele anderen ver»<br />
toond. onder die, zie ik 'er eenige, welke dubbelde<br />
Ryksappelen en drievoudige Septers draagen, (gg)<br />
af.<br />
(gg) Een Compliment voor JACOB den EER<br />
STEN, die de twee Eilanden en drie Ryken bet eerjl<br />
inder een boofd bracbt, in wiens buis, volgens overlevering<br />
, van BANQUO afftamden.<br />
WARBÜRTON.<br />
Deze
76 M A C B E T H .<br />
affchuwelyke befchouwing! nu zie ik dat het<br />
waar is; want de dappre en verwonderlyke Ban<br />
quo lacht rny aan, en wyft op hen allen, als op<br />
ee zynen! — hoe! is het zo?<br />
t<br />
i H E X<br />
Alles is zo ; doch waarom<br />
Staat nu Macbeth bleek en ftom?<br />
Zuster, om zyn droeve zinnen<br />
Op te heldren, danst me een kring<br />
Om hem heen; op myn bevel<br />
Klinkt de lucht; —— zyn vordering<br />
Smaakt hem zeker al zo wel;<br />
Ma.,kt dat Macbeth zeggen kan;<br />
„ Zeker, ik heb eer daar van."<br />
( Men boord Muzyk; de Hexen danfen en<br />
verdwynen.)<br />
MACBETH.<br />
Waar zyn zy? — weg? -— die ongelukkig<br />
tydftip ftaat voor eeuwig vervloekt in den Almanach!•<br />
kom binnen, gy daar buiten!<br />
D E R D E T O O N E E L ,<br />
MACBETH.<br />
LENOX:<br />
Wat beveeld uw Majefteit ?<br />
MACBETH.<br />
Zaagt gy die Toverhexen?<br />
LENOX.<br />
Neen, myn Koning.<br />
M A C .<br />
Deze laatfle omflandigbeid Jcbynt den Dichter voor<br />
togen gehad te hebben, wyl by BANQUO niet jlegts<br />
een onjcbuldig maar ook een edel Carabter geeft ,J'cboon<br />
by zicb eigenlyk met M A C B E T H ter vermoording<br />
van D U N K A N virzwtoren bad.<br />
STEEVERS.
T R E U R S P E L . 77<br />
M A C B E T H .<br />
Kwamen zy niet by U voorby ?<br />
LENOX.<br />
Neen, waarlyk niet, myn Vorft?<br />
M A C B E T H .<br />
Verpefl zy de lusht op welke zy wegvoeren! en<br />
verdoemd alle die op hen betrouwen! ik hoorden<br />
een gedruifch van galopperende Paarden? —- wie<br />
kwam 'er voorby?<br />
LENOX.<br />
Twee of drie Boden myn Vorft, die U het be».<br />
licht brengen , dat Macduff naar Engeland gevlucht<br />
is.<br />
MACBETH.<br />
Naar Engeland gevlucht?<br />
LENOX.<br />
Ja, Myn Heer.<br />
M A C B E T H .<br />
öl Tyd! gy verhinderd myn fchrikkelyk voornemen!—<br />
het vluchtige voornemen laat zich niet<br />
inhaalen dan als de daad met hetzelve gelyk gaat.<br />
van dit oogenblik af aan zullen de eerftelingen van<br />
myn hert ook de eerftelingen van myn hand worden,<br />
voortaan zal ik het zo ras doen als denken,<br />
om myne denkbeelden met daaden te bekroonen!<br />
Ik zal het Slot van Macduff overvallen, Fife weg.<br />
neemen, en Macduffs vrouw en kinderen en al de<br />
ongelukkige zielen,die tot zyn geflacht behooren,<br />
aan de fcherpte des Zwaards ten prys geeven. dit<br />
is geene fnoevery van een dwaas! de daad zal uitgevoerd<br />
zyn,eer het befluitnog verkoeld is!——«<br />
maar geen befchouwingen meer! — waar zyn die<br />
Mannen?—— wel aan breng my by hen. Cbb^<br />
VIER-<br />
(bb) Men ziet ligt dat onzen Dicbter een misjlag<br />
begaat om M A C B E T H en L E N O X van bet Tooneel<br />
af te krygen. immers moeten Onderdaanen op bet bevel<br />
van bunnen Vorft by bem komen, maar by nooit bj<br />
ben. V X K T A A L E K S .
78 M A C B E T H .<br />
V I E R D E T O O N E E L . (*)<br />
LADY MACDUFF, haar ZOON.<br />
ROSS*.<br />
L A I ) Y<br />
nr u c ,<br />
MACBETH.<br />
Wat heeft hy dan gedaan.dat hy vluchten moet ?<br />
ROSSE.<br />
Gy moet geduld hebben, Mevrouw.<br />
LADY MACBETH.<br />
Hy had het niet ; zyn vlucht was razerny; als<br />
het onze Handelingen en daaden niet doen , dan<br />
maakt onze vrees ons tot verraders.<br />
ROSSE.<br />
Gy weet niet, of het zyn vernuft, of zyne vree.<br />
ze geweeft is.<br />
'<br />
LADY MACDUFF.<br />
Vernuft! ——<br />
z y n<br />
Vrouw te verlaaten , zyn<br />
onmondige kinderen, zyn landbezitting en zyn titel<br />
aan een plaats te laaten, die hy zelv ontvlucht»<br />
Hy bemind ons niet; hem OBtbreekt het natuurlyk<br />
gevoel! want het armzaaligfte Winterkoningje,<br />
de allerkleinfte onder de Vogelen, zou voor<br />
zyn Jongen die hy in het neil heeft, tegen den Uil<br />
ftryden. Zyn vrees is alles by hem, en zyne liefde<br />
niets; en even zo weinig beduid daar het vernuft,<br />
wanneer de vlucht dus tegen alle 't verftand aanbruifcht'"<br />
Rossi.<br />
Ik bid U, myn waarde Nicht, verwin U zelve;<br />
uw Gemaal is Edel. verftandig, voorzichtig, en<br />
weet het beft wat de tyd vorderd. veel meer durf<br />
ik niet zeggen; maar fchrikkelyk zyn de tyden als<br />
wy voor verraders gehouden worden, en zelf niets<br />
daar van weeten; als onze vreeze geruchten voortbrengt,<br />
en echter niet weet wat zy vreeft.als ofwv<br />
op een wilde en onfiuime Zee, nu hier,dan daar<br />
gedreeven worden. — ik moet my van hier fpoeden,<br />
maar zal dra weder by U zyn. als de zaaken
T R E U R S P E L . 79<br />
ken het kwaadfte zyn, moeten zy geheel ophouden<br />
, of weder zo goed worden, als zy te vooren<br />
waaien. —— myn lieve kleine Neef, den Hemel<br />
zy met U.<br />
L A D Y MAC DUFF,<br />
Hy heeft eenen Vader, en echter is hy Vaderloos.<br />
ROSSE.<br />
Ik ben zo zwak dat ik bier niet langer durf ver*<br />
toeven; anders zou ik my zelve befchaamen en U<br />
flegts bedroefder maaken. ik moet my op eenmaal<br />
les rukken. (Hy vertrekt.)<br />
L A D Y MACDUFF.<br />
Arm Kind.' uw Vader is dood, wat zult gy nu<br />
beginnen ? hoe wilt gy leven ?<br />
DE ZOON.<br />
Als de Vogels, Mama.<br />
L A D Y MACDUFF;<br />
Hoe / van Wormen en Vliegen ?<br />
D E ZOON.<br />
Van alles wat ik krygen kan ; ik meen dat ze<br />
eok zo doen.<br />
L A D Y MACDUFF.<br />
Arm Vogeltje .' gy zoud noch Net, noch Lyme<br />
plank, noch Vallen, noch Strikken vreezen.<br />
D Ê ZOON.<br />
Waarom zou die ik vreezen, Mama ? voor arme<br />
Vogels zyn zy niet gefield. Myn Vader is echter,<br />
fchoon gy het zegt, niet dood.<br />
L A D Y MACDUFF.<br />
Hy is zekerlyk dood. waar zult gy nu een Vader<br />
krygen?<br />
D E ZOON.<br />
Van waar zult gy een Man bekomen?<br />
L A D Y MACDUFF.<br />
6! Ik kan 'er wel twintig op iedere Jaarmarkt<br />
koopen.<br />
D E ZOON,<br />
Daar koopt gy hen dan, om hen weder te ver.<br />
koopen. L A-
ö<br />
o M A C B E T H .<br />
L A D T MACDUFF,<br />
Gy ipreekt zo fchrander als gy kunt, en waar.<br />
acmig lchrander genoeg voor U.<br />
DE ZOON,<br />
Was myn Vader een Verra.ier Mama?<br />
L A B T MACBUFT,<br />
Ja , dat was hy.<br />
DE ZOON.<br />
Wat is een Verrader?<br />
L A D Y MACDUFF.<br />
Iemant die zweerd en liegt.<br />
D E ZOON.<br />
Zyn, die zulks doen, dan alle Verraders?<br />
L A D Y MACDUFF.<br />
Een ieder die zulks doet is een Verrader, en<br />
moet opgehangen worden.<br />
D E ZOON.<br />
En, moeten zy allen opgehangen worden , die<br />
zweeren en liegen ?<br />
Allen-<br />
L A D Y<br />
MACDUFF.<br />
DE ZOON.<br />
Wie moet hen dan laaten ophangen.<br />
L A D Y MACDUFF.<br />
De eerlyke Lieden.<br />
D E<br />
ZOON.<br />
Dan zyn de Loogenaars en Zweerders volmaakte<br />
Gekken; want daar zyn 'er zo veel, dat zv<br />
machts genoeg hebben om de eeriyke Lieden te<br />
wcderftaan en zelfs op te hangen.<br />
L A D Ï MACDUFF,<br />
De Hemel bewaare U, arme Jongen! — maar<br />
wat zult gy voor uw Vader doen ?<br />
DE ZOON.<br />
Zo hy dood was, zoud gy om hem weenen : en<br />
deedgy dat niet,dan zou het een goed teken zyn,<br />
dat ik fpoedig weêr een andren Vader bekwam.<br />
L A D Y MACDUFF.<br />
Kleine Snappsr.' wat kaakelt gy.<br />
V Y F .
T R E U R S P E L . n<br />
V Y F D E T O O N E E L .<br />
Een BODE. De voorigen.<br />
BODE.<br />
De Hemel zy met U, myn fchoone Lady!——.<br />
gy kent my niet, fchoon ik U, en uwen rang volkomen<br />
ken. ik vrees 'er zweeft gevaar over uw<br />
i hoofd, wilt gy de waarfchouwing van een gemeen<br />
, Man aanneemen , zo laat ü hier niet vinden;<br />
. vlucht terftond met uw kleine hier van daan. ik<br />
I ben mogelyk onhoffelyk, dat ik ü dus verfchrik;<br />
I maar het was onmenfchelyk U ongewaarfchouwd<br />
f te laaten, daar het gevaar reeds al te na is. de<br />
I Hemel bewaare U ; ik waag het niet om langer<br />
i hier te blyven.<br />
(Hy vertrekt.}<br />
L A D Y M A C D U F F .<br />
Waar heen zal ik vluchten ? ik heb niets kwaads<br />
; gedaan. — maar ik er'rinner my dat ik in deze<br />
I aardfche Waereld Ieeve, daar het kwaad doen dik-<br />
; maals lofiyk, en het goed doen • zomtyds voor een<br />
gevaarlyke dwaasheid gehouden word, — Ach /<br />
s waarom zal ik dan dit vrouwiyk Scnmfchild ge-<br />
I bruiken , en zeggen „ ik heb niets kwaads ge-<br />
„ daan?—— wat zyn dit voor aangezichten?"<br />
(Daar komen Moordenaart op.)<br />
Een MOORDENABR.<br />
Waar is uw Man?<br />
L A D Y MACDUFF.<br />
Ik hoop aan geene zo ongewydë pliatfe, dat een<br />
Menfch als gy hem vinden kan.<br />
Een MOORDENAAR.<br />
i Hy is een Verrader.<br />
D E ZOON van MACDUFF.<br />
Gy liegt valfche en dwaaze Spitsboev.<br />
Een MOOR DENAAR.<br />
Wat zegt gy, Jong uitbroedfel van verradery?<br />
(Hy vermoord bem."}<br />
II. DEEL. F D l
gi M A C B E T H ;<br />
D E ZOON van MACDUFF.<br />
Moeder* Moedsr'. hy vermoord my! — ach<br />
vlucht haaftig, bid ik u.<br />
L A D Y MACDUFF, vluchtende.<br />
Moord! Moord!<br />
Z E S D E T O O N E E L (*). («y<br />
Het Toeneel is in Engeland.<br />
M A L C O L M ,<br />
MACDUFF.<br />
M A L C O L M .<br />
Laat ons ergens eene Schaduwe zoeken, en daar<br />
onze opgepropte harten ledig weenen.<br />
MACDUFF.<br />
Neen, laat ons het doodelyk zwaard vafthouden,<br />
en als dappre Mannen ons ten grond geftorten Erf.<br />
recht , verdeedigen. Ieder nieuwe Morgenftond,<br />
fchreijen nieuwe Weduwen, weenen nieuwe Weezen,<br />
flaan 'er nieuwe klachten tegen den Hemel,<br />
dat het wedergalmt, als of hy met Schotland leedj<br />
en zelfs fmertwoorden uitademde.<br />
M A L C O L M .<br />
Het gaen ik geloof, daar over zal ik weenen, en<br />
wat ik weet dat zal ik gelooven j en wat ik nog<br />
veranderen kan, dat wil ik doen, als de gelegenheid<br />
(ii) Dit gebeele Tooneel is emtrend woordelyk uit<br />
de Hiftorie genomen. Het geene in HOLINGSHED,<br />
wegens den inhoud van dit Treurfpel , Jlaat, is een<br />
uittrehjel uit de overzetting van JOHN BELLENDEN,<br />
des Nobie Clerk, Heclor Boece: gedrukt te Edenburg<br />
in Fo. 1541, De Heer FARMEB heeft onwederfpreekeiyk<br />
bewezen dat SHAKE^PEAR de gefebiedenis<br />
niet uit BUCHANAN gmmen beeft, zo als men anders<br />
beweerden.<br />
STEEVENS»
T R E U R S P E L . g 3<br />
hei' my gunftigis: hetgeen gy voorheen gezegt<br />
heb zal moogelyk wel zo zyn- Deze Tiran wiens<br />
bloote naam onze tongen kwetft , wierd eertyds<br />
voor eerlyk gehouden; gy beminden hem nog, had<br />
hy u niet beledigd, ik ben zekerlyk jong, echter<br />
zoud gy U, door my een verdienfte by hem kun.<br />
nen maaken: het is verftandig, een zwak, arm,<br />
onnozel Lam op te offeren, om eene verbolgen<br />
Godheid te bevreedigen.<br />
M A C D U F F .<br />
Jk ben geen Verrader.<br />
M A L C O L M .<br />
Neen, Macbeth is het:de opdracht eens Konings<br />
kan een goede en deugdzaame denkwyze doen wan»<br />
kelen, maar vergeef het my, myne denkbeelden<br />
kunnen u toch niet anders maaken als gy werklyk<br />
zyt, Engelen blinken altoos; en fchoon de glinftrenfte<br />
Fielen , en alle kwaade dingen den fcbyri<br />
van goeden aanneemen ; zo moet toch het goede<br />
altoos zyne gedaante behouden.<br />
M A C D U F F .<br />
Ik heb myn hoop verlooren.<br />
M A L C O L M\<br />
Mooglyk daar, waar ik myn twyffel vond. hoe!<br />
gy zoud in zulk een drift uw Vrouw en Kinderen",<br />
die koftbaare panden en fterke ketenen der liefde,<br />
zonder affcheid verlaaten ? —»• ik bid u iaat myn<br />
zorg u niet beleedigen; neen, want myne zekerheid<br />
is uw nagel, gy kunt altoos een braaf en recht,<br />
fchaapen man zyn, ik mag denken wat ik wil.<br />
MACDUFF.<br />
Zo bloed dan, bloed myn arm Vaderland! •»*<br />
machtige Tirannen! zet uw recht'vaft; de redelykheid<br />
waagd het niet u tegenftand te bieden! duld<br />
uwe verdrukkingen. «*** de aanfpraak van deze<br />
Prins fcbrikt de vreeze te rug. — vaar wel, myn<br />
Prins, om alle de ruimte die de Tiran in zyneklauwen<br />
houd, en om de winft van het geheele Ooften<br />
F a<br />
daar
84 M A C B E T H .<br />
daar boven; zou ik de laaghartige niet willen zyn ,<br />
voor welke gy my aanziet.<br />
M A L C O L M .<br />
Word niet kwaad; het geen ik zeg, is op geen<br />
volkomen mistrouwen gegrond, ik geloof dat ons<br />
Vaderland onder zyn Juk bezwykt;het weend.net<br />
bloed , en met elke nieuwe dag, komt een nieuwe<br />
wond byde voorigen. ook geloof ik gaarne, dat<br />
voor myn recht zich handen verheffen zullen; ja,<br />
hier bied my de vriendfchap van Engeland duizend<br />
dappre lieden aan. maar gefteld.ik trad eindelykop<br />
bet hooft van den Tiran; of droeg het op myn<br />
zwaard, zo zal myn arm Vaderland dan nog meer<br />
gebreken hebben als te vooren; en van zynen naar.<br />
volger nog meer, en op meerderly wyze lyden,<br />
als eertyds.<br />
MACDUFF.<br />
En wie zal deze Naarvolger zyn?<br />
M A L C O L M .<br />
Ik zelv. Daar in my alle foorten van misdaaden<br />
op een geftapeld zyn; die als zy inbreeken, de<br />
zwarte Macbeth fneeuwit zullen maaken; wyl den<br />
Staat hem, met myne onbeperkte boosheid vergc<br />
lykende, voor een zagt Lam zal moeten aanzien.<br />
MACDUFF.<br />
Uit al de Legioenen der Hel, kan geen vreeffelyker<br />
Duivel, als Macbeth is, te voorfchyn ko.<br />
men.<br />
M A L C O L M .<br />
Ik ftaa het toe.hy is bloedgierig,gulzig, valfch,<br />
hoosaartig, opvliegend, ondeugend , en heeft van<br />
iedere zonde, die maar een naam heeft, iets aan<br />
zich ; maar myne liefde tot de welluft is vol»<br />
ftrekt zonder paaien ; uw Vrouwen,uw Dochters,<br />
uwe Matresfen, en jonge Maagden reikte niet toe<br />
den diepen poel myner welluft te vervullen; en<br />
daar zyn geen paaien noch hindernisfen uit te den.<br />
ktn, die myne losbandige begeerte niet overfpringe»
T R E U R S P E L . g s<br />
gen zou. Beter dat Macbeth heerfcht, als zulk een<br />
welluft,ge!<br />
MACDUFF.<br />
Onpaalbaare ongebondenheid is in den grond<br />
Tiranny, en heeft reeds menigen troon voor den<br />
tyd ledig gemaakt, en is den val van menig Koningryk<br />
geweeft., maar vrees daarom niet dat geene<br />
aan te neemen 't welke U toebehoord j gy kunt<br />
uwe vermaaken een ruim veld geeven , en echter<br />
koelbloedig fcbynen; en dus ligt het oog der waereld<br />
blinden, wy hebben gewillige Vrouwen genoeg.<br />
gy kunt onmoogiyk zulk een Gier zyn , dat<br />
gy 'er zo veel zult kunnen verflinden, als 'er zich<br />
aan de hoogheid ten prys zullen geeven, zo dra<br />
zy deze neiging aan U bemerken.<br />
M A L C O L M .<br />
En boven dien fpruit onder myne buitenfpoorige<br />
neigingen, nog zulk eene onverzaadelyke gierigheid<br />
uit, dat ik, was ik Koning, myne Edelen<br />
weegens hunne goedeien uit den weg ruimen, dezen<br />
zyne Edele gefteentens, en die zyn huis begeeren<br />
zoude, en echter zou dezen aanwas mynes rykdoms<br />
flegts als een foep zyn die myn honger nog ver.<br />
meerderen zou: dus, ik tegen de braaven en rede.<br />
lyken, een onredelyken handel zoeken, en hen,<br />
weegens hunne rykdom, ongelukkig zou maaken.<br />
MACDUFF,<br />
Deze gierigheid iïeekt dieper, en fpreid verderf,<br />
felyker wortelen, als die van den Zomerhittigen<br />
welluft; Ja, zy is het zwaard geweeft, dat onzen<br />
Koning verflagen heeft, maar zyt hier over ook ongeiuft.<br />
Schotland heeft rykdommen genoeg om uw<br />
hebzucht met het geene zy eiftht te vervullen, alle<br />
deze gebreken zyn verdraagelyk als men ze tegens<br />
uwe deugden opweegd.<br />
M A L C O L M .<br />
Maar ik heb 'er geene; van alle Koninglyke<br />
deugden , gerechtigheid , waarheid , maatigheid,<br />
ftandvaftigheid, goedheid, geduld ,genaadc,zacht-<br />
F 3<br />
ipna
«6 M A G B E ï H.<br />
moedigheid, vroomheid,gelaatenheid, moed,dap«<br />
perheid , is 'er geen vonkje in my; daar tegen heb .<br />
ik alle mogelyke §n bizondere foorten,van gebreken<br />
in overvloed aan my , en oeffen dezelve op<br />
veelerly wyze. Ja ftond het aan my, zo zoude ik<br />
de zoete melk der eendracht in de hel ftorten, en<br />
alle eendracht van de aarde verbannen.<br />
MACDUFF.<br />
6 Schotland! Schotland'<br />
M A L C O L M .<br />
Is zulk een Menfch gefchikt tot regeeren , zo<br />
zeg het ? ik ben even als ik U gemeld heb.<br />
MACDUFF.<br />
Gefchikt tot regeeren ? neen. Zelfs tot leven<br />
niet 1 — ach! ongelukkig Volk, van een onrechtvaerdig<br />
Tiran, door een bloedige Septer beftuurd.'<br />
wanneer zult gy uw gelukkige dagen wederzien.'<br />
daar de rechtmaatige Erfgenaam van uwen Troon,<br />
den ban der uitfiuiting over zich zelve uitfpreekt,<br />
en zyn geheiligde oorfprong lafterd '• —— uw Kp.<br />
ninglyken Vader was de befte Vorft; de Koningin<br />
die U baarden, meerder op de kniën als op de<br />
voeten,ftierf aan iedere dag uws levens.— Vaar<br />
wel' even deze misdaaden, welke gy U zelve toekend,<br />
hebben my uit Schotland verbannen.———<br />
Ach.' myn hart - hier eindigd uwe hoop.'<br />
M A L C O L M .<br />
Macduff, deze edle hitte, de dochter der rechtfchaapenheid,<br />
heeft de zwarte twyffeling uit myn<br />
ziel verbannen, en myne denkbeelden met uwe oprechtheid<br />
en eer verzoend, de duivelfche Macbe'h<br />
heeft reeds door verfcheiden, die zich als myne<br />
Vrienden vertoonen moeften , my in zyn geweld<br />
zoeken te krygen; maar een befcheidene vet Handigheid<br />
hield my altoos van ligtgeioovige o vei haasting<br />
te rug. maar den Hemel zy getuige tusfchen U<br />
en my ! want van nu af aan, laat ik my door U<br />
geleiden, en herroepe alles wat ik tegen my zelve<br />
gefprooken heb; zweere al de fchande en misdaaden
T R E U R S P E L . 87<br />
den af, over welke ik my zelve aanklaagden, en<br />
die myn Natuur geheel vreemd zyn I ik heb noch<br />
geen vrouw bekend ; noch nimmer myn eed gekwetft;<br />
my naauwlyks dat Iaaten behaagen dat myn<br />
eigen was; noch nooit myn trouw gebrooken; zou<br />
zelf den Duivel aan zyne makkers niet verraden, en<br />
bemin de waarheid even'zo zeer als myn leven, myn<br />
eerde onwaarheid was, het geen ik, tegen my zelve<br />
zeide. wat ik indedaad ben, ftaat U en myn arm<br />
Vaderland ten dienft. nog eer gy hier aangekomen<br />
zyt , is reeds den ouden Siward met tienduizend<br />
welgewapende en dappre krygslieden naar Schotland<br />
vertrokken, wy zullen hem volgen. Ach ! dat<br />
het einde daar van de gerechtigheid onzer zaak bewyzen<br />
mogt.' — waarom zwygt gy?<br />
MACDUFF.<br />
Zulke welkomen en onwelkomen zaaken, zyn<br />
bezwaarlyk faamen te voegen.<br />
(Daar komt een Geneesheer")<br />
M A L C O L M .<br />
Goed. hier na meer. — zeg my, zal de Koning<br />
uitgaan?<br />
GENEESHEER.<br />
Ja Myn Heer, daar zyn een menigte ongeluk*<br />
kige lieden die op zyn hand wachten ; hunne krankheid<br />
maakt de grootfte Proeven der kunft te fchanden,<br />
maar zo dra hy ze aanroerd. • zulk een<br />
gewyden kracht heeft den Hemel zyn hand gegeeven<br />
—— worden zy op de plaats gezond.<br />
(Hy vtrttekt.)<br />
M A L C O L M .<br />
Ik dank U, Heer Doctor.<br />
MACDUFF.<br />
Wat is dit voor een krankheid die hy meehd ?<br />
M A L C O L M .<br />
Zy heet het Euvel, (kk) Het is een wonderbaare<br />
(kk) The Evil of The Kings Evil , is ie eigen.<br />
F 4<br />
Ijkt
88 M A C B E T H .<br />
baare eigenfcbap van dezen goeden Koning, waar<br />
van ik zedert myne aankomft in Engeland, reeds<br />
dikmaals ooggetuigen was. hoe by deze gaave van<br />
den Hemel gebeden heeft, weet hy zelv het<br />
befte ; maar lieden die met zeldfaame gezwellen en<br />
zweer en bezogt zyn —— een erbarmelyke uitflag;<br />
en de vertwyffeling der Heelkunst.—— deze weet<br />
hy te geneezen, terwyl hy onder ftichtelyke gebeden,<br />
een gouden Munt om hunne halzen hangt,<br />
het is zyne Koninglyke naarkomelingen tevens belooft,<br />
dat ook op hun deze weldaadige zegen rus»<br />
ten zal (//) buiten deze wonderlyke kracht; heeft<br />
hy eene hemelfche gaave der|l voorzegging, terwyl<br />
een menigte van andere zegeningen zynen troon<br />
omringen , en hem voor een gunfteling des hemels<br />
verklaaren.<br />
M A C D U F F .<br />
Zie, wie komt daar?<br />
M A L C O L M .<br />
Een Landsman van ons, fchoon ik hem in Perfoon<br />
no«h niet ken. (mm)<br />
Z E.<br />
lyke benaaming der kropgezwellen ; wiens heeling<br />
gelyk bekend is, de Koningen van Engeland toegekend<br />
worden. ÉDUARB CONFESSOR ZOU deze<br />
wonderkracht het eerfle geoeffend hebben. Zie om-<br />
Jlandiger GREY 'sNotes on Shakefpear Vol. 2.<br />
pag 152, gg ESCHENBURG.<br />
(II) SHAKESPEAR vermyd bier zeer gelukkig<br />
eene Anacbronijcbe ongerymdbeid. men kon ten tydsn,<br />
in welke den inhoud van dit Treurfpel voorvalt, noch<br />
niet weeten , dat deze wondergaave aan de Engel<br />
fcbe Koningen ten erfenis zoude zyn ; daarom ver.<br />
dichte by , dat E D U A S D te gelyk de gaave van<br />
Voorzeggen gehad bad.<br />
WARBÜRTON.<br />
(mm) M A L C O L M erkent, namelyk aan de Schot,<br />
fcbe kleeding, dat ROSSE zyn Landsman is.<br />
S T E E V E N S.
• •<br />
T R E U R S P E L . 8f<br />
Z E V E N D E T O O N E E L .<br />
ROSSE.<br />
De voorigen.<br />
M A C D U F F .<br />
Myn waarde Vader, welkem hier.<br />
M A L co KM.<br />
Tfians ken ik hem , de Hemel verwyderd ds<br />
oorzaaken fpoedig, die ons elkander vreemd<br />
maaken.<br />
ROSSE.<br />
Dat zal hy doen, Myn Heer.<br />
MACDUFF.<br />
Staat het met Schotland nog zo, als te voo.<br />
ren?<br />
ROSSE.<br />
Ach'. dat arme land • het fchuwt byna zyn eigen<br />
befchouwing. het kan onze Moeder niet meer heten,<br />
maar wel ons Graf; daar men niemand een<br />
enkle keer ziet lagchen , dan die van niets weeten<br />
: daar zuchten, klachten en weenen de lucht<br />
verfcbeuren, zonder dat men 'er acht op geeft; daar<br />
men de hevigheid der fmerte voor niets beduidende<br />
buitenfpoorigheid aanziet; en by het luiden der<br />
fterfklok, naauwlyks vraagt, wien het geld. daar<br />
het leven van rechtfchaapen lieden fneller verdwynd<br />
als de bloemen op hunne Hoeden; daar men<br />
fterft eer men ziek word.<br />
M A C D U F F.<br />
ó' AI te omftandige, maar tevens al te waarachtige<br />
befchryving!<br />
M A L K OLM.<br />
Wat is de laatfte zwaarigheid ?<br />
ROSSE,<br />
Wie het onrecht dat flegts één uur oud is, verhaaien<br />
wil, word moede en afgemat, want ieder<br />
minuut gebeurd 'er een nieuw.<br />
F 5 M A C .
to M A C B E T H .<br />
MACDUFF.<br />
Hoe ftaat het met myn Vrouw ? .<br />
ROSSE.<br />
ó' Zeer wel.<br />
MACDUFF.<br />
En met al myne Kinderen ?<br />
ROSSE.<br />
Ook wel.<br />
MACDUFF.<br />
Heeft de Tiran hunne ruft niet geftoord ?<br />
ROSSE.<br />
Neen, zy waaren allen in een goeden welftand<br />
toen ik hen verliet.<br />
MACDUFF.<br />
Weeft toch zo fpaarzaam met uwe woorden niet;<br />
zeg my hoe gaat het?<br />
ROSSE.<br />
Toen ik vertrok, om de zaaken waarmede ik belaaden<br />
was , hier over te brengen ; ging 'er een<br />
geruchte, dat verfcheide biaave lieden uit den weg<br />
geruimd waaren; en dat was my te geloofelyker,<br />
wyi ik de Volkeren van den Tiran zag uitrukken.<br />
Nu is de hoogfte tyd om hulp te verleenen. uw<br />
gezicht alleen myn Prins, zal in Schotland Krygslieden<br />
verfchafFen, en de Vrouwen tot vegien aanfpooren,<br />
om van deze fchrikkelyke Eiende verloft<br />
te worden.<br />
MALCOLM.<br />
Laat het U tot trooft verftrekken , dat wy van<br />
voornemen zyn, om daar heen te gaan. de roemruchtigen<br />
Koning van Engeland , heeft ons den<br />
wakkren Siward en tienduizend Man geleend;<br />
den oudften en beften Krygsman in de geheele<br />
Chriftenheid.<br />
ROSSE.<br />
Konde ik dezen troeft met eenen andren vergelden<br />
! maar ik heb zaaken te zeggen , die men<br />
billyk iD de hooge lucht zou fchryè'n, daar geen<br />
oor ze opviDg.<br />
M A c-
T R E U R S P E L . 91<br />
MACDUFF.<br />
Wat betreffen zy ? de algemcene zaak ? of is bet<br />
een bizondre fmert.die een eenigeo boezem aangaat?<br />
ROSSE.<br />
Ieder redelyk gemoed , moet ten minden eenig<br />
fmertelyk deel daar in neemen, fchoon het geheel<br />
aan U alleen toebehoord.<br />
MACDUFF.<br />
Behoord het my, zo onthoud het my niet; laat<br />
het my fchielyk hebben.<br />
ROSSE.<br />
Laat uwe ooren voor eeuwig myn tong fchuwen<br />
, wyl zy ü heden den fcb.rikkelyk.fte klank<br />
zullen doen hooren.<br />
MACDUFF.<br />
Ha / ik raad het reeds.<br />
ROSSE.<br />
Uw Slot is overvallen , uw Vrouw en Kinderen<br />
zyn onmenfchelyk omgebracht; wilde ik de<br />
wyze vernaaien, zo zoude ik by den moord dezer<br />
ongelukkigeu uw dood nog byvoegen.<br />
M A L C O L M .<br />
Barmhartige Hemel'— Neen myn Vriend,druk<br />
uw Hoed zo fterk niet op uwe wenkbrauwen —«<br />
laat uw fmert fpreeken; het domme verdriet verraad<br />
doch in dilte het overlaadene hert, en dwingt<br />
het te breeken.<br />
MACDUFF.<br />
Myne Kindren ook?<br />
ROSSE.<br />
Vrouw , Kindren , Bediendens , alles wat te<br />
vinden was.<br />
M A CDUF F.<br />
En ik was daar niet 1 — Myn Vrouw ook<br />
vermoord'<br />
Rosss.<br />
Gelyk ik gezegt heb.<br />
MAL-
t* M A C B E T H .<br />
MALCOLM.<br />
Bedaard; laat ons uit onze hevige wraak Artzenyën<br />
bereiden , om deze doodelyke wonden te<br />
heelen.<br />
MACDUFF.<br />
Hy heeft geen Kinderen.' (nn) alle myne<br />
lieve Kinderen? alle, zegtgy? — . d Hel<br />
fche Gier.'—— alle? — hoe! alle myne sarrige<br />
Schaapjes en hunne Moeder , in ééne affchuwe.<br />
lyke greep.'<br />
MALCOLM.<br />
Stryd als een Man tegen uwe fmerten,<br />
MACDUFF<br />
Dat zal ik; maar ik moet haar ook als een Man<br />
voelen, ik kan zo ligt niet vergeeten dat diergelyke<br />
dingen daar waaren, die ik boven alles fcbatten.<br />
— kon de Hemel dit dan aanzien , zonder<br />
zich haarer te erbarmen?—zondigen Macduff' om<br />
uwent wille wierden zy alien verflagen<br />
;<br />
' jjj<br />
nietswaardige.' niet om hunne misdaden,' maar om<br />
de mynen, wierd hun leven een flachtoffer. de<br />
Hemel geeft hen nu ruft! M<br />
A L.<br />
(nn) JOHNSON voerd bier de opmerking vaneen<br />
ongenoemd Crittek aan , dat deze woorden niet op<br />
MACBETH zagen, die Kinderen bad, maar op<br />
MALCOLM die 'er geen bad, en zich daarom ver»<br />
beelden dat een Vader ligt te tooojlen was ——<br />
men ziet ondertusfcben fpoedig, boe veel Schoonheid<br />
deze plaats, door deze verklaaring verliezen zoudes<br />
te wenfcbelyker is de aanmerking van STEEVENS'<br />
let laat zich (zegt dezen) uit de gefcbiedenis niet<br />
bewyzen dat MACBETH Kinderen gebad beeft .<br />
by de woorden : Hy heeft geen Kinderen ! denkt<br />
MACDUFF, ik kan hem dus met geen geiyke<br />
munt vergelden of — „ anders had hem het<br />
„ Vaderiyk gevoel te rug gehouden." de eerfte zin<br />
is zekerlyk wel de nadrukkelykfle.<br />
VERTAALEES.
T R E U R S P E L , 93<br />
M A L C O L M .<br />
# Laat dit de wetfteen van uw zwaard worden; laat<br />
uw fmert in woede verkeeren , ftel uw hart niet<br />
geruft; verhit het!<br />
MACDUFF.<br />
ó!Ik kan met myn weenende oogen voor Vrouw,<br />
en met myn tong voor Grootfpreeker fpeelen. ——•<br />
Maar gy, goede Hemel, fny allen uitftel af,breng<br />
gy voorhoofd tegen voorhoofd, my en dezen helfchen<br />
vyand van Schotland te faamen; breng hem zo na<br />
dat hem myn zwaard bereiken kan ; en ontkomt<br />
hy dan; dan , ó! hemel, moogt gy het hem ook<br />
vergeeven!<br />
MALCOLM.<br />
Dit is een mannelyke taal —— kom, wy zullen<br />
by den Koning gaan ; ons heir is marfchvaardig;<br />
wy hebben niets meer noodig als affcheid te<br />
neemen. Macbeth, die tot affchuddens toe ryp is,<br />
en de machten daar boven, vorderen ons tot hunne<br />
werktuigen. Neem doch veel verfrisiingen by ü;<br />
de nacht is lang die nooit den dag meer vinden<br />
kan.<br />
, (Zy vertrekken.)<br />
Einde van bet Vierde Bedrtf;<br />
VYFD1
94 M A C B E T H .<br />
VYFDE<br />
BEDRVF,<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Een GENEESHEER. Een KAMERJUFFER.<br />
GENEESHEER.<br />
Tk heb nn twee nachten met U gewaakt; maar ik<br />
vind niets dat U verhaal beveiligd, wanneer is<br />
zy het laatft rond gegaan ?<br />
KAMERJUFFER.<br />
Zedert dat de Koning in *t Veld getrokken is,<br />
heb ik gezien, dat zy uit haar bed opilond, haar<br />
Slaaprok omwierp, haar Kabinet opende, Papier<br />
'er uit nam, hetzelve by haar neder lag, daar opfchreef,<br />
het las, hierna toezegelden , en dan<br />
weder te bed ging;en dat alles in den den diepften<br />
flaap.<br />
GENEESHEER.<br />
Een groote verwarring in de Natuur! ter zeiver<br />
tyddeweldaad des flaaps te genieten, en bezigheden<br />
des wakkerheids te doen!— buiten bet rond gaan<br />
en andre daadelyke verrichtingen, hebt gy mooglyk<br />
ook in deze fluimerende beweeging, haar iets hoo.<br />
ren fpreeken?<br />
KAMERJUFFER.<br />
Iets, Myn Heer, het geen ik haar niet gaarne<br />
zou nazeggen.<br />
GENEESHEER.<br />
Gy moogt het my wei zeggen: ja het is zelf<br />
noodig dat gy het doet.<br />
KAMERJUFFER,<br />
Noch tegen U, noch tegen iemand anders zal ik<br />
het zeggen, wyl ik geen getuigen heb, om myn<br />
getuignis te bekrachtigen.<br />
TWEE-
T R E U R S P E L . 95<br />
T W E E D E T O O N E E L .<br />
LADY MACBETH, met een Helt.<br />
De vooiigen.<br />
E A ME R JUFFEE.<br />
Zie eens, daar komt zy zo ze pleeg te gaan, en<br />
waarlyk in een diepen flaap. let eens op, maar houd<br />
U ftil.<br />
GENEESHEER.<br />
Hoe kwam zy aan licht?<br />
KAMERJUFFER.<br />
Het ftond nevens haar. zy heeft, volgens haar<br />
bevel, altoos licht by zich.<br />
GENEESHEER.<br />
Gy ziet haare oogen zyn oopen!<br />
KAMERJUFFER.<br />
Ja, maar haar gevoelen is echter geflooten.<br />
GENEESHEER.<br />
Wat doet zy thans? —— zie, hoe zy zich d«<br />
handen wryft.<br />
KAMERJUFFER.<br />
Dat ben ik reeds van haar gewoon , 't is of zy<br />
zich de handen wafcht. ik heb haar data! eenkwartieruurs<br />
na elkander zien doen.<br />
LADY MACEETH,<br />
Hier is toch nog een vlek.<br />
GENEESHEER.<br />
Hoord eens, zy fpieekt. Ik zal alles, om niet<br />
ïe vergeeten wat zy zegt, opfebryven.<br />
LADY MACBETH.<br />
Weg verdoemde vlek' weg, zeg ik U——.één.'<br />
twee.' — nu wel aan, dan is het ho»g tyd? —<br />
de Hel is zeer donker.' (oo) — foei, myn Ge«<br />
maal,<br />
(•0) Deze worden moot men zitb als een antwoord<br />
van,
96 M A C B E T H .<br />
maal, foei een Soldaat, en fchrikachtig ? -<br />
w a t<br />
behoeven wy te vreezen dat het uit zal komen<br />
•Jaar niemant machtig genoeg is, om ons rekenfchap<br />
af te verderen! maar wie had gedacht dat den<br />
ouden Man nog zo vee! bloed by zich had ?<br />
GENEESHEER.<br />
Hoord gy dat wel t<br />
LADY MACBETH.<br />
De Thane van Fife had een Vrouw, waar is zy<br />
» u ? hoe zullen deze handen dan nooit rein<br />
worden» — niets meer daar van, myn Gemaal<br />
niets meer daar van! gy verderft alles door deze<br />
vrees.<br />
GENE ESH E ER.<br />
Ga. ga. gy weet zekerlyk iets, dat gy niet weten<br />
moeit.<br />
KAMERJUFFER.<br />
Zy heeft iets gezegd, dat zy niet had moete»<br />
zeggen; dat is zeker: de Hemel weet, wat zv we.<br />
1<br />
ten mag.<br />
'<br />
LADY MACBETH.<br />
Dat ruikt altoos nog naar bloed: alle Arabifche<br />
reukwerken, kunnen deze kleine hand geen aangeaaame<br />
reuk geeven.— Ach! ach.' ach!<br />
GENEES H'E E R.<br />
Welk een zucht was dat! zy heeft iets zwaars<br />
•p het harte.<br />
KAMERJUFFER.<br />
Ik zou om de geheele hoogheid van haar Per.<br />
toon , zulk een hart in myn boezem niet willen<br />
hebben.<br />
GENEESHEER.<br />
Goed, goed, goed<br />
KAwnMACBETH<br />
erinneren; aan welke de Lady baare<br />
luiten]ptorige reden ricbt.<br />
S T E EVENS.
T k É Ü R S P Ê L . 97<br />
K A M E K J S F F E R.<br />
Deze krankheid overtreft myne ondervinding,<br />
echter heb ik zulke nachtwandelaars wel gekend,<br />
die als goede Chriftenen op hun bed geftorven<br />
zyn.<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Wafch uwe handen , werp uw Slaaprok om,<br />
ziet toch zo bleek niet. ik zeg het U nog eens,<br />
Banquo is begraaven ; hy kan uit zyn Graf niet<br />
wederkomen.<br />
GENEESHEER. \<br />
Werkelyk?<br />
L A D Y M A C B E T H .<br />
Naar bed, naar bed!— men klopt aan de deur<br />
— kom , kom , kom , geef my uw hand ; wat<br />
gefchied is, is niet te veranderen.— haar bed,<br />
naar bed, naar bed. (Zy vertrekt.)<br />
GENEESHEER.<br />
Gaat zy nu te bed?<br />
KAMERJUFFER.<br />
Terftond.<br />
GENEESHEER.<br />
Men fluifterd elkander haatelyke dingen in de<br />
ooren. onnatuurlyke Handelingen , veroorzaaken<br />
onnatuurlyke onruft, en het aangeftooken geweeten<br />
blaaft het doove hoofdkusfen zyn geheim in.—<br />
zy heeft meer een Geeftelyke als een Geneesheer<br />
noodig. — God vergeeft het ons allen! —ziet<br />
toch naar haar! verwyderd alles van haar, daar zy<br />
zich meê fchaaden kan, en iaat zy uw gezicht niet<br />
ontgaan. — nu, ik wenfch U goede nacht, zy<br />
heeft myn ziel geheel verbaasd , en myn gezicht<br />
ontfteld gemaakt. Ik denk; maar fpreeken waac<br />
6<br />
ik niet.<br />
KAMERJUFFER.<br />
Goede nacht, waarde Doctor!<br />
II. DEEL. DER.
58 M A C B E T H .<br />
D E R D E T O O N E E L . (•)<br />
Trommels en Vaandels.<br />
M E N T E T H , CATHNES, ANGUS, L E N O X ,<br />
SOLDAATEN.<br />
M E N T E T H.<br />
De Engelfche Macht is naby ; en word door<br />
Malcolm, zyn Oom Siward en den dappren Macduff<br />
aangevoerd. Zy branden van wraak ; want<br />
de beleedigingen die zy geleden hebben , zouden<br />
zelfs boetvaardigen die de waereld afgeftorvenzyn<br />
tot woede en bloedige daaden aanfpooren. '<br />
ANGUS.<br />
Omtrend het woud van Birnam, kunnen wy het<br />
beft heen komen, want die weg komen zy.<br />
C A T NES.<br />
Weet iemand , of Donalbain by zyn Broeder<br />
is?<br />
LENOX.<br />
Zekerlyk Sir, hy is niet by hem. ik heb eenlyft<br />
van alle de voornaamfte onder hen; de Zoon van<br />
Siward is daarby en veele andere Jongelingen<br />
die heden de proef van hunne manlykheid toonen<br />
zullen.<br />
M E N T E T H .<br />
Wat doet de Tiran ?<br />
CATHNES.<br />
Hy verfterkt den grooten Berg Dunilnane het<br />
meefte. eenige zeggen dat hy raazend is; andere<br />
die hem minder haaten, noemen het een heldhaftige<br />
woedejdoch dit is zeker.dat by by de hoopelooze<br />
zaak die hy te beftryden heeft, geen Meefter van<br />
zich zelve blyven kan.<br />
ANGUS.<br />
Nu voelt hy eerft, hoe zw-ar geheime moor.<br />
den weegen. elk oogenblik gefchieden afvallen,<br />
die
T R E U R S P E L . 99<br />
die hem zyn eigen trouwloosheid voorwerpen, de<br />
geenen dte hy nog beveeld. volgen hem enkel uit<br />
gehoorzaamheid , en niet uit liefde, heden voeld<br />
hy dat zyn Koninglyken titel zo los en flodderend<br />
om hem hangt, als de rok van een Reus om de<br />
fchouderen van een Dwerg die dezelve geftoolen<br />
heeft.<br />
MENTETH. .<br />
Wie verwonderd zich dan,als zyne onftelde zinnen<br />
opvliegen en beeven ; daar alles wat in hem<br />
is , z.ch zelve verdoemd, dat het daar is r<br />
CATHNES.<br />
Goed. dan zullen wy gaan en onze gehoorzaamheid<br />
bewyzen , aan de geene die wy dezelve fcnuL<br />
dig zyn. laat ons de geneesmiddelen van den<br />
kranken Staat in 't gemoet gaan , en ter zyner<br />
heeling ons bloed tot den laatften druppel geeven.<br />
LENOX.<br />
Ten minften zo veel als noodig is om de Ko«<br />
ning'.yke bloem te bsvogtigeu en het onkruid te<br />
verdrukken, laat ons naar Birnams woud voortrukken.<br />
_ , . „_<br />
(Zy trekken met Krygsmuzyk tn een<br />
Marfcb of.)<br />
V I E R D E T O O N E E L . (•)<br />
MACBETH. Een GENEISHEEX.<br />
BEDIENDE.<br />
MACJBETH,<br />
Brengt my geen tydingen meer. —— laat hen<br />
allen weg gaan.' voor het woud van Birnam<br />
zich niet naar Duniïnane beweegt , ken ik geen<br />
vreeze. wat is Malcolm? wierd hy niet van een<br />
Vrouw gebooren? Geeften, die alle toekomende<br />
voorvallen der ftervelingen weeten, hebben<br />
B L T<br />
G 2<br />
*
loo M A C B E T H .<br />
uitfpraak gedaan. „ vrees niets Macbeth! niemand<br />
„ die van een Vrouw gebooren wierd, zal ooit macht<br />
„op U hebben/— vlucht dus, altoos, afvallige<br />
Thane , en meng U onder deze Engelfche Jon«<br />
kertjes. de Geeft die my beheerfcht, noch myn hart<br />
zal nooit wankelen , nooit van vreeze bewogen<br />
worden, (tegen een Bediende die aankomt.) Dat U<br />
de Duivel zwart maake , melkwitte Guit 1<br />
waarom<br />
ziet gy 'er zo Ganzachtig uit?<br />
BEDIEND*.<br />
Tienduizend<br />
MACBETH.<br />
Ganzen? Schurk!<br />
BEDIENDE*<br />
Soidaaten, Myn Heer.<br />
M A C B E T H .<br />
Ga, vryf eerft uw oogen uit, en maak uw vrees<br />
wat rood, witte boef! welke Soidaaten zyn het.<br />
Gek ? dat gy verdoemd waart! deze uw bleeke<br />
linnen wangen, fpooren andere tot vreeze aan;<br />
welke Soidaaten Melkgezicht?<br />
BEDIENDE.<br />
Met uw verlof, myn Vorft. de Engelfche macht.<br />
MACBETH.<br />
Pak U terftond van hier. — Seyton — het<br />
fmert my dat ik U zien moet / — Seyton, zeg<br />
ik!——» deze ftoot zal my, of eeswige zekerheid<br />
geeven, of my van myn Troon afftooten. Ik heb lang<br />
genoeg geleeft; de lente myns levens viel fpoedig in<br />
de tyd der verwelking; aan geeleblaaders, en alles wat<br />
een hoogen ouderdom verbeelden moeit, als Eer,<br />
Liefde, Gehoorzaamheid, aan dit alles mag ik niet<br />
denken: ai wat ik daar tegen te verwachten heb<br />
zyn vloeken, niet overluid, maar des te dieper in<br />
het harte;oogendienaary, ydie woorden, die het<br />
elendig hart my gaarne weigerden, indien het maar<br />
mocht, — Seyton!<br />
V Y F D E
T R E U R S P E L , 101<br />
V Y F D E T O O N E E L .<br />
SEYTON. De voorigen<br />
SEYTON.<br />
Wat beveeld uw Majefteit f<br />
MACBETH.<br />
Welk nieuws is 'er?<br />
S EYTON.<br />
AI wat voorheen gemeld wierd, is beveiligd my»<br />
Vorft.<br />
MACBETH.<br />
Ik zal ftryden tot my het vleefch van de beenen<br />
afgehouwen is geef my myn wapens.<br />
SEYTON.<br />
Het is noch niet noodig.<br />
MACBETH.<br />
Ik zal my wapenen, befchikt my Ruiters, ryd<br />
door het land, en hangt allen op die van vreeze<br />
fpreeken. — geef my myn Wapens hoe vaart<br />
uw kranke/ Doctor!<br />
GENEESHEER.<br />
Zy is nog heel ziek, myn Vorft, en is door menigvuldige<br />
denkbeelden zo ontroerd , dat zy niet<br />
ruften kan.<br />
MACBETH.<br />
Genees haar dan. — kunt gy de pynen van<br />
een krank gemoed niet ftillen; eenen ingewortelden<br />
kommer uit de gedachten rukken, de diep ingegraa.<br />
vene onruft der herfenen, uitdelgen; en de overlaadene<br />
boezem,door eenigzoet tegengift dervergeetenheid,<br />
van het gevaarlyke vuil zuiveren, dat<br />
zwaar op het harte ligt ?<br />
GENEESHEER.<br />
Hier moeft de Zieke zelfs haar beft toe doen.<br />
MACBETH.<br />
Werp uw geneesmiddelen voor de hondee, ik<br />
begeer ze niet welaan, doet my myn Wapens<br />
G I<br />
tan.
ïot M A C B E T H .<br />
•an. — geeft myn ftaf — Seyton gaat heen. —<br />
Doftor! deThanen laaten my in de Peekei.— Nu<br />
vriend, haait U ! Doétor,als gy het water myns<br />
Lands bezien, zyne krankheid ontdekken, het zuivere<br />
en tot zyn voorige gezondheid weder herftellen<br />
kunt; dan zal ik den Echo myne goedkeuring<br />
daar over toeroepen, welke U dezelve weder herhaaien<br />
zal. — weg met dezen!— welke Rbobarber,<br />
Seneblaaden of welk een afdryvend middel<br />
kan deze Engelanders afdryven ? — hoord gy niets<br />
van hen?<br />
GENEESHEER.<br />
Ja Myn Heer, uwe Krygstoeruftingen doen ons<br />
Iets daar van hooren.<br />
MACBETH.<br />
Brengt het my nader. —— my kan dood noch<br />
vergift vreeze aanjagen, voor Birnams woud naar<br />
Dunfinane komt.<br />
GE NEESHE ER.<br />
Was ik maar met een gaave huid van Dunfinane<br />
af, dan zou 'er my geen voordeel zo ras naar toe<br />
voeren.<br />
(Zy vertrekken.")<br />
Z E S D E T O O N E E L . («)<br />
Trommels en Vaandels.<br />
M A L C O L M , SIWARD, MACDUFF, de ZOON<br />
van SIWARD, M E N T E T H , CATHNES,<br />
SOLDAATEN, treden alle in Marfcb op.<br />
M A L C O L M .<br />
Waarde Neeven! ik hoop dat de tyd naarby is,<br />
dat onze fiaapkamers weder zeker zulien zyn.<br />
M E NT HET.<br />
Hier twyffelen wy niet aan.<br />
SA Ta
T R E U R S P E L . 103<br />
SIWARD.<br />
Hoe heet het woud dat daar voor ons h ?<br />
M E N T E T H .<br />
Birnams woud.<br />
M A L C O L M .<br />
Laat ieder Soldaat een tak afhouwen en voor<br />
ons heen draagen; wy zullen daar ons Heir mede<br />
overfchaduwen, en doen de kundfchappen en<br />
Spionnen van ons verwyderen.<br />
SOLDAATEN.<br />
Het zal gefchieden.<br />
SIWARD.<br />
Wy hooren niets anders, dan dat de wantrouwende<br />
Tiran, Dunfinane nog in beeft, en het daar<br />
op eene belegering wil laaten aankomen.<br />
M A L C O L M .<br />
Dit is zyn laatfte hoop. want zo dra zich de ge.<br />
legenheid op doet, daar van daan te komen; verlaat<br />
hem groot en klein , en niemand dlcnd hem<br />
meer, dan als gedwongens Schepfelen.die het dus<br />
niet van harten doen.<br />
MACDUFF.<br />
Wy zullen onze rechtvaardige taal, liever tot na<br />
den uitflag der zaak befpaaren, en ons heden gereed<br />
maaken, om als dappre Soldaaten te vechten.<br />
S 1WARD.<br />
De tyd nadert, dat wy door een gerechtig onder»<br />
fcheid ondervinden zullen, hoe veel de Koning van<br />
den onzen toekomt, en hoe veel ons eigendom blyft.<br />
naarvorfcbende denkbeelden geeven ons onzekere<br />
hoope; maar de zekere uitgang moet eerft door<br />
dapperheid onderfcheiden worden: Iaat ons dan met<br />
moed de onzekerheid te gemoet trekken , om ver.<br />
zekerd te worden.<br />
(Zy vertrekken.)<br />
G 4<br />
ZI*
104 M A C B E T H .<br />
Z E V E N D E<br />
TOONEEL.<br />
met Trommels en Vaandels.<br />
., .. MACBETH.<br />
Hangt onze Vaandels over de buitenwerken heen •<br />
men fchreeuwt telkens „<br />
z y<br />
komen! ~1 de fterktê<br />
van ons Slot fpot met de belegering. _ £<br />
ze bier leggen tot dat honger en koorts hen ver<br />
dryven. waaren zy niet onderfteund, door hen die<br />
?J n /\ Z ?t e ^° e f t e n * d a n ha dden wy mét<br />
voordacht hoofd tegen hoofd hen te gerroet 11.<br />
f *" ' C !?» h / n ï e , U 8 H a a r h u n<br />
Vaderland kunnen<br />
„' • . ' SEYTON.<br />
Het is het gefchreeuw der Vrouwen, Myn Heer<br />
TU u u J<br />
MACBETH.<br />
Ik heb de vrees reeds zo ver verleerd dat ilze<br />
niet meer ken; daar is een tyd S 'rff» J,<br />
iïnS£ 00I g 6 f c h r e e<br />
r - "oTveib ^ !<br />
ftee7en ftvffto 7 nH ed . re ^ i^g h t in de hoogte*<br />
neeg en ltyt ftondals was 'er even in. th >rs ben<br />
en de<br />
aan" mv f nï nk n keD ; er a d<br />
f 'S d '<br />
aan myne moordaadige denkbeelden<br />
*S<br />
vertrouwd<br />
S<br />
watwL wil dit ê^'f gefchreeuwj<br />
, e k e e r meerder ontroeren —<br />
,, „ SEYTON.<br />
Myn Heer, de Koningin is dood.<br />
van, gekomen -vi<br />
m j<br />
? . b e n c h t g e § daar<br />
rerloopene dagen hebben dwaazen 'in Vihrfïï<br />
doods
T R E U R S P E L . IOS<br />
doods gebracht. —— uit! — • kort licht! — het<br />
leven is maar een wandelende Schaduw;een arme<br />
Tooneelfpeler die zyn tyd op het Tooneel ver.<br />
dryft.en moeite doet, en hier na niet meer gehoord<br />
word. het is een Spookje door een Domkop verhaald,<br />
veel klanken en gefchreeuw, doch zonder<br />
beduiding/ (tegen een Bode die aankomt) gy komt<br />
om uw tong te gebruiken; maak het kort.<br />
BODE.<br />
Myn Vorft, ik zal zeggen wat ik gezien heb, en<br />
• weet niet hoe ik het zeggen zal.<br />
M A C B E T H .<br />
Nu zeg het vriend.<br />
BODE.<br />
I Toen ik op den Heuvel op myn Poft ftond, zag<br />
j ik naar Birnam heen, en het kwam my voor ais of<br />
i het woud begon te beweegen.<br />
M A C B E T H , bem Jlaande.<br />
Gy Loogenaar en Schurk!<br />
BODE.<br />
I<br />
Ik wil uw geheele gramfchap ondervinden indien<br />
het zo niet is. op drieMsylen ver kunt gy hetzelv<br />
i zien komen, gelyk een wandelend Bofch.<br />
M A C B E T H .<br />
Indien gy geloogen hebt, zultgy levendig aan de<br />
; naafte boom opgehangen worden, tot gy van honger<br />
verteerd zyt. en zegt gy de waarheid, zo zal ik<br />
i het U echter geen dank weeten, dat gy het doet.<br />
— ik trek myn voornemen in , en begin dubbel-<br />
; zinnigheid in de woorden des boozen Vyands te<br />
: vermoeden , die zyne logens de gedaante der waar-<br />
; heid geeft. vrees niets voor dat Birnams woud<br />
tegen Dunfinane komt.' en nu komt 'er een<br />
:woud tegen Dunfinane.' — de wapens aan.' de<br />
; wapens aan! naar buiten — is het waarheid, het<br />
igeene hy zegt, zo durf ik noch aan 't ontvluchten<br />
noch aan 't hier blyven denken. — Ik begin dé<br />
Zon te verveelen, en wenfchte dat de geheele waeeld<br />
thans vernield wierd l — trek de Stormklok!<br />
G 5<br />
blaas,
io« M A C B E T H .<br />
— blaat, trommel! komt vetftooring —» ten minilen<br />
zullen wy met het harnas op den rug fteiven.<br />
(Zy gaan been.)<br />
A G T S T E T O O N E E L . (*)<br />
Trommels en Vaandels.<br />
MALCOLM, SIWARD, MACDUFF, en bei<br />
Engelfcb Heir met takken in de band.<br />
MALCOLM.<br />
Wy zyn nagenoeg. — werpt uw bladerryke<br />
Schilden weg en toond U gelyk gy zyt.' • i * gy<br />
myn dierbaare Oom.' moet met myn Neef uw Ed.<br />
Zoon, onzen eerflen aanval voeren; en Macduff en<br />
ik zullen, volgens ons ontwerp, het overige volbrengen.<br />
SIWARD.<br />
Vaar wel —— vinden wy dezen avond des Ti<br />
rans macht flegts.zo zullen wygeflagen worden als<br />
wy niet vegten kunnen.<br />
MACDUFF.<br />
Laat al uwe Trompetten fpreeken: geef die luide<br />
verkondigers van bloed en dood, allen adem.<br />
(Zy vertrekken, men blaajl tot der. aanval )<br />
N E G E N D E T O O N E E L . (*)<br />
MACBETH. Daar na den Jongen SIWARD.<br />
MACBETH.<br />
Zy hebben my aan een poft gebonden; ik kan niet<br />
ontvluchten; zonder als een oude Beer voor myn leven<br />
te vegten. — wie is hy die door geen vrouw<br />
gebaard is ? —— hem heb ik te vreezen; of niemanr.<br />
Dt
T R E U R S F E L . 107<br />
Den JONGEN SIWARD.}<br />
Hoe is uw naam?<br />
M A C B E T H .<br />
Gy zult lïddren als gy hem hoord.<br />
SIWARD.<br />
Dat zal ik niet; al gaaft gy U een heeter naam<br />
als iemand in de Hel voerd*<br />
MACBETH.<br />
Myn naam is Macbeth.<br />
SIWARD.<br />
De Duivel zelf kon 'er my geen gebaater noe«<br />
men.<br />
MACBETH.<br />
En geen vreesfelyker.<br />
SIWARD.<br />
Dat liegt gy affchuwelyke Tiran, myn degen zal<br />
U bewyzen dat gy geloogen hebt.<br />
(Zy vegten: den Jongen Siward valt.)<br />
M A C B E T H .<br />
U heeft een Vrouw gebaard. — • ik lagch met<br />
Zwaarden en befpot de Wapenen, die door Vrouwen<br />
Zoonen gevoerd worden.<br />
(jffy vertrekt,)<br />
T I E N D E T O O N E E L . (*)<br />
(Krygsgerucbt.)<br />
•<br />
MACDUFF.<br />
Het geweld is daar heen — Tiran , vertoon<br />
U, valt gy van een andre hand als van de mynen,<br />
zo moeten de Geeften van myn Vrouw en Kinderen<br />
my onophoudelyk plaagen. ik kan tegen geen<br />
elendige Kernen vegten, wiens armen gehuurd zyn<br />
om de Speer te torfchen ; gy moet het zyn Macbeth,<br />
of ik fteek myn Zwaard zonder fchaaren, onverrichter<br />
zaaken weder in.—— ha! dat zal hy zyn;<br />
dit groot geweld fchynd iemantjjvan den eerften<br />
rang
308 - M A C B E T H .<br />
rang aai te kondigen, laat my hem vinden, 6 geluk<br />
1 meer begecer ik niet.<br />
( Hy gaat been.)<br />
* E L F D E T O O N E E L . (*)<br />
(Krygsgerucbt.)<br />
MALCOLM,<br />
SIWARD.<br />
SIWARD.<br />
De2e weg heen, myn Prins. —— de Veiling<br />
heeft zich goedwillig overgegeeven; het volk van<br />
den Tiran vegt op beide zyden; de Edle Thans<br />
gedraagen zich voortreffelyk ; de zeege verklaard<br />
zich omtrend voor U, 'er is nog maar weinig te<br />
doen.<br />
MALCOLM.<br />
Wy hebben met Vyanden te doen, welkers fl».<br />
gen naait ons voorby gaan.<br />
SIWARD.<br />
Gaat in de Veiling, Prins.<br />
(Zy vtrtrekktn.)<br />
T W A A L F D E TOONEEL. (*)<br />
MAcsiTH. Daarna Micturi.<br />
MACBETH.<br />
Waarom zoude ik den Romeinfchen dwaas vertoonen,<br />
en door myn eigen Zwaard fterven ? zo<br />
lang ik nog levendigen voor my zie, ftaan my de<br />
wonden beter aan.<br />
MACD UFT.<br />
Te rug Helhond! te rug.<br />
MACBETH.<br />
Onder alle Menfchen zyt gy deeenige die ikontweekei
T R E U R S P E L . «op<br />
weeken ben; ga maar te rug; myn ziel is met uw<br />
bloed reeds genoeg belaaden.<br />
MACDUFF.<br />
Ik heb geen woorden ; myn item is in myn degen,<br />
gy bloedige Booswigt, als uitdrukkingen U<br />
befchryven kunnen<br />
(Zy vegten.)<br />
MACBETH.<br />
Uw moeite is vergeefscb. even zo min al gy de<br />
onkwetshaare lucht met uw Zwaard kunt wonden,<br />
zult gy my doen bloeden, laat uw kling op kwets»<br />
baare Schedels vallen; ik draag een betoverd leven<br />
in my;; dat niemant kan beneemen die van een<br />
Vrouw gebooren is.<br />
MACDUFF.<br />
Zo twyfel aan uw Tovery.' en laat den Duivel,<br />
die gy altoos gediend hebt, U zeggen ; dat Mac*<br />
duif voor den tyd uit zyn Moeders ligchaam geno><br />
men is.<br />
MACBETH.<br />
Vervloekt is de Tong die my dit zegtl want zy<br />
heeft het befte deel van myne manlykheid ontzenuwd,<br />
en vervloekt zy hy . die ieder toverende<br />
Duivel verder gelooft; die ons met enkle dubbelzinnigheid<br />
bedriegt, die zyn beloften aan ons oor<br />
houd, en de hoop verbreekt, ik wil niet mei CJ<br />
vegten.<br />
MACDUFF.<br />
Geef U dan over, lafhartige; en leef om de Fa.<br />
bel en het Schouwfpel der toekomfie te zyn. wy<br />
zullen U, als een zeldzaam Wanfchepfel afgebeeld,<br />
aan een iteng rond laaten draagen, en daar onder<br />
fchryven: „ Hier is een Tiran te zien."<br />
MACBETH.<br />
Ik wil my niet overgeeven. om den grond voor<br />
Malcolms voeten te kusfen, en de vloek van het<br />
gepeupel en doelwit hunner fpotterny te zyn. is<br />
Birnams woud te Dunfinane gekomen, en zyt gyjuift<br />
myn tegenftrever die van geen Vrouw gebooren is,<br />
dan wil ik toch het uiterfte beftaan. bier houde ik<br />
myn
IIO M A C B E T H .<br />
myn fchild voor het lyf, val aan Macduff, vervloekt<br />
zy hy die het eerft roept: „ Houd op!<br />
g e.<br />
ê'<br />
(Zy gaan vegtcnd been.)<br />
n o e<br />
D E R T I E N D E T O O N E E L. (*)<br />
Men blaaft den aftogt. Vaandels en Trommels.<br />
. M A L C O L M . Den Ouden SIWARD, R*O S S E<br />
THANEs. SOLDAATEN.<br />
M A L C O L M .<br />
Ik wenfchte dat de Vrienden die onsontbreeken<br />
weder onbefchadigd hier waaren.<br />
SIWARD.<br />
Eenige moeten daar by doorfcbieten: wy hebben<br />
echter, zo veel ik zien kan,een zo grooten over.<br />
winning goed koop genoeg gekogt.<br />
i MALCOLMj<br />
Macduff, en uw Edlen Zoon worden vermifcht.<br />
ROSSE.<br />
Uw Zoon . Mylord , heeft de fchuld van een<br />
Soldaat betaald, h> leefden flegts tot hy een Man<br />
was, en zo dra zyn moed dit door ftandvaftigheid<br />
in den ftryd bewezen had, ftierf hy ais een Man.<br />
SIWARD.<br />
Zo is hy dood?<br />
ROSSE.<br />
Ja , en reeds van 't Slagveld afgedraagen.<br />
gy<br />
moet de oorzaak uwer droefheid , niet naar zyn<br />
waarde meeten • want anders heeft zy geen einde.<br />
SIWARD.<br />
Heeft hy zyne wonden van vooren?<br />
ROSSE.<br />
Ja, op het Voorhoofd.<br />
SIWARD.<br />
Welaan, dan is hy Gods Krygsman. al had ik<br />
zo veel Zoonen als ik hairen heb , 20 zoude ik<br />
bei
T R E U R S P E L ui<br />
hen geen fchoonder dood toewenfchen. dit ia zyn<br />
ftcrfkiok.<br />
MA LCOL M.<br />
Hy verdiend een groote rouw, en die zal ik voer<br />
hem bezorgen.<br />
SIWARD.<br />
Hy verdiend niet meer. Men zegt hy ging weg<br />
zo ali het behoord , en betaalde zyne Rekening.<br />
nu den Hemel zy met hem •' • daar komt nieu»<br />
\ we trooft.<br />
V E E R T I E N D E T O O N E E L .<br />
M A c DU FT met bet Hoofd van M A C B E T H .<br />
De voarigen.<br />
MACDUFF.<br />
Heil! zy U, Koning! want dit zyt gy nu. Ziet<br />
j hier fteekt de vervloekte Kop van den Tiran, nu<br />
! is alles zeker, ik zie U, door de fieraaden van uw<br />
! Ryk omgeeven , die mynen groet in 't herte naj<br />
fpreeken , en die ik thans bid hunne Hemmen met<br />
I de mynen luid te verheffen. — Heil zy U, Koning<br />
van Schotland!<br />
A L L E N .<br />
Heil zy U, Koning van Schotland.'<br />
(Men blaaft de Trompetten.)<br />
M A L C O L M .<br />
Wy zullen niet lang wagten, uwer aller liefde, met<br />
I de onze Rekening te doen houden, en U ten volle te<br />
> betaalen. Myne Thanesen Neeven, weeft van nu<br />
! af aan Graaven; en zelfs de eerften die Schotland<br />
ooit met dezen Eernaam begroet heeft. Wat ver.<br />
der te doen is, en de eerfte zorg van onze nieuwe<br />
I Regeering moet zyn; is de terugroeping van onze<br />
verbannen Vrienden,die den vaiflrik der loerende<br />
Tiranny zyn ontvlooden ; en de opzoeking der<br />
{ gruwzaame werktuigen van dezen verflaagen wreedaart,
I" M A C B E T H .<br />
elT,r3 a[Ve ï che G e m a l i n<br />
d i e 2 0<br />
looft<br />
' ' ge.<br />
looft, de hand aan haar eigen leven geieet heeft •<br />
W<br />
5 t J n e e r » t e b e z ,° r g e n f s w i l<br />
' ' e n<br />
«7 onder"<br />
de byftand des Hemeifch naar maate en tyd en<br />
S "u .11 lï > d brengen '<br />
y<br />
i Se°n. " '<br />
en hier mede<br />
wy U allen ia 't gemeen,en ieder in 'tbizonder;<br />
° D Z e K r ° 0 n i n g n a a r S c o n e<br />
(Zy vertrekken onder bet gtfcbal van<br />
4<br />
Trompetten.)<br />
Einde van bet Vyfde en laatfie Bedryf.<br />
ONDI1.
ONDERZOEK EN AANMERINGEN<br />
O V E R H E T -<br />
T R E U-R<br />
SPEL<br />
M A C B E T H .<br />
T)e Chronykvan HOLINOSHED van Engeland,<br />
Schotland, en Irland (pp), was de voornaam*<br />
fte Bron, waaruit SHAKESPRAR de ftof voor dit<br />
Toneslfpel nam, welks inhoud een ftuk uit de ge»<br />
fchiedenis van zyn Vaderland is. Het zal daarom<br />
den Lezer niet onaangenaam zyn, een uittrekzel<br />
uit deze Chronyk (33) , die do gefchiedenis van<br />
M A C B E T H inhoud, voor zich te hebben, en het •<br />
zelve met de Dramatike uitvoering van deze ftof<br />
te vergelvken. Men zal by deze vergelyking zien,<br />
dat de Dichter niet bloot de hiftorifche omftandigheden<br />
, maar dikwils de geheele gefprekken der<br />
handelende Perfoonen, byna woordelyk , van den<br />
Gefchiedfchryver ontleende.<br />
,, Onder de Regeer ing van D U N K AH, Koning<br />
„ van Schotland, die, gelyk de Gefchiedfchryvers<br />
„ melden, een zachte, vreedzaame, en kleinmoe-<br />
„ dige Vorft was ; ontftond een oproer onder de<br />
„ Volken in Locbaber; en een zekren M A C DO-<br />
„ WALD, een Maa, die in deze Landen wegens<br />
» zyn<br />
(pp) RAPH. HOLINGSHED'S and W I L L .<br />
HARRISON'S Cbronicles of Great Britain , Scotland,<br />
and heiand. Lond. 1577. 3 Vel. fol. en met<br />
eene uitbreiding van H o o K E R , en anaren, Lond.<br />
1587.<br />
• (qq) Zie SHAKESPEAR illuflrattd , V. I. p.<br />
251.<br />
II. DEEL.<br />
H
IH ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />
„ zyn heldnaftigen moed in groote achting was,<br />
„ maakte met veele zyner Bloedverwanten en Vrien»<br />
„ den eene zaamenzweering, en wierd de aanvoer-<br />
„ der der oproerigen. ,<br />
,, De groote beloften, die hy aan allen deed,<br />
„ die zich met hem vereenigen wilden, lokten da-<br />
„ gelykseene groote menigte uit de WeftelykeEi<br />
,, landen tot zyn Party; ook "de Kernen en Gallo-<br />
„ glas/en kwamen vrywillig uit Irland, onder hem<br />
„ dienen; en dus zag hy zich in korten tyd aan<br />
„ het hoofd van een vreeslyk Heir, met welke hy<br />
„ de Manfchap des Konings, die tegen hem uit.<br />
,, gezonden was , in 't geheel ter neder floeg,<br />
„ en den aanvoerder M A L C O L M gevangen nam,<br />
„ dien hy na den flag onthoofden.<br />
„ Ais de Koning deze nederlaag verftond, ver-<br />
„ zaamelde hy eenen Raad , om te overleggen,<br />
„ welke middlen men moeft aanwenden, om den<br />
„ Oproer te dempen. M A C B E T H , een Neef des<br />
,, Konings, en e/en zo floutmoedig, gruwzaam en<br />
„ wraakgierig; als D U N K A N zacht en vreedzaam<br />
„ was, gaf de traagheid en zachtheid des Konings<br />
,, de fchuld van alle deze onruftigheden; en ver-<br />
„ klaarden, dat als BANQUO en hy aan het hoofd<br />
„ van een Krygsmacht geftelt, en tegen de Re-<br />
„ bellen uitgezonden wierden, hy zich verbond<br />
,, hen volkomen te overweldigen, en ze op eene<br />
„ zodanige wyze uit den Lande te verdelgen, dat<br />
,. men geen een van hun meer vinden zoude.<br />
„ Deze belofte vervulde hy zeer naauwkeurig.<br />
„ Want de Oproerigen wierden door zyne aan<br />
„ nadering verfchrikt, en veele van hen liepen<br />
„ beimelyk van hunnen aanvoerder weg, die met<br />
„ de noch bvrig zynde ten flag gedwongen, door<br />
„ M A C B E T H geheel en al uitgeroeid wierden.<br />
„ M A C D O W A L D , vol vertwyffeling over het<br />
„ verlies van dezen laatften flag, en van alle zy-<br />
„ ne aanhangers verlaaten, vlcod op een flot in't<br />
„ welke zyn Vrouw en Kindren geflooten waaren;<br />
„ en
OVEH MACBETH, TREURSPEL. n$<br />
„ en dewyl hy wel zig , dat, hy zich daar niet<br />
,. lang tegen zyne Vyanden zou kuDnen verdedi.<br />
„ gen, en dat hy, als by zich overgaf, het Ie-<br />
„ ven daar niet af zou haaien; zo vermoorden hy,<br />
,, in eenen aanval van vertwyfFeling, eerft zyn<br />
., Vrouw en Kindren, en daarna zich zelv.<br />
„ M A C B E T H kwam in het Slot, en vond in<br />
„ eene der Kamers van het zeiven, het doode Lig-<br />
„ chaam van M A C D O W A L D op den grond lig-<br />
„ gen , met zyn vermoorde Vrouw en Kindren<br />
„ neevens hem ; intusfchen toonden hy ook by<br />
,, deze fchrikkelyke befchouwing de hem aange-<br />
„ boorne wreedheid; hieuw MACDOWALD het<br />
„ hoofd af, zond het den Koning, die zich toen-<br />
„ maals te Bertba ophield, en liet het Ligchaam<br />
„ aan eenen hoogen Galg ophangen.<br />
„ De Bewooners der Weftelyke Eilanden, die<br />
,, MACDOWALD bygeftaan hadden, hielden om<br />
„ vergiifenis aan; hy leide hen aanzienelyke geld-<br />
„ ftraffen op, en liet al die geene om 't leven<br />
„ brengen, die hy in Locbaber vond , en die daar<br />
„ gekomen waaren , om tegen den Koning te<br />
„ vegten.<br />
„ Naauwlyks waaren deze onluften geftilt, ais<br />
,, men bericht bekwam, dat SÜENO, de Koning<br />
„ van Noorwegen te Fife geland was, om met een<br />
„ fterke Krygsmacht geheel Schotland aan te vallen.<br />
,, Dit bericht rukte den Koning uit zyne ongevoe»<br />
„ ligheid en onwerkzaamheid,waarin hybegraaven<br />
„ was;hy bragt in de moogelykften .haaft eenHeir<br />
,, byeen, en deelden het gebied over het zelve<br />
„ met BANQUO en M A C B E T H . De flag die<br />
„ kort hier na volgde, viel ongelukkig voor den<br />
„ Scbotlander uit, de Noorweger Zegepraalden, en<br />
„ D U N K A N vlood naar Bertba. Hier bragt hy<br />
„ eenige tyd in onderhandelingen met zyne Vyan><br />
„ den door , en zond intusfchen beveelen aan<br />
„ M A C B E T H , die fteeds nog een deel van het<br />
„ byeengebragte Heir by zich had om de Deenen<br />
H a „ $«
ii6 ONDERZOEK IN A A N M E R K I N G E N<br />
„ te overvallen, van welke hy wift, dat zy van<br />
„ luiheid en brasferyen geheel ontzenuwd waaren.<br />
,i M A C B E T H ging haaftig raar de plaats toe,<br />
,, waar de Deenen hun Leger hadden, doodden de<br />
„ wachten, en richten een geweldig bloedbad aan<br />
,, onder de nvac Deenen, die hy na een overdaa.<br />
„ dig Gaftmaal in diepen flaap vond. SUENO,<br />
„ flegtsvan tien luiden verzeld, ontkwam, en vlood<br />
,, naar Noorwegen.<br />
„ Midden in de vreugden der Schotten over de-<br />
,, zen zegen wierden zy ontrust, door het bericht<br />
,, dat een nieuwe Vloot der Deenen te Ringhtme<br />
,, aangekomen was, die RANUT, Koning van Deene-<br />
,, marken, daar heen gezonden had, om den ne.<br />
„ derlaag zyns Broeders te wreeken.<br />
„ Om deze Vyanden wederftand te doen, die<br />
„ reeds geland, en met de plundering beezig waa.<br />
„ ren , wierden M A C B E T H en B A N Q U O met<br />
„ een toereikende Krygsmacht afgezonden. Zy<br />
,, greepen de Deenen aan, doodden hen ten dee-<br />
„ len, en dreeven de overigen op hunne Scheepen<br />
„ te rug. De geenen , die ontkwamen, en zeker<br />
„ aan boord van hun Schip gekomen waaren,ver-<br />
„ kreegen door groote geldzommen van M A C<br />
„ B E T H het verlof, dat die geene van haare Vrien •<br />
„ den, die in het laatfte gevegt gedood waaren, te<br />
„ St. Colmes mogten begraven worden.<br />
„ Kort hierna, als M A C B E T H en BANQUO<br />
„ naar Fife reeden , daar zich de Koning toen-<br />
„ maals ophield, en zonder verder gezelfchap over<br />
,, een Veld kwamen , bejegende hun plotzeling<br />
,, drie Vrouwen in eene zeldzaame Kleeding, die<br />
„ als Schepzelen uit een andre Waereld uit zagen ;<br />
„ en terwyl zy deze opmerkzaam gadefloegen, en<br />
„ zich over hunne ongewoone verfchyning zeer<br />
„verwonderde, naderde M A C B E T H , en de<br />
„ eerfte zeide: „Heilzyu, M A C B E T H , Thane<br />
„ van Glamesl" de tweede: „ Heil zy u, M A C -<br />
saTH, Thane van Cawdor!" en de derde.'<br />
„ Heil
OVER MACBETH, TREURSPEL. 117<br />
,, Heil zy u, M A C B K T H , die eens Koning zult<br />
,, zyn van Schotland;" —— „Welk een foort van<br />
„ Vrouwen zyt gy, vroeg BANQUO, ten uiter»<br />
„ ften verbaasd, daar gy my zo weinig gunftig<br />
„ fchynt? Myn reisgezel belooft gy niet alleen hoo-<br />
,, ge eerampten, maar ook het Koningryk; my<br />
,, daarentegen belooft gy niets.<br />
„ Ja, zeide die , die het eerft gefprooken had,<br />
,. wy belooven u nog grooter voordeelen, als hem.<br />
„ Hy zal waarlyk in eigener Perfoonregeeren, maar<br />
,, zyn einde zal ongelukkig zyn; ook zal hy geene<br />
,, nakomelingen agter laaten , die van hem de<br />
,, Kroon erven zullen. Gy zult echter zelv geen<br />
„ Kening zyn ; maar uw nakomelingfchap zal<br />
„ lange Jaaren naar elkander het Koningryk Schot*<br />
„ land regeeren," Naauw hadden zy dit gezegd,<br />
„ of zy verdweenen alle in eens.<br />
,, Dit voorval wierd in 't begin door MAC»<br />
„ i i i H en BANQUO voor een bedrog der in-<br />
„ beelding gehouden;zo dat BANQUO zomwylen<br />
„ uit fpot, MACBETH', Koning van Schotland,<br />
„ en deze hem een Vader van veele Koningen<br />
„ noemden. In het vervolg was het de gewoone<br />
,, meening , dat deze Vrouwen of de Toverzus-<br />
„ teren, dat heet, de Godinnen des noodlots, of<br />
„ anders Nimphen of Heien geweeft waaren, die<br />
„ door zwirte kunft, een kennis van toekomende<br />
„ dingen verkreegen hadden , wyl alles vervuld<br />
„ wierd, wat zy voorbeen zeide.<br />
„ De Thane van Cawdor wierd kort hier na wee-<br />
„ gens hoog veraad te Forisf veroordeeld; en de<br />
„ Koning gaf zyne Eerampten , zyne Goedren en<br />
„ Bedieningen aan M A C B E T H . Daar dus het<br />
„ eerfte deel der voorzegging op deze wys vervuld<br />
„ wierd,zo overlei M I C I I T S ook het overige,<br />
, en begon, op middlen te denken, waardoor hy<br />
n<br />
het Koningryk verkrygen kon. Daar hy echter<br />
„ zyn eerfte geluk onverwacht en ongezocht ver«<br />
„ kreegen had, zo nam hy voor, zo langtewach-<br />
H 3 » t* D »
II8 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />
„ ten, tot de voorzienigheid in het middel flaagden.<br />
„ en hem tot de waardigheid verheffen zoude, dien<br />
„ hy blykbaar wenfchten.<br />
„ D U N K A N had twee Zoonen van zyne Gems-<br />
„ lin, die een Dochter van S IWARD, Graaf van<br />
„ Nortbumbcrland, was; en verklaarde M A L C O L M ,<br />
„ den oudften tot Prins van Cumberland, en even<br />
„ daar door te gelyk na zynen dood tot navolger<br />
„ m de Regeering. In de oude Rykswetten was<br />
„ een gebod, dat in gevallen, als de ten naarvol-<br />
„ ger beftemden Prins by zyn voorgangers dood<br />
„ noch niet oud genoeg was, om de Regeerina<br />
„ te aanvaarden , zyn naafte Bloedverwant ten<br />
„ Troon klimmen moeft.<br />
,, M A C B E T H zag dus zyn hoop door dit gebod<br />
„ des Konings verydelt, en begon ontwerpen te maa<br />
., ken, op welk eene wyze hy dit Ryk met geweld<br />
,, aan zich zou trekken, wyl by zich van D UN<br />
" 5 A N t e D " I t e r f l e n beleedigd geloofden,die door<br />
„ de verheffing van zyn nog minderjaarigen Zoon<br />
„ ten Troon, hem alle zyne toekorortige aanfpraa-<br />
„ ken op denzeive roofden. De woorden der Toverzufteren<br />
bragten ook het hunne by, hem in<br />
„ zyne oogmerken op de Kroon te verfterken; en<br />
„ zyne Gemalin, een trotfche, eerzuchtige Vrouw,<br />
„ vol brandende begeerte, om Koningin te wor.<br />
„ den, hield niet eer op, hem te plaagen , tot zy<br />
„ hem daar toe volkoomen had doen befluüen. Hy<br />
„ vertrouwde daarom zyn voorneemen de ver<br />
„ trouwfte zyner Vrienden , waar onder BANQUO<br />
„ de voornaamite was, wyl hy zich op hunne ke.<br />
„ loofde hulp verliet, en vermoorden den Koning<br />
„ te Invenusf, in het zesde Jaar zyner Regeering.<br />
M A C B E T H , die flegts luiden, die hem onderworpen<br />
waaren, om zich had, liet zich tot Ko<br />
,, mng uitroepen , en ging te gelyk naar Scone*.<br />
,, waar hy met eenpaarige goedkeuring op de gev<br />
w ?°» e wys gekroond en tot Koning gewyd<br />
i i i M A L -
OVER MACBETH, TREURSPEL. n»<br />
,, M A L C O L M C A N M O R E , en DONALD<br />
„ B A N E , de beide Zoonen van Koning DUN»<br />
„ K A N vreesden, dat M A C B E T H , om zich den<br />
„ Troon des te meer te verzekeren, hen het Ie-<br />
„ ven neemen zoude, en begaven zich heimelyk<br />
,, uit Schotland weg. M A L C O L M vlood naarCi.ro-<br />
,» herland, waar by zo lang bleef, tot ST. EDWARD ,<br />
„ Zoon van den Koning E T H E L D R E D de Kroon<br />
,, van Engeland weder uit de handen der Deenen<br />
„ verkreeg, die hem in zyne befcherming nam, en<br />
„ hem op de aangenaamfte wyze liet ontvangen.<br />
„ DONALD BANE, zyn Broeder, nam zyn toe«<br />
„ vlucht naar Iriand, en wierd daar zelv door den<br />
„ Koning dezes Lands zeer goedgunftig aangenomen.<br />
„ Na de afreis van beide deze Prinfen bemoei.<br />
den M A C B E T H zich , door groote gefchenken<br />
„ de genegenheid van den Scbotfchen Adel te ver-<br />
„ krygen; en als hy zich thans in het gerufte bezit van<br />
„ het Koningryk zag ,verbeeterde hyde wetten, en<br />
„ roeiden alle de wreedheden en misbruiken uit,<br />
„ welke door de zwakke en zachte Regeering van<br />
„ D U N K A N ingefloopen waaren. Hy zelv maak-<br />
„ ten verfcheiden goede wetten , en regeerde tien<br />
„ Jaar naar elkander het Ryk met de grootfte wys-<br />
„ heid en gerechtigheid.<br />
„ Maar dit gelaat van billykheid en yver voor<br />
„ het algemeene beft was flegts geveinsdheid, die<br />
„ niets verder ten oogmerk had , als om de gunft<br />
,. des Volks te winnen. Tirannen zyn altoos<br />
„ mistrouwend , en in geduurige vreeze, dat een<br />
„ ander hun geweld door even dezelve ongerech.<br />
„ te middelen onttrekken zal , waardoor zy het.<br />
„ zelve verkreegen. M A C B E T H , door eene aan-<br />
„ vechting tegen hen aangefpoord, verborg zyne<br />
„ neigingen niet langer, maar oeffendeen veroor-<br />
„ loofden alle foorten van wreedheden; de redenen<br />
der drie Toverzufteren waaren altoos in<br />
„ zyn gedachten.<br />
„ Zy voorzeiden hem het Koningryk ; en hy<br />
H 4 »» w a s
Ito ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />
„ was bezitter van hetzelve; dochzy voorzeiden*<br />
„ het ook het nakomelingfchap van BANQUO;<br />
.„ en deze voorzegging kon insgelyks vervuld wor-<br />
„ den. O,-n dit dus te verhinderen, befloot hy,<br />
„ B A N Q^U o en zyn Zoon te vermoorden , en<br />
„ verzogt Z3, met dit oogmerk by hem ten Gaft.<br />
„ maal. Als zy naar huis keerden, vielen eenige<br />
,, Moordenaars , dien hy bevolen had, zich op<br />
„ de weg teplaatfen, B A N Q U O aan, en dooden<br />
„ hem; maar F L E A N C E , door de donkerheid<br />
„ des nachts begunftigd, ontkwam ; en vlood naar<br />
,, Wallis.<br />
. „ Na de vermoording van BANQUO fcheen<br />
„ het geluk van M A C B E T H geweeken te zyn;<br />
„ geene van zyne onderneemingen gelukten, elk<br />
„ begon voor zyn leven te fidderen, en waagden<br />
„ het niet, zich aan hem te vertoonen; alle luiden<br />
„ vreesden voor hem,en hy vreesde voor alle lui-<br />
„ den; zo, dat hy beftendig gelegenheid zocht, die<br />
„ geene om 't leven te brengen, tegen wien hy het<br />
„ geringde vermoeden had.<br />
„ Zyn mistrouwen en zyne wreedheid namen da •<br />
„ gelyks toe; zyn bloeddorft wierd nooit geftilt;<br />
„ de vervallene goedren des Adels die op deze wys<br />
„ verflagen wierd , vermeerderde zyne fchat«<br />
,, ten, en ftelden hem in ftaat, eenen macht te<br />
„ onderhouden, waardoor hy zich tegen de onder-<br />
„ neemingen zyner Vyanden befchermen kon. Om<br />
„ ook, by zyn groote wreedheid tegen zyne Onderdaanen,<br />
voor zyn eigen perfoon des te ze.<br />
„ kerder te zyn, bouwden hy een fterk Slot op de<br />
„ top van eenen hoogen Berg, welke Dunfinane<br />
„ heette, en in Goivry, tien Mylen van Pertb,<br />
„ lag. Deze Berg was zo verbaazend hoog, dat<br />
„ men op de kruin deszelve byna alle de Landftree-<br />
,, ken van Angus, Fife, Stermond, en Tweedale,<br />
„ konde overzien, die digt onder dezelve fcheenen<br />
,, te leggen, Daar nu dit Slot op den top van de.<br />
zen Heuvel gegrond wierd, zo wierd het Ko-<br />
,., ningryk'
ovia M A C B E T H , TREURSPEL. 121<br />
„ ningryk daar door in groote koften gefteld, wyl<br />
„ de Bouwftoffen zich niet zonder veel tyd en<br />
„ arbeid boven lieten brengen. Daar ondertui.<br />
,, fchen M A C B E T H dit Gebouw dra voltooid wil.<br />
„ den hebben, beval hy, dat alle Thans van ieder<br />
,, Graaffchap naar de rey een aandeel in de bou><br />
„ wing overneernen moeiten.<br />
„ De rey kwam ook aan MACDUFF , Tbant van<br />
„ Fife, om zyn deel te bouwen; hy zond Arbeiders<br />
„ met alle noodige Materiaalen heen, en beval hen,<br />
„ hun werk met de grootfte trouw en zorgvuldigheid<br />
„ te verrichten, op dat de Koning geen gelegenheid<br />
,, kreeg, om daar over te onvreeden te zyn , dat hy<br />
„ niet even, als de overige Thans, in eigen per-<br />
„ foon kwam; want hy wift wel, dat MACBETH te<br />
,, gelyk vrees en argwaan omtrend hem had, en<br />
,, hield het daarom voor raadzaamer,om hem niet<br />
„ onder de oogen te komen.<br />
„ MACBETH kwam dra hier heen, om te zien<br />
„ hoe de bouwing ging, en wierd zeer toornig.dat<br />
„ hy MACDUFF daar niet vond. Van dezen tyd aan<br />
„ vatten hy een onbedwingbaaren haat tegen hem<br />
„ op. De Toveresfen, op wien hy wegens de ver»<br />
„ vulling der beide eerfte voorzeggingen een groot<br />
„ vertrouwen ftelden, hadden hem gewaarfchouwd,<br />
„ zich voor MACDUFF te hoeden, die , gelyk zy<br />
„ hem zeide, flegts op eene gelegenheid wachten,<br />
,, om hem in den grond te booren. Deze voorzeg-<br />
„ ging zou hem bewoogen hebben, om MACDUFF<br />
„ daadelyk om het leven te brengen, als een<br />
„ Toveres, wiens voorzeggingen by hem insge-<br />
„ lyks een groot gewicht hadden, hem niet verzee-<br />
„ kerd had, dat hy nooit van iemand vermoord zou<br />
„ worden, die van een vrouw gebooren was; noch<br />
„ overweldigd , voor het Bhnamer woud tot hetflot<br />
„ van Dunfinane kwam. Deze trooftryke beloften<br />
,, verbanden alle vrees uit zyne ziele. Hy liet de na-<br />
,, tuurlyke wreedheid zyner gemoedsaart den vrijen<br />
,, loop; onderdrukten zyne onderdaanen op de<br />
H s „ elea-
na<br />
ONDERZOEK iw AANMERKINGEN<br />
„ elendfgfte wys, en beging alle moogelyke feor-<br />
„ ten van boosheden.<br />
„ Ten Iaatften befloot MACDUFF, uit zorg voor<br />
„ zyn leven naar Engeland te vluchten, in hoop<br />
,, van MALCOLM CANMOKE daartoe te beweegen,<br />
„ om aanlpraak op de Kroon van Schotland te maa«<br />
„ ken. MACBETH , die in het huis van ieder Edel.<br />
„ man een Spion onder de bediendens had, ont-<br />
„ dekten den aanflag van MACDUFF zeer ras; hy<br />
„ kwam daarom plotzelyk met een Krygsmaehtnaar<br />
„ Fife , en beleegerde de Burg, daar MACDUFF<br />
„ woonden, in verwachting, hem zelv daar te vin-<br />
„ den. De Poort wierd door de Bediendens, die<br />
„ geen gevaar vermoeden terftond geopend; maar<br />
„ MACBETH, vol woede om dat MACDUFF hem<br />
,, ontkomen was, gaf bevel, dat zyn Vrouw en<br />
„ Kindren, en allen, die in de Burg waaren, ver.<br />
„ moord moeiten worden.<br />
„ MACDUFF was geruft aan het Engelfche Hof,<br />
„ als hy van deze verbaazende wreedheid jbericht<br />
„ kreeg. Zyn wenfch, om het bedrukte Schotland<br />
,, te redden, wierd nu door de hoop van zyn eigen<br />
„ wraak nog meer gevoed; hy verzocht den Prins<br />
„ MALCOLM inftandig, zich wederom in bet bezit<br />
„ zyner rechten te ftelien. Hy ftelden hem op<br />
„ de ernftigfte wyze denbeklaagelyketoeftandzyns<br />
„ Vaderlands voor, in welke het door de wreedheid<br />
„ van MACBETH geraakt was; en hoe het Volk,<br />
„ dat hem weegens zyne moorddaaden haaten, die hy<br />
„ zo wei aan den Adel, als aan de gemeenen ge.<br />
„ oeffend had, niets vuuriger wenfchten, dan eeno<br />
„ gelegenheid, om zyn Juk af te fchudden.<br />
„ MALCOLM, die een innig medelyden wegens<br />
„ het ongeluk zyner landsluiden voelden , liet, ge-<br />
„ duurende dat MACDUFF fprak, een diepe zucht;<br />
„ de laatftebemerkte dit, en vernieuwde zyndrei-<br />
„ gende aanfpooringen. MALCOLM wierd door zyn<br />
„ reden, wel is waar, zeer bewoogen; maar hy twyf.<br />
„ felde echter, of MACBETH hem niet mooglyk af.<br />
» ge*
OVER MACBETH, TREURSPEL. 123<br />
,, gezonden had, om hem te verraaden , en nam<br />
,, daarom het voorneemen, om zyne redelykheid<br />
„ eerft op den proef te Hellen, eer hyzyn voorflag<br />
„ aannam. Met dit oogmerk antwoorden hy hem op<br />
„ de volgende wys: "DeEIende, MACDUFF,waar<br />
„ onder mya ongelukkig Vaderland reeds zo lang<br />
L gezucht heeft, fmert my zeer; alfchoon ook myn<br />
- „ genegenheid, om het te helpen, zo fterk was,<br />
|„ als uw verlangen, zo ben ik echter weegens eenige<br />
„ onheelbaare ondeugden, die diep in myn gemoed<br />
I,, ingeworteld zyn, niet inftaat, zulk een groote<br />
i„ onderneeming te waagen. Want eerftelyk ben ik<br />
j „ in onmaatelyke welluft en wulpsbeid.een affchuwel„<br />
lyke Bron van alle andere ondeugden, zodanig<br />
„ verzwolgen, dat als ik de Koninglyke macht be-<br />
,, zat, de eer van geen eenige uwer Dochteren en<br />
„ Vrouwen zeker zou zyn; en zulk eene buitenfpoo»<br />
„ rige onmaatigheid zou u nog onverdraaggelyker<br />
(„ zyn , als de bloedige Tiranny van MACBETH.<br />
,, Onmaatigheid , antwoorde MACDUFF, is ze-<br />
,, kerlyk een zeer groot gebrek. Veel Edle Konin-<br />
„ gen en Vorften hebben hun Ryk en Leven daar<br />
„ door verlooren, om dat zy deze ondeugd onder*<br />
„ worpen waaren; echter zyn 'er Vrouwen genoeg<br />
„ in Schotland, om uw begeerten te bevreedigen.<br />
„ volg daarom myn raad, en maak U zelv totKo.<br />
i „ ning; ik neem het op my , uw geneigdheid tot<br />
„ welluft op zulk eene geheime wyze te voldoen,<br />
,, dat uw eer daardoor niets lyden zal.<br />
„ Maar, hernam MALCOLM, ik ben ook het heb*<br />
,, zuchtigfte Menfch van de Waereld, en was ik<br />
„ Koning van Schotland,zo zou ik hetgrootftedeel<br />
„ des Adels om het Leven brengen, om my in het<br />
„ bezit hunner goederen te flellen.<br />
„ Dit gebrek, zeide MACDUFF, is veel erger, als<br />
|„ hit eerlte; de gierigheid is de wortel van alle<br />
„ zonden; een ondeugd, om wiens willen onze<br />
„ meefte Koningen vermoord zyn. Echter verzoek<br />
,, ik U, doch fteeds aanfpraak op de Kroon te maa*<br />
» ken;
124 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />
„ ken; 'er zyn noch rykdommen genoeg in Schot'<br />
„ land, om uw gierige hebzucht te voldoen.<br />
Ook ben ik, fprak MALCOLM, zeer tot ge-<br />
„ veinsdheid en ieder foort van Bedrog genegen,<br />
„ en verheug my over niets zo zeer, dan als ik die<br />
„ geenen verraaden kan, die zich op my verlaaten.<br />
„ Daar nu niets een Vorft beminder maakt, als<br />
„ Beftendigheid, Gerechtigheid en Trouwe, en ik<br />
„ de tegenovergeftelde ondeugden ten boogften on-<br />
,, derworpen ben, zo ziet gy wel, hoe ongefchikt<br />
„ ik tot regeeren ben. Alle myn overige gebre.<br />
.. ken hebt gy kunnen verzachten; bezoek het nu<br />
„ ook, deze te ontfchuldigen.<br />
„Geveinsdheid, antwoorde MACDUFF, is<br />
„ de kwaadfte van allen; ik moet dus van u aflaa-<br />
„ ten. En ach.' gy ongelukkige en beklaagens-<br />
„ waardige Schotten, voegden hy 'er by.die met<br />
„ zulk een menigte onvermydeiyke plagen bezwaart<br />
„ word ! De Godlooze Wreeddaart, die thans .<br />
„ zonder het minfte recht over u regeerd, onder»<br />
drukt u met de bloedgierigfte wreedheid; en de.<br />
„ ze, die een gegrond recht op de Kroon heeft,<br />
,, is zodanig met alle fchandelyke ondeugden der<br />
„ Engelanders bezield, dat hy ze niet verdient te<br />
„ verkrygen. Want, volgens zyn eigen belyde-<br />
„ nis, is hy niet alleen ten uiterfte hebzuchtig,<br />
,, maar geheel in een overzaadelyke welluft begraa-<br />
„ ven; en daarenboven zulk een valfche verraa-<br />
„ der, dat men hem in geen woord gelooven kan.<br />
„ Vaar dus voor eeuwig wel, Schotland! Ik zie<br />
„ my als een verbanneling aan,zonder ergenshulp<br />
„ of trooft meer te hoopen." —— Terwyl hy dit<br />
„ zeide, weende by bitter.<br />
„ Als MALCOLM zag, dat by wilden heengaan,<br />
„ vatten hy hem by de hand, en zeide : „ W,ces<br />
„ geruft, MACDUFF; want ik heb geene dezer<br />
,, ondeugden, die gy beweend. Ik heb dit alles<br />
„ flegts uit fchers gezegt, om uw redelykheid op<br />
,, de pioef te wellen ; want zeer dikwils heeft<br />
„ M A * .
OVER M A C B E T H , TREURSPEL. 125<br />
,. M A c B 1 T H het bezocht, my op deze wys in<br />
„ handen te krygen ; maar hoe afkeeriger ik my<br />
„ vertoond heb , om uw verlangen te vervullen,<br />
„ des te meer moeite zal ik my nu geeven, het in<br />
„ 't werk te ftellen." Hierop omarmden zyelkan.<br />
„ der,- beloofden elkander tot hun beft ten uiter-<br />
„ ften bevorderlyk te zyn; en overleiden op<br />
„ welk eene wyze zy hun voorneemen het beft<br />
„ konden uitvoeren.<br />
„ MACDUFF ging kort hier na, aan de Gren.<br />
,, zen van Schotland, en zond in 't geheim brieven<br />
„ aan de Edelen des Ryks, waarin hy hen melden<br />
„ dat M A L C O L M fpoedig naar Schotland dacht te<br />
„ komen, om de Kroon te eifchen,en hun daarom<br />
„ verzocht, wyl deze Prins de waare en rechtmaa-<br />
„ tige erfgenaam wns, hem met al hunne macht by<br />
„ te (laan, om de Kroon aan de handen van den<br />
„ Dwingeland te ontrukken.<br />
,. Ondertusfchen wift M A L C O L M den Koning<br />
„ EDWARD daar toe over te haaien, dat de oude<br />
„ SIWARD, Graaf van Northumberland, met tien<br />
„ duizend Man beftemd wierd, om met hem naar<br />
„ Schotland te gaan, om hem in de aan'praak op de<br />
,, Kroon te onderfteunen.<br />
„ Als het bericht van dezen aanftaanden inval<br />
,, zich in Schotland verbreiden , deelden zich den<br />
„ Adel in twee partyen , waar van de eene het<br />
„ met MACBETH , en de andre met MALCOLM<br />
„ hield. Tusfchen deze twee Partyen vielen zeer<br />
,, dikwils ligte fchermutzelingen voor , maar die<br />
„ van MALCOLM wilden zich niet eer aan het ge«<br />
„ vaar van een formeele flag wsgen, voor MAL-<br />
„ COLM en de Engelfche Krygsmacht , dieiVorf-<br />
„ humherland aanvoerden , zich met hun veree-<br />
,, nigd" had.<br />
„ MACBETH geloofden zich niet fterk genoeg,<br />
„ om het tegen de Engelfche op te neemen, trok<br />
„ naar Fife te rug, en floeg een Leger op in de<br />
„ nabuurfchap en het Slot van Dunfinane, met oog-<br />
„ merk,
12$ ONDERZOEK IN AANMERKINGEN<br />
„ merk. geen flag te waagen, als hem zyne Vyan-<br />
„ den daar niet vervolgden. Ondertusfchen rieden<br />
„ hem. eenige zyner Vrienden, een vergelyk met<br />
„ MALCOLM aan te gaan, of ras op de Eilanden<br />
„ te vluchten, en zyne fcbatten mede te neemen,<br />
„ op dathyin ftaat mogt zyn, eenige van de groot-<br />
„ fte Vorften des Ryks op zyne zyde te brengen, en<br />
„ vreemde door goud te verkrygen, op wien hyzich<br />
s, „w.aaicu ivuu, ais up zyne-unaerciaanen<br />
„ die hem daaglyks verlieten. Hy had echter een<br />
„ zo vaft vertrouwen op zyne voorzeggingen, dat<br />
„ hy zeker geloofden, hy zou niet eer overwonnen<br />
„ worden, voor dat het Birnamer Woud naar Dun.<br />
„ finane kwam, noch door iemant vermoord wor-<br />
„ den, die van een Vrouw gebooren was.<br />
„ M A L C O L M , die MACBETH fpoedig ver-<br />
„ volgd had, kwam den avond voor den flag aan<br />
„ het Birnamer Woud ; en als zyn Heir daar<br />
„ ecu wcimg uitgeruir naa, beval hy, dat een<br />
„ ieder een tak van een Boom houwen, en met<br />
„ dezelve in zyn hand voorttrekken moeft, op dat<br />
M zy» op deze wys befchaduwd, in alle ftilte, zon-<br />
„ der hun aantal te verraaden , hunne Vyanden<br />
„ en der de oogen komen mogten.<br />
„ Den volgenden dag, als MACBETH hen za°,<br />
„ verfchnkte hy zeer; en wyl hy zich de voorzeg<br />
„ ging herinnerden , die hem lang van te vooren<br />
„ gedaan was, twyffelde hy niet, dat zy heden<br />
„ vervuld wierd, wyl hy het Birnamer Woud naar<br />
„ Dunfinane zag komen. Dit ongeacht fielden hy<br />
„ zyn Volk in flagorder , en moedigde hun aan ,<br />
„ dapper te vegten. Naauwlyks echter hadden zyn<br />
„ Vyanden hunne takken weggeworpen, als MAC-<br />
„ B E T H hun aantal gewaar wierd, en de vlucht<br />
„ nam. .<br />
„ MACDUFF, door haat en wraakbegeerteaan-<br />
„ gefpoord, hield niet eer op, hem te vervolgen,<br />
„ voor hy met hem te Lunfannain byeen kwam }<br />
„ en wyl MACBETH hem op de hielen zag,<br />
ii iprong
BVER M A C B E T H , TREURSPEL. nj<br />
„ fprong hy van zyn Paard,en riep hard op: „ Ver-<br />
„ raader, waarom vervolgt gy my, dus vergeefsch,<br />
„ wyl ik van niemant kan vermoord worden, die<br />
„ van een Vrouw gebooren is ? Maar kom dan<br />
„ hier, en ontvang het loon dat uw dwaaze ftout-<br />
„ moedigheid verdiend." Hy gaf hem hierop een<br />
„ flag met zyn Zwaard, en geloofden hem gedood<br />
„ te hebben ; maar MACDUFF fprong fchielyk<br />
„ van 't Paard, ontweek den flag, hield zyn ont'<br />
„ bloote Zwaard in de hand, en antwoorden hem:<br />
„ „ Dat is waar, M A C B E T H , en nu zal uw on •<br />
„ verzaadelyke wreedheid een! einde neemen; want<br />
„ ik ben de geenen, van wien de Toveresfen U<br />
„ gezegt hebben; niet gebooren van myn Moeder,<br />
„ maar uit haar lyf gefneeden." Daadelyk ging hy<br />
„ op hem los, doodden hem op de plaats, hieuw hem<br />
,, het hoofd af, ftak het opeen fteng, en bragt het<br />
„ by M A L C O L M .<br />
„ Dit was het einde van M A C B E T H , na dat<br />
„ hy zeventien Jaaren over Schotland geregeerd<br />
„ had. (rr) in 't begin zyner Regeering verrichten<br />
„ hy veele IofFelyke daaden , en gaf verfcheide<br />
„ zeer nutte wetten, maar in 't vervolg verduifter-<br />
„ de hy, door verblinding des Duivels , de roem<br />
„ zyner goede daaden door de affchuwelykfte<br />
„ wreedheid."<br />
Men vind deze gefchiedenis van MACBETH ook<br />
in de Scbotfcbe Gefchiedenis van BUCHAHAN, (ST)<br />
met even dezelve omflandigheden , doch iets korter,<br />
verhaald; buiten, dat de Gefchiedfchryver de<br />
verfchyning der Toveresfen flegts als een droom<br />
ver.<br />
(rr) Namelyk Van At. 1040 tot At. 1057. vol'<br />
gens VALLEMONT, by wien by onder den naam van<br />
MACHABET , een Neef van DUKCAK, enz. voor»<br />
komt.<br />
VERTAALEES.<br />
(ss) S. GEO. BUCHANANI Opera omnia, (Edinb.<br />
1715. lol,) Vol» L p. III. SS.
ial ONDERZOEK EN A A N M E R K I N G E N<br />
vermeld (tt) de voorzegging des Koningryks aan de<br />
nakomelingen van BANQUO voor een kwaad<br />
gerucht door flegte luiden verbreid uitgeeft; (uu)<br />
de omftandigheid, dat de Soldaaten van MALCOLM<br />
met takken in de hand optrokken , als een bloote<br />
wei king van hunne vrolyke hoop des Zegepraals aanvoert;<br />
en de by MACBETHS verhaalde dingen, de<br />
erinnering aan voorgaande voorzeggingen, en diergelyke<br />
fabelachtigheden; meer Theatraal, alsHistorifch<br />
noemt (vv).<br />
Eenige Kunftrichters zyn in de gedachten geweeft,<br />
dat SHAKESFEAR bet Caratïer van Lady M A C<br />
B E T H van dezen Gefcbiedfchryver ontleent heeft.<br />
Maar als men deze plaats, met die by HOLINO%HED<br />
en HECTOR BOETHIUS vergelykt; (w) zo vind<br />
men voor deze vermoeding niet den minften grond.<br />
Daar by komt nog, dat men uit de afwyking van<br />
BUCHANAN van de Chronykfchryver in de groet<br />
der Toveresfen openlyk ziet,dat SHAKESPEAR<br />
niet de eerfte, maar de-laatfte voor oogen gehad<br />
heeft, gelyk F A R M E R dit alles omftandig toond.<br />
M A C<br />
(tt) Cum in Scotia omnia pace flererent,<br />
Macbethus , qui confobrini ignavia femper Jpreta,<br />
regnifpem occultam in animo alebat, creditur fomnio<br />
quodam ad eam confirmatur. Quadam enim noÜe, cum<br />
Itngiuscule abejjet a rege , vijus eft fibi tres foeminas<br />
forma auguftiore quam bumana vidisfe , quaram<br />
una Angufia Tbanum, altera Moravix ,tertia Regem<br />
eum falutaffet.<br />
(uu) De boe (Bancbtne) vulgabatur fors, per maleficos<br />
edita, fere, ut eius pojteritas aliquando regno<br />
potiretur.<br />
(vv) Multa bic fabulofe quidam nojlrorum offingunt;<br />
Jed quia tbeatris aut Milejiis fabulis Junt ap*<br />
tiera quam bijiorice, ea omitto.<br />
(ww) Zie deze vergelyking in FARMER'S Effay<br />
m Sbakefpears learning, p. 54,
OVER M A C B E T H , TREURSPEL. ug<br />
M A C B E T H , voegd deze geleerde KunftrJchter<br />
daarby, was zekerlyk een van SHAKESFEARS<br />
laatfte Tooneelfpelen; en mooglyk wierd hy door<br />
een klein ftuk van even dezelve inhoud daar toe<br />
gebragt, het welk te Oxford, in 't Jaar 1605, voor<br />
Koning J A c o B gefpeeld wierd. W A C K E geeft<br />
in zynen Rex Platonicus het volgende bericht daarvan:<br />
„Fabulce anjam dedlt antiqua de regia profa.<br />
,, pia biftoriola apud Scoto- Britannias celebrata,<br />
,, quae narrat, tres olim Jibyllas occurijje duobus<br />
„ Scoiiae precetibus , MACBETHO &f LANCIIONI ,<br />
„ £f illum predixijje regem futurum , fed regent<br />
,, millum genniturum; bunc regem non futurum ,fed<br />
„ reges geniturum muitos. Vaticiniiveritatemrerum<br />
„ .ever.tus comprobavit. BANCHONIS enime Jiirpe po*<br />
„ tentisfimus JACOBUS eriunius."<br />
MILTON , die eene lyft van [niet minder als hon«<br />
dert en twee onderwerpen voorTreurfpelen naliet,<br />
had ook onder andren M A C B E T H opgetekend.<br />
Zyn oogmerk was, met de aankomft van M A L«<br />
COLM op het Slot van M A C D U F F te begianen.<br />
Wat met D U N K A N voorvalt, zegt hy, kan by<br />
de verfchyning van zynen Geeft gebragt worden. Uit<br />
deze aanmerking zegt STEEVENS, moet men befluiten<br />
, dat MILTON de vryheid afgekeurd heeft,<br />
die zynen voorganger genomen heeft, om eene Gefchiedenis<br />
van zulk eene lengte in den kleine- omvang<br />
van een Tooneelfpel te brengen , en dat hy het<br />
geheel naar de wetten van het oude Drama had<br />
willen omwerken. Ten minften kon hy zich niet<br />
wel met de ydele hoop vleijen, om SHAKESFEAR<br />
in het Treurfpei MACBETH te overtreffen.<br />
Reeds voor dertig Jaaren gaf Dr. JOHNSON een<br />
bizonder klein fchrift over dit Treurfpei uit \xx) ,<br />
uit<br />
(xx) MiscellaneousObfervations on theTragedy<br />
of M A C B E T H , Lond, 1745. in 8. Het wexenlyke<br />
dezer opmerkingen beeft LENOX in baare SHA<br />
KESPEAR illujlrated ingevoegd. Vol. I. p. 273. SS, *•<br />
II. DEEL.<br />
I
i3o ONDERZOEK EH AANMERKINGEN<br />
uit welke hy nu het wichtigfte zyner Aanmerkingen<br />
in zyne uitgave des Dichters ingevoegd heeft. Eene<br />
der uitvoerigfta en voornaamfte dezer Aanmerkingen<br />
heb ik tot hier gefpaard; zy betreft het werktuiglyke<br />
(Mecbanique) in MACBETH, over het welke den<br />
Lezer vermoedelyk eene nadre oplosfing verwacht.<br />
Om de bekwaamheid en de verdienften van eenen<br />
Scbryver naar behooren te fchatten, is altoos<br />
noodig , de Genie van zyne eeuw en de denkbeelden<br />
van zyne tydgenooten te onderzoeken. Een<br />
Dichter, die tegenwoordig de geheele handeling zyns<br />
Treurfpels op Tovery gronden, en de voornaamfte<br />
voorvallen door de inwerking van bovennatuurlyke<br />
machten voortbrengen wilde, zou met recht het<br />
verwyt verdienen, dat hy de paaien der waarfchyn»<br />
lykheid overtrad; en zou van het Tooneel in het<br />
Kinderfchool verbannen en veroordeeld worden,<br />
om liever Hexefprookjes, als Treurfpelen te fchry.<br />
ven. In tegendeel kan eene onderzoeking van deze<br />
begrippen en meningen, die te dier tyd heerfchten,<br />
toen dit Treurfpei gefchreeven wierd, genoegzaam<br />
bewyzen, dat S H A K E S P E A R diergelyke berisping<br />
niet te vreeezen had; wyl hy flegts het Systema<br />
, het welk doen ter tyd algemeen aangenomen<br />
wierd, tot zyn ;voordeei bezigde, en ver af<br />
was , om zyne toehoorders zo veel ligtgeloovig.<br />
heid te vergen.<br />
De wezenlykheid der Hexeryen of der Toveryea<br />
die wel is waar, eigentlyk niet eenerly zyn ,<br />
maar echter in dit Tooneelfpei met elkander ver.<br />
niengd worden, is ten allen tyden en in alle Landen<br />
van den gemeenen Man , en in de meelt»<br />
van de Geleerden zelfs gelooft en aangenomen<br />
geworden. Zekerlyk fcheenen deze Pbantomen<br />
des te menigvuldiger,hoe grooter de duifternisder<br />
onweetenheid was : ondertusfchen kan het niet<br />
bewezen worden , dat het helderfte fchynfel des<br />
Verftands en Kennis in eenige tyd bekwaam gen<br />
weeft is, om za uit de waereld te verdryven. De<br />
tyd,
OVER MACBETH, TREURSPEL.<br />
ijt<br />
fyj , waar in dit foort van Bygeloof haar grootfte<br />
hoogte bereikt heeft, fchynt de tyd des heiligen<br />
Krygs geweeft te zyn, in welke Chriftenen buBne<br />
nederlagen altoos aan betoveringen , of eenen we<<br />
derftand des Duivels toefchreeven; gelyk, als zy<br />
hun geluk aan den byftand van hunne ftrydbaare<br />
heiligen dankten, de geleerde Dr. WARBÜR<br />
TON fchynt in zyn byvoegfel der inleiding voor<br />
D O N QUICHOT te gelooven, dat de eerPe verhaaien<br />
van Toveryen in ons Waerelddeel door die<br />
geene overgebracht zyn , die van hunne Oofterfche<br />
Veldtochten te tug kwamen. Ondertusfchen is 'er<br />
altoos eene zekere tusfchenpoofing tusfchen de<br />
geboorte en de rypbeid der dwaasheid zo wel als<br />
der boosheid. Dit denkbeeld is reeds lang in da<br />
waereld geweeft, alfchoon het in voorgaande ty«<br />
den nooit zo gewoon en zo algemeen aangeno»<br />
men was, OLYMPIODORUS vermeld in de<br />
uittrekfels van PHOTIUS, hoe een' zekren Li*<br />
BAHIUS, die dat foort van Krygshaftige Tovary<br />
dreef, en . tevens beloofd had , %&Qt ix X(t«v<br />
x«T« fitt$uzw ivtfyeiv , groote dingen tegen de<br />
Barbaaren zonder SoKiaaten te zullen verrichten j<br />
op aanhouding der Keizerin PLACIDIA, om het<br />
leven gebragt wierd , toen hy juift van voorneemen<br />
was , van zyne bekwaamheid proeven te geeven.<br />
De Keizerin toonden by haar misnoegen echter<br />
eenige goedheid, wyl zy hem in een tyd liet rechten,<br />
die zynen roem nog zo voordeeiig was.<br />
Maar een nog merkwaardiger bewys van den<br />
ouderdom van dit denkbeeld vind men in CHRY-<br />
SOSTOMUS Boek de Sacerdotio, waarin een Tooneel<br />
van Toveryen voorkomt , die geen Roman<br />
van de middeleeuw verder gedreeven heeft. Hy<br />
voerd een aanfchouwer aan , die een fiagtveld befchouwd<br />
, in gezelfchap van een ander die alle<br />
de menigvuldige tegenftanden des fchriks, de<br />
werktuigen der verwoefting, en de kun ft des<br />
jnoords van elkander fcheid. „ Lmm* is hrt-
132 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />
?r«pa Toic ivetyrm x«j jr'ro/iem txcionf
OVER MACBETH, TREURSPEL. 133<br />
bruiken , de wyze om ze te ontdekken . en de<br />
gerichtelyke bandelwyze by haare beftraffing ; in<br />
zyne gefprekken over deDsmono/ogjegegeeven, die<br />
in Schotfche Dialekta gefchreeven waaren, en ts<br />
Edenburg uitkwamen. Dit Boek wierd , kort na<br />
zyne aankomft in de Regeering, te Londen weder<br />
gedrukt; en wyl het de kortfte weg was , om<br />
zich in gunft by KoningjACOB te ftellen, dat men<br />
zyne grillen toejuichten, zo wierd het Syjlema der<br />
Damonologie terftond van allen aangenomen, die<br />
bevordering verkrygen , of hunne Ampten niet<br />
wenfchte te verliezen. Dus wierd nu de leer der<br />
Hexery zeer nadrukkelyk ingefcherpt: en daar de<br />
meefte menfchen geen verdren grond voor hunne<br />
meeningen hebben , als dat zy in de mode zyn,<br />
zo moert deze overreding een' fchielyken voortgang<br />
winnen, wyl zy nog daarenboven door ydelheid<br />
en ligtgeloovigheid begunftigd wierd. Zelfs<br />
het Parlement wierd dra daar door aangeftooken;<br />
het gaf in het eerfte Regeeringsjaar van Koning<br />
J A c o B een gebod , waar in ( Cap. XII. ) ge<br />
zegt word : ,, Als iemand zich van eene aanroe»<br />
,, ping of bezweering van booze Geeften bediend;<br />
„ (of 2) een booze Geeft by hunne zaak te raaden<br />
„ neemt, met hem fpreekt, hem gebruikt, onder-<br />
„ houd, of beloond; (3) of een dood Man, Vrouw<br />
„ of Kind uit het Graf neemt, of de Huid, Bee-<br />
„ nen, of een deel des dooden Lichaams , om<br />
„ daar mede Hexery, Tovery, of Bczweeringe te<br />
,, verrichten; (4.) of eenig foort van Hexery, To.<br />
„ very, of Bezweering oeffend ; (5.) waar dcor<br />
„ iemand ongelukkig gemaakt, gedood, gefchon.<br />
„ den, gekwetft, uitgeteerd of aan eenig deel des<br />
„ ligchaams verlamd word; (6.) dat een ieder, die<br />
„ dit doet, en dit invoerd , het leven verliezen<br />
„ zal. — Dit gebod wierd eerft ten onzen tyden<br />
„ wederroepen."<br />
Ten tyden van SHAKESFEAR was dus de<br />
Leer van Tovery beide door gewoonte en wetten<br />
1 3 be-
134 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />
beveiligd, het was niet flegts onwellevend, maar<br />
ok ftratbaar, dat in twyfel te trekken; en wyl men<br />
altoos des te eer wonderen ziet, hoe meer men<br />
ze verwacht, zo wierden daaglyks Hexen ontdekt,<br />
en waaren aan eenige plaatzen zo talryk.dat<br />
de Bisfcbep H A L L een Dorp in Lancasbire vermeld,<br />
daar meer Hexen als Huizen waaren. De<br />
Je/uiten en Sektirers maakten zich deze algemeene<br />
dwaaling ten nutte, en bemoeiden zich het voor.<br />
deel van hunne partyen, door voorgewende geneezing<br />
van bezerene en door booze Geeften geplaagde<br />
luiden , te bevorderen; zy wierden echter door<br />
de geefreiykheid der heerfchende Kerk ontdekt en<br />
befchaamd.<br />
Men kan het onzen Dichter dus ligt vergeeven,<br />
dat hy op deze algemeene verblinding een<br />
Tooneelfpel gronde, en te meer, daar hy met<br />
de grootfte nauwkeurigheid Gefchiedverhaalen volgden,<br />
die men toenmaals voor waar hield. Ook<br />
is 'er geen twyfel, dat de Hexen-Tooneeien, hoe<br />
zeer men tegenwoordig daar over lagchen mag<br />
beide van hem zelv en zyne aanfchouwers voor<br />
eerwaardig en beweeglyk gehouden wierden.<br />
In eene aanmerking op het eerfte Tooneel Van het<br />
Vierde Bedryf, verklaard Dr. JOHNSON de eigeniyke<br />
bez-gheid der Hexenbezweeringen ; ook<br />
deze aanmerking moet ik hier in Jasfchen , daar zv<br />
ter opheldering van dit Tooneel dienen zal;<br />
„ SHAKESPEAR heeft alle de omitandigheden<br />
„ en plechtigheden van dit Tooneel met veel over-<br />
,, leg gekoozen, en zeer nauwkeurig naar de «e<br />
„ meene vernaaien en meeningen ingericht; °<br />
„Driemaal hoorde ik de Rat fchreeuwen:"<br />
De gewoonlyke geftalte, in welke de Geeften<br />
naar de gemeene zaak , met de Hexen omgaan"<br />
IJ de geftalte van een Kat. Een Hex, die meer<br />
•Jan vyfrg Jaar voor den tyd van S a A K E S P E A R<br />
•.er
OVER M A C B E T H , TREURSPEL. 135<br />
veroordeeld wierd, had een Kat, die Ruttfrkin<br />
heetten, even, als de Geeft van een dezer Hexen<br />
den naam van Grimalkin heeft; en als zy ergens<br />
een onheil veroorzaaken wilde, 20 pleeg zy Rut<br />
terkin: „ Het gaan en vliegen," te heeten; eens<br />
echter, als zy Rutterkin afzenden wilden, om een<br />
Dochter van de Gravin van Rusland te kwellen,<br />
ging, noch vloog de Kat niet, maar fchreeuwden<br />
flegts Miauw; een teken, dat de Jonge Gravin<br />
niet in haar geweld was. Want het geweld der<br />
Hexen was niet algemeen, maar bepaald, ge<br />
lyk SHAKESFEAR dit niet vergeet aan te duiden<br />
:<br />
I Staat het niet in myne macht<br />
Hem door ziekte en wreede pynen<br />
Te doen kwynen:<br />
'k Zal zyn Schip dan onverwacht<br />
Op een blinde Klip doen ftranden .•<br />
Maar ik zal hem weêr doen landen.<br />
De gewoone plaagen , welke de boosheid der<br />
Hexen voortbragt, waaren zwaarmoedigheid, trekkingen<br />
en uitteeringen des ligchaams ; ook dit<br />
dreigd eene van SHAKESPEARS Hexen:<br />
Ik zal dien Aleppo Gast,<br />
In de tyd van zeven dagen<br />
Negenmaal door 't meir heen jaagen,<br />
Wyl hem angst en fchrik verrast;<br />
Zorg en kommer moet hem naaken,<br />
Ja, 'k zal daar en dag en nacht.<br />
Rusteloos word doorgebracht,<br />
Hem zo dor, als hooy zelfs, maaken.<br />
Zy plagten voorts de Kudde hunner Nabuuren te<br />
, verwoeften, en de Pachters op het Land hebben<br />
: nog heden allerhande gebruiken , om hunne Koei.<br />
i jen en verder Veê voor behexingen ta bewaaren.<br />
I 4<br />
Het
136 ONDERZOEK K» AANMERKINGEN<br />
Het meefte fchynen zy verdacht van boosheid<br />
omtrent de Zwynen geweeft te zyn. SHAKE-<br />
SPEAR Iaat daarom een zyner Hexen zeggen.dat<br />
zy Zwynen omgebragt heeft; en Dr. H A R S E N E T<br />
merkt aan , dat te dier tyd geen Zwyn vinnen,<br />
geen Maagd hitzige toevallen kon hebben, zonder<br />
dat men ergens een ond Wyf voor een Hex<br />
hield.<br />
De Padden had men insgelyks lang verdacht<br />
gehouden , dat zy der Tovery iets bvvoegden;<br />
daarom noemt SHAKESFEAR in het Eerjle TODneel<br />
van dit Tooneelftuk een van de- Geeften<br />
Padocke; en daarom laat hy een Pad het eerft in<br />
de Pot werpen.<br />
Padden! gy die nacht en dag,<br />
Onder koude Steenen lag,<br />
Een Maand lang naar uwen lust.<br />
Giften zoog en helfche fmook,<br />
Gy moet eerst de Ketel in.<br />
Als VANINUS te Touloufe in hegten is genomen<br />
wierd,bevond in zyne wooning ingens Bufo vitra<br />
inclujus, een groote Pad,in een Vlefch bewaard;<br />
waarom hem zyn vervolger van Giftmengery be«<br />
fchuldigden : Venificium exprohrabant.<br />
Slangen in het Slyk gebaard,<br />
Kookt en list op onzen haard;<br />
Daar wat Kikvorschbouten by.<br />
Ottertongen, Steeklary,<br />
Haagdischpooten, Vieêrmuishair,<br />
Hondetanden, en wat daar<br />
By behoord tot damp en rook.<br />
De gefchiktheid dezer inmengfelen kan men<br />
leeren kennen , als men de Boeken de Viribus<br />
Animalium en de Mirabilibus Mundi leeft, welke<br />
ALBERT MAOWUS toegefchreevcn worden,<br />
waarin
OVKR MACBETH, TREURSPEL. 137<br />
waarin den Lezer, die tyd en ligrgeloovigheid ge.<br />
noeg heeft, zeer wonderlykegeheimnisfen ontdek,<br />
ken kan.<br />
Het is in het gebod tegen de Hexen reeds gemeld,<br />
dat men van hen geloofde, dat zy doode ligchaamen<br />
wegnamen , om ze tot hunne Tovery<br />
te gebruiken. Dit beveiligde dat Vrouwsperfoon ,<br />
dat Koning J A C O B verhoorden j ;zy had van een<br />
dood ligchaam dat in een van haar Vergaderingen<br />
gedeeld wierd , twee Vingers ,voor haar aandeel<br />
behouden,<br />
'k Zie<br />
Daar nog Vingers van een Kind, ^<br />
Dat verfmoord was eer het kwam. •<br />
Het is merkwaardig, dat SHAKE SPEAR by<br />
deze groote gelegenheid, daar het op het nootlot<br />
van den Koning aankwam, alle de omftandigheden<br />
des fchriks vermenigvuldigd. De Knaap , wiens<br />
Vinger gebruikt word , moeft in de geboorte ver»<br />
worgt zyn , het Vet moeft niet flegts Menfchenvet,<br />
maar van de Galg, de Galg eens Moorders<br />
afgedroopen zyn ; en zelv het Varken, wiens bloed<br />
gebruikt word , moeft de Natuur beleedigd , en<br />
zyn eigen Jongen gegeeten. hebben. Enkel trek.<br />
ken van oordeel en Genie!<br />
Zingt en fluit U in een kring<br />
Om den Ketel onderling.<br />
Geesten, zwart en wit en graauw,<br />
Het heele Geestendom,<br />
Roerd om, roerd om, roerd om,<br />
Zo veel gy kunt en gaauw.<br />
IS E»
13* ONDERZOEK EK AANMERKINGEN<br />
En in het Eerfte Bedryf.<br />
Des Noodlots Zustren, hand in hand<br />
Zwerven over Zee en Land.<br />
Draaijen zich in eenen kring<br />
Driemaal voor U onderling:<br />
Driemaal voor my uit hun macht;<br />
Nog Driemaal is het één en agt.<br />
Deze beide plaatzen neem ik by elkander, wyl zy<br />
beiden te weinig voeglyk voor de plechtigheid<br />
der betovering fchynen konde, en het echter met<br />
een plaats in CAMDEM'S bericht van Mand beweezen<br />
is, dat ze op een gebruik gegrond zyn ,<br />
dat werklyk by de onbefchaafde Bewooners van<br />
deze Landen gebruikkelyk was. Als iemand een<br />
val doet, zegt die geenen , van welke C A M D E N<br />
zich daar onderrichten liet, vaart hy plotzelyk<br />
op, draaid zich driemaal naar de rechterhand, en<br />
graaft een gat in de aarde. Want zy gelooven,<br />
dat 'er in dezelve een Geeft is. En als hy binnen<br />
twee of drie dagen krank word , zo zenden zy<br />
een van hunne Wyven, die in dusdanige dingen<br />
ervaaien is, naar zyn plaats heen , daar zy zegt:<br />
„ Ik roep u van Ooften , Weften , Noorden en<br />
„ Zuiden, van de Wouden en Bosfchen, de VJpe-<br />
„ den en Zeën , van de roode , zwarte , witte<br />
„ Hexen."—— Ook hadt men reeds voor SHA-<br />
KESPEAR'S tyden een Boek, waarin, onder andre<br />
eigenfchappen der Geeften, ook hun kleur befchree.<br />
ven word. 'Er zyn nog menigvuldige andre. om-<br />
Handigheden by te brengen, waar in SHAKHSPEAR<br />
zyn inzicht en oordeel getoond heeft. ——<br />
Ten aanzien der groote innerlyke fcboonheden<br />
van dit Treurfpei, welk men als een voortreffelyk<br />
Meefterftuk, niet flegts onzes Dichters, maar des<br />
menfchelyken geeft boven alles, bewondren moet,<br />
wys ik den Lezer naar dat geene, wat daar over,<br />
voornaamelyk over de Cara&erifeering der handelende
©VER MACBETH, TREURSPEL. ijf<br />
lende Perfoonen, in het onderzoek over S H A K É><br />
.PEAR'S Genie en Schriften, en nieuwlings in<br />
WILI..RICHARDSON'S Pbilofopbifcbe onderzoe •<br />
king en opheldering van eenige merkwaardige Ca;<br />
ratteren by SHAKESPEAR ( yy ) gezegd is- Bizonder<br />
gelukkig heeft deze laatfte met een waare<br />
Pbilofopbifcbe onderzoekingsgeeft den overgang van<br />
goede denkbeelden in het Caradter van MACBETH<br />
tot bloeddorftige wreedheid verklaard. Ook in den<br />
Dramatique Cenfor (zz), een reeds door my meer<br />
aangehaald periodiek gefchrift, vind men een uitvoerige<br />
criticq over dit Treurfpei, waarin echter onder<br />
veele en gerechte Lof ook menige berisping van<br />
enkele Tooneelen en Caraüeren ingemengd is, tegen<br />
welke de grooten Dichter ligt gerechtvaardigd kon<br />
worden, en die hoofdzaakeiyk haar grond in hetKlas»<br />
ficaal Gezichtspunt heeft,uit welke deKunftrichter<br />
een werk van een geheel ander foort, voor een<br />
Iliiloriefch Schouwfpel aanzag. Daarvan komt ook<br />
zyne ontevreedenheid, met de Zedeleer des fluks ;<br />
de klachten over de nadeelige indrukfelen, die het<br />
maaken moeft —« maar waarfchynlyk by weinige<br />
maaken zal —• klagten , die Vrouw Griffitb (aan)<br />
eeift nieuwlings herhaald heeft, die het noodig<br />
achten, by haar uittrekfel der Motalifcbe plaatzen in<br />
MACBETH een Pojtfcriptum by te voegen, om te<br />
bewyzen, dat de waereld geen jammerdal is.<br />
Men kent de bewondering, met welke men in<br />
Engeland onder andre grooteftukken van SHAKE<br />
SPEAR<br />
(yy) A pbilifopbical Analyfis and Illujiration of<br />
fome of SHAKESPEA R'S remarkable Cbaraüers, by<br />
WM. RICHARDSON, Esq. 2de Edit. Lond. 1774.<br />
8. p. 43. SS.<br />
(sz) The Dramatic Cenfor, Vol. I, p. 79-<br />
(aas) In baar tamelyk droog Werk: The morality<br />
of Sb. Drama illuftrated (Lond. 1775 gr. 8.)<br />
p. 407. SS.
J43<br />
ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />
SPEAR ook dit van dien Dichter door den waar.<br />
dige Tooneelfpeeler GIRKICK vertoonen ziet.<br />
De volgende Loffpraaken wierden hem, by gelegen."<br />
heid van MACBETHS vertooning gegeeven.<br />
„ Even , gelyk SHAKETEAR in veele plaatzen<br />
„ boven zich zelv verheven is, dus is ook deze zyn<br />
„ grooifteen befte uitlegger, die zyne fchoonheden<br />
„ niet flegts de inbeeldingskracht voorfteld, maar<br />
„ ze op de voelbaarfte wyze in het harte terug'voerd<br />
„ Onder duizend andre Voorbeelden van byna"<br />
,, Zwartkunftelyke verdienfler- , zullen wy ons<br />
„ eenige weinige in het Caraüer van MACBETH<br />
„ herinneren. Wie zag ooit den cnflerfFelyken<br />
Tooneelfpeelder voor de vermoording van DUN-<br />
„ KAN, by de Dolk,die by gelooft te zien, terug<br />
„ voeren, en denzei ven befchryven, zonder door<br />
„ Simpathie, en beftendiglooze lucht in de febrikke-<br />
„ lyke geftalte van een Do.'k te verlïgchaamen ?<br />
,, Wie hoorden ooit die diepe, maar doordringen'.<br />
„ de toon zyner ftem, als de daad gedaan is en<br />
„ als hy deze onnaarvolglyke plaats opzegt, van de<br />
„ flaapende Kamerdienaars, en den moord desSlaa<br />
„ pers;zonder zyn Zenuwen fterk gefchud te voe«<br />
„ len ? Wie zag ooit de geweetensangft en verwar-<br />
,» ring in zyne wezen-trekken, als de Geelt van<br />
,, BANQUO by het Gaftmaal verfchynd, zonder<br />
,, zyn vernuft de werklyke vrees voor een verdicht<br />
„ Spookzel op te offeren? Wie kan hem, na hy<br />
„ de doodelyke wond verkreegen heeft, met ce<br />
„ uittrfte doodsangft des ligebaams en der ziele<br />
„ hooren fpreeken (bbb) , zonder door het aani,<br />
der ken<br />
(übb) In de verandering volgens welke dit Treurfpel<br />
tegenwoordig uitgevoerd word Jletft MACBETH<br />
op bet Tooneel, en éindigd zyn leven met eenige door<br />
GARRICK bygevoegde Verzen , waarin by zicb aan<br />
zynfcbuld, aan zyne verblinding, aan de Teven-s-<br />
Jen , en aan de bem dreigende toekomende [troffen<br />
herinnert.
OVER M A C B E T H , TREURSPEL. 141<br />
denken voor toekomende ftraffen te fidderen, en<br />
)' zonder den ftervende Elendeling byna te be-<br />
,' klaagen, als hy juift met de affchuwelykfte mis.<br />
„ daad bevlekt is."<br />
„ De Theatraalfche Kunft fchynt de meefteAan.<br />
„ fchouwers eene Mecbanique richting der Leden,.<br />
„ en een Papegaaijenmaatige wyze van voordragen<br />
„ te zyn. Dat is zy helaas.' maar al te dikwils;<br />
., maar waare en groote talenten gaan ver over deze<br />
,, enge, onvruchtbaars paaien uit ;zy volgen de Na-<br />
„ tuur door baare menigvuldige hoeken, dringen<br />
„ in haare diepfte afgronden in;en agterhaalendu'j<br />
„ zend fchoonheden, welke de enkle Kunft en Me.<br />
„ tbode niet gewaar word. Het grootfte verftand<br />
„ kan het leeren, aan deze of geene zyde op te<br />
„ treden, aan een beftemdeplaats te ftaan.deitem<br />
,. hier te verheffen, daar te verlaagen; als echter<br />
„ beweging en voordracht niet door een uitgebeel-<br />
,, de Kennis der Waereld endoor eenaangebooren<br />
„ richtig gevoel geregeert worden, dan laat zich<br />
„ geen hooger graad , geen verdienfte bereiken,<br />
„ als koele richtigheid en ordening. GARRICK'S<br />
„ onvergelyklyke Genie daarentegen, ketend niet<br />
„ flegts ons windrig gevoel, maar geeft ook onze<br />
„ ziel het befte en fterkfte voedzel."<br />
Minder gelukkig waaren Qum, SHERIDAW,<br />
B A R R Y , P O W E L L , H O L L A N D en SitiTH.hi<br />
de Vertooning van deze groote Rol; ook deze worden<br />
van den aangehaalden Kunftrichter enkel beoordeeld.<br />
E I N D E .
L E V E N E N DOOD<br />
V A N<br />
K O N I N G<br />
JOHANNES,<br />
HISTORIE-SPEL.
P E R S O O N E N .<br />
K O N IS G JOHANNES.<br />
PEINS HENDRIK, Zoon ? van fo.<br />
A R T H u R , Hertog van Britanie en Neef i hannes.<br />
PEMBROKI,<br />
KSSEX,<br />
J<br />
SALISBURY, > Engelfche Lords.<br />
HUBERT, \<br />
BIGOT,<br />
PHILIP,.Koning van Vrankryk.<br />
LOUIS, den Dauphin*<br />
FAULCONBRIDGE, natuurhke Zoon van Ri<br />
CHARD den Eer/ten<br />
5<br />
'Vroede* F ' 4 U L C 0 N j i H I D 0 E - Z T> gewaande<br />
L A D Y FAULCONBRIDSE , Moeder van den<br />
Bajtaart en Rohert Faulconhridge.<br />
JACOB GURNEY, Bediende van Lady Faulcon•<br />
bridge.<br />
PETER van POMFRET, een Profeet.<br />
De AARDSHERTOG van Ooflenryk.<br />
K A R D I N A A L PANDULPHO , Gezant van den<br />
Paus.<br />
M E L U N , een Franfcb Edelman.<br />
C H A T I L L I O N , Gezant van Vrankryk<br />
LEONOORE, Koninginne Moeder van Engeland.<br />
KONSTANTIA, Moeder van Artbur<br />
B L A N K A , Dochter van ALPHONSUS, Koning<br />
van Spanjen, en Nicht van Johannes.<br />
BURGERS van Angiers, H E R A U T E N ,<br />
SCHERPRECHTER, BODENS, SOL<br />
DAATEN en GEVOLG.<br />
Het Tooneel is zomtyds in Engeland, en zem<br />
tyds in Vrankryk.
LËVÊN EN DOOD<br />
V A N<br />
K O N I N G<br />
JOHANNES,<br />
HISTORIESPEL.<br />
E E R S T E<br />
BEDRYF.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Het Tooneel verbeeld een Zaal in het Paleis<br />
te Nortbampton.<br />
JOHANNES, LEONOORE, PEMBROKI,<br />
ESSEX, SALISBURY, CHATILLION.<br />
JOHANNES.<br />
rfsg ons dan, Chatillion, wat Vrankryk van ons<br />
begeerd.<br />
CHATILLION.<br />
De Koning van Vrankryk fpreekt.na zyne gro#.<br />
tenisfe, door my, tot uw Majefteit, den geleenden<br />
Majefteit van Engeland.<br />
LEONOORE.<br />
Een zeldzaam begin: geieenden Majefteit!<br />
JOHANNES.<br />
Weeft geruft, myn waarde Moeder, en hoor het<br />
Gezanrfchap,<br />
II. DEEL. K Cm**
IAÖ KONING JOHANNES. '<br />
C H A T I L L I O » .<br />
Philip van Vrankryk maakt in den naam en uit<br />
krachte van het Recht uws verftorven Broeders God.<br />
freys Zoon, Arthur Plantagenet een' rechtmaatigen<br />
aanfpraak op dit fchoone Eiland en zyn gsbied op<br />
Irland, Poitiers, Anjou, Touraine en Maine, en<br />
begeerd van U, dat gy het Zwaard 't welk zich<br />
eene onrechtvaardige Heerfchappy over alle deze<br />
Provintien aanmaatigd, nederiegt, en het in han»<br />
den van den Jongen Arthur uw Neef en wettigen<br />
Koning fteld.<br />
JOHANNES.<br />
En wat zal het gevolg zyn, zo wy dit weigeren<br />
?<br />
C H A T I L L I O N .<br />
De ftoute wederfpraak eens heftigen en bloedi.<br />
gen Oorlogs, om U door kracht van Wapenen de<br />
Rechten af te dwingen, die gy gewelddaadiger wyze<br />
onthoud.<br />
JOHANNES.<br />
Ik heb Kryg voor Kryg, bloed voor bloed , en<br />
wederfpraak voor wederfpraak. Antwoord dit aan<br />
den Koning van Vrankryk.<br />
CHATILLION.<br />
Hoort dan , uit mynen mond , het iaatfle punt<br />
van myn Gezantfchap , zynde de Oorlogsverkla*<br />
ring van mynen Koning.<br />
JOHANITIS.<br />
Breng hem de myne te rug; en ga in vreeden»<br />
wees als een Blixern in Vrankryks oogen; want<br />
eer gy<br />
u w<br />
Vorft van mynen aankomt! bericht zult<br />
kunnen geeven, zal men reeds het gedonder van<br />
myn gefchut hooren. vertrek, wees gy de Trompet<br />
van onzen toom , en het ongelukkig voorteken<br />
van uwen ondergang. Pembroke! zorg dat hymet<br />
een betaamelyk geleide uit ons Ryk ontflagea<br />
word. — Vaarwel Chatillion!<br />
(Cbatillion en Pembnke vertrekken.)
H I S T O R I E-S PEL. 147<br />
LEONOORE.<br />
Nu myn Zoon, hsb ik niet altoos gezegt, dat<br />
de eerzuchtige Conftantia niet eer zou ruften, voor<br />
zy Vrankryk en de geheele Waereld, wegens de<br />
aanfpraak en party van haar' Zoon , in vuur cn<br />
vlam gefteld had ? dit alles had men beletten , en<br />
zeer ligt in 't vriendelyke hebben kunnen byleggen<br />
; daar het nu een' bioedigen en gevanilyken<br />
Oorlog tusfchen twee Koningryken beflisfchen<br />
moet.<br />
JOHANNES.<br />
Onze machtige bezitting en ons recht.<br />
LEONOORE.<br />
Uw machtige bezitting moet meer doen als<br />
uw recht, want anders zal het flegt met ons afloo.<br />
pen. laat myn geweeten U dit in ftilte zeggen,<br />
daar het niemand hoord als den Hemel, gy,<br />
en ik.<br />
( De Sheriff van Northampton kamt, en zegt<br />
in ftilte iets tegens Esfex,)<br />
ESSEX.<br />
Myn Vorft, daar is een twiftzaak , die uit de<br />
Provintie ter befiisfching voorgefteld word.zynde<br />
de zeldzaamfte die ik ooit gehoord heb. zal ik de<br />
pariyen binnen brengen?<br />
JOHANNES.<br />
Laat hen hier komen, (de Sheriff vertrekt) onze<br />
Abdyen en Priorfchappen zullen de onkoften<br />
van den Oorlog betaalen.<br />
K 2<br />
TWEE;
148 KONING JOHANNES.<br />
T W E E D E T O O N E E L .<br />
ROBERT FAULCONBRIDGE, en PHILIP<br />
zyn Broeder, de SHERIFF. De voorigen.<br />
JOHANNES.<br />
Wie zyt gy?<br />
PHIL»P.<br />
Ik ben uw getrouwe Onderdaan , (a) een Edelman<br />
, gebooren in Northamptonfhire , en zo als<br />
ik bewyzen kan, de oudfte Zoon van Robert<br />
Faulconbridge ; een Ktygsman, die de eerwaardige<br />
hand van Koning Riehard Cocur de Lion , in 't<br />
veld tot Ridder geflaagen heeft.<br />
JOHANNES.<br />
En wie zyt gy?<br />
ROBERT.<br />
De Zoon en Erfgenaam van den genoemden<br />
Faulconbridge.<br />
JOHANNES.<br />
Is deze de oudite , en zyt gy de Erfgenaam ?<br />
gy fchynt uit geen eene moeder gebooren te<br />
zyn?<br />
PHI-<br />
" («) Alfcbeon SHAKESFEAR dit CaraBer van<br />
PHILIP FAULCONBRIDGE, uit di oude Tooneelfpelen<br />
nam, zo diend men echter op te merken,<br />
dat het uit twee onderscheiden Perfoonen te J'aamen<br />
gefield is. MATTHIAS PARIS zegt: Sub illius<br />
tJmporis curriculo Falcafius de Brente , Neufterienïïs<br />
& Spurius ex parte matris atque Baftardus,<br />
qui in vili jumento manticato ad Regis paule ante<br />
clientelam defcenderat &c. —- HOLINGSHED<br />
zegt. RICHARD I. heeft een' natuurlyken Zoon<br />
gehad, genaamd PHILIP , die in 't vervolg van<br />
tyd den Vicegraaf van LIMOGIS doodde , om<br />
zyns Vaders dood te wreeken.<br />
STEEVEN s.
H I S TO R I E.S PEL, H9<br />
PHILIP.<br />
Wy zyn zekerlyk van eene Moeder , machtige<br />
Koning, dit is bekend genoeg , en zo ik geloove<br />
ook van eenen Vader, doch wegens de zekerheid<br />
van deze laatfte omftandigheid , moet ik U myn<br />
Vorft, naar den Hemel en myne Moederwyzen;<br />
want daar ben ik niet meer van verzekerd als andre<br />
Menfchenkindren.<br />
LEONOORE.<br />
Vertrek onzedig Menfch.' gybefchimpt uw Moeder<br />
en kweft uwe eer door dezen twyffel.<br />
PHILIP,<br />
Ik Vorftin? — neen ik heb daar geen oorzaak<br />
toe, dat is myn Broeders zaak, en gaat my niet<br />
aan ; zo by my dit bewyzen kan , doet hy my<br />
ten minften vyfhonderd pond fterlings j.mlyks<br />
verliezen, de Hemel behoede myn Moeders eer<br />
en myn Erfgoed.'<br />
JOHANNES.<br />
Een braaf en openhartig Menfch!—maar waarom<br />
maakt by dan aanfpraak op uw erfdeel, als<br />
hy de jongfte Broeder is?<br />
PHILIP.<br />
Ik weet niet waarom; behalven dat hy gaarne<br />
myn goed hadt. 't is waar , hy wierp my eens<br />
voor dat ik in onecht gebooren was; maar dat is<br />
een zaak die ik volftrekt aan myne Moeder overlaat,<br />
ik kan niet weeten of ik echt of onecht gebooren<br />
ben , maar dit weet ik , dat ik even zo<br />
wel gemaakt ben , als hy —— zacht moeten de<br />
gebeentens ruften, die zich deze moeite voor my<br />
gaaven. — Vergelyk nu onze weezens, myn<br />
Vorft, en doet dan zelfs uitfpraak. Als de oude<br />
Sir Robert ons beiden teelden, en onzen Vader<br />
was, en deze Zoon hem gelykende is; ó! oude<br />
Sir Robert, myn Vader.' — dan dank ik den<br />
Hemel op myne kniën , dat ik U niet gelyk<br />
ben.<br />
K 3<br />
Jo»
ISO KONING JOHANNES.<br />
J 0 HANNES.<br />
Welk een Gek heeft den Hemel ons hier toe.<br />
gezonden ?<br />
LEONOORE.<br />
Hy heeft eenige trekken van Coeur de Lion in<br />
't gezicht, en een zelfde toon in zyne Mem; vind<br />
gy. niet eenige gelykheid, met myn Zoon, eh de<br />
geftalte van dit jonge Menfeh?<br />
JOHANNES.<br />
Ik zie hem reeds lang daar op aaHen bevind<br />
dat hy volftrekt op Richard gelykt. (tegens Robert)<br />
nu myn Vriend, zeg my wat u beweegt om eenen<br />
aanfpraak op uw Broeders goed te maaken ?<br />
PHILIP.<br />
Vermits hy een half gezicht heeft als myn Va.<br />
der; met dit halve gezicht zou hy gaarne myn Va.<br />
ders geheele erfgoed hebben, een grootje (h) met<br />
een half gezicht, vyf honderd ponden 'sjaars!<br />
ROBERT.<br />
Myn Vorft , toen myn Vader nog leefden, ge»<br />
bruikten uw Broeder myn Vader veel<br />
PHILIP.<br />
Zeer goed myn Triend, daar*door kunt gy myn<br />
erfgoed niet verkrygen, gy moet verhaalen hoe hy<br />
myne Moeder gebruikten.<br />
Ro.<br />
(6) De Dichter begaat hier eene Anachronismus,<br />
wyl by op een Engelfche Munt zinfpeeld, die niet<br />
eer als tn 't Jaar 1504, onder de 'Regeering van<br />
H E N D R I K VII. geflaagen wierd: namelyk op een<br />
groot of Pence, waar op even als op halve grooten,<br />
flegts halve gezichten geftempeld wierden , Koppen<br />
tn profil; daar byna alle de voorige Zilvermunten,<br />
bet geheele gezicht met de Kroon hadden, ten tyde<br />
van Koning JOHANNES waaren 'er nog geenPence;<br />
zy wierden zo veel men weet onder de Regeering<br />
van Koning EDWARD III, bet eerfte gejlagen.<br />
THEOBALB.
R I S T O R I E-S PEL. ifi<br />
i ROBERT.<br />
En zond hem eens als Afgezant naar Duitfch.<br />
land, daar hy over gewigtige zeaken met den Kei.<br />
zer in onderhandeling moeft treden, de Konirg<br />
maakten zich ondertusfchen zyne afweze-nheid 'ten<br />
nutte, en hield zich den gantfchen tyd in myns<br />
Vaders huis op. hoe hy dat zo ver gebragt heeft,<br />
fchaame ik my te zeggen, dan het geen waar is,<br />
is waar. Daar lagen geheele Meiren en Landen<br />
tusfchen myn Vader en myne Moeder toen dezen<br />
tegenwoordig zynden Heer geteeld wierd;<br />
dit heb ik uit myns Vaders eigen mond. op zyn<br />
doodbed vermaakten hy my door een Teftament<br />
zyne Landeryën. ftierf op de betuiging dar deze<br />
myn Moeders Zoon, den zynen niet was , en alfchoon<br />
hy het ook was, zo kwam hy doch veertien<br />
volle weeken voor den gezetten tyd t'er waereld.<br />
laat my dus, myn waarde Vorft, dat geene behouden<br />
dat het myne is, namelyk myn Vaders Landeryën,<br />
wyl dit zyn laatfte wil was.<br />
JOHANNES.<br />
Myn goede Vriend, uw Broeder is na gebooren;<br />
uw Vaders vrouw bragt hem echt ter waereld. was<br />
zy ontrouw, dan was dit haar fchuld, en een toeval,<br />
daar alle Mannen die Vrouwen hebben, aan<br />
blootgefteld zyn. Zeg my eens, als nu myn Broeder,<br />
die zich gelyk gy zegt, de moeite gegeeven<br />
heeft om dezen Zoon te teeten, hem uwen Vader<br />
als zynen Zoon afgevorderd bad ? Waarachtig myn<br />
Vriend, uw Vader had dit Kalf, dat hem zyne<br />
Koe gebaard badt, tegen de aanfpraak van de gantfche<br />
Waereld kunnen verdeedigen; waarlyk, dit<br />
had hy / • gefield zynde, hy was myns Broeders<br />
Zoon, dan kon myn Broeder toch geen aan*<br />
fpraak op hem maaken, noch uw Vader, hem, als<br />
eenen die hem niet toebehoorden, verloogchenen:<br />
dit is dus verre beflifcht: myn Moeders Zoon teelden<br />
uws Vaders Erfgenaam;uw Vaders Erfgenaam<br />
moet uws Vaders Landeryën hebben,<br />
K 4<br />
fto.
Ï5a KONING JOHANNES.<br />
ROIIRT.<br />
Zal dan myn Vaders laatfte wil geen kracht;<br />
hebben, om een kind te onterven, dat het zyne<br />
niet is?<br />
PHILIP.<br />
Geen grooter kracht om my te onterven, als,<br />
20 als ik geloove , zyn wil om my te teelen<br />
had.<br />
LEONOORE.<br />
Wat wild gy liever zyn, een Faulconbridge, om<br />
als uw Broeder Landeryën te bezitten ; of een<br />
Natuurlyke Zoon van Coeur de Lion , groot in<br />
naam, maar zonder Land?<br />
PHILIP.<br />
. Vorftin, zo myn Broeder myne geftalte had, en<br />
ik de zyne, Sir B.obert zyne, als hy; en als myn<br />
beenen zulke twee Spitsroeden verbeelden, myne<br />
armen zulk een aaihuidig tuig, en myn wezen zo<br />
dun, dat ik geen Roozen (c) in myn oor konde<br />
fteeken , zonder dat de lieden zeggen : zie.' daar<br />
gaat drievierdepenning — en zo ik by deze gedaante<br />
cok erfgenaam van dit geheele Landfchap<br />
was, zo wil ik nooit van deze plaats gaan, als ik<br />
bet niet voet voor voet weggeeven zoude, om dit<br />
gezicht te hebben : Ja, ik zou om alles in de waereld<br />
Sir Robert niet willen zyn,<br />
L E o-<br />
(f) Wederom tene zinfpeeling op de veel laateruitgekomene<br />
Munten, welke Koningin ELISABETH<br />
bet eerfte , en zy flegts alleen flxan liet; waar op baar<br />
betldtenis, maar zonder Roozen agter bet zelve, te<br />
vinden was.<br />
THEOJALD.<br />
Zicb overal met Roozen te befleeken, was in dien<br />
tyd een mode aan bet Hof; doch het meefte waaien<br />
Roozen van Linten gemaakt. Ik meen my een af»<br />
beeldfel van V A N O V K E te kunnen errinneren, waar<br />
van de lokken naafl bet oor met linten gevlogten waa*<br />
ren, dit in ten Reos eindigden.<br />
STEËVENS.
H I S T O R I E-S F E L.<br />
i$%<br />
L E O N O O R * .<br />
Gy bevalt my. wilt gy uw erfdeel vergeeten,<br />
hem uwe goederen overlaaten , en my volgen ?<br />
ik ben een Soldaat , en voorneemens om naar<br />
Vrankryk te gaan.<br />
PHILIP.<br />
Broeder, neemt gy myne goederen; ik zal myn<br />
geluk zoeken, uw gezicht heeft U Jaarlyks vyfhonderd<br />
pond verworven ; maar zo gy het voor<br />
vyf penningen kunt verkoopen, zo geloof vry dat<br />
het zeer duur verkogt is. Vorftin, ik ben bereid<br />
U tot in den dood te volgen.<br />
LEONOORE.<br />
Neen, dan heb ik liever d at gy voor uit gaat.<br />
PHILIP.<br />
In ons Land gaan de voornaamften altoos<br />
voor.<br />
JOHANNES.<br />
Hoe is uw naam?<br />
PHILIP.<br />
Philip, myn Vorft, dus is myn naam;de Vrouw<br />
van den goeden ouden Sir Robeit haar Zoon.<br />
JOHANNES.<br />
Draag van nu af aan de naam van hem wiens<br />
geftalte gy draagd. kniel neder Philip, om grooter<br />
op te ftaan. (_by flaat htm tot Ridder.) Staat als Sir<br />
Ricbard en Plantagenet op,<br />
PHILIP.<br />
Broeder, van Moeders zyde, geef my uw hand;<br />
myn Vader liet my Eer na, en den uwen v Land:<br />
gezegend is het oogenblik, het mag nacht of dag<br />
geweeft zyn, toen ik geteeld wierd, en Sir Ro«<br />
bert afweezig was.'<br />
LEONOORE.<br />
De agtile Geeft der Plantagenet*, ik ben uw Grooti<br />
moeder, noemd my voortaan zo, Richard.<br />
PHILIP.<br />
Door een toeval Vorftin, niet volgens orden,<br />
doch wat doet 'er dit toe? het is zekerlyk een wei-<br />
K s<br />
nig/e
154 KONING JOHANNES.<br />
TJigje onregelmaatig; maar als men door de Deur<br />
niet in Huis kan komen, klimt men In 't Venfter,<br />
of over 't Hek:die by dag niet rond durft gaan,<br />
wandelt in den nacht; en hebben is hebben, het<br />
mag genomen zyn waar het wil. nader of verder<br />
van het oogmerk; wel gewonnen is wel gefchoo.<br />
ten; en ik ben ik, ik mag geteeld zyn hoe ik wil.<br />
JOH AI» NES.<br />
Zie Faulconbridge, gy hebt nu wat gy wenfcbt;<br />
een goederlooze Ridder maakt u tot een gegoede<br />
Jonker. Kom Vorftin; kom Richard; wy moeten<br />
ons naar Vrankryk fpoeden; naar Vrankryk; het<br />
is hoog tyd.<br />
PHILIP.<br />
Vaarwel Broeder, ik wenfchuveel geluk; want<br />
gy zyt op eene rechtmaatige wyze ter waereld ge*<br />
tomen.<br />
D E R D E T O O N E E L .<br />
PHILIP (alleen) (d).<br />
Myne eer is nu een voet grooter geworden; maar<br />
myn vermogen is eenige voeten Lands verminderd,<br />
het mag echter zyn 1 — thans kan ik ieder Grietje<br />
tot Lady maaken. — ,, goeden dag, Sir Richard" —<br />
„ Ik bedank u myn vriend" — en heet hy George,<br />
dan noem ik hem Peter; de nieuwbakken Adel<br />
vergeet der lieden naam. men zou zich te veel ver<br />
laagen; zich te gemeen maaken, ais men anders<br />
met hen omging, nu laat 'er eens een Reiziger komen<br />
,<br />
(d) De nieuwe Ridder vervalt bier waarlyk al te<br />
Jpoedig in de zonde van ongehoorzaamheid; zekerlyk<br />
was by, door zyne groote vooruitzichten zo verrukt,<br />
dat by op 't Tooneel bleef fnoeven, fchoon bem de Ko •<br />
ning reeds, door „ kern Richard, wy moeten naar<br />
„ Vrankryk" tel meigaan aangefpoord bad.<br />
VlSTAALISSk
H I S T O R I E.S P EL. 155<br />
men, (e) hy en zyn tandeftooker zullen aan myn<br />
Ridderlyke Tafel getrokken worden, en als myn<br />
heerlyke maag gevuld is, zuig ik aan myn tanden<br />
en Cathechifeer myn puntigcn gaft, uit vreemde<br />
Landen (ƒ). „ myn waarde Heer, — dus begin<br />
„ ik, op myn elleboogen fteunende" — mag ik u<br />
bidden ? — dat is nu de vraag: en dan volgt aan»<br />
Honds het Antwoord, als in een Schoolboek,, 6!<br />
„ Myn Heer, zegt het Antwoord, ik ben geheel<br />
„ tot uw bevelen, ten uwen dienfte, geheel den<br />
„ uwen , Myn Heer." — „ neen, Myn Heer,<br />
„ zegt de Vraag; ik myn waarden Heer, ben tot<br />
,, uwen dienft." en dus, eer het Antwoord regt gehoord<br />
heeft wat de Vraag begeerd, wagt het reeds<br />
met een geheele Schaakel van Complimenten; en<br />
fpreekt van Alpen en Appenynen, van de Pyreneên ,<br />
en den Rivier de Po, en weet het gefprek zolang<br />
uit te rekken, tot het avond eeten ten einden is.<br />
nu dat is ook hoogadelyk gezelfchap, dat zich voor<br />
eenen hoogvliegende geeft als de mynen, fchikt!<br />
maar daar is flegts eenen baftaard der tegenwoor.<br />
digen ryd, die men niet veel ondervinding afziet.—<br />
en die ben ik; men mag het my afzien of niet —<br />
en die niet flegts in zyne uiterlyke geftalte, ia<br />
zyne kleeding, en in zyne manieren, den fmaak<br />
der tegenwoordige tyd vleid, maar ook uit een<br />
innerlyke bron, het zachte, zachtfte , allerzachtfte<br />
gif, dat de zoonen der Lieden zo aangenaam<br />
kitteld, van zich weet te geeven. een Kunft<br />
die ik zekerlyk niet beoefFenen wil , om andren<br />
(e) Men moet weeten. dat de verbaalen der ReU<br />
zende, eertyds aan groote Tafelen eene der voornaam'<br />
fle onderhoudingen waaren; en dat men bet ftooken<br />
der tanden voor eene naaaping van eene uitlandfcbe<br />
gewoon te aanzag.<br />
JOHNSON.<br />
(ƒ) Picked kan op de puntigebaard der vreemden,<br />
of op de fpitze en lange fcboenen zien, dit eertyds in<br />
't gebruik waaren.<br />
ESCHENBUR*.
i 56 KONING JOHANNES.<br />
dren te bedriegen ; maar die ik denk te lee><br />
ren , op dat ik van anderen niet bedroogen zal<br />
worden, zy zal de trappen myner verhooging met<br />
bloemen beftrooyen. -— maar wie komt daar zo<br />
haaftig in Rydklederen? —- welk een Vrouwelyke<br />
Courier is dat? — heeft zy geen Man die<br />
de moeite op zich kan neemen, om op een hooien<br />
voor haar te blaazen? •»— Hemel! het is myn<br />
Moeder!<br />
V I E R D E T O O N E E L .<br />
L A D Y FAULCONBRIDGE, PHILIP,<br />
JACOB GURNEY,<br />
PHILIP.<br />
Hoe , myn waarde Lady! waarom zo fpoedig<br />
aan 't Hof?<br />
LADY.<br />
Waar is de Booswigt , uw Broeder? waar is<br />
hy? die zich verflout myne eer openlyk aan te<br />
taften ?<br />
PHILIP.<br />
Myn Broeder Robert? den ouden Sir Roberts<br />
zoon' Kolbrand de Reuz (g) een geweldig Man?<br />
is het Sir Roberts zoon dien gy zoekt ?<br />
LADY.<br />
Sir Roberts zoon? —» Ja, onëerbiedige boef!<br />
Sir Roberts zoon —* wat fpot gy met Sir Robert<br />
? — het is Sir Roberts zoon , en die zyt<br />
gy ook.<br />
P H I<br />
(g) COLBRAND was een Deenfcbe Reuz, die<br />
G u i van WASWICK, in tegenwoordigheid des Konings<br />
A D E L S T A N , nedervelden. dit gevegt beeft<br />
D R A Y T o N in zyn Polyolbion zeer prachtig i*.<br />
Jcbreeven, J o H M S O N.
H I S T O R I E - S P E L . 157<br />
PHILIP.<br />
Jacob Gurney wilt gy ons wel een weinig alleen<br />
laaten*<br />
GURNEY<br />
Van harten gaarn. myn lieve Philip.<br />
PHILIP.<br />
Philip? — Sperling? (&) — Jacob, daar val.<br />
len kluchtige diDgen voor; maar hier na meer daar<br />
van. - — (Jacob vertrekt) Mevrouw ik was nooit<br />
des ouden Sir Roberts zoon; Sir Robert had zyn<br />
deel aan my op een goede Vrydag wel kunnen eeten,<br />
zonder zyn vaften te verbreeken (i) Sir Robert was<br />
een wakker Man; maar, op myn eer! bekend de<br />
waarheid! kon hy myn Vader zyn? neen, SirRo«<br />
bert kon dat niet; wy kennen zynen arbeid, zegt<br />
mydus, lieve Moeder, wien heb ik deze Ledemaaten<br />
te danken? — Sir Robert kon nooit zulk<br />
een been maaken.<br />
LADY.<br />
Hebt gyU ook met uw Broeder tegens my ver«<br />
zwooren ? gy, die om uw eigen voordeels wille<br />
myne eer verdedigen moeft ? wat zal deze fpotterny<br />
beduiden ? —— fpretk, zeldzaame Boef-<br />
PHI><br />
(J) POPE , merkt by deze plaats aan, dat men een<br />
fperling gemeenlyk den naam van PHILIP pleeg te<br />
geeven; dit bevejligd eene, van JOHNSON in bet<br />
aanhang/el der nieuwe uitgaave, aangevoerde plaats;<br />
uit een oud Tooneelfpel, en een gedicht van SKE L«<br />
TON, tho the memory of Philip Sparrow, waar<br />
uit GREY een plaatje''aanvoerd, bet is dus onnoodig<br />
de verandering van WARBÜRTON te bezigen, die<br />
fpare me voor Sparrow leeft.<br />
ESCHENBURO.<br />
(i) Een gewoone redeneer of fpreekwyze, die zo<br />
veel zeggen wil , als, Robert heeft geen deel<br />
aan my.
158 KONING JOHANNES.<br />
PHILIP.<br />
Ridder' Riddei 1<br />
lieve Moeder zo goed als Bafilisko.<br />
(fc) 6 waarachtig, ik ben tot Ridder geflagen;<br />
ik heb het op myn fchoudcrs — maar Moeder<br />
ik ben Sir Roberts zoon niet; ik heb van Sir<br />
Robert en myne Landeryën afftand gedaan: echtelyke<br />
geboorte, naam, alles is weg. Laat my dus<br />
myn Vader kennen, waarde Moeder ik denk dat<br />
bet een wakker Man was ; wie was het toch<br />
Moeder ?<br />
LADY.<br />
Hebt gy den naam van Faulconbridge verzaakt'?<br />
PHILIP.<br />
Zo bartelyk, als ik den Duivel verzaak.<br />
LADY.<br />
Koning Richard Coeur de Lion was uw Vader,<br />
door lang en hevig aanmoedigen wierd ik eindelyk<br />
vervoerd, om hem een plaats in het bed van myn<br />
gemaal toe te liaan: de Hemel vergeef my myne<br />
overtreding! gy zyt de vrucht myner zwaare zonden<br />
, tot weiken ik zo fterk getrokken wierd, dat<br />
ik het niet langer wederftaan kon.<br />
Pu ILIP.<br />
Nu, zo waar ik lceve als ik op nieuw gemaakt<br />
moeft worden, waarde Moeder,zo wenfchten ik<br />
geen<br />
(k) Eens Zinfpeeling op een oud elendig Treurfpei,<br />
S o L i M A N and PEHSIDA, •waar in een zwetzen •<br />
de Ridder BASILISKO voorkomt, die in een zeker<br />
Tooneel. met zyn bediende daar op Jlaat, dat deze<br />
hem Ridder Knight noemen zal, fchoon die hem in<br />
plaatje van dit Knave noemt; bet welk in 't engelfcb,<br />
20 als bekend is, tegen Knight gefield word. Dit<br />
•woord Knave gebruikt Lady FAULCONBRIDGE<br />
tegen baar zoon; en daar opziet zyn antwoord<br />
dit oude Treurfpei waar uit THEOBALD die zinfpeeling<br />
bet eerfte bemerkt beeft , vind mm in<br />
HAWKINS origin, of the Drame (Oxford 1773.<br />
4 vol. 8vo.) vol- II. pag. i«s. S. S.
H 1 S T O KI E.S PEL. i S 9<br />
geen beter Vader, eenige zonden laaten zich ten<br />
niinften hier op aarde wel eens ontfchuldigen;<br />
dus ook de uwe. uw misdaad was uw dwaasheid<br />
niet; gy moeft noodzaakelyk uw hart, den gee.<br />
nen als eene onderdaanige tol voor de gebieden»<br />
de liefde weggeeven; tegen wiens woede, en on«<br />
bedvvingbaare fterkte, den onverfcbrokken Leeuw<br />
zelfs geen ftryd dorft waagen , noch zyn Koning*<br />
üyk hart voor Ricbards hand kon befchermen. Die<br />
een Leeuw met geweld het hart uit het ligchaam<br />
kan rukken, kan ligt een Vrouwen hart verwin*<br />
nen. dus waarde Moeder, ik dank u van gantfcher<br />
harte voor myn Vader, zo 'er iemand leeft die<br />
zich verftout te zeggen , dat gy onrecht deed,<br />
toen ik geteeld wierd, diens ziel wil ik ter helle<br />
zenden. Kom Moeder, ik zal u myn maagfchap<br />
vertoonen , en zy allen zullen zeggen, dat het<br />
zonden geweeft was, zo gy Richard had geweigerd<br />
om my te teelen. die anders zegt, liegt; ik zeg<br />
het was geen zonden dat gy daar in bewilligde.<br />
Einde van bet Eerfte Btdryf.<br />
TWSI.
t6o K O N I N G J O H A N N E S ,<br />
TWEEDE<br />
BEDRYF.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Het Tooneel is in Vrankryk, voor de muuren<br />
van Angiers.<br />
PHILIP, Koning van Vrankryk, Louis den<br />
Dauphin, de Aards - Hertog van OOSTEN-<br />
RYK, CONSTANTIA, A E T H U E.<br />
Louis.<br />
"VyTelkom voor Angiers, dappre Hertog vanOos-<br />
" tenryk • •— Arthur , uw grooten Grootvader,<br />
Richard die den Leeuw zyn hart ontroof,<br />
den (/) en den heiligen Kryg in Paleftina volftreedt,<br />
kwam door dezen dappren Hertog voor<br />
den tyd in het Graf, nu is hy , om by zyn nakomelingschap<br />
daar vergoeding voor te doen, op myn<br />
dringende beedc gekomen, om zyne vaanen voor<br />
uwe zaak te ontrollen ; en uwen onnatuurlyken<br />
Oom, Johannes van Engeland, uit het onrechtvaardig<br />
bezit van uwe Erflanden te helpen ferdryven.<br />
omarm hem Prins, bemin hem, en heet hem<br />
welkom.<br />
AR.<br />
(/) RASTALL meld in zyn Cbronyk van deze<br />
merkwaardige gebeurtenis, met deze woorden: „ bet<br />
„ beet men beeft hy Koning R i c H A E D , toen by<br />
„ gevangen was , een Leeuw ingelaaten om bem<br />
,. te eeten. maar toen de Leeuw zyne kaaken open-<br />
„ deed, ftak de Koning zynen arm in zyn ketl , en<br />
,, vatten den Leeuw zo vaft aan zyn hart dat hy bem<br />
„ verworgden, en daarom Zfggen zommigen beet by<br />
„ Coeur de Lion ; eenige zeggen echter dat by z»<br />
„ heeten weegens zyne Stoutmoedigheid en onmeèdtt-<br />
„ genbeid." G&xr,
H I S T O R I E-S PEL.<br />
i6t<br />
ARTHUR.<br />
God zal U Coeur de Lions dood dus eerder ver«<br />
geeven , wyl gy zyn uakomelingfcbap hst leven<br />
geeft, en zyn vervolgd recht met de vleugelen uwer<br />
Krygsmacbt overfchaduwd. meteen onmachtige hand,<br />
m3ar met een onvervalfchte liefde heet ik U wel.<br />
kom. Welkom Hertog! voor de muuren van An«<br />
giers.<br />
Louis.<br />
Een Edel Jongeling.' wie zou U niet aan uw<br />
recht willen helpen ?<br />
AARDS HERTOG.<br />
Op uwe wangen leg ik dezen tedren kufch, als<br />
het zegel myner vuurige beloften dat ik niet eerder<br />
in myn Vaderland zal te rug keeren, tot Angiers,<br />
en de rechtvaardige aanfpraak die gy in Vrankryk<br />
hebt; te gelyk met dezen witten oever (m) wiens<br />
voet de huilende baaren des Meirs te rug ftoot,<br />
en zyne bewooners van andre Landen afzoaderd, tot<br />
dit van de Zee omzoomde Engeland, dit door water*<br />
verfterkt Bolwerk, deze ftoute zekerheid alle uitwendige<br />
aanvallen wederftaat; tot dezen uiterften<br />
hoek van 't Weften U zelfs als Koning zal groeten<br />
; tot dit oogenblik, waarde Jongeling, zal ik<br />
aan myn Vaderland niet denken, maar de wapens<br />
volgen.<br />
CONS TANTI A.<br />
ó! Neemt daar zyns Moeders dank voor aan; de<br />
dankbaarheid eener arme Weduwe , tot den tyd<br />
dat uwen fterken arm hem tot die macht geholpen<br />
heeft, om uwe vriendfehap dan beter te kunnen<br />
vergelden.<br />
AARDS»<br />
(m) Men gelooft dat Engeland den naam van<br />
ALB ION, van de witte Rotzen verkreegen heeft<br />
die tegen over Vrankryk leggen.<br />
II. Djtit,<br />
L<br />
JOHNSON.
IÖ2 KONING JOHANNES»<br />
AARDSHERTOC.<br />
De vreede des Hemels zy hun deel, die hunne<br />
zwaarden in eenen zo rechtvaardigen Oorlog gebruiken.<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Wel aan dan, tot het werkt —— ons gefchut<br />
zal tegen het voorhoofd van deze wederfpannige<br />
Stad gericht worden, roep onze Krygsoverften om<br />
het Plan tot den voordeeligften aanval te maaken.—<br />
al zouden wy onze Koninglyke Leden voor deze<br />
muuren nederleggen ; al zouden wy ook in het<br />
bloed der Franfchen, tot op de Markt moeten door.<br />
waadden ; zo zullen wy echter deze Stad Angiers<br />
aan dezen Jongen Prins onderwerpen.<br />
CONSTANT IA,<br />
Wacht toch nog eerft op antwoord van uwen<br />
Afgezant.'gy moogt anders uwe zwaarden te vroeg<br />
met bloed verwen, mooglyk brengt Chatillion uit<br />
Engeland eenen vreedzaamen afftand van dit recht<br />
dat gy door den Oorlog dwingen wilt; en dan zou<br />
ons iedere druppel bioads berouwen,die door een<br />
te rasfe hette in onbezonnenheid vergooten was.<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Een wonder, Mevrouw.' — zie eens, op uwen<br />
wenfch is onzen Afgezant Cnatiilion aangeland.<br />
T W E E D E T O O N E E L .<br />
C H A T I L L I O N .<br />
De voorigen.<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Meld ons kortelyk , Eedlen Vriend, wat Engeland<br />
zegt; wy zullen U met geduld aanhooren.<br />
Spreek Chatillion.<br />
CHATILLION.<br />
Laat dan uwe Krygsmachc van deze armzaalige<br />
Belegering aflaaten , en moedig dezelve tot eene<br />
gewigtiger onderneeming aan. de Koning van Engeland
HISTORIE-SPEL 163<br />
geland vol ongenoegen over uwe rechtvaerdige<br />
eifchen, heeft de wapenen opgevat; door de weigerende<br />
winden die myne teiugkemft vertraagden,<br />
heeft hy tyd gewonnen, om alle zyne Legioenen,<br />
te gelyk met my aan Land te zetten, hy naderd<br />
deze Stad met fpoedige fchreeden: zyn fterkte is<br />
groot, en zyne Soldaaten zyn vol moed. met hem<br />
komt de Koningin Moeder , een Adder die hera<br />
tot tweedracht en bloedvergieten aanfpoord; benevens<br />
haar Nicht de Infante Blanca van Spanjen;<br />
als ook een' natuurlyken Zoon des overledenen<br />
Konings, en alle moedwillige Koppen uit Engeland;<br />
gauwe , vuurige , vermetele Lieden; vrywilligen<br />
die hunne Erfgoederen verkogt hebben , en hun<br />
geboorterecht ftoutmoedig op den rug draagen, om<br />
hier een nieuw geluk te zoeken, in't kort zulk eene<br />
uitgezochte fchaare onverfchrokken Lieden , als<br />
thans uit Engeland overgekomen is , zwom nooit<br />
over de zwellenden vloed om onheil en verwoes»<br />
ting in de Chriftenheid aan te richten. Het geweid<br />
hunner Trommelen verhinderd my meer<br />
omftandigheden daar by te voegen; zy zynterftond<br />
hier, om in onderhandeling te treden, of te vegten.<br />
dus maakt u gereed.<br />
KONING PHILIP.<br />
Hoe onverwacht is deze overvalling.<br />
AARDSHERTOG.<br />
.Hoe onverwachter, hoe yveriger wy ons tot<br />
tegenweer moeten bereiden ; de moed groeit met<br />
het gevaar. Laat hen dus welkom zyn j wy zyn<br />
gewapend.<br />
La<br />
DER-
Ï64 KONING JOHANNES.<br />
D E R D E T O O N E E L ,<br />
KONING JOHANNES, FAULCONBEIDGE,<br />
L S O N O O B E , B L A N C A , PEMBROKE,<br />
GEVOLG. De voorigen.<br />
JOHANNES.<br />
Vreede zy metVrankryk, ais Vrankryk onzen recht,<br />
vaerdigen intrek in onze Stad in vreede toeftaat;<br />
zo niet, dan bloede Vrankrvk en de Vreede vlieg<br />
hemel waards, terwyl wy, Gods vernielend werktuig<br />
zynde, den vermeetelen overmoed tuchtigen,<br />
die zyne vreede in den Hemel te rug dryft.<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Vreede zy niet Engeland , als den Oorlog uit<br />
Vrankryk naar Engeland te rug keerd om daar in<br />
vreede te leven, wy beminnen Engeland, en om<br />
Engelands wille alteen , zweeten wy hier onder<br />
den laft der Wapenruftinge. dezen onzen arbeid<br />
moeft uw vrywillig werk zyn. Maar gy zyt zo ver<br />
af van Engeland te beminnen, dat gy zynen rechtmaatigen<br />
Koning onderdrukt: gy hebt de Erfopvolger<br />
opgehouden, de kindsheid des wettigen Erf»<br />
genaams gemisbruikt, en aan de maagdelyke Eere<br />
der Kroon geweld geoeffend. Zie hier uws Broe.<br />
ders Godfreys wezen! deze oogen , dit voor.<br />
hoofd, zyn naar den zynen afgedrukt; in dit kleine<br />
begrip is dO volkomenegelykheid behouden, die in<br />
Godfrey verftorf; en de hand des tyds zal dit kleine<br />
uittrekfel, in een groot boek uitbreiden, deze<br />
Godfrey was den oudften Broeder, en dezen is zyn<br />
Zoon. Engeland was Godfreys eigendom, en deze<br />
heeft het van Godfrey geërft. Hoe komt het dan<br />
dat gy Koning heet, zo lang 'er nog bloed door<br />
deze aderen ftroomt, aan wien de Kroon behoord,<br />
welke gy vermeefterd.<br />
JOHANNES.<br />
Van wien heeft de Koning van Vrankryk, dit<br />
recht
HISTORIE-SPEL.<br />
ié$<br />
recht geleend, om my over zyne Vraagftukken ter<br />
verhooring te ftellen?<br />
KONING PHILIP.<br />
Van den opperften Rechter, die het edle denkbeeld<br />
in Koninglyke Ziele verwekt, om geweldige<br />
en onrechtvaardige daaden te onderzoeken: deze<br />
Rechter heeft my tot Befchermer van dezen Jongeling<br />
verkoozen: het is onder zyne befchutti'ng dat<br />
ik uwe ongerechtigheid aanklaag, en met zyne hulp<br />
hoop ik ze te ftraffen.<br />
JOHANNES.<br />
Helaas! is dit enkel aangemaatigd gezach ?<br />
KONING PHILIP.<br />
Vergeef het my; ik wil daar andre aanmatigingen<br />
mede ter neder vellen.<br />
LEONOORE.<br />
Zeg my, Koning van Vrankryk, wie het is die<br />
gy met eene onrechtvaardige aanmaatiging befchuldigd<br />
?<br />
CONSTANTIA.<br />
Laat my antwoorden : de aangemaatigden Ko<br />
ning uw Zoon.<br />
LEONOORE.<br />
Zwyg onbefchsamde! uw Badaard zou Koning<br />
worden, op dat gy Koningin zyn en de geheele<br />
Waereld zoud kunnen regeeren.<br />
CONSTANTIA.<br />
Myn Bed was uw Zoon altoos zo getrouw, als<br />
het uwe uw Gemaal; en deze Jongeling gelyktzyn<br />
Vader Godfrey in geftalte veel meer, als gy en<br />
Johannes elkander in gedrach gelykt; daar gy toch zo<br />
veel gelykheid op elkander hebt als de regen op het<br />
water, en den Duivel op zvne Moeder. Myn Zoon<br />
een Baftaard! —- by myn Ziel, ik geloof nooit dat<br />
zyn Vader zo eerlyk gebooren wierd, als hy, om<br />
dat gy zyn Moeder waart.<br />
LEONOORE.<br />
Gy hebt een fraaije Moeder, Jongeling,die uw<br />
Vader befchimt, _ _<br />
C<br />
L 3<br />
° S '
i£6 KONING JOHANNES.<br />
C O NST A NTI A.<br />
Gy hebt een frsaije Grootmoeder Jongeling<br />
die U befchimpen wiH<br />
Stili<br />
AARDSHERTOG.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Hoord den Roeper.'<br />
AARDS HERTOG.<br />
Wie Duivel zyt gy?<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Een die den Duivel met U fpeelen zal,Heertje,<br />
zo dra by U en uw overkleed alleen bekomen<br />
kan. (n) gy zyt de Haas in het Spreekwoord , die<br />
doode Leeuwen by den baard trekt: ik zal U dat<br />
Vel inpeeperen, als ik U kryg; neem U in acht;<br />
waarachtig, ik zal U wel vinden.<br />
B LANC A.<br />
6.' Hoe fchoon ftond dit gewaad des Leeuws,<br />
hem die den Leeuw dit gewaad uittrok.'<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Het legt zo aanzienlyk op zyn rug, als des groo«<br />
ten Alcidis Leeuwenhuit op den rug eens Ezels,<br />
hoor Ezel ik wil U dezen Iaft van uwen rug neemen,<br />
of'er U nog een op leggen waar van uw<br />
fchouders kraaken zullen.<br />
AARDSHERTOG.<br />
Wat is dit voor een Snorker, die onze ooren<br />
met zulk een menigte onnutte redenen verdooft? —<br />
Ko-<br />
(M) Koning RICHARD leeft de luid des Leeuws,<br />
dien by bedwongen beeft, als een teken zyner zegepraal<br />
altoos gedraagen. deze buid bemachtigde de A A R D S<br />
HERTOG van O O S T E N R Y K , na dat by, gelyk<br />
lekend is, Koning RICHARD door lift en bedrog<br />
in zyn geweld bekomen bad; en zou uit een belagtbelyken<br />
boogmoed dezelve, na RICHARDS dotd,<br />
titoos gedraagen lebben.
H I S T O R I E-S PEL. 167<br />
Koning Philippu' befluit, zonder langer te bedenken<br />
wat wy doïn zullen.<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Vrouwen en Gekken, breek uwe redenen af! —<br />
Koning Johannes, hier hebt gykortelyk myne ver<br />
klaaring; Engeland, Ierland, Anjou , Touraine en<br />
Maïne, eifche ik uit naam van den Jongen Arthur<br />
van U; wilt gy dezelve afftaan en de wapens nederleggen<br />
?<br />
JOHANNES.<br />
Eerder myn Leven! — Ik trotfeer U Vrankryk<br />
— Arthur van Bretagne begeef U onder<br />
myne befchenning, en ik wil U uit liefde meer<br />
geeven , als de zwakke arm des Konings van<br />
Vrankryk ooit voor U verwinnen kan. onderwerp U<br />
Jongeling!<br />
LEONOORE. *<br />
Kom tot uw Grootmoeder myn Kind.<br />
CONSTANTI A.<br />
Ja Kind, Ja het Kind moet naarzyn Grootmoe,<br />
dertje gaan.—, geef Grootmoedertje een Koningryk,<br />
en Grootmoedertje zal het Kindje een Rozyn,<br />
een Kers of Vyg geeven; het is een goed Grootmoedertje.<br />
ARTHUR.<br />
Weeft toch geruft myn lieve Moeder! —— ik<br />
wenfchte dat ik diep in myn Graf lag, ik ben zo<br />
veel geweld , als men voor my maakt, niet<br />
waardig.<br />
LEONOORE.<br />
Zyn Moeder befchaamt hem dus: de arme Jongen<br />
! by weend.<br />
Co NST ANTIA.<br />
ó.' Schaamt gy U maar; zy mag het doen of<br />
niet. het onrecht dat hem zyn Grootmoeder aandoet,<br />
niet de fchande die hem zyn Moeder toe.<br />
voegt, trekt deze hernelroerende Paerlen uit zyne<br />
waardige oogen ; Paerlen die de Hemel als een<br />
Schutgeld zal aanneemen. Ja , door deze traanen<br />
z a I<br />
L 4
ïö8 K O N I N G J O H A N N E S .<br />
zal zich de Hemel Iaaten gewinnen, om zyn recht<br />
aan te neemen, en U te ftraffen.<br />
LEONOORE.<br />
Gedrocht, wacht gy ü niet om Hemel en Aarde<br />
te lafteren?<br />
CONSTANT i A.<br />
Gedrocht, wacht gy U niet, om Hemel en Aarde<br />
te beleedigen ? —— hoe kunt gy my aanklaagen dat<br />
ik lafter? gy en den uwen maatigd U de Landen,<br />
de Eigendommen en Rechten van dezen onderdrukten<br />
Jongeling aan. deez' uw oudfte Zoons Zoon is<br />
alleen door U ongelukkig, uwe Zonden worden aan<br />
dit arm Kind bezogt ;de uitfpraak der Wetten treft<br />
ham, daar hy zelfs tot in 't derde gelid van uw in<br />
zonden ontvangen ligchaam verwyderd is.<br />
JOHANNES.<br />
Waanwyze.' boud op.'<br />
CONSTANTIA.<br />
Dit alleen heb ik nog te zeggen; dat by niet flegts<br />
om uwe Zonden wille geftraft word, maar God<br />
bezoekt de aangeboorne Zonden van haar , die<br />
dezen verren afftammeling met haare misdaaden be<br />
fmet heeft, en nu om haarent wille en met haare<br />
ftrafFe geftraft word. haare Zonde is zyn onrecht;<br />
haar onrecht is te gelyk de tuchtiging haarer<br />
Zonde, alles word in de Perfoon van dit Kind<br />
bezocht, en alles om haarent wille, wee over haar,'<br />
LEONOORE.<br />
Gy onverftandige kwaadfpreekfter, ik kan een<br />
Teftamcnt vertoonen dat uw Zoons recht kragteloos<br />
maakt.<br />
CONSTANTIA.<br />
6 Wie twyfFeld daar aan?-^. een Teft3ment!»—<br />
een valfch Teftament! ——- een Vrouwe Tefta<br />
ment.' —— een vervloekt Grootmoeders Teftament<br />
1 —-p><br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Stil, Mevrouw ; of maatigd U; het is zeer on»<br />
vpeglyk voor dit gezelfchap , deze verdrietige<br />
he
H I S T O R I E-S PEL. 169<br />
berhaalingen geduldig aan te moeten hooren. ——.<br />
Laat esn Trompetter de Burgers van Angiers op<br />
hunne Muuren eifchen; zy zullen zich verklaaren,<br />
wiens aanfpraak op de Kroon hier zal gelden,<br />
Arthurs, of die van Johannes.<br />
(Mtnblaaft de Trmpet.)<br />
V I E R D E T O O N E E L .<br />
Eenige BURGERS op de Muuren.<br />
voorigen.<br />
De<br />
BURGER.<br />
Wie heeft ons op de Muuren geroepen?<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Vrankryk, in den naam van Engeland.<br />
JOH ANNE s.<br />
Engeland in zyn eigen naam. gy Mannen van<br />
Angiers en myne getrouwe Onderdaanen<br />
KONING PHILIP.<br />
Gy waarde Burgers van Angiers, Arthurs On«<br />
derdaanen.' onze Trompet riep U tot deze gefchikte<br />
onderhandeling.....<br />
JOH ANN<br />
Voor onze gerechte zaak<br />
hoord ons dus<br />
het eerft. de Franfche Vaanen die hier zo naby<br />
uwe Stad voor uwe oogen ontrold zyn, zyn tot uw<br />
bederf aangevoerd, de Buik hunner Canonnen is<br />
met gramfcbap gevuld; zy zyn gefteld om bunnen<br />
yzren toorn tegen uwe Muuren uit te fpugen. deze<br />
Franfchen ftellen zich met alle toeruftingen tot<br />
eene bloedige beleegeringe en een onbarmhartige<br />
handelwyze, voor de oogen uwer Stad, en voor<br />
uwe geflootene deuren; en zonder onze aannadering<br />
zouden deze flaapende Steenen die ü omgor.<br />
den, door den ftoot hnnner werktuigen , uit hun<br />
geruft lymbed gerukt, en het bloedige geweld'op<br />
ES.<br />
hunne kruine.een vryën baan goopend hebben om<br />
^ S<br />
op
i7o KONING JOHANNES.<br />
op uwen vreede inteftormen. maar zo dra wy,<br />
uwen rechtmaatigen Koning zynde, ons lieten<br />
zien •»— daar wy de ongemakkelyke en dubbelde<br />
Marfchen niet achtende, hier na toe gefpoed zyn ,<br />
om eene machtige ontzetting voor uwe deuren te<br />
brengen, en de gedreigde wangen uwer Stad, ongekwetft<br />
willen houden. —Zie de onftelde Franfchen<br />
zelf eene onderhandeling aanbieden , daar zy in<br />
plaats van in vuur gekleede kogelen, die een beevende<br />
Koorts in uwe Muuren verwekken zouden j<br />
zachte in rook gewonde woorden affchieten, om<br />
uwe ooren door een bedriegelyk geluit te betoveren.<br />
Maar gelooft hen niet verder , als zy het<br />
verdienen, waarde Burgers, en laat my uwen Koning,<br />
wiens moede levensgeeften door dezen onmaatigen<br />
fpoed afgemat zyn, in uwe Stad Herberg<br />
zoeken.<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Wanneer ik zal gefprooken hebben, zo kunt gy<br />
ons beiden antwoorden. Ziet! aan deze regteband ,<br />
wiens fcheut door de heiligde gelofte, de Rechten<br />
van dezen welke zy vafthoud , gewyd is; ftaat de<br />
Jonge Plantagenet, Zoon van >den oudften Broeder<br />
dezes Mans, en Koning over hem en alles wat<br />
hy heeft, om zyn ter nedergevelds rechts willen<br />
treden wy in volle toerufting deze groene vlakten<br />
voor uwe Stad , zonder eenig voorneemen van<br />
vyandlykheid tegen U, ten waare uwe wederfpan»<br />
nigheid ons daartoe aanfpoorden: 'er word alleen<br />
een' milddaadigen yver voor de behouding van dit<br />
onderdrukte Kind in ons gewisfe gekoefterd; weigerd<br />
dus niet een plicht te herftellen, die gy zeker<br />
fchuldig zyt, aan hem die om ze te eifchen geregtigd<br />
is ; namelyk deze Jonge Prins; zo zal ons<br />
Wapen gelyk een gemuilbande Beer, die flegts<br />
voor de oogen fchrikt, alle beleedigingen verbooden<br />
zyn, de boosheid onzer Canonnen tegens de<br />
onkweftbaare Wolken des Hemels uitgelaaten worden,<br />
en met eene vreedzaame en ongeftoorde terug-
HISTORIE.SPEL. 171<br />
rugkeering, met ongebruikte Zwaarden en onbefchaadigde<br />
Helmen zullen wy dit moedige bloed<br />
weder thuis brengen , dat wy tegens uwe Muuren<br />
wilde verkoelen ; en daar toe hier gekomen waa.<br />
ren: uw Vrouwen en Kinderen en U zullen wy<br />
dan in vreede laaten. doch zo gy echter dwaas<br />
genoeg zyt om deze voorkomende aanbieding af te<br />
flaan , zo verbeeld ü niet, dat dezen omkring<br />
uwer Muuren U tegens onza fterke Krygsmacht zal<br />
kunnen befchermen , alfchoon zelfs alle deze Engelanders<br />
met hunne macht in uwe kringen geleegerd<br />
waaren, Zeg ons dus, zal uw Stad in den<br />
naam van die geen voor welke wy U daar toe<br />
aanfpooren, denzelven als haaren Heer erkennen?<br />
of zullen wy het teken tot den aanval geeven,<br />
en in bloed waadende ons eigendom intrekken ?<br />
BURGER.<br />
Ons antwoord is kort, wy zyn onderdaanen van<br />
den Koning van Engeland, voor hem en uit<br />
krachte van zyn recht, hebben wy deze Stad in.<br />
• JOHANNES.<br />
Zo erkend dan uwen Koning, en laat my in.<br />
BURGER.<br />
Dat kunnen wy niet ; maar hy die bewyft dat<br />
hy Koning is, zullen wy onze trouw betoonen. tot<br />
dien tyd toe, zullen onze deuren tegen de geheele<br />
Waereld gegrendeld blyven.<br />
JOHANNïïS.<br />
Bewyft de Kroon van Engeland den Koning niet?<br />
en als dit niet genoeg is , zie hier dan tweemaal<br />
vyf duizend getuigen, in Engeland gebooren<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Baftaarden, en diergelyken!<br />
JOHANNES.<br />
Die bereid zyn , ons recht met hun leven te<br />
bewyzen.<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Even zo veele , en van zulk 'goed bloed als<br />
deze<br />
FAUL«
KONING<br />
JOHANNES.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Ook eenige Baftaarden.'<br />
KONING PHILIP.<br />
Staan hier, oin zynen eifch in 'c aangezicht te<br />
wederfpreeken.<br />
BURGER.<br />
Tot gy bewyft wiens recht het geldigfte is,<br />
houden wy voor den geldigfte het recht van bei.<br />
den te rug.<br />
JOHANNES.<br />
Zo vergeef God de Zonden van alle de Zielen,<br />
die ten vreesfelyken bewyze onzes rechts op het<br />
Koningryk, nog eer den avonddaauw valt, in hunne<br />
eeuwige wooning overgaan zullen.<br />
KONING PHILIP.<br />
Amen! Amen 1 ——- te Paard Ridders — tot<br />
de wapenen!<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
6 Sint Jooris.' die den Lindworm tergden, en zeden<br />
altoos te Paard voor myn Waardins deur zit,<br />
help ons uit deze zaak! — (tegens de Aardsbertog)<br />
Goede Vriend, was ik thuis in uw hol by<br />
uwe Leeuwin , ik zou U een Osfekop op uw<br />
Leeuwenhuid zetten , en een gedrocht van U<br />
maaken.<br />
AARDSHKRTOG.<br />
Stil, niets meer!<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Zidder toch ! want gy hoord den Leeuw brullen.<br />
JOHANNES.<br />
Wy zullen verder in de vlakte voorttrekken f»<br />
om<br />
(o) Het febynt aan deze plaats, dat SHAKE»<br />
i p E A R , boe los en onbedwongen , by ook zon*<br />
tyds in zyne Tooneelfcbikkingen is; den aanval van<br />
deze twee Heiren echter niet heeft durven vertoonen<br />
Trouwens dit is een uit drukke lyk verbod Van allen<br />
die
H I S T O R I E . SPEL. 173<br />
om ons Leger beter plaats te geeven, en te kun'<br />
nen uitbreiden.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Haaft U dan, op dat gy het voordeel der plaatzing<br />
wint.<br />
KONING PHILIP.<br />
Zeer goed. —beveelt den overigen den Heuvel<br />
te bezetten —— de Hemel befcherm ons<br />
recht.<br />
(Zy gaan aan verfcbillende zyden af.)<br />
V Y F D E<br />
die over de Tooneelvereifcbten ooit gefcbreeven heb»<br />
ben; en is onlangs maar door één der Hollandfebs<br />
Dicbteren manmoedig overtreeden; namelyk door den<br />
Hoer W. HAVERKORN den JONGEN, wiens<br />
Spellen wy wel eens bebben booren vergelyken by<br />
Artisjokken, welke door hunne Saufen fmaakelyk zyn<br />
gemaakt. Wy bebben tot ons oogmerk, namelyk den<br />
aanval van twee Heiren,bet oog op ROBBERT de<br />
VRIES, het-Negende Tooneel in 't Vyfde Bedryf.<br />
men moet erkennen . dat men om te bebaagen<br />
wel eens vreemde uitvindingen moet voortbrengen,<br />
om nieuw te zyn! begaat men in zulk een geval mis»<br />
[lagen, ó l die wirden door den bygaanden roem ligt<br />
verdonkerd. —»deze aangevoerde ftryd is echter natuur»<br />
lyker als den afval in bet voorgaande Agtfte Tooneel<br />
van dat zelve Treurfpei; of in het Tiende<br />
Tooneel in het Vierde Bedryf °>a?i CLAUDIUS<br />
C1 v 1 L is, daar al bet Folk, geen menfch uitgezonden<br />
l dan tegen CIVILIS en aanflmds wéér<br />
veor bem is. wie ziet bier niet duidelyk aan. dat<br />
dit geen Heiren van ROBERT de VRIES, of van<br />
CLAUDIUS CIVILIS zyn, maar dat bet werkvolk<br />
van den Dichter zelfs is, dat alle moeite aan.<br />
wend om de poogingen van den Heere HAVERKORN<br />
te bevorderen, en zyne Jlukken luifter by te zetten,<br />
bet zy dan natuurlyk ofte niet?<br />
VERTAALERS,
174 K O N I N G J O H A N N E S ,<br />
V Y F D E T O O N E E L . (*)<br />
BURGERS van Angiers op de Muur.<br />
Na een Gevegt treedt de Heraut van Vrankryk<br />
met een Trompetter voor de Stads Poort.<br />
De F R A N S C H E HERAUT.<br />
Gy Mannen van Angiers, opent uwe deuren<br />
wyd, en laat den Jongen Arthur, Hertog van Bretagne<br />
in, die door de hand van Vrankryk dezen<br />
dag vele Engelfche Moeders ftof tot traanen gegeeven<br />
heeft: haareZoonen liggen rondom op den<br />
Moedigen grond verfpreid; een aantal Weduwen<br />
kromt zich in 't ftof , en omvat met koude armen<br />
de bloedige Aarde, terwyl de, met gering verlies<br />
gekochte zegen , om de danfende Banieren der<br />
Franfchen darteld, die in triumpheerende orden,<br />
loosheid van voorneemen zyn, als zegepraalers in<br />
te trekken, en Arthur van Bretagne tot Koning van<br />
Engeland uit te roepen.<br />
Z E S D E T O O N E E L .<br />
De BURGERS van Angiers op de Muur. De<br />
FRANSCHE HERAUT met een Trompetter.<br />
De ENGELSCHE H E R A U T<br />
met een Trompetter.<br />
De ENGELSCHE HERAUT.<br />
Verheugd ü, gy Burgers van Angiers,luid uwe<br />
klokken ! Koning Johannes , uwe en Engelands<br />
Koning, is in aantocht, als meefter van dezen heete»<br />
en bloedigen dag. de Wapenen van hen die U in<br />
een helle zilverglans voorby trokken, keeren heden<br />
te rug , met Franfch bloed verguld zynde. geen<br />
enkle Vederbofch, die op een Engelfche Helm zat<br />
is
H I S T O R I E . S P E L . 175<br />
is door eenFranfche Speer daar af geflaagen. onze<br />
Vaanen keeren in dezelve handen te rug, van^<br />
welke zy ontrold wierden, toen wy uittrokken. Ja"<br />
even als een vrolyke troep Jagers, komen onze<br />
• vrolyke Engelfchen alle met purperverwige handen<br />
, in het bloed hunner Vyanden geverwt, te<br />
rug. opend uwe deuren en laat de zegepraalers in»<br />
trekken.<br />
Bux GEK.<br />
Gy Herauten, wy hebben van onze Toorens<br />
uw geheel gevecht, van den aanval tot den aftogt<br />
toe, kunnen zien; onze fcherpfte oogen hebben<br />
geen voorrang of voordeel onder uw beide Heiren<br />
kunnen befpeuren. Bloed heeft bloed gekort, en<br />
flaagen hebben fiaagen beantwoord ; fterkte wae<br />
tegen fterkte, en geweld tegen geweld gekeerd; beiden<br />
waaren gelyk gezint tegens beiden, één alleen<br />
moet zich als verwinnaar vertoonen; zo lang beide<br />
Heiren dus in evenwigt ftaan, verklaard onze Stad<br />
zich niet voor één, maar voor beide.<br />
Z E V E N D E T O O N E E L .<br />
De beide KONINGEN komen met hunHeir van<br />
verfchillende zyden op. De voorigen.<br />
JOHANNES.<br />
Vrankryk .* hebt gy nog meer bloed te plengen ?—<br />
Spreek. — Zal de ftroom onzes rechts zynen vryën<br />
loop hebben?——» zo gy hem daar langer in him<br />
derd, z,ai hy zyn ouderlyk Canaal verlaaten, en<br />
met zyn verwoede' vloed uw nabuurigen Oever<br />
overzwemmen, laat zyn Zilverwater dus liever<br />
vreedzaam in den Oceaan voortvlieden.<br />
KONING PHILIP.<br />
Engeland ! gy hebt in dit heet gevecht, geen<br />
druppel bloed meer gefpaard dan wy, zelfs hebt<br />
gy nog meer vetiooren. en ik zweer by deze hand<br />
die
J76 KONING JOHANNES.<br />
die over het Aardryk gebied , dat door deze Hemelftreek<br />
overzien word ; dat eer wy onze mee<br />
recht opgevatte Wapenen nederleggen, wy U, te.<br />
gen wien wy deze Wapenen opgevat hebben, in<br />
he: ftof willen nederploffen ; of het getal der dooden<br />
nog met een Konlnglyk getal vermeerderen,<br />
en de lyft die het verlies van dezenftryd verhaald,<br />
de eer zullen verfchaffen, om onder de verflaagenen<br />
ook eenen Koning te kunnen vermelden.<br />
FAULC8NBRID GE.<br />
Hoe! Majefteit. —— hoe hoog ftygt uwe ftoutheid<br />
als bet koftelyke bloed der Koningen in vuur<br />
gezet word! ó I hoe voed de dood zyne vermolm»<br />
de Kinnebakken met Staal! de Zwaarden der Helden,<br />
zyn zyne Tanden en Klauwen ; en nu zwelgt<br />
hy en meft zich met Menfchenvleefch, zo langde<br />
twift der Koningen onbeflifcht blyfr. Waarom<br />
liaan de Koninglyke Heiren zo onbeweeglyk? ——<br />
roept tot den aanval gy Koningen.' te rug in 't<br />
bloedig Veld , gy even machtige Vorften .' gy van<br />
vuur fmeulende geeften! laat de nederlaag van den<br />
een zyn deel, de vreede van den ander zyn deel<br />
bewerken, dat daar toe flaagen , bloed en dood<br />
diene!<br />
JOHANNES.<br />
Voor wien verklaaren zich de Burgers van An»<br />
giers?<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Spreek Burgers, wien erkent gy voor uwen Koning?<br />
BURGER.<br />
De Koning van Engeland, zo dra wy hem<br />
kennen.<br />
KONING PHILI r.<br />
Erkend hem in ons, daar wy voor zyn recht<br />
ftryden.<br />
JOHANNES.<br />
In ons, die onze eigene afgezondenen zyn, en<br />
in
H I S T O R I E - S P E L . *77<br />
!n eigen Perfoon zich hier bevinden; als Heer van<br />
ons zelve, van Angiers, en van U.<br />
BURGER.<br />
Een grooter macht als gy, loochend dit alles:en<br />
tot het beflifcht is, befluiren wy onze bedenkingen<br />
binnen onze gegrendelde Poorten. Voor eerft beheerfcht<br />
ons de vrees, tor dezelve door een zekeren<br />
daar voor verklaarden Konir g verydelt en afgezet<br />
zal zyn.<br />
FA ULCONBRID GE.<br />
ó HemelI deze onwiardige Burgers van Angiers,<br />
fpotten met U, gy Koningen, en ftaan verzekerd<br />
op hunne Wallen , daar zy als voor een Schouwtooneel,<br />
onze Tooneelen vol moeite en bedryven<br />
des doods aanfchouwen , en met vingers op U<br />
wyzen. laat u van iry raaden , gy Koningen, weeft<br />
gelyk Jerufalem* oproerigen, een tyd lang Vrienden,<br />
en richt uwer beider Mïcht, vereenigt tegen<br />
deze Stad. laat Vrankryk en Engeland hunn-j opgevulde<br />
Canonnen van 't Ooften en 't Wetten ttgen<br />
hen richten, tot haar ontzichverwekkend geweld<br />
de Steene ribben dezer trotfche Stad ten gronde<br />
geworpen heeft, ik zou heden deze enwaardige<br />
naar huis dryven , tot de weerlooze verwoefting<br />
hen zo naakend liet als de g-metne lucht. Wan<br />
neer dat gefchied lt', fcheid dan uw vereenigde<br />
Macht weder, en deeld uw vermengde Vaanen op<br />
nieuw ; keert dan aangezicht tegens aangezicht; en<br />
de eene bloedige punt tegens den anderen; dan zal<br />
de Geluksgodin in een oogenblik uiteen dezerVorften,<br />
haare gelukkige gunfteling uitkiezen; die zy<br />
de eer dezes dags toekennen en die zy met eene<br />
grootfche zegepraal kusfehen zal. hoe gevalt U dezen<br />
wilden raad? machu'ge Vorften ? Smaakt by<br />
niet een weinig naar het ftaatkundige?<br />
JOHANNES.<br />
Nu,by denHemel die over onze hoofden hangt,<br />
hy gevalt my. Vrankryk , willen wy onze k'aihten<br />
vereenigen, dit Angiers den Aardbodem gejyk maa«<br />
II. D E E L . M ken,
i 78 KONING JOHANNES.<br />
ken , en daar na vegten wie van ons daar Koning<br />
van zal zyn? (p i<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Hebt gy de gevoelens van een' Koning, daar gy<br />
even als wy van deze hardnekkige Stad bïleedigd<br />
zyt, zo richt den mond van uw gefchut, als wy<br />
den onzen , tegens deze trorfche Waden ; en zodra<br />
wy dezelve ten gronde geworpen hebben , daag<br />
dan elkander uit om ter Helle of ten Hemel te<br />
klimmen!<br />
KONING PHILIP.<br />
Het zy zo: maar, waar zult gy aanvallen?<br />
JOHANNES.<br />
Wy zullen van 't Weiïen de verderving in de»<br />
boezem dezer Stad zenden.<br />
AARDSHEETOO.<br />
Ik van 't Noorden,<br />
KONING PHILIP.<br />
Onze Donder zal van 't Zuiden eenen Hagelbui<br />
van Kogels op deze Stad regenen.<br />
FAULCONBRIDGE, ter zyde.<br />
Welk een wyze verdeeiing! — van 't Noorden<br />
naar 't Zuiden I ——» Ooftenryk en Vrankryk zullen<br />
elkander in 't gezicht fchieten! . men moet hen<br />
daar toe aanfpooren: kom, laat ons gaan.<br />
B u R G E R.<br />
Hoord ons groote Koningen, vertoeft nog een<br />
oogenblik, dan zal ik U een voorflag tot vreede<br />
en tot een aanneemelyk vergelyk doen. wint deze<br />
Stad lisver zonder zwaardfljg of wonden , en laat<br />
deze Oorlogslieden , die bier als Slagteffers uit de<br />
Keurplaatze gekomen zyn, hun leven te rug brengen,<br />
(p) Wat nut tocb zouden deze Vorjten uit bet opvolgen<br />
van zulk eenen raad kunnen trekken, die waarlyk<br />
door den Raadgeever , FAULCONBRIDGE,<br />
zelve by zyn echten naam, eenen wilden raad, genoemd<br />
word'i<br />
VERTAALERI.
HISTORIE-SPEL. ï?3<br />
gen, en op hun bed fterven. volhard niet naar hunne<br />
zin, maar noord my, ö Vorften!<br />
JOHANNES.<br />
Gy kunt verder lpreeken, wy zullen U aanhooren.<br />
BURGER.<br />
Deze Infante van Spanje, de Princes Blanca, is<br />
met Engeland zeer na vermaagfchapt; overweeg de<br />
Jaaren des Dauphins Louis,en van dezebsminnens'<br />
waardige Maagd, als weiluiïige Liefde naar fchoon'<br />
heid wil zoeken, waar kan zy dezelve dan beter<br />
vinden, als by Blanca? als kuifche liefde naar deugd<br />
.wil zoeken, waar kan zy dezelve reinder vinden<br />
als by Blanca? als eerzuchtige liefde eene verbintenisfe<br />
met. hoogen ftaat wil maaken , in Welke<br />
aderen vloed dan een edeler bloed , dan in die<br />
van Blanca? zo als zy is, in fchoonheid, deugd en<br />
geboorte, even zo volmaakt is ook de Dauphin in<br />
alle zyne hoedanigheden. Is hy niet volmaakt,<br />
zo is het alleen daarin, dat hy haar niet is ; gelyk<br />
haar ook niets anders ontbreekt • als dit een<br />
gebrek genoemd kan worden • als dat zy niet<br />
hy is. hy is de helft van een volmaakt Man,<br />
beftemd om door haar volmaakt te worden ; en<br />
zy een fchoon gedeelte voortrefFelykbeid, welks<br />
volheid der volmaakiheid in hem ligt. ó! twee<br />
zulke Zilverftrootnen maaken , als zy zich vereenigen,<br />
de Oevers daar zy zaamen vioeijen , rot<br />
Paradyzen. en twee zodanige Oevers voor twee<br />
zulke vereenigde Stroomen ;twee zulke Paaien voor<br />
hen, zultgyó! Koningen.' voor deza Vorftelyke<br />
Kinderen zyn , als gy zs met elkander laat huwen,<br />
deze Verbintenis zal meer als Batteryen over onze<br />
digtgegrendelde Poorten vermogen, want aanftonds<br />
na dit huweiyk, zullen wy onze deuren veel fneL<br />
Ier openen , .dan het geweld van 't kruid dezelve<br />
kan doen openfpdngen , en U ingang vergunnen,<br />
maar zonder dit Huweiyk, is deze ongeftuime Zee<br />
aiet half zo doof, geen Leeuwen zo onverfchrok-<br />
M 2 ken;
i8o KONING JOHANNES.<br />
ken; noch Bergen en Rotzen zo onbeweeglyk,<br />
noch de dood zelfs in zyn verderfelyke woede zo<br />
onverbiddelyk, als wy om deze Stad te verdeedigen.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Dit is een waare rukwind (?) die het verrotte<br />
gebeente des doods uit zyne Vodden uitfchud. dit<br />
is waarachtig een groot fmoelwerk, dat dood en<br />
Zeën, Bergen en Roizen uitfpuwd; dat van brul.<br />
lende Leeuwen zo gemakkeiyk fpreekt als tienjaa.<br />
rige Meysjes van hunne Schoodhondjes! welk een<br />
Conftapel heeft dit moedwillig bloed geteeld? —<br />
zyn woorden zyn enkel Canon vuur, Rook en Dondeifldgen:<br />
hy geeft een dragt flagenmet zyn tong:<br />
onze ooren eeten Vygen ; hy zegt geen woord ,<br />
dat niet even als een Franfche vuift, een vinnige<br />
muilpeer geeft, ik ben, de drommel haal, nooit zo<br />
met woorden geblauwd geworden , zedert ik myr<br />
Broeders Vader Papa genoemd heb,<br />
LEONOORE.<br />
Myn Zoon, geef dezen voorfisg gehoor, maat.<br />
dit Huweiyk en geef onze Nicht eene toereikende<br />
Huwlyksgift. Want dcor dezen band zult gy U<br />
thans wankelend recht op de Kroon, zo vaft maaken,<br />
dat deze groene boef geen Zoon hebben zal,<br />
om het bloed tot rypbeid te brengen, dat een machtige<br />
vrucht belooft, ik zie iets twyffelachtigs in<br />
Philips oogen. zie, hoe zy elkander toe fluifteren.<br />
vat hen op dit oogenblik , daar hunne zielen voor<br />
deze eerzucht nog vatbaar zyn;op dat hunnen yver.<br />
die tegenwoordig door den lugtigen adem der gebeden<br />
, des medelydens , en der rouwe ontdooid<br />
is; niet weder vetkoele en als voorheen bevriezen<br />
mooge. (O B u R«<br />
(q) Foor Stay kan men voeglyker Flaw, lezen.<br />
V Y<br />
JOHNSON.<br />
(r) Dit is een buitengtmaoone Metaphoia: daar<br />
K<br />
'<br />
an>
H I S T O R I E.S P E L.<br />
\%i<br />
BURGER.<br />
' Waarom antwoorden geene der twee Koningen ,<br />
op den goedwiiligen vooiflag van onze bedreigde<br />
Stad ?<br />
KONING PHILIP.<br />
Spreek gy eerft Er-geland , wy! gy deze Stal<br />
het eerfte aangeiprooken hebt. — wat zegt gy?.<br />
JOHANNES.<br />
Als de Dauphin, uw Komnglyken Zoon, in dit<br />
boek der Schoonheid lezen kan. Ik bemin; dan<br />
zal zy de Huwlykfgifte eener Koningin hebben.<br />
wantAnjou, Touraine , Maine, Poitiers, en alles<br />
wat — deze belegerde Stad uitgezonderd<br />
op deze zyde des Meirs, orze Kroon enHeerfchappy<br />
onderworpen is, zal haar bruidsbed vergulden,<br />
en haar in titels , eer en waardigheden zo lyk<br />
maaken, als zy in geboorte, opvoeding en fchoon.<br />
heid , alle andere 'Prinfesfen den voorrang betwift.<br />
KONING PHILIP.<br />
Wat zegt gy, Jongeling? —— zie de Prinfes in<br />
't aangezicht.<br />
Louis.<br />
Ik doe het, myn Vorft, ik vind in haare oogen<br />
eene zeldzaame verfchyning: myn eigen fchaduwe<br />
is in haare oogen afgebeeld, die wel is waar,, alleen<br />
de fchaduwe van uwen Zoon is , maar echter een<br />
Zon word, en uwen Zoon tot eene fchaduwe maakt,<br />
ik verzeker U ik beminde my zelve nooit als nu,<br />
daar ik my zelf op de vleijende Tafel van uwe<br />
oogen afgebeeld vinde.<br />
(Hy/preekt Jlil met Blanca.)<br />
FAULanders<br />
de yver gemeenlyk als eene bitte voorgejieli<br />
ivord. en men veeltyds zeide: ., zy brand tn koeld<br />
„ zicb af." laat hm SHAKESFEAR bevriezen en<br />
tntdooijen.<br />
JOHNSON.<br />
M 3
I8z KONING J O H A N N E S .<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Op de vleijende Tafel uwer oogen afgebeeld 1 —»<br />
aan de toornige rimpelen van haar voorhoofd op><br />
gehangen, en in haar harte gehuisveft! — — hy<br />
. merkt dat hy een Verrader der Liefde is. het is<br />
alleen fchaade.'dat zulk een elendige Gaft als hy<br />
eis, in het herte van zulk een Maagd afgebeeld, op»<br />
gehangen en gehuisveft zal zyn!<br />
BLANCA,<br />
Myn Ooms wil is in dit'ftuk de myne. ziet hy<br />
iets aan U dat hem bevalt; zo kan ik dat iets, dat<br />
zyn welgevallen veroorzaakte zeer ligt in mynen<br />
wiüe overdraagen; of om eigenlyker te fpreeken,<br />
als gy wilt, zo kan ik myne liefde daar ligt toe<br />
dwingen. Zonder U voor 't overige, myn Prins,<br />
over al het geene dat ik beminnenswaardig aan U<br />
zie, te vleijcn , wil ik flegts zo veel zeggen: dat<br />
ik niets aan U zie,dat, fchoon de praatzucht zelfs<br />
rechter was, eenigen baat zou waardig zyn.<br />
Jo HANNES.<br />
Wat zeggen deze jonge Lieden ? wat zegt gy<br />
myn Nicht?<br />
BLANCA.<br />
Dat uwe Eer U verbind om alles te doen, wat<br />
uw wysheid U zal gelieven te bevelen.<br />
J o H A NN E s.<br />
Zo vraag ik U, "Prins Dauphin, of gy dezePrinfes<br />
kunt beminnen?<br />
Louis.<br />
Vraag my eerder , of het my mooglyk is haar<br />
niet te beminnen, want ik bemin haar in den boogften<br />
graad.<br />
JOHANNES.<br />
Dan geef ik U de vyf Provintiën. Volgnesfen,<br />
Touraine, Maine, Poitiers en Anjou , met'baar;<br />
en bovendien dertigduizend Mark Engelfch geld ;<br />
zo Philip van Vrankryk daar mede te vreeden is,<br />
zo beveel uw Zoon en uw Dochter elkander de<br />
handen te geeven.<br />
li o-
H I S T O R I E-S PEL. 183<br />
KONING PHILIP.<br />
Wy zyn volkomen te vreeden ; jonge Prins ea<br />
Prinfes, vereenigH uwe handen.<br />
AARDSHERTOG.<br />
En ook uwe lippen ; want ik erinner my nog,<br />
dat ik zo deed , toen ik de eeiftemaal verloofd<br />
wierd.<br />
KONING PHILIP.<br />
Nu, gy Burgers van Angiers, opend uwe deu«<br />
ren , om de vriendfehap in te laaten, die gy gefticht<br />
hebr, op dar. dezen Echt zonder vertoeven<br />
in.Sint Maria's Capel kan voltrokken worden.<br />
Is Conftantia niet cnaer dezen hoop ? zy is daar<br />
zekerlyk niet onder, haare segenwoordigheid zou<br />
deze nieuwgtflootene trouw een fterken hindernis<br />
in den weg gelegd hebben waar is zy, en haar<br />
Zoon ? wie kan het my zeggen ?<br />
Louis.<br />
Zy zit vol treurigheid en ongenoegen in uw Majefteits<br />
Tent.<br />
KONINO PHILIP.<br />
En deze verbintenis die wy getroffen hebben,<br />
zal haare zwaarmoedigheid , bymyn eer, weinig verzachting<br />
geeven. Ach! Broeder van Engeland, hoe<br />
kunnen wy deze Vorftelyke Weduwe te vreede ftellen<br />
? ter verdeediging van haar recht, zyn wy ge*<br />
komen; en de Hemel weet, hoe wy ons, tot ons<br />
eigen voordeel , op een andere zyde gedraaid<br />
hebben.<br />
JOHANNES.<br />
Wy zullen alles goed maaken; als wy den Jongen<br />
Arthur tot Hertog van Bretagne en Graaf van<br />
Richmond benoemen, en hem bovendien tot Heer<br />
van deze fchoone ryke Stad maaken. roep Lady<br />
Conftantia. Leid haar op 't fpoedigfte tot deze<br />
plechtigheid in. vervullen wy terftond de geheele<br />
maat van haar wille , zo zullen wy haar toch<br />
eenigermaate bevreedigen, daar wy ten minfte haar<br />
M 4 droef-
tn<br />
KONING JOHANNES.<br />
droefheid befnoeijen. Laat ons h'eden tot deze<br />
•nvoorziene plechtigheid geen tyd verliezen.<br />
(Zy gaan been.)<br />
A G T S T E T O O N E E L .<br />
FAULCONBRIDGE, alleen.<br />
Dolle Waerell!dolle Koningen! dol vergelyk!—»<br />
Johannes, om Arthur zyn reeht in 't geheel te be.<br />
neemen, begeeft zich eens.ieels vrywillig; en Vrankryk<br />
, dien bet geweeten zyn Wapens aangordde,<br />
door de yver en Cbrifteiyke Liefde, als GoJs eigen<br />
Wapendraager, in *t Veld gevoerd, ïuiftarde deze<br />
veranderaar der voorneemens in 't oor, om deze<br />
doortrapte Duivel , deze Makelaar die de eerlyk.<br />
heid fteeds den hals breekt; deze Meineedige, die<br />
alle Menfchen vervoerd; Koningen , Bedelaars,<br />
Ouden en Jongen, en die de Maagden zelfs, die<br />
arme Schepfels die anders niets uiterlyks te verliezen<br />
hebben als het woord Maagd , ook daarom be.<br />
driegt, deze Heer met zyn glad gezicht, de kittelende<br />
eigenbaat —» de eigenbaat die de geheele<br />
Waereld uit haar* natuurlyken loop brengt, die zy<br />
anders neemen zoude, en even dit voordeel, deze<br />
laage aan zich trekkende .verftoorder des evenwigts,<br />
deze dryfveer der beweeginge , deze eigenbaat,<br />
brengt ze uit alle onverfchilligheid, uit alle richting,<br />
voorneemen, loop en doelwit; en even dit overwigt<br />
dezer eigenbaat, dezer Koppelaar , dezer onderhandelaar,<br />
dezes alles veranderenden Woords,<br />
beeft zich op de buitenzyde van het oog des wan.<br />
keimoedigen Konings van Vrankryk gezet, en htm<br />
van de hulp , die hy zelfs voorgenomen had om te<br />
bewyzen, van eene reeds beflootene ftryd vol eere,<br />
tot een hoogft befchimpingswaardige en lafhartige<br />
vreede getrokken —— en waarom veracht ik deze<br />
eigenbaat?—» om dat hy tot hier toe nog niet<br />
om
HISTORIE-SPEL. 185<br />
om my gedobbeld heeft! niet, als of ik de fterkte<br />
heb, om myn vuift toe te drukken, als zyn fchoone<br />
Engel (J) myne vlakke hand begroeten wilde;<br />
maar om dat myn hand tot hier toe nog in geene<br />
verzoeking gebracht is, en gelyk een arme Bedelaar<br />
op de Ryken fmaald, wel aan dan, zo lang ik een<br />
Bedelaar ben, wil ik ichimpen en zeggen : „ daar<br />
„ is geen grooter zonde als ryk te zyn;" en ben<br />
ik eens ryk, zo zal ik deugd (tellen in te zeggen:<br />
„ daar is geen grooter ondeugd als behoeftigheid."<br />
Als Koningen zeifs hunnen Eed uit eigenbaat ver.<br />
breeken, weeft gy dan, ó Gewin .'myn God, want<br />
U zal ik dienen.<br />
(o) De Munt daar Engelen op gefiempeld viaa;<br />
ren.<br />
Einde van bet Tweede Bedryf.<br />
MS<br />
DERDE
135 KONING JOHANNES.<br />
DERDE<br />
EEDRYF.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Het Tooneel verbeeld de Tent van den Koning<br />
van Vrankryk.<br />
CoNSTANSTIA, ARTHUR, SALISBURV.<br />
CONSTANTIA.<br />
egaan om zich te verhinden ? gegaan om<br />
G<br />
vreede te zweeren? — vaifch bloed met valfch<br />
bloed vereenigd! —— gegaan om Vrienden te worden<br />
j — Louis zal Blanca hebben , en Blanca deze<br />
Landen?—— dit is onmoogelyk; gy hebt onrecht<br />
gehoord, onrecht gefprooken; bezin U ; verhaald<br />
het nog eens — het kan niet zyn , gy zegt alleen<br />
het is zo. Ik ben verzekerd dat gy de waarheid<br />
fpaard; want uw woord gelykt flegts de ydelewind<br />
van een gemeen Man. geloof my, Vriend ; ik geloof<br />
U niet: ik heb den Eed eens Konings voor<br />
het tegendeel, gy zujt daar voor geftraft worden<br />
om dat gy my zulk een fchrik hebt aangejaagd ;<br />
want ik ben krank , en ligt in vreeze te zetten;<br />
ik ben van fmarte ter neder gedrukt, en vol onruft,<br />
ben een Weduwe zonder Man, de fchrik onderworpen<br />
, ben een Vrouw tot vreeze gebooren; en<br />
fchoon gy nu bekende dat gy gefpot had, zo kan<br />
ik doch myne in onruft gebrachte levensgeeften,<br />
zo aanftonds niet weder geruft ftellen ; maar zy zullen<br />
den geheelen dag fidderen en griilen. wat wilt<br />
gy met uw hoofdfchudden zeggen ? waarom ziet<br />
gy mynen Zoon zo dro»vjg aan ? waarom ligt gy<br />
uwe hand op uw borft ? waarom houd uw oog de<br />
traanen te rug, gelyk een zouten Stroom die over<br />
zyn Oevers treden wil ? zyn deze zwaarmoedige<br />
zuchten beveiligers uwer woorden ? —— als zy dat<br />
zyn,
H I S T O R I E.S P E L. 187<br />
zyn, zo herhaal uwgantfch verhaal niet,maar zee<br />
flegts djt enkle woord, of uw verhaal waarheid is.<br />
SALISBURY.<br />
Zo waar, als gy oorzaak hebt den geenen voor<br />
vaifch te houden , die aan de waarheid van mvn<br />
gezegde fchuldig zyn.<br />
C O W S T A N T I A . . »<br />
ó! Indien gy my Jeerd om dit hartenleed te gelooven.zo<br />
leerd ook dit hartenleed my te dooden,<br />
en laat geloof en leven dus op elkander los gaan<br />
als de woede van twee vergrimde Mannen die in<br />
het oogenblik dat ze op elkander aandruifchen, val.<br />
len en fterven. Louis verbind zich met Blanca? —<br />
ó! Jongeling! wie zyt gy dan?— Vrankryk vriend<br />
met Engeland? wat word *er dan van my? —<br />
ga Vriend , ik kan uw aanzien niet verdraagen:<br />
deze tyïing heeft U tot een hatelyk Man voor<br />
my gemaakt.<br />
SALISBURY.<br />
Wat heb ik dan anders voor onheil aangericht<br />
als het onheil gemeld dat anderen aangericht heb',<br />
ben.<br />
C O N S T A N T I A .<br />
• En dit onheil is in zich zelve zo verfchrikkelvk<br />
dat het alle die geenen heilloos maakt, die daar<br />
1<br />
van fpreeken.<br />
A R T H U R .<br />
Ik bid U Moeder, wees te vreeden.<br />
CONS TANTIA.<br />
W^art gy, die my te vreeden wilt ftellen, haare.<br />
lyk, wanftallig en een fchande voor uw Moeders<br />
ligchaam;vol vlekken en ftekelachtige vinnen-lam<br />
gek, pokkig , zwart, mismaakt, met haatelyke'<br />
zweeren bedekt; dan zoude ik het niets achten en<br />
my te vreede ftellen; want dan zou ik U niet beminnen;<br />
dan zoud gy uw hooge geboorte niet waardig<br />
zyn, poch een kroon verdienen, maar gy zyt<br />
fchoon; ja de Godinne der natuur en des geluks<br />
hebben zich, ó waardig Jongeling! by uwe geboorte
ï88<br />
K O N I N G J O H A N N E S .<br />
te vereenigd om U groot te maaken. hoe de natuur<br />
U begaaft heeft, gy kunt met Leliën en,half ontlooken<br />
Rooztn om den voorrang ftryden. maar de<br />
Geluksgodin.— ó! zy is beftooken , omgepraat,<br />
en voor ons afkeerig gemaakt! zy bedryft heden<br />
echtbreuk met uwen Oom Johannes, en heeft met<br />
"haar gouden hand Vrankryk overgehaald om de eer<br />
der bepaalde heerfchappy in 't ftof te treden; en<br />
heeft zyn Koninglyke Majefteit tot koppelaarfter<br />
voor hun beider Majefteiten gemaakt? Vrankryks<br />
Koning is Koppelaar rustenen de Geluksgodin en<br />
Koning johannes: tusfehen de verliefde Geluksgodin<br />
en den Rover Johannes I zeg my goede<br />
Vriend , is de Franfchman niet meinëedig? ——<br />
vergiftig hem met woorden, of gaat uw weg; en<br />
laat het by deze fmane alleen , die ik alleen<br />
draagen moet.<br />
SALISBURY.<br />
Vergeef my Mevrouw! ik durf niet zonder U by<br />
den Koning te rug komen.<br />
CONSTANTIA.<br />
Gy durft; gy zult; ik wil niet met U gaan; ik<br />
wil myne fmart leeren ftoutmoedig te zyn ; want<br />
fmart is ftoutmoedig , en maakt zyn bezitter<br />
trots, (É) tot my en tot de hoogheid myner groote<br />
fmarten mogen de Koningen komen en zich<br />
veraaaderen ; want myn fmart is zo groot, dat<br />
° niet<br />
(t) Inbet Bly/pei,VEEL GEWELD OMNIETS<br />
zegt HERÓ'S Vader, die door baare ontëering neèr*<br />
Jlacbtig is: „ dat hy zodanig door fmart overweg<br />
„ digd is, dat men hem aan een draad leiden kan."<br />
bier dost de fmart juift de tegengeHelde werkin t<br />
;en<br />
echter volgt de Dichter in beide gevallen de naiuur.<br />
de benauwtbeid maakt de Zielen zwak, zo lang zy<br />
nog door hoop gevoed word; ze maakt dezelve fterk<br />
nis de vertwyffeling baar doet bevriezen.'<br />
JOHNSON.
HISTORIE-SPEL. 189<br />
niets als de onwrikbaare Aarde hem onderftetmen<br />
kan. hier zit ik in myne angfte ; hier is myn<br />
Troon; zeg de Koningen dat zy komen, en zich<br />
voor hem nederbuigen («).<br />
(Zy zet zich op den grond neder.)<br />
T W E E D E T O O N E E L .<br />
JOHANNES, K O N I N G PHILIP, LOUIS,<br />
B L A N C A , L E O N O O R E , FAULCON»<br />
BRIDGE, AARDSHERTOG.<br />
KONING PHILIP.<br />
Het is waar, fcboone Dochter ; en deze gezegende<br />
dag zal voor eeuwig in Vrankryk gevierd<br />
worden, dezen dag feeftelyk te maaken, houd de<br />
glorieryke Zon in haaren loop in , en fpeelt den<br />
Alchimift, (vj terwyl zy door den glans van haare<br />
flonkerende oogen, de maagere, klomperige Aarde<br />
in glitïftrend goud veranderd, de Jaariykiche omloop<br />
, die deze dag wederbrengt, zal hem altoos<br />
als een feeftdag fleren.<br />
CONSTANTIA, (terwyl zy opftaat.)<br />
Een ongelukkige dag , en geen feeftdag! ——<br />
wat heeft die dag verdiend? wat heeft hy gedaan],<br />
dat hy met gouden Ietteren onder de Heilige da»<br />
gen in de Almanach gefield zal worden ? neen,<br />
werp<br />
(u) Hier was in de oude uitgaave bet Slot van<br />
het Tweede BeJryf; T H E O B A L D veranderde met<br />
richt deze Af deeling, «71 onthief daar door de bekom,<br />
mering van eenige Kunfiricbters die hier eene in 't<br />
oog kopende gaaping vonden. Hy verklaart zich hier<br />
over in eene ivydloopige aanmerking.<br />
(y) M I L T O N beeft deze gedachten ontleend:<br />
PARADYS VERLOOREN B. III.--- when with one<br />
virtnous touch, Th' arch chemie fun &c.
igo K O N I N G J O H A N N E S .<br />
werp hem veeleer uit de week uit ; dezen dag<br />
van fcbande, der. onderdrukking, en des meinëeds.<br />
of, zo hy moet biyven ftaan, zo mogea zwange.<br />
re Vrouwen bidden, dat hunne Baarmoeder dezen<br />
dag niet ontbonden word, op dat geene ongelukkige<br />
geboorte hunne hoop verydele! flegts op" dezen<br />
dag moeten de Zeevaarende voor Schipbreuk<br />
vreezen; en nooit moet een koop gebrooken worden<br />
, dan die op dezen dag gemaakt is. («;) alles<br />
wat op dezen dag aangevangen word , neem een<br />
ongelukkig einde! Ja de getrouwheid zelve verander'<br />
zich in valfchheid en badrog.'<br />
KONING Fm LIP.<br />
Waarlyk Mevrouw , gy hebt geen oorzaak ,<br />
het blyde voorval van dezen dag te verwenfchen.<br />
heb ik U myn Majefteit niet ten onderpand ge.<br />
geeven ?<br />
CONSTANTI A.<br />
Gy hebt my met een valfche naargemaakte<br />
Majefteit bedroogen, die men by genomene Proeven<br />
voor onecht erkesd. gy zyt meinëedig. Gy<br />
komt gewapend om myner Vyanden bloed te plengen,<br />
en gy vermengt en verfterkt het met het<br />
uwe. fx) de ftoutmoedige begeerte naar ftryd, en'<br />
de edele K'yg^zuchtige toorn is in vriendfchap<br />
en geblankette vreedzaamheid verkoeld ; en onze<br />
onderdrukking is tot het Zegel van deze Verbindtenis<br />
gebruikt. Wapend .' wapend U , ó Hemel<br />
tegen dezen meinëedigen Koning .' een Weduwe<br />
roept: weeft gy ö! Hemel myn Gemaal.' iaat de<br />
uuren van dezen heüloozen dag zich in geen<br />
vreede<br />
(w) In de oude Engelfche Almanachken waaren<br />
ook onder anderen de dagen aangetekend, wanneer<br />
het goed kooj'fluiten was<br />
STEEVENS<br />
(x) In 't oorfpronkelyke: butnow in ARMS; eene<br />
Zinfpeeting op bet -voorheen voor wapen, thans voor<br />
omarming gebruikte woord.
H I S T O R I E-S P E L.<br />
vreede fluiten; maar zend voor Zonnen ondergane<br />
nog gewapende Tweedracht tusfchen deze trouw<br />
looze Koningen! hoor my.' Ach! hoor my. *<br />
AARDSHERT 0"8,<br />
Conftantia , wees te vreeden.<br />
CONSTANTIA.<br />
Oorlog! Oorlog I geen Vreede! —. Vreede is<br />
een Oorlog voor my.'— ö! Limoges.' ólOoftenryk!<br />
(y) gy doet dezen eedlen roof, daar ey mede<br />
praalt, fchande aar, ! gy lafhartige, elendige<br />
vertzaagde.' gy kleine Held, groot in laagheid en<br />
fleg's ftsrk wanneer gy ü j agter de fterkfts partv<br />
verbergt ! gy Ridder der Geluksgodin, die nooit<br />
vecht als die ongeftadige Juffer nietnaaft üftaat<br />
en voor uwe zekerheid borg is ; ook ay<br />
z vt<br />
meinëedig, en vleid de Grooten-* weik een dwaas<br />
zyt gy welk een hoogvliegende dwaas; t e<br />
praalen,<br />
te ftampen, en te zweeren om myn party té<br />
houden: gy koudbloedige Slaaf! hebt gy niet als<br />
een donderdag, aan myne zyde gefprooken ? Ge<br />
zwooren dat gy de Wapenen voor my wilde voe*<br />
ren; en my aangemaand , myn noodlot uw geluk<br />
en uw fterkte toe te vertrouwen ? .<br />
e n n u<br />
treed gy ook tot myne Vyan len over? .<br />
g v<br />
een Leeuwenhuid draagen? . weg daar mede'<br />
fcbaam U, en hang een Kaïisvel (z) om deze*<br />
eerlooze fchoudren! A . „ ~.,<br />
AARDS*<br />
(y) In denPerfoon des AA R D S HE R TO G « van<br />
OOSTENRYK, beeft de Dichter de twee bekend»<br />
Vyanden van RICHARD vereenigt. LEOPOLD<br />
HERTOG van O ISTEBRTK , wierp bem in de<br />
Gevangenis, by een' vooraf gaanden Veldtocht:<br />
m a ar<br />
üe Veftmg Chams , voor welke hy viel, behoorden<br />
aan Vi DOM ABN Hertog van Limoges. ...<br />
tkheb deze aanmerking, benevens eenige andere opbeldertngen<br />
te danken aan mynen Vriend H E N R Y<br />
BiAKE. Efq<br />
STEEVENS.<br />
(z) ioen men in groote Familitn -jiog Narren of<br />
Pot»
i»« KONING JOHANNES.<br />
AARDSHERTOG.<br />
ó !<br />
Dat moeit my eens een Man zeggen*<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
En hang een Kalfsvel om deze eeilooze fchou.<br />
•ren!<br />
AARDSHERTOG.<br />
Onderftaat U met, zulks te zeggen Schurk, als<br />
uw leven U lief is!<br />
FAULCONBRIDGE,<br />
En hang een Kalfsvel om deze eerlooze fchouërenl<br />
AARDSHERTOG.<br />
Ik dacht dat Richards ftoutheid en Richards<br />
Tal, een waarfchouwing moeft zyn om U allen<br />
af te fchrikken.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Schrikkelyke woorden '— hoe beeven al myne<br />
leden ! — myn Vaders vyand in myn Vaders roof<br />
gehuld.' — hoe fluifterd my Alekto in 'toor.' talm<br />
niet, Richard' fla den onwaarciigen ras ter neder;<br />
ruk hem dit onvergelyklyke Eereteken af; het ge.,<br />
denkteken van den Triumph uwes Vaders over de<br />
wilden.—— wapen U flrgtt, Verrader , die zulk<br />
een toem niet toebehoord ; want by zyne ziele,<br />
ik zweer by myns Vaders ziel! dat ik geen tweemaal<br />
de Zon wil zien opgaan, voor ik dit zegeteken<br />
van uw rug getrokken, en TJ het harte daar<br />
voor gefpleereo héb , dat gy U onderftond , zo<br />
lang te draagen!<br />
Jo-<br />
Fotzemaakers hield, droegen dezelve. ter onderfchei*<br />
ding, een Rok van Kalfsvellen , die den knoop op<br />
den rug hadden. H A W K I N S.<br />
In Ierland heeft men deze gewoonte nog ; en de<br />
Har in de mommeryèn om Kerstyd, draagt altyd een<br />
Kalfsvel of een Koehuid. * .<br />
STEEVENS.
HISTORIÉ-SPEL. i 9 3<br />
JOHANNES.<br />
Houd op; uwe redenen mishaagen ons, gy vergift<br />
U geheel en al.<br />
KONING PHILIP.<br />
Daar komt de heilige Gezant van den Paus.<br />
D E R D E T O O N E E L .<br />
PANDULPHO.<br />
De voorige,<br />
PANDULPH.<br />
Heil zy U, gezalfde Stadhouder des Hemels'aan<br />
U Koning Johannes is myn heilig Gezantfcbap gericht.<br />
Ik Pandulpho, Kardinaal van Milano , en<br />
Gezant van Innocentius, vraag U in zynen naam,<br />
op uw geweeten, waarom gy de voorrechten der<br />
Kerk; onze heilige Moeder, zo openbaar overtreed,<br />
en den verkoozen Aardsbisfchop van Canterbury<br />
Stephen Langton , zo opzettelyk en geweldaadig<br />
van zyne heilige bezitting te rug floot? zie daar,<br />
wat lk U uit naam van den genoemden heiligen Va.<br />
der Innocentius, vraagen moeft.<br />
JOHANNES.<br />
Welk een aardfche Macht kan den vryën mond<br />
eens gewyden Konings tot reden dwingen? (aai<br />
gy kunt U op geen flegter, onwaardiger, en belag.<br />
ebelyker gezag beroepen, om myn antwoord te<br />
hooren, dan op dat van den Paus. zegt hem dit -<br />
en voeg 'er in Engelands naam nog by.dat wy nooit<br />
zullen toeftaan, dat een'Italiaanfche Priefter Tien,<br />
dens<br />
(aa) Ten tyde dat dit gefcbreeven wierd, daar de<br />
Engelfche met den Paufeiyken Stoel Twiften, moet<br />
dit Tooneel veel indruk gemaakt bebhên. diergelyke<br />
Zinfpeelingen op de omftandigheden van die tyden, zyn<br />
by onzen Dichter in menigte, en veelt derzelve noch<br />
tnaangemerkt.<br />
JOHNSON.<br />
II. DEEL. N
194 KONING JOHANNES.<br />
dens of Tollen in ons gebied zal trekken; maar als<br />
wy in ons Ryk naaft den Hemel het Opperhoofd<br />
zyn, zo willen wy ook alleen onder dezen grooten<br />
Opperheer ftaan; zonder de hulp eener fterfelyke<br />
hand. Zeg dit den Paus ; met ter zyde Helling<br />
van allen eerbied tegen hem en zyn aangemaatigd<br />
gezag.<br />
KONING PHILIP.<br />
Brosder van Engeland, gy lafterd terwyl gy dit<br />
zegt.<br />
JOHANNES.<br />
Schoon gy en alle Koningen der Chriftenheid U<br />
van dezen Priefter, die zich met alles bemoeid,<br />
op zu'k eene wys laat misleiden, dat gy een vloek<br />
vreeft die zich met geld laat afkoopen; en door de<br />
verdienften van elendig goud, ftof en onkruid, de<br />
vervalfcbten aflaat van een menfch koopt, die by<br />
dezen handel de aflaat zich zelve afkoopt; alfchoon<br />
gy en alle overige U zo grof bedriegen laat, dat<br />
gy eenen fchynheiligen Goochelaar met inkomften<br />
wild overhoopen; zo heb ik alleen toch moed,my<br />
tegen den Paus aan te zetten , en zyne Vrienden<br />
voor myne Vyanden te houden.<br />
PANDULPHO.<br />
ZO zyt gy dan, uit kracht van het rechtmaatige<br />
geweld dat ik heb , met den vloek en ban der<br />
Kerk belaaden! gezegend zal hy zyn, die zich tegen<br />
zyn leenpligt, tegen een Ketter verheft; Ja<br />
de hand zal verdienftelyk genoemd en als heilig<br />
geëerd worden,die door een geheim middel,Uhet<br />
vervloekte leven beneemd.<br />
CONSTANTIA.<br />
6.' Sta my toe, dat ik myn vloek eenige oogen»<br />
b'.ikken, met Romes vloek vereenige. Goede Vader<br />
Kardinaal, zegt Amen op myne zwaare vloeken;<br />
want zonder myn onrecnt te fmaaken, heeft<br />
geen tong kracht genoeg om hem recht te vloe.<br />
ken.<br />
PAN-
HISTORIE-SPEL. 195<br />
PANDULPHO.<br />
Mevrouw • ik heb bevel en volmacht om hem<br />
: te vloeken.<br />
CONSTANTIA.<br />
Dat heb ik tot myne vloeken ook. als de wet-<br />
: ten geen recht verfchaffen, dan is het wettig dat<br />
de wet geen onrecht verhinder. De wet kan myn<br />
, Zoon zyn Koningryk niet geeven ; want die, die<br />
zyn Koningryk in handen heeft; heeft ook de wet<br />
in handen, daar nu de wet zelfs volkomen onrecht<br />
I is, wie kan de wet myner tonge dan verbieden<br />
I te vloeken ? (bb)<br />
PANDULPHO.<br />
Philip van Vrankryk , zo gy zelfs niet in den<br />
Ban wilt vervallen , moet gy de hand van dezen<br />
Aardsketter laaten vaaren , en hitzen de geheele<br />
macht van Vrankryk tegen hem op, als hy zich<br />
; anders niet voor Rome wil nederbuigen.<br />
LEONOORE.<br />
Word gy bleek Vrankryk ? — Iaat uw hand<br />
i niet vaaten.<br />
CONSTANTtA.<br />
Verhoed het, ó Duivel.' dat Vrankryk niet ver»<br />
jander', en door de terugtrekking zyner hand, de<br />
, Hel een Ziel verlieze!<br />
AARDSHERTOG.<br />
Koning* Philip, geef den Kardinaal gehoor,<br />
F A U L C O N B R I D G E<br />
En hang een Kalfsvel om zyne eerlooze fchouj<br />
dren.<br />
AARDS.<br />
(bb) Mogelyk is dit eene Zinfpeeling op den Bul<br />
\ tegen Koningin ELIZABETH; ook, daar men niet<br />
\ kan bewyzen, dat dit Jluk , zo als bet thans is, voor<br />
l Koning JACOBS Regeering vervaardigd wierd, kan<br />
imen onderzeilen , dat het even na de Pauslyke Za.<br />
Imenzw.ering vertoond is. Ik heb een Spaanfch Boek<br />
.gezien, waar in G A R N E T , FRANX en andere<br />
\ Oproermaak'ers onder de Heiligen geteld wierden,<br />
JOHNSON.<br />
N<br />
N a
196 KONING JOHANNES.<br />
AARDSHERTOG.<br />
Zeer goed, Schurk, ik noet thans deze beledigingen<br />
verdraagen, wyl<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Üw broek wyd genoeg is, om ze te draagen.<br />
JOHANNES.<br />
Wat zegt Koning Philip tegens den Kardinaal?<br />
CONSTANTI A.<br />
Wat kan hy anders als den Kardinaal zeggen ?<br />
Louis.<br />
Bedenkt U, Vader, het komt daarop aan, of gy<br />
Uden zwaaren vloek van Rome, of het ligte verlies<br />
van Engelands vritndfchap onderwerpen wilt,<br />
kies het minfte kwaad,<br />
BLANCA.<br />
Dat is Romes vloek.<br />
CONSTANTI A'<br />
Sta vaft, Louis; de Duivel verzoekt ü hier in<br />
de gedaante van eene ontkleedde Biuid.<br />
BLANCA.<br />
Conftantia fpreekt niet volgens haar geloof en<br />
vertrouwen (cc) maar volgens haare behoeftigheid.<br />
CONSTANTI A.<br />
6.' Als gy myne behoeftigheid wegneemt , die<br />
haar leven enkel door de dood van myn vertrou<br />
wen behoud; zo volgt noodzaakelyk; dat myn vertrouwen<br />
door den dood myner behoeftigheid weder<br />
herleven zal. Vertrapt dus myne behoeftigheid ,<br />
op dat myn vertrouwen zich weder verheffe } houd<br />
myne behoeftigheid verheven, dan word myn vertrouwen<br />
vertreden.<br />
JOHANNES.<br />
De Koning is ongeruft en geeft geen antwoord.<br />
CON-<br />
(cc) Faith word bier en in de volgende reden, in<br />
de dubbele beduidenisfe van geloof en vertrouwen,<br />
gebruikt.<br />
VERTAALERS.
H I S T O R I E-S PEL. 19?<br />
CONSTANTIA.<br />
6 Verwyder U van hem, en antwoord recht.'<br />
AARDSHERTOG.<br />
Doet dat: Koning Philip: hang niet langer in<br />
twyfFel.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Hang niets, als een Kalfsvel ; gy minzaams<br />
Botterik.<br />
KONING PHILIP.<br />
Ik ben geheel in verwarring, -en weet niet wat<br />
ik zeggen zal.<br />
PANDULPHO.<br />
,De verwarringe zal nog grooter zyn, wanneer<br />
gy in den Ban gedaan en vervloekt word.<br />
KONING PHILIP.<br />
Goede en eerwaardige Vader, fteld U eens in<br />
myn_plaats, en zeg roy wat gy doen zoud. Deze<br />
Koninglyke hand en de myne, zyn even te faamen<br />
gevoegt, en eene innerlyke vereeniging onzer zielen,<br />
is, door eene plechtige verbintenis, en de<br />
geheiligde kracht eener deugdzaame Eedzweering,<br />
onverbreekelyk gemaakt, de laatfte adem die wy in<br />
adem veranderden,wasvaftgezwooren trouw,vreede,<br />
vriendfehap, en oprechte liefde tusfehen ons<br />
en onze Koningryken. en onmiddelyk voor deze<br />
vreedesfiuiting, niet langer als dat wy ter bezwee»<br />
ring derzelve de handen konden wasfehsn, waaren<br />
zy , dit weet de Hemelt nog met de verw van<br />
Menfchenbloed bevlekt, waar mede de wraak den<br />
fchrikkelyken twift der vertoornde Koningen<br />
verwde. en zouden nu deze handen die eerft zo<br />
nieuwlings van bloed gewasfehen, eerft zo ke rt in<br />
liefde te faamen gevoegt zyn, die op beide zyden<br />
zo fterk is ; zouden die deze vriendfehaps band<br />
weder los rukken ? met de trouw naar welgevallen<br />
handelen ? met den Hemel fpotten ? zullen wy zul»<br />
ke onbeftendige kinderen van ons zelve maaken,<br />
dat wy terftond weder de eene hand van de ander<br />
te rug trekken ? de gezwooren trouw weder af.<br />
N 3 zwee>
ty8 KONING JOHANNES.<br />
zweeren? zal het Bruidsbed der lagchende Vreede<br />
van den bloedigen Oorlog betreden worden? en<br />
zullen wy de inneemende trekken der oprechte redelykheid<br />
in onbefchaamde ligtzinnigbeid veranderen<br />
? ó heilige Man , myn eerwaarde Vader,<br />
dat moet nooit gefchieden! bedenkt, raad, beveeld<br />
ons, naar uw vroome denkwyze , eenen anderen<br />
en zagter weg en dan zullen wy ons gelukkig<br />
achten uw wil te vergenoegen en Vrienden te<br />
blyven.<br />
PANDULPHO.<br />
Iedere vorm is onvormbaar , iedere weg een"<br />
dwaalweg, zo hy de vriensTchap met Engeland niet<br />
wederftaat. dus, ter Wapen! weeft de verdeedffer<br />
onzer Kerk; of laat de Kerk onze Moeder, haaren<br />
vloek over U uitfpreeken; den vloek eener Moeder<br />
over haaren wederfpannigen Zoon. Vrankryk, het<br />
was beter een Slang by uwe tong, een' opgeflooten<br />
Leeuw by zynen moorddaadige klaauw , een' hongerige<br />
Tyger by zyne tanden te houden, als deze<br />
hand in Vriendfchap te houden, die gy houd.<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Ik kan myn hand wel, maar myn Eed niet te<br />
rug trekken.<br />
PANDULPHO.<br />
Dus maakt gy de pligt tot Vyandin der pligt;en<br />
field als in een Butgerkryg , Eed tegen Eed, en<br />
beloften tegen beloften, ó! laat uw eerfte gelofte<br />
die gy den Hemel gedaan hebt, om een befciicrmer<br />
onzer Kerk te zyn , ook het eerfte vervuld worden,<br />
wat gy zedert gezwooren hebt, is tegen U<br />
zelf gezwooren , en kan niet door U zelfs voltrokken<br />
worden; want als gy gezwooren hebt<br />
onrecht te doen ; beftaat dan het onrecht niet<br />
daarin, dat gy uw Eed getrouwelyk volbrengt?en<br />
als gy hem niet volbrengt, zo hem te houden onrecht<br />
is, zo kunt gy uwen pligt niet beter ver«<br />
vullen, als dat gy hem niet houd. in dit geval is<br />
het rechtmaatigfte tweemaal onrecht te doen; het<br />
fcbyn
H I S T O R I E . S P E L . 199<br />
fchynt onrecht; maar dit onrecht word dasr door<br />
weder een recht ; en ontrouw heelt ontrouw, gelyk<br />
vuur het vuur dat in de aderen van een<br />
Menfch gebrand is, verkoeld, het is de Godsdienft •<br />
die ons verbind gezwooine beloften te houden;<br />
maar gy hebt tegens den Godsdienft gezwooren. gy<br />
zwoer by iets tegen het welke gy zwoer, en maakt<br />
een' Eed tot zekerheid uwer trouwe tegens eenen<br />
Eed. als gy altoos zeker over de rechtmaatigheid<br />
uwes Eeds wilt zyn , zo zweer altoos niet<br />
meinëedig te zullen zyn. hoe befpottelyk is het<br />
anders ,\ te zweeren 1 gy echter zwoerd alleen<br />
meinëedig te zyn , en zyt meinëedig als gy houd<br />
het geen gy gezwooren hebt. uw laatften Eed<br />
dien gy tegen den eerften gezwooren hebt, is dus<br />
een Oproer tegens ü zelve, en gy kunt nooit een<br />
beter Zegepraal daar van afdraagen, als dat gy uw<br />
Ziel tegen deze ydele duizelige ingeeving wapend,<br />
waar toe ons gebed , als gy het wilt aanneemen,<br />
tj zal byftaaft. zo niet, zo weet dat onze vloeken<br />
U treffen zullen, en zelfs zo zwaar, oat gy niet<br />
vermoogend zult zyn , om dezelve af te fchudden<br />
; daar gy onder haaren zwaaren laft fterven<br />
zult.<br />
AARDSHEBTOG.<br />
Oproer.' klaare Oproer!<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Zal het dan rriet gefchieden ? zal geen Kalfsvel<br />
U den mond Hoppen?<br />
Louis.<br />
Vader l te veld ! te veld !<br />
BLANCA.<br />
Op uw Trouwdag ? tegen het b'oed daar gy U<br />
mede verbonden hebt? hoe- moeten vermoorde<br />
Lieden onze Veften bewoonen ? zullen geweldmaakende<br />
Trompetten , en luid donderende Trommelen<br />
, het geluid der Helle , hèt teken tot onze<br />
plechtigheid geeven ? ——- Ach! hoor my , myn<br />
Gemaal! ------ ó Hemel. hoe nieuw is dit woord<br />
i n<br />
N 4
ioo KONING JOHANNES.<br />
In mynen mond! — zelfs om deze naamswille, die<br />
myn tong nooit voorheen uitfprak, bid ik U op<br />
myne Kniën, vat de Wapens niet op tegens my.<br />
nen Oom.<br />
C O N S T A N T I A.<br />
ö! Op myne Kniën, van het knielen reeds verbard,<br />
bid ik U, gy deugdiievende Dauphin;wend<br />
uwe van den Hemel bewerkte wraak niet af!<br />
B L A N C A .<br />
Thans zal ik zien of gy my bemind — welk<br />
een' naam kan meer by U geiden, dan die van<br />
Gemalin?.<br />
C O N 8 T A N T I A .<br />
Die, welke hem en U verheven houd, zyne<br />
Eer.' — ó! uw Eer Louis! uw Eerl<br />
Louis.<br />
Ik ben verbaaft myn Vorft, dat gy zo koel kunt<br />
zyn , daar zulke gewigtige zaaken uw befluit afvorderen.<br />
P A N D U L P H O .<br />
Ik zal een vloek over zyn hoofd uitfpreeken.<br />
K O N I N G P H I L I P .<br />
Dat is niet noodig. — Engeland ik val van<br />
U af.<br />
C O N S T A N T I A.<br />
ó l Edle wederkeering der verbannen Majefteit<br />
.'<br />
L E O N O O R E .<br />
dl Schandelyke vervoering der Franfche onbeftendigheid<br />
•<br />
J O H A N N E S .<br />
Vrankryk, op dit oogenblik zal U dit oogenblik<br />
nog berouwe!<br />
F A U L C O N B R I D G E .<br />
De oude Graauwbaart, de Tyd, die kaalkoppige<br />
Kofter en K'okkeluider, richt die zich naar hem ?«—<br />
ïm ja, dan zal het Vrankryk berouwen.<br />
B L A N '
HISTORIE-SPEL<br />
20i<br />
BLANCA.<br />
De Zon word met bloed bedekt, vaar wel fchoo.<br />
nen dag.' — waar is de party met welke ik gaan<br />
moet? ik fta tusfchen beide; iederHeir heeft eene<br />
hand, ik vat beide, en zy rukken my in hunne<br />
woede van elkander en verfcbeuren my. myn Ge<<br />
maal ik kan niet bidden datgy verwinnen moogtj<br />
myn' Oom ik moet noodzaakelyk om uw verlies<br />
bidden: myn Vader, ik kan het geluk niet aan uw<br />
zyde wenfchen ; Grootmoeder ik hoop niet dat<br />
uwe wenfch verhoord worde, geen party kan<br />
zegepraalen, zonder dat ik daar by verlies ; het<br />
verlies is reed? bepaald , eer het Spel nog be.<br />
gint.<br />
LOUIS.<br />
Blanca, volgt my, op my ruft uw geluk.<br />
B LANCA.<br />
Daar myn geluk leeft, daar fterft myn leven,"<br />
Jo HANN5TS.<br />
Ga heen Neef, en breng ons volk te faamen.<br />
([Faulconbridge vertrekt.) Vrankryk , ik brand van<br />
een' vlammenden toorn , van eene woede, wiens<br />
hitte niets als bloed, als hei koftbaare bloed les.<br />
fchen kan.<br />
KONING PHILIF.<br />
Uwe woede zal U verteeren , en gy zult tot<br />
asfche branden , eer ons bloed dit vuur lesfchen<br />
zal; neemt ü in acht; gy zyt in groot gevaar.<br />
JOHANNES.<br />
Niet meer als die my dreigt. Ter Wapen • laat<br />
ons fpoeden '• (Zy vertrekken.)<br />
N5<br />
VIER.
102 KONING JOHANNES.<br />
V I E R D E T O O N E E L (*)<br />
Het Ttoneel verbeeld een Slagveld,<br />
( Krygsgerucbt, Geveebt.)<br />
FAULCONBRIDGE, met bet Htofd vm den<br />
AARDSHERTOG van OOSTENRYK.<br />
Nb, waarachtig» deze dag is ontzachgelyk heet!<br />
daar zweeft een Duivel in de lucht, en fchud onheil<br />
nederwaarts, ligt gy hier, Ooftenryks kop!—.<br />
dus heeft Konings Richards Zoon zyne beloften vervuld,<br />
en de onfterfFelyke ziel zyns Vaders , het<br />
bloed van Ooftenryk ten doodenöffer gebracht!<br />
V Y F D E T O O N E E L .<br />
JeitANNEs. ARTHUR. HUBERT.<br />
JOHANNES.<br />
Hier Hubert, neem dezen Jongeling byü -—-<br />
flegts verder, Philip 1 1 ik vreez' dat myn Moeder<br />
in haar tent beftormd word, en gevangen.<br />
FAULCONBRÏD GE.<br />
Ik bevryde haar, myn Vorft; zy is in zekerheid;<br />
wees onbezorgt. laat ons maar voortgaan, myn<br />
Heer' met weinig moeite zal dezen arbeid een<br />
gelukkig einde neemen.<br />
(Zy vertrekken )<br />
ZESDE
HISTORIE.SPEL. 203<br />
Z E S D E T O O N E E L . (*)<br />
Een Vlucht; Veldgefcbreeuw, en Gevegt.<br />
JOHllfKES, L E O N O O B E , A R T H U R ,<br />
F A U L C O N B R I D G E , H U B E R T ,<br />
LORDS.<br />
JOHANNES.<br />
Zo moet het zyn. — (tegen Leonoore.) Gy Mc<br />
vrouw , zult ondèr deze fterke bedekking te rag<br />
blyven. (tegen Arthur.) Ziet zo treurig niet, myn<br />
Neef, uw Grootmoeder heeft U lief; en uw Oom<br />
zal U even zo waard zyn als uw Vader was.<br />
ARTHUR.<br />
Ach' daar zal myn Moeder van droefheid over<br />
fterven.<br />
JOHANNES, tegen Faulconbridge.<br />
Wel a3n Neef, naar Engeland' —— fpoed U<br />
voor uit; en ziet toe dat gy nog voor onze aan*<br />
konift de geldzakken van onze ryke AbteB nypt;<br />
fteld hunne gevangene Engelen in vryheid ;de vette'<br />
ribben des vreedes moeten van de tegenwoordige<br />
hongerige tyd (dd) verteerd worden, volbreng ons<br />
bevel in al zyn kracht.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Klokken, Boek en Kaarsfen (ee) zullen my niet<br />
te<br />
(dd) Volgens de Verklaaring van STEEVENS;<br />
the hungry Now, het hongerige nu.<br />
ESCHENBURG.<br />
(ee) Dr. G R E Y (Notes on Shakefp. I. Deel,<br />
pag. 285—) helderd de gewoontens omflandiglyk op,<br />
die by de verkondiging des Vloeks en des Bans ge.<br />
eetfend wierden; onder anderen voierden daar by drie<br />
Kaarsfen, de een na de andere uit gebluf ebt.<br />
VERTAALERS,
404 KONING JOHANNES.<br />
te rug houden, daar goud en zilver my naar tóe<br />
trakken, om een bezoek te doen. ik verlaat uwe<br />
Majefteit I als het my eens invalt Grootmoe<br />
der, om vroom te zyn, dan zal ik voor uw welvaart<br />
bidden, en hier mede kufch ik U de hand.<br />
LEONOORE.<br />
Vaar wel myn waarde Neef!<br />
JOHANNES.<br />
Vaar wel myn edle Vriend.<br />
(Faulconbridge vertrekt.)<br />
Z E V E N D E T O O N E E L .<br />
De voorige.<br />
LEONOORE, tegen Arthur.<br />
Komt toch hier, kleine Neef een woord.<br />
(Zy gaat met bem aan de eene zyde van bet<br />
Tooneel,)<br />
JOHANNES, (tegen Hubert aan de andere<br />
zyde van het Tooneel.)<br />
Kom hier, Hubert 1 -— ó! myn waarde Hubert,<br />
Ik heb U veel te danken: in deze muur van Vleefch<br />
Is een Ziel, die zich uw Schuldenaares noemt, en<br />
uwe liefde met woeker denkt te betaalen. geloof<br />
my, myn waarde Vriend; uw vrywillige Eed leeft<br />
in dezen borft en zy blyft my dierbaar, geef my<br />
uwe hand — ik heb u wat te zeggen — maar<br />
ik wil het tot een gelegener tyd fpaaren. waarachtig<br />
Hubert, ik fchaam my zeer, het te zeggen;<br />
hoe veel ik ook op U betrouw.<br />
HUBERT.<br />
Ik ben uwe Majefteit ongemeen verpligt.<br />
JOHANNES.<br />
Waarde Vriend, gy hebt nog geen oorzaake om<br />
dit te zeggen.—— maar gy zult ze hebben —<br />
hoe langzaam de tyd ook mag voortkruipen, zo<br />
moet zy voor my echter komen, om ü goed te<br />
doen.
H I S T O R I E S P E L . 205<br />
doen. ik heb U wat te zeggen, maar neen, laat<br />
het blyven. de Zon ftaat aan den Hemel en de<br />
trotfche dag, van de Vreugde der Waereld omgeeven,<br />
is te dartel en te vol van vrolykheden, om<br />
my gehoor te geeven : zo de middernachts klok met<br />
haate fchelle tong en yzren mond over de flaapdroukene<br />
Schepfelen de nacht luiden, (ff) zo deze plaats<br />
daar wy itaan, een Kerkhof was, en gy waart van<br />
duizend ziektens geplaagd; of als de tegenftrydige<br />
geeft der zwaarmoedigheid, uw bloed ftyf,zwaar en<br />
dik gemaakt had. —— 't Welk anders gudzend in<br />
de aderen op en afloopt; dat niets betekende ding,<br />
dat gelach in de oogen der Menfchen doet komen'<br />
en hunne wangen tot blyde vreugde fpant; een<br />
hartstocht die my in 't aanzien haatlyk is!—«.of<br />
als gy myzien kondt zonder oogen, hooren kondt<br />
zonder ooren, en antwoorden zonder tong; als<br />
gy zonder oogen, zonder ooren, zonder het beledigend<br />
geluid der woorden; door enkele gedachten<br />
met my fpreeken kondt; dan zoude ik in fpyt des<br />
waakzaamen dags, met wyde oogen, myne gedach.<br />
ten in uwen boezem uitfchudden: maar ach f ik wil<br />
niets — ondertusfchen bemin ik U zeer, en waarachtig<br />
, ik geloof dat gy my ook fterk bemind.<br />
HUBERT.<br />
Zo fterk, dat ik waarlyk alles onderneemen wil<br />
dat gy myn Vorft my beveeld; al was myn 'dood<br />
aelfs aan die daad verknocht.<br />
Jo-<br />
(ff) Sound on, is de oude Lezing: WARBUR.<br />
TOK veranderde bet laatfle woord in one; de Dicb»<br />
ter bad waarfcbynlyk niet den flag één, maar twaalf<br />
in den zin, dat bet eigenlyke uur^des middernachts<br />
is. zynde to Sound , aan/laan , voort/laan , eene<br />
meerdere verjlerking van deze vermoeding.<br />
ESCHE NBURfl.
200 KONING JOHANNES.<br />
JOHANNES.<br />
Weet ik niet dat gy dit doen wild ? goede Hubert.'—<br />
Hubert!— Hubert! — werp uw oog op<br />
dezen Jongen Knaap, ik wil U iets zeggen Vriend.'<br />
hy is een oprechte Slang die my in den weg legt :<br />
en overal waar myn voet treed , daar ligt hy<br />
voor my : verftaat gy my ? —— gy zyt zyn hoe»<br />
der.<br />
HUBERT.<br />
Die hem zo zal hoeden, dat by uw Majefteit<br />
niet in den weg zal komen.<br />
JOHANNES.<br />
Dood!<br />
HUBERT.<br />
Myn Vorft?<br />
JOHANNES.<br />
Een Graf!<br />
HUBERT.<br />
Hy zal niet leven.<br />
JOHANNES.<br />
Genoeg.—»-. Thans kan ik geruft zyn. •— Hubert,<br />
ik bemin U —— neen, ik zal niet zeggen<br />
wat ik voor U in den zin heb — denk daarop! —<<br />
(gg). (terwyl hy naar Leonoore gaat) vaarwel Vorftin<br />
.' ik zal U het bewufte Heir toezenden.<br />
LEONOORE.<br />
Myn zegen verzelle U.<br />
JOHANNES.<br />
Thans naar Engeland, Neef. Hubert zal U oppasfen;<br />
en met allen fcbuldigen eerbied bedienen»<br />
kom, teiftond naar Calais 1<br />
AGT-<br />
(ëS) Dit is een van die Tooneelen, welke altoos<br />
ten voorbeeld kunnen Jlrekkcn. de kunft zal niet ligt<br />
iets tot baare volmaaktheid toedoen; en de tyd zelfs<br />
zal baar niets van baare Jcboonbeid kunnen ontneemen.<br />
JOHNSON.
H IS T O R I Ê-S PEL. ao?<br />
A G T S T E T O O N E E L . (*)<br />
KONING PHILIP, LOUIS, PANDULPHO,<br />
GEVOLG.<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Dus word door een huilend Onweder op Zee een<br />
geheele Oorlogsvloot van vereende Zeilen ver»<br />
ftrooid, en van elkander geflaagen.<br />
PANDULPHO.<br />
Men vat flegts goede moed , dan zal alles nog<br />
wel gaan.'<br />
KONING PHILIP.<br />
Wat kan wel gaan, als het ons zo kwalyk gaat ?<br />
zyn wy niet geflaagen? is Angiers niet verlooren?<br />
Arthur gevangen ? verfcheide dierbaare Vrienden<br />
vermoord? en de bloedgierige Koning van Engeland<br />
, naar Engeland vertrokken ; daar hy ten<br />
fpyt van Vrankryk , boven alle hindernisfen verheven<br />
is.<br />
Louis.<br />
Wat hy gewonnen heeft, dat heeft hy verfterkt.<br />
eenen zo'n onhittigen loop met zo veel verftand ge«<br />
nomen, een zo goede order in een zo ongeftuime<br />
haaft, is zonder voorbeeld, wie beeft ooit van een<br />
diergelyk voorbeeld gelezen of gehoord.<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Ik mag wel lyden dat Engeland dezen lof behoud,<br />
als wy maar ten minnen één voorbeeld voor<br />
onze fchande kunnen vinden. Zie wie komt daar ?—•<br />
een graf voor een Ziel,die den onfterfFelyken geeft<br />
tegen zyn Wil in de gehaate Slaverny eener vuilen<br />
adem houd.<br />
N E>
208 KONING JOHANNES.<br />
N E G E N D E T O O N E E L .<br />
CONSTANTI A. De voorige.<br />
K O N I N G P HILIP.<br />
Ik bid U Mevrouw! ga met my.<br />
CONSTANTIA.<br />
Hier ziet ? gy het nu: zie nu het gevolg van uw<br />
vreede fluiten.<br />
KONINO PHILIP.<br />
Geduld , waarde Mevrouw.' ——• goede moed<br />
waarde Conftantia!<br />
CONSTANTIA.<br />
Neen, ik wederfta alles, alle hulp wederfta ik:<br />
maar hem alleen niet die alle wederftand doet eindigen<br />
. de waare hulp, do dood/ de dood! .<br />
6 Vriendelyke! beminnenswaardige dood! gy wel<br />
riekende kwaade reuk' gezonde verrottingj! verhef<br />
U van het leger der eeuwige nacht; gy afichuwen<br />
fchrik des geluks; zo zal ik uw koude beenderen<br />
knsfchen; en myne oogappelen in de holen van<br />
uwe oogen liggen, en deze Vinger omwinden met<br />
de Wormen die by U woonen; en dezen ademenden<br />
mond met gruwelyk Stof floppen, en een vuil<br />
geraamte worden, als gy. kom, gryns my aan, en<br />
ik zal gelooven dat gy glimlacht, en U als uw<br />
Vrouw omarmen! ó Lieveling der elendige, komt<br />
tot my.<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
ó Schoone bekommernis, wees toch flille.<br />
CONSTANTIA,<br />
Neen, dat wil ik niet, zo lang ik nog adem heb<br />
om te fchreijen. Ach! was myn tong in den mond<br />
des Donders.' dan zou ik met myne ongeftuimigheid<br />
de geheele Waereld doen beeven ;' en ieder<br />
haatelyk geraamte uit den flaap wekken, welke<br />
de zwakke item eener Vrouw niet hooren wiij<br />
fchoon het andere aanroepingen verhoord.<br />
PAN.
H I S T O R I E-S REL. 205<br />
PANDULPHO.<br />
Mevrouw, dit is de taal tfer onzinnigheid, en<br />
niet der droefheid.<br />
CONSTANTI A.<br />
Gy zyt godloos, wyl gy my dus beliegt ; ik ben<br />
niet onzinnig, dit hair dat ik pluk is het myne ,<br />
myn naam is Conftantia; ik was Godfreys Vrouw;<br />
wilde de Hemel dat ik gek was! want dan hoopte<br />
ik my zelve te zullen vergeeten! — predikt eene<br />
Phiiofophie die my onzinnig maakt, zo zult gy<br />
heilig gefprooken hebben, Kardinaal, want daar<br />
lk niet onzinnig ben en myne fmart voel, zo denkt<br />
myn vernuft op middelen om my van deze elende<br />
te ontdoen, en leerd my, dat ik my doorfteeken<br />
of verhangen zal. was ik onzinnig ; ik zou mynen<br />
Zoon vergeeten, of aan myne wanzinnigheid denken:<br />
het naafte gebakerd Kind is myn' Zoon. ik<br />
ben niet onzinnig ; zo goed , flegts al te goed,<br />
voel ik de bizondere kwaal van iedre fmatt.<br />
KONING PHILIP.<br />
Bind deze.vliegende lokken op! — Ach' welk<br />
een liefde zie ik in dat fchoone mengfel hai.<br />
ren! waar in by toeval flegts een zilverdrup gevallen<br />
is; tot dezen drup dringen zich duizende<br />
draaden in vriendfchap te faamen; gelyk redelyke<br />
en onfcheidbaare Minnaars, die het ongeluk te<br />
faamen torfchen.<br />
CO NS TANTI A.<br />
Naar Engeland , zo gy wilt<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Bind uwe hairen op,<br />
CONSTANTIA.<br />
Dat zal ik — en waarom zal ik het doen ?-—<br />
ik ruk ze uit haarê banden los, en roep: ó.' dat<br />
deze handen mynen Zoon konde losfen , als zy<br />
deze hairen hunne vryheid gegeeven hebben .'<br />
maar thans benyd ik hen haare vryheid , en wil<br />
ze wederom in haare ketenen fluiten , wyl myn<br />
arm Kind een gevangen is. myn waarde Vader<br />
II. Dz«L, O Kar-
no KONING JOHANNES.<br />
Kardinaal, ik heb U hooren zeggen, dat wy onze<br />
Vrienden in den Hemel zullen wederzien en kennen<br />
; zo dit waar is, zal ik mynen Zoon wederzien,<br />
want zedert de geboorte van Cain, het eerfte<br />
manlyk Kind, tot dat, het geen gifteren eerft<br />
adem ontvong, wierd 'er geen bevalliger Schepzel<br />
gebooren. maar thans zal de worm der droefheid<br />
myne knoppen eeten , en zyne aangeboorne aantreklykheid<br />
van zyne wangen jaagen; en hy zal 'er<br />
zo hol uitzien als een gedrocht; zo mager en fchraal<br />
als eenen koortzigen aanval; en zo zal hy fterven;<br />
en ftaat hy ook zo weder op, en ik tref hem in de<br />
verzaameling des hemels aan, zo zal ik hem niet<br />
kennen, dus zal ik nooit, nooit! mynen lieftaaligen<br />
Arthur weder zienj<br />
PANDULPHO.<br />
Gy geeft ü te veel aan uwe fmart over.<br />
CONSTANTIA.<br />
Zo zegt gy, die nooit een Zoon had!<br />
K O N I N G PHILIP.<br />
Gy bemind uwe droefheid zo fterk als uw<br />
Kind.<br />
CONSTANTIA.<br />
De Droefheid vervult de plaats van myn afweezend<br />
Kind; ligt in zyn bed, gaat met my op en<br />
af, neemd zyne liefelyke trekken aan , herhaald<br />
zyne woorden; erinnert my alle zyne beminnenswaardige<br />
eigenfchappen; vult zyn ledige klederen<br />
met zyne geftalte: ik heb dus we! oorzaak myne<br />
fmart te beminnen, (bb) Vaar wel! had gy zulk<br />
een<br />
(bb) Jufvrouw G R I F F I T H ("the Morality of<br />
Shakefpeare's Drama illuftrated, London 1775.gr.<br />
gvo.) votrd by deze plaats een paar gelyke franfcbc<br />
verzen aan , zinder bunnen opfteller te noemen.<br />
Mon deuil met plait & doit touj'ours met plaire;<br />
li me tient lieu de celui que je pleurs.
HISTORIE. SPEL. 211<br />
een verlies geleden als ik, zo kon ik TJ beter<br />
trooften als gy my trooft. — (Zy rukt baar hoofd<br />
Jteraad af.) ik wil dit fieraad niet op myn hoofd<br />
houden, daar zulk eene onördening in myn gemoed<br />
heerfcht; — 61 Godmyn Kind, myn Arthur,<br />
myn fchoone Zoon!-—-» myn leven, myn vreugd,<br />
myn voedfel, myn geheele Waereld! myn Weduwetrooft,<br />
en verzagting myner fmarte!<br />
(Zy gaat been.)<br />
KONING PHILIP. '<br />
Ik vrees een ongeluk en zal haar volgen.<br />
(Hy gaat been.)<br />
Louis.<br />
Daar is niets in de Waereld dat my blydfchap<br />
kan geeven ! het leven ftaat my zo tegen , als een<br />
tweemaal verteld Sprookje; waarmede men de<br />
doove ooren van eenen flaaperigen plaagt ; een<br />
bittren fmaak heeft den zoeten fmaak der Waereld<br />
bedorven; thans fmaakt zy naar niets, ais naar<br />
fchande en bitterheid.<br />
PANDULPHO.<br />
Voor de heeling eener zwaare ziekte, zelfs in<br />
het oogenblik der geneezingen beetering, is den aanval<br />
der ziekte het hevigfle : afneemend kwaad<br />
fchynt het flimfte als het verdwynd. Wat hebt<br />
gy dan door het verlies op dezen dag verloo.<br />
ren?<br />
Louis.<br />
Alle dagen vari roem , vreugde en gelukzaligheid<br />
PANDULPHO.<br />
Had gy zekerlyk gehad, als gy dezen dag ge*<br />
wonnen had, neen, als het geluk het met de Men»<br />
fcöen het befte meend, ziet het hen met dreigen,<br />
de oogen aan. het is ongelooflyk ,hoe veel Koning<br />
Johannes, alleen door dat geene verlooren heelt,<br />
dat hy voor enkel wind aanziet; fmart het ü niet<br />
dat Atthur zyn gevangen is?<br />
O 2<br />
Louis.
212 KONING JOHANNES.<br />
Louis.<br />
Zo hartelyk als hy zich verheugd dat hy hem<br />
heefr.<br />
PANDULPHO.<br />
' Uw verftsnd is nog even zo jong als uw bloed,<br />
hoor my thans door eenen vooruitzienden Geeft<br />
fpreeken ; want reeds de enkele adem van het<br />
geene dat ik fpreeken zal, zal ieder ftofje, ieder<br />
ftroohalmpje, ieder kleine wederftand uit den weg<br />
waaijen, die uwen voet juift tot Engelands Troon<br />
voeren zal. Verneem dus; Johannes heeft Arthur<br />
bemagtigd : en zo lang nog warm leven in zyne<br />
jonge aderen fpeelt, kan Johannes, die met onrecht<br />
den Troon inneemt, onmogelyk een uur,<br />
een minuut, ja zelfs geen oogenblik geruft ademen,<br />
een Septtr die door eene onrechtmaatige hand gevoerd<br />
word, moet even zo gewelddadig verdedigt<br />
als gewonnen worden, en wie op een glibberige<br />
plaats ftaat, bedenkt zich niet ook de geringftehulp<br />
tot zyne onderfteuning te gebruiken. Als Johannes<br />
ftaan zal, moet Arthur vallen;en dus moet het zo<br />
zyn, daar het niet anders zyn kan.<br />
Louis.<br />
Maar wat zal ik door uen val van den Jongen<br />
Arthur winnen f<br />
PANDULPHO.<br />
Uit krachte van bet recht van uwe Gemalin Blanca,<br />
kunt gy al de aanfpraak maaken, die Arthur<br />
maakt.<br />
Louis.<br />
En aanfpraak, leven en alles verliezen, gelyk<br />
Arthur het verliezen zal.<br />
PANDULPHO.<br />
Hoe nieuw en jong zyt gy in deze bejaarde Wae»<br />
reld.' Koning Johannes maakt zelfs den aanleg; de<br />
omftandigheden maaken eene zaamenzweering met<br />
U, want de geene die in de vergieting van het<br />
rechtmaatige bloed zyne zekerheid zoekt, zal enkel<br />
bloedige en onrechtvaardige zekerheid vinden
HISTORIE.SPEL. 213<br />
den. deze euveldaad zal het harte van al zyn Volk<br />
koud maaken , en hunnen yver doen bevriezen;<br />
zo dat zy de geringde gelegenheid, om een einde<br />
aan zyne Regeering te maaken , met vreugd zul.<br />
len aangrypen. daar zal geen natuurlyke uitdamping<br />
in de lucht zyn, geen misgreep der natuur,<br />
geen onvriendelyke dag.geen gemeeneStormwind,<br />
geen gewoonlyk voorval, dat zy niet eene boven»<br />
natuurlyke oorzaak toekennen, dat zy geen lucht*<br />
verfchynzelen , wondertekenen , misgeboortens ,<br />
voorbeduidingen en tongen des Hemels noemen<br />
zullen; die met luide Hemmen wraak tegen Johan»<br />
nes roepen zullen.<br />
Louis.<br />
Maar mogelyk beneemt hy den Jongen Arthur het<br />
leven niet , maar zoekt flegts zekerheid in zyne<br />
gevankenisfe.<br />
PANDULPHO.<br />
6' Prins! als by van uwe aannadering hoord ,<br />
en den Jongen Arthur noch niet van kant gemaakt<br />
is, zo fterft hy op dit bericht terftond, en<br />
dan zullen alle de herten zyner Onderdaanen tegen<br />
hem oproerig worden; de lippen de onbekende<br />
verandering kusfchen, en uit de bloedige Vingertoppen<br />
zal Johannes fterke gelegenheid tot grimmigheid<br />
en oproer zuigen : my dunkt ik zie<br />
dezen oproer reeds ten vollen aan de gang .' en<br />
wat kan voor U gelukkiger gefchieden, als het<br />
geen ik gezegt hebbe ? —— de Baftaard Faulconbridge<br />
is tegenwoordig in Engeland, brandfchat de<br />
Kerken , en handelt tegens alle de Chriftelyke<br />
liefde aan. zo flegts twaalf gewapende Franfchen<br />
daar waaren , zy zouden als eene byeenroeping<br />
zyn, en in één oogenblik tien duizend Engelfchen<br />
op hunne zyde trekken; gelyk een fneeuwbal die<br />
zich afwenteld, en afwentelende een berg word.<br />
Edele Dauphin, ga met my by den Koning ; het<br />
is verbaazend wat hun misverftand voor gevolg<br />
kan hebben. Thans daar hunne Zielen geheel<br />
O 3<br />
van
«4 KONING JOHANNES*<br />
van ongenoegen vervuld zyn ; gaat gy naar Engeland<br />
; ik zal ondertusfchen den Koning aanfpooren.<br />
Louis.<br />
Sterke gronden teelen fterke daaden ; laat ons<br />
gaan; als gy ja zegt, zal de Koning zekerlyk geen<br />
neen zeggen.<br />
Einde v»n bet Derde Bedryf.<br />
VIERDE
H I S T O R I E-S PEL. ais<br />
VIERDE BEDR Y F.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Het Tooneel verbeeld eene Cevankenis in<br />
. Engeland.<br />
H U B E R T , Eenige<br />
SCHERPRECHTERS.<br />
HUBERT.<br />
Tl/Taak my dit yzer zeer gloeijend; en blyf gy ach-<br />
' ter het Tapyt ftaan; ais ik met den voet op<br />
den grond ftamp, komt dan te voorfchyn,en bind<br />
den Jongeling die gy by my zult vinden, aan den<br />
ftoel valt. geeft hier wel acht op!<br />
SCHERPRECHTER.<br />
Ik hoop, uw Borgfchap zal de daad verant.<br />
woorden.<br />
HUBERT.<br />
Onnoodige Bedenkingen • — vrees niets, maak<br />
maar begin.— Jongen Heer, komt voor den dag;<br />
ik heb U wat te zeggen.<br />
T W E E D E T O O N E E L .<br />
ARTHUR,<br />
HUBERT.<br />
ARTHUR.<br />
Goede morgen, Hubert.<br />
HUBERT.<br />
Goede.morgen, kleine Prins.<br />
ARTHUR.<br />
Een zo 'n kleine Prins als 't mogelyk is; fchoon<br />
ik groote aanfpraak heb een grooter Prins te zyn.—<br />
gy zyt treurig.<br />
O 4<br />
Hu.
216 K O N I N G J O H A N N E S .<br />
HuiERT.<br />
Ik ben zekerlyk eertyds vrolyker geweeft.<br />
ARTHUR.<br />
Waarlyk, het komt my voor, dat niemant treung<br />
moeft zyn, als ik; doch ik erinner my, toen<br />
ik nog in Vrankryk was, dat jonge Lieden uit enkle<br />
moedwilligheid zo treurig waaren als de nacht<br />
zo waar ik een Chriften ben! Was ik flegts uit deze<br />
Gevankenis, en een Schaapherder, ik zou zo vergenoegt<br />
zyn als den dag lang is i en dat zou ik<br />
hier ook zyn, indien ik niet vreesde dat mynen<br />
Oom overlegt hoe by my nog meer leed aan zal doen.<br />
hy vreesd my, en ik hem. is het dan myn fchuld<br />
dat ik Godfrey s Zoon ben? neen waarlyk niet-en<br />
zo God beliefde dat ik uw Zoon was, zo zoud'ev<br />
my liefhebben, Hubert.<br />
HUBERT, ter zyde.<br />
Indien ik net hem fpreek, zal hy door zyn on.<br />
noozel gefnap myn medelyden wakker maaken,<br />
dat m doodsfluimering ligt. dus zal ik my haaften<br />
en voortmaaken.<br />
'<br />
ARTHUR.<br />
_ Zyt gy ziek Hubert? gy zi e t ' e r<br />
heden zo bleek<br />
uit. waarlyk ik wenfchte dat gy een weinig ziek<br />
waart, op dat ik gelegenheid kon hebben, om een<br />
geheele nacht by U te zitten en te waaken. Ik bemin<br />
U zekerlyk meer als gy my!<br />
HUBERT, ter zyde.<br />
Zyne redenen dringen my in 't harte. (Hy Reeft<br />
bem een Fapter.) Lees Jongeling, (ter zyde) wat<br />
begeerd gy, onnoozele traanen?daar gv de medogenlooze<br />
harten nederdrukt I ik moet het kort<br />
maaken , anders verdruppeld myn voorneemen in<br />
vrouwelyke traanen uit myne oogen kunt<br />
ren?" D 1 6 t l 6 Z e n ? "<br />
h e t n i e t l c h o o n<br />
gefchree-<br />
AI fL ARTHUR.<br />
Al te fchoon Hubert, voor zulk een haatelyk<br />
voor
R I S T O R I E-S PEL. JIJ<br />
voorneemen. moetgy beide myne oogen met gloei'<br />
jende yzers uitbranden?<br />
HUBERT.<br />
Dit moet ik Jongeling.<br />
ARTHUR.<br />
En wilt het ook?<br />
HUBERT.'<br />
En wil het ook.<br />
ARTHUR.<br />
Kunt gy dit over U hart brengen i als U flegts<br />
het hoofd zeer deed, bond ik de flaapen daar van<br />
met myn neusdoek —— het befte dat ik heb, een<br />
Prinfes heeft dezelve voor my geflikt , ik eifchte<br />
hem nooit van U te rug. Zelfs om middernacht<br />
hield ik U hoofd met myn hand, en zocht, gelyk<br />
de minuuten de waakzaamheid der uuren dienen<br />
de langwylige tyd te verkorten:ik vroeg; wat ont'.<br />
breekt ü ? en waar hebt gy pyn ? of wat kan ik<br />
ter liefde van U !doen? menig gemeen mans zoon<br />
zou ftil gelegen en geen enkel vriendiyk woord<br />
tegens U gefprooken hebben ; maar gy had een<br />
Prins tot oppasfer in uw ziekte — mogelyk denkt<br />
gy.dat myne liefde liftige liefde en bedrog geweeft<br />
is. is bet des Hemels wii dat gy my kwaad behandelen<br />
moet, zo moet gy waarlyk. — wild gy my<br />
de oogen uitbranden ; deze oogen die U nooit<br />
een onvriendelyk opflag gaave, of het nooit doen<br />
zullen ?<br />
HUBERT.<br />
Ik heb het gezwooren om te doen, en met gloei,<br />
jende yzers moet ik ze uitbranden.<br />
ARTHUR.<br />
Ach! dat zou nooit iemant anders dosn, als in<br />
dezen yzren tyd! het yzer zelf, al was het ook<br />
geheel gloeijend, zou, als het dit oogenblik na.<br />
rt rd ij' m y n e t r a a n e n drinken, en in haar en.<br />
Tchuldig water zyne vuurige woede lesfehen , en<br />
daarna terftond in roeft verteeren, wyl het vuur<br />
zich onthouden had myne oogen te befchaadieen.<br />
O 5<br />
6<br />
Zyt
2i8 KONING JOHANNES.<br />
Zyt gy dan harder als gefiagen yzer ? Ach / al<br />
was 'er een' Engel tot my gekomen , die my ge»<br />
zegt had , Hubert zal U de oogen nitftooten /<br />
zo had ik hem niet gelooft: geen tong, dan Hu*<br />
berts. ——•<br />
HUBERT, terwyl by op den grond Jlampt en de<br />
SCHERPRECHTERS binnen komen.<br />
Kom hier doet het geen ik U zeg.<br />
ARTHUR.<br />
Ach red my Hubert! red my f myne oogen<br />
zyn reeds uit van de grimmige blikken van deze<br />
bloeddorftige Lieden.<br />
HUBERT;<br />
Geef my het yzer, zeg ik, en bind hem hier.<br />
ARTHUR.<br />
6 God! waar toe is zulks noodig, zo wreed ee<br />
ongeftuimig te zyn?—— ik zal my niet verwee.<br />
ren; ik zal als een fteen zo flil zyn. om des He.<br />
mels wille, Hubert! laat my niet binden ! —<br />
neen, hoor Hubert. — Jaag deze Lieden weg,<br />
en ik zal zo geruft zitten als een Lam. ik zal my<br />
niet roeren, niet fpartelen, geen woord fpreeken,<br />
noch het yzer toornig aanzien: zend deze Lieden<br />
flegts weg; dan zal ik U gaarne vergeeven, hoe<br />
ev mv ook foltert.<br />
B L<br />
HUBERT.<br />
Laat my met hem alleen.<br />
SCHERPRECHTER.<br />
Ik wil die daad ook liever niet zien. (ii)<br />
(De Scherprechters vertrekken.)<br />
ARTHUR.<br />
Ach! dan heb ik mynen Vriend beioogenl—-<br />
hy<br />
(ii) Ziet daar een teken van de Engelfche hartvoch.<br />
tigbeidl de Scherprechters zelf gruwen van de daad,<br />
en de Dichter vertoond de voorbereiding aan de Aan.<br />
fcboiiwers j en beeft zyne poogingen altoos zien geluk'<br />
\<br />
M T<br />
VERTAALERS.
y£*va sstfr.<br />
Geef my liet j-zer , ze^ iTs , en tinei Lem Lier.<br />
o Gort, -waai- loe is zulks ïïootlijf , zn -w-rcetl fn
fll
H I S T O R I E - S P E L .<br />
aio<br />
hy heeft een fchrikkelyk gelaat, maar een medelydend<br />
hart.' —— laat hem weder binnen komen<br />
op dat zyn medelyden «het uwe beziele.<br />
HUBERT.<br />
Kom Jongeling,* zet U neder.<br />
ARTHUR.<br />
Is 'er dan geen middel ?<br />
HUBERT.<br />
Geen, als uwe oogen te verliezen.<br />
ARTHUR.<br />
0/ Hemel! dat in uwe oogen maar een ftofje,<br />
een fplintertje, een vliegje, verwaaid hairtje of ander<br />
ongemak, in dat koftbaare Werktuig uws verheven<br />
Zins was ! dan zoud gy voelen welk een<br />
hinder de geringfte dingen daar in veroorzaaken;<br />
Ja uw lafhartig voorneemen zou U dan ras ontzet*<br />
telyk fchynen l<br />
HUBERT.<br />
Is dit uwe belofte? kom hier , en zwygt<br />
ftil.<br />
ARTHUR.<br />
Hubert, twee tongen zyn niet befpraakt genoeg<br />
om'voor twee oogen te fpreeken. laat my myne<br />
tong niet befnoeijen; laat my dat niet, Hubert! —<br />
of, zo gy wilt Hubert, fny myn tong dan uit, en<br />
laat my myne oogen houden! ach! verfchoon myne<br />
gogen , fchoon zy my tot niets meerder nut zullen<br />
zyn , als om U aan te 'zien! —— zie daar het yzer<br />
is koud en zal my toch geen leed doen.<br />
HUBERT,<br />
Ik kan het weder heet maaken, Jongeling.<br />
ARTHUR.<br />
Neen, waarlyk niet; het vuur is door fmert geftorven<br />
, om dat het tot weldoen der Menfchen<br />
gefchaapen, tot zulk een onverdiende gruwzaamheid<br />
gebruikt zal worden. Zie nu zelfs,daar brand<br />
geene boosheid in deze Kooien, (kk) de adem des<br />
He.<br />
(kk) Naar de Lezing van Dr. GKET. There<br />
is no malice burning in this coal.
220 KONING JOHANNES.<br />
Hemels heeft haar leven ultgeblufcht, en berouwasfche<br />
over haar hoord uitgeftott.<br />
HUBERT.<br />
Maar met myn adem kan ik ze weêr levendig<br />
maaken, Jongeling.<br />
ARTHUR.<br />
Ais gy dit doet, zal zy rood worden, Hubert;<br />
en van fchaamte over uw gedrag gloei jen. Ja.mo.<br />
gelyk zal zy U in de oogen vonken, en gelyk een*<br />
hond, die tot den aanval aangehitft word, op den<br />
geenen toehappe die hem aanhitft. alle dingen die<br />
gy gebruiken kunt om my kwaad te doen , wei'<br />
geren hunnen dienft; U alleen ontbreekt het medelyden,<br />
dat vuur en yzer bezit; ftoffen die an«<br />
ders tot zulke verrichtingen gebruikt worden, en<br />
by welke geen medelyden anders gevonden word.<br />
HUBERT.<br />
Wel aan dan; gy zult leven! ik zal uw oogen<br />
niet aanroeren , alfchoon uw Oom my alle zyne<br />
fchatten daar voor wilde geeven. wel is waar ik<br />
heb het gezwooren ; en ik was gereed, Prins, om<br />
ze met dit yzer uit te branden.<br />
^ E T H U R .<br />
6! Nu ziet gy 'er weêr uit als Hubert; dezen<br />
geheelen tyd zyt gy vermomd geweeft.<br />
HUBERT.<br />
Stil; niets meer. vaar wel. uw Oom moet niet<br />
anders weeten als dat gy dood zyt. Ik zal deze<br />
hondfche oppasfers met valfcbe berichten paaijen.<br />
en gy beminlyk Kind, ilaapt geruft en zeker op deze<br />
betuiging, dat Hubert om de geheele rykdom der<br />
Waereld U geen leed zal doen.<br />
ARTHUR.<br />
ó Hemel.' — ik dank U Hubert.<br />
HUBERT.<br />
Stil; niets meer. ga zacht met my binnen, ik<br />
waag zeer veel voor U.<br />
(Zy<br />
vertrekken.)<br />
I<br />
DERDE
H I S T O R I E - S P E L . 221<br />
D E R D E T O O N E E L . (***)<br />
Het Tooneel verbeeld bet Hof in Engeland.<br />
J OHAHNES, PEMB R0EE5(»Tj, S A L I S B U .<br />
ET,<br />
LORDS.<br />
J O H A N N E S .<br />
Dus zitten wy dan weder hier , nog eens ge«<br />
kroond, en zo ik hoop met gunftige oogen befchouwd<br />
wordende.<br />
PEMBROEZ.<br />
Dit is met uw Majefteits verlof, eenmaal te<br />
veel. gy wierd reeds voorheen gekroond; en deze<br />
Koninglyke waardigheid is U nooit ontnomen;<br />
nooit wierd de toegezwoorne trouw door oproer<br />
tegens U verbroken: geen verlangen naar veran»<br />
dering omruilen het Land .niemand wenfchte zich<br />
een beter geluk.<br />
S A L I S B U R Y .<br />
En gevolgelyk , een dubbele verheffing maakt<br />
een titel boorden, die voor hem ryk genoeg was<br />
om gelouterd goud te vergulden ; leliën wit te<br />
verwen; reukwerk over de Violen te gieten; het<br />
ys glad te maaken; de regenboog met een nieuwe<br />
kleur te verryken; of de fchoone oogen des Hemels<br />
door het licht eener fakkel grooter glans te<br />
willen mededeelen : dit alles is vergeeffche ver.<br />
kwifting, en eene belagchelyke overvloed.<br />
PlM.<br />
(11) Daar dit, en andre Hiftorifcbe Tooneelfpelen<br />
van omen Dicbter, verfcbeide Jaaren bevatten} zo<br />
zyn dikmaals de titel en Perfoonen aan bet einde<br />
niet meer dezelve als in 't begin., deze P E M B R O •<br />
XE is W I L L E M , Graaf van PEMBROKE, een<br />
Zoon van dien, die in bet eerfte Tooneel voorkwam.<br />
STEEVENS.
222 K O N I N G J O H A N N E S .<br />
PEMBROKE.<br />
Hef is om dat uw Koninglyk bevel voltrokken<br />
moet worden; anders it, deze plechtigheid niets<br />
anders als een op nieuw verhaald Spreukje, dat<br />
by de laatfte herhaaling zo veel bezwaarlyker<br />
word , terwyl men een ongeleegen tyd daar toe<br />
verkieft.<br />
SALISBURY.<br />
Het oude en wel bekende aangezicht van 't gebruik<br />
word daar zeer door ontfteld. Het geeft<br />
gelyk een wervelwind den loop der gedachten<br />
een' nieuwen keer ; verfchrikt de bekrompene<br />
overlegging; maakt gezonde denkbeelden krank; en<br />
waarheid verdacht; wyl het in eene zo nieuwmo.<br />
difche kleeding verfchynd.<br />
PEMS-ROCE.<br />
Als Handwerkslieden zich "moeite geeven, om<br />
hunne zaaken nog beeter als goed te maaken, zo<br />
brengt hunne vlyt Monfters voort,; en zeer dikmaals<br />
maakt de onfchuldiging van een gebrek het<br />
gebrek nog erger; gelyk lappen;die op een kleine<br />
fcheur gelapt worden,het gewaad door verbeiging<br />
van het gebrek nog meer ontftellen, als het gebrek<br />
van het kleed zelfs deed, eer het gelapt<br />
wierd.<br />
SALISBURY.<br />
Uit dien grond ontraadden wy deze nieuwe<br />
krooning eer dezelve voltrokken wierd; maar uwe<br />
Majefteit betoonde veel ongenoegen daar over; en<br />
thans laaten wy ons alles welgevallen, terwyl al<<br />
les, en het geen dat wy willen den wil uwer Ma<br />
jefteit onderworpen moet zyn.<br />
JOHANNES.<br />
Eenige oorzaaken van deze dubbele Krooning<br />
heb ik U reeds geopenbaard, en ik hou dezelve<br />
voor dringend, nog veel dringende redenen zal ik U<br />
ter zyner tyd ontdekken; des te geringer is myn<br />
bezorgenis daar over. Intusfshen moogt gy nu aanwyzen<br />
wat gy gaarne verbeeterd had, en wat U<br />
niet
HISTORIE-SPEL.<br />
2 2 3<br />
niet goeddunkt, gy zult ondervinden hoe bereid,<br />
willig ik uwe beden aanhooren en vervullen zal.<br />
PEMBROKE.<br />
Veroorlooft dan Myn Vorft, dat ik, als iemant<br />
die de tong van allen is, en de gedachten van<br />
hunne herten uitfpreekt; voor hen zo wel als<br />
voor my zelve, het meefte echter voor uw eigene<br />
zekerheid, voor welke ik en zy allen, onze befte<br />
poogingen aanwenden, voorde grootfte zaak van<br />
aanbelang, om de bevryding van den Tongen Ar.<br />
thur fmeeke; wiens gevankenis de morrende lippen<br />
der misnoegde en gevaarlyke reden perft uit te<br />
breeken. als gy dat geene 't welk gy in rufte bezit,<br />
ook met recht bezit, waarom zal dan uwe vrees-I<br />
die gelyk men zegt, anders de treden des onrechts<br />
geleidt -— U beweegen, uwen Jong.n Neef op te<br />
fluiten; hem in eene barbaarfche onweetenheid te<br />
laaten; en zyne Jeugd de ryke voordeden der ridderlyke<br />
oefFeningen te ontzeggen? (mm) op dat<br />
dus de kwaadgezinaengeenvoorwendfelmogen hebben,<br />
waar van zy zich by gelegenheid zouden kun.<br />
nen bedienen; zo wilt ons flegts eene bede toe.<br />
ftaan, waar toe gy ons zelfs aangemoedigt hebten<br />
hem zyne vryheid fchenken : in het welke wv<br />
niet anders tot ons eigen beft begeeren , als in zo<br />
verre ons beft van het uwe afhangt; en wy het<br />
Koud? 01 ü e i k e n n e n '<br />
d 3 t b y Z y n e<br />
5*5<br />
Jo-<br />
(mm) Inde middel Eeuw beft mi de geheele obvoe.<br />
dtng derPrmsfen en Jonge Edellieden in KryxsoefFe.<br />
mngen; deze kon men in de Gevankenis niet ligt hebben;<br />
daar en tegen kon men de vorming van bet ver»<br />
Jtaiid daar,mogelykzowel als opandere plaatfen ver.<br />
richten, maar deze wyze van opvoeding beviel den<br />
ouden Krygszuchtigen, maar in wetenlcbappen wei.<br />
mg onderrichten Adel, in 't geheel niet.<br />
PEacr.
«4 K O N I N G JOHANNES.<br />
JO HANNES.<br />
Ik ben te vreeden, en vertrouw zyne Jeugd aan<br />
uw opzicht.<br />
V I E R D & T O O N E E L .<br />
HUBEET.<br />
De voorige.<br />
JOHANNES.<br />
Hubert, welk nieuws brengt gy?<br />
PEMBROKE tegen Salisbury.<br />
Dit is de Man die de bloedige daad voltrekken<br />
zou; hy toonde het bevel daar toe, aan een my»<br />
ner Vrienden, het beeld van een fcbandelyke en<br />
fchrikkelyke daad ftraald uit zyne oogen; zyn be«<br />
trokken aangezicht verraad een onruftig hart; en ik<br />
vrees fterk dat de daad reeds volbracht is, waar<br />
toe hy, zo wy vreesden, bevel had.<br />
SALISBURY.<br />
De Verw des Konings verandert alle oogenblikken;<br />
zy komt en gaat tusfchen zyn voorneemen en<br />
geweeten, als twee Herauten tusfchen twee vreesfelyke<br />
Heiren: zyne gemoedsbeweeging is zo ryp<br />
dat zy noodzaakelyk opbreeken moet.<br />
PEMBROKE.<br />
En alszy opbreekt, zal 'er, vrees ik , niets anders<br />
uitkomen, als de fchandelyke etter van de<br />
dood van een bevallig kind.<br />
JOHANNES.<br />
Wy kunnen de machtige hand des doods niet<br />
wederhoadeh. — gy braave Lords, fchoon de<br />
wil om uw verzoek toe te fiaan in my levendig is,<br />
zo is toch de oorzaak zelve, om welke gy bid,<br />
dood en weg. Hy zegt my, dat Arthur deze nacht<br />
geftorven is.<br />
SALISBURY.<br />
Waarlyk, wy waaren ook bezorgt, dat zyne<br />
ziekte onheelbaar zou zyn.<br />
PEM-
H I S T O R Ï E - S P E L , 225<br />
PEMBROKE.<br />
Zekerlyk, wy hoorden reeds hoe na de dood by<br />
hem was, eer het kind zelfs voelden dat het ziek<br />
was. daarvoor zal rekenfchap gegeeven worden, op<br />
de een of de andere plaatfe.<br />
JOHANNES,<br />
Hoe flaat gy zulke.vreesfelyke blikken op my?<br />
gelooft gy dan dat ik de fchaar van het noodlot in<br />
handen heb? heb ik dan over den Pols des levens<br />
te gebieden ?<br />
SALISBURY.<br />
Het is zekerlyk niet recht daar mede, en het is<br />
fchandelyk dat de hoogheid zich zo groffelyk vergeet!<br />
—- veel geluk met het verdre fpei! en vaar<br />
wel hier mede'<br />
PEMBROKE.<br />
Wagt, Lord Salisbury, ik zal met U gaan, en<br />
het erfdeel van dit arm kind, een klein Koningryk<br />
van een gedwongen graf, opzoeken. Het bloed<br />
dat den geheelen omtrek van dit Eiiand toebehoorden<br />
, fluit nu een ruimte van drie voet van het zelve<br />
in. de booze tegenswoordige Waereld.' ——-<br />
Maar, dit moet men zo niet laaten heen gaan; mogelyk<br />
zullen zeer ras alle onze bezwaarnisfen hier<br />
door uitbreeken.<br />
V Y F D E T O O N E E L .<br />
JOHANNES<br />
HUBERT.]<br />
Zy branden van ongenoegen; het berouwd my :<br />
de grond die op bloed gelegt word is altoos on'<br />
zeker; en geen leven is gewis dat men eerft door<br />
een ander zyn dood bewaard.]<br />
II. DEEL. PJ Z E S »
U6 K O N I N G J O H A N N E S .<br />
Z E S D E T O O N E E L .<br />
JOHANNES, HUBERT.<br />
Een Bode.<br />
JOHANNES.<br />
Gy ziet 'er verfchrikt uit! waar is het bloed dat<br />
anders in deze wangen woonde? een zodanigen<br />
betrokken Hemel word niet zonder Storm weder<br />
helder: fchud uw onweder af. hoe gaat het in<br />
Vrankryk ?<br />
BODE<br />
Het gaat van Vrankryk naar Engeland, nooit zag<br />
men in een land zulk een Krygsheir tot een buitenlandfche<br />
Veldtogt vergaderen, zy hebben U den<br />
haaft afgeleerd; want reeds heden, daar gy eerft<br />
hooren moeft dat zy zich gereed maaken, komt<br />
het bericht dat zy aangeland zyn.<br />
J OHANNES.<br />
6.' Waar hebben zich onze Vrienden dan dron»<br />
ken'gemaakt? waar hebben zy geflaapen? waar is<br />
de voorzorg myner moeder? dat zulk een Krygsheir<br />
in Vrankryk te faamen gebragt word, en zy<br />
daar niets van weeten.<br />
BODE.<br />
Myn Vorft, uwe ooren zyn met ftof gevuld: den<br />
eerflen April ftierf uw Edele Moeder, en zo ik<br />
hoore is Lady Conftantia drie dagen te vooren in<br />
eene razerny geftorven; dan ik heb dit flegts van<br />
enkei hooren zeggen, en kanvoorde waar-of-vaifch»<br />
heid niet inftaan.<br />
JOHANNES.<br />
Staak uwe gezwindheid , 6 gevaarlyke tyd! —<br />
ach.' mask een Wapenftilftand met my, tot ik myn<br />
misnoegde Edelen bevreedigt heb. — Wat? myn<br />
Moeder dood ? — hoe wild moet het dan in myne<br />
Franfche Staaten toegaan! — onder wiens beftuur<br />
zvn de Volkeren, die gy my hier aankondigt, uit<br />
Vrankryk hier aangelandt?<br />
1<br />
BOSJE»
H I S T O R I E . S P E L , 22?<br />
BODE.<br />
Onder het beüuur van den Dauphin.<br />
J o H ANNE s.<br />
Gy hebt my door deze kwaade tyding geheel in<br />
verwarringe gebragt.<br />
Z E V E N D E T O O N E E L .<br />
FAULCONBRIDGE. P E T E R VAN POM«<br />
FRET. De voorige.<br />
JOHANNES.<br />
Nu, wat zegt de Waereld van ons gedrag? vult<br />
my het hoofd niet met nog meer ongelukkige be*<br />
1 richten ; het is reeds vol.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Maar als gy het ergfte vreefl te hooren,laat dan<br />
het ergfte ongemak op uw hoofd vallen.<br />
JOH ANNÏS.<br />
Heb geduld met my Neef; want ik was door het<br />
i geweld des Strooms ondergezonken; maar nu adem<br />
ik weder vry over den vloed ; en kan alles hooren<br />
wat my een tong kan zeggen.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Hoe ik met de Geelteiykheid gevaaren ben, kun.<br />
nen de fchatten die ik te faamen gebragt heb, be»<br />
jWyzen. maar terwyl ik het Land oro hier te komen,<br />
.doortoog, vond ik het volk door zeldzaame buiten.<br />
:fpoorigheden verrukt; van valfche geruchten ingenomen;<br />
vol wonderlyke droomen; vol vrees en<br />
ifchrik, zonder te wetten wat zy vreezen: zie hier<br />
ook een Propheet (nn) dien ik van de ftraaten van<br />
Pom«<br />
(nn) PETER van POMFRET, een Kluizenaar,<br />
yvoorzeide dat de Koning op Hemelvaartsdag Zyn<br />
'Kroon zou nederleggen; dien by ook op den zelve<br />
dag aan den Pausjelyken Gezant PANDULPHO over-<br />
P %<br />
ievet'
2 28 KONING. JOHANNES.<br />
Pomfret daar hem eene ontelbaire menigte volk«<br />
naarliep, weggenomen, en mede gebragt hebbe. hy<br />
zong hen in brommende en hardklinkende Verzen<br />
voor, dat voor den naaften Hemelvaartsdag, uwe<br />
Majefteit'smiddags de Kroon zou nederleggen?<br />
JOHANNES tegen Peter.<br />
Gy nuttelooze Droomer, waarom zegt gy zulks»<br />
PETER.<br />
Om dat ik vaft weet dat het zo gefchieden zal.<br />
JOHANNES.<br />
Hubert, voerd hem in de Gevankenis.' en op<br />
denzelven dag des middags, als ik, geiyk by zegt,<br />
de Kroon zal nederleggen, moet hy opgehangen<br />
worden, breng hem in bewaaring, en kom dan we.<br />
derom, want ik heb U noodig.<br />
A 6 T S T E T O O N E E L .<br />
JOHANNES, FAULCONBRIDGE,<br />
BODE.<br />
JOHANNES.<br />
Ach! myn waarde Neef, hebt gy ook gehoord<br />
wie hier aangeland zyn?<br />
FAULCSNBRID GE.<br />
De Franfchen Myn Vorft; ieders mond is 'er<br />
vol van. bovendien ontmoeten »y Lord Bigot en<br />
Lord Salisbury met oogen zo rood als nieuw aan»<br />
geblaazen vuur; en nog meer anderen welke naar<br />
bet Graf van Arthur wilde zoeken, die zy zeggen<br />
dat dezen nacht op uw bevel vermoord is.<br />
JOHANNES.<br />
Lieve Neef, ga heen, en meng U in hun gezelfchap.<br />
leverden. SPEED fHiftory of Great-Britain pag.4e.c-)<br />
betoogt, dat by daar toe van den Pausfelyken Gezant,<br />
den Kening van Vrankryk,en den Adel is aangebitft.<br />
GR£T.
H I S T O R I E~S PEL. M 9<br />
fchap. ik weet een middel om hunne liefde weder<br />
te winnen, breng hen by my.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Ik zal hen opzoeken.<br />
JOHANNES.<br />
Maar haait U, gy kunt U niet te fterk fpoeden.<br />
o! ik moet geen binnenlandfche Vyanden hebben,<br />
terwyl de buitenlandfche tegenftreevers myne fteden<br />
door de vreesfelyken optogt.en eenen trotfchen<br />
overval verfchrikken.' weeft Mercuur, maak vleugels<br />
aan uwe voeten, en vlieg als eene gedachte»<br />
van hen tot my te rug.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
De geeft der tyd zal my leeren fpoeden.<br />
JOHANNES.<br />
Dit is gefprooken, als een wakker Jong Edelman!<br />
— ga heen. maar mogelyk heeft hy een<br />
Bode noodig tusfchen my en de Edelen, weeft<br />
gy dat.<br />
BODE.<br />
Met al myn herte, o Vorft.<br />
JOHANNES.<br />
Myn Moeder dood!<br />
N E G E N D E T O O N E E L .<br />
JOHANNES,<br />
HUBERT.<br />
HUBERT.<br />
Myn Vorft, men zegt dat 'er deze nacht vyf<br />
Maanen gezien zyn. (oo) vier daar van zyn ftil<br />
blyven<br />
(o*1 Dit voorval word alleen van weinig Engel'<br />
fcbe Gefchiedfcbryveren verhaald; ik heb bet nergens<br />
dan by M A T T H A N S van WESTMUNSTER,<br />
en by POLYDORUS VIRGILIUS gevonden, dezt<br />
zegt: Eodern Anno (1200) ante nativitateja Doml-<br />
P 3<br />
nicum
23e KONING JOHANNES.<br />
blyven ftaan , en de vyfde heeft zich om de andere<br />
vier met eene verbaafende vlugheid omgedraaid.<br />
JOHANNES.<br />
Vyf Maanen?<br />
HUBERT.<br />
Oude Mannen en Vrauwen op de ftraaten maaken<br />
daar gevaarlyke uitleggingen van,• des Jongen<br />
Aithurs dood hebben zy beftendig in den mond - en<br />
als zy van hem fpreeken, fchudden zy het hoofd<br />
en fiuifteren elkander in het oor. de Spreeker vat<br />
den Hoorder by de hand, en de hoorder maakt gebaarden<br />
van ontfteltenis, rimpeld het voorhoofd,<br />
fchud het hoofd en verdraaid de oogen. Ik zag een<br />
Smit die zyn hamer niet roerde, terwyl zyn yzer<br />
op het Aambeeld koud wierd, en zynen open mond<br />
de vertelling van eenen Snyder verzwo'g; die met<br />
zyn El in de hand, in Patoffelen, die hy door den<br />
haaft aan de verkeerde voet getrokken hadt (pp).<br />
van veel duizend dappre Fransfchen verhaalden,<br />
die in Kent reeds in volle Slagordening ftonden.<br />
een andere fchraale en ongewasfchen handwerker<br />
valt hem in de reden, en fpreekt van Arthurs<br />
dood.<br />
nicam appanerunt de nocte quinque Lura; in coëlo<br />
circa Primam Vigiliam natis, prima in aquilone, fecunda<br />
in meridie, tertia in occidente. quarta in oriën<br />
te, quinta in medio illarum. Dr. GREY. deze om<br />
Jlandigbeid komt ook in de oude afdrukken van dit<br />
ftuk voor.<br />
STEEVENS.<br />
(pp) JOHNSON gelooft dat dm Dichter door de,<br />
ordenloosbeid, die by bier befcbryft, zelfs in venvar.<br />
ring geraakt is, en bandfcboenen voor patoffelen bee<br />
willen zetten, wyl deze zich wel aan de verkeerden<br />
band, maar de laatfte zicb niet aan den verkeerden<br />
voet laaten trekken, bier tegen toond FARMER in 't<br />
aanbangfel uit andre diergelyke plaatfen,dat de oude<br />
fcboenen en patoffelen zeer verfcbeiden van de nieuw<br />
moeten gew&eft zyn.
H I S T O R I E-.S FEL. 231<br />
J O HANNES.<br />
Waarom tracht gy my met diergelyke fchrikbeel.<br />
den te verontruften ? waarom vermeld gy des Jongen<br />
Arthurs dood zo dikmaals ? uw hand heeft hem<br />
vermoord; ik had oorzaak genoeg om zynen dood<br />
te wenfchen, maar gy had 'er geene om hem te<br />
dooden.<br />
HUBERT.<br />
Ik had 'er geene Myn Vorfi? — hoe hebtgy<br />
my daar niet toe aangemoedigd' 1<br />
JOHANNES.<br />
Het is de vloek der Koningen, Slaaven om zich<br />
te hebHen , die hunne dritten voor bevelen neemen,<br />
en in het bloedryke Huis des levens inbreuk doen;<br />
Die een enkle wenk van hunnen gebieder voor een<br />
Wet houden; en de gedachten der gevaarlyke Majefteit<br />
gelooven op te volgen, als zyzomryds meer<br />
uit grilligheid als uit een overleid voorneemen vervoerd<br />
zyn.<br />
HUB ERT.<br />
Hier is uwe handtekening en zegel tot het geene<br />
dat ik deed.<br />
JOHANNES.<br />
ó! Als de laatfie Rekening tusfchen Hemel ei<br />
Aarde nog eens zal gemaakt worden, dan zal deze<br />
Handtekening en dit Zegel ter verdoemenisfe tegens<br />
ons getuigen, hoe dikmaals word een euveldaad<br />
alleen daarom gedaan , om dat men de middelen<br />
om ze te doen, voor ons zien! Waart gy<br />
niet juill by de hand gewteft ,een Menfch die door<br />
de natuur tot het begaan eener fehanddaad getekend<br />
en geftempeld is , zo was my deze moord nooit<br />
in den zin gekomen, maar daar ik uwe fchrikkelyke<br />
trekken waarnam,daar ik U tot bloeddorftigeboos<br />
heid befpaard, gefchikt en bereid vond, om tot<br />
gevaarlyke onderneemingen gebruikt te worden; zo<br />
gaf ik U iets van Arthurs dood te verftaan; en gy,<br />
om U by een' Koning bemind te maaken, maakten<br />
geen zwaarigheid om een Prins te vermoorden.<br />
P 4<br />
Hu»
. *3« KONING JOHANNES.<br />
HUBERT.<br />
Myn Vorft.'<br />
JOHANNES.<br />
Had gy flegts het hoofd gefcbud (qq) flegts<br />
een pauze gemaakt, toen ik U een duiftre wenk<br />
van myn voorneemen gaf. flegts eenebedenkelyke,<br />
twyfFelachtige blik op my gekeerd, of'my duidelyker<br />
doen fpreeken ; zo zou diepe fchaamte<br />
my ftom gemaakt , en deze uwe vrees zou ook<br />
in my vreeze verwekt hebben, maar gy verftond<br />
my reeds uit het enkle teken, en beantwoorde<br />
myn zondig voorftel door tekenen; ja zonder den<br />
minften wederftand , hebt gy myn hartwenfch ingewilligd,<br />
terwyl uw wreede hand de daad dorft<br />
volvoeren, welke onze [tongen niet waagde te noe»<br />
men. •• vertrek uit myne oogen zie my in uw<br />
leven niet weder! —— myne Edelen verlaaten my,<br />
myn Ryk word overvallen; en de vyandelyke Hei»<br />
ren zyn reeds om myne Steden geleegerd. Helaas;<br />
in de Staaten van dit myn ligchaam, in dit Koning»<br />
ryk myner Ziele, ontrokken van bloed en adem,<br />
heerfcht vyandlykheid en burgerlyken Oproer tusfchen<br />
myn geweeten en de dood van mynen<br />
N,eef.<br />
Hu-<br />
Xqq) In deze Redeneering tusfchen JOHANNES en<br />
HUBERT zyn veel Meefterlyke trekken der natuur op •<br />
geflooten, wie aan een kwaade daad deel heeft, wenfcbt<br />
altoos bet voordeel te bebben, om de fcbuld daarvan<br />
• op de fcbouders van zynen opflooker te fchuiven. deze<br />
verwytingen die den Koning tegen HUBERT doet,<br />
zyn geen redenen der kunft, of Jlaatkunde. maar uitboezeming<br />
van eene Ziele, die van bewuftbeyd zyner<br />
misdaden zwelt, en gaarne baare elenden aan andere<br />
wilde opleggen. «— Niets is zekerder dan dat fteg'<br />
te lieden alle mogelyke kunften van zelfs bedrog aanwenden,om<br />
hunne handelingen voor zich zelfs te be»<br />
wimpelen, en zich onder dubbelzinnigheden en uitvluchten<br />
zoeken te verfterken, JOHNSON.
H I S T O R I R.S PEL. 23J<br />
HUBERT.<br />
Wapen U, tegen uwe overige Vyanden , tusfchen<br />
uwe Ziel en U zal ik Vreede maaken. de<br />
Jongen Arthur leeft nog, dees myne hand is nog<br />
eene maagdelyke onfchuldige hand, onbevlekt van<br />
bloed, in deze borft kwam nooit eene moorddaadige<br />
gedachte; en gy hebt door uwe beöordeeiing over<br />
myne geftalte, de natuur gelafterd. zy mag zo wreed<br />
fchynen a!s zy wil, zy bedekt echter een gemoed<br />
dat te Edel is om de beul van een onnozel Kind te<br />
zyn.<br />
JOHANNES.<br />
Leeft Arthur nog? ó! vliegt dan naar myneEde«<br />
len,giet dit bericht op hunne ontvlamdegramfchap,<br />
en vergader hen ter vervuiling hunner plichten,<br />
vergeeft de uitlegging die ik in de hitte myner<br />
gtamfchap over uwe geftalte maakten; want myne<br />
woede was blind : en oogen , in welke<br />
myne inbeelding een bloedfchuld zag glinfteren,<br />
ftelden my ü grawelyker voor als gy zyt,————<br />
neen, Antwoord niet.» maar breng de vertoornde<br />
Lords, zo ras als gy kunt in myn kamer, ik bezweer<br />
U flegts langzaam; loop nog fpoediger!<br />
(Zy vertrekken.)<br />
T I E N D E T O O N E E L . (*)<br />
Het Tooneel verbeeld ten Straat vo»r eene<br />
Gevankenis.<br />
ARTHUR, verkleed tp den Muur.<br />
De Muur is hoog, en echter zal ik naar beneden<br />
fpnngen. goede grond weeft melydend, en doet<br />
my geen leed.' daar zyn 'er weinige of in 't<br />
geheel geene die my kennen, en al konden zy my<br />
ook; zo maakt deze kleeding van een Scheepsjon.<br />
gen my geheel onkenbaar, ik vrees .'maar ik zal het<br />
P 5<br />
toch
*3 + K O N I N G J O H A N N E S .<br />
toch waagen. kom ik beneden en breek geen arm<br />
noch been, zo zal ik reeds duizenderley middelen<br />
vinden om weg te komen, het is even zo goed te<br />
fterven en te ontkomen, als te fterven en daar te<br />
blyven. (Hy fpringt naar heneden ) Ach.' my! ——<br />
myn Ooms geeft is in deze Steenen.' Hemel.' neem<br />
myne Ziel ia Engeland, neem myn gebeente tot<br />
U! (Hyfterft.)<br />
E L F D E T O O N E E L »<br />
PEMBROKE, SALISBURY, BIÏOT,<br />
SALISBURY.<br />
Myne Heeren, ik zal hem by St. Edmundsbury<br />
te gemoete gaan. het is voor ons het zekerfte, en<br />
wy moeten by de tegenwoordige gevaarlyke om-<br />
Handigheden deze aanbieding aanneemen.<br />
PEMBROKE.<br />
Wie bragt den brief van den Kardinaal ?<br />
SALISBURY.<br />
De Graaf Melun, een Franfch Edelman, wiens<br />
mondelyk verhaal , wegens des Dauphins gaede<br />
gezintheid voor ons, my nog veel meergezegt heeft<br />
als dezen brief.<br />
BIGOT.<br />
Dan zullen wy hem morgen vroeg in 't gemoet<br />
gaan.<br />
SALISBURY.<br />
Zeg liever, ons op weg begeeven; want wy heb.<br />
ben twee groote dagreizen te doen eer wy hem<br />
kunnen aantreffen.<br />
TWAALF.
H I S T O R I E - S P E L . 235<br />
T W A A L F D E T O O N E E L .<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
DS voorige.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Ik verheug my, U heden nog eens te zien, gy<br />
onvergenoegde Lords. De Koning verzoekt U<br />
door my, terflond by hem te komen.<br />
SALISBURY.<br />
De Koning heeft zich zelve van ons losgemaakt,<br />
wy willen zyn dun bezoedelt gewaad met onze<br />
eere niet voeren ; noch den voet begeleiden die,<br />
waar hy treedt bloedige voetftappen te rug laat.<br />
ga en zeg hem dat wy het ergfte weeten.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Wat gy ook denken moogt, ik denk echter dat<br />
goede woorden het befte waaren.<br />
SALISBURY.<br />
Het is de reden van ons ongenoegen, niet onze<br />
wellevenheid, die thans fpreekt.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Maar daar is weinig vernuft in de rede van uw<br />
ongenoegen; dus komt het my verftandiger voor<br />
uwe wellevenheid thans te toonen.<br />
PEMBROKE.<br />
Ongeduld heeft haar voorrecht, myn braave<br />
Vriend!<br />
FAULCONBRIDGE,<br />
Waarlyk, om U Heeren te fchaaden.en anders<br />
niemand.<br />
SALISBURY.<br />
Hier is de 'Gevankenis. ——. (Hy<br />
gewaar.) wie legt daar ?<br />
word Arthur<br />
PEMBROKE.<br />
o.' Dood! op de verbreeking van deze reine en<br />
Vorftelyka Schoonheid trots, heeft de Aaroe geen<br />
kuil om deze daad te verbergen.<br />
Br-
235 K O N I N G J O H A N N E S .<br />
BIGOT.<br />
De verraderlyke Moord , ligt, als of hy zelfs<br />
dat geene fchuwde wat hy gedaan heeft, hem<br />
openbaar ter befchouwinge voor, om de wraak uit<br />
te daagen; ©ffchoon hy ook deze Schoonheid tot<br />
het Graf verdoemde, zo vond hy ze echter te edel<br />
voor een Graf.<br />
SALISBURY.<br />
Wat dankt U, Sir Richard?— hebt gy ooit<br />
iets diergelyks gelezen, gezien, of gehoord; of U<br />
kunnen voorftellen, als gy het hier ziet? Kon de<br />
verbeelding wel, zonder de befchouwing,zulk een<br />
tweede voortbrengen? —— het is de top, het<br />
hoogftepunt, het uiterfte van alle uiterften, van<br />
't geen de wreedaartige moord waagen kan; het is<br />
de bloedigfle fchanddaad, de wreedfte onmenfchlyk»<br />
heid, de lafhartigfte ftreek, die de blinde woede,<br />
of onbeweeglyke gramfchap ooit aan de traanen<br />
van het tedere medelyden voorgefteld heeft.<br />
PEMBROKE.<br />
Alle Moorden die ooit gefchied zyn , worden<br />
door deze onfchuldig verklaard, zy is alleen, en zo<br />
weinig met andren te vergelyken, dat zy de noch onbekende<br />
Zonden van hettoekomftige rein en heilig,<br />
en een moorddaadig bloedbad tot een Kinderfpel<br />
maakt, als men het tegen het fchrikkelyke Schquw»<br />
fpel wil vergelyken.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Het is een verdoemde en bloedige daad.' de roei<br />
kelooze misdaad van een moorddaadige hand, als het<br />
de daad van een hand is.<br />
SALISBURY.<br />
Als het de daad van een band is ? — • wy hebben<br />
een bewys van Licht.dat volgen zal. Huberts hand<br />
volbragt dit fchandlyk weik! by was het werktuig van<br />
de wil des Konings. thans zweere ik myne Z ; ele<br />
van alle gehoorzaamheid tegens dezen Koning af.<br />
hier voor de ruine van dit bevallig leven knielende,<br />
adem ik tot deze ademiooze maar dierbaare Prins,<br />
de
H I S T O R I E.S P EL 237<br />
de wierook myner gelofte,eene heilige gelofte,dat<br />
ik niet eerder de vreugde der Waereld weder ftnaaken,<br />
niet eer het vergenoegen, der ruft, en het gemak<br />
den toegang vergunnen zal , voor ik dit<br />
hoofd (rr) daar door den roem verfchaffe, dat ik<br />
hem den dienft der wraake bewezen heb.<br />
PEMBROKE en BIGOT.<br />
* Onze Zielen bekrachtigen deze heilige belofte.<br />
D E R T I E N D E T O O N E E L .<br />
HUBERT.<br />
De voorige.<br />
HUBERT.<br />
Mylords, ik zoek U overal met een vuurigen<br />
haaitj Arthur leeft; de Koning laat U roepen.<br />
SALISBURY.<br />
6! Hy is vermetel, en word niet rood voor<br />
de dood. —— Weg gehaate Booswicht, vlugthier<br />
van daan!<br />
HUBERT.<br />
Ik ben geen Booiwicht.<br />
SALISBURY,, terwyl by den degen trekt.<br />
Moet ik eene inbreuk op bet Gerecht doen?<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Uw zwaart is black Sir, fteekt hst weêr in.<br />
SALISBURY.<br />
N'et eer voor dat ik het een Moordenaars huid<br />
ter fcheede gegeeven heb.<br />
HUBERT.<br />
Te rug Lord Salisbury, te rug zeg ik! waarachtig,<br />
myn degen is even zo fcherp als den uwen.<br />
ik<br />
(rr) FARMERS vermoeden dat men bier head<br />
voor hand moet lezen, is zeer waarfcbynlyk, e-n ver.<br />
diend de goedkeuring die by, volgens zyn zeggen .aan<br />
Dr. GRiX gaf, ESCHENBUXG.
238 K O N I N G J Ö H A N N É S.<br />
ik zou niet gaarn Lord, dat gy TJ zelve vergat,<br />
of U het gevaar myner aangefpoorde tegenkantingen<br />
aantrok; anders zoude ik door uw woede genoopt,<br />
uwe waarde, uwen Adel, en uwe grootheid ver<<br />
geeten.<br />
BIGOT.<br />
Vertrek.' flegt Menfch.' ondeiftaat gy U een<br />
Edelman te trotfeeren?<br />
HUBERT.<br />
Niet om myn leven, maar om myne onfchuld,<br />
die ik tegen een Keizer zelf zou durven verdeedigen.<br />
SALISBURY.<br />
Gy zyt een Moordenaar.<br />
HUBERT.<br />
Dwing 1<br />
my niet het te worden; tot hier toe ben<br />
ik het noch niet. wiens tong vaifch fpreekt, fpreekt<br />
onwaar, en wie niet waar fpreekt die liegt.<br />
PEMBROKE.<br />
Houwd hem in ftukken.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Houd Vreede, zeg ik.<br />
SALISBURY.<br />
Ter zyde, Faulconbridge, of ik zal U verzetten.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Gy moeft den Duivel zelf liever verzetten, Sa«<br />
Jisbury. als gy my flegts zuur aanziet, of een voet<br />
van deze plaats zet, of in uwe hitte een onbetaamlyk<br />
woord tegen my uit, zo werp ik Ü dood<br />
tegen den grond, fteek uw degen ter zyde in • of<br />
ik zal uw braadfpit zo te faamen kloppen. dat gy<br />
denken zult dat de Duivel uit de hel ovef U gekomen<br />
is.<br />
BIGOT.<br />
Wat wild gy doen, roemwaarde Faulconbridge?<br />
— een Booswicht, en Moordenaar byftaan?<br />
HUB EST,<br />
Lord Bigot, dat ben ik niet.<br />
Bi.
H I S T O R I E.S P E L. 239<br />
BIGOT.<br />
Wie heeft deze Prins dan vermoord?<br />
HUBERT.<br />
Het is nog geen uur geleden dat ik hem geheel<br />
gezond verliet, ik eerde hem, ik beminde hem, en<br />
wil myn leven lang het verlies van zyn dierbaar<br />
leven betreuren.<br />
SALISBURY.<br />
Vertrouwd dat huichelagrige water zyner oogen<br />
niet: fchelmery kan ook weenen; en eene lange<br />
beoeffening maakt dat haare gedwongene traanen,<br />
als flroomen van medelyden en der onfchuld zyn.<br />
kom alle met my wiens ziele de onzuivre reuk eens<br />
flagthuis fchuwd ;want ik verflik byna van deze uit'<br />
dampingen der zonde.<br />
BIGOT.<br />
Wel aan, naar St. Edmundsbury, tot den Dauphin!<br />
PEMBROKE.<br />
Zegt den Koning dat hy ons daar kan bevraagen.<br />
V E E R T I E N D E T O O N E E L ,<br />
FAULCONBRIDGE,<br />
HUBERT.<br />
F A U L C O N B R I D C I .<br />
Dit gaat voortreffelyk! —— wift gy mede Van<br />
dit heerlyk werk?-— Hubert. zo gy deze moorddaadige<br />
daad begaan hebt, zo rykt eene oneindige<br />
en onbeperkte genaade niet toe ,om U van de verdoemenis<br />
te redden.<br />
HUBERT.<br />
Hoord my flegts Spreeken Sir.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Ha! ik zal U wat zeggen. •—• gy zyt verdoemd,<br />
zo zwart —— neen! niets is zo zwart. - Gy<br />
zyt dieper verdoemd als Voift Lucifer, daar is noch<br />
geen
SAO KONING JOHANNES.<br />
geen zo 'n haatelyke (ss) Duivel in de Hel als<br />
gy zoud zyn, wanneer gy dit kind varmocr-o haidt.<br />
HUBERT.<br />
By myn Ziel<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Al had gy maar in deze onmenfchelyke daad bewilligd,<br />
zo wanhoop! — en gebruikt gy een ftrik,<br />
zo zal de dunde draad, dien ooit een fpin uit het<br />
ligchaam trok, fterk genoeg zyn om U te worgen,<br />
een riet zal een balk worden om U daaraan te hangen<br />
; of wilt gy U liever verdrinken, zo giet flegts<br />
een weinig water in een leepel; en het zal een<br />
Oceaan worden, die toerykend genoeg zal zyn o
HISTORIÉ.SPEL.<br />
itff<br />
fee-tand op te heffen .' uit dit klein verbrooken huis<br />
ner rechtmaatige Koningswaarde, is het leven, de<br />
vreede, de trouw van dit geheele Koningryk ten<br />
Hemel gevlooden; en Engeland word ten buit aari<br />
ds geene die het meeste geweld heeft om het aan<br />
zich te trekken, en naar gevallen te handhaven, de<br />
hondfche Kryg zet nu om de kaal gemaakte been*<br />
deren der Majefteit, zyn vertoornde Kam op, en<br />
toond de tanden tegen de vriendelyke oogen des<br />
Vreedes. Straks ftooten uitheemfche Krygsheiren<br />
én Inlandfche Misnoegden in juifte liniën op elkander;<br />
en de verwoefting Ioerd,als den Raav ep<br />
een ziek en vallend Lam, op den Hortenden val<br />
des geweldigen Troons. Gelukkig hy, wiens Ge«<br />
waad en Gordel dit onweder kan verduuren. •*-»*<br />
draag het Kind weg en volg my terftond. ik ga by<br />
den Koning, duizend bezigheden wagten op ons:<br />
de Hemel werpt een toornig aanfehyn op dit<br />
Land.<br />
Einde van bet Vierde Bedryf.<br />
II. DISK;<br />
Q
242 K O N I N G J O H A N N E S .<br />
VYFDE<br />
BEDRYF.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Het Tooneel verbeeld bet Hof in Engeland.<br />
JOHANNES, PANDULPHO, GEVOLG.-<br />
JOHANNES, de Krooon aan Pandulpho<br />
geevende (tt).<br />
H ier mede geeve ik dezen Cirkel der Koninglyke<br />
Eere in uwe handen.<br />
PANDULPHO.<br />
Ontvang uit myne hand wederom , uwe Koninglyke<br />
grootheid en waarde, als een leen van<br />
den Paus.<br />
JOHANNES. *<br />
Houd nu uwe heilige belofte; gaat de Fran»<br />
fchen in 't gemoet, en bediend U van al de macht<br />
die gy van zyne Heiligheid hebt, om hen , eer<br />
zy ons geheele Ryk in vlam zetten, de Grenzen<br />
toe te fluiten , onze misnoegde Graaven werpen<br />
zich op; ons Volk verzet zich tegen zynen pligt;<br />
en zweerd een vreemd bloed , een vreemde Koning<br />
, trouw en onderdanigheid, deze overftrooming<br />
eener koortsachtige buitenfpoorigheid kan<br />
door U alleen bevreedigd worden, verzuimt dus<br />
niet; want de tegenwoordige tyd is zo ziek dat zy<br />
zonder<br />
(tt) PANDULPHO gaf eigenlyk de Kroon aan<br />
JOHANNES niet xerftond te rug. maar hield dezel'<br />
ve met het befluur drie dagen lang aan zich; en<br />
leveide ze toen eerft weder aan den Koning over •<br />
om bem te verftaan te geeven, dat by toen een On.<br />
derdaan en Vasfaal des Roomfcben Stoels geworden<br />
wis. G* ET.
H I S T O R I E - S P E L .<br />
24I<br />
zonder behulp VEn een haaftig Geneesmiddel zeet<br />
ras onntelbaaar zal zyn.<br />
P ANDULPHO.<br />
Myn adem was het, die wegens uwe halftarrige<br />
v-erzetting tegens den Paus dit onweêr verwekte:<br />
maar nu gy op een zo gelukkige wyze verander!<br />
zyt; zo zal denzei ven adem de ftorm des Krygs<br />
weder weg ademen, en fchoon weêr in uwe wag»<br />
gelende Landen maaken. op dezen tegenwoordigen<br />
Hemelvaartsdag , vergeet dat niet, ga ik , na dat<br />
gy eenen Eed gedaan hebt om den Paus te die»<br />
nen; de Franfchen overreden dat zy hunne wapenen<br />
nederleggen. (Pandulpho vertrtkt.')<br />
JOH ANNES.<br />
Is 't heden Hemelvaartsdag? — zei de Propheet<br />
niet dat ik nog voordemiddag myn Kroon zou ne.<br />
derleggen? dit heb ik ook gedaan, ik geloofde dat<br />
het door geweld moeft gefchieden; maar de Hemel<br />
zy gedankt! het gefchiede vrywillig.<br />
T W E E D E T O O N E E L .<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
De voorige.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
. Geheel Kent heeft zich overgegeeven; niets houd<br />
ftand als Dover-Caftle; London heeft, geiyk een believende<br />
Waard,den Dauphin en zyn Heir opgenomen,<br />
uwe Lords willen TJ niet hooren en zyn<br />
van voorneemenom hunne dienft aan uwe Vyanden<br />
op te draagen; eene woefte bedwelming dryft het<br />
kleine aantal uwer Vrienden gints en weder.<br />
JOHANNES.<br />
Wilde myne Lords niet weder te rug komen,<br />
daar zy hoorden dat den Jongen Arthur nog<br />
leeft?<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Zy ronden hem dood op de Straat leggen, gelyk<br />
Q 2<br />
een
244 K O N I N G J O H A N N E S.'<br />
een ledige kaft waar uit het edelgefteenre. het leven<br />
, door een verdoemde hand geftolen was.<br />
1<br />
JOHANNES.<br />
De Booswicht Hubert zeide my , dat hy nog<br />
leefde.<br />
FAULCONJRIDGE.<br />
Ik zou gezwooren hebben , dat hy 'niet anders<br />
wift. — maar waarom zo nedergefiagen ? waarom<br />
ziet gy 'er zo treurig uit? weeft groot in daaden .gelyk<br />
gy het in bfeftuiten waart ! laat de Waereld<br />
geen vrees, geen'bang mistrouwen in een Koning.<br />
lyk oog lezen : wees in beweging, gelyk de tegenwoordige<br />
omftandigbeden; weeft vuur tegen vuur;<br />
dreigd den dreigenden, en trotfeerd het onbefchaamde<br />
Voorhoofd des praaienden fchriks ; zo zullen<br />
de oogen der nederigen, die hun beftaan van de<br />
grooten ontleenen, door uw voorbeeld groot worden,<br />
en de dappere Geeft van beraad aanneemen.<br />
welaan! flonker als de Krygsgod wanneer hy zegepraaiend<br />
in 't veld gaat; toon ftoutheid en aanwakkrcnd<br />
vertrouwen, hoe- moet men den Leeuw<br />
in zyn Hol opzoeken? hem daar verfchrikken?<br />
hem daar doen fidderen ? ó! dat moet nooit gezegt<br />
wor:ien-—— kom, naar 't Veld, vlieg den ftryd<br />
verder van de Poort te gemoet, en vegt met den<br />
Vyand eer hy zo na komt!<br />
JOHANNES.<br />
De Pausfelyke Gezant is by my geweeft, en ik<br />
heb een gelukkige Vreede met hem gemaakt, hy<br />
heeft my belooft, dat de Heiren die den Dauphin<br />
aanvoerd, weder zullen fcheiden.<br />
FAULCONBRtDGE.<br />
Welk eene roemlooze vcrbindtenis'—— moeten<br />
wy, als vreemden in ons Land invallen, zo ras op<br />
gosde vergelyken, onderhandelingen , verdragen,<br />
en Wapenftilftanden denken ? zal een baardeloos<br />
Jongeling, een verwyfd, teder Jong Heertje, vermeetel<br />
op onze Velden intrekken om zynen moedwil<br />
op een Krygszuchtigen grond te weiden, de<br />
Lucht
H I S T O R I E-S PEL. 245<br />
Lucht door de bonte ftaatie zyner Vaanen te befpotten,<br />
en geen wederftand vinden ? Laat ons,<br />
myn Vorft, de Wapenen opvatten! mooglyk verkrygt<br />
den Kardinaal zyn voorneemen niet; en fchoon<br />
hy bet ook verkrygt, zo moeren zy ten minden<br />
van ons kunnen zeggen, dat zy ons ter verdeediging<br />
gereed gezien hebben.<br />
JOHANNES.<br />
Neemt gy de fchikking aan van het geene dat hier<br />
toe noodig is.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Spoed U dan onverrzaagd voort' ik ben verzekert<br />
d?t onze party in ftaat was, een fterker Vyand<br />
zegenryk te gemoet te gaan.<br />
D E R D E T O O N E E L . (*)<br />
Het Tooneel verbeeld des Dauphins Leger<br />
te St. Edmundsbury,<br />
LOÏIS, SALISBURY, MELUN.<br />
LOUIS,<br />
Melun, Iaat daar een affchiift van neemen, .en<br />
het ter gedachtenisfe bewaaren; geeft het Origineel<br />
aan deze Lords weder te rug, op dat zy ook eene<br />
fchriftelyke verklaaring van onzen geneegen wille<br />
hebben ; en wy zo wel als zy, als wy dezepapieten<br />
nalezen, ons mogen erinneren wat wy bezwooren<br />
hebben, en ons woord vaft en onverbreeklyk be.<br />
houden.<br />
SALISBURY.<br />
Van onze zyde zal het nimmer gebroken worden,<br />
en alfchoon wy Edele Dauphin, uw gedrag tegens<br />
ons door dets Eed eener vrywilligen eerbied, en<br />
eene ongedwongene trouw vergelden ; zo gelooft<br />
my echter Prins, dat het my niet verheugd, dat<br />
»en om de opene fchaade der tegenwoordige om-<br />
Q 3<br />
ftan.
246 KONING JOHANNES.<br />
tt meligheden, door de pleifter eener verachtelyke<br />
beroerte af te helpen, en de ingewortelde kanker<br />
eener wond te heelen, zo veel moeite moet maa<br />
ken. ach! het krenkt myne Ziele, dat ik dit Staal<br />
van myn zyde moet trekken om Weduwen te maaken;<br />
en dat in een Land daar dezen roemryken en<br />
rechtvaardigen tegenftand over den naam van Salisbury<br />
moet fchreijen .' maar zo verdorven zyn<br />
onze tyden, dat wy ter heeling en wederherftelling<br />
van ons recht, geen andre middlen meer hebben,<br />
als vermeetele onrecht, en regellooze gewelddadigheid,<br />
•• en moet het ons niet fmarten , ó myne<br />
met angtt belaadene Vrienden 1<br />
dat wy, die<br />
Zoonen en Kinderen van dit Eiland gebooren wierden<br />
, zulk een treurig oogenblik als dit is, zien<br />
moeten, in 't welk wy agtereene vreemdeling trekken,<br />
over hunne tedre boezems treden en de reien<br />
hunner Vyanden helpen aanvullen. — ik moet<br />
my omkeeren èn de fmart van deze treurige nood.<br />
zaakelykheid beweenen —— daar wy het Volk van<br />
een algelegen land tegen ons eigen Volk onderfteu»<br />
nen, en onbekende Vaanen hier volgen moeten!-rhoe!<br />
hier? — ó.' myn Volk, kond gy U ver van<br />
hier verwyderen ! mogt Nephtunis arm , die U<br />
ringswyze omvat, U uit den fchoot van uw moederlyke<br />
grond , aan den een of anderen Heidenfcheri,<br />
oever draagen , daar deze beide Cbriftelyke<br />
Heiren, het bloed des haats in een ader des vreedes<br />
te zaamen konde galeiden, in plaats van het<br />
hier dus onachtzaam te vergieten!<br />
Louis.<br />
Uwe redenen betoonen eene edle denkwyze; en<br />
de groote driften die in uwen boezem kampen, veroorzaaken<br />
eene aardbeving van edle gevoelens in<br />
U. Ach! welk een fchoonen ftryd tusfchen nood.<br />
zaaklykbeid en Vaderlands Liefde, hebt gy geftre.<br />
den.' laat my dezen roemwaardigen daauw afveegen,<br />
die ais vlietend Zilver over uwe wangen<br />
rol(. myn hart is wel door vrouwen traanen verfmol-
Hl S T O R I E-S PEL. 247<br />
fmolten, een zo gewoonen vloed.' maar deze uit»<br />
ftorting van manlyke traanen; deze door den ftorm<br />
der ziele te faamen gedreevene regen vlaag, beweegt<br />
myne oogen, en field my in de grooifte verbaaft.<br />
heid; even als of ik het gantfche gewelf des He.<br />
mels in eens met brandende luchtverfchynfelen<br />
vervuld, gezien had. helder uw voorhoofd op,<br />
roemryke Salisbury, en verdryf door een grootmoedig<br />
hart dezen ftorm van ü. laat deze traanen<br />
over, aan de oogen der Zuigelingen , die nim •<br />
mer de Reuzengelykewaereld in woede gezien,<br />
en het geluk anders nergens hebben kunnen leeren ,<br />
als by vrolykheden, geheel warm van bloed van<br />
vreugde en dertelheid. kom; gy moet uwe hand<br />
even zo diep in den beurs eener ryke achting ftee«<br />
ksn als Louis; en dit moet gy allen, gy Edelen.'<br />
dje uwe begeertens aan de fterkte myner wenfehen<br />
knoopt. — Zie daar fprak (•.«) naar my dunkt<br />
een Engel om ons aan te moedigen: want daar komt<br />
de Heilige Gezant ons van den Hemel zelf een<br />
Volmacht brengen,om onze onderneemingen, door<br />
zyne heilige goedkeuring het Zegel des rechts in<br />
te drukken.<br />
(uu) De Dauphin bad den Gezant, voel is waar,<br />
neg niet hooren fpreeken , maar wyl by hem<br />
ziet komen vermoed by dat bet met een voorneemen<br />
is, om bem aan te moedigen, en met bet ge><br />
zacb der Kerk te bekrachtigen; des roept hy bülyk<br />
uit. „ By de befchouwing van dezen Heiligen Man<br />
„ worde ik als door de ftem van eenen Engeljaan.<br />
1, gemoedigt." JOHNSOH,<br />
Q4<br />
VIER-
248 KONING JOHANNES.<br />
V I E R D E T O O N E E L .<br />
PANDULPHO, GEVOLS. De voorige.<br />
PANDULPHO.<br />
Heil zy U, Edele Prins van Vrankryk.' ik kom<br />
U berichten dat Koning Johannes zich niet Rome<br />
verzoend heeft, zyn drift, die zich zo wederfpan.<br />
nig tegen de Heilige Kerk,tegen de groose Hoofdftad<br />
Rome, en den Pausfelyken Stoel aankanten,<br />
heeft zich weêr nedergelegt. Rold dus uwe dreigende<br />
vaanen wederop;en tem den grimmigen geeft<br />
des woeften krygs, op dat hy,gelyk eenen naar de<br />
hand opgevoeden Leeuw, vriendelyk aan de voeten<br />
ligt; en in het toekomende niet meer, als door zyn<br />
aanfchyn, verfchriklyk zy.<br />
L o O i s.<br />
Vergeef my, myn waarde Kardinaal, ik keer niet<br />
te rug: ik ben van te hooge geboorte om my te<br />
Iaaten gebieden;om de onderdaanige bediende, of<br />
het Werktuig van een heerfchende macht in de<br />
Waereld te zyn. uwe Adem blies het eerft dedoo'<br />
de kooien des krygs tusfchen my en dit getuchtigd<br />
Ryk aan,en gaf dit vuur nog meerder gloed: nu is<br />
het veels te groot, om van de zwakke wind die<br />
het aanblies, weder uitgeblazen te worden. Gy<br />
leerde my myne rechten en aanfpraak op dit land ken',<br />
nen; gy alleen bewoog myn hart tot deze onderneeming;<br />
en thans komt gy om my te zeggen, dat<br />
Johannes met Rome Vreede heeft gemaakt. Wat<br />
gaat my zyne vreede aan.' uit krachte van het recht,<br />
•Jat ik door myn Huweiyk verkreeg, maak ik, na<br />
den Jongen Arthurs dood, op dit land als op het<br />
myne aanfpraak; en nu, daar het reeds half veroverd<br />
is, zou ik weder te rug gaan, om dat Johannes<br />
met Rome heeft vreede gemaakt? Ben ik dan<br />
Romes flaaf? welke fommen, welke hulptroepen,<br />
welke krygstuigen heeft Rome tot deze OH jerfieeming
H I S T O R I E.S FEL, 240<br />
m'ng gegeeven ? Ben ik het niet die de geheele Iafl<br />
draagt? wie anders als ik, en die geenen die myn<br />
gerechten aanfpraak onderfteunen , zweeten in deza<br />
bezigheden, en voeren dezen Ooriog? heb ik de<br />
bewooners van dit Eiland my niet hooren toejui^<br />
enen: lang leeve de Koning.' toen ik hunne Stad'<br />
beleegerden? Heb ik thans de befte kaarten niet,<br />
om in deze ligte fpeelparty een Kroon te winnen?<br />
en nu moet ik het opgeeven, daar ik den zegen<br />
reeds in handen heb? neen, waarlyk dit zai nooic<br />
gefchieden.' * "<br />
PANDULPHO.<br />
Gy ziet op het utterlyke van deze zaak.<br />
Louis.<br />
Uiterlyk of innerlyk! — • ik zai niet eerder te<br />
rug keeren, voor dat ik myn voornemen zo. roemryk<br />
uitgevoerd heb, als het myn blyde hoop beloofd<br />
wierd, eer ik dezen kryg aanving, en deze<br />
dappre Oorlogs lieden te faamen bragt om te overwinnen,<br />
en den roem zelfs in de kaaken van het<br />
gevaar en den dood te veroveren; (men boord een<br />
Trompet) welk een wakkre Trompet eiicht ons<br />
daar op?<br />
V Y F D E T O O N E E L .<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
De voorige.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Vergun my, volgens het gebruik b'y befchaafde<br />
Volkrea, een geruit gehoor, ik ben van den Ko><br />
ning afgezonden, om met U, den Kardinaal ta<br />
fpreeken, en te hooren wat gy voor ons uitgewerkt<br />
hebt. vo'gans het geen gy daar opantwoord,<br />
zal ik my. dan, volgens myn volmacht, verder verklaaren.<br />
PANDULPHO.<br />
*©e Dauphin is hardnekkig en wil myn voorfhg<br />
Q 5<br />
geen
250 KONING JOHANNES.<br />
peen gehoor geeven. hy zegt rond uit dat hy de<br />
Wapenen niet wil nederleggen.<br />
FAULCONBKIDG E.<br />
r<br />
By al het bloed dat ooit woede ademde, de Jongeling<br />
fpreekt recht. Hsord thans onze Engelfche<br />
.Koning; want dus fpreekt zyne Majefteit door my.<br />
Hy is gewapend, en heeft oorzaaken om het te zyn.<br />
om dit Apenfpel, dezen belagchelyken aantogt;<br />
deze geharnafte Mommery, dit onbezonne Spiegelgevegt;<br />
om deze baardelooze Moedwilligen, dhr<br />
Heir van Jongelingen lacht de Koning wat om, en<br />
is bereid dit Dwergenheir, deze Pigmeen wapenen<br />
uit den omtrek van zyn gebied te kloppen, zou deze<br />
hand, welke kracht genoeg heeft, U digt voor<br />
uw Huisdeuren te kloppen, en te maaken dat gy<br />
over de onderdeur fpringt, en U gelyk Waterem»<br />
meren in verborgene Bronnen te doen duiken, onder<br />
de Pannen uwer Stallen te doen klimmen, gelyk<br />
Panden in Kaften en Kifien ingeflooten te leggen,<br />
by de zwynen te kruipen, uw zekerheid in Kelders<br />
en Gevankenisfen te doen zoeken, daar gy reeds<br />
van angft trilde en beefde als gy een Kraai in uw<br />
land hoorde fchreeuwen, wyl gy het voor de ftera<br />
van een' Engelfche Soldaat hield. — Zou deze zegeryke<br />
hand hier machteloos zyn, die TJ in uwe<br />
eigene Kamers getuchtigd heeft? neen, weet dat<br />
den Edlen Monarch in de Wapenen is, en gelyk<br />
een Adelaar over zyn hoog flot zweeft, om 'eder<br />
die zyn neft nadert, weg te jaagen. En gy ontaar.<br />
te, gy ondankbaare Rebellen,gy bioeddorftigeNe.<br />
roos, die het lyf van uwe; dierbre Moeder Engeland<br />
oprukt, word rood van khaamte.' want uwe<br />
eigene Vrouwen en bleekwargige Dochters komen,<br />
gelyk Amazoonen, en trippelen agter uwe trommelen<br />
heen. Zy veranderen hunne Vingerhoeden in<br />
yzren Handfchoenen; haare naalden in Pookenjen<br />
haare teocie gevoelens in grimmigheid en bloei<br />
doift.<br />
Lou IS.
H I S TO R I B-S PEL. 251<br />
Louis.<br />
Maak toch een einde van uw Snorkery, en keer<br />
in vreede binnen, wy ftaan toe, dat gy beter fchimpen<br />
kunt als wy; vaar wel: onze tyd is tekoilbaar,<br />
om ze met zulk een Zwetzer te verdryven.<br />
PANDULPHO.<br />
Laat my ook eens fpreeken.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Neen, ik wil fpreeken.<br />
Louis.<br />
En ik wil geen van beiden hooren. roerd de<br />
trommelen ; en laat de tong des Oorlogs onze zaa-<br />
• ken en tegenwoordigheid verdedigen.<br />
FAULCONBEID GE.<br />
ÓJ Als men uwe Trommelen flaat, zullen zy<br />
waarachtig fcbreyên; en dat zult gy ook doen als<br />
men U flaat. wek maar een Echo met den klank<br />
uwer Trommelen, dan zult gy aanftonds een ander<br />
hooren die bereid is even zo luid te rug te klinken<br />
als de uwen; en de ooren van het Firmament te<br />
doen raatelen, en het hol gebrul des Donders te<br />
trotzeeren: want de dappre Koning Johannes is hier<br />
terftond zeer naby; hy verliet zich niet op deze<br />
kreupele Gezant, dien hy meer uit vermaak als uit<br />
nood heeft gebruikt: op zyn Voorhoofd zit ee»<br />
naakt geraamte, wiens ampt het heden is, de Fransfen<br />
met geheele duizenden te verflinden.<br />
Louis.<br />
Roerd onze Trommelen, om die gevaaran nader<br />
te lesicn kennen.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
TwyfFel niet Dauphin, ev leerd ze zeker kennen.<br />
(Zy vertrekken.)<br />
Z E S D E
252 KONING JOHANNES.<br />
Z E S D E T O O N E E L . (*)<br />
Het Tooneel verbeeld een Slagveld.<br />
Veldgejcbreeuw.<br />
JOHANNES, HUBERT, daarna «en BODE.<br />
JOHANNES.<br />
Zeg my Hubert, hoe ftaat het met ons?<br />
HUBERT.<br />
Slegt vrees ik. boe is het met uw Majefteit?<br />
JOHANNES.<br />
ó ! Ik ben hartelyk Ziek — deze koorts die my<br />
reeds lang geplaagt heeft neemd geweldig toel<br />
Een BODE.<br />
Myn Vorft, uw dappre Neef Faulconbridge,bid<br />
uwe Majefteit het vsld te verlaaten, en hem flegts<br />
te melden welke weg gy neemt.<br />
Jo HANNES.<br />
Zeg hem, ia de Abtdy te Zwinftead.<br />
BODE.<br />
Weeft maar goeds moeds; want de menigte hulptroepen<br />
die den Dauphin hier verwacht, zyn voor<br />
drie nachten reeds op de Zandbanken van Godwin<br />
geftrand. Zo even eerft heeft Richard dit bericht<br />
ontvangen; en de Fransfen verdedigen zich maar<br />
weinig, en trekken reeds te rug.<br />
JOHANNES.<br />
Ach! deze Tyrannifche Koorts brand my uit, en<br />
laat my door deze goede tyding niet verheugd worden,<br />
wel aan nsar Zwinftead toe! • myn draag,<br />
ftoel! de zwakheid overweldigt my.ik ban geheel<br />
afgemat.<br />
(Zy vertrekken.)<br />
ZEVEN.
HISTORIE-SPEL. 253<br />
Z E V E N D E T O O N E E L . (*)<br />
Hit Tooneel verbeeld bet Franfcbe Leger.<br />
SALISBURY, PEMBROKE,<br />
BISOT.<br />
SALISBURY.<br />
Ik dacht niet dat de Koning nog zo veel Vrien«<br />
den had.<br />
PEMBROKE.<br />
Nog eens!— fpreekt den Franfchen moed in:<br />
zyn zy ongelukkig dan zyn wy het ook.<br />
SALISBURY.<br />
Die duivelfche Baftaard Faulconbridge is allen<br />
wederftand ten trots , alleen fchuldig aan ons<br />
verlies.<br />
PEMIROKE.<br />
Men zegt dat Koning Johannes, het Veld,zeer<br />
ziek zynde, verlaaten heeft.<br />
(MELUN voord, gewond zynde, door Sol.<br />
daten op bet Tooneel gebragt)<br />
MELUN.<br />
Breng my hier by de Engelfche Rebellen.<br />
SALISBURY.<br />
Zo lang wy gelukkig waaren, noemde men ons<br />
anders.<br />
PEMBROKE.<br />
Het is Graaf Melun.<br />
\ SALISBURY.<br />
Doodelyk gewond.<br />
MELUN.<br />
Vlucht, gy edele Engelfchen, gy zy verraades<br />
en verkogt, naait het ruwe oog der Rebellie weder<br />
uit (vv) en roept de verlaatene trouw weder<br />
te<br />
(vv) Deze f Metaphora) overdragt is van een<br />
Naainaald genomen en wat bard; echter komt zy nog
254 KONING JOHANNES.<br />
te rug; zoekt den Koning Johannes op,' en valt<br />
hem te voet; want als de Dauphin in deze Slag<br />
overwinnaar word, zo zal hy uwe moeite beloonen,<br />
met U het hoofd af te laaten fiaan. Dat<br />
heeft hy gezwooren en ik met hem en veele ande<br />
ren met my op het Altaar te St. Edmundsbury, op<br />
het zelve Altaar daar wy U vriendfchap en eeuwi<br />
ge liefde zwoeren.<br />
SALISBURT.<br />
Kan dit mooglyk, kan dit waar zyn?<br />
M E L U N .<br />
Heb ik niet reeds de fchrikkelyke dood voor<br />
myne oogen? bloed het weinige leven dat ik nog<br />
heb niet altemaal weg, gelyk een beeld van<br />
Wafch voor het vuur verfmelt ? wat zal my in<br />
de Waereld thans tot bedrog beweegen, daar alle<br />
nuttigheid des bedrogs voor my ophoud? hoe kan<br />
ik dan nog vaifch zyn , daar het waar is dat ik<br />
hier fterven , en daar flegts door waarheid leven<br />
moet ? ik herhaal het nog eens , wint Louis den<br />
Slag , zo is hy meinëedig, zo ooit uwe oogen<br />
den dag nog eens in het opgaan zien. in deze<br />
nacht nog wiens zwarte befmettelyken adem, reeds<br />
de brandende kam der oude matte en vermoeide<br />
Zon bewaasfemd , in deze nacht zult gy voor de<br />
laatfte maal ademen , en voor de verhuurde ver.<br />
radery een verachtelyk loon ontvangen, namelyk ,<br />
het verlies uws levens > zo Louis onder uwen byftand<br />
den Slag wint. Beveeld my aan eenen ze»<br />
keren Hubert die by uwen Koning is;myne liefde<br />
tot hem, en de omitandigheid dal myn Grootvader<br />
een Engelfchman was, dryft myn geweeten dit al.<br />
les ie ontdekken. Breng my, bid ik U, ter belooning<br />
daar van, uit. het gedruifch van den Slsg, in<br />
een oort waar ik myne nog overige gedachten in<br />
rulle<br />
op een andre plaats voor ; zynde de lezing viel ge.<br />
Jcbikt.<br />
EsCHENBURG.
H I S T O R I E - S P E L .<br />
2Js<br />
rufte vergaderen, en onder betrachting en vroome<br />
wenfchen myn ziel van dit ligchaam fcheiden<br />
kan.<br />
SALISBURY.<br />
Wy gelooven U; en waarlyk déze gunftige ge.<br />
legenheid bevalt my, wyl wy dezelve zullen waarneemen,<br />
om den weg van eenen vervloekten afval<br />
te verlaaten. Thans willen wy gelyk een teruggaanden<br />
vloed onze afwyking en onze regellooze<br />
loop afflaan, en ons binnen de paaien houden die<br />
wy overtreden hebben :wy zullen geruft en gehoorzaam<br />
tot onzen Oceaan, den grooten Johannes,<br />
voortgaan.— Myn arm zal U helpen om U van<br />
hier te draagen.want ik zie de gruwzaamfte fmarte<br />
des doods in uwe oogen. kom myne Vrienden !<br />
vluchten wy op nieuw! eene gelukkige vernieuwing<br />
die de bevordering des ouden rechts ten oogmerk<br />
hseft.'<br />
(Zy vertrekken en draagen Melun weg,)<br />
A G T S T E T O O N E E L . (*)<br />
Het Tooneel verbeeld een ander gedeelte van bet<br />
Franfcbe Leger.<br />
Louis alleen, daar na een BOD I.<br />
L ou is.<br />
De Zon dunkt my, wilde heden niet gaarne ondergaan<br />
, maar bleef ftaan, en maakte dat de Westelyke<br />
Wolken rood wierden, toen de EngtKchen<br />
met laffe wankelmoedigheid door hun Land weder<br />
terug keerden, ó! Wy hielden ons dapper, toen<br />
wy hen met eene laading van ons ongebruikt Ge.<br />
fchut, naar een zo bloediger] arbeid goe len nacht<br />
zeiden, en onze gefcheurde Vaanen geruft weder<br />
oprolden; de laatfte in 't Veld en byna Overwin,<br />
naars van dan ftryd,...<br />
Een
95
H I S T O R I E-S PEL. 257<br />
HUBERT.<br />
Van de Engelfche party.<br />
FAULCONBRIDOE.<br />
En waar gaat gy ?<br />
HUBERT.<br />
Wat raakt U dat? • mag ik Ü niet eten<br />
20 goed naar uwe verrichtingen vraagen, als gy<br />
naar de myne?<br />
FAULCONBRID GE.<br />
Hubert, geloof ik.<br />
HUBERT.<br />
Gy gelooft goed. ik zal eens op goed geluk ge»<br />
looven dat gy myn Vriend zyt,terwyl gy myn ftem<br />
zo wel kent. — wie zyt gy ?<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Wien gy wilt; en als het U belieft kunt gy my<br />
de eer doen van te gelooven, dat ik eenigermaate<br />
een Plantagenet ben.<br />
HUBERT.<br />
Ha I dat ik U niet kon kennen ! gy en de oogen<br />
loozen nacht hebben my befchaamd! dapprc<br />
Krygsman, vergeef het my, dat een toon van uw<br />
tong vreemd in myne ooren klinke.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Hoor eens, zonder omftandigheden, wat nieuws<br />
is 'er?<br />
HUBERT.<br />
Ik wandel hier in de zwarte fchaduwe der nacht,<br />
om U op te zoeken,<br />
FAULCONBRID GE.<br />
Maak het dan kort; wat hebt gy nieuws ?<br />
HUBERT.<br />
ó! Myn waarde Heer, een bericht dat voor de<br />
nacht gefchikt is; zwart, gevaarlyk, troofteloos en<br />
fchrikkelyk.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Toon my flegts, zonder bedenken zelfs de wond<br />
van deze flegte nieuwigheid; ik ben geen Vrouwj<br />
ik zal daar niet van in onmacht vallen.<br />
XJ. DEEL, R H#.
25? KONING JOHANNES.<br />
HUBERT.<br />
Ik vrees dat de Koning door een Monnik vergeeven<br />
is. ik verliet bem, reeds byna fpraakeloos,<br />
en fpoeden aanftonds voort, om U dit ongeluk te<br />
melden, op dat ik ü op de gevolgen zou doen<br />
zien , wanneer gy te laat daar mede verraft<br />
wierd.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Hoe bekwam hy dit vergift? • wie dronk<br />
het hem toe?<br />
HUBERT.<br />
Een Monnik, een overgegeeven Booswicht,<br />
wiens gedarmte daar terftond van geborften is. de<br />
Koning kan nog fpreeken, en mogelyk nog gezond<br />
worden.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Wie liet gy by hem ter oppasfinge?<br />
HUBERT.<br />
Wie? weet gy niet dat de Lords alle terug ge«<br />
komen zyn , en Prins Hendrik in hun gezelfchap<br />
medegebracht hebben, op wiens voorbidding de Koning<br />
hunne feilen verfchoond heeft f zy zyn thans<br />
alle by zyn Majefteit?<br />
FAULCONBRIDOE.<br />
Houd uw toom te rug , ó Hemel! en leg ons<br />
niet meer op als wy draagen kunnen! — ik moet<br />
U zeggen Hubert, dat de helft van myn Heir, terwyl<br />
ik dezen nacht door de ondiepte waadde, van<br />
den vloed weggenomen is. de Moerasfen by I.in.<br />
koln hebben hen verflonden. ik zelf, fchoon ik wel<br />
reiden kan, ben met gevaar daar van afgekomen:<br />
kom laat ons fpoeden.' breng my by den Koning ;•<br />
V/a vrees dat by dood zal zyn eer ik kom.<br />
TIEN
H Ï S T O R I E - S P Ê L . 259<br />
T I E N D E T O O N E E L. (*)<br />
Het Tooneel verbeeld' de Tuin in de Abtdy<br />
te Zivinjlead.<br />
PRINS HENDRIK, S ALISBURY.HUBE RT,<br />
B1 ooi, daar na PEMBROKE.<br />
HENDRIK.<br />
Het is te laat j zyn bloed is doodelyk aange*<br />
ftóoken , en zyn eertyds gezonde herfenen — wel'<br />
ke eenigen voor het breekbaare woonhuis der ziele<br />
houden kondigen ons door hunne verwarring het<br />
einde der ftofFelykheid aan.<br />
PEMBROKE.<br />
De Koning fpreekt nog, en gelooft als men hem<br />
in de vryè* lucbt bragt, d3t de brandende hitte van<br />
het vergift dat hem nu verteerd daar door minde»<br />
ren zoude.<br />
HUBERT:<br />
Laat hem hier in den Tuin draagen. raait hy<br />
nog?<br />
PEMBROKE.<br />
Hy is gerufter als toen gy hem verliet, daar even<br />
zong by.<br />
HENDRIK.<br />
Dit geeft ons weinig hoop. kwaaien die op<br />
zyn hoogft gekonen zyn voelt den Lyder niet<br />
meer. Als de dood eens de uiterfte deelen aan»<br />
gegreepen heeft, dan worden zy ongevoelig; en<br />
dan ftorrat hy alleen op de ziel , welke hy<br />
door geheele Legioenen van zeldzaame inbeeldingen<br />
plaagt en kweft, die in hun gewoel, by de»<br />
zen laatften Storm, zich zelf onder elkander ver*<br />
teeren. hoe wonderbaar is het dat de dood zingt I —•<br />
R 2<br />
Ik
2
HISTORIE-SPIL. 261<br />
HENDRIK.<br />
Al dat 'er in myne traanen eenige kracht was,<br />
om U verzagsing te verfchaffen .'<br />
JOHANNES.<br />
Uw Zout is heet. in my brand een Hel;<br />
en het vergift is a's een Duivel daar in gffloo<br />
ten, om het reddelooze, verdoemde bloed te py.<br />
nigen i<br />
T W A A L F D E T O O N E E L ,<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
De voorige.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Ach 1 ik ben ademloos, en geheel uitgeput door<br />
groote haafligheid om uwe Majefteit te zien.<br />
JOHANNES.<br />
ól Neef, gy komt juift ter tyd om my de oogen<br />
toe te drukken! — het takelwerk van myn<br />
hart is verfcheurd en verbrand, en al de touwen<br />
daar myn leven mede zeilen moeft, zyn een en.<br />
kle draad, een klein hairtje geworden; myn hart<br />
hangt riog flegts aan een enkle zwakke band, die<br />
naauwlyks zo lang houden zal tot uwe berichten<br />
gezegt zyn; en dan is dit alles wat gy ziet,flegts<br />
een Aardklomp , en het Model van een gevallen<br />
Majefteit.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
De Dauphin is in aantogt, en de Hemel weet<br />
hoe wy hem ontmoeten zullen; want ik heb in<br />
eene nacht daar ik met voordeel terug wilde<br />
trekken, myn befte Volk in de Moerasfen van<br />
Lincoln verlooren , zy allen wierden daar, door<br />
den onverwagte vloed verflonden.<br />
(De Koning fterff)<br />
Rï<br />
SA-
i62 KONING JOHANNES<br />
SALISBURY.<br />
Gy blaaft deze doodsboodfchap in een dood»<br />
oor. — myn Gebieder! myn Koning!—<br />
z o<br />
heden<br />
een machtig Vorft —- thans zo!<br />
HUBERT.<br />
Zo even moet ik verder loopen, en zo even<br />
ftil (laan. welke zekerheid is 'er in de Waereld,<br />
welke duur, welke hoop? als dit; wit heden een<br />
Koning was, is daadelyk een aardklomp!<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Zo zyt gy weg ? •• ik blyf alleen te rug om<br />
het werk der wraak in uwe plaats te voltrekken ,<br />
en dan zal myn ziel LT op dezelve wys ten Hemel<br />
volgen, als zy U altoos op Aarde gediend heeft<br />
(tegen de Lords.) Nu gy Sterren die in uw regte<br />
kring te rug getreden zyt, waar is nu uwe macht?<br />
betoond nu uwe wedergekeerde trouw, en fpoed<br />
daadelyk weder met my te rug, om de verwoesting<br />
en altoos duurende fmaad uit de zwakke deur<br />
van ons weerloos Land te jaagen. laat ons den<br />
Vyand terftond opzoeken, of wy worden fpoedig<br />
van hem opgezocht f de Dauphin volgt ons met<br />
zyne woede op de hielen.<br />
SALISBURY.<br />
•<br />
Het fchynt dat gy minder weet als wy. de<br />
Kardinaal Pandulpho ruft binnen uit, hy is eerft<br />
voor een half uur van den Dauphin gekomen,<br />
en brengt voorflagen van Vreede, die wy met eer<br />
en voordeel kunnen aanneemen, en dan is dezen<br />
Oorlog terftond geëindigt.<br />
FAULCONBRIDGE.<br />
Hy zal des te geneegener tot Vreede zyn, als hy<br />
ons tot tegenweer bereid vind.<br />
SALISBURY.<br />
Het is omtrend voorby; want hy heeft reeds<br />
het grootfte gedeelte zyner Krygsbenoxligihsden<br />
naar de Kuften gezonden, en den Kardinaal vol.<br />
macht<br />
4
HISTORIE-SPEL. 2
464 KONING JOHANNES.<br />
gekeerd zyn ; laat nu drie Waerelddeelen in de<br />
Wapens komen, wy zyn fterk genoeg om hen af<br />
te houden. Niets kan ons vericbrikken, zo lang<br />
Engeland zich zelve getrouw blyft.<br />
Einde van bet vyfde Bedryf.<br />
ONDER-
ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />
O V E R H E T<br />
LEVEN EN DOOD<br />
V A N<br />
K O N I N G<br />
JOHANNES,<br />
H I STO R I ES<br />
PEL.<br />
D<br />
it opfchrift belooft een grooter omtrek der Gebeurtenisfen,<br />
als het Tooneelfpel werkelyk<br />
heeft. Het houd enkele voorvallen in uit de Re.<br />
geering dezes Konings, die zich zedert zyne vier,<br />
endertigfte levens Jaaren, tot aan zynen dood toedroegen,<br />
en bevat eene tydruimte van zeventien<br />
Jaaren.<br />
Ik hoop den Lezer geen onaangenaame dienft te<br />
doen, als ik hem de hoofdzaakelyken inhoud van<br />
dit, en der overige Hiftorifche Tooneelfpelen van<br />
onzen Dichter, in een kort uittrekfel uit eenige<br />
der befte Engelfche Gefchiedfchryvers voorleg,om<br />
dezelven des te eer overtezien, en de wyze te kon.<br />
nen beoordeelen, hoe SHAKESFEAR de ftof,<br />
welke hem de gefchiedenis aanbood, in deze Dra.<br />
R 5<br />
ma-
a
OVER KON. JOH., HISTORIE-SPEL.<br />
a6T<br />
Ter beveiliging van hunne verzoening wierd de<br />
Nicht van Koning JOHANNES, B L A N C A van<br />
Kaftilien, met den D A U P H I N van Vrankryk ver.<br />
bonden. 'Er onftonden niet lang hierna nieuwe on.<br />
lullen in Poitou en in Normandyè'n; maar zy wier§<br />
den echter dra weder geftilt. Ondertusfchen bleef<br />
doch de Adel dezer Provintien noch alroos op J o.<br />
HANNES gefloord. Koning PHILIP nam zich<br />
hunner aan. Met beide verbond zich de Jonge<br />
ARTHUR, die Koning P H I L I P P S Dochter huwden;<br />
hy drong met een klein heir in Poitou in,<br />
wierd echter door Koning JOHANNES geflaagen,<br />
gevangen genomen, en in den Burgt Falaize opge»<br />
flooten. Hier fprak de Koning met hem, en zocht<br />
hem, doch te vergeeffch, van zyn aanfpraak af te<br />
brengen. Hy dacht 'er toen reeds op , om deze<br />
Jonge, onberaade, en hem gevaarlyke Prins uit<br />
de Waereld te zenden. De wyze op welke hy dit<br />
uitvoerden, word door de Gefchiedfchryvers on.<br />
derfcheidenlyk verhaald. De waarfcbynlykfte is de<br />
volgende. Hy zond iemant, dien hy ter vermoor.<br />
ding van den Jongen A R T H U R aangefpoord had,<br />
naar Faiaife, maar HUBERT B o u R G , Koning,<br />
lyke Kamerheer, en opziender van dit Hot deed,<br />
als of hy het bevel van den Koning zelf uitvoeren<br />
wilde; liet echter den Prins in 't leven, en ftrooiden<br />
het gerucht uit, als of hy dood was. Als hy<br />
echter zag, hoe veel nieuwe onruften dit gerucht<br />
veroorzaakten, ontdekten hy het geheim zyns le«<br />
vens. Koning JOHANNES liet hem op het flot<br />
van Rouen brengen, en doorftak hem daarzelf met<br />
eigenhand, bond een fteen aan zyn ligchaam, en<br />
worp hem in de Seine. (xx) CONSTANTIA, des<br />
r<br />
Prhv<br />
(xx) By SHAKESFEAR word de dood des Jon»<br />
{•ra ARTHURS onder geheel andere omftandigbeden<br />
VOOT'
2Ö8<br />
ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />
Printen Moeder, wende zich naar den Koning van<br />
Vrankryk, en bad hem, deze moord te wreeken.<br />
PHILIP nam deze opdragt gaarne op zich, iiet<br />
Koning JOHANNES voor zich eisfchen, en als hy<br />
niet verfcheen , verklaarde hy alle zyne Lan •<br />
den in Vrankryk voor verlooren. Zyne bemoeing,<br />
om het bezit dezer Landen door de Wapenen te<br />
verdeedigen, viel zeer ongelukkig uit. In zyne<br />
verlegenheid wenden hy zich tot den Paus IN<br />
NOCENTIUS den Derden, die de Koning van<br />
Vrankryk liet bevelen, om met Engeland Vrede te<br />
makken, wiens bevel echter niet geacht wierd. on«<br />
geacht alle verdere onderneemingen ging het aandeel<br />
van Engeland in Vrankryk verlooren , en<br />
wierd nu wederom met de Franjcbe Kroon vereenigd.<br />
Niemant maakte zich de zwakheid van Koning<br />
JOHANNES meer ten nutte, als de Paus. Hy<br />
waagde het, de geweldigfte inval in zyne rechten<br />
te doen, en, daar hy volftrekt het Pausfelyke gezag<br />
niet wilde erkennen , liet hy hem eerft het<br />
Jnterdikt, en daar na de Formeelen Ban aankondi.<br />
gen. Ook ruiden hy den Koning van Vrankryk op<br />
nieuw wederop, om hem volkomen van zyn Troon<br />
te ontzetten. PHILIP rufte in dit voorneemen<br />
een talryke Vloot uit, en JOHANNES bereiden<br />
zich tot tegenweer. Ondertusfchen liet hy zich dra,<br />
door voorftellingen der Pausfelyke Legaten, overreeden,<br />
om zich te onderwerpen, en alle de hem<br />
voorgelegde bedingen aan te gaan. Deze eifchte<br />
niets<br />
voorbereid en uitgevoerd. (Zie Bedr, III. Toon. 7.<br />
Bedr. IV. Toon. 1,10.) Zonder\tvoyffel nam by de*<br />
zelve uit de beide Cbronykjcbryvers, H A L L en<br />
HOLINGSHED.
OVER KON. JOH., HISTORIE»SPEL. 269<br />
niets minder, dan dat hy zyn Ryk de Kerk afftaan,<br />
de Legaten, in den naam des Paus, huldigen, en<br />
van hem zyn Koningryk wederom ter leen neemen<br />
moeft. dit gefchieden ook werkelyk. De Koning<br />
van Vrankryk liet zich ondertusfchen, ongeacht<br />
alle voorftellen des Pausfelyke Gezants, van den<br />
eens ondernoomen kryg tegen Engeland niet af»<br />
raaden, maar ftond niet eer daar van af, voor de<br />
Graaf van SALISBURY met zyne Vloot een ge»<br />
lukkigen aanval op de zyne gedaan had.<br />
De Adel, en de overige ftanden des Ryks drongen<br />
op de affchaffing van verfcheidene verdrukkingen<br />
en krenkingen van hun recht, en als hun dezelve<br />
niet bewilligd wierden , ftapten zy tot vyandlyke<br />
onderneemingen tegen den Koning over. Ten<br />
laatften wierden deze ftrydigheden door onderteekening<br />
des beroemden Vryheids Brief voor deftan»<br />
den des Ryks,den zogenaamde Magna Cbarta,by*<br />
gelegt. Ongeacht de bereidwilligheid, met welke<br />
de Koning hunne eifchen voldeed, was hy doch<br />
altoos met hun gedrag misnoegt; en wende zich<br />
tot den Paus, die dit geheele verdrag voor nietig<br />
en onverbindelyk verklaarden, wyl het zonder zyne<br />
bewilliging geflooten was. JOHANNES we»<br />
derriep daarop alle de bewilligde Vryheden aan zyne<br />
onderdaanen. Daar uit ontftonden op nieuw<br />
burgerlyke onluften. De Adel bemoeide zich om<br />
de byftand van het Franfcbe Hof, en verkreeg dezelve.<br />
Louis, den Daupbin, deed met een tal"<br />
ryk heir een inval in Engeland; JOHANNES<br />
wierd byna van allen verhaten, alfchoon eenige<br />
zich dra weder tot hem wenden. Hy bracht ondertusfchen<br />
nog een aanzienelyke Manfchap te zaa«<br />
men; op den weg van Lyne naar Lincolnsbire moeft<br />
hy de Zeekuft voorby, die juift overftroomde, waardoor<br />
by zeer veel volk verloor. Het ongenoegen<br />
daaiover vermeerderde zyne Ziekte, die hem reeds<br />
voor»
270 ONDERZOEK IN A A N M E R K I N G E N<br />
voorheen aangetaft had. Hy moeft te Newark b!y.<br />
ven, en befloot daar zelfs zyn leven. De Anccdoie,<br />
dat hem een Monnik zou vergeeven hebben, heeft<br />
weinig waarfchynlykheid, en vind zich niet by de<br />
gelyktydige Gefchiedfchryvers.<br />
De Engelfche Kunftrichters geven dit Tooneelfpel<br />
den tweeden rang onder zyne ftukken, als zy<br />
de veele bizondere fchoonbeden aanmerken. Dit<br />
laatfte zal bezwaarlyk iemant ontkennen ; de Tooneelen<br />
alleen , waarin JOHANNES HUBERT<br />
tot den moord aanfpoord, en vooral die tusfchen<br />
HUBERT en ARTHUR, zyn Meefterftukken in<br />
hun foort j om zo veele andere niet te noemen,<br />
wiens fterkte, waarde .roering, originaliteit en natuur<br />
zo in 't oog loopende zyn (yy).<br />
POPE voerd een oud Toneelfpel aan onder het<br />
opfchrift: The troublesfome Reign of King John,<br />
in twee deelen, welke in 't Jaar 1611 gedrukt is,<br />
en waarvan Hy SHAKESFEAR en K O W L E Y ,<br />
als gemeenfchappelyke Schryvers opgeeft, In het<br />
tegenwoord ge ftuk is grootendeels het plan des.<br />
zeiven, en veel bizondere plaatzen, naar gevolgtvan<br />
de laatfte heeft STEEVENS eenige in de aanmerkingen<br />
zyner uitgaave aangevoerd. Even deze<br />
Kunftrichter hield het eerty ds voor SHAKESPEARS<br />
eigen arbeid; en nam het daarom onder zyne<br />
andre uitgave van de uitgegeevene twintig ftukken<br />
mede op. Thans echter neemt hy deze meerling<br />
te rug, en houd het voor den arbeid van een<br />
andren gelyktydigen Dichter. Het moet reeds in 't<br />
Jaar 159L het eerfte gedrukt zyn. Waarom POPE,<br />
SHAKESFEAR en K O W L E Y als Schryvers noemt,<br />
weet<br />
(yy) Zie over dit Toontelfptl ook de Dramatic<br />
Cenfor, Vol. II. p. 155.
©TBR KON. JOH., HISTORIE-SPEL. 2 7i<br />
weet men niet; vermoedelyk echter grond zich<br />
dit bericht, als FARMER aanmerkt, op eene,<br />
hoewel dwaalende overlevering. Het is het waarfchynelykft,<br />
dat KOWLEY dit oude Toneelfpel<br />
gefchreeven, en dat een gewinzuchtige Boekverkooper<br />
het in 'tvervolg,als naar SHAKESPEARS<br />
Hukken navraag gefchiede, en men het van de Tooneelfpeelers<br />
ter afdruk niet verkrygen konde, dit<br />
oude ftuk op nieuw gedrukt, en den naam van onzen<br />
Dichter op het Tytelblad gefteld heeft.<br />
E I N D E .
K U N S T<br />
ÖM EEN<br />
TEGENSPREEKSTER.<br />
T E<br />
T E M M E N .<br />
B L Y-S<br />
PEL<br />
II. Dut.<br />
s
P E R S O O N E N .<br />
DER<br />
I N L E I D I N G ZN H R T Ï U S S C H E N S P E L .<br />
Een LORD, voor welke bet Stuk gefpeeld word.<br />
CHRISTOFFEL S L E V , een dronkeKetellapper.<br />
Een W A A R D i N.<br />
Een E D E L M A N .<br />
TOONEELSPEELERS.<br />
BEDIENDEN van den Lord.<br />
P E R S O O N E N IN HET S T U K .<br />
BAPTIST A.<br />
K A T H A R I N A , ? _ ,<br />
B i A N c A , C D o c h t e r s v a n Baptift*.<br />
V I N C E N T I O , een oud Edelman van Pifg.<br />
L U C E N T I O , Zoon van Vincentio.<br />
PETRUCHIO, een Edelman van Verona.<br />
GREMIO, 7<br />
HoRTENSio.f M m n a a ' s n Etmea.<br />
TRANIO, 7<br />
B I O N D E L L O , \<br />
G R UMIO, Bediende vin<br />
Een P E D A NT.<br />
Een<br />
Een K L E<br />
WEDUW.<br />
ESMAAKER.<br />
B ediend<br />
en van Lucentio.<br />
Petruchio.<br />
Een G A L A N T E R I E K R A M E R . '<br />
B E D I E N D E N .<br />
Set Tooneel is meefi in Sadua, en zomtyds in<br />
het Huis van Petruchio, op bet Land.
- D E<br />
K U N S T<br />
OM EEN<br />
TEGENSPREEKSTER.<br />
T E<br />
T E M M E N *<br />
B L T - S P E L.<br />
INLEIDING.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Het Tooneel verbeeld eene Heide voor een<br />
Bierbuis.<br />
De WAARDIN,<br />
SLET.<br />
SLET.<br />
Ik zal U Pifaken! waarachtig!<br />
WAARDIN.<br />
Een Paar Hoosblokken, ondeugende kaerel!<br />
SLET.<br />
Gy zyt geipuis; de Sleys zyn geen ondeugende<br />
Kaerels. ziet het flegts in de Chronyk naar; wy<br />
kwamen met Richard den Veroveraar in 't Land.<br />
S 2<br />
dus
-276" DE KUNST OM EE» TEG. TE TEMM.<br />
dus paucas pallabris ; Iaat de Waereld haaren<br />
Joop Sesfa («).<br />
W A A R D i w.<br />
Gy wilt my de glazen niet betaalen , die gy ge.<br />
broken hebt?<br />
SLET.<br />
Neen, geen Penning. Laat af, Jeronimo!(b) —»<br />
gaat in uw koud bed en warmt U i<br />
W A A R D I N .<br />
Ik weet al een middel; ik moet heen gaan en<br />
een Gerechtsdienaar haaien.<br />
S LEY.<br />
Een, of twee, of tien Gerechtsdienaars! (c) ik<br />
zal my wel volgens recht tegens hén verantwoorden,<br />
ik wyk geen duimbreed , jou Guitje, laat<br />
hem komen, maar met goedheid.<br />
(Hy valt in Jlaap )<br />
T W E E -<br />
(«) SLET, een onweetend Menfch zynde, rabraakt<br />
de woorden eener vreemde fpraake, die by niet verftaat:<br />
de Spanjaards zeggen: Pocas Palabris, dat<br />
is weinig woorden*, en cesfa! weeft geruftK<br />
T H E o B A L D.<br />
STEEVENS bewyjl door aanvoering van een voor.<br />
beeld dat de twee eetfie Spaanfcbe woorden in meer<br />
Blyfpelen van dien tyd voorkomen, maar altoos in den<br />
mond van de gemeenjle Perfoonen.<br />
(b) Dit ziet op een oud Engelfcb Tooneelfpel, genaamd<br />
HIERONIMO, or the Spanifch Tragedy:<br />
welke meeft alle Dichters van dien tyd, tot bet voor.<br />
werp hunner Spotterny kezen, dit is de aanmerking<br />
van T H E O B A L D , die te gelyk een plaats uit dit<br />
oude Spel aanvoerd, waar op bier duidelyk gezin*<br />
fpeeld word.<br />
(c) In het Engelfcb gebruikt de Waardin het woord<br />
third borough.en SLEY antxuwrf, third,or fuurth,<br />
or firth borough &c.
B 'L Y • S P E L. 277<br />
T W E E D E T O O N E E L .<br />
Men boord een geluit van Jagthoorns.<br />
Een LORD die van de Jagt komt. GEVOLG.<br />
S L E Y Jlaapende.<br />
LORD.<br />
Jagers, ik' zeg U dat gy myne honden wel moet<br />
bezorgen; breng LUSTIG maar hier —— de<br />
arme hond is geheel opgezwollen. — neem W A C H -<br />
TEL KOPPEL, met de luidblaffende W I N D <br />
SPEL daar. Hebt gy wel gezien , Knaap , hoe<br />
goéd het Z I L V E R hield aan de haagzyde daar<br />
geen Spoor meer te zien was? ik zou den Hond<br />
voor geen twintig pond willen verliezen.<br />
JAGER,<br />
ó! W O U D M A N is even zo goed , als hy, Milord,<br />
hy blaften 'er altoos nog op los,fchoon reeds<br />
alles verlooren fcheen, en vond heden tweemaal<br />
het zwaarfte Spoor, geloof my ik houde hem voor<br />
de befte Hond van beide.<br />
LORD.<br />
Gy zyt Gek- Als ECHO maar behendig was,<br />
zou ik hem even zo hoog fchatten, als een dozyn<br />
zulke Honden, hoor, geef hen een goed avond<br />
voêr, en neem ze allen wel in acht; morgen denk<br />
ik weder te jagen.<br />
JAGER.<br />
Zeer web-Milord.<br />
LORD.<br />
Wie is dat ? — een doode, of een bezoopene ?•*•,<br />
ziet eens, haald hy nog adem ?<br />
Tweede JAGER.<br />
Hy haald nog adem Milord. zohy met geen bier<br />
doorwarmt was, zou hem dit bed zekerlyk te kond<br />
zyn om zo vafl te flaapen.<br />
S 3<br />
LORD.
a<br />
g<br />
E E I F T E<br />
278 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
Dat morfig beeft! ~*?\' een Varken liet hv<br />
daar!— wreede dood-' hoe haatelyken wal?ch/<br />
i£ 'L? 6 .^^' 6 " 1 ' 5 h o o r e e n s<br />
'<br />
Vrienden! ik wü<br />
m<br />
/ n, m e t dlt , bezoopen Menfch vermaaken wa<br />
*aj p, als men hem te bed brag?, £ ' zaete<br />
fyne klederen aandeed, ringen aan fyne<br />
V<br />
\ S<br />
S i» e l n 5? ft^k m a a l n e v e n s 2 vn bed. en ft»,<br />
telyke Bedienden ter zyde ftelden: en hl JiA<br />
veSete?? " BdM Bede,aa ' W-I Jg<br />
n . J ,<br />
J A C E R-<br />
•Dat denk ik zekerlyk, Milord.<br />
JAGERontTaakï<br />
^<br />
Tweede<br />
2 6 6 1 w o n d e r b a a r<br />
Ü , LORD.<br />
voorkomen als hy<br />
Even als een vleijende droom, of eene vdele<br />
t<br />
h<br />
frriT i„' K K f m z e e r i n<br />
^<br />
befte ver-<br />
Actev^n^^T*'"* «net alle myne befte<br />
öcmideryen ; balzcmd zyn vuile koo mer wirmf.<br />
afgetrokkene wateren, eii brand wïrie£„d ho<br />
om het vertrek eene aangenaame geu trgeeven ?<br />
Sis"!'' ° r a S h y ° n t W a a k t ' Muzyk by dê<br />
Z<br />
ld nken -'e„ ^ a<br />
n e - e n a a n S e n » m « toonen te doen<br />
ftond % i5<br />
« t «Bgen, zo weeft ter.<br />
h v i e t s m o<br />
ftond by de hand, maakt eene diepe en eerbi«Ve<br />
b e V e e I d u w<br />
Laaflê/LTV'<br />
beerlykheidJ!<br />
i.aai een Bediende hem een Zilver bekken vol<br />
SefvW ZJ ndei d ?, $ c h e n k k a ». een derde het<br />
bervet houden,, wil zyne heerlykheid zich verwaardigen<br />
om zyne handen te koelen?<br />
e e n<br />
den^nT* e e " kofte ' vk Kf<br />
L<br />
eed in zyne hand houken<br />
• P»n , e n W a t h y h e d e n 8 d i e f t a a ° « trek.<br />
en ïr" a D d e , r Vra , 3g f h e m i e t s o v e r z y n e Paarden<br />
en Honden, als ook dat zynGemaalin zyne krankheid
B L Y • S F E L. 279<br />
heid zeer ter harte neemt; hy maake hem wys dat<br />
hy maanziek geweeft is, en als hy zegt dat hy<br />
Siey is, zo moet hy zeggen dat hy droomd, dat<br />
hy niet anders is, als een zeer machtigen Lorddoet<br />
dit, en doet het op eene goede wyze myn<br />
waarde Vrienden; het zal ons een heerlyk tydver<br />
verdryf geeven, als men daar verftandig mede te<br />
werk gaat (d).<br />
Eerfte JAGER.<br />
Milord, ik verzeker Ü, dat wy onze Rol met<br />
zo veel vlyt en zo waarfchynlyk fpeelen zullen,<br />
dat hy gelooven zal dat hy niet minder is, als dat<br />
geene 't welk wy hem zeggen dat hy is.<br />
LORD.<br />
Neem hem zagt op, en breng hem te bed, en<br />
een ieder neeme zyn plicht in acht als hy ontwaakt.<br />
(•enige Bedienden draagen SLET weg. men boord<br />
eenige Trompetten.') Ga heen myn Vriend; en ziet<br />
eens welk een Trompet dit is, die daar geblaazen<br />
word. (Een der Bediende vertrekt.) Mogelyk een<br />
Adelyk Heer die op reis is, en zich hier denkt<br />
uit te ruilen. (De Bediende komt te rug.) Nu,<br />
wie is het?<br />
BEDIEHDI.<br />
Het zyn Tooneelfpelers Milord, die U hunnen<br />
dienft aanbieden.<br />
LORD.<br />
Laat hen hier komen.<br />
(d) Niet onaartig is een foortgelyk geval, denke*<br />
lyk bet zelve, door onsen Hollandjcbtn Dicbtef<br />
JACOB CATS befchreeven.<br />
VERT AALERS.<br />
SA<br />
D E R D E
e I e g e<br />
Ho DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMitf.<br />
D E R D E T O O N E E L .<br />
TOOJCEELSPEELEHS.<br />
De voorige.<br />
tVT »» LOBD.<br />
Nu, Mannen, gy zyt welkom.<br />
XKT J , T ° 0 N E E L S P E E L E R S ,<br />
Wy danken U, Milord.<br />
~ . . LORD.<br />
Denkt gy dezen Avond bier te blyven?<br />
.. .<br />
T w<br />
eede<br />
teteme'n^<br />
TOONEELSPEELER.<br />
M<br />
i<br />
'° r d ' ° m o n z 8 n d f e n f t<br />
hv^nLHi 16^"" 6 - ^Menfch erinner ik mynog.<br />
Pacfter<br />
°° r d e ° U d f t e Z o o n v a n «»<br />
V<br />
, f h " W e e t g y n e t n °S "end, toen<br />
ravn v<br />
Sn ? Z ? ?T g 0 m d a t<br />
de HrTJ Z y R n a a m Vrouwsperfoon ê e e ten, maar<br />
bêyver-<br />
waarlyk<br />
v c<br />
de Rol was regt voor bem gefchikt;en hy fpeelden<br />
hem zeer natuurlyk.<br />
Fswuon<br />
1<br />
beÜd 0 (0. d a t ^ " W L ° rdfcha ?<br />
LORD.<br />
Recht zo; gy Speelden die Rol voortreffelvk —<br />
klucht riTA 6 8<br />
' K<br />
Klacht voor (ƒ), waar by e r t my y d h uwe<br />
A eeh<br />
i e r : i<br />
kunft k h e b zeer veel<br />
dienft<br />
. ( E .) S ° T 0 , is de naam van een Pachters Zoon<br />
tn BEAUMONTS èn FLETCHERS wome»<br />
pleasd.. . mogelyk heette de Tooneelfpeeler die deze<br />
rol suf ram gefpeeld beeft, SINKLO. iy komt am<br />
aers by SHAKESFEAR in bet Treur/pel HEN*<br />
DRIK VI ook voor- ESCHENBURG<br />
(ƒ) Iemant die flegts een weinig Tooneelkundiz<br />
ts, kent den KRELIS L O U W E N , of A L E X A N -<br />
DKB.
B L Y • S P E L.<br />
S8r<br />
dienft kan doen. daar is hier een Lord die dezen<br />
hvond uw Spel mede zal aanzien, maar ik ben al.<br />
le'en bang dat gy U niet zuit kunnen wederhouden.<br />
alsgy ziet hoe wonderlyk hy zich aanfteld •»<br />
want zyn heerlykheid heeft nog nooit een Toneelfpel<br />
gezien. — en gy daar door in een fchaatrend<br />
lagchen uitbatftende, hem daar door zoud beleedigenj<br />
want waarlyk , myne Vrienden, als gy maar<br />
glimlacht, word hy kwaad.<br />
Too<<br />
DER de groote op het P O E S T E N M A A L . van<br />
den beroemden Nederlandfcben Biyfpeidicbter P.<br />
LANGENOYIC. 'er is zekerlyk geen Stuk dat meer<br />
o vereenkomjl beeft met deze INLEIDING als bet<br />
voorn. Blyfpel. Zie bier boe FERDINAND dg<br />
'JTOONEBLSPEELERS , welke by op zynBuiten-<br />
•plaats omtmnt Haarlem, «er maaltyd verzogtbeeft,<br />
•wegens K R E L rs LOUWEN onderhoud, Ifte Bedry<br />
f, Vilde Tooneel.<br />
Ik heb iets kluchtigs voor, dat zal ik TJ ontvouwen.<br />
De Man van Klaart je dees Boerin,<br />
Beeldt zich veel wondre zaaken in;<br />
Hem dunkt, hy is bekwaam als Edelman te leven.<br />
Wy moeten hem van daag een nieuwen tytel geeven.<br />
En zeggen dat hy Koning is.<br />
Men zou zekerlyk kunnen vermoeden dat L A N <br />
GE NDYK bet Stuk van SHA KESPEAR gekent<br />
beeft, al was bet flegts door de onverwagte komft<br />
der Tooneelfpeelers, in beide Stukken echter ontneemd<br />
dit niets van den roem van den Hollandfcben Dicb •<br />
ter, daar hy K RE LIS LOUWEN aan bet Stuk<br />
verbonden beeft; en de Caraüers en bet oogmerk<br />
van zyn Stuk zeer verfcbillende met het Engelfche<br />
zyn.<br />
VERTAALERS.<br />
S 5
aSa DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
TOONEELSFEILER.<br />
Wees onbezorgt Milord ; al was bet ook het<br />
kluchtigfte Figuur van de Waereld, zo kunnen wy<br />
ons echter wel houden.<br />
LORD.<br />
Ga Vriend, breng hen in de Eetzaal, en bedien<br />
ben volgens rang op het vriendelykfte j laat hen<br />
niets ontbreeken , van het geene het huis geeft.<br />
CEen der Bedienden vertrekt met de Tooneelfpeelers)<br />
Gaat gy by myn Edeiknaap Bartholomeus, en laat<br />
hy zich even als een Daaine aankleeden, en wanneer<br />
dit gefchied is, breng hem dan in het vertrek<br />
van den dronken K ieiel, noem hem Mevrouw,<br />
en wagt hem op. Zeg hem in myn naam, als<br />
myne gunfl hem lief is , dan moet hy zich een<br />
Edele en voornaame houding trachten te geeven ;<br />
een gedrag dat hy van Adelyke Dames, tegens<br />
haare Mannen, heeft afgeleerd : Iaat hy zich ook<br />
zo tegen dezen bezoopene gedraagen ; zagt en<br />
teder fpreeken, op eene eeibiedige wyze hoflyk<br />
tegen hem zyn en zeggen : waar in kan ü uwe<br />
Gemalin en onderdanige Dienaresfe , haare ge*<br />
boorzaamheid en liefde betuigen ? laat hem<br />
daar na onder vriendelyke omarmingen , tedre<br />
kusfchen, en met het hoofd op de borft gezonken,<br />
traanen Horten , als of zyn Gemalinne<br />
buiten zich zelve was, door haren Ega weder ge*<br />
zond te zien , die men veertien Jaar agter een.<br />
voor niets beter als voor een arme en laftige Bedelaar<br />
had aangezien, maar zo die Jongeling de<br />
gaaf der Vrouwen niet heeft, om zo dra hy wil<br />
een geheele vloed van traanen te regenen, zo zal<br />
een Uië tot dit voorneemen zeer dienitig zyn,die<br />
hy vaft in een doek winden moet, en die in fpyt<br />
van alle hindernisfen zyne oogen waterig zal maaken.<br />
bezorg dit zo fpoedig als gy kunt, hier na zal<br />
ik U nog andere zaaken te bezorgen geeven. (de<br />
•Bediende vertrekt.) Ik ben verzekert dat de Knaap<br />
zeer goed de houding, ftem, gang en gebaarden<br />
eener
B L Y • S P E L. «3<br />
eener Adelyke Dame zal weeten aan te neemen.<br />
my verlangt * hoe het gaan zal, als hy deze dronke<br />
kaerel, Gemaal noemt; en of myn Volk zich van<br />
lagcf en zal kunnen onthouden, als zy dezegemeene<br />
boeren kinkel ordentelyk moeten oppasfen. ik zal<br />
binnen gaan; en hen verder goede raad geeven;<br />
mogelyk houd myne tegenwoordigheid de uitbarfting<br />
van hunne vrolykheid te rug , die anders te ver<br />
gaan konde.<br />
(Hy vertrekt,')<br />
V I E R D E T O O N E E L . (*)<br />
'Het Tooneel verbeeld een Vertrek in bet Huis<br />
van den Lord.<br />
S L E Y , omringt van Bedienden, waar van eenige.<br />
Klederen, Bekken, Schenkkan en andere zaaken<br />
in banden bebben. De LORD.<br />
SLET.<br />
Om 's Hemelsch wille, een kan dunbier.'<br />
1 BEDIENDE.<br />
Beveeld uw heerlykheid een fchaaltje Sek te<br />
drinken?<br />
2 BEDIENDE.<br />
Gelieft uw heerlykheid deze ingemaakte Vruchten,<br />
te eeten?<br />
3 BEDIENDE.<br />
Welkeen Kleed gelieft uw doorluchtigheid heden<br />
aan te trekken?<br />
SLEY.<br />
Ik ben ChriftofFel Sley, nosm my geen heerlykheid<br />
noch doorluchtigheid, ik heb van myn leven<br />
geen Sek gedronken; maar zo gy my iets ingemaakts<br />
geeven wilt, zo geeft my ingemaakt Rundvleefch.<br />
Vraag my ook niet welk Kleed ik draagen<br />
wil, want ik heb niet meer Wambusfen als ruggen;<br />
niet
284 D« KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
niet meer Koufen als beenen, en niet meer Schoe*<br />
nen als voeten ; ja zomtyds meer Voeten als fchoe<br />
nen; of wel zulke Schoenen, daar myne Teenen<br />
door het overleer heen kyken, gelyk Dieven door<br />
de Traliën.<br />
LORD.<br />
De Hemel ontheffe uw heerlykheid eens van<br />
deze treurige gemoeds toeftand. — het is zeer<br />
droevig, dat een aanzienlyk Man, van zulk een<br />
afkomft, zulk een vermogen, en zo groote achting;<br />
van zulk een laage geeft bezeten moet<br />
S, L E r.<br />
Wat? wilt gy my onzinnig maaken, ben ik niet<br />
Chriftoffel Sley? de Zoon van den Ouden Sley van<br />
Batonheide? volgens myne geboorte een Mart'chkraamer?<br />
van opvoeding een Kaartenmaaker?naar<br />
myne verandering een Beeren voeder ? en volgens<br />
myn tegenwoordig Handwerk een Ketellapper?<br />
Vraag Maria Hacket, dat vette Bierwyf van Winkot<br />
maar eens of zy my niet kent. als zy ontkent,<br />
dat ik veertien penningen voor verfch bier by haar<br />
in 't kryt heb , zo erkent my voor den loogenachtigfte<br />
Schurk in de gantfche Chriftenheid. — wat?<br />
— ik ben niet gek.' — hier is<br />
1 BEDIENDE.<br />
ö i Om die reden is uwe Gemalin zo bedroeft.<br />
2 B E D;I E N D E.<br />
Ach.' daar zyn uwe Bedienden zo treurig over.<br />
LORD.<br />
Daar van komt het, dat uwe bloedverwanten<br />
uw huis myden , en door uwe zeldzaame<br />
verrukkingen als weg gedreeven zyn. Ach<br />
Edle Lord, gedenk aan uw geboorte; roep uwe<br />
oude denkbeelden uit hunne verbanning weder te<br />
rug; en verban deze laage flegte droom daar tegen.<br />
Zie hoe uwe Bedienden tot uwe bevelen ge.<br />
reed ftaan; ieder wagt flegts op uw wenken, om<br />
zynen
B L T . S P È L i<br />
zynen pligt te vervullen, begeerd gy Muzyk ? hoor,<br />
Apollo ipeelt, en twintig in kooij'en geflooten<br />
Nachtegaaien zingen. (Men boord Muzyk.) Begeerd<br />
gy te flaapen? wy zullen U op eene ruftplaatfe<br />
brengen , dat zagter en lugtiger zal zyn als het<br />
welluftige Bed, dat met alle vlyt voor Semiramis<br />
opgefierd was. Spreek , wilt gy wandelen ? dan<br />
zullen wy den grond beftrooijen of wilt gy reidenj?<br />
dan zullen uwe Paarden aanftonds gekamd, en haar<br />
tuig met louter goud en paerlen verfierd worden.<br />
Bemind gy de Valkenjagt ? gy hebt Valken die hoo*<br />
ger kunnen vliegen als de Morgen Leeuwrik. of<br />
wilt gy Jaagen ? uwe honden zullen de wolken U<br />
doen antwoorden, en enkle wederklanken uit de<br />
holen der Aarde oproepen.<br />
1 BEDIENDE.<br />
Spreek, wilt gy een Wedloop houden? uwe<br />
Windhonden zyn zo fnel als geoeffende harten; ja<br />
fneller als een Ree.<br />
2 BE DIENDE.<br />
Zyt gy een Liefhebber van Schilderyên ? wy zul.<br />
len LT terftond een Adonis haaien, aan een loo«<br />
pende Beek gemaald, en Cithera geheel in 't riet<br />
gedooken, welke zich fchynt te beweegen, en mes<br />
haar adem te dartelen, gelyk het wagglend riet met<br />
de wind fpeelt.<br />
LOID,<br />
Wy zullen U Jö toonen, daar zy als een nog<br />
onnozel Meisje bedroogen en overvallen word; zo<br />
natuurlyk gefchildert als zy 'er wezenlyk uitzag.<br />
3 BEDIENDE.<br />
Of Daphne, die door een Doornbofch loopt<br />
en haare voeten zo natuurlyk opgefcheurd, dat men*<br />
zweeren zou dat zy bloed, en Apol op dit gezicht<br />
weend; zo meesterlyk zyn bloed en traanen afge<<br />
maald.<br />
LORD.<br />
Gy zyt een Lord, en niets anders als een Lord;
285 DJÏ KUNST OM EEN TEG. TE TÊMM.<br />
gy hebt eene Gemaalin die fchoonder is, als men<br />
in deze droevige tyd kan vinden.<br />
t BEBUMDE,<br />
Eer de traanen, die zy om U vergooten beeft<br />
gelyk nyd.ge Vloeden haar beminlyk gelaat ove !<br />
flroomden; was zy bet fchoonfte Schepzel van<br />
d e<br />
Waereld; en heden durft geen ander daar nögnaar<br />
SLEY.<br />
Ben ik een Lord? en heb ik zulk een Wyf. of<br />
5«. m !i!I Pï Ik t 0 t h e d e n<br />
geboomd ?ik flaap<br />
niet; ik zie, ik boor, ik fpreek, ik ruik een ij.<br />
kre reuk, en voel zagte kaaken ; waarachtig, ik<br />
ben zekerlyk een Lord en geen KetellanrW<br />
geen ChriftoiFel Sley. Wel aan dan, hS?^<br />
bïïÏÏbSS voor onze 00gen; en no * eens > " n<br />
2 BEBIE N D E.<br />
wasfchen?— Ach/ hoe verheugen wy ons,door<br />
U weder by uw verftand te zien! ó! dat êy nu<br />
maar eens weder ingezien hebt, wie gy zyt i gy<br />
zyt vyft.en volkomen Jaaren in een droom'gl<br />
of gymep<br />
6 7 W a a k t e<br />
Z<br />
' ° W 3 a J j £ e ê y e V e "<br />
SLEY.<br />
^rocken?<br />
a l S<br />
i k d a<br />
" i n a l d i e n t y d D i e t S e '<br />
Ai T n#-i J IENDE.<br />
1 B E D<br />
fAn J » K' • ? AAR Z E E R O N N U T T E R E D E N 5 want<br />
fchoon gy bier m deze fraaije Kamer lag, zo ze<br />
gy echter , dat men U uit het huis geflaién had ,<br />
en fchimpte op de Waardin van het huif; en zei<br />
tl F > a n b y h , e t Landgerecht zou aanklaagen,<br />
dat zy uit fteene Kannen en ongeëikteMaajenW<br />
m t y d s r i e<br />
moeft.<br />
P 8 y d a t C e c i 1 » 1 ' Hacket komen<br />
Vyftien Jaar / waarachtig een fchoone middags-<br />
SLET.-
B L t- S F Ê 5 8?<br />
SLIT.<br />
Dat is waarlyk de Meid uit het Bierhuis.<br />
3 BEDIENDE.<br />
Ei Milord , wy kennen zulk een huis niet,noch<br />
' zuDs een Maagd , noch zulke Bediendens als gy<br />
pleegt op te noemen,.als Steeven Sley, de oude<br />
Jan Naps , Pieter Turf en Hein Pimpernel, en<br />
twintig andre zulke naamen en Lieden die nooit<br />
geleeft hebben; die niemant ooit gezien heeft.<br />
SLET.<br />
Nu , de Hemel zy dank voor myn goede be<br />
terfchap.<br />
ALLE.<br />
Amen.'<br />
SLET.<br />
Ik dank U . ~ • het zal ü geen fchaadezyn.<br />
V Y F D E T O O N E E L .<br />
Een LADY, met<br />
CETOLG. De toorige.<br />
LADY.<br />
Hoe bevind gy ü, Milord.'<br />
SLET.<br />
Och! heel goed bevind ik my; wsnthfer fs ge<<br />
noeg om te leven, waar is myn Vrouw ?<br />
LADY.<br />
Hier, waarde Lord, wat begeerd gy van haar?<br />
SLEY.<br />
Zyt gy myn Vrouw, en wiltgymy geen Man noemen?<br />
Laat myne Bediendens my Lord noemen;<br />
ik ben uw goede Man.<br />
L A D T.<br />
Myn Man en myn Lord , myn Lord en myn<br />
Man ik ben uw Vrouw met alle eerbiedigheid.<br />
SLEY.<br />
Dat weet ik wel,-»! hoe moet ik haar noemen?<br />
L0X9
288 Dn KUNST OM EEN TECT- TE T E M M .<br />
LOKO.<br />
Mevrouw.<br />
SLET.<br />
Elsje Mevrouw, of Anna Mevrouw?<br />
LORDS. , , ,<br />
Mevrouw , en niets meer ; zo heeten Lords<br />
hunne Ladys.<br />
SLET.<br />
Vrouw Mevrouw, men zegt dat ik gedroomd en<br />
geflaapen heb , omtrend vyftien Jaar en nog langer.<br />
LADY,<br />
Ja, waarlyk, en my fchynt het dertig Jaar te<br />
zyn, die geheele tyd ben ik van uw Bed gefcbeiden<br />
geweeft.<br />
SLEY.<br />
Dat is lang ——- Bediendens, iaat mv met haar<br />
alleen —- kleed U uit Mevrouw, en komt heden<br />
te bed.<br />
L A D Y .<br />
Edele Lord, fta my toe U te verdoeken, my nog<br />
één of twee nachten te verfchoonen , of voor 't<br />
minfte tot dezon ondergegaan is. want uwe Doctors<br />
hebben uitdrukkelykgezegt.dat ik, om bet gevaar<br />
te ontwyken waar door gy op nieuw in uw voorige<br />
ziekte zoud vervallen, my van uw bed moeft verwy.<br />
deren, ik hoop dat deze oorzaak my ter onfchui»<br />
diging zal dienen.<br />
SLEY.<br />
Ja, Ja, zy diend daar toe; maar het zal my toch<br />
zwaar vallen zo lang te wagten; echter komt het<br />
my ook in 't geheel niet geleegen van nu af aan<br />
weder in droomen te geraaken; ik zal dus in fpyt<br />
van vleefch en bloed wagten.<br />
Een BEDIENDE die op bet Tooneel komt.<br />
Uwe Heeriykheids Tooneelfpelei.s hebben uw»<br />
betering vernomen, en willen een aangenaamBly><br />
lpel Vertoonen, want dit houden uwe Geneesbee.<br />
ren
É L r • S P È L. 289<br />
ren voor zeer dienftig, daar zy wel inzien, dat<br />
te veel treurigheid uw bloed geheel verdikt heeft,<br />
en dat zwaarmoedigheid een voedfter der gekheid<br />
is; des hielden zy het voor goed ais gy een Biyfpel<br />
zaïgt vertoonen, opdat gy verheugd en vrolyk<br />
van gemoed worden moogt, waar door duizend<br />
zorgen den toegang gefloten, en het leven verlengt<br />
word.<br />
SLEY.<br />
De drommel. dat zal ik doen. laaten zy Speelen.<br />
is een Blyfpel geen Chriftenmarkt-dans, of een<br />
luchtfpringery ?<br />
L o RD.<br />
Neen, myn waarde Lord, het is een vermaake.<br />
iyker goed.<br />
SLEY. •<br />
Wat? goed tot een wambuis?<br />
LADY.<br />
Het is een foort van eene Hiftorie.<br />
SLEY.<br />
Goed.wy zullen het zien. kom vrouw Mevrouw;<br />
zet U nevens my.en Iaat de Waereld haaren loop,<br />
wy worden toch nooit weer jong.<br />
Einde van dc Inleiding'<br />
II. DEEL. T E E R -
290 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
EERSTE<br />
BEDRYF.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Het Tooneel verbeeld een Straat ia Padua.<br />
LUCENTIO,<br />
TRANIO.<br />
LUCENTIO.<br />
fPranio, gy weet myne groote begeerte om het<br />
fchoone Padua, die voedfter der Kunften, te<br />
zien, trok my hier naar het vruchtbaare Lombardyën,<br />
die aangenaame Tuin van het groot Italiën:<br />
myn Vader, die my bemind, fchonk my daar ge.<br />
willig zyne goedkeuring , en tevens uw goed gezelfchap<br />
toe; laat ons dus, myn trouwe dienaar,<br />
wiens oprechtheid in alle fiukken geloofwaardig is;<br />
laat ons hier leven, en met goed geluk de loop»<br />
baan der Wetenfchappen en vryë Kunften op treden.<br />
Pifa, dooi" zyne aanzienlyke Burgers beroemd,<br />
gaf my het leven ,• en rryn Vader weet gy, is door<br />
de geheele Waereld, als Koopman wegens zynen<br />
handel beroemd, zynde Vincentio uit het gedacht<br />
van Bentlvoli. de Zoon van Vincentio,die inFlorenfe<br />
opgevoed is, zal het voegen, om alle de<br />
van hem opgevatte hoop te vervullen, en zyn vermogen,<br />
door eJle handelingen een grooter glans<br />
te geeven; en daarom , Tranio, zal ik, geduuren.<br />
de den tyd myner Studie, myne vlyt in 't bizonder<br />
op de deugd veftigen , en op dat gedeelte der<br />
Wysgeerte dit de gelukzaligheid leerd, welke<br />
men voornamentlyk door deugd bereikt, zeg my<br />
wat gy daar van denkt; want ik heb Pifa verlaaten<br />
en b*»n naar Padua gekomen gelyk iemant, die een<br />
laag, ftilftaanda water verlaat,om zich in de diepte<br />
te dompelen , en zyn dorft tot verzaadiging toe<br />
zoekt te lesfchen.<br />
TRA.
B L T-S P Ê L. sft<br />
TRANIO.<br />
Mi P'erdonate , myn waaiden Heer, Ik ben in<br />
alle ftukken volkomen van uw méening. het verheugd<br />
my, dat gy uw befkiit dus wilt vervullen om de<br />
zoetigheden der aangenaame Wysgeerte in te zuigen,<br />
dit alleen myn Heer, bid ik U , iaat, daar<br />
wy deze deugd en deze leering bewonderen, dezelve<br />
ons tot geene Stoicynen of Blokken maaken,<br />
noch ons aan de ftrenge wetten van Ariftoteles zo<br />
zeer overgeeven, dat Övidius ons als uitfchot en<br />
geheel afgezwooren zy. Spreek redekundig met<br />
uwe bekenden, en over de Retorica in uwe dagelykfche<br />
gefprekken; gebruik de Muzyk en Dichtkunde<br />
om U op te beuren; neem de Wiskunde<br />
en Bovennatuurkunde voor, naïr dat gy daar luft<br />
toe bevind te hebben, daar geen luft is , daar is<br />
ook geen voordeel te verwachten, in 't kort Myn<br />
Heer, oeffen U in dat geene, daar gy hetmeefte<br />
fmaak in vindt.<br />
LUCENTIO.<br />
Ik dank uw Tranio, uw raad is zeer goed.<br />
was Biondello maar aangeland dan konde wy<br />
aanftonds onze inrichtingen maaken, en eene woo«<br />
ning kiezen, die ter onthaaling der Vrienden,die<br />
ik my met 'er tyd in Padua denk te verwerven,<br />
bekwaam was. —— maar wagt eens, wat zyn dit<br />
voor Lieden?<br />
TEANIO.<br />
Een optocht, Myn Heer , om ons in Padua te<br />
verwellekomen.<br />
T W E £ .
2-2 DE KUNST OM EEN TEG- TÉ TEMM.<br />
T W E E D E T O O N E E L .<br />
BAPTISTA, K A T H A R I N A , BTANCA,<br />
GREMIO, HORT ENSIO. L U C E N T I O<br />
en TRANIO, ter zyde.<br />
BAPTISTA.<br />
Myne Heeren, dringt hier niet verder op aan,<br />
want gy weet wat ik eens vafl beflooten heb,<br />
namelyk , myne jongfte Dochter niet eerder te<br />
laaten huwen , eer ik een Man voor de oudfte heb;<br />
zo een van U beide Katharina bemind, zo geef<br />
ik U uit oude vriendfchap en liefde, vryheid, om<br />
naar welgevallen uwen yver daar aan te bededen.<br />
G RE MI O'<br />
Liever deed ik wat anders ; zy is te ruw voor<br />
my. hoor eens hier Hortenfio, wilt gy een Vrouw<br />
hebben?<br />
KATHARINA.<br />
Heer Vader,zeg iny eens, zyt gy dan van zints,<br />
om my aan deze beidekalanten ter koop aan tebieden?<br />
HORTENSIO.<br />
Kalanten, Mejuffrouw? hoe meend gy dit? —.<br />
wy zyn geen kalanten voor U , dan moeiten wy<br />
zagter en toegeevender zyn!<br />
KATHARINA.<br />
Myn Heer, gy behoeft waarachtig niet bang te<br />
weezen. Ik weet, het komt Katharina noch niet<br />
half in 't harte; maar indien het zo was zo twyf.<br />
fel niet, of zy zal voor al zorgen, dat gy met een<br />
driebeende Stoel het hoofd uitgeborfteld, uw ge.<br />
zicht befchilderd , en als een zot onthaald zult zyn.<br />
HORTENSIO.<br />
' De Hemel behoede ons, voordiergelykcDuivelen,<br />
GREMIO.<br />
En my ook, 6.' lieve Hemel!<br />
TRANIO, ter zyde.<br />
Stil Myn Heer , dit is een aartig tydvsrdryf,<br />
dat
B L T e S P E L . 293<br />
dat Vrouwsperfoon is raazend dol, en geweldig<br />
trots.<br />
LUCENTIO, ter zyde.<br />
Maar in de ftüzwygenheid van de andre , zie<br />
ik eene maagdelyke tederheid en zedigheid uitblin.<br />
ken. —— Stil Tranio.<br />
TRANIO, ter zyde.<br />
Myn Heer, 't is goed gezegt „ zagtl — gaap U<br />
eens regt zat.<br />
BAPTISTA.<br />
Myne Heeren, over het geene ik gezegt hebbe,<br />
kan ik my terftond tegens U rechtvaardigen ——<br />
Bianca, gaat naar binnen; en laat het U niet leed<br />
zyn, want ik zal U daarom niot minder liefheb,<br />
ben, myn Kind.<br />
KATHARINA.<br />
Een alierliefft Kind! — het was het beft dat<br />
zy huilden, als zy maar wift waarom.<br />
BIANCA.<br />
Vergenoeg U flegts over myn misnoegen Zus«<br />
ter! — Heer Vader ik onderwerp my aan uw wil<br />
met alle onderdanigheid; myne Boeken en Inftrumenten<br />
zullen myn gezelfchap zyn; hen zal ik aanzien,<br />
en my, alleen met hen oeffenen.<br />
LUCENTIO,<br />
Luister Tranio, hier kunt gy Minerva hooren<br />
fpreeken.<br />
GREMIO.<br />
Signor Baptifta, wilt gy dan zo wonderlyk zyn?<br />
het fmert my, dat Bianca wegens onze geede wil<br />
verdriet moét hebban.<br />
HORTENSIO.<br />
Wat? wilt gy dan Signor Baptifta, dat arme<br />
Meisje wegens deze helfche Vyand opfluiten, en<br />
de fchuld van haar tong, dit onfchuldig Kind laaien<br />
ontgelden?<br />
BAPTISTA.<br />
Steld U geruft myne Heeren ; myn befluit is<br />
vaft. ««—• ga binnen Bianca (Bimc* vertrekt). En<br />
T 3<br />
daar
194 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
daar ik weet dat zy haar grootfte vergenoegen in<br />
Muzyk, InftruiTienten en Poezy heeft, zo zal ik<br />
Leermeefters in myn huis houden ^die in ftsat zyn<br />
haar onderrichting te geeven. Wanneer gy Hortenfio,<br />
ofgy, Signor Gremio zo iemant kent, zo<br />
laat hem by my komen; want tegen gefchikte Lieden<br />
zal ik my zeer ligtelyk laaten vinden ; en zal<br />
niets aan myne Kinderen fpaaren om hen goed op<br />
te voeden, tegenwoordig leven zy wel. Katharina<br />
gy kunt hier blyven; want ik heb met Bianca nog<br />
meer te fpreeken. (Hy gaat been.)<br />
K A T H A M » A.<br />
Zo! •—— en ik denk dat.ik ook heen kan gaan ;<br />
kan ik niet ? — zeker! »*— zou ik my alles bevelen<br />
en zeggen laaten , even of ik zelfs niet wift<br />
wat ik doen of laaten moet.' — kom, kom!<br />
(Zy gaat been.)<br />
GREMIO.<br />
Gy moogt naar den Duivel en zyn Grootmoeder<br />
gaan ! —- uwe gaaven zyn zo Edel, dat 'er niemant<br />
hier is, die U begeerd te houden, onze liefde<br />
is zo groot niet Hortenfïo, dat wy daar by niet<br />
bevriezen, en zelfs uithongeren kunnen. Zy is by<br />
ons nog in 't verfchiet. vaarwel-—— Echter wil<br />
ik uit liefde voor myn fchoone Bianca alles doen,<br />
en daadelyk een gefchikt menfch opzoeken, die<br />
haar alles leeren kan, waar zy luit toe heeft; en<br />
hem haaren Vader toezenden.<br />
HORTENSIO.<br />
Dat wil ik ook Signor Gremio: maar nog een<br />
woord, fchoon onze partydigheid tot hier toe<br />
nooit een affpraak onder ons verdraagen heeft;zo<br />
moet gy echter weeten, dat ons beiden daar aan<br />
gelegen is, om weder toegang tot onze fchoone<br />
Meestres te verkrygen, en gelukkige Medeminnaars<br />
van Bianca's liefde te zyn, dat wy voornamentlyk<br />
een zaak tot ftand zoeken te brengen.<br />
GREMIO.<br />
En welke dan, als ik U bidden mag?<br />
Hes.
B L Y • S P E L. 795<br />
HO RTENSIO,<br />
• Wat anders, als haar Zusier een man te bezorgen<br />
?<br />
GREMIO,<br />
Een Man.' —— een Duivel!<br />
H OR TEN si o.<br />
Ik zeg een Man.<br />
GREMIO,<br />
En ik zeg een Duivel, gelooft gy dan Hortenfio,<br />
alfchoon haar Vader zeer ryk is; dat 'er zulk een<br />
Zinneloos Menfch zou zyn, die met de Hel zou<br />
willen huwen.<br />
HORTENSIO.<br />
Zacht, Gremio! fchoon uw en myn geduld niet<br />
toereikt om haar luid getier te verdraagen, zo zyn<br />
'er echter, myn goede Vriend, toch altoos goed»<br />
hartige lieden in de Waereld; die met al haar<br />
gebreken en met haar geld, haar gaarne neemen<br />
zoude; indien wy die lieden maar aantreffen<br />
konden.<br />
GREMIO.<br />
Dat kan wel zyn, maar ik voor myn deel ,zou<br />
even zo gaarne haar huw.yk'gift op die voorwaar<br />
de aannemen, als alle morgen aan de Geesfelpaal<br />
gekwispeld te werden,<br />
HORTENSIO.<br />
Ja wel, onder verrotte Appelen heeft men niet<br />
lang te kiezsn. maar kom, daar deze moeilyke<br />
omltandigheden ons tot goede Vrienden maakt,<br />
zuilen wy ook zo lang in vriendfehap te faamen<br />
omgaan, tot dat wy Bjpüfta's oudfte Dochter aan<br />
een man geholpen hebben; en daar door de jongfte<br />
vryheid vetfehaffe om ook te huwen; welaan,<br />
van nieuws aan daar weder op af! waarde Bianca.'<br />
—— wie het geluk heeft, voerd,-de bruid<br />
weg! wie het fneifte loopt verkrygt den prys! -><br />
wat zegt gy daar van, Signor Gremio ?<br />
GREMIO.<br />
Ik ben daar mede te vreeden» en zon die geene<br />
T 4 het
2J6" DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
het beste Paard uit geheel Padua geeven, om daar<br />
made op de Vrijery uit te reiden: die met ernft<br />
naar Katharina wil trachten, haar tot het Trouw»<br />
altaar en in 't bed voeren, en dit huis van haar<br />
bewyden wil; kom nu.<br />
D E R D E T O O N E E L .<br />
T R A N I O , L U C E N T I O .<br />
T R A N I O .<br />
Maar zeg myn Heer, is het mooglyk, dat de.<br />
liefde in eens zo machtig kan worden?<br />
L U C E N T I O .<br />
ó Tranio, eer ik ondervond dat het waar was,<br />
hiela ik het ook altoos voor onmogelyk, doch niet<br />
voor onwaarfchynlyk. maar zie, terwyl ik hier Ieöig<br />
ftond en haar befchouwden, voelde ik de weiking<br />
der liefde in ledigheid, en heden beken ik U<br />
oprecht, U, daar gy my zo vertrouwend en waardig<br />
zyt, als Anna, de Koningin van Karthago<br />
was. —— Tranio, ik brand, ik fmacht, ik fterf<br />
als my dit zedige Meisje niet ten deel word. geef<br />
my raad Tranio, want ik weet dat gy het doen<br />
kunt; fta my by Tranio, want ik weet dat gy het<br />
b<br />
wilt doen.<br />
'<br />
T R A N I O .<br />
Myn Heer, bet is heden de tyd niet om tegenwerpingen<br />
te maaken; liefde laat zich uit het harte<br />
niet bedillen, heeft de liefde U gevat zo blyft<br />
'er verder niets over, als, redime te captum quam<br />
queas minim» (g).<br />
Lu-<br />
(g) Deze plaats uit de E U N U N C H U S van T E -<br />
R E N T I U S , beeft S H A K E S F E A R niet uit den<br />
Dichter zelfs , mtar uit L I J L L Y S Lttynfche Gramatika,<br />
gelyk J O H N S O N aanmerkt ,enh A R M S R<br />
(Esfay
B L T - S PE L. 297.<br />
LUCENTIO.<br />
Heb Jank, waarde Tranio? gaa voort; dit bevreedigd<br />
reeds; het overige zal volkomen geruft<br />
fteiien, want uw raad is vernuftig.<br />
TRANIO.<br />
Myn Heer, gy zaagt met zulke dorftige ooges<br />
op de Maagd, en bemerkte mooglyk de hoofdzaak<br />
van alles niet eens.<br />
LUCENTIO.<br />
ö! Ja, ik zag zulk eene bevallige fchoonheid in<br />
haar gelaat, als de Dochter van Agenor had, die<br />
den grooten Jupiter daar toe bragt, dat by zich<br />
voor haar vernederde, en met zyne kniën den<br />
Kretenfer oever kuften.<br />
TRANIO.<br />
Zaagt gy niet meer ? bemerkte gy niet hoe haar<br />
Zufler begon te fehelden; en zulk een ftorm te<br />
verheffen, dat menfchelvke ooren het gedruis naauw»<br />
lyks konden uithouden ?<br />
LUCENTIO.<br />
Tranio, ik zag haare Coraale lippen zich bewee<br />
gen; met haaren adem, ademde zy reukwerk in de<br />
lucht; tieflyk en bevallig was alles, wat ik aan haar<br />
bsfchouwdc.<br />
TRANIO.<br />
Nu, waarachtig het is tyd, om hem uit zyne<br />
opgetoogenheid te rukken, ontwaak doch, Heer;<br />
als gy op de Maagd verheft zyt, zo fteld met ver.<br />
ftand uwe gedachten daarop dat zy TJ ten deel<br />
word. de zaak ftaat zo: haare oudfte ZufterMs zulk<br />
een vervloekt twiftziek fchepfel, dat zo lang onge»<br />
trouwd thuis leven moet, tot haar Vader van haar<br />
los<br />
(Esfay p. 66,) daar door beveftigd, dat deze phaV<br />
dus in een Vaers te zaamen getrokken, in de Gram?<br />
tika, en niet in TER E NTI US ftaat.<br />
ESCHENBUIG.<br />
T 5
198 DJE KUNST OM EEN 1EG. TE TEMM.<br />
los is; en dus heeft hy Bianca opgefiooten, om<br />
van geen minnaars overioopen te worden.<br />
LUCENTIO.<br />
Ach! Tranio, welk een ontaarte Vader is dit!<br />
maar hebt gy niet bemerkt dat hy zich eenige moei»<br />
te gaf, om gefchikte Leermeefters tot haare onderrichting<br />
te verkrygen?<br />
TRANIO.<br />
Ja, zekerlyk merkte ik dit; en nu is de aanflag<br />
gemaakt.<br />
LUCENTIO.<br />
Ik heb hem Tranio.<br />
TRANIO.<br />
Een half part Myn Heer.' — onze beide uitvindingen<br />
fiooten te faamen, en fpringen te gelyk toe.<br />
LUCENTIO.<br />
Zeg my eerft de uwe.<br />
TRANIO<br />
Gy wilt een Leermeefter vertoonen, om de onderrichting<br />
van de maagd op U te neemen. dit is<br />
uw aanflag.<br />
LUCENTIO.<br />
Dat is zo; maar kan dit gaan?<br />
TRANIO.<br />
Onmogelyk. want wie zal uw Rol Speelen, en<br />
in Padua. Vincentios Zoon zyn? eene Huishouding<br />
voeren; zich op de Letteroeffeningen toeleggen;<br />
zyne Vrienden verwellekomen, zyne Landslieden<br />
bezoeken, en hen Gaftmaalen geeven?<br />
LUCENTIO.<br />
Al genoeg; weeft daar maar geruft over , want<br />
ik weet daar een middel voor , wy hebben ons<br />
nog in geen huis laaten zien, en men kan aan onze<br />
Wezens niet onderfcheiden wie Heer of Bedien.<br />
da is. wy zullen het dus alzo maaken: gy, Tranio,<br />
zult in myn plaats de Heer zyn, de huishouding •<br />
voeren , en bedienden houden , zo als ik doen<br />
moeft. Ik wil een ander vertoonen; een Floren.<br />
tyner,
B L r • s p E L '<br />
2 9 9<br />
tvner een Napolitaaner , of een gering Menfch<br />
uit Pifa. dus is het beflooten, en zo zal het zyn.<br />
Tranio herkleed U volledig; doet myn bonte Rok<br />
san, zet een Hoed op; en als Blonde o komt zo<br />
most hy U oppasfen; maar eerft zal ik hem ver.<br />
plichten dit geheim te houden.<br />
* (Zy verivisfelen van klederen,)<br />
TRAHIO.<br />
Zo zal het goed zyn. in 't kort, daar gy<br />
Mvn Heer het dus begeerd en ik verbonden ben<br />
t e<br />
gehoorzaamen. want dit beval Myn Heer<br />
uw Vader my. by onze afreize; wee* myn Zoon<br />
getrouw en gehoorzaam, zeide hy, alfchoon tk geloof<br />
dat het anders gemeend was —— zo ben tk<br />
te vreede, Lucentio te zyn ; wyl Lucentio my zo<br />
hef is.<br />
LUCENTIO.<br />
Doe dit, Tranio, wyl Lucentio verheft is, en<br />
laat my een Slaaf worden om het Meysje te ver-<br />
'krveen, wiens onverwachte aanfchouwing myn ge.<br />
kweft oog in dienftbaarheidgefteld heeft, daar komt<br />
ds Schurk.<br />
V I E R D E T O O N E E L .<br />
BIONDELLO.<br />
De voorige.<br />
LUCENTIO.<br />
Kaerel waar hebt gy geftooken ?<br />
BIONDELLO.<br />
Waar ik geftooken heb?-— ei, waarachtig,<br />
waar fteekt gy dan?—— Hos, heeft myn Heer de<br />
klederen van myn Kameraad Tranio geftoolen, of<br />
heeft Tranio de uwe geftoolen?' — of de een des<br />
andeis. Zeg my toch wat is hier te doen.<br />
LüCEHTIO,<br />
Hoor eens, goede Vriend • het is heden de tyd<br />
niet om te gekfehseren, fchik U dus naar den tyd,<br />
uw
330 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
uw Kameraad Tranio heeft hier, om myn leven<br />
te redden, myne klederen en geftalte aangenomen,<br />
en ik de zyne om gelukkig door te komen, want<br />
in den tyd, dat ik aan den oever geweeft ben ,<br />
heb ik in myn haaftigheid iemant omgebracht, en<br />
vrees dat men my zai ontdekken, paft gy hem op ,<br />
zo als het behoord, ik beveel het U; ik zal onder,<br />
tusfchen van hier gaan, om myn leven te redden,<br />
gy verftaat my toch?<br />
BIONDELLO.<br />
ö.' Ja, Myn Heer, geen duit<br />
LUCENTIO.<br />
En dat gy my geen letter van Tranio in den<br />
mond voert? Tranio is in Lucentio verandert.<br />
BlONDELLIO.<br />
Des te beter voor hem; ik wilde het ook wel<br />
zyn.<br />
T a A N i o.<br />
Dan had ik gaarne ook nog een wenfch ver»<br />
vult knaap, nameiyk , dat Lucentio, Baptifta's<br />
jongfte Dochter bekomen mogt. maar goede Vriend,<br />
niet om mynen 't wille, maar om myn Heers wille<br />
raad ik U, gedraag U in alle gezeltchappen voorzichtig<br />
en verftandig. als ik alleen ben, dsn ben<br />
ik Tranio; maar anders ben ik aan alie plaatfen<br />
uw Heer Lucentio.<br />
LUCENTIO.<br />
Laat ons gaan Tranio. daar is eene zaak over,<br />
en die moet gy zelfs uitvoeren, gy moet mede<br />
een van de Minnaars zyn. vraagt gy my waarom ?<br />
zo vergenoeg U met dit antwoord, dat mynen grond,<br />
flag goed en gewigtig is (b).<br />
V Y F -<br />
(b) De vifdeeling van het Tweede Bedryf, is<br />
weder in de Folio, noch Quarto Uitgaave van dit<br />
Stuk aangetekend. SHAKESPEAR Jcbynt bier bet<br />
Eerfte Bedryf gejlooten te hebheir, want bier fttnden<br />
anders
B L T. S P E Lé 30.<br />
V Y F D E T O O N E E L . (*)<br />
Het Tooneel verbeeld een Straat voor bet Huis<br />
van Hortenjio, in Padua.<br />
PETRUCHIO.<br />
GRUMIO.<br />
PETRUCHIO.<br />
Verorja, ik nam voor een tyd lang aficheid van<br />
U, om myne Vrienden in Padua te bezoeken; maar<br />
vooral myn bemindfte en waardfte Vriend Hortenfio,<br />
en hier geloof ik, is zyn huis. kom , goede<br />
Vriend, Grumio; klop hier, zeg ik U.<br />
GRUMIO.<br />
Kloppen, Hser?—. wie moet ik kloppen?—*<br />
Is hier iemant die Myn Heer beledigd heeft ?<br />
PETRUCHIO,<br />
Schurk,zeg ik, klop myn hier eens ter deeg. (»)<br />
GRUMIO.<br />
U, hier kloppen, Heer?—— lieve Hemel!wie<br />
ben ik, dat ik myn Heer hier kloppen moet?<br />
PETRUCHIO.<br />
Schurk, zeg ik, klop my aan deze deur, en fla<br />
myn ter deeg; of ik zal U èp uw fchelmfche kop<br />
liaan.<br />
GRUMIO.<br />
Myn Heer zoekt ruzie, ik moeft U eens aanraa.<br />
ken,<br />
anders de redehen van den Ketellapper enz. die nuverder<br />
aan 't Slot van dit Bedryf voorkomen,<br />
STEEVENS.<br />
(i) Het Misverfland is in 't Engelfch fraaijer,<br />
daar me beide myn en my uitdrukt, om bem in onze<br />
Taal eenigzints te behouden moet men onderftellen,<br />
dat de Bediende deze beide hetekenisfen niet weet te<br />
onderfcbeiden: een gebrek dat ook lieden vin voomaë,-<br />
men Jland maar al te gewoon is.
goa DE KUNST OM EEN TEG. TE TE MM.<br />
ken, dan wift ik reeds wie het flegtfte daar van af<br />
zou komen.<br />
(PETRUCHIO.<br />
Nu! zal het haaft zyn? waarachtig Kaerel, zo<br />
gy niet wilt kloppen dan zal ik Schellen , en eens<br />
zien, of gy Ut, Re, Mi, Fa, Sol, La zingen<br />
kunt.<br />
(Hy fchud hem by de ooren.)<br />
GRUMIO.<br />
Help, help, help! Myn Heer is do! geworden.<br />
PETRUCHIO.<br />
Nu, klop op* een andre keer als ik het U be.<br />
veel, Schurk.'<br />
Z E S D E T O O N E E L .<br />
HORTENSIO.<br />
De voorige.<br />
HORTENSIO.<br />
Hoe nu! wat is hier te doen ? • myn oude<br />
Vriend Grumio; — en myn lieve Vriend Petruchio!—<br />
hoe vaart gy alle in Verona.<br />
PETRUCHIO.<br />
Signor Hortenfio, komt gy om de twift tebeflisfchen?—<br />
Con tutto il core, hen trovato, kan ik<br />
wel zeggen.<br />
HORTENSIO.<br />
Alla nojira cafo ben renute, molto ontrato Signor<br />
mio , Petruchio. — Sta op , Grumio, fta op,<br />
wy zullen dezen twift byleggen.<br />
GRUMIO,<br />
6, Van 't geen gy daar in 't Latyn kaakelt, is<br />
in 't geheel de reden niet: als dit geen rechtmaatige<br />
oorzaak is, om uit zyn dienft te gaan— hoor<br />
flegts, Myn Heer! hy beval my hem te kloppen,<br />
en ter deeg te flaan: fchikte zich dit nu we) voor<br />
een Bediende, om zyn Heer dus te bejegenen ? —<br />
Wilde de Hemel dat ik hem eerft braaf geklopt<br />
had, zo was Grumio daar het flegtfte niet van af.<br />
gekomen.<br />
P •*
B L Y- S F E L- 303<br />
PETRUCHIO.<br />
Een onverftandige Kaerel — - waarde Hortenfio.<br />
ik beval den Guit aan uw aeur te kloppen, en<br />
kon bem met alle geweld daar niet toe brengen,<br />
dat hy dat deedt.<br />
GRUMIO.<br />
Aan de deur kloppen!—— ö! Hemeli hebt gy<br />
niet heel duidelyk gezegt: Kaerel, klop my hier,<br />
fUa my hier, flaa my ter deeg; en nu komt gy aan<br />
met aan de deur te kloppen!<br />
PETRUCHIO.<br />
Kaerel, pak U weg, of zwyg; dit raad ik U.<br />
HORTENSIO.<br />
Geduld, Petruchio, ik neem Grumio myner aan.<br />
dit is een droevig voorval tusfchen U en hem; uw<br />
oude, trouwe en bekwaame Bediende , Grumio!<br />
zegt my toch eens, myn waarde Vriend, welk een<br />
goede wind U van Verona hier naar Padua voerd.<br />
PETRUCHIO.<br />
De wind, die jonge Lieden door de Waereld<br />
omdryft, om hen het geluk verder als te huis te<br />
doen zoeken , daar flegts weinig ondervinding te<br />
bekomen is. maarkortelyk Signor Hortenfio, hoor,<br />
hoe myne zaaken ftaan. Antonio, myn Vader is<br />
gefiorven, en ik heb my op goed geluk eenmaal<br />
voorgenomen, zogoed ais ik maar kan, my voort<br />
te helpen en eene Vrouw te neemen. ik heb geld<br />
in myn beurs, en goederen te huis; en ben weggereift<br />
om in de Waereld om te zien.<br />
HORTENSIO.<br />
Petruchio, wil ik U dan eens zonder omwegen;<br />
eene twiftziekeen kwaadaartige Vrouw voorflaan?<br />
gy zult my weinig voor myn raad danken; en ech.<br />
ter verzeker ik U , dat zy ryk is, ja zeer ryk. maar<br />
gy zvt te zeer myn Vriend, en ik wilze U niet<br />
voorflaan.<br />
PETRUCHIO*<br />
Signor Hortenfio, onder zulke Vrienden als wy<br />
zyn, zyn weinig woorden noodig: als gy dus een<br />
Vrouws.
304 DE KUNST OM EEK TEG. TÉ TEMRI.<br />
Vrouwsperfoon kent dia ryk genoeg is om Petruchio's<br />
Vrouw te worden - want rykdom is by<br />
myne Vryëry bet einde van het leed —— 20 mag<br />
zy zo haatelyk zyn als de Vrouw des Florentyner;<br />
(k) zo oud als een SibiMa ; en zo kwaad,<br />
aartig en krakeelz'ek als de Xantippe van Soera*<br />
tes, of nog erger; zo fchrikt my dit echter niet af,<br />
en verhinderd my niet haar te beminnen, al was<br />
zy zo woeïl, als het opzwellende Adriatifche Meir.<br />
ik kom naar Padua om een ryk Huweiyk te doen;<br />
doe ik een ryk, zo doe ik ook een gelukkig Huweiyk.<br />
GRUMIO.<br />
Nu ziet gy, Heer; hy zegt U klaar ën duidelyk<br />
wat hy denkt, geeft men hem maar goud genoeg, ert<br />
huwt men hem aaneen pop of draadpopje, of aan<br />
een oude Bedelaares, die geen tand meer in de mond<br />
heeft; en alfchoon zy ook zo veele krankheden<br />
hadt als Tweeënfyftig Paarden; dit alles zegt niets,<br />
zo dra 'er maar geld by is.<br />
HORTENSIO.<br />
Petruchio, daar wy reeds zo ver gekomen zyH;<br />
moet ik TJ maar zeggen,'dat ik flegts gekomwild<br />
heb. ik kan U Petruchio, aan een vrouw helpen,<br />
die ryk genoeg, en jong en fchoon is, en zo wel<br />
op*<br />
(k) Ik onderjlel , dat dit eene Zinfpeeling op de<br />
gefchiedenis van een Fiorentyner is, die zich in een<br />
oud Boek, genaamd Athoufand notable Things, en<br />
mogelyk ook in andere verzamelingen bevind. „ by<br />
,, wierd in den nacht door de glans van Juweelen<br />
„ in verbaa/lbeid gefield , en verloor zyn verftand,<br />
,, tot bet Treuwfeeft voltrokken was, maar den an-<br />
„ dren morgen zag by zyn Vrouw, eer zy zo pracb-<br />
, tig opgejierd was, en bevond baar zulk een bate»<br />
j> hk > S eei » gerimpeld en vuil Scbepfel te zyn t<br />
„ dat by niet verder met haar leven wilde."<br />
ESCHE NBUR G.
B L T - S P E L. 305<br />
opgevoed als het eeneMiagd v3n afkomft betaamd,<br />
haar eenigtte gebrek —— en dat is gebreks gen<br />
o eg beftaat daar in , dat zy onverdraaglyk<br />
kwaadaartig.Twiftziek en trots is. dit gaat by haar<br />
20 ver, dat ik, al waaren myne omftandigheden<br />
nog veel flimmer dan zy zyn , haar om geen geheele<br />
Goudmyn zou willen trouwen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Houd öp Hortenfio; gy weet noch niet wat goud<br />
vermag, zeg my ilegts hoe haar Vader heet, dan<br />
weet ik genoeg; want ik wil my aan haar verbin»<br />
den, al tierden zy zo luid als de Donder, wanneer<br />
de Wolken in den Herfft kraaken.<br />
HORTENSIO.<br />
Haar Vader is Baptifta Minola, een gezellig en<br />
hoflyk Man; haar naam is Katharina Minola,zy is<br />
in Padua wegens haare fcheldende tong beroemd<br />
genoeg.<br />
PETRUCHIO.<br />
Ik ken haar Vader fchoon ik haar niet ken ; hy<br />
was met myn verftorven Vader zeer wei bekend,<br />
ik zal niet eerder flaapen , Hortenfio, voor ik haar<br />
gezien heb; laat my daarom zo ftout tegen ü zyn,<br />
om ü terftond na dit eerfte gefptek te verlaaten,<br />
als gy my daar niet heen wilt geleiden.<br />
GRUMIO.<br />
Laat hem gaan, Myn Héér; zo lang zyn eerfte<br />
hitte nog gloeid. op myn woord, als zy hem zo<br />
goed kende, als ik, zy zou verzekert zyn, dat zy<br />
met kyven en fchelden niet veel by hem zou uitrechten,<br />
zy kan hem mooglyk tien, of twaalfmaal<br />
Schurk of Vlegel noemen; dat is nog niets; als hy<br />
eens begint, dan-kan hy naar zyne wyze anders<br />
fmaalen! — geloof my, Myn Heer, als zy hem<br />
in zyn koordedanfen maar een weinig wilde hinde»<br />
ren dan zou hy een figuur in haar gezicht tekenen,<br />
en haar daar door zo disfigureeren, dat zy niet<br />
meer oogen om te zien zou hebben , als een<br />
ILDEKL. V Kat
3o6 DE KUNST OM EE» TEG. TE T E M M .<br />
Kat (J) gy kent hem noch niet, Myn Heer.<br />
HORTEKSlO.<br />
Wagt Petruchio, ik moet met U gaan: want in<br />
Baptifta's huis word myn kleinood bewaard, het<br />
Juweel myns levens, zyne jongfte Dochter, de<br />
fchoone Bianca. haar Vader ontzegt ze my en veel<br />
anderen, die naar haar vryën, en medeminnaars my«<br />
ner liefde zyn, terwyl hy het, wegens dat gemelde<br />
gebrek, voor onmogelyk houd, dat ooit iemant<br />
wegens Katharina hem onderhouden zal. Baptifta<br />
heeft daarom gezorgt dat niemant ingang tot Bian.<br />
ca zal hebben, voor de kwaade Katharina een Man<br />
heeft.<br />
GRUMIO.<br />
De kwaade Katharina.' dit is de ergfte bynaam<br />
die men ooit een Maagd geeven kan!<br />
HORTENSIO.<br />
Heden moet myn Vriend Petruchio my eenegunft<br />
bewyzen, en my in geheele eerbaare kleding aan<br />
den Ouden Baptifta als een Leermeefter voorftellen,<br />
die in de Muzyk zeer ervaaren is, om Bianca<br />
te onderrichten; op dat ik ten minfte door deze<br />
lift gelegenheid en vryheid verkryg.haar myne liefde<br />
aan te bieden; op dat ik , zonder verdacht te<br />
zyn, haar voor my zelve fpreeken kan.<br />
(2) Mooglyk zal dit zo veel beeten, als, by zou<br />
baar de oogendoor Jlaan zo uitpuilend maaken, dat zy<br />
met tt faamen getrokken oogleden, pinkoogen zou als<br />
een Kat tegen het licht-<br />
JOHNSON.<br />
ZE'
h L r. s P k t.<br />
in<br />
R E V E N D E T O O N E E L .<br />
G R E M I O<br />
en LUCENTIO verkleed.<br />
De voorige.<br />
GRUMIO*<br />
Dit is in 't geheel fchelmery, men zie flegts, hóe<br />
de jonge Lieden om de oude Lieden te bedriegen,<br />
de hoofden te faamen fteeken! — Heer, ziet toch<br />
eens om; wie gaat daar? — he?«—<br />
HOR TEN» IO.<br />
Stil, Grumio, het is myn Medevryer. Petruchio,<br />
Wacht hier toch een weinig.<br />
GRUMIO.<br />
Een asrtige en verliefde jonge Knaap l<br />
GREMIO.<br />
Recht, heel goed. ik beb de Lyft doorgelezen,<br />
hoord gy myn Vriend , ik wil ze zeer goed inge»<br />
bonden hebben , het zyn enkel Minneboekjes;<br />
neem dit in acht, en leez' haar niets anders voor.<br />
Hy verftaat my. boven het geen Signor Baptiftü<br />
geeven zal wil ik insgelyks mild zyn tegen hem.<br />
laat by zyne Papieren braaf Parfumeeren; want zy,<br />
voor wien ze beftemd zyn, is aangenaamer als<br />
het reukwerk zelve. > • wat wil hy haar voor*<br />
lezen ?<br />
LUCENTIO.<br />
By alles wat ik haar voorleez', zal ik voor U, •<br />
als myn begunftiger fpreeken; weeft daar van ver.<br />
zekerd; en dat met zoo veel aangelegenheid als<br />
of gy zelfs tegenwoordig waart en mooglyk nog<br />
met dringender woorden als gy zelf,Myn Heer,<br />
indien gy mogelyk zelf geen Geleerde zyt.<br />
GREMIO.<br />
6 f Over de Geleerdheid! welk een heerlyke<br />
snak is zy!<br />
V a<br />
Giti
3o3<br />
Da KUNST otó EEN TEG. TE TEMtó.<br />
GRUMIO.<br />
6.' Over den Gek .' welk een dommen Ezel<br />
is hy.'<br />
PETRUCHIO.<br />
Zwyg Kaerel-<br />
HORTENSIO.<br />
Stil, Grumio! ——*- weeft gegroet Signor Gre»<br />
mio!<br />
GREMIO.<br />
Ha! welkom, Signor Hortenfio. raad eens waar<br />
ik ga ? — naar Baptifta Monola. ik beloofde<br />
hem zorgvuldig naar een Leermeester voor de<br />
fchoone Bianca om te zien , en by geluk ben ik<br />
aan dit jonge Menfch geraakt, die zich wegens<br />
zyne geleerdheid en levenswyze zeer goed voor<br />
haar fchiktr hy is in de Poëzy en andere Boeken<br />
zeer belezen, ja in veel goede Boeken, dat verzeker<br />
ik U.<br />
HORTENSIO.<br />
Zeer goed; en ik heb iemant gevonden die my<br />
belooft heeft , aan een bekwaame Muzykmeefter<br />
te helpen, om onze beminde te onderwyzan. ik<br />
zou U dus in diecstyver voor de fchoone Bianca<br />
die ilt to zeer bemin, in 't geringde niet willen<br />
toegeeven.<br />
GREMIO.<br />
Die ik zo zeer bemin.' —— dit zal myn gedrag<br />
bewyzen.<br />
GRUMIO.<br />
En dat zullen zvne Geldbeurzen bewyzen.<br />
HORTENSIO.<br />
Gremio, het is heden den tyd niet om onze Liefdesverklaringen<br />
voort te brengen, hoor my, en<br />
als gy oprecht tegen my wilt zyn ;'zo zal ik U iets<br />
nieuws zeggen, dat voor on3 beiden naar wenfch<br />
moet zyn. Hier is een zeker Heer , die ik zo daadelyk<br />
aangetroffen heb, die volgens onze affpraak, met<br />
een goede wil, onderneemen zal om de twidzieke<br />
Katha-
B L Y • S P E L,<br />
3 Cp<br />
Katharina te vryên en te huwen , indien de Huw»<br />
Jyksgifc hem bevalt.<br />
GREMIO.<br />
Dit was voortreffelyk. maar Hortenfio, hebt gy<br />
hem alle haar gebreken geztgt?<br />
PETRUCHIO.<br />
Ik weet dat zy een onverdraaglyke geweldraaakende<br />
Twiftzoekfter is: maar zo het dit alles is,<br />
Heeren, dan zie ik nog geen groot ongeluk daar<br />
in.<br />
GREMIO.<br />
In ernft myn Vriend ? — wat zyt gy voor een<br />
Landman ?<br />
PETRUCHIO.<br />
Uit Verona geboortig, des ouden Antonio's<br />
Zoon. Myn Vader is géftorven, maar myn Capitaai<br />
is nog in het Ieeven ; en ik hoop lange en<br />
goede dagen te zien.<br />
G R E M r o.<br />
Ach.' lieven Heer! zulk een leven en zulk een<br />
Vrouw was een tegenfpraak. Maar als gy daar luft<br />
in hebt, in Gods naam! ik zal U in alles zoeken<br />
by te ftaan. wilt gy echter naar deze Meerkat<br />
vryên ?<br />
PETRUCHIO.<br />
Zo ik het leven daar by fcan behouden'<br />
GRUMIO.<br />
ZO hy niet om haar wil vryên. dan wil ik ze<br />
ophangen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Waarom kwam ik anders hier, als met dit voor»<br />
neemen. meend gy dan dat een klein gerucht myne<br />
ooren kan verdooven ? heb ik by tyden geen Leeu.<br />
wen hooren brullen? heb ik de Zee door Storm<br />
opgeblaazen niet gelyk een wild Zwyn zien woede,<br />
en door woede zien zweeten?heb ik niet met<br />
grof gefchut in 't Veld, en met de Artillery des<br />
Hémels in de Wolken hooren donderen? heb ik<br />
niet in een geregelde Slag, het Veldgefchreeuw,<br />
V 3<br />
grin»
§10 DE KUNST OM EEN TEG. TE TE MM.<br />
grinnikende Rosfen en Trompetten klank gehoord?<br />
En gy fpreekt van een Vrouwelyke tong, die het<br />
oor de helft van het gedruis doet hoorsn , dat een<br />
Paftanje in 't vuur geeft ? foei i foei! ga heen, en!<br />
maak Kinderen met Bullebakken bang.<br />
GRUMIO.<br />
Want hy vreeft 'er geen.<br />
GREMIO.<br />
Hoor, Hortenfio, dezen Heer is tot ons geluk<br />
hier gekomen, myn hert zegt my dat het hem en<br />
ons zal wel gaan.<br />
HORTENSIO.<br />
Ik beloofde hem, dat wy het onze daar toe doen,<br />
en in alle gevallen voor hem zouden fpreeken.<br />
GREMIO.<br />
Dat zullen wy doen, ais hy haar maar weet te<br />
winnen.<br />
GRUMIO.<br />
Ik wenfchte dat my een goede Maaltyd zo zeker<br />
was, als dit.<br />
A O T S T E T O O N E E L .<br />
T R A N I O , Statelyk Gekleed,<br />
De voorige.<br />
BIONDELLO,.<br />
TRANIO.<br />
Uw Dienaar, Myne Heeren. mag ik U verzoe.<br />
ken om my de weg te wyzen naar het huis van<br />
Signor Baptista Minola?<br />
BIONDELLO.<br />
Die twee fchoone Dochters heeft?meendgydie?<br />
TRANIO.<br />
Juist dezelve, Biondello.<br />
G S E M I o,<br />
Hoor Myn Heer , gy denkt toch niet o»<br />
die<br />
TBA-
B L Y. S P E L.<br />
ZU<br />
TRANIO.<br />
Mogelyk om die en dien: wat raakt U datr<br />
PETRUCHIO.<br />
Nu houd om de twistzieke niet aan,Myn Heer,<br />
dit verzoek ik voor my.<br />
TRANIO.<br />
Ik ben geen Liefhebber van twisten , Myn<br />
Heer. Biondello laat ons gaan.<br />
LUCENTIO.<br />
Het begin was goed Tranio.<br />
HORTENSIO.<br />
Een woord Myn Heer, eer gy gaat. Zyt gy<br />
qen Minnaar voor het Meysje daar gy van fpreekt,<br />
of niet?<br />
TRANIO.<br />
Was het dan een misdaad Myn Heer, als ik<br />
het was?<br />
GREMIO.<br />
Neen, als gy zonder meer woorden te maaken<br />
U van haar wilde begeeven,<br />
TRANIO.<br />
Hoe, Myn Heer, is de Straat niet even zo vry<br />
voor my als voor ü?<br />
GREMIO.<br />
De Straat wel, maar zy niet.<br />
TRANIO.<br />
En waarom dat, als ik vraagen mag?<br />
GREMIO.<br />
Daarom, als gy het toch weeten wilt, om dat<br />
Signor Gremio haar voor zyn beminde gekozen<br />
heeft.<br />
HORTENSIO.<br />
Wyl Signor Hortenfio, haar daar toe gekozen<br />
heeft.<br />
TBANIO.<br />
Zacht Myne Heeren, als gy braave Ridders zyt,<br />
zo verwaardig U ten minsten om my aan te hoe<br />
ren. Baptista is een waardig Edelman, die myn<br />
Vader niet geheel onbekend is; en al was zyn*<br />
V 4<br />
-Do£
%i% DE KUNST OM EEN TEG. TE. T E M M .<br />
Dochter nog fchoonder als zy in de daad is, zq<br />
kan zy altoos meer minnaars hebben , en onder ben<br />
my ook. de fchoone Leda had duizend Vryërs, dus<br />
kan-de fchoone Bianca 'er nog wel een meer hebben;<br />
en die moët zy hebben. Lucentio zal daar<br />
een van zyn, al kwam Paris zelfs, hoopende ouï<br />
alleen zyn wit te bereiken.<br />
GREMIO.<br />
Dit Menfch zal ons waarachtig allen over hoop<br />
kaakelen.<br />
LUCENTIO.<br />
Ach.' Heer, laat hem maar gaan; het loopt zekerlyk<br />
flegt met hem af.<br />
PETRUCHIO.<br />
Hortenfio, waar toe dienen alle deze redenen?<br />
HORTENSIO.<br />
M"n Heer , laat my ten minsten zo flout zyn<br />
om u te v,raagen, hebt gy ooit Baptista's Dochter<br />
gezien ?<br />
TRANIO.<br />
Neen, Myn Heer. maar ik hoor, hy heeft 'er<br />
twee; de eene is even zo beroemd wegens haar<br />
fcheldende tong, als de andere wegens haare fchoonbeid<br />
en zedigheid.<br />
PETRUQHIO.<br />
Heer, heer, de eerste is voor my, Iaat die maar<br />
gaan.<br />
GREMIO,<br />
Waarlyk, laat dezen ameid over aan den grooten<br />
Hercules; zy zal hem meer te doen geeven als<br />
de bekende twaalf.<br />
PETRUCHIO.<br />
Myn Heer, laat ik U zeggen: de Jongste Dochter<br />
naar welke gy tracht, fluit haar vader voor alle<br />
toegangen van Minnaars op, en wil haar aan<br />
niemant belooven, voor de oudste Dochter gehuwd<br />
Is: dan eerst zal de jongste Dochter vry zyn en<br />
niet eerder.<br />
TRA-
B L ï . S P E L . 313<br />
TRANIO.<br />
Als dat zo is, Myn Heer, dat gy de Man zyt<br />
die ons allen, en my onder de overige bevorderlyk<br />
moet zyn; als gy het Ys breeken , deze daad uitvoeren,<br />
de oudste trouwen, en de jongste vrymaaken<br />
wilt, op dat wy toegang tot haar kunnen<br />
vinden; zo zal die geene die zo gelukkig is om haar<br />
te verkrygen, zekerlyk niet ondankbaar zyn.<br />
HORTENSIO.<br />
Gy fpreekt en denkt zeer goed, Myn Heer; en<br />
daar gy U voor eén Medeminnaar uitgeeft, zo moet<br />
gy, zo wel als wy, toegeeflyk omtrent dézen Heer<br />
zyn, die wy allen veel verplichting fchuldig zyn.<br />
TRANIO.<br />
Myn Heer, hier aan zal het by my niet ontbreeken.<br />
om hier een begin mede te maaken, zullen<br />
wy, zo gy het goedvind, deze namiddag vrolyfc<br />
doorbrengen, en op de gezondheid van onze Beminde<br />
rykelyk fmullen. wy zullen doen als Proce'<br />
deerende Advocaaten, die magtig tegen elkander<br />
ftryden, en echter in Vriendfchap iaamen eeten<br />
en drinken.<br />
G R U M I O en BIONDELLO,<br />
Een treffelyke voorflagl — kom Vrienden,<br />
iaat ons gaan.<br />
HORTENSIO.<br />
De voorflag is waarlyk goed. het zy dan zo. Pe><br />
tiuchio ik zal U ben venuto zyn.<br />
(Zy gaan been : de overige Aanfcbouvoers blyven<br />
en fpreeken.)<br />
Einde van bet eerfte Bedryf.<br />
Vï T U S .
8 H<br />
KUNST ou MI» TEG. TE TEMM.<br />
T U S S C H E N S P E L .<br />
Een BEDIENDE. SiE?,een LADÏ,<br />
enz.<br />
BEDIENDE. . „. C„ O I<br />
Gy flaapt Milord; gy geeft geen acht op het Spel.<br />
Waarlyk, by St. Mmljf P** *jj J£<br />
een goed diDg, waarachtig* *omt er nog<br />
meer van?<br />
LiBT.<br />
Het is zo even eerft begonnen Milord.<br />
S i* E y»<br />
Het is een fchoon ituk Arbeid. Mevrouw La.<br />
dy —- ik wou dat het gedaan was.<br />
Einde vm bet Tutfcbenftel.<br />
TWEE.
B L Y' S P B L, 315<br />
fWEEDE<br />
BEDRYF.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Het Tooneel verbeeld een Kamer in 't buis van<br />
Baptifta.<br />
KATHARINA,<br />
BIANCA»<br />
BIANCA.<br />
T ieve Zuster, doet my en U zelf de onSer nies<br />
•M aan, een Dienftmaagd en Slavin van my te<br />
maaken; daar toe kan ik niet beiluiten: ten aan»<br />
zien van deezen elendigen opfchik, kunt gy dien<br />
band vry laaten, want ik zal bem toch wegwerpen,<br />
alle myne klederen zelfs tot op myn rok. beveel<br />
my buiten dit alles wat gy wilt, ik zal het doen, ik<br />
weet zeer wel wat ik een ouder Zuster fchuldig ben.<br />
KATHARINA»<br />
Ik begeer van U, my te zeggen, welke van uw<br />
Minnaars gy het meelt lyden kunt. zeg my de<br />
waaiheidl<br />
BIANCA.<br />
Geloof my Zuster, onder alle Mannen op het<br />
Waereldrond, heb ik noch nooit een uitfteekend<br />
gelaat gezien, dat ik meer als andere genegen kon»<br />
de zyn.<br />
KATHARINA.<br />
Gy liegt, kleine Hex. is het Hortenfio niet?<br />
BIANCA.<br />
Als gy hem geneegen zyt, Zuster, zo zweer ik<br />
TJ, dat ik zelf voor U zal fpreeken, op datgy hem<br />
verkrygt.<br />
KATHARINA.<br />
Ha! dan ftygen uwe grillen denkelyk iets hoo.<br />
ger; gy wilt zekerlyk Gremio hebben, om regt deftig<br />
te kunnen leven.)<br />
Bi Air-
ïf
s L r. s p È i. 3^<br />
danfen, en wegens uwe liefde tot haar, met my<br />
laaten omfpringen, zo ais men het goed vind. zeg<br />
my niets meer, ik zal heen gaan, en fchreiën, tot<br />
IK gelegenheid kan vinden om my te wreeken.<br />
(Zy vertrekt.)<br />
B A P T I 8 T A.<br />
Had een Vader ooit zo veel hertenleed als ik ? —.<br />
maar wie komt daar ?<br />
V I E R D E T O O N E E L .<br />
GREMIO, LUCENTIO, als een gemeen Menfcb<br />
gekleed, PETRUCHI o. HOETEHSIO, J|J<br />
een Muzykmeefter. TRANIO en BIOK.<br />
DEL LO , die een Luit en Boeken<br />
draagen. BAPTISTA.<br />
GREMIO.<br />
Goede Morgen , Buurman Baptifta.<br />
BAPTISTA.<br />
Goede Morgen, Buurman Gremio; Ik heet ü<br />
welkom Heeren.<br />
PETRUCHIO.<br />
U ook, myn Heer. Zeg my eens,hebt gy niet<br />
een Dochter, die Katharina heet, en fchoon en<br />
deugdzaam is?<br />
BAPTISTA,<br />
^Ik heb een Dochter Myn Heer, die Katharina<br />
heet.<br />
G RIMIO.<br />
Gy zyt te voortvaarend; vervolg naar order.<br />
PETRUCHIO.<br />
Gy doet my onrecht, Signor Gremio ,• laat my<br />
begaan, ik ben een Edelman uit Verona ,<br />
Myn Heer; ik heb van haar fchoonheid, haar<br />
verftand, haare gezelligheid, en zedige befcheidenheid;<br />
van haare verwonderens waardige hoeda •<br />
nigheden, en h>ar zachtmoedig gedrag gehoord; en<br />
ben
318 DE KUNST OM EEN TEG. TE f EÜtöi<br />
ben nu zo ftoutom my zelve in uw huis ter Maaitvd<br />
te verzoeken, om myne oogen zelf getu.gerj<br />
van dit bericht te doen zyn, dat ik zo dikmaalsge.<br />
hoord heb. tot een aanvang van myne Vryery^<br />
brene ik een van myne lieden hier mede (bem<br />
Hortenfio vertoonende) die in de Muzyk en Wiskunde<br />
zeer bekwaam is, om haar yolleedig in de<br />
Wetenfchappen te onderwyzen, welke haar. gelyk<br />
ik weet niet geheel vreemd zyn. Neemt hem aan<br />
anders b'eleedigt gy my. hy heet Licio, en is van<br />
Mantua geboortig.<br />
BAPTISTA.<br />
Gv zyt welkom , myn Heer ; en by ook om<br />
uwent wille , maar wat myn dochter Katharina betreft<br />
ik weet zeer wel, dat zy voor U niet gefcbik't<br />
is, en dit beklaag ik zeer?<br />
PETRUCHIO,<br />
Ik zie dat gy haar niet gaarne wilt misfen, of<br />
mogelyk kunt gy myn gezelfchap niet verdraagen.<br />
BAPTISTA'<br />
Verftaa my niet verkeerd; ik fpreek maar recht<br />
zo als ik het vind. waar zyt gy van geboorte, Myn<br />
Heer, en hoe heet gy?<br />
PETRUCHIO.<br />
Ik heet Petruchio, myn Vader was Antonio.een<br />
Man die door geheel Italiën bekend was.<br />
BAPTISTA.<br />
Ik ken hem zeer wel; gy zyt myook om zynen't<br />
wille welkom.<br />
G R E MI o.<br />
Zonder U, in de leden re vallen, Petruchio, ik<br />
bid U, laat ons. die een nederig verzoek te doen<br />
hebben, ook fpreeken. wat drommel! gy zyt<br />
geweldig voortvaar end.<br />
PETRUCHIO.<br />
A, Vergeef my Signor Gremio, ik wilde gaarne<br />
klaar zyn.<br />
G tt»
B L T ' S P E L , 3i|<br />
GREMIO.<br />
Dat geloof ik wel Myn Heer; maar gy zult uw<br />
Huwlyksverzoek nog eens verWenfchen. •»•» Mya<br />
Buurvriend, dit gefchenk is zeer aangenaam, dat<br />
weet ik zeker ? om tegen U ook myne hoflykheii<br />
te betuigen , daar ik ü meer hofiykheid te dan«<br />
ken heb, als iemant; zo ftaat deze jongen Geieer«;<br />
de vryë toegang toe, ( bem Lucentio vertoonende )<br />
die lang in Reims geftudeerd heeft, en even zo<br />
ervaaren in Griekfche, Latynfche en andere fpraa.<br />
ken is, als de andere in de Muzyk en Wiskunde:<br />
zyn naam is Cambio; ik bid U neem zyn dienft<br />
aan.<br />
BAPTISTA.<br />
Duizendmaal dank . Signor Gremio ; welkom<br />
lieve Cambio. (tegen Tranio) Maar myn waarden<br />
Heer; my dunkt gy gaat als een vreemde; durf ik<br />
zo ftout zyn om te vraagen, waarom gy hier ge*<br />
komen zyt?<br />
TRANIO.<br />
Vergeef my, Myn Heer, de ftoutheid is aan<br />
myne zyde ; daar ik , als een vreemde in deze<br />
Stad ; my voor een aanbidder van uw Dochter,<br />
de fchoone en deugdzaame Bianca verklaar ! ook<br />
is my uw vaft befluit ten aanzien der voortrekking<br />
van haar oudlie Zuiler niet onbekend, de<br />
vryheid en alles wat ik begeer, is dit, dat ik,<br />
als men myne afkomft weet, onder de overige<br />
Minnaars mede mag geteld worden, en even als<br />
zy den vryên toegang tot haar verkrygen. voor<br />
de opvoeding uwer Dochter breng ik een flegt<br />
Inftrurnent, en dit klein Pakje Griekfche en La.<br />
tynfche Boeken (m) zo gy dezelve aanneemt dan<br />
is baare waarde zeer groot.<br />
BAH<br />
(m) Ten tyde van Koningin ELIZARKTH,<br />
wierden de Juffers van geboorte gtwoonlyk in dé
32Ó DE KUNST OM EEN TEG. TE T E M M .<br />
BAPTISTA.<br />
Lucentio is uw naam? en van waar dan ? als ik<br />
U vraagen mag?<br />
TRANIO.<br />
Van Pifa, Myn Heer. een Zoon van Vincentio.<br />
BAPTISTA.<br />
Een aanzienlyk Man in Pifa. ik ken hem zeer<br />
wel volgens geruchte, gy zyt my zeer welkom,<br />
Myn Heer; neemt gy haar luit, en gy (tegen Hor<br />
tenjio en Lucentio) de Boeken; gy zult uwe Leerlingen<br />
terftond zien. hel hola.' ('er komt een Bediende)<br />
brengt deze Heeren by myne Dochters,<br />
en zeg hen dat dit hunne Leermeefters zyn , efl<br />
zy hen hoflyk moeten ontvangen, (de Bediende ,<br />
Hortenfio en Lucentio gaan heen ) wy zulten een<br />
weinig in den tuin gaan wandelen, en daarna aan<br />
Tafel, gy zyt ongemeen welkom, en daar van bid<br />
ik U allen overtuigt te zyn.<br />
PETRUCHIO.<br />
Signor Baptifta, myne bezigheid is dringend, en<br />
ik kan alle dagen niet hier komen , om myn ver.<br />
zoek te herhaalen. gy hebt myn Vader zeer wel<br />
gekent, en ziet my in hem, dien hy als de eenige<br />
Erfgenaam van alle zyne Goederen en Landeryën<br />
agtergelaaten heeft. Ik heb dezelve eerder verbeterd<br />
als verflimmerd. (Zy fpreeken Jiilmet elkander)<br />
Zeg my dus, als ik de liefde uwer Dochter verwerve,<br />
Wat Zal ik met haar ten Huwlyksgift bekomen<br />
?<br />
BAPTIST j.<br />
Na myn dood de helft myner Landeryën, en aan<br />
geld en goederen Veertigduizend Gulden,<br />
PEgeleerde<br />
Taaien onderwezen, als men op de verbetering<br />
van bun verftand wilden toeleggen Lady J A«<br />
N E GRAY en baare Zujhren; de Koningin ELi.<br />
z A B E T H en anderen zyn bekende voorbeelden daai<br />
van.<br />
PERCY.
B L T- S P E L. 32i<br />
PETRUCHIO.<br />
En voor deze Huwiyksgift wil ik haar, ais zy<br />
my overleeft, tot Weduwe onderhoud,alle myhe<br />
Landeryën en leggende gronden zonder onderfcheld<br />
verzekeren, laat ons daarom ónder elkander dit<br />
fchriftelyk bepaalen en van beide zyden een vergalyk<br />
daar over treffen.<br />
BAPTISTA.<br />
ó! Ja, zo dra gy met haar over uwe liefde het<br />
vergelyk getroffen hebt; want daar komt alles op<br />
aan.<br />
PETRUCHIO.<br />
ó.' Dat is niets, want ik moet U zeggen, Heer<br />
Vader, ik. ben even zo kort van ftof als zy trots<br />
en gebiedend is; en al» twee woedende Vuuren te<br />
faamen komen , dan verteeren zy dat geene waar<br />
door hunne woede gevoed word. een klein vuur<br />
word door een kleine wind groot, maar hevige ruk-<br />
Winden blaazen Vuur en alles uit. ik zal dus baar.<br />
en zy my ontwyken; want ik ben ruw, en vryë<br />
niet als een baardeloos Jongeling.<br />
BAPTISTA.<br />
Üw vryëry moet het gelukkigfte gevolg hebben!<br />
maar houd U toch op eenige onvriendelyite woor.<br />
den gereed.<br />
PETRUCHIO.<br />
Ha.' ik zal den aanzoek doen, en ftaan als een<br />
Gebergte tegen den Storm, dat niet beeft, fchoon<br />
dezelve zonder ophouden woedt.<br />
V Y F D È T O O N E E L .<br />
HORTENSIO, met een gekwetjl Hotfd.<br />
De voorige.<br />
BAPTISTA,<br />
Wat is 't myn Vriend?-— hoe ziet gy 'er;zo<br />
bleek uit?<br />
Ii. DEEL, X Ho».
3a4 DÈ KÜNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
HORTENSIO.<br />
Uit fchrik; dit verzeker ik U , als ik 'er bleek<br />
uit zie.<br />
BAPTISTA.<br />
Nu, zal myn Dochter het ver in de Muzyk<br />
brengen.<br />
HORTENSIO.<br />
Ik geloof dat zy het in den Soldaatenftand veel<br />
verder zou brengen, yzer kan het by haar uithouden,<br />
maar geen Luiten.<br />
BAPTIS TA.<br />
Dus kunt gy haat met de Luit het hoofd niet<br />
breeken ?<br />
HORTENSIO.<br />
Neen, waarachtig niet, want zy heeft de Luit<br />
in ftukken gebrcoken. ik zeide haar flegts dar haare<br />
greepen niet regt waaren,en boog haar de hand<br />
om de Vingerzetting te ieeren ; aanftonds vloog<br />
zymeteen duivelfche hevigheid op. hoe.' fchreeuwden<br />
zv ,, noemt gy dit greepen ? ik zal die gree»<br />
,, pen wel regt maaken." dit zeggende floeg zy<br />
my met het Inftrument zodanig óp het hoofd, dat<br />
de Luit in wee ftukken brak en door myn hoofd<br />
heen ging. ik ftond een tyd lang zo verbaaft of<br />
ik aan de "Kaak ftond, en zag door het fpeeltuig<br />
heen , onderwyl fchold zy my voor een guit,<br />
Speelman, Luizebos, en nog met hondert andre<br />
laage fchimpwoorden, die zy met vlyt fcheen opgezogt<br />
te hebben om my te mishandelen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Nu, dit is waarachtig, een vrolyk Schepfel. ik<br />
heb haar nu nog tienmaal liever als te vooren. 61<br />
hoe verlang ik om eens met haar te fpreeken.<br />
BAPTISTA.<br />
Goed, ga met my. en weeft gy toch zo verflagen<br />
niet; zet uwe onderwyzing met myn jongfte<br />
Dochter voort; zy is leergierig en neemt de on.<br />
derwyzing in dank aan. Signor Petruchio, wilt gy<br />
net
B L T • S P E L. 32.I<br />
pet ons gaan, of zal ik myn Dochter Kaatje by<br />
U zenden?<br />
PETRUCHIO.<br />
6! Neen . ik zal haar hier verwachten, en my<br />
aanftonds als zy komt, met eene zekere levendigheid<br />
aan haar opdraagen. (Baptifta, Hortenfio en<br />
Tranio gaan been.) a
3H<br />
DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
van uwe deugden hooren fpreeken, en uweicboon*<br />
heid hooren' roemen, maar nimmer zo veei ais gy<br />
hei verdiend; en daar door ben ik bewoogen geworden<br />
om U tot myn Vrouw te verzoeken.<br />
KATHARINA<br />
Bewoogen!—— mynentwegen .'— die U hier<br />
naar toe bewogen heeft, mag U ook weer weg bewegen,<br />
ik zag het U aanftonds aan, dat gy ietsbe-<br />
Weegelyks waart.<br />
PETRUCHIO<br />
Wat noemt gy dan wat beweegelyks?<br />
K ATH ARINA.<br />
Een Hangftoel (nj.<br />
PETRUCHIO.<br />
Net getroffen, kom zit op my.<br />
KATHARINA.<br />
Ezels zyn gemaakt om te draagen, en gy by<br />
gevolg ook.<br />
PETRUCHIO.<br />
Vrouwsperfoonen zyn gemaakt om te draagen,<br />
en gy by gevolg ook.<br />
KATHARINA.<br />
Geen zulke Elendige Menfchen als gy, Myn<br />
Heer; zo gy my bedoelt.<br />
PETRUCHIO.<br />
Och, neen, goede Kaatje, ik wil U niet belas,<br />
ten; want ik weet dat gy nog jong en ligt zyt.<br />
KATHARINA.<br />
Te ligt om my door zulk een Botmuil te laaten<br />
Vangen, en echter zo zwaar als het behoord.<br />
PlTEüCHIO.<br />
Zacht, zacht, Wesp.' gy zyt waarachtig te boos.<br />
KA.<br />
(n) Dit ziet op bet fpreekwoord: Cry you Mercy ,<br />
I took you for a join 'd fiool.<br />
STEKTEN»;
B L T- S P E L. 325<br />
KATHARINA.<br />
Als ik eene Wesp ben, zo hoedt ü voor myn*<br />
Angel.<br />
PETRUCHIO,<br />
Het befte middel zal zyn, om hem uit te ruk.<br />
ken.<br />
KATHARINA.<br />
Als de Zot hem maar vinden kan, waar hy zit.<br />
PETRUCHIO.<br />
Wie weet niet waar een Wesp haaren Angel<br />
heeft ? in haar Staart.<br />
K A T H A R I N A .<br />
In haar tong.<br />
PETRUCHIO.<br />
Wiens tong?<br />
KATHARINA.<br />
In uwe, als gy van Staarten fpreekt. nu, vaar<br />
wel.<br />
PETRUCH IO.<br />
Wat zal myn tong in uwe Staart doen ? ——»<br />
Hoor my eens aan waarde Kaatje, ik ben een<br />
Edelman, (o)<br />
K A T H A R I N A .<br />
Dat zal ik onderzoeken (Zy Jladt bem.")<br />
PETRUCHIO.<br />
Waarachtig, het zal muilpeerea geeven, zo gy<br />
nog eens flaat.<br />
K A T H A R I N A .<br />
Dus komt gy om uw Wapen. Slaat my, dan zyt<br />
gy geen Edelman, en zyt gy geen Edelman, dan<br />
hebt gy geen Wapen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Zyt gy een Wapenvoogt, Kaatje?-»»»»- 6, Zet<br />
myn naam in uw boek.<br />
KA»<br />
(«•) Eene Zinfpeeling in 't Engelfcb, met bet word<br />
Gentleman; voyl Gentle ook beleeft, zachtmoedig enz %<br />
kan betekenen.<br />
X 3
S2f5 P« KUNST OM EEN TEG. TE TE MM.<br />
K A T H A R I N A .<br />
Wat is üw Wapenfchild ? —— een Haanekam?<br />
PETRUCHIO.<br />
Ik ben een Haan zonder kam , indien Kaatje<br />
myn Hen wil worden.<br />
KATHARINA.<br />
Geen Haan voor my; gy kraait te veel in den<br />
toon der matte S'rydbaanen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Ach.' lullig Kaatje ; luftig ! gy moet zo zuur<br />
niet zien.<br />
K A T H A R I N A .<br />
Dit is myne gewoonte, als ik een Wilden Appel<br />
zie.<br />
PETRUCHIO.<br />
Nu, hier is toch geen Wilden Appel; ziet dus<br />
niet zuur.<br />
K A T H A R I N A .<br />
Daar, daar is "er een.<br />
PETRUCHIO.<br />
Toont hem my dan!<br />
K A T H ARI NA.<br />
Dat zou ik doen, zo ik maar een Spiegel had.<br />
PETRUCHIO.<br />
Hoe! gy meend myn gezi.ht?<br />
K A T H A R I N A .<br />
Zo jong, en reeds zo vaardig in 't raaden!<br />
PETRUCHIO.<br />
Ja, waarachtig, ik ben noch iong genoeg voor U!<br />
KATHARINA.<br />
En echter zyt gy rimpelig.<br />
PETRUCHIO.<br />
Dat komt van verdriet.<br />
KATHARINA.<br />
My verdriet niets.<br />
PETRUCHIO.<br />
Hoor my toch eens aan Kaatje; gy komt daar<br />
waarachtig zo niet van af.<br />
KA-
B L Y ' S P E L . 3-7<br />
KATHARINA.<br />
Ik maak U maar boos indien ik langer blyf. Iaat<br />
my gaan.<br />
PETRUC H I O»<br />
Neen,in 't mi^fte niet. ik vind U ongemeen aartig.<br />
men heeft my gezegt, dat gy ruw, ftuurich en<br />
sémelyk waart, en thans vind ik dat het gerucht<br />
zeer geloogen heeft; want gy zyt aangenaam, gek-<br />
' fcheerend ongemeen heleeft; fpreekt weinig, maar<br />
de woorden zyn als Lentebloemen, gy kunt niet<br />
misnoegt zyn; r.och boos zien; noch op de lippen<br />
byten ais kwaadaartige Viouw :perfoonen doen; ook<br />
hebt gy geen behaagen, om iemanr >n 't fpreeken<br />
te overfchreeuwen; neen gy onderhoud uwen Minnaar<br />
op eene zachtmoedige wyze, met hotiyke,<br />
aangenaame, en behaagelyke gefprekken. waarom<br />
zeg'de waereld dat Kaatje hinkt? ó! Kwaadfpreekende<br />
Waereld! Kaatje is zo regt en rank als een<br />
Haazeinooientak; zo bruin van kleur als «aazeinooten.<br />
en nog zoeter als hunne pitten ö! Laat<br />
my U eens op en neder zien gaan; gy hinkt niet!<br />
KATHARINA.<br />
Gaa heen zot, en beveel de geene die gy kolt<br />
en loon geeft.<br />
PETRUCHIO.<br />
Heeft Diana wel ooit zo een Woud verfiert, als<br />
Kaatje dit vertrek met haar Vorfteiyken gang i o<br />
Weeft gy Diana, en laat zy Kaatje zyn; en dan<br />
zy Kaatje kuifch en Diana ligevsardig.<br />
KATHARINA.<br />
Waar hebt gy alle deze aartige redenen geleerd?<br />
PETRUCHIO.<br />
Zy komen my uit den fiygbeugel door myn moeders<br />
verftand.<br />
KATHARINA.<br />
Een Verftandige Moeder.' haar Zoon was anders<br />
Veiftandeloos.<br />
PETRUCHIO.<br />
Ben ik niet verflaudig ?<br />
X 4<br />
KA«
328 DE KUNST OM BEN TEG- TE TEMM.<br />
KATHARINA.<br />
Ja, houd U maar warm. cp)<br />
PETRUCHIO.<br />
Dat denk ik ook in uw bed te doen, Kaatje; en<br />
daarom wil ik al dit gerammel ter zyde ftellen,<br />
en U met duure woorden zeggen : dat uw Vader<br />
'er in bewilligt heeft dat gy myn Vrouw zult wor.<br />
den: over uw Huwlyks goed zyn wy overeen gekomen;<br />
en gy moogt dan willen of niet, ik zal U<br />
echter trouwen. Zie eens Kaatje, ik ben een Man<br />
vqor U; want by dit Zonnelicht, by het welke ik<br />
uwe fchoonheid zie, die fchoonheid die my op U<br />
verlieft maakt, gy moet geen ander Huwen, als<br />
my; want ik ben gebooren om U te temmen Kaatje;<br />
en U van een Wild Katje tot een Kaatje te<br />
maaken ; zo buigzaam als andere Vroome Kaatjes<br />
zyn. daar komt uw Vader, hoor, geen wederfpraak;<br />
ik wil en moet Katharina tot myn Vrouw hebben.<br />
Z E V E N D E T O O N E E L .<br />
BAPTISTA, GREMIO, TRANIO. De voorige.<br />
BAPTISTA.<br />
Wel nu, Signor Petruchio; hoe vaart gy met<br />
myne Dochter?<br />
PETR UCHIO-<br />
Hoe anders, als goed, Myn Heer? hoe anders<br />
als goed? het was onmoogelyk liegt met haar te<br />
vaaien.<br />
BAPTISTA.<br />
Nu, hoe gaat het, Dochter Katharina? weder<br />
uwe grollen?<br />
K A -<br />
(p) Een Spreekwoord dat op meer pUttzcn van<br />
onzen Dicbter voorkomt.
B L T - S P E L .<br />
3 i 9<br />
KATHARINA.<br />
Gy noetnd my, Dochter? — nu, waarach-<br />
(ig, gy hebt my een regt teken van uwe Vaderlyke<br />
liefde gegeeven; daar gy my met een half zinneloos<br />
Menfch wilt laaten huwen; met een dollen duivel,<br />
een Vloekhans, die met enkel Zweeren en<br />
Vloeken de zaak gelooft af te doen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Hoor eens, Heer Vader; gy en ieder die van<br />
haar gefprooken heeft, heeft vaifch van haar gefprooken.<br />
als zy twiftziek is, dan is zy het uit beleefdheid;<br />
want zy is niet onbefchaamd, maarzo<br />
befcheiden als de Duiven; zy is niet hittig, maar<br />
zo gemaatigd als de morgenffond; en in geduld is<br />
zy eeo tweede Grifelda. (q) en een Roomfche Lu><br />
cretia<br />
(q) GRISELDA, of GRISSEL,** de mamman<br />
een Frouwsperfotn, welke in een verbaal van Bo«<br />
CATIUS (Deiam. Giorn X. Nov. X ) als een buitengemeen<br />
voorbeeld van geduld voorgefleld word.<br />
men vind dit verbaal ook in de oude Duitjcbe Verzaameling,<br />
Scherts met de waarheid, (Frankf. 1550.<br />
fol.) bl. 23. &p, HANS SACHS, vervaardigde<br />
daar uit een Comedie van V Bedryven.^met XJII<br />
Perftonen; de Geduldige en Gehoorzaame Markgravin<br />
GRISELDA. zie zyne Gedichten. (Nurnb.<br />
1590 fol.) I D., b. 90. S. S. daar EHRNH»LD<br />
in de Foorrede, den inbond als uit B o c A T I U s<br />
genomen, opgeeft, in GOTTSCHEDS Voorrede<br />
voor de Gefchiedenis der Duitfche Dram. Dichtkunft,<br />
komt bl 160 nog een nieuw Tooneelfpel voer<br />
van dezen Inhoud, Comedia van Graaf W AL THE R<br />
van SALUTZ en GRISELDA,* gemaakt door<br />
M. G M AI RITIUM den Ouden, enz Leipz.<br />
1606. met 50 P erf tonen, geen van alle de uitlegge»<br />
ren van onzen Dichter beeft hy deze naam iets aan><br />
gemerkt; of de Zinfpeeling was ben niet erinnerhk,<br />
X5<br />
V
3 3o DE KUNST OM EEN TEG TE TEMM.<br />
rretia in kuifchheid. in 't kort wy zyn met elkander<br />
ao ver eens, dat het Huwlyksfeeft aanftaande Zondag<br />
zal zyn.<br />
KATHARINA»<br />
Eer zal ik U aanftaandt Zondag aan de galg zien.<br />
GREMIO.<br />
Hoor eens Petruchio, zy zegt, dat zy U eetder<br />
aan de galg zal zien.<br />
TRANIO.<br />
Is het dit, dat gy uitgericht hebt? — nu, dan<br />
zeg ik onze hoop goede nacht!<br />
PETRUCHIO.<br />
Geduld, Heeren; ik kies haar voor my: als zy<br />
en ik te vreeden zyn, wat raakt het U dan ? wy<br />
beide zyn , toen wy alleen waaren, daar over eens<br />
peworden ,dat zy noch altoos in 't gezelfchap twiftziek<br />
zal zyn, geloof my, het gaat alie geloof te<br />
booven, hoe zeer zy my bemind, ó .' dat lievenswaardige<br />
Kaatjel— zy hing om mynen hals en<br />
eaf my zo vuurïg kufch op kufch, en eed op eed,<br />
dat zy in een ommezien myn geheele liefde won.<br />
6i 27 zyt nog maar nieuwelingen.' het is de moeite<br />
wei waardig om te zien, hoe lief dat Man en<br />
Vrouw alleen zyn; en een weekhartig Menfch de<br />
crootfte twiften maaken kan. geef my uw hand Kaatje-<br />
ik wil naarVenetiën gaan om kleeding en nood.<br />
zaaklykheden voor de Bruiloftsdag in te koopen.<br />
recht het Bruiloftsmaal maar aan, Vader, en verzoek<br />
de Gaften, ik weet zeker dat Katharina vaardig<br />
zal zyn.<br />
Bil-<br />
,f 2V meejl in Engeland zeer ligt zyn.-- ESCHEN-<br />
BURG. — In Holland vooral in Amftcrdam ts deze<br />
öefcbiedenis bekend genteg.<br />
V E E T A A L H S .
B L T. S F E L' 331<br />
BAPTISTA,<br />
Ik v;2et niet, wat ik daar van zeggen zal; maar<br />
geef elkander de hand; God geeve TJ veel vreugd.<br />
Petruchio. het huweiyk is geflooten.<br />
GREMIO,<br />
Daar zeggen wy Amen op; en zullen 'er getuigen<br />
van zyn.<br />
PETRUCHIO.<br />
Vader, en Bruid, en gy Heeren , vaartwel: ik<br />
wil naar Venetiën; het is niet lang meer tot Zondag;<br />
wy moeten nog ringen en veelerhande dingen<br />
tot fieraad hebben, kom kufch my Kaatje; aanftaan.<br />
de Zondag zyn wy Man en Vrouw.<br />
( Petruchio en Katharina gaan aan verfchS •<br />
lende zyden af.<br />
A G T S T E T O O N E E L .<br />
BAPTISTA, GREMIO, TRANIO.<br />
GREMIO.<br />
Wierd ooit een Huweiyk zo fpoedig tot Hand<br />
gebragt?<br />
BAPTISTA.<br />
Waarlyk, Myne Heeren , ik fpeel heden den<br />
rol eens Koopmans ; en waag in dezen dag een<br />
hoopelooze zaak*<br />
TRANIO.<br />
Het was een waare.d;e by Ü zekerlyk zou ver.<br />
legen he3ben; zy zal ü voordeel aanbrengen, of<br />
op Zee verlooren gaan.<br />
BAPTISTA.<br />
AI het voordeel dat ik weofch, is een geruften<br />
echtenfiaat.<br />
GREMIO.<br />
Zekerlyk 'heek by zich regt geruft gebedeld ƒ—<br />
Maar heden, Baptifta, denk op uw jongfte Dochter.<br />
de dag die wy zo lang gewenfcht hebben , is<br />
daar;
332 DE KUNST OM EEK TEG. TE T E M M .<br />
daar; ik ben haar Buurman , en de eerfte die om<br />
haar aangehouden heeft.<br />
TRANIO.<br />
En ik bemin Bianca meer, als woorden betui»<br />
gen, of gedachten raaden kunnen.<br />
GREMIO.<br />
Jongeling, gy kunt haar zo veel niet beminnen<br />
als ik.<br />
T R A NI Q.<br />
Graauwbaart, uwe liefde bevrieft.<br />
GREMI O.<br />
En de uwe bruifcht flegts op (r). ftaa te rug<br />
jonge Springer, het oude voedt.<br />
TRANIO.<br />
En de Jeugd behaagt alleen aan Vrouwelyke<br />
oogen.<br />
BAPTISTA.<br />
Geduld , Heeren, ik zal dezen ftryd byleggen:<br />
door daaden moet men den prys winnen, en die<br />
myn Dochter het grootfte Huwlyksgoed verzekeren<br />
kan , zal Biancaas liefde verkrygen. •<br />
Zeg, Signor Gremio, hoe veel kunt gy haar meebrengen<br />
?<br />
GREMIO.<br />
Eerftelyk, is myn hui» in de Stad, zo als gy<br />
weet, met zilver en goud rykelyk voorzien; met<br />
Bekkens en Gietkannen om haare tedre handen te<br />
wasfchen. alles is met Tirifche Tapyten behangen;<br />
in elpenbeene kaften bewaar ik myne potftukken ;<br />
in kiften van Cipresfenhout myne Tapyten en Dekens;<br />
ik heb koftelyk Huisfïeraat, Tenten en Be»<br />
hangfels, fyn Lynwaat, Turkfche Kusfens met<br />
Paetlen bezet; Bedbehangfels met Venetiaanfche<br />
Goudborduurfels, Tin en Koper, en alles wat tot<br />
het Huis en Huisfïeraat behoord. Verders heb.<br />
ik op myn Buitenplaats honderd Melkkoeijen, en<br />
in<br />
(r) Eene khnkfpeeling met to freefe. en to fry.
B L Y-S P E L. . „ 3<br />
in myne Stallen honderd en twintig Vette Osfen<br />
en ailes wat tot eene Hnwlyksgift n >od>g is lfe<br />
zelf ben zekerlyk reeds oud van Jaaren, dit ftera<br />
ik toe; maar als ik morgen fterf dan behoord alle»<br />
aan haar; als zy flegts, zo lang als ik nog Jeef<br />
de myne wil worden. °<br />
T H iN 10.<br />
Dit, als zy flegts,it met veel reden 'er by gevoegt<br />
ƒ —— Hoor, my heden aan, Myn Heer. ik<br />
ben myns Vaders Erfgenaam en eenige Zoon;"als<br />
ik uw Dochter tot Vrouw bekom , zal ik 'haar<br />
drie of vier even zulke huizen in de ryke Stad Pifa<br />
vermaaken, zo fchoon als den ouden Signor Gremio<br />
in Padua ooit hebben kan ; boven dien noe<br />
tweeduizend Ducaaten Jaarlykfche Inkomften van<br />
vruchtbaare Landeryën: dit alles zal het Huwlyks.<br />
goed zyn. —- Nu ? heb ik ü in de engte gedree.<br />
ven?— Signor Gremio?<br />
GREMIO.<br />
Twee duizend Ducaaten faarlyks aan inko.TiOeo<br />
van Landeryën! — - Myne LanderjCn keloopen<br />
in 't algemeen zo veel niet; maar zy za! eclxor<br />
alles hebben wat gy inbragt.en nof» bovendien een<br />
Koopvaardyfchip dat thans in ds Haven van Mar.<br />
feille ligt.—— hoe! heb ik U met het Schip ftom*<br />
gemaakt ?<br />
TRANIO.<br />
Gremio , het is bekend dat myn Vader niet<br />
minder als drie groote Koopvaardyrcbecpen h<br />
bovendien nog twee groote en twaalf kle/ne Gi*<br />
ieijen ; deze wil ik haar geeven, en nog tweemaal<br />
zo veel van alles daar by, wat gy verder<br />
bieden zult.<br />
GREMIO.<br />
Neen, zeker niet; ik heb reeds alles geboden;<br />
meer heb ik niet; en meer kan ik haar niet geven<br />
als alles wat ik heb. zyt gy te vreede; dan zal zy<br />
•y en al het myne hebben.<br />
TRA-
334 DE- KUNST OM EEN TEG. TE T E M M .<br />
TRANIO<br />
Nu dan is deze MaagJ zonder tegenfpraak do<br />
tayne, uit kragten van uwe zekere belofte: Gremio<br />
is overboden.<br />
BAPTIST A.<br />
Ik moet tóeftemmen dat uw bod het befte is;<br />
laat uw Vader de verzekering daar maar toe geeven<br />
;zy is de uwe. dit eenige moet ik nogvraagen;<br />
zo gy eer fterft, als hy, waar blyft dan het Huw.<br />
lyksgoed.'<br />
TRANIO.<br />
Dat heeft niets om zich ; hy is oud en ik jong.<br />
GREMTO.<br />
En kunnen jonge Lieden niet even zo goed<br />
fterven , als oude ?<br />
BAPTISTA.<br />
Wel aan dan, Heeren; dit is myn befluit. aan»<br />
ftaande Zondag word myn oudfte Dochter, als gy<br />
weet, uitgehuwd ; de volgende zal Bianca uw Bruid<br />
zyn, als gy my die fchriftelyke verzekering bezorgt;<br />
zo niet, dan trouwd zy met Signor Gremio. en zo<br />
lang groet ik U beide.<br />
v<br />
N E G E N D E T O O N E E L .<br />
GREMIO.<br />
TRANIO.<br />
GREMIO,<br />
Vaar wel, myn bra-jve Buurman.— nu ik ben'<br />
juift niet bang voor U, jonge Spring in 't Veld ;<br />
uw Vader was wel ftapelgek, als hy U aller geeven<br />
wilde , en in zyne oude dagen by U in de<br />
koft gaan. —— hoe waarom niet alles? •<br />
geen oude Italiaanfche Vos is zo goedgunftig,<br />
myn jonge Knaap!<br />
TIEN»
B L T' S P È L. 333<br />
T I E N D E T O O N E E L .<br />
TSAHIO, (alleen,")<br />
De Drommel haalt uw oud rimpelig gezicht:<br />
maar ik htb het echter met de hoogde kaart te<br />
fchanHe gemaakt!— thans heb ik het hecht ia<br />
handen om myn Heer te dienen, ik zie geeft<br />
grond waarom de voorgewende Lucentio, ook<br />
geen zogenaamde en voorgewende Vader Vin«<br />
centio kan hebben, welk een gekheid! de Vaders<br />
kiygen gemeenlyk de Kinderen ; maar hier by<br />
onze Vryëry zal het kind een Vader krygen, indien<br />
myne lift gelukt!<br />
Stok van het Twtde Bedryf.<br />
TUS-
336 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
T U S S C H E N S P E L .<br />
SLET.<br />
S I M O N , een Bediende.<br />
SLET.<br />
Wanneet zal de Hansworft toch komen , Simon?<br />
S I M T N"<br />
" Aanftonds, aanftonds Milord.<br />
SLEY.<br />
Geef my nog wat te drinken. —n— waar is de<br />
Biertapper ? • kom Simon , haal my nog wat<br />
van dat goed bier.<br />
SIMON.<br />
Zeer wel Milord.<br />
SLEY.<br />
He, Simon, ik wil uw gezondheid drinken.<br />
Einde van bet Tusfcbenfpel.<br />
D E R D E
Ê L Y. S P E L. 337<br />
D E R D E E E D R ï F,<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Het Tooneel is in 't Huis van<br />
Baptifta.<br />
H<br />
LUCENTIO, HORTENSIO. BIANCA.<br />
LUCENTIO.<br />
óud op Speelman.' Myn Heer, gy word<br />
te flout. hebt gy zo ras de. bejegening ver«<br />
geeten, waar mede haar Zuster U verwellekbom.<br />
de?<br />
HORTENSIO.<br />
Loop twiftzuchtige Schoolvos; Bianca is de Be.<br />
fchermgodin der Hemelfche welluidenheid ; laat<br />
my dus altoos den voorrang beweeren; en a's wy<br />
met de Muzyk een uur doorgebrugt hebben, dan<br />
kunt gy tot uw voorlezen insgelyks een uur nee.<br />
men.<br />
LUCENTIO.<br />
OnWeetend Menfch , die nooit zo veel gelezen<br />
hebt, dat gy de oorzaak kunt weeten, waarom de<br />
Muzyk uitgevonden is. waarom toch anders als om<br />
dé Menfchelyke Ziele na haar yvrig Studeeren, of<br />
anderen en gewoonen Arbeid, te verkwikken ? laat<br />
mydus altoos myne Wysgeerige voorlezingen doen,<br />
en wanneer ik daar mede ophoude , komt dan<br />
met uw Muzyk voor den dag.<br />
HOR TENÜIO.<br />
Myn Vriend, ik zou diergelyke trotfche bejéegeningen<br />
my van hem niet laaten welgevallen.<br />
BIANCA.<br />
Myne Heeren, gy doet my dubbeld onrécht, dat<br />
gy met elkander over dat geene twiften wilt, dat<br />
alleen op myne keuze aankomt. Ik ben geen School,<br />
kind meer dat mende roede wyft: ik wil aan geene<br />
II. DEEL, Y Hurea
338 DE KUNST OM EEN TEG. TE TE M M .<br />
uuren en vaftgezette. tyden verbonden zyn, masr<br />
myne Leeruuren neemen als het my behaagt, en<br />
om aan al dezen twift een einde te maaken, zullen<br />
wy ons hier neder zetten, neemt gy uw Inftrument<br />
en fpeelt daar intuJchen op; zyne onderrichting<br />
zal ten einde zyn, eer gy gefterad hebt.<br />
HORTENSIO.<br />
Zult gy hem dan op doen houden als myn" Luit<br />
gefteld is?<br />
LUCENTIO.<br />
Dat zal zy nooit zyn; ftem uw Inftrument maar.<br />
(Hortenfio verwyderd zicb.)<br />
BIANCA.<br />
Waar bleeven wy hst laatfte by ?<br />
L U C E N T I O .<br />
Hier Mejuffrouw:<br />
_<br />
Hac ïbat Simois; bic eft Sigeia tellus i<br />
Hk fieterat Priami regies celfafenis.<br />
BIANCA.<br />
Verklaar my dit.<br />
LUCENTIO.<br />
Hac ibat, gelyk ik. U voorheen gezegt hebbe;<br />
Simeis, ik ben Lucentio; bic eft, een Zoon van<br />
Vincentio in Pifa; Sigeia tellus, dus verkleed om<br />
uwe liefde te verwerven: bic fieterat. Ik Lucentio<br />
die om uw bidden zal; Priami is myn bediende,<br />
Tranio; regia , die myne klederen draagt ; celfa<br />
fenus, op dat wy den ouden Pantalon beftuuren<br />
HORTENS ro, {wederkomende.)<br />
Mejuffrouw , myn Irifirumect is geftemd.<br />
BIANCA<br />
Laat hooren.— 6 foei, de Discant kraft.<br />
LUCENTIO.<br />
In 't gat gefpoogen, gosde Vriend,en- nog eens<br />
geftemd 1<br />
BIANCA,<br />
Nu, laat zien of ik het kan overzetten. Hac<br />
ibat Simtis; ik ken U niet; bic eft Sigeit tellus,<br />
ik
3 L r. S P E L. 33*<br />
ik vertrouw U nitt: bic fieterat Priami-. neem U<br />
in acht dat hy ons niet hoor.) ; regia, zy: gy niet<br />
te vertrouwen ? e elf* fenus, wanhoop niet.;<br />
HORTENSIO.<br />
Mejuffrouw, heden ftemt het.<br />
LUCENTIO.<br />
Ja, Ja! maar de Bas niet,<br />
HORTENSIO.<br />
Waarom niet in 't geheel 0) ? —— h o e ftout en<br />
nieuwsgierig is onze Schoolvos ! — waarachtig, de<br />
Kaerel zoekt zich by myn beminde in re dringen<br />
! - Pedascale, ik zal hen wel beter bewaaken.<br />
BIANCA.<br />
Met 'er tyd, hoop ik: heden vertrouw ik nog<br />
niet regt.<br />
LUCENTIO.<br />
Vertrouwd maar ztktr —— want in de daad<br />
Aeacides was Ajax;, en had deze naam van zyn<br />
Grootvader.<br />
BIANCA.<br />
Ik moet myn Leermeefter wel geloof geeven,<br />
anders kan ik U verzekeren dat ik eeuwig zou<br />
twyffelen. maar het mag zo zyn —— nu,<br />
Licio , kom hier —— myn lieve Leermeefter,<br />
neem het niet kwaiyk dat ik met U beide ge«<br />
fcherft heb.<br />
HORTENSIO.<br />
Gy kunt thans heen gaan, en my een weinig<br />
alleen laaten ; myne Leeiftukken zyn niet drieftemmig.<br />
LUCENTIO.<br />
Zyt gy zo puntelyk Myn Heer ? —— wel aan<br />
dan, ik moet waariyk zo lang ter zyde gaan en<br />
wag.<br />
. (0 In 's Èngelfeb, The bafe is rigbt; 't is the<br />
baze knave that jars. een vuoordfpeeling Bist Bafe,<br />
dut de tas en c-ok, lëagbartig betekend.<br />
y 2
34o<br />
DE KUNST OM EEN TEG. TÈ TEMM.<br />
wagten. (ter zyde) Dwaal ik niet, zo is onze sarrige<br />
Muzykmeefter verliefr.<br />
HORTENSIO.<br />
Mejuffrouw, eer gy het Inftrument aanroerd,<br />
moet ik U myne Vingerzetting leeren, en by gevolg<br />
met het eerfte fondament der Kunft het begin<br />
maaken, en U de toonleiding op eene korte wyze<br />
leeren; op zulk eene aangenaame, gewoone en<br />
indringende wyze,als gy ooit van iemant van myn<br />
beroep geleerd zyt geworden. Hier heb ik ze<br />
fchriftelyk en fierlyk opgefteld.<br />
BIANCA.<br />
Ei, ik ben reeds lang met de toonleiding vaar»<br />
dig geweeft.<br />
HORTENSIO.<br />
Maar leez' Hortenfio's toonleiding eens.<br />
BIANCA (leeft.)<br />
Deez' Zangkunsts vasten grond of Muzykfchaal<br />
genaamd,<br />
Heeft hier vol tederheid Hortenfio gefchreeven.<br />
CD. Schenk ó Bianca .'hem al 't geen de deugd<br />
betaamd.<br />
E. F. Hy zal U van zyn min de klaarfte blykenr<br />
geeven;<br />
G. A. Neemt zyne aanbieding aan die hy in ernst<br />
verklaard,<br />
B. C. Zyn trouwbeminnend harte is uw verhoo<br />
ring waard.<br />
Noemt gy dit de toonleiding? — foei.' zy bevalt<br />
my niet. de oude gewoome behaagt my het<br />
beft. ik ben zo dwaas nïet.dad ik grondige Regelen<br />
tegen zeldzaaame nieuwigheden verruilen zai.<br />
Een BEDIENDE, die op het Tooneel komt.<br />
Mejuffrouw! Myn Heer, uw Vader Iaat U ver<<br />
zoeken om uwe boeken weg te leggen, en uw Zusters<br />
Vertrek te helpen opfieren : gy weet morgen<br />
is haar'bruiloftsdag,<br />
r<br />
Bi air*
B L T ' S P E L . . 341<br />
BIANCA.<br />
Vaar beide wel, myn waarde Leermeefters; ik<br />
moet gaan.<br />
LUCENTIO.<br />
Waarlyk , Mejuffrouw; dan heb ik ook geen<br />
reden om langer hier te blyven.<br />
T W E E D E T O O N E E L ,<br />
HOETENSIO<br />
(alleen.)<br />
Maar ik heb reden om dezen Pedant op de<br />
Vingers te zien: my dunkt hy ziet 'er uit, als of<br />
hy verheft was.—— Maar, als uw denkwyze,<br />
Bianca, zo laag is, dat gy uwe rond dwaalende<br />
oogen op ieder fleg'e Kaerel werpt , zo mag die<br />
geene U neeme die luft heeft; maar vind ik U<br />
eens buitenfpoorig, zo zal ik U ras opgeeven, en<br />
my een andre Beminde kiezen.<br />
(Hy vertrekt.)<br />
D E R D E T O O N E E L . (*)<br />
BAPTISTA, GREMIO, TRANIO, KA<br />
THARINA, LUCENTIO, BIANCA,<br />
BEDIENDE.<br />
BAPTISTA.<br />
Signor Lucentio, zie thans den beftemden dag<br />
op welke Katharina en Petruchio trouwen zullen,<br />
en echter hoor ik nog niets van myn Schoonzoon,<br />
wat zal men zeggen ? welk een gefpot zal het geeven<br />
, zo de Bruidegom in gebreke blyft, en de<br />
Prielter daar reeds is en wagt om de trouwing te<br />
verrigten? — wat zegt Lucentio op deze myne<br />
befchimpingf<br />
Y 3<br />
KA-
342 DE KUNST OM EEN 1 EG. TE T E M M .<br />
KA THARINA.<br />
De befchimping treft my alleen, men wil my<br />
echter dwingen , tegen myne neiging, myn hand aan<br />
een dol zinneloos Menfch te geeven, die het hoofd<br />
vol zotte grillen heeft ; die aijf in allen haaft<br />
kwam vryên , en my nu naar zynen wille denkt<br />
te trouwen. Heb ik U niet gezegt dat hy een<br />
zinneloos Menf h was , die zyn bittre Scherts<br />
a iter een openhartig gfdrag verborg ?öm voor een<br />
ppgeruimd en wys hoofd te boek te ftaan, houd<br />
by mogelyk om duizend Maagden aan , beftemd<br />
de Bruiloftsdag. maakt zich Vrienden , verzoekt<br />
ze , laat de afkondiging verrichten , maar denkt<br />
nooit die geene te trouwen die hy ten huweiyk<br />
verzogt heeft. Thans zal de geheele Waereld met<br />
Vingers op de arme Katharina wyzen, en zeggen:<br />
„ Zie daar, daar gaat de Vrouw van den dollen<br />
„ Petruchio, als hy maar beliefde te komen om<br />
haar te trouwen.<br />
TRANIO.<br />
Geduld waarde Katharina, en goedhartigen Va«<br />
der Baptifta; op myn Eer, Petruchio meend het<br />
niet kwaad , wat hem ook daar in verhinderen mag<br />
zyn woord te houden, is hy juift niet wellevend,<br />
zo weet ik echter dat hy zeer verftandig is: is hy<br />
yrolyk, zo is hy met dat allts toch een iechtfchaa.<br />
pen Man.<br />
K ATHAR INA.<br />
Ik wenfchte dat Katharina hem van baar leven<br />
niet gezien had. (Zy vertrekt weenende )<br />
BAPTISTA.<br />
Ga Meisje, deze reis kan ik over uw weenen<br />
geene tegenwerping doen ; want zulk eene beledi;<br />
ging zou een heilige uit zyne goedheid vervoeren'<br />
hoe veel meer een Twistfter van zulk een' onge.<br />
duldigen gemoedsairt als gy zyt.'<br />
VIERDE
B L % - S P E L, 343<br />
V I E R D E T O O N E E L .<br />
B tjo H D E L L o.<br />
De voorige.<br />
BIONDELLO.<br />
Heer, heer, nieuwigheden,oude nieuwigheden*,<br />
maar zulke die gy nog nooit gehoord hebt!<br />
BAPTISTA,<br />
Nieuw en oud te gelyk.' hoe kan dat zyn ?<br />
BIONDELLO.<br />
Nu, is het dan geen nieuwigheid om te hooren<br />
dat Petruchio komt?<br />
BAPTISTA.<br />
Is hy gekomen?<br />
BIONDELLO.<br />
Neen, Myn Heer.<br />
BAPTISTA. .<br />
Wat "dan ?<br />
BIONDELLO.<br />
Hy komt.<br />
BAPTISTA,<br />
Wanneer zal hy dan hier zyn?<br />
BIONDELLO.<br />
Als hy hier ftaat, daar ik fta; en gy hem daar<br />
voor U ziet.<br />
T BAN io.<br />
Maar zeg wat bedoelt gy dan met uw oude<br />
nieuwigheden ?<br />
B I O N D E L L O .<br />
Wat ?-— Petruchio komt met een nieuwen Hoed<br />
en een oude Rok; met een paar oude en driemaal<br />
omgekeerde Kouzen; een paarLaarfen die kaarfe»<br />
laden geweeft zyn, waar van de eene gegespt en<br />
de andere gebonden is; met een oude verroefte<br />
Degen, die uit het Stadstuighuis genomen is, met<br />
een gebroken geveft, zonder draagband, en met<br />
een afgeknotte punt. zyn Paard heeft een oude<br />
flegte Zadel op den rug; de Stygbeugels gelyken<br />
6<br />
Y 4 •»*
,<br />
*44 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
ölnJ££ b U l e n d e n h e e f t h e t P a » *<br />
%.<br />
/ n ó S u 0 p d e r u gë e g f a a t geheel mors^<br />
vo win^ï „ c^rbuik S en Sehup aangetaft,<br />
d e<br />
eene ónh g I K " * h e e f t . d e k n i e e n geelzucht . heeft<br />
3<br />
feteM t<br />
t<br />
, a r e o m f t e e k l 'ng en geweldige fchifknup<br />
\?J Ü ren , V a n d e Wormen geheel doorvoorhL<br />
^ n e n i verlamd aan 't linker<br />
k f e e R<br />
u<br />
van Sch^n.^ !f n 5 a ' f k : 0 ^ , B e b i t - e n een halfter<br />
van Schaapleer.dat door het dikmaals terugtrek-<br />
h<br />
eeds d, k<br />
I eeft r V ,? n ' l ftruike,en I e wederhouten<br />
eC<br />
m<br />
wederom° ï ^ b e U r d ' " m e t e n k e l k n o 0 P<br />
g<br />
e<br />
Ten ra f^I/ etC , rd i s { , e e n b u i k r i e m v a n z e s<br />
van fln^i? S £ k n o e , d ' een vrouwe ftaartriem<br />
e n<br />
S,J"«' W a a , r ° P t w e e L e i f e r s v a ° haar naam,<br />
to^iela??^<br />
e" h i " e n d a a r m e t<br />
, T R. . BAPTISTA.<br />
Wie komt dan met hem.<br />
T T . BIONDELLO.<br />
is als n zvn ^ ? , r '<br />
« ^ i k t<br />
n H e e<br />
d i ö C V e n 2 0<br />
been heen, en Jn ' C e n I , n n e n k o u s a a n e n e e n g r p e n e<br />
| a a r s k<br />
c<br />
h« . eene<br />
dere met een roode en blauwe band opgebonden<br />
?hant a^n d e h , Ü e a W a a r °P d e H u * Veertig<br />
Van een<br />
het r7en 'h plaatf "<br />
Vede' «S?<br />
e 0 C<br />
e e n waar<br />
kleed nr en l l<br />
t*- e edrochf »'« zyco<br />
d3e of de f<br />
,<br />
b<br />
n<br />
' e t S " a a r e e n Chriftelyte Be<br />
uienae ot de Lakey van eenen Edelman.<br />
hebben •tlfr 0 "^' 1 '' 6 t o e<br />
'<br />
aa"gefpoord<br />
BA?<br />
(O Zfe M*r siw J. LEFKANCQ VAN BERK.<br />
r,.\ n. r . i „ VERTAALERS.<br />
tSwekPïfTJ<br />
Ba<br />
!i aie f^bt van dien<br />
V t l d e he<br />
zulks miJL<br />
ÏÏ° tten<br />
Wks meemaalen m zyne overig<br />
•<br />
Tooneelfpsleh<br />
BW h<br />
WARBÜRTON.
B L T. S P E L. 3*5<br />
BAPTISTA.<br />
Ik ben verheugt dat hy maar komt j hy mag komen<br />
zo hy wil.<br />
BIONDELLO.<br />
Neen, Myn Heer, hy komt niet.<br />
BAPTISTA.<br />
Hoe.' zeide gy niet „ hy komt.<br />
BIONDELLO.<br />
Wie? — Petruchio komt?<br />
BAPT 1 STA.<br />
Nu, Ja, Petruchio komt.<br />
BIONDELLO.<br />
Neen, Myn Heer, ik zeg zyn Paard komt, en<br />
hy zit daar op.<br />
BAPTISTA.<br />
Nu, dat is al een.<br />
BIONDELLO.<br />
Neen , op myn Eer niet, ik wed om zo veel<br />
gy wilt, dat een Paard en een Menfch meer dan<br />
een zyn; fchoon het niet veel verfchild.<br />
V Y F D E T O O N E E L .<br />
PETRUCHIO, GRUMIO. De voorige.<br />
PET RUCHIO.<br />
Nu , waar zyn dan deze aartige lieden ? wie is<br />
hier te huis?<br />
BAF TI STA.<br />
't Is goed dat gy konnt Myn Heer.<br />
PETRUCHIO.<br />
En echter kom ik niet goed. \<br />
BAPTISTA.<br />
Nü, gy hinkt doch niet?<br />
TRANIO.<br />
Gy zyt zo goed niet gekleed, als ik wenfchte<br />
d«t gy zyn moeft.<br />
Y 5 PE.
346 DE K U N S T OM EEN TEG. TE T E M M .<br />
PETRUCHIO.<br />
Al waaren myne klederen ook beter, dan zou ik<br />
echter dus aankomen, maar waar is Kaatje ? waar<br />
is myn lievenswaardige Bruid?—— wat doet myn<br />
Schoonvader? my dunkt, myn waarde Vrienden,<br />
dat gy 'er boos uit ziet; en waarom gaf dit waardie<br />
gezelfchap my aan, als of,zy een ongewoone<br />
verfchyning, een Comeet of een ander Wonderteken<br />
zagen?<br />
BAPTISTA.<br />
Gv weet myn Heer, het is heden uw Trouwdag:<br />
eerit waaren wy misnoegt uit vrees of gy met komen<br />
zoud; en heden zyn wy nog misnoegder dat<br />
evin dezen Staat komt. foei .'werp dit kleed weg;<br />
bet befchimpt uwen Staat; en is onze Bruilofts?<br />
Dkichtigheid een doorn in de oogen.<br />
V<br />
TRANIO.<br />
Zee ons toch ; welk eene gewichtigs verhindering,<br />
heeft U dus lang van uwe Bruid afgehouden,<br />
en veroorzaakt dat gy U heden , by uwen<br />
aankomft, zelfs niet meer gelyk zyt?<br />
PETRUCHIO.<br />
Het zou te langweillg zyn om het te verhaalen,<br />
en te onaangenaam om het aan te hooren. genoeg,<br />
dat ik heden gekomen ben om myn woord te hou.<br />
den, alfchoon ik juift in eenige ftukken genood,<br />
zaakt ben om van myne belofte af te gaan, hier<br />
over zal ik mv wel, als wy maar tyd hebben, zo<br />
ontfchuldigen, dat gy met my volkomen te vreeden<br />
zi.it zyn. maar waar is Kaatje? ik blyf te lang van<br />
haar af; de voormiddag is fpoedig om; het is tyd<br />
du wy in de Keik gaan.<br />
TRANIO.<br />
Laat U toch in deze ongefchikte kleeding voor<br />
uw Bruid niet zien , ga in myn Kamer , en trek<br />
een van myne klederen aan.<br />
PETRUCHIO.<br />
Dat zal ik wel laaten j zo als ik hier ben zal<br />
ik hasr bezoeken.<br />
C i r '
B L T - S P E L. 347<br />
BAPTISTA.<br />
Ik hoop echter niet, dac gy zo met haar naar de<br />
Kerk wilt gaan,<br />
PETRHCHIO,<br />
Ja.' Waarachtig, net zo ;zegt my daar toch niets<br />
verder over; zy trouwd my, en niet myne klederen,<br />
kon ik dat geene datzy aan my te draagen heeft<br />
zo ligt verbeeteren , al» ik deze armzaalige klederen<br />
verbeteren kan, zo was het goed voor Kaatje,<br />
maar nog beter voor my —— maar ik ben wel<br />
een regte Zot,dat ik hier met U ftaa te kaakelen,<br />
daar ik myn Bruid een "goeden Morgen en dezen liefwaardigen<br />
aanfpraak verzegelen moet.<br />
(Hy vtrtrekt.)<br />
TRANIO.<br />
Hy heeft met zyn dolle kleeding zekerlyk iets<br />
in denzin ; wy zullen hem echter,als het mogelyk<br />
is, overreden, dat hy zich beter aankleed eer hy<br />
naar de Kerk gaat.<br />
BAPTISTA.<br />
Ik zal hem volgen , en zien hoe dit afloopen<br />
Sal. (Hy vertrekt.)<br />
TRANIO.<br />
Maar, Myn Heer, moeten wy nog opBaptifta's<br />
bewilliging hoopen? ik wil gelyk ik üreeds zeide,<br />
tot dat voornsemen iemant opzoeken. —— het<br />
komt 'er niet veel op aan wie het is ; wy zullen<br />
hem wel africhten — die zich voor Vincentio<br />
uit Pifa uitgeeft, en hier in Padua nog grooter<br />
Sommen verzekeren moet, als ik reeds beloofd<br />
heb. op deze wyze zultgy ongeftoord tot het genot<br />
van uwe hoop geraaken , en de beminnenswaardige<br />
Bianca met bewilliging van haaren Vader<br />
verkrygen.<br />
LUCENTIO.<br />
Als myn Collega , de Muzykmeefter, Biancaas<br />
fchreeden maar zo zorgvuldig niet nafpeurde, dan<br />
zou ik het voor goed houden om ons huweiyk in<br />
't geheim te voltrekken , was het eens gefchied<br />
dan
1+8 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
dan kon de geheele Waereld neen zeggen : ik<br />
zou myn eigendom behouden in fpyt van ieder.<br />
TRANIO.<br />
Wy moeten wel toezien, om de zaak daar heente<br />
wenden, en tot ons voordeel, een beftendig<br />
en waakzaam oog hier op te houden, wy zullen<br />
den Grauwbaart Gremio ; den ftikzienden Burger<br />
Minola ; en den verfierden Muzykmeefler Licio<br />
wel misleiden , alleen om Myn Heer Lucentio's<br />
wille.<br />
Z E S D E T O O N E E L ,<br />
GREMIO.<br />
De voorige.<br />
TRANIO,<br />
Ha, Signor Gremio, komt gy uit de Kerk ?<br />
GREMTO.<br />
Ja, en met zo veel vreugd als ik eertyds uit het<br />
School kwam.<br />
TRANIO.<br />
En komt de Bruid en Bruidegom ook naar<br />
huis?<br />
GREMIO.<br />
Dat is een Bruidegom .' een dollen drommel!<br />
dat Meisje zal nog wat beleeven met hemi<br />
TRANIO.<br />
Was hy dolder als zy? —— ó.' dat is niet<br />
moogelyk,<br />
GREMIO.<br />
6! Hy is een Duivel ; een waare Duivel ; de<br />
levendige booze Vyand,<br />
TRANIO.<br />
ö ! Zy is een Duivel/ een waare Duivel; des<br />
Duivels levendige Grootmoeder.<br />
GREMIO.<br />
Neen, zy is een Lam, een Duiv, een vroom<br />
Meisje tegens hem. hoor flegts, Signor Lucentio,<br />
toen
B L T * S P E L. 34*<br />
wen hem de Priefter vroeg of hy Katharina ten<br />
Vrouw begeerde, riep hy Ja, by den Element?<br />
en vloetete zo luid dat de Priefter van verbaaft'<br />
heiJ het boek liet vallen ; en als hy nederbukte<br />
om het zelve op te neemen , gaf deze dolkoppige<br />
Bruidegom hem zulk een ilag, dat'PriefterenBoek»<br />
en Boek en Priefter ter aarde vielen, nu, neem het<br />
op, zeide hy, zo iemant luft heeft.<br />
TRANIO.<br />
Wat zeide de Bruid, toen hy weder opftond ?<br />
GREMIO.<br />
Zy zidderde en beefde : want hy ftampvoeten<br />
en vloekten, even of de Priefter hem had willen<br />
bedriegen, maar na veele omftandigheden eifchte<br />
hy wyn, en riep „ uw gezontheid! of hy op een<br />
Schip was, en met zyne Kameraden na een Storm<br />
teerden, hyfoop den beeker met wyn uit, (v) en<br />
fmeet het ingeweekte brood den Koster in 't aange»<br />
zicht, uit geen andere oorzaak, als om dat zyn<br />
baart 'er dun uitzag, en hem by het drinken om<br />
het ingedoopte fcheen te bidden, hier na vatte hy<br />
de Bruid om den hals, en gaf haar zulk een harde<br />
kusch op de lippen dat het door de geheeleKerk klonk.<br />
Ik kon het niet langer meer ranzien, maar ging van<br />
fchaamte weg ; en ik merk dat het gantfche gezelfchap<br />
my is gevolgt. zulk een dolle Bruiloft is nog<br />
nooit gehoord. — hoor maar, ik verneem de Muzyk<br />
reeds.<br />
(v) STEEVENS bewyft dat bet eene 'oude ge.<br />
woonte was , om terftond na de trouwing wyn te<br />
drinken.<br />
Z E-
350 DE KUNST OM EE» TEG. TE T E M M .<br />
Z E V E N D E T O O N E E L .<br />
PETRUCHIO. K A T H A R I N A , B I A N C A ,<br />
HORTENSIO, BAPTISTA. De<br />
voorige.<br />
PETRUCHIO.<br />
Gy Heeren en Vrienden, ik dark U voor uwe<br />
moeite, vermoedelyk denkt gy dezen middag met<br />
my te fpyzen, en hebt groote toebereidzelen gemaakt;<br />
maar het is nu niet anders,ik moet .pp het<br />
fpoedigfte van hier gaan» en wil my daarom by U<br />
verontfchulJigen.<br />
BAPTISTA.<br />
Is 't mogelyk ? wilt gy dezen avond reeds weer<br />
weg?<br />
PETRUCHIO.<br />
Ik moet heden nog weg, eer het avond word.<br />
iaat U dit niet verwonderen, wift gy myne bezig»<br />
heden, dan zoud gy my veel eer bidden om heen<br />
te gaen dan te blyven. ik dank bet geheele, my zo<br />
dierbaare, gezelfchap, dat by myne trouwing met<br />
deze gelaatene, tedere en deugdzaame Vrouw tegenswooidig<br />
is geweeft. Eet te faamen by myn'<br />
Vader; drink op myne gezontheid, want ik moet<br />
w eg. ——• Vaart allen wel.<br />
TRANIO.<br />
Blyft toch ten mirften tot na den eeten.<br />
PETRUCHIO.<br />
Ik kan niet'.<br />
G R E M i o.<br />
Als ik U nu daarom bad.<br />
PETRUCHIO;<br />
Het kan niet zyn.<br />
K AT H A R I NA.<br />
Als ik U dan bad. ;<br />
PE
B L Y . S F l '.. 3ji<br />
PETRUCHIO.<br />
Ik ben te vreeden.— • ...<br />
K A T H A R I N A .<br />
Zyt gy te vreeden, hier te biyven ?<br />
PETRUCHIO.<br />
Ik ben te vreeden dat gy my bid om hier to<br />
biyven, maar ik blyf echter niet, gy moogt my bid.<br />
den zo veel gy wilt.<br />
K A T H A R I N A .<br />
Nu, als gy my lief hebt, zo blyf.<br />
PETRUCHIO..<br />
Grumio, myne Paarden.<br />
GRUMIO.<br />
Zy zyn gereed , Myn Heer ; de Paarden heb<br />
ik gevoerd.<br />
K A T H A R I N A .<br />
Nu , doet dan wat gy wilt, ik wil nu heden<br />
niet vertrekken; morgen ook niet; en zelfs niet<br />
eer als het my behaagt, de deur ftaat open Myn<br />
Heer, daat gaat de weg heen . huppel daar nu.<br />
ik ga niet eer als het my gelieft, mogelyk zult<br />
gy een koppige knorrige Gemaal worden, daai gy<br />
het op zulk eene heethoofdige wyze aanlegt en<br />
begint.<br />
PETRUCHIO.<br />
Weeft geruft Kaatje , ik bid U ; word niet<br />
kwaad.<br />
K A T H A R I N A .<br />
Ik wil nu kwaad worden, wat begint gy hier ?-•*<br />
wees geruft lieve Vader, hy zal zo lang biyven<br />
als het my behaagt.<br />
G R E M 10.<br />
Ziet gy nu wel, Myn Heer? — heden begint<br />
het te werken.<br />
KATHARINA.<br />
Kom Heeren, aan de Bruiloftstafel. — - ik zie<br />
wel, men kan een Vrouw wel ras tot een Zottin<br />
maaken, als zy geen moed genoeg heeft om we><br />
derftand te doen.
$5a DE KUNST OM EEN TEG. TÉ TEMM.<br />
PETRUCHIO.<br />
Wy zullen binnen gaan, Kaatje, op uw bevel ^«i<br />
gehoorzaamd de Bruid, gy die baar hier geleid hebt,<br />
gaat aan tafel, maakt U vrolyk , en weeft goedsmoeds<br />
; drinkt met groote teugen op baar gezontheid<br />
; weeft vrolyk, maakt een fchoon leven, of<br />
gaat Heen en hang: U op; maar myn aartig Kaatje<br />
moet met my weg —— maar niet fcheel te zien I<br />
niet te ftampen I niet ie huilen! geen groote oogen<br />
te maaken I ik wil Heer over dat geene zyn dat my<br />
toebehoord. Zy is myn Goed, myn Eigendom; zy<br />
is myn Huis , myn Huisfieraat, myn Veld, myn<br />
Schuur, myn Paard, myn Os, myn Ezel, myn<br />
alles; en hier ftaat zy, roerd haar maar aan die<br />
het herte heeft, ik zal de vermeetele wel te hoop<br />
dryven , die my in myne reize naar Padua in den<br />
weg leggen wil. trek van Leer Grumio, wy zyn<br />
door dieven omfingelt, befcherm Mevrouw aisgy<br />
een braave Kèerel zytl vrees niets lieve Maagd,<br />
zy zullen U niet aanroeren, Kaatje, ik zai U tegen<br />
een gantfch Milioen befchermen.<br />
(Petruchio en Katharina vertrekkeu.)<br />
BAPTISTA.<br />
Laat dat tedere en ftille Paar, maar gaan.<br />
GREMIO.<br />
Waaren zy niet fpoedig gegaan, dan was ik van<br />
't lagchen geftorven.<br />
TRANIO.<br />
Onder alle dolle Huwelykcn , heeft dit zyns<br />
gelyken nog niet gehad.<br />
LUCENTIO.<br />
Wat dunkt gy dan van uw ZufterMejuffrouw?<br />
BIANCA.<br />
Dat zy zelf onverftandig, en nu met een on.<br />
verftandig Man gehuwd, is.<br />
GREMIO.<br />
Ik fta daar voör ih ; ieder van hen heeft zyn<br />
befcheiden deel.<br />
BAP*
È L T- S P E L. ! ?ji<br />
BAPTISTA.<br />
. filyn waarde Buuren en Vrienden, fchoon<br />
Bruid en Bruidegom aan den difch onibreeken zo<br />
weet gy echter dat 'er geen goede gerechten tot<br />
het gaftmaal ontbreeken. Lucentio , gy zult de<br />
plaats des Bruidegoms vervullen ; en Bianca die<br />
van haar Zuster.<br />
TRANIO.<br />
Zal de fchoone Bianca zich oeffenen om voor<br />
Bruid te fpeelen.<br />
BAPTISTA.<br />
Ja, Lucentio, dat zal zy. kom Heeren Iaat ons<br />
gaan.<br />
Einde van bet Dlrde Bedryf.<br />
ii. Du£ z VIERDE
354 DE KUNST OM ESJJ TEG. TE TEMM.<br />
V I E R D E<br />
BEDRYF.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Het Tooneel verheeld het Landhuis van<br />
Petruchio.<br />
GRUMIO, daarna<br />
KURTIS.<br />
GRUMIO.<br />
T")a Duivel haald alle vermoeide Schendmeeren,<br />
aile dolle Heerfchippen, en alle morsfige wegen<br />
! wie is ooit zo geflagen ? ooit zo modderig,<br />
ooit zo moe geworden ? men heeft my voor uit<br />
gezonden om vuur a3n te maaken, en zy komen<br />
my terftond op de hielen om zich te warmen, was<br />
ik nu van geen heete natuur, dan zouden my de<br />
lippen aan de tanden, de tong aan 't gehemelte,<br />
en het harte in 't lyf bevriezen, eer ik by een<br />
vuur kon komen om my weder te ontdooien, maar<br />
ik zal het vuur aanblaazen, en my daar by war»<br />
men; want waarlyk by zulk een Weder, moet wel<br />
een geheele andre Kaerel als ik ben, koud worden,<br />
hola.' he! Kurtis!<br />
KURTIS.<br />
Wie fchreeuwd daar zo bevroozen ?<br />
GRUMIO.<br />
Een Huk Ys. wiltgy zulks niet gelooven, zo kunt<br />
gy van myne fchouders tot aan myne voeten zo<br />
fchielyk afglyden , als of het langs myn hals en<br />
hoofd was.— maak toch vuur, waarde Kurtis.<br />
KURTIS.<br />
Komt Myn Heer en zyn Vrouw dan, Grumio?<br />
GRUMIO.<br />
Ja, Ja Kurtis; Ja toch: daarom maak vuur,<br />
vuur.' doet 'er geen water by.<br />
Kus.
jj L r • S P E L. 355<br />
KURTIS.<br />
Maar is zy waarlyk zulk eene haaftige Tegen»<br />
Fpreekfter als men haar befchryft?<br />
GRUMIO.<br />
Ja dat was zy myn Vriend, eer de Vorft kwam;<br />
maar gy weet de Winter temdMannen, Vrouwen,<br />
en Beeften ; want hy heeft myn ouden Heer, en<br />
myn nieuwe Vrouw, en U zelf, Broeder Kurtis<br />
tam gemaakt.<br />
KURTIS.<br />
Gy drieduimige Zot (va). Ik ben geen Beeft.<br />
GRUMIO.<br />
Houde ik flegts drie duim ? neen. uw hoorn is<br />
een voet lang.en zo lang ben ik ten minftetoch.—*<br />
maar zult gy vuur aanmaaken , of zal ik U by<br />
Mevrouw aanklaagen? wiens hand •— zy is aanftonds<br />
hier! — gy ras tot uw kouden trooft daar<br />
voor voelen zult; daar gy in uw heeten dienft zo<br />
talmachtig zyt.<br />
KURTIS.<br />
ó Zeg my toch, lieve Kurtis, hoe gaat het in<br />
de Waereld?<br />
GRUMIO.<br />
Het gaat koud in de Waereld, Kurtis, en in<br />
andre dienften als in den uwen. dus maakt vuur,<br />
verricht uw ampt in orden, want myn vuur is om.,<br />
trend dood gevrooren.<br />
KURTIS.<br />
Daar is vuur. nu waarde Grumio, wat is 'er<br />
nieuws ?<br />
G R U .<br />
(w) Three-inch 'd , dat ir; met een barfenpan<br />
van drie duim dikte, eene fpreekvoyze van bet dikke<br />
feort van Planken afkomjlig.<br />
W<br />
Z 2<br />
ARBURTOJST.
356 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMR'f.<br />
GRUMIO.<br />
Ja wel Vriend Hans, myn lieve Hans, (sr) zo<br />
veel nieuws als gy wilt.<br />
KURTIS.<br />
Hbor, gy zyt toch altoos vol draaijingen.<br />
GRUMIO<br />
Maak vuur, zeg ik; want waarachtig ik bevries,<br />
waar is de Kok ? is het avond-eeten gereed ? het<br />
Huis fchoon gemaakt ? Zand geftrooid? zyn de Spinnewebben<br />
weggeveegd ? zyn de Knechts in haar<br />
nieuwe kielen, en witte kousfen? en heeft iedere<br />
Bediende zyn Hoogtyds kleed aan?zyn defiesfchen<br />
en glazen gefpoeld? (y) de Tapyten geleid en alle<br />
zaaken in order ?<br />
KURTIS.<br />
Alles is gereed, zegt my toch wat 'er nieuws is ?<br />
GRUMIO.<br />
Voor eerft moet ik U zeggen, dat myn Paard<br />
moe is. Myn Heer en Mevrouw zyn 'er uitgevallen.<br />
KURTIS.<br />
Waar dan uit ?<br />
GRUMIO.<br />
Uit het Zaal in den Modder: daar toe behoord<br />
een geheele Hiftorie.<br />
KURTIS.<br />
ó.' Laat hooren, goede Grumio.<br />
G»u.<br />
(x) Jack boy.' ho boy! — een plaats uit eene<br />
tude Ballade.<br />
(y) In 't oorfpronkelyke : Be the Jack's fair within<br />
, the jill's rair without — eene fVoordfpeeling<br />
met de twee wóórden : Jack en Jill, welke de naa<br />
men van Knechts en Meiden kunnen zyn , maar ook<br />
drinkmaaten kunnen betekenen, de Jack's waaren van<br />
Leder, en moefien voornamelyk van binnen rein gehouden<br />
worden: de Jill's daar en tegen van Metaal,<br />
tn wierden daarom ook van buiten Jcboon gemaakt.
B L Y - S F E L ' 357<br />
G B U M I O,<br />
Leen my uw oor.<br />
KURTIS.<br />
Hier.<br />
GRUMIO, (bem een klap geevende.)<br />
Daar!<br />
KURTIS.<br />
Dat is eene Hiftorie voelen, en niet hooren.<br />
•GR UMI o.<br />
Daarom heet zy ook eene voelbaare Hiftorie'<br />
deze fbg moet flegts aan uw oor kloppen, om gehoor<br />
voor my te verzoeken. Nu begin ik. eerfte.<br />
lyk kwamen wy van een morsfige hoogte naar be.<br />
neden; myn Heer reed agter, myn Mevrouw<br />
K URTIS.<br />
Beide op een Paard?<br />
GRUMIO.<br />
Wat gaat U dat aan ?<br />
KURTIS.<br />
Wel nu, een Paard.<br />
GRUMIO,<br />
Verhaald gy liever de Hiftorie ——» maar waart<br />
gy my niet in de reden gevallen, dan had gy gehoord<br />
hoe haar Paard viel , en zy onder heur<br />
Paard ; gy had gehoord aan welk eene morsfige<br />
piaatfe dit gefchieden;hoezy geheel beflykt wierd ;<br />
hoe hy haar met het Paard op heur leggen liet,<br />
en hoe hy my daar voor afklopte , om dat haar<br />
Paard geftruikeld hadt; hoe zy door de Modder<br />
heen waadde , om hem van my weg te rukken;<br />
hoe hy vloekte , en hoe zy bad, zonder anders<br />
ooit gebeden te hebben ; hoe de Paarden weg<br />
liepen ; hoe hunnen teugel brak ; hoe ik myn<br />
ftaartriem verloor; en nog veele andere gedenkwaardige<br />
zaaken ; die nu in de vergetelheid mogen<br />
fterven ; en gy als een' dommen duivel in 't<br />
Graf daalen.<br />
Z 3<br />
Kui-
358 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM,<br />
.KURTIS.<br />
Volgens dit verhaal is hy dolder Duivel als<br />
zy?<br />
GRUMIO.<br />
Ja zekerlyk; en dat zult gy , en de befte Van<br />
U wel ondervinden als hy t'huis komt. maar wat<br />
kaakel ik hier? roep Nathanaël, Jofeph , Nicolaas,<br />
Philip, Walther en de overige hier ; laaten<br />
zy hunne hoofden vooral glad kammen ; hunne<br />
blaauwe Rokken uitkloppen, en kouzebanden van<br />
eene kleur aandoen : laat hen met de linkervoet<br />
hunne groetenis volbrengen, en zich niet onderftaan<br />
een hair van den Paardenftaart van myn Heer<br />
aan te raaken, eer zy hem de hand gekufcbt heb'<br />
ben. zyn zy allen gereed ?<br />
KURTIS.<br />
Dat zyn zy.<br />
GRUMIO,-<br />
Roep hen hier.<br />
KURTIS.<br />
Hoord eens hier ? —— Vrienden! —«—• gy moet<br />
Myn Heer ontvangen, en Mevrouw aanzien weeten<br />
te geeven.<br />
GRUMIO.<br />
Zy heeft zelf aanziens genoeg:<br />
KURTIS.<br />
Dat geloof ik wel.<br />
GRUMIO.<br />
Dat dacht ik niete; gy riep echter het Volk om<br />
haar aanzien te geven.<br />
KURTIS.<br />
Ik riep hen om haar Crediet te verfchaffen.<br />
TWEEDE
B h Y • S P E L, 350<br />
T W E E D E T O O N E E L .<br />
Vyf BEDIENDEN,<br />
De voorige.<br />
GKÜMIO.<br />
Nu, zy zal echter niets 'van U bergen willen.<br />
NA TH A N A ë L.<br />
Welkom, t'huis, Grumio.<br />
PHILIP.<br />
Hoe gaat bet Grumio.<br />
«JOSE PH.<br />
Ha.' Grumio!<br />
Ni COL AAS.<br />
Zo, Kameraat Grumio.<br />
NATHANASL.<br />
Hoe gast het oude Jonge?<br />
GRUMIO.<br />
Ha! welkom Vrienden.' — hoe gaat het U? —<br />
en gy? he! — Kameraat, en U? — en zo<br />
veel voor 't groeten, myn braave Kameraaden,<br />
is alles heden gereed, is alles wel ordentelyk en<br />
zuiver.<br />
NATHANASL.<br />
Het is alles gereed, wanneer komt onzen Heer<br />
dan?<br />
GRUMIO.<br />
Hy moet aanftonds hier zyn ; aanftonds afftei.'<br />
gen, en daarom weeft niet.... de drommel, ftil!<br />
ik hoor Myn Heer.<br />
Z 4<br />
DERDE
ïfo DE KUNST OM EEN TEG. TE T E M M .<br />
D E R D E T O O N E E L .<br />
PETRUCHIO, KATHARINA. De voorige.<br />
PETRUCHIO.<br />
Waar zyn die Schurken dan? hoe!geen<br />
Menfch was aan de deur om my den Siygbeugel<br />
te houden, of voor myn Paard te ftaan ? waar is<br />
Nathanaël? Gregoor? Philip?<br />
Alle BEDIENDEN.<br />
Hier, hier, Heer; hier, hier, Heer.'<br />
PE TRUC H 10.<br />
Hier Heer! hier Heer ! hier Heer! Vlegels.'<br />
onhoffeiyke Lummels, daar gy zyt.' hoe gaat dit ?<br />
geene opwachting ? geene Eerbied? geen dienftvaardigheid<br />
? waar is de zotte Guit éien ik voor<br />
uit zond ?<br />
GRUMIO.<br />
Hier, Heer; nog even zo zot als ik voorheen<br />
was.<br />
PETRUCHIO.<br />
Gy Boerenkinkel.' gy Ezelskop! gy Schurk! heb<br />
ik U niet belaft om my in de diergaarde te ge.<br />
moet te komen en deze domme Guit mede te<br />
brengen ?<br />
GRUMIO.<br />
Myn Heer, Nathanaëls Rok, was nog niet vol.<br />
komen gereed; en Gabriëls rydlaarzen hadden nog<br />
eenige gaaten in de hiel; daar was geen Pikfak.<br />
kei (z) meer, om Peters hoed te verwen, en aan<br />
Walthers hartsvanger was de fchede noch niet ge<br />
maakt. Daar was niemant in order, als Adam,<br />
Ralph ,<br />
(z) Met wiens rook men oude boeden weder zwart<br />
maakte.<br />
STEEVENS.
B L Y - S P E L .<br />
3oi<br />
Ralph, en Gregoor; de andre zagen 'er alle gqplukt,<br />
afgefleeten, en bedelachtig uit; maar zo<br />
als gy kwaamt, zyn zy echter hier gekomen, ota<br />
U te ontvangen.<br />
PET RU c H r o.<br />
Ga heen, Guit, ga heen, en draagt het avondeeten<br />
op. ( De Bediendens gaan heen; hy zingt.)<br />
,, Waar is myn voorig leven heen?" — Waar<br />
zyn de Kaerels dan?-—.Zet U neder, zat TJ na-<br />
("er , Kaatje, en weeft welkoom. Zoet, lief,<br />
lekker Ding ! (De Bedienden draagen bet eeten<br />
ip.) Nu? zal het haaft komen? —— Nu, goed,<br />
lief Kutje, weeft vrolyk. Naar beneeden met<br />
myne Laarzen, gy Schurken;Guiten! zal het haaft<br />
klaar zyn?<br />
(Hy zingt.)<br />
„ Daar was eens een Bedelmunnik,<br />
„ 'Als hy trok zynes weegs-—" (aa)<br />
Weg Lummel, gy zoud my de voet krom ruk.-<br />
ken. (Hy flaat bem.) Daar, neem dit weg, en<br />
trek daar de andra Laars beter voor uit. • —<br />
Weeft vrolyk, Kaatje! — Water hier! — Nu<br />
maak voort.' — ( Men brengt Water. ) Waar is<br />
myn Windhond Troilus? — He, Kaerel ga<br />
he en, en zeg myn Neef Ferdinand, dat hy by my<br />
moet<br />
(aa) Men vindt in S n A K E S P E A R'S Tooneelfpe*<br />
len veele kleine verflrooide fragementen van oude<br />
Balladen, die niet volkomen meer uit te vinden zyn.—<br />
Dr. P E R c y beeft veele dezer enkele plaatsen met<br />
weinig byvoegfelen, in ééne Ballade vereenigt, (zie<br />
Reliques of anc English Poetry. Vb!. I. p, 24.3,)<br />
welke, gelyk STEEVENS met recht zegt, even ZJ<br />
zeer een bewys zyner Poëtijcbe bekwaamheid . als<br />
zyne vereering voor de inderdaad eerwaardige Over.<br />
blyf fels der Oude Engelfche Dicbseren, opleveren.<br />
Z ï
362 DE KUNST OM EEN TEG. TE T E M M .<br />
moet komen, (bb) Die moet gy kustchen,<br />
Kaatje, en met hem kennis maaken. — Waar<br />
zyn myn PantofFeien ? — zal ik haaft Water kry.<br />
gen ? — - Kom Kaatje, wasch U, en weeft van<br />
harten welkoom. Gy verwenfchte Bengel,<br />
wilt gy het dan laaten vallen ?<br />
KATHARINA.<br />
Word niet kwaad, hy deedt het niet met voor.<br />
dacht.<br />
PETRUCHIO.<br />
Hy is een Guit, een botten dommen Ezel! —•<br />
kom Kaatje, gaa zitten ; ik weet, gy hebt honger,<br />
wilt gy het Tafelgebed verrichten, waarde<br />
Kaatje, nf zal ik? - >. •• wat is dat ? een Schaapenbont<br />
?<br />
Een BEDIENDE.<br />
PETS UCHIo.<br />
Wie heeft hem opgedraagen?<br />
BEDIENDE.<br />
Ik.<br />
PETRUCHIO.<br />
Hy is geheel verbrand, en zo is al het eeten'.<br />
Wat zyn dit voor Honden? ——- waar is die Guit<br />
van een Kok P wat onderftaat gy U , Schurken,<br />
om zulk tuig op te draagen , en my voor te zetten,<br />
daar ik het niet verdraagen kan?— Daar,<br />
neemt het voort weg; Tafelborden, Glazen, en<br />
alles/— (Hy werpt bet eeten over bet Tooneel.)<br />
Gy onvernuftige Schaapshoofden! Gy ongefleepene<br />
Kae<<br />
(bb) Deze Neef F E RD I N*A N D , die niet verder<br />
voorkomt, werd moogelyk flegts daarom benoemd, om<br />
K A T H A R I N A een wenk te geeven , dat by ook<br />
Zyne bloedverwanten in ontzag bouden, en ben, als<br />
zyne Jagtbonden, bevelen kan.<br />
STEEVENS.
Ik Th'i Ü , lieve Man , vreest driftig **•« !<br />
lies eeten was wel go e ü •<br />
Ik 1 T , Kaatje, liet « ! ' • •
3 L Y- S P -E L. 363<br />
Kaere's/-* Wat? -* bromt gy nog langer ? —P<br />
aanftonds ben ik by U.<br />
KATHARINA.<br />
Ik bid U, lieve Man , weeft zo driftig niet;<br />
het eeten was wel goed, als gy flegts daar mede<br />
te vreeden wilt zyn-<br />
PETRUCHIO.<br />
Ik zeg Ü, Kaatje, het was verbrand, en geheel<br />
verdord, en het is my uitdrukkelyk verboo*<br />
den, diergelyk eeten aan te roeren, want het ver»<br />
wekt Gal en benauwdheid. Het zal veel beter<br />
zyn, als wy beiden Vaften , daar wy reeds zonder<br />
dat vet van zelfs gallig genoeg zyn ; fchooo wy<br />
ons temperamenc, met diergelyk fterk gebraaden<br />
vleefch niet noch meer 'voedzel geeven. Weeft<br />
maar geruft, morgen zullen wy het weder goed<br />
maaken; dezen avond zullen wy in gsze'khap<br />
Vaften. —— Kom , ik zal U in uw Brmdskamer<br />
voeren.<br />
(Zy gaan been.)<br />
N A T H A N A Ë L .<br />
Hebt gy ooit iets diergelyks gezien, Pieter?<br />
PETRUCHIO.<br />
Hy bragt haar om in haar eige luimen.<br />
G R DM I O.<br />
Waar is hy?<br />
KURTIS, (weder ktmende.)<br />
In haar Kamer, en houd haar een Predikatie<br />
over de onthouding voor. Schimpt , en vloekt,<br />
en fmaak zo fterk, dat het arme Menfch , niet<br />
weet , hoe zy ftaan, zien , of fpreeken zal; en<br />
zit als iemant, die "heden eerft uit een droom<br />
ontwaakt.—-- Voort.' voort! want hy komt weer<br />
hier.'<br />
(Zy gaan been.)<br />
VIERDE
364 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
V I E R D E . T O O N E E L . (*)<br />
PETRUCHIO,<br />
(alleen.)<br />
Dus heb ik myn Regeering geheel politiek begonnen,<br />
en hoop dezelve gelukkig te eindigen.<br />
Myn Valk is van nu af aan Scherpzichtiger en ge<<br />
heel leeg, en, op dat hy goed affchiet, moet hy<br />
den Krop niet vol bekomen , anders paft by niet<br />
goed op zynen buit. Ik heb noch een ander middel,<br />
om myn Sperwer af te richten , en te maa«<br />
ken, dat hy komt, en zyns Heeren flemme kent;<br />
namelyk ik moet haar bewaaken , zo als men de<br />
Gieren bewaakt, .die fpartelen en flaan, en willen<br />
niet gehoorzaam zyn. Zy heeft heden niet gegeeten,<br />
en zal ook .niet eeten; den voorigen nacht<br />
fliep zy niet,en zal dezen nacht ook niet flaapen.<br />
Even als by het eeten , zal ik, fchoon het niet<br />
waar is, zeggen, het Bed is flegt gemaakt; het<br />
Kusfchen zal ik hier, en het Peluw daar werpen; op<br />
dezen kant de Deken, en op den andren kant het<br />
Beddegoed. Al dit geweld maak ik , zo als ik<br />
voorgeef, uit tedre zorgvuldigheid voor haar. In<br />
't kort zy zal de heeie nacht door waaken , en<br />
als zy begint met het hoofd te knikken, zal ik<br />
fchelden en geweld maaken , en haar met myn<br />
gefchreeuw beftendig wakker houden. Op deze<br />
wyze kan men een Vrouw met hoffelykheid ter<br />
dood kwellen; en dus zal ik haare dolle en fterkkoppige<br />
eigenzinnigheid wel buigen. Wie beeter<br />
weet, hoe men .een Twistfter temmen moet,<br />
die zeg het my; hy zal een Chriftelyk werk daar<br />
aan doen.<br />
(Hy gaat been.)<br />
V Y F D E
B L T - S P E L. $65<br />
V Y F D E T O O N E E L . (*)<br />
Het Toineel is voor Baptijla's<br />
Huis.<br />
TRANIO.<br />
HORTENSIO.<br />
TRANIO.<br />
Is 't mooglyk , Vriend Licio , dat Juffrouw<br />
Bianca iemant anders kan beminnen, dan Lucentio.'<br />
Geloof my, Myn Heer, zy gaf my de befte<br />
hoon.<br />
HORTENSIO.<br />
Om U dit te bewyzen, wat ik gezegt heb, zo<br />
treed flegts, hier op zyde, en geef acht, hos hy<br />
haar onderrichting geeft.<br />
(Zy gaan ter zyde.)<br />
Z E S D E T O O N E E L - C*)<br />
De voorige. BIANCA. LUCENTIO.<br />
LUCENTIO.<br />
Nu, MejufFrouw, trekt gy uit het geene, wat<br />
gy leerd, behoorlyk nut?<br />
'<br />
BIANCA.<br />
Wat leeft gy dan, Heer Leermeefter! zeg my<br />
dit eerft.<br />
LUCENTIO.<br />
Ik lees, wat ik zoek te oeftenen, de Kunft om<br />
te beminnen.<br />
BIANCA.<br />
Zo wenfch ik, Myn Heer, dat gy ras Meefter<br />
van uwe Kunft moogt worden.<br />
LUCENTIO.<br />
Terwyl gy myn waardfte, Meeftres myns harten<br />
word.<br />
(Zy gaan\verder been.)<br />
Hou
360" DE KUNST OM EEN TEG. TE TÉMM.<br />
HORTENSIO.<br />
Nu waarachtig / zy gaan tamelyk fpoedig te<br />
werk! — Maar wat zegtjfgy nu daar van, gy,<br />
die daar op dorft zweeren, dat uw geliefde Bianca<br />
niemant op de Waereld zo veel beminde , als<br />
Lucentio ?<br />
TRANIO.<br />
6! Verwenfchte liefde! onbeftendig Vrouwelylc<br />
geflachr.' Ik moet U zeggen, Licio, de zaak is<br />
heel wonderbaar.<br />
HORTENSIO.<br />
Misken my niet langer; ik ben Licio niet,noch<br />
een Muziekraeefter, gelyk ik fchyn te zyn; maar<br />
ik ben iemant, die niet langer in deze verkleeding<br />
om zulk een Maagds wille biyven mag, die een<br />
Edelman verfmaad.en zulk een nietswaardige Kaerl<br />
tot haaren Afgod m-akt. Hoor , Myn Heer, ik<br />
heet Hortenfio.<br />
TRANIO.<br />
Lieve Heer Hortenfio, ik heb zeer dikwils van<br />
uwe tedere genegenheid voor Bianca gehoord, en<br />
daar ik nu een ooggetuigen haarer trouwloosheid<br />
geworden ben, zo wil ik met U , als gy te vree><br />
den zyt, Bianca en haare liefde voor eeuwig afzweeren*<br />
HORTENSIO.<br />
Ziet gy nu, hoe zy elkander kusfchen en liefkoozen!—.<br />
Signor Lucentio, hier is myn hand,<br />
en hier zweer ik fterk en vaft, nooit meer naar<br />
haar te zullen trachten. Ik ontzeg haar veeleer,<br />
als een Maagd, die alle voorige liefdensbetuigingen<br />
, waar mede ik haar zo tederlyk gevleid heb,<br />
onwaardig is.<br />
TRANI O.<br />
En hier doe ik denzelven oprechten Eed, haar<br />
nooit te huwen, alfchoon zy zelfs om my kwam<br />
vrySn. Foei! weg met haar I — • zie maar, hoe<br />
affchuwelyk zy hem liefkooftl
B L T. S P Ë L, 307<br />
HORTENSIO.<br />
Alfchoon, de heele Waereld, buiten hem, baar<br />
gantfcb verzwooren had.' —« Ik voor rriy^i deel.<br />
om mynen Eed des te zekerder te houden, zal, eer<br />
noch drie dagen in 't Land komen, eene ryke We»<br />
duw trouwen, die my even zo lang bemind heeft,<br />
als ik op dit fpytige en grootfche Schepfel verliefc<br />
geweeft ben. Vaarwel, Signor Lucentio. Goed*<br />
beid des harten , en het fchoon gelaat van een<br />
Vrouwsperfoon, zal myne liefde winnen, en dus<br />
beveel ik my aan U met het vafte voorneemen, om<br />
mynen Eed te vervullen. (Hy gaat been.)<br />
TRANIO, (tegen Bianca, die met Lm<br />
centio weder meer voor»<br />
waards komt.)<br />
Mejuffrouw Bianca , de Hemel zegene ü met<br />
alles, wat een Minnaar voor eeuwig gelukkig maa*<br />
ken kan, Ik heb U daar even beluiïterd enbetrapt;<br />
myn fchoone Juffrouw, en ik en Hortenfio hebben<br />
U plechtig ontzegt.<br />
BIANCA.<br />
Tranio, gy fcherft; hebt gy my waarlyk beiden<br />
ontzegt?<br />
G RE MI 0.<br />
Gewis, Mejuffrouw.<br />
LUCENTIO.<br />
Dus zyn wy van den Heer Licio los.<br />
TRANIO.<br />
Ja zekerlyk; hy zal nu een verliefde Wedovr<br />
trouwen, die in éénen zyn Bruid en zyn Vrouw<br />
zal zyn.<br />
BIANCA.<br />
De Hemel doe hem veel vreugd daar aan be»<br />
leven!<br />
TRANIO.<br />
Ja , hy zal haar wel tam maaken.<br />
BIANCA.<br />
Hyzegt het, Tranio.<br />
TBA*
368 DE KUNST OM EEN TEG. TÉ T E M M \<br />
TRANIO. 1<br />
r5! Waarachtig; hy is in het Temfchool gegaan.<br />
Bi ANBA.<br />
In het Temfchool ? Is *er dan zulk eene<br />
plaatfe?<br />
TRANIO.<br />
6.' Ja, Mejuffrouw, Petruchio is daar School*<br />
meefter in; die leerd deze Kunft in de langte en<br />
in de breedte; hoe men een kwaade Vrouw tam<br />
maaken, en haare fcheldende tong tot ftilzwygen<br />
kan brengen.<br />
Z E V E N D E T O O N E E L .<br />
BIONDELLO, (in vollen loop.) De vooiige.<br />
BIONDELLO.<br />
6 Heer, óHeer, ik heb zo lang' op Schildwacht<br />
geftaan , dat ik zo moe ben, als een hond. Maar<br />
ten laatften heb ik echter een oude Kaerel gevon*<br />
den., die- van de hoogte nederkwam, en zeer goed<br />
in onze Kraam dienen zal.<br />
TRANIO.<br />
Wat is hy dan, Biondello?<br />
BIONDELLO.<br />
Heer, een Marketenter (cc) of een Pedant; ik<br />
weet niet wat; maar zyne kleeding is zeer plech»<br />
t»g ; gang en aanzien heeft hy, als een Vader<br />
hebben moet.<br />
LUCENTIO.<br />
En wat zullen wy met hem doen, Tranio?<br />
TRA*<br />
(cc) Het Italiaanfch Woord M E R C A T A N T E<br />
(een Koopman) komt in de oude Engelfche Tooneel'<br />
fpelcn dikwils voor.<br />
^STEEVENS.
È L r • 3 F E L. i66<br />
TRANIO.<br />
Als hy ligtgeloovig is , en dat geene gelooft,<br />
wat ik hem voorzeg , zo zal hy verheugd zyn,<br />
om Vincentio te fchynen , en de oude Baptifta<br />
de fchriftelyke verzekeringen te geeven, als of<br />
hy de rechte Vincentio was. Neem uw geliefde<br />
met U (dd) en laat my alleen.<br />
(Lucentio en Bianca gaan been.)<br />
A G T S T E T O O N E E L .<br />
TRANIO. BIONDELLO. Een PEDANT.<br />
PEDANT.<br />
Ik groet U, Myn Heer.<br />
TRANIO.<br />
Ik ü, Myn Heer; weeft welkoom. Denkt gy<br />
noch ver te reizen, of hier te biyven?<br />
PEDANT.<br />
Ten hoogften maar een of twee weeken, als daa<br />
ga ik verder naar Rome, en dan naar Tripoly,<br />
als God leven en gezondheid geeft.<br />
TRANIO.<br />
Wat voor een Landsman zyt gy , als ik het<br />
vraagen mag.<br />
PEDANT.<br />
Van Mantua.<br />
TRANIO.<br />
Van Mantua, Myn Heer? Dat wil den<br />
Hemel niet / — En gy komt zo naar Padua, en<br />
acht uw leven zo weinig?<br />
PEDANT.<br />
Myn Leven , Heer? —— Hoe zo? — - Dit<br />
was erg.<br />
TRA-<br />
(dd) Eene bisoudere vrypojtigheid in het buis van<br />
oen ander'.<br />
VERTAALERS.<br />
II. DEEL.<br />
A a
370 Da KUNST OM EEN TEG. TE T E M M .<br />
TRANIO.<br />
De Jood is ieder Manmaner zeker , die naar<br />
Piiua komt; weet gy dan de oorzaak niet f uwe<br />
Szhiosn zyn te Venetiën aangehouden, en de Hertog<br />
heeft, wegens eens bizondere twift tusfchen<br />
uwen Heriog en hem, het opentlyk laaten bekend<br />
manken. Het is een wonder, dat gy dit niet weet.<br />
Öy zyt maar eerft heden aangekomen, anders had<br />
gy het openlyk hooren uitroepen.<br />
PEDANT.<br />
ó Hemel, dat is nog meer kwaad voor rayjwant<br />
ik heb Wisfelbrieven van Florence by my , en<br />
moet ze hier afgeeven.<br />
TRANIO.<br />
Nu, goed, Heer, om U eene gevalligheid te<br />
betoonen , zal ik U goede raad geeven- Voor<br />
eerft zeg my, zyt gy eertyds in Pifa geweeft?<br />
PEDANT.<br />
6 Ja, Myn Heer, in Pifa ben ik dikmaals ge.<br />
weeft; in Pifa, dat wegens zyne aanzienlyke Bur.<br />
gers beroemd is.<br />
TRANIO.<br />
Kent gy onder hen een, met naame Vincentio?<br />
PEDANT.<br />
Ik ken hem niet , maar ik heb van hem gehoord<br />
; het is een Koopman van een groot vermogen.<br />
TRANIO.<br />
Het is myn Vader, Heer, en, in ernft, hy heeft<br />
in 't aangezicht iets geiyks met U.<br />
BIONDELLO (ter zyde.)<br />
Juift zo veel gelykenis, als een Appel met een<br />
Oefter.<br />
TRANIO.<br />
Om uw leven uit het uiteifte gevaar te redden;<br />
zal ik U om zynentwil deze gevalligheid betoonen.<br />
Houd het niet voor uw flegtfte noodlot.dat<br />
gy Heer Vincentio gelyk zyt; gy moet zyn naam<br />
en zyn aanzien aanneemen , en in myn huis ais<br />
Vriend
B L Y - S P E L. 371<br />
Vriend by my woonen. Zie toe, dat gy alle? zo<br />
uitvoerdf als het behoord. Gy verftaat my, Hter.<br />
Gy moet op deze wys zo lang hier biyven, tot<br />
gy uwe bezigheden in de Stad verricht hebt. Is<br />
«it eene gevalligheid, Myn Heer, zo neem dezelve<br />
van my aan.<br />
PEDAHT.<br />
Dat doe ik met vreugde, en zal U beftendig als<br />
redder mynes levens en myner vryheid eeren.<br />
TRANIO.<br />
Ga dan metmy, om den aanflag in *t werk te<br />
ftellen. Zo veel zal ik U nu ter loops zeggen,<br />
myn Vader word hier dagelyks verwacht, om zyne<br />
bekrachtiging, wegens eene Huwlyksgift, by een<br />
Huwlyk tusfchen my en de Dochter van eenen zekren<br />
Baprifta, te geeven. Van alle deze omftandigheden<br />
zal ik U onderrichten. Ga flegts met my, om<br />
U aan te kleeden, als het behoord.<br />
(Zy gaan been.)<br />
N E G E N D E T O O N E E L . (*;<br />
Het Tooneel is in Petrucbio's<br />
Huis.<br />
KATHARINA.<br />
GRUMIO.<br />
GRUMIO.<br />
Neen , in de daad niet; dit zou ik om al de<br />
Waereld niet waagen.<br />
KATHARINA.<br />
Hoe meer hy my beleedigd , des te zichtbaarder<br />
word zyne boosheid 1 — Hoe? heeft hy my dan<br />
getrouwd, om my uit te hongeren? Bedelaars,die<br />
aan myns Vaders deur komen, verkrygen , op hunne<br />
beden terftond een Aalmoes, zo niet, zo treffen zyby<br />
een ander milde handen aan; en ik die nooit geweeten<br />
heb wat bidden is, en nooit noodig had<br />
te bidden, ben doo- honger geheel uitgeteerd ;<br />
door flaapeloosheid geheei duizelig , word met en<br />
Aa a<br />
kel j< •""
372 DE KUNST OM EER TEG. TB TEMM.<br />
kei Vloeken wakker gehouden; en met enkel twn><br />
ten gevoed En het geen my nog meer krenkt . als<br />
alle deze gebreken, is dat hy het doet onder voorwendzel<br />
eener volkomene liefde, als wilde hy zeg»<br />
gen, als ik fliep en at, zo zou my eene doodelyke<br />
krankheid, of de dood zelfs op de plaatfe aanvallen.<br />
IK bid ü, ga, en baal my wat te eeten, het zy wat<br />
het wil, als bet maar eetbaar is.<br />
G 1DMIO.<br />
Wat dunkt U van een Orfepoot?<br />
KATHARINA.<br />
Die was zeer goed; 6! help my daar aan.<br />
GRUMIO.<br />
Ik vrees, het is een te Phlegmatiq geregt. Wat<br />
dunkt U van eene vette en goed gebraadeneLee*<br />
verf<br />
KATHARINA.<br />
Die mag ik gaarn ; lieve Grumio , haal ze my<br />
toch.<br />
GRUMIO.<br />
Ik weet juift niet; ik vrees, dat ze te galachtig<br />
is. Wat zegt gy van een ftuk Rundvieefch met<br />
Moftaard ?<br />
KATHARINA.<br />
Een geregt, dat ik buitengemeen grasg eet.<br />
GRUMIO.<br />
Ta j maar de Moftaard is een weinig te heet.<br />
KATHARINA.<br />
Nu, geef my dan het Rundvieefch, en Iaat de<br />
Moftaard daar af.<br />
GRUMIO.<br />
Neen, dat kan nietgefchieden; gy moet de Mostaard<br />
ook neemen, anders krygt gy het Rundvieefch<br />
van Grumio niet.<br />
KATHARINA.<br />
Nu, geef het my dan beide, of een, of anders<br />
wat gy wilt.<br />
Giu-
B L r
374 DE KUNST OM EEN TEG. TB T E M M .<br />
KATHARINA.<br />
Ik dank U , myn Heer.<br />
HORTENSIO.<br />
Foei, fchaam U toch, Signor Petruchio. Kom,<br />
Mevrouw, ik zal U gezelfchap houden.<br />
PE TRUCHIO ( zacbt.)<br />
Eet alles op, Hortenfio, als gy my lief hebt! —<br />
(overluid.) Wel bekomt het U , lief Kind!— Kaatje,<br />
eet haaftig.'— En heden, zuikerzoet Vrouwtje<br />
, zullen wy wederom naar uw Vaders huis te<br />
rug keeren, en daar een ftaat maaken, zo als iemant;<br />
met zyde Klederen, en Hoofdfierfels, en gou„<br />
den Ringen, met Kraagen, en Lubben, en Hoepelrokken,<br />
en andre Levenszaaken , met Sjerpen,<br />
Wakers , alletley Staat j Armbanden van Barn.<br />
fteen, Koraalen en al diergelyk tuig. Nu ? hebt<br />
gy haaft afgefpysd ? De Snyder wacht op U . om<br />
U Kleederen aan te pasfen. ( Daar komt een Kleer»<br />
maaker,) Kom Snyder, laat ons den opfchik be.<br />
?'?n. Leg het Kleed uit. (Daar komt een Galanterie-<br />
Kramer.) Wat brengt gy goeds . myn Vriend?<br />
GALANTERIE-KRAMER.<br />
Hier. is de Kap, die Myn Heer beftelt heeft-<br />
PETRUCHIO.<br />
Ei, die is op een foepbord gevormd, een waare<br />
fchorei van fluweel! Foei, foei. zy is fmeerig en<br />
morfig. Zy is zo klein, als een ilak, of neutedop,<br />
een poppen mutsje,een fpeeltuig, een gek ding, een<br />
K ndermuts! weg daar mede! ik moet een grooter<br />
hebben.<br />
KATHARINA-<br />
Ik wil geen grooter; deze is recht naar de mode ,<br />
en fyne Dames draagen juift zulke Kappen, als<br />
deze.<br />
PETRUC HIO.<br />
Als gy eerft fyn word, zult gy 'er ook zo een<br />
hebben,* maar niet eerder.<br />
HOR
3 L T . S P E L. 375<br />
HORTENSIO.<br />
Dat zal zo haaft niet gefchieden-<br />
KATHARINA.<br />
Ei, Myn Heer, ik denk echter, dat ik zal mogen<br />
fpreeken ? en nu wil ik eens fpreeken (ee).<br />
Ik ben geen klein onmondig Kind. Veel beter<br />
Lieden , als gy zyt , hebben geleeden , dat ik<br />
hun myne meening gezegt heb; en als gy die niet<br />
kunt aanhooren 1 , zo ftop uwe ooren digt. Myn<br />
tong moet de fmerte van myn herte verhaslen,<br />
vrant anders zal myn herte breeken , als het tTaar<br />
verbergen moet; en eer dat gefchieden zal , wil<br />
ik liever naar mynen luft alles uitzeggen, wat my<br />
inkomt.<br />
PETRUCHIO.<br />
Waarlyk, gy hebt gelyk, het is een voddigeK;p,<br />
een Taartepan . een elendig Tuig ; een zyJen<br />
Pastei; ik heb U recht lief, om dat zy U niet<br />
aanftaat,<br />
KATHARINA,<br />
Hebt my lief, of hebt my niet lief; genoeg, my<br />
behaagt de Kap, en ik wil deze hebben, of in 't<br />
geheel geen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Uw Kleed (ff) wilt gy hebben? Ja waarlyk —<br />
kom<br />
(ee) SHAKESPEAR beeft bier de natuur met<br />
groote gefcbiktbeid gecopieerd. PETRUCHIO beeft<br />
zyn Vrouw door raazen, longeren en waaken zagt<br />
en toegeevend gemaakt, en de aanhoorder verwacht<br />
baar nu niet verder te hooren tieren en fcbelden Maar<br />
zo dra baar, in bet Artikel der Mode en des Opfcbiks,<br />
de ingewortelde dwaasheid des Vrouwelyke geflachts,<br />
tegengesproken word, zo geraakt zy wederom, fchoon<br />
voor de laatftemaal , in de volle woede van baar<br />
Natuurel.<br />
WARBÜRTON.<br />
(ff) Dit opzettelyk misverftand is in 't oorjpron<br />
helyke begryfelyker, do 0r de gelykbeid van de klank<br />
A a 4<br />
* E '
376 DE KUNST OM EEN TËG. TE TEMM.<br />
kom hier, Snyder» laat het ons zien. Ach! Hemel<br />
! wat is dit voor een Maskeradepakje ? wat<br />
moet dit zyn? Een Mouw!— Het ziet 'er uit*als<br />
een halve Kanon! — Ziet eens, boven en onder,<br />
ingeiheeden als een Appeltaart/-—-». Datzyli<br />
enkele fnippers en fneeden; enkel veriheeden tuig.'<br />
gelyk de reukvaten in een Scheerwinkel / — In<br />
'sDuivels naam; Snyder, hoe noemt gy dit?<br />
HORTENSIO; (ter zyde,)<br />
Ik zie wel, zy zal noch Kap noch Kleed be»<br />
komen.<br />
De KLEERMAKER.<br />
Gy gebood my , het goed fraai, en naar de<br />
moode te maaken.<br />
PETRUCHIO.<br />
Zekerlyk deed ik dit , maar als gy 't U nog<br />
erinnert, zo gebood ik het U echter niet naar de<br />
Mode te bederven. Maar aanftonds voort.' ovet<br />
dik en dun naar huis gehuppeld! myne günft verkrygt<br />
gy niet; ik wil niets daar van ; gaa heen»zoek<br />
het ergens anders aan den Man te helpen.<br />
K A T H A R I N A<br />
Ik heb noch nooit een modifcher Kleed gezien ;<br />
geen fierlyker, fraaijer en èrnitiger. Vermoedelyk<br />
wilt gy een Draadpop van my maaken ?<br />
PETRUCHIO,<br />
Ja , waarachtig , hy wil een Draadpop van U<br />
ffldakcn.<br />
KLEERMAKER.<br />
Zy zegt, Myn Heer, wil een Draadpop van U<br />
maaken.<br />
PstRÜCHlO.<br />
Welk een gruwelykeOnbefchaamdheid/—. Gy<br />
liegt, Draadgaaren, Vingerhoed ,El, drie Vierendeel<br />
, half Vierendeel, 'agtfte Él , Vlooi, Hairnset»<br />
der woorden, KATHARINA tsegt iet katjh: or<br />
i wdi have none; en PETRUCHIO begint wedlr:<br />
Thy gown? Why, ay.
B L Y - S P E L . 377<br />
neet, Wintermug.' Ik moet my in myn eigen huis<br />
met een gaaren Galanterie - Degen laaten trotszeeren?<br />
Weg, lompert, naaidraad ,afval; of ik zalU<br />
met uw El zo bemeeten, dat gy uw leefdagen aan<br />
uw dom gewas denken zult! —— Ik zeg U gy hebt<br />
bet Kleed bedorven.<br />
KLEERMAKER.<br />
Myn Heer verzind zich; het Kleed is juift zo<br />
gemaakt, als het myn Meefter voorgefchreeven<br />
wierd. Grumio gaf bevel, hoe het gemaakt moeft<br />
worden.<br />
GRUMIO.<br />
Ik gaf hem geen bevel; ik gaf hem het goed.<br />
KLEERMAKER.<br />
Maar hoe begeerde gy, myn Vriend, dat het<br />
sou gemaakt worden ?<br />
GRUMIO.<br />
Wel Seldrement, met de naainaalde en naai.<br />
gaaren.<br />
KLEERMAKER.<br />
Maar hebt gy niet begeert , dat het gefneeden<br />
sou worden?<br />
GRUMIO.<br />
Zekerlyk heb ik uw Meefter gezegt, dat hy het<br />
Kleed moeft fnyden, maar niet dat hy het in Hukken<br />
zou fnyden; ergo liegt gy.<br />
KLEERMAKER.<br />
Nu, hier is een Cedul, waar op het Kleed be*<br />
fchreeven is, die kan myn getuigen zyn.<br />
GRUMIO.<br />
Die Cedul liegt in zynen hals, als hy zegt, dat<br />
ik dat gezegt heb.<br />
KLEERMAKER.<br />
Ifflpr£mu. , , een wyd gemaakt Kleed. — •<br />
G RU Mie.<br />
Heer, heb ik ooiteen wyd gemaakt Kleed gezegt,<br />
zo naait my in de flip van dit Kleed, en<br />
klop my met een kluw bruin gaaren dood; ik zei.<br />
de, een Kleed.<br />
Aa 5 FE-
378 DE KUNST OM EEN TEG. TB T E M M .<br />
PETRUCHIO.<br />
Lees verder.<br />
K L E E R M A EER.<br />
„ Met een kleine ronde kap."<br />
G RUMI o.<br />
k beken de kap.<br />
K L E E R M A K E R .<br />
„ Met een ronde mouw."<br />
GRUMIO.<br />
Ik beken twee mouwen.<br />
K L E E R M A K E R 1<br />
„ De mouw fierlyk uitgefneeden."<br />
PETRUCHIO.<br />
Nu, ja, daar fteekt bet juift\<br />
GRUMIO.<br />
Een misflag in de Rekening, Heer, een misflag<br />
in de Rekening.' Ik beval dat de mouwen moeften<br />
uitgefneeden, en weder toegenaaid worden, en dit<br />
wil ik tegen U ftaande houden, fchoon uw kleinen<br />
Vinger met een Vingerhoed geharnaft is.<br />
KLEERMAKER,;<br />
Wat ik gezegt hebbe, is waar. Had ik U maar,<br />
waar ik U graag bad, gy zoud het wel ondervinden.<br />
GRUMIO,<br />
Ik, ben aanftonds by U ; neemt gy uw Rekening,<br />
en geef my uw El, en verfchoon my niet.<br />
HORTENSIO.<br />
Nu waarachtig, Grumio, daar zou hy fraai afkomen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Kort en goed, Vriend, het Kleed is niet voor my.<br />
GRUMIO.<br />
Gy hebt gelyk, Myn Heer, het is voor Mevrouw.<br />
PETRUCHIO.<br />
Ga maar heen, en neem het weg tot uw Mees.<br />
ters gebruik.<br />
GRUMIO<br />
Neen Schurk, om alles inde Waereld niet! moet<br />
gy
B L Y. S P E L. 379<br />
gy het Kleed van myn Mevrouw tot uw Meefters<br />
gebruik wegneemen?<br />
PETRUCHIO.<br />
Nu, wat denkt gy daar van**<br />
GRUMIO.<br />
6 Heer, daar denk ik meer aan als gy gelooft.<br />
Myn Mevrouws Kleed tot zyn Meefters gebruik<br />
weg te neemen.'—— ó foei.' foei.'<br />
PETRUCHIO, {zacht.')<br />
Hortenfio , zeg, dat gy den Kleermaker zult betaaien,<br />
(overluid) Gaa heen,neem het weg. voort,<br />
zeg ik geen woord meer,<br />
HORTENSIO, (ftil tegens den Kleer •<br />
maaker,)<br />
Myn Vriend, ik zal ü morgen het Kleed be<<br />
taaien ; neem hem zyne haaftige reden niet kwa-<br />
!yk. Ga maar heen, en groet uw Meester.<br />
(De Kleermaker vertrekt.)<br />
PETRUCHIO.<br />
Kom thans, myn Kaatje; wy zullen naar uw Vader<br />
in deze eerlyke,geringe kleeding reizen; onze<br />
geldbeurzen zuilen ryk zyn , en onze klederen<br />
arm ; want de ziel alleen maakt het ligchaam ryk,<br />
en even, als de Zon door de donkerfte Wolken<br />
breekt, zo fchynt ook de Deugd door het flegtfte<br />
kleed. Is daarom de Kraai meer waardig als de<br />
Leeuwerik, wyl haare Vederen fchooner zyn , of<br />
is de Otter wel beter als de Aal, wyl haar veelverwige<br />
huid het oog vermaakt ? ó Neen, lieve<br />
Kaatje; en zo zyt gy ook wegens deze flegte en<br />
geringe kleeding niet flegter. Houd gy het voor<br />
eenefchande, zo fchuif de fchuld op my. Wees<br />
geruft, wy gaan aanftonds heen, om ons in uw's<br />
Vaders huis recht vrolyk te maaken. •• B- oe P<br />
myn Volk; wy zullen aanftonds afreizen; brengt<br />
onze Paarden maar aan het eind der groote Weide;<br />
daar zullen wy opfteigen , en tot daar tos te voet<br />
gaan. — Laat zien, ik denk, het is thans zeven<br />
uuren;
38o DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
uuren ; wy kunnen nog wel omtrent de middag<br />
daar zyn.<br />
KATHARINA.<br />
Ik moet U zeggen, Myn Heer, dat het omtrent<br />
twee uurenis, en het zal avond zyn, eer gy<br />
weg komt.<br />
PETRUCHIO.<br />
Het zal zeven uuren liaan, eer ik te Paard flyg.<br />
Ik mag fpreeken of doen, of denken, wat ik wil,<br />
altoos komt gy my in den weg. Ga maar heen<br />
myn Volk; heden wil ik niet weg; en als ik weg<br />
ga , zal het eeift zo laat zyn, als ik gezegt heb,<br />
dat het was.<br />
HORTENSIO,<br />
Nu waarachtig.' Myn Heer, wil over de Zoa<br />
beveelen!<br />
(Zy gaan been)<br />
T U S S C H E N S P E L .<br />
LORD.<br />
„ He! is daar niemant? —— (Daar komt een<br />
„ Bediende.) Hy flaapt ieeds weer! Kom, neem<br />
„ bem heel zacht op , en trekt hem zyn eigen<br />
,i klederen weder aan, Maar zie toe, datgy bem<br />
„ niet wakker maakt.<br />
BEDIENDE.<br />
„ Zeer wel, Mdord. Kom, help my hem weg«<br />
draagen-" ^ . . .<br />
(Zy draagen Sley van bet Tooneel af.)<br />
ELFDE
B L T-S P E L. j8 r<br />
E L F D E T O O N E E L .<br />
Het Totneel is voor Baptijla's<br />
Huis.<br />
Tm Ni o. De PEDANT , als Fincentio<br />
gekleed.<br />
TRANIO.<br />
Dit is het Huis, Myn Heer. Zal ik iemant<br />
roepen?<br />
PEDANT.<br />
Zekerlyk, wat anders ! Als ik niet dwaal, zo<br />
moei Signor Baptifta zedert twintig Jaaren zich<br />
myner herinneren: wy woonden toenmaals in Genua<br />
met elkander in Pegafus.<br />
TRANIO.<br />
Zeer goed ; houd U altoos maar zo ernftlg en<br />
eerbaar, als het voor een Vader behoord.<br />
T W A A L F D E T O O N E E L -<br />
BIONDELLO.<br />
De voorige.<br />
PEDANT. ,<br />
Zekerlyk ; maar J Myn Heer, daar komt uw<br />
Knaapl het was goed, als men hem een weinig<br />
onderrichten.<br />
TRANIO.<br />
Weeft voor hem niet bang. Hoor Biondello,<br />
doet thans uw plicht getrouw, dit raade ik U. Stel<br />
U altoos voor, dat dit de waare Vincentio is.<br />
BIONDELLO.<br />
\ 61 Weeft voor my onbezorgt.<br />
TRANIO.<br />
Hebt gy dan ook uw boodfchap aan Baptifta<br />
gedaan ?<br />
Bi ON-
382 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
BIONDELLO.<br />
Ik heb hem gezegt, uw Vader is in VenetiSn,<br />
en gy verwacht hem noch beden in Padua.<br />
TRANIO.<br />
Gy zyt een braave Kaerel; bier hebt gy drinkgeld.<br />
Daar komt Bapufta; ftel U in poftuur.<br />
D E R T I E N D E T O O N E E L .<br />
BAPTISTA. LUCENTIO. De voorige.<br />
TRANIO.<br />
Signor Baptifta , gy komt als of gy geroepen<br />
waart; zie, dit is de Man, van wien ik U gezegt<br />
hebbe; weeft thans, waarde Heer Vader, op myne<br />
zyde, en geef my Bianca tot myn Vaderlyk erf.<br />
deel,<br />
PEDANT.<br />
Zacht.' zacht!—— Is 't geoorloofd, Myn Heer?<br />
ik ben naar Padua gekomen om myne fchulden in<br />
te haaien, en hier heeft my myn Zoon Lucentio<br />
eene gewichtige liefdens aangelegenheid tusfchenuwe<br />
Dochter en hem ontdekt. Wegens het goed geruchte<br />
dat ik van U hoor, en wegens de liefde,<br />
die hy voor uw Dochter heeft, en zy voor hem,<br />
wil ik hem niet langer ophouden, en ben, als een<br />
rechtfchaapen Vader , te vreeden , om hem gehuwd<br />
te zien ; en zo het U behaagt, om even zo<br />
gaarne, als ik , een vergelyk daar over te treffen',<br />
zo zult gy my bereid en willig vinden, en ik geef<br />
zonder omftandigheden gaarn myne toeftemming<br />
tot dit Huwlyk. Want mistrouwend kan ik niet<br />
tegen U zyn , Signor Baptifta , daar ik zo veel<br />
goed van U hoor.<br />
BAPTISTA.<br />
Neem het my niet kwaiyk, Myn Heer, wat ik<br />
U te zeggen heb. Uwe openhartigheid en uw kortheid
B L r - S F E L' 383<br />
heid bevallen my zeer. Het heeft zyn waarheid,<br />
dat uw Zoon Lucentio, myne Dochter bemind, en<br />
zy bemind bem weder, of beiden moeten zy buitengemeen<br />
veinzen. AI» gy dus dit nog maar<br />
byvoegd, dat gy U als een Vader tegen hem gedraagen<br />
, en myne Dochter een toereikend Huwlyks.<br />
goed geeven wilt, zo is de Trouw gemaakt, en<br />
'er is verder niets noodig; uw Zoon zal als dan<br />
uw Dochter met myne toeflemming verkrygen.<br />
TRANIO.<br />
Ik dank U, Myn Heer. Waar gelooft gy dan,<br />
dat wy het beften ons verlooven, en zulke verzekeringen<br />
geeven kunnen, waar mede byde deelen<br />
te vreeden zyn ?<br />
BAPTISTA.<br />
Niet in myn Huis , Lucentio; want gy weet,<br />
wanden hebben ooren;en ik heb veele Bedienden j<br />
buiten dat loerd de oude Gremio beftendig op ons,<br />
en wy kunnen daar ligt verftoord worden.<br />
TRANIO.<br />
Zo zy het dan in myn wooning, als het U behaagt<br />
; daar boud zich myn Vader ook op , en<br />
daar zullen wy dezen avond de zaaken ftil en or<br />
dentelyk afdoen. Laat gy uw Dochter door deze<br />
Bediende roepen, myn Knaap zal zo terftond den<br />
Schry.er haaien. Dit doet my maar leed, dat ik<br />
het niet voorheen geweeten heb, daar gy het nu<br />
voor lief zult moeten neemen.<br />
BAPTISTA.<br />
Dat doet niets. Kambio, ga fpoedig naar huis,<br />
en laat Bianca zich terftond gereed maaken. Zeg<br />
haar tevens, wat hier gebeurd is; Lucentio's Vader<br />
is in Padua aangekomen, en zy zal vermoedelyk<br />
Lucentio's Vrouw worden.<br />
LUCENTIO-<br />
Dat geef de Hemel! ik wenfch het van<br />
gantfcher harten.<br />
(ffy gaat been)<br />
TRA-
S«4 DE KUNST OM EEN TEO. TI TEMM.<br />
T a A N I o.<br />
Spot niet met den Hemel, maar gaa flegts!•»*•»<br />
Signor Baptifta, zal ik U den weg wyzen? m n m<br />
Zyt welkom; gy zult flegts een geregt krygen;<br />
maar geduld; in Pifa zal bet beter gaan.<br />
BAPTISTA.<br />
Ik volg U.<br />
(Zy gaan been.)<br />
V E E R T I E N D E T O O N E E L .<br />
KAMBIO. BIONDELLO. LOCEMTIO,<br />
die te rug komt.<br />
LUCENTIO.<br />
Wat wilt gy Biondello ?<br />
BIONDELLO.<br />
Gy zaagt doch, dat Myn Heer ü toewenkte ca<br />
toelachte ?<br />
LUCENTIO.<br />
Wat zal dit dan, Biondello?<br />
BIONDELLO.<br />
Waarachtig, niets; maar hy heeft my bier ge*<br />
laaten, om de meening, of vooral zyne wenkea<br />
en tekens uit te leggen.<br />
LUCENTIO.<br />
6! Zo leg ze my dan uit.<br />
BIONDELLO.<br />
Hoor dan. Met Baptifta is het nn zo goed als<br />
klaar; by fpreekt met den bedriegelyken Vadex<br />
van een' bedriegelyken Zoon.<br />
LUCENTIO.<br />
Nu, wat verder?<br />
BIONDELLO.<br />
Gy moet zyn Dochter onder het Avondmaal<br />
wegvoeren.<br />
Lv.
h L T i S P E t . 3«$<br />
LUCENTIO.<br />
En dan?<br />
BIONDELLO.<br />
De oude Paftoor in de St. Lucas Kerk ftaat ieder<br />
uur tót uw bevel.<br />
LUCENTIO.<br />
En wat za! nu dit alles ?<br />
BIONDELLO.<br />
Dat weet ik niet. Maar wacht toch ; zy zyn<br />
thans aan een • nagemaakte verzekering der Huw<br />
lyksgifte bezig ; zoekt ondertusfchen U van de<br />
Maagd te verzekeren, cum privilegie ad imprime*"<br />
éum folum; neem den Paftoor, den Kofter , en<br />
eenige noodige getuigen met LT in de Kerk. Als<br />
dit niet overeenkomftig met uwe wenfchen is, dat»<br />
heb ik niets meer te zeggen; als, zeg uwe Bianca<br />
voor Eeuwig goede nacht.<br />
LUCENTIO.<br />
Wacht toch, B ondello'<br />
BIONDELLO.<br />
Ik heb geen tyd. Ik weet, dat een Maagd zich<br />
eens in een nademiddag gehuwt heeft , als zy in<br />
den tuin ging Pieterfelie haaien, om een Konyn<br />
te vullen; en dit kunt gy ook doen, Myn Heer,<br />
en hier mede den Hemel bevoolen. Myn Heer<br />
heeft my opgedraagen, om naar de St. Lucas Priefter<br />
te gaan , en de Paftoor te zeggen. dat hy zich ge«<br />
reed moet houden, om dezen tyd te komen , alsgy<br />
met uw Appendix zult aankomen.<br />
( Hy gaat been.)<br />
LUCENTIO, (alleen.)<br />
Dat kan ik , en zal ik, als hy te vreeden is. En<br />
waarom zou hy het niet zyn? Het ga als het wil,<br />
ik zal haar zonder omftandigheden daarom bidden;<br />
het moet erg zyn, als Kambio zonder haar weg<br />
zal gaan.<br />
(Hy gaat heen.)<br />
H. DXEDC B » fYt*
3S6 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
V Y F T I E N D E<br />
T O O N E E L,(*)<br />
Het Tooneel verbeeld eene groene Welde.<br />
PETRUCHIO. KATHARINA. HOK»<br />
TENS I O.<br />
PETRUCHIO.<br />
Komt toch, in Gods naam, wy zullen weer naar<br />
uws vaders huis. Goede Hemelhoe helder en<br />
lieflyk fchynt de Maan?<br />
K AT H A R I N A»<br />
De Maan?—— De Zon; het is immers thans<br />
geen Maanenfchyn.<br />
PBTRUCHI O.<br />
Ik zeg het is de Maan, die zo helder fchynt,<br />
KATHARINA.<br />
En ik weet, dat het de Zon is, die zo helder<br />
fchynt.<br />
PETBUCHIO.<br />
Nu , by myn Moeders Zoon! en dat ben ik, het<br />
moet Maan of Sterren, of alles zyn, wat ik wil<br />
hebben, eer zal ik niet weêr naar uw Vaders huis<br />
reizen. Ga heen, en haalt onze Paarden weder<br />
te rug. Altoos tegenfpraak, en nog meer wederforaak;<br />
niets als wederfpraak'.<br />
HORTENSIO.<br />
Zegt toch maar altoos, wat hy zegt, ander*<br />
komen wy nooit weg.<br />
KATHARINA.<br />
61 Laat ons doch verder gaan, daar wy reeds<br />
zo ver zyn; het mag de Maan of Zon zyn, of wat<br />
gy anders wilt; en behaagt het U ook, het een<br />
binzenlicht te noemen, ik beloof U, dat ik het in<br />
't toekomende insgelyks daar voor honden zal.<br />
PETRUCHIO.<br />
Ik zeg, het is de Maan.<br />
KA-
B L T - S P E L . 387<br />
K A T H A R I N A .<br />
Ja waarlyk» het is de Maan.<br />
PETRUCHIO,"<br />
Neen, gy liegt; het is de lieve Zon.<br />
K A T H A R I N A .<br />
Nu ja, lieve God! het is de lieve Zon; maar zy<br />
Is het niet, zo dra gy zegt,dat zy het niet is;ook<br />
de Maan verandert zich, zo als het U belieft. Zo<br />
als gy het noemen wilt, zo is het, en zo zal het<br />
ook voor Katharina zyn.<br />
HORTENSIO.<br />
Trek af, Petruchio, het Veld is gewonnen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Goed, maar altoos voorwaards , zo moet men<br />
zwemmen, en niet altoos tegen den ftroom. Maar<br />
ftil, daar komt iemant.<br />
Z E S T I E N D E T O O N E E L .<br />
V I N C E N T I O<br />
De voorigen.<br />
* PETRUCHIO, (tegenVincentio.')<br />
Goede morgen, myn lieve Vrouw; waar naar<br />
toe ? —— Zeg my doch, 1 ief Kaatje, hebt gy ooit<br />
een frisfchar Vrouwsperfoon gezien ? Welk een<br />
ftryd tusfchen wit en rood op haare wangen ! Welke<br />
Sterren verfieren den Hemel met zulk eene<br />
fchoonheid, als deze beide oogen dit hemelfche gelaat?<br />
Scboone beminnenswaardige Maagd, noch<br />
eenmaal goeden dag — lieve Kaatje, omhels haar<br />
toch, wegens haare fchoonheid.<br />
HORTENSIO.<br />
Hy zal den Man zinneloos maaken, door dat hy<br />
een Vrouwsperfoon van hem maakt.<br />
KATHARTNA.<br />
Jong, bloeijend Meisje, fchoon, en frifch, en<br />
bevallig ; waar naar toe , of waar houd gy U<br />
op? Gelukkig zyn de Ouders van zulk een fchoon<br />
Bb a ' • Kind!
388 DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
Kind! nog gelukkiger den Man , djen de Sterren<br />
haar tot een beminnenswaardige wederhelft be»<br />
ftemd hebbent<br />
PETÏDCHIO.<br />
Nu wat is dit; Kaatje? Ik hoop doch niet, dat<br />
gy uw verftand kwyt zyt ? Dat Menfch is een<br />
Man, een oude, rampzalige, afgeleefde Man, en<br />
geen Maagd, waar voor gy hem aanfpreekt.<br />
KATHARINA.<br />
Vergeef, oude Vader, myn bedroogene oogen,<br />
die door de Zon zo verblind zyn. dat my alles,<br />
wat ik aanzie, poen fchynt te zyn. .Thans zie<br />
ik, datgy een eerwaardige oude zyt; vergeef my<br />
toch myn dwaaze dwaaling.<br />
PETRUCHIO.<br />
Doet dit, waarde Grysaart, en zeg ons, waar<br />
gy heen reift; neemt gy eenen weg met ons , zo<br />
zal ons uw gezelfchap zeer aangenaam zyn,<br />
VINCENTIO.<br />
Myn waarde Heer, en myn vrolyke Dame, die<br />
my door deze ontvsngft zeer getroffen hebt; myn<br />
naam is Vincentio, myn woonplaats Pifa. en. he«<br />
den ga ik naar Padua, om daar een Zoon van my<br />
te bezoeken, dien ik in lang niet gezien heb.<br />
PETRUCHIO.<br />
En hoe heet die f<br />
VINCENTIO.<br />
Lucentio, Myn Heer.<br />
PETRUCHIO'<br />
Een gelukkige zaamenkomft ! en nog gelukkiger<br />
voor uw Zoon! Thans kan ik U door verwandfchap<br />
met het zelve recht als om uw ouderdom,<br />
U myn lieffte Vader noemen;want uw Zoon heeft<br />
onlangs eerft de Zufter myner Vrouw gehuwd.<br />
Verwonder en kwel U daar niet over; zy heeft<br />
een zeer goed aanzien , een ryke Huwlyksgift,<br />
en is van zeer goeden huizen; en zo buitengemeen<br />
wel opgevoed, als men het ooit van de Bruid eens<br />
Edelmans verwachten kan. Ik moet U ouden Vincentio<br />
,
B L T C ' S P E L . 380<br />
ceDtio , omarmen ; en Iaat ons nu aanftonds weg<br />
reizen , om uwen rechtfchaapen Zoon te bezoeken,<br />
die over uwe aankomft vol vreugde za! zyn*<br />
V I N C E N T I O .<br />
Maar is dit dan zeker waar f Of belieft het U<br />
flegts, als vrolyke Reizigers pleegen te doen, met<br />
het gezelfchap een kortswyl te maaken , die zy<br />
onderweeg aantreffen?<br />
HORTENSIO.<br />
Ik verzeker U , Vader, het is zo-<br />
PETRUCHIO.<br />
Kom maar, ga met ons, en zie zelf, dat het<br />
waar is ; want onze voorige kortswyl heeft SU<br />
argwaanend gemaakt.<br />
(Petraebio, Katharina en Vincentio gaan<br />
heen)<br />
HOR TENS 10.<br />
Schoon, Petruchio, dat heeft my hert gegee.<br />
ven i — Thans zal ik naar myne Weduw gaan.<br />
en is zy wederfpannig, zo heeft Hortenfio van ü<br />
geleerd, op zynen kop te beftaan.<br />
(Hy gaat been.)<br />
Eindt van brt VUrie Bedryf.<br />
Bb1<br />
tTVDS
3 9o DE KÜNST OM EED* TEG. TE TEMM.<br />
V Y F D E<br />
BEDRH.<br />
E E R S T E T O O N E E L .<br />
Het Tooneel is voor Lucentio's<br />
Huis.<br />
BIONDELLO. LUCENTIO. BIANCA.<br />
GREMIO , die op de eene zyde been en<br />
weder vjandeld.<br />
BIONDELLO.<br />
aaftig en handig. Myn Heer, want de Priester<br />
wagt U reeds. H<br />
L U C E N T I O .<br />
Ik vlieg naar hem toe, Biondello; maar zy kunnen<br />
U mooglyk t'huis noodig hebben; gaat dus<br />
heen.<br />
BIONDELLO.<br />
Neen waarachtig niet, gy zult eerft de Kerk op<br />
den rug hebben; en dan zal ik naar Myn Heer te<br />
iug fpoeden, zo baaflig als ik kan.<br />
(Zy gaan been.)<br />
GREMIO.<br />
My verwondert, dat Kambio loch niet komt.<br />
T W E E D E T O O N E E L .<br />
GREMIO. PETRUCHIO. KATHARINA.<br />
VINCENTIO. B E D I E N D E N .<br />
PETRUCHIO.<br />
Ziet gy, Myn Heer, dit is de deur; hier is Lu.<br />
centio's huis. Myn Vader woond verder naar de<br />
Markt toe; daar moet ik heen, en zal U dus hier<br />
laaten.<br />
V I N .
B L T • S P E L . '9i<br />
VINCENTIO.<br />
Gv moet evenwel eerft eens met my drinken ,<br />
eer gy verder gaat; ik denk dat ik U hier wel zal<br />
verwelkomen kunnen, en, naar alle vermoeden,<br />
zal daar nog wel wat om te leven zyn.<br />
(Hy klopt aan.)<br />
GREMIO.<br />
Men heeft daar binnen bezigheden ; gy z u l t<br />
wel harder mogen aankloppen.<br />
(De Pedant ziet uit het Fenjter.)<br />
PEDANT.<br />
Wie klopt dan daar zo fterk, als of hy de deot<br />
wil inflaan?<br />
VINCENTIO.<br />
Is Signor Lucentio t'huis, Myn Heer?<br />
PEDANT.<br />
Hy is t'huis; maar hy is niet te fpreeken.<br />
VINCENTIO.<br />
Maar als hem nu iemant een of twee honderd<br />
Pond bragt, om ziah daar mede wat te goed te<br />
doen ?<br />
PEDANT,<br />
Behoud uw honderd Pond voor U ; hy zal ze<br />
niet noodig hebben, zo lang ik leef.<br />
PETHUCHIO,<br />
Ziet sv ? ik zeide U, dat uw Zoon m Padua<br />
zeer bemind is Hoor doch, Myn Heer.<br />
SeTalle wydloopigheden moet ikVr fljg ^<br />
den, Heer Lucentio te zeggen, dat zyn Vader van<br />
Pifa aangekomen, en hier voor de deur is, om<br />
hem te fpreeken.<br />
PEDANT.<br />
Gy liegt; zyn Vader is naar Padua gekomen,en<br />
ziet hier het Venfter uit.<br />
VINCENTIO.<br />
Zyt gy dan zyn Vader?<br />
PEDANT.<br />
Ta zeker, Heer, dus zegt zyn Moeder , m<br />
minfjen, als ilt het gelooven mag,<br />
f<br />
•
39» DE KUNST OM EEN TEG. TE TEMM.<br />
PETRUCHIO.<br />
Wat is dat, Myn Heer? Dit is openbaar»<br />
fpitsboevery, dat gy U een vreemde naam geeft?<br />
PEDANT.<br />
Slaat de hand aan den Schurk; ik geloof, hy<br />
denkt lemant hier in de Stad onder myn'naam té<br />
bedriegen.<br />
D E R D E T O O N E E L .<br />
BIONDELLO. De voorigen.<br />
BIONDELLO, (ter zyde.)<br />
Ik heb hen met elkander in de Kerk gezien; Hemel<br />
laat hen gelukkig zyn! — Maar wie is dat? —<br />
Myn oude Heer, Vincentio?— Nu zyn wy verlooren<br />
! nu is het uit met ons ƒ<br />
VINCENT 10, (Bimdello gewatrvr<br />
.. „ , wordende.)<br />
Kom hier Galgenvogel.<br />
• BIONDELLO.<br />
Ik hoop dat ik keur zal hebben.<br />
., _ , VINCENTIO.<br />
Kom hier Schurk! Hoe? hebt gy my ver-<br />
BIONDELLO.<br />
Uw vergeeten ? Neen , Heer; ik kon U niet<br />
vergeeten, want ik heb U in myn geheele leven<br />
1<br />
met gezien.<br />
°<br />
VINCENTIO.<br />
Hoe! fnoode Schelm , heb gy nooit uw Heers<br />
Vader, Vincentio, gezien?<br />
BIONDELLO.<br />
Hoe! —— myn liefwaarde oude Hepr? —<br />
^ ^ ^ b ; ; a H t e f ! —-*fe, daar kykt hy'im-<br />
©ets het Venfter nit.<br />
VIN
2 L T - S P E L. M$<br />
VINCENTIO, (bemJlaandt.)<br />
Is dat zeker waar?<br />
BIONDELLO.<br />
Help.' help! help! hier is een dol Menfch, dat<br />
my ombrengen wil!<br />
(Hy gaat been.)<br />
PEDANT.<br />
Te hulp, Zoon! te hulp, Signor Baptifta!<br />
PETRUCHIO.<br />
Kom Kaatje, laat ons ter zyde gaan, en zien, •<br />
hoe dit krakeel afloopen zal.<br />
(Zy gaan ter zy den.) •<br />
V I E R D E T O O N E E L .<br />
De PEDANT. BAPTISTA. TRANIO.<br />
De voorigen.<br />
T E A N r o.<br />
Myn Heer. wie zyt gy toch, dat gy ü onder,<br />
ftaat, myne Bediendens te (laan?<br />
VINCENTIO.<br />
Wie ik ben, Heer?— en wie zyt gy, Heer?—<br />
d! gerechte Hemel ? ziet den opgefierJen Schurk !<br />
ziet toch, een zyden Wammes,en ook zulke Kou.<br />
fen; een roode Mantel, en een fpitze Hoed 1 —.<br />
ól ik ben verlooren! Onderwyt, ik t'huis den<br />
goeden Huisvader fpeel, brengt myn Zoon en myn<br />
Bedienden op de Univerfi eit alles door/<br />
T B A N i o.<br />
Nu? waar fpreekt gy van?<br />
BAPTISTA.<br />
Hoe? is deze Man zinneloos?<br />
TRANIO.<br />
Myn Heer, gy fchynt volgens uwe kleeding ee*<br />
verftandig oud Man te zyn, maar volgens uw woorden<br />
zyt gy een Gek. Wat gaat het U aan., Myn Heer,<br />
Bb 5<br />
alfchoon
394 DE KUNST OM EEK TEG. TE TEMMV<br />
alfchoon ik ook Paerlen en Goud droeg? Ik dank<br />
myn goede Vader, dat ik in ftaat ben, dit uit te<br />
voeren.<br />
VINCENTIO.<br />
Uw VaderJ — öl Schurk.' hy is een Zeile«<br />
maaRer in Bergamo.<br />
BAPTISTA.<br />
Gydwaald, Myn Heer; gy dwaald , hoe ge<<br />
looft gy dan dat hy heet ?<br />
VINCENTIO.<br />
i<br />
Hoe hy heet? Als of ik zyn naam niet wift! Ik<br />
heb hem van zyn derde Jaar opgevoed , en zyn<br />
naam is Tranio,<br />
PEDANT.<br />
Weg met U, dolle Kaerel! Zyn naam isLucentio,<br />
en hy is myn eenige Zoon , en Erfgenaam<br />
•myner Landeryën, myne, Signor Vincentio's.<br />
VINCENTIO.<br />
Lucentio.' — Och! by heeft zyn Heer vermoord!<br />
Overmeefterd hem , ik beveel het U in<br />
den naam van den Hertog, ól Myn Zoon.' myn<br />
Zoon .'-—-- zeg-m'y,'Guit, waar is myn Zoon Lucentio?<br />
TEANIO.<br />
Roept toch een Gerechtsdienaar, en brengt deze<br />
zinnelooze Kaerel in 't Dolhuis. Vader Baptifta,<br />
ik bid U , zorg gy doch vooral , dat men hem<br />
weg helpt.<br />
VrNCENTIO.<br />
My in 1 Dolrioïs brengen?<br />
GREMIO.<br />
Wacht , Gerechtsdienaars , by zal niet in de<br />
aevangkenis.<br />
BAPTISTA.<br />
Zwyg toch, Signór Gremioj ik zeg, by zal in<br />
de gevangkenis.<br />
G R E M I O.<br />
Neem U in acht, Signor Baptifta, dat gy door<br />
deze
B L T • S P E L. 39S<br />
deze zaak zelf niet in 't geval komt. ik wil daar<br />
op zweeren, dat dit de rechte Vincentio is.<br />
PEDANT.<br />
Zweer daar op, als gy luft hebt.<br />
G REM t O.<br />
• Neen, Zweeren mag ik daar echter niet op.<br />
TRANIO.<br />
Zo moeft gy ook liever zeggen, dat ik Lucentio<br />
niet ben.<br />
GREMIO.<br />
6 Ja, dit weet ik, dat gy Signor Lucentio zyt.<br />
BAPTISTA.<br />
Weg met den zinneloozen , brengt hem in 't<br />
Dolhuis.<br />
V Y F D E T O O N E E L .<br />
BIONDELLO. LUCENTIO. BIANCA»<br />
De voorigen.<br />
VINCENTIO.<br />
Zo pleeg men Vreemden rond te trekken, en te<br />
mishandelen/—— 6/ affchuwelyke fpitsboevenl<br />
BIONDELLO.<br />
6/ Wy zyn verlooren; daar is hy; verloogchen<br />
hem, verzweer bem, anders zyn wy alle ongelukkig.<br />
(Biondello, Tranio tn de Pedant gaan<br />
been. )<br />
LUCENTIO (knielende.)<br />
Vergeef my, waarde Vader.'<br />
VrNCENTIO.<br />
Vergeef my, dierbre Vader!<br />
BAPTISTA.<br />
Wat hebt gy dan misdaan?---" waar is Luceneentio?<br />
Lu-'
39(5 DE KUNST OM EEN TEG. TE TE MM.<br />
LUCENTIO.<br />
Hier is Lucentio , den regten Zoon van den<br />
regten Vincentio , die thans uwe Dochter door<br />
de Echt tot den zynen gemaakt beeft, onderwyl,<br />
dat •naaigeboofte Bedriegen U de oogen verblindden.<br />
GREMIO.<br />
Dit is enkel Kanaille en eeneZaamenzweering,<br />
om ons alle te bedriegen.<br />
VINCENTIO.<br />
Waar is de verdoemde Schurk Tranio, die my<br />
op zulk eene onbefchaamde wyze trotzeerden?<br />
BAPTISTA.<br />
Zeg my doch, is dit myn Kimbio niet ?<br />
BIANCA.<br />
Kambio is in Lucentio verandert.<br />
LUCENTIO.<br />
De liefde welkte dit wonder. De liefde voor<br />
Bianca bewoog my, myn ftand met Tranio te ver.<br />
ruilen, terwyl hy zich in de Stad voor my ulrgat;<br />
en tot geluk ben ik eindelyk in de gewenfchte Ha»<br />
ven myner gelukzaligheid mgeloopen. Wat Tranio<br />
gedaan heeft, daar toe heb ik hem zelf genoodigd;<br />
vergeef het hem dus, waarde Vader, om mynentwille.<br />
VINCENTIO.<br />
Ik zal de Schurk den hals breeken, die my in't<br />
Dolhuis zenden wilde.<br />
BAPTISTA.<br />
Maar boor toch, Myn Heer; hebt gy dan myn<br />
Dochter gehuwd, zonder om myne toeftemming te<br />
verzoeken ?<br />
VINCENTIO.<br />
Weeft geruft, Baptifta, wy zullen het wel zo<br />
maaken, dat gy te vreeden zult zyn; laat het maar<br />
goed zyn. Maar ik moet in huis, om my over deze<br />
fchurkfche ftreeken te wreeken.<br />
(Hy gaat betn.)<br />
BAP*
B L Y - S f E L' 397<br />
BAPTISTA.<br />
Ik ook, om deze fehelmery in den grond te on<br />
derzoeken,<br />
(Hy gaat been,)<br />
LUCENTIO.<br />
Weeft zo bevreesd niet, Bianca; uw Vader zal<br />
niet kwaad zyn*<br />
(Zy gaan been.)<br />
Gnuio,<br />
Ik moet nu wel met een lange neus aftrekken;<br />
maar ik zal echter met de overige in huis gaan. Zekerlyk<br />
heb ik verder niets te hoopen als myn aandeel<br />
in het gaftmaal.<br />
( Hy gaat been. Pettucbio en Katbarmt<br />
komen verder voor.)<br />
KATHARINA»<br />
Laat oas mede binnen gaan, lieve Man, om te<br />
zien, hoe dit alles afloopen zal.<br />
PETRUCHIO.<br />
Kufch my eerft Kaatje; dan zullen wy gaan.<br />
KATHARTNA.<br />
Hoe ? opentlyk op ftraat ?<br />
PETRUCHIO.<br />
Hoe? fchaamt gy ü myner?<br />
KATHARINA.<br />
Daar behoud my God voor I Neen, maar ik<br />
fcbaam my, U hier te kusfchen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Nu, dan zullen wy weer naar huis gaan. Luftig,<br />
Bedienden, wy willen weer weg.<br />
KATHARINA.<br />
Neen, ik wil U liever een Kufch gewen. Thans<br />
bid ikU, blyf hier, myn lebat.<br />
PETRUCHIO.<br />
Is dat niet goed? — - Kutu maar, lief Kaatje,<br />
fceter eens als neoit; beier vroeg als laat.<br />
(Zy gaan been.)<br />
ZESDE
398 Da KUNST OM BEN TEG. TE TEMM.<br />
ZESDE T O O N E E L .<br />
Het Tooneel verbeeld Lucentio's Vertrek.<br />
BAPTISTA. VINCENTIO. GBEMIO. PE»<br />
BANT. LUCENTIO. BIANCA. TRANIO.<br />
BIONDELLO. KATHARINA. PETRU-<br />
CHIQ. GRUMIO. HORTENSIO. Eene<br />
WEDUWE. De BEDIENDEN en<br />
TRANIO brengen een gedekte Tafel<br />
binnen.<br />
JLUCENTIO»<br />
Nu eindlyk, fchoon laat ; Hemmen onze mis.<br />
klinkende accoorden te zaamen; en als Storm en<br />
Onweder voorby is, dan is het tyd, om over de<br />
uitgeftaane gevaaren te lagchen. Myn fchoone<br />
Bianca, verwelkom mynen Vader.' ik zal ondertus»<br />
fchen met even dezelve tederheid den uwen ver»<br />
welkomen. Broeder Petruchio, Zufter Katharina,<br />
en gy Hortenfio, met uw geliefde Weduw, weeft<br />
zo vergenoegd, als 't mogelyk is, en zyt in myn<br />
Huis welkom. Deze maaltyd zal daar toe (hekken<br />
, om naar ons genoegen de maagen te fluiten.<br />
Kom, zet U neder; wy kunnen by het eeten<br />
verder fpreeken.<br />
PETRUCHIO.<br />
Niets, als zitten en zitten! als eeten en eeten!<br />
B APTISTA.<br />
In Padua word gy goed, Zoon Petruchio.<br />
PETRUCHIO.<br />
In Padua is alles goed,<br />
HORTENSIO.<br />
Ik wenfchte om ons beider wil, dat het waar<br />
mogt zyn.<br />
Pr.
& L T. S P J5 Li 300<br />
PBTRÜCHIO.<br />
Nu waarachtig.' Hortenfio verfchrikt syne We-'<br />
duw.<br />
WEDUW. !<br />
Ik zal niet eerlyk zyn, als ik opit verfchri1^ke. ,<br />
PETRUCHIO.<br />
Gy zyt zeer fcherpzinnig, en echter verftaat gy<br />
my kwaaiyk;.ik meen, Hortenfio ichrikt voor ü.<br />
WEDUW.<br />
Die duizelig is, meent, dat.de Waereld zichca<br />
hem rond draaid.<br />
PETRUCHIO.<br />
Een zeer rond antwoord!<br />
KATHARINA.<br />
Wat wilt gy daar mede zeggen?-—Die duizelig<br />
is, die gelooft, dat de Waereld zich rond om hem<br />
draaid? •—-»•> wat meend gy daar mede?<br />
W BDU w.<br />
Uw Man heeft een kwaade Vrouw * en beoordeeld<br />
myn Mans ongeluk naar het zyne, nu weet<br />
gy, wat ik meen.<br />
KATHARINA.<br />
Gy kon nu wel wat beters meeaen,<br />
WEDUW.<br />
Zekerlyk; want ik meende U.<br />
KATHARINA.<br />
En ik deed zekerlyk beter, als ik U niet achten.<br />
PETRUCHIO,<br />
Gaat op haar los, Kaatje.'<br />
HORTENSIO.<br />
Pp haar los, Weeuwtje.'<br />
PETBUCIirO.<br />
Honderd tegen een, of myn Kaatje krygc haar<br />
onder. '<br />
HOBTENSIO,<br />
Dat is myn zorg.<br />
P*
400 Di KUNST ou EB» TEO. TE TEMM.<br />
P E T Ï V C H I o.<br />
Ja, wel goed. (Hy drinkt Hortejino tte>) Uw<br />
gezondheid, Vriend-<br />
BAPTISTA.<br />
Wat zegt gy, Gremio van dit fpilsvinnig jong<br />
Volkje'<br />
GREMIO.<br />
Waarachtig, Ey loopen elkander braaf voor het<br />
voorhoofd»<br />
BAPTTSTA.<br />
Voor het voorhoofd?—— Een haaftig vernuft<br />
zou zeggen, op uw voorhoofd mogten wel hoornen<br />
zitten.<br />
VINCENTIO.<br />
Nu, Mejuffrouw Bruid , heeft U dit uit den<br />
flaap gewekt?<br />
BIANCA.<br />
Ja; maar niet verfchrikt; en daarom zal ik we*<br />
der flaapen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Neen, dat zult gy nier. Wyl zy eens aangevan»<br />
gen hebben, zo neem U voor een of twee nog<br />
beetre fehertzeryën in acht.<br />
BIANCA.<br />
Ben ik uw Vogel ? ik denk myn Vederen te<br />
veranderen, en vervolg my dan , daar gy toch<br />
eens uw boog aftrekt. Vaart alle wel.<br />
(Bianca, Katharina en de Weduwe<br />
o<br />
gaan been.)<br />
PETRUCHIO.<br />
Zy is my voorgekomen. Dat was de Vogel, Sig*<br />
nor Tranio, naar welken gy mikten, alfchoon gy<br />
hem juift niet trof. Dus eene gezondheid op het<br />
welzyn van alle, die fchooten en milten!<br />
TRANIO.<br />
6.' Myn Heer, Lucentio gebruiktte my als een<br />
Tagtbond, die voor zich loopt, maar voor zy»<br />
Heer vangt.
**v £ L r. S P E L. 4«X<br />
PETRUCHIO.<br />
Eene goede vergeiyking in den haaftj maar eea<br />
weinig hontffch.<br />
TRANIO.<br />
Het is goed, Myn Heer, dat gy voor U zelf<br />
gejaagd hebtmen gelooft, dat uw wild V t<br />
we><br />
van 't lyf zal biyven.<br />
BAPTISTA.<br />
ó Ho! Petruchio, thans heeft Tranio U echter<br />
getroffen.<br />
LUCENTIO.<br />
Ik dank U voor de houw, goede Tranio.<br />
•HORTENS 10.<br />
Stem toe , ftem maar toe , heeft zyn fteek U<br />
niet getroffen?<br />
PETRUCHIO.<br />
Hy heeft my een weinig geraakt, dit ftem ik<br />
toe, en daar de korswyl my voor by vloog , zo<br />
wed ik tien tegen een, dat hy U heden volko -<br />
men . verlamd heeft.<br />
BAPTISTA.<br />
Maar in ernft, Zoon Petruchio , ik geloof echter,<br />
gy hebt de ergfte tegenfpreekiler van de ge.<br />
heele Waereld tot Vrouw.<br />
«PETRUCHIO.<br />
Dit ontkenne ik; en om U te overtuigen, laac<br />
ons elk zich by zyn Vrouw houden; en den geenen,<br />
wiens Vrouw het gehoorzaamfte is, en het<br />
eerft komt, als hy haar roepen laat, zal de weddingfchap<br />
winnen, die wy te zaamen affpreekea<br />
zullen.<br />
HORTENSIO.<br />
Ik ben te vreeden. Wat geld de wedding*}<br />
LUCENTIO,<br />
Twintig Kroonen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Twintig Kroonen.'— zo veel zet ik op myn<br />
Valken of Hond ; naar twintigmaal zo veel op<br />
myn Vrouw.<br />
U. D&su Cc LV'
IP» DE K U N S T<br />
OM EEN TEG. TE TEMM'.<br />
LUCENTIO.<br />
Honderd dan.<br />
HORTENSIO.<br />
Ik ben te vreeden<br />
PETRUCHIO.<br />
Top.' het blyft daar by-<br />
HORTENSIO.<br />
Wie zal beginnen?<br />
LUCENTIO.<br />
Dat zal ik doen. Ga heen Biondello, en zeg<br />
Mevrouw , dat zy by my moet komen.<br />
BIONDELLO.<br />
Zeer wel.<br />
(Hy gaat been.)<br />
BAPTISTA.-<br />
Half pait, Zoon! Bianca komt zekerlyk.<br />
LUCENTIO.<br />
Ik mag geen half part; ik zal het alleen ovef.<br />
neemen. (Biondello komt weder,) Nu? wat is 't'<br />
'BIONDELLO.<br />
Heer, myn Mevrouw laat U zegge», dat vf<br />
wat te doen heeft en niet kan komen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Hoe ? beeft zy wat te doen, en kan niet ko«<br />
den?-!— Is dit een antwoord ?<br />
GREMIO.<br />
Ja zekerlyk, en een rjcht hoflyk noch daarby ;<br />
God geef flegts , Myn Heer, dat uw Vrouw V<br />
geen erger zend.'<br />
PETRUCHIO.<br />
Ik heb beter hoop<br />
HORTENSIO.<br />
Vriend Biondello, gaat heen , en verzoekt my»<br />
Vrouw, aanftonds by my te komen.<br />
(Biondello gaat been.)<br />
PETRUCHIOö<br />
Ho ! verzoek haar! —— Nu, dan moet zy<br />
zeker wel komen.<br />
Ho*.
* L T. S P $ L.<br />
HORTENSIO.<br />
Ik vrees, Myn Heer, gy moogt doen wat gy<br />
wilt, de uwe zal zich niet eens verzoeken laaten.<br />
(Biondello komt weder.") Nu ? waar is myn Vrouw?<br />
BIONDELLO.<br />
Zy zegt, U belieft flegts te fchertzen; zy wil<br />
niet komen ; zy laat U zeggen , dat gy by haar<br />
moogt komen.<br />
PETROCH I o.<br />
Nog erger/—-— Zy wil niet komen!——d!<br />
dat is laag, onuitftaanlyk! ——- Grumio, gaat gy<br />
eens by myn Vrouw, en zeg haar, dat ik haar gebieden<br />
laat, om by my te komen.<br />
HORTENSIO.<br />
Ik weet reeds, wat zy antwoorden zal,<br />
PETRUCHIO.<br />
En wat dan?<br />
HORTENSIO.<br />
Dat zy niet wil.<br />
PETRUCHIO.<br />
Nu, dan heb ik het verlooren; en dat is 't<br />
alles.<br />
Z E V E N D E T O O N E E L ,<br />
KATHARINA.<br />
De voorigen.<br />
BAPTISTA.<br />
Nu, op myn eer, daar komt Katharina.'<br />
KATHARINA.<br />
Gy hebt by my gezonden, myn lieve Man? wtl<br />
beveeld gy?<br />
PETRUCHIO.<br />
Waar is uw Zufter, en Hortenfio's Vrouw ?<br />
KATHARINA.<br />
Zy zitten, en praaten met elkander by d§<br />
fchooriteen*<br />
Cc« F*
404 DE KUNST OM EEN TEG. TE T E M M .<br />
PETRUCHIO.<br />
Gaat, en haalt ze hier» Als zy niet komen wil«<br />
len, zo klop ze braaf hier naar hun Mannen toe.<br />
Voort, zeg ik, en breng ze aanftonds hier.<br />
(Katharina gaat been.)<br />
LUCENTIO.<br />
Als dit geen wonder is , zo is 'er in 't geheel<br />
geen.<br />
HORTENSIO.<br />
Ja , zekerlyk ; my zal verwonderen wat het<br />
beduid.<br />
PETRUCHI O.<br />
Seldrement, het beduid vreede, en liefde, een<br />
geruft leven, een eerwaardige regeering,en recht»<br />
maatige heerfchappy; in 't kort alles, wat maar<br />
aangenaam en gelukkig isfiAII<br />
I ' TA,<br />
Nu, geluk daar toe! iëve Petruchio! Gy hebt<br />
de wedding gewonnen , en ik zal tot hun verlies<br />
noch twintigduizend Kroonen toedoen ; voor een<br />
heel andre Dochter behoord ook een geheel andre<br />
Huw'yksgift; want zy is zo verandert, als of zy<br />
nooit kwaad geweeft had.<br />
PETRUCHIO-<br />
Neen , ik wil myn wedding noch beter win«<br />
nen, en haar noch meer bewyzen van haare gehoorzaamheid<br />
en aaitjgheid laaten geeven.<br />
AGTSTE
M L ï - S P E L . 4» 5<br />
A G T S T E T O O N E E L .<br />
K A T H A R I N A . BIANCA, De W I B Ü W I .<br />
De voorigen.<br />
PETRUCHIO.<br />
Zie, daar komt zy.en brengt uwe eigenzinnige<br />
Vrouwen ais gevangenen haarer Vrouwelyke over<br />
reding met zich. Katharina , die kap ftaat U<br />
niet wel; weg met dit lompe ding ; treed het<br />
met voeten.<br />
(Zy rukt baar Kap af, en werpt<br />
bem op den grond.)<br />
WEDUWE.<br />
Geef doch Hemel , dat ik nooit een oorzaak<br />
heb , daar over te klaagen , tot dat het zo ver<br />
met my komt.'<br />
BIANCA.<br />
Foei! wat is dit dan voor een dwaaze wyzevan<br />
gehoorzaamen f<br />
LUCENTIO.<br />
Als uw gehoorzaamheid ook maar zo dwaas<br />
w a s! — • De wysheid van uw gehoorzaamheid ,<br />
fchoone Bianca, heeft my federt het avond-eeten<br />
reeds honderd Kroonen gckoft.<br />
BIANCA,<br />
Dwaas genoeg van ü „dat gy op myne gehoor,<br />
zaamheid wat verwed i<br />
PETRUCHIO.<br />
Katharina , verklaart doch deze twee ftyfhoofdige<br />
Vrouwen, wat zy hunne Heeren en Mannen vo#<br />
gehoorzaamheid fchuldig zyn.<br />
WEDUWE.<br />
Ach.' hoe? gy fpotl » Wf laaten ons niet<br />
graag wat voorzeggers
*c6 Dï KUNST OM EEN 1 EG. TÉ TEMM.<br />
PETRUCHIO.<br />
Doet het , zeg ik , en maak mét deze»<br />
begin.<br />
WEDUWE.<br />
Dat zal zy niet.<br />
PETRUCHIO.<br />
Ik zeg , zy zal het; en maak met deze het<br />
begin.<br />
K A T H A R I N A .<br />
Foei toch! helder deze dreigende trekken öp,<br />
•*an dit onvriendelyk voorhoofd; en fchiet gte/ien<br />
zo verachtelyke (haaien uit deze oogen , om daar<br />
mede uw Heer, uw Koning, uw beheeifchéï te<br />
kwetzen. Het ohtftelt uwe fchoonheid<br />
f i<br />
gelyk<br />
de Vorft de Landen verfchroeid; onteerd uw goede<br />
naam , gelyk wervelwinden de bloezem affchudden;<br />
en is op geene wyze bevallig of aangenaam.<br />
Een onvriendelyk Vrouwsperfoon is als<br />
een troeble bron, morsfig , haatelyk, dik, zonder<br />
eenige fchoonheid; en zo lang zy dus is, zal<br />
Biemant, al was hy ook nog zo dorftig, flegts een<br />
droppel daar van drinken of ze verwaardigen aan<br />
te raaken. Uw Man is uw Heer, uw leven, uw<br />
onderhouder, uw hoofd , uw beheerfcher ; die<br />
voor U en uw onderhoud zorgt ; zich aan vermoeijende<br />
arbeid te Land en te Water prys geeft;<br />
de nacht in florm doorwaakt, de dag in de koudó<br />
doorbrengt, terwyl gy in huis warm , zeker en<br />
geruft legt; en nu vordert hy geen andre daad van<br />
U, als liefde; een vriendelyken opflag.en redely.<br />
ke gehoorzaamheid; eene te kleine betaaling voor<br />
een zo groote fchuld! even dezelve gehoorzaamheid<br />
die een onderdaan aan zyn Vorft fchuldig<br />
is, is een Vrouw haar Man fchu!d:g; en als zy<br />
trots, eigenzinnig, wonderlyk, verdrietig, en zya<br />
billyke tif.hen tegen is , wat is zy dan anders,<br />
als eene verachtelyke, oproerige , en een Godlooze<br />
verraaderes tegen haar liefderyke Gemaal?<br />
het<br />
Het
g L f • S P E L. 407<br />
Het is waarlyk eene fchande dat Vrouwen zo<br />
eenvoudig konnen zyn , om kryg aan te kondigen<br />
, daar zy op de kniën om vreede bidden<br />
moeiten s of dat zy zich der regeèring en heerfchappy<br />
aanmaa'igen willen, als zy dienen, be.<br />
minnen, en gehoorzaamen moeiten. Waarom zyn<br />
(Bnze ligchaamen teder , en zacht, en week, niet<br />
gefchikt tot zwaare en vermoeijende arbeid , als<br />
om dat ons teder gedrag en onze henen met de<br />
uiterfte deelen moeten ovërëenftemmen ? Gy arme<br />
eigenzinnige Schepzêls; myn gemoed is even zo<br />
ftyf, myn hert even groot geWeeft , als een<br />
van den uwen,en myn gelegenheid moogelyk nog<br />
grooter, om woord tegen woord , en onwil tegen<br />
onwil te vergelden; maar thans zie ik het<br />
in, dat onze Spiefen enkle ftroohalmen zyn; onze<br />
kracht even zo zwak , onze zwakheid mei<br />
niets te vergelyken : dat wy dat geene het<br />
meefte fchynen te zyn, dat wy in den grond juift<br />
het minfte zyn. Dempt dus voor sltoos uw ongenoegen,<br />
want het diend doch tot niets; en lege<br />
uwe handen onder de voeten uwer Mannen. Ten<br />
teken myner gehoorzaamheid, als hy het begeerd,<br />
is myn hand bereid; zo dra ik maar weet dat het<br />
kern vreugde geeft.<br />
PETRUCHIO.<br />
Dat is een braave Vrouw" — Kom hier,Kaatje,<br />
kufch my,<br />
LUCENTIO.<br />
Nu, ga maar voort, eerlyk paar, gy hebt de<br />
weddingfehap gewonnen.<br />
VINCENTIO.<br />
Het is een vergenoegen te zien, als Kindren<br />
gehoorzaam zyn.<br />
LUCENTIO.<br />
Maar ook eene elende te zien als Vrouwe»<br />
wederfpannig zyn.<br />
Ce 4 F *
408 DE K U N S T OM EEN TEG. TE T E M M .<br />
PETRUCHIO.<br />
Kom te bed, Kaatje 1 Wy met ons driêa<br />
zyn ge rouwd;<br />
m aar<br />
g y<br />
met uur beiden zyt g£<br />
Tifl'i7TJ k<br />
7 n , de .^dd.ngfcbap, auchoon<br />
ay juift in rwyze (gg) viel. Siaapt alle wel. •<br />
(fetrucbio en Katharina gaan been.)<br />
HORTENSIO-<br />
Nu, ga uw weg maar, gy hebt een vervlóekts<br />
tegenfpreekfter tam gemaakt.<br />
LUCENTIO.<br />
Het is waarachtig een wonder, dat zy zich za<br />
tam liet maaken!<br />
'<br />
(Zy gaan alle been.)<br />
aS g - ë \ E nr Zi fi eelins °ï<br />
d e n<br />
BIANCA,<br />
i» tn t Itahoanjcb een Wyae beduidt.<br />
Einde van bet Vyfde Bedryfi<br />
N A
B L Y • S P t L. 409<br />
N A - S P E L.<br />
( Twee BEDIENDENS brengen S L E Y in 'zyn<br />
eigen Klederen op bei Tooneel, en laaten bem ;<br />
daar: Her na komt een B 1 E R T A P P E R. ;<br />
SLET, (ontwaakende.)<br />
Sjmon, geef. hier noch wat wyn! —— Hoe? al<br />
de Komedianten zyn weg?—— Ben ik'dan geen<br />
Lord?<br />
BIERTAPPER,<br />
Een Lord!— de drommel haal LT.'—- Sley,<br />
zyt gy dan altoos bezoopen?<br />
SLET.<br />
Wie is dat ?— Biertapper, ó! ik heb den heer<br />
lykften droom gehad, van welke gy -in uw leven<br />
gehoord hebt.<br />
B IERTAPPER.<br />
Ja , ik geloof het wel; maar het beft zal zvn , dat<br />
gy naar huis gaat; want uw Vrouw zal U daar<br />
fchoon voor uitfchelden, dat gy hier de heele nacht<br />
door droomd.<br />
SLET.<br />
Zal zy? — Ik weet nu, hoe men een Tegenfpreekfter<br />
ta,m maakt. Ik heb de geheele nacht<br />
daar van gedroomd, en gy hebt my daar in den<br />
beften droom geftoord , dien ik van myn leven<br />
gehad heb. Maar ik zal naar myn Wyf gaan.ea<br />
baar ook tam maaken, als zy my wat ia den<br />
weg legt.<br />
E I N D E .<br />
Cc s<br />
ONDER.
ONDERHOEK EN AANMERKlNGEIf<br />
OVER<br />
Dl<br />
' K U N S T<br />
OM E E N<br />
TEGEN SPR EEKSTER.<br />
T «<br />
T E M M E N .<br />
et blyftj na veele onderzoekingen der Kunftrichters<br />
, een onbeflifchte Vraag , of SHA«<br />
H<br />
KE5PEAR werkelyk de Auteur van dit Blyfpel is,<br />
of dat hy aan het zelve flegts het aandeel eens verbeteraars<br />
heefi. Zo veel is zeker, dat 'er een oud<br />
Anonymifcb ftik is : A pleafant concelted hiflory,<br />
caüed tbe Farti'.ng of a Sbrew —- fundry timés<br />
aüed by tbe Carl of Pembroke bis fervantS' 1607. 4.<br />
POPE voert het zelve mede in zyne optekening<br />
aan; maar het is jammer, dat hy maar alleen van<br />
alle Kunftrichters, die zich met SHAKESPEARS<br />
Stukken Critfc} bezig gehouden hebben, dit oude<br />
Stuk werkelyk in handen gehad heeft, en dat het<br />
ook niet eens in Dr. WARBURTONS handen,<br />
fchynt gekomen te zyn, die alle dd Oveïige Sruk*<br />
ken erfden, van welke zynen Vriend meldingfnaakt.<br />
STEEVENS die zorgvuldige en yverige naarvorfcher<br />
naar alles wat onzen Dichter aangaat, heeft<br />
het, ongeacht alle aangewende moeite, niet kunnen<br />
te zien bekomen. Het blyft dus zeer onzeker<br />
, of in 't geheel, of hoe veel SHAKESPEAE<br />
aan hetzelve deel gehad heeft; n men kan zich<br />
aar.
OVE* BE KUNST, va. BLY• SPEL» til<br />
aan niets meer, dan aan inwendige gronden houden<br />
, die uit de wyze en de waarde des Stuks be«<br />
fiisfchen, of het hem toe te kennen of af te keuren zy.<br />
Maar men weet wel , hoe zeiden diergelyke<br />
gronden, die op het gevoelen en het oordeel van<br />
ieder hunner heruiten, ter beflisfching toereiken;<br />
hoe veel willekeurigs en onbepaalds daarby overblyft;<br />
te meer als het Werk, daar de reden over<br />
is, geen zo Caraóterike Stempel, geen zo eigen»<br />
dommeiyke trek heeft, die den Meefter met uitfluiting<br />
van alle anderen , verraaden; of als hem<br />
deze niet zo doorgaans ontbreeken, dat men het<br />
zeker alle overige, en dezen Meefter alleen niet,<br />
kan toekennen- Als dan is zekerlyk de eenigen<br />
uitweg, hem flegts de uitfteekende fchöonheden<br />
toe te kennen, hem alleen voor den Verbeteraar<br />
van een vreemde arbeid te houden; maar dit durft<br />
men, by gebrek van hiftorifche omftandigheden,<br />
echter maar enkel in dit geval onderftellen.<br />
Men zal zich daarom niet zeer verwonderen»<br />
twee zulke doordringende Kunftrichters, als FAR<br />
MER en STEEVENS, in hun oordeel over de<br />
echtheid van dit Tooneelfpel, in wederfpraak te<br />
vinden. De eerfte gelooft, (bb) dat het niet<br />
oorfpronkelyk van SHAKESFEAR , maar flegts<br />
door hem voor hst Tooneel op nieuw ingericht»<br />
en met de Inleiding, en eenige andere toevallige<br />
verbeteringen, bizonder in den Roi van PETRU<br />
CHIO, vermeerdert is. Het dunkt hem oogenfchy<br />
nelyk te zyn, dat de Inleiding en het Stuk zeive<br />
elk van een onderfcheiden hand, of lang na elkander<br />
gefcbreeven moeten zyn. Deze, zegt hy, is<br />
in onzen Dichters befte wyze, en dit grootendeels<br />
in zyn flegtfte, of nog geheel onder dezelve. Dr.<br />
WAE-<br />
(bb) EJJaj en SHAKESPEAa's Leming, p.<br />
«f.
4ii ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />
W A R B Ü R T O N , zegt hy voort, verklaard het<br />
geheel zeker 'voor onecht; en als men aanneemen<br />
wil, dat SHAKE SPEAR Schryver daar van is, zo<br />
moet het een zyner eerfte Werken zyn geweeft;'<br />
ondertusfchen vermeld het M E R E S echter niet in<br />
de optekening zyner Werken , in 't Jaar 1598.<br />
F A R M E R geloott daarom, dat het bovengenoemde<br />
oude Stuk van een vreemde hand geweeft is, en<br />
flegts van SHAKESPEAE.als Verbeteraar des Too.<br />
neels, meer om voordeel als eer, ter uitvoering<br />
bekwaamer gemaakt is.<br />
STEEVENS meend daar entegen, dat SHA-<br />
XESPEAR'S Genie in geen Tooneel van dit Too.<br />
ueeifpel byna te ontkennen is, bizonder licht het<br />
uit het Tooneel tusfchen K A T H A R I N A en PE<br />
TRUCHIO het klaarfte voor! van het oude Stuk<br />
heeft hy waarfchynlyk niets meer behouden dan het<br />
ontwerp, mooglyk zelf het geheele vervolg der<br />
Tooneelen ; de redeneering echter nieuw omgewerkt,<br />
en niet veel meer van het oude behouden,<br />
als weinige regelen die hem ter behouding waardig<br />
icheenen ,of tot wiens verandering hy geen tyd<br />
genoeg had.<br />
Eene zonderlinge omftandigheid by dit is de zogenaamde<br />
Inleiding, een foort van Voorrede, welke<br />
zich anders by geen van de Stukken van S H A-<br />
11 SPEAR vind. De inhoud van dezelve is een<br />
voorval, dat toen ter tyd zeer gangbaar was, en<br />
dat GOULA RT (ii) ais eene waare gefchiedenis<br />
verhaald.<br />
„ P H I .<br />
(ii) Tbreftr iTHiftoires admirables ci? memora.<br />
Hes de noftre temps. In de uitgaave, ( Gol. 1610.<br />
ï4- 4 Voll. 8 ) die ik voor my heb, ftaat dit verbaal<br />
Vol. I. p. 502. onder het Opfcbt ifts Vanité du mon <br />
de magnifiauemcnt reprefentée.
OVER EE KUNST, JJHZ B L Y . S P E L . 413<br />
„ P H I L I P de Goede , Hertog van Bourgon-<br />
„ dien, (kk) was met zyn Hof te Brusfel, en ging<br />
„ eens des avonds naar den eeten door de Straaten<br />
„ der Stad, van eenige zyner vertrouwde Hove-<br />
„ lingen gevolgt. Hier vond hy een Ambachttu<br />
,, man, die zeer dronken was, zo lang als hy<br />
,, was op den grorfd uitgeftrekt, en in diepen flaap<br />
M<br />
liggen. Het behaagdde den Vorft, aan dezen Am-<br />
„ bachtsman een proef van de ydelheid onzes Ie-<br />
„ vens te geeven, waar over hy voorheen met<br />
,, zyn* Vrienden gefprooken had. Hy liet dus<br />
., dezen Slaaper in zyn Paleis brengen, en hem op<br />
„ een zyner prachtigfte bedden leggen, hem een<br />
„ koftbaare flaapmuts opzetten , zyn vuil hemd<br />
„ uittrekken, en een ander van bet fynfte Lynwaat<br />
aandoen. Als dit Menfch zynen roes uit*<br />
„ geflaapen had, en begon te ontwaaken, traden<br />
., Edellingen en Kamerdienaars des Hertogs om<br />
„ zyn bed , trokken het behangfel weg. maakten<br />
„ dikwils diepe buigingen , en vraagden hem met<br />
„ ontblootene hoofden , of het hem behaagden,<br />
„ op te ftaan, en welke Klederen hy heden wilden<br />
aantrekken. Men bragt hem zeer koftbaaw<br />
re Klederen. Hy verbaasd over alle deze Kom-<br />
" plimenten, weet niet of hy waakt dan droomd,<br />
" en laat zich aankleeden en uit het vertrek voe»<br />
" ren. Hier wierd hy van voornaame Heeren<br />
" ontvangen, en in de Mis gebragt, waar hem alle<br />
" eer betoond wierd, die anders aan den Hertog<br />
)| gefchieden. Uit de Mis voerde men hem weder<br />
u op<br />
(kk) De bekende C H R I S T I A A N WEISE,<br />
*tlruikte deze Gefchiedenis tot Stof eener Comedie:<br />
Van de droomende Boer aan het Hof van PHI.<br />
L 1 F P 11 Boni in Bourgendien. Zy ftaat tn zynp<br />
nieuwe Proeven van de imrouwjte Redenkonjt,<br />
1700. 2.
41* ONDERZOEK IK A A N M E R K I N G E N<br />
, ?<br />
op het Slot; hy wafchte de handen en zette zich aan<br />
„ een ryk bezette tafel. Na eindiging van dezelve<br />
„ iaat de Opperkamerheer Kaarten en een me-<br />
„ nigte Geld brengen. De ingebeelde Hertog<br />
„ fpeelt met de voornaamfte van het Hof. Daar<br />
„ op voert men hem in den Tuin, hier na op de<br />
,, Jagt, en eindelyk weder in 't Paleis tot een<br />
„ heerlyke Avondmaalryd. Daar wierd Muzyk<br />
„ gemaakt, en gedanft, hier na een vrolyke Ca.<br />
„ medie gefpeelt, en eindelyk den nieuwen Prins<br />
„ wederom zo veel fyne en fterkewynen gegeeven,<br />
,, dat hy dronken wierd en vaft infliep. Toen<br />
„ wierden hem alle zyne heerlyke Klederen we.<br />
„ derom uitgetoogen ; zyn vodden weder aange-<br />
„ daan; en men bragt hem daar men hem den<br />
„ Avond te vooren gevonden had. 's Morgens<br />
„ ontwaaktte hy, erinnerde zich alles, wat hem<br />
,, gefchied was, en wift niet, of hy werkelyk ge-<br />
„ leeft, of dat hy het flegts gedroomd hadt."<br />
GOULART is door een zekere EDUARD GRIMDE<br />
STONE, in 't Engelfcb overgezet; CA PEL L<br />
bezit deze overzetting in eene uitgave van 1607 ;<br />
'er kan echter ligt noch een ander geweeft zyn.<br />
Men vind even dezelve gefchiedeEis ook in Bvsl<br />
TON'S Anatomy of Melancboly (11), waar van de<br />
tweede Druk, 1624. Fol. gedrukt is. Eindelyk ig<br />
zy ook de inhoud eener oude Ballade: Tbefrolick-<br />
Jomt<br />
(11) Uit deze beide Boeken levert ze PERCY in<br />
d( Reliques of Anc- Poetry, Fol. I. p. 238; en voert<br />
te gelyk POBTI HEUTÈRI Hifi. rer. Bwgun*<br />
dicar. en LUDOV. Fives in Epp. aan. By den<br />
laatflen vind ik ten minften in de Verzaameling zyner<br />
Brieven, niets daar van, die met de Brief van<br />
ERASMÜS.MELANCHTOMO» MOBUS,Lfi«
BVER BE KUNST, ENZ. BLY-SPEL. 415<br />
fóme Duke, er tbe Tink'er's Good Fortune (mm),<br />
wiens eigentlyke Ouderdom zkh met met zeker*<br />
heid laat bepaalen. Deze Ballade is in een zeer<br />
gelukkige toon bevat, en laat aan het eind den armen<br />
Ketellapper voor den fpot, die men met hem<br />
gedreeven heeft, niet onbeloond; de Hertog fchenke<br />
hem een nieuw Kleed, vyfhonderd Pond , en tien<br />
morgen Lands.en maakt zyn Vrouw tot Kamerjufvrouw<br />
der Hertogin.<br />
Wy komen nu op het Tooneelfpel zelve. Da<br />
inhoud daar van fchynt insgelyks uit de een of<br />
«nder, vermoedelyk Jtaliaanfcbe, Nouvelle genomen<br />
te zyn, alfchoon men dezelve juift tot nu toe<br />
noch niet ontdekt heeft. De Epifode, welke LU<br />
CENTIO'S en Bi ANC A'S lief Je inhoud , en met<br />
de hoofdünhoud des ftuks zo meefterachtig verbon»<br />
den is, nam de Dichter waarfchynelyk uit de CV<br />
medie van ARIOSTO, Gli Soppofiti, die door<br />
GEORGE GASCOIONE in 't Engelfcb overgezet,<br />
en in 't Jaar is66,gefpeeld wierd (nn). Hief<br />
wisfelen insgelyks de jonge Heer en zyn Bediende<br />
hunne Kleeding en Caraüer;zoeken insgelyks eenen<br />
ouden<br />
(**») Zie de even aangehaalde Reliiues, Vol. I.<br />
f- 239- ,<br />
(nn) Suppofes , a translation from ARIOSTOS<br />
I Suppofiti — GASCOIGNE'S Werken zyn onder<br />
ie volgende zeldzaame Titel verzaamelt: A bundreik<br />
fundrie Flowers bounde up in one fmall Poëzie. Gathered<br />
partly (by translation) in tbe fine outlandifck<br />
Gardins of EURIIMDBS, OVIDIUS , PETBARKE,<br />
ARIOSTO, and otbers, and partly by inuetitiort,<br />
lut of our owne fruitefull Orcbardes in Englande;<br />
yelding fundrie fweete fajiours of Tragical, Comical<br />
and Moral Discourfes, botbe pleafaunt and profitable<br />
to tbe well fmellyng nofes of Learnei Readers. «5«»«<br />
itr Jaartal. 4*
4iÖ ONDERZOEK E» AANMERKINGEN<br />
ouden ryken Minnaar te verdringen, en gebruiken<br />
een' Vreemden uit Siena daar toe, om de Rol des<br />
Vad ers te fpeelen, die de Bediende door een gelys<br />
voorwendzel. dat niemant uit Siena zich by<br />
levensgevaar in Ferrara ophouden durft, daar toe<br />
overreden (oo).<br />
De hoofd-inhoud des Stuks word, na eenige<br />
oTuftandigheden, in het bekende Weekfchrift, Tbe<br />
Tatler, (pp) als eene nieuwe Gefchiedenis, dia<br />
in Lincolnsbire voorgevallen is, verhaald; en JOHN<br />
SON verwondert zjch met recht daarover, dat de<br />
Schryver daar zyn bron niét bynoemden, en zich,<br />
of door een derden misleiden liet, of zynen Lezer<br />
daar mede misleiden wilde,<br />
Ik voeg by deze Critique narichten, die ik meestendeels<br />
de aanwyzing der Engelfche Kunftrichters<br />
te danken heb, een andre, welke dit Tooneelfpel<br />
betreft, en waar voor ik flegts een gelukkig toeval<br />
dank fcbuldig ben. Ik bladerde namentlyk , wegens<br />
eene andre naarzoeking, in GOTTSCHEDS<br />
noodige Voorrede voor de Gefchiedenis des Duit*<br />
. fche Dramatike Dichtkunst ( qq ) en trof daar zelf<br />
Z. 207. op volgende Titel;<br />
„ Kunft<br />
(00) FARMER zegt, (EJfay, p. 65) ook de<br />
naam van PETRUCHIO ii daar van ontleend. Deze<br />
naam vind zicb ivel is waar niet in bet Engelfche<br />
Origineel, maar echter wel in het Engelfche Stuk<br />
van GASCOIGNE , welke H AWKINS in zyn<br />
Origin of tbe Englisb Drama , Vol. I. p. 1. SS.<br />
beeft laaten afdrukken, en waarin PETRUCHIO<br />
naam eens Bediende is.<br />
(pp) Vol. IV. No. 231. Zie de Snapper, III.<br />
Deel, bl. 231.<br />
(qq) Ik vind in deze optekening Z. 210. noch<br />
een ander Tooneelfpel vermeld: De zeldzaame trouw<br />
van PETRUCHIO met de 'ome KATH AKINA —<br />
Op
ovii. DE KUNST, ENZ. BLY-SPEL. 41?<br />
i t<br />
Kunft over alle Kunften, ora een kwaad Wyf<br />
( i<br />
goed te maaken. Eertyds door eenen Italiaan.<br />
„ fcben Ridder uitgevonden, thans door een Duit»<br />
„ fche Edelman gelukkig naargevolgt, en in zy-><br />
„ ne vrolyke kluchtige Vreugdenfpellen voor»<br />
„ gefteld. Benevens aanhangende,zingendeKluchtt,<br />
ipelen, waar in de onnoodige minnenyd eens-<br />
„ Mans ernftig doorgeftreeken word, Rappersdorf,<br />
„ in 12."<br />
De woorden : ,, eertyds door een' Italiaanfche<br />
„ Ridder nitgevonden' , verwekte by my opmerkzaamheid<br />
, en voorgevoelen van gelyke inhoud<br />
mèt Tbe Taming of tbe Scbrew, wiens overzetting<br />
ik juift onderhanden had. IK wift, dat de Gottfebedfebe<br />
verzaameling van Duitfehe TooneeKpelen<br />
in de hand Bibliotheek der cloorluchtigfte Hertogin<br />
Regentin van Sakftn Weimar, eene v«rhevene befchermfter<br />
van het Duitfehe Tooneel, gekomen<br />
was ; en daar het zich voordeed.dat de nieuwelyke<br />
treurige Slotbrand, die ook een deel van deze verzaa •<br />
meling aangreep, dezs kleine Brochure verfoboond<br />
had, zo verkreeg ik het gewenlcht verlof, dat'my<br />
dezelve mogt overgezonden worden. Ik vermoede<br />
ten hoogften, als myne verwachting voldaan wierd,<br />
flegts een Blyfpsl van gelyke inhoud, te vinden;<br />
maar tot myne groote verwondering vond ik vry<br />
meer, namentlyk een Sruk, waar in niet alleen de<br />
zelve Fabel ten grond legt, met dezelfde Epizode<br />
vermengd, maar , welke ook dezelve uitvoering<br />
niet in 't geheel, maar in enkele Tooneelen, zo<br />
wel in fpraak en uitdrukkingen heeft, zo, dat veele<br />
gevallen des Engelfchen en Duitfchen Stuks woor.<br />
delyk<br />
Op de Zittaufcbe Schouwplaats vertoond (in't Jaar<br />
1658-) welke echter mar de tekening, in de Gott.<br />
J'cbedfcbe Verzaameling niet voorbanden was , tn<br />
welke ik tot bier toe niet bekomen heb,<br />
II. DXEU<br />
Dd
4i8 ONDERZOEK EN A A N M E R K I N G E N<br />
delyk met elkander o vereende mmen. Ijl 't kort,<br />
het fchynt my uitgemaakt, dat beide Schryvers of<br />
een Origineel gecopieerd , en zeer naauwkeurig<br />
gecopieerd moeten hebben. of dat de Duitfehe<br />
Scbry ver het Stuk van S H A K E % p E A R tot grond<br />
van het zyne gemaakt , en dikwils woordelyk uit<br />
hetzelve overgezet heeft. Doch daarvan hier na;<br />
zie hier eenige openvallende Proeven van deze<br />
gelykheid.<br />
Men vergelyk de volgende Tooneelen met het<br />
Vyfde van het Eerfte Bedryf by SHAKESPEAR.<br />
PETRUCHIO heet bier H A R T M A N N . D O L<br />
VEL DER; en GBUMIO, WURMBRAND.<br />
H A R T M A N .<br />
„ Als ik recht heb , 20 is dit Heer Alfons zyn<br />
Huis, klop eens aan.<br />
WURMBRAND.<br />
Hoe klop? Wien, wat zal ik kloppen ? Ik zie<br />
toch niemant. Heeft iemant U leed gedaan, dien<br />
ik kloppen moet.<br />
H A R T M A N .<br />
Schelm, ik zeg, klop aan,.en klop maar fterk<br />
aan. ,<br />
WURMBRAND.<br />
Dit is weder een ooTzaak, pro more van Jauer,<br />
om myn pokkei op ilsagen ;e bezweeren. Moet<br />
ik U kloppen ? Daar behoed my St. Nicolaas<br />
voor.<br />
H A R T M A N .<br />
Gek, ik zeg U , k'op my daar aan , en fterk<br />
genoeg , of ik zal U uw fchelmfche Kop vermorfeltn.<br />
WURMBRAND.<br />
Ik dacht wel, dat het heden in zulk een toom<br />
zou voortgaan Myn Heer ha j zeker een aiarm in<br />
zyn hoofd, en oe horfels hebben hem de her.<br />
feiten omgewroet. Ik moet hem kloppen ? De<br />
Duivel kloppe hem.. Ja , als het over my eindigden.<br />
HAIT-
©VER DE KUNST, ENZ. BLY'SPEL. 41*<br />
H A R T M A N .<br />
Ik zie wel de Klok wil niet luiden, ik trek dan<br />
de Klepel. Ik zal U de ooren rekken, en zien<br />
of gy kunt Fa, Sol, La zingen.<br />
(Hy trekt bem by de ooren been<br />
en •voeder.')<br />
WURMBRAND.<br />
Mordio, Mordio , allarm in alle Straaten. Hel'<br />
fiol Helflol Myn Heer is het verftand ontloopen,<br />
en wil zich by my ophouden.<br />
H A R T M A N .<br />
Ligtvaardige Vogel, wik gy nu zingen, enz.<br />
Verder.de volgende Monolooge van deze HART.<br />
MAN met die, welke PETRUCHIO aan het eind<br />
van het Vyfde Tooneel van het Tweede Bedryf<br />
houd, en zyne daar op volgende eerfte Saamen.<br />
fpraak met KATHARINA.<br />
H A R T M A N .<br />
Thans zal het my welhaail gelden. Ik ben bereid<br />
op alle voorvallen. Zal zy, volgens haare lof.<br />
felyke gewoonte, fchelden en raazen , zo zal ik<br />
haare bevalligheid verheffen , en haare liefFelyke<br />
ftem voor de Kunftryke ftem van den Nachtegaal<br />
houden. Zal zy brommen en morren, dan zal ik<br />
haare aangenaamheid nog des te meer pryzen. Ziet<br />
zy 'er zo zuur uit, als alle Furiën en des Duivels<br />
Moeder,dan zal ik haar fchoon vriendelyk en helder<br />
aangezicht boven de heldre glans der Zon ver.<br />
heffen, en by liefFelyke Roozen en Leliën vergelyken<br />
, als zy van de zuivre daauw afgewasfchen<br />
zyn. Wil zy opzettelyk heel ftom zyn , en my<br />
geen woord verwaardigen, dan zal ik alle welfpreekenheid<br />
uit beide broekzakken te zamen zoekenen<br />
haare welfpreekenheid boven alle welfpree,<br />
kenheid beroemen. Wil zy my e/rhter met vloeken<br />
en fchelden een fchandelyk affchetd toevoegen,<br />
zal ik gehoorzaam bedanken, als of zy my by het<br />
befte Banket verzocht. Weigert zy in 't geheel,<br />
Dd %<br />
om
420 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />
op my de' geringde gund te verwaardigen , zal<br />
ik den dag en het uur, als reeds met haar wilbe<br />
paald, wenfchen , in welke wy naar de Kerk en<br />
te bed zullen gaan.——» Maar daar komt zy. ——<br />
Nu een frifch hert. Goede morgen , Mejuffrouw<br />
Tryn, want zo is, volgens bericht, uw naam.<br />
KATHARINA.<br />
Uwe Hazenkop heeft wel gehoord, alfchoon gy<br />
tamelyk haidhoorend zyt. Verihndige noemen my<br />
•anders Katharina.<br />
H A R T M A N .<br />
Gy fnyd U, Juffrouw Tryn, en wel met een te<br />
groot Mes. Men heet U flegt weg , Mas,<br />
Tryn, en wel is waar dikwils, de kwaade Tryn,<br />
de twidige Tryn Maar nu, gy aangenaame uit.<br />
zondering aller Trynen in de Waereld , gy be<br />
minnenswaardigfte Tryn alierdeugdzaame Trynen;<br />
voortreffelyke , welgei'chaapene Tryn , gezegend<br />
zyn alle pryfwaardige Trynen om uwent wil, gy<br />
nooit genoeg gepreezen Tryn. Wyl ik uwe fchoon.<br />
beid, zachtmoedigheid, uw Maagdelykeovergroote<br />
fchaamte , tucht en eerbaarheid, benevens andre<br />
pryswaardige, en uw zonderling welvoegende deugden,<br />
waïr van ik doch maar een fchaduw, tegen<br />
het wezen zelf, gehoord , wyd en breed vernomen<br />
heb; ik ben door Goddelyke voorziening hier<br />
naar toe bewoogen geworden , om U voor myn<br />
eigen vleefch en bloed , myn alderliefde Vrouw<br />
te begeeren.<br />
KATHARINA.<br />
Zeer regt ter tyd (rr) zyt gy door uw wurmdeekige<br />
(rr) Deze woordelijke verduitjehing der Engelfche<br />
•uitdrukking: ify gooi timo, dat even als de volgende<br />
fpeeling met de woorden moveable, welk zeer goed<br />
aan eenbeweegeling gegeeven word, en meer plaatzen<br />
van
OVER DE KUNST, ENZ, BLY-SPEL. 421<br />
fteekige gril/en hier naar toe bewoogen geworden.<br />
Laat nu flegtsde*Gek, die U hier bewoogen heeft,<br />
ook weder weg beweegen. Ik dacht aanftonds,<br />
dat gy een Beweegeling waart.<br />
HARTMAN.<br />
Wat is dat voor een Dier, een beweegeling?<br />
KATHARI N.A.<br />
Een Knaap , die men hier en daar beweegt.<br />
HARTMAN.<br />
Gy hebt het wel getroffen; kom dan hier, en<br />
zit op my.<br />
KATHARINA.<br />
Deze Juffersbank is niet zuiver. Ezels zyn gewoon,<br />
wat anders te draagen, als gy zyt.<br />
HARTM AN,<br />
Vrouwen zyn gefchaapen , om te draagen , en<br />
zo zyt gy.<br />
KATHARINA.<br />
Echter zulke fcr,eimfche fpitsboeven niet , als<br />
gy zyt.<br />
HARTMAN.<br />
Ei , laat ons dit afbceeken. Liefde Katharina;<br />
ik wil uw fchoon Ligchaam niet bezwaaren; ik<br />
weu, dat gy joas en teder zyt.<br />
KATHARINA.<br />
Al te teder , om zulk een lomp zwyn te draa<br />
gen.<br />
HARTMAN.<br />
Brom doch zo veel niet, Wespj gy zyt altyd<br />
toornig.<br />
KATHARINA.<br />
Ben ik een Wesp, waarom hoed gy U dan niet<br />
voor myn' Angel ?<br />
HART<br />
van dien aart, zyn ten minften zeer voaarjctynelyke<br />
gronden voor de $nderjielting, dat bet Duitfcbe ftuk<br />
etne naarvolging van bet Engelfche it.<br />
Dd 3.
#52 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />
HARTMAN.<br />
Ik weet een goed middel hier'toe, men moet<br />
1 cm uittrekken.<br />
KATHARINA.<br />
Ja, als de Zot wift, waar hy zat.<br />
HARTMAN.<br />
Wie weet dat niet ? In uwe (taart.<br />
fiATHAR I NA.<br />
6 Simple druipen, dan kwam iets jong daar van.<br />
in uw tong.<br />
HARTMAN.<br />
Ha, ha, gy fpreekt de w^aiheid, in uw tong.<br />
KATHARINA.<br />
Ik zeg, in de uwe, wyl gy zulke laffe kwink'<br />
flaagen , die ik reeds iang. moe geweeft ben,<br />
voortbrengt.<br />
HARTMAN.<br />
Schoone Katharina, , fpot niet langer met uw<br />
Dienaar. Ik wct.-t doch , dat het U geen ernft is;<br />
want uw aangeboorne vriendelykheia fchynt door<br />
uw aangenoomene boosheid heen.<br />
KATHARINA-<br />
Ik ben deze mommery reeds zat en moede;<br />
wend zu'ke nuttelooze wind aan andre plaatzen<br />
•aan.<br />
Hier doet hy geen vrucht.<br />
(Zy wil heen gaan.)<br />
HARTMAN.<br />
Myn lieve Juffrouw en hertenfchat, gy moet zo<br />
niet van uw helfte gaap. Ik ben, "als een Edelman,<br />
ook eer waard.<br />
KATHARINA.<br />
Zulk een Adel zal ik met deze muilpeer be.<br />
proeven.<br />
HARTMAN.<br />
Gy zyt haiftig en ftoutmoedig. Ik zweer U<br />
echter , ik klop ü weder, als gy dit nóch eens<br />
waagt.<br />
KA
OVJER DE K U N S T , ENZ. BLY-SPEL. 4«3<br />
KATHARINA,<br />
Zo zult gy uw Wapen verliezen, wyl gy een<br />
Vrouwsperfoon floeg, en als uw Wapen weg is,<br />
zyt gy ook een flegt Edelman.<br />
H A R T M A N .<br />
Gy beflifcht wel; zyc echter een te bevallige<br />
Sipier. Aanminnige Katharina , maal doch myn.<br />
Wapen in het boek uwer gunft.<br />
KATHARINA.<br />
Wat is dan uw Wapen ? een Haaneiskam ?<br />
H A R T M A N .<br />
Neen lief Kind, een Haan ;<br />
zonder Ksm; als<br />
de deuedzaame Katharina myn Hen wil zyn.<br />
KATHARINA.<br />
6 Myn goede Heer.gy zyt t;een Haan voor my.<br />
Gv kraait natuurlyk als een Uil.<br />
1<br />
H A R T M A N ,<br />
Neen kom , fchoone Katharina ; verdonker de<br />
vrrerfdelykheid van uw lief gezicht niet met zuur<br />
zien.<br />
KATHARINA.<br />
• Het is zo myn gewoonte, als my een Aap VOOrkO^t.<br />
H A R X M A N.<br />
Hoe ? dan hebt- gy nu geen oorzaak ; hief VS<br />
immers geen Aap.<br />
KATHARINA.<br />
Zekerlyk, ja, by k hier.<br />
H A I T M A H . f omziende.)<br />
Ik ben immers niet blind ? wys hem «y<br />
dan.<br />
KATHARINA.<br />
Had ik een fpiegel, dan was het eene ligte<br />
moeite.<br />
daar in ver<br />
H A R T M A N .<br />
Mooglyk moet myn aangezicht<br />
toonen ?<br />
Dd 4°<br />
RA?
424 ONDERZOEK EN A A N M E R K I N G E N<br />
KATHARINA,<br />
Gy hebt het geraaden. Of heeft het U ietnant<br />
gezegt ?<br />
H A R T M A N .<br />
Nu , by Sint Vei ten , ik ben byna te jong<br />
voor U,<br />
KATHARINA.<br />
Evenwel vertoond gy TJ taamelyk Fantajiek.<br />
H A R T M A N .<br />
Het gefchied alies, om U te vergenoegen.<br />
KATHARINA.<br />
Ik acht het echter niet. enz.<br />
Sltgts noch eene Proef van dezen aart, en dan<br />
geroep, alfchoon ik vry meer geeven kon. Men<br />
vergeiyk het flot van hei Vierde Bedryf met het<br />
voigende Tooneel:<br />
H A R T M A N .<br />
„ Nu zullen wy den ouden Heer Tbeobald wakker<br />
overvallen. Hoe fchynt de Maan zo helder wv<br />
, hebben zeker volle Maan. *<br />
KATHARINA.<br />
De Maan? Ei, Schat, het is immers de Zon.<br />
H A R T M A N .<br />
Hoe de Zon? Moet ik weder niet goed zien?<br />
tyumltrcmd, de Paarden uit de Herbeig!<br />
WURMBRAND.<br />
Dat haal de Duivel!<br />
H A R T M A N .<br />
Wy moeten by deezen Maanenfcbyn weder te<br />
*ug, welke zo zeker fchynt, als myns VadersZoon<br />
in myn broek fteekt.<br />
A L F O N S.<br />
Zegt toch, wat hy wil. Gy weet immers zvn<br />
1<br />
zin.<br />
KATHARINA.<br />
Nü, b'yf doch by deze Maanenfchyn hier,<br />
H A R T M A N .<br />
Ik zeg het noch eens, het is de Maan.<br />
KA#
OVER DE KUNST, ENZ. BLY-SPEL. 4.5<br />
•KATHARINA.<br />
Ik zie het nu zelf, dat het niets anders is.<br />
HARTMAN.<br />
Nu verzind gy U echter; het is immers de ee.<br />
zegende Zon.<br />
KATHARINA.<br />
God laat het dan dezelve zyn Ik ben wel te<br />
vreeden, laat het een Waslicht, Ster. Fakkel of<br />
wat gy wilt zyn.<br />
At F ONS.<br />
De Broeder kan nu gemakkelyk de Wapens nederleggen,<br />
het Veld is reeds verkregen.<br />
HARTMAN.<br />
Zo moet de ftroom loopen. Maar wat is hier?<br />
Goede morgen, myn fchoone Juffrouw, hoe zo<br />
alleen?<br />
AL F o NS.<br />
Ik veifta Myn Heer niet.<br />
HARTMAN.<br />
Zeg my", iieffte Katharina , hebt gy van uw<br />
leven zulk een fchoone Juffrouw gezien?— Myn<br />
fchat, ga doch heen, en groet deze fchoone Juffrouw<br />
met een kufch.<br />
J<br />
KATHARINA.<br />
Ik zie doch niets Juffcriyks.<br />
HARTMAN.<br />
Hoe! wederfireeft »y my in alles?<br />
KATHARINA.<br />
Weeft doch te vreeden, myu fchat. Ik zal hét<br />
gelooven, dat de oude Heer een fchoone Juffrouw<br />
is; en daarom, fcboonfte Juffrouw, neem deze<br />
kufch van een onbskende Vriendin aan.<br />
A L F o N s.<br />
Broeder laat doch die potzen. *<br />
HARTMAN.<br />
Ik weet niet, of gy of ik zot zyt ? Dit is irnmers<br />
een oude Heer , welke gy voor een Tuf.<br />
w<br />
J<br />
frouw houd, heve fchat.<br />
. KA.
4}i6 ONDERZOEK EH AANMERKINGEN<br />
K A T H AB
OVER DE KUNST, ENZ, BLY-SPEL. 4*7<br />
Wil men de woorden: Dat het van Italiaanfche<br />
Oorfpronk is, voor een Origineel verftaan, waar<br />
naar dit Stuk vervaardigd was zo moet men aanneemen,<br />
dat het een oude Italiaanfche Comedie,<br />
niet flegts ven dezen inhoud, maar ook van dezelve<br />
inrichting geweeft, naar welke beide het En*<br />
gelfcb en Duitfcb Tooneelfpel , vrye naarvolgineen<br />
en bepaaiderwyze woordeiyke overzettingen<br />
waaren. In dit geval , dat my echter zo zeer<br />
waarfchynelyk niet dunkt , had men des te meer<br />
recht, als men het aandeel van SHAKESFEAR<br />
aan dit Stuk voor zeer gering hield, daar het gebrek<br />
zyner kennis in de Italiaanfche Taal wel genoeg<br />
beweezen is, en dus heeft een ander voor<br />
hem dit Stuk overgezet; hy zelve daarentegen<br />
niet veel meer, als den proloog daar by gedaan.<br />
Van den Duitfchen Schryver , was het zekerlyk<br />
waarfchynelyker, dat hy een Italiaanfcb Origineel<br />
voor zich gehad heeft , daar deze Taal in den<br />
toenvnaal'gen Tyd in Duitfchland meer bekend<br />
was, als de Engelfche (xx). Het kwam nu daar<br />
op<br />
(xx) Men beeft Engelfche Comedien en Treurfpe.<br />
len, van welke bet eerfte Deel in *t Jaar 1624, en<br />
het tweede 1630 gedrukt is , en die , volgens den<br />
Titel; door de Engelfche in Duitfcbland vertoond<br />
zyn. Verder geeft echter ook de Voorreeden beider<br />
Deelen over deze Tooneeljpeelders geen licht; ikvini<br />
ook anders geen naricht van ben ; ondertusfchen laat<br />
bet z'ico ten minften vermoeden, dat een dezer Lieden<br />
de overzetter of naarvoiger van SHAKESPEAR<br />
heeft kunnen zyn . alfchoon de Stukken van deze<br />
verzaameling van de flegtfte foort zyn, zelf bet Treur.<br />
Jpel van Tuus AndroniKUt. niet uitgezonden, die met<br />
dat van SHAKE SPEAR hyna niets gemeens beeft,<br />
als de meenigte vermoordingen. Doch bier van op<br />
zyn tyd.
*.8 ONDERZOEK EN AANMERKINGEN<br />
op aan , om zulk een Italiaanfch Sruk te vinden<br />
(tt). Want dat de Fabel zelf van Italiaanfche<br />
oorfpronk, en uit een of andre Nouvelle genomen<br />
is,is,gelyk ik vooren reeds aanmerktten, ten hoogften<br />
waartchynelyk; maar deze omftandigheid doet<br />
weinig daar toe, om eene zo naauwkeurige te zaamenftemming<br />
begrypelyk te maaken.<br />
Als ik ondertusfchen myn gevoelen te raade<br />
neem, zo geloof ik doch echter, nog in het Engelfche<br />
Siuk zekere en fpreekende werktekenen<br />
van SHAKESPEAR'S Genie waar te neemen , [uu)<br />
en<br />
(tt) Onder de titels van Italiaanfche Blyfpelen by<br />
KICCDEINI, en in de Dramaturgie van L E O N E<br />
AIACCI vind ik geene, dien ik met eenige waar •<br />
fchynlykbeid voor den titel van zulk een Stuk kan<br />
houden ; bet moet dan . waar aan ik echter zeer<br />
twyffel, de Catrina , at to Scenico rufticale di Ftanctsco<br />
Bemi zyn , die my nier, onder het gezicht geko •<br />
vten is, en van welke ik by Fontanini enCrescembeni<br />
geen toereikend verder naricht vinde.<br />
(uu) En juiji zulke 'plattztn zyn ook in bet<br />
Duitfehe: Men vergelyke by votrbeeld de volgende<br />
woorden van HARTMAN met dezelve reden van<br />
PETRUCHIO in bet zevende Tooneel van bet eerft e<br />
Bedryf „ Wat acht -ik een 'Jujfrouws fcbeldende ftem ?<br />
„ Heeft my ook wel bet 'brutten, builen enbromme 71<br />
,, der Leeuwen, Beeren en Wolven ooit verfchrikt?<br />
„ Heb ik niet de bruifebende Zee gezien, paart<br />
„ gruwzaame Baaren over myn hoofd werpen haart<br />
„ vretsfelyke Ka&ken opfperren, om my teverfiinden?<br />
„ De vuurfpuwende Kartouwen tn des bemens<br />
Artillery, de Donder, bebben my nooit door bun<br />
,, kraaken en trillen in vrees gefield, en zou ik nu<br />
„ een Vrouwe ftem voor verfchrikkelyk achten, die<br />
geen luider kjank geeft, éls een neut, die in 't<br />
» vut?
OVER DE KUNST, ENZ. BLY.SPEL. 429<br />
en in de Duitfehe fpreekwyzen en wendingen te<br />
Ontdekken, die my eene overzetting uit het En«<br />
gelfch zeer duidelyk fchynen te verrasden. Waarom<br />
de Man dit verbeelden, en zich tot de toenmaals<br />
zo zeldzaame verdiende , om uit de Engelfche)<br />
Taal over te zetten , begaf; kan ik dan waar.<br />
lyk niet verklaaren. Mooglyk lod my een tweed»<br />
gelukkig toeval, of het behulp van zulke geleerde,<br />
•wien een letterkundige omdandigheid, als deze,<br />
niet onverfchillig zyn, dit raadzel op.<br />
Eindlyk moet ik nog een Tooneelfpel van<br />
BEAUMONT en FLETCHER, (VV) Tbe i»o>man's<br />
Prize , »r tbe Tamer tam 'd , vermelden;<br />
welke men als een vervolg des Taming of tbe Scbrevt)<br />
kan aanzien. PETRUCHIO heeft namentlyk na<br />
KATHARINA'S dood een tweede Vrouw, MA-<br />
XI A gehuwd, die voor het Huweiyk vroom en<br />
toegeevend was, nu echter het daar op aanlegt,<br />
haaren Man van zyn ongeduime denkwyze te rug<br />
te brengen. Zy ontzegt hem alle bewyzen van<br />
tederheid, en dryft den fpot met alle de middelen<br />
dien hy aanwend , om baar eigenzinnigheid te<br />
overwinnen, Zelf zyn vermeende dood roerd haar<br />
niet; zy houd hem over zyn Zark eene niet<br />
zeer vleijende Lykreden.• PETRUCHIO kan het<br />
niet langer daar in uithouden , en ais hy voor<br />
den dag komt, word MARIA — men ziet niet<br />
genoeg waarom —— in eens verandert, en belooft<br />
haar Man , dien zy nu toegeevend genoeg<br />
geloofd , de tederde liefde. Het Stuk heeft<br />
voor het overige een dubbelde Intrigue , maar,<br />
buiten<br />
„ vuur geworpen word? Weg met u ? verfchrikt-<br />
„ Jengens met blaazen , by Mannen is bet ver.<br />
« geefscb."<br />
(vv) Works, (ed. Lond. 1711, 8.) Vol. VI,<br />
P. -.913.
33
DRUKFEILEN EN VERBETERINGEN.<br />
In hef. Treurfpei M A C B E T H .<br />
Bladz.<br />
3-<br />
5-<br />
7-<br />
19.<br />
20.<br />
21.<br />
22.<br />
25-<br />
28.<br />
30.<br />
34-<br />
36-<br />
44-<br />
59.<br />
79*<br />
Reg.<br />
12.<br />
4-<br />
17.<br />
27-<br />
13-<br />
i.<br />
9-<br />
19-<br />
II.<br />
22.<br />
29.<br />
3--<br />
2.<br />
I.<br />
7.<br />
17.<br />
26.<br />
6.<br />
22.<br />
3-<br />
18.<br />
ftaat<br />
ËSSCHBNBURG.<br />
baat hem niets<br />
Hoonden my<br />
gevoelooze wild<br />
heid.<br />
op uw tong. en<br />
MALMCOLM<br />
de wieg voorzy<br />
ne<br />
noch te gering<br />
datgy zelf en wa<br />
ons toebehoord<br />
enz.<br />
Verftbore<br />
Ik ysfche<br />
Equivocatur<br />
wynig<br />
onnatuurlyk,<br />
MACBETH.<br />
Zou die ik<br />
leez<br />
ESCHENBURG.<br />
baatte hem niets<br />
hoondde my<br />
gevoellooze wild»<br />
heid<br />
op uw tong, en<br />
MALCOLM<br />
geen wieg voor<br />
zyne<br />
nog te gering<br />
: dat zy zelf en wal<br />
hen toebehoord,<br />
ten vollen ondet<br />
uw bevel liaan.<br />
Zandbak Zandbank<br />
ieder gelykmee • Eene gelykm.ee><br />
tende<br />
Pluntas<br />
MACBETH.<br />
tende<br />
plantas<br />
MACBETH met een<br />
Bediende die bem<br />
een Flmnbouio<br />
voordraagt.<br />
En de gruwelyk e En de gruwelyke<br />
Moord van zy 1 Moord, door zynen<br />
huilenden<br />
huilende Wact:<br />
ter , de Woi f Wachter , den<br />
gaat, enz.<br />
Wolf gewekt,<br />
gaat.<br />
Verftooren.<br />
Ik ysfe<br />
Equivocator<br />
weinig<br />
onnatuurlyk.<br />
M OORD EN AAR.<br />
Zou ik die<br />
Blaisi
DRUKFEILEN EN VERBETERINGEN.<br />
Bladz. Reg'. flaat leez<br />
102, 4. zuivere zuiveren<br />
Aanmerking. Een THAN, of THANE in Schotland,<br />
is gelyk een BARON by ons.<br />
In het Hiftoriefpel van KONING JOHANNES.<br />
Op de Lyft der Perfonaadjen ftaat BLANKA.<br />
leez BLANCA.<br />
Bladz. Rcg. ftaat leez<br />
115. 31. befchimt befchimpt<br />
150. 20. Triend Vriend.<br />
155. 20. hoogvliegende hoogvliegenden»<br />
169. 26. kruine kruinen.<br />
In het Blyfpel, DE KUNST OM PEN TEGEN-<br />
SPREEKSTER TE TEMMEN.<br />
Bladz. Reg. ftaat leez<br />
322. 4. brengen. brengen?<br />
Aantekening- By het doorlezen der Werken<br />
van onzen Hollandfchen Dichter JACOB CATS.<br />
vinden wy ons denkbeeld (zie Aanm. (d)<br />
biadz. 279.) bewaarheid ; komende die<br />
Beryming met het Verhaal wegens PHILIPS<br />
de GOEDE. (Zie ONDERZOEK en AAN.<br />
MERKINGEN over dit Stuk.) Juift<br />
over één.<br />
De verdere Druk' en Taalfeilen gelieve de»<br />
Lezer te verfchoonen.