You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
0 1<br />
1M2 4917 UB AMSTERDAM
M E R K W A A R D I G E<br />
LEVENSGESCHIEDENIS<br />
V A N<br />
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK,<br />
BESCHREVEN DOOR<br />
HEM ZELVEN.<br />
NAAR DE NIEUWE VERMEERDERDE EN VER<br />
BETERDE UITGAVE, DIE TE BERLIN MST<br />
PRIVILEGIE VAN DEN KONING GE<br />
DRUKT IS ,<br />
UIT HET HOOGDUITSCH VERTAALD,<br />
EK DOOR ENIGE AANTEKENINGEU OPGEHELDERD.<br />
MET<br />
PLATEN.<br />
DERDE EN LAATSTE DEEL.<br />
T E AMSTERDAM BIJ<br />
M A R T I N U S D E B R U Ij N,<br />
M D C C L X x l i x;
V O O R R E D E N<br />
V A N<br />
DEN<br />
V E R T A L E R ,<br />
Ï~Iet eerfte deel <strong>van</strong> dit werk kreeg ik in<br />
handen in de maand October of November <strong>van</strong><br />
het jaar 1787. Niet gewoon om iets, wat eert<br />
mensch betreft, vreemd <strong>van</strong> mij te rekenen,<br />
werd ik fterk geroerd door het verhaal <strong>der</strong><br />
ijzelijke folteringen , door den Schrijver <strong>van</strong><br />
hetzelve doorgevvorfteld: en, een' warme zucht<br />
voor ware Vrijheid in mijn' boezem gevoelende<br />
6<br />
las ik met ene innige goedkeuring de mannelijke<br />
taal, die hij tegen Geweld en Despotismus<br />
voert. Misfchien werkte het tijdperk zelve ^<br />
Waar in ik dit boek las, mede, om die deelneming<br />
te verfterken, en die goedkeuring te<br />
vermeer<strong>der</strong>en. Dan, hoe dit ook zij, ik begreep,<br />
dat mijne Landgenoten, om de gemel-<br />
* 2 de
iv<br />
V O O R R E D E N<br />
de en an<strong>der</strong>e redenen, dit boek niet min<strong>der</strong><br />
belangrijk voor hunnen aandacht zouden vinden:<br />
en, daar ik ledigen tijd had, befloot ik<br />
wel dra, hetzelve ten hunnen behoeve te vertalen.<br />
Ik heb <strong>van</strong> achteren gezien, dat men<br />
alomme in Europa over de merkwaardigheid<br />
en het gewigt dezer Levensgefchiedenis dezelvde<br />
gedachten koesterde; en het berouwde mij<br />
dus niet,de hand daar aan geflageh te hebben.<br />
Het getuigenis, dat de Opper-Confiitoriaal-<br />
Raad BÜSCHING 'er <strong>van</strong> geevt is te gewigtig,<br />
dan dat het hier geen' plaats zou vinden<br />
: „ Bezwaarlijk (zegt hij) heeft een<br />
„ mensch groter en verbazen<strong>der</strong> ontmoetingen<br />
„ gehad, dan de Schrijver dezer gewigtïge en<br />
„ hoogstlezenswaardige Levensbefchrijving, die<br />
„ met buitengemene vrijmoedigheid gefchreven<br />
„ is, en dus hare Lezerp op het fterkst tot<br />
„zich trekt. Ik geloof ook, dat het bij he£<br />
„ opltellen <strong>der</strong>zelve des Barons voornemen ge?<br />
weest is, niets dan waarheid te verhalen 3<br />
„ en<br />
O) 2Bod;c!itIid;e 9i
VAN DEN VERTALER. y<br />
„ err dat men zich op dat geen, dat hij <strong>van</strong><br />
„ zich zeiven meldt, in de hoofdzaken volko-<br />
„ men verlaten kan: en uit het menigvuldige,<br />
„ 't welk den fchijn nu eens <strong>van</strong> volkomene<br />
zekerheid , dan we<strong>der</strong>om <strong>van</strong> hoge waar-<br />
„ fchijnlijkheid heeft, kan men ongemeen veel<br />
„ leren, inzon<strong>der</strong>heid veel wijsheid en voorzichtigheid<br />
•, wanneer iemand zich daar aan<br />
gelegen laat liggen, om door de fchade <strong>van</strong><br />
„ an<strong>der</strong>en wijs en voorzichtig te worden.<br />
„ Men kan ook uit zijne Levensbefchrijving<br />
?, veel menfehenkennis halen, en vele bijzon-<br />
„ <strong>der</strong>heden uit de nieuwe Historie ophel<strong>der</strong>en."<br />
Dat dit oordeel in de daad dat <strong>van</strong> het<br />
Publiek geweest is, en dat men overal het le»<br />
vendigst aandeel genomen heeft aan de lotgevallen<br />
<strong>van</strong> onzen Schrijver, mag men met regt<br />
uit een aantal omftandigheden opmaken. De<br />
menigvuldige vertalingen, die <strong>van</strong> dit werk in<br />
on<strong>der</strong>fcheidene talen gemaakt zijn, heeft men<br />
met ene ongelooflijke gretigheid gekocht en<br />
gelezen en maanden achter één is de Held<br />
<strong>van</strong><br />
{&) Als ik het wel heb, zijn 'er twee Eiigelfche'"oyerzet-<br />
Q<br />
tin-
vi V O O R R E D E N<br />
<strong>van</strong> hetzelve het on<strong>der</strong>werp <strong>der</strong> gefprekken<br />
geweest in verfchillende kringen <strong>van</strong> menfchen.<br />
Da<br />
ringen <strong>van</strong> TRENCK's Levemgifcïiiedenis uitgegeven; doch ik<br />
freb gene <strong>der</strong>zei ven gezien. De Deenfche vertaliug fj<br />
reeds in het jaar 1788 uitgekomen te Koppenhagen, bij C. O.<br />
Proft. > De Heer DE MIRABEAU (preekt ook <strong>van</strong> twee<br />
Franfche vertalingen, en zegt, dat zij beiden ten uitterften<br />
ontrouw zijn; de la Monarchie PruJJienne, fous FREDERIC le<br />
QrapJ, T. V, p. 225: en het is waarfehijnlijk daarom, dat<br />
TRENCK zelf ene Franfche overzetting <strong>van</strong> zijne Levensgefchie.<br />
éenis gemaakt heeft, die meermalen is uitgegeven, on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en<br />
te Straatsburg, bij Trtuttel, in drie deelen in oelavo,<br />
en ook te Parijs. De Franfche overzetting, die de Heer LK<br />
TOURNEUR heeft vervaardigd, is driemaal gedrukt, tweemaal te<br />
Berün en Parijs, bij Buisfin en Maradan, en ééns te Amftel*<br />
dara, bij Cfiatigyion. Deze heb ik alleen gebruikt, maar ik<br />
heb ze allsrelendigst gevonden: bqhalven een aantal onnauwkeurigheden<br />
, in de getallen, en ook in het overzetten <strong>van</strong><br />
zommige Hoogduitfche uitdrukkingen , is ze ten uitterlreti<br />
verminkt; dikwijls zijn verfcheidene bladzijden achter één geheel<br />
weggelaten, meestal zon<strong>der</strong> enige aanwijzing, en vooral<br />
zulke dingen, die de Vertaler dacht, dat niet naar den fmaak.<br />
<strong>der</strong> Hovelingen of <strong>van</strong> de Geestelijkheid wezen zouden. De«<br />
ze overzetting behoort dus zeer zeker tot die, waar <strong>van</strong> TRENCK,<br />
jjjB «en' brief aan den Heer NICOLET , fchreef:, „ }k heb vier
VAN DEN VERTALER. vn<br />
De Boekhandelaars meenden dan het meest op<br />
een goed vertier te kunnen ftaat maken, wanneer<br />
zij iets in het licht gaven, dat meer <strong>van</strong><br />
verre of <strong>van</strong> nabij op TRENCK en zijne gefchiedenis<br />
betrekking hadt: zij beijverden zich ,<br />
om in het uitgeven zijner oirfprongelijke of<br />
vertaalde werken eikan<strong>der</strong>en vóór te komen;<br />
goten zijne Leyensgefchiedenis in verfchillende<br />
vormen, of gaven 'er een kort begrip <strong>van</strong> uit,<br />
om ook de nieuwsgierigheid <strong>van</strong> hun te voldoen,<br />
die het grote werk niet gemakkelijk betalen<br />
konden (c)- en zij meenden ook, voor<br />
anof<br />
vijf Vertalingen <strong>van</strong> mijne Levensgefchiedenis gelezen,<br />
„ maar ze allen verminkt of vervalscht gevonden:" zie The<br />
London Chronicle, for Oei. 25-28, 178S, No. 4994,p.+iï»<br />
of Algemeene Korist- en Letterbode, No. 20.<br />
Voorts is in<br />
dit laatstgenoemde weekblad, No. 22 ,met regt reeds gemeld,<br />
dat men dit ongunftig oordeel geenszins op de Ne<strong>der</strong>duitfche<br />
Vertaling hebbe toe te pasfen, waar over mij de Schrijver<br />
herhaalde reizen, in zijne brieven, zijne goedkeuring heeft te<br />
kennen gegeven.<br />
(c) Hier toe behoren ^cöoiêfjcneit iiiê Jrdjljcrm VON DER<br />
?RENCK,in SSïtefen; s$r
vin<br />
V O O R R E D E N<br />
dn<strong>der</strong>e werken die zij uitgaven aanprijzing genoeg<br />
te zullen vinden, wanneer zij die, of alseen<br />
tegenftuk <strong>van</strong> TRENCK'S Leyensgefchiedenis,<br />
of ten minften als enige gelijkheid met dezelve<br />
hebbende , openlijk konden aankondigen (d).<br />
Te Parijs heeft men TRENCK, bij zijn leven,<br />
ten tonele gevoerd, en- de vrolijke Franfchen<br />
hebben ééns en an<strong>der</strong>maal tranen geplengd<br />
over<br />
een bock, dat niets an<strong>der</strong>s bevat, ais TRENCK'S Leyensgefchiedenis<br />
zeiye in dé form <strong>van</strong> brieven gegoten. . , Les Médttattons<br />
'de FREDERIC, Baron de TRENCK, dans fa prifon a<br />
Zlcr&Jebourg; avec tin pre eis hiflorique de fes malheurs,<br />
traduit de PAllemand: a Paris ches le Roij 1788. ———<br />
Cefprcliken over hei: leven <strong>van</strong> FREDRIK, Vrijheer VAN DER<br />
TRENCK: Te Am(T. bij J. JVeege 178?. . '. TRENCK, een<br />
Leesboek voor de jeugd, ter bevor<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> deugd en<br />
ftandrastighcid: Amfl. bij IV. Houtgraaf, 1789.<br />
(d) Zoo kwam in het voorleden jaar te Wee'nen bij Wuchercr<br />
een boekjen uit, getituld, TRENCK bet svwire/ooer
VAN DEN VERTALER. 1$<br />
over zijne gadeloze rampen (ej: en in zommige<br />
oorden <strong>van</strong> Duitschland hebben aanzienlijke<br />
vrouwen en maagden een bijzon<strong>der</strong> zoort <strong>van</strong><br />
ketenen (Jt la TRENCK) om hals en lijf gedragen,<br />
ter gedachtenis zijner Maagdenburgfche<br />
kluisters. „ Het leven <strong>van</strong> den Vrijheer VAN<br />
^, DER TRENCK (zegt SCHUBART) heeft eene zoo<br />
„.algemeene fenfatïe in Duitschland veroor-<br />
„ zaakt, als die, waar op in de nieuwe letter-<br />
.j, kunde een WERTHER en SIEGWART zich beroe-<br />
„ men konden. Vorften, die geduurende hun<br />
w<br />
leven nog geen Duitsch boek lazen, vert^tileil.'<br />
1<br />
• En op dezelvde wijze is de Gefckiedenis ee-<br />
Tier neegenen<strong>der</strong>tigjaarige Ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> den Heer DE LA-<br />
TycE, die in 's Hage bij D. Manier is uitgegeven, in onze<br />
Nieuwspapieren aangekondigd,als een tegenfluk tot de Leyensgefchiedenis<br />
Vtt'n VAN DER TRENCK. ,<br />
(f) Op het theater <strong>van</strong> de \Beulevards: zie Mercire dt<br />
trance, Juin 1788. Den brief <strong>van</strong> dankzegging, dien TRENCIC<br />
Hier over aan den beftier<strong>der</strong> <strong>van</strong> dit toneel fchreef, vindt men<br />
in den Algemeenen Konst- en Letterboden, No. 2~>. De titul<br />
<strong>van</strong> het toneelfpel is; le Baron de TRENCK , ou le Prifonnicr<br />
Prüjfien, fait hijlorique en itn afie: zie ook Journal de<br />
Paris, 28 Fevr. 1789.<br />
* 5
x V O O R R E D E N<br />
waardigden den Duitfchen<br />
TRENCK hunnen<br />
„ genadigen glimlach, en dames, aan hooffchen<br />
j, Franfchen fmaak gewoon, lieten zich deeze<br />
harde Duitfche kost heerlijk gevallen: <strong>van</strong><br />
handwerkslieden, foldaaten, predikantsvrou-<br />
„ wen en naaimeisjens,' wierdt dit boek<br />
„ gefpeld en gelezen. —- Ik zelve heb het<br />
„ in mijne akelige ge<strong>van</strong>genis met traanen be-<br />
,, fproeid, en ik hoorde mijn hart, als 't waa-<br />
„ re, kloppen over eenen man , wiens hercu-<br />
„ lifche worftelingen naar vrijheid ver boven<br />
„ mijn weemoedig zuchten, ja boven de ftille<br />
„ gelatenheid in mijn noodlot gingen (ƒ)."<br />
Overal, waar hij zelf, na het uitgeven zyner<br />
Levemgefchiedems, verfchenen is, ontving<br />
men hetn met de vurigfte genegenheid, met de<br />
levendigfte toejuiching. Op zijne reize door<br />
Hungarijen vondt hij overal bij die eerwaardige<br />
natie zoo vele tekenen <strong>van</strong> opregte vreugde<br />
over zijn' zegepraal, dat hij zelf betuigt,<br />
ge-<br />
(ƒ) Voorbericht voor het leven <strong>van</strong> FRANS VAM DER TBENCK S<br />
fcladr. VII, VIII.
V A N D E N VERTALER. xi<br />
?, gene woorden te kunnen vinden, om aan<br />
„ haar het gevoel zijner ziele in de warmfte<br />
wenfchen voor hare welvaart uit te druk-<br />
„ ken (g)." In Bcrlin zelvs werdt hij met<br />
zeer veel on<strong>der</strong>fcheidende achting ont<strong>van</strong>gen<br />
en behandeld (h). In den Schouwburg te<br />
Straatsburg verfchijnende, werdt hij met handgeklap<br />
en trompettengefchal verweliekomd, en<br />
des avonds door den Commandant op een'<br />
prachtigen maaltijd <strong>van</strong> 150 couverts onthaald<br />
(i% In de Lente <strong>van</strong> dit jaar verkocht hij,<br />
in den tijd <strong>van</strong> acht dagen, te Parijs, 12000<br />
exemplaren <strong>van</strong> zijne Franfche werken (k*): en<br />
ooggetuigen , die nog onlangs <strong>van</strong> daar te rug<br />
keerden , verzekeren, dat zijne beeldtenis in<br />
het Palais Roijal ten toone hing, en dagelijks<br />
door de nieuwsgierige menigte met eerbied befehouwd<br />
werdt; dat hij zelf in de aanzienlijk-<br />
(f) III Deel, bladz. 4.<br />
(/;) III Deel, bladz. 13, en verv.<br />
(ƒ) Brielfche Courant, 4 Maart 17P9.<br />
(k) Algemeene Kanst- en Letter bode, No. 45,
SSi V O O R R E D E N<br />
fle gezelfchappen ont<strong>van</strong>gen, en met alle on<strong>der</strong>fcheiding<br />
behandeld werdt; en dat hij nimmer<br />
' in het openbaar verfcheen, zon<strong>der</strong> veler<br />
gejuich, en bede om de verlenging <strong>van</strong> zijn<br />
leven. Ook in ons Va<strong>der</strong>land heeft hij een<br />
aantal bewon<strong>der</strong>aars gevonden. Toen het ruchtbaar<br />
geworden was, dat hij in één' zijner :<br />
brieven<br />
aan mij zijn voornemen hadt te kennen<br />
gegeven , om over Holland na Engeland te<br />
reizen , werd ik door een ongelooflijk getal<br />
<strong>van</strong> menfchen, niet alleen uit deze ftad, maar<br />
ook uit an<strong>der</strong>e vrij ver afgelegene plaatzen <strong>van</strong><br />
ons Va<strong>der</strong>land verzocht, om hun zoo fpoedig<br />
mogelijk den netten tijd zijner overkomst bekend<br />
te maken, en hun gelegenheid te geven,<br />
om dezen merkwaardigen Man te zien cn <strong>van</strong><br />
nabij te leren kennen (7). Het eerfte deel <strong>van</strong><br />
de Ne<strong>der</strong>duitfche vertaling zijner Leyemge-<br />
'Jchiedenis was reeds lang uitverkocht, eer men<br />
. / v . , het<br />
(/) Hij heeft echter dit voornemen nog niet ter uitvoer<br />
gebragt; waarfchijnlijk , om dat hij zich langer in Frankrijk<br />
heeft opgehouden, dan hij gedacht hadt.
VAN DEN VERTALER. xnr<br />
het twede hadt afgedrukt, en ook. <strong>van</strong> den<br />
tweden druk is .reeds zulk een aanmerkelijk<br />
gedeelte gefleten, dat in dezen tijd, waar. in<br />
alle Boekhandelaars zulke luide klachten aanheffen,<br />
zeer weinige boeken zich op zulk een<br />
goed vertier beroemen kunnen. Eindelijk een<br />
geacht Va<strong>der</strong>landsch Schrijver heeft TRENCK;<br />
openlijk als een" man <strong>van</strong> ware grootheid voorgedragen<br />
, en aan de Ne<strong>der</strong>landfche Jeugd ten<br />
voorbeelde voorgefteld (w).<br />
Men heeft wel het algemeen geroep , dat<br />
deze Leyensgefchiedenis verwekt heeft, gepoogd<br />
te fluiten, door de geloofwaardigheid <strong>van</strong> dezelve<br />
in twijfel te trekken, of het gantfche verhaal<br />
voor een' Roman te verklaren (V), doch<br />
ik kan, niet zien, dat men voor deze twijfeling,<br />
wat de hoofdzaken betreft, genoegzame redenen<br />
(m) Zie de Menfchenvriend, No. 73.<br />
(») Zommigen zelvs zijn ongelovig genoeg geweest, orfl<br />
het gehele aanwezen <strong>van</strong> een' TRENCK in twijfel te trekken;;<br />
doch dezen zullen, denk ik, reeds lang <strong>van</strong> hunne dwaling<br />
zijn te rug gekomen: an<strong>der</strong>s zou het toch nutteloze moeiie<br />
zijn, hun te willen overtuigen.
xiv<br />
V O O R R E D E N<br />
nen heeft. Voorzeker klinkt de gefchiedenis<br />
hier en daar vrij romanesk , en dit zegt de<br />
Schrijver zelf herhaalde reizen (o), doch 'er<br />
zijn meer voorbeelden <strong>van</strong> zulke zeldzame fpelingen<br />
in de menfchelijke lotgevallen, die bijna<br />
alle geloof fchijnen te boven te gaan, en nogthands<br />
in de daad het volkomenst geloof verdienen.<br />
Misfchien ook heeft men de waarheid<br />
<strong>van</strong> verfcheidene on<strong>der</strong>nemingen <strong>van</strong> den Baron<br />
in twijfel getrokken , om dat men tot dezelven,<br />
wanneer men zich in zijn'plaats ftelde,<br />
zeer weinig gefchiktheid of geneigdheid in zich<br />
zeiven vondt. Een vadzig of onverfchillig en<br />
koudbloedig mensch zal het niet dan met zeer<br />
veel moeite zich zeiven opdringen kunnen,<br />
dat een man, die door zo vele folteringen en<br />
herhaalde pogingen, om te ontvluchten reeds<br />
afgemat is, echter die pogingen telkens hernieuwt<br />
, en zich noch door moeilijkheden noch<br />
door hin<strong>der</strong>nisfen , noch door de vrees voor<br />
ontdekking, noch door bedreigingen, noch door<br />
den<br />
(#) Zie, on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en, III Deei, bladz; 56.
VAN DEN VERTALER: XV<br />
den langer duur , dien de uitvoering zijner<br />
ontwerpen noodzakelijk vor<strong>der</strong>t, <strong>van</strong> dezelven<br />
laat affchrikken. Een kleine geest moet noodzakelijk<br />
zulke daden ongeloof baar vinden, tot<br />
welken eene zeldzaame grootheid <strong>van</strong> ziel<br />
vereischt wordt. Vele Lezers zullen het reeds<br />
vrij zon<strong>der</strong>ling heten, dat iefnand , die noit iets<br />
<strong>van</strong> de tekenkunst geleerd heeft, dan het geen<br />
tot de militaire en civile Bouwkunde vereischt<br />
wordt, zo kunstig op tin graveren kan , als<br />
de Schrijver <strong>van</strong> zich zeiven verhaalt (j>):<br />
maar vooral zal het zommigen ongeloofbaar<br />
voorkomen , dat iemand, die zo afgefolterd is,<br />
in ene donkere ge<strong>van</strong>genis lust kan hebben,<br />
om zulken arbeid te on<strong>der</strong>nemen, en tot dien<br />
trap <strong>van</strong> volkomenheid te brengen: en on<strong>der</strong>tusfchen<br />
één <strong>van</strong> deze kunstftukken, dat in<br />
deze Stad zelve voor handen is, kan ie<strong>der</strong>ea<br />
ooggetuigen volkomen overreden, dat de voortreffelijkheid<br />
<strong>van</strong> hetzelve niet alleen de be-<br />
fchrij-<br />
£?) II Deel, bladz. iep en verv»
, xvi , V O O R R E D E N ;<br />
. fchrijving <strong>van</strong> den maker zeiven , maar ook<br />
alle ver bedding,zeer verre te boven gaat<br />
Onnauwkeurigheden zijn' 'er zekerlijk in dit<br />
werk ingeflopen, door overhaasting, gebrek<br />
aan geheugen, of verkeerde berigten veroorzaakt.<br />
Ook dit erkent de Schrijver zelf op meer<br />
dan één' plaats (r), en ik heb 'er ook nu en<br />
dan in de aantekeningen ene proeve <strong>van</strong> gegeven<br />
(/)•' en dit was geenszins te verwon<strong>der</strong>en<br />
• bij<br />
(,?) Een <strong>van</strong> de bekers namelijk, door TRENCK in zijne<br />
Maagdenburgfche ge<strong>van</strong>genis bearbeid , en aan een' Officier,<br />
die hem toen bewaakte, gefchonken, is thands in het<br />
bezit <strong>van</strong> den Meer G. A. WERSING, koopman binnen deze<br />
ftad, die vriendelijk genoeg geweest is, om aan den Uitgever<br />
<strong>van</strong> dit werk vrijheid te vergunnen, om denzelven in plaat<br />
ie laten brengen. Men vindt op dien beker, on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en,<br />
juist alle die zinnebeelden en bijfchrivten, die de Schrijver<br />
'in het II Deel, bladz. 110-114 als proeven opgeevt.<br />
• (V) III Deel, bladz. 103, 104, 349, 350, en el<strong>der</strong>s, j<br />
(5) Bij voorbeeld, I Deel, bladz. 262. Hier toe behoort<br />
ook nog, dat hij de fchuld, die JASCHINSKIJ aan hem hadt,<br />
i Deel, bladz. 51,op 400 ducaten, en III Deel ,bladz.3i8,<br />
op 300 ducaten begroot; fchoon dit ook wel op ééoe <strong>van</strong><br />
beide plaatzen een' drukfeil kan wezen, want hij erkent zelf,<br />
dac
VAN DEN VERTALER. xvn<br />
bij een' man, „ die geen Journaal gehouden<br />
„ heeft, en die in 14 dagen opfchreef, wat<br />
„ ze<strong>der</strong>d 40 jaren, bij duizende gelegenheden,<br />
„ in zijn geheugen rondzwermde (/)." On<strong>der</strong>tusfcheli<br />
zullen deze gebreken <strong>van</strong> het geheugen<br />
, in min gewigtige omftandigheden ,<br />
bij een' billijken Rigter even weinig tegen de<br />
geloofwaardigheid <strong>van</strong> het gantfche boek afdoen;<br />
als dit, dat de Schrijver, uit hetzelvde<br />
gebrek <strong>van</strong> geheugen , ergens (ju) een' plaats<br />
op naam <strong>van</strong> SENECA aanhaalt , die niet bij dezen,<br />
maar bij CICER.O (y) gevonden wordt, en<br />
dat hij in de opgave <strong>der</strong> aangehaalde woorden<br />
zeiven hier en daar <strong>van</strong> die des Romeinfchen<br />
Wijsgeers afwijkt.<br />
De hoofdzaak fchijnt mij toe volkomen geloofwaardig<br />
te zijn; en reeds <strong>van</strong> voren, dunkt<br />
mij,<br />
dat zijn boek, door den fpoed dien men maken moest, met<br />
vele fouten gedrukt is: III Deel, bladz. 350: zie ook de<br />
aantekeningen, II Deel, bladz. 21, 164.<br />
tr) UI Deel, bladz. 349.<br />
(«) I Deel, bladz. 14.<br />
(v) De Senvcl. cap. 2*3.
XVIII<br />
V O O R R E D E N<br />
mij, mag men deze geloofwaardigheid daar uit<br />
opmaken, dat zich de lïoutfte onbcfchaamdheid<br />
en ene zinneloze onvoorzichtigheid zouden<br />
moeten verénigen in een' man, die in Weeneu<br />
en Berlin een werk uitgaf, dat in de hoofdzaken<br />
onwaarheid behelsde, en dan daar in telkens<br />
plaats, en tijd, en een gantsch aantal aldaar<br />
nog levende perfonen noemde (w), die<br />
hem bij ie<strong>der</strong>e bijzon<strong>der</strong>heid logenftraffen , en<br />
op de verbanning <strong>van</strong> zulk een wanfchepxel,<br />
dat <strong>van</strong> het openbaar vertrouwen'zulk een fnood<br />
misbruik maakte, met het hoogfte regt aandringen<br />
konden. Of in de Schrivten, die tegen<br />
TRENCK<br />
zijn uitgegeven , dingen voorkomen,<br />
die in itaat zijn, om zijne geloofwaardigheid in<br />
de hoofdzaken te krenken , zullen wij ftraks<br />
zien. Laat ons tot zo lang toe ten minften met<br />
BÜSCIIING geloven, „ dat het bij het op Hellen<br />
„ dezer Levensgefchiedenis des Barons voorue-<br />
„ men geweest zij, niets dan waarheid te ver-<br />
„ halen , en dat men zich op dat geen, dat<br />
» hij<br />
(w) Zie, bij voorbeeld, III Deel, bladz. 17, 100.
V A N D É N V E R T A L E R . xix<br />
hij <strong>van</strong> zich zeiven meldt, in de hoofdzaken<br />
volkomen verlaten kan."<br />
Ik vind ook in het verhaal niets onnatuurlijks:<br />
in tegendeel hebben een aantal bijzon<strong>der</strong>heden<br />
ene inwendige baarblijkelijkheid,<br />
ten fterkften voor de waarheid pleit (V).<br />
die<br />
De<br />
behandeling, die FREDRIK hem zou hebben aangedaan,<br />
vinden zommigen zeer onnatuurlijk,<br />
en<br />
(x) liet geval, dat hij in Amfteldara met een* harpoenier<br />
zegt gehad te hebben, I Deel, bladz. 199, 2 co, heb ik <strong>van</strong><br />
zommigen in twijfel horen trekken, fchoon zon<strong>der</strong> enig an<strong>der</strong><br />
bewijs, dan hec gewone j<br />
„ Ik kan dit niet geloven."<br />
• Wij integendeel komt het voor, dat dit verhaal een<br />
inwendig merkteken <strong>van</strong> geloofwaardigheid met zich voert.<br />
De fcheldnaam, waar mede de ruwe karei TRENCK bejegende,<br />
en die ik wel bekennen wil toenmaals nog niet regtverftaan<br />
te hebben, heet eigenlijk in het oiffprongelijke; „ hij<br />
„noemde mij een' apen-n..kr" (bteéj mich' Ctrten *2Crtp£lfïlócfer)<br />
1 f. 228. Is deze onbefehaavde uitdrukking<br />
niet juist characteriftiek aan een' man <strong>van</strong> die clasfe*<br />
en zo bijzon<strong>der</strong> eigen aan dat gedeelte <strong>van</strong> het Amiteldamsch<br />
gemeen, dat de Duitfche TRENCK ze bijna onmogelijk hadt<br />
Mimea weten , zo hij ze niet zelf uit den mond <strong>van</strong> zuië<br />
een' onbehouwen man gehoord hadt?
xx<br />
V O O R R E D E N<br />
en zij meenen daarom geregtigd te zijn , om<br />
dezelve, en dus den grond <strong>der</strong> gantfche Gefchiedenis<br />
voor verdicht te verklaren, om dat<br />
zij wanen, dat zulke ene handelwijs in zulk<br />
een groot en regtyaardig Vorst onmogelijk vallen<br />
kon. Wanneer men echter het character<br />
<strong>van</strong> den Koning wél kent, dan is zijn gantfche<br />
gedrag omtrent TRENCK ten hoogften natuurlijk,<br />
ook dan zelvs, wanneer 'er voor zijne<br />
ge<strong>van</strong>genneming gene an<strong>der</strong>e reden was ,<br />
dan die hij zelf opgeevt. FREDRIK openbaarde<br />
in vele gevallen een groot wantrouwen , en<br />
hieldt weinige menfchen voor eerlijk (y).<br />
Wanneer hij on<strong>der</strong>tusfchcn aan iemand zijn<br />
vertrouwen hadt gefchonken, dan duldde hij<br />
dezen zeer lang, fchoon hij ook bevonden<br />
mogt hebben, dat hij dit vertrouwen onwaardig<br />
was, op dat hij zich niet genoodzaakt mogt<br />
zien, te erkennen, dat hij gefeild hadt in de<br />
keuze zijner vertrouwelingen. „ Het is zeker,<br />
» (zegt<br />
(y) BÜscHiKG , Karakter <strong>van</strong> FREDEKIK DEN TWEE,'EN ,<br />
bladz. 312, Juist hetzeJvde zegt<br />
TREÏCK vau den Koning,<br />
1 Deel, bladz. 58.
VAN DEN VERTALER. xxi<br />
„ (zegt Büscfiwo) dat hij in zijne eigene -keu-<br />
„ ze <strong>van</strong> per-foonen niet altijd gelukkig is ge-.<br />
„ vveest: —— en, wanneer hij ook vond,<br />
„ dat hij iemand meer eerlijkheid, oprechtheid*<br />
„ verftand en kunde, bekwaamheid en ver&en-<br />
„ fte had toevertrouwd, dan hij wezenlijk .be-<br />
„ zat, zoo duldde en verdroeg hij hem even-<br />
„ wel, om de begaane dwaaling niet zelf tc<br />
„ bekennen (z)" Zoo fchrijvt een man, die<br />
misfchien on<strong>der</strong> zoo vele boeken, als 'er over<br />
FREDRIK. binnen korten tijd aan het licht geko-<br />
.rnen zijn, de allerverftandiglle en onpartijdigfte<br />
fchets <strong>van</strong> zijn characler heeft ontworpen : en<br />
uit deze beide trekken, dunkt mij, zou zich<br />
het gantfche geval <strong>van</strong> TRENCK zeer gemakkelijk<br />
laten oplosfen. De eerfte zaden <strong>van</strong> het<br />
wantrouwen tegen TRENCK fchijnen in het hart<br />
<strong>van</strong> den Monarch geworpen te zijn, toen zijn<br />
neef hem de paarden, die zijne Pandouren hem<br />
ontnomen hadden, te rug zondt. Reeds toen<br />
maakte 'hem de Vorst ene donkere miene<br />
(2) /. c, bladz, 256".<br />
** 3
XXII<br />
V O O R R E D E N<br />
ne (a); en ze<strong>der</strong>d deedt hem zijn argwaan<br />
<strong>van</strong> dezen on<strong>der</strong>nemenden kop het ergfte war<br />
zen. Het was dierhalven nu ie<strong>der</strong>en bedrieger,<br />
die toegang tot den Koning hadt, gemakkelijk,<br />
dien argwaan te verfterken, en den val.<br />
<strong>van</strong> den ongelukkigen TRENCK te berokkenen.<br />
Zijn Overfte JASCHINSKIJ, „ een lieveling <strong>van</strong><br />
,, den Monarch, een krijgskundig, maar een<br />
„ boosaartig en valsch man (T); een fpion ,<br />
„ die in het geheim den lijst <strong>van</strong> geaccredi-<br />
„ teerde lasteringen aanmerkelijk vermeér<strong>der</strong>-<br />
„ de (cj', n was hem niet alleen geld fchuldjg,<br />
maar koesterde ook , in zijn boos hart, ene<br />
'bittere wraakzucht tegen hem , die uit een'<br />
vorigen twist ontftaan was (dj. Beide deze<br />
re-<br />
(
VAN DEN VERTALER. XXIII<br />
redenen konden hem ligt aanzetten, om zijV<br />
val te bewerken, en het vertrouwen, dat hij<br />
bij den reeds tegen TRENCK argwanenden Koning<br />
hadt, maakte dit zeer gemakkelijk. Het<br />
helsch ontwerp, dat hij ten dien einde fmeedde,<br />
gelukte; en FREDRIK, die door zijn angstvallig<br />
wantrouwen ten iterkften genoopt werdt,<br />
om een man, wien hij voor zo gevaarlijk<br />
hieldt, een' tijd lang in verzekering te nemen,<br />
kon dit echter niet na voorafgaand verhoor en<br />
on<strong>der</strong>zoek doen, om dat hij gene bewijzen<br />
hadt, noch hebben kon. TRENCK kwam dus<br />
voor een jaar op de vesting , misfchien alleen<br />
maar, om zijne trouw te beproeven; mogelijk<br />
werdt de Koning uit den brief, dien TRENCK aan<br />
hem fchreef.wel enigszins <strong>van</strong> de ongegrondheid<br />
<strong>van</strong> zijn wantrouwen overreed : maar de fiere<br />
toon <strong>van</strong> den brief mishaagde hem, en hij kon<br />
ook niet befluiten, om zijne eigene dwaling te<br />
erkennen (e). De ge<strong>van</strong>gene moest dus zijn<br />
jaar uit zitten; doch ongelukkig wordt hij door<br />
de<br />
00 Verg III Deel, bladz. 52-<br />
** 4<br />
N
xxiv<br />
V O O R H E D E N<br />
de list Van hun, die hem omringden, in een<br />
denkbeeld gebragt, dat hij tot ene ewige ge<strong>van</strong>genis<br />
veroordeeld was; de bewustheid <strong>van</strong><br />
zijne onfchuld, en de vurigheid <strong>van</strong> zijn aart<br />
drijven hem dus aan, om herhaalde reizen zijne<br />
bevrijding' tc beproeven ; en drie weken<br />
vaor het eindigen <strong>van</strong> den tijd zijner ftraf gelukt<br />
hem dit : hoe zeer was dit alles we<strong>der</strong>om<br />
gefchikt, om het wantrouwen <strong>van</strong> den<br />
Koning te vernieuwen, of te bevestigen en te<br />
vermeer<strong>der</strong>en! Hij komt, na lang zwervens,<br />
eindelijk na Rusland ; geraakt daar in kennis<br />
met de aanzienlijkfle perfonen , en in aanzien<br />
ten hove: nu vooral kon hij voor FREDRIK gevaarlijk<br />
worden! nu zou misfehien de wraak<br />
hem aanzetten, om aldaar de belangen <strong>van</strong> het<br />
Pruisfisch Hof tegen te werken! nu moesten<br />
dierhalven we<strong>der</strong>om alle pogingen worden aangewend,<br />
om hem te doen vallen ff)h en, zo<br />
dra het maar kon worden uitgevoerd, moest<br />
hij<br />
(/) I Deel, Madz. 180-186".
VAN DEN VERTALER. xxv<br />
hij we<strong>der</strong> in Pruisfifche handen geraken. Zo<br />
dra de Koning hem we<strong>der</strong>om in zijn- magt<br />
hadt, moest hij hem nu nog fcherper doen<br />
bewaken dan te voren, en ie<strong>der</strong>e vernieuwde<br />
poging om te ontvluchten moest, terwijl zij de<br />
kwade vermoedens tegen hem vermeer<strong>der</strong>de ,<br />
ook de geïtrengheid vergroten, waar mede men<br />
hem bewaarde. Dit alles, dunkt mij, vloeit<br />
vrij natuurlijk voort uit FREDRIK s character ,<br />
en uit den zamenloop <strong>van</strong> omftandigheden, die<br />
het lot <strong>van</strong> TRENCK ZO zeer verwikkelden: en<br />
in dezen zin mogt hij met regt ichrijven: „In<br />
„ het algemeen is mijn gantfche noodlot <strong>van</strong><br />
„ dien aart, dat, na dat eenmaal dit eerfte<br />
„ voorval gelchied was, de Koning werkelijk<br />
„ niet an<strong>der</strong>s met mij handelen kon, als hij in<br />
„ het vervolg gedaan heeft (g). n<br />
Misfchien echter hadt het gedrag <strong>van</strong> den<br />
Vorst nog ene an<strong>der</strong>e geheime reden. In<br />
Duitschland vertelt men vrij openlijk, datFRE-<br />
DRIK hem daarom zo lang en zo ftreng ge-<br />
<strong>van</strong>-<br />
(?) I Deel, bladz. 54.<br />
** 5
xxvi V O O R R E D E N<br />
<strong>van</strong>gen hieldt, 0m dat hij ene zeer vertrouwïijke<br />
en ongeoorlovde verkéring ontdekt hadt,<br />
tüsïchen TRENCK, en Princesfe AMALIA , des<br />
Konings zuster. Ik wil de waarheid dezer<br />
Anecdote noch ontkennen noch bevestigen;<br />
maar alleen enige plaatzen uit de Leyensgefchiedenis<br />
zelve opgeven, die gerekend zouden<br />
kunnen worden, misfchien tot dit on<strong>der</strong>werp<br />
te behoren. Van zijne Berlinfche vriendin,<br />
die zo dikwijls in den ver<strong>der</strong>en loop <strong>van</strong> dit<br />
verhaal voorkomt, maar wier naam hij met zich<br />
in het graf nemen wil, zegt hij: „ het was<br />
„ ene dame, die ik niet dan met eerbied be-<br />
„ fchouwen kon aan beide zijden was<br />
„ deze liefde onze eerfte, en nog tegen woor-<br />
„ dig betreure ik geen ongeluk, dat in den<br />
„ ftroom mijner we<strong>der</strong>waardigheden uit deze<br />
„ edele bron ontfprong, of zich met dezelve<br />
„ veréénigde (h): voor gene kronen zou ik<br />
„ haar veilaten hebben, veel min<strong>der</strong> voor de<br />
„ beloften <strong>van</strong> een' Pandourenofficier; en zij<br />
D* gaf<br />
(*) I Deel, bladz. 26.
VAN DEN VERTALER.<br />
xxvn<br />
£ gaf mij gewis meer, en kon mij meer geven t<br />
„ dan alle Pandouren op de gantfche aaru<br />
d e Z i i<br />
n e al t e<br />
°P e n l i i k e e n m i n v o o r '<br />
zichtige verkéring met deze vriendin hadt reeds<br />
in het jaar 1744 den aandacht zijner mede-officiers<br />
getrokken , en het ongenoegen <strong>van</strong> den<br />
Koning gewekt (k). Reeds kort na zijne ge<strong>van</strong>genneming<br />
zondt zij hem iooo ducaten,<br />
en beloovde hem ver<strong>der</strong> zekere hulp (l): en<br />
ook vervolgens ontbrak het hem nimmer aan<br />
geld (m), tot dat zij eindelijk aan hem fchreef,<br />
dat zij niet langer de briefwisfeling met hem<br />
on<strong>der</strong>houden dorst, terwijl zij hem echter beloovde,<br />
dat zij in alle gevallen voor hem dezelvde<br />
zou blijven, wanneer het maar mogelijk<br />
zijn zou, hem <strong>van</strong> dienst te zijn (n). Na<strong>der</strong>hand<br />
ook werdt, door middel <strong>van</strong> zijne moe<strong>der</strong>,<br />
(i) I Deel, bladz. 53.<br />
(k) I Deel, bladz. 35, 36.<br />
(/) I Deel, bladz. 60.<br />
(>») I Deel, bladz. 69.<br />
(«) I Deel, bladz. 72.
xxvni V O O R R E . D E N<br />
<strong>der</strong>, de eorrefpondcntie met haar herfteld, en<br />
op een' veiligen voet gebragt (o);<br />
e n' zij verfchafte<br />
hem vervolgens we<strong>der</strong>om geld tot het<br />
voorzetten <strong>van</strong> alle zijne procesfen (£). Ik<br />
zal bij deze plaatzen enige an<strong>der</strong>e voegen ,<br />
waar dn hij -uitdrukkelijk <strong>van</strong> Princesfe<br />
AMALIA<br />
melding maakt, en dan, zon<strong>der</strong> zelf iets te beflkfcn,<br />
het oordeel over de waarheid of waarfehij-nlijkheid<br />
<strong>van</strong> het gemelde verhaal aan den<br />
Lezer overlaten. Deze Vorftin noemt hij uitdrukkelijk<br />
on<strong>der</strong> die genen,, die, wanneer zijne<br />
gedichten en zinnebeelden aan het Hof werden<br />
voorgelezen, „ betuigden , dat zij dezelven<br />
„ met welgevallen hoorden ($}." Dit zegt<br />
-nog weinig; maar fterker is het, dat zij zelve<br />
•den Keizerlijken Minister, den Generaal RIEDT,<br />
aan--<br />
(») I Deel, bladz. 128.<br />
(ƒ>) I Deèl, bladz. 233.<br />
(?) II Deel, bladz. 139. Merkwaardig is het ook, dat<br />
het handfehrivt <strong>van</strong> zijn' Macedonifchen Held, e]f j aren lang,<br />
alléén in handen <strong>van</strong> deze Princes geweest is: zie de aantekening<br />
<strong>van</strong> den Heer KASTELEIN, op de Voorreden voor dit<br />
Dichtftuk, bladz. X.
VAN DEN VERTALER. xxix<br />
aanmoedigde, om bij den Koning op een'<br />
Courdag om de bevrijding <strong>van</strong> TRENCK uit de<br />
Maagdenburgfche ge<strong>van</strong>genis aan te houden (r).<br />
Maar vooral is de wijze merkwaardig , waar<br />
op hij <strong>van</strong> haar, bij zijn laatfte affcheid <strong>van</strong><br />
Berlin, ont<strong>van</strong>gen werdt, en de befchrijving,<br />
die hij zelf <strong>van</strong> dit onthaal geevt Q): men<br />
moet deze plaats geheel overlezen, en daar<br />
mede vergelijken , het geen hij in de zo even<br />
aangehaalde plaatzen <strong>van</strong> zijne ongenoemde<br />
Vrienelin zegt: ik wil dezelve hier niet geheel<br />
overfchïijven, maar zie daar alleen enige weinige<br />
trekken: „ Deze in de daad grote vrouw,<br />
„ die uit hoofde <strong>van</strong> haar doorzicht alleen de<br />
„ ere genoot , <strong>van</strong> de gehele lievde en het<br />
„ onbepaaldst vertrouwen <strong>van</strong> FREDRIK te be-<br />
„ zitten: die mij in alle de y/isfelvalligheden <strong>van</strong><br />
„ mijn leven on<strong>der</strong> ft eunde, en mij met weldaden<br />
overlaadde; die ook in den grond het meest<br />
„ tot mijne bevrijding toegebragt hadt; en die<br />
mij,<br />
(r) II Deel,.bladz. i8
xxx V O O R R E D E N<br />
„ mij, gedurende mijn tegenwoordig verblijf<br />
„ te Berlin, niet als een' vreemden Officier ,<br />
„ maar als een' ouden Patriot en Vriend vati<br />
„ haar ontving en on<strong>der</strong>fcheidde ; beval mij<br />
„ enz." _ „ Zij hadt veel doorzicht; en<br />
„ het zou mij aan gene ftof ontbreken, om<br />
„ aanmerkingen te maken op de Levensbefchrij-<br />
„ vingen <strong>van</strong> FREDRIK, wanneer ik in haar ge-<br />
„ zelfchap eerst enige hon<strong>der</strong>den <strong>van</strong> jaren<br />
„ aan géne zijde <strong>van</strong> den zwarten Styx zdu<br />
„ doorgebragt hebben, waar men gebeurde za-<br />
„ ken met min<strong>der</strong> achterhoudendheid, en zon<strong>der</strong><br />
„ gevaar <strong>van</strong> op de kneukels geklopt te worden,<br />
„Jchripen durvt." De Lezer oordeie, of dit<br />
alles zamengenomen genoegzaam zij, om een'<br />
geheimen liefdehandel tusfchen TRENCK en Pri».<br />
ces AMALIA te on<strong>der</strong>fiellen, of niet! Ik wil,<br />
zo als ik gezegd heb, hier liefst niet beflis--<br />
fen; maar dit moet ik 'er echter bijvoegen *<br />
dat ik in gene <strong>der</strong> gefchrivten , die tegen<br />
TRENCK zijn uitgekomen ,. noch ergens el<strong>der</strong>s,<br />
enigen grond gevonden heb, voor de on<strong>der</strong>itelling<br />
die door den Heer DE MIRABEAU, fchoon<br />
enigs-
VAN DEN VERTALER.<br />
xxxi<br />
enigszir.s twijfelachtig, opgegeven wordt, aangaande<br />
de ijzelijke misdaden, die de gevolgen<br />
<strong>van</strong> dezer, minnehandel, en de geheime oirzaak<br />
<strong>van</strong> TRENCK'S harde behandeling zouden zijn geweest<br />
(t).<br />
Ik beken het, zo lang men aangaande de<br />
waarheid of' onwaarheid <strong>van</strong> deze geheime verftandhouding<br />
met Princes AMALIA , en de ware<br />
omftandigheden <strong>van</strong> dezelve, gene volkomene<br />
zekerheid heeft (en die zal men misfchien nimmer<br />
bekomen) zo lang zal men ook over de<br />
fchuld of onfehuid <strong>van</strong> TRENCK , en over de<br />
handelwijs door FREDRIK met hem gehouden,<br />
niet volkomen oordelen kunnen. Doch aan<br />
den<br />
(/) „ TRENCK avoue, qu'il a en une intrigue araoureuiê<br />
„ avec une perlbnne d'un rang trés éminent; fi cette perionm<br />
ne eft celle, que Ton nomme géneralement (la priHceile<br />
„ AMELIE , fceur de FREDERIC); fi de cette liaifon il eft pro-<br />
„ venu des enfans ravis a la lumiere par d'efiroijables atten-<br />
„ tits,que de raifons parüculieres le roi ne peut-il pas avoir<br />
„ eu de traiter fevereraent M. DE TRENCK, fans que Ia de-<br />
„ cence lui ait parmis de les devoiler!" de la Monarchie<br />
Pruflienne> fom FBBDSRJC le Grand, T. V, p, 223.
SS&n<br />
V O O R R E D E N<br />
den an<strong>der</strong>en kant is het ook niet te ontkennen<br />
, dat het ten hoogften<br />
onbillijk zij , op<br />
onbewezene vermoedens tegen hem uitfpraak<br />
te doen.<br />
Indien men de zaak alleen naar zijne<br />
Leyensgefchiedenis beoordeelt, dan is het vonnis<br />
ligtelijk op te maken. Dan berispt men in<br />
TRENCK wel ene jeugdige losheid en<br />
onvoorzichtigheid<br />
, die voor hem zeiven - ten uitterffen<br />
nadelig wordt 00 •> dan beklaagt men de<br />
(u) „ TRENCK ontbrak het, gelijk hij zich op verfchei-<br />
„ dene plaatzen daar over beklaagt, aan dè'nodige waereld-<br />
„ kennis: an<strong>der</strong>s zou hij de paarden, als een éénmaal verlo-<br />
„ ren goed, terftond te rug gezonden hebben, met die ver-<br />
„ klaring, dat hij niet nodig hadt op die wijze zijn verlo.<br />
„ ren goed we<strong>der</strong> te rug te ont<strong>van</strong>gen, dat hem zijn Koning<br />
„ en Heer hetzelve ie<strong>der</strong> ogenblik tienvouwig vergoeden<br />
., kon: en, indien men ze dan niet te rug genomen hadt,<br />
„ dan hadt hij misfehien de paarden liever moeten wegfehen-<br />
„ ken of verkopen , en het provenu daar <strong>van</strong> aan de Invalt.<br />
„ den geven, of iets'an<strong>der</strong>s, dat in het oog liep, daar me-<br />
„ de verrigten; want zoo iets zag de Koning gaarne. Doch<br />
„ hij deedt dit nu niet. De eerlijke jongeling was te zorge-<br />
,, loos. En wie is ook in den grond altijd voorzichti<br />
tig genoeg, om terftond te weten, wat een Monarch, na<br />
„ dat
V A N D E N VERTALER, xxxm<br />
örïftüimïge hevigheid <strong>van</strong> een character, dat<br />
an<strong>der</strong>szins, wanneer het zacht geleid, en door<br />
wijzen raad beftuurd was geworden, hem tot<br />
een zeer bruikbaar mail voor de maatfchappij<br />
zou hebben gemaakt: maar dan vindt men ook<br />
tevens zijn haft eerlijk, en Zijne trouw jegens<br />
zijnen Koning ongekrenkt, FREDRIK Wordt dan,<br />
het geen zoo menig Vorst uit dezelvde bron<br />
werdt, een eigendunkelijk gebie<strong>der</strong>, die aan<br />
een ongegrond wantrouwen de vrijheid en het<br />
geluk <strong>van</strong> een' getrouwen on<strong>der</strong>daan opoffert:<br />
maar, wanneer men billijk is, wijt men hem<br />
echter alle de mishandelingen niet a<br />
die aan dit<br />
flagtoffer <strong>van</strong> zijn' argwaan werden aangedaan<br />
door ogendienaars, die dan mogelijk het meest<br />
zich bij den Koning dachten te veraangenamen,<br />
wanneer zij een voorwerp op het kunftigst<br />
pijnigden, waar op hij zoo zeer gebeten fcbeen,<br />
maar dat hij echter in' den grond misfchien<br />
Jató ifföïilv UIA S Jscnjbd ii aifc<br />
e<br />
af meer<br />
„ dat zijn gemoed geflemd ia, meer of min wél of kwalijk<br />
„ opnemen en beoordelen zal?" Cfrürtê 4far &ie SSdcud}-<br />
tun$ oer ^tmftfdjen £«bcirêbef«bKi&itiifj / f. 34.<br />
* * *
xxxiv<br />
V O O R R E D E N<br />
meer vreesde dan haatte. Wanneer men de<br />
zaak in dit licht befchouwt, dan zou men zich<br />
misfchien over het algemeen vrij wel verénigen<br />
kunnen met de denkbeelden, die de Heer MAL<br />
LET , <strong>van</strong> Geneve, zich <strong>van</strong> de zaak <strong>van</strong> TRENCK<br />
vormt, in ene zamenfpraak , getituld,<br />
TRENCK<br />
EN FREDERIK II, waar in hij hunne fchimmen in<br />
de an<strong>der</strong>e waereld elkan<strong>der</strong>cn doet ontmoeten,<br />
en die wel verdient, in deze Voorreden een'<br />
plaats te vinden (v).<br />
méé nam jjtw jfpffilf i »k •ijbnnr vxn<br />
TRENCK EN FREDERIK II.<br />
T R E N C K .<br />
Zijt gij het? Sire! Is het de fchim <strong>van</strong><br />
FREDERIK, die ik begroet? Ah! vlucht niet<br />
voor<br />
(v) Ik heb dezelve vertaald uit PEfprit des Joiimaux,<br />
Juillet 1738, p. 281-285, waar in ze overgenomen was uit<br />
het Année litteraire.
VAN DEN VERTALER. xxxv<br />
voor de fchira <strong>van</strong> den armen TRENCK, wien<br />
gij twee-en-veertig jaren lang vervolgdet; wien<br />
gij gedurende meer dan elf jaren in ge<strong>van</strong>genisfen,<br />
en in ijzeren kluisters p-pfloten hieldt;<br />
wien gij <strong>van</strong> zijn Va<strong>der</strong>land, <strong>van</strong> zijne goe<strong>der</strong>en,<br />
<strong>van</strong> zijn ambt beroovdet, zon<strong>der</strong> hem te<br />
horen, zon<strong>der</strong> hem te vonnisfen: en, met tegenftaande<br />
zo vele verongelijkingen, zie hier<br />
den getrouwen TRENCK aan uwe voeten!<br />
F R E D E R I K.<br />
Sta op, TRENCK! Laat ons te zamen kouten.<br />
Maar noem mij niet meer Sire. Werp O<br />
niet meer ne<strong>der</strong> aan mijne kireën. Deze tekenen<br />
<strong>van</strong> eerbied zijn goed op de aarde. Hier<br />
zijn on<strong>der</strong>danen en vorften gelijk. Gij zijt<br />
TRENCK, ik<br />
FREDERIK.<br />
T R E N C K .<br />
Het is wél, FREDERIK! Zijt gij eindelijk te<br />
rug gekomen <strong>van</strong> uwe voordordélen tegen mij ?<br />
***<br />
2<br />
Ge-
xxxvi<br />
V O O R R E D E N<br />
Geloovt gij, dat ik ü heb willen verraden door<br />
ene misdadige brief wisfeling, en op uw leven<br />
toeleggen ?<br />
E R E D E R I R;<br />
Ik wil u niet beoordelen naar de berigten<br />
<strong>van</strong> uwe vijanden, maar naar de Leyensgefchiedenis<br />
, die door u zeiven befchreven is, en<br />
naar welke de nakomclingfchap uitfpraak zal<br />
doen.<br />
T R E N C K .<br />
De nakomelingfchap herroept dikwijls de uit;<br />
fpraken <strong>der</strong> gekroonde hoofden, en de pen<br />
<strong>der</strong> Schrijvers, veel magtiger dan het icepter<br />
<strong>der</strong> Koningen, beftiert het oordeel <strong>der</strong> toekomftige<br />
geflachten.<br />
F R E D E R I K.<br />
Had ik zo veel ongelijk, toen ik u vardacht,<br />
TRENCK ?
VAN DEN VERTALER, xxxvii<br />
TRENCK? u, die in het vijandelijk leger een'<br />
neef hadt, die aanzienlijke goe<strong>der</strong>en bezat, en<br />
wiens énigfte erfgenaam gij waart; wien gij<br />
in het midden <strong>van</strong> den oorlog om paarden<br />
verzocht; die u de uwen, welken door zijne<br />
Pandoivren genomen waren, te rug zondt; en<br />
met wien gij, in het heetite <strong>van</strong> den krijg,<br />
niet tegenftaande het ftrengfte verbod<br />
brief wisfeling on<strong>der</strong>hieldt?<br />
TRENCK.<br />
(w) Dat FREDRIK aan TRENCK de briefwisfeling met zijn'<br />
neef verboden hadt, is door meer an<strong>der</strong>en gezegd, bij voorbeeld<br />
door den Schrijver <strong>der</strong> Ophel<strong>der</strong>ing <strong>van</strong><br />
TRENCK'S Leven'gefc'iiedeuis,<br />
bladz. 59; door den Baron<br />
HIRSCHEN,<br />
ti-trcnf/ f. 54 5 e n d o o r den Heer DE MIRABEAU, / e. , p.<br />
S19. Doch waar is dit oit bewezen? In de Levensgefehiedenis<br />
zelve vind ik 'er geen woord <strong>van</strong>: en de jeugdige<br />
TRENCK, die misfchien toen nog het wantrouwend charafter<br />
<strong>van</strong> FREDRIK zo goed niet kende , of te weinig nadacht,<br />
kon ligt in den waan komen, dat de Koning even eens over<br />
cleze briefwisfeling zou denken , als de listige JASCHINSKIJ<br />
hem voorpraatte (I Deel, bladz. 38): „ dat dezelve gene<br />
„ politieke, maar alleen ene bijzon<strong>der</strong>e familie-correfponden-<br />
„ tie," en dus geenszins ongeocrlovd was: verg. ook I<br />
Deel, bladz. 5f.<br />
*** 3
xxxvin<br />
VOORREDEN<br />
T R E N C K .<br />
Ah! niet tegenftaande alle deze fchijnbaarheden,<br />
hebt gij echter noit getrouwer on<strong>der</strong>daan<br />
gehad, en die onregtvaardiger geftraft is,<br />
dan<br />
TRENCK.<br />
F R E D E R I K .<br />
Maar, zo gij voorzichtig geweest waart,danzoudt<br />
gij mij zelf den brief hebben laten lezen,<br />
dien uw neef u fchrecf, toen hij uwe<br />
paarden te rug zondt. Gij zoudt beter gedaan<br />
hebben, wanneer gij den Pandour geandwoord<br />
hadt : „ Zo lang onze Vorften in oorlog<br />
„ zijn, kan ik niets <strong>van</strong> u aannemen; het is<br />
„ met de wapenen in de hand, dat ik te rug<br />
,, moet nemen, het geen mij door de wapenen<br />
„ ontroovd is."<br />
T R E N C K .<br />
Ik ben onvoorzichtig geweest , maar gij *<br />
waart
VAN DEN VERTALER.<br />
xxxix<br />
waart gij regtvaardig, toen gij mij, op onbewezene<br />
vermoedens, en zon<strong>der</strong> mij door een'<br />
krijgsraad te doen vonnisfen, in de vesting <strong>van</strong><br />
Glatz opflopt?<br />
F R E D E R I K .<br />
Ik veroordeelde u alleen tot ene ge<strong>van</strong>genis<br />
<strong>van</strong> een jaar, daar een krijgsraad tt veel ftrenger<br />
géftraft zou hebben.<br />
, . t - v<br />
i ->::. '.; 'j<br />
;<br />
.i<br />
T R E N C K .<br />
Hoe! Gij wilt voor een' daad <strong>van</strong> barmhartigheid<br />
doen doorgaan een' flap <strong>van</strong> eigendunkelijk<br />
gezag , die<br />
THAMAS - COULIKAN waardiger<br />
was dan FREDERIK DEN GROOTEN? Een krijgsraad<br />
zou mij ten minften niet veroordeeld hebben,<br />
zon<strong>der</strong> mij te horen.<br />
F R E D E R I K .<br />
Hoe hebt gij u gedurende uwe ge<strong>van</strong>genis<br />
gedragen ? Gij fchreevt mij een' trotfchen<br />
*** 4 brief,
XL<br />
V O O R R E D E N<br />
brief, in plaats <strong>van</strong> mij om genade te verzoeken.<br />
T R E N C K .<br />
Was ik fchuldig geweest, ik zou om genade<br />
gebeden hebben. Nu ik onfchuldig was, kon<br />
ik alleen uwe regtvaardigheid inroepen. Zoudt<br />
gij mij dezelve geweigerd hebben,<br />
FREDERIK!<br />
indien ik ze gevraagd had aan het hoofd <strong>van</strong><br />
200,000 menfchen? Maar in het woordenboek<br />
<strong>der</strong> Vorften zijn zwak en on<strong>der</strong>drukt woorden<br />
<strong>van</strong> dezelvde betekenis.<br />
F R E D E R I K .<br />
Gij beproevdet vruchteloos wanhopige Mappen<br />
om te ontvluchten ; daarna verleidet gij<br />
vruchteloos de wacht; eindelijk gelukte het 11<br />
te ontkomen : en nog verwon<strong>der</strong>t gij u, dat<br />
ik, op een verfpreid gerucht, als of gij na<br />
mijn leven ftondt, u in verzekering liet<br />
nemen,<br />
, TRENCK.
VAN DEN VERTALER. XLI<br />
T R E N C K .<br />
Met wat regt naamt gij te Dantzig een' Oostenrijksch<br />
Officier ge<strong>van</strong>gen, als met hetzelvde<br />
regt, dat u meester <strong>van</strong> Silefië maakte? Welke<br />
misdaad ftak in mijne' ontvluchting? Veroorlovt<br />
het natuurregt dezelve niet aan alle<br />
ge<strong>van</strong>genen, vooral aan hun , die flagtoffers<br />
zijn <strong>van</strong> een' Geweldenaar. Ik was onvoorzichtig<br />
; en gij onregtvaardig: en gij zijt het,<br />
die mij verwijtingen doet? Ah! indien ik misftappen<br />
had begaan , gij hebt mij dezelven<br />
ftrengelijk doen boeten; maar hebt gij ook de<br />
uwen geboet?<br />
F R E D E R I K .<br />
£en goed hart, en een flegt hoofd, TRENCK!<br />
zie daar in twee woorden uw beeld!<br />
T R E N C K .<br />
Keer het beeld om<br />
zie daar het uwe, FREDERIK! Verfchoon. mijne<br />
*** 5 vrij»
XLII V O O R R E D E N<br />
vrijmoedigheid. Wij zijn niet meer te Potsdam,<br />
en gij hebt hier gene gehuurde vleiers ,<br />
die u den Salomo <strong>van</strong> het Noorden noemen.'<br />
Erken, FREDERIK! dat gij, in mijne Maagdenburgfche<br />
ge<strong>van</strong>genis, de wreedheid tot een<br />
toppunct <strong>van</strong> verfijning gebragt hebt, die zelvs<br />
een' BUSIRIS zo*6 hebben verbaasd.<br />
F R E D E R I K .<br />
Mijn berouw hier over zou nu te laat komen.<br />
Maar waarom worden ook de Vorften<br />
zo goed gediend, wanneer zij kwaad doen; en<br />
zo flegt, wanneer zij goed doen?<br />
T R E N C K .<br />
i<br />
Waarom maakt men beter zijn hof bij hun,<br />
wanneer men hunne driften, dan wanneer men<br />
hunne ïegtvaardigheid ten dienfte ftaat?<br />
F R E D E R I K .<br />
TRENCK! gij beoordeelt mij al te ftreng.<br />
TRENCK.
VAN DEN VERTALER. XLIÏI<br />
T R E N C K .<br />
Ah! zijt gij het niet, die mij, gedurende elf<br />
maanden, alle de ijzelijkheden <strong>van</strong> den honger<br />
hebt laten verdragen? die mij belast hebt met<br />
60 pond ketenen ? die mijne voeten , mijne<br />
handen, mijn lijf in ijzer gekluisterd hebt? die<br />
mijn hals met een' ijzeren halsband hebt omgeven<br />
? die bevolen hebt, dat men mij , des<br />
nachts , alle kwartier uurs wekken zou ? die<br />
mij in een hol geplaatst hebt, waar de vochtigheid<br />
altijd op mijn lighaam ne<strong>der</strong>druppelde ?<br />
die mij een' graffteen on<strong>der</strong> mijne voeten ge«<br />
geven hebt, met een doodshoofd en met mijn'<br />
naam betekend.<br />
F R E D E R I K .<br />
Ah! TRENCK! dit zijn wreedheden <strong>van</strong> mijne<br />
dienaars. .De Koningen zijn wel ongelukkig,<br />
dat zij verandwoordelijk zijn voor al het kwaad ?<br />
en dat zij zeiven doen, en dat zij laten doen.<br />
TRENCK.
XLIV<br />
V O O R R E D E N<br />
T R E N C K .<br />
Ook zou TRENCK, die zich in de diepte zijner<br />
ge<strong>van</strong>genis niets te verwijten hadt, zijn lot<br />
niet hebben willen verwisfelen, tegen dat <strong>van</strong><br />
FREDERIK, gepijnigd op zijnen throon. Maar<br />
welk een kring <strong>van</strong> fchimmen is dat, die daar<br />
uit dat bosch komen, en u met gretigheid vervolgen<br />
?<br />
F R E D E R I K .<br />
Het zijn de fchimmen dier ongelukkigen ,<br />
die door mijne magtfpreuken na Spandau gezonden<br />
zijn. Ik vlucht , om hunne billijke<br />
verwijtingen te ontwijken.<br />
Wanneer wij TRENCK'S character in het algemeen<br />
befchouwen, en afgetrokken <strong>van</strong> die bedrijven<br />
, die de hoofdbron <strong>van</strong> zijne ongelukken<br />
werden, dan is 'er zeer veel op aan te<br />
mer-
VAN DEN VERTALER. 1 XLV<br />
merken. Een ie<strong>der</strong>, die een gezond hoofd en<br />
hart heeft, ziet dit zon<strong>der</strong> mijne aanwijzing;<br />
doch ik moet 'er echter ook met een woord<br />
<strong>van</strong> fpreken, op dat men mij niet verdenke,<br />
als öf ik zijne grove gebreken bemantelen wilde<br />
, om dat ik zijn boek vertaald hebbe , om<br />
dat ik dit boek als merkwaardig en in vele opzichten<br />
leerzaam aanprijze, en vooral, om dat<br />
ik hem zeiven in deze en gene bijzon<strong>der</strong>heden<br />
verdedige en zelvs bewon<strong>der</strong>e.<br />
De wellusteling, die zijne tomeloze driften<br />
jaren achter één involgt, <strong>van</strong> het ene voorwerp<br />
zijner onreine begeerte tot het an<strong>der</strong>e<br />
vliegt, zelvs de heiligheid <strong>van</strong> het echte" bed<br />
niet onbevlekt laat, zich met mond en pen<br />
over het groot aantal flagtorfers zijner verleiding<br />
beroemt, en zelvs in zijn' grijzen ou<strong>der</strong>dom<br />
<strong>van</strong> dit zoort <strong>van</strong> uitfporigheden nog met<br />
vervoering fpreekt, moge aan het weeldig Hof<br />
voor een man, die zijn' waereld kent en weet<br />
te genieten, gehouden worden, in het oog <strong>van</strong><br />
den Wijsgeer, en veel meer in dat <strong>van</strong> den<br />
Christen , verdient hij de ftrenglle berisping ,<br />
daar
XLVI V O O R R E D E N<br />
Jaar hij zich door deze dierlijke tochten verre<br />
beneden zijne beftemming verlaagt, en de grootite<br />
voortreflijkheden, die hij an<strong>der</strong>s bezitten<br />
mogt, verduistert en verzwakt.<br />
- Daarenboven zijne' ,, heethoofdigheid, die<br />
,, bij ie<strong>der</strong>e gelegenheid opwelde, en terftond<br />
„ met den degen vaardig was;" en die FRE<br />
DRIK reeds in hem berispte, toen hij als Officier<br />
<strong>van</strong> zijn' lijfwacht nog aan zijne tafel<br />
at fV); zal <strong>van</strong> niemand worden goedgekeurd,<br />
die een bezadigd hoofd, en een zachtmoedig<br />
hart bezit : en zijne gantfche Leyensgefchiedenis<br />
bewijst, hoe veel gevaren hij door dit gebrek<br />
zich zeiven op den hals haalde , die hij, met<br />
een' gematig<strong>der</strong> inborst, of gelukkig ontweken,<br />
of in het geheel niet ontmoet zou hebben (ƒ).<br />
De ligtvaardigheid , waar mede hij hier en<br />
daar <strong>van</strong> aangelegene ftukken <strong>van</strong> den Godsdienst<br />
fpreekt, en zijne fpotternijë'n met zommige<br />
plaatzen en uitdrukkingen <strong>van</strong> den Bijbel<br />
gaan<br />
O) I Deel, bladz. 44.<br />
(j) Zie, bij voorbeeld, I Deel, bladz. IJ3-157.
V A N D E N VERTALER. XLVIÏ<br />
gaan alle palen te buiten- De bron hier <strong>van</strong><br />
is ligtelijk te- vinden. De eerfte aanlage daar<br />
toe kreeg hij allerzekerst door de vorming <strong>van</strong><br />
FREDRIK<br />
zeiven, en <strong>van</strong> het geleerd gezelfchap,<br />
waar aan de Monarch hem hadt aanbevolen,<br />
VOLTAIRE, MAUPERTUIS, JORDAN, LA MET-<br />
TRIE , en an<strong>der</strong>en (s): maar dezelve werdt<br />
ook zon<strong>der</strong> twijfel aanmerkelijk verfterkt door<br />
de gruwelijke misdrijven <strong>der</strong> Geestelijkheid,<br />
waar aan hij na<strong>der</strong>hand kennis kreeg, en waar<br />
<strong>van</strong> hij zelf dikwijls een ongelukkig flagtoffer<br />
was. I Iet verraadt zekerlijk ene elendige redeneerkunde<br />
, wanneer men zich door de gruwelen<br />
<strong>der</strong> Bedienaars <strong>van</strong> den Godsdienst vervoeren<br />
laat, om den Godsdienst zeiven met hoon<br />
en minachting te behandelen; maar het is echter<br />
een vrij gewoon gebrek. En hoe zeer<br />
moest dit alle Geestelijken aanvuren, om door<br />
regtvaardigheid , eerlijkheid , matigheid , befcheidenluid,<br />
en de warmfte en uitgebreidfle<br />
menfchenlievde zich <strong>van</strong> an<strong>der</strong>en te on<strong>der</strong>-<br />
fchei-<br />
(«) I Deel, bladz. 25, 166.
XLVIII<br />
V O O R R E D E N<br />
fcheiden! Doch hoe zeer gemelde redenen<br />
ene genoegzame oplosfing geven <strong>van</strong> deze<br />
trek <strong>van</strong> TRENCK'S character, zo wordt dezelve<br />
echter daar door geenszins goedgemaakt. Ik<br />
heb bij verfcheidene plaatzen <strong>van</strong> dien aart<br />
aantekeningen gevoegd; doch bij zommige wa.<br />
ren dezelven geheel en al onnodig, daar namelijk<br />
, waar niets te we<strong>der</strong>leggen viel, en<br />
waar de fpotternij <strong>van</strong> dien aart was, dat zij<br />
hare eigene afkeuring met zich bragt.<br />
Zo zeer ik on<strong>der</strong>tusfchen deze trek in zijn cha«<br />
ra<strong>der</strong> af keure, zo weinig behaagt mij ook zijne<br />
onftandvastigheid in dit opzicht. Ik bedoel hier<br />
zo zeer niet die onbeftendigheid in zijne uitdrukkingen<br />
en gevoelens zeiven, welke uit gebrek<br />
aan dóórdenken en aan een vast zamenftel oirfprongelijk<br />
was (V), en die zijn hoofd meer oneer<br />
aandeedt, dan zijn hart. Ik wil hier vooraY<br />
gedacht hebben aan d.'e zwakheid <strong>van</strong> zijn<br />
character , die hem daar toe vervallen deedt,<br />
dat hij zomtijds pailiëerde, en zijne eigenlijke<br />
ge-<br />
(a) Verg. de aamek. II Deel, bladz. 3
VAN DEN V E R T A L E R . XLIX<br />
gevoelens of verborgen hieldt, of zelvs het<br />
tegendeel, <strong>van</strong> het geen hij geloovde , openlijk<br />
fchreef. De Heer KASTELEIJN heeft ook dit<br />
gebrek reeds met regt in ene an<strong>der</strong>e bijzon<strong>der</strong>heid<br />
opgemerkt (è); en zie hier een an<strong>der</strong> bewijs<br />
<strong>van</strong> hetzelve. Zijne $?ora(ifcf)C (Scfctftm<br />
(c) zijn voor een groot gedeelte <strong>van</strong> dien aart,<br />
dat een echt Christen, die TRENCK niet kent,<br />
ze met genoegen lezen kan : en on<strong>der</strong>tusfchen<br />
mishagen mij dezelven .oneindig meer, dan zijne<br />
ligtvaardigfte fpotternijen met zommige plaatzen<br />
<strong>van</strong> den Bijbel, om dat ik verzekerd ben,<br />
dat ik in die Schrivten niet TRENCK zeiven<br />
hoor fpreken , maar alleen zijn vermeend belang.<br />
Die met TRENCK'S character en alle zijne<br />
werken bekend is, en dan de aanleiding weet,<br />
die hem tot het uitgeven dezer vertaling of<br />
liever gehele omarbeiding <strong>der</strong> geestelijke werken<br />
,<br />
Aantek. op T»ENCK'S Mengelwerken, I Deel,<br />
i Stuk,<br />
bladz. n3.<br />
(c) Uitgegeven te Weenen, bij Jofeph Edlen vort Karnbeek,<br />
1786", in drie delen.<br />
* ***
v<br />
V O O R R E D E N<br />
ken, die door den Abt BEAUDRAND in het<br />
Fransch gefchreven waren, aandreef (
VAN DEN VERTALER.<br />
LI<br />
eens woordelijk <strong>van</strong> dezelvde drogreden bedient,<br />
waar mede de Wijsgeer <strong>van</strong> Sans-foufi zich in<br />
dit opzicht behielp. Van hem zegt BÜSCUING<br />
("ƒ): „ Tot zijne zon<strong>der</strong>lingheden, en (waar-<br />
„ om zou ik dit ontkennen?) tot zijne dwaa-<br />
,, liugen , behoorde , dat hij den zelfsmoord<br />
„ voor geene misdaad, ten minden voor gce-<br />
„ ne zoodanige hield, die <strong>van</strong> den Landsheer<br />
geftraft moest worden, waarom hij 'er ook<br />
„ de befehimping <strong>van</strong> het lijk niet op ftelde.<br />
„ Hij verdeedigde zelfs bij voorkomende gele-<br />
„ genheid den zelfsmoord, en was gewoon te<br />
„ zeggen : wanneer het in een huis rookt ,<br />
„ dan is het mij geoorloofd, 'er uit te gaan:<br />
„ waarom zou mijne ziel niet uit mijn ligchaam<br />
„ kunnen gaan, wanneer het daar in rookt,<br />
„ en het haar daar niet meer behaagt? Men<br />
heeft mij, zon<strong>der</strong> mij raad tt plegen, in de<br />
„ wereld gezet, zou men mij willen verhin<strong>der</strong>en,<br />
„ om 'er uit te gaan, als het 'er mij niet meer<br />
„ in behaagt? Wanneer hij <strong>van</strong> lieden hoor-<br />
„ de,<br />
(ƒ) Karakter <strong>van</strong> FREDERIK. DEN TWFEDEN, bladz. 2-89.
LII<br />
V O O tl 11 E D E N<br />
,, de, die in eene pijnelijke en ongeneeslijke<br />
„ ziekte het uithielden , dan verwon<strong>der</strong>de hij<br />
„ 'er zich over, dat zij geen einde <strong>van</strong> hunne<br />
„ kwaal maakten. Het fchijnt <strong>der</strong>halven, dat<br />
„ hij het daar voor hield, dat de zelfsmoord<br />
„ ontftaat uit kracht en moed <strong>der</strong> ziel." Die<br />
met deze woorden de dikwijls herhaalde gezegden<br />
<strong>van</strong> TRENCK over dit on<strong>der</strong>werp vergelijkt,<br />
zal de overéénkomst zeer merkwaardig vinden<br />
(g).<br />
Met alle deze dwalingen en gebreken <strong>van</strong> den<br />
Schrijver, blijvt echter dit werk een zeer merkwaardige<br />
voor verftandige Lezers leerzaam boek.<br />
Zijne gebreken zelve bevatten heilzame lesfen,<br />
vooral, om dat zij doorgaands, gelijk meest altijd<br />
de ondeugd, hunne eigene ftraflen met zich<br />
voerden, en dus tot ene levendige waarfchuwing<br />
ftrekken , om zulke klippen te mijden<br />
, waar op een gedeelte <strong>van</strong> zijne welvaart,<br />
rust, en achting jammerlijk fchipbreuk<br />
leedt. En hoe veel menfchenkennis, hoe veel<br />
kun-<br />
(jf) Zie bij voorbeeld II Deel, bladz. 26, 30.
VAN DEN VERTALER. LUI<br />
kunde <strong>van</strong> de geheime intrigues <strong>der</strong> Hoven<br />
kan men uit dit boek halen! hoe verfoeilijk<br />
wordt alle eigendunkelijk beftier in de ogen<br />
<strong>van</strong> ie<strong>der</strong>en Lezer <strong>van</strong> hetzelve! Eindelijk<br />
hoe veel troost en aanmoediging tot ftandvastigheid<br />
vindt hier reeds de on<strong>der</strong>drukte onfchuld:<br />
maar tevens hoe levendig ziet hier de<br />
Christen, dat het zijn geloof alleen is, het<br />
welk die wijsgerige troostgronden verheffen ,<br />
veredelen , en aan dezelven ene nimmer bezwijkende<br />
duurzaamheid geven kan!<br />
Doch laat ik tot een an<strong>der</strong> gedeelte <strong>van</strong> deze<br />
Voorreden overgaan, en kortelijk de tegenfchrivten<br />
overzien , die tegen dit boek in de<br />
waereld verfchenen zijn.<br />
Hier komt in de eerfte plaats in aanmerking<br />
de Ophel<strong>der</strong>ing <strong>der</strong> Leyensgefchiedenis <strong>van</strong> den<br />
Vrijheer VAN DER TRENCK , door een' Brandenburgfehen<br />
Patriot, waar <strong>van</strong> drie Hoogduitfche<br />
uitgaven in de jaren 1787 en 1788 te Laufanne<br />
in het licht verfchenen zijn , en waar <strong>van</strong><br />
ook onlangs ene Ne<strong>der</strong>duitfche Vertaling is<br />
**** rt Uit-
LIV V O O R R E D E N<br />
uitgekomen (ft).<br />
De Schrijver <strong>van</strong> dit ftukjen<br />
is een warm ijveraar voor de eer <strong>van</strong> FREDRIK,<br />
doch, in de hitte <strong>van</strong> zijn' ijver, vergeet hij<br />
dikwijls in zo verre zich zeiven, dat hij dien,<br />
in zommige opzichten in de daad vrij zwakken,<br />
Vorst tot ene Godheid verheft.<br />
denken, hoe hard hem deze<br />
vooringenomenheid<br />
over den ongelukkigen<br />
Men kan ligt<br />
TRENCK oordelen<br />
doet.<br />
De fchuld is geheel en al bij hem, en<br />
de Koning was zo zeer <strong>van</strong> alle onregtvaardigheid<br />
en hardigheid verwij<strong>der</strong>d, dat men veel<br />
eer zijne genade en zachtmoedigheid moet be'<br />
won<strong>der</strong>en.<br />
Van een' minnehandel met Princes<br />
AMALIA verwijt hij TRENCK niets : in tegendeel<br />
al-<br />
($) Te Amfteldam, bij IV. IFijnands en //. Brongers Junior.<br />
De <strong>der</strong>de Hoogduitfche druk, waar na deze vertaling vervaaïdigd<br />
is, en waar in zommige uitdrukkingen door een' ongenoemden<br />
Revifeur een weinig verzacht zijn, is getituld: ïta$i><br />
rc SBeleucbtung Si* icbcn%efd;td;tc bcê Jreijbcrrn r>on bet<br />
ïrenef/ xoibtt bte S3efcl;«ïètg«ngcn gegen gncfcjid) oen ©toé*<br />
jen / rolt eincm ^anben&urgifti;en Marnoten. Sïeue buxébayt<br />
leinbirte QïiüiMUHuêgabc/<br />
93ft'theibigimg gegen bt'efe S3cleud;tttng.<br />
ncbêt tim JXqplif aitf Ztmj/t'i
V A N D E N VERTALER.<br />
alles, wat deze <strong>van</strong> zijne aanzienlijke Berlinfche<br />
vriendin zegt, houdt hij voor rodomontade of<br />
leugen (z): „ TRENCK (fchrijvt hij) wil we-<br />
„ zenlijk met al te aanzienlijke perfoonen te<br />
„ doen gehad hebben , dan dat men niet op<br />
„ de gedachten zou vallen , dat hij zoo iet<br />
„ alleen vertelt, om ons geloof aan zijne<br />
„ hoogdraavende geringheid te, verfterken £*) "<br />
Maar des te fterker vaart hij tegen het overig<br />
gedeelte <strong>van</strong> TRENCK'S gedrag uit, en poogt te<br />
bewijzen, dat de Koning overvloedige redenen<br />
hadt, om zo met hem te handelen als hij gedaan<br />
heeft. Ten dien einde fielt en ontkent<br />
hij een aantal dingen, zon<strong>der</strong> bewijs 5 hij verklaart<br />
TRENCK , ten aanhoren <strong>van</strong> de gantfche<br />
waereld, voor een' leugenaar; wil alle natiën<br />
tegen hem in het harnasch jagen; en voert in-<br />
, tusfchen niets aan, om hem te overtuigen, als<br />
ene ijdelc zwermerij <strong>van</strong> woorden , waar in<br />
geen de minfte kracht <strong>van</strong> betoog is. Hij verheit,<br />
(i) Bladz. 71 <strong>van</strong> de Ne<strong>der</strong>d. vertaling.<br />
(k) Bladz. 57.
LVI<br />
V O O R R E D E N<br />
iiert, bij voorbeeld, gelijk ik boven reeds ter<br />
loops gezegd heb, ene omftandigheid, die zekerlijk<br />
de zaak vrij wat veran<strong>der</strong>en zou , indien<br />
ze waar was, maar waar voor hij zo min<br />
als iemand an<strong>der</strong>s enig bewijs aanvoert: „ De<br />
„ Koning (fchrijvt hij) hadt den Vrijheer VAN<br />
„ DER TRENCK verboden, om aan zijnen Oom<br />
„ TRENCK, den Overften <strong>der</strong> Panduuren , te<br />
„ fchrijven. Hij deedt het evenwel. —<br />
„ De bewijzen hier <strong>van</strong> vielen den Koning in<br />
„ handen : Hij ontboodt hem bij zich , en<br />
„ vraagde hem: TRENCK ! hebt gij briefwisfeling<br />
„ met den Overften TRENCK? — TRENCK<br />
„ andwoordde; Neen! Op uwe eer niet*<br />
„ hernam de Koning, en TRENCK bleef bij de<br />
„ ontkenning (/)." Men vraagt billijk, waar<br />
is het bewijs <strong>van</strong> dit verhaal, om het welk te<br />
Haven volftrekt niets wordt aangevoerd, waar<br />
<strong>van</strong> in de Levensgefchiedenis zelve geen enkel<br />
woord ftaat, en waar aan zelvs de Revifdir<br />
fchijnt<br />
(J) Bladz. 59-
• VAN DEN VERTALER. LVII<br />
mm t e twijfelen (»? Men begrijpt<br />
ligtelijk, dat zulk een boekjen niet in haat is,<br />
om ons oordeel over de zaak <strong>van</strong> TRENCK te<br />
veran<strong>der</strong>en. Voorts zou het de moeite zeer<br />
weinig belonen, wanneer ik hetzelve <strong>van</strong> ftuk<br />
tot {tuk ontleden wilde, en het zou den Lezer<br />
nodeloos vermoeien. Vooral is dit onnodig<br />
, daar reeds el<strong>der</strong>s verfcheidene proeven<br />
<strong>van</strong> des Schrijvers elendige redeneerwijze zijn<br />
opgegeven («><br />
Ik<br />
(,/0 Ndgthands fciijvt de Heer DE MIRABEAU deze befchuldiging<br />
we<strong>der</strong>om uit, t c. p. Ü 9\ fthoon hij zelf erkent,<br />
i dat de Schrijver dezer Ophel<strong>der</strong>ing de twee eerde delen <strong>van</strong><br />
• TRENCK'S Leyensgefchiedenis maar oppervlakkig heeft door-<br />
„ gelopen, en, in zijn ijver, niets an<strong>der</strong>s weet te doen, als<br />
„ FREDRIK te verhogen, en TRENCK te verongelijken." Kt*<br />
BBAU begaat 'er zelvs deze onnauwkeurigheid nog bij, dat hij<br />
zich op TRENCK'S eigene erkentenis beroept, daar het on<strong>der</strong>tusfcheu<br />
zeker is, dat deze <strong>van</strong> dit verbod, zo min als <strong>van</strong><br />
de voorgewende zamenfpraak met den Koning, ergens rept.<br />
(«) In een Hoogduitsch ftukjen getituld: üto bie<br />
£8clcttd)tmi3 bec StMtiftó» 4e&enébe|cl;icibims i gedrukt te Berlin,<br />
bij Petit en Scfiëue, J7§8: ?W* o o k d e ^ '<br />
**** - ^<br />
M<br />
^ h e<br />
B<br />
>-
Lvm<br />
V O O R R E D E N<br />
Ik ga over tot een an<strong>der</strong> ftulrien, dat, on<strong>der</strong><br />
den titul <strong>van</strong> Anti-Trenck, door den Baron HIR-<br />
SCMEN gefchreven is (o). Ik vind hier hetzelvde<br />
gebrek, dat den Schrijver <strong>van</strong> het zo even<br />
gemelde boeiden ongefehikt maakte, om in de<br />
zaak <strong>van</strong> TRENCK bedaard en billijk te vonnisfen<br />
, een' overdreven' eerbied voor de ascli<br />
<strong>van</strong> Pruisi'en's Monarch. Hij prijst in hem alles,<br />
cn fchrijvt hem hoedanigheden toe , die<br />
ooggetuigen en bevoegde Rigters hem weigeren<br />
toe te kennen, en dan fpreekt hij een anathema<br />
uit over allen, die den groten Vorst met<br />
min<strong>der</strong> partijdigheid beoordelen. Bij voorbeeld,<br />
bladz. 12, 13, zegt hij <strong>van</strong> EREDRXK: „ Hij<br />
„ zag den dood, die voor de meeste fterve-<br />
„ Iingen zo verfchrikkelijk is, nog maar<br />
„ weinige dagreizen <strong>van</strong> zijn leger verwij<strong>der</strong>d,<br />
maar hij zag hem met het lachend<br />
» ge-<br />
Bibliothcek <strong>van</strong> fVetenfchap, Kumt en Smaak, I Deel, No.<br />
10, bladz. 462-465.<br />
r» "Jtnti^tcnf / obec ^wginmte uir KjMttaÉtmiKf ï>c$<br />
©20ë5«t Sent'gé/ vort ieopoïb S3arort tyxföm/ cinem feinec<br />
2}cïef>«r: «potébmn 17S8.
VAN DEN V E R T A L E R . LIX<br />
„ gelaat <strong>der</strong> onfchuld; met den rustigen blik<br />
„ <strong>van</strong> den man, .die zijne plichten vervulde ;<br />
„en met de Jlandvastigheid <strong>van</strong> een Held." In<br />
een ideaal <strong>van</strong> een' waren Held zou deze trek<br />
zeer gepast, en fchoon wezen: maar in een'<br />
charaéterfche s <strong>van</strong> FREDRIK ? Laat<br />
ons ZIMMERMANN eens horen, die den Koning<br />
in zijne laatfte dagen dikwijls zag, en ons zekerlijk<br />
hier het getrouwde berigt geven kan.<br />
Hoe kleinmoedig vondt deze dien hooggeroemden<br />
Held, toen hij eens zijn' maag overladen<br />
hadt, en daar door ongeiteld werdt Je<br />
ne 'fifh plus quune vieille carcasfe, bonne a être<br />
jcttée fur la voirie (q) waren de onvergetelijke<br />
woorden, die hij in dit zwak ogenblik uitboezemde.<br />
En hoe verlegen vroeg des Konings<br />
boezemvriend , Graaf LUCCHESINI , den Arts,<br />
met welke troostgronden hij toch den Vorst<br />
tegen den afkeer <strong>van</strong> den dood vertroosten<br />
zou<br />
(pj lei ever EREOERIK DEN GROOTEN, bladz. 47, 48.<br />
(q) „ ïk ben maar een afgeleefde romp, waardig, om op<br />
„ de mestvaa! geworpen te worden!"
LX<br />
V O O R R E D E N<br />
zou (>)? ——. rijRscHEN zegt, dat TRENCK in<br />
zijn gantfche leven niets deedt, als fchimpfchrivten<br />
fchrijven, cn dat hij bijna in ie<strong>der</strong>en<br />
regel <strong>van</strong>- zijne werken het leven <strong>van</strong><br />
FREDRIK<br />
lastert; en hij vor<strong>der</strong>t <strong>van</strong> hem, dat hij zo<br />
trotsch hadt moeten zijn op de eer <strong>van</strong> een<br />
on<strong>der</strong>daan <strong>van</strong> zulk een' groot Vorst te wezen,<br />
dat hij daarom alléén allen bjjzon<strong>der</strong>en haat<br />
hadt moeten on<strong>der</strong>drukken (V). Is die befchul-<br />
$mt gegrond, en is deze vor<strong>der</strong>ing billijk?<br />
Is TRENCK niet dikwijls de warmite lofredenaar<br />
<strong>van</strong> FREDRIK (/)? ontfchuldigt hij den Koning<br />
niet<br />
(/•) Iet over FREDERIK DEN GROOTEN , bladz. 162: verg.<br />
EÜSCHING , Karakter <strong>van</strong> FREDERIK DEN TWEEDEN , bladz.<br />
310. HIRSCHEN laat 'er, bladz. 14,op volgen, dat de<br />
Koning, in zijne laatfte ziekte, noit zijn ongeduld tegen iemand,<br />
hoe genaamd, zelvs in het geringde, getoond heeft;<br />
maar ook daar <strong>van</strong> kan ZIMMERMANN an<strong>der</strong>s getuigen !<br />
(5) Bladz. 8.<br />
(/) Ik zal hier maar één' plaats aantekenen. In den Macedonifchen<br />
Held zingt hij aldus;<br />
„ Hij, wien de deugd niet kroont,verdient geen heldenroem.<br />
„ Dat men een' Fredrik en een' jfofeph helden noem.<br />
„ Elk
VAN DEN VERTALER.<br />
LXI<br />
niet zelvs zo veel mogelijk in zijne eigene<br />
zaak? Haat, ja! betaamt niemand ;j maar ik<br />
weet ook niet, dat TRENCK dien immer tegen<br />
den Koning openbaart. Maar zou dan ook<br />
(het welk de Schrijver toch door deze vor<strong>der</strong>ing<br />
fchijnt te bedoelen) de grootheid <strong>van</strong> dien<br />
Vorst hem hebben moeten te rugge houden<br />
<strong>van</strong> de openlijke verdediging zijner regtvaardige<br />
zaak? wat baat mij de grootheid <strong>van</strong> mijnen<br />
Souverain, wat zijne luisterrijkfte overwinningen,<br />
wat de voordeligfte vermeer<strong>der</strong>ing <strong>van</strong><br />
zijn grondgebied, wat zelvs de heilzaamfte verordeningen,<br />
die hij ten nutte <strong>van</strong> het algemeen<br />
inftelt, indien hij mij in het bijzon<strong>der</strong> onge-<br />
luk-<br />
„ Elk hunner is een held, wien zelfs de deugd moet kroonen.<br />
„ En, waar' hij ook geen vorst, verdient hij echter troonen."<br />
Zie TKENCK'S Wr&lwerkén, in 't Ne<strong>der</strong>duitsck wergebragt<br />
door r. J. KASTELEIJN , I Deel, i ftuk, bladz. 37-<br />
Kan de vurigfte verërer <strong>van</strong> FREDRIK llerker fpreken?<br />
leze daarenboven zijne Klaagreden bij het graf <strong>van</strong><br />
Men<br />
FRE-;<br />
D*«,<br />
in dezelvde Mengelwerken, I Deel, i Stuk, bladz<br />
S33- 3 44'
LXII<br />
V O O R R E D E N<br />
lukkig maakt; <strong>van</strong> eer, goed, en vrijheid beroovt;<br />
en buiten de mogelijkheid fielt, om<br />
iets <strong>van</strong> dien zegen te genieten? Hij mag dan<br />
vroor an<strong>der</strong>en een Va<strong>der</strong> zijn, voor mij is hij,<br />
het niet: ik mag dan zijne grootheid in het<br />
algemeen bewon<strong>der</strong>en; ik mag dezelve als heilaanbrengend<br />
voor an<strong>der</strong>en befchouwen; maar<br />
voor mij is zij (verfchrikkelijk. Het luidt<br />
in de daad vreemd in den mond <strong>van</strong> dezen<br />
Schrijver, dat TRENCK, die zich voor een'Wijsgeer<br />
uitgaf, onverfchillig hadt moeten zijn ,<br />
wat de waereld <strong>van</strong> hem dacht of fchreef, en<br />
maar altijd hadt moeten zwijgen (u). Dit is<br />
in de daad meer , dan de ftrengfte Stoicus immer<br />
vor<strong>der</strong>de; en welke ene vrije ziel zal zulke<br />
ene vor<strong>der</strong>ing immer billijk keuren? En<br />
hoe kon iemand dit fchrijven, die zelf klaagt<br />
over het ongelijk , hem in den Pruisfifchen<br />
dienst aangedaan , en die openlijk zegt, dat<br />
FREDRIK hem noit genade, maar altijd ongenade<br />
bewezen heeft, of fchoon hij noit een' misdaad<br />
O) Bladz. 23.
VAN DEN VERTALER. LXIII<br />
daad beging (V)? — Hij erkent zelf, dat het<br />
moeilijk te bepalen is, of TRENCK fchuldig of<br />
onfchuldig na de vesting <strong>van</strong> Glatz gezonden<br />
zij (V); maar hij poogt echter enig licht over<br />
deze gebeurenis te verfpreiden. Dat de Koning<br />
hem daar zou hebben opgefloten, zon<strong>der</strong> hem<br />
te verhoren, vindt hij niet waarfchijnlijk<br />
maar hij voert echter niets aan, om de onwaarheid<br />
<strong>van</strong> dit verhaal te bewijzen. „ Doch heeft<br />
„ de Koning dit gedaan £voegt hij 'er bij) dan<br />
moet zijne fchuld zonneklaar , en zo goed<br />
„ als bewezen zijn geweest. Wie ftaat 'er ons<br />
,, voor in, of TRENCK tegen den Koning niet<br />
„ misdaden begaan hebbe, of ten minften daar<br />
„ mede praalde , die voor de eer <strong>van</strong> zijne<br />
„ kroon nadelig waren ? en , al beftondt het<br />
„ verhoor dan uit de beste en vertrouwdlte<br />
,, Officiers , dan werden echter zaken meer '<br />
„ bekend, bij welker ftrengite geheimhouding<br />
„ de<br />
O) Bladz. 38 en 58.<br />
(w) Dladz, 25 en 30.<br />
(xj Bladz. 43 , 44«
LXIV<br />
V O O R R E D E N<br />
„ de Koning veel belang kon hebben 60 ?" —<br />
' Waar zijn toch de bewijzen voor al!e deze on<strong>der</strong>stellingen?<br />
Zijn zodanige redeneringen wel<br />
ergens an<strong>der</strong>s op gegrond, dan op de vermeende<br />
onfeilbaarheid <strong>van</strong> den Monarch ? en<br />
zal zich een billijk oordelaar daar door wel tegen<br />
een 1<br />
ongelukkigen verdrukten laten innemen?<br />
— TRENCK erkent zelf, dat hij in zijne<br />
eerfte ge<strong>van</strong>genis den Koning in een' fleren<br />
toon om verhoor en krijgsregt vroeg, zon<strong>der</strong><br />
toegevendheid of genade, wanneer hij fchuldig<br />
mogt bevonden worden (z). Dit moest hj<br />
niet gedaan hebben, zegt de Baron HIRSCHEN<br />
(a); „ fchoon hij onfchuldig was, hadt hij toch<br />
„ een' vleienden brief moeten fchrijven , en<br />
„ dan hadt hij op de bekende genade <strong>van</strong> den<br />
„ Koning kunnen rekenen." Men kan hier<br />
uit reeds het laag character <strong>van</strong> dezen Tegenschrijver<br />
opmaken; en TRENCK wordt, door dit<br />
zijn<br />
(y) Bladz. 47, 49.<br />
(a) I Deel, bladz. 60.<br />
O) Bladz. 50.
V A N D E N VERTALER. LXV<br />
zijn gedrag, des te beminnelijker in onze ogen.<br />
Geen edel mensen, die onfchuldig is, fmeekt<br />
om genade , of neemt amnestie aan, maar hij<br />
ejscht regtvaardigheid. — De overige* aanmerkingen<br />
, die in dit boekjen op<br />
TRENCK'S<br />
Leyensgefchiedenis, welke de Schrijver, volgens<br />
zijn eigen getuigenis (f), niet eens geheel uitgelezen<br />
heeft, gemaakt worden, zijn meest al<br />
niet waard dat wij 'er ons bij ophouden. Het<br />
geen hij <strong>van</strong> TRENCK'S eigenlievde zegt, zou<br />
men hem kunnen toegeven; nogthands wordt<br />
dezelve door de omftandigheden, waar in hij<br />
zich bevondt, merkelijk verontfchuldigd. Van<br />
zijne aanmerking op TRENCK'S berigt, aangaande<br />
de dochter <strong>van</strong> den Generaal<br />
FOUQUET (V),<br />
kan ik, bij gebrek aan voldoende bewijzen <strong>van</strong><br />
weerskanten, niets zeggen._<br />
f Ik ga dus over tot een <strong>der</strong>de tegenfehrivt,<br />
het Waarachtig verhaal <strong>der</strong> lotgevallen <strong>van</strong> den<br />
ge%vczenen Keizerlijken Rijkshofraad, den Graaf<br />
„ ; v ..... VAN<br />
(5) Bladz. 29.<br />
(c) I Deel, bladz. 66.<br />
*****
LXVÏ<br />
V O O R R E D E N<br />
VAN GRAVENITZ (d). Dit boekjen beftaat voor<br />
een groot gedeelte in ene opgave <strong>van</strong> de treurige<br />
lotgevallen <strong>van</strong> dezen voormaligen Rijkshofraad,<br />
on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en <strong>van</strong> de fchulden, waar<br />
in hij zich reeds in zijne jeugd ftak, en die<br />
door het fpel, waar in hij zijn' toevlucht zocht,<br />
en door de verkwistingen <strong>van</strong> zijne prachtig<br />
levende huisvrouw aanmerkelijk vermeer<strong>der</strong>d<br />
werden ; <strong>van</strong> het overgaan dezer huisvrouw<br />
tot de Roomfche kerk ; <strong>van</strong> zijne echtfeheiding;<br />
<strong>van</strong> zijn ontflag als Rijkshofraad, enz.<br />
De weinige plaatzen <strong>van</strong> hetzelve, die TRENCK<br />
en zijne Leyensgefchiedenis betreffen , zal ik<br />
kortelijk uittrekken. Bladz. 19 en verv. poogt<br />
hij de befehuldigingen te we<strong>der</strong>leggen , die<br />
TRENCK tegen den Graaf GRAVENITZ hadt ingcbragt<br />
(d) 25
VAN DEN VERTALER. LXVU<br />
bragt (e), als of deze zich hadt laten omkopen,<br />
om , in een verfchil tusfchen TRENCK en den<br />
Magiftraat <strong>van</strong> Aken, en kort daar na in zijn<br />
proces tegen den Postmeester IIEINSBERG aldaar,<br />
een valsch berigt in te leveren: hij verdedigt<br />
hier den Rijkshofraad , zomti'ds met biotelijk<br />
de omftandigheden, door TRENCK verhaald, te<br />
ontkennen; zomtijds alleen met op de onwaarfchijnhjkheid<br />
<strong>van</strong> zijne bcrigtcn aan te dringen,<br />
zomtijds met redeneringen, uit de manier <strong>van</strong><br />
proce<strong>der</strong>en voor den Rijks hofraad ontleend,<br />
waar uit hij zoekt te bewijzen , dat GRAVENITZ<br />
niet an<strong>der</strong>s hadt kunnen handelen. Bij gebrek<br />
aan genoegzaam licht in deze zaak , en aan<br />
kunde in het Duitfche regt, kunnen wij hier<br />
niet volkomen beilisfen , aan wiens kant hier<br />
de waarheid zij. De flegte omftandigheden<br />
<strong>van</strong> den Graaf on<strong>der</strong>tusfehen, die zich op alle<br />
mogelijke wijzen uit zijne fchulden poogde te<br />
redden; en de ongenade, waar in hij vervolgens<br />
bij het Keizerlijk hof verviel $ zouden<br />
mis-<br />
[e) I[ Deel, bladz. aai, en verv.<br />
* *** r.
LXVIII<br />
V O O R R E D E N<br />
misfchien wel kunnen doen vermoeden, dat hij<br />
voor omkopingen niet geheel en al onvatbaar<br />
ware geweest, hoe wel de Schrijver volhoudt,<br />
dat deze ongenade hem geheel en al buiten<br />
zijn' fchuld zij overgekomen. Bladz. 23<br />
zoekt bij te bewijzen , dat de ontmoeting, die<br />
TRENCK voorgeevt met GRAVENITZ te Weenen<br />
gehad te hebben (f)\ geheel en al omvaarfchijnlijk<br />
zij:<br />
1 11<br />
bladz. 61, ontk-nt hij dat<br />
GRAVENITZ gebedeld heeft, hoe wel hij zelf<br />
zijnen behoefcigen toeftand uitvoerig verhaalt:<br />
en bladz. 62 verklaart hij het berigt <strong>van</strong><br />
TRENCK, dat<br />
GRAVENITZ te Berlin een confüium<br />
abeundi zou gekregen hebben (g), voor onwaar.<br />
Ook omtrent deze bijzon<strong>der</strong>heden, begrijpt<br />
men ligtelijk, dat ik, bij gebrek <strong>van</strong> bondige<br />
bewijzen <strong>van</strong> beide zijden, niets beflisfen<br />
kan (hj. Gelukkig, dat zij tot de hoofdzaak,<br />
de<br />
(ƒ) II Deel, bladz. 226, 227.<br />
(g) III Deel, bladz. 311.<br />
(h) Ik kan hier met den Heer DE MIRABEAO zeggen;<br />
„ en)<br />
» 1 ne prouviroit aujourd'hui la negation des faits, que M.<br />
„ DE
VAN DEN VERTALER. LXIX<br />
de-bron namelijk <strong>van</strong> TRENCK'S onheilen, in het<br />
geheel gene betrekking hebben! En dit<br />
is alles, wat in dit gantfche boekjen nopens<br />
den Baron te vinden is.<br />
Het Vierde tegenfchrivt is dat, waar <strong>van</strong> ik<br />
reeds in ene aantekening op het eerfte Deel (T)<br />
melding gemaakt heb, waar in de vraag beandwoord<br />
wordt; of de Vrijheer VAN DER TRENCK<br />
nog nuttig zij voor de menfchelijke zamenlcvirtg<br />
(k)? Dit boekjen is niet tegen de Leyensgefchiedenis<br />
<strong>van</strong> TRENCK ingerigt, maar tegen een<br />
an<strong>der</strong> ftnkjen <strong>van</strong> hem, waar op in de daad<br />
veel te zeggen valt (l). Ik zal 'er daarom alleen<br />
„ DE TKENCK affirme? ce fersit vti'x tontre voix:" 1. c. p.<br />
.222.<br />
(/) Bladz. 117.<br />
(/io ïmigef, oer ^rdjberc gnetoid} »on bet ïrcnef nod) jut<br />
irscnfd}Itd;en @efe[I a)aft? beantroouet won frater Svobufhié/<br />
cinem granjisf aner iatenbuiber / 1788; zon<strong>der</strong> naam of plaats<br />
<strong>van</strong> Uitgever.<br />
(/) ietjte unterrebHncj Sjiebu'd;ê beë ©iöëjen mbei'^ebeéiftmbe<br />
mrf $>ater tyavian/ dner ^jrineiéf«!i«-@tmrbifin> (£in<br />
ÏJdtmtgefidjt/woviHücn man bie ©tufen bes meiifdjenmilanbeé<br />
***** „ vöin
LM<br />
V O O R R E D E N<br />
leen maar kortelijk <strong>van</strong> fpreken. Na ene korte<br />
Voorreden en Inleiding is het in twee (tukken<br />
verdeeld: in het eerfte zoekt de Schrijver<br />
te bewijzen, dat TRENCK, om zijne fpotternijen<br />
met den Roomfchen Godsdienst, voor de onverdraagzaamste<br />
mensch <strong>van</strong> den aardbodem<br />
gehouden moet worden; in het twede, dat hij,<br />
om z ; jne aanvallen tegen den Christelijken<br />
Godsdienst in het algemeen, voor de menfehelij-<br />
m\\ leibnic\ biê juin Hftcn dtmeffen fan: von gttijfy. vpn<br />
bet ïvauf. 1787. Tegen dit boekjen is ook nog een an<strong>der</strong><br />
gefchreven, getituld; Qoltaiu unb ïrencf; ein ïjaumgeftdjt<br />
von 3 3- v ' 2B- iWttigfteitó eb en fo rt>al;rfd)einltci> / a\i bic<br />
ïeéjfe imferrebtma, btê ScnigS rail beat tyaut (patrimts 1787.<br />
De Schrijver iaat den geest <strong>van</strong> VOLT.URE aan TRENCK verfcLijnen,<br />
en deze deelt hem de aanmerkingen mede, die hij op<br />
zijn gefchrivt hadt horen maken. Deze aanmerkingen zijn<br />
niet zeer gunllig, maar 'er is veel waarheid in. In de voorreden<br />
echter zegt de Schrijver, dat hij dit boekjen niet uit haat<br />
tegen den Baron heeft uitgegeven , dat hij hem niet perioonlijk<br />
kent, maar dat hij door zijn voormalig ongeluk buitengemeen<br />
geroerd geweest is, en zich even zo verheugd heeft, over zijeen<br />
tegenwoordigen beteren toeliand.
VAN DEN VERTALER. LXXI<br />
lijke zamenleving allergevaarlijkst zij. De<br />
Schrijver is geen domme Roomfche ; hij ftelt<br />
de leer zijner kerk zo redelijk voor, als door<br />
den gematigdlten aanklever <strong>van</strong> dezelve gedaan<br />
kan worden-, over het algemeen is 'er veel<br />
waarheid in zijn gefchrivt; en in het laatfte<br />
ftuk in het bijzon<strong>der</strong> komen een aantal fchone<br />
trekken voor. • Maar de titul <strong>van</strong> het boekjen<br />
is wat ruw, en het vonnis ener ewige ge<strong>van</strong>genis,<br />
die de Baron naar zijn oordeel fchijnt<br />
verdient te hebben, juist niet zeer verdraagzaam.<br />
Zou TRENCK niet te verbeteren zijn,<br />
wanneer hem de bronnen, waar uit zijn lootten<br />
met den Godsdienst ontfproot, befcheiden<br />
on<strong>der</strong> het oog gebragt werden en hij met betere<br />
Geestelijken, dan hij ontmoet heeft, in<br />
kennis geraakte? -.—- Op het einde <strong>van</strong> het<br />
boekjen werdt de Schrijver evenwel vrij wat<br />
verdraagzamer: „ TRENCK (zegt hij) werdt<br />
, uit nood Schrijver. Mijn raad zou dus<br />
„ zijn, dat in geheel Duitschland ie<strong>der</strong> mensch<br />
„ jaarlijks een' penning fchatting opbragt, die<br />
„ men de fchatting <strong>van</strong> TRENCK ZOU kunnen<br />
***** 4 „ noe-
txxn V O O R R E D E N<br />
„ noemen. Naar BÜSCHING'S berekening bevin-<br />
„ den zich in Duitschland 24 millioenen men-<br />
» fc hen : de gantfche fom dezer fchattingen<br />
„ zou dus jaarlijks op 50000 guldens belopen.<br />
„ Ik twijfel niet, of bijna ie<strong>der</strong> Duitfcher zou<br />
„ jaarlijks deze kleine toelage gaarne geven ,<br />
„ om dan <strong>van</strong> zulken onftuimigen Schrijver in<br />
„ het vervolg niet meer ontrust te worden.<br />
De Vrijheer VAN DER TRENCK was dan ook<br />
„ geholpen, hij hadt dan voor zich en de<br />
„ zijnen genoeg om <strong>van</strong> te leven, en zou zijn<br />
„ Schrijverfchap dan wel ne<strong>der</strong>leggen, dat hem<br />
boven dien bezwaarlijk valt, dewijl zijne<br />
„ vingers reeds door jichtpijnen gefolterd wor-<br />
„ den " Ik denk evenwel niet, dat Duitschland<br />
dezen man voor zo gevaarlijk houden<br />
zal, dat het vele geneigdheid zal betonen, om<br />
dezen raad op te volgen.<br />
Deze zijn alle de gefchrivten, die tegen<br />
TRENCK opzettelijk zijn in het licht gegeven,<br />
voor zo verre dezelven tot mijne kennisfe gekomen<br />
zijn: men vindt echter nog iets, dat<br />
tot hem betrekking heeft, in de Gcdenkfchriyien<br />
<strong>van</strong>
VAN DEN V E R T A L E R ,<br />
txxiti<br />
yan den Generaal FOUQUET , doch hier op heeft<br />
hij zelf reeds geandwoord (m), zo wel als op<br />
de aanmerkingen, die de Heren ARCHENHOLZ eri<br />
BÜSCHING op zommige plaatzen <strong>van</strong> zijne Leyensgefchiedenis<br />
gemaakt hebben (n). Het geen<br />
de Heer DE MIRABEAU <strong>van</strong> hem heeft, is 'voor<br />
het grootfte gedeelte uit de Ophel<strong>der</strong>ing <strong>van</strong><br />
TRENCK'S Leyensgefchiedenis ontleend, en ik heb<br />
daar <strong>van</strong> op zijn' plaats reeds melding gemaakt.<br />
Een billijk Lezer ziet dierhalven, dat in alle<br />
deze tegenfehrivten niets gevonden wordt, dat<br />
in ftaat zij , om ons oordeel over de hoofdzaak,<br />
waar op het hier aankomt, de onfchuld<br />
of fchuld <strong>van</strong> TRENCK , te doen verwerpen.<br />
Voor het overige zij het mij vergund , hier<br />
ten flotte bij te voegen de billijke erinnering<br />
<strong>van</strong> een' ongenoemden Schrijver <strong>van</strong> een reeds<br />
aangehaald Hoogduitsch ft uk jen (oj : „ Men<br />
M is<br />
(m) III Deel, bladz. 31a.<br />
(11) III Deel, bladz. 331-351.<br />
(«) (EfitMé ilbcc bie beleud;timg ber irettfi|3^n UUnêbttyiübiatgy<br />
f. 14, 15, 18.<br />
***** g
txxiv V O O R R E D E N<br />
„ is in de daad eer geneigd, om vóór TRENCK,<br />
„ te fpreken , dan tegen hem ; men ziet ten<br />
minden gene boevenstreken in hem, hoe<br />
„ zeer hij door nood en armoede geperst werdt.<br />
„ Ook fchijnt men hem zo regtftrecks en in<br />
„ de hoofdzaak niet te kunnen aanvallen. Alles,<br />
wat men hem aantijgen kan, fchijnen<br />
,,, maar bijzaken te zijn, die door zijn tempe-<br />
„ rament (dat echter noch doortrapt noch boos-<br />
„ aartig fchijnt te zijn), door zijne opvoeding<br />
n (P) •> door zijne omstandigheden en de reeks,<br />
,, zijner lotgevallen (verdiende of onverdiende,<br />
„ dit kan men zelvs voor een gedeelte in het<br />
„ midden laten) nog altijd zeer vcrontfchuldigd<br />
worden. Alle deze onbeduidende om-<br />
,, ftandigheden heeft de Schrijver <strong>van</strong> dit op-<br />
„ Hel reeds in een klein gefchrivt, over het<br />
charabter en de lotgevallen <strong>van</strong> den Vrijheer<br />
„ VAN DER TRENCK, en over den toon, die in<br />
„ zijne Schrivten heerscht (q) , voorgedragen,<br />
„ en<br />
(/>) Verg. I Deel, bladz. 9-12.<br />
Cf) Ik heb dit ftukjen tot mijn leedwezen niet te zien kunnen<br />
krijgen.
VAN DEN VERTALER. LXXV<br />
„ en men heeft de wijze, waar op hij dit<br />
„ heeft uitgevoerd, gebillijkt. — Be-<br />
„ fchouwt men TRENCK'S lotgevallen <strong>van</strong> nabij,<br />
„ dan zal men hem al zijn declameren en<br />
„ fchreeuwen gaarne vergeven, en alleen zijne<br />
„ ewige grootfpraak fchijnt ons walg te ver-<br />
„ wekken, en het énigfte te zijn, dat ons bij<br />
„ zijne berisping ontfchuldigen kan. Want,<br />
„ zo lang wij hem gene hoofdzaken vóór kun-<br />
„ nen werpen, doen wij den lijdenden wezenlijk<br />
onregt (wanneer wij hem hard behande-<br />
„ lenj. Men vrage maar zich zeiven , hoe<br />
„ men na zulke ten hemel fchreiè'nde mishan-<br />
„ delingen zich zou hebben gedragen, indien<br />
,, men nog moedig genoeg geweest was , om<br />
„ dezelven dóór te ftaan: en hoe men te moe-<br />
,, de zou zijn geweest, na zulke ene ontzet-<br />
„ tende beroving en vernieling onzer fchatten,<br />
„ op de fchandelijkfte wijze, die men zich,<br />
on<strong>der</strong> den affchuwelijken dekmantel <strong>van</strong><br />
„ regtspleging, immer voorftellen kan."<br />
Ik
LXXVI<br />
V O O J I R E D E N<br />
Ik had voorgenomen deze Voorreden te befluiten<br />
met een enigszins uitvoerig vei (lag <strong>van</strong><br />
alle de Schrivten, die door den Heer VAN DEH<br />
TRENCK , behalven zijne Leyensgefchiedenis, zijn<br />
uitgegeven. Doch, daar de kundige Heer<br />
KASTELEIJN thands alle die ftukken <strong>van</strong> onzen<br />
Schrijver, waar bij onze natie enig belang<br />
heeft, in onze tale uitgeevt (~r); en in de aantekeningen<br />
en nafchrivten op dezelven met<br />
zeer veel oordeel en een' kiefchen fmaak over<br />
<strong>der</strong>zelver waarde beflist; is de uitvoering <strong>van</strong><br />
dit voornemen geheel en al onnodig geworden.<br />
Ik zal dus in de plaats hier <strong>van</strong> liever een gedeelte<br />
<strong>van</strong> een Algemeen Nafchrivt overnemen,<br />
door gemelden Heer achter het twede deel zijner<br />
uitgave <strong>van</strong> TRENCK'S Mengelwerken geplaatst,<br />
om dat hetzelve een' oordeelvelling over deze<br />
Schrivten in het algemeen bevat, waar mede<br />
ik<br />
(r) Mengelwerken, in Dichtmaat en Pro fa , <strong>van</strong> FRK-<br />
DE IK , Vrijheer<br />
VAN DER TRENCK, in V Ne<strong>der</strong>duitse^ overgebragt<br />
door p. j,<br />
zoon, 1780.<br />
KASTELEIJN ; te Dordrecht bij A. Blusfé en
VAN DEN VERTALER, LXXVII<br />
ik mij <strong>van</strong> harre gaarne verénige: „ In weer-<br />
„ wil (zegt hij) <strong>van</strong> de ftoute waarheids-lief-<br />
„ de , alöra in des Vrijhccrs fchriften door-<br />
„ ftraalende; in weerwil v,n zijnen voorzeker<br />
„ origineelen- ftijl; en ondanks mijne betuiging,<br />
„ dat ik mij dikwerf door zijne gedachten ge-<br />
„ troffen vinde, dikwerf zijn rijk vernuft be-<br />
,, won<strong>der</strong>e 5 behoef ik niet te verzwijgen, dat<br />
„ zijne zomtijds onregelmatige wijze <strong>van</strong> voor-<br />
„ Helling en uitvoering, zijn hier en daar te<br />
„ overdreven fterke toon, zijne wel eens te-<br />
„ genllrijdige ongelijkheid, en zijne verregaan-<br />
„ de hooge gevoelens <strong>van</strong> zich zeiven, mij<br />
„ ver <strong>van</strong> bevallig toefchijnen. ——- Men<br />
„ zoude on<strong>der</strong>tusfchen onrechtvaardig hande-<br />
„ leu, om die gebreken in onzen fchrijver,<br />
„ welke niet zelden meesterlijke, ftoute , rijke<br />
,, en oorfpronglijke denkbeelden ten voorfchijn<br />
„ brengt, op te merken, zon<strong>der</strong> zich tevens<br />
„ zijne verbaazende omftandigheden , in wel-<br />
„ ken hij zich heeft bevonden, te erinneren;<br />
„ dewijl het zeker is, dat dezelven veel aah-<br />
„ deel aan de leiding <strong>van</strong> zijn, vernuft, en de<br />
„ vor-
-Lxxvrii<br />
V O O R R E D E N '<br />
„ vorming <strong>van</strong> zijnen fmaak gehad hebben. Is<br />
„ het te verwon<strong>der</strong>en , dat een man , door '<br />
„ zulke verfchriklijke tegenfpoeden gefolterd,<br />
„ ongemerkt eene bitterheid in zijn hart voe-<br />
„ de, tegen alle grootheid, welke zoo uitlre-<br />
„ kend de magt heeft om te konnen drukken,<br />
„ en welke dikwijls met eenen helfchen wel-<br />
„ lust drukt!... Is het te verwon<strong>der</strong>en, dat<br />
„ een man , die zoodanig de grootheid <strong>van</strong><br />
„ zijne ziel gevoelt, en een vijand is <strong>van</strong> alle<br />
„ vermomming , als Schrijver , zelfs uk een<br />
beginfel <strong>van</strong> oprechtheid en rechtvaardigheid<br />
„ wel eens onaangenaam worde, wanneer hij<br />
j, voor het oog <strong>der</strong> befchaafde waereld , die<br />
„ zon<strong>der</strong> vermomming onbestaanbaar is, en<br />
„ welke hij niet wil kennen, edele beginfeis<br />
„ overdrijft! . . . ."<br />
Ik zal hier alleen nog maar een paar aanmerkingen<br />
bijvoegen. Op zijne Gedichten CO<br />
heeft<br />
(s) Hij gaf <strong>van</strong> dezelven eerst een' bundel uit te Frankfurt<br />
in het jaar 1767; zie £)ee SKenfcbenfzeunb fur baê\al)t 1775,<br />
14» f- 209. Na<strong>der</strong>hand laschte hij verfcheidene <strong>van</strong> Zijne
VAN DEN VERTALER. LXXlX<br />
heeft men met regt aangemerkt, dat hij zich<br />
in het geheel aan gene regelen <strong>der</strong> kunst gebonden<br />
heeft, dat in zommige <strong>van</strong> dezelven<br />
weinige of gene poëtifche denkbeelden voorkomen<br />
, en dat zelvs in zijne beste {lukken<br />
verfcheidene armhartige verfen gevonden worden,<br />
die met de waardigheid <strong>der</strong> fchoonfte<br />
plaatzen <strong>van</strong> dezelven geenszins overeenkomen.<br />
On<strong>der</strong>tusfchen komt het mij voor, dat men in<br />
dezelven, hier en daar, ware verhevenheid en<br />
dichterlijk vernuft aantreft. Vooral dunkt mij,<br />
dat dit waar is, <strong>van</strong> zijne gedichten, die in de<br />
ge<strong>van</strong>genis gefchreven zijn. Zijne heerfchende<br />
neiging tot vrijheid, de hevige bewegingen<br />
<strong>van</strong> zijn door verdrukkingen gefolterd hart,<br />
en het warm gevoel zijner onfchuld moesten<br />
toen<br />
ne Dichtftukken , zo wel in het zo even aangehaalde weekblad,<br />
dat hij te Aken fchreef, als in zijne overige werken in.<br />
En eindelijk verzamelde hij ze allen bij elkan<strong>der</strong>en, bij de uitgave<br />
<strong>van</strong> zijne gezamentlijke werken, waar <strong>van</strong> de twee eerrte<br />
delen fabulen, vertelzels, fatyren, en an<strong>der</strong>e Dichtftukken<br />
bevatten.<br />
De Gedichten, die hij in de ge<strong>van</strong>genis fchreef,<br />
maken het twede deel dezer verzameling uit.
LXXX<br />
V O O R R E D E N<br />
toen noodzakelijk medewerken, om hem tot<br />
een' oirfprongelijken en verhevenen Dichter te<br />
vormen. „ De geest (zegt hij zelf; arbeidde<br />
„ in den kerker met meer gevoel, en de uit-<br />
„ drukkingen waren levendiger, dan een vrij<br />
„ mensch gewoonlijk in zijne gemakkelijke ftu-<br />
„ deerkamer fchrijven kan (O-" In dezen<br />
„ toeftand flroomden de aandoeningen zijner<br />
gefchokte ziel even warm op het papier, als<br />
die <strong>van</strong> den ongelukkigen oviDius,toen hij zijne<br />
treurzangen fchreef (u). Het was gene<br />
kunst, maar de taal <strong>van</strong> het hart; maar even<br />
daarom misten deze lie<strong>der</strong>en ook die netheid<br />
en befchaving , over welker gemis in .zijne<br />
treurlie<strong>der</strong>en ook de Dichter <strong>van</strong> Sulmo zelf<br />
zo dikwijls klaagt (v): en TRENCK was nog<br />
min-<br />
('.') II Deel, bladz. 132.<br />
(n) Verg. zijne eigene bekentenis, Trift. V, 1, 27:<br />
Non hcec ingcnio, non hac componimus arte.<br />
JMateria ejl propriis ingeniofa<br />
walis.<br />
(5) On<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en in de eerfle Elegie <strong>van</strong> de Triftia.
VAN DEN VERTALER.<br />
LXXXI<br />
Mn<strong>der</strong> in Haat, om deze befchaavdheid aan<br />
zijne verfen te geven, daar hij noit bedaardheid<br />
genoeg bezeten hadt, om zijn' fmaak te<br />
zuiveren, en naar angstvallige regels <strong>der</strong> kunst<br />
te beelden. De Lezer mag over dc billijkheid<br />
dezer uitfpraak oordelen uit de proeven, die<br />
hier en daar in deze Levensgcfchiedenis voorkomen,<br />
en in welker vertaling of navolging ik<br />
ten minften gepoogd heb, mijn' Schrijver niet<br />
te kort te doen; en tevens uit die' dichterlijke<br />
Hukken, die door den Heer KASTELEIJN op ene;<br />
uitmuntende wijze zijn nagevolgd, en waar <strong>van</strong><br />
Ook een goed deel in de ge<strong>van</strong>genis gefchreven<br />
is.<br />
Omtrent zijne an<strong>der</strong>e fchrivten heeft men<br />
hem voorgeworpen, dat hij niet alleen gehele<br />
Hukken herhaalde reizen in on<strong>der</strong>fcheïdene verzamelingen<br />
heeft doen herdrukken; en dat hij<br />
over het algemeen de uitgaven zijner werken,<br />
meer dan nodig was , vermenigvuldigd heeft;<br />
maar ook dat hij in hetzelvde werk , in het<br />
bijzon<strong>der</strong> in zijne Leiensgcfchiedenis, dikwijls<br />
deze en gene brokken , vooral dezulken die<br />
****** ya.a
LXXXII<br />
V O O R R E D E N<br />
<strong>van</strong> het onregt hem aangedaan getuigen , of<br />
zijne meest geliefkoosde denkbeelden bevatten,<br />
tot vervelens toe heeft herhaald. Ik kan <strong>van</strong><br />
dit alles niets ontkennen , maar 'er is echter<br />
veel tot zijne ontfchuldiging: wat het laatfte<br />
deel dezer tegenwerping .in het bijzon<strong>der</strong> betreft,<br />
misfehien is deze veelvuldige jfcrhaling<br />
voor een gedeelte aan zijn door tegempoed en<br />
ou<strong>der</strong>dom verzwakt geheugen toe te fehrijven;<br />
maar vooral % hoe natuurlijk is het, dat een<br />
man , die zo veel geleden heeft, en <strong>van</strong> dit<br />
lijden asn het Publick verilag doet, telkens op<br />
het oude te rug komt (fw), en hun, die hij<br />
voor de bewerkers zijner onheilen houdt, en<br />
de<br />
(w) Hoe dikwijls klaagt hij, dat de wonden, die men aan<br />
zijn hart hadt toegebragt, nimmer konden toegaan! even als<br />
OVIDIUS, Trift. V, 2, 7:<br />
„ Mens tarnen tegra jacet, nee tempore rohora fumfit,<br />
„ Affc&usque animi, qui fuit ante, manet :<br />
„ Quaeque merd fpatioque fuo coitura putavi,<br />
„ Vulnera, non aliter quam modo faSta, do/ent."
VAN DEN VERTALER. LXXXIII<br />
de clasfen <strong>van</strong> raenfchen, waar toe zij behoren,<br />
zo dikwijls zweept, als de aanéénfchakeling<br />
zijner denkbeelden hem daar toe maar de<br />
geringde aanleiding geevt? Een medelijdend<br />
Lezer geevt dit den ongelukkigen Grijzaart<br />
gaarne toe. En wat het an<strong>der</strong>e gedeelte dezer<br />
befchuldiging aangaat, drekt de armoede, waar<br />
in hij zich nog heden bevindt, niet zeer, om<br />
hem ouk hier in te verfchonen? Hij verwierf<br />
eer genoeg aan het Hof <strong>van</strong> FREDRIK WILLEM ,<br />
maar daar <strong>van</strong> kon hij met zijne acht kin<strong>der</strong>en<br />
niet eten. De Monarch, wiens voorganger<br />
hem <strong>van</strong> zijn goed beroovd hadt, erkende wei<br />
door daden zijne onfchuld, maar liet hem on<strong>der</strong>tusfchen<br />
met ledige handen uit Berlin reizen:<br />
en hij, die voor zijn -doorgeworfteld lijden<br />
de grootde vergoeding , althands zeker<br />
een' onbekommerden ou<strong>der</strong>dom, en ene behoorlijke<br />
verzorging <strong>van</strong> zich en de zijnen ,<br />
verdiend hadt, moest nu nog hulpeloos blijven,<br />
zich in zijne grijsheid we<strong>der</strong>om op den<br />
wijnhandel toeleggen (xj, en ver<strong>der</strong> op alle<br />
an-<br />
00 Zie de aankondiging <strong>van</strong> de Boekverkopers J. Ifof-<br />
* * * * * *<br />
2<br />
f l()U*
LXXXIV<br />
V O O R R E D E N<br />
an<strong>der</strong>e mogelijke wijzen zich zeiven zoeken te<br />
redden. Toen hij mij, in Maj 1789, 500 exemplaren<br />
<strong>van</strong> een echt afbeeldzcl <strong>van</strong> hemzondt,<br />
met verzoek, om dezelven, ten meesten voordele<br />
voor hem, on<strong>der</strong> mijne Landgenoten te<br />
verkopen, drong hij dit verzoek on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en<br />
met de volgende bewoordingen aan: „ De<br />
„ Vorften hebben mij <strong>van</strong> mijne goe<strong>der</strong>en be-<br />
,,. roovd, en ik ben va<strong>der</strong> <strong>van</strong> acht kin<strong>der</strong>en.<br />
„ Ik werk dierhalven voor mijne dagelijkfche<br />
„ behoevten; en zou gaarne ten minden enig<br />
,, wezenlijk voordeel trekken <strong>van</strong> de verruk-<br />
„ king , waar mede de Hollan<strong>der</strong>s mijne<br />
,, fchrivten. lezen (y)." Zon zulke ene taal<br />
ons niet roeren, en tot verfchoning bewegen?<br />
Laat<br />
hout en zoon, te Rotterdam, in de RotterdamfcJie Courr,::;<br />
<strong>van</strong> 16 December 1788.<br />
(j) Les Souverains m'ont enlevè ixon hien; & je fuis<br />
pire de huit enfans. Je travaille donc pour mes befoins<br />
journaiUers, & fouhaitcrai de profiter. au moins quelque<br />
chofe en realité de l'enthufiasme Hollandois pour mts<br />
ecrits.
VAN DEN V E R T A L E R ,<br />
LXXXV<br />
Laat ons medelijden hebben , Lezer ! met<br />
een' man, wiens gantfche leven zulke ene aanédnfchakeling<br />
<strong>van</strong> buitengewone rampfpoeden<br />
was —•— laat ons hem niet beoordelen, zon<strong>der</strong><br />
op den gantfchen zamenhang zijner om-<br />
Handigheden te letten —— eindelijk laat ons<br />
zijne gantfche Leyensgefchiede?iis, zijne ondeugden<br />
zo wel als zijne deugden, tot ene leerfchool<br />
gebruiken , waar in wij ons tot ware<br />
braavheid des harte meer en meer vormen, en<br />
in alle edele gevoelens verfterken! Zo zullen<br />
wij in alle de rampen, die ons beltonnen ; en<br />
in alle gevaren , die ons dreigen; dien vrede<br />
<strong>der</strong> ziele bewaren , die door gene onregtvaardigbeid,<br />
of geweld <strong>van</strong> menfehen, ons immer<br />
kan worden ontroovd!<br />
fhtalibus in tcnebris vitac, quant isque periclis<br />
Begitur hoe aevi, qaodcunque eft! (s) —<br />
. i • Semita certe<br />
Tranquillae per virtutem patet unica vitae (V?).<br />
(2) LUCRETIUS, de R. N., II, 15.<br />
(a) JUVENALTS, Sat, X, vs. 365.
A A N<br />
Z IJ N E<br />
M A J E S T E I T<br />
FREDRIK WILLEM II.<br />
KONING VAN PRUZSSEN.
M O N A R C H !<br />
Wiens gunst mij heeft verhoogd,<br />
Daar, waar mij FREDRIK'S magtfpreuk. hoonde;<br />
Die mijne tranen hebt gedroogd,<br />
Wiens hand mijn hoofd met lauren kroonde;<br />
Die te edel, te grootmoedig denkt,<br />
Om mij mijn menfchenregt te ontltelen;<br />
Mij vrijheid om te fchrijven fchenkt,<br />
Niet dwingt de waarheid te verhelen:<br />
Monarch! hier leert de meufchenvrind,<br />
Hoe weldoen ons tot dank verbindt.<br />
Wanneer mijn' pen een' Koning prijst,<br />
Dan moet hij 't purper waardig wezen :<br />
Wie ook een' Dwing'Iand eer bewijst,<br />
Hij zal <strong>van</strong> mij geen lofdicht lezen.<br />
Hem, bij wien waarheid haat verwekt,<br />
Die zich regtvaardig, goed, laat noamen,<br />
Eu met dien grijns zijn euv'len dekt,<br />
Zich op zijn Godsvrucht durvt beroemen,<br />
En andars ipreekt, en an<strong>der</strong>s doet,<br />
Dien haat mijn ongeveinsd gemoed.<br />
****** ^ Des
Des grijzen Digters fpeeltuig beevt,<br />
Maar warme dank doorgloeit zijn' ad'ren;<br />
Die zo veel doorgeworfleld heeft,<br />
Die kent des (taats geheime rad'ren.<br />
Hij ziet de Pruisfen, vrij <strong>van</strong> druk,<br />
In<br />
WILLEM'S fchaduw welig bloeien;<br />
De zon <strong>van</strong> hun volmaakt geluk<br />
Reeds vrolijk aan de kimmen gloeien, •<br />
Hem<br />
blindt geen vorstlijk gochelfpel:<br />
Die fcherp ziet, ziet vaak al te wél.<br />
v<br />
God lof!<br />
Ik vond hier in Berlijn-<br />
Het uurwerk kunftig opgewonden;<br />
Wat FEEDEIK mcoglijk dacht te zijn,<br />
Heeft WILLEM in de daad gevonden.<br />
Wat zijne vuist door dwang verwierf,<br />
Zal uw' grootmoedigheid bewaren;<br />
En,<br />
waar de Held op lauren fiierf,<br />
Ddar zal zijn Neef olijven gaéren:<br />
Olijven, waar het heil uit vloeit,<br />
Eu in wier lommer noestheid bloeit.<br />
't Ge-
V ' • )<br />
't Geluk verzelle n overal!<br />
Ook in de keus <strong>van</strong> uwe knechten;<br />
De magt beftaat niet in 't getal,<br />
Maar in het hart, waar meê zij vechten.<br />
Treedt een gelievde Verst voor aan,<br />
Dan deinzen ARTAXERXES fcharen ;<br />
^Die, tuk op roem, ten ftrijde gaan,<br />
Die liaan onwrikbaar in gevaren.<br />
Uw volk behoevt geen (lok noch band,<br />
Dat voor zijn' Vorst in lievde brandt.<br />
Strijd, om 't geweld te keer te gaan,<br />
Maar noit, om landen te verheren;<br />
Een TITUS ziet met afkeer aan<br />
Den Krijgs-God, dien tyrannen eren.<br />
Door vrede wordt een Koning groot,<br />
Wien matigheid en wijsheid fleren:<br />
Wél hem, die in des vrede's fchoot<br />
Den welvaart <strong>van</strong> zijn volk doet tieren •<br />
Wél hem, die, daar hij altijd waakt,<br />
, Uit on<strong>der</strong>danen, Vorlten maaktl<br />
Die
Dit boek, dat voor mijne oufchuld pleit, .<br />
Zij aan uw' goedheid opgedragen!<br />
Daar Gij door waarheid wordt geleid,<br />
Zal u mijn waarheidsmiu behagen.<br />
Ik heb alleen mijn lot verteld;<br />
Kon ik, 't geen gij nog'doen zult, fchrijven,<br />
En 't geen 't vooruitzicht mij voorfpelt,<br />
Mijn boek zou PruMan's jaarboek blijven! —<br />
Gij kunt alleen vergoeden 't leed,<br />
Dat FREDSIK'S grim mij lijden deedt.<br />
Hier mede werpt zich aan de voeten<br />
Van uwe Koninglijke Majefteil<br />
Berlin ,<br />
I Aug.<br />
Uw allcron<strong>der</strong>dsnigfte en<br />
gehoorzaamde Vafall<br />
i<br />
?^7' FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK,<br />
Kcizeii. Koningl. Major.<br />
Ik
Ik vond in Berlijn nog een affchrjvt <strong>van</strong> een<br />
gedigt,dat ik in het jaar 176a,in mijne Maagdenburgfche<br />
ge<strong>van</strong>genis, fchreef, en aan zijne<br />
Majefteit, den tegenwoordigen Koning, als.<br />
toenmaligen Kroonprince, door 'den Major VAN<br />
BAXEN liet aanbieden, en dat door hein gunftig<br />
ont<strong>van</strong>gen werdt. Ik geloof, dat. hetzelve hier<br />
wél voegen zal, en dat het verdient bekend<br />
gemaakt te worden. Het werdt vervaardigd,<br />
bij gelegenheid, dat FREDRIK WILLEM Maagdenburg<br />
verliet, en zijn' eerften veldtocht met<br />
den groten FREDRIK doen moest. De gevolgen<br />
hebben getoond, en zullen nog tonen, dat ik<br />
dezen Vorst reeds toenmaals kende, en dat<br />
voorzeide, dat de tegenwoordige waereld thands<br />
ziet en erkent. Mogt toch de goe<strong>der</strong>tieren<br />
Monarch aan mijnen toenmaligen toeftand, en<br />
aan zijne toenmalige grootmoedige belovte gedenken<br />
, en mij tegenwoordig de vervulling<br />
<strong>van</strong> dezelve volkomen laten on<strong>der</strong>vinden! Zó<br />
fchreef ik voor 25 jaren <strong>van</strong> hem;<br />
Rijp,
Rijp, ed'le vrucht <strong>van</strong> vor'stlijke oud'ren!<br />
Vlieg heen! vlieg heen na FREDRIK'S heir!<br />
ULYSSES reikt u zijn geweir,<br />
En<br />
PALLAS fchild dekt uwe fchoud'ren.<br />
Als ZEUS u zelf de wijze leert,<br />
Om BRENNUS blikfem juist te zwaejen;<br />
Als WILLEM FREDRIK'S lesfen eert;<br />
Wie kan dan beter 't flaatsroer draejen,<br />
Dan zulk een Leerling, die de vlijt<br />
Van uwe Meesters waardig zijt?<br />
De kindfche jaren zijn vervlogen;<br />
De jonge Prins treedt in het veld:<br />
Het flrijdperk ziet een' nieuwen Held; ,<br />
De dorst na roem brandt in zijne ogen.<br />
Wel aan! verlaat nu deze fchans,<br />
Waar FREDRIK'S fchool uw' jeugd moest vormen;<br />
Beproef voor 't eerst uwe oorlogskans,<br />
ï<br />
En ga op 's vijands wallen ftormen!<br />
Deez' ftad bewaakte u dag en nacht;<br />
Befcherm haar m door uwe magt!<br />
Gij
Gij hebt niet in HOMEER te lezen<br />
Van HECTOR'S en ACHILLES daên:<br />
Uw' Va<strong>der</strong>s deden, waar<br />
TRAJAAN,<br />
Waar TITUS nog om wordt geprezen.<br />
Hun voorbeeld is zo groot, zo fchoon,<br />
Eat<br />
niemand groter u kan tonen<br />
Volgt gij hun, als een waardig zoon,<br />
Zo zult ge, als zij, hier ewig wonen.<br />
Voorwaar dit doel betaamt een' Vorst,<br />
Die na <strong>der</strong> Helden glorij dorst!<br />
Dat uitzicht flreelt de dapp're Brennen,<br />
Die hoop verwarmt hun heldenbloed;<br />
Zij hopen in u C^SAR'S moed<br />
Eu<br />
ANTONIJN'S beleid te erkennen.<br />
Des Herken ATLAS zware last,<br />
Dien<br />
FREDRIK op zich heeft genomen,<br />
Wordt nu door u ook aangetast,<br />
Om ligter aan het doel te komen.<br />
Wel aan! deel met hem 't heldenwerk,<br />
En ftel <strong>der</strong> tweedragt paal en perk!<br />
Vlieg
Vlieg heen! ft zie BELLONA wenken;<br />
Zij heeft den laurenkrans bereid:<br />
Befchaam den nijd door uw beleid, »<br />
Zo zal Zij u die eerkroon fchenken.<br />
Een menschlijk hart, een<br />
heldenaart,<br />
Straalt beide uit onzes WILLEU'S ogen;<br />
Hij komt, hij ziet, hij wim, hij fpaart;<br />
Hij zal zelvs 's vljands tranen drogen.<br />
Zijn hart is voor ons groter fehat,<br />
Dan Taag of Pactolus bevat.<br />
Die uwe deugden fchatten kunnen,<br />
Zien u met tranende ogen aan;<br />
Zij wenfchen in uw' plaats te gaan,<br />
Dewijl zij hunne rust u gunnen.<br />
Maar gij alleen trekt vrolijk uit,<br />
Zoekt roem in 't heetfre <strong>der</strong> gevaren;<br />
Zo giert een adelaar na buit,<br />
Terwijl zijn oud'ren 't nest bewaren.<br />
Vlieg heen!<br />
Lesch uwen dorst na eer;<br />
En bkeer, wel dra, met lauren weêr!<br />
Doch,
Doch, Heer! denk on<strong>der</strong> trom en vvspea<br />
Aan mij, bedrukt, verlaten man;<br />
Uw menfchenhnrt, dat voelen kan,<br />
Zal toch bij mijne fmert niet flapen.<br />
Gij ziet mijn bloed, op dit papier,<br />
Voor u in dan kb re letters gloeien (*):<br />
Ach! mogt het, on<strong>der</strong> uw' banier,<br />
Voor uwen rosm op 't flagveld vloeien!<br />
»•<br />
Ik zink reeds, Prins! befcherm mij nu!<br />
Dan Ieevt en flervt een TRENCK voor u!<br />
(*) Ik had dit digtfluk met mijn bloed gefchreven.<br />
God lof! Ik wrd in het jaar 1763 gered. Ik leef nu is<br />
vrijheid, en heb dit boek in Êerlin gelchreven, en laten<br />
drukken.<br />
VOOR*
V O O R B E R . I G T<br />
V A N<br />
D E N<br />
S C H R IJ V E R.<br />
De bijna qngeloovlijke aftrek, die mijne Le><br />
yensgefchkdenis in geheel Duitschland , vooral<br />
in de Oostenrijkfche en Pruisfifche Staten, gehad<br />
heeft, is het zekerde bewijs <strong>van</strong> de goedkeuring<br />
, welke zij heeft verworven : en ik zou<br />
geheel zon<strong>der</strong> gevoel moeten zijn , indien niet<br />
reine dank mijne gehele eergierigheid opwekte<br />
, om dat te verdienen, wat mij <strong>van</strong> alle<br />
kanten , <strong>van</strong> regtfehapene mannen, tot bevrediging<br />
mijner ziele gefchreven wordt. Zelvs<br />
daar, waar de zucht om te berispen, in openbare<br />
beoordélingen, de beste Schrivten hekelt,<br />
bleef ik tot dus verre wezenlijk verfchoond en<br />
betreurd, dewijl misfehien het getrouw verhaal<br />
<strong>van</strong>
VOORBER, VAN DEN SCHRIJVER, xcix<br />
<strong>van</strong> mijn zon<strong>der</strong>ling lot, of medelijden, of achting<br />
en bewon<strong>der</strong>ing veroirzaakte.<br />
Menig een heeft misfchien dit boek on<strong>der</strong><br />
de Romans geteld, waar in verdichte voorvallen<br />
verhaald worden, die noit gefchiedden ;<br />
of die zulk een' held fchil<strong>der</strong>en, wiens gefchiedenis<br />
uit de lotgevallen véi on<strong>der</strong>fcheidene<br />
menfchen zamengeraapt is, om ten minflen<br />
met enige waarfchijnlijkheid te liegen, en hun<br />
te behagen , die gaarne avonduren of vertelzeltjens<br />
tot tijdverdrijf lezen.<br />
Maar aan de waarheid <strong>van</strong> mijn verhaal behoevt<br />
geen waereldkenner, geen verftandig<br />
mensch te twijfelen , zo dra men overtuigend<br />
ziet, dat mijn boek in de daad in Weenen en<br />
Berliu met goedkeuring en privilegie gedrukt<br />
en verkocht is. Een fterker bewijs <strong>van</strong> geloofwaardigheid<br />
kan wel geen boek verwachten<br />
noch aanwijzen, welks inhoud daadzaken<br />
bevat, die beide Hoven onfeilbaar in den grond<br />
weten moeten, dan dit, dat men mij zelvs vergunt<br />
te fchrijven, dat ik nergens geregtigheid<br />
heb gevonden , en aan beide Hoven mishan-<br />
*******<br />
2<br />
deld
\<br />
c<br />
V O O R B E R I G T<br />
' deld ben. Het ftrekt tot eer voor beide de<br />
aldaar thands regerende Monarchen , dat zij<br />
den verdrukten vrijheid geven, om <strong>der</strong>gelijke<br />
Schrivten openlijk bekend te maken; maar het<br />
ftrekt ook tot bevrediging -voor mij, dat ik<br />
de bron zo wel als den zamenhang <strong>van</strong> mijn<br />
zeer zon<strong>der</strong>ling* lot , zo vrij als openhartig ,<br />
voordragen durve. Zelvs mannen, die mij<br />
drukten, of arm en nutteloos voor den Staat<br />
maakten; mannen, die nog werkelijk in ere •<br />
posten leven, dorst ik noemen en hun character<br />
fchetfen. Niemand <strong>van</strong> hun heeft zich<br />
noch over mij beklaagd; niemand heeft na<strong>der</strong>e<br />
bewijzen gevor<strong>der</strong>d. Men mag het dus voor<br />
zeker houden, dat ik alle deze legale bewijzen<br />
in handen heb; an<strong>der</strong>s had ik <strong>der</strong>gelijke in het<br />
oog lopende fchil<strong>der</strong>ijën niet gewaagd, dewijl<br />
ik nog in beide Staten gegoed ben; in beide<br />
mijne kin<strong>der</strong>en verdeeld heb, die met achting<br />
en on<strong>der</strong>fcheidende eer, even als te voren hun<br />
va<strong>der</strong>, aangenomen zijn; dewijl ik eindelijk in<br />
beide nog zeker loon en weldaden te wachten<br />
heb.
VAN DEN SCHRIJVER. Cl<br />
JOSEPH en FREDRIK WILLEM weten verdienden<br />
te fchatten, en openbare leugenaars of vermctene<br />
lasteraars te tuchtigen. Eer en voldoening<br />
genoeg voor mij, wanneer, zo wel in<br />
Weenen als in Berlin, mijn boek gelezen, in<br />
den grond voor waarheid gehouden , en met<br />
ijver en bijval opgenomen wordt!<br />
Men zal zich verwon<strong>der</strong>en, dat ik nog een<br />
<strong>der</strong>de deel on<strong>der</strong> den titul <strong>van</strong> Levensgefchiedenis<br />
uitgeve 5 en misfehien vermoeden, dat dit<br />
uit baatzucht gefchiede. Maar ik kan mij met<br />
de volgende redenen verdedigen.<br />
1. Ene grote Princes in Berlin, aan wie ik<br />
het lot <strong>van</strong> den Lieutenant VON<br />
SCHELL verhalen<br />
moest, die mij zo won<strong>der</strong>baar uit de ge<strong>van</strong>genis<br />
<strong>van</strong> Glatz verloste, vondt hetzelve<br />
zo gewigtig, dat zij mij de openbare bekendmaking<br />
daar <strong>van</strong> 'opdiocg (a). Haar wil is mij<br />
een<br />
(a~) In het bijzon<strong>der</strong> Vooibcrigt voor het Leven <strong>van</strong><br />
SCHEI I-, ftaat: „ Een groot lieer in Berlin, wien ik de<br />
v<br />
Iotgevallm <strong>van</strong> SCHEEL verhalen moest, beval mij enz."<br />
Is dit ene vergisfing <strong>van</strong> o::;:en Schrijver'! of werdt hij mis-<br />
, fchien
eiv V O O R B E R I G T<br />
dige Sctjrivleh' enigszins mogt beledigd hebben.<br />
Deze, hier en daar bijtende fatyre, die<br />
in den toon <strong>van</strong> RABENER gefchreven is, zal<br />
<strong>van</strong> lieden <strong>van</strong> vernuft voorzeker met genoegen<br />
gelezen worden. Maar in tegendeel zullen<br />
ook velen, die de twee eerde Delen bewon<strong>der</strong>den<br />
en hoog achtten , met dit ftuk min<strong>der</strong><br />
te vrede zijn, en vooral zullen de klooster-bibliotheken<br />
hetzelve bezwaarlijk inkopen.<br />
Dóch het is nu éénmaal in de waereld: en,<br />
daar ik het niet in mijne studeerkamer met<br />
diepzinnig nadenken, maar op mijne rcize, bij<br />
ftukken en brokken, in verfchillende luimen,<br />
vluchtig, cn zo als het in de pen vloeide,<br />
ter ne<strong>der</strong> gefchreven; en ook, om mijne hei<br />
lovte te vervullen, met allen fpoed ter drukpersfb<br />
gegeven heb ; zo verwacht ik toegevendheid<br />
en on<strong>der</strong>fteuning <strong>van</strong> allen , die mijne<br />
omstandigheid kennen , op dat ik éindelijk<br />
die rust geniete, die mijn grijze kop nodig<br />
heeft, en welke re erlangen of te genieten<br />
mijne fchrijfzücht mij tot dus verre niet heeft<br />
toegelaten. Ik zal vermoedelijk wel dra of<br />
i-og
VAN DEN SCHRIJVER. cv<br />
nog lui<strong>der</strong> roepen, dan immer te voren; of<br />
men zal <strong>van</strong> hem volitrekt niets meer lezen<br />
noch horen , die door ftormen de haven bereikte<br />
, die het doel <strong>van</strong> een eerlijk man en<br />
echt Wijsgeer werkelijk trof , maar die ook<br />
redenen vondt, om, het zij dan dankende of<br />
zuchtende, te zwijgen.<br />
Gefchreven te Koningsbergen .<br />
in Pruis/en, 1787.
I N H O U D .<br />
Vervolg op de Leyensgefchiedenis <strong>van</strong><br />
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK,<br />
en<br />
na<strong>der</strong>e ophel<strong>der</strong>ing -<strong>van</strong> dezelve. Bladz. 1<br />
Leyensgefchiedenis <strong>van</strong> FRANS , VRIJHEER<br />
VAN DER TRENCK. . . I27<br />
Leyensgefchiedenis <strong>van</strong> ALEXANDER VAN<br />
SCHELL. . . . . 205<br />
Bede om vergiffenis aan , en eerlijkverklaring<br />
<strong>van</strong> die genen , allen zo wel<br />
als énen , en énen zo wel als allen ,<br />
welken ik in mijne Schrivten hier of<br />
daar mogt beledigd hebben. . 230<br />
Andwoord op de Aanmerkingen <strong>van</strong> de<br />
Heren ARCHENHOLZ en BÜSCHING. 331<br />
Nafchrivt. . . . 352<br />
Affcheid <strong>van</strong> Berlin. . ; 353<br />
VER-
V E R V O L G<br />
OP<br />
DE<br />
LEVENSGESCHIEDENIS,<br />
EN NADERE OPHELDERING<br />
VAN DEZELVE,
V E R V O L G<br />
OP<br />
DE<br />
LEVENSGESCHIEDENIS,<br />
EN NADERE OPHELDERING VAN DEZELVE.<br />
Ik befloot het twede Deel mijner Levensgefchiedenis<br />
met mijne voorgel omene reize na Berlin, waar toe mij<br />
de grootmoedige FREDRIK WILLEM op mijn verzoek<br />
zijn' kabinets-pas na Weenen zondt. Ik was terftond<br />
bereid, om deze reize vrolijk te on<strong>der</strong>nemen; maar<br />
mijn altijd weêrbarftig noodlot wierp mij op een ziek.<br />
bed, zoo dat ik zelvs weinig hoop had, om mijn Va<strong>der</strong>land<br />
we<strong>der</strong> te zien, en ene epoque te belev 'n,<br />
waar aan ik 20 jaren lang met alle mogelijke voorzichtigheid<br />
en moejte gearbeid had. Bijna was ik met den<br />
groten FREDRIK. te gelijk begraven geworden,wanneer<br />
ik noch het twede Deel zoude hebhen kunnen voleindigen,<br />
noch dit <strong>der</strong>de fchrijven, en wanneer ik dierhalven<br />
die zegepraal niet zou hebben behaald, welke<br />
ik thands zoo roemruchtig beleevd heb.<br />
Na het doorftaan <strong>van</strong> een aantal hin<strong>der</strong>nisfen moest<br />
ik eerst ene reize na Hungarijen on<strong>der</strong>nemen, die mij<br />
in de daad verkwikte, en ene <strong>der</strong> aangenaamften <strong>van</strong><br />
mijn gantfche leven was.<br />
III. DEEL. A * Ik
4 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Ik fmaakte overal,en voornamelijk te Offen en Pest,<br />
een waar zielsgenoegen, dat alleen maar de eerlijke<br />
man, die niets als de goedkeuring <strong>van</strong> brave en verlichte<br />
menfchen poogt te verdienen , in al deszelvs<br />
gewigt gevoelen kan.<br />
Ik vond namelijk bij deze in de daad eerwaardige<br />
natie zoo vele tekenen <strong>van</strong> opregte vreugde over mijne<br />
zegepraal, en zoo veel vertrouwlijkheid voor mij,<br />
dat ik gene woorden kan vinden, om aan haar het<br />
gevoel mijner ziele in de warmfte wenfchen voor hare<br />
welvaart uit te drukken; en dat ik tot aan mijn' laatften<br />
ademtogt mijn kroost zal infcherpert,zich de ach*<br />
ting <strong>van</strong> dit volk waardig te maken. Overal, waar ik<br />
kwam, of mij maar even zien liet, volgde het volk<br />
mij met een zoort <strong>van</strong> lievde en bewon<strong>der</strong>ing na,<br />
welke gewoonlijk maar aan zulke mannen we<strong>der</strong>vaart,<br />
die on<strong>der</strong> de waardige va<strong>der</strong>s des va<strong>der</strong>lands gerekend<br />
worden. Ik had deze vreugde, die ik voorzeker in<br />
ewigheid niet vergeten zal, vermoedelijk te danken<br />
aan het groot gerucht, dat de gewelddadige ontroving<br />
mijner grote goe<strong>der</strong>en in Sclavoniën gemaakt hadt;<br />
misfchien ook voor een gedeelte aan de va<strong>der</strong>landfche<br />
verdiensten <strong>van</strong> mijn' neef, die op den Speelberg in<br />
zijn ongeluk verfmacht was; maar voornamelijk aan<br />
mijne Schrivten, die nu reeds overal bekend geworden<br />
waren. Dezelvde' eer we<strong>der</strong>voer mij bij het grootfie<br />
gedeelte <strong>der</strong> Magnaten,en ook in de armde, waar men<br />
mij overal met betuigingen <strong>van</strong> vriendfchap en vertrouwen<br />
overftroomde.<br />
Deze zijn de gevolgen <strong>van</strong> brave daden, en tevens<br />
de zichtbare bewijzen <strong>van</strong> een edel gevoel bij een<br />
volk, dat deugd en ftandvastigheid weet te waar<strong>der</strong>en.<br />
L[eb ik dan gene redenen ?<br />
om hier op trotsch te zijn,<br />
- • en
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. -$<br />
en daar voor mijne dankbaarheid openlijk te betuigen?<br />
Heb ik gene redenen om tevens mijne kin<strong>der</strong>en aan<br />
hun aan te bevelen, die misfchien nog, wanneer mij<br />
het graf reeds omvatten zal, over hunne regten en<br />
over de goe<strong>der</strong>en , die mij in Hungarijen ontroovd<br />
zijn, zon<strong>der</strong> vrees voor hoger' magc, een' billijke uitfpraak<br />
doen zullen?<br />
Wat mij zeiven betreft, ik ben volkomen voldaan<br />
en genoeg beloond, wanneer ik maar als een martelaar<br />
<strong>van</strong> mijne onverfchrokkene waarheidslievde, die ik in<br />
alle gevallen betoond heb, betreurd mag worden. In<br />
Hungarijen zal voorzeker niemand zeggen; „ TRENCK<br />
,, is regtvaardig behandeld;" behalven zij alleen,wier<br />
perfoonlijk eigenbelang 'er bij lijden zou, wanneer mij<br />
éénmaal regt we<strong>der</strong>voer, het welk ik echter om zeer<br />
gegronde redenen vrees dat noit gefchieden zal. Alles<br />
is reeds verjaard; oude refolutien <strong>van</strong> het Hof kluisteren<br />
de rigteflijke uitfpraak <strong>van</strong> brave mannen; en de<br />
bezitters <strong>van</strong> mijne fchone goe<strong>der</strong>en zijn te magtig, te<br />
nauw verbonden met mijne vijanden , die in groot<br />
credit bij het Hof zijn, dan dat ik het minfte voorde»<br />
lige uitzicht voor het toekomende zou hebben, of immer<br />
nieuwe pogingen aan zou wenden. Ik wenschte.<br />
God weet het! met een zuiver patriotsch hart, dat alle<br />
familien, die door de goe<strong>der</strong>en <strong>van</strong> TRENCK rijk<br />
zijn geworden, den Staat even zoo vele diensten mogten<br />
kunnen bewijzen, en dadelijk bewezen, als de<br />
arm gemaakte en uit Hungarijen verdrevene familie <strong>van</strong><br />
TRENCK bewezen heeft, of nog zou hebben kunnen<br />
en willen bewijzen, wanneer men hare waarde, hare<br />
oogmerken, haren goeden wil nog ter regter tijd gekend<br />
hadti En, daar ik naar alle waarichijnlijkheid<br />
hun, die mij in dit Land hoogachtten, in.deze waeredi<br />
A 3<br />
niet
FKEORIÜ, VRIJHEER VAN DER TRENCK. >?<br />
tegendeel hebben ze gretig gelezen, en mij voor mijn<br />
leerzaam on<strong>der</strong>rigt, voor de ontdekking <strong>van</strong> ene me-<br />
. nigte vooroordelen, hartelijk bedankt. Mijne Levens-<br />
. gefchiedenis zelve werdt in Weenen zeer onverfchillig<br />
gelezen, en on<strong>der</strong> de hersfenfchimmige Romans geteld.<br />
Maar nergens an<strong>der</strong>s, als bij Hungaren, vond<br />
ik echte vriendfchap, wdir medelijden, en dadelijken<br />
bijftand. Indien een Engehchman in London hetzelvde<br />
gefchreven hadt, het zou niet bij lezen en wenfchen<br />
gebleven zijn. De Staat zelf zou 'er zijne opmerkzaamheid<br />
op gevestigd , hem beloond, en zijn<br />
verlies vergoed hebben; en Lords en Ladijs zouden<br />
in hunne testamenten voor zijn' rust en onafhanghjkheid,<br />
die hij door zich zeiven verdiend hadt, zorg<br />
gedragen hebben.<br />
Wij goede Duirfche Schrijvers moeten nog met veroordelingen<br />
en berispingen ftrijden, wanneer wij waarheden<br />
fchrijven, en de ongeregtigheden aan den dag<br />
brengen willen. En, wanneer het boek opgang maakt,<br />
dan ftelen nog daarenboven dievachtige en lage nadrukkers<br />
den eerlijken man af, wat hem toekomt. Ie<strong>der</strong><br />
één is met den minften prijs gediend, en, daar<br />
<strong>der</strong>gelijke gepriviligeerde fchurken, aan hunne nadrukken<br />
5 geen* moejte hebben, en gene copijgelden behoeven<br />
te betalen, zoo trekken zij alleen den winst <strong>van</strong><br />
geroovde goe<strong>der</strong>en, en verfchijnen nogthans in dezelvde<br />
gezelfchappen met eerlijke lieden, en kopen zelvs<br />
wel brieven en diplomata <strong>van</strong> adeldom, voor het geld,<br />
dat zij op ene zoo lage en fchandelijke wijze verworven<br />
hebben. ... En daar, waar men een' man, die<br />
om zijn' hongerige maag te vullen een brood geftolen<br />
heeft, als een' dief ftraft,daar ziet de Juftitie het met<br />
een' onverfchilligen lach aan, dat men de wetenfchap-<br />
A 4<br />
P e n
* LEVENSGESCHIEDENIS VAT»<br />
pen met grove ambachten gelijk Helt, hare waarde,<br />
haren invloed op de wezenlijke vermogens <strong>van</strong> den<br />
Staat miskent, en bij gevolg dezelven liever on<strong>der</strong>drukt,<br />
dan bevor<strong>der</strong>t. Nuttige Schrijvers arm maken,<br />
hun niet befchermen, hunne vlijt noch door achting<br />
noch door beloning opwekken, en de vruchten <strong>van</strong><br />
hunnen arbeid ongeftraft aan roovzuchtige nadrukkers<br />
overlaten. ... dat heet, in den eigenlijken zin, grove<br />
onwetendheid, gebrek aan Staatskennis, of onverfchilligheid<br />
in de wezenlijkfte hoofdstukken <strong>van</strong> enen<br />
gezonden Staats-catechismus. ,<br />
Gebrek aan Leraars veroirzaakt gebrek aan gelegenheid,<br />
om het verstand te verlichten. Wanneer werkzame<br />
talenten te weinig on<strong>der</strong>steuning vinden, dan verwij<strong>der</strong>t<br />
men grote vernuften, waar <strong>van</strong> men een aanzienlijk<br />
nut hadt kunnen trekken, en die, wanneer zij<br />
•zien, dat de wetenfchappen weinig achting verwerven<br />
, of zich aan stormende driften overgeven , en geheel<br />
werkeloos worden, of alleen maar werktuiglijk<br />
voor hunne nooddruft werken. Onbeloonde vlijt baart<br />
onverfchilligheid, en daar, waar het geleerde vak ledig<br />
ftaat, worden de hoofden en de boekerijen met<br />
niets an<strong>der</strong>s, als met Theologifche twistfchrivten aangevuld<br />
: Wie wint hier bij ? . . . Rome. -<br />
En, wie verliest 'er bij? ... . De Staat, die daar<br />
door gebrek krijgt aan nuttige mannen, en die door<br />
zijne mortieren en oorlogskunst wel verwoesten en veroveren<br />
kan, maar niet behouden, en geen nut dichten.<br />
Grondige en beoefenende geleerden geven doorzichtige<br />
Leraars aan de kweekfcholen. Zij fchrijven weinig<br />
, maar, wat zij voortbrengen, is aangenaam, en<br />
nicht nut. Doch , moeten zij om het dageiijksch<br />
brood
FREDRIK, VRIJHEER. VAN DER TRENCK» • 9<br />
brood fchrijven , dan ontzinkt hun de moed, dan<br />
fchrijven zij ilecht, om dat zij veel fchrijven, op dat<br />
zij des te meer vellen mogen kunnen verkopen. Hier<br />
in is juist de oirzaak te vinden, waarom de waereld<br />
met zoo vele boeken en pamphlets overftroomd wordt;<br />
waarom kortzichtige lezers zoo moejlijk ene goede<br />
keuze kunnen doen; waarom de grote Heren volftrekt<br />
niets, of met afkeer, lezen; en waarom fchrivten, die<br />
in de daad goed zijn, aan den Schrijver zoo weinig<br />
voordeel aanbrengen, als aan den Staat, welke <strong>der</strong>zelver<br />
waarde niet weet te gebruiken.<br />
Men vergeve mij dezen uitflap, en vergunne mij<br />
hier nog dit aan te merken, dat de algemene beoordelingen,<br />
of de zoogenaamde Critici de eerstbeginnenden<br />
ter ne<strong>der</strong> flaan, maar ware geleerden alléén maar<br />
bij hun benadelen, die zeiven niet in ftaat zijn, om<br />
wèl te oordelen. On<strong>der</strong>tusfchen wint de Recenfent,<br />
zoo wel als de drukker dezer ftekelachtige Schrivten,<br />
altijd ten minden zoo veel, als de goede Schrijver ,<br />
dewijl hij, die GELLERT'S Schrivten koopt, ook gaarne<br />
eens lezen wil, in hoe verre de boosheid <strong>der</strong> menfchen<br />
goede werken kan lasteren, of ook door nieuwsgierigheid<br />
gedreven wordt, om de vlekken <strong>van</strong> zulke<br />
zonnen eens zon<strong>der</strong> verrekijker te zien. Hij meent<br />
ze ook werkelijk,daar te zien, waar een arglistig he.<br />
melbefchouwer dezelve zegt te hebben waargenomen.<br />
•De muggenzifters, die op een comma zien, en fyllaben<br />
tellen, zijn allerbelachlijkst in de ogen <strong>van</strong> hun,<br />
die alléén maar gedachten en gronddelüngen fchrijven<br />
wilden. On<strong>der</strong>tusfchen moet ook dit zoort <strong>van</strong> infec-<br />
Cen on<strong>der</strong>houd zoeken; en uit den drek <strong>van</strong> een ml*<br />
A 5<br />
tjen
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
tjen worden rupzen uitgebroed, die bloesfems en vruchten<br />
afvreten. Maar hoe zou het gaan, wanneer daarom<br />
de baatzuchtige hovenier den boom zeiven verwaarloosde<br />
, en hier door zijne evvige onvruchtbaarheid<br />
veroirzaakte ! Nog erger, wanneer de domkop hem<br />
geheel uitroejde, en een' doornstruik in zijn' plaats<br />
plantte ! Na deze aanmerking, die men misfchien<br />
fterk noemen zal , maar die aan ie<strong>der</strong> belangeloos<br />
Schrijver, wien men beledigd heeft, geoorlofdis, keer<br />
ik we<strong>der</strong> tot den zamenhang <strong>van</strong> mijn verhaal.<br />
Ik reisde den 5den Januarij <strong>van</strong> Weenen af, en<br />
kwam te Praag.<br />
Hier on<strong>der</strong>vond ik bijna hetzelvde, dat mij in Hungarijen<br />
we<strong>der</strong>voer. Men hadt mijne Schrivten bijna<br />
overal gelezen: de Burger was begerig om mij te zien,<br />
en bewees mij medelijden en lievde; en de Groten<br />
des Lands overlaadden mij met bewijzen <strong>van</strong> achting,<br />
beleefdheden , en vriendfchapsbetuigingen. Ook de<br />
fchone fexe aldaar dank ik openlijk, en met den zuiverden<br />
eerbied, voor de hoogachting, waar mede zij<br />
mij verëerde. Dit zoort <strong>van</strong> edel gevoel voor een'<br />
grijzaart, die nu helaas! alleen maar in de gedaante<br />
<strong>van</strong> een' leraar kan optreden, doet hare aandoenlijke<br />
zielen eer aan; en ik wen.-ch den jongeling, die ene<br />
gevoelige ziel bezit, die ene /oo wetkdadige lievde,<br />
en het genot <strong>der</strong> fchone en bekoorlijke waereld verdient,<br />
<strong>van</strong> harte geluk, wanneer hij zulke veroveringen<br />
weet te maken, en te behouden, en door zijne<br />
te<strong>der</strong>heid zulke beminlijke voorwerpen bedendig aan<br />
zich verbinden kan, door welker liev<strong>der</strong>ijke verkering<br />
en gelouterd vernuft zijne zinnelijke genoegens bevor<strong>der</strong>d,
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK, ï£<br />
<strong>der</strong>d, en tevens zijn verftand befchaavd, zijne zeden<br />
gevormd, zijne deugden en zijne perfoonlijke eigenfehappen<br />
gebeeld kunnen worden. Welgelukzalig de<br />
•man, die in zulke handen geraakt! Ze<strong>der</strong>t ik Praag<br />
heb leren kennen, zou ik in Maat zijn, on> mij ene<br />
woonplaats te kiezen. Maar mijn noodlot verwij<strong>der</strong>t<br />
tnij <strong>van</strong> ene ftad, waar ik misfchien balfem voor mijne<br />
oude wonden in de menfchelijke zamenleving gevonden<br />
zou hebben; en waar ik de laatfte uren <strong>van</strong><br />
mijn leven noff zou hebben kunnen doorbrengen m een<br />
gezelfchap , waar in men, door de on<strong>der</strong>vinding <strong>van</strong><br />
zulke grijzaarts , die reeds alle zinnelijke vreugde lelie,<br />
ren afgeltorven te zijn , nog ene aangename hoop<br />
krijgt, dat men in de voordelen <strong>van</strong> het gezellig leven<br />
nog delen zal.<br />
Deze is de nieuwe fchets, welke ik vol dankbaarheid<br />
<strong>van</strong> het tegenwoordig Praag geve , waar ik ook,<br />
in het vak <strong>der</strong> Wetenfchappen, en <strong>der</strong> Staatkunde ,<br />
zulke mannen, zulke va<strong>der</strong>en des va<strong>der</strong>lands gevonden<br />
heb, die ik in Praag niet gezocht zou hebben. Ik<br />
vond hun in de daad; ik verere hun; en ik wensch<br />
den Monarch geluk, bijaldien hij overal dof vindt om.<br />
zoo goed te kiezen, bijaldien hij zulke medearbei<strong>der</strong>s<br />
weet te krijgen, te beloonen, en te fchatten.<br />
Nu zettede ik, weemoedig na Praag terug ziende,<br />
mijne reize na Berlin voort,na dat ik mijn'zoon, enen<br />
veelbelovenden jongeling, die als Lieutenant bij het<br />
twede regiment Carablniers met ere en goedkeuring<br />
dient, omhelsd had.<br />
Hij zag zijnen grijzen va<strong>der</strong>, benevens zijne beide<br />
broe<strong>der</strong>s, die voor den Pruisüïchen dienst bedemd<br />
waren, afreizen.<br />
Hij
tl<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Hij gevoelde deze fcheiding in <strong>der</strong>zelver volle zwaarte.<br />
Ik erinnerde hem aan zijn' plicht jegens den<br />
Staat, welken hij dient; maar tevens ook aan het<br />
fchrikkelijk lot <strong>van</strong> mij en <strong>van</strong> onzen neef in Oostenrijk,<br />
en aan de bezitters <strong>der</strong> Hungaarfche goe<strong>der</strong>en,<br />
die ons regtmatig toebehoren. Hij beevde te rug; en<br />
de aandoeningen , die in het oog <strong>van</strong> zijnen va<strong>der</strong><br />
leesbaar waren, deden zijne ziele huiveren. . . Tranen<br />
bevochtigden zijne wangen. . . Het jeugdig bloed<br />
verhefte zich, ftroomde driftig door de a<strong>der</strong>en,fchoot<br />
ten neuze uit. ... en zijne met onituimigheid voortbrekende<br />
woorden waren. . . .<br />
„ Va<strong>der</strong>! bij God! Ik zal in alle gevallen to-<br />
3, nen, dat ik onzen naam waardig ben. . .<br />
„ Wie u beledigt, zijn bloed zal door deze<br />
„ vuist vergoten worden! . .'»<br />
Verrukkend fchouwfpel! Zoetffe wellust voor een<br />
gevoelig va<strong>der</strong>hart, die in zijnen zoon tevens enen<br />
vriend omarmt! ... Zijne broe<strong>der</strong>s weenden. ... -<br />
Ik' weende mede: en hier had ik gelegenheid om aan<br />
mijne kin<strong>der</strong>en grondstellingen in te prenten,die voorzeker<br />
een ewig rigtfnoer <strong>van</strong> hunne daden blijven zullen,<br />
. . Ik erinner hun hier mede nog aan hunne hei»<br />
lige verbindtenis, wanneer zij eens deze mijne Le«<br />
• vensgefchiedenis lezen, en ik reeds in het graf zwijge.<br />
Elk Monarch, wiens dienst zij kiezen zullen, kan op'<br />
trouw, ijver voor den dienst, en werkzame talenten<br />
zekeren ftaat maken, Maar ene edele eergierigheid! is<br />
de drijvveêr <strong>van</strong> hunne daden; bij gevolg aal,.geen <strong>van</strong><br />
hun dulden, dat hij verachtelijk of onbillijk .behandeld<br />
worde.
IX.<br />
JT. ran ^Xturs itr. *t
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 13<br />
wordt. En het is alleen op deze wijze, dat zij mijne<br />
oogmerken, en mijne wenfchen voor hun geluk vervullen<br />
kunnen.<br />
Op de reize na Dresden werdt mijn wagen des<br />
nachts <strong>van</strong> een' berg bij Peterswalde na beneden geworpen,<br />
zoo dat de fpannagel los liet, en de ra<strong>der</strong>en<br />
bovenwaarts kwamen te ftaan. Bijna had ik den hals<br />
gebroken, en Berlin niet gezien. . . Mijn zoon werdt<br />
aan den arm gekwetst. In Berlin kwam 'er de roos<br />
bij, en dit toeval was de oirzaak, dat ik hem eerst<br />
vier weken na mijn aankomst aan den Monarch voorftellen<br />
kon.<br />
Nauwlijks was ik in Berlin aangekomen , of ik<br />
werd door den beroemden Staatsman en Minister, den<br />
Graaf VON HERTZBERG , wiens goedkeuring en achting<br />
ik reeds lang te voren door ene perfoonlijke omgang<br />
verworven had, met alle mogelijke goedheid ont<strong>van</strong>gen.<br />
Wie dezen man, die om zijne innerlijke waarde,<br />
en zon<strong>der</strong> opzicht op zijne tituls, allereerwaardigst<br />
is, zoo goed kent als ik, die wenscht den Staat<br />
geluk, welke hem weet te fchatten en te gebruiken.<br />
Zijn doorzicht in de ware belangens <strong>van</strong> den Staat is<br />
onbepaald; zijne befchouwende zoo wel als beoefenende<br />
geleerdheid, zijne taalkennis,en zijne bedrevenheid<br />
in alle zoorten <strong>van</strong> verhevene wetenfc-happen zijn verwon<strong>der</strong>ings<br />
waardig. 1<br />
In zijne mondelijke voordellen<br />
heerscht de zuiverde welfprekendheid; in de voortbrengzelen<br />
<strong>van</strong> zijn' ve<strong>der</strong> oirfprongelijkheid; in zijn<br />
gantfche character edelheid; en in zijn hart het fijnfte<br />
gevoel. Zijn ijver voor het va<strong>der</strong>land grenst aan geestvervoering;<br />
zijne lievde voor den Monarch is op gene<br />
vooroordelen gegrond; zijne arbeidzaamheid onvermoejd;<br />
zijne standvastigheid mannelijk; zijneomgang<br />
in
14 -LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
in het gezellig leven minzaam , en <strong>van</strong> allen hooffchen<br />
trots ontbloot. Ook in het oeconomisch vak is<br />
hij buiten twijfer de eerste kenner, en 'er is niemand<br />
in alle de Pruisfifche Staten, die zich beter op de<br />
huishoudkunde in de Steden en op het land verltaat<br />
dan hij. Als Voorzitter bij de beroemde Berlinfche<br />
Academie <strong>der</strong> Wetenfchappen fpreekt hij even zoo<br />
leerzaam , als met zijne vrienden zon<strong>der</strong> achterhoudendheid;<br />
en met den landman even zoo neurig, als<br />
met den hulpelozen troostrijk.<br />
Op zijn. woord kan zich zelvs de vijand <strong>van</strong> zijnva<strong>der</strong>land<br />
verlaten. De duurzaamheid <strong>van</strong> het vermogen<br />
<strong>van</strong> Piuitfen is het doelwit <strong>van</strong> alle zijne wenfchen:<br />
maar voor ene Machiavelistifche Staatkunde is<br />
zijn echt Duhsch hart onvatbaar. Arglistige tegenstan<strong>der</strong>s<br />
weet hij te ontwijken, dreigenden met fierheid<br />
te bejegenen, en zamen trek kende onwe<strong>der</strong>s door<br />
wijsheid en voorzichtigheid we<strong>der</strong>om te verdelen. Zijsie<br />
zware ambtsplichten vervult hij allen zelf: zijne<br />
grootheid zoekt hij niet in prachtige gastmalen, noch<br />
in ene fchitterende equipage te tonen: hij verrijkt den<br />
Staat overal waar hij kan, en is gaarne een arm medeburger<br />
<strong>van</strong> deuzelven, wanneer hij het gehele lig.<br />
haam maar gelukkig ziet. Zijn landgoed Brielz bij<br />
Berlin is geen Cbantelouppe, maar een voorbeeld voor<br />
patriotten, die de Landbouwkunde leren willen. Hier<br />
geniet hij alle woensdagen drie uren <strong>van</strong> uitfpanning,<br />
die hem <strong>van</strong> zijnen (hengen arbeid overblijven.<br />
Den Monarch kost bij jaarlijks maar 5000 rijksdalers<br />
voor zoo vele gewigtige diensten. Hij leevt bij<br />
gevolg oeconomisch, maar echter overeenkomstig zijn'<br />
itaat, terwijl hij dan alleen pracht vertoont, wanneer<br />
de eer <strong>van</strong> zijn' Mjnarch, en de welvoeglijkheid het<br />
vor»
FREDRIK) VRIJHEER VAN DER TRENCK. 1$<br />
vor<strong>der</strong>en. En hier toe helpt hem zijn eigen vermogen,<br />
dat hij aan ziirie vlijt te danken heeft; en niet<br />
de algemene Schatkist, welke an<strong>der</strong>s de Mini-ters daar<br />
toe plegen aan te fpreketi. Hij leevt bij gevolg in<br />
ene aanhoudende inspanning zijner arbeidzaamheid, en<br />
weinigen zullen zijne levenswijze benijdenswaardig vinden,<br />
ook zal hij niet rijk <strong>der</strong>ven.<br />
Zoodanig is eigenlijk een <strong>der</strong> merkwaardigste mannen<br />
in de gefchiedenis <strong>van</strong> Pruisfen , wien ik hier<br />
zon<strong>der</strong> vleierij gefchetst heb; de man, die on<strong>der</strong> het<br />
ftepter <strong>van</strong> FREDRIK DKN GROTEN zoo veel gebruikt<br />
werdt; die zoo veel tot zijne grootheid bijdroeg;zoo<br />
veel invloed in de Kabinetten <strong>van</strong> Europa wist te<br />
verkrijgen; zoo zeer de opmerkzaamheid <strong>der</strong> denkende<br />
waereld op zich gevestigd heeft; en die alleen de ere<br />
genoot, om bij zijnen Itervenden Koning een getuige<br />
zijner laatste daden en gewaarwordingen te zijn<br />
maar de man tevens, die <strong>van</strong> dezen zelvden Kpitiag<br />
alle mogelijke gunst en achting, maar noit het geringste<br />
gefchenk ont<strong>van</strong>gen noch afgebedel 1 hééft Zoodanig<br />
is de man, wiens perfoonlijke verkering ik twee<br />
maanden lang in Aken en Spa dagelijks alléén mogt<br />
genieten ; wiens goedkeuring ik mij ver viert'; wiens<br />
welvaart mijne ziele wenscht, en wiens gedicntenis<br />
altijd heilig voor mij zal zijn, en eerbied bij mij wekken.<br />
(*?) VON HERTZBERG woonde in de laatfte weken <strong>van</strong> het<br />
leven <strong>van</strong> den Koning tot zijn gezelfchap op Sans-Souci, en<br />
bleef aldaar tot zijnen dood. Zie A. F. BUSCHING over het<br />
Karakter <strong>van</strong> FREDERIK DEN TWEEDEN, in het Aanhangzel,<br />
bladz. 325; en ZIMMERMANN, let over EREDERIK DEN caJOTEN ,<br />
Wadz. 110, 112.
16 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
ken. Hij geniete in zijn Va<strong>der</strong>land ene volkomene<br />
beloning;nimmer knage de nijd aan zijne verdiensten,<br />
of ontmste zijn grijs hoofd ; en vrede volge hem,<br />
wanneer hij eens eindelijk redenen meent te hebben,<br />
om voor zich zeiven te gaan leven, en met roem een'<br />
last af te leggen, die bezwaarlijk door enen Opvolger<br />
op die wijze zal worden opgenomen, gedragen, en'<br />
ligt gemaakt, als HERTZBERG dit alles deedt!<br />
In zijn huis we<strong>der</strong>voer mij alle mogelijke achting en<br />
eer. Bij gastmalen, die ik bijwoonde, was ik in het<br />
gezelfchap <strong>der</strong> geleerdfte 'mannen <strong>van</strong> de Academie,<br />
waar ik hun allen leerde kenne, die in de Pruisfifche<br />
Staten de wetenfchappen tot nut <strong>van</strong> het algemeen<br />
beoefenen, en aan hunne beftemming eer aandoen (b)'.<br />
en niets ftreelt mijne eigenlievde aangenamer, dan dit,<br />
dat zulke mannen mij hunne vriendfchap waardig<br />
keurden. Enige dagen na mijne aankomst werd ik op<br />
een' Courdag door den Overften Kamerheer , den<br />
Vorst SACKEN, aan den Monarch voorgemeld , dewijl<br />
het in Berlin het gebruik niet is, dat een vreemde<br />
door den Minister <strong>van</strong> het Hof, dat hij dient, geprafenteerd<br />
wordt. Ik verfcheen dus in Keizerlijke uniform,<br />
als een geboren Pruisfifche vafal, bi] het Hof.<br />
De Monarch ontving mij met zichtbare bewijzen<br />
<strong>van</strong> zijne gunst, en alle ogen waren op mij geüagen.<br />
Ie<strong>der</strong>,zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing, gaf mij de hand, en noemde<br />
mij welkom in mijn va<strong>der</strong>land; en dit toneel was<br />
even<br />
(b) ZIMMERMANN fchrijvt <strong>van</strong> hem; „ De Heer Staatsdie-<br />
„ riaar VAN HERZBERG onthaalde mij zeer lief<strong>der</strong>ijk , en mij<br />
„ dacht aan zijne tafel, dat ik in het oude Atheenen was:".<br />
Ut OVCr ï&EDERIK DEN GKQOTEN, blïdz. I79.
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. i 1 /<br />
even zoo aandoenlijk voor mij, als merkwaardig voor<br />
de buitenlandfche Ministers , die met verwon<strong>der</strong>ing<br />
vroegen, wie toth wel de Oostenrijkfche Officier wezen<br />
mogt, dien men in Berlin zoo liev<strong>der</strong>ijk, en met<br />
soo vele bewijzen <strong>van</strong> vreugde ontving. De goede<br />
Monarch zelf betoonde 'er een edel welgevallen aan,<br />
dat hij mij met gelukwenfchingen omringd zag. On<strong>der</strong><br />
an<strong>der</strong>en tradt ook de eerwaardige G eneraal-Lieutenant<br />
<strong>van</strong> de Cavallerij, en Chef <strong>van</strong> de Gens d'armes, de<br />
Heer VON PRITTWITZ , na mij toe, omhelsde mij, en<br />
zeide hard op;<br />
„ Deze is de man , die, om zich zeiven te<br />
„ redden, mij ongelukkig hadt kunnen ma-<br />
„ ken, en het evenwel niet gedaan heeft.'"<br />
Ontroerd over deze' openlijke verklaring, vroeg ik<br />
öm de oplosfing <strong>van</strong> dit raadzel, en kreeg tot andwoord<br />
;<br />
„ Ik heb u, mijn lieve TRENCK! op het oh-<br />
„ gelukkig transport <strong>van</strong> Danzig na Maag-<br />
„ denburg, in het jaar \t?si\ "Is Lieutenarit<br />
„ moeten begeleiden. On<strong>der</strong> weg liet ik mijn<br />
,, commando te rug, en reed met ü, tegen<br />
„ mijn' or<strong>der</strong> aan, geheel alléén in een'open'<br />
„ wagen. Ik gaf u zelvs gelegenheid om te<br />
„ ontvluchten: Gij hadt het ook in de daad<br />
,* kunnen doen, maar deedt het niet. In hét<br />
„ vervolg heb ik eerst het gevaar gezien,<br />
f i<br />
waar in ik was , bij aldien gij min<strong>der</strong>'<br />
,, grootmoedig gedacht hadt. Maar voorze-<br />
,, ker was ik ongelukkig geworden, wanneer<br />
III. DEEL, B „ den
18 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
„ den Koning zulk een' Arreftant, wien hij<br />
,, voor zoo gevaarlijk en zoo ftrafwaardïg<br />
„ hieldt , door mijne nalatigheid ontfnapt<br />
„ ware. Ik dank u dierhalven nu hier open-<br />
„ lijk, dat gij mij toen verfchoond hebt, en<br />
,, ben daar voor uw verplichte vriend."<br />
Mijne Lezers behoeven alleen maar aan het eerde ,<br />
Deel dezer Gefchiedenis te rug te denken, zoo zullen<br />
zij in het verhaal <strong>van</strong> m^jne arreftering te Danzig <strong>van</strong><br />
dit voorval melding vinden (c). Maar ik wist, toen<br />
ik dat fchreef, nog niet, dat de grootmoedige man,<br />
welke mij toenmaals Zoo genegen was, de tegenwoordige<br />
Generaal VON PRITTWITZ was: doch, dat hij<br />
zelf, toen hij zich dit voorval erinnerde, 'er openlijk<br />
<strong>van</strong> fprak, doet hem zeer veel eer aan. Of nu mijn<br />
toenmalig gedrag, in ene zoo wanhopige omfhndig.<br />
heid , in de daad uit grootmoedigheid oirfprongelijk<br />
was, dit zullen zij allen in twijfel trekken, die niet<br />
weten, dat ik ook uit den kerker had kunnen ontvluchten,<br />
wanneer ik hun had willen bedriegen, die<br />
op mijne braafheid vertrouwden. Toen ik in Glaz<br />
als een Staatsge<strong>van</strong>gen gearrefteerd was, liet men mij«<br />
zelys op de jagt gaan (d)', een vriend lag in mijne<br />
Mede in bed,, en ik kwam als een eerlijk man te rug.<br />
In Maagdenburg kent men in <strong>der</strong>gelijke gevallen mijn,<br />
characler buiten tegenspraak. Ik heb overal proeven<br />
gegeven, dat ik mijn' welvaart niet op het ongeluk<br />
<strong>van</strong> an<strong>der</strong>en gronden wilde. Of echter toenmaals, toen<br />
ik<br />
(t) Bladz. 259.<br />
(d) Zie I Deel, bladz. 81.
IRJErRIR, VRIJHEER VAN DER TRENCK. *9<br />
ik <strong>van</strong> Daizig vervoerd werd, juist alleen grootmoedigheid<br />
in mij werkte, hier aan twijfel ik zeil'. De<br />
vertrouwelijke wijze, op welke men mij behandelde,<br />
flelde mij gerust. Mijn goed geweten maakte, dat<br />
ik te Maagdenburg gene ketenen verwachtte. . . En,<br />
in één woord, mijn noodlot wilde het zoo, dat ik<br />
tien jaren lang in den kerker gemarteld zou worden.<br />
Had ik dit vooruit gezien, of zelvs maar kunnen ver»<br />
moeden, dan was ik misfehien ontvlucht, en dan was<br />
mogelijk de toenmalige Lieutenant VON PKITTWITZ<br />
daarom gecasfeerd geworden, om dat hij mij zon<strong>der</strong><br />
commando transporteerde , en dus fchuld aan mijne<br />
vlucht hadt («).<br />
In alle voorvallen <strong>van</strong> mijn leven had ik voorzeker<br />
"; al-<br />
(*J Het zal den Lezer niet onaangenaam zijn, dat wij hier<br />
herhalen, het geen onze Schrijver te voren (I Deel , bladz.<br />
259, 260) aangaande dit geval gezegd, heeft, waar uit wij<br />
zijne toenmalige denkwijze kunnen opmaken, en deze plaats<br />
beter verlraan; „ Dewijl ik mij zoo goed behandeld, en<br />
„ zoo achteloos geëscorteerd zag, verbeeldde ik mij, dat<br />
„ mijn arrest en tranfport niet an<strong>der</strong>s als een gochelfpel was.<br />
„ Ik maakte mij zeiven wijs, dat, daar het tranfport regt op<br />
„ Berlin aan ging, de Koning mij fpreken wilde, dewijl ik<br />
hem toenmaals zeer veel had kunnen zeggen <strong>van</strong> het plan<br />
,, <strong>van</strong> den zevenjarigen oorlog, die toen reeds gezaaid was,<br />
,, daar ik het gantfche geheim door de correspondentie <strong>van</strong><br />
,, den Graaf EESTUSCHEF <strong>van</strong> zeer nabij wist; want, dat ik<br />
,, deze correspondentie hield, was in Berün beter bekend<br />
„ dan in Weenen. Ik kon daarom niet geloven, dat ik iii<br />
'„ Berlin ongelukkig zou zijn, en ik bleef in deze dwalende<br />
„ en onbekookte begrippen, even als of ik met blindhdd<br />
geflagen was."<br />
B s
2© LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
altijd mijn befluit zeer fcbidijk bij mij, ja zomtijds<br />
ging dit tot ligt vaardigheid toe in grote gevaren. Op<br />
deze reize alléén fluiraerde ik gantsch onverfchillig ,<br />
en liet mijt, als een onnozel en verzaagd lam , na dc<br />
flagtbank lei Jen. Zoo is de beftemming <strong>van</strong> den<br />
m'ensch <strong>der</strong>mate ingewikkeld, dat dezelve aan hem, die<br />
deze knopen oplosfen wil, altijd onbegrijplijker in haren<br />
'zaffienhang wordt, en zelvs ook voor den onbevooroordeelden<br />
man een ewig raadzel blijven zal!<br />
Waarom was ik juist, in het gevaarlijkst tij.iftip <strong>van</strong><br />
mijn leven, zoo koel, zoo beliuiteloos, of zelvs wel<br />
ligtvaardig, daar ik tusfehen kerker en vrijheid bellisfen<br />
kon? Verzaagd, vreesachtig, was ik immers op<br />
an<strong>der</strong>e tijden noit: maar waarom dan juist toenmaals,<br />
wanneer ik volftrekt geen gevaar, hoe groot ook, had<br />
moeten achten , om mij zeiven te helpen?<br />
De verftandigfte man zoeke na de oirzaak hier v/n !<br />
Hij zal even zoo min in dit doolhof Van gedachten<br />
den draad ontdekken kunnen , als ik dénzelven tot<br />
dus verre vond. Waarom is menig dapper foldaatj<br />
die bij hon<strong>der</strong>d gelegenheden alle gevaren braveerde,<br />
zomtijds zoo beliuiteloos geweesr, als het verwijvdfte<br />
wittebroodskind; en waarom verloor hij, in één ongunftig<br />
ogenblik, al den roem, dien bij te voren verworven<br />
hadt? Waar uit ontftaat eigenlijk die bravoure<br />
journalkre bij enen in zich zeiven dapperen<br />
man? Onze luimen weiken verfchillend naar de ver»<br />
fc.lillende gefteldhejd <strong>der</strong> zappen , die onze zenuwen<br />
in beweging brengen. . . of liever het werktuiglijk geitel<br />
<strong>van</strong> ons lighaam neigt onzen wil herwaarts of <strong>der</strong>waarts,<br />
naar dat onze maag deze zappen wel of kwalijk<br />
gekookt heeft. Lij k de bloedrijke aan verpoppingen,<br />
dan heeft hij geen' lust om te danfen:en,zweet<br />
men
+<br />
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 21<br />
men in een dampbad, dan wil men noch denken,<br />
jioch worftelen, noch ftorm lopen.<br />
'Deze zijn de werktuiglijke oirz-.ken. Mnnr, wat<br />
over het geheel genomen nu eigenlijk ons daar heen<br />
leide, waar toe wij fchijren b eiland te zijn, dit on<strong>der</strong>zoeke<br />
een kop, die ver<strong>der</strong> ziet, dan de mijne ; en<br />
deze zoeke zijn' toevlucht bij zijn' befchermengel, of<br />
b ; j de volgers <strong>van</strong> den dweepzuchtigen SWEDKNBORG,<br />
die zich met droomgebouwen, gochelarijen, en fchaduwen<br />
ook daar zelvs weten bezig te houden, waar<br />
geen üghaam te denken is, dat ene fchaduw veroirzaken<br />
kan. Purclum !<br />
Zoo dra ik bij het Hof voorgefteld was, nam ik<br />
bet gewoon Caerimenieel in acht, en de Keizerlijke<br />
Gezant, de Vorst REÜSZ, bragt mij bij alle buitellen<br />
binnen«landfche Ministers, en in alle huizen in,<br />
waar men ene vifite pleegt te doen. Ik werd bij de<br />
Koninglijke Princen, bij de regerende Koningin, bij<br />
de Koringinne Weduwe, en, in één woord, in de<br />
paleizen <strong>van</strong> de gantfche Koningbjke familie met zoo<br />
veel gunst en achting ont<strong>van</strong>gen, dat ik hier voor<br />
ewig ene eerbiedige dankbaarheid gevoelen, en <strong>van</strong> die<br />
alles nimmer iets vergeten zal. Zijne Koninglijke<br />
Hoogheid Prins HEKDRXK, de welbekende grote broe<strong>der</strong><br />
<strong>van</strong> den groten FREDRIK, liet mij tot ene private<br />
audiëntie roepen, hieldt een lang gefprek met mij, en<br />
ik genoot de ere, dat hij mij zijn warm medelijden<br />
met mijne voorledene rampen betuigde,dat hij mij zijne<br />
befcherming voor het toekomende toezeide , dat ik<br />
tot een piivaat concert, en tot een fcupé aan het Hof<br />
genodigd werd.<br />
In het paleis <strong>van</strong> zijne Koninglijke Hoogheid Prins<br />
FERDINAND werd ik op dezelvde wijze ont<strong>van</strong>gen ;<br />
B 3<br />
ook
22 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
ook daar werd ik zeer dikwijls ter maaltijd en op het<br />
avondgezelfchap genodigd, en zijne gemalin, die een*<br />
kroon waaHig is, hoorde met genoegen mijn verhaal<br />
<strong>van</strong> de rampen, die ik doorgedaan had, fchepte behagen<br />
in mijne door on<strong>der</strong>vinding verkregene waereldkenris<br />
• en overlaadde mij met gutistbetuigingen.<br />
Het huis <strong>van</strong> dezen Heer is in de daad een voorbeeld<br />
<strong>van</strong> opvoediny <strong>van</strong> jonge Prit ceri, en het Va<strong>der</strong>land<br />
heeft ontwijfelbaar <strong>van</strong> hem vruchten te verwachten<br />
, die gewis meer beloven, dan men tegenwoordig<br />
mbfchien <strong>van</strong> hem te gemoet ziet.<br />
Zij zijn voor den fokiarenltand beftemd,en hun lighaam<br />
is tot alle ongemakken voorbereid en gehard,<br />
die ie<strong>der</strong> een, die het geiveer rir'.agr, in alle voorvallen<br />
lijden moet Zij rijden , zwemmen , worden aan<br />
allerlei ^e<strong>der</strong> bloofpelieid, voor alles, wat verwijvd<br />
kan maken, hewnnrd, en tegen a'le krijgsoefeningen<br />
gehard. Even daarom is hunne wasdom ook als die<br />
<strong>der</strong> ce<strong>der</strong>en op den Libanon, en hunne zielen zijn<br />
even zoo verheven gevormd.<br />
Den hoogmoed <strong>der</strong> Vorsten zien zij met verachting<br />
aan. Hun hart is voor de vriendfchap geflemd, en<br />
hunne zielen zoeken 'geen' goedkeuring noch roem ,<br />
dan door brave daden , die zij ontwijfelbaar in alle<br />
voorvallen verrigten zullen. Heerlijk uitzicht voor een'<br />
Staat, waar in zij volgens hunne geboorte en beftemming<br />
eens ene aanzienlijke rol fpelen moeten!<br />
Vleierij heeft noit mijn' ve<strong>der</strong> bezoedeld. Maar ik<br />
vereer de groot denkende en doorzichtige moe<strong>der</strong>, die<br />
gene hoogmoedige lediggangers, maar nuttige Princen<br />
voor haar Va<strong>der</strong>land opgevoed heeft; en, met hare<br />
Koninglijke Hoogheid , tevens den eerlijken man, die<br />
vlijt en weetgierigheid in zijne kin<strong>der</strong>en wist te verénigen.<br />
Ik
FREDRIK» VRIJHEER VAN DER TRENCK. 23<br />
Ik heb deze Heren zeer dikwijls gezien, en durf<br />
mij ook met hunne achting vleien. Mijne nauwkeurige<br />
fchets zal dus niemand verdacht voorkomen. Ik<br />
heb nog te weinig gezegd. Ook de keuze <strong>van</strong> die genen<br />
, die aangefreld zijn, om hun in alle wetenfchappen<br />
te on<strong>der</strong>rigten, hunne perfoonlijke eigenfchappen<br />
te vormen, hun verftand te verlichten, hunne talenten<br />
behoorlijk aan te leggen, hunne tochten te bellieren ,<br />
hunne kennis uit te breiden, hunne menschlievendheid<br />
te regelen en aan te vuren, was in de daad de gel ukkigfte,<br />
en tuigt zoo wel <strong>van</strong> het doorzicht <strong>van</strong> hun,<br />
die deze keuze gedaan lïebben, als <strong>van</strong> het edel doel<br />
hunner bcftemming.<br />
Hoe hemelsbreed is deze wijze <strong>van</strong> opvoeding ort<strong>der</strong>fcheiden<br />
<strong>van</strong> die, welke ik bij an<strong>der</strong>e Hoven <strong>van</strong><br />
Europa, met opgehaalde fchou<strong>der</strong>en en weemoedigheid,<br />
gezien heb; waar men Prityren of tot weekgebakkena<br />
fchtpzels, of tot eigenzinnige despoten en menfchenvijanden<br />
opbrengt!<br />
Eh hoe belachlijk vertonen zich aan het oog <strong>van</strong><br />
enen wijzen itiM Hoogheden, die tot heerfchen geboren<br />
zijn; die het overig gedeelte <strong>van</strong> het menschdom,<br />
aan 'het welk zij, wat hunne innerlijke waarde betreft,<br />
niet waardig zijn den fchoeriem te ontbinden, met ene<br />
majestueuze trotschheid mishandelen; die, met de ogen<br />
<strong>van</strong> enen baviaan, hunne kaken opblazen; en die, daar<br />
hunne zielen in de daad nauwlijks ene dwergachtige<br />
grootheid bezitten, zich zeiven als grote Heren in den<br />
fpiegel bewon<strong>der</strong>en!<br />
Welgelukzalig de Staat, waar de Vorsten weten,<br />
dat het volk niet hun eigendom is, maar dat zij om<br />
het volk gefchapen zijn! Zou ons wel ergens de ijzeren<br />
roede <strong>van</strong> het onbepaald Despotismus als flaven<br />
B 4<br />
gees-
34 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
gecsfeïen kunnen, indien niet kruipende laagheid reeds<br />
onze moe<strong>der</strong>melk vergiftigd had, en het klein aantal<br />
<strong>der</strong> wijzeren daar door zoo weinig op den kruipenden<br />
zwerm <strong>van</strong> het gepeupel werken kon? Gedull! Het<br />
blijvt on<strong>der</strong>tusfchen zeker, dat een Vorst, die <strong>van</strong><br />
zijn volk bemind wordt, altijd zich zei ven en zijn<br />
Land gelukkiger maken zal,dan de magtigfte Despoot,<br />
die alleen maar,gevreesd wil zijn.<br />
Mijne vreugde werdt in Berlin op het levendigst<br />
opgewekt, wanneer ik op Courdagen na het Hof reed.<br />
Gantfche benden <strong>van</strong> de burgerij waren bij deii ingang,<br />
verzameld, en, wanneer dén <strong>van</strong> hun zeide; „ dat is<br />
„TRENCK!" dan riep men mij toe; „welkom in<br />
„ het va<strong>der</strong>land!" Velen reikten mij de hand toe,en<br />
hunne natte ogen overtuigden mij, dat zij zich met<br />
mij verheugden. Hoe menig aandoenlijk toneel <strong>van</strong><br />
dezen aart zag ik niet in alle ge,zelfchappen ia deze<br />
Hoofddad! Een begenadigd euveLla<strong>der</strong> ha It voorzeker<br />
<strong>der</strong>gelijke tonelen niet te wachten, Dit is nu het<br />
loon <strong>van</strong> den regtvaardigen ; en dit we<strong>der</strong>voer mij voorzeker<br />
in alle de PruühTche Landen in het volkr><br />
menst gewigt.<br />
Waereld! bedrogene waereld! door waarfchijulijkheden<br />
verleid, door voovoordelen vervoerd; wat is uw<br />
lof, wat is uwe berisping? Beiden worden uitgedeeld<br />
naar de luimen <strong>van</strong> enen ongeyoeügen of <strong>van</strong> enen<br />
zachtmoedigen Vorst. Beiden zijn aan eén' en dezelvde<br />
oirzaak, aan het algemeen gerucht, hare geboorte<br />
verfchuldigd. Verfcheen wel immer op aarde een fpre.<br />
ken<strong>der</strong> voorbeeld <strong>van</strong> deze waarheid, dan ik? Ik lag<br />
in Maagdenburg, in ketenen die voor een' misdadiger<br />
te zwaar zouden zijn geweest, aan den muur ge.<br />
fmeed; ik fmachtte tien jaren na geregtigheid; ik leed<br />
meer
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 2J<br />
meer ongemak,dan men zou kunnen geloven,honger,<br />
elende, koude, naaktheid, verachting, Waarom? Om<br />
dat een Koning, door lasteraars bedrogen , mij voor<br />
fchuldig hieldt; om dat een, an<strong>der</strong>s in de daad wijs,<br />
Koning, mij miskennende, mij zulke ene barbaarfche<br />
mishandeling waardig keurde; om dat die wijze Koning,<br />
na dat hij zij ie dwaling in de daad zag, geen<br />
yerwijt ener oveiijlhg dulden wilde,en dus,door mijne<br />
mannelijke fierheid verbitterd, liever zijn hart ton<br />
eigenzinnigheid verhardde, en tot wreedheid verfteeade.<br />
Bijna ie<strong>der</strong> één wist toen reeds, dat ik oufchuldig<br />
lee,d, en gene misdaad begaan had. Eti echter<br />
liep alles ;„ Kruist hem'"Waarom? Om dat het vonnis<br />
<strong>van</strong> FREDRIK'S throou geiproken was. Dewijl hij<br />
het zoo begeerde, zoo werd ik als een misdadiger<br />
aangezien. Mijne eigene bloedvrienden fchaamden zich<br />
zelvs mijn' naam te voeren. Nljm vjeeschlijke zuster<br />
werdt als ene misdadige behandeld, om dat zij mij ia<br />
Krijn ongeluk bijbaan wilde (f): niemand dorst openlijk<br />
zeggen, dat hij mijn vriend was, dat ik medelijden<br />
verdiende, en nog veel min<strong>der</strong>, dat, de Koning<br />
gedwaald hadt. . . In het kort! ik wis de verachtte,<br />
de meest verlaten man in alle de PniisüTc'ie Staten,<br />
en, was ik ou<strong>der</strong> deze martelingen gellorven,<br />
dan fiondt op mijn graf gewis een teken mijner fchau»<br />
de, met dit opfchrivt;<br />
HISR LIGT TRENCK,<br />
EEN BEDRIEGER EN VERRADER,<br />
DIE ZIJNEN ADEL<br />
ONWAARDIG WAS.<br />
(ƒ) Zi* II Deei, bladz. 15.<br />
B 5
$5 LEVENSGESCHIEDENIS VAff<br />
Nu ftervt Koning FREDRIK. Op éénmaal veran<strong>der</strong>t<br />
het toneel. Een nieuw Koning beklimt den throon<br />
s<br />
en ik verfchijn, als een op éénmaal veran<strong>der</strong>d kapel«<br />
lenen, we<strong>der</strong>om in Berlin. Mijné Levensgefcbiedenis<br />
verfchijnt te gelijk met mij; de ooggetuigen <strong>van</strong> mijne<br />
voorledene rampen leven nog; zij geven <strong>der</strong> waarbeid<br />
openlijk getuigenis;zij omhelzen mij broe<strong>der</strong>lijk;<br />
èn de algemene verachting, met welke men mij te volen<br />
onbillijk achtervolgde, is tbands de bron ener algemene<br />
hoogachting en bewon<strong>der</strong>ing.<br />
Groten des Rijks, die voor <strong>der</strong>tig jaren, ja nog voor<br />
weinige maanden,'toen FREDRIK nog leevde,mij geen'<br />
aanblik waardig keur<strong>der</strong>; die niet eens dorsten geloven<br />
, dat ik betreurenswaardig was ; omhelzen mij<br />
thands gemeenzaam en broe<strong>der</strong>lijk, en wenfchen mij<br />
geluk, ,, wijl FREDRIK WILLEM mij geregtigheid laat<br />
„ we<strong>der</strong>varen, en FUEORIK, onvermogend om het te<br />
„ verhin<strong>der</strong>en, in het graf ligt."<br />
Ik ben on<strong>der</strong>tusfchen even dezelvde man , die ik<br />
voor veertig jaren was. Nimmer heb ik een' misdaad<br />
begaan. En nu bewijst men hem eer, dien men nog<br />
binnen kort onwaardig hieldt om in het va<strong>der</strong>land genaamd<br />
te worden.-<br />
Bepalen dan onze daden wel de waarde <strong>van</strong> een*<br />
man? Beflist zuivere deugd' dan wel over het lot,<br />
over het loon <strong>van</strong> den regtvaardigen ? Voorzeker niet<br />
in zulke Landen, waar de magt <strong>van</strong> een' Vorst in een<br />
willekeurig Despotismus beftaat.<br />
FREDRIK was ontwijfelbaar de verflandigfte , de door»<br />
zichtigfte <strong>van</strong> dit zoort <strong>van</strong> Monarchen in Europa;<br />
Snaar ook tevens de eigenzinnigfte en ongevoeligfte ,<br />
wanneer hij teger.ftand bemerkte, of wanneer het te<br />
doen was, om zijne gewaande onfeilbaarheid vol te<br />
hou-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 27<br />
houden. Dit was zijn gebrek. Ahij \ was ^ ver*<br />
fchnkkelijk voor hun , welken het treurig lot trof^<br />
dat zij vaten des tooms «<strong>van</strong> zulke fdupzels werden,<br />
die in zijne genade deelden , en tot bevor<strong>der</strong>ing zijner<br />
oogmerken dienden.<br />
Mistrouwen is ene deugd voor Monarchen, voor<br />
hun althands, die min<strong>der</strong> bedrogen willen zijn, dan<br />
korrzichtigen en ligtgelovigen. Maar welk' enen geopemien<br />
weg vindt de laster niet bij den zoodanigen,<br />
om <strong>der</strong> deugd te benadelen? Ik 'was fterk genoeg,<br />
om alle mogelijke folteringen te verdragen. Ik leevde<br />
ook lang genoeg, om den dood <strong>van</strong> enen gckroonden<br />
vijand af te wachten, tegen wiens ontzachlijke krijgslegers,<br />
en onbepaalden wil ik niets an<strong>der</strong>s kon over<br />
Hellen, als geduld en ftandvastigheid. , . Maar hoe<br />
velen zijn in zulke kerkers verfmacht, dien een <strong>der</strong>gelijk<br />
lot te beurte viel, doch die tegenwoordig hunne<br />
Gefchiedenis niet meer verhalen, of, even als ik,<br />
in openbaren druk fchetzen en bekend maken kunnen!<br />
Hoe velen waren de elendige flagtoffers <strong>van</strong> deze eigenzinnigheid,<br />
welker kin<strong>der</strong>en thands tot God in het<br />
geheim om wraak roepen, fchoon zij niet openlijk <strong>van</strong><br />
de verdrukking <strong>van</strong> hunne va<strong>der</strong>en fpreken durven ,<br />
om dat de beledigde dode zich niet meer Verdedigen<br />
kan , en zijn proces, zon<strong>der</strong> prothocol, met cxecu-ie<br />
begonnen en geëindigd is ! Hoe afgtijzebjk klonk<br />
voormaals dat don<strong>der</strong>woord or<strong>der</strong> in de oren <strong>der</strong> ver»<br />
drukten, wien men gene verdediging vergunde! Wat<br />
heet Ukafe in Courland; of Tel eji notre bon pJaifir<br />
in Frankrijk; of dllergenadigfte Hofrefilutie in den<br />
zoeten toon ener weldadige Landsmoe<strong>der</strong> wel ad<strong>der</strong>s,<br />
als or<strong>der</strong> <strong>van</strong> generaal commando in ene militaire Mo-»<br />
narchie ?<br />
Ver-
a8<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
• Vervloekte uitwerkzelen <strong>van</strong> de langheden <strong>der</strong> hoof*<br />
fche vleiers, die de 01 feilbaarheid <strong>van</strong> hunnen aardfchen<br />
God overal prediken, en hem de valfche grondftelling<br />
inprenten; ,, dat een Monarch boven de wetten<br />
verheven, dat het gantfche ^Land, het welk hij<br />
„ beheerscht, zijn eigendom is; eh dat de on<strong>der</strong>'aan<br />
,, zijn regt alleen als ene allerhoogfre genade moeB<br />
verwachten, of kruipend affmekep."<br />
Onze gebeden, de gebeden die* uit alle regtfchapene<br />
harten tot God opklimmen, moeten dus alléén daar<br />
toe zijn ingeri^t, dat wij, tot herfielüng. <strong>van</strong> den algemenen<br />
welvaart, het regt mogen we<strong>der</strong> verkrijgen,<br />
dat ons als menfehen toebehoort. Wij moesten gemeenfchappelijk'en<br />
als om ftrijd ijveren, om, indierj<br />
wij de willekeurige magt <strong>van</strong> hun, die ons beheerfchen,<br />
niet bepeiken kunnen, dezelve ahhands aan<br />
,bun als allergevaarlijkst eri alkrverachtelijkst af te<br />
fchil<strong>der</strong>er. Onze Priesters moesten daar reine dankoffers<br />
op een altaar brengen, waar een weldadig Vorst<br />
alle magifpreuken krachteloos verklaart, en waar hij<br />
zelf in geen geval als een ALEXAKDER of een KAKEL<br />
XII zich gedragen zal. .Wee den Monarch, die door<br />
zucht om veroveringen te maken rondgezweept wordt!<br />
Wee het Land, waar een DON QUICBOT reuzen uit-<br />
.daagt, of met windmolens vtchten wil! Wee het<br />
volk , dat om zijne dolheid en ligtvaardigheid bloeden<br />
, moet, of gebruikt /wordt, om an<strong>der</strong>e volken ongelukkig<br />
te maken ! Wee eindelijk den Heer, die alleen<br />
maar <strong>van</strong> ilaven gevreesd wil zijn, die liever flraft<br />
dan belooi t, of die, alleen maar om zijne gelievkoos»<br />
de neiging te bevredigen, zijne magt gebruikt.<br />
. JBeerschzucht qn bloeddoist blijven altijd vermaag.<br />
fchapt.
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 29<br />
fchapt. Eu ik zeg mee het grootfte regt in mijnen<br />
Macedonifchen Held (§•);<br />
In zijne ogen zijn de menfehen zijne bijen,<br />
Die God gemaakt heeft, om in welige vallijen<br />
Te azen op 't gebloemt, en, naar den korf gekeerd,<br />
Te werken voor den Heer, die hunne vlijt verteert. —<br />
De wil <strong>der</strong> Vorften is de wet d?r on<strong>der</strong>danen:<br />
De dapp're heldenmoed, die zich den weg wil banen,<br />
Door puin, en asch.en blóed, tot de overwinnaars-kroonj<br />
Die door foldaten heerscht, is 't woeden rasch gewoon.<br />
Die met <strong>der</strong> menfehen regt en hunne koppen fpelen,<br />
Wat won<strong>der</strong>, dat zij noit in hunne zuchten delen?<br />
Die weinig bijen heeft, fpaart haar, op hoop <strong>van</strong> winst;<br />
Jlaar die veel' korven roovt, verfchoont de bijen 't mins*.<br />
In plaats <strong>van</strong> oorlogzuchtige Vorften door triumphlie<strong>der</strong>en<br />
te verheffen, en door onzen arm te on<strong>der</strong>fteunen<br />
, moeten wij veel eer de vredelievenden minnen<br />
en vereren.<br />
Maar men noeme mij tegenwoordig één' hoek in<br />
Europa, waar niet het voorbeeld <strong>van</strong> LODEWITK XIV»<br />
FREDRIK , of PETER , ter navolging gekoren worde.<br />
De<br />
(g) f. 27. Deze regels zijn , fchoon met enige kleine<br />
veran<strong>der</strong>ingen , reeds aangehaald in hec eerfte Deel, bladz. 5^,
go<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
De lettres de cachet, de kabinetsor<strong>der</strong>s, en de knoet<br />
(V) zijn • de tolken <strong>van</strong> alle wetboeken. De rigters<br />
over onze regten en daden, danlen , even als een<br />
dansbeer, zoo als hun vonrgefpeeld wordt, en ftann.<br />
liever dapper on<strong>der</strong> het volkscanaille*, dan dn zij de<br />
roede op hunne eigene ruggen afwachten zouden.<br />
Niet redeneren! met deze woorden (luit de corporaal<br />
de weetgierigheid <strong>der</strong> eerwaardigfte grenadiers.<br />
Niet redeneren! blijvt de tnagtfpreuk <strong>der</strong> Referenten<br />
in de Hoven <strong>van</strong> jufhtie, wanneer ene Hof-refohuie<br />
de zaak reeds beflist heeft. Niet meer redeneren !.<br />
domme en drieste TRENCK ! zoo denkt voorzeker ie<strong>der</strong><br />
nadenkend Lezer <strong>van</strong> dit boek, werp liever de pen<br />
in het vuur, eer gij zelf in het gerigt ener Staats in»<br />
quïfitie<br />
gevonnist wordt, om als een martelaar dtr<br />
Waarheid gebraden te worden!<br />
Ik wil dezen goeden raad gatrouw volgen. Een an<strong>der</strong><br />
wachte zich, om zijn' vinger zoo te branden, a!s<br />
ik reeds gedaan heb, of late eerst dan de voortbrengzelen<br />
<strong>van</strong>-zijn' ve<strong>der</strong> drukken, wanneer hij 'er zelf<br />
niets meer <strong>van</strong> lezen of voelen kan.<br />
Mij vloejeri altijd ongemerkt denkbeelden in de pen,<br />
die eigenlijk niet tot het hoofdon<strong>der</strong>werp <strong>van</strong> mijn<br />
verhaal behoren; en deze voeren mij dan buiren bet<br />
fpoor, wanneer de erinnering aan het vourledene mijn<br />
bloed fneller doet omlopen, en de gevoelvolle geest<br />
de fmerten dier oude wonden nog lijdt, die bij mij<br />
noit helen of zich fluiten kui.nen. Ik mot st zoo veel<br />
aan de rede gehoor verlenen, dat ik voor-mijn' eigen*<br />
•rust <strong>der</strong>gelijke regelen doorftreek. Maar ach! de ei<br />
ken-<br />
(h) Zie de aantekening op het eerfte Deel, bladz. 178.
FREDRsIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
3I<br />
genlievde werkt, en ik kan 'er noit toe komen, dat .<br />
ik over het fchrijven <strong>van</strong> onbewimpelde waarheden berouw<br />
of leedwezen gevoele. Ik wil een origineel<br />
Schrijver wezen, en het ergtte is, dat ik nimmer affchrivten<br />
make <strong>van</strong> iets,wat voor de drukpersbefremd<br />
is: hier toe ontbreekt het mij aan tijd en orde.' Even<br />
daarom verdienen mijne Schrivten met regt de berisping<br />
<strong>van</strong> alle boekbeoordelaars zoo wel, als <strong>van</strong> mijne<br />
vrienden,die mij meer gematigdheid en meer voorzichtigheid<br />
toewenfchen, wanneer mijne gedachten in<br />
ene tomeloze pen vloejen.<br />
Ook mijne tegenwoordige omflandigheid blijvt dus<br />
nog altijd, en misfchien tot aan mijn graf toe, zoo<br />
gevaarlijk als twijfelachtig. Waarom ? In Weenen<br />
verloor ik mijn groot vermogen door een' magtfpreuk<br />
<strong>van</strong> het Hof, en in zesen<strong>der</strong>tig jaren, die ik als een<br />
eerlijk man in den dienst heb doorgebragt, en in welke<br />
ik gaarne meer werkzaam den Staat gediend zou<br />
hebben, is mij noit de minfte gunst of achting bejegend.<br />
Ik fprak en fchreef daarentegen vrij, riep luid,<br />
en kreeg geen gehoor. Wat won<strong>der</strong>, dat men mij<br />
on<strong>der</strong> de misnoegden telt, en bij gevolg mistrouwen<br />
op mij heeft, daar men mijn waar character, mijne<br />
waarde miskent, en mijne zuivere oogmerken ten kwade<br />
duidt? Wat won<strong>der</strong>, dat zelvs de verlichte Keizer<br />
JOSEPH, wien ik zoo vele duidelijke bewijzen <strong>van</strong><br />
mijnen warmen ijve* voor zijnen dienst in alle gelegenheden<br />
gaf, mij daarom zon<strong>der</strong> befcherming en onbeloond<br />
liet, om dat ik,<br />
1) Reeds te oud ben, en bij gevolg invalide<br />
fchijn te zijn, en on<strong>der</strong> die vruchten <strong>van</strong> den Staat<br />
gerekend word, waar <strong>van</strong> alleen nog maar de fchillen<br />
zijn
3a LEVENSGESCHIEDENIS VA 8<br />
zijn overgebleven, om weg;te werpen. — Dit is<br />
on<strong>der</strong>tusfchen verkeerd geoordeelde - Ik bezit<br />
rog die zappen, ik voel nog die Merkte in mijne fpieren,<br />
die mij tot welzijn <strong>van</strong> het lighaam <strong>van</strong> den<br />
Staat rog zeer wel zouden kunnen doen medewerken ,<br />
indien men maar pogingen deedt, om de machine we<strong>der</strong>om<br />
in beweging te brengen.<br />
a) Om dat de belediging , die ik on<strong>der</strong>gaan<br />
heb, zoo groot is, dat 'mïn zich niet meer de moejte<br />
geven wil, om voor dezelve ene evenredige voldoening<br />
te zoeken. Doch men dwaalt, wanneer<br />
men denkt, dat ik ook niet wel met weinig te vrede<br />
zou zijn, daar ik toch 1<br />
al te wel weet, dat ik noit op<br />
alles hopen kan.<br />
n_) Om dat de Staatkunde vor<strong>der</strong>t, dat men<br />
hem on<strong>der</strong>drukt, wien men beledigd heeft, en wiens<br />
verftand hem in fraat zou Hellen, om zich zeiven te<br />
doen gelden.<br />
4) Om dat zij, die de gunden <strong>van</strong> het Hof<br />
bedelen, hun allen gaarne verwij<strong>der</strong>en, die hun in de<br />
kaart zien, of hunne geheimen ontwerpen door openlijke<br />
bekendmaking verijdelen kunnen.<br />
5) Om dat alle referendarii, jufütie- pachters,<br />
biegtva<strong>der</strong>s, en geprivilegeerde oorblazers <strong>van</strong> het Hof<br />
mij kennen, en bij gevolg niet toelaten zullen, dat<br />
mijne lievde voor de waarheid aan den gtregtigheid<br />
zoekenden Vorst zou kunnen aanwijzen,hoe velen zijner<br />
geveinsde dienaars en godloze on<strong>der</strong>danen in hunne<br />
lluiphoeken gruwelen bedrijven , waar door zij völ-<br />
ko-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 33<br />
komen verdienen in het tuchthuis geplaatst te worden,<br />
en tot een' arbeid veroordeeld, waar toe hunne<br />
gevleeschde fpieren, en hunne zappige zenuwen, die<br />
door het bloed hunner medeburgeren gevoed en verfterkt<br />
zijn, hun de allergefchiktfte voorwerpen maken.<br />
Ik heb wel reeds enigen <strong>van</strong> dit zoort openlijk genoemd,<br />
nog eer zij met den bezem in 'de hand aan<br />
hun tegenwoordig werk geraakten; en toenmaals noemde<br />
men mij een' onrustigen en wreveligen kop, welke<br />
den eerhied zelvs voor de allerhoogfte gerigtshoven<br />
uit .het oog verloor. Maar is het wel mijne fchuld,<br />
wanneer een flegt karei bij toeval of door listige wegen<br />
, den titul <strong>van</strong> Hofraad, Rijkshofraad, of Regeringsraad<br />
verkrijgt: en wanneer hij in ene gerigtsplaats<br />
zit, waar hij mij ongeffraft mishandelen kan, en inde<br />
daad mishandelt, omdat hij weet', dat ik hem kenne?<br />
Is het dan wel ene misdaad, wanneer ik hem een'<br />
fchurk noeme, eer de Monarch weet of zien wil, dat<br />
hij in de daad een fchurk is? Ik bewees immers<br />
reeds voor zestien jaren, dat de Hofraad ZETTO een<br />
falfarius was. Ik bewees het ex aclis cjf faBis in de<br />
gerigtskamer. Echter bleef hij nog zestien jaren Referendarius,<br />
en {lelde over mij een' Curator aan, die<br />
<strong>van</strong> hem de volle magt verkreeg, om mij te chicanéren.<br />
Zou ik nu daarom we<strong>der</strong>roepen, het geen ik<br />
gezegd heb, om dat het Collegie den fchurk nog zoo<br />
lang in hun gezelfchap dulden wilde? . . . God beware<br />
mij voor zulke ene laagheid! Doch even<br />
daarom, wijl ik de bron mijner vervolgingen kenne,<br />
blijvt mij ook weinig hoop overig; en ik ben geen<br />
haas, die gaarne daar heen te rug keert, waar hem<br />
jftrikken gezet zijn , dewijl hij het niet waagt, om over<br />
III, DEEL. C . den
34 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
den omtrek <strong>van</strong> het veld, waar op hij geboren is, te<br />
lopen.<br />
6) De laatfire en voornaamfte oirzaak, waarom<br />
ik weinig zal krijgen, is deze; om dat ik niets zoek<br />
of vraag , ze<strong>der</strong>t ik ene onverfchilligheid omtrent mij<br />
bemerkt heb, en om dat ik niets boven de onaf hanglijkheid<br />
kieze, en alléén na haar bezit Itreven wil;<br />
terwijl mij, in dit geval, daar, waar ik volftrekt gene<br />
dankbaarheid fchuldig ben,ook gene ambtsplichten verbinden.<br />
Voor het overige heb ik door mijne reize na Berlin<br />
aan alle lasteraars ftof gegeven, om kwade vermoedens<br />
tegen mij te verwekken. Ik lach hartelijk over<br />
hunne vergeeffche pogingen. Mijn gedrag aldaar,<br />
waar ik in Keizerlijke uniform verfcheen , heeft hun<br />
even zoo befchaamd, als die neuswijze fpions, die in<br />
November <strong>van</strong> het vorig jaar, toen ik na Hungarijen<br />
reisde, aan enige Groten des Rijks fchreven: „ Men<br />
„ mag wel op de fchreden <strong>van</strong> TRENCK in Hunga-<br />
,, rijen letten." Elendige, bijziende benij<strong>der</strong>s<br />
mijner deugd! Gij kunt mij geen hair uit het hoofd<br />
trekken , en zijt niet in ftaat, om den róem <strong>van</strong> een<br />
eerlijk man, dien ik nu reeds tot mijn zestigfte jaar<br />
gehad heb, te vermin<strong>der</strong>en, veel weiniger, om denzei<br />
ven te vernietigen. Ik trede voorwaarts, als een<br />
elephant on<strong>der</strong> de krekels._ Mijne grijze hairen zullen<br />
met gene verwijtingen ener wankelmoedige, verra<strong>der</strong>lijke,<br />
of wraakgierige ziele bezoedeld worden. Ik ben<br />
en blijf tot aan mijn graf een goed waereldburger, en<br />
geen Mogol, geen Sophi, geen Sultan zal in ftaat<br />
zijn, om mij door beloningen tot zijnen alleron<strong>der</strong>damg'
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 35<br />
nigflen dienst te lokken. Ik zal gene Staatsgeheimen,<br />
die ik door mijn doorzicht ontdekte, immer met zulk<br />
een oogmerk aan een' an<strong>der</strong>' openbaren, op dat deze,<br />
in zijn vak dezelven gebruikende, tevens daar door<br />
eeji an<strong>der</strong>, die mij beledigde, benadelen zou. Neen,<br />
ewig neen! Noit was ik een gehuurd fpion, en wil<br />
ook noit een beloond fchurk zijn. Ik treed aan beide<br />
Hoven, in Berlin zoo wel als Weenen, met de verworvene<br />
ere <strong>van</strong> een' martelaar <strong>van</strong> Staat op, en kan<br />
daar mijn hoofd moedig na boven heffen, waar an<strong>der</strong>en<br />
zich achter momaangezichten verfteken mosten :<br />
maar echter wil ik noch een Oostenrijkfche noch een<br />
Pruisfifche partijganger worden, na dat ik zon<strong>der</strong> te.<br />
genfpraak bewezen heb, dat ik <strong>van</strong> beide Hoven beloning<br />
en achting verdiend heb. Achting heb ik ook<br />
verkregen; maar op beloning wacht ik nog , welke<br />
echter maar in zoo verre wenfchelijk voor mij is, als<br />
dezelve ftrekken kan, om de rust te bevor<strong>der</strong>en, waar<br />
aan ik befloten heb mij zeiven over te geven. Mijne<br />
zeilen zijn ingehaald, de fformen zullen mij op de<br />
waereldzee niet langer rondllingeren, en ik zoek reeds<br />
na de haven, waar mijn wrak voor anker verrotten<br />
zal.<br />
Gaat dan moedig aan den arbeid, Heren Hofcabalisten<br />
aan de beide gemelde Hoven ! bevor<strong>der</strong>t mij deze<br />
rust, en (leekt voor den Duivel een licht op, op<br />
dat hij gene duivelfche ltreken in uwe toneelrollen<br />
make, en het voorhangzel niet opbale, eer Hansworst<br />
aangekleed optreden kan, of eer Columbine zich geblanket,<br />
en Pantalon de violetten kousfen aangetrokken<br />
heeft.<br />
Ik leg hier mede enen openlijken eed af, dat ik mij<br />
in ewigheid in gene zaken <strong>van</strong> de waereld meer men-<br />
C 2<br />
gen
36 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
gen wil. Het kromme mag, wat mij aangaat, ewig<br />
krom blijven. Ik zoek gene tituls, gene ambten bij<br />
het Hof; ik wil gene Vorsten verlichten, wantrouwende<br />
noch wijzer maken: ik wil noch in het Kabinet,<br />
noch in de Antichambre, gezien zijn, op gene<br />
paradeplaats commandéren, maar ook geen on<strong>der</strong>danig»<br />
fte noch gehoorzaamfte knegt <strong>van</strong> een' Veldmaarfchalk<br />
wezen. Ik wil in een' hoek, dien ik zelf voor mij<br />
uitkieze, alleen maar een onbekend en ftil aanfchouwer<br />
<strong>van</strong> ons waereldtoneel zijn, waar ik on<strong>der</strong> de<br />
GARRICKS en SCHRÖDERS gerekend werd, toen ik nog<br />
medefpeelde. Uitfluiten zal mij niemand , wanneer<br />
zwakheden <strong>van</strong> den ou<strong>der</strong>dom mij verlammen , of ik<br />
op mijn' leuningfloel blijve, om een gemak te nemen,<br />
dat ik zoo wel verdiend heb. Ik wil 'uit baatzucht<br />
niets prijzen noch laken; maar alleen die genen met<br />
een opregt hart danken, die iets tot mijne rust bijdragen<br />
, en die voor mij in Weenen of Berlin ten minften<br />
enige beloning voor mijnen getrouwen arbeid, of eni.<br />
ge vergoeding voor het verlorene op ene billijke wijze<br />
te weeg brengen, of uit gunst verwerven willen. Voor<br />
zulke mannen wil ik lofzangen digten, die mij dezen<br />
énigen wensch helpen bevor<strong>der</strong>en; en nimmer zal het<br />
hun berouwen, dat zij TRENCK aan zich verplicht<br />
hebben.<br />
Als'een eerlijk man trad ik thands, na dat ik over<br />
de ftormen <strong>van</strong> het noodlot roemruchtig gezegepraald<br />
bad, in Berlin te voorfchijn. Men is overtuigd, dat<br />
ik geen vijand <strong>van</strong> mijn va<strong>der</strong>land was , maar aan<br />
mijn gedacht en aan mijne medebroe<strong>der</strong>s eer aandeed.<br />
Ik verfcheen hier in Keizerlijke uniform. Ook zijn<br />
de plichten <strong>van</strong> dezelve vervuld. En nu reist TRENCK ,<br />
die in Pruisfen geboren is, na Oostenrijk te rug,<br />
om
11<br />
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 37<br />
Otn zijn' va<strong>der</strong>plicht te vervullen, na dat hij ook hier<br />
meer gedaan heeft, als men <strong>van</strong> een beledigd man verwacht<br />
zou hebben.<br />
»•<br />
Nu ver<strong>der</strong> tot het verhaal mijner ontmoetingen te<br />
Berlin.<br />
Enige dagen, na dat ik den Monarch voorgefteld<br />
was, en bij de regerende Koningin gefoupeerd had,<br />
welke mij met ene bijzon<strong>der</strong>e on<strong>der</strong>fcheiding ontmoette,<br />
verzocht ik om ene private audiëntie, en kreeg<br />
daarop den I2den Februari] des avonds den volgenden<br />
brief:<br />
Votre lettre du 9. de ce mois vient de m'êtrt<br />
•remife; en rtponfe a laquelle, je fuis bien<br />
aife de vous dire, que ji vous voulez vous rendre<br />
demain aprés-midi a cinq heures chez<br />
moi, je pourrai civoir le plaifir de vous voir<br />
cjf de vous parler. En attendant je prie<br />
Dieu qu'il vous ait en fa fainte cj! 3<br />
digne<br />
garde,<br />
Berlin le 12 Fevr, 1787.<br />
EREDERIC GUILLAUME.<br />
P. S, Apres avoir fignê la préfente, je trouve<br />
plus a ma commoditê de vous appointer pour<br />
demain matin a neuf heures, de forte que<br />
C 3<br />
vous
3§ LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
vous voudrez bien vous rendre vers ce tem<br />
marqué dans l'appartement nommé la Marmor-Kammer.<br />
Voor Lezers, die geen Fransch verdaan, zal ik hier<br />
ene vertaling <strong>van</strong> dezen brief laten volgen:<br />
Uwen brief <strong>van</strong> den negenden <strong>van</strong> deze<br />
„ maand heb ik wel ont<strong>van</strong>gen, en het is<br />
„ mij lief u te kunnen andwoorden, dat,<br />
„ indien gij morgen na den middag ten vijf<br />
ure bij mij komen wilt, ik het genoegen<br />
„ zal hebben, om u te zien en te fpreken.<br />
,, In verwachting hier <strong>van</strong>, bidde ik God,<br />
„ dat hij u in zijne heilige en waardige hoe-<br />
,, de neme."<br />
FREDRIK-WILLEM.<br />
P» S. „ Na dat ik dezen brief reeds on<strong>der</strong>tekend<br />
had, bevind ik, dat het mij beter<br />
gelegen komt, u morgen ochtend ten<br />
„ negen ure bij mij te ontbieden. Gij zult<br />
,, u dus tegen den gemelden tijd wel jn<br />
„ de zoogenaamde marmeren kamer willen<br />
laten^vinden."<br />
• Men oordele nu, met hoe veel verlangen ik na dit<br />
gewenscht uur wachtte. Ik vond dezen echten TITUS<br />
geheel alléén, en ons gefprek duurde langer dan een<br />
nur.<br />
God' hoe gemeenzaam! hoe liev<strong>der</strong>ïjk is deze Monarch<br />
!
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 39<br />
narch! hoe groot, hoe edel wist hij mij wegens het<br />
voorledene te troosten, en hoe zeer vermeesterde de<br />
verzekering <strong>van</strong> zijn' gunst mijne gantfche ziel. Hij<br />
hadt reeds mijne gantfche Levensgefchiedenis zelf gelezen.<br />
Hij was, als Prins <strong>van</strong> Pruisfen, in Maagdenburg<br />
ooggetuige geweest <strong>van</strong> alle mijne folteringen,<br />
en <strong>van</strong> mijne on<strong>der</strong>nemingen om te vluchten. Hij erinnerde<br />
zich menig voorval, en hadt ook reeds de<br />
nog levende ooggetuigen gefproken, welke de zuivere<br />
waarheid <strong>van</strong> het verhaal <strong>van</strong> mijn onfchuldig lijden<br />
bevestigd hadden. Ewig zal ik aan dit gelukkig uur<br />
denken: maar hetzelve vervloog ook. Hij verliet mij<br />
met ontwijfelbare bewijzen <strong>van</strong> zijne achting en gunst.<br />
Mijn oog zag te rug, maar mijn hart bleef in de marmeren<br />
kamer bij enen Vorst, die vatbaar is voor edele<br />
aandoeningen, en mijne wenfchen voor zijnen welvaart<br />
waren onbepaald.<br />
Ik heb ze<strong>der</strong>t het grootfte gedeelte <strong>van</strong> zijne Staten<br />
doorgereisd. Maar waar is toch ie<strong>der</strong> één te vrede?<br />
Velen klaagden mij over verdrukkingen, Üegte tijden,<br />
of onbeloonde vlijt.<br />
Overal gaf ik ten and woord:<br />
„ Mijne vrienden! werpt u bij het opgaan <strong>van</strong><br />
ie<strong>der</strong>e zon op de knieën, en dankt God,<br />
dat gij on<strong>der</strong>danen <strong>van</strong> Pruisfen zijt. Ik<br />
„ heb mij zoo fterk in waereld- en men-<br />
„ fchen-kennis geoefend als iemand, en ik<br />
„ verzeker u op mijne eer, dat gij gelukki»<br />
,, ger zijt dan enig an<strong>der</strong> volk in Europa.<br />
Het is nergens beter dan hier. Men heeft<br />
„ overal zomwijlen redenen tot zuchten.<br />
„ Maar gijlieden hebt een' Koning, die niet<br />
C 4<br />
„ ei.
40 L E V E N S G E S C H I E D E N I S V A N<br />
,, eigenzinnig , niet heerschzuchtig , noch<br />
„ gierig, noch wreed is. Hij wenscht het<br />
„ geluk <strong>van</strong> zijn volk; hij wil het in vrede<br />
doen wonen; en, bij aldien hij ergens in<br />
„ dwaalt, en daar door iemand lijdt, dan is<br />
„ het voorzeker de fchuld niet <strong>van</strong> zijn<br />
„ hart."<br />
In de daad hier voor zette ik openlijk mijne eer te<br />
pand: en men weet, dat miin ve<strong>der</strong> noit <strong>van</strong> vleierij<br />
betchuldigd kon worden. Mijn on<strong>der</strong>zoekend oog zag<br />
duidelijk de bewijzen <strong>van</strong> dit alles, en mijn hart denkt<br />
waarlijk zoo: ik fprak en ik fchrijf dus op deze wij.<br />
ze uit overtuiging , en zon<strong>der</strong> blanketzel of bijoogmerken.<br />
Daar nu tegenwoordig het oog <strong>van</strong> alle Kabinetten<br />
<strong>van</strong> Europa voornamelijk op Berlin gevestigd is ; daar<br />
men overal gaarne zou willen weten, of FREDRIK<br />
WILLËM in ftaat zal zijn, om het grootsch Staatsgebouw,<br />
dat door FREDRIK DEN GROTEN ZOO hoog opgetrokken<br />
is. {taande te houden; zoo wil ik hier wel<br />
niet alles zeggen, wat ik daar over denk, maar evenwel<br />
dat melden, dat ik grondig doorzag, en dat ik<br />
fchrijven durf, zon<strong>der</strong> gevaar,<strong>van</strong> eens tot een' leugenaar<br />
gemaakt te zullen worden.<br />
Aan bekwame bouwmeesters , aan aankwekelingen<br />
voor gezellen en meesterknegts, aan den goeden wil<br />
om mede te werken, aan bouwftoffen, aan kunltenaars<br />
die den uitwendigen fieraad bezorgen kunnen,<br />
aan kweek fcholen voor lerenden, ontbreekt het gewis in<br />
Puisfeï niet, Het warmfte Patriotismus gloejt aldaar in<br />
aller a<strong>der</strong>en. Men kent de drijvveêren <strong>van</strong> den groten<br />
en wijzen FREDRIK in deze in de daad won<strong>der</strong>bare<br />
kunst»
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 41<br />
kunstmachine; en men zal 'er zich vermoedelijk ook<br />
op toeleggen, om deze drijvveêren in dezelvde rigting<br />
voort te laten werken. Doet men dit beftendig, dan<br />
heeft men voor dezen toren <strong>van</strong> Babel geen' verwarring<br />
<strong>der</strong> talen te vrezen; en, die hem zouden willen verftoren,<br />
zouden zeer grote zwarigheden te overwinnen<br />
hebben. Nog ftaat alles even zoo vast, als in de tijden<br />
<strong>van</strong> FREDRIK; en tegen grote onwe<strong>der</strong>s ftaan de<br />
metalen aflei<strong>der</strong>s overal op de regte plaatzen.<br />
In het Kabinet arbeidt nog een HERTZ BERG, die<br />
even zoo denkt, fchrijvt, en handelt als voör enige<br />
jaren. . . •• De Koning wil, dat omtrent zijne on<strong>der</strong>danen<br />
geregtigheid uitgeoefend worde, en hij zal<br />
een' ie<strong>der</strong>', die hem bedriegt, zwaar<strong>der</strong> ftrntfen, dan<br />
de bedrieger misfchien <strong>van</strong> zijne goedheid vermoedt.<br />
— — De fchatkisten zijn gevuld. —— De armée is<br />
nog dezelvde. En naar alle waarfchijnlijkheid<br />
zal rijkdom, induftrie, en bevolking niet vermin<strong>der</strong>en<br />
maar aangroejen. Men bevor<strong>der</strong>e maar den Handel<br />
door welïngerigte commercie-traétaten met vreemde<br />
volken; men wekke de induftrie door beloningen op;<br />
men verbannè alle monopoliën (/); men zorge, dat<br />
(?) De kundige Lezer zal ligt bemerken, dat onze Schrijver<br />
hier het oog heeft op de verkeerde middelen, die door FKE-<br />
DaiK DEN GROTEN aangewend werden, om den Koophandel in<br />
zijne Staten te doen bloejen. MOORE fchrijvt daaromtrent;<br />
„ Zijne Pruisfifche Majefteit heeft op geen voorwerp met zo<br />
„ veel ijvers, en zo min geluks, zijne aandagt gevestigd, en<br />
„ zijne zorg daar aan befteed, dan om den Koophandel in de<br />
„ Landen zijner Heerfchappije te vestigen. Alle zijne poo-<br />
„ gingen, ten dien einde, zijn mislukt, door kwaalijk opge-<br />
„ legde belastingen, door Monopoliën ea an<strong>der</strong>e bepaaliiigen,<br />
Cj<br />
„Dé<br />
de
42 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
de levensmiddelen goedkoop zijn; men on<strong>der</strong>fteune de<br />
fabrieken ; men piun<strong>der</strong>e den ambachtsman niet uit<br />
door zware belastingen; men ftrnffe naar billijkheid;<br />
men belone vlijt en deugd; men dulde geen' gewetensdwang;<br />
men bevrijde alle vreemdelingen <strong>van</strong> de<br />
recrutering; men houde heiiig alle zijne belovten ; en<br />
dan opene men alle de grenzen. Gene an<strong>der</strong>en als<br />
deugnieten en booswigten zullen 'er uitlopen : en goede<br />
menichen, die hun va<strong>der</strong>land verlaten, om hunne<br />
beulen te ontvluchten, zullen na de Pruisüfche Staten<br />
ijlen, Waar de getrouwe arbei<strong>der</strong> op beloning fiaat kan<br />
maken, en waar zijn eigendom in veiligheid is.<br />
Wat den Monarch zeiven betreft, ziet hier ene affchil<strong>der</strong>ing<br />
<strong>van</strong> hem (£). Zijne geflalte is groot en<br />
fchoon ,<br />
„ De Koophandel laat, gelijk 't wild gevogelte, of't wild<br />
,, gedierte, wanneer het ge<strong>van</strong>gen en opgeflooten is, de wie-<br />
„ ken hingen, en toont zich onlustig, of men mag 'er <strong>van</strong><br />
„ zeggen, dat dezelve, gelijk de Liefde,<br />
„ • op 't zien <strong>van</strong> menfchelijke banden,<br />
„ De vlugge wieken rept en wegfiielt uit elks oog."<br />
Befchouwing <strong>der</strong> Maatfchappil en Zeden in Frankrijk ,<br />
Zwitzerland en Duitschland, II[ Deel, bladz. 42.<br />
(k) Men zal ligt zien , dat deze charaéterfchets ontworpen<br />
is kort na deze audiëntie, en dus in hef" eerfte vuur <strong>van</strong> dankbaarheid',<br />
welke de Schrijver voor de hem bewezene eer gevoelde.<br />
Men vergelijke on<strong>der</strong>tusfchen met dezelve, hetgeen<br />
MOORE <strong>van</strong> den tegen woordigen Koning, die toen nog Kroonprins<br />
was, gefchreven heeft; bladz. 96, 87, -88; „ In hoe<br />
„ veire hij de bekwaamheden eens Veldheers bezit,is onbekend,<br />
„ dewijl hij geduurende den laatflen Oorlog, te jong was, om<br />
„ eenig bevel te voeren, Maar zeker bezit hij een fchoon ver-<br />
„ ftand,
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 43<br />
fchoon, zijn uitzicht majestueus, en alle zijne perfoonlijke<br />
eigenfchappen zouden hem in den rang <strong>der</strong><br />
beminnenswaardigfte mannen plaatzen, ook dan zelvs,<br />
wanneer hij geen Koning was. Hij is vriendelijk zon<strong>der</strong><br />
valschheid ; liev<strong>der</strong>ijk en aangenaam in den gezelligen<br />
omgang; groot, waar hij tonen moet, dat hij<br />
Koning is. Zijn hart is vatbaar voor de edelfte aandoeningen;<br />
zijn toon niet gebiedend; zijne fpraak welluidend<br />
; zijn gang vast en mannelijk; en zijne ziel<br />
vol goedheid, en geheel tot weldoen geneigd; en hij<br />
vindt zijn geluk in het heil , dat hij aan an<strong>der</strong>en<br />
fchenken kan.<br />
Hij is mild, maar geen verkwister, dewijl hij weet,<br />
dat zon<strong>der</strong> ene ordentlijke huishouding de Pruisfifche<br />
Staat zijne magt niet behouden kan. Hij heeft gene<br />
neiging om veroveringen te maken, wil niemand benadelen,<br />
maar zich ook gewis niets laten ontnemen, of<br />
voor dreigingen te rug wijken.<br />
Zijn grote leermeester en voorganger heeft hem<br />
reeds<br />
„ ftand,doorLetter-oefening opgekweekt en befchaafd. Hij heeft<br />
„ zich eenige moeite gegeeven, om het Engelsch te leeren<br />
v . en heeft onlangs SHAKKSPEAR on<strong>der</strong> handen<br />
„ genomen. Zijne Koninglijke Hoog-<br />
„ heid woont de Wapenhandelingen zo flipt bij, als meest<br />
„ alle an<strong>der</strong>e Officieren <strong>van</strong> denzelfden rang In het Leger;<br />
„ want, in den Pruisfifchen dienst, kan geen hooge rang<br />
„ <strong>van</strong> geboorte iemand daar omtrent eenig gemak geeven.<br />
„ Hij wordt zeer geagt <strong>van</strong> het Krijgsvolk en voor een braaf<br />
„ Officier gehouden. Bij eene Krijgsmans openhartigheid ,<br />
„ voegt hij de braafheid <strong>van</strong> een Duitfcher, en wordt bij het<br />
s, Volk in 't algemeen bemind, uit hoofde <strong>van</strong> zijne goed-<br />
„ aanigheïd, gemeenzaamheid, en vriendlijkheid."
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
reeds het getuigenis gegeven, dat hij, als de noodjiet<br />
vor<strong>der</strong>t, een foldaat, en een groot veldheer is. Hij<br />
weet ook, hoe noodzakelijk het zij, dat de Koning<br />
m enen militairen Staat een vriend <strong>van</strong> de foldaten<br />
moet zijn.<br />
De wijze FREDRIK, die de wetenfchappen beminde,<br />
en zelf geleerd was, heeft dezelven echter in zijne<br />
eigene Landen niet bevor<strong>der</strong>d. De Duitfchers hadden<br />
on<strong>der</strong> hem de Duitfche fpraak wel kunnen vergeten;<br />
hij hadt meer behagen in de Franfche Letterkunde (7);<br />
In<br />
(/) Dit is volkomen waar. De Koning toonde altijd den<br />
grootften afkeer <strong>van</strong> de Duitfche, en de partijdigfte vooringenomenheid<br />
met de Franfche Letterkunde. Hij gaf in het jaar<br />
1780 te Berlin een werkjen uit, on<strong>der</strong> dezen titul: De la<br />
Li te rat ure Allemande ; des defauts qu'on feut lui reprocher;<br />
quelles en font les caufes,
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 45<br />
In Koningsbergen, waar te voren bijna de gantfche<br />
Noordfche adel ftudeerde , ontbreekt het thands aan ,<br />
Pro-<br />
Ouand aux belles-lettres, convenons de netre indigence. &c.<br />
En dit fchreef hij in het jaar 1780, toen de fmaak <strong>der</strong> Duitfchers<br />
reeds ene zoo grote zuiverheid en kieschheid hadt,<br />
dat zij door alle billijke beoordelaars voor Leermeesters <strong>van</strong><br />
an<strong>der</strong>e volken gehouden werden! De Schrijvers <strong>van</strong> de Fa<strong>der</strong>landfche<br />
Bibliotheek <strong>van</strong> rVetenfchap, Kunst, en Smaak<br />
hebben reeds, op het voetfpoor <strong>van</strong> ZIMMERMANN , aangemerkt<br />
, dat deze afkeer <strong>van</strong> de Hoogduitfche Letterkunde toe<br />
te fchrijven was aan de onveran<strong>der</strong>lijkheid <strong>van</strong> des Konings character<br />
en gezindheden. „ De Hoogduitfche Letterkunde"<br />
(zeggen zij, I Deel, No. 1, bladz. 34) „was, vóór het jaar<br />
„ 1740, in enen allerflegtften Haat, en verdiende den aandacht<br />
„ niet <strong>van</strong> een' jongeling <strong>van</strong> zoo veel genie, als FREDRIK<br />
„ was. Hij fchreef en fprak dus toen reeds het lievst Fransch;<br />
„ hij las niets als Franfche werken; en zijne vooringenomen-<br />
„ heid met de Literature <strong>van</strong> die natie werdt daar door zoo<br />
„ fterk, dat hij dezelve ook toen niet afleggen kon , toen<br />
„ GOTTSCHED, GELLERT en an<strong>der</strong>en Duitschland verlichtten, en<br />
„ de befchaavdheid aldaar met reuzenfehreden deden voort-<br />
„ fnellen tot zulk een toppunft, als thands bijna gene natie be-<br />
„ reikt. Hij hadt zich ééns voor den fmaak <strong>der</strong> Franfchen<br />
„ verklaard, en, hoe zeer ook de omftandigheden veran<strong>der</strong>den,<br />
„ en hij dus zijn oordeel en ^zijae verrigtingen daar na hadt<br />
„ behoren te veran<strong>der</strong>en, zoo bleef hij echter tot aan zijnen<br />
„ dood toe bij het oude." Die onveran<strong>der</strong>lijkheid was daarom<br />
te meer af te keuren, om dat zij tegen zijne eigene belovten<br />
ftreedt; want hij zeide zelf aan enen Lofredenaar <strong>der</strong> Hoogduitfche<br />
Letterkunde : "faime notre commune patrio autant,<br />
que vous faimez; & par cette raifon je me garde<br />
bi en de la louer, a<strong>van</strong>t qifelle ait merité des louanges; ce<br />
fi-
40 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Profesforen en Studenten. De eerften zijn niet geacht,<br />
en worden liegt betaald; en de laatften gaan na Göttingen<br />
en Leipzich. Naar dat het zich laat aanzien,<br />
zal de tegenwoordige Monareh, die geen geleerde is,<br />
de leerfcholen beter verzorgen, om geen gebrek te<br />
hebben aan mannen, die bekwaam zijn, om de pen<br />
te voeren, en de geregtigheid te handbavenen: vooral,<br />
daar de adel, zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing, in de armée<br />
dienen moet, en weinigen voor de wetenfchappen overig<br />
blijven, wien het nog daarenboven in de daad aan<br />
gelegenneid ontbreekt, om hun verftand te vormen.<br />
Maar alléén met den degen in de hand fpeelt men ene<br />
verachtelijke rol in het Kabinet, en FREDRIK WILLEM<br />
wil zijn volk niet met den ijzeren fcepter alléén voor<br />
de flagtbank vormen. Hij wil geen Sultan on<strong>der</strong> Haven<br />
zijn.' Vrees en geesfels , domheid en bijgeloof<br />
ibrekken alleen maar den Despoot tot fteunzels zijner<br />
magt. Hij wil maar alleen Koning en wel een goed<br />
Koning zijn, bij gevolg zal hij uit beginzelen <strong>van</strong> eer<br />
en lievdé de ware zucht voor het Va<strong>der</strong>land zoeken<br />
op te wekken. Hier toe behoort verlichting. Deze<br />
volgt uit de uitbreiding <strong>der</strong> wetenfchappen: en bij gevolg<br />
zullen de Pruisfifche Academiën wel dra we<strong>der</strong><br />
beginnen te bloejen, welken door het militair fyfthema<br />
<strong>van</strong> FREDRIK geheel en al verachterd waren (m).<br />
Voor<br />
ferait, comme fi on vouloit proclamer vainqueur un homme ,<br />
qui eft au milieu de fa courfe. J'attends qu'il ait gagné<br />
le büt,<br />
& alors mes applav dijfemens feront aufti fincéres<br />
que vrais. Zie FEITH'S Verhandeling over het Heldendicht,<br />
bladz. 8-11, waar uit ik deze gezegdens <strong>van</strong> den Koning<br />
ontleend heb.<br />
(m) EUSCIIING fchrijvt aangaande dit on<strong>der</strong>werp on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>eu
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 47<br />
Voor het overige is deze Koning een volkomen<br />
menfcbenvriend. Hij zal gewis geen mensch martelen,<br />
noch in ge<strong>van</strong>genisfen laten fmachten of doen mishan.<br />
delen. Geen flaafsch juk zal de halzen <strong>der</strong> Pruisfen<br />
drukken, geen geesfel hunne ruggen teisteren. Zelvs<br />
bij de foldaten verfoejt hij het barbaarsch gebruik <strong>van</strong><br />
den ftok. Zijne Officiers worden niet kruiswijze geboejd<br />
: de flaaffche on<strong>der</strong>werping is verbannen: en de<br />
adel des harte zal in de benoeming tot ereposten voorgetrokken<br />
worden. Wie zodanigen Vorst bedriegt,<br />
die.moet voorzeker een flegt mensch zijn, en is dubbele<br />
draf waardig. God geve, dat alles medewerke ,<br />
om de kalmte in de ziel <strong>van</strong> dezen Vorst te on<strong>der</strong>houden!<br />
God geve, dat zijn volk altijd zulken Bevelhebber<br />
verdiene, en hem waardig leve! God geve<br />
dat hij nog lang regere, en dat de keuze zijner<br />
medearbei<strong>der</strong>s altijd op eerlijke en verlichte mannen<br />
valle ! Dit is mijn opregte wensen. Deze is de fchets<br />
<strong>van</strong> een' Monarch, dién ik niet verere , om dat hij<br />
Monarch is, maar om dat hij verdient Monarch te<br />
ren het volgende:<br />
zijn ,<br />
„ Van de gefteldheid <strong>der</strong> Univerfiteiten<br />
„ in 't gemeen, en inzon<strong>der</strong>heid <strong>van</strong> de inrichting <strong>van</strong> die<br />
„ genen, welke in de Koninglijke Landen zijn, had de Ko-<br />
„ ning geen behoorlijk denkbeeld, alzoo dit niet gerekend<br />
}, word on<strong>der</strong> de noodzaaklijke kundigheden <strong>van</strong> eenen toe-<br />
„ komenden regent. Aan den bloei <strong>der</strong> Uni-<br />
„ verfiteiten in zijne Staaten. heefc de Koning niets bedeed,<br />
„ indien men die kleine fommen uitzon<strong>der</strong>t, welke hij ter ver-<br />
„ betering <strong>van</strong> de jaarwedde <strong>van</strong> fommige Profesforen te Halle<br />
„ heeft ingewilligd, enz." Karakter <strong>van</strong> Fre<strong>der</strong>ik den Twee.<br />
den, bladz. 88, 90,
48 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
zijn, om dat hij deugd en verdiensten belonen wil,<br />
en goede menfehen gelukkig maken.<br />
Na deze eerde audiëntie liet hij mij nog ééns tot<br />
zich roepen; fprak zeer veel met mij, en verfterkte<br />
de verhevene begrippen, die mijn eerfte gefprek met<br />
hem mij ingeboezemd hadt. Ik ben ook overtuigd,<br />
dat ik hem <strong>van</strong> alle kanten kenne, en zon<strong>der</strong> vooroordeel<br />
befchouwd heb.<br />
Den elfden Maart praefenteerde ik hem an<strong>der</strong>maal,<br />
in ene particuliere audiëntie, mijn' zoon, dien ik voor<br />
zijnen dienst beftemd had. Hij benoemde hem ter»<br />
ftond tot Officier bij het regiment dragon<strong>der</strong>s <strong>van</strong> PO-<br />
SADOWSKIJ , waar om ik hem uitdrukkelijk verzocht<br />
had. Nu is het bekend, hoe zelden iemand, die voor<br />
het eers"t in den dienst treedt, tegenwoordig terftond<br />
Officier worden kan, zon<strong>der</strong> te voren Vaanjonker geweest<br />
te zijn. Het was dus een bijzon<strong>der</strong>e gunst en<br />
on<strong>der</strong>fcheiding, en hij heeft meer te verwachten, dewijl<br />
de goedhartige Monarch mij zijne bevor<strong>der</strong>ing beloovd<br />
heeft.<br />
Ik heb ook reeds het genoegen gehad, hem bij de<br />
revue te Welau voor zijne divifie te zien, en zijne<br />
Stafofficiers hebben de beste verwachting <strong>van</strong> zijn'<br />
ijver voor den dienst. Ik heb dus nu één' zoon bij<br />
het twede Oostenrijkfche Carabiniers-fegiment, en één"<br />
in Pruisfen bij het eerfte regiment Dragon<strong>der</strong>s werkelijk<br />
in dienst gebragt, en dus de plicht <strong>van</strong> een' va<strong>der</strong><br />
vervuld. De tijd zal leren, in welk Land de naam<br />
<strong>van</strong> TRENCK meer geacht zal worden, of wie <strong>van</strong><br />
hun beiden het eerst een gedeelte <strong>van</strong> mijn verdiend<br />
loon
FREDRIK, VRIJHEER VAM DER TRENCK. 49<br />
loon ont<strong>van</strong>gen zal. Waar dit gefchiedt, <strong>der</strong>waarts<br />
zal de an<strong>der</strong>e volgen. En den <strong>der</strong>den mag, wat mij<br />
aangaat, de Groot-Sultan wel nemen , wanneer hij<br />
maar weet, waar toe men mijne opvoedelingen gebruiken<br />
kan, en, wanneer hij hun geregtigheid laat<br />
we<strong>der</strong>varen, die ik aan geen Hof in Europa voor mij<br />
zeiven heb kunnen vinden. Voor het overige zijn alle<br />
mijne kin<strong>der</strong>en volkomen vrij geborene menfehen,<br />
en <strong>van</strong> geen', Monarch vafallen. Hun va<strong>der</strong>land is de<br />
vrije Rijksftad Aken. Hunne wil is dus niet aan banden<br />
gelegd, en zij kunnen vrij kiezen, in welk Land<br />
zij eer en brood verdienen willen.<br />
. Ik zelf heb in Oostenrijk niets góeds genoten. Men<br />
nam mij alles af, wat mij bij mogelijkheid kon afgenomen<br />
worden; en liet mij niets overig, als dat, wat<br />
men mij il<br />
voUlr,ekt niet ontnemen kon. Ik was Capitain<br />
geweest, eer ik in dezen dienst trad, en na 36<br />
jaren heette ik- eerst Mijnheer de Major. Min<strong>der</strong> kon<br />
ik dus ook niet worden. Ik heb veel meer gedaan<br />
dan ik verplicht was; en ik heb mijn ijzelijk ongeluk<br />
in den kerker geleden, niet om dat ik het verdiende,<br />
en door mijne eigene fchuld, maar, om dat ik door<br />
Oostenrijkfche Refidenten , door Gezandfchaps-verra<strong>der</strong>s,<br />
en door mijne Weener vijanden verraden, geplun<strong>der</strong>d,<br />
en verkocht werd. Vergoeding, loon, of<br />
achting heb ik 'er noit genoten. Mijne beste levensjaren,<br />
die geen Monarch mij kan we<strong>der</strong>geven, zijn<br />
vruchteloos opgeofferd, en ook voor mijne kin<strong>der</strong>en<br />
is tot dus verre niets gefchied, dat mij enige verplichting<br />
opleggen kon. Alles heeft ongeftraft mijne<br />
goe<strong>der</strong>en gedeeld: en ik moest nog daarenboven beftendig<br />
tegen vervolging, perfonele haat, bedriegers,<br />
lasteraars, arglistige Papen, Curatoren, Referendarii,<br />
III. DEEL. D Ad-
50 LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />
Advocaten, en geaccrediteerde booswigten kampen, ea<br />
mijn' levenstijd in zorgen voor mijne opvoeding, in<br />
kommer, en gevaren doorbrengen; waar <strong>van</strong> men 'de<br />
overtuigendfte bewijzen in de eerde Delen dezer Levcnsgefchiedenis<br />
met verbaasdheid gelezen zal hebben.<br />
Het beste zegel <strong>van</strong> de waarheid is dit, dat zij zelvs<br />
in Weenen met vrijheid <strong>van</strong> de Cenfaur openlijk gedrukt,<br />
verkocht, en zon<strong>der</strong> tegenfpraak <strong>van</strong> iémand<br />
openlijk gelezen is. Ook in Berlin, in mijn va<strong>der</strong>land<br />
, voeren mijne Schrivten hetzelvde zegel; daar<br />
zijn zij met privilegie uitgegeven, en daar worden zij<br />
over het algemeen als billijke verdedigingen <strong>van</strong> mijne<br />
eer geacht. Verfcheidene ooggetuigen leven nog , en<br />
nog tegenwoordig kon ik voor het allerftrengfte krijgsgerigt<br />
zon<strong>der</strong> tegenfpraak bewijzen, dat ik onfchuldig<br />
geleden heb. en alléén door ene overijlde magtfpreuk<br />
veroordeeld ben.<br />
Dit is zeker zon<strong>der</strong>ling, dat in 42 jaren <strong>van</strong> de<br />
acht Officiers, die in het jaar 1745 met mij bij het<br />
enig esquadron garde du corps dienden , maar één<br />
geftorven is. De Overfte Lieutenant Graaf VON ELU*<br />
BIEKTHAL leevt in Berlin ; de Heer VON<br />
PANNEWITZ;<br />
is • Commandeur <strong>van</strong> de Johanniter-orde; beiden hebben<br />
mij met vriendfchap en beleevdheid omhelsd; beiden<br />
weten alle omftandigheden , waar door JASCHINS<br />
KIJ mij bij den Koning ongelukkig maakte. De Heer<br />
VON WAGNITZ is Generaal - Lieutenant in Casfeï: de.<br />
ze was mijn tentkameraad, en wist en zag alles wat<br />
mij we<strong>der</strong>varen is. KALKREUTER. en GROTHUSEN leven<br />
nog op hunne goe<strong>der</strong>en. En JASCHINSKIJ zelf<br />
leevt ook nog in Koningsbergen, maar gekend, veracht,<br />
en als een afgeleevd grijzaart in zijn' leuningftoel<br />
door wroegingen en krankheden gefolterd. Ik<br />
heb
FRE ERIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. $|<br />
heb hem niet bezocht, en ik geloof ook niet, dat hij<br />
mij wenscht te zien. On<strong>der</strong>tusfchen heeft hij, in<br />
plaats vatl naar verdienfteii geftraft te worden, ze<strong>der</strong>t<br />
40 jaren 1000 rijksdalers pennoen genoten, en bij ge-<br />
Volg den Staat reeds 40000 rijksdalers gekost. Ik integendeel<br />
heb door hem mijn va<strong>der</strong>lijk ervgoed verloren,<br />
42 jaren lang de inkomften <strong>van</strong> hetzelve gemist,<br />
en nog tot heden toe gene vergoeding ont<strong>van</strong>gen.<br />
Zoo gaat het in de waereld! FREDRIK nam de»<br />
hruikbaartlen en eerlijkften burger <strong>van</strong> den Staat zijn<br />
wettig eigendom af; en voedde met een gedeelte vaa<br />
hetzelve zijn' lasteraar JASCHINSKIJ.<br />
Ik ben dus tegenwoordig in Berlin niet als een begenadigd<br />
misdadiger voor den dag gekomen, maar als<br />
een man, die de regtvaardigheid <strong>van</strong> zijn' zaak nu voor<br />
het oog Van Europa geopenbaard, en in druk bewezen<br />
"heeft. De grootmoedige tegenwoordige Koning<br />
heeft mijne regtvaardiging door de gunst, die hij mij<br />
openlijk ;bewezen heeft, verzegeld. Hij toonde, dat<br />
hij zon<strong>der</strong> eigenzinnigheid regtvaardig is: alle harten<br />
waren voor mij geftemd: alle ogen op den martelaar<br />
<strong>van</strong> FREDRIK'S dwalingen gevestigd: eh zoo verfcheen<br />
mijne bekroonde ftandvastigheid, ook zon<strong>der</strong> triumphwagen,<br />
zegerijk in mijn va<strong>der</strong>land; en zij maakte mij,<br />
fchoon mijn verlies niet vergoed werdt, rijk genoeg,,<br />
om alle de zaligheden ener inwendige kalmte te genieten.<br />
Alles, wat mij nog ontbreekt, zij aan den tijd en<br />
aan het edel gevoel <strong>van</strong> een doorzichtig Monarch<br />
overgelaten. Hij is mild: ik heb ene al te billijke<br />
trotschheid, ora met hulpelozen te bedelen, FRE<br />
DRIK, mijn vervolgër, ligt in het graf, en kan mij<br />
«iets meer we<strong>der</strong>geven <strong>van</strong>'dat geen, Öat rirj mij met<br />
D 2<br />
wreed-
J2<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
wreedheid ontnam. Mijne gefchiedenis zou aan de<br />
zijne onuitwischbare vlekken aanbrengen , indien ik<br />
mij aan overledenen wreken wilde: en de waereld<br />
weet, dat hij, hoewel hij de wijsfte Koning was,<br />
evenwel zomtijds zich door zijne driften beheerfchen<br />
liet, en door waarfchijnlijkheden ligt bedrogen kon<br />
worden, daar hij waande, dat het doen <strong>van</strong> een uitgebreid<br />
on<strong>der</strong>zoek na de regtvaardigheid <strong>van</strong> iemands<br />
zaak de moejte niet beloonde. Ongetwijfeld erkende<br />
hij zijne dwaling; zijn hart liet mij geregtigheid we<strong>der</strong>varen;<br />
maar hij liet het misfchien alleen daar bij,<br />
dat hij mij heimelijk betreurde, dewijl de zaak te ver<br />
gekomen was, en zijne eerzucht zich tot gene herroeping<br />
verlagen kon. Schrikkelijke grondftellingen voor<br />
een' Regeer<strong>der</strong>! zich te fchamen, om den genen geregtigheid<br />
te laten we<strong>der</strong>varen, wien hij door overijling<br />
beledigd heeft: de bevelen, wetten, en ontwerpen,<br />
die in de daad voor den Staat, of voor zommige<br />
leden <strong>van</strong> denzelven nadelig zijn, niet te willen<br />
veran<strong>der</strong>en, of uit eigenzinnigheid, of om bij het laag<br />
gemeen onfeilbaar te fchijnen: zich te fchamen, om<br />
zich zeiven <strong>van</strong> gebrek aan rijper overleg te befchuh<br />
digen, in dingen, waar <strong>van</strong> de gevolgen door geen<br />
menfchenverftand voorgekomen noch vooruit gezien<br />
konden worden. Doch FREDRIK , die onverzoenlijk<br />
was, wanneer hij zijne eergierigheid beledigd achtte,<br />
ligt thands onmagtig in het graf. Hij kon mij,zelvs<br />
bij zijn leven de bekendmaking <strong>van</strong> mijne gefchiedenis<br />
wel zoo min beletten, als het oordeel <strong>der</strong> waereld<br />
verdonkeren, die zon<strong>der</strong> bril na waarheid zoekt: maar<br />
hier in Berlin evenwel dorst mij niemand noemen ,<br />
niemand zeggen dat hij mijn vriend was. Alle voorfpraak<br />
was vruchteloos, en de meesten hielden mij in<br />
de
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 53<br />
de daad voor ftrafbaar, om dat ik de ftraffen <strong>van</strong> een'<br />
misdadiger geleden heb. Maar nu is het voorhangzel<br />
opgetrokken; en FREDRIK WILLEM verheugde zich,<br />
toen zijne on<strong>der</strong>danen mij met opene armen, en een<br />
opgehel<strong>der</strong>d gelaat bij het Hof ontvingen. Hij kent<br />
ook nu mijne gantfche ziel; en zal gewis een goed<br />
Monarch zijn voor mijne kin<strong>der</strong>en, die ik voor zijn*<br />
dienst beftemd heb. Voor mij zeiven zoek ik niets,<br />
en wil aan mijne vijanden gene redenen tot laster,<br />
maar wel tot berouw over hunne eigene fchande, en<br />
tot bewon<strong>der</strong>ing geven. Niemand zal immer zeggen<br />
kunnen; ,, TRENCK heeft uit baatzucht voordelen<br />
„ voor zich genoten." In Berlin heette ik voormaals<br />
een overloper, die een Oostenrijksch hart in den boezem<br />
draagt. In Weenen integendeel zeiden de oorblazers<br />
en biegtva<strong>der</strong>s <strong>van</strong> het Hof, die bij de on<strong>der</strong>drukking<br />
<strong>van</strong> mijne perfoon, en bij mijne verwij<strong>der</strong>iag<br />
<strong>van</strong> het vertrouwen <strong>van</strong> den Monarch veel belang<br />
hadden; „ TRENCK. is goed Pruisfisch-gezind."<br />
Doch ik was overal een eerlijk man, die nergens<br />
fchade zal doen, waar hij geen voordeel kan doen.<br />
Geen eigenbaat of eerzucht zal mij ergens oit aanzetten<br />
, om partij te kiezen. Ik heb het vertrouwen<br />
<strong>van</strong> het volk, de achting <strong>van</strong> de gfootfte mannen in<br />
de beide Staten gewonnen. Dit zij mijn doelwit,<br />
mijne eer , mijn loon ; <strong>van</strong> beiden onaf ha'nglijk en<br />
geacht bij mijn leven te zijn, en na mijn dood in het<br />
gezelfchap <strong>van</strong> eerlijke mannen; dan zal men daar,<br />
waar mijn gebeente rusten zal, voorzeker geen'fchand-<br />
,zuil vinden, en mijn graffchrivt zal wezen:<br />
D 3<br />
TE
24 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
TE<br />
BEJAMMEREN IS HET,<br />
DAT MEN DEN EERLIJKEN<br />
TRENCK<br />
*TE LAAT VOOR HEM<br />
TE LAAT VOOR ONS<br />
GEKEND<br />
HEEFT!<br />
Ze<strong>der</strong>t ik nu in deze Landen leve, en niets als echte<br />
vriendfchaps betuigingen geniete, hebben de Heren<br />
nieuwsfchrijvers, vermoedelijk met de beste oogmerken<br />
, of om mij iets ten gevalle te doen, in gantsch<br />
Duitschland loutere nieuwigheden yan mij gefchreven 3<br />
die allen onwaar zijn.<br />
Men fchreef, dat ik een groot penfioen in Berlin<br />
gekregen had; en ik verzeker op mijne eer, dat ik<br />
'er zelvs noit om verzocht heb.<br />
Men verhaalde , dat mijne oudfte dochter Gouvernante<br />
bij de jonge Princesfen geworden was. Vermoedelijk<br />
was dit ene fa>yre <strong>van</strong> enen boenenden correspondent;<br />
want mijne oudfte dochter is eerst 15 jaren<br />
oud, en heeft zelve nog wel ene Gouvernante nodig.<br />
Misfchien zal men nu zich hier en daar nog wel<br />
yalfchelijk inbeelden, dat ik laag genoeg ben, om,<br />
door vaifche eerzucht aangezet, voor gereed geld gedrukte<br />
leugens te laten verfpreiden. Misfchien dacht<br />
menig nieuwsfcbrijver mij hier door enig genoegen te<br />
geven, wanneer' hij ten minften dat, wat aan mij hadt<br />
moeten gefchieden, als dadelijk, gefchied aankondigde,<br />
Misfchien gefchiedde het uit fchalkachtigheid, nijd,<br />
omkoping, of begeerte om mij te benadélen: misfchien<br />
pok uit ene goede genegenheid en wensch voor mijn<br />
. • • ge-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
geluk. Doch, hoe dit ook zij, men heeft 'er mij<br />
geen vermaak mede aangedaan, en het zou mij veel<br />
aangenamer zijn, en veel meer gefchikt om mijn' rust<br />
en welvaart te bevor<strong>der</strong>en, wanneer men min<strong>der</strong> <strong>van</strong><br />
mij fchreef; dan zou ik beter de wangunst ontwijken,<br />
cn in ftilte mijne voordelen genieten, eer ik daar in<br />
door boze menfehen verhin<strong>der</strong>d kan worden; welke<br />
nog altijd met al hun vermogen daar tegen arbeiden ,<br />
wanneer een opregt en te gelijk verlicht man op het<br />
puneï ftaat, om het gantfche vertrouwen <strong>van</strong> een'<br />
Vorst te verkrijgen.<br />
Maar ik bid allen, die daar belang in ftellen, allervurigst,<br />
dat zij mij met dat inzicht in mijne bijzon<strong>der</strong>e<br />
oogmerken niet hin<strong>der</strong>lijk zijn; dewijl ik hun opregtelijk<br />
verzekeren kan, dat ik deze eer nimmer zal<br />
zoeken. Zelvs zal ik dat geluk niemand benijden, die<br />
'er zijn gantfche leven vol angst en bekommering voor<br />
zal moeten zorgen, om dat geen.te behouden, wat<br />
hij zon<strong>der</strong> verdienfte heeft weten te verkrijgen. De<br />
voorftan<strong>der</strong> <strong>van</strong> onwaardige menfehen kluistere zijne<br />
Haven , die aan zijne trotschheid moeten wijroken,<br />
naar zija goeddunken. Een man <strong>van</strong> mijnen aart<br />
blijvt hemelsbreed'<strong>van</strong> de vleierij verwij<strong>der</strong>d; eD, die<br />
den Monarch maar onbewimpeld de waarheid zegt ,<br />
of zijne gelievkoosde neigingen niet (treek; die zal<br />
gewis zijn nest bij het Hof niet bouwen, waar alleen<br />
maar jonge haviken voor weerloze duiven uitgebroed<br />
worden; waar fchadelijke musfehen aangename zangers<br />
heten; en waar de edele nachtegaal alleen maar in zijn<br />
koojtjen zijne klaaglie<strong>der</strong>en zingen mag (»)•<br />
Ik<br />
(t>) Verg. II Deel, bladz. 113, 114.<br />
D 4
$6 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Ik vergenoeg mij met de kalmte <strong>van</strong> een goed ge«<br />
weten, dat mijn inwendige rigter is, en ik wensch<br />
alleen maar naar mijne innerlijke waarde beoordeeld en<br />
geëerd te zijn. Dat genoegen heb ik beleevd, en<br />
meer dan vele in de daad grote mannen genoten.<br />
Bijna dagelijks ontving ik gelukwenfchingen en brieven<br />
uit alle de gewesten <strong>van</strong> Duitschland; uitmuntende<br />
brieven <strong>van</strong> onbekenden, waar in het hart fprak;<br />
brieven, die een geheel Deel vullen zouden, en die<br />
verdienden bekend gemaakt te worden. De twee eerfte<br />
Delen <strong>van</strong> mijne Levensgefchiedenis hadden de oplettendheid<br />
<strong>van</strong> het algemeen op mij gevestigd. Ik<br />
dank, alle Heren Recenfenten, die mij, zon<strong>der</strong> zich<br />
aan nijdigheid fchuldig te maken, geregtigheid hebben<br />
laten we<strong>der</strong>varen; en de twijfelaars of berispers zullen<br />
<strong>van</strong> zelvs befchaamd, en met verachting gelezen<br />
worden, wanneer het vervolg bewijzen zal, dat ik<br />
niets als zuivere waarheid gefchreven heb. Maar, dat<br />
mijne gefchiedenis zoo vele onwaarfchijnlijkheden bevat;<br />
dat zij meer ene verdichte Roman, dan ene onpartijdige<br />
Levensbefchrijving gelijkt,dit is mijn' fchuld<br />
niet, wijl ik zulke zeldzame voorvallen in de daad beleevd<br />
heb, en dus ook openlijk verhalen moest. Ik<br />
befchreef daarenboven mijn leven zelf; dus zou de eigenlievde<br />
en trotz, die den Schrijveren pleegt eigen<br />
.te zijn, mij verdacht kunnen maken bij hun, die de<br />
ware oirzaken, welke mij tot deze on<strong>der</strong>neming aangezet<br />
hebben , niet kennen, of met vooroordelen tegen<br />
een' Schrijver in propriet caufa bezet zijn. Maar ik<br />
moest een niets waardig fchepzel zijn, indien ik met<br />
leugens het algemeen bedriegen wilde, waar bij alle<br />
mijne Schrivten, zoo wel als mijn gedrag, reeds zoo<br />
veel goedkeuring en geloof verworven hebben.<br />
Een
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 57<br />
Een geleerde fchoft zoekt alleen maar zijne lezers<br />
te bedriegen; een windbuil fchrijvt leugens, om vertoning<br />
te maken; een hongerige, om zijn' buik te vullen;<br />
een booswigt, die met regt geftraft werdt, wil<br />
eerlijk fchijnen, en fchrijvt leugenachtige apologiën,<br />
om zijne fchande te bedekken. Gene <strong>van</strong> deze oirzaken<br />
heeft mij tot fchrijven aangezet, en even daarom<br />
wenscht men mij <strong>van</strong> alle kanten geluk.<br />
Men veroorlove "mij, uit het groot aantal brieven<br />
<strong>van</strong> dezen aart, die ik ont<strong>van</strong>gen heb, den volgenden,<br />
dien ik <strong>van</strong> den geleerden en waardigen Heer<br />
Profesfor BAHRDT uit Halle kreeg, benevens mijn and?<br />
woord op denzelven, hier in te lasfchen.<br />
Hier is hij. . ; .<br />
D 5<br />
BRIEF
B R I E F<br />
VAN DEN HEER<br />
P R O F E S S O R B A H R D T .<br />
Halle 10 April 1787.<br />
Cjijj die met reuzenkracht het lot, dat u beftormde,<br />
Verduurd hebt, en in 't eind de zegepraal behicldt j<br />
Wiens ed'le ziel zich zelv' tot ware grootheid vormde; *<br />
Die noit voor Vorften hebt geknield)<br />
Gij, die uw' deugd behieldt in 't uitgezochtfte lijden;<br />
Wien 't oude Duitfche bloed nog door ah" de a<strong>der</strong>s vloejt S<br />
Ont<strong>van</strong>g den dank <strong>van</strong> hem, die ook, als gij,moest ftrijden 3<br />
Wiens ziel <strong>van</strong> lievde voor u gloejt.<br />
Ook ik zag al de Vreugd en voorfpoed <strong>van</strong> mijn leven<br />
Gedood door Papengift, dat al ons heil verpest;<br />
Ook ik werd uit den baan, waar in ik liep, verdrevea<br />
Door 't fleken <strong>van</strong> een wespennest.
LEVENSG. VAN FREDRIK , VRIJH. VAN DER TRENCK. 5*<br />
Ook jk ben door den gloed, die mijnen boezem blaakte<br />
Voóï waarheid en voor regt, in veel gevaar gebragt;<br />
En om mija ed'len trotz, die alle laagheid wraakte,<br />
Gehaat, mishandeld, en veracht.<br />
Ook ik heb Bijgeloof en Dweperij beftreden,<br />
Den Huichelaar ontdekt, Gewetensdwang gsdoeind;<br />
. Cok ik heb noit een' Vorst gevleid, noch aangebeden»<br />
Noch Dwingelsnden groot genoemd.<br />
Dus heeft de Priesterlist, die fleun <strong>van</strong> Aartstyrannen,<br />
Die door tyrannen weêr befchermd wordt en beloond,<br />
arm en uitgekleed, <strong>van</strong> ftad tot flad verbannen,<br />
Schoon al wie denkt mijn' ijver kroont*<br />
Toen zocht ik veiligheid en rust in ntEDiUK's Staten; "<br />
Daar, dacht ik, fpwekc men vrij, daar blikfemtmen geen' ban:<br />
Maar daar zelvs wérd ik aan den Nijd ten prooj gelaten,<br />
En daar flendt ook de zwarte Man.<br />
Acht jaren heb ik reeds den zwaren last gedragen<br />
Van rusteloze zorg, en in gebrek geleevd;<br />
Nog poogde ik nut te doen, en zwoegde nacht en dage»,<br />
Maat ewig werdt die zucht weêrflreevd.<br />
Geer*
ÓO<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Geen Staatsman hielp mij oit.—- Het brood, dat mij verkwikte,<br />
Den roem, dien ik verkreeg, ben 'k aan mij zeiv' verplicht 5<br />
Aan dien bedaarden geest, wien zelvs geen hel verfchrikte,<br />
Aan dat geduld, dat nimmer zwicht.<br />
Want zelvs in FREDRIK'S Land verwierf ik geen' befchenning;<br />
Ook daar bragt mij de haat <strong>van</strong> 't Papendom ten valj<br />
Der Orthodoxen fchaar, onvatbaar voor ontferming,<br />
Vervolgde en trof mij overal.<br />
Mijne ongeveinsde zucht, om 't menschdom te verlichten,<br />
Werdt fchandelijk miskend, en nijdig on<strong>der</strong>drukt;<br />
Gelegenheid om kunde en duurzaam heil te nichten<br />
Werdt mij door de Eigenbaat ontrukt.<br />
Als ik nu uitgeteerd, en krank <strong>van</strong> lijf en harte,<br />
Daar troostloos ne<strong>der</strong>zat, mijn noodlot overdacht,<br />
En worftelde met zorg, en worftelde met finarte,<br />
En bijna mijn geduid vergat;<br />
Toen vond"ik bij geval, dat pronkfluk <strong>van</strong> uw' ve<strong>der</strong>,<br />
Uw' trouwe levensfchets, ó Duitschlands ogelijn!<br />
Ik las — las an<strong>der</strong>maal _<br />
mijn' kalmte keerde we<strong>der</strong>,<br />
Daar vloejde balzem voor mijn' pijn.<br />
DMÏ
FREDRIK. 5 VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
D&iv zag ik, dat uw' ziel met helfche ramp moest<br />
63 LEVENSG. VAN FREDRIK, VRIJH. VAN DER TRENCK»<br />
Zeg Hem:<br />
„ daar moet veracht,in druk en kommer, leven,<br />
„ Een man <strong>van</strong> kracht en vlijt, die nimmer iets misdeedtf<br />
„ O Koning! die aan mij' mijne eer heb: weêrgegeven!<br />
„ Droog ook zijn' tranen en zijn zweet!"<br />
'fc ZSe reeds dat braaf befluit in uwen boezem gloejen!<br />
fl! Werdt uw poging ewis met mijn herflel bekroond!...<br />
Die uit een fmachtend oog één vreugdetraan doet vloejen, !<br />
Diens lievde wordt genoeg beloond!<br />
AND'
A ND<br />
WOORD<br />
AAN DEN H E E R<br />
£ R o F ES s o R B A H R D T<br />
u<br />
w brief, mijn vriend 1 heeft mij gerosrd,<br />
Want, waar het hart de ve<strong>der</strong> voert,<br />
Daar voelt een man, als ik, gen'oegen:<br />
Geen eigen waan heeft mij verblind,<br />
'k Min u zoo teêr, als gij mij mini..<br />
Zijn braven, die in ramp«n zwoegen,<br />
Door mij tot heldenmoed gevormd;<br />
Hoe dan ook 't noodlot op mij ftormr*<br />
Daa zie ik vrachten <strong>van</strong> mijn ploegefl.<br />
Me»
t$4 LEVENSGESCHIEDENIS VAT?<br />
Meer wenschte ik niet; dit is mijn loon;<br />
Eer vond ik Wel voor WILLEM'S ttiroon;<br />
Maar mijn vermogen bleef verloren.<br />
Een vleier kruipt om gunst en goud,<br />
Wie regt zoekt, en zijn' fierheid houdt,<br />
Voor dien fluit men aan 't Hof zijne oren.<br />
Wat blijvt mij ? . . .<br />
Roem voor mijnen kamp! —•<br />
En voor mijne Erven? . . .<br />
Hoop en damp! ——•<br />
Een gek is maar tot heil geboren.<br />
Vergeefsch zocht ik aan 't Va<strong>der</strong>land,<br />
Waar voor mijn' ziel in ijver brandt,<br />
Mijn', beste jaren op te dragen.<br />
Geen waarheidsvriend bloejt aan een Hof;<br />
Die daar niet kruipen wil in 't llof,<br />
Dien zal een fchurk wel dra verjagen.<br />
Al zoekt hij nog zoo vaak gehoor,<br />
Geen Koning leent hem meer het oor,<br />
En nauwlijks durft men hem beklagen.<br />
Zoo
FREDRIK» VRIJHEER. VAN DER TRENCK.<br />
ÓJ<br />
Zoo ging 't mij waarlijk' overal;<br />
De Faam verbreidt een valsch gelchal (e);<br />
4<br />
k Kreeg noit vergoeding voor mijn lijden:<br />
Nog nimmer vond ik in een' Staat<br />
Een vruclitb'ren akker voor mijn zaad,<br />
Maar moest met elke hoofdftof<br />
ftrijdsn:<br />
Mijn' poging worde zelvs hier veracht,<br />
Wanneer ik mij en and'ren tracht<br />
Van nijpende armoê te bevrijden.<br />
Gij klaagt, dat u de Priester haat!<br />
Maar gij hebt zelf zijn' Eigenbaat<br />
En Heerschzucht tégen u doen woeden:<br />
Wie aan 't vooroordeel weérftand biedt,<br />
Dien fpaart zijn vrome wraakzucht niet,<br />
Die duizende offers heeft doen bloeden.<br />
Al wie een' zwarten fchelm ontdekt,<br />
En 't volk aan zijne klaauw onttrekt<br />
Moet door zijn' val die fchaê. vergoeden.<br />
Hij<br />
(e) De Schrijver doelt hier op de valfche geruchten, die<br />
i In de nieuwspapieren verfpreid waren , <strong>van</strong> de gunden, die<br />
hem aan het hof <strong>van</strong> FBEDRÏ? WILLEM zouden zijn bewezen.<br />
JZie boven bladz. 54.<br />
III. DEEL.<br />
E
60 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Hij neigt <strong>der</strong> lage Vorften nart,<br />
Hij voelt noit fmart bij vreemden fmarr,<br />
Hij Haat de Deugd in flaaffche boejen;<br />
Aan 't Hof, daar alles voor hem bukt,<br />
Daar wordt de waarheid on<strong>der</strong>drukt,<br />
Daar kan de opregtheid nimmer bloejen:<br />
Vlied, zoo gij kunt, zijn zwart venijn ,<br />
Of ewig zult ge een ketter zijn,<br />
Eu nimmer ziet ge uw heilzon gloejen.<br />
't Gevaar te tarten doet geen nut;<br />
De waereld blijvt fleeds in den dut;<br />
• ?t Gepeupel wil in dwaling woelen.<br />
Die domme menfehen twij'f'len leert,<br />
Die wordt befpot, vervolgd, onteerd,<br />
En zal den papehblikfera'voelen.<br />
Een hond, die op den'rover past,<br />
Heet dol, om dat hij wakker bast.<br />
•<br />
Zwijg, zoo gij bijval wilt bedoelen.<br />
Ge-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. • 6?<br />
Geduld I mijn loop is haast bepaald!<br />
Een<br />
man, die dil ten grave daalt,<br />
Die<br />
kan alléén den nijd ontwijken.<br />
Ik vond nog noit een' dille reê.<br />
Die<br />
dobbert op de waereldzee,<br />
Die moet aiet ligt voor dormen ftrijken.<br />
Ik heb, als COOK , 't gevaar veracht,<br />
Misfchien dat mij zijn lot nog wacht (*) ;<br />
Zoo<br />
gaat het ons en ons gelijken.<br />
Wat<br />
is des waerelds fchouwtoneel?<br />
Al krijgt gij daar het vetde deel,<br />
Gij<br />
hebt nog weinig te verliezen.<br />
Al wie zijn' rust en kalmte mint,<br />
Wordt door haar' luister niet verblind,<br />
En<br />
zal haar fchatten niet verkiezen:<br />
Hij<br />
gaapt geen hooffche gunden aan;<br />
Geen hoon kan hem ter ne<strong>der</strong> daan,<br />
Geen' on<strong>der</strong>drukking doet hem kniezen.<br />
(*) De beroemde reiziger COOK, die zoo vele nieuwe ontdekkingen<br />
deedt, werdt op één' <strong>der</strong> Sandvvichs - eilanden [te<br />
©wijhee] dooi de Wilden vermoord.<br />
E 3<br />
Het
68 LEVENSG. VAN FREDRIK , VRIJH. VAN DER TRENCK.<br />
Het onregt drukke ons tot aan 't graf?<br />
Haast fnijdt de dood ons leven af,<br />
Een korte ftrijd is haast volftreden.<br />
De dood, waar voor de zwakke geest<br />
In 't midden <strong>van</strong> zijn' wellust vreest,<br />
Wordt door ons vurig aangebeden:<br />
Eens fchenkt hij ons de rust, en 't regt,<br />
Dat ons de waereld heeft ontzegd,<br />
En eindigt onze tegenheden.<br />
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
Schanaulackij, bij<br />
Koningsbergen<br />
in Pruisfen.<br />
30 April, 1787.<br />
P. S. Leest gij, waardfte Heer Profesfor! in dit<br />
andwoord op uw aan mij toegezonden lofgedigt, de<br />
taal <strong>van</strong> het hart, zoo laat mij geregtigheid we<strong>der</strong>varen<br />
, door te geloven, dat ik even zoo denk en handel,<br />
als ik fchnjf. Bij gevolg is mijn invloed bij het<br />
Hof even zoo onbeduidend in Berlin, als in Weenen<br />
en Conllantinopolen.<br />
ik
Ik hoop mijnen Lezer niet te zullen vermoeien ,<br />
wanneer ik nog één' <strong>van</strong> deze brieven bekend maak;<br />
dit zal misfchien mijn oogmerk en dat <strong>van</strong> den zen<strong>der</strong><br />
bevor<strong>der</strong>en, wanneer deze brief toevallig gelezen<br />
wordt door ene weldadige ziel, die het geen mij verzocht<br />
is ter uitvoer brengen kan , en voor iemand<br />
fpreken wil, die in de daad hulpeloos is, en wiens<br />
fchrijfwijze een' man <strong>van</strong> grote talenten verraadt.<br />
Ik kreeg een' brief <strong>van</strong> enen ongenoemden. Deze<br />
verzocht mij, voor zijn' vriend in Berlin te fpreken ,<br />
en hij floot in den zijnen acht an<strong>der</strong>e brieven in, die<br />
hem door dezen vriend gefchreven waren, met verzoek,<br />
om dezelven niet bekend te maken, en maar<br />
alleen in de Berlinfche Courant te laten drukken; dat<br />
ik de brieven <strong>van</strong> enen ongenoemden uit SilefiBn wel<br />
ont<strong>van</strong>gen had, en in de zaak zelve niets doen konde.<br />
Dit laatfte is om gewigtige redenen in die Courant<br />
niet gefchied. Doch het zal mij <strong>van</strong> hem niet<br />
kwalijk genomen worden, wanneer ik drie <strong>van</strong> deze<br />
brieven in deze mijne Gefchiedenis inlasfche, die hem<br />
gewis niet benadéien zullen, die te gelijk een flagtoffer<br />
<strong>van</strong> het noodlot zullen fchil<strong>der</strong>en , dat in- zijn<br />
zoort nieuw is, en door welker mededeling de lij<strong>der</strong><br />
misfchien nog voordelen en dadelijke hulp verwerven<br />
kan.<br />
Gefchiedt dit, zoo ken ik den man in perfoon , die<br />
mij zijn' naam verbergen wil, en ik zou hem wel weten<br />
te vinden, om hem te on<strong>der</strong>dennen, indien men<br />
mij iets toezendt om hem te helpen , of indien men<br />
hem wilde leren kennen. Gefchiedt het niet , dan<br />
heeft men ten minden aandoenlijke en wel gefchreve-<br />
E 3<br />
ne
70 LEVENSG» VAN FREDRIK , VR 7 JH. VAN DER TRENCK.<br />
ne brieven gelezen, die ten minften daar medelijden<br />
wekken zullen, waar mijn eigen toeftand mij niet toelaat,<br />
de voorfpraak <strong>van</strong> een' an<strong>der</strong> te zijn, of ongelukkigen<br />
te verkwikken.<br />
De eerfte dezer brieven <strong>van</strong> dien ongelukkigen , die<br />
ik ter bekendmaking kieze, is de volgende:<br />
Neu-
Neulahd den i% Fdr. 2787.<br />
V R I E N D !<br />
Ik dacht u door mijnen laatften zoo volkomen voldaan<br />
te hebben, dat ik mij vleide, in het gerust b#<br />
zit <strong>van</strong> mijne zorgen te zullen kunnen blijven, en ongeftoord<br />
mijne naargeestige denkbeelden te zullen mogen<br />
uitkramen: en, zie daar', gij grijpt mij met ene<br />
oneindige menigte voordellen , bewijzen , tegenwerpingen<br />
zoo onverhoeds aan , dat ik bijna geneigd<br />
was, om zon<strong>der</strong> fltrijd te vluchten, en u in het bezit<br />
<strong>van</strong> het flagveld te laten. Daar echter lafhartigheid,<br />
gelijk gij weet, en dikwijls bij overtuiging gezien<br />
hebt, juist niet de zwakke zijde <strong>van</strong> mijne ziele<br />
is; zoo moet ik mij met u nog ééns inlaten: gij mogt<br />
an<strong>der</strong>s denken, dat de jaren en de rampen, die ik<br />
doorgedaan heb, zoo wel mijne verstandelijke vermogens<br />
als mijne zenuwen verzwakt, en mij in de talloze<br />
rei <strong>van</strong> laffe wekelingen geplaatst hadden.'<br />
Te wapen dierhalven 1<br />
Den Heer Baron VAN DER. TRENCK, dien man, die<br />
even als ik alle mogelijke wisfelingen <strong>van</strong> menfchelijke'<br />
lotgevallen doorwandeld' heeft; dien echten man, dieri<br />
veel omvattenden geest, die het tïjdfïip beleevde, dat<br />
hij daiir fchitterde , waar hij eerst verworpen was;<br />
drrar bewon<strong>der</strong>d werdt, waar verachting hem verge»<br />
Zeld hadt; darlr openlijk en met on<strong>der</strong>fcheidende eerbewijziugen<br />
gehoor kreeg, waar te voren ie<strong>der</strong>, woord<br />
<strong>van</strong> hem miskend werdt — dien man kiest gij uit, enhoudt<br />
gij voor den vuurbaak, die mij uit de woedende<br />
E 4-
?a LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
en alles verterende vlam rukken zal. Vriend! gij<br />
raast! Hebt gij te voren ene vergelijking tusfchen<br />
hem en mij gemaakt? Hebt gij de verfcheidene om-<br />
Handigheden onzer Levensgefchiedenis met deze vergelijking<br />
zoo doorweven, dat zij treffende werdt?...<br />
Indien ik u ook toettaan moest, dat dit alles gefchied<br />
was, dan ontftaat evenwel nog deze gewigtige vraag:<br />
Hebt gij de kracht gewogen, welke hier zou moeten<br />
wei-ken? ... Ik leerde dien lij<strong>der</strong>, dien aangenamen<br />
. lueagezel, in het jaar 1764 toevallig te Weenen in<br />
perloon kennen. Zijne uitwendige gehalte, die fchoon<br />
en manlijk is, beloovr, volgens de wenken <strong>van</strong> so-<br />
CRATES (j>) 9<br />
ene fchone ziel,en deze geloof ik ook,<br />
dg;<br />
(p) SOCRATES geloovde, dat in een fchoon lighaam ook ene<br />
fchone ziel woonde: en hier in fchijnt hij door vele Wijsgeren<br />
nagevolgd te zijn; PLOTINUS zeide, dat alles inwendig goed<br />
moest zijn, wat uitwendig fchoon was; en PROCLUS Helde, dat<br />
alle fchoon ook goecf was. Verg. L. COELII MODIGINI leSt. ant.<br />
Lib. XVI, cap. 5 & L|b.<br />
X X I V j c a p < 1% I n n e t a ) g e m e e n<br />
fehattede de oudheid de fchöné"%eflalte <strong>van</strong> het lighaam, en<br />
bekoorlijke wezenstrekken zeer hoog, en meende dat in fraaje<br />
lighamen verhevener en goddelijker zielen woonden. Van daar,<br />
dat ACHILLES en an<strong>der</strong>e Helden bij HOMERUS zoo dikwijls<br />
Sioufcis en BteuxtKat {Goddelijk, Code gelijk) genaamd<br />
worden. Daarom zingt OVIDIUS ook <strong>van</strong> ROMULUS en HEMOS,<br />
Fajl. II,<br />
3 9 5 :<br />
uit quam funt fimiles! at quam formofus uterqüe!<br />
Plus tarnen ex illis ijle vigoris Jrnbet.<br />
Si genus krgaitur vult'ü , ni fallit imago,<br />
Nacio quem v'obü fuspicor eje Deunt,<br />
De
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 73<br />
dat hem geheel en al eigen is. Maar dit is ook alles,<br />
wat ik <strong>van</strong> hem denk, en verwachten kan ik <strong>van</strong> hem<br />
niets.<br />
Laat mij enige trekken tot ophel<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> de vragen<br />
, die ik u zoo even voorgefteld heb , maken :<br />
want uitvoerig kan en wil ik niet zijn, an<strong>der</strong>s moest<br />
ik mijne gehele Leyensgefchiedenis fchrijven.<br />
De Baron VAN DER TRENCK was, voor zoo veel ik<br />
weet, een vermogend jong mensch; dit,en zijn jeugdig<br />
vuur , door<br />
vleiende hoop op de hulp <strong>van</strong> beroemde<br />
en toenmaals magtige bloedverwandten aangeblazen,<br />
maakte hem tegen zijnen Koning,<br />
wien hi]<br />
toen diende, koen: en deze énige daad was de grondoirzaak<br />
<strong>van</strong> vele rampen , die allerlei jammeren en<br />
elenden in het vervolg over hem verbreidden.<br />
Ik daarentegen, een zoon <strong>van</strong> een vermogend<br />
Silefisch<br />
Edelman, ervde niet eens het dagloon <strong>van</strong> een'<br />
foldaat: want ons vermogen werdt nog in mijne kindfche<br />
jaren een roof <strong>van</strong> het onregt en geweld, en<br />
<strong>van</strong> de wraak, die zich achter ene fchijnheilige deugd<br />
verborgen hielde. Het lot <strong>van</strong> mijn' va<strong>der</strong> is u bekend.<br />
Gij weet het, in welke achting hij bij de grote<br />
Keizerin THERESIA ftondt; maar gij weet het ook,<br />
door welke won<strong>der</strong>e verdichtzels men zijn' val bewerkt<br />
heeft.<br />
Hij werdt <strong>van</strong> de hoogte, die hij met<br />
moejte en arbeid bereikt hadt, in den afgrond <strong>van</strong><br />
het<br />
p e<br />
on<strong>der</strong>vinding ftemt on<strong>der</strong>tusfchen meer in met het gezegde<br />
<strong>van</strong> I-HAEDRUS, Lib. lil, fab. 5:<br />
; 1 . I . . firviofos fepe ir.vcni peflimos,<br />
Et turpi facie muitos cognovi optimos.<br />
E 5
74 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
het gebrek geflingerd, tot dat hem in het begin <strong>van</strong><br />
den zevenjarigen oorlog een on<strong>der</strong>daan <strong>van</strong> den Koning<br />
<strong>van</strong> Pruisfen aan het Hof <strong>van</strong> Oostenrijk als<br />
enen gevaarlijken vertrouwden <strong>van</strong> SCHWERIN , wien hij<br />
on<strong>der</strong>tusfchen nimmer gekend hadt, affchii<strong>der</strong>de. Men<br />
greep den zestigjarigen grijzaart in Jügerndorf, fleepte<br />
hem na de vesting Giücz in Steijermark, en gaf hem<br />
daar wel zijn nodig voedzel; mair hij zag uit zijn'<br />
kerker in. zeven jaren geen' zon op- noch on<strong>der</strong>gaan.<br />
Ik was nauwlijks een jongeling, toen dit gebeurde.<br />
De ontwijfelbare onfchuld <strong>van</strong> mijnen goeden va<strong>der</strong><br />
deedt mij befiaan, om zijn verdediger voor den throon<br />
<strong>der</strong> an<strong>der</strong>szins regtvaardige Monarchin te worden.<br />
Maar men verhoorde mij niet: ik kreeg alleen verlof,<br />
om in den foldatenrok voor hare regten te mogen<br />
bloeden. In dezen iïand leerden wij elkan<strong>der</strong> kennen;<br />
en in dezen ftand omarmden wij elkan<strong>der</strong> voor het<br />
eerst als vrienden, wier harten voor elkan<strong>der</strong> geftemd<br />
zijn. Maar ook ik werd i«tt dezen ftand gerukt, niet<br />
door mijne vijanden, maar door die <strong>van</strong> mijn' va<strong>der</strong>.<br />
Wat de Keizerin mij gaf, dat ontroovden mij hare'<br />
Beftier<strong>der</strong>s. Bij een' mistigrn nacht werd ik, zon<strong>der</strong><br />
iemands weten, zon<strong>der</strong> aanklacht of proces, ge<strong>van</strong>gen<br />
genomen, en met nog an<strong>der</strong>e OagtolFers <strong>van</strong> deze list,<br />
óp de reeds gemelde vesting Giitz gebragt. Hier zat'<br />
ik zes volle jaren, in den bloej <strong>van</strong> mijn leven, on<strong>der</strong><br />
enen vreemden naam, dien men mij gegeven hadt,<br />
als een misdadiger met zeven floten bewaard. Na<br />
de herftelling <strong>van</strong> den vrede werden TRENCK, mijn<br />
va<strong>der</strong>, en ik we<strong>der</strong>om losgelaten. De eerfte verkreeg<br />
zijne vrijheid op aanzoek <strong>van</strong> THERESIA, en ook deze<br />
zorgde tevens voor hem. Wij in tegendeel werden,<br />
uit kracht <strong>der</strong> uitdrukkingen V2n het vredestractaar,<br />
die
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. j$<br />
die amnestie voor misdadigers <strong>van</strong> ftaat beloovden,<br />
zon<strong>der</strong> dat men enig on<strong>der</strong>zoek hoe ook genaamd na<br />
de waarheid of valschheid <strong>der</strong> tegen ons ingebragte<br />
befchuldigingen in het werk gefteld hadt, in Oldenburg<br />
op de plaats, die tot de losfing beftemd was ,<br />
ter bezichtiging gebragt, en toen losgelaten. Nood,<br />
behoevte, en de bitterfte armoede waren de gevolgen<br />
<strong>van</strong> het lijden,dat wij onfchuldig doorgeftaan hadden.<br />
Ik had niet alleen mijne gezondheid verloren, ik was<br />
bok verminkt geworden, dewijl ik door het fcorbut<br />
één' kinnebak verloren had. Aan den groten FREDRIK<br />
zond ik de onlochenbaarfte bewijzen <strong>van</strong> de rampen ,<br />
dit il doorgeworfteld had , <strong>van</strong> den onheiftelbaren<br />
to. md, waar in ik om zijnen wil geraakte, en bad<br />
bm '.uod, om niet benevens mijn' va<strong>der</strong> te verhongeren;<br />
maar ook hier bleef de an<strong>der</strong>s weldadige Koning<br />
ongevoelig. Enen zekeren Graaf VAN GELLHORN ,<br />
dien men na het innemen <strong>van</strong> Breslau insgelijks als<br />
enen Staatsge<strong>van</strong>genen na Gratz gezonden hadt, wekte<br />
de Voorzienigheid op om mij te redden. Hij hadt<br />
gedurende zijne ge<strong>van</strong>genis evenwel het algemeen gerucht<br />
<strong>van</strong> mijn onfchuldig lijden gehoord; en nauwlijks<br />
werd hij gewaar, dat ik in vrijheid was, of hij<br />
1*&od mij zijn' on<strong>der</strong>fteunendeu arm aan. Hij werdt<br />
meer dan mijn vriend ; hij werdt mijn weldoener ,<br />
mijn on<strong>der</strong>hou<strong>der</strong>, en fchonk mij aan de menfchelijke<br />
zamenleving, welke ik afgeftorven was, we<strong>der</strong>.<br />
Ik moet de voortzetting <strong>van</strong> dezen brief tot den<br />
volgenden postdag verfchuiven: de herinnering aan de<br />
dagen <strong>van</strong> fmart, die ik doorgeworfteld heb, rijt de<br />
oude wonden we<strong>der</strong>om op: zij bloeden nog: maar zij<br />
verhin<strong>der</strong>en mij niet, u te verzekeren,dat ik ewig ben<br />
UW<br />
VRIEND.<br />
TVVS-
TWEDE<br />
BRIEF.<br />
24 Febr. 1787.<br />
D<br />
V R I E N D !<br />
e on<strong>der</strong>vinding , welke mij de vergangelijkheidi<br />
<strong>van</strong> alles leert, geevt mij redenen aan de hand, die<br />
mij mijne kalmte we<strong>der</strong>fchenken: ik moet dus, om<br />
mijn woord te houden, den draad <strong>van</strong> mijn verhaal<br />
ver<strong>der</strong> vervolgen.<br />
Wat de rampen betreft, die men aan zijn' eigen*<br />
perfoon on<strong>der</strong>gaat, denk ik ten minden niets min<strong>der</strong><br />
geleden te hebben dan TRENCK. Ik weet de zijne alleen<br />
maar uit onzekere vertellingen; maar, voor zoo<br />
verre ik ze weet, kan ik 'er mijne treurige on<strong>der</strong>vinding<br />
veilig mede in vergelijking brengen. Vier jaren<br />
lang moest ik in bet gezelfchap vei keren <strong>van</strong> enen<br />
I'ruisfifchen Overften VON HALIASCH genaamd. Hij<br />
was niet wel bij zijn verhand, en meende, dat hij<br />
de Koning <strong>van</strong> het duizendjarig rijk en de Heiland<br />
<strong>der</strong> waereld was: bij on<strong>der</strong>hieldt mij altijd met <strong>der</strong>gelijke<br />
gekheden, die ik behendig aanhoren en goedkeuren<br />
moest , wilde ik niet geweldige mishandelingen<br />
<strong>van</strong> hem dulden, dewijl hij fterker was dan ik. Alles<br />
, wat mij leren. troosten, bezig houden, of opbeuren<br />
kon, was mij verboden; • geen' an<strong>der</strong> mentcfo.<br />
mogt ik immer aanblikken; en alle boeken werden mij<br />
geweigerd. Nog tegenwoordig zie ik het als een won<strong>der</strong><br />
aan, dat ik in liet gezellchap <strong>van</strong> dezen nar zelf<br />
niet
LEVENSG. VAK FREDRIK , VRIJH, VAN DER TRENCK. 77<br />
niet gek geworden ben. Vier harde winters bragt ik<br />
door, zon<strong>der</strong> <strong>van</strong> de zonneftralen, veel min<strong>der</strong> door<br />
de warmte <strong>van</strong> een' kachel, de minde koestering tegen<br />
koude en naaktheid te verkrijgen.<br />
Een man, die waarlijk onzinnig was, hadt meer gevoel<br />
<strong>van</strong> menschlijkheid , dan mijne wachters, die<br />
wel bij hunne zinnen waren, HALLASCH, die gevoelige<br />
gek, gaf mij zijn' mantel om mij te dekken, terwijl<br />
zij mij een bosch ftroo weigerden ; fchoon ik<br />
reeds geen gevoel meer in handen of voeten had.<br />
Men noemde ons verblijf een' kamer, maar het was<br />
een ftinkgat. De vuile dampen drongen eindelijk door<br />
mijn bloed, vergiftigden hetzelve, en ik verloor het<br />
grootfte gedeelte <strong>van</strong> een' kinnebak, door de handen<br />
<strong>van</strong> een' onkundig wondheler, die mij daarenboven<br />
met lachende gezichtstrekken drie vierendeel jaars als<br />
enen Pruisfifchen verra<strong>der</strong>, als iemand, die ene zware<br />
misdaad tegen den Staat hadt bedreven , gemarteld<br />
hadt.<br />
Ook 4k werd door een' fchildwacht, die viermaal in<br />
een uur voor mijne ge<strong>van</strong>genis brulde, in mijn' nachtrust<br />
geftoord ; en ik werd ook door het rammelen <strong>der</strong><br />
floten, en grendels, bij de intrede <strong>der</strong> wachten, dikwijls<br />
verfchrikt.<br />
SCHOTTENDORF was onze Commandant en tyran:<br />
een man, welke mij voor de weldaden, die hij aan<br />
het huis mijner ou<strong>der</strong>en genoten hadt , niets dan<br />
wreedheid vergoldt. De filvkel <strong>van</strong> den tijd hielde<br />
hem voor rijp, en fneedt hem reeds af. Hij is verrot,<br />
en ik leef nog.<br />
TORMENTINL en GALER volgden hem in waardigheid<br />
en magt op , maar niet in ongevoeligheid en<br />
boerfchen trots. Wij werden on<strong>der</strong>, hun opzicht wel<br />
met
78 LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />
met behoedzaamheid maar echter tevens met zorgvuldige<br />
achting behandeld. Wij genoten twee onvergeldbare<br />
weldaden, frisfche lucht, en zuiver water. En<br />
zij wisten alles, wat in het geheim gedaan werdt om<br />
den ge<strong>van</strong>genen nog meer te krenken, en dat wij te<br />
voren met ons dagelijksch brood hadden moeten inflokken,<br />
tegen te gaan, en aan ons lijden palen te<br />
zetten. Ewig zal het aan<strong>der</strong>ken aan deze twee waardige<br />
mannen dierbaar en heilig voor mij zijn. j<br />
Doch, hoe zeer ik ook hunne treden zegene, zoo<br />
zeer overtrof hun nog.in een' zekeren zin ROTTEN-<br />
STEINER de Stafprovoost. Zon<strong>der</strong> opvoeding, zon.<br />
<strong>der</strong> enige an<strong>der</strong>e grondltellingen als die, welke het<br />
natuurlijk menfcbenverlland 'door zich zelf kan verkrijgen<br />
, zag hij de hem toevertrouwde ge<strong>van</strong>genen als<br />
zijne kindéren aan; en, in plaats <strong>van</strong> zich aan hun<br />
te verrijken, bewees hij hun weldaden. Ik zelf genoot<br />
die nog twee jaren, na dat HALLASCH reeds los<br />
gelaten was: en wenschte altijd, dat deze brave man<br />
op een' trap hadt kunnen daan, dien zijne denkwijze<br />
verdiende.'<br />
Ik fchil<strong>der</strong> hier, mijn vriend! met enige vluchtige<br />
pennetrekken , folteringen , waar <strong>van</strong> de Monarch,<br />
wanneer hij ze toevallig zag, te rug zou beven, indien<br />
ook zelvs het bloed <strong>van</strong> enen woesten tyran in<br />
zijne a<strong>der</strong>en vloejde.<br />
THERESIA wilde dit voorzeker niet zoo; maar het<br />
gefchiedde buiten haren wil: want zij was mensch,<br />
en konde niet, even als de Godheid, alles zien.<br />
Uit deze opgegevene fchets <strong>van</strong> de lotgevallen <strong>van</strong><br />
TRENCK, en <strong>van</strong> mij zeiven, zult gij nu wel den<br />
grond <strong>van</strong> het on<strong>der</strong>fcheid zien, dat, in de gefchiedenis*
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 79<br />
»isfen <strong>van</strong> ons beiden, tot twee geheel tegen elkan<strong>der</strong><br />
pvergeftelde werkingen leiden moest.<br />
TRENCK tradt uit den kerker on<strong>der</strong> een fchild, dat<br />
hem voor gebrék en verachting behoedde. De dag<br />
zijner bevrijding was ook de dag zijner zegepraal. Ik<br />
in tegendeel werd aan de ftormen <strong>der</strong> armoede en ver*<br />
fmaadheid ten prooje gegeven.<br />
De geest <strong>van</strong> TRENCK, die in den kerker ne<strong>der</strong>ge-<br />
• drukt was, herhaalde en verhief zich we<strong>der</strong>, daar<br />
hem gene zorgen voor zijn on<strong>der</strong>houd in zijne vlucht<br />
hin<strong>der</strong>den. Niets kon hem nu meer on<strong>der</strong> houden,<br />
maar alles verhief hem in tegendeel. Gene' behoeftig,<br />
beid verdrong hem uit het gezelfchap <strong>van</strong> zijns gelijken',<br />
noch dwong hem tot rijken den toevlucht te<br />
nemen, die een deel dier 'fpijzcn, met welke zij hunne<br />
trotschheid mesten , vour niets an<strong>der</strong>s als voor<br />
een bloedig zweet en laag kruipen verkopen. — •<br />
Mijn vriend! ik bragt gantfche nachten wakend door,<br />
niet in wellusten of vermaken, maar in vermoejenden<br />
arbeid, op dat ik bij het herleven <strong>van</strong> den dag niet<br />
zou behoeven te bédelen. Hier arbeidde ik voor rigters,<br />
die de burgerlijke wetten niet kenden, en die<br />
aan de natuurlijke billijkheid gene plaats gaven, om<br />
in hunne kwaadaartige harten te werken: daar bragt<br />
ik rekeningen <strong>van</strong> rentmeesters in orde, waar in men<br />
in ie<strong>der</strong> tittel den Heer, wien zij voorgelegd moesten<br />
worden, voor enen bedrogenen domkop erkende. Hier<br />
betaalde mij een kenner ene met vlijt vervaardigde tekening<br />
met grofchen: en diiar vulde mij iemand, die<br />
op het goud tellen afgerigt was, de hand met goud<br />
voor enkel gemors. Het buitengewoon geval in 01-<br />
mütz noodzaakte mij eindelijk , om een waereldlijk<br />
priester te worden. Een bisfchop, die aldaar in de<br />
kunst
8o<br />
'LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
kunst <strong>van</strong> vleien uitblonk, zag mijn hoofd voor da*<br />
<strong>van</strong> MEDUSA aan; dreef mij in mijn gelievd va<strong>der</strong>land<br />
te rug, danste op de fcherven <strong>van</strong> mijne verbrijzelde<br />
hoop , en noemde zich evenwel nog mijn' vriendé<br />
Hier in mijn va<strong>der</strong>land zijn nu mijne daden, mijne<br />
denkwijze, en de rampen, die ik beleevd heb, be^<br />
kend.. Mogt ik hier, in plaats <strong>van</strong> deze korte vergelijking,<br />
ene uitvoerige befchrijving <strong>van</strong> mijnen toeftand<br />
wagen, dan zoudt gij, en een ie<strong>der</strong>, hier den flaaf<br />
en den vrijen in dén' perfoon verénigd zien; gij zoudt<br />
mijn' geest in de volkomenfte vrijheid, en mijn lighaam<br />
in kluisters zien (g). Volgt nu uit het hier gezegde,<br />
bij ene natuurlijke en wèl getoetde redenkaveling,<br />
niet dit befluit: • TRENCK erinnert zich<br />
zijne onfpoeden thands maar alleen, om uit dezelven<br />
voordelen voor zich en de zijnen te trekken. Hem,<br />
drukte de elende maar, zoo lang hij <strong>van</strong> de menfehen<br />
afgezon<strong>der</strong>d was; maar noit werdt hij, voor zoo ver<br />
ik weet, zoo lang hij in vrijheid was, door nood of<br />
gebrek gedrukt. Hij werdt bediend, maar niet, zoo<br />
als ik, in de noodzakelijkheid gebragt, om boosaartige<br />
gierigaarts en trotfche domkoppen, demoedig op te<br />
wachten. Zoo dra hij in vrijheid was , begon hij<br />
reeds op te klimmen, en hij behoevde voor hun niet<br />
(?) » Nee vero ego M. REGCLUM, arnmnofum, nee infe-<br />
„ Heem, nee miferutn umquam putavi, Non enira ïnagnitu-<br />
„ do anirai ejus excruciabs-:ur a Prenis, non gravitas, nori<br />
„ fjdes, non conHantia, non nlJa virms, non denique art'.<br />
,, rans ipfe: qui tot virtutum prafidio, tantoque hpih'uttt\<br />
„ turn corpus ejus cnperetur, capi certe ipf e<br />
non petyit."<br />
ciciiRo, Parad. II.<br />
te
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
8l<br />
j| 'te kruipen, die verachting verdienen, noch zich voor<br />
hun te krommen, die eiken gekromden rug als den<br />
draagzetel <strong>van</strong> hunne hoogheid aanzien: hij behoevde •<br />
j geen brood te bedelen bij m«nfchen, die den 1'mekenden<br />
verfmaclen, zelvs dan , als hij in alle opzichten<br />
irieer innerlijke waarde bezit, dan zij zelv/ï. ' Vergelijk<br />
nu, beste vriend! dezen TRENCK. eens met mij;<br />
I Vraag dan de on<strong>der</strong>vinding, en zij z-al u artdwoorden:<br />
„ Ie<strong>der</strong> zorge voor zich zelvén: niemand verzoeke iets<br />
„ voor een' an<strong>der</strong>en, wanneer hij nog voor zich zelveh<br />
,, iets te verzoeken heeft. Geen mensch bidde een*<br />
„ Vorst voor enen <strong>der</strong>den!" Wees dus te vrede, zoo<br />
als ik! Beklaag mij! maar geef mij niet wéér zulken<br />
faad: dezelve vloron<strong>der</strong>ilelt menfehen, die in weldoen<br />
hunnen wellust vinden; én de zoodanigen zoekt<br />
men re vergeefsch. Men wenscht maar ——<br />
I bi) wenfehen blijvt het. Doch, hoe zeer ik die wen-<br />
: fchen moede ben, die op mij ze]ven betrekking heb-<br />
: ben, zoo zal ik evenwel iets blijven wenfehen, dit<br />
. namelijk, dat ik U in de daad eens zal kunnen tonen/<br />
dat ik voor u ene dankbare ziel heb ,<br />
Ü«v vriend<br />
N. N.<br />
III. DEEL. F DER.-
D<br />
DERDE<br />
BRIEF.<br />
e vriendfcliap, die gij mij fteeds bewezen hebt,<br />
vernieuwt ie<strong>der</strong> ogenblik de werkzaamheid <strong>van</strong> uwe<br />
zielsvermogens; en gij wordt in de daad aan enen<br />
woekeraar gelijk, die zich <strong>van</strong> ie<strong>der</strong> gewin,zelvs het<br />
klemde, met gretige blikken meester maakt. Even als<br />
een geldgierige den grond opdelvt, om on<strong>der</strong> denzelven<br />
een' fchat te vinden, zoo zoekt gij met zeer veel<br />
moejte in ie<strong>der</strong> voorval ene vergelding, die tegen het<br />
lijden, dat ik doorgedaan heb, opwegen kan. Maar<br />
geloovt gij niet, dat de flimfte woekeraar zomtijds,<br />
door den fchijn bedrogen, met valsch geld zijne verzameling<br />
<strong>van</strong> gewoekerde penningen vermeer<strong>der</strong>t ? geloovt<br />
gij niet , dat hij , die na een* fchat on<strong>der</strong> den grond<br />
graavt, dikwijls, tot vergelding <strong>van</strong> zijn* vruchtelozen<br />
.arbeid, in plaats <strong>van</strong> den gehoopteri buit te vinden,<br />
zijn huis in één ziet ftorten, welks grondvesten hij,<br />
door zijn' gouddorst bedwelmd, onvoorzichtig doorwoeld<br />
hadt?<br />
Vergun mij deze vergelijkingen op mij zeiven toe te<br />
pasfen: voor mij althands zijn zij zeer treffende. Befchouwt<br />
gij ze uit een an<strong>der</strong> oogpunct, zoo is misfchien<br />
de oirzaak daar in gelegen, dat ik veel te vrezen<br />
, en gij in tegendeel veel te hopen voor mij vindt.<br />
De tijd, mijn waardfte vriend! flelde mij, na de wonden,<br />
die ongevoelige menfehen mij toegebragthadden,<br />
we<strong>der</strong> in zulke ene gedaante aan de waereld voor, dat<br />
zij, die mij maar oppervlakkig befchouwden, den etter<br />
niet zagen, die,in deze vvunden nog glimt. Zouden
LEVENS C. VAN FREDRIK , VRIJH. VAN DER TRENCK. 83<br />
den dus niet die Groten <strong>der</strong> aarde, die mijne wei-<br />
Vaart in hunne hand hebben, maar die door hunnen<br />
uitterlijken glans, door vleiers,door ongevoelige raadgevers,<br />
alleen aan zinnelijke begrippen gewoon worden;<br />
zouden die niet meer geloof geven aan dat geen, dat<br />
zij zeiven meenden te zien, dan aan mijne voorftellingen,<br />
en aan alle berigten, die door vreemden <strong>van</strong><br />
mijnen toeftand gegeven werden? Zouden niet, om<br />
duidelijker te fpreken, hunne bij toeval op mij geworpene<br />
blikken mij <strong>van</strong> onwaarheid befchuldigen ? Zou<br />
mijn on<strong>der</strong>nomen arbeid wel iets an<strong>der</strong>s zijn als een<br />
droomgebouw, tot het welk de kitteling ener ijdele<br />
hoop mij geleid hadt? Ik zou niet alleen, gelijk te<br />
voren, elende en gebrek lijden moeten, maar ik zou<br />
nog daarenboven het grievende <strong>van</strong> ene fmadelijke verwerping<br />
voeien moeten.<br />
Vriend! gij kent mijn gevoelig en aandoenlijk hart,<br />
maar gij weet ook, dat hetzelve, op het lijden <strong>van</strong><br />
ie<strong>der</strong>e, zelvs de geringde,' befchimping, niet te bedwingen<br />
is: en evenwel wilt gij mij tot een' ftap bewegen<br />
, ja zelvs noodzaken, welke, indien ik denzelven<br />
deed, mij, zoo niet in een' afgrond ftorten, althands<br />
in een' ftrik afleiden kon, dien ik door voorzichtigheid<br />
en geduld ten minden had kunnen ontwijken.<br />
Ik geloof, mijn Beste! dat ik u nu bewezen heb,<br />
dat de vergelijking, die ik u heb beloovd, echt en<br />
treffende is. Laat mij nu nog maar enige woorden<br />
<strong>van</strong> mijne vrees en <strong>van</strong> uwe hope zeggen. Gij hoopt,<br />
om dat u reeds verfcheidene uitzichten in het onzekere<br />
toekomende gelukt zijn: ik integendeel vrees, om<br />
dat mij tot dus verre niets gelukt is. Gij bedierf den<br />
gezichtkring uwer wenfehen tegen een zeker bepaald<br />
. F 2 punct:
84 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
punct: en'het hangt <strong>van</strong> uwe willekeur af, waar gij<br />
hetzelve plaatzen wilr. Ik in tegendeel fta op dat<br />
punct, dat een Mathematicus een Zero noemt, wanneer<br />
hij <strong>van</strong> onbegrijplijke kleinigheden fpreken wil.<br />
Valt gij,zoo kunt g'j niet uit uwe grondlijn, althands<br />
zeker niet uit uwen circul vallen: maar ik zou altijd<br />
in een vreemd geoied vallen moeten, en misfchien in<br />
de magt <strong>van</strong> een* tyran geraken, die mij op nieuw<br />
geesfelen, als enen misdadiger tegen den Staat brandmerken,<br />
en, na het uitftaan <strong>van</strong> alle mogelijke folteringen,<br />
enen langzamen dood zou laten <strong>der</strong>ven.<br />
De demme <strong>der</strong> deugd ruischt veel te zacht, mijn<br />
vriend! dan dat zij, door het gedruisch <strong>van</strong> het Hof,<br />
dat aan het geklots <strong>van</strong> geweldige baren gelijk is,<br />
heen,tot in het oor <strong>van</strong> den Alleenheerfcher zou kunnen<br />
dringen. Ik vreesde noit, wanneer de magt <strong>van</strong><br />
gewapende vijanden mij beftormde: maar ik vrees voor<br />
den geesfel <strong>der</strong> Geestelijken. Ook zelvs de Sultans<br />
daan on<strong>der</strong> dezen. Wie zou dus enen milden goeden<br />
Vorst bewegen kunnen , om een woord <strong>van</strong> geluk<br />
voor mij ter ne<strong>der</strong> te fchrijven? Is TRENCK wel in<br />
die omftandigheden, dat hij zich in eens an<strong>der</strong>s zaken<br />
mengen, of voor verdrukten fpreken kan? Voorzeker<br />
neen! Wij hebben dus beiden gedroomd: gij, toen<br />
gij u met ijdele hoop ftreeldet,en ik,toen ik mij daar<br />
over in ene briefwisfeling met u inliet. Was hij mijn<br />
vriend, gelijk gij, dan kon misfchien zijne grote waereldkennis<br />
wegen vinden, om mij mijne rust we<strong>der</strong> te<br />
geven; en des ;<br />
te ligter, om dat ik weinig nodig heb.<br />
Verberg hem dus mijn' naam, tot dat hij 'er u na<br />
vraagt. Zwijgt hij, dan is dit een zeker bewijs <strong>van</strong> zijn<br />
onvermogen; want, wie hem kent, die twijfelt vast<br />
niet aan zijnen goeden wil. Benadeel mij ten minsten<br />
niet,
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. $ 85<br />
niet, door ontwerpen, die noodzakelijk moeten mislukken<br />
; en üoor mijne zielsrust niet door dromen ener<br />
ijdele hoop.<br />
Ga voort mij te beminnen! ik verdien het.<br />
N. N. G.<br />
F<br />
3 H
Ik heb deze brieven hier ingelaseht, om aan een verdrukt<br />
man, wiens pen bewijzen geevt <strong>van</strong> zijn gezond<br />
verftand, ten minften enigszins <strong>van</strong> nut te zijn. Bijaldien<br />
iemand <strong>van</strong> mijne Lezers gelegenheid zoeken<br />
mogt, om aan dezen hulpelozen enige weldaden te<br />
bewijzen ; ik zou' hem wel weten te vinden, als ik<br />
redenen had, om hem te zoeken.<br />
Nog een' brief moet ik hier bijvoegen, dien ik gisteren,<br />
insgelijks zon<strong>der</strong> naam, uit Polen ontving.<br />
Re-
Refchow en Gallieie, le 30. April J787.<br />
MONSIEUR!<br />
X les cmurs fenfibles, qui ont eu Pa<strong>van</strong>tage de<br />
Vous connoitre, durant votre féjour en Autriche ,pren*<br />
nent la part la plus épurée a la jufiice qu'on Vous<br />
rend, & aux diftinflions marquèes dont on Vous comble<br />
h la Cour de Berlin, ffique nous apprenons par<br />
la voie des feuilles publiques. II eft bien confolant,<br />
-Monfieur! pour l'hutnanité, de voir, que les rejfotirces<br />
de confolation Vous viennent du mime endroit, oü la<br />
barbar ie la-plus tffrénée d'un deftin inconcevable fit<br />
naitre Pamertume de Vos foufrances, fi na'iv.ement<br />
détaillées dans PHifioire de Votre Vie, qui.fe trouve<br />
déja dans les mains de tout le monde fenfé dans no*<br />
tre canton des ours: fër 1 qui a ètè arrofè de mes larmes<br />
en la lifant a trois reprifes confécutives. J'e/pe»<br />
re d'avoir bientót la continuation ècrite aux bords de<br />
la bienfaifante Sprée. Ah, Monfieur ! il faudroit<br />
itre cuirajfè comme le premier Navigateur, dont parle<br />
Hor ace, pour ne pas être pénétri defiime & de<br />
compajfton a Tégard dun honnéte homme, littérateur<br />
iclairê, brave, militaire, cjf bon citoyen, en rèftec htsfant<br />
fur les maux, que Votre fermeté unique favoit<br />
braver & furmonter. Vous méritez qu'on tracé fur<br />
Votre tombe & portrait ces lignes,que ma Muf en? in*<br />
fpire dans ce moment:<br />
F 4<br />
la
83 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
La mort même a fes maux fouvent inexorablt<br />
Voulut les prolonger, en arrêtant fa maln.<br />
II ne put expirer... non... Phiftoire
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 80<br />
lis font paffe, ces Monftres reconnus:<br />
Kien ne peut rètablir leur indigne mémoire:<br />
Leur vitiime furvit:<br />
£? le droit des vertus<br />
Lui fait atteindre enfin au tetnple de la gloirt,<br />
Yout finit ici bas, la joie £P la douleur,<br />
Ami de la fagefe, il ré/ïfle au malheur:<br />
Le mépris de fes coups eft fon plaifir unique.<br />
Hélas! n'envions pas ces mortels<br />
couronnési<br />
Pour eux trés 'rarement il exifte un afyle.<br />
Aux confeils d'un flatteur fans cejfe ils font<br />
liyrés<br />
Une injufte fentence eft funefte £? facile.<br />
Je vous conjure, Monfieur, d'agréer Vajfurance fincl'<br />
re d'un homme, qui Fous refte inconnu, ö 5 qui vous<br />
admire ,avec Velite de nos Polonois éclairés; cette ajjupanes<br />
d , une confidération refpeStueufe, qu'on naccorde<br />
qi^au vrai mérite, & avec laquelle je fuis<br />
Votre ami fans me nommer^<br />
F<br />
5<br />
R-
Ikefchow in Gallicïè, den y>j1en April 1787.<br />
MIJNHEER!<br />
A'le gevoelige harten, die het genoegen hebben gehad<br />
<strong>van</strong> u te leren kennen, gedurende uw verblijf in<br />
Oostenrijk, hebben met de zuiverde deelneming uit<br />
de openbare nieuwspapieren vernomen,dat men u eindelijk<br />
aan het Hof <strong>van</strong> Berlin geregtigheid heeft laten<br />
we<strong>der</strong>varen, en u met de vererendde bewijzen ener<br />
on<strong>der</strong>fcheidende achting ont<strong>van</strong>gen heeft. Het is zeer<br />
troostelijk voor de menfehehjkheid, te zien, dat de<br />
bronnen <strong>van</strong> uwen troost ontfpringen uit dezelvde<br />
plaats, waar de onverzadelijke wreedheid <strong>van</strong> een onbegrijpelijk<br />
noodlot dat bitter lijden voor u heeft doen<br />
geboren worden , dat zoo treffend befchreven is in<br />
uwe Leyensgefchiedenis, welke thands in de handen<br />
<strong>van</strong> alle gevoelige menfehen in onze Noordfche gewesten<br />
gevonden wordt , welke ik reeds driemaal<br />
achter één gelezen, en driemaal met mijne tranen dóór<br />
nat gemaakt heb. Ik hoop 'er fpoedig het vervolg<br />
<strong>van</strong> te zullen ont<strong>van</strong>gen, gefchreven aan de boorden<br />
<strong>van</strong> de weldadige Spree. O! Mijnheer.» men moest,<br />
even als de eerfte Schipper, waar <strong>van</strong> HORATIUS (r)<br />
(r) Lib. !, Carm. Od. 3 , vs. 9.<br />
fpreekr,<br />
//// robur ö° as triplex<br />
Circa pectus erat, qui fragiiem truei<br />
Commifit pelago ratem<br />
. Primus, nee timuit praeipitem Africum<br />
Decertantem Aquilonibus,<br />
Nee triples Hyadas, nee rabiem No$i.
tEVENSG. VAN FREDR«C,VRIJH. VAN DER TRENCK. Qt<br />
fpreekt, driemaal met koper omkorst zijn, om niet<br />
doordrongen te worden met achting en medelijden<br />
voor en met een eerlijk man, een verlicht geleerde,<br />
een braaf foldaat, en een goed burger, dien men met<br />
zulke rampen wortelen zag, welke alleen maar door<br />
uwe buitengewone ftandvastigheid gebraveerd en overwonnen<br />
konden worden. Gij verdient, dat men op<br />
uw' grafzerk en on<strong>der</strong> uw af beeldzei de volgende regelen<br />
plaatze, die mijne zangfler mij op dit ogenblik<br />
ingeevt:<br />
De Dood zelf fchiep vermaak in 't rekken <strong>van</strong> zijn' rampen?<br />
Hij'hielde zijn' hand te rug, on dwong hem tot het licht.<br />
Noit hadt'een ftervelingmet zoo veel leeds te kampen;<br />
" Zelvs heeft de Fabel noit een lot zoo wreed verdigt.<br />
•Vergun mij, dat ik u tevens mededele, het geen ik<br />
geandwoörd heb aan de Princes CZATORIJSKA , ene<br />
dame <strong>van</strong> uitmuntende verdiensten, toen zij mij om<br />
ene korte fchets <strong>van</strong> uwe uitgegevene Levcnsgefchiedenis<br />
verzocht:<br />
„ TRENCK, die een fpeelbal was <strong>van</strong> het ake-<br />
„ ligst lot, zon<strong>der</strong> het verdiend te hebben,<br />
weet de edelfte zielen te roeren; en zijne<br />
„ ftandvastigheid, die hem met onverfchrok-<br />
„ ken moed wapende, plaatst hem in den<br />
„ rang <strong>der</strong> achtingwaardigfte mannen. Men<br />
„ hadt de wreedheid <strong>van</strong> hem zijne goe<strong>der</strong>en<br />
„ te ontroven: de laster fpeelde hem zijne<br />
„ laag-
LEVENSGESCHIEDENIS VAN "<br />
laagfte trekken. Zijn hart en zijn geest<br />
„ waren zijne énigfte fteunzels, die hem de-<br />
„ den zegepralen, in fpijt <strong>van</strong> zijne vijanden.<br />
3, Hij moest <strong>van</strong> een' JASCHINSKIJ , <strong>van</strong> een*<br />
„ BORCK, <strong>van</strong> een' o.... de fchreeuwendfte<br />
„ onregtvaardigheden verdragen, zon<strong>der</strong> dat<br />
„ hij hun immer beledigd hadt: en de onza.<br />
„ lige geflepenheid <strong>van</strong> een' KRUGEL , en een<br />
„ ZETTO, fchenemden hoon, dien men hem<br />
„ aandeedt, ten top te zullen doen rijzen.<br />
>J " Maar zij zijn verdwenen; zij, die<br />
„ men thands als monfters heeft leren ken-<br />
„ nen : niets is meer in ftaat, om hunne<br />
hatelijke gedachtenis te herftellen. Hun<br />
flagtolfer overleeyt hun; en de regten <strong>der</strong><br />
„ deugd doen hem eindelijk den tempel <strong>der</strong><br />
s, eer bereiken. Al het on<strong>der</strong>maanfche neemt<br />
„ eens een einde, de vreugd en de droef.<br />
heid. De vriend <strong>der</strong> wijsheid biedt aan<br />
„ het ongeluk moedig we<strong>der</strong>ftand, en fte'it<br />
„ daar in zijn hoogde genoegen, dat hij de<br />
„ flagen <strong>van</strong> hetzelve verachte. Helaas! dat<br />
„ wij die gekroonde ftervelingcn niet benij.<br />
„ den .' voor hun is zeer zeldzaam een' vrij-<br />
„ plaats te vinden. Onophoudelijk zijn zij<br />
s, overgeleverd aan de raadgevingen <strong>van</strong> eeri'<br />
„ vleier. Een onregtvaardig vonnis is ver-<br />
„ <strong>der</strong>flijk, maar gemakkelijk<br />
Ik<br />
(J) Deze regels zijn in het oirfprongelijke zoo geheel en al<br />
profaiVch, dat wij liever dezelven in onrijm wilden vertalen,<br />
dan 'er zulke ene overzetting <strong>van</strong> leveren, die, buiten het<br />
rhro, niets digterlijks hebben kon.
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 0$<br />
Ik bid u, Mijnheer! dat gij <strong>van</strong> een' man, die aan<br />
u onbekend.verkiest te blijven, en die, met het beste<br />
en verlichtfte gedeelte <strong>van</strong> de Poolfche natie u bewon<strong>der</strong>t,<br />
de opregte verzekèring wilt aannemen <strong>van</strong><br />
die on<strong>der</strong>fcheidende achting, en dien eerbied, die men<br />
alleen maar voor ware verdienden gevoelt, en• waar<br />
mede ik ben<br />
Uw ongenoemde vriend.]<br />
De
Dezen brief heb ik hier ingelascht, om hem daar<br />
door openlijk te bedanken, die zijn' naam voor mij<br />
verborgen heeft, om dat hij op zijne zoo vererende<br />
letteren geen andwoord <strong>van</strong> mij begeerde.<br />
ïk; gevoel de waarde Van edele zielen volkomen,<br />
en, iudien de Princes CZATORIJSKA dit getuigenis geloovd<br />
heeft, dan zal zij in mijne bla<strong>der</strong>en dat geen<br />
lezen, wat mijn aandoenlijk hart voor verhevene zielen<br />
gevoelt, die mij en mijn lot betreuren.<br />
Met <strong>der</strong>gelijke brieven kon ik verfcheidene vellen<br />
vullen; maar zij behoren tot ene an<strong>der</strong>e verzameling.<br />
Ik vond in Berlin nog verfcheidene oude vrienden<br />
en vriendinnen. On<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en kwam een oud invalide<br />
bij mij, die in het jaar 1746, toen ik te Glatz in<br />
arrest zat, en, gelijk ik reeds in het eerfte Deel (t)<br />
verhaald heb, op ene vertwijfelde wijze door de wachten<br />
heen fioeg, juist voor mijn' deur op fchildwacht<br />
geftaan hadt, en dien ik de trappen hadt afgeworpen.<br />
Een an<strong>der</strong> invalide bezocht mij, die mij in den kerker<br />
te Maagdenburg geholpen hadt, om zakken met<br />
zand na buiten te krijgen.<br />
Maar nu kwam de tijd aan, dat ik Berlin verlaten<br />
moest, om mijne reize in Pruisfen, mijn va<strong>der</strong>land,<br />
ver<strong>der</strong> voort te zetten. Den avond, voor dat ik op<br />
reize ging, genoot ik nog het geluk, <strong>van</strong> meer dan<br />
twee uren bij hare koninglijke Hoogheid, de Princes<br />
AMALIA , zuster <strong>van</strong> den groten FREDRIK door te brengen.<br />
Deze in de daad grote vrouw, die uit hoof ie<br />
(O Bladz. 67.<br />
<strong>van</strong>
LEVENSG. VAN FREDRIK, VRIJH. VAN DER TRENCK. 9J<br />
<strong>van</strong> haar doorzicht alleen de ere genoot, <strong>van</strong> de gehele<br />
lievde en het onb paaldst vertrouwen <strong>van</strong> FREDRIK<br />
te bezitten f» ; die mij in alle de wisfelvalligheden<br />
<strong>van</strong> mijn leven on<strong>der</strong>fieunde, en mij met weldaden<br />
overlaadde; die ook in den grond het meest tot mijne<br />
bevrijding toegebragt hadt; en die mij, gedurende<br />
mijn tegenwoordig verblijf te Berlin , niet als een'<br />
vreemden Officier, maar als een' ouden Patriot en<br />
vriend <strong>van</strong> haar ontving en on<strong>der</strong>fcheidde; beval mij<br />
dat ik terftond aan mijne vrouw zou fchrijven, en<br />
haar verzoeken, om met hare beide oudfte dochters<br />
in Junij te Berlin te komen. Zij beloovde mij, dat<br />
zij voor deze dochters zorgen zou, en aan mijne<br />
vrouw in haar testament gedenken.<br />
Bij het affcheid vroeg zij mij zelvs met de liev<strong>der</strong>ijkfte<br />
bewijzen ener gevoelvolle ziel: . . . „ of ik<br />
„ voor mijne tegenwoordige reize wel met geld voor-<br />
„ zien was? . . ."<br />
Mijn andwoord was: „Ja! Ik heb thands niets<br />
„ nodig, maar ik beveel u mijne kin<strong>der</strong>en.". . .<br />
Deze met zichtbare aandoeningen voortgebragte<br />
woorden ontroerden de edele Vorfïin. . . . Zij gaf<br />
mij een teken, dat zij mij verftondt, en nam mij bij<br />
de hand met deze woorden; „ Vriend! ik wil u<br />
„ gaarne fchielijk we<strong>der</strong> zien. . ."<br />
C») „ De Koning is misfchien nooit te Berlin gekomen.<br />
r<br />
- zon<strong>der</strong> zijne jongfte zuster Prinfes AMALIA te bezoeken,<br />
„ Haar heeft hij in zijn Testament een zilveren Tafel fervies,<br />
„ en jaarlijks 10000 Rijksdaal<strong>der</strong>s gemaakt, doch welke zij<br />
„ niet lang genooten heeft, alzoo zij kort na hem overleed."<br />
BUSCHIKG , Ae/ Karakter <strong>van</strong> FREDEBJJC EEK GROOTEN, bladz,<br />
lii, 112.
OS LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Hier mede Fpoedde ik mij voorr. . . . Misfchien<br />
hadt ik toen een zeker voorgevoel, dat mij bijna nog<br />
enige dagen in Berlin hadt doen vertoeven, waar ik<br />
ontwijfelbaar door mijne tegenwoordigheid grotelijks<br />
het geluk <strong>van</strong> mijne kin<strong>der</strong>en bevor<strong>der</strong>d zou hebben.<br />
Doch mijn kwade gelei-geest ftuwde mij we<strong>der</strong> voort,<br />
En vijf dagen , na dat ik afgereisd was, werdt deze<br />
edele Vorftin door den dood overvallen; en bij gevolg<br />
was nu mijn gantsch ontwerp, en het hoofdoogmerk<br />
dezer reize, we<strong>der</strong>om verijdeld.<br />
Is dit niet een nieuw bewijs, dat mijn weêrbarftig<br />
noodlot tot aan mijn graf toe tegen mij voortwoeden<br />
wil? Men leze maar mijne Gefchiedei is met opmerkzaamheid.<br />
Het verhief mij telkens tot op den hoog-»<br />
ften top <strong>der</strong> waarfchijnlijkite uitzichten op een roekomftig<br />
geluk; en, wanneer ik dacht, dat het nu tijd<br />
was, om het anker te werpen, en in de haven rust<br />
te genieten, dan ilingerdc mij een nieuwe en onverwachte<br />
ftorm in de zee <strong>der</strong> zorgen te rug. . . . Vermoedelijk<br />
heb ik dus voor het toekomende juist hetzelvde<br />
te wachten. ... En , of fchoon ie<strong>der</strong> verftandig<br />
menfchenvriend deze wel verdiende rust mij<br />
eindelijk in mijne grijsheid toewenschr; zoo zal dit<br />
toch waarfchijnlijk overal wel bj wenfehen blijven.<br />
In de daad, om iets goeds voor mij te doen, heeft<br />
de Heilige Geest tot dus verre nog geen' Vorst ingeblazen.<br />
En, wanneer vrienden, die mij genegen waren,<br />
werkelijk hadden voorgenomen, om mij te bn<strong>der</strong>fteunen,<br />
of 'na hunnen dood te begunlligen, dan<br />
werden zij door arglistige menfehen tegengehouden,<br />
of althaods men maakte, dat zij de uitvoering <strong>van</strong><br />
hunne beste voornemens verfchoven, tot dat de dood<br />
hun overrompelde, eer zij dezelven hadden kunnen<br />
vol-
FREDBIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 97<br />
vo 1 breiïgen. Ik kon in mijne gefchiedenis nog menig<br />
zeer bijzon<strong>der</strong> geval <strong>van</strong> dézen aart verhalen, vooral<br />
<strong>van</strong> de Heren Biegtva<strong>der</strong>s, die mij inzon<strong>der</strong>heid overal<br />
zulke dodelijke ftreken {"peelden.<br />
In "dit laaifte geval echter was ik alleen fcbtüdig.<br />
Ik had mij een zoo gunltig tijdftip beter moeten ten<br />
nutte maken, Maar ik was te gerust, of te traag,<br />
ofte blode, of liever ik had ene ontijdige grootmoedigheid<br />
en wilde belangeloos fchijnen. Gedane dingen<br />
hebben geen' keer. Ik moet geloven , dat de-<br />
Voorzienigheid hier geen geluk voor mij beftemd heeft.<br />
En dat is de beste troost voor hem, die veel geloovt.<br />
Maar, daar i.k on<strong>der</strong> het getal <strong>der</strong> twijfelaars behoor,<br />
zoo ben. ik overtuigd, dat ik zelf menige gelegenheid<br />
om mijn* welvaart te bevor<strong>der</strong>en, door ontijdige achterhoudendheid<br />
verzuimd heb. De Satan heeft 'er ten<br />
mi.nft.en geen' fchuld aan. Want hij weet, dat mij<br />
geen aardsch geval, hoe treurig ook, tot vertwijfeling<br />
brengen kan. Hij zal dus mijne gefolterde ziele<br />
öp deze wijze niet aantasten , want dit zou niet an<strong>der</strong>s<br />
zijn, dan mijn' moed te vermeer<strong>der</strong>en, naar mate<br />
de rampen groter werden. Maar, heeft God het<br />
zoo befloten, dat mij op aarde volftrekt geen geluk<br />
we<strong>der</strong>varen zal; dat ik mij alleen met hooffche complimenten,<br />
en met het medelijden en de goedkeuring,<br />
die ik overal verworven heb, vrolijk maken en vergenoegen<br />
moet; dat <strong>van</strong> de grootmoedigheid <strong>der</strong> beste<br />
Monarchen voor mij alléén niets te verwachten is;<br />
dan wil ik mij in mijn lot fchikken, en met de eer<br />
mij vergenoegen, dat ik ten minften verdiend heb gelukkig<br />
te zijn.<br />
Maar, heeft men rijkdommen en dadelijke on<strong>der</strong>fteuning<br />
nodig om gelukkig te zijn , dan blijvt mij<br />
III. DEEL. G voor-
98 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
voorzeker weinig overig om te verwachten, dewijl<br />
mijn winter geen' lente meer te wachten heeft, en ik<br />
mijn geloof, als een verftokt twijfelaar, niet meer<br />
on<strong>der</strong> de gehoorzaamheid ener onzekere hoop ge<strong>van</strong>gen<br />
leiden kan. Maar om nieuwe ontwerpen uit te<br />
voeren, of mijn gedrag te fchikken naar een plan,<br />
dat volgens de regelen <strong>der</strong> tegenwoordige waereld en<br />
fcholen ontworpen is, daar toe is mijn tijd te kort;<br />
oqk is mijn rug te (lijf, mijn hoofd te eigenzinnig,<br />
en mijne ziel te trotsch op hare eigene waarde, dan<br />
dat ik nu nog beginnen zou hooffche complimenten te<br />
maken.<br />
On<strong>der</strong>tusfchen ruste de geest <strong>van</strong> AMALIA in vrede!<br />
Genoeg! haar wil was goed! Zij hadt veel doorzicht;<br />
en het zou mij aan gene Hof ontbreken, om<br />
aanmerkingen te maken op de Levensbefchrijvingen<br />
<strong>van</strong> FREDRIK , wanneer ik in haar gezelfchap eerst<br />
enige hon<strong>der</strong>den <strong>van</strong> jaren aan géne zijde <strong>van</strong> den<br />
zwarten Styx zou doorgebragt hebben, waar men ge.<br />
beurde zaken met min<strong>der</strong> achterhoudendheid, en zon<strong>der</strong><br />
gevaar <strong>van</strong> op de kneukels geklopt te worden,<br />
fchrijven durvr. Tot dien tijd toe zal waarfchijnlijk<br />
mijne pen rusten: of mijne eergierigheid moest door<br />
bijzon<strong>der</strong>e oirzaken nog ééns aangezet worden, om<br />
mij, door het fchrijven <strong>van</strong> nieuwe waarheden, nieuwe<br />
vervolgingen op den hals te halen. En daar voor<br />
beware mij onze lieve Heer God, die voorzeker aan<br />
de onrust <strong>van</strong> zijne fchepzelen geen welbehagen hebben<br />
kan, en die misfchien h«t hart <strong>van</strong> nog levende<br />
Vorften zoo zal neigen, dat zij mij eindelijk ten miufteu<br />
enigzins geregtigheid laten we<strong>der</strong>varen.<br />
v v..
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 99<br />
Nu ver<strong>der</strong> tot de Gefchiedenis.<br />
Ik reisde ran Berlin den 2aQen Maart na Koningsbergen<br />
, en hield mij een paar dagen op bij den regerenden<br />
Markgraaf VAN BR ANDENBURG SCHWEDT, die mij<br />
reeds in den kerker te Maagdenburg weldaden bewezen<br />
hadt, en die mij ook thands met gunstbewijzen<br />
en achting ontving. Van daar kwam ik te Soldin bij<br />
Schildberg, bij den Heer <strong>van</strong> SIDAU, welke de dochter<br />
<strong>van</strong> mijne beminde zuster in huwelijk hadt, <strong>van</strong><br />
diezeivde zuster namelijk, die aan den Heer VAN<br />
WALDOW getrouwd geweest was, en <strong>van</strong> welke ik in<br />
het eerfte Deel (v) zoo veel verhaald heb. Ik vond<br />
in hem een' regtfchapen man, die de dochter <strong>van</strong> deze<br />
door mijn lot tevens ongelukkig gewordene zuster<br />
(w~) wezenlijk gelukkig maakt. Ik werd met open'<br />
armen ont<strong>van</strong>gen, en zag, ze<strong>der</strong>t twee-en-veertig jaren<br />
, voor het eerst enigen <strong>van</strong> mijue bloedvrienden<br />
en aanverwandten.<br />
Eer ik daar kwam, genoot ik nog ene onverwachte<br />
vreugde door het ontmoeten <strong>van</strong> den Generaal Lieutenant<br />
KOWALSKIJ. Deze eerwaardige man was in het<br />
jaar 1746 Lieutenant on<strong>der</strong> het garnifoen <strong>van</strong> Glatz,<br />
en hij was een ooggetuige <strong>van</strong> mijne vlucht, en <strong>van</strong><br />
mijn fpringen <strong>van</strong> den wal (f) geweest. Hij hadt<br />
mijne Gefchiedenis ook gelezen, en, daar hem enige<br />
hoofdvoorvallen <strong>van</strong> dezelve bekend waren, zoo omhelsde<br />
en ontving hij mij met onbedrieglijke bewijzen<br />
ener ware hoogachting, die een man <strong>van</strong> dat character<br />
(v) Bladz. rot, 110-112, en el<strong>der</strong>s,<br />
(») il Deel, bladz. 15.<br />
Cf) I Deel, bladz. 79.<br />
G 2
lOO LEVENSGESCHIEDENIS VAN l<br />
ter alleen maar aan hem. geven kan, welke zuivere<br />
waarheid gefchreven hesft. Hier heb ik dus an<strong>der</strong>maal<br />
een' onbedrieglijk ooggetuigen <strong>van</strong> mijn lot, op :<br />
wiens goedkeuring ik vasten ftaat maken , en tot'<br />
wien ik hem verwijzen kan, die aan de waarheid <strong>van</strong><br />
het verhaal mijner on<strong>der</strong>nemingen te Glatz misfchien<br />
daarom alleen maar getwijfeld heeft, om dat hij zich<br />
niet geneigd gevoelde, om in een <strong>der</strong>gelijk geval even<br />
hetzelvde te wagen.<br />
Van hier kwam ik te Landsberg aan de Warthe;<br />
hier vond ik mijn' zwager, den Overften VAN PAPE ,<br />
Commandant <strong>van</strong> het regiment dragon<strong>der</strong>s <strong>van</strong> Götz,<br />
aan wien mijne thands overledene zuster voor de twede<br />
reize was gehuwd geweest. Ook hier had ik een'<br />
vrolijken dag.<br />
In het gantfche Land, waar ik doorreisde, werd ik<br />
met bewon<strong>der</strong>ing aangezien, minzaam ont<strong>van</strong>gen , en<br />
allen wenschten mij hartlijk geluk, met mijne roem.<br />
rijke we<strong>der</strong>kering in mijn va<strong>der</strong>land, In de meeste<br />
garnifoenfteden vond ik vrienden; overal moest ik mij<br />
ophouden; en zeker is het, dat geen mensch op aarde<br />
meer eer genoot, meer achting in ene Monarchie<br />
verwerven kon, dan ik. Mijn overal bekend onfchuL<br />
dig lijden hadt mij ene onbepaalde hoogachting te wege<br />
gebragt, en mijne, ziel moest ondankbaar wezen,<br />
indien zij bij zulke ontmoetingen ongevoelig wezen<br />
kon.<br />
Dat is ,mijn loon; mijn troostlijk loon voor mijne<br />
brave daden: een loon, dat ik niet aan de genade <strong>van</strong><br />
een' Vorst, maar aan de goedkeuring, die ik zelf verworven<br />
heb , verfchuldigd ben: een loon, dat alleen<br />
maar de echte deugd verwachten kan, en dat ik ortdtrtusfchen<br />
wezenlijk beleeyd, en in het volkomenst<br />
g e "
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK,<br />
IOI<br />
gewigt on<strong>der</strong>vonden heb: een loon, zeg ik, dat de<br />
haat <strong>van</strong> den magtigen FREDRIK tegen wij wel vertraren,<br />
maar mij niet geheel onthouden kon, dewijl ik<br />
fterk fenoeg was, om dien haat te overleven. Indien<br />
ik nu dit loon tegen alle rampen, die mij ze<strong>der</strong>t tweeën-veertig<br />
jaren troffen, in de waagfchaal legge, dan<br />
weegt de tegenwoordige korte eer en vreugde tegen<br />
alle voorledene fmaad en fmart reeds op: en het is<br />
mij in de daad lief, dat het lot mij zulke wonden<br />
toebragt, die ik nu geheeld zie; en dat ik met lidtekens<br />
pralen kan, die de waarde <strong>van</strong> een' Held in zijn*<br />
triumph bepalen.<br />
Ik dien nu mijn va<strong>der</strong>land tot een leermeester en<br />
een voorbeeld. Volgt mij on<strong>der</strong> <strong>der</strong>gelijke lotgevallen<br />
na, broe<strong>der</strong>s! verhaalt aan uwe kin<strong>der</strong>en mijne gefchiedenis<br />
tot een vooibeeld! zegt openlijk, dat mijne<br />
been<strong>der</strong>en ene plaats bij die <strong>van</strong> onze va<strong>der</strong>en verdiend<br />
hebben; en, daar mijn lot mij <strong>van</strong> hunne eerwaardige<br />
graven verwij<strong>der</strong>t ; daar on<strong>der</strong> hun mijne<br />
grijze haireh niet ten grave zullen dalen ; daar ik<br />
vermoedelijk daar zal fterven, waar of kortzichtigheid<br />
of nijd, laster, en hebzucht, den besten burger <strong>van</strong><br />
den Staat mishandelen; daar ik on<strong>der</strong>tusfchen rreijti<br />
hart aan u opgeofferd heb; zoo zij u mijn asch heilig,<br />
en mijne nagedachtenis dierbaar. Ik laat mijn'<br />
zoon bij ulieden; ziet in hem mijne braafheid :<br />
voortgeplant,<br />
en ón<strong>der</strong>fcheidt hem <strong>van</strong> de kin<strong>der</strong>en <strong>van</strong><br />
zulke va<strong>der</strong>s, die niets in hun va<strong>der</strong>land geleden noch<br />
verloren hebben.<br />
Bezwaarlijk zal ik daar (j), waar ik de grootfte be-<br />
(y} In Ooïtenrijk namelijk.<br />
G 3<br />
lo-
102 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
loning verdiende, immer die eer genieten, -die mij in<br />
Pruisfen we<strong>der</strong>voer. Men beichouwde mij daar uit<br />
een valich oogpunt , en ik begeer mij die moejte<br />
niet meer te geven, om daar, waar men mij tot dus<br />
verre miskende, in mijne ware gedaante te verfchijnen,<br />
en mij zeiven tegen mishandelingen te verdedigen.<br />
— Ook daar is de grootfte hoop mij even zoo<br />
genegen, als hier. Ik word 'er bewon<strong>der</strong>d, maar niet<br />
geacht; betreurd, maar niet on<strong>der</strong>fteund; geëerd, maar<br />
niet beloond: en dat alléén, om dat de magtigen aldaar<br />
ftaarblind voor mijne verdienden zijn, en mijne<br />
vaarde niet zien willen. Maar mijn enthal ven mogen<br />
zij die blindheid ewig behouden: het is mij genoeg,<br />
dat ik hun zie, kenne, en verachte; en dat zij, niet<br />
tegenftaande alle hunne vergrootglazen, in mija oog<br />
altijd dwergen blijven zullen.<br />
GELLERT zegt (z)',<br />
„ Wat Staatsman fchenkt u 't eerbewijs?<br />
„ Schat hij verdiende op haaren prijs?<br />
„ Stel hem ontbloot <strong>van</strong> 't Staatsvermogen;<br />
„ Ligt ziet gij <strong>van</strong> zijne achting af;<br />
„ Ligt word de roem, dien hij u gaf,<br />
„ Dan fchandlijk in uwe oogen."<br />
Ik deed in Beriin nog één* ontdekking, die mij in<br />
Haat<br />
(»} In zijn Leerdicht, De Roem.
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER. TRENCK.<br />
I03<br />
ftaat fielt, om ene dwaling te herroepen, welke men<br />
op de eerfte bladzijde <strong>van</strong> het eerfte Deel dezer Levensgefchiedenis<br />
vindt. Toen ik dat fchreef, was ik<br />
door een verkeerd berigt in het denkbeeld gebragt,<br />
dat de voormalige Generaal - Postmeester VAN DSR-<br />
SCHAU te Berlin de broe<strong>der</strong> <strong>van</strong> mijne moe<strong>der</strong> geweest<br />
was, en dat hij dezelvde was, die in het jaar<br />
1742 Overfte Ambtman in GJogau, en na<strong>der</strong>hand Praefi<strong>der</strong>jt<br />
in Oost-Friesland geweest is. Doch ik d/vaalde<br />
hier in. De broe<strong>der</strong> <strong>van</strong> mijne moe<strong>der</strong> is nog tegenwoordig<br />
in leven, en is Praefident te Aurich in Oost-Fries-,<br />
land. Maar de. Generaal• Postmeester was een zoon<br />
<strong>van</strong> den ouden DERSCHAU , die als Generaal ftierf, en<br />
maar een verre neef <strong>van</strong> mijne moe<strong>der</strong> was. De jonge<br />
DERSCHAU, die een regiment in Burg hadt, was<br />
ook geen broe<strong>der</strong>, maar,, een zusters zoon <strong>van</strong> mijne<br />
moe<strong>der</strong>: één' <strong>van</strong> hare zusters was aan den Overften<br />
Lieutenant VAN OSTAU gehuwd, wiens zoon , de<br />
Prasfident OSTAU , thands op zijne goe<strong>der</strong>en te Lablack<br />
in Pruisfen woont.<br />
Die heb ik hier willen aanmerken, om een' zeker<br />
man te regt te helpen, die uit hoofde <strong>van</strong> deze, op<br />
zich zelve zeer weinig beduidende, dwaling, en die<br />
zoo veel te ligter door mij begaan kon worden , daar<br />
ik ze<strong>der</strong>t 45 jaren buiten mijn va<strong>der</strong>land leev.ie ,<br />
het lomp vooroordeel opvattede, dat mijne gantfche<br />
Levensgefchiedenis verdicht moest zijn. Schoon ik<br />
onverfcbillig ben omtrent zijne berisping of goedkeuring,<br />
wil ik evenwel, daar ik na<strong>der</strong> on<strong>der</strong>rigt ben,<br />
dezen misflag verbeteren. On<strong>der</strong>tusfchen geloof ik,<br />
dat geen <strong>van</strong> de DERSCHAUS redenen heeft, om zich<br />
te fchamen,<strong>van</strong> aan de familie <strong>van</strong> TRENCK verwande<br />
te zijn, die in de Pruisfifche Staten zed;rd 30:) Jaren<br />
G 4<br />
met
104 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
met de ouifte gedachten verbonden is geweest; en in<br />
de gefchiedenis bewijzen nagelaten heeft, dat zij al.<br />
tijd den waren adel <strong>van</strong> het hart bezat.<br />
Ook heb ik gedwaald, toen ik in het verhaal <strong>van</strong><br />
mijne vlucht uit Glatz («) énen zekeren Lieutenant<br />
VON MOL LINIE verdacht .hieklt, als hadt hij toenmaals<br />
te Braunau den fpion bij mij gefpeeld, en mij aan<br />
den Generaal'FOUQUET verraden. Neen! de brave<br />
man , die nog in het Brandenburgfche als Capitain<br />
leevt, en die zich dit vermoeden zeer aangetrokken<br />
hadt, heeft zich bij mij volkomen geregtvaardjgd. Ik<br />
bid hem hier roede om vergeving; en wij zijn reeds<br />
volkomen verzoend : hij was en bleef mijn vriend.<br />
En hij, die toenmaals waariijk den weg, langs welken<br />
wij dachten .te vluchten, aangebragt, en mij dus verraden<br />
heeft, was de Capitain VON NIMSCHOFSKIJ , uit<br />
het regiment <strong>van</strong> FOUQUBT, mijn eigen neef, die mj<br />
in Braunau on<strong>der</strong> den fchijn <strong>van</strong> .vriendfchap bezocht.<br />
Ik kreeg ook een' won<strong>der</strong>lijken brief <strong>van</strong> enen zekeren<br />
Lieutenant VON BRODOWSKIJ. Deze zon<strong>der</strong>linge<br />
man vindt zich beledigd, om dat ik zijne moe<strong>der</strong> in<br />
mijne gefchiedenis genoemd heb , en. vor<strong>der</strong>t herroe.<br />
ping <strong>van</strong> het geen ik <strong>van</strong> haar heb gezegd (b).<br />
Maar, lieve God! herroeping zal ik wel niet nodig<br />
hebben, daar ik njets als waarheid fchreef, welke niemand<br />
(«) I Deel, bladz. 103.<br />
#) I Deel, bladz. 139I
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 10$<br />
mand beledigen kan: en voor bedreigingen, <strong>van</strong> welken<br />
aart ook', heb ik noit gevreesd.<br />
J)e bercheiden le
lot» LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
kend hebben, en nog in leven zijn, zouden bezwaarlijk<br />
een' eed afleggen, dat zij noit verlievd was. Het<br />
moet hem, die zich met aanmerkingen op dit gedeelte<br />
mijner gefchiedenis ophoudt, zekerlijk onbekend, zijn,<br />
boe veel verdrietelijkheid ik toenmaals over dit huis<br />
met den Heer Generaal GOLZ had, die zeer wel zag,<br />
dat hij meer met mij te kampen hadt, dan met den<br />
Heer BRODOWSKIJ zeiven. En des te meer komt de<br />
eisch <strong>van</strong> zijn' zoon, dat ik mijn verhaal we<strong>der</strong>roepen<br />
zal, mij zon<strong>der</strong>ling voor.<br />
Geregtigheid laat ik altijd zoo wel den va<strong>der</strong> als de<br />
moe<strong>der</strong> we<strong>der</strong>varen, Zij waren beiden mijne vrienden:<br />
bij gevolg wensch ik opregt na de gelegenheid,<br />
om aan hunne ervgenamen <strong>van</strong> dienst te wezen. Maar<br />
ik kan noit in enig geval, hoe ook genaamd, iets<br />
voor valsch of verdigt verklaren, dat ik ééns in mijne<br />
Levensgefchiedenis naar waarheid gefchreven heb.<br />
Een verflandig menseh kan 'er zeker niet toornig<br />
om zijn, wanneer iemand hem zegt. . . „ Uwe moe<strong>der</strong><br />
heeft mij bemind." In dit geval zouden wij<br />
allen veel te doen hebben, wanneer wij allen voor de<br />
feuischheid <strong>van</strong> onze Groot-mama, even als een Don<br />
QUICHOT met de windmolen, een rid<strong>der</strong>gevecht aanvaarden<br />
wilden. Tot procesfen kunnen zulken zaken<br />
ook niet ligt gebragt worden. De ooggetuigen zijn<br />
allen dood, of zagen niets. Ik zelf heb reeds beginzelen<br />
<strong>van</strong> de ftaar. Mevrouw BRODOWSKIJ ZOU zich<br />
'er niet door beledigd geacht hebben, wanneer iemand<br />
haar hadt gezegd, dat ik haar huisvriend was. Veertig<br />
jaren zijn 'er reeds zeden dit geval verlopen. De<br />
praïfumtie is in de daad voor de waarheid <strong>van</strong> hetzelve.<br />
En ik heb immers in allen gevalle in mijn ver»<br />
haal juist niet gezegd, dat mijne toenmalige vriendin<br />
ene
FREDRIK, VRIJHEER. VAN DER TRENCK.<br />
IO^<br />
ene overfpeelfter was, of dat ik mij le moment du<br />
berger ten nutte gemaakt heb!<br />
De eer <strong>van</strong> ene familie beftaat niet in den roem op<br />
de kuischheld harer voorou<strong>der</strong>en. Het is mijne fchuld<br />
niet, dat RVA in den appel beet. ISAAC was evenwel<br />
een hooggeprezen patriarch, fchoon SARAH , zijne<br />
moe<strong>der</strong>, vele nachten in het ferail <strong>van</strong> den Koning<br />
ABIMELECH doorbragt. Men leest ook niet, dat hij<br />
oit met den Kroonprins <strong>van</strong> dezen ABIMELJICH een<br />
proces gevoerd heeft, offchoon in ABIMELECH'S chroniken<br />
ftondt , dat Mevrouw SARAH hem beminde,<br />
Misfchien hadt ook JOSEPH an<strong>der</strong>e redenen, als ik,<br />
om zijn' mantel bij de fchone Mevrouw POTIPHAR<br />
achter te laten. En waar vinden wij befcbreven, dat<br />
oit een jonge PHARAO of aan. JOSEPH of aan zijnen<br />
Gefchiedfchrijver een' proces heeft willen aandoen ,<br />
om dat Mevrouw zijne Mama hem liever hadt, als<br />
den ouden PHARAO. De zoon <strong>van</strong> den Heer BRO<br />
DOWSKIJ, den leermeester mijner jeugd, die daarcn-^<br />
boven ten ftreng Godgeleerde was, en die mij dus<br />
ook 'de gefchiedenis <strong>van</strong> ABRAHAM, en <strong>van</strong> de beide<br />
JOÊEPHS ZOO fugtelijk uitlegde (V), zal dus <strong>van</strong> mij<br />
(c) Van deze uitleggingen, en <strong>van</strong> de gefchiedenisfen zet»<br />
ve, waar <strong>van</strong> onze Schrijver hier melding maakt, fchijnt hij<br />
niet veel onthouden te hebben. Hij behandelt ze met ene<br />
zeer berispelijke losheid, en toont onkundig te zijn <strong>van</strong> de<br />
ware omltandigheden dezer gevallen, POTIPHAR was de naam<br />
niet <strong>van</strong> die vrouw, die JOSEPH wilde verleiden, maar <strong>van</strong><br />
haren man; en ds misdaad, waar toe zij den braven jongeling<br />
poogde te verlokken, was gene bevlekking <strong>van</strong> het bed<br />
vau den Koning FHABAQ, maar <strong>van</strong> é£n' zijner hovelingen.<br />
ook
IcS<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
ook gene bewijzen vor<strong>der</strong>en <strong>van</strong> dingen , waar bi}<br />
men zelden ooggetui óeri verlangt of heeft; en hij zal.<br />
zich<br />
JOSEPH bleef hare aanzoeken, fiandvastig weigeren , en hij<br />
deedt dit zeer zeker uit de beste grondbeginzelen. Het andwoord,<br />
dat hij aan haar gaf, levert ons overvloedige bewijzen<br />
op <strong>van</strong> de opregtheid en flerkte zijner deugd, en tevens<br />
het uitmuntends! voorbeeld voor allen, die zich in verzoeking<br />
bevinden, om tegen hunnen plicht te handelen; „ Mijn<br />
„ Heer bemoejt zich met niets het geen in zijn huis is; hij<br />
„ heeft alles, wat hij bezit, in mijne handen gefield; en<br />
„ niets is zoo groot in 't gehele huis, dat hij mij zoude<br />
,, weigeren, behalven u, die zijne buisvrouw zijt. Hoe zoude<br />
ik dan zulk een groot kwaad doen, en zondigen tegen<br />
„ God?" HIEMEIJER heeft over dit andwoord uitmuntende<br />
aanmerkingen, in zijne Characïerfoinde <strong>van</strong> den Bijbel, I<br />
Deel, 2 Stuk, bladz. 367-369. • SARAH was maar één'<br />
nacht in het huis <strong>van</strong> ABIMELECH, en de Gefchiedfchrijver<br />
«zegt uitdjjtikkelijk, dat de Koning <strong>van</strong> Gerar zich <strong>van</strong> alle<br />
gemeenfchap met haar onthouden heeft, MOSES is de énigffe<br />
Schrijver, die ons <strong>van</strong> beide deze gevallen berigt geevt, en<br />
'er is tegen zijne geloofwaardigheid noit iets met grond ingebragt.<br />
Het is dus ligtvaardig omflandigheden te ver<strong>der</strong>en,<br />
die hij niet heeft, en die zelfs regelregt tegen zijn verhaal<br />
fhïjden. Het is waar, men meent in het berigt <strong>van</strong> MOSES<br />
ene tegenftrijdigheid te vinden, en aldaar zelvs een bewijs re<br />
ontmoeten <strong>van</strong> een langer verblijf <strong>van</strong> SABAH in het huis <strong>van</strong>-<br />
ABIMELECH. Men maakt dit op uit die woorden <strong>van</strong> den gewijden<br />
Gefchiedfchrijver; „ JEIIOVAH hadt alle de baarmoe-<br />
„ <strong>der</strong>s <strong>van</strong> het huis <strong>van</strong> ABIMELECH (dat is <strong>van</strong> zijne huis-<br />
„ vrouw en zijne dienstmaagden) gantfchelijk toegefloten ter<br />
„ oirzake <strong>van</strong> SAEAH, ABRAH/MS huisvrouwe." In een dom<br />
en kwaadaartig boek <strong>van</strong> VOLTAIRE, getituld, la Bible enfin<br />
ex*
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK, Io?<br />
zich wel met de2e- mijne verklaring willen te vrede<br />
houden, dat ik hier dat alles bevestïge, wat ik in<br />
het<br />
expliquée par plujieurs aumov.iers de S. M. L. R. D. P.<br />
leest men, Tom. I, p. 51, over deze plaats het volgende:<br />
g // faut, que ce Rot du défert ait retenu SARA longtems,<br />
,, pour que toutes ces fem'mes fe foient appergues qu'elles<br />
.„ avaient la matrice fermée , & qiPelles ne pouvaient en-<br />
„ fanter. L,a maladie , dont elles furent affligées, tCcfl<br />
„pas fpécifióe. On ne fait, fi Dieu fe'content a de les ren-<br />
„ dre flériles, ce dont on ne peut être affuri qu'au bout de<br />
„ quelques années; eu fi Dieu les rendit inhabiles et reeg'<br />
,, voir les embraffemens
IIO<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
het eerfte Deel <strong>van</strong> zijne moe<strong>der</strong> fchreef, en dat ik<br />
haar on<strong>der</strong> de brave vrouwen rekene, en zelvs in haar<br />
graf nog hoogacht! Genoeg! ik heb hare deugd noch<br />
op de proef gezet, noch in twijfel getrokken ;<br />
ook fchreef ik nimmer, uit dwaze praalzucht, dat ik<br />
mijn' mantel bij haar achtergelaten hadt. De plichten<br />
<strong>der</strong> vriendfchap vervulde ik altijd met de ftrengfte<br />
nauwgezetheid. Dit wilde ik eigenlijk ook in dit flibberig<br />
geval <strong>van</strong> mij zeggen. De windbuilen <strong>van</strong> Parijs<br />
beroemen zich dan zelvs nog over genotene gunften,<br />
wanneer zij met verachting afgewezen worden.<br />
In dit geval was ik, God lof! niet. Ik vond overal,<br />
waar ik zocht; maar ik verhaalde nimmer, waar ik<br />
iets vond»<br />
De oude Heer BRODOWSKIJ was immers noit ijverzuchtig<br />
tegen mij; waarom zouden het dan zijne kin<strong>der</strong>en<br />
zijn? Hij zag niets: en zij hebben voorzeker<br />
nog min<strong>der</strong> kunnen zien <strong>van</strong> dat geen, dat gelchied<br />
is, vóór dat hunne moe<strong>der</strong> hunne ogen met hun gant.<br />
fche lighaam en hoofd aan het daglicht bracht: en het<br />
is den geborenen altijd onverfchillig, aan wien hij zijne<br />
ogen te danken heeft.<br />
Dit heb ik op den mij toegezondenen brief willen<br />
andwoorden. En voor de inwoners <strong>van</strong> de itad Elbing<br />
wil ik juist geen traétaat fchrijven, om te bewijzen<br />
, dat noit een Elbinger een hoorndrager geweest<br />
is. Misfchien werd ik in dit geval zelvs door<br />
Burgedragen<br />
hebben, behalven den zoon <strong>van</strong><br />
kan niet zien, hoe één énige <strong>van</strong> dezelven<br />
komen.<br />
JACOB; doch ik<br />
hier te pas zou<br />
Ik hoop toch niet, dat hij hier aan den min <strong>van</strong><br />
MAEIA gedacht znl hebban?
FREDRIK,'VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
III<br />
Burgermeesteren en Raad verklaagd, "ls of ik hunne<br />
moe<strong>der</strong>s en grootmoe<strong>der</strong>s beledigd had, door te (tellen,<br />
dat zij niet naar den Parijfchen fmaak , noch zoo<br />
kuisch als Mademoifelle MARIA MAGDALENA geleevd<br />
hadden, die toch in de daad te Elbing als een' grote<br />
Heilige vereerd wordt.<br />
In pun&o caftitatis verklaar ik, wat mij betreft,<br />
Madame BRODOWSKIJ heilig. Maar ik wil ook zelf<br />
daar door den reuk <strong>van</strong> heiligheid verdienen, dat ik<br />
bij een beminnenswaardig heilig wijfjen mijne eigene<br />
heiligheid door onthouding verdiend heb. En <strong>van</strong> deze<br />
heiligheid zal ik mij wel door gene martelingen,<br />
veel min<strong>der</strong> door bedreigingen laten affchrikken, die<br />
misfchien nergens an<strong>der</strong>s,, als in Elbing, verftandige<br />
lezers tegen mij opzetten kunnen. Maar, indien ook<br />
een Elbingsch Schrijver zich hier over in twistfchrivten<br />
met mij wilde inlaten; zoo vinde ik den gezichtskring,<br />
waar in ik goedkeuring zou moeten zoeken,<br />
voor mij te eng. De grote waereld, die mij gelezen<br />
heeft, zou zulke fchrivten bezwaarlijk kopen. . . En,<br />
wanneer men in Elbing alléén aan de waarheid <strong>van</strong><br />
mijn verhaal twijfelen mogt, dan zou ik voorzeker<br />
daarom gene verweerfchrivten laten drukken, daar ik<br />
zeer onverfchillig ben omtrent berispingen, die ik noit<br />
verdiende , en die ik nimmer zou kunnen wegnemen.<br />
Genoeg dierhalven tot beandwoording <strong>van</strong> de-<br />
• zen brief.<br />
Nu heb ik op fpeciaal bevel <strong>van</strong> een' groot' Heer<br />
nog iets in deze bladen in te lasfchen, dat ik in het<br />
twede Deel overgeflagen heb , om dat ik den lezer,<br />
door al te wijdlopige verhalen <strong>van</strong> de konstgrepen,<br />
waar
lia<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
waar <strong>van</strong> ik ngj in mijne ge<strong>van</strong>genis bediende, niet<br />
wilde vermoejen. Deze Heer bevondt zich in Maagdenburg,<br />
toen dit voorval gebeurde, en was 'er ooggetuige<br />
<strong>van</strong>. Het was in de daad kluchtig, en het<br />
vei won<strong>der</strong>t mij zeiven, dat ik 'er niet reeds gewag<br />
<strong>van</strong> gemaakt heb. HJt was op één' na de laatfte ondenieming<br />
om te vluchten; en de omftandigheden daar<br />
<strong>van</strong> waren de volgenden.<br />
Dewijl het vollirekt onmogelijk was meer zand en<br />
aarde uit mijd' kerker na buiten te krijgen, zoo maakte<br />
ik, na dat ik an<strong>der</strong>maal den vloer en de fundamenten<br />
doorgebroken had, een gat, dat regt uit na buiten<br />
in de gracht liep. Dit gefchiedde in den nacht,<br />
bij zeer ftormachtig we<strong>der</strong>, en kon, dewijl het zand<br />
zeer fijn was, in 'een paar uren volvoerd worden.<br />
Zoo dra ik tot buiten toe doorgegraven had, trok ik<br />
al het zand fh'1 na binnen, nam een' pantoffel, en<br />
wierp dezelve tegen de palisfaden aan na buiten,even<br />
als of ik ze in het overfpringen verloren had. Deze<br />
palisfaden, <strong>van</strong> twaalf voeten hoog, waren dwars over<br />
den hoofdwal gezet, en binnen dezelven waren mijne<br />
fchildwachten ingefloten. 'Maar in dien hoek, waar<br />
ik het gat gemaakt had, flondt 'geen fchil<strong>der</strong>huis.<br />
Zoo dra dit gedaan was, kroop ik in mijne ge<strong>van</strong>genis<br />
te rug, en maakte mij on<strong>der</strong> den vloer een an.<br />
<strong>der</strong> gat, waar in ik zitten en loeren kon. Maar achter<br />
mij vulde ik het doorgegraven canaal we<strong>der</strong>om -<br />
aan, zoo dat niemand mij zien kon.<br />
De dag breekt aan; da fchildwachten zien het gat,<br />
en geven 'er berigt <strong>van</strong>: de Officier loopt 'er ontffeld<br />
na toe; men ziet de pamofTel, en men befluit, dat<br />
.TRENCK gelukkig over de palisfaden gekomen, en niet<br />
meer in zijn' kerker wat.<br />
Ter*
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
I13<br />
Terftond komt de Commandant uit de ftad met de<br />
gantfche litanie: de alarmdianonnen worden gelost; de<br />
ruiters draven het gantfche Land door, om mij na te<br />
zetten ; alle vestingwerken en on<strong>der</strong>aardfche doorgangen<br />
worden gevifiteerd: men vindt mij nergens, en<br />
fielt dus vast, dat ik gelukkig ontkomen was: en,<br />
daar ik dit zon<strong>der</strong> voorweten <strong>der</strong> fchildwachten onmogelijk<br />
kon on<strong>der</strong>nomen hebben, wordt de gantfche<br />
wacht j met den Officier, gearrefteerd , en overal<br />
heerscht ene onbegrensde ontroering*<br />
Ik zat on<strong>der</strong>tusfchen in het gat, dat ik voor mij<br />
gemaakt had, en hoorde ie<strong>der</strong> woord: mijn hart floeg<br />
<strong>van</strong> vreugde, en ik twijfelde niet meer aan den goeden<br />
uitflag <strong>van</strong> mijne on<strong>der</strong>neming.- Men zou zekerlijk<br />
in den volgenden nacht gene fchildwachten meer<br />
voor mijne ge<strong>van</strong>genis gezet hebben; en dan zou ik<br />
in ernst uit mijne fchuilplaats voor den dag gekropen<br />
zijn; en dus was ik onfeilbaar gelukkig na Saxen ontkomen.<br />
Doch mijn lot was wreed genoeg, om ook<br />
deze hoop te verijdelen, toen ik reeds alle zwarigheden<br />
te boven dacht te zijn*<br />
Alles ging goed, en naar wehsch: het gantfche garnifoen<br />
kwam in de Sterrenfchans, om dit won<strong>der</strong> aan<br />
te gapen. Dit duurde tot na den middag omtrent 4<br />
ure. Eindelijk komt een Vaandrig <strong>van</strong> de Land- •<br />
militie, een kind .<strong>van</strong> J5 of 16 jaren, die zeer klein<br />
en zwakkelijk was, maar fchran<strong>der</strong>er dan alle de an<strong>der</strong>en.<br />
Deze klom na beneden in het gat, bezag de<br />
opening, die na buiten in de gracht uitging, en be.<br />
vondt ze te klein; hij poogde 'er door te kruipen,<br />
maar dit was onmogelijk. Hier uit befloot hij terftond,<br />
dat een fterke karei, als ik, met gene moge-<br />
III. DEEL. H lijk.
114 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
lijkheid door deze opening kon ontkomen zijn; en liet<br />
zich licht geven.<br />
Daar ik nu een <strong>der</strong>gelijk voorval niet vermoed had,<br />
en in het gat, daar ik mij bevond, de lucht te warm<br />
geworden was, zoo had ik het canaal on<strong>der</strong> den<br />
vloer, dat ik eerst toegeftopt had, we<strong>der</strong>om geopend.<br />
Nauwlijks dierhalven hadt de Vaandrig het licht beneden<br />
gekregen , of hij zag mijn witte hembd; hij na<strong>der</strong>de<br />
hier op, greep toe, en kreeg mij bij den arm.<br />
Hier was de vos in den boom ge<strong>van</strong>gen. 'Er ontflond<br />
een gelach, en een gejuich <strong>van</strong> triumph. Maar,<br />
hoe ik daar bij te moede was, daar ik mij reeds met<br />
mijne bevrij ling gevleid had, en op nieuw, zon<strong>der</strong><br />
hoop, in-mijne .ketenen vastgefmeed werd, dit laat<br />
zich gemaklijk nadenken, maar niet met dat gevoel<br />
fchil<strong>der</strong>en , dat toen door mijne ziele beevde.<br />
Mijne uitvinding behaagde on<strong>der</strong>tusfchen zeer aan<br />
die genen, die mij een' gelukkigen uitflag gewenscht<br />
hebben, en dezen zijn het ook, die mij bewogen<br />
hebben, om .dit verhaal, als een aanhangzel op het<br />
vorig Deel, hier nog in te lasfchen.<br />
Nu we<strong>der</strong> tot den afgebrokenen zamenhang te rug.<br />
Ik zettede nu mijne reize voort, en kwam den 4den<br />
April te Koningsbergen, waar mijn broe<strong>der</strong> mij met<br />
verlangen wachtte. Men kan denken, hoe levendig<br />
de broe<strong>der</strong>lijke omhelzing, na ene afwezigheid <strong>van</strong> 42<br />
•jaren, was. Van vier broe<strong>der</strong>s en zusters, die ik had<br />
achtergelaten, vond ik dezen nog maar alleen overig.<br />
Hij leevt genoeglijk op zijiw goe<strong>der</strong>en, en vervult aldaar<br />
de plichten <strong>der</strong> mtiisehjievendheid. Maar zijne<br />
kia-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
I IJ<br />
kin<strong>der</strong>en liggen allen reeds in het graf. Met volkomen<br />
genoegen leevde ik met hem, en zijne waardige<br />
vrouw, veertien dagen in Koningsbergen, en toen nog<br />
zes weken op zijne goe<strong>der</strong>en.<br />
Deze dagen behoren on<strong>der</strong> de gelukkigfte <strong>van</strong> mijn<br />
leven. Dagelijks omringd <strong>van</strong> bloedvrienden, neven,<br />
en aanverwandten, die met hunne kleinkin<strong>der</strong>en, en<br />
achterkleinkin<strong>der</strong>en in de nabuurfchap woonden , en<br />
mij allen verwellekomden, genoot ik een genoegen ,<br />
dat alleen maar de edele ziel <strong>van</strong> een' wijsgeer voelen<br />
kan, die, na lang door llormen geflingerd te zijn,<br />
eindelijk de haven bereikt. Hier zag ik overtuigend,<br />
hoe gerust de grijzaart daar leven kan , waar zijn<br />
naam on<strong>der</strong> die <strong>van</strong> de Eerden des Lands genoemd<br />
wordt, en de meeste familiën met hem verzwagerd of<br />
verwandt zijn. Men is in de daad in een' zekeren<br />
leeftijd nergens beter, dan te huis ; vooral, wanneer<br />
men* te voreru, even als ik, in vreemde Landen de<br />
menfehen heeft leren kennen, eh in hunne verkering<br />
echte vriendfehap. gezocht heeft.<br />
Hier werd ik nu eerst grondig gewaar, wat gedurende<br />
mijne afwezigheid voorgevallen was. De toorn<br />
<strong>van</strong> den groten FREDRIK hadt zich over alle mijne<br />
broe<strong>der</strong>s en zusters uitgebreid. Mijn broe<strong>der</strong>, die in<br />
ou<strong>der</strong>dom op mij volgde, was in het jaar 174Ö, toen<br />
ik ongelukkig werd , Vaanjonker geworden bij het<br />
Cuirasfiers-regiment <strong>van</strong> Kiow; hij diende zes jaren ,<br />
woonde drie batailles bij; maar, om dat hij TRENCK<br />
heette, werdt hij niet gea<strong>van</strong>ceerd; het verdroot hem<br />
ook eindelijk, langer daar op te wachten; hij nam<br />
zijn .aflcheid, trouwde, eri ging op zijn goed, Meicken<br />
genaamd, wonen, waar hij voor dtie jaren geftorven<br />
is , twee zoons nalatende , die den na >m vao<br />
II 2<br />
TRENCK
Il6<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
TRENCK ere aandoen. Hij zelf was, naar het alge»<br />
meen getuigenis een man, die den Staat in het vak,<br />
dat hij zich gekoren hadt, buiten twijfel goede dien-<br />
Hen hadt gedaan ; maar hij was mijn broe<strong>der</strong>; en<br />
daarom alléén wilde de Koning niets <strong>van</strong> hem horen.<br />
Mijn jongde broe<strong>der</strong> hadt zich op de Wetenfchappen<br />
toegelegd, en werdt door één' <strong>van</strong> de eerfte Ministers<br />
aan den Koning als een bekwaam man tot ene<br />
civile bediening voorgellagen: maar FREDRIK fchreef<br />
op den kant <strong>van</strong> het berigt ;<br />
„ Géén TRENCK is tot iets nut."<br />
Zoo heeft mijne gantfche familie, door mijne onfchuldige<br />
veroordeling, moeten lijden. Deze broe<strong>der</strong><br />
koos nu het landleven, en leevde on<strong>der</strong> de voornaam-<br />
•ften <strong>van</strong> het Koningrijk, welvarend, vergenoegd,' geacht-,<br />
en onafhangelijb.<br />
Ook tot mijne zuster, die aan den zoon <strong>van</strong> den<br />
Generaal-Lieutenant VAN WALDOW gehuwd was, en<br />
ze<strong>der</strong>t 1749 als weduwe leevde, Itrekte zich de haat<br />
<strong>van</strong> den Monarch uit.<br />
Ik heb»reeds in mijne Gefchiedenis dikwijls gelegenheid<br />
gehad om haar te noemen. Deze goede vrouw<br />
werdt, gelijk ik reeds verhaald heb (cl), door den.<br />
Gezandfchaps-Secretaris WEINGARTEN in Het jaar 1755<br />
verraden, toen zij mij uit den kerker te Maagdenburg<br />
poogde te redden. Daar om leedt zij zulke verdrukkingen,<br />
die zelvs hare kin<strong>der</strong>en ongelukkig maakten.<br />
Zij bezat het fchone goed Hammer bij Landsberg<br />
aan de Wartha. Daar werdt door de Rusfen alles in<br />
een' fleenhoop veran<strong>der</strong>d. Zij vluchtte met hare ef-<br />
09 II Deel, bladz. 12-15.<br />
fec-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK»<br />
Xt[<br />
feften na Küftrin. Daar werdt bij de belegering alles<br />
verbrand. En de Pruisfifche armée zelve verwoestte<br />
de fchoonfte bosfchen.<br />
Na den oorlog on<strong>der</strong>fteunde de Koning alle geruïneerde<br />
familiën in het Brandenburgfche. Maar zij alleen<br />
kreeg niets, om dat zij mijne zuster was. Zij<br />
wendde zich tot den Koning,en kreeg tot andwoord,<br />
dat zij zich maar aan haar' lieven broe<strong>der</strong> houden<br />
moest.<br />
Zij ftierf in het prilfte <strong>van</strong> bare jaren, na dat zij<br />
kort te voren een twede huwelijk hadt aangegaan, met<br />
den tegenwoordigen Overften VON PAPE. Haar zoon ,<br />
die Capitain was on<strong>der</strong> het regiment Dragon<strong>der</strong>s <strong>van</strong><br />
GÖTZ , is ook voorleden jaar geftorven.<br />
Zoo leden alle mijne bloedverwandten, alleen daarom<br />
, om dat ik hun broe<strong>der</strong> was. Wat kan mij dierhal<br />
ven op aarde vergoeding verfchaffen, voor alle de<br />
treurige gevolgen <strong>van</strong> mijn noodlot , die mijne onfchuldige<br />
bloedvrienden getroffen hebben? Zou men<br />
het wel gedacht hebben, dat de grote FREDRIK zich,<br />
even als de grote vergrimde ZEBAOTH (e), aan kin-<br />
de-<br />
(
JlS<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
<strong>der</strong>en en kindskin<strong>der</strong>en wreken kon? Wat gaat het<br />
mij aan , dat ADAM <strong>van</strong> den verboden' appel at 9<br />
gen zs!; Ezech. XVIII: 20. Het is on<strong>der</strong>tusfchen<br />
Vondt<br />
niet te<br />
ontkennen, dat zulke dwalingen in een' leek daar door enigszins<br />
verontfchuldigd kunnen worden, dat zelvs zoogenaamde<br />
Godgeleerden , die of zeer zwartgallig denken, of kwalijk gefielde<br />
fiarten hebben, zommige leerftukken zoo ruw voordellen,<br />
en zommige Bijbeipiaatzen zoo liegt verklaren, dat men<br />
'er niet aan twijfelen kan, of ook zij houden God voor den<br />
„ groten vergrimden ZEBAOTH, die de misdaden <strong>der</strong> va<strong>der</strong>en<br />
aan kin<strong>der</strong>en en kindskin<strong>der</strong>en wreekt,"<br />
De fantlie <strong>van</strong><br />
het twede gebod <strong>der</strong> wet, die aan ISRABL gegeven is, dient<br />
geenszins tot (laving <strong>van</strong> een zoo lasterlijk gevoelen. Het is<br />
bekend, hoe vele verfchillende wegen 'er open zijn, om aan<br />
deze plaats zulke ene uitlegging te geven, of liever dezelve in<br />
zulk een licht te befchsuwen, dat daar uit niets voortvloeje,<br />
het welk met de Godlijke barmhanigheid, en regtvaardigheid,<br />
of met an<strong>der</strong>e plaatzen <strong>van</strong> den Bijbel ftrijdig zij. Het is hielde<br />
plaats niet, om de verfchillende gedachten <strong>der</strong> Uitleggers<br />
daar omtrent op te geven.<br />
Die lust heeft, hier over iets te lezen,<br />
zie de Algemeene Historie, befchreven door een gczelfehdp<br />
geleerde mannen in Engeland, en vertaald door K.<br />
WESTXKBAA*i II Deel, 2 Stuk, blad» 634-637; j. w. PARIS,<br />
in dis. Apologetica ad Exod, XX: 5, 6, in Bibliotheca Hagana,<br />
Cl. I, fase 3, p. 413.446, & Cl II, fase. 1, p.<br />
1-38; J. 1.. MAGNET, Reflexions fur la menace du fecpnd<br />
cmmaVdement, die , met ene Ne<strong>der</strong>duitfcbe vertaling <strong>van</strong><br />
M. SCJIAGEN , te vinden zijn in de Verhandelingen <strong>van</strong> de<br />
Hollandfche Maatfchappi; <strong>der</strong> Wetenfchappen te Haarlem,<br />
IV Deel, bladz. uc-soP; PERPONCHEK, aantekeningen op de<br />
tflfhneé<br />
Overzetting des O. T. <strong>van</strong> j. D. MICHAKUS ; en<br />
an<strong>der</strong>en. Ik zal hier alken een gedeelte <strong>van</strong> de aantekening<br />
<strong>van</strong>
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. • 110,<br />
Vondt FREDRIK geen ftof genoeg, om mij alleen te<br />
kwellen? Waarom was hem dan, zelvs tot aan zijn<br />
graf<br />
<strong>van</strong> den Iaatstgemelden plaatzen.<br />
Na dat hij enige gevoelens<br />
<strong>van</strong> an<strong>der</strong>en over deze woorden hadt opgegeven, gaat hij aldus<br />
voort:<br />
., Wij hebben 't reeds meermalen opgemerkt,<br />
„ wij vinden in de wet <strong>der</strong> tien geboden wel de wet <strong>der</strong> na-<br />
,, tuur, ten ininften een voornaam gedeelte <strong>der</strong>zelve; maar de<br />
„ wet <strong>der</strong> natuur, tot eene volks-wet gemaakt, door God als<br />
„ vorst en burgeroverheid <strong>van</strong> den Israëlietifchen ftaat, ai'ge-<br />
„ kondigd, naar den bijzon<strong>der</strong>en aart en inrigting <strong>van</strong> dien<br />
„ ftaat, gefchikt, en, gelijk 't aan alle burgerlijke wetten ei'<br />
„ gen is, met tijdlijke flraüèn en beloor.ingen geltaafd. Daar<br />
„ wij nu uit het Boek <strong>van</strong> JOB geleerd hebben, en de daag?<br />
„ lijkfehe on<strong>der</strong>vinding het ook bevestigd,ckt de fchouwpkats<br />
„ <strong>der</strong> Godlijke geregtigheid, eigenlijk niet in deeze uaareld<br />
„ is; dat tijdlijke voor- en teegenfpoed niet aan elk, onmidde-<br />
„ lijk naar evenreedigheid zijner verdienden, worden toege-<br />
„ detld; maar dat ons veeltijds, veele dingen ontmoeten,die,<br />
„ hoe zeer zij ons geluk of ons ongeluk te weeg brengen,<br />
„ egter geenzins als belooningen of ftraffeu, over ons gedrag,<br />
„ moeten worden aangemerkt, maar toegefchreeven aan ande-<br />
„ re altoos wijze, altoos goe<strong>der</strong>tierene inzigteh <strong>der</strong> Voorzie-<br />
„nigheid, die de juisf geëvenreedigde vergelding, tot het<br />
„ toekomend gedeelte onzer aanweezigheid, uitflelt; moeten<br />
„ ook de ongelukken, die tot <strong>der</strong> ou<strong>der</strong>en üraf, mogtön ko-<br />
„ men over kin<strong>der</strong>en , aan 't boos opzet hunner ou<strong>der</strong>en niet<br />
"„ deelagtig, uit dit zelfde oogpunt worden befchouwd; wan-<br />
„ neer al 't harde, en ook al het flrijdigq,, met zoo veele an-<br />
„ <strong>der</strong>e plaatfen <strong>der</strong> fchrift,daar zqo uitdruklijk gezegd wordt,<br />
„ dat elk om zijue eige overtreedingen, en niet om die <strong>van</strong><br />
„ an<strong>der</strong>en, zal verlooren gaan, t' eenemaal en <strong>van</strong> zelve<br />
verdwijnd.<br />
En niet alleen verdwijnd hier alle hardigheid,<br />
H 4 » w a n -
120* LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
graf toe, de naam <strong>van</strong> TRENCK een' verfoejing? .<br />
Men denke mijne gantfche Levensgefchiedenis<br />
na;<br />
„ wanneer %sn deeze plaats wel overweegt; maar wij vin-<br />
„ den er een <strong>der</strong> grootfte bewijfen in <strong>van</strong> de oneindige uit-<br />
„ geftrektheid <strong>der</strong> Godlijke goe<strong>der</strong>tierenheid; want ook hier,<br />
s, daar de God Isra.è'Is, met don<strong>der</strong> en blikfemltraal gewa-<br />
« pend, in de vreeslijke toerusting <strong>van</strong> een Wetgeever en<br />
» Rechter verfchijnt, die, on<strong>der</strong> een hardnekkig en reeds<br />
» meer dan eens weerfpannig geworden volk, zie Ex. 16.<br />
» vs. 28. zijne wetten, door ontzag en vrees, wil fiaaven;<br />
„ ook hier zeg ik, daar hij de zwaarfte ftraffen aan zijne ha-<br />
» ters drijgt, ook hier nog is zijne taal deeze; „ „ Gij<br />
» >, kunt mij wel tot ftraffen, tot vootbeeldige en uitgebrei-<br />
„ ,. de ftraffen dwingen, maar hoe veel meer ben ik tot wel-<br />
„ „ doen en beloonen geneigd! Vind ik mij, ten affchrik-<br />
„ „ kend voorbeeld, fomtijds genoodzaakt, mijne kaftijding<br />
» „ tot over vier gellagten uit te ftrekken; tot een aanmoet<br />
„ » digend voorbeeld, zal ik mijne belooningen uitftoTten,<br />
» „ over duizenden <strong>van</strong> gellagten. Want in 't beloonen vind<br />
» i> ik mijn welbehagen, maar tot ftraffen rust mijne arm zig<br />
„ ,, onwillig uit, en blijft fteeds bereidwillig om het (laan te<br />
>, -., finaken Eepe belooning over duizend gedachten ftel ik<br />
„ „ u <strong>der</strong>faalven tegen éene kaftijding over drie of vier ge-<br />
•> Aagten voor; om u te doen zien, hoe veel meer ik uwe<br />
» liefde, door goe<strong>der</strong>tierenheid en weldaaden, dan uwe<br />
„ „ vrees, door ftrengheid en ftraffen , zoek op te wekken.""<br />
„ Beminnelijk, inneemend zinnebeeldig voordel, <strong>van</strong> de aan-<br />
,, bidiijke, eigenfehnppen des Godlijken weezens! Wie her-<br />
>, kent hier, in den God-Jsraëls, den goe<strong>der</strong>tierenenv den<br />
,, barmhartigen God <strong>van</strong> 't E<strong>van</strong>gelie niet, den God <strong>van</strong> wien<br />
„ MOZES, op 't gezigt zijner heerlijkheid, in verrukking, uit-<br />
„riep: Hf ere , Hcere Cod, barmhartig ende genadig,<br />
„ lang-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 121<br />
na; en dit raadzel zal toch onbegrijpelijk blijven.<br />
Ik wilde de roede, die mij onfchuldig trof, nimmer<br />
kusfen; tot die laagheid was ik onbekwaam: ik<br />
deed pogingen, om door mijn eigen vermogen mijne<br />
kluisters te verbreken; en ziet daar mijne misdaad!<br />
In het jaar 1753 wendde een zekere Ritmeester<br />
VON DERSCHAU , die een halve broe<strong>der</strong> <strong>van</strong> mijn'<br />
moe<strong>der</strong> was, zich fubreptif tot den Koning; gaf valfchelijk<br />
voor, dat hij mijn naaste bloedverwandt -en<br />
leensopvolger was; en verzocht, dat hij met mijn geconfisceerde<br />
goed Groot-Scharlack beleend mogt worden,<br />
De Koning vor<strong>der</strong>de hier op het berigt <strong>van</strong> de leenkamer<br />
<strong>van</strong> Koningsbergen. Men berigtte hem, dat<br />
nog werkelijk twee broe<strong>der</strong>s <strong>van</strong> mij in leven waren;<br />
dat Scharlack een oud familiegoed was, en aan mijne<br />
broe<strong>der</strong>s, maar niet aan DERSCHAU , toebehoorde.<br />
Mijne beide broe<strong>der</strong>s meldden zich nu aan, als de<br />
naaste leensopvolgers, en de Koning fchonk hun mijn<br />
goed Scharlack naar leenregten te bezitten.<br />
>Jn gevolge hier <strong>van</strong> werdt mijn goed geveild. Mijn<br />
jongde broe<strong>der</strong> kocht het; betaalde aan mijn' an<strong>der</strong>en<br />
broe<strong>der</strong>, en aan mijn' zusters, hunne competente portuin;<br />
betaalde ook, op fpeciaal bevel <strong>van</strong> het Hof, de<br />
fchul-<br />
* langmoedig, en groot <strong>van</strong> weldaadigheid en waarheid!<br />
, Ex. 34.. vs. 6. En kon het immer eenig fterveling in de<br />
gedagte komen, zijnen medemenfchen deezen God, on<strong>der</strong><br />
„ affchrikkende trekken, voor :e fchil<strong>der</strong>en ? aan deezen God<br />
„ zijne eige kwaadwillige neigingen en driften te leenen ? O<br />
(, mijne vrienden! zo ooit iets, dit voorwaar is Godslaste-<br />
„ ring."<br />
H5
11% LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
fchuldenaars, die zich aanmeldden, en welker praten»<br />
fiën in de daad valsch waren, daar ik, bij mijn weten,<br />
niets fchuldig was, en daar ik,in mijn negentiende<br />
jaar, toen mijn goed geconfisceerd werdt, nog<br />
werkelijk on<strong>der</strong> voogden ftond. Qjto jure dierhalven<br />
deze fchulden betaald moesten worden, blijvt voor mij<br />
een raadzel; eisfchen kon toenmaals een ie<strong>der</strong> gemakkelijk,<br />
om dat mijne familie zich over de.echtheid<br />
<strong>der</strong> pisetenfiën bij mij niet informeren mogt. Even<br />
200 ging het buiten twijfel ook, toen mijne voogden,<br />
die ik evenwel voor brave mannen kenne, en als zoodanigen<br />
verere, de adminiflratie <strong>van</strong> mijne goe<strong>der</strong>en<br />
aan den Fiscus overgegeven hadden; die dezelve acht<br />
jaren lang bezat, en bij de overgave nogthands geen'<br />
penning aan mijne broe<strong>der</strong>s uitkeerde.<br />
De vraag is nu deze. De tegenwoordige Koning<br />
beeft mij, door een genadig refcript aan zijne regering,<br />
met opheffing <strong>der</strong> confiscatie, we<strong>der</strong>om in het<br />
bezit <strong>van</strong> mijn goed gezet. Ik vor<strong>der</strong> dit dierhalven<br />
te rug. Mijn broe<strong>der</strong> andwoord: „ lk heb het gekocht<br />
en betaald, en ben dus in pojjejjione legiti-<br />
„ ma; ik heb gemelioreerd, en Scharlack is thands<br />
„ drie of vier maal meer waard, als toen het gecon-<br />
„ fisceerd werdt. Da Fiscus betale mij de tegenwoor-<br />
„ dige waarde;dan kan een ie<strong>der</strong>, wie wil, het goed<br />
,, nemen: "maar, wanneer de tegenwoordige Koning u<br />
,, dat te rug geevt, wat de overledene aan mij ver-<br />
M<br />
kocht, dan is het evenwel niet billijk, dat ik hier<br />
„ bij iets verlieze." Nu is de vraag, die nog in<br />
Berlin beflist moet worden, deze. Mijn broe<strong>der</strong> heeft<br />
gene kin<strong>der</strong>en, en laat dus <strong>van</strong> zei ven Groot-Scharlack,<br />
na zijn' dood, aan mijne kin<strong>der</strong>en na. Wanneer<br />
dus mijn broe<strong>der</strong> in de daad tot de teruggave ge.<br />
dvvon-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
Ï23<br />
dwongen kon worden, dan bewijst echter de Koning<br />
daar door aan mij gene genade noch geregtigheid. Ik<br />
verlang ook op deze wijze gene reftitutie <strong>van</strong> het verlorene,<br />
dat mij, zon<strong>der</strong> Koninglijke genade, <strong>van</strong> zeiven<br />
moet toevallen. Heft de edeldenkende Koning de<br />
confiscatie daarom op, om dat hij overtuigd is, dat •<br />
mij geweld en onregt gefchiedde; dan kan ik ook met<br />
regt om de, gedurende twee en veertig jaren, verlorene<br />
inkomften vragen. Doch deze heb ik niet <strong>van</strong><br />
mijn' broe<strong>der</strong>, maar <strong>van</strong> den Fiscus te vor<strong>der</strong>en.<br />
Indien on<strong>der</strong>tusfchen de Fiscus mij den toenmaligen<br />
koopprijs <strong>van</strong> mijn goed we<strong>der</strong>om uitkeren wil, dan<br />
gefchiedt mij het grootfte onregt, dewijl alle goe<strong>der</strong>en<br />
In Pruisfen ze<strong>der</strong>t 1746 drie- of vier-voud in waarde<br />
verdubbeld zijn.<br />
Maar , indien het eerst na mijn' dood aan mijne<br />
kin<strong>der</strong>en toevalt, dan gefchiedt mij tegenwoordig noch<br />
regt noch genade: want ik krijg hier door voor mij<br />
zeiven niets te rug, en moet nog daarbij de thands<br />
lopeftde inkomden tot aan mijn* dood toe ontberen;<br />
daar mijn broe<strong>der</strong> dit goed voor 4000 rijksdalers verpacht<br />
heeft, en men hem dezelven de jure niet afnemen<br />
kan, daar hij het gded tituh emtlonh verkregen<br />
hei fr, en bezit.' En, wanneer mijne kin<strong>der</strong>en het na<br />
zijn' dood krijgen, dan geevt de Koning het aan hun<br />
niet we<strong>der</strong>; maar mijn broe<strong>der</strong> zelf laat hun dan, om<br />
dat hij gene na<strong>der</strong>e erven heeft, zijn vermogen per<br />
tefiatnentum<br />
na.<br />
In dezen toeftand is nu mijne zaak in Berlin. Het<br />
vervolg zal tonen, hoe dezelve door den goeden Mo-<br />
. nnrch beilist zal worden. Ik heb verzocht, dat de<br />
Fiscus Groot-Scharlack mogt laten taxeren, aan mijn'<br />
broe<strong>der</strong> dan volgens deze taxatie fchaêvergoeding be-<br />
zor-
124- LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
zorgen, en aan mij het goed terftond in natura reftitueren.<br />
Mijn broe<strong>der</strong> bezit nog an<strong>der</strong>e goe<strong>der</strong>en, en<br />
kan dan bij zijn' dood disponeren, zoo als hij wil.<br />
Doch, hoe dit ook ga, ik heb evenwel het oogmerk<br />
<strong>van</strong> mijne reize bereikt. Mijn broe<strong>der</strong> is mijn<br />
. vriend, en de va<strong>der</strong> <strong>van</strong> mijne kin<strong>der</strong>en geworden.<br />
Mijn zoon dient reeds den Koning, en is hier bezorgd.<br />
Mijn eer is in mijn va<strong>der</strong>land geregtvaardigd,<br />
en mijn triumph over mijn noodlot is ten minden" in<br />
Pruisfen beflist.<br />
Edeldenkende lezer! wensch mij geluk, en leer uit<br />
mijne gefchiedenis, dat uit kwaad zelvs nog goed kan<br />
voortkomen, indien men het 'er maar in weet te vinden.<br />
Reeds in het negentiende jaar <strong>van</strong> mijn leven<br />
verloor ik alles, wat een mensch op aarde verliezen<br />
kan; behalven mijn eer en mijne handvastjgheid, die<br />
door geen' Vorftenmagt aan mij ontroovd kon worden.<br />
Ik heb miju goed reeds 42 jaren moeten misfen:<br />
ik on<strong>der</strong>vond de bitterde gevolgen <strong>van</strong> de behoeftigheid,<br />
zon<strong>der</strong> laagheden te begaan: maar ia den<br />
overvloed was ik, tot verfpilling toe, onvoorzichtig,<br />
werd zeer dikwijls bedrogen, maar bedroog zelf niemand.<br />
Die mijn aanzienlijk vermogen gedeeld hebben<br />
, moeten zich voor mij fchamen. 1<br />
Ik integendeel<br />
draag, zelvs aan het llof, het hoofd om hoog. Ik<br />
fchrijf naakte waarheden , zon<strong>der</strong> aanzien <strong>der</strong> perfonen,<br />
die mij bekdigen; en mijne Schrivten zijn toch<br />
geduld, en zelvs met privilegie uitgegeven. Ik was<br />
veracht , *verworpen , veroordeeld ; en evenwel verwierf<br />
ik, zelvs in den kerker, toen ik in den diepften<br />
mod<strong>der</strong> <strong>van</strong> meHschlijke verne<strong>der</strong>ing verzonken<br />
was, de achting, en de algemene goedkeuring <strong>der</strong><br />
verftandige waereld. Monarchen mishandelden mj, on<br />
dat
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 12$<br />
dat zij mij niet kenden; thands kennen zij mij, en ik<br />
vind gehoor, befcherming, eer, en genade.<br />
God ! die onze lotgevallen beftiert I Gij hebt mij<br />
door ftormen in de haven gevoerd. Reine dank doorgloejt<br />
mijne gevoelvolle ziel! Behoed alle menfehen<br />
voor een <strong>der</strong>gelijk noodlot, als het mijne was; of,<br />
moet het zelve ook een' an<strong>der</strong>en treifen , dan geef<br />
hem dezelvde wapenen, waar mede ik eindelijk mijn'<br />
triumph bevochten heb! Behoed alle Staten <strong>van</strong> Europa<br />
voor magtfpreuken; en verwij<strong>der</strong> het Oostersch<br />
despotismus <strong>van</strong>. onze grenzen! Befchaam den menfehen<br />
vijand; ftort hem ter ne<strong>der</strong>; en vernietig zijne<br />
ontwerpen! Geef aan alle verdraajers, <strong>der</strong> geregtigheid<br />
, aan alle Hofraden die fchurken zijn, hier op<br />
aarde den tuchthuisbezem in de hand; en zend hun<br />
in de an<strong>der</strong>e waereld na die plaats, waar vrome booswigten<br />
niemand befchadigen kunnen! Dit boek, mijne<br />
treurige gefchiedenis, diene den ligtvaardigen en<br />
den verdrukten tot on<strong>der</strong>rigt; fterke den vertzaagden ;<br />
en doe het hart <strong>der</strong> Vorften beven! Den dood trede<br />
ik nu lachend te gemoet, mijne plichten zijn vervuld,<br />
mijn oogmerk is bereikt, mijne rust is verdiend, mijn<br />
hart verwijt mij niets , mijne nakomelingfchap zal mijne<br />
gedachtenis zegenen, en alleen de ongevoelige, de<br />
kwaadaartige, de huichelaar, de vleier <strong>van</strong> het Hof,<br />
de bedrieger, en-de monnik zullen over mijne Schriv-<br />
.ten knarsfentanden. Ie<strong>der</strong> uur, dat ik nog te leven<br />
heb, zij aan de menschlievendheid gewijd; voor mij<br />
zei ven heb ik weinig nodig. Mijn hoofd neigt zich<br />
na de rust; en, heb ik deze ook misfchien eerst aan<br />
gene zijde <strong>van</strong> het graf te hopen, zoo zal ik toch<br />
noch morren, noch klagen. Ik zal in ftilte (fchoon<br />
thands in mijne onfchuld gekend) na dat graf henen<br />
krui-
Ï20" LEVF.NSG. VAN FREDRIK , VRIJH. VAN DER TRENCK,<br />
kruipen, waar heen ik in het vuur mijner jeugd<br />
ftorm lopen wilde. ' Help, genadig God! help mij<br />
in het volvoeren <strong>van</strong> mijn tegenwoordig voornemen,<br />
tot aan dien dag toe , waar op ik zal ophouden<br />
te zijn! En dit zij het einde mijner Leyensgefchiedenis<br />
l
LEVENSGESCHIEDENIS<br />
V A N<br />
FRANS, VRIJHEER<br />
VAN DER TRENCK,
K O R T E<br />
DER<br />
S C H E T S<br />
WAARACHTIGE LEVENSGESCHIEDENIS<br />
VAN<br />
FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCK ,<br />
Colonel in dienst <strong>van</strong> de Keizerin Koningin, Chef <strong>van</strong><br />
de Pandouren, en beroemd Partijganger; befchreven<br />
doorFIÉEDRIK,VRIJHERVANDERTRENCK,<br />
als een Aanhangzel tot zijne eigene Levens*<br />
gefchiedenis.<br />
FRANS ,VRIJHERVANDER TRENCK , werdt in het<br />
jaar 1714 in Calabrië (ƒ), een landfchap <strong>van</strong> Sicilië,<br />
geboren, waar zijn va<strong>der</strong> toenmaals Overfte-Lieutenant<br />
en Commandant was, welke in het jaar 1743 te<br />
Léitfchau in Hungarijen als Overfte en Commandant<br />
llierf, en de Heerlijkheden Preflowacz, Pleternitz , en<br />
Pakratz, in Sclavonië (g),<br />
en daarenboven een aanzienlijk<br />
vermogen in Hungarijen bezat.<br />
De voornaam<br />
<strong>van</strong> den ouden man wasJOHAN, en hij was de eigen<br />
broe<strong>der</strong> <strong>van</strong> mijn' va<strong>der</strong>, bij gevolg ook te<br />
Konings-<br />
bcr-<br />
(f) Namelijk te Regglo. Zie het werk <strong>van</strong> SCHUBART, getimld,<br />
gjmië uon btt ^rcnf / g)anburenobrtóf; bargeifeilc yon<br />
etnem Unpartbdifchen; (©tuttgctrt 1788) &\M S3anbd;eit/ f.<br />
5 : waar de geboortedag <strong>van</strong> FRANS ook drie jaren vroeger<br />
gefield Wordt, namelijk op den ïften Januarij des jaars 1; u,<br />
- (g) Zie boven I Deel, bladz. 133. 209, 225.<br />
lil. DEEL. . I
ISO<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
bergen in Pruisfen geboren, waar onze familie, reeds<br />
ze<strong>der</strong>d de eerfte (lichting <strong>der</strong> Duitfche Rid<strong>der</strong>orde ,<br />
bekend en gegoed is.<br />
Zijne moe<strong>der</strong> heette VAN KETTLER, en wis uit<br />
Courland afkomftig; maar, uit welk huis zij afftamde-(£),<br />
is mij onbekend. Genoeg! deze TRENCK,<br />
wiens gefchiedenis ik hier fchrijve, was <strong>van</strong> va<strong>der</strong>s<br />
en moe<strong>der</strong>s zijde een oud fligtmatig Edelman; en wij<br />
hadden beiden één' grootva<strong>der</strong> in Pruisfen. Bij gevolg<br />
was hij niet, gelijk zijne vijanden in Weenen<br />
verfpreid hebben , de zoon <strong>van</strong> een' Sclavonifchen rover.<br />
Want zijn va<strong>der</strong>, die het huis Oostenrijk 68<br />
jaren lang gediend , en zich door zijn' ijver voor den<br />
dienst on<strong>der</strong>fcheiden hadt, ftierf te Leitfchau als Overfte,<br />
en nam wonden mede in het graf, die bewezen,<br />
dat hij zich als een braaf foldaat gedragen hadt.<br />
FRANS, de énigfte zoon dien hij achterliet, was ook<br />
reeds Overfte, toen de oude man ftierf, en on<strong>der</strong>fcheidde<br />
zich reeds roemrijk, in den dienst <strong>van</strong> MA-<br />
RIA THERESIA, en tegen hare vijanden.<br />
Van de jaren zijner jeugd fchrijf ik niets. Zijne<br />
Levensgefchiedenij, die hij in het jaar 1747 (ƒ)", in<br />
zijn<br />
(//) Dit Stamhuis moet vrij aanzienlijk geweest zijn. ANNA<br />
IWANOWNA, Keizerin <strong>van</strong> Rusland, was met den Hertog KETT-<br />
LER <strong>van</strong> Courland getrouwd geweest: en<br />
TRENCK beroemde<br />
zich dikwijls, dat hij <strong>van</strong> moe<strong>der</strong>s zijde aan het huis <strong>van</strong> dezen<br />
KETTLER verwandt was: zie SCIHBART, /. c. (3;rj!C$ S3ailbcljeil}<br />
f 79, 94-<br />
(i) Dezelve is oirfprongelijk in het Fransch gefchreven:<br />
maar ook in het Hoogduitsch overgezet, en meer dan ééns<br />
uitgegeven. De laatfte uitgave is die <strong>van</strong> Durlach, bij Muller,<br />
in twee delen in octavo, die in het jaar 1788 in het licht<br />
ge»
FRANS, VRIJHfcER VAN DER TRENCK. IJjt<br />
gijn arrest te Weenen, uitgaf, is met zulke kleinigheden<br />
aangevuld, en zoo elendig gefchreven, dat ik<br />
hier maar zeer weinig daar uit overnemen, en bijna<br />
alleen dat voordragen zal, wat ik <strong>van</strong> geloofwaardige<br />
getuigen, <strong>van</strong> zijne vijanden zeiven, gehoord i<br />
of wat<br />
ik zelf on<strong>der</strong>vonden en gezien heb.<br />
De oude va<strong>der</strong> was niets meer als foldaat; hij beminde<br />
zijn' énigen zoon uitfporig; en was daar bij in<br />
den hoogden graad gierig. Zijne opvoeding werdt<br />
bij gevolg verzuimd, en alle zijne driften bleven on«<br />
beteugeld.<br />
Daar hem nu de Natuur in de daad biiitengewonetalenten<br />
medegedeeld hadt, daar zijn va<strong>der</strong> voor de<br />
toenmalige tijden rijk was,en de vurige jongeling zag,<br />
dat hij geheel en al zon<strong>der</strong> banden was; zoo moesten<br />
ook noodzakelijk hier uit bij hem de grootfte uitfporigheden<br />
volgen. Alle zoorten <strong>van</strong> matiging, en bedwang<br />
<strong>van</strong> zich zeiven, bleven hem onbekend ; en<br />
een uitftekend geluk volgde hem in alle zijne on<strong>der</strong>nemingekomen<br />
is; on<strong>der</strong> dezen titul: $>nVatkbm Beö & $>mt-<br />
&wen-£>berflen / ginné gjeybem von btt Zuntt; »onü)m ©dbjf*<br />
"Kuö.bcm S Jrtn 5' ^an den elendigen fchrijvitijl <strong>van</strong> dit<br />
boek vindt men ene proeve bij SCUUEART, in de voorreden <strong>van</strong><br />
het reeds aangehaalde werk, bladz. XXV, daar men ook op<br />
bladz. XXIV nog enig,berigt vindt aangaande twee gefchrivten,<br />
die hier toe behoren, en waar <strong>van</strong> SCHUSART zich in zijne<br />
Levensbefchrijving <strong>van</strong> FRANS VAN DSR TRENCK bediend<br />
heeft, namelijk le memorie del Barone di Trenck, uitgegeven<br />
te Helmftad, door den Abt PIETRO CHIARI ; en 'Xtitftenttfcbe<br />
•JtilUUïfiStlsjen ju "ïiencfö ieben unb ïbrtten/ door een' ongenoemden,<br />
waarfchijnlijk een' Brandenburger, in het jaar 1747<br />
te Leipzig en Frankfurc in het licht gezonden.<br />
I %
132 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
mingen. Maar deze waren ook onbegrensd, en werden<br />
nimmer door énige grondftelling <strong>van</strong> deugd of<br />
menschlievendheid geregeld, of bepaald. Gierigheid<br />
en eerzucht beftormden zijne gantfche ziel; dewijl hem<br />
alles gelukte, zoo veroorlovde hij zich ook alles: en,<br />
daar zijne oorlogzuchtige neiging met de ongevoeligheid<br />
<strong>van</strong> een in de daad boos hart verénigd was; daar<br />
hij ook op het toneel <strong>der</strong> waereld optradt in een tijdftip,<br />
waar in alleen bloed en zwaard het noodlot <strong>der</strong><br />
volken beflisten: zoo werdt de Bevelhebber <strong>van</strong> roofzuchtige<br />
volken, door zeer natuurlijke gevolgen, een<br />
gevoelloos menfchenhater, een wreedaart, een gevaarlijk<br />
vijand, en een trouwloos vriend.<br />
Zijn temperament was cholerico-fanguinisch, bij gevolg<br />
tot wellust zoo wel, als tot eergierigheid en dapperheid,<br />
geneigd. Zelvs in de grootfte gevaren hadt<br />
hij zijn befluit kort bij zich: zijne tegenwoordigheid<br />
<strong>van</strong>,geest verliet hem nimmer: maar,wanneer de cholera<br />
heerschte, was hij ongevoelig, en tot razernij toe<br />
wreed; daarenboven onverzoenlijk, hebzuchtig, arg.<br />
listig, rijk in uitvindingen, immer met grootfche ontwerpen<br />
bezig: alleen dan, wanneer het bloedrijke de<br />
overhand hadt, en hem tot vrolijkheid opwekte, was<br />
hij eigenzinnig, verlievd , liev<strong>der</strong>ijk, te<strong>der</strong>, en* dan<br />
kon hij aanhouden, en, wanneer zijne begeerte door<br />
fierheid en tegenftand vuriger geworden was, dan kon<br />
hij zelvs kruipen om zijn dierlijk oogmerk te bereiken.<br />
Maar elke verovering maakte ene nieuwe flavin vati<br />
zijne onbegrensde heerschzucht, en, waar hij ftandvastigen<br />
we<strong>der</strong>ftand vondt, daar hielde hij zelvs op<br />
gierig te zijn. Ene verftandige vrouw hadt dierhalven<br />
alleen dezen bijzon<strong>der</strong>en man voor deugd, braafheid,<br />
en menfchenlievde kunnen vormen. Maar men<br />
hadt
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 133<br />
hadt reeds in zijne eerfte kindsheid verzuimd, zijn'<br />
wil aan banden te leggen; alles, wat hij on<strong>der</strong>nam,<br />
was hem gelukt; en hij Meldt dus niets voor onmogelijk.<br />
Hij was dierhalven een roekeloos foldaat; die<br />
bekwaam was, om alles te on<strong>der</strong>nemen; en die allf<br />
gevaren lachend en trotsch te gemoete ging. Zijne<br />
ontwerpen waren des te grootfcher, daar eerzucht het<br />
doelpuncl <strong>van</strong> alle zijne daden was:'des te gevaarlijker<br />
was het hem in enig geval tegen te gaan, daar<br />
alles voor zijne oogmerken wijken moest, en het geheel<br />
onverfchillig voor hem was , langs welken weg<br />
hij zijn oogmerk bereikte. Wee dierhalven zijn' tegenftan<strong>der</strong>,<br />
zelvs dan, wanneer hij door bidden en demoedigheid<br />
zijn medelijden zocht op te wekken!<br />
Hij hadt, <strong>van</strong> zijne kindsheid af aan, alleen ruwe<br />
en onbefchaavde Croaten gekend, die toenmaals roovzuchtig<br />
en bloeddorltig waren , en niet an<strong>der</strong>s , als<br />
door dwang en barbaarfche Hagen in toom gehouden<br />
konden worden. De beliendige verkéring met zulk<br />
zoort <strong>van</strong> menfehen vormde hem dus tot een' volkomenen<br />
tyran, te meer, daar hij on<strong>der</strong>nam , hun door<br />
dierlijke en flaaffche vrees tot de militaire fubordinatie<br />
te brengen, en <strong>van</strong> rovers foldaten te maken.<br />
Wat zijne lighaamsgeftalte. betreft, hadt de Natuur<br />
alle hare weldaden aan hem gefpild. Zijne grootte<br />
was zes voeten en drie duimen ; en deze reusachtige<br />
gehalte was in de daad volkomen geproportioneerd.<br />
Zijn leest was fchoon; zijne gelaatstrekken aangenaam<br />
en manlijk : zijne fterkte was bijna qjigelooflijk ,<br />
want hij hieuw den fterkften os met zijn' fabel den<br />
. kop af; oók hadt hij het in de Turkfche oefening zoo<br />
ver gebragt , dat hij de menfehenhoofden afhieuw,<br />
even als of het maankoppen waren. Daarbij was zijn<br />
I 3<br />
Se-
»34 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
gelaat, in de laatfte jaren <strong>van</strong> zijn leven, alleraffcbuwelijkst,<br />
dewijl hij in den Beijerfchen oorlog bij een<br />
kruidtoii, die vuur vattede, half gebraden , en zijn<br />
gezicht zoo verbrand werdt, dat het vol zwarte vlekken<br />
bleef.<br />
In gezelfchappen was hij de aangenaamfte man <strong>van</strong><br />
de waereld; hij fprak zeven talen zeer gemakkelijk ;<br />
hij was een liefhebber <strong>van</strong> fcherts, en bezat ene bijzon<strong>der</strong>e<br />
vaardigheid <strong>van</strong> geest voor vernuftige invallen;<br />
hjj verftondt de Mufiek , hadt ene aangename<br />
ftem, en zong zo kunftig, dat hij op het toneel hier<br />
mede zijn brood zou hebben kunnen verdienen; en hij<br />
wist zich zeer innemend en bevallig te gedragen. ——<br />
Maar daar, waar hij gebieden kon, was hij een monfter.<br />
Zijn oog ontdekte den kenner wel dra ene arglistige<br />
ziel; en zijn toorn was een onbeteugelde woede. Zijn<br />
wantrouwend character werkte bij an<strong>der</strong>e gelegenhe-i<br />
den , dewijl hij an<strong>der</strong>en zoo beoordeelde, gelijk hij<br />
zich zeiven hevondt.<br />
Maar eigenbaat en vrekke hebzucht'bleven<br />
altijd zijne hoofdzwakheden: waar iets<br />
tot vermeer<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> zijne fchatten te hopen was ,<br />
daar werkte noch deugd,noch godsdienst,noch plicht,<br />
noch eer; en in zijn éénen<strong>der</strong>tigfte jaar, toen hij omtrent<br />
twee roillioenen bezat , ging zijne gierigheid<br />
reeds zoo verre, dat hij dagelijks geen' gulden verteerde<br />
(£), en zich zeiven het nodige onthielde Daar<br />
hij nu in den oorlog altijd de a<strong>van</strong>t-garde aanvoerde,<br />
en bij gevolg in vijandelijke landen overal een' open 5<br />
gelegenheid om te roven vondt; daar hij tevens de<br />
Q) I Deel, bladz. 137, 143,<br />
Be-
FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 135<br />
Bevelhebber was <strong>van</strong> roofzuchtige volken; zoo m iesten<br />
natuurlijk hier uit die plun<strong>der</strong>insen in Beijeren,<br />
Silefië, en in den Elzas volgen, welker ijselijkheid<br />
genoeg bekend is. Hij alleen kocht den buit, dien<br />
zijn gantfche corps maakte , voor zeer weir.ig geld<br />
op, en zondt verfcheidene wèl beladen' fchepen na<br />
zijne goe<strong>der</strong>en. Kreeg één <strong>van</strong> zijne Officieren eens<br />
bij geval een' goeden buit, dan was hij reeds ontwijfelbaar<br />
zijn vijand, en werdt zoo vaak in het heetlte<br />
vuur geplaatst, dat hij eindelijk doodgefchoten werdt:<br />
en dan was de Heer Overfte univerfeel ervgenaam, en<br />
eigende zich zei ven alles toe, wat hij maar met mogelijkheid<br />
te krijgen wist.<br />
In alie militaire wetenfchappen erkende hem ie<strong>der</strong><br />
een v »or den grootlfen meester. Hij was een groot<br />
Ingenieur, en zijn arendsoog wist terftond het terrain<br />
op te nemen , en ie<strong>der</strong>e hoogte en afttand nauwkeurig<br />
te bepalen. Hier door hadt hij in den oorlog grote<br />
voordelen boven an<strong>der</strong>en: en als partijganger kwam<br />
hein dit vooral uitnemeud wel te ltade, dat hij de ligging<br />
<strong>van</strong> het district, waar de oorlog gevoerd werdt,<br />
altiji on<strong>der</strong>zocht, afmat,en nauwkeurig kende. Overal<br />
was hij de eerfte. Zijn lighaam was gehard, om<br />
alle mogelijke vermoejenisfen gemakkelijk te verdragen.<br />
Gene gelegenheid ontglipte zijne waakzaamheid ; alles<br />
maakte hij zich ten nutte, en, wat dapperheid niet<br />
hadt kunnen beflisfen, dat werdt door de gefkpendlte<br />
arglistigheid uitgevoerd. Zijne trotschheid liet niet<br />
toe, dat hij oit zijne verplichting aan iemand erkende;<br />
hij was dierhalven uit grondbeginzel ondankbaar;<br />
alle drijfveêren <strong>van</strong> edele daden werden door zijn' eigenbaat<br />
verlamd; en hij handelde zoo, als of hij het<br />
middenpuncT: was <strong>van</strong> de oogmerken <strong>der</strong> gantfche<br />
I 4<br />
fchep-
'J%6<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
fchepping. Daar nu een volkomen geluk alle zijne on<strong>der</strong>nemingen<br />
begunftigde, zoo fchreef hij noodwendig<br />
dat alles, dat bij geval gefchiedde, aan zijne perfoonlijke<br />
verdiensten toe. Hij wist gene vrienden te zoeken,<br />
te fchatten, noch te behouden; bij gevolg bleef<br />
hij onverfchillig verlaten, wanneer hij hulp nodte<br />
3 5<br />
hadt.<br />
On<strong>der</strong>tusfchen was hij toch altijd in zijn v k een<br />
nuttig en voortreflijk man in den Staat. Zijne lievde,<br />
eerbied, en dienstijver voor de grote BÏARIA THERE-<br />
SIA waren onbegrensd (0; en alleen in zulk een geval,<br />
waar in hij den roem <strong>van</strong> hare wapenen uitbreiden<br />
kon, was hij waarlijk in ftaat, om zich zeiven<br />
en alle zijne geliefkoosde neigingen op te offeren.<br />
Hier voor kan ik borg zijn, dewijl ik hem nauwkeurig<br />
kende: offchoon men misfchien in de gefchiedenis<br />
<strong>der</strong> oorlogen <strong>van</strong> THERESIA dezen zijn welverdienden<br />
roem mogt pogen te bemantelen. Een Gefchiedenisfchrijver<br />
<strong>van</strong> mijn. zoort houdt zich bij niets bedui-<br />
•dende kleinigheden niet op. Hij fchil<strong>der</strong>t eerst het<br />
waar cbaraéter <strong>van</strong> hem , wiens leven hij zich tot een<br />
on<strong>der</strong>werp gekozen heeft; hij tekent deugden, gebreken,<br />
en neigingen getrouw, en zon<strong>der</strong> blanketzel En<br />
dan verhaalt hij eerst daadzaken; die de lezer dan rigliger<br />
beoordelen kan, wanneer hij <strong>der</strong>zelver bron in<br />
den man zeiven weet te vinden.<br />
Zo moesten ook de Biographiën <strong>van</strong> onze Helden<br />
en Monarchen gefchreven worden, op dat hunne na-<br />
-volgers, uit zulken fpiegel zich zeiven mogten kunnen<br />
CO I Deel, bhèz, 13;, i 4 4<br />
.<br />
beoordelen, en hunne gebreken verbeteren. Maar vleierij
FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCX.<br />
Ï37<br />
tij en eigenbaat, of gevaar en vrees voor de oppermagt<br />
zijn de beletzelen, die de luide Hem <strong>der</strong> waarheid<br />
verdikken. De oogmerken <strong>der</strong> Schrijvers zijn<br />
dikwijls ook op hebzucht gegrond, en zij pogen het<br />
getal <strong>der</strong> bladen te vergroten, om een dik boek duur<br />
te verkopen. Men verhaalt daarom kleinigheden wijdlopig,<br />
en wijkt opzettelijk af <strong>van</strong> een in één gedrongen<br />
voordragt, waar in men met weinige woorden veel<br />
zou kunnen zeggen.<br />
De wijze, waar op ik Levensgefchiedenisfen fehrijve,<br />
gelijkt geen' Roman; maar ik geef, terftond in<br />
het begin <strong>van</strong> dezelven, ene nauwkeurige fchets <strong>van</strong><br />
den perfoon, wiens leven mijn on<strong>der</strong>werp is. Maar<br />
hoe weinigen kennen hunnen Held volkomen, dien zij,<br />
alleen naar de berigten <strong>der</strong> nieuwstijdingen, of naar<br />
den fmaak <strong>van</strong> den grootften hoop, fchil<strong>der</strong>en willen.<br />
Ik befchrijf TRENCK'S leven eigenlijk om de volgende<br />
redenen : Hij heeft de eer genoten, dat hij de eerfte<br />
vormer en gebie<strong>der</strong> <strong>van</strong> gereguleerde Sclavonifche<br />
troupen geworden is: on<strong>der</strong> zijn commando verwierven<br />
zij roem , en on<strong>der</strong>fteunden de magt <strong>van</strong> den<br />
Oostenrijkfchen Staat: de Croaten bloedden, hij zelf<br />
bloedde verfcheidene reizen met hun op het flagtveld;<br />
en diende als een regtfchapen foldaat, vreeslijk voor<br />
zijne vijanden, ijverig en getrouw voor zijne Vorftin.<br />
Door de vervolgingen <strong>van</strong> lage vijanden in Weenen,<br />
waar mede hij zijn' buit niet delen wilde, verloor<br />
hij on<strong>der</strong>tusfchen eer, vrijheid , en niet alleen<br />
het vermogen , dat hij zelf verworven hadt, maar ook<br />
het ervdeel <strong>van</strong> onze familie in Hungarijen. Hij ftierf<br />
in de daad in den kerker, even ais of hij een billijk<br />
veroordeeld boöswigt was: en fchurken hebben zelvs<br />
verfpreid, en domkoppen geloven het nog heden, dat<br />
I 5<br />
hij
13$ LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
hij den Koning <strong>van</strong> Pruisfen ge<strong>van</strong>gen gehad, en hem<br />
door omkoping we<strong>der</strong> heimelijk vrijgelaten heeft ("«).<br />
Ook is het mogelijk, dat zommigen in Hungarijen<br />
nog vermoeden, dat een Hungaar, hun landsman, in<br />
de daad een verra<strong>der</strong> geweest is Deze brave natie<br />
wil ik dus door mijne pen, en met grondige bewijzen<br />
overtuigen, dat TRENCK eer, medelijden, en achting<br />
in zijn va<strong>der</strong>land verdiend heeft. In de twee eerfte<br />
Delen <strong>van</strong> mijne gefchiedenis is dit bereids gefchied ,<br />
en men heeft dit goedgekeurd, dewijl ik mij aangeboden<br />
heb, om, het geen ik gezegd'heb, door aften en<br />
Uittrekzels uit prothocollen legaal te bewijzen; bijaldien<br />
de Monarch opgewekt mogt wor ien, om de ware<br />
omftandigheden <strong>van</strong> dit voor ie<strong>der</strong> eerlijk man alleraffcbuwelijkst<br />
voorval te laten on<strong>der</strong>hoeken, en 'er<br />
even zo in te handelen, als tegenwoordig voor mijne<br />
eer en verdediging in Berlin gedaan is. De overleden<br />
TRENCK kan wel niet fpreken : maar ik, die de zuivere<br />
waarheid verdedig, leef nog werkelijk, en ben tot<br />
het geven <strong>van</strong> de aangebodene bewijzen bereid.<br />
TRENCK fchreef wel zijne Levensgefchiedenis zelf<br />
toen hij, gedurende zijn proces, in het Arfenaal te<br />
Weenen in arrest zat; en hij verhaalde in de twee<br />
laatfte bladen droog weg, hoe men in den zoogenaamden<br />
krijgsraad , on<strong>der</strong> voorzitting <strong>van</strong> zijn' ergften<br />
vijand, den Graaf LÖ WEN WALDE (ti), met hem gehandeld<br />
had. Maar deze Prafident hadt veel vermogende<br />
vrienden, en die twee bladen werden in Weenen<br />
uit alle de exemplaren gefcheurd en openlijk door<br />
den<br />
(tn) I Deel, bladz. 47.<br />
(») I Deel, bladz. 134, 143.
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
I^t)<br />
den fcherprigter verbrand. De waarheid verdedigen<br />
kon hij toenmaals niet, dewijl hij on<strong>der</strong> het openbaar<br />
geweld <strong>van</strong> zijne vijanden zuchtte. Ik in tegendeel<br />
heb juist deze bladen in het eerfte Deel mijner ge. '<br />
fchiedenis letterlijk ingelascht; en ben nog tegenwoordig<br />
bereid, om uit de aften <strong>van</strong> zijn proces, die ik<br />
in handen heb, en uit gerigtelijke prothocollen te bewijzen<br />
, dat alles, wat hij hier <strong>van</strong> fchreef, de zuivere<br />
waarheid geweest is. Hij werdt toenmaals na den<br />
Speelberg gezonden, om dat men <strong>van</strong> een beledigd<br />
man, die in ftaat was alles te on<strong>der</strong>nemen, veel te<br />
vrezen hadt. Hij ftierf weerloos, als een Oagtoffer<br />
<strong>van</strong> onregtvaardige rigters. Hij is dood, en kan zijne<br />
eer niet meer verdedigen.<br />
Dit is dierhalven mijn plicht, offchoon hij als mijn<br />
ergfte perfoonlijke vijand, en als de oirzaak <strong>van</strong> alle<br />
mijne geledene ongelukken geftorven is. Een man <strong>van</strong><br />
zijn' aart verdiende in een' Staat, waar aan hij zulke<br />
gewigtige dienften bewezen heeft, een gant&ch an<strong>der</strong><br />
noodlot. Tegen den Staat heeft hij noit een' misdaad<br />
begaan, en alle zijne brave landslieden moeten hem<br />
dus eerzuilen oprigten. Zijne vijanden, die zijn' val<br />
bewerkten, liggen reeds verachtelijk in het graf. Men<br />
heeft hun allen leren kennen, maar te laat voor den<br />
ongelukkigen TRENCK : en zij, die zijne goe<strong>der</strong>en<br />
deelden, en hem als een mestzwijn llagtten, om zijn<br />
fpek te genieten, hadden beter gedaan, wanneer zij<br />
Joden gebleven waren , die geen fpek eten durven*<br />
God geve hun ene goede mesting! Op de Sclavonifehe<br />
goe<strong>der</strong>en groejen vele eikels, maar bezwaarlijk<br />
zal dit vet voedzel een gezond menfchen-verftand, en<br />
nog min<strong>der</strong> een edel gevoelig hart in hun doen opwasfchen.<br />
Ten minften tot dus verre heeft men uit<br />
hun-
140 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
hunne gedachten nog gene mannen zien voortkiemen,<br />
die zoo nuttig voor den Staat waren, als TRENCK geweest<br />
is, die een' zoo fchran<strong>der</strong>en kop bezaten, of<br />
' maar de geringde blijken <strong>van</strong> ware edelheid des harte<br />
gaven. Dat uwe Excellentiën met Magnaatfchappen<br />
en Vorstlijke of Graaflijke tituls welvarên I . . . Alle<br />
die heerlijkheid hebt gij voor baar geld gekocht,<br />
dat gij uit TRENCK'S kasfe geroovd hebt. Mij is <strong>van</strong><br />
zijne goe<strong>der</strong>en, die mij regtmatig toekwamen, niets<br />
overig gebleven. Maar de eer <strong>van</strong> mijn' neef, die<br />
thands in het graf ligt, te redden , bleef mij voorbehouden<br />
; en dit regt alleen hebben mij alle uwe cabalen,<br />
uwe familie-protectie, uwe rijkdommen, en uw<br />
credit bij het Hof niet kunnen benemen.<br />
Ik heb vrij gefchreven, en bewezen, dat TRENCK<br />
door ulieden geplun<strong>der</strong>d is; dat hij het huis Oostenrijk<br />
, als een eerlijk man, met trouw en ijver gediend,<br />
en niet op de paradeplaats, noch in de regtbanken,<br />
maar met den degen in de vuist de foldatenrol voor<br />
het va<strong>der</strong>land roemrijk gefpeeld heeft ; dat hij den<br />
Koning <strong>van</strong> Pruisfen even zoo min ge<strong>van</strong>gen gehad<br />
heeft, als den Keizer <strong>van</strong> Marocco; dat hij bij ge.<br />
volg niet als een landverra<strong>der</strong> op den Speelberg gezeten<br />
heeft, maar als het flagtoffer <strong>van</strong> den nijd en de<br />
oppermagt <strong>van</strong> zulke lieden, die men geen' volmagt<br />
hadt moeten geven, om over verdiensten en braafheid<br />
te oordelen.<br />
Doch dit is gefchied. Hij is dood. . . Maar die<br />
nog op aarde leevt, en mij met die befchuldjging on<strong>der</strong><br />
de ogen durvt komen, dat immer of de Hungaarfche<br />
of de Pruisfifche TRENCK tot hoogverraad bekwaam<br />
was, of in Weenen of in Berlin ftraf verdiende,<br />
die zal mij terilond vaardig vinden, om aan hem<br />
o
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
a priori zoo wel als a pofteriori te bewijzen, dat ons<br />
beiden onregt gedaan is.<br />
Na dit voorlopig berigt ga - ik over, om zijne gefchiedenis,<br />
naar het ontwerp dat ik 'er <strong>van</strong> gemaakt<br />
heb, in haar verband te verhalen.<br />
De va<strong>der</strong> <strong>van</strong> TRENCK was een afgeleevd gierig<br />
grijzaart; maar an<strong>der</strong>s een goed man. De zoon in tegendeel<br />
was een vurig en losbandig jongeling, die geld<br />
nodig hadt, om naar zijne lusten te leven. Hij voerde<br />
vele lustige ftreken uit, toen hij als Vaandrig on<strong>der</strong><br />
zeker mij onbekend regiment Infanterij diende (0}.<br />
Hij ging bij een' beambten <strong>van</strong> de goe<strong>der</strong>en zijn's<br />
va<strong>der</strong>s, en vor<strong>der</strong>de geld <strong>van</strong> hem. Deze weigerde<br />
dit: en de jonge TRENCK kloovde hem den kop door<br />
midden. Hier uit ontftondt een psoces, dat eindelijk<br />
bijgelegd werdt.<br />
Toen in het jaar 1736 de oorlog tusfchen Rusland<br />
en de Turken uitbrak, wierf hij, met verlof <strong>van</strong> het<br />
Weener Hof, een esquadron Husfaren, en tradt daar<br />
mede in Rusfifchen dienst; hoewel de oude va<strong>der</strong><br />
zijn' énigen zoon zeer ongaarne miste (_p).<br />
In<br />
t» Het was on<strong>der</strong> bet regiment <strong>van</strong> PALF, dat na<strong>der</strong>hand<br />
aan den Prins <strong>van</strong> SAXEN-HILDBURGHAUSEN toebehoord heeft:<br />
zie SCHUBART, /. c. ©cfleé $8anbd;enl f. 21, 23, 78.<br />
*>) SCHUBART zegt, dat hij Ritmeester werdt on<strong>der</strong> het<br />
Husfaren-regiment <strong>van</strong> KUMING, dat 300 man fterk was, en<br />
dat hij dezen Rusfifchen Overften in de werving gewigtige<br />
diensten bewees; dat zijn 'va<strong>der</strong> in het begin hier niet in toeftemmen<br />
wilde, om d^t hij <strong>van</strong> het woest character <strong>van</strong> zijn*<br />
zeon alle mogelijke onheilen vreesde; maar dat hij eindelijk<br />
aan
?42 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
In dezen oorlog nu diende hij met zeer veel on<strong>der</strong>fcheiding,<br />
en gewon de bijzon<strong>der</strong>fte protectie <strong>van</strong> den<br />
Veldmaarfchalk MÜNNICH ; hij deedt als partijganger<br />
zeer ligtvaardige, maar echter zeer gelukkige expeditiën<br />
tegen de Tartaren, zoo dat hij wel dra in de armee<br />
beroemd, en, na het aflopen <strong>van</strong> den veldtocht,<br />
Major werdt.<br />
Wanneer eens de Turken voor het front rond<br />
zwermden, en het regiment opgemarcheerd was, zag<br />
hij, dat 'er een voordelige coup te doen was, en riep<br />
den Overften RUMINO toe, dat hij 'er met het regiment<br />
terftond op inhouwen moest, en zich <strong>van</strong> dit<br />
zichtbaar voordeel bedienen.<br />
De vreesachtige Overfte gaf ten andwoord.. „ Ik<br />
„ heb 'er geen or<strong>der</strong> toe." TRENCK verzocht om verlof,<br />
om 'er dan alleen maar met zijn esquadron op in<br />
te houwen; maar -hij kon dit niet verwerven. Terftond<br />
geraakte hij in woede, dewijl hij tot dus verre<br />
geen' tegenfpraak geduld, en gene on<strong>der</strong>worpenheid<br />
gekend hadt: en hij riep zijn regiment toe.. „Die een<br />
„ braaf karei is, volge mij na." Ongeveer 200 man<br />
fprongen voorwaarts: hij zettede zich aan hunne fpitfe,<br />
rigtte een ijzelijk bloedbad aan, floeg den vijand,<br />
en keerde, dronken <strong>van</strong> vreugde, met koppen en ge<strong>van</strong>genen<br />
zegerijk te rug.<br />
Zoo dra hij voor het front <strong>van</strong> het regiment kwam,<br />
fprong hij op den Overften los, noemde hem een"<br />
Rusfifchen , en floeg hem met zijn' karwatsch,<br />
zon<strong>der</strong> dat deze enigen tegenweer deedt.<br />
aan zijn' zoon daar toe verlof gaf, na dat deze vooraf ernitige<br />
belovten deedt, <strong>van</strong> zich te zullen beteren: /.
FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCK. I43<br />
De zaak werdt aangeklaagd, TRENCK gearrefteerd,<br />
en hem een crimiieel proces aangedaan.<br />
Hier werdt hij veroordeeld , om geharquebufeerd te<br />
worden, en de dag <strong>van</strong> zijn' dood was reeds bepaald.<br />
Maar op den dag voor de executie reedt de Veldmaarfchalk<br />
MÜNNICH , het zij dan bij toeval, of met op»<br />
zet, voorbij de tent, waar in hij ge<strong>van</strong>gen zat<br />
TRENCK zag bem, maakte dat hij voor aan de tent<br />
kwam, en fprak hem bp de volgende wijze aan:<br />
„ Dat uwe Excellentie toch niet toelate , dat een<br />
„ vreemd Rid<strong>der</strong> hier daarom fmadelijk fterve, om<br />
dat hij een' lafhartigen Rus geflagen heeft! Ver*<br />
„ gun mij, dat ik mijn paard late zadelen, en den<br />
„ dood<br />
(q) SCHUBART verhaalt deze gefchiedenisfen in ene an<strong>der</strong>e<br />
orde. Volgens hem zou TRENCK, om dat hij zich ontijdig<br />
op zijne verwandtfchap met de Keizerin <strong>van</strong> Rusland beroemd<br />
hadt, veroordeeld geweest zijn, om na Siberiën gezonden te<br />
worden;en hier <strong>van</strong> zou hij door den Graaf MÜciHiCM bevrijd<br />
zijn geworden, na dat hij zijn aanbod, orn hem drie vijandelijke<br />
koppen te brengen, volbragt hadt. Doch na<strong>der</strong>hand<br />
zou hij tegen zijn' Overften, die hem op ene harde wijze<br />
over enige misdagen in de exercitiën <strong>van</strong> het regiment berispt<br />
hadt, vergrepen hebben; hier om zou hij veroordeeld<br />
geweest zijn, om geharquebufeerd te worden; doch, toen<br />
hij reeds aan de paal gebonden was, en de geweren reeds<br />
overgehaald waren, zou hij pardon gekregen hebben: /. c. f.<br />
94, 9*> •> 107-117- Voorts maakt SCHUBART, f. 90, ook wel<br />
gewag <strong>van</strong> den aanval, dien hij met 200 vrijwilligers op den<br />
vijand deedt, maar hij meldt niets <strong>van</strong> het verwijt en den<br />
hoon, dat hij bij zijne terugkomst aan zijn Overften gedaan<br />
zou hebben, en dus ook niet <strong>van</strong> enige ftraf, die hem daal<br />
©ver zou opgelegd zijn geweest.
144 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
„ dood <strong>van</strong> de handen <strong>der</strong> gewapende vijanden niet<br />
„ den fabel in de vuist mag zoeken." (De Tartaren<br />
waren juist in ene fchermutzeling met de voorposten<br />
bezig.)<br />
De Veldmaarfchalk trok de fchou<strong>der</strong>s op en<br />
r<br />
zweeg. . .<br />
'<br />
TRENCK fprak hem nogmaals vrijmoedig aan, en<br />
zeide: „ Indien ik maar drie koppen mede te rug<br />
„ breng, krijg ik dan pardon <strong>van</strong> uwe Excellentie?"<br />
Het andwoord was: „ Ja!"<br />
Terftond werdt het paard gehaald. Hij f pr0<br />
ng alléén<br />
na den vijand toe, en kwam evenwel met vier<br />
koppen, aan de manen <strong>van</strong> het paard aangeknoopt,<br />
en met een* ligte wonde aan zijn' fchou<strong>der</strong> te rug!<br />
MÜNNicH omhelsde hem, en plaatfte hem als Major<br />
bij een an<strong>der</strong> regiment (f).<br />
Hier betoonde hij in de daad won<strong>der</strong>en <strong>van</strong> dapperheid.<br />
On<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en werdt hem eens <strong>van</strong> een' Tartaar<br />
in een gevecht een fpiets door den buik gejaa-d -<br />
bij greep den fpiets, die uit zijn lighaam uitltak, woe-*<br />
dend aan; brak denzelven met zijne gewone reusachtige<br />
tterkte af; gaf zijn paard de fporen; en ontkwam<br />
dus gelukkig. Hij werdt ook wel dra geheeld , en ik<br />
zelf<br />
(r) Namelijk on<strong>der</strong> het regiment dragon<strong>der</strong>s <strong>van</strong> OBLOWzie<br />
SCHUBART, l.c. f. IOO, 1.3, die echter deze bevor<strong>der</strong>ing<br />
wat later plaatst, en twee redenen <strong>van</strong> dezelve opgeevt<br />
voor eerst de dapperheid, die hij-bij de befiorming <strong>van</strong><br />
Choczim vertoonde, en ten an<strong>der</strong>en de hoo P<br />
, die Graaf<br />
«Mdca hadt opgevat, dat hij bij een an<strong>der</strong> regiment zijn<br />
onrustig gedrag veran<strong>der</strong>en zou.
X .<br />
IE ui .kwam —met vier koppen, aan. cte<br />
muitlt vaan liet paal'tl aaiigeJsnoopi: —te<br />
rug 1 » "bi. 144 o
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
I45<br />
zelf heb de twee lidtekenen <strong>van</strong> deze wonden gezien,<br />
en kan dus de waarheid <strong>van</strong> een zoo bijzon<strong>der</strong> voor-<br />
Val bevestigen. Daarenboven heb ik ook alle zijne<br />
roemrijke daden, en alle de bewijzen <strong>van</strong> zijne tegenwoordigheid<br />
<strong>van</strong> geest, en <strong>van</strong> zijnen ijver, om zich<br />
in het heetfle vuur te wagen, <strong>van</strong> die Officieren g<br />
hoord, die toenmaals met hem dienden, en ooggetui-.<br />
gen <strong>van</strong> dezelven waren.<br />
Hij diende ook in dezen veldtocht met eer, werdt<br />
met een' pijl aan den enkel gewond, en verwierf de<br />
gantfche lievde <strong>van</strong> den Veldmaarfchalk, maar laadde<br />
tevens ook den nijd <strong>van</strong> alle de Rusfifche Officiers op<br />
zich. Eindelijk trof hem een nieuw ongeluk, kort<br />
voor het einde <strong>van</strong> dezen bloedigen oorlog. Zijn regiment<br />
was opgemarcheerd, de vijand zwermde rondom<br />
hetzelve, hij badt zijn' Overften, om Gods wil,<br />
dat hij de Turken attacqueren mogt: maar deze was<br />
we<strong>der</strong> een Rus , hij weigerde dit dierhalven , en<br />
TRENCK gaf hem daar voor een oorvijg. Hij riep zij.<br />
ne lieden toe, om hem te volgen. Doch, daar deze<br />
gene Hungaren maar Rusfen waren, bleef alles ftaan,<br />
en TRENCK werdt gearrefteerd.<br />
Nu veroordeelde hem de krijgsraad ter dood, en alle<br />
hoop op redding was verloren. Hoe gaarne de Ge.<br />
neraal hem ook genade gefchonken v<br />
zou hebben, zoo<br />
was dit toch onmogelijk, dewijl hij zelf een vreemdeling<br />
was, en alle de Rusfen reeds over zijne partijdige<br />
ingenomenheid met vreemdelingen morden, en zich<br />
beledigd achtten.<br />
De dag <strong>der</strong> executie brak aan. Hij werdt na buiten<br />
gebragt, om doorigefchoten te worden. Maar de<br />
Veldmaarfchalk hadt het zoo gefchikt, dat juist, toen<br />
het laatfte ogenblik na<strong>der</strong>de, de Veldmaarichalk LÖ-<br />
III. DEEL. K WEN-
I46<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
WENTHAL met zijne gemalin daar voorbij reedt.<br />
TKENCK maakte zich dit ogenblik ten nutte ; fprak<br />
vrijmoedig en beweeglijk; men on<strong>der</strong>fteuude zijne beden<br />
, door voorfpraak; en het leven werdt hem gefchonken;<br />
maar hij werdt veroordeeld, om na Siberië<br />
gezonden te worden.<br />
Hij protefteerde tegen dit vonnis. De Veldmaarichalk<br />
fchreef na Petersburg, en 'er kwam bevel, dat<br />
hij gecasfeerd, en uit de Rusiifche Staten gebannen<br />
moest worden (.?).<br />
Dit gefchiedde. Men bragt hem over de grenzen,<br />
en hij reisde na zijn' va<strong>der</strong>, na Hungarijen.<br />
Hier trouwde hij nu de dochter <strong>van</strong> den Lieutenant-<br />
Veldmaarfchalk Baron TILLIER. (/), die uit de<br />
eerfte huizen <strong>van</strong> Zwitferland afkomftig was.<br />
Ha.<br />
(s) Wij hebben gezien, dat SCHUBART, die maar <strong>van</strong> ééa<br />
doodvonnis fpreekt, dat over TRENCK zou geveld zijn, de<br />
oirzaak <strong>van</strong> hetzelve an<strong>der</strong>s verhaalt, als onze Schrijver:maar<br />
nu moeten wij 'er bijvoegen, dat hij ook de gevolgen daar<br />
<strong>van</strong> enigszins ar<strong>der</strong>s opgeevt. Volgens hem namelijk zou<br />
TRENCK , toen hij <strong>van</strong> den dood bevrijd werdt, gevonnisd<br />
zijn, om vijf maanden aan de vestingwerken <strong>van</strong> Kiow te arbeiden,<br />
en dan een* revers te tekenen, waar bij hij zich op<br />
levensttraf vetbondt den Rusfifchen bodem niet we<strong>der</strong>om te<br />
betreden: hij zou echter, na enigen tijd te Kiow in elende<br />
te hebben doorgebragt, vroeger dan zijn vonnis luidde, <strong>van</strong><br />
dezen flaaffchen arbeid verlost, en op vrijen voeten gefield<br />
zijn, op voorfpraak <strong>van</strong> de Gravin LÖWENTHAL (die op MÜNmen<br />
zeer veel vermogt) en <strong>van</strong> de Gravin ROMANZOW. Hij<br />
moest echter • toen terltond Rusland verlaten , dat hij met<br />
blijdfchap deedt. /. c. f. 118-122.<br />
CO SCHUBART plaatst zijn huwelijk met de freule TILUEB<br />
lang
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 147<br />
Hare broe<strong>der</strong>s waren de beide Generaal-Lieutenants<br />
TiELisR, waar <strong>van</strong> de een in den zevenjarigen oorlog<br />
met roem ftierf, na dat hij de bijzon<strong>der</strong>fte achting<br />
<strong>der</strong> Keizerin verworven hadt; terwijl dé an<strong>der</strong> toen<br />
comman<strong>der</strong>end Generaal in Croatië was. Deze laat (te<br />
leevt nog tegenwoordig, en bezit een regiment <strong>van</strong> dé<br />
infanterij, dat zijn' naam voert; •<br />
Met deze vrouw leevde hij niet lang. Zij Was<br />
zwanger; en hij voerde haar, overeenkom (tig zijn<br />
wild temperament, op de jagt door de moerasfen. Zij<br />
was tegen zulke fatigues niet beftandj en ftierf, zon*<br />
<strong>der</strong> hem erven na te laten.<br />
TEENCK kon bij zijne oorlogzuchtige neigingen niet<br />
ledig zijn; en echter de gelegenheid, om aan dezelven<br />
te voldoen, ontbrak hem thands, daar het rondom vrede<br />
was. Hij on<strong>der</strong>nam dus de rovers in Sclavonië<br />
uit te roejen. Nu moet men vooraf weten, wat dit<br />
eigenlijk voor lieden waren , die nog niemand vóór<br />
hem ernftig hadt durven aangrijpen, offchoon zij het<br />
gantfche Land op contribude zetteden («_), en de<br />
wreedfte bedrijven aanvingen.<br />
lang vóór zijne aanvaarding <strong>van</strong> den Rusfifchen dienst; hij<br />
verhaalt, dat TRENCK zich tegen deze vrouw ten hoogden<br />
ontrouw gedroeg; dat dit haar langzaam deedt wegkwijnen,<br />
en dat zij eindelijk, na dat de vier kin<strong>der</strong>en, die zij herri<br />
gebaard hadt, allen voor haar begraven waren, eindelijk in<br />
den dood het einde <strong>van</strong> haar verdriet vondt; het welk in<br />
dien tijd gebeurde, toen haar ongevoelig man in Rusfifcheri<br />
dienst, en dus verre <strong>van</strong> haar afwas. /. c. f. 50-76, 113,<br />
114.<br />
O) Reeds <strong>van</strong> ouds hielden de bewoners <strong>van</strong> Sclavonië<br />
zich met gewelddadige afpersfingen en öroperijen op. Vaii<br />
K 9<br />
ê
148 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Zij hadden hunne aanvoer<strong>der</strong>s, die zij Harumbacha<br />
noemden; dezen werden uit de fteikfte, dapperfte, en<br />
ftourmoedigde <strong>van</strong> de natie gekozen. Hunne wetten<br />
waren zoo ftreng, dat de minfte misflag met de koor.<br />
de ge'-.ra't werdt. Werdt één <strong>van</strong> hun in een dorp<br />
verraden, dan fpaarden zij niets, zelvs niet het ongeboren<br />
kin in den fchoot zijner moe<strong>der</strong>. Hunne<br />
wraak kende gene palen; en, wanneer eens ene<br />
gehele<br />
bende omkwam, dan moest de nieuwe<br />
bacha eerst het oord verwoesten, waar zijn<br />
voorganger<br />
met de zijnen gefneuveld was.<br />
Harum.<br />
Zij leevden <strong>van</strong> den roof, on<strong>der</strong>hielden hunne<br />
fpions in Turkije,<br />
roverbenden,<br />
overvielen daar zelvs de Turkfche<br />
en namen hun den geroovden buit af,<br />
of moordden en plun<strong>der</strong>den de<br />
reizende kooplieden.'<br />
Dit alles verwekte in het gantfche Land ene algemene<br />
verfchrikking.<br />
Niemand waagde het, hunnen haat op<br />
zich te laden, en alle bezitters <strong>van</strong> goe<strong>der</strong>en betaalden<br />
hun zelvs ene kleine contributie, om hunne heerlijkheden<br />
tegen de Turkfche rovers te befchermen.<br />
Waar dit gefchieade, daar leevde Heer en on<strong>der</strong>daan<br />
ge.<br />
de Pannonié'rs, die aldaar eertijds hunne woonplaats hadden,<br />
zegt FLORUS, „ Pannonii duobus faltibus, ac tribus fluviis,<br />
„ Dravo, Savo, Hiflroque vallabantur: populati proximos,<br />
„ intra ripas fe recipiebant." Lib. IV, cap. 12, §. 8. En<br />
de Sclaven, de tegenwoordige bewoners <strong>van</strong> dit Land worden<br />
befchreven als, ,, in hunne zeden bijna aan de Tuiken<br />
„ gelijk; oorlogzuchtig; om niets an<strong>der</strong>s God biddende, als<br />
„ dat zij in de wapenen en in den krijg mogen fterven; ge»<br />
„ neigd tot opftand; en door gedurige Stroperijen hunne na-<br />
„ buren kwellende:" y% BUNOH» nota ad CMJVERII Gcogra*<br />
pkiam, p. 398.
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
IAO,<br />
gerust en volkomen veilig, dewijl zij het in alle gevallen<br />
zich tot een' wet maakten, hun woord getrouwelijk<br />
te houden. Ie<strong>der</strong> Harumbacha hadt een bepaald<br />
getal <strong>van</strong> deze rovers on<strong>der</strong> zich; en wanneer één <strong>van</strong><br />
dezelven uit de bende uitging, dan verzochten alle<br />
fterke en bikwame jonge lieden, om in de vacante<br />
plaats te mogen treden, dewijl zij dan niet behoevden<br />
te arbeiden, en nogthahds in overvloed leven konden.<br />
Zij gingen bij gevolg vrij door het gantfche land,<br />
gewapend, en kenbaar aan hunne grote zilveren ringen<br />
en knopen. Wanneer de Politie hun vervolgde,<br />
en zij met gereguleerde foldaten handgemeen werden,<br />
dan hadden zij meestentijds de overhand. In de groot»<br />
fte bosfchen , waar zij alleen de toegangen wisten ,<br />
konden zij zich volkomen tegen aanvallen beveiligen.<br />
Maar, wanneer men hun vervolgde, dan verwoestten<br />
zij des te meer de woningen <strong>van</strong> die genen, die in<br />
hunne nabuurfchap woonden.<br />
Met dit bijzon<strong>der</strong> zoort <strong>van</strong> menfehen nu begon<br />
TRENCK zijne militaire operaticn; en hij gebruikte<br />
hier toe die Pandouren , die on<strong>der</strong>danen <strong>van</strong> zijne<br />
heerlijkheid waren: ook werdt hij op het laatst, op<br />
zijn verzoek,met een militair commando on<strong>der</strong>fteund,<br />
dewijl hij zich in Weenen hadt aangeboden om die<br />
geboefte uit te delgen. Nu ving het levendig fpietfen<br />
en ra<strong>der</strong>en aan. En misfchien vor<strong>der</strong>de deze krijg<br />
meer moed, voorzichtigheid, en beleid, dan men bij<br />
de grootfte legers op het flagveld nodig heeft. Tot<br />
zulke dingen was TRENCK geboren: dag en nacht was<br />
hij waakzaam: door zijne loosheid verfchalkte hij dikwijls<br />
den een' en den an<strong>der</strong>en; en, hadt hij ze eens<br />
op het fpoor,dan hieldt hij 'er een knuppeljagt on<strong>der</strong>.<br />
De rovers, die in zijne handen vielen, werden met<br />
K 3<br />
ou?
ÏJO<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
ou<strong>der</strong>s en kin<strong>der</strong>en omgebragt: hij handelde met hun<br />
op de allerwreedlle wijze: en dit, daar hij geen ogenblik<br />
veilig was, dewijl on<strong>der</strong> zijne eigene lieden ver-:<br />
ra<strong>der</strong>s waren, die hem in de handen <strong>der</strong> rovers poog?<br />
den over te leveren.<br />
Ik wil hier maar twee gevallen verhalen, die eigenaartig<br />
het character <strong>van</strong> TRENCK ichil<strong>der</strong>en.<br />
Hij hadt den va<strong>der</strong> <strong>van</strong> een' Harumbacha levendig<br />
Jaten fpietfen, en patrouilleerde des avonds aan den<br />
oever <strong>van</strong> een' beek , welke tot ene grensfcheiding<br />
diende. Aan de an<strong>der</strong>e zijde <strong>van</strong> den oever ging de<br />
rover zelf met zijne lieden ook zwerven. Het was<br />
maanlicht. De Harumbacha roept hem toe:<br />
„ TRENCK'. Ik ken uwe (tem; gij hebt mijn'<br />
va<strong>der</strong> gefpietst; gij vervolgt ons , als een<br />
fchurk, arglistig en wreed. Hebt gij een<br />
hart in het lijf, ga dan het von<strong>der</strong> over.<br />
„ lk zal mijne lieden <strong>van</strong> mij wegzenden.<br />
,, Leg al uw fchietgeweer af,even als ik; breng<br />
„ alleen uw' fabel mede, en dan willen wij zien,<br />
„ wie <strong>van</strong> ons beiden meester is."<br />
Deaffpraak wordt gemaakt,hij zendt zijne lieden <strong>van</strong><br />
zich, legt zijn fchietgeweer af, en TRENCK gaat over<br />
het von<strong>der</strong>. Beiden grijpen zij na hunne fabels. Ma;r<br />
TRKNCK fchiet hem met een' piftooi, dat hij verborgen<br />
gehouden hadt, verra<strong>der</strong>lijk dood , draagt zijn'<br />
kop met zich over, en laat denzelven op een' paal<br />
ftgken. Of deze handelwijs tegen een' zo edelen rover<br />
lofwaardig zij, mag de lezer beoordelen.<br />
On<strong>der</strong>tusfchen werden deze fchadelijke lieden op allep-
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. Igl<br />
ïerleië arglistige wijzen in het net gelokt, en mijn<br />
neef werdt hunne verfchrikking, en geesfel.<br />
Op zekeren dag op de jagt zijnde, hoort hij Mufiek<br />
in een éénzaam afgelegen huis <strong>van</strong> één' zijner on<strong>der</strong>danen.<br />
Dewijl hij dorstig was, ging hij daar in,<br />
en vindt 'er juist enige gasten aan tafel, die aldaar<br />
een feest fchenen te vieren. Hij gaat terftond aanzitten<br />
, en eet mede, zon<strong>der</strong> te weten , dat in dit huis<br />
de zamenkomst <strong>der</strong> rovers was.<br />
Terwijl hij tegen over de deur aan een' lange fmalle<br />
tafel zit, komen twee Harumbachas, <strong>van</strong> ene reusachtige<br />
geftalte, gewapend binnen. Hij verfchrikt,<br />
dewijl hij zijn' fnaphaan tegen den wand hadt ne<strong>der</strong>gezet.<br />
Doch één <strong>van</strong> de rovers brengt hem terftond<br />
met de volgende woorden tot bedaren:<br />
„ Wij hebben u en uwe on<strong>der</strong>danen noit bele.<br />
„ digd, TRENCK! en gij vervolgt ons met zoo<br />
„ veel wreedheid en op ene zoo lage wijze,<br />
„ Wij denken edeler : eet u gerust zat met<br />
s, ons. Wij zouden u terftond, zon<strong>der</strong> enigen<br />
,, tegenweer, kunnen doodfehieten; maar vrees<br />
„ niets. Wanneer wij gegeten hebben , dan<br />
willen wij met den fabel in de vuist zien, wie<br />
„ <strong>van</strong> ons ene regtvaardige zaak heeft, en of<br />
„ gij zoo dapper, zoo onoverwinnelijk zijt, als<br />
„ de menfehen zeggen."<br />
I<br />
Hier mede zetteden zij zich tegen hem over aan tafel,<br />
en aten en dronken vrolijk mede. Maar, hoe<br />
TRENCK daar bij te moede was, is ligt te gisfen, de.<br />
wijl hij niet weten kon, of, behalven deze dappere<br />
kareis, niet nog enige <strong>van</strong> hunne medehelpers buiten<br />
K 4<br />
ge-
152 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
gereed Horden, om hem te martelen.<br />
Hij trok echter<br />
heimelijk, en zon<strong>der</strong> dat het iemand bemerkte<br />
zijne<br />
zakpiftolen voor den dag, en legt dezelven beiden<br />
on<strong>der</strong> de tafel op den buik <strong>van</strong>-zijne partij aan, haalt<br />
ze toen fpoedig over, grijpt voorts de tafel aan, en<br />
werpt die hun op het lijf,<br />
en fpringt eindelijk gelukkig<br />
de deur uit.<br />
In het na buiten fpringen neemt hij<br />
nog een geweer <strong>van</strong> één" <strong>van</strong> de rovers mede, dat zij<br />
aan de deur hadden laten ftaan. Eén <strong>van</strong> hun wentelde<br />
zich in zijn bloed, de an<strong>der</strong> arbeidt zich achter<br />
de tafel heen, en loopt hem woedend na. TRENCK<br />
laat hem zoo lang lopen, tot dat hij on<strong>der</strong> zijn bereik<br />
is, en fchiet hem toen met<br />
zijn' eigen geweer<br />
dood,, bouwt hom den kop af, en brengt hem bij<br />
zijne lieden te huis.<br />
Hier door verloren nu de rovers hunnen besten aan»<br />
voer<strong>der</strong>, en bij gevolg ook den moed, zoo dat zij<br />
aan alle kanten<br />
ne<strong>der</strong>gehouvven werden, en bij gantfche<br />
benden in het Turkfche gebied vluchtten f>).<br />
Cv) SCHUBART verhaalt deze expeditiè'n tegen de Sclavonifche<br />
rovers, uit de Memoriën <strong>van</strong> FRANS VAN DSR TRENCK zeiven,<br />
op ene an<strong>der</strong>e wijze:<br />
Nu<br />
Vier <strong>van</strong> TREKCK'S on<strong>der</strong>danen," zegt<br />
hij, „ traden op zekeren tijd, bijna ademloos, in zijne ka-<br />
„ mcr, en verhaalden hem met natte ogen, dar negen rovers<br />
,, in hun dorp waren ingevallen, dat zij vier huizen hadden<br />
„ uitgeplun<strong>der</strong>d, en drie boeren met (lukken hout zoo lang<br />
„ geflagen, tot dat zij hun al hun geld hadden overgegeven,<br />
„ De geplun<strong>der</strong>den, voegden zij "er bij, hadden 'er nauwlijks<br />
hun leven afgebragt.<br />
TRENCK' geraakte bij dit verhaal in<br />
s, woede, en zwoer den roveren den dood, welken eed hij<br />
3, in de daad ook fliptelijk vervuld heeft, hoe gevaarlijk ook<br />
„ zijne on<strong>der</strong>neming was. Want deze rovers beftonden uit<br />
„ de
FRANS, VRIJHEER VAN DF.R TRENCK,<br />
I53<br />
Nu brak juist in het jaar 1740 de oorlog uit.<br />
Alle<br />
Hungaren gespten toen het geweer aan, om hare Konin»<br />
„ de fterkfte en rusdgfte Sclavoniè'rs, die hun leven voor een<br />
„ linfengerigt waagden. Het gantfche land zitterde voor hun,<br />
s, en ie<strong>der</strong> goedsheer betaalde hun gaarne de gevor<strong>der</strong>de fom-<br />
„ men, om het overige <strong>van</strong> zijne goe<strong>der</strong>en en zijn leven te<br />
„ beveiligen. Alleen een man als TRENCK, die met<br />
„ het charaéter <strong>van</strong> de natie bekeud was, dag en nacht waak-<br />
„ zaain , geen gevaar ontziende , kon hunne verfchrikking<br />
„ worden: en de plun<strong>der</strong>ing, die zij op zijne goe<strong>der</strong>en be-<br />
,, gaan hadden , was ene genoegzame reden, waarom hij hun<br />
„ gaarne uitgedelgd zag. Nog denzelvden nacht koos hij<br />
„ <strong>der</strong>tig <strong>van</strong> zijne Pandouren uit, die hij den volgenden mor-<br />
„ gen vro -g op kondfehap uitzondt Zij waren in de daad zoo<br />
„ gelukkig <strong>van</strong> een' boer uit de nabutirfchap, bij wien enige<br />
„ <strong>van</strong> de geroovde goe<strong>der</strong>en gevonden werden, in handen te<br />
„ krijgen; endezen dwong TRPNCK wel dra met zes hon<strong>der</strong>d<br />
„ vierenzestig ftoklhigen de bekentenis zijner medefehuldigen<br />
„ uit- Zoo dra hij wist, wnar zij zich ophielden, begaf.hij<br />
„ zich in het naburig woud. De eerfte reize werdt één ma<br />
,, zijne Pandouren hem <strong>van</strong> zijne zijde weggefchoten: maar<br />
„ de' volgende keer trof hij vierentwintig rovers aan, nam ne-<br />
„ gen <strong>van</strong> dezelven ge<strong>van</strong>gen, en liet dezelven fpietfen, ter-<br />
„ wijl hij de overigen, tot op drie na, ne<strong>der</strong>hieuw. Doch<br />
„ TRENCK was hier mede nog niet te vrede: hij wilde ook<br />
„ hunnen voornaamften aanvoer<strong>der</strong>, VIDAK genaamd , die<br />
,, zich door zijne fterkte wijd en zijd gevreesd gemaakt hadt,<br />
„ maar nu 'm Turkije gevlucht was, in zijn' magt krijgen.<br />
„ Hij begaf zich ten dien einde in Pandouren kleding<br />
„ over den Sau-ftroom in het Turkfche dorp, waar de rover<br />
„ zich ne<strong>der</strong>gezet hadt ; hij hielde zich , als of bij aldaar<br />
„ paarden kopen wilde; en hij hadt maar één' énigen Pandour<br />
„ bij zich. Onbekend kwam hij tot in VTDAK'S huis, doch<br />
K g<br />
„ vond:
134 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
ningin, hare fchone en beminde Beheerfcheresfe te redden,<br />
TRENCK fchreef na Weenen, boodt zien aan,<br />
„ vondt hem zeiven niet, maar zijn' va<strong>der</strong>. Dezen pakte hij<br />
„ bij de borst, en beval te gelijk zijn' Pandour, de kisten<br />
„ te openen, waar in dadelijk de dingen, die aan zijne on-<br />
„ <strong>der</strong>danen ontftolen waren, gevonden werden. De va<strong>der</strong><br />
„ ontfchuldigde zich, met te zeggen, dat hij geen deel aan<br />
„ den roof hadt; dat zijn zoon al te verdorven was,om zich<br />
„ te laten beteren; en hij te zwak, om hem hier toe te<br />
„ noodzaken. Des niet tegenftaande fleepte TRENCK den ouden<br />
om<br />
man gebonden met zich voort, en hadt hem met veel ge-<br />
„ vaar over den Sau ftroom, waar over men op die plaats<br />
s, maar door middel <strong>van</strong> een fmal von<strong>der</strong> komen kon, ge-<br />
„ bragt, toen hem <strong>van</strong> gene zijde <strong>der</strong> rivier ene Item nadon<strong>der</strong>de:<br />
,, „ Wie waagt het, om op het gebied <strong>van</strong><br />
„ ,, den Turkfchen Keizer iu mijn huis in te vallen, en mijn'<br />
„ „ va<strong>der</strong> gebonden weg te voeren?"" - Dat is de<br />
„ ftemme mijns zoons, zeide de oude. ——— TRENCK and-<br />
„ woordde: wanneer hij iets <strong>van</strong> hem verlangde, dan zou<br />
„ hij over het von<strong>der</strong> komen. - • • — De rover weigerde<br />
„ dit, en zwoer hoog en dier, dat hij zon<strong>der</strong> geweer was;<br />
„hij wilde dus dat TRENCK bij hem zou komen, dewijl hij<br />
iets gewigtigs met hem te fpreken hadt.<br />
Onze Held, die<br />
,, zich op zijn' goeden degen verliet, gehoorzaamde , en<br />
„ ging moedig tot den rover over, die hem aan de an<strong>der</strong>e<br />
zijde <strong>van</strong> de rivier opwachtte.<br />
Maar hoe ontroerde hij,<br />
„ toen hij in VIDAK'S gordel twee piftolen zag. Hij dacht<br />
„ nu, dat het beter was, hem voor te komen, dan zijne<br />
,, aanvallen af te wachten, en ging hem dus fpoedig te lijf.<br />
Gij moet ?net mij, riep hij hem woedend toe. Doch de<br />
„ rover, die geen' lust hadt om in zijn gezelfchap den ftroom<br />
„ te pasferen, greep een overgehaald plftool, en wilde hetzelve<br />
overhalen, op de borst <strong>van</strong> onzen held aanleggende.<br />
Doch
TRANS, VRIJHEER VAN DEE. TRENCK.<br />
I55<br />
om een Vrij corps <strong>van</strong> Pandouren op te rigten, en<br />
verzocht tevens een generaal pardon voor alle rovers,<br />
die daarbij dienst zouden willen nemen.<br />
werdt hem toegeftaan; hij maakte dus etn<br />
pardon bekend, en de werving nam een begin.<br />
Dit verzoek<br />
generaal<br />
Doch<br />
maar<br />
„ Doch TRENCK floeg zijn' regterhand tnsfchen den fteen, en<br />
„ de batterij; greep on<strong>der</strong>tusfchen met de linker zijn' degen;<br />
en drukte denzelven met alle krachten zijn' vijand in het lijf.<br />
3, Toen hieuw hij hem met één' flag den kop af, en droeg<br />
„ denzelven triumpherend over het von<strong>der</strong>, en wierp hem<br />
„ voor de voeten <strong>van</strong> den ongelukkigen va<strong>der</strong>, die den dag<br />
verwenschte , waar op hij dezen ontaarten zonn geteeld<br />
„ hadt, en die wel dra met droefheid in het graf daalde."<br />
/. c. f. 132-137. SCHUBART voegt'er evenwel het verhaal <strong>van</strong><br />
onzen Schrijver bij, en fchijnt meer geneigd om te geloven,<br />
dat het aldus zij voorgevallen.<br />
Voons verhaalt hij , dat<br />
TRENCK na Esfek voor het gerigt geroepen is, om <strong>van</strong> deze<br />
zijne daden rekenfchap te geven — doch dat hij, uit vrees<br />
voor zijn' ouden Antagonist SAZENTHAL zich liever fchriftelijk<br />
wilde verdedigen — dat 'er toen bevel kwam , om hem te arrefteren,<br />
en dat zelvs zijn vlucht in een Franciscaner klooster<br />
hem niet genoegzaam beveiligde, om dat men hem zelvs daar<br />
uit zou weggevoerd hebben<br />
dat hij dus op reis ging<br />
na Weenen; doch dat men hem ook aldaar zou gearrelteerd<br />
hebben, dewijl men reeds te voren door de klachten zijner<br />
vijanden tegen hem ingenomen was, indien niet de Capucinen,<br />
welke orde hij daarom ,zijn gantfche leven door, boven an<strong>der</strong>en<br />
beminde, hem opgenomen , en verborgen hadden<br />
hij eindelijk bij het uitbreken <strong>van</strong> den oorlog uit dezen fchuilboek<br />
te voorfchijn tradc, en, <strong>van</strong> Prins KAREL<br />
dat<br />
VAN LOTHARIN<br />
GEN , befchermiog tegen zijne aanklagers, en een generaal pardon<br />
voor alle rovers verwierf, f. 140-1 AA.
ÏJ6*<br />
LEVENSGESCHIEBENIS VAM<br />
maar zeer weinigen <strong>van</strong> de rovers lieten zich aannemen.<br />
Hij wierf dus zijne eigene on<strong>der</strong>danen , formeerde<br />
een corps <strong>van</strong> bijna 500 man (w), viel daar<br />
mede de rovers <strong>van</strong> alle zijden op het lijf, en dreef<br />
ze tusfchen de Sau en de Sarfavva in de engte. Hier<br />
refolveerden zij dierhalven tot ene capitulatie, en om.<br />
trent Ooo rovers namen on<strong>der</strong> TRENCK'S Pandouren<br />
dienst.<br />
De meesten dezer lieden waren 6 voeten lang,<br />
geoefende foldaten, die zich zeiven ligt waagden, die<br />
allen zwemmen konden , en gantfche mijlen ver, zoo<br />
fnel als reeën in de bosfchen omlopen konden. Dit<br />
moest een ie<strong>der</strong> geleerd hebben en kennen, eer hij<br />
aangenomen werdt.<br />
Het is dierhalven niet te verwon<strong>der</strong>en, dat een<br />
kloek bevelhebber zoodanige lieden in den oorlog tot<br />
alles gebruiken,en won<strong>der</strong>en <strong>van</strong> dapperheid en koenheid<br />
met hun uitvoeren kon. Zoo lang ook nog enigen<br />
<strong>van</strong> hun, na zoo vele gevechten, overig bleven ,<br />
waren de Pandouren altijd en in alle voorvallen gevaarlijke<br />
lieden. Maar nog daarenboven on<strong>der</strong> hun<br />
difcipline, orde, en fubordinatie in te voeren, dit kon<br />
maar alleen een TRENCK te wege brengen, die het<br />
nationaal character kende , en die hun door wellustige<br />
dagen, en buit, overal heen krijgen kon, waar hij<br />
triumphen en voordelen bevechten wilde. Is de Officier<br />
<strong>van</strong> deze volken niet zelf koen in de grootfte gevaren<br />
; ftaat hij niet aan hunne fpitfe; en beloovt hij<br />
hun niet plun<strong>der</strong>ing, en fpek genoeg om te fmullen,<br />
dan<br />
(w) SC-HUBART zegt ;oo man, ei telt dus het gantfche<br />
corps op 1000 koppen: f. 145,
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK, 157<br />
dan zal hij 'er bezwaarlijk iets <strong>van</strong> gedaan krijgen.<br />
Bemerken zij, dat hij bang is, dan doen zij voliirekt<br />
niets, als rebelleren, en na huis lopen. Hij moest<br />
dierhalven, om <strong>der</strong>gelijke lieden te gebruiken, niet alleen<br />
zelf wreed met hun handelen, maar ook hunne<br />
wreedheden door de vingeren zien. Hier door alleen<br />
bereikte hij zijn oogmerk, maakte zich bij de vijanden<br />
<strong>van</strong> Oostenrijk gevreesd, en deedt aan de Keizerin<br />
gevvigtige dienden.<br />
In het jaar 1741, toen zijn volk nog geheel ruw<br />
was, gebeurde hem het volgend geval. Hij exerceerde<br />
met zijn regiment, en ene gehele divifie fchoot<br />
met fcherp op hem, en doodde ook zijn* loper, die<br />
nevens hem ftondt, en zijn paard. Terftond fprong<br />
hij voor uit, ging woedend op deze divifie los, telde<br />
één, twee , drie, vier, en hieuw ie<strong>der</strong>en vierden man den<br />
kop af. Hij hadt dit reeds aan drie gedaan, toen een<br />
Harumbacha uit liet gelid uitfprong, zijn' fabel trok,<br />
hem op het lijf liep, en zeide: „ Ik heb op n ge-<br />
„ fchoten, verweer nu uw' huid." Alles ftondt onbeweeglijk,<br />
TRENCK greep hem aan, en hadt het<br />
geluk <strong>van</strong> hem ne<strong>der</strong> te houwen. Nu wilde hij de<br />
executie <strong>van</strong> den vierden man voortzetten: ^naar het<br />
gantfche regiment floeg het geweer aan, en fpande<br />
den haan. 'Er was dierhalven toen in de daad een<br />
algemene opftand. Maar hij greep terftond zijn' fabel,<br />
en hieuw 'er regts en links op in. Deze onverfchrokkenheid<br />
maakte hun bevreesd. Alles riep ,<br />
„ halt!" viel op de knieën,en beloovde hem gehoorzaamheid.<br />
Hij omhelsde zommigen <strong>van</strong> hun broe<strong>der</strong>lijk,<br />
deedt ene korte aanfpraak, die juist naar den<br />
fmaak <strong>van</strong> deze natie gefchikt was, en <strong>van</strong>. dezen tijd<br />
af
Ij8<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />
af was zijn corps altijd onoverwinnelijk, wanneer hij<br />
maar aan het hoofd <strong>van</strong> hetzelve was.<br />
Men lette wel op deze gefchiedenis, en men beoordele<br />
daar uit een' man, die in ftaat is, om in zulk<br />
een gevaar zoo onverfchrokken te handelen. Echter<br />
werdt hij ten laatften het flagtoffer <strong>van</strong> zulke mannen,<br />
die een' foldaat niet beoordelen konden , dewijl zij in<br />
hun uniform grijs waren geworden, zon<strong>der</strong> hetzelve<br />
immer met bloed te befpatten; en de zoodanigen trokken<br />
hem in een crimineel proces, en beichuldigden<br />
hem , dat hij wreedheden hadt uitgeoefend.<br />
Maar men befchouwe TRENCK, in de omftandigheden<br />
waar in hij was , als Bevelhebber <strong>van</strong> een'<br />
hoop menfehen, die alleen <strong>van</strong> den roof gewoon<br />
was te leven , en zich geregtigd rekende , om uit<br />
een vijandlijk Land alles weg te nemen ; <strong>van</strong> eèn<br />
volk, dat den fmadelijkften dood aan de galg niet<br />
vreesde , dat gene on<strong>der</strong>worpenheid kende , en dat<br />
nu op éénmaal on<strong>der</strong> ene behoorlijke krijgstucht<br />
dienen en vechten moest. Voor de eer doet zulk<br />
een gepriviligeerd rover volftrekt niets. Zijn Bevelhebber<br />
moet zich dierhalven alleen maar zijne roovzucht<br />
pogen ten nutte te maken, en hem daar<br />
door op het llagtveld brengen ; want, ziet hij<br />
'er geen voordeel voor zich zei ven in, dan doet<br />
hij voorzeker niets , dewijl noch het bevel <strong>van</strong><br />
den Souverain , noch gehoorzaamheid aan zijn'<br />
Heer in ftaat zijn hem daar toe te bewegen.<br />
De Turk laat zich door deze beweegredenen wel<br />
overhalen, maar de flimme Sclavoniër gewis niet,<br />
die alle gevaar ontwijkt, waar hij niets winnen<br />
kan.<br />
TRENCK
TRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 159<br />
' TRENCK hadt nu ook Officieren nodig, die insgelijks<br />
<strong>van</strong> een zeer bijzon<strong>der</strong> zoort moesten zijn.<br />
Zij moesten vooral koen en kloek wezen , om over<br />
zulke lieden te kunnen bevelen. Als partijgangers<br />
moesten zij meer ongemakken verdragen , dan alle<br />
an<strong>der</strong>e gereguleerde troupen, ook dagelijks den vijand<br />
opzoeken, en hun leven wagen. Hier toe vondt<br />
hij weinigen genegen en gefchikt, en hij moest dus<br />
in het begin alles aannemen, wat hem voor de hand<br />
kwam.<br />
Daar hij nu overal zelf tegenwoordig was, zoo<br />
kende hij terftond de laffe en verwijfde jongens, die<br />
on<strong>der</strong> zijne Officiers waren , en joeg ze ook, zon<strong>der</strong><br />
ver<strong>der</strong>e omftandigheden of krijgsregt, <strong>van</strong> het<br />
flagtveld weg, wanneer zij zich in grachten of fchuilhoeken<br />
verdaken, om dat zij aan de fpitfe zijner Pandouren<br />
niet ftorm lopen wilden. Het getal <strong>van</strong> deze<br />
bloodaarts, die daarenboven meest al Hechte kareis<br />
waren, vermeer<strong>der</strong>de allengskens: zij liepen na Weenen,<br />
fchreeuwden, en klaagden.<br />
TRENCK'S vijanden en benij<strong>der</strong>s wachtten maar op<br />
zulke ene gelegenheid, om dat zijne gierigheid hem<br />
niet toeliet, dat hij <strong>van</strong> zijn' gemaakten buit, naar<br />
het Weener gebruik, een deel aan de militaire Overheid<br />
aldaar gaf. Uit deze klachten dierhalven ontftondt<br />
ten laatflen een proces, dat alle zijne ontwerpen<br />
verijdelde, en hem zelvs in zijn' perfoon ongelukkig<br />
maakte.<br />
Nauwlijks was hij met zijne Sclavonifche rovers<br />
Oostenrijk ingerukt, of hij vondt reeds ene opene gelegenheid<br />
om lauren in te oogden. De Franfche armee<br />
werdt bij Linz geflagen. TRENCK was overal aan<br />
de fpitfe, handelde wreed met de ge<strong>van</strong>genen, en gaf<br />
in
1ÓO LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
in het flagtveld geen pardon. Reeds de uiterlijke gedaarte<br />
(x) <strong>van</strong> zijne Pandouren verfèhrikte, en hun<br />
barbaavsch gedrag, hunne woede bij het ftormlopen,<br />
Bühne arglistige (treken, waar aan zij, door reeds zoo<br />
lang als rovers te leven, waren gewoon geworden;dit<br />
a'les veroirzaakte ene onverwachte werking, TRENCK<br />
was kloek, waakzaam, oorlogzuchtig, en wist zich<br />
ie<strong>der</strong> voorval ten nutte te maken; bij gevolg was hij<br />
ook terftond cp het toneel des oorlogs bekend en beroemd.<br />
Hij wou het vertrouwen en de lievde <strong>van</strong><br />
Prins KAREL, en de bijzon<strong>der</strong>fte achting <strong>van</strong> den commandérenden<br />
Veldmaarfchalk Graaf KEWENHÜLLER ,<br />
die den man wist te waardéren, en die hem juist in<br />
dat vak gebruikte, dat voor hem gefcbikt was. Hij<br />
kreeg bij gevolg meer magt, dan één partijganger<br />
vóór ht m gehad hadt. Hij baande overal den weg<br />
voor de armée, en vervolgdé de vluchtende vijanden<br />
na Beijeren, waar alles met vuur en zwaard verwoest<br />
werdt. Juht dit was het belang <strong>van</strong> Weenen, en tevens<br />
de zaak <strong>van</strong> zijn volk, die voor buit alles on<strong>der</strong>namen<br />
, en on<strong>der</strong> zulken Bevelhebber ook wonde,<br />
ren <strong>van</strong> dapperheid uitvoerden.<br />
In Beijeren dierhalven ging het woeden volkomen<br />
los. Prins KARKE liet hem den vrijen teugel, en,<br />
daar hij geen paidon gaf, zoo liepen Beijerfchen ea<br />
Franfchen reeds weg, wanneer zij maar een' roden<br />
mantel zagen. De Heren Pandouren plun<strong>der</strong>den en<br />
moord-<br />
(x) Bij hadt hun namelijk ene zeer bijzon<strong>der</strong>e kleding<br />
gegeven; on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en , bloedrode mantels: en zij waren ie<strong>der</strong><br />
mei een' fnaphaan, fabel, en vier piltolen in den gordel<br />
gewapend: SCHUBART, /. c, f. 148.
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 16"1<br />
moordden, waar zij kwamen, en den buit, dien zij<br />
maakten, kocht de Heer Overfte.<br />
De grootfte wreedheid werdt in Cham uitgeoefend.<br />
Deze ftad werdt aan alle de hoeken in brand gedoken<br />
, en de inwoners in de vlammen geworpen. De<br />
vluchtende vrouwen en kin<strong>der</strong>en, die een' brug pasferen<br />
moesten, werden eerst geplun<strong>der</strong>d, en dan in het<br />
water verfmoord. Deze handelwijs werdt ook in het<br />
proces tegen hem aangevoerd. Maar hij regtvaardigde<br />
zich hier door:<br />
1) Dat de burgers <strong>van</strong> Cham zes ge<strong>van</strong>genen <strong>van</strong><br />
zijne Pandouren de handen afgehouwen, en<br />
hun in triumph rondgevoerd hadden:<br />
2) Dat de burgerij tegenweer geboden hadt: en,<br />
3) Dat Prins KAREL hem bevel gegeven hadt ,<br />
om juist zoo te handelen, als hij deedt (y).<br />
Al-<br />
(y) „ Affchuwelijk toneel (zegt SCHUJJART met het hoog'<br />
,, fte regt) <strong>van</strong> menfchelijke hebzucht en wreedheid! vluch.<br />
„ tende vrouwen werden geplun<strong>der</strong>d; de feboonfte <strong>van</strong> de-<br />
„ zeiven 1 , gelijk ook de bevalljgfce on<strong>der</strong> de jonge maagden,<br />
,, door de Pandouren , welker aanvoer<strong>der</strong>, gelijk hij zelf<br />
„ verhaalt, hun met een goed voorbeeld voorging, gefchon-<br />
„ den en verkracht, en dan in het vuur, of in het water<br />
,, geworpen ; de mannen werden ter ne<strong>der</strong>gehouweri ; en kin-<br />
„ <strong>der</strong>en en zuigelingen viogen in de vlammen op. TRENCK<br />
,, zocht dit onmenfchelijk gedrag wel te verdedigen<br />
„ maar gene ontfchuldiging kan zulke ene handelwijze t
IÖ2<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Alle de boorden <strong>van</strong> den Ifer roepen nog ach! en<br />
wee! over de wreedheid <strong>van</strong> TRENCK. Deckendorf (z)<br />
en<br />
(2) Toen hij de eerfte reize op Deckendorf aanviel, gaf hij,<br />
om den inwoon<strong>der</strong>en meer fchrik aan te jagen, aan ie<strong>der</strong>' Pandour<br />
een' brandende fakkel in de hand. Of deze optocht nog<br />
niet verfchrikkelijk genoeg was, zoo ging dezelve <strong>van</strong> Turksch<br />
Mufiek vergezeld; en de lucht weergalmde <strong>van</strong> het volgend<br />
woest krijgsgezang <strong>der</strong> Pandouren:<br />
Op! broe<strong>der</strong>s! op! fticlit brand!<br />
Sticht brand, ftichr brand, fticht brand!<br />
De zwarte fakkel dampe<br />
Niet vruchtloos in uw' hand!<br />
Op! broe<strong>der</strong>s! op! fticht brand!<br />
Sticht brand, fticht brand, fticht brand!<br />
Een lichte laeije vlamme<br />
Klimme óp uit 's vijands Land!<br />
Op! broe<strong>der</strong>s! op! (licht brand!<br />
Sticht brand, (licht brand, fticht brand!<br />
Wij <strong>der</strong>ven gaarne om voordeel<br />
Voor cis en 't va<strong>der</strong>land!<br />
Op! broe<strong>der</strong>s! op! fticht brand!<br />
Sticht brand! dicht brand! fticht brand!<br />
In zwarte wolken ruoke<br />
Eerlang des vijands Land!<br />
Op!
FRAfS, VRIJHEER. VAN DER TRENCK. 163<br />
en Filzhofen on<strong>der</strong>vonden zijne gehele woede. In de<br />
eerstgenoemde plaats werden 600 Franfchen <strong>van</strong> hem<br />
met capitulatie ge<strong>van</strong>gen genomen, die hij enkel met<br />
fchoven ftroo hadt verfchrikt, welken hij op enigen<br />
afftand als fchildwachten geplaatst, en Pandouren-kie<strong>der</strong>en<br />
aangedaan hadt: want zijn corps was toen werken<br />
Op!<br />
broe<strong>der</strong>s! op! fiicht brand!<br />
Sticht brand! fticht brand! fticht brand!<br />
Wat raken ons 'de wetten ?<br />
Wij<br />
zijn in 's vijands Land!<br />
Op!<br />
broe<strong>der</strong>s! op! fticht brand!<br />
Sticht brand! fticht brand! fticht brand!<br />
De grijzaart en de zuig'ling<br />
Verga door onze hand !<br />
Op!<br />
Op!<br />
broe<strong>der</strong>s! op! fticht brand!<br />
Sticht brand! fticht brand! fticht band!<br />
op! zwaejt uwe fakkels<br />
Met opgeheven' hand!<br />
Het gevolg <strong>van</strong> dezen fchrikkelijken optocht was, dat de<br />
•flad zich op den twintigften Januarij 1742 overgaf, want bijna<br />
het gantfche garnifoen vluchtte in een naburig woud:<br />
SCHUBART, /. e., f. 164..166. Na<strong>der</strong>hand echter hadt de<br />
vijand zich <strong>van</strong> deze plaats we<strong>der</strong> meester gemaakt, en toen<br />
hernam TRENCK , die we<strong>der</strong>om <strong>der</strong>waarts gezonden werdt,<br />
dezelve op die wijze, welke onze Schrijver opgeevt: verg.<br />
SCHUBART, f. 208, waar echter het getal <strong>der</strong> bezettelingen<br />
maar op 500 bepaald wordt.<br />
L *
164 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
kelijk nog vier mijlen <strong>van</strong> de plaats af, en hij alleen,<br />
benevens c ! én' Adjudant, en enige weinige<br />
öfl<strong>der</strong>fchreven de capitulatie.<br />
Officieren<br />
Wat hij voorts in den Beijerfchen oorlog aan de<br />
armée voor wezenlijke diensten gedaan heeft, dit is in<br />
de gefchiedenis <strong>van</strong> THERESIA vvaereldkundig gemaakt<br />
(V), of fchoon men zijne daden altijd <strong>van</strong> de ha*<br />
telijkfte zijde gefchil<strong>der</strong>d, en het goede opzettelijk verzwegen<br />
heeft: en dit was niet te verwon<strong>der</strong>en, daar<br />
hij in ongelukkige omftandighedcn ftierf, en de Biograpbisten<br />
niet meer betalen kou.<br />
In Deckendorf of Filzhofen (de juiste plaats,<br />
waar<br />
dit gefcMeddë, i s<br />
mij ontdacht) werdt hij door middel<br />
<strong>van</strong> een' fpion gewaar, dat in een' Apotheek een<br />
vaatjen met 2p,coo guldens verborgen was. Door<br />
geldzucht gedreven ijlt hij daar heen, met een brandend<br />
licht in de hand, vifiteert overal, en na<strong>der</strong>t onvoorzichtig<br />
aan een' partij kruid: dit <strong>van</strong>gt vuur, en<br />
werpt hem half gebraden op den grond. Hij werdt<br />
weggedragen, en geheeld; doch <strong>van</strong> dien tijd af was<br />
zijn gezicht door de naden, en het inbranden <strong>van</strong> het<br />
kruid des te afichuweüjker De tegenwoordige<br />
Veld-<br />
(a) SCHUBART verhaalt de daden <strong>van</strong> TREt^cic in dezen oorlog<br />
uitvoeriger en nauwkeuriger, dan zijn neef, die zeer veel<br />
overllaat, en dikwijls in de orde des tijds aanmerkelijke verwarringen<br />
maakt.<br />
Doch ik heb in mijne aantekeningen alleen<br />
maar die bijzon<strong>der</strong>heden uit SCHUB/IRT korteüjk uitgetrokken<br />
, die tot de gevallen, waar <strong>van</strong> onze Schrijver melding<br />
maakt, betrekking hebben, en waar door dus zijn verhaal op.<br />
gehel<strong>der</strong>d, vermeer<strong>der</strong>d, of verbeterd wordt.<br />
(£) SCHUBART zegt, dat dit in een' on<strong>der</strong>aardfehen kel<strong>der</strong><br />
<strong>van</strong>
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 165<br />
Veldmaarfchalk Baron LAUDON was toen Lieutenant (c)<br />
bij zijn regiment, en ftondt aan de deur, toen zijn<br />
Overfte zich verbrandde. Nauwlijks was hij gezond,<br />
of hem wierdt door aanbrengers berigt, dat LAUDON<br />
veel geld hadt, en met zijne vrienden lustig leevde.<br />
Hij vermoedde dierhalven , dat hij dat vaatjen met<br />
geld moest hebben gekregen ; en <strong>van</strong> dit ogenblik af<br />
aan vervolgde hij dezen braven man op alle mogelijke<br />
wijzen, zoo zelvs, dat bij hem dikwijls met 30 tegen<br />
300 man zondt, om, hem te laten doodfchieten',<br />
en om zijn ervgenaam te zijn. Dit duurde zoo lang,<br />
tot dat LAUDON eindelijk den dienst on<strong>der</strong> zijn regiment<br />
moede werdt, denzelven quiteerde, en zich in<br />
Weenen bij den hoop zijner aanklagers en vijanden<br />
voegde, en daar door den man, die hem in het begin,<br />
toen hij hem: eerst bij zijn regiment opnam, alle<br />
vriendfchap en hulp betoond .hadt, hielp ongelukkig<br />
maken. Het blijvt on<strong>der</strong>tusfchen zeker, dat deze<br />
waarlijk grote man zijn' leerfchool on<strong>der</strong> TRENCK'S<br />
aanvoering gevonden heeft. De Generaal TILLIER,<br />
wiens militaire geest waereldkundig is, is insgelijks<br />
uit deze kweekfchool <strong>van</strong> moedige foldaten voortgekomen<br />
, en wie is nog tegenwoordig beter gefchikt, om<br />
ene Hungaarfche arméé wèl te comman<strong>der</strong>en , dan<br />
LAUDON en<br />
T1LLISR?<br />
Toen TRENCK iu Weenen in een proces - was<br />
inge.<br />
wik<strong>van</strong><br />
het flot Dicfenflein gebeurd is, en verhaalt wij<strong>der</strong>s dit geval<br />
met verfcheidene an<strong>der</strong>e oradandighcden: /. c. f. 186.<br />
(c) II Deel, bladz. 189, zegt onze Schrijver, dat LAUDON<br />
Kapitain on<strong>der</strong> het Pandouren regiment <strong>van</strong> zijn' neef was:<br />
bier, of daar, is dierhalven een misdag <strong>van</strong> het geheugen»<br />
L 3
i66 L E V E N S G E S C H I E D E N I S V A N<br />
wikkeld, en een beledigend gefchrivt tegen alle zijne<br />
befchuldigers, zon<strong>der</strong> uifzon<strong>der</strong>ing, ingeleverd hait,<br />
zeide ik tegen hem: ,, Gij hebt mij toch altijd L %<br />
U -<br />
„ DON als den besten <strong>van</strong> alle uwe Officieren, en den<br />
„ regtfehapenften man geprezen : waarom vermengt<br />
„ gij hem dan thands met het an<strong>der</strong>e gefpuis ? "<br />
Zijn andwoord was: ,, Wilt gij, dat ik een' man<br />
„ prijzen zal, die aan het hoofd <strong>van</strong> hun arbeidt,<br />
„ die mij eer, goe<strong>der</strong>en, en leven benemen willen?"<br />
Dit heb ik hier daarom alleen willen verhnlen, om<br />
dat ik mij daar mede openlijk op het getuigenis <strong>van</strong><br />
een zoo eerwaardig man beroepen kan, dat TRENCK<br />
een groot foldaat en een ijverig patriot geweest is,<br />
en noit den Koning <strong>van</strong> Pruisfen ge<strong>van</strong>gen genomen<br />
heeft, gelijk lage fchurken te Weenen verfpreid hebben<br />
, en gelijk het dom gepeupel nog tegenwoordig<br />
geloovt. LAUDOIN hadt dit toch moeten weten, en<br />
zijn tegenwoordig getuigenis is dus de beste bevestiging<br />
<strong>van</strong> de onbewimpelde waarheid <strong>van</strong> mijn verhaal<br />
, waar door ik de eer <strong>van</strong> onzen familie-naam<br />
veraedig, het welk ik aan mijue kin<strong>der</strong>en fchuldig<br />
ben.<br />
Gantsch Beijeren werdt nu <strong>van</strong> hem geplun<strong>der</strong>d;<br />
en, gelijk men toenmaals zeide, zondt hij gantfche<br />
fcheepsladingen met waren, zilver, en goud na zijne<br />
Sclavonifche goe<strong>der</strong>en. Prins KAREL cn Graaf KE-<br />
WENHÜLLER veroorlovden hem alles. Maar de Veldmaarfchalk<br />
NiiUPERG commandeerde; deze hadt an<strong>der</strong>e<br />
grond hellingen, ftondt met den Hof-krijgsraad Baron<br />
TIEBFS, die toenmaals in het militaire wezen te Weenen<br />
veel vermogt, in ene nauwe betrekking, en was<br />
bij gevolg TRENCK'S vijand.<br />
Wel
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 167<br />
Wel dra giog de v^'volging zoo ver, dat hij hem<br />
een proces wijde laten aandoen. Hij werdt gearrefteer.i<br />
(d~): maar verdedigde zich zoo goed, dat hij<br />
binnen vier weken vrijgefproken werdt.<br />
intuslchen hadt MENZEL het commando over de<br />
Pandouren, en juist in dien tijd won deze man, die<br />
een vleeschhouwers zoon, en in den grond volftrekt<br />
geen foidaat was,zijnen gantfehen verworveuen roem,<br />
door<br />
(V) Het volgend geval gaf tot dit arrest aanleiding: kort<br />
na de eerde oprïgtin'g <strong>van</strong> ziju corps, en maar weinige da-.<<br />
gen na zijne aankomst in de Oostenrijkfche hoofd-armée, namelijk<br />
in Maj 1742, kreeg lui bevel om aan de Pruisfen,<br />
die zich bij Streelen voordelig geposteerd hadd.m, ene diverfie<br />
te maken. Hij marcheerde twee nachten door, en<br />
hieldt zich des dags met zijne Pandouren in de ftruiken verborgen.<br />
Onverwacht wierp hij zich, bij het aanbreken <strong>van</strong><br />
den dag, op den Zotenberg, met oogmerk, om <strong>der</strong> vijandelijke<br />
armde den toevoer af-te f^ijien. Bij deze gelegenheid<br />
veroverde hij vele met proviant, en ook enige met koopmanswaren<br />
gelade.i' wagens , die aan twee Oostenrijkfche<br />
kooplieden uit Schweidniz toebehoorden. De kooplieden<br />
zeiven liet TRENCK, on<strong>der</strong> voorvvendzel dat zij ia 's vijands<br />
Land handelden, in arrest nemen, en zij werden door de<br />
Pandouren doodgefchoten, zoo men zegt, niet zon<strong>der</strong> medeweten<br />
<strong>van</strong> TRENCK , die gaarne hunne goe<strong>der</strong>en voor zich<br />
behouden wilde. Indien dit waar is, dan was het ten hoogden<br />
billijk, dat Graaf NEUPERG hem liet arrelleren, en ziju<br />
commando on<strong>der</strong>tusfchen aan MENZEL overgaf. En misfchien<br />
was ene revolte on<strong>der</strong> de Pandouren, die zeer aan hunnen<br />
Chef gehecht waren, en zich on<strong>der</strong> het commando <strong>van</strong> MEN-<br />
ZSL niet gemakkelijk voegden, meer de oirzaak <strong>van</strong> zijn ontllag,<br />
dan de overtuiging <strong>van</strong> zijn' onfchuld: verg. SCHUBART,<br />
f. I49-IS3-<br />
L 4
IÖ8 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
door de" dapperheid <strong>van</strong> een volk, dat TRENCK gevormd<br />
hadt. Hij kreeg namelijk in dit tijdperk den<br />
roem <strong>van</strong> een' partijganger (e). Maar de gantfche<br />
armée weet, dat deze man nimmer verdiende, in de<br />
gefchiedenis op de zijde <strong>van</strong> TRENCK. geplaatst te<br />
worden.<br />
On<strong>der</strong>tusfchen vermeer<strong>der</strong>de TRENCK zijne Croaten<br />
tot op 4000 man, waar uit in het jaar 1743 een regulier<br />
Huugaarsch Infanterie-regiment opgerigt werdt,<br />
het welk echter rog den naam <strong>van</strong> Pandouren be><br />
hieidt. Hier bij rigtte hij nog een corps <strong>van</strong> 600<br />
man Husfaren, en 150 Jagers (f) op, die hij allen<br />
Uit zijn' eigen beurs aar.wieif, <strong>van</strong> paarden voorzag,<br />
en equipeerde waar <strong>van</strong> on<strong>der</strong>tusfchen aan mij<br />
geen penning is vergoed geworden, dewijl bij de reductie<br />
<strong>van</strong> dit corps, alles ten voordele <strong>van</strong> de fchat»<br />
kist verkocht, of verdonkerd is.<br />
Met dit aanzienlijk corps nu kon hij ook gewigtiger'<br />
on<strong>der</strong>nemingen uitvoeren. De vijaud vloodt,<br />
waar men zijn' naam noemde. Hij was overal aan<br />
de fpitfe <strong>van</strong> de armée , en vor<strong>der</strong>de menige millioe»<br />
neh contributie in: bij bemagtigde verfcheidene verdedigbare<br />
phatzen met de degen in de vuist, en hadt<br />
binnen vijf jaren aan zijne Vorfhn ongeveer. 7000<br />
Fran-<br />
(e) Hij ging. gedurende het arrest <strong>van</strong> TRENCK , met zijne<br />
Pandouren op de ftad Zoten los, Hak dezelve in brand,maar<br />
kwam met een verlies <strong>van</strong> 20 doden en 36 gekwetften te<br />
rug: SCHUBART, /. c. f. 152,<br />
(ƒ) SCHUBART zegt, dat deze nieuwe werving uit 700 Pandouren,<br />
en 100 Husfaren beftondt, giDeiteö SSÓHèChen/ f. 18.<br />
(g) l Deel, bladz. 238, 255.
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. J
I^a LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
armée te zamen geplun<strong>der</strong>d hadden, geen woord ge*<br />
rept werdt.<br />
Dat nu TRENCK aan zijn regiment uit zijn' eigen'<br />
zak meer dan hon<strong>der</strong>d duizend guUens in baar geld<br />
voorgefchoten heeft, bewees ik in het jaar 1750 in<br />
Weenen zonneklaar; maar helaas! eerst na zijn'dood,<br />
toen zijne lage vijanden hem befchuldigden, dat hij<br />
de openbare fchatkist te kort gedaan hadt. De in dit<br />
geval voorzeker onfchuldige man, werdt echter door<br />
partijdige Regters on<strong>der</strong>drukt,en in de daad op grond<br />
dezer valfche befchuldiging veroordeeld, om op den<br />
Speelberg levenslang te zuchten. Zijne eer heb ik<br />
eerst na zijn' dood gered, door rekeningen en bewijzen<br />
aan te voeren: zelvs de Quartiermeester FREOKRI-<br />
CI zat acht maanden in beejen, en bekende het bedrog<br />
; maar hij vondt zoo veel beicherming bij<br />
TRENCK'S vijanden, dat hij ten laatlten niets betaalde,<br />
en zelvs, toen ik in het jaar 1754 te Maagdenburg<br />
in de ge<strong>van</strong>genis geraakte , geheel vrijgefproken<br />
werdt (&). Aan de Monarchin voorzeker werdt niets<br />
vergoed, en de 84000 guldens, die mij nog toekwamen<br />
, en die de fchatkist mij de jure hadt moeten<br />
vergoeden, bleven insgelijks verloren. .<br />
Als iets merkwaardigs <strong>van</strong> de toenmalige Jtiftitie<br />
moet ik hier dit nog inlasfchen, dat ik juist op dien<br />
tijd, toen deze Quartiermeester te Weenen in de ge<strong>van</strong>genis<br />
zat, en de Heer Hofraad VAN DER MARK<br />
met het on<strong>der</strong>zoek <strong>van</strong> ,deze zaak belast was, den<br />
ge<strong>van</strong>genen, op het landgoed <strong>van</strong> den Heer Hofraad,<br />
als vriend zeer vertrouwlijk aan zijn' tafel zag zitten,<br />
(*) I Deel, bladz. 237-239.<br />
de»
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
I71<br />
dewijl ik toevallig <strong>van</strong> deze bijzon<strong>der</strong>e prorecde narigt<br />
ontving, en hem onverwagt overviel. Men oordele<br />
bier uit, welke juftttie, welke fchaêvergoeding ik<br />
<strong>van</strong> zulken Regtcr te hopen had; en hoe de goede<br />
Vorftin toenmaals bedrogen werdt <strong>van</strong> hun, aan wien<br />
zij de handhavening <strong>der</strong> geregtigheid toevertrouwde.<br />
Voor het overige alles, wat mijn neef ten voordele<br />
<strong>van</strong> zijne Souveraine, en tot eer <strong>der</strong> Oosten rijk fche<br />
wapenen verrigt heeft, kan ik hier niet verhalen, dewijl<br />
ik 'er geen ooggetuige <strong>van</strong> was , en het meeste,<br />
dat hij mij <strong>van</strong> alle zijne on<strong>der</strong>nemingen verhaalde,<br />
mijn geheugen ontglipt is. Genoeg , zijn roem is<br />
waereldkundig, en zou voorzeker in de gefchiedenis<br />
<strong>van</strong> THERESIA ten hemel toe verheven worden, indien<br />
bij niet iti de magt <strong>van</strong> bocsaartige menfehen geraakt<br />
was, die den besten Patriot als een' verra<strong>der</strong>, en den<br />
biaavden foldaat als een' charletan wisten te mishan.<br />
delen; die zijne goe<strong>der</strong>en plun<strong>der</strong><strong>der</strong>, en die hem<br />
zeiven in de ge<strong>van</strong>genis lieten verfmachten.<br />
Maar merkwaardig is het, dat dezelvde man, die<br />
ene gewenschte gelegenheid hadt , om zich op ene<br />
geoorlovde wijze in Beijeren, Silefië, eu den Ëlfas<br />
een groot vermogen te verwerven; die zelf armoedig<br />
en gierig leevde, om veel bij één te zamelen; echter<br />
bij zijn' dood niet ééns de helft <strong>van</strong> dat vermogen<br />
naliet, dat hij <strong>van</strong> zijn' va<strong>der</strong> geërvd hadt (7), en<br />
dat<br />
(/; Dit is zeer begrijpelijk, wanneer men denkt aan de kosten,<br />
die de oprigting <strong>van</strong> zijne Pandouren en Husfaren hem<br />
veroirzaakt hadt; en vooral aan de kosten <strong>van</strong> de procesfen,<br />
die tegen hem gevoerd werden. Onze Schrijver zegt zelf:<br />
s, ioocoo guldens waren reeds met het proces heen gegaan,<br />
„ en
1 ? 2<br />
LEVENS GESCHIEDENIS VAN<br />
dat mij geheel en met volle regt toebehoorde, maai"<br />
Öat mij nogthands met geweld ontroovd werdt.<br />
In het jaar 1744 dreef hij de Frnnfchen over den<br />
Rhijn, veroverde de Rhijnfchans bij Fhilip.sburg met<br />
een fabel in de vuist, zwom met 70 Pandouren zelf<br />
over den firoom, overviel de fchans, hieuw den Marquis<br />
DE CKEVECOEÖR, als een' onvoorzichtig Commandant<br />
eigenhandig ne<strong>der</strong> 1» , vattede post, ging<br />
over den an<strong>der</strong>en arm <strong>van</strong> den Rhijn, overviel twee<br />
Beijerfche regimenten Cavalerie in <strong>der</strong>zelver legerplaats,<br />
en bevor<strong>der</strong>de werkelijk den overgang <strong>van</strong> de<br />
gantfche armee over den Rhijn: het welk zon<strong>der</strong> de ?<br />
yen on<strong>der</strong>nemenden man niet zou gefchied zijn.<br />
Nu verbreidde hij vuur en verfchrikking over den<br />
gant-<br />
., en drie-en-zestig procesfen*en eifchen tegen hem waren (bij<br />
,, zijn', dood) nog werkelijk voor het gerigt hangende:" I<br />
Deel, bladz. 210.<br />
(;,-/) De Marquis DE CREVECOEUR was, volgens SCBUM>T,<br />
l. c., gmefteö ScumMjen/ f. 46, reeds in het jaar 1743 door<br />
TRFKCK ne<strong>der</strong>gefabeld, bij de verovering <strong>van</strong> twee ichansfén<br />
op het eiland Rheinmark, die door de Pandouren ftofnïen<strong>der</strong>hand<br />
ingenomen werden, na dat de Franfche bezetting<br />
zich dapper verweerd hadt.- De overgang <strong>van</strong> de Oostenrijkfche<br />
armée over den Rhijn, die den lftferJ Jülij 1744<br />
begon, en twee dagen daarna geheel volvoerd was, wordt<br />
door den gezegden Schrijver ook uitvoeriger en nauwkeuriger<br />
veihaald. Volgens hem voer TRENCK, met 1300 Pandouren,<br />
in <strong>der</strong>tig barken', over; lloeg drie regimenten Cayalferij,<br />
die den oever bezet hielden, uit één' linie en twee fehansfen<br />
te rug; en maakte den Overften <strong>van</strong> de Grenadiers te paard,<br />
benevens 26 gemenen, krijgsge<strong>van</strong>genen. De overigen vluchtten,<br />
met achterlating <strong>van</strong> bagage en tenten, I. c. f. 81, 02.
FRANS, VRIJHEER. VAN DER TRENCK. I73<br />
gantfchen Elfas, zettede alles on<strong>der</strong> contributie, en<br />
brak overal door, waar hij heen wilde, midden in<br />
den triumph <strong>der</strong> Oostenrijkfche wapenen op Franfchen<br />
bodem.<br />
Doch, toen in September 1744 de Pruisfifche oorlog<br />
in Bohemen op nieuw uitbrak,moest de Keizerlijke<br />
armée ten fpoedigften te rug marcheren, den Elfas<br />
verlaten, en de Keizerlijke Staten zeiven ter hulp<br />
ijlen. Gelijk hij nu den overgang <strong>der</strong> armée over den<br />
Rhijn bevor<strong>der</strong>d hadt, zo werdt hij ook nu gebruikt,<br />
om de retraite te dekken; en ook hier <strong>van</strong> hadt hij<br />
eer. *.<br />
Hoe veel afbreuk hij in de veldtocht <strong>van</strong> dit jaar<br />
aan den vijand gedaan heeft, is in de gefchiedenis <strong>van</strong><br />
THERESIA bekend. On<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en toonde hij zijne<br />
bekwaamheden en dienstijver bij Tabor en Budweis.<br />
Hij liep daar met 300 man ftorm, op ene Stad, waar<br />
in de beide Pruisfifche regimenten WALRABE en KREUTZ<br />
ter verdediging ftonden. Wie hadt toenmaals zulke<br />
ene ftoute on<strong>der</strong>neming <strong>van</strong> Pandouren tegen Pruisfen<br />
verwacht!<br />
Doch het water in de fhdsgracht was dieper, dan<br />
de fpions het opgegeven hadden, en de ftormlad<strong>der</strong>s<br />
te kort; dè meeste lieden verdronken dierhalven, of<br />
werden in het water doodgefchoten ; en de weinigen,<br />
die over-kwamen, werden ge<strong>van</strong>gen genomen. Schoon<br />
nu zijn gantfche corps nog vijf mijlen vau de ftad af<br />
was, floot hij echter ene capitulatie, volgens welke<br />
het gehele garnifoen <strong>van</strong> Tabor, en Budweis, beneyens<br />
die <strong>van</strong> het flot Frauenberg zich als krijgsge<strong>van</strong>genen<br />
overgaven (»).<br />
(.«) I Deel, bladz» 30,<br />
Den
J74<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
D-'ii volgenden dag kwam zijn volk aan. Maar<br />
aartig was het om te zien, hoe de Pandouren hunne<br />
murzen met die <strong>van</strong> de Pruisfifcbe Fulihers en Pionniers<br />
verwL-delden, welke zij ze<strong>der</strong>d ook altijd behielden.<br />
Of hij door deze voorzeker zeldzame on<strong>der</strong>neming<br />
aan de Keizerin een' wezenlijken dienst gedaan hebbe,<br />
feefüsfe de jnerftartdigQ waereld.<br />
De gantfche veldtocht on<strong>der</strong>tusfchen was roemrijk<br />
voor hem, en het gebrek aan ligte troupen bij den<br />
vijand gaf hem een open veld, om afbreuk te doen.<br />
Hij was overal bezig, en maakte aan alle kanten ge<strong>van</strong>genen,<br />
ging bij Pardubitz over de Elve (o),* veroverde<br />
de magazijnen, en juist' dit was de oirzaak <strong>van</strong><br />
het nijpend gebrek, en de ongehoorde defertie in het<br />
vijandelijk leger, het welk daar door gedwongen werdt,<br />
uit Bohemen te rug te trekken.<br />
In Kollin bevomlt zich de Koning met het hoofdquartier.<br />
Ik zelf was daar bij , en ooggetuige <strong>van</strong> de<br />
verwarring, die aldaar heerschte, toen TRENCK de<br />
ftad aangreep. Hij zou dezelve, naar mijne gedachten<br />
, voorzeker veroverd hebben: maar hij werdt in<br />
den eerllen aanval door een kanonskogel gewond, die<br />
hem deu regter' voet aan den enkel geheel verbrijzelde<br />
: men droeg hem weg, en hier door werdt deze<br />
attacque verijdeld (ƒ). Deze wond was verfchrikke-<br />
Hjk. Zelvs uit Weenen zondt hem de Keizerin een'<br />
heelmeester. Hij on<strong>der</strong>ging de fcarificatie <strong>van</strong> den<br />
gamfchen voet: verloor den gehelen enkel, en een<br />
ituk <strong>van</strong> het fcheenbeen; hij lag vier maanden lang<br />
op<br />
(o) I Deel, Wadz. 29.<br />
(/>) I Deel, bladz. 34, 35.
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
I?y<br />
op zijn' rug; maar werdt echter we<strong>der</strong>om geheeld;<br />
en raasde en tierde, om dat hij den vijand in een'<br />
zoo langen tijd volftrekt geen' afbreuk doen kon, dewijl<br />
zijn volk, zon<strong>der</strong> zijne aanvoering, niets was.<br />
In Februarij 1745 reedt hij na Weenen. Zijn inkomst<br />
aldaar geleek aan een' triurnph. Alles kwam op de been,<br />
om hem te zien en hem toe te juichen. Deze algemene<br />
achting verbitterde zijne vijanden des te meer. De<br />
Keizerin zelve ontving hem met alle mogelijke diflinctie.<br />
Hij verfcheen bij haar op krukken; zij wilde,<br />
dat hij zou gaan zitten; en door de vriendelijkfte behandeling,<br />
en de minzame verzekering <strong>van</strong> haar' achting,<br />
deedt zij zijn' dienstijver tot enthuiiasmus ftijgen;<br />
want eergierigheid was de hartstocht, waar door<br />
hij voornamelijk geregeerd werdt.<br />
Maar wie hadt toen kunnen vermoeden, dat deze<br />
zelvde man, de lieveling des volks, de getrouwfte en<br />
ijverigfte foldaat <strong>van</strong> de Keizerin, nog in dit zelvde<br />
jaar te Weenen in den kerker boejen zou dragen, en,<br />
aan het onbegrensd geweld <strong>van</strong> lage vijanden overgelaten,<br />
on<strong>der</strong> de magt <strong>van</strong> hun zou moeten zuchten,<br />
die allen te zamen in hun gantfche leven den Staat<br />
zoo vele diensten niet gedaan hadden, als TRENCK in<br />
één' dag. Zoo fpeelt het noodlot met ons menfehen!<br />
en echte verdienste, die zon<strong>der</strong> bekommernis fluimert,<br />
wordt gewoonlijk het flagtoffer <strong>der</strong> wakende arglistig,<br />
heid en lasteringen.<br />
In de bedwelming zijner vreugde reisde hij nu zelf<br />
na zijne goe<strong>der</strong>en, en wierf op nieuw 800 man, om<br />
in een' nieuwen veldtocht verfche lauren in te zamelen.<br />
Hij kwam te rug, ging na de armée, verkreeg<br />
<strong>van</strong> het Hof al wat hij wilde, en was den gantfehen<br />
zo-
I76<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
zomer door altijd en onvermoejd in verfcheidene on<strong>der</strong>nemingen<br />
bezig.<br />
Bij de bataüle <strong>van</strong> Sorau, die in September voorviel,<br />
plun<strong>der</strong>de hij de Pruisfifche legerplaats, en veroverde<br />
voor zich des Konings tent en zilveren tafelfcrvies:<br />
maar, om den vijand volgens affpraak in de rug<br />
te vaiten, kwam hij een uui te laar. De fchran<strong>der</strong>e<br />
Koning liet zijne gamfphej legerplaats gaarne ter plun<strong>der</strong>ing<br />
over, om dat de roofzuchtige volken, die zich<br />
daar mede bezig hielden, hem in de hoofdzaak niet<br />
hin<strong>der</strong>den; en hij floeg on<strong>der</strong>iusfehen de Keizerlijke<br />
armée. Ook bleef hij enigen tijd in dagordening<br />
liaan, om die genen, die misfchien uit de veroverde<br />
legerplaats (fchoon te laat en zon<strong>der</strong> on<strong>der</strong>fleuning)<br />
een' aanval op htm wagen mogten, wèl te ont<strong>van</strong>gen.<br />
Hier ttoor nu kregen de, vijanden <strong>van</strong> TRENCK een<br />
open veld, om hem bij het Hof verdacht te maken ,<br />
en het gepeupel tegen hem op te bitzen. Men befehuldigde<br />
hem openlijk , dat hij den Koning <strong>van</strong><br />
Pruisfen in zijn' tent ge<strong>van</strong>gen , en we<strong>der</strong>om vrij gelaten,<br />
en zich dus aan hoog verraad fchuldig gemaakt<br />
hadt; dat bij zich in het leger opzettelijk met plun<strong>der</strong>en<br />
hadt bezig gehouden, in plaats <strong>van</strong> den vijand<br />
in den rug aan te grijpen* en de batailie te betlisfen;<br />
en dat hij aUten dierhalven fchuldig was aan de ne<strong>der</strong>laag<br />
<strong>der</strong> armée (q).<br />
Zijne vrienden lebreven hem <strong>der</strong>gelijke berigten, en<br />
meldden daar bij', dat een zwaar OLwe<strong>der</strong> over zijn<br />
hoofd<br />
(
FRANS, VRIJHEER VAN DER. TRENCK.<br />
JfJ<br />
hoofd zweevde, en alles bereid was, om hem onge.<br />
lukkig te maken. Na dat hij dus ook dezen veldtocht<br />
op ene roemrijke wijze geëindigd hadt, reisde hij na<br />
Weenen , om aldaar aan zijne valfche befchuldip.ers<br />
het hoofd te bieden, en zijne gekrenkte eer nadrukkelijk<br />
te verdedigen.<br />
Hier vondt hij nu reeds drieëntwintig Officiers, die hij<br />
voor het grootfte gedeelte wegens lafhartigheid en (legte<br />
ftreken gecasfeerd en <strong>van</strong> zijn regiment weggejaagd<br />
hadt. On<strong>der</strong> dezen waren 'er in de daad drie of<br />
Vier, die redenen tot klagen hadden. Maar juist deze<br />
weinige eerlijke lieden waren arm, en zon<strong>der</strong> befcherming.<br />
In tegendeel on<strong>der</strong> de Hechte kareis weiden<br />
'er genoeg gevonden, die zich <strong>van</strong> de vijanden <strong>van</strong><br />
TRENCK omkopen, en aanhitzen lieten, om valfche<br />
verklaringen tegen hem af te leggen en te beëdigen.<br />
De Heer Hofkrijgsraad WEBER en de Generaal LÖ-<br />
WENWAL.DE hadden zijn' on<strong>der</strong>gang befloten, en bewerkten<br />
zijn' val, waar bij zij voornamelijk de fequeftratie<br />
<strong>van</strong> zijne goe<strong>der</strong>en ten oogmerk hadden, om<br />
in troebel water voor zich te kunnen visfchen.<br />
TRENCK, die zich zeiven geen' misdaad tegen den<br />
Staat te verwijten hadt, verachtte alle deze aanvallen,<br />
en fpottede met dezelven. On<strong>der</strong>tusfchen wisten zijne<br />
vijanden zich <strong>van</strong> ene Hofdame te bedienen, die bij<br />
alle bekwame gelegenheden het vertrouwen <strong>der</strong> Keizerin<br />
allengskens <strong>van</strong> hem aftrok. Wat was gemakkelijker?<br />
Men vertelde, dat TRENCK een Atheïst was,<br />
of een Vrijgeest, dewijl hij nimmer den rozenkrans<br />
badt, nimmer na de H. Maagd ter bedevaart ging,<br />
en nimmer aflaten kocht: men fprak <strong>van</strong> zijn ontuchtig<br />
leven; men verhaalde , hoe vele maagden hij in<br />
III. DEEL, M 'S vijands
?8 .LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
'svijands Land verkracht hadt,hoe vele excesfen zijne'<br />
Pandouren ongeftraft gepleegd hadden; zijn' kerkroof<br />
in Beijeren, en alle zijne wreedheden en plun<strong>der</strong>ingen<br />
werden op het hatelijkst afgefchil<strong>der</strong>d; en men zocht<br />
de Vorftin vooral in het vermoeden te brengen, dat<br />
hij zoo vele rijkdommen verzamelde , om ééns een<br />
gevaarlijk rebel in Sclavonië te worden.<br />
Daar bij vertelden de Officiers, die door hem ge- 1<br />
casfeerd waren, openlijk in alle bierkroegen en koffij-'<br />
huizen, dat TRENCK den Koning <strong>van</strong> Pruisfen ge<strong>van</strong>gen<br />
gehad, en we<strong>der</strong>om hadt laten lopen. Dit was'<br />
vöt»r het domme fanatifche gepeupel <strong>van</strong> Weenen genoeg,<br />
om zijn' verworvenen roem te vernietigen, en<br />
alles tegen hem in het harrasch te jagen. Eindelijk<br />
Werdt de Keizerin door klagers zoo fterk overlopen,'<br />
dat zij, vooral daar TRENCK zelf hier om verzocht,<br />
bevel gaf, om hunne klachten te on<strong>der</strong>zoeken. Hier<br />
tóe werdt nu de Veldmaarfchalk CORDLTA , een braaf<br />
man, gekozen. Deze on<strong>der</strong>zocht onpartijdig, erkende<br />
de waarheid, en berigtte in een' memorie, die hij aan<br />
het Hof overreikte:<br />
Dat alle de ingebragte klachten <strong>van</strong> dien anrt<br />
waren, dat zij geen krijgsregt vor<strong>der</strong>den:<br />
dat TRENCK zich nu en .dan tegen Officie-<br />
„ ren vergrepen, en zommigen eigendunke-'<br />
„ lijk gecasfeerd hadt; en dat hij, om dezen<br />
„allen ie bevredigen, 12000 florenen zou<br />
„ betalen: dat alle de overige befchuldigin-'<br />
„ gen na wraakzucht en laster roken: dat<br />
„ men een' man, wiens tegenwoordigheid bij<br />
,, de arméë zoo noodzakelijk was, met gene<br />
„ pro-
FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 179<br />
„ procesfen in Weenen moest ophouden;<br />
„ dat men voor het overige, uit aanmerking<br />
„ <strong>van</strong> zijne gewigtige dienden, kleinigheden<br />
„ door de vingeren moest zien."<br />
TRENCK, opgeblazen over dezen uitflag, en door<br />
gierigheid en hoogmoed vervoerd , wilde nu zelvs<br />
geen' gulden betalen, nam extra-post aan, en reedt na<br />
zijne landgoe<strong>der</strong>en in Sclavonië. Juist dit was zijn<br />
voornaamfte misdag, die zijn ongeluk bevor<strong>der</strong>de.<br />
Zijne tegenwoordigheid was in Weenen noodzakelijk,<br />
om voordelen tegen zijne vijanden te bewerken,<br />
die hij te zeer verachtte , en reeds voor overwonnen<br />
hieldr. Dezen in tegendeel maakten zich alle gelegenheden<br />
ten nutte, en wisten zelvs door de <strong>der</strong>de hand<br />
de Keizerin in het denkbeeld te brengen, dat hij een<br />
gevaarlijk man was, wanneer hij zich beledigd achtte,<br />
en dat hij in Sclavonië, waar alles hem aanhing, misfchien<br />
nadelige oogmerken hadt. TRENCK deedt volftrekt<br />
niets, om deze valftrikken te ontwijken: maar<br />
hij wierf nog Öoo man <strong>van</strong> zijne goe<strong>der</strong>en , deedt den<br />
veldtocht in de Ne<strong>der</strong>landen roemrijk mede, en kwam<br />
in October 1746 te Weenen. Bekend is het, dat, na<br />
het duiten <strong>van</strong> den vrede met Pruisfen, zijn gehele<br />
regiment gereguleerd werdt, en tegen Frankrijk dienen<br />
moest.<br />
Nauwlijks was hij in Weenen aangeland, als hem,<br />
op fpeciaal bevel <strong>van</strong> de Keizerin, huis-arrest aangezegd<br />
werdt.<br />
Hier beging hij nu den domften ftreek <strong>van</strong> zijn<br />
gantfche leven, een' ftreek, die <strong>van</strong> ie<strong>der</strong> verdandig<br />
mensch afgekeurd moet worden, die tevens zijn onftuimig,<br />
en doldriftig character aanwijst, en die aan.<br />
M 2<br />
zij-
l8o<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
zijne vijanden de wapens in de handen gaf, en alles<br />
bevestigde, wat de afgunst in Haat geweest was tegen<br />
hem te verdicten.<br />
Hij liet zipe fchnonfte equipage infpamien, verliet<br />
eigendunkelijk het huisarrest, en voer openlijk, met<br />
vesacnung , <strong>van</strong> her Hof-bevel, na de Schouwburg,<br />
waar de Keizerin zelve tegenwoordig was.<br />
Her zas hij in ene loge den Kapitain Graaf GOS<br />
SAU., en nog één' <strong>van</strong> zijne gecasfeerde Officiers, die<br />
eigenlijk de hoofdaanvoer<strong>der</strong>s <strong>van</strong> zijne befchuldigers<br />
waren. Van grim en wraakzucht bedwelmd, ijlt hij,<br />
als een razend mensch, in deze loge in, grijpt den<br />
Graaf GOSSAU, en wil hem, in het gezicht <strong>van</strong> de<br />
Keizerin, na beneden op het parterre werpen, GOS<br />
SAU trekt zijn' degen, om noodweer te doen, en zou<br />
hem doorboord hebben; maar TRENCK grijpt na denzelven,<br />
en fteekt zich zei ven door de hand. Alles,<br />
wat rondom hun was, ijlt om GOSSAU te redden na<br />
hun toe; want deze kon zich tegen een' zoo ijzelijken<br />
reus niet met de vuist verdedigen : en de <strong>van</strong><br />
grimme fnuivende doldriftige Pandouren-Overlte rijdt<br />
na huis.<br />
Nu kon MARIA THERESIA gewis niet meer genadig<br />
of toegevend jegens een' zoo onbefchaamd man zijn.<br />
Hij kreeg dus een' wacht in zijn' huis, en in weinige<br />
dagen wisten zijne vijanden <strong>van</strong> dit geval zoo goed<br />
paitij te tiekken, dat 'er nu een krijgsraad aangefteld<br />
werdt, om zijne zaak te on<strong>der</strong>zoeken.<br />
De Ge' eraal LÖWENWALDE wist hier bij zijne rol<br />
zoo li"'g te fpelen, dat hij door den Hof krijgsraad<br />
als Pvadi ter t <strong>van</strong> dit krijgsgerigt, en tevens als fequester<br />
var. de gneden n <strong>van</strong> TRK»;CK benoemd werdt.<br />
Hoe zeer nu, en met hoe veel bitterheid IRÉ-NCK ook<br />
te-
XI.<br />
J.TOI ^llruT* mr. tt JU.<br />
staman mi?.<br />
Hij = o^rijipt «lem. Graaf GOSSAU, en -wil<br />
hem — na "beneden op liet parterre -werpen.<br />
GOSSAU trekt zojn 1 ie^en ° Tbl. a8o o
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. l8t<br />
tegen dezen man protefteerde, aan wien hij een irar<br />
te voren aan het Hof, in de antichambr: <strong>van</strong> Prins<br />
KAKEL , een voet on<strong>der</strong> zijn agterlfe geprefenteerd<br />
hadt, en die in zijn gantfche leven aan het huis Oostenrijk<br />
zoo vele diensten niet bewezen hadt, als<br />
TRENCK in één* dag; hij bleef toch zijn bloedrigter,<br />
en tevens gevolmagtigd om zijn goed te bellieren.<br />
Nu werdt tevens in de nieuwstijdingen bekend gemaakt,<br />
dat allen die genen, die tegen den Overllen,<br />
Baron VAN DER TRENCK iets te klagen of te getuigen<br />
hadden, zich konden aanmelden, en dagelijks een'ducaat<br />
kostgeld ont<strong>van</strong>gen (r> Men oordele hier uit,<br />
hoe zeer bet geral dezer befchuldigers vermenigvuldigde,<br />
om maar geld te krijgen. In korten tijd waien 'er<br />
vierenvijftig, waar <strong>van</strong> de meesten verdiend hadden veroor<br />
ieeld te worden, om met den bezem in de hand de<br />
openbare (haten <strong>van</strong> Weenen te reinigen: en zij ontvingen<br />
in den tijd <strong>van</strong> vier maanden meer dan 15000<br />
florenen, voor kostgeld , uit het vermogen <strong>van</strong><br />
TRENCK. Zelvs valfche getuigen werden door den<br />
rigter zeiven omgekocht, en ik verklaar hier mede op<br />
mijne eer, dat de Piadïdent Graaf LÖWENWALDE mij<br />
zeiven duizend ducaten aanboodt, wanneer ik de geheimen<br />
<strong>van</strong> mijn' neef verraden wilde; mij daarenboven<br />
zelvs de vergoeding <strong>van</strong> mijne geconfuceerde<br />
Praisfifche goe<strong>der</strong>en, en ene compagnie bij de armée<br />
belovende<br />
Men kan hier uit befluiten, hoe het bij zulke rig-<br />
«ers toeging. Zoo veel mij bewust is, en aog t-> n-<br />
WOQR<br />
(r) I Deel, bladz. 135.<br />
(0 I Deel, bladz. 143.
l8l LEVENSGESCHIEDENIS VAN'<br />
woordig uit de acten <strong>van</strong> het proces <strong>van</strong> revifie bewezen<br />
kan worden , zijn na<strong>der</strong>hand meer dan veertig<br />
openbare valfche eden te rug geroepen en afgezworen.<br />
Bij de tiende verga<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> de comaiisfie, die<br />
met het on<strong>der</strong>zoek <strong>der</strong> zaak <strong>van</strong> TRENCK belast was,<br />
werdt hem voorgeworpen, dat door zijne fchuld de<br />
bataille <strong>van</strong> Sorau verloren was. Maar hij verdedigde<br />
zich met een eigenhandig getuigenis <strong>van</strong> Prins KAREL,<br />
waar in verklaard werdt, dat de Ordonnantie-officier,<br />
die afgezonden was om hem de or<strong>der</strong> tot den aan«<br />
marscli en aanval over te brengen, verdwaald geraakt,<br />
en terst kort voor het ogenblik tot den aanval bedemd<br />
bij *hem gekomen was. Hier door was hij ten dezen<br />
opzichte volkomen geregtvaardigd. Maar Graaf LÖ-<br />
WEWWALDE werdt hier over zoo woedend, dat hij<br />
werkeüjk enige beledigende woorden tegen den Prince<br />
uitbraakte, TKFNCK, die dezen als zijn' weldoener<br />
beminde en vereerde, werdt hier over zoo toornig,<br />
dat hij terftond den Prajfident bij de borst greep;<br />
hem, even als de tiger een' kat doen zou, in de<br />
hoogte hief; na het venfter droeg; hetzelve openrukte;<br />
en hem daar uit <strong>van</strong> ene hoogte <strong>van</strong> vier verdiepingen<br />
na beneden werpen wilde. Alles fchoot ter<br />
hulpe toe; de wacht drong na binnen; en terftond<br />
werdt hij in de militaire ge<strong>van</strong>genis gebragt, en, als<br />
een euvelda<strong>der</strong>, kruiswijze in boejen gefloten; en wel<br />
aan denzelvden voet, die kort te voren, in den dienst<br />
zijner Vorfdn, verbrijzeld, en nog niet volkomen geheeld<br />
was (/). Bij het Hof werden de ware omfiandighe^en<br />
, die hier toe aanleiding gegeven hadden ,<br />
verty)<br />
I Deel, bladz. 35.<br />
&
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
I83<br />
verzwegen; en bij gevolg dit vonnis bevestigd: dus<br />
moest TRENCK nu voor zijn' ergften vijand, als een<br />
misdadiger geboejd, verhoord worden, en zich tegen<br />
valfche befchuldigingen, waar toe hij nimmer grond<br />
gegeven hadt, verdedigen. Hoe het prothocol, waar<br />
in de kondfchappen <strong>der</strong> getuigen aangetekend werden,<br />
bij dit gerigt vervalscht geworden is; en hoe men<br />
hem alle gelegenheid om zich behoorlijk te verdedigen,<br />
benam, dit is in het proces <strong>van</strong> revifie legaal<br />
bewezen.<br />
Daar 'er nu geen articul voorkwam, dat grond gaf<br />
•tot ene criminele actie, zoo bedacht men het volgende<br />
fchelmftuk, dat ik nog tegenwoordig met aften en<br />
oirkonden bewijzen wil.<br />
Ene openbare hoer, de maitresfe <strong>van</strong> een' Asfesfor<br />
<strong>van</strong> dezen krijgsraad, den Kapitain Baron RIPPERDA,<br />
werdt omgekocht, en bezwoer, dat zij de dochter<br />
<strong>van</strong> den Pruisfifchen Veldmaarfchalk , den Graaf<br />
SCHWERIN, was; dat zij bij den Koning <strong>van</strong> Pruisfen<br />
in bed gelegen hadt, toen TRENCK bij Sorau de legerplaats<br />
veroverde; en dat hij toen den Koning, benevens<br />
haar, ge<strong>van</strong>gen genomen, maar we<strong>der</strong> vrij gelaten<br />
hadt. Zij noemde zelvs zijn Adjudant, den Baron<br />
HÏLAIRE , die 'er bij tegenwoordig zou zijn geweest.<br />
Deze IIILAIRE, die na<strong>der</strong>hand ene Baronesfe TIL-<br />
IIER trouwde, en bij gevolg TRENCK'S zwager werdt,<br />
'was toen juist in Weenen; men vergeleek hem dierhalven<br />
met deze hoer; en het bedrog werdt nu openbaar.<br />
Desniettegen (taande moest de eerlijke man, die<br />
'dèr waarheid getuigenis gegeven hadt, insgelijks na<br />
de ge<strong>van</strong>genis wandelen. Men boodt hem heimelijk<br />
geld aau, om hem om te kopen. Daar die nu önmo-<br />
M 4<br />
ge-
1$4 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
gelijk wns, en men hem evenwel het openbaar uitkomen<br />
voor de waarheid beletten wilde, bieef hij enige<br />
weken in de ge<strong>van</strong>genis zitten, en kwam eerst vrij,<br />
toen in het proces <strong>van</strong> revifie deze fchanddaad <strong>van</strong><br />
den Heer Praeillent naakt ontdekt werdt,<br />
On<strong>der</strong>tusfchen liep het gerucht in de gantfche fiad,<br />
dat TRENCK den Koning ge<strong>van</strong>gen gehad hadt; en dit<br />
was toereikend, om het dom gepeupel in het harnasch<br />
te jagen, en alle vrienden <strong>van</strong> zijne verdediging af te<br />
fchrikken. Nu werdt hij een landverra<strong>der</strong> genoemd;<br />
en, fchoon hij nu ze<strong>der</strong>d veertig jaren in het graf<br />
ligt, en'zijne onfcbuld in dit geval waereldkundig is,<br />
zoo heb ik toch tot op dit ogenblik in alle gezelfchappen<br />
te Weenen dit fchandelijk verwijt moeten<br />
horen herhalen. Ja zelvs de Keizer was niet beter<br />
on<strong>der</strong>rigt, en onze Generaals, die eerst na zijn' dood<br />
Vaandrigs werden, geloven nog, dat de Pandouren<br />
gene dienden gedaan hebben , en dat TRENCK on*<br />
trouw diende, en'dus geen beter naam of lot waardig<br />
wts.<br />
Schoon ik nu in het eerfte Deel <strong>van</strong> mijne Gefchiedenis<br />
(«) dit merkwaardig voorval met de zoogenaamde<br />
Freule SCHWEKIN reeds omlhmdig verhaald heb,<br />
zoo vergunne men mij toch in deze verkorte Levensbefchrijving<br />
<strong>van</strong> mijn' neef hetzelve te herhalen , om<br />
dat het hier toe eigenlijk behoort. Zijne zaak is hier<br />
door eigenlijk de mijne geworden, om dat de meeste<br />
aanzienlijke lieden in Weenen, die maar aan overleveringen<br />
gewo 0<br />
n zijn te geloven, nog tegenwoordig<br />
in die doling verkéren, dat TRENCK wegens misdaden<br />
(?) Bladz. 45.48,<br />
te*
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 185<br />
tegen dett Staat, regtvaardig tot ene ge<strong>van</strong>genis op<br />
den Speelberg veroordeeld geworden is, en dat zijne<br />
goe<strong>der</strong>en billijk geconfisceerd zijn. Daar dit nu zeer<br />
zeker onwaar, en ook nergens in de aéten <strong>van</strong> het<br />
proces te vinden is, zoo moet ik hier enigszins wijdlopig<br />
zijn, en dat geen herbalen, dat reeds in mijne<br />
eigene gefchiedenis gezegd is.<br />
De voorname kunstgreep <strong>van</strong> den Graaf LÖWEN»<br />
WALDE was eigenlijk, dat hij een valsch prothocol<br />
maakte, en aan TRENCK alle communicatie met zijne<br />
vrienden benam , op dat hij zich niet zou kunnen<br />
verdedigen, noch het gefmeed bedrog ontdekken. Hij<br />
koos een' dag, waar op de Keizer en Prins KAREI,<br />
bij Hollitzsch op de jagt wilden gaan. Zijn krijgsraad<br />
hadt reeds het doodvonnis on<strong>der</strong>tekend, en de<br />
toebereidzelen, om in aller ijl een fchavot op te rigten,<br />
waren reeds gemaakt. Hij wilde nu na de Keizerin<br />
gaan, en bij haar de on<strong>der</strong>tekening <strong>van</strong> het von»<br />
. nis pogen te bewerken, door haar voor te ftellen het<br />
dringend gevaar, dat de Staat te wachten hadt, bij<br />
aldien men een zoo gevaarlijk man niet fpoedig <strong>van</strong><br />
kant maakte: dan wilde hij in den nacht het vonnis<br />
ter uitvoer brengen, eer de regtvaardige Keizer, die<br />
TRENCK beter kende, en altijd zijn magtigfie befcher*<br />
mer was, te rug kwam.<br />
Was deze aanflag gelukt, dan was TRENCK als een<br />
booswigt geftorven, en men hadt algemeen geloovd,<br />
dat hij den Koning <strong>van</strong> Pruisfen ge<strong>van</strong>gen en losgelaten<br />
hadt. De edele Freule SCHWERIN hadt dan den<br />
Adjudant <strong>van</strong> den Graaf LÖWENWALDE, met 50000<br />
guldens uit de kas <strong>van</strong> TRENCK tot een huwelijksgoed,<br />
gekregen; en zijn groot vermogen was dan gewis on<strong>der</strong><br />
zijne rigters en befchuldigers verdeeld geworden, ]<br />
M 5<br />
Maar
l86 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
' Maar bij geval was de kamerdienaar <strong>van</strong> Graaf LÜ-'<br />
WENWALDE een eerlijk man , en hadt enige betrekking<br />
óp ene oude maitres <strong>van</strong> TRENCK. Aan deze vertrouwde<br />
hij het geheim, en dit brave meisjen ijlde terltond<br />
na den Overften Baron LOPRESTI, die een boezemvriend<br />
<strong>van</strong> TRENCK. was, en tevens een rijk en toenmaals<br />
bij het Hof geaccrediteerd man, en deze werdt<br />
ook in de daad zijn red<strong>der</strong>. De Keizer en Prins KA-<br />
REL werden on<strong>der</strong>rigt, wat 'er gaande was. De jagt<br />
na Hollitzsch bleef bepaald, en de reis ging ook aan;<br />
maar, toen LÖWENWALDE bij de Keizerin verfcheen,<br />
en op de on<strong>der</strong>tekening <strong>van</strong> het vonnis aandrong ,<br />
was zij reeds beter on<strong>der</strong>rigt. De Keizer kwam nog<br />
denze*den dag onverwacht te rug, en de vervloekte<br />
aanflag werdt verijdeld. Men overtuigde de grote THE-<br />
RESIA volkomen <strong>van</strong> het gefpeeld bedrog. De zoogeraamde<br />
Freule SCHWERIN werdt vastgezet; aan LÖ-<br />
WENWALDE alles, ook de fequeftratie <strong>van</strong> het vermogen<br />
<strong>van</strong>'TRENCK, afgenomen; en een fupremum revi- *<br />
forium over den krijgsraad en het proces <strong>van</strong> TRENCK<br />
benoemd, dat tot dus verre in Weenen een' ongehoord<br />
voorval was, en aan de zaak terftond ene an<strong>der</strong>e<br />
gedaante gaf.<br />
TRENCK werdt <strong>van</strong> zijne ketenen bevrijd, en uit die<br />
ge<strong>van</strong>genis, waar in men hem geworpen hadt , na<br />
het Arfenaal overgebragt, waar hij vier kamers, een'<br />
Officier om hem te bewaken, en alle gemakken verkreeg.<br />
Nu vergunde men hem een' Advocaat aan te<br />
nemen, om zijne zaak te verdedigen. Ik zelf verkreeg<br />
ook, door toedoen <strong>van</strong> zijne Majefteit den Keizer,<br />
verlof om vrij bij hem in en uit te gaan, en hem in<br />
alles de behulpzame hand te bieden (v).<br />
In<br />
' (V) I Deel, bladz. 134.
FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCK* l8?<br />
In dit verhaal heb ik vergeten te zeggen, dat ik<br />
juist, toen TRENCK in dit proces was ingewikkeld,<br />
uit mijne ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Glatz ontvlucht was, en te<br />
Weenen kwam.<br />
In dat tijdftip nu, toen men befloot de zaak <strong>van</strong><br />
TRENCK in een revifie-proces op nieuw te on<strong>der</strong>zoeken,<br />
was het, dat Graaf LÖWENWALDE mij, dien hij<br />
voor een ligtzinnig en geldgierig jongeling aanzag,<br />
met geld omkopen wilde, om de geheimen <strong>van</strong>. mijn*<br />
bloedvriend lchandelijk te verraden.<br />
Zoo dra het revifie-proces beflist was, droeg Prins<br />
KAREL VAN LOTHARING N mij op, om aan mijn' neef<br />
ernltig te zeggen: „ dat hij het alleen aan zij>;e gie-<br />
„ righeid te wijten hadt, dat zijn proces zoo lang ge-<br />
„ rekt werdt, dewijl hij geweigerd hadt, in tijds ene<br />
,, elendige fom <strong>van</strong> 120CO guldens te betalen , waar<br />
„ mede men alle de klagers, die nu luid tegen hem<br />
fchreeuwden, gemakkelijk hadt kunnen affchepen:<br />
,, doch, daar de zaak nu zoo ver gekomen was,<br />
„ moest hij zijne rigters tot het proces <strong>van</strong> revifie<br />
i,, zelf kiezen, en geen geld fparen : en voorts kon<br />
„ hij <strong>van</strong> zijne protectie volkomen verzekerd zfn (<br />
"<br />
Nu werdt de eerwaardige Veldmaarfchalk KÖVJG-<br />
SECK , Gouverneur <strong>van</strong> Weenen , tot Praefident benoemd;<br />
maar alleen,om dat hij een afgeleevd grijzaart<br />
was, die meest al aan het podegra lag, en gene fesfiën<br />
meer bijwonen konde. De Graaf s*** werdt Vice-praefident.<br />
Aan dezen man, die nimmer geld genoeg<br />
hadt, en een ilim juftitiarius was, heb ik zelf<br />
3000 ducaten betaald, die ik op TRENCK'S aanwijzing<br />
<strong>van</strong> den Baron LOPRESTI kreeg (v).<br />
(w) Verg. I Deel, bladz. 137,<br />
De
188 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
De beide Ho'raden KOMERKANSGIJ en ZETTO ontvingen<br />
ie<strong>der</strong> 4000 Rijksdalers vooruit, met verzekering<br />
, dat zij eens zoo veel hebben zouden, als<br />
TRKNCK geabfolvee en zijne befchuldigers uit het<br />
Land gebannen zouden zijn.<br />
De an<strong>der</strong>e Asfesforen <strong>van</strong> dit Reviforium waren onbeduidende<br />
wezens, en alleen jabroêrs, die alles toeftemden,<br />
wat door de drie eerften belloten werdt.<br />
TRENCK floot ook met zijne rteters een formeel<br />
contract, dat een zeker groot Heer in het geheim ratificeerde.<br />
Men kan zich nu ligt voordellen, dat de zaak <strong>van</strong><br />
TREI\CK wel dra ene an<strong>der</strong>e gedaante kreeg. De Advocaat<br />
GERHAUER nam bet crimineel proces op zich,<br />
en BÜRGKR de civile actiën.<br />
Bij de revifie begon men met de zoogenaamde<br />
Freule SCHWERIN: doch, om dat men den krijgsraad<br />
niet openlijk te fchande wilde maken, ftelde zij zich<br />
zinneloos aan, gaf in het verhoor verkeerde andwoorden,<br />
en, wanneer TRENCK op een fcherper on<strong>der</strong>zoek<br />
aandrong, gaf men hem ten andwoord, dat zij<br />
over de gre: zen was gebragt geworden.<br />
Zes jaren na dit voorval, toen TRENCK reeds dood<br />
was, vond -ik haar toevallig in Bi ünn, daar zij aan<br />
een' bedienden getrouwd was. Zij bekende mij toen<br />
de gantfche zaak, en ook, dat zij <strong>van</strong> den Graaf LÖ-<br />
WENWALDE voor 500 guldens omgekocht was , om<br />
deze rol te fpelen.<br />
Bij mijn' terugkomst in Briinn, wilde ik haar gerigtelijk<br />
laten verhoren; maar haar man hadt zich in dien<br />
tusfchentijd aan een' diefftal fchuldig gemaakt, en zij<br />
waren bei.ten doorgegaan. Het doet mij nog ieed,<br />
dat ik toenmaals zoo achteloos was, daar ik ene zoo<br />
foe«
FRANS, VRIJHEER VAM DER TRENCK. 189<br />
goede gelegenheid had , om de eer <strong>van</strong> TRENCK te<br />
redden, en de Keizerin te overtuigen. Doch het zou<br />
mij nog meer gcfmert hebben, indien LÖWENWALOE<br />
toen niet reeds dood geweest was.<br />
Merkwaardig blijvt het on<strong>der</strong>tusfchen altijd voor<br />
mij, dat men in een' zaak <strong>van</strong> zoo veel gewigt, noch<br />
in het prothocol <strong>van</strong> den krijgsraad, die 'er eerst over<br />
gezeten heeft, noch in dat <strong>van</strong> het fj.f <strong>van</strong> revifie,<br />
één enkel woord <strong>van</strong> deze edele Freule seaweRir*<br />
aangemerkt vindt, . . Een zoo zichtbaar fchelmftuk<br />
<strong>van</strong> een bloedrigter hadt door een* heraut, en door<br />
openbaren druk in Weenen bekend gemaakt, en de<br />
zoogenaamde maifres <strong>van</strong> den groten FREDRIK hadt,<br />
tot een fchouwfpel voor het gemeen, met hem, die<br />
haar omgekocht hadt, zamengekoppeld, 0p de kaak<br />
gezet moeten worden. Het voorwendzel, dat zij gek<br />
geworden was, en dat men haar over de grenzen gebragt<br />
hadt, ontfchuldigt de Heren <strong>van</strong> den krijgsraad<br />
Biet. TRENCK wilde de Heldin voor het revifie-gerigt<br />
zien, en dit verkreeg hij niet.<br />
O fchande voor ene Christelijke Monarchie! Wanneer<br />
mannen, die in den algemenen nood aan het Va<strong>der</strong>land<br />
zulke grote diensten bewijzen, als mijn neef<br />
gedaan heeft, aan zulke mishandelingen on<strong>der</strong>worpen<br />
zijn, welke wegen zal dan een eerlijk man inflaan,<br />
om zijn regt te verkrijgen!<br />
Voor het overige roepe ik de gehelï edele Hungaarfche<br />
natie, en de waereld, die billijk oordeelt, tot<br />
getuigen op. Dat zij zeggen, of dan waarlijk de Pandouren<br />
<strong>van</strong> TRENCK een zoo verachtelijk volk in den<br />
toenmaligen .oorlog waren, als men in Weenen (tellen<br />
wil? Ze<strong>der</strong>d dat het regiment <strong>van</strong> TRENCK een regu.<br />
her Hungaarsch Infanterie regiment is, heeft het voorze.
3|© LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
zeker in 30 jaren zoo vele vijanden niet vernield,zoo<br />
vele Heden niet veroverd, zoo veel contributie niet<br />
ingevor<strong>der</strong>d, en zoo vele ge<strong>van</strong>genen niet gemaakt,<br />
als TRENCK in één jaar. Maar alle zijne diensten zijn<br />
ondankbaar vergeten, en, wat het gevolg hier <strong>van</strong><br />
wezen zal, is nog zeer onzeker. - De Tactiek<br />
<strong>van</strong> TRENCK is <strong>van</strong> de tegenwoordige hemelsbreed on<strong>der</strong>fcheiden.<br />
Het doet mij leed, dat onze Monarch<br />
dit niet geloovt. Ik wensch hem in den oorlog veel'<br />
TRSNCKS; want het blijvt allerzekerst, dat de kroon<br />
<strong>van</strong> THERES'A ook door deze thands zoo verachte,<br />
Pandouren dadelijk on.ferfteund is.<br />
Nu wil ik een an<strong>der</strong> articul uit dit zoogenaamd crimineel<br />
proces aanroeren.<br />
TRENCK werdt befcbuldigd , dat hij een' zekeren<br />
Pandour, TAUL. DIACK, duizend flokilagen hadt laten<br />
geven , en dat deze on<strong>der</strong> de (lagen was dood gebleven.<br />
Dit bezwoeren twee <strong>van</strong> zijne toenmalige be«<br />
fchuldigers, die thands nog grote mannen in de Oostenrijkfche<br />
armée zijn, en zij verklaarden, dat zij 'er<br />
ooggetuigen <strong>van</strong> geweest waren.<br />
Of fchoon nu nog tegenwoordig bij vele reguliere<br />
regimenten menig follaat dood gellagen wordt, zon<strong>der</strong><br />
dat daarom juist de Officier tot ene ewige ge<strong>van</strong>genis<br />
wordt veroordeeld, zoo wil ik echter dit geval<br />
hier in het ware daglicht plaatzen.<br />
Zoo dra het proces in revifie getrokken werdt,<br />
zondt TRENCK mij na Sclavonië, waar <strong>van</strong> daan ik<br />
PAUL DIACK niet dood , maar levendig na Weenen<br />
bragt. * %<br />
Hij verfcbeen voor-het gerigt, en toonde aan, dat<br />
de beide Officiers, die gezworen hadden, dat zij zijne<br />
executie hadden bijgewoond, en dat zij hem hadden<br />
zien
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. IQI<br />
zien ftervert en begraven worden, op dien tijd 180<br />
mijlen ver <strong>van</strong> het regiment af waren, en in Sclavonië<br />
op werving lagen, 'PAUC DIACK hadt reeds driemaal<br />
gerebelleerd, en complotten gemaakt, TRENCK<br />
hadt hem driemaal pardon gegeven, om dat hij an<strong>der</strong>s<br />
een zeer goed foldaat en een oude rover was. Eindelijk<br />
hadt hij met 40 man nog eens een complot gemaakt,<br />
en was tot de galg veroordeeld. Nu riep hij<br />
zijn' Overllen toe: Va<strong>der</strong>!' als ik duizend ftokfla-<br />
„ gen uitfta, geevt gij mij dan. pardon t" TRENCK<br />
andwoordde; „ Ja!" Hij ftondt zoo veel flagen<br />
werkelijk door, werdt in het hospitaal geheeld , en,<br />
overtuigde dus de valfche befchuldigers <strong>van</strong> meineed.<br />
Ik bragt nog veertien an<strong>der</strong>e getuigen uit Sclavonië<br />
mede , die alle de overige articulen <strong>der</strong> bsfchuldiging<br />
we<strong>der</strong>fpraken, fchoon die reeds op zich zeiven<br />
tegen zulk een' man niet verdiend hadden in<br />
aanmerking te komen: en het proces kreeg dus ene<br />
geheel an<strong>der</strong>e gedaante. Het was ook volftrskt onmogelijk<br />
, hem over één poinct ene criminele actie aan<br />
te doen; en des te fchandelijker was het gedrag <strong>van</strong><br />
die genen, die hem wilden opolferen.<br />
Zijne lage vijanden verfpreidden zelvs in de ftad,<br />
dat hij ene zekere galanterie-verkoop (ter te Weenen,<br />
die men verworgd vondt , omgebragt en beroovd hadt.<br />
Maar kort daar op werdt de regte da<strong>der</strong> <strong>van</strong> dezen<br />
moord ontdekt en geradbraakt. Zoo ver ging de laster<br />
omtrent een* man, die den Staat zulke gewigtige<br />
diensten gedaan hadt. Zijn been werdt in den dienst<br />
verbrijzeld, hij bloedde zoo dikwijls met ere, leedt<br />
alle mogelijke folteringen <strong>van</strong> de handen <strong>der</strong> heelmeesT<br />
ters, offerde alle zijne genoegens op, verdroeg meer<br />
ongemakken des oorlogs kan iemand an<strong>der</strong>s in het<br />
gant-
JOÏ<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
gantfche leger, ontrustte den vijand winter en zomer,<br />
en was de waakzaamfte en onvermoejdlte foldaat,<br />
die, waar hij maar gelegenheid vinden kon, vuur en<br />
kogels zocht. Dit heeft bij in duizend voorvallen ge.<br />
toond; hij heeft zelf verfcheidene voorposten verrascht<br />
en ne<strong>der</strong>gefabeld; en nogthands zeggen thands zommige<br />
Generaals, wanneer zij in fpiegelgevechten een'<br />
fchans beftormen; „ TRENCK is maar een Pandour<br />
geweest, en zijn regiment is door de tegenwoordi-<br />
„ ge Tactiek eerst gefchikt geworden, om dienst- te<br />
doen." God geve het! maar ik geloof, dat men in<br />
den zevenjarigen oorlog TRENCK zeer gemist heeft:<br />
en zeker is het, dat men in denzelven min<strong>der</strong> <strong>van</strong> de<br />
Pandouren gehoord heeft, dan, toen hun eerfte Oprigter<br />
nog den patriotfchen fabel voor de eer <strong>van</strong> Oostenrijk<br />
droeg, en, als een beoefenend Tacticus , op<br />
het flagtveld manoeuvreerde.<br />
On<strong>der</strong> de voornaamfte befchuldigingen tegen hem<br />
was ook deze, dat hij in Siltfië de dochter <strong>van</strong> een'<br />
molenaar verkracht hadt. Dit werdt door haar zelve<br />
voor het gerigt bezworen; maar hij kon zelvs bij de<br />
revifie <strong>van</strong> het proces zich deswegens niet volkomen<br />
verontfchuldigen, dewijl hem alle wegen ter verdediging<br />
afgefneden werden. En juist dit was on<strong>der</strong> de<br />
regering <strong>van</strong> THBREMA zulke ene onvergeeflijke misdaad,<br />
dat hij alleen hier om als een euvelda<strong>der</strong> tot<br />
zijne ge<strong>van</strong>genis op den Speelberg veroordeeld werdt,<br />
dewijl men <strong>van</strong> de overige articulen niets bewijzen<br />
kon. On<strong>der</strong>tusfchen, na dat hij reeds twee jaren dood<br />
geweest W2s, ontdekte ik ook den waren grond <strong>van</strong><br />
deze zaak. De Major VON MANSTEIN, een <strong>van</strong> onze<br />
bloedverwandten , aan wien hij niets als weldaden<br />
bewezen Jiadt, en die door hem uit de bitterfte ar.<br />
moe-
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 193<br />
moede, binnen vier jaren, tot Major bij zijn regiment<br />
was verheven, was laag genoeg, om in deze zaak een<br />
valsch getuigenis te geven, om TRENCK daar door <strong>van</strong><br />
het regiment te verwij<strong>der</strong>en, dewijl hij, benevens den<br />
Quartiermeester FRIDERICI, 84000 guldens uit de regimentskas<br />
ontvreemd hadt (x). Zoo dra TRENCK<br />
dood was, werdt alles op hem gefchoven. On<strong>der</strong>tusfchen<br />
was deze molenaars dochter reeds de maitres<br />
<strong>van</strong> MANSTEIN , eer zij TRENCK gezien hadt. En echter<br />
gelukte dit fchelmihik zoo goed, dat hij daar door<br />
bij de deugdzame Keizerin alle genade en medelijden<br />
voor ewig verloor. Hij moest aan het meisjen 8coo<br />
guldens voor hare eer, en aan de Invaliden-kasfe 15000<br />
guldens betalen, en nog daar en boven wegens deze<br />
zoogenaamde misdaad tot ene ewige ge<strong>van</strong>genis veroordeeld<br />
worden.<br />
Drieënzestig civile procesfen en actiën had ik na<br />
zijn' dood nog met zijne befchuldigers te voeren.<br />
Doch zij kregen allen befchimping, fmaad, en fchande,<br />
in plaats <strong>van</strong> het geld, dat zij begeerden. Ik<br />
won alle de procesfen, en zij werden veroordeeld,om<br />
niet alleen de gerigtskosten te betalen, maar ook de<br />
kostgelden en voorgefchotene penningen, die zij reeds<br />
<strong>van</strong> Graaf LÖWENWALDE ont<strong>van</strong>gen hadden, te rug te<br />
geven. Doch zij waren allen arm, en dus verloor ik<br />
alles; fchoon LÖWENWALDE mij <strong>van</strong> regtswege alles<br />
hadt moeten vergoeden. On<strong>der</strong>tusfchen hadden zij alleen<br />
15000 guldens aan kostgelden getrokken, die ook<br />
voor mij verloren bleven (y). Ook was het zeker on-<br />
(JC) I Deel, bladz. 238.<br />
O) I Deel, bl3dz. 135, 236, 237.<br />
III. DEEL. N<br />
ge-
JQJ<br />
LEVENS GESCHIEDENIS VAN<br />
gehoord, dat een klager, die eifchen doet, reeds op<br />
rekening <strong>van</strong> deze eifchen betaling <strong>van</strong> den Rigter ont<strong>van</strong>gt,<br />
eer het beflist is, of zijne eifchen wettig zijn.<br />
Doch in her pfothöcol, en in de acten <strong>van</strong> het proces<br />
<strong>van</strong> TRENCK vindt men, dat dit gefchied is. En<br />
•echter zulke' Rigters worden niet gertraft, en 'er wordt<br />
gene vergoeding gedaan, na dat het bedrog ontdekt is!<br />
Welk lezer beevt niet te rug op bet zien <strong>van</strong> zulke<br />
ene handelwijs , en welke gedachten moet men zich<br />
maken <strong>van</strong> de uitoefening <strong>der</strong> geregtigheid te Weenen!<br />
Ik zou <strong>der</strong>gelijke ontërende gefcly'edenisfen voor ewig<br />
verzwijgen, maar de eer <strong>van</strong> mijn' geftorvenen bloedvriend<br />
noodzaakt mij, om aan de waereld te tonen ,<br />
hoe men met hem en mij gehandeld heeft. Veertig<br />
jaren zijn reeds verlopen, na dat dit gefchied is, en<br />
dus zal niemand meer veroordeeld worden, om den<br />
reeds gepra; failleerden buit aan mij te rug te betalen.<br />
Maar, wanneer dit door iemand gelezen wordt, die<br />
toegang tot den tegenwoordigen Monarch heeft, dan<br />
kon het misfchien gebeuren, dat hij aan mijne kin<strong>der</strong>en<br />
nog eens geregtigheid liet we<strong>der</strong>varen: en dan<br />
zouden de onwettige bezitters <strong>der</strong> rijkdommen en goe<strong>der</strong>en<br />
niet langer in het gerust genot <strong>van</strong> het regtmatig<br />
erfdeel <strong>van</strong> mijne kin<strong>der</strong>en kunnen blijven, het welk<br />
hun naar de Hungaarfche wetten op generleie wijze,<br />
zelvs door gene prajfcripde, ontnomen kon worden.<br />
De overige articukn <strong>van</strong> zijn crimineel proces beftonden<br />
meest daar in, dat hij de rebellerende Pandouren<br />
zelf onthoofd, Officiers zon<strong>der</strong> krijgsregt gecasfeerd,kelken<br />
en rofenkransfen var. zijn volk gekocht en<br />
verfmolten, aan een paar papen ftokflagen gegeven,<br />
des zondags gene misfe gehoord, en misdadigers- uit<br />
de kloosters, waar in zij, even als in vrijplaatzen, gevlucht
FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCK*<br />
I95<br />
vlucht waren, met geweld weggefleept hadt. Dergelijke<br />
dingen waren- in een' partijganger ligt te ontfchuldigen,<br />
die ruwe volken aanvoerde; en de Officiers<br />
, die hij met ftokflagen <strong>van</strong> achter het front weggejaagd<br />
hadt, om dat zij zich, uit vrees voor het<br />
vijandelijk vuur, verborgen hadden, zwegen wel dra<br />
ftH, zoo dra de zaak <strong>van</strong> TRENCK, zon<strong>der</strong> de protec.<br />
tie <strong>van</strong> LÖWENWALDE, of WEBER, voor het gerigt<br />
verfchijnen mogt. Zij flopen weg, maar arbeidden on<strong>der</strong><br />
de hand niet min<strong>der</strong>, om hun oogmerk te bevor.<br />
<strong>der</strong>en, het welk dan ook door de hulp <strong>van</strong> den bïegtva<strong>der</strong><br />
<strong>van</strong> het Hof gelukte, welke, door de woede<br />
de Beijerfche monniken heimelijk aangezet, de beste<br />
Vorftin eindelijk ongevoelig voor een' man gemaakt<br />
hadt, die haar zoo getrouw, zoo braaf, met zijn<br />
bloed gediend hadt.<br />
De grootfie fout nu, die TRENCK , gedurende de revifie<br />
<strong>van</strong> zijn proces, beging, was deze: opgeblazen<br />
over zijne overwinning, die hij zeker te wachten hadt,<br />
en heimelijk door zijne vrienden, die in het gerigt zaten,<br />
verzekerd, dat hij om Pafchen 1748 vrijgefproken<br />
zo^worden, liet hij zijne Levensgefchiedenis te<br />
Frankfffit drukken, waar in niet alleen het gedrag <strong>van</strong><br />
een groot gedeelte zijner eerfte. Rigters ontdekt werdt,<br />
maar waar in ook uitdrukkingen voorkwamen, die genoeg<br />
bewezen, dat zijne vrienden, die over de revifie<br />
zaten, gevaar liepen, <strong>van</strong> door hem verraden te worden,<br />
zoo dra hij hun niet meer nodig hadt. Zijn Advocaat<br />
GERHAVER hadt in dit geval alles te vrezen,<br />
want deze was tot de omkopingen gebruikt geworden;<br />
en'hij vor<strong>der</strong>de dus zijnfc betaling j eer het papier,<br />
waar op zijné volkomene vrijfpraak volgen zou, ingeleverd<br />
was. Daar voor begeerde hij 2000 ducaten,<br />
Na<br />
es
I06<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
en de gierige TRENCK, die reeds vrij dacht te zijn,<br />
boodt hem loo ducaten. Hier door werdt de uitfpraak<br />
opgehouden, LÖ WEN WALDE wist zich deze gelegen»<br />
heid ten nutte te maken, en GERHAUER ontdekte hem<br />
alle geheimen. Daar nu deze .man bij den val <strong>van</strong><br />
TRENCK het meeste belang hadt, ging hij na de Keizerin<br />
, ontdekte haar dat de Revifeurs omgekocht waren<br />
, en dreigde , dat hij openlijk de eer <strong>van</strong> zijn'<br />
rigtbank verdedigen zou, indien TRENCK, tegen het<br />
vonnis <strong>van</strong> den krijgsraad aan, door protectie <strong>van</strong> den<br />
Keizer en <strong>van</strong> Prins KAREL vrijgefproken werdt.<br />
Bij deze zelvde gelegenheid zocht hij mij ook om te<br />
kopen,pm den inhoud <strong>van</strong> het contract te ontdekken,<br />
qat TRENCK met zijne Revifeurs gemaakt hadt. Doch<br />
dit mislukte hem: ik befchouwde hem als een' flecht<br />
man, om dat hij den aanflag gefmeed, en werkelijk<br />
met den Directeur <strong>van</strong> de Politie MANGANETTA befloten<br />
hadt, mij terftond bij mijne aankomst in Weenen<br />
te laten arreftéren, on<strong>der</strong> voorwendzel, dat ik door<br />
den Koning <strong>van</strong> Pruisfen afgezonden was,oHÉ TRENCK<br />
die hem ge<strong>van</strong>gen genomen en losgelaten hadt, te<br />
helpen. Men hadt mij intusfchen incognito in de ge<strong>van</strong>genis<br />
laten fmachten, tot dat men met TUÏNCK'S<br />
vonnis in gereedheid was. Deze list ontdekte LOPRES<br />
TI tevens, toen de voorname aanflag door de fijne<br />
Freule SCHWERIN uitgevoerd zou worden, en toen<br />
deedt de befcherming, die de Keizer aan ene regtyaardige<br />
zaak verleende, deze list mislukken.<br />
Daar nu mijn neef, gelijk ik zoo even zeide, op<br />
ééns alle zijne vrienden met ondankbaarheid dreigde,<br />
en hem alles verliet; daar hy alleen voor mij vreesde,<br />
aan wien hij alles te danken hadt; en daar hij mij,<br />
zoa
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK, 197<br />
zoo als ik reeds in mijne Levensgeschiedenis (z) verhaald<br />
heb, door omgekochte Officiers verra<strong>der</strong>lijk uit<br />
de waereld wilde maken, op dat hij mij gene dankbaarheid<br />
zou fchuldig zijn; zoo verliet ik hem eindelijk<br />
ook, en Prins KAREL trok insgelijks de hand <strong>van</strong><br />
hem af<br />
Hier door kregen zijne vijanden nu een open veld.<br />
Zijn vijand zweeg ook; de revifie <strong>van</strong> het proces werdt<br />
afgebroken; en den 2ofren Augustus werdt hij veroordeeld<br />
, om als een ftaatsge<strong>van</strong>gen voor ewig op<br />
den Speelberg wèl bewaard te worden.<br />
Maar zijn vermogen bleef gefequeftreerd, zoo echter,<br />
dat hem gene <strong>van</strong> zijne bezittingen ontnomen<br />
werdt, en dat hij, tot aan zijn' dood toe,de rekeningen<br />
zijner beambten gerevideerd, en bevelen gegeven<br />
heeft O).<br />
On<strong>der</strong>tusfchen was hij het flagtoffer <strong>van</strong> zijne gierigheid<br />
en <strong>van</strong> zijn boosaartig hart. De' Revifeurs had«<br />
den meer dan 50000 Rijksdalers <strong>van</strong> hem gefchraapt,<br />
en op het laatst, toen zij <strong>van</strong> hem zei ven verraad te<br />
vrezen hadden, lieten zij hem Heken, en maakten,<br />
dat hij niet meer luid om regt roepen kon.<br />
Deze is eigenlijk de ware gefchiedenis <strong>van</strong> het proces<br />
<strong>van</strong> TRENCK, dat in Weenen zoo veel gerucht gemaakt<br />
heeft. Menig een heeft daar bij gezitterd; menig<br />
een heeft 'er een vet gebraad Tan gefmuld. Ik<br />
heb daar bij het best gelegenheid gehad, om de bewaar<strong>der</strong>s<br />
<strong>van</strong> de heilige geregtigheid nauwkeurig te leren<br />
kennen ; en , hadt de affchuwelijke gierigheid<br />
(2) I Deel, bkdz. 138.<br />
(a) I Deel, bladz. 104, 105.<br />
N 3 '<br />
TRENCK
TQ8<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
TRENCK niet be<strong>van</strong>gen, dan hadt hij den val <strong>van</strong> alle<br />
zijne vijanden bewerkt, en was zelf tot de hooglïe<br />
ereposten in den Staat geklommen. Maar, daar hij<br />
ontijdig wilde fparen, verloor hij alles.<br />
Hij wilde <strong>van</strong> den Speelberg ontvluchten, maar dit<br />
gelukte niet. Hadt hij mijn ontwerp gevolgd, toen ik<br />
hem den weg aanwees, om uit het Arfenaal te ontkomen<br />
(£),dan waren wij beiden gelukkige menfehen<br />
.geweest, hij was niet in den kerker geftorven, en ik<br />
had de Maagdenburger ge<strong>van</strong>genis niet behoeven te<br />
on<strong>der</strong>gaan. Zoo fpeelt het lot met ons menfehen. Hij<br />
hadt <strong>van</strong> zijne Vorftin gunst, achting, beloning verdiend,<br />
door zijne daden, zijn' dienstijver, en zijne<br />
echte patriotfche trouw: en hij werdt on<strong>der</strong>tusfchen<br />
als een euvelda<strong>der</strong> behandeld. Aan bijzon<strong>der</strong>e perfonen,<br />
die hij geplun<strong>der</strong>d heeft, om zich rijk te maken<br />
; aan onfchuldige menfehen, die hem nimmer beledigden<br />
, en wien hij leven en goed benam , wanneer<br />
zijne wilde en ziedende driften hem daar toe aanzet,<br />
teden; aan menig eerlijk man, dien hij ongelukkig<br />
maakte; aan zijn' eigenen vierëntagtigjarigen va<strong>der</strong>;<br />
aan zijne fchone deugdzame vrouw, die hij als een<br />
wreedaart behandelde; aan mij zeiven; aan de zedelijke<br />
plichten <strong>van</strong> bloedverwandtfchap en menfchenlievde<br />
, hadt hij wraak, ftraf, en verbanning uit de menfchelijke<br />
maatfehappij verdiend. Maar dit alles heeft<br />
hij op den Speelberg geboet; en <strong>van</strong> deze zijde is<br />
hem regt gedaan, wanneer zijn naam aan de verrotting<br />
overgegeven, en uit de lijst <strong>der</strong> menfehenvrienden<br />
en eerlijke mannen uitgewischt is, door de tranen <strong>van</strong><br />
die<br />
(b) I Deel, bladz. i%6.
FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 199<br />
die elendigen, aan wien hij zijne wreedheden, zon<strong>der</strong><br />
enige de minfte barmhartigheid heeft uitgeoefend. Vervloekt<br />
zij ziju aandenken in Beijeren! Ik zelf vlotk<br />
de asch <strong>van</strong> een' man, die wezenlijk voor zich zeiven<br />
alleen leevde, en gevoelloos was voor de zuchten<br />
<strong>van</strong> weerlozen en verdrukten. Ewig ruste de vloek<br />
op die genen, die aan vrienden en vijanden zoo handelen,<br />
als TRENCK 1 Mijn hart vloekt hem nog in zijn<br />
graf, daar hij mij bedrieglijk tot zijn' ervgenaam gemaakt<br />
, en hier door alleen mijn ongeluk veroirzaakt<br />
heeft! Maar daar tegen moet bij het graf vau LÖ-<br />
WENWALDE , en <strong>van</strong> zijne medeplichtigen , ook een<br />
fchandzuil daan, waar aan hij, aan zijne omgekochte<br />
Freule SCHWEIUN vastgekoppeld, reeds bij zijn leven<br />
hadt moeten prijken, om allen die •genen, die op den<br />
heiligen rigterftoel zitten, tot fchrikbeelden en afichuw<br />
te dienen.<br />
Maar de Oostenrijkfche Monarchie, en de Croatifche<br />
natie zijn aan TRENCK ewige dankbaarheid, en<br />
een ereteken fchuldig, ter beloning voor zijn arbeidzaam<br />
en nuttig leven,en voor zijn'onfchuldigendood,<br />
daar. hij als een martelaar <strong>van</strong> den nijd en <strong>van</strong> den be-.<br />
drieglijkften laster ftierf.<br />
Van zijne goe<strong>der</strong>en,die hij in den oorlog zamengeraapt<br />
hadt, heb ik niets geërvd. Hij liet mij niet eens<br />
de helft na <strong>van</strong> dat geen , dat mij reeds <strong>van</strong> zijn' eerlijken<br />
va<strong>der</strong> met regt toebehoorde; en dat ook ongefchonden<br />
aan mij hadt moeten worden overgeleverd,<br />
fchoon zelvs ziju zoon een' misdaad tegen den Staat<br />
begaan hadt, dat echter niet gefchied is. Voor mijue<br />
kin<strong>der</strong>en blijvt deze mijne Levensgefchiedenis, die in<br />
Weenen en Berlin met privilegie en goedkeuring ge.<br />
drukt is, als ene verdediging voor de eer <strong>van</strong> onzen<br />
N 4<br />
fa-
300 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
familienaam, en als een grondflag, om daar op, in gevallen<br />
die misfchien mogelijk zijn , hunne Hungaarfche<br />
regten te vestigen, en te doen gelden. Waar gene<br />
landswetten, maar geweld en magtfpreuken beflisfen,<br />
vindt gene prtefcriptie plaats. Indien oit een Monarch<br />
hun veroorlovt, om hun regt te bewijzen, dan<br />
kunnen zij de kooppenningen aan de onwettige kopers<br />
te rug geven. Het hof zelve verliest dan niets; de<br />
bezitters behouden dan nog een veertigjarig genot, dat<br />
ettelijke millioenen bedraagt; en mijne kin<strong>der</strong>en worden<br />
regtmatige eigenaars <strong>van</strong> de Heerlijkheden Pleternitz,<br />
Preltowack, Nuftar, Pakratz, en Vehka, benevens<br />
meer dan 130 dorpen, TRENCK hadt <strong>van</strong> zijn'<br />
va<strong>der</strong> 180000 guldens geërvd; hij hadt gelegenheid,<br />
om 'er een mijlioen bij te verkrijgen, zon<strong>der</strong> dat hij<br />
excesfen behóevde te begaan; en ik ervde on<strong>der</strong>tusfchen<br />
gene üoooo guldens <strong>van</strong> hem. Dit is het zekerfte<br />
bewijs, dat men hem geplun<strong>der</strong>d heeft.<br />
Op wat wijze nu TRENCK op den Speelberg den<br />
4
FRANS, VRIJHRER VAN DER TRENCK. 201<br />
ftaatkundige redenen, niet beleven mag, nog gefchieden,<br />
wanneer ik reeds in het graf ligge. In alle gevallen<br />
is hier mede mijn plicht vervuld, mijne eergierigheid<br />
bevredigd, en mijne ziel gerust gefield, dewijl<br />
ik geleerd heb, voor mij zeiven den overvloed te mis -<br />
fen.<br />
De Pandouren-Overfte TRENCK ftierf in zijne ge<strong>van</strong>genis:<br />
zijne ziel was te klein, om zijn lot te bravéren,<br />
en de overwinning af te wachten. Zijne gierigheid<br />
was fterker dan zijn geduld,- en, dewij'l hij op<br />
aarde niet de grootfie man kon worden,zoo wilde hij<br />
voor een heilig verklaard zijn, nam vergift, en ftierf<br />
in een' verachtelijke monnikskap, ftichtte ene ewigdurende<br />
misfe, beftemde een capjtaal voor een' kapel,<br />
en een an<strong>der</strong> , om nieuwe Capucinen in te kleden.<br />
Dit was de veiligfte weg, om zalig gefproken te worden.<br />
Hij ligt nog maar veertig jaren in het* graf; en<br />
heeft in Bremen reeds won<strong>der</strong>en gedaan , die Pater<br />
Guardiaan met' bewon<strong>der</strong>ing verhaalt. Zijn lijk zou<br />
nog onverrot zijn: en, wanneer de Oostenrijkers in<br />
dat fpoor'voortgaan, waar in zij tot dus verre nog<br />
door hunne biegtva<strong>der</strong>s geléid worden , dan zal de<br />
Pandouren O verfie onfeilbaar even zoo heilig worden<br />
als ALVISIUS, en misfchien eens de plaats <strong>van</strong> den H.<br />
KILIANUS of SIMBERTUS in den Kalen<strong>der</strong> innemen.<br />
Lang zal het echter nog duren , eer de Beijerfchen<br />
zullen kunnen befluiten, om in hunne litaniëa te bidden<br />
:<br />
Sajftïe<br />
TRENCK! ora pro nobis!<br />
Kleinmoedigheid was on<strong>der</strong>tusfchen buiten twijfel<br />
de oirzaak, waarom hij den dood koos; en deze ont><br />
N y<br />
ftonit
20* LEVENSGESCHIEDENIS VA.N<br />
ftondt daar uit, dat zijn eerfte aanflag om te vluchten<br />
mislukte'. Doch men denke eens na, wat zulk eèn<br />
gerefolveerd militair, en veel omvattende geest nog<br />
zou hebben kunnen uitbroéden, wanneer hij zijne vrij»<br />
heid verkregen hadt, en hem in Weenen niet alle geregtigheid<br />
en voldoening was geweigerd geworden, om<br />
dat men om zijnen wil zoo vele geaccrediteerde Ministers<br />
en vermogende Hofraden niet openlijk' dorst te<br />
fchande maken. Hem bleef dus niets overig, als de<br />
rol <strong>van</strong> een' RAGOXI en BONNEWALD te fpelen. Ks<br />
wensch dierhalven den Staat hier mede geluk, dat een<br />
zoo gevaarlijk en zoo grof beledigd man kleinmoedig<br />
werdt, en het befluit nam, om als een Capuciner te<br />
fterven.<br />
Hadt maar deze zalige Capuciner niet de vervloekte<br />
gedachte uitgebroed, om mij arglistig tot een' ervgenaam<br />
zijner procesfen te benoemen; dan wilde ik nog<br />
heden mijn' rok wel verkopen, om zijne zaligfpreking<br />
te bevor<strong>der</strong>en; dan zoude ik ene geheel an<strong>der</strong>e rol in<br />
de waereld gefpeeld hebben; dan hadt de ervenis <strong>van</strong><br />
TRENCK mij in gene procesfen ingewikkeld, mij gene<br />
benij<strong>der</strong>s en vervolgers verwekt,noch mij in ene werkeloosheid<br />
gehouden, waar voor ik noch geboren ,<br />
noch opgevoed was.<br />
De Voorzienigheid moet het ook wezenlijk zoo befloten<br />
hebben-, dat men in dit verlicht, tijdperk zoo<br />
dikwijls den naam <strong>van</strong> TRENCK in de nieuwstijdingen<br />
lezen moest. Hij werdt bekend op het flagveld; en<br />
mij dwong mijn lot, onwmet^een' hekelende pen in<br />
de vuist, als Schrijver, Regen "het Despotis/nus , onregtvaardigheid,<br />
grote fchurken, en arglistige papen,<br />
in het ftrijdperk te treden. ,<br />
Of ik de overwinning behaald heb, mag de doorzich-
FRANS , VRIJHEER VAN DER TRKNCK. »0$<br />
zichtige waereld beflisfen. In mijne aanvallen was ik<br />
ten minden zoo ftout, als een befchonken Pandour,<br />
die batterijen beftormt. Beter had ik voor mij zeiven<br />
gedaan, wanneer ik in den hollen weg, even als hij,<br />
onbekend geloerd, en zon<strong>der</strong> naam mijne bomben geworpen<br />
had, dan in het open veld, als TRENCK , met<br />
de pen in de vuist daar op te treden, waar de oren<br />
<strong>der</strong> Vorften verdopt, en de harten <strong>der</strong> lezers omkorst<br />
zijn, wanneer zij mijn' Macedonifchen Held, en het<br />
lot <strong>van</strong> Vrouw Geregtigheid, benevens mijne Levensgefchiedenis<br />
lezen.<br />
Doch <strong>van</strong> partijdigheid zal mij niemand befchfildïgen;<br />
fchoon Vorften mij bezwaarlijk tot hunnen Biographist<br />
zullen kiezen. Ik befchrijf noit het leven en<br />
de daden <strong>van</strong> hun, die niets deden: maar, die iets<br />
doen willen, vinden in mijne fchrivten aanleiding, om<br />
grootmoedig te handelen, en aan ie<strong>der</strong> eerlijk Schrijver<br />
ftof tot grootfche taferelen te geven. Hadt de<br />
Pandouren-Overfte TRENCK een' kroon gedragen; hij<br />
zou misfchien de rol <strong>van</strong> C^SSAR met AMURATH'S fabel<br />
gefpeeld hebben. — Gelukkig voor de waereld,<br />
dat alle tyrannen geen' Vorftelijke magt bezitten.
LEVENSGESCHIEDENIS<br />
V A N<br />
A L E X A N D E R VAN S C H E L L ,<br />
Die den
V O O R B E R I G T .<br />
Eien groot Heer in Berlin, wien ik de lotgevallen<br />
<strong>van</strong> den Pruisfifchen Lieutenant VAN<br />
scHELL verhalen moest, beval mij, dezelven<br />
openlijk bekend te maken. Dit gefchiedt hier<br />
mede , in zoo verre ik mij de omflandigheden<br />
erinneren kan, die hij mij zelf in het jaar 1776<br />
in "Aken verhaalde. Zijne brieven aan mij en<br />
zijne gedigten heb ik verloren, behalven alleen<br />
drie, die ik hier ingelascht heb, en het Dagverhaal<br />
<strong>van</strong> onze reize door Polen, dat in het<br />
eerfte Deel <strong>van</strong> mijne Levensgefchiedenis (a)<br />
te vinden is.<br />
Ik heb zijne deugden en gebreken getrouw<br />
gefchetst. Zulke originele chara<strong>der</strong>s wekken<br />
voor-<br />
Ge) Bladz. P7, en verv.
V O O R B E R J G T .<br />
voorzeker de opmerkzaamheid <strong>van</strong> fchran<strong>der</strong>e<br />
lezers op , en goede menfehen maken 'er een<br />
nuttig gebruik voor zich zeiven <strong>van</strong>. De koelbloedige<br />
menfehenvijand integendeel veracht<br />
dezelven: maar voor deze laatlten , die verdiensten<br />
en zwakheden met een' valfche wage<br />
afwegen, heb ik niet gefchreven.<br />
LE-
LEVENSGESCHIEDENIS<br />
VAN<br />
A L E X A N D E R V A N S C H E L L.<br />
JT\LEXANDER VAN SCHELL, wiens gefchiedenis met<br />
de mijne zoo nauw verbonden is, en wiens lot mijn<br />
Lezer wel zal wenfehen te kennen, was <strong>van</strong> ene goede<br />
familie uit den Schwabifchen kreits. Zijne moe<strong>der</strong><br />
was geboren VAN LÖWENSTEIN. Zijn va<strong>der</strong> hadt have<br />
en goed door een ongelukkig proces verloren, en leevde<br />
behoeftig. Meer is mij <strong>van</strong> zijne ou<strong>der</strong>s niet bewust.<br />
De zoon, <strong>van</strong> wien ik hier fpreken moet,tradt met<br />
het Würtembergrche regiment, dat de Hertog aan den<br />
Koning <strong>van</strong> Pruisfen overliet, in dienst <strong>van</strong> dezen<br />
Vorst.<br />
Daar hij zich dikwijls in twisten wikkelde, en, als<br />
een ligtzinnig jongeling, vele misfiappen deedt, werdt<br />
bij in het jaar 1744 bij het Mütfchèvaïfche garnifoensregiment<br />
verplaatst.<br />
Men weet, hoe gevoelig een Pruisfisch Officier bij<br />
zulke verplaatsingen is, wanneer hij geen foldaat geworden<br />
is, om achter de muren met invaliden of deugeniets<br />
grijs te worden, SCHELL , die in den grond geen<br />
flecht mensch was, kon bij gevolg niet an<strong>der</strong>s als onvergenoegd<br />
over zijn' toeftand zijn, en zocht maar na<br />
III. DEEL. O ge-
210 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
gelegenheid om zich <strong>van</strong> den dienst te verlosfen. Van<br />
huis kreeg hij niets, en echter hadt hij veel nodig,<br />
daar hij vlijtig ftudeerde; daarenboven kostten hem<br />
zijne verlievde avonduren en zijne losheid menigen<br />
daler.<br />
Kon mi wel een toeftand ongelukkiger dan de zijne<br />
zijn, daar hij zich als Lieutenant bij een gamifoensregiment<br />
met enige elendige dalers behelpen moest?<br />
Hij vondt geen' troost voor het tegenwoordige, en<br />
hadt gene gunflige uitzichten voor het toekomende.<br />
Hij ftelde zich dierhalven voor, ie<strong>der</strong>e gelegenheid<br />
aan te grijpen, om uit Glatz te ontvluchten. Hier bij<br />
kwam nog, dat de Gouverneur <strong>van</strong> deze vesting, de<br />
Generaal FOUQUET , hem op alle mogelijke wijzen ver»<br />
volgde, en bij alle gelegenheden, die hij zelf in alle<br />
hoeken opzocht, hem in arrest zettede: want hij hadt<br />
op den minnehandel <strong>van</strong> zijne dochter met den Plaatsmajor<br />
DOO (&) ene fatyre vervaardigd,die overal bekend<br />
was geworden. In dien tijd nu, toen hij juist met de<br />
grootfte gretigheid op middelen dacht, om zich vrij te<br />
maken, dewijl hij te vrezen hadt, dat hij eerlang om<br />
fchuld gearrefteerd zou worden; gebeurde het, dat de<br />
Lieutenant VAN BACH hem vóórhelde, mij uit mijn<br />
arrest te bevrijden, en door mij zijn geluk te beproeven<br />
(cj.<br />
Wie gaarne danst, voor dien is het gemakkelijk<br />
fpelen : bij gevolg was die terftond water op zijn'<br />
molen.<br />
Zijn hart was weldadig en medelijdend.<br />
(£) I Deel, bladz. 66 in de aantek.<br />
{c) I Deel, bladz. 74.<br />
Mijn lot<br />
hadt
A L E X A N D E R VAN SCHELL. 2l£<br />
hadt hem reeds lang geroerd. Maar in het vervolg<br />
heeft hij mij bekend, dat hij daarom vooral befloten<br />
hadt dezen (lap voor mij te doen, om dat hij zich,<br />
door mij te bevrijden, te gelijk aan den Generaal FOU-<br />
QUET wreken kon.<br />
Een ie<strong>der</strong> moet zich verwon<strong>der</strong>en, die in mijne gefchiedenis<br />
ieest, dat een mensch, die mij noit gekend,<br />
en aan mij gene verplichting hadt , befluiten<br />
kon, om op hel<strong>der</strong>en dag, als wachthebbend Officier,<br />
met ean* Staatsge<strong>van</strong>genen te ontvluchten: daar, bij<br />
het mislukken zijner on<strong>der</strong>neming , dat bijna ogenfchijnlijk<br />
was , fmaad en fchande, ja zelvs de galg<br />
onfeilbaar zijn loon geweest zou zijn; en men dus<br />
niets ligtvaardigers dau deze daad uitdenken kan.<br />
Nauwlijks hadden wij onze eerfte zamenfpraak gehad,<br />
of zijne vriendfchap en zijn medelijden jegens<br />
mij groejde aan, fchoon hetzelve tevens met eigenlievde<br />
verbonden was , dewijl hij door mij zijn geluk<br />
hoopte te maken. Wij werden verraden. Een vriend<br />
bragt hem onverwacht deze tijding. Hij kon toen aflet»<br />
veilig vluchten (d). Maar op hetzelvde ogenblik<br />
befchouwde hij zich zeiven als een' ongelukkig<br />
mensch, die noch geld noch on<strong>der</strong>fteuning hadt, en<br />
in de wijde waereld zijn geluk moest zoeken. Zijn<br />
moed, zijne vaardigheid in het befluiten was, zelvs<br />
in de grootfte gevaren, ongeloovlijk groot. Daarenboven<br />
hadt hij mij beloovd, mijne vrijheid te bevor<strong>der</strong>en;<br />
de eergierigheid wekte hem dus op, om zijn<br />
woord te houden. Daar hij los was, overlegde hij<br />
noit te voren, maar voerde altijd zijn' eerften inval<br />
uit,<br />
(d) I Deel, bladz. 78.<br />
O a
212 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
uit, zon<strong>der</strong> op de gevolgen te zien, die hij aan het<br />
blind geval overliet. Dit alles te zamen genomen<br />
werkte bij hem het vertwijfeld befluit, om met mij te<br />
fterven, of het voornemen, dat hij éénmal opgevat<br />
hadt, uit te voeren. Hij ging het gevaar onverfchrokken<br />
te gemoet, behieldt zijne tegenwoordigheid <strong>van</strong><br />
geest, en voerde met mij ene on<strong>der</strong>neming uit, die,<br />
om dat zij toevallig gelukt is, meer bewon<strong>der</strong>d dan<br />
berispt wordt.<br />
Voor het overige, hoe veel on<strong>der</strong>vinding ik .ook op<br />
de waereld heb opgedaan, nimmer heb ik een' mensch<br />
<strong>van</strong> ziju' aart aangetroffen.<br />
Nu ver<strong>der</strong> tot zijne gefchiedenis.<br />
Wij kwamen op onze reize te Warfchau, waar wij<br />
rustdag hielden (e). SCHELL ging na den middag uit,<br />
en kwam eerst laat te huis, maar forak geen woord<br />
<strong>van</strong> het geen hij gedaan hadt.<br />
Den volgenden morgen ging onze reize na Krakau.<br />
Hier was het juist jaarmarkt. Daar nu SCHELL'S paard<br />
lam was., zoo zocht ik ene ruiling te doen, en vroeg<br />
hem dus om geld, wijl ik enige ducaten zou moeten<br />
toegeven. In plaats <strong>van</strong> mij te andwoorden, hief hij<br />
een luid gelach aan , trok ziju' ledige beurs uit den<br />
zak, en zeide; „ al mijn geld is op het biliard te<br />
„ Warfchau gebleven; wanneer mijn paard niet meer<br />
„ voort kan, dan zal ik u te voet volgen: ik heb<br />
,, noch paard noch geld nodig."<br />
Ik verfchrikte over de losheid <strong>van</strong> den man. On<strong>der</strong>tusfchen<br />
wat zoude ik doen? Ik kocht het paard, en<br />
wij reden na Weenen. Hier hadt hij kort daar aan<br />
(e) I Deel, bladz. 131.<br />
het
ALEXANDER VAN SCHELL. 213<br />
het ongeluk, dat zijn paard, het welk hij juist voor<br />
200 guldens hadt kunnen verkopen, zig voor de kribbe<br />
aan het halfter verhing.<br />
Wij waren nog gené vier volle weken in Weenen<br />
geweest, toen het mij gelukte, hem door hulp <strong>van</strong><br />
mijn' neef, die hem aan Prins KAREL VAN LOTHARIN<br />
GEN aanbeval, een' Lieutenants-plaats on<strong>der</strong> het regiment<br />
<strong>van</strong> PALLAVIZINI te bezorgen (ƒ). Dit regiment<br />
ftondt toen in Italië, en was tot de belegering<br />
<strong>van</strong> Genua beftemd. Ik equipeerde hem, en voorzag<br />
hem genoegzaam <strong>van</strong> geld, eer ik hem <strong>der</strong>waarts liet<br />
afreizen. Enigen tijd daar na, toen ik dacht dat hij<br />
reeds lang bij het regiment kon aangekomen wezen,<br />
fchreef hij mij nog uit Gratz zeer Laconisch , „ dat<br />
„ zijn noodlot hem an<strong>der</strong>maals een' (treek hadt ge-<br />
,, fpeeld, dewijl hij zijn geld, horologe, en equipage<br />
„ met fpelen verloren hadt: in gevalle ik hem niet<br />
„ ver<strong>der</strong> bijftaan kon, dan wilde hij zijn geluk in de<br />
s, wijde waereld zoeken." Wat zou ik nu doen? Ik<br />
had juist uit Berlin geld gekregen , ik zond hem dus<br />
500 guldens, en hier mede geraakte hij eindelijk aan<br />
de plaats zijner beftemming. On<strong>der</strong>tusfchen duurde<br />
deze heerlijkheid we<strong>der</strong>om maar vier maanden. Hij<br />
hadt aan een' vriend zijn' geld geleend, wilde fpelen,<br />
greep compagnies-gelden aan, kon zich niet redden,<br />
deferteerde , en nam een' fourier met zich. Zijne misdaad<br />
was nog des te ftrafbaar<strong>der</strong>, daar hij tot den<br />
vijand overging. Hij meldde het mij in den ligtziniiigften<br />
toon, dien men zich verbeelden kan, en hij<br />
vpegde 'er bij, dat hij een' Corporaals dienst aange-<br />
110.<br />
(ƒ) I Dee!, bladz. 133.<br />
O 3
214 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
nomen hadt. Deze ftap <strong>van</strong> SCHELL hadt voor alle<br />
Pruisfifche Officiers, die na dezen tijd bij Oostenrijk<br />
dienst zochten, de nadeligfle gevolgen; maar zoodanig<br />
iets te voren te bedenken, viel niet in zijn character.<br />
Toevallig vond ik gelegenheid om hem aan den Venetiaanfchen<br />
Gezant te Weenen aan te bevelen; ook<br />
zond ik hem enig geld, en bragt het zoo ver, dat hij<br />
binnen weinige maanden we<strong>der</strong>om Officier werdt.<br />
Maar nog in hetzelvde jaar verliet hij dezen dienst<br />
we<strong>der</strong>om, en werdt musquettier in Modena. Hij meldde<br />
mij ook dit, en verzocht nogmaals om mijne on<strong>der</strong>fteuning.<br />
De Baron LOPRESTI, aan wien ik bekend<br />
was, hadt te Modena vrienden, en door dezen gelukte<br />
het mij, hem we<strong>der</strong>om ene Officiersplaats te bezorgen,<br />
en equipeerde hem op nieuw. On<strong>der</strong>tusfchen<br />
moest hij nu, tot zijne veiligheid, den naam LESCH<br />
aannemen.<br />
Rampzalig lot! wanneer de mensch reeds zoo diep<br />
gevallen is, dat hij zijn' familie-naam moet verbergen,<br />
om on<strong>der</strong> eerlijke lieden te durven optreden. En dat<br />
we<strong>der</strong>voer een' man, die eigenlijk geen booiwigtwas,<br />
maar wien fpeelzucht en losheid <strong>van</strong> het pad <strong>der</strong> ere<br />
verwij<strong>der</strong>den, en als een' deugniet in de waereld deden<br />
ronddwalen.<br />
Nu was hij door mijne hulp Lieutenant in Modena<br />
, algemeen bemind en geacht, en hadt vast<br />
voorgenomen niet meer te fpelen, maar zich gefchikt<br />
te gedragen. Misfchien zou hij dit ook uitgevoerd<br />
hebben. Maar een ongunilig lotgeval mengde zich<br />
hier we<strong>der</strong>om in het fpel, en verijdelde zijne goede<br />
ontwerpen.<br />
Op
ALEXANDER VAN SCHELL» 21$<br />
Op aanzoek <strong>van</strong> den Hertog, zondt de Keizerin Koningin<br />
enige Officiers <strong>van</strong> hare armée na Modena, om<br />
de regimenten in nieuwe krijgsoefeningen te on<strong>der</strong>r.ïg.<br />
ten. Toevallig waren twee officiers <strong>van</strong> PALLAVIZINI<br />
on<strong>der</strong> dit getal, SCHELL werdt nauwlijks menfehen<br />
gewaar , die hem ontwijfelbaar kennen en ontdekken<br />
moesten , en <strong>van</strong> wien hij gene ftilzwijgendheid te<br />
wachten hadt, of hij deferteerde terftond uit Modena<br />
, en werdt gemeen foldaat, in den dienst <strong>van</strong> Sardinië,<br />
bij het Zwitzerfche regiment <strong>van</strong> SOUTER. Deze<br />
nieuwe veran<strong>der</strong>ing hadt hij mij gefchreven. Maar<br />
ik was toen reeds in de ge<strong>van</strong>genis te Maagdenburg,<br />
daar ik hem zo min, als mij zeiven, helpen kon. In<br />
December 17(53 verfcheen ik op nieuw uit mijn' fpelonk<br />
op het toneel <strong>der</strong> waereld, zocht mijn' vriend in<br />
Modena, maar kon niet gewaar worden, werwaarts<br />
hij zich begeven hadt.<br />
In het jaar 1769 was ik te Weenen in gezelfchap<br />
<strong>van</strong> den gezandt <strong>van</strong> Sardinië, die toevallig den Kapitain<br />
RENARD , <strong>van</strong> het regiment <strong>van</strong> SOUTER , bij<br />
zich hadt. Men fprak <strong>van</strong> ongelukkige Pruisfifche<br />
Officiers ; en RENARD prees voor al een' zekeren<br />
LESCH , die bij zijne compagnie als Secretaris of Fou«<br />
rier diende. Na verfcheidene vragen, bevond ik, dat<br />
deze mijn vriend SCHELL moest zijn. Terftond fchreef<br />
ik hem, en kreeg ook een andwoord, dat verdient bekend<br />
gemaakt te worden. Ik zond hem geld, maar<br />
hij zondt het te rug, en fchreef daar bij:<br />
„ Ik heb voor mij zeiven op aarde niets meer<br />
„ nodig : ik heb het najagen <strong>van</strong> ijdele eer<br />
„ vaar-wel gezegd : ik leef gerust, en ver-<br />
O 4<br />
„ dien,
zie<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
„ dien, door mijn' post, door on<strong>der</strong>wijs te<br />
„ geven, in talen, tekenen, de mufiek, en-<br />
„ in het borduren, veel meer dan mijn nood-<br />
,, druft: ik ben bemind , gezocht, geacht ,<br />
,, en gezond; ik heb huishouden geleerd; en<br />
,, mijn' tegenwoordigen toe (tand zou ik met<br />
,, het fchitterendst geluk niet willen verrui-<br />
„ len : ik kan daarom ook niets meer <strong>van</strong> u<br />
„ aannemen ; gij hebt genoeg voor mij ge.<br />
„ daan, en behoort thands voor u zeiven al.<br />
», léén te zorgen.'?<br />
Getroffen door deze zijne denkwijze, deed ik, hera<br />
na<strong>der</strong>hand verfcheidene aanbiedingen , om hem een gemakkelijker<br />
beftaan te verfchaffen. Maar hij bleef bijzijn<br />
befluit , en hieldt zich llandvastig wel te vreden<br />
in zijn garnifoen te Alexandrië, en wenschte alleen,<br />
dat hij mij nog maar ééns in zijn leven zien mogt.<br />
In het jaar 1772,toen ik in de rijksltad Aken leevde,<br />
tradt hij op ééns onverwacht in mijn'kamer. Hoe<br />
welkom hij mij thands was, mag de Lezer, die voelen<br />
kan , zich verbeelden. Hij kwam <strong>van</strong> de uitterfte<br />
grenzen <strong>van</strong> Europa te voet na Aken, om mij te zien:<br />
verhaalde mij zijn geheel won<strong>der</strong>baar lot, waar <strong>van</strong><br />
een groot gedeelte mij ontdacht is, of al te romanesq<br />
luidt.<br />
Wellust was misfchen het hoofddoel <strong>van</strong> zijne daden,<br />
en hij hadt zelvs het borduren met goud,en alle<br />
vrouwelijke handwerken, geleerd, om, door hier in<br />
on<strong>der</strong>wijs te geven, na<strong>der</strong>en omgang met fchone meisjens<br />
te krijgen. Ook was hij een fpraakmeester, en,<br />
dewijl hij in de daad één <strong>der</strong> vindingrijklie digters<br />
was ,
ALEXANDER VAN SCHELL.' S.IJ<br />
was , zo beval hij zich hier door ten besten bij de<br />
fchone fexe in Italië , en hadt werkelijk de vijftien<br />
laatfte jaren gelukkig en in overvloed doorgebragt.<br />
Vier gantfche maanden leevdf. hij in mijn huis, on<strong>der</strong>wees<br />
mijne kin<strong>der</strong>en bij alle gelegenheden op de<br />
bevalliglte wijze in de Zedenleer ; won de hoogachting<br />
<strong>van</strong> alle menfehen, die hem leerden kennen; maar<br />
beminde de éénzaamheid, en was werkelijk een folide<br />
en nuttig man geworden. Zijn an<strong>der</strong>s opgewekte geest<br />
hadt alle levendigheid verloren. Altijd diepzinnig zijnde<br />
, verloor hij zich zeiven , midden in den zamenhang<br />
<strong>van</strong> een gefprek , hieldt zich alleen met lezen,<br />
of op en ne<strong>der</strong> gaan in zijn' kamer, bezig, en zwaarmoedigheid<br />
ftondt op zijn voorhoofd gefchil<strong>der</strong>d. Ik<br />
bemerkte ook wel dra , dat hem de tijd bij mij lang<br />
viel, en dat hij zich na Alexandrië te rug wenschte.<br />
Hij was nauwlijks vier weken in Aken geweest,<br />
toen hij eens in diepe gedachten wandelen ging, en<br />
in de ftadsgracht viel. Hij verrekte zich den febou<strong>der</strong>,<br />
en moest na huis gedragen worden.<br />
Zijn' ftandvastigheid en geduld was ongehoord. Hij<br />
klaagde geen ogenblik. Hij fchreef enige gedigten,<br />
maar die bij die niet te vergelijken zijn, die zijn jeugdig<br />
vuur te voren hadt voortgebragt. Wanneer ik alle<br />
zijne daden en gezichtsirekken na<strong>der</strong> befchouwde, dan<br />
was het hem gemakkelijk te voorfpellen, dat hij binnen<br />
weinige jaren na het gekkenhuis zou moeten wandelen.<br />
Dit bemerkte hij zelf, fprak 'er met mij <strong>van</strong>, en<br />
verzekerde mij, dat hij tegen dit ongeluk met een<br />
poe<strong>der</strong>tjen voorzien was, waar mede hij alle zwakheden<br />
des ou<strong>der</strong>doms voorkomen, en alle tegenfpoeden<br />
bravéren kon.<br />
O 5<br />
Voor
2l8 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Voor het overige was hij nog even zeer geneigd ,<br />
om fchielijk een beiluit te nemen, als te voren. Had<br />
ik tegen hem gezegd: „ SCHELL! gij moet mij wre-<br />
„ ken ; een Monarch heeft mij beledigd;" dan was<br />
h'j zon<strong>der</strong> bedenken na Potsdam,na de parade gegaan,<br />
en hadt de gruwzaamfte daad bedreven. Daarbij kwam<br />
nog, dat hij gene ewigheid geloovde, en geen* vrees<br />
voor den dood kende.<br />
Hij toonde mij in Aken 16 wonden aan zijn lijf,<br />
Waar <strong>van</strong> hij 'er ook enige voor mij bekomen hadt.<br />
B ; j allerleië voorvallen hadt hij wonden bekomen: en<br />
zijne beide voeten en één arm waren door ongelukkige<br />
vallen verbroken, dewijl hij beftendig in diepe gedachten<br />
ging, en bij hel<strong>der</strong>en dag viel hij in de gracht.<br />
Met den degen was hij terftond gereed , en lachte .<br />
wanneer hij bloeden moest.<br />
Zijn minnenhandel, dien hij mij verhaalde, zou<br />
den fchoonrten Roman uitmaken. Maar jammer is het,<br />
dat zijna natuur- en zedekundige verhandelingen noit<br />
in mijne handen geraakt, en met hem 'begraven zijn.<br />
Zelvs in de Anatomie hadt hij het zeer ver gebragt ,<br />
alleen om zich te overtuigen, of 'er iets onfterflijks in<br />
hem wonen kon, of tot beweging <strong>van</strong> zijne machine,<br />
en opwekking zijner hartstochten noodzakelijk was.<br />
Den toom <strong>van</strong> den Godsdienst hadt hij niet nodig,<br />
om deugdzaam te zijn, dewijl hij het beste hart <strong>van</strong><br />
de waereld hadt. En, gelijk hij mij verzekerde, was<br />
hij met zijn aanwezen hier op aarde zeer wel te vrede,<br />
maar ook niet ongerust, wanneer hij aan het toekomende<br />
dacht, noch beliuiteloos , wanneer hij aan<br />
zijn' laatften dag peinsde. Want zijn voornemen<br />
was , zo dra hij de zwakheden des ou<strong>der</strong>doms voelde,<br />
den dood te gemoet te ijlen. Bij zulke grond»<br />
ftel.
ALEXANDER VAN SCHELL.<br />
aijj<br />
ftellitigen was hij' juist niet ongelukkig , vooral daar<br />
hij voor eer en fchande ongevoelig bleef.<br />
Ik meende hem nog lang in mijn huis te zullen houden.<br />
Maar zijn verlof liep ten einde, en hij wilde in<br />
Alexandrië fterven. Op zekeren dag, wanneer ik het<br />
het minst verwachtte, was hij gantsch ftom en ne<strong>der</strong>geflagen;<br />
en den morgen daar op vond ik den volgenden<br />
brief op mijn fchrijftafel liggen, en SCHELL was<br />
uit Aken verdwenen:<br />
VRIENDI
V R I E N D I<br />
(jij hebt vele kin<strong>der</strong>en, en nog meer te wachten»<br />
Gij zijt gelukkig, dewijl gij de edehte vrouw <strong>van</strong> de<br />
waereld bezit. Ik leef u te Aken tot last. Gij zijt<br />
niet rijk genoeg, om iets voor mij te kunnen misfen;<br />
en ik denk te wel, om uwe vriendfchap te misbruiken.<br />
Va<strong>der</strong>plicht is voor u de heiligde. Ik ben te<br />
vrede, dat ik u gelukkig gezien heb, en gezond ver.<br />
late.<br />
Waarfchijnlijk zullen wij eikan<strong>der</strong>en niet we<strong>der</strong> zien.<br />
Bekommer u niet over mij. Ik heb niets nodig , en<br />
vind alles , wat mij gelukkig maakt , in Alexandrië ,<br />
uw' omgang alleen mis ik, en dien moet ik misfen,<br />
om dat ik niet wil , dat gij een' penning meer voor<br />
mij verfpillen zult. Want gij hebt het uwe nodig,<br />
daar Hechte menfehen u <strong>van</strong> uwe regtmatige eigendommen<br />
beroovden,<br />
Is 'er een God, die zich in onze lotgevallen mengt,<br />
dan zal Hij u belonen, Herken, befchermen , en uw<br />
huis bewaren. Is 'er geen God , dan zijn alle onze<br />
pogingen , om door zuivere deugd geluk of zaligheid<br />
te verdienen, vruchteloos. Ons loon voor brave daden<br />
berust alleen in onze harten. Uw hart is <strong>van</strong> het<br />
beste zoort, bij gevolg zijt gij gelukkig in u zei ven,<br />
en in alle gevallen <strong>van</strong> bet noodlot.<br />
Mij zijt gij niets meer fchuldig. Gij hebt meer voor<br />
mij gedaan, dan de levendigfte dankbaarheid en vriendfchap<br />
vor<strong>der</strong>en.<br />
Ik bevrijdde u uit Glatz.<br />
Misfchien zoudt gij min<strong>der</strong>
LEVENSGESCHIEDENIS VA» ALEXANOER VAN SCHELL. 221<br />
<strong>der</strong> geleden hebben , wanneer ik toenmaals niet in<br />
Glatz geweest was. Ik deed het ook meer uit wraakzucht<br />
legen den Koning en tegen FOUQUET, dan uit<br />
lievde voor u, en mijne on<strong>der</strong>neming was dus niet alleen<br />
op medelijden en vriendfchap gegrond. Mijn eigen<br />
belang werkte daar bij"; ik wilde door uwe hulp<br />
gelukkig worden, dewijl mij alle on<strong>der</strong>fteuning in de<br />
waereld ontbrak , en ik mij fchaamde, bij een garnifoens<br />
regiment verachtelijk te leven.<br />
Niets berouwt mij on<strong>der</strong>tusfchen <strong>van</strong> alles, wat ik<br />
gedaan heb. Ik werd wijzer en beter. Ik geloof, dat<br />
uwe denkbeelden met de mijne overëenltemmen. Wees<br />
te vrede voor het tegenwoordige, en onverfchillig omtrent<br />
het toekomende.<br />
Schrijf het mij, wanneer u eens oit regt we<strong>der</strong>vaart.<br />
Uw zoon JOSEPH bezit alle eigenfchappen , om on<strong>der</strong><br />
uwe aanvoering een groot man te worden. Dit uitzicht<br />
verheugt mij , en moet u verrukken. Zeg aan<br />
uwe waardiglte gemalin ,• dat ik haar verëre, haar voor<br />
alle weldaden hartelijk danke, en haar geluk wenfche,<br />
dat zij zulken gemaal gekozen heeft, die hare gantfche<br />
waarde kent. Gij zijt ten miniten in één opzicht gelukkig,<br />
en hebt bij gevolg geen' reden, om over uw<br />
aanwezen op de waereld berouw te gevoelen.<br />
Zo dra mij een natuurlijk kwaad treft, zal ik u den<br />
laatften brief fchrijven, en ophouden te zijn, wanneer<br />
ik. niets meer lijden wil. Gij moet , om uwe kin<strong>der</strong>en^blijven<br />
leven, zo lang gij kunt. M dit geval alleen<br />
beklaag ik u, wanneer u een <strong>der</strong>gelijk onheil treft.'<br />
Zijt voorts voor mij niet bekommerd: ik heb hec<br />
horologe nog, dat gij mij gefchonkeu hebt, en nog 6<br />
louis d'or in mijn' beurs, die ik aan den fnij<strong>der</strong> voor<br />
een nieuw kleed betalen moet ; en mijne voeten dragen
422 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
gen mij nog even zo ligt, als voor 30 jaren,toen wij<br />
door Polen wandelden. Waren wij toenmaals niet vergenoeg<strong>der</strong><br />
, dan menig Vorst, die in zijn' prachtïgen<br />
wagen, op zijn gemak, zijne ongelukkige landen doorvaart<br />
?<br />
Ik laat u het Journal <strong>van</strong> deze won<strong>der</strong>bare reize,<br />
dat ik bewaard heb, om u aan voorvallen te erinneneren,<br />
die in uwe Leyensgefchiedenis een' plaats verdienen.<br />
Leef gezond, en verwij<strong>der</strong> u, zo veel mogelijk is,<br />
<strong>van</strong> het Hof en <strong>van</strong> openbare bezigheden, waar uwe<br />
onverfchrokken' waarheidslievde u buiten twijfel nieuwe<br />
tegenfpoeden veroirzaken zou. Vlied uit Aken als<br />
gij kunt. De monniken zijn op u vergrimd. Een<br />
vroom booswigt en een vijand <strong>van</strong> de deugd vindt<br />
overal gelegenheid, om u te benadelen, en zal overal,<br />
uwe rust weten te doren, die gij on<strong>der</strong>tusfchen volkomen<br />
verdiend, en in uwen ou<strong>der</strong>dom zeer nodig hebt.<br />
God beware u voor de werking <strong>van</strong> hun ad<strong>der</strong>en gift.<br />
Ik beef daarom alleen voor u, om dat ik uwen moed<br />
kenne.<br />
Denk gij in alle gevallen op uwe huislijke plichten<br />
, en werk min<strong>der</strong> ten diende <strong>van</strong> de ondankbare<br />
waereld. Zij wil bedrogen zijn. Eu , of fchoon wij<br />
verlicht zijn, en edel denken, zo is in dit geval zwijgen ,<br />
zuchten, en alles met wijsheid genieten, het beste deel,<br />
dat men hier beneden kiezen kan. Kunt gij dezen getrouwen<br />
raad volgen , dan ontbreekt u niets voor de<br />
rast <strong>van</strong> uwe ziel. Maar kies Weenen niet tot uw'<br />
haven. Daar loeren zij , die uwe goe<strong>der</strong>en geroovd<br />
hebben , op u , terwijl zij zich in het bezit <strong>van</strong> hun<br />
onregtmatig eigendom pogen te bevestigen ; daar laat<br />
de Keizerin zich door Priesters ieiaen, en <strong>van</strong> dezen<br />
hebt
ALEXANDER VAN SCHELL.<br />
S43<br />
hebt gij voorzeker niets als verachting en vervolging te<br />
wachten.<br />
Eigen on<strong>der</strong>vinding kan u gemakkelijk, uit het voor-<br />
Iedene tot het toekomftige leren befluicen. Zoek gij<br />
niets meer <strong>van</strong> ondankbare Vorsten, en waag u zeiven<br />
ook niet meer uit eerzucht. Ik hulle mij in mijne eigene<br />
deugd in (g) zij uw zinfpreuk.<br />
Het Eindelijk<br />
zegepraalt toch de goede zaak is alleen maar voor hun<br />
een troost, die werkelijk ongelukkig zijn.<br />
Het grootfte gedeelte <strong>van</strong> ons leven is verlopen;<br />
wij zullen beiden wel dra ophouden te zijn; wij kennen<br />
den dood; en zullen hem bij gevolg lachende te<br />
gemoete gaan. Maar tot dat ik hem opzoeken zal,<br />
ben ik voor u, wat ik altijd was, en op ie<strong>der</strong>en wenk<br />
bereid , gelijk met hem te fterven , die u beledigd<br />
heeft, of uwe oogmerken zoekt te verijdelen.<br />
Met de heiligde verzekering, dat ik tot den laatften<br />
adem mijns levens de uwe ben, verwij<strong>der</strong>t zich heden<br />
<strong>van</strong> uwen liev<strong>der</strong>ijkften omgang, vol aandoening,maar<br />
uit noodzakelijkheid,<br />
Uw<br />
ALEXANDER VAN SCHELL.<br />
(g) HOKAT. Carm. III, 29, 49;<br />
Fortuna faevo lata negotie, et<br />
Ludum infolentem lu<strong>der</strong>e pertinax<br />
Trammutat incertos honores,<br />
Nunc mihi, nunc alii benigna.<br />
• Laudo manentem. Si celeres quatit<br />
Pennas; reftgno qua dedit, & mea<br />
Virtute me involra, probamque<br />
Pauperitm Jine dote quur»,<br />
Men
^/jfen kan nagaan, wat ik bij bet doorlezen <strong>van</strong> zuilen<br />
affcheidsbrief gevoelde, vooral, daar ik geen middel<br />
zag, om zelvs maar enig reisgeld aan mijn' vriend<br />
te geven. Weinige dagen na dit voorval, moest ik<br />
een' reis na Weenen doen. ik kwam te Frankfurt,<br />
en ontmoette toevallig den eerlijken SCHELL op ftraar»;<br />
Hij wachtte aldaar op. berigt <strong>van</strong> zijne ou<strong>der</strong>en; wij<br />
bleven nog twee dagen bij eikan<strong>der</strong>en, en gene drangredenen<br />
waren in ftaat, om hem <strong>van</strong> zijn voornemen<br />
af te trekken. Met veel tegenftand nam hij eindelijk<br />
ao louis d'or <strong>van</strong> mij aan, om gemakkelijker na huis-<br />
Te kunnen reizen. Wij namen affcheid, het laaide affcheid,<br />
en een ie<strong>der</strong> volgde zijne beftemming.<br />
Omtrent drie weken na deze ontmoeting, kreeg ik<br />
in Weenen den volgenden brief <strong>van</strong> hem:<br />
VRIEND!
V R I E N D !<br />
J. oen wij in Frankfurt waren,hebt gij mij gedwongen<br />
, 20 louis d'or <strong>van</strong> u aan te nemen, die aan uwe<br />
kin<strong>der</strong>en ontroovd zijn, en u ontwijfelbaar nieuwe<br />
zorgen veroirzaken zullen. Maar, brave man! hoe<br />
zeer wenschte ik, dat gij, tot beloning uwer weldadigheid,<br />
ook deel kondt hebben aan die gewaarwordingen,<br />
die door deze louis d'or veroirzaakt zijn; en dat<br />
gij tevens den zegen in het volkomenst géwigt genieten<br />
kondt, die aan u een tweeëntagtigjarige grijzaart,<br />
benevens zijn behoeftig gezin, net ten hemel (barende<br />
ogen, toewenschten, toen de verloren zoon SCHELL<br />
in een' bemoste boerenhut onverwacht intradt, en de<br />
vreugde beleevde, om ongelukkige ou<strong>der</strong>s te verkwikken.<br />
Lievfte TRENCK'. Hoe gaarne zou u de welfprekendheid<br />
<strong>van</strong> mijn' ve<strong>der</strong> dit toneel zoo levendig<br />
fchil<strong>der</strong>en, als het ie<strong>der</strong>en edeldenkenden aanfchouwer<br />
geroerd heeft. Reeds ze<strong>der</strong>d 24 jaren, kregen mijne<br />
ou<strong>der</strong>s volftrekt geen' tijding <strong>van</strong> mij. Zij hielden mij<br />
voor dood. Ik wist dat gij door procesfen, door<br />
Rijks-hofraden u aangedaan , arm gemaakt , gebrek<br />
leedt, en ik wilde u dus door gene treurige narigten<br />
ontrusten. Mijn va<strong>der</strong> hadt mij uit zijn hart verbannen,<br />
om dat ik den Pruisfifchen dienst zoo ligtzinnig<br />
verlaten hadt, en mijn naam te Glatz aan de galg hing.<br />
Mijne moe<strong>der</strong> hadt mij beweend , maar de treurige<br />
omftandigheid <strong>van</strong> hare overige kin<strong>der</strong>en verhin<strong>der</strong>de<br />
haar thands aan hem te denken, wien zij voormaals<br />
III. DEEL. P al»
226 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
als den fteun <strong>van</strong> haren ou<strong>der</strong>dom en haar huis hadt<br />
kunnen bèfchouwen, dewijl zij mijne grote talenten<br />
door zulk een on<strong>der</strong>wijs on<strong>der</strong>fteunde, dat zij daar<br />
<strong>van</strong> ook lijpe vruchten verwachten kon. Mijne oudlte<br />
zuster vond ik te huis door ene beroerte verlamd; zij<br />
hadt reeds twaalf jaren bedlegerig geweest, en leedt<br />
thands met hare ou<strong>der</strong>s honger. De jongde hadt haar<br />
verftand verloren , en moest zomwijlen gebonden worden.<br />
Mjjn oudite broe<strong>der</strong>, die zich door zijn' dienstijver<br />
tot den rang <strong>van</strong> Major in den Pruisfifchen dienst<br />
bevor<strong>der</strong>d hadt, werdt wegens de overrompeling <strong>van</strong><br />
Glatz gecasfeerd, en dient thands als Corporaal on<strong>der</strong><br />
een' an<strong>der</strong>en naam in Denemarken. Mijn oude eerlijke<br />
va<strong>der</strong> zat in lompen gekleed, waterzuchtig, op<br />
een' ouden leuningftoel; en mijne zeventigjarige moe<strong>der</strong><br />
was dienstmaagd, kranken-oppasfter, en verzorg.<br />
Her <strong>van</strong> het gantfche hu ; s. Juist toen ik aankwam<br />
5<br />
hadden zij allen te zamen reeds ze<strong>der</strong>d ettelijke dagen<br />
droog brood gegeten, dewijl de maand ten einde liep.<br />
Want dezelvde Vorst, die hun door procesfen arm<br />
gemaakt hadt, gaf hun een elendig on<strong>der</strong>houd <strong>van</strong> 9<br />
guldens maandelijks, waar voor zij nog met den diepften<br />
eerbied moesten bedanken , en zitterende beloven,<br />
dat zij voor hem bidden zouden. Zij hadden gebrek<br />
aan hout: de halfnaakte oude lieden zaten daar, met<br />
lompen bedekt, om zich te verwarmen, en np hetzelvde<br />
ogenblik, waar op zij <strong>van</strong> hunnen verlorenen<br />
zoon fprakeh, en eikan<strong>der</strong>en tot ftandvastigheid in het<br />
lijden aar moedig<strong>der</strong> , trad ik in de hut, maakte mij<br />
bekend, en brsgt hulp.<br />
Gp ! hoe feil :<strong>der</strong> ik u dit toneel met natuurlijke<br />
verwen! ... Ik zag de' elende. Alles verdomde.<br />
Ter-
XII.<br />
Is dit g-eltl <strong>van</strong> WL? nmijinL zoon. S<br />
Ja, mmoeiler! — U. ^-J.
ALEXANDER VAN SCHELL. 2*7<br />
Terftond wierp ik mijne louis d'or op tafel. . . Mijne<br />
moe<strong>der</strong> vroeg:<br />
,, Is dit geld <strong>van</strong> u? mijn zoon! . . . ."<br />
„ Ja, moe<strong>der</strong>! bet komt mij eerlijk toe, en ik breng<br />
,, het u, om u te laven. . ."<br />
Verwon<strong>der</strong>ing en blijdfchap verfpreidden zich in onze<br />
gzeichtstrekken.... De oude grijzaart weende va<strong>der</strong>lijke<br />
tranen; en mijne moe<strong>der</strong> zuchtte aan mijn' hals. De lamme<br />
zuster vroeg,om nu eens een' goeden maaltijd te hebben,<br />
om zich te verkwikken; en mijne onwijze zuster<br />
maakte capriolen, zon<strong>der</strong> te weten, waarom? Na dat wij<br />
ons <strong>van</strong> de eerfte bedwelming herhaald , en ik alles<br />
aan hun gezegd had, wat zij <strong>van</strong> mij weten moesten,<br />
gingen wij aan het koken en braden. Wij zaten aan<br />
tafel, en ik genoot de vreugde, mijn waardfte vriend!<br />
dat ik met uw geld mijne hongerige ou<strong>der</strong>en nog aan<br />
den rand des grafs laven , en hunnen voormaligen<br />
vloek over mij in zegen en lievde veran<strong>der</strong>en kon.<br />
Aan u alleen heb ik dezen vrolijkften dag <strong>van</strong> mijn<br />
leven te danken: want, indien ik zon<strong>der</strong> geld gebleven<br />
was, dan was ik niet na huis gegaan; en, wanneer<br />
ik dit toneel niet beleevd had, dan zou ik met<br />
vermaak, en onverfchilligheid omtrent mij zeiven, geftorven<br />
zijn. . . Maar nu weet ik eerst, waarom ik<br />
nog moet blijven leven. Ik wil mijne ou<strong>der</strong>s voeden:<br />
zij hebben mijne hulp nodig. Ik ijle na Alexandrië;<br />
daar heb ik gelegenheid om zoo veel te verdienen, als<br />
voor hunne behoevten , en gemak vereischt wordt.<br />
En <strong>van</strong> nu af aan, zal ik eerst vergenoegd beginnen<br />
te leven.<br />
Ik fchrijf u niet, waar ik deze ongelukkige familie<br />
vond. Gij mogt mij an<strong>der</strong>s ftoren in het genoegen,<br />
<strong>van</strong> alken voor hun te werken. Ik ken uw weldadig<br />
P 3<br />
hart,
S2.8 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
hart, en gij hebt niets overig, om te geven. Eerst<br />
dan, wanneer ik den dood voel na<strong>der</strong>en, of mij zeiven<br />
buiten ftaat bevinde, dan zal ik u doen weten,<br />
waar mijne ou<strong>der</strong>s wonen, en dan kunt gij in mijne<br />
plaats treden, en mij gerust de ogen doen (Tuiten.<br />
Negen dagen bleef ik te huis, en drie louis d'or werden<br />
aan vrolijke maaltijden geheel verteerd. Vijftien<br />
an<strong>der</strong>en,en mijn zakhorologe liet ik gisteren op de tafel<br />
liggen , en ging heimelijk, met achterlating <strong>van</strong><br />
een' brief, op dezelvde wijze <strong>van</strong> hun weg, als ik<br />
<strong>van</strong> u en uit Aken deed, om min<strong>der</strong> gevoel <strong>van</strong> het<br />
affcheid te hebben , en min<strong>der</strong> het gevoel <strong>van</strong> na het<br />
graf bévende grijzaarts in beweging te brengen.<br />
Ik ijle nu te voet na Alexandrië, voorzeker moediger,<br />
dan ALFXANDER met zijn zegepralend leger na<br />
Babyion. Noit zijn twintig louis d'or zoo heilzaam ,<br />
EOO vruchtbaar befteed geworden, als die, welke gij<br />
mij in Frankfurt gefchonken hebt. Ik heb nu maar<br />
één doel, om bet welk te bereiken ik leven zal: en<br />
Alexandrië is de plaats, waar ik op allerhande wijzen<br />
, door mijne werkzaamheid en talenten, zoo veel<br />
verdienen kan, als ik voor de mijnen nodig heb, die<br />
geleerd hebben, zich met weinig te vergenoegen. Nu<br />
eerst zal ik het geld leren achten, waar door men zoo<br />
veel kalmte en genoegen voor zich zeiven bewerken<br />
en aan an<strong>der</strong>en veroirzaken kan.<br />
Leef gezond, waardfte vriend! komt gij nog eens<br />
in uw Va<strong>der</strong>land te rug, waar uit gij zoo lang verbannen<br />
zijt, dan wenscb ik u vele rijkdommen, om<br />
uwe bloedvrienden gelukkig te maken; en, wanneer<br />
gij dan de kin<strong>der</strong>en <strong>van</strong> WALDOW weldaden bewijzen<br />
kunt,, denk dan aan die woorden te rug, die ik u in<br />
het woud bij Hammer zeide, toen gij u aan een' onge-
ALEXAÏJDER VAN SCHELL. 249<br />
gevoeligen , en misfchien alleen maar vreesachligen,<br />
zwager wreken wilde* (fi). God late u deze reine<br />
vreugde ook nog beleven! Ik zie voor u nog helde,<br />
re uitzichten te gemoet, en ik verëre uwe weldadige<br />
ziele. Vergeet gij mij nier. Alleen dan, wanneer ik<br />
iets nodig heb, zal ik aan u fchrijven. Geef gij mij maar<br />
alle jaren berigt, en vooral, wanneer u iets goeds bejegent.<br />
Gij zult onvergenoegd zijn, dat ik de woonplaats<br />
<strong>van</strong> mijne ou<strong>der</strong>en verberge. Hoe gezwind<br />
zoudt gij 'er met uwe hulp bij zijn! maar juist daarom<br />
zult gij 'er niets <strong>van</strong> weten : ik wil dit genoegen<br />
alleen genieten.<br />
Dezen brief krijgt gij uit Ulm. Ik fchrijf u reeds<br />
in Zwaben, en een vriend zal denzelven voor mij op<br />
den post doen. Uwe deugd befcherme u voor alle<br />
nog mogelijke we<strong>der</strong>waardigheden! En God, of de<br />
waereld, belone u! Ik leef en fterve als<br />
Uwe<br />
Dankbare en voorzeker getrouwfle vriend,<br />
ALEXANDER VAN SCHELL, »<br />
(fi) I Deel, bladz. na.<br />
Secretaire du regiment de<br />
SOUTER Suiffès, au fervice<br />
du Roi de Sardaigne , h<br />
Alexandrië.<br />
H<br />
Na
J^Ja dezen brief kreeg ik nog twee an<strong>der</strong>en <strong>van</strong> hetzelvde<br />
zoort. In den laatften meldde hij mij, dat ene<br />
oude vrouw hem omtrent 150 ducaten in haar testament<br />
vermaakt hadt. Zijne vreugde was onbefchrijvlijk,<br />
dewijl hij dat geld aan zijne nog levende ou<strong>der</strong>en<br />
mededelen kon. . . Maar deze brieven heb ik verloren<br />
, en <strong>der</strong>zelver plaatzing zou ook déze Levensgefchiedenis<br />
al te wijdlopig maken.<br />
Na een ftilzwijgen <strong>van</strong> twee jaren , kreeg ik in het<br />
jaar 1780 den volgenden brief:<br />
DB
DE STERVENDE SCHELL AAN ZIJN' VRIEND TRENCK.<br />
Wanneer gij desen brief krijgt, dan zal ik niet<br />
meer zijn. Mijn levensuur is afgelopen. Geen mensch,<br />
waardfte vriend! ftierf en verliet de waereld geruster,<br />
dan ik dezelve binnen weinige ogenblikken verlaten<br />
zal, na dat ik u hier mede nog, met mijne gantfche<br />
tegenwoordigheid <strong>van</strong> geest, het laatfte en warmfte<br />
| offer <strong>van</strong> mijne dankbaarheid gebragt zal hebben.<br />
Mijne laatfte levensjaren waren volkomen gelukkig.<br />
I Mijn familienaam SCHELL was bijna mijn geheugen<br />
ontvallen, dewijl ik reeds ze<strong>der</strong>d veertig jaren LESCH<br />
heet, en den titul <strong>van</strong> Heer <strong>van</strong> • . benevens vele nog<br />
grotere afleggen , en zon<strong>der</strong> enig naberouw ontberen kon.<br />
Ik heb u in welltand gezien, mijn vriend* en laat<br />
u als een' echten wijsgeer achter. Voor twee jaren<br />
zijn mijne beide ou<strong>der</strong>s geftorven, na dat ik het geluk<br />
genoten had <strong>van</strong> hun , nog in hunne laatfte dagen,<br />
niet alleen het nodige, maar zelvs overvloed te verfchafFen.<br />
Mijne kranke zuster ftierf voor zes weken;<br />
en de zinneloze heeft niets nodig, zij leevt in het<br />
gekkenhuis vergenoegd, en geloovt, dat zij de heilige<br />
REBECCA<br />
is.<br />
Mijne vriendin, die mijn hart bezat, is aan een'<br />
jong man gehuwd; zij is bemind, en, daar ik <strong>van</strong><br />
den nijd een affchuw heb, ben ik ook voor ijverzucht<br />
onvatbaar.<br />
Maar nu folteren mij graveel-koüjk en uittering ,<br />
die mij reeds in een levendig geraamte veran<strong>der</strong>d hebben.<br />
De gewisfe tekenen <strong>van</strong> mijne na<strong>der</strong>ende ont-<br />
P 4 ' bin.
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
binding heeft mijn artz bemerkt; ik zelf voel dezelven;<br />
en binnen kort zal mijn lijden ophouden.<br />
Gij weet, wat ik ten dien einde ze<strong>der</strong>d vele jaren<br />
bij mij drage —— het zekerde hulpmiddel voor den<br />
wijsgeer, die geen' artz zoekt, om lang gefolterd te<br />
worden.<br />
Daar ik nu niets meer te hopen of te verliezen heb,<br />
zoo zijn deze de laatfte regels <strong>van</strong> uwen ouden, beproevden,<br />
eerlijken vriend. Mijne ftervende ziel leevt<br />
nog in u, ik adem haar wel dra <strong>van</strong> mij, en dan weet<br />
ik ook niet meer, dat ik u nog te rug liet. Mijne<br />
laatfte gedachten zijn voor u in deze regels geweven,<br />
en zullen met mijne opgeloste beftanddelen, even als<br />
mijne gedachtenis, vervliegen. Volg gij mij zoo laat<br />
als gij kunt, lieve vriend!<br />
Onverfchillig ben ik omtrent mijn' roem, en de verering<br />
<strong>der</strong> nakomelingfchap. Ik fterf onbekend, en mijn<br />
naam ftervt met mij, Wacht u voor zulke lotgevallen,<br />
als gij in Glatz, en uw neef op den Speelberg<br />
doorgeftaan heeft. 'Er leevt geen SCHELL meer<br />
voor u. Ik laat geen' vriend na, die uwe hulp<br />
nodig zou hebben, en dien ik u zou moeten aanbevelen.<br />
' . - Neen, mijn vriend! ik ben volftrekt niets<br />
meer voor u; en het gevoel <strong>van</strong> uw hart over mijn<br />
verfcheiden zou mij dan maar alleen krenken, wanneer<br />
ik het nog mede gevoelen kon, ——— Lach gij dus<br />
nog eens over dén in de daad zeldzamen aftocht <strong>van</strong><br />
den gekken SCHELL, die midden in zijne treurfpelen,<br />
als een arlequin die mede-lacht, op het toneel tradt,<br />
en die hetzelve nog heden lachende verlaten zal, daar<br />
het fcherm voor ewig voor hem toevalt.<br />
De llaap bemeestert zich reeds <strong>van</strong> mijn gantfche ge»<br />
voelvermogen; mijne ogen willen zich fluiten; de geest<br />
wil
ALEXANDER VAN SCHELL. 233<br />
wil den wellust <strong>der</strong> rust genieten. . . Wel dra zal ik<br />
flapen, zon<strong>der</strong> droomgezichten flapen, om noit we<strong>der</strong><br />
te ontwaken, en noit we<strong>der</strong> wakend te dromen.<br />
Sluit gij uwe ogen zoo vergenoegd, als ik, mijn lieve,<br />
nog wakende TRENCK! rvfijne rol is gefpeeld;<br />
klap gij mij goedkeuring toe! alle an<strong>der</strong>e aanfchou'<br />
vvers <strong>van</strong> ons waereldtoneel mogen fluiten of klappen,<br />
ik maak geen da capo meer, en mijn' laatfte gedachte<br />
is nog lievde en dankbaarheid en wenfehen voor uwen<br />
welvaart. . . .<br />
Zoo ftervt<br />
AtEXANDKR, voormaals VAN SCHELL,<br />
24 Maj i 77<br />
G.<br />
n u t M C H > i n A<br />
i<br />
e X i m d r i ë ><br />
P 5<br />
Dit
J~)it was mijn laat [te narigt <strong>van</strong> dezen zeer bijzoneieren<br />
man. Ik fchreef aan het regiment, en kreeg ten<br />
andwoord, dat men hem den aöften Maj dood in zijn<br />
bed gevonden hadt,en bij hem uitmuntende affcheidsbrieven<br />
aan zijn' Overften, en aan zijne vrienden, die<br />
hem allen als een' algemeen beminden man hartelijk<br />
betreurden. Zijné Kapitain bezat ene verzameling <strong>van</strong><br />
zijre minnelie<strong>der</strong>en en fatyren, in het Iraliaansch, die<br />
misfchien eens on<strong>der</strong> een' an<strong>der</strong>en naam verfchijnen,<br />
en aan een' onkundigen de eer, die den Schrijver toekomt,<br />
geven zullen (/')•<br />
(/) Men heeft reeds enige Hukken, die op den naam <strong>van</strong><br />
SCHELL zijn uitgegeven, in het Fransch en in het Hoogdnitsch,<br />
on<strong>der</strong> de volgende tituls : Lettres & a<strong>van</strong>tures<br />
^'ALEXA\DRE DE SCHELL , fuivics de fon Teftament, 6jf de<br />
quelques traductions de fes Ouvrages ;\ Paris, chez le Roij,<br />
1780, 2 vol. §vo: en A VON SCHELL SSdefe unb S?e
LEVENSGESCHIEDENIS VAN ALEXANDER VAN SCHELL. 235<br />
Hij ruste in vrede, de eerlijke man! Aan mij heeft<br />
hij een beter lot verdiend; en voor het overige heeft<br />
hij<br />
Schrivten niet alleen, maar ook over het charafter <strong>van</strong> SCHELL<br />
zeer goede aanmerkingen vindt:<br />
„ De zuivere en "levendige ffijl , die in deze vertaling<br />
„ heerscht, moet ontwijfelbaar aan de brieven <strong>van</strong> ALEXAN-<br />
„ DER VAN SCHELL ene plaats bezorgen on<strong>der</strong> die boeken,<br />
„ die een man <strong>van</strong> fmaak in zijne verzameling poogt te ver-<br />
„ énigen. Ie<strong>der</strong> denkend wezen, ie<strong>der</strong> wezen, dat begaavd<br />
„ is met de geringde vonken <strong>van</strong> genie, zal zuchten, wan-<br />
,, neer hij ziet, dat een SCHELL, die voorzien was met talen-<br />
„ ten , welke hem een* aanzienlijken rang on<strong>der</strong> zijne be-<br />
„ roemdfte tijdgenoten hadden kunnen doen verwerven, inte-<br />
„ gendeel het flagtoffer wordt <strong>van</strong> een' oneindigen reeks <strong>van</strong><br />
„ buitenfporigheden en ongelukken, waar aan hij misfchien<br />
„ nimmer zou zijn on<strong>der</strong>worpen geweest, indien hij ene op-<br />
„ voeding gekregen hadt, die beter met zijn' aart overéén-<br />
„ flemde. Men erkent in hem een' man , die belang wekt,<br />
„ en in zommige opzichten beminnelijk is, dan zelvs, wan-<br />
„ neer men in hem den Vrijgeest befchouwt, en den man,<br />
„ die onverfchillig is omtrent zijne eer. In één woord,deze<br />
,, SCHELL, wiens hart zoo braaf is, als zijn degen; deze<br />
„ SCHELL, een vriend, zoo als 'er weinigen zijn;deze SCHELL,<br />
„ die in zommige gevallen een zedenmeester is, leert in an-<br />
„ <strong>der</strong>e opzichten de godloosheid en het atheïsmus; en alle<br />
„ zijne deugden, en zijne loflijke eigenfchappen bewaren hem<br />
„ niet, <strong>van</strong> zich ten laatften over te geven aan een einde,<br />
„ dat een ie<strong>der</strong> moet ergeren, die in zijn hart het geringde<br />
,, grondbeginzel <strong>van</strong> een' zuiveren Godsdienst bezit ; hij<br />
„ ffervt, als een Atheïst, als een waar godloze. Eindelijk<br />
„ deze SCHELL, die, in zommige tijdperken <strong>van</strong> zijn leven,<br />
„ verdiende vergeleken te worden met een fchepzel , ge-<br />
„ vormd ca het beeld <strong>van</strong> God, en gcregtigd, om eens een<br />
„ nieuw
236 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
hij door de zwakheden zijner jeugd niemand bena.<br />
deeld, als zich zeiven.<br />
Jongeling, die zijne gefchiedenis leest, beef voor<br />
de eerde flappen <strong>der</strong> losheid , onbedachtzaamheid en<br />
overijling! Spiegel u aan zulke ijzelijke voorbeelden,<br />
en leer in tijds de waarde <strong>van</strong> het geld kennen, eer<br />
u gebrek aan hetzelve, en de drift na dierlijke genoegens<br />
in omltandigheden en behoevtens brenge, waar<br />
uit men zich eindelijk alleen door lage daden zoekt te<br />
redden. De valftrik ftaat ook voor u open, waar in<br />
SCHELL door zijne fchuld viel, en waar uit hij zich<br />
zelvs in zijn' zestigjarigen ou<strong>der</strong>dom niet meer redden<br />
kon. Het ontbrak hem noch aan verftand, noch aan<br />
de best'e aanlage, maar alleen aan het regte gebruik<br />
zijner vermogens. Beproef nu u zeiven, wat gij te<br />
betrachten hebt en behoevt, om <strong>der</strong>gelijke gevaren bij<br />
tijds te ontwijken.<br />
Vergeefsch heb ik deze bladen niet gefchreven, dewijl<br />
SCHELL'S gebreken en zijn lot ulieden <strong>van</strong> losheid<br />
affchrikken kan. Dit was het eigenlijk oogmerk, waarom<br />
ik zijne gefchiedenis bij de mijne voeg. Hij heeft<br />
voor zijne afwijkingen <strong>van</strong> het fpoor <strong>der</strong> deugd geboet;<br />
en roept aan de levende waereld uit zijn graf<br />
toe: „ Leert, broe<strong>der</strong>s! door het voorbeeld <strong>van</strong> een'<br />
an<strong>der</strong>en wijs worden ! "<br />
„ nieuw en gelukkiger aanwezen te verwschten, maakt zich,<br />
„ met opzet, en met de zwartfte ondankbaarheid jegens zijn'<br />
„ Schepper, gelijk aan een redenloos dier, dat gene reken-<br />
„ fchap verfchuldigd is aan het Opperwezen. Deze aanmer-<br />
„ kiug zal misfchien niet onverfcliillig zijn aan den lezer,<br />
„ die an<strong>der</strong>s den Eoekbeoordelaar zou kunnen berispen, <strong>van</strong><br />
„ di: werk goedgekeurd te hebben, enz."<br />
Ik
ALEXANDER V A N SCHELL. 237<br />
Ik dank hem in zijn graf nog min<strong>der</strong> voor de redding<br />
uit mijne ge<strong>van</strong>genis, dan daar voor, dat ik <strong>van</strong><br />
hem geleerd heb, mij voor uitfporigheden te wachten,<br />
en even daarom geniet ik thands kalmte in mijn'<br />
ou<strong>der</strong>dom. Zijn naam worde verewigd in mijne Levensgefchiedenis,<br />
en God belone den man, die in de<br />
daad een weldadig hart en ene edele ziel bezat, en<br />
die, in gunftiger' omftandigheden geplaatst zijnde,ene<br />
geheel an<strong>der</strong>e rol gefpeeld, en zijne uitftekende talenten<br />
met meer nut voor zich zeiven, en werkzamer<br />
voorde waereld, befteed zou hebben !... Hij is dood...<br />
Zijn lijden is doorgedaan. .. En ik fluit dit verhaal<br />
met de volgende regelen'uit mijne bekende zinnebeelden<br />
:<br />
Het hongerig vliegjen wordt kundig bedrogen,<br />
Het heeft met de zuiker het gift ingezogen:<br />
Zoo fmaakt ons de wellust ook lieflijk en zoet,<br />
Maar, als haar vergift zich verfpreidt door ons bloed,<br />
Dan roept men: „ Ach broe<strong>der</strong>s! dat wufte genoegen,<br />
„ Doet nu onze boezems reeds pijnelijk zwoegen:<br />
„ Ach! vliedt die begeerte, die, driftig gelescht,<br />
,, De rust en de kalmte <strong>van</strong> 't leven verpest." ..<br />
Maar vruchtloos! de jonkheid wil fmaken en voelen,<br />
Al ziet zij het gift door uwe a<strong>der</strong>en woelen:<br />
Haar blakende hartstocht, die bruifchende ziedt,<br />
Bedaart door een' wolke <strong>van</strong> voorbeeld«n niet.
B E D E<br />
OM VERGIFFENIS AAN ,<br />
EN<br />
EERLIJKVERKLARING<br />
VAN DIE GENEN, ALLEN ZOO WEL ALS ENEN , EN<br />
/<br />
ENEN ZOO WEL ALS ALLEN , WELKEN IK IN<br />
MIJNE SCHRIVTEN HIER OF DAAR<br />
BELEDIGD<br />
MOGT<br />
HEBBEN.<br />
Si tacuifes, philofophus manfifes.
B E D E<br />
OM VERGIFFENIS AAN, EN<br />
E E R L I J K V E R K L A R I N G<br />
VAN DIE GENEN ,<br />
ALLEN ZOO WEL ALS ENEN, EN<br />
ENEN ZOO WEL ALS ALLEN ,<br />
WELKEN IK IN<br />
MIJNE SCHRIVTEN HIER OF DAAR BELEDIGD<br />
MOGT HEBBEN.<br />
Si tacuiffes, philofophus manjijfes.<br />
V O O R B E R I G T .<br />
I~Ïet is niet de vrees, dat ik aan boosaartige menfehen<br />
nog langer mishagen zal; het is niet het gevaar<br />
<strong>van</strong> door fpelers, monniken, pedanten, of door hofcabalisten<br />
en kleine fchurkjens vervolgd te worden;<br />
het is niet de beangstheid voor het (teken <strong>der</strong> wespen,<br />
wanneer ik ver<strong>der</strong> hunne nesten mogt pogen te<br />
verftoren; het is nog veel min<strong>der</strong> de fchrik voor de<br />
nageboorten <strong>der</strong> Kritiek <strong>van</strong> langgerekte Bucentauren,<br />
III. DEEL. Q<br />
W £j,
242 BEDE OM VERGIFFENIS<br />
welke veroirzaakt, dat ik hier openlijk om vergiffenis<br />
verzoeke, en reparatie <strong>van</strong> eer geve.<br />
Ik heb ernttiger oogmerken. Ik wil mijne fatynfche<br />
ve<strong>der</strong> laten rusten, en, in de tevredenheid ener nnafhanglijke<br />
rust, meer genieten, dan ik tot dus verre<br />
genoten heb. Ik wil de twisten en procesfen, waar<br />
in de vijanden <strong>der</strong> waarheid en <strong>der</strong> deugd mij wikkelden,<br />
roemrijk, en met enen nu reeds bevochten'<br />
zegen eindigen; hier door zal ik wel aan de liefhebbers<br />
mijner Schrivten min<strong>der</strong> ftof tot lachen geven,<br />
maar ik zal 'er mij zeiven een aangenamer leven door<br />
bezorgen, terwijl ik niet meer alléén mij tegen allen,<br />
of althands tegen den grootften hoop verzetten zal.<br />
Ik geloof, dat ik, zoo wel voor de denkende waereld<br />
, als voor mij zeiven, reeds genoeg gefchreven<br />
heb. Het is mij eer genoeg, dat ik, niet tegenstaande<br />
alle mijne hin<strong>der</strong>nislën, hier nevens nog het laatfte<br />
Deel <strong>van</strong> mijnen arbeid aan menfehenvrienden leveren<br />
kan. Het is mij eer genoeg, zegge ik, dat tot dus<br />
verre nog alle echte menfehenvrienden, goede burgers<br />
<strong>van</strong> den Staat, ware Christenen, en eerlijke lieden<br />
mijne vrienden en begunftigers gebleven zijn. Had ik<br />
alléén maar het kleinfle gedeelte <strong>van</strong> het menschdom<br />
beledigd, had ik alleen maar verttandige en deugdzame<br />
lieden vertoornd; o! dan zou de zwerm <strong>van</strong> mijne<br />
vijanden voorzeker noch zoo groot noch zoo magtig,<br />
althands zeker zoo boos en onverzoenlijk niet<br />
zijn, als die, welke nog heden tegen mij woedt,zon<strong>der</strong><br />
mij evenwel één ogenblik te krenken of onrustig<br />
te maken.<br />
Ik tuimel in de daad duizelend te rug, wanneer ik<br />
den afgrond befchouw, waar in mijne roekeloosheid ,<br />
/<br />
of
EN EE RLIJKVERKL ARING ENZ. 343<br />
of liever mijne onverfchrokkene opregtheid mij hadt<br />
kunnen horten. De degens en dolken <strong>van</strong> alle fpe-<br />
Iers en bedriegers, <strong>van</strong> alle dag. en brood-dieven waren<br />
wezenlijk tegen mij getrokken; vele monniken<br />
<strong>van</strong> Aken waren bereid, om mijne RAVAILLACS (a)<br />
i<br />
CLEMENTEN (è), en MALAGRiOEN (c) te zijn; de<br />
Rid-<br />
(a) FRiNfois RAVAILLAC , de beruchte moordenaar, die*<br />
den i4den Maj des jaars 1610, Koning HENDRIK IV <strong>van</strong><br />
Frankrijk, in zijn karos, op de openbare flraten te Parijs,<br />
met een mes doorflak. Hij was een Regtsgeleerde : een<br />
groot vijand <strong>der</strong> Hugenoten, en hij fchijnt in den waan geweest<br />
te zijn, dat HENDRIK IV niet alleen dezen begunftigde<br />
maar ook befloten hadt, aan den Paus den oorlog aan té<br />
doen: v. MEZERAIJ, Hifi. de France, T. III, p. I2pi,i 2.<br />
a 0<br />
(£) TACOBUS CLEMEUS, een Dominicaan en gewijd Priester<br />
was de moordenaar <strong>van</strong> HENDRIK III, Koning <strong>van</strong> Frankrijk!<br />
Hij hadt zeer weinig itudie,maar in tegendeel een los en ongebonden<br />
leven, en een temperament, dat gefchikt was, om<br />
hem tot de verwoedde on<strong>der</strong>nemingen aan te fporen. Daar<br />
HENDRIK III in dien tijd door de aanhangers <strong>van</strong> de ligue een<br />
tyran, afvallige, en vervolger <strong>der</strong> regtzinnige genaamd werdt,<br />
meende CLEMENS,<br />
dat hij een heldendaad zou verrigten, iadien<br />
hij den Vorst <strong>van</strong> het leven beroovde, waar toe hem<br />
volgens zommigen, vooral zijn Prior aanzettede , die hem'<br />
in geval hij het ontkwam, een' Kardinaals hoed, maar, in!<br />
dien hij gevat werdt, de martelaarskroon beloovde. Hij'volvoerde<br />
dezen moord, op den eerden Augustus 1589, maar<br />
werdt terftond door die genen, die in het vertrek tegenwoordig<br />
waren, met vele wonden om hals gebragt: v.<br />
THUANÜS<br />
Hifi. fui temporis, Lib. XCV. MEZERAIJ, Hifi. de France,<br />
T. III, p. 7M-7Q 9.<br />
(c) p. GABRIEL MALAGRIBA werdt den i8den September<br />
1689 «it een aanzienlijk geflacht te Milaan geborens iu het<br />
Q *<br />
jaaf
244 BEDE OM VERGIFFENIS<br />
Rid<strong>der</strong>s <strong>van</strong> de mede, welke zich door mijne verhandeling<br />
over den waren adel beledigd achtten, maar<br />
nog geen rid<strong>der</strong>lijk hart te gelijk met hunne brieven<br />
<strong>van</strong> adeldom hadden kunnen hopen, kochten boeren<br />
en jagers om , om mij op de jagt of op de openbare<br />
wegen dood te fchietenjen aan het dweepziek gepeu- •<br />
pel<br />
jaar 1711 werdt hij lid <strong>van</strong> de Sociëteit <strong>der</strong> Jefuiten; en in<br />
1722 Portugeesch Misfionaris. Hij werdt in 1758 befchuldigd,<br />
<strong>van</strong> medeplichtig geweest te zijn aan den aanflag, die<br />
men zeide dat in den nacht tusfcben den sden en 4den Sep<<br />
tember <strong>van</strong> dat jaar tegen het leven <strong>van</strong> JOSEPH I, Koning<br />
<strong>van</strong> Portugal, gefmeed was. In den nacht tusfchen den nden<br />
en iaden Januarij werdt hij met verfcheidene an<strong>der</strong>e voorname<br />
geestelijke en waereldlijke perfonen ge<strong>van</strong>gen genomen:<br />
zijne teregtflelling hadt echter niet te gelijk met die <strong>der</strong> an<strong>der</strong>e<br />
ge<strong>van</strong>genen plaats, maar eerst omtrent drie jaren daarna;<br />
en toen veran<strong>der</strong>de men zijne befchuldiging in dier voegen,<br />
dat hij als een valsch Propheet, een ketter, en een<br />
mensch, die zich aan grove onkuischheid hadt fchuldig gemaakt,<br />
veroordeeld werdt om gewurgd en verbrand te worden,<br />
welk vonnis op den 2iflen September 1761 ter uitvoer<br />
gebragt werdt. Zijne vrienden on<strong>der</strong>tusfchen houden hem geheel<br />
en al onfchuldig aan alle de hem aang'etijgde misdaden,<br />
en noemen zelvs het verhaal <strong>van</strong> den aanflag op het leven<br />
<strong>van</strong> den Koning een louter verdigtzel. Zie on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en<br />
dnecdotes du Minijlere de SEB-VSTIEN-JOSEPH CARVALHO , Comte<br />
d'Oyeras, Marquis de Pombal, fous le regtte de JOSEPH<br />
I, Rot de Portugal; a Varlbvie 1784: in welk boek (maar<br />
dat zeer waarfchijniijk ook door een' Jefuit, en zeker partijdig<br />
gcfchreven is) men overal zeer vele loffpraken op p. MA-<br />
LAGRIDA, en betuigingen <strong>van</strong> zijne onfchuld vindt, on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en,<br />
p, if58, 180-191, en 400-419.
EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 2|5<br />
pel werdt zelvs <strong>van</strong> alle kanzeis te Aken de hemel<br />
beloovd, wanneer zij het bloed <strong>van</strong> zulk een' ketter,<br />
als ik was, vergoten zouden hebben. Want ketters<br />
noemt men aldaar in het gemeen allen, die het wagen<br />
durven, om de heerschzucht en hebzucht <strong>van</strong> boze<br />
priesters openlijk tegen te fpreken. De oude matronen<br />
baden reeds werkelijk voor mijne arme ziel; zij<br />
beklaagden mij als enen verdoemden; en alle gekken<br />
en bedriegers riepen ter gelijker tijd, huist hem !<br />
kruist hem! Lieden, die nauwlijks lezen geleerd hadden,<br />
bij wien denken en on<strong>der</strong>zoeken voor zonde gehouden<br />
werdt, ja zelvs, het geen nog ongeloovlijker,<br />
en echter waarachtig waar is, een Franciscaner tradt<br />
jn het vak <strong>der</strong> geleerdheid te voorfchijn, en fchreef<br />
gantfche boeken tegen den Menfchenvriend, dien ik<br />
te Aken uitgegeven had. Die deze voortbrengzels <strong>van</strong><br />
een' monnik gelezen heeft, die kent het Land, waar<br />
in ik woonde, reeds genoeg, vooral, wanneer ik zeg.<br />
ge, dat zij zelvs in Weenen in de daad bijval vonden;<br />
en kan zoodanig een vonnis aan den roem, dien<br />
ik mij in de waereld verworven heb, nadelig zijn, of<br />
een' man <strong>van</strong> mijnen aart beledigen? . On<strong>der</strong>tusfchen<br />
leevde ik echter zon<strong>der</strong> befcherming on<strong>der</strong> dit<br />
adelijk gepeupel; eerlijke lieden waren wel over mij<br />
bekommerd; zij klapten in de handen bij ie<strong>der</strong> blad,<br />
dat uit mijne ve<strong>der</strong> verfcheen ; zij wenschten mij geluk;<br />
maar het bleef bij wenfehen, en ik werd aan mij<br />
zeiven alléén, zon<strong>der</strong> enige dadelijke hulp te ont<strong>van</strong>gen,<br />
overgelaten; bij gevolg verliep mijn tijd in ver«<br />
drietelijke bezigheden, dewijl ook zelvs de zege, op<br />
zoodanige vijanden behaald, noch eer noch nut aanbrengt.<br />
De zwerm mijner vijanden, die door iniecien<br />
<strong>van</strong> hun zoort voor gereed geld on<strong>der</strong>fteuad werden ,<br />
Q 3 ' groej-
846 BEDE OM VERGIFFENIS<br />
groejde dagelijks meer en meer aan; zij riepen luid,<br />
daar, waar eerlijke lieden heimelijk zuchtten, en zoo<br />
als de Wijze aan de tafel <strong>van</strong> SARDANAPALUS dacht ;<br />
de Nar geevt prachtige gastmalen , en de Wijze eet<br />
mede, geniet, en lacht.<br />
De overdenking hier <strong>van</strong> heeft mij eindelijk overgehaald,<br />
om mijne Schrivten aldaar niet ver<strong>der</strong> voort te<br />
zetten , waar de echte Menfcbenviend, gelijk de<br />
nachtuil on<strong>der</strong> de an<strong>der</strong>e vogelen, mishandeld wordt '(_d).<br />
Een an<strong>der</strong> moralist of Duitsch Schrijver betrede mijn'<br />
baan, doe zoo veel als ik gedaan heb , en redde zich<br />
dan maar, zoo als ik, uit den (Irik, wanneer hem gene<br />
an<strong>der</strong>e oirzaken tot zwijgen noodzaken, als die,<br />
welke mij daar toe bewegen» In dit geval zal ons Va<strong>der</strong>land<br />
onfeilbaar haast uit deszelvs fluimering ontwaken,<br />
den beul <strong>van</strong> bet verftand Ieren kennen, de grove<br />
vooroordelen affchudden, en door de bevor<strong>der</strong>ing<br />
<strong>der</strong> kennis ook in zich zeiven groot en achtingwaardig<br />
beginnen te worden. Wij zullen dan betere Christenen<br />
door onze daden zijn, dan velen onzer Almanachsrheiligen;<br />
wij zullen dan den Staats-catechismus<br />
met den zuiveren Godsdienst leren verbinden ; ledige<br />
pn zedenbe<strong>der</strong>vende tempelhengften in hunne Mallen<br />
verachten; en aan het eerlijk character <strong>der</strong> oude Duit-»<br />
fche Barden eer weten aan te doen.<br />
Tot dit lofhjk,en voor den bedrieger alleen ver<strong>der</strong>vlijk,<br />
oogmerk, heb ik naar mijn vermogen, en misfchien<br />
zelvs met meer ijver , dan mijne bijzon<strong>der</strong>e<br />
omflandigheden en belangens toelieten, medegewerkt.<br />
Maar het is gefchied, en zal mij, hoe nadelig 'er ook<br />
de gevolgen <strong>van</strong> wezen mogen , nimmer berouwen.<br />
(fi Verg. H Deel, bkfe. 5|< 1
EN EERLIJKVRRKLARINe ENZ. 247<br />
Deze is mijne opregte geloofsbelijdenis, en mijne<br />
vrijmoedige openlijke biegt, op welke ik mijn' vrijfpraak<br />
<strong>van</strong> alle kenners <strong>van</strong> ware verdiensten ftandvastig<br />
verwacht, en on<strong>der</strong> de befcherming <strong>der</strong> waarheid,<br />
<strong>der</strong> geregtigheid, en <strong>van</strong> het Duitsch Patriotismus zijnde,<br />
heb ik gewis <strong>van</strong> hun geen' ban te vrezen.<br />
Daar men mij nu, uit hoofde <strong>van</strong> dit vast befluic,<br />
als enen ftervenden Schrijver aanmerken kan, die met<br />
een Verbrijzeld hart, als een met berouw vervuld zondaar,<br />
<strong>van</strong> zijne lezers, ja zelvs <strong>van</strong> het gantfche ge.<br />
zelfchap <strong>der</strong> vernuftige opftellers <strong>van</strong> hekelfchrivten,<br />
weemoedig affcheid neemt, zoo reik ik hier mede de<br />
broe<strong>der</strong>lijke, om vergiffenis biddende, hand aan allen<br />
toe j die zich in hun geweten overtuigd kunnen hou •<br />
den, dat ik hun in de daad door het al te onbewimpeld<br />
voordragen <strong>van</strong> de waarheid , of door hun het<br />
momaangezicht af te trekken , beledigd heb. Mijn<br />
Schrijvers-geweten beweegt mij in de daad tot dezen<br />
flap; en ik hoop, dat men zoo wreed niet wezen zal,<br />
<strong>van</strong> te verlangen, dat ik misfchien mij zeiven hier om<br />
tuchtigen zou, om dat ik wezenlijk een boetprediker<br />
voor alle ware Christenen, en voor alle in de daad<br />
eerlijke lieden, in mijne Schrivten was, zon<strong>der</strong> het<br />
handwerk of de kunstgrepen <strong>van</strong> enen Jefuitfchen kwakzalver<br />
in forma ujitata geleerd te hebben.<br />
Ik ben on<strong>der</strong>tusfchen, gelijk bekend is, zeer kitte,<br />
lig, en zou 'er zeer bezwaarlijk toe befluiten kunnen,<br />
om zelvs de grootfte Heren voor de twede reize om<br />
iets te bidden, dat zij mij eerst maar fchenen te weigeren.<br />
Dierhalven maar gezwind pardon !... An<strong>der</strong>s<br />
verval ik nog gezwin<strong>der</strong> we<strong>der</strong> tot mijn oude gebrek,<br />
en verdedig de waarheid, en mij zeiven, als een vertwijfelde»<br />
Q 4<br />
Al-
24^BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJKVERKX. ENZ.<br />
Alzoo, mijn waardfte lezer! het behage u niets <strong>van</strong><br />
mij te wachten, als wat overéénkomfhg mijne natuur»<br />
lijke en door de gewoonte verfterkte neiging, met de<br />
Jievde tot de waarheid overéénkomftig, en aan dezel.<br />
ve bevor<strong>der</strong>lijk is. En, indien ik, door deze waarheidslievde<br />
verleid, in deze mijne bede om vergiffenis<br />
eens <strong>van</strong> het regte fpoor af ter zijde mogt glijden, zoo<br />
help gij mij, bid ik u, we<strong>der</strong> op den regten weg, en<br />
breng mij tot die fchrijfwijze te rug, waar doorben<br />
alleen gekken boos maakt, en de goedkeuring <strong>van</strong><br />
vrienden <strong>der</strong> deugd weet te verkrijgen.<br />
Ik wil dus gene langere voorbereiding maken, maar<br />
terhond tot het werk zelve overgaan, en mijne oorbiegt<br />
met de heilzaamfte zoogenaamde aanmoedigingen<br />
beginnen, als volgt. . . ,<br />
In
In het EERSTE DEEL mijner Schrivten is mijne Opdragt<br />
aan Madame JUSTITIA berispt , en zelvs in<br />
Weenen verboden geworden; ik voel echter tot op<br />
den huidigen dag volftrekt gene redenen, welken mij<br />
zouden bewegen, om dezelve te we<strong>der</strong>roepen.<br />
Ze<strong>der</strong>t is mijne Levensgefchiedenis , zoo wel in<br />
Weenen als in Berlin, met approbatie en privilegie<br />
openlijk verfchenen. Wie nu deze gelezen heeft, die<br />
is zeker overtuigd, dat mij nergens regt we<strong>der</strong>varen<br />
is, en dat ik hetzelve ook naar alle waarfchijnlijkheii<br />
niet te wachten heb. Daar ik nu voor het oog <strong>van</strong><br />
Europa niet alleen luid geklaagd, maar ook den grond<br />
<strong>van</strong> deze klagten onwe<strong>der</strong>fprekelijk in mijne gedrukte<br />
Schrivten bewezen heb; daar de ooggetuigen werkelijk<br />
nog leven, maar mijne goe<strong>der</strong>en tot heden toe nog<br />
alle in vreemde handen zijn; daar mij nog nimmer<br />
verlof gegeven is , om mijne procesfen te kunnen laten<br />
revidéren, veel min<strong>der</strong> de Gerigtshoven gelast,<br />
zijn , om mijn regt kgaliter te on<strong>der</strong>zoeken : zoo<br />
blijvt mijne zuivere voordragt zekerlijk ene ewige<br />
waarheid, en ik heb dus gene redenen, om dat geen<br />
immer te we<strong>der</strong>roepen, dat ik met grond gefchreven<br />
heb, en waar voor ik de bewijzen heb opengelegd.<br />
Bij gevolg houde ik het verbod <strong>van</strong> dc gemelde Opdragt<br />
voor opgeheven, en' de Opdragt zelve door de<br />
daar op gevolgde legale bewijzen geregtvaardigd.<br />
Maar zoo dra mij regt we<strong>der</strong>vaart, dan wil ik nu<br />
hetzelve voor eng- genade erkennen, en aan de door<br />
mij befchaamde Vrouw GEREGTIGHEID een openlijk<br />
fof- en dank-cffer brengen.<br />
Q 5<br />
Ook
Ook heb ik in het EERSTE DEEL,in de Vertelling,<br />
getituld , Het concilie <strong>der</strong> oude wijven over de Schrivten<br />
<strong>van</strong> TRENCK, de Matronen; en in ene an<strong>der</strong>e,<br />
welke tot opfchrivt draagt Het onfchuldige wijf jen ,<br />
het gehele fchone gedacht beledigd.<br />
Maar dit bijtend hekelfchrivt is echter niet gefchreven<br />
met het oogmerk, om de fchone fexe in het gemeen<br />
aan te tasten; het was eigenlijk in het bijzon<strong>der</strong><br />
op de inwoneresfen <strong>van</strong> Aken en enige naburige<br />
plaatzen gemunt; en de an<strong>der</strong>e mogen 'er zich <strong>van</strong><br />
toeëigenen, wat zij willen.<br />
On<strong>der</strong>tusfchen heeft zich tot dus verre nog gene<br />
vrouw bij mij aangemeld, die wezenlijk boos op mij<br />
was, dewijl zij wezenlijk onfchuldig was: want onze<br />
jonge vrouwen zijn , dank hebbe de dienstvaardige<br />
Geestelijkheid ! allen zeer wel ervaren , en hare mannen<br />
zijn in hun hart regt goede mannen, die 'er zich ene<br />
eer uit maken, goede huisvrienden te vinden.<br />
Zij dwalen evenwel nog meer <strong>van</strong> de onfchuld<br />
af, dan hunne gemalinnen: daarom geloof ik niet,<br />
dat ik deze laatden beledigd heb: en kortzichtige lieden<br />
zijn gewoonlijk trotsch. Daar nu de burgermeesters<br />
<strong>van</strong> Aken gene ordenslinten uit te délen hebben ,<br />
zoo zoeken de candidaten <strong>der</strong> eer met ijver, in de<br />
heilige en grote ACT^EON'S orde te treden, en kiezen<br />
den H. JOSEPH tot hunnen onnavolgbaren befchermer<br />
en patroon.<br />
Ik
BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJ K.VERKL. ENZ, 25I<br />
Ik wensch dierhalven deze Hoog-wel- en Hoogedel-geboren'<br />
Heren <strong>van</strong> harte geluk met hunne talrijke<br />
familien, en ben verzekerd, dat niemand <strong>van</strong><br />
hun mij tot verandwoording zal roepen, of om bewijzen<br />
vragen, wanneer ik den Heer Ambtman zei»<br />
ven, met alle zijne Oii<strong>der</strong>-rigters, gezamentlijk fchapenkoppen<br />
noem.<br />
Ook zijn deze Heren, allen zoo wel als één,en één<br />
zoo wel als allen, even zulke vrome Catholijke Christenen<br />
, als zij eerlijke rigters, en befchermers <strong>van</strong> de<br />
heilige Geregtigheid zijn. Zij houden goede afrekening<br />
met hunne befchermengelen, goede werken laten<br />
zij voor zich tegen gereed geld door arme lieden volbrengen,<br />
en zij doen alles, wat zij willen, en waar<br />
toe hunne driften hun aanzetten, op rekening. Voor<br />
het overige kennen zij noch eer noch burgerplicht;<br />
hunne kin<strong>der</strong>en leren den Catechismug, en een weinigjen<br />
Franciscaner- Latijn ; en hunne edelgeborene<br />
Gemalinnen , welker deugd zij alléén aan hunne fchutsengels<br />
ter befcherming overlaten, leven zoo onedel als<br />
gerieflijk. Bij aldien ook een of an<strong>der</strong> toeval hun <strong>der</strong>waarts<br />
brengt, waar de vrouwen gaarne zon<strong>der</strong> ooggetuigen<br />
zijn; dan is hun geloof nog zoo fterk, dat<br />
zij zich in de daad wijs maken, dat de SATAN hun<br />
verblind, en ASMODEÜS een gochelfpel met hun gedreven<br />
heeft, en dat men in het huwelijk zelvs aan dingen<br />
twijfelen moet, die men werkelijk ziet. Dan bidden<br />
zij;<br />
Prajiet fides fupplementum<br />
Senfuum defectuil<br />
Zij
25 2 BEDE OM VERGIFFENIS<br />
Zij onthouden zich zelveh vrijwillig <strong>van</strong> de huwelijksplichten<br />
, en, wanneer dezelven dan door een'biegtva<strong>der</strong><br />
of Canonicus in hunne plaats verrigt worden,<br />
dan is het bij hun een' doodzonde, hier kwaad <strong>van</strong><br />
te denken: want zelvs ie<strong>der</strong>e gedachten, die maar in<br />
het vervolg jaloersheid zou kunnen baren, moet reeds<br />
met zevenmaal Ave Maria te bidden, en met zeven<br />
boetvaardige zweepflagen, of met an<strong>der</strong>e kastijdingen,<br />
waar mede zij hunne eigene fchou<strong>der</strong>s tuchtigen, geboet<br />
worden. Dit huismiddel verdrijvt alle twijfelingen,<br />
en maakt, zoo als zij zeker geloven, getrouwe<br />
vrouwen , die — alléén in hunne ogen onfchuldig<br />
zijn.<br />
Op deze wijze draagt de Overheid <strong>van</strong> Aken hare<br />
huiskronen in de daad met trotschheid. Want volgens<br />
hunne grondftellingen wordt toch niemand zat <strong>van</strong><br />
eer, of door eerlijke daden waarlijk eerwaardig. De<br />
onfchuluige vrouwen fchamen zich dus, in de daad,<br />
dat zij onfchuldig zijn; en hebben zij wel ongelijk,<br />
daar hare mannen het niet an<strong>der</strong>s hebben willen ?<br />
Daar dus de zuivere waarheid deze Heren niet be.<br />
ledigt, zoo heb ik ook gene redenen, om hun om<br />
vergeving te bidden; en het doet mij maar leed, dat<br />
ik niet meer in de jaren ben, waar in men de plichten<br />
<strong>van</strong> zulke goedhartige mannen gaarne vervult.<br />
Voor het overige is voorzeker dat gedeelte <strong>van</strong> de<br />
fchone fexe , dat mijne Leyensgefchiedenis gelezen<br />
heeft, op mij niet boos. Ik was en zal nog tot aan<br />
mijne laatfte ademhaling haar warmlte vererer zijn: ik<br />
heb mijn goed genoten, en nimmer iemand, die mij<br />
beminde, bedrogen: het edelfte zoort <strong>van</strong> lievde was<br />
altijd de enige oirzaak, waarom ik wenschte langer te<br />
ie-
EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 253<br />
leven, en waarom ik alle de flagen <strong>van</strong> het noodlot<br />
moedig verdragen heb.<br />
Ik heb altijd de hatelijke wijven beklaagd, en nimmer<br />
de fchone vrouwen beledigd; de oude Matronen<br />
zijn zelvs mijne vriendinnen, en wenfehen mij alles<br />
goeds, zoo lang hare neigingen maar niet door dwepers<br />
<strong>van</strong> mij afgewend worden. In dat geval alleen<br />
grommen zij tegen mijne Schrivten, verfoejen mij als<br />
een' Vrijgeest, en veroordélen mij tot het vagevuur,<br />
of zelvs wel tot de ewige pijnigingen <strong>van</strong> den vervloekten<br />
LUTHER en VOLTAIRE in de helle.<br />
Mij.
jne fpotternijen met de op pergament gefchrevene<br />
voorregten <strong>van</strong> den ouden adel , in het DERDE<br />
DEEL mijner Schrivten, zijn in de daad ongerijmde<br />
fpotternijen, want ik heb ze — fa proza gefchreven.<br />
Ik erkenne nu uit volle overtuiging, dat hij nog even<br />
zoo trotsch, zoo onbruikbaar, zoo belachiijk gebleven<br />
is, als hij was, toen ik begon te fchrijven. En, of<br />
fchoon ik redenen had, om te vrezen, dat ergens een<br />
oud Rid<strong>der</strong> <strong>van</strong> het Hof of <strong>van</strong> zijn' misthoop op<br />
zijn' Rofinant mogt fpringen, en mij tot een tourniergevegt<br />
uitdagen, zoo is dit toch, God dank! tot heden<br />
toe niet gefchied; en hunne Hoog wel-geborenheden<br />
hebben of erkend, dat ik gelijk had, of zij vonden<br />
ene edeler' bezigheid aan de Hoftafel, dewijl zij<br />
de eer <strong>der</strong> dapperheid aan het in Gode zalig rustende<br />
gebeente <strong>van</strong> hunne voorou<strong>der</strong>s overlaten, Men<br />
kan immers ook wel in zijn japon den Staat dienen;<br />
en men doet reeds genoeg, wanneer men als Opperkeukenmeester<br />
bevel geeft, om de hazen te braden,<br />
welke zijne Excellentie, de Heer Opperjagermeester,<br />
met heldenmoed dood te jagen allergenadigst bevolen<br />
heeft.<br />
Voor het overige moeten toch alle oude Rid<strong>der</strong>s<br />
nog aan den roem <strong>der</strong> vrome kruistogten denken, en<br />
als echte kin<strong>der</strong>en <strong>van</strong> zestien op elkan<strong>der</strong> volgende, rigtig,<br />
in firma facramentali, hervoortgefprotene Rid<strong>der</strong>s,<br />
en echte Geloofs-befchermers, ook geloven, dat<br />
ik, als hun echte Collega, hun ook niets als de zui-
BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJKVERKL. ENZ. 255<br />
vere waarheid gefchreven heb. Op zulk een echt Cavaliers-parool<br />
zal men mij immers ten minden even<br />
zoo veel geloof gunnen, als aan het getuigenis <strong>van</strong><br />
enen ouden Propheet, of enen jongen Capuciner, die<br />
geen geboren edelman is, en echter zelvs Gods<br />
woord zon<strong>der</strong> tegenfpraak openlijk durft voor te dragen.<br />
Genoeg! de voordeligde ereposten in den Staat<br />
vallen nog heden aan onze Jonkers ervlijk en onfeilbaar<br />
toe, zon<strong>der</strong> dat zij verdiensten, of bekwaamheden<br />
nodig hebben. Waarom zouden dan toch hunne<br />
excelleniiën zich de moeite geven, om immer in de<br />
daad bruikbaar te worden, of zich zeiven tot verhevene<br />
denkers te vormen? Het is toch maar de arme<br />
Pruisfifche Adel alleen, welke zijn bloed voor het Va<strong>der</strong>land<br />
vergiet, maar even daarom is hij ook bij ons<br />
met het hoogde regt veracht.<br />
Hier in Oostenrijk vormt de Edelman zich alleen<br />
maar voor de etiquettes <strong>van</strong> het Hof, of bereidt zich<br />
tot het genot <strong>van</strong> rijke Majoraten, Prebenden, en<br />
Canonicaten. Hier heeft hij zelvs hoop, dat hij nog<br />
eens een Bisfchop, een Vorst, of een Directeur <strong>van</strong><br />
de fleutelen des hemelrijks zal worden, zon<strong>der</strong> dat hij<br />
oit den degen voor het Va<strong>der</strong>land behoevt te trekken,<br />
of denzelven voor zulke verachtelijke medeburgers te<br />
gebruiken , welke verplicht zijn om den Hoog-eerwaardigen<br />
en Hoog-welgeborenen bloedzuiger alleron<strong>der</strong>danigst<br />
en plichtfchuldigst te mesten.<br />
Hij heeft dus het hoogde regt, om mij als een*<br />
modeketter te verdoemen, dewijl ik in mijne Schrivten<br />
betogen wilde; *<br />
„ dat de ware adeldom alleen in den waren adel<br />
„ <strong>van</strong> het hart en <strong>van</strong> de gedragingen beftaat."<br />
Wel.
Cj6 B E D E O M V E R G I F F E N I S<br />
Welke roekeloosheid! welke ene domme dweperij! Ik<br />
fchreef zelvs <strong>van</strong> de eer, en had vergeten, dat de ereposten<br />
alleen <strong>van</strong> de willekeurige genade <strong>van</strong> den Monarch<br />
afhangen , die de waarde <strong>van</strong> echte verdiensten<br />
alléén weet te bepalen, en te verhogen.<br />
Welke grove feilen ener fchijnbare onwetendheid!<br />
Het is bij gevolg billijk, en mijn geweten gebiedt het<br />
mij, dat ik hier mede dezen hogen geaccrediteerden<br />
adel allerdemoedigst om vergeving bid, voor het zoo<br />
impertinent duidlijk fchrijven <strong>van</strong> de onbewimpelde<br />
waaiheid, zon<strong>der</strong> allerhoogst bevel of verlof: en ik<br />
hoop genoeg geftraft te zullen zijn, wanneer men mij<br />
tituls, Hof-lledevaarten, en ordens-linten voor ewig<br />
ontzegt, om dat ik dwaas genoeg was, om te geloven,<br />
dat ik dit alles door mij zeiven verdienen moest,<br />
wanneer ik de plichten <strong>van</strong> den waren adel in mijn<br />
gedrag vervulde.<br />
Nog onlangs hadt de zevenënzestigjarige Kamerfreule<br />
, de Gravin VON RATTAPLUNTAPLUNTZ TOT JA-<br />
PHETSHAUSEN, bijna gelegenheid gevonden, om zich<br />
op de gevoeligfte wijze op mij te wreken. Zij belettede<br />
mij de intrede in de Antichambre, om dat ik<br />
geen' fleutel aan de heup droeg.<br />
Maar ik was juist niet eens gezind om binnen te<br />
gaan , maar had alléén toevallig in de voorzaal een<br />
gefprek met enige oude Stafofficiers, die met het overig<br />
ongeadeld gepeupel voor de deur ftonden, en met<br />
verminkte leden diepgebogen op ene audiëntie wachtten,<br />
dewijl de genadige Heer Neveu <strong>van</strong> deze gerimpelde<br />
MEGARA, welke in de prachtiglle galakle<strong>der</strong>en<br />
juist de post <strong>van</strong> kamerheer waarnam, hun het aanmelden<br />
niet waardig keurde.<br />
Wij fpraken zeer veel <strong>van</strong> oude veldtogten, en <strong>van</strong><br />
de
EN EIRLIJKVERRL ARINC ENZ. 2J?<br />
de beste waereld. Tranen ener mannelijke zwaarmoedigheid<br />
rolden <strong>van</strong> hunne wangen, waar in de naden<br />
hunner oude wonden nog zichtbaar waren. . . . Wij<br />
zuchtten, en bijna was ik juist op dien dag we<strong>der</strong><br />
aan het fchrijven <strong>van</strong> ene bittere en bijtende fatyre<br />
gegaan, welke mijn gantsch tegenwoordig ontwerp,<br />
om door den tijd genade <strong>van</strong> het Hof te bédelen „ontwijfelbaar<br />
verijdeld zou hebben. God behoede mij<br />
voor <strong>der</strong>gelijke opbruifchende gedachten! Ik heb immers<br />
voorgenomen, laag te leren kruipen. Ik wil allerdemoedigst<br />
vergiffenis verzoeken , protectie pogen<br />
te verwerven, en niet meer tergen noch beledigen.<br />
An<strong>der</strong>s was immers mijne tegenwoordige verklaring<br />
ook ene fatyre? . . . .<br />
Ik zag bij deze gelegenheid nog een zeer bijzon<strong>der</strong><br />
origineel (tukjen. Een rijkelijk vergulde wagen, met<br />
zes prachtige ftatie-paarden befpannen , en <strong>van</strong> een'<br />
zwerm lopers , bedienden , en heidukken omringd,<br />
hieldt voor het paleis ftil. In denzelven zat ene Ex.<br />
cellentie, welke met majeltueufe blikken, door twee<br />
Huis-officieren on<strong>der</strong>fteund , 'er uit tradt. . . Alles<br />
boog zich eerbiedig voor hem. Naar zijne geftalte te<br />
oordelen, fcheen hij een Hofpage <strong>van</strong> 16 jaren te zijn.<br />
Zijne roksknopen waren brillianten, de Leeuwen-orde<br />
hing aan een' bre<strong>der</strong>i band over zijn' fchou<strong>der</strong>, en een<br />
gouden fleutel aan zijn' heup.<br />
Ik vroeg; ,, wie is deze genadige Heer, die zijne<br />
,, wangen trotsch als een Mogol opblaast?" . . .<br />
Het andwoord was; ,, Hij is Vorst, Rijksvorst,<br />
„ Excellentie, Rid<strong>der</strong> <strong>van</strong> de Leeuwen-orde, Kamer»<br />
,, heer, Geheimraad; en hij was eigenaar <strong>van</strong> acht<br />
,, millioenen, welken een rijk wisfelaar hem naliet,<br />
om alle deze ereposten en grote tituls voor gereed<br />
III. DEEL. R. „ geld
3j8<br />
BEDE OM VERGIFPENIS<br />
„ geld te kopen. . . maar hij wil ook binnen kort te<br />
„ Conflantinopolen voor hon<strong>der</strong>d duizend ducaten<br />
menfchenverftand, en ene fchone flavin voor zich<br />
„ laten kopen. En , daar hij zich noit de moejte<br />
„ gaf, om zelf de wetenfchappen te leren, zoo heeft<br />
„ hij enen geleerden biegtva<strong>der</strong> uit Rome ontboden,<br />
„ die voor hem denken, en een' Hansworst uit Pa-<br />
„ dna, die voor hem handelen zal. Hij zelf wil al.<br />
„ leen maar genieten; en zijne tafel is de heerlijkfte<br />
,, in het gantfche Land. ..."<br />
Hoe hartelijk lachte ik op het zien <strong>van</strong> dezen theatervorst!<br />
Hij ging ftijf voor mij voorbij, en dacht<br />
misfchien, dat ik hem bewon<strong>der</strong>de. Maar ik ging na<br />
huis, en fchreef aan een' vriend in mijnen gewonen<br />
toon, wat ik gezien en gedacht had: intusfchen hoop<br />
ik, dat hij dezen brief noit zal laten drukken; an<strong>der</strong>s<br />
zou de waereld aan de opregtheid mijner bekéring<br />
twijfelen , en mijne openlijk beloovde afbede een<br />
nieuw hekelfchrivt noemen. . . . God behoede mij<br />
daar voor! . . . Mijn vriend! fcheur om 's hemels<br />
wil mijn' brief in Hukken. . . De genadige Heer mogt<br />
bem zich laten voorlezen, en mij fifcaliféren. Hij kan<br />
Advocaten en Referenten beter betalen dan ik ; en hij<br />
mogt misfchien een' woning in het gekkenhuis, welke<br />
eigenlijk voor hem niet groot genoeg was, voor<br />
mij laten decretéren. Ik wil dus liever vergiffenis vragen,<br />
dan het kwaad erger maken, het welk ik niet<br />
veran<strong>der</strong>en, maar wel in het geheim hartelijk belachen<br />
kan.<br />
Maar, indien helaas! door mijne voormalige reeds<br />
gedrukte Schrivten, welke eigenlijk het on<strong>der</strong>fcheid<br />
tusfchen den titul <strong>van</strong> zijne Excellentie, en een in da<br />
daad excellent man bepalen, iemand dezer Excellenties
Et? EER.LIJKVERKLARÏNG ENZ. 259<br />
tiën en genadige Heren tegen mij met regt ongenadig,<br />
of zelvs wel toornig mogt geworden zijn, zoo doet<br />
mij dit waarlijk in het geheel geen leed, om dat ik<br />
hun regtmatig beledigd heb; en ik blijf voor hun een<br />
ewig verftokt zondaar, die geen' aflaat verwerven wil,<br />
en voor alle hunne voorfpraken , bij alle mogelijke<br />
heiligen, geen' enkelen biegtihnver, veel min<strong>der</strong> ené<br />
hoge misfe betalen zil. Doch, daar dwalen menschlijk,<br />
maar in zijne dwaling hardnekkig te volharden<br />
duivelsch is, zoo erken ik ook liever hier in mijne<br />
feilen, en hoop daarom ook nog op genade, dewijl ik<br />
geloof, dat ik nog veel te weinig gezegd heb. Ook<br />
beloof ik in het toekomende, bij aldien ik nog meer<br />
fchrijven mogt, mij met waarlijk grote on<strong>der</strong>werpen<br />
bezig te houden, dewijl het toch , naar alle waarfchijnlijkheid,<br />
bij het Hof nog zeer lang bij het oude<br />
gebruik zil blijven.<br />
Dewijl ik nu in het toekomende naar het 1<br />
welgevallen<br />
<strong>van</strong> den groten hoogadelijken zwerm leven wil,<br />
zoo zuilen mijne kin<strong>der</strong>en ook noch fchrijven noch<br />
denken, noch rigtig oordalen leren. Hun leraar zal<br />
een Ex-jefuk of Roomfche Abt wezen; zij zullen allen<br />
maar Pralaten of Kamerjonkers worden, op dat<br />
men ten minden hier in de fporen <strong>van</strong> mijnen aangeërvden<br />
adeldom we<strong>der</strong>om erkennen moge, die ik"|<br />
door dwaze fchrijfzucht verleid, in de ogen <strong>van</strong> onzen<br />
tegenwoordigen mode-adel, verachtlijk, of onkenbaar<br />
fclieen te makent en hier door zal, noop ik,<br />
mijn zoenoffer wel tot enen aangenamen en lieflijken<br />
reuk opgenomen worden.<br />
Daar ik Hu op deze wijze den ouden Adel of Herenfland<br />
volkomen denk verzoend en bevredigd te<br />
hebben, zoo wends ik mij nu tot den nieuwgebakke-<br />
R 2<br />
nerj
ü6o<br />
BEDE OM VERGIFFENIS<br />
nen Adel, of tot die genen, welke voor gereed geld<br />
hunne prachtige wapens en diplomata gekocht, en be.<br />
hoorlijk betaald hebben. Dezen prachtigen en geaccrediteerden<br />
zwerm wilde ik niet beledigen; ik bid<br />
dus hartelijk om vergeving, indien het ergens gedaan<br />
mogt zijn.<br />
De Heien VON ZETTO, de Edele VON KRONSDORFF,<br />
VON KRÜGEL,de Edele VON FI. . . ., VON DE. . . .,<br />
in één woord, de Edelen <strong>van</strong> het gantfche Alphabeth<br />
hebben mij maar al te bitter bewezen, wat een eerlijk<br />
man in de gerigtshoven lijden moet, wanneer hij hunne<br />
brieven <strong>van</strong> adeldom niet wil helpen betalen, en<br />
daar door hunne ongenade verdient, billijk verdient;<br />
of wanneer hij roekeloos genoeg is, om hun wespennest<br />
te doren. God behoede mij, dat ik hunne Hoogwel-<br />
en hoog-edel-geborenheden immer zou voorwerpen<br />
, dat zij nog veel lager dan het gepeupel denken,<br />
en in de daad de pest voor het lighaam <strong>van</strong> den Staat<br />
zijn! De bovengenoemde Heren hebben reeds hunnen<br />
arts gevonden, die hun tegenwoordig in het tuchthuis<br />
cureert; maar de overigen zullen wel middel vinden,<br />
om hem om te kopen, of zoo te bedwelmen, dat hij<br />
hunne edele pols-dagen altijd gezond, en in ene phyfifche<br />
orde vindt. De digestie <strong>van</strong> hunne welgevoe<strong>der</strong>de<br />
magen zal dus nog in lang zulke ene vervuiling<br />
in de circulatie hunner zedelijke deugden en ambtsplichten<br />
niet veroirzaken , dat men den dank d&ir bemerken<br />
zou, waar alle heelmeesters verkoud zijn, en<br />
waar de Politie om gewigtige redenen de vervuiling<br />
niet rieken wil. God zegene hunne tijdelijke goe<strong>der</strong>en!<br />
Het volk verëre hunne diplomata in eerbiedigheid!<br />
en hunne welvaart heerfche willekeurig over de<br />
regten <strong>van</strong> alle hulpelozen J Ik zal gewis in het toe-<br />
ko-
EN EERLTJKVERK.LAH.1NG ENZ. 261<br />
komende niet meer de befcherming <strong>der</strong> gefchrevene<br />
Landsregten bij hun zoeken,bij gevolg ook de protectie<br />
<strong>van</strong> hunne Hoog-edelgeborene Gemalinnen niet nodig<br />
hebben: hier toe deug ik ook niet, want ik fpeel<br />
geen 1'ombre noch pharao, en voor enen minnehandel<br />
zoekt men geen' MENTOR, maar een' ADONIS, ofwel<br />
enen gezonden huisknegt, want de grenadiers zijn gefchikt<br />
voor het fabricéren <strong>van</strong> Majoraats-heren, en de<br />
Franciscanen maken de Hofraden.<br />
Daar nu deze Edele Heren op aarde doen kunnen,<br />
wat zij willen, en tevens den hemel, franco Vagevuur,<br />
door gereed geid, en gekochte voorbid<strong>der</strong>s, weten te<br />
verdienen; daar zij bij gevolg,(taande in het waar geloof,<br />
en aflaat hebbende verkregen, om naar willekeur<br />
te handelen, geleerd hebben gelukkig te leven, en zalig<br />
te <strong>der</strong>ven; daar zij dus nimmer zulke ketterfche<br />
Schrivten lezen, welke burgerplichten of deugd leren,<br />
of misbruiken hervormen willen; zoo is de beste raad<br />
voor mij en mijns gelijken, openlijk te beloven, dat<br />
•wij alle dagen driemaal Pater natter, en driemaal Ave<br />
Maria bidden zullen. Dan zal niemand <strong>van</strong> die Heren<br />
Edelen in mijn hart lezen kunnen, wat ik <strong>van</strong> hun<br />
; denke, en zij zullen mij in alle gevallen on<strong>der</strong> de do.<br />
den rekenen mogen, die hunne genade en hulp misfen<br />
i kunnen. Mijne arme ziel heeft ook hare voorbede<br />
| niet nodig; zij is daarom reeds ewig verdoemd, om<br />
j dat zij aan de heiligheid <strong>van</strong> hunne zielen immer dorst<br />
l te twijfelen. Van hunne Heren biegtva<strong>der</strong>s heb ik ook<br />
gene protectie te wachten. Ik fchreef met ene haldar-<br />
1 rige boosheid de waarheid , en een ie<strong>der</strong> , die zoo<br />
droog de waarheid zeggen durft, wordt gewis als een<br />
i ketter verdoemd.<br />
Voor het overige is hij, die zijne brieven <strong>van</strong> adel-<br />
R- 3 dom
fi62 BEDE OM VERGIFFENIS EN EERT.IJKVERKL. ENZ.<br />
dom zelf verdiende, zekerlijk veel eerwaardiger dan<br />
hij, welke dezelven <strong>van</strong> zijne voorva<strong>der</strong>s ervde. Deze<br />
waarlijk edele lieden zijn buiten twijfel met mijne<br />
Schrivten te vrede; zij vor<strong>der</strong>en zekerlijk <strong>van</strong> mij ge*<br />
ne herroeping of af bede; ik fchreef voor deugd en<br />
burgerplicht, en bij gevolg zijn onfeilbaar alle vrienden<br />
<strong>van</strong> deugd en waarheid mijne verdedigers.<br />
Maar den zoogenaamden Leonifcben of papieren adel<br />
kan ik niet an<strong>der</strong>s als opregt om vergeving bidden,<br />
daar ik misfchien de onfchuldige oirzaak was, waar<br />
door men achter hun voorhangzel begon te zien; en,<br />
daar ik hier en daar ook zelvs den vermeenden a 'el<br />
<strong>der</strong> Akenfche Schepens en Advocaten belachlijk maakte<br />
, of aan hun, die tot dus verre door arglistigheid<br />
den kruipenden eerbied <strong>van</strong> het domme volk hadden<br />
weten te Hélen, het momaangezicht afrukte, MOLIÈRE<br />
zegt in ene zijner Comoedien (e);<br />
Ceorge Dandin de la Dandiniere, tü l'as voulu.<br />
Ik herhaal als Dui'tfcher hetzelvde in het Duitsch 2<br />
Gij Heren VON SCHURKWITZ, VON SCHURKENFELD,<br />
Gij Edelen VON SCHUKKENBERG , gij hebt zoo gewild!<br />
Voor het overige ben ik, gezamentlijke wel-geadeb»<br />
de, gediplomatiléerde,' en zoogenaamde genadige He*<br />
ren!<br />
Uw bereidwilliglie, maar njet gehoorfame,<br />
noch on<strong>der</strong>danige dienaar<br />
TRENCK.<br />
(e) CEO E GE DANDINj OU LE ÏMSI COXFOINDU, A£t. I, fc, p.<br />
I»
In hetzelvde DERDE DEEL mijner Schrivten heb ik<br />
ene Verhandeling over het Oostenrijkfche Rerftellingswerk<br />
gefchreven. Het zuiverfte en echtfte Patriotismus<br />
befHerde in dezelve mijn' ve<strong>der</strong>, en de gevolgen<br />
zuilen tonen, en hebben ook reeds bewezen, dat ik<br />
de Staatsgebreken genoeg kende, en de hin<strong>der</strong>palen<br />
<strong>van</strong> de beste .ontwerpen <strong>van</strong> mijnen Monarch grondig<br />
heb opengelegd; hin<strong>der</strong>palen, welke daar, waar de<br />
Aflaat, het Vagevuur, de Kerkregten, en de Oorbiegt<br />
nog in den Catechismus geleerd worden, onmogelijk<br />
kunnen worden uit den weg geruimd.<br />
In deze Verhandeling fprak ik toevallig <strong>van</strong> Hofraden<br />
, die, in plaats <strong>van</strong> als Referenten de pen te voeren,<br />
den tuchthuisbezem verdienden in de hand te hebben;<br />
en <strong>van</strong> geaccrediteerde booswigten, die den Staat<br />
bedrogen, en regtfchapene mannen uit denzelven verdrongen.<br />
—— Gantsch Weenen riep <strong>van</strong> mijne roekeloosheid,<br />
en echter werdt dit Deel openlijk verkocht.<br />
On<strong>der</strong>tusfchen volgde Mijnheer de Referendarius VON<br />
ZETTO in de daad zijn' Heer Collega VON KIIÜGEL in<br />
het hun <strong>van</strong> mij voorfpelde tuchthuis : de Heer VON<br />
LEGISFELDT, de Heer VON LAZULAIJ, en an<strong>der</strong>e conforten<br />
liaan op den fprong, om Vin edel gezelfchap<br />
te vermeer<strong>der</strong>en: en echter heeft "mij niemand gevraagd,<br />
wien ik eigenlijk toenmaals bedoelde, maar<br />
nog niet noemen dorst. Misfchien heb ik wèl gegist,<br />
maar misfchien had ik ook nog wel een' an<strong>der</strong>' willen<br />
voorflaan, die nog de rol <strong>van</strong> enen ZETTO ongeftraft<br />
fpeelt.<br />
R 4 Zoo i
2fJ4<br />
BEDE OM VERGIFFENIS'<br />
Zoo gaarne ik nu dit ook we<strong>der</strong>roepen of afbidden<br />
wilde, zoo weinig reden vind ik daar toe, dewijl de<br />
waarheid mijner gisting openlijk voor ie<strong>der</strong>s ogen ligt,<br />
en mijne voorfpelling reeds ten dele vervuld is.<br />
De verftandige man zoekt het vuur niet te blusfchen^<br />
dat hem niet brandt: zoo denkt alleen het gepeupel,<br />
dat dom genoeg is, om zich op den heiligen FLORIA-<br />
NUS te verlaten. Maar een wijs en eerlijk Patriot moet<br />
booswigten kenbaar maken, op dat regt en deugd niet<br />
ongeftraft mishandeld worden. Wat mij zeiven betroffen<br />
heeft, wil ik gaarne vergeven; maar onbillijkheden<br />
met onverfchillige ogen aan te zien; bedriegers<br />
daarom te vereren, om dat zij in gewigtige ambten<br />
dienen,'of om dat een groter hun acht, die zich misfchien<br />
houden wil, als of hij hun bedrieglijk characler<br />
niet kent; en ontijdig zwijgen <strong>van</strong> hunnen list en onregtvaardigheid<br />
is de laagheid zelve.<br />
Ik weet wel, dat KRÜGEL en ZETTO , die nog in<br />
het vorig jaar mijne gebiedende Overheid, en tevens<br />
m : jne Curatoren en hoofdvijanden waren, mij thands<br />
niet meer fchaden kunnen: maar hunne vrienden en<br />
voormalige medehelpers leven nog; zij zijn nog geaccrediteerd;<br />
zij hebben nog de magt in handen, om de<br />
heiligde waarheid te on<strong>der</strong>drukken. Zij hebben redenen<br />
, om te vrezen, dat ik misfchien nog ééns in om.<br />
Handigheden komen kon, waar in ik hun openlijk met<br />
name noemen zou, en rekenfchap <strong>van</strong> hun afvor<strong>der</strong>en<br />
wegens de fchanddaden, die zij aan mij en meer weerloze<br />
eerlijke mannen, weduwen, en wezen geoefend<br />
hebben.<br />
Om nu de vervolgingen <strong>van</strong> deze nog magtige He»<br />
ren verftandig te ontwijken, beloof ik hier mede op<br />
liet plechtigfte, dat ik mij alleen door verachting wrekea
EN EERLIJKVERKLARING ENZ. £65<br />
ken wil, en dat ik hun bij mijn leven niet noemen<br />
zal, of de Monarch moest mij om hunne namen vragen.<br />
Na mijn' dood nogthands, zal ik misfchien hunne<br />
namen bekend maken, in het vierde Deel mijner<br />
Leyensgefchiedenis, waar in ik alle raadzels en donkere<br />
plaatzen, die in de drie eerfte Delen voorkomen,<br />
ophel<strong>der</strong>en zal; geheimen openbaren, die ik nu nog<br />
bedekt moest houden; en dingen aan den dag brengen<br />
, die ik eerst aan gene zijde <strong>van</strong> het graf en <strong>van</strong><br />
mijne gevaren in het ware licht durf voor te (tellen.<br />
Tot dien tijd toe kunnen zij gerust zijn. Ik ben door<br />
on<strong>der</strong>vinding wijs geworden. Niemand on<strong>der</strong>fteunde<br />
mij, toen ik de waarheid fchreef; en , die juftitie-collegien<br />
reforméren wil, die heeft het voorzeker nog<br />
har<strong>der</strong> te verandwoorden, dan de Hervormers <strong>van</strong> den<br />
Godsdienst, LUTHER en CALVIN alleen vonden Monarchen<br />
, die ene gemeenfchappelijke zaak m'et hun<br />
maakten, HUSS in tegendeel werdt gebraden. En bij,<br />
die ongeregtigheid ontdekt, vindt dadr voorzeker geen<br />
befcherming noch achting, waar de Vorst zelf, bij<br />
een algemeen be<strong>der</strong>f, echter gene herftelling durvt te<br />
on<strong>der</strong>nemen.<br />
Zoo is het in de daad met de zaak gelegen; ik haal<br />
mijne fchou<strong>der</strong>s op, en trek 'er den voorhang vóór ;<br />
ik betreur hartelijk allen, die om regt zuchten; en,<br />
wat mij zeiven betreft, verzoek ik maar alleen oogluiking<br />
en vergeving <strong>van</strong> dien Vorst, die mijne gedrukte<br />
waarheden en gewaagde fchredcn on<strong>der</strong> de ligtvaardige<br />
en voorbarige on<strong>der</strong>nemingen <strong>van</strong> enen goeden<br />
burger <strong>van</strong> den Staat rekent.<br />
Maar, dat ik booswigten kende, eer men hun kennen<br />
wilde, eer zij geftraft werden; dit is gene misdaad,<br />
gene belediging, die een ftandvastig en eerlijk<br />
R 5<br />
man
256 BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLTJKVERKL. ENZ,<br />
man afbidden of herroepen kan. Wanneer voor het<br />
overige datzelvde herftellingswerk zoo geëindigd wordt,<br />
dat ten laatften de Monarch, de bezitter <strong>van</strong> goe<strong>der</strong>en<br />
, en de boer redenen hebben, om vergenoegd te<br />
zijn, zon<strong>der</strong> dat de misbruiken, die ik aangeftipt heb,<br />
behoeven opgeheven te worden. ... in dit geval alléén<br />
wil ik gaarne als een neuswijs ftaatkundige te<br />
boek (ban, ja zelvs openlijk een leugenaar heten, volvaardig<br />
om vergiffenis vragen, en een' bedevaart te<br />
voet na Rome doen, om, na grondige overtuiging <strong>van</strong><br />
mijne hardnekkige dwalingen, eindelijk ook in den<br />
fchóot <strong>der</strong> alléénzaligmakende Kerk opgenomen te worden<br />
, die tot dus verre alle goede ontwerpen in onzen<br />
Staat verijdelde, en bij gevolg alle Schrijvers <strong>van</strong> mijn<br />
zoort, met ftaatkundig regt, Aartsketters noemde.<br />
In
ïn hetzelvde Deel heb ik ook Over de Boheemfche<br />
onzichtbare Lijfeigenfehap gehandeld, en in de daad<br />
even zoo klaar als grof de waarheid tegen de Roomfche<br />
Hiërarchie gefchreven.<br />
Zoo lang ik leve, zal ik geen woord <strong>van</strong> dit gefchrivr<br />
we<strong>der</strong>roepen , terwijl de waarheid in hetzelve<br />
wel onbewimpeld , en met enen waren Duitfchen<br />
ijver , maar tevens welberaden gezegd is. Ik zal<br />
ook niet morren , wanneer ik voor deze mijne ligtvaardigheid<br />
enige millioenen jaren in het vagevuur<br />
braden moet. Het gantfche Koningrijk Bohemen en<br />
alle eerlijke lieden zullen daartegen zoo veel voor<br />
mijne arme ziele bidden, zoo vele aflaten gewinnen,<br />
zoo veel genade bij den alzienden God voor mij affmeken,<br />
dat alle banblikfems <strong>van</strong> den magtigen Stadhou<strong>der</strong><br />
<strong>van</strong> CHRISTUS mij juist zoo hard niet treffen<br />
zullen, als de monniken, wien ik de kap, waar on<strong>der</strong><br />
zij hunne boevenftukken bedekten , <strong>van</strong> de gewijde<br />
oren getrokken heb , wel zouden wenfehen.<br />
Want , wanneer die onzichtbare lijfeigenfehap , die<br />
ik in deze Verhandeling gefchil<strong>der</strong>d heb , algemeen<br />
zichtbaar geworden zal zijn, dan alléén, en on<strong>der</strong> gene<br />
an<strong>der</strong>e voorwaarde, kunnen de ongelukkige flaven<br />
hun menfehenregt .leren voelen, en hunnen weldadigen<br />
Monarch voor de bevrijding <strong>van</strong> een juk danken,<br />
dat, hoe zeer ook alle zigtbare lijfeigenfehap opgeheven<br />
moge zijn, in ene onzichtbare geftalte de Vor-r<br />
ften,
2(58 BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJKVERRX. ENZ.<br />
ften, den adel, de boeren , tot op dit tegenwoordig<br />
ogenblik , en thands erger dan oit , drukt,<br />
en nog lang zon<strong>der</strong> barmhartigheid drukken zal; dewijl<br />
de ingezetenen <strong>van</strong> Bohemen even zoo weinig<br />
voor ware verlichting voorbereid zijn, als in Spanje<br />
en Oostenrijk.<br />
Ik
T<br />
ik heb in hetzelvde Deel, in mijne Brieven uit Spa,<br />
ene grote doodzonde begaan, daar ik de eerwaardige<br />
bende valfche fpelers, die <strong>van</strong> de kerk befchermd<br />
werdt, openlijk in hare eer en waardigheid aantastte,<br />
en hare listige dreken bekend dorst te maken. Ik<br />
heb zelvs gezegd: ,, Een Pharaofpeler <strong>van</strong> profesfie,<br />
,, en een zoogenaamd Chevalier dindujirie kunnen<br />
„ onmogelijk eerlijke lieden, en goede Christenen<br />
„ zijn; en even zoo min zij , die hunne gekaapte<br />
,, winden met hun delen."<br />
Hier door heb ik in de daad zeer grof en moedwillig<br />
tegen de Kerke Gods gezondigd, dewijl in Spa<br />
het pharaofpel in de daad door fpeciale privilegiën <strong>van</strong><br />
den Bisfchop geauthorifeerd is, en geregtigd, om alle<br />
vreemdelingen te plun<strong>der</strong>en, en hun de beurs zoo<br />
fchoon te vegen, als immer mogelijk is.<br />
Ik bid dierhalven , als een goed mensch in mijn<br />
zoort, als een echt Catholisch Christen, de onfeilbare<br />
kerkelijke Overheid alleron<strong>der</strong>danigst, en met een verbrijzeld<br />
hart, om vergeving, dewijl ik mij vermeten<br />
heb openlijk aan hare onfeilbaarheid te twijfelen. Ik<br />
heb wel de reine waarheid gefchreven; dit is helaas!<br />
onlochenbaar en onwe<strong>der</strong>roepelijk : maar, beledigt hun<br />
deze waarheid, dan wil ik gaarne haar martelaar zijn,<br />
en mij als een' houtfnip laten braden, bijaldien hunne<br />
Hoog-eerwaardigheden èn Eminentiën mij lighaamlijk<br />
genieten willen.<br />
Ik befchouwde de hazardfpelen maar als een een-<br />
vou-
2?° BEDE OM VERGIFFENIS<br />
vouwig leek, als een in de geheimvolle Godgeleerdheid<br />
<strong>der</strong> Monniken onervaren moralist, of ais een<br />
Lutheraan, die aan den letter hangen blijvt, na den<br />
bloten zin <strong>van</strong> onzen Kerk-catechismus, waar in het<br />
negende en tiende gebod uitdrukkelijk ftaat;<br />
„ Gij en zult niet begeren uwes naastes huis.<br />
Gij en zult niet b^g-ren uwes naasres wijf,<br />
,, noch zijnen dierstknegt, noch zijne dienst-<br />
,, maagd , noch zijnen osfe , noch zijnen<br />
„ ezel, NOCH IETS DAT UWES NAASTES IS."<br />
Daar nu in deze geboden niet duidelijk gezegd wordt;<br />
„ Gij en zult niet begeren uwes naastes louis<br />
,, d'or, guinies, of ducaten;"<br />
en ik als een leek immers niet weten kon, of misfchien<br />
niet weten wilde, dat de kerk alléén het regt <strong>van</strong> uitlegging<br />
heeft; dat zij zich in geloofszaken maar alleen<br />
aan de woorden , juist zoo als zij daar haan, en<br />
met goedkeuring <strong>van</strong> het Roomfche Hof gedrukt zijn,<br />
feindt; en dat zij gene bijvoeging of aflating tot of<br />
<strong>van</strong> dezelven duldt, wanneer zij, alléén éénftemmig<br />
met den Heiligen Geest en met hare eigene oogmerken,<br />
handelt en uitfpraken doet, welke geen ongewij.<br />
de mag nafnuffelen : zoo ben ik ongevoelig tot ketterfche<br />
dwalingen vervallen; maar ik beloof in het<br />
toekomende niet meer een boosaartig uitlegger <strong>der</strong> geboden<br />
Gods en zijner kerke te -.uilen zijn. . .<br />
Ik wil al mijn verhand, alle mijne menfchenlievde<br />
on<strong>der</strong> de blinde gehoorzaamheid des geloofs ge<strong>van</strong>gen<br />
nemen, en gekluisterd houden, en aan onze zielenher-
EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 27I.<br />
her<strong>der</strong>s de zaligfprelring <strong>van</strong> hunne gepriviligeerde pharaofpelers<br />
geheel en alleen overlaten. Op aarde blij',<br />
ven zij echter altijd fchelmen. Maar, daar bij de uitverkorenen<br />
Gods gewis geen pharao gefpeeld wordt;<br />
daar in «den hemel ook de Bisichoppen gene inkomften<br />
meer nodig hebben om zich een luisterrijk ferail te<br />
bezorgen ; zoo hoop ik evenwel zon<strong>der</strong> bisfchoplijk<br />
privilegie in den hemel te komen. Op deze onzalige<br />
aarde intusfchen zal ik een eerlijk man en een Christen<br />
blijven, maar ik zal in het vervolg zwijgen, wanneer<br />
ik het ongeluk <strong>van</strong> an<strong>der</strong>en in de mishandelingen<br />
<strong>der</strong> Geestelijkheid zie. Dit geluk zal mij wel niemand<br />
in Spa, Luik of Rome benijden. En, deed ik an<strong>der</strong>s,<br />
dan zou ik, als een boosaartig verra<strong>der</strong> <strong>van</strong> geestelijke<br />
geheimen, door het blind en in zijne onwetendheid<br />
omgeleid gepeupel , on<strong>der</strong> die Aartsketters gerekend<br />
worden, die ipfo fa&o regtmatig geëxcommuniceerd,<br />
en aan de klaauwen des Duivels overgegeven zijn.<br />
Dit zij echter God en <strong>der</strong> eerlievende waereld geklaagd<br />
!<br />
Ik wil hier gaarne geduldig lijden, indien maar door<br />
mijne Schrivten de waarheid openbaar wordt, indien<br />
maar mijn goed geweten mij fchadeloos houdt, en de<br />
almagtige ewige Bisfchop éénmaal tot mij zegt;<br />
„ TRENCK ! gij hebt regt geloovd , belonens-<br />
„ waardig geleerd, en de waarheid onbewim-<br />
„ peld en met heldenmoed gefchreven!"<br />
O hoe gaarne wil ik enige procenten, die de bisfchoplijke<br />
genade mij <strong>van</strong> de fpeeltafel aanboodt (ƒ_),<br />
CO Zie II Deel, bladz. 241.<br />
om
271 BEDE OM VERGIFFENIS<br />
om mij te doen zwijgen, ontberen ! hoe trotsch wil<br />
ik de vervolgingen <strong>van</strong> alle waereldlijke en geestelijke<br />
Overheden verachten , wanneer ik alléén om mijne<br />
deugd en waarheidslievde een martelaar wezen moet.<br />
Genoot de heilige kerk niet 40 procent <strong>van</strong> de inkomften<br />
<strong>der</strong> fpeeltafels, dan was gewis de ban <strong>van</strong><br />
alle deze gepriviligeerde bedriegers de eerfte plicht <strong>van</strong><br />
Christelijke O verpriesters. . . . Maar, dewijl de geestelijken<br />
'er zulke grote winften <strong>van</strong> trekken, neemt<br />
men voor zijn zondags-euangelij de volgende fpreuk<br />
aan (g);<br />
— 1 1 ———- „ Lucri bonus eft odor ex re<br />
„ Qualibet." -<br />
On<strong>der</strong>tusfchen geniet ik, voor het ontbéren <strong>van</strong> deze<br />
winften dit geluk, dat ik, altijd fier, om dat ik<br />
mij niets te verwijten heb, met vrijmoedigheid hem<br />
on<strong>der</strong> de ogen kan treden, die in de landpalen <strong>van</strong><br />
Duitschland een' eerlijk man met de lantaarn <strong>van</strong> DIO-<br />
OENES zoeken mogt.<br />
Maar, hoe onverduwelijk het mij valt, dat ik in<br />
het vervolg niet meer <strong>van</strong> de giftmengerijen <strong>van</strong> Luik,<br />
<strong>van</strong> de ftreken <strong>der</strong> bijzitten, noch <strong>van</strong> de gruwelen<br />
<strong>der</strong> valfche fpelers durf fchrijven, indien ik eens ein-<br />
de-<br />
(g) JUVENALIS, Sat. XIV, 204. De toepasfing is op de<br />
woorden <strong>van</strong> TITUS VESFASIANUS , qui rcprehendenti filio Tito,<br />
quod etiam urince vectigal commtntus es/et, pecuniant<br />
ex prima penjione admovit ad nares, fcifcitans, nura odore<br />
efTen<strong>der</strong>etur: &, Ulo negante, Atqui, inquit e lotio eft. v.<br />
SCET. in Fesp. cap, 23.
EU E ER L IJK V E RK L AR IN G ENZ. 273<br />
delijk de onoverwinnelijke vervolgingen <strong>van</strong> op mij<br />
vertoornde geloofskramers ontwijken, ten minden aan<br />
deze zijde <strong>van</strong> het graf nog enige geruste dagen gemeten<br />
wil; hoe veel het mij kost, mijne wapenen,<br />
die^ tot enen kloekmoedigen tegenftand! zoo zeer gefchikt<br />
zijn , te laten verroesten ; dit kan hij alleen<br />
maar in het volle gewigt gevoelen, dié een gevoelig<br />
menfchelijk hart in zijn' boezem draagt, en wiens<br />
goede wil zomtijds zoo gekluisterd werdf, dat hij uit<br />
ftaaikundige of huislijke oirzaken genoodzaakt was<br />
zuchtende te zwijgen.<br />
Ik heb echter reeds véél meer gedaan, dan mijne<br />
ambtsplichten vor<strong>der</strong>en, meer dan de voorzichtigheid<br />
mij vergunde, meer zelvs dan men mogelijk achtte in<br />
een' Staat, waar de Scepter <strong>der</strong> Hiërarchie onbepaald<br />
gebiedt, en gift eh dolk voor onvoorzichtige waaghalzen<br />
bereid zijn. Hoe dikwijls was mijn leven in hetzclvde<br />
gevaar als mijne goe<strong>der</strong>en! ... Het is misfchien<br />
mij alleen gelukt, dat ik nog mijne chrivten<br />
en regten verdedigen kan. Een an<strong>der</strong> zoeke vruchten<br />
op het veld, dat ik bebouwd heb. Voor. mij heeft<br />
het tot dus verre niets als doornen en distelen gedragen.<br />
Misfchien vindt een vermogend on<strong>der</strong>nemer op<br />
den <strong>van</strong> mij gebaanden weg een' middel, om ook rozen<br />
voor zich en zijne medehelpers te kunnen plukken,<br />
en het voorhangzel geheel te verfcheuren, dat<br />
de heilige boevendukken bedekt.<br />
Noch in Aken, noch in Spa, noch te Luik zal<br />
men mijn* naam in den Almanach <strong>der</strong> Heiligen vinden.<br />
Maar met de kaarten in de hand, of door laagheden<br />
wil ik ook gene Bisfchoplijke aflaten gewinnen. Ook<br />
wil ik geen' hemel verdienen, tot welken alleen maar<br />
met gerede penningen betaalde bullen, priesterlijke be-<br />
III. BEEL. S drie-
474 B E D K 0 M VERCIFFENIS EN EERLIJK.VERKX. ENZ.<br />
driegerijen, dreken <strong>van</strong> valfche fpelers, of an<strong>der</strong>e flechte<br />
daden den ingang openen kunnen. Want voor een<br />
zoo onedel gezelfchap deug ik even min in den hemel<br />
als op aarde.<br />
Men mag mij dus dat ten goede houden, dat ik<br />
reeds tegen de valfche fpelers heb laten drukken. Ik<br />
gevoel hartelijk berouw en leedwezen, dat ik zoo weinige<br />
voordelige uitwerkingen voor de maatfchappij<br />
veroirzaakt heb, en ik bidde God, dat hij het hart<br />
<strong>der</strong> Vorften beftiere, bij aldien iemand hunner in het<br />
vervolg mijne gedachten lezen, of aan mijne voordellen<br />
een gunftig oor lenen wilde.<br />
In
& 9<br />
In het VIERDE DEEL mijner Schiivten, dat <strong>van</strong> de<br />
Nationale Dapperheid handelt, heb ik alleen maar aan<br />
mijne kameraden in de krijgsfchole de waarheid zoo<br />
gefchil<strong>der</strong>d, als ik haar gemeend heb te ontdekken.<br />
En, in gevalle ik daar in ergens gedwaald heb, zoo<br />
ben ik een mensch, wiens gezichtskring misfchien door<br />
vooroordelen beperkt is. Het oogmerk, waarmede ik<br />
fchreef,was goed;en misfchien vinden ware ftaatkundigen<br />
nog hier en daar wel trekken, waar uit hun<br />
blijkt, dat ik geen ledig aanfehouwer op het toneel<br />
onzer waereld was. Men kieze het be,
Het VIJFDE DEEL leert ene ware Zedekunde, niét<br />
in den fmaak <strong>van</strong> een' fchoolpedant, maar ene die uit<br />
eigene on<strong>der</strong>vinding is opgemaakt. Ik wensch <strong>van</strong> dezelve<br />
goede uitwerking op het hart <strong>van</strong> ie<strong>der</strong>' befcheiden*<br />
lezer; en het oogmerk <strong>van</strong> dit boek is bereikt,<br />
wanneer iemand door mijn vooibeeld, of door mijne<br />
lesfen, wijzer, of beter wordt, dan hij te voren was;<br />
of, wanneer hij 'er door leert, zijn geluk edeler^te<br />
genieten, en zijn ongeluk in tegendeel grootmoedig te<br />
ont<strong>van</strong>gen, te verdragen, en af te fchudden.<br />
In
T<br />
-In het ZESDE DEEL vindt men mijnen Macedonifchen<br />
Held. Ie<strong>der</strong> doorzichtig man, welke dit ftuk leest,<br />
zal met ene rillige huivering be<strong>van</strong>gen worden, terwijl<br />
hij het gevaar en de koenheid des Digters ziet.<br />
De gevolgen <strong>van</strong> deze ftoutheid hebben mij bitter ge.<br />
noeg getroffen. Maar, God lof! ik fta nog onbeweeglijk.<br />
Zelvs de grooffte Held , de nu overleden<br />
FREDRIK , erkende, dat ik de waarheid gefchreven<br />
hadt. De grote THERESIA vroeg mij wel, „ wie mij<br />
,, bevolen of veroorlovd hadt, de waarheid te fchrij-<br />
„ ven?" en mijn werk werdt wel geconfisceerd,<br />
maar niet ten vure gedoemd. Zij, die hunne Helden<br />
tegen mijne aanmerkingen gaarne verdedigd zagen,<br />
kwamen tegen mij op; onrustige koppen zogen gift<br />
uit mijne op zich zelve zeer gezonde grondftellingen ;<br />
en hier door veroirzaakten zij, dat zelvs Vorften op<br />
mijne daden opmerkzaam werden. Vele ee'rlüke en<br />
doorzichtige lieden morden over de vadzigheid <strong>van</strong><br />
mijne lage medeburgers, die kruipend de oogmerken<br />
<strong>der</strong> waereld-ver<strong>der</strong>vers bevor<strong>der</strong>den. Goede Vorften<br />
in tegendeel prezen mijne koenheid, en verftandigeRepublicainen<br />
wetteden hunne wapenen tegen de dolle en<br />
alles on<strong>der</strong>nemende Heerschzucht met des te meer<br />
voorzichtigheid.<br />
On<strong>der</strong>tusfchen is, nietregenftaande alle mijne openbaringen,<br />
de waereld bij het oude gebleven, en nog<br />
dieper in de llavernij geraakt, dan oit te voren. Men<br />
las den Macedonifchen Held met aandoening , men<br />
haalde de fchou<strong>der</strong>s op, en dacht . . . „ zulke fpre-<br />
S 3<br />
„ ken-
273 BEDE OM VERGIFFENIS<br />
„ kende bewijzen <strong>van</strong> menschlijke dwaasheden komen<br />
„ helaas ! veel te laat voor ons. Wij krommen ons<br />
„ reeds onmagtig in het (lof, en bidden God, dat<br />
,5 hij ons voor Helden en roofzuchtige Vorften behoe.<br />
„ de. Wij z ; jn aan den despotifchen fceprer reeds<br />
„ gewoon, en kunnen herh niefmeer affchudden (h)"<br />
Hier bij heef het. Zelvs den Heiligen Koning DAVID<br />
heb ik in dit Heldendigt geen' Held, maar een' fchelm<br />
genoemd, en boven alle tegenfpraak, uit de Bijbelfche<br />
gefchiedenis zelve, bewezen, dat hij in de daad dien<br />
naam verdiende (i). Hier door heb ik vooral de He.<br />
ren<br />
(h) Ongelukkige Landen, welker ingezetenen, even als de<br />
Romeinen in de dagen <strong>van</strong> uvius, tot die tijden gekomen zijn,<br />
„ quibus nee vitia fua nee remedia pati pojfunt!'" conf. L<br />
vu pref. hifi. Rom.<br />
(i) De uitdrukkingen, welke de Schrijver hier, en in het<br />
vervolg, <strong>van</strong> DAVID gebruikt, zijn in de daad te hard, en onbegaanbaar<br />
met den eerbied, welken men aan zommige trekken<br />
<strong>van</strong> zi'n charafter verfchuldigd is. Wij zijn verre af, <strong>van</strong><br />
alles, wat hij deedt, goed te heten, en <strong>van</strong> zijne ondeugden<br />
te verbloemen. De Jiijbel plaatst hem buiten twijfel, in verfcheidene<br />
gevallen, in een zeer ongunftig licht; cn wij doen<br />
dus den Godsdienst noch eer noch voordeel aan , wanneer wij<br />
hem daar pogen te ontfchuldigen, waar Reden cn Openbaring<br />
b'^ide het vonnis ten zijnen nadele uitfpreken. Doch het ftaat<br />
ons aan de an<strong>der</strong>e zijde nimmer vrij, zijne deugden te verdonketen<br />
, hein onbillijk re bezwaren, of gebreken, die onafscheidbaar<br />
waren <strong>van</strong> den tijd en <strong>van</strong> de omtlandiglieden, waar<br />
in hij leevde, alléén san zijne bijzon<strong>der</strong>e geneigdheid, en aan<br />
de gefteldce&is, <strong>van</strong> zijn hart te wijten. Een characler, als dat<br />
<strong>van</strong> den zoon <strong>van</strong> ISAÏ, verdient in de daad met meer omzien,-<br />
Scheid en bedaardheid beoordeeld te worden, en het is ligt.<br />
vaar-
EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 279<br />
ren Praedicanten beledigd, die <strong>van</strong> heldendadan gene<br />
gezonde begrippen vormen, en die <strong>van</strong> een' booswigt<br />
gaarvaardig,<br />
*hem met één' penueftreek meédogenloos te doemen,<br />
en op den lijst <strong>der</strong> grootfte booswigten te Hellen. Indien men<br />
ook, in een ogenblik <strong>van</strong> drift, bij het lezen <strong>van</strong> zijne zwartfte<br />
daden, tot zulk een befluit gekomen was, dan nog moest<br />
de gantfche zamenhang <strong>van</strong> zijn leven, zijne deugd en zijne<br />
boetvaardigheid, ons we<strong>der</strong>om met hem verzoenen. Ie<strong>der</strong><br />
menfchenkenner zal de befcheidene fchets, welke NIEMEIJER <strong>van</strong><br />
hem gegeven heeft, over het algemeen allerjuist keuren moeten<br />
, en vooral met innige goedkeuring de inleiding lezen, die<br />
voor dezelve geplaatst is. „ DAVID (zegt de grote man) DA-<br />
„ VID! gij <strong>van</strong> vrienden en vijanden <strong>van</strong> den Gods-<br />
„ dienst gekend en niet gekend met alle befcheidenheid<br />
,, na<strong>der</strong> ik tot uwe gefchiedenis. Ik heb de bijwegen gezien,<br />
waar op uwe verdeedigers en aanklaagers zijn afgedwaald,<br />
„ het zij dat zij te zeer in u den mensch vergaten , en alleenlijk<br />
„ den heiligen Gods ontdekten: of dat zij zich Hechts tot de<br />
„ uitwendige gedaante <strong>der</strong> daaden bepaalden, en te kortzich-<br />
M tig waren, om dieper in uw hart door te zien. Wie heeft<br />
„ het ooit volkomen gevoeld, hoe groot gij zijt, wanneer uw<br />
„ geest, aan de aarde onttrokken, <strong>van</strong> God zingt; wanneer<br />
„ gij uit de diepte <strong>der</strong> ellende tot hem roept, <strong>van</strong> wien gij<br />
„ hulp verwachte; wanneer gij met eene innerlijke aandoe-<br />
„ ning des harten, waar <strong>van</strong> uwe medogenlooze befchuldi-<br />
„ gers naauwlijks eenig denkliceld hebben, nogthans Hem<br />
„ aanhangt, die uwe hulp, en ^f»; God is — wie heeft liet<br />
volkomen gevoeld, hoe groot gxkdan zijt, — en wie kan<br />
„ u nog met eene fpotteride ligtvaardigheid, of met het 011-<br />
„ barmhartige oog <strong>van</strong> een' Rechter befchouwen, wanneer<br />
„ gij nu geheel en al als een zwak zondig mensch, als een<br />
,, <strong>der</strong> grootfte zondaaren, diep <strong>van</strong> uwe hoogte weggezon-<br />
„ ken, ter ne<strong>der</strong> ligt? En evenwel •• wie zoude ook<br />
S 4<br />
„ ver-
«8 BEDE OM VERGIFPENIS<br />
gaarne hunnen Kerken-Held maken wilden. Proficiatl<br />
Ik zal mijne gezegdens noit we<strong>der</strong>roepen, daar zijné<br />
zoo hoog geprezene daden zelve tegen hem getuigen.<br />
Een echt Held laat weerloze vrouwen en zuigelingen,<br />
die ge<strong>van</strong>gen zijn , noit met ijzeren zagen levendig'<br />
door midden mijden Hij was een tyran, in een'<br />
klein<br />
verbergen, en in allen opzichte willen ontfchuldigen, 't<br />
» geen zelfs de gefchiedenis <strong>der</strong> Voorzienigheid (zodanig ij<br />
„ immers de gefchiedenis des Bijbels) niet verborg, niet ver-<br />
„ ontfcbu'digde? Waar toe toch zoude hij ons het iterkfte<br />
„ <strong>van</strong> alle fpreekende voorbeelden bewaard hebben , voor<br />
„ hoedanige tegertfteilingen en fchijnbaare tegentïrijdigheden<br />
„ de menfchelijke natuur ten zelfden tijde vatbiar is? enz. 1 .'<br />
Characterkunde <strong>van</strong> den Bijbel, III Deel, 1 Stuk, bladz.<br />
143» 144.<br />
(b) Van dit geval hadt onze Schrijver zich vooral niet<br />
moeten bedienen, om zijne harde en geftrenge beoordeling<br />
<strong>van</strong> bet charaéter <strong>van</strong> DAVID goed te maken. Het is waarj<br />
de befchuldifiers <strong>van</strong> dien Vorst menen hier vooral grote redenen<br />
te vinden, om hem :u- gispen. Doch het was te wenfehen,<br />
dat tot ontfchuldiging <strong>van</strong> alle zijne daden zoo veel<br />
te zeggen was, als wij kunnen bijbrengen, om'in deze bijzon<strong>der</strong>heid<br />
zijne fchuld te verligten. ï . ik ben juist niet<br />
<strong>van</strong> het gevoelen <strong>van</strong> j. A. DANZIUS. (in dif. qua; inferibitur<br />
Davidis mitigata in Ammonitas devictos crudelitas, Jen.<br />
i--o) en an<strong>der</strong>en, die de Aorden <strong>van</strong> den Gefchiedfchrij.-<br />
ver, a Sam. XII, 31, vTChron. XXI, 3 . aldus pogen te<br />
verkhn-en, als of "er r/leen door werdt te kennen gegeven,<br />
M DAVID de ge<strong>van</strong>genen tot zwaren arbeid , houtzagen ,<br />
ticheiltenen branden enz. veroordeeld hadt Maar, indien wij<br />
bij de gewoonlijkfte verklaring <strong>der</strong> woorden blijven, dan is 1<br />
'er nog zeer veel tot onfchuldiging <strong>van</strong> dit gedrag te zeggen.
EN EERLT.JKVERKLARING ÏNZ. zti<br />
Stleinen oorlog, aan het hoofd <strong>van</strong> enige elendige Joden;<br />
maar hij zou altijd ene zeer flechte rol gefpeeld<br />
hebgen.<br />
Hoe zeer hadden de Ammoniten de Israëliërs getergd,<br />
en hoe wreed was het krijgsregt <strong>van</strong> Ammon!<br />
HANUN hadt<br />
den throon <strong>van</strong> zijnen overledenen va<strong>der</strong> geërvd, ert" DAVID<br />
zondt hem gezanten, om hem ©ver den dood <strong>van</strong> zijnen va<strong>der</strong><br />
te troosten, en met zijne komst aan de regering geluk<br />
te wenfehen.<br />
De ligtvaardige en wrede Koning laat zich<br />
door zijne Hovelingen in het denkbeeld brengen, dar deze<br />
gezanten gekomen waren, om zijn Land te verfpieden ; hij<br />
ïcheert hunne baarden half af, fiiijdt hunne kle<strong>der</strong>en half af,<br />
tot aan de heupen toe, en laat hun aldus gaan; a Sa
232 BEDE OM VERGIFFENIS<br />
hebben, aan de fpitfe <strong>van</strong> een heir Macedoniè'rs. Ech-'<br />
te Helden ziju ook noit laag, noch wraakgierig, noch<br />
ver-<br />
„ zijnen voorigen ftaat herfteld was. " NIEBUHR maakt <strong>van</strong><br />
een nog zeer jong geval melding, dat hier ook toe behoort,<br />
in zijne befchrijving <strong>van</strong> Arabïè, bladz. 302: ma MEHENIU,<br />
een Arabisch Vorst, dia in hei laatst <strong>van</strong> 17Ó5, of in het begin<br />
<strong>van</strong> 3766, den Hoilan<strong>der</strong>en het eiland Charedsj in den<br />
Perfifchen zeeboezem afgenomen heeft, behandelde den afgezant<br />
<strong>van</strong> KESIM KHAN zeer fmadelijk, en liet hem on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en<br />
den baard affclieren, het welk insgelijks tot enen bloedigen<br />
oorlog aanleiding gaf. Hoe zeer wordt, zoo dra wij dit<br />
weten , het fchenden <strong>der</strong> gezanten, die bij alle volken, de<br />
onbefebaaftiere zelvs niet uitgezon<strong>der</strong>d, heilig plegen te zijn<br />
(^.pes in Pclop. cap. 5; in het geval, waar <strong>van</strong> wij thands<br />
lpreken, verzwaard ! Immers men behoeft 'er niet aan te twijfelen<br />
, of deze belediging toen reeds in het Oosten zoo hoog<br />
opgenomen zij, als tegenwoordig. Zoo dra DAVID <strong>van</strong> het geval<br />
on<strong>der</strong>rigt was, liet hij aan zijne gezanten, die uit fchaamte<br />
niet- tot hem dorsten we<strong>der</strong> te keren, of zich in her. openbaar<br />
te vertonen, boo.ifcuappen, dat zij te Jericho zouden blijven,<br />
tot dat hunne baard we<strong>der</strong>om gewasfeu zou zijn, 1 Sam, X,<br />
5, 1 Chron. XIX, 5. En vooral was deze belediging groter,<br />
wanneer de gisfing <strong>van</strong> den Heer KUIPERS doorgaat, dat<br />
HANUN misfchien door deze daad heeft willen te kennen geven<br />
, dat hij DAVID niet hoger achtte dan een' zijner Haven, dewijl<br />
het afi'cheren <strong>van</strong> den baard een teken <strong>van</strong> flavernij was:<br />
zie zijne aantekeningen op de boven aangehaalde plaats <strong>van</strong><br />
D'/.KVIEUX, bladz-, 216. • Daarenboven wie weet, welke<br />
wreedheden de Ammoniten reeds hadden uitgeoefend aan<br />
die genen <strong>van</strong> DAvir/s krijgslieden, die in hunne handen gevallen<br />
waren. Misfchien hadden zij dezen wel hetzelvde zoor:<br />
<strong>van</strong> ftraf doen on<strong>der</strong>gaan,dat buiten twijfel bij vele Oosterfche<br />
vol-
EN EERLIJKVERKLARING EN?. 283<br />
verra<strong>der</strong>lijke moordenaars. Hij behoort dierhalven 011-<br />
we<strong>der</strong>fprekelijk tot het getal <strong>van</strong> huu, dien ik met<br />
CAR»<br />
volken in gebruik was, bij voorbeeld, bij die <strong>van</strong> DAMASCUS,<br />
welke den Gileaditen dezen ijzelijken dood aaadeden; AMOS I:<br />
3, cf. GATAKER! adv. ntifc. pojlh, c. 45, in Opp. crit. p. 902.<br />
• Altbands wij hebben bewijzen genoeg <strong>van</strong> den bloed,<br />
doruigen aart dezer natie. Toen hun Koning NAHAS, ten tijde<br />
<strong>van</strong> SAUL, de Had Jabes in Gilead belegerde, wilde hij geen<br />
verbond met de belegerden maken, dan op deze onmenschlii.<br />
ke voorwaarde, dat hij hun allen het regter oog zou Jatin ütfteken;<br />
1 Sam. XI, 2: en bij AMOS, Kap. I, 13, vinden wij<br />
<strong>van</strong> hun aangetekend, dat hunne woede zoo ver ging, dat i\\<br />
zelvs de zwangere vrouwen <strong>van</strong> Gilead hadden opgefijedi r,<br />
Zóu men zulke menfehen niet fchier volgens onze regi- u zu' : ,e<br />
ene zware finf waardig kunnen keuren? Zou men niet bijna<br />
met PROCoi'ios GAZAEUS (in fcholiis in libros Regum, p. 133<br />
ed McuRsu) zeggen mogen, dat deze daad <strong>van</strong> DAVID gnq<br />
werk <strong>van</strong> wreedheid, maar <strong>van</strong> ene regtvaardige draf was? £11<br />
zou men met NIEMEIJER (op de aangehaalde plaats, bladz. 272)<br />
Diet mogen vragen; „ Hoe had de moed bij de mannen <strong>van</strong><br />
„ rAVID , hoe de lust alles voor hem te waagen, kunnen on-<br />
„ <strong>der</strong>houden worden, zo hij zijne on<strong>der</strong>daanen niet gewroo»<br />
„ ken had aan eene bloeddorfiige Natie voor de finaadeüjkfte<br />
„ mishandeling?" — Eindelijk, wij moeten de daden<br />
<strong>der</strong> oudfte volken en Vorften niet naar onze zeden beoordelen.<br />
Dezelvde daad, die thands wreed heet, fcheen toen regtvaardig,<br />
misfchien zelvs barmhartig. Wij houden dit in het oog,<br />
wanneer wij vonnisfen over de Grieken en Romeinen. Maar<br />
waarom zouden wij het dan vergeten, wanneer wij de gefchiedenisfen<br />
<strong>der</strong> Israëliërs lezen ? De beroemde ACHILLES brengt<br />
in den Trojaanfchen oorlog den edelen en beminnelijken MCto&<br />
om. De ftervende Held bidt hem, dat hij zijn lighaam<br />
na
284 BEDE OM VERGIFFENIS<br />
CARTOUCHE vergelijke. En, fchoon de kerk hem gecanoniseerd,<br />
en heilig genoemd heeft, hij was echter<br />
noit een eerlijk man.<br />
na Troje zal zenden, en niet zal laten ontè'ren door de Grie»<br />
ken. AcniLLEs weigert dit onmeêdogcnd. Hij berooft REC<br />
TOR, zoo dra hij geftorven is, <strong>van</strong> zijne wapenen, doorboort<br />
zijne beide voeten, doet ? er le<strong>der</strong>en riemen door heen, en<br />
bindt hem op deze wijze achter aan zijnen wagen, waar mede<br />
hij voortfnelt, het hoofd <strong>van</strong> den overwonnen held dus in het<br />
ilof voortflepende , en bezoedelende. Dit alles gefchiedt in<br />
het gezicht <strong>van</strong> zijne brave ou<strong>der</strong>en, den grijzen PRIAMUS en<br />
de aandoenlijke HECUBA, <strong>van</strong> zijne vrienden, en ftadgenotens<br />
cn, toen hij eindelijk <strong>van</strong> deze wreedheid en fmaad verzadigd<br />
is, werpt hij het ontheisrtrd lijk voor de honden, om ver<strong>der</strong><br />
verfcheurd te worden (v. HOM. Wad. X, vs. 337 & feqq, Y ,<br />
vs. 183). De Romeinfche Gefchiedenis is ook in het geheel<br />
niet zuiver <strong>van</strong> zulke voorbeelden <strong>van</strong> wreedheid, METIUS<br />
ruFFETius, de Diétator <strong>van</strong> de Albanen, wordt, om dat hij<br />
ontrouw geweest was aan zijn verbond met de Romeinen,<br />
tusfchen twee wagens vastgebonden; men doet de paarden,<br />
welke voor dezelven gefpannen zijn, langs enen verfchillenden<br />
weg voorthollen ; en het levend lighaam <strong>van</strong> den Albaan<br />
wordt dus onmenschlijk <strong>van</strong> één gefcheurd. En, fchoon LI-<br />
VIUS , wanneer hij dit geval verhaald heeft, (ƒ///?. R o m. J „<br />
28) 'er bij voegt, dat dit het eerde en laatfte voorbeeld zij,<br />
<strong>van</strong> ftrafTün, door de Romeinen ter uitvoer gebragt, waar in<br />
zij de menfchelijkheid vergeten hadden; zoo zal echter een<br />
kenner <strong>van</strong> hunne gefchiedenisfen zich wel meer voorbeelden<br />
erinnereri kunnen <strong>van</strong> behandelingen, die door hun aan over.<br />
wonnen' vijanden zijn aangedaan, en die wij, naar onze zeden<br />
, wreed zouden noemen. Ik zal thands geen gebruik maken<br />
<strong>van</strong> het verhaal, dat ïüisEf.o bij GEIXIUS doet (N. A.<br />
VI,<br />
Pp
E N E E R L I J K V E R K L A R I N G E N Z . 885<br />
Op dit geloof wil ik leven en <strong>der</strong>ven. Mijnheer de<br />
Koning <strong>der</strong> Joden, DAVID, zd ook noit mijn voorbid<strong>der</strong><br />
in den hemel zjn; en <strong>van</strong> daar, waar TITUS,<br />
TKAJANUS, CJE'AR (7), en FREDRIK hun Elyfium ge-<br />
von-<br />
VI, 4) <strong>van</strong> de ijzelijke folteringen, die de kin<strong>der</strong>en <strong>van</strong> RK-<br />
GULUS aan enige aanzienlijke Punifche ge<strong>van</strong>genen, die aan<br />
hun door den Raad overgegeveu waren, zouden hebben aangedaan.<br />
Ik weet, dat men aan de waarheid <strong>van</strong> dit verhaal<br />
twijfelt, orrj dat de beste Schrijvers, die de Punifche oorlogen<br />
befchreven hebben, 'er <strong>van</strong> zwijgen. Ik zal dus enige<br />
an<strong>der</strong>e voorbeelden bijbrengen, die, fchoon <strong>van</strong> lateren tijd,<br />
echter daarom vooral hier toe fchijnen te behoren, om dac<br />
zij bewijzen, dat hetzelvde zoon <strong>van</strong> Itraf ook bij de befchaav<strong>der</strong>'<br />
Romeinen niet onbekend was, en niet alleen tegen<br />
overwonnen vijanden, maar zelvs zomtijds tegen hunne<br />
eigene medeburgers gebruikt werdt. In den Mithridatifchen<br />
oorlog werden de Bithyniè'rs door de Romeinen overreden<br />
met zoogenaamde currus falcati, $ginotvr}'$ógoi ctg/Axrx ,<br />
waar door zij <strong>van</strong> één gefcheurd werden, zommigen in twee,<br />
an<strong>der</strong>en in meer (lukken; het welk aan het leger <strong>van</strong> NICO-<br />
MEDES een' groten fchrik aanjaagde, daar zij halven menfehen<br />
nog levende zagen, of an<strong>der</strong>en in verfcheidene (lukken verfcheurd,<br />
of hunne leden aan deze wagens hangende, zoo dat<br />
zij meer door de ijzelijkheid <strong>van</strong> dit fchouwfpel, dan door<br />
den (lag, overwonnen , allen in wanorde geraakten : APP.<br />
ALEX. de bel. Mithrid. p. m. 313. CALIGULA liet vele aanzienlijke<br />
Romeinen midden doorzagen: SÜET. in Calig. cap.<br />
27. En zelvs on<strong>der</strong> TRAJANUS, werden de Joden, die Cyrene<br />
bewoonden, en zich aan een' opftand fchuldig gemaakt<br />
hadden, op dezelvde onmenschüjke wijze geftraft: v. XIPHI-<br />
Z.1N! Epitome DIONIS NICAEI , Lib. LXVIII.<br />
(/) Ik zal uit befcheidenheid niet alles ter ne<strong>der</strong> fchrijven,<br />
wat mij bij het lezen <strong>van</strong> deze pasfage te binnen fchoot.<br />
Maar
286" BEDE OM VERGIFFENIS<br />
vonden hebben, zal DAVID gewis<br />
• blijven, en op zijne harp kwelen.<br />
verre verwij<strong>der</strong>d<br />
Voor het overige, daar mijn Macedonifihe Held ma<br />
in<br />
Maar <strong>van</strong> CAESAR , die reeds zoo vele ewen in het ftof gelegen<br />
heeft. en wiens naam toch door geen' Straf-vonnisfen <strong>van</strong> een'<br />
even onwaardigen of nog onwaardiger' Opvolger tegen deszelvs<br />
regtvaardigen befchuldiger verdedigd zal worden, durf<br />
ik immers wel een paar woorden zeggen? — Wat dunkt<br />
ü, Lezer! zou een braaf man wel ene verblijfplaats voor zich<br />
begeren in het Elyfium <strong>van</strong>een' Geweldenaar, die, in plaats<br />
<strong>van</strong> zijne verhevene talenten te gebruiken, om de waggelende<br />
Vrijheid zijner natie te hertellen, in tegendeel zich <strong>van</strong> dezelven<br />
i en <strong>van</strong> de omflandigheden des tijds, bediende, om zijn<br />
eigen juk op de halzen zijner burgers te leggen ? — <strong>van</strong> een<br />
man, die tot een vloek <strong>van</strong> het braavlte gedeelte zijner Landgenoten<br />
leevde en regeerde, en die zelvs hun, die te voren<br />
zijne vrienden geweest waren, door zijn gedrag noodzaakte,<br />
om, uit zuivere lievde tot hitn Va<strong>der</strong>land, hem den dolk in<br />
het hart te floten? . . . Verdient zulk een man met TITÜS en<br />
TRAJANUS gelijk gefield te worden? Ik zeg met FEITH, (in<br />
zijne Lierzang op DE KUITER , in de Tact- en Dichtlievende oe*<br />
feningen <strong>van</strong> het Genootfchap, ter Jpreuke voerende, Kunst<br />
werdt door arbeid verkreegen, VI Deel, i Stuk, bladz. 31.)<br />
„ Dat andren CAESARS tombe (leren — ~<br />
„ Ik Haar zijn' groothtiid aan, en ween .<br />
'k Bewon<strong>der</strong> in zijn zegevieren<br />
„ De blindheid <strong>van</strong> 't geluk alleen.<br />
't Geluk in de uitkomst, hier beneden,<br />
„ Door 'E blnule MenscLJum aangebeden,<br />
Vorst
EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 28?<br />
in mijne gezamentlijke Schrivten niet alleen getolereerd<br />
, maar met hoge goedkeuring openlijk verkocht<br />
wordt, zoo berouwt het mij gewis ook niet meer,<br />
dat ik hem gefchreven heb. Hij heeft toch een zeker<br />
licht verfpreid, waar <strong>van</strong> an<strong>der</strong>en na mij zich bedienen<br />
kunnen, om den nevel <strong>der</strong> vooroordelen te verdrijven<br />
; en misfchien zal hij nog de Nakomelingfchap<br />
verftandiger doen oordelen. Ook dient hij voor goede<br />
Vorften tot een' fpiegel en een' leerfchool. En Vorften<br />
, die vijanden <strong>van</strong> het menschdom zijn , Verove.<br />
raars, en Despoten, heb ik nimmer willen vleien.<br />
„ Vonnt dikwerf den Veroveraar -——•<br />
't Geluk; dat fnoodaarts durft belonen,<br />
„ Dat op fchavotten voert of troonen,<br />
„ Den Held maakt of den Moordenaar."<br />
En onze Schrijver, welke overal zoo billijk toont te denken<br />
«ver de Vrijheid en het Despotismus, hadt immers op dezelvde<br />
wijze omtrent CAESAR moeten denken!<br />
Bti
Bij mijn Jongjïe Gerigt , dat in hetzelvde Deel<br />
voorkomt, heb ik niets an<strong>der</strong>s te erinneren, als dat<br />
ik de heilige orde <strong>der</strong> Seraphinen, de broe<strong>der</strong>s <strong>van</strong><br />
den heiligen FRANCISCUS, hartelijk om vergeving bidde,<br />
daar ik den jongften dag in zijne fchrikkelijke gedaante<br />
gefchil<strong>der</strong>d heb , zon<strong>der</strong> hunnen groten Patroon<br />
op den Regenboog te zetten, waar mede volgens<br />
bun de ewige Rigter, met de grimmigheid <strong>van</strong><br />
enen Franciscaan gewapend, in het dal Jofaphat's verfchijnen<br />
zal, om alle vervloekte Lutheranen op één=<br />
maal, zon<strong>der</strong> barmhartigheid, in den afgrond <strong>van</strong> de<br />
Hel ne<strong>der</strong> te (forten, waar in juist <strong>van</strong> deze, alléén<br />
tot de zaligheid bedemde, orde zelvs geen één monnikskap<br />
te vinden zal zijn. Even daarom hebben zij<br />
ook in hunne kloosters mijn tafereel <strong>van</strong> den jongden<br />
dag aan alle hunne biegtkin<strong>der</strong>en<br />
5<br />
op dralfe ener doodzonde,<br />
verboden te lezen, en hun voor ie<strong>der</strong>e reize,<br />
dat zij mij een' Aartsketter heten, 40 dagen aflaat<br />
beloovd, On<strong>der</strong>tusfchen, wanneer ik hun allen verzoenen<br />
wilde, dan behoevde ik maar re fchrijven, dat<br />
ik in dit gedigt on<strong>der</strong> de benaming <strong>van</strong> den Rigter<br />
<strong>der</strong> waereld, niet den Zaligmaker, maar den Aartspatriarch<br />
<strong>van</strong> alle lediggangers verfhan heb , welke<br />
vermoedelijk, oveiéénkomdig zijne eigene geliefkoosde<br />
neigingen , allen zijnen broe<strong>der</strong>en de genade zal<br />
vergunnen, dat zij in ewigheid niet behoeven te denken<br />
, en die bij gevolg alles in een Franciscaner-Chaos<br />
veran<strong>der</strong>en zal,<br />
Met
BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJKVERKL. ENZ, 289<br />
Met deze voor hun buiten twijfel zeer ftrelende<br />
hoop, en met deze uitlegging mijner gedachten zullen<br />
zij, zoo als ik wensch, te vreden zijn, en mijn<br />
gedigt <strong>van</strong> het jongfte gerigt ook in hunne kloosterarchiven,<br />
on<strong>der</strong> de ijzelijke menigte ongelezene boeken,<br />
die zij bezitten, bewaren.<br />
III. DEEL. T la
Tn het ZEVENDE DEEL handel ik <strong>van</strong> de Christelijke<br />
Zedekunde. Daar nu juist deze de zaak <strong>van</strong> de Geestelijkheid<br />
niet is, dewijl echte Christenen weinige aflaten<br />
nodig hebben, weinig om de abfolutie <strong>van</strong> den<br />
priester of om de voorbede <strong>der</strong> Heiligen geven, en<br />
weinige misfen voor de arme zielen betalen, zoo is<br />
dit boek in alle Oostenrijkfche Staten door alle biegrva<strong>der</strong>s<br />
verketterd geworden, en in alle boekwinkels<br />
blijven liggen.<br />
Maar ik durf het aan alle eerlijke lieden en ware<br />
verërers <strong>van</strong> den Godsdienst als een <strong>der</strong> leerrijkfre<br />
boeken aanbevelen, dat zeker op het hart <strong>van</strong> den lezer<br />
werken moet: en ik bid het edele monnikengild<br />
om vergeving, dat ik in deze mijne Zedeleer gene Litaniën,<br />
gene Mis-gebeden, gene Paradijs-hofkern, gene<br />
Broe<strong>der</strong>fchaps-gezangen, gene Balzems voor gewonde<br />
z'eitn aangeprezen heb. Ik ben immers ook geen<br />
Pradaat, geen Theologant, die door het Hof <strong>van</strong> Home<br />
gepriviligeerd is, om het eenvouwig volk. te bedriegen<br />
, en zich <strong>van</strong> hun bijgeloof vet te meslen. Mesting<br />
komt aan de kloosterher<strong>der</strong>s toe; ik ben maar<br />
een Schrijver voor de denkende waereld. Christelijke<br />
plichten, en deugden, die de Staats-catechismus leert,<br />
zijn de on<strong>der</strong>werpen, die ik behandel; maar, daar<br />
deze noch de magt, noch.de hebzucht,<strong>van</strong> de Roomfche<br />
Hiërarchie verzadigen of bevor<strong>der</strong>en, zoo zullen<br />
ook wel,on<strong>der</strong> alle zoorten <strong>van</strong> Christenen, de Roomfchen<br />
het minst worden opgewekt, om mijne Schrivten
BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIjKVERKX. ENZ. 291<br />
ten te lezen. Daarenboven is niet een <strong>van</strong> mijne ge.<br />
beden met Pauslijke aflaten begenadigd; en de Roomschcatholijke<br />
Christen moet immers niets doen, zon<strong>der</strong><br />
'er iets door te verdienen. Een heilig beeldjen te kus.<br />
fen verdient toch meer aflaat, dan wanneer men jaren<br />
lang de zuiverde Zedeleer beoefend, en overéénkom,<br />
ftig dezelve geleevd en gehandeld heeft. De Schrivten<br />
<strong>van</strong> Pater COCHEM, de Pradicatiën <strong>van</strong> Pater TEWIS<br />
en BARHAMMER, de Kerke.her <strong>van</strong> Pater FASTEN, en<br />
de Levens-wandelingen <strong>van</strong> Pater BAVIAAN zijn de bes.<br />
te voorbeelden ter navolgingen voornamelijk gefcinkt<br />
tot on<strong>der</strong>rigt voor hun, di* in ewigheid niets behoeven<br />
te weten en niet te denken. Maar voor de niet<br />
denkende waereld heb ik ook niets gefchreven.<br />
T 2<br />
Met
H t ACHTSTE DEEL zal veel gerucht maken. Men<br />
vindt in hetzelve een gedigt, waar in <strong>van</strong> de Lotgevallen<br />
<strong>van</strong> Frouw Geregtigheid aan alle de Hoven<br />
<strong>van</strong> Europa gehandeld wordt. De gebreken <strong>van</strong> verichillende<br />
Staten worden hier aan den dag gebragt.<br />
In één woord. . . het is ene dóór en dóór kwaadaartigé-<br />
fatyre, maar geen lasterfcbrivr. Een man, die<br />
door eigene on<strong>der</strong>vinding de waereld heeft leren kennen<br />
, fchreef in dit ftnk dat geen ter ne<strong>der</strong>, dat bij<br />
zelf uitgevorschr, beleevd, en beproevd hadt.<br />
Waarheid is het dus. En ik kan <strong>der</strong>halven 'er<br />
niets <strong>van</strong> we<strong>der</strong>roepen, of <strong>der</strong> Vrouwe Geregtigheid<br />
moet eerst regt we<strong>der</strong>varen, en dan moet zij zelve<br />
insgelijks aan mij haren fchuldjgen plicht kunnen vervuiler).<br />
NH
KT<br />
i. u moet ik nog éne hoofdzaak aanroeren^<br />
In alle mijne Schrivten heerscht zichibaar een on*<br />
verzoenlijke haat tegen bedrog, bijgeloof en misbruiken;<br />
bij gevolg tegen alles, wat monnik, pr&laat,<br />
of aflatenkramer heet. Onmogelijk kan iemand, die<br />
zijne waereld en het belang <strong>der</strong> Staten kent,en tevens<br />
een eerlijk man is, de arglistige ftreken <strong>van</strong> vrome<br />
bedriegers koelbloedig en onverfchillig aanzien. Ik<br />
leevde verfcheidene jaren in Aken, en zag in Luik,<br />
Keulen, en omliggende plaatzen, een' ijzelijke zwerm<br />
losbandige papen zoo zwelgen, zoo roekeloos leven,<br />
zoo onbepaald over een hoop menfehen, die in verfcheidene<br />
opzichten eer na dieren geleken, heerfchen,<br />
dat ie<strong>der</strong> verftandig man, die" een edel gevoel hadt,<br />
billijk <strong>van</strong> zulke fnoodheden grouwelen , en Gods<br />
fchepzelen beklagen moest, die op zulke ene ftode<br />
wijze omgeleid , zoo dom gehouden, en zoo godloos<br />
mishandeld werden, door hunne eigene priesters, die •<br />
door heilige gochelarij het volk verblinden, en in hunne<br />
aan de ledigheid toegewijde paleizen het merg <strong>van</strong><br />
de inwoners des Lands uitzuigen, alle zedelijke deugd<br />
vernietigen, alle Christen- en broe<strong>der</strong>-plichten verjagen<br />
, en aan de grootfte booswigten den hemel belo- »<br />
ven.<br />
o God! hoe fchrikkelijk is dit alles om aan te zien<br />
wanneer men 'er gene veran<strong>der</strong>ing in kan te wege<br />
brengen, wanneer een zinneloos bijgeloof het vermo-<br />
T<br />
3 gen
294 EEDE OM VERGIFFENIS<br />
gen en de gelegenheid heeft,om alle de zaden <strong>van</strong> natuurlijk<br />
verftand te verdelgen!<br />
Ik zag het verblinde volk, zon<strong>der</strong> hulp of befcherming,in<br />
alle Landen, waar de regerende Vorst tevens<br />
Cardinaal, Aartsbisfchop , of Bisfchop is; maar ik zag<br />
ook even hetzelvde in de Oostenrijkfche Staten -<br />
Mijn hart bloedde. Ik kende Rome uit hare<br />
fchrikkelijke gefchiedenis. — Ik zag den zoogenaamden<br />
Stadhou<strong>der</strong> <strong>van</strong> CHRISTUS , met zijne legioenen<br />
monnikskappen , in zijn nest : ook zag ik hem in<br />
Weenen zelvs met pracht en privilegie het verdwaasde<br />
volk zegenen, en daar door zijne Hiërarchie bevestigen.<br />
Ik zag dit alles zon<strong>der</strong> bril, ik zag het met overtuiging,<br />
ik zag het met affchrik, en mijn bloed welde<br />
op. Ik fchreef, en ongevoelig, of liever onvoorzichtig<br />
en onbedachtzaam, vloejden de gedachten <strong>van</strong><br />
enen menfchenvriend uit mijn' ve<strong>der</strong>. Door de ontdekking<br />
<strong>der</strong> waarheid ftoorde ik het wespennest. Eerzucht,<br />
Gierigheid, en Heerschzucht werden alle te<br />
gelijk tegen mij gaande gemaakt, en terftond brak de<br />
gantfche onafzienbare zwerm <strong>van</strong> monniken op mij<br />
los. • Nog kende ik het ongeneeslijk gift <strong>van</strong><br />
hunne ad<strong>der</strong>stongen niet. Ik flond alléén tegen<br />
hun allen: des te meer groejde mijn moed aan. Ik<br />
fchreef nog meer, ik tastte hun nog geweldiger aan.<br />
Mijne don<strong>der</strong>ende ftem wekte opmerkzaamheid:<br />
ik werd vrezelijk voor hun en ik had dus nu<br />
ook gene genade meer <strong>van</strong> hun te hopen.<br />
Wanneer een Kerkleraar tegenlrand vindt, wanneer<br />
zijne naaktheid eii armoede wordt ontdekt, wanneer<br />
men hem daar door belaciilijk maakt, dan is lij hardnek-
EN EERLIJKVERKLARING ENZ. fl05<br />
iiekkig, wraakgierig, gruwzaam, ja zelvs voor ewig<br />
onverzoenlijk ; hij plant zijnen perfonelen haat op<br />
kindskin<strong>der</strong>en, zwagers, en aanverwandten tot in het<br />
oneindige voort, tot dat de naam <strong>van</strong> zijne tegenpartij<br />
<strong>van</strong> den aardbodem verdelgd is. En dan nog verzoekt<br />
hij de Heren Duivelen, om, aan gene zijde <strong>van</strong> het<br />
graf, zijnen vijand met gloejende klaauwen ewig' te<br />
verfcheuren. Dat heet in den eigenlijken zin monniken-woede!<br />
—<br />
Bij het Hof, en in de gerigtshoven, maar vooral in<br />
de biegtdoelen, en bij het gepeupel ben ik nu reeds<br />
door hun als een man zon<strong>der</strong> Godsdienst,, en bij gevolg,<br />
naar hunne grondregels, zon<strong>der</strong> deugd, uitgekreten<br />
; fchoon het hartelijk te wenfehen was, dat<br />
Paus, Cardinalen, en Bedelmonniken zoo regtzinnig<br />
geloovden, en zoo eerlijk handelden, als hij, wien zij<br />
als een' Atheïst en Aartsbooswigt lasteren.<br />
Het zou dierhalven, wanneer men alle omftandigheden<br />
in aanmerking neemt, al te laat, en ont wij Telbaar<br />
ook zon<strong>der</strong> enige uitwerking voor mij wezen, wanneer<br />
ik tegenwoordig aan zulke vertoornde altaar-fchen*<br />
ners openlijk zeggen wilde, dat ik mijne dwalingen<br />
erkenne, dat ik in den fchoot hunner heilige Kerk<br />
wensen opgenomen te worden, en dat ik alles, wat<br />
ik <strong>van</strong> hun gefchreven heb, met berouw en kejwezen<br />
we<strong>der</strong>roepen wil.<br />
Ie<strong>der</strong> bedrieger is wantrouwig, en men zou dus 1<br />
ook deze herroeping maar voor huichelarij en geveinsdheid<br />
houden; beter is het dierhalven Voor mij, en<br />
voor menig eerlijk man, die mijne innerlijke waarde<br />
fchstien kan, dat ik het kwaad erger mike, en maar<br />
droog weg zegge; „ ik heb <strong>van</strong> mets berouw<br />
#<br />
dat<br />
T 4<br />
„ ik
2<br />
°6 BEDE OM VERGIFFENIS<br />
„ ik in dit vak heb gefchreven, en gedaan, en ge*<br />
„ wenscht te bevor<strong>der</strong>en."<br />
Het doet mij maar leed, dat ik ten beste mijner<br />
medemenfchen, en tot afbreuk <strong>van</strong> deze giftmengers,<br />
die het gezondfre ftaatslighaam in een korten tijd verpesten<br />
kunnen, niet meer heb kunnen doen: en God<br />
lone, God zegene den Vorst, die zich genoeg kundigheden<br />
zoekt te verwerven , om zon<strong>der</strong> biegtva<strong>der</strong><br />
te kunnen denken en handelen; die zijne on<strong>der</strong>danen<br />
<strong>van</strong> het fchrikkelijk jok <strong>der</strong> worgende Priesterregering<br />
bevrijdt, en de ware middelen vindt, om zuivere verlichting<br />
niet alldén te verbreiden, maar ook op den<br />
Staats-catechismus toepasfelijk te maken; en die dus<br />
de Priesters voor ewig <strong>van</strong> het beftier zijner kweekfcholen<br />
weet te verwij<strong>der</strong>en ! God zegene hem, welke<br />
geen' Nuntius nodig heeft , om zijn volk <strong>van</strong><br />
doodzonden, en zonden tegen den Staat vrij te fpreken;<br />
die, in plaats <strong>van</strong> Cardinalen, eerlijke mannen .<br />
tot Prasfidenten en Raden in de Hoven <strong>van</strong> Juditie<br />
aanftelt; en die alle zijne monniken zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing<br />
in hunne verfchansfingen met de kartouwen <strong>der</strong><br />
waarheid aantast, of hun noodzaakt, om zich op discretie<br />
over te geven!<br />
Voor het overige befcherme God alle eerlijke mannen<br />
in eiken Staat, waar zelvs de Monarch de Deugd,<br />
de zuivere Va<strong>der</strong>landslievde niet tegen de arglistigheid<br />
<strong>der</strong> Priesters befchermen kan.<br />
Gewijde vijanden zijn veel kwaadaartiger dan onbarmhartige<br />
Duivels. Hunne geliefkoosde neiging moet<br />
bevredigd worden. Voor het overige is <strong>van</strong> dit zoort<br />
<strong>van</strong> menfehen , die als Duivels handelen , zeer bezwaar,<br />
lijk te vermoeden, dat zij hunne Siberilche dromen,<br />
die
. EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 297<br />
die zij in louter onzin prediken, zeiven geloven en<br />
voor waar houden zouden. Ten minden hij, die het<br />
roer ftiert, weet zeer wel, waar toe hij wind, zeil,<br />
en galeidaven gebruiken, ook waar hij zijne ankers<br />
werpen of ligten moet.<br />
Zijne medearbei<strong>der</strong>s in den zoogenaamden wijngaard<br />
des Heren zijn met zekere Artzen te vergelijken, die<br />
de menfehen ingebeeld ziek maken, om zich hunne<br />
genezing als een' verdienste te kunnen toerekenen.<br />
Ook in dit licht befchouwd zijnde, blijven zij echter<br />
altijd draf baar en gevaarlijk, dewijl zij het allerhel-<br />
'ligde <strong>van</strong> den Godsdienst door hunne kwakzalverijen<br />
misbruiken, de ligtgelovigen tot bijgeloof verleiden,en<br />
heilzame geneesmiddelen opzettelijk met een langzaam,<br />
maar zeker werkend, en ongeneeslijk gift vermengen.<br />
En zulke openlijk bekende, overal zichtbare ver<strong>der</strong>vers<br />
<strong>der</strong> menfchelijke zeden en deugden duldt een'<br />
befchaavde Staat, welken men zelvs voor verlicht<br />
houdt, in zijne landpalen ! . . Kan ik wel zoo laag<br />
handelen, dat ik <strong>der</strong>gelijke verdoor<strong>der</strong>s <strong>van</strong> de eendragt<br />
op deze waereld om vergeving zou bidden, om<br />
dat ik dat geen deed , wat ie<strong>der</strong> verlicht Schrijver<br />
doen zou, om dat ik aan het bedrogen volk de beulen<br />
<strong>van</strong> hun verdand leerde kennen ? . . . . Neen!<br />
dit zal ik in ewigheid niet doen! ik da nog met alle<br />
mijne wapenen gereed, of fchoon ik voor uit zie, en<br />
ook door de on<strong>der</strong>vinding reeds overtuigd ben, dat ik<br />
even zoo weinig als leraar kan uitvoeren, als het grootde<br />
deel mijner Lezers bij het lezen mijner Schrivten<br />
gevoelen , en op zich zelve toepasfen zal. Mijne<br />
Schrivten zullen nog daarenboven hunne waarde en<br />
hunne werking verliezen. De aanzienlijken in onzen<br />
Staat,onze Juditie-ministers werden door hunne biegt-<br />
T 5<br />
va-
298 BEDE OM VERGIFFENIS<br />
va<strong>der</strong>s in het denkbeeld gebragt, dat zij aan God<br />
een welbehaaglijk offer bragten, wanneer zij mij vervolgden<br />
, drukten, en alle gelegenheden aangrepen,<br />
om mij bij het Hof als enen onrustigen kop te fchil<strong>der</strong>en,<br />
die vermeten genoeg was, om met het allerheiligrtc<br />
te fpotten, en door allergevaarlijkfte Schrivten<br />
het volk <strong>van</strong> het ware geloof af te brengen.<br />
Indien maar het minde tegen mijn levensgedrag in<br />
te brengen was, dan hadt de laster mij reeds lang<br />
en voor ewig doen zwijgen ; en dan waren mijne<br />
hersfenvruchten, die thands den aandacht <strong>van</strong> Duitschland<br />
tot mijn voordeel opwekken, voor hun min<strong>der</strong><br />
gevaarlijk.<br />
Het volk blijvt echter nog on<strong>der</strong> bedwang. Het is<br />
door de godfpraken zijner vermomde fmulpapen betoverd.<br />
En, of fchoon menig één zomwijlen erkent,<br />
welk een fchadelijk roofdier de monnik in het Land<br />
is, zoo durvt of wil hem toch niemand beledigen,<br />
dewijl hij in zommige Landen voor de oogmerken<br />
<strong>der</strong> Vorften het gefchiktde werktuig is, op welker<br />
befcherming hij dus fteunt, en wier arm hij weet te<br />
ftieren tot wraak over zijne vijanden.- Maar hoe hartelijk<br />
zoude ik mede lachen, wanneer deze fchadelijke<br />
gochelaars eens eindelijk over den gantfchen aardbodem<br />
uitgefloten werden!<br />
Hoe nuttig, hoe heilzaam was het voor het overige<br />
voor menig volk, wanneer de Monarch het voorbeeld<br />
<strong>van</strong> een' zekeren Chan OGUL in Indië volgen<br />
wilde.<br />
XAFAN en TULPEN, twee monniken <strong>van</strong> verfchillende<br />
'orden, geraakten in een' religietwist over myftifche<br />
woorden, die zij beiden niet verbonden noch<br />
verdaan koncien, dewijl zij zoo duister gtinfpireerd,<br />
en
EN EERL IJ K VER KLARING ENZ. 299<br />
en zoo onverftaanbaar gefchreven waren, TULPAN<br />
verwekte oproer on<strong>der</strong> het volk tegen den ketter XA-<br />
FAN, en ie<strong>der</strong> kreeg, op bevel <strong>van</strong> den Chan, hon<strong>der</strong>d<br />
flagen op de ongewijde voetzolen. De broe<strong>der</strong>s<br />
<strong>van</strong> de orde <strong>van</strong> TULPAN morden , fpraken bij het<br />
dom gepeupel <strong>van</strong> rampzalige tijden. . . en de Chan<br />
liet hun allen voor hunne pagoden aan bomen ophangen.<br />
Men fchreeuwde over tyrannie, maar men erkende<br />
kort daar op, dat het Va<strong>der</strong>land <strong>van</strong> het gevaarlijkfte<br />
kwaad bevrijd was, en men dankte God<br />
en den Vorst, die het Land gelukkig, en het volk<br />
eendrachtig maakte.<br />
Zeker is het dus, dat, zoo dra de Bonzen, de<br />
Dervifchen , de Talapuinen, de Franciscanen, Dominicanen,<br />
Auguftinen , Lutheranen, Calvinisten, en<br />
Mennoniten , in hunne Schrivten niet meer twisten,<br />
en <strong>van</strong> hunne kanzeis niet meer fchelden mogen, of<br />
door boosheid en verraad aan hunne partijen gene<br />
fchade meer doen kunnen, zij ook ontwijfelbaar alle<br />
neiging tot wroeten en twisten verliezen zullen.<br />
Want,zoo dra de Paap gewaar wordt, dat zijn momaangezicht<br />
reeds afgerukt is, dat een ie<strong>der</strong> zijne ware<br />
oogmerken kent, en dac hij de onnozelheid niet<br />
meer ongeftraft bedriegen kan, terwijl gezonde Staatkunde<br />
voor de onfchuld waakt; dan begint hij einde*<br />
li ; k befchaamd,den Godsdienst met gezond menfdienverftand<br />
te verbinden; hij wordt zelf een mensch; en<br />
even hier door wordt het leerbegrip éénftemmig, tic<br />
inkomften <strong>der</strong> pagoden vermin<strong>der</strong>en, en de avond uurlijke<br />
romans, die men te voren <strong>van</strong> het geloof maafcle<br />
, worden belachlijk, terwijl zich daar toe deugd en<br />
wetenfchap verénigen, en doorzicht en erkentenis <strong>der</strong><br />
menfchelijke plichten daar uit geboren worden.<br />
\<br />
Maar
•jOO BÉDE OM VERGIFPENIS<br />
Maar bij ons is zulke ene gelukkige veran<strong>der</strong>ing<br />
niet te verwachten. Onze Bonzen zijn eigenzinnig,<br />
magtig, hallterrig, en niet buigzaam, gelijk de goedaartige<br />
Indianen. Zij verzetten zich met volle woede,<br />
tegen alles, wat de geringde vermin<strong>der</strong>ing aan hunne<br />
verjaarde k'erkenregten zou kunnen toebrengen. Zoo<br />
dra zij evenwel overtuigend merken zullen, dat de<br />
Vorst zelf hun jok niet langer dragen wil, dat hij zelf<br />
verlicht is, zelf het gochelfpel hunner plechtigheden<br />
niet mede fpelen wil, en dat de laatfte infpanning<br />
hunner ftreken niet an<strong>der</strong>s zal uitwerken, als den zege<br />
<strong>van</strong> hunne hoofdvijanden, het gezond vernuft, bevor<strong>der</strong>en;<br />
dan zullen zij zich ook eindelijk on<strong>der</strong> hun<br />
noodlot buigen, en het ten minden even zoo maken<br />
als een koopman, die zomwijlen één' tak <strong>van</strong> zijn'<br />
handel met zeker verlies voortzetten moet, om niet<br />
den handel zeiven te verliezen. Ene gunftige veran<strong>der</strong>ing<br />
<strong>der</strong> omftandigheden veran<strong>der</strong>t dikwijls den gantfchen<br />
toeftand <strong>der</strong> zaken: en eeia' maitres, een biegtva<strong>der</strong>,<br />
een omgekochte lieveling <strong>van</strong> het Hof werpt<br />
zomtijds een' hon<strong>der</strong>djarigen arbeid <strong>van</strong> het menfchenverftand<br />
in één ogenblik over hoop, waar uit dan Siciliaanfche<br />
vespers, en nationale bloedbaden volgen,<br />
wanneer de monnik met dolk, fakkel, en crucifix in<br />
de moordende vuist, nieuwe gelegenheid vindt, om<br />
op éénmaal we<strong>der</strong> in zijn' ouden luister, met magt en<br />
heerlijkheid, in den naam <strong>van</strong> zijnen onverdraagzamen<br />
Gód, op het moordfchavot des geloofs op te treden,<br />
waar voor Eendragt, Deugd, en Wetenfchappen met<br />
béving be<strong>van</strong>gen worden , terwijl zij zitterend voor<br />
den ijzeren fcepter <strong>der</strong> Priesterlijke wraak zich verbergen<br />
moeten.<br />
Goi! o regtvaardige Godl behoed ons voor <strong>der</strong>ge-<br />
lij-
EN EERLIJK VERKLARING ENZ. 30Ï<br />
lijke nieuwe tonelen in ons waerelddeel! en ie<strong>der</strong> eerlijk<br />
man fchuwe noch arbeid noch gevaar, zoo dikwijls<br />
hij die gekapte monliers, die onwaardige dienaars<br />
<strong>van</strong> een' God <strong>van</strong> lievde en vrede, het moordmes uit<br />
hunne gewijde handen rukken, en, uit flaven <strong>van</strong><br />
monniken, echte menfehenvrienden vormen kan. Ik<br />
heb in dit vak zelvs met ene dolle koenheid medegewerkt,<br />
en ik was noch een moralifche giftmenger,<br />
noch een deftige zwetzer, noch een huichelaar, die ,<br />
on<strong>der</strong> voorwendzel <strong>van</strong> de menfehen te zullen verlichten,<br />
veel meer de grondtrekken <strong>van</strong> hunne edele Natuur<br />
uitkrabben , hunne gefialte verminken, en alleen<br />
maar hunnen pjedagogifchen Schrijvers-trotschheid bevredigen<br />
willen. Mijn voordragt is even zoo onbewimpeld,<br />
als bijtend, dringt in het allerheiligfte <strong>der</strong><br />
theologifche bedriegerij in, en zou reeds meer uitwerking<br />
gehad hebben, indien onze Goden <strong>der</strong> aarde ge.<br />
ne redenen hadden, om met de priester-orde ene gemene<br />
zaak te maken. En wee dan den SchrijverenI...<br />
Men hadt zelvs, om mij bij den heiligen Clerus regt<br />
gehaat te maken, weten te verfpreiden, dat ik een<br />
ontwerp gefmeed hadt,volgens het welk volftrekt geen<br />
monnik , priester , of canonicus in den geestelijken<br />
Hand zou mogen worden opgenomen, zon<strong>der</strong> vooraf<br />
een getuigenis te vertonen, <strong>van</strong> zijne waereldlijke<br />
Overheid getekend;<br />
,, Dat hij tot niets an<strong>der</strong>s, zelvs niet tot een<br />
„ handwerk, noch tot den landbouw, noch<br />
„ tot den foldatenltand gefchikt was; maar,<br />
„ naar ziel en lighaam beide, volkomen on-<br />
„ bruikbaar in de menfchelijke zamenleving."<br />
Zoo-
3° s BEDE OM VERGIFFENIS<br />
^Zoodanig iets zou zekerlijk het énigfte middel<br />
zijn , om de alles vertérende zwerm <strong>van</strong> deze<br />
bloedzuigers te vermin<strong>der</strong>en; en alle ongelukki<br />
ge, on<strong>der</strong> het bijgeloof fmachtende , Staten zou<br />
den 'er veel meer door winnen, dan, wanneer 2S<br />
de huwelijken en de vermeer<strong>der</strong>ing <strong>der</strong> Joodfche in.<br />
woners voor hon<strong>der</strong>d jaren verbieden en verhin<strong>der</strong>en<br />
wilden.<br />
On<strong>der</strong>tusfchen heeft men mij ten onregte befcbuldjgci,<br />
Zulke ontwerpen tot kasteien in de lucht ont<br />
Honden noit in mijne hersfenen. Ik heb on<strong>der</strong>vinding<br />
<strong>van</strong> de waereld, en weet, dat, naar den Roomfchen<br />
Catechismus , ie<strong>der</strong> boer ten minften alle zondagen<br />
de misfe horen , en op alle feesten biegten moet.<br />
Dit flim gebod maakt een zoo onmetelijk getal <strong>van</strong><br />
priesters, vicariën, en kerken, in onze Staten noodzakelijk.<br />
En voor de redding <strong>der</strong> arme afgefcheidene<br />
zieien heeft men 'er nog meer nodig, om de godvruchtige<br />
zielmisfen te doen, en te incasféren. Daar<br />
nu een grondftelling, die zoo onfeilbaar geworden is<br />
en dm on<strong>der</strong> bedreiging <strong>van</strong> helfche ftraffen in alle'<br />
fcholen openlijk geleerd wordt, volftrekt niet kan veran<strong>der</strong>d,<br />
noch enigszins bepaald worden; zoo zou het<br />
de grootfte dwaasheid zijn, daar ontwerpen te maken,<br />
om een oud Gothisch gebouw te verbeteren<br />
waar alle materialen, kunftenaars, en getrouwe am'<br />
bachtsüeden ontbreken, om het oude ne<strong>der</strong> te werpen<br />
, en 'er nog weiniger te vinden zijn , om een<br />
meuw, dat een' geheel an<strong>der</strong>en grondfteen heeft, op<br />
te rigten.<br />
Het zal dierhalven , „aar alle waarfchijnlijkheid ,<br />
nog zeer lang bij het oude blijven; en de bezitters<br />
<strong>van</strong>
EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 303<br />
<strong>van</strong> dit Gothisch paleis bevinden zich te wél bij de<br />
oude mode , om aan ontwerpers <strong>van</strong> een plan vau<br />
vernieuwing gehoor te geven. De fperwers, haviks,<br />
en nachtuilen, die in de gaten <strong>van</strong> hunne oude muren<br />
nestelen, verjagen ook alle nachtegaals en leeuwrikken,<br />
die met hun trillend gezang menfchenkenners<br />
lokken, en beter behagen, of meer indruk op gevoelige<br />
zielen maken, dan het ijzelijk gebrul, dat uit de<br />
alles-verflindende monniken-kaken uitgaat, wanneer zij<br />
in een don<strong>der</strong>end choraal hunne litaniën uit gla ^efmeerde<br />
gorgels uitrochelen. Onze Vorften kflielea<br />
nog in eerbied des harte voor deze nimmer ven-..: .egde<br />
roofvogels:, zij moeten nog <strong>van</strong> dezelven, in de<br />
ure des doods, <strong>van</strong> hunne zonden geabfolveerd worden.<br />
Wat won<strong>der</strong> dan , dat ik gegronde redenen<br />
meen te hebben, om zuchtend over mijne tijdgenoten<br />
de fchou<strong>der</strong>en op te trekken, en hier mede plechtig<br />
te beloven, dat ik in mijne volgende werken de±ce<br />
ftof niet uitwerken zal. Zwijgen , zeg ik , wil ikr<br />
ewig en gaarne, na dat ik reeds alles, en veel meer<br />
gezegd heb, dan ene voorzichtige eigenlievde mij vergund<br />
zou hebben. Met deze verklaring zal men, hoop<br />
ik, in Rome te vrede zijn, en mij, als een' met berouw<br />
vervulden zondaar, ten minden na den dood<br />
<strong>van</strong> de pijnigingen <strong>van</strong>. het vagevuur vrijfpreken, wijl<br />
ik op aarde reeds genoeg voor mijne ontijdige nieuwsgierigheid<br />
<strong>van</strong> priestergrim on<strong>der</strong>vonden en afgefchud<br />
heb. Dixi .... Bidt, broe<strong>der</strong>s! dat het mij ten<br />
minden nog goed ga, zoo lang ik leve; en dat mijne<br />
vingers, waar mede ik fchreef, noit in duivelsklauwen<br />
veran<strong>der</strong>d worden. Want ik zou toch de<br />
Papen allcrijzelijkst krabben , die zon<strong>der</strong> kappen in<br />
mij-
304 BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJKVERKX. ENZ.<br />
mijn' klauwen vervielen ; en de Lutherfche duivels<br />
zijn niet min<strong>der</strong> wreed, dan de paters <strong>van</strong> een Inquifitie.gerigt,<br />
wanneer zij over de ketters vonnisfen<br />
Dus hoop ik hier als een eerlijk man in vrede te fterl<br />
ven, en na den dood als een martelaar <strong>van</strong> het waar<br />
geloof zalig te worden 1<br />
Nu
N u blljfrt mij nog één' voorname fchuld af te bidden<br />
overig; en deze betreft de twee eerfte Delen <strong>van</strong><br />
mijne Levensgefchieditih.<br />
Ik heb in de'.elven vele zoorten <strong>van</strong> boosaartige<br />
menfehen grof beledigd. De grote FREDRIK, die mij<br />
door mngtfpreuken ongelukkig maakte, en die mij alle<br />
redenen saf, om de onbewimpelde waarheid te fchrijven,<br />
zou gewis, daar thands zijn gezichtskring opgehel<strong>der</strong>d<br />
is, de gematigde wijze mijner verdediging met<br />
geheel an<strong>der</strong>e ogen befchouwen, als, wanneer hij dezelve<br />
nog op aarde, in zijne menschlijke zwakheid,<br />
met de eigenzinnigheid <strong>van</strong> een* Eeheerfcher, en door<br />
zijne vooroordelen beneveld , gelezen hadt. Hij is<br />
dood, en kan mij niet meer belonen, veel min<strong>der</strong> hem<br />
tot zwijgen dwingen, die gelegenheid hadt, om zijne<br />
openlijk beledigde eer ook openlijk te verdedigen ,<br />
maar die evenwel <strong>van</strong> deze gelegenheid een befcheiden<br />
en eerbiedig gebruik maakte. Meer kon iemand niet<br />
doen, die in mijne omftandigheden was; en de voordragt<br />
mijner gefchiedenis ontfchuldigt de dwaling <strong>van</strong><br />
een* Monarch, die, daar hij toch maar een mensch<br />
was, door menfehen bedrogen kon worden; en die<br />
mij daar na gene geregtigheid wilde laten we<strong>der</strong>varen<br />
uit zulke redenen, die misfchien voor mijrie Lezers<br />
ewig een raadzel zullen blijven, dewijl ik den naam<br />
<strong>van</strong>, verftorvene vrienden niet in mijne gefchiedenis inwikkelen<br />
wil.<br />
FREDRIK ruste dierhalven in vrede! In mijn hart<br />
Ui. JOSEL, V blijvt
30Ö<br />
BEDE OM VERGIFFENIS<br />
blijvt voorzeker ewige vrede, die door reen inwendig<br />
verwijt gedoord kan wnr<strong>der</strong>. Oe nakomeh"n?fchap,<br />
die hem eerzuilen zal crprigten, zet gewis geen' fchatidpnal<br />
op mijn graf: en dat is eer genoeg voor hem,<br />
wien zulk een magtig Koning vervolgde, en als een'<br />
cuvelda<strong>der</strong> onverzoenlijk mit-handefrie. Hij is riet<br />
men' , . zijne magt is verijdeld; maar ik da nog op<br />
Het toneel, en hoop ook mijn laaide bedrijf ten einde<br />
toe uit te fpelen, zon<strong>der</strong> uitgefloten te worden, dewijl<br />
ik tot dus verre altijd met handgeklap vereerd<br />
ben. Beledigd heb ik dezen, Va<strong>der</strong> <strong>der</strong> Psjrisfe'n noit?<br />
bij gevolg heb ik ook gene redenen, om iets te we»<br />
<strong>der</strong>roepen of af te bidden. Eer genoeg, dat de regenwoordige<br />
Pruisfifche Landsvn<strong>der</strong> mij we§kebjk een Pr/.<br />
vilegium exdufman gegeven heeft, om deze Levens-<br />
{.efchiedenis, benevens alle jqijna an<strong>der</strong>e Schrivten*<br />
openlijk te laten drukken en verkopen. Kan de waan»<br />
heid wel een krachtiger, een loflijker zegel verkrijgen?<br />
En wie kan nu aan de geloofwaardigheid mijner<br />
verbalen twijfelen, daar alle ooggetuigen nog werkelijk<br />
leven? . . . .<br />
Over de ongeregtigheden, die mij te Weenen zny<br />
we<strong>der</strong>varen, heb ik luid geklaagd, en dour gefebresven.<br />
Maar het zijn waarheden; zulke waarheden, die<br />
in aften en prothocollen bewezen zijn; waarheden,<br />
die de grootmoedige Monarch thands openlijk met<br />
goedkeuring drukken en verkopen laar. Ik verhaalde<br />
zon<strong>der</strong> achterhoudendheid, wat mij in Weenen en<br />
Beilin we<strong>der</strong>voer. In beide Staten is mijn boek geprivilegeerd,bij<br />
gevolg voor zuivere waarheid erkend,<br />
en dit gundig privilegie zet niet alleen aan mijn' pen<br />
geloofwaardigheid bij, maar doet ook de beide Monarchen<br />
eer aan. .• • . . :r,<br />
Voorts,
EN EÉRLÏTKVERKLARING ENZ. 307<br />
' Voorts, dat mij on<strong>der</strong> het fcepter <strong>van</strong> de waarlijk<br />
edeldenkende MARIA THERËSÏA onregt gedaan is, was<br />
eigenlijk bare fchuld riet. De Jefuiten waren mijne<br />
Vervolgers , zij befchermden de berovers <strong>van</strong> mijne<br />
goe<strong>der</strong>en, en fchil erden mij bij het Hof als een'<br />
Aartsketter en een' gevaarlijk man, die een Pruisfich.<br />
hart in den boezem droeg^ en maar zocht rijk te worden<br />
, om dan met zijn vermogen buiten de grenzen<br />
<strong>van</strong> Oostenrijk te vluchten. De beste Vorilin werdt<br />
bedrogen, ik was te fier, te zorgeloos, te trocsch op<br />
mijn regt; om bijwegen te zoeken; mijne vijanden en<br />
lasteraars waakten; ik lluimerde ohverfchillig — en<br />
«• • • verloor alles.<br />
Na een <strong>der</strong>tig-jarig lijden, en vele vergeeffche follicitatiën,<br />
leerde zij mij eindelijk na<strong>der</strong> kennen. Zij<br />
was juist voornemens, om mij te belonen, mij en den<br />
mijnen weldaden te bewijzen; en zij zou mij ook gewis<br />
ten minden een gedeelte <strong>van</strong> mijne Sclavonifche<br />
goe<strong>der</strong>en hebben we<strong>der</strong>gegeven! . . . maar ach! de<br />
dnod venaschte haar bij den besten wil voor mijn'<br />
welvaart! Zij ftierf, en ik kreeg niets!<br />
De nieuwe beheerfcher <strong>der</strong> Oostenrijkfche Staten<br />
hadt mij niets afgenomen, en was bij gevolg ook niet<br />
verplicht, om mij iets we<strong>der</strong> te geven. Ik klopte<br />
aan; maar het heette: „ eft res judicat.a." Dit was<br />
echter onwaar; want nimmer heb ik den weg <strong>van</strong><br />
regten durven zoeken. Mijne goe<strong>der</strong>en heb ik door<br />
magtfpreuken, en nie: naar landsregten, verloren....<br />
Allerhoogjle HofrefolutVètt waren mij dus alleen in den<br />
wes; en tot dus verre heeft de geregtigheid-minnende*-<br />
Keizer niet goed gevonden , voor mij ene an<strong>der</strong>e ge.<br />
•nadi.'er llofrefolutie te decreteren.<br />
Maar dat zijne gerigtshoven mij zoo grof mishan-<br />
V 2<br />
deld
JC8<br />
BEDE OM V E R G I F F E N I S<br />
deld hebben, was zijne fcbuld nier» Een Monarch<br />
moet zijnen Referenten geloven,en dezen waren booswigten<br />
en bedriegers.<br />
Ik klaagde over hun, nog eer zij openlijk gekend<br />
en geftraft werden : maar toenmaals heette het :<br />
TRENCK is noit vergenoegd, en een onrustige kop.'»<br />
Dit was het beste, dat men zeggen kon, om m ; j aan<br />
het zwijgen te brengen. Zij zijn nu in het tuchthuis.<br />
Maar wat baat mij hunne tuchtiging, zoo lang ik ge*<br />
re fchaêvergoeding voor alle gehdene ranpen verkriige<br />
? Zal ik de gerigtshoven verklagen , om dat /ij<br />
zich <strong>van</strong> valfche Referenten lieten bedriegen ? Hier<br />
voor beware mij God! De PraefiJenten zijn ailen brave<br />
mannen, mijne vrienden en begunltigers. Maar in<br />
den Raad zitten nog medebroe<strong>der</strong>s <strong>van</strong> ZBTTO en KRÜ-<br />
GEL; die ook een <strong>der</strong>gelijk lot, als dezen, verdienen,<br />
wanr.eer de waarheid tot het oor <strong>van</strong> den Vorst doordringt;<br />
maar die, meer in familie-verhindtenistin gewikkeld,<br />
meer protectie te wachten hebben, en misfchien<br />
ook voorzichtiger en nog boosaartiger zijn, dan<br />
hunne reeds veroordeelde ambtgenoten. Deze vinden<br />
duizend wegen , om hem te on<strong>der</strong>drukken , en tot<br />
zwijgen te brengen, die hun te veel in de kaart ziet.<br />
Daarenboven zijn vele Hofraden dweepzuchtige Christenen,<br />
en vrienden <strong>der</strong> monniken; bij gevolg ook mijne<br />
onverzoenlijke vijanden, om dat hunne biegtva<strong>der</strong>s<br />
het zoo hebben willen. Mij en mijn regt ewig te on<strong>der</strong>drukken<br />
is bij hun een goed, Gode welbehaaglijk,<br />
•werk; en zij geloven, dat zij den groten aflaat in den<br />
hemel en te Rome verdienen , wanneer zij TRENCK<br />
zwart affchil<strong>der</strong>en, en hem in de Oostenrijkfche Sta*<br />
ten als een' gevaarlijken ketter, en moedigen waarheidsvriend<br />
<strong>van</strong> den throon verdrijven kunnen.<br />
Ik
EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 309,<br />
Ik bid deze Heren dierhalven niet om vergeving<br />
voor de vrees, die ik bun aangejaagd heb, dat door<br />
mijne Levensgefchiedenis hunne namen openlijk beten<br />
1 zullen worden. Maar ik bid veel eer het Publiek<br />
om vergeving, dat ik dezelven niet uitdrukkelijk<br />
peno^emd heb. Het gefchiedde niet uit vrees of vleierij;<br />
heen! maar ik ben <strong>der</strong> vervolging moede,ik zoek<br />
in nfjne grijsheid rust, en de voorzichtigheid gebiedt<br />
mij zuchtende te zwijgen. . . . Doch ik bid deze<br />
lieve Heren hier mede regt inftantelijk, dat zij mij ten<br />
minden iu het toekomende ongefchoren laten; en ik<br />
beloof hier mede, dat ik voor de gerigtshoven in het<br />
vervolg een even zoo eerbiedig compliment zal maken,<br />
als ik an<strong>der</strong>s voor eerlijke lieden gewoon ben te doen.<br />
Maar God beware mij, <strong>van</strong> immer we<strong>der</strong>om voor dezelven<br />
te verfchijnen!<br />
On<strong>der</strong> gemelde voorwaarde, kunt gij regt gerust<br />
flapen, Gebiedende Overigheid! ik zal niets meer tegen<br />
u zeggen, noch fchrijven! Indien gij mij echter<br />
in het toekomende nog mogt willen overheerfchen ,<br />
dan zou ik u gewis niet gehoorzaam zijn, maar een<br />
mannelijk befluit nemen , om , uit de vrijftad <strong>der</strong><br />
deugd, uwe magt en heerlijkheid te befpotten.<br />
De Keizerlijke Rjks-hofraad is ook boos op mij,<br />
om dat ik zijn' Collega, den Graaf GRAVENITZ, genoemd<br />
heb; en daarom wil hij mij geen privilegie in<br />
het H. Roomlche rijk voor mijne fchrivten geven.<br />
Geduld! de twee grootfte Monarchen <strong>van</strong> Europa,<br />
JOSEPH en FREDRIK WILHELM , hebben mij dit privilegie<br />
in hunne Staten gegeven, en meer eer behoeven<br />
mijne werken niet. Door dit weigerig andwoord zijn<br />
wel 60 guldens aan fportelpenningen verloren gegaan.<br />
V 3,<br />
Maar
3TO BEDE OM VERGIFFENIS<br />
Maar deze fchade kan nog weêr ingehaald worden,<br />
wanneei Graaf GRAVENITZ in het Roomfche ri k bij<br />
zij 1<br />
e Collegen om privilegiën vraagt voor Schrijvers,<br />
die enige recenfiën tegen de Schrivten <strong>van</strong> TRENCK<br />
cum privilegio Sacro-fanSti Imperii flomani willen laten<br />
drukken. Wie weet, wat de vrienden <strong>van</strong> GRA<br />
VENITZ nog meer doen, om zich aan mij te wreken,<br />
dewijl ik een' man genoemd heb, die ook Rijkshofraad<br />
was, en die zich liet omkopen, om de religie<br />
<strong>van</strong> den Keizer door een valsch berigt te verrasfchen,<br />
en mij daar door, op ene fchandelijke wijze,meer dari<br />
2coco guldens deelt verliezen (m).<br />
De gerjfftehjke aften fpreken, en getuigen, dat men<br />
toenmaals, om den fchrielen Referent, (wien ik, terwijl<br />
'inj nog werkelijk Rijkshofraad was, openlijk aantaste)<br />
te befchermen , mijn regt op de fcriandelijklte<br />
wijze on<strong>der</strong>drukte, op dat men maar niet genoodzaakt<br />
zou zijn rot het we<strong>der</strong>roepen <strong>van</strong> overijlde magtfpreu»<br />
ken. Vi or r'eze 20000 guldens, die aan mijne kin<strong>der</strong>en<br />
fcbandel jk ontllolen zijn, mag ik toch nu mij<br />
zei ven deze kleine genoegdoening wel verfchaffen, dat<br />
ik aan den Collega <strong>van</strong> den nu fchandelijk gecasfeerden<br />
Rijkshofraad, die, toen GRAVENITZ eindelijk naar<br />
waarheid en regt in mijne zaak advifeerde, hem tot<br />
zwi.gen bragt, nu in openbaren druk het compliment<br />
erinuere, dat ik hem eens als Chevalier bij het Hof<br />
maikte, en dat hij in zijn* zak (lak (fi). O fchande!<br />
Wanneer een Rtgtèr in de regtbank perfonelen haat<br />
laat werken , en deswegens zijne ambtsplichten uit<br />
het<br />
(m) U Deel. bladz. 223-226.<br />
(») il Deel, bladz. 327.
EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 3II<br />
het oog verliest! Voorzeker zal deze fobere Heer<br />
Collega ook daarom mijne fchrivten in het Roomfche<br />
rijk niet willen privilegéren. On<strong>der</strong>tusfchen circuléren<br />
in hei zelve toch enige duizenden exemplaren, die door<br />
geen conclufum, noch refcribatur, vernietigd, noch<br />
<strong>van</strong> credit beroovJ kunnen worden.<br />
Toen voor 6 weken de Heer VON GRAVENITZ m<br />
Berlin dienst zocht, en ik juist in ftoningsbergan.was,<br />
had ik wel gewenscht, dat ik hem in eigene -perfoon<br />
het confilium abeundi, dat hij daar kreeg, had kun-<br />
• nen overreiken. Zou hij, in Weenen zijnde, wel gedacht<br />
hebben, dat hij TR&NCK immer in Berlin zoo<br />
geaccrediieerd zou vinden ? God helpe hem ver<strong>der</strong><br />
cum Jociis!<br />
ik heb bif deze bekendmaking <strong>van</strong> een voorval, dat'<br />
fnij wel araier, maar des te eerwaardiger maakte, niet<br />
nodig n e m eerlijk te verklaren, die eerloos gerefereerd<br />
beeft; en bet krenkt mij , dat eerwaardige mannen in<br />
het zelvde ollegie zich door een' GRAVENITZ tot partijdigheden<br />
lieten verleiden, en mij te laat leerden kennen.<br />
Een braaf man houdt zich' zeiven niet onfeilbaar;<br />
hij herroept gaarne, wanneer hij gedwaald heeft; en<br />
hij is noch onregtvaardig, -noch te trotsch, om een<br />
overijld vonnis ten voordele <strong>van</strong> den lij<strong>der</strong> te veran<strong>der</strong>en<br />
, of zijne fchade te vergoeden,<br />
Mijne regtvaardige zaak zelve verdient deze opmerkzaamheii:<br />
en het denkbeeld, dat ik mij <strong>van</strong> het edelile<br />
gedeelte <strong>van</strong> edel handelende rigters vormj, doet<br />
mij zomtijds nog hopen, dat men mij redenen geven<br />
zal, om mijne twijfelingen te herroepen, en mijne luide<br />
klaenten in luids dankzeggingen te veran<strong>der</strong>en.<br />
V 4 t: ' ^ ^
314 BEDE O M VERGIFFENIS<br />
Mijne gewezene Heren Curatoren VON ZETTO,<br />
VON<br />
FILLE>!BAUM , enz. zullen , hoop ik . he>- geeT zij<br />
reeds <strong>van</strong> mij generen hebben, voor lief nemen, en<br />
zich^in het vervolg niet bemoejen, om mij ene fequeftrane<br />
aan te draejen. Ook hoop ik, dat zij met het<br />
weinigjen te vrede zullen blijven, dat ik, in mijne<br />
Levensgefchiedenis, <strong>van</strong> hun gedrag jegens mij,fchni>n<br />
met veel matiging, aan den Lezer 'e verdaan geseven<br />
heb. Ik wensch hun meer <strong>der</strong>gelijke cur. telen en pupillen<br />
<strong>van</strong> mijn zoort, die hunnen verdienden roem<br />
weten uit te breiden.<br />
Ik heb in het eerde Deel (a) ook den Oereraal<br />
FOIÏQUET genoemd. E^n man, die thands zijne correfpondentie<br />
met den groten IREDIUK laat drukken,<br />
heeft zich, zoo als ik verneem, ook daar over opgehouden,<br />
dat ik niet met eerbied <strong>van</strong> hem gefproken<br />
heb O ) .<br />
Indien deze man, bij de bekendmaking zijner brieven,<br />
tevens zijn eigen lofredenaar wil worden, dan<br />
bied ik mij aan, om 'er enige anec loten bij te voegen,<br />
die zijn' held in zijne ware gedaante fchil<strong>der</strong>en<br />
zullen.<br />
Ik ken zelf negen brave Officiers, die door hem on*<br />
(o) Bladz. 64.<br />
(p~) Mémoires du Baron DE LA MOTTE<br />
FOÜQÜET, General<br />
de Pivfanterie PruJJienne , dans lesqutls oti a tt/fitt e" fa<br />
rejpondance intéreffante «vee FREDEIUC II, Rol de Prufle: 3<br />
Berlin 1788, 2 Tom. 8vo. v. PEfprit des Journaux, Maf<br />
£;88, p. 410, 411.
EN EERLTJKVERKLARINO ENZ. 313<br />
gelukkig gemaakt zijn, en door zijn tyranniek gedrag<br />
tot defertie gedwongen.<br />
Mij zijn wreedheden bekend, door hem gepleegd<br />
aan burgers en boeren , die hij ophangen en vermaken<br />
liet, waar voor de menfehen vriend te rug b?evf.<br />
De gantfche graaffchap Glatz getuigt <strong>van</strong> zijne ongevoeligheid,<br />
en, of fchoon ik niet tegenfpreek, dar hij<br />
zijn' Koning goed gediend heeft, zoo zat men mij<br />
toch vergunnen , om te zeggen , dat h'j een tyran<br />
was, daar hij gebieden kon, en dat hij mij op de laag.<br />
ite wijs in Glatz behandeld heeft.<br />
Daarenboven zou de gefchiedenis <strong>van</strong> zijn gedrag<br />
in de 0>,
gI4 BEDE OM VERGIFFENIS<br />
gn vooral ook openhartigheid aan den dag leggen, of<br />
ik verwaardig hem met geen andwoord. Ea daagt hij<br />
imij op een paar kartouwen uit, als een yerdediger<br />
<strong>van</strong> de zaak <strong>van</strong> FOUQUET, dan verfchijn ik in het<br />
ftrijdperk met een' ichrijvers-plak en een' doedelzak;<br />
Sapienti fat! Cape tibi hoe Zoilel<br />
Alle de an<strong>der</strong>en, die mijn ongeluk bevor<strong>der</strong>den, zijn<br />
teeds in het graf. Niemand <strong>van</strong> hun was gelukkig.<br />
Ik heb hun genoemd, om dat hunne namen buiten dat<br />
Teeds bekend waren. Maar de nog levenden heb ik<br />
grootmoedig verfchoond, en dezen zullen mij in<br />
hunne harten danken, dat ik alle wraak vergete, om<br />
welke uit te oefenen jk misfchien de middelen in han.<br />
den zou hebben.<br />
Den bezitteren <strong>van</strong> mijne Sclavonifche goe<strong>der</strong>en<br />
wensch ik goeden appetit, wanneer zij bij de fchotels<br />
zitten, die aan mij omdolen zijn (g). Zij hebben<br />
dat, wat zij onregt vaardig bezitten , niet gedolen,<br />
maar <strong>van</strong> hunne va<strong>der</strong>en geërvd, die mij arm maakten,<br />
om rijke ervgenamen met weinig eer achter te<br />
laten. Eén bezitter <strong>van</strong> ene heerlijkheid <strong>van</strong> TRENCK<br />
zit reeds lang op den Speelberg vast. De an<strong>der</strong>en zijn<br />
ook niet gelukkig, en zullen aan den Staat dat nut<br />
niet doen, dat ik aan denzelven gepoogd heb te doen,<br />
«n dat ik nog doen zou, indien men mij geregtigheid<br />
liet we<strong>der</strong>varen. Mislchien komt 'er nog een tijd,<br />
waar in mijne kin<strong>der</strong>en durven zeggen; „ Heraus!<br />
„ Gij hebt lang genoeg op de goe<strong>der</strong>en <strong>van</strong> TRENCK<br />
0) I Deel, blada. 2ï6-238.
EN EERLIJK VERKLAR ING ENZ. $1$<br />
gewoond; thands is uw uj'< uk. ' Voorts was ik<br />
evenwel tor dus verre n 'ch zoo arm, noch zoo laag,<br />
dat ik iemand <strong>van</strong> hun om een aelnoes uit mijne goe«<br />
<strong>der</strong>en, of om een lesaat in hun testament gebeden<br />
zou hebben; maar altijd zag ik hun trotsgh en met<br />
verachting on<strong>der</strong> de ogen.<br />
Den Mngiftraat <strong>van</strong> Danzig , die mij in het jaat<br />
1754, als eervergetene en omgekochte rovers , vertfichren<br />
(>), heb ik nog veel te weinig gezegd.<br />
toenmalige Heren zijn allen dood;maar de tegenwoordige<br />
zul en misfchien zoo edel, zoo regt vaar lig, handelen;<br />
dat<br />
De<br />
zij het gedrag <strong>van</strong> hunne voorgangers af»<br />
keuren, en mij ten minden de gerede penningen en<br />
kostbaarheden vergoeden, di- mij met geweld ontroovl<br />
zijn, toen hunne Commisl'arisfen mij plun<strong>der</strong>den<br />
(O-<br />
Ik<br />
was toenmaals werkelijk Ritmeester in Keizerlij".<br />
Ken dienst» Zij handelden tegen alle volks-regten, en<br />
nog heb ik mijn' Monarch nier verzocht, om mij de<br />
behoorlijke faasfactie<br />
te verfchafFm , en de eer <strong>van</strong><br />
ziju' dienst op te houien. Maar, wanneet ik nu<br />
v ior mijne geledene fchaden in Danzjg vergoeding<br />
DRIK WII.LEM mij ondetlteunen.<br />
Van brave mannen , die tegenwoordig aldaar het<br />
rbêr <strong>der</strong> regering in handen hebben, verwacht ik<br />
geregtigheid<br />
j en mijn<br />
vor<strong>der</strong>e,dan zal de tegenwoordig edel denkende F&E-<br />
gedrag jegens hun zal afhangen<br />
<strong>van</strong> de wijze, waar op zij mij behandelen.<br />
(r) I Deel, bladz. 251.<br />
è) i Deel, bladz, 253.<br />
Maar,
gig<br />
BEDE OM V E R. GIF F E NIS<br />
Maar, bejegent men mij met verachting, dan is het<br />
gewis nog niet vergeten, wat ik aan de Heren Danzigers<br />
fchuldig ben, en misfchien vind ik nog gelegen,<br />
heid om te bewijzen, dat ik mij zeiven voldoening<br />
weet te verfchaffen, en dat het mij noch aan gelegenheid<br />
noch aan medewerkende vrienden ontbreekt.<br />
De edele Heer VON WEINGARTEN, die als Gehïimfecretaris<br />
bij het Keizerlijk gezandfchap in Berlin z >o<br />
edel diende, dat hij voor geld de ftaatsgeheimen verliedt<br />
(O? d e z e f' 008 "''? 1 » d i e m i i n<br />
J Maagdenburg<br />
rog ongelukkiger maakte, en den dood <strong>van</strong> mijne<br />
eerlijke zuster bewerkte («), ligt reeds in het graf.<br />
Ik beklaag den beul, dat hij, door zijn' al te vroegen<br />
natuurlijken dood, het geld mist, dat hij an<strong>der</strong>s verdiend<br />
zou hebben met hem op te hangen; en ik twijfel<br />
ook zeer, of men in Weenen mij de fchade wel<br />
vergoeden zal, die ik door de flegte keus <strong>van</strong> de le.<br />
den <strong>der</strong> Ambasfade on<strong>der</strong>gaan heb.<br />
De Heer VON ABRAMSON , Keizerlijk Refident, die<br />
mij in Danzig verkocht en plun<strong>der</strong>de (v), is in het.<br />
zelvde geval als WEINGARTEN , en voor mij niet meer<br />
op de waereld; en ik kan niet befluiten, voor hunne<br />
arme zielen een' halven gulden voor een misoffer te<br />
betalen, dewijl ik hun uit Christelijke lievde een ewig<br />
vagevuur toewenfche. Want , wanneer zulke flegte<br />
kerels in denzelvden hémel kwamen, dien de eerlijke<br />
man te wachten heeft, dan zou de alwetende God,<br />
die het hart ziet, even zoo onregtvaardig bandelen,<br />
(/") II Deel, bladz. ia.<br />
(«) II Deel, bladz. 15.<br />
(v) l Deel, bladz. 253.<br />
als
SN EERLIJKVERKL ARING ENZ,<br />
%lf<br />
als onze Monarchen onvoorzichtig in hunne keuze<br />
zijn.<br />
JASCHINSKTJ , die mij bij de garde du corps ongelukkig<br />
maakte, leevt nog in Koningsbergen, maar algemeen<br />
veracht. Hij heeft zeker niet verwacht, dat<br />
ik hem, bij mijn verblijf aldaar, om vergeving zou<br />
bidden: daar toe is zijn naam in mijne gefchiedenis te<br />
veel verewigd. Een grijzaart <strong>van</strong> 76 jaren, is<br />
ongelukkig genoeg , wanneer hij de zwakheden des<br />
ou<strong>der</strong>doms voelt, en in zijn hart gene kalmte vindt,<br />
gene bewustheid, dat hij in alle voorvallen als een<br />
eerlijk man gehandeld heeft.<br />
Ik heb hem in mijn hart alles vergeven; en hij zal<br />
het mij juist niet euvel genomen hebben, dat ik hem<br />
niet bezocht, en dus niet die verne<strong>der</strong>ing afgedwongen<br />
heb , dat hij fchaamrood behoevde te worden.<br />
Dit is het edel loon <strong>van</strong> den regt vaardigen, dat hij<br />
overal, even als ik, met een verheven voorhoofd optreden<br />
kan.<br />
On<strong>der</strong>tusfchen moet ik hier toch de zichtbare ftraf,<br />
die op de fchandelijke bedrijven <strong>van</strong> dezen man gevolgd<br />
is, bekend maken.<br />
Toen ik den vierden April in Koningsbergen aankwam,<br />
verloor hij zijn verftand, werdt onzinnig, en<br />
de gantfche ftad is getuige <strong>van</strong> dit merkwaardig voorval.<br />
Misfchien heeft hem het knagend verwijt, bij<br />
de tijding <strong>van</strong> mijne aankomst, zoo ontroerd, vooral<br />
daar men hem te gelijk de plaats, die hem betrof uit<br />
mijne Levensgefchiedenis te lezen gaf. Ik heb ook nu<br />
grondig ontdekt, dat dezelvde brief, die mij in het<br />
jaar 1746 ongelukkig maakte r», door hem zeiven.<br />
0*0 I Deel, bladz. 38, 50, 51.<br />
op-
8ïS 3EDE OM VKRCIPPENIS<br />
opeefteld en on<strong>der</strong>rjefchoven is. Winzucht was &<br />
oirzaak hier <strong>van</strong>. Hij was m
EN EERL IJK VE R K L A RIN G ENZ, 1|tf><br />
zoo verachtelijk gemaakt en ontmaskerd heb. Die de*,<br />
ze op aarde zoo garftig Hinkende Seraphinen , zoo<br />
wel in hunne innerlijke waarde, als in hun uitwendig<br />
zwijnenleven, kent; die te gelijk hunne geheime (treken<br />
en boosaartige daden navorscht; die hun in den<br />
aflaat-handel, aan tafel, in hunne kloosters, aan het<br />
wijnvat, in hunne biegtftoelen , of bij het Hof ge/den<br />
heeft; die zoo veel on<strong>der</strong>vinding <strong>van</strong> hun heeft, als<br />
ik; die riekt hunnen giftademenden (tank <strong>van</strong> verre,<br />
en vliedt hun nog meer, dan de Heren Duivels, die<br />
in de daad een' min<strong>der</strong> verpeste lucht achter zich la-<br />
Jen , dan een vette Franciscaner Guardiaan in de<br />
hondsdagen bij een zuip- en gast-maal.<br />
God beware alle levendigen en doden voor zulk gezellchap!<br />
Ik wensch, ten beste mijner medeburgeren,<br />
dat de heilige Stichter <strong>van</strong> hunne orde hun zoo<br />
gezwind, als immer mogelijk is, uit deze waereld na<br />
zijn hemelsch gezelfchap afhalen mag, en dat onze<br />
gézonde ftaatkunde eindelijk een aan<strong>van</strong>g make, met<br />
den Staat <strong>van</strong> zulk affchuwelijk ontuig te reinigen,<br />
en hun allen zoo weg te vagen, dat men hunnen naam<br />
over vijfig jaren nog met huivering en verachting leze.<br />
De voorfpraak <strong>van</strong> den H. FRANCISCUS kan ik<br />
ligt outbéren. Ik leef op de waereld zoo, dat ik bij<br />
den regtvaardigen God voor gene pluimltrijkers vreze,<br />
en genen befchermer voor euveldaden behoef. En<br />
hoe zeer moet het den Va<strong>der</strong> <strong>van</strong> onze waereld tot<br />
dus verre gewalgd hebben, wanneer hij <strong>van</strong> zoo vele<br />
hon<strong>der</strong>d-duizenden zoortgelijke Seraphinen niets an<strong>der</strong>s<br />
als een Ave Maria hoort lollen; en wanneer hij
3*0 B E D E OM V E R G I F F E N I S<br />
of doen, als met het verëren <strong>van</strong> heiligen en reliquign,<br />
en an<strong>der</strong>e <strong>der</strong>gelijke gochelarijen, kortzichtigen bedriegen.<br />
. . Hoe werden tot dus verre de protocolifchrijvers<br />
in den hemel niec gekweld , wanneer des Satans<br />
bo.-saartig avondrapport gantfche papierbalen <strong>van</strong> Franciscaner<br />
doodzonden medebragt , die hunne zoogenaamde<br />
goede werken oneindig overwogen! Hoe befchaamd<br />
(ronden hunne befchermengels en FRANCISCUS<br />
zeifriet daar, om dat vau die goede werken zoo weinig<br />
overfchoot, voor het magazin <strong>van</strong> den Stad- en<br />
Boek-hou<strong>der</strong> <strong>van</strong> CHRISTUS, om daar <strong>van</strong> een gedeelte<br />
aan Christelijke booswigten tegen gereed geld te verban<br />
deler' ! . . Hoe zeer was dan niet de ftichter <strong>der</strong><br />
orde, die altijd zijn gemak zoo zeer beminde, gefchoren,<br />
daar hij beftendig<br />
z o o<br />
veel hoofdbreken hadt,<br />
om of den Srtan met de B fchermengelen te verzoenen,<br />
of de alwetendheid en almagt <strong>van</strong> den Va<strong>der</strong><br />
<strong>der</strong> waereld te bedriegen, om zijne Seraphinen altijd<br />
in goed credr te houden.<br />
Maar mij dunkt, dat onze goede God eindelijk<br />
moede geworden is, <strong>van</strong> zijnen lievften vriend en mede-verlosfer<br />
des menfchelijken geflachts, den H. FRAN<br />
CISCUS, zoo blindelings te geloven. Hij heeft eens<br />
zelf de gedragingen <strong>van</strong> deze orde willen befchouwen,<br />
zon<strong>der</strong> zijne hof-lievelingen te vragen: hij ontdekte bij<br />
gevolg de kunstgrepen, voelde medelijden met de bedrogene<br />
Christenen, en Patriarch FRANZ is voor 30000<br />
jaren uit de hemelfche refidentieplaars verbannen geworden.<br />
Hij (1 .np. befchaamd na den heiligen IGNA-<br />
Tius. DOMIMCUS en AUGUSTINUS flaan ook op de<br />
fprong, om hem te volgen; en dan zal XAVEIUÜS hun<br />
gewis uitlachen, die hun reeds lang aan die plaats<br />
verwachtte, waar de ftichters <strong>der</strong> ordens, tot ftraf<br />
voor
EN EKRL IJ KVER KLARING ENZ. $2t<br />
Voor de ver<strong>der</strong>flijke giftmengerij, die zij op aarde nagelaten<br />
hebben , veroordeeld zijn, om in ewigheid<br />
niets te denkenzoo dat de Franciscanen ten minden<br />
in het toeko'mftig leven dat geen werkelijk kunnen genieten,<br />
dat zij op aarde voor het hoogde goed hielden,<br />
dat zij als zoodanig aanprezen, en dat zij, zoo<br />
veel in hun vermogen was, trotz alle vervloekte Pnilofophen<br />
en Vrijgeesten, poogden te be/or<strong>der</strong>eu.<br />
Nu, daar de Patroon niets meer vermag, en het<br />
pluimftrrken in den hemel geen ingang vindt, zullen<br />
de Seraphinen in hunne monnikskappen ook wel dra<br />
op aarde bekend, en bij gevolg ook verdelgd worden,<br />
zon<strong>der</strong> ergens befcherming te vinden. Hier toe geve<br />
God zijn' zegen, en hij vergeve het mij genadig,<br />
wanneer ik <strong>van</strong> een zoo boosaartig, en voor de waereld<br />
en de deugd zoo fchadelijk zoort <strong>van</strong> menfehen<br />
nog veel te weinig gefchreven heb!<br />
De voor weinige jaren met zoo veel moejte, als<br />
fmaak en overtuiging, opgeheven orde <strong>der</strong> Jefuiten,<br />
of liever het aileronwaardigst gezelfchap <strong>van</strong> JKSUS,<br />
bid ik in het geheel niet om vergeving, dewijl ik in<br />
mijne Schrivten de waarheid gefchreven heb. Men<br />
weet in alle de waerelddelen, dat onverzoenlijkheid,<br />
bloeddorst, en wraakzucht hunne geliefkoosde deugden<br />
waren en ewig blijven zullen: bij gevolg had ik<br />
ook dan, wanneer ik het bitterst berouw en leedwezen<br />
over mijn gefchrijf gevoelde, echter noch op aar-.<br />
de, noch in de ewigheid enige genade,toegevendheid<br />
of barmhartigheid <strong>van</strong> hun te hopen. Het is dus beter,<br />
dat ik hun nog heden bedriegers en allergevaarlijkde<br />
vijanden noeme, dan, dat ik die orde voor mij<br />
zou zoeken te gewinnen,die nog nimmer beledigingen<br />
vergeven heeft, en toch geen erndig beiouw <strong>van</strong> mij<br />
111. DEEL. X L u
«21 BEDE OM VERGIFPENIS '<br />
zou kunnen vermoeden. Voorzeker had ik door on<strong>der</strong>vinding<br />
wijzer moeten worden, en ten minden,<br />
door het oprijten <strong>der</strong> oude wonden, het kwaad niet<br />
erger moeten maken, vooral daar een ie<strong>der</strong> die de<br />
waereld en Staten kent, ligt voorzien kan, dat deze<br />
zelvde orde, die alleen naar den uitterlijken fchijn vernietigd<br />
is,haast we<strong>der</strong> in hel<strong>der</strong>en glans,en met meer<br />
magt en majefteit dan te voren, voor het licht zal<br />
treden. Alle dof is hier toe reeds voorbereid. De<br />
Vorden en Groten zijn nog in hunne geheime ketenen,<br />
en wel dra zal de doos <strong>van</strong> Pandora op nieuw<br />
uitgeftort worden, en nieuwe fchrikbarende tonelen in<br />
ons Europa veroirzaken.<br />
Mijne vrienden keuren ook dezen nieuwen vermetenen<br />
aanval af. Zij raden mij, deze regels uit mijne<br />
laatfte Eerlijkverklaring uit te wisichen, om dat ik<br />
door dezelven aan mijne vijanden maar nieuwe wapenen<br />
in de handen zou geven,-en om dat ik te weinig<br />
geharnascht ben , om tegen eene vereenigde reuzenmagt<br />
te kampen. Voorzeker was deze getrouwe raad heilzaam<br />
voor mijne rust in mijne grijsheid, maar niet<br />
voordelig voor de bedrogene en na licht zoekende<br />
waereld , niet vleiend voor mijne Sehrijvers-trotschheid,<br />
niet bevredigend voor mijn hart. T5r volge dan<br />
op, wat mijn noodlot ook wil. Ik heb behalven dat<br />
gene genade noch barmhartigheid <strong>van</strong> den ftoel <strong>van</strong><br />
PETRUS , noch <strong>van</strong> zijne Adjudanten of waereldbeheerfchers<br />
te hopen, die mij eenmaal als een' gevaarlijken<br />
Aartsketter befchouwden. En, daar de ou<strong>der</strong>dom<br />
gewoonlijk eigenzinnig is, en de fchrijfzucht mijne<br />
geliefkoosde neiging was, zoo wil ik ook hardnekkig,<br />
tot aan mijn graf toe, bij mijne grondftellingen<br />
blijven, en liever voor de deugd lijden, en met haar<br />
<strong>der</strong>-
E N EERLIJKVERKLARING ENZ. 323<br />
fterven, dan voor kleinmoedig in grote gevaren doorgaan.<br />
Bij gevolg berouwt mi| niets <strong>van</strong> dat alles,<br />
waar door ik immer een vingerbreed op het bijgeloof<br />
winnen, en mi|ne verdwaasde medeburgers <strong>van</strong><br />
dwalingen verlosfen kon. Om als een martelaar te<br />
fterven, moet men of regt dom, of regt trotsch zijn:<br />
daar ik nu geen <strong>van</strong> beiden ben, zoo wil ik liever als<br />
een ketter vervloekt worden, dan als een Roorafche<br />
heilige leven en begraven worden.<br />
Wanneer deugd en braafheid alleen zalig maken,<br />
dan heb ik aan de Heren Hoofden <strong>van</strong> het Duivelendom<br />
veel afbreuk door mijne Schrivten veroirzaakt.<br />
Die deze met gevoel gelezen heeft, die werdt voorzeker<br />
door dezelven opgewekt, om de rol <strong>van</strong> een echt<br />
Christen en eerlijk man te fpelen. Maar dit is juist<br />
de zaak niet <strong>van</strong> den baarlijken Duivel, aan wien de<br />
monnikenleer veel meer vette eebraaden in de hel levert.<br />
Ik bid dus den Heer Overften Beëlzebub, den<br />
grimmigen Heer Satan, en den va<strong>der</strong> Pluto, benevens<br />
hunne legioenen, demoedigst om vergeving, dat ik<br />
zoo haWarrig bij mijne grondftellingen bleef, dat mij,;<br />
God lof! niemand immer tot laagheid, boosheid,<br />
wraakzucht, dronkenfehap, Ugtgelovigheid noch laster<br />
bewegen kon. Bij gevolg was ik ook geen Catholijk<br />
Christen naar den gewonen fmaak. Bedriegen<br />
koude ik hun wel even zoo ligt, als een ie<strong>der</strong>, die op<br />
zijn duoi bed een' Franciscaner kap zou willen opzetten;<br />
maar ik vertrouw mij zeiven zulke ftreken niet<br />
toe. De Heren luchttrawamen met boksvoeten hebben<br />
mij altijd, als een' gevaarlijken vijand, veel nauwkeuriger<br />
gadege(lagen , dan een' Capuciner Guardiaan,<br />
&m zij <strong>van</strong> verre met wij water wisten af te fchrikken<br />
: zij zouden mij bij gevolg ook in mij ie masqué-<br />
X 3 ra-
324 BEDE OM VERGIFFENIS<br />
rade ligt herkennen,en mijn' befcherm-engel dwingen,<br />
om mij den heiligen rok uit te trekken, dewijl ik nimmer<br />
aan zijne Heiligheid geloven wilde: maar dan ook<br />
zouden hunne klaauwen mij de naakte huid even zoo<br />
elendig toeftellen , als de Heren Paters Inquifitoren<br />
gaarne zouden willen doen, indien zij mij in Rome,<br />
Napels, of Madrid in handen konden krijgen.<br />
Mijnen lieven , gantsch verfchrikkelijk geplaagde»<br />
befcherm-engel bidde ik wel hartelijk om vergeving,<br />
dewijl ik hem in mijn gantfche leven zoo veel te doen<br />
maakte. Het was voorzeker een zware post, TRENCK<br />
te bewaken, op dat hij zijn' ligtvaardigen voet aan<br />
geen' fteen mogt floten, en zijn' oproerigen, en dollen<br />
kop niet door den fcherpregter <strong>der</strong> Inquifitie mogt verliezen.<br />
Hier heeft die lieve, tot mijne oppasfing veroordeelde<br />
befchermgeest wel zijn' fchuldigen plicht betracht<br />
, en een' geheel nieuwen hemel verdiend, waar<br />
de zalige geesten niet meer met zulke armzalige bezigheden<br />
gekweld worden. Maar daar tegen heeft hij<br />
ook grof misdaan, toen hij den Duivel toeliet, mijne<br />
vingeren te beftieren, en mijn boze wil mij aanzettede,<br />
om de ve<strong>der</strong> in de vuist te nemen. Hadt hij mij<br />
zomtijds ter regter tijd de inktpot weggenomen, en<br />
denzelven, even als Doétor LUTHER te Eisleben, den<br />
baarlijken verleidenden Duivel na de bokshoornen geworpen,<br />
dan zou ik gewis tegen arglistige priesters,<br />
despotifche vorften, fchelmen , valfche fpelers, en verkeer<strong>der</strong>s<br />
<strong>der</strong> geregtigheid zoo vrij niet gefchreven hebben;<br />
dan zouden mijne vervolgers niet zoo zeer vermenigvuldigd<br />
zijn , dat mijn befchermengel zomtijds<br />
gewis nog Adjudanten gebruikt moet hebben, om mij<br />
uit de ingewikkelde doolhoven <strong>van</strong> mijn noodlot te<br />
red-
EN EER.LIJKVER.KLAB.ING ENZ. 325<br />
redden. Veelligt liet hij dit kwaad met bijzo i<strong>der</strong>e<br />
oogmerken toe, om 'er iets goeds door te bewerken.<br />
De Duivel, die mij tot fchrijven vervoerde, en nog<br />
heden daar toe vervoert, moest mij misfchien door<br />
het lijden dezer vervolgingen gelukkig maken. Ik was<br />
beftemd om op aarde altijd een vat des toorns te zijn,<br />
om eerst dan beloond te worden, wanneer ik niet<br />
meer ben.<br />
Voortreflijk plan, maar dat alleen in de harsfens <strong>der</strong><br />
priesteren gefponnen is! Wee hem, wien zulk een<br />
lot treft! Ik ten minden had gene redenen, om mijn'<br />
va<strong>der</strong> 'er voor te danken, dat hij, bij een' toevalligen<br />
aandrift <strong>van</strong> wellust, mij voortbragt, noch mijne moe<strong>der</strong>,<br />
dat zij juist in hetzelvde ogenblik daar toe medewerkte.<br />
De Schepper <strong>der</strong> zielen vormde toen terftond<br />
ene nieuwe ziel, en liet dezelve door een' befchermengel<br />
<strong>der</strong>waarts brengen, waar de worm in zijn<br />
bekleedzel rondkroop, die , toen hij te voorfchijn<br />
brak, TRENCK genaamd werdt. Niemand vroeg mijne<br />
bewilliging, of ik,in mijnen tegenwoordigen toeftand,<br />
op het waereld-toneel te voorfchijn wilde treden: an<strong>der</strong>s<br />
had ik misfchien neen gezegd. Door dit ogenblik<br />
nu, waar in zich mijn va<strong>der</strong> en mijne moe<strong>der</strong><br />
verlustigden, en ene willekeurige daad pleegden, zon<strong>der</strong><br />
den va<strong>der</strong> <strong>der</strong> geesten om raad te vragen, moest<br />
ik op aarde tot lijden geboren, en een vat des toorns<br />
worden. Gelouterd ben ik wel, als goud in de fmelikroes;<br />
maar, of ik voor ewig een onoploslijke levenloze<br />
goudklomp blijven zal, wanneer de tegenwoordige<br />
, uit vleesch en zenuwen zamengedelde, TRENCK<br />
niet meer in den algemenen kring <strong>der</strong> natuur dat geen<br />
zijn zal, wat hij thands is; of ik dan meer gevoelen<br />
zal, dan een goudklomp; dit blijvt mij, hoe lang ï&<br />
X 3<br />
'er
32Ö BEDE OM VERGIFFENIS<br />
'er ook over gedacht heb, niet waarfchijnüjk. Mis?<br />
fchien komt het geloof aan vreemde verhalen later,<br />
wanneer ik min<strong>der</strong> denken kan. Misfchien krijgt dan<br />
mijn befchermengel meer magt en invloed op mijne<br />
zielsvermogens. Dit is juist zijn' zaak en amb'spücht.<br />
En alleen dan, wanneer hij dit bewerkllelligd zal heb.<br />
ben, beloof ik hem hier mede op het plechtigfte den<br />
wsrmfren dank. Dan, wanneer mijne tong verrot, en<br />
de zenuwen <strong>van</strong> mijn' keel zich niet meer fpannen<br />
kunnen ; wanneer de blaasbalg mijner longen geen'<br />
klanken meer veroirzaken, en geen' lucht in beweging<br />
brengen kan , die het oor <strong>van</strong> ewige geesten treffen<br />
moet, om gehoord en gevoeld te worden: dan wil ik<br />
m ; jneil getrouwen lieven befchermengel eerst zulke<br />
dank- en lof-lie<strong>der</strong>en voorzingen, die hij als een rein<br />
offer, tot een' aangenamen reuk, <strong>der</strong>waarts brengen<br />
kan , waar beproevde deugd ewigen loon te genieten<br />
heeft.<br />
Mijnen God bid ik ootmoedig om vergeving, wanneer<br />
ik zomtijds in rampen, die menschlijke krachten<br />
te boven gingen, redenen vond, om aan alle fchooh<br />
fche leerllellingen te twijfelen , die den besten Va<strong>der</strong><br />
<strong>der</strong> waereld als een' wraakgierigen, onverzoenlijker!,<br />
onbarmhartigen, eerzuchtigen grijzaart, die door driften<br />
geregeerd wordt, en door zwakheden des ou<strong>der</strong>doms<br />
gramftorig geworden is, affchil<strong>der</strong>en. Mijne<br />
fchuld is het niet, dat ik verhand genoeg bezat, om<br />
diepzinnige on<strong>der</strong>zoekingen na de reine waarheid te<br />
doen, en tevens door omgang met menfehen, door<br />
het lezen <strong>der</strong> oude gefchiedenis, door de gelegenheid<br />
om priesters <strong>van</strong> allerleien aart, en gevoelens te kennen,<br />
redenen vond, om aan het leergebouw <strong>van</strong> alle<br />
men-
EN EERLIJK.VER.KLAR.ING ENZ. 327<br />
menfehen te twijfelen. Dit verftand wekte ene edele<br />
nieuwsgierigheid, en een' neiging, om ver<strong>der</strong> na te<br />
vorfchen. Overal vond ik bedrog en menfchelijke<br />
zwakheden. Wat won<strong>der</strong>, dat ik niet befluiten kon,<br />
om alles blindelings te geloven, wat menfehen in,<br />
priestergewaad niet alleen verhaalden, maar zelvs zon<strong>der</strong><br />
nadenken, en blindelings, aan mij opdringen wilden?<br />
Had ik dit moeten doen, dan zou de Schepper<br />
<strong>der</strong> waereld mij geen menfehen-verfland gegeven, ge*<br />
ne twijfeling voor mij mogelijk gemaakt of aan mijne<br />
willekeur overgelaten, en geen' neiging daar toe aan<br />
mij ingeboezemd hebben. Maar. langs dezen weg alleen<br />
kon het oogmerk <strong>van</strong> een* goeden God vervuld<br />
worden, om alle zijne fchepzelen zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing<br />
gelukkig te maken. Die zich an<strong>der</strong>e oogmerken in<br />
hem voorftelt, en dat geloovt, dat PAUXUS dwepende<br />
(y) <strong>van</strong> de verkiezing fchrijvt, die maakt zich onedele<br />
begrippen <strong>van</strong> den Allervolmaaktften. Want nimmermeer<br />
zal ik zoo razend zijn, om te geloven, dat God<br />
zekere menfehen in zijn' toorn tot de verdoemenis ge.<br />
fchapen heeft, om daar door aan an<strong>der</strong>en, die hij<br />
door ene genadige verkiezing ten ewigen leven beftemd<br />
heeft, zijne magt te kennen te geven. Welke affchuwelijke<br />
gevolgen ontftaan uit zulke vooroordelen! Zon<br />
men den Duivel zeiven wel trotfeher en boosaartiger<br />
kunnen fchil<strong>der</strong>en? Neen! ewig neenl Bij enen vol<br />
maak-<br />
1 (y) Hoe gemakkelijk ziet men het ongegronde <strong>van</strong> deze<br />
"en an<strong>der</strong>e ligtvaardige befchuldigingen tegen den Bijbel in,<br />
wanneer men de leer <strong>der</strong> gewijde Schrijvers zeiven <strong>van</strong> dia<br />
<strong>der</strong> Uitleggers en vooral <strong>van</strong> die <strong>der</strong> fchoolfche Godgeleefe<br />
den weet te oa<strong>der</strong>fcheiden!<br />
X 4
528 BEDE OM VERGIFFENIS<br />
maakten God vermoede ik gene menfchelijke zwakheden<br />
noch driften. Wreken kan hij zich ook niet aan<br />
kindskin<strong>der</strong>en. Want, wanneer dit een aardsch Vorst<br />
doet, wanneer hij den zoon ftraft, om dat de va<strong>der</strong><br />
een booswigt was, dan is hij een ilegt mensch.<br />
Dit is mijn geloof, waar bij ik leve en fterve; :<br />
zoó<br />
3eve, dat ik mijnen medemenfchen, en <strong>der</strong> maatfchappij,<br />
waar in ik leve, zoo veel mogelijk voordelig wil<br />
zijn; aan niemand mijn geloof opdringe, niemand tot<br />
dwaling poge te verleiden of onrustig te maken ; de<br />
vervulling mijner plichten als de noodzakelijkfte deugd<br />
erkenrrë; en mijne kundigheden, zoo veel ik kan , vermeer<strong>der</strong>e,<br />
om kortzichtigen te on<strong>der</strong>wijzen, mij zeiven<br />
te bevredigen , en <strong>van</strong> de waarheid grondig te<br />
overtuigen.<br />
Zoude ik nu, in mijne grijsheid, mij een gantsch<br />
an<strong>der</strong> zamenftel, naar een vreemd voorfchrivt, vormen<br />
; en, om het gemak te genieten <strong>van</strong> zelf niet te<br />
denken, dat geloven, wat een an<strong>der</strong> voor mij denkt;<br />
dan moest mijn verftand ophouden, dat God mij gaf,<br />
of, dat zijne vorming uit de gefteldheid <strong>van</strong> mijn zenuw<br />
en-gebou v ontving. Misfchien gefchiedt dit,<br />
Wannéér mijne lighaamskrachten tegen <strong>der</strong>zelver vernieling<br />
kampen; en in dit geval alleen kan misfchien<br />
een werktuiglijke Capuciner mij nog op mijn fterfbed<br />
zijn 1<br />
kap opzetten, en een onbeduidend ja! <strong>van</strong> mijne<br />
ftamelende tong, alleen door myftüche uitleggingen,<br />
horen, dat mij on<strong>der</strong> het getal <strong>der</strong> bekeerden, <strong>der</strong> tot<br />
het waar zaligmakend geloof gebragte zondaars plaatst,<br />
wanneer mij geen wil om te kiezen meer overig blijvt.<br />
Dit was het lot <strong>van</strong> menigen echten Wijsgeer, die door<br />
het gepeupel Vrijgeesten genaamd worden. En dan<br />
mag nnjn befchermengel zijn' ambtsplicht vervullen,<br />
de
SN EERLIJKVERKLARINS<br />
ENZ.<br />
de belfche dropers en partijgangers ontwijken, den H.<br />
PETRUI zijn' Hemel wegkapen, en mijne ziel in ABRA-<br />
HAM'S fchoot dragen, waar zij als ene ziel die zelvs<br />
op aarde in haar ongeluk vrolijk en werkzaam geweest<br />
is, tot in ewigheid om dien joodfchen Patriarch rondvliegen<br />
mag, als een kapelleijen om bloeiënde rozen.<br />
•'"<br />
Maar in gevalle dit niet gefchied en<br />
mogt, en de Voorzienigheid ene an<strong>der</strong>e beftemming<br />
voor mij befloten hadt,dan zou het juist mijne fchuld<br />
niet wezen, wanneer ik tot ene ewige vernietiging geboren<br />
was. Op aarde was ik altijd een werkend iets,<br />
een immer bezig wezen, voor het welk ene ewige le-<br />
. dighcid de hardde draf zou zijn. God beware mij<br />
daar.voor ook na mijn' dood!<br />
On<strong>der</strong>tusfchen daar ik alles, wat ik immer beledigd<br />
heb, gaarne verzoenen wil; en even daarom reeds zoo<br />
vele beden om vergiffenis, met berouw en leedwezen,<br />
in deze bladen gedaan heb, en dus, gelijk ik hoop,<br />
ene algemene bevrediging getroffen heb, zoo bid ik<br />
ook nog ten beduite mijn' lieven befchermengel hartelijk<br />
om vergeving, in gevalle ik hem zoo veel vergeeffcheu<br />
arbeid voor mijne ziel veroirzaakt mogt hebben,<br />
daar hij mij in lïghaamsgevaren zoo dikwijls <strong>van</strong> verzuipen,<br />
verdikken, hals en benen te breken, verhongeren<br />
, en doodgefchoten te worden zoo won<strong>der</strong>lijk<br />
gered heeft. Halt hij deze moeite voor mijne ziel<br />
aangewend , en daartegen het nietswaardig lighaam<br />
verwaarloosd, dan zou ik op aarde min<strong>der</strong> geleden,<br />
ook min<strong>der</strong> ergernis verwekkende Schrivten aan het<br />
licht gebragt hebben, en dan zou ik misfchien thands<br />
in het gewaad <strong>van</strong> een' Dervis of Mandarijn, of in<br />
een' Christelijke monnikskap omwandelen, en de .heiligen<br />
in Indië bekéren.<br />
X s<br />
Nu
§3© BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJKVERKt. ENE,<br />
Nu mag een ie<strong>der</strong>, wie wil, over de ratio fufficiens<br />
ïchrijven. Ik geloof éénmaal vast en heilig, dat niets<br />
a-on<strong>der</strong> genoegzame redenen in den hemel of op<br />
aarde gefchiedt, noch dat is, wat het fchijnt te<br />
zijn: en nu befpotte. en berispe ie<strong>der</strong> Journalist,<br />
Recenfent, - Godgeleerde , Letterknegt, Schoolvos,<br />
en ware Geleerde, mijne Schrivten, ook deze mij-*<br />
ne geloofsbelijdenis , zoo veel hij maar wil, naar<br />
zijn welgevallen, of fchoolregelen! Een ie<strong>der</strong>, die<br />
wil, kope, leze, en fchatte mijne boeken, of verachte<br />
en verbrande dezelven naar zijn welgevallen! . . ,<br />
Eerzucht was noit mijn zwak. Ik werd toevallig een<br />
origineel Schrijver: en, behagen mijne Schrivten niet,<br />
wil mij niemand eopïéren, dan volge hij mijne handelingen,<br />
mijne ftandvastigheid en an<strong>der</strong>e zedelijke deug.<br />
den na; en hij zal ontwijfelbaar een goed Christen ,<br />
een nuttig man in den Staat, en een eerlijk mensch<br />
worden. Dit was het oogmerk <strong>van</strong> mijn aanwezen;<br />
dit heb ik vervuld, en meer wil ik niet.<br />
Dixiy nunc pon<strong>der</strong>a prudens.
A N D W O O R D<br />
OP<br />
S E<br />
A A N M E R K I N G E N<br />
VAN DE HEREN<br />
A R C H E N H O L Z EN BÜ SC HING.
A N D W O O R D<br />
OP<br />
DE<br />
A A N M E R K I N G E N<br />
VAN DE HEREN<br />
ARCHENHOLZ<br />
EN BÜSCHING.<br />
[OVER DE BRITSCHE WÏTGEVINO,<br />
Een Fragment, uit den nieuwen en zeer<br />
vermeer<strong>der</strong>den druk <strong>van</strong> het wérk <strong>van</strong><br />
j. w. VAN ARCHENHSLZ over Engeland<br />
en Italië Qa\<br />
D e menfehen hebben zich nog noit over één énig<br />
puncT: kunnen verénigen. Niet eens die grote ewige<br />
waarheid <strong>van</strong> het aanwezen eens Waereldfcheppers<br />
heeft<br />
(a) De Heer VAN ARCHENHOLTZ hadt dit fragment, voor<br />
de uitgave <strong>van</strong> den nieuwen druk <strong>van</strong> zijn Engeland en Italië,<br />
geplaatst in zijns Smette iittetrttur xmb 2)6ïferfunbe/ Iter<br />
%x\)ïgano,l Itcï bant) / No. VI, f. 4(S;-474. Ik heb het niet<br />
onnut geoordeeld, hetzelve daar uit te vertalen, en hier te<br />
plaatzen,op dat de Lezer te beter de aanmerkingen zou kimden<br />
veriraan, en beoordelen, die de Heer VAN DKR<br />
tegen dit ftuk gemaakt heeft.<br />
TRENCK
334 A A N M E R K I N G V A N<br />
heeft men doorgaands als onwe<strong>der</strong>fprekelijlc aangenomen.<br />
Het is dus geen won<strong>der</strong>, dat de nog onlangs<br />
zoo zeer miskende, en nog heden niet genoeg geken*<br />
de Dritfche Wetgeving een gelijk lot on<strong>der</strong>gaat. Ik<br />
zou een tafereel, dat men in gantsch Duitschland met<br />
welgevallen befchouwd heeft, bezoedelen, wanneer ik<br />
de oordelen <strong>van</strong> enige onwetende kunstrigters hier<br />
aanhalen wilde, die mij varj ene overdre/ene partijdigheid<br />
befchuldigen. Men bewijze de valschheid <strong>der</strong><br />
<strong>van</strong> mij aangevoerde daadzaken ; en , kan men dit<br />
niet doen, dan zijn alle tegengeftelde gevoelens over<br />
dit on<strong>der</strong>werp, zelvs <strong>van</strong> de verdandigfte mannen, ja<br />
<strong>van</strong> de grootfte geniën, niets als gezwets. Toen voormaals<br />
de Britten lofredenaars <strong>van</strong> hunne Staatsdnrigting<br />
en vrijheid waren, hoorde men hun nier, om<br />
dat men hunne Schrivten niet las; of men lachte over<br />
hunne vermeende ingebeelde voortreflijkheid. 'Er<br />
moesten volftrekt uhlan<strong>der</strong>s opkomen, en wel zulken,<br />
die tot de grootfte vernuften <strong>van</strong> o»ze eeuw behoren,<br />
om dit eiland in deszelvs ware gedaante aan de overige<br />
Europffiërs te doen kennen. Toen VOLTAIRE,<br />
MONTF.SQUIEU, ROUSSEAÜ, HELVETIfJS, en RAIJNAL<br />
de Britfche Staatsgelleldtenis niet genoeg prijken konden;<br />
toen DE LOLME, een burger <strong>van</strong> Geneve, hier<br />
over een zoo grondig als voortreflijk boek fchreef; en<br />
zoo vele an<strong>der</strong>e grote geleerden <strong>van</strong> alle natiën <strong>van</strong><br />
Europa daar mede inftemden; toen begon men te geloven,<br />
dat <strong>van</strong> de zoo hoog geroemde voortreflijkheid<br />
<strong>van</strong> dit volk toch wel iets waar kon zijn. De be-'<br />
fpiegelingen <strong>der</strong> gemelde grote mannen werden doof<br />
mij, door ene gantfche menigte daadzaken <strong>van</strong> allerïeiën<br />
aart, bevestigd. Deze loopbaan was, ten aanzien<br />
<strong>van</strong> Engeland, nieuw: het doel <strong>van</strong> denzelven was<br />
j , • al-
J. W. A R C H E N H O L Z . 335<br />
alleen te voren afgetekend, en ik poogde dat doel te<br />
bereiken, KLOPSTOCK zegt; „ waar de Gefchiedfchrij.<br />
ver fpreekt, fpreekt hij niet, maar de daad."<br />
Ene bijzon<strong>der</strong>e omftandigheid geevt mij hier de pen<br />
in de hand. Na het bovengemelde, ja na alles, wat<br />
ik in vijftien Afdelingen <strong>van</strong> de Britten gefchreven<br />
heb, zou het ongerijmd zijn, het bijzon<strong>der</strong> gevoelen<br />
<strong>van</strong> één énig man hier "te we<strong>der</strong>leggen, zoo niet de<br />
bijkomende buitengewone omftandigheden dit volftrekt<br />
neodzakelijk maakten. De Levensgeschiedenis <strong>van</strong> den<br />
Heer VAN DER TRENCK is in ie<strong>der</strong>s handen. Het geen<br />
hij over Engeland zegt, vor<strong>der</strong>t verbetering, dewijl<br />
hier een man fpreekt, die niet tot de gewone menfchen<br />
behoort, wiens noodlot medelijden, en wiens<br />
moed en fterkte <strong>van</strong> geest bewon<strong>der</strong>ing verdient. Zijne<br />
onwankelbare ftandvastigheid in enen toeftand, die<br />
de menschheid beroert, was reeds voor meer dan<br />
twintig jaren het voorwerp mijner bewon<strong>der</strong>ing. I!c<br />
heb hem dit in het jaar 1774 te Weenen zelf verzekerd<br />
, en trede hier zeer ongaarne tegen hem op:<br />
doch, of mijn werk over Engeland is het gekfte vertelzeltjen,<br />
dat immer de menfchelijke verbeelding uitgebroed<br />
heeft, en alles, wat zoo vele grote mannen<br />
<strong>van</strong> de Britten gezegd hebben, alles, wat hunne gefchiedenis<br />
tot op den huidigen dag bevestigd heeft,<br />
is ongerijmd en verdigt;of de Heer VAN DER TRENCK<br />
heeft het ijzelijk voorbeeld <strong>van</strong> ongeregtigheid, dat hij<br />
in London wil gezien hebben, niet gezien.<br />
De aanmerkingen, dat in Engeland gene wet tegen<br />
bedriegers is, en dat niemand om criminele misdaden<br />
in zijn huis gearrefteerd kan worden (b), we<strong>der</strong>leggen<br />
zich<br />
O) II Deel, bladz. 232, 234.
33
J, W, ARCHENHOLZ» 337<br />
gefche taal en de wetten <strong>van</strong> dit land, vertrouwde<br />
zich aan een' Duitfcher, die hem fchandelijk bedroog,<br />
zijne Hungaarfche wijnen ontving, on<strong>der</strong> belofte dat<br />
hij ze binnen weinige uren betalen zou, maar ze on<strong>der</strong>tusfchen<br />
terftond we<strong>der</strong> verkocht. Of deze laatfte<br />
koper <strong>van</strong> het bedrog geweten heeft of niet, wil ik<br />
uiet beflisfen, fchoon het eerfte mij waarfchijnlijker<br />
is. Doch deze twijfel was bij geen' Regter <strong>van</strong> gewigt,<br />
die alleen het eigendoms-regt <strong>van</strong> den koper,<br />
en de daar toe behorende bewijzen in aanmerking ne*<br />
men kon. Genoeg, dat deze de wijnen gekocht hadt<br />
volgens faSluur, dat de bedrieger <strong>van</strong> den Heer VAN<br />
DER TRENCK. of <strong>van</strong> zijn' zwager gekregen hadt. Deze<br />
omftandigheid <strong>van</strong> het factuur, waar door de handel<br />
eene volledige wettigheid verkreeg, lost het raadzei<br />
op. Hoe zouden de mercantile bedrijven in zulke<br />
ene Had, als London, belemmerd worden, als het<br />
niet geoorlovd was, waren, zelvs <strong>van</strong> onbekende pcr-<br />
Gnen, te kopen, die niet heimelijk ingedragen, maar<br />
openlijk op wagens ter verkoop gebragt, en nevens<br />
het factuur overgeleverd worden? De koper, met dit<br />
papier voorzien, heeft het regt,om een' ie<strong>der</strong> als een'<br />
rover te behandelen , -die hem deze wettig gekochte<br />
koopmansgoe<strong>der</strong>en met geweld afnemen-wil. Daaruit<br />
is het verklaarbaar, dat geen <strong>van</strong> de magtige vrienden<br />
<strong>van</strong> den Heer VAN DER TRENCK , bij welken hij hulp<br />
zocht, hem helpen kon. Ik weet niet , of ik dwaal;<br />
maar naar mijn oordeel is deze vermeende ftrenge berisping<br />
de grootfte loffpraak <strong>der</strong> Britfche wetgeving.<br />
Dat het zijne vrienden niet aan den goeden wil ontbrak,<br />
zegt de Heer VAN DER TRENCK zelf. Hier zijn<br />
zijne woorden (c~)i<br />
„ Lord<br />
(O II Deel, bladz, 236.<br />
UI DEEL. Y
338 A A N M E R K I N G VAN<br />
Lord GROSVENOR , mijn bijzon<strong>der</strong>fte vriend,<br />
„ zeide mij: - • „ ,, Zend. gij<br />
,, maar an<strong>der</strong>en wijn na London, wij zul-<br />
„ „ len denzelven allen zoo goed betaalen,<br />
„ dat uwe fchade wel dra vergoed zai<br />
,, zijn."" —— Dit was een andwoord,<br />
,, dat juist met het nationaal character overeenkwam;<br />
en ik ben ook verzekerd, dat<br />
„ hij zijn woord zou gehouden hebben,doch<br />
„ ik had zoo veel contant geld niet, om<br />
,, we<strong>der</strong>om eenen nieuwen inkoop te doen."<br />
Deze loffpraak <strong>van</strong> het nationaal character <strong>der</strong> Engeliclien,<br />
welke hij ook bij gelegenheid <strong>van</strong> de vriendichapsbewijzen,<br />
die hij <strong>van</strong> Lord HÏJNDFORT in Rusland<br />
ontving, zelf door daadzaken bevestigt (d), is<br />
bezwaarlijk overéén te brengen, met het geen wij in<br />
het vervolg lezen (e), dat de Engelfche natie in den<br />
grond om duizend redenen onze gantfche verachting<br />
verdient. Doch een zeer levendig man kan, bij de<br />
erinnering aan een gewigtig verlies, zoo iets wel ter<br />
ne<strong>der</strong>fchrijven; maar niemand zal daar na zijn oordeel<br />
over deze natie bepalen. Hetzelvde temperamentsgebrek,<br />
dat de Heer VAN DER TRENCK ZOO vrijmoedig<br />
bekent, heeft hem vervoerd, om den Rid<strong>der</strong> FIEL<br />
DING openlijk ais een' eerlozen boef te behandelen (f).<br />
Dat een grijzaart <strong>van</strong> zeventig jaren, <strong>van</strong> een aanzienlijk<br />
vermogen, die den gewigtigen post <strong>van</strong> een'<br />
Op.<br />
(d) I Deel, blaae. 161 enz,<br />
{e) II Deel, bladz. 238.<br />
(ƒ) II D«el, bladz. *33-
J. W. A R C H E N H O L Z . 339<br />
Opperden Vre<strong>der</strong>egter in London vele jaren met roem<br />
bekleedde, die de fchrik <strong>der</strong> dieven en fpitsboeven<br />
was, dat zulk een man , zeg ik , de geftolene wijnen<br />
<strong>van</strong> den Heer VAN DER TRENCK mèt de rovers gedeeld<br />
zou hébben, en dat dit aandeel aan den diefstal<br />
net 200 flesfchen bedroeg, dit kan den Lezer zeer twijfelachtig<br />
voorkomen, indien hij niet voorgenomen<br />
heeft aan niets te twijfelen.<br />
Zoo veel <strong>van</strong> de zaak en <strong>van</strong> het voorgeven <strong>van</strong><br />
den Heer VAN DER TRENCK in het bijzon<strong>der</strong>; ik zou<br />
'er nimmer melding <strong>van</strong> gemaakt hebben, indien hij<br />
niet, om zijn voorgeven te on<strong>der</strong>fteunen, ene gebeurenis<br />
hadt aangevoerd , die, indien zij werkelijk zoo<br />
voorgevallen was, de grootfte fatyre zou zijn op de<br />
Engelfche wetgeving, ja op de gantfche menschheid.<br />
Maar deze gebeurenis draagt in alle hare delen den<br />
ftempel <strong>van</strong> een flecht verzonnen vertelzeltjen, dat ik<br />
gaarne uit de Merkwaardige Levensgeschiedenis <strong>van</strong><br />
dien buitengewonen man weg zou wenfehen, om dat<br />
hetzelve de geloofwaardigheid <strong>van</strong> zijne an<strong>der</strong>e verhalen<br />
benadeelt. Dat on<strong>der</strong> de gemelde omftandighed,en<br />
een man, die een' zilveren koffijkan, welke hij gekocht<br />
hadt, en welke hem door een' elendigen Jood<br />
ontftolen was, terftond na het plegen <strong>van</strong> den diefftal<br />
we<strong>der</strong>om genomen hadt, om deze daad, fchoon<br />
hij zijn regt <strong>van</strong> eigendom op menigerleië wijzen hadt<br />
kunnen betogen, zou opgehangen zijn, en wel, zoo<br />
als natuurlijk volgen moet, na een openlijk proces,<br />
waar in alleen het laaglte geboefte aanklagers waren ,<br />
waar in verlichte en onpartijdige regters zatca , en<br />
waar in de beklaagde onmogelijk zon<strong>der</strong> getuigen en<br />
vrienden zijn kon, dit is waarlijk veel in weinige<br />
Y 2<br />
woor-
34° A A N M E R K I N G V A N<br />
woorden verhaald, want deze gefchiedenis beflaat in<br />
het boek <strong>van</strong> TRENCK maar ééne bladzijde (g).<br />
Het ongerijmde <strong>van</strong> dit verhaal laat ik aan het oordeel<br />
<strong>van</strong> een' ie<strong>der</strong>' over, het zij hij bereist is of niet,<br />
of hij de menfehen door verkéring of uit boeken kent,<br />
of hij in een paleis of on<strong>der</strong> een dak woont, indien<br />
hij maar gewoon menfehen-verftand heeft, en onpartijdig<br />
denkt. De zaak fpreekt <strong>van</strong>' zelve. De mogelijkheid,<br />
dat zulk een voorval, on<strong>der</strong> de gemelde omftandigheden<br />
, in Engeland immer gefchieden kon,<br />
trek ik niet in twijffel: maar de zekerheid, dat hetzelve<br />
in het jaar 1778, toen de Heer VAN DER TRENCK<br />
in London was, en toen hij de executie <strong>van</strong> dezen<br />
man gezien wil hebben, niet gefchied zij, weet ik,<br />
dewijl ik mij ook toen juist aldaar bevond. Mijne<br />
bewijzen voor mijne ontkenning zijn zeer kort, maar<br />
zoo bondig, als zij maar immer zijn kunnen. Alle<br />
criminele procesfen, aanklachten , verhoren, en verdedigingen<br />
worden in London gedrukt. Men fla dus de<br />
SeJJions paptrs na,<br />
Dit aanhangzel is ene verdediging <strong>van</strong> mijne on<strong>der</strong>neming,<br />
om de Engelfche natie zoo te fchil<strong>der</strong>en, als<br />
zij is : Het is gene verdediging <strong>van</strong> dezelve , die zij<br />
misfen kan; noch veel min<strong>der</strong> ene befcherming <strong>van</strong><br />
hare eer, welke geen volk op aarde min<strong>der</strong> behoevt.<br />
Wanneer de gefchiedenis ener natie rijk aan buitengewone<br />
voorvallen en bewon<strong>der</strong>enswaardige daden is;<br />
wanneer hare Wijsgéren, Dichters, Gefchiedfchrijvers,<br />
Redenaars en Wiskunftenaars in den tempel des roems<br />
de verhevenfte plaatzen bekleden; wanneer hare Staats<br />
man-<br />
(?) II Deel, bladz. «237,
J. W. A R C H ffi N H O L Z. 34I<br />
mannen tot de grootfte voorbeelden behoren; wanneer<br />
de vlijt harer kunftenaars de paleizen <strong>van</strong> alle Europreïfche<br />
Monarchen fiert; wanneer hare ftaatsgefteldtenis<br />
eerwaardig is aan den Wijsgeer <strong>van</strong> elk Land,die met<br />
de waereldgefchiedenis in de hand oordeelt; wanneer<br />
hare fchepen op alle zeeën zwemmen, en hare handel<br />
gene grenzen, als die <strong>der</strong> bewoonde aarde, kent;<br />
wanneer hare wetten, haar goud, en haar zwaard<br />
haar bezittingen in alle waerelddelen, zuikereilanden<br />
en diamantmijnen verworven hebben; wanneer hare<br />
kooplieden koningrijken beheerfchen, en het lot <strong>van</strong><br />
gantfche volken bepalen; wanneer zij moed in hare<br />
veldflagen, en de grootfte onverfchrokkenheid in hare<br />
zeeflagen betoont; wanneer hare ontdekkingen op de<br />
waereldzeeen tot aan het ewige ijs aan beide de Polen<br />
reiken, en deze gevaarlijke on<strong>der</strong>nemingen niet alleen<br />
het nationaal belang, maar het nut <strong>van</strong> het menfchelijke<br />
gedacht over het algemeen ten oogmerk hebben<br />
(h); wanneer dit alles tot de characteriftike trekken<br />
<strong>van</strong> een volk behoort, dan verftomt de Lofredenaar.<br />
Zulke ene natie trekt , niettegenftaande hare<br />
feilen en gebreken, de hoogachting en bewon<strong>der</strong>ing<br />
<strong>van</strong> alle volken, als een' billijke fchatting; vrijwillig<br />
of niet, zij wordt gegeven; zulke ene natie dwingt<br />
deze fchatting af,.in alle hoeken <strong>der</strong> aarde,waar verlichte<br />
menfehen wonen.]<br />
(h) Helaa»! . . .<br />
Y 3<br />
AND-
A N D W O O R D<br />
OP<br />
DE<br />
A A N M E R K I N G<br />
VAN<br />
DEN HE ER<br />
VAN A R C H E N H O L Z ,<br />
I~Iet heeft den geleerden en achtingwaardigen Heer<br />
VAN ARCHENHOLZ behaagt , in zijne Sleue tittitcitut<br />
HlE> Sólferftin&e/ zich, fchoon met de prijs waardigfte<br />
befcheidenheid , over ene plaats in mijne Levensgefchiedenis<br />
uit te laten, waar ik de Britfche geregtigheid<br />
berispt, en mijn eigen voorval getrouw verhaald<br />
heb. Voor de onbewimpelde en zuivere waarheid <strong>van</strong><br />
hetzelve zet ik openlijk mijne eer te pande, daar ik<br />
zelf het ijzelijkst voorbeeld <strong>van</strong> onregtvaardigheid in<br />
London gezien en oh<strong>der</strong>yonden heb. On<strong>der</strong>tusfchen<br />
bij recenfiën, waar in ik gelogenffcraft word, kan ik<br />
niet onverfchillig zwijgen, vooral niet, wanneer.dezelven<br />
uit ene geaccrediteerde pen voortkomen, die, om<br />
dat zij hare eigene dwalingen verdedigen moet, mij<br />
verkeerd beoordeelt. Mijn zwager, <strong>van</strong> wien ik in<br />
dit verhaal melding gemaakt heb, leevt tegenwoordig<br />
als regerend Burgermeester in de Rijksltad Aken.<br />
Twijfelaars kunnen hem na de waarheid vragen. Hij<br />
werdt door den Rid<strong>der</strong> FIELDING, welken men verd.><br />
di-
ANDW. OP DE AANM, VAN J. W. ARCHENHOLZ. 343<br />
digen wil, op ene in de daad fchelmachtige wijze in<br />
het garen gelokt. Hij zelf, FIELDING , gaf hem de<br />
bedienden <strong>der</strong> Politie mede, om mijn' wijn met geweld<br />
te rug te nemen: en na<strong>der</strong>hand lochende hij zijn<br />
bevel, en mijn brave zwager werdt gearretteerd, als<br />
of hij ene euveldaad begaan hadt. Ik moest 1000<br />
pond tot cautie voor hem uitfchieten, en heb niet alleen<br />
mijn' wijn, maar ook de 1000 pond fchandelijk<br />
verloren.<br />
Dat nu de Heer Rigter FIELDING zelf 200 flesfchen<br />
<strong>van</strong> mijn' geroovden wijn ont<strong>van</strong>gen heeft, dit heeft<br />
mij dezelvde man verklaard, die ze in den nacht <strong>van</strong><br />
den roof zelf in zijn huis droeg.<br />
In het algemeen, wat ik <strong>van</strong> deze gefchiedenis verhaald<br />
heb, zijn wezenlijk daadzaken , en, indien de<br />
Heer VAN ARCHENHOLZ niet mijn vriend was, en een<br />
man, dien ik hoogacht,dan zou ik hem hier ene weddenfchap<br />
<strong>van</strong> 1000 ducaten aanbieden, wie <strong>van</strong> ons<br />
beiden de meest legale bewijzen voor of tegen dit in<br />
twijfel getrokken geval zou kunnen aanvoeren. Voor<br />
het overige zijn mij bedrijven <strong>van</strong> dezen Heer Opperden<br />
Vre<strong>der</strong>igter, iu de behandeling <strong>der</strong> criminele Juftitie,<br />
bekend, die mijn tegenfchrijver misfchien zoo<br />
goed niet ontdekken kon, als ik, om dat het hem aan<br />
de gelegenheid ontbrak.<br />
Zijn verhaal <strong>van</strong> den loop dezer zaak is voor het<br />
grootfte gedeelte rigtig; alleen met dit on<strong>der</strong>fcheid, dat<br />
de Heer VAN ARCHENHOLZ de Engelfche geregtigheid<br />
niet zoo, als ik, gezien noch on<strong>der</strong>vonden heefr. Wij<br />
zagen beiden uit tegenovergedelde gezichtspunten ,<br />
toen wij <strong>van</strong> Engeland fchreven. Hij wilde de natie<br />
vergoden; ik integendeel heb haar character\aan mijn<br />
huid in vele voorvallen geproevd en leren kennen, en<br />
Y 4<br />
dik-
244- ANDWOORD OP DE AANMERKING VAN<br />
dikwijls hebzucht, halftarrigheid, en bandelozen rrots<br />
ontdekt. Zeker is het, dat ik. op de fchandelijkiïe<br />
wijze door hun bedrogen ben; zeker is het ook, dat<br />
mij Britfche Heren, aan welken ik in mijn huis te<br />
Aken duizend beleefdheden en diensten bewezen had,<br />
in London met verachting bejegenden. Even zoo zeker<br />
is het ook, dat ik, zon<strong>der</strong> alle temperaments-gebreken,<br />
met volle practifche overtuiging, welberaden<br />
gefchreven heb, dat deze natie, wanneer zij onsDuitfchen<br />
zoo grof mishandelt, onze gantfche verachting<br />
verdient.<br />
Maar , dat ik zoo laag zou hebben kunnen handelen,<br />
dat ik in mijne Levensgefchiedenis de eerlievende waereld<br />
met een vertcltzeltjen zou hebben willen bedriegen,<br />
, . dit vermoeden zal waarfchijnlijk de fchrijverstrotschheid<br />
<strong>van</strong> den Heer VAN ARCHENIJOLZ , tot verdediging<br />
<strong>van</strong> zijne eigene dwalingen , ter ne<strong>der</strong> gefchreven<br />
hebben. . . Doch, indien zijne eigenzinnigheid dit<br />
geftelde mogt willen vol houden, dan is het het beste,<br />
dat wij maar om joco ducaten wedden, en dezelven<br />
aan ene <strong>der</strong>de plaats deponéren; en, wanneer<br />
ik dan bewezen zal hebben, dat ik zuivere waarheid<br />
gefchreven hebbe, dan zal onze pennenftrijd voor<br />
mij het voordeligst geëindigd zijn.<br />
Maar,dat de Heer VAN ARCHENHOLZ in zijnefehü<strong>der</strong>ing<br />
<strong>van</strong> dit volk gedwaald heeft, dit is even zoo<br />
min een' misdaad, als wanneer ik een' Engelfchen bedrieger<br />
met name noeme, dien ik in de daad als zoodanig<br />
heb leren kennen. Wij zijn beide menfehen, en<br />
de H. Geest fchrijvt niet meer zoo in onze ve<strong>der</strong>,<br />
als in die <strong>der</strong> oude Propheten. Mannen, die volksgefchiedenisfen<br />
fchrijven, kunnen ook in menig geval<br />
door vooroordéleu ingenomen, en daar door kortzichtig
J. W. A R C H E N H O L Z . 34J<br />
tig zijn. Maar, wanneer ik in mijne eigene gefchiedenis,<br />
als een eerlijk man, dat verhale, wat mij werkelijk<br />
gebeurd is, dan noemt hij mij openlijk een'<br />
leugenaar, die mij als een' vertelzeltjensfchrijver fchil<strong>der</strong>en<br />
wil. Aldus maar aan het wedden, Heer Aanvaller!<br />
Of erken gij, dat wij maar beiden menfehen<br />
zijn, die misfchien uit gantsch tegengeftelde oirzaken<br />
<strong>van</strong> Engeland gefchreven hebben. Ik ging in mijn'<br />
billijken ijver te ver, toen ik de gantfche natie berispte;<br />
en gij gaat nog ver<strong>der</strong>, daar gij werkelijk een'<br />
vriend beledigt, om in uwe Schrivten ene onfeilbaarheid<br />
ftaande te houden, die ik volftrekt niet in dezelven<br />
vinden kan, dewijl ik het tegendeel a pofieriori<br />
bewijzen wil, en in de daad zelfgezien heb.<br />
. Ver<strong>der</strong> wordt het geval <strong>van</strong> den eerlijken Duitfcher<br />
in twijfel getrokken, dien ik zeifin zijn' kerker fprak,<br />
en zelf ophangen zag.<br />
Hier dwaalt mijn tegenfehrijver zeer in de tijdrekening.<br />
Ik heb niet gezegd, dat dit in het jaar 1778,<br />
toen de Heer VAN ARCHENHOLZ zelf insgelijks in London<br />
tegenwoordig was, gefchied zij. Het is in een an<strong>der</strong><br />
jaar gefchied; want ik ben niet ééns, maar zesmaal,<br />
in verfcheidene jaren, in London geweest. Juist dit<br />
was den Wetgever <strong>van</strong> alle Schrijvers onbekend, die<br />
zijne Britten onfeilbaar fchil<strong>der</strong>en Wil, en ook <strong>van</strong> mij<br />
vor<strong>der</strong>t, dat ik de fchandelijkfte gevolgen <strong>der</strong> Britfche<br />
ongeregtigheid bemantelen zal. Ik had een gantsch<br />
tractaat te fchrijven, wanneer ik alles verhalen wilde,<br />
wat ik overtuigend zag, en <strong>van</strong> geaccrediteerde Engelfchen<br />
zeiven hoorde. Doch kortheidhalve wil ik<br />
nog maar deze vraag doen.<br />
Zijn de wetten in een land goed, dient de natie zelve<br />
ten voorbedde, waar geen huis voor inbraak, geen<br />
Y 5 ftraat ,
34Ö ANDWOORD OP DE AANMERKING VAN<br />
(Traaf, in de Refidentie zelve niet, voor rovers veilig is;<br />
waar ettelijke hon<strong>der</strong>den menfehen jaarlijks door beulshanden<br />
gedood, en criminele bewijzen door het aantal<br />
<strong>der</strong> eeden beflist worden; waan men, gelijk waereldkundig-is,<br />
een' valfchen eed voor een' fchelling<br />
kopen kan, en waar toch lieden, die zich hier toe<br />
verhuren, openlijk geduld en gebruikt worden?<br />
De Heer VAN ARCHENHOLZ moet voorzeker <strong>van</strong> de<br />
verfiandhouding <strong>der</strong> zwindelaars-focieteft met het gerigts-collegie<br />
te London geen berigt ingewonnen hebben,<br />
waar <strong>van</strong> hem toch ied2r burger <strong>van</strong> London<br />
narigt geven kon,en welke het zoo bezwaarlijk maakt,<br />
tegen deze zwindelaars 'regt te verkrijgen.<br />
Wat de zoo hoog geprezene wetten betreft, wil ik<br />
hier, om hem te overtuigen , nog ene gefchiedenis<br />
verhalen, die ik zelf beleevd heb.<br />
ïk ontving in London een transport Hungaarfche<br />
wijnen, waar voor ik omtrent 400 guinies tol betalen<br />
moest» Ik verfcheen zelf aan het to!-comptoir. Na<br />
dat ik het geld aan Mr. FÜTT betaald hadt, hieldt<br />
mij een man een' foliant voor de neus, en vor<strong>der</strong>de,<br />
dat ik denzelven kusfen tou.<br />
Dit was het Euangelie, dat, in plaats <strong>van</strong> een eed<br />
af te leggen, maar gekust werdt, om wijdlopigheden<br />
te vermijden.<br />
Ik vroeg, wat dit beduidde? Het andwoord was;<br />
„ gij moet een' eed doen, dat gij den wijn alleen<br />
,, uitdrinken, en 'er niets <strong>van</strong> verkopen wilt."<br />
Daar ik nu toe een zoo belachlijk bedrijf niet befluiten<br />
kon, en niet kusfen wilde,riep Mr. FUTT een'<br />
dagloner, en zeide mij, dat ik aan dezen een' fchelling<br />
zou geven: en deze kuste en zwoer voor mij,<br />
gevolglijk valsch.<br />
/ Ik
J. W. A R C H E N H O L Z , 347<br />
Ik on<strong>der</strong>zocht de reden <strong>van</strong> deze zon<strong>der</strong>linge handelwijs<br />
, en kreeg deze ophel<strong>der</strong>ing , dat voor vele jaren,<br />
in een' oorlog met Frankrijk, een bil in het<br />
Parlement was gepasfeerd, die allen invoer en verkoop<br />
<strong>van</strong> Franfche wijnen verboodt.<br />
Wanneer nu (<br />
#en Lord of Schildknaap champagne<br />
drinken wilde,dan kreeg hij een' pas voor iaoooflesfchen,<br />
maar moest bij den ont<strong>van</strong>gst een' eed afleggen,<br />
dat hij dezen wijn alleen drinken, en 'er niets<br />
<strong>van</strong> verkopen wilde.<br />
Nu was , toen ik mijn' wijn in. London ontving ,<br />
deze bil nog niet opgeheven; bij gevolg moest nog<br />
ie<strong>der</strong> wijnhandelaar, bij den ont<strong>van</strong>gst zijner wijnen,<br />
dezen eed afleggen. Kan men wel iets bedenken, dat<br />
belachlijker is?<br />
In de Catholijke kerk laat men an<strong>der</strong>en, om gerede<br />
penningen, voor zich bidden; en in het verlichte London<br />
laat men an<strong>der</strong>en, om een' elendigen fcheliing,<br />
voor zich een' valfchen eed doen.<br />
Nog hon<strong>der</strong>d <strong>der</strong>gelijke grove misbruiken in de Engelfche<br />
wetten zou ik aan mijn' tegenfchrijver, vóór<br />
kunnen leggen. Ook heeft de Heer VAN ARCHEN<br />
HOLZ nog on<strong>der</strong> gene militaire difcipline <strong>van</strong> een' Engelfchen<br />
bevelhebber in een Duitsch leger gediend; an<strong>der</strong>s<br />
zou hij ontwijfelbaar met mij over het boos character<br />
dezer natie eenftemmig denken, en met meer<br />
voorzichtigheid haar' lof pogen uit te breiden.<br />
Ik heb geen vertelzeltjen verhaald. Waar, ewig w£ar<br />
is mijn getrouw verhaal. Alle hooggeroemde daden <strong>van</strong><br />
dit volk zijn op trotschheid, roof- en heersch-zucht<br />
gegrond. Ook in Engeland zijn grote mannen, zeker<br />
meer dan in Spanjen; maar de natie over het geheel<br />
is baatzuchtig, trouwloos en tot moordzucht geneigd.<br />
De
348 ANDW. OP DE AANM. VAN J. W. ARCHENHOLZ.<br />
De adminiftratie <strong>der</strong> Juftitie aldaar is juist zoo als<br />
ik ze gefchil<strong>der</strong>d heb, en, wie London kent, wie de<br />
omkopingen <strong>der</strong> eerfte Parlementsleden gezien heeft,<br />
wie immer <strong>van</strong> het character dezer natie afhangelijk<br />
was, wie de beweegoirzaken kent, waarom ik fchreef,<br />
en waarom de Heer VAN ARCHENHOLZ mij berispt,<br />
die zal mij meer geloven dan hem, die zijn doorzicht<br />
in ene (taats-inrigting, die misfchien nog donker voor<br />
hem is, onfeilbaar acht, en misfchien meer dan ik<br />
door zijn temperament in het fchrijven zich heeft laten<br />
bellieren, of door waarfchijnlijkheden mkleiden.<br />
Want nimmer zal ik vermoeden, dat de Heer VAN<br />
ARCHENHOLZ uit eigenbaat iets fchreef, waar <strong>van</strong> hij<br />
niet overtuigd'"was. Wij blijven dierhalven toch goede<br />
vrienden. Maar verteltzelijens fchrijvt geen<br />
TRENCK, wanneer hij bij het Publiek zijne eer voor<br />
de waarheid te pande zet.<br />
AND-
A N D W O O R D<br />
O P D E<br />
A A N M E R K I N G<br />
V A N D E N H E E R<br />
B ü S C H I N G.<br />
Ook aan den Heer BÜSCHING moet ik een paar regelen<br />
andwoorden op zijne aanmerking, die hij,in het<br />
elfde ftuk <strong>van</strong> zijn' XVden Jaargang,op zekere plaats<br />
<strong>van</strong> mijne Levensgefchiedenis (i) gemaakt heeft, waar<br />
ik, in het verhaal <strong>der</strong> lotgevallen <strong>van</strong><br />
BESTUSCHEF,<br />
in de tijdsbepaling gedwaald zou hebben. Dit zou<br />
ligt mogelijk zijn voor een' man, die geen Journaal<br />
gehouden heeft, en die in 14 dagen, opfchreef, wat<br />
ze<strong>der</strong>d 40 jaren, bij duizend gelegenheden, in zijn<br />
geheugen rondzwermde. Genoeg! de hoofdzaak is<br />
waarheid.<br />
Of on<strong>der</strong>tusfchen de tegenwerping <strong>van</strong> den Heer<br />
BÜISCHING meer geloof verdiene, dan mijn verhaal, is<br />
nog niet beflist. Ik geloof dat ik toenmaals meer weten<br />
kon, wat in het Cabinet <strong>van</strong> BESTÜSCHEF, omging,<br />
dan mijn berisper. BF.STUSCHEP dacht toenmaals<br />
geheel an<strong>der</strong>s als zijne gemalin, en beiden trokken<br />
geld <strong>van</strong> vreemde Hoven.<br />
00 I Deel, bladz, 177, 178, 189, 190.<br />
In
S5
AANMERKING TAN BÜSCHING. 351<br />
Eindelijk dank ik hem hartelijk voor het goede,<br />
dat hij in hetzelve werk <strong>van</strong> mij gezegd heeft. Ik<br />
weet, dat ik niet zon<strong>der</strong> feilen ben. Maar mijn hart<br />
verzekert mij ook, dat ik in mijne Leyensgefchiedenis<br />
nergens liegen wilde. De goedkeuring <strong>van</strong> brave mannen<br />
en echte kenners helt mij gerust, en on<strong>der</strong> dit<br />
getal verëre ik ook mijnen an<strong>der</strong>s regtvaardigen Recenfenr.<br />
Iets moest'er toch gezegd worden... Maar<br />
een pennenftrijd is gene- bezigheid voor hem die zan<strong>der</strong><br />
trotschheid fchrijvt.<br />
Ein-
Eindelijk heb ik, na dat dit boek reeds gereei was,<br />
ook redenen gevonden, om openlijk aan te kondigen,'<br />
dat mij in mijn Va<strong>der</strong>land meer achting en eer we<strong>der</strong>voer,<br />
dan iemand, die 'er geen ooggetuige <strong>van</strong> was,<br />
immer zal kunnen geloven. Ik reize gerust, verge.<br />
noegd, en gelukkig na Oostenrijk te rug. Ook de<br />
goedhartige Monarch heeft mij gunst zoo wel als geregtigheid<br />
laten we<strong>der</strong>varen. Ik heb mijn geconfisceerd<br />
vermogen te rug, en wacht fpoedig de fchadeloosftelling<br />
voor het genot <strong>van</strong> hetzelve, dat ik ze<strong>der</strong>d<br />
40 jaren gemist heb.<br />
Meer heb ik niet gezocht, en ereposten kan ik hier<br />
niet aannemen. Niemand zal mij in mijne grijsheid<br />
voorwerpen kunnen, dat ik in haat ben wraakgierig te<br />
handelen, of tot nadeel te leven <strong>van</strong> een' Staat, waar<br />
in ik 36 jaren burger was, fchoon ik aldaar fchandelijk<br />
mishandeld, en nog met ondankbaarheid beloond<br />
ben. Ik laat hier een' gemdigen Koning te rug , die<br />
mij en mijn hart kent. Ik laat den besten naam , en<br />
ene ontwijfelbare regtvaardiging na, en ben overtuigd,<br />
dat dc Pruisfen mij zullen lief hebben, en de vrienden<br />
<strong>van</strong> mijne kin<strong>der</strong>en zijn. Meer heb ik niet gezocht:<br />
mijn vvensch, het oogmerk mijner reize is vervuld.<br />
Ik kan nu de rust des ou<strong>der</strong>doms met eer genieten,<br />
en zal, als een eerlijk man, mijn graf te gemoet<br />
lachen.
A F S C H E I D<br />
V A N<br />
B E R L I N .
A F S C H E I D<br />
V A N<br />
B E R L I . N,<br />
ere zat, gelijk THAJAAN,<br />
Toen hij zijn' zege hadt bevochten a'<br />
Vergeet ik 't leed mij aangedaan<br />
Door vleiers cn door wangedrochten<br />
Te vreden met het ndodbefcheer,<br />
Dat mij door ltorm ter reê deedt komen..<br />
Zie ik, als Wijsgeer, nu niet meer<br />
Op 't goed, door Uaatzucht mij ontnomen.<br />
Genoeg! 'k vond hier na tegenheên,<br />
Dat mij tot nu onmooglijk fcheea,<br />
Z 2<br />
Witf
A F S C H E I D<br />
Wie<br />
FREDRIK'S gramfchap on<strong>der</strong>vond,<br />
Die kan bedrukten on<strong>der</strong>fchragen;<br />
En wie, als ik, aan 't ftuurroer flond,<br />
Dien zal geen waan op klippen jagen.<br />
Mijn wimpel waeit nu op de kust;<br />
De deugd was 't doelwit <strong>van</strong> mijn pogen;<br />
Geen wangunst roovt nu meer mijn' rust,<br />
De nijd zal nu niets meer vermogen:<br />
MEDUSA'S fcbild dekt nu mijn" borst,<br />
Daar WILLEM'S hand het fcepter torscht.<br />
Monarch! hij, die ÏJW' naam vereert,<br />
Hij, die uw' gunst heeft on<strong>der</strong>vonden,<br />
Hij is 't, die thands zijn' broe<strong>der</strong>s leert,<br />
Waar toe uw' gunst hem heeft verbonden.<br />
De brave Pruis , grootmoedig Heer!<br />
Zal, dankend, u 'zijn' va<strong>der</strong> noemen,<br />
Zijn bonzend hart klopt voor uw' eer,<br />
En zal uw teerheid ewig roemen.<br />
Ja, broe<strong>der</strong>s! juicht! gij hebt een fchat,<br />
Zo groot, als oit een volk bezat.<br />
Grijpt
V A N B E R L I N . 357<br />
Grijpt fier voor hem de wapens aan,<br />
Als heerschzucht zijne rust wil ftoren;<br />
Blijvt, als een muur, onwrikbaar ftaan;<br />
En laat u door geen' list bekoren.<br />
Volgt ied'ren wenk, dien WILLEM geevt;<br />
Zijt naarflig in uw' burgerplichten;<br />
Tuont, dat gij voor uw' Koning leevt;<br />
En helpt zijn zwaren last verligtei.<br />
En, ziet ge uw' nabuur overheerd,<br />
Dankt God, dat<br />
WILLEM u regeert.<br />
Ook u, Vorliir.! geef ik den lof,<br />
Dien dankbaarheid en eerbied wekten:<br />
Gij eerdet mij («) aan 't zelvde hof,<br />
Daar hsteraars mijn' roem bevlekten.<br />
Hier lachten mij de Telgen aan,<br />
Die<br />
WILLEM'S edel flamhuis fleren;<br />
Zij zagen me als een' palmboom ftaan,<br />
Dien 't leed flegts weliger deedt tieren.<br />
Zij vodden, wat een menfchenvrind<br />
Voelt, als hij een' verdrukten vindt.<br />
(a) Zie Hl Deel, bladz. 21.<br />
2 3<br />
Ber-
553 A F S C H E I D<br />
Berlinfche vrienden! 't ga u goed!<br />
Mijn hare zal ewig voor u blaken:<br />
Wat uw geluk vermeerd'ren doet,<br />
Zal ewig mijn geluk volmaken.<br />
Ik zag, o vreugde! ik zag een' traan<br />
In uw' meewarige ogen drijven;<br />
De eer, die mij hier werdt aangedaan,<br />
Zal, trots den nijd, mijn fieraad blijven.<br />
De bijval, dien Berlin mij gaf,<br />
Is miju triumph, en kroont mijn graf.<br />
Gij helden voor het va<strong>der</strong>'asd,<br />
Met wien ik eens in 't leger woonde.'<br />
Ook gij reikt mij de broe<strong>der</strong>hand,<br />
Die FRE;DR[K'S throon met lauren kroonde.<br />
Een grijze Held drukt me aan zijn hart,<br />
Die mij, als jong'ling, broe<strong>der</strong> noemde (b):<br />
Die eer alleen vergoedt de fmart,<br />
Waar toe mij FHEORIK'S argwaan doemde:<br />
Bij zulk een fchouwfpel Hijgt mijn moed,<br />
En ftroomt nog in foldarenbloed.<br />
(bj De Generaal VON PIUTTWITZ: Zie III Deel, bi. 17.<br />
G<br />
' j
VAN<br />
BERLIN.<br />
Gij leden ener Maatfchappij,<br />
Die HJSETZBERG aan haar hoofd ziet pralen!<br />
Ook gij, Geleerden! eerdet mij;<br />
Ook u moet ik mijn' dank betalen.<br />
Die, in <strong>der</strong> wetenfchappen baan,<br />
De lauren, die gij fchcnkt, wil plukken,<br />
Dien Haart 't Heelal met eerbied aan,<br />
Wanneer zijn' pogingen gelukken.<br />
Wat eer valt mij dan niet te beurt,<br />
Daar gij me uw' achting waardig keurt?<br />
U, burgers dezer grote flad,<br />
Eij wien mijn noodlot tranen wekte;<br />
Die heimlijk om mijn' vrijheid badt,<br />
Toen mij een hol ter woonplaats firekte!<br />
U dank ik, met een broe<strong>der</strong>hart,<br />
Dat broedarlievde kan waar<strong>der</strong>en;<br />
Een hart, dat tijd en rampen tart,<br />
En ewig uwe deugd zal eren;<br />
Een liart, dat ook voor 't va<strong>der</strong>land<br />
In patriotfohen ijver brandt,<br />
, Gij,
3^0 A F S C H E I D V A N B E R L I N .<br />
Gij, fchonen! in wier ted're borst<br />
Het zuiverst mededogen brandde;<br />
Die daar mijn lot beklagen dorst,<br />
Waar VENOS mij een' valftrik fpande (
D R U K F E I L .<br />
Bladz. 272, in de aantek., reg. 6 <strong>van</strong> on<strong>der</strong>en,<br />
ftaat, toepasjing; lees, toefpeling.<br />
BERICHT voois DEN BINDER.<br />
De XII PLATEN , die bij dit Derde Deel worden afgeleverd<br />
, moeten in de volgende orde geplaatst<br />
worden:<br />
In het EERSTE Deel.<br />
Plaat I. tegen over bladz. 9.<br />
IV. • 198.<br />
In het TWEDE Deel.<br />
Plaat<br />
V. tegen over bladz. si.<br />
VIII. — 263.<br />
In het DERDE Deel.<br />
Plaat IX. tegen over bladz. 12.<br />
XI. 180.
B IJ D R A G<br />
E<br />
T O T<br />
DE<br />
M E R K W A A R D I G E<br />
LEVENSGESCHIEDENIS<br />
V A N<br />
FREDRIK, VRIJHEER<br />
VAN DER, TRENCK.
B IJ D R A G E<br />
T O T<br />
DE<br />
M E R K W A A R D I G E<br />
LEVENSGESCHIEDENIS<br />
V A N<br />
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK,<br />
BESCHREVEN<br />
DOOR. HE M ZELVEN.<br />
UIT HET IIOOGDUITSCH VERTAALD.<br />
VIERDE EN MERKWAARDIGSTE<br />
DEEL.<br />
TE AMSTERDAM BIJ<br />
M A R T I N U S<br />
D E BRUIJN,<br />
Iu de Warmoesfirast, het zesde huis <strong>van</strong> de Vischfteeg,<br />
Noordzijde.<br />
M i) cc i cm
Wis een roeifchuit voort wil voeren,<br />
Moet zijn rug en armen roeren ;<br />
Zon<strong>der</strong> arbeid fpoedt liij niet.<br />
Wie op 's werelds zee wil vaaren,<br />
Vreez* geen ilorm nocli holle baaien ;<br />
Lach* met onfpoed en verdriet!<br />
O hoe zalig is de man,<br />
Die, na 't doorftaan <strong>van</strong> zijn lijden;<br />
Welverdiende rust, na flrijden,<br />
In de haven fmaaken kan!
B E R I C II T<br />
V A N<br />
D E N<br />
V E R T A AL E R<br />
V A N H E T<br />
V I E R D E D E E L .<br />
De zon<strong>der</strong>linge man, de Baron VAN DER.<br />
TRENCK, heeft <strong>der</strong> wereld een vierde Deel <strong>van</strong><br />
zijné Levensgefchiedenis medegedeeld; de kundige<br />
Ver taaier, die aan ons, Ne<strong>der</strong>lan<strong>der</strong>s, de drie<br />
eerfte Deelen in onze moe<strong>der</strong>taal bezorgd heeft,<br />
verkoos niet, om dit vierde Deel insgelijks te<br />
vertaaien; nogthans is - hetzelve voor hun, die zicji<br />
ever TRENCK, en met rede, venvon<strong>der</strong>d hebben, en<br />
bcgeerig zijn ver<strong>der</strong> te vernemen, wat <strong>van</strong> hem geworden<br />
is, voornaamlijk, daar zij in de openbare<br />
Nieuwspapieren hebben gelezm, hoe hij in Honga-<br />
* 3 rijen
vi B E R I C H T<br />
rijen we<strong>der</strong>om in ge<strong>van</strong>genis geraakt, en we<strong>der</strong>om<br />
in vrijheid her field is, en in zoo verre gezegevierd<br />
heeft, <strong>van</strong> zeer groot aanbelang, ter aanvulling<br />
<strong>van</strong> de voorgaande Declen. Hier ont<strong>van</strong>gen zij<br />
'verftag <strong>van</strong> de geheele totdragt <strong>van</strong> deze zaak, m<br />
op welke wijze TRENCK bcfloten heeft,Oostenrijk<br />
te verlaten, en zich naa Hamburg te begeven,<br />
maar hier zullen .zij het karakter <strong>van</strong> TRENCK<br />
ook in nog duidelijker gezichtpunt kunnen befchouwen.<br />
Een karakter, het welk zich meer en meer<br />
ontwikkelende, verre af is, <strong>van</strong> eenen man <strong>van</strong> waare<br />
grootheid te vertoonen. Een zon<strong>der</strong>ling man 9<br />
een man <strong>van</strong> groot e vermogens, een fiout, moedig,<br />
onbezweken man! Dit moge het karakter <strong>van</strong><br />
TRENCK zijn, maar de waarlijk groote man<br />
is hij niet. Woelziek, en rusteloos, aangevuurd<br />
door de hoop, om zijne goe<strong>der</strong>en we<strong>der</strong> 'te bekomen,<br />
:,tiedl hy zich ten jjiefifte <strong>van</strong> Vorften aan, <strong>van</strong><br />
welken hij zich vleit, aan die goe<strong>der</strong>en geholpen te<br />
zullen worden, en laat zich door hen tot hunne<br />
oogmerken gebruiken, terwijl die Vorften , <strong>van</strong> welken<br />
hij vruchteloos iet hoopte, of die zijnen dienst<br />
weigerden te . gebruiken, bij voorbeeld, Keizer jo-<br />
SEFUS, na hunnen dood,, niet beveiligd zijn voor<br />
zijne fcherpe pen; men zal in dit Deel zoodanige<br />
- voorfi'ellen nopens gemelden Keizer JOSEFUS vinden,<br />
die hem aan eenen NERO gelijk ftellen, zo<br />
niet erger, dan dien haat <strong>van</strong> het menschdom, maaken;
VAN DEN VERTAALEER, vu<br />
ken; ik neem niet op mij te bepaalen, in hoe verre<br />
TRENCK in dat alles de waarheid zegt, maar<br />
dit weet ik, het doet niets tot zijne leyensgefchiedenis<br />
, en is het SUETONIUS door geleerde martijen<br />
als eene misdaad aangetijgd, dat hij de eerfte<br />
c/ESARS zoo üwart getekend heeft, niet, gelijk<br />
men meende, zon<strong>der</strong> haat en partijfchap, wie zal<br />
het in TRENCK edelmoedig vinden, dat hij ons<br />
j o s E F u s als eenen wrecden, verwijfden , onverftandigen<br />
Despoot affchil<strong>der</strong>t? Misfchien, zullen<br />
fommigen denken, dat ik in de vertaaling deze<br />
plaatzen had dienen voorbij te ftaan, of te verzachten,<br />
maar ik ben niet <strong>van</strong> hun gevoelen. Eén<br />
<strong>van</strong> beiden, ik moest TRENCK getrouw leveren, of<br />
ik moest hem geheel niet in onze moe<strong>der</strong>fpraak laten fpreken.<br />
Dit laatfte zou onze Natie beroofd hebben <strong>van</strong>een<br />
gewigtigen belangrijkft uk , gewigtig en belangrijk, omdat<br />
zij daar door dengeheelen TRENCK kunnen leer en<br />
hennen en beëordeelen: Maardan moest ik hem<br />
ook geheel laten fpreken, gelijk hij fpreekt, zon<strong>der</strong><br />
te verzachten, of te verdonkeren. Een of an<strong>der</strong>waal<br />
echter is het met eene enkele uitdrukking gefchied,<br />
die mij al te ruw voorkwam, doch de zaak<br />
zelye, die TRENCK wilde zeggen, heb ik gehouden.<br />
Op dezelfde wijze heb ik geleefd omtrent fommige<br />
gezegden <strong>van</strong> TRENCK, die den Godsdienst betreffen,<br />
ik heb die laten ftaan, omdat zij den<br />
* 4 Gods-
-Vfii , B E R I C /H T<br />
Godsdienst geen' hin<strong>der</strong> kunnen-doen, dewijl zij, in<br />
de daad, blijken dragen, dat de kennis '<strong>van</strong><br />
TRENCK omtrent den Godsdienst zeer gerin* isongelukkig<br />
verwart hij, gelijk doorgaands gebiedt<br />
• denwaaren Godsdienst, met .dien, die door menfchenvonden<br />
verwrikt en misvormd is.<br />
Misfchien zal men zeggen, ik had op de plaatzen<br />
, welke het een en an<strong>der</strong> geval', door mij hier<br />
aangord, betreffen, eene aantekening moeten<br />
plaatzen, maar, zulks- vond ik te meer onnodig<br />
m?4A de kundige Vertaaler, <strong>van</strong> de drie Ee'rft'e<br />
Zteelcn dezen taak voor mij hadt afgewerkt, en ik<br />
ha overbodig rekende, om bij eene Levembefchrif<br />
ving <strong>van</strong> TRENCK ver<strong>der</strong>e aantekeningen te voegen<br />
tot verdediging <strong>van</strong> den Godsdienst. Die on<strong>der</strong>werpen,<br />
ver eifchen eene an<strong>der</strong>e,, plaats.<br />
•<br />
Met dit alles wil ik TRENCK niet befchuldigen<br />
of vcröordeelen; maar veel meer beklaagen. Indien<br />
hij meer het oor <strong>der</strong> Vorften hadt verkregen, en<br />
meer geluks ten ff m<br />
genoten, zijn karakter'zou<br />
zich ineen geheel an<strong>der</strong> licht vertoond, en hij misfchien<br />
niet zoo hevig tegen het Despotisme gedeclameerd hebben.<br />
— Indien hij den Godsdienst recht kende, zou<br />
hij door deszelfs lesfeu geleerd hebben,, dat in flil-<br />
Jieid de fterkte <strong>der</strong> on<strong>der</strong>drukten, is; zijne moedige<br />
ziel, door den Godsdienst veredeld, zou zich in waa-<br />
> * ' 1 re
VAN DEN V E R T A A L E R . rx<br />
-re grootte verheffen, boven alle rampen, en haar<br />
•lot aan de Voorzienigheid aanbevelen, zijne taal<br />
zou dan gelijk zijn aan het kirren <strong>der</strong> duiven^,<br />
' cn niet, zoo als thans, aan het brommen <strong>der</strong> beereih<br />
u* xx jrrrwa*T ~ n&V»r v>^ nsndfeft nas .<br />
ƒ/?: fc^ ver<strong>der</strong>s den Lezer niets tè berichten, dan<br />
-neg dit ééne; zo wij ons hamen verlaten op de<br />
Haagfche. Courant <strong>van</strong> 30 September .dezes jaars<br />
1793; zou TRENCK, man Frankrijk geweken,<br />
met 'oogmerk, om daar een Journaal te fchrijven,,<br />
'daar we<strong>der</strong> in ge<strong>van</strong>genis geraakt zijn, uit kracht<br />
<strong>van</strong> de door de Conventie gegeven wei, om de<br />
vreemdelingen te arresteeren.<br />
In de Goudafche Courant <strong>van</strong> Vrijdag 18 October,<br />
1793, in het 'Artikel Gouda 17 October,<br />
vindt men eenige meer<strong>der</strong>e bijzon<strong>der</strong>heden, waar<br />
on<strong>der</strong> zulken, die niet geheel vreemd kunnen fchijnen<br />
<strong>van</strong> het karakter <strong>van</strong> TRENCK, zoo als wij<br />
het boven uit zijne eigene fchriftén hebben opgemaakt.<br />
Dus luidt het bericht:<br />
„ Omtrent TRENCK, welke thans in Parijs in<br />
La Force ge<strong>van</strong>gen zit, meldt men de volgende<br />
bijzon<strong>der</strong>heid: „ Zo de ge<strong>van</strong>genneming <strong>van</strong> TRENCK<br />
„ niets verbazends heeft, 't geen echter vooraf ge-<br />
,, gaan is, is zeker vrij won<strong>der</strong>lijk. Eene maand<br />
„ geleden, fchreef zijne vrouw hem uit Weenen,<br />
* 5
x<br />
BERICHT VAN DEN VERTAALER.<br />
dat, zo hij de hoofdftad <strong>van</strong> Oostenrijk verlat,<br />
ten hadt, om vrij te zijn, hij zeer kwalijk ge-<br />
.„ daan hadt, Parijs tot zijn verblijf te kiezen;<br />
„ dat hij daar nog veel eer op 's Keizers wenk<br />
„ zou ge<strong>van</strong>gen gezet worden — TRENCK is nu<br />
„ in de daad in hechtenis. Nu ftaat het te be-<br />
„ zien , 'ƒ het op Oostenrijkfché orde gefchied is,<br />
en of dus die voorzegging vervuld is. Het geen<br />
„ zeker is , is, dat TRENCK ge<strong>van</strong>gen is, als een<br />
verdacht vreemdeling, en zijne laatfte komst te<br />
„ Parijs, geleek veel meer naar eene Oostenrijkfche<br />
zending of or<strong>der</strong>, dan zijne ge<strong>van</strong>genne-<br />
„ ming."".<br />
VOOR.
V O O R R E D E N<br />
V A N<br />
D E N<br />
SCHRIJVER.<br />
Vrijmoedig verfcheenen de drie eerfte Deelen<br />
<strong>van</strong> mijne Levensgefchiedenis in het licht, en<br />
zon<strong>der</strong> voor het gevaar te fchroomen, het welk<br />
de opene waarheid zoo vaak bedreigt. Hetgeen<br />
naar eenen Roman hadt kunnen gelijken, bleef<br />
onaangeroerd, en het aanëengefchakeld verhaal<br />
<strong>van</strong> 48 jaarige rampen en we<strong>der</strong>waardigheden<br />
zou nog veel meer Bladen gevuld hebben, indien<br />
praalzucht of fchrijvers hoogmoed mij bezielden.<br />
,<br />
Het
xa V O O R R E D E N<br />
Het was voor mij onverdraaglijk, dat ik in<br />
elk gezdfehap de nieuwsgierigheid voldoen<br />
moest. Van mond tot mond ontftonden ftriidiheden,<br />
gapingen, ep valfche bijvoegzels Daar<br />
öm alleen befloot ik, mijne eigene gefchiedenis<br />
te fchrijven, die zoo groote toejuiching in geheel<br />
Europa vondt, dat men ze werklijk, in<br />
negen Taaien overgezet, mij toegezonden ggft.<br />
Men zal mij gewis beklaagen, wanneer ik<br />
mids -dezen bekend make, dat de Boekhandelaars<br />
en nadrukkers alleen zich hier door verrijkt<br />
hebbenj mij blijft de eere,en hun het geld.<br />
Daarom hoop ik, dat zij, welke dit vierde en<br />
zeker merkwaardigfte Deel lezen willen,zich of<br />
regelrecht aan mij in Hamburg, of hier aan den<br />
Boekdrukker 'Heer SCHNIEBES, of in de<br />
Boekwinkel <strong>van</strong> den Heer c. w. MEIJE* m<br />
Berlin gelieven aan te melden. Slechte menfehen<br />
hebben zelfs <strong>der</strong>j inhoud <strong>van</strong> de eerfte Deelen<br />
vervaischt, om mij een' kwaaden naam te<br />
veroorzaken. ; i<br />
Deswegens verzoek ik, dat men ten minften<br />
- <strong>van</strong> dit Deel- mijn. orgimsel kope, en zich niet<br />
late 'misleiden. . De inhoud is zo openhartig,<br />
dat het buiten dien <strong>van</strong> veele Ccnjhrcn verboden<br />
worden, en mij verdrietljjkheden veröorzaaken<br />
moet.
VAN DEN SCHRIJVER.<br />
XIII<br />
moet. In zulke Gewesten behoeft men zich<br />
flechts regelrecht aan mij te wenden , om bet<br />
Exemplaar door mijne fchikking zeker in handen<br />
te krijgen, dewijl de Boekverkoopers gemeenlijk<br />
op verboden Boeken onbefchaamde pfijzen Hellen.<br />
Onwaarheden vindt men in dit boek zeker<br />
niet, maar het is vrij gefchreven. En<br />
waarom zouden, gebeele volken nooit vernemen,,<br />
hetgeen vorsten of bijzon<strong>der</strong>e perfoonen<br />
voor hun verbergen willen? Elk eerlijk man<br />
behoorde de levensbefchrijving <strong>van</strong> overleden<br />
Vorsten, zon<strong>der</strong> achterhoudendheid,te fchrijven,<br />
om de levenden te on<strong>der</strong>richten. Ik heb Keizer<br />
josiïFüs zoo gefchil<strong>der</strong>d, als-hij werklijk was.<br />
En nadien on<strong>der</strong> zijne Regeering Braband rebelleerde,<br />
Hongarijën gereed ftondt, om los te, bersten,<br />
en bijna alle an<strong>der</strong>e Provinciën <strong>van</strong> deze Monarchie<br />
openbaar misnoegen vertoonden;, nadien de aanvaarding<br />
<strong>van</strong> de regeering en de kunst <strong>van</strong> den waarlijk<br />
edel denkenden Keizer LEÖPOLD, om de<br />
algemeene verwerring perk' te zetten , gewis onnavolgbaar<br />
is, en ook zijnen roem vereeuwigen<br />
moet, dewijl hij Oostenrijk <strong>van</strong> eene onfeilbare<br />
yerdeeling verloste, zoo behoorde ook zijne<br />
nakomelingfchap ten minften <strong>van</strong> eenen. onpartijdigen<br />
gefchiedfchrijver de waarheid te lezen,<br />
om den waren neutel ter oplosfing <strong>van</strong> zoo
xiv V O O R R E D E N<br />
gewigtige gevallen te vinden. Dit was mijn<br />
hoofddoel, toen ik de pen voor dit Boek opnam.<br />
FRANS, de tegenwoordige Keizer, LEÖ-<br />
_POLDS waardige zoon, en JOSEFS kweekling,<br />
zal zich aan voorbeelden fpiegelen, en <strong>van</strong> beiden<br />
het best weten te kiezen. Hij kent mij<br />
naauwkeurig; hij weet, waarom ik fchrijve, en<br />
mij zeiven en zijnen waarlijk grootcn Va<strong>der</strong><br />
rechtvaardige. Hij is gewis geen Despoot, die<br />
waarheden wil on<strong>der</strong>drukken, welke nogthans<br />
uit de fchriften <strong>van</strong> betaald wordende vleijers zeiven<br />
doorftraalen,die nooit on<strong>der</strong>drukken kunnen,<br />
het geen veelen, die thans leven, gezien, maar<br />
niet uit de waare bron Tiaargefpoord of ontwikkeld<br />
hebben, en veel min waagden, openlijk te<br />
beöordeelen, of bekend te maaken. Hij weet,<br />
wat ik, in Hongarijën, ten dienfte <strong>van</strong> LEÖ-<br />
POLDS oogmerken on<strong>der</strong>nam; hij weet, wat ik<br />
tot de Reichenbachtï Conventie heb toegebrachthij<br />
weet, dat zijn grootmoedige Va<strong>der</strong> mij eene<br />
vergoeding <strong>van</strong> een gedeelte mijner gewigtige<br />
goe<strong>der</strong>en, die ik in Hov.garijën verloren heb,<br />
bij de eerfle verdeeling <strong>der</strong> aan den Biküs vervallen<br />
Bannaten, tot ecnige vergoeding beloofd<br />
heeft, doch het welk hij mg niet kon vervullen<br />
, om de llongaarjch geestlijküeid niet in haar<br />
ver-
VAN DEN S C H R I J V E R . XV<br />
vermoeden te bevestigen, dat ik alles, met zijne<br />
geheime goedkeuring en bewilliging gedaan<br />
en gefchreven had.<br />
Ook is hem de laage foort <strong>van</strong> wraak naauwkeurig<br />
bekend, die ik in October 1791 in Hongarijen<br />
zon<strong>der</strong> verweer heb moeten on<strong>der</strong>gaan,<br />
en waar voor ik volftrekt geene voldoening gekregen<br />
heb, dewijl de dood mij den genen ontrukt<br />
heeft, <strong>van</strong> wien ik alles te wachten had.<br />
Zijne fcherpzinnigheid, xijn edel Vorstengevoel,<br />
en menfchenhart zal dienvolgends, bij het<br />
doorlezen <strong>van</strong> dit Boek-, een pleister voor mijne<br />
wonden weten te vinden, en aan die genen<br />
weinig geloof geven, die uit het zelve hier en<br />
daar vergif zullen zuigen, en het geen mij nadeelig<br />
fchijnt, refereeren, en al het goede en<br />
den famenhang, die zoo ftrijdige werking<br />
voor mij voortbracht, arglistig verzwijgen zullen.<br />
Vorsten, die een menfchenhart voelen, zoo<br />
als FRANS, en tot weldaaden genegen zijn,<br />
behoeft men flechts den weg daartoe aan te wijzen;<br />
gevolglijk verkrijgen mijne kin<strong>der</strong>en misfchien<br />
, het geen ik on<strong>der</strong> drie Monarchen vergeefs<br />
gehoopt heb, dat is, de gunst, om eenen<br />
Richter te verwerven, die mijne rampen on<strong>der</strong>-
XV! V O O R R E D E N<br />
<strong>der</strong>zoeken, mijn recht blootleggen, en als een<br />
'eerlijk man bericht inleveren kan. Als dit ééns<br />
volgt, dan heb ik zeker niet-vergeefs gearbeidof<br />
geleden. Maar zullen mijne vijanden zege'<br />
pralen, dan was het va<strong>der</strong>pligt, dat ik mij<br />
openlijk voor de rechtmatig wikkende wereld<br />
rechtvaardigde; dat ik alle gevaren, die mij<br />
alleen dreigen, kloekmoedig të gemoete ga,<br />
en vervolgens <strong>van</strong> zorgen en getrouwen arbeid<br />
moede, in het graf eenen rechtvaardigen God<br />
zoeke, maar aan mijne nakome]ingfcb?r> een<br />
voorbeeld nalate, hoe een edel wereldburger<br />
behoort te handelen en te fchrijven, die het<br />
wereldmoeras zoo als ik doorwaad, en die<br />
menfehen en vorsten en den ftorm des noodlots<br />
zoo heeft leeren kennen, als ik.<br />
; M c t e c n wijsgeerig koel bloed, en cnverfchilhg,<br />
ftout bij alle nog mooglijke voorvallen,<br />
verwacht ik thans het einde <strong>van</strong> mijne kommervolle<br />
dagen, en het laatfte toneel <strong>van</strong> mijn<br />
Treurfpel zal aan de genen, die reeds afgelopenzijn,<br />
gelijk wezen. Als men in WntkH fluit'<br />
zoo juicht men mij in an<strong>der</strong>e landen toe Alleen<br />
echte kunstrichters doen uitfpraak over de<br />
waarde <strong>van</strong> den man; en de toejuiching <strong>der</strong><br />
Hansworsten, <strong>der</strong>' Slaven , Pagodendienaars,<br />
Hofvtojera, of . laffe Recenfcnten heb ik nooit<br />
ge-
VAN DEN S C H R I J V E R . XVII<br />
gezocht. Ik floot voor drie jaaren het <strong>der</strong>de<br />
Deel <strong>van</strong> mijne Levensbefchrijving met mijn vertrek<br />
<strong>van</strong> Berlijn naa Weenen, en geloofde toen<br />
zeker niet, dat 'er nog een vierde Deel volgen<br />
zou, dewijl het overfchot mijner winterdagen<br />
aan de huislijke rust gewijd was. Maar<br />
voor deeze rust is mijn naam in het Boek<br />
des noodlots doorgehaald , en ik ben tot<br />
de klasfe <strong>der</strong> dooiende Rid<strong>der</strong>s beftemd,<br />
maar nooit voor werelds geluk. Ik moest,<br />
In mijne grijze haairen , nog gevallen in 't<br />
gewoel <strong>der</strong> wereld beleven , waarbij ik , als<br />
jongeling en man, mijne geliefkoosde rol<br />
zou hebben kunnen fpeelen , en mijn verftand<br />
moest alle mooglijke krachten aanwenden,<br />
om mij <strong>van</strong> alle voornemens te rug te houden,<br />
in welke mijne rusteloze werkzaamheid zich geern<br />
zou gemengd hebben, dewijl 'er eene opene<br />
gelegenheid voor mij was , om. aan de aardfche<br />
Goden te 'toonen, wat een zoo grof beledigdman,<br />
èen door gevoelloosheid en aanhoudende<br />
barbaarschheid getergde vijand <strong>van</strong> alle willekeurige<br />
eigenmagt, een mishandeld flacht-offer <strong>der</strong><br />
gerechtigheid, in ftaat was , te on<strong>der</strong>nemen cn<br />
ook uit te voeren.<br />
Dit vierde Deel zal gevolglijk wel het<br />
merkwaardigfte in mijne gefchiedenis zijn, om<br />
* * mij-
xvni V O O R R E D E N<br />
mijne befeheidenheid eere aan te doen, wraakzuchtigen<br />
te verzachten, nieuwsgierigen te voldoen,<br />
en te bewijzen, dat ik zelfs daar mijn<br />
geluk , mijn va<strong>der</strong>pligt, mijn geliefde neiging<br />
aan eene zijde gezet heb, daar ik, door moogelijke<br />
verwijtingen <strong>van</strong> wankelmoedigheid of afgedwongen<br />
zelfsbehoudenis, de eere <strong>van</strong> mijn<br />
karakter, en de in eerlijkheid grijs geworden<br />
haairen had kunnen bezoedelen, of verdacht<br />
maaken.<br />
De eerfte Deelen bewijzen wel zon<strong>der</strong> tegenfpraak,<br />
dat ik het fmaadlijkfte offer <strong>van</strong> willekeurige<br />
vorstenmagt geweest ben. Maar wie<br />
gelooft het, mooglijk te zijn, dat, on<strong>der</strong> den<br />
Scepter <strong>van</strong> eenen LEÖPOLD, eene ministeriëele,<br />
of rechtbanks - magtfpreuk tegen iemand<br />
werkftellig gemaakt kon worden, die, zoo als<br />
ik, den Staat 43 jaaren gediend hadt. Evenwel<br />
is het gebeurd, en ik heb mij op nieuw<br />
met eere daar uit gewikkeld, en ook mijne partijën<br />
openlijk befchaamd gemaakt.<br />
Welk weerloos on<strong>der</strong>daan heeft toch ooit<br />
tegen de magrige Hiërarchie , als ook tegen<br />
Legerhoofden <strong>van</strong> 300,000 menschenmoor<strong>der</strong>s<br />
roemrijker zege beleefd, dan ik?<br />
Ik
VAN DEN S C H IJ V E R. XIX<br />
Ik heb bij F RED RIKS graf in Potsdam geftaan,<br />
met laurieren gekroond, en de onvcrbidlijke<br />
zelfsbeheerfcher lag voor mij in het ftof.<br />
Ik heb het tijdftip beleefd, dat verdrukte volken<br />
het waagden, het juk met heldenmoed af<br />
te fchudden, en hunne dwingelanden verne<strong>der</strong>den;<br />
ik kon medewerken, en hield mij zeiven<br />
te rug.<br />
Ik heb voor de deur <strong>van</strong> mijnen kerker te<br />
Maagdenburg gras zien wasfen , en WIELEMS<br />
gerechtigheid heeft dien voor mij in eenen tempel<br />
veran<strong>der</strong>d.<br />
Ik heb in Parijs de Bastille, die moordkuil<br />
<strong>der</strong> burgervrijheid en deugd, zien veroveren,<br />
en ook verwoesten, en het bloedig hoofd<br />
<strong>van</strong> den Heer DE LAUNAI, haaren alvermogenden<br />
Gouverneur , op een braadfpit rond<br />
dragen.<br />
Ik heb Juftitie Referenten te Weenen met<br />
den tuchthuisbezem in de hand roozenkransfen<br />
zien bidden, en om aflaat voor hunne fchenddaaden<br />
huichelen, die zij tegen mij gepleegd<br />
hadden.<br />
Ik heb den onbepaaldften Monarch <strong>van</strong> Euro-
xx V O O R R E D E N<br />
pa <strong>van</strong> al den Hofftoet verlaten, op het Raadhuis<br />
<strong>van</strong> Parijs om de Burgerkokarde zien bidden.<br />
... Ik heb Vorsten verne<strong>der</strong>d, hovelingen<br />
fid<strong>der</strong>end zien vluchten, en ftandvastig waare<br />
Patriotten met eigendunkelijke magt zien fpotten..<br />
Ook heb ik den grootften verdediger <strong>van</strong> het<br />
Despotisme, den Keizer JOSÜF, zoo klein<br />
mooglijk, zien fterven, en alles, met fchaamte,<br />
herroepen, wat hij in Hongarijën bevolen<br />
hadt.<br />
Welk een wellust voor een naafpoorend<br />
man, die zon<strong>der</strong> bril ziet, en zijn' olie daar in<br />
het vuur kon gieten, daar het, on<strong>der</strong> handgeklap<br />
roemrijk werkend uitbrak, en de lucht <strong>van</strong><br />
flaavenzuchten en vooröordeels - nevelen merklijk<br />
gezuiverd heeft. Gouden tijden! voor uwe<br />
helden zal de nakomelingfchap dank-altaren<br />
bouwen, en ik fchat mij zeiven gelukkig, dat<br />
ik dit tijdperk heb zien doorbreken , en dat<br />
ik door behoorlijke gevolgtrekkingen tot de<br />
zalige toekomfte befluiten kan , in gevalle<br />
zij, die thans het volksgeluk in handen<br />
hebben, eerlijke en belangeloze mannen blijven<br />
willen.<br />
Nooit zou ik, zoo als gezegd is, het vierde<br />
Deel mijner gefchiedenis mooglijk geloofd hebben.
VAN DEN S C H R IJ V E R. XXI<br />
ben. Een louter toeval fcheurde mij uit mijn<br />
dorp, en voerde mij op nieuw op het groote<br />
wereld-toneel, daar ik mij zeiven met toejuiching<br />
zag Ipeelen, en ook zelve nog gelegenheid<br />
vond, om de gewigtigfte 'rol mede te<br />
fpeelen, die ik ooit wenfehen kon, werkftellig<br />
te maaken.<br />
Een getrouw verhaal, dat licht verfpreiden<br />
zal, heeft dit Deel givuld. De vle<strong>der</strong>muizen<br />
zullen kirren, maar de nachtuilen nogthans haare<br />
cijeren gerust uitbroeden. Met arends-oogen<br />
heb ik toegezien, met, nieuwsgierigheid naargefpoord,<br />
met fcherpzinnigheid getoetst, en zon<strong>der</strong><br />
den minften fchroom, <strong>van</strong> ergens te mishaagen,<br />
oprecht verhaald, alhoewel ik, uit<br />
hoofde <strong>van</strong> mijne perfoonlijke omftandigheden<br />
veel had dienen te bewimpelen of te verzwijgen,<br />
dat mij nieuwe vervolgingen verwekken<br />
zal. Maar tot den kamp gewend, deinsde ik<br />
daar nooit fchroomvallig te rug, daar gevaar<br />
dreigt, en burgerphgt vrymoedige ontdekkingen<br />
vor<strong>der</strong>t. Aan mij zeiven was ik verfchuldigd,<br />
dat ik die genen noemen moest, welke door<br />
openlijk valfche berichten mijne laatfte Cataftrophe<br />
in Ofea veroorzaakt hebben, welke, door<br />
overhaaste magtfpreuken aan de hooge militaireoverheid<br />
zoo weinig eere aandoet. Ik heb,<br />
** 3 met.
XXII V O O R R E D E N<br />
met alle befcheidenhcid, als de zoo grof beledigde<br />
partij, aan deze Heercn gefchreven,<br />
verzocht, dat zij hunne overhaasting erkennen,<br />
en ten minften aan den Keizer de waarheid berichten<br />
zouden. Maar hun hoogmoed, welke<br />
op onfeilbaarheid wil ftaan, heeft niet toegelaten<br />
, dat zij mij met een behoorlijk en pligtmatig<br />
antwoord verwaardigd hebben. Mijne<br />
eere w.is door het gerucht in de openbare<br />
nieuwspapieren beledigd; en mijne eere eischt<br />
ook, om insgelijks in openbaren druk de<br />
wereld, door boosaartig valfche berichten bedrogen,<br />
de oogen te openen, om in dezelve<br />
in mijne waare gedaante te verfchijnen.<br />
Degen en Pistoolen beflisten weleer perfoonlijke<br />
beledigingen. Bij Riddcrstogten en op de<br />
kampplaats zou ik, zelfs met mijne graau,-,e<br />
haairen nog even zoo rustig verfchijnen', als<br />
ik in mijn vuurige jeugd deed. Maar daar de<br />
tijden veran<strong>der</strong>d zijn, en wetten den tweeftrijd<br />
bellisfen moeten, zoo verfchijn ik met be,.ijzen<br />
en ontdekte waarheid geharnast, ook ge . , apend,<br />
in den kring <strong>van</strong> billijke Richteren, cn ver., acht<br />
mijn vonnis met opgeheven hoofde, waar men<br />
zon<strong>der</strong> acht te geven op Titels recht mag uitfpreken.<br />
Maar geeft dit alleen den uitflag,<br />
dan heb ik den kleinen Majoorstitel met eere<br />
af-
VAN DEN S C H R IJ V E R. xxiiï<br />
afgelegd,en verdedige TRENCK met TUNCKS<br />
pen.<br />
De Steengeit acht het niet, daar zij de rots befteigt,<br />
Als haar de [prang mislukt, waarmee haar de afgrond dreigt,<br />
Die de gevaaren fchroomt, blijft in een hoek verfcholen,<br />
En houd voor >t menschdom zich, uit loutre vrees, verholen.<br />
Een groote geest wordt nooit verlegen of verfchrikt,<br />
Hij (treeft naar roem zelfs door gevaaren,<br />
En voelt met lust, bij grijze haairen,<br />
Höe zeer verdienfte door de rust eens wordt verkwikt.<br />
IN-
I N H O U D .<br />
VERVOLG DER LEVENSGESCHIEDENIS. . Bladz. I<br />
BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS VAN DEN<br />
LIEUTENANT VAN SCHELL. . .<br />
ftI«<br />
BIJLAGEN. DE TT. A. WEEGSCHAAL TUSSCHEN<br />
VORSTEN- EN PRlESTERMAGT, DOOR TRENCK<br />
AFGEWOGEN, TOT ALGEMEENE VERLICH<br />
TING OP DEN HONGAARSCHEN LANDDAG<br />
GESCHREVEN. . . ;<br />
MERKWAARDIGE EED, WELKE ALLE HON-<br />
GAARSCHE BISSCHOPPEN AAN DEN PAUS<br />
MOETEN ZWEEREN. • . . 251<br />
SCHOUWEN VAN MIJN LOT, ENZ. . 257<br />
BIJLAGEN. LETT. B. GEDICHT BIJ HET BE<br />
BIJLAGEN. LETT. C. TRENCKS TRIUMFLIED<br />
EN GEDACHTEN OP DEN NAAM- EN KROON-<br />
DAG VAN LEÖPOLD II. ,<br />
m<br />
^g^.<br />
D R U K F O U T E N .<br />
Bladz. 10. regel iS <strong>van</strong> on<strong>der</strong>, {haflen, lees ftraft.<br />
Bladz. 180. regel 4 <strong>van</strong> boven, Revolutie, lees Refblutie.<br />
Bladz. 1S1. regel 3 <strong>van</strong> on<strong>der</strong>, hunner, lees lmrer.<br />
VER.
V E R V O L G<br />
D E R<br />
LEVENSGESCHIEDENIS
V E R V O L G<br />
D E R<br />
LEVENSGESCHIEDENIS.<br />
Lege ! el pon<strong>der</strong>a prudent i<br />
(Lees! cn wik niet behoedzaamheid!)<br />
Ik eindigde het <strong>der</strong>de Deel <strong>van</strong> mijne Lcvcnsgcfchiedenis,<br />
met mijn vertrek <strong>van</strong> Berlijn, in Augustus<br />
1787, wanneer de grootmoedige Koning<br />
mij een pennoen toelegde <strong>van</strong> iaoo Daal<strong>der</strong>s.<br />
Wie mijn rampen gelezen heeft, zal zich juist<br />
niet verwon<strong>der</strong>en, dat ik dit als een pleister voor<br />
mijne wonden ontving. Dan, ik fchreef toen ook,<br />
dat men mijn verbeurd verklaarde erfgoed, Groot-<br />
Schar lack, insgelijks, we<strong>der</strong>gegeven hadt, maar , dit<br />
is niet gefchiedt Ik was te voorbarig in de toenmaals<br />
zekere hoope; en moet thans de redenen bekend<br />
maaken, waarom de beste gezindheden <strong>van</strong><br />
den Vorst verijdeld wierden.<br />
De tegen mij verbitterde groote FREDERIK hadt<br />
in 't jaar 1745, toen ik uit de ge<strong>van</strong>genis te Glatz<br />
ontvluchtte, terftond mijn' erfgoed laten fequestre-<br />
IV. DEEL. A 3 ren.
4 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
ren. En de gouverneur, de Generaal FOUQUET liet<br />
het proces in co/itümaciam , met nooit gehoorde<br />
wreedheid, voltrekken.<br />
Ik kan voor God en de eerlievende wereld als<br />
een eerlijk man verzekeren, dat ik terftond na mijne<br />
vlucht uit Bohème, aan den Koning gefchreven,<br />
cn om on<strong>der</strong>zoek <strong>van</strong> mijne rechtvaardige zaak<br />
verzocht heb, Maar ik heb geen antwoord gekregen.<br />
On<strong>der</strong>tusfchen heeft men mij, terwijl ik door<br />
Pooliri in mijne ballingfchap rondzwerf, zoo als de<br />
fpraak gaat, in openlijke Nieuwspapieren als een<br />
Deferteur ingedaagd, en ook daadtijk wegens contumacie,<br />
veroordeeld, terwijl ik, in mijne toenmalige<br />
omftandigheden, zeker geen couranten noch<br />
<strong>van</strong> Glatz, noch <strong>van</strong> Berlijn, lezen kon.<br />
Dienvolgends was het partijdig vonnis <strong>van</strong> FOU<br />
QUET, buiten alle tegenfpraak, valsch, ftrijdig met<br />
de wet, en wreed, en kon mij in geen geval tot<br />
nadeel ftrekken.<br />
Indien dit vonnis <strong>van</strong> den tegenwoordigen Koning<br />
goedgekeurd was, zoo kon ik immers on<strong>der</strong><br />
zijne regeering, nooit in Berlijn , als een eerlijk man,<br />
verfcheenen zijn, en nog min<strong>der</strong> aan de koninglijke<br />
tafel toegelaten wezen, noch in de gehoorzaal met<br />
verheven hoofde mij vertoond, noch ook met de<br />
Koninglijke familie openlijk een toertjen gereden<br />
hebben. Derhalven is hierdoor reeds het partijdige<br />
vonnis <strong>van</strong> Glatz. geannulleerd, gevolglijk ben<br />
ik ook hiér door reeds in mijne Familie - rechten<br />
herfteld geworden.<br />
Doch als de goede Vorst zijnen ftaatsdienaaren<br />
belastte, dat men hem zou berichten, wat voor<br />
mij<br />
te doen was, vondt men 'cr één, welke voordroeg,
FREDRIK , VRIJHEER. VAN DER TRENCK. 5<br />
droeg, dat men den grooten FREDERIK in het graf<br />
<strong>van</strong> eene openbaare onrechtvaardigheid zou befchuldigen,<br />
in gevalle men mij mijn verbeurdverklaarde<br />
goed we<strong>der</strong> te rug wilde geven. Dat het<br />
gevolglijk beter was, indien de Koning mij uit genade<br />
een penfioen bepaalde, en het Glatzer proces<br />
noch te niet deedt, noch bekrachtigde. Het laatfte<br />
kon geene plaats hebben, terwijl mijne Levensgefchiedenis<br />
in Berlijn zelf met privilegie gedrukt<br />
en geduld is, en gevolglijk het eerfte nog minde: ,<br />
het welk de ftaatkunde verboodt.<br />
Wat ftondmij nu te doen?mijn verlof <strong>van</strong>/F*£* -:<br />
liep ten einde, en mijne vrienden madden mij dit<br />
penfioen met dankzegging aan te nemen, dat mijne<br />
eer zou rechtvaardigen, vervolgends bij gelegendheid<br />
na Berlijn te rug te keeren, en om de ophef'<br />
ring <strong>der</strong> verbeurdverklaring, of om een an<strong>der</strong> goed<br />
in plaats <strong>van</strong> hetzelve aan te houden.<br />
Nu was ook nog deze bijzon<strong>der</strong>heid in den weg.<br />
Wijlen de Koning hadt, 8 jaaren na de verbeurdverklaaring,<br />
op aanzoek <strong>van</strong> mijne beide broe<strong>der</strong>en,<br />
en leens-erven, hun mijn goed gefchonken,<br />
om het on<strong>der</strong> zich te verdeelen. De jongfte kocht<br />
den an<strong>der</strong>en met klinkende munt uit. Deze heeft<br />
kin<strong>der</strong>en nagelaten, de eerfte in tegendeel leeft nog<br />
zon<strong>der</strong> erfgenamen, cn is in het daadlijk bezit <strong>van</strong><br />
het goed. Nu heb ik recht noch wil om hem te<br />
ontnemen, het geen zijn Koning hem gefchonken<br />
heeft. Nog min<strong>der</strong> zullen de erfgenaamen <strong>van</strong> den<br />
an<strong>der</strong>en hier toe verftaan.<br />
Mijn aanfpraak blijft dienvolgends aan hem, die<br />
het weggefchonken, cn hierdoor wezenlijk 's lands<br />
gewóone leenrechten beledigd, en ook voor mijne<br />
A 3<br />
on-
6 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
onfchuldige kin<strong>der</strong>en vernietigd heeft. Thans heilik<br />
gerechtvaardigd, cn openlijk als onfchuldig erkend,<br />
m heb nog eene tienjaarige ge<strong>van</strong>genis moeten<br />
on<strong>der</strong>gaan. Eindelijk gaf FREDERIK mij de<br />
vrijheid, maar niet mijn verbeurdverklaarde goed te<br />
rug. Ik lij de <strong>der</strong>halve dubbel... Nu is de vraag...<br />
Wie behoort mij fchadeloos te ltellen?... zeker<br />
die geen, welke mij we<strong>der</strong> in Berlijn vriendelijk<br />
als een' eerlijk maar mishandeld man ont<strong>van</strong>gen<br />
heeft, wanneer de Staatkunde zijner Staatsdienaaren<br />
hem raadde, om de verbeurdverklaaring, uit<br />
eerbied voor de eere <strong>van</strong> den Grooten FREDERIK,<br />
niet te vernietigen, maar mij op eene an<strong>der</strong>e wijze<br />
fchadeloos te dellen. Is dit door het penfioen <strong>van</strong><br />
iaoo daal<strong>der</strong>s gefchied? Zeker niet! Want ik<br />
heb niet alleen mijn goed, dat jaarlijks voor 5000<br />
Pruisfifche guldens verpacht is, niet te rug gekregen<br />
, maar het is voor eeuwig ook vooVmijne<br />
kin<strong>der</strong>en verloren.<br />
Dit goed werdt in het jaar 1746 verbeurd verklaard.<br />
Dit bedraagt aan verloren inkomften tot<br />
het tegenwoordig jaar 1792, gevolglijk in 46 jaaren,<br />
230,000 Pruisfifche guldens kapitaal zon<strong>der</strong><br />
de Interesfen. Uier <strong>van</strong> heb ik niets, vergoed gekregen.<br />
Mijn penfioen bedraagt niet ééns de waarde<br />
<strong>van</strong> het geen dit goed thans jaarlijks opbrengt.<br />
Ik ben oud cn grijs, en heb'weinig uitzicht, om<br />
hetzelve lang te genieten. En wanneer ik fterf, heb<br />
ik niet eens den troost, om aan mijne erfgenaamcn<br />
te zullen nalaten, het geen mijne voorva<strong>der</strong>s zede'rt<br />
300 jaaren in Pruisfen bezeten, en op mij overgebracht<br />
hebben, om het voor hun te bewaaren.<br />
De
FREM.IK, VRIJHEER VAN Ï>ER TRENCK. ?<br />
De rechtvaardige wereid mag bcfiisfen, of ik reden<br />
heb, om bedaard en te vrede te zijn.<br />
Het is waar, de tegenwoordige Koning was mij<br />
hiets fchuldig. Maar hij erkende het onrecht, dat<br />
mij, on<strong>der</strong> de voorige regeering, overkomen was.<br />
FREDERIKS Fiscus ontnam mij mijn goed. Maat<br />
\v LLEMS Fiscus behoorde het mij we<strong>der</strong> te geven.<br />
Doch dit Ü niet gefchied. Het is waar, het penff<br />
oen doet mij cere aan % maar het breidelt mij tevens<br />
in mijne on<strong>der</strong>nemingen , cn doet mij in M'eenen<br />
verdacht voorkomen, omdat niemand twee Hccreu<br />
dienen kan.<br />
Zoo is de gefteldhcid <strong>der</strong> zaak, cn niet an<strong>der</strong>s.<br />
Ik ben daarom niet ondankbaar jegens den Mo.<br />
harch. Zijn wil, om mij te voldoen, was goed.<br />
Zijn hart heeft gewis een edel gevoel. Hij hadt<br />
'mijn lijden in Mmgdeburg zelf gezien, en kende<br />
de onverdiende bronnen <strong>van</strong> hetzelve. Indien mis*<br />
fchien een eerlijk man in Berlijn deze regelen<br />
leest, die zegge dezen grootcn Koning, dat 'er<br />
nog gelegenheid is, om mij en mijne kin<strong>der</strong>en dooi 4<br />
een an<strong>der</strong> landgoed fchadeloos te ftellcn. Hierdoor<br />
wordt zijne ftaatskas niet bezwaard, en allen<br />
die mijne gefchiedenis gelezen hebben, die mijne<br />
Eiithujïcïsme voor hem kennen, zullen met mij zijnen<br />
roem vereeuwigen. Den Staatsdienaar in tegendeel,<br />
die aan zijne grootmoedigheid paaien gefield heeft,<br />
wensch ik , dat hij veele mannen mijns gelijken<br />
vinde, voor den dienst <strong>van</strong> zijn va<strong>der</strong>land, en ze<br />
beter wete te zoeken, en ook aan te kweeken.<br />
Thans was 'er voor mij te Bértljh niets meer te<br />
doen. Doch nadien ik nu gelegenheid had, om<br />
als een eerlijk Duitsch Patriot te handelen, niette-<br />
A 4<br />
gen*
o<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
genftaanie mij, geduurende 43 jaaren, in menen<br />
geen gerechtigheid, noch genade , noch loon gebeurd<br />
is, maakte ik echter een plan, om de beide<br />
Hoven met elkan<strong>der</strong> te verbinden, nadien ik weet,<br />
dat, zon<strong>der</strong> eene verzekerde eendragt <strong>van</strong> dezelven,<br />
de beide volken, en geheel Duitschland geene duurzame<br />
rust te verwachten hebben. De Vorst REUSS,<br />
Keizerlijke Gezant, wenschte de vervulling <strong>van</strong> dit<br />
plan, <strong>van</strong> harte, en mijne flappen waren zoo gelukkig<br />
, dat door eene famenkomst tusfchen hem en<br />
den Staatsdienaar, Graaf <strong>van</strong> HERZBERG, die ik bezorgde<br />
, de Preliminairen in orde gebracht , en<br />
werklijk naa Weenen gezonden wierden. Maar men<br />
ontving volftrekt geen antwoord. De befcheidenheid<br />
alleen boeit mijne pen, an<strong>der</strong>s kon ik hier <strong>der</strong><br />
waereld eene foort <strong>van</strong> Minister-kabalen bekend<br />
maaken , daar elk eerlijk man <strong>van</strong> fchrikken zou<br />
moeten.<br />
Misfchien ontdek ik eens de' waarheid nog, als<br />
mijne omftandigheden het toelaten, om ze zoo voor<br />
te dragen, als elk Duitsch Patriot ze diende te<br />
lezen en ook genoeg te kennen. Genoeg! bijzon<strong>der</strong>e<br />
verwaandheid, of nijd , dat mannen zon<strong>der</strong><br />
titel en geloofsbrieven misfchien meer volbrengen<br />
zouden, dan Ministerié'ele wijsheid kon uitwerken,<br />
verijdelden alleen mijn plan.<br />
Thans fpoedde ik na Weenen; en bij den Monarch<br />
ontboden, fprak ik, zoo als ik in <strong>der</strong>gelijke<br />
gevallen gewoon, ben te fpreken. En wat volgde?...<br />
Niets voor den Staat; niets voor mij. Ik<br />
haalde de fchou<strong>der</strong>s op, en bleef bij het Hof onzichtbaar.<br />
JOSEFUS was toen in de vaste mening,<br />
dat hij met 30,000 man <strong>van</strong> zijne onoverwinlijke<br />
krij.
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 9<br />
krijgers, Berlijn veroveren kon, en ik haalde de<br />
fchou<strong>der</strong>s op, toen hij het mij zeide. In Berlijn<br />
begon on<strong>der</strong>tusfchen het kabbaleeren tegen mij,<br />
dewijl mannen <strong>van</strong> mijne foort <strong>van</strong> het vertrouwen<br />
des Konings verwij<strong>der</strong>d moesten worden. Mijne<br />
vrienden gaven mij hier <strong>van</strong> 'bericht, en ik antwoordde:<br />
Mens fibi bene confcia , famto mendacia ridet.<br />
(Een goed geweten lagcht met de leugens <strong>der</strong> faam.)<br />
En alhoewel aan alle kanten ondankbaarheid mijn<br />
loon is, zal mij nogthans eene edele daad nooit berouwen.<br />
Doch, ik zal ze niet op nieuw on<strong>der</strong>nemen,<br />
en blijf, voor het toekomende, voor beide de<br />
Hoven onverfchiïlig. Dit zij mijne eenigfte wraak<br />
tegen kleine geesten, die met den titel <strong>van</strong> Excellentie<br />
en Rid<strong>der</strong> - tekenen in de Antichambre praaien<br />
, maar zich op mijn gezicht fchaamen moeten.<br />
Thans beleefde ik in Weenen ook de voldoening,<br />
welke den rechtfchapen man, altijd, <strong>van</strong> laffe zielen<br />
we<strong>der</strong>vaart. Ditmaal trad ik te voorfchijn met<br />
een verheven hoofd, dewijl mijne levensgefchiedenis,<br />
intusfehen bekend geworden, menig eenen befchaamd<br />
, menig een' ontfteld , maar den grooten<br />
hoop <strong>der</strong> verëcnigde kleine Justitie - dwingelanden<br />
bewezen hadt, dat ik moeds genoeg bezit, en 'er<br />
ook gelegenheid toe wete te vinden^ om die vijanden<br />
<strong>der</strong> deugd openlijk het mom <strong>van</strong> de ooren te<br />
rukken. Zoo verbergt zich de roofzuchtigfte gier<br />
voor het gezicht <strong>van</strong> den boven hem zweevenden<br />
valk, en zid<strong>der</strong>t, en verlaat de weêrloze doorhem<br />
betrapte duif, om niet zelf geplukt te worden. Even<br />
A 5<br />
dus
*° LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
dus verfcheenen ttü mijne Weener- vijanden thans<br />
voor mij; daar zij mij niet ontwijken konden, ze<strong>der</strong>t<br />
twee <strong>van</strong> hunne zoo hoog geëerbiedigde Heeren<br />
Collegen met den tuchthuis - bezem de ftraaten<br />
<strong>van</strong> ÏVeenen hadden moeten zuiveren, daar zij zoo<br />
lang ongcftraft de eerwaardige gerichtsbanken bezoedeld,<br />
en met traanen <strong>van</strong> fchuldeloze menfehen<br />
bevlekt hadden, welke zoo hodg geaccrediteerde<br />
fchurken weleer niet bij hunnen rechten naam hadden<br />
durven noemen. Ik alleen had het gewaagd, en zon<strong>der</strong><br />
fchróom het wespennest geroerd. Ik had hen<br />
in mijne openbare fchriften gcfchil<strong>der</strong>d, nog voor<br />
dat zij, an<strong>der</strong>en ten affchrik, getuchtigd werden.<br />
En nu vreesden zij, welke het zelfde lot verdienen,<br />
dat ik openlijke gelegenheid vinden zou, om<br />
ook huniie naamen bekend te maaken. Doch mijn<br />
hart is niet wraakgierig; en wanneer de Opperfte<br />
Richter hen ftraflën, als hij zijne gerichtsplaatzen<br />
wil imiteren, dan zijn zij zon<strong>der</strong> mijne aanwijzing<br />
zichtbaar genoeg. °<br />
On<strong>der</strong>tusfchen genoot ik toen de voldoening,<br />
dat twee Heeren Referenten mij heel ne<strong>der</strong>ig bedankt<br />
hebben.... Ik vroeg den fchaamtelozen,laag.<br />
hartigen, waarvoor hij mij bedankte.... Hij noemde<br />
mij eenen grootmoedigen man, dien hij vervolgd<br />
hadt, zon<strong>der</strong> hem te kennen, en dankte mij, dewijl<br />
ik in mijne fchriften zijnen naam niet genoemd<br />
had... Een <strong>van</strong> dezen was de Baron VAN WALK-<br />
STEDTEN. Is het wel mooglijk, grooter voldoening<br />
te bekeven?.;. Ik wenschte, dat <strong>der</strong>gelijke<br />
lieden, die door verpachting <strong>van</strong> hunne eigene<br />
Vrouwen rijk wierden, en ook het heilig rechter- 1<br />
ambt bekomen hebben, het laatfte dra nedcrleggen;<br />
en
FRËDRÏK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
ït<br />
en voor eerlijke mannen plaats maaken, maar vervolgends<br />
hunne vergulde hoorens met verwaandheid<br />
en prachtige livereiën verzeld, voor het oog<br />
<strong>van</strong> eene behoorlijk wikkende wereld dragen mogen,<br />
en overal, zoo als <strong>van</strong> mij, gekend en veracht<br />
worden.<br />
Over het geheel vond ik thans ten minften rust<br />
voor mii zeiven; men liet mij ongemoeid 5 en het<br />
is in veele oorden <strong>der</strong> wereld goed, als men zich<br />
ontzachlijk weet te maaken, en toont, dat 'er nog<br />
mannen zijn, welke in ftaat zijn, om laage zielen,<br />
die grooten ambten bekleeden, met mannenmoed,<br />
ten toon te ftellcn. 't Is waar, men noemde mij<br />
een onrustige kop; een eigenzinnig man... 1 Maar<br />
ik draag dezen kop nog met eere om hoog, en<br />
voor menfehen, die den man naar het gewigt <strong>van</strong><br />
zijne geldkas, of naar den graad <strong>van</strong> zijne genietende<br />
allcrhoogfte Hofgenade , afmeeten, wil ik<br />
geern een eigenzinnig man blijven.<br />
GELLERT ZCgt:<br />
Wie is de groote, die u in genaê verheft,<br />
Zo hij de waarde <strong>van</strong> verdienlte niet bezeft?<br />
Stel hem, in uwen geest, eens buiten zijnen ftaud,<br />
Misfchien fchijnt dan zijn gunst een enkel niet;<br />
Misfchien acht gij dan d'eer , die u gefchiedt,<br />
Voortaan voor fchand'!<br />
Waar ik geen menfehenvriend noch rechtvaardig<br />
zijn kan, om. eer - ambten te bekomen, fchaam ik<br />
mij die aan te nemen. En die zijne waarde kent<br />
en voelt, die wil gezocht zijn, en heeft geene<br />
protectie <strong>van</strong> doen. De laaghartige kruipt, of<br />
.die niet weet te verkiezen. De eerlijke man en<br />
Pa-
*a LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Patriot integendeel fluipt ftil op zijn dorp, en verkiest<br />
en doet, het geen ik gedaan heb.<br />
Ik fpoedde mij <strong>der</strong>halven na Zmrbach, alwaar ik<br />
bleef tot November i 7<br />
88. in de armen <strong>van</strong> mijne<br />
huisgenooten, gerust maar niet zorgeloos. Nademaal<br />
8 kin<strong>der</strong>en, die men zelf on<strong>der</strong>wijst, en zoonen,<br />
die m den officierenftand toelagen nodig hebben,<br />
een' braaven va<strong>der</strong> altijd bezigheid geven, die<br />
nog fteeds oude gaten te doppen heeft, welke mij<br />
mijne vroome Weener Curateuren, Referenten,<br />
Agenten, en Advocaten veroorzaakt hadden. In<br />
November reisde ik an<strong>der</strong>maal na Berlijn, 0m aldaar<br />
eene nieuwe proeve te doen.<br />
Hier vond ik in één jaar zoo veel veran<strong>der</strong>ingen,<br />
zoo veel tegen elkan<strong>der</strong> inlopende kabaaien,<br />
zoo veele redenen, die mij terug hielden, om iet<br />
te on<strong>der</strong>nemen, dat ik mijn voornemen tot gunftiger<br />
tijden verfchoof. On<strong>der</strong>tusfchen vond ik no*<br />
den zelfden genadigen Koning voor mij, die mij alle*,<br />
wat ik in mijne toenmaalige omftandigheden<br />
goedvond te verzoeken, terftond bewilligde. Ik vond<br />
dezelfde achting bij het Hof en bij het Ministerie<br />
Va-volgends na Schildberg bij Soldin gereisd zijnde<br />
na mij n<br />
e<br />
n i c h t,<br />
d e v r o i^ e v a n W A l J Ï<br />
haalde ik imjnen jongften zoon af „dien ik Jn het<br />
voorleden jaar daar gelaaten had, om met haare<br />
kin<strong>der</strong>en te ftudeeren, cn bracht hem na Dcsfau<br />
alwaar ik hem in het zoogenaamde Philanthropin<br />
teiopvoeding<br />
befteedde.<br />
Van Dcsfau reisde ik op Dresdcn. Hier bewees<br />
mij de eerfte Staatsdienaar . Graaf MARCOLINI die<br />
achting, en in Saxen zeldzame beleefdheid, dat hij<br />
- mij
ER.ËDRIK, VRIJHEER. VAN DER. TRENCK. 1$<br />
mij zelf in de herberg afgehaald hebbende, ten Hove<br />
bracht, cn aan het Keurvorstelijk huis voorftelde.<br />
Ook moetik bekennen, dat men mij over<br />
het algemeen in Dresdcn alle mooglijke eere bewees.<br />
De markt, alwaar ik woonde, was geftadig<br />
vol menfehen, cn waar ik mij wendde, of keerde,<br />
volgde het volk mij met luide toejuiching-<br />
Ik had on<strong>der</strong> weg bij den Hertog <strong>van</strong> Koerland,<br />
KAREL <strong>van</strong> Saxen, in Elstenverde mijne opwachting<br />
gemaakt. Ook hier werd ik minzaam en gunftig<br />
ont<strong>van</strong>gen; insgelijks bij den regeerenden Vorst<br />
<strong>van</strong> Des/au, wiens klein landjen een <strong>der</strong> gelukkigften<br />
in Europa is.<br />
Van daar gaf ik een bezoek aan den ouden eerwaardigen<br />
grijsaard, generaal Graaf SOLMS, op Konigftéin.<br />
Hij wist <strong>van</strong> mijne komst, en was in regenachtig<br />
we<strong>der</strong>, tot den voet <strong>van</strong> deze verbaazende<br />
rots mij te gemoet gegaan. Hier on<strong>der</strong>vond ik,<br />
bij zijne oprechte omhelzing, dat aangenaam oogenblik,<br />
het welk twee edele menfehenvrienden op het<br />
eerfte gezicht voor eeuwig veré'enigt. Zalige dag!<br />
die mij ook deze vreugde deedt beleeven , dat ik<br />
de vriendfehap <strong>van</strong> den edelften on<strong>der</strong> de foldaaten,<br />
den grijsaard, dien alles bemint en vereert, verkreeg.<br />
Wij fpraken heel veel op éénen dag. De<br />
traanen rolden ons beiden uit de oogen, toen wij<br />
fcheiden moesten. En elk dacht: Ach, waren wij<br />
beiden niet zoo na aan ons graf!. Als ik hem nog<br />
in de wereld kan we<strong>der</strong>zien, zoo reize ik nog ééns<br />
Ka Konigft'ln.<br />
Deze verbazende rots is juist geene vesting, die<br />
de vi and behoeft te vermeesteren , om het bezit<br />
<strong>van</strong> Saxen te hebben. Zij kan Hechts een klein gar-<br />
ni-
14 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
nizoen bevatten, en dit kan volftrekt geene uitvallen<br />
doen. Zij dient dcrhalven enkel, om de Archiven<br />
en de Staatsge<strong>van</strong>genen te bewaaren. Kotiig^in i s<br />
de Bafltlkvm-i Saxen, daar reeds menig braaf man<br />
m den kerker verfmacht is.<br />
Me„ liet, toen ik 'er was, de rots fpri n g e n<br />
,<br />
o m<br />
er kafamatten m te maaken, en hadt een gat gevonden<br />
dat 60 vademen diep in dezelve geboord was.<br />
Heel beneden vondt men eene bedftede, waarin het<br />
geraamte <strong>van</strong> eenen rampzaligen rustte , naast het<br />
ivelk de overblijfzels <strong>van</strong> een' dooden hond lagen...<br />
fechnkhjk gezicht voor een menschlijk hart! Gruwzame<br />
wreedaart, die zulke martelingen uitvindt voor<br />
^^^oe<strong>der</strong>en , en die gerust op zijn bed<br />
flaapen kan, terwijl hij weet, dat in zulk een gat,<br />
een mensch op zijne barmhartigheid fmachtend<br />
hoopt. Nog tegenwoordig zitten daar drie mannen,<br />
die merkwaardig zijn.<br />
Be eerfte is de'gewezen Sa xifche<br />
Kabinets-Secretans,<br />
die de geheimen <strong>van</strong> de Dresdcnfche Archi.<br />
yen in het jaar 1756. aan den Koning <strong>van</strong> P.rmsfm<br />
verraadde. Hij werdt in Polen gevat, en zit thans<br />
reeds 34 jaar in een gat <strong>der</strong> rots... leeft nog... en<br />
zal naar een wild beest gelijken.<br />
De tweede is zekere overfte ACTON. Wié in de<br />
geheime gefchiedenis <strong>van</strong> Dresdcn te huis is, behoeft<br />
lechts aan het gruwelijk ontwerp <strong>van</strong> giftmenging<br />
bij het Hof, te denken, dat verraden werdt, maar<br />
geheim moest gehouden worden. Deze ACTON<br />
was 'er de hoofdpérfoon in. Hij is een geboren<br />
ïtalta m ; feij heeft een Kalabrisch hart 5 was een<br />
roekeloos en fchoon man, en lieveling <strong>van</strong> de oude<br />
Keurvorftin Weduwe.... Sleutel genoeg tot deze
FREDRIK i VRIJHEER V A N DER. TRENCK. 15<br />
ze gefchiedenis voor hun , die geern weten willen,<br />
waar ACTON gebleven is , die nog veele vrienden<br />
in Dresdcn heeft, en die meer vrijheid geniet, dan<br />
de an<strong>der</strong>e ge<strong>van</strong>genen. Maar hi', moet fterven ,<br />
daar hij is. Hij is de grootfte booswicht, e.: heeft<br />
nogthans de lijdclijkfte ge<strong>van</strong>genis.<br />
De <strong>der</strong>de is een jonge fchoone Zweed. Hij werdt,<br />
nu 6 jaaren geleden, op geheime requiütie <strong>van</strong> den<br />
Koning <strong>van</strong> Zweden, te Leipzig gearresteerd, en met<br />
een masqué voorliet wezen, op Konigflcin gebracht.<br />
Bij het arresteeren , verdedigde hij zich als een<br />
leeuw, en fprak <strong>van</strong> het recht <strong>der</strong> volken. Deze<br />
man ziet geen daglicht. Niemand ziet of fpreekt<br />
met hem. En niemand mag, op levensftraf, weten,<br />
hoe hij heet, wie hij is, of dat hij daar is. Zoo<br />
veel ik kon vernemen, is de man geen boosdoener.<br />
Men heeft zijn proces niet opgemaakt. Maar<br />
een Zweedfche Hof- of Minne - Intrigue zal zijn<br />
ongeluk veroorzaakt hebben. Beklaag hem Lezer!<br />
Voor hem is geene verlosfing dan de dood. Want<br />
de Keurvorst heeft den Koning <strong>van</strong> Zweedcn beloofd,<br />
dat hij het daglicht'niet meer zien zal. Doch deze<br />
mensch is eerst 29 jaaren oud. En de eerlijke<br />
Gouverneur toont de trillende traan <strong>van</strong> medelijden<br />
in het oog, als hij <strong>van</strong> hem fpreekt; hij haalt<br />
de fchou<strong>der</strong>sop... ziet ten hemel, en zegt... Het is<br />
een or<strong>der</strong> <strong>van</strong> den Keurvorst, die ik refpecteren<br />
moet. God helpe hem<br />
Men oordeele, wat ik <strong>van</strong> zulke (lacht- offers<br />
denk, wanneer ik den kuil Hechts <strong>van</strong> verre zien<br />
piogt, daar deze ongelukkige naar verlosfing zucht.<br />
Zoo is'er dan in het menschlievende Saxen ook nog<br />
eene
ï6 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
eene Eaüille\ daar de Keurvorst zelf het edelst<br />
menfchenhart bezit!...<br />
Maar geduld, arme Zweedl toen ik fa de Maa*.<br />
icnburgfchc Bajlitte zat, zeide de groote mgóL<br />
FREDERIK OOk...<br />
Z 0 0<br />
lang ik FREDERIK heet,<br />
zal TRENCK het daglicht niet zien... Maar de omfhn -<br />
«eden liepen zoo [famen, dat hij mij nogthans<br />
zelf de vrijheid we<strong>der</strong>gaf, waarna hij nog sa jaaren<br />
lee de en evenwel nog iteeds FREDER'IK heel<br />
te. Alle kerkers hebben eenen ingang. En wie<br />
weet, wie dezen Uüi ook den uitgang<br />
Toen de Agfe<br />
g e f l o o p t<br />
^<br />
man te voorfchijn, die 4o jaaren in eenen kerker<br />
geweend hadt, omdat hij,<br />
i n<br />
het vuur <strong>der</strong> jeugd<br />
een fchnnpfchrift op eene Hofpop , • Mevrouw'<br />
POMP ADOTJR , gemaakt had, Pief ^S^!<br />
C<br />
bi hlon' ' a t V °° r e e n e n kwaaddoener<br />
bidden mag, dlfe door de wetten veroordeeld is;<br />
maar voor eenen ftaatsge<strong>van</strong>genen<br />
m k g niemma<br />
Ipreken, niemand zijn lot verzachten. Ifcia<br />
ke gedachten voor eiken eerlijken burger <strong>van</strong><br />
den ftaat ie bij zulk eene befchouvving" denken<br />
moet... lieden dij', misfchien morgen mij,<br />
i n<br />
, e<br />
.<br />
valle eene Hofkabaal tegen mij aanfpant of mt<br />
goede Vorst tot een magtfpreuk verleid wordt<br />
Zalig<br />
v o l k ! w e ] k m<br />
^ •<br />
ón<strong>der</strong>en.., Ik l a a t<br />
het gordijn vallen... Ik b e<br />
.<br />
klaag den grootmoedigen Gouverneur, welke het<br />
lot <strong>van</strong> zijn hem toevertrouwd flacht-offer niet<br />
eens mag verzachten... Een koude gril woelde door<br />
W j<br />
tó<br />
levende<br />
e end.<br />
graven<br />
'<br />
te rug zag; cn toen ik dacht...<br />
°P<br />
Ik<br />
ben .toch op Kom&ci» ><br />
k e ck ik al hel<strong>der</strong>end<br />
voor-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
vooruit, of misfcliicn de poort ook voor mij ge*<br />
floten wierdt; en reed met een beklemd hart na<br />
Dresdcn te rug: keek nog <strong>van</strong> verre de-rots met<br />
aandoening aan, en verheugde mij, dat 'ik noch arrestant<br />
, noch commandant op dezelve was.<br />
Mijn oogmerk was, regelrecht na Weenen te rug<br />
te reizen. Maar ik had reeds in Berlin zoo veel<br />
gehoord , dat men mij in Parijs half vergoodde;<br />
dat elk in Frankrijk mijne gefchiedenis gelezen<br />
hadt; dat zelfs alle nieuwfte modes a la Trenck ge-<<br />
dragen werden; dat men mij bijna daagiiiks op de<br />
Parijjehc Schouwburgen met verbaazenden toeloop<br />
des volks, in treffende Toneelftukken, aan het volk<br />
als eenen martelaar <strong>van</strong> vorftelijke Eigenmagt voorftelde<br />
; dat men mij zelfs levensgrootte, in eene ontzagchlijke<br />
gedaante, voor geld openlijk liet kijken...<br />
Dit bevestigde mij een vriend in Dresden, • mij tevens<br />
raadende, om ook in Frankrijk mijne laurieren<br />
in te zamelen. Ik nam dan een kort en goed bclluit,<br />
en reisde daar heen. In Frankfort, daar ik zoo<br />
dikwijls in mijn leven onopgemerkt doorgereisd<br />
was, werd ik deze keer heel an<strong>der</strong>s aangezien, en<br />
met toejuiching ont<strong>van</strong>gen, omdat men in dien tusfchentïjd<br />
mijne leyensgefchiedenis, met gevoel, gelezen<br />
badt.<br />
Men gaf mij Feesten en Bals. De gantfche fhd<br />
was op de been, en bewees rnij zoo veel liefde en<br />
achting, dat ik het vermaak, dat ik daar genoten<br />
heb, nooit vergeten zal, en den goedaurtigen inwooneren<br />
den oprechtften, dank toewijde.<br />
Nu fpoedde ik na Straatsburg, wanneer mij on<strong>der</strong><br />
weg in alle fteden dezelfde eere we<strong>der</strong>voer.<br />
Maar in Mraatsbttrg zag ik terftond, dat ik on<strong>der</strong><br />
IV. DEEE. B eer,
30 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
een aandoenlijk en deelnemend volk gekomen was.<br />
De toeloop, om mij te zien, was algemeen. Men<br />
overlaadde mij met beleefdheid. Bals en Feesten<br />
werden, mij ter eere, aangelegd. Alle de fchoonhedcn<br />
<strong>der</strong> Stad verfcheenen in vollen luister ; zij<br />
omringden mij 5 en elke dansfer bracht mij zijn<br />
meisjen in den arm. Kortom... geen mensch op<br />
aarde is ooit in eene zoo volkrijke Stad beter onthaald,<br />
minzamer behandeld, en eerbiediger bejegend,<br />
dan ik.<br />
De Gouverneur <strong>der</strong> Stad, Graaf FLACHSLAND,<br />
nodigde mij, om met hem na de Komedie te rijden,<br />
Men hadt aangekondigd het ftuk Le Baron<br />
TRENCK.... Maar de Regeering verboodt, op mijn<br />
verzoek, het ftuk te fpelen, om opfchudding voor<br />
te komen, dewijl het volk mij doodgedrongen zou<br />
hebben.<br />
Wij reden dan met de eerfte Dames na de Franfche<br />
Schouwburg. Zoo als ik in dc Loge trad,<br />
ontving mij het Orchest met Pauken en trompetten,<br />
en de Bak met een verbazend handgeklap, en<br />
geroep: Viv& le Baron TRENCK! Ik moest mij aan<br />
het volk vertoonen, en het bedanken.<br />
Een uur daarna reden wij na de Hoogduitfche<br />
Schouwburg, daar mij dezelfde eere gebeurde.<br />
Den gehcelen nacht was 'er Bal, de fchoonfte<br />
Dames en Meisjens maakten mij de lieffte complimenten.<br />
On<strong>der</strong> het Soupé zong men aria's, die<br />
mij ter eere gemaakt waren. En ik kan in waarheid<br />
zeggen, dat mijn geluk in de daad benijdenswaardig<br />
was, en dat ik mij mijner tienjarige ge<strong>van</strong>genis<br />
te Maagdenburg niet meer beklaagde; omdat<br />
deze mij eigenlijk den weg gebaand hadt tot het<br />
te-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 19<br />
tegenwoordig vermaak. Ik bleef acht dagen bij<br />
zoo edele vrienden, en vertrok met een bezwaard<br />
hart even als een verliefde uit het voor mij nooit<br />
te vergeten Straatsburg, daar ik mij waarlijk verbeeldde<br />
in den Turkfchm Hemel te zijn,dewijl zoo<br />
veel godlijk fchoone Dames en Meisjens mij allen<br />
met Vrolijke lonkjens toelachten, en elke trek <strong>van</strong><br />
haar gelaat mij zeide, dat zij mij eene nieuwe jeugd<br />
tocwenschten. Gelukkig is de' man , die bier <strong>van</strong>,<br />
zoo als ik, nog in zijne grijze haairen, gevoel kan<br />
hebben! Ja, ik voelde werklijk in deze prachtige<br />
Stad, dat één zoodanige dag, als ik daar genoot,<br />
wel waardig is, dat men niet alleen wenscht te<br />
Ieeven, maar zelfs groote onheilen te verdraagen,<br />
om zulken prijs te behaalen.<br />
Nu zag ik met zwaarmoedigheid te rug, en<br />
fpoedde na Parijs. Te Nancij hadden duizend<br />
menfehen twee dagen op mij gewacht, cn de Tollenaars<br />
hadden rijklijk fteekpenningen ont<strong>van</strong>gen,<br />
om mijne aankomst terftond overal bekend te<br />
maaken. Maar ik flipte in de fchemering door,<br />
en reedt door de Stad, toen niemand mij verwachtte.<br />
En alzoo verwaandheid mijn zwak niet<br />
is, zoo kan ik verzekeren, dat mijn tegenwoordig<br />
reizen, daar ik overal gezocht, lastig gevallen, en<br />
opgemerkt werdt, mij juist niet aangenaam was.<br />
Nu kwam ik te Parijs aan, in 't midden <strong>van</strong> Februarij,<br />
daar ik, op verfcheiden tijden <strong>van</strong> mijn leven,<br />
reeds vijfmaal geweest, maar nooit opgemerkt<br />
was.<br />
Hier gaf men mij terftond den raad, om mij zelven<br />
niet op openbare plaatfen te laten zien, om<br />
niet <strong>van</strong> het nieuwsgierig voi.kjen omringd, en over-<br />
B a<br />
al
20 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
al verhin<strong>der</strong>d te worden. De gantfche .Stad hadt<br />
mij bij den heer CURTIUS, die mij in het Palais<br />
Royal levensgroote. en in mijne boejen, benevens<br />
Koning FREDERIK, voor geld liet kijken, gezien,<br />
beklaagd en bewon<strong>der</strong>d. Men hadt twee Tooneelftukken,<br />
De Baron TRENCK genoemd, opgefteld,<br />
die ze<strong>der</strong>t drie maanden bijna daaglijks voor het<br />
volk gefpeeld moesten worden, en waar<strong>van</strong> het<br />
ééne bijzon<strong>der</strong>e ingericht was, om den geest <strong>van</strong><br />
oproer tegen de koninglijke eigendunkelijke magt<br />
aan te hitzen, dewijl het de Toekijkers eerst tot<br />
medelijden, en vervolgends tot wraak aanzette; en<br />
ook wezenlijk zoo gefpeeld werdt, dat het in ftaat<br />
was, de harten daar heen te buigen, daar men<br />
ze in dit bellis' end tijdftip wenschte te leiden. Geheel<br />
Parijs was <strong>der</strong>halven thans om het zeerst voor<br />
mij ingenomen, cn de naam TRENCK algemeen door<br />
mijne gefchiedenis, en door den fchouwburg zclven<br />
bekend. De nieuwsgierigheid, om daadlijk<br />
overtuigd- te zijn, dat deze TRENCK nog leefde,<br />
ooit geleefd hadt, en geen Romanheld ware, was<br />
zoo in de mode, toen ik mij in perfoon in Parijs<br />
bevond, dat niemand dan een daadlijk ooggetuige<br />
zich verbeelden kan, hoe greetig alles te hoop<br />
drong, om mij het gantfche gevoel <strong>van</strong> zijne door<br />
mijn lot geroerde ziel uit te drukken. En dit was<br />
niet alleen eene nieuwsgierigheid, die gemeenlik<br />
in drie dagen verzadigd is; neen, ik hield mij zes<br />
maanden in Parijs op, en vond den laatteen dag<br />
voor mijn vertrek nog dezelfde achting cn liefde<br />
bij de gantfche natie, die op den eerften dag mij.<br />
ner aankomst overdreven fcheen. De nieuwsgierigheid<br />
veerde j»ij> daags na mijne komst, incog-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 21<br />
Dito na liet l J nlah Roijal, daar de Heer CURTIUS<br />
mijn beeldtenis aan het volk kijken liet. Binnen getreden,<br />
vraagde ik hem... Mijn Heer, ik heb den<br />
Baron TRENCK voor eenigc jaaren zelf gezien,<br />
en vind, dat dit beeld hem zoo weinig gelijke als<br />
den Grootcn Mogol... Hij keek mij aan met eene<br />
foort <strong>van</strong> verachting en verwon<strong>der</strong>ing. Maar verzekerde<br />
mij op zijne eer en geweten, dat hij zelf<br />
den Baron TRENCK in perfoon en <strong>van</strong> nabij kende,<br />
en dat bij dit zelfde wezen, dat hij in wasch<br />
geboetzeerd vertoonde, zelfs naar het wezen <strong>van</strong><br />
TRENCK te Frankfort geboetzeerd hadt.<br />
Ik zweeg voor het volk, maar hem in eene<br />
naaste kamer afzon<strong>der</strong>lijk geroepen hebbende,<br />
maakte ik mij aan hem bekend De man ftond<br />
befchaamd, en verlegen, maar ontfchuldigde zich<br />
met de kunstgreepen <strong>van</strong> zijn profesfie, om het<br />
nieuwsgierig gemeen te voldoen, mij verzekerende,<br />
dat hij veel geld door mij gewonnen en een<br />
<strong>der</strong>gelijk beeld met hetzelfde oogmerk naa Londen<br />
gezonden hadt, en mij verzoekende, om hem mijn<br />
aangezicht voor een half uur tot die operatie te leenen,<br />
doch het welk ik, om gewigtige redenen,<br />
niet gedaan heb. Terftond was zijn beeld uit den<br />
weg geruimd, nu het origineel te Parijs gekomen<br />
was; en de kopij werdt na Madrid overgebracht,<br />
daar zij hem op nieuw geld opbracht.<br />
Ik was geen drie dagen in Parijs geweest, of de<br />
geheele Stad wist het reeds, en ik ontving bezoeken<br />
cn uitnodigingen <strong>van</strong> alle Grooten des lands<br />
zelfs verfchecnen 'er Dames, welke de nieuwsgierigheid<br />
noopte, om mij te komen zien... Hier was<br />
<strong>der</strong>halven geen an<strong>der</strong> middel: dan den ftroom te<br />
B 3<br />
vol-
22 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
volgen, en den gantfchen dag tot den halven nacht<br />
in gezelfchappen door te brengen. Overal waar ik<br />
een Diné of Soup6 aannam, waren reeds alle goede<br />
vrienden <strong>van</strong> het huis genodigd, om mij te leeren<br />
kennen, en na het eten drong alles, met hetzelfde<br />
oogmerk, toe. Dus was ik binnen zes dagen<br />
reeds overal bekend, en die geheele zes maanden<br />
lang een geplaagd man, die vier weeken vooruit<br />
zijn woord kwijt was. Elk middagmaal was een<br />
feest. In de meeste huizen was het Defcrt tot mijne<br />
eere met toefpelingen op mijne ge<strong>van</strong>genis en lotgevallen<br />
met Triumfbogen en Lauèrkransfen verfierd.<br />
De Dames zongen mij airtjens, die tot mijne<br />
eere gekomponeerd waren, en boden mij den<br />
Lauriertak aan. Somtijds waren de toneelen zoo<br />
aandoenlijk, dat het gantfche gezelfchap de traanen<br />
over de wangen liepen. Ik zelf weende bij het<br />
eerfte gevoel <strong>van</strong> aandoenlijke vreugde en dankbaarheid<br />
mede. En het einde was eene algemeene omhelzing<br />
met uitdrukkingen, daar waarlijk niet de voldaane<br />
nieuwsgierigheid, maar het hart, fprak. Dus<br />
verliepen mijne dagen in het grootfte gewoel des<br />
werelds, on<strong>der</strong> eere en vriendfehapsbetuigingen,<br />
welke zeker geen vreemdeling, zoo als ik, ooitin<br />
Frankrijk beleefd hadt. Geen martelaar <strong>van</strong> het<br />
noodlot hadt dienvolgends ooit grooter beloning<br />
beleefd of genoten , dan ik. Algemeene volksliefde<br />
en onbegrensd vertrouwen, duurzame daadlijke<br />
vriendfehap bij eene Natie te verkrijgen, die<br />
altijd voor ligtvaardig gehouden is, is in mijn geval<br />
een bijzon<strong>der</strong> verfchijnzel, en zou mij verwaand<br />
maaken, indien ik een vriend <strong>van</strong> deze bekgchlijkehartstocht<br />
wezen kon. In alle gezelfchappen
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
S3<br />
pen gaf men mij overal de eerfte plaats. En nadien<br />
in Frankrijk de Dames de waarde <strong>der</strong> mannen<br />
beftemmen, en mijne natuurlijke vrolijkheid die<br />
genen onbegrijpelijk voorkwam , die in mij eenen<br />
afgeleefden knorrigen grijsaard, eenen door het lot<br />
ne<strong>der</strong>gebogen menfchenhaater geloofden te zullen<br />
vinden; terwijl ik mij nog het gezelfchap waardig<br />
toonde en ook nog met de in dat land gewoone<br />
bon mots en betaamlijke boert de fchoone Sexe wist<br />
te voldoen, zoo was de toejuiching des te lui<strong>der</strong><br />
en algemeener.<br />
De Graaf OLIVADEZ, die in Parijs on<strong>der</strong> den<br />
naam <strong>van</strong> Graaf PILO leefde, was een <strong>der</strong> eerden,<br />
bij wien ik 's middags ten eten was. Deze eerwaardige<br />
grijsaard haalde mij zelf af, en voerde<br />
mij in eene foort <strong>van</strong> zegepraal in zijn paleis, alwaar<br />
ik on<strong>der</strong> Pauken- en Trompettengcfchal, en on<strong>der</strong><br />
Inftrumentaal- en Vokaal-muzijk ont<strong>van</strong>gen werdt,<br />
dat opzetlijk op mij cn hem gecomponeerd was.<br />
De Graaf OLIVADEZ, Grande cTEspagnc, één <strong>der</strong><br />
eerfte mannen in deze Monarchie, die drie millioenen<br />
inkomften bezat, is in de nieuwfte gefchiedenis<br />
zeer bekend Hij had veele huisgezinnen uit<br />
Duitschiand met groote kosten na Spanje en in zijne<br />
Koloniën laten komen, die hij allen gelukkig<br />
maakte , en door weiken hij tevens Industrie en<br />
bevolking zocht te bevor<strong>der</strong>en. Maar on<strong>der</strong> hen<br />
waren eenige Protejlanten. De man was rijk,<br />
vermogend en een menfehenvriend. Dit was genoeg<br />
voor de Inquifitie. Men vifiteerde zijn huis, vond<br />
de fchriften <strong>van</strong> VOLTAIRE in zijne Bibliotheek,<br />
en nu werdt hij als een Delinquent in de Inquifitie<br />
gefieept, veroordeeld, gepijnigd, en hij zat 4 jaa-<br />
B 4<br />
ren
«4 LEVENSGESCHIEDENIS<br />
V A N<br />
ren in eenen ellendiger! kerker, behandeld als de<br />
ergfte misdaadigers, zon<strong>der</strong> hoop <strong>van</strong> ooit gered<br />
te worden.<br />
Zijne gefchiedenis, die hij mij getrouw verhaalde<br />
, verdient, dat ik ze ééns aan de wereld<br />
bekend maake, wanneer men dingen vernemen zal,<br />
die gewis fchrik cn afgrijzen tegen de fchrikbare<br />
orde <strong>der</strong> Dóminikdhtn en het treurig lot <strong>van</strong><br />
Spanje veröorzaaken zullen. Zij vindt in de paaien<br />
<strong>van</strong> dit Boek geen plaats. Is zeg dus enkel, wat<br />
hier behoort.... OLIVADEZ vondt middel, tot zijne<br />
•• verlosfing uit het vervloekte Inquifitie-gericht. De<br />
Koning zelve hadt hem niet kunnen redden, maar<br />
hi] ontvluchtte gelukkig na Parijs, hoewel met het<br />
verhes <strong>van</strong> alle zijne bezittingen <strong>van</strong> 6b millioencn.<br />
Bij geluk hadt hij eeftige jaaren voor zijn ongeval<br />
een kapitaal in de Franfche Fondfen geleed<br />
hetwelk hem ongevaar 80,000 Livres intrest gaf?<br />
zoodat hem gevolglijk zoo veel overbleef, dar! hij<br />
m Panp als Wijsgeer, die gelukkig geene kin<strong>der</strong>en<br />
heeft, gerust en deftig, on<strong>der</strong> den naam <strong>van</strong> Graaf<br />
Jif.o, leeven kon.<br />
Wanneer iemand, die zelve ongelukkig was, de<br />
gefchiedenis <strong>van</strong> eenen an<strong>der</strong>en ongelukkigen leest<br />
zoo ontftaat in zijne ziel zekere Sympatptifche aandoening,<br />
om hem in periöon te kennen, zijn hart voor<br />
hem uit te fchudden,dé we<strong>der</strong>zijdfehe voorvallen te<br />
vergelijkenden de troostgronden en hulpmiddelen tegen<br />
de zijne te weegen. Deze on<strong>der</strong>vondt OLIVADEZ<br />
voor mij, daarom zocht hij mij op, cn vierde den<br />
ctag <strong>van</strong> onze bijeenkomst <strong>van</strong> harte, wanneer wij bei,<br />
den reden vonden, om eikan<strong>der</strong>en hoog te achten<br />
C U m a U b o v e n h<br />
K overige menschdom aan te nier'<br />
ken.
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 25<br />
"ken. Hij was een fmaadlijk offer <strong>van</strong> het godsdienftig<br />
Inquifitie - Gericht en ik hetzelfde in de Staats-<br />
Inquifitie <strong>van</strong> eenen Monarch, die even zoo ongevoelig<br />
was als een Pater Inquifiteur. Wij zijn<br />
beide de merkwaardigfte mannen, welke middel<br />
vonden, om onmooglijke dingen mooglijk te maaken.<br />
Wij hebben over onze magtige vijanden gezegevierd;<br />
wij zijn vrij, en hebben, God dank!<br />
alleen onze bezittingen verloren. Ik zegen nog<br />
heden den dag, die mij met hem in kennis en<br />
vriend fchap gebracht heeft; en wenschte, dat<br />
wij , die beiden het geluk beleefd hebben , <strong>van</strong><br />
het floopcn <strong>der</strong> Bastille , ook nog, voor dat<br />
wij ftierven , vernietiging <strong>van</strong> alle godsdienst- en<br />
Staats - geheime - Bloedgerichtcn , zo al niet bevor<strong>der</strong>en,<br />
ten minften in de Nieuwspapieren zullen<br />
kunnen lezen. OLIVADEZ was in Varijs mijn<br />
vriend; en ik zal zijn vereerer zelfs bij zijn graf,<br />
en de ergftc vijand <strong>van</strong> alle gebefte fchobberts<br />
blijven, die eenen zoo dcugdzamen burger <strong>van</strong> den<br />
Staat gepijnigd hebben. Hij is voorleden jaar<br />
overleden, en heeft mij de lidtekens <strong>van</strong> zijne<br />
pijniging laaten zien, daar ik mij over ontzette.<br />
Rechtvaardige hemel! wat is de Paap , daar zijn<br />
geweld onbeteugeld woeden kan! Hoe weinig kent<br />
de wereld deze gevoelloze monsters nog. En hoe<br />
rechtmatig is mijn ijver, wanneer ik hen bij alle gelegenheden<br />
ontmasker.<br />
Nu moet ik een an<strong>der</strong> voorval vernaaien•> dat<br />
het Nationaal Carakter eere aandoet. Op zekeren<br />
middag at ik bij den Keizerlijken Gezant, Graaf<br />
WERCIJ. Daar was een groot gezelfchap. Naast<br />
mij zat een eerwaardig grijs Generaal <strong>van</strong> het<br />
B 5<br />
Ge-
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Genie. Corp, die mij<br />
m k c n d e,<br />
e n<br />
veel met mii<br />
m gefprek was. Na het eten hadt hij vernomen,<br />
wie ik was. Zoodra men hem mijnen naam noemde,<br />
hep hij na mij toe, kuste mij met verrukking,<br />
ontdekte een gevoelig hart, dat hij mij in de wereld<br />
nog hadt leeren kennen, en zeeg door edele aandoening<br />
m nnjn arm ne<strong>der</strong>. Het toneel was treffend<br />
voor alle de aanfehouwers. Ie<strong>der</strong> geloofde, dat<br />
wij <strong>van</strong> de jeugd af vrienden waren, die eikan<strong>der</strong>en<br />
ui.den ou<strong>der</strong>dom toevallig we<strong>der</strong> gevonden hadden.<br />
Ik zelve ftond ontfteld en roerloos... De grijsaard<br />
we<strong>der</strong> bijgekomen, weende <strong>van</strong> blijdfchap, omdat<br />
het lezen mijner gefchiedenis hem een zoo hoog<br />
denkbeeld <strong>van</strong> mij ingeboezemd hadt. Hij nam<br />
mij bij de hand, en ik moest met hem na huis rifoen<br />
,alwaar hij te bed ging, terwijl ik hem den volgenden<br />
dag gezelfchap hield, om op alle zijne vragen<br />
te antwoorden. Wij zijn vrienden, die elkan<strong>der</strong><br />
we<strong>der</strong>zijds hoogfehatten , en ik vraag mijnen<br />
Lezer, of hij wel ooit dezen trap <strong>van</strong> edel -revoel<br />
voor eenen Duitfchcr bij een' F'rméchman zou vermoed<br />
hebben.<br />
Thans wilde ook ie<strong>der</strong> een mij beweegen, om i n<br />
den fchouwburg te gaan, en mij zeiven te zien<br />
fpeelen. Hoe geern ik dit ook wenschte, evenwei<br />
hieldt mij mijn verftand terug. Ik wist vooruit,<br />
dat ik even als te Straatsburg ont<strong>van</strong>gen zou worden.<br />
En nademaal de groote FREDERIK in dit<br />
ftuk juist geen groote laurieren inzamelt, maar ik<br />
overal, waar ik leeve, flipt worde nagegaan, wilde<br />
ik aan mijne vijanden geene oorzaak geven, om<br />
mij <strong>van</strong> eene ongebonden trotschheid te befchuldidigen,<br />
dewijl ie<strong>der</strong> een hadt kunnen vermoeden,<br />
dat
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 47<br />
dat ik 'er ging, om openlijk toegejuicht te worden.<br />
De Entrepreneur hadt tweemaal laten uitftroojen,<br />
dat ik op zekeren bepaalden clag in zijne Schouburg<br />
verfchijnen zou. Nu was de toeloop zoo<br />
groot, dat men de helft te meer gelds voor de<br />
plaatzen betaalde. Toen men mij niet zag, was 'er<br />
bijna een oproer ontdaan. Eindelijk, na dat ik<br />
reeds vijf maanden in Parijs geleefd hadt, en overal<br />
bekend was, liet ik mij <strong>van</strong> een groot gezelfchap<br />
overhaalcn, om mede te rijden. Nu was het een<br />
hand enklappen zon<strong>der</strong> einde, ades riep: vive le Baron<br />
TRENCK! Ik moest mijzclven bij elk tooneel<br />
voor het volk laten zien, en voor hunne luide toejuiching<br />
bedanken. Ook werd ik bij het uitgaan<br />
met mijn gezelfchap, zoo gedrongen, dat ik<br />
naauwlijks in mijn rijtuig kon komen, wordende<br />
met een vivat-geroep begeleid.<br />
De eerfte twee maanden durfde ik mij in het<br />
Palais Roijal niet laten zien. Eindelijk ging ik daar<br />
heen, en wandelde onbekend op en ne<strong>der</strong>. Eenige<br />
bekenden , die mij ontmoetten, boden mij eene<br />
fchoone dame uit Normandie aan, die pas was aangekomen.<br />
Naauw hoorde men mijn' naam noemen,<br />
of een zwerm <strong>van</strong> menfehen ftormde <strong>van</strong> alle<br />
kanten op mij los. Ik floop bij tijds in huis,<br />
cn eene an<strong>der</strong>e deur we<strong>der</strong> uit. Doch de dame<br />
was bijna doodgedrongen. Men riep dat deze<br />
fchoone Dame mijne vrouw was. Terftond was<br />
zij omfingeld , en heeft waarlijk veel geleden, eer<br />
zij in haar rijtuig kon komen.<br />
Eindelijk, toen ik mij alle dagen zien liet,<br />
werdt men mij gewoon, en ik bragt veele uuren,<br />
die
*8 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
die ik uitbreken kon, in 't Palm Roijal door<br />
alwaar ten dien tijde de geheele omwenteling gefmeed<br />
werdt. Nadien ik nu het geheele vertrouwen<br />
<strong>der</strong> Natie gewonnen had, zoo was het mij<br />
ook ligt, om alles te ontdekken, wat ik weten wilde.<br />
Bijzon<strong>der</strong> mengde ik mij on<strong>der</strong> de Club, of<br />
Verga<strong>der</strong>ing <strong>der</strong> Hblhndfche en Brdbantifcht patriotten.<br />
Dezen hielden hunne geheime bijeenkomften,<br />
delibereerden, en zonden alle twee maanden hunne<br />
afgevaardigden na BrusPel en Jmfterdam, en alzoo<br />
zij het meest belang hadden in de nog heimlijk gistende<br />
omwenteling <strong>van</strong> Parijs, en geen geld fpaaiden,<br />
om VerjailUs naauwkeurig te befpieden, was<br />
dit de beste gelegenheid voor mij, om mijne niéuwsgierigheid<br />
te voldoen.<br />
Somtijds onthield ik mij eenige dagen te Vtrfail.<br />
les, alwaar ik mijn' tijd in het grootst vertrouwen<br />
wht e ef f k e 1 , o f p a r t i j z e e r * * * * * * * *<br />
bracht, en tevens de fchran<strong>der</strong>fte leden in de Algemeene<br />
Staaten, die toen daar waren, om mede<br />
te verkeeren, uitkoos, cn hunne vriendfehap wist<br />
te winnen. Hier door heb ik gelegenheid gehad,<br />
om alles, wat <strong>van</strong> eiken aanhang gefmeed werdt,<br />
grondig te-ontdekken, ook kon ik bijna den dag<br />
<strong>van</strong> het daadlijk uitbreken <strong>der</strong> omwenteling vóóruitzien<br />
en bepaalen. Ik zou daarom bij dit Deel<br />
geern de omftandige befchrijving zoo wel <strong>van</strong> de<br />
Panjfche a| s<br />
Brabandfchc Revolutie in bijzon<strong>der</strong>e<br />
Verhaalen gevoegd hebben, doch hetwelk misfchien<br />
m een bijzon<strong>der</strong> werk volgen zal, wanneer mijne<br />
Lezers de zuivere waarheid zon<strong>der</strong> partijdigheid in<br />
het hcht zien zuilen.<br />
Ik werd door den Keizerlijke Gezant den Graaf
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 29<br />
MERCIJ ten Hove geprefenteerd. Hier moet ik<br />
evenwel iet zeggen, dat aan die genen belachhjk<br />
zal voorkomen, die de Etiquette <strong>van</strong> het Franfche<br />
Hof nog niet kennen. De Koning mag met geen<br />
vreemdeling,die hem <strong>van</strong> eenen Gezant door zijnen<br />
Staatsdienaar voorgefteld wordt, één enkel woord<br />
fpreken. Ook is het bijna onmoogli k, een bijzon<strong>der</strong><br />
gehoor bij hem te bekomen. Dit is deuklijk eene<br />
oude Ministeriè'ele konstgreep, opdat hij nooit zou<br />
hporen , het geen hij behoorde te weten. Nu hadt<br />
men zedcrt eenige maanden overal niet dan <strong>van</strong><br />
TRENCK gefproken, en iemand, dien ik gelooven<br />
kan, hadt mij verzekerd, dat die Monarch, welke<br />
<strong>van</strong> zijn leven nog geen boek gelezen heeft, zich<br />
nogthans mijne gefchiedenis hadt laten voorlezen,<br />
en dat hij ook wezenlijk ten mijnen voordeelc aangedaan,<br />
begeerd hadt mij in peribon te zien. Als<br />
ik nu aan hem geprefenteerd werd, bleef hij wel<br />
twee minuten onbeweeglijk voor mij ftaan; bcfchouwde<br />
mij <strong>van</strong> boven tot on<strong>der</strong> met oplettendheid,<br />
lachte mij vricndlijk toe, en ging tot aan de<br />
deur terug, maar keerde op ftond we<strong>der</strong>om, ging<br />
dicht voor mij ftaan, bcfchouvvde mij eene poos<br />
gelijk te vooren, lagchte we<strong>der</strong>, gaf mij met<br />
eene kleine beweging <strong>van</strong> zijn hoofd zijne goedkeuring<br />
te kennen, en ging vervolgends heen,<br />
na bij de deur nog ééns na mij omgekeken te hebben.<br />
Thans was ik op ééns als <strong>van</strong> een zwerm bijé'n<br />
omringd, en elk toonde zijne blijdfehap, <strong>van</strong> mij<br />
ten Hove te zien. Vervolgends werd ik insgelijks<br />
aan de Koningin en de Koninglijke familie aangeboden<br />
en lücld het middagmaal, benevens alle de buiten-
3° LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
tenïandfche Statsdienaren , bij den Staatsminister<br />
Graaf MONTMORIN, wanneer zijne beminlijke Genralm<br />
mij de eerfte plaats naast haar, als eene heel<br />
bijzon<strong>der</strong>e distinctie, deedt bekleeden. Nadien nu<br />
te dit gezelfchap de Keizerlijke en Pruififdie Minister<br />
zeer gemeenzaam met mij omgingen, gaf mij<br />
dit een bijzon<strong>der</strong> aanzien bij de Natie, die mijne o- e<br />
ichiedenis gelezen hadt, in welke ik het gedrag<br />
en de handelwijze dezer beide Hoven jegens mij<br />
juist met geene voordeelige kleuren gefchil<strong>der</strong>d<br />
heb. Dit zette het zegel op de waarheid tot mijne<br />
eere, en vermeer<strong>der</strong>de de achting voor mijn<br />
perfoon.<br />
Nu hadt wei een zekere Baron BOCK in ifaz,<br />
mijne levensgefchiedenis in twee kleine deelen in<br />
duodecimo in de Franfche taal uitgegeven en 'er<br />
veele duizend Exemplaren <strong>van</strong> verkocht. Doch dit<br />
was eigenlijk niet meer dan een zaaklijk uittrekzcl<br />
In Parijs verfcheen kort daar op eene aangekondigde<br />
nieuwe vertaling in drie kleine Deelen, die aan<br />
den Heer TOURNEUR werden toegefchreven De<br />
beide Drukkers hadden met deze boeken hun geluk<br />
gemaakt, fchoon zij weinig overeenkomst met<br />
mijn Origineel hadden.<br />
Ie<strong>der</strong> een hadt ze gretig gekocht en gelezen. Ie<strong>der</strong><br />
een vraagde mij, of deze vertalingen getrouw<br />
en volkomen waren; hetwelk ik niet an<strong>der</strong>s dan<br />
met neen kon beantwoorden. En terftond werd ik<br />
<strong>van</strong> alle kanten beftormd, om zelve hand aan<br />
't werk te flaan, en eene eigene uitgave te laten<br />
drukken... Het uitzicht was heel gunftig, cn ie<strong>der</strong><br />
een verzekerde mij, dat ik ioooo Exemplaaren<br />
in Frankrijk verkoopen zou. ik on<strong>der</strong>nam<br />
dan
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER. TRENCK. 3Ï<br />
dan een Herkules • arbeid bij mijne toenmaalige levenswijze,<br />
daar ik den gantfehen dag en den hal-<br />
. ven nacht in 't gewoel <strong>van</strong> groote gezelfchappen<br />
moest doorbrengen. Doch het was vastgefteld, en<br />
binnen een paar maanden was ik klaar met drie Deelen,<br />
in groot octavo. Om de uitgave te verfraijen, liet ik<br />
plaaten bij de beste meesters in 't koper vervaardigen,<br />
zoodatdekosten,dieik tot dit werk uitfehoot,<br />
omtrent 16,000 Livrcs beliepen. Daar was zeker<br />
op een goeden oogst te hoopen , maar ten ongelukke<br />
kon alles niet gereed wezen, voor omtrent<br />
drie dagen voor de revolutie; en nu was alles bezig<br />
met het lezen <strong>van</strong> de verbaazende menigte<br />
Brochures, die daaglijks uit kwamen, om het volk<br />
daar toe op te zetten. Dit veroorzaakte, dat de<br />
zoo hevig vertoonde begeerte, om my te lezen,<br />
verflaauwde, omdat men te lang wachten moest,<br />
en de inwendige groote ftaatsveran<strong>der</strong>ingen on<strong>der</strong>tusfchen<br />
an<strong>der</strong>e bezigheden voorgebracht hadden.<br />
Daar bleven dus aooo exemplaren bij mij liggen,<br />
die op 15 Livres gerekend 30,000 Livrcs bedragen.<br />
Het Noodlot toonde nu <strong>der</strong>halven ook in Parijs<br />
zijne nukken, doch welke ik gewoon ben, als kleinigheden<br />
aan te merken.<br />
Ik vond bij mijne komst te Parijs aldaar den<br />
Prins HENRiK <strong>van</strong> Pruisfen, welke mij zoo daar<br />
als in Berlin zijne achting waardig fchatte. Thans<br />
verfcheen op ééns het verfoeilijk boek <strong>van</strong> den<br />
Graaf MIRABEAU on<strong>der</strong> den titel : Correspondent<br />
Secretie d'un voijageur francais, waar in de Koning<br />
<strong>van</strong> Pruisfen, Prins HENRIK, en het gantfche Pruisfisch<br />
Ministerie op de fchandelijkfte wijze mishandeld<br />
werden. Dit Boek werdt wel, op last <strong>van</strong> 't<br />
Par-
32 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Parlement, openlijk door Beulshandcn verbrand,<br />
maar, niettegenftaande men, zon<strong>der</strong> tegenfpraak'<br />
den auteur, drukker, en uitgever kende,welke toen<br />
allen in Parijs leefden, evenwel gefchiedde "er niet<br />
het minde on<strong>der</strong>zoek of ftraffe, en het fioek werdt<br />
in alle Boekwinkels onverhin<strong>der</strong>d verkocht.<br />
Prins HENRIK, wien het hoofdzaaklijk betrof,<br />
befchouwde deze handelwijze met de gepaste verachting;<br />
hoewel hij tevens wel inzag, dat dit boek<br />
aan het Ministerie behaagde, en misfchien op deszelfs<br />
aanltokcn in het licht verfehenen was, dewijl<br />
hij zich in deze Itad ophield, en de natten <strong>van</strong> alle<br />
rechtfchapen Fraafcktn gewonnen had. Hier bij<br />
gedroeg hij zich als een groot man, zoo als hij<br />
wezenlijk is , en ging onverwachts na Berlijn 0p<br />
reize. On<strong>der</strong>tusfchen hadt hij echter ze<strong>der</strong>t het<br />
uitkomen <strong>van</strong> MIRABEAU's gefchrift", in- de meeste<br />
gezelfchappen den indruk opgemerkt, welken <strong>der</strong>gelijke<br />
fchriften in de verfchillende beoordeelingen<br />
hunner lczeren achterlaten. Ik zelve had hier toe<br />
meer gelegenheid dan iemand, alzoo men mij in alle<br />
gezelfchappen vertrouwlijke vraagen over den inhoud"<br />
deedt, en aan de iasteringen <strong>van</strong> MIRABEAU veel geloof<br />
fcheen te geven, waar bij ik den pligt <strong>van</strong> een'<br />
eerlijk man waarnam, wanneer de deugd gelasterd<br />
wordt. Veeten werden door mij overtuigd,' ande-i<br />
ren integendeel hielden my <strong>van</strong> partijdigheid verdacht,<br />
en bleven bij hunne twijfelingen. Zoo kaneen<br />
booswicht, die on<strong>der</strong> den grooten hoop altijd<br />
begunftigers <strong>van</strong> zijne verdichte lasteringen'vindt',<br />
voor den roem <strong>van</strong> den braafften man nadcelig 1<br />
zijn.<br />
Ook kon zelfs het Hof <strong>van</strong> Berlijn, welks verde
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. $3<br />
dediging ik op mij nam, zon<strong>der</strong>, daar toe beftemd<br />
te zijn, mij in plaats <strong>van</strong> den welverdienden loon,<br />
tegenwerpen:<br />
Dat de lasteringen <strong>van</strong> eenen MIRABEAU, wiens<br />
flecht karakter, cn fchandelijke ziel, wereldkundig<br />
zijn, uit zijn mond of pen die genen niet konden<br />
benadeclen, die hij vergiftigen wil,en geene we<strong>der</strong>legging<br />
waardig waren. Maar dat deze we<strong>der</strong>legging,<br />
welke uit TRENCKS pen voortgevloeid was,<br />
veel als waar aanneemt, het geen MIRABEAU gefchreven<br />
heeft, en ook fommige zaken bevestigt,<br />
welke het Hof zelve misfchien geern onaangeroerd<br />
zuu gezien hebben Maar dat zij ook tevens<br />
veel zeide, dat men niet gezegd wil hebben, dit<br />
leggen mijne vijanden mij te last, mijne on<strong>der</strong>neming<br />
berispende. Maar deze lieden weten niet,<br />
Weiken indruk MIRABEAU in vreemde landen veroorzaakt<br />
heeft, alwaar men de Berlijner zaaken alleen<br />
naar hooren zeggen beoordeelt; en daarom alleen<br />
heb ik geantwoord.<br />
Doch, dewijl ik reeds den algemcenen roem verworven<br />
heb, dat mijne pen aan de waarheid getrouw<br />
blijft, en dat noch eigenbaat noch Hooffche<br />
gunst haar tot partijdigheid verlaagen kan; dewijl<br />
ik mijzelven daar het minst acht, of verfchoon,<br />
waar deze zelfde waarheid - liefde mij vijanden en<br />
vervolgingen veroorzaakt heeft, en fteeds nieuwe<br />
verwekken zal, zoo berouwt mij ook niets <strong>van</strong> het<br />
geen ik gefchreven .heb. Genoeg, mijn doel was<br />
edel. Ik heb eenen Booswicht ontmaskerd, en<br />
waarlijk groote mannen tegen den laster verdedigd.<br />
Nademaal wij nu allen menfehen zijn, zoo zal<br />
geen eerlijk man <strong>van</strong> mij vor<strong>der</strong>en, dat ik in deze<br />
IV. DEEL, C ver-
34 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
verdediging zelfs den besten <strong>van</strong> alle menfehen en<br />
koningen vergoden zou, dewijl ik geen gehuurde<br />
Lofredenaar ben, en de fchande <strong>van</strong> een vlijër te<br />
wezen nooit mijne grijze haaireu bezoedelen zal. Beloont<br />
en erkent men het doel <strong>der</strong> Schrijveren, naaide<br />
innerlijke waarde <strong>van</strong> eenen nooit partijdigen<br />
gcfchiedverhaaler; befchouwt men mij als eenen,<br />
God dank! onafhanglijkcn Toekijker, die on<strong>der</strong>vinding<br />
en wereldkennis genoeg bezit, om ook bij<br />
de grootfte ondankbaarheid onverfchillig te blijven;<br />
dan heb ik dezelve zeker niet te wachten voor<br />
eenen arbeid, waar <strong>van</strong> de bedoeling edel was, en<br />
welks uitwerking op het hart <strong>van</strong> den recht wikkenden<br />
Lezer, gewis voor die genen niet nadeelig<br />
kan zijn, welke ik, met hunne menschlijke zwakheden<br />
en al , reden vind, on<strong>der</strong> de groote mannen<br />
<strong>van</strong> onzen tijd te rekenen. Wanneer voords zeker<br />
groot Staatsdienaar boos op mij is geworden, dien<br />
ik juist in dit bock <strong>van</strong> een klein Egoismus bcfchuldigc<br />
, nadat ik alle zijne deugden cn verdienden<br />
bij het va<strong>der</strong>land, als ook zijne perfoonlijke groo.<br />
te hoedanigheden zoo getrouw gefchiklerd heb,<br />
als zq wezenlijk zijn: dan beklaag ik, zon<strong>der</strong> eenig<br />
berouw te hebben, den man, die zon<strong>der</strong> eenige<br />
gebreken op de baan des werelds alleen bewon<strong>der</strong>d<br />
wil zijn, en wenséh hein zulke dweepachtig vlijende<br />
lofredenaaren toe, als hij zelve in alle zijne<br />
fchriften is, in welken hij zijnen grootcn FREDE<br />
RIK tot eenen Halfgod wil maaken, wiens zwakke<br />
zijde hij geern geheel wilde bedekken. Zoo fchrijft<br />
cn handelt TRENCK niet. En alhoewel hij aan<br />
eenen Parij.fchen geleerden, Lid <strong>der</strong> '• > arij\fche Akademie,<br />
den lieer MAIJEUX, gefchreven heeft, dat<br />
hij
FREDRIK, VRIJHEER VAN DÉR TRENCK* 35<br />
hij al wat mooglijk was, moest aanwenden, om mijns<br />
fchriften in Frankrijk <strong>der</strong>zelvcr crediet tc benemen ,<br />
en ik hem deswegens als mijnen vertrouwden Vriend<br />
Van eene ministerieel - valschheid zou kunnen befchuldigcn<br />
, echter denk cn handel ik daar tc<br />
groots toe, daar de volkftem mij rechtvaardigt<br />
cn voldoening geeft; en men weet genoeg uit mijn<br />
gedrag, dat ik ge'erie laaghartige wraak <strong>van</strong> iemand<br />
vreeze, die verftand en groote hoedanigheden genoeg<br />
bezit, om den genen te achten, die zelfs den<br />
magtigften niet ontziet de waarheid on<strong>der</strong> den neus<br />
te wrijven, en die niets herroept, wat hij met zijnen<br />
naam aan de wereld heeft voorgedragen.<br />
Maar die man is altijd groot, welke zich beijvert,<br />
om tot de volmaaktheid te na<strong>der</strong>en; gelijk in tegendeel<br />
klein, wanneer hij gelooft, die bereikt tc<br />
hebben; en bclagchclijk, wanneer hij mannen <strong>van</strong><br />
mijn aart door zijn gezag en geweld wil tc rug<br />
fchrikken, welken hij ook door weldaaden gewis<br />
nooit tot laage vlijerij bewegen zak Evenwel heeft<br />
hij mij toch reeds benadeeld , wijl .hij de innerlijke<br />
waarde, het doel, de noodzaaklijkheid, en de uitwerking<br />
<strong>van</strong> mijne boeken bij den Vorst vermin--<br />
<strong>der</strong>t. Voor het overige! fchatte men de waarde<br />
mijner on<strong>der</strong>neming naar de omftandigheid, daar ik<br />
mij in bevond. MIRABEAU is een gevaarlijk man,<br />
die vergif en ponjaard weet te gebruiken. Hij was<br />
ten tijde, toen ik te Parijs tegen hem fchreef, toen<br />
ik openlijk bewees, dat hij een fchurk is, werklijk<br />
afgevaardigde in de Algemeene Staaten, en hadt<br />
den grootften aanhang on<strong>der</strong> het gemeen. Hij hadt'<br />
het hart niet, om mij tot den tweeftrijd uit te daagen,<br />
maar zijn complot was gemaakt, om mij vari<br />
Cs,<br />
gQ#
36 LEVE NS GE SC HIEDENIS VAN<br />
een troep volks te laten aanvallen, cn aan een lantaarnpaal<br />
op knopen. Dit was in de toenmalige<br />
opfchuddingen ligt doenlijk. Maar mijn aanhang<br />
was grooter, en ik verfcheen daaglijks zon<strong>der</strong><br />
fchroom , midden in 't gedrang; doch altijd wel<br />
verzcld tegen alle verra<strong>der</strong>lijke voorvallen.<br />
Ik trad hem in Vcrfailks midden in de Verga<strong>der</strong>ing<br />
trotsch en dreigend on<strong>der</strong> de oogen. Ie<strong>der</strong><br />
een verwachtte, dat het tot het uiterfte zou komen.<br />
Maar de Hechte kerel ontweek mijne tegenwoordigheid.<br />
Nademaal mijn Boek tegen hem juist aangekondigd<br />
werdt, toen de Revolutie uitbrak, en hij de<br />
gunfteling <strong>van</strong> het volk was, liet hij mijn' Boekverkoper<br />
aanzeggen: „ Zijn huis zou geplun<strong>der</strong>d<br />
en hij opgehangen worden, bij aldien hij zich verftoutte<br />
mijn bock te verkopen." De goede man<br />
was ontfteld, en wachtte. Wat won de hebzuchtige<br />
MIRABEAU hier mede ? Hij liet in <strong>der</strong> ijl zelve<br />
mijn boek heimlijk nadrukken, cn zijn druk was<br />
verkocht, eer mijn drukker te voorfchijn kwam.<br />
Hier door verloor ik mijne winst. En hij integendeel<br />
genoot de vruchten <strong>van</strong>, mijnen arbeid. Men<br />
heeft mij zelfs verzekerd, dat hij mijn zetter omgekocht<br />
, en de bladen heimlijk zou bekomen hebben.<br />
Deze hadt hij zelfs in Leipzig laten nadrukken<br />
; en ook eene Hoogduitfche Overzetting in het<br />
Duitfche Rijk bezorgd; en dus mijn' druk teleur<br />
gefteld. En dit was eene foort <strong>van</strong> wraak, door<br />
welke hij te gelijk zijn geliefden imaak <strong>van</strong> hebzucht<br />
voldeedt, nadien hij dat opfnapte, het geen<br />
mijn' arbeid, mijn verdriet, en mijne gevaaren hadt<br />
moeten beloonen.<br />
Zij-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 37<br />
Zijne ftreeken gingen ver<strong>der</strong>, want hij hadt in<br />
rijnen on<strong>der</strong>gefchoven druk zoo arglistig eenige<br />
woorden ingevlochten, dat hij hier door mijnen zin<br />
verdraaide, en zulke lieden berispte, welke ik in<br />
mijn origineel verdeedigde; het welk bijzon<strong>der</strong> den<br />
Staatsdienaar Graaf UERZEERG, mijnen voormaligcn<br />
grooten Protector, beledigd en vcrftoord heeft,<br />
die <strong>van</strong> mij gecne openbare hekeling verwachtte.<br />
Zoo wordt de wereld bedrogen, en zoo vindt<br />
de Booswicht overal gelegenheid, om den eerlijken<br />
man hechte potfen te fpeelen. Het zelfde fnood<br />
nadrukken is ook in mijne Levensgefchicdcnis gebeurd,<br />
dat men door het inlasfehen of weglaten<br />
<strong>van</strong> eenige woorden, den geheeleh zin ten mijnen<br />
nadeele verdraaid heeft, om 'er openbare leugens<br />
uit te fmccdcn, die mijnen verworven roem <strong>van</strong><br />
zuivere waarheidsliefde krenken , en aan mijne<br />
fchriften het crcdict benemen.<br />
Dus fpeelde mij in 't jaar 1772. een laagzielde<br />
Paap, de Aardspriester TE vis te /laken, een pots,<br />
welke ik hier, om de aanmerklijkheid, vcrhaalen<br />
moet. Ik fchreef toen een Weekblad, de Menfchenvriend<br />
genaamd. En juist was toen het gedicht<br />
op de pers: Hel laai/Ie Oordeel, naar IJOTJNG vertaald.<br />
Ik had het blad voor den volgenden Zaturdag<br />
op de drukkerij gegeven, het zelve gecorrigeerd,<br />
en moest naa DusJ'eldnrp reizen. Het blad werdt<br />
gedrukt en uitgegeven. Den volgenden Zondag<br />
klimmen zes Predikers op den kanfel , fchelden<br />
en lasteren tegen mijne fchriften; noemen zélfs<br />
mijn naam; fchil<strong>der</strong>en mij bij het gemeen af als<br />
een Vrijgeest en Aardsketter; veröordeelen de Ovec<br />
3 «g-
3# LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
righeid, die <strong>der</strong>gelijke fchriften in haar gebied<br />
duldt; en maaken werklijk het volk tegen mij<br />
gaande, dewijl ik openlijk de onfterflijkheid <strong>der</strong><br />
ziel loochende.<br />
Men geeft mij <strong>van</strong> dit geval bericht. — Ik ftond<br />
verbaasd, omdat dit Gedicht juist eene letterlijke<br />
Vertaling was <strong>van</strong> IJOUNGS laatfte. Oordeel, die zeker<br />
de onfterflijkheid <strong>der</strong> zielen nooit heeft tegengefproken.<br />
Ik fpoedde mij na daken, men wees<br />
mij het uitgegeven Nommer. Hier vond ik het<br />
bedrog in eene enkele Sijllabe.<br />
Daar ftondt in den tweeden zang, welke de opftanding<br />
<strong>der</strong> dooden fchil<strong>der</strong>t:<br />
„ De mensch ontwaakt, en beft <strong>van</strong> 't dille leger,<br />
„ Daar hij Hiep eeuwen lang, zij,, trillend hoofd omhoog;<br />
„ Hij fchudt het hoofd, als h atlt hij nog niet uitgeflapen,'<br />
„ En treedt de nieuwe waereld ook nieuw bezield weer in.<br />
Nu was in deze Uitgave in plaats <strong>van</strong> niem bezield,<br />
(neu öefetti) gedrukt, unbefeelt (onbezield.)<br />
Wie flechts menfehenverftand heeft, die ziet 'ter<br />
ftond in den gcheelen famenhang, dat dit woord<br />
den gantfehen zin verdraait, en hier geheel niet<br />
behoort.<br />
Ik fpoedde mij na den Drukker met getuigen,<br />
en eischte mijn Handfchrift. Hier ftondt duidlijk<br />
neu bcfeelt. De oude man was eerlijk, en zeer ontfteld<br />
over zoo groote drukfout. Maar de Zoon,<br />
die als Zetter werkte, was een boeve. — Terftond<br />
viel ik hem met toorn aan. - Hij ontfchuldigde<br />
Zich met onvoorzichtigheid. Maar ik befpeurde<br />
•ijltt ongerustheid,<br />
Doch,
EREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 39<br />
Doch, op hetzelfde oogenblik tradt een vriend<br />
<strong>van</strong> mij in, die ook een intekenaar was, en zijn<br />
Nommer altijd gewoon was zelve af te haaien, deze<br />
toonde ons dat nommer, alwaar het woord neu<br />
lefeëtt, goed gedrukt was. Terftond taste ik den<br />
borst ernftig aan, en toen bekende hij openlijk, dat<br />
de Aardspriester TEVIS bij hem gekomen was, cn<br />
hem door een gefchenk" <strong>van</strong> 4 Louis d'Or en verzekering<br />
<strong>van</strong> zijne geheele Protectie bewogen hadt,<br />
om het reeds meer dan half afgedrukte Nommer<br />
weg te doen, en het woord, wtbéfecH - te drukken.<br />
Dit was bij nacht, buiten kennis <strong>van</strong> zijn' Va<strong>der</strong><br />
werkftellig gemaakt, cn 'er waren omtrent twintig<br />
Nommers <strong>van</strong> de eerften uitgegeven, aan de genen,<br />
die ze op den dag <strong>der</strong> gewoone uitgave zeiven afgehaald<br />
hadden.<br />
Kan de Satan zelve wei listiger ftreeken hebben<br />
en oefenen, dan de roekeloze Paapen, om een' eerlijk<br />
man te benadeelen? De zaak werdt nu ut Ad'<br />
keu ruchtbaar, maar het volk was ééns opgeruid,<br />
en de Priester houdt bij hetzelve altijd gelijk.<br />
Bij dit getrouw en oordeelkundig verhaal ziet<br />
men nu duidlijk, hoe booze menfehen, door het<br />
verftommclen en verdraaien <strong>van</strong> één enkel woord,<br />
eenen fchrijvcr lasteren kunnen. Dit is mij bijzon<strong>der</strong><br />
<strong>van</strong> de nadrukkers in het Rooujehc Rijk bij mijne<br />
Lcvcnsgefchiedenis overgekomen. Ook heeft de<br />
listige MIRABEAU mij in Parijs dezelfde pots weten<br />
te fpcclen. Mijne we<strong>der</strong>legging <strong>van</strong> zijne Boeken<br />
was nog niet geheel af, toen ik Parijs verliet.<br />
En als ik thans mijn werk overleze, vindt ik wezenlijk<br />
geheele plaatzen in hetzelve, welke in mijn<br />
Manufcript onmooglijk ftaan kunnen, dewijl ik ze<br />
C 4<br />
nooit
4^<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
nooit gedacht, veelmin gefchreven heb. Men koopt<br />
drukker, zetter, uitgever om, om zijn doel te<br />
bereiken; dit is mij wezenlijk gebeurd. Ook is<br />
het mooglijk, dat de Corrector door mij aangefteld,<br />
gewonnen was. Dit heb ik hier willen aanmerken<br />
en te gelijk mijne Lezers verzoeken, dat zij bij<br />
verdachte plaatzen niet vergeten, het geen ik hier<br />
tot mijne rechtvaardiging voordrage. MIRABEAU<br />
is een man, die tot alle laagheden in ftaat is, zoo<br />
dra hij iet winnen, of zijn Schrijvers-trotsheid,<br />
of wraakzucht kittelen kan. Om mij in perfoon<br />
aan te tasten, daar hij mij voor zich zag, daar was<br />
zijne ziel te laf toe. Met de pen kon hij zich ook<br />
niet verdedigen, omdat de mijne hem totaal geflagen<br />
en ontmaskerd heeft. Zijne wapens waren <strong>der</strong>halven<br />
de noodweer <strong>van</strong> eenen overtuigden Booswicht.<br />
Voor mij integendeel ftrijdt waarheid en volksftem.<br />
Hoofdzaaklijk was MIRABEAU, als een fcherpzinnig<br />
menfchenkenner, mij nijdig, dat mijn arbeid mij<br />
toejuiching en voordeden in herlijn te weeg zou<br />
brengen. En dus heeft hij, door het verwringen<br />
<strong>van</strong> eenige woorden en regels, en door zijnen eigenen<br />
heimlijken nadruk, die veel vroeger dan de<br />
mijne te Berlijn verfcheen, of door omkoping <strong>van</strong><br />
mijn' eigen Uitgever mij deze verdrietlijkheid<br />
veroorzaakt, en mijne voordeden weten te verijdelen.<br />
Die voords letterkundigen arbeid kent, kan ligteiijk<br />
oordedcn, hoe zwaar het mij viel, om binnen<br />
5 maanden, gcduurende welken ik den geheelen<br />
dag tot diep in den nacht, naar de Parijsfche mode,<br />
in het gewuel <strong>van</strong> groote gezelfchappen leven<br />
moest, te gelijk 4 dikke Deelen in eene voor mij<br />
vrcem-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 41<br />
vreemde taal zelve te fchrijven, en ook te kopieeren.<br />
On<strong>der</strong>tusfchen heb ik het echter mooglijk<br />
gemaakt, dat ik de goedkeuring <strong>der</strong> Natie in veel<br />
hooger graad dan ooiteen Duitfcber verkreeg, die<br />
zich in het veld <strong>der</strong> Franfche Litteratuur waagde.<br />
Alle Parijsfche Journalen en de uitfpraken <strong>der</strong> Akademisten<br />
en geleerden waren eenparig ten mijnen<br />
voordeele. En dit is eere genoeg.<br />
Nu we<strong>der</strong> tot het doel <strong>van</strong> mijne perfoonlijke<br />
Gefchiedenis. Ik zeg, tot vermijding <strong>van</strong> alle herhaalingen,<br />
hier niets <strong>van</strong> alle de gelegenheden,<br />
daar ik voor mijne oogmerken, of voor mijne<br />
nieuwsgierigheid gebruik <strong>van</strong> wist te maaken, omdat<br />
alles, wat tot de Revolutie betrekking heeft, in<br />
mijn verhaal <strong>van</strong> dezelve behoort,en ook daar tc pas<br />
gebracht is. Ook zeg ik niets <strong>van</strong> alle de vriendfchapsbetuigingen,<br />
die ik <strong>van</strong> eene geheele Natie<br />
genoten heb, voor welke ik niets ter wereld gedaan<br />
heb. Genoeg, men nodigde mij, om mijne<br />
laatfte levensjaaren in Frankrijk te blijven. Men<br />
boodt mij de plaats aan <strong>van</strong> Marechal de Camp met<br />
8000 Livres penfioen, en ik zou alle mijne kin<strong>der</strong>en<br />
aldaar heel goed hebben kunnen verzorgen.<br />
Maar foortgclijk aanbod is mij in dien Staat nooit<br />
gedaan, voor welken ik 4a jaaren geleefd, gearbeid<br />
en alle móoglijke we<strong>der</strong>waardigheden geleden heb.<br />
Mijne denkwijze en omftandigheden lieten mij echter<br />
niet toe, om <strong>van</strong> dit zeer voordeelig aanbod<br />
gebruik te maaken. Genoeg, dat ik met algemeen<br />
verkregen hoogachting een land verlaten heb, daar<br />
de erfgenamen <strong>van</strong> mijnen naam gewis alle harten<br />
voor zich geftemd zullen vinden, en voor mijzelven<br />
draag ik 'er den roem <strong>van</strong>, dat ik alle bijzon<strong>der</strong>e<br />
C 5<br />
voor-
42 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
voordeden voor de eere <strong>van</strong> eene rechtfchapen<br />
man opofferde, die alleen leeft, om die genen te<br />
befchaamen , welke hem nooit<br />
in zijne waare gedaante<br />
hebben willen kennen. Genoeg, men heeft<br />
gezien, wat TRENCK doen zou kunnen, en in ftaat<br />
IS te bevor<strong>der</strong>en, wanneer hij tot groote on<strong>der</strong>nemingen<br />
wil befluiten.<br />
Staaten de<br />
Want mannen, die in vreemde<br />
volksliefde weten te winnen, en ook te<br />
behouden , behoeft men zeker niet ongcftraft te<br />
tergen, wanneer zij tot we<strong>der</strong>vergelding in ftaat zijn,<br />
of 'er gelegenheid toe vinden.<br />
Doch dat men <strong>van</strong> mij niet te vreczen heeft, heb<br />
ik bij de Revolutie <strong>van</strong> Parijs, liraband, en Hongatïjën<br />
getoond. Ook beklaagt zich de thans on<strong>der</strong>ïigliggende<br />
Hofpartij,<br />
dat zij mijnen getrouwen en te<br />
gelijk fcherpzinnig wel overwogen raad niet gevolgd<br />
hebben; terwijl de overwinnende parti! mij<br />
broe<strong>der</strong>lijk omhelsde, zon<strong>der</strong> dat ik, ten haarë<br />
voordcele, eene verra<strong>der</strong>s - rol tegen het vertrouwen<br />
<strong>van</strong> haare partijen gefpeeld heb. On<strong>der</strong>tusfchen<br />
blijft dit geval, geduurende het welk ik<br />
toevallig in Parijs verfchecn, altijd eene Hoofd-epoque<br />
in mijne Lcvensgefchicdenis. Hoe hevig nu<br />
deze ook hier cn ginds <strong>van</strong> winzuchtige Boekdrukkers<br />
en omgekochte loonfchrijyers is aangevochten,<br />
zoo weinig geluk hebben alle deze Brochures <strong>der</strong>'<br />
zelver uitgevers aangebracht. Een eerlijk man<br />
fchrijft<br />
zijn' naam op het Titelblad, en alle naamloze<br />
nachtvogels heb ik voor nu en altijd in mijne<br />
uitgegeven Verdediging l<br />
n m<br />
affcheid gegeven. Doch<br />
die zich<br />
in perfoon beledigd oordeelt, weet waar<br />
ik te vinden ben, ook laat ik mij niet lang zoeken.<br />
En-
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 43<br />
Enkel de gewezen Rijkshofraad, Graaf GRÜVE-<br />
NITS, heeft zijne eere, die hij dacht beledigd te<br />
zijn, zoeken te rechtvaardigen, omdat ik hem on<strong>der</strong><br />
de CETTO'S en KRÜGEES genoemd heb. — Maaide<br />
goede man herinnert zich niet meer, wat ik<br />
hem in zijne kamer zeide, toen hij nog regeerend<br />
Rijkshofraad was. Hij toonde toen berouw cn<br />
leedwezen over zijn Keferat, dat hem door mijn<br />
partij betaald was, waarop ik hem als een armen<br />
boetdoenenden zondaar grootmoedig vergaf. Maar,<br />
wanneer hij, in zijne kaale verdediging ontkennen<br />
wil, dat hij <strong>van</strong> zijn eer-ambt in optima forma gecasfeerd<br />
is, dan is hij een leugenaar, omdat geheel<br />
Weenen, bijzon<strong>der</strong> de Rijks-Agent SCHROEDER,<br />
bewezen heeft — dat hij zich in zeker Proces had<br />
laten omkopen. Schoon men zulks- reeds in meer<br />
gevallen door de vingeren hadt gezien, dewijl de<br />
eéne hand de an<strong>der</strong>e waschte, echter werdt hij deze<br />
keer als' Rijkshofraad gefuspendeerd. Het eenige<br />
, dat hem nog eenige jaaren on<strong>der</strong> de regeering<br />
<strong>van</strong> THERESIA ftaande hieldt, was zijn kunstjen,<br />
dat hij Doctor LUTHER verzaakte. Maar zij ftierf tot<br />
zijn ongeluk, en de dweeperij op Renegaten hadt<br />
nu een einde. Thans begaf hij zich na Ilongaiijcn,<br />
alwaar bij den Graaf TIIEODOOR BATIIIANIJ door<br />
allerhande oeconomifche luchtkasteelen in zijn net<br />
wilde lokken. Deze aanflag mislukte, men ontdekte<br />
zijn oogmerk, en de Graaf liet den Heer Rijkshofraad<br />
op zijne goe<strong>der</strong>en in een ge<strong>van</strong>genis opiluitcn.<br />
Hij zat een poos, en losgekomen keerde<br />
hij naa Weenen terug, alwaar de Vorst hem echter<br />
het Conjilium abeundi liet geven. Men wilde het<br />
hoo-
44- LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
hooge Gerichtshof niet hoonen, door hem openlijk<br />
nis eenen trouwlozen Richter te ftraffen. Dewifl<br />
hij nu juist een Contract in Spanje gefloten hadt,<br />
om hun eene Colonie <strong>van</strong> misleide Rijks on<strong>der</strong>daancn<br />
te vernegotiëeren, zoo werdt de edele Rijkshofraadhjke<br />
menfchenhandelaar, uit hoofde <strong>van</strong><br />
deze misdaad, uit het land en <strong>van</strong> de eerwaardige<br />
Rechtbank weggeholpen.<br />
Dit was eigenlijk zijn lot, het welk ik, on<strong>der</strong><br />
verpanding <strong>van</strong> mijne eere, bekend moet maaken, dewijl<br />
hi, zoo ftout was, <strong>van</strong> zich te willen rechtvaardigen.<br />
Het geen hij voords <strong>van</strong> mijne Leven*<br />
gefchicdenis zegt, of hij die al of niet gelooft-<br />
* mij geheel onverfchillig. Het oordeel <strong>van</strong> zoodanige<br />
heden beOist mijne waarde zeker niet. En<br />
T I C<br />
T0C<br />
J lllc hi»g <strong>van</strong> eenen GRÜVENITZ ZOU mij even<br />
zoo tot fchande zijn, als zijn getuigenis mij rechtvamhgen<br />
kan<br />
Want, die zich op den Rrchterftocl<br />
laat omkopen; die zijne Duitfche medeburgers<br />
uit hebzucht tot flavernij wil verkopen, die<br />
hoort met meer on<strong>der</strong> het getal <strong>der</strong> eerlijke lieden<br />
en is met waardig, dat ik mijne pen met zijnen<br />
naam bevlekke.<br />
Zij, die door zijne laffe verdediging<br />
getroffen<br />
zijn, behoeven Hechts aan één' of<br />
an<strong>der</strong>en Rijkshofraads - Agent tc fchrijven, en na<br />
vraag te doen, waarom GRÜVENITZ afgezet is,<br />
dan zullen zij den vogel uit zijn algemeen verworven<br />
naam leeren kennen.<br />
Zijne Malverfatie heeft<br />
nnj 18000 gulden gekost, die hij aan mijne kin<strong>der</strong>en<br />
voor een gefchenk <strong>van</strong><br />
100 Dukaaten ontnomen<br />
heeft. Proficiat ! het<br />
g eld heb ik al lans<br />
vergeten.<br />
collegen te rug.<br />
Ook zoek ik het niet meer bij zijne<br />
Voor 't overige wensch ik den<br />
Heer<br />
ö
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 45<br />
Heer <strong>van</strong> GRSVEN I TZ ééns hier of daar op mijne<br />
reizen te ontmoeten, en dat hij dan <strong>van</strong> het geen ik<br />
gefchreven heb de Demonftratie a poscaiori eifchen<br />
moge. Hij zal naar behooren bediend worden.<br />
Eindelijk, nadat ik te Parijs alles gezien had, wat.<br />
ik zien wilde, ging ik, dewijl mijne familie-omftandigheden<br />
mij naar huis riepen, op het Stadhuis<br />
bij de Heeren DE LA FAIJETTE en den Maira<br />
BAILLIJ , die toen alleen de magt hadden, om<br />
pasfen te geven, dewijl bij de algemeene gisting<br />
de rechten <strong>der</strong> uitheemfche Staatsdienaren niet geacht,<br />
of geduld werden. Bijzon<strong>der</strong>, dewijl de<br />
keizerlijke Staatsdienaar voor zijne perfoonlijke<br />
veiligheid uit Parijs hadt moeten vluchten, kon mij<br />
zijn Pas ook niets baten. Deze beide hoofden <strong>der</strong><br />
gewapende burgerij waren mijne vrienden, en beide<br />
verzochten mij op het ftcrkst, om mijne reize,<br />
uit te ftellen, dewijl niemand inftaan kon, dat ik<br />
niet vijftigmaal on<strong>der</strong> weg door de «gewapende boeren<br />
en burgers lastig gevallen en aangehouden zou<br />
worden, nadien het juist het tijdftip was, dat de<br />
aristocraten cn de hoofden <strong>der</strong> on<strong>der</strong>liggende partij<br />
het land uitvluchtten. Maar ik bleef aandringen op<br />
mijn verzoek. — En men ging in de Raadkamer,<br />
om mij voort te helpen. De beide Heeren brachten<br />
hem mij nu met bijzon<strong>der</strong>e beleefdheid buiten,<br />
en FAIJETTE zeide tegen mij: dat hij mij ernftigst<br />
verzocht, om volftrekt geen geweer mede te nemen,<br />
dewijl thans geen reiziger, wie ook, wapens<br />
bij zich mogt hebben. — Ik keek hem hier op aan<br />
met verachting en alle de houding <strong>van</strong> geraakte belediging<br />
, zeggende:<br />
„ Heer Generaal! ik ben Officier bij eene vreemde
4°~ LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
de Mogendheid, en wie TRENCK zijn<br />
d e o. e n<br />
„ f<br />
-<br />
e&dit, die fterft <strong>van</strong> zijne vuist." Word nietdrif'<br />
tig, vriend! hernam hij. — Maar »«. i •<br />
, .... ,<br />
' er nu duizend<br />
J M 1<br />
a i s<br />
tc gelijk komen, en hem eifchen? ~ Dan<br />
fterft hij, die mij de naaste is, en allen, die mii<br />
met overweldigen kunnen." - Men keek mii met<br />
verwon<strong>der</strong>ing aan, nam den Pas -te rug,<br />
e n<br />
mii<br />
eenige minuuten alleen gelaten hebbende, bracht<br />
men mij eenen an<strong>der</strong>en, waar in mij geene wapens<br />
verboden waren. Men hadt nog boven dien uit<br />
hooide <strong>van</strong> bijzon<strong>der</strong>e achting, het getal mijner bedienden<br />
of me<strong>der</strong>cizenden niet bepaald. Ik had dus<br />
heel gcmaklijk nog iemand <strong>van</strong> de Hofpartij met<br />
mij uit liet land kunnen helpen. Maar dit zou in<br />
geen geval gefchied zijn, omdat ik hen, welke<br />
mij met vriendfehap overladen hadden, 0p geencr<br />
lei wijze beledigen wilde. Nu nam ik affcheid alles<br />
omhelsde mij hartlijk, maar men twijfelde' of<br />
IK wel gelukkig tot aan de grenzen door zou komen,<br />
alwaar thans alles aan het gepeupel vrijftondt;<br />
gehjk ook de boeren <strong>van</strong> alle kanten toevloeiden<br />
Ik had reeds zes weeken te vooren eene pas<br />
en ook affcheid <strong>van</strong> de geheele Had genomen, om<br />
den 10 Juhj op reize te gaan. Doch dit was flecbts<br />
een kunstgreep. Ik wist omtrent den tijd voor af,<br />
wanneer de Revolutie zou uitbreken, om nu niet<br />
gedwongen te wezen, de ééne of an<strong>der</strong>e partij te<br />
kiezen, keerde ik incognito na Parijs te ru- e»<br />
logeerde bij den Hofjuwelier HÜHMER, denzelfden<br />
man, die het beruchte Collier aan den Kardinaal ver*<br />
kocht hadt. (Juist door dit toeval heb ik het ge«<br />
heim, en de eigenlijke waarheid <strong>van</strong> deze Collicrgefclnedenis<br />
ontdekt, in welke Madame LA MOTTE,<br />
ds
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 4?<br />
de hoofdroi fpcelde, gelijk zij zelve het in een<br />
bijzon<strong>der</strong>. Werkjcn bekend heeft gemaakt.) In dit<br />
huis zag ik alle de flappen <strong>der</strong> Revolutie incognito,<br />
ten einde het gevaar te ontwijken, om mij zeiven<br />
voor de eene of an<strong>der</strong>e partij te verklaarcn.<br />
Maar zoodra de hoofdllag beflist was, liet ik mij<br />
zeiven overal on<strong>der</strong> het volk zien, en-werd even<br />
als te voorcn met opene armen ont<strong>van</strong>gen. Ook<br />
heb ik gelegenheid gehad, om menigen ongelukkigen<br />
dienst te doen. — Mijn vertrek was des te vergenoeg<strong>der</strong>,<br />
nademaal ik dit groot toneel geheel gezien<br />
had, bij het welk de Despotieke Koning <strong>der</strong><br />
Franfchcn on<strong>der</strong>vinden moest,-dat een volk. zon<strong>der</strong><br />
Koning nog altijd een volk blijft, maar dat een<br />
Koning zon<strong>der</strong> volk een wezen <strong>van</strong> zeer weinig aanbelang<br />
is. Doch wat .een beledigd, en tot daadlijk<br />
oproer getergd volk is, kan die geen alleen beöordeclen,<br />
die in het verwon<strong>der</strong>lijk en befchaafd Parijs<br />
toen wraak, woede, en wanhoop op alle wezens<br />
zien kon. En hemel! hoe klein, hoe ne<strong>der</strong>geflagen,<br />
hoe edelmoedig en onrustig zochten toen de<br />
gunftelingen <strong>van</strong> het Kof, de trotfche ongevoelige<br />
Grooten, de helden in de Antichambre , en op<br />
de Paradeplaats, de Hofhansworlten cn Genade-negotianten,<br />
mededogen, befcherming en barmhartigheid<br />
bij de geringflen <strong>van</strong> het volk, die thans den<br />
ftrop in de hand droegen, om -Ministers en landsbloedzuigers<br />
aan eene lantaarnpaal op te knoopen.<br />
Waarlijk, <strong>der</strong>gelijke Toneelen moeten voor die genen<br />
tot een fchrikbeeld dienen, die Vorften bij den<br />
neus zoeken om te leiden, cn hen om hunne bijzon<strong>der</strong>e<br />
inzichten doen gelooven, dat zij eigenaars<br />
<strong>der</strong>
4o LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
<strong>der</strong> openbare fehatten, en ook boven alle wetten<br />
en volksrechten verheven zijn.<br />
Ik wenschte <strong>van</strong> harten, dat dit geval thans,door<br />
fcnran<strong>der</strong>efchikkingen, geheel Frankrijk ^ukkte<br />
moge maaken.<br />
è>uuwug<br />
Deze Natie, die tot edeie gevoelens genegen is<br />
verchent het, dat zij nooit door knoet of buliep ^<br />
tot den phgt <strong>van</strong> on<strong>der</strong>daanen geleid worde TZ<br />
met dezen wensch verliet ik Parijs met aandoening<br />
k<br />
0 1 l d c r<br />
2,'<br />
¥• ^d willen woonen en<br />
Bij de Barrière werd ik <strong>van</strong> een troep gewapende<br />
burgers aangehouden, men vroeg mij naar de<br />
zag nep<br />
h l J<br />
-<br />
h e t i s o n z e ] i e v e T R £ N<br />
*<br />
h ÏÏ S -T maar voort ' nccmt ons h met ».<br />
fiij hebt in Frankrijk geen pas <strong>van</strong> doen!<br />
Uus gmg het mij<br />
i n h e t g e h e d e<br />
^<br />
w<br />
BKR "aam noemde, daar eischte men geen pa
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 49<br />
ment, toen mij eene koets met Dames ontmoette.<br />
Deze hadden vervolgends in Parijs uitgeftrooid,<br />
dat zij mij on<strong>der</strong> weg tegengekomen waren, daar<br />
ik als Arrestant, met Husfaaren omringd, werd<br />
weggevoerd. Dit waarfchijnlijk bericht bracht mij-<br />
• ne vrienden in de grootfte ontfteltenis. De Bis-<br />
•fchop, die mijne aankomst vernomen hadt, liet mij<br />
-ten eten nodigen. Ik bedankte, omdat ik met<br />
fpoed reisde, maar het hielp niet, ik moest verfchijnen,<br />
en vond den eerwaardigft.cn Bisfchop,<br />
dien ik ooit <strong>van</strong> mijn ' leven gezien heb. Het gezelfchap<br />
was groot. Ik werd behandeld, als of ik<br />
tot de Natie behoorde; en deze dag behoort in de<br />
daad tot de aangenaamften, die ik ooit beleefd heb.<br />
De Maarfchalk BROGLIO was <strong>der</strong>waards gevlucht»<br />
en onthieldt zich incognito in het Bisfchoplijk paleis<br />
bij zijnen ouden vriend. Maar het volk, het<br />
geheim ontdekt hebbende, zondt aan zijnen geliefden<br />
Bisfchop eene deputatie. — Men zou zijn llot vernielen,<br />
om den verraa<strong>der</strong> BROGLIO te zoeken. Nu,<br />
werdt hij, door hulp <strong>van</strong> éénen mijner, vrienden»<br />
gelukkig 'er uitgebracht. en ontvluchte na Luxemburg,<br />
zon<strong>der</strong> misfchien tot heden toe te weten»<br />
wie hem dezen gewigtigen dienst gedaan heeft. Ik<br />
reisde, met vriendfehaps - betuigingen overladen, na<br />
Tv.-e, bruggen , alwaar ik beloofd had, den Hertog<br />
mijne opwachting te zullen maaken, hier bleef ik<br />
•vier dagen, en genoot alle moogiijke eere.<br />
Thans was ik op Duiijchen bodem, en had mijne<br />
Franfche Nationale - kokarde afgelegd. Het eenige ,<br />
dat voor mij bij deze Revolutie nadeelig was, is,<br />
dat ik door mijne vrienden vöor mijne twee oudfte<br />
dochters, de verzekering <strong>van</strong> goede Stiftsprebenden<br />
IV. DEEL. D be-
50 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
bewerkt had; maar dewijl de Hofpartij het on<strong>der</strong>fpit<br />
delfde, was ook dit mijn oogmerk verijdeld.<br />
Nog ééne zaak moet ik hier opmerken, welke<br />
de nukken <strong>van</strong> mijn noodlot bevestigt. Zekere Dame<br />
uit Wormandic, welke eene eenige dochter hadt<br />
<strong>van</strong> vijftien jaaren, fchoon en wel opgevoed, en die<br />
tevens een va<strong>der</strong>s bezitting <strong>van</strong> 80,000 Livres in-<br />
'komften werklijk bezat, was zoo met mij ingenomen<br />
, dat zij mij dezelve voor mijnen oudften Zoon<br />
opdroeg, en 'er haar woord op gaf. Ik fchreef het<br />
hem na Weenen, hem raadende, den dienst aldaar<br />
te verlaten, en ten fpoedigften bij mij te komen.<br />
Maar hij gaf mij ten antwoord — dat hij hier on-<br />
•mooglijk toe befluiten kon; hij was in Oostenrijk<br />
met zijn geluk te vrede, bij het Regiment bemind,<br />
cn hij wilde den Keizer met ijver en trouwe dienen.<br />
Ik deed hetzelfde voorftel. aan mijnen tweeden<br />
.Zoon, die in Vruisfifchen dienst is. — Deze verklaarde<br />
zich. — Hij wilde eeuwig naar niets an-<br />
-<strong>der</strong>s ftaan, dan een goed Pruis/i'xh officier te blij-<br />
•ven; dit behaagde hem zoo wel, dat hij geen an<strong>der</strong><br />
geluk wenschte.<br />
Zoo gaat het den besten va<strong>der</strong>. Hij zucht, wanneer<br />
de driftige jeugd zich zeiven in den foldatenrok<br />
gelukkig acht, en moet met aandoening eene<br />
gelegenheid voorbij laten flippen, die niet we<strong>der</strong> te<br />
krijgen is. Dus was ik ook in Frankrijk ongelukkig,<br />
in het doel, om het welvaaren mijner kin<strong>der</strong>en<br />
te bevor<strong>der</strong>en. Maar indien ik alle mijne dochters<br />
bij mij had gehad, zoo ben ik zeker, dat zij<br />
verzorgd zouden geweest zijn, dewijl, in den<br />
geestdrift voor mij, elk, Franscbman 'er zich eene<br />
eere
FREDRIK, VRIJHEER VA NT DER TRENCK. 51<br />
eere <strong>van</strong> gemaakt zou hebben, om mijn behuwdzoon<br />
te worden. Bovendien ontbreekt het haar<br />
niet aan fehoonheid, postuur, en perfoonlijke hoedanigheden,<br />
om eenen man,,gelukkig te maaken; cn<br />
haar verftand is door mij gevormd. Maar zij waren<br />
, helaas < niet bij mij, en dit gunftig tijdftip is<br />
vervlogen. Bovendien had ik een gewigtig voordeel<br />
in Frankrijk, voor de bezorging mijner kin<strong>der</strong>en.<br />
Mijne moe<strong>der</strong> hadt in Pnusfn zekeren Graaf<br />
I/OSTANGE , tot haar' tweeden man verkozen. Nademaal<br />
nu de in Parijs hoogst-aanzienlijke familie<strong>van</strong><br />
LOSTANOE, met de eerfte Huizen des Rijks,<br />
met die <strong>van</strong> Kochefaucouh en Koclnaunona vermaagdfchapt<br />
is, en alle deze huizen mij >mn ch r oude,<br />
en ch.; eouiin noemden, welke eere zelden aan<br />
eenen Duitfcher gebeurt, zoo was niets gemaklijker,<br />
dan door haare bemiddeling, aan mime dochters<br />
mannen te bezorgen, die in Oostenrijk niets te<br />
hoopen hebben, daar ik geheel geene bloedverwanten<br />
heb, en de domfte Nationale hoogmoed diplomata<br />
<strong>van</strong> it'eenen eischt, die men aldaar, zon<strong>der</strong><br />
verdienden, met klinkenden gelde kopen kan. De<br />
va<strong>der</strong>pligt is dienvolgends, bij mijne grijze haairen,<br />
een zwaare post voor mi , om dat hij mij geene<br />
rust op mijn dorp vergunt, terwijl mijne' kin<strong>der</strong>en<br />
opgroejen, om ééns in de groote wereld te verfchijnen.<br />
Ik moet hen tegen wil en dank in dezelve<br />
verzeilen, en <strong>van</strong> mijne tegeuswoordige geliefkoosde<br />
neiging tot de eenzaamheid <strong>van</strong> 'liet landleven<br />
afzien. Daarom vooniaamlijk doorreize ik<br />
de wereld, en zoek gelegenheid, om hun nuttig te<br />
.wezen-<br />
Dij mijne we<strong>der</strong>komst te mcmn, op het dndo<br />
D 2<br />
va»
52 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
<strong>van</strong> Augustus, was alle nieuwsgierigheid ingefpannen,<br />
om <strong>van</strong> mij het verhaal <strong>der</strong> Franfche Revolutie<br />
te hooren. Maar ik verwij<strong>der</strong>de mij <strong>van</strong> alle gezelfchappen.<br />
En dewijl de Keizer thans zwaar ziek<br />
lag, vernam hij door den Vorst DIETRICHSTEIN,<br />
Opperftalmeester, <strong>van</strong> mij, het geen hij weten wilde,<br />
en ook zon<strong>der</strong> mij misfchien niet weten kon.<br />
Aan dezen Heer alleen vertrouw ik alle mijne geheimen,<br />
zon<strong>der</strong> achterhouding. Ik vereer hem,<br />
'omdat ik zijn karakter ken, en dewijl hij den Monarch<br />
daagiijks zag, en bij het Levcè gewoon is te<br />
fpreken, ben ik verzekerd, dat hij de waarheid heeft<br />
'overgedragen.<br />
Hier nam ik nu gelegenheid, om hoofdzaaklijk<br />
<strong>van</strong> de Brabanclfche Revolutie te fpreken, dewijl ik<br />
in Parijs gelegenheid had, om het gantsch ontwerp<br />
na te fpooren. Ik bewees hem, dat geheel Braband<br />
zon<strong>der</strong> redding verloren was. Maar hier op gaf de<br />
'Monarch geen acht, en befchouwde de geheele<br />
zaak, als eene niets beduidende kleinigheid. Toen<br />
ik dit zag, begaf ik mij na mijn landgoed, en zond<br />
hem alles fchriftelijk toe. — Ik ontdekte hem de<br />
cenig mooglijke tegenmiddelen , en bediende mij<br />
daarbij <strong>van</strong> deze beflisfende uitdrukking — dat, ingevalle<br />
zijne Keizerlijke Majesteit Braband niet<br />
tinnen drie maanden veiioorcn hadt, ik mijn hoofd<br />
op de openbare markt wilde opofferen.<br />
Maar ach! daar volgde geen antwoord. — Men<br />
heeft hem op zijn doodbed gevraagd — of hij mijn<br />
gefchrift gekregen en gelezen hadt? Het antwoord<br />
was: ja; TRENCK heeft gelijk gehad, maar ik heb<br />
het niet kunnen gelooven, en hier bij bleef het.<br />
— Ik'bleef in den ftrengften zin een eerlijk man.—<br />
en
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 53<br />
ci wat is mijn loon? Niets. Het is waar, dat de<br />
Monarch geern de bijzon<strong>der</strong>heden <strong>van</strong> mij hadt willen<br />
weten, om zich perfoonlijk te wreeken, maar<br />
ik was nooit zijn verfpie<strong>der</strong>; en vrienden, die mij<br />
hun vertrouwen waardig oordeelden, verraadt geen<br />
TRENCK, ten gevalle <strong>van</strong> eenigen Vorst; dat doen<br />
alleen fchurken uit eigenbelang. Ik heb daar veele<br />
vrienden, zelfs de Baron VAN DER HAGEN, Gouverneur<br />
<strong>van</strong> Brusfel na de Revolutie, is mijn vrouws<br />
zusters zoon, en ik ben verzekerd, dat de waare<br />
Patriotten <strong>van</strong> Braband, die juist geen Paapenknechten<br />
zijn, de wijze, op welke ik bij deze revolutie<br />
gehandeld heb, goedkeuren, cn de vrienden<br />
<strong>van</strong> mijne kin<strong>der</strong>en blijven zullen.<br />
Thans ben ik Wereldburger, die on<strong>der</strong> alle natiën<br />
vrienden nalaat; ook zijn dit zeker de rechtfehapen<br />
Hongaren insgelijks. Ik was voor drie jaaren<br />
in Pest, toen alles morde en misnoegd was, ook<br />
reden hadt om zulks te zijn, cn hun volkshoogmoed<br />
tot wanhoop toe getergd werdt.<br />
Ik verzoek mijne vrienden, die mij toen hun<br />
hart, hunne geheimen, zon<strong>der</strong> achterhoudendheid<br />
ontdekt hebben, om aan pniri raad te denken, dien<br />
ik hun toen gaf. Was ik niet een waar Profeet!<br />
Ik zeide — kin<strong>der</strong>en! weest bedaard — het is thans<br />
het tijdftip niet. — Tegenftand veroorzaakt uw<br />
ver<strong>der</strong>f. Geduld, verwacht gunftige tijden. In een<br />
paar jaaren zullen en moeten alle ontwerpen <strong>van</strong><br />
uwe vijanden mislopen, en JOZEF zal alles we<strong>der</strong><br />
herroepen, hetgeen hij thans met drift beveelt.<br />
Ook deze vreugde heb ik beleefd, toen hij, op<br />
zijn doodbed, nog te rechter tijd mijne voorzegging<br />
vervuld heeft. Bij u gefchiedt nu het zelfde, dat<br />
D 3<br />
ja
54 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
in Frankrijk gebeurd is, zon<strong>der</strong> dat in Hongarije*<br />
een druppel burgerbloed vergoten is. Maakt gebruik<br />
<strong>van</strong> de gelegenheid, en waakt, op dat 'er<br />
geene paapenkluisters voor u gefmeed worden, Prin?<br />
cipih objla, fero medicina pwratur. En als die gelegenheid<br />
daar is, zoo denkt aan de onrechtmatige<br />
bezitters <strong>van</strong> TRENCKS goe<strong>der</strong>en in Sclavonië, die<br />
ik, op de fchandelijkfte wijze, tegen alle Hongarifche<br />
FundamcntceJe wetten verlooren heb, toen<br />
uw Kamerprefident, on<strong>der</strong> de Despotieke magt,<br />
menige familie arm maakte, om zich cn zijne vrienden<br />
te verrijken, en ont<strong>van</strong>gt mijne kin<strong>der</strong>en en<br />
naams erven, als incolae legiiimi regni Hungariac,<br />
(wettige ingezetenen <strong>van</strong> het Koningrijk Hongarijen,y<br />
wier Va<strong>der</strong>, in fpijt <strong>van</strong> alle geleden rampen, nogthans<br />
een eerlijk gezind Hvtigaanch hart in zijn<br />
graf mede nam, het welk geern voor uwe vrijheid<br />
gebloed zou hebben, maar thans zich over uwen<br />
we<strong>der</strong> op nieuw herleefden welvaart verheugt.<br />
Denkt ook aan de verdienden <strong>van</strong> den gewezen<br />
Pandoeren overften TRENCK, die zijn va<strong>der</strong>land eere<br />
aandeedt. en bewaart mijne fchriften, inzon<strong>der</strong>heid<br />
mijn getrouw verhaal <strong>van</strong> de Franfche. Revolutie,<br />
de ontmaskerde friester, de Evenaar tusfehen Priester-<br />
en Vorften-magt, en de Macedonifche Held, in<br />
uwe Archfen en Bibliotheeken.<br />
Thans beleefde ik ook de Hoofdrevolutie in Oostenrijk.<br />
Ik was te Weenen, toen JOZEF met den<br />
dood worstelde, toen hij alle zijne ontwerpen vernietigd<br />
zag, en nog tijd hadt, om het grootfte deel<br />
<strong>der</strong>zelven te herroepen, voor dat het vuur uitbrak.<br />
Hij overleedt, en heeft voor mij ook niets gedaan<br />
nochherrospen, THERESIA zou misfchien, op het<br />
eiri-
FREDIUK, VRIJ HEER. VAN DER TRENCK. $5<br />
einde <strong>van</strong> haar leven veel voor mij gedaan hebben;<br />
zeker, de Keizer ook. Maar helaas ! zij ftierven<br />
beiden in Paapen handen, en daar deze toegang<br />
vinden, daar is voor mij cn mijn recht niets te<br />
hoopen. Doch gewis, deze twee jaaren waren<br />
merkwaardig, ze<strong>der</strong>t ik het <strong>der</strong>de Deel. <strong>van</strong> mijne<br />
gefchiedenis, in Berlijn gefchreven heb. Het waren<br />
in de daad triumf jaaren, in welken ik bij vreemde<br />
volken de lauërtakkcn ontving, die ik in Oostenrijk<br />
verdiend, maar hier alleen niet gevonden heb. Misfchien<br />
brengt mij de nieuwe regecring een nieuw<br />
tijdperk aan, daar in ik de vruchten <strong>van</strong> mijnen arbeid<br />
genieten kan $ zoo dacht ik toen. Volgt dat<br />
niet, dan heb ik mij zeiven niet te verwijten, wanneer<br />
ik een befluit neem, en ik zai wel een haven<br />
weten te vinden, daar mijne pen, het geen ik tot<br />
hier toe verzweegen heb, ongehin<strong>der</strong>d ontdekken<br />
mag, cn mijne asfche eere zal aandoen.<br />
De verbetering, 'welke JOSEF on<strong>der</strong>nam, hadt alle<br />
bezitters <strong>van</strong> Landgoe<strong>der</strong>en in Oostenrijk een<br />
<strong>der</strong>de <strong>van</strong> ons eigendom ontnomen,en de despotieke<br />
proceduuren <strong>van</strong> onze Kreits-ambten hebben mij het<br />
landverblijf alhier onaangenaam gemaakt, alwaar<br />
thans onze bedienden op het land niets meer voor<br />
den Landbouw kunnen on<strong>der</strong>nemen, terwijl zij alle<br />
rechtskundigen en Advokaten moeten zijn, welke<br />
in het kreitsambt in dit, maar niet in het Oeconomisch<br />
vak geëxamineerd worden. Maar zulke<br />
lieden vindt men Hechts met dubbele kosten, zon<strong>der</strong><br />
het minde nut in de hoofdzaak te kunnen hoopen.<br />
Treuriger kan geene omfhndigheid voor een<br />
bezitter <strong>van</strong> landgoe<strong>der</strong>en in dit land zijn , die de<br />
vrucht <strong>van</strong> zijnen arbeid ziet verijdelen, en nadien<br />
D 4<br />
te-
$6 LE V2 NS GE SC TUF. DE NIS VAN<br />
tevens door deze nieuwe inrichting onze boeren<br />
niets meer arbeiden , dewijl zij door dwang daar toe<br />
niet meer verpligt kunnen worden; nadien tevens,<br />
door de ontzettende werving het land <strong>van</strong> arbeidende<br />
handen ontbloot is, zoodat de landbouw<br />
verzuimd moet worden; nadien gebrek aan menfehen<br />
daadlijk alle onkosten. verdubbelt, en de<br />
lasten integendeel nog daagüjks vermeer<strong>der</strong>d worden,<br />
zoo zie ik, met droefgeestigheid, ook nog<br />
zelfs de overblijfzels <strong>van</strong> mijne, uit de tanden <strong>der</strong><br />
roofzucht geredde, bezitting daagüjks vermin<strong>der</strong>en.<br />
— En nadien hier geen eigendom veilig is, zoo<br />
moet ik-, in mijn grijzen ou<strong>der</strong>dom, ook dit verlaten,<br />
daar ik enkel met tegenzin arbeiden kan, ik<br />
moet mijne rust aan den va<strong>der</strong>pligt opofferen, en<br />
eene an<strong>der</strong>e haven zoeken, die ik reeds voor lang<br />
voor mij open gevonden zou hebben, bijaldien ik<br />
min groot dacht. Ik heb voor Oostenrijk 43 jaaren<br />
gearbeid en geleden, cn alle gelegenheden tot<br />
rijkdom en eereposten verwaarloosd of afgewezen,<br />
om alle verwijten <strong>van</strong> onftandvastigheid na mijn<br />
dood af tc weeren. Maar mijn loon is ondankbaarheid.<br />
Evenwel had ik al lang behooren te voorzien,<br />
dat ik eene dwaasheid beging, indien ik niet<br />
elke gelegenheid aanvatte, waardoor ik een land<br />
met eere verlaten kon, in het welk tot hier toe<br />
de Priester-wraak een open veld vondt, om mannen<br />
<strong>van</strong> mijn foort werkloos te houden. Maar de<br />
jaaren zijn verlopen. Het berouw komt te laat.<br />
Dan, genoeg, mijn rol is met roem cn algemeene<br />
toejuiching gefpeeld. En als men mij den roem<br />
alleen in IVecntn, Home, en Madrid niet toejuicht,<br />
heb ik dien evenwel in geheel Europa, op eene<br />
waar-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 57<br />
waarlijk benijdenswaardige wijze, verkregen. Mijne<br />
waarheidsliefde en al tc vrije" pen zijn juist elks<br />
zaak niet. Ik heb alleen daardoor geleden; maar<br />
niets berouwt mij, wat ik in dit vak gedaan heb. —<br />
God geve, dat mijn zoo ftormend als onrustig<br />
doorgelopen levensbaan op het einde eindelijk gerust<br />
worde. Als ik voor mij zclven alleen leefde,<br />
zou ik al lang in de haven zijn, en ook<br />
de <strong>der</strong>de confiscatie weinig achten. Maar va<strong>der</strong>pligt<br />
hieidt tot hier toe mijne befluiten te rug , en<br />
het grijze hoofd mag niets on<strong>der</strong>nemen, waardoor<br />
het belagchelijk zou kunnen worden. Wij beleven<br />
thans een kritiek tijdftip. Ik heb binnen twee jaaren<br />
voorvallen beleefd, die ik voor ao jaaren zou<br />
gewenscht hebben, toen ik nog jaaren en krachten<br />
voelde, om'mede te doen. Misfchien zie ik in dit<br />
jaar nog een toneel, bij 't welk ik als aanfehouwer,<br />
<strong>van</strong> toezien vermoeid, nog medefpeelen, of mijn<br />
gordijn eerlijk laten vallen, of met toejuiching het<br />
kabaaien-toneel <strong>der</strong> waereld verlaten kan. 't Is<br />
waar, het is beter, in mijne jaaren een aanfehouwer<br />
te zijn, cn an<strong>der</strong>en toe te juichen,<br />
dan zelfs uitgefloten te worden. Mijne gefchiedenis<br />
zal nog veel gelezen worden, wanneer ik<br />
niet meer ben. Doch, of men over hon<strong>der</strong>d<br />
jaaren , wanneer de ooggetuigen overleden zijn,<br />
aan <strong>der</strong>zelver mooglijkheid twijfelen zal, dit kan<br />
Voor mij onverfchillig wezen, nadat ik <strong>van</strong> mijne<br />
tijdgenoten goedkeuring en vertrouwen met genoegen,<br />
in den hoogstmooglijken graad, verkregen, en<br />
ook genoten heb.<br />
Nu moet ik eene gebeurenis vernaaien, welke<br />
de zon<strong>der</strong> einde voortduurende nukken <strong>van</strong> mijn<br />
D 5<br />
lot
53 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
lot bevestigt. Ik had in Parijs met mijne fchriftea<br />
geld verdiend. En dewijl toen, wanneer alle Ari-<br />
ÖOCTateh d e vlucht namen, en al het gemeen in het<br />
land omzworf, niemand meer dan 25 Louis d'or<br />
aan baargeld mogt medenemen,zoo gaf ik mijn geld<br />
aan den Bankier FINET, mijnen hartlijkst geliefden<br />
vriend, <strong>van</strong> wien ik een wisfel op Weeoen<br />
nam.<br />
Bij het affcheid nemen weende de man bitterlijk,<br />
drukte mij de hand, en zeide. — Wij zien eikan<strong>der</strong>en<br />
nooit we<strong>der</strong>, mijn vriend! Ik verzekerde<br />
hem, dat ik fpoedig we<strong>der</strong> komen, en in Frankrijk<br />
leeven en fterven wilde. Hij zag mij met<br />
aandoening aan, en herhaalde: — Ik zie u nooit<br />
we<strong>der</strong>.<br />
Mijn oogmerk was nu, regelrecht na Weeaefo tc<br />
reizen, daar eerst alles te betaalen, wat ik fchuldig<br />
was, alles in orde te brengen, en vervolgends<br />
eerst na Zwrbach op mijn landgoed te vertrekken<br />
, mij geheel niet meer in de wereldfche zaa-<br />
'ken te mengen, maar aldaar in den fchoot <strong>van</strong> mijne<br />
vrouw en kin<strong>der</strong>en mijne laatde dagen door te<br />
brengen.<br />
Als ik nu op de Postdation Kcmmdbach aankwam,<br />
welke maar twee uuren <strong>van</strong> Zwerbach afligt,<br />
vond ik daar mijne vrouw en twee oudfte<br />
dochters, die <strong>der</strong>waards gereden waren, om eene<br />
verkoping bij te woonen. Welk een ijslijk lot<br />
voor mij! — Ik kon onmooglijk an<strong>der</strong>s, of moest<br />
met haar na huis rijden. Eene geheime drift,<br />
om na Weenen te fpoeden, ontruste mij; evenwel<br />
bleef ik vijf dagen t' huis.<br />
Bij mijne komst tc Weenen bood ik de Parijsfche
FR.ErjR.IK •> VRIJHEER VAN DER TRENCK. 59<br />
fche Wisfelbrief <strong>van</strong> 860 Louis d'or aan; maar<br />
hoe ontflelde ik, toen men m j zeide, — gi komt<br />
te laat, want gisteren hebben wij tijding gekregen,<br />
dat TINET een breuk <strong>van</strong> 50 Millioenen gemaakt,<br />
en zichzelven doodgefchoten heeft.<br />
Aan de flagcn <strong>van</strong> het noodlot gewoon, en tot<br />
het ont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> dezelven gehard, verwon<strong>der</strong>de<br />
ik mij over mijn geduld, om 'er nog meer af te<br />
wachten, en morde niet tegen de Voorzienigheid,<br />
die op het zelfde oogenbiik mine vrouw na Kemmelbach<br />
bracht, waardoor ik in mijn oogmerk, om<br />
ten fpoedigften na Weenen te reizen, verhin<strong>der</strong>d<br />
werd. Het is waar, dat ik die vijf dagen in Zwer-<br />
.bach onrustig was, zon<strong>der</strong> tc weten, waarom?<br />
Misfchien werdt mijn befchermgeest door PINETS<br />
onrustigen geest aangefpoord, om mij te waarfchuwen;<br />
maar dewijl de geesten niet fpreken, zoo kon<br />
ik hun oogmerk niet raaden. Voorgevoel <strong>van</strong> een<br />
aanftaand ongeluk is een droomgezicht, waar<strong>van</strong><br />
ik de uitwerking op mijne verbeeldingskracht<br />
nooit heb kunnen ontwikkelen. Drie dagen vroeger<br />
zou ik mijn geld in Weenen ont<strong>van</strong>gen hebben;<br />
deze verzuimd zijnde, verloor ik alles, en<br />
moest nieuwe plans fmeeden, nieuwe on<strong>der</strong>nemingen<br />
waagen, om mij zeiven te helpen, en mijne<br />
behoeften te voldoen. Ik ben <strong>der</strong>halven tot onophoudlijkcn<br />
arbeid en onrust beftemd. Rijk en<br />
gelukkig moest ik nooit op aarde zijn. Ik verhaal<br />
daarom dit zeker zeldzaam voorval enkel, om te<br />
toonen, dat het geluk niet altijd <strong>van</strong> ons gedrag<br />
afhangt, en dat mijne Levensgefchiedenis eene<br />
ieerfchool is voor dat foort <strong>van</strong> menfehen, die<br />
gee-
6b<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
geene redenen vinden, om zich zclven te verwijten<br />
, dat zij door eigen fchuld nooit tot rust geraaken<br />
kunnen.<br />
' ': b<br />
Alleen is het mij onbegrijpelijk, dat PINET, die<br />
mij waarlijk <strong>van</strong> harte beminde, en mij zoo groote<br />
en overtuigende kenmerken <strong>van</strong> zijne vriéndfchap<br />
en vertrouwen in Parijs gaf, nogthans mijn geld<br />
aannam, daar hij eene breuk <strong>van</strong> 50 milliöenen<br />
maakte, en zich zeiven op den zesden dag na mijn<br />
vertrek doodfchoot. Dit raadzel is voor mij onopioslijk.<br />
Maar ik moest op nieuwe middelen<br />
denken, om voor mijn huis te zorgen, en mij <strong>van</strong><br />
mijne haven te verwij<strong>der</strong>en.<br />
Keizer JOSEFUS was mijn man niet, wiens toejuiching<br />
ik ooit gezocht heb, wien il v<br />
zelfs op de<br />
eerfte eeretrappen niet verlangde te dienen. Zijne<br />
Levensbefchrijvers mogen de waarheid niet<br />
fchrijven, en men zou misfchien mijne pen <strong>van</strong><br />
partijdigheid befchuldigen, wanneer ik<br />
z e<br />
bekend<br />
maake. Genoeg voor mij, bij<br />
w a s e c n w e z c n l i j k<br />
vijand <strong>van</strong> de Letterkunde; hij verachtte alle<br />
geleerden, en hadt eene gelofte gedaan, om,<br />
zoo lang hij leefde, nooit een gedrukt boek te<br />
lezen!<br />
Hij was Despoot i n d e n<br />
hoogstmooglijken trap,<br />
gevolglijk behaagde hem mijn Macedonijche Held en<br />
vrije fchrijfftijl geheel niet. Hij liet de vrijheid<br />
<strong>van</strong> de drukpers enkel toe, dewijl hij zijn volk te<br />
diep in het flijk <strong>der</strong> groffte onkunde verzonken zag,<br />
om voor de daar mede verbonden verlichting te<br />
fchroomen.<br />
Bij eene an<strong>der</strong>e wijze <strong>van</strong> opvoeding zou hij een<br />
groot Regent, maar nooit een groot man hebben<br />
kun-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
6t<br />
kunnen worden. Maar infpanning was nooit zijne<br />
zaak, daarom fcheen hij, voor 't oppervlakkige,<br />
kundigheden te bezitten, maar tot gegronde kennis<br />
hadt hij geheel geen' aanleg. Zijne zwakte was hoogmoed<br />
en verwaandheid; zijn hart wreed en onverbidlijk;<br />
zijne wezenstrekken verraadden den fpotter,<br />
den gebie<strong>der</strong>, die zich verbeeldt, boven alles<br />
verheven te zijn. Hij wilde rechtvaardig fchijnen,<br />
zon<strong>der</strong> zulks te zijn. Hij was geen meester <strong>van</strong><br />
zijne hartstochten ; en noch geboren, noch gevormd,<br />
om de voorgenomen Heldenrol te fpeelen.<br />
Wantrouwig <strong>van</strong> aard, moest hij bij eene Natie<br />
ftreng en ongevoelig worden, die wezenlijk tot den<br />
diepst mooglijken graad <strong>van</strong> be<strong>der</strong>f en laagheid vervallen<br />
is. Eere, va<strong>der</strong>lands-liefde, menfchenpligt,<br />
grootmoedigheid, deugd, eerlijkheid zijn in Weenen<br />
zelfs bij ta»m niet bekend. De Jongeling hoort,<br />
noch in opvoedingshuizen, noch fchoolen, noch in<br />
den Katcchismus, noch <strong>van</strong> zijne ou<strong>der</strong>en, volftrekt<br />
geene grondregelen noemen, die den edelen<br />
man, den goeden burger, vormen. Afiaaten zijn in<br />
alle Kloosters, Bedevaards-plaatzen, en Kerken de<br />
fchcering en inflag.<br />
Wie fchendaaden begaat, ja zelfs de Hofraad en<br />
Referent, die een valsch vonnis velt, of zich-laat<br />
omkopen, zendt een' arm mensch met betaling na<br />
Marienzd, en laat voor zich bidden en aflaat haaien.<br />
Men rekent de goede werken tegen de kvvaaden<br />
af; trokkeert de laatften als wisfelbrieven op<br />
een' an<strong>der</strong>; verordent <strong>van</strong> het geftolen geld zielmisfen,<br />
en men krijgt, al heeft men vijftig jaaren<br />
lang, als een fchelm geleefd, evenwel in zijn laatite<br />
o ogenblikken, <strong>van</strong> den Priester de Abfolutie<br />
Dit
6i<br />
LEVENSGESCHIEDENIS<br />
VAN<br />
Dit zijn de waare Volks- en Godsdienst-grondregels<br />
in Oostenrijk. Leveranciers, Kasfiers, Kommisfcnsfen,<br />
Agenten, en bijna allen, die gelegenheid<br />
hebben, om zich <strong>van</strong> den openbaren fchat te ven-ijken,<br />
fteeien zon<strong>der</strong> fchaamte, en zon<strong>der</strong> vreeze<br />
Voor ftraf THERESÜ's goedheid en overgedreven<br />
toegevendheid voedde en bevor<strong>der</strong>de openlijk bekende<br />
ftaatsdieven. JOSEF vviidc 'er met den ftok<br />
on<strong>der</strong> fmijten, maar men fpotte daar met hem, daar<br />
bijna alles volgends grondregels bedriegt. De fchakel<br />
in alle gerichtshoven is al te vast verbonden,<br />
en daar de Monarch, die geen menfehenkenner is<br />
an den grooten hoop kiezen zal, daar de een den'<br />
an<strong>der</strong> protegeert, daar fchnrken het recht in handen<br />
hebben, daar de eerlijke zeldzame mah als een<br />
Babbelaar <strong>van</strong> den Prefident aangeklaagd, en als<br />
een onrustige ziel uit den Raad geftoten, in werkeloosheid<br />
zuchten moet; daar worden nieuwe<br />
wetten en ftandvastfg langduurig geduld verëischt<br />
om een nieuw volkskarakter te vormen.<br />
JOSEFUS kon <strong>der</strong>halven geene hoofdreforme ten<br />
uitvoer brengen, want in een zoo diep vervallen<br />
land baten bevelen, en bilflagen, of beulen niets<br />
Het geheele Volks-karakter moet veran<strong>der</strong>d en gevormd,<br />
en in een an<strong>der</strong>e vorm herfmolten worden.<br />
In het opvoedings-plan moeten alle Theologanten<br />
uitgefloten blijven, want deze leeren naaide<br />
Komdnfche voorfchriften, volgends dezen koestert<br />
men domheid en ondeugd , omdat de verftandige<br />
den Priester weinig gelooft, en de deugdzame<br />
integendeel geen aflaat behoeft. Nu ontbreekt<br />
het in de Oostenrijk/bh, Staaten aan goede Leeraars,<br />
gevolglijk kan men geene goede Kweekfchooka
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER. TRENCK. 6%<br />
len oprichten. Hier toe worden ten minften twee<br />
gedachten gevor<strong>der</strong>d, en weinige Vorften leevea<br />
Zoo lang als FREDERIK , om dezelve te zien kiemen,<br />
wasfen, en bloejen, ten einde ook voor<br />
elk vak in het Staatsgebouw bruikbare mannefl<br />
voort te brengen. Maar JOSEFUS was tot de uit*<br />
Voering <strong>van</strong> folide ontwerpen geheel onbekwaam.<br />
Hij wilde alle hooi op zijn vork nemen. Hij<br />
doordacht niets in den grond, hij kende de waare<br />
bronnen <strong>van</strong> het kwaad niet, en maakte wetten<br />
en verordeningen, voordat hij de hin<strong>der</strong>paalen uit<br />
den weg hadt geruimd, en de moogliikheid <strong>der</strong><br />
uitvoering bepaalen kon. Wat volgde dan? Eene<br />
Verbazende menigte uitleggingen, dewijl zijne<br />
handbillctten zeer duister en dubbelzinnig uit zijne<br />
pen kwamen, cn vervolgends weinig ernst in<br />
de uitvoering, en eindlijk onverfchillig ftilzwijgen<br />
bij overtredingen, of zelfs wel herroeping, of<br />
geheel nieuwe verordeningen, die het zelfde lot<br />
hadden.<br />
Nooit is de domfte Vorst meer befpot, min geacht,<br />
of bemind, en gehoorzaamd geworden, dan<br />
de in zijn foort zekerlijk fchran<strong>der</strong>e JOSEFUS;<br />
maar die in zijnen arbeid moede, afgefchrikt, gemelijk,<br />
en onvergenoegd werdt,dewijl zijne Staatsdienaars<br />
en Raaden bij den ouden gewoonen den<strong>der</strong><br />
bleven, en 'er geen één bekwaame geest met<br />
hem arbeidde, nadien hij alles alleen weten en zon<strong>der</strong><br />
hulp uitvoeren wilde. In zulken toeftand werdt<br />
hij wezenlijk een menfehenvijand, en hij zou allengs<br />
de ongevoeligfte dwingeland geworden zijn»<br />
als hij langer geleefd hadt.<br />
Zijne daaglijkfche verkecring hadt hij met lieden»<br />
die
64 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
die nog min kundigheden bezaten, dan hij zelve 5 .<br />
Kundigheden, die tot de kunst <strong>van</strong> regeeren behooren,<br />
hadt hij nooit opgedaan. Hij wilde zich<br />
hier en ginds <strong>van</strong> grove vooröordeelen losfcheuren,<br />
maar zij brachten dra zijn natuurlijk en niet<br />
uitgewerkt verftand on<strong>der</strong> het juk , en zij, die hij<br />
tot raadgevers verkoos,, maakten zich dra meester<br />
<strong>van</strong> alle zijne benevelde denkbeelden, maakten zich<br />
zijne zwakheden ten nutte, waren zeiven menfchenvijanden<br />
of eerzuchtige. Despoten 3 zij voerden<br />
hem aan eenen leiddraad, en lieten hem in<br />
draaikolken <strong>van</strong> verwerring vergeefs land zoeken*<br />
Hoe meer we<strong>der</strong>ftand hij overal vondt, hoe meer<br />
zijn hart zich verftecndc voor het gevoel <strong>van</strong> het<br />
edele en verhevene. Zijne verkozen medehulpen<br />
moesten Despoten, gevoelloze menfehen, tijrannen<br />
wezen. Zij vlciddcn zijne natuurlijke neigingtot<br />
onfeilbaarheid, verliokten zijn hart tegen alle<br />
.zacht gevoel, het welk alleen Vorften in de wereld<br />
gelukkig kan maaken, en tijrannifeerden de volken<br />
on<strong>der</strong> zijnen naam. Zijn hoogmoed duldde geen<br />
tegenfpraak. Vleijers, bedriegers drongen zich<br />
om den troon; en benevelden de waarheid. Nadien<br />
• nu deze allen zijne eigenzinnigheid ftandvastigheid<br />
noemden, en de willekeurige Eigenmagt<br />
hemelhoog verhieven als het cenigfte middel,<br />
waardoor hij den grootften <strong>van</strong> alle Vorften, den<br />
roem <strong>van</strong> den grooten FREDERIK, verdonkeren cn<br />
•zelfs overtreffen zou kunnen, zoo wilde hij ook<br />
reeds onfeilbaar fchijnen, en deze onfeilbaarheid<br />
aan alle Gerichtshoven , Prefidentcn, cn in de armee<br />
<strong>van</strong> den Generaal tot aan den Korporaal me.<br />
dcdeelen.<br />
Niets
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 65<br />
Niets icon hem meer beledigen, dan wanneer<br />
men hem bewees, dat een Referent een fchurkenftuk<br />
begaan hadt. Mij zeiven gaf hij ten antwoord,<br />
toen ik den beruchten Regeerings - raad, den Edelman<br />
VAN ZETTO als een bedrieger bij hem .afschil<strong>der</strong>de<br />
:<br />
Een Referent kan en moet geen ongelijk hebben,<br />
an<strong>der</strong>s verliest het gantfche Hof zijd eerbied cn<br />
werkkracht; en die gantfche Gerichtshoven beledigt,<br />
die beledigt mij.<br />
Ik verloor hierbij 13,000 gulden , en moest<br />
ftilzwijgen. ZETTO integendeel werdt tot Curator<br />
over mij aangebeld, die mij nog 12 jaaren barbaarsch<br />
gefchoren en gefchraapt heeft, tot hij eindelijk,<br />
uit hoofde <strong>van</strong> nieuwe misdrijven, met de<br />
bezem in de hand, de ftraaten in Weenen heeft<br />
moeten veegen, en in een tuchthuis geftorven is.<br />
Om aan de geheele 'wereld de Manipulatie <strong>van</strong><br />
een Wccner gerichtshof te ontvouwen , zal ik beter<br />
in 't vervolg dezer gefchiedenis het toenmalige<br />
Judicium militare mixium (den gemengden krijgsraad)<br />
in de waare gedaante fchil<strong>der</strong>en; waarbij de<br />
eerlijke man gewis ijzen en die genen beklaagen<br />
zal, die bij <strong>der</strong>gelijke richters recht moet zoeken.<br />
In zoodanige omftandigheden kon JOSEFUS niets<br />
veran<strong>der</strong>en. Hij liet wel eenige Referenten en<br />
Hofraaden op den Pranger te pronk ftaan; maar<br />
dit vereenigde den band <strong>van</strong> broe<strong>der</strong>fchap te meer,<br />
ën hij werdt des te meer bedrogen, meer nog dan<br />
alle zijne voorzaten, die zich <strong>van</strong> hunne Biechtva<strong>der</strong>s<br />
lieten leiden. Hij vondt geen ftof om verkiezing<br />
te doen, ook wist hij den vermomden bedrieger<br />
niet te on<strong>der</strong>fcheiden \;an dea eerlijken man,<br />
IV. DEEL. E ' G C.
66 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
gevolglijk werdt hij wantrouwig tegen allen,onrustig<br />
en vertzaagd in de uitvoering <strong>van</strong> zijne voorgenomen<br />
verbeteringen, en alles rolde in een Chaos<br />
door eikan<strong>der</strong>en.<br />
En nu meende hij dit kwaad door eene verbaazende<br />
menigte <strong>van</strong> nieuwe verordeningen , wetten,<br />
en Refcripten te verhelpen; maar alzoo alles onbekookt,<br />
onduidlijk, onuitvoerlijk verfcheen, zoo<br />
werd geen een bevel gemaintineerd noch voltrokken;<br />
het oude fpreekwoord — Weener-plakaaten<br />
duuren maar drie dagen —» werdt bevestigd, en<br />
alles bleef niet alleen bij het oude, maar de verwerring<br />
werdt nog grooter, de feookebranden cn<br />
bedriegers wonnen ruim veld, en het Despotisme<br />
woedde toomeloos bij het Hof, in de gerechtshoven,<br />
en bij het Leger.<br />
Het gelchrijf en gewrijf nam zoodanig de overhand,<br />
dat men geen papier genoeg voor de Gcrichtskamers<br />
bezorgen kon, en alle arbeid was<br />
fchimmenfpel, en ook zon<strong>der</strong> uitwerking. Ik zelf<br />
ontving op mijne heerlijkheid in één jaar 113 verordeningen<br />
en gedrukte Refcripten <strong>van</strong> de Regeering<br />
en het kreitsambt, <strong>van</strong> welken 'er geen tien<br />
bruikbaar waren of volbracht werden. Het geen<br />
een jonge Regerings - raad bij nacht droomde,<br />
of hem <strong>van</strong> planmaakers, vagebonden, of domkoppen<br />
in de ooren geblazen werdt, verfcheen 's morgens<br />
in den Raad, en gaf ftof tot een nieuw bevel.<br />
Het is bekend, dat de IVeener Gerichtshoven uit<br />
twee foorten <strong>van</strong> menfehen beftaan; de eerite zijn<br />
die jonge rijke Cavaliers , die enkel de on<strong>der</strong>fte<br />
trappen doorlopen, om dra Prefident te worden;<br />
deze Heeren on<strong>der</strong>houden elkan<strong>der</strong> meestendeels in<br />
den
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 6*7<br />
den Raad met hunne liefdegevalletjers, met gebeurenisfen<br />
in liet perk, met hunne paarden, en hooffche<br />
ftreeken; hunne kundigheden en wetenfchappen<br />
zitten enkel in den neutel <strong>van</strong> kamerheer verborgen,<br />
en zij bezitten grootendeel noch wil noch<br />
bekwaamheden, om den ftaat te dienen; hunne richterlijke<br />
ambtspligten en het recht des menfehen,<br />
waarom zij den eerwaardigen richterftoel bekleeden,<br />
laten zij aan de Referenten of zoogenoemde geleerden<br />
over.<br />
Deze zijn gedeeltlijk materiëele domkoppen, of<br />
letterlijke Wetgeleerden, gedeeldijk ook arglistige<br />
Advokaten, of geftudeerde rechtverdraajers. Nu<br />
weet men overal, dat dit foort <strong>van</strong> menfehen <strong>van</strong><br />
gefchenken cn ftreeken leeven moet. Hoe beter<br />
een Advokaat de rechten verwringen kan, en zijnen<br />
richteren een rad voor de oogen weet te draajen,<br />
hoe meer partijen hij verkrijgt. Die nu billijke<br />
zaken ter verdediging op zich neemt, wordt gewis<br />
geen rijk of beroemd advokaat. De fchurk, de woekeraar,<br />
de bedrieger, betaalt driedubbel voor het<br />
geroofde goed, gevolglijk wint hij het proces zeker,<br />
dewijl de eerlijke man geene protectie zoekt,,*<br />
en noch Richters noch Advokaten betalen wil»<br />
of kan.<br />
Dergelijke Rechtsgeleerden, hebben nu Voor den<br />
eenen of an<strong>der</strong>en Cavalier, of Minister, en Prefident<br />
een gewigtig proces gewonnen, en klimmen<br />
nu dooi- protectie tot den trap <strong>van</strong> Hofraad en<br />
Referent. Gelukkig dan , wiens gekozen Advokaat<br />
een oud vriend en Collega <strong>van</strong> den nieuwen Heer<br />
Hofraad is! En wee hem, die Hechts letterlijk zijn<br />
fecht zoekt! Men zou geloovcn,dat 'er in den raad<br />
E a<br />
ge-<br />
68 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
geftemd wordt. Maar helaas! die Weenen kent,<br />
weet, dat geene of zeer weinige Raaden de Acten<br />
lezen, en dat zij gevolglijk enkel naar de voordragt<br />
<strong>van</strong> den Referent ftemmen, Gelijkfoortige Collegen<br />
wasfchen elkan<strong>der</strong> de handen, cn handelen even<br />
eens bij gelijke voorvallen. De Prefident is gemeenlijk<br />
een oud onwetend Cavalier, en wanneer<br />
misfchien een enkel lid, die een eerlijk man is, en<br />
on<strong>der</strong> het ophaalen <strong>van</strong> zijne fchou<strong>der</strong>s de groffte<br />
onrechtvaardigheid ziet pleegen, fpreken wil ,<br />
zoo wordt hij <strong>van</strong> den grootften hoop overfchreeuwd,<br />
en moet bij alle voorvallen den mond houden, hij<br />
wordt als een onrustig mensch en zon<strong>der</strong>ling man<br />
afgcfchil<strong>der</strong>d, ook kan hij, omdat hij geene buitenkansjens<br />
zoekt, <strong>van</strong> zijne bezolding. Mevrouw de<br />
IJifrathifi niet zoo als an<strong>der</strong>en opfchikken, en<br />
wordt langs dit kanaal gedwongen, verachtelijk te<br />
keven of een fchurk te worden. Dit is de waare<br />
loop <strong>van</strong> zaaken in de Gerichtshoven.<br />
Ik heb zelfs een geval in het Judicium miütare<br />
rnixtum, (den gemengden Krijgsraad) beleefd, dat<br />
de Referent zijn verflag voorlas, maar toen een an<strong>der</strong><br />
in de plaats Helde. Het kwam vervolgends<br />
<strong>van</strong> den Hof krijgsraad gedecreteerd af, werdt voorgelezen,<br />
en alle de leden vonden het <strong>van</strong> geheel<br />
an<strong>der</strong>en inhoud. Het was eerroovend tegen mij,<br />
bijzon<strong>der</strong> tegen mijnen Agent, met naame DORF-<br />
NER, deze eischte fatisfactie, en heeft die ook<br />
door een Request verkregen. Nogthans bleef de<br />
Referent ongeftraft, en zijn vonnis tegen mij voltrokken;<br />
ik fchreeuwde luidkeels, maar zon<strong>der</strong><br />
gevolg. Diezelfde man is thans Hofraad en Referent
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 69<br />
pent in den grooten Hof krijgsraad, alwaar hij mij<br />
de gevoeligfte ftreeken <strong>van</strong> wraak heeft toegebracht,<br />
Hier komt nu nog dit bij. De Agent DORFNER.<br />
is rijk, heeft eene Bank <strong>van</strong> Leening aan zijn huis,,<br />
geeft geld op panden, en fchiet den Richters hun<br />
vierendeel jaars inkomften op. Wee <strong>der</strong>hal ven hem,<br />
die zulken Agent tegen zich heeft, wiens fchuldcnaars<br />
de Hofraaden zijn. Alles moet naar zijne pijpen<br />
dansfen.<br />
In an<strong>der</strong>e gerichtshoven gaat het meer of min<br />
beter. Ik was zelf ééns ooggetuige bij een' rechtdag,<br />
voor de deur ftonden 64 partijen, en aa Advokaten,<br />
dezen moesten alle binnen 3 uuren geholpen<br />
en afgevaardigd worden? Hoe is het nu<br />
mooglijk, dat het recht in dien korten tijd grondig<br />
on<strong>der</strong>zocht kan worden. Het gaat gevolglijk alles<br />
naar den willekeur <strong>der</strong> Advokaten, en den wil <strong>van</strong><br />
hem, aan wien het Referai wordt opgedragen.<br />
Wat kon nu de in de daad werkzame Keizer<br />
JOSEFUS, met den besten wil, daar uitvoeren, waar<br />
geene verbetering helpt, waar het gantfche gebouw<br />
overhoop geworpen moet worden, waar de medehelpers<br />
ontbreken; cn het opdikken hechts vergeeffchen<br />
arbeid maakt ? Hij geraakte <strong>der</strong>halven<br />
op afwegen, hij liet een nieuw wetboek maaken,<br />
en nogthans het oude gelden. Maar zoo lang de<br />
Advokaten oude en vreemde Rechtsgeleerden in<br />
hunne fchriften mogen aannaaien, ontftaan wijdlopigheden<br />
en ftrijdigheden, welke het proces in het<br />
oneindige rekken; bovendien waren alle wetten ten<br />
voordeelc <strong>van</strong> de beurs <strong>der</strong> Advokaten ingericht.<br />
Bij voorbeeld:<br />
Ik zag eens den Agent DORFNER in de voorzaal<br />
E 3<br />
<strong>van</strong>
?6 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Vaa de Rechtskamer ftaan, die bij diezelfde zitting<br />
ajleen voor 23 partijen moest binnenftaan. Hij<br />
ging binnen, bleef geen kwartier in den Raad,<br />
kwam buiten, en reed na eene an<strong>der</strong>e plaats, daar<br />
even het zelfde voor an<strong>der</strong>en gefchiedde. Hier hadt<br />
hij nu 28 uitftellen <strong>van</strong> dag verzocht, voor elk<br />
verzoek bracht hij drie gulden in rekening, gevolglijk<br />
won hij in een halfuur zon<strong>der</strong> eenige moeite<br />
84 gulden, en bij elke gelegenheid in een proces<br />
mag hij driemaal uitftel vragen. Partij Advokaat<br />
deedt insgelijks, gevolglijk werden partijen geplukt,<br />
maar de procesfen gerekt, en de arbeid dei-<br />
Richters vergroot.<br />
Nog meer. Na het JFcencr gebruik, dat algemeen<br />
bekend is, zijn de beide Advokaten, die een<br />
proces tegen elkan<strong>der</strong> voeren, vooraf overeen gekomen,<br />
wie het winnen zal. De partijen worden<br />
alleen ÖjpgèhouiieQi en gemolken, maar de roof<br />
worde broe<strong>der</strong>lijk gedeeld. Die geen wint het ze-<br />
• die in bei onrechtmatig bezit is, en gevolglijk<br />
het meest co zekerst betaalt.<br />
Wanneer zij uu beide in den raad tegen elkan<strong>der</strong><br />
optreden, dan wordt 'er vreeslijk geftreden, maar<br />
zoo, dat alles mar liet afgefproken plan moet uitvallen,<br />
en daar de Referent niet mededeelt, wordt<br />
hem een rul >••.. 1 de .-.ogen gedraaid, en het recht<br />
VLVtlhijnt in ccn vermomde gedaante.<br />
Evenwel heeft men in Weenen nog geen voorbeeld<br />
, dat ooit een Advocaat geftraft is, die een<br />
openlijk onrechtvaardig proces op zich nam. Deze<br />
Heeren hebben te veel protectie, cn zijn met de<br />
Rechters te miauw verbonden, om den ftraatbezeifl<br />
ooit te vreezen, en alle landswetten zijn voor hun<br />
voor-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 71<br />
voordeelig, om ftreeken te fpeclen en onkosten te<br />
vermeer<strong>der</strong>en.<br />
Dit is nu de echte affchildcring <strong>der</strong> Oostenrijkfche<br />
Juftitie-Collegiën, daar de eerlijke man, alleen<br />
om geen honger te lijden, het rechter - ambt<br />
verkiest, daar hij als een ftom lid vergeefsch tot<br />
God om wraak zucht, en den billijkften Landvorst<br />
ziet bedriegen, maar zich zclven te omnagtig voelt<br />
tegen den grooten hoop.<br />
Ik zal in dit Boek nog na<strong>der</strong>e bewijzen <strong>van</strong> zulke,<br />
waarheden bijbrengen, die ik zelve on<strong>der</strong>vonden<br />
heb, en die openlijk voor oogen leggen. Elk<br />
Vorst is bij een zoo verdorven volk te beklaagen,<br />
wil hij zijnen eersten pligt als Vorst vervullen, en<br />
eiken on<strong>der</strong>daan recht bezorgen, dan moet hij, als<br />
HERCULES, den ftal <strong>van</strong> Augcas zuiveren, en HER<br />
CULES wierp 'er alleen den osfendrek uit. Maar<br />
ezels op ftal flaan cn bijten, de listige menfehen<br />
werpen hunnen onverdraaglijk Hinkenden drek op<br />
den genen, die hunnen ftal reinigen wil.<br />
No n r<br />
is 'er in Weenen eene klasfe <strong>van</strong> menfehen,<br />
die men Dwecpers noemt. Deze verzoenen God,<br />
als zij on<strong>der</strong> het zitten in den Raad, een paternoster<br />
of roozenkrans bidden, en gelooven hem een'<br />
dienst te doen, als zij een ketter kunnen benadeelen.<br />
On<strong>der</strong> deze gedaante werd ik in Weenen beoordeeld,<br />
wat won<strong>der</strong>, dat ik alle procesfen verliezen<br />
moest?<br />
De Monarch geeft wel in Weenen aan alle on<strong>der</strong>daanen<br />
audiëntie. De toegang ftaat vrij cn open.<br />
Maar, wanneer iemand over een gerichtshof klaagt,<br />
dan wordt zijn verzockfehrift aan dat zelfde Hof<br />
gezonden. Dit ftelt den klager nooit te recht, on-<br />
E 4<br />
<strong>der</strong>-
?3 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
<strong>der</strong>zoekt nooit — gevolglijk volgt 'er geen an<strong>der</strong><br />
bericht, dan dit gcwoone, dat met weinig moeite<br />
duizend Memorien beflist. - Het verzoek <strong>van</strong> den<br />
Suppliant vindt geene plaats. Dan fchreemvt de<br />
verdrukte mensch tot God om recht en wraak. De<br />
Monarch heeft geen tijd, om zelve te on<strong>der</strong>zoeken,<br />
de gerichtshoven zijn ongevoelig, bun eerzucht is<br />
beledigd, en uwe zaak is voor altijd zon<strong>der</strong> hulp<br />
verloren.<br />
Over 't algemeen is de beste raad, het voorbeeld<br />
<strong>der</strong> Jlgierfche Slaaven tc volgen, en liever te zwijgen,<br />
dan om recht cn on<strong>der</strong>zoek aan te houden, of<br />
den Richter te bcfchuldigcn.<br />
De Deij zelve of een Kadi laat eenen flaaf, tot<br />
tijdverdrijf, of op eene valfche aanklagte, vijftig<br />
ftokflagen geven. De onfchuldigc bidt nu om gerechtigheid.<br />
Terftond wordt 'er een rechtbank gefield<br />
<strong>van</strong> tien an<strong>der</strong>e flaven, wier wetboek or<strong>der</strong>,<br />
of allerhoogfte Hofrefolution- Urkafe of vonnis<br />
heet. Dezen zullen zeker geen uitfpraak doen, dat<br />
de eerfte Overigheid zich overhaast hebbc. Dienvolgends<br />
ont<strong>van</strong>gt de klaager zeker nog vijftig ftokflagen<br />
'er bij, omdat hij wrevelig geklaagd, geraifoneerd,<br />
en zich tegen zijne Overigheid verzet heeft.<br />
Zoo ging het mij, en ook meer an<strong>der</strong>en te Weenen<br />
, na dat ik eenen Referent wezenlijk bewezen<br />
had, dat hij een fchclm was. Allen vreesden mij,<br />
allen verè'cnigdcn zich, ik verloor alle Procesfen'<br />
en werd <strong>van</strong> deze vercenigde hommels uit den bijenkorf<br />
<strong>van</strong> ftaat gedreven.<br />
Hier door blijkt nu heel duidlijk, waarom Keizer<br />
JOSEFUS in Justitiezaken geene verbetering tc weeg<br />
kon o-rengen, bijzon<strong>der</strong>, dewijl alle zijne grondregel'<br />
8
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 73<br />
gels op het Despotisme deunden, cn dit in een<br />
Militaire regcering, zoo als eigenlijk on<strong>der</strong> zijne<br />
beftuuring Oostenrijk worden moest, het vast geloof<br />
aan de onfeilbaarheid voor alle foorten <strong>van</strong><br />
overlieden vor<strong>der</strong>t, welke den aardfehen gekroonden<br />
Stadhou<strong>der</strong> <strong>van</strong> de Godheid verbeeldt, en zoo<br />
onbeperkt als God zelve regeeren wil.<br />
Voor 't overige zag hij wel in, dat zijn adel te<br />
magtig was, welke in gematigde Monarchiéii de<br />
middeltrap tusfehen den troon en het volk verbeeldt,<br />
en eigenlijk behoorde te behouden. Daarom<br />
zocht hij foldaten, burgers en boeren te winnen,<br />
en zou ook juist niet boos geweest zijn, indien<br />
'er in alle zijne Provinciën meer IIORIA'S en<br />
KLOTZKA'S waren opgedaan, die den Adel vermoord,<br />
en de Keizerlijke fchatkist, door de uitgejlorven<br />
Magnaten verrijkt hadden. liet nadeel zou<br />
ook waarlijk niet groot zijn; dewijl de al te rijke<br />
Hongaarfche en Üostenrijkfche Heeren alleen het<br />
land uitzuigen, den Staat zelve weinig dienst doen,<br />
cn den burger zoo min on<strong>der</strong>deuning, als den arbeidzamen<br />
geleerden achting, cn den boer barmhartigheid<br />
betoonen.<br />
Alle kenmerken <strong>van</strong> Oostersch willekeurige Op.<br />
permagt, vielen dra den naarfpoorenden Wijzen en<br />
Staatsvcrdandigen in het oog. Alles werd op zijn<br />
Militairs met ruwheid en dwang behandeld. De<br />
Profesfor en na<strong>der</strong>hand Hofraad SONNENFELS, een<br />
gedoopte Jood, die in Weenen on<strong>der</strong> degeleerden<br />
gerekend werdt, guia int er coecos reguat luscus,<br />
(omdat in het land <strong>der</strong> blinden Eenoog Koning is,)<br />
predikte reeds <strong>van</strong> zijnen leerdoel, en was fchurkachtig<br />
genoeg, om in zijne openbare Schriften te<br />
E 5<br />
be-
74 LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />
beweeren — dat een on<strong>der</strong>daan'fgeheel geen eigendom<br />
bezit, en dat alles naar willekeur aan den Monarch<br />
alleen behoort, die boven alle wetten verheven<br />
is.<br />
Zoodanig openbaren leeraar, behoorden alle gezonde<br />
burgers <strong>van</strong> den Staat, <strong>van</strong> alle klasfen uit<br />
tc bannen en te verfoejcn, en nogthans zonden de<br />
laffe ^««isr-burgefS hunne kin<strong>der</strong>en in zijne fchool,<br />
alwaar deze kruipende Baviaan zijne knaken opblies,<br />
en wezenlijk <strong>van</strong> zich zeiven geloofde, dat hij on<strong>der</strong><br />
de groote mannen <strong>van</strong> Europa geëerd was,<br />
fchoon hij niets dan ellendige flaavenkin<strong>der</strong>s voor<br />
zijnen afgodstempel ziet ademen, wanneer hij zelve<br />
de Litanie tot alle Heiligen laaghartig medebidt.<br />
Maar wat volgde uit JOSEFS ontwerpen!<br />
Hij ving het verbeteringswerk in alle zijne Staaten<br />
<strong>van</strong> de verkeerde zijde aan. Hij liet wel overal<br />
de reukeloze ftelling <strong>van</strong> SONNENFELS prediken,<br />
maar wilde evenwel aan den boer zijn eigendom<br />
verzekeren, en het alleen aan den Edelman ontnemen.<br />
Hier uit ontftondt mismoedigheid, en gisting<br />
— maar voor alle uitberfting mag men in Oostenrijk<br />
altijd gerust flapen. Want als het in de daad mooglijk<br />
was, om het gantfche Wetrier gemeen in 't<br />
harnas te brengen, dan zijn 'er twee middelen, om<br />
het terftond te bedaaren. Of men geeft het een<br />
openbaar Bal bij het Hof, alwaar zij Faifanten,<br />
Jonge Ganfen, Karbonaden, Salade, en Pasteien in<br />
overvloed te vreten vinden; of men laat door eenige<br />
Stadsfoldaten, fommigen <strong>van</strong> de onrustigen op<br />
den grond leggen, en vijf- en twintig flagen voor<br />
het achtèrfte toetellen. Dan blijven alle de an<strong>der</strong>en<br />
bedaard ftaan, lagchen en fpotten met hem, die<br />
ge-
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 75<br />
gepriegeld wordt, gaan na huis, en vreten een Kapoen.<br />
Ook trotfche Cavaliers, die onrustig mogten<br />
zijn, kan men op dezelfde wijze behandelen. Zij<br />
zouden den volgenden dag trotsch, maar rid<strong>der</strong>end<br />
ten Hove rijden, de prachtigfle Gala-livrei tot geleide<br />
nemen, en zich allerön<strong>der</strong>danigst bedanken, dat<br />
zijne Majcfteit hunner in genade hadt willen gedenken.<br />
Dit is het waare volks-karakter, daar zeker geen gevaar<br />
<strong>van</strong> te vreezen is. Maar men wilde de Braban<strong>der</strong>s<br />
en Hongaren even ééns behandelen. Hier door ging<br />
Braband verloren, en als JOSEFUS nog een paar<br />
maanden geleefd hadt, zou het met de Hongaren<br />
ook gedaan geweest zijn, het oproer was gereed,<br />
en de Duitfche armee zou niet weer thuis gekomen<br />
zijn.<br />
Keizer JOSEFUS deedt wel in Oostenrijk en in zijne<br />
Duitfche Erflanden, dat hij eene gelijkheid in<br />
lasten wilde invoeren. Maar hij hadt verftandige<br />
en eerlijke mannen tot een zoo gewigtig werk moeten<br />
verkiezen, cn aan de zaak eene an<strong>der</strong>e inrichting<br />
en wending geven. Want de ongelijkheid is<br />
te veel in het ooglopende en te onredelijk. Bij<br />
voorbeeld. Ik heb eenen on<strong>der</strong>daan in mijne heerlijkheid,<br />
die aan alle foorten <strong>van</strong> belastingen, jaarlijks<br />
vier en <strong>der</strong>tig gulden betaalt. Naast hem woont<br />
een an<strong>der</strong>e boer, die even zoo veel gronden <strong>van</strong><br />
dezelfde kwaliteit bezit, deze betaalt aan zijnen Heer<br />
jaarlijks hon<strong>der</strong>d twintig gulden. Het boerenplagcn<br />
is in Oostenrijk fchriklijk op veele landgoe<strong>der</strong>en,<br />
daar de Heeren in Weenen brasfen, hunne bedienden<br />
den landman uitzuigen, maar de Heeren befcherming<br />
vinden, om met hen naar goeddunken<br />
te handelen.<br />
Als
76 L E V E N S G E S C H I E D E N I S V A N<br />
Als men in de kreits-ambten Hechts gefchcnkcn.<br />
uitdeelt, dan klaagt de boer zon<strong>der</strong> hulp. Keizer<br />
JOSEFUS Helde in Weenen twee Advokaten aan,<br />
die hij betaalde, om de Procesfen <strong>van</strong> alle verdrukte<br />
landlieden tegen hunne heeren tc voeren. Maar<br />
helaas! Wanneer een barbaarfche Heer aan dezen<br />
een jaarlijks penfioen gaf,- dan werden de klagers<br />
uit de kamer <strong>van</strong> den Advokaat geklopt. Zoo gaat<br />
het in Oostenrijk. Voor 't overige, was men ook<br />
aan den an<strong>der</strong>en kant op geheel geene middelen bedacht,<br />
om den Landheeren te vergoeden, het geen<br />
zij door het affchaffen <strong>van</strong> de Tienden verloren hadden.<br />
En dit was en. bleef wreedheid, dat men hun<br />
hun eigendom ontnam. Ik zou daar bij 12,000 gulden<br />
verloren hebben, die ik aan de verkoopfter <strong>van</strong><br />
mijne landgoe<strong>der</strong>en, volgends den aanflag, zuiver daar<br />
voor betaald heb. Nadien 'er nu geen middelweg<br />
uitgedacht was, zoo moest het best ontwerp misfen,<br />
waar toe reeds veele millioenen vergeefs in<br />
nutteloze kosten, en alleen voor papier, om tafels<br />
<strong>van</strong> verbetering je leveren, meer dan 130,000 gulden<br />
verfpild waren. JOSEFUS fterf, toen hij de<br />
onmooglijkheid <strong>der</strong> uitvoering zag, cn LEÖPOLD<br />
moest alles affchaffen en herroepen. Dus is alies<br />
bij het oude gebleven, en de fchoonfte, de noodzaaklijkfte<br />
fchikking is te niet gelopen.<br />
In Braband brak de opftand daadlijk los, en deze<br />
Provintie ging verloren, omdat zij geene inbreuken<br />
op haare Fundamenteele Conftitutie gedoogen<br />
wilde.<br />
Het belagchlijkfte was, dat de Keizer de fchran<strong>der</strong>fte<br />
en rechtvaardigfte mannen uit Eraband ontboodt.<br />
Deze zouden in de Oosteitrijk/che kreitsamb"
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. ?f<br />
ambten de behandeling <strong>der</strong> Justitie leeren! Lieve<br />
Hemel! welk. een contrast! Een eenige <strong>van</strong> deze<br />
mannen bezat meer verftand, eerlijkheid, Scherpzinnigheid,<br />
en ftaatkunde, dan alle Oostenrijkfche<br />
kreits-ambten te famen, benevens hunne huishouding,<br />
finantie, en regeerings - raaden. Deze mannen<br />
zaten hier on<strong>der</strong> ruwe jongelingen of listige<br />
rechtsverdrajers, waren Despoten <strong>van</strong> 't land, en<br />
zij zouden <strong>van</strong> dezen leeren,Braband gerust en gelukkig<br />
maaken. Hoe is het mooglijk, den Braban<strong>der</strong><br />
met den ftoflijken, materiëelen Oostenrijker te<br />
vergelijken? Hoe zou ooit een vrije Braban<strong>der</strong> de<br />
Oosienrijkfche lompheid cn gebiedenden toon wennen.<br />
Het gevolg toonde de uitwerking, en alles<br />
ging verloren.<br />
Het volgende is hier nog merkwaardig.<br />
Keizer JOSEFUS zag het verlies <strong>der</strong> beste Provintie,<br />
en hier was hij zoo klein, dat hij een Verzoek<br />
aan den Paus zondt, die eigenlijk het geheele<br />
vuur <strong>van</strong> oproer eerst aangevuurd hadt, dat hij de<br />
Braban<strong>der</strong>s, door bedreiging <strong>van</strong> den ban, tot hunnen<br />
voorigen pligt wilde dwingen. Hij werdt deswegens<br />
te Rome uitgelagchen, en <strong>van</strong> alle Staatkundigen<br />
beklaagd.<br />
Hij fchreef zelfs aan de ruw behandelde Natie,<br />
dat alle de gewelddaadigheden <strong>van</strong> den komman<strong>der</strong>enden<br />
Generaal D'ALTON cn <strong>van</strong> den Staatsminister<br />
TRAUTMANSDORF, tegen zijn bevel, gefchied<br />
waren, cn dat hij 'haar deze beide mannen ter ftraffe<br />
wilde overleveren. Welk ongelooflijk gedrag<br />
voor eenen Vorst! De Graaf TRAUTMANSDORF<br />
heeft zich in Weenen in openbaren druk gerechtvaardigd,<br />
en alle brieven en or<strong>der</strong>s <strong>van</strong> den Kei'<br />
zer,
78 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
zer, die deszclfs verzekering we<strong>der</strong>fpreken, bekend<br />
gemaakt. D'ALTONS Adjudant deferteerde, en<br />
bracht den Braban<strong>der</strong>s 's Keizers origineele brieven,<br />
volgends welken hij het kind in 's moe<strong>der</strong>s<br />
ligchaam niet verfchoonen, alles verwoesten, cn<br />
de ge<strong>van</strong>genen, naar het gebruik <strong>der</strong> Tartaren, aan<br />
de ftaarten <strong>der</strong> paarden binden moest. Zoo veran<strong>der</strong>lijk,<br />
zoo wankelmoedig, zoo kruipend, zoo<br />
dubbelzinnig handelde deze Monarch, als hij zijne<br />
feilen bemantelen, en an<strong>der</strong>s fchijnen wilde, dan<br />
hij in de daad was. Ik moet, bij deze gelegenheid<br />
de wereld nog een kenmerk <strong>van</strong> zijn karakter bekend<br />
maaken, waar <strong>van</strong> flechts weinigen in Frankrijk<br />
on<strong>der</strong>richt zijn.<br />
Ik kwam juist te Parijs, toen de Keizer vertrokken<br />
was, en fpijsde bij den Minister Graaf Fergennes,<br />
bij wien ik zeer gezien was. In een bijzon<strong>der</strong><br />
gefprek voor het eten, vraagde ik hem, wat hij <strong>van</strong><br />
mijnen Vorst dacht, dien hij thans in perfoon hadt<br />
leeren kennen.<br />
Hij kende mijne denkwijze, fprak dikwijls met<br />
veel vertrouwlijkheid met mij, en zeide: — Hij<br />
is een man zon<strong>der</strong> karakter, een gevaarlijk boos<br />
Vorst, dien ik nog min<strong>der</strong> vertrouw dan den Koning<br />
<strong>van</strong> Pruisfen. — Ik verdedigde hem, om meer<br />
te hooren. — Eindelijk gaf hij los en vertelde mij:<br />
De Keizer hadt hem den raad gegeven, teneinde<br />
Frankrijk uit alle fchulden te redden, dat hij een<br />
Nationaal bankroet zou aankondigen. Hier op hadt<br />
hij gezegd:<br />
Maar als dit gebeurt, dan verliezen Uwe Majcfteits<br />
eigen on<strong>der</strong>danen in Braband meer dan 80<br />
millioenen — Maak evenwel een bankroet, hernam
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. ?9<br />
JOSEFUS , wij zullen het wel vinden , als gij mij de<br />
helft <strong>van</strong> die fom geeft.<br />
Ik verfchrikte, en herriep mijne verdediging,<br />
maar ik weet, dat VERGENNES dit zelfde geheim<br />
ook aan eenige misnoegde Braban<strong>der</strong>s vertrouwd<br />
heeft, hetwelk niet weinig toebracht 'tot het wantrouwen<br />
en de ltraks daarop volgende gisting.<br />
Ook had hij aan den Koning <strong>van</strong> Pruisfen, bij<br />
hun mondeling gefprek in Silefie, het voordel gedaan,<br />
om het Roomfche Rijk famen te deelen.<br />
Ook was met Frankrijk, toen de Beijerfche zaak<br />
uitbrak, een verdrag gefloten en afgefproken over<br />
eene verdecling <strong>van</strong> Duitschland. Deze beide gevallen<br />
waren de eigenlijke bronnen <strong>van</strong> het Duitfche<br />
Vorsten - verbond, daar FREDERIK gebruik<br />
<strong>van</strong> wist te maaken, en dat JOSEFUS ZOO weinig<br />
achtte. Voor deze gewigtige ontdekkingen fla ik<br />
•den Lezer borg, als voor ftaatkundige geheimen,<br />
die ik gelegenheid vond, om in den grond naar te<br />
fpooren, en wier waarheid hier door mijn woord<br />
<strong>van</strong> mijn eer bevestigd wordt. Wat was nu toch<br />
an<strong>der</strong>s, on<strong>der</strong> de regeering <strong>van</strong> zoodanigen Vorst<br />
tc wachten, dan een algemeen misnoegen in het<br />
land, en buitenlandfche oorlog aan alle kanten,<br />
ten einde zijne blijkbare heerschzucht te verne<strong>der</strong>en.<br />
De hoofdbezigheid <strong>van</strong> het Berlijner Hof was,<br />
hem naauwkeurig gade te flaan, ten einde <strong>van</strong> alle<br />
gelegenheid gebruik te maaken, om Oostenrijk te<br />
verzwakken, en JOSEFUS ontwerpen te verijdelen.<br />
Men hadt zijne verwaandheid geftreeld, en hem<br />
verkeerde denkbeelden ingeboezemd <strong>van</strong> de onvervvhilijkheid<br />
<strong>van</strong> zijne armee. Daarom fprak hij bij
LEVENSGESCHIEDENIS<br />
VAN<br />
alle gelegenheden, alleen <strong>van</strong> zijne driemaal hon<strong>der</strong>d<br />
duizend Soldaten , en zocht overal moeite.<br />
Vleijers hadden hem doen gelooven, dat hij geboren<br />
was, om FREDERIICS roem te verduisteren.<br />
Hij zelve geloofde, dat, bij zijne eerfte verfchijnen<br />
•op het flagveld, FREDERIKS zon ZOU moeten taanen,<br />
maar JOSEFUS ZOU alleen de wereld on<strong>der</strong>brengen,<br />
en aan alle Vorsten de wet voorfchrijven.<br />
He Duitfche Rijksvorsten, die hij volftrekt niet<br />
dulden kon, omdat de Vorst KAUNITZ ze hem<br />
als zoo magteloos, en verachtlijk, hadt afgefchil<strong>der</strong>d,<br />
wilde hij, zoo als Caifar zijne ovcrwonnelingen,<br />
in Weenen in triumf omvoeren.<br />
Deze gezindheid werdt ruchtbaar, en de ftrik<br />
werdt hem gefpannen, in welken hij onvoorzichtig<br />
verviel, cn toen ten fpot ftrekte. De Paltzifchc<br />
Gezant in Weenen, de Baron RITTER, werdt tot<br />
het hoofdwerktuig <strong>van</strong> het Berlijner Hof gebruikt,<br />
om hem tot den Hoofdftap te beweegen, die hem'<br />
als Ufurpateur <strong>der</strong> Duitfche vrijheid ten toneel<br />
deedt verfchijnen.<br />
Deze listige man, welke in Weenen alle -rezant<br />
fchapstrappen tot dien <strong>van</strong> Minister toe* be<br />
kleed hadt, kende door eene 26 jaarige on<strong>der</strong>vinding<br />
de Wcener handelwijze naauwkeurig, hij wis<br />
een aangenaam man in vrouwen- maar ook in ge<br />
leerde gezelfchappen; een waar hoveling, diende<br />
oude Minister BECKER gevormd hadt, en dien zifc<br />
groote invloed bij de Hofdames en Biechtva<strong>der</strong>s<br />
zoo bemind maakte, dat hij wezenlijk het werfctfiig<br />
<strong>van</strong> alle vreemde gezanten werdt, die groote éal<br />
uckkmgen en ontwerpen wilden uitvoeren. Hij wist<br />
ziek
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
8r<br />
zich a's raenfchenkennCr zoo wel bij Keizer JOSE<br />
FUS in te dringen, dat hij deszelfs onbepaald vertrouwen<br />
verkreeg. Nadien nu RITTER een boezemvriend<br />
was <strong>van</strong> den Staatsdienaar BECKER,<br />
die zijnen Heer aan den leidband voerde, en dien<br />
aan Beiferens welvaart min dan aan zijne eigene gelegen<br />
lag, zoo werdt door deze twee, <strong>van</strong> het<br />
B.rlijnfchö Hof zoo wel geïnftruëerde mannen, de<br />
Conventie tusfehen den Keizer en den zwakken<br />
Keurvorst op zoodanige wijze gefloten, dat JOSE<br />
FUS daarbij als een waar Ufurpatcur en vijand <strong>van</strong><br />
het Duitfche Rijk verfchijnen moest, om eigenlijk,<br />
aan den fluwen FREDERIK gelegenheid te geven,<br />
hem in deze gedaante af te beelden, aan te tasten,<br />
en het Duitfche Vorstenverbond tot Hand tc<br />
brengen.<br />
Dit was de Hoofd -intriguc, welke volgends het<br />
plan gelukte, hetwelk RITTER werkflellig wist te<br />
maaken, om den Keizer in het net te lokken. Met<br />
inftemming <strong>van</strong> het Hof <strong>van</strong> Berlijn, zou JOSEFUS<br />
zijn doel hebben kunnen bereiken. Maar men wilde<br />
de zaak zoo en niet an<strong>der</strong>s befluuren, en zij gelukte,<br />
door RITTER'S ftreeken, naar den wensen<br />
<strong>van</strong> Oostenrijk! vijanden , die den Keizer zoo wist<br />
te leiden, dat hij, tot zijn dood toe, in iTeenen geeerd<br />
bleef, en niet ontdekt werdt, zijn beurs aan<br />
alle kanten maakte, en de brillandfte rol aan een<br />
Hof fpeelde, dat hij misleidde. Wat de verlichte<br />
Beijerfchen <strong>van</strong> hem, en <strong>van</strong> den dood <strong>van</strong> hunnen<br />
Keurvorst, oordeclen, die terftond na het tekenen<br />
<strong>der</strong> Conventie na eene eerlijker wereld overftapte,<br />
is mijn zaak niet, te beöordeelen, of bekend te<br />
maaken. Genoeg, de oorlog met Pruisfen brak uit,<br />
IV, DEEL. F<br />
e n<br />
\
Sa LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
en JOSEFUS wilde, volgends zijne toenmalige zeer<br />
duistere begrippen, regelrecht na Berlijn marcheeren.<br />
Door zeker toeval was mij toen de geheele Intrigue,<br />
die RITTER fpeelde, naauwkeurig bekend.<br />
De Aardshertog LEÖPOLD, na<strong>der</strong>hand Keizer,<br />
kwam juist te Weenen, toen de Keizer na tiohetik<br />
vertrokken was, na de Armee, die toen bij een<br />
trok.<br />
Ik had dezen Heer lief, en was nu juist <strong>van</strong><br />
Parijs en Manheim te Weenen gekomen , ik ging<br />
dan bij hem, en ontdekte hem het gantfche geheim,<br />
als ook het groot gevaar, waar in deze oorlog<br />
Oostenrijk bracht, en de mij naauwkeurig bekende<br />
aanflagcn, welke in alle de on<strong>der</strong>nemingen<br />
verborgen lagen, en die overal, bijzon<strong>der</strong> <strong>van</strong><br />
misnoegde Hongaren, onfeilbaar zouden uitbreken.<br />
Zijne beflisfihg was... Mijn lieve TRENCK , ik moet<br />
morgen den Keizer na Bohème volgen. Schrijf mij<br />
een' brief, als of ik u bevolen had, dat gij morgen<br />
bij mij moest komen, maar dat gij mij niet<br />
gevonden hadt, en daarom dezen brief per Estafette<br />
nazondt, welks inhoud gij den Vorst wenschtet bekend<br />
te maaken. Zeg mij in dien brief alles, dat<br />
gij mij heden met zoo vuurigen dienstijver vertrouwt,<br />
en ik zal 'er tot uw voordeel gebruik <strong>van</strong><br />
weten te maaken.<br />
Ik kwam dit bevel letterlijk na, en verzond eene<br />
Estafette met dezen brief, dien ik zelve betaalde.<br />
Bij zijne we<strong>der</strong>komst te Weenen zeide<br />
LEÖPOLD<br />
mij:<br />
Hij hadt den brief juist gekregen, toen hij met<br />
den Keizer te paard fteeg, om na het kamp te rijden.
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 83<br />
den. De Vorst hadt naar den inhoud <strong>van</strong> den<br />
brief gevraagd, dien hij hem te lezen hadt gegeven.<br />
Hij hadt hem met oplettendheid lagchende<br />
doorgelopen, hem terug gegeven, en niets an<strong>der</strong>s<br />
gezegd, dan:<br />
, Het is toch waar, TRENCK fehrijft charmant."<br />
Dit was <strong>der</strong>halven het gevolg en de uitwerking<br />
eener ontdekking <strong>van</strong> het uiterst gewigt. Het gevolg<br />
heeft bewezen , dat ik alles recht voorzegd<br />
heb, wat kort daarna gebeurde, en nog zeker uitgeborsten<br />
zou zijn, indien de fcherpzinnige THE-<br />
RESIA geen middel tot vrede gevonden hadt. Dit<br />
is het Oostmrijkfche loon voor eerlijke daaden: JO<br />
SEFUS was ook al te veel met zijne groote krijgskunde<br />
ingenomen, om een oogenblik te twijfelen,<br />
dat hij geheel Europa de wet voorfchrijven en het<br />
on<strong>der</strong>brengen kon. MARIA THERESIA hadt on<strong>der</strong>vinding,<br />
zij moest alleen haaren naar roem, bloed,<br />
en krijg dorstende zoon halfgedwongcn toegeven,<br />
en haare armee laten marcheeren, maar heimlijk.<br />
handelde zij te '•erlijn over vrede.<br />
JOSEFUS integendeel fchreef haar nog 3 dagen<br />
voor de daadlijke inrukking <strong>der</strong> Pruis/en in Bofthmè:<br />
„ Nooit zou FREDERIK, fid<strong>der</strong>ende voor den<br />
„ grooten gewapenden JOSEFUS, daadlijk den oor-<br />
„ log waagen. Alle zijne fchikkingen waren Hechts<br />
„ fchrikbeelden, om hem in de -bezitneming <strong>van</strong><br />
„ Bei/eren te hin<strong>der</strong>en. Hij zou wel een an<strong>der</strong>e<br />
„ fnaar roeren, zoodra hij zag, dat het ernst was."<br />
Zoo geheel <strong>van</strong> zijne verwaandheid en vooróordeeleri<br />
begoocheld, verfcheen JOSEFUS op het heldentooneel<br />
in Bohème, fchoon hij zeker volftrekt<br />
•F 3<br />
geen
84 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
geen aanleg noch hoedanigheden bezat, om deze<br />
rol met vrucht en toejuiching te fpeelen, gelijk de<br />
uitkomst bewezen heeft. Want toen FREDERIK<br />
daadlijk, voor zijn oog, in zijn land rukte, verging<br />
hem terftond de lust, om regelrecht na Berlin<br />
te marcheeren, en JOSEFUS verfchanste zich<br />
met zijn in getal veel fterker leger, vertzaagd en<br />
huiverig om aan te vallen. FREDERIK in tegendeel<br />
zette Bohème on<strong>der</strong> Contributie.<br />
Zeker is het, dat de Keizer, die, voor de daadlijke<br />
uitbersting , <strong>van</strong> niets dan overwinningen<br />
droomde, voor het front <strong>van</strong> één zijner Regimenten<br />
gezegd heeft... Kin<strong>der</strong>en! toont dat gij foldaten<br />
<strong>van</strong> JOSEFUS zijt, ik voer u nog, dit jaar na<br />
Berlijn.<br />
Het vertrouwen op den jongen held , en de<br />
Weener fnorkerijen gingen ook in de daad zoo<br />
ver, dat eenige IVetncr lieden met wagens met<br />
wijn geladen het leger volgden, en aan de Officieren<br />
hunne waar tegen aanwijzing op de plun<strong>der</strong>ing<br />
<strong>van</strong> Berlin op credit verkochten, waartoe zij hunne<br />
wagens ledig medenamen, en daar vol laaden<br />
wilden.<br />
Ik ken zelfs een' man, die op deze hem, als onfeilbaar<br />
aangeprezen, verzekering wezenlijk 3000<br />
gulden gefchoten, en verloren heeft. Vervolgends<br />
ïcholden zij op THERESIA, welke deze plun<strong>der</strong>ing<br />
<strong>van</strong> alle Pruisfijchc landen door de ontijdige<br />
vrede verhin<strong>der</strong>d hadt.<br />
Ik zelve was zoo verzekerd <strong>van</strong> de uitkomst,<br />
dat ik den f chipper KELLER in Regensburg, die<br />
een uitfluitend privilegie <strong>van</strong> den Keurvorst gekocht<br />
en verkregen hadt, dat niemand dan hij alleer.
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 85<br />
leen met Beijerfche graanen na Oostenrijk den Donau<br />
bevaaren mogt, toen hij mij zijn ongeluk<br />
klaagde, dat de Keizerlijken, ze<strong>der</strong>t zij de voorlieden<br />
<strong>van</strong> Regensburg bezet hadden, aan alle fchippers<br />
zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing hetzelfde verlof gegeven<br />
hadden, ten antwoord gaf, dewijl hij den genen,<br />
die hem het oude Beijersch Privilegie te Weenen<br />
bevestigd wilde bezorgen, 2000 Dukaten tot een<br />
premie beloofde: —<br />
Mijn vriend! wilt gij mijn raad volgen, zoo befioudt<br />
u geld, ik verzeker u, dat binnen 6 maanden<br />
hier alles we<strong>der</strong> op den ouden voet, en dat 'er<br />
geen Oostenrijksch bewind in Rcgenslurg meer zijn<br />
zal. Hij volgde mijn' raad, en heeft mij in 't<br />
vervolg bedankt. Ook maakte ik in Weenen een<br />
armen vogel<strong>van</strong>ger rijk, dien ik den raad gaf, hij<br />
zou alle zijne ekfters en papegaicn niet an<strong>der</strong>s leeren<br />
praten dan: De Pruis is geflagen. Terftond<br />
hoorde men in de gantfche Stad, deze vogels zoo<br />
wel als de Weener ftraatflijpers en politieleen in<br />
alle ftraaten cn koffiehuizen roepen: De Pruis is<br />
geuagen — en de man verkocht zoodanigen vogel<br />
voor 12 Dukaten.<br />
Dit is het volkskarakter. Maar wee hem, die<br />
toen twijfelde, of JOSEFUS ook regelrecht na Bcr-<br />
Ijn marchceren, en de Pruisfifche mogendheid veii<br />
nietigen zoude.<br />
Ik voorfpelde an<strong>der</strong>s, en raakte verdacht en aangevochten.<br />
De keizer zelve deedt mij het VOQIftel,<br />
toen de Beijerfche oorlog ftondt uit te breken:—<br />
TRENCK! thans-hebt gij gelegenheid, om u<br />
aan Pruisfen te Wreeken! Ik zal u vergunnen een<br />
F 3<br />
Corps
86* LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Corps op te richten, en alles in puinhoopen te'<br />
veran<strong>der</strong>en. Mijn antwoord was:<br />
Ik heb geheel geene reden, om mij aan mijn va<strong>der</strong>land<br />
te wreeken, en heb in Hmgarijên hon<strong>der</strong>dmaal<br />
meer verloren dan in Pruisfen, Thans heb ik<br />
een' va<strong>der</strong>pligt voor 8 kin<strong>der</strong>en. Wil uwe Majesteit<br />
mij de verzekering geven, dat mijne kin<strong>der</strong>en<br />
Hechts het <strong>der</strong>de deel <strong>van</strong> die goe<strong>der</strong>en te rug<br />
zullen krijgen, die de Graaf GRASSAT ZOWITZ mij<br />
met geweld ontnomen heeft, in geval ik in den<br />
oorlog voor uw dienst mijn leven verlies, dan ben<br />
ik met blijdfchap gereed, om als foldaat, maar niet<br />
als roover, te dienen. Een toornige fchampere<br />
blik was mijne afvaardiging, en de beledigende uitdrukking<br />
, die hij niet aan mijzelven maar aan den<br />
Vorst KAREL LICHTENSTEIN gezegd heeft, verwij<strong>der</strong>de<br />
mijn hart geheel <strong>van</strong> hem: —<br />
„ Thans ben ik overtuigd, dat TRENCK fteeds<br />
„ Pruisfisch gezind blijft, hetwelk ik voorlang<br />
„ reeds giste, hij is een gevaarlijk man, en weet<br />
„ te veel."<br />
Dit oordeel <strong>van</strong> eenen zoo wantrouwenden als<br />
wraakzuchtigen Vorst, zou ie<strong>der</strong> an<strong>der</strong> man afgefchrikt<br />
hebben. Maar ik bleef fteeds onverfchrokken,<br />
trotfeerde alle gevaar, en handhaafde overal<br />
de waarheid, zon<strong>der</strong> zijne verfpie<strong>der</strong>s te fchroomen,<br />
dewijl mijn hart en mijn gedrag mij befchermde.<br />
In deze omftandigheden reisde ik bovendien nog<br />
na ffongarijên, toetfte, fpoordc na, en zag eene<br />
ruime gelegenheid, om eene gewigtige rol te<br />
fpeelen , maar ik bleef een eerlijk man, maakte<br />
geen gebruik <strong>van</strong> mijne bijzon<strong>der</strong>e voordeden, predik-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 87<br />
dikte geduld en burgerpligt, en leerde de misnoegden<br />
kennen.<br />
Ze<strong>der</strong>t dien tijd ontweek de Vorst mij overal,<br />
liet mij, zon<strong>der</strong> befchutting, over aan de IVeener<br />
Juftitie-chikane, en zocht gelegenheid, om mij te<br />
doen zwijgen. JVluar ik ftond met mijn deugdenfchild<br />
bedekt, als een rots geharnast, ik weerde<br />
de ongerechtigheid af, ftreed geftadig tegen fchurken,<br />
en bleef op mijn recht, en op mijne verdienden<br />
moedig en trotsch. Alhoewel ik reden<br />
hadt, op mijne hoede te zijn, ze<strong>der</strong>t de groote<br />
FREDERIK , bij het mondgefprek in SUtfie tegen<br />
den buitendien ligtgeloovigen en wantrouwigen<br />
Keizer gezegd hadt : Hij moest mij niet vertrouwen<br />
, ik was een hoogstöngedadig en gevaarlijk<br />
mensch.<br />
Dit gefchiedde toen, omdat hij vernomen hadt,<br />
dat ik vrijen toegang tot den Keizer hadt , en<br />
hem misfchien kundigheden aan de hand, of aanleiding<br />
geven zon kunnen, om <strong>van</strong> de voordeden<br />
<strong>van</strong> zijne landen tot nadeel <strong>van</strong> Pruisfen beter gebruik<br />
te maaken, en hem ook zijne heimlijke verlei<strong>der</strong>s<br />
,en politieke oorblazers te leeren kennen.<br />
Hier door bleef ik in werkloosheid, en zulks<br />
was FREDERIKS bedoeling, om alle verlichte eerlijke<br />
lieden ten dien tijde <strong>van</strong> JOSEFUS te verwij<strong>der</strong>en,<br />
toen hij zelf de regeering ftond te aanvaarden,<br />
en nog weetgierigheid vertoonde, gevolglijk<br />
ook goeden raad aannemen kon.<br />
Van vlijërs of papendienaars omringd, <strong>van</strong> grootfprekers<br />
verleid, <strong>van</strong> kleine despoten aangevuurd,<br />
<strong>van</strong> onervaren gidzen geleid, kon JOSEFUS nooit<br />
groot, nooit voor hem ontzaglijk worden. In IPee-<br />
^ 4<br />
nen
88 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
nen moet alles, zoo lang mooglijk, bij het oiicle<br />
blijven, geen Oostenrijkse}} Monarch moet een FRE<br />
DERIK kunnen worden, en zoo lang wereldkenners,<br />
ervaren en eerlijke lieden, groote geesten <strong>van</strong> den<br />
invloed op ftaatszaken , op het hartop de vorming<br />
<strong>van</strong> jonge Vorsten, geweerd worden, zal<br />
Prubfens magt fteeds en veilig klimmen.<br />
Deze is de waare oorzaak, waarom ik on<strong>der</strong> JO<br />
SEFUS regeering werkloos bleef. On<strong>der</strong>tusfchen<br />
heb ik voor hem, in de eerfte jaaren <strong>van</strong> zijne regeering,<br />
verfchciden plans uitgewerkt, maar die allen<br />
verknoeid ten uitvoer werden gefteld. Mijn onuitblüsbare<br />
haat tegen de Roomfche arglistigheid is<br />
wereldkundig. Hier had ik een open veld, om te<br />
arbeiden, cn ik zag, met hartlijke blijdfehap, de<br />
vrijheid <strong>van</strong> de drukpers doorbreken, de groote<br />
vooröordeelen wegruimen, de kloosters verftooren,<br />
en het Priester - geweld verzwakken. Maar JOSEFUS<br />
kon de grondregels, die met de moe<strong>der</strong>melk waren<br />
ingezogen, niet overmeesteren, en ze<strong>der</strong>t dat<br />
de Paus in Weenen geweest was , werdt hij<br />
fchroomvallig en wankelmoedig. De Rozenkrans<br />
werdt heimlijk we<strong>der</strong> opgezocht ; het bijgeloof<br />
vermeesterde alle zijne zielsvermogens; hem ontbraken<br />
kundigheden en wetenfchappen, om zich<br />
los te fcheuren; hij begon incognito te biechten,<br />
en aflaat te verdienen; insgelijks deed hij bedevaarten<br />
na Mariën-zcl, alwaar hij, na zeker onge-.<br />
mak aan de oogen, zelfs een paar gouden oogen<br />
op het outer offerde. Alles verfcheen hem nu<br />
reeds als een ketter en zielevijand, die hem<br />
flechts de oogen wilde openen. En dewijl ik dit<br />
flipt naging, -en wezenlijk waar vond, verwij<strong>der</strong>de<br />
ik
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER. TRENCK. 89<br />
ik mij geheellijk <strong>van</strong> hem , haalde de fchou<strong>der</strong>s op,<br />
en beklaagde zijne ftaaten, die we<strong>der</strong> in het diepfte<br />
Bijgeloof tc rug vielen.<br />
Hij heeft groote dingen on<strong>der</strong>nomen, meer dan men<br />
mooglijk geloofde, veel meer dan alle zijne voorva<strong>der</strong>s<br />
, toen hij de Hiërarchie met waaren heldenmoed<br />
aantastte, en alle onzichtbare kluisters <strong>van</strong> Rome<br />
fcheen te verbrijzelen, maar zijn befluit was niet<br />
ftandvastig en aanhoudend: Hij wankelde in de<br />
'uitvoering, tastte het werk <strong>van</strong> den verkeerden<br />
kant aan, en fchoon 'er waarlijk ongelooflijke dingen<br />
in Oostenrijk gebeurden, alwaar zelfs reeds<br />
eenige Hofraaden en Staatsdienaaas verftandige<br />
boeken begonnen te lezen, zon<strong>der</strong> met den Biechtva<strong>der</strong><br />
raad te plcegen, evenwel viel 'er veel we<strong>der</strong><br />
in het oude Chaos te rug, toen men den<br />
Keizer we<strong>der</strong> als een berouwhebbend zondaar<br />
voor den Priefter knielen , en zelfs roozenkransfen<br />
bidden, en gebefte Goochelaars openlijk verzeilen<br />
zag.<br />
Daar werden wel monnikskloosters opgeheven<br />
doch de monniken zeiven werden niet na Rome<br />
gejaagd, maar op de dorpen en in de lieden als<br />
Pfarheeren en Vikarisfen aangefteld, alwaar zij<br />
thans meer dan ooit gelegenheid hebben, om hunne<br />
heilige bedriegerijen on<strong>der</strong> het volk te verbreiden,<br />
aan het welk zij zich als verdreven mariiekars<br />
voordoen, en het goochclfpel <strong>van</strong> godsdienstverfchiilen<br />
voorbrullen. JOSEFUS roem zou<br />
onfterflijker zijn dan die <strong>van</strong> alle mooglijke helden,<br />
indien hij dit begonnen heilzaam werk' _ voor het<br />
welzijn zijner ftaaten manlijk •uitgevoerd, en het<br />
F 5<br />
Room-
9 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Roomfche veelhoofdig Hydra geheel doodgedrukt<br />
hadt. Maar hij ontwrong de geestlijkheid flechts<br />
eenig geld, en verhin<strong>der</strong>de niet, dat zij dit aan<br />
den an<strong>der</strong>en kant we<strong>der</strong> dubbel bij meelijdende<br />
dom-ooren konden aftroggelen.<br />
Maar zijn fchild was te zwak, om in den ftrijd<br />
<strong>van</strong> het -Bijgeloof met menfchenverftand te zegegevieren.<br />
Hij bezweek voor de arglistigheid, en<br />
werdt eerst een heimlijke Dweeper, omdat hij<br />
zich over zijne zwakheid fchaamde: Ik kende dit<br />
brein reeds op het eerfte gezicht, maar hij vondt<br />
nergens hulp, omdat hij het niet waagde, hulp te<br />
zoeken. De flimme verfpie<strong>der</strong>s <strong>van</strong> Home maakten<br />
gebruik <strong>van</strong> de gelegenheid. Hier kwam nog<br />
bij, dat alle zijne ontwerpen mislukten, dit fchreef<br />
zijn zwakke geest niet toe aan zijn eigen gedrag,<br />
maar aan de wraak <strong>der</strong> heilige Ordenftichters, die<br />
hij in den hemel en op aarde beledigd hadt: Hij<br />
wankelde,bezweek,en, als hij langer geleefd hadt,<br />
zoo was de SpaatJ'chc Inquifitie onfeilbaar in Weenen<br />
ingevoerd, waarbij hij zelve de nieuwfte foorten<br />
<strong>van</strong> martelingen zou uitgevonden hebben. God<br />
dank ! kan men <strong>der</strong>halvcn zeggen, dat hij met zulke<br />
gevoelens nog ten rechten tijd ftierf, eer de in<br />
het geheim vercenigde Geestlijkheid een Bartholomeus-nacht<br />
in zijne Erflanden kon fpeelen, waarbij<br />
hij zelve gclagchen, en de goe<strong>der</strong>en <strong>der</strong> Proteftanten,<br />
tot fchaêvergoeding, aan de roofzucht<br />
<strong>der</strong> Paapen zou overgelaten hebben. On<strong>der</strong>tusfchen<br />
heeft JOSEFUS de eere, dat hij on<strong>der</strong> het getal<br />
<strong>der</strong> Groote Hervormers verfchijnen kan, die<br />
den dank en eerbied <strong>der</strong> nakomelingfchap verdienen,<br />
en die licht begonnen te verbreiden. Deze<br />
groo-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. QI<br />
groote on<strong>der</strong>neming wischt reeds werklijk groote<br />
vlekken in zijne waare Levensbeschrijving uit, en<br />
ik verëere alleen daarom zijne asfche, omdat hij,<br />
na eene zoo vertzaagde opvoeding, als hij gehad<br />
hadt, midden on<strong>der</strong> de dweepzuchtige bewoners<br />
<strong>van</strong> Weenen, evenwel moeds genoeg bezat, om<br />
den aanval te waagen, die, met meer aanhoudende<br />
ernst, de gelukkigfte gevolgen voor het menfehenverftand,<br />
en voor het wezenlijke <strong>van</strong> de Oostenrijk,<br />
fohe magt zou hebben kunnen voortbrengen. God<br />
loone hem voor zijnen goeden wil! en behoede zijnen<br />
opvolger, om niet in denzelfden kuil te vallen,<br />
waar in de Roomfche Staatkunde zoo veele goede<br />
Koningen, als laage flaaven, gekluisterd heeft gehouden.<br />
Ik heb in Oostenrijk zeker met zielsblijdfchap gearbeid<br />
en medegewerkt, voor dat ik den Vorst<br />
geheel kende. Maar, zoodra hij mij als een' ketter<br />
begon te beöordeelen, zag ik de gevolgen Van zijn<br />
zwakheid voor uit, en verwij<strong>der</strong>de mij <strong>van</strong> den<br />
truon, met gevoelige aandoening over het lot <strong>van</strong><br />
zoo fchoone, maar door Domkoppen heel nutteloos<br />
gemaakte gewesten.<br />
Als hij nu, door de ziekte, die hij zich zeiven<br />
op den hals gehaald hadt, <strong>van</strong> tijd tot tijd zwakker<br />
werdt, en het geduurig Paternoster bidden<br />
evenwel zijne vreeze voor het Vagevuur niet vermin<strong>der</strong>en<br />
kon; terwijl zijne gewetens - raaden fteeds<br />
olie in het vuur wierpen, zon<strong>der</strong> dat zijn hart hem<br />
ooit gerust kon ftellen, dat hij als een menfehenvriend<br />
geleefd hadt, namen de gewetensbezwaaren<br />
daaglijks zoo toe, dat men hem, al 3 jaaren voor<br />
zijn dood, overal, het ave Maria, overluid hoorde
PU<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
de opzeggen. Zelfs bij de plegtige daad <strong>van</strong> ontucht<br />
badt hij met de Priesteresfen <strong>van</strong> VENUS de<br />
Litanicn om aflaat te bekomen. Zoo verviel hij in<br />
het laffle Bijgeloof, en ftierf als de eenvouwigfte<br />
Kapucijner in angst en fchrik.<br />
Geen mensch op aarde heeft in de daad ooit<br />
meer geleden in zijne laatfte levensdagen, dan Keizer<br />
JOSEFUS, die alle zijne ontwerpen in duigen<br />
zag fpatten, voor zijn dood. Hij zag zijne Braban<strong>der</strong>s,<br />
die hij in kluisters wilde fmeeden en die<br />
hij verachtte, werklijk <strong>van</strong> zijne Staaten afgefcheurd.<br />
Hij zag niets <strong>van</strong> alle zijne Despotieke<br />
bevelen vervuld; en zichzelven op het fmertlijkfte<br />
ziekbed zoo klein, zoo diep'vervallen, als mooglijk<br />
was; hij zag zijne on<strong>der</strong>danen vreugdefeesten<br />
tegen zijn overlijden gereed maaken; hij moest alles<br />
herroepen, wat hij in Hongarijën bevolen hadt;<br />
hij zag zichzelven in alle zijne politieke aanflagen<br />
befpot, en on<strong>der</strong>vondt, wat Vorsten zijn, wanneer<br />
zij alle menfehen beledigd hebben, en zich onfeilbaar<br />
verbeelden te zijn, zoo lang niemand het waagt,<br />
om hun de waarheid te zeggen.<br />
Evenwel met dit alles verdiende JOSEFUS een<br />
beter lot, dewijl zijn oogmerk bij veele on<strong>der</strong>nemingen<br />
toch goed was, alhoewel hij in de wijze<br />
<strong>van</strong> uitvoering zeer mistastte, bijzon<strong>der</strong> daar de<br />
Braban<strong>der</strong> geheel an<strong>der</strong>s behandeld moet .worden,<br />
dan de kruipende Oostenrijker, en de moedige Hongaar<br />
an<strong>der</strong>s dan de hardnekkige Boheemer. De Hongaar<br />
moest zelfs zijne moe<strong>der</strong>taal vergeten, en alle<br />
zijne grondwetten, cn volks-privilegiën verliezen.<br />
Hunne kroon, hun Palladium <strong>van</strong> Bijgeloof, werdt,<br />
fmaadlijk, door Burgcrfoldaten met geweld uit<br />
Pres-
Ï-REDRW, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 93<br />
Presburg na Weenen gebracht, en eene zaak <strong>van</strong><br />
zoo weinig betekenis bracht het gantfche Rijk op<br />
de been.<br />
De eigenzinnigheid <strong>van</strong> den Vorst, die overal<br />
eene ilaaffche Militaire regeering wilde invoeren,<br />
en de rechten <strong>der</strong> volken met voeten tradt-, veroorzaakte<br />
alle deze opfchuddingen, en al dien<br />
fmaad, dien hij in zijne laatfte dagen dulden moest.<br />
Zijne ftaats- en perfoonlijke vijanden maakten <strong>van</strong><br />
de gelegenheid gebruik, en zijne Despotieke Raadgevers<br />
befchimpten den Monarch, die alle liefde<br />
<strong>van</strong> het volk verloren hadt, en zich on<strong>der</strong> zulke<br />
omftandigheden nog in buitenlandfche oorlogen<br />
ftak. In Boheemen en Tirol fpookte het ook al, cn<br />
de Gallicicrs bevonden zich in die omftandigheid,<br />
dat zij, niets meer te verliezen hebbende, tot noodweer<br />
komen moesten tegen hunne plun<strong>der</strong>aars, die<br />
men hun <strong>van</strong> het fchuim <strong>der</strong> laagfte, domfte, cn<br />
roofzuchtigfte Weener ingezetenen toegezonden hadt,<br />
om hun land te rcgeeren. De gevolgen <strong>van</strong> dit alles<br />
waren handtastelijk vooruit te zien, en JOSEFUS<br />
ftierf te rechten tijde, om de fcheuring <strong>van</strong> alle de<br />
Oustenrijkfche Provintien voor te komen. Dit zijn de<br />
gevolgen <strong>van</strong> den ijzeren fcepter, wanneer de Despoot<br />
de Priesters niet op zijne zijde, cn het leger<br />
met buitenlandfche vijanden tc ftrijden heeft. Nog<br />
even <strong>van</strong> pasfe tradt een zachtmoedige LEÜPOED<br />
op den troon, die door toegevendheid, menschlievendheid,<br />
en grootmoedigheid, de ontftelde gemoeden<br />
bedaarde, het dreigend onwe<strong>der</strong> tegenhieldt,<br />
en middel vondt, om zich zeiven en zijne gistende<br />
Staaten tot rust te brengen. Waartegen JOSEFUS<br />
de geesfel <strong>der</strong> aarde heeten kon, indien zijne<br />
heersen-
0-4 LEVENSGESCHIEDENIS^AN<br />
heerschzuchtige ontwerpen in de uitvoering mooglijk<br />
geweest waren.<br />
Ik moet, bij deze gelegenheid, nog iet zeggen<br />
<strong>van</strong> den vermaarden Schelde - oorlog, die dezen<br />
Vorst juist weinig eere aandoet, en die bewijst,<br />
dat hij overal geern twist zocht, om zijnen Heldendorst<br />
te voldoen.<br />
Zekere Graaf PROLI uit Braband, een poghans<br />
.en windbreker, te Wimen gekomen, en eene kompagnie<br />
tot den Oostïnclifchtn handel te Triest oprichtende,<br />
vondt den Vorst KAUNITZ, den Finantie-<br />
Minister, Graaf HATZFELD, en meer an<strong>der</strong>e rijke<br />
grooten, als ook den hebzuchtigen Bankier FRIES<br />
gereed, om met hem eene Maatfchappij op te richten.<br />
Maar, deze Heeren hadden niet eens een gezond<br />
denkbeeld <strong>van</strong> zoodanigen handel. De graaf<br />
HATZFELD vraagde mij, wat ik 'er <strong>van</strong> dacht?<br />
Mijn antwoord was:<br />
Holland is in het bezit <strong>van</strong> dezen handel, wij<br />
moeten gevolglijk altijd <strong>van</strong> hen koopen. Zij weten<br />
ook altijd door hunne Correspondenten vooruit",<br />
wat wij heen en we<strong>der</strong> laaden zullen. Zoodra<br />
zij nu het minde nadeel voor hunne Comptoiren<br />
befpeuren, zullen terdond dezelfde goe<strong>der</strong>en herwaards<br />
gezonden, en met 30 percent verlies verkocht<br />
worden; dan is ons bankroet klaar. Maar<br />
zij haaien integendeel in 't vervolg de geleden<br />
fchade fpoedig dubbel we<strong>der</strong> in, omdat hunne<br />
"kas en crediet het kunnen uithouden. Bovendien<br />
behooren tot den Odstfridifehon handel ten minden<br />
8 fcheepen, om in ongelukkige toevallen de balans<br />
te houden tusfehen winst en verlies; wanneer<br />
<strong>der</strong>halven Oostenrijk met twee fchepen vaart, en<br />
'cr
FREDRIK, VRIJHEER. VAN DER TRENCK. 95<br />
er één <strong>van</strong> verongelukt, dan heeft deze handel al<br />
9<br />
een einde. Ook kende ik den Heer Graaf PROLI<br />
en zijn karakter, die zichzelven verrijken, en voor<br />
zijne Compagnons zeker Faillisfement bezorgen<br />
Zou.<br />
Doch men gaf geen acht op mijnen raad, en na<br />
2. jaaren was de vooripelling reeds vervuld. .<br />
De fchepen werden geladen, en liepen on<strong>der</strong> den<br />
naam <strong>van</strong> KAUNITZ ftout in zee. De Scheepskapitein<br />
SIMSON dreigde den Hollanclfcht Phi/ifiijnen<br />
reeds, dat hij hunnen handeltempel floopen zou,<br />
maar niemand <strong>der</strong> deelgenoten was gereed, om zijn<br />
kakebeen te geven, in gevalle SIMSON dat tot den<br />
moord gebruiken wilde.<br />
Keizer JOSEFUS zelve betrouwde 500,000 Florijnen<br />
uit de openbaare fchatkist aan dezen gelukzoeker.<br />
Thans verwachtte men de uitgelopen fchepen<br />
terug, waar<strong>van</strong> 'er één te Oostende binnen zou lopen.<br />
FRIES hadt <strong>van</strong> de tol op de Schelde gehoord.<br />
Zijne hebzucht ontwaakte, om dezelve te befpaaren,<br />
fchoon hij misfchien, voor zijn deel, geen<br />
100 gulden bedragen zou hebben. Deze kleinigheid<br />
was de bron tot den oorlog om de Schelde.<br />
Voor JOSEI US was alle gelegenheid, om met alle<br />
vrije volken aan den dans te komen, welkom. Hij<br />
nam een befluit, voordat hij de gevolgen overzien<br />
en overwogen hadt. — Nu begonnen de bedreigingen,<br />
ook werden alle oude guarantiën en vredestraktaten<br />
befpot. JOSEFUS wilde de vrijë vaart<br />
op de Schelde, alhoewel hij geen een fchip hadt.<br />
Hol-
95 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Holland bleef op zijn recht ftaan; en dreigde op<br />
de Keizerlijke vlag te zullen fchieten.<br />
De Keizer zeide dit tegen FRIES, en fcheen nog<br />
beliuiteloos. — Deze hernam.... De Hollan<strong>der</strong>s<br />
hebben .de courage niet, om op uwe Majefteits<br />
vlag te fchieten Maar, als .zij fchieten, herhaalde<br />
de Keizer... Zij fchieten, de Duivel haal<br />
mij! niet... En als zij evenwel fchieten... Dan<br />
oorlog, uw Majefteit! en geheel Holland veroverd.<br />
— De fchran<strong>der</strong>e Keizer volgde den raad <strong>van</strong><br />
eenen koopman. De Hollanden fchooten werklijk.<br />
Nu was de belediging gefchied. Nu marcheerde<br />
de armee na Holland, zelfs werden 'er reeds IP'allachifche<br />
Roovcrsbcnden tot vrijcorpfen aangeworven,<br />
om alle de Dukaaten uit Apijlerdam te haaien.<br />
Maar ach het einde was fchand en fchinrp,<br />
de oorlogskosten waren vergeefsch verfpild, het<br />
fchip <strong>van</strong> FRIES verging, voor dat het aan de<br />
Sclielde kwam, cn Graaf PROLI, de Directeur,<br />
verklaarde aan de bedrogen Maatfehappij het bankroet,<br />
zelfs zegt men in Parijs, dat de Koningin<br />
<strong>van</strong> Frankrijk de 10 millioenen guldens heimlijk na<br />
Holland gezonden zou hebben, om des Keizers<br />
eere te redden. On<strong>der</strong>tusfchen verfcheen hij zelve<br />
op het politiek Theater, als een Ufurpateur cn<br />
gevaarlijke verftoorer <strong>van</strong> de vrede, die het beiligfte<br />
va^i het ll'cstfaaljche vredestraktaat verachtlijk<br />
met voeten tradt.<br />
Toen deze oorlog om de Schelde de Weener<br />
pogcherij bezielde, en de Keizer zich reeds in Am-<br />
Jlerdam wilde laten kroonen, reed ik na Scjiouóruu,<br />
bij den Hoftuinier met naame VAN DER SCHOTT,<br />
dien ik zeer hoog achtte, dewijl hij in de daad<br />
meer
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 97<br />
meer kundigheden bezat, dan menige Staatsraad<br />
in Weenen... Toen ik binnen trad, zeide hij mij:<br />
—> Zoo even is de Keizer bij mij geweest, en<br />
heeft langer dan een uur met mij gefproken. On<strong>der</strong><br />
an<strong>der</strong>en heb ik hem gezegd, dat ik met zijn<br />
Majesteits verlof terftond na Haarlem wilde fchrijven,<br />
om nog eenige bloemcnbollen te laten komen.<br />
— De Keizer fprong <strong>van</strong> zijn floel op, zijne oogen<br />
flonkerden... Neen, hernam hij — Gij behoeft<br />
niet te fchrijven Binnen 6 weeken haal ik ze<br />
zelve met mijne Armee uit Haarlem.<br />
De Tuinier, die Holland, cn ook zijnen Keizer<br />
kende, lagchte hartlijk met zijnen ligtvaardigen<br />
veröverings- geest, en wilde hem de moeilijk,<br />
heid doen begrijpen, om zoo fchielijk te Haarlem<br />
te komen. De Vorst fpotte met hem, noemde<br />
hem een Hollandfche Patriot en domkop - en verzekerde<br />
hem op zijne eere, dat hij reeds bevel<br />
gegeven hadt, om regelrecht na Amflerdam te<br />
marchccren, en verliet hem vervolgends met misnoegen<br />
, omdat hij twijfelde, cn verftandiger was<br />
dan hij zelve cn zijne raadgevers.<br />
Zoo geweldig was deze Vorst met zijne magt<br />
en flaatkunde ingenomen; zoo hardnekkig op zijne<br />
onöpgeklaarde begrippen, en even zoo zwak<br />
in <strong>der</strong>zelver uitvoering.<br />
Op .den wezenlijk befpotlijkcn uitflag <strong>der</strong> Schelde-oorlog,<br />
die eigenlijk door den Wisfelaar FRIES<br />
veroorzaakt was, volgde fpöedig de dood <strong>van</strong><br />
dezen uitmuntenden politieken raadgever.<br />
De Keizer ontnam hem de ééne bron na de<br />
an<strong>der</strong>e, waardoor hij zijne rijkdommen verzameld<br />
hadt, omdat hij de wegen in Weenen wist te vin-<br />
IV. DEEL. G den,
98 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
den, door welken het hof tot Monopoliën, en<br />
de Ministers tot mildaadige infchiklijkheid en<br />
mishandeling <strong>van</strong> 's lands geld te bewegen zijn.<br />
FRIES overzag deze allen, en verftond de kunst<br />
om menfehen als vinken te blinden, die in zijne<br />
kooi voor hem alleen bij het hof zingen moesten.<br />
F ij was de inhaaligrte gierigaard <strong>van</strong> de wereld.<br />
Nooit verzadigd <strong>van</strong> de eere, om de rijkfte man<br />
te wezen, kocht hij zich den titel <strong>van</strong> Graaf,<br />
toen hij 4 millioencn bezat, en als hij 8 millioenen<br />
vermeesterd hadt, dan wilde hij Vorst worden.<br />
Maar hij werdt ontwaar, dat de Keizer hem<br />
allengs de bronnen flopte. Alles , wat hij bedoelde,<br />
was hem tot hiertoe gelukt. — Toen<br />
hem nu het eerfte plan mislukte; toen hij erkende,<br />
dat hij thans niet tot de 8 millioenen en <strong>der</strong><br />
Vorftenftand geraaken kon, greep hij den toe •<br />
vlucht aan , <strong>van</strong> alle hebzuchtige trotfehc fchurken,<br />
hij kocht een' drop, en verhing zichzelven<br />
in zijn eigen paleis. Dit is de waare, en in Weenen<br />
met zoo veel moeite bemantelde gefchiedenis,<br />
en het einde <strong>van</strong> den rijken wisfelaar FRIES, het<br />
welk ik <strong>van</strong> harten aan alle die genen toewenfche,<br />
die door arglistigheid, Monopoliën, en<br />
Hofgunst rijk zijn geworden. Aan den Hongarifchen<br />
Kamer - Prcfident, Graaf GRASSALKOWITZ<br />
zou ik hetzelfde einde toegewenscht hebben, die<br />
zoo menige Familie arm gemaakt heeft, opdat hij<br />
voor zijnen voor den Staat nuttelozen erfgenaam<br />
den Vorttelijken titel zou kunnen kopen. Deze<br />
man ontrukte mij en mijne kin<strong>der</strong>en eenige millioenen<br />
tegen aile de grondwetten des rijks aan,<br />
waar-
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 99<br />
waar<strong>van</strong> hij eenige, met goud, zilver, cn kostbaarheden<br />
beladen wagens , als een daadlijken<br />
'roof, dien hij nooit met 's lands kas verrekende,<br />
op zijne landgoe<strong>der</strong>en liet voeren. Geheel Hongarijën<br />
weet, dat hij een arme bedelftudent was,<br />
die nooit negotieerde, en nogthans zes milliöenen<br />
'aan zijnen erfgenaam heeft nagelaten. Deze kon<br />
hij zeker nooit <strong>van</strong> zijne bezolding befpaaren , en<br />
gevolglijk een zoo grooten fchat nooit als een<br />
eerlijk man verkrijgen. Ik zuchtte. THERESIA<br />
gaf hem verlof, om te rooven, en zijne erfgenamen<br />
zijn reeds met zulke Magnaten en Familicn<br />
verzwagerd, dat het voor eeuwig onmooglijk<br />
is, om het recht <strong>van</strong> mij en mijne kin<strong>der</strong>en we<strong>der</strong><br />
in te roepen. Wij is nu dood, en zijn zoon tegenwoordig<br />
een Vorst on<strong>der</strong> de Vorsten, die verdiende<br />
in de Hongarifche kepernek Cboerenpij) te gaan,<br />
maar die in zabelvellen gedoscht is, welke hij <strong>van</strong><br />
de goe<strong>der</strong>en <strong>der</strong> tretiêkifèkc Familie koopen kan.<br />
ik wensch hem denzelfden hemel toe, alwaar FRIES<br />
thans Dukaaten telt, en aan de erven <strong>van</strong> mijn<br />
lot eene beter gelegenheid, om te voltoojen, het<br />
geen ik uit overgedreven grootmoedigheid verzuimd<br />
heb Als de Vorst deze bladen leest, dan<br />
doe hij meer dan zijne voorva<strong>der</strong>s voor de gerechtigheid,<br />
en vervulle zijnen Vorstenpligt, wanneer<br />
ik in het graf die genen beklaag, welke voor deze<br />
rijke geprivilegieerde dieven laag bukken moeten.<br />
Keizer JOSEFOS wilde, en Keizer LEÖPOLD<br />
kon niets herdellen; en ik ben te oud, te lang<br />
mishandeld geworden, tc goed in 's werelds beloop<br />
ervaaren, te trotsch, om nieuwe kruipende<br />
G a<br />
ver*
IOO<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
verzoeken bij eenen jongen vorst te doen , die den<br />
roem zijner voorva<strong>der</strong>en niet zal beledigen, om<br />
aan eenen man gerechtigheid te laten we<strong>der</strong>vaaren,<br />
die geen leger in het veld kan brengen, en die de<br />
gelegenheid verzuimd heeft, toen hij zich kon doen<br />
gelden.<br />
Nu<br />
SEFUS.<br />
ver<strong>der</strong>s tot de Levensgefchiedenis <strong>van</strong> JO<br />
Deze Heer, die Hechts gelegenheid tot oorlog<br />
zocht, en die met heel ruw en onvoltooide talenten<br />
den grooten FREDERIK wilde nadoen, dien<br />
hij toen in een valsch licht befchouwde, liet<br />
zich des tc ligter in den Turkfchen oorlog inwikkelen,<br />
waartoe de Rmfifche Ambasfadeur te Weenen<br />
Vorst GALEITZIN het meest deedt, dien ik<br />
als. den gevaarlijkften vijand <strong>van</strong> het huis <strong>van</strong> Oostenrijk<br />
naauwkeurig gekend en beoordeeld heb;<br />
maar die evenwel 's Keizers orakel werdt, en hem<br />
in den kuil Hortte, dien de Noordfche Staatkunde<br />
voor hem gegraven hadt.<br />
FREDERIK de fcherpzinnigc zeide, wel tien jaaren<br />
geleden, tegen zijnen Staatsdienaar, die hem<br />
voor JOSEFUS ontwerpen -waarfchuwde:<br />
Men moet alles in de wereld doen, om hem nog<br />
zes jaaren vrede te laten; want als hij die heeft,<br />
dan werpt hij zijne eigene Staaten door zijne projecten<br />
zeker over hoop, en veroorzaakt overal binnenlandfche<br />
opfchuddingen...<br />
Die Hechts dezen Vorst zoo als ik kende, en ooggetuigen<br />
was <strong>van</strong> zijne bekwaamheid, karakter, en<br />
handelwijze, ziet de grootheid <strong>van</strong> FREDERIK in<br />
deze voorftelling bloot liggen. On<strong>der</strong>tusfchen vondt<br />
hij echter fchielijk goed, pm hem, toen de on<strong>der</strong>-<br />
daa-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER. TRENCK.<br />
lor<br />
daanen reeds tot mismoedigheid opgeruid waren,<br />
den Turlfclun oorlog op den hals te fchuiven,<br />
ten einde hem, gelijk ook in de daad gevolgd<br />
is, zon<strong>der</strong> moeite te verzwakken, en vervolgends<br />
te verne<strong>der</strong>en, en den Dictator te fpeelcn in Europa.<br />
JOSEFUS liet zich verleiden, brak onvoorzichtig<br />
los, en ontwierp een Operations-plan, dat zijne<br />
armee te grond hielp, zijne fchatten te niet maakte,<br />
en hem in zijne waare naaktheid vertoonde,<br />
waardoor hij alle achting, magt en bedoelden<br />
roem, en ten laatften goeden naam, eere, liefde<br />
<strong>der</strong> on<strong>der</strong>daanen, en ook het leven verloor; maar<br />
aan zijnen troons - opvolger eenen Herkules • arbeid<br />
naliet, om zijne Staaten <strong>van</strong> den on<strong>der</strong>gang te<br />
redden. Zijne veldtogten en krijgsverrichtingen<br />
bewijzen noch den held, noch den grooten man.<br />
De gefchiedenis heeft geen voorbeeld, dat ooit<br />
200,000 man, zoo verachtlijk, zoo flecht aangevoerd,<br />
en zoo werkloos op de flachtbank geleverd<br />
zijn. Maar, zoodra hij befioot, de armee te<br />
verlaaten, en de rol <strong>van</strong> Held, voor welke hij niet<br />
gefchapen noch gevormd was, aan zulke mannen<br />
over te laten, die dit handwerk in de daadlijke<br />
uitvoering verftonden , fcheen het blad om te keeren,<br />
en nu vondt FREDERIK goed, het non plus<br />
ultra te bevelen, en ook aan het verzwakte Oostenrijk<br />
wetten voor te fchrijven.<br />
Zijn ontworpen verra<strong>der</strong>lijk plan, om midden in<br />
vredestijd Belgrado tc overrompelen, hetwelk nogthans<br />
door domme fehikkingen mislukte, zal een<br />
eeuwige fchsndvlek in de gefchiedenis <strong>der</strong> volks-<br />
G 3<br />
rech-
102 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
rechten blijven Geen eerlijk man kan het rechtvaardigen,<br />
en JOSEFUS ziel ligt hier geheel bloot.<br />
Voor het overige was 'er in dezen tot heerfchen<br />
geboren Vorst een bijzon<strong>der</strong> Contrast op te<br />
merken.<br />
Hij bezat alle de gaven <strong>van</strong> geest, om een<br />
groot Regent te worden. Maar de aanleg deiopvoeding<br />
ontbrak, en hij geraakte in Hechte handen,<br />
toen hij zich zeiven wilde vormen. Nadien<br />
nu zijn temperament tot onaf hanglijkheid, tot<br />
wreedheid, tot onaandoenlijkheid reeds in zijn<br />
aangeboren aart geneigd was, — nadien hij met<br />
eene geheel bedorven natie te doen hadt, die alleen<br />
door dwang en affchrikkende ftraffen te verbeteren<br />
was; nadien hij tot alle goede veran<strong>der</strong>ingen<br />
onoverkomelijke hin<strong>der</strong>paalen vondt, nadien hij<br />
een verklaard vijand was <strong>van</strong> de geleerdheid, om<br />
dat hij 'er volftrekt geen gezond© begrippen <strong>van</strong><br />
hadt — zoo zou <strong>van</strong> hem werklijk de wreedfte<br />
Vorst geworden zijn, als hij langer geleefd hadt.<br />
• Hier en daar zag hij wel licht — maar wilde<br />
zich de moeite niet geven, om de waarheid op te<br />
delven. De denkbeelden, die hij met de moe<strong>der</strong>melk<br />
ingezogen hadt, kon hij nooit overmeesteren,<br />
omdat hem de wil ontbrak, om zijn verftand in te<br />
fpannen. Hij begon wel te zien, na te vorfchen,<br />
de priester-list te bemerken, hij wilde hervormen<br />
— maar helaas ! ftandvastigheid ontbrak , dra<br />
kwam berouw en leedwezen, cn het gewigtigst<br />
ontwerp tot heil <strong>der</strong> menfehen liep op eene ftorting<br />
uit Hij hadt den besten wil, om zich <strong>van</strong><br />
het juk <strong>der</strong> vooröordeelen zijner jeugd te ontdoen<br />
r- hij fchaamde zich, dat hij zijn voorgcfteld voorbeeld
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
TOg<br />
beeld den Grooten FREDERIK niet kon navolgen,<br />
en hij knielde heimlijk in den biechtftoel, voordat<br />
zijne beuuitenloosheid hem dwong, om zich openlijk<br />
als een' flaaf <strong>der</strong> kerk te vertooncn.<br />
Het is ook gemaklijker voor eenen Vorst, wanneer<br />
hij alles blindeling gelooft, wat Rome gebiedt<br />
te gelooven, wanneer hij goede werken voor zich<br />
door an<strong>der</strong>en laat verrichten, wanneer hij door<br />
aanneming tot zoon tot het gemeenfehappeiijk genot<br />
<strong>van</strong> alle Franciskaner, Capucijner cn monneken<br />
orden Privilegiën komt, dan wanneer hij zelve<br />
door deugdzame cn edele handelingen den Hemel<br />
verdienen moet. Het is beter, en gemaklijker,<br />
zijnen Biechtva<strong>der</strong> voor zich te laten denken en<br />
bidden, dan zelve de waarheid met moeite op te<br />
delven. Het is zeer gerustllellend, wanneer' men<br />
alle acht dagen, door de biecht, zich <strong>van</strong> alle neepen<br />
<strong>van</strong> het geweten ontdoen, en den hemel door<br />
milde aflaten koopen kan, dan, wanneer men zich,<br />
zoo als de vervloekte ketter eenen rechtvaardigen<br />
God voorftelt , en als de Atheïstifche Hellewichten<br />
alleen gelooft te leven , om, door het vervullen<br />
<strong>van</strong> alle menfehen • pligten in de aardfche broe<strong>der</strong>fchap<br />
, toejuiching en zielsrust te verdienen , en<br />
liever edel te handelen, dan onëdele fchanddaaden<br />
op rekening <strong>van</strong> boete, en de voorbidding <strong>van</strong> an<strong>der</strong>en,<br />
te bedrijven.<br />
JOSEFUS verkoos <strong>der</strong>halven het beste deel naar<br />
zijnen fmaak. En zijn gedrag op zijn ziekbed, zijn<br />
dood heeft bewezen, dat ik hem ook toen recht<br />
beoordeeld heb, toen elk <strong>van</strong> hem hoopte, dat hij<br />
het bijgeloof beteugelen, en de verlichting bevor<strong>der</strong>en<br />
zou. Ik volgde heai vier-cn-twintig jaaren<br />
G 4<br />
lang,
104 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
lang, in alle zijne flappen, met onophoudelijke<br />
waarneming. Ik zocht het vertrouwen <strong>der</strong> genen,<br />
die hem hadden opgevoed, die hem beftuurden,<br />
te winnen, en befloot mij voor altijd, zoo ver<br />
mooglijk, <strong>van</strong> hem tc verwij<strong>der</strong>en, cn ook zijne<br />
toejuiching nooit te zoeken, dewijl zijne medehelpers<br />
en werktuigen, wezenlijke menfchenvijanden<br />
moesten wezen.<br />
Van zijne reize na Rwland, bracht hij den fmaak<br />
voor de flaavenzweep en rottingflagcn mede , cn<br />
het aanfehouwen <strong>der</strong> Hongaar/che Walachiërs, maakte<br />
zijn hart niet aandoenlijker- Hij werdt daardoor<br />
aangefpoord, om zijne on<strong>der</strong>daancn, als Wallaghicrs<br />
te behandelen, en nu werden 'er ftraffen en wreedheden<br />
uitgedacht, bij welker bekendmaking alle volken<br />
ijzen zouden.<br />
Die de ellendelingen, veroordeeld, om de vaartuigen<br />
te trekken, gezien heeft, hoe zij, behalvcn<br />
de zwaare ijzers aan alle de leden, behalven den<br />
zwaaren last, nog alle hunne zieken, zoo lang zon<strong>der</strong><br />
barmhartigheid moesten medefleepen, tot zij<br />
<strong>van</strong> wormen en ongedierte opgegeten, de ziel daadlijk<br />
uitbliezen; die JOSEFUS ijslijke ge<strong>van</strong>genhuizen,<br />
cn menfehen tusfehen blokken geklemd, en vastgefmeed,<br />
in hunne eigene vuiligheid heeft zien verrotten,<br />
die den Hongaarfchen Overften Luitenant<br />
<strong>der</strong> Garde ZEKELIJ aan den Pranger te Weenen,<br />
en den Graaf POTZTATZKIJ aan de fchipsketting<br />
halfdood geflagen, heeft zien ftervcn cn verfmachten,<br />
en den aart <strong>van</strong> hunne procesfen kende , die<br />
fchuift met aandoening het gordijn toe, achter het<br />
welk de ongevoeligheid en Despotisme <strong>van</strong> JOSEFUS<br />
woedde , gezwegen alles, wat hij ftcliig v eet en<br />
z^g,
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 105<br />
£ag, omdat dc nakomclingfchap, die onmooglijk in<br />
onze tijden,'in het Christelijk Europa, voor mooglijk<br />
zou houden, en hij ontvlucht met blijdfchap,<br />
naakt, die grenzen, daar de Bastille nog niet gedoopt<br />
is , cn daar zulke fchriktoneelen nog mooglijk<br />
zijn.<br />
JOSEFUS was <strong>der</strong>halven in de daad tot wreedheid<br />
geneigd, cn zou dat eerst geworden zijn, als zoo veele<br />
mislukte on<strong>der</strong>nemingen zijn menfehenhaat gaande,<br />
en zijn hart tegen het lijden <strong>van</strong> an<strong>der</strong>en ongevoelig<br />
gemaakt hadden. Reeds in zijne kindsheid, als hij<br />
bij zijne zusters een kanarievogeltjen Icon betrappen,<br />
plukte hij het al de veêrtjcns uit , brak het<br />
de pootjens , en zette het we<strong>der</strong> leevend in zijn<br />
kooitjen. Beesten martelen, paarden opzetlijk doodrijden<br />
, honden kloppen , was zijne liefhebberij.<br />
Toen hij reeds Monarch was, ging hij te Laxenóurg<br />
's morgens vroeg om vijf uuren in de Falconerie,<br />
als de valken gevoe<strong>der</strong>d werden, en nam<br />
dan de duiven, die bedemd waren tot voedzel,<br />
leevend verkeerd in de hand, en liet ze <strong>van</strong> on<strong>der</strong>en<br />
op eten, befchouwende alle de duiptrekkingen<br />
al lagchende, en dit was zijn geliefde tijdverdrijf.<br />
Hij ging in perfoon in de ijsbjkfte ge<strong>van</strong>genisfen,<br />
gaf niemand pardon, en verzwaarde altijd hunne<br />
rampen, die hij met vermaak aanfehouwde, en<br />
zelfs nieuwe uitvondt, aan welke NERO zelve<br />
niet hadt kunnen denken. Zelfs de vrouwen, die<br />
hij tot zijne wellust gebruikte, werden bloedig gebeten;<br />
bij de haairen gedeurd; in de borsten geknepen<br />
en geklopt; foortgelijke mishandelingen verhitten<br />
zijn bloed, en maakten hem begecrigcr naar<br />
het genot. Van waare liefde, <strong>van</strong> te<strong>der</strong> gevoelen<br />
G 5 ken-
io6 LEVENSGESCHIEDENIS V A N<br />
kende hij het bekoorlPe niet. I ij fpottc met alle<br />
vrouwen, die hem meenden te beheerfchen, verachtte<br />
haar na het genot, en gebruikte ze alleen<br />
dierlijk. Hier <strong>van</strong> zou ik hon<strong>der</strong>d fchrikverwekkende<br />
en ook belagchelijke voorbeelden bekend<br />
kunnen maaken, welke de befcheidenheid terug<br />
houdt; en die zijne Levensbefchrijving niet zouden<br />
opfchikken. Maar het volgende moet ik nog, ter<br />
ophel<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> zijn karakter, openbaar maaken.<br />
Toen de Keizer FRANS onvoorziens aan eene<br />
beroerte in zijn armen ftierf, en enkel de Vorst<br />
DIETRICHSTEIN bij dit fchriklijk toneel tegenwoordig<br />
was, lag de ftervende va<strong>der</strong> in zijn linke<br />
arm, terwijl intusfehen de zoon al meesmuilende<br />
hem de neutel uit de zak nam, zon<strong>der</strong> eens zijnen<br />
dood te kunnen afwachten.<br />
Toen zijne moe<strong>der</strong> TIIERESIA ftierf, hicldt zij<br />
hem eene" zoo ernftige aanfpraak over zijn kwaad<br />
hart, dat hij zich wanhopig op den grond wierp ,<br />
weende, en rondkroop.<br />
Zes uuren na dit toneel ovcrlcedt de Vorftin;<br />
terftond begaf hij zich in 't vertrek <strong>der</strong> opper-hofmeesteresfe,<br />
die bij het voorig toneel tegenwoordig<br />
was, en zeide tegen haar met eene lagchende<br />
en fpottende houding: —<br />
„ Gravin! dat was daar voor eenige uuren een<br />
* fpectakel, dat was een gelamenteer... hebt gij<br />
wel gedacht, dat het mij ernst was?" —<br />
Hij, die in ftaat is, om bij zulke voorvallen dus<br />
tc handelen , heeft zeker geen gevoel <strong>van</strong> het edele<br />
en verhevene. En voor de waarheid <strong>van</strong> deze twee<br />
verhaalen ftcl ik mijne eer te pande.<br />
Geen vermaak, maar moordjagten waren zijn liefheb-
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 107<br />
hebber'j, bij welken hij, wel gedekt met de fpies<br />
in <strong>der</strong>vende dieren wroeten, en hunne weerloos lijdende<br />
fmerten kon hooren reutelen. Ook vermaakte<br />
hem het gevecht <strong>van</strong> ge<strong>van</strong>gen Beeren, inzon<strong>der</strong>heid<br />
als men aan de <strong>van</strong> honger woedende ' oofbecren<br />
een paard te vreten gaf, oneindig, wanneer<br />
het levend gevreten werdt, fteende, kuchte, en de<br />
oogen verdraaide. Daarom begunftigde hij in 'té-<br />
'nen de barbaarfche Beerengevechten, om zijne laagzielde<br />
IVacner-ingezetenen aan zulke fchouwfpelen<br />
te gewennen, of bij gelegenheid hen zclven zulk<br />
lot getroffen hadt. Dit was de fchoonfte fchouwpkats<br />
en leerfchool voor beulen, cipiers, kommandanten,<br />
en exerceermecsters, en doet het Nationaal<br />
karakter weinig eer aan, daar de aandoenlijke<br />
juffers zelfs in de handen klappen, wanneer een<br />
Beer het betrapte zwijn <strong>van</strong> on<strong>der</strong>en opvreet, en<br />
het jammerlijk gefchreeuw, on<strong>der</strong> Pauken en Trompettengeklank<br />
haare ooren kittelt, of als de <strong>van</strong><br />
het wilde zwijn gekwetfle en ontwijdde honden op<br />
de vechtplaats kermen. Ja, hoe wree<strong>der</strong> de jagermeester<br />
dez,e arme beesten tot den kamp uit hunne<br />
ge<strong>van</strong>genisfen met ijzere tangen laat uitfeheuren,<br />
des te fchooner behaagt de Beerenbijt.<br />
JOSEF beminde alleen de parforce jagt, wanneer<br />
het naar ontkoming fmachtende hert de tong uitftak,<br />
en <strong>van</strong> zijn Majesteits handen den doodlijken<br />
houw ontving, die zijne rampen eindigde.<br />
Rampzalig land! daar de Vorst zich verlustigt in<br />
krijg en moordjagten! JOSEF gevoelde voldrekt<br />
geene vreugde in wel te doen; de regeering werdt<br />
hem fpoedig tot een last, en dewijl hij nooit een<br />
boek las, en alle wetenfchappen, alle- verkeering<br />
met
IC-8<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
met mannen vermijdde, die fchran<strong>der</strong>er waren dan<br />
hij, zoo vondt hij overal verveeling, en zocht<br />
groote reizen en oorlog, om zich den tijd te verdrijven.<br />
Maar in den oorlog zelve was hij bang,<br />
zich werkloos verfchanfende voor eenen veel zwakkeren<br />
vijand, en alleen ,de oorzaak zijnde, dat<br />
150,000 Soldaten, door Hechte oppasfing in de<br />
Hospitalen omkwamen, die den vijand hadden kunnen<br />
aantasten, en zeker (laan. Hij was dus een<br />
flecht legerbevelhebber, een zwak wetgever, een<br />
wreed richter, en gevolglijk een ongelukkig Vorst,<br />
bij alle zijne on<strong>der</strong>nemingen, zoo dat ik hem dit<br />
Graffchrift maak:<br />
Hij on<strong>der</strong>nam wel veel, maar deedt geen één zaak af,<br />
Dan dat hij 't menschdom Hof tot luide zuchten gaf.<br />
In zijne Lijkreden, die in Weenen met goedkeu*<br />
ring gedrukt is, heb ik gezegd:<br />
„ Zijne on<strong>der</strong>daanen zouden bij zijn graf geern<br />
traanen Horten, maar 'er was geen aanpersfing op<br />
de bronnen, waaruit zij vlieten moesten."<br />
Voor 't overige hadt hij echter ook goede hoedanigheden.<br />
Hij was arbeidzaam, maar hield zich<br />
tc veel met kleinigheden onledig. Hij fcheen minzaam<br />
cn openhartig, aangenaam in gezelfchappen,<br />
maar fpotte altijd in zijn hart met alle menfehen,<br />
zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing. Hij was altijd nuchter, matig<br />
in het eten, en dronk nooit geen wijn, maar<br />
beestachtig onmatig in wellust. In 't klein gierig,<br />
hebzuchtig, maar in 't groot verkwistend, daar<br />
zijne troetelneigingen, hoogmoed , eigenrocm, en<br />
heerschzuent' voldaan werden, en ook voerde hij<br />
in 't geheim een zwart bock bij zich, waar in de<br />
naa-
'FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 109<br />
naamen Honden <strong>der</strong> genen, die hij op zijn tijd vervolgen<br />
en verdoen wilde. Zijn navolger heeft het<br />
verbrand, zon<strong>der</strong> het te willen lezen.<br />
Zijne waarlijk heldhaftige on<strong>der</strong>neming tegen de<br />
Roomfche Hiërarchie, zou hem een eeuwige eerzuil<br />
on<strong>der</strong> de grootfte mannen dichten, indien hij<br />
in de uitvoering niet gewankeld hadt. Het ijs was<br />
gebroken, de hin<strong>der</strong>paalen reeds uit den weg geruimd<br />
, de overwinning over het Bijgeloof zeker;<br />
de vrijheid <strong>der</strong> drukpers deedt reeds won<strong>der</strong>en —<br />
maar de Brabandfche Revolutie maakte hem huiverig<br />
, hij zag, dat een Despoot de medewerking <strong>der</strong><br />
Paapen nodig heeft. De Franfche Revolutie deedt<br />
hem fchrikken , de arglistige , en welon<strong>der</strong>richte<br />
Biechtva<strong>der</strong>s , fchil<strong>der</strong>den voor zijne wankelende<br />
denkbeelden, den Duivel zwart , en hij verviel<br />
zelfs in het diepde dijk <strong>der</strong> Dweeperij. On<strong>der</strong>tusfchen<br />
hadt de Staat groote fommen gewonnen,<br />
door het affchaffen <strong>van</strong> veele Kloosters, indien de<br />
Kommisfarisfcn, die hiertoe gebruikt wierden, eerlijke,<br />
belangeloze lieden geweest waren. Maar zijne<br />
onbedachtzaam aange<strong>van</strong>gen oorlogen, verkwistten<br />
dit geld dubbel, en zijne in de daad kostbare<br />
reizen , die hem noch zijn land cenig nut deeden,<br />
verijdelden alles, cn maakten de kasfen ledig. Zijne<br />
minnehandelingen kostten hem weinig, omdat<br />
hij aan heel gemeene meisjens, weinig betaalde. In<br />
Parijs en Venetië alleen, werdt hij <strong>van</strong> haar gefchoren.<br />
Daartegen brachten hem Venerifche kwaaien<br />
ten on<strong>der</strong>gang, die hem den fmertlijkden dood, cn<br />
een te vroeg graf veroorzaakt hebben.<br />
Voor 't overige was zijn wil goed, om zijn land<br />
gelukkiger, te maaken •> en alle jngeflopen misbruiken
ITO LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
ken in alle vakken te verbeteren ; maar bij deedt<br />
*I!es te overhaast, ftapelde bevelen op bevelen,<br />
bekookte de ontwerpen flecht, was te komiende<br />
in zijn overleggen, te overhaast in zijn gebieden,<br />
onbeflist in zijn gedrag, onduidlijk en dubbelzinnig<br />
in zijne uitdrukkingen, nooit met zichzelven ééns,<br />
vroeg eerst om raad, als het bevel reeds afgegaan<br />
was, dan volgden uitleggingen <strong>van</strong> hetzelve f en<br />
kort daarop de herroeping. Maar menigvuldige onduidlijkc<br />
Wetten, zijn de zekerde kenmerken <strong>van</strong><br />
éenen zwakken Wetgever. En ïiier <strong>van</strong> is zijn Wetboek,<br />
dat een Rabalist heeft moeten famenflansfen,<br />
het zekerst kenmerk en bewijs. Want ze<strong>der</strong>t deszelfs<br />
invoering, zijn de Procesfen tot in het oneindige<br />
vermeer<strong>der</strong>d ; de Advokaten en Agenten zijn<br />
rijker , en de Richters niet beter geworden. Daar<br />
is geen teugel tegen ongerechtigheid en bedrog,<br />
en alle verdrukten zuchten vergeefs. Hetgeen hem<br />
nog meer tot wankelmoedigheid beweegde , was ,<br />
zijne neiging voor lasteraars en oorblazers. Geheel<br />
We neu en Uvigartjcn was met verfpie<strong>der</strong>s, die hij<br />
betaalde , ovcrltroomd , en de eerlijkfte man kon<br />
door hen ongelukkig worden, zelfs de laagfte hoeren<br />
werden hier toe gebruikt, en in zijne geheime<br />
verkeering en omgang, vindt men noch geleerde,<br />
noch groote, of verlichte mannen.<br />
Met alle zijne betoonde ftrengheid , werdt hij<br />
veel meer bedrogen , dan iemand zijner Voorva<strong>der</strong>en<br />
, omdat alles zich vereende , om zijne ligtgeloovigheid<br />
de oogen te verblinden, en hem moede<br />
te maken, nademaal 'er zoo veelerhande ontwerpen<br />
door zijn hoofd liepen, dat hij niets grondig doordacht,<br />
alleen in 't oppervlakkige over de hin<strong>der</strong>-<br />
paa-
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. III<br />
paaien heen ftrompelde, en ook te weinig ftandvas*<br />
tigheid bezat, om een moeilijk plan ten uitvoer te<br />
brengen, en gevolglijk altijd wankelde, en befluitenloos<br />
bleef. Deze ftrijdigheid blijft altijd won<strong>der</strong>lijk.<br />
Hij fcheen een vijand <strong>der</strong> Paapen te wezen, en<br />
evenwel knielde hij voor hen in hunne Biechtftoelen.<br />
Hij liet in de Bedevaartsplaatfen de offertafelen<br />
weghaalen, en offerde zelf een paar gouden oogen<br />
te Maria-zei, toen hij <strong>van</strong> een ongemak aan zijne<br />
oogen genezen was, daar hij deze gelofte voor gedaan<br />
hadt.<br />
. Hij gaf verlof, om openlijk tegen de grove misbruiken<br />
<strong>van</strong> den godsdienst, tegen de bedriegerijen<br />
<strong>der</strong> monniken te fchrijven, en zelve badt hij daagüjks<br />
eenige Roozenkransfen, om aflaten te verkrijgen.<br />
Hij wilde de rol <strong>van</strong> eenen held fpeelen, cn<br />
waagde het nooit, om den zwakften <strong>van</strong> alle mooglijke<br />
vijanden aan te tasten, vertoonde bij alle gelegenheden<br />
een laf hart, was een geheel jaar werkloos<br />
voor Belgrado gelegerd, zag zijne beste foldaten<br />
zon<strong>der</strong> verweer bloeden, en zijn fchandelijke<br />
aftogt <strong>van</strong> Sehupaneck met zijne gewaande onverwinlijke<br />
Armee, toen hij volftrekt niets te vreezen<br />
hadt, zal een eeuwige fchandvlek in de Oostenrijkfclie<br />
krijgsgefchiedenis wezen. Hij wilde bemind<br />
zijn , en maakte magtfpreuken ; hij wilde rechtvaardig<br />
en billijk fchijnen, en ftrafte nooit onrechtvaardige<br />
Richters; hij wilde een goed huishou<strong>der</strong><br />
zijn, en verfpilde 's lands fchatteu willekeurig door<br />
eigenzinnigheid.<br />
Hij wilde de Industrie bevor<strong>der</strong>en, en heeft ze<br />
Vernietigd; hij wilde de inwendige inrichting in<br />
den
IIQ LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
den Staat verbeteren, en beledigde alle ftanden,<br />
veroorzaakte misnoegen en onrust, cn begon op<br />
een zoo ongelegen tijd den Turkfchen oorlog, waar<strong>van</strong><br />
de gevolgen alle zijne ontwerpen moesten vernietigen.<br />
Hij wilde rechtvaardig fchijnen zon<strong>der</strong> het wezenlijk<br />
te zijn; hij beloonde niet geern, en ftraftc<br />
willekeurig. Nooit gaf hij pardon, en maakte<br />
het vonnis <strong>der</strong> ongelukkigcn zwaarer, zon<strong>der</strong> inachtneming<br />
<strong>der</strong> wetten. Hij hadt natuurlijk verftand,<br />
dat hij niet wist te gebruiken; hij was bijgeloovig,<br />
en wilde den fchijn hebben, <strong>van</strong> boven<br />
vooröordeelen verheven te wezen. Kortom — hij<br />
was, in 't waare licht befchouwd, een heel bijzon<strong>der</strong><br />
man. In de daad fchran<strong>der</strong>er dan alle zijne<br />
voorzaten, maar die evenwel alles zoo in de verwarring<br />
gebracht heeft, dat de geheele omkeering<br />
<strong>der</strong> Oostenrijkfche Monarchie zou hebben moeten<br />
Volgen, indien hij Hechts een halfjaar langer geleefd<br />
hadt, en indien hij niet een' 'zachtmoedig,<br />
Dim, en arbeidzaam opvolger gehad hadt, die'<br />
nog in ftaat was, om alles te rechter tijd te bemiddelen,<br />
en de Conventie <strong>van</strong> Reichenbach te bewerken.<br />
Voords verwij<strong>der</strong>de JOSEFUS hoonende blik,<br />
en zijne bijtende fpotternij eiken menfehenkenner<br />
en Phijfionomist <strong>van</strong> alle vertrouwen omtrent hem.<br />
Zijn geheugen was fterk, hij hadt veele fprookjens,<br />
bon mots, cn bij gelegenheid toepaslijke woorden<br />
Van buiten geleerd. 's Avonds beftudeerde hij die,<br />
welke hij den volgenden dag te pas wilde brengen,<br />
om geleerd en vernuftig te fchijnen. En als Monarch<br />
wist hij het gefprek daar heen te wenden, .<br />
daar
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I13<br />
daar hij ze te pas kon brengen! om bewon<strong>der</strong>d tc<br />
worden.<br />
Elke vreemdeling, die,hem niet kende,ftondt verbaasd<br />
over zijne groote kundigheden in alle vakken.<br />
Maar die in den grond nafpoorde, en wezenlijkheid<br />
wilde zoeken, vondt enkel oppervlakte, maar<br />
in den grond een Chaos <strong>van</strong> verwarring. Dan<br />
brak hij het gefprek kort af, ten einde zijne zwakheid<br />
te bedekken. Daarom hebben ook alle zijne<br />
Projecten in 't riet moeten lopen; daarom gelukte<br />
hem de nabootzing <strong>van</strong> den grooten FREDERIK<br />
zoo kwalijk, dat hij kenners ten fpot moest ftrekken.<br />
Ik heb in de eerfte jaaren, toen ik hem nog<br />
niet kende, zeer veel voor hem gedaan, en ook<br />
gearbeid.<br />
Hij wist, dat ik bij wijlen den Landgraaf <strong>van</strong><br />
Hesfen-kasfd in credit was, en gaf mij den last,<br />
dat ik den Generaal SCHLIEFFEN, dien hij als Financier<br />
wilde gebruiken, in zijn' dienst zou trachten<br />
te brengen. Myn antwoord was: —<br />
De Landgraaf was mijn weldoener, toen hij<br />
Gouverneur in Maagdenburg was. Ik kan omtrent<br />
hem niet als een ondankbaare. fchurk handelen.<br />
Uwe Majesteit heeft mij geen gezag aan zijn<br />
Hof gegeven, en ik wil geen ipion en menfehen*<br />
dief wezen.<br />
Toen ik <strong>van</strong> Eerlijn terug kwam, wilde hij<br />
<strong>van</strong> mij de naamen <strong>der</strong> Brabandfehc en Hongaril<br />
fche Afgevaardigden weten, die aldaar befcherming<br />
zochten. Ik zeide, dat ik 'er niets <strong>van</strong> wist. —<br />
Hij geloofde mij niet, maar zag, dat ik geen<br />
IV. DEEL. H<br />
v e f.
114 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
verklikker geen verfpie<strong>der</strong> ben, en zijn oog verraadde<br />
mij, wat hij dacht.<br />
Ik zou in den Beijcrfchen oorlog, zoo als ik<br />
reeds gezegd heb, een Corps oprichten, en mijn<br />
va<strong>der</strong>land plun<strong>der</strong>en.<br />
Ik floeg dit voorftel koeltjens af, en vermeer<strong>der</strong>de<br />
zijn misnoegen. Toen ik het Berlijner jaargeld<br />
voor vijf jaaren <strong>van</strong> den tegenwoordigen Koning<br />
bekwam cn ook aannam, toonde hij mij bij<br />
alle gelegenheden ongenoegen en verachting, zoodat<br />
ik toen reeds befloten had, om zijne ftaaten<br />
voor altijd te verlaten, indien hij niet geftorvcn<br />
was.<br />
Mijne Hongaarfche reize in 't jaar 1787 en de<br />
luisterlijke wijze , op welke ik <strong>van</strong> die Natie<br />
ont<strong>van</strong>gen en geacht werd , bijzon<strong>der</strong> daar hij<br />
wist, dat ik millioenen in Hongarijcn te zoeken<br />
hadt, en dat ik in Berlijn zoo veel eer en achting<br />
vond, verdubbelde mijn gevaar bij eenen Vorst,<br />
die liever ftrafte dan beloonde, $r die bij een bebeledigd<br />
man geene zuivere burgerdeugd kon denken.<br />
Doch thans weet men overal, dat ik aan<br />
weerskanten een eerlijk man bleef, cn dat ik de<br />
neteligfte rol met eer en achting gefpeeld heb,<br />
met terzijdeftelling <strong>van</strong> alle mijne eigene voordcelen<br />
en rechtmatige bijzon<strong>der</strong>e wraak, en dat is<br />
mijn loon.<br />
JOSEFUS beminde lasteraars en verfpic<strong>der</strong>s, cn<br />
des te meer werdt hij bedrogen. Hij betaalde hen<br />
goed, en hierdoor werdt menig eerlijk man ongelukkig.<br />
Zijne vertrouwelingen waren flechts laag*<br />
ziekle kerels, met welken hij uuren lang kon praten.<br />
De vermaarde zoogenoemde IIUNDMICHL,<br />
en
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
lf£<br />
en een hoofdfpitsboef, met name GROSSING, en<br />
an<strong>der</strong>en hans gelijken, waren zijne geheime aanbrengers,<br />
die hij allergenadigst tot tijdverdrijf ranzelde,<br />
maar dan we<strong>der</strong> hartelijk kuste, en tot<br />
koppelaars gebruikte.<br />
Maar thans genoeg, ja al meer <strong>van</strong> dezen Heer<br />
gezegd, dan ik heb willen zeggen. Ik zou een<br />
gantsch deel met ongelooflijke, en mij Heilig bekende,<br />
bijzon<strong>der</strong>heden kunnen vullen. Doch ^dezebijdrage<br />
laat ik aan zijnen Levensbefchrijver over<br />
die zoo min vlijt als ik, en die min kwaade ^volgen<br />
te vreezen heeft. God dank, dat hij i n<br />
' t<br />
graf rust, de hemel late nooit <strong>der</strong>gelijke foort <strong>van</strong><br />
opperheerfchers geboren worden. Mij beeft hij<br />
met zwarte ondankbaarheid beloond, niets ^houden,<br />
dat hij mij beloofde, en ook mijnen kin<strong>der</strong>en<br />
£en goed gedaan; mijne rechten heeft hij ongetraft<br />
laten fchenden, maar mij door valfche beloften<br />
04<br />
J a a r e n<br />
j<br />
c v c n s o n t r o o f d j w d k e<br />
. k z e k e i_ ^<br />
an<strong>der</strong>e ftaaten met meer nuttigheids voor mij zou<br />
hebben doorgebracht. Voor 't overige is elk eerlijk<br />
fchrijver gerechtigd, om ten minften <strong>van</strong> doode<br />
Despoten de waarheid te fchrijven. JOSEFUS<br />
zou alle zijne landen verloren hebben, als hij langer<br />
geleefd hadt. Hij zou overal oorlog en moord<br />
verbreid hebben, indien hij het verftand en geluk<br />
<strong>van</strong> FREDERIK hadt gehad. En zulke Levensbefcjirijvers,<br />
die Vorften lafhartig vlijen, bedriegen<br />
de nakomehngfehap.<br />
Nu wil ik ook de beloofde getrouwe afbeelding<br />
<strong>van</strong> een IFcncr Juftitie-kollegie hier plaatzen, waart<br />
toe ik bewijzen en legale Documenten in handen<br />
heb. Dan zal elk Lezer, die eene rechtvaardige zaak<br />
te
IIÖ LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
te zoeken heeft, zeker met affchuw terug fpringen,<br />
en zeggen: — TRENCK, waarom hebt gij zoo lang<br />
in Oostenrijk geleefd? Daar behoort een man, als<br />
gij zijt, niet t'huis.<br />
Het judicium miïitare mixtum, een Hof, dat <strong>van</strong><br />
den Hof krijgsraad afhanglijk is, was mijn forum<br />
comjietens, omdat ik de montering droeg, en beftondt<br />
uit militaire perfonen, en Rcgeeringsraadcn<br />
of JuJIUiariên,<br />
De Prefidcnt <strong>van</strong> dit Kollegie was de Vorst<br />
KAREL LICHTENSTEIN, een edeldenkend en rechtvaardig<br />
• Heer, maar die flechts heel zelden in den<br />
Raad kwam. Bij zijne afwezendheid was Voorzitter<br />
de 3o jaarige grijsaard, Generaal FABER. een<br />
waar menfehenvriend en een eerlijk, bekwaam man.<br />
Maar hij was buiten ftaat, en zoo toegefteld door<br />
kwetzuuren, dat hij het grootfte gedeelte <strong>van</strong> het<br />
jaar door de jicht gefolterd, te bed moest leggen,<br />
gevolglijk verfcheen hij zelden. Dan zat de Generaal,<br />
Baron KAESPORN, voor, een eerlijk man,<br />
maar die de rechten niet beftudeerd hadt, en tegen<br />
de kijvende Kabulisten geen' mond qpendeedt, *>mdat<br />
hij terftond overftemd werdt. Hij zat dieiryolgends,<br />
al? een vredelievend man, werkloos in den<br />
raad, en fprak zelden tegen, omdat hij in den zeiven<br />
de eenigfte foldaat was, en ook maar ééne<br />
ftem hadt. De zoogenaamde Rechtsgeleerden of<br />
Rabulisten, waren de volgende: De Heer Regeerin'asraad<br />
ZETTO, edelman <strong>van</strong> Kronsdorf, was de<br />
woordvoercr, en eerfte Referent. Deze man was<br />
in geheel Weenen openlijk bekend als de grootfte,<br />
fpitsboef en rechtverdraaier, die lie<strong>der</strong>lijke ftreeken<br />
en falfiteiten aanrichtte, alles in het hoerenle-
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 117<br />
leven verfpilde, en vrouw en kin<strong>der</strong>en gebrek liet<br />
lijden. Doch, hij hadt een fchoone dochter, die<br />
aan den Keizer nu en dan een bezoek gaf, en daar<br />
door zat hij als Referent in 't gerichtshof. De<br />
Vorst LICHTENSTEIN , een onmatig Liefhebber<br />
<strong>van</strong> de fchoone Sexe, befchermde hem om dezelfde<br />
reden, en heeft driemaal zijne,fchulden betaald,<br />
en hem zelfs tweemaal <strong>van</strong> de galg bevrijd, om zijne<br />
ongelukkige familie te redden. Deze booze<br />
mensch regeerde toen dit gantfche Hof, dewijl hij<br />
listigheid, een goeden mond, ftijl, Juftitie-practijk<br />
in den hoogden graad bezat, en een uitmuntend<br />
Referent geweest zou zijn, als hij een eerlijk man<br />
hadt kunnen wezen. De an<strong>der</strong>e was een gewezen<br />
Auditeur, met name DEMSCHER. Deze man was<br />
niet rijk genoeg, om zijne huislijke verkwisting<br />
goed te maken; hij maakte gebruik <strong>van</strong> zijne fchoone<br />
dochter, die de Jood WETSLAR bezwangerd<br />
hadt, en ook on<strong>der</strong>hieldt. Zijn haat tegen mij was<br />
onbegrensd, dewijl hij als een Dvvceper God een<br />
offer meende te brengen, als hij mij als een ketter<br />
vervolgde. Hij was in eene rechtszaak mijn Referent,<br />
en las zijn Hefer at in den Raad voor. Het<br />
werdt goedgekeurd , en hij verwisfclde het met<br />
een an<strong>der</strong>, dat geheel drijdig was. Toen dit gedecreteerd<br />
<strong>van</strong> het opperde Hof verfcheen, erkende<br />
geen één Lid het voor hetzelfde, dat voorgelezen<br />
was. Het was fchandelijk en eerrovend tegen<br />
mij, en mijnen Agent, met naame DORFNER. Het<br />
moest ons ter hand gefteld worden. Ik fchreeuwde<br />
luidkeels om recht, en mijn Agent eischte<br />
openlijke iatisfactie. Deze verkreeg hij ook, omdat<br />
het gefchieden moest, en DEMSCHER badt hem<br />
H 3<br />
om
Il8 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
om vergeving. Maar ik verkreeg 'er geene, en<br />
het vonnis werdt tot mijn grootfte nadeel voltrokken.<br />
Thans zit deze zelfde man als Hofraad en Referent<br />
in den grooten Hof krijgsraad, en God bewaare<br />
mij, dat ik ooit bij hetzelve recht voor mij<br />
zou zoeken.<br />
In zijne plaats kwam de Regeeringsraad Baron<br />
WALDSTaTïEN. Deze man, die arm was, hadt<br />
zijne vrouw aan den zoon <strong>van</strong> den rijken Leverancier,<br />
Baron KRECHTLER genoemd, ordenlijk verhuurd.<br />
Deze on<strong>der</strong>hicklt haar cn het geheele<br />
huis, gaf den man jaarlijks óooo gulden uitfpanningsgeld,<br />
en leefde openlijk met haar als zijne<br />
maitresfe. Toen hij, twee jaaren geleden, kwam<br />
te fterven, liet hij een kapitaal <strong>van</strong> meer dan a<br />
millioenen aan het dochtertjen <strong>van</strong> deze Maitresfe<br />
na, dat drie jaaren oud was, en dat hij geloofde<br />
<strong>van</strong> zijn fabriek te zijn, hoewel het den naam<br />
<strong>van</strong> den verhuur<strong>der</strong> draagt.<br />
Of nu zulk een man , die zoo laagzield met zijn<br />
wijf woeker drijft, in den eerwaardigen richterftocl<br />
voege; of men <strong>van</strong> hem recht kan verwachten,<br />
daar hij zon<strong>der</strong> eere leeft, cn zijn eigenbaat<br />
bewezen is; dit laat ik aan het oordeel <strong>van</strong> mijne<br />
Lezers over, cn bijzon<strong>der</strong> <strong>van</strong> hem, die zijne raaden<br />
voor Juftitie - Hoven verkiest.<br />
De Secretaris in dit Kollegie, de zoon <strong>van</strong> een'<br />
listigen Advokaat, met naame Edelman <strong>van</strong> FIL-<br />
LENIÏAUM, dirigeerde het geheele Kollegie, en<br />
fprak meer in den Raad dan alle de Leden, dewijl<br />
hij met ZETTO eene gemeene zaak maakte, met<br />
hem negotieerde en al den buit met hem deelde.<br />
De
FREDRIK, VRIJHEER. VAN DER TRENCK.<br />
II9<br />
De Vorst LICHTENSTEIN protegeerde hem bijzon<strong>der</strong>,<br />
omdat zijne fchoone vrouw voormaals zijne<br />
maitresfe was. FILLENBAUM toonde aan ie<strong>der</strong>een<br />
zijnen oudften zoon met trotsheid, als eenen zoon<br />
Van den Vorst, naar wien hij volmaakt geleek, cn<br />
verzekerde, dat de Vorst als doopgetuigen hem<br />
300 Dukaten gefchonken hadt.<br />
ZETTO, de booswicht, arbeidde met hem gemeenfchappelijk,<br />
en bezorgde aan dezen flimmen<br />
Raèufist de beste voogdijfchappen, bij welken zij<br />
zich we<strong>der</strong>zijds vetmestten.<br />
Dus werdt, door ZETTO'S befchikking, ook voor<br />
mij diezelfde FILLENBAUM tot Fedeikommies-curator<br />
benoemd, die mij binnen twee jaaren, meer<br />
dan 4000 gulden uit den zak geklopt en nog driemaal<br />
zooveel fchade veroorzaakt heeft.<br />
Als ZETTO iet voor mij te refereeren hadt,<br />
dan bleef de zaak liggen, tot dat ik aan FILLEN<br />
BAUM 50 Dukaten of een kist Champagnes' ter<br />
hand Melde, om den Heer Referent tot fpoedmaking<br />
op te wekken, Vervolgends werdt de roof<br />
broe<strong>der</strong>lijk on<strong>der</strong> hun gedeeld.<br />
Hoe het armen Weeskin<strong>der</strong>en bij zulke Voogden<br />
gaat, wil ik hier met een woord verklaren.<br />
De Heer Curator doet alle jaaren zijne rekening,<br />
die hij in den Raad overgeeft. Vervolgends krijgt<br />
ZETTO die, om ze te revideeren cn verflag te doen,<br />
gevolglijk wordt de Curator altijd geprezen en<br />
door het gantfche Kollegie goedgekeurd.<br />
Een voorbeeld, dat in geheel IVeenen bekend is.<br />
Een officiers Dochter, een fchoon meisjen,<br />
ftondt on<strong>der</strong> voogdijfchap met een kapitaal <strong>van</strong> 16<br />
of 20,000 gulden. De Heer Curator was het<br />
H 4<br />
ééns
ISO<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
ééns met eenen vagebond , die zich voor eenen<br />
Graaf uitgaf, maar die eigenlijk een Montenegrijnfche<br />
roover en een verfoeilijk kerel was. ' De Heer<br />
Curator was het met hem ééns, en het Iluwlijks-<br />
Contract werdt tusfchen hen gefloten, en ook voor<br />
dc bruid werdt een groote tegenvermaking bepaald.<br />
Nu werdt deze benevens de eerlijke , moe<strong>der</strong> te<br />
Weenen voor het gerecht geciteerd. De eerwaardige<br />
Vrouw fprak tegen het huwelijk, cn eischte<br />
zekerheid voor haar eenig kind, met alle moogiijke<br />
moe<strong>der</strong>lijke welsprekendheid. — De Dochter deedt<br />
hetzelfde, wierp zich op de knië'n, en verklaarde,<br />
dat zij onmooglijk een' zoo barbaarfchen man<br />
trouwen kon. —- Niets kon baatcn — niets verwekte<br />
mededogen. ZETTO drong door, en liet<br />
huwlijk werdt gerechthjk gedecreteerd. De bruidegom<br />
ontving uit handen <strong>van</strong> ZETTO en den Curator<br />
het kapitaal, zeker niet zon<strong>der</strong> merklijke korting,<br />
en reisde ten fpoedigften met zijne vrouw<br />
na Hengarijèn'. Hier leefde hij drie maanden met<br />
haar on<strong>der</strong> vaak herhaalde flagen met de karwats,<br />
wordende in een prachtige Livrei door zijn roofgefpuis<br />
bediend. Eindelijk liet hij haar naakt en<br />
bloot, zwanger en uitgeplun<strong>der</strong>d, zitten, en vluchtte<br />
het land uit.<br />
Nu verfcheen de moe<strong>der</strong> in Weenen, fehreeuwende<br />
luidkeels om recht en ontferming; niets baatte.<br />
.Zij nam haar' toevlucht tot den Keizer. Deze<br />
zondt, volgends Wetner gebruik, de zaak ad referendum<br />
aan dietzelfde gerichtshof, daar de fchendaad<br />
gepleegd was. Men kan .zich gemaklijk voorlieden,<br />
wat dit hof berichtte, om zich tc rechtvaardigen,<br />
Dc Curator werdt gcrcchtlijk vrijge-<br />
fpro-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
iar<br />
fproken, en daardoor tegen alle klagten gedekt, de<br />
Monarch wierdt bedrogen, en wee hem, die het<br />
waagt, een gerichtshof aan te tasten. De Monarch<br />
moest hetzelve , geloof geven, cn alle verlosfing<br />
bleef verloren. De weenende moe<strong>der</strong> werdt nog<br />
bovendien als eene ftoute klageres <strong>van</strong> de pleitzaal<br />
weggejaagd, haar Request haar voor de voeten gefmeten,<br />
en de rampzalige zwangere dochter leeft<br />
thans in de diepfte ellende. Ik zelve heb haar tot<br />
haar kraambed een aalmoes gegeven. Nog nimmer<br />
!<br />
Zij hadt nog iooo gulden uitgezet, die aan den<br />
bruidegom niet terftond contant hadden kunnen betaald<br />
worden, omdat zij niet terftond konden worden<br />
opgezegd. Zij wierp zich ' op de kniè'n voor<br />
het gerecht, en verzocht om haar geld ter on<strong>der</strong>fteuning.<br />
De fnoode Curator protefteerdé hier tegen,<br />
en zeide, dat haar Doopcedul valsch, en zij<br />
nog min<strong>der</strong>jaarig was. ZETTO viel hem toe, zeggende,<br />
dat dit geld het kind toebehoorde cn niet<br />
haar. Ook kreeg zij geen penning. Dit befloot<br />
diezelfde man, die niet gezegd hadt, dat zij nog<br />
niet mondig'was, toen hij haar perfoon cn geheel<br />
vermogen aan een fchobbejak overgaf. Zoo handelt<br />
men in Weenen met Pupillen , en zulke gevallen<br />
gebeuren 'er overal menigvuldig. En dat<br />
het ergfte is, altijd worden 'er Advokaten of Agenten<br />
tot Curators en voogdijfchappen verkozen, die<br />
<strong>van</strong> de Richters protectie kopen kunnen. Ik ken<br />
eenen Agent, die 43 Curatcelen hadt, en zon<strong>der</strong> te<br />
bedriegen zijne percenten <strong>van</strong> allen trok, cn bovendien<br />
voor buitenkansjens eene goede rekening<br />
wist te maaken. Zelfs de befaamde ZETTO cn<br />
H 5<br />
FIL-
122 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
FILLENBAUM hadden eene menigte voogdijfchappen<br />
waar te nemen. Ik zelve moest nog in mijn<br />
tfofte jaar hun. Pupil zijn, en mij <strong>van</strong> zulke kerels<br />
laten chikaneeren.<br />
^ Dc overige Leden, behalven deze genoemden,<br />
in het Judicium militare mixtum, waren een oud,<br />
goed, maar altijd zwijgend Regeeringsraad, en een<br />
ecjuarius, die altijd de fchou<strong>der</strong>s ophaalde. Maar<br />
FILLENBAUM hield het Protocol en voerde de<br />
pen.<br />
Nu moet ik het volgend Proces omftandig bekend<br />
maaken, om den Monarch zeiven, in gevalle<br />
hij dit leest, dc oogen te openen. De 'Acta cn<br />
.Probata liggen in IVumn bij den Heer Hófagent<br />
VAN WEIJRAUCH, die het met zoo veel eere voor<br />
mij gevoerd, en het ook werklijk tegen het Gerichtshof<br />
gewonnen heeft. Een in Weenat nooit<br />
beleefd geval, op welks bekendmaking elk eerlijk<br />
man ijzen zal. Ik verhaal het zon<strong>der</strong> terughouding,<br />
zoo als het openlijk in de Acta bewezen is.<br />
Ik leefde toen in cle Rijksftad Aakcn met mijn<br />
huisgezin, en trok mijn jaargeld <strong>van</strong> de krijgskas<br />
in brusfel.<br />
Nu zond ik mijn vierè'ndeeljaars kwitantie, om<br />
mijn geld tc ont<strong>van</strong>gen, maar bekwam tot antwoord:<br />
Mijn penfioen was <strong>van</strong> den Hofkrijgsraad te<br />
Wecncr. gearresteerd, uit hoofde <strong>van</strong> een Wisfeb<br />
brief <strong>van</strong> 700 gulden kapitaal en 21 jaaren achterftalligen<br />
Intrest, welke ik om te betaalen gecon-<br />
' demneerd was na het voleindigen <strong>van</strong> het Proces.<br />
Nu wist ik volftrekt, dat ik aan geen mensch ter<br />
wereld iet fchuldig was, ook had ik geen woord<br />
<strong>van</strong>
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
ÏÜJ<br />
<strong>van</strong> een proces gelezen of gehoord. — Ik ken<br />
Weenen, de zaak kwam mij won<strong>der</strong>baar voor, zij<br />
kittelde tevens mijne eerliefde. Ik nam <strong>der</strong>halven<br />
extrapost en reed 130 mijlen ver na Weenen. Hier<br />
vernam ik terftond, dat zekere Agent BUSSTJ, een<br />
Handlanger <strong>van</strong> den Hofraad ZETTO, een wisfelbrief<br />
<strong>van</strong> 700 gulden, gedateerd 1753 tegen mij zou<br />
ingebracht hebben , welke aan zekeren FLEISCIIMANN<br />
ter hand gefteld was, die voor 15 jaaren wegens<br />
fchelmftukkcn cn falfiteiten hadt moeten opgehangen<br />
zijn.<br />
Het Proces was in orde bij het Judicium miütare<br />
mixtuni gevoerd geworden, en zelfs met valfche<br />
brieven uit Aaken voorzien, zoodat ik in optima<br />
firma in contumaciam tot betaalen gecondemneerd<br />
wierdt. ZETTO was in het gerecht de Referent,<br />
en lag met BUSSIJ on<strong>der</strong> éénen deken, hij zelf<br />
hadt den valfchen wisfel gemaakt, en altijd valsch<br />
gerapporteerd; hieruit ontftondt de mooglijkheid<br />
<strong>van</strong> een verkregen vonnis, hetwelk ook reeds op<br />
dezelfde wijze in den grooten Krijgsraad beves.<br />
tigd was.<br />
Men hadt nog geen voorbeeld in Weenen, dat<br />
zoodanig vonnis <strong>van</strong> een hooger en laager Gerechtshof<br />
ooit te, niet gedaan was, of zelfs tegengefproken<br />
kon worden.<br />
Ik was <strong>van</strong> mijne zaak zeker, maar eischte evenwel<br />
mijn wisfelbrief terug. Dit werdt brusk afgeftagen,<br />
on<strong>der</strong> voorwendzel, dat het vidimus mij<br />
toegezonden was; maar dat ik gezwegen hadt, nu<br />
was het eene res judicata.<br />
Ik ging tot den Keizer JOSEFUS, fchreeuwde<br />
luidkeels over openlijke fehelmftukken, en verzocht
124 LEVENSGESCHIEDENIS V A N<br />
zocht om eene volkomenc herftelling. Hij werdt<br />
boos, dat ik den Hof krijgsraad <strong>van</strong> het falfum<br />
befchuldigde. Doch, ik bleef op mijn recht ftaan,<br />
en bood mij tot openlijke Infamie aan, ingeval ik<br />
ik het niet bewijzen zou. Hier ftondt hij, en wees<br />
mij wcrklijk de mftitutto in t'htcgrum toe, mij geluk<br />
wenfehende. Nu zocht ik een Advokaat,. maar<br />
niemand wilde mij tegen twee gerichtshoven in<br />
puncio doii et falfi dienen, om zich niet gehaat te<br />
maaken. Eindelijk vond ik den eerlijken Hof-<br />
Agent WEIJRAUCH. Deze zag. terftond het bedrog,<br />
en kende de handelwijze <strong>van</strong> ZETTO, en<br />
nam het Proces op zich. Thans tradt hij in den<br />
Raad met het opftel <strong>van</strong> Revifie. ZETTO fcholdt<br />
cn lasterde, en wierp hem het gefchrift, als eene<br />
belediging <strong>van</strong> het gerichtshof, voor de voeten,<br />
ook wilde hij hem met eene bedreiging verfchrikken,<br />
dat hij in ijzeren banden bij den Provoost<br />
zou moeten zitten, in gevalle hij een zoo boos<br />
Proces op zich nam, en niet won. WEIJRAUCH<br />
bleef ftandvastig. En thans eischte hij de Recognitie<br />
- dagftelling <strong>van</strong> den Wisfelbrief en het produceeren<br />
in den vollen Raad. Nu wist men, dat ik<br />
vrouw en kin<strong>der</strong>en in Aaien hadt, en gevoHijk<br />
Uit hoofde <strong>van</strong> de verbaazende onkosten in Weenen<br />
niet kon blijven. Daarom gebeurde eerst na zes<br />
weeken, hetgeen in eene zoo dringende zaak binnen<br />
drie dagen hadt behooren gedecreteerd te worden.<br />
Ik verfcheen zelf, maar in plaats <strong>van</strong> den origineelen<br />
Wisfelbrief verfcheen enkel de gevidimeerde<br />
kdptj uit het Registratuur.<br />
In het vervolg <strong>van</strong> djt_ Proces is in de Acia en<br />
Prcbata bewezen , dat de omgekochte Registrator<br />
werk-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I&5<br />
werklijk een valsch vidimus uitgevaardigd hadt.<br />
Dit werdt legaliter beweerd, maar bleef in het<br />
vonnis onaangeroerd.<br />
Nu drong 'mijn Agent aan op het wetlijke produceeren<br />
<strong>van</strong> den oorfpronglijken Wisfelbrief, om<br />
het falfwn te bewijzen. Dit hadt terflondt behooren<br />
te gefchieden, maar ZETTO deedt deze dagftelling<br />
nog twee maanden verfchuiven. De klaager<br />
verfcheen niet. We<strong>der</strong> een uitftel <strong>van</strong> zes weeken.<br />
Eindlijk volgde dit produceeren.<br />
Op 't eerfte gezicht-ontftelden alle de Rechters.<br />
De Wisfelbrief was op drie plaatzcn in de datum<br />
en de fom zoo gefchrapt, dat het papier vol gaatjens<br />
was.<br />
Van on<strong>der</strong> ftondt eene vreemde hand, welke aantekening<br />
deedt <strong>van</strong> de ont<strong>van</strong>gen interesfen in October,<br />
1754. Een Paap, een Weener Biechtva<strong>der</strong>,<br />
zwoer een' eed, dat hij 'er zelfs bijgedaan hadt,<br />
toen ik het geld geteld hadt. En mijn Agent bewees,<br />
dat ik op den tijd dezer ou<strong>der</strong>tekening reeds<br />
vijf maanden in de ge<strong>van</strong>genis te Maagdenburg gezeten<br />
hadt. Als men den Wisfelbrief tegen het<br />
licht hieldt, zag men duidlijk, dar het mijn Wisfelbrief<br />
was <strong>van</strong> 100 gulden, daar men 7 <strong>van</strong> gemaakt<br />
hadt. Het gefchreven ééntal was 'er nog te<br />
herkennen, en de zeven was 'cr boven gezet, en<br />
de eigenlijke datum was 1751. hetwelk ook met<br />
het rekenboek <strong>der</strong> Adminiftratie, dat mij voorgelegd<br />
werdt, overëenftemde, alwaar de Wis fel aan<br />
FLEISCHMAN met 100 gulden betaald was. Dit alles<br />
vertoonde zich zon<strong>der</strong> tegenfpraak openbaar in<br />
de eerfte Comm'isfie. Elk zeide nu — de Wis fel is<br />
'vervakscht, nul en <strong>van</strong> geene waarde. — Doch hier<br />
be-
12(5 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
begon nu ZETTO met alle wel Sprekendheid te peroreeren,<br />
en beweerde, dat de zaak te géwigtig was<br />
om zoo volftrekt de Richters <strong>van</strong> eene dwaling tc<br />
befchuldigen. BUSSIJ, door hem te vooren on<strong>der</strong>richt,<br />
boodt aan, om getuigen bij te brengen, en<br />
'er werdt gedecreteerd, dat die gewigtige zaak in<br />
een formeel proces zou gebracht worden. Hierdoor<br />
hoopte ZETTO tijd te winnen, dewijl hij<br />
wist,dat ik niet in Weenen blijven kon, en met den<br />
Agent geloofde men, door nieuwe falfiteiten wel te<br />
recht te zullen komen.<br />
Wat was 'er nu te doen? Ik moest mijnen Agent<br />
volmagt geven, en onverrichter zaken naa /laken<br />
reizen, nadat ik acht maanden lang mij om dit Proces<br />
in Weenen opgehouden hadt. Doch de fchandelijke<br />
Proccduuren <strong>van</strong> het Hof zijn zichtbaar,<br />
daar 'er acht maanden verliepen, eer de eerfte da^ftelling<br />
tot ftand kwam.<br />
De neutel <strong>van</strong> dit raadzel "is eigenlijk deze:<br />
Toen ik in 't jaar 1754 die ongelukkige reize na<br />
Dantzig deed, liet ik in Hongarijcn<br />
mijne fraaie<br />
Equipage en alle mijne fchriften bij het Regiment<br />
Maar toen ik na tien jaaren terug kwam, vondt ik<br />
flechts nog éénen Lieutenant in 't leven; Overfte,<br />
Kwartiermeester,<br />
en alle mijne kamcraaden waren<br />
dood of uit den dienst. Nooit heb ik kunnen<br />
te weten komen, waar mijne Equipage gebleven<br />
was Mijne fchriften waren na Weenen<br />
aan den Hofraad HUTTNER gezonden. Maar deze<br />
wilde 'er volftrekt niet <strong>van</strong> weten.<br />
Uit mismoedigheid<br />
verliet ik Oostenrijk, en leefde 14 jaaren<br />
in 4***»» zoo als reeds in mijne Gefchiedenis<br />
verhaald is. Nu moeten mijne fchriften, bij geval<br />
,
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I27<br />
val, of door ftreeken, in ZETTO'S handen geraakt<br />
zijn. Hier vondt hij den Wisfelbrief <strong>van</strong> 100<br />
gulden, dien ik vergeten hadt te verfcheuren, en<br />
pleegde nu die falüteit, maakte zich mijne afvvezendheid<br />
ten nutte, gebruikte tot zijn medewerktuig<br />
den Agent BUSSIJ, die hem moest opëifchen,<br />
hij zelf was referent, en hadt het gantfche fchehnftuk<br />
gefpeeld, om den buit met hem te deelen.<br />
De Acten zelvcn bewijzen dit duidlijk, en toen de<br />
aanllag mislukte, moest BUSSIJ voortgaan, om den<br />
Collega niet te verraaden.<br />
Nog is dit merkwaardig:<br />
Toen ik in Maagdenburg in arrest zat, werdt<br />
'er per cdiclum ad vahas gepubliceerd, dat allen,<br />
die wat <strong>van</strong> mij te vor<strong>der</strong>en hadden, binnen jaar<br />
en dag, Sub pana praclufi z\z\\ moesten aanmelden.<br />
Maar deze Wisfelbrief is niet voorgekomen, gevolglijk<br />
was hij eo ipfo geannulleerd, en volftrekt<br />
niet meer te eisfehen, als was hij ook niet vervalscht<br />
geweest. Ook zou de bezitter geen 21<br />
jaaren gewacht hebben.<br />
Nu moest ik vertrekken, en het Proces werdt<br />
fchriftlijk voortgezet. Drie jaaren verliepen 'er,<br />
in fpijt <strong>van</strong> al den ijver <strong>van</strong> mijnen Agent; duizend<br />
Chikanes vielen 'er voor, om het eind tot<br />
in eeuwigheid te rekken, en 'er werden geheeie riemen<br />
papier vol gefchreven, zichtbaar valfche eeden<br />
gedaan, en alles aangewend, om het mij moede te<br />
maaken. Eindelijk was ZETTO in den Raad opgetreden,<br />
en hadt verklaard, de zaak was nu rijp tot<br />
vonnisfen, en ik hadt ftoutlijk over onrecht geklaagd.<br />
Maar de Prefident, Generaal<br />
FABER, was een<br />
eer-
tüB<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
eerlijk man, en zag het geheele bedrog duidlijk.<br />
Hij gaf dan bevel, dat, dewijl de Monarch hem<br />
deze zaak als bijzon<strong>der</strong> gewigtig opgedragen hadt,<br />
de Acten vooraf bij alle de Raadcn rond moesten<br />
gaan. Hier door won hij tijd, dat ik ten fpocdigften<br />
na Weenen komen, en de ftreken <strong>van</strong> ZETTO<br />
tegengaan kon , dewijl hij zoo grootmoedig was,<br />
dat hij mij <strong>van</strong> het gevaar kennis gaf. Ik fpoedde<br />
<strong>der</strong>halven voor de tweede keer na Weenen, en<br />
vondt dc bewijzen door den Agent WEIJRAUCH<br />
aangehaald, zoo klaar, dat mijne overwinning niet<br />
misfen kon. Mijne onverwachte komst onthelde de<br />
bedriegers ; ik deed al wat ter wereld mooglijk<br />
was, om de zaak te doen fpoeden, en nu hieldt<br />
ZETTO zijn referat nog vier maanden achter.<br />
Eindlijk volgde de uitfpraak:<br />
Ik, was <strong>van</strong> den eisch ontflagen, omdat de eifcher,<br />
geduurende zijn arrest, zijn tijd verflapen<br />
hadt.<br />
Tegen dit vonnis protedeerde ik plegtig, hetgeen<br />
de Richters reeds op den eerden dag dés eisch<br />
wettig hadden behooren tc doen; ik verklaarde,<br />
dat ik <strong>van</strong> dit recht volftrekt geen gebruik voor<br />
mij maaken en dat ik betaalen wilde, ingevalle men<br />
mij bewees, dat ik de 700 gulden ooit ont<strong>van</strong>gen<br />
had. Dus eischte ik uitdruklijk het vonnis ex capita<br />
doti et falfe, dewijl beiden in de Aeta bewezen<br />
was.<br />
Ik ging bij den Monarch, en verhaalde hem het<br />
gebeurde. Hij wenschte mij geluk met de roemrijke<br />
overwinning. De groote THERÈSIA wenschte<br />
mij ook geluk, en vraagde, hoe de Falfaris<br />
SUSSIJ gedraft was? dewijl alles eigenlijk bp hem,<br />
.' •»-<br />
* en
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 129<br />
cn op ZETTO alleen het vermoeden viel. Ik antwoordde<br />
— Dit was des Richters en niet mijne<br />
zaak. — De Vorstin prees mijne gematigdheid, en<br />
fcheen. medelijden met mij te hebben. Maar dienzelfden<br />
dag vondt mijn partij protectie door eene<br />
kamerjuffer, en verkreeg dit Decreet:<br />
H Den Agent BUSSIJ wordt Appel en Revifie<br />
„ <strong>van</strong> dit Proces bij hooger ïnftantie toegedaan,<br />
„ ook zal dezelve, uk hoofde <strong>van</strong> zijne armoe-<br />
„ de <strong>van</strong> alle Tax- én gerichtskosten vrij zijn."<br />
Nu begon het Proces <strong>van</strong> voren af. Ik moest<br />
we<strong>der</strong>, onverrichter zaken, met zwaare kosten na<br />
huis reizen, en deze handel duurde nog 14 maanden.<br />
Toen kwam ik voor de <strong>der</strong>de keer te Weenen.<br />
Het vonnis werdt uitgefproken. Ik won het<br />
Proces, het eerde vonnis werdt te niet gedaan, en.<br />
het arrest <strong>van</strong> mijn penfioen opgeheven, dat vijf<br />
jaar lang achtergehouden was, zon<strong>der</strong> dat iemand<br />
vroeg , of ik met mijn kin<strong>der</strong>en iet had, om <strong>van</strong><br />
te leeven, D,e Agent BUSSIJ ging voort, en nam<br />
de vlucht uit Weenen, en dit Proces over 700 gulden,<br />
hetwelk ik won, kostte mij, met de reiskosten<br />
bij de 4000 gulden. Zoo voert men procesfen in<br />
Weenen. ZETTO was nu bekend, maar werdt niet geftraft,<br />
en als ik niet zoo ijverig gearbeid, en zoo<br />
veel on<strong>der</strong>deuning bij eerlijke lieden gevonden had,<br />
dan zou ik gewis eer en geld verloren hebben tegen<br />
twee gerichtshoven, die tegen mij verdoord<br />
waren. On<strong>der</strong>tusfchen maakte deze zaak in Weeven<br />
veel gerucht. Maar dc Richters, die ik openlijk<br />
befchaamd had, werden alle mijne fnoodde<br />
vijanden, cn hunne opvolgers zijn zulks nog, dewijl<br />
'er nog altijd cenigen <strong>van</strong> de oude Leden bij<br />
IV. DEEL. 1 2it-
130 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
zitten, die ik te fchande gemaakt heb, en deze<br />
fchaamen zich, dat zij toen ten ontijde gezwegen, en<br />
zelfs openbare onrechtvaardigheid met open oogen<br />
door de vingers gezien hadden. Men gaf mij den<br />
titel <strong>van</strong> een onrustigen geest, die zich verftoutte,<br />
geheele Gerichtshoven aan te vallen, en ZETTO<br />
bleef nog 13 jaaren lang Referent in hetzelfde<br />
Kollegie.<br />
Deze nu zocht en vondt wraak. Hij verordende<br />
mij, om mij te plagen, een Fiedeicommies• curator,<br />
waartoe hij den Secretaris Edelman <strong>van</strong> FIL<br />
LENBAUM verkoos, die in alle <strong>der</strong>gelijke gevallen<br />
zijn getrouwfte medearbei<strong>der</strong> was. Deze fchelmen<br />
hebben mij ook in 't vervolg zoo barbaarsch gefchoren,<br />
zoo grof mishandeld, dat elk, dien alles<br />
bekend was, over mijn geduld verbaasd zou moeten<br />
ftaan. Men kent mij, God dank! in geheel Europa,<br />
nu oordeele men, hoe ik te moede was,<br />
toen een fchavotwaardige fchelm, die ook in 't<br />
vervolg wcrklijk in een tuchthuis geftorven is,<br />
magt kreeg, om een man als ik eenen Curator te<br />
bezorgen, die niet beter was dan hij, en het gantfche<br />
Gerichtshof zeide op zulke fchandlijkhcden<br />
ja en amen.<br />
Kort daarna floeg de hagel mijne velden tweemaal<br />
«reheel ter ne<strong>der</strong>. Ik kon dus de contributie niet<br />
betaalen, het bovengemelde Proces hadt mij uitgeput,<br />
en ik eischte <strong>van</strong> mijn eigen geld óooo gulden<br />
tot betaaling <strong>van</strong> het landhuis.<br />
Maar ZETTO en zijn Confoortcn, bijzon<strong>der</strong>de<br />
Heer DEMSCHER. , decreteerden: — Ik was een<br />
moedwillig doorbrenger <strong>van</strong> het goed <strong>van</strong> mijne<br />
kin<strong>der</strong>en, en het gerecht verordineerde mij de Scqües-
FREDRIK, VRIJHEER VAK DER TRENCK. 131<br />
questratie. Bijna was ZETTO beftemd, om als<br />
mijn Scquester benoemd te worden, toen ik middel<br />
vond, om te betalen met 30 percent verlies,<br />
en dus de aanfiagen <strong>van</strong> die booswichten verijdelde,<br />
om mij door aanhoudende Chikanes verdrietig<br />
te maaken, en eindelijk geheel het land uit te<br />
drijven.<br />
Hemel! hoe vreeslijk zijn uwe oordeelen in die<br />
Wecncr Juftitie - Kollegien. Ik fprak on<strong>der</strong> vier<br />
oogen met den waardigen Lieutenant Vcldmaarfchalk<br />
FABER vertrouwlijk, die den Kerel heelwel<br />
kende, en mij zuchtend ten antwoord gaf —.<br />
Lieve TRENCK! Ik mag niet fpreken. De Monarch<br />
wil het zoo hebben. Maar zeg hem, dat hij<br />
mij moet vraagen, on<strong>der</strong> wat fchelmen ik in den<br />
Raad zit, dan zal hij de waarheid naakt en bloot<br />
te weten komen.<br />
Het zelfde antwoord gaf mij de Krijgsprefident,<br />
de eerlijke Veklmaarfchalk IJADDICK.<br />
De Vice-prefident, Generaal Graaf CARAMELEB,<br />
was mijn vriend. Ik vraagde hem, hoe hij, bij<br />
zoo grove mishandelingen, in den Raad zwijgen,<br />
en de onrechtvaardigfte vonnisfen tegen mij goedkeuren<br />
kon? Zijn antwoord was: — Mijn lieve<br />
TRENCK, ik fpreek in den Raad nooit voor, maar<br />
altijd tegen u, opdat niemand merke, dat ik uw<br />
vriend ben. Zoo fprak een Italiaan, die alleen<br />
voor zijnen buik leefde, en nogthans prefideerde.<br />
Nu moet ik nog een <strong>der</strong>gelijk Proces bij dit<br />
Judicium mjlitare verhaalcn, dat mij zeiven gebeurd<br />
is,'dat ie<strong>der</strong> een in IVccncn weet, en evenwel<br />
geen eerlijk man in ftaat was te bemiddelen.<br />
Ik draag het zoo voor, als het openliik bewezen<br />
i *<br />
is,
ï$1 LEVENSGESCHIEDENIS V A N<br />
is» en de beste Vorst, de Grootmoedige LEÖPOLD,<br />
het niet veran<strong>der</strong>en kon. Hier is het, tot fchande<br />
<strong>van</strong> het IVcsner Juftitie - weezen, getrouw, volgends<br />
de Acten, en zon<strong>der</strong> achterhouding.<br />
Ik kocht in 't jaar 1787 de Heerlijkheid Zwerbach<br />
in Ne<strong>der</strong>' Oostenrijk, en hadt die met de verkoopfter<br />
bedongen voor 47000 gulden.<br />
Nadien nu mijne bezitting met geweld Fideïcommies<br />
gemaakt wierdt, om mij des te meer te<br />
kluisteren , en ik nog fteedson<strong>der</strong> de Jurisdictie <strong>van</strong><br />
het Judicium milïtare mixlum ftond,Ipeelde ZETTO zijr<br />
ne rol zoo, dat de door hem gekozen Collega, een<br />
man <strong>van</strong> gelijke munt,bevel kreeg, om dit koopcontract<br />
als Curator te fluiten. Terftond ontving de verkoopfter<br />
51,000 gulden, en gevolglijk5000 gulden<br />
meer. Dezen werden on<strong>der</strong> hen gedeeld," maar ik<br />
moest zwijgen, an<strong>der</strong>s zou de gantfche koop, daar<br />
ik zoo op gefield was, tc niet geweest zijn. Ik<br />
moest bovendien deswegens negen maanden in<br />
Weenen met groote kosten leevcn, dewijl ZETTO<br />
en FILLENBAUM mij gefchenken uit den zak wrongen<br />
; en elk Referat gekocht moest worden.<br />
Als men in Oostenrijk eene .heerlijkheid koopt,<br />
dan blijven 'er altijd eenige duizend gulden als<br />
on<strong>der</strong>pandgelden terug, in gevalle men binnen<br />
twee jaaren iet vindt, dat met de Conditiën cn<br />
opgave niet overeenkomt, en dat gevolglijk niet<br />
verkocht kon worden. Dus blecven 'er 3000 gulden<br />
op Zwer bach ftaan-<br />
Naauw had ik dit goed aanvaard, of dc Verwaller<br />
vondt eene foort <strong>van</strong> lasten in de boeken <strong>der</strong> on<strong>der</strong>danen<br />
aangefchreven, die <strong>van</strong> den Landsvorst<br />
verboden waren, tc eifchen; deze bedroegen on<strong>der</strong><br />
den
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
I33<br />
den Titel: genoemde lasten, 300 gulden jaarlijks,<br />
gevolglijk 'een kapitaal <strong>van</strong> 7500 gulden, 'dat de<br />
verkoopfter mij vergoeden moest.<br />
Nu zond ik de boeren zeiven na het Kreitsambt,<br />
om deswegens over mij tc klaagen, en het betaalen<br />
dezer genoemde lasten te weigeren. Dit velde<br />
vonnis, dat zij die voortaan niet meer behoefden<br />
te betaalen. Nu reed ik na Weenen, nemende den<br />
Verwalter mede, en verfcheen met mijnen Agent<br />
DORFNER voor het Judicium milUare mixtum, hier<br />
droeg ik de zaak voor, en eischte vergoeding <strong>van</strong><br />
de verkoopfter.<br />
De eerfte pljgt <strong>der</strong> Richters zou nu, volgends<br />
de wet, geweest zijn, de verkoopfter te gelasten,<br />
dat zij mij fchadeloos fteldc, en het Proces met<br />
de boeren voerde. Maar men deedt ons heengaan,<br />
en FILLENBAUM kreeg last, om, als Curator, dezè<br />
zaak uit de wereld te maaken: deze kon nu, uit<br />
vreeze <strong>van</strong> door haar verraaden te worden, niet<br />
ageeren, daarüm hieldt hij de zaak drie jaaren lang<br />
lleepende, en liet mij in contumaciam bij de Regeering<br />
condemncren, omdat ik den tijd <strong>van</strong> twee<br />
jaaren, in de wetten bepaald, verzuimd en te laat<br />
geklaagd had. Nu fpoede ik mij na Weenen, en<br />
verfcheen voor het gericht, alwaar ZETTO het<br />
woord voerde, hier droeg ik voor, dat ik in het<br />
eerfte jaar na den koop deze zaak reeds gerechtlijk<br />
gemaakt had, en verzocht om een voorfchrijvingsbrief<br />
aan de Regeering, met het getuigenis, dat<br />
ik niets verzuimd had, en gevolglijk ex capiie contumaciae<br />
niet kon gecondemneerd worden. Maar laas!<br />
de rechters kceken ZETTO aan; deze loochende de<br />
commisfie geheel, cn zeide, dat ik nooit over de-<br />
I 3<br />
ze
134 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
ze zaak voor liet Gerecht verfchecnen was; de<br />
leden zwegen, cn ik werd afgewezen.<br />
Mijn Verwater boodt eenen eed aan, dat hij<br />
wezenhjk op dezen dag de zaak aangediend, en dat<br />
partij Advokaat GORGAN hem en mij, en den<br />
Agent DORFNER, in een volle commisfie tegengeftaan,<br />
en ook 2000 gulden tot een vergelijk aangeboden<br />
hadt. Het baatte niet, de Rechters lieten<br />
het nazoeken, maar FILLENBAUM en ZETTO, die<br />
het Protocol hielden, hadden dit geftolen, en de<br />
gantfche commisfie werdt geloochend.<br />
Ik haaste mij na mijnen Agent DORFNER, die<br />
hier bij in 't werk geweest was, en vor<strong>der</strong>de zijn<br />
getuigenis <strong>van</strong> hem. — Maar laas! 'deze gaf ten<br />
antwoord. — Lieve Baron TRENCK ! ik heb wel<br />
bewijzen in handen, dat deze dagvaarding werklijk<br />
gefchied is, maar God bewaare mij, om de waarheid<br />
tegen dit wraakzuchtig Gerichtshof te getuigen;<br />
ik zou mij alles ten vijand maaken, en alle<br />
mijne volgende Procesfen cn Curatelen verliezen.<br />
Zoo gaat het in Wcc?isn met dc heilige Juftitie.<br />
Ik verloor dus niet alleen deze 300 gulden jaarlijkfche<br />
inkomften <strong>van</strong> mijne on<strong>der</strong>danen, die ik<br />
met 7500 gulden kapitaal betaald had, maar moest<br />
ook voorleden jaar aan de verkoopfter dc 3000<br />
gulden pandgelden, met intresten en kosten, tot<br />
7000 geilden contant bij executie cn panding betalen;<br />
gevolglijk verloor het Fideicommies wezenlijk<br />
7500 gulden, waarvoor eigenlijk de Fideicommies<br />
- curator hadt behooren te zorgen cn te waaken;<br />
maar hij bleef door de Protectie <strong>van</strong> het<br />
Gerichtshof ongeftraft. On<strong>der</strong>tusfchen was ZETTO<br />
door an<strong>der</strong>e fchelmftukken eindelijk ter ftraffe gebracht<br />
,
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I35<br />
bracht, cn fterf in het tuchthuis met den bezem in<br />
de hand. Ik heb door hem ten minden 15000 gulden<br />
fchandelijk verloren, ik ben twaalf jaaren lang<br />
barbaarsch <strong>van</strong> hem gefchorcn, en dit zou ik niet<br />
on<strong>der</strong>gaan hebben, als de Vorst hem, bij het eerfte<br />
Proces, toen hij dien vaifchen wisfelbrief tegen<br />
mij gefmeed hadt, naar de wet hadt willen<br />
laten ftraffen. On<strong>der</strong>tusfchen hadden deze Gerichtshoven,<br />
die zich beledigd hielden, mij uitgefchreeuwd<br />
als een onrustig mensch, die de geheiligde<br />
Juftitie-Collcgicn gelasterd hadt,cn eeuwige<br />
vervolging zou mij drukken, indien ik langer in<br />
Oostenrijk wilde woonen. Niettegenftaande dit<br />
Collegie tegenwoordig met eerlijke mannen bezet<br />
is, evenwel kleeft de door mij openlijk bekend gemaakte<br />
fmaad hetzelve aan, en een of twee <strong>der</strong> oude<br />
leden, die ten ontijde zweegen, de fchou<strong>der</strong>s<br />
ophaalden, en aan ZETTO en FILLENBAUM de geheele<br />
directie overlieten, hebben altijd reden, om<br />
mij voor altijd te doen zwijgen.<br />
Nu verfcheen voorleden jaar het laatfte fchandlijk<br />
Toneel in deze zaak. De verkoopfter drong op haare<br />
betaaling trapswijze op de Execiaie aan. — Hier<br />
bij toonden de Landrechten den hoogstmooglijken<br />
graad <strong>van</strong> hunnen haat tegen mij. Ie<strong>der</strong> een wist,<br />
dat Zwerbach, voor 51,000 gulden gekocht, mij<br />
met alle de onkosten benevens de terftond betaalde<br />
Leenmanfchap omtrent 60,000 gulden kostte.<br />
Men wist bij het Landhuis, volgends luid <strong>van</strong> het<br />
Geregristeerde contract, dat mijn goed op de waarde<br />
<strong>van</strong> 80,000 gulden verpacht of verhuurd was,<br />
en nogthans werdt, wegens 3000 gulden pandgeld,<br />
«ene gerechtlijke fchatting gedecreteerd, cn niette -<br />
I 4<br />
gen-
Ï3 6 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
genftaande al mijn protefteercn, reeden twee koetzen<br />
met een extrapost en Kommisfitrisfen na buiten,<br />
en teerden daar zes dagen heerlijk voor mijne rekening<br />
, maakende mij 400 gulden moedwillige onkosten,<br />
die mijne vrouw benevens 7,200 gulden,<br />
aan de ftout executcerende verkoopfter in contant<br />
geld bctaalen moest. Dit heet in Weenen gerechtigheid.<br />
Dergelijke gevallen heb ik daar wel twintig<br />
aan mij zeiven beleefd en moeten dulden. Ik<br />
fchreuwde luidkeels, ik fchreef vrij, ik noemde<br />
zelfs eenige Geprivilegieerde Hechtsverdraajers bij<br />
naame. Die verbitterde den grootenhoop, cn ik<br />
leefde ze<strong>der</strong>t 43 jaaren in fteeds duurende worfteling<br />
met het fchuim <strong>van</strong> het mcnschlijk gebroed.<br />
Het Tweede en <strong>der</strong>de Deel <strong>van</strong> mijne Levensgefchiedenis<br />
heeft, zon<strong>der</strong> verfchooning en getrouw,<br />
verhaald, hoe en waardoor ik eenige milliocnen<br />
rechtmatig erfgoed in Hongarijen verloren<br />
heb, als ook <strong>van</strong> wien ik in Weenen geplun<strong>der</strong>d,<br />
en ook driemaal verraden, en in Dantzig door de<br />
Keizerlijke Staatsdienaaren verkocht ben. De Cenfuur<br />
weigerde het drukken toe te laatcn, maar<br />
Keizer JOSEFUS geboodt, dat alles, wat ik met ac*<br />
ten cn bewijzen kon ftaaven, zon<strong>der</strong> vertoef kon<br />
gedrukt worden. Dit is gefchied, en nog heeft<br />
niemand eenige voldoening <strong>van</strong> mij geëischt, in tegendeel<br />
hebben twee Referenten, met de diepfte<br />
verzekering <strong>van</strong> hunne verpligting, mij bedankt, dat<br />
ik hen in mijne fchriften gefpaard, en niet genoemd<br />
heb. Zoo denken, zoo handelen de Weemr?<br />
Juftitiarisfen.<br />
Ik wil hunne fchande bedekken, maar moet nog<br />
twee
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 13?<br />
twee voorvallen, die mij zoo bitter getroffen hebben,<br />
verhaalcn.<br />
Ik had in Aakcn een Proces met den Postmeester,<br />
die mij bedrogen hadt, cn ik appelleerde aan<br />
den Rijkshofraad te Weenen. Dc Graaf GRSVE-<br />
NITZ kreeg last, om te berichten; deze was omgekocht<br />
, cn fchreef aan den Postmeester : dat<br />
zijne zaak wel zeer verdacht was, maar dat hij<br />
hem beloofde, dat hij zijn bericht zoo lang zou<br />
laten liggen, tot ik het Proces moede was. De<br />
loop <strong>van</strong> behandeling is in dit Rijksgericht het volgende<br />
:<br />
Uit hoofde <strong>van</strong> de verbazende menigte <strong>der</strong><br />
Rijksprocesfen wordt aan eiken Hofraad een bepaald<br />
getal <strong>van</strong> dezelven toegedeeld. Ie<strong>der</strong> heeft<br />
zijne week, om op zijn beurt verflag te doen, gevolglijk<br />
komt alle <strong>der</strong>tien weeken de beurt aan<br />
hem; dan hangt het meest-al <strong>van</strong> zijne willekeur<br />
af, welk Proces hij bij dc hand nemen, of liggen<br />
laten wil.<br />
Wanneer ik nu eene onrechtvaardige zaak heb,<br />
of in posfesfie <strong>van</strong> een an<strong>der</strong>s goed ben, dan betaal<br />
ik aan mijnen Referent jaarlijks eene bepaalde<br />
fom, zoo lang hij belooft, mijn proces niet te<br />
zullen opvatten, of ik krijg door protectie <strong>van</strong> hem<br />
verzekering, dat mijn Proces zoo lang duuren zal,<br />
als hij leeft.<br />
Dit is eigenlijk de oorzaak, waarom bij dit Gericht<br />
een Proces 100 of 200 jaaren duurt, zon<strong>der</strong><br />
uitgefproken te worden. De erfgenamen <strong>van</strong> hem,<br />
die in eens an<strong>der</strong>s goed leeft, kunnen meer betaaïea,<br />
dan die, welke het bezit verloren heeft, cn<br />
1<br />
5 ge-
Ï3 S<br />
LEVENSGESCHIEDENIS V A M<br />
gevolglijk is 'er voor de gerechtigheid niet te hoopen.<br />
GRÜVENITZ hadt zulke wijze <strong>van</strong> doen, het welk<br />
door dc geheele iïad bekend was ; hij floot ook<br />
contracten, om aan de Spanjaardth Rijks - on<strong>der</strong>danen<br />
te verkopen, en werdt een zielverkopcr. Keizer<br />
JOSEFUS joeg hem daarom uit den raad, en<br />
gaf hem zijn affcheid. Nu zocht hij den Graaf<br />
THEÖDOOR BATHiANi in Hongarijen fchelmachtig<br />
te behandelen, maar werdt <strong>van</strong> dezen vastgehouden,<br />
en in eenen kerker op zijne landgoe<strong>der</strong>en<br />
geworpen. Hij zocht, als Rijkshofraad, hulp in<br />
men hielp hem los, en gaf hem in genade<br />
het Con/ilium abmndi. Dus reisde hij met eere<br />
na Mak In burg. Hier heeft hij nu een fchotfehrift<br />
tegen mijne Levensgefchicdenis laten drukken, en<br />
zich willen rechtvaardigen , maar de rampzalige is<br />
te beklaagen, de wraak treft mij niet, ik heb hem<br />
alleen genoemd, omdat hij mij n,ooo gulden fchade<br />
gedaan, en, misfchien voor een ellendig gefchenk<br />
<strong>van</strong> 50 dukaten, die aan mijne kin<strong>der</strong>en ontroofd<br />
heeft. Doch wie twijfelt, aan het geen ik <strong>van</strong><br />
hem heb moeten zeggen, die fchrijve na Weenen,<br />
cn doe on<strong>der</strong>zoek bij den Agent, .waarom de<br />
Graaf GRÜVENITZ als Rijkshofraad afgezet is; dan<br />
zal hij de waarheid <strong>van</strong> mijn verhaal vernemen.<br />
Zijn Heer Collega, de Graaf VAN DER LIPP,<br />
die, toen GRÜVENITZ verflag deedt, zoo laaghartig<br />
tegen mij pogchte, dat ik hem aan het°Hof<br />
de ooren moest wasfehen, is hem thans ook nagevolgd,<br />
en heeft insgelijks den hoogen Rijles-raad,<br />
tot vreugde <strong>van</strong> veele bedrukten,'verlaten. Maar<br />
ik, Goddank, leef nog, wel armer dan ik zijn<br />
moest,
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. I39<br />
moest, maar overal bekend en geacht, als een eerlijk<br />
man, en een martelaar voor de waarheid.<br />
Nu nog het laatfte voorbeeld <strong>der</strong> Weener-Juftitie.<br />
Voor 4 jaaren, toen ik na Parijs op weg ging,<br />
maakte ik toevallig in l.eipzig kennis met zekeren<br />
JOÜN JACOB SEMMLER, toen Bankier aldaar, deze misleide<br />
mij door zijn Schijnbare openhartigheid, en won<br />
mijn vertrouwen. Naauw was ik te Berlin, of hij<br />
zondt mij voor 12,000 Livrcs aan Wisfelbricven ,<br />
over drie maanden te Parijs betaalbaar, om te accepteeren,<br />
dewijl hij wist, dat ik daar heen op<br />
reis zou gaan, meldende, dat hij die door mijn<br />
credit in zijne tegenwoordige groote verlegenheid<br />
verhandelen kon, en dat hij mij het geld, om de<br />
betaaling op den termijn in Parijs te kunnen doen ,<br />
bij mijn doorrcizc in Leipzig contant ter hand zou<br />
ftellcn. Ik deed dit uit vriendfehap voor hem,<br />
en accepteerdeze. Toen ik in Leipzig kwam, waren<br />
de drie maanden bijna verftreken, cn hij hadt<br />
geen geld, hij gaf mij <strong>der</strong>halven alleen aoo Daalers<br />
contant, en voor 200 gulden <strong>van</strong> zijne eigen<br />
Wisfels, over drie Maanden in Augsburg betaalbaar,<br />
mij tevens verzekerende , dat hij voor niet<br />
meer dan 3000 gulden <strong>van</strong> de door mij geaccepteerde<br />
Wisfels vernegotieerd hadt, de an<strong>der</strong>en zou<br />
hij mij, als zij te rug kwamen, in naiura we<strong>der</strong><br />
geven. Ik wist niet, wat ik met zijne Augsburg.<br />
fche Wisfels doen zou, die niet ter betaling geaccepteerd<br />
waren, maar hij verzekerde mij, dat op<br />
mijn credit, ie<strong>der</strong> een in Straatsburg zijn Wisfel<br />
wed kopen zou, waarmede ik de mijnen in Parijs<br />
we<strong>der</strong> kon inlosfen. Ik vond ook wezenlijk in<br />
Frank-
14° LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Frankfort bij de Heeren Bankiers HERMAN eft<br />
GEBIIARDT , en in Straatsburg bij de Heeren<br />
FRANK en DIETRICH gelegenheid, om ze te verhandelen,<br />
evenwel moest ik voor de betaling inftaan,<br />
daar ik fteeds de interesten <strong>van</strong> drie maanden<br />
voor het uitftel <strong>van</strong> betaling, bij verloor.<br />
Ik was naauw te Parijs, 0f ik moest mijne Wislels<br />
, die ik m Berlijn 0p SEMMLER aangenomen<br />
hadt, mlosfen. Ik betaalde , maar SEMMLER bleef<br />
fteeds mijn Schuldenaar, dewijl ik meer betaalde,<br />
dan zijne verhandelde Wisfels bedroegen. On<strong>der</strong>tusfchen<br />
werden na drie maanden de Wisfels in<br />
Augsburg voldaan , alleen éénc <strong>van</strong> 400 gulden,<br />
kwam na Frankfort, met Protest, te rug. Dezen<br />
moest ik in Parijs mlosfen , tot SEMMLER evenwel<br />
middel vondt, om te betalen , waarbij ik 60 gulden<br />
aan onkosten hadt.<br />
Nu fchreef hij mij<br />
w e <strong>der</strong>, en verzocht ootmoedipt<br />
om nog 7,000 en vervolgends we<strong>der</strong> I2,ooo<br />
Livrcs voor hem in Parijs,<br />
n a<br />
twee Maanden betaalbaar,<br />
te accepteren, daartegen beloofde hij heiligst,<br />
mij voor den vervaltijd de gelden tc zullen<br />
remitteeren, ik liet mij verleiden en deed het<br />
Nu na<strong>der</strong>de de vervaltijd, maar 'er kwam geen<br />
geld, evenwel betaalde ik, maar trok op hem<br />
door den Heer VAN GETTO, aoo Louis d'Or, die<br />
hij prompt betaalde. Hier door verfterkt, betaalde<br />
ik al voort, eindelijk kwam mijn getrokken Wisfelhnef<br />
<strong>van</strong> o O Q L o u i s d , Q r o p ^ ^ & ^ ^<br />
Heeren SARTORIUS en comp. gaf, met Protest te<br />
r«g, en wel met de voor mij beledigende uitdruk<br />
kmg; dat hij voor- mij geen fonds ter betaling<br />
hadt, maar aan mij fchreef hij klaaglijk, en ont-<br />
fchul-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 141<br />
fchuldigde zich met de verlegenheid, die hem dit<br />
Protest afdwong, om niet naar Leipziger gebruik<br />
gearrefteerd te worden. Tevens zondt hij mij voor<br />
3000 gulden aan Wisfelbrieven, na drie maanden<br />
in Augsburg betaalbaar, ten einde hem door mijn<br />
credit te on<strong>der</strong>fteunen.<br />
Niemand wilde deze Wisfelbrieven hebben. In<br />
Augsburg hadt SEMMLER geen fonds of credit, cn<br />
uit Leipzig waarfchuwde men mij voor een Bankroet.<br />
Ik zat reeds met 3000 gulden, die ik vooruit<br />
betaald had, ik had het fonds <strong>van</strong> betaling,<br />
dat hij mij zoo heilig beloofd hadt, niet ont<strong>van</strong>gen,<br />
cn was gevolglijk gedwongen, om de laatfte<br />
Wisfels in Parijs met Protest te rug te zenden.<br />
Nu reisde ik na Weenen. Hij was <strong>van</strong> Leipzig<br />
gevlucht, cn ik vond hem hier. Hier. was hij<br />
zoo ftout <strong>van</strong> bij mij tc komen, cn mij mijne weldaaden<br />
te ontkennen, weshalven hij, als cenfchelm,<br />
uit mijn huis geklopt werdt. Ik moest na HongarijSn<br />
reizen, maar hij fchool achter mijnen Advokaat<br />
, dien hij hadt omgekocht.<br />
Geduurende deze mijne afwezendheid was men<br />
zoo onbefchaamd, dat men twee Wisfelbrieven <strong>van</strong><br />
SEMMLER, die ik geaccepteerd maar te rug gezonden<br />
hadt, en die ik met ~SEMMLERS Wisfelbrieven<br />
wilde betaalen, door vreemde Saxifche kooplieden<br />
liet opéifchen.<br />
Mijn Advokaat produceerde chlofe SEMMLERS<br />
brieven en de origineele wisfels niet, en ik werdt,<br />
in contumaciam gecondemneerd, om aan openbare<br />
bedriegers 2400 gulden contant te betaalen, gelijk<br />
ook terftond bevel af ging aan mijnen pachter met<br />
arrest op de pachthuur. Aan dezen fchonk SEMM<br />
LER
I4« LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
I.ER 300 gulden, om te zeggen, dat bij hem bet<br />
gHd reeds betaald hadt, opdat ik geene toevlucht<br />
to* de gerechtigheid meer zou vinden, en na<strong>der</strong><br />
on<strong>der</strong>zoek te laat zou komen Dit werdt ook<br />
werkhjk voltrokken, en toen ik uit Honrarrën<br />
t e<br />
rug kwam, hoorde niemand meer na mij. Het was<br />
res toteara, en mijn geld was zon<strong>der</strong> redding verloren.<br />
Dus handelt men ook in Weenen met het Wisfel-recht,<br />
tegen eenen Landftand, die in Oostenrijk<br />
gegoed is. Ik kon niet weglopen, daar was dus<br />
geen pcrtculum in mora, het vonnis werdt geëxecuteerd,:<br />
ik moest terftond betalen, en mijn verhaal<br />
werdt mij opengelaten, aan een vreemden vagabond,<br />
<strong>van</strong> wien ik nooit iet te hoopen heb.<br />
Men heeft mij niet ééns de aangebrachte Wisfelbrief<br />
yan SEMMLER ter Recognitie laten zien, dus<br />
kon hij gevolglijk ook valsch zijn. Ik gaf voor<br />
3000 gulden aan Wisfelbrieven op SEMMLER<br />
a depofito tot cautie, maar niets werdt aangenomen<br />
Nog erger. Wanneer iemand , die vrouw en<br />
acht kin<strong>der</strong>en te on<strong>der</strong>houden heeft, een wezenlijk<br />
bankroet 'maakt, dan legt men evenwel flechts<br />
arrest op de helft, of het <strong>der</strong>de deel <strong>van</strong> zijne inkomften.<br />
Maar mij ontnam men ze gehéél, nicttegenftaande<br />
mijne vrouw reeds twee jaaren in de legale<br />
posfesfie <strong>van</strong> mijn goed, door mij gefteld,<br />
en <strong>van</strong> het gerecht bevestigd was. Dit gedrag bewijst<br />
<strong>der</strong>halven openbare pasfie en onrechtvaardigheid.<br />
ö<br />
Ik heb on<strong>der</strong>tusfchen door deze cn dc bovengemelde<br />
mishandelingen, met mijne Familie verlegenheid<br />
gehad, en bedriegers, advokaten, cn fchur-'<br />
ken
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 14$<br />
ken moeten verrijken, zon<strong>der</strong> dat mij eenig verhaal<br />
opendaat. Als ik nu al bewijze, dat ik nooit éénen<br />
enkelen penning aan SEMMLER fchuldig geweest<br />
ben , maar dat hij mij fchelmachtig <strong>van</strong> omtrent<br />
5000 gulden beroofd heeft, dan zal mij de Weener<br />
Richter zeker niets <strong>van</strong> mijn geld we<strong>der</strong> bezorgen,<br />
het welk hij eenen vagabond, zon<strong>der</strong> waarborg,<br />
heeft laten volgen. Waar zal ik thans klaagen?<br />
Het geld is uit het land. Heb ik misfchien niet<br />
zoo veel achting bij een Weener-Justitie-Hof<br />
verdiend, dat men mij tijd hadt behooren te laten,<br />
om op de aflevering <strong>van</strong> het geld zoo lang arrest<br />
te leggen, tot SEMMLER mij zijn Wisfelbrieven,»<br />
die ik in handen hadt, betaald hadt?<br />
On<strong>der</strong>tusfchen lagcht de booswicht, de ondankbare<br />
, dien ik met een eerlijk Duitsch hart ondcrfteund<br />
heb, cn prijst de Weener Justitie voor eenen<br />
Saxifehm bedrieger, die de Weener handelwijze<br />
wist te beftuuren. Maar wee hem, als hij mij ééns<br />
on<strong>der</strong> banden komt, hij zou mij zeker moeten bekennen<br />
, door welke fchandelijke middelen hij mijn<br />
geld in Weenen is meester geworden, en wie zich<br />
<strong>van</strong> hem heeft laten omkopen.<br />
Ik kan bij den Vorst en de geheele wereld, mijn<br />
hoofd en eer te pand dellen, en ook legaal bewijzen,<br />
dat ik, ze<strong>der</strong>t 06 jaaren, zelfs geen penning<br />
<strong>van</strong> de inkomften <strong>van</strong> mijne bezitting , noch <strong>van</strong><br />
mijn penflöen genoten heb; alles is door Chikanes,<br />
Procesfen en Onrechtvaardigheden vervlogen. Ik<br />
ben dienvolgends gerechtigd, om aan de geheele<br />
wereld de waarheid te ontdekken, en heb daartoe<br />
zulk eene omdandigheid verkozen, daar ik ze naakt<br />
verhaalen mag.<br />
Ik
*44 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Ik heb 43 jaaren in Oostenrijk opgeofferd, cn mii<br />
en mijn huis, door den arbeid <strong>van</strong> mijn hoofd en<br />
pen, moeien on<strong>der</strong>houden. Ondank is mijn loon<br />
en verachting mijne wraak.<br />
Ik was zeker niet tot rust bellernd, maar al was<br />
ook het laatfte toneel <strong>van</strong> mijn leven niet gerust',<br />
•ik zal, om rust te verkrijgen, zeker geen eenen<br />
zijftap uit mijn eens verkozen ïpoor doen, en op<br />
dit edel eigenzinnig bcfluit trots, zal ik alle ge'<br />
vaaren en vervolgingen, het hoofd weten tc bieden.<br />
On<strong>der</strong> JOSEFUS regeering, was mijn toeftand ten<br />
hoogften gevaarlijk, en de rol, die ik fpeelde, vere^chte<br />
eenen meester. Genoeg, ik heb veel voor<br />
hem gedaan cn gearbeid, maar hij deedt niets voor<br />
mij, beloofde veel, en bedroog mij. Hij ftierf, cn<br />
ik had geen reden, om hem te beweenen. LEÖ<br />
POLD aanvaarde de regcering, en nu volgt eene<br />
geheel nieuwe Epoque voor mijne Levensgefchiedems,<br />
die nog nooit zoo luisterrijk, zoo gunftiofcheen,<br />
mij nooit aan zoo groote on<strong>der</strong>nemingen<br />
en gevaaren blootgefteld, nooit zoo wreed voor<br />
mij ecu emde genomen heeft dan dit<br />
N I E U W T O N E E L .<br />
Naauw hadt Keizer LEÖPOLD den troon beklommen,<br />
of ik fpoedde mij na hem toe. Bij de eerfte<br />
intrede nam hij mij bij dc hand, cn zeide:<br />
. 7 Jn H E V C TRENCK! Ik ben blijde, dat ik u nog<br />
in het leven vinde. Ik heb uwe Gefchiedenis met<br />
veel gevoel doorgelezen, en het is eene fchande<br />
voor Weenen, dat zij bekend gemaakt is. - Ik<br />
fprak alleen, het geen, bij zulk eene gunftige gelegen
FREDRIK., VRIJHEER VAN DER TRENCK. l^g<br />
genheid, een man, als ik, fpreken moest. Nog<br />
nooit had ik <strong>der</strong>gelijke openhartige uitdrukkingen,<br />
zulke kenmerken <strong>van</strong> een edel gevoel, uit den<br />
mond <strong>van</strong> eenen Vorst gehoord. — Mijne geheele<br />
ziel ontwaakte uit haaren Vorftenhaat, die reeds<br />
naar grondbeginzels gevormd was; mijne liefde verhief<br />
zich tot geestverrukking, mijn vertrouwen voor<br />
LEÖPOLD, het uitzicht voor mijn recht fcheen<br />
glansrijk, en ik befloot, mijne laatfte dagen geheel<br />
voor hem te leeven.<br />
In de eerfte woeling <strong>van</strong> dit geheel fchreef ik<br />
het volgende kleine Dichtftukjen, het welk zijne<br />
goedkeuring vondt:<br />
T R E N c K s<br />
G E W A A R W O R D I N G ,<br />
B IJ Z IJ NE<br />
E E R S T E A U D I Ë N T I E .<br />
Den 23 Maart.<br />
Gelijk een mart'laar, na het ftrijden,<br />
Nu voor Gods troon verheerlijkt ftaat,<br />
Daar vreugd, na 't doorgeftane lijden ,<br />
De traanen wischt <strong>van</strong> zijn gelaad:<br />
Gelijk de blijdfehap, vol vertrouwen,<br />
Hem, die het loon <strong>der</strong> deugd geniet,<br />
Verrukt, nu hij God mag aanfehouwen,<br />
Die 't weldoen met genoegen ziet .<br />
Zoo ftond ik heden voor den Vorst,<br />
Ontroerd, die Oostrijks Scepter torsent.<br />
I<br />
V<br />
'<br />
" K Schroom.<br />
D E E 1
I46" LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />
Schroomva ; lig floeg ik de oogen ne<strong>der</strong>,<br />
En voelde een nooitgevoelde drift,<br />
Op nieuw on.vlamt mijn eerzucht we<strong>der</strong>-»<br />
Voer dwaas gekeurd in menig febrift.<br />
Ik voeid' 't b.oed door de ad'ren Itroomen,<br />
Zoo als 't nooit grijsaart heeft gevoeld;<br />
't Ging mij . gelijk in zoete drootnen<br />
De gierigaart in fchatten woelt.<br />
Nu weet'k, hoe zig een ziel vermaakt,<br />
Die uit des nootlots droom ontwaakt.<br />
Nu ik deez' zegepraal beleefde,<br />
Verkreeg ik, daar mijn wensch naar ftrekt;<br />
Dit was het doel, daar ik naar ftreefde,<br />
Mijn Koning ziet mij gantsch ontdekt.<br />
Na veertig jaaren bitter lijden<br />
Breekt eindelijk mijn recht eens door.<br />
Wie zal toch hem zijn heil benijden,<br />
Die alles, zoo als ik, verloor?<br />
Toon, God! hem, die mijn lot verzoet,<br />
Wat dankbaarheid mijn harte voedt!<br />
't Voelt de waardij <strong>van</strong> groote daaden<br />
Te lnat, nu onvermogen fpreekt,<br />
Nu, door <strong>der</strong> jaaren last beladen,<br />
De werkkracht aan den wil ontbreekt.<br />
Doch neen! zoo lang 'k mijn bloed voel gisten,<br />
Dat edeler gevoelens baart,<br />
Kan ik nog om den voorrang twisten,<br />
Wie vuur'ger dank met weldaên paart:<br />
Vooreen, die zon<strong>der</strong> brilglas ziet,<br />
Is TRENCK.voorwaar geen Invalied.<br />
Voor
ÏREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK,<br />
I47<br />
Voor FKEÖKIK heb ik bloed vergoten,<br />
De kerker was mijn loon! te wreed!<br />
Nooit heb ik Vorftengunst genoten,<br />
Wijl 'k voor geen magt ooit on<strong>der</strong>deed.<br />
Mijn eigen zin , in vuur'ger jaaren,<br />
Liep ftórm, daar men Hechts kruipen duldt}<br />
Mijn moed en deugd zag geen gevaaren;<br />
Straks was de lijdenskelk gevuld :<br />
Hoe bitter die mij heeft gefmaakt,<br />
Hij 's glorierijk gantsch leeg geraakt.<br />
Bij 't laatfte dropjen had 'k, mismoedig,<br />
Hem bijna weggeworpen; toen,<br />
'Toen ome Koning, mij zoo goedig.<br />
Opnieuw vveêr blijde hoop deed voén;<br />
Ik kan die hoop nog niet mis:rouvven,<br />
Hoe vaak zij mij heeft opgeiigt,<br />
Een Vorst, die de onfchuld wil aanfchou\ven„<br />
Beloont gewis den burgerpligt.<br />
Mijn Schutsgod, ziende 't geen ik leed,<br />
Staat thans tot mijne hulp gereed.<br />
Ja, LEÖPOLD lagcht mij nu tegen,<br />
Hij weet, wat goede menfehen krenkt.<br />
De vloek veran<strong>der</strong>t in een zegen,<br />
Als God ons zulke Vorften fchenkr.<br />
Het laatst tooneel fchijnt <strong>van</strong> mijn leven<br />
Nu gunftig voor mij. Ja, ö ja !<br />
Mijn arbeid zal beloning ge.en,<br />
Nu 'k zegerijk aan 't eindperk fta.<br />
Hij voert m' in rust, die onrust bant,<br />
Aanfehouwer klapt, klapt in de hand,
Ï48 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Nu ging ik ten minften twee of driemaal ter<br />
week bij hem, zon<strong>der</strong> ooit afgewezen te worden.<br />
Ik zag en vond vertrouwen en achting, ook werd<br />
ik over de gewigtigfte on<strong>der</strong>werpen geraadpleegd,<br />
en kreeg zoo veel last tot verfcheiden fchriftelijke<br />
opftellen, dat ik menigen nacht voor hem<br />
fchreef, en dikwijls den volgenden dag gereed overgaf,<br />
hetgeen hij eerst na 14 dagen verwachtte.<br />
Mijn dienst-ijver behaagde, en hij beloofde mij alles<br />
wat een eerlijk, tot hier toe werkloos gehouden<br />
en beledigd man, <strong>van</strong> eenen rechtvaardigen,<br />
fcherpzichtigen, en tevens weldaadigen Vorst verwachten<br />
kan.<br />
Alle onze Staats- Zuig- en Bloed-egels en de<br />
gantsch Hof en Juftitie - hommelzwerm, welke gewoon<br />
zijn, arbeidzame bijen te verjaagen, fpitden<br />
nu de ooren, en zagen kwaade gevolgen voor zich<br />
te gemoet, wanneer een man als ik open toegang<br />
bij een' goeden Vorst vindt. Hier nam nu het<br />
kabaleeren een' begin , omdat men TRENCK dikwijls<br />
aan het Hof zag. Ook werden dc verfpie<strong>der</strong>s<br />
<strong>der</strong> vreemde Hoven, die geene opklaring in<br />
Weenen wenfehen, opmerkzaam. Dc Conventie<br />
<strong>van</strong> Keiehenbach volgde thans, en zoo als ik beter<br />
in 't vervolg zeggen zal, zekere mannen in Berlijn<br />
maakten <strong>van</strong> deze gelegenheid gebruik, om mij bij<br />
den edelften <strong>der</strong> vreedzame Koningen geheel an<strong>der</strong>s<br />
af te fchil<strong>der</strong>en, dan ik wezenlijk ben. Alles vereenigde<br />
zich <strong>der</strong>halven, om mij te befpieden, en<br />
mij overal valftrikken te leggen.<br />
Bij zeker gefprek met den Vorst over den toenmaligen<br />
toeltand <strong>van</strong> zijne Staaten, daar alles in<br />
gisting was, zeide hij mij: — TRENCK! Ik weet,<br />
dat ,
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I49<br />
dat gij veele vrienden in Hongarijcn hebt, en dat<br />
gij alle misnoegden kent, omdat gij zeiven reden<br />
hebt, om misnoegd, te wezen. Kom, als gij ééns,<br />
bij den thans beginnenden Landdag na Off.cn reisdet,<br />
en aldaar voor mijne beste oogmerken arbeiddet,<br />
en fchreeft?<br />
Terftond was ik 'er met vreugde gereed toe;<br />
maar verzocht vrijheid, om alle mijne L'andfchriften,<br />
voor dat zij in druk verfcheenen, aan zijne<br />
Majcfteit ter beöordceling voor te leggen, omdat<br />
ik gewend ben, de waarheid naakt voor te ftellen ,<br />
en zeker valfche Uitleggers te wachten had. Dit<br />
werdt mij in de vriendelijkfte verzekeringen vergund.<br />
Voor dit Stuk verfcheen in 't licht:<br />
TRENCK'S terfte Zendbrief aan alle tsr/ij.[e Uongaaren.<br />
Deze is te wijdlopig, om hier bij gedrukt te<br />
worden, hij zal in mijn maandwerk verfchijnen,<br />
doch hij veroorzaakte verbaazende uitwerkingen,<br />
op den Landdag, cn dit is te merkwaardiger, dewijl<br />
hij werklijk tegen het Despotisme gefchreven<br />
was, en nogthans des Vorften goedkeuring bekwam.<br />
Ik bracht den Keizer het Handfchrift. Na eenige<br />
dagen gaf hij het mij te rug, zeggende : Zoo<br />
behoorden alle eerlijke lieden te fchrijven. Spoedt<br />
u Hechts na Ofen, en bezorg het ten fpoedigften<br />
in druk. Het is 'er thans het rechte tijdffip toe.<br />
Ik vraagde.... Heeft uwe Majedeit het Imprimatur<br />
'er op gezet? De Monarch fpottede en hernam:<br />
— De nog geheel vrije Cenfuur zal u tegen<br />
een zoo Patriottisch fchrift geen bedenking<br />
K 3<br />
maa-
$5© LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
maaken — Heel zeker, Was mijn antwoord —<br />
want de Cenfuur geeft alle mijne fchriften aan dén-<br />
Staatsraad, deze communiceert ze -aan de Hongarïfch-<br />
Cancelarij, en beiden willen niet, dat ik mij<br />
in zoo gewigtige zaken mengen zal. — Nu geboodt<br />
de Monarch mij, dat ik dit Handfchrift zelf aan<br />
<strong>der</strong>i Prefldent <strong>van</strong> de Cenfuur, den Baron VAN<br />
swrETEN, brengen, en hem zeggen zou, dat hij<br />
zelve mij zondt. - Dit gefchiedde. - Ik wachtte<br />
14 dagen op uitfpraak. — Niets volgde 'er. — Ik<br />
gaf <strong>van</strong> dit bijzon<strong>der</strong> gedrag aan den Keizer kennis.<br />
- Hij geboodt mij, met geduld te wachten.<br />
Maar op den 23ften dag kreeg ik mijn Handfchrift<br />
terug — met het bijVoegzel: — Non admmitur b<br />
Het is niet geoorloofde Eene geheele Bladzijde<br />
was vol gefchreven met aanmerkingen en<br />
on<strong>der</strong>tekeningen , doch welke zorgvuldig uitgewischt<br />
waren. Een kenmerk, dat ik mij zeiven<br />
niet bedrogen had. Ook vernam ik bij deze gelegenheid,<br />
dat ik den magtigften vijand in den Staatsraad<br />
had, die tegen al mijn credit bij den Vorst<br />
aan arbeidde.<br />
Deze was nit Verbaasd, toen ik hem dé voorgemelde<br />
Chikarie toonde en ook verklaarde. En vraagde<br />
mij: — Of ik dit werk niet zon<strong>der</strong> Cenfuur<br />
kon iaten drukken? Hoe ivelkom was mij deze<br />
Vraag <strong>van</strong> mijnen Lands-Vorst. Ik zeide met<br />
biijdfehap, ja, cn fprak nog veel en zelfs gegrond<br />
tnet hem. Nog dien zelfden dag ging ik op reize<br />
Ha O ff en i bezorgde het drukken, en gaf op den<br />
4den dag na mijne aankomst dezen Zendbrief' reeds<br />
aan alle Boekhandelaars, om hem openlijk te ver<br />
kör)gd. D@ aftrek was! geweldig en de toejuiching<br />
al-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
IJl<br />
algemeen. Men overlaadde mij met loffpraaken.<br />
Mijn mondelijk voorftel roerde insgelijks, en nu<br />
begonnen de Bisfchoppen het eerst tegen mij te<br />
veld te trekken, die in den Raad op het Landhuis<br />
het hoofdvoorftel gedaan hadden : Hongarijën hadt x<br />
geen Koning uit het huis <strong>van</strong> Oostenrijk <strong>van</strong> doen. —.<br />
JOSEFUS hadt nooit als Koning <strong>der</strong> Hongaren zijnen<br />
fHgt vervuld. Hij hadt zich niet laten kroonen, de<br />
grondwetten des Rijks met voeten getreden, en<br />
gevolglijk alle verdragen te niet gedaan. Hij behoorde<br />
dienvolgends uit de Lijst <strong>der</strong> Koningen<br />
te blijven. De opvolgingsrechten en Pacti waren<br />
door zijn gedrag afgefchaft. LEÖPOLD hadt gevolglijk<br />
geen erfrecht op de kroon, en Hongarijën hadt<br />
zijn recht <strong>van</strong> vrije verkiezing we<strong>der</strong> gekregen.<br />
Nu riep alles: Wij willen een Priesterlijk Koningrijk,<br />
zoo als ten tijde <strong>van</strong> MOSES en St. STEVEN,<br />
mijn aanhang lagchte, en zegevierde ten laatften.<br />
De Bisfchop <strong>van</strong> Erlau, de gevaarlijkfte man in<br />
het rijk, die 300,000 gulden aan inkomen, en een<br />
boos dweepachtig hart bezat, en 100,000 Dukaten<br />
tot omkopingen in Zijne Chatoulle bij zich hadt,<br />
was de eigenlijke drijfveer <strong>van</strong> dit Complot. Ook<br />
hadt hij te vooren reeds een boek laten fchrijven;<br />
waarin beweerd wordt, dat Hongarijën zoo lang<br />
ongelukkig zou blijven, als het on<strong>der</strong> den uostenrijkfclien<br />
Scepter ftaat.<br />
Hier<strong>van</strong> hadt hij, de Kardinaal, en an<strong>der</strong>e Bisfchoppen<br />
<strong>van</strong> zijnen aanhang, eenige duizend exemplaren<br />
om niet in 't Land laten uitdeden, cn de<br />
Stadhou<strong>der</strong>fchap hadt wezenlijk het verkopen vrijgelaten<br />
cn toegedaan.<br />
in zulken ftaat <strong>van</strong> zaken trad ik 'in Hongarijën<br />
K<br />
4 . op
152. LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
op het Toneel, en deed won<strong>der</strong>en. Het gantfche<br />
Priester - fystema was binnen 14 dagen door mij<br />
overhoop geworpen.<br />
De Magnaten, die over JOSEFUS fchikkingen met<br />
volle recht misnoegd waren, veran<strong>der</strong>den, door<br />
mijn voordragt beter geleerd zijnde, hunne gezindheden;<br />
en kregen vertrouwen op LEÖPOLD, dien<br />
ik hun als eenen zachtmoedigen, edeldenkenden, en<br />
volftrekt niet despotieken vorst afgefchil<strong>der</strong>d had,<br />
en die geen vijand <strong>der</strong> Hongaarfche Volksvrijheid<br />
zijn wilde. Bijzon<strong>der</strong> werdt het opgemerkt, als ik<br />
op mijne eere verzekerde, dat deze Vorst mijnen<br />
Zendbrief gelezen en goedgekeurd hadt, fchoon in<br />
denzelven ftondt, dat de Hungaar en zijne wiliekeurigen<br />
magt behoorden te bepaalen.<br />
Nu kwam ik met een openbaar Stuk voor den dag,<br />
het welk het geheele priesterlijke Wespennest in<br />
beweeging bracht, en zeker geheel uitgeroeid zou<br />
hebben, iedien de Monarch mij vrij mijnen gang<br />
hadt willen laten gaan. Het is te merkwaardig,<br />
dan dat het hier geen plaats zou verdienen, en is<br />
op het einde <strong>van</strong> dit Deel on<strong>der</strong> Letter A. te vinden.<br />
Op dezen Zendbrief en de Weegfchaal volgde<br />
terftondt de Bijdrage, die wegens haare uitgeftrektheid<br />
geene plaats kan vinden. Ik vertaalde het<br />
een en an<strong>der</strong> in de Latijnfche taal, hierdoor geraakten<br />
terftond 12000 Exemplaren door het geheele<br />
Koningrijk in alle handen, en de goedkeuring en<br />
toejuiching waren algemeen. Om nu het ijzer te<br />
fmeeden, terwijl het heet was, liet ik tevens<br />
Den ontmaskerden Priester<br />
druk*
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I53<br />
drukken, openlijk uitdeden, en in de Boekwinkels<br />
verkopen, hetwelk niemand mij verhin<strong>der</strong>en kon.<br />
De Paapen fpogen vuur en vlam, maar vruchteloos,<br />
de doodlijke flag was toegebracht, en zij,<br />
die tot hiertoe in Hongarijën als halve Goden<br />
vereerd werden, en ook alle ftemmen op het Landhuis<br />
naar hunnen zin zwenkten, zagen zich thans<br />
befpot en krachteloos. De Proteftanten beurden<br />
het hoofd op, fpraken op eenen ernftigen toon,<br />
en vonden weinig tegenfpraak. Ik zelf had vergif<br />
en ponjaard elk oogenblik te vreezen, maar ging<br />
alle gevaar moedig tegen, terwijl ik veele ongetekende<br />
brieven kreeg, met de waarfchuwing, dat ik<br />
in zekere huizen <strong>van</strong> eenige Magnaten niet gaan<br />
zóu, als ik ten eten genodigd werdt, alzoo ik<br />
daar vergif te wachten had.' Ec ging 'er nogthans<br />
onbeschroomd , terwijl ik alle voorzorge nam.<br />
Niemand hadt 'er het hart toe, omdat ik reeds te<br />
veel aanhang had, en 'er een verfchriklijke wraak<br />
te duchten was.<br />
Aan de tafel <strong>van</strong> den Graaf c.... was deze aanflag<br />
wezenlijk gemaakt, doch hier redde mij de voorzichtigheid<br />
<strong>van</strong> mijnen getrouwen wel on<strong>der</strong>richten<br />
bedienden, dien men volftrekt uit een an<strong>der</strong>e fles<br />
wijn wilde fchenken.<br />
Dus ook op de fchipbrug, daar ik alle avonden<br />
expres ging wandelen, om te toonen, dat ik nergens<br />
voor vreesde, waren geheime moordenaars befteld,<br />
om mij in den Datiau te werpen. Dan zou<br />
men uitgeftrooid hebben, dat ik mij zelven door<br />
berouw of wanhoop verdronken had. Maar niemand<br />
hadt het hart, om mij aan te vallen: want<br />
K 5<br />
ik
*54 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
ik was altijd welgewapend, en mijne achterlag<br />
ö<br />
was ook befteld.<br />
Zekere Graaf AMADÉ, een dweepzuchtig mensch,<br />
die in Soldij <strong>van</strong> den Bisfchop <strong>van</strong> Erlau ftondt!<br />
hadt den mond <strong>van</strong> mij vol gehad — Ik vond hem<br />
in een achtbaar gezelfchap, an<strong>der</strong>s zou ik hem<br />
rottingflagcn gegeven hebben, die ik hem en alle<br />
zijns gelijken aanbood, omdat ik wist, dat degen<br />
en pistoolen en <strong>der</strong>gelijke Rid<strong>der</strong>lijke dingen in<br />
Hongarijën geheel onbekende dingen waren. Maar<br />
hij maakte een cchappadc, en niemand waagde<br />
het, mij openlijk te beledigen.<br />
Nu kwam de zaak zoo ver, dat zelfs de Baan<strong>der</strong>heeren<br />
bij mij kwamen, en mij hunnen bijftand aanboden,<br />
in geval ik alle Bisfchoppen op het Landhuis<br />
uit het venfter wilde werpen. Ik predikte<br />
Vrede, geduld, en bedaardheid, maar nam de post,<br />
en fpoedde mij na Weenen, om na<strong>der</strong>e bevelen<br />
<strong>van</strong> den Monarch te gaan haaien.<br />
Terftond kreeg ik geheime audiëntie, en het<br />
eerfte woord was:<br />
„ TRENCK, gij zijt reeds bij mij befchuldigd,<br />
„ maar ik ben niet boos op u. Gij maakt het te<br />
„ grof, en gooit met Hokken on<strong>der</strong> de musfehen.<br />
„ Gij zijt in groot gevaar - Men wil volftrekt dat<br />
„ ik u uit Hongarijën terug zal ontbieden, en ik<br />
„ kan u niet openlijk befchermen. Gij weet, wat<br />
Paapenwraak is."<br />
Ik vraagde: - is uwe Majefteit te onvrede met<br />
mijne Hongaarfche Schriften en gedrag? Neen,<br />
het tegendeel, was het antwoord, ik ben u verpligting<br />
fchuldig, maar befchermen kan ik u niet.<br />
r- In dit geval vreeze ik niets voor mij zeiven,<br />
her-
FREÖRlK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. itrg<br />
hernam ik, cn ik wil met blijdfchap we<strong>der</strong> heen.<br />
— Alleen wat gematig<strong>der</strong> en behoedzamer! waren<br />
zijne laatfte woorden.<br />
Nu fpoedde ik mij na Of en, en fchreef in alles,<br />
geduurende deze Landdagen, 13 Stukjens. De<br />
Pappen hokten on<strong>der</strong> den Hof krijgsraad, daar zij<br />
vrienden wisten te vinden. De Komman<strong>der</strong>ende<br />
Generaal BARCO, die weleer als Ritmeester met<br />
mij bij het Kurasiier- regiment <strong>van</strong> Cnrdua gediend<br />
hadt, liet mij ontbieden, en zeide mij: — Dat hij<br />
bevel gekregen hadt <strong>van</strong> den Hof krijgsraad, om<br />
mij vriendelijk te raaden, dat ik het fchrijven in<br />
Hungarijen wilde ftaaken. Mijn antwoord hier op<br />
was fchriftelijk : — Een loflijke Hofkrijgraad<br />
moest weten, dat een Uniform niet fchreef. Maar<br />
in Hongarijën fchrijf ik als TRENCK, als burger <strong>van</strong><br />
den Staat en Wijsgeer, die tegelijk zijne goe<strong>der</strong>en,<br />
die miüioenen waardig zijn, voor zijne kin<strong>der</strong>en<br />
we<strong>der</strong> zoekt te krijgen. En hij erkent, in<br />
deze hoedanigheid, geene an<strong>der</strong>e overheid dan<br />
God, de Hongaarfche Privilegiën, en zijne pligten.<br />
Hier mede was men voldaan.<br />
Nu wendde zich de geestlijkheid, woede en wraak<br />
blaazende, tot den arglistigen Kardinaal MIGAZZI in<br />
Weenen. Deze liet aldaar mijne Hongaarfche Schriften<br />
door de Cenfuur veroordeelen, om geconfisqueerd<br />
en openlijk verbrand te worden. En de<br />
Cenfuur beging de dwaasheid, om aan de Hongaarfche<br />
Natie wetten voor te fchrijven, zon<strong>der</strong> de Privilegiën<br />
<strong>van</strong> den Landdag te kennen.<br />
Thans werden de ftreken zoo gefpeeld, dat de<br />
gtadhou<strong>der</strong>fehap den ombedachten ftap beging, om<br />
een
Ï5
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. \$7<br />
ze in mijue woning aan ie<strong>der</strong> een openlijk verkopen<br />
zou.<br />
Dit gefchiedde ook wezenlijk , en is ook, zon<strong>der</strong><br />
verhin<strong>der</strong>ing, tot het einde <strong>van</strong> den Landdag,<br />
volbracht geworden, omdat zij voor mijne achterlage<br />
vreesden.<br />
Eindelijk verfcheen 1790 den 17 November, de<br />
Kroningsdag in Presburg. Ik was ook daar , en<br />
alle Hungaren zagen mij, nog daags voor de kroning,<br />
tot een bijzon<strong>der</strong> gehoor bij den Vorst binnentreden.<br />
Zij konde <strong>der</strong>halven zien, dat ik, noch<br />
wegens mijne fchriften, noch wegens mijn gedrag,<br />
in ongenade was.<br />
Op dezen dag gaf ik het volgende Kroningsgedicht<br />
uit, het welk ik hier moet invoegen, om te<br />
toonen, hoe ik voor LEÖPOLD arbeidde, en hieruit<br />
kan men tot mijne an<strong>der</strong>e Schriften in Hongarijën<br />
befluiten. Men kan het hier achter on<strong>der</strong><br />
Letter B. lezen.<br />
Bij den Cardinaal Graaf EATHIANI was dezen dag<br />
een groot feest met Vuurwerk, Bal, en alle mooglijke<br />
pracht. Het gantfche Hof was 'er tegenwoordig.<br />
Ik was zoo koen, om 'er zelve te verfchijnen,<br />
en beneven eenige aanzienlijke vrienden<br />
een <strong>van</strong> mij opgefteld gebed aan alle Bisfchoppen<br />
en Magnaten, naar den regel <strong>van</strong> hunnen eed,<br />
welk men 'op het einde <strong>van</strong> dit Deel on<strong>der</strong> Letter<br />
C. lezen kan, in tegenwoordigheid <strong>van</strong> den Vorst<br />
uit te deelen, de Kardinaal kreeg zelve een exemplaar.<br />
Meer heeft nooit geen mensch gewaagd, ik<br />
bleef tot het einde toe in het gezelfchap. De Paapen-aanhang<br />
beichouwde mij met Dweepachtige<br />
blikken, de meesten lagchten en juichten mij heimlijk
153<br />
(<br />
'LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />
lijk toe, en de Vorst zelve fprak eenige woorden<br />
heel vriendlijk met mij. Dit verbitterde des te<br />
meer- —<br />
, Dus befioot ik, met roem en eere gekroond, dezen<br />
merkwaardigen Landdag, toen de verworpen<br />
edele Koning LEÖPOLD als overwinnaar voortradt,<br />
en de Proicftantcn Privilegiën verkregen, die zij<br />
in Hongarijm nooit hadden kunnen verwachten.<br />
Ik had het gewaagd, liet ijs te breeken. Mijn roem,'<br />
dat ik alleen voor het algemeen welzijn gearbeid<br />
heb , zal in Hongarijën nooit verdooven Maar ,<br />
dewijl het belang <strong>der</strong> Geestlijkheid met de overdreven<br />
magt <strong>der</strong> Magnaten verbonden is, die nog<br />
fteeds magt en genegenheid behouden , om an<strong>der</strong>e<br />
ftanden, als (laven te mishandelen, zoo zijn zij gewis<br />
voor eeuwig mijne onverzoenlijke vijanden, dewijl<br />
ik eigenlijk in t gantfche rijk de fakkel ontdoken<br />
heb, die hunne oogmerken in het licht gefteld,<br />
en aan de magt <strong>der</strong> Vorden alle mooglijke palen<br />
gezet heeft.<br />
Onfeilbaar zou ik op dezen Landdag mijne groo,<br />
te verloren goe<strong>der</strong>en in Hongarijën terug gekregen<br />
hebben, die jaarlijks 270,000 gulden inkomden<br />
bedragen, als ik mij zeiven bij de partij <strong>der</strong> Paapen<br />
en Magnaten gevoegd, voor hen gefchreven,<br />
en tegen den Koning en de Proteftanten gearbeid<br />
had. Maar ik was ftandvastig voor LEÖPOLD en<br />
het welzijn des Rijks, ftelde mijn eigenbelang ter<br />
zijde, en bleef mijn karakter <strong>van</strong> waarheidsliefde<br />
getrouw. Het vervolg <strong>van</strong> dit verhaal zal bewijzen,<br />
dat ik onbeloond bleef, en door mijne eerlijkheid<br />
alleen alles verloren heb. Dc Vorst zelve was in<br />
zoodanige omftandigheid , dat hij mij niet befebermen
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 159<br />
men kon, en de dood ontrukte hem mij, voordat<br />
hij zijne beloften ten uitvoer kon brengen. Zoo<br />
fpeelt het Noodlot met menfehen, die zich op<br />
menfehen verlaten, en alleen door de vervulling<br />
<strong>van</strong> deugd en burgerpligt gelukkig willen worden.<br />
Mij treft het lot <strong>van</strong> alle Hervormers, en in het<br />
graf gevoel ik niets, <strong>van</strong> hetgeen de Hongaarfche<br />
nakomelingfchap <strong>van</strong> mij dankend en zegenend zeggen<br />
zal.<br />
Nu verliet ik Hongarijën en keerde naa Weenen<br />
terug, alwaar ik nog verfcheiden fchriften voor den<br />
Vorst uitwerkte, en zijn vertrouwen bezat, hij<br />
beloofde mij bij den naastvolgenden Landdag, en<br />
bij het uitdeelen <strong>der</strong> Kroons - Fiscaliteiten in het<br />
Bannaat eene vergoeding <strong>van</strong> al het geen de landskas<br />
in contant geld <strong>van</strong> het verkoopen <strong>der</strong> TRENCK-<br />
SCHE goe<strong>der</strong>en werklijk genoten hadt. Dit bedroeg<br />
zeker geen 2.00,000 gulden, maar ik zou 'er geern<br />
mede te vrede geweest zijn, en had reden, om ten<br />
minlten hierop een rekening te maaken.<br />
Wat voords het bezit mijner Slavouifche goe<strong>der</strong>en<br />
betrof, ik zou daar over, volgends de Hongaarfche<br />
rechten het Proces met den tegenwoordigen Eigenaar<br />
beginnen en uitvoeren.<br />
Meer heb ik nooit gewenscht, dan deze vergunning<br />
<strong>van</strong> het Hof, en deze deedt reeds de voor<br />
mij en mijne kin<strong>der</strong>en zoo nadeelige magtfpreuk,<br />
<strong>van</strong> THERESIA, en de fchendaaden <strong>van</strong> haaren Kamerprefident,<br />
te niet.<br />
Thans wachtte ik met gerustheid een zekerer<br />
lot, en mijn loon <strong>van</strong> eenen rechtvaardigen Keizer,<br />
die mij in mijn hart geheel kende, gelijk hij ook<br />
mijn-
£ÓO<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
mijne bekwaamheid, om voor hem zelfs in den grij,<br />
zen ou<strong>der</strong>dom nuttig te zijn, beproefd hadt.<br />
Ik leefde eenigen tijd gerust in den fchoot mijner<br />
familie in Zwerbach, alhoewel dk maar al te<br />
duidlijk bemerkte, dat de Dweepers in de Weener<br />
gerichtshoven mij onöphoudlijk als een' ketter vervolgden,<br />
en op alle gelegenheden loerden, om mij<br />
doodlijke ranken te fpcelen, en mij ook <strong>van</strong> het<br />
Hof te verwij<strong>der</strong>en, opdat ik de gelegenheid verloor,<br />
<strong>van</strong> aan den Vorst hunne ftreeken te ontdekken.<br />
Men werdt zelfs in den Staatsraad opmerkzaam,<br />
alwaar het Egohmus even als in alle Gerichts-<br />
Hoven tegen zulke mannen waakt, die, zoo als ik,<br />
zien, en ook, zoo als ik, voor den troon handelen<br />
en fpreken. Ook kende men de zwakke zijde <strong>van</strong><br />
LEÖPOLD , en maakte <strong>van</strong> alle gelegenheden gebruik.<br />
In Junij, 1791 reisde ik na O ff en, om met de<br />
Boekhandelaars te liqui<strong>der</strong>en, en wat wijn te koopen.<br />
Ik hield mij daar maar 10 dagen op, logerende<br />
op den Slotberg in Of en, bij den Archivarius<br />
VAN KOWARCZITSCH, een' geleerden Oudheidkenner,<br />
wiens eerlijkheid de geheele Natie acht.<br />
Terftond viel de haat <strong>der</strong> Paapen op dezen onberispelijken<br />
man, hij werdt aangevochten, dewijl<br />
men vermoedde, dat ik hem verleid hadt, om mij<br />
Trenkfche Familie-fchriften uit de Archiven op<br />
zoeken. Dit zou wel pligt en gerechtigheid geweest<br />
zijn, maar ik moet hier tot fchande <strong>der</strong><br />
Hongaarfche rechten <strong>van</strong> den Fiscus bekend maaken,<br />
dat de Arehiyarius een'eed moet doen, dat hij <strong>van</strong><br />
alle Documenten een eeuwig geheim zal maaken,<br />
die Familie-rechten betreften, en voor den Fiscus<br />
na
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
l6t<br />
nadeelig kunnen zijn. Alleen mag 'er op bevel <strong>van</strong><br />
den Judex Curia, (Hofrichter) na gezocht, en aan<br />
denzelven verflag gedaan worden. Maar allen partijen<br />
integendeel, welke deze billijke zaak vor<strong>der</strong>en,<br />
worden alle mooglijke verhin<strong>der</strong>ingen gemaakt, en<br />
de Archiyarius moet ontkennen, zoo veel bij kan.<br />
In mijne zaak is nog aan te merken, dat de Kamerprefident,<br />
Graaf GRASSALKOWITZ, die ten tijde<br />
<strong>van</strong> THERESIA alvermogend was, en die mij alle<br />
mijne goe<strong>der</strong>en met fchending <strong>van</strong> alle Hongaarfche<br />
grondwetten ontnomen heeft, ook uit deze<br />
Archiv'en alles vervreemd heeft, wat zijne erfgenamen<br />
en vrienden nadeelig zijn, of zijne alömbekende<br />
boevenftukken ontdekken kon, waar door hij<br />
veele Famiïiën arm gemaakt heeft.<br />
De eigenlijke gefchiedenis was deze: Dat ik,<br />
de hemel weet het! niet <strong>van</strong> KOWACZITSCH, maar<br />
door eenen vriend in de Stadhou<strong>der</strong>fchap, vernam,<br />
te weten, dat de Keizer aan dezelve een<br />
kabinetsiorde gezonden hadt, dat men alle Documenten<br />
in de Archiven opzoeken, en ze hem in<br />
perfoon toezenden zou, welke de Trenckifche goe<strong>der</strong>en<br />
betroffen. Hier uit kan men zijn beste oogmerk<br />
ontdekken, dewijl hij mij beloofd hadt, alles<br />
te vergoeden, wat de landskas zelve, bij <strong>der</strong>zelver<br />
verkoping getrokken hadt, nademaal hij geen onreclrtvaardig<br />
goed in de ftaatskas wilde dulden.<br />
Onfeilbaar hadden de tegenwoordige bezitters <strong>van</strong><br />
mijn eigendom hier de lucht <strong>van</strong> gekregen, en gevolglijk<br />
alle mooglijke voorzorgen en listen in 't<br />
werk gefield, om zich in dc posfesfie tc houden,<br />
dewijl zij vermoeden moesten, dat de Vorst nooit<br />
toe zou ftaan, om naar Hongaarfchu wetten te ban-<br />
IV. DEEL. L fa
ICJS<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
delen. — Gevolglijk, dewijl zij de bron niet wisten,<br />
hebben zij den eerlijken Archivarius verdacht gehouden,<br />
die mij evenwel zelve het grootfte geheim<br />
<strong>van</strong> dit keizerlijk bevel maakte. Ook ftrooiden de<br />
Bisfchoppen reeds uit, dat ik hem tot het vervloekte<br />
Lutherdom verleid had. Wat 'er ver<strong>der</strong><br />
voorgevallen is, heb ik niet kunnen ontdekken.<br />
Maar zoo veel weet ik, dat de goede Keizer deze<br />
Documenten daadlijk bekomen heeft, maar hij zal<br />
ze, om ze na te zien en verflag te doen, aan de<br />
Hongaarfche Kanzelarij in Weenen overgegeven<br />
hebben, en deze heeft voorbedachtlijk dien last overgelaten<br />
aan den Vice - prefident <strong>van</strong> het Hof, den<br />
Graaf MAILLAT. Deze is de behuwdva<strong>der</strong> <strong>van</strong><br />
den Baron SCHANDOR, die juist twee <strong>van</strong> mijne gewigfte<br />
Heerlijkheden bezit, dat voorou<strong>der</strong>lijke goe<strong>der</strong>en<br />
zijn, die mij nooit met recht kunnen ontnomen<br />
worden, en hem 70,000 gulden jaarlijks opbrengen.<br />
Nu kan men zich gcmaklijk voorftellen,<br />
wat verflag deze gedaan heeft, dewijl 'er volftrekt<br />
niets voor mij gevolgd is. Dit is een openbaar<br />
kenmerk <strong>van</strong> de list, die 'er gefpeeld is.<br />
SCHANDOR'S broe<strong>der</strong>, die ongetrouwd en bezitter<br />
is <strong>van</strong> de helft dezer goe<strong>der</strong>en, zat reeds 18 jaaren<br />
in de ge<strong>van</strong>genis te Kufftew, tot welke hij voor<br />
zijn leven gevonnisd was, omdat hij twee zusters<br />
verkracht, vergeven, en nog an<strong>der</strong>e moorddaadigheden<br />
begaan hadt. Als deze in de ge<strong>van</strong>genis<br />
ftierf, dan waren de goe<strong>der</strong>en, dewijl hij gene kin<strong>der</strong>en<br />
hadt, op ftond aan den Fiscus vervallen; en<br />
in dcszelfs plaats kwam ik regelrecht, volgends<br />
het Hongaaijclic recht als eerfte bezitter. Zoo dra<br />
nu de Keizer de TrencUfehe Documenten uit het<br />
Ar-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. ïó"?<br />
Archief opëiSchte, zagen de vermogende bloedver-<br />
.wandten de gevolgen in, en bewerkten pardon<br />
voor den moordenaar. Vervolgends tradt hij terftond<br />
in 't huwlijk, en verkreeg de protectie dei-<br />
Magnaten, gevolglijk was mijne hoop verijdeld.<br />
Zoo gaat het in onze wereld, die evenwel de beste<br />
Van alle mooglijke werelden zijn moest.<br />
Ik had nu mijne bezigheden verricht, en fpoedde<br />
mij na Weenen terug. On<strong>der</strong>tusfchen moet ik<br />
hier nogthans een voorval vernaaien, het welk met<br />
het volgende in verband ftaat, en de Priesterlist<br />
affchil<strong>der</strong>t.<br />
Ik was ten eten bij den toenmaals in O ff en Kom-<br />
•mandeerenden Generaal <strong>der</strong> Kavallerij, Heer VAN<br />
BARCO, die voormaals met mij als Ritmeester bij<br />
het Regiment Cordua gediend hadt. Deze is een<br />
bekend zeer geinteresfeerd man, en een vriend<br />
Van den Bisfchop <strong>van</strong> Erlan ; die geen geld fpaart,<br />
om zijne dweepzuchtige oogmerken te bereiken.<br />
Na het eten nodigde hij mij tegen den volgenden<br />
dag. Maar ik ontfchuldigde mij, dat ik na Füred<br />
reizen moest, om aldaar <strong>van</strong> zekeren Heer Vicegefpan<br />
<strong>van</strong> MARIASIJ geld te ont<strong>van</strong>gen, welke aldaar<br />
de broncuur gebruikte. Maar, zoo a Is ik naar<br />
huis wilde gaan, ontmoette ik dezen, juist als hij<br />
door PtsïH wilde rijden, en ik reisde dienvolgends<br />
niet na Füred:<br />
Drie dagen daarna gaf ik den Generaal een bezoek.<br />
Hij vraagde mij: — Zijt gij al zoo fchielijk<br />
Aerug? Mijn antwoord was: — Ik ben 'er niet geweest,<br />
omdat ik mijn vriend hier gevonden heb,<br />
BARCO fchcen heel ontfteld en ongerust. Doch<br />
•£oeu werd jk geheel niet ontwaar^ waarom. Maar<br />
i ' %<br />
hes
J04<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
het gevolg,heeft mij de ontwikkeling <strong>van</strong> het raadzei<br />
ontdekt, te weten:<br />
MARIASIJ was den Bisfchoppen een doorn in<br />
het oog, en op dienzelfden tijd, was in het bad<br />
te Füred eene bijeenkomst <strong>van</strong> verfcheiden vermogende<br />
Magnaten, die, zoo als ik in 't vervolg verftond,<br />
aldaar een ontwerp tegen de verbaazende<br />
inkomften <strong>der</strong> Bisfchoppen zouden gemaakt hebben,<br />
waarbij zij, wezenlijk, den Vorst meer gezags,<br />
ten voordeele <strong>van</strong> den verdrukten burgeren<br />
boerenftand, ook tot beperking <strong>van</strong> het geweld<br />
<strong>van</strong> den Adel vasthielden.<br />
Deze ftap bracht de alvermogende Geestlijkheid<br />
in beweging. BARCO waakte voor haar, gaf hcira-><br />
lijke berichten na Weenen, en hadt, of listig, of<br />
misleid, vvaarfchijnlijk den Monarch bericht, als of<br />
deze bijeenkomst nadeelige oogmerken voor hem<br />
bedoelde, en 'er mij bij genoemd, omdat hij giste,<br />
dat ik ook in Füred geweest was.<br />
Thans ging ik op reize na Weeizcn en Zverbacii,<br />
maar werd in 't begin <strong>van</strong> September gedagvaard,<br />
om bij den toenmaligen Krijgsprcfident ad interim,<br />
den Graaf TIGE, in perfoon te verfchijnen. Zoo<br />
dra ik binnengetreden was, gebood, hij mij, op<br />
een drooge bevelhebbers toon, ik zou, op uitdruklijk<br />
bevel <strong>van</strong> den Vorst, het volgend belagchlijk<br />
Kevers on<strong>der</strong>fchrijvcn:<br />
Revers,<br />
Letterlijk gekopieerd.<br />
Nademaal het uit zijne Majeiïeits genade mij<br />
toegelegde jaargeld mij het nodige voor alle de<br />
behoeften <strong>van</strong> mijne talrijke Familie niet verfchaft<br />
heeft, en ik dienvolgends tot hier toe genoodzaakt<br />
ge-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 165<br />
geweest ben, om mij door de pen eenige bijverdiende<br />
te winnen; maar zijne Majefteit daartegen<br />
zich a'lergenadigst genegen betoont, om mijn penfioen<br />
tot 1500 Florijnen jaarlijks te verhoogen,<br />
ja, in gevalle <strong>van</strong> mijne aflijvigheid voor mijne gemaalin,<br />
voor haar op een penfioen tc letten; zoo<br />
verbind ik mij, zoo wel in erkentenis <strong>van</strong> deze<br />
voor mij en mijne familie geopenbaarde allerhoogfte<br />
gezindheid, als ook uit hoofde <strong>van</strong> mijn inwendig<br />
gevoel, dat mijne tot hier toe door de pen<br />
gezochte kostwinning, vooreerst voor het Karakter<br />
<strong>van</strong> Officierdaar ik uit hoogjle genade mede bekleed<br />
ben, maar dan ook voor de rechtfihapenheid<br />
<strong>van</strong> eik braaf man verkleinend en verne<strong>der</strong>end is,<br />
na rijpe overweging, geheel vrijwillig, op mijn<br />
officiers-woord, en met verpanding mijner eere,<br />
dat ik <strong>van</strong> alle mijne voorgaande, en alle an<strong>der</strong>e<br />
fchrijverij, welke tot openbare belangen betrekking<br />
heeft, binnen cn buitenslands geheel en al aftand<br />
doe, en gevolglijk dat op geenerleië wijze door<br />
an<strong>der</strong>en zal laten voortzetten, of iemand daaromtrent<br />
aanleiding geven, maar veel meer alle nog U<br />
mijne handen zijnde Opftcllen, Aantekeningen, en<br />
alle Stukken, die daartoe flechts <strong>van</strong> verre betrekking<br />
hebben, aan den Heer Generaal <strong>der</strong> Kavallerjj,<br />
zijne Excellentie Graaf VAN TIGE, getrouw<br />
ter hand zal Hellen, mij mijn loven lang binnen de.<br />
Keizerlijk-Koninglijke Staaten onthouden, en ook<br />
ftil en gerust gedragen zal. Zorg dragende, da*<br />
zulks ook door mijne Familie gefchiedei en op deze<br />
wijze hoogstdeszelfs te hopjn genade zoo voor<br />
mij, als in geval <strong>van</strong> aflijvigheid voor mijne nage-<br />
L<br />
3 ia.
•i66' LEVENSGESCHIEDENIS V A N<br />
laten Gemaalin, met alle Vermogens waardig e@<br />
verdienstlijk zal trachten te maaken.<br />
Ter bekrachtiging <strong>van</strong> dit alles, heb ik dit Revers,<br />
in tegenwoordigheid <strong>van</strong> zijne Excellentie, den<br />
Heer Graaf <strong>van</strong> TIGE, Generaal <strong>der</strong> Kavallerij,<br />
met volle verftand, en met vrijen ml, vervaardigd,<br />
en 'er mijn zegel op gedrukt,<br />
Weenen,<br />
den II Augustus, 1791.<br />
CL. S.)<br />
FREDRIK, BARON VAN DER TRENCKV<br />
Nu öordeele men, wat ik, na het voorlezen<br />
Van een zoo laagzield Revers, den Generaal, die,<br />
in de houding <strong>van</strong> eenen RIIADAMANTUS, voor<br />
mij ftondt, antwoordde.<br />
Bij de minfte weigering dreigde men mij met<br />
den Spielbcrg. Ik nam dan de pen, fchreef mijn<br />
haam, maar verklaarde tevens, dat ik mijn ontflag<br />
Vragen, en mijne eer, vrijheid, en letterkunde, aan<br />
geene fchatten <strong>der</strong> wereld, veelmin aan een Penfioen<br />
zou opofferen, daar ik hier mede plegtigst<br />
ftfftand <strong>van</strong> deed, Ik appelleerde aan den Vorst,<br />
en ging, als een zwaar beledigd mensch, de deur<br />
uit, en ook den volgenden dag na het Hof.<br />
Vooraf echter, moet ik hier het volgende aanmerken,<br />
het geen ik ook terftond aan den Hofkrijgsraad<br />
in beflisfende uitdrukkingen cn den ftijl<br />
Van TRENCK, wijdlopig voordroeg, waarbij ik<br />
het mij afgedwongen Revers terug cischte, alzoo<br />
ik nooit willens Was, hetzelve naar te komen. Dit<br />
ft'ttk Was tên naastenbij <strong>van</strong> den volgenden inhoud 5<br />
Nooit
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. ló"?<br />
Nooit kon cn zou ik gelooven, dat de Iaage<br />
uitdrukkingen en de eisch, welke dit Revers bevatte,<br />
met het bevel <strong>van</strong> eenen Monarch konden<br />
overeenkomen, die een Befchermgod <strong>der</strong> wetenfchappen<br />
is, die mijne Handfchriften, welke ik<br />
voor de Hongaren fchreef, gelezen en goedgekeurd<br />
hadt, eer zij gedrukt werden; en voor wien<br />
ik mij on<strong>der</strong> duizend gevaaren blijmoedig hadt opgeofferd<br />
— Zou het voorts wel onbetaamlijk zijn,<br />
voor eenen foklaat, als hij, zoo als ik, in de geleerde<br />
wereld zich kon voordoen? Ik heb, door<br />
mijne pen, in geheel Europa roem cn toejuiching<br />
gekregen, en verwisfel deze eere niet met<br />
den titel <strong>van</strong> Veldmaarfchalk. Het geen ik mij<br />
zeiven gegeven heb, blijft ook eeuwig het mijne,<br />
en Titels zijn zelden de gevolgen <strong>van</strong> verdienden<br />
en goed gedrag; gevolglijk kan alleen een vijand<br />
<strong>der</strong> deugd, waarheid, en wetenfchappen, alleen<br />
een Weetniet in de Hofkrijgskancclerij een zoo<br />
fchandelijk en beledigend Revers hebben opgedeld.<br />
De ellendige dijl en delling verraadden reeds den<br />
opdeller <strong>van</strong> het Weener Extrablad. Voor het<br />
overige was ik overtuigd, dat mijne vijanden dit<br />
Revers dechts als een valdrik faamgedommeld hadden,<br />
om mij te plaagcn, gelijk de gevolgen ook<br />
reeds bewezen hadden. Want, toen ik tien dagen<br />
na de on<strong>der</strong>tekening na Hongarijën op reis ging,<br />
werd ik daar terdond gearresteerd, als of ik mijn<br />
Revers gebroken hadt, waarin evenwel dechts letterlijk<br />
daat: — dat ik niet buiten de Erdanden<br />
zon<strong>der</strong> verlof reizen zou.<br />
.De fchande trof <strong>der</strong>halven enkel mijne vijanden.<br />
— Dc eischte dienvolgends dit afgedwongen Revers<br />
L 4<br />
te-
IÖ8 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
terug; dewijl ik niet willens was, het te houden,<br />
en ik ook buiten de grenzen <strong>van</strong> Oostenrijk in<br />
ééne week met mijne pen meer winnen kon, dan<br />
mijn gantfche jaarlijkfche Penfioen bedroeg. Mijn<br />
dienstijver was ver<strong>der</strong> uitgebluscht, nadat ik 43<br />
jaaren vergeefs gearbeid, en op loon gehoopt had;<br />
de waarfchijnhjkheid geboodt mij, voor het toekomfhge<br />
een befluit te trekken, dewijl mijne Wee-<br />
»«• - vijanden te magtig waren, en mijn zelfbehoud,<br />
en Va<strong>der</strong>pligt eischte eindelijk een manlijk befluit:<br />
ikzou gevolglijk den Monarch om verklaaring <strong>van</strong><br />
dit voor mij onoplosbaar raadzel, in dit geval, of<br />
om mijn ontllag verzoeken, dewijl ik niet meer<br />
kampen, maar met mijne grijze haairen rust wilde<br />
zoeken.<br />
Maar helaas ! alles bleef onbeantwoord.<br />
Ik ging dan regelrecht naar den Vorst, dien ik<br />
ernftig vond; mijn voorftel roerde zijn va<strong>der</strong>hart,<br />
dewijl ik zoo fprak, als een beledigd man, in mijne<br />
onhandigheden , gerechtigd is te fpreeken.<br />
Hij verwon<strong>der</strong>de zich in 't bijzon<strong>der</strong>, toen ik hem<br />
den eerroovenden inhoud <strong>van</strong> het Revers verhaalde;<br />
nog meer, toen ik hem de bedreigingen <strong>van</strong> den<br />
Generaal TIGE zeide, die mij de on<strong>der</strong>tekening<br />
hadt afgedwongen; en verzekerde mij, dat hij <strong>der</strong>gelijke<br />
Proceduren en uitdrukkingen nooit bevo-<br />
Jen hadt.<br />
M<br />
Als k hem nu zijne belofte herinnerde; als ik<br />
bewees, dat ik niets zon<strong>der</strong> zijn Coa/hnt, en alleen<br />
voor hem, met opoffering <strong>van</strong> mij zeiven , gefchjrevcn<br />
had; maar hoe in tegendeel het mij voorgelegde<br />
Revers alle mijne oogmerken vernietigde,<br />
cn mij zijne Majefteits ongenade en verachting aanwees<br />
j
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. l6$<br />
wees, — was zijn merkwaardig antwoord — met<br />
een zachtmoedig oog: —•<br />
Ja, mijn lieve TRENCK! alles, wat gij, voorleden<br />
jaar, in Hongarijën gedaan en gefchreven hebt,<br />
is prijswaardig, verdient belooning , en ik zal het<br />
niet vergeten; maar ik heb het u gezegd , gij<br />
moet mij niet compromitteren, want ik kan u niet<br />
befcherrrifen, gij moet u zeiven uit den ftrik redden.<br />
Maar, dewijl gij de laatfte reis in Julij eene geheel<br />
an<strong>der</strong>e rol dan de eerfte gefpeeld hebt, dewijl mij<br />
het groote Rendevous in Füred met mijne ergfte vijanden<br />
bekend is, daar gij het woord gevoerd hebt,<br />
dewijl deze voor mij en den lande zoo gevaarlijke<br />
bijeenkomst, <strong>van</strong> zulke lieden, ja zelfs <strong>van</strong> het<br />
Stadhou<strong>der</strong>fchap, en het Generaal - Commando bericht<br />
is, zoo heb ik werklijk deswegens reeds zekeren<br />
LANIJ en KOWACZITSCH <strong>van</strong> hunne Ambten<br />
afgezet, en moeten bevelen, dat gij niets meer<br />
in Hongarijën fchrijven zult.<br />
Hoe ftond ik verbaasd, over deze gezegden! Ilc<br />
was, <strong>van</strong> mijn gantfche leven, nooit in Füred geweest,<br />
mijn geweten was zuiver, ik zag terftond,<br />
dat het een ftreek <strong>van</strong> Paapenwraak was, die den<br />
Generaal BARCO door list, omkooping, of Dwecperij,<br />
tot eene valfche Denunciatie bewogen hadden<br />
Ik antwoordde <strong>der</strong>halven op ftond heel koen: —<br />
Vorst, gij zijt bedrogen! Mijne daaden fpreken:<br />
Nooit heb ik Füred gezien; dit bericht is een<br />
Paapen-ftreek, om mij verdacht te maaken. Zoodra<br />
iemand mijnen halve gecasfeerd is, dan moet<br />
en wil ik, als een verra<strong>der</strong> en oproerftoker, door<br />
bculs handen fterven. Uwe Majesteit is recht-<br />
L 5<br />
vaar-
I70 LEVENSGESCHIEDENIS V A N<br />
vaardig; ik beroep mij op uwe rechtvaardigheid<br />
en heb genade noch verfchoning nodig.<br />
De waarlijk grootmoedige en menschlievende<br />
Vorst ftondt geheel in verwarring — hij was <strong>van</strong><br />
mijne goede zaak overtuigd, cn durfde nogthans<br />
niet beflisfen, de befchuldigers waren te magtig.<br />
Hij gaf mij <strong>der</strong>halven ten antwoord.<br />
Wees gerust, TRENCK! ik ben geheel niet<br />
kwaad op u, ik weet, dat gij een eerlijk man zijt;<br />
maar alles ligt mij uwenwege aan de ooren tc maaien,<br />
gij hebt de geestlijkheid te grof beledigd, en<br />
& heb u gezegd, dat ik u niet openlijk befchermen<br />
kan.<br />
Overmorgen moet ik na Praag, na de kroning,<br />
op reize, wacht u flechts, dat u, in mijn afzijn,<br />
geen ftreek gefpeeld wordt, en wacht gerust op<br />
•uw Landgoed, tot dat ik we<strong>der</strong>kom.<br />
Het gefprek hadt lang geduurd, ik had veel gezegd,<br />
cn de Vorst fcheen mij dubbelzinnig, en<br />
<strong>van</strong> veele valfche berichten het hoofd vol te hebben.'<br />
Maar naauw was ik <strong>van</strong> hem afgegaan, of ik nam<br />
de Post, en reed naa Qfea, om op de plaats zelve<br />
na<strong>der</strong>e bewijzen <strong>van</strong> het gefpeeld bedrog in te<br />
winnen, en vervolgends hem terftond na Praag te<br />
volgen, en openlijke voldoening te vor<strong>der</strong>en.<br />
Mijne komst in Ojjen maakte groote opfchudding.<br />
Ik ging terftond na den Secretaris <strong>van</strong> de<br />
Stadhoudcrfchap LANIJ, en vraagde hem; of hij<br />
gecasfeerd ware? Zijn antwoord was: Ja.<br />
Doch alzoo men hem gezegd hadt: dat dit op<br />
allerhoogst bevel gefchied was, dewijl hij op de<br />
bijeenkomst te Füred medegewerkt hadt, cn hij<br />
zich
TRED1UK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 171<br />
zich nu volkomen zuiverde, en ook bewees, dat<br />
bij, zoo min als ik, Füred ooit gezien hadt: dctvijl<br />
de valfche Befchuldiger — niets bewijzen<br />
kon, en bekennen moest, dat men hem bedrogen<br />
hadt, zoo was hij <strong>van</strong> zijne Overigheid bevonden,<br />
onfchuldig gelasterd te zijn, gelijk deze dit dan<br />
ook bericht, de Casfatie verhin<strong>der</strong>d, en bevel bekomen<br />
hadt, om hem LANIJ ter fchadeloosftelling,<br />
bij dc eerfte gelegenheid, eene hooger bediening<br />
te geven. Hetzelfde antwoord kreeg ik <strong>van</strong> den<br />
an<strong>der</strong>en eerlijken man. Dus hadt zich gevolglijk de<br />
beste Monarch overijld, het bericht <strong>van</strong> zijn Hof<br />
te fchielijk geloofd, en tegen alle zijne neigingen<br />
en voornemens aan, eene magtfpreuk on<strong>der</strong>tekend,<br />
die hij terftond, bij na<strong>der</strong>e verlichting, we<strong>der</strong> herriep.<br />
Nu fpoorde ik alle de bronnen na, en ontdekte<br />
terftond het gepleegd bedrog.<br />
In Füred was wezenlijk eene bijeenkomst gehouden<br />
<strong>van</strong> eenige edeldenkende Magnaten. Deze<br />
hadden een affpraak genomen, dat zij , op den<br />
naastvolgenden Landdag, <strong>van</strong> hunne oude Privilegiën<br />
<strong>van</strong> Barbaarschheid afftand doen, en aan<br />
Koning LEÖPOLD meer magts wilden inruimen,<br />
om burgers en boeren uit <strong>der</strong>zelver kluisters te<br />
verlosfen, en meer Industrie in het land te bevor<strong>der</strong>en;<br />
maar daartegen zou de Monarch den Bisfchoppen<br />
hunne verbaazende inkomften en magt,<br />
en hunne onbegrensde heersch- en hebzucht vermin<strong>der</strong>en,<br />
en deze inkomften tot algemeen welzijn<br />
<strong>der</strong> verdrukte ftanden, tot opwakkering <strong>der</strong><br />
Industrie, on<strong>der</strong>wijs <strong>van</strong> den grooten en geheel<br />
wil-
173 -LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
wilden hoop, en tot bevor<strong>der</strong>ing <strong>der</strong> Fabrieken<br />
en den Koophandel befteeden.<br />
Dit Plan hadden de Paapen ontdekt. Nademaal<br />
zij nu allen mijne fchriften kenden, welke voor<br />
dit doel gefchreven waren, twijfelden zij geen<br />
oogenblik, of ik moest aan het hoofd <strong>van</strong> deze<br />
maatschappij te Füred arbeiden. Nu werdt de Generaal<br />
BARCO, als Kommandeerend Generaal, een<br />
man, wiens karakter aan alle Hongaar en bekendis,<br />
door hun verkozen, om den Monarch te bedriegen,<br />
en hem de bijeenkomst te Füred als een hoogstgevaarlijk<br />
Complot af te fchil<strong>der</strong>en, fchoon zij in tegendeel<br />
geheel voor den Vorst en 's Lands welzijn<br />
geriemd was.<br />
Zekere Paap, met naame GABELHOFER, moest<br />
een arglistig uittrekzel. uit mijnen Macedonifchen<br />
Held maaken, dat de Duivel zelve niet boosaartiger<br />
kan opzoeken, om te bewijzen, dat ik reeds<br />
ze<strong>der</strong>t 26 jaaren kwaade aanflagen tegen den Monarch<br />
gefmeed had, om dien bij het volk verdacht<br />
te maaken. Vervolgends hadden zij eenige plaatzen<br />
uit mijn boek uitgetrokken;, het welk ik <strong>van</strong><br />
den Oorfprong <strong>der</strong> Franfche Revolutie wezenlijk<br />
in eenen ftijl gefchreven heb, die alle volken <strong>van</strong><br />
de navolging moet afichrikken. Hieruit trokken<br />
zij het arglistig befluit, dat, dewijl ik de laager Handen<br />
tegen de Oppermagt <strong>der</strong> kerk en <strong>der</strong> Magnaten<br />
zocht op te hitzen, en ook door mijne fchrif- -<br />
ten en gedrag in Hongarijën, mijzelven een' zeer<br />
grootcn aanhang, bijzon<strong>der</strong> <strong>van</strong> alle de Prouflanten,<br />
verworven had, zoo behoorde zijne Majefteit mij,<br />
als een hoogstgevaarlijk man, in Hongarijën het<br />
ver<strong>der</strong> fchrijven te verbieden, mij na<strong>der</strong> in 't oog<br />
hou-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 173<br />
houden, mij de reize <strong>der</strong>waards te beletten, of<br />
zich <strong>van</strong> mijn perfoon te verzekeren.<br />
De fchranJere Vorst kende wel mijn hart, en<br />
mijne gezindheden voor hem, hij hadt ook alle mijne<br />
fchriften gelezen, en heimlijk goedgekeurd.<br />
Maar hij zag zich genoodzaakt, aan de Stadhou<strong>der</strong>fchap,<br />
de veel vermogende Geestlijkheid, en<br />
het bericht <strong>van</strong> eenen Commandeerenden Generaal<br />
toe te geven, ,en hadt aan den Krijgshofraad bevel<br />
gegeven, om mij het reeds gemelde Revers, ter<br />
voldoening <strong>van</strong> mijne vijanden, voor te leggen. In<br />
dezen Hof krijgsraad nu zit een Dweepachtig en<br />
fnood mensch. Deze hadt het waarlijk belagchlijk<br />
opftel, in zijnen aan elk eenen kenbaaren dommen<br />
ftijl opgefteld, en veel-meer <strong>van</strong> mij gevor<strong>der</strong>d,<br />
dan de Vorst bevolen hadt, misfchien hadden ook<br />
de Bisfchoplijke Dukaten, of de verzekering <strong>van</strong><br />
groote aflaten, daar het hunne toegedaan.<br />
Nu, binnen een paar etmaalen, den gantfehen<br />
fieutel dezer Intrigue ontdekt hebbende, waardoor<br />
men den Keizer bedrogen hadt, befloot ik terftond<br />
na Praag te reizen, om hem het gantfche Raadzel<br />
op te losfen. Doch toen ik 's avonds om n<br />
uuren in het Logement dm Arend, t'huis kwam,<br />
zeide mij de Kastelein, dat de Kommandeerende<br />
Veldmaarfchalk, Prins <strong>van</strong> COBURG, gezonden, en<br />
laten zeggen hadt, dat ik vroeg om 10 uuren bij<br />
hem moest komen.<br />
Tevens vondt ik een' Brief uit TVeenen <strong>van</strong><br />
eenen vriend in den Hof krijgsraad, dat 'er een bevel<br />
<strong>van</strong> den Hofkrijgsraad was uitgevaardigd aan<br />
het Generaal - Kommando te Of es, om mij terftond<br />
te arresteeren, en naa IVecnen te zenden,<br />
om
Ï74<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
omdat ik, zon<strong>der</strong> verlof, ftrijdig met mijn Revers,<br />
na Hongarijën gereisd was.<br />
Ik ken de magt en Proceduuren <strong>van</strong> dit gerichtshof,<br />
alwaar één vijand genoegzaam is, om den<br />
grootften Generaal op te offeren. Hier <strong>van</strong> zijn<br />
voorbeelden bekend: want de Hofraad WEE ER<br />
hadt Prins EUGEEN ter dood veroordeeld , omdat<br />
deze, zon<strong>der</strong> zijn bevel, de Turken geflagcn hadt;<br />
en mijn Neef de bekende Tandunrcn • Overfte<br />
TRENCK, die den ftaat zoo gewigtige dienften bewezen<br />
hadt, ftierf als een wettelijk veroordeelde<br />
misdaadiger, zon<strong>der</strong> befcherming, op den Spielterg,<br />
omdat hij heimlijke vijanden in den Hofkrijgsraad<br />
hadt, gelijk ik in mijne Levcnsgefchicde*<br />
nis, zon<strong>der</strong> iemands tegenzeggen, wettelijk bewezen<br />
heb.<br />
Nu had ik even hetzelve te vreezen, zoodra ik<br />
in handen <strong>van</strong> deze Heeren geraakte; dcrhalven<br />
nam ik het beüuit, om niet na den Prins <strong>van</strong> co-<br />
BURG te gaan, ten einde het gevaar te ontwijken,<br />
en ging den volgenden dag vroeg op reize na<br />
Wnitzen, 4 mijlen <strong>van</strong> Of en, alwaar ik in eene<br />
afgelegen herberg mijn geld afwachten, en <strong>van</strong> daar<br />
na den Keizer wilde reizen, om alle aanflagen te<br />
vernietigen.<br />
Maar, hier werd ik den volgenden dag gearresteerd,<br />
en na Of en gevoerd, hier als een misdaadiger<br />
op de ofïicierskamer, met eene waarlijk belagchlijke<br />
toerusting den nacht over bewaakt, en<br />
's morgens door eenen kapitein <strong>van</strong> het Garnizoen,<br />
den Heer <strong>van</strong> CINNIQUE, met Extrapost, na Weenen<br />
gebracht, hebbende hij bevel, mij met niemand
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I?5<br />
mand te laten fpreken; of aan niemand te laten<br />
fchrijven.<br />
Dit is merkwaardig, dat ik als een gewigtig<br />
boosdoener beoordeeld moet geweest zijn, dewijl<br />
ik bij de Linie, als Keizerlijk majoor, aan een Po*<br />
licij-Korporaal ter bewaaking werd overgeleverd,<br />
het welk nogthans, volgends krijgsdienst-gebruik,<br />
alleen in dat geval plaats kan hebben, wanneer de<br />
misdaadiger reeds werklijk tot het tuchthuis of ter<br />
dood, volgends de wetten, veroordeeld is.<br />
Den volgenden morgen werd ik in de ftad gebracht,<br />
alwaar ik huis-arrest in mijne woning<br />
kreeg; maar de grenadiers- Lieutenants, die daagüjks<br />
verwisfeldcn, bleven in mijn vertrek, en hadden<br />
bevel mij aan niemand te laten fchrijven, noch<br />
zelfs mijne vrouw en kin<strong>der</strong>en met mij te laten<br />
fpreken, hetwelk echter alleen in landen gefchieden<br />
kan, daar het hoogstmooglijke Despotisme<br />
woedt.<br />
Ik wachtte de terugkomst ym den Vorst vut<br />
Bohème met eene geruste ziel, en zeker <strong>van</strong> de<br />
overwinning, af. Maar op den 19 dag <strong>van</strong> mijn<br />
Arrest, en drie dagen voor zijne aankomst te Weenen,<br />
kwam de Plaats - Majoor, en bracht mij mijn<br />
degen, benevens het volgend Refcript <strong>van</strong> den<br />
Hof krijgsraad:<br />
„ Nademaal 'er in deze gantfche zaak een mis-<br />
,, verftand heeft plaats gehad, zoo is de Heer<br />
„ Overfte Wachtmeefler, Baron TRENCK, mids<br />
„ dezen <strong>van</strong> zijn Huisarrest ontflagen, hetwelk de-<br />
„ zelve zich veroorzaakt heeft, dewijl hij zich,<br />
j, volgends dienstgebruik, bij het Generaal - Kom-<br />
' man*
I7Ö" LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />
^ mando niet aangediend, en zijne woonplaats in<br />
„ Of/en driemaal veran<strong>der</strong>d heeft. De fchriften,<br />
v> die hem door dit misverftand ontnomen zijn,<br />
„ zullen hem ook te gelijk, mids dezen, we<strong>der</strong>gegeven<br />
worden..,"<br />
Hierbij is dit merkwaardig, dat men, toen ik<br />
in Hongarijën was, mijn kamer met geweld opengebroken,<br />
en zich <strong>van</strong> alle mijne fchriften meester<br />
gemaakt hadt. Men moet mij, gevolglijk, als<br />
een Landverraauer aangeklaagd hebben, an<strong>der</strong>s zou<br />
dit toch nooit hebben kunnen gefchieden: en nogthans<br />
heeft niemand mij on<strong>der</strong>vraagd, niemand de<br />
reden gezegd, waarom ik gearresteerd was.<br />
Schendt zulk een gedrag de regeering niet <strong>van</strong><br />
eenen grootmoedigen rechtvaardigen Vorst, die<br />
zoo heilig verzekerde, dat men nooit <strong>van</strong> magtfpreuken<br />
on<strong>der</strong> zijne regeering hooren zou: en<br />
zouden wel een Generaal, een Hofraad, dezelve tot<br />
eeuwigen fmaad <strong>der</strong> Wetten, en met ongeftrafte<br />
belediging <strong>der</strong> volksrechten, kunnen werkdcllig<br />
maaken ?<br />
Nog meer... Ik heb toch den Staat 43 jaaren<br />
met eere gediend, en beloning cn achting verdiend;<br />
ik heb hem waarlijk met meer ijver en werkvermogen<br />
gediend, dan één <strong>van</strong> allen, die mij mishandelden;<br />
ik was ze<strong>der</strong>t 30 jaaren ftaf- officier,<br />
Heer en gegoed Landman in Oostenrijk; ik bezat<br />
goe<strong>der</strong>en, en had eene vrouw en 8 kin<strong>der</strong>en in<br />
't land, <strong>van</strong> welken de oudflc zoon in zijn a^llt<br />
jaar Kapitein was. Ie<strong>der</strong> een wist, dat ik nooit<br />
Generaal noch Staatsdienaar wilde wezen; dat de<br />
Vorst mij.met zijn gantfche vertrouwen vereerde,<br />
dat ik juist in Hongarijën de gewigtigfte rol voor<br />
hem
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 177<br />
hem gefpeeld hadt: en nogthans vondt Paapen-<br />
Wraak middel, om den Vorst <strong>van</strong> COBURG, een<br />
allerwegen bekenden menfchenvriend, zoo ver te<br />
beweegen , dat hij , uit toegevendheid , welke<br />
juist geen gebrek <strong>van</strong> het hart, maar <strong>van</strong> de natuur<br />
is, niet alleen een' man <strong>van</strong> mijn rang liet<br />
arresteeren , maar zelfs een openbaar valsch bericht<br />
aan den Hofkrijgsraad liet toekomen:<br />
,, .Dat ik in Of en driemaal <strong>van</strong> woonplaats ver-<br />
„ an<strong>der</strong>d, en hem daarom verdacht voorgekomen<br />
„ was..."<br />
Nadien nu dit gefielde niet waar is, en uit dit<br />
zelfde leugenachtig bericht alle de gevolgen dm*<br />
ftaan zijn, die mij zoo grof beledigd hebben; nadien<br />
mij, waarlijk in de Oostenrijkfche Staaten,<br />
bijzon<strong>der</strong> in Hongarijën, daar ik zoo veel gedaan,<br />
geleden, en verloren heb, en de allergewigtigfte<br />
rol voor den Vorst fpeelde, niemand on<strong>der</strong> de<br />
Landlopers kan tellen, op welken de Policij een<br />
waakend oog moet houden: zoo is zon<strong>der</strong> tegenfpraak<br />
bewezen, dat de adjudant, of rapporterende<br />
Generaal, of <strong>van</strong> de Paapen bedrogen was,<br />
om mij een pots te fpeelen, of de valfche Rapporteur<br />
heeft een onöverlegden flap gedaan, en<br />
niet als een eerlijk man gehandeld. Het eerfte<br />
is waarfchijnlijk; maar het an<strong>der</strong> tevens verdacht,<br />
dewijl ik, 0p mijn ernftig verzoekfehrift, om de<br />
zaak grondig te on<strong>der</strong>zoeken, en 'er pligtmatig<br />
bericht <strong>van</strong> aan de Overheid te geven, met geen<br />
antwoord verwaardigd ben geworden.<br />
Vermoedlijk heeft een zoo gewigtig man, als<br />
een Militaire Overigheid zich gefchaamd, over<br />
IV. DEEL. M<br />
z o a.
Ï78<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
zonneklaar bewezen dwaling, en bij eene Overigheid,<br />
die gewend is, willekeurig te werk te<br />
gaan, ook zijne eigene onfeilbaarheid willen handhaaven.<br />
Maar ik ben gerechtigd tot verdediging <strong>van</strong><br />
mijne eere, en den een'en an<strong>der</strong>en openlijke lasteraars<br />
te noemen, die dit valsch bericht afgezonden hebben.<br />
Want het is bewezen , dat ik- maar twee<br />
dagen in den Arend te Offen gelogeerd heb »<br />
en dat ik den <strong>der</strong>den dag uit datzelfde huis op<br />
reize ben gegaan. Ook wenschte ik wel te weten,<br />
of een man <strong>van</strong> mijn ftand, en goeden naam<br />
en faam, verdacht kon zijn, al had ik zelfs eene<br />
an<strong>der</strong>e herberg verkozen , of bij een vriend gelogeerd.<br />
Deze verklaring ben ik aan mij zeiven cn<br />
aan mijne kin<strong>der</strong>en fchuldig, dewijl ik in Weenen<br />
geene behoorlijke voldoening heb kunnen bekomen.<br />
De Vorst was zoo wel als het Publiek <strong>van</strong><br />
de waarheid overtuigd ; maar hij kon den<br />
gantfehen Hofkrijgsraad geen koen verwijt<br />
doen, wegens de onbezonnen overhaasting, of<br />
despotiek tegen de wetten aanlopend gedrag. Ik<br />
was dus het flachtoffer <strong>van</strong> Staatkunde en overmagt,<br />
en nadien ik niet gewend ben iet te fpaaren,<br />
daar recht en eere cn veiligheid <strong>van</strong> denbesten<br />
burger <strong>van</strong> den Staat ftraffeloos kan beledigd<br />
worden; dien zelfs de bestverlichte Vorst<br />
tegen een' faamgefpannen hoop niet befchermen!<br />
kon, welke niet edel genoeg dacht, om met eere<br />
te herroepen, het geen men misfchien alleen uit<br />
partijgeest of toegevendheid beflotcn hadt, zoo<br />
was
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 179<br />
was mij niets an<strong>der</strong>s overig, dan de overman te<br />
ontwijken.<br />
Ik vor<strong>der</strong>de dan op een beflisfenden toon e-ne<br />
openbare voldoening, of mijn ontflag, waarbij k<br />
tevens <strong>van</strong> mijn militair Penfioen <strong>van</strong> 900 guldénten<br />
plegtigfte aftand deed; mijn Heven te<br />
ïwr<br />
eischte, en verklaarde, dat ik het overfchot mijner<br />
dagen heel onafhangklijk, naar willekeur, of,<br />
buiten de Oostcnnjkfche Staaten wilde doorbrengen,<br />
zon<strong>der</strong> hiertoe verlof nodig te hebben of<br />
verpligt te zijn, aan eenige Militaire Overigheid<br />
te gehoorzaamen.<br />
Men hadt hier Over verflag gedaan , en ik bekwam<br />
het volgend Decreet <strong>van</strong> het Weener Gene<br />
raal-Kommando, waartoe ik mij als het eerste<br />
Gerichtshof gewend had:<br />
*• Z i j M e M a J' e f t e i t h e e f t den Heer Majoor Baron<br />
» TRENCK, 0p zijn verzoek, het ontflag <strong>van</strong> zijn '<br />
" v o o m ^ Charge als Majoor, zon<strong>der</strong> overleveren<br />
<strong>van</strong> het an<strong>der</strong>s gewoon ontflag-Revers<br />
„ toegeflaan; befloten hebbende, hem 'JL LJ£<br />
„ overgelegd, betreifende het nalaten <strong>van</strong> het<br />
« fchrijven, we<strong>der</strong> ter hand te (tellen, en het tot<br />
» hier toe genoten Penfioen <strong>van</strong> 900 gulden tot<br />
„ 1500 te vermeer<strong>der</strong>en, en hetzelve aan zijne<br />
„ vrouw en kin<strong>der</strong>en te laten, on<strong>der</strong> voorwaar-<br />
„ de dat zij het in zijner Majefcits landen genie,<br />
5, ten. a&m><br />
„Waar<strong>van</strong> aan den Heer Baron TRENCK ken-<br />
* " 1 S g e g e v f n W o r d t W zijn naricht, en te geiiSk<br />
* f h<br />
« «Wft wegens het nalaten <strong>van</strong><br />
» ichnjven, midsdezen overhandigd, en denzeiven<br />
'<br />
M 2<br />
„ ver-
l8o LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
„ ver<strong>der</strong>s gemeld wordt, dat zijn vrouw en doch-<br />
„ ter het bovengewaagde Penfioen <strong>van</strong> den 18 <strong>der</strong><br />
„ maand October af, als den dag <strong>der</strong> afgegeven<br />
„ hoogde Revolutie, uit het krijgs - betaal - ambt<br />
„ alhier, tegen kwitantie <strong>der</strong> moe<strong>der</strong> te ont<strong>van</strong>gen<br />
„ hebben."<br />
Weenen,<br />
den sSften October, 1791.<br />
KINSKIJ. V. ORLANDINL<br />
Aan den Heer FREDRIK, Baron<br />
VAN DER TRENCK.<br />
Kan men wel een roemrijker ontflag bekomen'?<br />
En getuigt dit niet, dat de grootmoedige Vorst<br />
gunflig en billijk omtrent mij dacht? Toen ik mijn<br />
ontdag vor<strong>der</strong>de, en trotsch <strong>van</strong> mijn Penfioen afzag,<br />
vermeer<strong>der</strong>de hij hetzelve, en fchonk het aan<br />
mijne kin<strong>der</strong>en. Dit is <strong>der</strong>halven een openlijk bewijs<br />
, dat hij mij genegen was, maar in de omdandigheid,<br />
waarin hij zich bevond, nog niets openlijk<br />
voor mij doen kon, zon<strong>der</strong> de Hongaarfche<br />
Geestlijkheid te beledigen, welke hij nog te zeer<br />
reden hadt, om te ontzien. Buitendien giste men,<br />
dat ik op den Landdag onmooglijk gewaagd zout<br />
hebben, zoo veel te fchrijven, als ik niet heimlijk<br />
gedekt was geweest. Want -op zoo menigvuldige<br />
klagten en overgezonden berichten, hadt de Vorst<br />
mij immers dechts het zwijgen kunnen beveelen, of<br />
mii naa Weenen ontbieden; maar dewijl dit, tot<br />
het
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
l8l<br />
het einde <strong>van</strong> den Landdag, niet gefchiedde, zoo<br />
twijfelde niemand aan de politieke toegevendheid<br />
<strong>van</strong> het hof, en beoordeelde mij als het werktuig<br />
<strong>van</strong> LEÖPOLD, om zijn doel te befchieten. Hij<br />
durfde mij <strong>der</strong>halven nog niet openlijk befchermen<br />
of beloonen, en alhoewel hij mij heiligst beloofd<br />
hadt, ten minden dat te zullen vergoeden, wat 's<br />
Lands kas bij het verkopen <strong>der</strong> Trenckifche goe<strong>der</strong>en<br />
werklijk getrokken hadt, en mij vervolgends<br />
vrijheid gaf, om de tegenwoordige bezitters, volgends<br />
de Hangari/che landwetten, aan te tasten; alhoewel<br />
hij mij verzekerde, dat ik' bij de uitdeeling<br />
<strong>der</strong> goe<strong>der</strong>en <strong>van</strong> den Koninglijke Fiscus in het<br />
Bannaat een Equivalent voor het verlorene zou bekomen,<br />
nogthans bleef hij befluiteloos, en delde<br />
de volbrenging uit, tot dat een haastige dood hem<br />
de heerfchappij ontrukte. Zoo heeft mijn ongelukkig<br />
lot met mij in alle on<strong>der</strong>nemingen gefpeeld!<br />
Het verhief mij zoo vaak ten hoogden top <strong>der</strong> zekerde<br />
hoop, en in een ©ogenblik was ik we<strong>der</strong>,<br />
daar nieuwe ontwerpen mij bezig hielden, om tegen<br />
behoefte en vervolgingen te kampen. Bij den<br />
Grooten FREDERIK kon mijn uitzicht niet blinken<strong>der</strong><br />
zijn, maar lastering en overijling deeden mijn<br />
luchtkadeel indorten. MARIA THERESIA wantrouwde<br />
mij, omdat ik geene Misfe wilde hooren.<br />
FREDERIKS Staatkunde maakte <strong>van</strong> die gelegenheid<br />
gebruik, en hieldt mij door zijne Weener welbetaalde<br />
verfpic<strong>der</strong>s in eene werkloosheid, opdat ik<br />
hem niet zou kunnen benadeelen. Op het einde<br />
hunner dagen erkende zij, dat zij mij miskend, en<br />
mijne goe<strong>der</strong>en met onrecht aan de roofzucht overgelaten<br />
hadt; zij was werklijk op weg, om mij te<br />
M<br />
3 be-
I?» LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
beloonen, en ftierf, zon<strong>der</strong> mij in haar gantfche le-»<br />
ven het minfte goed te bewijzen, alhoewel ik het<br />
flachtoflèr voor baaren dienst was, gelijk mijne Leyen^sgefchiedenis<br />
reeds getrouw en zon<strong>der</strong> achterhouding<br />
verhaald heeft. In Rusland was de weg<br />
<strong>van</strong> mijn geluk open, toen de Pruisfifche Minister<br />
GOLZ , op bevel <strong>van</strong> zijn Hof, alles op zoodanige<br />
wijze vernietigde, die mij op nieuw in4e zee<br />
<strong>van</strong> zorgen ftortte. Keizer JOSEFUS zocht mij,<br />
maar hij vondt een' rond eerlijk man , die hem de<br />
zuivere waarheid , en alle de gevolgen <strong>van</strong> zijne<br />
•overfneide on<strong>der</strong>nemingen voorzeide. Ik was <strong>der</strong>-<br />
Jialven zijn man niet, zoo als hij de mijne niet<br />
-was, en ik verwij<strong>der</strong>de mij zeiven zoo ver mooglijk<br />
<strong>van</strong> hem; ik zocht recht, maar vond bet niet f<br />
en zijne genade en titels kon ik misfen; nogthans<br />
heb ik veel voor hem gedaan en gearbeid, maar<br />
hij was wantrouwend, deedt volftrekt niets voor<br />
-mij, en erkende te laat, dat ik hem veel dienst<br />
hadt kunnen doen. Hij is dood, en ik betreure<br />
zijnen dood niet.<br />
LEÖPOLD beklom den troon, ik kende hem geheel,<br />
hij verwaardigde mij met zijne achting, en<br />
won mijn hart en gantfche vertrouwen: het geen<br />
ik voor hem gedaan heb, en hoe ijverig ik mij<br />
voor zijn welvaart heb opgeofferd, is in dit Boek,<br />
zon<strong>der</strong> praalzucht, verhaald... Het verband <strong>van</strong><br />
gebeurenisfen cn omftandigheden alleen, verhin<strong>der</strong>de<br />
hem, dat hij mij niet kon beloonen. Belluiteloosheid<br />
ftelde de uitvoering <strong>van</strong> zijne belofte<br />
uit... en hij overleedt, toen ik aan het doel mijner<br />
hoop dacht te zijn.<br />
Moede <strong>van</strong> kampen, afgefchrikt door de on<strong>der</strong>-<br />
. vin-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 183<br />
vinding, en bekwaam tot groote voornemens, verwij<strong>der</strong>de<br />
ik mij nu <strong>van</strong> Weenen, alwaar de waarlijk<br />
eerlijke man, <strong>van</strong> den magtigen hoop , niets dan<br />
vervolging en ondankbaarheid te verwachten heeft.<br />
Ik ben ook te oud, om bij een' jong Vorst eene<br />
nieuwe loopbaan aan te <strong>van</strong>gen, en heb befioten<br />
eene volmaakte onafhangklijkheid te verkiezen •><br />
daar dc echte wereldkenner roem en de toejuiching<br />
zijner medeburgeren verdienen kan.<br />
Na dezen buitenftap keer ik tot den draad <strong>van</strong><br />
mijn verhaal te rug.<br />
Nadien ik, bij zoo grove beledigingen <strong>van</strong> de<br />
Gerichtshoven volftrekt geene voldoening ont<strong>van</strong>gen<br />
kon, en den weg <strong>van</strong> rechten vergeefs gezocht<br />
had, liet ik mij openlijk in den Schouwburg aan<br />
het Publiek zien. Alles gaapte mij met verwon<strong>der</strong>ing<br />
aan, want mijne vijanden hadden overal uitgeftrooid...<br />
dat ik, in Hongarijën de muiterij aangevuurd<br />
hebbende, kruislings gefloten na i'/eenen<br />
en <strong>van</strong> daar jiaar den Speelberg, tot eene eeuwige<br />
ge<strong>van</strong>genis gevoerd was. Zekere Hofraad verzekerde<br />
zelfs op zijne eere in een gezelfchap, dat<br />
hij mij op dienzelfden dag, toen ik 's avonds in<br />
dc komedie zichtbaar was, en met verheven hoofde<br />
midden on<strong>der</strong> mijne laagzielde vijanden ftond,<br />
die mij met mijne nieuwe overwinning geluk<br />
wenschten, in het gekkenhuis hadt zien opfluiten,<br />
ook hadden de openbare nieuwspapieren mij als<br />
een landvcrraa<strong>der</strong> reeds in den ijslijkften kerker gefloten.<br />
Nog meer... Ik ging drie dagen na dit Toneel,<br />
dat de Weener domöoren en booswichten zoo<br />
weinig eere aandoet, na Zwerbacli bij mijne vrouw<br />
cn kin<strong>der</strong>en, On<strong>der</strong>tusfchen had ik een koffijhuis-<br />
• . M 4 mees-
184 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
meester, die in mijne buurt woonde, met naame<br />
WIGAUD, de Commisfie gegeven, om mijne brieven<br />
<strong>van</strong> de post te ont<strong>van</strong>gen, en mij na te zenden,<br />
ik verwon<strong>der</strong>de mij, dat ik 'er geen ontving,<br />
ik vraagde hem, bij mijne terugkomst, naar de reden:<br />
Zijn antwoord was:.. Zekere GROSSINGER<br />
was in naam <strong>der</strong> Policij bij hem gekomen, en hadt<br />
alle mijne brieven, on<strong>der</strong> zwaare bedreigingen, opgeè'ischt.<br />
Verftoord over eene zoo grove belediging<br />
op een' tijd, toen ik, met zoo veel roem,<br />
mijne vrijheid bekomen had, en gewis bij geene<br />
overigheid, bij geen eerlijk man verdacht kon zijn,<br />
fnelde ik naar den Directeur <strong>der</strong> Policij, den Heer<br />
VAN BEEK , die an<strong>der</strong>s een eerlijk man is, en vor<strong>der</strong>de<br />
openlijke draf <strong>van</strong> den vcrmctelen booswicht<br />
GROSSINGER, dién geheel Weenen als zoodanig<br />
kent.<br />
De Heer VAN BEER fcheen verbaasd, en vor<strong>der</strong>de<br />
<strong>van</strong> mij een fchriftelijk voordel, ten einde<br />
mij volkomen voldoening te bezorgen, dewijl deze<br />
vent niet on<strong>der</strong> de fpions <strong>der</strong> politie behoorde,<br />
noch ook nooit <strong>der</strong>gelijke beveelen <strong>van</strong> de Regeering<br />
tegen mij gegeven waren. Ik wachte 14 dagen<br />
op uitlpraak, maar al zoo 'er niets op volgde,<br />
ging ik we<strong>der</strong> bij hem. Bij mijne komst zeide hij<br />
mij:.. Ik heb den deugniet de ooren ter deeg gewasfehen,<br />
hij zal het nooit meer on<strong>der</strong>nemen....<br />
Ik eischte ftraf, leverde nogmaals mijne klagte<br />
fchriftelijk in, maar kreeg volftrekt geen antwoord,<br />
en de kerel bleef ongeftraft.<br />
Is dit niet een openbaar bewijs <strong>van</strong> dc Weener<br />
Proeedurcn ? Welk eerlijk man is zijn leven, zijne<br />
eere, vrijheid, en goed daar zeker, waar Gerichts-<br />
ho-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 185<br />
hoven zulke fchendaaden tegen de algemeene veiligheid<br />
<strong>van</strong> den besten burger <strong>van</strong> den Staat befchermen<br />
kunnen? En dit gebeurde on<strong>der</strong> de regeering<br />
<strong>van</strong> den rechtvaardigden en bestmooglijken<br />
LEÖPOLD?<br />
Nu vervoegde ik mij eindelijk bij hem, en vond<br />
hem, zoo als gewoonlijk, minzaam. Mijn voordel<br />
ontdeldc en ontrustte hem, dewijl hij mij geheel<br />
kende, cn alleen wist, dat mijn dienst-ijver<br />
voor hem mij deze nieuwe vervolgingen op den<br />
hals gehaald hadt.<br />
Alleen berispte hij mijne overhaasting, dat ik<br />
<strong>van</strong> den Hof krijgsraad mijn ontflag gevraagd had, het<br />
welk hij mij niet weigeren kon; hij verzekerde mij<br />
voldrekt <strong>van</strong> zijn medelijden, cn zijn gunst voor<br />
het toekomende, bijzon<strong>der</strong> voor mijne kin<strong>der</strong>en,<br />
en geboodt mij, een' bekwamer tijd af te wachten,<br />
als zijne handen tot weldoen min<strong>der</strong> gebonden<br />
zouden zijn dan tegenwoordig. Ik herinnerde hem<br />
zijne belofte, dat hij mij goe<strong>der</strong>en ter vergoeding<br />
in het Dannaat zou geven. Zijn antwoord was:<br />
Geduld! het zal zeker gefchieden; maar thans kan<br />
ik niet,,dewijl de Hongaarfche Geestlijkheid, uwe<br />
doodvijanden, in haar vermoeden ver<strong>der</strong>kt zou<br />
worden, dat ik uwe fchriften en gedrag goedkeuren,<br />
en nog bovendien beloonen wil. Kort gezegd...<br />
hij geboodt mij dil,op mijn landgoed, eene<br />
betere gelegenheid af te wachten, maar hadt den<br />
moed niet, om mij openlijk gerechtigheid te laten<br />
we<strong>der</strong>vaaren. Zoo zijn de handen <strong>der</strong> beste Vorden<br />
gebonden, daar het ministerieel-Despotisme ééns<br />
ingedopen is, en de Paap als gifmenger den Vorst<br />
<strong>van</strong> edele daaden terug fchrikt. De wijze LEÖ-<br />
M 5<br />
POLD
ï8
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 187<br />
Onrustig, en fteeds <strong>van</strong> Dweepers en Rechtsverdraajers<br />
getrapt, leefde ik eenige weeken op mijn<br />
landgoed, terwijl ik mijne vrouw na Weenen zond,<br />
voordat LEÖPOLD overlecdt.<br />
Hij ontving haar met alle mooglijke distinctie,<br />
die zelfs nijd verwekte. Hij boodt haar zelve aan<br />
zijne Gemaalin aan, aan welke hij alle Prebenden<br />
en uitdeelingen <strong>van</strong> Pennoenen <strong>van</strong> alle vrouwlijke<br />
dichtingen overgelaten hadt. De Vorftin ontving<br />
haar met heel bijzon<strong>der</strong>e gunst, en geboodt<br />
haare Opperhofmeesteresfe bij de eerfte voorvallen<br />
en openftaande plaatzen, haar voornaamlijk mijne<br />
dochters in gedachten te brengen.... Maar, ach!<br />
ook zij is thans overleden, en heeft insgelijks niets<br />
gedaan. Doch, ik ben te moede, te vaak misleid,<br />
om eene nieuwe proeve te on<strong>der</strong>nemen, en wil<br />
in vreemde Staaten zoeken, dat ik in het ongevoelig<br />
Oostenrijk nooit heb kunnen vinden. Nadien<br />
ik nu den Keizer LEÖPOLD, als mijnen fchutsgod,<br />
zelfs in 't graf verëere, alhoewel hij mij in de<br />
daad niets goeds bewezen heeft, dat aan het gewigt<br />
<strong>van</strong> mijne hem bewezen dienften evenredig ware,<br />
echter eischt mijn pligt, dat ik ook aan de wereld<br />
in een beknopt voorftel, <strong>van</strong> hem de waarheid<br />
bekend maake, zoo als ik ze getoetst heb, en op<br />
mijn eer en geweten bevestigen kan:<br />
LEÖPOLDS neiging, temperament, hart, en hoedanigheden,<br />
waren volftrekt het tegengeftelde vart<br />
het karakter <strong>van</strong> zijnen broe<strong>der</strong> JOSEFUS. Hij was<br />
geheel mensch, geheel geboren en gevormd, om<br />
als Vorst zijn volk gelukkig te maaken, en in<br />
vreedzame hutten te doen wooncn; zijn wil was<br />
daartoe altijd genegen, maar zijne bekwaamheid<br />
niet
Ï38<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
niet <strong>van</strong> de eerfte klasfe, hoewel verre boven het<br />
middelmatige verheven. Overhaasting in het befluiten,<br />
verwij<strong>der</strong>de hem niet <strong>van</strong> de ftandvastigheid<br />
eens Wetgevers, en bij een gezond vermogen<br />
<strong>van</strong> overleg, hadt hem de regeering in het kleine<br />
Toskanen, tot gewigtiger on<strong>der</strong>nemingen voorbereid.<br />
Zijne gevoelige ziel was tot alle verheven handelingen<br />
genegen; maar dewijl hij in het kleine<br />
Florence alles wilde weten, en gevolglijk daar ook<br />
tijd hadt, om zich met kleinigheden te bemoejen,<br />
zoo overhoopte hij in het wijdluftig Weenen zijnen<br />
arbeid met voorwerpen, die een groot Monarch<br />
alleen aan zijne Politie behoorde over te laten.<br />
Berichten <strong>van</strong> geheime verfpie<strong>der</strong>s in gezelfchappen<br />
, moeten den troon niet bezig houden,<br />
waardoor aan de lastering gelegenheid gegeven<br />
wordt, om haar vergif uit te breiden.<br />
Het is waar, dat hij, bij zijne komst in Weenen<br />
geheele pakken met Denunciatiën verbrandde , zon<strong>der</strong><br />
die te lezen, welke zijn voorzaat tot zijne geliefkoosde<br />
bezigheden bewaard hadt. Ook is dit<br />
waar, dat JOSEF een zwart boek hadt nagelaten,<br />
waarin de namen ftonden <strong>van</strong> hun, die nog geftraft,<br />
of tot werkloosheid gebracht moesten worden.<br />
Het is waar, dat, als LEÖPOLDS Troonserfgenaam<br />
'er naar tastte, en het lezen wilde, de<br />
edele Va<strong>der</strong> hem hetzelve uit de hand rukte, en<br />
het met deze eeuwig te verëeren woorden in het<br />
vuur wierp: —<br />
„ Noch gij noch ik moeten den inhoud weten."<br />
Welk een - gedenkwaardige Karaktertrek voor<br />
eenen Vorst! Zijne on<strong>der</strong>danen hadden - dienvolgends
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 189<br />
gends geene magtfpreuken te vreezen. On<strong>der</strong>tusfchen<br />
wisten zijne famenfpannende Gerichtshoven<br />
in zulke gevallen, daar zij zijne weldaadigheid in<br />
boejen wilden fluiten, den weg, om hem wantrouwend<br />
en huivrig te maaken, of hun gewoon Ministerieel-Despotisme<br />
te bemantelen.<br />
Geen Monarch is alwetend. Hij kan uit het<br />
middelpunt <strong>van</strong> het geheel zijner wijduitgeftrekte<br />
Staaten den gezichtkreits nooit overzien, daar de<br />
arglistigheid de waarheid omwolken wil. Ik zelve<br />
was een Slachtoffer <strong>van</strong> deze handelwijze; en hoe<br />
naauwkeurig hij ook mij, mijn hart, en mijnen<br />
wil kende, echter kon hij aan den verëenigden<br />
hoop <strong>van</strong> Priesters, Magnaten, en Referenten,<br />
geen openbaar wantrouwen toonen, en moest ten<br />
winften in fchijn gelooven, hetgeen zij in een<br />
valsch licht voordroegen. Genoeg, hij zag klaarer<br />
dan men <strong>van</strong> hem geloofde-en oordeelde, en zou<br />
op zijn tijd getoond hebben, dat hij niet zoo gemaklijk<br />
te verleiden was, als men dacht, indien hij<br />
flechts langer geleefd hadt. Maar hij beklom den<br />
troon op een' tijd, toen JOSEFUS alles dooreen<br />
geworpen en verwrikt hadf, zijne landenwaren bij<br />
eenen Baijerd te vergelijken. Braband was reeds<br />
afgevallen, ja verloren, en alle Provintiën ftonden<br />
al gereed tot omwenteling. Zijn voorzaat hadt,<br />
door overhaaste verordeningen, alles beledigd, en<br />
in algemeene verwarring gebracht, en mismoedigheid<br />
was ten hoogften top geklommen: hij vondt<br />
ze dus, en verijdelde alle de ontwerpen zijner<br />
ftaatsvijanden.<br />
Zijne priesters hadden Braband opgeftookt. Deze<br />
fchoone Provintie was reeds verloren, cn ook<br />
door
193 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
door vreemde Mogendheden aan zijne, gehoorzaamheid<br />
ontrukt- In Hongarijën gebeurde hetzelfde,<br />
en Bohemèn wankelde insgelijks. De Turkfche<br />
oorlog hadt de kasfen uitgeput, de armee ten'<br />
grond geholpen , en een algemeen misgewas' dreigde<br />
de misnoegde en waarlijk beledigde volken met<br />
hongersnood. Aan den an<strong>der</strong>en kant integendeel<br />
ftondt de gewapende ontzaglijke Pruisfifche magt,<br />
aan de grenzen al gereed, om de Monarchie den<br />
doodlijken flag toe te brengen. Nooit was Oosten--<br />
rijk in zoo een fchriklijken toeftand, als in dit<br />
tijdftip. LEÖPOLDS fchran<strong>der</strong>heid en zijne <strong>van</strong> pas<br />
gebruikte toegevendheid, zijne fijne en genepen'<br />
Staatkunde alleen, vondt hulpmiddelen tegen alle<br />
dreigende gevaaren. Hij won de harten, en het<br />
vertrouwen <strong>der</strong> Piongaren, en floot de vrede <strong>van</strong><br />
Reichenbach op eene wijze, welke alleen die geen<br />
berispen kan, die de toenmalige gefteldheid <strong>der</strong><br />
Oostenrijkfchc Staaten niet kent.<br />
Deze ftap deedt het gantsch Toneel <strong>van</strong> Europa<br />
veran<strong>der</strong>en. De vrede volgde nu aan alle kanten.<br />
Het afgevallen Braband keerde te rug, de Hongaren<br />
fcherpten hunne ooren, en deeden morrend, maar<br />
evenwel ootmoedig, het geen LEÖPOLD geboodt.<br />
Hun heerschzuchtig Ariftocratisch Diploma werdt<br />
Verworpen; hij beval de Kroning in Presburg, die<br />
men in Of en wilde voltrekken, en werdt ongemerkt,<br />
door zijn minzaam gedrag, Oppergebie<strong>der</strong>-<br />
'Ook wist hij deze muitzuchtige Natie zoo te winnen,<br />
dat zij thans genegener zijn dan ooit, om<br />
goed en bloed voor goede Koningen veil te<br />
hebben. Zeker een meesterftuk <strong>der</strong> fijnfte Staatkunde<br />
!<br />
Ook
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
ÏQÏ<br />
Ook volgde de vrede met de Turken, dewijl hij<br />
geene onbevolkte woeftijnen wilde veroveren. En<br />
hoe zeer ook de Pruisfifche en Oostenrijkfchc oogmerken<br />
dwars tegen elkan<strong>der</strong> liepen, echter vondt<br />
hij een' weg, om de belangen <strong>der</strong> beide Mogendheden<br />
te verbinden, en de Duitfche broe<strong>der</strong>liefde<br />
te bevor<strong>der</strong>en.<br />
Eene Epoque, die in de gefchiedenis even zoo<br />
merkwaardig als voor de tijdgenoten won<strong>der</strong>baar<br />
fchijnen zal, hoe verdacht ook aan de Berlijnfche<br />
Patriotten de wegen altijd zullen voorkomen, door<br />
welken eene waarfchijnlijke onmooglijkheid werkdaadig<br />
mooglijk werdt.<br />
Zeker Staatsdienaar heeft mij wel met bitterheid<br />
befchuldigd, dat ik, door mijnen toenmaligen invloed,<br />
op het vertrouwen <strong>van</strong> den Vorst, en zelfs<br />
door fluipwegen, veel tot deze vrede toegebracht<br />
heb. Maar de nakomelingfchap zal mijn vonnis<br />
fpreken, en ik zal beter, in 't vervolg meer <strong>van</strong><br />
dit gewigtig on<strong>der</strong>werp aan de beoordeling <strong>van</strong><br />
eerlijke Duitfchcrs voorleggen. Thans keer ik<br />
te rug tot de getrouwe affchil<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> een Vorst,<br />
wiens asfche ik verëere, dewijl zij de dankbare<br />
Gedachtenis <strong>van</strong> alle eerlijke Duitjbhers verdient,<br />
en zijne fchran<strong>der</strong>heid het vergieten <strong>van</strong> Duitse»<br />
bloed verhin<strong>der</strong>d heeft.<br />
Naar zijn gedrag, was hij geheel va<strong>der</strong> <strong>van</strong> zijn<br />
huis, cn tc gelijk <strong>van</strong> zijne volken. Hij hadt veel<br />
gelezen, veel naargefpoord, en zijne ontwerpen<br />
fcherpzinnig doorgedacht; hij was bedaard in de<br />
uitvoering en ftandvastig in groote gevaaren. Weldaadig<br />
voor verdrukten, en ook niet onverzoenlijk<br />
bij beledigingen. Goedheid <strong>van</strong> hart bezielde<br />
zij-'
IQ?-<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
zijne handlingen, en geen Monarch heeft ooit ede-<br />
Ier gedacht, wanneer hij tot magtfpreuken verleid<br />
mogt zijn. Zijne menigvuldige Penfioenen, die<br />
met gerechtigheid verzeld gingen, en welke hij<br />
enkel aan hulpbehoevenden geern fchonk, bewijzen<br />
zijn verheven gevoel; en dat hij verdiende en<br />
wetenfchappen wist te achten, zal ,ie<strong>der</strong> bevestigen,<br />
die zijn gedrag heeft nagegaan.<br />
Nooit gaf hij zich over aan de gevaarlijke uitwerkzelen<br />
<strong>van</strong> toorn, alhoewel hij geneigd fcheen<br />
tot overhaastingen, ook was hij altijd ligt.te bevredigen,<br />
niet wraakzuchtig noch onverzoenlijk.<br />
Hij vondt vermaak in het lezen <strong>van</strong>'leerzame boeken,<br />
en zijne weetgierigheid bleef altijd met gezond<br />
overleg in evenwigt. Ernftig, daar de omftandigheden<br />
zulks vor<strong>der</strong>den, bleef zijn perfoonlijke<br />
omgang nogthans altijd innemend, zelfs bekoorlijk,<br />
en in gezelfchap vergat hij geern het gebiedende<br />
en terughoudende <strong>der</strong> Majefteit. De toegang<br />
tot zijne troon ftond voor alle bedrukten zon<strong>der</strong><br />
on<strong>der</strong>fcheid <strong>van</strong> ftand open; en alhoewel de nöoit<br />
te vrede Weener Ingezeten klaagde, dat hij meer<br />
MARIA Troost, dan MARIA Hulp, was, evenwel<br />
deedt hij wezenlijk veel goeds, hoorde alle voorftagen<br />
met gelatenheid aan, maar kon onmoogh'jk<br />
allen voldoen, en moest, dewijl de last te zwaan,<br />
was, en het on<strong>der</strong>zoek te veel tijds vor<strong>der</strong>de, veele<br />
verzoekers aan de ingeftcldegerichtshoven wijzen,<br />
die gewoon bleven , naar het Weener ingekropen<br />
gebruik te handelen, en niet zoo edel noch billijk<br />
te werk gingen, alsde Vorst. Hier uit ontftonden<br />
ook billijke zuchten, die hij met den tijd zeker<br />
geern verzacht zou hebben, indien hij meer dan<br />
mensch
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 10$<br />
mensch geweest ware. Hij zag den druk zijner<br />
volken, en arbeidde in 't geheim, om aan de klak<br />
ne Despoten paaien te zetten, en ook een gematigd<br />
evenwigt on<strong>der</strong> de verfcheiden ftanden te befiemmen.<br />
Maar het tijdpunt tot deze gewigtige<br />
on<strong>der</strong>neming bleef nog ver af, dewijl de priester»<br />
magt nog te naauw met de Ariftocratifche gemengd<br />
was, en de zwakheid zijner Voorzaten het<br />
Nationaal karakter bedorven hadt.<br />
Overal waar hij zich wendde, en hulp zocht,<br />
was het waare Patriotisme uitgedoofd , dewijl in<br />
't bijzon<strong>der</strong> de toegevendheid en overdrevene<br />
goedheid <strong>van</strong> THERESIA de bedriegers en Staatsbloedzuigers,<br />
de aflaathandelaars en booswichten<br />
gekoesterd, en hen door avrechtfche protectie ongeftraft<br />
gelaten hadt.<br />
Het is altijd zwaar, ja onmooglijk voor eenen<br />
Vorst, hulpmiddelen te vinden, daar het kwaad<br />
reeds ingekankerd is, en Hechts weinigen wil en<br />
bekwaamheid bezitten, om hun bijzon<strong>der</strong> belang<br />
aan het algemeene best opteöfferen. Dit zag, gevoelde,<br />
en kende LEÖPOLD in 't volle gewigt.<br />
En des te zwaarer drukte hem de regecringslast.<br />
Maar flandvastig in zijne yoornemens, zou hij nogthans<br />
menigen fchoonen voortgang in 't bihnenfte<br />
<strong>van</strong> het Staatsgebouw gedaan hebben, indien niet<br />
de uitwendige omftandigheden de bevestiging <strong>van</strong><br />
eene zoo noodzaaklijke als duurzame vrede terug<br />
gehouden, te veel bezigheid gegeven, en een<br />
vroegtijdige dood alle zijne ontwerpen verijdeld<br />
hadt. Hij liet aan zijnen, de kroon waardigeu Opvolger,<br />
zijn voorbeeld, zijne vorstiijke deugden,<br />
zijn model na, naar hetwelk hij Oostenrijks verwrikt<br />
IV. DEEL. N Smts.
194 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
Staatsgebouw we<strong>der</strong> wilde herftellen. Dit moet<br />
met een Herkules - arbeid voortgezet worden, en<br />
ik ken hem zoo wel, dat ik de beste uitwerkingen<br />
kan voorzeggen, ik wensch hem <strong>van</strong> harte, goede<br />
raadgevers, gelukkige keuze, eerlijke medehelpers,<br />
ook geduld, ftandvastigheid, gezondheid, krachten<br />
en geluk, om het edelfte doel <strong>van</strong> eenen waardigen<br />
Vorst te volbrengen. Hij kent mij 5 en mijne kin<strong>der</strong>en<br />
zullen, on<strong>der</strong> zijne regeering, als kin<strong>der</strong>en<br />
<strong>van</strong> eenen man worden aangezien, die nooit werkloos<br />
was voor Oostenrijks welvaart, daar de gelegenheid<br />
zich voordeedt, om daar toe mede te werken.<br />
Verftand, en de locale kennis, de huislijke behoefte<br />
en va<strong>der</strong>pligt gebieden mij flechts zoo lang in vreemde<br />
landen te reizen, tot de jonge Vorst zulke<br />
mannen zoekt, die, zon<strong>der</strong> eigenbelang of Titelzucht,<br />
geern voor hem arbeiden willen. En hij<br />
is zeker overtuigd, dat het mij zoo min aan den<br />
wil als aan bekwaamheid ontbreekt.<br />
LEÖPOLD was ook in zijnen Godsdienst geheel<br />
een Christen, alhoewel hij de misbruiken, in<br />
denzelven ingeflopen, in hunne ontdekte naaktheid,<br />
naauwkeurig kende, en ook getoetst hadt. Hij<br />
was ver af <strong>van</strong> alle Dweepachtig Bijgeloof, maar<br />
moest zich nog fteeds naar tijd en omftandigheden<br />
fchikken, daar de Roomfche Staatkunde in volksbegoocheling<br />
woelde, en daar de Priester - heerschzucht<br />
zelfs den fchran<strong>der</strong>ften Koningen paal en<br />
perk weet te ftellen. Door gematigdheid en achterhouding<br />
<strong>van</strong> zijn waar oogmerk, zou hij gewis het<br />
doel <strong>van</strong> eenen goeden Landsva<strong>der</strong> bereikt hebben.<br />
De verbaazende Bisfchoppelijke inkomften, de uitzuigende<br />
zwerm <strong>van</strong> Munniken, en de verdikkende
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 195<br />
de Dweepzucht, zouden onfeilbaar allengs vermin<strong>der</strong>d<br />
zijn geworden. Maar dit allergewigtigst werk<br />
moest hij aan den erfgenaam <strong>van</strong> zijne kroon<br />
overlaten. God geve, dat deze in de uitvoering<br />
niet laauw zij, noch afschrikt worde ! en dat de<br />
Jefuitsrij, bij het Ministerie, en de Magtigen ingeflopen,<br />
nooit het hoofd om hoog kunne beuren,<br />
om ons in de tijden <strong>der</strong> Kruisvaarten, <strong>der</strong> Sixtusfen<br />
, en Alexandcrs, terug te fingeren. Dat nu de<br />
ons te vroeg ontnomen Keizer juist zoo en niet<br />
an<strong>der</strong>s dacht, als ik hem in deze bladen fchil<strong>der</strong>,<br />
daarvoor ftel ik bij mijnen Lezer mijn geweten en<br />
woord <strong>van</strong> eere te pand. Want alles, wat ik in<br />
Hongarijën fchreef, hadt hij in gefchrift gezien,<br />
en ook goedgekeurd; maar hij bevondt zich in<br />
eene omftandigheid, dat hij mij zeggen moest:..<br />
„ TRENCK! help 'er u alleen door! Wacht u<br />
„ voor vergif en dolk! Ik kan u thans nog niet<br />
„ openlijk befchermen, maar ik zal u niet onbe-<br />
„ loond laten."<br />
Zoo moest een Koning fpreken, die gedwongen<br />
was, ingellopen vooröordeelen en priester - ranken<br />
toe te geven. En dit lot treft alle Staatcn, daar<br />
de Dweeperij de bloedvlag nog kan planten. Ik<br />
geloof, dat Braband aan alle Regenten ten fchrikbeeld<br />
dient, en verwacht thans <strong>van</strong> de Ewopifcha<br />
verwarring of algemeene verlichting, ofterugftorting<br />
in de tijden <strong>der</strong> dikfte duisternis. God zegene<br />
de wapenen <strong>van</strong> hen, die ze voor het geluk<br />
<strong>der</strong> menfehen in de vuist genomen hebben,<br />
en vernietige de best-overlegde aanflagen <strong>der</strong><br />
Dweeperij! Hier op alleen rust de welvaart <strong>der</strong><br />
Tolken, en de waare grootheid <strong>van</strong> menschlieven-<br />
N » de
196 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
de Vorften, voor welken ik alleen nog met blijdfchap<br />
mijn grijzen kop op het flagveld breng, in<br />
gevalle jonge bevelhebbers zulks vergunnen. Men<br />
gelooft verkeerd, dat de verlichting de. verwarring<br />
<strong>van</strong> Frankrijk veroorzaakt heeft. Ik was een<br />
fcherpzichtig waarnemer <strong>van</strong> alle bronnen <strong>van</strong> 't<br />
kwaad. De verdrukking des volks, de verè'enigde<br />
keten <strong>van</strong> Geestlijke en wereldlijke menfchenplagers<br />
dwongen die genen tot opftand, die niets<br />
meer te verliezen hadden dan hunne ellende. En<br />
dit lot dreigt alleen daar, waar men volken alleen<br />
met den geesfel <strong>der</strong> flaaven regeeren wil, hetwelk<br />
thans enkel in het Oosten mooglijk is.<br />
Daar, waar ie<strong>der</strong> reden voelt om met zijnen toeftand<br />
te vrede te zijn; daar, waar het Ministerieel-Despotisme<br />
de handen gebonden zijn, en de<br />
Adel niet met uitfluiting alle Eereposten en voordeelige<br />
Ambten wegkaapt; daar de nuttige Burger<br />
niet in werkloosheid veracht blijft, en verdienften<br />
en bekwaamheid het hoofd kunnen opbeuren; daar,<br />
waar de Priester de opvoeding <strong>der</strong> jeugd niet in<br />
handen heeft, en daar het denken en on<strong>der</strong>zoeken<br />
geoorloofd is, daar is gewis de verlichting nooit<br />
gevaarlijk, daar heeft men ook geene verè'enigde<br />
Revolutie te vreezen. Alleen de ooglogzuchtige<br />
Vorst, alleen hij, welke aan alle ftanden geen gelijk<br />
recht laat we<strong>der</strong>vaaren, vindt in zichzelven reden,<br />
om wantrouwig te zijn, en wordt door de<br />
Franfche Toneelen huivrig gemaakt. Frankrijk ig<br />
het eenigfte voorbeeld <strong>van</strong> algemeenen opftand,<br />
daar de Priester niet medegewerkt heeft. Dit zijn<br />
de gevaarlijkfte lieden in een volk, dat reden heeft,<br />
om misnoegd te ziju. Maar wee den Vorst! die<br />
daar
PREDR.IK 5 VRIJHEER VAN DER TRENCK. 197<br />
daarom gelooft in gevaar te zijn, wanneer het belang<br />
<strong>der</strong> kerk niet met het zijne verbonden is.<br />
Hierdoor geraakt hij geheel on<strong>der</strong> het geestelijk<br />
geweld, en moet zijn dom bedrogen volk geheel<br />
zon<strong>der</strong> befcherming aan hunnen willekeur overlaten,<br />
indien hij zelve aflaat verdienen en zaligheid<br />
hoopen wil.<br />
LEÖPOLD hadt zeker geen gevaar, dewijl hij als<br />
een va<strong>der</strong> on<strong>der</strong> zijne kin<strong>der</strong>en leefde. Maar die,<br />
als een Mogol, <strong>van</strong> zijn volk verwij<strong>der</strong>d leeft, hunne<br />
zuchten niet hooren kan, en Viziri voor zich<br />
laat denken en handelen, die zid<strong>der</strong>t met recht,<br />
"Wanneer de verdrukten morren. Maar die de rol<br />
<strong>van</strong> werelddwinger wil fpeelen, die altijd ten kosten<br />
zijner nabuuren op ronding zijner grenzen<br />
denkt, en vreedzame on<strong>der</strong>danen alleen tot rooversdaaden<br />
wil gewennen, behoorde nooit den eerwaardigen<br />
troon <strong>van</strong> eenen Landsva<strong>der</strong> te 'kunnen<br />
beklimmen of bezoedelen. Volken, die uit de<br />
fchrikbeelden <strong>der</strong> Gefchiedenis hunne gevolgen<br />
kennen, behoorden zulken in een gekkenhuis op<br />
te fluiten, dan was de oorzaak <strong>van</strong> alle Revolutie<br />
tot den wortel uitgeroeid'.<br />
LEÖPOLDS vredelievende ziel verdient eerezuilen<br />
<strong>van</strong> de dankbaarheid <strong>der</strong> nakomelingfchap. Hij zou<br />
gewis, niet alleen zijne Staatcn, maar geheel Europa<br />
gelukkig gemaakt, en alle zaad <strong>van</strong> tweedragt<br />
uitgeroeid hebben. Hij was een befchermer <strong>der</strong><br />
Vrije kunsten, las <strong>van</strong> jongs op geern fcherpzinnige<br />
boeken, bevor<strong>der</strong>de de wetenfchappen , en<br />
zocht verkeering met vrijmoedige, verlichte , en<br />
eerlijke mannen. Bouwt hem <strong>der</strong>halven dank -altaaren,<br />
6 weesgelaten zoons <strong>der</strong> Mufen. Hij is niet<br />
N 3<br />
meer!
10" LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
meer! vereert het ftof, het geheugen <strong>van</strong> eenen<br />
mensch, die de Koninglijke magt waardig was.<br />
Weent bij zijne doodvaas, gij eerlijke medeburgers<br />
<strong>der</strong> Oüsienrijkfche Staaten. Zulken heer hebt<br />
gij nog nooit verloren , misfchien ook nog nooit<br />
verdiend. Ik fchreef een Lofreden bij zijne kroning,<br />
en zweeg bij zijn graf met weemoedigheid.<br />
Waarlijk, hem.alleen diende ik meteen warm hart;<br />
en niets berouwt mij, alhoewel ik, in plaats <strong>der</strong><br />
Verdiende beloning, een flachtoffer <strong>van</strong> zijne toegevendheid<br />
cn befluiteloosheid werd, en ik treur<br />
bij zijn.graf met het gevoel <strong>van</strong> den edelen.<br />
LEÖPOLD bezat bijkans alle de hoedanigheden,<br />
dïe het geluk <strong>der</strong> tijdgenoten bevor<strong>der</strong>en, en den<br />
eerbied <strong>der</strong> nakomelingen verdienen. [Ten bewijze<br />
<strong>van</strong> zijne verheven denkwijze wil ik alleen dit<br />
Volgende vernaaien.<br />
Alzoo ik hem zeer dikwijls zag en fprak, dewijl<br />
hij mij den vrijen toegang vergunde, zeide ik hem<br />
ééns: —'Uwe Majefteit, ik ken de gebreken en<br />
Voordeden in het Staatsgebouw, door eene 43<br />
jaarige on<strong>der</strong>vinding grondig, omdat ik altijd met<br />
naarfpoorende oogen gezien heb. Ik zal U mijne<br />
aanmerking geven over on<strong>der</strong>werpen, die men an<strong>der</strong>s<br />
aan Vorsten niet laat zien, die het Wespennest<br />
iu den arbeidzamen Bijenkorf in het licht<br />
ftcllcn,cn U ook na mijn dood dienst zullen<br />
doen.<br />
Hij gaf mij verlof, om de naakte waarheid t»<br />
fchrijven, zon<strong>der</strong> achterhoudendheid. Het gefchiedde<br />
terftond, en ik leverde hem een opftel<br />
over <strong>van</strong> twaalf bladen.<br />
Acht dagen. daarna vervoegde ik mij we<strong>der</strong> bij<br />
hem.
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
IQQ.<br />
tem. Hij ontving mij minzaam, ging in zijn Kabinet,<br />
en mijn Handfchrift gehaald hebbende,<br />
gaf hij het mij in de hand, mij op den fchou<strong>der</strong><br />
kloppende met deze woorden. - Zoo behoorde<br />
ie<strong>der</strong> een aan het Hof te fchrijven. Tevens geboodt<br />
hij mij, dit aan den Aardshertog FRANS,<br />
den erfgenaam <strong>van</strong> zijnen troon, over te geven,<br />
zon<strong>der</strong> hem te zeggen, dat hij het reeds gelezen<br />
hadt.<br />
Welk een voortrcflijk kenmerk <strong>van</strong> eene verachte<br />
en uitmuntende Vorftelijke ziel!<br />
Hij fprak bijkans twee uuren met mij ovef den<br />
gantfchen inhoud gemeenzaam, gevolglijk hadt hij,<br />
in zoo weinige dagen alles opmerkzaam doorgelezen.<br />
Wie was, bij een zoo treffend toneel, bever<br />
gehoorzaam dan ik? Mijne geheimen waren hem<br />
bekend, en ik zag de uitwerking in zijne oogen<br />
en woorden. Terftond ging ik blijmoedig nahuis,<br />
fchreef 'er nog de volgende Opdragt voor, en gaf<br />
het toen den volgenden dag aan den jongen Vorst<br />
over:<br />
UWE KONINGLIJKE HOOGHEID 1<br />
Zie hiermiin laatfte Zwaanenlied<br />
Voor Oostemijk, na al mijn lijden,<br />
CLees het,. Vorst, En als g' eens ziet,<br />
Waarom 'k dit offer U kom wijden;<br />
Wanneer ervaanng ééns, met glans.<br />
De waarheid U in 't oog doet ftraalen,<br />
Gedenk dan, Vorst, des ouden mans,<br />
Die zuchtend haast moet gral'waards daalenl<br />
Vraag, als mijn Zoon voor U verfchijnt,<br />
Vraag hem, waarom hij weenend kwijnt.<br />
N 4 Hier
LEVENSGESCHIEDENIS<br />
VAM<br />
Hier heb ik mijnen tijd verloren,<br />
Dien niemand m ; j vergoeden kan,<br />
'k Was nooit voor zulk geluk geboren „<br />
Dat mij een Vorst ontnemen kan.<br />
Maar 'k heb ook niemand iet te danken,<br />
Mijn hart alleen heeft mij behoed,<br />
Dit roem ik fteeds met blijde kianken,<br />
Ik deed toch aan het mensebdom goed!<br />
Ik ben <strong>der</strong> waarheid trouw geweest,<br />
'k Heb geen vervolging ooit gevreesd;<br />
Zoo zal 'k met waarheids - ijver<br />
Juich martelaar! gij hebt voldaan!<br />
fterven!<br />
Mijn raad is nogthans aan mijne erven:<br />
Wil niet te fterk voor waarheid ftaan.<br />
Zij was voor mij een hel <strong>van</strong> 't leven,<br />
En toch rouwt ze in de dood mij niet.<br />
Heeft mij mijn werk geen loon gegeven,<br />
Wie weet, wien het nog roozen biedt!<br />
ó Vorst 1 U<br />
flcl ik het ter hand,<br />
Gebruik het voor het Va<strong>der</strong>land.<br />
R,„ T R E N C K.<br />
wzenen,<br />
den 8 April, 1790.<br />
Jan den Jardshertpg FRANS overhandigd.<br />
Of de tegenwoordige Keizer <strong>van</strong> deze fchriften<br />
gebruik maaken, en mij in de rechte fchaal afweegen<br />
zal, zal ik dra bemerken. Maar dit gefchrift,<br />
met deszelfs gewigtigen inhoud, zal, zoo lang ik<br />
leeve, een geheim blijven, en alleen dan eerst gelezen<br />
worden, wanneer Ik niet meer ben.<br />
Het<br />
zou zijne Staatert te klaar ontblooten, en hoe hard<br />
men mij ook beledigt, nogthans ik ben geen verraa<strong>der</strong>,<br />
<strong>van</strong> de mij toevertrouwde, of door mij zeiven
Fft.EDR.IK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
AOÏ<br />
ven ontdekte geheimen. Genoeg, hij zeide , als<br />
Prins was hij mijn gunftige, en als Koning, zou hij<br />
mijn rechtvaardige Heer zijn. Hoe dikwijls heeft<br />
hij mij beklaagd, wanneer ik hem over verdrukking<br />
klaagde. Thans kan hij mij voldoen, dewijl<br />
hij de magt in handen heeft. En Hechts dan eerst<br />
zal ik hem looven en danken. God geve, dat hij<br />
aan mijne kin<strong>der</strong>en goedmaake, hetgeen zijne Voorzaten<br />
mij fchuldig gebleven zijn. Voor mij zeiven<br />
behoeve en wil ik niets zoeken, dewijl ik al te<br />
dikwijls misleid ben, en geleerd heb, uit de on<strong>der</strong>vinding,<br />
dat Kroonprinsfen meer belooven, dan zij<br />
op den troon houden. Daarom heb ik mij thans<br />
zoo lang daar<strong>van</strong> verwij<strong>der</strong>d, tot ik geroepen worde,<br />
en men de waarde en het oogmerk <strong>van</strong> mijn<br />
bovengemeld Staatsfchiïft werklijk erkent, en 'er<br />
ook gebruik <strong>van</strong> maakt.<br />
Het is hem bekend, dat zijn roemwaardige Va<strong>der</strong><br />
mij veel toevertrouwd, en ook veel beloofd<br />
heeft, gelijk ik dan ook veel voor hem gedaan<br />
heb. Zijn hart is edel; hij zal ook even zoo<br />
vorstlijk voor mij handelen, als hij vorstlijk omtrent<br />
mij gevoelde; gevolglijk heb ik ook veel te<br />
hoopen, indien ik zijne gunst voor mijn recht<br />
zoeken wil. Genoeg, ik zal nooit klaagen, dat LE-<br />
OPOLD mij aan de vervolgingen <strong>van</strong> zijne Gerichtshoven<br />
fchuldeloos heeft moeten overlaten. Zijne omftandigheden<br />
vor<strong>der</strong>den nog toegeving, en zijne<br />
magt was nog niet bevestigd, onuin Weenen, bij<br />
het algemeen be<strong>der</strong>f, martelaars voor de waarheid,<br />
gelijk ik ben, te befchermen.<br />
De in Weenen alleen geleerde en geachte Hofraad<br />
SONNENFELS, durfde toch, zoo als ik reeds<br />
W 5<br />
ver-
202 L E V E N S G E S C H I E D E N I S V A N<br />
verhaald heb, on<strong>der</strong> zijne regeering, <strong>van</strong> den openbaren<br />
leerftoel niet meer prediken, dat een on<strong>der</strong>daan,<br />
<strong>van</strong> welke klasfe ook, geen eigendom bezit.<br />
Hij was ten tijde <strong>van</strong> JOSEFUS beroemd, omdat hij<br />
tevens in zijne fchriften beweerde, dat Pruisfen<br />
thans buiten ftaat was, om zich tegen JOSEFUS<br />
Soldaten te befchermen. Zulk eenen Profesfor behoorde<br />
elk eerlijk en verlicht man te verfoejen,<br />
die het Despotisme predikt, om een Titel te bejaa.<br />
gen. JOSEFUS gebruikte hem als een verfpie<strong>der</strong>;<br />
LEÖPOLD verachtte hem, omdat hij den vogel aan<br />
zijne veêren kende; en FRANS zal iemand niet<br />
eeren, die het volksrecht en gezond verftand beledigd<br />
heeft.<br />
Ik fchreef en fprak bij alle troonsveran<strong>der</strong>ingen 4<br />
altijd op denzelfden toon. ' Nooit veran<strong>der</strong>de ik<br />
<strong>van</strong> taal en grondregels; en dit is de roem en<br />
pligt <strong>van</strong> een' verftandig Schrijver en eerlijk man,<br />
dien geen Vorftennïagt ooit naar willekeur zwaajen<br />
zal. Dit pilletjen was ik aan eenen man fchuldig,<br />
wien ik voor de Weener vrienden, die uitwendig<br />
bloohartig fchijnen , een verdiend dank - offer wilde<br />
brengen.<br />
Nu moet ik in dit Boek ook eene hoofdgebcurenis<br />
getrouw verhaalen, die mij eere aandoet,<br />
maar die ook tevens bewijst, dat mijn lot altijd<br />
zijn nukken blijft behouden, en dat mij alle moog.<br />
lijke flagen <strong>van</strong> hetzelve treffen, met welken ik te<br />
worftelen zal hebben, totdat de nakomelingfchap<br />
bij mijn N graf zeggen zal: Hier, hier was eerst de<br />
rust voor TRENCK.<br />
Toen ik in 't jaar 1787 te Berlijn kwam, en<br />
met zoo bijzon<strong>der</strong>e achting ont<strong>van</strong>gen werd, en<br />
ook
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
fi.03<br />
ook kenmerken <strong>van</strong> heel bijzon<strong>der</strong>e gunst <strong>van</strong> den<br />
Vorst genoot, nam ik die gelegenheid waar, om<br />
mijn Hof, dat ik diende, met het Pruisfifche. in na<strong>der</strong><br />
verbindtenis te brengen. Eene eerfte pligt <strong>van</strong><br />
eenen eerlijken Duitjeher, als hij het vergieten <strong>van</strong><br />
'broe<strong>der</strong>bloed kan verhin<strong>der</strong>en. Ik fprak hier <strong>van</strong><br />
met den Keizerlijken Gezant, den Vorst REUSS.<br />
Deze Meldt alle on<strong>der</strong>handelingen voor onmooglijk,<br />
zoo lang de Staatsdienaar IIERZBERG aan het<br />
roer <strong>van</strong> zaken was. Ik haalde hem over, om eene<br />
famenkomst met hem te bepaalen, ten einde met<br />
hem niet als Minister, maar als een bijzon<strong>der</strong> perfoon,<br />
te fpreken, en eikan<strong>der</strong>en <strong>van</strong> weerskanten<br />
na<strong>der</strong> te kennen, waar op ik last kreeg, om dit<br />
met voorzichtigheid, werkftellig te maaken.<br />
• Nu ontdekte ik aan den Graaf HERZBERG den<br />
wensch <strong>van</strong> den Keizerlijken Staatsdienaar. Het<br />
voorftel behaagde hem. Maar hij gaf mij ten antwoord:<br />
Mijn huis is door alle gezanten met verfpie<strong>der</strong>s<br />
bezet; zoodra de Vorst REUSS mij bezoekt, vermoedt<br />
men verbindtenisfen. Dan wordt 'er terftond<br />
na Weenen gefchreven, om den Keizer, die tot<br />
beledigende bon mots genegen is, op te hitzen, gelijk<br />
hij dan geern <strong>van</strong> den Koning <strong>van</strong> Pruisfen<br />
met verachting fpreekt. Dit wordt terftond aan<br />
den Koning bericht, de perfoneele haat tusfehen<br />
beiden gekoesterd, cn alle goede ontwerpen tot dc<br />
verbindtenis lopen in 7 t riet, dewijl 'er veele Mogendheden<br />
aan gelegen ligt, dat Oostenrijk eeuwig<br />
met Pruisfen overhoop ligt.<br />
Ik lloeg nu een middel voor, hoe de Conferentie<br />
geheel incogniio aan eene <strong>der</strong>de plaats geleideden
204 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
den kon, en verkreeg het jawoord, met bepaaling<br />
<strong>van</strong> plaats en uur. De bijeenkomst greep Mand.<br />
De één en an<strong>der</strong> was te vrede, en bedankte mij<br />
voor deze bemiddeling, welke gewigtige gevolgen<br />
beloofde.<br />
Thans ontwierp ik een plan, om allengs na<strong>der</strong><br />
tot verbindtenis te komen. Het betrof:<br />
i. De vrijheid voor we<strong>der</strong>zijdfche on<strong>der</strong>danen,<br />
om na hun va<strong>der</strong>land terug te keeren.<br />
s. Den Hongaarfchen wijnhandel in de Pruisfifche<br />
Staaten voor den Franfchen in te voeren, waartegen<br />
de Hou gaar en een deel Producten <strong>van</strong> Pruisfifche<br />
Fabrieken terug zouden ont<strong>van</strong>gen, en den<br />
vrijen handel tusfchen Bohème en Silefiin.<br />
Ik fprak zelfs, bij gelegenheid, hier over met<br />
den Vorst. Hij wees mij na den Staatsdienaar<br />
VAN WERDER, aan wiens Departement het ftondt,<br />
dit te beöordeelen. En ik verzeker mijne Lezers<br />
op mijne eer, dat WILLEM eene heel bijzon<strong>der</strong>e genegenheid<br />
liet blijken, om mijn voorftel te bevor<strong>der</strong>en,<br />
en blijmoedig de hand aanboodt, tot bevor<strong>der</strong>ing<br />
<strong>van</strong> deze verbindtenis: ook vondt de<br />
Staatsdienaar 'er niets tegen in te brengen.<br />
Nu beval de Vorst REUSS mij het ftilzwijgen<br />
aan, en zeide: Als ons ontwerp na Weenen bij dc<br />
Staats-Kanzelarij en in handen <strong>van</strong> den Pruisfifchen<br />
gezant VAN JAKOBI komt, dan wordt zeker alles<br />
verijdeld. Ik zal alleen in Berlijn alles in perfoon<br />
met den Staatsdienaar HERZBERG uitwerken, dan<br />
reize ik zelve na Weenen, fpreek met den Keizer,<br />
en zal hem zeggen, dat uw dienst-ijver den weg<br />
tot dit gewigtig werk gebaand heeft.<br />
Nu werdt alles bearbeid, en ook de hoofdvraag<br />
be-
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 205<br />
beflist, welk <strong>der</strong> beide Hoven den eerden dap zou<br />
doen, dewijl de vredelievende Koning geheel geene<br />
zwarigheid vondt, om den eerden voordag te<br />
doen. Deze werdt aan den Keizer gezonden, en<br />
bleef 9 weeken lang onbeantwoord.<br />
De oplosfmg <strong>van</strong> dit raadzel is het volgende:<br />
Ik ging na Weenen op reize : fpoedde mij tot<br />
den Keizer, en droeg hem een mondelijk bericht<br />
voor.<br />
Hij hoorde mij met een ipottend oog aan, begon<br />
eindelijk te lagchen, en zeide: —<br />
Wat? wat vergelijken? Ik heb 300,000 man, en<br />
kan in Berlijn wetten voorfchrijven. Zulken Koning<br />
zal ik gemaklijk uit zijn Serail jaagen. Hier<br />
op keek hij mij met trotfche blikken aan, met deze<br />
merkwaardige woorden: — „ Gij hebt toch<br />
„ een Penfioen <strong>van</strong> den Koning gekregen. Ik<br />
„ wensch u geluk. Maar gij weet nog niet, dat<br />
„ ik nog dezen zomer in Konflantinopolen ben<br />
„ en dan zullen wij uit een' an<strong>der</strong>en toon fpre-<br />
„ ken."<br />
Wie JOSEFUS geheel kende, die hoort hem hier<br />
fpreken, en elk Staaten- en menfchenkenner kan<br />
oordeelen, wat ik bij dit Toneel dacht.<br />
Ik keek hem met aandoening aan, trok de fchou<strong>der</strong>s<br />
op, ging zuchtend na huis, en heb hem ze<strong>der</strong>t<br />
dien tijd niet we<strong>der</strong> willen zien. Aan mijne<br />
vrienden zeide ik de gevolgen vooruit; fprak lui<strong>der</strong><br />
dan men in Weenen gewoon is, en werd befpot.<br />
Dus werden alle mijne eerlijke poogingen in<br />
eenen Staat verijdeld, daar men den man enkel<br />
naar het gewigt <strong>van</strong> zijne Eer - ambten, Titels en<br />
groot-
206 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
grootfpraak gewend is af te weegen. En ik on<strong>der</strong>vond<br />
nieuwlings de bevestiging <strong>der</strong> oude waarheid,<br />
dat arbeidzame beien vergeefs honig brengen,<br />
daar muizen in den korf zijn, en de hommels'befchermd<br />
worden.<br />
In het volgende jaar, toen ik uit Parijs terug<br />
kwam, en ook de bronnen <strong>van</strong> de Braband/che omwenteling<br />
naargefpoord had, vervulde ik nogmaals<br />
mijnen burgerpligt, ging ten Hove, en voorfpelde<br />
de gevolgen, maar kreeg ten antwoord: —<br />
„ DALTON zal dat oproerig Canaille dra, gelijk<br />
„ de Tartaaren hunne ge<strong>van</strong>genen, aan de ftaarten<br />
„ <strong>der</strong> paarden binden. Thans wil ik ernst too-<br />
„ nen, en alles zal fchielijk in rust zijn."<br />
Ik hernam: „ Als uwe Majefteit met Nieuwjaar<br />
meester <strong>van</strong> Braband zijt, zoo laat mij het hoofd<br />
voor de voeten leggen."<br />
Deze toon mishaagde. Hij lagchte fpottend, en<br />
zeide: — „ Zoo hebt gij zeker <strong>van</strong> uwen vriend<br />
„ HERZBERG leeren fpreken en oordeelen."<br />
Ook hier zweeg ik al zuchtend, en vier weeken<br />
daarna volgde, het geen ik vooraf gezegd had.<br />
Op zijn ziekbed heeft hij nog aan mij gedacht,<br />
maar niets voor mij gedaan. Hij overleedt in de<br />
verfchriklijkiïe omftandigheden, verdiende berispingen,<br />
en ik heb hem beklaagd, maar nog meer<br />
zijn' opvolger.<br />
Nu verfcheen LEÖPOLD op den troon; in eenen<br />
doolhof <strong>van</strong> vorstlijke zorgen. Ik zocht, en vond,<br />
zoo als reeds gezegd is, den toegang, en was<br />
weeklijks zeker driemaalen bij hem. Men kent in<br />
TVeencn mijne onbegrensde waarheidsliefde, men<br />
weet ook, dat men in Berlijn niet te vrede was,<br />
dat
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 20?<br />
dat TRENCK zoo veel gehoor bij den nieuwen<br />
Vorst vondt. Terftond werden aan alle kanten kabaaien<br />
gemaakt. — Ik werd waargenomen en benijd,<br />
en menige Staats-bloedzuiger zid<strong>der</strong>de en<br />
beefde, ontmaskerd te zullen worden.<br />
De Vorst wenschte bij het aanvaarden zi jnerregeering<br />
niets dan vrede, om, geduurende dezelve,<br />
de Va<strong>der</strong> <strong>van</strong> zijne met recht misnoegde on<strong>der</strong>daanen,<br />
te wezen. Dewijl nu de Reichenbacher<br />
vrede volgde, en ik geduurende dezen tijd zoo<br />
dikwijls bij het hof gezien werd,geloofde men, zoo<br />
wel in Weenen als in Berlijn, dat ik den Keizer<br />
den weg gewezen had.<br />
Men geloove nu hier <strong>van</strong>, wat men wil. Ik<br />
zal eeuwig geene geheimen ontdekken, die mij<br />
toevertrouwd zijn, of waarbij ik als een Duitsch<br />
Patriot voor de Duitfche broe<strong>der</strong>fchap medegewerkt<br />
heb. Roemzucht was nooit mijn ftokpaard.<br />
Moedig zou ik kunnen zijn op de toejuiching <strong>der</strong><br />
nakomelingfchap, wanneer ik als een werktuig <strong>van</strong><br />
de Reichenbacher vrede beoordeeld werd. Maar,<br />
in mijne omftandigheden is de waarheid gevaarlijk,<br />
indien zij ongedekt bloot lag, en ik wil niemand<br />
benadeelen, die een zoo edel on<strong>der</strong>werp, als de<br />
Vrede, hielp werkftellig maaken, en den wensch<br />
<strong>van</strong> LEÖPOLD voldoen.<br />
Dit is heel zeker, dat men met mijn kalf geploegd<br />
heeft. Doch, nadien een an<strong>der</strong> de eere<br />
<strong>der</strong> uitvoering verkreeg, die mij door verraad ontkaapt<br />
is, zoo zal mij ook niemand rekenfehap afvor<strong>der</strong>en,<br />
hoe dit groote plan uitgevoerd is. Ik<br />
heb geen gefchenk <strong>van</strong> den Keizer bekomen, en<br />
bleef alleen arm, terwijl die genen zich verrijkten,<br />
die
fio8<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />
die <strong>van</strong> mijnen arbeid gebruik maakten, en LEÖ<br />
POLD is dood, gevolglijk kan hij aan zijnen erfgenaam<br />
, die volgends JOSEFUS grondregels misfehien<br />
met deze Conventie niet in zijn fchik was,<br />
welke evenwel Oostenrijk <strong>van</strong> den on<strong>der</strong>gang gered<br />
heeft, niet zeggen, wie hem het ijs gebroken en<br />
nog verdienden loon te wachten heeft, wanneer<br />
men ééns de gevolgen <strong>van</strong> dit gewigtig werk erkennen<br />
en ook ten nutte aanwenden zal.<br />
Ik moet hier, ten einde bij mijne Lezers medelijden<br />
te verwekken, een geheim ontdekken, dat<br />
mij eere, maar, ook te gelijk een ontzachlijk man<br />
tot mijn' onverzoenlijken vijand maaken zal. 't Is<br />
zoo, menig één zal zeggen: — TRENCK heeft al<br />
zoo dikwijls on<strong>der</strong>vonden, wat Vorften-gunst en<br />
Minister-ranken zijn, waarom mengt hij zich in<br />
bezigheden, voor welken ie<strong>der</strong> wereldkenner ijst.<br />
Die geen alleen kan rust genieten, die met onverfchilligheid<br />
voor denkende aanfehouwer fpeelt ;<br />
maar die het wespennest wil ftooren, die wordt<br />
met alle zijne voorzichtigheid geftoken, en <strong>van</strong> die<br />
genen niet beklaagd, die bij het hof wel gedekt<br />
verfchijnen, daar de nachtegaal in het kooitjen piepen<br />
moet, en de vrije mosfehen haar overfchreeuwen;<br />
daar Mop en Charmant den haas op fluweelen<br />
kusfens opvreten, die de jagthond, welke hongerig<br />
voor de deur ligt, ge<strong>van</strong>gen heeft.<br />
Doch, men oordeele, wat men wil; ik fchaam<br />
mij geene edele daad, en beklaag alleen die genen,<br />
welke zich door mijn fchrikbceld <strong>van</strong> dezelve laten<br />
affchrikken.<br />
Het voorval, dat ik hier wereldkundig wilde<br />
maaken, was reeds werklijk gedrukt. — Maar ach!<br />
— eea
FREDRIK , VRIJHEER VAN EER TRENCK. £209<br />
een tusfchenval, dat men mij eroftig verzocht<br />
het zelve te zwijgen, om mijne kin<strong>der</strong>en ge-ene<br />
vervolging te veroorzaken, noodzaakt mij ook dit<br />
blad weg te doen, en eene plaats weg te laten, die<br />
mij de meeste eere veroorzaakt, en veel licht over<br />
dezelve verbreid zou hebben.<br />
Ik moet mij gevolglijk naar den tijd en omftandigheden<br />
fchikken, en hoope, dat mijn zwijgen<br />
den genen voldoen zal, welke dit zwijgen, het<br />
welk waarlijk aan mijne Gefchiedenis eene groote<br />
waarde ontneemt, <strong>van</strong> mijne eerlijkheid en braafheid<br />
vor<strong>der</strong>t. Die mij gevolglijk aan de zwakke<br />
zijde heeft aangegrepen, dewijl ik voor bedreigingen<br />
<strong>der</strong> magtigen nooit gewend ben terug te deinzen.<br />
Doch ik zou zeker beloningswaardiger verfchijnen,<br />
wanneer het geen ik in handen heb, aan het<br />
oordeel <strong>der</strong> rechtvaardige wereld voorgelegd mogt<br />
worden. Ook hoop ik, dat niemand mij tergen<br />
zal, om bekend te maaken, het geen ik hier mede<br />
beloove eeuwig te zullen verzwijgen.<br />
Door de Reichenbacher Conventie verloor Pruisfen<br />
de beste, gelegenheid, om Oostenrijk voor het<br />
toekomende <strong>van</strong> allen invloed te berooven; het verlichte<br />
deel erkent deze waarheid, en berispt de<br />
ftichters <strong>van</strong> deze vrede; de Weener-trotsheid, integendeel<br />
, is, wegens haarc kortzichtigheid,<br />
even zoo min te vrede met LEÖPOLD'S toegevendheid.<br />
Ik heb gevolglijk aan weerskanten verloren, en<br />
lijde in de daad vervolgingen, daar evenwel enkel<br />
waarfchijnlijke gisfingen tegen mij kunnen opkomen.<br />
IV. DEEL. O £} e
5IO<br />
LEVENSGESCHIEDENIS VAN*<br />
De tijd en de nakomelingfchap kan alleen mijne<br />
waarde in het graf beflisfen , wanneer de gevolgen<br />
het tegenwoordige duidlijker ontwikkelen zullen.<br />
Pogchen was nooit mijn gebrek; evenwel wilde ik<br />
Van dit hoofdgeval geern ten minden iet zeggen,<br />
opdat mijn befluit, dat ik in Weenen en Berlijn<br />
nam, gerechtvaardigd worde, en men de oorzaak<br />
gisfe, waarom ik <strong>van</strong> beide deze Hoven geene beloning<br />
te hoopen heb. Veran<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> Troonsopvolging<br />
maakt ook veran<strong>der</strong>ingen in Systcina.<br />
Ik heb mij voor LEÖPOLD opgeofferd;<br />
hij is dood, en zijn Opvolger hoort mij nog zuchten.<br />
. . .<br />
Moede <strong>van</strong> kampen, en <strong>van</strong> mijnen voor mij<br />
alleen vruchtlozen arbeid, verkoos ik nu eene volftrekte<br />
onafhartglijkheid, en ging <strong>van</strong> Weenen na Berlijn<br />
op reize. Hier vond ik kabalen tegen elkan<strong>der</strong><br />
te veld. Dit tijdpunt was mij niet voordeelig. -*<br />
De beste Monarch werdt al te naauw gadegedagen.<br />
Ik delde mijn ontwerp tot gundiger tijden<br />
uit, en gaf hem ook mijn' jongden zoon in zijnen<br />
dienst, dien hij met de gundigde uitdrukkingen<br />
en verzekeringen, tot Officier, in het Regiment<br />
Kavallerij <strong>van</strong> Wer<strong>der</strong>, benoemde, daar zijn broe<strong>der</strong><br />
reeds vijf jaaren -met eere en achting dient.<br />
Zo 'er omdandigheden gebeuren, dat beiden lijden<br />
zullen , omdat'ik hun va<strong>der</strong> ben: dan zullen<br />
zij mijn lot volgen, en de edele vrijheid boven den<br />
Slaavenkiel weten te verkiezen. Alle eerlijke mannen<br />
zullen hunne vrienden en helpers zijn, als<br />
ik niet meer ben, en zij zullen geene ministervervolgingen<br />
fchroomen , geenen vijanden <strong>der</strong><br />
deugd
FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
31 ï<br />
deugd wijken, geen hofgenade behoeven * om<br />
langs de baan <strong>van</strong> goedaartige jongelingen daar eerwaardige<br />
mannen te worden, waar men volgends<br />
TRENCKS grondregelen leven, handelen, en denken<br />
kan.<br />
Van Berlijn reisde ik herwaards na Hamburg, en<br />
had gewigtige redenen , waarom ik daar ditmaal<br />
incognito leefde, daar veele oogen op mij gericht<br />
fcheenen. Ik zou wel als een vrij man, <strong>van</strong> ie<strong>der</strong>,<br />
die mij beledigt, voldoening kunnen vor<strong>der</strong>en.<br />
On<strong>der</strong> WILLE MS fcepter zijn de Spandauer - Baftilles<br />
voor willekeurige offers gefloten, en ik vrees<br />
ook den genen niet, die kroonen draagt, wanneer<br />
hij menfchenrechten beledigt. Maar wien het Publiek<br />
meer geloof geeft, zal men reeds in Parijs<br />
befpeurd hebben , alwaar de Akademie <strong>der</strong> Wetenfchappen,<br />
die men verzocht hadt, om mij en<br />
mijne fchriften, zoo veel flechts mooglijk was, buiten<br />
credit te brengen, nogtiians het tegengeflelde<br />
deedt, en mij alleen daarom berispt heeft, dewijl<br />
ik in alle mijne fchriften den lof <strong>van</strong> mijnen geheimen<br />
vijand, tot het vermoeden <strong>van</strong> vleijërij toe,<br />
verheven had. Maar letterkundige nijd moest<br />
nooit tot wraak en vervolging verlaagen, bijzon<strong>der</strong><br />
daar mijn geweten mij zegt, dat ik uit gemoedsdrift<br />
grootmoedig gezwegen heb. Den ambtelozen<br />
man we<strong>der</strong>vaart zelden gerechtigheid ;<br />
doch, die zich <strong>van</strong> zijne inwendige waarde bewust<br />
is, die blijft voor alle kruipende vleijërij ongefchikt.<br />
Maar, wanneer eenige Excellentiën gelooven,<br />
dat ik, uit dienstijver voor den Keizer LEÖPOLÜ<br />
O % e»
FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />
AI3<br />
hikkig Deenemarkc?i is de vrijheid <strong>der</strong> Drukpers<br />
tot on<strong>der</strong>wijs en verlichting nog open. God zegene<br />
en beloone den Vorst, welke aan zijne 011-<br />
<strong>der</strong>daanen nog hunne menfchenrechten wil vergunnen.<br />
Maar in gevalle allerhoogfte bevelen in<br />
Duitschland algemeen werken, om de tijden dei-<br />
Kruisvaarten terug te roepen, dan leere ik de taal<br />
<strong>der</strong> Wilden , en fchrijve bij de Hurons de levensbefchrijving<br />
<strong>van</strong> onze ' Europifche Monarchen<br />
en Staatsdienaars, in drooge Duitfche bewoordingen<br />
, en zende mijne welgetroffen afbeelding,<br />
benevens mijne Schiften, in het Auto da Fe*<br />
na Home en Madrid, alwaar men zich kan aanmelden,<br />
om 'er getrouwe kopiè'n <strong>van</strong> te bekomen.<br />
God, die mij tot hiertoe, on<strong>der</strong> duizend gevaaren,<br />
de rol <strong>van</strong> een eerlijk man en echten<br />
martelaar <strong>der</strong> waarheid, heeft laten fpeclen, behoede<br />
en fterke mij ook in het laatfte toneel<br />
<strong>van</strong> mijn treurfpel, en late mijne krachten niet<br />
bezwijken, daar de we<strong>der</strong>ftand mij onmooglijk<br />
wordt.<br />
Doch aan u, menfehenvrienden, die mijne<br />
Gefchriften met gevoel leest! u beveel ik mijne<br />
kin<strong>der</strong>en, wanneer ik in den ftrijd bezwijk.<br />
Van den naroem on<strong>der</strong>vind ik voor mij niets<br />
meer in het graf; mijn hoofd is grijs, en ik<br />
zou reden hebben, om elke opgaande zon te<br />
vloeken, die zoo vermogende fchurken beftraalt.<br />
ö Scheen zij heden ook de laatfte maal voor<br />
mij! Mijn naarfporend oog is reeds lang moede,<br />
de menfehen en alle wereldfche voorva!-<br />
O 3<br />
Jen
ftI4<br />
LEVENSGESCHIEDENIS , ENZ.<br />
len te zien; en hij wenscht naar rust in de<br />
fchaduw <strong>van</strong> het graf, die den zonnegloed <strong>van</strong><br />
het lot, zoo rusteloos als ik, on<strong>der</strong>vonden<br />
heeft.<br />
BIJ-
B IJ D R A G E<br />
T O T<br />
DE<br />
G E S C H I E D E N I S<br />
VAN<br />
DEN<br />
LIEUTENANT VAN<br />
SCHELL.<br />
Ik heb, in het III Deel mijner Levensgeschiedenis<br />
(Bladz. 331. volgg.) dezen man als een bijzon<strong>der</strong><br />
origineel afgefchil<strong>der</strong>d. Ik heb zijnen dood gemeld<br />
, en 'er zijnen laatteen afscheidsbrief bij gevoegd,<br />
waarin hij mij zijn laatfte befluit bekend<br />
maakte. Ik fchreef aan zijnen Kapitein, en deed<br />
on<strong>der</strong>zoek naar de omftandigheden <strong>van</strong> zijnen dood.<br />
Ook deze gaf 'er mij de bevestiging <strong>van</strong>.<br />
Maar hoe verfchrikte ik in 't jaar 1790 in Parijs,<br />
toen ik den volgenden Brief <strong>van</strong> dezen gewaanden<br />
dooden ontving.<br />
VRIEND!<br />
Wanneer gij dezen brief <strong>van</strong> iemand ont<strong>van</strong>gt,<br />
dien gij reeds 17 jaaren in het graf geloofd hebt<br />
te zijn,... zult gij zeker verbaasd ftaan... Lees<br />
hier flechts de ophel<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> één <strong>der</strong> zeldzaamfte<br />
won<strong>der</strong>en.<br />
Een Officier <strong>van</strong> ons Regiment, die <strong>van</strong> zijn<br />
O 4<br />
ver-
2l6<br />
BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS<br />
verlof uit Zwitser/and terug kwam, heeft uwe gedrukte<br />
Gefchiedenis te No-verre gebracht, in welke<br />
gij de mijne niet vergeten hebt. Gij fchildeit<br />
mij daarin met zoo getrouwe kleuren, dat gij zelfs<br />
mijne eer in het graf weinig verfchoond hebt.<br />
Eene herslcnfchim, die mij niet ontrust noch bezig<br />
houdt, en veel min tot berispen aanfpoort.<br />
Maar, waardfte vriend! Gij hebt mij thans het<br />
maske <strong>van</strong> de ooren gcligt, en het gantfche garnizoen<br />
kent nu den genen , die zich 36 jaaren<br />
lang aan hunne nieuwsgierigheid heeft weten te<br />
verbergen. Deze ontdekking mishaagt mij zeer;<br />
evenwel ben ik deswegens niet kwaad op u. Gij<br />
hebt de waarheid gefchreven, dewijl gij mij reeds<br />
on<strong>der</strong> de dooden rekendet, en de wezenlijk dooden<br />
houden zich toch met lezen niet op , noch<br />
met het oordeel <strong>der</strong> nakomelingfchap. Ik had alleen<br />
de fchuld <strong>van</strong> uwe dwaling, en ik heb zelve<br />
veroorzaakt, dat dingen bekend zijn geworden,<br />
welke mij in mijne tegenwoordige omftandigheden<br />
zeer nadeelig zijn.<br />
On<strong>der</strong>tusfchen bleef het mij niet onbekend, dat<br />
u in Weenen alle gerechtigheid ontzegd, en dat<br />
uwe vijanden u on<strong>der</strong>drukt en arm gemaakt hadden.<br />
Bij mijn verblijf in Aakcn, zag ik wel, dat ik<br />
u tot last was, en dat gij uwe huislijke behoeften<br />
met moeite bijeen moest fchommelcn, Ik had uw<br />
goed hart voor mij beproefd; gij hebt mij altijd<br />
on<strong>der</strong>fteund cn nooit verlaten. Ik was nu een arm<br />
On<strong>der</strong>officier in Mexmdrië. Als gij mij nog on<strong>der</strong><br />
de leevenden geteld hadt, dan zou het onvermogen,<br />
om mij te on<strong>der</strong>fteuncn, uwe edele ziel ge.<br />
krenkt, en om mij te helpen, zouden uwe kin<strong>der</strong>en
VAN DEN LIEUTENANT VAN SCHELL. 217<br />
ren geleden hebben. Daarom alleen belloot ik, u<br />
te bedriegen, en te doen gelooven, dat ik in het<br />
graf niets meer <strong>van</strong> u nodig had. Daarom meldde<br />
ik u mijn laatfte befluit, om als een Wijsgeer de<br />
wereld te verlaten, die voor ons beiden juist<br />
niet zeer bekoorlijk kan wezen.<br />
•<br />
Gij deedt bij mijnen Hopman on<strong>der</strong>zoek naar de<br />
wijze <strong>van</strong> mijnen dood, en ik bewoog hem, door<br />
veel bidden, om u ook te bedriegen. Gij zijt<br />
<strong>der</strong>halven bij mij gerechtvaardigd, en ik ben het<br />
in uwe oogen zeker, dewijl gij SCHELL beproefd<br />
hebt.<br />
Nademaal nu mijn hart en mijne nieuwsgierigheid<br />
u altijd naarging, gaf een vriend uit /faken<br />
mij geftadig tijdingen <strong>van</strong> u, die mij fteeds weinig<br />
gerust ftelden. Vorften hebben u nooit gerechtigheid<br />
laten we<strong>der</strong>vaaren, en uwe fchrijfzucht,<br />
uw ijver voor de waarheid, vermeer<strong>der</strong>de fteeds<br />
de woede uwer vijanden, die zich daardoor beledigd<br />
dachten, en u des te bitterer vervolgden.<br />
TRENCKS ftandvastigheid en ijver, verzachtte <strong>der</strong>gelijke<br />
Infecten niet. Ik bleef <strong>der</strong>halven (torn, tot<br />
ik uwe overwinning in Berlijn vernam. Daarmede<br />
wensch ik u <strong>van</strong> harten geluk, en verheug mij met<br />
alle de genen, die echte verdienften kennen, en die<br />
ook u weten te waardeeren.<br />
Eindelijk ben ik, voor de vierde keer, in mijn<br />
74fte jaar een gebiedende Vaandrig geworden. Wij<br />
hebben gevolglijk in den Soldatenftand niet veel<br />
vor<strong>der</strong>ingen gemaakt; maar gij zult met mij over<br />
<strong>der</strong>gelijke kleinigheden lagchen. Want hij, die aan<br />
eenen TRENCK, tot in zijn 6 5<br />
tle jaar, niet meer<br />
dan den kleinen Titel <strong>van</strong> Majooi gaf, is meer tc<br />
O 5<br />
be-
SI 8<br />
BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS<br />
beklaagen dan gij: en ik verwachte ook niet, dat<br />
ik ooit het patent <strong>van</strong> Overfte <strong>van</strong> hem zal ont<strong>van</strong>gen<br />
, die den grijzen SCHELL thans tot Vaandrig<br />
gemaakt heeft. Met zulke kleinigheden, die<br />
<strong>van</strong> Titels en willekeur afhangen, houden wij ons<br />
zeker weinig op, mijn vriend! Maar zeker zoudt<br />
gij u <strong>van</strong> lagchen niet onthouden, als gij den <strong>van</strong><br />
ou<strong>der</strong>dom reeds krommen SCHELL in de gedaante<br />
<strong>van</strong> Vaandrig kondt zien paradeeren. Dit heeft<br />
het geluk niet gewild. Ik was altijd in alle omftandigheden,<br />
en in eiken ftand, te vrede, en ik<br />
voel thans waarlijk reden, om het meer dan ooit<br />
te zijn, ze<strong>der</strong>t ik goede tijdingen <strong>van</strong> u leze.<br />
Ik ben aan mijnen Hopman het verfchot <strong>van</strong><br />
mijne Officiers- Equipagie nog fchuldig. Ingevallc<br />
het verkoopen <strong>van</strong> onze Gefchiedenis u wat<br />
opgebracht heeft, zoo zend mij het aandeel, dat<br />
de drie bladen in dezelve opgebracht hebben, welke<br />
met mijne Gefchiedenis gevuld zijn, opdat ik<br />
mijnen weldoener voldoen kan; maar hebt gij zoo<br />
veel niet over, zoo denk 'er niet om.<br />
Het doorlezen <strong>van</strong> onze Pelgrimagie in Poolen,<br />
heeft mij nog vermaakt; overal heb ik u in uwe'<br />
uitdrukkingen we<strong>der</strong> gevonden. Eindelijk hebben<br />
ecnigen <strong>van</strong> uwe vijanden hunnen loon gekregen.<br />
Blijft 'er u nog een magtige over, al droeg hij ook<br />
eene kroon, gij kent mij. Ik heb niets te verliezen,<br />
en fterf lagchend met hem, als gij mij last<br />
geeft. Alle mijne bloedverwandtcn, ook mijne ou<strong>der</strong>s,<br />
zijn in het graf, gevolglijk kluistert mij niets<br />
aan mijne pligtcn. Maar, gij zijt va<strong>der</strong>, gij moet<br />
voor an<strong>der</strong>en keven, lijden, zorgen. Geef mij<br />
fpoedig bericht <strong>van</strong> uwe tegenwoordige omftandig-<br />
he-
VAN DEN LIEUTENANT VAN SCHELL. 2IQ<br />
heden. Deze brief zal u verbaasd doen ftaan. Gij<br />
hebt het Publiek zon<strong>der</strong> uw fchuld bedrogen,<br />
toen gij mijn dood hebt aangekondigd. Maar,<br />
mijn vriend! dit Publiek ligt 'er weinig aan gelegen<br />
, of 'er ooit een SCHELL of LESCH in de wereld<br />
was, of nog is. — Zend mij twee exemplaren<br />
<strong>van</strong> uwe Levensgefchiedenis; ik zal mijzelven<br />
daarin lezen met onverfchillighcid, maar u met<br />
verwon<strong>der</strong>ing en verrukking.<br />
Mijne dagen en jaaren ruisfchen mij thans als<br />
een ftü beekjen voorbij, ze<strong>der</strong>t dat de harstochten<br />
mij niet meer beftormen. Mijne bezigheid is eenvormig;<br />
mijne gezondheid, mijn ligchaamsgeftel,<br />
mijne gantfche ziel en gewaarwordingen zijn zeer<br />
evenredig aan den ou<strong>der</strong>dom en genie <strong>van</strong> eenen<br />
gezonden grijsaart. Thans eerst geniet ik het leven<br />
en gevoele, dat ik leeve. Het gantfche Regiment<br />
bemint en acht mij, ik heb geen' benij<strong>der</strong>, en<br />
ook geen vijand. Ik heb niemand ter wereld, die<br />
mijne pligten ontrust, die mij nodig heeft, wanneer<br />
ik niet meer ben. Wees gij zoo gelukkig<br />
als ik thans ben; dan bezorg mij fpoedig tijding,<br />
om mij te verkwikken. Ik verwachte dit, verlang<br />
'er naa; en ben altijd:<br />
De oude LESCH; maar ze<strong>der</strong>t gij<br />
mij <strong>van</strong> den dood opgewekt hebt,<br />
tegenwoordig uw beproefde vriend.<br />
Novarre,<br />
1790<br />
in April.<br />
SCHELL.<br />
Mijn
220 BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS<br />
Mijn antwoord op dezen Brief,<br />
Parijs, den 16 Meij, 1790.<br />
Gij zijt dan nog een medefpeeler op ons wereldtoneel,<br />
lieve SCHELL? Ik dacht al zeker, dat gij<br />
reeds 17 jaaren langer dan ik, on<strong>der</strong> de doodcn<br />
geweest hadt, en ze<strong>der</strong>t dien tijd dacht'<br />
ik, op eiken goeden dag aan u, en vereerde uwe<br />
asfehe.<br />
Eerwaardig mensch! Gij hebt mij uit overdrevene<br />
grootmoedigheid bedrogen. Voor zulke daaden<br />
zijt gij alleen vatbaar; maar ik beken u, dat<br />
mij bij het openen <strong>van</strong> uwen brief eene heilige<br />
fid<strong>der</strong>ing overviel, toen ik een vriend als u we<strong>der</strong>vond,<br />
die de vriendfehap zoo veel eer aandoet...<br />
Ja, ik ont<strong>van</strong>g u met een open hart, geliefde,<br />
voor mij uit het graf we<strong>der</strong> verrezen<br />
SCHELL! En diezelfde armen, die'u <strong>van</strong> Glatz na<br />
Braunau droegen, zijn altijd bereid, om u te on<strong>der</strong>fteunen,<br />
om u, waardfte ORESTES, als PILA-<br />
DES te omhelzen. Ten allen tijden- waart gij mij<br />
overal welkom ; dubbel welkom zijt gij mij thans<br />
daar ik in omftandigheden ben, om u wel te<br />
doen, zon<strong>der</strong> mij zeiven ongemak te veroorzaken.<br />
Zeker heeft het verhaal <strong>van</strong> uwe Gefchiedenis<br />
in de mijne u beledigd. Waarom hebt gij incognito<br />
willen leeven, en zelfs willen fterven, en dood<br />
fchijnen? Gij zijt toch verzekerd, dat TRENCK bij<br />
zijne we<strong>der</strong>komst u zeker niet in het graf zou laten.<br />
Het is waar, ik heb u niet verfchoond, ik<br />
heb zelfs uwe geheimen ontdekt; uwen wil kon<br />
ik niet meer raadpleegen, dewijl ik u voordood<br />
hieldt.
VAN DEN LIEUTENANT VAN SCHELL. 221<br />
hieldt. Maar, wanneer ik, on<strong>der</strong> vrijmoedige gebreken<br />
, ook tevens uwe onnavolgbare deugden aan<br />
uwe na- en mijne medewereld heb aangeprezen,<br />
zoo weet, dat traanen <strong>van</strong> zwaarmoedigheid, zich<br />
on<strong>der</strong> den inkt gemengd hebben, toen ik uwen<br />
naam fchreef.<br />
Men weet dus thans in Sardinië, dat gij diezelfde<br />
SCHELL zijt, dien ik gefchil<strong>der</strong>d heb. Vergeef<br />
het mij, dierbaarfte vriend! gij hebt 'er zelve de<br />
fchuld <strong>van</strong>; gijzelve hebt het voorhangzel gefcheurd,<br />
hetwelk uwe verdiende en deugden bedekte.<br />
Het is zeker, dat ik menigen trek in uwe<br />
Gefchiedenis niet gefchreven zou hebben, als ik<br />
uwe tegenwoordigheid alhier nog als mooglijk had<br />
kunnen gelooven. Maar ik wist, dat gij, zoo wel<br />
als ik, boven alle vooröordeelen verheven, geene<br />
kleuren meer ziet, daar het bloempjen reeds verwelkt<br />
is. Ik wist, dat de faam na de dood u onvcrfchillig<br />
was, en dat gij roem en berisping met<br />
de oogen <strong>van</strong> eenen :Wijzen hebt naargefpoord.<br />
Daarom alleen heb ik u niet verfchoond, daar de<br />
fchaduw het licht verheft. Van mijn kant veroorloof<br />
ik u daartegen overal te verbreiden, dat ik<br />
uwe Legende ijverigst opgefierd heb, om mijne<br />
Martelaars - Gefchiedenis recht gevoelig té fchil<strong>der</strong>en...<br />
Misfchien verkrijgen wij hierdoor beiden de<br />
eere <strong>der</strong> gelukfpreking.<br />
Voorts delt mij uw brief bijzon<strong>der</strong> gerust, dewijl<br />
gij bij alles, wat SCHELL betreft, onverfchillig<br />
zijt. LESCH houdt zeker nooit op LESCH te zijn:<br />
of men moest beginnen, aan de waarheid <strong>van</strong><br />
-TRENCKS avontuuren te twijfelen, wanneer ik<br />
door uw lang dilzwijgen gerechtigd werd, om alles<br />
te
22.2 BIJDRAGE TOT DE GESCHÏEDENlS<br />
te ontdekken, wat den nog wezenlijk leeven<strong>der</strong>t<br />
S C H E L L ontrusten kan. .Kort gezegd: Ik heb u<br />
evenwel in het wezenlijke niet benadeeld. Alle<br />
mijne Lezers achten, bcklaagen, en bewon<strong>der</strong>en u;<br />
en als gij nog ooit in Frankrijk komt, dan zoudt<br />
gij een edel gevoelend volk vinden, dat in u den<br />
waarcn held <strong>der</strong> vriendfchap vereert, en uw lot<br />
geern verzachten zal. Uwe gebreken, en onvoorzichtigheid,<br />
de geheele verloochening <strong>van</strong> uwe<br />
perfoonlijke voordeelen, waren eene edele, ftoute,<br />
of zelfs roekeloze on<strong>der</strong>neming, die u opwekte....<br />
Dit alles heeft hechts u alleen benadeeld. Alle<br />
rechtfehapen mannen, alle menfehenkenners laten<br />
u gerechtigheid we<strong>der</strong>vaaren, en zouden den grijzen<br />
SCHELL geern in eene gelukkiger omftandigheid<br />
zien dan in de gebiedende Vaandrigs-<br />
Uniform.<br />
Tot uwe gerustftelling moet ik toch eene gefchiedenis<br />
verhaalen, die <strong>van</strong> WILLEMS grootheid<br />
<strong>van</strong> ziel getuigt. Ik moest hem uwe Gefchiedenis<br />
verhaalen; opmerkzaamheid ftraalde in zijne menfchenvriendlijke<br />
gezichtstrekken dom-, en hij vraagde<br />
met vuur:... Leeft dat zon<strong>der</strong>linge mensch<br />
nog? Neen Vorst! was mijn antwoord... waarop<br />
hij mij met levendig geroerde aandoening antwoordde:...<br />
Als hij nog. leefde, dan zou ik hem<br />
geern in Berlijn zien. Oordcel nu, of ik reden,<br />
heb, om hem te verë'eren.<br />
Schrijf mij in den eerstvolgenden brief, dien ik<br />
<strong>van</strong> u met verlangen te gemoet zie, uwe tegenwoordige<br />
omftandigheden naauwkeuriger. Kunt<br />
gij uwe vrienden, uwe gewoone levenswijze in Italië<br />
, verlaten, en bij mij woonen ? On<strong>der</strong>tusfchen<br />
zend
VAN DEN LIEUTENANT VAN SCHELL.<br />
a
BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS<br />
n het genot <strong>van</strong> alle mijne overwinningen, die ik<br />
thans in de algemeene toejuiching tegen mijn noodlot<br />
bevochten heb.<br />
Lieve SCHELL ! wij na<strong>der</strong>en thans het laatfte Toneel<br />
<strong>van</strong> onze gefpeelde rol. Ik zal in hetzelve<br />
zeker <strong>van</strong> de billijke en fchran<strong>der</strong>e wereld niet<br />
uitgefloten worden. Ik wordt overal met toejuiching<br />
bewon<strong>der</strong>d en beklaagd; maar tot hiertoe<br />
wordt ik nog <strong>van</strong> niemand on<strong>der</strong>fteund. Want de<br />
Brit alleen werpt den goeden Acteur zijn beurs op<br />
het Theater toe, maar alle an<strong>der</strong>en Natiën beloonen<br />
enkel met toejuiching en handenklappen. Ik<br />
heb in mijn gantfche leven maar ÉÉNEN SCHELL<br />
gevonden. Ik heb menigen verdrukten geholpen,<br />
maar <strong>van</strong> de Magtigen, die gerustftellen, rijk<br />
maaken, en beloonen moesten, heb ik in mijn gantfche<br />
leven volftrekt niets gekregen.<br />
Evenwel, noch het één noch het an<strong>der</strong> berouwt<br />
mij; ik weet het nodige te verdienen, maar den<br />
overvloed te ontbeeren.<br />
Mijne kin<strong>der</strong>en zullen ook bezwaarlijk iet <strong>van</strong><br />
onze geroofde goe<strong>der</strong>en in Hongarijën te rug haaien<br />
, en zullen zoo min kruipen als ik. Gij,<br />
mijn lieve SCHELL, hebt nergens voor te zorgen'<br />
dan voor uwe eigene behoefte, laat dit aan mij<br />
over! gij kent mij, het zal mijne geliefde bezigheid<br />
zijn. Duizenden hebben u uit mijne Gefchiedenis<br />
beklaagd, maar nog niemand heeft u flechts<br />
éénen enkelen penning toegezonden. Zoo denkt,<br />
zoo handelt de wereld. Evenwel zijt gij in uwe<br />
omftandigheden veel gelukkiger dan ik, wanneer<br />
ik mijzelven als va<strong>der</strong> voele. On<strong>der</strong>tusfchen willen<br />
wij ons Treurfpel zon<strong>der</strong> Hansworsten-ftreeken
VAN DEN LIP.UTENANT VAN SCHELL. S,M<br />
ken eindigen. Men fpeelt het mijne reeds m Pari/s<br />
en Lmdev met toejuiching, waar bij ik nog zelve<br />
de lagchende aanfchouwer ben. Doch, zoo dra<br />
wij beiden niet meer op het toneel <strong>der</strong> wereld medefpeelen,<br />
wensch ik met «, achter het neergevallen<br />
gordijn, nog heel veel <strong>van</strong> onze mede gegoochelde •<br />
rol tc fpreken, in gevalle onze zielen, zon<strong>der</strong><br />
tong, mond, cn fpieren fpreken, en zon<strong>der</strong> het<br />
maakzel <strong>der</strong> ooren hooren kunnen. Vaar wel!<br />
Uw vriend<br />
TRENCK.<br />
Dus is nu mijn vriend, dien ik als dood gemeld<br />
heb, we<strong>der</strong> opgeltaan, en thans wezenlijk een Apos.<br />
tolifche Vaandrig on<strong>der</strong> het garnizoen <strong>van</strong> Tinïn.<br />
• Een hebzuchtig Pnrijseh Boekverkooper, heeft<br />
zelfs het leven <strong>van</strong> sCHELL, benevens een Deel<br />
<strong>van</strong> zijne gedichten, laten drukken, om geld te winnen.<br />
Doch, ik verzeker op mijne eere, dat SCHEFL<br />
'er volllrekt niet <strong>van</strong> weet; en dat het een mengelmoes<br />
<strong>van</strong> onzin, beledigingen, en leugens is Zijne<br />
gewaande gedichten zijn <strong>van</strong> een Domkop gefchreven,<br />
gelijk een Schobbejak het geheel faamgefchommeld<br />
heeft. Hij heeft in dit Boek zelfs<br />
het Testament <strong>van</strong> dezen altijd armen man gedrukt,<br />
waar in heele kisten, met brillanten, kostbare juweeien,<br />
groote legaten, en geweldige geldfommen<br />
vermaakt worden. Ik wenschte <strong>van</strong> harte, dat<br />
SCHELL ZOO rijk was, en dat de Patriarch <strong>van</strong><br />
alle mooglijke Vaandrigs thans op eene gemaklijke<br />
Sofa. zijne oude jaaren koesteren kon, zon<strong>der</strong> tost*<br />
gen voor zijn beftaan, als hij Invalide wordt.<br />
Hij leeft nog, de eerlijke man, en is voor did<br />
IV. DEEL. P<br />
r<br />
gek
225 BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS, ENZ.<br />
genen in Tarin te vinden , die, door zijn noodlot<br />
getroffen, hem in zijn' ou<strong>der</strong>dom verkwikken<br />
willen. SCHELL heeft geen Paleis, geen kok,<br />
noch kamerdienaar nodig; maar hij verdient rust<br />
en kommerloze dagen in zijnen ou<strong>der</strong>dom. Nooit<br />
heeft hij voor rijkdommen gezorgd ; maar , hij<br />
heeft al te weinig aan het toekomende gedacht,<br />
wanneer de last <strong>der</strong> jaaren werkloos maakt, en de<br />
hulpeloze verlaten grijsaart, zon<strong>der</strong> vriend of va<strong>der</strong>land,<br />
of on<strong>der</strong>fteuning, gebrek aan nooddruft<br />
lijdt, en in ellende verfmacht. Deze mooglijkheid<br />
wekt mijne geheele gevoeligheid op, als ik hem<br />
niet verzorgen kan, zoo als ik wel wilde. En de<br />
ondeugende Boekhandelaar , die hem door zijne<br />
lasteringen beledigd, maar voor zich zeiven,<br />
in Parijs het nieuwsgierig Publiek veel gelds uit de<br />
zak geklopt heeft, zal 'er hem zeker niets <strong>van</strong> mededeelen.<br />
Zulke dieven ftraft onze regeering niet,<br />
die zich ten kosten <strong>van</strong> eerlijke lieden, verrijken.<br />
De Heeren Boekhandelaars en fchandlijke nadrukkers,<br />
hebben het ook met mij niet beter gemaakt.<br />
BIJ-
B IJ L A G E N.<br />
Lett. A. Bladz. 15a.<br />
W E E G S C H A A L<br />
tusfchen Vorsten- en Priestennagt, door<br />
TRENCK afgewogen,<br />
tot<br />
Algemeene verlichting op den Hongaarfchen<br />
Landdag gefchreven.<br />
Pest en Ojfen, 1790. in Julij.<br />
Te vinden in alle Boekwinkels.<br />
Deme autem lucrum , fuperos et facra negabunt,<br />
Templa ruent; nee erunt arae, nee Jupiter ullus. (*).<br />
* PALINGENIUS.<br />
Pon<strong>der</strong>a prudens<br />
Fautor tune er is auctor is. (f).<br />
Men twist met onbegrensde zelfsverbeelding en<br />
ongevoeligheid op den Hongaarfchen Landdag,<br />
over het bepaalen <strong>van</strong> het gezag des Konings, over<br />
zijne en 's Volks Privilegiën, en het Diploma kan,<br />
uit hoofde <strong>van</strong> de godsdienst-twisten, en hunne we<strong>der</strong>zijdfche<br />
ftrijdigheden, niet tot (tand komen. Deze<br />
twist, die eigenlijk niet tot de voorbereidzelen<br />
<strong>van</strong><br />
CJp Ontneem hun hunne winst, zijlooch'nen God en Godsdienst,<br />
De Tempels<br />
ftöften in , daar is geen altaar meer — noch God.<br />
u<br />
' i k ln et voorzichtigheid,<br />
Dan zuir gij een beaunl'tiger 2ij„ <strong>van</strong> den Auteur.<br />
C«* P 2,
Goed, eerlijk, voorzichtig, patriötsch gedacht<br />
en landsva<strong>der</strong>lijk gezorgd ; ik wil alles goedkeuren,<br />
wat tot hier toe, gezegd is, en ook met eene<br />
verftandige matigheid belloten kan worden. En geen<br />
menfchenverftand zal nieuwe gronden kunnen uitvinden,<br />
die men niet reeds in mijne Aanmerkingen<br />
en Schriften, over de Franfche Revolutie, tegen<br />
de goeddunklijke eigenmagt lezen kan. Maar<br />
het komt mij onbegrijpelijk voor, dat geen mensch<br />
in Hongarijën aan de bepaling, <strong>der</strong> Priestermagt<br />
denkt, en deze voortduurende Despotieke opperheerfchappij,<br />
onbegrensd, dulden wil.<br />
Ik wil <strong>der</strong>halven eenige ophel<strong>der</strong>ende vergelijkingen<br />
ter beoordeeling voordragen, en bewijzen<br />
, hoe kortzichtig men hier, door vooröordce-<br />
len verblind, het hoofdvoorwerp' <strong>van</strong> eenen eerwaardigen<br />
en beflisfenden Landdag miskent, als<br />
ook, hoe weinig men <strong>van</strong> den tijd en gelegenheid<br />
gebruik maakt, om het juk <strong>der</strong> onzichtbare Lijfeigenfehap<br />
<strong>der</strong> Hongaren eindelijk <strong>van</strong> den hals<br />
te werpen, en niet alleen eene de vrijheid waardige,<br />
maar ook eene gelukkige, en <strong>van</strong> alle kluisters<br />
verloste, Natie te heeten of te wezen.<br />
v<br />
aa8 B IÏ t, A G E N. A.<br />
<strong>van</strong> deze Zittingen behoort, en die het gewigtigfte<br />
<strong>van</strong> <strong>der</strong>zei ver on<strong>der</strong>werp Hechts vertraagt, zal <strong>van</strong><br />
mij in deze bladen na<strong>der</strong> toegelicht worden.<br />
De hoofdzaak komt eigenlijk hier op uit:<br />
Men wil den Koning in alles de handen binden,<br />
opdat hij nooit een Despoot kan worden ; men<br />
wil zeker zijn voor het toekomende , opdat hij<br />
niet in ftaat zij, de rechten en Privilegiën <strong>der</strong><br />
Natie te krenken, noch te on<strong>der</strong>drukken, zoo als<br />
Keizer JOSEFUS.<br />
«0
B IJ L A O E N. A. 229<br />
1.) Men wil, de Koning zal geene wetgevende<br />
magt hebben. Hij mag de denkwijze, de begrippen,<br />
de handelingen, de zeden <strong>der</strong> Hongaren niet<br />
bepaalen, noch naar zijne bijzon<strong>der</strong>e oogmerken<br />
draajen, of veel min<strong>der</strong> dwingen. En wie is toch<br />
despotieker, almagtiger in de Wetgeving, in het<br />
beheerfchen <strong>van</strong> het volk, dan de Priesters? De<br />
Koning beveelt, ter bevor<strong>der</strong>ing <strong>der</strong> Induftrie, arbeidzaamheid<br />
; de Priesterdand ordineert bedevaarten<br />
en feestdagen, hij bevor<strong>der</strong>t en zegent de luiheid.<br />
2..) De Koning,'de Landswetten, willen dieven',<br />
moordenaars, booswichten, dronkiiarts, ftraffen; de<br />
priester neemt ze inzijne.befchernnngenvrijplaatzen,<br />
in fpijt <strong>van</strong> alle wereldlijke magt, en abfolvcert<br />
een misdaadiger <strong>van</strong> alle ftraffen , tijdelijk en eeuwig.<br />
De Koning heeft noch recht noch magt,<br />
om eenen fchelm tot oen' eerlijk man, veel min<br />
tot Landrichter of Magnaat te maaken. En de<br />
geringde Priester heeft de magt, ja zelfs openbare<br />
vrijheid, om het volk te doen gelooven, dat hij<br />
hem nog in den Raad <strong>van</strong> alle zonden abfolveeren<br />
en tot het triumfeerend bezit <strong>der</strong> eeuwige zaligheid<br />
bevor<strong>der</strong>en kan. Niemand zal mij toch willen<br />
tegenfpreken, dat de minfte wezenlijk gelukzalige<br />
in liet toekomend leven grooter en gelukkiger<br />
is, dan de Palatin, Primaat, en Judex Cunae.<br />
Een Priester heeft dienvolgends meer magt dan<br />
de Koning. Dit ziet men, men is 'er <strong>van</strong> overtuigd,<br />
en niemand waagt het, om het volk an<strong>der</strong>s<br />
te leeren; niemand mort tegen de kerklijkè Despoten,<br />
niemand werkt aan een Diploma, om hunne<br />
magt paaien te ftellen, eene magt, die voor elken<br />
gezonden Staat zoo nadeelig als gevaarlijk is.<br />
Den Landsvadcr, den zelf gekozen, en cok door<br />
P 3<br />
erf-
CJO B IJ L A G E N. A.<br />
erfrecht rechtmatigen Koning, ontneemt en bepaal<br />
men alle oppermagt. En den niet <strong>van</strong> ons gekozen<br />
Italiaan, den Paus, den Monarch <strong>van</strong> alle Katholijke<br />
en Apostolifche Koningen, dien aan Hongarijens<br />
welvaart niets gelegen ligt , die ons tijrannizeeren.de<br />
ongevoelige Kardinalen, Nuntiën,<br />
Bisfchoppen, Beulen, en uitvoerende magt op de<br />
neus zet, wil men volftrekt geene paaien voorfchrijven.<br />
Welke fchrikbarende magt heeft hij<br />
niet over Hongarijën in handen ! Hij kan ons binden<br />
en ontbinden, en den hemel fluiten en grendelen;<br />
hij ordent ons Priesters, Bevelhebbers, en<br />
Heiligen, die in 't wezenlijke niets vermogen, tot<br />
Volks-protectors, die wijnaar zijnen wil verëeren,<br />
en hun zelfs meer offers betaalen, dan de Landscontributie<br />
bedraagt, welke nogthans geen Koning<br />
willekeurig vergrooten mag.<br />
Welke vreeslijke ftof, tot openbaar nadeel ccner<br />
verftandige regecring, door welke alle mooglijke<br />
misbruiken en fcheirdaaden geprivilegieerd zijn!<br />
En niemand denkt aan een Diploma tegen deze<br />
geestlijke magt, die alle Grondwetten <strong>der</strong> menschlijke<br />
famenleving verwoest ! — Men ziet het,<br />
men on<strong>der</strong>vindt 'er den last <strong>van</strong>; maar niemand<br />
waagt het, dien af te werpen. Verjaarde rechten<br />
<strong>van</strong> het Jus Canonicum . die Bijgeloof en Roomfche<br />
list heeft aangematigd, worden als Heilige Privilegiën<br />
niet alleen ongevoelig geduld, maar zelfs<br />
door eenige Grondwetten vereeuwigd, bezworen<br />
en bevestigd, zelfs wel met bloed verzegeld.<br />
3.) Elke Magnaat en Ingezeten in Hongarijën<br />
moet door erfenis, fpaarzaambeid, industrie of bczolding,<br />
zijn verinogen verzamelen. De Priester<br />
integendeel is volftrekt aa:i geeue Burgervvetten-,<br />
aan
B IJ L A G E N. A. 231<br />
aan geene Burgerpligten, maar alleen aan Rome's<br />
willekeur gebonden. Daar zweert hij eene blinde<br />
gehoorzaamheid, zelfs ten nadeele <strong>van</strong> het va<strong>der</strong>land,<br />
het welk hem, in eene volftrekte werkeloosheid<br />
voor het algemeene welzijn, met eenen blinden<br />
eerbied, voedt en on<strong>der</strong>houdt.<br />
4. ) Een Bisfchop trekt 50 tot 300,000 Florijnen<br />
jaarlijkfche inkomilen, <strong>van</strong> het zweet <strong>der</strong> Hongaarfche<br />
on<strong>der</strong>danen, welke burger, boer, kunstenaar,<br />
edelman, ja zelfs de foldaat geerne betaalen,<br />
of door dwangmiddelen genoodzaakt worden<br />
op te brengen.<br />
Die veele landen gezien heeft, erkent in eik<br />
dorp, bij eiken akker, bij het befchcuwen <strong>van</strong><br />
den uitgemergelden, in de diepfte ellende vcrfmachtenden,<br />
godvruchtigen Landman terftond, dat<br />
aldaar een Priester heerscht.<br />
5. ) De Koning zal, volgends het Diplomaflechts beftuurer<br />
<strong>van</strong> 's lands fchat zijn, en rekening doen, waar<br />
hij dien toe befteed heeft. Maar niemand vor<strong>der</strong>t dit<br />
<strong>van</strong> de Bisfchoppen, Kloosters en Pradaturen.<br />
Men zegt — het zijn hunne verjaarde Privilegiën<br />
— goed. — Maar zijn deze Privilegiën niet uit<br />
de duisternis <strong>der</strong> oude Hiërarchie, cler groffte overmagt,<br />
en geufurpeerd geweld ontftaan? List en<br />
ichijnheilig bedrog, maakten zich meesters <strong>van</strong> de<br />
.zielsvermogens, en <strong>van</strong> het gezond verftand <strong>van</strong><br />
onze misleidde toegevende voorva<strong>der</strong>en voor het<br />
toekomende.<br />
Maar, zouden de tegenwoordige verftandige<br />
Landsva<strong>der</strong>s de magt niet hebben, zou het niet<br />
hun eerfte pligt wezen, verftandigcr te handelen,<br />
daar zij toch, zo zij de Kerklijke Gefchiedenisfen<br />
niet kennen, evenwel verpligt zijn, die te lezen?<br />
P 4<br />
Zou-
E IJ L<br />
A<br />
O E N. A.<br />
Zouden zij niet eindelijk beginnen de dwaling, te<br />
erkennen, en voor het volk, dat on<strong>der</strong> het juk<br />
zucht, <strong>van</strong> Priesters arm gemaakt, en listig in grove<br />
onwetendheid gehouden wordt, te waken, en<br />
te zorgen, daar het aan de Geestlijkheid meer dan<br />
aan de Landskasfe moet opbrengen ? of, door begoocheling<br />
verrukt, vrijwillig,on<strong>der</strong> allerhande dekmantels,<br />
opbrengt? Zou hier niet een Diploma, een<br />
matigend hulpmiddel, nodig wezen ?<br />
6.) De Paus trekt zekere inkomften <strong>van</strong> Hoxga*<br />
rijen, en 'er komt weinig of niets <strong>van</strong> Rome tot<br />
ons te rug Waarom maakt men dan tegen zijne<br />
Gfurpatie geen Diploma? Waarom zou hij meer<br />
magt hebben, en min<strong>der</strong> verantwoording dan de<br />
Koning <strong>der</strong> tyagaannl Elk land draagt toch zorg,<br />
dat 'er zoo veel mooglijk eene evenredigheid in<br />
den Wisfelkoers plaats hebbe, opdat het gangbare<br />
geld niet over de grenzen ftroome. Rome<br />
beeft in Hongarijën zijn Monopolium; wij betaalen<br />
Aflaten, Brevets, gewijde Zaakcn, Reliqüieq,<br />
Roozenkransfen, Brevieren, Indulgentiën, Heiligverklaringen<br />
en <strong>der</strong>gelijke handelwaren met ons<br />
contant geld, en verwisfelen gevolglijk ongemerkt<br />
rook tegen wezenlijkheid.<br />
Maar, onze Koning heeft, naar luid <strong>van</strong> het<br />
Diploma, niet ééns dc magt, om dit kwaad te ftooren.<br />
Hij mag niet eens toelaten, veel min bevelen,<br />
dat zijn volk, omtrent deze grove dwalingen<br />
opgeklaard worde, an<strong>der</strong>s heet men hem eenen<br />
Befchermer <strong>der</strong> Ketters, eenen Ufurpateur <strong>der</strong><br />
Hongaarfche Privilegiën, - Welke onzinnigheid!<br />
Voegt die voor onze tijden? — Ontëert zij de<br />
jiatie niet bij alle befchaafde volken <strong>van</strong> £urepa1
Ï5 ÏJ L A G B N. A. S33<br />
7.) Helpt Rome ons wel met éénen penning in<br />
den oorlog en hongersnood? Wij bekomen, ja,<br />
tot on<strong>der</strong>fteuning <strong>van</strong> de Pauslijke Oppermagt in<br />
lionanrijèn zoo veel kloosters, bisfchoppen, en<br />
gekapte Regimenten, dat wij voor dit geld onzen<br />
JNationalen Krijgs'laat gewis zouden kunnen on<strong>der</strong>houden.<br />
Rome integendeel, levert ons niet éénen<br />
Recruut voor het flagveld, noch tot onze verdediging<br />
, ja zelfs niet ééns tegen de Turken. Maar<br />
naauwlijks hebben wij eene Provintie met ons bloed<br />
veroverd, of de Bisfchoppen zijn al benoemd, die<br />
het land uitzuigen. Zelfs, wanneer onze foldaten<br />
bloeden, wint dc Kerk door zielsmisfen, en milde<br />
ftichtingen. Maar wie denkt aan de minde duiting<br />
<strong>van</strong> dezen inëtenden kanker in het Staatsligchaam.<br />
8.) De Koning <strong>der</strong> Hongaren zal geene magt<br />
hebben, om Duitfche Officieren bij de Hongaarfche<br />
Regimenten te benoemen, en de Pauslijke<br />
Generaal-Veldmaarfchalk, de Kardinaal, die een<br />
geboren Hongaar is , moet den Paus in Italië den<br />
ijslijkden eed <strong>van</strong> trouwe zweeren, in gevolge <strong>van</strong><br />
welken hij ophoudt, een Hongaar te zijn, terwijl<br />
hij zich verbindt, om zelfs, in gevalle <strong>van</strong> nood,<br />
Hongaiijën te verwoesten, en zijne handen in burger-<br />
en Koningsbloed te wasfehen, in gevalle het<br />
belang of geheime oogmerken <strong>van</strong> den Roomfchen<br />
hiërarchisch onbepaalden Despoot zulks verëifchcn.<br />
Kan zulk een man wel als een Hon 6<br />
aar aangezien,<br />
geduld, en vereerd worden?<br />
Nogthans verpand ik aan de Natie mijn hoofd en<br />
eer, dat deze zaak en eed juist zoo is, en niet an<strong>der</strong>s,<br />
dien hij in ilome doen moet, om Kardinaal<br />
vvorden? Behoorde men dan den Heer Kardi-<br />
P £<br />
naai,
234 « IJ & A Cr E N. A.<br />
naai, dien wij zoo gemaklijk misfen kunnen, niet<br />
een veel voorzichtiger Diploma voor te leggen,<br />
dan aan onzen Koning? Wij verkiezen immers den-<br />
Paus niet, het Conclave verkiest hem. Wat raakt<br />
dan zijn belang, en heerschzuchtig ontwerp de<br />
Uwgmwï Het zijn Ufurpatien, en wij noemen<br />
het dwalend pa acquifiium, 0f prïvitegia Soera a<br />
Cauonica. Welke onvergeeflijke blindheid!<br />
9.) Men zegt, den Koning behoorden de handen<br />
gebonden tc zijn, om, zon<strong>der</strong> bewilliging <strong>der</strong> landftenden,<br />
geene nieuwigheden in de Contributie te<br />
Biaaken. — Maar, wanneer een looze Priester de<br />
domme boeren met het vagevuur verfchrikt, en<br />
hun de halve gulden, voor de afgeftorvene zielen<br />
<strong>van</strong> hunne vrouwen, va<strong>der</strong>s, en kin<strong>der</strong>en, uit de<br />
beurs wringt — wanneer 'er geldverzamelingen voor<br />
eene nieuwe heiligfpreRjng gedaan worden; alfchoon<br />
ook zelfs menige Bisfchoppen geneigd waren,<br />
om, even als in Poolen, de doopbekkens aan<br />
de jooden te verpachten; wanneer de Paus zich<br />
voor een echtbreuk-Dispenfatie, voor een echtf'cheiding,<br />
een huvvlijk tusfehen bloedvrienden, <strong>van</strong><br />
eenen rijken Magnaat, 30,000 Florijnen wilde laten<br />
betaalen, zoo heeft hij alle magt daar toe in<br />
Hongarijën, en men arbeidt en twist geheel niet<br />
over een Diploma, tegen <strong>der</strong>gelijke landver<strong>der</strong>flijkc<br />
misbruiken.<br />
10.) Ik houde ftaande, dat eo,ooo Tartaren en<br />
Kalmukken een land zoo niet verwoesten, en in<br />
den grond booren, als 10,000 heerfchende Priesters<br />
en Monniken, inzon<strong>der</strong>heid die door het land<br />
zwerven. Voor den roovenden Tartaar verbergt<br />
-elk zijne roerende goe<strong>der</strong>en, geid, huisraad , en<br />
pro-
B IJ L A G E N. A. JJJ<br />
provifie: maar daar de Priester liecrscht, wordt<br />
het volk door vroom goochelfpel misleid. Men<br />
draagt zijn geld na de offerkist, als ook zijne eetwaren,<br />
gewillig cn met vreugde, en bidt nog bovendien,<br />
dat men dit alles met een genadig oog<br />
wille aannemen, — dan komt de Bedelmonnik nog,<br />
en haalt de rest weg. — De boerin ontfteelt het<br />
laatfte ftuk vleesch, zuivel, fpek aan haare hongerige<br />
kin<strong>der</strong>en, en geeft het liever den inzamelcnden<br />
Hoogwaardigen Heer, die haar daar voor aflaat<br />
geeft, wanneer zij tegen menfehen, christen,<br />
en huislijke pligtcn gezondigd, en bedrogen, gemoord,<br />
of geftolen heeft. — Men zie Spanje, Portugal,<br />
Italicn . cn Oostenrijk, Karinthiën , en Hongarijën.<br />
— Wie heeft toch bij ons de fchuld, dat<br />
deugd, Induftrie, en opklaring niet voor uit kunnen<br />
gaan? En nogthans wil men den nieuwen Koning<br />
de handen binden, en het Diploma zal hem<br />
niet toelaten, zulke grove misbruiken af te fchaffen,<br />
die den aangematigden Titel <strong>van</strong> oude Privilegiën<br />
dragen, en alleen daarom als heilige rechten<br />
vereerd worden, opdat niemand hervormen moge.<br />
De Koning, wiens eerfte pligt is, voor 'slands<br />
welzijn te zorgen, heeft dus, volgends het Diploma,<br />
daar volftrekt geene magt toe, en zal nog<br />
bovendien zweeren, dat hij het niet doen zal. Hij<br />
mag de groote misbruiken, de Oppermagt <strong>der</strong><br />
Priesteren, niet aanroeren, an<strong>der</strong>s breekt de Wespenzvverm<br />
voor den dag, en vernielt alle arbeidzame<br />
bijen in het ftaatsgebouw.<br />
Gefchiedde dit niet onlangs nog in Braband, alwaar<br />
oproer en verraad gepredikt, en ook met<br />
'bloed verzegeld is? Wat zou de Priestèrfchap Sri<br />
Hou-
B IJ L A G E N. A.<br />
Hongarijën prediken en uitwerken, als men hunne<br />
heerfchappij en hebzucht wilde on<strong>der</strong>graven? Wat<br />
doen zij thans daadlijk?<br />
ii.) De Koning bcdeedt onze Contributie tot<br />
het on<strong>der</strong>houd <strong>der</strong> armée, om ons in onze geruste<br />
hutten te befchermen, en ook voor de Justitie<br />
cn inwendige behoeften <strong>van</strong> den Staat te zorgen;<br />
maar waar toe befteedt de Geestlijkheid toch de<br />
fchatten, die zij ons afgezogen heeft? tot haan?<br />
pracht en verkwisting, of tot haare gemeste Familie<br />
- erfgenamen, of tot den balg <strong>van</strong> welgevoedde<br />
luije Monniken; ook wel op den Landdag, om<br />
ftemmen om te koopen, die goed brullen, en verftandige<br />
medeburgers overfchreeuwen, en overftemmen<br />
kunnen, die het minde voordel waagen<br />
tegen va<strong>der</strong>landfche misbruiken. — Zij misbruiken<br />
vervolgends hunne inkomften ten.nadeele des lands,<br />
en niemand waagt het in dc Verga<strong>der</strong>ing, om <strong>van</strong><br />
een Diploma tegen de geestlijkheid te fpreken, en<br />
haare inëtende oppermagt te bepaalen.<br />
ia.) Romes oogmerk, zoo als de gefchiedenis,<br />
dc oogfchijnlijkheid, en de zaak zelve bewijzen,<br />
is, ontegenfpreeklijk, de algemeene Monarchie,<br />
heersch- en hebzucht. Hier uit volgt noodzaaklijk<br />
de onverdraagzaamheid, de vervolging <strong>der</strong> beste<br />
menfehen, zoodra zij an<strong>der</strong>s gelooven, dan de fijne<br />
Staatkunde <strong>der</strong> Romeinen wil, dat wij alle gelooven<br />
zullen: P A L I N G E N I U S zegt:<br />
Hi funt fex heminum, feniina malorum,<br />
Jgnorum fub pelle Lupi,<br />
mercede colentes. (*Y<br />
Wie<br />
(*) Zij zijn dei- menfehen fcliuim, een poel <strong>van</strong> fn ode gruwleu,<br />
't Zijn wolven in de \acht \an ichanpcn; hurelingen.
B IJ L A G E N. A. 237<br />
Wie oogen heeft, om te zien, aan wien de<br />
Biechtva<strong>der</strong> het lezen veroorlooft, die is hier <strong>van</strong><br />
zeker overtuigd. Want zoo dra een volk mag lezen<br />
en denken, wordt het verlicht. Even hier<br />
door .verliest de Rom/chs Almagt haar deunzel,<br />
om overal de Koningen, Magnaten, en het<br />
volk in grove onwetendheid,en in haare kluisters,<br />
te houden; en Dweepers naar grondregelen te vormen.<br />
Even daarom handhaaft dc Kerk met zoo<br />
veel Euthufiasme in Hongarijën de Seminancn, alwaar<br />
Priestergebrocd wordt aangekweekt., en waar<br />
door alle invloed, alle beftuur <strong>der</strong> openbare fchoolen<br />
in haare handen blijft; maar bijzon<strong>der</strong> draagt<br />
men zorg, dat 'sLands Grootcn <strong>van</strong> Priesters worden<br />
opgevoed, dat de Biechtftoel zijne magt behoude,<br />
en het Vagevuur nooit ledig worde. Maar<br />
is het wel waarfchijnlijk, dat de Koning <strong>der</strong> Hongaar<br />
cn ooit met den besten wil zoo veel magt, en<br />
invloed, op het vormen <strong>van</strong> de Natie, en haar karakter<br />
zal bekomen, of over haar eigendom, geweten,<br />
wetten, gewoonten zou kunnen heerfchen,<br />
als de Priesters? En alhoewel hij met 300,000<br />
foldaten alles wilde voltrekken, het geen JOSEFUS<br />
misfchien in den fchild voerde, en het geen het<br />
fehran<strong>der</strong>ê Frankrijk in éénen dag werkftellig gemaakt<br />
heeft, zoo zou hij echter het hart <strong>der</strong> zoogenoemde<br />
rechtzinnige Hongaaren, nooit zoo onbepaald<br />
beheerscht, en hunnen wil nooit zoo buigzaam<br />
gemaakt hebben, als de geringde munnik in<br />
daat is uit te werken, dewijl de Edelman, zoo wel<br />
als de Boer, zijn kweekeling, zijn werktuig is,<br />
door wien hij zijne dwalingen vereeuwigt. De<br />
Geestlijkheid <strong>der</strong>halven arbeidt op den landdag,<br />
het
a<br />
38 B IJ L A G E N. A.<br />
het ijverigst, om flechts te verhoeden, dat de Koning<br />
geene magt verkrjjge, om zijne Priesterfchap<br />
perk en paal voor te fchrijven, en hen te dwingen,<br />
dat zij niet het bijgeloof bevor<strong>der</strong>en, maar<br />
het zedelijk karakter des volks verbeteren, en hen<br />
hunnen burgerpligt leeren moeten. Het Diploma<br />
werkt voor het tegendeel, tegen deze goede magt<br />
des Konmgs en het gezond verftand aan.<br />
Maar wie is<br />
i n<br />
dit werk arbeidzamer dan de<br />
Bisfchoppen? Zijn dat wel waare Va<strong>der</strong>s des Va<strong>der</strong>lands,<br />
en eerwaardige Magnaten, die hun bijzon<strong>der</strong><br />
belang boven het algemeen welzijn ftellen,<br />
die op den landdag arbeiden, om misbruiken te<br />
vereeuwigen? Behooren wel mannen, die naar hun<br />
beroep, beftaan, en grondregels, volftrekt geene<br />
Hongaarfche Patriarchen zijn kunnen, in de Vergadenng<br />
<strong>der</strong> Landftenden ?<br />
. * 3 ° i° mC b e v e e l t<br />
'<br />
d a t<br />
en in Hongarije niet<br />
in het Hongaarsch, maar in 't Latijn bidden zal.<br />
IJe Lands-Hoven dringen 'er op aan , dat in alle<br />
Gerichtshoven en Kanzelarijèn, ja zelfs bij de Koningen,<br />
alles in de Hongaarfche taal en kleeding<br />
verfchijnen zal. Maar wie waagt het, den Priester<br />
te gebieden, dat hij eene Hongaarfche misfe lezen,<br />
of zijne Kerküjke Diplomata, in de zoo geliefde<br />
Moe<strong>der</strong>taal, opftellen zal? De Paus heeft <strong>der</strong>halven<br />
veel<br />
m e e r<br />
msgts, dan de Koning in Hongarije<br />
Waarom ijvert men dan niet tegen den magtigften<br />
Despoot <strong>van</strong> Europa, die zich het recht aanmatigt,<br />
om Hongarijën willekeurig te beheerfchen,<br />
en zelfs aan onze Koningen de kroon te ontrooven,<br />
wanneer zij zijne banftraalen, door het vervullen<br />
<strong>van</strong> hunnen Vorstenpligt, verwekken ? Waarom
B IJ L A G E N. A, 239<br />
om dan geen Diploma, tegen het Kerklijk Despotisme,<br />
? Is dan zijne uitwerking min gevaarlijk jegens<br />
de zoo hoog geprezen vrijheid <strong>der</strong> moedige Natie,<br />
die aan haare eigen Koningen geene magt wil inruimen?<br />
Hoe hemelsbreed is de zuivre Godsdienst<br />
verwij<strong>der</strong>d <strong>van</strong> de misbruiken <strong>der</strong> Kerk! En voor<br />
den eerden ijvert de Bisfchop zeker niet, als hij<br />
Hechts zijne bijzon<strong>der</strong>e voordeden uit de Kerkgeboden<br />
kan bekomen. De vervulling <strong>der</strong> Godlijke<br />
pligten zijn de minde bezigheden <strong>van</strong> zijne ambtspligten.<br />
Wanneer dechts het volk alles blindelings<br />
gelooft, wat hij beveelt te gelooven, dan is het<br />
hem onverfchillig, hoe zij leeven en handelen. De<br />
on<strong>der</strong>vinding bewijst de treurige uitwerkingen.<br />
14.) De wetten draden den euveldoener en<br />
booswicht; de priesters integendeel abfolveercn en<br />
befchermen hem, en voeden dus hierdoor ondeugden<br />
en misdaaden. Zij trotfeeren en vernietigen<br />
bier door alle redelijke orde en politie; hier door<br />
winnen zij den eerbied cn het vertrouwen des<br />
volks. Het getal <strong>der</strong> deugdzamen en verdandigen<br />
is het minste. Het grootde gros wordt dienvolgends<br />
<strong>van</strong> hun gedraaid, en daat hunne oogmerken<br />
blindelings ten dienst, tegen het va<strong>der</strong>land aan.<br />
Even daarom zijn alle omwentelingen, welke zij<br />
aandoken en on<strong>der</strong>deunen, de gevaarlijkden. En<br />
de beste Koning verkrijgt in het Diploma geene<br />
magt, om de gevaarlijkde uitbersting voor te komen.<br />
Men denkt en zorgt ook niet op den Landdag<br />
tegen het grootde gevaar ; men arbeidt en<br />
'twist veelmeer ijverigst om den godsdiensthaat<br />
te bevor<strong>der</strong>en, en verwijdt de gelegenheid<br />
voor
2<br />
4
B IJ L A O E N. A. 24t<br />
delig zijn de gevolgen <strong>van</strong> deze ingeflopen oppermagt,<br />
over de wereldlijke regeerjng, en het Diploma<br />
fpreekt niets voor tegenmiddelen. De Koning<br />
moet geen magt hebben om iet te veran<strong>der</strong>en.<br />
. 17O Hoe kan tog een Priester goede bruikbare<br />
burgers vormen, die enkel naar de grondregels <strong>van</strong><br />
zijn kerklijk Opperhoofd leeren mag? Hoe kan die<br />
jgeen, welke aan de wereld de gehoorzaamheid aan alle<br />
wereldlijke wetten, en alle burgerpligten ontzegt,<br />
mannen voor den Staat vormen? Hoe kar><br />
.hij pligten leeren, die ze zeiven niet kent noch gevoelt?<br />
Waar leeren onze jongelingen verheven wetenfchappen<br />
, die het verftand opklaaren, het hart<br />
verbeteren, en het bekoorlijke <strong>der</strong> gezellige cn zedelijke<br />
deugden leeren fchatten? Wie leert hen de<br />
kun^t,
44* B IJ L A C E N. A.<br />
werelds te voorfchijn treedt, daar de beste vernuften<br />
ten behoeve <strong>van</strong> kloosters en kerken weggekaapt,<br />
of onbekwaam gemaakt worden, om zich<br />
uit den gezichtkring <strong>der</strong> godgeleerden met geweld<br />
los te fcheuren. Dan verfchijnen zij op het wereldtoneel,<br />
of als bandeloze beesten, die, door<br />
hartstochten en driften voordgeüeurd, daar zij het<br />
gevaar nooit <strong>van</strong> kunnen kennen, hun lijf en ziel<br />
te grond helpen, of zij hebben een' halven leeftijd<br />
te arbeiden, om de vooröordeelen, hun in de<br />
jeugd ingeprent, te vermeesteren, en zich uit den<br />
doolhof <strong>van</strong> hunne O aohgifche en Pfychulogifcht<br />
woordfpelingen te ontwarren. Verfchijnen zij in<br />
gezelfchappen <strong>van</strong> verlichte mannen, dan fchrikken<br />
zij befchaamd terug, of deze dom-ooren, die naar<br />
fchoolfche regelen alleen als pedanten hebben leeren<br />
redentwisten, zijn hardnekkig of eigenzinnig<br />
in het verdedigen <strong>van</strong> belagchelijke {tellingen en<br />
grondregels. Soortgelijke lieden zijn niet in ftaat,<br />
om hunne kundigheden uit te breiden, en dienen<br />
op de Landdagen bij uitnemendheid, om heel veel<br />
gefchreeuw te maaken.<br />
Hoe menig afgevaardigde <strong>van</strong> die foort zal wel<br />
<strong>van</strong> zijnen Profesfor of Biechtva<strong>der</strong> on<strong>der</strong>rigt zijn,<br />
hoe hij tegen alle goede Staats - ontwerpen Schreeuwen,<br />
en alles tot den zaligmakenden godsdienst terug<br />
moet brengen. Dan komt in de verga<strong>der</strong>ing<br />
zeker geen een verftandig man tot een voorftel,<br />
want <strong>der</strong>gelijke kemphaanen kunnen cn willen juist<br />
niet bewijzen. — Hun gemeenfchappelijk gebrul en<br />
getier klinkt door de lucht. Alles moet fchreeuwen,<br />
en het waare oogmerk <strong>van</strong> den Landdag<br />
wordt verijdeld, dewijl juist zulke Mondpatriotten<br />
de
B IJ I* A G E N. A. a 4<br />
3<br />
d ebelagchlijkfte Propofitiën voor het Diploma uitilooten.<br />
Ik herhaal nog eens, dat de Priesters geen<br />
Staats- noch wereldburgers formeeren kunnen\ en<br />
wil hier flechts één bewijsreden in het Scholastieke<br />
vak aanvoeren.<br />
De Priester leert: gij moet alles blindeling<br />
gelooven, zon<strong>der</strong> te on<strong>der</strong>zoeken, of de waarheid<br />
angstvallig na te vorfchen.<br />
De Wijsgeer zegt: — Gij moet niets gelooven<br />
Zon<strong>der</strong> overtuiging, nee fine rationes fiufficiemi;<br />
Czon<strong>der</strong> genoegzame reden;) gij moet uw verftand<br />
tot on<strong>der</strong>zoek en vergelijking <strong>der</strong> ftellingen gebruiken.<br />
En evenwel zitten onze Priesters op den<br />
leerftoel <strong>der</strong> Wijsgeerte, en verwij<strong>der</strong>en den<br />
mensch <strong>van</strong> den denkingskring, terwijl zij hem met<br />
ijdele woordfpelingen en verdrajingen des oordeels<br />
verwarren. De eerlijke man moge zichzelven<br />
geene flechte daad vergeven, en ook niet gelooven,<br />
dat een rechtvaardig God fchurken in de<br />
menschlijke maatfehappij, in gerichtshoven en bij<br />
het Hof befchermt; genoeg, als zij de geboden<br />
<strong>der</strong> kerk volbrengen. De Priester integendeel<br />
leert, dat aflaat en boete alles verzoent, en dat<br />
gevolglijk een booswicht nogthans een goed Chrisfen<br />
zijn kan. Maar den waarlijk eerlijken man<br />
moet nooit geene daad berouwen; hij moet alleen<br />
voor de deugd leeven, en niet op afrekening <strong>van</strong><br />
goede werken tegen kwaade, als een zwijn in den<br />
mesthoop wroeten. Wanneer een Officier eene<br />
vesting aan den vijand verraaden heeft, dan worden<br />
hem in de Biecht <strong>der</strong> Franciskanen op zijn<br />
hoogst zeven Ave Maria" s opgelegd, dan is hij ge-<br />
Q a<br />
ba-
S44 B IJ L A G E N. A,<br />
abfolveerd, en we<strong>der</strong> engelenrein. Wat kan men<br />
dan voor kweekelingen uit zulke fchoolen verwachten,<br />
daar zoo gemaklijk vergifnis, naar de grondregelen<br />
<strong>van</strong> den Godsdienst, te winnen is, en de<br />
man enkel naar het gewigt <strong>van</strong> zijne ligtgeloovigheid<br />
gefchat wordt.<br />
Ver<strong>der</strong>s: — De Staatswetenfchap leert de Tjevolking,<br />
en de Godgeleerde, het ongetrouwd leven;<br />
deze leert blinde gehoorzaamheid, doch alleen<br />
aan de geestlijke Overigheid, maar we<strong>der</strong>fpannigheid<br />
tegen de wereldlijke. De edele Hongaar<br />
fpreekt flechts <strong>van</strong> vrijheid, wil geen' dwang dulden,<br />
en is evenwel, zon<strong>der</strong> morren, een rampzalige<br />
(laaf <strong>der</strong> geestlijke magt. Men vereenigt zich<br />
nog bovendien, om den Koning allen invloed op<br />
de verbetering <strong>der</strong> groffte Staatsgebreken te bepaalen,<br />
en wil den onzichtbaren lijfeigendom in Ifo/igarijen<br />
als eene eeuwigduurende grondwet aannemen.<br />
De kerklijke dwingelanden zullen nog hetzelfde geweld<br />
behouden, dat zij, ten tijde <strong>van</strong> den heiligen<br />
STEVEN, met de regeeringsvorm onafscheidelijk hebben<br />
faamgevlochten, en gelegenheid gevonden, om<br />
.in -de Rijksgrondwetten in te vullen. Welke onvergeeflijke<br />
dwaasheid, die wezenlijk dweepachtige<br />
eigenzinnigheid gebaard heeft, en die de beste<br />
gelegenheid, om eene edele vrijheid roemrijk te<br />
handhaaven, bij dezen landdag ongevoelig doet<br />
voorbij vliegen.<br />
18.) Het gantfche burgerlijk leven is op den<br />
heerfchenden godsdienst gegrond. Nademaal nu<br />
rieszeifs ingeflopen misbruiken, in een land ; den<br />
geest <strong>van</strong> vervolging verwekken, daar verfchillende<br />
foorten <strong>van</strong> geloof en gevoelens geduld moeten<br />
wor-
B IJ t A G E N. A. 2415<br />
tvordeff, daar de on<strong>der</strong>danen <strong>van</strong> het groote rijk<br />
niet meer allen éénen zaligmakenden Godsdienst erkennen<br />
willen, zoo is de moeite zeker vergeefs:<br />
en vruchteloos, om hen allen te verëcnigen, zon<strong>der</strong><br />
de dwangmiddelen <strong>van</strong> den Opperbisfchop <strong>van</strong><br />
Rome, die voor den God <strong>der</strong> Christenen verfoeilijk<br />
zijn, te hulp te roepen. Men late <strong>der</strong>halven<br />
ie<strong>der</strong> een gerust gelooven, wat hi wil, en zorge:<br />
daartegen voor verftandige wetten, welke alle leden,<br />
gemeenfchappelijke oogmerken tot welzijn inboezemen,<br />
hunne handelingen bepaalen. alle fpoorloosheden<br />
voorkomen, en het waare Patriotisme in-<br />
Hongarijën levend maaken. Dan zullen zeker geene<br />
godsdiensttwisten ons verwarren, en het Koninglijk<br />
Diploma zal geen tegenfpreken on<strong>der</strong>hevig<br />
zijn, dewijl de Koning geen Pater-Inquifiteur, maarde<br />
va<strong>der</strong>, dc vriend, cn het voorbeeld <strong>van</strong> alle zijne<br />
on<strong>der</strong>danen zijn zal, hetwelk LEÖJPQLD onfeilbaar<br />
ook zon<strong>der</strong> Diploma wezen zal.<br />
19.) Ik werp hier nog eene vraag op :•<br />
Het va<strong>der</strong>land vor<strong>der</strong>t daadzaken, en medewerking<br />
: dc Priester leert afftand <strong>van</strong> wereldfche<br />
bezigheden en lediggang. De wetten vor<strong>der</strong>en<br />
deugdzame burgers, toegevende Priesters, edel handelende<br />
edellieden, en arbeidzame on<strong>der</strong>danen. Alles<br />
moet handelen, en de Priester dringt alleen<br />
op het geloof, in zoo verre zijn dwang hem voordeelig<br />
is.<br />
Wat magt zal nu den Koning in het Diploma<br />
wel gegeven worden, om bij zulke ftrijdigheden<br />
een middelweg te vinden, cn de beide .deelen te vereenigen?<br />
Maar alle foorten <strong>van</strong> twist tusfehen on<strong>der</strong>danen<br />
hoorea niet na Rome ter beüisfing.<br />
Q 3<br />
ao.}
20 B IJ t A G E N. A.<br />
20.) Zon<strong>der</strong> de zalving geldt de kroning niet.<br />
Wie zalft den Koning? Een Bisfchop, dewijl de<br />
Paus zich, door ufurpatie, het recht toegeëigend<br />
heeft, om Koningen tc kroonen, en ook af te .zetten.<br />
Groot voorrecht, het welk onze Koningen,<br />
vooi het oog <strong>van</strong> klaarzienden, geweldig verne<strong>der</strong>t!<br />
Wie misfchien on<strong>der</strong> ons lust heeft in een Priesterlijk<br />
Koningrijk,die wachte het einde <strong>der</strong> Brabandfche omwenteling<br />
af, die <strong>van</strong> Priesters beduurd wordt, en<br />
dan voege men een toepaslijk artikel in het Diploma<br />
<strong>van</strong> den Hongaarfchen Koning in. On<strong>der</strong>tusfchen<br />
drage men zorg, dat onze kerklijke voorgangers<br />
grondiger dudeeren, opdat zij, bij het tegenfpreken<br />
<strong>der</strong> Protedanten, zich verdandiger gedragen,<br />
en beter we<strong>der</strong>leggen kunnen. Men leide de<br />
menfehen door on<strong>der</strong>wijs en overtuiging op den<br />
rechten weg, want dit is het eenigfte middel, om<br />
den afval te verhin<strong>der</strong>en, en den walglijken Titel<br />
<strong>van</strong> Renegaat niet te onpas te misbruiken.<br />
Men bewerke veelmeer thans een vast plan, doch<br />
hetwelk zijn doel eerst misfchien in het <strong>der</strong>de gedacht<br />
bereiken zal. Ingewortelde Staatsgebreken te<br />
verbeteren, het volks - karakter we<strong>der</strong> in eene betere<br />
leiding te brengen, verëischt tijd, geduld, een<br />
behoorlijk ontwerp, en aanhoudende ftandvastigheid.<br />
Het inquifitie - gericht verbittert en verwoest;<br />
Romes magt moest gedadig klimmen, dewijl<br />
het gezichtpunt, bij alle hin<strong>der</strong>paalen, dezelfde<br />
richting hieldt. Even dus en njet an<strong>der</strong>s zij<br />
ook de grondregel <strong>van</strong> den tegenwoordigen Landdag<br />
gefchikt, en eindelijk gelukkig uitgevoerd.<br />
Dit zij de wensch <strong>van</strong> eiken Patriot, die tot eene<br />
eraftigc medewerking genegen en bekwaam is. En<br />
in-
B IJ L A O E N. A. 047<br />
indien deze raad indruk maakt, zoo zorge men<br />
ook voor het Diploma, hetwelk onze Geestelijke<br />
Monarchen verhin<strong>der</strong>t, opdat zij geene Despoten<br />
worden of blijven kunnen, ten einde alle goede<br />
plans te vernietigen. Doch, tevens moeten wij<br />
ook de Gritifr/fihe Kerk niet vergeten, en voor de<br />
gevolgen <strong>van</strong> <strong>der</strong>zelver uitbreiding even zoo wel<br />
als tegen de uitbreiding <strong>van</strong> <strong>der</strong> Jooden fchacheren<br />
waaken. Princifiis obfla, fero medicina paratur.<br />
Ik ben ook geen partijgeest voor de Proteftanten,<br />
want mijne kin<strong>der</strong>en zijn in den Roomsch Katholijken<br />
Godsdienst opgevoed, tegen wier misbruiken 'ik<br />
zoo patriottisch kampe. Zommigen zijn even zoo<br />
onverdraagzaam als alle priesters, daar zij de magt<br />
in handen hebben. Maar, zij zijn min fchadelijk,<br />
omdat hun getal niet zoo groot is; omdat zij,<br />
door het huwlijk, medeburgers en va<strong>der</strong>s worden;<br />
omdat zij <strong>van</strong> het vagevuur geene inkomften genieten,<br />
en niet <strong>van</strong> Home afhanglijk zijn. Men heeft<br />
veele voorbeelden in de gefchiedenis, dat Paufen<br />
en Monniken onze Koningen vermoord, en oproer<br />
en verraad aangevuurd of begunftigd hebben.<br />
Maar geen Protcltantfche priester heeft nog den<br />
koningsmoord gepredikt, of voltrokken, nog geene<br />
bloedbiuiloft, geen Siciliaanfche Vesper, geen<br />
Brabandfche verwoesting, geen kruistogt, of emigratie,<br />
of mijneed veroorzaakt, geene kapitalen na<br />
Rome gezonden: daarom zijn zij voor den Staat<br />
Biet zoo gevaarlijk, als de Jefuiten, niet zoo bloedgierig,<br />
als de Dominicanen, niet zoo lastig, als de<br />
Franciscanen, niet zoo uitzuigend, als onze Domheeren,<br />
noch zoo onverdraagzaam en onkundig,<br />
Q 4<br />
als
«48 B' IJ L A G E H. A'.<br />
als onze Bisfchoppen, Voor het overige moet<br />
men op verjaarde privilegiën en grondwetten niet<br />
eigenzinnig wezen. De va<strong>der</strong>s des Va<strong>der</strong>lands, tegenwoordig<br />
op den algemeenen Landdag verga<strong>der</strong>d,<br />
hebben trouwens hetzelfde recht, hetwelk hunne<br />
voorva<strong>der</strong>s geoefend hebben ten tijde <strong>van</strong> den H.<br />
STEVEN. Zij kunnen dwalingen veran<strong>der</strong>en, eene<br />
nieuwe Conltitutie maaken, ook wetten veran<strong>der</strong>en,<br />
die voor onze omftandigheden en tijden niet meer<br />
gefchikt en voegzaam zijn. Hongarijën behoeft niet<br />
altijd een oorlogzuchtig volk te zijn;het mag,on<strong>der</strong><br />
het genot <strong>van</strong> eene bevochten vrede, ook zijnen<br />
Medelijken en moreelen toeftand verbeteren, en met<br />
alle Natiën <strong>van</strong> Europa in wetenfchappen en verfijnden'<br />
fmaak arbeiden. MOSES opperwetten worgden'<br />
thans bij alle Joden niet meer waargenomen;<br />
de' wetten <strong>van</strong> SOLON en LIJKURGUS zijn in Grit.<br />
kenland vergeten; ook befnijden wij onze kin<strong>der</strong>enniet<br />
meer. De geboden <strong>van</strong> ATTILA, <strong>van</strong> GEN<br />
GIL-KAN in Jfie, <strong>van</strong> CROMWEL in Londen, <strong>van</strong><br />
CÜESAR in Rome, <strong>der</strong> Franken, Hunnen en Longc~<br />
"barden in Duitschland, Frankrijk, en Italië, gelden<br />
niet meer, en menige verordening, die ten tijde<br />
Van den H. STEVEN voor Hongarijën heilzaam was,<br />
% thans niet meer bruikbaar. STEVEN ZOU gewis,<br />
op 's Paufen bevel, met alle dweepzuchtige<br />
Hongaren, op een' Kruistogt na Jerufalem getogen<br />
zijn, en Hongarijën ontvolkt hebben: maar<br />
zou LEÖPOLD dat wel doen, indien het den Paus<br />
geviel, om nieuwe kruistogten te bevelen? — De<br />
tijden zijn verftandiger geworden,<br />
Evenwel geloove ik, dat heden, indien een Bisfchop<br />
zulk een voordel op de verga<strong>der</strong>ing doen<br />
wil*
B IJ E A G' E N. A. ^49<br />
wilde, om eene kruistogt tegen de redeneerende<br />
Protefla/iten te on<strong>der</strong>nemen, zijn aanhang gewis'<br />
vt'val en fi'it roepen, en het Diploma den Koning<br />
gebieden zou, dat hij Romes bevelen naar de letter<br />
volbracht.<br />
•Voorts heeft dit gefchrift geen an<strong>der</strong> oogmerk,<br />
dan mijne gedachten openhartig mede te deelen.<br />
Ik ben op mijnen arbeid niet verliefd, noch in mijne<br />
grondregels veriteend, en laat mij geern beter<br />
on<strong>der</strong>richten. Men antwoorde: dan zal ik, an<strong>der</strong>s<br />
on<strong>der</strong>richt, zwijgen, of mijne (tellingen bewijzen.<br />
Volgends voorzichtigheid had ik <strong>van</strong> dit alles<br />
moeten zwijgen, en mij nergens, in moeten mengen.<br />
Ik verwek mij zeiven onverzoenlijke vijanden in<br />
Hongarijën, op eenen tijd', dat ik mijn recht bij<br />
hun wilde zoeken. Maar de onverfchrokken waarheids-liefde<br />
doet mij alle eigenbelang vergeten. Ik<br />
zie, dat het ophalen <strong>van</strong> het gordijn voor het algemeen<br />
welzijn nodig is, en terftond fta ik gewapend<br />
op de kampplaats.<br />
De bezitters <strong>van</strong> mijne .Hongaarfche goe<strong>der</strong>en,<br />
zijn al lang <strong>van</strong> hunne Biechtva<strong>der</strong>s geabfolveerd,<br />
zon<strong>der</strong> reftitutie gedaan te hebben. Zij zijn dus<br />
al lang door kerklijke privilegiën in een even zoo<br />
goed verdiend bezit <strong>van</strong> den hemel, als hunne erfgenamen<br />
in het genot <strong>van</strong> mijnen rijkdom. Aan<br />
dezen predikt zeker ook geen Bisfchop <strong>van</strong> den<br />
vloek <strong>van</strong> onrechtvaardige goe<strong>der</strong>en; zoo veel te<br />
min<strong>der</strong> zullen zij thans in gemoede voor mijn<br />
recht (temmen, wanneer ik het bij de billijke<br />
Landltanden, en var. de rechtvaardigheid <strong>der</strong> Hongaarfche<br />
Wetten, met hartlijken ernst, vor<strong>der</strong>en zal.<br />
Q5<br />
Ik
350 W B IJ L A G E N. A.<br />
Ik heb geleerd, rijkdom te ontbeeren en nooddruft<br />
te verkrijgen, en ben dus in alle voorvallen<br />
dankbaar of onverfchillig, en fchuw den heerfchenden<br />
zwerm <strong>van</strong> booze menfehen niet, dewijl<br />
ik <strong>van</strong> de goedkeuring <strong>van</strong> alle eerlijke mannen<br />
verzekerd ben, die mijn gedrag verdienen zal. Dit<br />
is mijn doel in Hongarijën.<br />
TRENCK.<br />
MERK-
MERKWAARDIGE EED.<br />
WELKE ALLEEN A L L E HONGAARSCHE<br />
BISSCHOPPEN AAN DEN PAUS MOE<br />
TEN ZWEEREN.<br />
M E T<br />
KORTE<br />
AANMERKINGEN.<br />
HLATI. Orign. Ju,is Pontificii pag. i. § tit. VII. d»<br />
Confecratione Episcoporum.<br />
PIL ATI. Van den oorfprong <strong>der</strong> Pauslijke Rechten. Bfadz.<br />
i. § tit. VII. Van de inwijding <strong>der</strong> Bisfchoppen.<br />
Tegenwoordig zweeren alle Hongaarfche Bisfchoppen<br />
den Paus niet naar het Gregoriaanfche<br />
Voorfchrift, maar naar een nieuw, hetwelk veel<br />
ver<strong>der</strong> uitgeftrekt is, naar de verordening <strong>van</strong><br />
Paus cLEMENS VIII. De inhoud <strong>van</strong> dezen Eed<br />
luidt letterlijk uit het Roomsch - Pauslijk Wetboek<br />
vertaald, als volgt:<br />
EED DER BISSCHOPPEN IN HONGARIJËN.<br />
Jk N. N. verkozen Bisfchop <strong>der</strong> kerke N. zweere<br />
en beloove, dat ik <strong>van</strong> deze ftonde af aan getrouw,<br />
en als leenman gehoorzaam zal zijn aan den<br />
Heiligen Apostel PETRUS, en de heilige Roomfche<br />
kerk, als ook aan alle zijne rechtmatige navol-
a^a B IJ L A © E. N. A.<br />
vo'gerei. —• Ik zal nooit den Raad bijwoonen<br />
noch toeftemmen., noch met raad en daad iet her<br />
minst of geringst bewilligen, waar iemand on<strong>der</strong><br />
ons het leven, of ook flechts één enkel lid verliezen,<br />
of door fluipwegen verleid zou kunnen worden,<br />
of ingevalle men tegen hen geweld gebruiken,<br />
of hun de minde belediging wilde aandoen,<br />
on<strong>der</strong> wek voorwendzel het ooit zou kunnen of<br />
mogen'gefchieden. Ik zal den raad, dé bevelen,<br />
die men mij direct, of door eenen Nuntius toezend,<br />
welke ik deswegens bekome,, aan niemand<br />
ontdekken. Ik zal den Paus en den doel <strong>van</strong> St.<br />
PJETER uit alle krachten bijdaan, zoo wel, om<br />
dezelve te behouden als te verdedigen: en dit met<br />
voorbehoud <strong>van</strong> mijnen dand, en mijn voorfchrift,<br />
tegen ie<strong>der</strong> mensch zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing. (*) —<br />
Ik zal alle Pauslijke Afgezanten, op de 'heen en<br />
weêrreize , eerbiedig ont<strong>van</strong>gen, en ook vrijhoudem<br />
Ook zal het mijn eigen pogen zijn, alle rechten,<br />
eere, privilegiën, en het aanzien <strong>der</strong>'Heilige<br />
Roomsch-Katholijke Kerk, <strong>van</strong> onzen Heer den<br />
Paus , en zijne opvolgers en gevolmagtigden, te<br />
behouden, befchermen, en vermeer<strong>der</strong>en, ook bevor<strong>der</strong>en<br />
en doen gelden, (f) Ik zal ook geen<br />
Raad 'toedemmen, veel min<strong>der</strong> medewerken, of'<br />
mij in eenig vergelijk inlaten, waarbij het minde<br />
tegen de perfoon,. eere, rechten, of oppermagt,<br />
jegens onzen eenigen Heer den Paus, of de Room-<br />
i<br />
Jchs<br />
C*) D'erualvcn ook. tegen den Koning , Landswetten, en<br />
Va<strong>der</strong>land.<br />
(•p Oei halven' éeik oproer tegen den Staat aanvuuren, ctv<br />
bloedbaden vcröorzaaken.
B IJ T, A G E N. A. 453<br />
fclie Kerk on<strong>der</strong>nomen mogt worden. En zoodra<br />
•ik bemerke, dat 'er iet tegen dezelve ge fmeed of<br />
•ontworpen zou worden, zal ik 'er mij met alle<br />
•vermogen tegenftellen, en ook zoo fpoedigst mooglijk,<br />
of ons Kerkehoofd zelve, of daar bericht<br />
<strong>van</strong> doen, waardoor hij terftond <strong>van</strong> alles naauwkeurig<br />
kondfchap zal hebben. (*)<br />
Ik zal de verordeningen, belangen, bevelen, refervatiën,<br />
voorkomingen, en ontwerpen <strong>van</strong> den<br />
Paus met onbegrensd vermogen in acht nemen, en<br />
ook zorgen., dat an<strong>der</strong>en .ze ftipt vervullen. Alle<br />
Ketters, afvalligen, en rebellen tegen onzen<br />
Heer, of deszelfs opvolgeren, zal ik, met alle<br />
mooglijke krachten, vervolgen en beftrijden.<br />
Wanneer ik 'tot een Sijnode geroepen word, zal<br />
niets mij terug houden, om in perfoon te verfchijnen,<br />
ten ware mij een Bisfchoppelijke post terug<br />
hieldt. Ik zal mijn Bisdom alle jaaren zelve zien<br />
en bezoeken, en aan mijne geestelijke overigheid<br />
alleen, rekenfchap <strong>van</strong> mijne ambspligten geven r<br />
<strong>van</strong> alles wat tot het mij toebetrouwde Ambt, tot<br />
de tucht <strong>der</strong> geestelijken en des volks, en tot zielen-zaligheid<br />
<strong>van</strong> alle mij toevertrouwde menfehen<br />
behoort. Daartegen zal ik alle Apostolifche bevelen<br />
met eene blinde gehoorzaamheid aannemen,<br />
en ook voltrekken. Indien ik door eene wettige<br />
verhin<strong>der</strong>ing terug gehouden mogt worden, .zal ik<br />
echter alles, door eenen bijzon<strong>der</strong> hier toe ver-<br />
.kozen en gevolmagtigden Nuut.us, of zo ik de^en<br />
niet<br />
(*) Gevolglijk is een rsisfehop niet burger, niet patriot, maar<br />
•een vijand des Va<strong>der</strong>lands, en een geprivilegieerd Spion in<br />
Hottgarijltt.
«54 B IJ L A G E N A.<br />
riet vinden kon, door een Priester <strong>van</strong> een an<strong>der</strong><br />
Bisdom, maar in gevalle hier niemand toe te kiezen<br />
was, door een wereldlijken, op wiens eer en<br />
gehoorzaamheid aan de Religie ik mij zeker verlaten<br />
kan, en die mondeling naauwkeurig geïniïrueerd<br />
is, na Rome bericht doen, of ten minften,<br />
in gevalle ik ook hier in verhin<strong>der</strong>d ware, den<br />
naasten Kardinaal in 't geheim Confilium ontdekken,<br />
ten einde mijn bericht aan den Nuntius voor<br />
te dragen.<br />
Ik zal geene bezitting, die tot mijne tafel behoort,<br />
of wegfchenken, verkopen of verpanden, noch op<br />
nieuw met leensrechten verkenen, noch op eenigerhande<br />
wijze in handen <strong>van</strong> eenen Leek laten komen,<br />
alfchoon ook mijn kapittel zijne bekrachtiging<br />
hier toe wilde geven, zon<strong>der</strong> vooraf met Rome<br />
raad te plegen. (*j<br />
ZOO WAARLIJK HELPE MIJ GOD!<br />
Men leze, bid ik, met opene oogen, en zon<strong>der</strong><br />
vooroordeel, dezen verfchriklijken Eed <strong>der</strong><br />
Hongarifche Bisfchoppen; een Kardinaal zweert<br />
nog veel onbepaal<strong>der</strong>, en dan fpreke men het<br />
Vonnis uit, of een Bisfchop een Hongaarsch Patriot<br />
kan zijn, en als hij het waarlijk zijn wil, of hij<br />
het zon<strong>der</strong> mijnè'edigheid zijn kan? Of hij on<strong>der</strong><br />
het getal <strong>der</strong> Magnaten en Burgers behoort?<br />
Of men aan zulke voor den Staat gevaarlijke<br />
mannen verlof mag geven , dat zij als Leden en<br />
Bij,<br />
O) Welke fchriklijke voor alle burgers <strong>van</strong> den Staat nadeclige<br />
verbjndtenb, oru zelfi leenen in tc trekken.
B IJ L A G E N. A. 355<br />
Bijzitters op den Landdag het woord voeren,<br />
(temmen, ja zelf prefideeren mogen?<br />
Of zij niet de eerde vijanden <strong>van</strong> het Va<strong>der</strong>land<br />
zijn, nademaal zij aan den Paus moeten zvveeren,<br />
dat zij voor zijne belangen zelfs het va<strong>der</strong>land verwoesten,<br />
oproer (token, en ongehoorzaamheid te«<br />
gen de Landswetten willen bevor<strong>der</strong>en ?<br />
Wee elk land, daar de Priester tweedragt zaaien,<br />
en de burgerlijke verbroe<strong>der</strong>ing verdooren<br />
kan! Zij hebben geld, magt, invloed op de meeste<br />
harten, gelegenheid en wil, om door omkoping,<br />
geloofsdwang, priesterwrark, en heerschzucht,<br />
oproer en verraad, tegenfpraak te verwekken, en<br />
ook alles te verijdelen, wat echte Hongaarfche Pa»<br />
triötten voor het waare welzijn des rijks willen<br />
verordenen.<br />
Vrienden! doet de oogen open, en ziet! waar<br />
de Priester in den Raad zit, en demmen heeft,<br />
daar wordt de Koning <strong>der</strong> Hongaarett een on<strong>der</strong>daan<br />
<strong>van</strong> den Paus. Maar gijlieden draagt flaaffche<br />
ketenen <strong>van</strong> het breidelloos, en <strong>van</strong> u niet te betoornen,<br />
ombarmhartig priestergeweld,dat u onfeilbaar<br />
in de oude zedeloze Anarchie en onwetendheid<br />
terug dorten , en daarom alle koninglijke<br />
magt on<strong>der</strong> het juk brengen wil, dewijl het over<br />
de Aridokraten en het volk, door de grondregels<br />
<strong>der</strong> opvoeding reeds heerscht, en ook door het<br />
bevor<strong>der</strong>en <strong>der</strong> onëenigheid, hun heersch- en hebzuchtig<br />
ontwerp onfeilbaar uitvoeren zal, al zouden<br />
ook droomen <strong>van</strong> bloed den va<strong>der</strong>landfchen<br />
grond mesten.<br />
Principiis ob/Ia, zeg ik nog ééns, fcro medicina<br />
paiatur. Doch die mij berispen wil, dat ik, als<br />
een
•0.5$ B. IJ E A Cr E N. A,<br />
een vreemdeling in Hongarijën<br />
mij verftoute, om<br />
in een zoo netelig Stuk te fchrijven, dien bid ik fl<br />
dat hij hier de dweepachtige fchriften leze, die<br />
volk en Vorst mishandelen. Ik, integendeel, fchrijf<br />
niet tegen Koningen en het Va<strong>der</strong>land, maar alleen<br />
tegen priestergeweld. En het is de pligt <strong>van</strong> een<br />
eerlijk man, de waarheid onbefchroomd te verdedigen,<br />
maar bijzon<strong>der</strong> het dreigend gevaar af te<br />
wenden, cn den waaren vijanden des va<strong>der</strong>lands<br />
liet mom af te rukken, welke op hetzelfde tijdftip,<br />
als de edele Hongaar zijne vrijheid op eene<br />
duurzamen voet wil vestigen, zich beijveren, om<br />
hem in de veifoeilijkfte flavernij on<strong>der</strong> priestergeweld<br />
te ftorten.<br />
Mijne bedoeling is, dit allerverfchriklijkst kwaad<br />
af te wenden, en het voorhang, dat dc waarheid bedekt,<br />
te verfcheuren. Hier fta ik met open borst<br />
gereed-, om alle mooglijke ontwerpen tegen mijne<br />
voor de Hongaren zoo noodzaaklijke inzichten.,<br />
zon<strong>der</strong> tegenfpraak te we<strong>der</strong>leggen, daar geen Inquifitie<br />
- hof magt heeft, om getrouwe eerlijke<br />
Schrijvers als houtfnippen te braaden. Hiervoor<br />
bewaare ons de barmhartige God! en tegen deze<br />
bloedhonden befcherme ons en zichzelven elk<br />
rechtfehapen Hongaar, die niet met open oogen<br />
bedrogen wil zijn!<br />
Di.xi.<br />
LET-
Lett.B. Bladz. 157. ^<br />
G E D I C H T<br />
bij het befchouvven <strong>van</strong> mijn lot,<br />
toen ik<br />
na een vruchtelozen arbeid <strong>van</strong> drie- en- veertig<br />
jaaren uit Weenen, gelijk BELISARITJS mt J<br />
Konftantinopolen, op reize ging.<br />
Aan alle eerlijke nog vrije Duitfchers, die<br />
mijne gefchiedenis met gevoel gelezen<br />
hebben, toegewijd.<br />
Te Weenen gedacht, in Berlin gefchreven, in<br />
Hamburg uitgewerkt, te Rome verbeurd verklaard<br />
, en gedrukt te Aliena.<br />
Plangite Belifarium amict!<br />
Quem fortuna, non virtus <strong>der</strong>eliquit!<br />
ty<br />
A^e verkozen njmwijze tot dit gedicht, daar elk<br />
Couplet eene Schil<strong>der</strong>ij maakt, is mij moeilijk gevallen.<br />
Maar mij zeiven behaagt het werk, en<br />
mijne eigenliefde is te ontfchuldigen, dewijl afgeleefde<br />
grijsaarts, bijzon<strong>der</strong> die, welke in bezigheden<br />
<strong>van</strong> het hoofd grijs wierden, geern als de kin<strong>der</strong>en<br />
met poppen fpeelen. En dit is nog bovendien<br />
eene pop, die ik voor mij zeiven gemaakt<br />
heb. Daar is weinig orde in waargenomen, en<br />
IV. DEEL, R<br />
G E E N
S5
B IJ L A G E N. B. 450<br />
heb, en gevolglijk geene genade behoeve, en mij<br />
zeiven voldoen kan, zoo verwon<strong>der</strong>e men zich<br />
niet, dat ik daar zuivere waarheid fchrijve , daar<br />
ik geene Cenfuur te fchroomen, en geen' banblikfem<br />
te vreezen heb.<br />
Mijn Macedonifche held, mijn verhaal <strong>van</strong> de lotgevallen<br />
<strong>van</strong> Vrouw JUSTITIA , welke zelfs in Weenen<br />
niet Privilegie, en met mijn naam op den titel<br />
verfchenen zijn, en dat in een' tijdpunt, toen de<br />
meeste Vorften <strong>van</strong> Europa de willekeurigfte eigenmagt<br />
oefenden, bewijzen mijne vrijmoedige onverfchrokkenheid<br />
in gevaaren, en hebben mijne pennevruchten<br />
eere aangebracht.<br />
Maar thans wil ik daar niet langer leeven en kampen,<br />
daar Gerichtshoven beflist hebben: Dat de<br />
Wetenfchappen het Uniform fchande aandoen;<br />
daarom heb ik die met eere afgelegd, en wil<br />
daar fchrijven, daar de Militaire Overigheid het<br />
lezen, denken, en fchrijven niet verbieden kan.<br />
Daartegen wil ik thans den leerlingen in den Soldatenftand<br />
de Taktik <strong>van</strong> het verftand in mijne<br />
fchriften aanprijzen, en moedig op mijne letterkundige<br />
voortbrengzelen, zulke gewapende Despoten on<strong>der</strong><br />
de oogen zien, die alleen op hunne Exercitieplaatzen<br />
behoorden te gebieden.<br />
Dit zij genoeg, om zulke belagchlijke magtfpreuken<br />
aftefcheepen. Het overige zal die geen in mijne fchriften<br />
met overtuiging lezen, wien geen Biechtva<strong>der</strong><br />
nog hoogst bevel het lezen verbieden kan. Doch,<br />
ik had zeker gunftiger beoordeling verdiend in<br />
eenen Staat, daar ik zoo veel tot verlichting toegebracht,<br />
zoo ijverig gearbeid, zoo veel verloren,<br />
gewaagd, geleden, en afgefloten heb. Dat ik dank,<br />
R a<br />
loon,
ftÓO B IJ 1/ A G E N. B.<br />
lo'on, en achting in de Onsttnriikfche Staaten verdiend<br />
heb, is daar zelfs bij alle kundige en eerlijke<br />
mannen uitgemaakt, en de toejuiching <strong>van</strong> Monniken<br />
en ktferendamfsn heb ik nooit gezocht.<br />
Den bezitteren <strong>van</strong> mijne rechtmatige goe<strong>der</strong>en,<br />
wensch ik voords goeden appetijt, en eene kwaade<br />
<<br />
maag bij het genot <strong>van</strong> zulke fchotelen, die voor<br />
mi ne kin<strong>der</strong>en beftemd waren. Ik zoek thans enkel<br />
de goedkeuring <strong>van</strong> eerlijke Duiifchers, kundige<br />
menfehenkenners, en echte foldaten , daar men<br />
ze met geen Lantaarn <strong>van</strong> DIÖGENES zoeken moet.<br />
Mijne voormaals gebiedende Heeren hebben mij<br />
zeker eene gelukkige reis gewenscht, en menig gemoedelijk<br />
vriend, menig eerlijk man volgde mij gewis<br />
met blijdfehap na, indien hij zoo ftandvastig,<br />
zoo manlijk als ik, befluiten kon.<br />
De keten <strong>der</strong> Staatsbloedzuigers, <strong>der</strong> ftoflijke<br />
Domooren, <strong>der</strong> Woekeraars, Rechtverdraajers en<br />
eer- of gewetenloze bevelhebbers is in veele landen<br />
zoo vast aan een gefmeed, dat de beste Monarch<br />
vergeefs arbeidt, wanneer hij aan burgerdeugd<br />
gerechtigheid wil laten we<strong>der</strong>vaaren. En eene<br />
pen, die waarheid fchri ft, geraakt daar zeker in<br />
het heilig Inquihtiegericht, daar den veel vermogenden<br />
hoop zoo veel aan haare on<strong>der</strong>drukking gelegen<br />
is- Hier uit volgt ook mijne werkloosheid.<br />
Waar het Volkskarakter reeds door milde aflaten<br />
bedorven is, daar wordt meer dan menfehenkracht<br />
gevor<strong>der</strong>d, om nieuwe genachten met grondregels<br />
<strong>van</strong> ceie, weetgierigheid, va<strong>der</strong>landsliefde, en burgerphgren<br />
voort te brengen.<br />
God fta eiken goeden Koning bij, in gevalle hij<br />
gebreken ziet, en verbeteringen on<strong>der</strong>nemen wil!<br />
h<br />
Hij
« IJ L A G E N. B. 2ÖI<br />
Hij vervalt in een doolhof <strong>van</strong> .ftrijdigheden en<br />
verhin<strong>der</strong>ingen, en hij moet zoo lang leeven en<br />
regeeren, even zoo arbeidzaam, zoo fcherpzinnig,<br />
zoo ftandvastig zijn als de groote FREDERIK,om<br />
plantfchoolen voor leerlingen en meesters, in<br />
elk vak <strong>van</strong> ftaatsbehoeften, te zien kiemen,<br />
' wasfen, en ook rijp worden.<br />
Dit is, God weet het! mijn vuurigfte wensch<br />
voor den nieuwen Vorst, alhoewel hij even zoo min<br />
voor mij en mijn recht iet. gedaan heeft, als zijne<br />
voorzaten.<br />
Indien ik nog jong ware, misfchien zou ik nog<br />
den toegang tot zijn hart na<strong>der</strong> en ijveriger zoeken;<br />
misfchien ook gemaklijk <strong>van</strong> hem verkrijgen,<br />
het geen ik ze<strong>der</strong>t drie- en veertig jaaren vergeefs<br />
beijverd heb; en misfchien zelfs nog met mijne<br />
graauwe haairen zijne goede ontwerpen bevor<strong>der</strong>en.<br />
Maar ik heb te veel ondank <strong>van</strong> Vorften beleefd,<br />
ik ben te trots, te zeer beledigd, erf te oud, om<br />
nieuwe proeven te doen; en tevens ook al te algemeen<br />
als een hardnekkig martelaar voor de waarheid<br />
bekend, om in de Antichambreop een' gunftiger<br />
luim te wachten, en de ne<strong>der</strong>ige rol <strong>van</strong><br />
eenen fmeekenden of kruipenden Hoveling te fpeelen.<br />
.<br />
Mijn loopbaan is haast ten einde; en ik wil niet<br />
als een waggelend oudman ftrompelen, noch in liet<br />
laatfte toneel <strong>van</strong> mijn leven uitgelagchen worden.<br />
Als wereldburger wil ik Europa nog eens doorkruisfen,<br />
en mijn graf daar zoeken, waar ik menfchenkenners<br />
vinde, die mijn manlijk befluit goed<br />
keuren, en mij on<strong>der</strong> die zeldzame menfehen.rekenen,<br />
welke reden voelen, om zich zei ven en an-<br />
R 3<br />
de-
2,62 B IJ L A G E N. B.<br />
<strong>der</strong>en te overtuigen, dat zij het doel <strong>van</strong> hun be«<br />
ftaan hier op aarde vervuld hebben. Doch dit is<br />
daar nooit te hoopen, daar mijne vrije pen wezenlijke<br />
fchurken onbefchroomd genoemd, en Bisfchoppen,<br />
Referenten, Roovers <strong>van</strong> eens an<strong>der</strong>s<br />
verdienften, en vijanden <strong>der</strong> deugd, al te zichtbaar<br />
het mom afgerukt,getergd, en zelfs beledigd heeft.<br />
Punctum \<br />
6 Roekloos opzet.' zal ik dichte»,<br />
Daar 't vuur <strong>der</strong> jeugd reeds is gedempt?<br />
Wat kan een grijsaart toch verrichten,<br />
Als onmagt *t beste willen ftremt?<br />
De geest wordt zwaarlijk opgewekt,<br />
Als 't levensvocht ten einde ftrekt.<br />
Nog port mij d'eerzucht, om te waagen,<br />
Of bijval te verkrijgen zij.<br />
De fchrandte zal mij flechts beklaagen,<br />
Den divaazen ftaat 't berispen vrij.<br />
Mijn hoofd gaat <strong>van</strong> gedagten zwaar,<br />
Dus raakt ook dit gezang ligt klaar.<br />
Ik mag mijn zeggenskracht verliezen,<br />
Gedachten vloeien nog, vol vuur;<br />
Als eerzucht noopt, vak niec te kiezen;<br />
Den praater valt het zwijgen zuur.<br />
Een vrouw verlatsgt, in barensnood,<br />
'l Kind dra te koest'ren op haar fchoot.<br />
Dut
» IJ ï. A G E N. B. 263<br />
Dus ook outftondt 't gedicht voorhanden;<br />
Ik wilde, en zie! het is volbracht.<br />
Gelijk de flaaf, vrij <strong>van</strong> zijn' banden,<br />
Van blijdfchap juicht, en hartüjk lagcht.<br />
Verkrijg ik nu den bijval niet;<br />
Men houde 'c voor mijn zwanenlied.<br />
Een fchouwtoueel ^alwaar te ga<strong>der</strong><br />
Elk zijn bijzond're rol op fpeelt,<br />
Die <strong>van</strong> een moor<strong>der</strong>, deez* <strong>van</strong> va<strong>der</strong>,<br />
Zie daar het leven afgebeeld.<br />
Vorst, paap, foldaat, k»echt, wijs of zot,<br />
Een ie<strong>der</strong> fpeelt, en volgt zijn lot.<br />
Hoe fpeelen onze Hof-agenten<br />
Den menfchenvriend in zwarte kunst,<br />
Hans Worst verbeelde de Referenten,<br />
Het recht buigt zich naar bei<strong>der</strong> gunst.<br />
Hun Prefident zucht, of zwijgt ftil,<br />
Wee hem, die waarheid fpreken wil!<br />
De Rozenkrans kan alles richten:<br />
Men bidt:... o Heer! vergeef de fchuldl<br />
Hier vordren alle christenpligten<br />
Van God en menfehen Hechts geduld;<br />
Tot dat het fchelmltuk, met fatzoen,<br />
Is uitgewischt door boete doen.<br />
R 4 T?
£64 B IJ L A G E N. B.<br />
Te Weenen woelt ra' in dartelheden.<br />
Een lekkerbee'je is 't hoogde goed,<br />
Daar heffen hofgunst, waardigheden,<br />
En Titels , vaak <strong>der</strong> menfehen moed,<br />
Vóór echten roem onvatbaar, Hom,<br />
Blijft hun de buik hun heiligdom.<br />
Wie kan een volk tot deugden dwingen,<br />
Dat wijsheid ketterijen noemt ?<br />
Dan zal ik Oost'rijks roem bezingen,<br />
Als men 'er waarheid niet meer doemt.<br />
Voor die 'k geen achting waardig vind ,<br />
Is mijn fcherpzinnigheid nooit blind.<br />
In 't kabinet fpant men zijn krachten<br />
In, hoe men best den meester fpeelt.<br />
De wijze moet den dom oor achten ,<br />
Of krijgt het lot, hem toebedeeld.<br />
Men geeft hem uit den Raad den fchop,<br />
Of fluit hem in een Dolhuis op.<br />
Daar mag hij zijne domheid boeten;<br />
Men klapt dechts voor hun in de hand,<br />
Die in het flijk <strong>der</strong> dwaasheid wroeten,<br />
Maar deugd bejaagt of fchade of fchand.<br />
Zoo is 't in Duitschland vaak gefteld,<br />
• Men denkt als bqef, en fpeelt voor held.
B IJ L A G E JJ. B. 26S<br />
Wat vruchten kan een Vorst ooit plukken,<br />
Die 't on<strong>der</strong>wijl <strong>der</strong> jeugd verliest?<br />
Nooit kan een bijè'nftok gelukken,<br />
Daar men tot wachters hommels kiest.<br />
Als elk op eigen voordeel ziet,<br />
Hoe fchroomlijk is dan 't uitzicht niet!<br />
De wijste Vorst, wordt daar bedrogen,<br />
Waar niemand drift tot weldoen voelt;<br />
Waar dwaallicht leidt tot enkle logen,<br />
Waar list fteeds tegen wetten woelt;<br />
Waar eigenbaat, op wrevel ftout,<br />
Den vriend <strong>der</strong> deugd zijn recht onthoudt.<br />
Men keert den volksfmaak niet ten besten ,<br />
Daar Biecht en Aflaat zalig maakt,<br />
Daar Rome in allerlei gewesten<br />
Voor oproer en verra<strong>der</strong>s waakt.<br />
Hij, die den hemel oop'nen kan,<br />
Houdt ligt het aardrijk in den ban.<br />
De Vorsten, die den Biechtftoel fchrikke. .<br />
Zijn fteeds in 't oog <strong>van</strong> wijzen klijn,<br />
Die 't on<strong>der</strong>wijs <strong>der</strong> jeugd befchikken,<br />
Die zullen ook de heerfchers Zijn.<br />
Ervaring ftelc alöm in 't licht,<br />
Dat 't Roomfclie juk bant Burgerpligt.<br />
R 5<br />
Den
&66 « IJ 1/ A G E M. B.<br />
Den Paus moer. ie<strong>der</strong> Bisfchop zweeren,<br />
Hij blijft geen burger <strong>van</strong> den Staat,<br />
Nog moet men hem als Landftand eeren,<br />
En, hij beveelt ons Hoogverraad.<br />
Ministers biechten ook, gewis!<br />
Dat alles dan blijv' zoo het is.<br />
De keten is te vast verbonden,<br />
Die Vorften wil bepaalt en raad,<br />
En kankerSchtig zijn de wonden,<br />
Die Priestermagt den zwakken Haat.<br />
Gantsch werkloos blijft de fchrandre man,<br />
Die met<br />
SCAPIN niet gooch'Ien kan.<br />
Wat is <strong>van</strong> Recht cn Wet te hoopen,<br />
Daar het vooroordeel alles werkt?<br />
Daar 's voor de deugd geen haven open,<br />
Daar Inquifitie 't kwaaddoen fterkt.<br />
Wat volgt, daar niemand deugden zoekt?<br />
Daar wordt de beste Vorst gevloekt.<br />
Waar men geen' edle daéu ziet eeren,<br />
Daar Hofgunst ons onz' waarde geeft,<br />
Daar men geen waarheid aan mag leeren,<br />
Geen eerlijkheid in 't harte leeft;<br />
Daar deugd <strong>van</strong> niemand wordt gediend,<br />
Daar blijft geea TIIUS meufch|ivriend.<br />
Wieu
B IJ L A G E N. B. 2,6?<br />
Wien moet 't gejuich des volks niet treffen ,<br />
Wanneer een Vorst beklimt den troon?<br />
Wie durft, daar vleijers hem verheffen,<br />
Berispen ANTONINUS Zoon? (*)<br />
Geen Nereos ziel is zoo veracht,<br />
Die Hoop niet voor haar Noordftar acht,<br />
liet uitziekt licht met valfche ftraalen,<br />
Daar Staatsbehoefte bijftand zoekt.<br />
Ligt kan men in den koning dwaalen,<br />
Dien men, eerst naar de proeve, vloekt.<br />
Die honger voelt, wordt niet verzaad,<br />
Wanneer geen fpijze voor hem ftaat.<br />
Het Erfrecht fpeelt met onz' verwachting;<br />
Een toeval draait des werelds lot.<br />
Ik heb zelfs voor gesn CJESAR achting ,<br />
Daar *k met den waan <strong>der</strong> menfehen fpot,<br />
Die zich door list, bedrog, geweld,<br />
i<br />
Op de eerfte plaats te Rome ftelt.<br />
Men ziet het doel <strong>der</strong> Vorften faalen,<br />
Hun erven wijken <strong>van</strong> hun plans;<br />
Vergrooten zij <strong>van</strong> 't rijk de paaien,<br />
Wat wint het volk? Een vreugdendans.<br />
En wordt het tot zich zelv' gebracht,<br />
Dan weent het, daar hun afgod lacht.<br />
09 COMMODU*.<br />
Het
3.68 » IJ 1/ A G E N. B.<br />
Het nagedacht moet d' uitfpraak geven,<br />
Of eenig Vorst verdien' de kroon?<br />
Die zich durft uiten bij zijn leven,<br />
Vindt als een oproerkraaier loon.<br />
De Waa'rheid-fpreker wordt gedoemd,<br />
En in het graf te laat geroemd.<br />
Het dwaallicht blijft hei lot <strong>der</strong> aarde,<br />
Daar 't nakroost 't tU' in 't licht beziet.<br />
Die thans' de hoogden zijn in waarde,<br />
Verëeren onze Neeven niet.<br />
De Schrijver wordt maar docht betaald<br />
Die niet met valfche kleuren maalt.<br />
s<br />
Wil het gefchiedboek alles melden,<br />
Het kwaad niet min<strong>der</strong> dan het goed,<br />
Zal FREDRIKS roem dan wel meer gelden<br />
Met zijn gevreesden heldenmoed<br />
Dan Pompadour en , Du Bari<br />
Of ook PvltairU Philofuphie.<br />
Als MAZARIN met zijne ftreeken<br />
De wereld momt, dan heet bedrog<br />
Slechts Politiek; kan N. N.... fpreken,<br />
Dan is de leus... fteeds.. . oorelog.<br />
Zijn heerschzucht is <strong>der</strong> buuren roê,<br />
Juicht Helden, juicht, en klapt hem toe,<br />
Kan
B IJ L A G E K. B. ftÖO<br />
Kan Brahands voorbeeld ons niet leeren?<br />
Wie voedde daar de muitzucht druk?<br />
Wie wou Hor,garens heil verkeeren ?<br />
Wie rooft aan Poolen zijn geluk?<br />
Wie is 't, die vrijheid fnoodit belaagt?<br />
De man, die dwaazen meest behaagt.<br />
De man, dien zoo veel flaaven achten,<br />
Wier harten fchijn en glans verbindt,<br />
Ziet men <strong>der</strong> volken recht verkrachten,<br />
En bliift nog door vooroordeel blind.<br />
Daar Vorstengunst de ftreeken loont,<br />
En hem verheft, die 't menschdom hoont.<br />
Laat het gefchiedboek vrijlijk boogen<br />
Op <strong>der</strong> Ministers groote daên»<br />
De menfelienkenner ziet met oogen,<br />
Als mensch, hen met veriichting, aan.<br />
Daar men ziet zon<strong>der</strong> bril en vrij,<br />
Heet Politie ligt fchelmerij.<br />
God dank! dat<br />
WILLEM vredelievend<br />
Eu LEÖPOLD' hem was gelijk 1<br />
Daar eendragt den Minister grievend<br />
Valt, heeft men dikwijls blijk op blijk,<br />
Dat hij <strong>der</strong> Volkeren gebied<br />
Ligt fchendt, als hij hen weêrloos ziet.<br />
Men
*7
Ji IJ E A G E N. 8. Hit<br />
Wie leerde zoo als ik 't vermogen<br />
Der Vorften kennen en hun ftand ?<br />
Waar men ooit Vorften ziet naar d'oogen,<br />
Daar is voor mij geen Va<strong>der</strong>land,<br />
't Gordijn valt voor mij op 't toneel,<br />
Als ik niet langer mede fpeel.<br />
Ik zal het laatst toneel vertoonen,<br />
Dan ga 'k met YARIKS roem ééns heen ,<br />
*k Mag voorts <strong>van</strong> fpreken mij verfchoonen,<br />
Nu m' in den droom zijn geest verfcheen.<br />
ïlij zag mij met meêdogen aan,<br />
En zei: — Gij hebt te veel gedaan.<br />
Voor FREDRIKS land fcheen ik geboren<br />
Voor hem vergoot ik ééns mijn bloed ,<br />
Maar alle hoop ging dra verloren;<br />
Schoon zijne gunst mijn hoogfte goed<br />
Eens was, toen laster hem bedroog,<br />
En in een valfche fchaal mij woog.<br />
Toen was ik booswicht, euveldr.a<strong>der</strong>;<br />
Smaad, boejen , kerker, was ik waard;<br />
'k Ontvlood.., nu was ik een verraa<strong>der</strong>.<br />
Mijn goed werdt mij verbeurd verklaard.<br />
Het recht kon mij geen bijftand biëu,<br />
'k Ontvluchtte , zon<strong>der</strong> om te zien.<br />
Ik
2-7* B IJ L A G E N. B„<br />
Ik fnelde naar THERESÜ'S landen ,<br />
Doch hier begon mijn teg'enfpoed,<br />
De troon befchermde roovers handen ;<br />
De roover <strong>van</strong> mijn have en goed<br />
Mogt rooven , deelen , zon<strong>der</strong> draf.<br />
Terwijl de Biecht hem aflaat gaf.<br />
Tot kruipen was ik nooit geboren,<br />
En Priesterhulp verdiende ik niet;<br />
Den huich'laar heb ik haat gezworen,<br />
Terwijl ik waarheid hulde bied.<br />
Doch die de Misfe niet vereert,<br />
Wordt in de rechtbank afgeweerd.<br />
'k Had dra geen uitzicht meer "te hoopen ,<br />
Schoon JOJEF goede woorden gaf.<br />
Voor 't recht ftondt hier de weg niet open<br />
Ik zocht het, maar men wees mij af.<br />
Hij <strong>der</strong>f, misfchien voor hem te laat,<br />
Misfchien te vroeg voor mijnen ftaat.<br />
Ij<br />
Nu lacht mij LEÖPOLD zoo goedig<br />
Toe, die mijn lijden kent en hart,<br />
Nu hoop 'k op 'c eind des lijdens fpoedig;<br />
Zijn woord was baliem voor mijn ftaart,<br />
'k Zag reeds voor mij een gouden tijd •<br />
En ftond, voor hem ten dienst, bereid.<br />
En
B<br />
IJ L A G E N- B. ^73<br />
Elk was verbaasd, om 't geen 'k verrichtte<br />
In Eongarijë voor dien Vorst:<br />
Waar ik den troon <strong>der</strong> waarheid ftichtte,<br />
Deed 'k meer, dan hij verwachten dorst.<br />
Der Paapen toorn ontvlamde, en ach!<br />
Ik on<strong>der</strong>vond, wat wraak vermag.<br />
Die Romes plan durft we<strong>der</strong>ftreeven,<br />
Vindt zelfs bij Vorften hulp noch raad;<br />
Geen LEÖPOLD kon bijftand geven,<br />
Aan een', die Priestergunst verfmaadt.<br />
Ook heeft zijn dood mij voorts ontroofd,<br />
't Geen hij mij billijk hadt beloofd.<br />
Ik heb hem ook den weg ontfloten<br />
Tot 't vreêverdrag <strong>van</strong> Rcichenbach,<br />
Dit werdt naar mijn ontwerp gefloten<br />
't Fortuin was mij fteeds nijdig; ach !<br />
Men heeft hier met mijn kalf geploegd,<br />
En mij mijn recht niet toegevoegd.<br />
'k Werd toen, aifchoon reeds grijs <strong>van</strong> haairen,<br />
Door waarheidhaters aangeklaagd;<br />
En, wijl zij mij te magtig waren,<br />
Werdt mij het loon mijns werks ontjaagd.<br />
Staatkunde mengt zich in 't gewoel,<br />
En ik, ik miste gantsch mijn doel.<br />
IV. DEEL.<br />
S<br />
, k H £ ( J
2^4 B IJ L A G E N. B.<br />
1 Had hoop zijn hart nog te beweegen,<br />
Kij was aandoenlijk, waarlijk groot;<br />
Doch, laas! hij fterf — 'k fla niet verlegen,<br />
Wie deugd bezit, is nooit ontbloot;<br />
Nadien ik ook mijn keuze weet,'<br />
Zo mij zijn Erfgenaam vergeet.<br />
De wereld blijft Hechts louter droomen •<br />
't Geen nog wat fchijnt, vliegt ras voorbij;<br />
Een toeval doet ons juichen, fchroomen-<br />
Eu alles is bedriegerij.<br />
Het dwaallicht leidt den zot daar heen;<br />
't Vooroordeel heerscht bij ie<strong>der</strong> een.<br />
Wie 's werelds goedren kan ontbeeren,<br />
Behoeft geen gunst <strong>van</strong> Vorften ook',<br />
Wie grootheid zoekt en wil vermeeren,<br />
Ruilt waar geluk voor ijd'len rook.<br />
Hij blijft alleen de groote man,<br />
Die, groot, in't onheil lagchen kan.<br />
Een FREDHIK wordt een god geheten,<br />
Daar het kanaille helden eert;<br />
Maar TITUS Tempel ncêrgeüneten ,<br />
Daar men in fchoolen krijgskunst leert.<br />
Terwijl de .wijze zucht, en klaagt,<br />
Dat moord en roofzucht vaak behaagt.<br />
ó<br />
Mogt
B IJ E A G E N. B. a?5<br />
ó Mogt ik eens 't oorfpronglijk ffljialenf<br />
Zoo als het was, niet Hechts in fchijni<br />
Hoe weinig wijzen zouden praaien;<br />
De fchool <strong>der</strong> wijsheid is Berlijnl<br />
Misleiden! ziet gebreken ook:<br />
Hoe vaak verdwijnt dan roem in rook.<br />
Hij zal den bijenzwerm ligt ftooren,<br />
Die eenes and'ren honig rooft;<br />
Geen Vorst zal d'on<strong>der</strong>drukten hooren;<br />
Die zich onfeilbaarheid belooft.<br />
Wie zijne magt door wapens krijgt,<br />
Schijnt daar flechts groot, waar waarheid zwijgt.<br />
Der Franfclien LOD'WIJKS zijn geprezen,<br />
Die 't volk flechts hebben arm gemaakt,<br />
Maitresftn hebben dit bewezen;<br />
En wie met open oogen waakt,<br />
Die zucht, als hij den oojfprong weet,.<br />
Van all' die tweedragt, ramp en leed.<br />
Tot dienst <strong>van</strong> MÏURATH, die koppen<br />
Afflaat, is 't bijgeloof bereid.<br />
Een ambtman, die den boer wil kloppen,<br />
Zegt: dus, dus wil 't rijn Edelheid!<br />
Als Erf heer heeft hij magt daar toe<br />
Ik melk u, gij, gij zijt zijn koe.<br />
S 3<br />
Da
476 B IJ L, A G E N. B.<br />
De kerkgefchied'nis doet ons hooren<br />
Den lof <strong>van</strong> hem, die kloofters fticht,<br />
Eea domkop fpitst zijn ezels -ooren,<br />
En gruwt en ijst voor waarheids-licht;<br />
En etrt als heilig op dat pas,<br />
Die voor 't geloof een bloedhond was.<br />
Hoe hoog moet zich een Paap niet achten,<br />
Die zelfs Monarchen knielen leert!<br />
Wat heeft de deugd <strong>van</strong> hem te wachten,<br />
Die al wat Rome zegt, vereert?<br />
Hoe klein verfchijnt een Koning niet,<br />
Wanneer men hem ontmaskerd ziet!<br />
't Zij zij Bourbons, of Mogoh heeten,<br />
Zij zijn flechts flaaven <strong>van</strong> hun lust,<br />
De burgerdeugd ligt gantsch verfineten,<br />
Haar ijvervuur wordt uitgebluscht,<br />
Daar het verftand en wijsheid zucht,<br />
En voor de domheid kiest de vlucht.<br />
$ Hongaar gelooft, dat zijne grootheid<br />
Aan geborduurde ftevels kleeft j<br />
Als hij, met zwakke zielen - blootheid,<br />
Het volk verdrukt, en vrolijk leeft.<br />
Trots op zijn vnd'reu roovers-recht,<br />
Waant hij zich groot, en plaagt den knecht.<br />
Be.
B IJ L A G E N. B. %7J<br />
Befchouwt men ééns ter kroningsdage<br />
Het goochelfpel als wijsgeer, dan,<br />
Dan is ST. STEVENS troon een plage,<br />
Daar menig boef als edelman,<br />
Wieii (lok en ftrop naar billijkheid<br />
Toekomt, den Don Qutchot geleidt.<br />
Een Paapenzwerm verzelt zijn fchreeden,<br />
Leidt hem vermomd naar het altaar,<br />
Hier moet de zalving hem toereeden<br />
Tot 't geen ook was zijn Bestevaêr.<br />
Waar toe? om Vorst in waan en fchijn,<br />
In waarheid, Roine's Haaf te zijn.<br />
Wat zijn fBongariJehe Magnaten?<br />
Hovaardig, trots, verwaand, en wreed.<br />
Heerschzugtige Ariftokvaten,<br />
Tot plun<strong>der</strong>en akijd gereed-<br />
Als men een zwakke Sultan krijgt,<br />
Die op des volks verdrukking zwijgt.<br />
Ik fchreef, fprak, meer dan zij geloofden ,<br />
Terwijl 'k voor LEÖPOLDUS woel,<br />
Maar zij, die mij mijn goed ontroofden,<br />
Beleven, door hun list, mijn doel.<br />
Hun rooversgeest hernam zijn kracht,<br />
Nu, recht, beloning! goede nacht!<br />
s<br />
3 Dra
2,7?) B IJ E A G E N. B.<br />
Dra voelde ik Priester-wraakzucht woeden,<br />
Eu hulp'loos ftond ik moedig daar;<br />
Doch , in "t vervolg zal God mij hoeden,<br />
'k Ken uit mijn lotgeval 't gevaar.<br />
En roepe... Broe<strong>der</strong>! vlied dat land,<br />
Daar men de deugd en waarheid bant.<br />
Waar zal de wereldburger vluchten,<br />
Die zich een' veflge haven zoekt?<br />
En mensch- en burgerplichten zuchten,<br />
In Duitschland, daar men hen vervloekt.<br />
Geen vorst is menfcheuvrind in 't land,<br />
Daar Stool en Scepter famenfpant.<br />
Of vrijheid ééns zal bovendrijven<br />
In Frankrijk? is nog niet beflist.<br />
Bij d' Italiaan kan hij niet blijven,<br />
Die Machiavetfche (treken mist.<br />
En eigenzinnig wil 'k aan hen<br />
Niet an<strong>der</strong>s fchijnen, dan ik ben.<br />
In Pruisfen wil ik niet meer woonen,<br />
Daar jaagt mij M'tagdeburg <strong>van</strong> daan,<br />
Geen magtfpreuk zal de deugd verfchoonen,<br />
Met wilkeur kan geen hei! beflaan.<br />
Die zich ééns heeft aan 't vuur gebrand,<br />
Houdt in 't vervolg zich aan een kant.<br />
Geen
B IJ L A G E N. B. *79<br />
Eer Britten bijval te verwerven<br />
Vereischt veel tijd, en ik ben oud;<br />
In Rusland wil ik ook niet fterven,<br />
Het graf is mij daar veel te koud.<br />
In Holland bleef ik eeuwig klein,<br />
Want rijkdom zal mijn lot nooit zijn.<br />
Verroest is reeds voor lang mijn degen,<br />
En d' Uniform valt mij niet aan,<br />
d' Een ftaat mij zoo als d'andre tegen,<br />
En heeft m' op bloed en geld geftaan.<br />
Ook voegt het knechts-gewaad hem niet,<br />
Die on<strong>der</strong>vindt, 't geen mij gefchiedt.<br />
Voor vrijheid zou ik vrolijk ftrijden ,<br />
Maar va<strong>der</strong>pligt bedwingt mijn moed •<br />
Ook is, daar Vorften mij doen lijden,<br />
't Geluk voor mij een kagcalijk goed.<br />
Toch blijft mijn hart voor Wem geneigd,<br />
Die niet bij on<strong>der</strong>drukking zwijgt.<br />
Mijn ouden rug nu veel te bukken<br />
Was voor mijn grijze haairen fchand;<br />
Neen, 'k toon den Naneef bij de ftukken,<br />
Hoe ook een man in 't Duitfche land<br />
Gelijk een KATO niet bezwijkt,<br />
Schoon CAESAR ook de zege ftrijkt.<br />
S<br />
4 Ver-
ft8o li IJ L A C E N. B.<br />
Verloren rijkdom weêr te winnen,<br />
, Is voor mij een onmooglijkheid ;<br />
Met ijdle hoop nog fteeds mijn zinnen<br />
Te ftreelen, niets dan ijdelheid;<br />
Eu Ordenslint en Titelpracht,<br />
Heeft reeds voor lang mijn moed reriicht.<br />
De booswicht zoekt alleen genade,<br />
Geen onrecht heb ik ooit bedoeld;<br />
Hem kan geen volks-vooroordeel fchaden,<br />
Die waare zielegrootheid voelt.<br />
't Geen ik mij zelv' verwierf en gaf,<br />
Dat, dat verzelt mij ook in 't graf.<br />
Geen Koning kan mij dat ontrooven;<br />
Hier juichte 'k zelfs in kerkers om;<br />
Geen misdaad kan mijn roem verdooven<br />
D'eer is en blijft mijn heiligdom:<br />
Het oordeel, dat de wereld velt,<br />
Bepaalt geen waarde <strong>van</strong> den held.<br />
Als dichter naakte waarheid fchrijven,<br />
Zie daar mijn doelwit, en mijn keus;<br />
Misfchien zal ik haar offer blijven:<br />
Vervolging blijft welligt de leus.<br />
En fchoon m' ook iemand achting biedt,<br />
Wat baat het, als 'k geen rust geniet?<br />
W:e
li IJ 1/ A G E N . B. 381<br />
Wie on<strong>der</strong>fteunt mij in mijn lijden,<br />
Wie was 'er, die mij hulpe boodt?<br />
Een goed geweten kan verblijden',<br />
Maar wat zijn vrienden in den nood?<br />
Men zwijgt, men klaagt, ja zelfs men fcheldt,<br />
En 't is:... Ik heb het wel voorfpeld.<br />
Met BELisAAR. herö'm te zwerven ,<br />
En te vermelden, wat 'k al zag;<br />
Dus zal geen Wijsgeer lof verwerven,<br />
Hij zoekt geen meélijd' of beklag.<br />
Ten ftrijde was ik altijd klaar,<br />
Mijn hart ontzag geen doodsgevaar.<br />
'k Zon in Hamburg met blijdfchap woonen;<br />
Hier vond ik oude Duitfche deugd;<br />
Hier kan de gunst mij ruim beloonen;<br />
Hier bloeit de gouden eeuw met vreugd.<br />
Leefd' 'k voor mij zelv', dan was dit goed;<br />
Ach! dat ik va<strong>der</strong> wezen moet!<br />
Waaróm moet 'k va<strong>der</strong>pligten voelen?<br />
Waaróm denkt mijne ziel zoo groot ?<br />
'k Moet in den drang <strong>der</strong> zorgen woelen;<br />
Doch, fchijn 'k <strong>van</strong> alle hulp ontbloot,<br />
Hij echter, die 't Heel-al regeert,<br />
I3efchermt hem, die de deugd verScrt.<br />
S 5<br />
S Kondt
«32 B IJ L A G E N. B.<br />
ó Kondt gij in mijn hart eens lezen,<br />
Roemwaarde Burgers dezer Stad!<br />
Kondt gij doorzien mijn gantfche wezen,<br />
En wat mijn hart in zich bevat;<br />
Dan vond ik hier een ft Me rust<br />
Met vrouw en kin<strong>der</strong>s, naar mijn lust.<br />
God! Iaat deez' toevlucht veilig blijven<br />
Voor Duitfchers in ons va<strong>der</strong>land,<br />
Wil ééns 't geweld geheel verdrijven,<br />
En bind de dwiuglandij de hand-<br />
Houdt deze plaats <strong>van</strong> vorften vrij,<br />
En gun dan deze haven mij.<br />
't Gebed is toch geen vruchtloos wapen,<br />
Heerscht God, als men bij MOZES vindt.<br />
'k Ben tot geen vat des toorns gefchapen;<br />
Daar hij mij ook als va<strong>der</strong> mint;<br />
Verftok ik mij als FARAÖ ,<br />
Dan gaat het mij ook even zoo.<br />
Bevor<strong>der</strong>ing kan ik niet hoopen,<br />
Geen vorst verkoos mij, die 's gewis,<br />
De toegang ftaat mij daar niet open ,<br />
Waar ik eens voorfpraaks werking mis.<br />
'k Zocht geen Ministers in mijn nood,<br />
Terwijl 'k geen Hcifgen hulde bood,<br />
Wat
B ij E A G E H. B. 483<br />
Wat won<strong>der</strong>, dat ook de aardfche Goden<br />
Naar voorbeeld en gewoonte doen;<br />
Dat zij verftandigen vaak dooden,<br />
Door met beloften hen te voên!<br />
Verzocht een Satan JOBS geduld;<br />
Nog badt hij: Heer vergeeft de fchuld.<br />
'k Geloof, dat geen <strong>der</strong> ftervelingen<br />
Door enkei willen iet verricht,<br />
Dat niemand het geluk kan dwingen ,<br />
Dat deugd eri wijsheid veeltijds zwigt.<br />
Dat hij, die 't een en 't an<strong>der</strong> <strong>der</strong>ft,<br />
Vaak Heidensch leeft, en ook zoo lterft.<br />
Heeft God de wereld goed gefchapeu,<br />
Dan is zij ook gantsch wel bereid,<br />
Dan biedt hij zwakken ook een wapen,<br />
Dati kiemt in mij ook zaligheid.<br />
Maar die hier zaait het fnood ver<strong>der</strong>f,<br />
Die is ook zeker 's Satans erf.<br />
'k Geloove, dat de menfchenfchaaren,<br />
Beftendig blijven,'t geen zij zijn;<br />
Zoo zij niet op 't toekomend ftaaren,<br />
Zig fteeds vermaakend' met den fchijn.<br />
Daar hij die zijn beftaan gevoelt,<br />
Het nut voor zich, en elk bedoelt.<br />
Geen
ft84 B IJ L A G E N. B.<br />
Geen fchrikbeeld maakt Tijrannert beter;<br />
Geen zuchten roert des Dsinglatids<br />
Een gierigaart, een vleesch - opé'br,<br />
Spot met <strong>der</strong> armen fJaves fmarr.<br />
Die Wellust mint, mint zich alleen,<br />
Een Vorst bezit fchaars billijkheên.<br />
har; •<br />
De zoon wordt op dtn troon verheven,<br />
De kleinzoon volgt en ie<strong>der</strong> fterft.<br />
Nooit heeft een voorgaande iet bedreven ><br />
Maar ie<strong>der</strong> bouwt, wat hij be<strong>der</strong>ft.<br />
Men weent bij eiken dooden Heer,<br />
En ziet met vreugd een audren weer.<br />
Hij heete Fredrik, of Kati<br />
Of Karei, Jofef, Leöpold\<br />
Hoe nuttig ik den Staat ook fchijne,<br />
Mijn loon is een dagloners fold.<br />
En wie dien niet ombeeren kan,<br />
Die blijft een ongelukkig man.<br />
Een Vorst, die zelf nooit heeft gelezen ,<br />
Maar and'ren voor zich denken laat,<br />
Zal nooit «en fcepter waardig wezen:<br />
Wee dien, die zich op hem verlaat.<br />
Ervaaring toonde mij de baan,<br />
Waar langs men hem ligt kan ontgaan.<br />
Ik
S IJ L A G E N. B. 185<br />
Ik wil geen aardsch geluk benijden,<br />
Dat men in 's Vorften wilkeur vindt,<br />
't Verwijt wil ik manmoedig lijden,<br />
Dat waarheids-ijver mij verblindt,<br />
'k Wil in het onheil nimmer klein<br />
En <strong>van</strong> mijn huis de va<strong>der</strong> zijn.<br />
'k Wil nimmer bij een graf ftaari treuren,<br />
Gelukkig, die zijn loop volbracht;<br />
'1 Kind wil ik ongelukkig keuren,<br />
Dat wensch ik toe een ëeuw'gen nacht.<br />
Die alles heeft, geniet ziju lust,<br />
Als hij in zijne Graffteê rust.<br />
Zou ik nu Gods beftuur afkeuren,<br />
Daar ik het eind zie <strong>van</strong> mijn werk ?<br />
'k Zag fchurken in de hoogte beuren,<br />
En menig' flag trof mij te fterk.<br />
Doch, als ik niets meer dulden wil,<br />
Houd' 'k mij niet meer geduldig ftil.<br />
Ik zal in 't graf dan rustig flaapen,<br />
'k Heb voor de wereld fteeds gewaakt,<br />
God heeft mij tot mijn heil gefchapen.<br />
Hij is rechtvaardig: dus genaakt<br />
Mij geene ftraf; ik deed mijn pligt,<br />
En heb, wat ik verinogt, verricht.<br />
Ia
385 B IJ ti A C E N. B.<br />
In 't ftille graf zal ik ervaaren,<br />
Wat heil in 't rusten voor ons groeit;<br />
Daar zal ik dan de bron ontwaaren,<br />
Waar uit de Aroom des levens vloeit.<br />
Als mij de denkenskracht verlaat,<br />
Dan maak ik op 't geloove ftaat.<br />
Dan zal ik daadelijk gelooven,<br />
Al wat mijn oog daar werklijk ziet;<br />
Den Twijflaar wil 'k zijn recht niet rooven,<br />
Dat hij zoek' wat een wijze vliedt.<br />
En wordt dit Droomgefticht geftoord,<br />
Dan zoek ik daar een beter oord,<br />
Lstu
Lat. C. Bladz. i$7.<br />
T ' R E N C K S<br />
TRIUMFLIED EN GEDACHTEN<br />
o<br />
DEN N A A M - EN KROON- DAG<br />
V A N<br />
L E Ö P O L D II.<br />
Roomsch - Keizer.<br />
A L S<br />
P<br />
ERFKONING VAN HONGARIJËN.<br />
Tost nubila Phoebus.<br />
Misleide Hongaren, kom, opent uw oogen!.<br />
Ziet vrolijk, wat voor ons de rampen vermogen! |<br />
. Vergeet het voorledene; vergeet al uw druk;<br />
Voedt hoop op 't vervolg; en boeit het geluk.<br />
Gij hebt het in handen, en zoudt het verliezen;<br />
Gelukkig , die wijslijk den middelweg kiezen.<br />
Tot 't bloeien <strong>van</strong> eendragt, tot heil <strong>van</strong> den Staat,<br />
Tot zichtbare rust in een woeligen Raad.<br />
Dat va<strong>der</strong>landsliefde den Adel beziele;<br />
En niemand voor trotsheid noch eigenbaat kniele.<br />
Toegevende zachtheid heeft alles volbracht,<br />
Daar dwaaze verkeerdheid verwarring belicht.<br />
Ver.
1 8 8<br />
B IJ L A G E N. C.<br />
Verwarring fa dienftig, daar vooroordeel hin<strong>der</strong>t,<br />
Daar heerschzucht de rechten des meuschdoms vermin<strong>der</strong>t.<br />
't Gevolg zal het toonen, dat ik wel te recht,<br />
Het geen thans gebeurt, vooraf heb gezegd.<br />
Ik fchreef voor de vuist. — Hongaren I leert denken;<br />
Stuurt't Stants-ichip met wijsheid, dan zal niets u krenken.<br />
De haven ftaat open Het tijdpunt is daar;<br />
Gij weet, hoe uw dwaasheid u bracht in gevaar.<br />
Gij weet, wat den tweedragt op 't Landhuis vermeerde;<br />
Gij weet wat den luister des Landdags ontëerde.<br />
Wie vreemde Despoten gehoorzaamheid biedt,<br />
Is een Landverraa<strong>der</strong>, acht Burgerpligt niet.<br />
Geen' eerlijk' Hongaar moet Rome iet bevelen,<br />
Geen Hijdra moet hier eenig wnngebrocd teelen.<br />
Hij toch, hij verdient flechts <strong>van</strong> Hongaar den naam,<br />
Wien nimmer de naam <strong>van</strong> een Hongaar befchaam'.<br />
Hier moet ons de zonne <strong>der</strong> waarheid befchijnen,<br />
Waarvoor het vooroordeel en fchimmen verdwijnen;<br />
Dat uilen en vleermuis vrij fchromen voor 't licht,<br />
Voor hun is de duisternis enkel gericht.<br />
Wie heeft toch des Va<strong>der</strong>lands welvaart doen taanen ?<br />
Wie heeft ons nog redding doen zoeken met traanen?<br />
Ervaring en wanhoop, in 't fchandelijkst lot.<br />
Wie fchonk ons verlosfing? — Der Hongaren God!<br />
U toont hij genade. — 'k Zie 't wantrouwen wijken,<br />
Den ftookebrand kruipen, den woelgeest bezwijken.<br />
De flimme verlei<strong>der</strong> verftomt ook en beeft,<br />
Hong'rijen is vrolijk, wijl LEÖPOLD leeft.<br />
Hong'rijen is rustig, thans kennen Hongaren,<br />
Waar Vijanden hun vaak zoo nijdig om waren.<br />
De
B IJ I» A G E N. C. 389<br />
De Koning door erfrecht, met reden vereerd,<br />
Wordt thans met verlangen als Koning begeerd.<br />
Hij komt reeds: Spoedt vrienden! Ipoedt vrolijk hem tegen.<br />
Zijn va<strong>der</strong>hart ademt blijdfchap en zegen.<br />
Hij roept u toe, daar hij zoo vriendelijk ziet:<br />
Hoekin<strong>der</strong>s! Hongaren! kent gij mij nog niet?<br />
Als menfchenvriend kom ik den troon thans aanvaarden.<br />
Snelt Broe<strong>der</strong>s, betoont hem uw eerbied naar waarden,<br />
Snelt vrolijk 1 verzuimt vrij alP orde <strong>van</strong> pracht!<br />
Betrouwt hem 't bewind toe <strong>der</strong> vorstlijke magt.<br />
Het wantrouwen heerscht in de harten <strong>van</strong> flaavcn,<br />
De flaaf is vreesachtig; de ftok doet hem draaven:<br />
Maar d'edele man voelt flechts d'innige waard'<br />
Wien 't welzijn des Iands vergenoegen ook baart.<br />
Ueng'rijt zal welvaart door LEÖPOLD voelen,<br />
Hij zal nooit als Sultan in 's menfehen recht woelen :<br />
Befchouwt eens die trekken <strong>van</strong> 't vorstlijk gezicht<br />
Hij wenkt u als Va<strong>der</strong>.... verheugt u in 't licht:<br />
Uw Vorst wil in weldoen zijn vreugde fteeds vinden',<br />
Hij weet die te zoeken , met u te verbinden.<br />
6, Zalig de Koning <strong>van</strong> LEÖPOLDS aard!<br />
Roept vrienden.. . Hij leve\ ftrijkt moedig den baard,<br />
En voert hem ten troone — omfingelt den wagen,<br />
Geen paard moet hem trekken; gij zelv' moet hem dragen.<br />
Hij drukt nooit de fchou<strong>der</strong>s <strong>der</strong> burgeren hard;<br />
Hij leeft voor hun welzijn , en leenigt hun fmart.<br />
Het kruipen <strong>van</strong> vleijers bevredigt tijrannen;<br />
Een LEÖPOLD zal alle huichelaars bannen,<br />
Hij kent ze, hij vloekt ze, hij wil uit den druk<br />
Het volk thans verlosfen, hij wil uw geluk.<br />
IV. DEEL. T Het
20° B IJ L A G E N. C.<br />
Het fmertte hem , dat arglist vervreemd hadt' de goeden,<br />
Maar ze<strong>der</strong>t zij eenmaal de waarheid bevroeden,<br />
Daar LEOPOLDS deugd d'eensgezindheid herftelt,<br />
En eerlijke burgers behouden het veld,<br />
Ziet elk den Koning, zoo waardig regeeren,<br />
De hoop weêr herleven, en burgerpligt eeren.<br />
Ziet elk, die de waarheid kan fchiften <strong>van</strong> waan,<br />
Den Koning als fchutsgod des Va<strong>der</strong>lands aan.<br />
De Priester zal voortaan flechts menfchenpligt leeren,<br />
De Koning zal zorgen, en welvaart vermeeren.<br />
De boer zal een mensch zijn, en de Edelman Heer,<br />
Maar nu voor den werkman geen dwingeland meer.<br />
Dat deugd adel geeft, zal de burger nu weten,<br />
De krijgsman, op vreedzame vorften gebeten,<br />
Moet voelen , wat eer en wat heldenroem zij;<br />
Dat zich ook de koopman thans eerlijk verblij !<br />
Nu zal ie<strong>der</strong> lezen en denken met vrijheid;<br />
De Schrijver fchrijft zuivere waarheid met blijheid.<br />
Den leerdoel behoudt nu de Priester ook niet,<br />
Opdat door de heerschzucht geen leed meer gefchied.<br />
Zij moeten de kind'ren niet meer on<strong>der</strong>wijzen, ,<br />
En wctenfchap voor den ban niet meer ijzen.<br />
Den burger te vormen behoort aan den Staat;<br />
Want bruikbare vruchten vereifchen goed zaad.<br />
De wetten , die zij ons voorheen ook eens gaven, .<br />
Zijn voor ons niet dienftig, en met hun begraven.<br />
Een Priesterlijk Koningrijk zijt gij toch niet,<br />
Laat, laat flechts aan Braband alleen dat verdriet,<br />
Dit fchrikbarend voorbeeld moet ie<strong>der</strong> een leeren;<br />
Om wetten vr.n goede Monarchen te eercu.<br />
Een
B IJ E A G E N. C. 29I<br />
Een goede Monarch is LEÖPOLD wis!<br />
Nu kroont hem met blijdfchap, nu 't tijdftip daar is.<br />
Ont<strong>van</strong>gt hem naar waarde! De' Hemel ftaat open:<br />
En huldigt hem eerlijk! Dan hebt gij te hoopen,<br />
Dat God, die het lot <strong>van</strong> de volken regeert,<br />
Ti 1 Hongaren zal zeg'nen, opdat g'hem vereert.<br />
Kom, laat dan de lucht nu vau Vivat weêrgalmen,<br />
Leert zuigTmgen Va<strong>der</strong> en LEÖPOLD ftaam'len ;<br />
Verdient nu de vreugde, en zegent den dag,<br />
Waar op Hongarijën 't geluk we<strong>der</strong> zag.<br />
Geniet dat verftandig in al zijne waarde,<br />
En maakt, dat het plan uws geluks op <strong>der</strong> aarde<br />
Beftendig zij ; dat fteeds uw heil wordt vermeerd,<br />
Naar 't plan, dat uw Koning u heden bezweert.<br />
Zijn naamdag zij voor 11 de fchoonfte <strong>der</strong> dagen,<br />
Zoo zal nooit de naneef zijn vad'ren beklagen,<br />
Die thans door verblinding en eigenzin blind<br />
Een ramp hem verwekten, dien hij on<strong>der</strong>vindt.<br />
Ja-vrienden, in LEÖPOLD wordt u gevonden<br />
Een Vorst, die het heil <strong>van</strong> het rijk vast zal gronden.<br />
Standvastig aan 't werk! toont neiging en moed,<br />
Verzegelt uw trouwe met Va<strong>der</strong>landsch bloed.<br />
God zegen den Koning , zijn huis, en zijn pogen ,<br />
God geev' bij den wil hem het nodig vermogen.<br />
En heeft hij, als TITUS, zijn loopbaan volbracht,<br />
Hoopt dan, dat zijn Erfprins het zelfde betracht.