31.03.2015 Views

Hoofdstuk 11.pdf - Kerkrecht.nl

Hoofdstuk 11.pdf - Kerkrecht.nl

Hoofdstuk 11.pdf - Kerkrecht.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Hoofdstuk</strong> 11. Het heilig avondmaal<br />

Evenals bij het sacrament van de Doop wordt bij het avondmaal onderstreept dat het<br />

gevierd wordt `in het midden der gemeente' (art. XVIII-1).<br />

Het is een sacrament der gemeente, waarbij de gemeente ten nauwste is betrokken.<br />

De ordinantie voor de bediening van het heilig avondmaal zet in met de woorden: de<br />

leden van de kerkenraad wekken bij het huisbezoek de lidmaten der gemeente op tot<br />

getrouwe viering van het avondmaal (ord. 10-1-1).<br />

Dat hier niet zoals in ord. 6-8-1 slechts de predikanten en ouderlingen genoemd worden,<br />

herinnert ons eraan dat ook diakenen een weze<strong>nl</strong>ijke taak vervullen bij de viering van<br />

het avondmaal. Zij dienen aan de tafel (ord. 10-5-2), het diaconaat vindt zijn wortels in<br />

de gemeenschap in het heilig avondmaal (art. XIX-1).<br />

De zaken met betrekking tot het pastoraat rond de avondmaalsviering zijn<br />

gedelegeerd aan het consistorie. Zie paragraaf 5.3.2.<br />

Zie voor de vragen met betrekking tot het opzicht met betrekking tot het<br />

avondmaal ook de paragrafen 8.6.1 en 8.6.5.<br />

11.1 De voorbereiding<br />

Aan de avondmaalsviering gaat vooraf de nodiging in prediking en pastoraat. Daarbij<br />

worden de lidmaten opgeroepen tot zelfonderzoek en verootmoediging en worden ze<br />

vermaand om belemmeringen weg te nemen (ord. 10-1-2, 3). Er kan een aparte<br />

voorbereidingsdienst en een dankzeggingsdienst worden gehouden, maar dat is geen<br />

voorschrift (ord. 10-5-3).<br />

Bij de censura morum kunnen bezwaren tegen belijdenis en wandel van lidmaten bij de<br />

kerkenraad worden ingebracht, die door de kerkenraad worden behandeld. Het kan<br />

hierbij slechts gaan om gevallen waarin ope<strong>nl</strong>ijk ergernis is gegeven, waardoor de Naam<br />

van Christus te schande wordt gemaakt. Over het hart oordeelt de kerk niet.<br />

De kerkorde schrijft niet voor op welke wijze de censura morum wordt gehouden: het<br />

instellen van een `spreekuur' is daarvoor niet zonder meer noodzakelijk. De censura<br />

morum richt zich in het bijzonder op de ambtsdragers zelf. Voor de avondmaalsviering<br />

zullen zij `zichzelf en elkander beproeven en uit hun midden wegnemen', wat voor een<br />

goede avondmaalsviering een beletsel kan zijn (ord. 10-4-2).<br />

Hierin is een oude regel uit het gereformeerd kerkrecht bewaard gebleven: ‘de dienaren<br />

des Woords, ouderlingen en diakenen, zullen voor het houden van het Avondmaal onder<br />

zich (onderling) de christelijke censuur oefenen, en onderzoeking doen, zowel van leer<br />

als van leven’. i De tucht begint bij onszelf!<br />

11.2 De viering<br />

Over de avondmaalsviering zelf is de kerkorde heel sober: over de inhoudelijke en<br />

liturgische aspecten spreekt de kerk zich uit in de belijdenisgeschriften en het<br />

dienstboek. Ord. 10-5 bepaalt slechts dat een viering in normale omstandigheden<br />

tenminste vier maal per jaar plaatsvindt.<br />

Hier heeft de kerkorde zich aangepast aan de gegroeide gewoonte, hoewel de Dordtse<br />

Kerkorde nog van `elke twee maanden' spreekt (in art. 63), terwijl Calvijn een wekelijkse<br />

of in elk geval een maandelijkse viering voorstond. ii


Bij de viering behoort gebruik te worden gemaakt van een formulier uit het dienstboek<br />

der kerk dat door de voorganger in overleg met de kerkenraad wordt gekozen. De<br />

ouderlingen houden toezicht aan de Tafel en de diakenen dienen aan de Tafel.<br />

Omdat het dienstboek niet officieel is vastgesteld, is nog steeds<br />

overgangsbepaling 188 van kracht, dat het gebruik van de orden van dienst en<br />

de formulieren door de dienstdoende predikant in overleg met de kerkenraad<br />

wordt vastgesteld.<br />

Ord. 10-5-4 beschrijft hoe het avondmaal buiten een kerkdienst, bijvoorbeeld bij een<br />

zieke, kan worden gevierd. Dat gebeurt bij voorkeur in aansluiting aan de gewone<br />

viering door de gemeente. In elk geval zijn er vertegenwoordigers van de kerkenraad<br />

aanwezig, en als het kan ook van de gemeente.<br />

11.3 De deelnemers<br />

Tot deelneming aan het avondmaal zijn toegelaten de lidmaten van de plaatselijke<br />

gemeente, behalve zij die door een tuchtmaatregel daarvan zijn uitgesloten (ord. 10-2-1,<br />

vgl. ord. 10-5-2).<br />

Ten aanzien van een kerkenraad die besloot een gemeentelid uit te sluiten van<br />

deelneming aan het Heilig Avondmaal omdat zij niet de door de kerkenraad<br />

voorgestane weg van verzoening had gevolgd, oordeelde de generale commissie<br />

dat de handelwijze van de kerkenraad het karakter draagt van het toepassen van<br />

een tuchtmaatregel. Reeds omdat de procedure van ord. 11-7 niet is gevolgd kan<br />

het besluit om haar van het Avondmaal af te houden geen stand houden<br />

(uitspraak GCBG 08/99).<br />

Opmerkelijk is dat art. XVIII-2 de kring wijder trekt, en uitspreekt dat het heilig<br />

avondmaal wordt bediend aan de belijdende leden der Kerk. Belijdende leden van een<br />

andere gemeente kunnen dan ook door de kerkenraad als gast worden toegelaten (ord.<br />

10-2-1). Dat geldt eveneens voor belijdende leden van andere kerken (ord. 10-2-2). iii<br />

Er kunnen zich situaties voordoen dat de kerkenraad besluit belijdende leden<br />

van een andere gemeente niet toe te laten. De generale commissie heeft<br />

uitgesproken dat de redactie van ordinantie 10-2-1, te weten `door de<br />

kerkenraad als gast kunnen worden toegelaten', ruimte geeft aan de<br />

kerkenraad om niet toe te laten, om redenen gelegen in het belang van de<br />

gemeente.<br />

In bepaalde omstandigheden kan de kerkenraad - gelet op de<br />

verantwoordelijkheid voor de eigen gemeente en kerk - de belangen daarvan<br />

laten prevaleren (uitspraak GCBG 4/90).<br />

In ord. 10-6, een artikel dat dateert uit 1966, wordt de kring nog ruimer getrokken. Daar<br />

wordt bepaald dat niet alleen individuele leden van andere kerken als gast kunnen<br />

worden toegelaten, maar dat een kerkenraad kan besluiten tot een `open avondmaal',<br />

waar allen genodigd worden die in hun eigen kerk toegang tot het avondmaal hebben.<br />

Terecht wordt voorgeschreven dat voor het nemen van zo'n besluit eerst de andere<br />

kerken ter plaatse dienen te worden geraadpleegd; het betreft immers hun leden!<br />

Deze open avondmaalsviering werkt in feite als een breekijzer onder de voorafgaande<br />

bepalingen van ord. 10. Er wordt niet langer uitdrukkelijk gesproken van belijdende<br />

leden, de attestatie verliest meer en meer zijn functie, het opzicht over hen die aan het<br />

avondmaal deelnemen wordt in feite onmogelijk gemaakt of zelfs met zoveel woorden<br />

aan de kerkenraad onttrokken (zie ord. 20-11-2).


In ord. 10-6-3,4 wordt de mogelijkheid van een oecumenische avondmaalsviering<br />

beschreven. Deze viering valt onder de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid<br />

waarin ambtsdragers van de verschillende kerken samen voorgaan.<br />

11.3.1 Jongeren aan het avondmaal<br />

De kerkorde laat er geen misverstand over bestaan dat wat de eigen kerk betreft alleen<br />

belijdende leden toegang hebben tot het avondmaal.<br />

Ook in de Romeinse artikelen van de kerkorde is dat uitdrukkelijk vastgelegd (art.<br />

XVIII-2).<br />

In ord. 10 wordt voortdurend gesproken over de lidmaten der gemeente.<br />

Zelfs de structuur van de kerkorde onderstreept deze gedachte: tussen de ordinanties<br />

over de doop en het avondmaal (namelijk ord. 8 en 10) staat ord. 9 (voor de catechese),<br />

waar onder meer de voorbereiding op de openbare belijdenis des geloofs wordt<br />

geregeld `ten einde hem tot deze belijdenis en daardoor tot het heilig avondmaal te<br />

kunnen toelaten' (ord. 9-4-4).<br />

Inmiddels wordt de gezinscommunie in meerdere gemeenten toch in praktijk gebracht,<br />

vooral sinds de Generale Synode in 1974 het rapport `De deelneming aan het<br />

avondmaal, De plaats van jongeren in een luisterende en vierende gemeente' heeft<br />

behandeld.<br />

De generale commissie voor de behandeling van bezwaren en geschillen<br />

concludeert uit het voorwoord dat het moderamen van de generale synode<br />

aan dit geschrift meegaf, dat het moderamen van het hoogste orgaan van<br />

onze Kerk, ondanks duidelijke bepalingen in Kerkorde (artikel XVII lid 1 en<br />

XVIII lid 2) en ordinantie (10-2) van oordeel is dat de praktijk van<br />

gezinscommunie gepraktiseerd mag worden.<br />

Wel merkt de Generale Commissie op dat het ongewenst is dat de praktijk van<br />

de viering van het heilig avondmaal afwijkt van niet mis te verstane bepalingen<br />

van de orde der Kerk.<br />

Gevolgen daarvan zijn onder meer dat er geen zekerheid is omtrent de leeftijd<br />

waarop aan de viering van het heilig avondmaal kan worden deelgenomen, dat<br />

er geen aanwijzingen zijn omtrent de vorming (catechese) van jongeren die<br />

willen deelnemen, terwijl ook de vraag of alleen doopleden kunnen aangaan,<br />

onbeantwoord blijft. Terwijl het toch gewenst is, mede gelet op het gestelde in<br />

ord. 10, dat niet elke kerkenraad daaromtrent eigen regels vaststelt (uitspraak<br />

GCBG 15/87).<br />

Daarop werd door de hervormde en de gereformeerde synode een gezame<strong>nl</strong>ijke<br />

commissie ingesteld om zich op dit vraagstuk te bezinnen. In het rapport van deze<br />

commissie, onder de titel `Draagt elkanders vieringen', besproken in de gezame<strong>nl</strong>ijke<br />

vergadering van synoden in het najaar van 1990 werden echter geen concrete<br />

voorstellen om de kerkorde te wijzigen geformuleerd.<br />

11.4 De attestatie<br />

Bij de invoering van de kerkorde van 1951 heeft men beoogd de attestatie haar<br />

oorspronkelijke betekenis terug te geven: een getuigenis van de kerkenraad aangaande<br />

de belijdenis en wandel van een lidmaat, waarmee het verhuizende gemeentelid zich<br />

presenteert bij de kerkenraad van de nieuwe woonplaats, om zo te worden toegelaten<br />

tot de avondmaalsviering.<br />

In de praktijk is dit hoge ideaal niet gerealiseerd en werd de attestatie automatisch<br />

verzonden, ook als daar in het geheel niet om werd gevraagd.


In 1985 heeft de synode de knoop doorgehakt en sindsdien worden geen afzonderlijke<br />

attestaties meer verzonden. Als het verhuisbericht (ord. 2-2-3) vermeldt dat iemand<br />

lidmaat is geldt deze mededeling als attestatie. Alleen wanneer een tuchtmaatregel van<br />

kracht is, wordt de nieuwe kerkenraad daarvan op de hoogte gesteld. In dat geval wordt<br />

dus een `negatieve attestatie' verzonden. Zie hierover ook paragraaf 3.1.4.<br />

De kerkorde kent nog wel de attestatie, die moet worden overgelegd bij de aanvrage van<br />

het colloquium (ord. 7-15-1) en de reisattestatie, die door een kerkenraad kan worden<br />

meegegeven als een lidmaat voor langere tijd afwezig is (ord. 10-3-7).<br />

11.5 Sacramentsbevoegdheid<br />

De sacramentsbevoegdheid is in de kerkorde voorbehouden aan de predikanten (art.<br />

IV-3, art. XV-1, art. XVIII-2). De achterliggende gedachte is niet dat de<br />

sacramentsbediening een speciale deskundigheid vereist waarvoor een universitaire<br />

opleiding nodig zou zijn. Evenmin wordt daarmee aan de predikant een hogere<br />

geestelijke macht toegekend.<br />

De verantwoordelijkheid voor de bediening van de sacramenten berust niet bij<br />

de predikanten alleen, maar bij de kerkenraad als geheel, zo hebben we al<br />

eerder gezien (paragraaf 10.1 en 11).<br />

Dat de bediening van de sacramenten is opgedragen aan de dienaren des Woords is<br />

om uitdrukking te geven aan het besef dat Woord en sacramenten ten nauwste<br />

verbonden zijn.<br />

Zo belijdt de kerk in art. 30 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: `Wij geloven, dat<br />

deze ware Kerk geregeerd moet worden in overeenstemming met de geestelijke orde,<br />

die onze Here ons in zijn Woord geleerd heeft, namelijk dat er dienaren of herders<br />

moeten zijn om Gods Woord te prediken en de Sacramenten te bedienen...'<br />

In dit spoor stelt het Convent van Wezel (1568):<br />

`Daar de sacramenten met de bediening des Woords door een o<strong>nl</strong>osmakelijke band zijn<br />

verbonden, zo betwijfelt niemand dat ze tot het ambt der dienaren behoren' (art. VI-1). iv<br />

In 1960 is in de generale synode een rapport aan de orde geweest `over de mogelijkheid<br />

om aan vicarissen de bevoegdheid te geven tot het bedienen van de sacramenten'. v<br />

Hoewel het rapport het verlenen van een dergelijke bevoegdheid in bepaalde situaties<br />

mogelijk wilde maken, heeft de synode dit voorstel niet overgenomen. vi<br />

In 1985 werd in de synode een rapport besproken, getiteld `Gemeente, ambt en<br />

sacrament. Aan wie mag de kerk de sacramentsbediening toevertrouwen?'. De<br />

aa<strong>nl</strong>eiding tot dit rapport was gelegen in enkele brieven, die aan het breed moderamen<br />

waren gericht. Daarin was gevraagd bevoegdheid te verlenen tot de plaatselijke<br />

bediening van de sacramenten aan een pastorale medewerker die in die gemeente<br />

toestemming heeft ontvangen het evangelie te prediken.<br />

Bij deze praktische aa<strong>nl</strong>eiding kwam de principiële stellingname in een notitie van G.D.J.<br />

Dingemans, `De sacramentsbevoegdheid van de gemeente', uit 1982. vii Hij is van<br />

mening dat de Geest op gemeentelijke wijze werkt en de sacramentele bevoegdheid<br />

aan de gemeente toevertrouwt. Niet de ambtelijke wijding, maar de gemeente zelf is de<br />

garantie voor het heil of de heilsoverdracht. Hij spreekt van `resten van de roomse<br />

zuurdesem in de reformatie' als men eraan vasthoudt dat de predikant als enige door de<br />

gemeente geroepen zou worden om de sacramenten te bedienen en de<br />

inzettingswoorden te spreken. viii


Het rapport van de synodale commissie houdt eraan vast dat Woord en teken<br />

o<strong>nl</strong>osmakelijk bij elkaar horen en dat Evangelieverkondiging en viering van de Maaltijd<br />

niet gescheiden mogen worden.<br />

De Geest werkt naar het besef van de reformatoren doorgaans middellijk: de bediening<br />

van het Woord en die van de sacramenten, aan de ambtsdragers toevertrouwd, zijn hier<br />

nooit gescheiden. Niet vanwege een krampachtige `dominocratie', maar vanwege een<br />

bevrijdend, volhardend luisteren naar de Schrift. De reformatoren kiezen voor de<br />

opvatting dat het sacrament een `zichtbaar woord' is. Dat Woord is genademiddel bij<br />

uitstek.<br />

De commissie wijst erop dat niet alleen volgens de reformatie de bediening van het<br />

Woord en van de sacramenten alleen door wettig geroepen dienaren van de kerk kan<br />

worden verricht. Ook de oecumenische discussie (onder meer in het kader van de Limarapporten)<br />

heeft althans op dit punt tot overeenstemming geleid, dat een ambtelijke<br />

dienst van een daartoe toegeruste ambtsdrager van fundamentele betekenis geacht<br />

moet worden.<br />

In haar conclusie meent de commissie dan ook dat zowel bijbels-theologische, als<br />

historische en oecumenische redenen ertoe leiden voorzichtig te zijn met de verlening<br />

van een preekconsent en terughoudendheid te betrachten ten aanzien van de bediening<br />

van de sacramenten.<br />

Aan het eind van een uitvoerige discussie overwoog de synode dat het in dit stadium<br />

geen aanbeveling verdiende beslissingen te nemen en men besloot de raad voor de<br />

zaken van Kerk en theologie op te dragen het onderwerp verder te bestuderen in het<br />

licht van de binne<strong>nl</strong>andse en buite<strong>nl</strong>andse situatie.<br />

De meningsverschillen in de synode waren zo groot, dat er geen overeenstemming kon<br />

worden gevonden.<br />

Verder besloot men tot het instellen van een commissie, die een onderzoek zou doen<br />

naar noodgevallen betreffende de eredienst, waarbij ook behoren noodgevallen terzake<br />

van doopsbediening, avondmaalsviering, het afnemen van openbare belijdenis van het<br />

geloof, de bevestiging van ambtsdragers en de inzegening van het huwelijk.<br />

In 2000 heeft de commissie Ambt en Sacrament in een rapport aan de gezame<strong>nl</strong>ijke<br />

vergadering van synoden voorgesteld het mogelijk te maken dat iemand - uitsluitend in<br />

bijzondere situaties - in de eredienst als ‘vervanger’ (vicaris) van de predikant kan<br />

voorgaan, zowel in de verkondiging als in het bedienen van de sacramenten.<br />

De synoden hebben besloten de voorstellen te laten uitwerken, waarbij ze overwogen<br />

dat het aanbeveling verdient om ‘ten behoeve van kleine gemeenten, de geestelijke<br />

verzorging in instellingen waaraan geen predikant verbonden is, voorzieningen te treffen<br />

voor de bediening van Woord en Sacrament, in deze zin dat in knelsituaties ook aan<br />

niet-predikanten onder stringente voorwaarden deze bediening kan worden<br />

toevertrouwd, al dan niet door middel van instelling van een ‘vicariaat’.’ ix<br />

1<br />

ii<br />

3<br />

iv<br />

v<br />

Kerkorde van Middelburg 1581, art. 66. Vergelijk art. 81 van de Dordtse Kerkorde 1619.<br />

Brienen, dr. T., De liturgie bij Johannes Calvijn, Kampen 1987, blz. 214-217.<br />

Voor de opvatting van de reformatoren wie tot het avondmaal kunnen worden toegelaten:<br />

Speelman, dr. H.A., Calvijn en de zelfstandigheid van de kerk (diss.), Kampen 1994. Zie<br />

voor Calvijn blz. 69, 83v; voor Bullinger blz. 214 noot 110; voor Beza blz. 215<br />

Vgl. vraag en antwoord 366 van de catechismus van Genève:<br />

`Wie hebben het recht te dopen en het Avondmaal te bedienen?<br />

Zij, die het openbare ambt om te leren in de Kerk bekleden. Want deze dingen horen<br />

bijeen: het Woord verkondigen en de Sacramenten uitdelen'.<br />

Bijlagen Handelingen Generale Synode 1960, blz. 147-151.


vi<br />

vii<br />

viii<br />

7<br />

Handelingen Generale Synode 1960, blz. 147.<br />

Enigszins uitgewerkt opgenomen in:<br />

Dingemans, dr. G.D.J., Een huis om in te wonen, 's-Gravenhage 1987, blz. 174-184.<br />

A.w., blz. 179.<br />

In de meeste Nederlandse bisdommen van de Rooms-Katholieke Kerk geldt de<br />

‘Rechtspositie voor pastorale werkers’ waarin het mogelijk wordt gemaakt dat bepaalde<br />

taken die eige<strong>nl</strong>ijk bij de priester of diaken behoren, vanwege de nood van de kerk aan<br />

pastorale werkers toekomen. Daarbij wordt gedacht aan het dopen en aan het preken,<br />

uitgezonderd de homilie tijdens de zondagse eucharistieviering. Aldus Huysmans, dr.<br />

R.G.W., ‘Hoofdlijnen uit het katholiek kerkrecht’, in: Van ’t Spijker, dr. W. e.a (red.).,<br />

I<strong>nl</strong>eiding tot de studie van het kerkrecht, Kampen 1992, blz. 200

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!