31.03.2015 Views

Hoofdstuk 1.pdf - Kerkrecht.nl

Hoofdstuk 1.pdf - Kerkrecht.nl

Hoofdstuk 1.pdf - Kerkrecht.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Hoofdstuk</strong> 1. I<strong>nl</strong>eiding<br />

Noordmans begon een beroemd geworden lezing onder de titel `Kerkorde' in 1937 met<br />

de woorden: `Mijn onderwerp klinkt erg droog... De man die de oude kerkorden<br />

gebundeld heeft draagt zelfs een zeer droge naam: het is Hooijer. Wat moet dat nu<br />

worden?' i<br />

Voor velen is de kerkorde niet meer dan een ingewikkeld boek met een grote<br />

hoeveelheid lastige, ingewikkelde en overbodige voorschriften. De kerkelijke organisatie<br />

is verworden tot een complete bureaucratie, zo wordt wel beweerd.<br />

1.1 Een kerkorde nodig?<br />

Dieper dan de praktische bezwaren gaat het principieel verzet: heeft de kerk eige<strong>nl</strong>ijk<br />

wel een kerkorde nodig? Ze is toch een gemeenschap die geleid wordt door de Heilige<br />

Geest. De Geest waait waarheen Hij wil.<br />

Anders gezegd: de gemeente is de plaats waar de liefde van Christus woont en heerst.<br />

De liefde verdraagt toch niet dat alles gereglementeerd wordt?<br />

De Duitse jurist en kerkrechtdeskundige Rudolph Sohm, die in 1892 zijn standaardwerk<br />

over de geschiedenis van het kerkrecht publiceerde, koos daarvoor zijn uitgangspunt in<br />

de stelling, dat het kerkrecht in strijd is met het wezen der kerk. ii<br />

In een ander werk beroept hij zich op het woord van Jezus: de oversten der volken<br />

voeren heerschappij over hen, en de groten gebruiken macht over hen. Doch alzo zal<br />

het onder u niet zijn (Matt. 20:26). En hij voegt daar aan toe: `God (Christus) regeert en<br />

ordent de Christenheid alleen door de genadegaven (charismata), die Hij schenkt'. De<br />

apostelen hebben geen pauselijke macht uitgeoefend. Hun macht lag alleen in het<br />

woord Gods, waaraan de gemeente zich overgaf, omdat zij dit woord als het woord<br />

Gods herkende. Hun bestuur was van zuiver geestelijke aard, en was niet gegrond in<br />

een van rechtswege bestaande bevoegdheid. De verkondiging van het woord kwam niet<br />

alleen aan apostelen, profeten en leraars toe. Krachtens de Heilige Geest, die in hen<br />

leeft, zijn allen priesters en koningen. Een bijzondere ambtsdrager is niet beslist nodig.<br />

`Hoe is het mogelijk dat men, dit toegevende, zich een wettelijk bestuur van de kerk (van<br />

het volk Gods), een wettelijk priester- en koningschap, dat de anderen hun priester- en<br />

koningschap ontnemen zou, ook maar denken kan!<br />

De ecclesia, het volk Gods is een geestelijk volk, het in de ecclesia opgerichte rijk is een<br />

geestelijk rijk, het Christendom is geen staats- of verenigingenvormende, maar<br />

uitsluitend een geestelijke macht. Een wettelijk ingerichte kerk kan er niet overal zijn.<br />

En toch is het kerkrecht in de wereld gekomen! Hoe is dat mogelijk geweest?' zo vraagt<br />

Sohm zich af. iii Zelf geeft hij dit antwoord: hij beschouwt het kerkrecht als de zonde van<br />

de natuurlijke mens die onder de wet wil blijven. Als vijand van het geestelijke hangt de<br />

mens aan het zichtbare. In de loop der tijden verdween het vertrouwen op de vrije<br />

werking van het charisma en werd de behoefte gevoeld aan een uitwendige regeling. In<br />

de opvattingen van Sohm wordt een scherpe tegenstelling gemaakt tussen liefde en<br />

recht, tussen Geest en wet. Die lijken elkaars vijanden te zijn.<br />

Zijn gedachten zijn nog steeds actueel, waar men meent dat de liefde verbonden moet<br />

worden met vrijheid en dat liefde zich niet verdraagt met regels en normen.<br />

1.2 Christus regeert<br />

Toch heeft de kerk alle eeuwen door aanvaard dat er bepaalde regels nodig zijn. Die<br />

horen niet tot het wezen, maar tot het welwezen der kerk.


De artikelen van Wezel-1568 (de oudste kerkordelijke regels van de reformatorische<br />

kerk in ons land) beginnen met de woorden:<br />

`De apostel gebiedt dat alles in de kerk met orde en eerbaar moet toegaan' met woorden<br />

uit 1 Kor. 14:40. Juist in dat hoofdstuk over de geestelijke gaven (de charismata) schrijft<br />

Paulus, dat God geen God is van verwarring maar van vrede, gelijk in al de gemeenten<br />

der heiligen (vs. 33).<br />

Een zekere orde is nodig. De vraag daarbij is steeds: wat moet worden geregeld en<br />

hoe? Kunnen we de kerkorde rechtstreeks afleiden uit de bijbel of moeten we naar eigen<br />

inzicht praktische regels ontwerpen, die passen bij deze tijd?<br />

De kerkorde is niet zonder meer te herleiden op de Heilige Schrift, dat zou aan een<br />

kerkorde een goddelijk gezag verlenen. Maar het wordt ook niet aan het gezond<br />

verstand overgelaten om een passend organisatiemodel te ontwerpen. Weze<strong>nl</strong>ijke<br />

bijbelse motieven ten aanzien van het kerk-zijn behoren in de kerkordelijke structuren tot<br />

hun recht te komen.<br />

Grondregel van elk kerkrecht (van alle confessies en denominaties) is, dat aan Christus<br />

de enige heerschappij toekomt over de kerk.<br />

In een kerk geldt nooit de democratie als het hoogste goed. De waarheid Gods wordt<br />

niet vastgesteld bij meerderheid van stemmen. In de kerk geldt de Christocratie:<br />

Christus regeert.<br />

1.3 Drie stelsels van kerkregering<br />

Na dit algemeen aanvaarde uitgangspunt, dat Christus regeert, gaan de wegen al snel<br />

uiteen over de vraag: op welke wijze regeert Christus zijn kerk?<br />

In de beantwoording van deze vraag kan men drie richtingen inslaan. iv<br />

1.3.1 Het episcopale stelsel<br />

In het episcopale stelsel nemen de bisschoppen (meervoud!) een centrale plaats in. Van<br />

oorsprong is het ten nauwste verbonden met het conciliarisme: de opvatting dat het<br />

concilie van de gezame<strong>nl</strong>ijke bisschoppen de hoogste macht heeft in de kerk.<br />

In ons land kennen wij het episcopale stelsel vooral in de Rooms-katholieke Kerk met<br />

haar monarchisch episcopaat. Daarin is veel meer sprake van een eenhoofdige leiding:<br />

de hoogste macht in de kerk berust bij de bisschop van Rome die als monarch regeert:<br />

'De Bisschop van de Kerk van Rome, in wie het door de Heer alleen aan Petrus, de<br />

eerste van de Apostelen, verleende en aan diens opvolgers over te dragen ambt<br />

voortbestaat, is het hoofd van het Bisschoppencollege, Plaatsbekleder van Christus en<br />

Herder van de gehele Kerk hier op aarde; daarom bezit hij krachtens zijn ambt de<br />

hoogste, volledige, onmiddellijke en universele gewone macht in de Kerk, die hij altijd<br />

vrij kan uitoefenen' (canon 331).<br />

Weliswaar is ook het bisschoppencollege ‘subject van de hoogste en volledige macht<br />

over de gehele Kerk’ (canon 336), maar ook in het oecumenisch concilie heeft het<br />

pauselijk primaat grote bevoegdheden. Het bisschoppencollege waarvan de paus het<br />

hoofd is, oefent deze macht uit ‘samen met zijn hoofd en nooit zonder zijn hoofd’. De<br />

bisschop van Rome is (sinds het concilie Vaticanum I in 1870) universeel bisschop van<br />

de gehele kerk.<br />

Een bisschop is het hoofd van het bisdom, hij heeft de geestelijke en kerkelijke leiding<br />

over de gemeenten (parochies) en over de geestelijken (de ambtsdragers). Er geldt een<br />

hiërarchische opbouw: de bisschop is de superieur van de priesters.


Men beschouwt het bisschopsambt als een goddelijk recht, dat direct op de inzetting van<br />

Christus berust en dat daarom autoriteit heeft. Het bisschopsambt omvat in principe alle<br />

functies in de kerk. Die ene persoon gaat over alles en allen: over de leer, de zielszorg,<br />

de tucht, de ambten en de wetgeving.<br />

De regering van Christus vindt hier dus plaats via de bisschop die grote bevoegdheden<br />

heeft:<br />

- hij is de enige wetgever voor het bisdom,<br />

- aan hem is de rechtspraak toevertrouwd,<br />

- hij kan lagere ambten instellen, veranderen of opheffen,<br />

- hij draagt de zorg voor de handhaving van de leer,<br />

- hij maakt aanspraak op eerbied en gehoorzaamheid van geestelijken en leken,<br />

- hij bezit wijdingsmacht (mag priesters wijden).<br />

Er groeit hierbij een grote afstand tussen het episcopaat en de gemeenteleden, die<br />

worden aangeduid als de `leken', dat wil zeggen: als het gewone volk.<br />

We laten in deze korte schets de oud-katholieke, anglicaanse, lutherse en<br />

calvinistische bisschoppen buiten beschouwing. Daar liggen de dingen<br />

meestal geheel anders: zij dragen in sommige gevallen de naam van bisschop<br />

terwijl hun positie niet veel verschilt van een synodepreses. Calvinistische<br />

bisschoppen zijn er onder meer in Hongarije en Roemenië.<br />

1.3.2 Het congregationalisme<br />

Typerend voor het congregationalisme is dat de plaatselijke gemeente volledig en<br />

volwaardig kerk is en dat ze bevoegd is haar eigen orde vast te stellen. v<br />

Dit stelsel begint niet bij het Petrusambt, dus aan de top van de piramide, maar juist aan<br />

de basis: bij de gemeente of eige<strong>nl</strong>ijk: bij de gelovige mens. Waar het Evangelie wordt<br />

gepredikt `worden mensen bekeerd en die bekeerden sluiten zich aaneen, verbinden<br />

zich onderling tot het volbrengen hunner hemelse roeping en vormen samen een kring,<br />

waarin Hij naar Zijn belofte tegenwoordig is'. vi<br />

De geroepen heiligen, de gelovigen sluiten zich aaneen tot een congregatie (gemeente),<br />

die vooral niet te groot moet worden. Dan zou de gemeenschap der heiligen in het<br />

gedrang raken en moet de gemeente zich splitsen.<br />

De gemeenten sluiten onderling een verbond (covenant), maar ze blijven vrije en<br />

zelfstandige gemeenten. Het congregationalisme kent geen meerdere vergaderingen die<br />

besluiten nemen waaraan de gemeenten gebonden zijn, zoals een classicale<br />

vergadering of generale synode. Er zijn wel conferenties of ontmoetingen van<br />

afgevaardigden van de gemeenten, voor beraadslaging en onderlinge assistentie.<br />

Naar de opvattingen van het congregationalisme regeert Christus zijn gemeente door de<br />

vergadering der gelovigen. Deze vergadering heeft dan ook het hoogste gezag. Er<br />

kunnen wel ambten of diensten in de gemeente zijn, maar deze ontlenen hun<br />

bevoegdheden niet in directe zin aan Christus die hen geroepen heeft. Soms kent men<br />

twee ambten: de voorgangers en de diakenen; soms zijn het er meer: herder, leraar,<br />

ouderling, diaken en helper. Hoe het ook zij: deze ambten ontvangen hun<br />

bevoegdheden van de gemeentevergadering die hen gekozen heeft, ze zijn aan deze<br />

vergadering verantwoording schuldig en deze kan hen ook ontslaan.<br />

Elke gemeenschap van gelovigen is gemachtigd zichzelf te regeren, met een beroep op<br />

de Heilige Geest die immers aan alle gelovigen geschonken wordt. Christus regeert de<br />

gemeente direct door de Heilige Geest, dus niet per se via ambten of diensten.


Een sterk accent ligt in dit kerkbegrip op het algemeen priesterschap van de gelovigen<br />

met hun gaven die samen de gemeente vormen. Het gaat uit van het vertrouwen dat de<br />

Geest hen in goede banen zal leiden en dat ze ook bereid zijn in dit spoor te gaan. Op<br />

het nieuwtestamentisch gegeven dat de verhoogde Christus ambten en diensten heeft<br />

gegeven om de gemeente te bewaren bij haar roeping door haar op te bouwen en zo<br />

leiding te geven aan de gemeente wordt minder nadruk gelegd. Dat geestelijke mensen<br />

op een dwaalspoor kunnen geraken of zelfzuchtig handelen, dat een gemeente<br />

ontsporen kan, wordt niet erg verdisconteerd.<br />

Niet zelden zijn de congregationalistische gemeenten sterk uit elkaar gegroeid. Elke<br />

gemeente bepaalde immers haar eigen koers. Het congregationalisme kent geen vaste<br />

liturgische gebeden en formulieren en evenmin geloofsbelijdenissen waaraan de<br />

gemeenten en de ambtsdragers gebonden zijn.<br />

Samengevat:<br />

a. in het episcopale stelsel rust alles op één enkele mens.<br />

De sterke kant daarvan is dat de eenheid van de kerk veel beter wordt vastgehouden:<br />

de bisschop is het teken van de eenheid.<br />

Keerzijde is echter dat veel gezag bij één mens gemakkelijk tot (geestelijke) tirannie kan<br />

leiden, de mondige gemeente wordt gedegradeerd tot een volk van leken.<br />

b. in het congregationalisme berust het kerkelijk gezag bij de gemeente der gelovigen.<br />

De sterke kant daarvan is dat men veel aandacht heeft voor het werk van de Geest in de<br />

gemeente. Hij deelt zijn veelkleurige gaven uit tot opbouw van de gemeente als een<br />

geestelijk huis.<br />

Keerzijde is echter dat in alle verscheidenheid de samenbindende factor ontbreekt en<br />

we zien dan ook dat de eenheid onder sterke druk komt te staan.<br />

1.3.3 Het presbyteriaal-synodale stelsel<br />

In de episcopale kerk ligt alle nadruk op het ambt, het congregationalisme legt alle<br />

accent op de gemeente: het presbyteriaal-synodale stelsel neemt een tussenpositie in.<br />

Het verzet zich tegen het eenhoofdige stelsel met zijn hiërarchie waar alles van boven<br />

af, door de ene ambtsdrager, wordt beheerst.<br />

Maar het verweert zich ook tegen een stelsel waarin geen enkel ambt leiding geeft,<br />

zodat men gemakkelijk tot geestdrijverij kan vervallen.<br />

In een presbyteriale kerkorde draagt het presbyterium (de raad der oudsten of<br />

ouderlingen) de verantwoordelijkheid.<br />

Zie over de ouderling en het presbyteriaal-synodale stelsel van kerkregering<br />

ook paragraaf 15.1<br />

Het presbyteriale systeem begint ook bij de gemeente, van onderop. Niet de generale<br />

synode is de belangrijkste ambtelijke vergadering, maar de plaatselijke kerkenraad. Elke<br />

plaatselijke gemeente is voluit openbaring van het Lichaam van Christus.<br />

Het zijn de leden van de gemeente zelf die de ambtsdragers verkiezen. Ze worden niet<br />

van buiten af gezonden of opgelegd, maar door de gemeente verkozen en geroepen.<br />

De ambten staan open voor de gemeenteleden: de ouderlingen en de diakenen komen<br />

uit de gemeente voort. Er gaapt geen diepe kloof tussen ambt en gemeente (een<br />

tegenstelling geestelijkheid tegenover leken kent de presbyteriale kerkorde niet). Wie de<br />

ene week met zijn gezin in de kerk zit, kan de volgende week tot het regeerambt in de<br />

gemeente worden geroepen. En ook omgekeerd: wie jare<strong>nl</strong>ang als diaken de gemeente<br />

voorging in de dienst der barmhartigheid, kan de volgende maand weer gewoon zijn<br />

plaats als gemeentelid innemen.


Hier komt een element uit het congregationalisme tot zijn recht: het accent op de<br />

gemeente, die voor vol wordt aangezien.<br />

Maar - en dat is de andere component in het presbyteriale kerkrecht - als men tot een<br />

ambt is geroepen en bevestigd is men ook voluit ambtsdrager. Dan staat men in dienst<br />

van Christus, om zijn pastoraat, diaconaat en apostolaat, zijn gezag en heerschappij te<br />

vertegenwoordigen in de gemeente (en als het moet tegenover de gemeente).<br />

Bij de bevestiging in het ambt wordt de vraag gesteld of men overtuigd is wettig door<br />

Gods gemeente en mitsdien door God zelf tot deze heilige dienst geroepen te zijn. In het<br />

ambt is men niet een `volksvertegenwoordiger' om de besluiten van de<br />

gemeentevergadering uit te voeren, maar als ambtsdrager representant van Christus,<br />

om zijn wil te doen. Daardoor komen we in het ambt in zekere zin ook tegenover de<br />

gemeente te staan. Dus niet boven de gemeente, ook niet onder de gemeente, maar<br />

tegenover.<br />

Concreet is dit besef voor het functioneren in het ambt van grote betekenis. Bijvoorbeeld<br />

in een gemeente met verschillende stromingen: daar is het van groot belang te weten<br />

dat we niet in de kerkenraad zitten namens de progressieven of namens de verontrusten<br />

of namens welke modaliteit dan ook. Als ambtsdragers zijn we in dienst van Christus tot<br />

heil van de gehele gemeente. Dan kan het gebeuren dat we in een kerkenraad ter wille<br />

van het geheel van de gemeente besluiten nemen, die onze kerkelijke `achterban' soms<br />

niet waardeert of die we ook zelf liever niet hadden genomen, maar waartoe we ons toch<br />

geroepen weten met het oog op de gemeente die ons is toevertrouwd. We staan niet in<br />

dienst van de mensen, maar van Christus.<br />

In het presbyteriaal-synodale systeem zitten allerlei antihiërarchische elementen. De<br />

schrik voor het pausdom zat er diep in!<br />

Een kenmerkend artikel in de Dordtse Kerkorde van 1619 is art. 84:<br />

Geen kerk zal over andere kerken, geen dienaar over andere dienaren, geen<br />

ouderling of diaken over andere ouderlingen of diakenen enige heerschappij<br />

voeren.<br />

Het behoort tot de grondlijnen van een presbyteriaal-synodale kerkorde dat de<br />

ambtsbevoegdheid wordt uitgeoefend door de ambten gezame<strong>nl</strong>ijk, in ambtelijke<br />

vergaderingen.<br />

Plaatselijk is die ambtelijke vergadering de kerkenraad.<br />

Daarin komen de ambten bijeen: van predikant, ouderling en diaken. Tezamen dienen<br />

en leiden ze de gemeente. Juist door dat gezame<strong>nl</strong>ijk beraad wordt het gevaar van<br />

alleenheerschappij tegengegaan.<br />

In de praktijk is dat toch onvoldoende tot zijn recht gekomen. Er komen nog altijd<br />

predikanten voor met pauselijke allures die menen dat hun woord meer waard is dan dat<br />

van alle andere ambtsdragers samen. Soms ook is er onvoldoende achting voor een<br />

kerkenraad en ziet men neer op ouderlingen en diakenen, die immers geen theologische<br />

studie hebben voltooid. De hiërarchie van de ambten in de plaatselijke gemeente is in<br />

feite nooit geheel overwonnen.<br />

Dit alles ongetwijfeld tot schade van de gemeente! Een gezond samenspel en tegenspel<br />

van de drie (gelijkwaardige!) ambten is nodig en heilzaam, voor de gemeente maar ook<br />

voor de ambtsdragers zelf.<br />

Naast de kerkenraad zijn er de meerdere vergaderingen.


Met opzet wordt niet gesproken van hogere maar van meerdere vergaderingen. Dat is<br />

niet zozeer omdat deze vergaderingen meestal meer leden tellen of omdat er meer<br />

gemeenten in samenkomen, maar vooral vanwege het meerdere kerkelijk gezag om<br />

over bepaalde zaken een beslissing te nemen. vii<br />

Het spreken van hogere vergaderingen zou de schijn wekken, dat er toch een zekere<br />

hiërarchie in de vergaderingen zit.<br />

Voor een bepaalde regio is de meerdere vergadering de classicale vergadering. Het<br />

hele land is daartoe verdeeld in 75 classes, elk met hun eigen classicale vergadering.<br />

De classicale vergadering wordt gevormd door afgevaardigde ambtsdragers uit alle<br />

gemeenten in de classis: de predikant en (bij toerbeurt) een andere ambtsdrager. In een<br />

grotere gemeente geschiedt de afvaardiging per wijkgemeente: elke wijkgemeente dus<br />

twee afgevaardigden.<br />

Deze afgevaardigden fungeren in de meerdere vergaderingen voluit als ambtsdragers,<br />

ze beslissen naar hun eigen verantwoordelijkheid tegenover Christus. Ze krijgen dus<br />

geen lastbrief mee waarin staat hoe ze stemmen moeten. Noordmans heeft daarvan<br />

gezegd: dan wordt de ambtelijke vergadering een parlement en wordt het onderscheiden<br />

der geesten vervangen door het tellen der neuzen. viii<br />

De classicale vergaderingen kiezen de afgevaardigden naar de provinciale synode (in<br />

de Nederlandse Hervormde Kerk de provinciale kerkvergadering genoemd) en naar de<br />

generale synode.<br />

In die meerdere vergaderingen `stroomt het pastoraat samen': daar komen de ambten<br />

bijeen, om onderling beraad te houden en te beslissen over zaken die men plaatselijk of<br />

regionaal niet kan afhandelen. ix<br />

Daarnaast hebben de meerdere vergaderingen ook hun eigen kerkordelijke taken. Zo is<br />

er tussen de verschillende ambtelijke vergaderingen sprake van een bepaalde<br />

taakverdeling. Op grond daarvan berusten onder meer<br />

bij de classicale vergaderingen<br />

- het considereren over vragen van kerkorde en belijden<br />

- het uitspreken naar de meerdere vergaderingen van wat er leeft in de<br />

gemeenten en kerkenraden;<br />

bij de provinciale kerkvergaderingen<br />

- de visitatie<br />

- het opzicht over de ambtsdragers<br />

- de toerusting van de ambtsdragers<br />

- het oordelen over bezwaren en geschillen;<br />

bij de generale synode<br />

- het vaststellen van de kerkorde en van het belijden<br />

- de zorg voor de opleiding van de predikanten<br />

- de contacten met de overheid en met de wereldkerk<br />

- de gemeenschap en eenwording met andere kerken in Nederland<br />

- het fungeren als beroepsinstantie voor het opzicht en bij bezwaren en<br />

geschillen.<br />

Het presbyteriaal-synodale stelsel beoogt een goed evenwicht te bewaren tussen<br />

doperse geestdrijverij en roomse hiërarchie. Het wil recht doen aan de veelkleurigheid<br />

van de genadegaven, die de Geest aan de gemeente schenkt en toch (of liever: juist<br />

daarom) het ambtelijke `tegenover' ten opzichte van de gemeente handhaven.


1.4 Enkele historische notities<br />

Augustinus heeft eens gezegd, dat bij iedere menselijke poging om de Goede Herder te<br />

helpen de deur van de schaapskooi te bedienen, er altijd schapen buiten- en wolven<br />

binnengesloten worden. x<br />

Dat betekent dat we bij het vinden van een kerkvorm, van een kerkelijke organisatie,<br />

voorzichtig te werk moeten gaan. Elke kerkvorm is gebrekkig.<br />

1.4.1 Luther<br />

Luther (1483-1546) had veel geleden aan de strakke gesloten organisatie van de<br />

Rooms-katholieke Kerk. Hij durfde er dan ook niet meer aan te beginnen. Het is eige<strong>nl</strong>ijk<br />

teveel gevraagd, meende hij, om een mens regels van kerkorde te laten opstellen. Dat<br />

moet God maar doen. Luther wilde het bij preken laten. xi Bij Luther is er eige<strong>nl</strong>ijk maar<br />

één ambt: het ambt van het Woord. Waar het Woord is, is de kerk. `Das Wort sie sollen<br />

lassen stahn', zong Luther. Aan het Woord kunnen we niet tornen, dat moet helder en<br />

duidelijk worden uitgelegd. Dat gebeurt niet alleen in de prediking en de catechese,<br />

maar ook in de handelende vorm van het sacrament. Het gebeurt in het Woord dat in de<br />

gemeente wordt gezongen en in het diaconale werk. Dit openbare ambt van Woord en<br />

sacrament is geen sacraal ambt, maar komt de kerk als geheel toe. Het algemeen<br />

priesterschap van de gelovigen heeft sterke nadruk gekregen: wij zijn toch allemaal uit<br />

de doop gekropen! xii<br />

Door de sterke nadruk op het Woord alleen dat het zal doen heeft Luther, naar een<br />

woord van Noordmans, het hele machtige bouwwerk van het canonieke recht gesloopt.<br />

Maar hij durfde het niet aan om de tucht (de taak van de ouderling) of de armenzorg (de<br />

taak van de diaken) te organiseren.<br />

Er is bij Luther een zeker verlangen te bespeuren naar een gemeente van oprechte<br />

gelovigen, die in een soort huisgemeente samenkomen. Hij meent echter niet tot het<br />

stichten van een dergelijke gemeente te kunnen en mogen overgaan, omdat hij er de<br />

mensen niet voor heeft. xiii En als in diezelfde tijd aan Luther advies gevraagd wordt over<br />

een conceptkerkorde voor de vorming van een zuivere gemeente van oprecht<br />

gelovenden met de gemeentevergadering als hoogste gezagsdrager, raadt hij de<br />

landgraaf af die in te voeren. xiv<br />

Ten aanzien van het organiseren van de kerk heeft Luther zich steeds zeer<br />

terughoudend opgesteld. Als het al nodig is verdere regels te stellen, moet de politieke<br />

overheid dat maar doen. De kerk houdt zich bij het Woord. Al het andere werk, zoals het<br />

besturen van de gemeente, kan best door anderen (bijvoorbeeld door een landsvorst)<br />

worden gedaan. In Duitsland heeft het Landesherrliche Kirchenregiment tot 1918 stand<br />

gehouden.<br />

De Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden kent maar<br />

één ambt: het openbare ambt van Woord en Sacrament (Kerkorde E.L.K. art.<br />

18.1). Zij die tot dit ambt geordend zijn, worden predikanten genoemd.<br />

Daarnaast zijn er die geroepen zijn tot bijstand in het openbare ambt van<br />

Woord en Sacrament, namelijk ouderlingen, kerkrentmeesters, diakenen,<br />

kerkmusici en pastorale medewerkers (art. 43.1). Van hen worden alleen de<br />

ouderlingen, kerkrentmeesters en diakenen in hun ambt ingezegend en<br />

bevestigd. De kerkenraad van een gemeente bestaat uit de dienstdoende<br />

predikant(en) en de ouderlingen, kerkrentmeesters en diakenen (art. 66.1).<br />

Ambtelijke vergaderingen in de zin van `vergaderingen waarin de ambten<br />

bijeen komen' kent de Evangelisch-Lutherse Kerk dus niet. De synode bestaat<br />

uit 12 predikanten en 24 niet-predikanten en deze laatsten hoeven geen lid<br />

van een kerkenraad te zijn (art. 107.1 en 108.1).


Dat men naast het ene ambt van Woord en Sacrament ook ouderlingen en<br />

diakenen kent is voor de Evangelisch-Lutherse Kerk geen principiële keuze,<br />

maar eerder een praktische aangelegenheid: men koos ervoor omdat het in de<br />

Nederlandse situatie het beste paste. xv<br />

1.4.2 Calvijn<br />

Calvijn (1509-1564) vond het te weinig als er alleen een ambt van het Woord was. Het<br />

Woord wil ook doorwerken in het gemeenteleven en daar vormen scheppen. Het Woord<br />

legt beslag op het gehele leven. Calvijn werd sterk beïnvloed door de ambtsopvatting<br />

van Bucer (1491-1551) in Straatsburg.<br />

De taak van de kerk ligt niet alleen in de verkondiging van het Evangelie, maar ook in<br />

het onderwijs, in de christelijke liefdadigheid en in de heiliging van het leven. xvi<br />

Nu was het van oudsher de taak van de overheid om toe te zien op orde en regel. De<br />

overheid had er dan ook grote moeite mee om te accepteren dat er naast haar een<br />

tweede instantie zou komen, namelijk de kerk, die zich met het openbare leven ging<br />

bemoeien.<br />

Zo kwam het in Genève tot het vormen van een college waarin naast de predikanten ook<br />

leden van de gemeenteraad en vertegenwoordigers van het volk zitting hadden. Op<br />

deze manier probeerde men een vorm te vinden waarbij de kerk zelf tucht zou kunnen<br />

oefenen, eventueel met behulp van de overheid.<br />

In Genève is uiteindelijk een kerkorde vastgesteld waarin vier ambten werden aanvaard:<br />

predikanten, doctores (voor de opleiding), ouderlingen en diakenen. De ouderlingen<br />

werden gekozen door en uit de gemeenteraad, maar werden in de kerk bevestigd in het<br />

ambt. xvii Samen met de predikanten hadden ze de taak de tucht te handhaven.<br />

Tuchtmaatregelen werden gemeld aan de overheid, die dan eventueel ook eigen<br />

passende maatregelen kon nemen.<br />

Deze kerkorde (Ordonnances ecclésiastiques) uit 1561 gold alleen voor<br />

Genève. Kort daarvoor was in Parijs een synode bijeengekomen, waarin<br />

afgevaardigden van 72 franse gemeenten samenkwamen. De kerkorde die in<br />

deze synode werd aanvaard, geldt als de eerste presbyteriale kerkorde voor<br />

een landelijke kerk. Deze `Discipline Ecclesiastique' van 1559 heeft grote<br />

invloed uitgeoefend op de latere Nederlandse kerkorden, zoals die in Wezel,<br />

Emden en Dordrecht werden vastgesteld. xviii<br />

In de Nederlanden werden voor het eerst classicale vergaderingen als<br />

`vergaderingen der naburige kerken' gevormd. xix Zo ontstond in een<br />

groeiproces het presbyteriaal-synodale stelsel van kerkregering. xx<br />

1.4.3 Van Wezel tot Dordt<br />

In de Nederlanden was de eerste bredere kerkelijke vergadering na de reformatie het<br />

convent van Wezel (1568), waarin de Dienaren van de Nederlandse Kerk bijeen<br />

kwamen en waarin kerkordelijke regels werden opgesteld.<br />

Drie jaar later was in Emden ook een aantal ouderlingen aanwezig. Deze `verzameling<br />

van de Nederlandse kerken die onder het Kruis zitten en in Duitsland en Oost-Friesland<br />

verstrooid zijn' geldt als de eerste synode. Nadien werden geregeld dergelijke<br />

vergaderingen belegd, waar de regels van de kerkorde werden aangevuld en bijgesteld.<br />

In 1586 verkrijgt de kerkorde van de synode van 's-Gravenhage voor het eerst<br />

approbatie (goedkeuring) van de Hoge Overheid.<br />

Beroemd is geworden de kerkorde van de synode van Dordrecht 1618/19. De oorzaak<br />

daarvan is niet zozeer dat deze kerkorde wat de inhoud betreft zoveel afwijkt of beter is<br />

dan de vorige kerkorden. Maar eenvoudig omdat de synode van 1618/19 de laatste<br />

nationale synode is geweest die mocht worden gehouden. Om verdere kerkelijke strijd te


voorkomen heeft de overheid nadien geen toestemming meer gegeven om een<br />

landelijke synode te beleggen. Zodoende kon de kerkorde ook niet meer worden<br />

aangepast aan de vragen van de tijd, zoals altijd was gebeurd.<br />

Eige<strong>nl</strong>ijk is de kerkorde van Dordrecht 1619 nooit algemeen aanvaard. De overheid<br />

heeft er ook geen approbatie op verleend. In allerlei provincies behield men zijn eigen<br />

kerkorde (bijvoorbeeld in Zeeland en Groningen).<br />

De kerkorde van Dordrecht 1619 heeft als hoofdindeling:<br />

1. Van de Diensten (ambten)<br />

2. Van de kerkelijke samenkomsten (ambtelijke vergaderingen)<br />

3. Van de Leer, Sacramenten en andere Ceremoniën<br />

4. Van de Censuur en Kerkelijke Vermaning (de tucht).<br />

Deze kerkorde heeft in de Hervormde Kerk dienst gedaan tot 1816, in de Gereformeerde<br />

Kerken tot 1959, en zij functioneert nog steeds in verschillende kleinere kerken van<br />

gereformeerde signatuur. Overigens is ook in deze laatste kerken de kerkorde in<br />

meerdere of mindere mate aangepast aan de veranderde omstandigheden.<br />

1.4.4 Het Algemeen Reglement<br />

In de tijd van de Franse Revolutie veranderde er veel in de verhouding van kerk en<br />

staat. De kerkelijke goederen werden door Lodewijk Napoleon (in 1808) aan de overheid<br />

getrokken, die dan voortaan aan de predikanten een traktement zou uitkeren. In 1815<br />

werd onder Willem I een grondwet van kracht, waarin intensieve bemoeienis van de<br />

koning in kerkelijke zaken werd vastgelegd.<br />

In 1816 werd bij Koninklijk Besluit het `Algemeen Reglement voor het bestuur der<br />

Hervormde Kerk' afgekondigd. In de kerk werd hier en daar geprotesteerd, maar zonder<br />

resultaat. De ambtelijke vergaderingen werden vervangen door besturen, een soort<br />

regentencolleges waarbij de overheid sterke invloed had op de benoemingen. De<br />

synode bestond uit tien predikanten en één ouderling of oud-ouderling.<br />

De hogere besturen mochten niet beslissen over leergeschillen. Men was bevreesd voor<br />

kerkelijke strijd. De voornaamste taak van de besturen werd het bewaren van rust en<br />

orde. Zo werd de kerk in geestelijk opzicht monddood gemaakt.<br />

De enige meerdere vergadering die uit afgevaardigden bestond was de classicale<br />

vergadering. Maar alle bestuursbevoegdheden waren aan deze vergadering ontnomen<br />

en opgedragen aan een classicaal bestuur, bestaande uit een commissie van<br />

moderatoren, benoemd door de koning. Aan de ambtelijke vergadering was slechts de<br />

taak overgelaten een nominatie op te stellen voor de leden van het classicaal bestuur en<br />

om zich te bemoeien met de rekeningen van de classicale weduwenbeurs en andere<br />

fondsen (art. 67).<br />

De koning was in feite de hoogste gezagsdrager in de kerk: alle reglementen die door de<br />

synode en de provinciale besturen werden ontworpen, moesten worden ingezonden aan<br />

het ministerieel departement `ten einde aan den Koning ter sanctie te worden<br />

aangeboden' en alle veranderingen waren `insgelijks aan de approbatie van Zijne<br />

Majesteit onderworpen' (art. 42). Zelfs de plaatselijke reglementen waren aan 's Konings<br />

goedkeuring onderworpen (art. 93). Op basis van dit Algemeen Reglement heeft de<br />

koning vervolgens `Provinciale Reglementen op de administratie van kerkelijke fondsen'<br />

vastgesteld, zodat via de door hem benoemde provinciale colleges van toezicht ook het<br />

beheer van de plaatselijke goederen aan zijn gezag werd onderworpen. De koning<br />

beschouwde zich als de Opperkerkvoogd van de kerkelijke goederen.


Tussen 1842 en 1870 werd de directe bemoeienis van de overheid met het kerkelijk<br />

bestuur geleidelijk opgeheven, maar het bestuurssysteem bleef gehandhaafd. Over het<br />

belijden, de leer en geloofsvragen mochten of wilden de kerkelijke besturen geen<br />

uitspraken doen. Van kerkelijke tucht was dus geen sprake. Er heerste in feite<br />

leervrijheid, ten gevolge van de reglementenbundel.<br />

Omdat de kerkelijke tucht ontbrak gingen de gemeenten zelf naar eigen normen een<br />

vorm van privé-tucht oefenen, door op de kansel alleen die predikanten toe te laten die<br />

voldeden aan de criteria die men zelf stelde. Daardoor werd de kerk opgesplitst in<br />

richtingen, elk met eigen normen.<br />

1.4.5 Pogingen tot reorganisatie<br />

Al in de 19e eeuw werden pogingen in het werk gesteld om tot herstel van de<br />

presbyteriaal-synodale kerkorde te komen. Abr. Kuyper meende dat te kunnen bereiken<br />

door wat hij noemde `het juk der synodale organisatie' af te werpen om zich zodoende<br />

weer te buigen onder het juk van Christus. Hij meende daardoor de enige wettige<br />

voortzetting te zijn van de oude Gereformeerde Kerk en zo ook recht te kunnen laten<br />

gelden op de kerkelijke goederen. Maar de rechter oordeelde anders: hij werd in het<br />

ongelijk gesteld en de goederen bleven bij de hervormde kerk.<br />

Rond de eeuwwisseling hebben Hoedemaker en Gunning gepleit voor reorganisatie. xxi<br />

Van 1929 tot 1939 is een intensieve strijd gevoerd: verschillende reorganisatieplannen<br />

werden opgesteld. Soms werden ze zelfs in eerste lezing door de synode aanvaard.<br />

Maar als het er op aan kwam werden ze steeds weer met de beruchte stemverhouding<br />

van 10 tegen 9 verworpen. De vrijzinnigen waren sterk vertegenwoordigd in de kerkelijke<br />

besturen en vreesden een kerk die weer tucht zou oefenen. xxii<br />

Pas tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam het tot een doorbraak. Op 31 oktober 1945<br />

kwam (voor het eerst sinds 1619) de generale synode als ambtelijke vergadering bijeen.<br />

Toen eerder dat jaar het besluit tot het houden van een generale synode door de<br />

provinciale kerkbesturen was bekrachtigd, bedekte dr. Gravemeyer de<br />

reglementenbundel der kerk met de Bijbel. Deze symbolische daad wilde er uitdrukking<br />

aan geven: eindelijk kon het Woord van God weer gezag oefenen in de kerk.<br />

1.5 De hervormde kerkorde van 1951<br />

De Commissie voor de Kerkorde, die in 1947 het ontwerp voor een nieuwe kerkorde aan<br />

de kerk heeft aangeboden, heeft nauwe aansluiting gezocht `aan het weze<strong>nl</strong>ijke van de<br />

oude kerken-ordeningen van Wezel, Emden en Dordrecht. Dit blijkt in het bijzonder ook<br />

hieruit, dat de kerkinrichting presbyteriaal is en als weze<strong>nl</strong>ijke inhoud heeft, dat de Kerk<br />

zal leven onder 's Heren heerschappij en daarom de nadruk legt op de goede<br />

functionering van de drie ambten in Christus' Kerk'. xxiii<br />

Toch was het niet mogelijk de kerkorden uit de tijd na de reformatie opnieuw in te<br />

voeren. Zowel de wereld waarin de kerk zich geroepen wist, als de vragen die in de kerk<br />

zelf leefden, waren daarvoor in de loop der eeuwen te ingrijpend veranderd. Ging het<br />

voorheen met name om de strijd tegen roomse dwalingen en om de strijd met de<br />

overheid over de inmenging in kerkelijke zaken, in deze eeuw leeft de kerk in een wereld<br />

die geteisterd wordt door ontkerstening en nihilisme. De apostolisch-missionaire taak<br />

van de kerk om te dienen met het Evangelie des Koninkrijks heeft een veel sterkere<br />

betekenis gekregen. xxiv<br />

`Primair is, dat onze Kerk weer Kerk worde, Christusbelijdende volkskerk. Hier ligt de<br />

kern van de arbeid onzer commissie en van de kerkorde, welke daaruit geboren is.


Een Christusbelijdende volkskerk heeft enerzijds niet te vragen naar meningen en<br />

inzichten van mensen, maar uitsluitend naar de waarheid Gods. Zij mag anderzijds niet<br />

in zichzelf gekeerd zijn, maar heeft zich te wenden tot het gehele volk en te arbeiden<br />

aan deszelfs kerstening vanuit de erkentenis der waarheid'. xxv<br />

Deze citaten geven ons enig inzicht in de dragende uitgangspunten en doelstellingen,<br />

die bij het ontwerpen van deze kerkorde voor ogen stonden.<br />

In het kort noem ik hier enkele karakteristieke trekken van de kerkorde van 1951, vooral<br />

in vergelijking met het Algemeen Reglement, dat tot die tijd van kracht was. xxvi<br />

1. Het kerkelijk bestuursapparaat werd vervangen door een presbyteriale ambtelijke<br />

structuur, zodat men weer geestelijke verantwoordelijkheid kan dragen. Het verschil<br />

wordt onmiddellijk duidelijk als we enkele artikelen met elkaar vergelijken.<br />

`De zorg voor de belangen, zowel van de Christelijke Kerk in het algemeen als<br />

van de Hervormde in het bijzonder, de handhaving harer leer, de<br />

vermeerdering der godsdienstige kennis, de behartiging van de zending, de<br />

bevordering van Christelijke zeden, de bewaring van orde en eendracht, en de<br />

aankweking van liefde voor Koning en vaderland, moeten steeds het<br />

hoofddoel zijn van allen, die in onderscheidene betrekkingen, met het kerkelijk<br />

bestuur belast zijn' (art. 11 van het Algemeen Reglement).<br />

Als we dit artikel leggen naast artikel X van de kerkorde over het belijden der Kerk,<br />

proeven we de totaal andere inzet: niet de zorg voor de belangen der kerk wordt daar<br />

als het hoofddoel aangemerkt, maar het belijden van de zelfopenbaring van de Drieenige<br />

God. In plaats van het aankweken van liefde voor Koning en vaderland is er sterke<br />

aandacht voor het koninkrijk Gods.<br />

2. Sterke nadruk wordt gelegd op de apostolaire roeping van de kerk. Als<br />

Christusbelijdende geloofsgemeenschap is de kerk in de wereld gesteld om Gods<br />

beloften en geboden te betuigen voor alle mensen en machten. Dat is wat anders dan<br />

het bewaren van orde en rust als hoogste roeping!<br />

Deze apostolische opdracht wordt vervuld in het gesprek met Israël, door het werk van<br />

de zending in en buiten Nederland, en door het getuigenis tot de overheid.<br />

Israël is geen object van zending, het is veelmeer het eige<strong>nl</strong>ijke subject van het<br />

apostolaat. Het apostolaat begint bij Israël. Voor het eerst werd de bijzondere relatie van<br />

de kerk tot Israël in een kerkorde verwoord.<br />

3. Het belijdend karakter van de kerkorde komt uit in tal van artikelen. Van belang<br />

daarbij is vooral dat de Heilige Schrift als bron en norm der prediking wordt aangemerkt.<br />

De gehele kerk is geroepen tot het belijden van de Naam, ook in de ambtelijke<br />

vergaderingen. Dat de kerk het getuigenis waartoe ze zich geroepen weet, serieus<br />

neemt komt tot uiting in de woorden: 'De kerk weert wat haar belijden weerspreekt'. De<br />

kerk wil het opzicht over de leden en ambtsdragers en over de verkondiging weer ernstig<br />

nemen.<br />

4. Het ambt van diaken krijgt een volwaardige plaats in de ambtelijke vergaderingen.<br />

Onder het Algemeen Reglement maakten de diakenen wel deel uit van de kerkenraad,<br />

maar zij werden niet afgevaardigd naar de meerdere vergaderingen en namen dus ook<br />

niet deel aan de beraadslagingen die daar werden gevoerd.<br />

Al vanaf de 16e eeuw bestaat er verschil van mening over de positie van de<br />

diakenen. xxvii De Nederlandse Geloofsbelijdenis rekent ze met de herders en de<br />

ouderlingen tot de kerkenraad (art. 30 N.G.B.). Maar het klassieke bevestigingsformulier<br />

voor ouderlingen spreekt alleen over de dienaren des Woords en de ouderlingen, die<br />

samen de kerkenraad vormen. Ook in de Dordtse kerkorde worden de diakenen niet tot<br />

de eige<strong>nl</strong>ijke kerkenraad gerekend (art. 37), behalve als het getal der ouderlingen zeer<br />

klein is (art. 38).


De kerkorde van 1951 heeft de knoop resoluut doorgehakt en heeft aan de diakenen<br />

een volwaardige plaats gegeven in het kerkelijk bestel.<br />

5. Aan de scheiding van bestuur en beheer werd in principe een einde gemaakt door<br />

de kerkvoogden als ouderlingen-kerkvoogd op te nemen in de kerkenraad. Deze<br />

scheiding tussen het beleid van de kerkenraad en het beheer van de kerkvoogdij was al<br />

van oude datum.<br />

Sinds 1816 was de kerkvoogdij verantwoording schuldig aan de koning, via het door<br />

hem ingestelde toezicht. Vanaf 1871 konden de gemeenten zelf bepalen of ze vrijwillig<br />

kerkelijk toezicht zouden aanvaarden of het beheer in eigen hand zouden nemen (vrij<br />

beheer). In beide gevallen had de kerkenraad geen enkele inspraak in beheerszaken.<br />

Dit kon soms tot zeer ongeestelijke situaties leiden. De financiën zijn de gelden van de<br />

gemeente, tot opbouw van de gemeente. Maar kerkvoogden die het beleid wilden<br />

blokkeren, hadden daartoe alle mogelijkheden.<br />

In 1951 heeft de kerk ervoor gekozen de kerkvoogden op te nemen in de kerkenraad,<br />

maar met het behoud van hun eigen verantwoordelijkheden. De ouderling-kerkvoogd<br />

werd ambtsdrager, om deel te nemen aan de geestelijke beslissingen in de kerkenraad<br />

en daardoor bij het beleid betrokken te zijn.<br />

Omgekeerd werden de begroting en rekening van de kerkvoogdij in de kerkenraad<br />

besproken, zodat de kerkenraad bij het beheer betrokken werd. Het college van<br />

kerkvoogden stelde de begroting vast, maar de kerkenraad kreeg het recht bezwaar aan<br />

te tekenen.<br />

De beslissing om het plaatselijk reglement aan de kerkorde aan te passen werd in 1951<br />

overgelaten aan de gemeente en in ongeveer tweederde van het aantal gemeenten is<br />

men daartoe overgegaan.<br />

In 1991 heeft de synode opnieuw een beslissende stap gezet op de weg van de<br />

integratie van bestuur en beheer: in elke gemeente moet nu de meerderheid van het<br />

college van kerkvoogden uit ouderlingen-kerkvoogd bestaan. Bij de kerkenraad is<br />

uitdrukkelijk de eindverantwoordelijkheid voor het beheer gelegd, al worden aan het<br />

college van kerkvoogden eigen verantwoordelijkheden gedelegeerd.<br />

6. Er zou veel meer te noemen zijn. Ik duid nu alleen maar enkele terreinen aan:<br />

- de organen van bijstand van de ambtelijke vergaderingen krijgen belangrijke<br />

taken toevertrouwd;<br />

- door middel van de bedieningen wil de kerk present zijn op allerlei terreinen<br />

van de same<strong>nl</strong>eving door het inzetten van goed opgeleide gemeenteleden:<br />

een moderne vorm van apostolaat;<br />

- door de hele kerkorde heen is er grote aandacht voor de oecumenische<br />

roeping van de kerk: er is zelfs een aparte ordinantie aan gewijd;<br />

- de gemeenten in de grote steden worden gedecentraliseerd: de wijkgemeente<br />

wordt het uitgangspunt in het denken over de gemeente.<br />

1.6 Samen op Weg<br />

Het proces van hereniging van de Nederlandse Hervormde Kerk met de Gereformeerde<br />

Kerken in Nederland maakte een nieuw hoofdstuk in de kerkorde nodig. In 1982 werd<br />

aan ordinantie 20 over de oecumene artikel 13 toegevoegd om het mogelijk te maken in<br />

het kader van Samen op Weg passende regelingen te treffen.<br />

Deze regelingen hebben natuurlijk allereerst betrekking op gemeenten die een brede<br />

interkerkelijke samenwerking (een federatie) aangaan. Maar in de Tussenorde, zoals het<br />

stelsel van Generale Regelingen voor Samen op Weg wordt genoemd, zijn ook<br />

regelingen opgenomen voor een gefedereerde classicale vergadering of provinciale


kerkvergadering. Vanaf 1982 is de Tussenorde uitgegroeid tot een vrijwel complete<br />

regeling van de samenwerkingsfase in federatief verband.<br />

Essentieel in al deze regelingen is:<br />

- ze mogen niet afwijken van de Romeinse artikelen van de kerkorde, alleen<br />

afwijking van wat bij of krachtens de ordinanties is bepaald, is toegestaan,<br />

- deze regelingen kunnen pas tot stand komen nadat de classicale<br />

vergaderingen zijn geraadpleegd, wat ongebruikelijk is bij generale regelingen,<br />

- in alle regelingen moet het voorlopig karakter bewaard blijven: ze mogen niet<br />

vooruit lopen op een totale fusie. De beide samenwerkende<br />

kerkgemeenschappen moeten in de federatie herkenbaar blijven,<br />

- alleen op de punten die uitdrukkelijk in de Tussenorde zijn opgenomen is<br />

afwijking van de kerkorde toegestaan. Voor het overige blijven ook voor<br />

gefedereerde gemeenten en vergaderingen de kerkorden van beide kerken<br />

geheel van kracht.<br />

In de Tussenorde zijn inmiddels regelingen opgenomen voor<br />

- de samenwerking van gemeenten,<br />

- gemeenschappelijke kerkdiensten,<br />

- de federatie van gemeenten,<br />

- de gezame<strong>nl</strong>ijke verkiezing van ambtsdragers,<br />

- de gemeenschappelijke kerkenraad en het consulentschap,<br />

- het gemeenschappelijk beheer in een gefedereerde gemeente,<br />

- de federatie van een centrale gemeente,<br />

- de attestaties en doopbewijzen,<br />

- de afvaardiging naar de classicale vergadering vanuit een gefedereerde<br />

gemeente,<br />

- de federatie van een classicale vergadering,<br />

- de federatie van een provinciale kerkvergadering,<br />

- de handhaving van de kerkelijke tucht in federatief verband,<br />

- het provinciaal college van advies met betrekking tot het beheer,<br />

- de behandeling van bezwaren en geschillen in federatief verband,<br />

- de gemeenschappelijke vergadering van synoden.<br />

Deze regelingen zijn van toepassing bij samenwerking of federatie van twee of drie<br />

onderdelen (gemeenten of meerdere vergaderingen) van de in Samen op Weg zich<br />

verenigende kerken.<br />

De Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden nam sinds 1986 deel in<br />

een `participerende betrokkenheid' aan het proces van Samen op Weg. xxviii Sinds 1991<br />

deelt ze voluit in het proces van vereniging door het werken aan een kerkorde voor de<br />

verenigde kerk. In 1993 is de Tussenorde volledig van toepassing verklaard op<br />

samenwerking en federatie met evangelische lutherse gemeenten en de Evangelisch-<br />

Lutherse Kerk.<br />

Aan de Remonstrantse Broederschap werd in 1988 de status van waarnemer in het<br />

proces van Samen op Weg verleend. xxix Zij heeft deze status echter beëindigd na het<br />

gereed komen van het ontwerp kerkorde voor de verenigde kerk, omdat ze daarin<br />

onvoldoende ruimte aanwezig achtte voor haar eigen visie en omdat de Dordtse<br />

Leerregels als belijdenisgeschrift werden gehandhaafd. De Remonstrantse<br />

Broederschap is uitgenodigd als gast bij het Samen op Weg proces betrokken te zijn.<br />

1.7 De Verenigde Kerk<br />

In 1990 is door de drie synoden een werkgroep Kerkorde ingesteld met als opdracht 'het<br />

ontwerpen van een samenhangend geheel van grondleggende artikelen voor het


gezame<strong>nl</strong>ijk kerk-zijn van de zich h(v)erenigende kerken. De werkgroep diende daarbij<br />

uit te gaan van de structuur van de hervormde kerkorde in engere zin als beginpunt en<br />

hoofdlijn en daarbij te bezien welk materiaal uit de kerkorden van de andere<br />

deelnemende kerken zou kunnen worden ingebracht. De werkgroep kwam in juni 1992<br />

met een eerste ontwerp. xxx Vervolgens zijn de bijbehorende ordinanties ontworpen. De<br />

tekst van de grondleggende bepalingen is in 1998 in tweede lezing (voorlopig)<br />

vastgesteld, waarbij alleen over de naam van de Verenigde Kerk nog een besluit moet<br />

worden genomen. De behandeling van de ordinanties in tweede lezing is voorzien in het<br />

najaar van 2001.<br />

1.8 Een geestelijke functie<br />

In het kerkrecht zoekt de kerk gestalte te geven aan wat ze naar haar wezen is: de<br />

gemeente die Christus regeert door zijn Geest en Woord. xxxi<br />

Noordmans heeft de presbyteriale kerkorde genoemd `een poging om het menselijk<br />

apparaat rondom het werk des Heiligen Geestes tot een minimum te herleiden'. xxxii Voor<br />

wie de omvangrijke losbladige uitgave van de Kerkorde der Nederlandse Hervormde<br />

Kerk in handen heeft, met de soms zeer gedetailleerde regelingen en voorschriften, zal<br />

het niet altijd eenvoudig zijn die te zien als een geschikt instrument om ruimte te houden<br />

voor de regering van Christus door zijn Geest en Woord. Toch zullen we voor ogen<br />

moeten houden dat het daarom begonnen is en zullen we de kerkorde ook vanuit die<br />

gezindheid hebben te hanteren in het kerkelijk leven.<br />

In dit verband mag ik nog een keer de Commissie voor de kerkorde citeren, die in 1947<br />

schreef:<br />

`Bij het maken of beoordelen van een kerkorde mag men nimmer uit het oog verliezen,<br />

dat zij niet een administratieve functie heeft, maar een geestelijke.<br />

Haar enig doel is om aan Kerk en gemeente die inrichting en bewerktuiging te geven,<br />

die zij behoeven om, rondom Woord en Sacrament, in deze wereld als gemeenschap<br />

der ware christgelovigen in belijden, leven en werken gemeente des Heren te zijn.<br />

De commissie voor de kerkorde heeft dan ook gevoeld voor de Kerk niet een wet te<br />

moeten maken, maar de leefregel te moeten zoeken, die het onze Kerk mogelijk maakt<br />

naar binnen en naar buiten weer als Kerk te functioneren, voor welke leefregel de<br />

Heilige Schrift het inzicht geeft.<br />

Ook de meest zakelijke en dagelijkse bepalingen moeten steeds zo worden gelezen en<br />

toegepast, dat zij de verschijning der Kerk beogen als de openbaring van het lichaam<br />

van Christus. Verliest men dit - bij welke grote of kleine kerkelijke handeling en<br />

beslissing ook - uit het oog, dan is er het gevaar van verstening, van verschrompeling tot<br />

een uitwendige corporatie en van een wegzakken van het kerkordelijke naar het<br />

administratieve als doel in zichzelf'. xxxiii<br />

De kerkorde heeft een geestelijke functie.<br />

We hebben haar dan ook geestelijk te hanteren.<br />

i<br />

ii<br />

iii<br />

iv<br />

Noordmans, dr. O., Verzamelde werken deel V, Kampen 1984, blz. 361.<br />

Vergelijk: Plomp, dr. J., `Kerk en recht', in: dr. W. van 't Spijker e.a., I<strong>nl</strong>eiding tot de studie van<br />

het kerkrecht, Kampen z.j., blz. 33-38.<br />

Sohm, Rudolph, De geschiedenis der kerk in hare grondtrekken geschetst, Nijkerk, 3e druk<br />

1917, blz. 32v.<br />

Zie voor een bredere beschrijving o.m.<br />

Bronkhorst, dr. A.J., Schrift en Kerkorde, Den Haag 1947, blz. 244-269,


van 't Spijker, dr. W. (red.), De Kerk. Wezen, weg en werk van de kerk naar reformatorische<br />

opvatting, Kampen 1990, blz. 301-338,<br />

Balke, dr. W., `Congregationalisme en Calvijns zicht op de plaatselijke gemeente' in: Omgang<br />

met de reformatoren, Kampen 1992, blz. 119-129.<br />

v<br />

Zie over het congregationalisme, behalve de in de vorige noot genoemde literatuur:<br />

Bouwman, dr. H., Gereformeerd <strong>Kerkrecht</strong>, Kampen 1985, 1e deel, blz. 267-276,<br />

Dingemans, dr. G.D.J., Een huis om in te wonen, 's-Gravenhage 1987, blz. 185-195,<br />

van 't Spijker, dr. W. (red.), I<strong>nl</strong>eiding tot de studie van het kerkrecht, blz. 106-109, bijdrage van<br />

drs. D. Deddens,<br />

Nijkamp, drs. M., De kerk op orde. Congregationalisme. De derde weg in de kerk van de<br />

toekomst, 's-Gravenhage 1991<br />

van den Heuvel, P., 'De actualiteit van Reformatie en ambt' in: Reformatie: prediking en ambt.<br />

Congresbundel 1992-1993, blz. 165-178<br />

vi<br />

M. Nijkamp wijst de opvatting af dat voor het congregationalisme de gelovige constitutief zou<br />

zijn voor de gemeente. In het theologisch spreken ligt alle nadruk op Christus die wereldwijd<br />

zijn kerk verzamelt en opbouwt (a.w., blz. 104-107).<br />

vii<br />

In de meerdere vergaderingen is sprake van `accumulatie van de ambtsmacht'.<br />

van Ruler, dr. A.A., Het apostolaat der kerk en het ontwerp-kerkorde, Nijkerk 1948, blz. 120.<br />

Vgl. Hendriks, dr. A.N., Kerk en ambt in de theologie van A.A. van Ruler, Amsterdam 1977,<br />

blz. 294-296.<br />

viii<br />

Noordmans, dr. O., a.w., blz. 181; vergelijk blz. 445.<br />

ix<br />

Noordmans, dr. O., a.w., blz. 446.<br />

x<br />

Noordmans, dr. O, a.w., blz. 252.<br />

xi<br />

Noordmans, dr. O., a.w., blz. 253; vergelijk ook blz. 161, 362v.<br />

xii<br />

Mönnich, dr. C.W., `Toegedaan de onveranderde Confessie van Augsburg' 1530-1980, Baarn<br />

1980, blz. 70-77.<br />

xiii<br />

Nijkamp, drs. M., a.w., blz. 84.<br />

xiv<br />

Noordmans, dr. O., a.w., blz. 385 noot 23.<br />

xv<br />

Van Drimmelen, drs. L.C., 'De kerkorde van de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk<br />

der Nederlanden', in: Werkboek voor Samen op Weg, Zoetermeer 1989, hoofdstuk 6.3, blz.<br />

47-57<br />

xvi<br />

Noordmans, dr. O., a.w., blz. 413.<br />

17 Van Ginkel, dr. A., De Ouderling, Amsterdam 1975, blz. 121. Volgens H.A. Speelman, Calvijn<br />

en de zelfstandigheid van de kerk, Kampen 1994, blz. 122 waren de andere ambten echter<br />

‘niet of nauwelijks kerkelijke ambten te noemen in onze zin van het woord. Deze<br />

ambtsdragers kregen geen kerkelijke bevestiging, maar werden uitsluitend door de overheid in<br />

hun functie benoemd’.<br />

xviii<br />

In de bijlagen is van de `Discipline Ecclesiastique' uit 1559 een Nederlandse vertaling<br />

opgenomen. Zie over deze kerkorde H.A. Speelman, a.w., blz. 125vv<br />

Zie voor de invloed van de Discipline Ecclesiastique (1559) en de Ordonnances<br />

Ecclésiastiques van Genève (1561) op het Nederlandse gereformeerde kerkrecht: Haitjema,<br />

dr. Th.L., Calvijn en de oorsprongen van het Nederlandse Gereformeerde kerkrecht, in:<br />

Christendom en Historie, Amsterdam 1925, blz. 183-212.<br />

xix<br />

Artikelen van Wezel (1568), art. I-1.<br />

Het begrip `classis' als aanduiding van een kerkelijk district is na de reformatie voor het eerst<br />

gebruikt omstreeks 1540 in Zwitserland. Voor de grenzen van de classes was aansluiting<br />

gezocht bij de administratieve en burgerlijke indeling van de ambtsgebieden van de baljuws.<br />

In deze classes werden wekelijkse bijeenkomsten van de predikanten gehouden, onder<br />

leiding van een voorzitter met niet geringe bevoegdheden. Deze had de taak, samen met vier<br />

`gezworenen', toezicht te houden op de leer en het leven van de predikanten en om zonodig<br />

tucht te oefenen.<br />

Zie: Guillaume Farel 1489-1564, Biographie nouvelle, Neuchâtel 1930, blz. 412-414. Ik werd<br />

op deze passage geattendeerd door dr. W. de Greef.<br />

xx<br />

Over het ontstaan van de synoden, zie: H.A. Speelman, a.w., blz. 15v<br />

xxi<br />

Zie: Balke, Dr. W., Gunning en Hoedemaker - samen op weg, 's-Gravenhage 1985, met name


lz. 149-216.<br />

xxii<br />

Zie over deze periode vooral: Bartels, H., Tien jaren strijd om een belijdende Kerk. De<br />

Nederlandsche Hervormde Kerk van 1929 tot 1939, Den Haag 1946 (diss.).<br />

xxiii<br />

Ontwerp voor een Kerkorde der Nederlandsche Hervormde Kerk, z.j. (1947), blz. 5.<br />

xxiv A.w., blz. 7.<br />

xxv A.w., blz. 8.<br />

xxvi<br />

Vgl. Bronkhorst, dr. A.J., `De Kerkorde van 1951', in: Kerk en Theologie, 27e jaargang nr. 2<br />

(1976).<br />

xxvii<br />

Zie daarover: Polman, dr. A.D.R., Onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis, Franeker z.j.,<br />

deel 4, blz. 23-29.<br />

xxviii Verslag gezame<strong>nl</strong>ijke vergadering van synoden, november 1986, blz. 232.<br />

xxix Verslag gezame<strong>nl</strong>ijke vergadering van synoden, oktober 1988, blz. 48-54, 255-288 en 324v.<br />

xxx Zie daarover onder meer:<br />

Heitink, G., 'De ekklesiologie van de nieuwe kerkorde'; de Kruijf, G.G., 'Een beeld van een<br />

kerk'; van der Velden, M.J.G., 'Tussen realiteit en toekomst, praktisch-theologische<br />

overwegingen bij een kerkorde', in: Kerk en Theologie, 44 e jaargang nr. 3 (juli 1993).<br />

van 't Spijker, W., 'Reformatie en kerkorde'; van den Heuvel, P., 'Op weg naar een verenigde<br />

kerk; een tussenbalans'; Hoek, J., 'Om de toekomst van de Hervormde Kerk in Nederland', in:<br />

Theologia Reformata, 36 e jaargang nr. 3 (sept. 1993).<br />

van den Heuvel, P., 'De actualiteit van Reformatie en ambt' in: Reformatie: prediking en ambt.<br />

Congresbundel 1992-1993, blz. 165-178.<br />

Weijland, dr. H.B., Om de vrijheid van het Woord. Over het kerkverenigend karakter van<br />

artikel I, lid 1-4 van de Ontwerp Kerkorde, Kampen 1993.<br />

van den Heuvel, P., In gesprek over de nieuwe kerkorde van de Verenigde Protestantse Kerk<br />

in Nederland, 1994.<br />

Koffeman, dr. L.J., Gestalte en gehalte. Oecumenisch-theologische en kerkrechtelijke<br />

implicaties van het visitekaartje van de VPKN, Kampen 1994.<br />

Luttikhuis, dr. B.A.M., 'Enige notities bij de ontwerp-ordinanties voor de kerkoprde van de<br />

VPKN' en Van den Heuvel, P., 'Momenten in een groeiproces', in Kerk en Theologie, 49 e<br />

jaargang nr. 1(januari 1998).<br />

xxxi<br />

Vgl. Heidelbergse Catechismus, zondag 21 (antwoord 54).<br />

xxxii<br />

Noordmans, dr. O., a.w., blz. 172v.<br />

xxxiii<br />

Ontwerp voor een kerkorde (1947), blz. 5.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!