31.03.2015 Views

Bijlage 12.pdf - Kerkrecht.nl

Bijlage 12.pdf - Kerkrecht.nl

Bijlage 12.pdf - Kerkrecht.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Rapport van de deputaten eredienst, benoemd door de Generale Synode van Berkel<br />

en Rodenrijs 1996<br />

Woord vooraf<br />

U heeft nu in handen het rapport van de deputaten eredienst, benoemd door de Generale<br />

Synode van Berkel en Rodenrijs 1996.<br />

Een van de opdrachten aan deze deputaten was, dit rapport een half jaar voor het begin<br />

van de synode aan de kerken aan te bieden, zodat de kerkenraden gelegenheid tot reactie<br />

zouden hebben.<br />

Deputaten hopen dat van die gelegenheid tot reactie gebruik gemaakt wordt. Zo krijgen<br />

synode en deputaten een indruk, hoe de zaken rondom de eredienst 'liggen' in de kerken.<br />

Deputaten hebben met veel genoegen aan de omvangrijke opdracht van de vorige synode<br />

gewerkt.<br />

Wij wensen de lezers veel plezier bij het lezen van de resultaten van onze studie.<br />

De deputaten eredienst:<br />

R. ter Beek<br />

A.L.Th. de Bruijne<br />

T. Dijkema<br />

H. Folkers<br />

D.Th. Hoekstra<br />

J.N. IJkel<br />

P. de Jong<br />

J.J. Poutsma<br />

J. Smelik<br />

C.A. van der Vloed


1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

1.1 Opdrachten<br />

De Generale Synode van Berkel en Rodenrijs 1996 benoemde een nieuw deputaatschap<br />

eredienst. De synode gaf dit deputaatschap de volgende opdrachten (Acta art. 63, besluit<br />

4.a.1-8):<br />

1. een derde orde van dienst te ontwerpen zowel voor de morgen- als de middagdienst<br />

met en zonder avondmaal, en onderzoek te doen naar het eventueel eigen karakter<br />

van de tweede dienst op zondag en de consequenties daarvan voor de inrichting van<br />

deze dienst;<br />

2. zich te bezinnen op de plaats en de inrichting van de avondmaalsviering en daarbij<br />

teksten of formulieren te (doen) ontwerpen die meer afwisseling mogelijk maken bij<br />

frequente viering van het avondmaal;<br />

3. aandacht te geven aan variatie in of uitbreiding van de liturgische formulieren;<br />

4. teksten te ontwerpen voor vaste liturgische onderdelen en in overleg met deputaten<br />

kerkmuziek melodieën te zoeken of te (doen) ontwerpen voor een meer gevarieerde<br />

vormgeving van onderdelen van de orden van dienst;<br />

5. te onderzoeken of en zo ja hoe een voor deze tijd geschikte orde van dienst te ontwikkelen<br />

zou zijn met gebruikmaking van delen van het ordinarium;<br />

6. bij de bezinning op de vormgeving van de eredienst de huidige tijd en cultuur in<br />

rekening te brengen en te onderzoeken of nadere onderscheiding in karakter en doel<br />

van samenkomsten van de gemeente wenselijk is;<br />

7. in samenwerking met de deputaten generaal-synodale publicaties een handzame en<br />

goed leesbare publicatie te verzorgen over (a) de synodebesluiten over de hantering<br />

van artikel 65 KO, (b) het grondpatroon van de gereformeerde eredienst, (c) de<br />

schuldbelijdenis en de genadeverkondiging, en de plaatsing van de wet na de preek,<br />

(d) de manier waarop de verschillende onderdelen van de eredienst kunnen worden<br />

vormgegeven;<br />

8. het rapport van hun werkzaamheden met voorstellen om te komen tot verantwoorde<br />

verrijking van de liturgie zes maanden voor de volgende generale synode de kerken<br />

toe te zenden om deze de gelegenheid te geven hun reacties bij de synode in te<br />

zenden.<br />

De synode voerde daartoe de volgende gronden aan:<br />

1. beide diensten vragen in het geheel van de zondagsviering om een eigen karakteristieke<br />

vorm;<br />

2. een van de gronden onder het besluit van de synode van Ommen wijst op 'het verlangen<br />

naar meer afwisseling in de avondmaalsliturgie' bij frequent avondmaal vieren<br />

(acta art. 46, besluit 1, grond 1.4); de twee huidige avondmaalsformulieren bieden<br />

daartoe te weinig mogelijkheden; de inventarisatie van deputaten bevestigt de wens<br />

naar meerdere avondmaalsformulieren;<br />

3. de synode van Ommen gaf deputaten ook opdracht aandacht te geven aan 'variatie in<br />

of uitbreiding van het aantal liturgische formulieren' (Acta art. 46, besluit 1.1). Deputaten<br />

zijn hier niet aan toe gekomen;<br />

4.1. het is wenselijk dat de voorganger voor schuldbelijdenis en genadeverkondiging uit<br />

meerdere teksten een keuze kan maken;<br />

4.2. om bepaalde onderdelen van de liturgie te kunnen zingen (bijv. votum en schuldbelijdenis)<br />

dienen geschikte melodieën voorhanden te zijn;<br />

5.1. de teksten van het ordinarium, Kyrie, Gloria, Sanctus en Benedictus en Agnus Dei,<br />

gaan terug op de vroege christelijke traditie;<br />

5.2. naast de bestaande orden van dienst zou een zogenaamde ordinarium-orde een<br />

verrijking kunnen betekenen, als blijkt dat deze een goede vorm biedt om God in deze


tijd te eren in de eredienst;<br />

5.3. latere gebruikmaking van de ordinariumdelen in de rooms-katholieke mis met de<br />

transsubstantiatieleer hoeft niet bij voorbaat uit te sluiten dat gereformeerde kerken ze<br />

goed kunnen gebruiken;<br />

6.1. een Schriftuurlijk verantwoorde liturgie ontstaat in wisselwerking met de vragen en<br />

mogelijkheden van de eigen tijd en cultuur. Dat vraagt bijvoorbeeld dat voor de huidige<br />

praktijk van de eredienst gerekend wordt met het specifieke belang van de preek,<br />

de functie van de eredienst voor de gemeenteopbouw en de missionaire opdracht van<br />

de gemeente;<br />

6.2. de nieuwtestamentische 'samenkomst' omvat meerdere aspecten van de omgang met<br />

God in de gemeente. Het is denkbaar dat de kerken ook vandaag samenkomsten<br />

instellen met een speciaal karakter of bijzondere doelstelling (bijv. een kerkdienst met<br />

evangeliserend karakter);<br />

7.1. deputaten hebben in hun rapport veel aangedragen uit de Schrift en de geschiedenis<br />

dat van belang is voor het gesprek in de kerken over liturgie;<br />

7.2. met recht hebben briefschrijvers gewezen op de grote omvang van het aangeboden<br />

rapport;<br />

7.3. ten dienste van het gesprek over de eredienst en ter verspreiding van de synodebesluiten<br />

hierover, moeten de kerkleden kunnen beschikken over een niet te omvangrijke<br />

publicatie over genoemde zaken;<br />

7.4. toetsing is geen plicht voor enkelingen maar het recht van alle kerkleden.<br />

Bij deze hoofdopdracht voegde zich de opdracht die verwoord is in Acta art. 43 besluit 2:<br />

aan de kerken de volgende tekst van artikel 65 KO tweede lid ter toetsing voor te<br />

leggen:<br />

"De kerken zullen gebruik maken van de orden van dienst die door de generale<br />

synode zijn goedgekeurd"<br />

en nieuw te benoemen deputaten eredienst op te dragen, rekening houdend met de<br />

reacties uit de kerken, een voorstel met betrekking tot de tekst van artikel 65 KO<br />

tweede lid te doen aan de volgende synode.<br />

Onder dit besluit staat als vierde grond vermeld:<br />

het verdient de voorkeur, nu geen tekstwijzigingsvoorstel voor artikel 65 KO in de weg<br />

van artikel 30 KO de synode heeft bereikt, geen nieuwe tekst vast te stellen, maar de<br />

kerken in de gelegenheid te stellen een voorstel tot tekstwijziging te toetsen, waarna<br />

de volgende synode de tekst van artikel 65 KO definitief kan vaststellen.<br />

1.2 Werkwijze van het deputaatschap<br />

De generale synode benoemde de volgende broeders in het deputaatschap:<br />

R.ter Beek te Capelle a/d IJssel, T.Dijkema te 's-Hertogenbosch, H.Folkers te Rotterdam,<br />

D.Th.Hoekstra te Capelle a/d IJssel, P.de Jong te Oldehove, J.Smelik te Zuidhorn, en<br />

J.N.IJkel te Nijkerk.<br />

De volgende personen werden als secundi benoemd: A.L.Th.de Bruijne te Kampen,<br />

J.J.Poutsma te Enschede en C.A.van der Vloed te Rotterdam. Van deze plaatsvervangers<br />

heeft J.J. Poutsma actief meegewerkt aan de opdracht van deputaten. Aan de andere<br />

secundi zijn steeds alle stukken toegezonden. Af en toe werd van hun deskundigheid<br />

gebruik gemaakt.<br />

De veertien vergaderingen van het deputaatschap werden meestal gehouden in De<br />

Schaapskooi in Amersfoort.<br />

In het eerste halfjaar van onze werkzaamheden hielden wij ons bezig met het voorbereiden<br />

van de publicatie, zoals gevraagd in opdracht 7. Over deze publicatie is veel contact geweest<br />

met de deputaten generaal-synodale publicaties. De samenwerking resulteerde in


een boekje, Licht op liturgie, dat in het najaar van 1997 verscheen bij uitgeverij De Vuurbaak.<br />

Regelmatig lieten wij ons informeren over de verkoop van dit boekje. Tot nu toe<br />

(zomer 1998) zijn ongeveer elfduizend exemplaren verkocht.<br />

Ook heeft ons deputaatschap enkele keren contact gehad met deputaten kerkmuziek.<br />

Onze eerste vergadering in oktober 1996 was een gezame<strong>nl</strong>ijke. Ook in september 1997<br />

vergaderden wij samen om de stand van onze wederzijdse werkzaamheden uit te wisselen.<br />

Ook wisselden wij notulen uit. Zo bleven we van elkaars werk op de hoogte.<br />

Werkinhoudelijk zijn er contacten tussen afzonderlijke leden van de deputaatschappen<br />

geweest over teksten en melodieën van vaste liturgische onderdelen - zoals gevraagd in<br />

opdracht 4.<br />

Er is tenslotte contact geweest met deze deputaten over het opzetten van een 'steunpunt<br />

liturgie'. Ons deputaatschap ondersteunt deze gedachte. Wel drongen wij aan op een<br />

bescheiden start. Deputaten kerkmuziek zullen de synode dienen met een voorstel.<br />

1.3 Nadere verantwoording over Licht op liturgie<br />

Over de inhoud van het boekje Licht op liturgie moeten wij nog een nadere verantwoording<br />

afleggen. De inhoud van het boekje wijkt namelijk op een enkel punt af van de teksten die<br />

door de synode waren vastgesteld.<br />

Het gaat om de tekst van de schuldbelijdenis. De vorige synode had als tekst vastgesteld:<br />

Wij erkennen dat wij geboren zondaars zijn en daarom van nature niet in staat het<br />

goede te doen.<br />

Wij belijden dat wij door uw geboden te overtreden in onze daden, woorden en gedachten<br />

uw oordeel hebben verdiend en schuldig staan tegenover onze naasten.<br />

Wij hebben berouw over onze overtredingen. Wij willen breken met de zonde. Wij<br />

verlangen hartelijk naar een nieuw leven, een leven van gehoorzaamheid.<br />

Met een beroep op uw genade en uw trouw smeken wij U: Ontferm U over ons,<br />

barmhartige God en Vader, en spreek ons vrij, was ons schoon in het bloed van<br />

Jezus Christus, onze Here.<br />

Herschep ons door de kracht van uw Heilige Geest naar het beeld van uw Zoon,<br />

zodat wij met vreugde leven tot eer van uw Naam.<br />

Amen.<br />

Om taalkundige redenen (inkorten van lange zinnen, vermijden van ouderwets aandoende<br />

taal) hebben wij in Licht op liturgie de volgende tekst opgenomen (de wijzigingen zijn hier<br />

cursief aangegeven):<br />

Wij erkennen dat wij geboren zondaars zijn en daarom uit onszelf niet in staat het<br />

goede te doen.<br />

Wij belijden dat wij uw geboden hebben overtreden in onze daden, woorden en<br />

gedachten. Daarmee staan wij schuldig tegenover U en onze naasten. Wij hebben uw<br />

oordeel verdiend.<br />

Maar wij hebben berouw over onze overtredingen. Wij willen breken met de zonde.<br />

Wij verlangen hartelijk naar een nieuw leven, een leven in gehoorzaamheid.<br />

Met een beroep op uw genade en uw trouw smeken wij U: Ontferm U over ons,<br />

barmhartige God en Vader, en spreek ons vrij, was ons schoon in het bloed van<br />

Jezus Christus, onze Here.<br />

Herschep ons door de kracht van uw Heilige Geest naar het beeld van uw Zoon,<br />

zodat wij met vreugde leven tot eer van uw Naam.<br />

Amen.<br />

1.4 Opzet van het rapport<br />

In dit rapport volgen wij de opdrachten die de synode ons heeft gegeven.


In hoofdstuk 2 doen wij onderzoek naar het eventueel eigen karakter van de tweede eredienst<br />

op de zondag.<br />

In hoofdstuk 3 bieden wij u in dat kader een uitgewerkte orde van dienst aan voor de<br />

morgen- en de middagdienst.<br />

In hoofdstuk 4 volgt de bezinning op de plaats en inrichting van de avondmaalsviering.<br />

In hoofdstuk 5 bieden wij u een beschouwing over (avondmaals)formulieren en reiken wij<br />

andere mogelijkheden aan.<br />

In hoofdstuk 6 geven wij aandacht aan een nieuw ontwerp voor het formulier voor de<br />

openbare geloofsbelijdenis.<br />

In hoofdstuk 7 gaan wij nader in op de opdracht om teksten en melodieën te ontwerpen<br />

voor vaste liturgische onderdelen.<br />

In hoofdstuk 8 komen wij terug op het ordinarium.<br />

In hoofdstuk 9 komt artikel 65 KO aan de orde.<br />

Tenslotte treft u in hoofdstuk 10 een aantal concept-besluiten aan.<br />

Deputaten zijn niet klaar gekomen met de studie voor de zesde opdracht: bij de bezinning<br />

op de vormgeving van de eredienst de huidige tijd en cultuur in rekening te brengen en te<br />

onderzoeken of nadere onderscheiding in karakter en doel van samenkomsten van de<br />

gemeente wenselijk is. Graag ontvangen deputaten daarvoor een vervolgopdracht.


2 De tweede eredienst op zondag<br />

2.1 Opdracht<br />

De Generale Synode van Berkel en Rodenrijs l996 heeft op basis van het rapport van het<br />

vorige deputaatschap eredienst uitvoerig gesproken over liturgische zaken. Het vorige<br />

deputaatschap had aan de synode voorgesteld, een orde van dienst vast te stellen met<br />

daarin opgenomen de elementen schuldbelijdenis, genadeverkondiging en wet na de<br />

preek. Deze orde van dienst was nog niet voldoende uitgewerkt met een voorstel voor een<br />

orde voor de middagdienst. De synode besloot, de elementen schuldbelijdenis, genadeverkondiging<br />

en wet na de preek vrij te geven als variant op de morgendienst Kampen 1975.<br />

Ook besloot de synode, aan een nieuw deputaatschap een vervolgopdracht te geven. Die<br />

opdracht luidde als volgt:<br />

onderzoek te doen naar het eventueel eigen karakter van de tweede dienst op zondag<br />

en de consequenties daarvan voor de inrichting van deze dienst.<br />

De synode voerde daartoe de volgende grond aan:<br />

beide diensten vragen in het geheel van de zondagsviering om een eigen karakteristieke<br />

vorm.<br />

Deputaten leggen als neerslag van hun onderzoek het volgende aan u voor.<br />

2.2 De gulden regel<br />

Allereerst is het naar het oordeel van deputaten een goede zaak de 'gulden regel' van twee<br />

diensten per zondag onder de aandacht te brengen. Voordat het eigen karakter van de<br />

tweede dienst aan de orde komt, willen we eerst de noodzaak van die dienst benadrukken.<br />

Er is geen sprake van een goddelijk voorschrift, of van een tekst die voorschrijft meerdere<br />

samenkomsten per zondag te beleggen. Wel kunnen we spreken van een eeuwe<strong>nl</strong>ange<br />

inhoudrijke traditie, die niet verloren moet gaan. Een gulden regel dus.<br />

Ook al is er geen sprake van een bijbels voorschrift, de Bijbel kan ons wel helpen deze<br />

regel te onderbouwen. Dat is niet zonder belang, omdat ook in onze kerken de trouw aan<br />

de 'tweede dienst' op de zondag vermindert. Daarom is een heldere en bijbelse onderbouwing<br />

van deze praktijk zinvol. Daarmee willen we duidelijk maken dat het belangrijk is twee<br />

kerkdiensten per zondag te handhaven, maar dat die regel is gebaat met een nadere<br />

omschrijving van het eigen karakter van elk van beide diensten. Door de tweede dienst niet<br />

in te richten als een herhaling naar inhoud en vorm van de morgendienst, kan de oproep<br />

om beide samenkomsten te bezoeken als zinvoller worden ervaren.<br />

Bij deze onderbouwing vragen we voor drie aspecten aandacht:<br />

1. de zondag in zijn geheel 'rust'dag;<br />

2. de zondag in zijn geheel 'werk'dag;<br />

3. het eigen karakter van de beide diensten.<br />

2.2.1 De zondag in zijn geheel 'rust'dag<br />

Rust<br />

Door twee diensten per zondag te beleggen laat de gemeente van Christus uitkomen dat<br />

de zondag in zijn geheel rustdag is. We vinden de rust ten diepste bij onze God en in de<br />

gemeente van zijn Zoon Jezus Christus. Daarom wordt de rustdag beheerst door de kerkgang.<br />

Neerleggen dagelijks werk<br />

Wat is het karakter van de rust die we in de kerkgang vinden?


In de eerste plaats bestaat die rust in het neerleggen van onze dagelijkse arbeid. We<br />

volgen daarin onze Schepper, die op de zevende dag rustte van zijn scheppingswerk van<br />

zes dagen. God rustte van al het werk dat Hij verricht had. Zo onderbreken wij ons werkritme<br />

op de eerste dag van de week, de dag van Christus' overwinning op de dood.<br />

Genieten<br />

Maar er is meer van die dag en die rust te zeggen. God neemt er een dag voor om te<br />

genieten van wat Hij gemaakt heeft. Rusten is dus ook genieten. God zag alles wat Hij<br />

gemaakt had en zie, het was zeer goed. God geniet. En nu wil de Schepper dat de mens,<br />

de kroon op zijn scheppingswerk, net als Hij en met Hem mee geniet van alles wat Hij<br />

gemaakt heeft. Het kind mag delen in de vreugde van zijn hemelse Vader.<br />

De eerste volle dag van de geschapen mens is dus een rustdag. De mens mag rusten,<br />

voordat hij ook nog maar iets gedaan heeft. Hij mag sabbat vieren met zijn hemelse Vader.<br />

God rust een dag lang, en ook Adam rust een dag lang. God geniet een volle dag, ook<br />

Adam geniet een volle dag.<br />

Verwondering<br />

Zo wordt de rustdag naar Gods opdracht gevuld. Het wordt een dag helemaal voor Hem,<br />

een dag van rust voor lof en dank, voor verwondering en aanbidding. Daarvoor trekken we<br />

een hele dag uit, om ons te verwonderen over de daden van onze Schepper en Vader. We<br />

nemen de tijd om te gedenken wat Hij gedaan heeft in het verleden, over de uitwerking<br />

ervan de eeuwen door en over wat Hij nog doet in het heden en doen zal tot in de eeuwen<br />

der eeuwen. W e loven en prijzen onze God, die zijn schepping en zijn schepselen vol zorg<br />

in zijn hand houdt. Zo ervaren we als kinderen van die Vader, hoe rijk we zijn.<br />

Verdiepte verwondering<br />

Die rijkdom wordt nog sterker ervaren, als wij beseffen dat wij opstandige kinderen zijn<br />

geworden. Dat verdiept onze verwondering. God heeft de mens opgezocht, toen hij door<br />

zijn val in zonde zich bewust afkeerde van Hem. In de volheid van de tijd zond God zijn<br />

Zoon, die Zichzelf heeft opgeofferd voor ons. Die oneindige liefde van God brengt mensen<br />

tot verwondering. Aan die verwondering geven wij in het bijzonder uiting op de door God<br />

gegeven rustdag. We gedenken de machtige daden van de Here in schepping, onderhouding,<br />

verlossing en voleinding.<br />

Samenkomsten<br />

Die verwondering doet ook verlangen naar de ontmoeting met onze Schepper en Vader,<br />

een ontmoeting waarin die verwondering geuit kan worden. Dat is geheel in de lijn van de<br />

oudtestamentische Psalmen bijvoorbeeld. Het verlangen naar Gods huis en naar de ontmoeting<br />

met God heeft de dichters van de Psalmen vervuld.<br />

Zo lezen wij in Psalm 43:3 en 4:<br />

Zend uw licht en uw waarheid; mogen die mij geleiden, mij brengen naar uw heilige<br />

berg, naar uw woningen, zodat ik kan gaan tot Gods altaar, tot de God van mijn<br />

jubelende vreugde.<br />

En in Psalm 84:1 en 2:<br />

Hoe liefelijk zijn uw woningen, o HERE der heerscharen! Mijn ziel verlangt, ja smacht<br />

naar de voorhoven des HEREN.<br />

Ook Psalm 122 in zijn geheel is er vol van.<br />

Dat verlangen naar de ontmoeting met de levende God mag nu ook in ons leven gestalte<br />

krijgen. Het verlangen naar de ontmoeting met de hemelse Vader, zoals Christus, de<br />

vervuller van de Psalmen, dat ook zelf gekend heeft. Het bezig zijn met de dingen van zijn<br />

Vader vormde de grondtoon van zijn leven - zie de twaalfjarige Jezus in de tempel. De ijver<br />

voor Vaders huis heeft Hem zelfs verteerd.


Ook heeft de Zoon de lofzang op de Vader aangeheven. Hij zong de Psalmen van het<br />

Hallel (Ps. 114-118) zelfs in het zicht van Golgota. Psalmen vol verwondering over Gods<br />

almacht, liefde en ontferming. De Zoon van Gods liefde zong de lof op zijn Vader. Vol<br />

verwondering.<br />

Diezelfde verwondering behoort dan ons te stimuleren tot de gang naar het huis van onze<br />

Vader, de ontmoeting met Hem en de lof op zijn naam.<br />

Daartoe heeft God ons de rustdag gegeven. En op die dag roept Hij ons op tot feestelijke<br />

samenkomsten. Het kind zoekt op de sabbat zijn Vader, het schepsel zijn Schepper. Het is<br />

een dag om tijd te nemen voor ontmoeting, om je te verwonderen en te verblijden in je God.<br />

Van deze verwondering mag heel de rustdag vol zijn. De zondag is als rustdag niet bedoeld<br />

om tot jezelf te komen, maar om tot de Here en zijn gemeente te komen. Van die rust mag<br />

het verloste kind intens genieten. En dat vult die gulden regel: twee keer per zondag een<br />

samenkomst. Door meerdere keren op de zondag bijeen te komen krijgt de rustdag zijn<br />

specifieke karakter.<br />

Rust in een jachtige maatschappij<br />

Nu staat de zondag als rustdag zwaar onder druk. De same<strong>nl</strong>eving heeft haar eigen agenda:<br />

sport, commercie, etc.<br />

Van alles wordt er op deze dag georganiseerd. Mensen worden opgejaagd: je moet op<br />

zondag ergens naar toe. De mobiliteit wordt vergroot, het milieu wordt zwaar belast. Waar<br />

de één recreëert, wordt de ander gedwongen te werken.<br />

Toch is de rust nodig voor de mens. Niet voor niets schiep God de wekelijkse rustdag. W ie<br />

alleen maar werkt, zonder de tijd te nemen daarvan te genieten, schaadt de goede schepping.<br />

Daarom is het goed dat de gemeente van Christus de zondag in stand houdt als een<br />

monument van rust en genieting. Ook om energie te laden voor de week die wacht. Zo'n<br />

monument richt je niet op wanneer je 's morgens naar de kerk gaat, om vervolgens de rest<br />

van de dag driftig met alle drukte mee te doen. Zo'n monument blijft wel in stand wanneer<br />

de zondagse samenkomsten de centrale ontmoetingspunten blijven, van waaruit de rest<br />

van de dag wordt ingevuld.<br />

De zondag is bovendien een voorafschaduwing van de eeuwige sabbat, een voorproef van<br />

de volkomen rust. Midden in een jachtige wereld, in rusteloosheid als gevolg van de zonde,<br />

mag het beginsel van de eeuwige rust openbloeien.<br />

Van die rust iets te laten zien is opdracht voor Christus' gemeente, met name op de zondag.<br />

2.2.2 De zondag in zijn geheel 'werk'dag<br />

Offer<br />

In de diensten van elke rustdag brengen wij als Gods kinderen de hemelse Vader en zijn<br />

Zoon Jezus Christus door de Heilige Geest het offer van onze dankbaarheid. Het is het<br />

offer van onze lippen, het 'werk' van onze handen, de overgave van ons hart. Kortom: het<br />

'werk' van ons leven. Dat offer brengen we uit dankbaarheid voor het offer van Jezus<br />

Christus op Golgota.<br />

Oude Testament<br />

De offergedachte staat centraal in de eredienst. In het Oude Testament is de ontmoeting<br />

van God met zijn volk geconcentreerd rond het offer. In het zondoffer ligt de schuldbelijdenis<br />

en de bede om vergeving. In het brandoffer ligt de wijding van het leven aan God.<br />

Nieuwe Testament<br />

Ook de nieuwtestamentische eredienst bloeit op vanuit het offer. Nu gaat het om het offer<br />

dat Jezus Christus gebracht heeft op Golgota. In dat offer rusten wij en door dat offer<br />

ontvangen wij in de weg van schuldbelijdenis en gebed om vergeving verzoening van onze<br />

zonden. Zo toont God ons zijn vriendelijk aangezicht in Jezus Christus. Gods genegenheid<br />

wordt zichtbaar in de eredienst, in de bediening der verzoening, in de ontmoeting van God<br />

met zijn volk. Concreet zichtbaar dus in de eredienst op de rustdag.


Wij gedenken onze bevrijding uit de macht van satan, zonde en dood. Wij gedenken Jezus'<br />

overwinning op de dood op de paasmorgen. Het ochtendgloren van Pasen is Gods glimlach<br />

over het heilswerk van zijn Zoon in de duistere nacht van Goede Vrijdag. Die vriendelijkheid<br />

van onze God overtreft zelfs zijn verlossingswerk in Egypte.<br />

Overvloed<br />

Gods vriendelijkheid komt naar ons toe, als wij samenkomen rondom zijn Woord. Dat<br />

Woord getuigt van genade in Jezus Christus, van nieuw leven door de Geest. Het is een<br />

onuitputtelijke bron om uit te drinken.<br />

Welnu, als je echt naar God verlangt, dan wil je uit die bron drinken, zodat je leven zich vult<br />

met dankbaarheid voor wat God voor je doet. Zo leer je zelf de betekenis van het offer. Een<br />

offer dat bestaat uit de overgave van je hart, uit het danklied van je mond. Hebreeën l3:15<br />

zegt:<br />

Laten wij dan Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen,<br />

die zijn naam belijden.<br />

Samengevat: om te laten zien dat ons leven een dankoffer is, heeft God ons de rustdag<br />

gegeven. Het is dan ook zaak die dag zo in te richten dat die dankbaarheid niet in gedrang<br />

komt. Dat bepaalt ons opnieuw bij de gulden regel: tweemaal eredienst op de rustdag.<br />

Morgen- en avondoffer<br />

Iets daarvan vinden wij terug in de Bijbel als wij letten op de oudtestamentische offerdienst:<br />

de twee dagelijkse brandoffers.<br />

's Morgens en 's avonds werd aan Israëls God een brandoffer gebracht bij de ingang van<br />

de tent der samenkomst (Ex. 29: 42). Een 'gedurig brandoffer' wordt het genoemd. Numeri<br />

28 spreekt over een brandoffer of vuuroffer 's morgens en een brandoffer of vuuroffer in de<br />

avondschemering.<br />

We kunnen van hieruit niet zomaar een lijn trekken naar de nieuwtestamentische tijd en<br />

eredienst. Dan zouden we immers niet slechts één dag per week, maar elke dag twee keer<br />

moeten samenkomen. Maar er zit wel iets illustratiefs in om het karakter van het dienen aan<br />

te geven. Zoals in het oude verbond de hele dag aan God gewijd was, zo wordt nu, in de<br />

nieuwe bedeling, de hele rustdag aan God gewijd. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat,<br />

van zonsopgang tot zonsondergang. De hele rustdag is een dag voor de Here en gewijd<br />

aan zijn dienst.<br />

Wijding<br />

Van die wijding getuigen de dagelijkse brand- of vuuroffers. Het Hebreeuwse woord ola,<br />

vertaald met brandoffer, komt van een grondstam die 'opstijgen' of 'opklimmen' betekent.<br />

Het is vaak in verband gebracht met de opstijgende rook van het vuuroffer, een lieflijke reuk<br />

voor de Here. Dat is het brandoffer zeker ook. Maar het woord opstijgen betreft toch niet<br />

zozeer de offerhandeling als wel de offeraar. De offeraar gaat op naar Gods huis, gaat op<br />

ten offer en klimt dan door het offer boven zichzelf uit, boven zijn zorgen en moeiten, boven<br />

de gevolgen van de zonde in zijn leven. God, die de offeraar de hand der verzoening reikt,<br />

haalt hem er boven op en doet hem herademen en opleven. Je zou daarom het brand- of<br />

vuuroffer ook kunnen typeren als een opheffingsoffer, een oplevingsoffer. In tweeledige zin<br />

dus: God heft het leven op en de offeraar heft zijn verloste leven op tot God, hij wijdt het<br />

aan God en aan zijn dienst.<br />

Spijsoffer<br />

Dat wijden wordt ook zichtbaar in het spijsoffer, dat tegelijk met het brandoffer gebracht<br />

werd (Num. 28:5). De schapen of de lammeren voor het brandoffer (Ex. 29) symboliseren al<br />

de toewijding, de bereidwillige volgzaamheid. De spijze van het spijsoffer, fijn meel met<br />

gestoten olie, laat zien: wij zijn voor heel ons leven van U afhankelijk, o God, en daarom<br />

stellen wij heel ons leven in uw dienst, opdat U het zult verzorgen. Brandoffer en spijsoffer<br />

samen laten zien: heel mijn leven, Heer, wil toegewijd zijn aan uw dienst en eer.


Zoals onder het oude verbond heel de dag vervuld was van de wijding aan God, zo mag<br />

onder het nieuwe verbond heel de rustdag vervuld zijn van de lof op en de dienst aan God.<br />

Ook om die totale wijding tot uitdrukking te brengen heeft het twee keer samenkomen op de<br />

zondag diepe zin.<br />

Apostelen<br />

Het latere jodendom kende de samenkomsten in de synagoge op de tijd van het morgenen<br />

het avondoffer. De apostelen hebben zich daarbij aangesloten. Petrus en Johannes<br />

prediken in de tempel op het tijdstip van het avondoffer. Op de pinksterdag is de gemeente<br />

samen op de tijd van het morgenoffer. Van ochtendgodsdienstoefeningen lezen we in het<br />

Nieuwe Testament nog niet. Wel weten we dat ze enkele tientallen jaren later gehouden<br />

werden. Met grote waarschij<strong>nl</strong>ijkheid kunnen we uitspreken dat ze al in de dagen van de<br />

apostelen bekend waren. Een avondgodsdienstoefening kennen we uit het Nieuwe Testament<br />

wel, namelijk die te Troas (Hand. 20). De jonge christelijke kerk kende dus ook meer<br />

samenkomsten op de rustdag.<br />

De joodse eredienst begint de dag met het avondoffer. De dag, ook de sabbat, begint<br />

immers met het vallen van de avond.<br />

De christelijke eredienst begint de dag met de morgensamenkomst. De dag, ook de zondag,<br />

begint met het vroege morge<strong>nl</strong>icht, herinnering aan de opstanding op de vroege<br />

paasmorgen. Jezus Christus, de blinkende morgenster, mag vroeg opgaan in de harten.<br />

2.2.3 Het eigen karakter van de tweede dienst<br />

We zijn tot de conclusie gekomen dat er goede redenen zijn, met het oog op het handhaven<br />

van de zondag als rustdag voor God, twee samenkomsten te beleggen. De vraag die<br />

we nu moeten beantwoorden, is de volgende: zijn deze twee diensten naar vorm en inhoud<br />

gelijk, of is het zinvol aan de middag- of avonddienst een eigen karakter te geven?<br />

In het vervolg willen we voor het laatste pleiten: de tweede dienst komt het beste tot zijn<br />

recht wanneer daaraan een eigen karakter wordt gegeven.<br />

Oude Testament<br />

Vanuit het onderwijs van het Oude Testament wijzen we op de situatie van na de ballingschap.<br />

Omdat Jeruzalem en de tempel zijn verwoest, sticht het volk in de verstrooiing<br />

andere plaatsen van samenkomst: de synagogen. Synagoge betekent letterlijk 'het samenbrengen',<br />

'de saam-vergadering'. Na de terugkeer uit de ballingschap ontstaat ook in<br />

Kanaän zelf een ontwikkeling naar synagogen naast de herbouwde tempel. De naam van<br />

Ezra valt hier te noemen, en ook de apocriefe boeken van de Makkabeeën spreken ervan.<br />

De vraag is: waarom ontstaan er synagogen naast de tempel? Is het een voorbode van de<br />

afschaffing van de tempeldienst onder het Nieuwe Verbond? Zeker niet. De tempeldienst<br />

functioneert tot aan het jaar 70, de verwoesting van Jeruzalem.<br />

De synagogedienst krijgt langzamerhand een eigen plaats naast de tempeldienst. De<br />

synagoge wordt bij uitstek het leerhuis voor Israël. Jezus ging naar de synagoge om te<br />

leren.<br />

Na de ballingschap nemen de schriftgeleerden steeds meer de plaats in van de vroegere<br />

profeten. De organisatie van schriftgeleerden na de ballingschap wordt in de boeken van<br />

de Makkabeeën ook synagoge genoemd (het woord synagoge kan ook betekenen: een<br />

bepaalde groep, een bende). In hun synagogen (dan wordt met dat woord het gebouw<br />

aangeduid waar zij bijeenkwamen) vindt het lezen en bewaren van de profetie plaats.<br />

Je zou kunnen zeggen: zoals het priesterlijke ambt functioneert in de tempel, zo staat in de<br />

synagoge meer het profetisch ambt op de voorgrond.<br />

Nieuwe Testament<br />

In de volheid van de tijd verschijnt Gods Zoon als mens op aarde. Hij is onze enige hogepriester<br />

en onze hoogste profeet en leraar. Als hogepriester vervult Hij de tempeldienst. Als<br />

profeet en leraar treedt Hij op in de synagoge. Beide ambten zijn in deze ene persoon met<br />

elkaar verbonden, maar in hun functioneren zijn ze tegelijk onderscheiden.


2.2.4 Conclusie<br />

We proberen nu vanuit het boven gestelde lijnen te trekken naar de tegenwoordige eredienst.<br />

Het is de moeite waard, zowel het aspect van de tempeldienst, als dat van de synagogedienst<br />

herkenbaar te bewaren.<br />

De morgendienst zou je in verband kunnen brengen met de tempeldienst, waar de bediening<br />

der verzoening plaats vindt.<br />

De middagdienst zou je in verband kunnen brengen met de synagogedienst, waar de<br />

leerdienst plaats vindt: het lezen en uitleggen van de profetie in het leerhuis.<br />

In de morgendienst wordt het heil uitgedeeld in de verkondiging.<br />

In de middagdienst wordt het heil verklaard in de uitleg van de leer.<br />

We kunnen het nog anders formuleren: in de morgendienst wordt het heil gevierd, in de<br />

middagdienst wordt het heil onderwezen.<br />

De morgendienst heeft dan het feestelijke van de ochtendstond. Daar is het ingaan in de<br />

rust. We vieren het heil. Het heil dat de rust aanbrengt, wordt uitgedeeld.<br />

De middagdienst, de leerdienst, wordt al weer gestempeld door het uitgaan uit de rust,<br />

gestempeld door de naderende werkweek. De aarde en het heden, waar de eeuwige<br />

sabbatsrust nog niet is aangevangen, vragen weer de aandacht. De middagdienst rust door<br />

zijn leeraspect toe tot de dienst in de komende werkweek.<br />

Nu zijn de lijnen die hier geschetst zijn, zeker niet dwingend ten aanzien van het karakter<br />

en de inrichting van beide diensten. Het is niet zo dat het vieraspect en het leeraspect per<br />

definitie zijn voorbehouden aan respectievelijk de morgen- en de middagdienst. Ook in de<br />

morgendienst is onderwijzing aanwezig. Ook in de middagdienst heeft de lofprijzing een<br />

plaats. We concluderen dan ook tot een mogelijkheid, we geven aan hoe het zou kunnen.<br />

Tegelijk geven we wel aan dat, gezien de lijnen die we trokken vanuit de Schriften, de<br />

voorkeur voor wat betreft de morgendienst uitgaat naar het vieren en wat betreft de middagdienst<br />

naar het leren.<br />

Deze voorkeur is ook te verantwoorden vanuit de geschiedenis: het volgende onderdeel.<br />

2.3 Uit de geschiedenis<br />

De christelijke kerk heeft vanaf het begin naast het prediken het leren en onderwijzen<br />

gekend. Zij vertrouwde beide toe aan de leraar (1 Kor. 12:28, Ef. 4: 11). De opdracht was:<br />

de gemeente te bouwen door regelmatige verkondiging en regelmatig onderwijs in de leer.<br />

Wat het onderwijzen in de leer betreft kunnen twee termen genoemd worden: catechese en<br />

didachè. 'Catechese' is dan de technische term voor het onderwijs dat wil toeleiden tot het<br />

christelijk geloof; het is onderricht dat waarmee de catechumeen (destijds doorgaans<br />

volwassenen) wordt voorbereid op de doop. Nadat de doop voornamelijk 'kinderdoop' was<br />

geworden, betekende 'catechese': geloofsonderwijs aan gedoopte kinderen. Bij 'didachè'<br />

lag het accent meer op het onderwijs dat aan de gemeente (de reeds gedoopten) werd<br />

gegeven.<br />

De vroeg-christelijke kerk<br />

Catechetisch onderwijs in de samenkomsten van de gemeente komt al voor in de eerste<br />

eeuwen van de christelijke kerk, onder anderen bij Cyrillus van Jeruzalem en Augustinus.<br />

De catechesen van Cyrillus zijn catechismuspreken, gehouden in de vastentijd. De onderwijzing<br />

richt zich vooral op het credo, de geloofsbelijdenis. Bij Augustinus richt de catechese<br />

zich ook op het credo. Daarnaast hebben we verscbillende preken van Augustinus<br />

waarin hij de woorden van bet Credo nader uitlegt. Duidelijk is dat catechese voor doop- en<br />

belijdeniskandidaten hier nauw samenhangt met de didachè, het onderwijs aan de gemeente.<br />

Want de gemeente die de geloofsbelijdenis en het Onze Vader kent, moet verder


ingeleid worden tot "wijsheid" en de "aanschouwing" van een "onuitsprekelijke schoonheid" 1<br />

(vergelijk het Enchiridion van Augustinus).<br />

Pronaus<br />

Na de bloeitijd van de preek in de vroeg-christelijke tijd (met namen van Chrysostomus,<br />

Augustinus en Ambrosius), waarin ook de onderwijzing gestalte kreeg, krijgt deze steeds<br />

minder aandacht. Zelfs verdwijnt de preek vrijwel. Zo ontving ook de onderwijzing steeds<br />

minder aandacht. Later in de Middeleeuwen veranderde dat weer, voornamelijk in de<br />

Germaanse streken waar Karel de Grote heerste. Hij zag weer de waarde van de preek als<br />

middel tot catechese en catechetische vorming. Vanuit deze gedachte ontstaat in de loop<br />

van de tijd de zogenaamde 'pronaus', een preekdienst die aanvankelijk onderdeel uitmaakte<br />

van de mis. Het woord 'pronaus' wordt wel in verband gebracht met het griekse pro naos,<br />

dat 'voor de tempel' of 'voor het heiligdom' betekent. Het betekent dan zoveel als 'kerkplein'.<br />

Vaak echter wordt het woord in verband gebracht met het Latijnse 'praeconium', dat 'herautendienst'<br />

of 'verkondiging' betekent.<br />

De pronaus bestond uit een schriftlezing en een preek in de volkstaal, waarna onder<br />

andere de wet, de geloofsbelijdenis en het Onze Vader gezegd werden. Aanvankelijk was<br />

de preek een catechetische uitleg van het Onze Vader en het Apostolicum. De preekdienst<br />

bevatte na de preek ook een schuldbelijdenis en genadeverkondiging. 2 Een belangrijk<br />

kenmerk van de pronaus was dat alles niet in het Latijn, de officiële kerk taal, maar in de<br />

volkstaal gesproken werd.<br />

Ook is uit de tijd van de Middeleeuwen bekend dat speciaal voor Pasen catechismuspreken<br />

werden gehouden met het oog op de komende biecht en de communie. Tevens is het<br />

gebruik bekend dat bepaalde stukken uit de catechismus gereciteerd werden voorafgaande<br />

aan de preek.<br />

Uit deze hele gang van zaken valt te concluderen dat het onderwijzend aspect van de<br />

prediking zeker niet uit het oog verloren mag worden. Dit aspect heeft duidelijk een plaats in<br />

de vroeg-christelijke kerk. Het ontvangt die plaats opnieuw in de christelijke kerk via de<br />

pronaus. Het herwint die plaats in de tijd van de Reformatie - zoals we nog hopen te zien.<br />

In de eredienst van vandaag behoort daarom de onderwijzing in de leer een plaats te<br />

ontvangen. En de middagdienst biedt daarvoor een uitstekende gelegenheid.<br />

Reformatietijd<br />

Volle aandacht voor de catechese en de leerdienst komt pas in de tijd van de Reformatie.<br />

In 1527 worden er in Sankt Gallen in Zwitserland openbare catechisaties gehouden in<br />

plaats van de zondagse avondgetijden. Het is meer een prediking over de voornaamste<br />

delen van het christelijk geloof, minder een catechese voor de kinderen.<br />

De Grote Catechismus van Luther is eige<strong>nl</strong>ijk een geschreven leerdienst. Vanaf 1516 gaat<br />

Luther in de vastentijd preken over gebod en gebed, belangrijke onderdelen van de catechese.<br />

In 1532 verschijnt in Zürich de Prädicantenordnung van Heinrich Bullinger en Leo Judae.<br />

Daarin wordt onder meer bepaald dat op zondagmiddag een artikel van het christelijk geloof<br />

behandeld moet worden. Hiervoor wordt gebruikt de Catechismus van Judae uit 1533.<br />

Eveneens in 1533 wordt in de Wittenberger Kerkorde geregeld dat een priester of een<br />

diacoon over de catechismus zal preken.<br />

Rond 1550 wordt de Grote Catechismus van Johannes à Lasco, oorspronkelijk bestemd<br />

voor de kerken in Oost-Friesland, geregeld 's zondagsmiddags bepreekt in de Nederlandse<br />

vluchtelingengemeente te Londen. Jan Utenhove zorgde voor een Nederlandse vertaling.<br />

De kerkorde van de Pfalz kent het volgende artikel: op alle zondagen moet de kerkedienaar<br />

een gedeelte van de catechismus aan het volk voorlezen; alle zondagen zal er 's middags<br />

1<br />

2<br />

Aangehaald via A.F.N. Lekkerkerker, Kanttekeningen bij het Hervormde Dienstboek, deel<br />

2, 's-Gravenhage 1955, 27.<br />

vgl. P.Oskamp (red.), De weg van de liturgie, Zoetermeer 1998, 214.


voor de volwassenen een catechismuspreek worden gehouden waarbij de jeugd de betreffende<br />

catechismuszondag moet opzeggen; de prediking over de catechismus zal eenvoudig<br />

en duidelijk moeten zijn. De Heidelbergse Catechismus wordt dan opgenomen in de<br />

kerkorde en voor het eerst in tweeënvijftig zondagen verdeeld.<br />

Nederland<br />

Over de Nederlandse situatie valt het volgende te noteren. De gereformeerde kerken in<br />

Nederland zijn wat de catechismusprediking aangaat gegaan in het voetspoor van de<br />

buite<strong>nl</strong>andse kerken, o.a. die van de Pfalz. Dat blijkt nog niet dadelijk uit de Acta van de<br />

eerste meerdere vergaderingen. Het convent van Wezel (1568), de synode van Emden<br />

(1571) en de synode van Dordrecht (1574) laten zich er niet over uit. Wel is uit andere<br />

bronnen bekend dat op verschillende plaatsen de catechismusprediking gehouden werd, en<br />

dan in de namiddagdienst. De synode van Dordrecht van 1578 komt nog niet met een<br />

besluit in dezen. Wel wordt het volgende besloten: in de middagdienst na de avondmaalsviering<br />

zal men met de gewone predikatie of met de catechismus voortvaren.<br />

Het eerste voor alle kerken bindende besluit komt van de synode te 's-Gravenhage, 1586.<br />

Dit besluit komt er op neer dat in de kerken in de middagdienst de leer van de kerk aan de<br />

hand van de catechismus kort zal worden uitgelegd, en wel zo dat de gemeente in een jaar<br />

de catechismus door is.<br />

Aangezien dit besluit in de kerken weinig werd nageleefd, besloot de synode van Dordrecht<br />

1618/1619 op verzoek van enkele particuliere synoden het besluit krachtig te onderstrepen.<br />

Tevens werden diverse middelen aanbevolen om de catechismus meer en meer ingang te<br />

doen vinden.<br />

De gereformeerde kerken hebben het als hun opdracht gezien, de tweede dienst op zondag<br />

te handhaven. Ze gaven in die dienst de catechismusprediking een plaats. Het was de<br />

kerken er aan gelegen, de gemeente tweemaal samen te doen komen en het onderwijs in<br />

de leer in het midden van de gemeente krachtig doorgang te doen vinden.<br />

Na de Reformatie<br />

Het bijzondere van de Reformatie is: zij zet een ontwikkeling door die reeds lang aan de<br />

gang was (vanaf Cyrillus en Augustinus). Krachtiger dan ooit tevoren onderstreept zij de<br />

noodzaak van de onderwijzing in de leer. Zij geeft aan de catechese en de didachè een<br />

andere inhoud, namelijk geloof, gebod en gebed, en keert daarmee terug naar de centrale<br />

thema's in de leer van de Heilige Schrift.<br />

Na de Reformatie blijven de catechese en de didachè lange tijd wel onderscheiden, maar<br />

ze worden niet van elkaar niet gescheiden. In de catechismusprediking ligt het onderwijs<br />

aan de jeugd besloten. Vervolgens wordt het gewoonte dat de vragen en antwoorden van<br />

de catechismus, die in de preek aan de orde komen, door de (oudere) catechisanten<br />

worden opgezegd in tegenwoordigheid van heel de gemeente. Een gewoonte die in de<br />

vorige eeuw nog in gebruik was in sommige kerken van de Afscheiding.<br />

Later zijn de catechisaties van de catechismusprediking gescheiden. De catechisaties<br />

kregen een plaats in de week, de catechismusprediking behield haar plaats in de middagdienst<br />

op de rustdag.<br />

"Aan het Gereformeerd Protestantisme komt de eer toe de eige<strong>nl</strong>ijke catechismusprediking<br />

in de namiddag-godsdienstoefening des zondags steeds typischer reliëf te hebben gegeven<br />

en dat met steeds zuiverder inachtneming van de grenzen tussen catechetisch onderricht<br />

aan jongeren en ouderen en volle catechismusprediking." 3<br />

2.4 Conclusie<br />

Uit ons onderzoek trekken we de volgende conclusies:<br />

1. de zondagmiddag- of zondagavonddienst mag in de lijn van Bijbel en geschiedenis<br />

3<br />

Th.L. Haitjema, De prediking als catechismusprediking, in Handboek voor de prediking,<br />

deel 2, Amsterdam 1948, 290.


wel degelijk een eigen karakter ontvangen;<br />

2. het accent kan worden gelegd op het onderwijs in de leer van de kerk. Deze dienst<br />

kan daarom 'leerdienst' genoemd worden.<br />

De vraag is nu welke consequentie deze conclusie heeft voor de inrichting van deze dienst.<br />

We willen dit in het volgende onderdeel nader uitwerken.<br />

2.5 Inrichting van de tweede samenkomst<br />

Op de rustdag vinden we in de eredienst bij onze God de rust en de uit-rusting die tegelijk<br />

toe-rusting wil zijn, toerusting voor het werk dat wacht in de komende werkweek.<br />

Deze gedachte vloeit voort uit het vorige gedeelte, toen we daar spraken over de zondag,<br />

die geheel rustdag moet en mag zijn. Het rusten is, zo zagen we daar, een aspect van de<br />

zondag in zijn geheel, van beide erediensten.<br />

Leerstof<br />

Het toerusten vindt vervolgens specifiek plaats in de middagdienst, die leerdienst genoemd<br />

mag worden.<br />

Een leerdienst is een eredienst waarin kort de leer van de kerk uiteengezet wordt vanuit<br />

één van de gereformeerde belijdenisgeschriften. De Heidelbergse Catechismus heeft de<br />

voorkeur. Bijbelgedeelten krijgen een belangrijke plaats. De Nederlandse Geloofsbelijdenis<br />

en de Dordtse Leerregels kunnen als nadere toelichting worden meegenomen (vergelijk<br />

Acta Generale Synode Berkel-Rodenrijs, art. 44). Incidenteel kan de preek ook vanuit deze<br />

belijdenisgeschriften worden opgezet, bijvoorbeeld als de uitverkiezing centraal staat.<br />

We gaan nu uit van de Heidelbergse Catechismus als eerste "leerstof". Dit omdat de kerken<br />

in art. 66 KO bepaald hebben: "De kerkeraad zal er zorg voor dragen dat als regel eenmaal<br />

per zondag in de prediking de leer van Gods Woord verklaard wordt zoals die samengevat<br />

is in de Heidelbergse Catechismus". De Heidelbergse Catechismus is immers ook als<br />

leerboek bedoeld en opgezet, allereerst voor de jeugd maar vervolgens ook voor heel de<br />

gemeente. Het is het boek van toerusting voor de gemeente in al haar geledingen.<br />

Uitvoering<br />

De gemeente moet zich ook op de leerdienst kunnen voorbereiden. Het is mooi wanneer de<br />

"leerstof" op tijd bekend is. Een voorbereidingsgroep, bestaande uit de predikant en een<br />

aantal gemeenteleden, kan desgewenst aan het werk. Op bijbelstudiegroepen en catechisaties<br />

kan de stof de aandacht krijgen.<br />

De preek zelf moet kort zijn: een kernachtige uitleg van een aspect van de leer van de kerk.<br />

De i<strong>nl</strong>eiding kan speciaal op de jeugd gericht zijn. Heel de gemeente kan er bij betrokken<br />

worden door middel van verschillende werkvormen, zoals inbreng vanuit de genoemde<br />

studiegroepen.<br />

Telkens andere aspecten van de leer kunnen zo aan bod komen, zodat de gemeente over<br />

de volle breedte gebouwd wordt in het 'allerheiligst geloof' (vgl. Judas:20) en zo op alle<br />

terreinen van het leven een leesbare brief van Christus leert te zijn (vgl. 2 Kor. 3:2). Ook<br />

kan op deze wijze kadervorming binnen de gemeente plaats vinden.<br />

Met deze "leerschool" gaan we ook in het voetspoor van onze Heiland en van zijn apostel<br />

Paulus. We lezen in Handelingen 20:20 van Paulus dat hij niets nagelaten heeft om van<br />

hetgeen nuttig is de gemeente te Efeze te verkondigen en te leren in het openbaar en<br />

binnenshuis. De apostel onderwees dus de gemeenteleden om hen zo op te bouwen in het<br />

geloof. Hij leerde ze ook wat nuttig was voor de opbouw van de gemeente. Gemeenteinstructie<br />

door uitleg van de leer.<br />

Gesprek<br />

Op dit onderwijs kan gesprek, discussie volgen. Het gehoorde onderwijs mag ook besproken<br />

en verwerkt worden. Het geloof leert van horen (Rom. 10:14), maar ook van spreken<br />

(Rom. 10:10). Ook 1 Korintiërs 14 geeft aan dat onderwijzing tot stand kan komen door<br />

gesprek en discussie. Ook anderen dan de leraars (en de profeten) mochten aan dit gesprek<br />

deelnemen. Leren spreken over het onderwezen Woord is van groot belang.


In een dergelijk gesprek zal het voornamelijk gaan over opheldering, navraag, zoals daar<br />

ook in de gemeente te Korinte sprake van was (vgl. 1 Kor. 14:35). Antwoorden kunnen dan<br />

weer uitnodigen tot verder doordenken en doorspreken. Het leeraspect moet hier voorop<br />

staan. Discussie moet de onderwijzing dienen en mag niet ontaarden in een twistgesprek.<br />

Kritiek dient achterwege te blijven. De bespreking zal kort en sober gehouden worden. Een<br />

en ander vindt plaats na afloop van de eredienst.<br />

Vesper<br />

De tweede samenkomst kan ook de vorm aannemen van een 'vesper', een avondgebed.<br />

Lofzegging en voorbede kunnen daarin een plaats krijgen. Zo zou het een dienst kunnen<br />

worden met de componenten leren, zingen en bidden. Het is de vraag of een vesper zonder<br />

meer kan aansluiten bij de leerdienst. Een vesper veronderstelt een andere opzet van de<br />

liturgie.<br />

Nadere onderbouwing nodig<br />

Wat betreft de twee laatstgenoemde aspecten, gesprek en avondgebed, zijn deputaten van<br />

mening dat hiertoe nu nog niet moet worden overgegaan. Nadere onderbouwing en uitwerking<br />

zijn eerst nodig. Grondige studie kan meer licht op deze zaken werpen. Hierbij valt ook<br />

te denken aan diensten met een ander karakter, zoals evangelisatiediensten of zogenaamde<br />

diensten voor belangstellenden. Nadere bezinning op kerkdiensten die via radio en<br />

televisie uitgezonden worden, kan hierbij ook een plaats krijgen. Tegelijk zou onderzocht<br />

kunnen worden hoe samenwerking tussen kerk en school ten aanzien van de leerdiensten<br />

gestalte kan krijgen.<br />

Deputaten zouden graag een vervolgstudieopdracht ten aanzien van bovengenoemde<br />

zaken ontvangen. Dan kunnen wij in dat kader terugkomen met een uitgewerkte orde van<br />

dienst.<br />

Gebruikte literatuur:<br />

S.F.H.J. Berkelbach van der Sprenkel en P.J. Roskam Abbing (red.), Handboek voor de<br />

prediking, Amsterdam 1948, dl. 2; daarin m.n. Th.L. Haitjema, 'De prediking als catechismusprediking'.<br />

K. Dijk, Handboek voor de prediking, Kampen 1955, m.n. hoofdstuk 5: 'De prediking van de<br />

catechismus'.<br />

K.W. de Jong, Ordening van dienst. Achtergronden en ontwikkeling in de eredienst van de<br />

Gereformeerde Kerken in Nederland, Baarn 1996.<br />

J.L. Koole, Liturgie en ambt in de apostolische kerk, Kampen 1949.<br />

A.F.N. Lekkerkerker, Kanttekeningen bij het Hervormde Dienstboek, 's-Gravenhage 1955,<br />

m.n. dl. 2, p.23-44.<br />

F. Mul, Van synagoge tot nieuwtestamentische eredienst, Enschede 1979.<br />

P. Oskamp en N.A. Schuman (red.), De weg van de liturgie. Tradities, achtergronden en<br />

praktijk, Zoetermeer 1998, m.n. dl. 5, M. Barnard, Prediking.<br />

G. van Rongen, Met al de heiligen. Liturgie in hemel en op aarde, Barneveld 1990.<br />

H.J. Selderhuis en J. Westerink (red.), Liefde voor Gods kerk, Leiden 1995; daarin J.G.<br />

Schenau, De kerkdienst.


3 Orde voor de zondagmorgen- en de zondagmiddagdienst<br />

In dit hoofdstuk behandelen wij de eerste opdracht van de Generale Synode van Berkel en<br />

Rodenrijs 1996, namelijk:<br />

een derde orde van dienst te ontwerpen zowel voor de morgen- als de middagdienst<br />

met en zonder avondmaal.<br />

In het vorige hoofdstuk zijn wij ingegaan op het eigen karakter van de tweede eredienst op<br />

de zondag. Die voorstudie leidt nu tot een concrete orde van dienst.<br />

Wij beginnen met een orde voor de morgendienst. Hiertoe herhalen wij een voorstel dat het<br />

vorige deputaatschap gedaan heeft aan de vorige synode. Omdat dat voorstel destijds niet<br />

helemaal af was - een orde voor de middagdienst ontbrak nog - heeft de synode toen<br />

besloten, dit voorstel niet integraal over te nemen, maar enkele onderdelen eruit, te weten<br />

schuldbelijdenis, genadeverkondiging en de wet na de preek, in te voegen in de orde van<br />

dienst B (Kampen 1975).<br />

Wij stellen nu voor, 'Kampen' weer origineel 'Kampen' te laten zijn, dus zonder de toevoegingen<br />

van de vorige synode, en een nieuwe orde van dienst vast te stellen.<br />

Wij stellen ook voor, de mogelijkheid te openen dat in de orde van dienst B (Kampen 1975)<br />

de elementen schuldbelijdenis en genadeverkondiging worden ingevoegd voorafgaande<br />

aan de wet.<br />

Wij stellen de volgende nieuwe orde van dienst voor:<br />

Orde van dienst C (morgendienst)<br />

1. Votum en zegengroet<br />

2. Lied<br />

3. Schuldbelijdenis en genadeverkondiging (eventueel gevolgd door een lied)<br />

4. Gebed om verlichting met de Heilige Geest<br />

5. Schriftlezingen (en liederen)<br />

6. Preek<br />

7. Gezongen amen of ame<strong>nl</strong>ied<br />

8. Wet<br />

9. Algemeen kerkgebed<br />

[voorafgaande aan het kerkgebed kunnen afkondigingen betreffende het gemeenteleven<br />

plaatsvinden]<br />

[Bediening van de doop en andere incidentele onderdelen]<br />

10. Inzameling van de gaven<br />

11. I<strong>nl</strong>eiding avondmaal, met formulier en gebed<br />

12. Geloofsbelijdenis<br />

13. Sursum corda<br />

14. Uitdeling en communie<br />

15. Dankzegging en gebed<br />

16. Slotzang [bijvoorbeeld: Lofzang van Simeon of een ander lied]<br />

17. Zegen<br />

Bij diensten zonder avondmaalsviering:<br />

6. Preek<br />

7. Gezongen amen of ame<strong>nl</strong>ied<br />

8. Wet<br />

9. Algemeen kerkgebed<br />

[voorafgaande aan het kerkgebed kunnen afkondigingen betreffende het gemeenteleven<br />

plaatsvinden]<br />

[ Bediening van de doop en andere incidentele onderdelen]<br />

10. Geloofsbelijdenis


11. Inzameling van de gaven<br />

12. Slotzang<br />

13. Zegen<br />

Orde van dienst C (middagdienst)<br />

1. Psalm<br />

2. Votum en zegengroet<br />

3. Lied<br />

4. Gebed voor de opening van het Woord<br />

5. Lezing van de Schriften, afgewisseld door een lied<br />

6. Lezing van een thema uit de Heidelbergse Catechismus, eventueel aangevuld met<br />

een passend gedeelte uit de andere belijdenisgeschriften<br />

7. Onderwijzing in de leer<br />

8. Lied<br />

[ Bediening van de doop en andere incidentele onderdelen]<br />

9. Geloofsbelijdenis<br />

[wanneer in de morgendienst de Geloofsbelijdenis van Nicea is gebruikt, kan in<br />

de middagdienst de Apostolische Geloofsbelijdenis een plaats ontvangen,<br />

eventueel een trinitarisch lied]<br />

10. Gebed<br />

11. Inzameling van de gaven<br />

[dit onderdeel kan weggelaten worden; er kan echter reden zijn voor een bijzondere<br />

collecte]<br />

12. Slotlied<br />

13. Zegen


4 Plaats en inrichting van het heilig avondmaal<br />

Opdracht 2 voor deputaten eredienst luidt:<br />

zich te bezinnen op de plaats en inrichting van de avondmaalsviering en daarbij<br />

teksten of formulieren te (doen) ontwerpen die meer afwisseling mogelijk maken bij<br />

frequente viering van het avondmaal.<br />

In dit hoofdstuk willen wij bezien hoe de plaats van het avondmaal nu is en wat de knelpunten<br />

zijn. Vervolgens willen wij onderzoeken wat in het licht van bijbelse gegevens en tegen<br />

de achtergrond van de geschiedenis van de kerk de plaats en inrichting van het avondmaal<br />

in relatie tot het geheel van de eredienst zouden moeten zijn.<br />

Over teksten en formulieren handelt hoofdstuk 5.<br />

4.1 Situatieschets<br />

Een gereformeerde kerkdienst is sterk gericht op het Woord en de verkondiging daarvan. In<br />

de beleving staat met name de preek centraal. Daarvoor komen de kerkgangers vooral.<br />

Daaraan wordt ook vaak de kerkdienst afgemeten. Ook voor de voorgangers - predikanten -<br />

ligt het doorgaans zo. Bij de voorbereiding van de eredienst is aan de preek de meeste tijd<br />

besteed en in de dienst is daarop alles afgestemd. Schriftlezing(en), psalmen en gezangen<br />

zijn gekozen bij de preek en dat geldt ook vaak nog voor een deel van het gebed. Andere<br />

onderdelen van de liturgie worden soms behandeld en ervaren als bijkomend.<br />

Enkele zondagen per jaar, zo'n vier tot zes keer, kan men een ander beeld waarnemen.<br />

Dan domineert in de kerkzaal een lange avondmaalstafel. De dienst is vaak geheel afgestemd<br />

op de bediening van het sacrament van het avondmaal. De zondag daaraanvoorafgaand<br />

heeft de voorbereiding plaatsgehad en de gemeenteleden hebben zich in de week<br />

persoo<strong>nl</strong>ijk voorbereid. Het avondmaal neemt - door het lange formulier en de vele tafels -<br />

zoveel tijd in beslag, dat andere delen van de dienst in de verdrukking komen. Soms blijft<br />

de preek geheel achterwege.<br />

Wellicht geldt het geschetste beeld iets meer voor de achter ons liggende periode dan voor<br />

het heden, maar het zal voldoende herkenning geven.<br />

4.2 Probleemstelling<br />

De vraag moet gesteld worden of een avondmaalsdienst als boven geschetst, verantwoord<br />

is. Krijgt het avondmaal in de praktijk niet een zeer aparte, geïsoleerde plaats? Aan de orde<br />

moet komen hoe de verhouding is tussen Woord en avondmaal. Daarbij dient ook de door<br />

de synode uitgesproken wens naar een frequentere viering van het avondmaal verdisconteerd<br />

te worden.<br />

Zowel de 'woorddienst' als de 'avondmaalsdienst' roept vragen op. Kan dat zo? Kan het ook<br />

beter?<br />

4.3 Het avondmaal<br />

Het avondmaal is viering van het heil. Het is het feest van het gedenken van het offer van<br />

Christus en de verwachting van zijn wederkomst. Het is ook verkondiging. Al vierende<br />

verkondigen wij de dood van de Heer, totdat Hij komt. En meer dan zijn dood alleen: het<br />

avondmaal is ook de verkondiging van de opgestane Heer.<br />

Daarom past bij het avondmaal niet een begrafenissfeer, maar wel de vreugde en de stille<br />

verwondering over zoveel hartelijke liefde en trouw jegens ons.<br />

4.3.1 Instelling van het avondmaal


De bijbelse gegevens voor de instelling van het avondmaal zijn sterk. Christus zelf heeft het<br />

avondmaal ingesteld. Paulus is daar duidelijk over:<br />

Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weer overgegeven<br />

heb, dat de Here Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, de<br />

dankzegging uitsprak, het brak en zei: Dit is mijn lichaam, voor u, doet dit tot mijn<br />

gedachtenis. Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zei: Deze<br />

beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn<br />

gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de<br />

dood des Heren, totdat Hij komt. (1 Kor. 11:23-27).<br />

Ook de evangelisten Matteüs, Marcus en Lucas beschrijven de instelling van het avondmaal<br />

(Mat. 26, Mar. 14, Luc. 22).<br />

Het is van belang te bedenken dat Jezus het avondmaal heeft ingesteld tijdens de viering<br />

van het joodse Pascha (Pesach). Dat is ook het uitgangspunt in de synoptische evangeliën.<br />

Zo begint Lucas bij de eerste beker, waarbij Jezus de dankzegging uitsprak en zei:<br />

Neemt deze en laat hem bij u rondgaan. Want Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker<br />

niet van de vrucht van de wijnstok drinken, voordat het koninkrijk Gods gekomen is.<br />

Daarna nam Hij een brood, sprak de dankzegging uit, gaf het en voegde daaraan toe:<br />

Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis.<br />

Vervolgens de beker na de maaltijd, waarbij Hij de woorden uitsprak:<br />

Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt (Luc.<br />

22:17-20).<br />

Het avondmaal is de vervulling van het Pascha. Daarom worden hieronder aspecten van<br />

het Pascha genoemd die van belang zijn voor een goed begrip van het avondmaal.<br />

4.3.2. Pascha (Pesach)<br />

Het Pascha was een maaltijd.<br />

In de evangeliën wordt beschreven hoe de discipelen de voorbereidingen troffen in de grote<br />

bovenzaal: er kwam wijn en brood, ongezuurd brood (matses), bittere kruiden en een lam.<br />

Maaltijd houden betekende gemeenschap oefenen met elkaar. In onze westerse cultuur is<br />

dat wat minder sprekend dan in het oosten, maar het samen uit eten gaan heeft ook bij ons<br />

nog dat aspect.<br />

Het Pascha was ook een offermaaltijd.<br />

Het lam, dat werd geslacht, was een offerlam, het paasoffer voor de HERE (Ex. 12:27).<br />

Terwille van het bloed van het lam dat gestreken moest worden aan de deurposten en<br />

bovendorpel van de huizen waarin het Pascha gegeten werd, ging de HERE aan die huizen<br />

voorbij (Ex. 12:13). Vanwege het verzoenend bloed spaarde de HERE de Israëlieten.<br />

Het offermaal was niet alleen een gemeenschappelijk maal, maar men at en dronk voor het<br />

aangezicht van de HERE (vergelijk Deut. 12:7). Het was tevens gemeenschap met God.<br />

Het Pascha was een dankoffer-maaltijd.<br />

Van de offers die in Leviticus 1 tot 7 beschreven worden, was er één dat door de Israëlieten<br />

ook gegeten werd: het vrede- of dankoffer (Lev. 7:11v).<br />

Het vredeoffer kon als lofoffer gebracht worden dan wel als gelofteoffer of als vrijwillig offer.<br />

De laatste twee zijn persoo<strong>nl</strong>ijke offers. In verband met het Pascha valt meer te denken aan<br />

het lofoffer, al sluit dat het persoo<strong>nl</strong>ijke offer niet uit. Van het brengen van een gelofteoffer


is ook sprake in het bij het Pascha gezongen Hallel (Ps. 116:12-19).<br />

Het begin van het ritueel bij dit offer was gelijk aan het brandoffer. De offeraar legt zijn<br />

hand op de kop van het offerdier en in zijn plaats wordt het dier geslacht en het bloed<br />

rondom op het altaar gesprengd (Lev. 3). De vrede rust op het verzoenend offer. 4<br />

Het karakter van het dankoffermaaltijd kwam ook tot uiting in de verkondiging en lofprijzing<br />

bij het Pascha. Beide zijn in het ritueel van de viering opgenomen.<br />

Terwijl de maaltijd klaar stond en de tweede beker ingeschonken was, volgde eerst de<br />

haggada, de vertelling van Gods grote daden. Het onderricht krijgt zo een plaats in de<br />

viering. Op de vraag van de zoon: "W at betekent dit?" (Ex. 12:26-27, Ex. 13:8), kwam als<br />

antwoord de geschiedenis van Pascha, het verhaal van de verlossing. De verkondiging had<br />

niet alleen betrekking op Gods daden in het verleden, maar liep tenslotte uit op de verwachting<br />

van de komst van de Messias.<br />

Het Hallel (Ps. 113 tot 118) werd in twee gedeelten gezongen: de Psalmen 113 en 114 na<br />

de haggada maar nog voor het eten van de maaltijd, en het tweede deel, 115 tot 118, na<br />

de maaltijd en de derde beker, de zg. beker der dankzegging.<br />

Het tafelgebed van de huisvader voor het ongezuurde brood voorafgaand aan het eten van<br />

de maaltijd is te typeren in termen van danken, prijzen en zegenen. In Lucas 22:19 en 1<br />

Korintiërs 11:24 wordt dit onderdeel van de paschaliturgie 'de dankzegging' genoemd.<br />

Bij de paschamaaltijd, waarbij Jezus het avondmaal heeft ingesteld, gaan verkondiging en<br />

dankzegging wel op een heel bijzondere manier samen.<br />

4.3.3 Aspecten van het avondmaal<br />

De in hierboven aangeduide aspecten zeggen al veel over het avondmaal. Er is ook verschil.<br />

Het Pascha was ingebed in het geheel van de oudtestamentische eredienst, waarin offers<br />

een centrale plaats hadden en een verwijsfunctie hadden naar het offer van Christus. Bij<br />

het Pascha zelf is sprake van een offerlam.<br />

Daarentegen gaat het avondmaal uit van het unieke en volkomen offer van Christus. Bij het<br />

avondmaal kan geen sprake meer zijn van een offer dat gebracht moet worden om vergeving<br />

en verlossing te verkrijgen, maar gaat het om de vrucht van het eens en voor altijd<br />

gebrachte offer van Christus, <strong>nl</strong>. de vergeving der zonden en het eeuwig leven. Het avondmaal<br />

kan echter niet zonder het offer der dankbaarheid. Hierbij valt te denken aan wat<br />

Paulus zegt in Romeinen 12:1. Hij vermaant ons daar onze lichamen te offeren als een<br />

levend, heilig en Gode welgevallig offer.<br />

Gemeenschap<br />

Het meest typerende van het avondmaal is wel dat het de maaltijd van de gemeenschap<br />

met Christus is. Paulus zegt in 1 Korintiërs 10:16:<br />

Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een (het<br />

formulier zegt: de!) gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood dat<br />

wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?<br />

Met de woorden 'Dit is mijn lichaam... Dit is mijn bloed', die Jezus uitspreekt bij het uitdelen<br />

van het brood en later na de maaltijd bij de derde beker wijst Hij Zichzelf aan als het paaslam.<br />

Om het met Paulus te zeggen: ons paaslam is geslacht: Christus (1 Kor. 5:7).<br />

De gemeenschap aan de tafel van het avondmaal is allereerst de gemeenschap met<br />

Christus, het deel hebben aan de vrucht van zijn offer voor ons. God wil ons voeden aan<br />

het avondmaal met het levendmakende brood Christus (Joh. 6:51).<br />

De gemeenschap met Christus is verbondsgemeenschap. Uit de instellingswoorden van het<br />

4<br />

Calvijn, Institutie, IV,18,13, verdeelt de offers in twee soorten: zoenoffers en vredeoffers. In<br />

het pascha komen deze twee soorten offers samen.


avondmaal blijkt dat er verband is met het bloed van het verbond. Zonder bloedstorting is er<br />

geen gemeenschap. Christus heeft met zijn dood en bloedstorting het nieuwe verbond van<br />

genade en verzoening voor eeuwig rechtskracht verleend, toen Hij riep: Het is volbracht!<br />

Daarom wordt het avondmaal ook wel de 'dis des verbonds' genoemd.<br />

De gemeenschap met Christus legt vervolgens de basis voor de onderlinge gemeenschap.<br />

Door het gebruik van het sacrament worden wij aangespoord tot een vurige liefde jegens<br />

God en vervolgens ook tot onze naaste. "Omdat het één brood is, zijn wij, hoevelen ook,<br />

één lichaam. W ij hebben immers allen deel aan het ene brood". (1 Kor. 10:17; NGB art. 35).<br />

Verkondiging<br />

De verkondiging van het evangelie wordt door Paulus nauw verbonden aan de viering van<br />

het avondmaal. In 1 Korintiërs 11:26 schrijft hij:<br />

Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren.<br />

Al vierende verkondigen wij. Van de vraag of met verkondigen bedoeld is 'met woorden' of<br />

door te eten en te drinken - aan beide kan men denken - moet geen dilemma worden<br />

gemaakt. Spreken en doen liggen dicht bij elkaar en gaan in elkaar over. Met het eten en<br />

drinken leggen wij belijdenis af van ons geloof. Bij de handeling wordt ook het woord van<br />

verlossing gesproken. De verkondiging is ingebed in de viering, zoals ook bij het Pascha de<br />

haggada in de liturgie was opgenomen.<br />

Gedachtenis<br />

Christus heeft het avondmaal ingesteld tot zijn gedachtenis. Toen Hij het brood nam en de<br />

dankzegging uitsprak, het brak en het zijn discipelen gaf, en zei: Dit is mijn lichaam dat voor<br />

u gegeven wordt, sprak Hij daarbij de woorden: Doet dit tot mijn gedachtenis.<br />

Gedenken is meer dan denken aan en herdenken van wat in het verleden gebeurde. Het is<br />

geen cognitieve handeling, gericht op het verleden. Het verleden wordt evenmin teruggehaald<br />

door een herhalen of een opnieuw actualiseren van wat eens gebeurde.<br />

In het gedenken gaat het om de betekenis van het verleden voor het heden en de toekomst.<br />

Op basis van het eenmaal gebrachte offer van Christus gedenken wij Hem, die Zich<br />

voor ons heeft gegeven tot verzoening. In het gedenken beseffen wij de actualiteit van<br />

Gods verbondstrouw en liefde. Wij ervaren de gemeenschap met Hem en zijn Zoon en<br />

verwachten de wederkomst van Christus.<br />

De woorden 'doet dit' slaan niet alleen op het eten en drinken, maar omvatten de gehele<br />

handeling van het gedenken (de anamnese) en omvat zes elementen: nemen, danken,<br />

breken, duiden, delen en verkondigen.<br />

Verwachting<br />

Het aspect van de verwachting vinden wij in alle plaatsen in het Nieuwe Testament waar<br />

over de instelling van het avondmaal wordt gesproken. Behalve de instellingswoorden<br />

voegde Jezus nog enkele woorden toe, dat Hij voorzeker niet meer van de vrucht van de<br />

wijnstok zou drinken tot op de dag dat Hij haar met de zijnen nieuw zou drinken in het<br />

koninkrijk van zijn Vader (Matt. 26:29). Bij Lucas vinden wij de verzekering dat de viering<br />

van het avondmaal het perspectief opent op de komende viering in het koninkrijk van God<br />

zelfs tweemaal. Bij hem lezen wij ook dat Jezus het Pascha voorzeker niet meer zou eten,<br />

voordat het vervuld zou zijn in het koninkrijk van God (Luc. 22:16 en 18).<br />

Ook bij Paulus treffen wij het eschatologisch aspect aan in de woorden: "totdat Hij komt" (1<br />

Kor. 11:26). Het avondmaal is een voorsmaak van het grote feestmaal dat Jezus toegezegd<br />

heeft. Tenslotte wordt ook in Openbaring 19:6-9 gesproken van de bruiloft van het Lam.<br />

4.4 Nieuwe Testament en vroeg-christelijke kerk<br />

Hoewel er moeilijk te beantwoorden vragen zijn rond de viering van het avondmaal en de<br />

zg. liefdemaaltijden in de eerste tijd van de jonge pinksterkerk, is wel duidelijk dat in ieder


geval na verloop van tijd de viering van het avondmaal verbonden is met de dienst van de<br />

Schrift, zoals die bekend was uit de synagoge. Het is niet uitgesloten dat al in Handelingen<br />

20:7-11 sprake is van een zondagse samenkomst met bediening van Woord en sacrament.<br />

Op de eerste dag van de week, zo lezen wij daar, kwam men samen om 'brood te breken'.<br />

Daaraan ging een lange toespraak van Paulus vooraf.<br />

In ieder geval vinden we het vroeg-christelijk patroon van een wekelijks samenkomen om<br />

met elkaar de Schrift te openen en het brood te breken, beschreven bij Justinus in het<br />

midden van de tweede eeuw. Deze structuur van een dienst met Woord en tafel vinden wij<br />

de eeuwen door terug in de kerkdienst op zondagmorgen.<br />

Wij herhalen hier het grondpatroon van de christelijke erediensten, zoals dat door ons is<br />

weergegeven en van onderbouwing voorzien in de publicatie Licht op liturgie, pagina 11.<br />

Voorbereidend deel<br />

Elementen als: votum, zegengroet, schuldbelijdenis, genadeverkondiging (uit de<br />

oudchristelijke eredienst: Kyrie, Gloria, intochtslied)<br />

Dienst van de Schriften<br />

Elementen als: gebed om verlichting met de Heilige Geest, één of meer Schriftlezingen<br />

en bediening van het W oord<br />

Dienst van de offerande<br />

Apostolicum, voorbeden, dankzegging, inzameling van de gaven<br />

Dienst van de tafel<br />

Viering van het avondmaal (uit de oudchristelijke eredienst: Sanctus en Agnus Dei)<br />

Uit diverse gegevens in het Nieuwe Testament, m.n. Handelingen en 1 Korintiërs, blijkt dat<br />

het avondmaal vanaf de instelling regelmatig is gevierd. 5<br />

4.5 Frequentie<br />

In onze kerken wordt doorgaans slechts een beperkt aantal keren per jaar het avondmaal<br />

gevierd. In deze zg. avondmaalsdiensten ontbreekt vaak de preek. Omgekeerd is in de<br />

woorddiensten slechts een rest van de oude structuur overgebleven. Onderdelen als het<br />

Credo (de geloofsbelijdenis) en de offeranden vormden altijd de overgang tot of waren een<br />

deel van de dienst van de tafel. Maar het verband met het avondmaal is onduidelijk geworden.<br />

Hoe dat zo gekomen is, is een lang verhaal. In het kort kan daarover het volgende worden<br />

gezegd.<br />

In de Middeleeuwen werd de eucharistieviering gaandeweg een priesterviering, waarbij het<br />

volk toekeek. Deelnemen met de ogen (ogencommunie) vond men voldoende. De toeschouwers<br />

gingen tenslotte nog slechts eenmaal per jaar ter communie: na de veertigdagentijd<br />

van vasten en boeten werd er gebiecht en ging men met Pasen ter communie.<br />

4.6 Calvijn<br />

Calvijn - om ons tot hem te beperken - heeft van meetaf aan zich ingezet om het avondmaal<br />

zijn rechtmatige plaats terug te geven.<br />

Het avondmaal is, zo zegt Calvijn, bedoeld om dikwijls gebruikt te worden, om door de<br />

gedachtenis aan Christus' lijden het geloof te onderhouden en te versterken en de gelovige<br />

aan te sporen om zijn lof te belijden en zijn goedheid te verkondigen. En ook om de wederzijdse<br />

liefde te voeden en daarvan onderling getuigenis af te leggen. Want zo dikwijls wij<br />

deel krijgen aan het teken van het lichaam van Christus, verplichten wij ons tot wederzijdse<br />

liefde jegens elkaar.<br />

Calvijn verwijst naar Lucas, die in Handelingen 2:42-47 eraan herinnert dat in de apostoli-<br />

5<br />

Zie ook: Rapport Studiedeputaten Eredienst, Generale Synode Berkel en Rodenrijs 1996,<br />

p. 54-55, 57-61


sche kerk een dergelijk gebruik bestond, wanneer hij zegt dat de gelovigen volhardend<br />

waren in de leer van de apostelen, in de gemeenschap, in het breken van het brood en in<br />

de gebeden.<br />

Al in de eerste druk van zijn Institutie (1536) pleit Calvijn voor minstens een wekelijkse<br />

viering van het avondmaal: "Zo moest het altijd gebeuren dat er geen enkele samenkomst<br />

van de gemeente zou plaatsvinden zonder Woord, gebeden, deelname aan het avondmaal<br />

en aalmoezen". 6 Calvijn (en ook Luther) hield principieel vast aan de eenheid van prediking<br />

en avondmaal. Woord en sacrament horen samen thuis in de eredienst van de zondagmorgen.<br />

7 De gewoonte in zijn tijd om slechts éénmaal per jaar avondmaal te vieren, is een<br />

uitvinding van de duivel. "Minstens eenmaal per week had de tafel van de Here in de<br />

samenkomst van de christenen moeten worden aangericht en hadden de beloften, die ons<br />

aan tafel geestelijk voeden, verklaard moeten worden."<br />

Het sprak voor hem vanzelf dat er geen viering mogelijk was zonder actieve deelname van<br />

de gemeente. "Niemand zou weliswaar gedwongen moeten worden, maar allen hadden<br />

moeten worden aangespoord". 8<br />

Dat het in de praktijk niet tot een wekelijkse viering in Genève kwam vanwege tegenwerking<br />

van de overheid, is bekend. 9<br />

Door piëtisme en rationalisme namen de avondmaalsfrequentie en de deelname aan het<br />

avondmaal verder af. Avondmaalsmijding vanwege het zich onwaardig achten, heeft velen<br />

van de tafel afgehouden.<br />

4.7 Woord en sacrament<br />

De vraag zou kunnen opkomen of een frequente avondmaalsviering niet ten koste van het<br />

Woord zal gaan. Maar ligt hier wel een spanningsveld?<br />

De keuze voor frequentere viering hangt af van onze kijk op zowel het avondmaal als de<br />

dienst van het W oord en de verhouding tussen W oord en avondmaal. Hierboven is daarover<br />

al het een en ander opgemerkt. Daaraan kan nog het volgende worden toegevoegd.<br />

Woord en sacrament hebben dezelfde inhoud. Beide wijzen op het enige offer van Christus<br />

aan het kruis volbracht. 10 Woord en sacrament vormen wat inhoud betreft een eenheid.<br />

Ook in die zin, dat het één niet zonder het ander gedacht kan worden. Dat het sacrament -<br />

teken van de belofte van het evangelie - niet bestaan kan zonder het Woord zal duidelijk<br />

zijn. Calvijn zegt: de rechte bediening van het avondmaal kan niet zonder het Woord. 11 In<br />

die zin is het sacrament afhankelijk van het Woord.<br />

Toch zou het onjuist zijn het sacrament te zien als iets bijkomstigs. Die mening is wel<br />

verdedigd. En het kan lijken alsof art. 33 NGB daarvoor aa<strong>nl</strong>eiding geeft. Daar wordt<br />

immers gezegd dat de sacramenten zijn ingesteld vanwege ons onverstand en zwakheid<br />

van geloof. C.Trimp heeft erop gewezen dat de historische achtergrond van deze uitspraak<br />

wordt gevormd door de pastorale insteek bij Calvijn. 12<br />

6<br />

7<br />

8<br />

9<br />

10<br />

11<br />

12<br />

Joh. Calvijn, Institutie 1536. Onderwijs in de christelijke religie. Vertaling door W. van 't<br />

Spijker, Kampen 1992, 163)<br />

Over het eigen karakter van de tweede dienst wordt in hoofdstuk 2 van dit rapport geschreven.<br />

Institutie 1536, 164)<br />

Zie ook: Rapport studiedeputaten eredienst, Generale synode Berkel en Rodenrijs 1996,<br />

92-93)<br />

Heidelbergse Catechismus, Zondag 25, vraag en antwoord 67.<br />

Calvijn, Institutie, IV,17,39.<br />

Zie C. Trimp, De gemeente en haar liturgie, Kampen 1983, 114.


Tegelijk zegt Calvijn dat God als zorgzaam huisvader ons voortdurend wil voeden met de<br />

ware spijs en drank. Wij ontvangen niet slechts het teken maar ook de betekende zaak. Het<br />

avondmaal is ook gemeenschap met Christus.<br />

Werkt de Heilige Geest door de verkondiging van het Woord het geloof in ons hart, in het<br />

sacrament wordt dat versterkt. 13 Het sacrament van het avondmaal kan daarom niet als iets<br />

bijkomstigs gezien worden (een plaatje bij het Woord), maar heeft een volwaardige en<br />

zelfstandige plaats. Het gaat in het avondmaal om de gemeenschap met Christus.<br />

4.8 Samenvatting en conclusies<br />

In het begin van dit hoofdstuk kwam aan de orde de vraag of een avondmaalsdienst enkele<br />

keren per jaar enerzijds en een woorddienst zonder avondmaalsviering anderzijds liturgisch<br />

verantwoorde vormen van eredienst zijn. Ook de frequentie van de avondmaalsviering<br />

vroeg onze aandacht.<br />

Het avondmaal werd beschreven als de maaltijd van de gemeenschap met Christus en de<br />

onderlinge gemeenschap, en gezet tegen de achtergrond van het Pascha als dankoffermaaltijd.<br />

Verkondiging en viering bleken daarbij samen te gaan. Christus heeft bij de<br />

instelling van het avondmaal een regelmatige viering bevolen, totdat Hij komt.<br />

Het patroon van een dienst met zowel Schrift als avondmaalsviering is vanaf de eerste<br />

eeuwen aanwijsbaar. Het avondmaal werd dikwijls gevierd overeenkomstig de opdracht van<br />

Christus het regelmatig (zo dikwijls als) te vieren, totdat Hij komt. Het avondmaal is te zien<br />

onder het perspectief van de bruiloft van het Lam.<br />

Calvijn heeft geprobeerd de eenheid van Schrift en tafel te herstellen. Hij bepleitte een<br />

wekelijkse viering van het avondmaal. Een spanningsveld tussen een frequente viering van<br />

het avondmaal en de woordbediening blijkt er niet te zijn. Integendeel, Woord en avondmaal<br />

horen bij elkaar.<br />

De eenheid van Schrift en tafel, de liefde tot Christus en elkaar, en het verlangen naar de<br />

bruiloft van het Lam dringen ons naar een hogere frequentie van de avondmaalsviering dan<br />

de gebruikelijke vier tot zes keer per jaar.<br />

Daarom pleiten deputaten voor een herstel van het verband tussen Woord en avondmaal<br />

voor de zondagmorgendienst.<br />

13<br />

Heid. Cat. Zondag 25 vr/a 65, 66.


5 Avondmaalsformulieren<br />

5.1 Opdracht<br />

De tweede opdracht die de Generale Synode van Berkel en Rodenrijs 1996 aan deputaten<br />

gaf, luidt:<br />

zich te bezinnen op de plaats en de inrichting van de avondmaalsviering en daarbij<br />

teksten te (doen) ontwerpen die meer afwisseling mogelijk maken bij frequente viering<br />

van het avondmaal.<br />

In hoofdstuk 4 van dit rapport is te lezen over het eerste deel van deze opdracht, namelijk<br />

de (theologische) bezinning op de plaats en de inrichting van de avondmaalsviering. In dit<br />

hoofdstuk richten wij ons op het tweede deel van de opdracht, namelijk het (doen) ontwerpen<br />

van teksten.<br />

Als gronden bij de opdracht stelde de synode:<br />

een van de gronden onder het besluit van de synode van Ommen wijst op 'het verlangen<br />

naar meer afwisseling in de avondmaalsliturgie' bij frequent avondmaal vieren<br />

(Acta art. 46, besluit 1, grond 1.4); de huidige avondmaalsformulieren bieden daartoe<br />

te weinig mogelijkheden; de inventarisatie van deputaten bevestigt de wens naar<br />

meerdere avondmaalsformulieren.<br />

5.2 Doel en functie van formulieren<br />

Om op een verantwoorde wijze aan de opdracht te voldoen en met gefundeerde voorstellen<br />

te komen is het nodig dat we eerst aandacht besteden aan doel en functie van liturgische<br />

formulieren. Bovendien, wanneer de kerken nieuwe ideeën voor deze formulieren hebben<br />

en alternatieve teksten laten ontwerpen en de ingebruikneming daarvan overwegen, is het<br />

niet meer dan billijk tegenover onze voorouders dat wij ons rekenschap geven van de vraag<br />

waarom zij de formulieren ontwierpen en gebruikten.<br />

Ook moeten we beseffen waarom onze kerken sinds jaar en dag zo sterk vasthouden aan<br />

de ongewijzigde lezing van de formulieren. Niet voor niets kennen wij de regel van artikel<br />

61 van de kerkorde: "... waarbij de daarvoor vastgestelde formulieren dienen gebruikt te<br />

worden."<br />

Voor de beantwoording van deze vragen zullen we eerst enkele scribenten raadplegen die<br />

zich over de materie uitgelaten hebben. Gezien de synode-opdracht wordt in het bijzonder<br />

aandacht geschonken aan het formulier voor de avondmaalsbediening.<br />

5.2.1 A. Kuyper<br />

We kiezen ons startpunt bij A. Kuyper (1837-1920), die zich over het waarom van liturgische<br />

formulieren uitgelaten heeft in zijn studie Onze Eeredienst (1911). Het boek opent met<br />

een beschouwing over 'herleving van liturgisch besef'. In dat kader besteedt Kuyper aandacht<br />

aan het gebruik van het doopformulier. Hij schrijft tegen de achtergrond van een<br />

willekeurig omgaan met kerkelijke formulieren: het was in de negentiende eeuw gebruikelijk<br />

dat predikanten het doopformulier geheel weglieten of eigenhandig wijzigden. 14<br />

Van hieruit ontwikkelt Kuyper zijn standpunt dat het in de liturgie niet gaat om de vrijheid<br />

van een predikant, maar om het wezen van de eredienst: in de vergadering van de gelovigen<br />

gaat het niet om de dienaar die over de kerk meent te kunnen beschikken, maar om de<br />

kerk die over haar dienaar beschikt om het heilige in de vergadering van de gelovigen te<br />

bedienen.<br />

Kuyper komt op deze dingen terug, wanneer hij toekomt aan de behandeling van de bedie-<br />

14<br />

A. Kuyper, Onze Eeredienst, Kampen 1911, 7vv.


ning van de doop en het avondmaal. Aan het begin van de verhandeling over de doop<br />

geeft hij algemene aandacht aan het gebruik van formulieren. 15<br />

Voor een goed begrip van zijn opvattingen hierover, moet vermeld worden dat Kuyper<br />

onderscheid maakt tussen het 'subjectieve' en 'objectieve' gedeelte van een kerkdienst. Het<br />

subjectieve, onderwerpelijke deel wordt gevormd door de dienst des Woords, waarvan de<br />

preek het centrum is. Hier ligt een accent op de persoo<strong>nl</strong>ijke gave van de dienaar: de ene<br />

predikant zal geheel anders over dezelfde tekst preken dan zijn collega. Op dit punt kunnen<br />

kerkgangers ook voorkeuren uitspreken voor bepaalde voorgangers.<br />

Bij het sacrament hebben we volgens Kuyper uitsluitend te doen met het objectieve, het<br />

voorwerpelijke. De predikant mag niet een persoo<strong>nl</strong>ijk stempel op de sacramentsbediening<br />

drukken, zodat de gemeente - net zoals bij de dienst des Woords - onderscheid gaat<br />

maken tussen predikanten. Daarom is het nodig dat alle voorgangers op geheel dezelfde<br />

wijze de sacramenten bedienen. Vandaar dat voor sacramenten formulieren zijn voorgeschreven<br />

en dat elke predikant zich hieraan te houden heeft.<br />

Hieruit volgt dat het naar Kuypers opvatting niet juist is dat voorgangers wijzigingen aanbrengen<br />

in de formulieren. In de formulieren spreekt de kerk zelf, 'en de Dienaar is slechts<br />

haar orgaan'. In de subjectieve verkondiging van het Woord is de predikant aan het woord<br />

en is er plaats voor 'het profetisch persoo<strong>nl</strong>ijke'. In de objectieve formulieren heeft de kerk<br />

drie eeuwen geleden haar leer ten aanzien van de sacramenten uiteengezet. Daarom mag<br />

een voorganger niet op eigen houtje de formulieren wijzigen, ook taalkundig niet. Het<br />

inhoudelijk en taalkundig wijzigen van formulieren is de taak van de kerken samen in een<br />

synode.<br />

Een formulier mag ook niet afgeraffeld worden. Het moet kalm gelezen worden. We moeten<br />

niet het formulier lezen omdat het nu eenmaal gelezen moet worden, maar om door de<br />

voorlezing het hart van de gemeente te doen opleven. Na een zorgvuldige voorlezing moet<br />

de gemeente goed zijn voorbereid op de bediening van het sacrament zelf. Zelfs mag, ja<br />

móet de lengte van de preek ingekort worden om het formulier volle aandacht te kunnen<br />

geven.<br />

Vanuit de zojuist beschreven opvatting over het objectieve en subjectieve deel van de<br />

dienst wil Kuyper niets weten van inkorting of weglating van het avondmaalsformulier.<br />

Integendeel, hij behandelt nauwkeurig onderdeel na onderdeel van het formulier.<br />

Kuyper is van mening dat het avondmaal in aparte kerkdiensten bediend moet worden, dat<br />

wil zeggen: in diensten waarin geen 'gewone Dienst van het Woord' gehouden wordt. 16<br />

Kuyper vindt het bezwaarlijk om het avondmaal te laten volgen op de bediening van het<br />

Woord. Hij noemt de volgende bedenkingen:<br />

1. de dienst gaat te lang duren, 17 2. ten onrechte gaat men óf in het formulier snoeien óf de<br />

preek tot een kwartier inkorten, 3. velen zullen ter kerke komen om de korte preek te horen<br />

en zich daarna huiswaarts begeven, 4. de dienst van het Woord moet in Kuypers optiek op<br />

het avondmaal slaan, maar daardoor ontstaat wel een doublure met het formulier. 18<br />

Kuyper vindt het een fout van het avondmaalsformulier dat 'de aanvang van en de i<strong>nl</strong>eiding<br />

tot den Dienst' er uit is weggelaten. 19 Je kunt een avondmaalsdienst niet plompverloren met<br />

15<br />

16<br />

17<br />

18<br />

19<br />

Kuyper, Onze Eeredienst, 395vv.<br />

Kuyper, Onze Eeredienst, 467-475.<br />

We merken hierbij op dat aparte avondmaalsdiensten in Kuypers optiek ook noodzakelijk<br />

zijn, aangezien hij een sterke voorkeur heeft voor een viering aan tafel. Hij accepteert<br />

daarvoor zelfs de praktijk dat er meer tafels na elkaar moeten komen, hetgeen veel tijd<br />

vergt (Kuyper, Onze Eeredienst, 467vv).<br />

Kuyper, Onze Eeredienst, 483vv.<br />

Kuyper, Onze Eeredienst, 491vv.


het formulier beginnen. Er moet iets aan voorafgaan, en het zou goed zijn wanneer dit in<br />

het formulier was opgenomen.<br />

Kuyper komt dan met een aparte orde van dienst voor avondmaalsdiensten, die geïnspireerd<br />

is door de Engelse kerk: '1e. Opening van den Dienst door het Votum; 2e een lied<br />

met bede om geheiligde aandacht; 3e legging op de Gemeente van de Wet, gevolgd door<br />

bede om schuldvergiffenis; 4e lezing uit de Schrift van een stuk, waarin God ons genade<br />

toezegt; 5e. Belijdenis des Geloofs, waarin de genade beleden wordt; 6e een lied van dank<br />

en jubel.' 20<br />

Daarna kon de eige<strong>nl</strong>ijk bediening volgen, die aanving met het lezen van het klassiek-gereformeerde<br />

avondmaalsformulier.<br />

5.2.2 P. Biesterveld<br />

P. Biesterveld (1863-1908) schrijft in Het Gereformeerd Kerkboek over liturgische geschriften<br />

in het algemeen. 21 Hij benadert de omgang met de formulieren vanuit de gedachte van<br />

de 'vergadering' van de gemeente. Als de gemeente vergadert, is dat een gemeenschappelijke<br />

zaak. Bij Rome is de mis een mysterie, in de gereformeerde opvatting is het avondmaal<br />

een gemeenschappelijke viering. De Here vergadert zijn gemeente om haar te onderwijzen<br />

door zijn Woord, in de ambtelijk geleide samenkomst. De viering behoort eenvoudig te zijn<br />

en geen afbreuk te doen aan het Woord, het onderwijzingsmiddel van God.<br />

Evenals Kuyper is Biesterveld van mening dat voorgangers zich aan de formulieren dienen<br />

te houden. Wanneer men dit beginsel loslaat, zet men de deur open voor allerlei willekeur<br />

van de voorganger. Bovendien is er in de liturgie 'nog bestaande vrijheid te over. Zelfs nog<br />

wel wat te veel vrijheid.' In tegenstelling tot Kuyper laat Biesterveld wel meer ruimte voor de<br />

voorganger, waar het gaat om veranderingen die terwille van taal en spelling noodzakelijk<br />

zijn. 22<br />

5.2.3 C. Trimp<br />

C. Trimp heeft betoogd dat de oorsprong van het didactische karakter van de gereformeerde<br />

liturgische formulieren gezocht moet worden in de drang om het vergaderde volk te laten<br />

verstaan wat er gebeurt in de eredienst. 23 In de eerste gereformeerde avondmaalsvieringen<br />

in Straatsburg lag de nadruk op de lezing van de Schriften en de verklaring daarvan. Het<br />

avondmaal is geen rituele handeling die op zichzelf staat; het staat in contact met het<br />

levende Woord van God. Daarom worden de instellingswoorden aangehaald en breed<br />

uitgelegd. Het avondmaal staat ook in de praktijk van het leven van de gelovigen. Daarom<br />

is er brede aandacht voor zelfbeproeving en afhouding, voor troost en onderlinge gemeenschap.<br />

De kerkelijke viering wordt uit het isolement gehaald en in het leven van elke dag<br />

teruggezet.<br />

Ten aanzien van het avondmaalsformulier overweegt Trimp wel enkele bezwaren. 24 De<br />

didactische inslag is te begrijpen tegen de achtergrond van het sacramentalisme, waarbij<br />

de sacramentele handelingen tot (onbegrepen) cultische en/of magische gebaren worden.<br />

20<br />

21<br />

22<br />

23<br />

24<br />

Kuyper, Onze Eeredienst, 493<br />

P. Biesterveld, Het Gereformeerd Kerkboek. z.p. 1931 ((2e druk, herzien door T. Hoekstra),<br />

129-147.<br />

Biesterveld, Kerkboek, 144-145. Wat de laatste opmerking van Biesterveld betref t, is het<br />

belangrijk te bedenken dat er geen voorgeschreven orde van dienst bestond. Deze zou pas<br />

in 1933 door de Generale Synode van Middelburg uitgevaardigd worden.<br />

C. Trimp, Formulieren en gebeden. z.j. z.p. 47; idem, De gemeente en haar liturgie. Kampen<br />

1983, 138, 148.<br />

Trimp, Formulieren, 55-57; idem, gemeente, 150-154.


Maar we moeten niet uit het oog verliezen dat het avondmaal wel een viering moet blijven:<br />

het vieren van het avondmaal is metterdaad iets anders dan het aanhoren van een catechismuspreek<br />

over het avondmaal. Het is een viering, die zich kenmerkt door feestelijkheid<br />

en plechtigheid, aldus Trimp. Hij verwijst naar het Pascha, dat niet een onderricht over<br />

de uittocht was, maar een vieren van die uittocht in een blij verlossingsfeest: 'In het kader<br />

van die viering kwam ook het onmisbare onderrichtend verhaal, de anamnese.'<br />

Eveneens wijst Trimp op een paar inhoudelijke bezwaren tegen het formulier. De verwachting<br />

van Christus' wederkomst zou een sterker accent kunnen ontvangen. Datzelfde geldt<br />

volgens Trimp ook voor de doxologie, die momenteel te veel is verplaatst naar de postcommunie.<br />

25<br />

5.2.4 G. van Rongen<br />

In Met al de heiligen (1990) schrijft G. van Rongen 26 dat het avondmaalsformulier lang en<br />

didactisch van toon is. Maar hij meent dat de kerken dit onderwijs ook vandaag nog nodig<br />

hebben: 'Het zou dunkt ons van te groot optimisme getuigen wanneer we zouden stellen<br />

dat tegenwoordig dit onderwijs over de betekenis van het avondmaal minder nodig is dan in<br />

de Reformatietijd, toen prediking en catechese eeuwe<strong>nl</strong>ang verwaarloosd waren in vele<br />

streken'. 27<br />

Bovendien is in de praktijk gebleken dat verkorting van het formulier niet eenvoudig is: wat<br />

kan wel en niet weggelaten worden? Die moeite bleek bijvoorbeeld bij het ontstaan van het<br />

zogeheten kort formulier, dat in de periode 1964-1973 ontstond. Het 'kort formulier' is naar<br />

het oordeel van Van Rongen ook niet kort te noemen. Hij geeft in overweging, de diverse<br />

aspecten van het avondmaal en de viering ervan te verdelen over een klein aantal formulieren,<br />

die beurtelings worden gebruikt. 'In elk geval is duidelijk dat de gemeente en de gemeenteleden<br />

er individueel zeer mee gediend zouden zijn wanneer het karakter van een<br />

viering sterker zou uitkomen.'<br />

5.2.5 Samenvatting<br />

Uit het hierboven gegeven overzicht lichten we de volgende zaken:<br />

1. diverse scribenten hebben benadrukt dat voorgangers zich dienen te houden aan de<br />

formulieren en daarin niet eigenmachtig mogen ingrijpen. Dit gebeurt vanuit het besef<br />

dat de formulieren de leer en taal van de kerk bewaren;<br />

2. ten aanzien van het avondmaalsformulier is meermalen gewezen op de lengte van<br />

het formulier en op het didactische karakter ervan. Hoewel er veel waardering voor<br />

het avondmaalsformulier bestaat, kan de viering in het gedrang komen.<br />

5.3 Formulieren<br />

Mede naar aa<strong>nl</strong>eiding van hetgeen de hierboven genoemde auteurs naar voren hebben<br />

gebracht, verdient een aantal aspecten met betrekking tot formulieren extra aandacht.<br />

De kerk kent de 'formulieren van eenheid' (belijdenisgeschriften) en liturgische formulieren.<br />

Een belangrijk verschil tussen deze twee is dat liturgische formulieren geschreven zijn om<br />

bepaalde liturgische handelingen (bijv. doop, avondmaal, bevestiging ambtsdragers) te<br />

begeleiden.<br />

5.3.1 Dogmatische functie<br />

25<br />

26<br />

27<br />

Trimp, Formulieren, 56; vgl ook: Trimp, Gemeente, 113-114, 150-151.<br />

G. van Rongen, Met al de heiligen, III, Barneveld 1990.<br />

Van Rongen, Met al de heiligen, III, 174.


Er zijn overeenkomsten tussen de twee soorten documenten. Bij beide gaat het om<br />

officieel-kerkelijke documenten waarin de kerk leerstellingen formuleert. De formulieren die<br />

bij de sacramentsbediening gebruikt worden, geven de leer van de kerk ten aanzien van<br />

doop en avondmaal weer. In verband met het avondmaalsformulier heeft W. van 't Spijker<br />

terecht opgemerkt dat het formulier opgevat kan worden als 'de officiële prediking van de<br />

kerk inzake het sacrament van het avondmaal': 'Het avondmaalsformulier wil de Schrift<br />

laten spreken. Het is de prediking van de kerk, die naar Gods Woord heeft leren luisteren<br />

en die nu het gehoorde doorgeeft.' 28<br />

In de formulieren van eenheid en de liturgische formulieren kiest de kerk haar positie<br />

tegenover dwaalleer. Vooral de belijdenisgeschriften fungeren als zodanig. Maar ook bij<br />

(het ontstaan van) liturgische formulieren kan strijd met dwaalleer een rol hebben gespeeld.<br />

Zo draagt het avondmaalsformulier duidelijke sporen van de zestiende-eeuwse strijd tegen<br />

de roomse avondmaalsleer. Als voorbeeld kan het 'sursum corda' ('opwekking') genoemd<br />

worden, waar staat dat we 'niet op de tekenen van brood en wijn moeten blijven zien, maar<br />

- de harten omhoog! - op Jezus Christus zien, die in de hemel voor ons pleit aan de rechterhand<br />

van de Vader.' Hier wordt geopponeerd tegen het roomse offerdogma, waarbij Christus<br />

als het ware uit de hemel op het altaar neerdaalt.<br />

5.3.2 Didactische functie<br />

Belijdenisgeschriften en liturgische formulieren hebben in de regel niet alleen een dogmatische,<br />

maar ook een duidelijk didactische functie. Liturgische formulieren hebben tot doel de<br />

gemeente te onderwijzen over de inhoud en betekenis van bijvoorbeeld de sacramenten.<br />

Het is hierbij van belang te realiseren dat de formulieren voor doop en avondmaal afkomstig<br />

zijn uit de tijd van de Reformatie. In die tijd was er immers veel aandacht voor het onderwijs.<br />

Het streven van de zestiende-eeuwse kerkreformatie naar heldere en brede uitleg van<br />

de daden van God, verdient grote waardering. Na eeuwe<strong>nl</strong>ang ritualisme in het vreemde<br />

Latijn, waardoor de werken van God werden verduisterd, klonk in de zestiende eeuw weer<br />

in verstaanbaar Nederlands het bevrijdende evangelie van Gods verlossing in Christus. De<br />

boodschap van de rechtvaardiging werd weer begrepen. Het is een boodschap die om<br />

levende prediking vraagt.<br />

Naast deze proclamatie is altijd voortgaande en verdiepende uitleg nodig. Niet alleen is de<br />

kerk verplicht, elke nieuwe generatie de woorden van God te leren (vgl. Ps. 78), ook de<br />

gelovigen zelf moeten groeien in hun geloof en toenemen in liefdevolle kennis van de Here.<br />

Gods volk is een lerende gemeente (vgl. 1 Kor. 12, 14: uitleg van de tongen, uitleg van de<br />

profetie). Deze gedachte rechtvaardigt het gebruik van duidelijke uitleggingen van de leer<br />

van de kerk. Wij zullen in de kerk van Christus niet zonder uitleg kunnen.<br />

Vanuit de zojuist beschreven achtergrond ontstonden tijdens de Reformatie ook diverse<br />

liturgische formulieren, die primair de gemeente beoogden te onderwijzen.<br />

5.3.3 Oecumenische functie<br />

Formulieren en belijdenisgeschriften vervullen een rol bij het bewaren en bevorderen van<br />

de eenheid van de kerk. Hier kunnen we denken aan de verbondenheid met de kerk van<br />

alle tijden en plaatsen. Het is goed over dit aspect niet geringschattend te doen. Juist in een<br />

tijd die zo vaak vraagt om eigentijdse vormen, is het zinvol er telkens aan herinnerd te<br />

worden dat de kerk een kerk van eeuwen is.<br />

Daarnaast functioneren formulieren om de eenheid tussen de plaatselijke gereformeerde<br />

kerken anno 1998 tot uiting te brengen. Ook door uniformiteit in de wijze waarop de kerken<br />

hun erediensten inrichten, wordt zichtbaar dat kerken zich in geloof aan elkaar verbonden<br />

weten. Eén en ander impliceert niet dat er geen ruimte mag zijn voor plaatselijke verschillen<br />

28<br />

W. van 't Spijker, Zijn verbond en woorden. Kampen 1991 (2e druk), 93-94. Vgl ook: W.<br />

van 't Spijker (red.), Bij brood en beker. Goudriaan 1980, 373.


en dat alle pluriformiteit bestreden moet worden. Met de nagestreefde eenheid in liturgische<br />

zaken moet niet krampachtig omgegaan worden. Plaatselijke, regionale en landelijke<br />

verschillen in liturgische aangelegenheden zijn er binnen het gereformeerd-protestantisme<br />

altijd geweest. Tegenover het 'juridisme' van de rooms-katholieke kerk, die alle liturgische<br />

teksten en handelingen strikt voorschreef, hebben de reformatiekerken steeds benadrukt<br />

dat er 'vrijheid in ceremoniën' bestaat. Liturgie werd gerekend tot de adiafora, de middelmatige<br />

zaken. Daarbij moeten we bedenken dat 'middelmatig' geen synoniem is van 'onbelangrijk',<br />

maar wil zeggen dat het geen principiële kwestie betreft. Daarom is het enerzijds<br />

niet mogelijk dat kerken elkaar op middelmatige zaken veroordelen. Anderzijds ontslaat het<br />

de kerken niet om ook inzake de eredienst gezame<strong>nl</strong>ijk te zoeken naar het beste en het<br />

meest verantwoorde. Onder verwijzing naar de Schrift hebben de reformatoren ook wat dat<br />

laatste betreft geen onduidelijkheid laten bestaan.<br />

5.3.4 Conclusie<br />

In paragraaf 5.2 is gebleken dat met liturgische formulieren zorgvuldig omgegaan moet<br />

worden. Dat geldt zowel voor de bestaande formulieren als de formulieren die de kerken<br />

mogelijk in de toekomst ontvangen.<br />

Het feit dat formulieren te maken hebben met de leer en eenheid van de kerk, verhindert<br />

dat plaatselijke kerken of predikanten eigenmachtig formulieren kunnen wijzigen of bekorten.<br />

Formulieren willen juist willekeur in leer en (liturgisch) leven, geloof en handeling<br />

voorkomen. Het is eigen aan formulieren dat zij geen of weinig ruimte bieden aan individuele<br />

ideeën en wensen van voorgangers. In die zin heeft Kuyper terecht onderkend dat dit<br />

innerlijk tegenstrijdig is met wat een formulier nu juist beoogt te zijn.<br />

De viering is door de Here Jezus aan de gemeente gegeven; de gemeente mag weten wat<br />

zij kan verwachten. Daarom moet gewaakt worden tegen individuele ingevingen van de<br />

voorganger, die telkens maar weer op de gemeente gelegd worden.<br />

5.4 Kanttekeningen bij de huidige avondmaalsformulieren<br />

Ten aanzien van het lange avondmaalsformulier hebben we in paragraaf 5.2 gezien dat<br />

diverse auteurs - naast waardering - op nadelen van het formulier gewezen hebben. In<br />

deze paragraaf zullen we de voornaamste bezwaren resumeren die in verband met de<br />

avondmaalsformulieren genoemd worden.<br />

5.4.1 Lengte van het formulier<br />

De lengte van het klassiek-gereformeerde avondmaalsformulier is al sinds de zeventiende<br />

eeuw voorwerp van discussie. 29 Ook in de afgelopen vijftig jaar is de lengte bij herhaling<br />

bekritiseerd. 30 De classis Haarlem wees de Generale Synode van Bunschoten-Spakenburg<br />

1958-1959 onder meer op de lengte van het formulier, waardoor de bediening van het<br />

Woord in het gedrang kwam. Dat bezwaar zou nog sterker worden wanneer de kerken<br />

vaker avondmaal zouden gaan vieren. De synode stelt zich op het standpunt dat frequentere<br />

avondmaalsviering schriftuurlijk is, maar vindt dat de wenselijkheid van een kort formulier<br />

niet genoeg aangetoond is.<br />

Het verzoek van de Particuliere Synode Utrecht 1963 om te komen tot een kort formulier,<br />

ontvangt veel adhesie vanuit de kerken. Als bezwaar tegen het klassiek-gereformeerde<br />

formulier wordt vanuit de kerken ook genoemd de breedsprakigheid en herhalingen. Frequentere<br />

viering, waarbij altijd hetzelfde formulier gelezen moet worden, zorgt ervoor dat<br />

29<br />

30<br />

Vgl. E.F. de Kruyf, Liturgiek. Groningen 1901, 155.<br />

Een ov erzicht is te vinden bij: T. Dijkema, 'Lang en kort. Over de lengte v an avondmaalsformulieren',<br />

in: C. van den Berg (e.a.), Pastorale. Pastoraat van Geest en Woord. Kampen<br />

1997, 127-139.


overbekende woorden en zinnen in monotone cadans over de hoofden van de kerkgangers<br />

heen dreigen te gaan.<br />

De Generale Synode van Rotterdam-Delfshaven 1964 besluit aan het verzoek te voldoen.<br />

Een deputaatschap wordt opgedragen een kort formulier te ontwerpen dat te zijner tijd in<br />

plaats van het bestaande formulier gebruikt mag worden. Het korte formulier moest dus een<br />

frequentere viering mogelijk maken. Toen de Generale Synode van Hattem 1972-1973 het<br />

'kort formulier' vrij gaf, ging dit formulier echter vaak anders functioneren: veel kerken<br />

gingen ertoe over het klassiek-gereformeerde formulier in de morgendiensten te gebruiken,<br />

en het 'kort formulier' in de middagdiensten. Een hogere frequentie van de avondmaalsviering<br />

werd dus veelal niet bereikt door de komst van het 'kort formulier'.<br />

Vermeldenswaard is dat deputaten die rapport uitbrachten aan de Generale Synode van<br />

Kampen 1975, zich afgevraagd hebben of er sprake zou zijn van toename van het aantal<br />

avondmaalsvieringen, wanneer uit verschillende wijzen van viering een keus gemaakt kon<br />

worden: "Een eerste stap in die richting werd reeds gedaan door het vrijgeven van een kort<br />

formulier voor de viering van het avondmaal. Deputaten doen uw vergadering de suggestie,<br />

nog een derde mogelijkheid te openen, <strong>nl</strong>. een sterk vereenvoudigde avondmaalsliturgie,<br />

waarbij een breedvoerige onderwijzing ontbreekt en vrijwel direct tot de viering wordt<br />

overgegaan. Dit dan met behoud van die elementen die vanouds essentieel zijn voor de<br />

avondmaalsviering, zoals het avondmaalsgebed, de instellingswoorden, de gedachtenis<br />

van Christus, een terugwijzing en nodiging, het 'sursum corda' en de dankzegging."<br />

Met deze suggestie heeft de Kamper synode destijds niets gedaan. Huidige deputaten<br />

willen het voorstel weer oppakken en komen hiervoor met een concreet voorstel (zie paragraaf<br />

5.5.4).<br />

Gezien het bovenstaande zal naar het oordeel van deputaten bij toename van het aantal<br />

formulieren gelet moeten worden op de lengte van de formulieren. De bestaande formulieren<br />

zijn niet alleen lang, ook de kerkordelijk afgesproken herhaling (elke viering opnieuw)<br />

geeft aan de formulieren een overheersend accent in de erediensten waarin avondmaal<br />

gevierd worden. Wanneer (meer dan) zes maal per jaar hetzelfde avondmaalsformulier<br />

gelezen wordt, werkt dat gewenning en verveling, om niet te zeggen afstomping in de hand.<br />

De verwondering en 'opleving van het hart' die A. Kuyper graag wilde zien, worden veelal<br />

niet bereikt. Hoewel het 'kort formulier' inderdaad korter is dan het klassiek-gereformeerde<br />

formulier, is van een echt beknopt formulier geen sprake, zoals G. van Rongen ook al<br />

opmerkte.<br />

5.4.2 Inhoudelijke nadelen<br />

Meermalen is betoogd dat het avondmaal als viering door het sterk didactische formulier in<br />

het gedrang dreigt te komen. Wellicht ten overvloede willen we voorop stellen dat het<br />

probleem niet ligt bij het feit dat voorschriften (c.q. formulieren) vastleggen hoe de avondmaalsviering<br />

plaats dient te vinden. Voorschriften staan het 'vieren' niet in de weg. Ook in<br />

het Oude Testament bestonden voor vieringen van allerlei feesten en dagen nauwkeurige<br />

voorschriften. Voorschriften zijn geen vijand van het feest. Ze helpen mee, de structuur te<br />

doorzien en de verwachting levend te houden. 'Onderwijs' is niet per definitie een vijand<br />

van 'vieren'.<br />

Bovendien valt op het vermeend docerende karakter van het avondmaalsformulier wel wat<br />

af te dingen. Daarvoor is het interessant te letten op het verschil met het doopformulier. In<br />

het doopformulier domineert de uitleg. Kenmerkend in dit verband is dat het formulier opent<br />

met de regel: 'De leer over de doop is als volgt samen te vatten:...'<br />

De toonzetting van het avondmaalsformulier is minder onderwijzend dan het doopformulier.<br />

Zoals de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel hymnischer is dan het Apostolicum,<br />

zo zou je kunnen zeggen dat het avondmaalsformulier liturgischer is dan het doopformulier.<br />

Terecht heeft F.G.Immink in verband met het avondmaalsformulier gesproken over een<br />

onderwijzende tekst met een lofprijzende en vertroostende strekking. Onderwijzing moeten<br />

we niet verstaan als een puur cognitieve aangelegenheid, maar meer als een instructie ten


ehoeve van het geloofsleven. 31<br />

Ter verduidelijking willen we een paar aspecten uit het formulier belichten. In het onderdeel<br />

over de zelfbeproeving worden zij die in hun zonden volharden, enigszins afstandelijk<br />

aangesproken:<br />

Allen die in schandelijke zonden leven...<br />

en:<br />

Zolang zij in hun zonden volharden...<br />

Maar dadelijk daarna treft ons de persoo<strong>nl</strong>ijke toon:<br />

Maar, geliefde broeders en zusters, dit wordt ons niet voorgehouden om de gelovigen,<br />

verslagen van hart als zij zijn, alle moed te ontnemen... (Gereformeerd Kerkboek,<br />

pag. 522v).<br />

Een opvallend element is het onderdeel waarin de Here Jezus als het ware persoo<strong>nl</strong>ijk<br />

sprekend wordt ingevoerd:<br />

Zo dikwijls u van dit brood eet en uit deze beker drinkt, zal dat voor u een betrouwbaar<br />

onderpand zijn dat u aan mijn hartelijke liefde en trouw herinnert en daarvan<br />

verzekert. Ik heb immers voor u, omdat u anders de eeuwige dood had moeten<br />

sterven, mijn lichaam aan het kruis in de dood gegeven en mijn bloed vergoten. En Ik<br />

voed en verkwik uw hongerige en dorstige zielen met dit mijn gekruisigd lichaam en<br />

vergoten bloed.<br />

(Gereformeerd Kerkboek, pag. 524v).<br />

Hierdoor krijgt het formulier een aansprekende en meeslepende toon.<br />

Mooi is ook het moment waarop wij (dat zijn de voorlezer en de luisteraars) als het ware<br />

een eed afleggen. In het formulier wordt eerst de verplichting vastgelegd dat wij elkaar<br />

liefde moeten bewijzen, niet alleen met woorden maar ook door onze daden. Daarna volgt:<br />

Hiertoe helpe ons de almachtige, barmhartige God en Vader van onze Here Jezus<br />

Christus, door zijn Heilige Geest<br />

(Gereformeerd Kerkboek, pag. 525).<br />

Dit lijkt sterk op een 'Zo waarlijk helpe mij God almachtig'. Wij zweren een eed bij het<br />

avondmaal. Het verdient aanbeveling dat dit bij het voorlezen van het formulier benadrukt<br />

wordt.<br />

Hoewel het didactische gedeelte van het klassiek-gereformeerde formulier dus duidelijk<br />

meer is dan een cognitief betoog, overheerst toch de doelstelling de leer over het avondmaal<br />

uiteen te zetten.<br />

Dat gebeurt bovendien nogal uitgebreid, zodat het sterk bepalend wordt voor de viering. In<br />

die zin onderschrijven deputaten de klacht dat door het uitvoerige avondmaalsonderricht in<br />

de huidige formulieren de viering in het gedrang kan komen. Hierbij speelt ook mee dat<br />

momenteel bij elke avondmaalsbediening via het formulier eerst uitvoerig onderwijs gegeven<br />

wordt.<br />

Nu de kerken zich bezinnen op de inrichting van de avondmaalsviering, dient dit bezwaar<br />

volop onze aandacht te hebben. Er zijn twee sporen waarlangs men gelijktijdig kan werken<br />

om aan het bezwaar tegemoet te komen. Het is mogelijk formulieren te ontwerpen met een<br />

beknopt didactisch gedeelte. Ook kan men denken aan avondmaalsvieringen zonder<br />

onderricht. Deze laatste suggestie is allerminst nieuw. Zoals hierboven reeds vermeld, werd<br />

zij binnen de gereformeerde kerken geopperd in het deputatenrapport aan de Generale<br />

Synode van Kampen 1975. Vooral wanneer kerken ertoe overgaan vaker dan vier keer per<br />

jaar avondmaal te vieren, moet de mogelijkheid van een viering zonder een didactische<br />

uiteenzetting in overweging genomen worden.<br />

Ten overvloede zij opgemerkt dat dit uiteraard niet impliceert dat deputaten minder waarde<br />

hechten aan kerkelijk onderwijs over de sacramenten. Behalve liturgische formulieren, die<br />

in de toekomst gewoon in gebruik blijven, zijn er andere kanalen waarlangs het onderwijs<br />

over sacramenten gegeven wordt. De uitleg van de leer van het avondmaal is in de gereformeerde<br />

kerken ook gegarandeerd door de catechisaties en de regelmatige catechismus-<br />

31<br />

in P. Oskamp en N. Schuman (red.), De weg van de liturgie. Zoetermeer 1998, 246.


prediking.<br />

Behalve het gegeven dat het karakter van een viering door het didactische formulier bedreigd<br />

wordt, zijn er andere inhoudelijke nadelen te noemen. In het huidige formulier is een<br />

grote plaats ingeruimd voor onder meer zelfonderzoek, terugwijzing en nodiging, en onderwijzing<br />

over de instelling van het avondmaal. Daarentegen blijft een aantal inhoudelijke<br />

aspecten die ook o<strong>nl</strong>osmakelijk met het avondmaal verbonden zijn, in het formulier onderbelicht<br />

(zie hoofdstuk 4 'Plaats en inrichting van het avondmaal' in dit rapport).<br />

We noemen het feit dat aan de onderlinge gemeenschap zeer summier aandacht besteed<br />

wordt. Alleen in de passage 'Ook verbindt Hij ons onderling... door onze daden' wordt<br />

gesproken over de verbondenheid in het ene lichaam van Christus.<br />

Voorts is met recht gewezen op het feit dat het aspect van de dankzegging te veel ontbreekt.<br />

32 De 'eucharistia' vindt voornamelijk plaats nà de viering in de postcommunio, terwijl<br />

het juist vóór de viering een plaats verdient.<br />

Diverse van deze nadelen zijn inmiddels voor een gedeelte ondervangen door de komst<br />

van het 'kort formulier'. In dit formulier komen de eschatologische verwachting en het<br />

element van viering al wel sterker naar voren dan in het klassiek-gereformeerde formulier.<br />

Toch blijven het ook in dit formulier onderbelichte aspecten.<br />

5.5 Variatie en vernieuwing<br />

Tot nu toe hebben we ons alleen geconfronteerd met de bestaande formulieren. Dit heeft<br />

een reden. Deputaten hebben de opdracht teksten te (doen) ontwerpen die meer afwisseling<br />

mogelijk maken bij frequente viering van het avondmaal. Het lijkt ons niet meer dan<br />

logisch dat bij het uitvoeren van de opdracht ook zoveel mogelijk tegemoet gekomen wordt<br />

aan tekortkomingen die aan de bestaande avondmaalsformulieren kleven.<br />

Bij de voorstellen die hieronder volgen, zijn we uitgegaan van het standpunt dat een formulier<br />

niet altijd alle elementen hoeft te bevatten die in de bestaande formulieren aan bod<br />

komen: zelfbeproeving, nodiging en terugwijzing, onderwijzing/verzekering, gemeenschap<br />

en verwachting. Zo kan het avondmaal ook gevierd worden zonder dat vooraf via een<br />

formulier onderwijs te geven over bijvoorbeeld de zelfbeproeving. Vanzelfsprekend wil<br />

hiermee niet gezegd zijn dat wij ons niet altijd zouden moeten beproeven, voordat wij aan<br />

het avondmaal gaan. Maar - om een voorbeeld te noemen - in diensten waarin noties als<br />

boete en berouw dominant aanwezig zijn, is een formulier denkbaar waarin de elementen<br />

zelfbeproeving, nodiging en terugwijzing slechts summier voorkomen.<br />

In een paar formulieren die wij de kerken aanbieden, komen deze elementen beperkt aan<br />

de orde. Bij het gebruik van deze formulieren gaan wij er vanuit dat ze eerder in de dienst<br />

een plaats ontvangen, bijv. in de vorm van een schuldbelijdenis en genadeverkondiging.<br />

Een ander voorbeeld: men kan denken in adventstijd en de tijd voor Pasen, die beide<br />

vanouds in het teken van boete en bekering staan, de zelfbeproeving, nodiging en terugwijzing<br />

juist wel te benadrukken. In dat geval kan juist het klassiek-gereformeerde formulier<br />

uitstekend functioneren.<br />

Kortom, bij het wisselend gebruiken van formulieren kan men zich zeer goed laten leiden<br />

door inhoudelijke motieven.<br />

5.5.1 Variatie in de bestaande formulieren<br />

Momenteel kennen de kerken het klassiek-gereformeerde formulier en het 'kort formulier'.<br />

Zoals hierboven al staat, wordt in veel kerken in de morgendienst het klassiek-gereformeerde<br />

formulier gebruikt en in de middagdienst - wanneer er ook dan een viering is - het korte.<br />

Met deze twee formulieren zou op dit moment al meer variatie in te bouwen zijn, in die zin<br />

32<br />

Behalve C. Trimp ook: A.F.N. Lekkerkerker, Kanttekeningen bij het Hervormde Dienstboek.<br />

Deel III, 's-Gravenhage 1956, 52-53.


dat het 'kort formulier' ook in plaats van het lange formulier in de morgendienst gelezen kan<br />

worden. Dat was ook de oorspronkelijke bedoeling, toen binnen de kerken het 'kort formulier'<br />

werd ontwikkeld; de bedoeling was dat door het 'kort formulier' de viering van het<br />

avondmaal vaker zou kunnen plaatsvinden. Naar de inschatting van deputaten is dat<br />

binnen de kerken slechts op weinig plaatsen het geval.<br />

Vervolgens merken we op dat met het klassiek-gereformeerde formulier al een paar kleine<br />

'variaties' te realiseren zijn. We noemen dat men het Onze Vader gezame<strong>nl</strong>ijk kan zingen of<br />

zeggen. Hetzelfde geldt voor de geloofsbelijdenis. Ook kan overwogen worden om de<br />

woorden uit Psalm 103 uit de Dankzegging niet voor te lezen, maar de gemeente Psalm<br />

103 of gezang 15 uit het Liedboek voor de Kerken te laten zingen.<br />

Er zijn gemeenten waar het eerste deel van het avondmaalsformulier gelezen wordt op de<br />

zondag die aan de viering voorafgaat. Deputaten zijn hier geen voorstander van. Deze<br />

praktijk doorbreekt de eenheid van het formulier en legt bovendien een overmatig accent op<br />

de voorbereiding en de zelfbeproeving in de week die aan de viering voorafgaat. De vrees<br />

dreigt te gaan overheersen in plaats van de verwachting.<br />

Deputaten zijn er geen voorstander van om het klassiek-gereformeerde formulier te gaan<br />

inkorten of op andere wijze te wijzigen. Al was het alleen al omdat het per definitie een<br />

aanslag zou betekenen op de opbouw en eenheid van het formulier. Het 'kort formulier'<br />

leent zich daarvoor beter, omdat dit formulier duidelijker opgebouwd is uit verschillende<br />

'blokken' die een zekere onafhankelijkheid van elkaar hebben.<br />

Met gebruikmaking van het bestaande 'kort formulier' is een echt beknopt formulier samen<br />

te stellen. Daarbij overwegen deputaten het volgende. In een formulier dat beoogt onderwijs<br />

over het avondmaal te geven, zijn de passages over de instelling en doel van het<br />

avondmaal onmisbaar. Dit betekent concreet dat in ieder geval de passages onder het<br />

kopje 'instelling' en 'gedachtenis' gelezen dienen te worden. Gezien het gegeven dat de<br />

eschatologische verwachting in het klassiek-gereformeerde formulier weinig accent krijgt,<br />

willen we voorstellen ook dit gedeelte bij inkorting van het 'kort formulier' te laten staan.<br />

Vanzelfsprekend blijft het rituele gedeelte uit het formulier ('gebed', 'opwekking', 'viering',<br />

'dankzegging' en 'dankgebed') ongewijzigd.<br />

Van de gedeelten uit het huidige 'kort formulier' die weggelaten worden, komen de 'zelfbeproeving',<br />

'nodiging' en 'terugwijzing' beknopt aan de orde in het geciteerde gedeelte uit 1<br />

Korintiërs 11:27-29 (zie passage 'instelling'). Bovendien kunnen deze elementen in een<br />

andere vorm aan bod komen in de dienst. Te denken is aan opname van een schuldbelijdenis<br />

en genadeverkondiging. Ook is het denkbaar dat in de preek deze zaken expliciet<br />

aandacht krijgen.<br />

De orde van dienst, inclusief het avondmaalsformulier tot aan het 'gebed', ziet er dan als<br />

volgt uit:<br />

1. VOTUM<br />

2. VREDE-/ZEGENGROET<br />

3. LIED<br />

4. SCHULDBELIJDENIS EN GENADEVERKONDIGING<br />

5. GEBED OM VERLICHTING DOOR DE HEILIGE GEEST<br />

6. SCHRIFTLEZINGEN<br />

7. BEDIENING VAN HET WOORD<br />

8. AMENLIED<br />

9. BELIJDENIS VAN HET GELOOF<br />

10. DANKZEGGING EN VOORBEDE, EINDIGEND MET HET 'ONZE VADER'<br />

11. INZAMELING VAN DE GAVEN<br />

12. VIERING VAN HET AVONDMAAL:<br />

Gemeente van onze Here Jezus Christus,<br />

De apostel Paulus beschrijft de instelling van het heilig avondmaal in 1 Korintiërs<br />

11:23-29: Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weer<br />

overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een


ood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u,<br />

doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was,<br />

en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij<br />

die drinkt, tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt,<br />

verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. Wie dus op onwaardige wijze het<br />

brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed<br />

des Heren. Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de<br />

beker. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam<br />

niet onderscheidt.<br />

Gedachtenis van Christus<br />

Wanneer wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker, gedenken wij, dat<br />

onze Here Jezus Christus door de Vader in deze wereld gezonden is, ons vlees en<br />

bloed heeft aangenomen en Gods toorn van het begin tot het einde van zijn leven op<br />

aarde voor ons heeft gedragen. Wij gedenken, dat de last van onze zonden en van<br />

Gods toorn Hem in de hof het bloedige zweet uitgeperst heeft, waar Hij Zich liet<br />

boeien, om ons in vrijheid te stellen. W ij gedenken, dat Hij onschuldig ter dood veroordeeld<br />

is, zodat wij voor het gericht van God zouden vrijgesproken worden. Hij heeft<br />

zijn lichaam aan het kruis laten spijkeren, en zo de vervloeking van ons op Zich<br />

geladen om ons met zijn zegen te vervullen. Hij is door God verlaten, zodat wij nooit<br />

meer door God verlaten zouden worden. Hij heeft tenslotte door zijn dood en bloedstorting<br />

het nieuwe verbond voor eeuwig rechtskracht verleend, toen Hij uitriep: Het is<br />

volbracht! (Joh. 19:30).<br />

Verwachting van Christus' wederkomst<br />

Christus heeft ons geboden, het avondmaal te vieren, totdat Hij komt. Wij genieten<br />

aan zijn tafel een voorsmaak van de overvloed van vreugde, die Hij toegezegd heeft.<br />

Wij zien met groot verlangen uit naar zijn verschijning in heerlijkheid, naar de bruiloft<br />

van het Lam, als Hij de wijn met ons nieuw zal drinken in het koninkrijk van zijn Vader.<br />

Zo laat ons blij zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft van<br />

het Lam komt.<br />

[volgt 'gebed', 'opwekking', 'viering', 'dankzegging' en 'dankgebed']<br />

5.5.2 Formulier gebaseerd op het concept-formulier van A.N. Hendriks<br />

In 1992 publiceerde dr A.N. Hendriks in het Nederlands Dagblad een concept-formulier. Bij<br />

de inventarisatie, die het vorig deputaatschap hield, is dit formulier meermalen genoemd. 33<br />

Het formulier bevat passages die voor het grootste gedeelte ook in de bestaande formulieren<br />

voorkomen. Het betreft vooral de passages onder het kopje 'gedachtenis van Christus',<br />

'zelfbeproeving' en 'verzekering'. Het lijkt deputaten niet wenselijk om in nieuwe formulieren<br />

voornamelijk tekstgedeelten op te nemen die woordelijk uit bestaande formulieren overgenomen<br />

zijn. Daarom hebben wij de genoemde gedeelten uit het formulier van Hendriks<br />

herzien. Deputaten zijn van oordeel dat dit (gewijzigde) formulier een verrijking is: het<br />

formulier benadrukt aspecten die in de bestaande formulieren onderbelicht zijn gebleven: er<br />

is ruim aandacht voor de 'gemeenschap' en de 'verwachting'.<br />

Het gebed voor de viering bestaat uit twee gedeelten: een gesproken gebed waarin om de<br />

Heilige Geest gebeden wordt, en een gezongen gebed. Wat dat laatste betreft, kan hier<br />

gedacht worden aan één van de avondmaalsliederen die door deputaten kerkmuziek zijn<br />

vrijgegeven. Het is uiteraard ook mogelijk om hier een lied te zingen waarin meer in het<br />

algemeen noties van lofprijzing en dankbaarheid de boventoon voeren.<br />

De orde van dienst inclusief het concept-formulier ziet er als volgt uit:<br />

33<br />

Rapport Studiedeputaten Eredienst, 13.


1. VOTUM<br />

2. VREDE-/ZEGENGROET<br />

3. LIED<br />

4. SCHULDBELIJDENIS EN GENADEVERKONDIGING<br />

5. GEBED OM VERLICHTING DOOR DE HEILIGE GEEST<br />

6. SCHRIFTLEZINGEN<br />

7. BEDIENING VAN HET WOORD<br />

8. AMENLIED<br />

9. BELIJDENIS VAN HET GELOOF<br />

10. DANKZEGGING EN VOORBEDE, EINDIGEND MET HET 'ONZE VADER'<br />

11. INZAMELING VAN DE GAVEN<br />

12. VIERING VAN HET AVONDMAAL:<br />

Gemeente van de Here Jezus Christus,<br />

Instelling<br />

Het avondmaal is door onze Verlosser zelf ingesteld. De apostel Paulus getuigt<br />

immers in 1 Korintiërs 11: Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen,<br />

wat ik u weer overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd<br />

overgeleverd, een brood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn<br />

lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd<br />

afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit,<br />

zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de<br />

beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. (1 Kor. 11:23-26)<br />

Gedachtenis<br />

In gehoorzaamheid aan het woord van Christus Doet dit tot mijn gedachtenis gedenken<br />

wij dat onze Here Jezus Christus overeenkomstig Gods beloften door de Vader in<br />

deze wereld gezonden is. Aan het avondmaal vieren we de heerlijke gedachtenis aan<br />

de zelfovergave van onze Here Jezus voor ons, zondaren. Met blijdschap verkondigen<br />

wij dat in zijn dood ons leven ligt. Wij aanbidden de barmhartigheid van onze<br />

hemelse Vader, die zijn lieve Zoon voor ons allen overgaf. Wij danken onze getrouwe<br />

Heiland, die als de Goede Herder zijn leven stelde voor de schapen. Wij roemen in<br />

het geheimenis van de godsvrucht:<br />

Die Zich geopenbaard heeft in het vlees,<br />

is gerechtvaardigd door de Geest,<br />

is verschenen aan de engelen,<br />

is verkondigd onder de heidenen,<br />

geloofd in de wereld,<br />

opgenomen in heerlijkheid. (1 Tim. 3:16)<br />

Gezindheid en verzekering<br />

Om blij en dankbaar Christus aan zijn tafel te kunnen gedenken, moeten wij een<br />

afkeer hebben van onszelf en ons voor God verootmoedigen. Wij moeten ons vastklampen<br />

aan de belofte dat ons alle zonden vergeven zijn om het lijden en sterven<br />

van Jezus Christus, onze Heer en Heiland. Zijn volkomen gerechtigheid is ons toegerekend<br />

en geschonken. Zo komen wij niet tot het avondmaal op grond van enige<br />

waardigheid in onszelf. Wij komen als armen tot de milde Gever, als zieken tot de<br />

Geneesheer, als zondaren tot de Werker van gerechtigheid, als doden tot Hem, die<br />

leven maakt. Wij komen, omdat wij niets in onszelf hebben, maar alles in Christus.<br />

Wanneer wij in deze gezindheid het brood eten en uit de beker drinken, worden wij<br />

als door een onmiskenbaar teken en zegel verzekerd van Christus' hartelijke liefde en<br />

trouw. Wij mogen weten dat Hij in ons werkt alles wat Hij ons door deze heilige tekenen<br />

voor ogen stelt, en dat Hij in waarheid voor ons het Brood des levens is. Hij geeft<br />

ons dit geestelijke feestmaal en doet ons genieten de verdiensten van zijn lijden en


sterven.<br />

Gemeenschap<br />

Door zijn dood heeft Christus ook de levendmakende Geest voor ons verworven.<br />

Door die Geest doet Hij ons in zijn gemeenschap leven, zodat wij met de apostel<br />

mogen zeggen: Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik (dat is) niet meer mijn<br />

ik, maar Christus leeft in mij (Gal.2:20). Hij maakt ons tot ranken aan de hemelse<br />

Wijnstok, en zo dragen wij door Hem vrucht.<br />

Door deze zelfde Geest verbindt Hij ons ook met elkaar in echte broederlijke liefde als<br />

leden van één lichaam. Want de apostel Paulus zegt: Omdat het één brood is, zijn<br />

wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood (1<br />

Kor. 10:17). Daarom zullen wij ons beijveren dat wij samen één lichaam zijn door<br />

elkaar in liefde te dienen. Juist aan de tafel van Christus' liefde komt zijn woord tot<br />

ons: Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u heb liefgehad (Joh. 15:12).<br />

Verwachting<br />

De apostel Paulus plaatst het avondmaal ook in het perspectief van Christus' wederkomst,<br />

wanneer hij zegt: Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt<br />

gij de dood des Heren, totdat Hij komt (1 Kor. 11:26). Bij brood en beker verheugen<br />

wij ons erover dat deze toekomst al is aangebroken. W ij verblijden ons dat wij<br />

deelhebben aan het nieuwe verbond, dat rust in Christus' bloed. Wij danken de Vader<br />

dat wij mogen kennen het heil waarvan door de profeten gesproken is. Wij vieren de<br />

vrede die door onze Heer is aangebracht.<br />

Tegelijk zien wij aan het avondmaal uit naar de verschijning van ons Verlosser in<br />

heerlijkheid, naar de overvloed van vreugde, die Hij ons heeft toegezegd, naar de<br />

bruiloft van het Lam, waar Hij de wijn met ons nieuw zal drinken in het koninkrijk van<br />

zijn Vader. Daarom vieren wij het avondmaal met grote blijdschap en bidden met<br />

Gods kerk: Amen, kom, Here Jezus! (Op. 22:20).<br />

Gebed<br />

Barmhartige God en Vader, nu wij in dit avondmaal de heerlijke gedachtenis vieren<br />

aan de bittere dood van uw geliefde Zoon Jezus Christus, bidden wij U: zend ons uw<br />

levendmakende Geest, zodat wij gevoed worden met het ware brood uit de hemel tot<br />

het eeuwige leven.<br />

Lied<br />

[bijvoorbeeld gezang 356, 357, 358 of 360 uit het Liedboek voor de Kerken]<br />

Opwekking en nodiging<br />

Blijft niet alleen de tekenen van brood zien. Heft uw hart omhoog, zoekt de dingen die<br />

boven zijn, in de hemel, waar Jezus Christus is gezeten aan de rechterhand van de<br />

Vader. Komt allen met blijdschap en in broederlijke eensgezindheid tot de tafel van<br />

uw Heer. Dankt Hem voor de grote liefde die Hij ons heeft betoond, en bewaart de<br />

gedachtenis aan zijn dood voor eeuwig in uw hart. Zo zult u met de liefde tot God<br />

vervuld worden en ook anderen tot die liefde bewegen.<br />

Viering<br />

(Bij het breken en uitdelen van het brood spreekt de voorganger:)<br />

Het brood dat wij breken, is de gemeenschap met het lichaam van Christus. Neemt,<br />

eet, gedenkt en gelooft, dat het lichaam van onze Here Jezus Christus gegeven is tot<br />

een volkomen verzoening van al onze zonden.<br />

(En als hij de beker geeft:)<br />

De beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, is de gemeenschap<br />

met het bloed van Christus. Neemt, drinkt allen daaruit, gedenkt en gelooft, dat<br />

het kostbaar bloed van onze Here Jezus Christus vergoten is tot een volkomen


verzoening van al onze zonden.<br />

[Tijdens de communie kan vocaal en/of instrumentaal worden gemusiceerd]<br />

Dankzegging<br />

Laten wij met mond en hart de lof van de Here verkondigen:<br />

(zingen: Psalm 103:1, 3, 4, 5 of: psalm 138; of: Gezang 15 Liedboek voor de Kerken)<br />

13. ZEGEN<br />

5.5.3 Nieuwe avondmaalsformulieren<br />

We hebben hierboven al opgemerkt dat de bestaande formulieren een aanzie<strong>nl</strong>ijke lengte<br />

hebben, die frequente viering in de weg kunnen staan of die voor de kerkgangers een<br />

negatieve werking hebben op de beleving van de viering. Ook het zojuist gepresenteerde<br />

ontwerp van A.N. Hendriks is nog altijd vrij omvangrijk.<br />

Gemeenten die frequent (bijvoorbeeld maandelijks) avondmaal willen vieren, zouden<br />

gediend zijn met zeer beknopte formulieren. Het deputaatschap heeft zelf twee formulieren<br />

ontworpen die beknopter zijn dan de bestaande. In het eerste ontwerp ligt het accent op de<br />

gemeenschappelijke viering en op de verootmoediging die nodig is vanwege onze zonden.<br />

In het tweede ontwerp wordt aandacht gevraagd voor de christelijke toekomstverwachting.<br />

Wat de vorm van de viering betreft gaan wij in deze formulieren uit van de gaande of<br />

staande viering. Natuurlijk is het in kerken die deze vorm niet kennen, mogelijk de wijze van<br />

vieren waaraan men gewend is te gebruiken.<br />

5.5.3.1 Eerste ontwerp<br />

1. VOTUM<br />

2. VREDE-/ZEGENGROET<br />

3. LIED<br />

4. SCHULDBELIJDENIS EN GENADEVERKONDIGING<br />

5. GEBED OM VERLICHTING DOOR DE HEILIGE GEEST<br />

6. SCHRIFTLEZINGEN<br />

7. BEDIENING VAN HET WOORD<br />

8. AMENLIED<br />

9. LEZING VAN DE WET<br />

10. DANKZEGGING EN VOORBEDE, EINDIGEND MET HET 'ONZE VADER'<br />

11. INZAMELING VAN DE GAVEN<br />

12. VIERING VAN HET AVONDMAAL:<br />

Gemeente van onze Here Jezus Christus,<br />

Instelling<br />

Als gemeente van Jezus Christus zijn wij bijeen om naar zijn bevel zijn dood te verkondigen.<br />

Hoort vooraf, hoe de instelling van het avondmaal beschreven wordt in het<br />

heilig Evangelie:<br />

Terwijl zij aten, nam de Here Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het<br />

aan zijn discipelen en zei: Neemt eet, dit is mijn lichaam. En Hij nam een beker, sprak<br />

de dankzegging uit en gaf hun die en zei: Drinkt allen daaruit. Want dit is het bloed<br />

van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. Doch Ik<br />

zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken<br />

tot op die dag dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader<br />

(Mat. 26:26-29).


Gedachtenis<br />

Met dankbaarheid gedenken wij, hoe Hij aan het kruis zijn lichaam en bloed voor ons<br />

offerde. Het avondmaal richt onze aandacht op dit offer van onze Here Jezus. Het<br />

verzekert ons van zijn grote liefde voor zondaren. Hij gaf Zichzelf over voor ons,<br />

zondaren die oprecht hun verlorenheid voor God belijden. Christus' offer vervult ons<br />

met dankbaarheid en vreugde. Door zijn dood ontvangen wij het leven. Dit heil vieren<br />

wij als broeders en zusters van één huisgezin met dit geestelijk feestmaal. Aan tafel<br />

worden wij door Christus bemoedigd en verkwikt, en wordt onze verlossing zichtbaar<br />

gemaakt. Hij versterkt ons geloof door de Heilige Geest. Met des te meer vreugde en<br />

dankbaarheid zullen wij de Here dienen in ons leven van elke dag.<br />

Terugwijzing en nodiging<br />

Het avondmaal is vol van vreugde, verkwikking en vergeving. Maar het spreekt ook<br />

met ernst en waarschuwing. De Here wil niet dat wij het avondmaal achteloos of<br />

gehuicheld gebruiken. Hij vraagt van ons een oprecht besef van onze schuld. W ie<br />

zich niet van harte en dagelijks tot God bekeert, op die rust de toorn van de Here.<br />

Laat zo iemand niet deelnemen aan de viering van het avondmaal, om niet groter<br />

toorn op zich te laden. Onderzoekt uzelf, op welke wijze en met welke instelling u het<br />

avondmaal tegemoet gaat. Maar kom dan tot de tafel met een oprecht hart. Ontvangt<br />

het brood en de beker, en verheugt u over het heil in Christus.<br />

Gebed<br />

Here, onze God en Vader, wij danken U hartelijk voor het geschenk van het heilig<br />

avondmaal. Aan deze tafel gedenken wij het offer van Jezus Christus, uw Zoon. Wij<br />

danken U voor uw grote liefde, die U ons in Christus hebt bewezen. Wij bidden U dat<br />

wij het avondmaal met oprecht geloof gebruiken. Geef ons daartoe uw Heilige Geest.<br />

Wij prijzen U dat wij aan deze tafel de verlossing van ons leven mogen vieren. Wij<br />

danken U voor de gemeenschap die wij met elkaar mogen genieten in de gemeente.<br />

Geef dat wij elkaar van harte liefhebben. Dit vragen wij U in de naam van de Here<br />

Jezus Christus, onze Heer. Amen.<br />

Geloofsbelijdenis<br />

(volgt Apostolische Geloofsbelijdenis of Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel,<br />

gesproken of gezongen)<br />

Opwekking<br />

Dit brood en deze wijn zijn tekenen van het lichaam en bloed van de Here Jezus.<br />

Laten wij daarom onze harten richten op Hem, onze Here. Hij zetelt in de hemel en<br />

tegelijk is Hij de Gastheer aan deze tafel.<br />

Viering<br />

Het brood dat wij breken, is de gemeenschap met het lichaam van Christus. De beker<br />

met wijn, de beker van de dankzegging, is de gemeenschap met het bloed van Christus.<br />

Neemt dit brood en deze beker, eet en drinkt, gedenkt en gelooft dat onze Here Jezus<br />

Christus zijn lichaam en bloed gegeven heeft tot een volkomen verzoening van al<br />

onze zonden.<br />

[Tijdens de communie kan vocaal en/of instrumentaal worden gemusiceerd]<br />

Dankzegging en dankgebed<br />

Laten wij de Here met dankzegging prijzen om zijn gaven. Want Hij bewijst zijn liefde<br />

jegens ons, doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaren waren.<br />

Veel meer zullen wij dan, nu wij door zijn bloed gerechtvaardigd zijn, door Hem behouden<br />

worden van de toorn. Want als wij, toen wij nog vijanden waren, met God<br />

verzoend zijn door de dood van zijn Zoon, zullen wij veelmeer, nu wij verzoend zijn,


ehouden worden doordat Hij leeft.<br />

Here onze God, wij danken U hartelijk dat wij in dit avondmaal de dood van Jezus<br />

Christus mochten gedenken en belijden. Wij danken U dat Hij stierf, opdat wij zouden<br />

leven. Nu U ons geloof hebt willen sterken door deze viering, bidden wij U dat wij in<br />

heel ons leven U gelovig en met vreugde dienen. Dit bidden wij U door Jezus Christus,<br />

onze Heer. Amen.<br />

Lied<br />

(De avondmaalsviering wordt besloten met het zingen van bijvoorbeeld Psalm 103,<br />

107, 113-118.)<br />

13. ZEGEN<br />

5.5.3.2 Tweede ontwerp<br />

1. VOTUM<br />

2. VREDE-/ZEGENGROET<br />

3. LIED<br />

4. SCHULDBELIJDENIS EN GENADEVERKONDIGING<br />

5. GEBED OM VERLICHTING DOOR DE HEILIGE GEEST<br />

6. SCHRIFTLEZINGEN<br />

7. BEDIENING VAN HET WOORD<br />

8. AMENLIED<br />

9. LEZING VAN DE WET<br />

10. DANKZEGGING EN VOORBEDE, EINDIGEND MET HET 'ONZE VADER'<br />

11. INZAMELING VAN DE GAVEN<br />

12. VIERING VAN HET AVONDMAAL<br />

Gemeente van onze Here Jezus Christus,<br />

Instelling<br />

Als gemeente van Jezus Christus zijn wij bijeen om naar zijn bevel zijn dood te verkondigen.<br />

Hoort vooraf, hoe de instelling van het avondmaal beschreven wordt in het<br />

heilig Evangelie:<br />

Terwijl zij aten, nam de Here Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het<br />

aan zijn discipelen en zei: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. En Hij nam een beker, sprak<br />

de dankzegging uit en gaf hun die en zei: Drinkt allen daaruit. Want dit is het bloed<br />

van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. Doch Ik<br />

zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken,<br />

tot de dag dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader (Mat.<br />

26:26-29).<br />

Gedachtenis<br />

Zo gedenken wij dat de Here Jezus aan het kruis zijn lichaam en zijn bloed gegeven<br />

heeft voor de zijnen. In grote liefde voor ons heeft Hij Zich geofferd, zodat wij niet<br />

zouden sterven maar leven. Het avondmaal richt onze aandacht op deze zelfovergave<br />

van de Here. Het vervult ons met schaamte om onze zonden en het vervult ons<br />

ook met dankbaarheid, vanwege zijn verzoenende liefde.<br />

Gemeenschap en verwachting<br />

Het avondmaal dat wij in de gemeente vieren, is ook een maaltijd van gemeenschap<br />

en van toekomstverwachting. Wij genieten aan deze tafel samen de vreugde van de<br />

eenheid met Christus en met elkaar. Vanuit de viering van het avondmaal willen wij


elkaar in de gemeente helpen en dienen.<br />

Tegelijk verwachten wij de terugkeer van de Here Jezus. Het avondmaal dat wij vieren<br />

in de kerk, is een voorbereiding op de viering van de bruiloft van het Lam. Straks zal<br />

de Here Jezus met ons de wijn nieuw drinken in het koninkrijk van zijn Vader. Daarom<br />

mogen wij het avondmaal ook niet achteloos en zonder oprecht geloof vieren, maar in<br />

eerbied voor God en in heilige, gespannen verwachting. Straks zal de Here alle<br />

tranen van onze ogen afwissen, aan alle gebrokenheid en nood zal een einde gekomen<br />

zijn, en Hij zal alles zijn in allen.<br />

Gebed<br />

Here, onze God en Vader, wij danken U voor het geschenk van het avondmaal. Wij<br />

prijzen U voor de liefde van Christus: dat Hij Zichzelf voor ons overgaf tot in de dood.<br />

Wij belijden onze schuld en danken U voor de vergeving van onze zonden. Nu wij dit<br />

avondmaal vieren, bidden wij U: zend ons uw Heilige Geest, die Here is en levend<br />

maakt, zodat wij met het ware hemelse brood gevoed mogen worden.<br />

Aan dit avondmaal mogen wij uitzien naar de terugkeer van de Here Jezus, naar de<br />

bruiloft van het Lam, als wij samen met alle heiligen mogen genieten van de eeuwige<br />

vreugde met Hem. Wil ons met dat vooruitzicht troosten en bemoedigen, als wij in ons<br />

leven van nu moeite, schuld en gebrokenheid ervaren. Hoort U ons gebed in Jezus'<br />

naam. Amen.<br />

Geloofsbelijdenis<br />

(volgt Apostolische Geloofsbelijdenis of Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel,<br />

gesproken of gezongen)<br />

Opwekking<br />

Dit brood en deze wijn zijn tekenen van het lichaam en bloed van de Here Jezus.<br />

Laten wij daarom onze harten richten op Hem, onze Here. Hij zetelt in de hemel, en<br />

tegelijk is Hij de Gastheer aan deze tafel.<br />

Viering<br />

Het brood dat wij breken, is de gemeenschap met het lichaam van Christus. De beker<br />

met wijn, de beker van de dankzegging, is de gemeenschap met het bloed van Christus.<br />

Neemt dit brood en deze beker, eet en drinkt, gedenkt en gelooft dat onze Here<br />

Jezus Christus zijn lichaam en bloed gegeven heeft tot een volkomen verzoening van<br />

al onze zonden.<br />

[Tijdens de communie kan vocaal en/of instrumentaal worden gemusiceerd]<br />

Dankzegging en dankgebed<br />

Laten wij de Here met dankzegging prijzen. Hoe zal Hij die zelfs zijn eigen Zoon niet<br />

gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen<br />

schenken? W ie zal uitverkorenen van God beschuldigen? God is het die rechtvaardigt,<br />

wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is: de opgewekte,<br />

die aan de rechterhand van God is, die ook voor ons pleit. Niets zal ons scheiden<br />

van de liefde van God, welke is in Christus Jezus, onze Here.<br />

Here onze God, wij danken U hartelijk voor de viering van dit avondmaal. U maakt<br />

ons er zeker van dat wij in Jezus Christus vergeving van onze zonden hebben en<br />

eeuwig leven. Geeft U ons door uw Heilige Geest een oprecht geloof. Geef ons de<br />

kracht om in ons leven te vechten tegen zonde en aanvechting. Doe ons uitzien naar<br />

de dag van Christus. Vervult U al uw beloften. Dit alles bidden wij U om Christus' wil.<br />

Amen.<br />

Lied<br />

(De avondmaalsviering wordt besloten met het zingen van bijvoorbeeld Psalm 103,


107, 113-118.)<br />

5.5.4 Viering zonder onderwijs<br />

In paragraaf 5.4.1 is gemeld dat deputaten aan de Generale Synode van Kampen 1975<br />

voorstelden een avondmaalsliturgie zonder breed onderwijs te ontwerpen. De synode is<br />

daar destijds niet op ingegaan. Huidige deputaten pakken het voorstel nu weer op. Dit doen<br />

we ook in het licht van opdracht 5: 'te onderzoeken of en zo ja, hoe een voor deze tijd<br />

geschikte orde van dienst te ontwikkelen zou zijn met gebruikmaking van delen van het<br />

ordinarium'.<br />

De laatste mogelijkheid die deputaten voorstellen om het avondmaal te vieren, hangt nauw<br />

samen met deze opdracht. Het voorstel voor de avondmaalsviering zonder onderwijs treft u<br />

aan in hoofdstuk 8. In deze avondmaalsliturgie worden rubrieken van de vroeg-christelijke<br />

avondmaalsviering bewaard en hersteld. Bovendien is een dergelijke liturgie van betekenis,<br />

omdat zij volop het avondmaal als viering van een vreugdemaal benadrukt. Sterker dan in<br />

de formulieren, waarin avondmaalsonderricht een belangrijk gegeven is, wordt in deze orde<br />

het avondmaal in het kader van de dankzegging geplaatst.<br />

Een uitwerking en verantwoording van deze (avondmaals)liturgie treft u aan in hoofdstuk 8<br />

van dit rapport.<br />

5.6 Slotopmerkingen<br />

Op de wijze van avondmaalsviering gaan wij hier niet diep in. Wij noemen alleen de viering<br />

aan tafels, een vorm die de oorspronkelijke, joodse manier van aa<strong>nl</strong>iggen bij de gemeenschappelijke<br />

maaltijd het dichtst nadert; verder noemen wij de viering waarbij de kerkgangers<br />

op hun plaatsen blijven zitten en waarbij brood en wijn door de rijen wordt doorgegeven.<br />

In de afgelopen paar jaar zijn in de kerken alternatieven ontwikkeld. Wij noemen de gaande<br />

en de staande viering. Bij de gaande viering komen de kerkgangers in een lange rij naar<br />

voren, ontvangen bij een tafeltje brood van de voorganger of van een diaken of ouderling,<br />

lopen door naar een andere plek waar zij een beker met wijn krijgen aangereikt. Daarna<br />

gaan zij terug naar hun plaats. Intussen wordt gezongen, er klinkt instrumentale muziek, of<br />

er is een tijd stilte.<br />

Bij de staande viering zijn weer varianten denkbaar: een groep mensen staat rondom de<br />

voorganger; wellicht is er een aantal zitplaatsen voor ouderen; het is ook mogelijk dat de<br />

kerkgangers een grote kring vormen door het kerkgebouw heen.<br />

De wijze van vieren ligt in de vrijheid van de kerken. De kerkenraden kunnen beoordelen<br />

wat in hun situatie de beste mogelijkheid is. In alle gevallen verdient het de voorkeur, de<br />

formulieren bij de avondmaalstafel te lezen, om zo de eenheid van uitleg en viering te<br />

benadrukken.


6 Het formulier voor de openbare geloofsbelijdenis<br />

6.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

Een van de opdrachten die de generale synode ons deputaatschap meegaf was:<br />

aandacht te geven aan variatie in of uitbreiding van de liturgische formulieren.<br />

Deze opdracht was al eerder door de synode van Ommen gegeven, maar deputaten waren<br />

in hun werk ter voorbereiding van de synode van Berkel en Rodenrijs niet aan dit onderdeel<br />

toegekomen. Daarom had deze synode de opdracht verlengd.<br />

In dit hoofdstuk zullen we aandacht besteden aan het formulier voor de openbare belijdenis<br />

van het geloof.<br />

Bij het werk aan deze opdracht zijn wij ook met het doopformulier bezig geweest. Met deze<br />

studie waren wij ver gevorderd. Toch was het resultaat naar ons oordeel niet rijp om de<br />

kerken aan te bieden. Aan de formulieren voor de bediening van de kerkelijke tucht en voor<br />

de bevestiging van ambtsdragers hebben we geen aandacht gegeven. Wellicht zouden<br />

deze formulieren herzien kunnen worden. Maar ons inziens zijn daarvoor meer dan alleen<br />

liturgische overwegingen nodig. Zo vraagt herziening van de bevestigingsformulieren om<br />

nadere bezinning inzake de taken en de grenzen die behoren bij de verschillende ambten.<br />

Een dergelijke bezinning valt buiten onze opdracht.<br />

Daarom hebben we ons in dit hoofdstuk beperkt tot een behandeling van het formulier voor<br />

de openbare geloofsbelijdenis.<br />

We bespreken hieronder eerst een aantal punten betreffende dit formulier (6.2). Vervolgens<br />

geven we van dit formulier de voorgestelde gewijzigde tekst (6.3).<br />

6.2 Aanvullingen en wijzigingen in het formulier voor de openbare geloofsbelijdenis<br />

We stellen voor, dit formulier op enkele punten te wijzigen en aan te vullen. De volgende<br />

overwegingen geven daartoe aa<strong>nl</strong>eiding.<br />

6.2.1 Uitbreiding gewenst<br />

In het Gereformeerd Kerkboek is het formulier voor de openbare geloofsbelijdenis een kort<br />

formulier. Het bestaat hoofdzakelijk uit een aantal vragen. Pas in 1923 hebben de gereformeerde<br />

kerken deze vragen uniform vastgesteld. Voor die tijd waren er verschillende<br />

vrage<strong>nl</strong>ijsten in gebruik.<br />

In de kerken is behoefte te bespeuren aan uitbreiding van dit formulier. In de eerste plaats<br />

is het gewenst dat aan de vragen een i<strong>nl</strong>eidend gedeelte voorafgaat, waarin wordt uitgelegd<br />

wat de betekenis van de openbare geloofsbelijdenis is. Een andere gewenste uitbreiding<br />

is een gebed van de gemeente na de openbare belijdenis.<br />

Wij stellen daarom voor, zowel een i<strong>nl</strong>eidend gedeelte als een gebed in het formulier op te<br />

nemen en gedurende een proeftijd vrij te geven voor gebruik door de kerken.<br />

In de i<strong>nl</strong>eiding die wij voorstellen, is een aantal schriftwoorden te herkennen.<br />

In het door ons geformuleerde gebed zijn naast enkele schriftwoorden ook passages uit het<br />

doopformulier en het avondmaalsformulier te herkennen. Hierdoor wordt het verband<br />

tussen doop, belijdenis en avondmaal uitdrukkelijk onder woorden gebracht.<br />

6.2.2 De plaats van de openbare belijdenis in de orde van dienst<br />

Wij stellen voor, aan het opschrift boven het formulier de volgende aanduiding toe te<br />

voegen:<br />

De openbare geloofsbelijdenis vindt in de eredienst plaats na de verkondiging van het<br />

Woord, bij voorkeur staande bij de doopvont, met het gezicht naar de gemeente. Na<br />

de openbare geloofsbelijdenis kan het heilig avondmaal gevierd worden.


Deze aanduiding dient om enerzijds het besef te versterken, dat de openbare belijdenis een<br />

antwoord is aan de God van onze doop, die eerst tot ons gesproken heeft in zijn Woord, en<br />

dat de hele gemeente hierbij getuige is. Anderzijds wordt zo de mogelijkheid benadrukt dat<br />

degenen die toegang tot het heilig avondmaal verkregen hebben, in dezelfde eredienst al<br />

de tafelgemeenschap meevieren.<br />

6.2.3 Persoo<strong>nl</strong>ijk toespreken en toezingen<br />

Wij stellen voor als mogelijkheid vrij te geven, dat de voorganger de leden direct na hun<br />

belijdenis persoo<strong>nl</strong>ijk toespreekt en hun eventueel een geschenk overhandigt. Dit hoeft o.i.<br />

niet te wachten tot na de kerkdienst.<br />

Ook willen wij graag de mogelijkheid genoemd zien, dat de gemeente, eventueel in beurtzang<br />

met de groep die belijdenis heeft gedaan, een passend lied zingt.<br />

6.2.4 Bezinning op de betekenis van de openbare belijdenis<br />

Wij willen bij de kerken in overweging geven, dat er een nadere bezinning komt over de<br />

plaats en de betekenis van de openbare geloofsbelijdenis in de levensgang van de gedoopte<br />

kerkleden. We verwijzen daartoe naar een artikelenserie van prof. dr. C.J.de Ruijter in de<br />

Reformatie (jrg 71, nrs 23, 24, 25, maart 1996). Hij geeft in overweging, de afstand in tijd<br />

tussen doop en avondmaal klein te houden, door jongeren in de leeftijd van ongeveer<br />

vijftien jaar al in de gelegenheid te stellen belijdenis te doen, met als voorwaarde dat<br />

daarna de catechese doorgaat om de aanwezige geloofskennis verder uit te diepen.<br />

6.3 Voorstel voor een herzien formulier voor de openbare geloofsbelijdenis<br />

De openbare geloofsbelijdenis heeft in de eredienst plaats na de verkondiging van het<br />

Woord, bij voorkeur staande bij de doopvont, met het gezicht naar de gemeente. Na de<br />

openbare geloofsbelijdenis kan het heilig avondmaal gevierd worden.<br />

Onderwijzing<br />

Onze Here Jezus Christus heeft zijn apostelen opgedragen: Gaat heen in de hele wereld,<br />

maakt alle volken tot mijn discipelen, doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de<br />

Heilige Geest, en leert hen onderhouden alles wat Ik u bevolen heb.<br />

Ook vandaag roept Jezus Christus allen die in zijn Naam gedoopt zijn, tot het onderhouden<br />

van zijn bevelen.<br />

Daarom onderwijst de christelijke kerk haar leden, die als kind gedoopt zijn, in de leer van<br />

Gods Woord. Zij roept hen tot de gehoorzaamheid van het geloof en tot de mondigheid in<br />

Christus, doordat zij hen opwekt hun geloof te belijden en met de gemeente het heilig<br />

avondmaal te vieren.<br />

De apostel Paulus zegt: "Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is en met uw<br />

hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden. Want<br />

met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis.<br />

Immers, het schriftwoord zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen"<br />

(Rom.10:9-11).<br />

Gelofte<br />

Geliefde broeders en zusters in onze Here Jezus Christus,<br />

U bent hier verschenen voor God en zijn heilige gemeente, om als gedoopte leden van<br />

Christus' kerk belijdenis af te leggen van uw geloof, en zo toegang te krijgen tot het avondmaal<br />

van onze Here Jezus Christus. Antwoordt daarom oprecht op de volgende vragen:<br />

1e t/m 4e [de bestaande vragen]<br />

N.N. (hoofd voor hoofd). Antwoord: Ja.


Zegen<br />

De God van alle genade, die u in Christus geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid, Hij<br />

zal u na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten. Hem zij de<br />

kracht in alle eeuwigheid. Amen. (1 Petr. 5:10-11)<br />

De voorganger spreekt desgewenst de nieuwe belijdende leden hoofd voor hoofd toe met<br />

een tekst uit de Bijbel en/of een persoo<strong>nl</strong>ijk woord. Hij bezegelt dit met een handdruk en<br />

een passend geschenk namens de gemeente.<br />

Hierna zingt de gemeente staande een lied; eventueel in beurtzang met de groep die<br />

belijdenis heeft gedaan.<br />

Als afsluiting kan het volgende gebed uitgesproken worden:<br />

Almachtige, barmhartige God en Vader,<br />

U hebt ons uit de duisternis geroepen tot uw wonderbaar licht, om uw grote daden te<br />

verkondigen als koningen en priesters op deze aarde. U doet ons als uw kinderen opnieuw<br />

geboren worden naar uw beeld door het bloed van Jezus, dat ons reinigt, en door uw<br />

Heilige Geest, die ons vernieuwt.<br />

Wij danken U dat deze gedoopte leden van uw kerk hun ja-woord aan U gegeven hebben.<br />

U hebt hen aangenomen.<br />

U liet hen opgroeien in een christelijk gezin binnen de gemeenschap van uw kerk [alleen als<br />

dit van toepassing is].<br />

U riep hen terug naar uw verbond en liet hen de weg vinden naar uw kerk [alleen als dit van<br />

toepassing is].<br />

U leerde hen in U geloven. U maakte hen gewillig om Jezus Christus te volgen.<br />

Blijf hen nabij met uw voortdurende vertroosting en met de leiding van uw Geest, zodat zij U<br />

vrijmoedig als hun Vader aanroepen en Jezus Christus van harte eren als hun Redder.<br />

Maak hun geloof sterk en laat aan hen de vrucht van de Geest te zien zijn: liefde, blijdschap,<br />

vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.<br />

Maak hen bereidwillig om U te dienen met hun gaven en bouw door hen aan uw kerk. Geef<br />

dat zij door hun levend getuigenis een voorbeeld mogen zijn voor anderen.<br />

En wanneer zij soms uit zwakheid in zonden vallen, geef dat zij dan niet wanhopen aan uw<br />

genade en niet in de zonde blijven liggen. Maar doe hen opstaan in de zekerheid, dat zij<br />

door de doop een eeuwig verbond met U hebben. Leer hen daarom een afkeer te hebben<br />

van hun zonden en zich voor U te verootmoedigen, en hun leven buiten zichzelf te zoeken<br />

in Jezus Christus, de enige Verlosser. Geef dat zij zich aan Hem met oprecht vertrouwen<br />

overgeven. En voed hen door de regelmatige viering van het avondmaal met het ware<br />

Brood uit de hemel, zodat Christus in hen leeft, en zij in Hem leven.<br />

Leer hen Christus te volgen door moedig hun kruis op zich te nemen, zichzelf te verloochenen<br />

en Hem te belijden. Houd hen staande en maak hen sterk. En breng hen na een korte<br />

tijd van lijden binnen in uw eeuwige heerlijkheid.<br />

Onze Vader, die in de hemelen zijt...


7 Teksten en melodieën voor vaste liturgische onderdelen<br />

7.1 Opdracht<br />

De vierde opdracht aan het deputaatschap eredienst luidt:<br />

teksten te ontwerpen voor vaste liturgische onderdelen en in overleg met deputaten<br />

kerkmuziek melodieën te zoeken of te (doen) ontwerpen voor een meer gevarieerde<br />

vormgeving van onderdelen van de orden van dienst.<br />

De synode heeft in de gronden uitgewerkt waaraan zij concreet dacht. Als gronden bij de<br />

opdracht sprak zij immers uit:<br />

1. het is wenselijk dat de voorganger voor schuldbelijdenis en genadeverkondiging<br />

uit meerdere teksten een keuze kan maken;<br />

2. om bepaalde onderdelen van de liturgie te kunnen zingen (bijv. votum en<br />

schuldbelijdenis) dienen geschikte melodieën voorhanden te zijn.<br />

Conform de twee gronden, splitsen wij de opdracht in twee gedeelten. In het eerste deel<br />

zullen we ons bezighouden met de teksten. Het tweede gedeelte handelt over de melodieen.<br />

7.2 Teksten<br />

Uit de eerste grond wordt duidelijk dat de synode ten aanzien van de te ontwerpen teksten<br />

vooral aan de schuldbelijdenis en genadeverkondiging dacht. De tweede grond geeft aan<br />

dat er melodieën dienen te komen voor bijvoorbeeld votum en schuldbelijdenis.<br />

Nu zijn de opdracht en de bijbehorende gronden niet erg helder. Want er zijn goede redenen<br />

te betwijfelen, of de eerste grond wil zeggen dat er uitsluitend teksten moeten komen<br />

voor schuldbelijdenis en genadeverkondiging. Dit lijkt niet logisch, aangezien in synodebesluit<br />

3b al veel mogelijkheden voor deze liturgische onderdelen vrijgegeven zijn, en bovendien<br />

de vrijheid gegeven wordt zelf passende schriftgedeelten te zoeken en gebruiken.<br />

Het ontwerpen van meer teksten voor schuldbelijdenis en genadeverkondiging lijkt ons<br />

daarom niet nodig. Bovendien, wanneer de synode uitsluitend de schuldbelijdenis en<br />

genadeverkondiging bedoelde, had zij dat wel expliciet in de opdracht vermeld ('teksten te<br />

ontwerpen voor schuldbelijdenis en genadeverkondiging en in overleg...'). Op basis van<br />

deze overwegingen gaan wij er daarom vanuit dat bij het eerste deel van opdracht 4 (het<br />

ontwerpen van teksten voor vaste liturgische onderdelen) ook gedacht moet worden aan<br />

andere zogenoemde 'vaste liturgische onderdelen'.<br />

7.2.1 'Vaste liturgische onderdelen'<br />

Ter voorkoming van (terminologische) misverstanden is het gewenst nader in te gaan op de<br />

woorden 'vaste liturgische onderdelen'. Strikt genomen wordt opdracht gegeven om ook<br />

teksten te ontwerpen voor bijvoorbeeld schriftlezing en preek. Dat zijn immers ook 'vaste<br />

liturgische onderdelen'; ze vinden altijd plaats in de liturgie.<br />

Naar aangenomen mag worden, wordt in de opdracht echter gedoeld op liturgische onderdelen<br />

die in de regel altijd plaatsvinden en waarbij gelijkblijvende teksten gebruikt worden.<br />

Voor deze vastgestelde teksten heeft de synode opdracht gegeven met alternatieve teksten<br />

te komen.<br />

De 'vaste liturgische onderdelen' waarbij wisselende teksten gehanteerd worden, zoals<br />

schriftlezing, preek, liederen, vallen dus buiten deze opdracht. In verband met deze onderdelen<br />

zou wel onderzocht kunnen worden of het op één of andere manier gebruikmaken van<br />

leesroosters zinvol en verrijkend kan werken, niet alleen voor de liturgische praktijk op<br />

zondag (de mogelijkheden dat men zich concreet kan voorbereiden op een dienst, nemen


toe), maar voor heel het gereformeerde leven. Te denken valt aan het verenigingsleven, de<br />

scholen en de huisgezinnen. Het leggen van een relatie tussen de zondagse eredienst(en)<br />

en het doordeweekse leven zou er in positieve zin mee gediend kunnen zijn. Dergelijke<br />

roosters zouden in allerlei verbanden wellicht op een goede manier structurerend kunnen<br />

werken, ook ten aanzien van het zingen van liederen. Een leesrooster brengt als vanzelf<br />

ook een liedrooster met zich mee. En op die manier zou op plaatselijk en landelijk niveau<br />

ook een dienst worden bewezen aan het gezangenproject. Deputaten zouden graag een<br />

concrete opdracht hiervoor ontvangen.<br />

Naar het oordeel van deputaten kan opdracht 4 dus betrekking hebben op de onderdelen:<br />

votum, 'vrede-/zegengroet', schuldbelijdenis, genadeverkondiging, wet, credo en zegen. Er<br />

zijn ook tradities bekend waarin voor een aantal gebeden gebruik wordt gemaakt van vaste<br />

teksten (vgl bijv. formuliergebeden).<br />

Hoewel er kerkgenootschappen zijn waar voor de wet en het credo allerlei (al dan niet<br />

zelfgefabriceerde) teksten gebruikt worden, zal het niet de bedoeling van de synode geweest<br />

zijn dat we voor deze liturgische onderdelen nieuwe teksten ontwerpen. Ten aanzien<br />

van de Tien Woorden lijkt het ons verstandig te wachten tot de nieuwe bijbelvertaling<br />

beschikbaar is.<br />

7.2.2 Votum<br />

Binnen de vrijgemaakt-gereformeerde kerken wordt uitsluitend gebruik gemaakt van Psalm<br />

124 vers 8 als 'votum'. Een andere, veel gebruikte mogelijkheid is de tekst 'In de naam van<br />

de Vader en de Zoon en de Heilige Geest'. In de voorgestelde ordinariumorde is deze<br />

mogelijkheid opgenomen. Een mogelijk nadeel van dit votum is dat het vanouds specifiek<br />

verbonden geweest is aan bepaalde handelingen door de ambtsdrager. Er wordt iets<br />

gedaan in de naam van de Vader, Zoon en Geest. Wanneer die handeling ontbreekt, hangt<br />

het votum wellicht wat in de lucht. In ieder geval verdient het 'Onze hulp' (Ps. 124) de<br />

voorkeur. Ook om het feit dat de gemeente duidelijker in dit votum participeert.<br />

Overigens wijzen we erop dat het 'Onze hulp' niet de functie heeft van een 'hamerslag<br />

waarmee de vergadering der gelovigen geopend wordt' (A. Kuyper, Onze Eeredienst,<br />

Kampen 1911, 179vv), of van een plechtige verklaring waardoor de samenkomst eredienst<br />

wordt. Het 'Onze hulp' dient van origine als een i<strong>nl</strong>eidend woord, een introductie op een<br />

handeling die volgt. Dat verklaart ook dat in vroeg-gereformeerde liturgieën de bediening<br />

van de doop begon met 'Onze hulp'. 34 In de huidige orden van dienst dient het votum dus<br />

als i<strong>nl</strong>eidend woord op de zegengroet. Wanneer er dus gevraagd wordt naar variatiemogelijkheden<br />

voor dit liturgisch onderdeel, dan komt meteen de vraag aan de orde naar de<br />

functie en betekenis van de onderdelen waarmee de kerkdienst begint, des te meer, omdat<br />

tot op zekere hoogte ook van de (vrede-/zegen)groet gezegd kan worden dat hij fungeert<br />

als i<strong>nl</strong>eidend woord op de dienst.<br />

Kortom, wanneer de kerken meer variatiemogelijkheden willen om de kerkdienst mee te<br />

beginnen, dan is het eige<strong>nl</strong>ijk gewenst dat nadere studie verricht wordt naar de wijze<br />

waarop de kerkdienst begint. Daarbij zouden niet alleen bestaande mogelijkheden onder de<br />

loep genomen moeten worden, maar kunnen ook andere mogelijkheden op hun bruikbaarheid<br />

onderzocht worden.<br />

7.2.3 Vrede-/zegengroet<br />

Hiervoor zijn momenteel vier mogelijkheden bekend (1 Kor. 1:3; 1 Tim. 1:2b; Op. 1:4b, 5a<br />

en de tekst: 'Genade zij u en vrede van God de Vader, door onze Here Jezus Christus, in<br />

de gemeenschap van de Heilige Geest. Amen'). De keuzemogelijkheid kan uitgebreid<br />

worden met bijvoorbeeld:<br />

34<br />

Zie bijvoorbeeld ook in het doopformulier in: J.N. IJkel en W. van 't Spijker, De Psalmen<br />

Davids door Petrus Dathenus (Fascimile v an de uitgave Heidelberg 1566), Houten 1992.


Genade zij u en vrede van God, de Vader, en van de Here Jezus Christus (2 Tess.<br />

1:2)<br />

Genade, barmhartigheid en vrede zij u van God, de Vader, en van Christus Jezus,<br />

onze Here. (1 Tim. 1:2; 2 Tim. 1:2)<br />

Genade zij u en vrede van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Heiland. (Tit.<br />

1:4)<br />

7.2.4 Gebeden<br />

Gebed bij de opening van de Schrift<br />

De huidige 'formuliergebeden' (Gereformeerd Kerkboek, 560-568), die kunnen dienen als<br />

'gebed bij de opening van de Schrift' (ook wel genoemd: 'gebed om verlichting met de<br />

Heilige Geest'), bevatten standaard een schuldbelijdenis. Wanneer de schuldbelijdenis en<br />

genadeverkondiging als aparte liturgische acten in de dienst zijn opgenomen, zijn deze<br />

gebeden niet (ongewijzigd) te gebruiken. Er moet immers een gebed uitgesproken worden<br />

dat expliciet gericht is op de opening en bediening van de Schrift. Het gaat dus om een<br />

gebed dat enigszins vergelijkbaar is met het 'gebed voor de catechismuspreek'. Uiteraard<br />

kan hier gezang 6 uit het Gereformeerd Kerkboek dienst doen. Verder stellen deputaten de<br />

volgende gebeden voor:<br />

Almachtige God, wij danken U, dat U ons gebracht hebt tot het licht van uw waarheid en tot<br />

de kennis van uw heilig Evangelie. Open ons hart en verlicht ons verstand, zodat wij leven<br />

en uw Woord onderhouden. Vervul uw dienaar met uw Heilige Geest, zodat hij uw Woord<br />

zuiver en vrijmoedig kan verkondigen. Werk met uw Geest krachtig in ons allen, zodat wij<br />

uw Woord verstaan en bewaren, door Christus onze Heer. Amen.<br />

Hemelse Vader, uw Woord is een betrouwbaar getuigenis, een lamp voor onze voet en een<br />

licht op ons pad. Wij bidden U, leid ons door uw Heilige Geest in alle waarheid en help ons<br />

genadig, dat wij licht ontvangen uit uw heilig Woord, door Jezus Christus, onze Heer.<br />

Amen.<br />

Het lijkt ons niet zinvol om meer van dergelijke (korte) gebeden te formuleren. Een andere<br />

mogelijkheid zou wel zijn om gebeden te ontwikkelen die op specifieke zondagen van het<br />

kerkelijk jaar gebruikt kunnen worden. Het betreft dus bijvoorbeeld gebeden waarin gerefereerd<br />

wordt aan het heilsfeit dat die zondag gevierd wordt. Indien kerken in de toekomst de<br />

mogelijkheid zouden krijgen om een leesrooster te gebruiken, zouden er ook gebeden<br />

kunnen komen waarin vooruitgegrepen wordt op lezingen, liederen en preek die volgen.<br />

Voorbedengebed<br />

Zoals de kerk in haar liedboek gezangen heeft staan uit alle tijden en plaatsen, zo zou zij<br />

ook gebedsteksten over verschillende onderwerpen/thema's uit de kerkgeschiedenis<br />

kunnen opnemen in haar kerkboek. Deze gebeden kunnen zowel in de kerkelijke als<br />

huiselijke eredienst gebruikt worden. Iets dergelijk treffen we momenteel aan in het Dienstboek<br />

voor de Nederlandse Hervormde Kerk in ontwerp (1955, pag 280-305 - selectie). Ook<br />

het Evangelisches Gesangbuch (1994) bevat een ruime selectie van gebeden voor diverse<br />

gelegenheden en over diverse onderwerpen, waarbij gebruik gemaakt wordt van de schat<br />

aan gebeden die het christendom in het verleden ontwikkeld heeft. En zo zijn er wereldwijd<br />

wel meer kerkboeken te noemen die een dergelijke afdeling 'gebeden' bevatten. Deputaten<br />

stellen voor om te komen tot een dergelijke selectie van gebeden en zouden graag een<br />

opdracht daartoe ontvangen.<br />

Avondmaalsgebeden<br />

Voor het tafelgebed bij de viering van het avondmaal, zoals deze opgenomen is in de


voorgestelde ordinariumliturgie (zie hoofdstuk 8 van dit rapport), kan gebruik gemaakt<br />

worden van wisselende teksten, die aansluiten bij de tijd van het kerkelijk jaar of bij de<br />

thematiek van de schriftlezingen (en preek).<br />

7.2.5 Zegen<br />

Voor de (slot)zegen worden momenteel teksten uit Numeri 6:24-26 en 2 Korintiërs 13:13<br />

gebruikt. Er zijn echter meer mogelijkheden te noemen, bijvoorbeeld:<br />

De vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten<br />

behoeden in Christus Jezus. Amen. (Fil. 4:7)<br />

De synode zou deze mogelijkheid kunnen vrijgeven voor liturgisch gebruik.<br />

7.3 Melodieën<br />

Het tweede gedeelte van de opdracht betreft het zoeken of (doen) ontwerpen van melodieen<br />

voor een gevarieerder vormgeving van onderdelen van de orden van dienst. Evenals bij<br />

het eerste deel van de opdracht wordt hier opengelaten om welke onderdelen van de<br />

liturgie het moet gaan. In grond 2 wordt gesteld dat 'bepaalde onderdelen' pas gezongen<br />

kunnen worden, wanneer er melodieën voor beschikbaar zijn. Daarbij worden votum en<br />

schuldbelijdenis als voorbeelden genoemd.<br />

Ten aanzien van de schuldbelijdenis vragen deputaten zich af of het op dit moment urgent<br />

is toonzettingen te ontwerpen voor onberijmde teksten. Er zijn immers voldoende strofische<br />

liederen beschikbaar die als schuldbelijdenis kunnen fungeren. Bovendien is de onberijmde<br />

tekst die vrijgegeven is, niet bepaald 'muzikaal' te noemen.<br />

Er zijn een paar andere onderdelen (dan wel liturgische teksten) waarvoor o.i. eerder één of<br />

meer toonzettingen gewenst zijn:<br />

- gezongen votum<br />

- onberijmd Onze Vader<br />

- onberijmde Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel.<br />

In de uitgave Licht op liturgie zijn inmiddels drie mogelijkheden gepubliceerd om het votum<br />

te zingen. Ten aanzien van de andere twee genoemde onderdelen kan opgemerkt worden<br />

dat er al diverse toonzettingen beschikbaar zijn. Een actuele verzameling van toonzettingen<br />

zal in het Dienstboek - een proeve - Schrift, Maaltijd, Gebed (= aflevering 4 van Proeven<br />

voor de Eredienst) gepubliceerd worden. Deze uitgave verschijnt in het najaar van 1998.<br />

We stellen voor dat de synode in samenwerking met deputaten eredienst en deputaten<br />

kerkmuziek daaruit een selectie maakt. In een aanvullend rapport hopen wij op deze<br />

uitgave terug te komen.


8 Ordinarium<br />

8.1 Opdracht<br />

Als vijfde opdracht formuleerde de Generale Synode van Berkel en Rodenrijs dat deputaten<br />

eredienst dienden<br />

te onderzoeken of en zo ja hoe een voor deze tijd geschikte orde van dienst te ontwikkelen<br />

zou zijn met gebruikmaking van delen van het ordinarium.<br />

Bij dit besluit voerde de synode drie gronden aan:<br />

1. de teksten van het ordinarium, Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus en Benedictus en<br />

Agnus Dei gaan terug op de vroege christelijke traditie;<br />

2. naast de bestaande orden van dienst zou een zogenaamde ordinarium-orde<br />

een verrijking kunnen betekenen, als blijkt dat deze een goede vorm biedt om<br />

God in deze tijd te eren in de eredienst;<br />

3. latere gebruikmaking van de ordinarium-delen in de rooms-katholieke mis met<br />

de transsubstantiatieleer hoeft niet bij voorbaat uit te sluiten dat gereformeerde<br />

kerken ze goed kunnen gebruiken.<br />

8.2 I<strong>nl</strong>eiding<br />

Met de term 'ordinarium' worden onderdelen van een eredienst aangeduid die elke dienst<br />

terugkeren en die inhoudelijk niet van het kerkelijk jaar afhankelijk zijn. Tot het ordinarium<br />

behoren de gezangen Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus/Benedictus en Agnus Dei. 35 In de loop<br />

van de kerkgeschiedenis zijn deze vijf ordinariumgezangen bepalend geworden voor de<br />

opbouw van een orde van dienst, die tot op de dag van vandaag in de christelijke wereld<br />

veel gebruikt wordt. De gezangen geven als het ware het geraamte, de grondstructuur van<br />

de orde van dienst weer. Tussen de vaste elementen worden de liturgische onderdelen<br />

geplaatst die elke zondag wisselende teksten hebben en in de kerkgeschiedenis vaak<br />

afhankelijk geweest zijn van het kerkelijk jaar. Het betreft schriftlezingen (en bediening van<br />

het Woord), diverse liederen en gebeden. Deze wisselende onderdelen van de dienst<br />

worden aangeduid met de term 'proprium'.<br />

De Generale Synode van Berkel en Rodenrijs heeft het deputaatschap opgedragen te<br />

onderzoeken of er een orde van dienst kan komen waarin ordinariumgezangen een plaats<br />

hebben. Zowel in de opdracht als in de daarbij behorende gronden wordt er op gewezen<br />

dat een dergelijke orde geschikt zal moeten zijn voor 'deze tijd'.<br />

In het Rapport Studiedeputaten Eredienst (Barneveld 1995) is al het één en ander over de<br />

ordinariumonderdelen geschreven. Het rapport bevatte niet alleen de gezangteksten, maar<br />

ook een beknopt historisch overzicht hoe de verschillende ordinariumdelen in de liturgie<br />

terecht zijn gekomen. Tevens is ingegaan op hun theologisch-inhoudelijke betekenis. Naar<br />

ons oordeel is het niet zinvol alles hier opnieuw uitvoerig te beschrijven. Gegevens die in<br />

het vorige rapport al vermeld zijn, zullen we alleen opnieuw noemen voorzover dat nodig is<br />

om reacties uit de kerken te beantwoorden.<br />

Eerst zullen we de reacties uit de kerken inventariseren die naar aa<strong>nl</strong>eiding van hoofdstuk 6<br />

('De liturgie in de kerk na Pinksteren') van het genoemde studierapport zijn binnengekomen:<br />

par. 8.3. De belangrijkste bedenkingen die naar voren gebracht zijn, zullen daar<br />

besproken worden. Vervolgens wordt in par. 8.4 een voorbeeld van een dienst volgens het<br />

ordinariummodel gepresenteerd. Een toelichting bij en verantwoording van deze orde staat<br />

in par. 8.5. Naast allerlei praktische zaken ten aanzien van de concrete invulling, wordt daar<br />

35<br />

Kyrie = Heer; Gloria = eer; Credo = ik geloof ; Sanctus = heilig; Benedictus = gezegend;<br />

Agnus Dei = Lam van God.


tevens ons standpunt gemotiveerd waarom naar ons oordeel een orde van dienst naar<br />

ordinariummodel een verrijking betekent.<br />

8.3 Reacties vanuit de kerken<br />

Naar aa<strong>nl</strong>eiding van hetgeen door vorige deputaten ten aanzien van het ordinarium naar<br />

voren is gebracht, is een aantal reacties uit de kerken bij de synode binnengekomen.<br />

Verschillende hadden betrekking op de vraag of deputaten (kerkordelijk) al dan niet terecht<br />

het ordinarium onder de aandacht van de kerken hebben gebracht. De één achtte het een<br />

goede, zinvolle zaak en verzocht de synode om een vervolgopdracht, de ander was van<br />

mening dat deputaten op dit punt buiten hun boekje waren gegaan.<br />

Het aantal inhoudelijke reacties was zeldzamer. Er is opgemerkt dat vorige deputaten ten<br />

aanzien van de beschrijving en ontwikkeling van het ordinarium een te simplistische voorstelling<br />

van zaken gaven. Verschillende dwalingen zouden van invloed zijn geweest op het<br />

ordinarium. Gewezen werd onder meer naar het roomse offeridee, waarbij de voorganger<br />

niet als 'bedienaar der verzoening' maar als priester optreedt en de preek ondergeschikt is<br />

aan het sacrament. Hierbij werd ook verwezen naar de Heidelbergse Catechismus, die zich<br />

tegen het offerkarakter, de herhalingsgedachte en de transsubstantiatieleer keert.<br />

Tevens werd opgemerkt dat gereformeerde kerken op zich wel van ordinariumdelen gebruik<br />

zouden kunnen maken, maar om het verschil tussen 'de dienst des Heren en de oecumenische,<br />

roomse, lutherse en andere menselijke diensten duidelijk te maken en te houden, zou<br />

het verstandig kunnen zijn ze niet te gebruiken.'<br />

Reacties uit de kerken die uitsluitend een positieve of negatieve beoordeling behelzen van<br />

het feit dat het ordinarium door vorige deputaten bestudeerd is, laten wij rusten. De Generale<br />

Synode van Berkel en Rodenrijs heeft immers besloten huidige deputaten over het<br />

ordinarium een vervolgopdracht te geven.<br />

8.3.1 Ontwikkeling van het offerdogma<br />

Het belangrijkste thema dat in de reacties ter sprake kwam, is de vraag in hoeverre er een<br />

relatie bestaat tussen een ordinariumdienst en de rooms-katholieke offerleer.<br />

Rond 200 na Christus worden brood en wijn wel het offer van de kerk genoemd, maar van<br />

een wezensverandering is geen sprake. Evenmin wordt er gesproken over een volmaakt<br />

offer, dat de kerk door middel van de priester (= plaatsvervanger van Christus) aan God de<br />

Vader brengt in navolging van Christus. Hier is nog geen sprake van een herhaling van<br />

Christus' offer, maar Cyprianus kan wel als een wegbereider gezien worden.<br />

Het tijdvak 200-400 kenmerkt zich door een tendens naar een opvatting waarin de werkelijke<br />

tegenwoordigheid van Christus in het sacrament beleden werd. Vanaf circa 600 (Gregorius<br />

de Grote) werd de eucharistie steeds sterker opgevat als een herhaling van Christus'<br />

offer. De leer van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus door de verandering van de<br />

gaven werd echter nog niet algemeen aangehangen. We wijzen in dit verband op de<br />

beroemde controverse tussen Paschasius Radbertus en Ratramnus in de negende eeuw.<br />

Eerstgenoemde verdedigde de reële tegenwoordigheid van Christus in het sacrament.<br />

Ratramnus verzette zich daartegen. Rond 1100 na Christus ontkende Berengarus van<br />

Tours deze tegenwoordigheid van Christus en propageerde hij een spiritualistische opvatting.<br />

Ten tijde van paus Innocentius III werd de wezensverandering van brood en wijn tot<br />

dogma verheven (het Vierde Lateraans Concilie in 1215). 36<br />

36<br />

Uitgebreider over de ontwikkeling van het roomse offerdogma: F. Loofs, Handboek voor de<br />

beoefening van de dogmengeschiedenis. Groningen 1902, 245-247; Realencyklopädie für<br />

protestantische Theologie und Kirche. Bd 20, Leipzig 1908, 55-79; A.F.N.Lekkerkerker,<br />

Kanttekeningen bij het hervormde dienstboek, dl III 's-Gravenhage 1956, 106-110; idem,<br />

De tafel des Heren, Baarn 1961, 84/85; J.A. Jungmann, Missarum sollemnia. Eine genetische<br />

Erklärung der römischen Messe. I, Wien-Freiburg-Basel, 5 1962, 108vv; J. Pelikan,<br />

The Christian Tradition. Volume 3: 'The Growth of Medieval Theology 600-1300. Chicago<br />

1973, 184-206; E. Fahlbusch (u.a.), Evangelisches Kirche<strong>nl</strong>exikon (Internationalen theolo-


Gezien de dominantie die de roomse offerleer in de dertiende eeuw kreeg, verbaast het niet<br />

dat vooral vanaf deze tijd de roomse offerleer ook in het lied van de kerk naar voren komt.<br />

Als illustratie zij gewezen op het lied 'Adoro te devote', dat toegeschreven wordt aan Thomas<br />

van Aquino (1225-1274), waarvan we de eerste en derde strofe citeren: 37<br />

U bid ik aan in overgave, godheid ongezien,<br />

die waarachtig onder deze teeknen schuilt;<br />

u geeft zich mijn harte over heel en al,<br />

immers u aanschouwend schiet het al te kort.<br />

Aan het kruis ging enkel uwe godheid schuil,<br />

doch hier is uw mensheid evenzeer verhuld:<br />

beide doch geloof ik, beide ik belijd,<br />

en vraag, wat u vroeg de rouwge moordenaar.<br />

Ook in de orde van dienst werd vanaf de dertiende eeuw het offerritueel uitgebreid. Als<br />

kenmerkend voorbeeld noemen we de zogeheten elevatie, de opheffing van brood en wijn<br />

door de priester tijdens de consecratie. Deze liturgische handeling werd aan het begin van<br />

de dertiende eeuw gebruikelijk. Het opheffen van brood en wijn, die substantieel veranderd<br />

waren, werd zinvol geacht, omdat de gelovigen deze elementen zo konden aanschouwen<br />

en aanbidden.<br />

8.3.2 Gevolgen voor de eredienst<br />

De roomse consecratieleer heeft dus wel veel invloed gehad op de middeleeuwse liturgie.<br />

Maar die invloed betrof niet de ordinariumgezangen of hun rangschikking. Het ging veelal<br />

om elementen die (later) tussen en bij de ordinariumgezangen gevoegd werden. In het<br />

bijzonder moet men hier denken aan de zogenaamde canon, de 'vaste regel volgens welke<br />

het misoffer wordt opgedragen'. Ten aanzien van de ontstaansgeschiedenis van de canon<br />

bestaat veel onzekerheid en onduidelijkheid. 38 De hoofdbestanddelen van de canon moeten<br />

rond 400 na Christus al in de oud-Romeinse liturgie (ook wel 'pausmis' genoemd)<br />

aanwezig geweest zijn. Tot in de dertiende eeuw zijn al dan niet ingrijpende wijzigingen<br />

(meest toevoegingen) in de canon aangebracht.<br />

Tijdens de canon vindt plaats waar het volgens Rome omdraait: de consecratie van brood<br />

en wijn, voortzetting van het offer van Christus dat de kerk samen met Christus bij God<br />

aanbiedt. We geven hieronder een beknopte beschrijving van de canon volgens de orde<br />

van Trente, die begint met het gebed Te igitur:<br />

"Tot U dan, allergoedertierendste Vader smeken en bidden wij in alle nederigheid<br />

door Jezus Christus uw Zoon onze Heer, dat Gij moogt aanvaarden en zegenen deze<br />

gaven, deze geschenken, de heilige vlekkeloze offeranden, die wij U opdragen vooral<br />

voor uw heilige katholieke kerk: opdat Gij U gewaardigt haar in vrede te bewaren, te<br />

beschutten, in eenheid te behouden en te besturen over de gehele aarde, tezamen<br />

met uw dienaar onze Paus N. en alle rechtgelovigen en belijders van het katholiek en<br />

gisch Enzyklopädie). Bd 1, Göttingen 3 1986, k. 13-15; J. van Genderen, Oriëntatie in de<br />

dogmageschiedenis. Zoetermeer 1996, 118-120; P. Oskamp (e.a.), De weg van de liturgie.<br />

Zoetermeer 1998, 225-256.<br />

37<br />

38<br />

Vertaling van F. van der Meer. Voor de volledige tekst: F. van der Meer, Lofzangen der<br />

latijnse kerk. Utrecht/Antwerpen 1970, 262-265; vgl. ook Liedboek voor de Kerken, 352.<br />

Vgl. bijv.: R.C.D. Jasper (e.a.), Prayers of the Eucharist. Early and Reformed. New York<br />

1987, 159.


apostolisch geloof."<br />

Aansluitend volgt het eerste Mementogebed (voor allen die in waar geloof de mis bijwonen)<br />

en de gedachtenis der Heiligen ("In één gemeenschap met uw heiligen eren wij de gedachtenis<br />

vooreerst van de roemrijke Maria, altijd maagd...." etcetera). Hierna strekt de priester<br />

de handen uit over het brood en de wijn en bidt God het offer te aanvaarden (Hanc igitur):<br />

"Wij smeken U dan, Heer, dit offer van ons, uw dienaren en van uw gehele gemeenschap<br />

goedgunstig te aanvaarden, onze dagen in uw vrede te bestieren, ons van de<br />

eeuwige verwerping te bevrijden en ons op te nemen in het getal uwer uitverkorenen.<br />

Door Christus onze Heer. Amen."<br />

Vervolgens vraagt de priester Gods zegen over de offergaven, opdat zij het lichaam en<br />

bloed van Jezus Christus worden (Quam oblationem):<br />

"Wij smeken U, God, gewaardig U deze offergave in alles gezegend, aangenomen,<br />

goedgekeurd, redelijk en welbehaaglijk te maken, opdat zij voor ons moge worden het<br />

Lichaam en Bloed van uw allerliefste Zoon, onze Heer Jezus Christus."<br />

Dan neemt de priester het brood in zijn handen, heft de ogen ten hemel en spreekt de<br />

instellingswoorden uit Matteus 26 (Qui pridie quam pateretur). Met het uitspreken van deze<br />

woorden vindt de verandering van brood en wijn plaats, die het lichaam en bloed van<br />

Christus worden. Na de instellingswoorden aanbidt de priester knielend de hostie; hij toont<br />

haar vervolgens eerbiedig aan het volk, dat de hostie op zijn beurt aanbidt (= de zogenaamde<br />

elevatie).<br />

Dezelfde handelingen worden verricht met de beker. Daarna wordt nogmaals gebeden of<br />

God het offer wil aanvaarden en of Christus het offer zelf aan God wil aanbieden. Hierna<br />

volgt het tweede Mementogebed, waarin gevraagd wordt of de overledenen deelachtig<br />

mogen worden aan de vruchten van het offer. De canon eindigt met een gebed waarin de<br />

priester om genade vraagt voor zichzelf en voor allen die de mis bijwonen (Nobis quoque<br />

peccatoribus). Hierna volgt o.a. het Onze Vader, het Agnus Dei, communiegebeden, de<br />

communie, het Ite Missa est ('Gaat, het is de wegzending') en/of het Deo Gratias ('Gode zij<br />

dank').<br />

Invloed van het offerdogma op de eredienst is dikwijls ook terug te vinden in de talrijke<br />

misverklaringen en allegorische interpretaties van de mis (Amalarius van Metz) die vanaf<br />

circa 800 ontstonden. Deze verklaringen en interpretaties leidden in de late Middeleeuwen<br />

onder meer tot meditatieve beschouwingen die de middeleeuwse volksvroomheid in belangrijke<br />

mate beïnvloed en bepaald hebben. 39<br />

Voor ons onderwerp is van belang op te merken dat in deze misverklaringen de gezangen<br />

Sanctus/Benedictus en Agnus Dei vanuit rooms gedachtegoed geïnterpreteerd werden.<br />

Aanhangers van Christus' praesentia realis verklaren bijvoorbeeld het Benedictus ('gezegend<br />

Hij die komt in de Naam van de Heer') vanuit de opvatting dat 'de Heer op het altaar<br />

zal verschijnen'.<br />

8.3.3 Contra-argumenten vanuit de kerken<br />

Er zouden meer voorbeelden van dergelijke verklaringen te noemen zijn. Binnen de roomskatholieke<br />

kerk is de relatie tussen de roomse avondmaalsleer en het ordinarium voortdurend<br />

gelegd en verdedigd. Dat was overigens ook al door vorige deputaten in hun rapport<br />

geconstateerd. 40 In reacties aan de synode van Berkel en Rodenrijs hebben scribenten<br />

39<br />

40<br />

Zie onder meer: A. Angenendt, Geschichte der Religiosität im Mittelalter. Darmstadt 1997.<br />

Zie Rapport Studiedeputaten Eredienst, 84.


soms naar concrete roomse studies verwezen, zoals het boek De liturgie van de Eucharistie<br />

(Brugge/Nijmegen 1979) van J. Hermans. Er zou dus inderdaad een uitgebreide bibliografie<br />

samengesteld kunnen worden met misverklaringen waarin met name het Benedictus en<br />

Agnus Dei verklaard worden vanuit de roomse consecratieleer. Belangrijk is echter dat<br />

daarmee nog niet bewezen is dat het ontstaan en voortbestaan van een ordinariumdienst<br />

afhankelijk was en is van het roomse offerdogma.<br />

Er werd vanuit de kerken opgemerkt dat er mogelijk onderscheid gemaakt moet worden<br />

tussen 'ordinariumdelen' en 'ordinariummodel'. De delen (gezangen) zouden op zichzelf<br />

bijbels zijn, maar wanneer gesproken wordt over 'model' zou er sprake (kunnen) zijn van<br />

invloeden van rooms-katholieke dogma's.<br />

Met ordinariummodel wordt echter niets meer of minder bedoeld dat de onderdelen Kyrie,<br />

Gloria, Credo, Sanctus (en Benedictus) en Agnus Dei in deze volgorde staan. De term<br />

'model' zeg dus niets over de exacte plaats en betekenis van bijvoorbeeld het Benedictus<br />

binnen de mis. En de 'mis' is meer dan alleen ordinarium (zie hierboven). 'Ordinariummodel'<br />

zegt alleen dat het Kyrie eerst komt en daarna het Gloria, en ook dat het Credo na het<br />

Gloria komt en niet ergens voor het Kyrie geplaatst wordt.<br />

Voor deze volgorde zijn er wel inhoudelijke argumenten, maar specifiek roomse dogma's<br />

liggen niet aan de structuur ten grondslag.<br />

In verband met een mogelijke relatie tussen de ordinariumorde en het transsubstantiatiedogma<br />

is meer dan eens verwezen naar publicaties van gereformeerde auteurs als C.<br />

Trimp en K. Deddens. Uit deze publicaties zou moeten blijken dat de ordinariumstructuur<br />

beïnvloed is door de consecratiegedachte. Deputaten hebben de publicaties waarnaar<br />

verwezen werd, erop nagekeken. Ze zijn tot de conclusie gekomen dat een relatie tussen<br />

de transsubstantiatieleer en het ordinarium in de genoemde literatuur niet gelegd wordt.<br />

Er is bijvoorbeeld gewezen op een passage uit het boek De gemeente en haar liturgie<br />

(Kampen 1983, 123) van C. Trimp. Het gaat in dat gedeelte echter alleen over de roomse<br />

offergedachte in een later stadium van de geschiedenis. Het ordinarium of delen daaruit<br />

komen niet ter sprake. Er is ook gewezen op de studies Annus liturgicus (Goes 1975) en<br />

Het begon in Jeruzalem (Goes 1976) van K. Deddens en op Met al de heiligen III (Barneveld<br />

1990) van G. van Rongen. In deze uitgaven wordt aangegeven dat we bij een aantal<br />

kerkvaders uit de eerste eeuwen een offergedachte aantreffen. Nergens wordt echter<br />

betoogd dat de christelijke eredienst hierop was gebaseerd en ingericht.<br />

Deputaten constateerden dus dat de genoemde auteurs in hun publicaties inderdaad<br />

spreken over de (geschiedenis van de) roomse offergedachte. Maar de auteurs hebben<br />

geen verband gelegd met een orde van dienst die gebaseerd is op de ordinariumgezangen.<br />

Op dit punt worden de auteurs dus ten onrechte geciteerd. In de gereformeerde literatuur<br />

vanaf de zestiende eeuw tot op heden is een relatie tussen het ordinarium en de transsubstantiatieleer<br />

sowieso niet gelegd of aangetoond.<br />

Er kan geconcludeerd worden dat er eensgezindheid bestaat in het afwijzen van liturgische<br />

vormen die een onschriftuurlijke avondmaalsleer veronderstellen. Deputaten hebben echter<br />

geen aanwijzingen gevonden dat het ontstaan en voortbestaan van een ordinariumdienst<br />

afhankelijk was of is van specifiek roomse dogma's.<br />

Op grond van het feit dat er misbruik gemaakt is en dat er onschriftuurlijke interpretaties<br />

bestaan, is vanuit de kerken opgemerkt dat de ordinariumdelen daarom beter niet gebruikt<br />

kunnen worden. Deputaten delen deze mening niet. Wanneer een dergelijke redenering het<br />

hanteren van liturgische gebruiken moet verhinderen, zou er veel geschrapt moeten worden.<br />

Zo hebben Tertullianus en na hem andere kerkvaders de vierde bede uit het Onze<br />

Vader ('Geef ons heden ons dagelijks brood') dikwijls betrokken op Christus, het Brood uit<br />

de hemel. Dit zal er mede toe geleid hebben dat het Gebed des Heren als communiegebed


in de liturgie geïntroduceerd werd. 41 De sacramentele interpretatie van de vierde bede is<br />

voor de gereformeerde kerken echter geen reden om het Onze Vader bij de avondmaalsviering<br />

te weren. Of een ander voorbeeld (ad absurdum): het gegeven dat in de kerkgeschiedenis<br />

de instellingswoorden als consecratieformule hebben gefunctioneerd, 42 zou<br />

aa<strong>nl</strong>eiding kunnen zijn ze in het kader van de avondmaalsviering niet meer uit te spreken.<br />

Kortom, naar het oordeel van deputaten heft misbruik het (goede) gebruik niet op.<br />

Tenslotte is als tegenargument naar voren gebracht dat 'ordinariumdiensten' vooral gebruikt<br />

of gepropageerd zijn in niet-gereformeerde kerken (o.a. rooms-katholieke kerk, SoWkerken).<br />

Terwille van een duidelijk onderscheid tussen deze kerken en de gereformeerde<br />

kerken zou het verstandig kunnen zijn om geen orde van dienst met ordinariumstructuur in<br />

te voeren.<br />

Deputaten zijn het met deze oppositie niet eens. Er zouden dan veel meer zaken te noemen<br />

zijn waarbij de gereformeerde kerken uit antithetische motieven een eigen weg in<br />

zouden moeten slaan. Te denken is bijvoorbeeld aan de bijbelvertaling. Bovendien zijn<br />

deputaten van mening dat zinvolle en inhoudelijk rijke liturgische zaken niet op dergelijke<br />

argumenten behoren af te ketsen. Daarmee doen de kerken zichzelf tekort.<br />

Concluderend vinden deputaten dat er geen steekhoudende argumenten naar voren zijn<br />

gebracht die het gebruik van een ordinariumdienst in de weg staan.<br />

8.4 Orde van dienst met ordinariumstructuur<br />

v<br />

g<br />

g/c<br />

= voorganger<br />

= gemeente<br />

= gemeente en/of cantorij<br />

1. VOTUM EN ZEGENGROET<br />

v: Onze hulp is in de naam van de HERE,<br />

g: die hemel en aarde gemaakt heeft.<br />

[of:]<br />

v: In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.<br />

g: Amen.<br />

v: Genade zij u en vrede van God de Vader, door onze Here Jezus Christus, in de<br />

gemeenschap van de Heilige Geest.<br />

g: Amen.<br />

[of: 1 Kor. 1:3; 1 Tim. 1:2b; Op.1: 4b, 5a)<br />

2. KYRIE EN GLORIA<br />

[Het Gloria wordt niet in de Advent en lijdenstijd gezongen]<br />

v: Laten wij de Here om ontferming aanroepen<br />

voor de nood van heel de schepping,<br />

en zijn naam prijzen,<br />

want zijn barmhartigheid heeft geen einde.<br />

41<br />

42<br />

Vgl. bijv. E. Dekkers, Tertullianus en de geschiedenis der liturgie. Brussel-Amsterdam<br />

1947, 59-60; L. Brinkhoff O.F.M. (red.), Liturgisch Woordenboek, Roermond-Maaseik 1965-<br />

1968, II, k. 1991-1992.<br />

Liturgisch Woordenboek, 1070-1071.


g/c:<br />

[of: een Kyrielied zoals Liedboek nr 284, 285, 349. Of: 'O God en Heer almachtig'.<br />

1. O God en Heer almachtig, / Gij hebt U steeds ontfermd,<br />

wees thans ook weer indachtig / uw schepping onbeschermd!<br />

De wereld gaat te gronde, / gedenk de mens, o God,<br />

en red ons van de zonde / en red ons van de dood!<br />

2. Zij die naar vrede vragen / zijn nauwelijks in tel;<br />

behoed hun levensdagen, / o God van Israël!<br />

Tot U heeft zich verheven / de stem van Abels bloed;<br />

het roept, o Here Jezus, / dat Gij verschijnen moet!<br />

g/c:<br />

[tekst: Willem Barnard, geb. 1920; melodie: psalm 130]<br />

[of:]<br />

g/c:<br />

Ere zij God in den hoge,<br />

en vrede op aarde<br />

voor mensen van zijn welbehagen.<br />

Wij loven U,<br />

wij zegenen U,<br />

wij aanbidden U,<br />

wij verheerlijken U,<br />

Wij zeggen U dank voor uw grote heerlijkheid,<br />

Heer God, hemelse Koning,<br />

God, almachtige Vader.<br />

Heer, eniggeboren Zoon,<br />

Jezus Christus,<br />

Heer God, Lam van God,<br />

Zoon van de Vader,<br />

die de zonden der wereld wegneemt,<br />

ontferm U over ons;


die de zonden der wereld wegneemt,<br />

aanvaard ons gebed;<br />

die zit aan de rechterhand van de Vader,<br />

ontferm U over ons.<br />

Want Gij alleen zijt heilig,<br />

Gij alleen de Heer,<br />

Gij alleen de Allerhoogste,<br />

Jezus Christus,<br />

met de Heilige Geest,<br />

in de heerlijkheid van God de Vader.<br />

Amen.<br />

[of: een Glorialied zoals Liedboek nr 20, 67 (in Advent), 254, 255, 301, 431.]<br />

3. GEBED OM VERLICHTING VAN DE HEILIGE GEEST<br />

4. LEZING VAN ÉÉN OF MEER GEDEELTEN UIT DE HEILIGE SCHRIFT<br />

5. PREEK, EVENTUEEL GEVOLGD DOOR EEN LIED<br />

6. GEL OO FS BE LIJ DE NIS<br />

De Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel of de Apostolische Geloofsbelijdenis,<br />

gezongen of gesproken.<br />

7. DANKZEGGING EN VOORBEDEN<br />

8. INZAMELING VAN DE GAVEN<br />

[Tijdens of direct aansluitend op de inzameling van de gaven worden brood en wijn binnengebracht<br />

en wordt de tafel in gereedheid gebracht door de diakenen]<br />

9. VIERING VAN HET AVONDMAAL<br />

a. Nodiging<br />

v: De Heer heeft zijn tafel bereid voor wie in Hem geloven en Hem liefhebben. In de<br />

naam van Jezus Christus nodigen wij u uit om dankbaar en gelovig met ons de gebeden<br />

te zeggen en brood en wijn te ontvangen uit zijn hand.<br />

b. Het Tafelgebed/ De Grote Lofprijzing<br />

v: De HEER zij met u.<br />

g: Ook met u zij de HEER.<br />

v: De harten omhoog!<br />

g: Wij heffen ze op tot de HEER.<br />

v: Laten wij danken de HEER onze God.<br />

g: Het past ons de HEER te danken.<br />

[of:]<br />

v: De HEER zij met u.<br />

Verheft uw harten tot God<br />

en laat ons de Here onze God dankzeggen,<br />

want Hij verdient onze dank.<br />

v: Ja waarlijk, het past ons, o HEER,<br />

het is goed en heilzaam,<br />

dat wij U danken, overal en altijd,<br />

Heilige Vader, eeuwige God,<br />

door Christus, onze Heer,<br />

die het bestaan van een slaaf heeft aangenomen,<br />

en aan de mensen gelijk geworden is,<br />

die Zich vernederd heeft<br />

en gehoorzaam geworden is tot de dood,


ja, tot de dood aan het kruis.<br />

Daarom hebt Gij Hem ook uitermate verhoogd<br />

en Hem de naam boven alle naam geschonken,<br />

opdat in de naam van Jezus<br />

zich alle knie zou buigen van hen<br />

die in de hemel en die op de aarde<br />

en die onder de aarde zijn,<br />

en alle tong zou belijden:<br />

Jezus Christus is Here,<br />

tot eer van U, de almachtige Vader!<br />

En daarom met allen die voor uw troon staan,<br />

met engelen en krachten en machten,<br />

met alles wat adem heeft,<br />

zingen wij U toe:<br />

g/c:<br />

[of: een Sanctuslied zoals Liedboek nr. 24, 288:5-8, 399:1, 457]<br />

v: In de nacht, waarin de Here Jezus werd overgeleverd,<br />

nam Hij een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en zeide:<br />

Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis.<br />

Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was,<br />

en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed,<br />

doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis (1 Kor. 11:23-26).<br />

[alternatief: Matt. 26:26-29]<br />

Zo gedenken wij het verlossend lijden<br />

van de Messias, onze Heer,<br />

die verrezen is en leeft.


En wij verkondigen zijn dood, totdat Hij komt.<br />

Maranatha!<br />

[g:]<br />

Zend dan, o God,<br />

uw Heilige Geest,<br />

zodat wij eten en drinken<br />

het leven dat niet vergaat.<br />

En zoals dit brood dat wij breken<br />

was verstrooid over de velden<br />

maar werd samengebracht<br />

en één is geworden,<br />

breng zo uw gemeente bijeen<br />

van heinde en ver<br />

in het rijk van uw vrede.<br />

Want U alleen komt alle eer toe<br />

door Jezus, uw Dienaar,<br />

in wiens naam wij met heel uw kerk bidden:<br />

Onze Vader, die in de hemel zijt,<br />

uw naam worde geheiligd....<br />

g/c:<br />

[of: een Agnus Dei-lied zoals Liedboek nr. 110, 188.]


c. Uitdeling<br />

[Bij het breken en uitdelen van het brood spreekt de voorganger:]<br />

Het brood dat wij breken, is de gemeenschap met het lichaam van Christus. Neemt,<br />

eet, gedenkt en gelooft, dat het lichaam van onze Here Jezus Christus gegeven is tot<br />

een volkomen verzoening van al onze zonden.<br />

[En als hij de beker geeft:]<br />

De beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, is de gemeenschap<br />

met het bloed van Christus. Neemt, drinkt allen daaruit, gedenkt en gelooft, dat<br />

het kostbaar bloed van onze Here Jezus Christus vergoten is tot een volkomen<br />

verzoening van al onze zonden.<br />

[Tijdens de communie kan vocaal en/of instrumentaal worden gemusiceerd]<br />

d. Dankzegging na de uitdeling<br />

v: Laten wij de Heer, die ons aan zijn tafel heeft ontvangen,<br />

nu tezamen dankzeggend prijzen:<br />

[volgt bijvoorbeeld: Psalm 103, 138 of Liedboek gezang 15]<br />

10. ZEGEN<br />

8.5 Toelichting en uitwerking<br />

Het behoeft geen betoog dat deze ordinariumdienst niet aangeboden wordt ter vervanging<br />

van bestaande orden van dienst, die voortgekomen zijn uit de Reformatie. Het goede dat<br />

de Reformatie ook op liturgisch gebied heeft voortgebracht, zal altijd prominent aanwezig<br />

blijven en bewaard moeten worden.<br />

Maar wat het oriëntatiepunt voor de eredienst betreft, heeft de Reformatie o.i. niet het<br />

monopolie. De reformatoren zouden dat trouwens niet gewild hebben. Men kan hier denken<br />

aan Calvijn, die zich voortdurend wilde laten onderwijzen door de vroeg-christelijke kerk. Zo<br />

is hij ons voorgegaan in het zich oriënteren op liturgische praktijken uit de christelijke kerk<br />

uit de eerste eeuwen.<br />

Er is niets op tegen dat de gereformeerde kerken bij de vroeg-christelijke kerk te rade gaan.<br />

Integendeel, daardoor kan ook op het gebied van de eredienst uiting gegeven worden aan<br />

onze verbondenheid met de voorreformatorische kerk. Er is dus een historisch-oecumenisch<br />

motief om de zojuist voorgestelde orde van dienst aan te bieden.<br />

Minstens even belangrijk zijn de theologisch-inhoudelijk motieven waarom de orde van<br />

dienst o.i. een verrijking voor de gereformeerde liturgische praktijk betekent. En met 'verrijking'<br />

bedoelen we niet dat de orde slechts aardige variatiemogelijkheden voor de zondagmorgendienst<br />

biedt. Er zijn inhoudelijke argumenten om te pleiten voor liturgische elementen/vormen,<br />

die sinds de Reformatie uit het zicht verdwenen zijn.<br />

De meeste elementen uit de voorgestelde orde van dienst treffen we ook aan in de reeds<br />

aanvaarde orden van dienst, en die zullen daarom hier niet toegelicht worden. We zullen<br />

ons vooral concentreren op de ordinariumgezangen: Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus/Benedictus<br />

en Agnus Dei. Het Sanctus en het Agnus Dei zijn opgenomen in een avondmaalsliturgie<br />

die nadere toelichting behoeft. Het betreft een viering waarbij een (didactisch)<br />

formulier ontbreekt. Omdat deze ordinariumgezangen nauw samenhangen met de wijze<br />

van vieren, zullen ze besproken worden in het kader van de toelichting op deze avondmaalsviering.<br />

8.5.1 Kyrie en Gloria<br />

In de gereformeerde traditie is de inhoud van het Kyrie en Gloria niet geheel onbekend. De<br />

roep om ontferming komen we immers in diverse liederen tegen. Het lied 'God in den hoog'<br />

alleen zij eer' (GK 28, LvK 254) is de Duits-lutherse bewerking van het Gloria in excelsis.<br />

Het Kyrie en Gloria zijn wel onbekend als aparte liturgische acten.


Het 'Kyrie eleison' (Heer, ontferm U) bevat de roep om ontferming die we aantreffen in<br />

Matteüs 15:22, 17:15 en 20:30. Vermoedelijk is het een element uit een christelijk privégebed,<br />

dat in de vierde/vijfde eeuw in diverse orden van dienst terecht kwam. In het reisjournaal<br />

van Egeria (rond 390 na Christus) wordt gemeld dat het Kyrie dagelijks in de vespers<br />

te Jeruzalem werd gebeden.<br />

Uit onder meer de Apostolische Constituties (Syrië, ± 500) weten we dat het Kyrie in het<br />

Oosten omstreeks het jaar 500 een plaats in de liturgie had. In dezelfde tijd kwam het ook<br />

in diverse westerse liturgieën voor. Van oorsprong werd het 'Heer, ontferm U' geroepen als<br />

antwoord op de voorbeden van de diaken. Het was dus onderdeel van een uitgebreide<br />

litanie. Op den duur werd het gebruikelijk om 'Kyrie eleison' zonder voorbeden te bidden.<br />

Het Kyrie is niet een variant op de 'schuldbelijdenis' zoals de gereformeerde kerken die<br />

momenteel kennen. Het is een smeekbede tot de Kurios Christus, die wij niet alleen aanroepen<br />

voor onszelf, vanuit onze nood en vanwege onze schuld. De juiste vertaling van de<br />

oorspronkelijke tekst luidt dan ook: 'Here God, ontferm U' en niet: 'Here God, ontferm U<br />

over ons'. De laatstgenoemde vertaling werd en wordt wel veel gebruikt. Zij is (inhoudelijk<br />

gezien) niet per se fout of onbruikbaar. Toch is de vertaling 'ontferm U' te prefereren. In het<br />

Kyrie legt de kerk namelijk de nood van de hele wereld, van de hele schepping voor Gods<br />

troon. Dit gebeurt vanuit de wetenschap dat de hele schepping aan de vruchteloosheid is<br />

onderworpen en in al delen zucht en in barensnood is (Rom. 8:19-23). We kunnen hier niet<br />

alleen denken aan de situatie in de wereld met oorlogen, hongersnoden en natuurrampen,<br />

maar ook aan het milieuvraagstuk dat vandaag volop de aandacht vraagt. De gemeente die<br />

dagelijks leeft met en in deze nood, neemt die ook mee naar de kerk. Vanaf het begin van<br />

de dienst kan zo blijken dat de kerkdienst niet doof is voor de wereld eromheen. Het is<br />

daarom zinvol, wanneer aan het begin van de dienst plaats ingeruimd wordt om aan deze<br />

nood 'stem' te geven. Daarbij is het Kyrie een bruikbare mogelijkheid, die ons vanuit het<br />

verleden wordt aangereikt. Het is om zo te zeggen het smeekgebed van mensen die zich<br />

rentmeester over Gods schepping weten en daarbij hun zwakheid en verlorenheid ervaren.<br />

Het 'Kyrie eleison' kan onvertaald gebruikt worden. Zo komen we het trouwens ook in<br />

diverse gezangen tegen, zoals Liedboek gezang 145, 178 en 241. Evenals bijvoorbeeld<br />

'maranatha', 'hosanna' en 'amen' is het een acclamatie. Er is niets op tegen dat we dergelijke<br />

uitroepen onvertaald laten: de betekenis kan als bekend worden verondersteld.<br />

Oorspronkelijk is het Gloria een hymne uit het morgengebed. Het is samengesteld uit twee<br />

delen: het eerste gedeelte is afkomstig uit Lucas 2:14, wat volgt (het tweede gedeelte), is in<br />

de vierde eeuw toegevoegd. Het Gloria werd reeds in die eeuw gebruikt in kerkdiensten. In<br />

het Westen raakte de hymne rond 350 na Christus bekend, toen zij in diverse orden van<br />

dienst werd opgenomen. Aan het begin van de zevende eeuw ontving het Gloria een plaats<br />

in de zogeheten pausmis, en wel na het 'Kyrie'. Het gebruik ervan was overigens alleen<br />

toegestaan aan bisschoppen en dan nog uitsluitend op zondagen en martelaarsfeesten. In<br />

1048 werd bepaald dat alle priesters het mochten zingen.<br />

In tegenstelling tot wat wel eens gedacht wordt, kan het Gloria niet gezien worden als een<br />

equivalent van de Tien Woorden uit klassiek-gereformeerde orden van diensten. De wet in<br />

de gereformeerde liturgie is van oorsprong primair bedoeld als leefregel die de gemeente<br />

aanneemt voor het nieuw ontvangen, christelijke leven. Het Gloria is echter een hymne, een<br />

lofprijzing op het verschenen heil in Christus.<br />

De opname van het Gloria past naar ons oordeel goed in deze tijd. Bij herhaling wordt de<br />

wens geuit dat in de kerkdienst aparte momenten ingebouwd worden voor lofprijzing en<br />

aanbidding. Hiervoor krijgt de kerk vanuit haar eigen historie een bruikbare mogelijkheid<br />

aangereikt in de vorm van het Gloria.<br />

Wat betreft de samenhang tussen het Kyrie en Gloria kan opgemerkt worden, dat ze<br />

oorspronkelijk niet altijd een eenheid gevormd hebben. Dat ze zo sterk op elkaar betrokken<br />

zijn, is pas een latere historische ontwikkeling. Deze ontwikkeling zal echter niet zonder<br />

inhoudelijke motivatie hebben plaatsgevonden. In ieder geval is de samenhang zinvol.<br />

Immers, roepen en loven zijn op elkaar betrokken; het roepen om ontferming (Kyrie) veronderstelt<br />

onze eigen onmacht en afhankelijkheid en daardoor de erkenning en lofprijzing van<br />

Gods heerschappij. In de Schrift worden smeekbede en lofprijzing voortdurend in elkaars


nabijheid geplaatst. Een duidelijk voorbeeld is Psalm 42/43, waar de klacht vergezeld gaat<br />

van het keervers: 'Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God!' 43<br />

Trouwens, ook uit de tekst van het Gloria wordt dit duidelijk. We wijzen hier op het tweede<br />

deel van het Gloria, waarin a.h.w. de smeekbede om ontferming uit het Kyrie terugkeert:<br />

Die de zonden der wereld wegneemt, ontferm U over ons. Die de zonden der wereld<br />

wegneemt, aanvaard ons smeekgebed.<br />

Overigens is het een zinvolle gedachte, het Gloria te laten vervallen in kerkdiensten die een<br />

karakter van inkeer en boete hebben. Dat geldt met name voor diensten in adventstijd en<br />

lijdenstijd, die vanouds een dergelijk karakter hebben. Op deze wijze ontstaat in onze<br />

liturgische praktijk dus 'variatie' die voortkomt uit betekenisvolle, inhoudelijke overwegingen.<br />

8.5.2 Credo<br />

Het is niet mogelijk en zinnig op deze plaats in te gaan op ingewikkelde kwesties, als<br />

bijvoorbeeld de vraag in hoeverre in de eerste eeuw een dienst zonder avondmaal bestond.<br />

Vast staat in ieder geval dat een dienst van Schrift en tafel in de kerkgeschiedenis sterke<br />

papieren heeft (zie verder hierover hoofdstuk 4 uit dit rapport) en dat de geloofsbelijdenis<br />

daarin een plaats heeft. In de kerkgeschiedenis markeren de geloofsbelijdenis, het voorbedegebed<br />

en de inzameling van de gaven de overgang van de dienst van de Schrift naar de<br />

dienst van de tafel.<br />

Ten aanzien van de geloofsbelijdenis is bekend dat deze momenteel is opgenomen in het<br />

avondmaalsformulier. Tot op heden wordt gebruik gemaakt van de Apostolische Geloofsbelijdenis.<br />

Het gebruik van het Apostolicum in de avondmaalsliturgie is in de gereformeerde<br />

traditie gebruikelijk geworden. In de voorreformatorische kerk fungeerde echter de Geloofsbelijdenis<br />

van Nicea-Constantinopel op deze plaats. Het Apostolicum werd in de vierde<br />

eeuw in Jeruzalem gebruikt als onderdeel van de doopliturgie. In het Westen raakte de<br />

belijdenis van Nicea-Constantinopel pas in de achtste eeuw algemeen in gebruik. Zij werd<br />

in 1014 officieel in de Romeinse liturgie opgenomen.<br />

Zoals gezegd is de meest gebruikelijke plaats voor het Credo tussen de woorddienst en de<br />

viering van het avondmaal. Er zouden echter meer zinrijke plaatsen te noemen zijn. In de<br />

lutherse traditie kent men het gebruik om na de lezing uit het Evangelie het geloof te<br />

belijden. Hierbij moet bedacht worden dat de evangelielezing de laatste lezing was en<br />

voorafgegaan werd door lezingen uit het Oude Testament en/of een nieuwtestamentische<br />

brief. Vanuit de gedachte dat God eerst tot de vaderen gesproken heeft in de profeten en in<br />

het laatst der dagen in zijn Zoon (Heb. 1:1), werd als laatste lezing een gedeelte uit één van<br />

de evangeliën gelezen. Wanneer vervolgens het Credo gezegd of gezongen wordt, fungeert<br />

dat als het beamen van alle schriftlezingen en van de evangelielezing in het bijzonder.<br />

8.5.3 Avondmaalsviering<br />

Bij de viering van het avondmaal zal direct opvallen dat onderwijs via een formulier ontbreekt.<br />

Na de nodiging volgt een gebed dat met diverse namen aangeduid wordt, zoals<br />

'tafelgebed' of 'de grote lofprijzing'. De passage tot en met het Sanctus staat bekend onder<br />

de naam 'prefatie'. 44 In dit gedeelte treffen we elementen aan uit de avondmaalsviering van<br />

de vroeg-christelijke kerk. Deze prefatie raakte in de loop der tijden ondergesneeuwd,<br />

43<br />

44<br />

Vergelijk verder: Rapport Studiedeputaten Eredienst, 123.<br />

Over de oorspronkelijke betekenis van de term 'prefatie' bestaat verschil van mening.<br />

Veelal wordt het woord prefatie (v an 'prae-fari' = 'v ooraf zeggen') opgevat als 'i<strong>nl</strong>eiding' of<br />

'proloog'. Meer hierover: Jungmann, Missarum sollemnia, II, 145-161; Liturgisch Woordenboek,<br />

II, k. 2261-2262; G.N. Lammens, Tot Zijn gedachtenis. Het commemoratieve aspect<br />

van de avondmaalsviering. Kampen 1968, 363-364.


doordat allerlei roomse liturgische elementen er omheen gebouwd werden. 45 Wanneer die<br />

echter verwijderd worden en teruggegrepen wordt op het 'voor-roomse' avondmaalsgebed,<br />

kan een gebed gecreëerd worden dat als een verrijking beschouwd kan worden voor onze<br />

avondmaalsviering. In tegenstelling tot de vieringen waarbij eerst een (didactisch) formulier<br />

gelezen wordt, plaatst het 'tafelgebed' de viering vanaf het begin op de toonhoogte van de<br />

lofprijzing. Het gebed heeft 'een polyfone klank, is dankend gedenken en gedenkend<br />

danken, belijdend verkondigen en verkondigend belijden in enen. Het is een gebed: we<br />

richten ons tot God, maar meteen een "bij elkaar in gedachtenis roepen"'. 46<br />

Ten aanzien het oorspronkelijke, oude avondmaalsgebed schreef C. Trimp: "Dit begin van<br />

het oude avondmaalsgebed is van grote schoonheid; het verenigt in zich de lofprijzing en<br />

de dankzegging, terwijl de verwijzing naar en instemming met de lof der engelen (het zg.<br />

Sanctus, naar Jes. 6:3) ons in de liturgische ruimte van Heb. 12:22 vv. zetten en ons de<br />

veelstemmige lof uit het boek Openbaring aan Johannes in gedachten roepen.'<br />

Hiermee is aangegeven waarom deputaten het van grote waarde vinden, wanneer de<br />

kerken weer kunnen beschikken over een gebed dat zijn wortels heeft in het vroeg-christelijke<br />

avondmaalsgebed. Daarbij willen wij eerst de vraag onder ogen zien waarom de<br />

prefatie in de Reformatie uit de zestiende eeuw verdwenen is.<br />

Trimp heeft dit in het zojuist genoemde artikel onderzocht. Hij komt tot de conclusie dat de<br />

prefatie in de Reformatie niet vanuit haar oorspronkelijk zin verstaan en beoordeeld werd.<br />

Zij werd geïnterpreteerd in haar functie als vitaal onderdeel van de mis tussen offertorium<br />

(de liturgische acte waarbij Christus én de kerk het offer van verzoening aan God brengen)<br />

en canon-gebeden. 47 Bovendien stelden de reformatoren zich ten doel om het avondmaal<br />

in het leven van de gelovigen te doen functioneren. De roomse offergedachte moest plaats<br />

maken voor het offer van een verslagen hart en een verbroken geest, en het offer van<br />

dankbaarheid tegenover God en de naaste. Het avondmaal werd een zaak van gelovige<br />

kennis van eigen ellende en van de door God bewerkte verlossing. Deze kennis vormde het<br />

fundament voor het leven van de dankbaarheid. Op deze wijze werd het avondmaal een<br />

gedachtenisviering, waarbij de dankzegging na de viering plaatsvond. 48<br />

Daarmee is het laatste woord echter niet gesproken. Trimp stelt dat aan de karakterisering<br />

van het avondmaal als genademiddel niet tekort zou zijn gedaan, wanneer de gehele<br />

handeling in het kader en op de toon van lof en dank zou zijn gezet: 'Het avondmaal<br />

functioneert metterdaad als genademiddel, maar doet dat áls feest van het verbond. In het<br />

kader van de viering van het heil staat de gedachtenis van Christus' dood tot versterking<br />

van het geloof'. 49 Het avondmaal in het teken van de dankzegging plaatsen is niet strijdig<br />

met de belijdenis van eigen onmacht en het verkondigen van Gods verlossingswerk.<br />

Integendeel, uit de Schrift blijkt dat loven en het belijden van eigen zonden en onwaardigheid<br />

elkaar niet uitsluiten, maar eerder ondersteunen. Trimp verwijst als voorbeeld naar<br />

Jozua 7:19, 1 Samuel 6:5; Ezra 10:11; Job 5:8,9-16; 42:5,6; Daniël 4:31vv; Amos 4:13, 5:8<br />

en 9:5, 6. 50<br />

Eveneens wijst Trimp op het feit dat het gebed structureel overeenkomsten vertoont met de<br />

joodse zegening, de beracha. De structuur van dit joodse gebed kenmerkt zich, doordat het<br />

begint met een zegening van Gods Naam, waarop één van de grote daden van God<br />

45<br />

46<br />

47<br />

48<br />

49<br />

50<br />

Zie hierover o.a. C. Trimp, 'Sacrificium laudis', in: C. Trimp (red.), De biddende kerk.<br />

Groningen 1979, 185-186.<br />

G.N. Lammens, Syllabus Liturgiek, (interne uitgave VU Amsterdam), nov ember 1974 (2e<br />

oplage), 30.<br />

Trimp, 'Sacrificium Laudis', 190-191.<br />

Trimp, 'Sacrificium Laudis', 193-196.<br />

Trimp, 'Sacrificium Laudis', 197.<br />

Trimp, 'Sacrificium Laudis', 198-200.


genoemd wordt. Hierna bidt men in de tegenwoordige tijd verder: '...daarom, schenk ons...'<br />

Het gebed wordt besloten met een lofprijzing of herhaling van de zegenspreuk uit het<br />

begin.<br />

Trimp pleitte in 1979 ervoor, een nieuw gebed, dat aan de avondmaalsviering voorafgaat,<br />

te ontwerpen met deze structuur. Deputaten zijn van oordeel dat het voorgestelde (prefatie)gebed<br />

in een gereformeerde avondmaalsliturgie zeer wel past. Onze motivatie zal<br />

hieronder blijken bij de bespreking van dit gebed.<br />

Het begin van de prefatie is gebaseerd op het bekende 'sursum corda' dat we aantreffen in<br />

de Traditio apostolica van Hippolytus (ca. 170-225), maar is waarschij<strong>nl</strong>ijk van nog oudere<br />

datum. Het is een bijbelse manier van begroeten, zoals we in Ruth 2:4 tegenkomen: '...[Boaz]<br />

zeide tot de maaiers: De HERE zij met u! Zij zeiden tot hem: De HERE zegene u!' Bij<br />

Hippolytus luidde de beurtspraak: '[voorganger:] De Heer zij met u, [gemeente:] en met uw<br />

geest'. Vooral vanwege de voor Westers-Europese oren vreemde zinsnede 'en met uw<br />

geest', kiezen wij voor de moderne bewoording 'Ook met u zij de HEER'.<br />

De groet heeft een aantal functies: hij vraagt aandacht voor belangrijke zaken die volgen,<br />

en roept op tot actieve deelname. Eveneens bevestigt de wisselgroet (opnieuw) dat de<br />

voorganger, die het avondmaal gaat bedienen, optreedt als dienaar van God, en dat de<br />

gemeente hem als zodanig herkent en hem de nabijheid van Gods Geest toebidt. De regels<br />

'Laten wij danken de HEER onze God; Het past ons de HEER te danken' refereren aan<br />

Psalm 147:1.<br />

Daarna vervolgt de voorganger met 'Ja waarlijk, het past ons, o Heer'. De passage tot aan<br />

'Maranatha' is de anamnese, de gedachtenis aan Gods heilsdaden, waarbij het verlossend<br />

werk van Christus' dood en opstanding centraal staat. Daarbij wordt gebruik gemaakt van<br />

de tekst uit Filippenzen 1:7-12. Gods heilsdaden zijn aa<strong>nl</strong>eiding om met allen die voor Gods<br />

troon staan (vgl Op. 4:10, 5:11, 7:9-12, 14:3), met engelen en machten en krachten (1 Petr.<br />

3:22) en alles wat adem heeft (Ps. 150:6) het 'Heilig, heilig, heilig' aan te heffen. Liturgie in<br />

hemel en op aarde ontmoeten hier elkaar.<br />

8.5.4 Sanctus en Benedictus<br />

Het Sanctus en Benedictus functioneren in deze context. De tekst van het Sanctus, die<br />

teruggaat op Jesaja 6:3 (vgl Op. 4:8) maakte in het late jodendom onderdeel uit van het<br />

morgengebed. In de christelijke kerk uit de eerste eeuwen werd het vrijwel in alle avondmaalsliturgieën<br />

opgenomen. Zo hebben ook de kerkvaders dit steeds benadrukt: door het<br />

zingen van het Sanctus stemt de kerk op aarde in met de lofprijzing van de engelen. Zo<br />

wordt als het ware hoorbaar dat we genaderd zijn 'tot de berg Sion, tot de stad van de<br />

levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen' (Hebr. 12:22,<br />

vgl. ook Ps. 103:20v; Op. 5:11-12; 7:11-12). Deze notie maakt opname van het Sanctus in<br />

de liturgie bijzonder waardevol. [Overigens zou een sanctuslied ook een plaats kunnen<br />

krijgen in het klassiek-gereformeerde avondmaalsformulier, en wel direct in aansluiting op<br />

het sursum corda: het sursum corda roept ons immers op, de harten te richten op God in de<br />

hemel, waar engelen Hem onophoudelijk eer bewijzen.]<br />

Aan het Sanctus werd in Syrië in de vierde eeuw het zogenaamde Benedictus toegevoegd:<br />

'Gezegend Hij, die komt in de Naam van de Heer', omraamd door het 'Hosanna' (Ps.<br />

118:26; Mat. 21:9). In de Romeinse liturgie gebeurde die toevoeging pas in de zevende<br />

eeuw. Dikwijls wordt dit element in verband gebracht wordt met de transsubstantiatieleer.<br />

Wat wordt bedoeld met de woorden 'Gezegend Hij, die komt in de Naam van de Heer'?<br />

Moeten we daarbij denken aan de consecratie, de verandering van brood en wijn?<br />

Wie de betekenis van het Benedictus wil ontlenen aan historische wortels, staat voor het<br />

probleem dat weinig met zekerheid vastgesteld kan worden. Door rooms-katholieken is het<br />

Benedictus eeuwe<strong>nl</strong>ang in relatie gebracht met 'de Heer, die op het altaar komt'. Anderzijds<br />

is er het feit dat in diverse oosterse liturgieën niet wordt gesproken over de Heer, 'die komt',<br />

maar over: `die gekomen is en die komen zal'. In deze formulering is een gedachte van<br />

'Christus komt op het altaar' niet voor de hand liggend.


Kortom, over de oorspronkelijke herkomst en betekenis van het Benedictus bestaat veel<br />

onduidelijkheid. Duidelijk is wel dat dit onderdeel historisch belast is. Maar - zoals we<br />

hierboven al betoogd hebben - er zijn wel meer zaken in het liturgische leven die in de<br />

geschiedenis misbruikt zijn en die we desondanks toch (goed) gebruiken. Deputaten pleiten<br />

voor opname van dit element in de avondmaalsviering, omdat er goede inhoudelijke gronden<br />

voor zijn.<br />

In het Sanctus wordt God als de Heilige geprezen. Het Benedictus nu belijdt en verkondigt<br />

dat deze God - ondanks zijn heiligheid - tot ons gekomen is en opnieuw komen zal op de<br />

Jongste Dag. In andere bewoordingen: de heerlijkheid van God, waarvan het Sanctus zingt,<br />

hebben wij ten volle aanschouwd (Joh. 1:14) in Hem, die tot ons gekomen is, onder ons<br />

gewoond heeft en die komen zal. Vandaar dat het Benedictus, dat van deze komst getuigt,<br />

een zinvolle plaats na het Sanctus kan krijgen. Zo worden de elementen uit Openbaring 4:8<br />

in deze liturgie bijeen gebracht: 'Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was<br />

en die is en die komt'.<br />

Bij de overweging om het Benedictus op te nemen, mag o.i. meegewogen worden dat elke<br />

gedachte aan een reële verandering van brood en wijn wel zeer ver afstaat van gereformeerden.<br />

Het is niet realistisch te veronderstellen dat het Benedictus, dat elke gereformeerde<br />

als vanzelf eschatologisch duidt, hen zou kunnen `bekeren' tot de roomse avondmaalsleer.<br />

Na het Benedictus volgt een passage waarin de instellingswoorden centraal staan. De<br />

gemeente gedenkt, belijdt, verkondigt Christus' dood, totdat Hij komt. Hierop volgt de<br />

zogenaamde epiclese: de aanroeping van de Heilige Geest. Vanzelfsprekend wordt de<br />

Geest niet ingeroepen over de elementen van brood en wijn. Het gebed is gericht op een<br />

goed gebruik van het sacrament, en vooral op het avondmaal als viering van onderlinge<br />

gemeenschap.<br />

Het inroepen van de Geest om gemeenschap te stichten wordt uitgewerkt in de passage<br />

die volgt: 'En zoals dit brood dat wij breken...'. Deze bede is afkomstig uit de Didachè (De<br />

leer van de Twaalf Apostelen), een geschrift uit de eerste eeuw en mogelijk uit de jaren<br />

90/100 na Christus. 51 Er wordt gebeden of God de gemeente van heinde en ver wil verzamelen<br />

in het rijk van zijn vrede.<br />

Het avondmaalsgebed wordt besloten met het Onze Vader. Het Gebed des Heren in het<br />

voorbereidingsgebed voor de avondmaalsviering heeft een lange traditie en is tot op de dag<br />

van vandaag wereldwijd gebruikelijk. Het fungeert vooral als samenvatting van het avondmaalsgebed.<br />

52<br />

8.5.5 Agnus Dei, uitdeling, dankzegging<br />

Als i<strong>nl</strong>eidend lied op de uitdeling van brood en wijn fungeert het Agnus Dei.<br />

De tekst van dit gezang komt uit Johannes 1:29 ('Zie het lam Gods, dat de zonde der<br />

wereld wegneemt'). Dit gezang refereert aan het offer van Christus, waarbij het beeld van<br />

het lam gebruikt wordt. Luther noemde dit lied 'die schönste Todesverkündigung des Herrn'.<br />

Van oorsprong werd het gezongen bij het breken van het brood. Dit breken van het brood<br />

was een symbolische heenwijzing naar het lijden en sterven van Christus. Het heeft dus<br />

van origine niets te maken met de wezensverandering van de elementen. Ook in gezaghebbende<br />

rooms-katholieke handboeken wordt op de authentieke betekenis van het Agnus Dei<br />

gewezen, waarbij geen gewag gemaakt wordt van een relatie met het transsubstantiatie-<br />

51<br />

52<br />

J.A. Meijer, 'Gewoon apostolisch', in: De Reformatie, 29 oktober 1988.<br />

Uitgebreider over het Onze Vader in de avondmaalsliturgie: Drs G. van Rongen, 'Het Onze<br />

Vader in de liturgie', in: Eredienst, 25 jrg nr. 2 (april 1998), 37-41.


dogma. 53<br />

Na het Agnus Dei spreekt de voorganger de uitdelingsformule uit, die bekend is uit het<br />

avondmaalsformulier. Tijdens de communie kan vocaal en/of instrumentaal gemusiceerd<br />

worden. We wijzen erop dat het gebruik om aan tafel een gedeelte uit de Schrift te lezen,<br />

niet noodzakelijk is. Helemaal niet, wanneer de viering van het avondmaal voorafgegaan is<br />

door een dienst van het Woord. Het is nu tijd voor de viering van de maaltijd, voor de<br />

dankzegging.<br />

Wat de dankzegging na de communie betreft, geeft de orde van dienst niet zonder reden<br />

aan dat de gemeente hier een danklied zingt. Het is een goed gebruik dat de dankzegging<br />

door de gemeente als geheel en door ieder persoo<strong>nl</strong>ijk uitgesproken (gezongen) wordt.<br />

8.6 Praktische opmerkingen<br />

De toonzettingen van de ordinariumgezangen die in de orde van dienst zijn opgenomen,<br />

zijn afkomstig uit Luthers Deutsche Messe en worden vandaag de dag door diverse kerkgenootschappen<br />

gebruikt.<br />

In de voorgestelde orde worden op diverse momenten alternatieven geboden. Dit hangt<br />

nauw samen met het gegeven dat men ten aanzien van de praktische invulling van de nu<br />

voorgestelde orde sterk afhankelijk is van plaatselijke mogelijkheden. Gemeenten waar een<br />

cantorij is, hebben mogelijkheden om het ordinarium al dan niet in afwisseling met de<br />

gemeente te zingen. Daarvoor kan men gebruikmaken van toonzettingen, die rijkelijk<br />

voorhanden zijn. We verwijzen hier naar: Dienstboek - een proeve - Schrift, Maaltijd, Gebed<br />

(= aflevering 4 van Proeve voor de Eredienst), Zoetermeer 1998. Deze uitgave verschijnt in<br />

het najaar van 1998 en bevat een ruime selectie van ordinariumcomposities die mogelijk<br />

goed te gebruiken zijn.<br />

Waar geen cantorij functioneert en waar men toch de ordinariumorde wil gebruiken, zijn er<br />

voldoende andere, gelijkwaardige mogelijkheden. Diverse elementen die met behulp van<br />

een cantorij gezongen zouden worden (bijvoorbeeld van het Gloria), kunnen geheel door<br />

gemeente en/of voorganger worden gesproken. Het is ook mogelijk dat men een lutherse<br />

traditie volgt en dat de ordinariumdelen ingevuld worden met strofische liederen, die door<br />

de gemeente gezongen kunnen worden. Daarbij heeft men de mogelijkheid, het Kyrie en<br />

Gloria te laten aansluiten bij de tijd van het kerkelijk jaar. Zo kan men in de adventstijd in<br />

plaats van het Gloria de Lofzang van Zacharia gebruiken.<br />

Kortom, evenals bij de huidige orden geldt ook hier dat ten aanzien van de praktische<br />

invulling veel in vrijheid van de kerken staat.<br />

Voorzover aankondigingen en toelichtingen in een kerkdienst al noodzakelijk of gewenst<br />

zijn, dienen ze in de voorgestelde orde van dienst op verschillende plaatsen in ieder geval<br />

achterwege gelaten te worden. Na de i<strong>nl</strong>eiding ('Laten wij de Here om ontferming aanroepen...')<br />

dienen het Kyrie en Gloria achter elkaar gezongen te worden. Een aparte aankondiging<br />

van het Gloria na het Kyrie is niet nodig en zelfs ongepast. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld<br />

ook voor het Sanctus: een aparte aankondiging is hier volkomen misplaatst. Een<br />

organist met voldoende liturgische en kerkmuzikale bagage weet dat hier een voorspel niet<br />

passend is.<br />

Bij aanvaarding van de voorgestelde orde van dienst kunnen de kerken overwegen voor het<br />

tafelgebed verschillende teksten vrij te geven. Van oudsher wordt voor het tafelgebed tot en<br />

met het epiclesegebed ('Zend dan, o God, uw Heilige Geest') gebruik gemaakt van wisselende<br />

teksten. Die maken het mogelijk aan te sluiten bij het kerkelijk jaar of bij de thematiek<br />

van de woorddienst. Deze teksten hebben wel allemaal dezelfde structuur en een aantal<br />

elementen gemeenschappelijk (de beurtspraak aan het begin, het Sanctus/Benedictus en<br />

de instellingswoorden en de gedachtenis). In het Dienstboek voor de Nederlandse Her-<br />

53<br />

Zie o.a. Jungmann, Missarum sollemnia, II, 413-422; Liturgisch Woordenboek, I, k.80-81.


vormde Kerk uit 1955 (pag. 105-111) staan voor dit doel bij Orde III verschillende gebeden.<br />

In het hierboven genoemde Dienstboek - een proeve, dat in het najaar van 1998 zal verschijnen,<br />

is een groot aantal tafelgebeden bijeengebracht. De kerken zouden wellicht hieruit<br />

een selectie kunnen maken.<br />

Een zinvol detail is dat het de voorkeur verdient dat de voorganger bij de viering van het<br />

avondmaal achter de avondmaalstafel plaats neemt. Dit betekent dat hij de kansel verlaat<br />

en achter de tafel gaat staan, wanneer de tafel door de diakenen in gereedheid wordt<br />

gebracht. Hierdoor wordt ook de structuur van de dienst als het ware zichtbaar. (Dit geldt<br />

trouwens ook voor avondmaalsvieringen waarbij een formulier gebruikt wordt.)<br />

Een praktische vraag die zich ten aanzien van het avondmaalsgebed kan voordoen, is de<br />

vraag of de gemeente tijdens dit gebed de handen moet vouwen en de ogen moet sluiten.<br />

Naar ons oordeel is dit niet per se noodzakelijk. Bij het zingen van een lofprijzend gebed<br />

(bijv. Ps. 30, 145-150) nemen we immers deze gebedshouding ook niet aan.<br />

Met betrekking tot het praktische gebruik van alles wat hierboven staat willen wij verwijzen<br />

naar een katern dat wij willen ontwikkelen in de tijd tussen het verschijnen van dit rapport<br />

en het begin van de generale synode.


9 Artikel 65 KO<br />

9.1 Stand van zaken<br />

Op de synode van Berkel en Rodenrijs hebben deputaten eredienst gerapporteerd over de<br />

inhoud en strekking van het tweede lid van art. 65 KO, dat aldus luidt:<br />

"De kerken zullen zich houden aan de orden van dienst die door de generale synode<br />

zijn goedgekeurd".<br />

Naar aa<strong>nl</strong>eiding van dit rapport heeft de synode besloten:<br />

aan de kerken de volgende tekst van artikel 65 KO tweede lid ter toetsing voor te<br />

leggen:<br />

"De kerken zullen gebruik maken van de orden van dienst die door de generale<br />

synode zijn goedgekeurd"<br />

en nieuw te benoemen deputaten eredienst op te dragen, rekening houdend met de<br />

reacties uit de kerken, een voorstel met betrekking tot de tekst van artikel 65 KO<br />

tweede lid te doen aan de volgende synode (Acta art. 43, besluit 2).<br />

De synode was het met de deputaten, die haar adviseerden, eens dat de hantering van het<br />

tweede lid van art. 65 KO in de praktijk aa<strong>nl</strong>eiding heeft gegeven tot misverstand. Zij<br />

besloot daarom de volgende uitspraak te doen:<br />

Artikel 65 KO tweede lid mag niet gehanteerd worden als een strikte regel die functioneert<br />

als keurslijf voor de kerken (Acta art. 43, besluit 1b).<br />

Deze uitspraak krijgt kleur in één van de gronden onder het hiervoor geciteerde besluit 2:<br />

de voorgestelde tekst brengt tot uitdrukking dat de kerken door artikel 65 KO tweede<br />

lid niet in een keurslijf gedrongen worden, maar verantwoordelijk zijn voor de inrichting<br />

van de erediensten met inachtneming van door de synode goedgekeurde orden<br />

van dienst.<br />

Deze besluiten en gronden zijn toegelicht door de nieuw benoemde deputaten eredienst in<br />

hun brochure 'Licht op liturgie'.<br />

Kort gezegd komt het hier op neer:<br />

1. gereformeerde kerken brengen hun eigen identiteit tot uiting onder andere via de<br />

inrichting van de eredienst;<br />

2. het is belangrijk dat die identiteit herkenbaar blijft binnen het totale verband van de<br />

kerken;<br />

3. het is daarom terecht dat er generaal-synodaal afspraken gemaakt worden over<br />

orden van dienst;<br />

4. van gereformeerde kerken mag worden verwacht dat zij zulke afspraken van harte<br />

nakomen;<br />

5. de generaal-synodaal vastgestelde orden van dienst moeten echter wel ruimte laten<br />

voor variatie en voor aanpassing in bijzondere situaties;<br />

6. variaties en aanpassingen mogen het grondpatroon van de gereformeerde eredienst<br />

geen geweld aandoen;<br />

7. als er behoefte is aan variatie en aanpassing, is de kerkenraad daarvoor verantwoordelijk.<br />

9.2 Reacties vanuit de kerken<br />

Op de besluiten en de toelichting is van verschillende kanten gereageerd.


Personen en kerken die zich rechtstreeks tot ons hebben gewend, worden hier alle vermeld.<br />

Het merkwaardige feit doet zich voor dat sommige persmedewerkers in hun organen wel op<br />

deze zaak ingaan, maar tot nu toe verzuimden om ons daarover te informeren. Voorzover<br />

wij hun bijdragen hebben kunnen opsporen, nemen wij hun standpuntbepaling mee, overigens<br />

zonder nadere aanduiding.<br />

De kerkenraad van Axel is het met de synode en haar deputaten eens dat de kerkorde<br />

geen keurslijf mag worden inzake liturgische bepalingen. Hij stelt daarom als tekst voor: 'De<br />

kerken zullen zich als regel houden aan de orden van dienst die door de Generale Synode<br />

zijn goedgekeurd'. Eenzelfde standpunt neemt de kerkenraad van Roden in: hij doet het<br />

voorstel, naar analogie van art. 66 KO (over het als regel één keer per zondag gebruik<br />

maken van de Heidelbergse Catechismus), zowel in art. 65 als in art. 67 KO de woorden<br />

'als regel' toe te voegen.<br />

Ds. L.E. Leeftink van Zaamslag spreekt zich in dezelfde geest uit. Hij wil de regel van art.<br />

65 overigens, tegen de bedoeling van de synode in, alleen laten gelden voor de zondagse<br />

erediensten. Daarom stelt hij voor art. 65, tweede lid, als volgt te lezen: 'Hierin zullen de<br />

kerken gebruik maken van de orden van dienst die door de generale synode zijn aanbevolen'.<br />

De kerkenraad van Ermelo stemt met de door de synode voorgestelde redactie in.<br />

De kerkenraden van Mussel en Vroomshoop willen de geldende tekst van de KO op dit<br />

punt liever niet wijzigen. Een te ruim geformuleerde regel kan wildgroei veroorzaken. Het is<br />

voldoende wanneer we het er samen over eens zijn dat we de regel van de kerkorde niet<br />

als een keurslijf behoren te gebruiken. De kerkenraad van Sint Jansklooster-Kadoelen is<br />

van een vergelijkbaar gevoelen.<br />

Ds. M. van Veelen te Delft pleit voor het schrappen van het tweede lid van art. 65 KO.<br />

Volgens hem kun je de inrichting van de eredienst met een gerust hart aan de verantwoordelijkheid<br />

van gereformeerde kerkenraden overlaten, zoals dat ook het geval was voor de<br />

invoering van deze regel. Broeder G.M. Velthuis uit Bergentheim is dezelfde mening toegedaan.<br />

Hij kan trouwens, evenals ds. Van Veelen, ook leven met de huidige tekst van de<br />

kerkorde, mits die ruimhartig wordt gehanteerd.<br />

De kerkenraden van Blokzijl en Marknesse pleiten voor het voorstel dat deputaten eredienst<br />

aan de synode van Berkel en Rodenrijs hebben gedaan: handhaving van de tekst van de<br />

kerkorde, met nadere aanwijzingen over variatie en verrijking van de orden van dienst.<br />

Hiermee vergelijkbaar is het voorstel van de kerkenraad van Hengelo (O). Bij handhaving<br />

van de huidige tekst van de kerkorde zouden deputaten een 'zg. dienstenboek' moeten<br />

samenstellen, 'bevattende een aantal orden van dienst, die door de synode(n) zijn goedgekeurd.<br />

Deze orden van dienst dienen geworteld te zijn in de rijke liturgie van de Kerk van<br />

alle eeuwen en plaatsen. Daarbij dient tevens duidelijk aangegeven te zijn welke mogelijkheden/vrijheden<br />

er zijn bij het toepassen van deze orden. Daarnaast kan dit dienstenboek<br />

een toelichting bevatten bij de verschillende orden van dienst'.<br />

De kerkenraad van Hattem vindt de tot nu toe voorgestelde redacties niet tegemoetkomen<br />

aan het gevoelde bezwaar. Hij pleit voor een heldere formulering, zonder zelf een voorstel<br />

te doen. Zo'n voorstel komt wel van de kerkenraad van Capelle a/d IJssel-Noord. Het sluit<br />

voor een nieuwe redactie aan bij grond 3, onder art. 43 van de Acta van de synode van<br />

Berkel en Rodenrijs: 'De kerken zijn verantwoordelijk voor de inrichting van de erediensten<br />

met inachtneming van de door de synode goedgekeurde orden van dienst.'<br />

9.3 Beoordeling<br />

Hoewel het aantal reacties, verzameld en verwerkt tot en met juni 1998, beperkt is gebleven,<br />

bewegen de meeste zich inhoudelijk in de lijn van het beleid van synode en deputaten.<br />

Er blijkt weinig enthousiasme voor het trekken van een strikte lijn via kerkordelijke bepalingen.<br />

Wel zijn sommigen beducht voor teveel vrijheid: daar moet een kerkordelijke regel<br />

tegen waarschuwen.<br />

Wanneer we er dus van uitgaan dat het standpunt van de synode en haar deputaten breed


gedragen wordt, is het wel de vraag hoe je die opinie in een adequaat artikel kunt vastleggen.<br />

De huidige redactie van art. 65 KO kon blijkbaar in de praktijk misverstand wekken. Maar<br />

dat geldt volgens verschillende scribenten niet minder van de door de synode voorgestelde:<br />

'De kerken zullen gebruik maken van de orden van dienst die door de generale synode zijn<br />

goedgekeurd'. Wij zijn geneigd dit de critici toe te stemmen: de woorden 'zullen gebruik<br />

maken van' kunnen dezelfde lading krijgen als 'zullen zich houden aan'.<br />

Overigens geldt dit ook van de synodale formulering, die de Generale Synode van Middelburg<br />

gebruikte, toen zij in 1933 haar orde van dienst vrijgaf voor gebruik in de kerken.<br />

Sommige scribenten zouden graag naar een vergelijkbare, meer vrijblijvende formulering<br />

terug willen, omdat die meer vrijheid lijkt te bieden. Dr. K.W. de Jong wijst er echter in zijn<br />

dissertatie (Ordening van dienst, Baarn 1996) op dat het besluit van de synode een verplichtend<br />

karakter had. Hij schrijft op pagina 119: 'De synode besloot de orde aan de<br />

kerken "aan te bevelen". Uit de toelichting van deputaten valt op te maken dat dit verstaan<br />

moet worden als "opleggen" of "voorschrijven". De synode onderstreepte deze opvatting<br />

door de aangebrachte wijzigingen, die het iedere kerk mogelijk moesten maken binnen de<br />

grenzen van het vastgestelde te blijven'. Met andere woorden: ook al was er in 1933 geen<br />

kerkordelijke bepaling, er was sindsdien wel een verplichtende regel over de orde van<br />

dienst.<br />

Deputaten vragen zich, in het licht van het voorgaande, af of de door de synode voorgestelde<br />

tekstwijziging wel winst oplevert. Het is de kerkenraad van Hattem toe te stemmen dat<br />

een echt duidelijke tekst, die precies aangeeft wat we samen willen, nog niet gegeven is.<br />

Daarom is het de moeite waard verder te zoeken naar een duidelijke tekst.<br />

9.4 Hoe hanteren wij de KO?<br />

Nu de zaken zo staan, willen we ons eerst een andere vraag stellen: of het gestelde probleem<br />

wel goed via het formuleren van een kerkelijke regel kan worden opgelost.<br />

Deze bezinning brengt ons terug bij een fundamentele kwestie: hoe hanteer je als kerk in<br />

de praktijk de kerkorde?<br />

Het is duidelijk dat er kerkordelijke bepalingen zijn die zeer nauw luisteren. Bijvoorbeeld<br />

over de leer en de daarmee samenhangende censuurmaatregelen.<br />

Maar er zijn ook regels van een ander gehalte: die veeleer de bedoeling hebben om onze<br />

omgangsvormen te omschrijven. Tot die laatste horen, volgens deputaten, de regels inzake<br />

de liturgie.<br />

We willen dit als volgt duidelijk maken. We kunnen via art. 65 KO wel proberen de zaak<br />

rond de orden van dienst te regelen, hetzelfde probleem doet zich echter voor bij andere,<br />

verwante artikelen.<br />

Artikel 67, een kerk heeft het al aangestipt, gaat over wat we zingen tijdens de eredienst.<br />

Als er een nieuw gezangenboek komt, zullen we dat breed willen invoeren. Maar altijd zal er<br />

plaatselijk, of onder bijzondere omstandigheden behoefte zijn om een nieuw lied buiten de<br />

aanvaarde bundels te gebruiken. Ook al was het alleen maar met het oog op het evangelisatiewerk,<br />

of om de bijzondere band tussen school en kerk tot uitdrukking te brengen. Het<br />

doet buitengewoon krampachtig aan wanneer dat, vanwege een stringent gehanteerde,<br />

kerkordelijke bepaling, altijd voor of na de officiële dienst moet gebeuren.<br />

Artikel 62 handelt over het gebruik van de avondmaalsformulieren. De verdiepte bezinning<br />

op de eredienst leidt in een groeiend aantal kerken tot een intensievere avondmaalsviering,<br />

met name door de frequentie te vergroten. W ie tot zo'n besluit komt, moet zich tegelijk<br />

afvragen: is het mogelijk de bestaande formulieren op een andere manier in te passen?<br />

Nu zijn wij als deputaten eredienst bezig om hiervoor oplossingen te bedenken. Wij zijn<br />

onder de indruk gekomen van de schoonheid van het klassieke avondmaalsformulier, dat<br />

dus niet in onbruik mag raken. Maar zeven of meer zondagen per jaar avondmaal vieren,<br />

en daarbij dit volledige formulier gebruiken, doet de glans in sleur verkeren. En dus is<br />

variatie noodzakelijk, met behulp van meer dan alleen een kort formulier.


Deze voorbeelden stellen ons voor de vraag: wat is de bedoeling van kerkordelijke regels<br />

inzake de liturgie? Je kunt ze lezen als alles regelende voorschriften, maar ook als richting<br />

wijzende bepalingen. In het ene geval zou je steeds opnieuw de regel moeten wijzigen bij<br />

een veranderende praktijk, in het andere geval zoek je naar de zin van de bepaling met het<br />

doel die zo goed mogelijk na te volgen.<br />

9.5 Conclusie<br />

Het debat overziende vragen wij ons het volgende af.<br />

We hebben doorgepraat over wat we bedoelen met kerkordelijke regels inzake de liturgie.<br />

En we kunnen samen blijkbaar heel goed leven met de toelichting, zoals die gegeven is in<br />

Licht op liturgie. Het lijkt ons verstandiger de bestaande regels in de kerkorde gewoon te<br />

laten staan, waarbij we ons oefenen in een eerlijk, maar ook soepel omgaan ermee.<br />

Toegepast op de genoemde onderdelen zou dat betekenen:<br />

1. ad art. 65 KO: 'zich houden aan' betekent dat je je eredienst inricht aan de hand van<br />

de orden van dienst die generaal-synodaal zijn goedgekeurd. Binnen dat kader heeft<br />

echter de kerkenraad de vrijheid en verantwoordelijkheid aanvulling of variatie toe te<br />

staan, als daar goede redenen voor zijn;<br />

2. ad art. 67 KO: binnen het verband van de gereformeerde kerken functioneert een<br />

Gereformeerd Kerkboek met psalmen en gezangen en een aanvullende lijst met<br />

liederen, die door de synode is goedgekeurd. Plaatselijke kerken besluiten dus niet tot<br />

het in gebruik nemen van eigen, of alternatieve bundels. Dat wil echter niet zeggen<br />

dat een kerkenraad een liturg niet zou mogen toestaan bij een bijzondere gelegenheid<br />

een daarbuiten vallend lied te laten zingen;<br />

3. ad art. 61 KO: het klassieke avondmaalsformulier bevat een schat aan schriftuurlijk<br />

onderwijs. De gemeente heeft er recht op daarin regelmatig onderwezen te worden.<br />

Daarom doet een kerkenraad er goed aan, ook als er frequenter avondmaal wordt<br />

gevierd, een besluit te nemen hoeveel keer per jaar dit formulier minimaal gelezen zal<br />

worden, geheel of in gedeelten. Visitatoren vergewissen zich ervan of dat ook metterdaad<br />

gebeurt. Met inachtneming van zo'n besluit moet het echter mogelijk zijn de<br />

avondmaalsdiensten gevarieerd in te richten, eventueel met behulp van teksten die<br />

nog nader worden goedgekeurd.<br />

Deputaten zijn van mening dat het mogelijk is de tekst van de kerkorde in bovenvermelde<br />

zin te lezen en te gebruiken. Wanneer de kerken daarmee instemmen, is er geen behoefte<br />

om de tekst van de kerkorde te wijzigen.<br />

Omdat de kerkorde in het Gereformeerd Kerkboek is opgenomen, is er veel voor te zeggen<br />

zo weinig mogelijk aan de redactie ervan te sleutelen. Wel staan we, als we de tekst<br />

onaangetast laten, voor de taak om de leden van onze kerken over de strekking van deze<br />

bepalingen goed voor te lichten.


10 Concept-besluiten<br />

Deputaten stellen de synode voor, de volgende besluiten te nemen:<br />

1. deputaten eredienst te dechargeren voor hun arbeid in de voorgaande periode. Deze<br />

decharge betreft ook de taalkundige herziening van liturgische teksten die door de<br />

synode van Berkel en Rodenrijs zijn vastgesteld en in de publicatie Licht op liturgie<br />

zijn opgenomen;<br />

2. nieuw te benoemen deputaten eredienst op te dragen de (voorgangers in de) kerken<br />

te dienen met een korte samenvatting van hun studie op de verschillende onderdelen.<br />

Deze samenvatting kan worden opgenomen in het onder besluit 9.1 genoemde<br />

katern;<br />

3. een nieuwe orde van dienst C (werktitel: Leusden 1999) vrij te geven voor gebruik in<br />

de eredienst;<br />

4. een orde van dienst op basis van de ordinariumteksten vrij te geven voor gebruik in<br />

de eredienst;<br />

5. de avondmaalsformulieren met variatiemogelijkheden vrij te geven ter toetsing in de<br />

kerken, met deze restrictie dat het klassieke avondmaalsformulier enkele keren per<br />

jaar gelezen dient te worden;<br />

6. het formulier voor de openbare geloofsbelijdenis vrij te geven ter toetsing in de kerken;<br />

7. teksten en melodieën voor vaste liturgische onderdelen vrij te geven voor gebruik in<br />

de eredienst;<br />

8. geen nieuwe tekst voor art. 65 KO vast te stellen. In plaats daarvan zullen de deputaten<br />

eredienst de kerken dienen met de conclusies uit hun rapport: hoe liturgische<br />

regels in de kerkelijke praktijk moeten fungeren;<br />

9. nieuw te benoemen deputaten eredienst op te dragen:<br />

1. een eenvoudig katern samen te stellen ten dienste van voorgangers en gemeente,<br />

waarin de volgende onderdelen zo worden opgenomen dat ze gemakkelijk<br />

kunnen worden gereproduceerd:<br />

1. hoofdstuk 2 uit Licht op liturgie, getiteld: Bijbel en liturgie;<br />

2. een korte samenvatting van het rapport van de deputaten op die onderdelen<br />

die betrekking hebben op de nieuwe orden van dienst;<br />

3. de orde van dienst Kampen 1975 met toelichting op onderdelen;<br />

4. een nieuwe orde van dienst C (werktitel: Leusden 1999) voor de morgenen<br />

middagdienst, met en zonder avondmaal, met toelichting;<br />

5. een orde van dienst op basis van de ordinariumgezangen, met toelichting;<br />

6. de bestaande en toe te voegen avondmaalsformulieren met de variatiemogelijkheden;<br />

7. het nieuwe formulier voor de openbare geloofsbelijdenis;<br />

8. teksten (en melodieën) voor vaste liturgische onderdelen;<br />

9. toelichting op het besluit inzake art. 65 KO;<br />

2. verder te werken aan de eventuele herziening van het doopformulier;<br />

3. met inachtneming van wat al gepubliceerd is in het kader van de bezinning op<br />

de huidige tijd en cultuur, verder te studeren en vervolgens voorstellen te doen<br />

voor diensten met een ander karakter: vespers, evangelisatie- en 'open-deur'-


Gronden:<br />

diensten, diensten via de media, etc.<br />

4. onderzoek te doen naar de zin van het gebruik van leesroosters in de eredienst.<br />

ad 1: het taalkleed van liturgische teksten luistert nauw. Daarom hebben deputaten de<br />

vastgestelde teksten van de schuldbelijdenis en de genadeverkondiging op enkele onderdelen<br />

gecorrigeerd;<br />

ad 2: een nieuwe brochure als Licht op liturgie is niet nodig. Wel is het belangrijk om (met<br />

name) voorgangers kort en bondig te informeren over de achtergronden van de besluiten;<br />

ad 3/4: de variatiemogelijkheid tussen de orden van dienst A (Middelburg 1933) en B<br />

(Kampen 1975) (al of niet met toevoegingen) biedt te weinig mogelijkheden, temeer omdat<br />

de orde van Middelburg kwalitatief niet aan de eisen voldoet en daarom beter niet meer<br />

gebruikt kan worden; met het in gebruik nemen van twee nieuwe orden van dienst kan de<br />

orde van Kampen weer zonder de toevoegingen van schuldbelijdenis en genadeverkondiging<br />

gebruikt worden. Zo ontstaan er drie orden, ieder met een eigen karakter. Eventueel<br />

kan de voorganger bij gebruikmaking van de orde van Kampen de elementen schuldbelijdenis<br />

en genadeverkondiging invoegen voor de lezing van de wet.<br />

ad 5: het klassieke avondmaalsformulier is weliswaar lang, maar van een dergelijke<br />

schoonheid dat het niet in onbruik mag raken. Wanneer de kerken op grond van de geschiedenis<br />

en de betekenis van het avondmaal verlangen naar een frequentere avondmaalsviering,<br />

ontvangen ze met de vrijgegeven formulieren voldoende mogelijkheden voor<br />

variatie. Ook voor een korte viering in de middagdienst bieden deze formulieren goede<br />

mogelijkheden;<br />

ad 7: voor een actief meeleven met de eredienst is het van belang, de gemeente zoveel<br />

mogelijk in te schakelen. Wat de voorganger namens de kerkgangers uitspreekt, kan via<br />

teksten en muziek weer in de mond van de gemeente worden gelegd;<br />

ad 8: een korte, kerkordelijke regel schiet tekort, als men denkt daarmee een sluitende<br />

formule te hebben voor alle situaties van de eredienst. De kerkorde bepaalt dat de kerken<br />

bij de inrichting van hun eredienst in de gereformeerde traditie begeren te staan. De kerken<br />

vullen dat in eigen verantwoordelijkheid in, met inachtneming van generaal-synodaal<br />

vrijgegeven orden;<br />

ad 9.1: een dergelijk katern kan zowel in druk als digitaal beschikbaar worden gesteld,<br />

waarbij kerken vrij zijn om voor hun leden kopieën te vervaardigen;<br />

ad 9.2-4: er is een aantal zaken niet afgerond, die toch de moeite van verder onderzoek<br />

waard zijn. Met het oog daarop krijgen deputaten een vervolgopdracht, waarbij nog niet<br />

onderzochte onderdelen van de bestaande liturgie de aandacht krijgen, naast nieuwe<br />

ontwikkelingen die zich voordoen. Het gebruik van leesroosters kan een goede zaak zijn,<br />

wanneer daardoor het verband tussen kerkelijke en huiselijke eredienst wordt bevorderd.<br />

Door het gebruik van leesroosters kan meer uniformiteit ontstaan in de leerdiensten.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!